-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3-

-ocr page 4- -ocr page 5- -ocr page 6- -ocr page 7-

'c-





T LE

DURF!

SCHRIJVER ONBEKEND

19 2 3

EERSTE SCENARIO VOOR DE HOLU FILM

B!BLIOTHiI'quot;:lt; Dquot;R RIJKSU.-^IVEPgt;:gt;iT£iTnbsp;UTRECHT.

-ocr page 8- -ocr page 9-

WAARDE LEZER,

Door gelukkig toeval kwam het bijna volledige manuscript van dit buitengewoon humoristische werk in mijn bezit. Nadatnbsp;ik het gelezen en genoten had, was ik ervan overtuigd, datnbsp;het geheel meer dan voldeed aan de bedoeling van dennbsp;schepper van dit oerkomische verhaal en dat het zelfs eennbsp;scenario geeft voor een echt Hollandsche klucht, zooals nognbsp;niet is vertoond, zelfs op 't gebied van de sprekende film.

Zonder aarzelen getroostte ik me dan ook de moeite en kosten, welke aan de uitgave van dit werk noodzakelijknbsp;verbonden waren en ik ben ervan overtuigd, dat U, evenalsnbsp;ik zelf, eenige uren van uitbundige pret zult meemaken bijnbsp;het lezen van dit levendige en grappige verhaal.

Het manuscript is geschreven in 1923, maar was niet meer geheel compleet. Hier en daar was een enkele bladzijdenbsp;verdwenen, welke ik echter naar mijn beste kunnen hebnbsp;aangevuld en doen sluiten. De proloog heb ik erbij latennbsp;drukken, zoover deze aanwezig was, zoodat die plotselingnbsp;eindigt bij het woordje „metquot;. Dat heb ik maar zoo gelaten,nbsp;daar ik mij niet bevoegd achtte, de persoonlijke meeningennbsp;van den schrijver met een vervolg van mij te completeeren.

Er was ook een epiloog, doch daar deze slechts beschouwingen bevatte over de film uit den tijd van 1923, heb ik die maar laten vervallen, aangezien zij met het eigenlijkenbsp;werk weinig te maken had.

Geniet van dit verhaal en vergeet daardoor voor eenigen tijd Uw dagelijksche zorgen. Zelfs bij nurks aangelegdenbsp;menschen moet dit wel het geval zijn door het lezen van:

„Vooruit, met lef en durflquot;

Met vriendelijke groeten, nbsp;nbsp;nbsp;K. K.

-ocr page 10- -ocr page 11-

PROLOOG.

AMSTERDAM, 3 Januari 1923.

HOOGGEACHTE LEZER,

Volgens mijn overtuiging zal het niet lang meer duren, of de een of andere Nederlandsche onderneming zal het initiatief nemen tot het vervaardigen of doen vervaardigen vannbsp;films, welke uitsluitend door Nederlandsche krachten geschapen zullen zijn, zoowel op artistiek als op technischnbsp;gebied. Dat dit nog geen werkelijkheid is, heeft meerderenbsp;oorzaken, welke ik al in eenige beschouwingen in enkelenbsp;groote dagbladen heb uiteengezet. In geen geval echternbsp;ontbreekt het Holland aan deskundigen, geld, initiatief ofnbsp;kunstenaars, die voor hun taak meer dan berekend zijn. Mijnnbsp;overtuiging is, dat de Nederlanders (de Chineezen vannbsp;Europa) oogenblikkelijk een groote activiteit ten toon zullennbsp;spreiden, wanneer zij de absolute zekerheid hebben, datnbsp;de voorafgaande groote kosten geen schijn van een gokjenbsp;in zich dragen, doch dat flinke rente of winst gegarandeerdnbsp;is. Het eenige, wat dat kön garandeeren, is: het product zelf,nbsp;dat slechts ddin geschapen worden mag, wanneer een diepgaande studie is voorafgegaan van den psychologischennbsp;aanleg en reacties der massa's, die de bioscopen bezoeken.nbsp;Vooral moet eerst worden nagegaan en bestudeerd, hoe dezenbsp;menschen reageeren op kluchten, geschiedkundige stukken,nbsp;tragedies, liefdesgeschiedenissen, fantastische films, dienbsp;buiten het menchelijk mogelijke gaan, enz.

Reeds meer dan drie jaren observeer ik, wat dat betreft, het publiek in Nederland en ik ben tot de conclusie, de rotsvaste overtuiging gekomen, dat er één bepaald soort filmnbsp;is, die hier in Holland absoluut enorm succes móét hebben,nbsp;dus financieel een groot succes zal zijn. Volgens mijn ervaringen moet deze film dan als volgt worden samengesteld.

-ocr page 12-

De kosten van aankleeding, decors, materiaal, kortom de exploitatiekosten, moeten voor de productie, de aflevering,nbsp;zoo laag mogelijk zijn, zonder dat de hoedanigheid van hetnbsp;product eronder leidt. Dit wordt gevonden door het scenarionbsp;zelf, de omgeving, waarin het weergegeven verhaal speelt,nbsp;enz. Dan moet er volgens mijn meening een hond meespelen,nbsp;een hond, die geen bijna ongeloofelijke staaltjes van verstandelijke ontwikkeling ten toon spreidt, maar een ruwe,nbsp;wilde klant, die onberekenbaar is in zijn onstuimige hondenmentaliteit. Het is frappant, hoe dolgraag het Hollandschenbsp;publiek - en niet alleen het Hollandsche - een grappigennbsp;hond op het doek ziet leven, vooral wanneer het 'n g e w o n enbsp;hond blijft, die geen dingen doet, die vervelend worden doornbsp;hun menschelijkheid. Het Hollandsche publiek is erg nuchternbsp;en schept meer behagen in absoluut mogelijke gebeurtenissen, die het dagelijksche leven beschimpen, dan in onmogelijke prestaties, die in dat leven nooit of te nimmer zullennbsp;voorkomen.

Voorts is er nog een punt van overwegend belang. Het Hollandsche publiek ziet graag zijn eigen omgeving, zijnnbsp;eigen land op het witte doek en vooral het water, schepen,nbsp;roeibooten en boven alles zeilschepen!

V/anneer men dus een film van Hollandsche afkomst maakt, mag men in géén geval het water vergeten, want doornbsp;alle eeuwen heen is Holland een waterland geweest,nbsp;aan het water zijn we opgegroeid, door het water is Hollandnbsp;groot geworden, zooals het nu nog is, en aan het waternbsp;hebben we onze koloniën te danken. Zelfs midden in Drente,nbsp;Assen, enz., ziet men graag water. Overal in Holland, zelfsnbsp;op de hoogere gebieden en vooral in de dichtst bevolktenbsp;provincies, is veel water en scheepvaart of hier en daar eennbsp;grooter of kleiner meer, waar de zeilsport of in het algemeennbsp;de watersport beoefend wordt. En nu is 't typische, frappantenbsp;zou ik haast zeggen: dolgraag, gierend van pret ziet hetnbsp;Hollandsche publiek, en elk zeevarend volk, diegene op hetnbsp;vrater ronddobberen, die van het varen absoluut geen verstand heeft. Ik heb het zelf geprobeerd, de proef op de somnbsp;genomen door met een twaalf voets jol ergens in een binnen-

8

-ocr page 13-

water allerstomst te gaan manoeuvreeren en stukken maken. Binnen een half uur stonden drommen menschen van den walnbsp;af bulkend van den lach me te beschimpen en raad te geven.nbsp;Dus vóór alles in de echt Hollandsche film een zeilschip,nbsp;bemand met lui, die nog nooit gezeild hebben, en daaropnbsp;een flinke, woeste hond.

Buiten deze ervaringen moet er dan nog het menschelijk humoristische van het leven zelf op het doek verschijnen, innbsp;samenwerking met hond en water. Daartoe leent zich mijnsnbsp;inziens verreweg het allerbeste het type van de twee goedmoedige vagebonden, die er door een wat al te ruim gewetennbsp;voor eenigen tijd financieel bovenop gekomen zijn, doch elkenbsp;hoogere geestelijke ontwikkeling missen. Als tegenspelernbsp;voor deze individuen is slechts, of liever in hoofdzaak, geschikt de pootige weduwe van een jaar of 45, van buitengewone dynamische vitaliteit en onwrikbaar gedecideerdnbsp;voorkomen, die graag hertrouwen wil, met iemand, die zichnbsp;financieel behoorlijk roeren kan het liefst, hoewel dat voornbsp;haar geen hoofdzaak is.

Dan krijgen we dus slechts vier hoofdrollen: de hond, de twee goedmoedige vagebonden en de weduwe. Toch moetnbsp;ervoor gezorgd worden, dat de bezetting van het doek nietnbsp;te kaal wordt, waarom er dan gezorgd is voor voldoendenbsp;figuranten, die allen min of meer in 't verloop van de gebeurtenissen ingrijpen.

Volgens deze, op diepe en langdurige waarneming berustende, ervaring heb ik het scenario, getiteld „Vooruit, met lef en durflquot; samengesteld, dat voldoet aan alle denkbarenbsp;eischen, welke aan een Hollandsche film kunnen wordennbsp;gesteld en dat zelfs niet alléén op het Hollandsche publieknbsp;berekend is. Met....

-ocr page 14- -ocr page 15-

VOORUIT. MET LEF EN DURF 1 I.

Al meer dan een half uur lang was het hoorbaar stil ten huize van Dik Hamersteen en Kees Hoefnagel. Zij lagen luinbsp;achterover in fauteuils in den „salonquot; van hun vrijgezellenwoning. welke zij „schoonquot; hielden zonder hulp van eenignbsp;vrouwelijk wezen, hetgeen aan hun omgeving dan ooknbsp;duidelijk viel te constateeren.

Kees Hoefnagel lag bij het raam en gluurde met één oog door een monumentalen spiegel boven den haard naar zijnnbsp;kameraad en lotgenoot sinds vele jaren. Geïnteresseerdnbsp;volgde hij de weerspiegelingen van vele gedachten op hetnbsp;vleezige, oolijke en goedmoedige gezicht van Dik Hamersteen. Aan hem liet Kees Hoefnagel altijd graag de oplossingnbsp;van lastige problemen over en samen voerden zij ze uit,nbsp;onder leiding van zijn corpulenten vriend. Deze had al veelnbsp;moeilijke levenskwesties opgelost en speciaal van het soort,nbsp;waar hij ook nu weer over peinsde, namelijk: het aanvullennbsp;van de gemeenschappelijke schatkist, waarvan de bodem opnbsp;dit oogenblik op verscheidene plaatsen zichtbaar werd.

De laatste drie jaren hadden ze samen geleefd van een buitenkansje. Dat zat zóó. Toen beiden na een verblijf vannbsp;één jaar in Veenhuizen naar Amsterdam getrokken waren,nbsp;om van hun uitgaanskas te gaan genieten, slenterden ze opnbsp;een donkeren avond in November over het Thorbeckepleinnbsp;in de richting van de Reguliersgracht op het linker trottoir.nbsp;Een eindje voor hen uit werd een aangeschoten heertje uitnbsp;een „restaurantquot; geloodst door een monumentalen en schitterenden portier, die hem onder den arm steunde. De heernbsp;rukte zich wild los en de portier keerde met een houdingnbsp;van: „Barst dan maarquot; op zijn post terug. De halfdronkennbsp;meneer droeg over z'n arm een jas, welke voor het grootstenbsp;gedeelte over den grond sleepte. Plotseling zag Dik Hamer-

n

-ocr page 16-

Steen iets zwarts achterblijven op het trottoir, terwijl de heer lachend en vloekend verder zwaaide. Snel raapte Dik hetnbsp;op en stak het in z'n kiel op z'n bloote lijf. Niemand had hetnbsp;gezien. De portier was achter een groen gordijn bij de entréenbsp;verdwenen en in de wazige verte stonden onduidelijk eennbsp;paar chauffeurs bij twee auto's op den hoek van het Rem-brandtplein. Op hun dooie gemak kuierden de gezworennbsp;kameraden naar een soort logement op de Brouwersgrachtnbsp;en onderweg vroeg Kees Hoefnagel nergens naar. De heernbsp;had niets gemerkt en was zingend in de nevels over een vannbsp;de hooge bruggen naar de Reguliersgracht verdwenen.

Op hun apartement aangekomen, schoven Dik en Kees een stoel en een kist bij elkaar en, na een dekentje voor de slechtnbsp;sluitende deur te hebben gehangen, onderzochten ze hunnbsp;vondst. Wie beschrijft hun verbazing, hun vreugde en hunnbsp;gevoel van verlossing en rijkdom, toen, zuiver uitgeteld,nbsp;f 6089.— zoo maar bij toeval in hun handen was terechtgekomen.

Ja, ik - en natuurlijk ook U, waarde lezer - zou zonder eenige aarzeling naar het politiebureau zijn gewandeld ennbsp;daar de vondst hebben gedeponeerd, maar aan de opvoedingnbsp;van Kees en Dik had ietwat gemankeerd en hun levensomstandigheden waren altijd van dien aard geweest, dat zijnbsp;niet stimuleerend werkten op hun gevoel voor „mijn en dijnquot;.nbsp;Zij waren altijd doortrapte en geraffineerde vagebondennbsp;geweest en voelden alleen een groote vreugde over dit „meevallertjequot;. Het idee om de vondst aan te geven, kwam nietnbsp;eens bij hen op. Zij bleven nog twee weken in het logement,nbsp;om geen achterdocht te wekken, en vertrokken toen zondernbsp;adres achter te laten.

Met de voor voetgangers kostelooze pont togen zij naar den overkant van het Y en huurden in de buurt van denbsp;Meeuwenlaan een klein, maar vrij huisje, dat ze, volgensnbsp;hun meening, luxueus meubileerden.

Sindsdien hadden ze daar gewoond en geleefd als nette renteniertjes. Dik Hamersteen had zich zelfs zijn tijd herinnerd, dat hij huisknecht was geweest bij een kleine, gedistingeerde familie in Utrecht, en zoo langzamerhand was

12

-ocr page 17-

het hem bijna gelukt zich in woord en gebaar de manieren van een „grand seigneurquot; eigen te maken, een voorbeeld,nbsp;dat met prijzenswaardigen ijver, doch zeer weinig succes,nbsp;door Kees werd nagevolgd. In alles erkende Kees dan ooknbsp;Dik's superioriteit en wachtte meestal af, wat deze uitdachtnbsp;of besliste, wanneer dat noodig was.

En nu was de tijd gekomen, dat het meer dan noodzakelijk werd om tot een of ander besluit te komen, want er moestnbsp;weer wat geld gemaakt worden. Kees had al voorgesteld,nbsp;om weer eens over het Thorbeckeplein te kuieren. Wat eensnbsp;gebeurde, kon meer gebeuren; maar Dik had voor dit ideenbsp;slechts een gebaar van hautaine minachting over gehad. Hetnbsp;'was een moeilijk vraagstuk en dezen middag voelde Dik zichnbsp;nogal goed gedisponeerd, zoodat hij, zware wolken zuigendnbsp;uit z'n sigaar, over de een of andere oplossing bleef liggennbsp;nadenken. Nadat Kees op Dik's aanwijzingen den meest nood-zakelijken huiselijken arbeid had verricht, was hij bij hetnbsp;raam gaan liggen en hielp Dik met peinzen.

Ze hadden ongeveer een uur of twee zoo doorgebracht, toen aan den overkant van de straat een dame voorbijnbsp;wandelde, die tersluiks naar binnen keek. Kees zag haar,nbsp;neigde een weinig met het bovenlichaam en knikte tegelijkertijd wat met het hoofd, alles volgens voorschrift van Dik. Denbsp;dame glimlachte vriendelijk, neeg en vervolgde haar wandeling, waarbij ze zoo nu en dan weer eens omkeek.

Dik had haar niet gezien, want hij peinsde met gesloten oogen en een licht gesnork bewees, dat hij wat al te diepnbsp;ging afdalen in het land der gedachten en verbeelding. Zoonbsp;ging nog een kwartier voorbij. Plotseling vloog Kees overeindnbsp;met groote oogen en een gezicht als van Archimedes, toennbsp;die zijn belangrijke vondst had gedaan. „Verdullemel Dikiquot;nbsp;schreeuwde Kees, „nou heb ik is een keer een reuze ideelquot;nbsp;Hij sloeg Dik hard op zijn schouder. Hiervan werd hij pasnbsp;wakker met een schok en zijn sigaar viel van z'n vest opnbsp;den vloer.

„Wat hebbie? Doe niet zoo ongemanierd, zwerreveriquot; knorde Dik ongemakkelijk, terwijl hij rechtop ging zitten.

„'k Heb een idee. Dik, een reuze ideelquot;

13

-ocr page 18-

Dik maakte een afwerend gebaar.

„Nee, luister nou is naar meiquot; juichte Kees.

„Wou je nou soms door de Nes gaan kuieren voor een buitenkansje?quot; bromde z'n vriend.

„Nee, daar verwacht ik ook niet veel meer van,quot; vond Kees, „maar laat me m'n plan eens omschrijven.quot;

„Kom er dan maar eens mee op de proppen.quot;

„Kijk,quot; begon Kees, „toen jij over ons geval lag na te denken, kwam de weduwe Bolgras voorbij en dat menschnbsp;bracht me op een idee. 't Is heel makkelijk voor jou. Dik;nbsp;want je hebt toch zeker wel opgemerkt, dat je reuze sjansnbsp;bij haar hebt. Ze denkt wis en drie, dat wij een paar renteniersnbsp;zijn, die aardig in de duite zilte en zelf is ze rijk. En voornbsp;mijn idee is alleen maar wat lef en durf noodiglquot;

„Ja, alles goed en wel, maar wat is dan eigenlijk jouw idee? Zeg op dan.quot; En met een geste van „'t zal wel watnbsp;moois wezenquot;, liet Dik zich weer achterover vallen.

„Wel, met een beetje lef en durf van jouw kant kan het gemakkelijk lukken de weduwe Bolgras smoor op jou tenbsp;maken en de overtuiging te geven, dat we er warmpjesnbsp;Inzitten.quot;

„Nou,quot; was 't antwoord, „en wat koope we daar dan voor?quot;

„Wacht maar, hou je gemak. Als we dan zoover zijn, dan trouw je met er en we zijn uit den brandiquot;

Dirk Hamersteen was met een ruk rechtop gaan zitten en z'n mond stond wijd open van schrik en verbazing. Zijn vettenbsp;handen klemden zich om de leuning van de fauteuil en perplex bleef hij eenige seconden Kees Hoefnagel aanstaren.

„Nou, wat zeg je daarvan?quot; vroeg Kees, toen hij maar geen antwoord kreeg.

„Wat ik daarvan zeg, kaffer? Weet jij, wat voor een hoop lef en nog meer durf er noodig is om een weduwe te trouwen?nbsp;En dan voor mij, die heelemaal geen onsje vrouwevleeschnbsp;aan me lijf hebl Weet ik, hoe zoo'n frommes moet wordennbsp;aangepakt en waaraan haar eerste man gestorven is? Eennbsp;beetje lef en durfl Kerel, je weet niet, wat je zegtlquot;

Dik liet zich weer echterover vallen en loosde een zwaren zucht, terwijl er een angstige uitdrukking in z'n oogen ver-

14

-ocr page 19-

schenen was bij 't idee, getrouwd te zijn met zoo'n pootige weduwe als Mevrouw Bolgrasi

„Nou, Dirk,quot; begon Kees weer, „je moet het niet zoo zwaar inzien! Lukken doet het zeker, als je wil. Aanpakken hoefnbsp;je ze nou toch nog niet. Bewaar die handtastelijkheden nounbsp;maar voor als je eenmaal met haar in 't schuitje zit. Bovendien, je hoeft toch niet met haar op één kamer te gaan maffen.nbsp;Je houdt er dan een eigen boudoir op na. Ze is er rijknbsp;genoeg voorlquot;

„Leg niet te kaalgezichten, idioot,quot; antwoordde Dik, terwijl hij zenuwachtig aan zijn sigaar zoog. „Je praat goddorie,nbsp;alsof ik al met haar getrouwd ben. Godbeware me, wat eennbsp;idee. Haar eerste man kan ze wel doodgetreiterd hebben.nbsp;En hoe dacht jij dan, dat we dat moesten aanpakken? Ennbsp;dan heeft ze nog een dochter van bijna 24 jaar en een zoontjenbsp;van 13, terwijl haar eigen moeder ook nog bij haar inwoontlquot;nbsp;„Kijk, dat had ik me zoo gedacht. Wij ontmoeten haar dikwijls, als we langs het Y wandelen. Zóó dikwijls, dat hetnbsp;er duidelijk op ligt, dat het van haar kant lang niet altijdnbsp;toeval is — en de manier, waarop ze jou dan altijd toekniktnbsp;en lacht, is voor elke sjentelman met een beetje vrouwebegripnbsp;een uitnoodiging. Als we haar nu weer zien, nemen we opnbsp;de manier van de groote wereld onze hoed af, maken eennbsp;praatje en stellen ons voor. Dat gaat zóó, dat heb je menbsp;zelf geleerd. En van 't één komt het ander.quot;

„Ja zeker, van 't één komt het anderlquot; was het antwoord. „En ik luis er lekker in. Bovendien, als ik trouw met datnbsp;vehikel, wat wou jij dan?quot;

„Wel, dan zet je wat geld op mij vast en ik kom bij de familie inwonen. Dan heb je gelijk wat aanspraaklquot; opperdenbsp;Kees.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_

„Hm, hm, dat is nog zoo gek niet,quot; vond Dirk. Hij stond op, vouwde z'n handen op z'n rug en begon de kamer op ennbsp;neer te wandelen, een zeker teeken, dat hij aan 't idee begonnbsp;te wennen en den onmisbaren ondernemingsgeest bij zichnbsp;voelde ontwaken. Kees was in den fauteuil van Dirk gaannbsp;zitten en volgde gespannen de corpulente figuur van zijnnbsp;vriend op de wandeling heen en weer. Na een minuut of drie

15

-ocr page 20-

bleef Dirk voor Kees staan, nam de sigaar uit zijn mondhoek en vroeg met een peinzend gezicht:

„Zoo, dus jij dacht, dat ik sjans had bij de weduwe Bolgras? 'k Moet toegeven, dat jij altijd wel verstand van vrouwennbsp;hebt gehad en ik nooit het minste of geringste. En hoe wildenbsp;jij haar de overtuiging bijbrengen, dat we er warmpjes inzitten?quot;

„Wel, dat doen we zoo. Wanneer we persoonlijk kennis hebben gemaakt met weduwe Bolgras, dan noodigen we haarnbsp;eens tot een wandeling langs het Y uit en gaan ergens zittennbsp;in een restaurant, dat op 't water ziet. Dan heb je altijd ietsnbsp;van wat je ziet om over te praten. Je houdt je smoel natuurlijknbsp;over Veenhuizen en zoo. We praten wat over de schepen,nbsp;het mooie weer en eh, o, wacht eens evenl Daar krijg iknbsp;weer een goed ideel We zeggen, dat we ook een groot jachtnbsp;bezitten, maar dat het in Den Helder ligt; en dan noodigennbsp;we haar uit om eens met ons te gaan zeilen. Ken je zeilen?quot;

„Natuurlijk wel. Dddrvoor heb ik lef en durf genoeg. Maar of er met haar land te bezeilen is, moeten we afwachtenlquot;

„Nee, ik bedoel: hèb je wel eens gezeild, weet je er wat van?quot; vroeg Kees verder.

„Natuurlijk, kerel. Dat is doodeenvoudig. Niet, dat ik het zelf wel eens heb gedaan, maar ik heb het zoo vaak gezien.nbsp;En bovendien ben ik vroeger wel eens met de boot vannbsp;Rotterdam naar Nijmegen gevaren.quot;

„Een zeilboot?quot; vroeg Kees.

„Nee, kaffer, een stoomboot; maar we kwamen een hoop zeilschepen tegen en je kon zóó zien, dat zeilen niet moeilijknbsp;was. Je moet weten, hoe je de zeilen ophaalt en neerlaat.nbsp;Je gaat aan 't roer staan en draait de zeilen zoo, dat de windnbsp;er in komt en je gaat vooruit. En als je de andere kant opnbsp;wilt gaan, gooi je het roer om.quot;

„Zoo, dus dat is niet moeilijk. Ik weet er geen klap van, maar dan ben jij de kapitein. We huren dan voor een paarnbsp;dagen zoo'n zeilschip met een bolle voor- en achterkant ennbsp;van die platte stukken hout opzij. Hoe noemen ze ook alweernbsp;zoo'n schip?quot;

„'k Geloof een tjalk of boeier,quot; peinsde Dirk. „Klipper kan

16

-ocr page 21-

ook wel. Dat zijn die schepen, waar je zoo gezellig van voor naar achter overheen kan wandelenlquot;

„Ja, dat bedoel ik,quot; zei Kees. „We zeggen dan, dat dat schip van ons is en dat we altijd op 't water geleefd hebben.nbsp;Jij bent een rustend zeekapitein en ik ben stuurman geweest.quot;

„Hm, dat is een goed idee,quot; vond Dirk. „Dat is allemaal wel een kolfje naar mijn hand. Hm, hm. Weet je, wat jij nounbsp;doet. Kees? Jij gaat vast een woordenboek koopen op zeil-gebied en ik ga er vandaag eens op uit om te zien, waarnbsp;ik zoo'n zeilschip voor een weekje huren kan. Dat woordenboek hebben we noodig, omdat we den indruk moeten vestigen, dat we echte zeerobben zijn. De namen en woordennbsp;studeeren we dan goed in en tegen die weduwe slaan wenbsp;drin echte, maar toch nette zeemanstaal uit. Achteraf lijktnbsp;me jouw idee niet kwaad.quot;

Kees zuchtte, want hij voelde, dat hij 't pleit gewonnen had en dat nu de leiding overgenomen was door Dirk Hamersteen,nbsp;die voldoende lef en durf bezat, om de zaak tot een goednbsp;einde te brengen. Visioenen van een onafgebroken onbezorgdnbsp;bestaan, van altijd lekker eten en drinken, doemden in zijnnbsp;verbeelding op en vol ijver schoot hij in zijn jas om een boekwinkel op te scharrelen, waar hij het door Dirk bedoeldenbsp;woordenboek koopen kon.

Toen hij na anderhalf uur bek-af terugkwam, was Dirk niet thuis. Het werd 's avonds 9 uur, voor zijn vriend weer verscheen met een groeten papieren zak onder zijn arm en eennbsp;soort jachthond aan een touw. Het woeste dier scheen innbsp;Kees oogenblikkelijk nog den zwerver te ruiken, rukte zichnbsp;los van Dirk en beet zich grommend vast in de jas van Kees,nbsp;die zich krijschend van schrik tegen het ondier verdedigdenbsp;met een karaf water, die hij op z'n kop aan scherven sloeg.

Dirk had den papieren zak laten vallen en sleurde met veel moeite den hond naar den knop van de deur, waarnbsp;hij hem vastbond. Het beest ging warempel rustig liggen ennbsp;begon triomfantelijk op een lap uit Kees' jas te knauwen.

Hijgend van schrik snauwde Kees tot Dirk:

„Hoe kom jij aan die dolle ellendeling, sufferti Wat mot je met dat kreng?quot;

17

-ocr page 22-

„Dat is onze scheepshond, jo,quot; antwoordde Dirk, terwijl hij den papieren zak omkeerde. Twee zwarte zeilpetten metnbsp;glimmende kleppen en een gouden versiersel voorop, plusnbsp;een stormband, vielen op tafel.

„Scheepshond,quot; zuchtte Kees. „Had je dan niet met een dwergpinchertje kunnen volstaan? Dat loeder heeft meer vannbsp;een leeuv^. Hoe krijg je die tam? Als ik een poot verzet,nbsp;vliegt-ie me naar de keel. Stel je voor, dat zoo'n verdommeling vrij op een schip rondloopt! Ongelukke maken!quot;

„O, hij zal heusch wel aan jou wennen en jij aan hem. Aan mij is hij al gewend, kijk maar!quot;

Dirk knielde bij den hond (die een soort staande jachthond was op hooge pooten) neer en werkelijk, het beest kwispeldenbsp;vriendelijk en snuffelde belangstellend aan de etensvlekkennbsp;op het vest van Dirk.

„Zie je wel, dat het een goed dier is?quot; vond Dirk. „'t Zal best gaan.quot;

„Hoe heet hij en hoe kom je eraan?quot; vroeg Kees.

„Hoe ie heet, weet ik niet; maar we zullen hem Hector noemen, 'k Heb hem van de hondehandelaar op de Roze-gracht en die heeft hem uit Mijdrecht gehaald. De menschennbsp;daar konden hem niet langer houden, omdat het een jachthond is. Hij beet de schapen in de buurt dood. Maar hiernbsp;en aan boord zijn geen schapen.quot;

„Hij zag mij dan zeker voor een schapeboutje aan, hè? Maar als-tie 't me weer lapt. Dik, sla ik hem kleureblind, daarnbsp;kan je donder op zeggen.quot;

„Wacht maar af, 't zal best gaan,quot; vond Dirk. „Wat zeg je hiervan?quot; en hij gaf Kees een van de petten, terwijl hij naarnbsp;den spiegel stapte met de andere op zijn hoofd. „Ik heb zelfnbsp;de mooiste maar genomen. Kees, want ik moet kaptein zijn;nbsp;maar de jouwe is ook keurig.quot;

Ze stonden naast elkaar. De pet van Dirk hield zich nog net in evenwicht boven op zijn hoofd en hij zag er aller-koddigst uit. Kees' pet daarentegen zat wat te diep, maarnbsp;nog net niet al te belachelijk. Voor zichzelf vonden ze hetnbsp;keurig.

„Zie je, die petten moeten we wel hebben, want een bolhoed

18

-ocr page 23-

aan boord, dat staat gewoonweg idioot. We zijn nu ingespannen. 't Is me gelukt een groote boeier te huren voor nu over drie dagen en een heele week lang voor f 50.—. Zenbsp;engen hem voor ons tot voor de Oranjesluizen en dannbsp;gaan we er mee verder. Bij de sluis nemen we dan denbsp;weduwe op en dan zal ze wel een reuze sjieke indruk vannbsp;ons krijgen. Dan ga jij aan het roer. Kees, en doet maarnbsp;precies wat ik zeg; dan hou ik genoeg tijd over om met mijnnbsp;aanstaande te keuvelen en over het schip te wandelen. Laat

nou eerst je scheepswoordenboek eens zien.quot;

Samen bekeken ze het exemplaar en bladerden het door.

»,Hm, hm. Kluisgaten, spuigaten, kruiser, buizen, bakzeil alen, kielzog, reeling, praaien, peilen, handspaak, helmstok,

5^ag... hm, hm, allemaal latijn voor mij,quot; bromde Kees —

..loeven, bij de wind varen, loggen, hm, hm.quot;

'.Ja, hoor is, dat weet ik óók allemaal nog niet, maar de ®igenaar heeft me laten zien, hoe je de zeilen ophaalt ennbsp;ireerlaat, en dan weet ik al genoeg. Die woorden hebbennbsp;voor ons alleen maar ten doel, om zoo losweg er tusschen-door te gooien, snap je. Een zeeman bijvoorbeeld zegt nooit:

jk uit je oogen, maar: Hou je kluisgaten openl Dat heb je toch ook wel eens gehoord? Een zeeman zegt altijd: Nou, 'knbsp;ga naar kooi, en dan bedoelt hij, dat hij slapen gaat. Snappie?nbsp;n op een dergelijke manier moeten we nu ons gesprek met

de weduwe voeren.quot;

2e bleven een uurtje met het boek bezig en Dirk schreef alle woorden op, die volgens hem nogal makkelijk te ont-ouden waren. Hector hield zich lofwaardig rustig, zoodotnbsp;zijn bestaan een oogenblik vergeten waren, totdat Keesnbsp;Dirk s „verzoekquot; opstond om wat brood en worst uit denbsp;®uken te halen. Hij had een stap naar de deur gedaan, toennbsp;13 verschrikt achteruit deinsde op een diep gegrom uit den

hoek.

quot;Leg eerst die schapenmoordenaar ergens anders neer,

Dirk. Zoo kan ik er niet langs.quot;

quot;Ja, wacht even,quot; was het antwoord. Haastig schreef Dirk

^ag een paar zeemanswoorden op en stapte koelbloedig

innen het bereik van het duchtige gebit van Hector.

19

-ocr page 24-

„Je bent ook veel te bang, kerel,quot; wees Dirk Kees terecht. „Zoodra dit soort dat in de gaten krijgt, hebben ze er lol innbsp;en heb je nooit rust. Je bent altijd als de dood geweest voornbsp;honden. Zoo vaak we op onze tochten in het hooi geslapennbsp;hebben, was je pas gerust, wanneer we boven op de schelfnbsp;waren.quot;

Kordaat nam Dirk het touw van Hector in de hand, terwijl Kees op het kozijn klom, bang, dat de nieuwe huisgenootnbsp;zou losbreken, om nader kennis te komen maken.

„Breng je ook wat worst mee voor Heckie, Kees, en een bakje water erbij. Dat moet jij hem dan geven, want je weet,nbsp;'t is bij mensch en dier hetzelfde, de weg naar het hart gaatnbsp;door de maagl Jullie hebben nog drie dagen om aan elkaarnbsp;te wennen. Da's meer dan voldoende.quot;

Kees ging en kwam even later terug. Eerst keek hij voorzichtig door een kier van de deur en was gerust, toen hij zag, dat Heckie veilig vast lag aan een deur van den haard.

Pratend over het plan met de weduwe, aten zij hun brood en worst. Kees had z'n fauteuil net even buiten bereik vannbsp;den hond geschoven en wierp hem zoo nu en dan een stukjenbsp;worst toe. Den eersten keer beet Hector alleen naar z'n hand,nbsp;maar toen hij het eerste stukje had geproefd, concentreerdenbsp;hij z'n aandacht op Kees, vooral toen hij heel gauw in denbsp;gaten had, dat van den dikken baas geen lekkere hapjes tenbsp;verwachten waren.

't Was zoo onder de bedrijven door bij twaalven geworden en 't werd tijd om te gaan slapen.

„Laat je Heckie nog even uit of zal ik het doen. Kees?quot; vroeg Dirk.

„Ben jij belazerd,quot; was het antwoord. „Dach-ie, dat ik nou al zin heb om half in 't lijkehuisje en half in die schapenmoordenaar terecht te komen? Later misschien, maar nounbsp;vast nog niet.quot;

„Nou, goed dan,quot; vond Dirk. „Dan zal ik dat de eerste dagen nog doen. 'k Zal hem voor vannacht in de keukennbsp;opsluiten. Morgen zullen we v/el weer verder zien. Komnbsp;mee, Heckielquot;

Hij maakte het beest los van den haard en Kees klom

20

-ocr page 25-

bliksemsnel weer op het kozijn. Hij kwam er pas weer ai, toen hij de buitendeur in 't slot hoorde vallen en wilde nognbsp;even wat eten in den gemakkelijken fauteuil, toen plotselingnbsp;z'n bloed in z'n aderen stolde door een hevig gegil en gegromnbsp;vlakbij in de straat. Hij stikte bijkans in een te grooten hap,nbsp;in z'n haast om bij de deur ta komen, teneinde te zien, watnbsp;er op straat gebeurde. Hij rukte de deur open en zag ondernbsp;een lantaarn Dirk languit op den grond liggen, terwijl Heckienbsp;een groote zwarte kat vervolgde en telkens knauwde. Eénnbsp;eind van het touw zat om den pols van Dirk, die voortdurendnbsp;wilde opstaan, maar weer omvergetrokken werd door Hector,nbsp;in z'n pogen de kat nogmaals een knauw te geven. Vlaknbsp;tegenover hen stond een juffrouw met de armen omhoog tenbsp;gillen in angst voor haar poes, die vertwijfelde pogingen innbsp;'t werk stelde de veilige open deur van haar tehuis te bereiken, doch zich voortdurend den pas zag afgesneden door

de vervaarlijke kaken van Heckie.

Eindelijk lukte het Dirk weer op de been te komen en hij sleurde den hond weg van de kat. Van alle kanten warennbsp;menschen, soms zeer onvoldoende gekleed, naar buiten gekomen en, begaan met de poes en de juffrouw, schreeuwdennbsp;ze Dik allerlei vuile taal naar het hoofd. Deze had het echternbsp;veel te druk met Heckie en verdween vliegensvlug, voort-getrokken door zijn scheepshond, om een hoek van de straat.

#,Hè-hè, is dat schrikkenlquot; zuchtte Kees en zocht z n fauteuil weer op. „Dat kreng bezorgt me nog een hartverlamming,nbsp;vóórdat Dirk getrouwd is. Ddt zou me een strop zijnlquot;

Na een kwartiertje kwam Dirk weer terug. Zijn komst werd aangekondigd door een zwaar gehijg en een paar gesmoordenbsp;vloeken. Toen 'n hevig gestommel in de gang en een koperennbsp;paraplubak, die met helsch geraas ondersteboven ging. Keesnbsp;vloog weer op het kozijn, maar even later sloeg de keukendeur dicht met een slag en daarop kwam Dirk weer de kamernbsp;in, aan één kant heelemaal onder het straatvuil, maar toch

niet een genoegelijk gezicht.

„En, heb-tie wat gedaan. Dirk?quot; vroeg Kees, terwijl hij van het kozijn afklom.

»,Nou, en oil J6, wees maar blij, dat je 't niet op hoef te

21

-ocr page 26-

ruimen. Waar die hond het vandaan haalt, mag Joost weten. Honger heeft hij wis en drie nog niet gehad en dorst nognbsp;veel minder. En d'r zit leven in dat beessie, jol Hij kan geennbsp;kat of hond zien, of hij vliegt erop af. Een echte jachthond,nbsp;man; daar zijn we vast niet aan bekocht. Als we hem goednbsp;africhten, dan kan hij aardig wat voor ons verdienen metnbsp;dakhazen vangen voor de restaurants in de Chineezenbuurtlnbsp;'k Heb vijftien pop voor hem neergeteld, maar hij is 't dubbelenbsp;waard, hooriquot;

„Heb je hem goed opgesloten. Dirk? Dan gaan we nou maar slapen, vin-je ook niet?quot;

„O, hij is veilig in de keuken. En we gaan niet slapen, maar „we gaan naar kooiquot;. Denk erom, maat, nou vast aanwennennbsp;om scheepstaal te gebruiken. Kom mee, dan gaan we naarnbsp;kooi in de slaaphut.quot;

Ze draaiden het licht uit. Aan het eind van het gangetje hoorden ze gesnuif door een reet in de keukendeur. Heckienbsp;drukte z'n snuit er tegen en gromde zacht.

„'t Lijkt wel, of we een heele troep wolven gevangen hebben, kappielquot; grijnsde Kees. „'k Doe de deur van denbsp;slaapkajuit dicht, want je kan nooit weten, wat dat duivelskind vannacht in z'n kop krijgt. Maf ze.quot;

Een half uurtje later was alles stil in het huisje van de twee vagebonden. Alleen uit de keuken klonken soms rarenbsp;geluiden, gesnuif, gesmak en gegrom.

22

-ocr page 27-

II.

Kees werd het eerst wakker. Na een kwartiertje lukte het hem Dirk uit het land der droomen tot de werkelijkheid terugnbsp;te brengen, 't Was half zeven en de zon stond al vrij hoognbsp;aan den hemel, 't Beloofde voor midden April een mooie ennbsp;tamelijk warme voorjaarsdag te worden.

'.Er uit, kappielquot; juichte Kees. „De morgenstond heeft goud .IQ den mondl En vandaag gaan we de weduwe vangen, óóknbsp;®®t goud in d'r mond.quot;

quot;Hm, dan heb ze zeker een valsch gebit, hè?quot; bromde Dirk wilde op zijn andere zij gaan liggen. Kees liet hem echternbsp;^i6t met rust en kreeg hem al gauw zoover, dat hij op dennbsp;rand van z'n bed ging zitten. Dirk wreef den slaap uit zijnnbsp;°ogen en knipperde tegen het overvloedige zonlicht, dat gulnbsp;rraar binnen stroomde door het dakvenster. Hij duwde hetnbsp;raampje open en keek naar beneden in de tuintjes van hetnbsp;blok huizen, waartoe het hunne behoorde.

quot;Kom nou voor die patrijspoort vandaan, kappie, want als de Weduwe je zoo zien zou, heb je geen kans meerlquot; waarschuwde Kees, terwijl hij proestend zijn hoofd uit een komnbsp;“r®t water terugtrok.

Eirk kwam van het venster vandaan en deed schoon water rn de kom.

quot;Weet je, hoe we onze dag nu zullen indeelen. Kees? Ik

eb een goed schema in m'n hoofd. Eerst gaan we ontbijten.

rrn naar de kapper om te scheren en te knippen. Dan kijken ¦'''re onze pakken eens na en jij ...quot;

Een langgerekt gehuil van beneden deed Dirk verschrikt zwijgen.

quot;O, da's waar ook. Dat is Heckie natuurlijk,quot; verklaarde

©es, geheel onnoodig.

quot;Stil. Heckiel Liggenlquot; riep hij langs de trap naar beneden.

23

-ocr page 28-

Als antwoord kwam een woedend geblaf van achter de keukendeur.

„Hij is nog niet tam, kappie. Zoo lang hij niet vast ligt, ga ik niet naar beneden, als je dat maar begrijpt.quot;

„Wacht maar, 'k zal hem wel even op z'n nummer zetten,quot; en met z'n bloote beenen, in hemd en onderbroek daaldenbsp;Dirk onversaagd de trap af. Moedig opende hij de keukendeur en aanschouwde onmiddellijk daarop een ravage alsnbsp;na een wervelstorm. Heckie lag temidden van verscheurdenbsp;oude kranten, gekookte aardappelen, brood, scherven vannbsp;kopjes, bordjes, enz. kwispelend op de mat voor de kleinenbsp;keukenkast. Het één-pits gascomfoortje hing halverwege dennbsp;vloer aan de gasslang en de eenige stoel lag ondersteboven.

„Wel allemachtigl Ben jij een hond of een varken, smeer-laplquot; schold Dirk en gaf met z'n blooten voet Heckie een schop, welke Dirk meer pijn veroorzaakte dan Hector, wantnbsp;een kromme scherf van een kopje nestelde zich vast tusschennbsp;zijn teenen.

„Sodemieter!quot; krijschte hij, „getvergeme, oh, ohlquot; Van pijn hinkte hij rond, trapte met zijn anderen voet op een paarnbsp;andere scherven, gelukkig zonder bloedige gevolgen ennbsp;strompelde de deur uit en de trap op, om bij Kees deskundigenbsp;hulp voor z'n verwonding te zoeken. In z'n pijn en schriknbsp;liet hij de keukendeur open. Kermend ging hij de trap opnbsp;en vond Kees al haast geheel gekleed bezig met z'n das ennbsp;boordje voor den spiegel.

„Wat ga je te keer, kappie! Heb je averij opgeloopen?quot; balkte Kees, toen hij Dirk zag binnen strompelen.

„Hou je smoel en kijk is naar me poot!quot; jankte Dirk, terwijl hij zich op bed liet vallen en hij stak zijn voet vooruit, waarinnbsp;bij den grooten teen een scherf van een paar centimeternbsp;vroolijk in het zonlicht schitterde.

„Verdijt, sta nou niet te lummele en help me effe. Haal die flesch carbolwater van benee en wasch het een beetje uit.nbsp;Schiet op asjeblieft! Ah, oh, getvergeme!quot;

Met een ruk en een krijschenden schreeuw van Dirk verwijderde Kees de scherf en zette de waschkom bij den gewonden voet neer. De wond zelf viel mee en bloedde weinig.

24

-ocr page 29-

„Nou, maak je daar nou zoo'n spektakel overquot;? t Is maar een klein lekkie, kappielquot; treiterde Kees. „Wacht, ik zal ernbsp;wat Water ovei gooien.quot;

Hij nam de waschkom en zette Dirks voet op een handdoek, die eens schoon geweest was. Vlak daarop viel de kom uitnbsp;zijn handen op Dirks voet en Kees greep gezwind een stoel.nbsp;De groote kop van Heckie was in de deur verschenen ennbsp;een oogenblik later stond het geheele groote lichaam vannbsp;den scheepshond kwispelend op de mat voor de deur.

Kreunend had Dirk zich op bed laten vallen, maar kwam gauw weer overeind, toen alles stil bleef en geen commentaar op zijn houding van Kees vernomen werd.

Heckie kwam kwispelend heelemaal binnen en maakte in het geheel geen aanstalten om zich op Kees te werpen.nbsp;kiek als 't ware geïnteresseerd deze nieuwe omgeving rondnbsp;en wipte toen op het bed naast Dirk.

„Wees nou niet bang. Kees. Zet nou die stoel neer, jo — anders beschouwt hij het als een uitdaging. Hou je nou

gewoon en kijk eens naar m'n voet. Ik zal Heckie wel vasthouden.quot;

Dirk legde zijn arm om den nek van den hond en langzaam zette Kees den stoel neer. Er gebeurde niets. De hond vondnbsp;het heerlijk op die zachte dekens en vlijde zich behaaglijknbsp;neer. Moed scheppende, boog Kees zich weer over Dirks voetnbsp;en bond een stukje van een schoonen zakdoek op de schramnbsp;tusschen den grooten en den kleineren teen.

Heckie hield zich rustig en Kees kwam wat meer op z’n

gemak.

„Nou, kappie, misschien zal je wat slagzij maken. Dat is wel jammer, want we moeten toch zien de weduwe vandaagnbsp;in ons vaarwater te krijgen. Vooruit, ouwe stoomer, probeernbsp;is, of je los van de wal kan varelquot;

Voorzichtig ging Dirk op zijn goeden voet staan en deed ®en stap met den andere, 't Ging vrij goed en pijn deed het

200 haast niet. Hij had den hond losgelaten en deze was rustig blijven liggen.

//Je kan nogal koers houden, hè,quot; vond Kees.

quot;Jet/ t valt de helft mee,quot; was het antwoord. „Maar zeg is

25

-ocr page 30-

eve, uilskuiken, hoe is het in 's hemelsnaam mogelijk, dat jij Hector niet gehoord hebt vannacht? Ga voor de aardigheidnbsp;is even kijken, hoe dat beessie heeft huisgehoudenl Je hoeftnbsp;geen tafel te dekken vanmorgen want we hebben geennbsp;borden meer.quot;

Kees keek eens naar Heckie, die onschuldig lag rond te kijken en zich uit te rekken op bed.

„Heb jij hem dan wèl te keer hooren gaan, kappie?quot; vroeg Kees.

„Ikke? Wel nee. Maar ik slaap toch immers wel tien keer zoo vast als jijl Jij hebt hem móéten hooren, maar je wasnbsp;natuurlijk veel te bang om te gaan kijken. Ga jij nou beneenbsp;even de rommel opruimen, terwijl ik me aankleed. Zet ooknbsp;even een lap in je jasje. We moeten er vandaag en in hetnbsp;vervolg ook een beetje netter uitzien. De hond zal ik zoolangnbsp;hier houden.quot;

Kees verdween en aan de geluiden beneden hoorde men al spoedig, dat hij met energie aan het werk getogen was.

Dirk was bijna klaar met aankleeden, toen Kees naar boven riep: „'k Ga even naar de bakker, hoor, want Heckie hebnbsp;alles vertrapt of opgevretelquot;

„Goed, maar schiet een beetje op, want we gaan dalijk naar de kapperlquot; riep Dirk terug, terwijl hij bezig was heelnbsp;voorzichtig een schoen over z'n geblesseerden voet tenbsp;schuiven. Een klein beetje mank ging Dirk een oogenblik laternbsp;de trap af, op den voet gevolgd door Hector, die werkelijknbsp;een handelbare hond scheen te willen worden. Z'n oogennbsp;keken nu goedig rond, stralend van verlangen om te dienen.nbsp;Voor alle veiligheid legde Dirk hem toch maar weer vastnbsp;aan den haard met het dikke, ordinaire touw, dat hij bij dennbsp;koop had toegekregen.

Nadat Dirk een kwartiertje in „De Telegraafquot; gelezen had, verscheen voorzichtig Kees voor het raam en gluurde naarnbsp;binnen, om te zien hoe 't was met den hond. Daarop tiktenbsp;hij tegen het raam en Dirk ging open doen. Een lekker versch,nbsp;knappend wittebrood had Kees onder den arm, plus eennbsp;knitserend pakje boterhammenspek en rookvleesch. Denbsp;lekkere geur deed Heckie overeind komen en kwispelend

26

-ocr page 31-

Kees begroeten.

-1 Gaat best hè, met Hector. Hij went verbazend gauw. Vind je niet? 'k Geloof, dat je nu de goede tactiek gevondennbsp;hebt. Kees. We zullen hem meenemen naar de kapper, wantnbsp;hij moet er aan wennen, dat vreemde menschen in onzenbsp;buurt zijn.quot;

-Zou je dat wel doen. Dirk?quot; opperde Kees, terwijl hij het brood met toebehooren uitstalde op een stuk van „De Telegraaf '. „'t Zal misschien wat last geven, voor hij daar weernbsp;gewend is.quot;

-Komt Je ziet, ik ben hem volkomen baas nu. Hij heeft zijn meester gevonden, en dat ben ik.quot; En trotsch sloeg Dirknbsp;°P zijn borst.

-Nou, op jouw verantwoording dan, kappie. Ik zal hem Weer voerenlquot;

Toen het eten gedaan was, zette Kees, zoo goed en zoo

vaad 't ging, een nieuw stuk in z'n jas en om een uur of elf verliet het drietal zoo netjes mogelijk het huis. Hector voorop,nbsp;zoo ver het touw reikte, en dat was een aardig eind: eennbsp;meter of vier.

-Zie je,' verklaarde Dirk gewichtig, -dat is goed voor hem.

lt;^0 heeft hij het idee, dat hij vrij loopt en dan leert hij goed

meekomen.quot;

Op Weg naar den kapper ging alles vrij goed. Voor twee gerswinkels moest Heckie met vereende krachten weg-dnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;worden, hetgeen met het eerste protest van dien

ve^ ^^P'ïctrd ging. Eén keer passeerden Dirk en Hector met zoodnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lantaarnpaal aan verschillenden kant,

met ^ nbsp;nbsp;nbsp;een flinken ruk kregen. Heckie beet daarop

een grauw weer voor 't eerst naar Kees, die op tijd opzij nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;scheepshond meende beslist, dat Kees hem on-

he° ^ ^®9®iihield. Aan het eind van de Meeuwenlaan, bij naar^^^^^'^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoek, vloog Hecie plotseling vooruit,

® heenen van een politieman, die aan kwam kuieren, jasnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cieegetrokken, in vliegende vaart, met wapperende

weo^'^d^^ nbsp;nbsp;nbsp;schrik trok de politieman z'n sabel halverrot staa^*^^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;loatste moment bracht Dirk Hector nog

27

-ocr page 32-

„Heidaar, meneer, is die hond van u?quot; informeerde de man der wet, zich tot Dirk wendende. Kees zag hij niet, want dienbsp;had zich, uit gewoonte, op 't gezicht van koperen knoopennbsp;verdekt achter Dirk opgesteld.

„Zeker, meneer, een aardig beessie, vindt u niet?quot;

„'t Kan wel zijn,quot; antwoordde de politieman; „hij komt me bekend voor en 'k heb het heelemaal niet op hem begrepen.nbsp;Waarom draagt hij geen penning? Een muilkorf zou hem ooknbsp;goed staan, denk ik, meneer.quot;

„Ja, ziet u, ik ben nog in onderhandeling over deze hond. Vandaag of morgen moet ik beslissen en dan krijgt hij gelijknbsp;zoo'n gemeentemedaille van me.quot;

„Als u daar dan maar gauw voor zorgt. Ik zal er speciaal op letten, want dat is een echte straatschuimer, meneer. Weesnbsp;maar voorzichtig, wat ik u zeg. Ik heb een beetje verstandnbsp;van honden en deze z'n oogen staan verkeerd. Mogen,nbsp;heerenlquot;

De man salueerde en Kees loosde een zucht van verlichting, toen de koperen knoopen om den hoek verdwenen. Aan hetnbsp;gezicht daarvan zou hij nooit kunnen wennen.

„Wat kletst die klabak nou. Dirk?quot; vroeg Kees onder het verder gaan. „Staan z'n oogen verkeerd? Waar moeten zenbsp;dan staan? Aan het eind van z'n neus soms of tusschen z'nnbsp;ooren of z'n rechter oog links en omgekeerd? Die vent isnbsp;mesjokkelquot;

„La maar kletse. Kees; we komen er zonder bekeuring af en dat scheelt weer zooveel.quot;

Ze hadden nu den kapperswinkel bereikt en Dirk begon het touw zooveel mogelijk in te palmen. Achter elkaar gingennbsp;ze naar binnen. Kees als laatste sloot de deur. De salon wasnbsp;achter den winkel en lag een meter hooger. Een trapje vannbsp;zes treden voerde naar dien salon. De eigenaar had net eennbsp;heer ingezeept, terwijl een bediende met een ander wildenbsp;beginnen. Allen keken op bij het rinkelen van de winkelbelnbsp;en Hector grauwde even, zenuwachtig door al die voor hemnbsp;sterke geurtjes, naar het zeepgezicht, dat belangstellend naarnbsp;hem werd toegedraaid.

28

-ocr page 33-

//Mogen, heeren,quot; groette de kapper. De andere klanten en de bedienden mompelden ook zoo iets.

//Móge, móge,quot; antwoordden Dirk en Kees, en Dirk verder: //Ligge, Hector, ligge zeg ik iel Hieriquot; en hij bond het touwnbsp;kort vast aan het zware hengsel van een groote lade, dienbsp;blijkbaar op slot was.

Er werd weinig gezegd en al spoedig was de al ingezeepte keer geschoren. Heckie bleet braaf en snoof alleen wat onrustig in de lucht. Even gromde hij tegen den heer, die nunbsp;geschoren was en z'n hoed nam van den kapstok, dicht bijnbsp;•^e plaats, waar Hector lag vastgebonden.

//Stil, Heckielquot; vermaande Dirk, en 't hielp direct.

//U kunt plaats nemen, meneertquot; noodigde de kapper, en rra Heckie even over z'n kop geaaid te hebben, strekte Dirknbsp;zich behaaglijk in den gemakkelijken scheerstoel uit.

./Knap me is keurig op, ouwe heeriquot; begon Dirk. „Knippen scheren. M'n maat daar ook.quot;

//1 Zal gebeuren, meneer. Mooie hond hebt u daar, meneer. E®rst maar knippen dan.quot;

Alles ging best en met stijgende aandacht volgde Heckie de verrichtingen des kappers. Toen Dirk haast geknipt was,nbsp;kon Kees in den anderen stoel plaats nemen, daar de anderenbsp;ant ook was afgeholpen en verdwenen, na voorzichtig z'nnbsp;eed van den kapstok genomen te hebben, want hij had hetnbsp;ereel van Heckie met de poes en de juffrouw bijgewoond.nbsp;Dirk was al bijna heelemaal geschoren, toen Kees net wasnbsp;ingezeept. Heckie was wat onrustig geworden en juist toennbsp;Winkeldeur open ging om een nieuwen klant binnen tenbsp;en, kreeg Kees wat zeep in z'n neus en nieste met eennbsp;2Waar schallend geluid. De kapper zelf was net aan 't opscheren onder Dirks rechteroor, toen plotseling Hector ernbsp;genoeg van kreeg, met een snauw onweerstaanbaar vooruitnbsp;eprong en, de lade uit het slot trekkend, zich vastbeet in hetnbsp;een van den kapper. Deze slaakte een snerpenden gil ennbsp;oeg z n handen omhoog, 'n stukje van Dirks oor afsnijdend,nbsp;draadje aan de grootste helft bleef bengelen,nbsp;baknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;®ii sebrik, de kapper viel in den wasch-

en brak in z'n val de glazen plaat in de lengte voor den

29

-ocr page 34-

grooten spiegel en alle rijen van fleschjes, potjes, spuiten, zeep, enz. kwamen brekend en kletterend naar beneden.

Buiten zichzelf van schrik was Kees overeind gevlogen, suisde met één sprong de trap ai en den halven winkel door,nbsp;ramde den binnenkomenden nieuwen klant en rende de straatnbsp;op, z'n gezicht bedekt met een dichte laag helwitte zeepvlokken. De kappersbediende was opzij gegooid, maar hadnbsp;een lichten stoel gegrepen en ranselde op een verschrikkelijke manier op Hector los. Het was een geschreeuw en gegilnbsp;van belang, gemengd met gestommel en getier uit den winkel.

Dirk sprong stampvoetend, met z'n hand aan z'n oor, door den salon. De kappersbediende sloeg in zijn verbijsteringnbsp;verkeerd en raakte den grooten spiegel, die een heelen wandnbsp;van den salon in beslag nam. Onder oorverdoovend lawaainbsp;kwam deze in groote en kleine stukken naar beneden ennbsp;maakte de verwarring compleet. Dol van pijn en schrik probeerde nu ook Dirk een goed heenkomen te zoeken, viel overnbsp;een stoel het trapje af, stormde daarna den binnenkomendennbsp;klant ten tweeden male met een dreun ondersteboven ennbsp;vloog krijschend de straat op. Kees achterna, die bevendnbsp;bij een hoek, omstuwd door een groep nieuwsgierigen, metnbsp;z'n zeepgezicht stond te wachten en het publiek inlichttenbsp;over het gebeurde.

Toen Hector zijn baas en diens vriend zoo gezwind zag verdwijnen, bezon hij zich niet lang, maar vloog de trap af,nbsp;waarbij de zware lade overal tegen aansloeg. Hij veegde innbsp;z'n dollen ren den binnenkomenden klant, die bijna weernbsp;stond en dreigend vloekte, met de lade ten derden malenbsp;tegen den vloer en stoof de deur uit, de lade achter zich aannbsp;sleepend. In de lade hadden poederdoosjes gezeten, dienbsp;openvielen of braken en een enorme wolk van heerlijk geurende bestanddeelen teekende den weg, welken Hector namnbsp;om zich zoo gauw mogelijk weer bij zijn baas te voegen.

Hij hoefde niet lang te zoeken, want zij waren al vanuit de verte te zien, temidden van een angstig snel groeiendenbsp;menschenmenigte. Politie was er nog niet.

„Hector, hierlllquot; riep Kees, want Dirk had z'n spraak nog

30

-ocr page 35-

niet terug. Vlug sneed Kees de lade los en nam den kermenden Dirk onder den arm.

„Kom gauw mee naar huis. Dirk. 't Komt best terecht, jo. Schiet op, voordat er politie komtlquot;

De menschen maakten ruim baan en zoo vlug ze konden maakten ze zich uit de voeten, trouw gevolgd door Heckie,nbsp;die vroolijk blafte.

Verslagen zaten ze een oogenblik later weer in hun salon. Dirk zat te kermen en Kees ging gauw bij den kruidenier eennbsp;dokter opbellen.

Deze kwam al spoedig en zei, dat het heelemaal niet erg Was. Het stukje oor was echter niet te behouden en toen hijnbsp;klaar was, zat er een groote pleister op de plaats van Dirksnbsp;oorlelletje en dit zelf lag tusschen een paar bloederige watjesnbsp;op een schoteltje bij verbandrommel op tafel.

Toen de dokter weg was, zaten ze eenigen tijd mistroostig bij elkaar. Spoedig echter vond Kees z'n goede humeur terug,nbsp;vooral, omdat hij zoo fijn zonder kleerscheuren den dansnbsp;ontsprongen was. Hector liep vrij door huis heen en scheennbsp;heelemaal te wennen. In de consternatie had niemand ernbsp;aan gedacht hem vast te leggen, toen de dokter er was; maarnbsp;hij scheen het menschlievende van dokters handelingen tenbsp;vermoeden, want met vriendelijke belangstelling bleef hijnbsp;iiggen toekijken.

„Wat zullen we dddr nou mee doen, kappie? grinnikte Kees, en hij wees op het bloederige oorlelletje van zijn maat.nbsp;/-Zal ik het maar aan Heckie geven? Dan heb-tie er nog watnbsp;cm, en meteen gooide hij het Heckie toe, die het gulzignbsp;opving en inslikte.

-Ben je nou heelemaal getikt? Is-tie nog niet woest genoeg! Zoo maak je er compleet een menschevreter van, idioot!nbsp;Met zoo'n stukkie blijft dat varken niet tevree!”

En waarachtig: Hector keek rond, alsof hij zeggen wou: Is dat nou alles? Den vorigen keer kreeg ik veel meer! Denbsp;scheepshond kon ook niet vermoeden, dat hij dit keer eensnbsp;iets kreeg, wat van den anderen baas afkomstig was.

Daar werd gebeld! Kees keek uit het raam en zag een zwaarlijvigen politieman, die voor de deur had postgevat.

31

-ocr page 36-

„Genadel Politie, Dirk! Sta jij hem maar te woord! Je bent net in de goede stemming. Maar nou geen zeemanstaal, hoor.nbsp;Vergis je niet met de weduwe!quot;

Dirk ging naar de deur. Z'n voet was hij heelemaal vergeten en die deed in het geheel geen pijn. Z'n overhemd, boord ennbsp;vest zaten echter onder bloed en in dien toestand opendenbsp;hij de deur.

„Mógen, meneer. Ik ben politieman,quot; groette de agent.

„Dat zie ik, maar daar kan ik niets an doen,quot; was het nurksche antwoord van Dirk.

„Ziet u,quot; ging de geuniformde onverstoorbaar door, „ik kom even uw verslag van 't gebeurde bij den kapper opschrijven.nbsp;Ik moet er verbaal van opmaken, begrijpt u, want de kappernbsp;eischt schadevergoeding en heeft een klacht ingediendnbsp;tegen u.quot;

„Zoo, nou, als je hem dan weer spreekt, agent, zeg hem dan, dat ik ook schadevergoeding eisch voor het stuk, datnbsp;hij van mijn gezicht heeft gemaaid en voor het bloedverliesnbsp;en de schrik. En 'k zal 't dubbele vragen van wat hij vraagt!quot;

De agent schreef alles op. Ook het verhaal, dat Dirk hem deed en waarin de kapper de schuld van alles was doornbsp;z'n rare bewegingen. Na een kwartiertje verdween de agentnbsp;weer. Ondertusschen had Kees z'n gezicht gedroogd en wasnbsp;aan tafel gaan zitten met het zeemanswoordenboek voor zich.

„Fregat, schoener, roerpen, alle hens aan dek, sloepenrol, zeekasteel, brulboei, anker ophieuwen . . .quot; hoorde Dirk hemnbsp;mompelen, toen hij de kamer weer in kwam en hij kreegnbsp;voor het eerst van hun jarenlangen omgang eenig respectnbsp;voor den ijver van zijn vriend Kees.

„Nou, is-tie weg, kappie? Wat had die smeris?quot;

Dirk vertelde het en Kees grinnikte verheugd om den schadevergoedingseisch van Dirk.

„Zeg, kappie, we hebben onze hoeden laten hangen bij die vent, die je wilde uitboenen. Trek jij even een schoonnbsp;overhemd aan en ga terug naar die slager en eisch onzenbsp;hoeden op, wil je?quot;

Perplex over zooveel brutaliteit keek Dirk Kees aan.

„Ben je nou toch heelemaal op je achterhoofd gevalle,

32

-ocr page 37-

Kees? Daal liggen zooveel messen voor t grijp©

speel ik m'n andere oor ook nogi nbsp;nbsp;nbsp;touwtje,

„Welnee, kappie; als je Heckie meeneemt an zir touw]

dan krijg je ze direct.quot;

Dirk dacht na. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ „„«rp VnaaP.

„Verdikkie, je hebt een heldere dag vandaag,

'k Haal ze direct. Heckie, kom meel nbsp;nbsp;nbsp;twee

Na een minuut of tien nbsp;nbsp;nbsp;dïn winkel binnen

hoeden en vol lot over Heckie. Hi] nbsp;nbsp;nbsp;dadelijk te

gestapt. De bediende kwam kijken en ® strompelen schreeuwen. Toen kwam de kapper vannbsp;en Dirk had alleen maar gezegd;

„Onze hoeden, en gauw watl nbsp;nbsp;nbsp;.„voi uit waren,

Hii had ze direa. gekregen en toen ze den jmkel mt wdien, hoorde hij den kapper haastig de deur gren enbsp;Troueh legde hij de hoeden

was nooit een betere hond geweest d nbsp;nbsp;nbsp;i,o,pn bii een

„Ter,riil ill ie non gaal laten knippen andere kapper, zal ik me wat opknappen, Ke _nbsp;beetle op.l^ont onr twee uur gaal quot;Jf^XzSÏ^nnbsp;een wandeling doen. Met dit mooienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«Tinttief. En

onze niewe petten opzetten; dat staat kranig e loopen, denk er vooral aan, dat we een klein tikje zwaaienbsp;dat doen zeelui altijd. Dat komt door de golve ,

altijd op zitten, begrijp je?quot; nbsp;nbsp;nbsp;vrrnnpr

Kees begreep het en haastte zich naar een ari e Hii trol hot zoUinbaar, want in non goed gt;«lfnbsp;alweer terug en zag er vrij ordentelijk uit. oonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;egt;mon-

binnen was, werd hij van onder tot boven door Dir g sterd en afgeborsteld en Kees gaf Dirk eenzelf ©

„Ziezoo, nu zijn we klaar om scheep te gaan, ©es- nbsp;nbsp;nbsp;,

Dirk ook met zeemanstaal. „We zullen allebei een an meenemen. Hier, deze is van joulquot; ©n hij rei enbsp;wandelstok met zwaren beenen knop toe. „En ©nnbsp;dekzwabber, dat je een dame de hand zoent, ® rrneienbsp;voorgesteld oi afscheid neemt. Dat gaat zoo in ©nbsp;lamiliesl Nou onze zeilpetten nog.quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Nu Dirk geknipt was, zat ziln pet veel beter, bijna me

3 nbsp;nbsp;nbsp;»

-ocr page 38-

belachelijk, maar bij Kees zakte hij tot op z'n oogen en hij kon maar net onder de klep doorkijken. Volgens Dirk echternbsp;stond dat interessant, iets buitenlandschl

„Ziezoo, we kenne van wal steken, kappie,quot; lachte Kees. „Neme we Heckie óók weer mee?quot;

„Hm, nee; 't lijkt me verstandiger hem nu hier te laten, want hij is scheepshond. Mijn aanstaande moet hem pas aan boordnbsp;zien, dat is beter. Zet een bakje water bij hem neer en watnbsp;brood met rookvleesch, dan zal-ie niet gaan janken. Ik zalnbsp;hem ruim aan de haard vastbinden.quot;

Zoo gezegd, zoo gedaan. Ze klopten Heckie nog eens op z'n ruigen rug en gingen de deur uit.

't Was kwart over éénen en ze hadden nog ruim den tijd, want weduwe Bolgras was een dame van de klok en vastenbsp;gewoonten. Precies om twee uur verscheen ze altijd op denbsp;hoogte van Aeolus, een roei- en zeilvereeniging aan 't Y.nbsp;Tot zoo lang hadden ze ruim den tijd om zich den zeemans-gang eigen te maken en de scheepstaal wat te beoefenen,nbsp;om er goed in te komen.

„Dobber is een eindje voor me uit, ouwe zeebonk,quot; beval Dirk, „dan zal ik eens zien, of je gang goed is.quot;

Kees deed het en gelukkig was er geen politie in de buurt, want dan was hij ingepikt wegens openbare dronkenschap.nbsp;Hij hield het hoofd wat achterover, om onder de klep vannbsp;zijn pet door te kijken en zwaaide vervaarlijk met het bovenlichaam, terwijl hij veel te wijdbeens liep.

„Niet alsof je bezope bent, keverlquot; schold Dirk. „Kijk, zoolquot;

Hij deed het wel wat beter dan Kees, maar het had er toch veel van weg. Ze leken samen werkelijk wel heel in de vertenbsp;op een paar passagierende zeelui, die een tikje te veel opnbsp;hadden. Vooral de pet deed het goed.

„Nou moeten we zoo blijven loopen, hoor Kees, want je weet niet, of dat ouwe fregat óns eerst in de gaten krijgt,nbsp;of wij haar.quot;

„'k Zal goed uit m'n kluisgate kijke, kappie,quot; grinnikte Kees en kalm zwaaiden ze wijdbeens op hun dooie gemak langsnbsp;het Y. Sommige voorbijgangers keken even met wat meernbsp;belangstelling naar die twee varensgezellen; een enkelo

34

-ocr page 39-

schudde eens met het hoofd, alsof hij wilde zeggen; „Die hebben niet veel meer noodig.” Het vrouwvolk in t algemeennbsp;echter liep in een wijde boog om hen toe, maar dat merktennbsp;ze niet, daar hun aandacht alleen op het verschijnen vannbsp;de weduwe was gericht.

Ze hadden zoo al een eind voorbij een roei- en zeilver-eeniging geloopen en 't was al bij tweeën.

„Laten we omkeeien. Dirk,quot; ried Kees, „anders komen we haar niet tegen, maar achterop.quot;

„Je hebt gelijk, stuurman; vooruit, overstag en denk om je zeemanstaal.quot;

Ze kuierden terug en toen ze aan den overkant een sigarenwinkel zagen, slingerde Dirk naar binnen. Een oogenblik later

kwam hij weer naar buiten met een blauw pakje B.Z.K. in z'n hand.

„Dat zouwe we toch bijna vergeten, stuur. Dat hoort beslist bij een zeemansuitrusting. Pruimtabak.quot;

„Warachiesl Wat stom, om daar niet aan te denken. Laat het een beetje uit je zak puilen. Dirk. Maar neem er nu nognbsp;niks van, anders loop je dalijk maar te spuge en te kwajjere.nbsp;Daarvan motte dames, geloof ik, niet veel hebbe.

„Nee,quot; vond Dirk, „Daar heb je gelijk in. We zullen er aan boord pas mee beginnen.quot;

Ze staken weer over en met hun ingestudeerden gang zetten ze hun wandeling voort, tot ze weer op de hoogte waren vannbsp;de zijstraat, waarin ze woonden. Ze gingen weer overstag ennbsp;hadden een honderd meter teruggekuierd, toen Kees Dirknbsp;plotseling opgewonden in z'n arm kneep.

„Daar zeilt ze de hoek om, kappie. Nou gaat het gebeure. Hou je goed, hoorlquot;

Dirk keek in de aangeduide richting en werkelijk, daar zeilde in den meest letterlijken zin des woords de weduwenbsp;Bolgras met haar zware postuur om den hoek van de derdenbsp;zijstraat, recht vooruit en begon den weg over te steken,nbsp;om het pad aan den waterkant te bereiken.

Ondanks den mooien voorjaarsdag en het milde zonnetje, droeg ze een zwaar bont over een veel te warmen wintermantel, dien ze van voren geheel open liet hangen. Vier

-ocr page 40-

pooten van het bont wuifden naar alle richtingen op de veerkrachtige en vastbesloten manier van loopen der weduwe, welke van een buitengewone dynamische vitaliteit getuigde.nbsp;Ze droeg een klein, zwart vilten winterhoedje, versierd metnbsp;een zilveren gesp, witte handschoenen en beige zijden kousennbsp;met lage beige schoenen. Haar donkere, levendige oogennbsp;zochten overal den weg af, alsof ze iemand zocht; maar hoewel er op dat oogenblik alleen maar een paar kinderen ondernbsp;een boom speelden, schonk ze nog niet de minste aandachtnbsp;aan Kees en Dirk en begon kalm de zeelui tegemoet tenbsp;wandelen.

Op het verschijnen van weduwe Bolgras voelde Dirk even den moed in de schoenen zakken. Haar imponeerende figuurnbsp;en tastbare vastbeslotenheid brachten hem even van zijn stuknbsp;en hij fluisterde zenuwachtig tegen Kees:

„Als ik maar wist, waaraan haar eerste man is gekrepeerd maatl Hu!quot;

„Nou niet bang zijn, kappie. Neem nog een flinkere zee-manshouding aan. Je ziet er kranig uit zoo. Pas op, daar komt ze. Hou je goed!quot;

De weduwe was tot op twintig schreden genaderd en Dirk en Kees begonnen op haar aan te houden, een beetje wijdbeens en slingerend. Achterdochtig hield de weduwe haarnbsp;schreden in en keek een beetje verbaasd naar de tweenbsp;naderende mannen. Ze vond hun houding schijnbaar niet vertrouwenwekkend, want toen de twee kerels blijkbaar op haarnbsp;toe wilden komen, zocht ze kalm den overkant van den wegnbsp;op en wilde langs hen heen wandelen. Oogenblikkelijk echternbsp;gingen de twee zeelui óók overstag en kwamen lichtelijknbsp;slingerend op haar toe.

Ongerust liep zij vlug weer naar den anderen kant, met hetzelfde resultaat; en toen sloeg haar een beetje de schriknbsp;om het hart. Thuis nam ze het graag tegen eiken man op,nbsp;maar hier buiten ... en dan twee van die varensgezellen.nbsp;Nee, dat zou ze niet kroppen. Ze keerde zich om en wandeldenbsp;haar weg terug, kalm, om geen idee te geven van haar angstnbsp;en zoo nu en dan eens omkijkende. Toen ze dat weer eensnbsp;dr-ed, zag ze, dat de zeelui hun pas versnelden en oogen-

36

-ocr page 41-

blikkelijk legde ze er ook een stapje op, met bonzend hart. Wat voerden die lui in bun schild? Gevaarlijk volkl Weernbsp;keek ze eens om en zag, dat de twee kerels snel op haarnbsp;wonnen. De schrik sloeg haar in de beenen en haar taschjenbsp;glipte bijna uit haar bevende hand.

Plotseling hoorde ze roepen:

„Hé danl Mevrouw Bolgrasl Mevrouw Bolgrasl

Stomverbaasd hield ze haar pas in en keerde zich om. De kleinste van de zeelui kwam op een drafje naar haar toe ennbsp;grijnsde tegen haar, alsof hij haar al jaren kende. Bovendiennbsp;was hij het, die haar naam geroepen had. Uitermate verbaasdnbsp;bleef zij staan wachten en voelde haar angst verdwijnen.nbsp;Haar beenen beefden echter nog.

„Mevrouw Bolgraslquot; riep de gooser weer, „hier ben ik al. Ziet u niet, wie ik ben? Wij liepen bijna „voel spiedquot;, maarnbsp;u zette zooveel zeil bij, dat wij geen kans kregen om unbsp;te enteren. Hoe gaat het met u? Daar komt mijn maat, denbsp;kapitein, ook andobbere.quot;

De dikke zeeman kwam kalm en waardig, in zelfbewuste houding en zwaaiend met het bovenlichaam, naderbij. Hijnbsp;salueerde en Kees nam z'n pet af, net als vroeger z n snee-hoed. Hij merkte zijn vergissing en herstelde de fout, doornbsp;nog even te salueeren, zooals Dirk deed.

,,Mag ik me even voorstellen, mevrouw, mijn naam is Hamersteen, rustend zeekaptein,quot; en hij reikte haar gul denbsp;hand, welke zij aannam, waarna hij er smakkend een kusnbsp;op drukte.

Ten hoogste verwonderd, had de weduwe Kees en Dirk eindelijk heilcend en ze merkte niet eens, dat Kees haar handnbsp;gegrepen had en, het voorbeeld van Dirk volgende, haarnbsp;halverwege den elleboog kuste.

„Wel-wel, aangenaam, meneer Hamersteen. Wat liet u me schrikken. Ik had u niet herkend en je kan nooit weten, watnbsp;voor slag volk hier in de buurt rondzwerft. Bovendien dachtnbsp;ik, dat u rentenier was en de zee net zooveel geroken hadnbsp;als ik in m'n leven.quot;

„Och, wat zal ik u zeggen, mevrouw. Werken hoeven we rrist, maar u begrijpt, als je je heele leven op zee hebt rond-

37

-ocr page 42-

gezwalkt, dan kun je daar maar zoo geen afscheid van nemen. Vandaag hebben we ons schip eens geïnspecteerd.nbsp;Dat ligt in Den Helder en we wilden er binnenkort weer eensnbsp;mee op uittrekken.quot;

„Vaart u dan nog, meneer Hamersteen?quot; informeerde de weduwe, vriendelijk en belangstellend.

„Alleen voor plezier, mevrouw,quot; antwoordde Dirk brutaalweg. „Wij, mijn kemaraad en ik, hebben indertijd een jacht gekocht, omdat we geen dooie landrotten wilden worden, ennbsp;vroeg in 't voorjaar trekken we al het zeegat uit voor allerleinbsp;kleine tochtjes, zooals Marken, Huizen, Lemmer, enz. Mijnnbsp;maat hier — o, ik zou haast vergeten, hem voor te stellen —nbsp;dat is Kees Hoefnagel, mevrouw, vaarde vroeger als stuurman op mijn schip. Een tamelijk nette vent. Zoo nu en dannbsp;alleen maar eens op z'n vingers tikken,quot; stelde Dirk Kees voor.

Kees boog en salueerde nogmaals.

„Mag ik de eer hebben, mevrouw, u uit te noodigen tot een wandelingetje langs het Y? We kunnen dan gezellig eensnbsp;samen wat gaan gebruiken in dat restaurant in Nieuwendam,nbsp;met dat mooie zitje aan 't water. Hebt u daar plezier in,nbsp;mevrouw?quot;

„O, heel graag, heeren,quot; was het antwoord. „U bent ook niet niet heelemaal vreemd voor mij, want ik heb u al zóónbsp;vaak ontmoet op de wandeling, dat we elkaar maar zullennbsp;beschouwen als oude kennissen, dan vlot het gesprek beter.quot;

„'t Zal ons aangenaam zijn, mevrouwl Op stap dan maar,quot; noodigde Dirk uit. Zij keerden om en Kees zag kans vlug tenbsp;fluisteren: „Denk om je loopen en je zeemanstaal, hoorlquot;

Zij namen de weduwe tusschen zich in en daar ging het heen. Zoo nu en dan botste óf Dirk, óf Kees tegen haarnbsp;op, als gevolg van hun zeemansgang. Soms tegelijk en dannbsp;hoorde men haar corset duidelijk kraken.

„Warm vandaag, mevrouw,quot; begon Kees. „Ik snap niet, dat u zich zoo opgetuigd hebt als een fregat voor een poolreis.nbsp;Zou mijn te warm weze.quot;

En hij wees op haar zware bont met pooten en een kop met een hel wit gebit, die trouw haar machtigen boezem bewaakte. Een giftige blik trof Kees. Hij zag het niet, maar Dirk

36

-ocr page 43-

wel en. een opkomenden angst voor zijn toekomst kon h.ij nog met geweld onderdrukken.

„Zeg is eve, brasem, denk erom, dat je tegen een dame spreekt en niet tegen een matroos.quot; En tot mevrouw Bolgras.nbsp;„Neem hem maar niet kwalijk, mevrouw, want hij is heele-maal niet gewend an de omgang met dames en als het tenbsp;bar Wordt, dan zal ik hem in uw bijzijn wel even aituigen metnbsp;deze handspaak,quot; en dreigend stak hij zijn wandelstok vooruit. „Let maar niet te veel op hem en z'n woorden, mevrouw,nbsp;want hij kan zich alleen maar uitdrukken in zeemanstaal,nbsp;al heb ik nog zoo mijn best gedaan, om hem zoo ver tenbsp;krijgen, dat hij in staat is om zich in hoogere kringen behoorlijk te gedrage.quot;

„Nou-nou, kappie,quot; repliceerde Kees, „jij kant-er anders ook aardig wat uitflappe, as we onder ons zijn. Geloot me,nbsp;mevrouw, zoodra mijn maat in gezelschap van vrouwvolk is,nbsp;zou je hem haast niet meer herkenne, dan is tie haast eennbsp;sjentelman. Neemt u mij maar niet kwalijk, mevrouw, als iknbsp;is een raar woord uitbraak, want 't is altijd goed bedoeld.

Vergevensgezind glimlachte mevrouw Bolgras tegen Kees en zette haar hoedje recht, dat een beetje verschoven wasnbsp;door de laatste botsing met Dirk, die haar tegen Kees deednbsp;tuimelen, welke zwichtte voor 't gewicht der weduwe en eennbsp;pas opzij strompelde.

Tot nog toe had mevrouw Bolgras geen enkele opmerking gemaakt over dat voortdurende botsen. Een enkelen keer hadnbsp;ze alleen maar Kees geïrriteerd aangekeken. Van Dirk konnbsp;ze het blijkbaar verdragen, maar Kees begon ze in de gatennbsp;te houden en wanneer ze meende, dat hij weer tegen haarnbsp;opbotsen zou, zette ze zich ongemerkt schrap en „bigde dennbsp;veel lichteren Kees met een flinken schok een paar passennbsp;opzij, zoodat ze dan een tijdje ruim baan had.

Zoo wandelden ze gezellig verder en 't gesprek ging over alles, wat in 't rond was op te merken en speciaal over denbsp;rivier en de schepen. Ze kwamen langs een groot scheepsdoknbsp;in de rivier. Gelukkig wist Dirk, wat dat was, toen de weduwenbsp;hem ernaar vroeg en hij beweerde, dat hij er ook wel eensnbsp;in gelegen had.

39

-ocr page 44-

„In dat gioote ding, meneer Hameisteen? Mos u daar in ligge? Waarom dan wel?quot;

„Och, mevrouwtje, wanneer wij zeelui zeggen: ik heb daar gelegen of daar zat ik an de grond of daar heb ik stukkenbsp;gemaakt, dan bedoelen we met „ikquot; ons schip. Dat is zoonbsp;gebruikelijk onder zeelui, mevrouw.quot;

„Er zijn natuurlijk uitzonderingen, mevrouw,quot; mengde Kees zich weer in 't gesprek, „want as me maat zou zegge; daarnbsp;heb ik in de goot gelege of daar heb ik is een paar dagenbsp;gezete en daar ben ik er een paar maal uitgegooid, dannbsp;bedoelt hij vast z'n schip niet, maar z'n eige persooniquot;

Kees wreekte zich heerlijk over de terechtwijzing van daarnet en gnuivend gooide hij z'n hoofd in z'n nek, om onder de klep door Dirk te kunnen aankijken.

„Wel-wel, meneer Hamersteen, wat moet ik nu van u hooren,quot; giebelde mevrouw Bolgras, „en dat zoo'n nette man.quot;

„Och, u begrijpt, mevrouwtje,quot; verdedigde Dirk zich, „wij, als vrijgezel, waren nooit brave jonges, als we in Amerikanbsp;of Australië aan wal ginge passagiere en dan gebeurdennbsp;er wel eens rare dingen, die we nu beslist niet meer zoudennbsp;doen.quot;

Begrijpend knikte de weduwe en keek Dirk oolijk knip-oogend aan. Hij knipoogde terug met beide oogen en vond, dat hij aardig in den goeden koers stoomde.

Zoo onder 't babbelen waren ze bij het door Dirk bedoelde restaurant gekomen en wilden het terras aan den waterkantnbsp;opzoeken. Een breede trap van tien treden met twee monumentale leuningen moest men op, om dat terras te bereikennbsp;en geheel volgens de bon ton bood Dirk z'n vleezigen armnbsp;aan de weduwe, om haar manlijken steun bij deze bestijgingnbsp;te verleenen. Kees was een trede voor en wilde bij de stijgingnbsp;z'n zeemansgang handhaven, met het gevolg, dat hij eennbsp;trede misstapte, neersloeg en Dirk met de weduwe meesleepte in z'n val. De trap hield het krakend uit, maar bovennbsp;alles hoorde men voor 't eerst een hartigen vloek der weduwe,nbsp;die met haar linkerbeen tusschen de treden doorgeschotennbsp;was en blijkbaar stevig bekneld zat, daar alle pogingen omnbsp;zich los te wringen geen resultaat hadden. Een kellner schoot

40

-ocr page 45-

toe, maar aarzelde op de woedende blikken, waarmee de weduwe rondkeek en speciaal Kees aanstaarde.

„Ik weet wat, kappielquot; juichte Kees. „Duik jij onder de trap en douw zachies mevrouw d'r been terug. Leg je handspaaknbsp;maar eve neer. Smeer jij 'm maar, kellner; we kenne nounbsp;geen pottekijkers gebruiken,quot; en zachtjes tegen de weduwe:nbsp;„wees maar kalm, mevrouw, ik zal Dirk wel op z'n vingersnbsp;kijke.quot;

„Da's anders heelemaal niet noodig. Pas maar op je eige, hoorlquot; was het venijnige en familiaire antwoord van mevrouwnbsp;Bolgras.

Kees deed, alsof hij het niet hoorde en knielde op de trap lieer, glurend door de treden, om getuige te zijn van Dirksnbsp;werkzaamheden. De kapitein was met moeite onder de trapnbsp;gekropen en begon tegen het zware been te duwen.

aan maar, kappie,quot; balkte Kees door de trap naar

/Kalm

Dirk en zachtjes fluisterde hij erbij: „geen flauwsies, hoor,

stiekemertlquot;

„Niks te kalm an, schiet een beetje op, asjeblieft, want ik ben bek-af. Ik ben geen circusmensch, om zoo lang in zoo'nnbsp;houding te blijve zittelquot; snauwde de weduwe.

Dirk wendde een paar krachtigere pogingen aan, ten koste van een gil en den tweeden vloek van de weduwe. Het eenigenbsp;resultaat was, dat Dirk haar schoen in de hand hield, welkennbsp;hij tusschen de treden door aan Kees toestak.

'/Ha, mevrouw,quot; juichte deze, „dat is al vast wdt. Nou zal rest ook wel gauw komme.quot;

En voorzichtig zette hij de beige schoen een trede hooger voor de weduwe neer.

Plotseling giebelde mevrouw Bolgras even en verontwaardigd gluurde Kees scherp door de trap naar Dirk:

„Hé daar, geen flauwsies, hèlquot;

/,Hou je menageklep dicht, of ik zal je in de boeien sluiten, opruier!quot; klonk gesmoord Dirks stem en de weduwe trok weernbsp;haar verontwaardigde gezicht.

Er kwamen wat menschen onder aan de trap staan, die vol belangstelling toekeken. Eenige heeren wilde ook onder de

41

-ocr page 46-

trap kruipen om te helpen, maar Kees had ze door en verhinderde het.

„Zeg, stuurman, wanneer jij mevrouw Bolgras onder de armen neemt en ik duw hier tegelijk een beetje, dan komt zenbsp;wel vlot, denk ik,quot; ried Dirk van onder de trap aan. „Ik zalnbsp;wel tellen en dan allebei tegelijk. Klaar? Eén, twee, drielquot;

Kees deed, wat hem gezegd werd en het volgende oogen-blik sloeg hij, met een gil van de weduwe en haarzelf in z'n armen, de vijf treden af, waardoor nog drie toeschouwersnbsp;op onzachte wijze tegen den grond werden geworpen. Spoedig was ze echter weer overeind en toen Dirk met vuile knieënnbsp;en handen weer onder de trap vandaan kroop, had denbsp;weduwe haar schoen alweer aan. Ze had echter een flinknbsp;gat in haar kous, halverwege de omvangrijke kuit en daarinnbsp;zat een groote, vurige schram.

Met een vriendelijk lachje bedankte mevrouw Bolgras Dirk voor z'n moeite, terwijl ze heelemaal geen notitie van Keesnbsp;nam.

„Nou, 't anker is eindelijk opgehaald, mevrouw, we zijn weer vlot. Ga jij nou maar langs de reeling naar boven. Kees,nbsp;anders maak je weer ongelukken. En eh, mevrouwtje, neemnbsp;hem maar niet kwalijk, want hij heeft niet vaak vasten grondnbsp;onder z'n voeten en nou we weer een heele morgen aannbsp;boord zijn geweest, stapt hij aan wal overal mis. Kom, iknbsp;zal u naar 't terras brengen.quot;

Zij nam zijn arm en zwaar leunend op Dirk, volgden ze Kees, die zijn handspaak met den knop in een knoopsgatnbsp;gehangen had en zich met beide handen aan de leuning naarnbsp;boven trok.

Op het terras aangekomen, bleek er nog al veel liefhebberij te zijn. Eén tafeltje met vier stoelen bij het water was nognbsp;onbezet en plotseling stoof Kees vooruit, om nog geen tiendenbsp;seconde voor een zéér deftig heer, vergezeld van drie akelignbsp;gedistingeerde dames, het bewuste tafeltje te bereiken. Denbsp;heer wilde echter bezit nemen van 't geheel, maar Kees zatnbsp;al en riep: „Bezet, meneer, afblijve hooriquot;

„Nou, u hebt toch genoeg aan die eene stoel?quot; meende de deftige heer, „en daar is nog ruimte genoeg.quot; Hij wees naar

42

-ocr page 47-

een plekje onder een lindeboompje, waar niet eens een tafeltje stond.

„Verkoop nou je smoesjes ergens anders, knaap, blufte Kees. „Schiet maar op met je harem, want daar komt m'nnbsp;maat met z'n aanstaande anlaveere. Maak maar geen spor-reling, want m'n maat is wat kort angebonde. Hé, kappie,nbsp;hier, hierl Een fijn plekkie, maar kapers op de kustl

Waardig, met z'n borst vooruit, de weduwe aan zijn arm en de handspaak bengelend aan den ander, naderde Dirknbsp;stralend van zelfbewustheid het tafeltje en duwde zondernbsp;complimenten den luid protesteerenden heer opzij.

„Maar dat is ongehoord brutaall Ik was er het eerst. Meer dan schandalig!quot; schold de heer en de dames stemden innbsp;met geaffecteerde stemmen;

„Affreux, arrogant, ongemanierd.quot;

' „Maak niet zoo'n deining, landverhuizer,quot; blèrde Kees.

„Zeker nog nooit averij opgeloopen door een handspaak, hè? Zoek nou maar direct een veilige haven op, anders bennbsp;jullie gauw een wrak.quot;

„Meneer, uw houding is beleedigend voor mijn dame! kwam Dirk theatraal tusschenbeide. „Loop weg voor de wind,nbsp;anders roep ik alle hens aan dek.quot;

„Nou, reken maar,quot; joelde Kees. „En er is aardig wat hens. Wees nou maar erg verstandig en sla op de vlucht!'

Rood van verontwaardiging wendde de heer zich af en de dames volgden hem. Trotsch keek de weduwe ze na ennbsp;ging breeduit zitten, terwijl Kees z'n beenen nog op dennbsp;overblijvenden stoel legde.

„Wat denkt dat geteisem wel,quot; meende de weduwe. „U hebt ze fijn ai gepoeierd, hoor, meneer Hamersteen. Dat wasnbsp;flink van u. Nou kan ik tenminste me lijf is uitstrekke.quot; Ennbsp;behaaglijk liet ze zich achterover vallen in den rieten stoel.

„Och, mevrouwtje, een kleinigheid,quot; antwoordde Dirk. „Een beetje lef en durf, en dat tuig van de riggel heeft geen vatnbsp;op je. En dan in uw bijzijn, mevrouwtje, laat ik me door niemand overbluffen, vooral niet, als uw belang dat meebrengt.nbsp;Stel u voor, dat ik me de loef had laten afsteken door die

43

-ocr page 48-

I

opgeprikte grappenmaker; dan had ik nu niet met plezier gezien, dat u fijn uitrust.quot;

„O, ik had hem en z'n harem beslist lek geslage onder de waterlijn, hier met me handspaak, hoor mevrouw. Als u bijnbsp;ons bent, zal u geen last hebbe, hoorlquot; beweerde Kees metnbsp;de noodige lef.

Een twijfelachtige grijns verscheen op het welgedane gezicht der weduwe en ze mompelde hoorbaar:

„Van meneer Hamersteen wéét ik dat, van u hóóp ik het verder.quot;

„En eh, wat mag ik u prinsenteere, mevrouw?quot; vroeg Dirk, terwijl hij een consumptiekaart met prijzen bestudeerde. Hier,nbsp;zoek eens wat fijns uit,quot; en met een millionnairsgebaar reiktenbsp;hij haar de kaart toe. Ze had trek in koffie met slagroom ennbsp;de heeren wilden bier.

Kees zocht naar den kellner en zag, dat deze stond te praten met het gezelschap, waarop hij hun tafeltje veroverd had.

„Kijk, kappie, die tafelschuimer heb een kellner gepraaid. Hij stookt hem zeker tegen ons op. Wacht maar is af.quot;

De kellner sprak nog even met het bewuste gezelschap, keek hun richting uit en maakte toen een gebaar, alsof hijnbsp;zeggen wilde: „'t Spijt me, maar daar durf ik niet aan tenbsp;beginnen.quot; Direct daarop verliet de heer met z'n vrouwelijknbsp;gevolg verontwaardigd het terras en verdween om een hoek.

„Hé, stjoewerdlquot; riep Kees hard, en de kellner kwam vlug op hen toe.

„Twee pilsies voor ons en één koffie met slagroom voor deze dame. En wat had die snuiter, waarmee je stond tenbsp;praten, maat?quot; vroeg Dirk.

De kellner lachte zuurzoet en zei iets van ontevredenheid en bezette tafeltjes en drukte. Hij verdween spoedig, na genoteerd te hebben, wat Dirk besteld had.

Een tijdje zaten ze toen geïnteresseerd rond te kijken en de aanwezigen te becritiseeren. Kees een beetje al te luid,nbsp;waardoor eenige heeren en dames in de buurt kwaad naarnbsp;hem keken, terecht of ten onrechte in de meening, dat de tenbsp;luide critiek hen gold. Om wat afleiding te geven, nam denbsp;weduwe het woord en vroeg:

44

-ocr page 49-

„U hebt dus wel ongeveer de heele wereld gezien, hè, meneer Hamersteen? En hebt u ook wel eens gevaarlijkenbsp;oogenblikken meegemaakt? Ja zeker? Vertel daar eens watnbsp;vanlquot;

Met veel omhaal trok Dirk z'n rooden zakdoek te voorschijn en begon, om tijd te winnen, langdurig z'n neus te snuiten.nbsp;Tijdens die bezigheid scheen hij reeds een mooi avontuurnbsp;bedacht te hebben, dat volgens hem zeer aannemelijk was.

„Tja, mevrouwtje,quot; begon hij, onderwijl z'n enormen zakdoek in z'n linker broekzak proppende, „tja, zooals alle oude zeerotten, hebben wij zeer veel meegemaaktl Vooral met hemnbsp;daar heb ik nogal eens wat te stellen gehadlquot;

En hij wees met z'n duim over z'n schouder naar Kees, die met z'n pet in z'n nek geschoven ongeduldig uitkeek naarnbsp;den kellner.

„Dat kan ik me grondig indenken, meneer Hamersteen, die vrind van u schijnt ongeluk aan te brengen.quot;

„Nou, zoo erg is 't ook weer niet, maar hij brengt anderen, zonder het zelf te willen, wel eens in een moeilijk karpet,quot;nbsp;keuvelde Dirk eigenwijs. Kees hoorde er niets van, want denbsp;kellner kwam net uit het café met een boordevol blad, waarop ook zijn pilsie prijkte.

„En in wat voor moeilijkheden heeft dat sinjeur U dan wel eens gebracht, meneer Hamersteen?quot; vroeg de weduwenbsp;nieuwsgierig.

„Wel, eens waren we op weg naar een haven tusschen Londen en eh, laat eens zien, eh, Berlijn, of eh. Moskou...nbsp;afijn, dat weet ik niet meer. We voeren door een zware mist,nbsp;mevrouw, en waren al een paar uren de brulboei gepasseerd en ...quot;

„Een brulboei, wat is dat, meneer Hamersteen?quot;

„Wel, dat is een boei, die brult; een soort baken, waarin een helsche machine zit, die brult en loeit als een bezetene,nbsp;wanneer het zwaar mist. Dan kan je niks zien, weet u, maarnbsp;wel hooren. En bij rotsen of klippen leggen ze dan zoo'n brulboei neer om de schepen erop te wijzen, dat ze niet verdernbsp;moeten varen, maar een andere kant opgaan,quot; legde Dirk

45

-ocr page 50-

uit volgens dat, wat hij onthouden had van de verklaring uit het zeemanswoordenboek.

„En wat was er dan met die brulboei, meneer Hamersteen?quot; vroeg weduwe Bolgras verder.

„Met de boei was er niks, mevrouwtje, maar, zooals ik zei, we waren de boei al een paar uur gepasseerd en hoordennbsp;hem allang niet meer, toen hij daar (en hij wees weer metnbsp;z'n duim op Kees) kans zag om over boord te sode... eh,nbsp;vallen. Onze machinist zag het gebeuren en gooide nog gauwnbsp;een reddingsboei na en omdat het hardstikke nacht was ennbsp;zwaar mistte, zagen we hem de volgende seconde al nietnbsp;meer. De seconde daarop, mevrouwtje, hoorden we hemnbsp;echter des te beter en me haren reze te berge, want ik dacht,nbsp;dat we voorbij de brulboei gevare waren en op de klippennbsp;zouden loopen, zoo ging hij te keer in angst voor z'n hachielnbsp;We keerden direct om en gingen op 't geluid af, maar kondennbsp;hem niet oppikken door de zware golfslag. Zoo heb Kees welnbsp;drie uur rondgedreven en te keer gegaan als een brulboei.nbsp;En er waren nog andere schepen in de buurt en die dachten,nbsp;dat ze ook bij de brulboei waren en die gingen overstag ennbsp;liepen op de klippen, 's Morgens lazen we het in de kranten,nbsp;mevrouwtje. Er waren een stuk of vijf groote zeeschepennbsp;gestrand door het geloei van Kees. Zoodra ik voet aan walnbsp;had, werd ik gearresteerd en had heel wat moeite om denbsp;lui aan d'r verstand te brengen, hoe de vork aan de steelnbsp;gezeten had. Drie dagen hebben ze me vastgehoude, terwijlnbsp;de eigenlijke schuldige vrij mocht rondloopen en me opzoeken in 't pelisiebero.quot;

„Sjonge, sjonge, meneer Hamersteenlquot; en bedenkelijk schudde weduwe Bolgras haar hoofd bij 't verwerken vannbsp;het verbazingwekkende verhaal, dat zoo vlotweg in de rijkenbsp;fantasie van Dirk Hamersteen geboren was. Ja, want fantasie,nbsp;daarover beschikte Dirk Hamersteen in zeer ruime mate ennbsp;die was hem in vele gevallen al zeer te stade gekomen,nbsp;zooals ook nu.

Kees had niets van 't verhaal gehoord, maar wijdde zijn aandacht aan den kellner, die bezig was z'n dienblad tweenbsp;tafeltjes verderop gedeeltelijk te ontlasten.

46

-ocr page 51-

Om ook wat tegen Kees te zeggen, wilde de weduwe zich tot hem wenden met eenige sarcastische opmerkingen overnbsp;zijn rol in 't brulboeiverhaal, toen haar aandacht en die vannbsp;alle anderen plotseling getrokken werd naar 'n paar tafeltjesnbsp;vlak bij de breede trap, waar zij 't terras beklommen hadden.nbsp;Een dame stond vliegensvlug op, gooide haar glas limonadenbsp;met een rietje en een blokje ijs in het grint, stak haar armennbsp;op en rende verder het terras op, onder het geroep vannbsp;„help, helplquot; Vlak daarop rukte er iets aan datzelfde tafeltje,nbsp;dat kantelde en met veel schervengerinkel in het grint gooide,nbsp;wat daarop gestaan had. De anderen van dat gezelschapnbsp;volgden wat langzamer de eerste dame en de twee vergezellende heeren gooiden handen vol grint naar een wildnbsp;rukkend schepsel, dat deze consternatie veroorzaakte. Eennbsp;flinke grintbui scheen doel te treffen, want een vervaarlijkenbsp;snauw en gegrom was het antwoord van achter de omgevallen tafel, waardoor Dirk, Kees en de weduwe het vlezennbsp;zelf niet zien konden.

Allen waren opmerkzaam geworden en het publiek schoot toe. Nog een flinke ruk, het tafeltje rolde opzij en daar verscheen een groote, ruige hond, met ontbloot gebit en eennbsp;dikke rij borstelige rugharen, die overeind stonden. Een lang,nbsp;ordinair touw sleepte achter hem aan en aan het eind vannbsp;dat touw huppelde iets zwarts mee, dat zich met metaalgeluidnbsp;om de pooten van het tafeltje geslingerd had, toen de hondnbsp;voorbij had willen gaan.

„Allemachies,quot; giebelde Kees, „kijk is. Dirk. Daar hebbie net zoo'n hond als Heckie. Wat een woesteling! Kijk nou is,nbsp;ha-haV'

De gérant was toegesneld, had het touw gegrepen en wilde met behulp van een anderen kellner den hond wegsleuren.nbsp;Deze scheen daarvan niet gediend, keerde zich om en wierpnbsp;zich met diep gegrom op de twee mannen, die snel loslietennbsp;en vloekend een goed heenkomen zochten.

Een paar sprongen ver vervolgde de hond hen, bromde nog eens dreigend en keerde toen weer op z'n schredennbsp;terug, snuffelend langs den grond, zijn weg nemende, alsofnbsp;hij gedecideerd iets zocht. Het touw sleepte achter hem aan

47

-ocr page 52-

met aan't eind het zwarte ijzeren ding, dat vroolijk huppelend den hond op den voet volgde.

„Hi-hi-halquot; lachte de weduwe. „Wat een beestl Oh, oh, wat doen die menschen komiekl As-tie maar niet hierheen komt,nbsp;want daar moet ik niks van hebben, meneer Hamersteenlquot;nbsp;en ze schoof wat dichter naar Dirk toe.

Deze had met gespannen aandacht den hond bekeken en vond de gelijkenis buitengewoon treffend. Hij keek eens naarnbsp;Kees, die achterover lag in z'n stoel en met wijd open mondnbsp;lachte en riep: „'t Lijkent wel Heckie, Dirkl Kijke die lui isnbsp;bang weze, ha-halquot;

„Ja, as je niet beter wist, zou je bezweren, dat het Heckie was,quot; vond Dirk ook. „Maar we weten gelukkig, dat Hectornbsp;veilig thuis zit en geen dwaasheden uithalen kan.quot;

„Wie en wat is Heckie, meneer Hamersteen?quot; vroeg de weduwe, terwijl ze geamuseerd de pogingen gadesloeg, dienbsp;de gérant en eenigen van het personeel aanwendden, omnbsp;den hond van het terras te krijgen.

„Heckie, wel, dat is onze scheepshond, mevrouwtje. Net zoo een als deze, maar een tikje donkerder van kleur, metnbsp;witte pooten en niet zoo wild,quot; legde Dirk uit.

De hond was nu blijven staan op een meter of vijftien afstand en snoof in de lucht. Een kellner kwam aanloopen met een hark, liep op het beest toe en riep:

„Vort, kss, kss, het terras af, gauw, hulquot;

De hond staakte even z'n gesnuif in de lucht en vloog toen op den man met den hark af. Deze gooide met een gil z'nnbsp;tuininstrument neer en rende weg, met den hond op z'n hielen.nbsp;Het dier joeg hem zoo ver op, dat de man over het hek aannbsp;den anderen kant moest springen om zich in veiligheid tenbsp;brengen. Op een drafje kwam de hond terug, waarbij hetnbsp;ijzeren ding aan 't eind van het touw weer om den poot vannbsp;een tafeltje slingerde en dit omver haalde. De kellner, dienbsp;voor Dirk en z'n gezelschap zorgen moest, stond met z'n nognbsp;vrij vol blad, half afgewend, geïnteresseerd toe te kijken, vlaknbsp;naast de weduwe. De hond kwam dichter bij, snoof nog eensnbsp;krachtig in de lucht.

„Lieve help, die hond is dol, mevrouw,quot; zei de kellner zacht

48

-ocr page 53-

tegen de weduwe Bolgras. „Als dat maar goed afloopt.quot;

„Groote God, een dolle hond,quot; mompelde de weduwe. — „Daar heb ik al dikwijls over gelezen! Die zijn net zoo gevaarlijk, hè, meneer Hamersteen?!quot;

Ze keek Dirk aan, alsof ze zeggen wou, dat hij haar beschermen moest.

„U bent toch niet bang hè, meneer Hamersteen?quot; vleide de weduwe, terwijl ze zijn arm greep, want dikke zweetdroppels stonden op het voorhoofd van Dirk.

„Welnee, voor niets op deze wereld, mevrouwtje, „'k Heb het alleen maar erg warm,quot; en hij veegde met z'n mouw hetnbsp;zweet weg, terwijl hij met twijfelachtige schrikoogen dennbsp;hond aanstaarde.

„Vin-je ook niet. Dirk, net Heckie, hè?quot; grinnikte Kees onbezorgd. „Dan kenne ze hier nog wat belevelquot;

Ongerust keek Dirk rond.

quot; „Hou je gezicht, kerel; roep voor de aardigheid maar is: Heckie!quot;, kreunde Dirk, er in de verste verte niet aan denkend,nbsp;dat Kees het werkelijk doen zou.

Kees echter grinnikte en moedig riep hij:

„Heckie, Heckie, Heckielquot;

't Resultaat was angstwekkend.

Als een veer schoot de hond plotseling weg en kwam met vervaarlijke sprongen op hun tafeltje af. De kellner brulde:nbsp;„Groote God!quot;, keerde z'n blad om in den schoot van denbsp;weduwe en rende als een aangeschoten hert het terras af,nbsp;tafels en stoelen omver gooiende.

Heckie (want gij, waarde lezer, zult allang begrepen hebben, dat het onze viervoetige vriend in levenden lijve was) stormde op Dirk af, hield ongeloofelijk snel z'n vaart in ennbsp;plantte z'n groote voorpooten op de volumineuze dijen vannbsp;Dirk, die radeloos om zich heen zag, doch verder stil zittennbsp;bleef. De weduwe was oorverdoovend schreeuwend overeindnbsp;gevlogen, waardoor een stortvloed van scherven, bier, koffie,nbsp;limonade uit haar schoot neerplensde. Hevig beangst zochtnbsp;ze dit keer bescherming bij Kees en wilde hem om dennbsp;hals vallen. Deze was echter, ontzet over 't enorme resultaatnbsp;van zijn geroep van „Heckie!quot;, een meter of tien weggehold,

4 nbsp;nbsp;nbsp;49

-ocr page 54-

zoodat de weduwe, zijn plaats nog bezet wanende, in de lucht greep en voorover sloeg. Op handen en voeten maaktenbsp;ze toen nog zoo snel zij kon den afstand tusschen haar ennbsp;den dollen hond zoo groot mogelijk. Op dit moment dachtnbsp;ze niet eens aan Dirk.

De heer Hamersteen ondertusschen had met een moedeloos gebaar het touw gegrepen en z'n arm om Heckle's nek gelegd, hetgeen door alle toeschouwers als een daad vannbsp;enormen moed, met ingehouden adem werd gadegeslagen.nbsp;Kees zag het ook en oogenblikkelijk begreep hij, dat hetnbsp;Heckie werkelijk moest zijn. Hij keerde eensklaps kalm opnbsp;z'n schreden terug, bukte om de weduwe op te helpen, dienbsp;hij op handen en voeten tegenkwam en zei:

„Wees kalm, mevrouw, wees maar heelemaal niet bang. Wij zullen dit gevaarlijke dier wel vasthouden. M'n maat, denbsp;kapitein, is 'n echte dierentemmer. Geen leeuw, tijger, wolf ofnbsp;dolle hond is gevaarlijk voor hem. Kom, ga rustig weer zittennbsp;en doen alsof er niks gebeurd is. De kapitein brengt het welnbsp;voor elkaar. Da's een kerel uit één stuklquot;

Rillend van de koude limonade, het bier, den schrik enz. volgde ze Kees pas, toen ze zag, dat Dirk den dollen hond,nbsp;die nu vrij rustig was en kwispelend Dirk met de oogennbsp;volgde, aan een lindeboom had vastgebonden. Hij raaptenbsp;het zwarte ding op en keek er beduusd naar. Het was eennbsp;deurtje van den haard, waaraan hij Heckie had vastgebonden, toen ze hun woning verlieten voor de ontmoeting metnbsp;de weduwe Bolgras. Deze kwam, een beetje kreupel, weernbsp;naar het tafeltje terug, steunend op Kees' rechterarm. Benedennbsp;haar heupen was ze kletsnat en vlokken bierschuim zatennbsp;aan haar kousen, terwijl de door haar verlangde slagroomnbsp;zich al een hel wit pompoentje op den neus van haar linkerschoen genesteld had.

Dirk hield nog in groote verwondering het haarddeurtje in de hand, toen hij de lofrede hoorde, welke Kees op hemnbsp;hield en met een schok besefte hij het geestelijk voordeel,nbsp;dat hem zoo gemakkelijk was toegeworpen.

De gérant kwam driftig op hem toegestapt, maar Dirk was hem voor en bulderde;

50

-ocr page 55-

„Van wie is dat gevaarlijke beest, meneeirrl Kan ik hier veilig zitten met m'n dame, of moet ik voortdurend voor haarnbsp;veiligheid waken?quot;

Een teedere blik der weduwe gleed over Dirk heen, die met vooruitgestoken borst en de rechterhand napoleontischnbsp;halverwege in z'n vest, op indrukwekkende manier rekenschap vroeg aan den gérant van den theetuin.

Kees zag dien teederen blik, waarin zelfs trots op haar mannelijk geleide leesbaar was en hij deed er gauw eennbsp;woordje bij, nadat hij de weduwe behoedzaam in den rietennbsp;stoel had doen plaats nemen.

„Ja, hoe zit dat hier, meneerrr?quot; mengde Kees zich in het gesprek. „Als die hond van u is, pas er dan een beetje beternbsp;op. Wees maar blij, dat m'n maat niet zoo bang is als denbsp;rest hier en dat hij gelukkig zoo goed weet, hoe hij dollenbsp;hchden moet behandelen.quot;

„Oh, eh — eh, neemt u me niet kwalijk, heeren; ik meende, dat die hond van u was. Eh, ik ben u zeer verplicht en vraagnbsp;u wel excuus voor de overlast, 't Is anders geen wonder, datnbsp;wij en alle anderen dachten, dat dat kreng van u was, toennbsp;hij zich door u zoo gedwee liet vastbinden.quot;

„Och, waarde heer, dat neem ik u ook heelemaal niet kwalijk. Maar misschien houdt de werkelijke eigenaar zichnbsp;hier wel schuil en zoekt die hond hem. Wacht, ik zal hemnbsp;even weer losmaken, om te kijken of hij zijn baas wil zoeken.quot;

Dirk stapte naar het lindeboompje, waar Heckie vastlag, mctar na twee stappen in die richting hingen de gérant ennbsp;een paar kellners, plus eenige heeren uit 't publiek aan z'nnbsp;armen en hielden hem tegen. De rest van het publiek stoofnbsp;naai den rond van het terras, waardoor een vreeselijk gedrang ontstond. Heckie ging te keer als een dolle, want hijnbsp;meende, dat Dirk werd aangevallen door al die menschen,nbsp;die hem vastgrepen.

„In 's hemels naam, meneer, geen gekheid. Doe wat u wilt, maar laat die hond vast. Ik zal de politie opbellen om hemnbsp;te laten afmaken en den eigenaar op te sporen.quot;

„Politiel?quot; gilde Kees van schrik.

„Maar meneer, wees toch wijzerl Welke kastelein haalt

51

-ocr page 56-

er nou voor zoo'n kleinigheid politie in z’n zaak. Dan komt uw café in een kwade reuk. M'n kameraad hier zal voor unbsp;wel zorgen, dat dit gevaarlijke dier zonder ongelukken verdwijnt. Laten alle menschen rustig weer gaan zitten en brengnbsp;ons, wat we besteld hebben, alsjeblieft.quot;

„Is 't heusch, meneer?quot; wendde de gérant zich tot Dirk, „neemt u de verantwoording over dat wilde beest op u?quot;

Genadiglijk knikte Dirk.

„Zeker, meneer. Als ik u daarmee een genoegen kan doen en geruststellen. Laat dat maar an mijn over. 'k Heb zelfnbsp;een dergelijk soort, maar met witte pooten en die zijn nognbsp;wilder dan deze. Ik zal hem wel meenemen. Breng ons eerstnbsp;nu maar eens twee pilsies en een koffie slag.quot;

„Oogenblikkelijk, heeren. Hè, da's een opluchting! Weest u maar heel voorzichtig met dat gedierte, heeren. Josefl Tweenbsp;pils en een koffie slag voor deze dame en deze heeren. Vlugnbsp;watl Nogmaals bedankt, heeren!quot;

En na een beleefde buiging begaf de gérant zich weer naar binnen en verdween achter een groot buffet. De anderenbsp;bezoekers hadden hun plaatsen weer ingenomen, nadatnbsp;eenige kellners de omgevallen tafeltjes overeind gezet hadden. Voortdurend echter gluurden de gasten naar Heckie ennbsp;naar de weduwe. Sommigen durfden zelfs te lachen, maarnbsp;dat duurde slechts zoo lang, totdat weduwe Bolgras eennbsp;meneer erop betrapte, dat hij schijnbaar te haren koste eennbsp;sarcastische aardigheid debiteerde, terwijl hij in haar richtingnbsp;wees. De menschen aan zijn tafeltje giebelden. Dat verstomdenbsp;echter plotseling, toen weduwe Bolgras strak naar hennbsp;keek, zóó giftig, dat den „grappenmakerquot; de schrik om 't hartnbsp;sloeg en hij z'n gezicht verborg, door lang zijn neus te gaannbsp;snuiten. De anderen keken vol interesse naar iets anders,nbsp;angstig opzij glurend naar de weduwe.

Een andere kellner bracht de pils en de koffie slag en onder 't genot daarvan vergaten de twee zeelui en hun damenbsp;al gauw den schrik en het tumult. Merkwaardig gauw verzwolg Kees zijn pilsje, hetgeen een streng afkeurenden bliknbsp;van Dirk ten gevolge had. Kees was er echter ongevoelignbsp;voor en keek alweer uit naar den kellner. Meenende, dat

52

-ocr page 57-

het in hoogere klingen gewoonte was in alles voor een dame te zorgen, brak Dirk de klontjes suiker uil het pakje, deednbsp;ze in het kopje koffie, schonk melk bij, roerde door en lepeldenbsp;toen den slagroom er bovenop, alles met stralende blikkennbsp;op de weduwe, welke warempel even stralend beantwoordnbsp;werden. Met een wat overdreven hoffelijk gebaar en eennbsp;gezicht, glimmend van genoegen en tevredenheid, bood hijnbsp;de koffie slag daarop aan de weduwe aan.

„Dank u wel, meneer Hamersteenl U bent, geloof ik, bezig me te verwennen, is 't niet? Pas maar op, hoor, want ik durfnbsp;gerust een heele hand te nemen, als me een vinger gegevennbsp;wordt.quot;

„Och, mevrouwtje,quot; antwoordde Dirk, achterover leunend in z'n rieten stoel, die hevig kraakte, „wanneer u mij uw pinknbsp;aanbood, zou ik wis en drie uw heele hand nemen.quot;

. „Mijn hand, meneer Hamersteen? Wat zou u daar nou an hebben,quot; hielp de weduwe Dirk geraffineerd op den ge-wenschten weg. Ze zei het zoo langs haar wipneusje weg,nbsp;maar gluurde gespannen over haar koffie heen naar Dirk,nbsp;die, lui achterover liggend, met een raadselachtigen, breedennbsp;glimlach op den knop van z'n handspaak zoog.

„Uw hand, mevrouwtje? Wat ik daarmee zou doen? Wel, dat durf ik u nu nog niet te zeggen. O, u wekt zoete droomennbsp;in mij oplquot;

„Ga nou, grappemaker! Zoo bedoel ik het nietlquot; loog de weduwe, terwijl haar oogen lonkten en het tegendeel beweerden. „Die mannen zijn toch allemaal met hetzelfde sopnbsp;overgoten.quot;

„Ho-ho, mevrouwtje; ik ben nooit getrouwd geweest, zuiver en alleen, omdat ik het huwelijk als een te ernstige zaaknbsp;beschouwd heb, om maar zoo gauw te beslissen en de sprongnbsp;in het duister te doen.quot;

Hij liet z'n stem wat dalen en boog zich wat naar de weduwe over, welke vol verwachting in z'n oogen keek.nbsp;„Maar, wat u betreft, mevrouwtje, ik zou ...quot;

„Heidaar, stjoewerd, nog twee pils en een kleintje koiüelquot; blèrde Kees opeens er tusschen door en trok zoo een oogen-blik de aandacht van alle aanwezigen. Dirk ging gauw weer

53

-ocr page 58-

recht zitten en de blik van gespannen verwachting in de oogen der weduwe maakte zonder eenigen overgang plaatsnbsp;voor een van hevige ergernis en teleurstelling.

„O, wat een naarling, die vrind van u,quot; mompelde de weduwe, meer oprecht dan beleefd. „Die stuurt, geloof ik,nbsp;alles in de war, hè?quot;

Onbewust voelde Dirk heel goed de strekking van deze laatste ontboezeming der weduwe en hij troostte haar doornbsp;te fluisteren;

„Och, dat komt, omdat hij altijd aan ruw volk gewend is, mevrouwtje; maar ik zal u toch eenmaal, en hopelijk heelnbsp;gauw, eens zeggen, wat ik u nu had willen vragen. Ik voelnbsp;me vandaag zoo roekeloos moedig, begrijpt u, dat ik menbsp;tot alles in staat gevoel en overal lef en durf genoeg voornbsp;heb. Dat schijnt door u te komenlquot;

En ondeugend knipoogde hij haar weer toe met beide oogen. Zij zuchtte en keek omhoog in 't lommer.

Een kellner haalde den gebruikten rommel weg en bracht het zoo lui ddoor Kees bestelde.

„Proost, kappiel Hebbie het nogal naar uwes zin?quot; wendde Kees zich tot Dirk, „en u ook, mevrouw? Leuk plekkie hier,nbsp;hè? Net zoo iets als toen in Amerika, hè kappie. Maar denbsp;pils is hier lekkerder. Proost, hoorlquot;

En driekwart van z'n groote glas verdween in één teug door z'n keelgat.

„Dat is zeker een reuze zuiplap, hè?quot; informeerde de weduwe losweg bij Dirk.

„Och, mevrouwtje, ik let er streng op. Meer dan zes krijgt hij er nooit en hij kan er wel twintig hebben, voor hij geennbsp;recht zog meer heeft,quot; verklaarde Dirk.

„Zog? Wat is dat bij hem?quot; vroeg de weduwe verwonderd.

„Wel,quot; legde Dirk uit, die zich z'n zeemanstaal ineens herinnerd had, „zog, dat noemen wij zeelui de sporen vannbsp;golven en schuim, welke een schip achterlaat en waaraannbsp;je kan zien, of hij recht vaart of in bochten. En as nou éénnbsp;van ons wat boven z'n theewater is en niet heelemaal rechtuit meer loopt, dan zeggen wij, zeelui, dat hij geen recht zognbsp;of kielwater maakt.quot;

54

-ocr page 59-

„o, is dat et,quot; kwam de weduwe, een tikje verlegen, en toen opeens: „O, meneer Hamersteen, wat hebbie an uw ooi?nbsp;Een ongeluk gehad?quot;

„Och, mevrouwtje, maakt u zich niet bezorgd, 't Is niets, hoor. Vanmorgen gleed ik aan boord uit en viel door eennbsp;ruit en dat kostte me een stukje van m'n oor. Maar dat groeitnbsp;vanzeli weer dicht, 't Is maar een wissewasje.quot;

/,0, wat engi Doet het nog zeer?quot;

„Ik voel 't al niet meer, mevrouwtje. As ik nooit wat ergers oploop as dat, nou, dan kan ik tevreê zijn, hoorlquot;

„As 't maar niet gaat zweren, meneer Hamersteen. Zal u 't goed schoonhouden?quot; En meewarig zorgelijk keek ze Dirknbsp;aan. Deze kon, door zijn absoluut gemis aan kennis van hetnbsp;„ewig weiblichequot; niet ongevoelig blijven voor zooveel warmenbsp;belangstelling in zijn persoon en hij meende op dat oogen-blik werkelijk eventjes, overstelpt door een warreling vannbsp;voor hem geheel vreemde aandoeningen, dat hij wel zounbsp;kunnen houden van de weduwe. Hij voelde zich zóó vreemdnbsp;worden, dat hij in een soort verbijstering z'n horloge te voorschijn haalde en mompelde:

„Wat denkt u ervan, mevrouwtje? 't Wordt tijd, dat we ons anker weer lichten, hè. We hebben nog een aardigenbsp;wandeling voor den boeg. Kees, roep de stjoewerd maar islquot;

Wat zelden gebeurde, er kwam geen antwoord van Kees en hij was ook in de naaste omgeving niet te zien. Geennbsp;van beiden had zijn verdwijning gemerkt, zóó hadden zenbsp;elkaar bezig gehouden.

„Allemachies, waar is diè zoo stiekum heengegaan?quot; vroeg de weduwe, lichtelijk verbaasd.

„O, die heb ik zoo te pakken,quot; beweerde Dirk, die z'n zelfbewustheid spoedig had teruggevonden, „je moet hemnbsp;maar kennenl Wilt u even geduld hebben? Ik ben zóó weernbsp;teruglquot;

Vriendelijk lachend knikte de weduwe van ja en, na nog een lonkje te hebben opgevangen en geretourneerd, staptenbsp;Dirk resoluut en met streng gezicht naar den ingang vannbsp;'t restaurant, waarvan het groote buffet half zichtbaar was.nbsp;Op den drempel van de wijde deuropening staande, kon Dirk

55

-ocr page 60-

Kees zien zitten op een hooge tabouret voor de nu zichtbare rest van het groote buffet. Kees zat met z'n hielen op eennbsp;sport van het stoeltje, z'n ellebogen gesteund op 't marmerennbsp;buffetblad en keek met een wazigen droomblik in een grootnbsp;glas pils, dat reeds voor driekwart geledigd was. Een bewijs,nbsp;dat Kees al een teugje genomen had.

„Hé, stuurmanlquot; schreeuwde Dirk. „Wat is dat voor een manier van doen, om zoo stiekum van boord te gaan? Allé,nbsp;kom vort, we gaan naar huis. Mevrouw Bolgras wacht opnbsp;onsl Schiet een beetje oplquot;

Hij stompte Kees zachtjes tegen den schouder en deze keek hem een tikje wezenloos aan, zonder z'n ellebogen van hetnbsp;buffet te lichten.

„Enne, enne, is het voor mekaar, kappie?quot; mompelde Kees zachtjes.

„Watte? Wat bedoel je, stuur?quot; vroeg Dirk verwonderd.

„Nou, de trouwerij met de weduwe, 'k Ben expres stiekum hier gaan zitten, om jou de ruimte te laten. Is 't ie goednbsp;of niet?quot;

„Hm, ja zeker, maat. Ze is gewoon wég van me. We stoomen in de goeie koers.quot;

„Hoe is het mogelijk, hè?quot; vond Kees, nu niet bepaald vleiend. „Dat gaat van een leien dakkiel Hebbie ze al uit-genoodigd voor het vaartochie?quot;

„Nee, nog niet, maar dat zal ik dan op de terugwandeling doen. 'k Had nooit gedacht, dat het vrouwvolk zoo makkelijknbsp;was in te palmen. Kom mee nou. Kees. Ze wacht op onslquot;

En Dirk trok Kees wat onzacht van het tabouretje.

„Zachies an, kappiel Me pilsie kan ik toch zóó niet achter-late,quot; en met een handige beweging wipte Kees de rest van z'n pilsie naar binnen.

„Vooruit, schiet op. Hier, ober, voor uiquot; riep Dirk en wierp een kwartje op het buffet, terwijl hij Kees, die schijnbaar nietnbsp;meer absoluut normaal op z'n beenen kon staan, bij eennbsp;arm meetrok naar het terras.

„Hé, meneer, dat gaat zoo maar nietlquot; riep de ober verontwaardigd. „Ik krijg een gulden van u. Vijf pils voor meneeriquot;

56

-ocr page 61-

„Wel allemachtig, jij vervloekte zuiplap,quot; snauwde Dirk tegen Kees, terwijl hij hem onzacht in z'n arm kneep ennbsp;schudde. Met een hoogst verontwaardigd gezicht zocht Dirknbsp;in z'n portemonnaie de rest bij elkaar. Kees zag kans oogen-blikkelijk over een stoel te vallen, toen Dirk hem even loslietnbsp;om af te rekenen.

„Ezelskop, wat moet de weduwe nou wel van ons denken, as jij onbekwaam mee terugkuiert. Dat was zeker de hoofdzaak, hè, waarom je er tusschenuit kneep. Vijf pils in éénnbsp;kwartiertje. Kaffer, vooruit, kom overeind en doe je best omnbsp;heelemaal gewoon te loopen, dan is je zeemansgang misschien net goed. Vooruit!quot;

Hij hielp Kees overeind en leidde hem bij een arm naar buiten, 't Viel mee, zoolang Kees geleid werd en de weduwenbsp;merkte de gevolgen van Kees' buitensporigheden niet op ennbsp;schoof wellicht z'n eigenaardige manier van voortbewegennbsp;op z'n zeemanseigenschappen.

Bij hun tafeltje aangekomen, werd Dirk weer verheugd verwelkomd met een zalig glimlachje der weduwe en Kees viel zwaar in een rieten stoel, toen Dirk hem losliet. Zijn petnbsp;schoof door den schok achter in zijn nek.

„Hé, stjoewerd!quot; riep Dirk en de kellner, die hen bediend had, kwam op een drafje aangeloopen.

„O, gaat u weg, meneer? En u neemt dat beest mee, hè?quot;

„O gut ja, da's waar ooklquot; schrok de weduwe. „Die hond, hoe legt u dat aan, meneer Hamersteen?quot;

„Kom, daarover hoeft u zich niet ongerust te maken, mevrouwtje. Hij loopt met me mee as een lammetje, dat zal u zien. Dit is voor u,quot; en hij gaf den kellner wat hem toekwam,nbsp;plus een flinke fooi. De kellner boog beleefd en diep.

„Nou, we zullen dat beestje dan maar eens losmaken,quot; stelde Dirk voor. „Wees niet bezorgd of bang, mevrouwtje;nbsp;die hond doet u vast niets. Neem echter één raad van menbsp;aan en loop in geen geval weg.quot;

De weduwe knikte en probeerde onverschillig te lachen, doch ze bracht het slechts tot een akeligen grijns, waardoornbsp;haar gezicht in zenuwkramp vertrokken werd. Ze was op-

57

-ocr page 62-

gestaan en klemde haar beide handen zoo fel om de stoelleuning, dat haar knokkels spierwit werden.

Dirk stapte op Heckie toe. De kellner had zich snel omgedraaid en vloog van het eene tafeltje naar het andere, om het publiek in te lichten en te waarschuwen. Overal hoordenbsp;men glaswerk neerzetten. Vele dames stonden alvast op ennbsp;maakten zich gereed om te gaan gillen en naar buiten tenbsp;snellen. De gérant kwam ook kijken. Kees lag met z'n okselsnbsp;over de leuning toe te zien en had schijnbaar heel veel voorpret. Heckie sprong Dirk opgewonden tegemoet, zoover hetnbsp;touw reikte en blafte schel. Het vastgebonden zitten scheennbsp;hem al aardig te vervelen en hij bleek zeer verheugd, datnbsp;daar nu een eind aan kwam. Dirk greep met de rechterhandnbsp;het touw om den zworen nek en met de linker het haard-deurtje. Heckie sprong wild tegen Dirk op en het publieknbsp;hield den adem in. Dirk gaf den scheepshond een flinken slagnbsp;met het haarddeurtje om hem te kalmeeren, maar Heckienbsp;scheen dat zelfs als een liefkoozing op te vatten en begonnbsp;nog wilder te kwispelstaarten, te springen en te blaffen. Onbevreesd maakte Dirk hem los van het lindeboompje en innbsp;alle richtingen hoorde men grint knarsen onder de voetennbsp;van de menschen, die zich vast omwendden, om er directnbsp;vandoor te kunnen gaan.

„Alléh, stil jij, schobberti Kalm an en kom meelquot; zei Dirk en greep het touw een meter vóór het haarddeurtje.

Zoodra Heckie merkte, dat hij los van het boompje was, sprong hij wild vooruit. Dirk meesleurende, die allerlei dwazenbsp;sprongen moest maken, om het haarddeurtje te ontgaan, datnbsp;hem venijnig tegen de beenen sloeg. Heckie rende, met Dirknbsp;op z'n hielen, recht op de weduwe aan. Met groote angst-oogen zag de weduwe hem naderbij komen. Plotseling zettenbsp;Heckie ontzaglijk veel kracht bij, sleurde Dirk met nog groo-tere snelheid voort en vloog met diep gegrom op de beenennbsp;van de weduwe af. Ontzet sprong zij op haar stoel, maarnbsp;bleef de leuning krampachtig vasthouden, zoodat haar vlee-zige rug bolrond naar boven kromde, als van een kat innbsp;doodsangst. Het volgende oogenblik was Heckie bij haar ennbsp;de weduwe maakte reeds aanstalten om zich met stoel en

58

-ocr page 63-

al te laten omvallen, toen bleek, dat Heckie heelemaal geen kwaad in den zin had, doch snel den nog resteerenden slagroom begon ai te likken, die als een pompoentje op dennbsp;schoen der weduwe prijkte.

„Ziet u nu wel, dat hij nog zoo kwaad niet is, mevrouwtje?quot; lachte Dirk zenuwachtig. „Laat hij uw schoen eerst maar evennbsp;opknappen, dan stappen we op. Gelukkig was u zoo flinknbsp;om niet weg te loopen, mevrouwtje. Dat zouden niet veelnbsp;vrouwen u hebben nagedaanl”

De weduwe probeerde nu fier rond te kijken, wat eenigs-zins mislukte door den angst, die nog nagloeide in haar oogen en duidelijk van haar gezicht te lezen was. Innerlijknbsp;was ze echter trotsch op de luide goedkeuring van dennbsp;kapitein en toen Heckie zelfs den geur van slagroom nietnbsp;meer kon bespeuren, kon ze rustig van haar stoel afkomen.nbsp;Heckie nam zelfs geen notitie meer van haar.

„Alléh, stuur, ga jij vast vooruit. Wij komen direct achter je an. Wacht op ons, als je de trap af bent!quot;

„Best, kappie, 'k gaan al,quot; antwoordde Kees, stond van z'n stoel op en begon den tuin over te steken naar de trap,nbsp;waarlangs ze het terras bereikt hadden. Gelukkig herinnerdenbsp;Kees zich den raad van Dirk, om in z'n huidige omstandigheden, als gevolg van de vele pilsjes, zoo recht mogelijknbsp;te loopen. Daardoor kreeg zijn manier van gaan nog meernbsp;het effect van den zeemansgang, zooals Dirk en Kees zichnbsp;dien voorstelden. Zonder ongelukken bereikte Kees de trapnbsp;en daalde die behoedzaam af, half glijdend langs de rustiekenbsp;leuning. Een pas of tien achter hem volgde Heckie, sterknbsp;geremd door Dirk, aan wiens rechterarm de weduwe hing.nbsp;Dirk had het touw geheel gevierd en hield het vast vlak voornbsp;het haarddeurtje, zoodat het niet uit z'n hand kon schieten.

Kees stond al onder aan de trap te wachten, lichtelijk achterover geleund op z'n handspaak, toen Heckie bovenaannbsp;de trap verscheen. Rap daalde de scheepshond de trap afnbsp;en was al geheel beneden, toen Dirk en de weduwe nognbsp;bovenaan stonden. Het was voor Dirk zoo goed als onmogelijk, Hector nu voldoende te remmen in z'n snellen gang en,nbsp;met de weduwe aan z'n arm, vloog hij in razend tempo de

59

-ocr page 64-

trap af. 't Ging gelukkig zonder vallen. Alleen de laatste drie treden moesten ze springen, om een anders onvermijdelijkennbsp;val te voorkomen. De weduwe sprong verre van elegant, metnbsp;beide beenen tegelijk en de oogen dicht. Dirk zag echternbsp;kans haar op de been te houden en na dit succes volgdennbsp;zij Kees weer, die met echten zeemansgang den weg, diennbsp;zij naar den theetuin gevolgd hadden, begon terug tenbsp;wandelen.

„Wat gaat u nu toch met die hond doen, meneer Hamer-steen?quot; vroeg de weduwe belangstellend, terwijl ze opgelucht voortstapte aan Dirks rechterzijde en daarbij onnoodig zwaar leunde op z'n arm.

„Wel, ik zal hem maar naar een politiepost brengen, pie-vrouwtje, want ik kan geen twee honden gebruiken. Onze scheepshond is net zoo'n beest, maar niet zoo kwaadaardignbsp;en wat lichter, met witte pooten. Die twee zouden mekaarnbsp;gewoonweg afslachten, denk ik.quot;

„Ja,quot; vond de weduwe, „dat zou wat worden. Twee van die gevaarlijke dieren bij elkaarlquot;

„O nee, mevrouwtje, u moet maar eens kennis met hem maken. Hij is altijd aan boord van ons schip. Als u van eennbsp;vaartochtje houdt, moet u maar eens met ons een mooie reisnbsp;meemaken. Dan kan u onze hond ook eens zien. U zult zien,nbsp;een lief, trouw dier en mak als een lammetje.quot;

„Nou, van varen houd ik wel, meneer Hamersteen. Dat wil zeggen, ik heb zoo goed als nooit op een boot gezeten, ofnbsp;'t moest een veerpont wezen. Maar een echte vaartocht metnbsp;een eigen schip, waarop je zelf de baas bent, dat lijkt menbsp;wel reuze fijn, meneer Hamersteenlquot;

„Nou, mevrouwtje, dan heb ik de eer u eens uit te noodigen tot een prachtig zeiltochtje met onzen groeten boeier. Wenbsp;gaan juist nu over een paar dagen weer eens een tochtjenbsp;naar Marken of Lemmer maken en als u zin hebt, kunt unbsp;meegaan. Of kan u niet weg, wanneer u wilt?quot;

„O zeker, meneer Hamersteen. Ik ben gelukkig van niemand afhankelijk en heelemaal eigen baas.quot;

„Kijk, dat zou ik heel aardig vinden, mevrouwtje. Gaat u dan met ons mee, aanstaande Donderdag, dat is over drie

60

-ocr page 65-

dagen? Dan houden we onze openingstocht en het schip is heel gioot, wel plaats genoeg voor veertig menschen.'

„Dolletjes, meneer Hamersteen. Dan kunnen m'n zoontje en m'n dochter en m'n moeder óók wel mee, hè? Die zullennbsp;het ook zoo mooi vinden. Mijn jongen is gewoonweg dolnbsp;op varen. Magge die ook mee, als ze willen meneer Hamersteen?quot;

„O natuurlijk, mevrouwtje, wis en drie, hoori Alles wat u leuk vindt, is van te voren al toegestaan, hooriquot; en hij druktenbsp;beteekenisvol den arm van de weduwe Bolgras, die datnbsp;beantwoordde en bovendien omhoog lonkte met een blik,nbsp;die zelfs voor Dirks onervarenheid duidelijk genoeg was.

Zoo onder het voortwandelen door waren ze al bij de eerste dwarsstraten gekomen. Heckie gedroeg zich vrij behoorlijk en Kees was altijd een pas of drie vooruit gebleven.nbsp;Twee keer was er een kennis van de weduwe voorbij gekomen en dan had ze waardig en trotsch gegroet. Eij denbsp;straat gekomen, waar de weduwe woonde, bleven ze nognbsp;even staan praten, vlak naast een groote groentekar, waarnbsp;ook mooie hyacinthen en tulpen op prijkten, naast kruidenierswaren als eieren, verschillende blikjes verduurzaamdenbsp;levensmiddelen, zooals zalm, gehakt, boontjes, fruit, enz.nbsp;Ook bloempotten met vaste planten waren in grooten getalenbsp;opgeladen en stonden twee rijen dik in een rek.

Ze hadden afgesproken, dat Dirk den volgenden dag eens nader zou komen kennismaken met de familie van de weduwenbsp;Bolgras en dan tegelijkertijd eens zou komen praten over dennbsp;vaartocht. Op het punt van afscheid te nemen, werd Dirk,nbsp;hoogstwaarschijnlijk door z'n verheven stemming, voor hetnbsp;eerst van zijn leven getroffen door de schoonheid van geurnbsp;en uiterlijk van hyacinthen en roode tulpen. Instinctief gevoelende, dat bij elke liaison bloemen behooren, bleef hijnbsp;de hand der weduwe vasthouden en met de andere in breednbsp;gebaar de tulpen en hyacinthen aanwijzende:

„Wel, mevrouwtje, mag ik u, ter gelegenheid van onze kennismaking, wat van deze mooie bloemen aanbieden? Zenbsp;stralen van jeugd en levenslust, net als wij, is 't niet?quot;

Met een kleur van plezier en vliegende gedachten aan

61

-ocr page 66-

haai voorbije jeugd, die scheen tetuggekomen, knikte de weduwe en zei:

„O, wat leuk van u, meneer Hamersteen. Ja, tulpen en hyacinthen, prachtbloemen. Daar ben ik dol oplquot;

„Nou, zoek er dan zooveel uit, als u hebben wilt. Wacht, ik zal u helpen. Hier, Kees, eh... stuurman, hou jij Heckienbsp;is vast. Een oogenblikkie maarlquot;

Kees, die zich wat afzijdig gehouden had, kwam naderbij en wilde het touw grijpen. Even van tevoren had Heckienbsp;zwaar en diep gegromd en hij stond nu met vier stijve pootennbsp;en alle rugharen overeind, met z'n kop vlak voor het linkernbsp;wagenwiel.

„Allemachies, kapple, wat doet-ie nou weer gek,quot; vond Kees en greep aarzelend het touw. De weduwe hoorde hetnbsp;niet, want ze stond voor de kar, leunend op het voorstuk ennbsp;was al bezig de tulpen en hyacinthen uit te zoeken. Dirk keeknbsp;even opzij, haalde zên schouders op en zei:

„Nou, stuur, hou 't em maar zoo kort mogelijk vast. 'k Ben zoo klaar hiermee.

Kees wilde Heckie wat opzij trekken, maar dat gelukte slechts een paar centimeter, waarbij Hector met stijve pootennbsp;als een houten hond bleef staan.

„Nou, mij ook goed,quot; bromde Kees en bleef toekijken naar het bloemen uitzoeken bij de kar, steunend op z'n handspaaknbsp;en het touw om z'n pols gewonden, zoo kort mogelijk bij dennbsp;nek van den hond. Hij ging geheel op in het frissche tafreeltjenbsp;van jonge, ontluikende liefde bij bloemen en een groentekar.

Plotseling bromde Hector luider, maar niemand lette erop. Toen weer een gegrom, maar niet van Heckie en vlak daaropnbsp;schoot Heckie onder de kar. Kees meerukkend. Het volgendenbsp;oogenblik leek het, of de wereld verging. Van onder de karnbsp;kwam een helsch kabaal van in woest moordgevecht gewikkelde verscheurende dieren, waartusschen schel het ge-krijsch om hulp van Kees vernomen werd. De kar domptenbsp;voorover. Dirk en de weduwe verloren plotseling hun steuntjenbsp;en sloegen recht vooruit in den groeten wagen. Groenten,nbsp;fruit, aardappelen, eieren, bloemen, tomaten, enz. schovennbsp;naar voren en begroeven hen bijna.

62

-ocr page 67-

De overweldigende schrik scheen de weduwe de spraak ontnomen te hebben, want ze gaf geen kik. Vlug krabbeldenbsp;ze overeind, geholpen door Dirk, die, evenals zijzelf, vannbsp;onder tot boven besmeurd was met bananen- en tomatenpap,nbsp;eierstruif, aarde, enz. Door al deze etenswaren heen schredennbsp;zij, op elkaar steunend, naar de stoep, terwijl het vreeselijknbsp;misbaar onder den wagen onafgebroken voortduurde. Zoonbsp;nu en dan zagen ze een been of een arm van Kees door denbsp;spaken van een wiel komen en één keer zag Dirk Kees' beidenbsp;handen krampachtig om den ijzeren wielband geklemd, terwijl zijn hoofd door de bloeddorstige honden bedolven was.

Hoe minder men echter Kees zag, des te meer hoorde men hem en Dirk had ook gezien, dat het touw nog gedeeltelijknbsp;om Kees' pols gewonden zat en deze wanhopige pogingennbsp;dééd dit touw kwijt te raken.

Van alle kanten schoot publiek toe, waaronder ook de man van de groentekar, die een paar deuren verderop bezig wasnbsp;geweest zijn producten te bezorgen.

Wanhopig en handenwringend holde de groenteboer rond zijn kar en schopte naar Kees, niet begrijpend, wat die ondernbsp;zijn wagen te maken had.

Een straatjochie kreeg plotseling kans een stuk van het touw te grijpen en Dirk liet snel de weduwe los, om het vannbsp;dat jochie over te nemen. Eenige heeren hielpen mee en ondernbsp;vreeselijk gegil van Kees, die het touw nog gedeeltelijk omnbsp;z'n pols had, werden man en hond onder de kar vandaannbsp;getrokken, terwijl de honden tot op het laatste moment hunnbsp;strijd op leven en dood voortzetten. Met onweerstaanbaarnbsp;geweld werd Heckie van den karhond getrokken en Kees opnbsp;de been geholpen. Hij was geheel ontnuchterd door den hart-verlammenden schrik en den doodsangst, welken hij hadnbsp;doorstaan, terwijl Heckie de duidelijke kenteekenen droeg,nbsp;dat de hond onder de groentekar zijn mannetje wist te staannbsp;en dankbaar deze afwisseling in z'n eentonig bestaan scheennbsp;te hebben aangegrepen.

Versuft en kreunend zijn pols wrijvend, bleef Kees op de stoep staan, wezenloos starend naar de groentekar en denbsp;ravage daarvóór op den grond. Afwezig verbaasd bekeek

63

-ocr page 68-

hij daarna de dwaze verschijning van Dirk en mevrouw Bol-gras, totdat hij door den woedenden groenteman ruw bij de schouders werd geschud. Heckie was hijgend op de stoepnbsp;gaan zitten en likte zijn geblesseerden voorpoot.

„U moet me de schade vergoeden, meneer, 't Is uw hond en als u me niet betaalt, roep ik de politielquot; schreeuwde denbsp;groenteboer.

Op het woord „politiequot; kwam Kees heelemaal bij en wijzend op Dirk zei hij:

„Zeg maar op, hoeveel je krijgt en vraag het dan aan die meneer. Die zorgt voorloopig voor die hond, hoewel het nietnbsp;zijn hond is.quot;

„Ja zeker,quot; mengde Dirk zich in 't gesprek, „zeg maar eens, hoe groot de schade is. Dan rekenen we wel even af en dannbsp;heb je nog niet eens een kwaje dag, hè?quot;

Dat klonk gul en het gezicht van den groenteboer klaarde op. Hij haalde de kar weer in zijn normalen stand en begonnbsp;de schade op te nemen, waartoe hij eenige straatbengelsnbsp;moest verjagen, die al begonnen waren de gedeeltelijk vertrapte bananen en andere eetbare waren van de straat afnbsp;te consumeeren. De man scheen een eerlijk mensch, wantnbsp;hij overdreef de schade niet en na eenig rekenen kwam hijnbsp;tot f 6.50 schade. Bovendien nam Dirk nog voor een guldennbsp;bloemen van hem mee, zoodat een tientje verhuisde naarnbsp;den groenteman en een rijksdaalder in Dirks portemonnaienbsp;teruggestopt werd. Dit alles deed Dirk met hautaine gebaren,nbsp;want hij had direct weer de goede zijde van dit voorval bespeurd en nam de gelegenheid waar, om tegenover denbsp;weduwe rotsvast den schijn te vestigen, dat hij op een tientjenbsp;niet behoefde te kijken.

Niemand had ondertusschen op Heckie gelet, maar deze zat nog hijgend op de stoep en maakte zelfs geen aanstaltennbsp;om zijn gevecht met den karhond te hervatten, hoewel ernbsp;voortdurend uitdagingen van onder de kar uitgejankt werden.nbsp;De karhond was dan ook nog wat grooter dan Heckie, eennbsp;soort matin beige, bijna zoo groot als een driekwart volwassen leeuw en een kop om van te schrikken. Waarschijnlijk had Heckie zich dan ook door het halfduister onder de

64

-ocr page 69-

kar in z'n tegenstander vergist en mocht hij van geluk spreken dat hij nog over alle vier zijn pooten beschikte.

Toen Dirk met den groenteboer had afgerekend, nam hijzelf weer het touw van Heckie en gezamenlijk brachten ze toen, gevolgd door een groote menschenmenigte, de weduwenbsp;tot voor haar huisdeur. Zij droeg met een apathisch uiterlijknbsp;haar bos snijbloemen en zag er meelijwekkend uit. Voornbsp;de deur nam zij afscheid en lachte vermoeid, doch vriendelijknbsp;tegen Dirk. Morgenavond verwachtte ze hem tegen acht uurnbsp;om verder kennis te komen maken. Ze drukten elkaar nognbsp;eens warm de hand en Kees kreeg een kort knikje. Dirknbsp;drukte nog vlug een kus op haar pols (iets, waarvoor Keesnbsp;de kans niet kreeg, hoewel hij wel pogingen daartoe aanwendde), beiden salueerden keurig en keerden naar dennbsp;hcöfdweg terug. Dirk met het haarddeurtje in de hand ennbsp;Kees naast hem, terwijl Heckie weer een meter of vier vooruitnbsp;liep en nu heelemaal niet trok. Op den hoek kwamen ze dennbsp;groenteboer tegen, die hen nog iets achterna kwam brengen,nbsp;'t Was Kees' handspaak, dien hij tusschen de pooten vannbsp;z'n matin beige gevonden had. Kees had hem nog niet gemistnbsp;en dankte den groenteboer beleefd, waarna de beide varensmannen met den hond snel hun eigen huis opzochten, eennbsp;paar straten verderop.

In hun straat aangekomen, zagen ze uit de verte een klein groepje menschen voor hun deur staan en daartusschen staknbsp;hoog de uniform van een politieman uit, welke langzaamnbsp;voor hun deur heen en weer drentelde. Kees zag hem 't eerstnbsp;en hield oogenblikkelijk halt.

„Zie je dat, kappie,quot; fluisterde hij. „een smeris voor onze deur. Wat moet dat beteekenen? Wat zou er nou weer annbsp;de hand weze? 'k Krijg het nog op me zenuwe.quot;

Dirk was ook blijven staan en keek scherp vooruit.

De menschen kregen hen in de gaten en wenkten hen naderbij.

„La'k maar is gaan kijke. Kees. We kunnen toch niet hier blijven staan. Kom mee. We hebben niks op ons geweten ennbsp;as dat wel zoo is, dan weet dat klabakkie er toch niks van.nbsp;Hou jij je maar sjakies. Ik zal 't wel opknappe. Kom meelquot;

^ nbsp;nbsp;nbsp;65

-ocr page 70-

Al gauw hadden ze hun huis bereikt en konden ze waarnemen, hoe het gordijn van hun zitkamer op een zacht koeltje naar buiten woei en haken bleef aan een paar puntige scherven van de spiegelruit van het meest rechtsche der tweenbsp;groote ramen in den voorgevel naast de deur.

De politieman wendde zich tot Dirk, terwijl Kees wat achteraf bleef staan, vlak voor de kapotte ruit. Heckie snuffelde blijmoedig rond Dirk heen, totdat hij den agent in denbsp;gaten kreeg, die waardig op Dirk afstapte. Om ongelukkennbsp;te voorkomen, gaf Dirk het touw weer aan Kees, die dit nietnbsp;durfde weigeren en met angstig gezicht het touw wat inpalmde, om de beurt kijkend naar Heckie en den politieman.

Dirk wendde zich met een verbaasde uitdrukking op z'n gezicht naar den agent en vroeg, wijzend op de kapotte ruit:

„Wel allemachtig, hoe is dat gekomen, agent? We zijn net even weggeweest om een luchie te scheppe en er was niemand thuis.quot;

De agent salueerde beleefd.

„Niemand, zegt u, meneer? En die hond dan, had u die niet thuis gelaten?quot;

„Ja, die hadden we vastgelegd in deze kamer,quot; erkende Dirk.

„Welnu, een uur ongeveer geleden werd onze post opgebeld, dat uw hond zoo oorverscheurend te keer ging in uw huis. De jeugd uit de buurt hier had hem zien staan opnbsp;het kozijn voor het raam en gooide er sleenen tegen, waardoor de hond wild werd. Eén van deze straatbengels namnbsp;een steentje, dat wat te groot was en gooide de ruit in. Denbsp;hond had zich zeker al losgewerkt en sprong met het touwnbsp;en een stuk van uw haard naar buiten en zocht u blijkbaarnbsp;op. Bovendien heeft hij den zoon van uw overbuurmannbsp;venijnig gebeten, toen die het touw greep om hem vast tenbsp;houden. Maar daar bent u natuurlijk niet aansprakelijk voor.nbsp;Ik had opdracht gekregen om voor uw woning post te vattennbsp;om diefstal te voorkomen en ... allemachtig — daar gaat dienbsp;meneerlquot;

Heckie was ongeduldig geworden en rook zeker het brood met rookvleesch, dat nog in de kamer stond. Zonder eenige

66

-ocr page 71-

waarschuwing sprong hij met groote kracht over het kozijn de kamer binnen. Half in z'n sprong kreeg Kees een zwarennbsp;schok, weerstond dien niet en sloeg met het hoofd vooruit ennbsp;de beenen in de lucht door hetzelfde raam hun huis binnen.nbsp;Het publiek gierde het uit en verdrong zich voor het raamnbsp;om naar binnen te kijken, waar Kees zich kreunend overeindnbsp;heesch aan een fauteil, terwijl Heckie met een blijkbaarnbsp;onbelast geweten zich tegoed deed aan het rookvleesch.

Dirk en de agent schaterlachten eveneens en toen ze uitgelachen waren, maakte Dirk met een snaaksch gezicht zich gereed, om óók door de kapotte ruit naar binnen te klimmen,nbsp;inplaats van normaal de deur door te gaan.

Hij tilde daartoe reeds één been op, toen de agent hem terugriep en zei:

„Ik kan nu weer vertrekken, meneer. De verantwoording is verder geheel voor ulquot;

Dirk had zich omgewend en sprak nog even met den agent. Samen lachten ze nog wat, salueerden en Dirk, met een oolijknbsp;knipoogje naar den agent, legde weer z'n handen op hetnbsp;kozijn en sprong luchtig, met één hand in z'n zij, door het...nbsp;verkeerde raam naar binnen, waar hij onder oorverdoovendnbsp;lawaai van de brekende spiegelruit op Kees' fauteil terechtnbsp;kwam. Ontsteld had de agent Dirks fout gadegeslagen, maarnbsp;brak, evenals alle toeschouwers, in een onbedaarlijk gelachnbsp;uit, toen hij zag, dat Dirk er goed was afgekomen. Hijnbsp;salueerde zelfs nog eens grijnzend, maar met een kleur vannbsp;ergernis en schaamte trokken Dirk en Kees met een wildennbsp;ruk de gordijnen dicht, zonder dezen laatsten groet te beantwoorden.

Het ongeluk van Dirk bracht Kees weer in een goed humeur.

„Wie 't laatst lacht, lacht het best, ouwe zeebonk,quot; treiterde Kees. „Jij vond het zoo lollig, dat dat ongemanierde mormelnbsp;mij over het kozijn deed vallen, maar nou kan ik ook eensnbsp;lachen, hi-hi-hilquot;

„Hm,quot; bromde Dirk. „'t Is heusch niet zoo belachelijk. Iedereen kan zich vergissen. Ondertusschen zijn nu allebei de voorruiten kapot. Zeg, loop jij even naar de timmerman ennbsp;seg, dat-ie ze dicht komt spijkeren. We zullen maar geen

67

-ocr page 72-

nieuwe ruiten laten inzetten, want we gaan hier nou toch gauw vandaan 1quot;

„Sst, schreeuw niet zoo hardlquot; waarschuwde Kees, met z'n vinger in de lucht. „D'r staan nog menschen voor de deur ennbsp;dan gaan die de huisbaas inlichten.quot;

„Ja, daar heb je gelijk in,quot; antwoordde Dirk zachtjes. „Ruim jij nou eerst even dit glaswerk op, anders trap ik er weer innbsp;en ga dan gauw even naar de timmerman. Ik zal Heckie naarnbsp;de keuken brengen en gaan nadenken over de verder tenbsp;nemen maatregelen.quot;

Zoo gebeurde. Dirk liet zich in z'n fauteuil vallen en staarde peinzend naar Kees' werkzaamheden. Hij bleef liggen nadenken en rooken, tot Kees terugkwam met een stapeltjenbsp;planken en een timmerman. Binnen een kwartiertje zaten denbsp;planken ervoor en was het zoo donker in de kamer, dat hetnbsp;licht aan moest.

„Ziezoo, nu kunnen we eens verder praten. Dirk,quot; zei Kees. „Heb je nog iets bedacht, dat noodzakelijk gebeuren moet?quot;

„Ja, kijk is,quot; begon Dirk, „allereerst moeten we nu zien, hoe we dat met Heckie in orde krijgen. Hij móét mee aan boord,nbsp;want een schip zonder scheepshond, dat is natuurlijk belachelijk. Maar nou heb ik de weduwe wijs gemaakt, datnbsp;Heckie witte pooten heeft. Daar moeten we dus wat op verzinnen, want als ze in Heckie de hond uit de theetuin herkent,nbsp;dan krijgen we ze niet aan boord!quot;

„Dat is zoo,quot; antwoordde Kees. „We kunnen haar ook niet wijs maken, dat Heckie bruine pooten gekregen heeft doornbsp;'t in de zon loopen. Dat is niet bij honden als bij menschen,nbsp;hè? Maar eh, wacht is, we kunnen z'n pooten wit maken!quot;

„Warachies!quot; juichte Dirk. „Maar waarmee? Met kalk?quot;

„Nee jö,quot; vond Kees. „Geen kalk. Dat gaat aan z'n haren klonteren en as 't droog is, valt het eraf. Nee, we hebben watnbsp;beters. Boven staat nog een half potje witte verf, waarmeenbsp;we de buitenmuur van onze slaapkajuit geverfd hebben.nbsp;Weet je wel?quot;

„Ja, dat weet ik, maar dat is waterverf. As tie woesteling in het water springt, dan komt hij er in één keer weer metnbsp;bruine pooten uit. Stel je voor, dat de weduwe dat opmerkt!quot;

ft

i


68

-ocr page 73-

i.Daai is geen kans van, ouwe jongen, want we leggen hem vast. Is er een hondenhok aan boord?quot;

„Ja, 'k heb er een gezien, daar staat me tenminste iets van bij. Ja, ja, er is er een. Hij staat voorop, meen ik. Tenminstenbsp;aan de andere kant dan waar 't roer zit.quot;

„Kijk, dat is dan ook in orde. Laten we hem maar direct onder handen nemen, dan is hij goed droog, as we gaannbsp;varen. Wacht, ik zal de veri even halen en een kwast. Ganbsp;jij vast naar de keuken om Heckie vast te houden. Dan zalnbsp;ik hem een kleurtje geven.quot;

Zoo gezegd, zoo gedaan. Heckie was binnen vijf minuten omgetooverd van een staanden jachthond in een scheepshond, staande op hooge witte pooten. Ongerust en achterdochtig snuffelde hij aan de verf, likte eens en keek vlaknbsp;daarop met een vies gezicht rond.

„Hij vindt de verf gelukkig niet lekker, hè,quot; merkte Dirk op, „anders zouden we hem elk uur moeten bijverven. Zoudennbsp;we hem nog een bles op z'n kop geven. Kees? Dat zie je bijnbsp;paarden ook wel eens.quot;

„Heb je dat óók aan de weduwe verteld?quot;

„Nee, dat geloof ik niet, maar voor alle zekerheid zouden we hem nog een blesje kunnen geven, dan herkent ze hemnbsp;vast niet.quot;

„Nou, goed dan. Hou t-em stevig beet, anders vreet hij m'n kwast op.quot;

Een paar streken en Heckie had een bles, langwerpig, een paar centimeter breed, loopende van tusschen z'n ooren totnbsp;driekwart z'n neus. Dirk liet Heckie weer los en samen bekeken ze voldaan de vermomming van hun viervoetigennbsp;scheepskameraad. Volgens hem kon 't niet beter, al grensdenbsp;het nieuwe wit van de voor- en achterpooten lijnrecht opnbsp;éénzelfde hoogte scherp aan het bruin ter hoogte van denbsp;halve ribben.

„Ziezoo, nou zal de weduwe hem vast niet herkennen,quot; vond Dirk, terwijl hij Heckie naar de mat trok en hem deed neerliggen. „Aan boord leggen we hem toch vast en dan zal mijnnbsp;aanstaande vanzelf wel niet dicht bij hem komen om hemnbsp;te bekijken. Kom mee. Kees, dan gaan we weer vóór zitten

69

-ocr page 74-

Om verder te beraadslagen. Koest jij, Heckiel Ga slapen, zeg ik ielquot;

Nauwelijks lagen ze weer in hun fauteils en had Dirk een zware rookwolk uit een nieuwe sigaar gezogen, of hij begon:

„Zoo, Kees, da's één punt van het programma afgewerkt. Morgenavond moeten we op bezoek bij de weduwe, om nadernbsp;met haarzelf en de rest van de familie kennis te maken. Ooknbsp;moeten we dan goed afspieken, hoe laat en waar we ze aannbsp;boord zullen nemen, want misschien gaat de heele familienbsp;wel mee.quot;

„Zou je denken. Dirk? Dat zou voor mij ook wel leutig zijn. Dan kan ik een beetje knipoogen tegen de dochter, terwijlnbsp;ik an 't roei sta. Dan heb ik ook wat anspraak, terwijl jij denbsp;weduwe aan het inpalmen bent. De jongen laten we z'n gangnbsp;maar gaan en het oude wijffie stoppen we in de kajuit. Isnbsp;'t een groote kajuit. Dirk?quot;

„Nou, en of, jo; maar dat zal je allemaal wel zien, morgenochtend. Dan moeten we Heckie alvast aan boord brengen en drinkwater bijvullen in de ton. Dat heeft de man gezegd,nbsp;van wie ik het schip gehuurd heb. Verder is alles aan boord,nbsp;wat in een compleet huishouwen noodig is, wel voor tiennbsp;personen, zei hij. Morgenochtend om een uur of tien gaannbsp;we dan naar onze boot en dan leggen we Heckie alvast innbsp;z'n hok. Dan zullen we de heele zaak eens goed bekijkennbsp;en dan zal ik je gelijk eens laten zien, hoe je de zeilen op ennbsp;neer haalt. Ook moeten we gelijk zorgen voor voldoendenbsp;proviand en snoeperijen voor ons en onze gasten. Een kennisnbsp;van de eigenaar sleept ons met een motorbootje naar denbsp;Oranjesluizen en brengt onze gasten met dat bootje aannbsp;boord. Da's makkelijk, hè? Vanavond zullen we nog eensnbsp;zooveel mogelijk zeemansuitdrukkingen instudeeren, wantnbsp;morgenavond moeten we daar goed van op de hoogte zijn,nbsp;als we kennis gaan maken bij de weduwe aan huis.quot;

Kees haalde het zeemansboek voor den dag en met boven allen lof verheven ijver bleven zij daarover gebogen stu-deeren tot een uur of elf. Toen begon Heckie te janken, omdatnbsp;hij eruit moest. Zindelijk was Heckie wel, dat moest toegegeven worden. Dirk liet hem uit, ditmaal zonder onge-

70

-ocr page 75-

lukken; alleen een klein renteniertje, dat in de buurt woonde, was hij tegengekomen. Met open mond had dat heertje hennbsp;aangestaard. Dirk had niet begrepen waarom, en toen hij hetnbsp;wilde vragen, was het heertje plotseling haastig verder gegaan, 200 nu en dan eens ten hoogste verwonderd omkijkendnbsp;naar Heckie. Onverschillig haalde Dirk z'n schouders op ennbsp;mompelde: „Zeker nog nooit een hond met witte pootennbsp;gezien.quot;

Eenigen tijd later sliepen beiden den slaap des rechtvaardigen, droomende van een leuken zeiltocht, minnekoozen, trouwpartij, zorgenvrij, lekker lui leventje, enz. enz.

71

-ocr page 76-

III.

Den volgenden morgen zaten ze om acht uur al aan het ontbijt en Dirk las hardop voor, wat het weerbericht voorspelde. Dat leek nu niet zoo bar mooi en luidde als volgt:

„Tot den avond van den ... sten April 1923. Meest matige, later wellicht krachtige wind uit Westelijke richting. Hali totnbsp;zwaar bewolkt. Waarschijnlijk eenige regenbuien. Iets kouder.nbsp;Geseind aan alle posten: weest op uw hoede.quot;

„Kijk, dat kunnen we net gebruiken, stuur,quot; vond Dirk. Als 't morgen ook zulk weer is, kunnen we het niet beter wen-schen. Een flinke wind, dat hebben we allereerst noodig. Dannbsp;is er tenminste aardigheid aan zeilen. Dan zie je de walnbsp;wegschieten en is 't geen dooie boel. Dat enkele regenbuitjenbsp;nemen we op de koop toe en kan zelfs voor mij en de weduwenbsp;een mooi smoesje zijn om ons terug te trekken in 't vooronder.nbsp;Dan kan ik daar fijn mijn huwelijksaanzoek doen.quot;

„Dat is zoo,quot; stemde Kees in. „Ik zal dan maar mijn beste regenjas meenemen, want al krijgen we één buitje, dan isnbsp;'t nou nog wat kil om in de wind te drogen. Maar wie weet,nbsp;als we morgen met de familie op stap gaan, kan 't alweernbsp;net zoo'n warme voorjaarsdag zijn als gisteren.quot;

„Dat zou wel fijn wezen,quot; vond Dirk, „maar dan hebben we geen wind. En dat is nu de hoofdzaak. Vóór alles veelnbsp;wind, dan kunnen we bewijzen, dat we echte zeelui zijn.quot;

Dat was Kees met hem eens en beiden waren overtuigd, meer dan voldoende lef en durf te bezitten om de heele zaaknbsp;tot een goed einde te brengen.

„Kom mee, stuur, nou gaan we eerst Heckie even contro-leeren en dan op stap naar ons zeilschip!quot; beval Dirk en hij stapte naar de keuken, gevolgd door Kees.

Uitbundig werden ze door Heckie begroet, alsof hij begreep, dat het vandaag weer een bijzondere dag zou worden. Zijnnbsp;pooten waren al goed droog en alleen aan den achterkant.

L


72

-ocr page 77-

waaiop hij geslapen had, was het wit wat afgeschaafd. Geen nood. In 'n oogwenk had Kees deze plekjes weer bijgewerkt.

„Kom mee nou, stuurman. Op 't oogenblik is het goed weer. De zon schijnt en 't waait lekker hard. Ik zal Heckie nemennbsp;en jij draagt de verfpot en de kwast. Het is een aardigenbsp;wandeling tot aan ons zeilschip en nou is 't ongeveer negennbsp;uur. We zijn er om een uur of tien. 't Wordt tijd. Kom meelquot;

Dirk nam het touw aan het uiterste eind, om Heckie goed los te leeren meekomen.

Het haarddeurtje had hij 's avonds tevoren natuurlijk al losgemaakt en weggelegd. Kees nam den verfpot en eennbsp;oogenblik later liepen ze hun straat uit naar de Meeuwenlaan. Er stond een krachtige wind, maar de hemel was nognbsp;weinig bewolkt. De lucht was frisch en opwekkend, hetgeennbsp;aan Heckie duidelijk te merken was. Dan schoot hij links,nbsp;dan rechts. Elke musch joeg hij op en alles had zijn hondenbelangstelling. Hun straat stond loodrecht op de Meeuwenlaan en een zware wind stond in de lengte van die laan,nbsp;recht naar de Oranjesluizen. Zoo nu en dan was op het Ynbsp;een schuimgolf zichtbaar, hetgeen een levendigen aanbliknbsp;bood. Bij het eind van hun straat kreeg de wind vol vat opnbsp;hen en werkte stimuleerend op Heckie's uitgelatenheid. Hijnbsp;was allang den hoek om, voordat Dirk en Kees zoover waren,nbsp;want Dirk had het touw heelemaal gevierd. Ze waren vlaknbsp;bij den hoek, toen ze ineens hoorden gillen en toen ze dennbsp;hoek om stampten, vonden ze een dame op den grond liggen,nbsp;nieuwsgierig besnuffeld door Heckie. Deze dame was eenigs-zins voorover gebogen tegen den wind komen aanwandelen,nbsp;had Heckie niet gezien en was omver gesleept door het touwnbsp;van Hector, die een anderen kant van de stoep genomennbsp;had dan de dame.

Dirk hielp de dame overeind en sloeg haar een beetje af, onderwijl haar verontwaardiging op zijn manier sussende.nbsp;Eindelijk kreeg de dame Heckie beter te zien. Oogenblikkelijknbsp;zweeg ze, keek stomverbaasd, toen angstig en ging verder;nbsp;zonder groeten verdween ze bliksemsnel om den hoek. Dirknbsp;en Kees keken elkaar aan, haalden hun schouders op ennbsp;gingen verder. De wind joeg hen vooruit. De menschen, die

73

-ocr page 78-

zij tegenkwamen, liepen wat voorover, maar zij met den wind in den rug kwamen snel en gemakkelijk vooruit, evenals eennbsp;enkele fietser, die hen zonder trappen in vliegende vaartnbsp;voorbij stoof.

Ze waren al half de Meeuwenlaan af en hadden heelemaal geen last met Heckie. Eén keer waren ze een paar jochiesnbsp;tegengekomen, een jaar of twaalf waren ze hoogstens. Metnbsp;grenzelooze belangstelling hadden ze Heckie bekeken ennbsp;de eene had naar een kameraadje thuis geschreeuwd;

„Hé, Janus, Janusl Kaik is, wat een gekke hondlquot;

Janus' gezicht was voor 't raam verschenen, met de stroop van z'n boterham op zijn wangen. Oogenblikkelijk was Janusnbsp;naar buiten gekomen, met de rest van zijn ontbijt nog in z'nnbsp;hand, en een eind meegeloopen, discussieerend met z'nnbsp;vriendjes over Heckie en wat voor hond dat was.

Aan het eind van de Meeuwenlaan raakten ze in woordenwisseling met een begrafenisdienaar, die in z'n sombere kleeding voor den wind was komen aanrijden op een fiets.nbsp;Hij neuriede een vroolijk liedje, had het schijnbaar erg naarnbsp;z'n zin, zoo gemakkelijk voor den wind. Heckie bedierf datnbsp;echter, door plotseling voor het voorwiel langs te loopen,nbsp;naar het midden van den weg, terwijl Dirk met het touw opnbsp;de stoep bleef, om hem terug te trekken. De begrafenisdienaarnbsp;sloeg voorover en z'n vroolijke liedje eindigde in een snerpenden gil. Hij bleef wel een halve minuut liggen kreunen,nbsp;vol belangstelling gadegeslagen door Heckie, Dirk en Keesnbsp;en nog eenige andere voorbijgangers. Toen niemand hemnbsp;opraapte of anderszins behulpzaam was, groeide zijn verontwaardiging tot buiten het verschrikkelijke en kwam hij uitnbsp;zichzelf vlug overeind. Hij schold op Dirk en Kees, die dennbsp;hond aan zoo'n idioot lang touw lieten loopen, wilde er werknbsp;van maken en riep om de politie. De omstanders trokken,nbsp;vreemd genoeg, partij voor Dirk en Heckie en lachten omnbsp;„die leelijke zwarte kraaiquot;. Dat bracht hem geheel buitennbsp;zichzelf en hij schreeuwde ze nog na, toen ze al twintig meternbsp;verderop waren;

„Ik krljg-i wel, ik krijg-ie well Wacht maar, ik krijg-ie wellquot;

„Dat zal wel, dooie diender,quot; riep Kees terug, „maar dan

74

-ocr page 79-

kan je nog lang wachtenlquot; En grinnikend gingen ze verder. Toen ze nog eens omkeken, zagen ze, dat de zwarte mannbsp;zijn fiets op het achterwiel vooruit schoof, met het voorwielnbsp;hoog in de lucht. Hij neuriede of zong niet meer, hetgeennbsp;beter paste bij zijn uiterlijk.

Na een half uurtje waren ze aangekomen aan een kleine schuur aan den waterkant. Dirk bleef staan en zei:

„Hier is het. Kees.quot;

„Hier?quot; vroeg Kees verwonderd. „Ligt het schip in dit schuurtje?quot;

„Welnee, kaffer. Achter 't schuurtje komt een vliet uit, die naar het Y loopt, en daar ligt ons schip.quot;

„Ah, 't zal me benieuwen. Dirk. 'k Voel het zeemansbloed al in me bruisen.quot;

Dirk stootte de houten deur open en Heckie stapte oogen-blikkelijk naar binnen, alsof hij wist, dat hij daar wezen moest. Achter uit het donkere schuurtje klonk gehamer ennbsp;geschaaf.

„Voorzichtig hier, Kees. Overal ligt rommel. Breek je nek niet,quot; waarschuwde Dirk.

Tastend zochten ze hun weg en zagen tenslotte achter een stapel planken en balken voor een kleine openstaande achterdeur een man aan het werk, bezig een groote roeibootnbsp;te bouwen. Hij hoorde hen niet komen en zag plotseling dennbsp;vreemd toegetakelden Heckie naast zich staan. Met een gilnbsp;gooide hij z'n instrumenten neer en sprong opzij. Een paainbsp;passen verder kwam hij tot zichzelf en herkende den heer,nbsp;die z'n boeier gehuurd had voor een week.

„Genade, meneer, bent u het? 'k Schrik me het lazerus van die bezope hond. Op het eerste gezicht lijkt 't wel een kleinenbsp;giraffe, maar nou houdt-ie het midden tusschen een zebranbsp;en een leeuw.quot;

„Ja, beste man, dat is onze scheepshond, die moet ook mee aan boord.quot;

„Scheepshond, meneer? Genade! U had net zoo goed een scheepsstier kenne neme. Wat is dat voor een hond? Genade!nbsp;Hebt u hem van de zoeloe's gekocht? Die hebben ook vannbsp;die strepen op d'r smoel. Genade!quot;

75

-ocr page 80-

,/t Is wel een buitenlandsch ras, beste vrind, maar een goed dier, erg trouw.quot;

„Dat geloof ik wel,quot; vond de timmerman, die Heckie met stomme verbazing bleef bekijken.

„Daar ligt het schip. Kees,quot; zei Dirk en hij wees op een grooten, prachtig witten boeier, die gemeerd lag in een vlietnbsp;achter de schuur, aan het lage deel van een kleine dwars-helling. Een lange, maar heel smalle loopplang met dwars-latten lag van het schip naar den wal. Een heel mooie planknbsp;was het, keurig gevernist. Het schip zelf was wel een meternbsp;of achttien lang en haast vier meter breed. Een enorme mastnbsp;priemde hoog de lucht in en alles aan boord blonk als eennbsp;spiegel of zat keurig in de lak.

„Heilige Godfried!quot; riep Kees, „'t lijkent wel een oorlogsschip! Wat een knaap! Wat zullen we daar fijn mee varen. Dirk!quot;

„Ja, heeren,quot; mengde de eigenaar zich in 't gesprek, „'t is een van de grootste van het heele land. Hij is pas van denbsp;helling, want ik heb hem heelemaal nagezien en in de laknbsp;gezet. Ook twee keer geteerd onder de waterlijn en er komtnbsp;geen drupje in, hoor! Ik reken er ook op, dat u mijn schipnbsp;met de grootste voorzichtigheid zult behandelen, want hetnbsp;is mijn grootste bezit. Alle stukken, die u wellicht maakt,nbsp;worden dan ook op uw kosten gerepareerd, heeren.quot;

„Natuurlijk, natuurlijk, waarde heer. Dat spreekt vanzelf,quot; beaamde Dirk. „Kom mee. Kees, dan gaan we eens aannbsp;boord kijken en Heckie vast in z'n hok leggen.quot;

Dirk liep naar de plank en Heckie begreep nog niet, dat hij de plank over moest. Daarom zette Dirk het eerst zijn voetnbsp;op de loopplank en deed moedig de eerste drie stappen.nbsp;Heckie was argeloos Dirk op den voet gevolgd en vlak achternbsp;hem kwam Kees, vergenoegd z'n handen wrijvende over hetnbsp;mooie schip. Daarmee zouden ze effen een reuze figuur slaannbsp;bij de weduwe!

De loopplank was echter een echte „zwiepplankquot;, taai als staal, maar buigzaam als elastiek en hoogstens een voetnbsp;breed. Toen Dirk bijna halfweg was, begon de plank zoo tenbsp;zwiepen, dat hij soms geen voet er meer op had, evenmin

76

-ocr page 81-

als Heckle, die vlak achter hem was. De scheepshond vloog soms met alle vier z'n pooten tegelijk twee decimeter in denbsp;lucht. Het eerst raakte Kees zijn evenwicht kwijt, greep zoonbsp;stom mogelijk het touw van Heckie en sloeg met den scheepshond de plank af in het drabbige vrater, een meter of tweenbsp;daaronder. Het touw was zoo lang, dat de ruk, welken Dirknbsp;kreeg, hem niet in het water trok. Hij bleef nog met z'n buiknbsp;op de loopplank liggen en hij schreeuwde en schold naarnbsp;Kees, dat hij eruit moest komen en zorgen, dat de scheepshond niet verdronk. Ondertusschen deed hij wanhopigenbsp;pogingen om weer op de plank te komen, hetgeen na veelnbsp;potsierlijk gespartel gelukte en waarna hij op handen ennbsp;knieën verder naar het schip kroop. Aan boord gekomen,nbsp;trok hij Heckie aan het touw omhoog en kreeg hij hem halfnbsp;gewurgd bij zich op dek. Dergelijke avonturen schenen dennbsp;scheepshond echter geen kwaad te kunnen doen, want nanbsp;zich even uitgeschud te hebben, gluurde hij met gespannennbsp;aandacht over de reeling naar Kees, die bezig was in eennbsp;slikkerigen, groenen ducdalf naar boven te klimmen.

De eigenaar van den boeier had toegekeken, toen ze over de plank aan boord wilden gaan. Hij had nog geroepen:nbsp;„Eén tegelijk, heerenlquot;, maar ze hadden het niet gehoord.nbsp;Toen hij Kees zag vallen, had hij gekrijscht: „Genade, genade!quot; — hetgeen blijkbaar een soort zenuwschreeuw vannbsp;hem was. Hij greep een lijntje, dat op de dwarshelling lagnbsp;en wierp het Kees toe, die al halverwege in den paal omhoognbsp;geklommen was. Kees greep het, zette z'n voet op een uitstekend gedeelte van de schoeiïng en werd zoo naar bovennbsp;gehaald door den eigenaar van den boeier. Nog één ruk:nbsp;het rotte lijntje brak en Kees verdween voor de tweede maalnbsp;met een gil in het drabbige, brakke sop.

„Genade!quot; riep de eigenaar weer, holde weg en kwam terug met een flinken kabel. Dit keer lukte het beter en lagnbsp;Kees, stinkend en wel, buiten adem op het dwarshellinkje.

Dirk gierde van het lachen, maar Kees nam er geen notitie van. — „Zoo kunt u niet aan boord gaan, meneer. Daar innbsp;de hoek van het schuurtje ligt nog een oude overall van

77

-ocr page 82-

mij. Trek die maar aan. De pijpen zullen u wel wat te lang zijn, maar die slaat u maar om.quot;

Kees ging zich gauw bibberend verkleeden en de eigenaar klom aan boord bij Dirk.

„Genade, meneer,quot; begon hij, „'k heb nog gewaarschoud. 't Is geen oprijlaan, maar een loopplank!quot;

„'t Lijkt nog veel meer op een springplank, schipper,quot; repliceerde Dirk. „Met één flinke afzet vlieg je tot halverwegenbsp;het want. 't Beste lijkt mij heel kalm er overheen te wandelen.nbsp;Niet vlug.quot;

„Kijk, daar hebt u meneer al,quot; en lachend wees de schipper op Kees, die in een vuile overall het schuurtje uit kwam.

„Ha, zwemmer!quot; treiterde Dirk. „Waar ga je er nou weer in?quot;

„Schei uit met je flauwe aardigheidjes,quot; was het antwoord. „Hoe kom ik nou an boord?quot;

„Over de plank natuurlijk, kaffer!quot;

„Ia zeker, mij niet gezien, mij niet gezien, 't Is van jou óók meer geluk dan wijsheid, dat je daar aan boord bent. Wachtnbsp;maar, je moet er weer af ook!quot;

Dirk schrok; daar had hij nog niet aan gedacht en oogen-blikkelijk werd hij ernstig. Ijverig begon hij Kees goeden raad te geven, om zonder ongelukken aan boord te komennbsp;en de eigenaar deed er een woordje bij.

„Je kan zeggen wat je wil, ouwe jongen, maar over die drooglijn ga ik vast niet,quot; en Kees wees vol afkeer op denbsp;prachtige loopplank. „Ik ben geen koorddanser!quot;

„Genade, ik weet wat! Ik weet wat!quot; riep de schipper. „Hier, met de fokkeval hijschen we u vlug en zonder gevaarnbsp;aan boord, meneer!quot;

De eigenaar maakte den fokkeval los van een klamp onderaan den mast. Boven en onder liep deze val dubbel overnbsp;een katrol en de onderste katrol bezat een haak, die in eennbsp;oog boven aan de fok gestoken werd, om dat zeil te hijschen.nbsp;In dien haak hing de eigenaar een lus van een stevig touw.

„Houdt u de fokkeval nu vast, meneer,quot; zei hij tegen Dirk, „dan breng ik deze lus in de haak naar den wal. Meneej

78

-ocr page 83-

gaat erin hangen en u haalt hem een eindje omhoog. Dan zweeft hij vanzelf aan boord.quot;

Na eenige moeite begrepen Kees en Dirk, wat er verlangd werd. De schipper liep vlot en vlug over de plank en brachtnbsp;de lus in den haak naar Kees. In een oogenblik had dezenbsp;den strik onder de armen en de eigenaar riep:

„Halen, meneerlquot;

Dirk haalde vlug de fokkeval op. Kees gilde: „getvergemelquot; en zwiepte over het water boven het schip. Dirk bleef echternbsp;halen, wachtend op een bevel van den schipper om op tenbsp;houden. Kees zweefde alras halverwege den enormen mastnbsp;en slingerde voortdurend er om heen, zoo nu en dan dennbsp;mast rakende met een flinken bons.

„Zakke, stommeling! Zakke, zakkel Aul Getvergemel La me naar beneê! Au, sodemirakel! Zakke, ellendeling!quot;

„Genade! Ho maar, meneer. Fiere nou, fiere!quot; riep de schipper, en Dirk liet het touw vlug door z'n handen glijden.nbsp;In razend tempo kwam Kees naar beneden. Z'n haren stondennbsp;overeind van panischen schrik en hij krijschte:

„Stop, stop! 'k Val hardstikke dood!quot;

Hij was een meter of twee boven de kajuit gekomen, toen Dirk het ook begon te merken en plotseling het touw weernbsp;stevig vasthield. Daardoor schroeiden zijn handen gevoelignbsp;en door den schrik liet hij het heelemaal los. Met een bonsnbsp;viel Kees van twee meter hoogte op het dak van de kajuitnbsp;neer en begon zich kreunend van het touw te ontdoen.

„Idioot, is dat een manier van doen! Zoo haal je geen menschen aan boord!quot; steunde Kees.

„Nou-nou, 't is geen idee van mij, maar van de schipper. Zanik nou niet en kom mee, dan gaan we het schip bezichtigen.quot; Hij blies in z'n handen, om het schroeiende gevoelnbsp;te verzachten.

Kees stond overdreven stuntelig op, maar Dirk toonde heelemaal geen medelijden. De schipper wilde weer aannbsp;boord komen, maar Dirk deed net, alsof hij het niet zag ennbsp;haalde de loopplank binnen boord. Half verontwaardigd ennbsp;half verbaasd over deze manoeuvre bleef de schipper aannbsp;wal toekijken, maar hij zei niets.

79

-ocr page 84-

Heckle had Kees in z'n overall achterdochtig begroet en snuffelde met zichtbaren afkeer aan het smerige pak.

„Laten we hem eerst even in z'n hok leggen. Dirk. Waar staat dat hok?quot;

„Voorop, meen ik. Ja, kijk maar, daar staat het.quot; En Dirk wees op een klein hondehokje, dat voorop stond, naast hetnbsp;luik van het vooronder.

„Hè, watte?quot; schrok Kees, „is dót het? Allemachies, dat is net groot genoeg voor een pekingeesje of 'n malthezernbsp;leeuwtjel Dat staat toch te gek. Dirk?quot;

„Ja, 't lijkt me van hier af óók wel wat klein; maar we zullen eens zien, 't kan meevallen. Kom meelquot;

Ze stapten van de kajuit in het gangboord daarnaast en bekeken het hok van dichtbij. Heckie keek ook vol interessenbsp;toe. Het hokje kwam hem met de nok van het dakje tot onderaan de borst, wanneer hij stond en toen Dirk hem bij zichnbsp;riep aan den anderen kant, stapte Heckie heel gewoon overnbsp;z'n toekomstige hok heen.

„Probeer toch maar is, of t-ie erin kan, Dirk. Je kan nooit weten, 't Kan meevallen,quot; vond Kees.

„Heckie, vort, in je hoklquot; gebood Dirk en hij wees op de opening, die als entrée van het hokje dienst deed. Heckienbsp;begreep het wel en liet z'n kop zakken om naar binnen tenbsp;kijken. Hij richtte zich weer op en keek Dirk kwispelend aan,nbsp;alsof hij zeggen wilde:

„Wou je mij in de luren leggen, ouwe knaap?quot;

„Hij denkt zeker, dat het een ratteval is. Dirk,quot; grinnikte Kees. „Probeer het nog is.quot;

„Vort, Heckie, in je hok hoor, allé, gauw watiquot; beval Dirk met stemverheffing.

Gewillig voldeed Heckie nu aan het bevel en stak z'n kop naar binnen. Bij de ooren kostte het wat moeite, maar toennbsp;ging het makkelijker tot aan z'n schouders. Hiermee bleeknbsp;het hok ook geheel gevuld te zijn en kon er niets bij. Ditnbsp;begreep Heckie heel goed en hij haalde z'n kop weer terug,nbsp;d.w.z., hij probeerde het, maar het hok bleef achter zijnnbsp;ooren vastzitten.

Dergelijke gewaarwordingen veroorzaken een panischeii

80

-ocr page 85-

schrik bij honden en ongerust schudde Heckie wild met z'n kop, om het hok kwijt te raken. Het lukte niet en een vervaarlijk gegrom kwam uit het diepst van zijn borst, terwijlnbsp;z'n haren overeind gingen staan. Hij schudde nogmaals woest,nbsp;eveneens zonder resultaat, sprong wild opzij en jankte schel.nbsp;Toen greep de panische schrik hem aan en hij begon tenbsp;rollen, gillen, springen, enz. in het wilde weg, waardoor hijnbsp;en het hok overal tegenaan sloegen, omdat hij niet zien kon,nbsp;wat hij deed.

„Allemachtig, hij wordt dol. Dirk,quot; opperde Kees. „Hij denkt zeker, dat het een muilkorf is. Haal t-em eruitlquot;

„Ja-ja, makkelijk gezegd,quot; antwoordde Dirk, die al een paar keer misgegrepen had. „Help dan even mee en stanbsp;niet te kijkenlquot;

Samen grepen ze Heckie en hielden hem met moeite in bedwang. Voorzichtig duwden ze het hok van z'n kop ennbsp;het lukte zonder Heckie te bezeeren. Wild van opluchtingnbsp;holde Heckie met dwaze sprongen over het schip en beetnbsp;van uitgelatenheid in Kees' overall, tot diens niet geringennbsp;angst.

„Wat zullen we nou doen. Dirk?quot; vroeg Kees. „Heckie kan t-er onmogelijk in.quot;

„Nou, weet je wat?quot; was het antwoord. „We leggen hem vannacht in het vooronder en morgen halen we hem er weernbsp;uit en binden hem vast naast het hok. Dat ziet de weduwenbsp;toch niet. Dan heeft ze zooveel te zien, dat ze daar nietnbsp;op let, hè?quot;

„Ja, da's een goed idee,quot; stemde Kees in. „Vooral als t-ie er naast ligt, dan valt het nog niet zoo heel erg op. In elknbsp;geval is Heckie aan boord. Hier zal ik hem aan vastleggen.quot;nbsp;En de daad bij het woord voegende, bevestigde Kees hetnbsp;touw van Heckie aan het stevige handvat van het voorluik.nbsp;„Zoo ligt-ie goed. Nou gaan wij is verder kijken. Kees,quot; vondnbsp;Dirk. „De loopplank heb ik maar ingehaaldlquot;

„Waarom?quot;

„Wel, de eigenaar kan dan niet aan boord komen en jouw stommiteiten van nabij hooren. Als t-ie vijf minuten met onsnbsp;rondloopt, geeft-ie ons het schip niet meer, snappie?quot;

81

6

-ocr page 86-

Kees begreep het en grijnsde eens naar den eigenaar, die nog altijd vlak bij het water stond en stom verbaasd naarnbsp;Heckie keek.

„Wat zie je voor bijzonders, schipper?quot; vroeg Kees, en hij stootte Dirk aan, om hem opmerkzaam te maken.

„Wat ik zie? Genade, wel, da's een beetje raar. Daarnet had uw hond witte pooten en een witte vlek op z'n kop ennbsp;nou is daar haast niks meer van te zien. Daar snap ik niksnbsp;van. Genadelquot;

„Allemachies, da's waar ooklquot; fluisterde Dirk geagiteerd. „Jij bent met Heckie de valreep afgebliksemd!quot;

„O, is dat een valreep. Eerst noemen ze het een loopplank en nou is 't weer een reep, en nog wel een valreep. Geennbsp;wonder, dat je daar vanaf dondert! Een reuze mop, hoor,nbsp;dat moet ik zeggen!quot;

„Ja, schipper, grappig hè?quot; wendde Dirk zich tot den eigenaar. „Dat komt, omdat hij ziek geweest is. Nou moeten we hem van de veearts een paar weken lang kalken, net as denbsp;pereboomen bij de boeren, omte beletten, dat het ongediertenbsp;van de straat langs z'n pooten omhoog kan krulpen. Het paardnbsp;van den melkboer had hetzelfde en toen ze hem een weeknbsp;of zes de pooten gekalkt hadden, was 't beest heelemaalnbsp;beter. En omdat hij daarnet in 't water viel, is de kalk eraf,nbsp;da's alles.quot;

Genade, 'k dach, dat het beest zoo gebore was!quot; meende de schipper, „'k Wist niet, dat ze dat bij dieren óók deden.nbsp;Bij appele en pereboome heb ik dat vaak gezien, maar bijnbsp;dieren nog nooit. Da's zeker wat nieuws hè, genade!quot;

Dirk knikte zelfbewust en vroeg, of de schipper even het verfpotje wilde aangeven met den kwast, dan konden ze hetnbsp;veearts-voorschrift even vernieuwen, 't Was noodzakelijknbsp;voor den hond. Na een minuutje zag Heckie er weer preciesnbsp;eender uit als toen hij 's morgens het huis verlaten had.

De schipper was langzaam teruggekeerd naar de roeiboot, die hij aan het bouwen was en keek zoo nu en dan eensnbsp;naar z'n schip en z'n huurders. Dirk leidde Kees over hetnbsp;schip en wees hem alles, waarvan hij zelf het doel onthoudennbsp;had. Zoo nu en dan keek hij op een papiertje, waar hij zoo-

-ocr page 87-

veel mogelijik opgeschreven had van datgene, wat de schipper hem had gewezen en uitgelegd. Kees was zoo verstandig om alleen maar te luisteren en niets te vragen, bang,nbsp;dat misschien de eigenaar wat hooren zou. Zoo bezichtigdennbsp;ze het schip bovenop, van voor naar achter. Ze begonnennbsp;heelemaal voorop, bij het anker. Dirk wilde hem het gebruiknbsp;van de kleine ankerlier verklaren, maar Kees vond dat heelemaal niet noodig, want ze waren toch immers van plan omnbsp;te gaan varen en niet om te gaan ankeren. Dat was Dirk metnbsp;hem eens. Toen verdwenen ze door het luikgat naar hetnbsp;vooronder, nieuwsgierig nagegluurd door Heckie, die daarnbsp;gemakkelijk komen kon.

Het vooronder was een ruim vertrek en kreeg licht van een groote koekoek op 't dek. Rechts en links waren tweenbsp;flinke slaapplaatsen boven elkaar, in het midden stond eennbsp;tafel met twee stoelen en heelemaal voorin was een ijzerennbsp;nis, waarin een potkacheltje stond, waarvan de schoorsteennbsp;een eindje boven het dak uitkwam en afgesloten was metnbsp;een dop. Verder stonden er nog eenige kisten met gereedschappen, scheepsmateriaal, touwwerk, verf, kwasten, enz,nbsp;De achterwand werd gevormd door den voorwand van denbsp;luxe kajuit. Midden in dezen wand verrees het massievenbsp;ondereind van den geweldigen mast, die daar paste in eennbsp;duimen dikken, enorm sterken stalen koker. De mast konnbsp;neergelaten worden door z.g. „bokkepootenquot; aan de fokke-stag. Dirk wilde verklaren, hoe dat ging, maar Kees interesseerde het niet. Volgens hem zeilen ze toch vast niet metnbsp;den mast naar beneden en bruggen waren er niet.

„Een leutig hok hier. Dirk. Knus, zegl Gezellig gewoonweg. Hier kan jij je verhaal in een goede omgeving voor denbsp;weduwe afsteken, terwijl ik aan het stuur sta. Als 't op eennbsp;stoel niet naar je zin is, kan je altijd nog naar kooi gaan,quot;nbsp;grinnikte Kees.

„Hou je fatsoen, onbeschaamde vlerklquot; wees Dirk Kees terecht. „Alles zal in 't nette afgehandeld worden. Maar jenbsp;hebt gelijk; dit is een aardige en romantische omgeving voornbsp;een liefdesverklaring. Vooral, wanneer we de golven nognbsp;tegen de boeg hooren breken. Hè, ik wou, dat het al zoo

83

-ocr page 88-

ver was. Ik krijg er werkelijk aardigheid an. 't Was toch een reuze idee van jou. Kees en we hebben meer dan lel en durfnbsp;genoeg, om dit voor elkaar te brengen. Wat jij?quot;

„Nou, en oflquot; stemde Kees in. „Maar nou ben ik nieuwsgierig naar de rest van het schip. Laten we verder kijken gaan.quot;

Ze klommen weer aan dek en kuierden naar den mast. Dirk wees Kees, hoe het zeilen ophalen ging en waar denbsp;touwen waren vastgebonden. De zeilen zelf zaten keurignbsp;opgevouwen op de giek en op een bokkepoot, degelijk afgedekt met een geolied zeil. Kees begreep alles onbegrijpelijk vlug en vervolgde al nonchalant zijn weg, voordat Dirknbsp;nog heelemaal was uitgesproken. Ze gingen langs de kajuit,nbsp;door de breede gangboorden en bekeken de zwaarden, dienbsp;nu rustten op het dikke berghout. Aan het eind van het gangboord voerde een trapje naar de stuurkuip en de entrée vannbsp;de luxe kajuit. De stuurkuip was een meter of vier lang ennbsp;besloeg de heele breedte van het schip. Groote banken ennbsp;kasten waren in het rond aangebracht en een flinke ton voornbsp;drinkwater stond middenin op een stut en was afgedekt metnbsp;een blad, waardoor het tegelijkertijd een tafel was.

„Kijk, dat is de schoot van het grootzeil. Kees,quot; onderwees Dirk, wijzende op een flink touw, dat onder en boven doornbsp;een driedubbele katrol liep van de giek naar een sterkennbsp;beugel boven het roer. „Die schoot hou je vast, als we varennbsp;en ook die knop van 't roer, snappie?quot;

Kees snapte dat ook direct.

„Dus hier bivakkeer ik in hoofdzaak, hè?quot; vroeg Kees, en hij nam z'n plaats in.

„Ja, zoo is 't goed,quot; vond Dirk. „Je bent er geknipt voor, Keesl Naar je houding te oordeelen, kon je 't al jaren langnbsp;gedaan hebben.quot;

„Wat zijn dat voor machines. Dirk?quot; vroeg Kees, wijzende op een paar kleine liertjes rechts en links achterin de stuurkuip. — „Dat zijn, eh, laat is kijke, o ja, daar halen we denbsp;zwaarden mee op. Kees.quot;

„Zoo, en hoe laat je ze dan weer neer?quot;

„Wel, natuurlijk ook met die lier, suffertiquot;

-ocr page 89-

„Waarom zitten die zwaarden er eigenlijk an. Dirk?quot;

„Ja, dat weet ik óók niet. 'k Denk voor as het roer kapot is. We laten ze dus maar heel gewoon zitten, zooals nou.nbsp;We hebben ze niet noodig, hoop ik.quot;

„Mooi zoo, daar komen we dus makkelijk van af. Nou is binnen kijken?quot;

De deuren van de kajuit, die met mooi lofwerk waren versierd en kunstig geëtste ruiten hadden, stonden open. Een gebeeldhouwde eiken trap, met koper afgezet, voerde naarnbsp;beneden in de kajuit, die wel haast een meter lager lag dannbsp;de stuurkuip en daarvan bovendien nog gescheiden was doornbsp;een waterdichten drempel van 15 cm hoog.

Kees was het eerst binnen en stond sprakeloos van zooveel comfort en luxe aan boord van een schip. Langs alle wanden stonden banken, bedekt met lange, rood pluchenbsp;kussens. In 't midden een tafel met een karmijnrood tafelkleed. Daarboven een mooi bewerkte koperen petroleumlamp, hangende aan de zoldering; rechts en links twee grootenbsp;bedsteden, met zware gordijnen afgesloten. Voorin eenigenbsp;groote kasten met keukengerei en kooktoestellen. Op dennbsp;grond een zacht en dik tapijt tot in de hoeken en van warmenbsp;kleuren. Het licht kwam van boven door twee groote koekoeken en nog door twee kleine ramen hoog in den zijwand,nbsp;'t Was afl

Met een zucht lieten zij zich vallen op een bedstee.

„Nou, as dit nog geen onweerstaanbare indruk maakt. Dirk dan heb je weinig kans, hoori Reken maar, dat het voornbsp;mekaar is, zeglquot;

Dirk knikte zelfbewust en presenteerde een sigaar. Hoogst voldaan en gelukkig bleven ze even stikzwijgend rooken ennbsp;rc.-'dzien. De asch tipten ze zorgvuldig in een der aschbakkennbsp;op tafeL

„Zeg,quot; begon Dirk na eenigen tijd, „daar denk ik er ineens aan, dat -..-o de drinkwaterton nog moeten vullen. Er zijnnbsp;emmers aan boord. Ga jij nu ergens water halen, terwijl iknbsp;eens opschrijf, wat er alzoo voor fourage noodig is.quot;

„Best, maar hoe kom ik van boord?quot; vroeg Kees, terwijl

85

-ocr page 90-

hij ongerust was opgestaan en de trap naar de stuurkuip opklom, gevolgd door Dirk.

„Wel, ik zal de plank wel even uitleggen en dan maar voorzichtig aan, op handen en knieën.quot;

Na eenig aarzelen schepte Kees moed en op handen en knieën bereikte hij zonder ongelukken den wal. Eén keernbsp;slechts gleed z'n hand van de gladde plank, maar hij wistnbsp;zich er bovenop te houden.

Toen hij zich met een zucht van verlichting oprichtte, riep Dirk: „Zeg, kom nog even terug, je hebt je emmers vergeten.nbsp;Je kan toch geen water halen in je pet. Denk toch eerst eensnbsp;na, voor je wat doet.quot;

„Jazeker, mijn niet gezien; gooi ze maar op, 'k vang ze wel. Vandaag kom ik niet meer aan boord, oi 'k blijf er slapennbsp;ook.quot;

„Wacht maar even, meneer, 'k zal ze wel even aanpakkenlquot; riep de schipper, die naderbij gekomen was. Dirk reikte zenbsp;aan en de schipper gaf ze door aan Kees. „'t Zijn heel grootenbsp;emmers, meneer. Aan vier emmers hebt u zeker wel genoeg.nbsp;Dan is de ton al iets meer dan half vol. Als u hier den dijknbsp;rechts opgaat, dan komt u na vijf minuten aan een cafétje.nbsp;Daar krijg ik altijd gratis drinkwater, omdat ik veel van denbsp;kastelein betrek. Zeg maar, dat ik u gestuurd heb. Kijk uitnbsp;in de schuur, meneer!quot;

„'t Komt in orde, schipper, 'k Ben zoo terug.quot;

Kees verdween. Eén keer hoorde men een vloek en een neerkletterenden emmer uit het donkere schuurtje. Toen sloegnbsp;de buitendeur dicht.

Dirk maakte ondertusschen een lijst van allen mondvoorraad, dien hij wilde meenemen. Brood, worst, boter, jam, eieren, kaas, suiker, zout, vruchten, allerlei blikjes, ooknbsp;advocaat, likeur, enz.

Na een kwartiertje hoorde men Kees zuchtend door het schuurtje terugkomen. De twee emmers waren bijna boordevol en hij zweette bij stralen.

„Nou, da's ook een karweitje voor de galeien, ouwe knaap. M'n armen zijn uit het lid,quot; kankerde Kees, terwijl hij denbsp;emmers bij den waterkant neerzette.

86

-ocr page 91-

„Hijsch ze maar weer aan boord met de fokkeval, meneertquot; ried de schipper Dirk aan.

„Ja, da's een goed idee,quot; vond Dirk, want hij wist nog precies, welk touw hij hebben moest.

Hij stak Kees, die dat wel een leuk spelletje vond, de katrol toe met een lange vaarboom. Kees haakte den emmer eraannbsp;en vlug haalde Dirk op, veel te vlug, want de emmer vloognbsp;omhoog en zeilde vliegensvlug op Dirk af, ketste venijnignbsp;tegen den mast en kieperde om boven Dirks hoofd. Het nognbsp;akelig koude kraanwater plonsde over Dirk neer, in z'n nek,nbsp;over schouders en rug. Met een gil sprong hij opzij, liet hetnbsp;touw los en viel over de reeling, terwijl de emmer kletterendnbsp;op het voordek terecht kwam. Dirk wist zich echter nog vastnbsp;te grijpen aan den beugel, waarover de fok heen en weernbsp;glijdt, zoodat hij niet in het water viel.

Bulkend van den lach om het malle figuur van Dirk, huppelde Kees langs de schoeiïng, keek niet uit en struikelde over den anderen emmer, die omviel en in het vieze water verdween. Dat werkte kalmeerend op z'n vreugde en kwaadnbsp;begon hij op Dirk te schelden en vroeg, of t-ie daarom z'nnbsp;eigen een dubbele breuk gesjouwd had aan die ellendignbsp;zware emmers.

Dirk had zich weer geheel binnen boord gewerkt, sloeg het water uit z'n pet en kneep z'n haren droog.

„Kan ik daar soms wat an doen? Die emmer vloog op me af as een stier. As ik niet had losgelaten, lag ik nou hier metnbsp;een schedelbreuk.quot;

„Liever een schedelbreuk as nog is zoo'n eind loopen met die vervloekte emmers, 'k Zal wel zien, of 'k een paar jongesnbsp;vinden kan, die 't voor een dubbeltje doenlquot; morde Keesnbsp;ongemakkelijk.

De schipper had met een haak gauw weer den emmer opgevischt en Kees verdween in de schuur, om nieuw waternbsp;te laten aanrukken.

„Spoel ze goed om, hoorlquot; balkte Dirk hem nog na, „vooral die, welke naast het schip is gevallen! Anders krijgen wenbsp;cholera of typhus aan boordlquot;

„Nou, dan mag jij de weduwe verplegen en ik de dochter.

87

-ocr page 92-

't Zou me een zorg zijn. Wij zijn er toch onvatbaar voor geworden in de loop van de jaren,quot; mompelde Kees. Spoedig was hij weer vertrokken en Dirk vervolgde z'n lijst van dennbsp;mondvoorraad.

Na een kwartier was Kees weer terug, vergezeld van twee pootige jongens, die ieder een emmer droegen. Kees liepnbsp;er naast als een korporaal en wees op het schip.

„Daar moeten ze aan boord zijn. Zet ze hier maar neer.quot;

„Welnee, we brengen ze wel even aan boord, meneer,quot; was 't antwoord.

Vlug en zonder de minste aarzeling liepen de jongens met een zwaren emmer water over de zwiepplank en zetten dezenbsp;neer op het voordek. Stom verbaasd waren Dirk en Keesnbsp;getuige van deze verrichting, die zoo ver boven hun kunnennbsp;ging. Snel en met heel weinig morsen ledigden de jongensnbsp;de emmers in de ton en verdwenen op eigen houtje om ernbsp;nog twee te gaan halen.

„Ja, dat gaat beter, heeren. Die zijn dat wel gewendlquot; lachte de schipper.

„Wij zijn wel echte zeerobben, schipper,quot; antwoordde Dirk, „maar aan boord van een zeeschip heb je zulke plankjesnbsp;niet, maar een valreep of een landingsbrug. Dit moet je eerstnbsp;leeren, geloof ik.quot;

De schipper knikte toestemmend.

Spoedig waren de jongens weer terug. Het schouwspel herhaalde zich en als belooning voor hun afdoende hulpnbsp;kregen ze van Dirk ieder een kwartje, waarna ze nog snellernbsp;weer vertrokken.

„Ziezoo, ik ben klaar met de lijst. Kees. Ga jij nou even dit alles inkoopen, terwijl ik hier blijf om over de verderenbsp;dingen na te denken. Hier, vang oplquot; Hij maakte een propnbsp;van de lijst en gooide deze op den wal. Kees nam hem opnbsp;en wilde vertrekken.

„Neemt u nog het een en ander te drinken mee, heeren?quot; vroeg de schipper.

„Ja, wis en drie, schipper,quot; lachte Dirk. „Limonade, bier, likeur en een paar fleschjes wijn.quot;

„As 't niet te veel gevraagd is, meneer, doe mij dan een

88

-ocr page 93-

plezier en haal dat bij de kastelein, waar u het drinkwater gehaald hebtlquot;

„Natuurlijk, da's niet meer as billijk,quot; stemde Dirk toe. „Heb je 't gehoord. Kees?quot;

Kees knikte en ging op weg.

Bij het schuurtje keerde hij zich om en riep:

„'k Laat alles hier bezorgen, hoor, anders moet ik een handkar huren. Jij rekent dan maar gelijk aflquot;

„01 reitlquot; riep Dirk in het Engelsch en hij vlijde zich weer op de bank neer.

Toen Kees een kwartiertje weg was, kwam de eerste bestelling: het fruit: 't Leek wel of Kees een heelen groentewinkel had leeggekocht, want er waren twee mannen met groote manden. Ze brachten alles in de stuurkuip, die al rasnbsp;op -een grooten drijvenden moestuin of een broeikas begonnbsp;te lijken. Met groote oogen sloeg de schipper dit alles gade.

„Genade, wat bent u in 's hemels naam van plan, meneer? Daar hou je bijna alles van overiquot; riep hij tot Dirk.

„Geeft niet, schipper. Wat er over blijft is voor jou, hooriquot;

„Meent u dat, meneer?quot;

„Wis en waarachtig, beste vrind.quot;

„Dan zal ik maar vast een winkelpand gaan huren, meneer, om er een zaakje bij te beginnen!quot;

„O, er komt nog meer, schipper. Wat gij doet, doe dat goed, is onze leus. Beter wat te veel, dan wat te weinig, hè?quot;

„Dat is zoo, meneer.quot;

De groentemannen waren nog niet weg, toen de bakker en de kruidenier kwamen. Allerlei soorten brood, gebak,nbsp;broodjes, krentebollen, koekjes, chocolade, thee, suiker, boter,nbsp;kaas, eieren, enz. werden op het dak van de kajuit opgestapeld.

Deze waren nog maar net weg, toen de kastelein kwam, met z'n drieën. Vijftig fleschjes bier, twee limonadestroop,nbsp;twee likeur, twintig kogelfleschjes, koffie-extract, tien fles-schen melk, spuitwater, enz.

Toen de slager, met onmogelijk veel worst, gerookt en gekookt, leverworst, bloedworst, boterhammenspek, rook-vleesch, biefstuk.

89

-ocr page 94-

1!

Op initiatief van Kees verscheen ook nog een bloemist met eenige bouquetten en twee kransen van vergeetmijnietjes.

„Hée daar had ik niet aan gedacht. Da's een goed Idee van Keeslquot; juichte Dirk en vol zorg zette hij de vazen opnbsp;de tafel in de kajuit neer en vlijde de kransen voorzichtig innbsp;de stuurboord bedstee.

Toen hij daarna z'n plaats weer ingenomen had in de stuurkuip, was alleen z'n hoofd nog zichtbaar tusschen dennbsp;berg van drink- en etenswaren, die opgestapeld lag vanafnbsp;den helmstok tot den ingang van de kajuit.

In stomme verbazing bleef de schipper toekijken.

„Genade, u gaat toch maar voor één week, is 't niet, meneer?quot; vroeg hij aarzelend aan Dirk.

„Ja, natuurlijk, schipper. Hoogstwaarschijnlijk niet eens een heele week,quot; antwoordde Dirk met een gewichtig gezicht, ennbsp;hij besefte gelukkig niet, dat hij nu eens prompt de waarheid sprak.

In onoverkomelijke verbazing keek de schipper naar den berg van levensmiddelen, lekkers en bloemen, waartusschennbsp;het hoofd van Dirk nog te vinden was door een rookwolk,nbsp;welke hij uit z'n sigaar zoog.

„Ja, met vrouwvolk aan boord moet men van alles overvloed hebben, schipper. Dat heeft de ervaring mij wel geleerd. We zullen anders nog wel een aardig karwei hebben, om dit alles op z'n plaats te zetten.quot;

„O, gaat u gerust weg, als dat noodig is, meneer. Dat zal ik wel voor u opknappen,quot; bood de schipper ijverig aan.

„Dat is heel aardig van u. U weet aan boord van uw eigen schip ook beter, waar alles staan moet. Ga uw gang dannbsp;maar, want wij moeten nog weg en vanavond op bezoek.quot;

„'t Komt voor elkaar, meneer; ik begin direct,quot; en de schipper kwam vlug aan boord. Ijverig begon hij alles te stouwen, zooals dat behoorde.

Pas was hij bezig, of Kees kwam het schuurtje uit en riep:

„Hallol Alles in orde?quot;

„Puiklquot; riep Dirk terug. Kruip jij even over de plank, dan zullen we Heckie opbergen met wat brood, rookvleesch ennbsp;water. Dan smeren we hem naar huis. De schipper zorgt voor

90

-ocr page 95-

de rest. Een goed idee van jou, zeg, die bloemen en kransen. We kunnen naar behooren ons verlovingsfeest vieren. Zelfsnbsp;bloemen ontbreken nietlquot;

Kees kroop aan boord. Daar werd hij al handig in. Dirk droeg Heckie voorzichtig de trap van het vooronder af, wantnbsp;die wilde zelf niet gaan. Kees bracht water in een puts, broodnbsp;en rookvleesch. Ze aaiden Heckie nog eens en sloten 't vooronder.

„Nou, schipper, tot morgenochtend negen uur dan, hè? U sleept ons hieruit tot in de Oranjesluizen!quot;

„In orde, meneer. Stipt op tijd ben ik er. Komen de dames hier aan boord, of in de sluizen?quot;

„Dat weet ik nog niet zeker. Ik denk van in de sluizen. Maar dat zeg ik u morgenochtend wel. Tot ziens dan!quot;

.j,Dag heeren. Voorzichtig aan maarlquot;

Kees kroop het eerst over de plank. Dirk volgde. De plank boog ijzig en trilde door Dirk's krampachtige bewegingen alsnbsp;riet in een zwaren stroom.

Behouden kwamen ze aan den wal. Kees mocht de overall aanhouden, pikte z'n natte plunje mee en een klein uurtjenbsp;later zaten ze weer in hun donkere, dichtgespijkerde voorkamer.

„Hè-hèlquot; zuchtte Dirk, „is dat werken vandaag.quot; En hij liet zich neervallen in z'n fauteuil, nadat Kees het licht had aangeknipt.

„Weet je, wat je nu allereerst maar eens moest doen. Kees?quot; begon Dirk.

„Nou?'

„Wasch zoo gauw mogelijk je goeie pak uit in kraanwater met groene zeep en hang het dan te drogen boven de grootenbsp;petroleumkachel. Dan is het om vier uur zeker al kurkdroog.nbsp;Gooi 't heele gevalletje maar in een emmer en zet die eennbsp;kwartiertje op de petroleumkachel, dan is het een beetjenbsp;warm. Dan gaat het beter en vlugger. Vanavond moet je hetnbsp;pak weer aan, want je hebt er maar één!quot;

Kees zag de noodzakelijkheid ervan in en toog direct aan het werk. Na een kwartiertje kwam hij weer biimen en be-

91

-ocr page 96-

richtte, dat het goed ging. Het water was al zoo heet, dat hij z'n handen er niet in kon houden.

„Wring het nou dan eerst uit en spoel het na in koud water. Kees. Dan weer goed uitwringen en boven de petroleumkachel hangen, 's Kijken, 't is nou bij half één, 'k wil wedden,nbsp;dat het dan om drie uur al weer kurkdroog is.quot;

Kees ging weer aan het werk volgens het voorschrift van Dirk en deze bleei de zaak liggen overpeinzen, onder hetnbsp;genot van een fleschje bier en een sigaar.

Eenigen tijd later kwam Kees weer binnen en meldde, dat de zaak te drogen hing en dat het snikheet werd in 't kleinenbsp;keukentje. Dirk knikte tevreden.

„Wacht, ik neem ook nog een fleschje bier, 'k heb dorst,quot; zei Kees.

„Doe maar geen moeite. Kees. Jammer voor jou, maar dit is het laatste,quot; vertelde Dirk onbewogen.

„Hm,quot; bromde Kees, „as je nog is wat weetlquot;

„Nou-nou, één van ons beiden moet toch de laatste flesch leegmaken, en waarom zou jij dat nu juist moeten zijn? Vannbsp;gisteren ben ik nog aardig wat achter bij jou.quot;

Daar viel niets tegen te zeggen en mopperend haalde Kees twee blikken erwtensoep met kluif uit de kast, ging ze opnbsp;het gasstelletje warmen en kwam even later terug met denbsp;geopende blikken en twee lepels. Ze begonnen zwijgend hunnbsp;middagmaal uit het blik zelf te nuttigen, nadat Kees voornbsp;ieder een stuk van „De Telegraafquot; als servet had uitgespreid.

„Zeg,quot; begon Dirk weer,quot; denk erom, dat je je pak weer zoo netjes mogelijk maakt, want je moet vanavond mee opnbsp;bezoek bij de weduwe. We moeten piekfijn voor den dagnbsp;komen, hoorlquot;

„'t Komt in orde. Dirk,quot; antwoordde Kees, dank zij de heerlijke erwtensoep in een veel beter humeur. „Er is geen luchtje meer aan, hoor.quot;

„Gelukkig maar, want je stonk een uur in den wind,quot; vond Dirk. „En zeg, weet je wat ik nou eigenlijk nog 't beste vind?quot;

„Nou?quot;

„Wel, ik heb er zoo is over nagedacht, dat het veel makkelijker is de familie aan boord te nemen, waar dat schip nu

92

-ocr page 97-

ligt. We laten de heele mikmak morgen afhalen door een groote taxi, die ze tot voor het schuurtje brengt om een uurnbsp;of negen. De schipper is er dan ook allang en met zijn hulpnbsp;krijgen we de familie gemakkelijk aan boord. Dan varen wenbsp;met z'n allen tegelijk daar vandaan door de Oranjesluizennbsp;en hoeven we onderweg niemand op te pikken. Ook metnbsp;het oog op hun bagage is dat voor hen veel makkelijker.quot;

Kees was het met hem eens. Dat stond bovendien veel sjieker en hielp goed mee om een buitengewonen dunk tenbsp;geven van hun financieele omstandigheden.

Ze bleven nog lang alles bepraten, tot tegen een uur of drie Dirk vond, dat het tijd werd om naar het pak te gaannbsp;kijken, want dat zou nu wel droog zijn. Ze gingen naar hetnbsp;keukentje en een dikke wolk van zware roetvlekken sprongnbsp;hen tegemoet vanuit een inktzwarte duisternis, toen Kees denbsp;deur opendeed. Een klein lichtje als een gloeiende spijkernbsp;gaf ergens in die duisternis de plaats aan, waar de grootenbsp;petroleumkachel staan moest.

„Heilige Godfried!quot; blèrden Dirk en Kees tegelijk. „Die vervloekte kachel is als een brandende olietank gaan walmen. Gooi de achterdeur open. Kees!quot; riep Dirk, terwijl hijnbsp;snel terugging in de gang en de deur sloot.

„Schiet een beetje op, je hebt toch je overall nog an. Doe die verdomde kachel uit.quot;

Kees liep op den tast naar de achterdeur en de felle wind hielp alras de zwarte duisternis en de tastbare, zwevendenbsp;roetmassa uit het keukentje te verdrijven, waardoor het vroo-lijk zonlicht weer sprankelend naar binnen stroomen kon. Denbsp;keuken zelf leek echter wel een doodskapel, zoo intens zwartnbsp;was alles, en het pak, dat nog altijd boven de kachel hing,nbsp;scheen tweemaal zoo dik van stof door de enorme massanbsp;roet, die zich erop had vastgezet in dikke vlokken. Vloekendnbsp;borg Kees de petroleumkachel weg en Dirk, die dat achternbsp;de deur hoorde, deed deze op een kier. Zoodra hij zag, datnbsp;alles weer helder verlicht was en er geen roetmoppen meernbsp;ronddreven, kwam hij binnen en bekeek peinzend het paknbsp;van Kees,

93

-ocr page 98-

„Wat mot ik nou beginnen. Dirk? Vanavond mot ik toch op bezoek?quot;

„Natuurlijk ga jij mee op bezoek. Het koopen van een nieuw pak stellen we uit tot ik getrouwd ben. Dan krijg je eennbsp;prachtige smoking van me. Vanavond trek je dit nog maarnbsp;aan. We zullen het goed uitkloppen. Inplaats van donkerblauw is het nou gelijkmatig zwart, 't Is toch avond en niemand ziet dat dan. Hang het nou maar even buiten neer,nbsp;klop het goed uit en veeg het dan flink hard af met eennbsp;vloervarken. Zoo'n ding hebben we toch, hè?quot;

Kees knikte.

„Vanaf dat we hier zijn gaan wonen, maar ik heb het nog maar een keer of drie gezien, 'k Zal is kijken.quot;

Dirk ging weer naar de geblindeerde voorkamer en knikte tevreden, toen hij de harde slagen hoorde, waarmee Kees z'nnbsp;mooie pak naar alle windstreken sloeg.

Een kwartiertje later kwam Kees stralend melden, met een pikzwart vloervarken in de hand, dat het reuze meeviel ennbsp;dat het heele pak keurig diepzwart geworden was. Ook wasnbsp;het heelemaal droog!

„Reusachtig, zeg. Trek dan gauw een schoon overhemd aan en een andere das. Dan gauw je nieuwe zwarte pak an ennbsp;klaar zijn we. We zullen nog zeemanstaal blijven studeerennbsp;tot een uur of acht en dan gaan we naar de weduwe. Schietnbsp;maar op. Geef even dat zeemanswoordenboek. Kees.quot;

Kees nam het boek uit de kast, legde het op Dirks knieën en verdween. Dirk verdiepte zich in een keur van zeemanstermen en begon te repeteeren, wat ze al doorgewerkt hadden. Zoo was hij een klein half uurtje bezig, toen hij Keesnbsp;weer hoorde vloeken in de keuken. Vlak daarop kwam Keesnbsp;kwaad de kamer binnen in een keurig zwart pak, maar denbsp;mouwen kwamen hem tot halverwege den elleboog en denbsp;vingertoppen, terwijl de pijpen van de patalon niet verdernbsp;reikten dan tot ongeveer twaalf centimeter boven den enkel.nbsp;Zoo nu en dan gluurde de gesp van z'n sokophouder ondernbsp;de pijp uit, hetgeen nu niet direct een gekleeden indruknbsp;maakte. Met moeite had hij een knoop van het jasje dicht

94

-ocr page 99-

kunnen krijgen en z'n handen, die hij zooeven had gewas-schen, waren bedekt met zwarte roetstrepen.

„Verrek, zou het gekrompen zijn. Kees?quot; informeerde Dirk belangstellend.

„Twijfel je er nog an soms, of kan je 't van daaraf niet zien?quot; was 't vinnige antwoord. „Zoo kan ik niet mee, hoorlnbsp;Dat gaat niet. 'k Mot eerst een nieuw pak hebben.quot;

„Ik weet wat beters. Kees. Hou dit nou an voor vanavond. Ik haal vanmiddag nog een matrozenpak voor je bij eennbsp;uitdrager op de Rozegracht. Overmorgen zijn we toch uit allenbsp;zorgen. Bovendien is het al pikdonker om half acht en naarnbsp;jouw beenen kijkt toch immers niemand? Je bent toch geennbsp;jonge dame, wat? Verder steek jij die turftrappers van jounbsp;maar goed onder de tafel. Erop leg je ze toch immers niet,nbsp;zooals je hier zoo vaak doet, is 't wel?quot;

Kèes bromde wat.

„En,quot; ging Dirk gemoedelijk verder, „zoo nu en dan trek je je mouwen wat naar voren, dan valt dat ook niet op. Wacht,nbsp;trek je jasje uit, dan zullen we de mouwe even wat oprekken.quot;

Kees deed het en met lichten schrik stelde Dirk vast, dat z'n pas schoone overhemd diep zwart was overal, waar hetnbsp;jasje gezeten had. Ook de mouwen, die hagelwit behoordennbsp;te zijn, waren zwart als kachelglans.

„Getvergeme, kijk nou weeriquot; blèrde Kees. „Blijft dat nog lang zoo. Dirk?quot;

Deze haalde de schouders op, nam een der mouwen in z'n beide handen, gaf Kees de andere en samen trokken ze zoonbsp;hard, dat plotseling een krakend geluid aankondigde, dat denbsp;zaak begon te scheuren. Van schrik liet Dirk ineens los ennbsp;Kees sloeg achterover, waardoor de jas met een wijden boognbsp;langs het behang streek, een spoor nalatende van dikkenbsp;strepen zwart op den kleurigen achtergrond.

„Luizige suffert,quot; mopperde Kees, terwijl hij opkrabbelde. „Kijk me jasje nog is afgevelquot;

„Wat zou het, jó, 't is toch donker vanavond. Trek nou maar weer an,quot; ried Dirk en hij hielp Kees voorzichtig in z'n roetjas.

„Denk erom, dat je bij de weduwe om een stoel met rieten zitting vraagt, anders krijg je weer heibel. Zeg maar, dat je

95

-ocr page 100-

pluche stoelen niet hebben kan, as ze die heb tenminste. Leg hier even een Telegraaf op je fauteuil, anders bevuil je menbsp;meublement maar. Kom mee, eerst even weer handen was-schen; en nou je jas niet meer uittrekken, hoorlquot;

Nadat ze zich gewasschen hadden, ging Kees verder stu-deeren in het zeemanswoordenboek en Dirk trok z'n jas aan om een matrozenpak voor Kees te gaan koopen.

„Zie je,quot; legde Dirk uit, „zoo'n matrozenpak staat gewoonweg puik aan boord. Je zal eens zien, wat een figuur jij daarmee slaat en wat een sjans jij dan hebt bij de dochter. Ik weet niet veel, maar wel, dat het toch algemeen bekend is,nbsp;dat matrozen over heel de wereld reuze sjans hebben, is 'tnbsp;niet?quot;

Heelemaal opgekikkerd door dat vooruitzicht, lachte Kees gelukkig en maande Dirk aan tot den meesten spoed.

Meer dan een uur bleef Dirk weg. Meermalen had Kees z'n lectuur al opzij gelegd, in de meening, dat Dirk thuisnbsp;kwam. Zóó verlangde hij naar z'n matrozenpak.

Eindelijk was Dirk het werkelijk. Het matrozenpak had hij onder den arm. Verheugd begroette Kees hem en wilde hetnbsp;pak passen.

„Zou je dat nou wel doen. Kees? Dan wordt alles weer zwart van je roetpak,quot; waarschuwde Dirk.

„Ik weet iets veel beters. Dirk. Ik ga vanavond op bezoek in m'n nieuwe matrozenpak. Dat staat toch immers veel beter.nbsp;Bovendien durf ik het niet goed aan met dat roetpak. Stel jenbsp;voor, dat ik den boel vuil maak. Dan geven we de weduwenbsp;geen goeien indruk, hè. En nu kunnen we zeggen, dat wenbsp;zoo juist van boord komen, omdat ons schip is gearriveerdnbsp;uit den Helder en dat het „ligplaats gekozen heeftquot; daar,nbsp;waar het nu ligt.quot;

„Hm, ja, da's een goed idee. Da's zoo gek nog nieti Trek uit dan die vuiligheid en gooi die rommel, die je nou aannbsp;hebt, dan maar weg.quot;

Vlug voldeed Kees aan Dirks bevel en hij bofte, dat het overhemd ook weg kon. Alleen z'n pikzwarte onderbroeknbsp;moest hij aanhouden. Snel had hij het matrozenpak aangetrokken. Er was ook een matrozenmuts bij. Het geval was

96

-ocr page 101-

heelemaal compleet. Het was een echt matrozenpak, heel nauw bij de knieën en naar beneden heel wijd uitloopend.nbsp;De pijpen van de pantalon waren iets te lang, maar dat werdnbsp;al verholpen, door de broek zoo stevig mogelijk op tenbsp;hijschen, zóó hoog, dat z'n derrière strak en natuurgetrouwnbsp;door de pantalon werd weergegeven. De blouse was iets tenbsp;kort en bolde als een varkenblaas naar alle kanten uit. Denbsp;kraag was stijf als een plank en stond in een hoek vannbsp;ongeveer 45 graden van z'n schouders af. Met de muts erbijnbsp;die — daar Kees maar een klein hoofd had — tot op z'n neuswortel wegzakte, maakte hij een grappig figuur en het geheelnbsp;stond hem beslist niet kwaad. De broek was diep blauw ennbsp;de nog helder witte blouse met blauwen kraag stak vroolijknbsp;tegen de pantalon af. Dirk was uiterst tevreden en samennbsp;togen ze weer aan het studeeren in 't zeemanswoordenboek.nbsp;Tegen een uur of zeven kreeg Dirk honger, maar Kees gafnbsp;den raad, nu nog niet te eten, maar te wachten tot ze bij denbsp;weduwe waren, dan zouden ze hun schade wel inhalen. Dirknbsp;kon toch wel op z'n vingers nagaan, dat de weduwe bijzondernbsp;goed voor den dag zou komen?

Dirk begreep dat en zoo bleven ze aan de studie tot even voor acht. Toen sloegen ze het boek dicht. Dirk trok z'n jasnbsp;aan en Kees moest zóó mee in het vrij gure weer, wantnbsp;matrozen dragen geen jassen, volgens Dirk.

De weduwe woonde, zooals gezegd, in een der zijstraten van de Meeuwenlaan, met haar oude moeder, haar dochternbsp;van 24 en een zoon van 13 jaar. Dezen avond heerschte ernbsp;een zenuwachtige drukte, zooals nog nooit na den dood vannbsp;haar man zaliger, 's Middags om een uur of drie waren allennbsp;aan het werk getogen, om alles tot in de puntjes in orde ennbsp;helder te hebben, wanneer de door de vrouw des huizes aan-gekondigde gast zou aanbellen.

In hoofdzaak had de weduwe haar moeder en kinderen ingelicht over Dirk en dezen tot onwaarschijnlijke hoogtennbsp;opgehemeld. Zoo losweg had ze er nog bij gezegd, dat hetnbsp;niet onmogelijk was, dat er nog een ondergeschikte van haarnbsp;goeden kennis zou meekomen, maar ze gaf hun den raad

7 nbsp;nbsp;nbsp;97

-ocr page 102-

zich niet te veel in te laten met dien ander, want die bracht ongeluk aan.

Met echt vrouwelijke intuïtie hadden de dochter en de oude vrouw al gauw begrepen, dat de weduwe tot over de oorennbsp;verliefd was en dat de hoofdpersoon van het komende bezoeknbsp;een ernstige huwelijkscandidaat moest zijn. De dochter. Betsnbsp;Bolgras heette zij, wist niet, hoe ze daarover dacht, maarnbsp;schortte haar beslissing zwijgend op, totdat ze haar toe-komstigen stiefvader van nabij zou hebben leeren kennen.nbsp;Van alles, wat zij met allerlei listige vragen van haar moedernbsp;wist te weten te komen omtrent den mogelijken tweede, dienbsp;wellicht mee zou komen, leek die tweede, gezien van haarnbsp;jongemeisjesstandpunt, wel zoo interessant. Hij bracht ongeluk aan. Griezelig ideel Enfin, afwachten maar.

Arie, de zoon van 13 jaar, was pas van school en draafde den heelen middag af en aan om boodschappen te halennbsp;en te bestellen, die beslist noodig waren om den avond tenbsp;doen slagen en ook een gedistingeerden indruk te maken bijnbsp;de gasten. Zijn moeder had hem „in 't geheimquot; verteld, datnbsp;ze hoogstwaarschijnlijk met z'n allen morgen een vaartochtnbsp;zouden gaan maken met dien meneer. Hij moest dus maarnbsp;heel netjes en beleefd zijn, dan mocht hij ook mee. Nu, zooalsnbsp;alle jongens van dien leeftijd, was hij daar enthousiast overnbsp;en vloog hij op den minsten wenk van grootmoeder, moedernbsp;en zuster.

Na het avondeten, waarvan mevrouw Bolgras van zenuwachtigheid haast niets naar binnen krijgen kon, gingen de dames groot toilet maken en zoo tegen half acht was denbsp;heele familie op z'n paaschbest in „de salonquot; bijeengezeten,nbsp;in afwachting van de dingen, die komen zouden.

Het was een teeken van buitengewone eer, dat zij in den salon zouden blijven, een keurige kamer aan den achterkantnbsp;van het huis, uitkomende op een klein achtertuintje. Slechtsnbsp;enkele keeren per jaar zaten ze daar en doorgaans waagdenbsp;Arie het niet om er een voet in te zetten, want dan vielen allenbsp;vrouwen in huis als furiën op hem aan. In zijn oogen moestennbsp;het dan ook wel heel hooge oomes zijn, waarvoor de salonnbsp;nog eens bijzonder werd opgepoetst om hen te ontvangen.

98

-ocr page 103-

Bets zorgde voor de thee, want moeders handen beefden een beetje te veel van zenuwachtigheid, welk feit met eennbsp;verholen lachje door de andere vrouwen was geconstateerd,nbsp;'t Was een gezellige omgeving, waarin Dirk en Kees zoudennbsp;worden ontvangen. Een beetje pijnlijk zindelijk en wat gevaarlijk om je in te bewegen door de vele zachte kleedjesnbsp;op een spiegelgladden vloer. Vier fauteuils stonden op eennbsp;meter afstand rond een kleine, lage tafel, waarboven eennbsp;enorme kroon hing, 'n nieuwerwetsche, electrische kroon vannbsp;perkamentpapier in teere kleuren en zwaar met zwartzijdennbsp;franje versierd, die wel wat laag bij de tafel hing. Maar datnbsp;hinderde niet, want wanneer men in de fauteuils zat, kon mennbsp;elkaar nog royaal in de gaten houden tusschen het tafelbladnbsp;en de franje. Verder stond er een mooie haard, een smaakvolnbsp;ouderwetsch theekastje, een zwartmarmeren schoorsteenmantel met daarop een moderne pendule. Daarboven eennbsp;kleine spiegel met doeken versierd. Ook nog een grootenbsp;canapé voor drie personen, die schuin in den hoek stond,nbsp;tegenover de theekast, en in de andere hoeken nog tweenbsp;bijbehoorende stoelen. Buiten een stuk of vijf kleine kleedjes,nbsp;lag er een groot kleed met warme ,gezellige kleuren, waaropnbsp;de tafel stond. Achter de canapé een allernieuwst modelnbsp;radio, met 'n hoorn, zonder koptelefoon, dus een met spoelen,nbsp;die men verzetten kon. Tusschen dit alles stonden nog enkelenbsp;kleine en lage tafeltjes, waarop wat vazen met droge bloemen, judaspenning, bruine beukeblaren, lampionplanten, enz.nbsp;Op den schoorsteenmantel ook een paar vazen met gedroogde planten en eenige potten met de door Dirk geschonkennbsp;hyacinthen en tulpen. De rest daarvan prijkte op een rij innbsp;de lage vensterbanken, bezijden de twee naar buiten openslaande deuren, die op het achtertuintje uitkwamen. Dat wasnbsp;echter momenteel verborgen door zware, donkerbruin pluchenbsp;overgordijnen, die gesloten waren en reikten van de zolderingnbsp;tot aan den grond. Een gezellig interieur dus, dat met blijkbare voldoening werd gadegeslagen door eenige familieportretten aan de muren, waaronder ook een portret vannbsp;mevrouw Bolgras' man zaliger, hetwelk met een verbaasdnbsp;gelegenheidsgezicht de ongewone drukte scheen te aan-

99

-ocr page 104-

schouwen. Ook het bruidsportret van haar eerste huwelijk had daar gehangen, maar uit begrijpelijke overwegingen hadnbsp;de weduwe dat 's morgens al weggenomen en de donkerenbsp;plek op het behang verborgen achter een schilderijtje, datnbsp;een zeegezicht voorstelde. Haar verwachte gast, een gewezennbsp;zeeman, zou allicht liever een zeegezicht zien dan een bruidsportret van haar. En dat zouden allicht velen met Dirk ennbsp;Kees gemeen hebben, al waren het geen zeelui. Om vijf voornbsp;achten werd er plotseling hard gebeld. De weduwe kreeg eennbsp;schok van agitatie en hikte. Arie wilde naar voren dravennbsp;om open te doen, maar z'n moeder hield hem bij den armnbsp;vast en beval hem netjes te blijven zitten. Bets ging naarnbsp;de deur en de anderen bleven in gespannen verwachtingnbsp;achter. Een oogenblik later kwam Bets terug en zei:

„Moeder, de kruidenier laat vragen, ol hij de gember er wel heeft bijgedaan.quot;

Het meest verrukkelijke lachje, dat de weduwe al had geproduceerd, verdween oogenblikkelijk en dit ontspandenbsp;haar aanschijn eenigszins.

„Ach, laat hij dat morgen maar komen hooren. O — wacht eens. Bets — ja, 'k heb het zelf opengemaakt, 't Is goed.quot;

Bets bracht de boodschap over. Ze was net terug, toen er weer hard werd gebeld en stemmen aan de deur te hoorennbsp;waren.

„Daar heb je ze. Bets. Arie, hou je behoorlijk, hoori Beleefd zijn! Bets, ga maar opendoen!quot;

„Ja, moeder,quot; antwoordden haar beide kinderen en de verrukkelijke lach kwam weer op het aanschijn van de weduwe, die popelend naar de deur keek. Stemgemompel in de gangnbsp;bij de deur. Bets kwam vlug terug met een pakje in haarnbsp;hand.

„Sigaren, moeder; hij wacht op geld.quot;

Het beminnelijke lachje verdween weer, om schijnbaar niet terug te komen.

„Neem het maar uit m'n portemonnaie. Die ligt in de Ia van 't buffet voor!quot; antwoordde de weduwe kortaf.

De grootmoeder zei niet veel. Zooals ze daar zat en de zaak opnam, was het beslist een venijnig wijfje en kon men

100

-ocr page 105-

duidelijk zien, dat de weduwe Bolgras een dochter van haar was. Ze wachtte schijnbaar op goede gelegenheden, om opnbsp;verrassende wijze uit haar hoek te komen op een manier,nbsp;dat er geen woord meer tusschen te krijgen was. Het wasnbsp;hetzelfde gedecideerde type als haar dochter, dat voor geennbsp;klein geruchtje vervaard was. Zwijgend zaten ze weer eennbsp;oogenblikje bij elkaar in drukkende stilte door gespannennbsp;verwachting. Alleen het brandende theelichtje knetterde ge-noegelijk en gaf blijk van z'n aanwezigheid.

Ring, tingeling, ring, ringi

Zoo hard was er in de buurt nog nooit gebeld. Opoe schrok overeind en keek verontwaardigd. „Zijn die lui gek,quot; bitstenbsp;ze mompelend. De anderen waren ook geschrokken, maarnbsp;de weduwe tooverde gauw weer haar glimlach, rekenendenbsp;met de mogelijkheid, dat het haar bezoek zou zijn.

„Ga maar weer kijken, Bets,quot; kommandeerde ze geagiteerd.

Bets ging weer in haar leuke witte jurk, die tot even over de knieën hing, waardoor haar vast niet leelijke beenen eennbsp;genot waren voor het oog.

De deur ging open en daar hoorde mevrouw Bolgras Dirks stem. De glimlach bleef en werd breeder. Haar gezicht glomnbsp;van zenuwachtige voldoening.

„Goedenavond, beste meid,quot; klonk Dirks stem, „we komen hier is binnenzeilen om een tijdje ons anker uit te gooiennbsp;Ik heb er nog een op sleeptouw, die ook graag een uurtjenbsp;deze haven wil aandoen. M'n naam is Hamersteen en dat isnbsp;Kees Hoefnagel. U bent zeker de dochter van mevrouw Bolgras? Uw moeder verwacht me, lieve kind. Wil je even gaannbsp;zeggen, dat we angelegd hebben?quot;

Bets had het licht aangeknipt in de gang en schudde vriendelijk lachend de handen, die haar werden toegestoken. Met verholen belangstelling keek ze naar dien dullen matroos,nbsp;die achter den dikken kapitein naar binnen stapte.

„Dag, lieve dochter,quot; groette deze, terwijl hij smakkend haar hand zoende, „hier ben ik; breng ons maar naar denbsp;kajuit.quot;

„Volg mij maar, heeren,quot; noodigde Bets uit en ging hen voor naar den salon.

101

-ocr page 106-

„Door dik en dun, juffrouw,quot; bralde de matroos, en beiden volgden Bets, die de deur van den salon opende en denbsp;heeren binnenliet.

De weduwe was opgestaan en begroette Dirk allerhartelijkst bij de deur. Kees kreeg een los handje en een knikje.

„Ga zitte, meneer Hamersteen, ga zitte, hier. 'k Heb een gemakkelijke stoel voor u klaargezet. Kijk, da's me moeder.quot;

Ze stelde Dirk voor aan de oude vrouw en deze begroette hem zoowaar vriendelijk. Dirk schudde haar gul en voorzichtig de hand en herinnerde zich nog juist op tijd, dat hijnbsp;de dame de hand moest kussen. Hij deed dit dan ook, hoewelnbsp;niet onstuimig, en opoe grinnikte koket.

„U lijkt wel een ridder uit de middeleeuwen, meneer Hamersteen,quot; ginnegapte de oude vrouw, terwijl ze haar hand aan haar japon afveegde.

„Ja-ja, die hebt u zeker nog wel meegemaakt, hè mevrouw,quot; antwoordde Dirk, niet direct complimenteus. Hij had geennbsp;ahnung, hoe lang die middeleeuwen wel geleden waren.

Gelukkig was de oude vrouw al op een leeftijd, dat ze eer trotsch dan verlegen over haar juiste aantal winters was ennbsp;zij antwoordde, niet zonder eenigen trots:

„Nou-nou, meneer Hamersteen, zoo fossiel ben ik nou nog niet, maar toch al 78, meneer; 78, hoortquot;

Dirk liet zich vallen in den fauteuil, waarheen de weduwe hem had gevoerd en legde z'n pet op z'n knieën.

„En nog laat ze zich de kaas niet van 't brood eten, hè; ik bedoel, u laat zich nog door niemand de loef afsteken, hènbsp;mevrouw?quot; antwoordde Dirk de oude dame, die al niet meernbsp;op hem lette, maar haar scherpe oogjes, een tikje buitennbsp;den bon ton, onderzoekend over Kees liet gaan, die nog bijnbsp;de deur stond te ginnegappen met Bets en in robuste zeemanstaal een onvergetelijken indruk trachtte te vestigen, eennbsp;indruk, die door z'n onvervalschte zeemansuiterlijk niet tenbsp;betwijfelen was. Hij had z'n matrozenmuts opgehouden ennbsp;volgde Bets op den voet.

„Ah, dat oude fregat, da's zeker uw opoe, hè juf? Aardig wijffie, aardig wijffie.quot;

Bets knikte eenigszins verbaasd, maar herinnerde zich, wat

T02

-ocr page 107-

haar moeder van dien zeebonk had gezegd en giebelde zacht. Opoe had Kees gelukkig niet verstaan en schudde gereserveerd de haar toegestoken hand. Arie kwam lachend op Dirknbsp;en Kees toe, met de nieuwsgierigheid en de belangstellingnbsp;van de jeugd voor zeelui, die de geheimzinnigheid van verre,nbsp;verre landen om zich heen dragen, plus het aureool van velenbsp;levensgevaarlijke avonturen.

Bets loodste Kees weer naar den anderen kant van de tafel, tegenover den spiegel en gaf hem den fauteuil naast dennbsp;hare. Dat was zeer naar Kees' zin. De tafel tusschen hem ennbsp;de weduwe, de dochter naast hem. Opoe bleef met Arie opnbsp;de canapé en nam een klein haakwerk ter hand.

„Ja-ja, meneer Hamersteen,quot; vervolgde de weduwe het gesprek, „moeder is al 78, maar ze is nog van 's morgens tot 's avonds in de weer. Ooren en oogen en geheugen nog bestnbsp;in orde, hoorl We zijn een sterk ras.quot;

Dat laatste leek wel als een aanbeveling voor zichzelf bedoeld.

„Meneer Hamersteen,quot; mengde Bets zich in het gesprek,quot; „geef me uw pet toch, en de uwe ook, meneer Hoefnagellnbsp;Ik zal ze wel even in de gang ophangen.quot;

Kees nam nu óók z'n muts af en Bets bracht ze naar de gang. Kees draaide zich heelemaal om om haar na te kijkennbsp;en geboeid bleef zijn blik op haar mooie beenen gevestigd.nbsp;Mevrouw Bolgras zag het niet, maar opoe wel en strak richttenbsp;ze zich op, terwijl ze het haakwerkje rusten liet en een giftigennbsp;blik op Kees afvuurde, alsof ze zeggen wou: „Wat een ongemanierde, onzedelijke vlegel is dat. 'k Zal je in de gatennbsp;houden.quot;

Bets kwam direct terug en Kees nam de gelegenheid weer waar om haar beenen te bewonderen. Opoe hield hem scherpnbsp;in 't oog; ze kende die zeelui, genoeg van gehoordl Op verlangen van haar moeder schonk Bets thee in en diende rond.nbsp;'t Ging haar vlot en gracieus af en Kees keek haar overal nanbsp;met verliefde blikken, tot stijgende ergernis van opoe.

De weduwe had het veel te druk met Dirk, om ergens anders op te letten. Bets ging rond met gebakjes, daarin bijgestaan door Arie, die kristallen schaaltjes rondbracht.

103

-ocr page 108-

„Alstublieft, meneer Hamersteen,quot; zei Arie, terwijl hij een kristallen bakje voor hem op tafel neerzette, en toen: „Eh,nbsp;meneer Hamersteen, waar is nou dat ongeluk, dat jullie meenbsp;zouden brengen?quot;

„Ongeluk, brasem, ik een ongeluk meebrengen? Bedoel je die daar soms, ha-ha-hal Ja, dan heb je gelijk, biasemlquot; Ennbsp;bulderend van den lach sloeg Dirk op z'n knie, met de anderenbsp;hand Kees aanwijzende.

„Arie, wat heb ik je nou gezegd? Je houdt je mond met je rare gezegden. Ga gauw zittenlquot; zei mevrouw Bolgras metnbsp;ingehouden woede, en tot de anderen: „Hij heeft de kloknbsp;hooren luiden, maar hij weet niet, waar de klepel hangt,nbsp;heeren. 'k Heb hem verteld, en dat mag u gerust weten, datnbsp;ik u verwachtte, meneer Hamersteen, en dat er misschien —nbsp;let wel, misschien — nog iemand mee zou komen, dienbsp;volgens mijn idee ongeluk aanbrengt, en dat is meneer Hoefnagel. Me zoontje heeft nou begrepen, dat meneer Hamersteen een ongeluk zou meebrengen, zoo zit dat. Die kinderennbsp;ook; je moet zóó op je woorden letten, hè?quot; En in zichzelfnbsp;mompelde ze nog: „'t Kind had het bij 't rechte eind.quot;

Kees lachte gul mee. Vond het een reuze mop en wendde zich tot Bets, die de gebakjes weer op de theetafel zette:

„U wordt toch niet bang voor me, hè juf? U kan ik alleen maar geluk anbrenge, hoorl Ik zou best voorgoed bij unbsp;willen blijven als uw geluksdieitje, hi-hilquot;

„Dan kan ze nog wel wat beters krijgen, hoor,quot; mengde opoe zich in 't gesprek, meer oprecht dan beleefd. „Geennbsp;zeelui lang in de buurt van me kleindochter, en vast niet,nbsp;zoools u dat uitdrukt, as geluksdiertje. Die zeegeluksdiertjesnbsp;verliezen mijns inziens veel te gauw de betamelijkheid uitnbsp;het oog. Toen wij jong waren ...quot;

„Ach, moeder,quot; viel mevrouw Bolgras haar in de rede, „dat weten we nou wel. U komt altijd met: toen wij jong waren ...nbsp;Maar dat is nou te lang geleden, hoor en Bets kan goed opnbsp;zichzelf passen.quot;

Bets was in haar fauteuil naast Kees gaan zitten en sloeg haar eene been over 't andere, zeer tot vreugde van Kees,nbsp;die telkens z'n oogen gaan liet over deze welgevormde

104

-ocr page 109-

beenen, waarvan zooveel te zien was, dank zij de huidige damesmode. Opoe kreeg het in de gaten en begon zich tenbsp;ergeren.

„Geloof maar gerust, hoor juffrouw, dat ik ook geluk an-brenge kan,quot; begon Kees weer tot Bets, die geamuseerd naar hem keek en luisterde, „'k Geef toe, aan land gaat me datnbsp;niet altijd even goed af, maar op 't groote wateri Wilt u welnbsp;geloove, dat me maat, de kapitein, een tijd gehad heeft, datnbsp;ie zonder mij beslist het zeegat niet uit wou?quot;

„Zeg dat wel, stuur; die tijd heb ik gehad en de laatste keer herinner ik me nog deksels goed, want toen was jijnbsp;aan land gegaan met de scheepskas.quot;

„Net iets voor hem,quot; grinnikte mevrouw Bolgras instemmend en opoe knikte heftig van ja.

„Kijk,quot; bedacht Dirk opeens, „nou we het toch weer over 't water en varen hebben, kunnen we wel eens goed af-spréken, hoe laat we morgen zullen vertrekken en waar unbsp;bij ons aan boord wilt komen. Willen alle aanwezigen mee?quot;

„Heel graag, meneer Hamersteen,quot; antwoordde mevrouw Bolgras en Bets riep: „Dolletjeslquot;

Opoe wilde ook wel mee, als er voor haar een makkelijke armstoel aan boord gebracht werd, want zoo'n heelen tijdnbsp;op een bank of gewonen stoel zitten, daar bedankte ze voor.

„Natuurlijk, daar kan voor gezorgd worden, mevrouw,quot; stelde Dirk haar gerust. „U zult niets van uw komvort vannbsp;thuis behoeven te missen,quot; en tot alle aanwezigen: „Kijk,nbsp;ons schip is vanmiddag gearriveerd en ligt zeilklaar innbsp;Nieuwendam, dicht bij de Oranjesluizen. Wanneer de familienbsp;nu zorgt, dat ze om negen uur morgenochtend reisklaar zijn,nbsp;dan stuur ik op dien tijd een auto hier voor de deur en dienbsp;brengt u vanzelf bij het schip met uw bagage. Dan varennbsp;we door de Oranjesluizen en zoo naar Marken of Urk ofnbsp;Lemmer of zoo en keeren weer terug, als u weer naar huisnbsp;wilt. Is dat goed zoo?quot;

„O ja, best, meneer Hamersteen; uitstekend, hoor!quot; juichte mevrouw Bolgras en keek rond, of iemand soms van eennbsp;andere meening was. Ieder was het met haar eens en zoonbsp;was dus de zaak beklonken. Opoe was heel vroeger al eens

105

-ocr page 110-

naar Marken geweest en opperde het plan om nu eerst naar Urk te gaan kijken en terug naar Marken.

„Kan dat, meneer Hamersteen?quot; vroeg mevrouw Bolgras met haar liefste lachje en 'n onweerstaanbaar vleistemmetje.

„Gewis, mevrouwtje; wij zijn geheel tot uwes dienst. U zegt maar waarheen, en wij brengen u er wel.quot;

Opoe was tevreden. Dat had ze al zoo lang gewild. Urk eens bekijken, en dan nog wel op een schip, waarop Jenbsp;zeli de baas bentiquot;

Bets schonk weer eens thee in en presenteerde er een gebakje bij.

„As 't morgen nou maar mooi weer is, dan is het wel zoo gezellig,quot; begon opoe weer.

„O, mevrouw, wat dat betreft, dat komt er weinig op aan, hoorl Er is een heel groote kajuit en een heel ruim vooronder.nbsp;Ik hoop zelfs, dat er maar een flinke wind zal staan, dan kannbsp;het nooit vervelend worden, is 't niet, stuur?quot;

„Nou, zeg dat wel, kappie,quot; antwoordde Kees met z'n mond vol, daar hij juist de helft van z'n gebakje had afgehapt. „Asnbsp;ik tenminste nog terugdenk an die weke, dat we zonder windnbsp;op de groote oceaan hebbe legge dobbero, nou, dan zegnbsp;ik maar: liever een flinke storm as heelemaal geen wind.nbsp;Maar misschien is t-er hier nog wel een krant van vanavond,nbsp;waarin we de weersvoorspelling kenne leze.quot;

„Gut ja, die ligt nog voor!quot; riep Bets en ze haalde hem gauw. „Kijk, hier staat het!' zei ze, wijzend op de bekendenbsp;weersvoorspelling in „De Telegraafquot;.

„Lees is voor. Bets,quot; vroeg opoe belangstellend en Bets las;

„Verwachting tot den avond van den ..sten April 19..: Krachtige, later nog toenemende, stormachtige Zuidwestelijkenbsp;tot Westelijke wind, half tot zwaar bewolkt. Waarschijnlijknbsp;eenige regenbuien. Weinig verandering in temperatuur.quot;

„Prachtig, prachtig!quot; juichte Dirk. „Kan niet beter. Die enkele buien nemen we op de koop toe; dan gaan we fijnnbsp;in de kajuit zitte, uit de wind. Koud wordt het niet, wantnbsp;de temperatuur is net as vandaag, 't Wordt een weertje, ofnbsp;we het voor ons speciaal besteld hebben!quot;

106

-ocr page 111-

Kees wreef zich de handen van louter plezier over het weerbericht.

„Gelukkig, juf,quot; wendde hij zich weer tot Bets, dan kan u ook meehelpen met loggen of met het dieplood of met hetnbsp;roer en de zeilenlquot;

„Gut, 'k weet er niks van, maar dan moet u maar zeggen, wat ik doen moet, meneer Hoefnagel,quot; antwoordde Bets metnbsp;een koket lachje naar Kees.

„Zult u dan heusch alles doen, wat ik u vraag, juf?quot; vroeg Kees met een onschuldig gezicht.

„Natuurlijk, meneer Hoefnagel, zoo goed als ik kan tenminste,quot; was het vriendelijke antwoord.

„Komt niks van in. Bets,quot; klonk opoe d'r stem plotseling van de canapé. „Jij moet eerst nadenken, voor je wat belooft.nbsp;Jij weet nou toch zeker nog niet, wat een zeegeluksdiertjenbsp;alzoo vragen kanl?quot;

Bets kleurde en dat werd nog wat erger, toen Kees haar een ondeugend knipoogje gaf en weer veel te onbescheidennbsp;naar haar beenen keek.

Arie was op Dirk toegeloopen en vroeg hem honderd uit over het schip, de reis en of hij óók sturen mocht, enz. Denbsp;familie luisterde glimlachend toe en dronk thee.

„Hè, kijk nou is, nou is 't al bij tienen en nou heb ik u nog niet eens een sigaar geprinsenteerdlquot; riep de weduwenbsp;plotseling, verontwaardigd over zichzelf. „Bets, prinsenteernbsp;islquot; — Bets deed dit en begon bij Kees. Toen Dirk. Gewichtignbsp;beten ze de punt eraf en luisterden glimlachend naar dennbsp;opgewonden Arie. Dirk had geen lucifers en vroeg Kees omnbsp;vuur. Met al z'n aandacht bij de beenen van Bets streek Keesnbsp;in gedachten een lucifer aan en reikte die, zonder goed uitnbsp;te kijken, over de tafel aan Dirk. Het vlammetje kwam veelnbsp;dichter bij de franje van de groote lampekap dan bij Dirksnbsp;sigaar en in een oogwenk stond de geheele enorme lampekap in lichter laaie. De weduwe vloog overeind, opoe ooknbsp;en ze gilden:

„Jezus, de salon, de salonl Help, brand, brandlquot;

Dirk sprong wild op van z'n fauteuil en probeerde de kap uit te slaan, maar daardoor werd het nog erger en het ding

107

-ocr page 112-

brandde als celluloid. Door het slaan van Dirk vlogen er brandende stukjes af en die zweefden door de kamer. Eennbsp;paar nestelden zich in de vazen met gedroogde bloemen ennbsp;eenige seconden later brandden die als vuurmakers. Ooknbsp;de doeken om den spiegel vatten vlam en op een oogenbliknbsp;leek de toestand op een catastrophe te zullen uitloopen.

Bets was sprakeloos blijven zitten. In z'n verbouwereerdheid had Kees het melkkannetje van de theetafel gegrepen en dat tegen de lamp leeggegooid. De fel brandende lampnbsp;spotte echter met deze bluschpoging, knetterde mal en laaidenbsp;nog feller op. Opoe gilde nu aan één stuk door, greep eennbsp;potje hyacinthen en smeet dat naar Kees, krijschend:

„Eruit jij, geluksdiertjel Eruit, brandstichteri Me huis uit, zeegeluksdiertjelquot;

Dirk rukte alles, wat brandbaar was, in z'n verbijstering gewoon met z'n bloote handen van de kap en voelde nietnbsp;eens, dat hij zijn vingers aardig brandde. De weduwe ruktenbsp;den spiegel van den wand en trapte alles uit op den grond.nbsp;Gelukkig hing de spiegel tegen den schoorsteen en branddenbsp;het behang daar op den muur nog niet.

Opoe hielp ijverig alles uit te slaan, wat van de lamp op de tafel viel en onder het werk door krijschte ze en greepnbsp;zoo nu en dan een pot hyacinthen of tulpen, die ze dan naarnbsp;Kees gooide, gillende:

„Eruit jij, geluksdiertjel Eruitl O, me salon, me salonlquot;

Kees hield haar in de gaten en retireerde eenigszins naar de deur. Eindelijk was alles gebluscht en verlegen stond Dirknbsp;even achter de tafel, met plekken roet op z'n gezicht, evenalsnbsp;de weduwe en haar moeder. Een oogenblik werd er nietsnbsp;gezegd; toen stapte de weduwe om de tafel heen op Keesnbsp;af, met een gezicht, zóó woest en dreigend, dat Kees' harennbsp;te berge rezen en hij ervoor zorgde, den fauteuil tusschennbsp;hem en de weduwe te houden. Eén keer liepen ze beidennbsp;om den fauteuil heen; plotseling greep de weduwe razendnbsp;vlug toe, sleurde Kees naar de deur, terwijl het slagen opnbsp;z'n hoofd regende, sleepte hem door de gang, sloeg z'n mutsnbsp;met een dreun op z'n hoofd en schopte hem toen de stoepnbsp;op. Met een daverenden slag sloeg de deur weer dicht.

108

-ocr page 113-

Amechtig kwam ze teiug, nog met fonkelende oogen. Toen ze echter de verwoesting in haar salon opnieuw aanschouwde, liet ze zich snikkend in haar fauteuil vallen, met denbsp;handen voor haar gezicht. Dat was te veel voor Dirk. Hijnbsp;knielde naast haar neer en legde z'n arm om haar schouders.nbsp;Opoe keek aandachtig toe en zag, dat haar dochter door denbsp;vingers heen scherp naar haar gluurde, alsof ze zeggen wou:nbsp;Hoe vindt u hem?

Dirk begon haar zoo goed mogelijk te troosten.

„Stil maar, mevrouwtje; 't komt allemaal terecht, hoorl U krijgt een prachtlamp van mij terug. We zullen hem samennbsp;uit gaan zoeken. Is dat goed? En een paar nieuwe blommetjesnbsp;erbij, wat? Inplaats van dat dorre struikgewas. Schreeuw nounbsp;maar niet. U hebt gelijk. Aan de wal schijnt die Kees Hoefnagel ongeluk an te brengen. Maar hij meende 't niet kwaad.nbsp;Geloof me, mevrouwtje, 't was heel gewoon onoplettendheidnbsp;van hem. Let maar eens op, morgen aan boord: een kerelnbsp;uit één stuk, hoorlquot;

Langzamerhand draaide de weduwe weer wat bij, verheugd alleen Dirk nog maar in de kamer te zien van haar bezoek. Allen keken zwijgend toe en het aandoenlijke tafereelnbsp;werd hel beschenen door de nu kale lamp, omgeven doornbsp;het verbogen en verwrongen geraamte van wat eens de trotsnbsp;van den salon was geweest: de prachtige lampekap.

Met eenige kwinkslagen tooverde Dirk weer een glimlachje op het gelaat der weduwe en Bets maakte gauw de kamernbsp;weer wat gezelliger, door over 't geraamte van de kap eennbsp;paar kleurige doeken te hangen. Dat scheelde een heel stuknbsp;en al gauw kwam de stemming er beter in. De weduwe begonnbsp;weer genoegelijk en tenslotte druk te babbelen en beschreefnbsp;enthousiast een prachtige salon-lampekap, die ze in een durenbsp;zaak in de binnenstad had zien hangen. De beschrijvingnbsp;alleen al deed Dirk de haren te berge rijzen, als hij aannbsp;den prijs maar dacht. Desondanks beloofde hij gul en metnbsp;een krampachtigen lach, dat ze het zoo vurig gewenschtenbsp;zoo spoedig mogelijk zouden gaan koopen.

Zoo was al gauw de stemming op nog veel beter peil geraakt dan tijdens de aanwezigheid van Kees. Opoe en Arie

109

-ocr page 114-

veegden de scherven en aarde bij elkaar van de bloempotjes, die opoe als projectielen had gebruikt en Bets ruimde hetnbsp;theegerei weg. Zoo hadden Dirk en de weduwe ruim gelegenheid om, dichter bij elkaar zittend, zoowaar met Dirks handnbsp;op de hare, een intiemer gesprek op zachten toon te gaannbsp;voeren. Het resultaat was, dat er een glans van geluk verscheen op het gezicht van de weduwe, dat toch nog voornbsp;kort door zoo matelooze woede vertrokken was. Opoe probeerde te luisteren, maar ze hoorde slechts de laatste woorden van Dirk:

„Maar de hoofdzaak zal ik u morgen verklaren en vragen. Morgen aan boord, als we samen een rustig plekje hebbennbsp;uitgezocht,quot; onder welke fluisterend gesproken woorden hijnbsp;haar een oolijk en geheimzinnig knipoogje gaf. „Ziet u,quot; besloot Dirk z'n gefluister, „hier is het niet de goede plaatsnbsp;en omgevinglquot;

De weduwe knikte instemmend en, gehoorzamend aan het tintelende gevoel van jeugd, dat haar weer doorstroomde,nbsp;riep ze tot Bets:

„Vooruit, Bets, weg maar met de theerommel. Zet de advocaat, de Bols en al het andere maar op tafel.quot;

Al gauw was er een reuze stemming in, die dreigde om te slaan tot uitgelatenheid, zelfs van den kant der weduwe.

Onder het feestgedruisch door hoorde Bets aldoor aan de klep van de brievenbus wriemelen, die snel achter elkaarnbsp;hard dichttikte.

„Hoor,quot; zei ze, „d'r zit iemand aan de deur te zaniken. Hij hoort zeker, dat hier feest is.quot;

„O,quot; juichte Dirk, met z'n zooveelste neutje in de hand en z'n andere hand ongegeneérd op de linkerknie der weduwe,nbsp;„o, dat zal Kees zijn. 'k Zal hem even wegsturen.quot;

En Dirk liep vlug naar de buitendeur. Met een ruk trok hij die open en Kees rolde van schrik half de gang in. Hij hadnbsp;met z'n oor tegen de brievenbus staan luisteren.

„Ha, Dirkl Wat ruik je lekker naar de jajemi Is ze nog kwaad? Ken ik weer binnekomme? Nou begint 't feest pas,nbsp;hè, en 'k rammel van de honger, want we hebben expresnbsp;niks gegeten, weet je wel?quot;

110

-ocr page 115-

„Wil je maken, dat je wegkomt, sufferd!quot; bulderde Dirk, quasi verontwaardigd, en zachtjes fluisterde hij: „Dondernbsp;nou op, jó, 't gaat nou veel te goed. Hier, neem een guldennbsp;en smeer 'm. Om twaalf uur ben ik weer thuis en dan gaannbsp;we naar boord.quot; En toen weer veel harder: „En nou op-dondere, hè; en direct naar boord gaan.quot;

„Ja, kappie,quot; was het bedeesde antwoord en fluisterend vroeg Kees: „K enje niet een half flessie voor me achterovernbsp;drukke. Dirk?quot;

„'k Zal zien,quot; was het hoopgevende antwoord.

„Tabéh dan, kappie!quot; blèrde Kees hardop, „de groete hoor en tot morgen dan.quot;

Brommend sloeg Dirk de deur weer dicht en kwam in den salon terug, met de houding van een veldheer, die zoopasnbsp;een verpletterende overwinning heeft behaald.

Het feest werd steeds meer geanimeerd; steeds werd de houding van Dirk en de weduwe onderling intiemer. Het werdnbsp;een onvergetelijke avond en volgens Dirk heeft deze avondnbsp;er heel wat meer toe bijgedragen om de zaak tot een goednbsp;einde te brengen, dan de heele boottocht zelf.

Om kwart voor twaalf liet de weduwe hem persoonlijk uit. De feestvreugde en het genotene hadden hun gevoel voornbsp;het betamelijke zoozeer afgestompt, dat ze zelfs even stondennbsp;te vrijen. Ze gaf hem wel drie zoenen op z’n koonen en z'nnbsp;voorhoofd en Dirk wilde niet voor haar onderdoen. Tenslottenbsp;werd het een langdurige, innige omhelzing, waarbij denbsp;weduwe gelukkig het halve kruikje oude klare niet voelde,nbsp;dat nieuwsgierig uit Dirks achterzak stak, of wel, ze deednbsp;alsof ze het niet merkte.

De weduwe bleef hem nawuiven, tot hij om den hoek verdwenen was en Dirk had tot het laatst teruggezwaaid, met z'n eene hand op het kruikje, dat door het loopen uit z'n zaknbsp;probeerde te kruipen.

Precies om twaalf uur was Dirk weer thuis.

Door een paar kleine openingen tusschen de planken voor de ramen zag hij licht branden. Kees was er dus al. Hij hadnbsp;Dirk blijkbaar hooren komen, want het licht in de gang gingnbsp;aan en Kees deed de deur open.

m

-ocr page 116-

„Ha, kappielquot; juichte Kees, „is alles nog goed afgeloope? En is de brandweer er nog bij moete komme? 'k Schrok menbsp;bijna een zenuwberoerte!quot;

„Van die lampekap?quot; vroeg Dirk.

„Nee, van de weduwe, toen ze op me af kwam. Groote genade, 'k had geen luis in te brenge, jö! 'k Voel nóg denbsp;slag, waarmee ze me matrozemuts op me test neerhamerde.nbsp;In heel onze loopbaan ben ik nog nooit zóó bliksemsnel ennbsp;hardhandig ergens uitgesodemieterd. Kijk maar uit, jó ennbsp;wees heel voorzichtig, as je met er getrouwd bent! Ik hebnbsp;in 't café hier in de buurt daarnet gehoord, dat haar eerstenbsp;man z'n nek gebroken heeft. Hoe dat kwam, konden ze menbsp;niet vertellen, maar nou heb ik een akelig vermoeden! Maar,nbsp;wat ben je stil. Vertel nou is. hoe 't is afgeloope!quot;

Onder het gebabbel door hadden ze zich weer makkelijk in hun fauteuils genesteld en langzaam, als in gedachten,nbsp;haalde Dirk het halve kruikje oude Bols te voorschijn. Zondernbsp;iets te zeggen, zette hij het langzaam op tafel, alsof z'n gedachten héél ver weg waren.

„Ha, je heb dus nog an me gedachte, ouwe jongen! Dank-ie wel, hoor. Da's een pleister op de wonde, hoewel we aannbsp;boord nog volop hebben. Maar daar hebben we hier niks an.nbsp;Vertel nou is op! Ben je nogal opgeschoten in de goede richting? Kijk niet zoo diepzinnig. Dirk. 't Lijkt wel, of je zit tenbsp;bepeinzen, of je soms les in 't worstelen of boksen nemen wil,nbsp;vóór je gaat trouwen. Dan kan je beter les nemen in 't hard-loopen, jó, want tegen de weduwe heb jij alléén óók geennbsp;kans. Een reden temeer, waarom ik óók bij je moet komennbsp;inwonen ,snappie?quot;

Dirk zuchtte en nam met een vermoeid gebaar het glas oude Bols, dat Kees onder het praten voor hem had ingeschonken, van de tafel op.

„Proost, ouwe jonge!quot; joelde Kees druk en wipte met één beweginkje het neutje door z'n keelgat. Dirk volgde z'n voorbeeld en scheen wat tot zichzelf te komen.

„En ben je wat gevorderd. Dirk?quot; drong Kees weer aan.

„Ja,quot; antwoordde Dirk plechtig en langzaam, en Kees

112

-ocr page 117-

meende zelfs een glimp van angst in z'n oogen te bespeuren. „Ja, we hebbe mekaar al gezoendlquot;

„Hè, watte? Al gezoend? Hoera, hoeralquot; gilde Kees, gooide z'n muts in de lucht, trapte van louter plezier en opwindingnbsp;een stoel ondersteboven en wendde zich met een kleur vannbsp;agitatie weer tot Dirk, die met een bedrukt gezicht rustignbsp;was blijven zitten.

„Vertel dan op, jól Hoe is dat gekomme? Kijk niet as een oorwurm, nou er reden is om te juichen. De zaak gaat fijnnbsp;zoo, zeg, en morgen zetten we de kroon op ons werk metnbsp;de zeiltocht. Vertel nou oplquot;

„Ja,quot; begon Dirk, eenigszins plechtig, „JIJ kan juichen, maar ik, ik, ikl Stel je voor, dat het waar is, dat haar eerste mannbsp;z'n nek gebroken heeft, dan zou ik toch wel eerst eens willennbsp;weten, hoe dat gekomen is, vóórdat ik met haar trouw. Vindnbsp;je ook niet. Kees?quot; En somber staarde Dirk weer voor zich uit.

„Ach wat, jó, da's allemaal van later zorgi Je bent nou op de goeie weg. Binnenkort zijn we voorgoed uit den brand!quot;

„Ja, jij uit den brand en ik in den brand!quot;

„Schei nou uit. Dirk; neem nog een neutje, dat zal je sombere idee wel verjagen,quot; en Kees schonk nog eens in.

Een tijdje werd er toen niets gezegd en slurpten de twee vrienden stilzwijgend hun glaasje. Kees hield ondertusschennbsp;Dirk scherp in 't oog en al gauw zag hij de symptomen, datnbsp;de gewone optimistische geestesgesteldheid bij Dirk begonnbsp;terug te komen.

„Zeg,quot; begon Dirk eensklaps, „dee jij dat nou expres of per ongeluk, dat in brand steke van die lampekap? Denbsp;weduwe had wel een beroerte kenne krijge van schrik ennbsp;nijd en dan was alles voor niks geweest.quot;

„Ja, kijk is, expres natuurlijk heelemaal niet, want dan zou ik ze maar onnoodig tege me in 't harnas jage. Nee, 't wasnbsp;zuiver per ongeluk. Ik keek niet goed uit, en wie hangt ernbsp;nou zoo'n groot flodderding boven de tafel? 't Is een wonder,nbsp;dat het ding door de electrische lamp zelf niet in brand gaat.nbsp;Ik keek naar je stiefdochter d'r mooie beenen en lette nietnbsp;genoeg op, dat geef ik toe. Mooie beene heb dat kind. Dirk.nbsp;Met haar zou ik wel wille trouwe, zeg!quot;

113

-ocr page 118-

„Komt niks van in. Kees. Zet dat maar uit je hoofd. Dat ken ik je nou alvast zegge als haar stiefvader. Geen kwestienbsp;van, hoorlquot;

„Zoo, waarom niet? Ben ik soms niet even goed as jij?”

„Ja, natuurlijk wel, hm-h,m, maar eh, we kenne mekaar te goed, hè. Nee-nee, dat kind verdient een beter lot. En eh,nbsp;ze vindt je een griezelvent, zei ze. Ze denkt, dat je ongeluknbsp;anbrengt. Dat hebbe ze d'r wijs gemaakt en dat gevalletjenbsp;met de lampekap heeft het wel duidelijk bewezen.quot;

„Affijn, je kan toch nooit wete, hoe een koe een haas vangt, Dirkl Stel je voor, dat ik met je stiefdochter trouwde en jijnbsp;dan ook je nek brak. Verhip, 'k mot er niet an denke. Da'snbsp;om te watertanden, want dan had ik de heele erfenis metnbsp;de dochter erbij 1quot;

„Schei nou maar uit met je lage veronderstellingen, want ik ben heelemaal niet van plan om ook m'n nek te brekennbsp;of te laten breken,quot; kwam Dirk opeens resoluut. „Drink leegnbsp;en kom mee, want we gaan aan boord slapen vannacht; dannbsp;loopen we de kans niet, dat we ons verslapen. Neem hetnbsp;zeemanswoordenboek mee. Kees. We loopen gelijk even bijnbsp;de taxidienst aan en bestellen een groote wagen voor denbsp;familie Bolgras voor morgenochtend 9 uur. Da's een mooienbsp;tijd, hè? Kom mee nou, want we moeten nog een aardignbsp;eindje loopen.quot;

„Ja, even m'n jas antrekkelquot; riep Kees.

„Nee, ben je nou heelemaall Een matroos met een jas ani Nog nooit vertoond. Jij gaat zóó mee, hoorl Je zou de zaaknbsp;bederven.quot;

„'t Is nog aardig frisch. Dirk en 'k heb alleen dit bloessie an me bloote lijflquot; wierp Kees tegen.

„Dat geeft niks,quot; antwoordde Dirk, terwijl hij zich moeizaam in z'n zware jas wurmde. „Dan loopen we maar flink door.quot;

Kees mopperde wat, maar liet toch z'n jas uit.

„Geef me de jouwe maar over m'n arm. Wanneer we morgen eens een buitje krijgen, dan kan je hem aan boordnbsp;nog wel aantrekke, as 't wat lang duurt,quot; troostte Dirk ennbsp;vlak daarop verlieten beiden hun woning. Dirk in z'n warme

114

-ocr page 119-

jas en die van Kees over z'n arm en Kees naast hem, bibberend in de kille avondlucht.

Oogenblikkelijk zetten ze er een stevigen pas in en met de minuut werd Kees wat warmer. Z'n houding werd vluggernbsp;en meer matroosachtig en z'n magere beenen deden doornbsp;hun vluggen pas z'n derrière grappig heen en weer gaan Innbsp;de angstig strakke matrozenpantalon.

Ze liepen even bij een taxidienst aan en bestelden een wagen voor de familie Bolgras. De waker noteerde het ennbsp;snel vervolgden ze hun weg. Onder het loopen legde Dirknbsp;Kees uit, dat de familie Bolgras hem beschouwde als iemand,nbsp;die aan land ongeluk bracht, omdat hij op zee thuis hoorde.nbsp;Kees moest dus morgen maar eens z'n beste beentje voorzetten om te laten zien, dat hij een bruikbaar mensch wasnbsp;en een eerste klas zeeman. Toch moest hij maar niet te veelnbsp;in de buurt van de weduwe komenl Tegen dat laatste hadnbsp;Kees in 't geheel geen bezwaar en goed gemutst, ja, in vroo-lijke stemming, bereikten de twee vrienden het schuurtje,nbsp;waarachter hun boeier lag te wachten. Dirk lichtte de klinknbsp;op en bleef toen lichtelijk verbaasd staan. Er klonk luid gezang uit wel acht of tien rauwe kelen vanaf de dwarshelling.nbsp;De groote kooldraadlamp op het erf brandde en zette dennbsp;omtrek ver in het rond in helder licht. Zoo nu en dan hoordennbsp;ze gedempt Heckie blaffen met een dreigende bas.

Dirk bleef staan in 't schuurtje en keek op z'n horloge, 't Was twee uur. Bescheiden was Kees achter Dirk geblevennbsp;en keek vragend naar hem op.

„Wat zou ddtt zijn. Dirk?quot; vroeg hij. „Er is hierachter toch geen feestzaal of zooiets?quot;

„Zoover ik weet niet. Maar dat kan ons niet schelen; wij gaan aan boord slapen en laten hen, die feest willen vieren,nbsp;hun gang maar gaan. Kom meelquot;

Ze waren wat aan 't halfduister in de keet gewend en vlug liepen ze het erf op en wilden de dwarshelling oversteken, om aan boord van hun schip te kruipen. Halverwegenbsp;bleef Dirk sprakeloos van verbazing staan. Het schip lag innbsp;het volle licht van de booglamp op het erf en er klonk gezang,nbsp;gejuich en gelach uit de kajuit. Een paar absoluut onbekende

115

-ocr page 120-

kerels zaten nog in de stuurkuip rond de waterton en dronken bier of oude klare van 't blad. Zij zongen met eenige anderennbsp;in de kajuit mee en sloegen de maat met bossen radijs, zoonbsp;nu en dan op eikaars hoofd, zoodat de radijsjes in 't rondnbsp;stoven. En een pret, dat ze haddenl

Perplex waren Dirk en Kees blijven staan en staarden on-geloovig naar hun schip. Dat duurde zoo eenigen tijd, totdat er iemand met een flesch uit de kajuit kwam om de lui innbsp;de stuurkuip nog eens in te schenken. Dirk en Kees herkendennbsp;hem. 't Was de eigenaar van den boeier, die deze aan hennbsp;verhuurd had. Eén van de lui in de stuurkuip zag hen ineensnbsp;staan, zwaaide naar hen en wenkte hen met een bos radijsnbsp;om ook aan boord te komen feestvieren. De eigenaar zag dat,nbsp;keek op en liet van schrik de flesch uit z'n handen vallen.nbsp;Sprakeloos bleef hij bijna een halve minuut Dirk en Kees aanstaren. Toen kwam hij plotseling met een schok weer totnbsp;zichzelf, greep het eerste, wat hem voor de hand kwam ennbsp;ranselde plotseling op de lui in de stuurkuip los met eennbsp;langen rookworst, waar de „gastenquot; al aan begonnen waren.

„Genade, eruit, schorum, oplichtersl Help, politielquot; gilde hij.

Verschrikt sprongen de lui in de stuurkuip op de kajuit en de eigenaar vloog naar binnen, waar een geweldig tumultnbsp;ontstond. Daar tusschendoor hoorde men uitroepen als:

„Schei nou uit. Janus, maak geen amokV' of: „Hij hèt het dilirium, pas op, jongeslquot;

Eén voor één vlogen de bezoekers uit de kajuit en zochten veiligheid bovendeks, ieder met een flesch, een stuk worstnbsp;of een gebakje in z'n hand. De eigenaar, die Janus heette,nbsp;bleef razen en tieren in de kajuit en om hulp roepen. Eindelijknbsp;kwam hij weer te voorschijn en riep naar Dirk en Kees:

„Gooi ze eraf, heeren. Ze gappe uw spulle en zuipen alles leegl Laat de hond los, heeren, want ik durf dat beest nietnbsp;an te pakkelquot;

„D'r af, schoeljeslquot; loeide Dirk en Kees balkte mee:

„Mot ik bij jullie kommel? D'r af, zegge we, en gauw wat, of we roepe de pelisielquot;

Even was het doodstil. Toen kwam er een stem vanaf de kajuit;

116

-ocr page 121-

„Kom mee, jonges, anders luize we d'r in. Jou neme we nog te graze, Janusl Wacht maarl Hou die twee in de gate,nbsp;kamerade, we zijn toch met z'n negenel Kom meelquot;

Eén voor één kwamen ze wankelend over de loopplank, gingen langs Dirk en Kees, die geen hand naar hen uitstakennbsp;en verdwenen in 't schuurtje. De eigenaar bleef achter,nbsp;hijgend van opwinding nog met den worst in de hand. Hijnbsp;kwam op Dirk toe en stotterde:

„Genade, meneer, 'k roep de ppelisie, 'k roep de pppelisiel Hou ze tegel Hou ze tegel Ik kom hier anananwandele, genade, om de zzzaak nog eens tttte inspecttteere en genade,nbsp;dddaar vind ik die bbende schorum op uw boot aan 't zuipenbsp;en vvvrete. Genadel 'kkk Was net bbbezig ze eruit te ransele,nbsp;tttoen u ankwam. Genadel Ik mmmaak er dddirect werk van,nbsp;meneerl Zzzoo waarachtig as ik hier vvvoor u sta, dat dddoenbsp;ik, gggenadelquot;

„Laat maar zoo, ouwe jonge, dat komt best terecht, as t'er voor ons nog maar genoeg overblijft, anders laat ik er morgenochtend nog wat bij brengelquot;

„O, genade, meneer; da's in orde hoor, dat hhheb ik al voor u opzij gezet,quot; verried de eigenaar zich in z'n halfdronken agitatie en toen hij z'n stommiteit inzag, mompeldenbsp;hij weer: „genadelquot;

Zooals ieder in zijn omstandigheden, wilde hij zoo gauw mogelijk wegkomen en mompelde zooiets van:

„Genade, heeren, u bent er nu gelukkig. Ik had u pas morgenochtend om een uur of half negen verwacht. Ik ganbsp;nou maar; u vindt het nu wel verder. U gaat zeker an boordnbsp;slapen? Genadelquot;

„Ga uw gang maar, meneer; we vinden het wel, hoorl Maar we rekenen erop, dat u er morgenochtend om acht uur weernbsp;bent om te helpen bij het aan boord brengen van de dames.nbsp;En zeg, hebt u soms nog een paar luie stoelen, fauteuils ofnbsp;zoo? De dcmes zitten graag gemakkelijklquot;

De eigenaar keek even verbaasd, maar begrijpende, dat hij wat goed te maken had, knikte hij ijverig van ja en zei:

„Genade, meneer, 'k zal twee crapauds late brenge uit me

117

-ocr page 122-

voorkamer. Morgenochtend om acht uur zijn ze hier, hoorl Tot ziens dan, heeren. Slaap lekkeriquot;

„Evenzoo, schipper,quot; antwoordde Dirk en eh, nog wel bedankt voor het wegjagen van dat gespuis, hoorlquot;

De eigenaar mompelde verlegen wat en verdween in de schuur, den worst gedachteloos meenemende. De lamp lietnbsp;hij branden. Dirk en Kees bleven staan luisteren, tot ze hoorden, dat Janus op den dijk liep. In de verte hoorden ze nognbsp;een clubje joelen en zingen van: „Wie zal dat betalen, zoetenbsp;lieve, enz.quot;

„Hoor dat tuig is een plezier hebben. Dirk,quot; begon Kees. „Hoe kan je nog zoo vrindelijk blijve tegen die slemiel vannbsp;een schipper. Die vent was zelf an 't inschenkelquot;

„Wat zou het. Kees? We hebben hem toch immers nog niet betaaldl Dat komt vanzelf terecht. Hij is zélf 't kind van denbsp;rekening. Wij niet, hoorl Waar zie je me voor an?quot;

Kees begreep het en grinnikte.

Toen kropen ze voorzichtig aan boord, gelukkig in het scherpe licht van de booglamp en bereikten over leegenbsp;blikjes, peentjes, radijsjes, enz. de kajuit. Een groote kransnbsp;vergeetmijnietjes hing over de lamp, die brandde en het lintnbsp;met „Welkomquot; erop noodde vriendelijk tot binnenkomen.

„We ruimen nou niks meer op, hoor Kees,quot; vond Dirk. „Dat kan Janus morgen doen. We gaan nou maffe. Even nog naarnbsp;Heckie kijken. Kruip jij er vast maar in.quot;

Met Heckie was het heelemaal in orde. Onstuimig begroette hij z'n baas. De verf had goed gehouden en hij had nognbsp;genoeg water, brood en rookvleesch.

Zoo vlug mogelijk ging Dirk ook naar bed en spoedig bewees een zwaar tweestemmig gesnork, dat Dirk en Kees een heerlijk verkwikkenden slaap genoten na dezen dag vol inspanning, vermoeienis en ongewone bezigheden met verrassingen.

118

-ocr page 123-

IV.

Rang, boem, bom, rom. Kees schrok wakker, vloog overeind, met z'n hoofd akelig hard tegen de lage zoldering van zijn bedstee.

„Au, oh, verdomme, Dirkl Waar zijn we? Wat is t'er an de hand? Ze loope op het dak. Wat is dat. Dirk? Au, ohlquot;

't Was nog schemerig donker in de kajuit en bij 't wakker worden kon Kees zich niet erg gauw herinneren, waar hijnbsp;eigenlijk was. Na een paar minuten drong dat langzamerhand tot hem door en, voorzichtig den angstig groeiendennbsp;buil boven op z'n hoofd wrijvende, klom hij uit de bedsteenbsp;en schudde Dirk bij de schouders.

„Wordt wakker. Dirk; d'r zijn lui aan boord gekomen, 'k Hoö'r ze loope. Wie zouwe dat zijn?quot;

Dirk bleef snorken, tot Kees hem ten einde raad een beetje water uit een bloemenvaas over z'n gezicht gooide, als onfeilbaar middel om Dirk weer tot de kille werkelijkheid terugnbsp;te roepen.

Het koude water hielp dan ook probaat en Dirk vloog met een schreeuw overeind, stootte, evenals Kees z'n hoofd verschrikkelijk tegen de even lage zoldering van zijn bedsteenbsp;en sloeg met een tweeden gil weer terug op z'n kussen.

In elk geval was hij nu wakker, maar 't duurde, net als bij Kees, nog eenigen tijd, voor hij zich duidelijk kon realiseeren,nbsp;in welke omgeving hij zich bevond.

„Au, oh, verdomme! Wat is t'er? Getvergeme, me harses, au, verdulleme!quot; kermde Dirk en kwam kreunend onder denbsp;dekens vandaan.

Roem, bom, boem, knats, klonk het weer bovenop het dek en voetstappen verplaatsten zich vlug boven hun hoofd. Ietsnbsp;zwaars werd daar neergezet.

„Hé, wat is dat. Kees; en eh, hoe laat is het?quot;

„Grr, woef, woeff, grr!quot; klonk het achter den voorwand van de kajuit.

119

-ocr page 124-

„Hoor, Heckie is ook al wakker geworden. Hoe laat? 'k Zal is zienlquot; zei Kees.

Hij keek op Dirks horloge, want hijzelf had er geen.

„Kwart voor acht. Dirk. Opstaan, we hebben nog het een en ander te doen. Om negen uur komt de vermielje al. Vort,nbsp;kappie, deze dag zal ons zijn, de kroon op het werklquot;

Boem, bons, rang.

Wie zou dat zijn. Kees?quot; vroeg Dirk weer. „O, ik weet 't al. Da's natuurlijk de eigenaar met de crapaudslquot;

Als om Dirk gelijk te geven, klonk daar de stem van den schipper:

„Ópstaan, heeren; bij achtenlquot; En hij bonsde hard op de ueureu van de kajuit.

„In orde, schipper,quot; antwoordde Kees.-„We zijn ons al an 't anklejelquot; En hij schoot gauw z'n matrozenpantalon overnbsp;z'n pikzwarte roet-onderbroekje aan.

Nog altijd kreunend z'n hoofd wrijvende, begon Dirk zich ook te kleeden en Kees gooide de deuren van de kajuit open.nbsp;Om even over achten waren ze klaar en had Kees al theenbsp;gezet op een der petroleumstellen. De schipper was bovenopnbsp;en in de stuurkmp uit zichzelf ijverig aan den gang gegaan,nbsp;om alle bewijzen van het ongepaste feestmaal en drinkgelagnbsp;der onbekende gasten van dien nacht op te ruimen of schoonnbsp;te maken.

Toen de eigenaar daarmee al haast klaar was, kwamen Dirk en Kees naar buiten, nadat Kees de kajuit had opgeruimdnbsp;en de sporen van z'n roet-onderbroek in de bedstee zorgvuldig verborgen had.

Zoodra ze in de stuurkuip kwamen, werden ze begroet door een stevigen morgenwind en een morgenwensch vannbsp;den schipper:

„Móge, heerenl Goed geslapen? Genade, dat wordt een flinke bries vandaag, heeren. Toch zal er wel wat zonneschijn komen, met zoo nu en dan een buitje. Wat zegt u vannbsp;deze fauteuils, heeren? Uit me voorkamer. Dat zal wel naarnbsp;de zin van de dames zijn, wat?quot;

En hij wees trots op twee groene crapauds, die nu in de

120

-ocr page 125-

stuurkuip stonden en die hij had meegebracht op een handkar, welke nog vlak bij het water stond.

Dirk knikte tevreden en vlijde zich in één ervan neer.

„Ze zitte fijn, schipper,quot; vond hij, „dat zal de ouwe vrouw wel bevallen, zoo'n makkelijk zitje.quot;

„Nou en of,quot; vond Kees, die zich, rillend van de frissche ochtendlucht, in den anderen fauteuil had neergezet, „'t Kannbsp;niet beter.quot;

„Kom, stuur, ga jij nou ook niet voor anker legge,quot; bromde Dirk. „Kijk liever is na, wat er nog bijgehaald moet worde.nbsp;Haal dat dan nog, terwijl ik me laat scheren. Is de kappernbsp;al op in deze wereldstad, schipper?quot;

„Zeker, meneer; u kunt nu al terecht, hoor. Vlak hier in de buurt, twintig huizen verderop,quot; lichtte de schipper Dirk in.

„Dank u wel; dan zal ik maar gauw gaan. U ruimt alles in de puntjes op, schipper?quot;

„'t Komt in orde, meneer. Genade, 'k heb wel grootere karweitjes in korter tijd opgeknaptlquot; blufte de schipper.

„Dat hebben we gisteravond wel gezien, ouwe jonge,quot; mompelde Kees tegen Dirk, toen ze samen over de planknbsp;naar den wal kropen.

Zoodra ze weer rechtop aan den wal stonden, gaf Kees Dirk een overzicht van wat er alzoo bijgehaald moest worden.nbsp;Volgens hem nog twintig fleschjes bier, gebakjes, een kruikjenbsp;Bols en wat fruit. Ook nog een paar blikjes zalm, sardines,nbsp;kreeft, enz., want, zooals hem bekend was, hield de weduwenbsp;dolveel van hors d'oeuvre of een sla'tje. Daarom nog eennbsp;paar flesschen mayonnaise en een twintig kropjes sla.

Dirk knikte toestemmend en op den dijk gekomen, ging ieder aan zijn taak: Dirk naar den kapper, om er zoo jeugdig,nbsp;frisch en appetijtelijk mogelijk uit te zien, en Kees ging denbsp;winkels langs, om het „tekortquot; in de menage bij te vullen.nbsp;Hij hoefde niet naar den kapper, omdat er een duidelijk verschil in uiterlijk moest bestaan tusschen hem en Dirk, daarnbsp;Dirk kapitein was en hij stuurman en matroos. Hij was „ondergeschiktequot;, de eigenlijke bemanning.

Dirk was eerder terug dan Kees en vlijde zich neer in de kajuit, waar hij bleef liggen toekijken naar de werkzaam-

121

-ocr page 126-

heden van den eigenaar, in afwachting van Kees en de gasten. Een kwartiertje na Dirk was Kees terug, bepakt ennbsp;beladen, en datgene, wat hij niet had kunnen meenemen,nbsp;werd direct gebracht. De eigenaar nam alles van Kees overnbsp;en stouwde het op de juiste plaats, terwijl Kees weer aannbsp;boord kroop.

„'t Waait fijn hard. Dirk,quot; stelde Kees vergenoegd vast, toen hij de kajuit binnenkwam.

„Gelukkig wel, stuur,quot; antwoordde Dirk hard en zachtjes tot Kees; „Denk erom, stommeling, dat je me geen Dirk noemtnbsp;en dat je van nu af alleen maar zeemanstaal uitslaat, vooralnbsp;nu we aan boord zijn. En denk in 's hemelsnaam om je zee-mansgang. Dat gaat aan boord nog makkelijker, nietwaar?nbsp;Hier, steek dit vast in je zak,quot; en hij reikte Kees het pakjenbsp;pruimtabak over, dat hij van huis had meegenomen, toennbsp;hij het op het allerlaatste moment nog op den schoorsteenmantel had zien liggen.

Kees knikte instemmend en propte het zakje in z'n broekzak, waardoor de spanning rond z'n derrière nog toenam.

„Zal ik nou maar alvast een pruim neme, kappie?quot; vroeg Kees hardop aan Dirk en voegde er zachtjes aan toe: „Hoenbsp;doe je dat eigenlijk, zeg; je weet, ik heb nog nooit gepruimdlquot;

„Nee, geen kwestie van, nou nog niet, stuurlquot; vond Dirk. „Straks komen de dames en dan gaat dat niet. Wacht maar,nbsp;tot je soms eens een tijdje alleen aan 't roer staat. Dat ge-kwajjer kenne me nou nog niet hebbe.quot;

„Gelijk hebbie, kappie. Laat is zien. 't Is nou kwart voor negen. Over een twintig minuten is de vermielje voor de deur.nbsp;Hoe krijge we ze an boord, kappie?quot;

„Ja, da's 't moeilijkste van alles. We zullen de schipper eens vragen, hoe dat het beste kan. Kom mee.quot;

De schipper wist er wel wat op. Dames durfden nou eenmaal niet over zoo'n plank. Maar hij zou de plank op de hoogte van den mast leggen en dan de giek vieren, alsofnbsp;ze heelemaal voor den wind voeren. Dan viel de giek loodrecht op het schip en vlak langs de loopplank. Als iemandnbsp;dan de giek vasthield, hadden de dames een mooie leuning,nbsp;om voorzichtig over de plank aan boord te komen. Hij zou

122

-ocr page 127-

dan wel de behulpzame hand bied enen alvast de giek uitzetten. Terwijl de schipper daarmee bezig was, werd het bier gebracht. Even later de rest van wat Kees had besteld.

Net was de schipper klaar met de giek, toen een auto ronkend stilhield voor de keet op den dijk.

„Daar is de vermielje, kappie,quot; fluisterde Kees zenuwachtig. „Hou je nou goed, hoori Je moet ze tegemoet gaan om ze te ontvangen. Gauw maar.quot;

Zoo goed en zoo kwaad mogelijk liep Dirk nu rechtop over de plank, krampachtig steunend op de giek, die altijd nognbsp;meer dan voldoende speling overliet, om van de plank tenbsp;vallen, vooral toen Dirk hem in z'n angst te veel opzij duwdenbsp;en zich eraan vastklampte. Gelukkig bleef hij er nog aannbsp;hangen, onder den oksel van z'n linkerarm, vol leedvermaaknbsp;gadegeslagen door Kees. De schipper hield Dirk veilig aannbsp;den wal en met den schrik nog in z'n beenen stapte hij zoonbsp;vlug mogelijk over het erf naar de keet.

Toen Dirk de buitendeur opende, werkte de weduwe zich juist achterwaarts uit het portier en de chauffeur had eennbsp;stapel bagage op de smalle stoep gelegd, daarbij ijverignbsp;geholpen door Arie, de zoon des huizes.

Door het achterportier wuifde Bets druk naar Dirk, die minzaam lachte, boog en salueerde. Oogenblikkelijk daarna bood hij de weduwe de behulpzame hand bij het uitstijgennbsp;en begroette haar met aandoenlijke zorg, waarbij hij haarnbsp;stevig de hand zoende. Opoe, die naast Bets achterin gezetennbsp;had, knikte beheerscht, maar niet onvriendelijk. Ook Bets ennbsp;de grootmoeder werden door Dirk bij het uitstijgen geholpennbsp;en begroet. Arie juichte aan één stuk door en zong van opgewondenheid voortdurend 't laatste repertoire straatliedjes.

Royaal rekende Dirk af met den chauffeur en noodigde daarna de dames uit hem te volgen naar zijn schip.

„Voorzichtig aan maar, dames; 't is hier een beetje donker, pas op.quot;

Allen volgden hem en ieder droeg flink wat bagage. Alleen opoe struikelde een keer in 't halfduister, viel opnbsp;handen en knieën, maar bezeerde zich niet. Ook haar humeurnbsp;leed er nog niet onder en in vroolijk drukke stemming be-

123

-ocr page 128-

reikte het gezelschap het volle licht op het erf. Het woei stevig, maar een heldere zon kwam toevallig achter een paarnbsp;dikke wolkenbanken vandaan en gaf alles een frisch ennbsp;helder voorkomen.

„Kijk, dames, daar ligt nu ons schip!quot; en met een breed gebaar wees Dirk op den boeier, die op z'n voordeeligstnbsp;uitkwam en waarop Kees als matroos druk bezig was metnbsp;zwabberen, om zich een houding te geven. De schipper stondnbsp;bescheiden bij de plank op den wal.

„Sjonge, sjonge, wat een pracht van een schip, en wat 'n enorm groot schip, meneer Hamersteenlquot; vond de weduwe.nbsp;„Daar moet je toch wel een goed zeeman voor zijn, om zoo'nnbsp;schip te besturen,quot; en bewonderend lonkte ze naar Dirk, dienbsp;trotsch z'n borst vooruit stak en antwoordde:

„Ach, mijn lieve mevrouwtje, een peulschilletje. Dit is nog maar een klein zeeschip. Dan had u die andere schepennbsp;moeten zien, waarmee m'n maat en ik over de wereld hebbennbsp;rondgezwalkt.quot;

„Hoe heet het schip, meneer Hamersteen?quot; vroeg Bets nieuwsgierig.

Dirk schrok zich een ongeluk, want hij wist het niet. Daar had hij niet eens naar gekeken. Allemachtig! Maar gauw eennbsp;grapje van maken!

„Kunt U dat niet raden, juffer?quot; lachte Dirk kramperig. „Hoe zou zoo'n schip nou heeten? Raai is?quot;

„Zeester?quot; vroeg Bets.

„Mis, mis!quot; juichte Dirk, wat al te druk.

„Hè? En dat staat op die reddingsboei,quot; antwoordde Bets nuchter, en ze wees verwonderd op een boei, die tegen dennbsp;mast aan stond.

„Watte, eh, waar dan?quot; stamelde Dirk verward. „Oh, eh, ja. Ach, dat u ddt nu ook zoo direct moest zien. 'k Had u zoonbsp;graag een tijdje willen laten raden. Maar nou u het toch alnbsp;in de kluisgaten gekregen hebt, ja, „Zeesterquot; heet-ie. Eennbsp;mooie naam, hè?quot;

Bets knikte instemmend en hield haar schreden in, omdat het gezelschap aan het begin van de loopplank was aangekomen. Daar stond de schipper en hield de giek zoo goed

124

-ocr page 129-

mogelijk in bedwang. Zoo nu en dan wilde de wind de giek over de plank heen naar voren drukken, en dan was hetnbsp;natuurlijk goed opletten. Arie was met de zorgeloosheid dernbsp;jeugd al over de plank heen gehuppeld en over den emmer,nbsp;welken Kees met dezelfde zorgeloosheid had laten staan,nbsp;juichend aan boord gesprongen. Kees zelf stond geïnteresseerd toe te kijken, steunend op z'n zwabber, een goed eindnbsp;van de loopplank af.

Dirk, die met de weduwe voorop liep, bleef staan bij het begin van de plank en wendde zich met angst in 't hart ennbsp;een mislukte lach op z'n gezicht tot de weduwe:

„Mag ik u over de valreep helpen, mevrouwtje? 't Ding is wat smal en eischt voor een mensch alleen wat veel vaardigheid om aan boord te klimmen. Steunt u maar op deze boomnbsp;en geef mij maar een stevige hand. Goed zoolquot;

Dirk moest achteruit loopen en het angstzweet parelde op z'n voorhoofd. De plank boog griezelig ver door onder hunnbsp;gewicht en één keer tastte Dirk achterwaarts mis, doch hadnbsp;gelukkig de giek stevig in den hoek van den elleboog. Eennbsp;klein gilletje van Bets en een gedempt lachje van Kees wasnbsp;het eenige gevolg. Voetje voor voetje bereikte het tweetalnbsp;het gangboord en Dirk stapte achterwaarts in den emmernbsp;koud water, dien Kees daar, zoo stom mogelijk, had latennbsp;staan. Met opeengeklemde kaken struikelde Dirk eenigenbsp;passen achteruit, bleef de weduwe stevig vastgehouden ennbsp;botste tegen den mast. De emmer rolde kletterend opzij doornbsp;het gangboord, zoodat de weduwe daar gelukkig niet overnbsp;viel.

„Neem me niet kwalijk, mevrouwtje, dat ik u zoo ruw binnen boord haalde, maar welke idioot zet er nou een emmer opnbsp;zoo'n plaats? Hè, stuurman, wat is dat voor een landrotte-streek? Ongelukke makel Vort, haal weg dat dinglquot;

Kees, die wat verder naar voren gevlucht was, toen hij z'n stommiteit had ingezien, stapte langzaam naar achteren, naarnbsp;gelang Dirk en de weduwe het achterschip bereikten.

„Zoo, is het geluksdiertje weer aan den gang, meneer Hamersteen? Nou hier kant-ie alleen z'n eige spulle verinne-

125

-ocr page 130-

were. Wat een pracht van een schip anders, meneer Hamer-steen. 't Lijkt wel een drijvend patriciërshuis!quot;

Behoedzaam leidde Dirk haar het trapje van het gangboord af naar de stuurkuip en deed haar neerzitten in één dernbsp;fauteuils.

„Maak het u hier nou maar even gemakkelijk, mevrouwtje. Ik ben zó terug, hoor! Even uw moedertje de hand reiken.nbsp;Kijkt u maar vast eens rond hier. Leuk, hè?quot;

Dirk ging gauw weer naar voren, zoo nu en dan even omkijkende naar de weduwe, en dan wisselden ze glimlachjes.

Bets en opoe stonden nog aan den wal. Bets had al een keer één stap gedaan, maar was snel weer geretireerd. Zenbsp;vond het meer dan griezelig om over zoo'n zwiepende planknbsp;hoog boven water te loopen. Arie schreeuwde allerlei aanwijzingen en wilde haar tegemoet gaan om te helpen, dochnbsp;Kees hield hem terug, raapte al z'n moed bij elkaar om Betsnbsp;van dienst te kunnen zijn, gooide z'n zwabber neer en liepnbsp;zoo kordaat mogelijk over de plank, geen oogenblik zijnnbsp;hand van de giek.

„Morgen, juf, hier ben ik al. Geef mij maar een stevige hand, juf. Nou zijn we op 't water, hoor en u breng ik zekernbsp;geluk, nu.quot;

„Een oogenblikje, meneer Hoefnagel! Erg vriendelijk van u, maar helpt u eerst oma even. Kom daarna mij maar halen,quot;nbsp;antwoordde Bets zenuwachtig.

„Net zooals u wilt, juf. Komt u maar, mevrouw.quot;

Aarzelend zette opoe een voet op de plank en greep Kees' hand, alsof ze die nooit meer zou loslaten. Raadgevingennbsp;werden Kees toegeschreeuwd door Dirk en Arie moedigdenbsp;opoe aan. Voetje voor voetje ging het langzaam vooruit. Keesnbsp;liep net als Dirk met de weduwe en glimlachte voortdurendnbsp;over opoe heen naar Bets, die z'n geheele aandacht in beslagnbsp;nam door haar mooie beenen. Ook de schipper, die de gieknbsp;hield, keek vol belangstelling naar Bets' aardige figuurtje.nbsp;Door deze afleiding stapte Kees mis, viel met z'n volle gewichtnbsp;tegen de giek en deze ontglipte aan de handen van dennbsp;onoplettenden schipper, zwaaide een eind terug en nam Keesnbsp;mee van de plank, terwijl opoe zich krijschend aan hem vast-

126

-ocr page 131-

klampte en haar beenen zoo hoog mogelijk optrok. Halverwege den wal en het schip bleef de giek stilstaan. Gelukkig was opoe niet zwaar en had Kees kans gezien om één beennbsp;over de giek te gooien, waaraan hij nu dus hing met éénnbsp;hand en één knieholte, terwijl opoe krijschend aan z'n anderen arm hing en zich met haar vrije hand aan z'n broekspijpen had vastgeklemd.

De weduwe was ontsteld uit den fauteuil opgestaan en riep:

„Moeder, moeder, kom hierlquot;

Dat wilde opoe natuurlijk heel graag, maar niemand scheen te bedenken hoe, totdat de schipper, die wel vijf keer genadenbsp;riep, van z'n schrik bekwam en zoo snel mogelijk op 't schipnbsp;sprong, om de giek heelemaal binnen boord te duwen.

Toen dit gebeurd was, hingen Kees en opoe net boven de stuurkuip en met een zucht van verlichting werd opoe doornbsp;drie paar handen in ontvangst genomen en in den fauteuilnbsp;neergevlijd, waarboven ze juist terecht gekomen was.

Gelukkig had de weduwe geen tijd voor Kees, die daar wijselijk gebruik van maakte om zich te laten zakken ennbsp;gauw naar voren te sluipen, bang, dat hij de schuld van allesnbsp;krijgen zou. Dat liep echter nogal los, want Dirk redde denbsp;situatie door hem luid te prijzen om z'n tegenwoordigheidnbsp;van geest, waardoor hij opoe niet had losgelaten. Oogen-blikkelijk verzachtte de woedende blik, waarmee de weduwenbsp;al naar Kees zocht en sloot ze zich aan bij Dirks lofuitingen,nbsp;al was het dan ook in zeer gematigde termen.

Bets stond nog op den wal en had nu nog veel minder moed om aan boord te komen over de plank. Toen ze echter goednbsp;begrepen had, dat dank zij Kees opoe niet in het water gevallen was, kwam ze huiverig vooruit en reikte Kees haarnbsp;hand. Vrij vlug en zonder ongelukken bereikten ze het schipnbsp;en met haar waren nu allen aan boord. Ook de schipper,nbsp;die rap de bruine dekzeilen begon weg te nemen, waarondernbsp;het grootzeil en de fok waren opgeborgen.

„Genade, ziezoo, heeren; nu hebt u alleen maar deze banden los te maken, dan kunt u het zeil hijschen. Ik ga nunbsp;de motorboot halen en u kunt de plank binnen boord nemen.nbsp;Over een kwartier ben ik hier met het motorbootje, heeren.quot;

127

-ocr page 132-

„In orde, schipper; we zijn klaar, hoori Maak maar wat voort, want we verlangen uit dit gat te komen.quot;

Intusschen was opoe wat van den schrik bekomen, had haar kleeren weer in orde gebracht en haar kapothoedjenbsp;den goeden stand teruggegeven.

Spoedig keerde de vroolijke stemming weer terug en tapte men zelfs aardigheden over het avontuur van opoe, die nunbsp;ook eens gevlogen had. Volgens opoe was het echter geennbsp;hoogvlieger geweest, die haar had meegenomen — en datnbsp;waren allen, zelfs Dirk, met haar eens.

„Kom aan, dames, het duurt nog een kwartier, voor ze ons hier uit dit gat brengen en in dien tijd kan ik u dus mijn schipnbsp;laten zien. Kijk maar eens rond. Dat is de kajuit, ga maarnbsp;eens binnen kijkenlquot;

Allen volgden hem. Kees bleef bescheidenlijk in 't gangboord staan.

De gasten waren verrukt. De weduwe was zelfs aangedaan door de bouquet en de kransen met „Welkomquot; erop en Dirknbsp;zag kans, haar stiekum toe te fluisteren, dat hij die speciaalnbsp;had laten komen met een heel bijzonder doel, dat alleen voornbsp;haar bestemd was.

Begrijpend en met hoopvolle verwachting knipoogde de weduwe tegen Dirk en drukte hem heimelijk de hand.

Overal neusde men rond en keek in alle hoeken en gaten. De enorme hoeveelheid en verscheidenheid van de proviandnbsp;viel iedereen op en Dirk verklaarde dat, door erop te wijzen,nbsp;dat dit wel noodig was, omdat hij en Kees nooit wisten,nbsp;wanneer ze terug kwamen, als ze het zeegat eens uitgingen.

„En blijft u dan 's nachts op het water, meneer Hamersteen? Zoomaar in 't donker?quot;

„Natuurlijk, lieve juf,quot; antwoordde Dirk, „da's heel gewoon. Dan gooien we het anker uit en gaan weer verder, als wenbsp;wakker worden, 's Avonds in 't donker is het ook heel gezellignbsp;aan boordlquot;

Toen alles bezichtigd was, ging het gezelschap naar voren en Kees deed het luik van het vooronder open. Oogenblikke-lijk stak Heckie z'n kop eruit, want hij was alvast tegen denbsp;steile trap opgeloopen. Dirk schrok weer. Heckie was hij

128

-ocr page 133-

zoowaar het laatste half uur heelemaal vergetenl

Bets gaf een gilletje van schrik, toen zoo plotseling die vreemde hondekop met die hel witte streep tusschen eennbsp;paar felle, wilde oogen te voorschijn kwam. De weduwe deednbsp;angstig een pas achteruit en kneep in Dirks arm. Opoe bleefnbsp;gewoon, maar Arie was een en al belangstelling.

„Hé, wat een rare hondi Kijk is, moeder, wat een groot, gek beest!quot;

Intusschen was Heckie heelemaal aan dek gekomen en vertoonde zich ongekunsteld in z'n zonderlinge uiterlijk, alsofnbsp;hij niet beter wist of hij was zoo geboren.

„Gut, 'k heb wel een hond hooren blaffen daarnet, maar ik wist niet, dat het daar vandaan kwam. Is dat ook eennbsp;kajuit, meneer Hamersteen?quot;

„Ja, in zekeren zin wel, lieve juf. Het is echter wat ruwer en eenvoudiger. We gebruiken het ook als bergplaats. Komnbsp;maar eens kijken.quot;

Allen volgden Dirk en neusden nieuwsgierig rond in het vooronder. Intusschen legde Kees Heckie vast aan het zwarenbsp;handvat van den ingang naar het vooronder en Heckie gingnbsp;kalm liggen naast het hokje. Niemand had opgemerkt, datnbsp;dit toch voor Heckie veel te klein was. Vlug inspecteerdenbsp;Kees Heckie's kleuren en met een zucht van verlichtingnbsp;constateerde hij, dat de scheepshond gelukkig niet behoefdenbsp;te worden bijgeverfd.

Het gezelschap kwam weer boven en Heckie begroette de weduwe, alsof ze een oude kennis was. Hij snuffelde aandachtig aan de punt van haar linkerschoen, maar geen slag-roomgeur merkende, sprong hij dartel op Dirk af en blaftenbsp;schel.

„Hé wat een eigenaardig dier is dat, meneer Hamersteen. Hij lijkt nog grooter as die hond uit de theetuin.quot;

Dirk aaide Heckie voorzichtig over z'n kop en roemde z'n trouw en waakzaamheid.

„Ja, zonder Heckie varen we niet graag uit, mevrouwtje. Dat is als 't ware een levende mascotte voor ons.quot;

„Wel-wel,quot; mengde opoe zich in het gesprek, „dan hebben we dus nou twee geluksdiertjes au boord. Ik hou het dan

9 nbsp;nbsp;nbsp;129

-ocr page 134-

maar bij dien hond, hooil Dat lijkt me nog de beste van de tweelquot;

Dirk grinnikte en Kees grijnsde wat. De weduwe betuigde openhartig haar instemming en keek naar Kees, alsof zenbsp;zeggen wou; „Dat heb je goed gehoord, hè? Gedraag je dusnbsp;gewoon en verder nikslquot;

Arie was druk en vroeg over alles, wat hij zag, inlichtingen aan Dirk of Kees, waardoor hij ze dikwijls in groote verlegenheid bracht en Dirk al z'n levendige fantasie moest te hulpnbsp;roepen om uit de impasse te geraken.

Toen de gasten alles gezien hadden, verzamelden zij zich weer in de stuurkuip en opoe ging in de kajuit zitten, omdatnbsp;ze het aardig frisch vond in de morgenlucht buiten. De anderen konden het door hun jonger bloed beter hebben en blevennbsp;in de stuurkuip zitten, om getuige te zijn van de handelingen,nbsp;wanneer de motorboot gekomen was.

Dirk liep nog even vlug naar voren en keek Heckie na. Kees kwam bij hem en Dirk drukte hem nog eens goed opnbsp;z'n hart vooral te denken aan z'n zeemanstaal en anderenbsp;veronderstelde zeemanseigenschappen.

„'t Komt in orde. Dirk. 't Gaat best hè, tot nog toe, vin-je niet?quot;

„Alleen heb je in dit korte oogenblik al bijna m'n toekomstige schoonmoeder verzope en mij m'n nek late breke, kafferlquot; bromde Dirk tusschen z'n tanden.

„Nou jö, wat betreft dat verzuipe van die schoonmoeder, daar verlangen genoeg getrouwde mannen naar en dienbsp;emmer, dat was een kleinigheid. Jij moet ook een beetjenbsp;uitkijken.quot;

„Nou, zand erover, 'k Ga weer naar de gasten, 'k Zal wel roepen, wat je doen moet. Let goed op mij, hoorlquot; waarschuwde Dirk en daalde vlug weer af in de stuurkuip.

Met argusoogen bewaakte Kees nu zijn „kapteinquot;, om zoo goed en snel mogelijk eiken wenk of ieder bevel van hemnbsp;ten uitvoer te brengen.

Dirk was echter al spoedig in een vroolijk gesprek gewikkeld met de weduwe en Bets. Zoo nu en dan kwam er een rake opmerking van opoe uit de kajuit. Dat duurde zoo

130

-ocr page 135-

een minuut ot tien, toen Aiie, die verlangend op den uitkijk was gaan zitten, schreeuwde:

„Daar komt de motorboot, meneer Hamersteenl Daar hebbie 'emi Wat gaat-ie hardlquot;

En hij wees op een kleine motorboot, die in volle vaart om een bocht van den vliet kwam aanstuiven en een breedenbsp;boeggolf met schuim naar beide zijden stuwde.

Dirk sprong uit z'n fauteuil, keek even en riep naar Kees:

„Hé, stuur, haal de valreep binnen boord en maak los van de wall Daar komt de sleeperiquot;

Snel en vlug deed Kees, wat bevolen werd en de weduwe knikte zelfs tevreden. Binnen twee minuten was de motorbootnbsp;bij den boeier, keerde om en lag toen met den achterstevennbsp;vlak tegen den voorsteven van de „Zeesterquot;. De schipper-eigenaar stond achterin de motorboot en een kennis van hemnbsp;zat aan het stuur daarvan. Handig wierp de schipper eennbsp;sterke lijn aan boord en Kees maakte vast op zijn aanwijzingen. Dirk was naar voren gekomen om toe te zien en fluisterdenbsp;Kees nog vlug in 't oor:

„Denk eraan, dit schip heet „Zeesterquot;, hoorl Daar had ik verdorie nog niet eens op geletlquot;

„Zeester? Best, kappie; goed dat ik 't weetlquot;

Dirk ging weer naar achter en riep:

„Alléh, stuur, kom gauw an 't roer, want we gaan weglquot;

„Alles klaar, heeren?quot; riep de schipper.

„Alles in orde, schippert' riep Dirk. „Trekke maartquot;

De motorboot zette aan. Kees snelde naar het roer en allen keken belangstellend naar den wal. De „Zeesterquot; kwamnbsp;echter niet van haar plaats.

„Heidaar, heerent Er zit zeker nog een lijn vast. We komen niet vooruit. Ja, daar, ziet u wel; op de achterbolder vannbsp;de stuurkuiptquot;

Dirk zocht even en waarachtig, daar zat nog een touw vast aan den wal.

„Alléh, stuur, kijk toch uitl Maak los dat touw, of wou je die paal meenemen?quot;

Bets giebelde en ijverig haastte Kees zich om het touw los te maken. Zopdra dat gebeurd was, trok de motorboot

131

-ocr page 136-

weer op en nu volgde de „Zeesterquot; oogenblikkelijk.

„Nou oplette, stuur, want 't is hier maar nauw en we zijn an 't groote water gewend, hooriquot;

„'t Komt voor mekaar, kappie,quot; balkte Kees. „'k Zal goed uit me spuigate kijke, hooriquot;

Bets giebelde en zelfs de weduwe kramplachte. Dirk stond op met ingehouden woede en deed, alsof hij even achterinnbsp;de stuurkuip moest zijn.

„Verdomme, idioot, zeg niet zulke onbeschaamde dinge. Kluisgate, kaffer! Wat moete de gaste wel van ons denke?quot;

„Getvergeme, ja, 'k raak ook heelemaal in de war. Kluisgate, spuigate, d'r zijn zoo'n hoop gate in zoo'n schip.quot;

„Nou, in elk geval goeie en nette zeemanstaal, hooriquot; waarschuwde Dirk en zocht z'n fauteuil naast de weduwenbsp;weer op.

Intusschen hadden ze een goede vaart gekregen en waren ze al in de bocht van de vliet. Om die bocht heen kon mennbsp;het Y al zien langs wat struikgewas en laag weiland, datnbsp;de zachte oevers vormde van deze landelijke vaart, die nietnbsp;veel meer was dan een breede sloot. Kees stond aan het roernbsp;met een echte zeemanshouding en rilde zoo nu en dan doornbsp;den frisschen wind. Het woei heel hard, maar slechts zeldennbsp;verdween de zon achter een donkere wolkenmassa en dannbsp;was het beslist kil.

Ze waren nu dicht bij de bocht. Dirk was opgestaan om eens rond te kijken en stond voor den ingang van de kajuit.nbsp;Plotseling hoorde men hard schreeuwen uit de motorboot.nbsp;Vlak daarop een hevige schok. De weduwe sloeg met haarnbsp;fauteuil achterover. Dirk verdween met een dreun van denbsp;trap in de kajuit en Kees beschreef een kleine boog doornbsp;de lucht, om daarna met z'n hoofd vooruit op den vloer vannbsp;de stuurkuip terecht te komen. Bets en Arie, die op de banknbsp;in de stuurkuip zaten, schoven alleen ongeveer een meternbsp;opzij en opoe krijschte van schrik in de kajuit.

Dirk vloog aan dek en keek naar den wal. De motorboot dreef een meter of dertig verder met gebroken tros en denbsp;„Zeesterquot; zat meer dan een meter in den zachten oever.nbsp;Heckie, die verschrikt en nieuwsgierig was opgestaan, keek

132

-ocr page 137-

ovei de reeling in de groene wei, bedacht zich niet lang, sprong overboord en rolde zich vroolijk in het gras heen ennbsp;weer, stond toen plotseling weer op en deed op drie pootennbsp;heel ongegeneerd een eindeloozen plas tegen den boeg vannbsp;de „Zeesterquot;. Want Heckie was een zindelijke hond.

Dirk en Kees sprongen eveneens in de wei en probeerden de „Zeesterquot; weer geheel in haar element terug te brengen.nbsp;Dat lukte pas, toen de twee mannen uit de motorboot kwamennbsp;helpen. Zonder voorafgaande waarschuwing schoot de „Zeesterquot; achterwaarts terug en op 't laatste moment kon Dirknbsp;zich nog met z'n buik op de reeling werken. Kees was mindernbsp;gelukkig, want hij klampte zich, vrij onverstandig, vast aannbsp;het laaghangende anker, waardoor hij tot over de knieënnbsp;door 't water werd gesleurd. Op zijn roepen keek Dirk eerstnbsp;verbaasd naar alle kanten rond en ontwaarde eindelijk zijnnbsp;stuurman aan het anker, nadat de eigenaar onder veel ge-nade's hem op Kees attent gemaakt had.

Heckie was het land opgedarteld, zoover het touw het toeliet en toen de „Zeesterquot; terugschoot, was hij haar onder hevig verzet in het brakke sop gevolgd en zwom voor hetnbsp;anker heen en weer. Dat zag Dirk, toen hij bezig was Keesnbsp;binnen boord te hijschen en van schrik liet hij Kees bijnanbsp;weet los.

„Getvergeme, Keesl Heckie, kijk Heckie nou toch. Alle Jezus, nou verschiet-ie van kleurl As de weduwe dat in denbsp;gate krijgt, zal er wat gebeure. Haal em oplquot;

Kees was binnen boord gekomen en keek met even groote schrik naar Heckie, die nu recht vooruit bleef zwemmen, alsofnbsp;hij de „Zeesterquot; wel even naar de Oranjesluizen brengen zou.

„Gauw, Kees, heel em op en dan as de bliksem in 't vooronder met de scheepshond. Hoe vlugger hoe beteriquot; beval Dirk.

Kees haalde Heckie binnen boord, door hem als een zwaren visch op te halen. Dirk moest nog helpen, want Heckie wasnbsp;zwaar en toen hij eindelijk aan dek was en zich eens goednbsp;had uitgeschud, bleek hij egaal bruin te zijn en geen spoornbsp;van wit meer over te hebben. Zelfs de vlek op z'n kop wasnbsp;totaal verdwenen.

133

-ocr page 138-

Niemand zag het gelukkig nog en zoo snel mogelijk loodste Dirk Heckie het vooronder in, terwijl Kees voor het luik gingnbsp;staan. Spoedig was Dirk weer boven en wendde zich zenuwachtig tot Kees. „Wat stond je nou toch te lummele an 't roer,nbsp;ezelsveulen! Je ken met een schip geen bochte afsnijden. Jenbsp;zit niet in een kermiswage op de heil Je stuurt de heelenbsp;mikmak nog in de warlquot;

„Nou, ken ik er wat an doen. Dirk? Ik douwde het roer naar die kant en de „Zeesterquot; vloog de andere kant uit. Nou weetnbsp;ik tenminste, dat-ie net andersom gaat, as dat ik hem stuur.nbsp;Daar zal ik rekening mee houden, 't Zal niet meer gebeuren.nbsp;Dirk. Nou ken ik het wel, hoor. Kijk, daar komme ze weer metnbsp;de motorboot!quot;

„Genade, heeren, dat loopt nog goed afl 't Is gelukkig een zachte oever hier. Genadel 't Is opletten in deze sloot. Wenbsp;zullen maar langzaam optrekken tot we op het Y zijn, vindtnbsp;u niet? Ik zal de einden maar even an mekaar knoopen, datnbsp;houdt wel een oogenblikkie! Genadelquot;

De schipper greep het eind van het sleeptouw, dat nog van de „Zeesterquot; afhing en verbond haar weer met de motorboot.

„Opgelet, heeren, daar gaat-ie weer!quot; en de schipper wenkte, dat ze naar achter aan 't roer moesten gaan. Beidennbsp;snelden naar de stuurkuip en Kees nam z'n plaats weer in,nbsp;achterdochtig gadegeslagen door de weduwe en haar moeder, die beiden in een fauteuil lagen, want opoe wilde nietnbsp;langer in de kajuit blijven, zoolang ze nog zoo dicht bij dennbsp;wal waren.

Dirk maakte z'n excuses voor dit onprettige intermezzo en maakte z'n gasten er opmerkzaam op, dat dergelijke kleinigheden zoo vaak gebeurden, wanneer men op het nauwe waternbsp;was. Opoe maakte de griezelige veronderstelling, wat dannbsp;wel de grootigheden op het wijde water zouden zijn en ongerust begon zij Kees te observeeren, doordat 'n onbestemdenbsp;angst bij haar begon op te komen.

Na een paar minuten waren ze uit de vliet en kwamen ze op het Y. Een heel sterke westenwind woei recht naar denbsp;Oranjesluizen, die duidelijk zichtbaar waren in de verte.

134

-ocr page 139-

Flinke golven rolden op de „Zeesterquot; aan, die daarop waardig reageerde, door langzaam met de golven mee te deinen, zoodat de opvarenden alvast een voorloopigen indruk kregennbsp;van datgene, wat hen op de Zuiderzee te wachten zou staan.

Het deinen van de „Zeesterquot; was niet onaangenaam en hinderde niemand. Dat is vaak zoo, wanneer men met denbsp;golven meevaart, zoodat het stooten van het schip door hetnbsp;geleidelijk opnemen achterwege blijft. Er gebeurde niets ennbsp;alles leek in orde. Het vertrouwen keerde bij opoe terug ennbsp;de gasten keken belangstellend naar de rivier, de schepennbsp;en gebouwen, waar ze langs voeren. Dat duurde zoo eennbsp;kwartier en toen waren ze de sluizen al aardig dicht genaderd. De motorboot gooide het touw los en kwam evennbsp;langszij. De schipper-eigenaar klom aan boord en wenddenbsp;zich tot Dirk.

„Genade, meneer, een flinke wind. We kunnen nu wel losgooien. U ligt nu recht voor de Oranjesluizen. Ik zal nog even de fok voor u hijschen en alleen op de fok loopt u er alnbsp;hard recht in. De linkersluis maar nemen, meneer, want daarnbsp;zijn ze nef uitgevare, ziet u wel?quot;

Dirk knikte begrijpend.

„Wanneer u nu vlak bij de sluizen bent, zou ik de fok maar neerlaten tot voor drie kwart en wanneer u het remmingswerknbsp;met de haak te pakken hebt, dan alles maar naar beneden,nbsp;want er zit veel gang in de „Zeesterquot;. Nou, ik zal even denbsp;fok ophalen.quot;

De schipper liep naar voren en heesch de fok, die voor den mast over een ijzeren rail heen en weer kon loopen metnbsp;laveeren. Dirk, Kees en de gasten keken toe en hoe hoogernbsp;de fok klom, hoe meer bezorgd Dirk en Kees zich voeldennbsp;worden over de enorme afmetingen van het kleinste zeil. Denbsp;fok trok als een stier en bolde strak onder den geweldigennbsp;druk van den sterken wind. Oogenblikkelijk hadden ze alnbsp;veel meer vaart, dan toen ze nog gesleept werden en eennbsp;breede boeggolf met schuim werd door de „Zeesterquot; opzijnbsp;geworpen op haar weg, dien zij door het woelige waternbsp;kliefde. De fok stond goed en wel en de schipper kwamnbsp;beleefd afscheid nemen.

135

-ocr page 140-

„Genade, heeien, een stijve blies; goed uitkijken maar. U vindt het nu verder wel, hè? Goede reis en veel plezier,nbsp;damesl Goede reisl Genadelquot;

De schipper groette, klom weer aan boord van de motorboot, gooide los, zwaaide nog eens en keerde op zijn weg terug. De „Zeesterquot; vervolgde haar route, voortgestuwd doornbsp;de enorme lok op de kracht van den zwaren wind en sneldenbsp;als een paard, dat den stal ruikt, op de open Oranjesluizennbsp;af. Een groote motorvrachtboot voer voor hen uit, gevolgdnbsp;door een flinke sloep, die door een dikken tros met dennbsp;achtersteven van de vrachtboot verbonden was en dansendnbsp;op de golven meesprong in het zog van het groote schip.

Na eenige oogenblikken had de „Zeesterquot; in volle vaart het remmingswerk bereikt en herinnerde Dirk zich, dat denbsp;fok naar beneden moest, zooals de schipper had gezegd.nbsp;Kees stond aan het roer en kon daar niet vandaan, dus staptenbsp;Dirk gauw naar voren en probeerde de fok naar benedennbsp;te halen. Dat ging echter niet erg vlug, want hij moest eerstnbsp;kijken, hoe de schipper den fokkeval had vastgemaakt. Eindelijk had hij in de gaten, dat hij alleen maar een lus hadnbsp;los te trekken, maar toen waren ze ook al bijna halverwegenbsp;de sluiskolk. Zeer toevallig had Kees de goede sluis genomennbsp;en wat dat betreft hadden ze dus geluk.

De „Zeesterquot; liep met de fok nog hoog op de sluis binnen en de sluiswachter, die dat onverantwoordelijk vond en innbsp;strijd met de voorschriften, snelde hen tegemoet, zwaaiendenbsp;met z'n armen en schreeuwende:

„Neer je zeil, kafferi Neer dat zeill Maak vast, remme, lemmelquot;

Vlak daarop vond Dirk de lus en kwam de fok snel naar beneden. De sluiswachter gilde nog van „remme, remme,nbsp;gooi op een lijn, een lijntquot; Maar dat begrepen de opvarendennbsp;niet en Dirk liep weer naar achteren, inplaats van vooropnbsp;te blijven.

„Remme roept die grappemaker. Dirktquot; zei Kees. „Maar 'k heb nog geen rem kenne vinde hier in de buurt.quot;

De groote vrachtboot, die voor hen uitvoer, had intusschen vastgemaakt in de sluis en met groote vaart stoof de „Zee-

136

-ocr page 141-

sterquot; recht op den achtersteven daarvan af. Op z'n dooie gemak zocht Dirk onderwijl een touw om de „Zeesterquot; vastnbsp;te houden, totdat ze verder konden gaan. De weduwe en opoenbsp;wisselden van gedachten over de onwellevende houding vannbsp;het sluispersoneel, dat vloekte en gilde en om touwen riepnbsp;en zij prezen Dirk, die een dergelijke houding negeerde ennbsp;kalm zijn plicht scheen te doen.

Er zat een man in de bijboot van het vrachtschip, dat even voor de „Zeesterquot; de sluis was binnengeloopen. Hij hoosdenbsp;het water uit de sloep en zag plotseling de „Zeesterquot; metnbsp;groote snelheid op zijn sloep en vrachtschip afstuiven. Luidkeels gillende sprong hij uit de sloep en klom tegen denbsp;sluis op, waar hij zich vloekend voegde bij het sluispersoneel.nbsp;Het volgende oogenblik ramde de „Zeesterquot; in groote vaartnbsp;den achtersteven van de vrachtboot en kraakte onder hevignbsp;gesplinter den sloep tusschen den sluismuur en haar berghout. Met een zwaren schok kwam de „Zeesterquot; tot stilstand.nbsp;De mast schudde ervan en voor de tweede maal sloeg denbsp;weduwe met haar fauteuil achterover. Zij klampte zich vastnbsp;aan de crapaud van haar moeder en sleurde opoe mee, dienbsp;achterover in de kajuit verdween, terwijl haar crapaud dennbsp;toegang daartoe met het onderstel versperde.

De consternatie was groot. De sluiswachters sprongen aan boord, grepen touwen en maakten de „Zeesterquot; vast vannbsp;voren en van achter. Rustig lag ze nu langs den sluismuur,nbsp;als een olifant, die pas in dolle woede was losgebroken, zijnnbsp;kracht getoond had en nu weer in bespiegelende mijmeringnbsp;teruggezonken was, zich niet bekommerende om de schade,nbsp;die hij had aangericht.

Terwijl Bets en Arie hun moeder en grootmoeder weer op-vischten en Kees zich pijnlijk oprichtte uit de stuurkuip, voldeed Dirk aan het onvriendelijke verzoek van het sluispersoneel en den schipper van de vrachtboot en klom op de sluis. De sluiswachter wilde z'n naam weten en of hij denbsp;eigenaar was van de „Zeesterquot;. Dirk bevestigde dat en ernbsp;blonk twijfel in de oogen van den wachter, die alle schepennbsp;uit de buurt kende.

In elk geval had Dirk de schade te vergoeden, die door

137

-ocr page 142-

den schipper van de vrachtboot op f 50,— werd geraamd. Intusschen waren de gasten van hun eersten schrik bekomennbsp;en luisterden in angstige spanning toe naar de woordenwisseling op den wal. Met een hautain gebaar nam Dirk z'nnbsp;portefeuille, gaf den schipper f 50,— plus f 5,— voor dennbsp;schrik en daarmee veranderde de stemming van de lui opnbsp;den sluismuur van woede en verontwaardiging in toegeeflijkenbsp;vergevensgezindheid. Ook de sluiswachter kreeg een flinkenbsp;fooi en een paar sigaren en toen kreeg de sterke wind vannbsp;alles de schuld en begrepen de menschen aan den wal ook,nbsp;dat iedereen wel eens een ongelukje houden kon.

Alras had de vrouwelijke nieuwsgierigheid den angst overwonnen en gingen de weduwe en de andere gasten de versplinterde sloep eens in oogenschouw nemen. Trotsch bewoog de weduwe zich over het schip en keek nog trotscher naar Dirk, die zoo kalm gebleven was en zonder eenig bezwaar royaal de schade had vergoed. Dat was tenminstenbsp;een man en dit ongelukje was natuurlijk niet zijn schuld,nbsp;maar gewis van dien stompzinnigen stuurman-matroos, dienbsp;nu weer bij 't stuur stond en bibberde, alsof t-ie het koudnbsp;had, maar natuurlijk beefde van de zenuwen.

Onder deze gebeurtenissen door was de sluis volgeloopen en gooide het vrachtschip alweer los. Kameraadschappelijknbsp;wuifde de schipper „vaarwelquot; en Dirk wuifde terug. Denbsp;weduwe volgde zijn voorbeeld en zwaaide, aangedaan overnbsp;zooveel maritieme sportiviteit, met haar zakdoek. Dirk en denbsp;weduwe stonden voorop en het sluispersoneel bood vriendelijk aan hen aan een touw de sluis uit te trekken, dan hoefdennbsp;ze niet te boomen. De fok konden ze direct weer ophalen,nbsp;wanneer ze uit de sluis waren.

Verheugd, dat hij zoo gemakkelijk van het boomen afkwam, reikte Dirk een touw toe en maakte het flink vast op dennbsp;stuurboordsbolder van den boeg Alras waren ze zoo uit denbsp;sluis en Dirk haalde het touw binnen boord, dat het sluispersoneel aan het eind van den sluismuur had losgelaten.nbsp;Er werd weer gewuifd en gezwaaid en goede reis toege-wenscht. Dirk haalde de fok weer op, zoo hoog mogelijk, alnbsp;werd hij wel wat bang voor dat enorme stuk zeildoek, dat

138

-ocr page 143-

fok genoemd werd. Om alles goed te doen, bond Dirk den fokkeval aan een zware klamp of kikker onderaan den mastnbsp;vast en legde er een paar stevige knoopen op. Ziezoo, dienbsp;zat goed; een knaap, die dat los zou krijgen.

Al spoedig had de „Zeesterquot; weer haar flinken gang alleen op de fok en werd zij voortgestuwd door den krachtigennbsp;wind, die bij juiste waarneming zoo ongeveer uit het West-Zuidwesten kwam en dus een tikje op den Noordelijken walnbsp;van het Buiten-Y stond. Alles herademde aan boord, nu ernbsp;nergens iets vlak in de buurt was, waar ze op konden loopennbsp;en opoe begon zich weer meer te interesseeren voor de omgeving en het schip zelf, evenals alle anderen en speciaalnbsp;ook de weduwe Bolgras en haar zoontje Arie.

„Hé, meneer Hamersteen, dit groote zeil, moet dat niet op-geheschen worden? Ik heb nog haast nooit gezien, dat zoo'n schip alleen op dat voorzeil voer,quot; vroeg Arie en hij drongnbsp;verheugd verder aan: „Mag ik meehelpen om dat groote zeilnbsp;te hijschen, meneer Hamersteen?quot;

Dirk knikte van ja, hoewel hij, staande voor de practijk van het zeilen, toch wel een beetje gereserveerder in zijn meeningnbsp;werd, wat betreft de ervaring, die men daarvoor ontegenzeggelijk noodig had. Maar hij begreep, dat hij nu door dennbsp;zuren appel heen moest bijten en ofschoon het al hard genoegnbsp;naar z'n zin ging, besloot hij, gedachtig aan z'n leus: „vooruitnbsp;met lef en durfquot;, ook het grootzeil bij te zetten en zoo tenbsp;draaien, dat de wind er goed in kwam. Wat bliksiel Hij zounbsp;laten zien, wat hij kon.

„Kom dan maar mee, jij brasem, dan zullen we het groote zeil maar is hijschen. Hédaar, stuur, vier de schoot en duwnbsp;de giek over stuurboord; we halen het grootzeil oplquot;

Kees deed, wat hem gezegd werd en de giek kwam over stuurboord. Eerst wilde dat ding, met het zeil er nog op, beslist over bakboord, maar met alle geweld moest Kees hetnbsp;over stuurboord duwen en toen het eenmaal ver genoeg was,nbsp;ging het zoo gewillig, dat Kees er geen moeite mee had. Dirknbsp;stond met Arie al bij de lier te wachten, want het grootzeilnbsp;was zóó zwaar en groot, dat het door middel van een liernbsp;werd opgeheschen.

139

-ocr page 144-

Dirk begon te hijschen, maai kwam slechts tot een halven slag met de lier, want het zeil zat nog met banden op denbsp;giek vast. Kees moest dus eerst weer de giek inhalen en denbsp;zeilbanden verwijderen, waarbij Arie ijverig en enthousiastnbsp;meehielp.

Zoodra die banden los waren, kreeg de sterke wind vai op het losliggende grootzeil en rukte dat van de giek, sloegnbsp;opoe's kapothoedje van het hoofd en begroef haar met denbsp;weduwe onder een flapperende massa zeil. Met geweldnbsp;moest Kees nu de giek over stuurboord duwen, terwijl Dirknbsp;langzaam het grootzeil begon te hijschen. Eindelijk geluktenbsp;het Kees en toen de wind eenmaal vat had op het zeil, ruktenbsp;hij met zooveel geweld de giek overboord, dat Kees vannbsp;ontsteltenis alles losliet en het zeil voor een groot gedeeltenbsp;in 't water terecht kwam. Dat gaf echter niet veel. Kees herstelde zich snel en greep naar het roer. Vol belangstellingnbsp;volgden de gasten het stijgen van het groote zeil en voornbsp;alle zekerheid bond Kees den schoot vast aan den stuur-boordsachterbolder. Dan hoefde hij hem niet vast te houdennbsp;en kon hij niet uit zijn hand glippen. Bovendien had hij dannbsp;beide handen vrij, om het roer stevig vast te houden. En datnbsp;was dan ook wel noodig bij de vaart, die de „Zeesterquot; nunbsp;kreeg. Dat was werkelijk een lust om te zien. Ze bleven nunbsp;zelfs niet achter bij het groote motorvrachtschip, waarvan zenbsp;de sloep hadden gekraakt. Als een groote, wilde zwaan vloognbsp;de „Zeesterquot; over het Buiten-Y, de Zuiderzee tegemoet. Straknbsp;en mooi stond het grootzeil erbij, want Dirk had het zoo sterknbsp;en goed mogelijk opgehaald. Eén keer was er maar een bolnbsp;stuk in gekomen naar den anderen kant, alsof de wind gingnbsp;draaien, maar oogenblikkelijk nam het zeil weer zijn mooiennbsp;strakken vorm aan en niemand der opvarenden had de waarschuwing begrepen, die hierin lag opgesloten.

Heerlijk ging het nul Dirk was weer naar achteren gekomen, knikte tevreden en bleef eenigen tijd met z'n handen op z'nnbsp;heupen de tuigage monsteren, met het gezicht van een oudennbsp;zeerob, en knikte toen weer eens tevreden. De zon werdnbsp;slechts weinig verduisterd en nu het al een uur of half elfnbsp;was, temperde ze eenigszins de frissche koelte van den wind.

140

-ocr page 145-

Zalig ging het zoo. Bets en Arie begonnen bekende liedjes te zingen, zooals: „Hoe zacht glijdt ons bootje over het spiegelende meerquot; en: „Als ik groot ben, wil ik zeeman zijn,quot;nbsp;enz. Glimlachend en verrukt luisterden opoe en de weduwenbsp;toe, gemakkelijk gezeten in hun crapauds. Arie was op hetnbsp;dak van de kajuit geklommen en keek langs de fok vooruit,nbsp;of hij Pampus ontdekken kon, dat daar ergens liggen moest,nbsp;zooals hij zich nog van school herinnerde. Vanaf zijn plaatsnbsp;had men nog een veel mooier uitzicht dan in de stuurkuipnbsp;en hij juichte:

„Moeder, moeder, hier moet u komen zittenl Hier kan je veel fijner alles zienl Kom hier zitten, moederlquot;

„Malle jonge,quot; was het antwoord, „hoe kan dat nou, dan moet ik m'n fauteuil daarop zetten en dat is me te zwaar.quot;

„Hè toe, moeder, kom hier zitten. Leuk is het hier. Je kijkt zóó op 't water,quot; drong Arie aan. „Meneer Hamersteen zalnbsp;uw crapaud wel even op het dak zetten, hè, meneer Hamersteen? Van opoe ook, hè?quot;

„Zeker, brasem, as de dames dat willen, met alle plezier, hoor!quot; bevestigde Dirk, vriendelijk lachend tegen de weduwe.

„Nou, vooruit dan maar,quot; vond de weduwe en opoe wilde ook wel; maar wanneer ze het daar te koud vond, moestennbsp;ze haar direct weer naar beneden halen.

In een oogwenk had Dirk de crapauds op het dak van de kajuit gezet en de dames naar boven geholpen. Zelf nam hijnbsp;plaats op de armleuning van den fauteuil, waarin de weduwenbsp;was gezeten en drukte zoo nu en dan beteekenisvol haar arm.

Zalig ging het zoo. Moedig vervolgde de „Zeesterquot; haar weg naar de Zuiderzee en opoe keek belangstellend naarnbsp;alle kanten uit, om vele plekjes te ontdekken, waar ze jarennbsp;en jaren geleden eens geloopen of gezeten had, want ze wasnbsp;een geboren Amsterdamsche en vroeger wel eens in Durger-dam geweest met een Janplezier.

Dirk had trek gekregen. Bets bood aan koffie te zetten en al gauw was ze daarmee bezig, nadat ze op Kees' aanwijzingen de ingrediënten daartoe gevonden had. Denbsp;weduwe. Dirk en Kees prefereerden een glas port om den

14’

-ocr page 146-

eetlust op te wekken en de stemming tot nog giootere vroo-lijkheid op te voeren.

Al spoedig was de koffie gezet, daar heerlijke extract voorhanden was en Bets haalde gebakjes te voorschijn, nadat Kees haar gewezen had, waar ze die vinden kon. Spoedignbsp;smulde men en genoot van de port en de heerlijke koffie,nbsp;die Bets met wat room volgens haar speciale recept hadnbsp;klaargemaakt. De stemming kwam er werkelijk nu pas goednbsp;in en de groep op het dak van de kajuit was verrukkelijk omnbsp;aan te zien.

Opoe slurpte behaaglijk van de warme koffie en boog haar hoofd wat opzij, om den wind uit haar oogen te houden. Denbsp;veertjes van haar kapothoedje stonden trillend strak van dennbsp;wind en een frisch kleurtje versierde haar magere gezicht.nbsp;De weduwe klonk vroolijk met Dirk op een voorspoedigennbsp;tocht en Dirk voegde er ondeugend knipoogend aan toe, datnbsp;hij tevens alvast klinken en drinken wilde op een anderennbsp;tocht, in een ander soort boot, waarmee hij, naar hij hoopte,nbsp;spoedig met haar alleen van wal zou steken. De weduwenbsp;lachte gelukkig en begrijpend en drukte z'n hand met warmenbsp;genegenheid. Arie hoorde men niet, daar hij al zijn aandachtnbsp;noodig had voor z'n gebakje, waarmee hij zich naast dennbsp;mast had neergezet, om tegelijkertijd vooruit te kunnen kijken.nbsp;Geluk en vroolijkheid straalden van de groep op het daknbsp;van de kajuit, een geluk en levensvreugde, die door nietsnbsp;op dat oogenblik schenen te kunnen worden verstoord.

„Nogmaals proost, allemaallquot; juichte Dirk. „Proost en santé op onze „Zeesterquot; en de gasten, stuurt Leve de... Heiligenbsp;Mozesl Helpt Hou je vastt Om je roer. Keest Hé, helptquot;

Een oorverdoovend gekrijsch en gegil steeg op van het dak van de kajuit. Het zeil werd door den wind met onweerstaanbaar geweld naar bakboord gesmakt, de zware giek vloognbsp;over de kajuit heen en veegde alles, wat zich daarop bevond,nbsp;over boord. Opoe kreeg den eersten stoot tegen haar crapaud.nbsp;Ze viel eruit en gelukkig tusschen het zeil en de giek doornbsp;op het dak van de kajuit, waar ze gillend bleef liggen. Dirknbsp;had de weduwe onder de armen genomen en kreeg de gieknbsp;tegen de beenen, waardoor hij viel, de weduwe los moest

142

-ocr page 147-

laten en zichzelf aan de giek kon vastklampen. Evenals haai moeder, tuimelde de weduwe tusschen het zeil en de gieknbsp;door op het dak van de kajuit, terwijl haar amant met vliegende vaart van het schip werd meegenomen en met eennbsp;zwaren slag van het zeil tegen het want boven 't schuimendenbsp;water hangen bleef. De schok was zoo hevig, dat het schipnbsp;schudde en kraakte en de mast bijna brak. Met de krachtnbsp;der vertwijfeling kon Dirk zich aan de giek vasthouden tijdensnbsp;den schok, die hem z'n armen bijna uit het lid trok. Denbsp;crapauds vlogen overboord en vervolgden, deinend op denbsp;golven, op eigen gelegenheid hun weg naar de Zuiderzee.nbsp;Arie zat tijdens deze gebeurtenissen naast den mast en kwamnbsp;met den schrik vrij, zoodot wonder boven wonder niemandnbsp;overboord geslagen was. De „Zeesterquot; deinsde, evenals eennbsp;verschrikt paard en vervolgde toen met nog grooter snelheidnbsp;haar weg.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'¦’•ij

Onder vreeselijk gekrijsch van opoe en heesch geschreeuw van de weduwe sprongen Arie en Bets toe om moeder ennbsp;grootmoeder weer in de meer veilige stuurkuip terug te halen.nbsp;Als verlamd van schrik had Kees toegekeken en hield krampachtig den helmstok omklemd. Niemand keek nog om naarnbsp;Dirk, die, om hulp loeiende, nog steeds een paar meter buitennbsp;boord aan de giek over de golven scheerde.

Opoe zocht zoo gauw mogelijk veiligheid in de beschutte kajuit en kroop, nog bibberend van schrik, weg in een verrennbsp;hoek. Zoodra de weduwe zich veilig wist, kwam ze ziedendnbsp;van toorn op Kees af. Deze liet, gedachtig aan zijn schermutseling van den vorigen avond, angstig zijn roer in den steeknbsp;en stoof naar voren, achtervolgd door de weduwe, die eennbsp;eind touw met een ijzeren haak zwaaide.

Zoodra de „Zeesterquot; niet meer bestuurd werd, loefde zij wat op en net toen de weduwe het gangboord betrad, om denbsp;hand op Kees te gaan leggen, begon het grootzeil te flapperennbsp;en kwam de giek langzaam binnen boord. In de meening,nbsp;dat de oorzaak dezelfde was en dat de giek met onweerstaanbaar geweld overkomen zou, gooide de weduwe hetnbsp;touw met een gil neer en kroop op handen en knieën naarnbsp;de stuurkuip terug. Op het oogenblik, dat zij daar aankwam,

143

-ocr page 148-

bereikte Dirk aan de giek met het flapperende zeil, dat knalde als zweepslagen, de hoogte van de kajuit. Hij liet zich snelnbsp;vallen en was met één sprong en van angst uitpuilende oogennbsp;bij de anderen in de stuurkuip. Hijgend liet hij zich op eennbsp;bank vallen en staarde de weduwe aan, die verzorgd werdnbsp;door Bets, met eau de cologne op haar voorhoofd. Opoenbsp;hoorde men zachtjes kreunen en schelden uit de kajuit, terwijlnbsp;Arie stil en met groote oogen in een hoekje bij het roer wasnbsp;gaan zitten en weifelend toekeek.

Plotseling besefte Dirk weer, wat er op het spel stond en hij vermande zich, greep het roer en heel toevallig duwdenbsp;hij den helmstok naar den goeden kant, zoodat alras denbsp;„Zeesterquot; weer bijna vlak voor den wind ging loopen ennbsp;weldra in volle vaart het eind van het Buiten-Y bereikte.

Zelf hoogst verbaasd door dit resultaat, herkreeg Dirk oogenblikkelijk een al te groot zelfvertrouwen en begon z'nnbsp;excuses te maken aan de weduwe, die hem zwijgend hadnbsp;gadegeslagen, onder de zorgende handen van Bets doorglurende.

„Da's me nou nog nooit overkomen, mevrouw,quot; begon Dirk.

„Mijn ook niet, geloof je dat wel?quot; bitste opoe venijnig uit de kajuit. Dirk negeerde dat en ging verder.

„Vergeef me, mevrouwtje. Ik zal de oorzaak daarvan wel opsporen en wanneer m'n maat, de stuurman, maar eenlgenbsp;schuld treft, dan zal ik de noodige strafmaatregelen tegennbsp;hem nemen. Gelukkig komen we allemaal met den schriknbsp;vrij. Alleen de crapauds, die 'k van die schipper geleendnbsp;heb, zijn naar de weerlicht. Maar allé, da's 't minste. U bentnbsp;alweer heelemaal de oude, hè mevrouwtje? U bent tenminstenbsp;een flink mensch en niet gauw uit het veld te slaan. Kijk,nbsp;u lacht alweerlquot;

Glimlachend weerde de weduwe Bets af en beval haar, eens naar opoe te gaan kijken.

„O nee, meneer Hamersteen, ik ben alweer heelemaal in orde, hoori 'k Schrok me alleen maar zoo ongeveer een hartverlamming van dat groote zeil en de enorme kracht, dienbsp;daarin schijnt te zitten. Ja, 'k ben niet gauw uit het veld tenbsp;slaan; maar wat betreft die stuurman van u, dat geluks-

144

-ocr page 149-

diertje, die moest eens heel hardhandig uit het veld geslagen worden. Da's me een portret, hoori Die stond natuurlijk weernbsp;te suffen.quot;

„Och, mevrouwtje, laten we er maar niet meer over spreken, 'k Zal hem verder goed in de gaten houden, want 'k heb geennbsp;zin, zelf voortdurend aan het roer te staan, al zal dat misschien beter voor alles zijn, want mij zullen dergelijke dingennbsp;natuurlijk niet... getvergeme, past eropiquot;

Het zeil bolde plotseling weer naar den anderen kant, vloog razend snel over de kajuit en sloeg met een daverendennbsp;slag aan stuurboord tegen het dubbele want, waarvan éénnbsp;staaldraad uit het schip gerukt werd. Kees, die langzaamnbsp;weer naar achter gekomen was om bescherming te vindennbsp;door Dirks aanwezigheid, kon zich nog juist in veiligheidnbsp;brengen, door bliksemsnel naar de voorplecht terug te hollen.nbsp;Dirk duwde ontzet den helmstok naar bakboord en onmiddellijk kwam, tot zijn grenzelooze ontsteltenis, het zeil metnbsp;nog heviger slag weer naar bakboord, waar het want het nognbsp;uithield en dus niets vernield werd. Van dit oogenblik maaktenbsp;Kees vliegensvlug gebruik om onwaarschijnlijk snel naarnbsp;achteren te hollen door het gangboord, waarbij hij voortdurend het grootzeil in het oog hield. Vlug liet hij zich zakkennbsp;en zocht een plaats naast Dirk, waarbij hij den afstand tus-schen zichzelf en de weduwe zoo groot mogelijk hield.

Het achter elkaar overkomen van 't zeil met zulke angstige kracht begon de ongerustheid van de vrouwelijke gastennbsp;op te wekken en om die ongerustheid den kop in te drukken,nbsp;wendde Dirk zich met een verpletterend air tot Kees en beetnbsp;hem met verheffing van stem toe:

„Vooruit, neem het roer weer, jij driedubbel overgehaalde kaffer van een zeeschuimeri Je kijkt voor de weerlicht uit jenbsp;kluisgate en je houdt nou deze koers, begrepel Niet lummele,nbsp;anders zal ik je is late kielhale. Je mot eran denke, dat wenbsp;nou gaste an boord hebbe en dat de „Zeesterquot; zoo zachiesnbsp;mogelijk over het water gaan mot. Begrepe?quot;

„In orde, kappie. Maar wat dat schip vandaag mankeert, mag Neptunus wete, ik niet.quot;

„D'r is toch iiiks bijzonders an de hand, hè meneer Hamer-

10

145

-ocr page 150-

Steen?quot; vioeg de weduwe ongerust, nadat ze even vooruit gekeken had en een kijkje op de Zuiderzee kreeg, waar flinkenbsp;golven zichtbaar werden, met groote witte kuiven, die in eennbsp;wolk uifeenspatten tegen den boeg van een passagiersschip,nbsp;dat hen in snelle vaart tegemoet kwam.

„Iets bijzonders, mevrouwtje? Niks hoorlquot; stelde Dirk haar gerust. „Bij mijn weten niet. Alles gaat vrij goed en we schietenbsp;aardig op. Heb u 't niet frisch?quot;

„O nee, meneer Hamersteen. Maar toch blijf ik hier maar zitte, want daar bovenop is 't niet pluis, hoorlquot; en ze weesnbsp;ondeugend knipoogend naar de plaats, waar ze met fauteuilnbsp;en al vandaan geslagen waren.

Zoo langzamerhand herstelde de familie zich van den schrik. Kees hield het roer weer en stond zichtbaar doodsangsten uit, dat het zeil weer naar den anderen kant zou overdaveren. Om den goeden geest er weer in te brengen, herinnerde Dirk de opvarenden aan hun onderbroken koffie-uurtje en Bets ging opgev/ekt weer rond, na opnieuw tenbsp;hebben ingeschonken. Zoo was de toestand op het oogenblik,nbsp;dat de „Zeesterquot; in razende vaart het Buiten-Y verliet en denbsp;eerste groote golven van de opgezweepte Zuiderzee te bekampen kreeg. Haastig kwam opoe uit de kajuit, om zich tenbsp;overtuigen van de oorzaak van deze nieuwe angstige gewaarwording. Zonder notitie van de anderen te nemen, keeknbsp;ze even naar stuurboord en naar bakboord, zag de groote,nbsp;wilde vlakte, sloeg de handen voor de oogen en ging metnbsp;een angstig „ogotogotogotquot; weer naar binnen. Bets was in-tusschen rondgegaan met koffie, gebak en port. Opoe weigerde, lag kreunend half op een roodpluche bank in de kajuitnbsp;en beweerde, dat ze zoo raar werd in haar maag. Zeker vannbsp;dien akeligen schrik, dien ze daarnet gekregen had. Dat wasnbsp;ook heelemaal verkeerd voor zoo'n oud mensch. Enfin, zenbsp;lag daar goed en uit den weg. Er werd geproost en gedronkennbsp;en de goede stemming keerde eengiszins weer.

Dirk schonk het glas van de weduwe weer vol en ging vlak bij haar zitten op de bank en fluisterde wat met haar. Zenbsp;lachte uitdagend terug en knikte van ja. Toen stond Dirk op,

146

-ocr page 151-

ging de kajuit binnen, kwam weer terug met een bouquet en wendde zich tot Kees:

„Nou stuur, nou goed uitkijke. Ik ga met mevrouw Bolgras eens voorop kijken en in het vooronder. Deze koers houwe,nbsp;hooriquot; En hij fluisterde erbij: „Neem nou maar is een flinkenbsp;pruim. Kees. Dat staat flink voor een zeemanlquot;

„Mozes, Dirk. Zou ik dat wel doen?quot; mompelde Kees flauwtjes, met een vreemd wit gezicht. „Ik ben heelemaal niet lekker, 't Is gek, maar anders ben ik altijd in orde.quot;

„O, een pruim zal je dan zeker goed doen. Kees. Daar knapte ik altijd van op,quot; bemoedigde Dirk en hij klopte hemnbsp;op z'n schouder. „Vooruit, neem een flinke pruim en hou jenbsp;haaks. Ik ga de weduwe vrage, jó. Hou deze bak nou goednbsp;recht, anders kan ik me woorde niet goed kieze en neem nounbsp;direct een pruim, da's goed voor je en dat stddt. Ta-ta, overnbsp;'n half uurtje ben ik terug met de weduwe als m'n verloofde.quot;

Flauwtjes knikte Kees en haalde langzaam het pakje pruimtabak te voorschijn, hetgeen hij met zichtbaren afkeer bekeek, terwijl Dirk de weduwe in het gangboord hielp, ongerustnbsp;lettende op zeil en giek. Eenmaal in het gangboord, sneldennbsp;ze naar voren, waarbij Dirk nog z'n bouquet verloor en weernbsp;terug liep, om die op te rapen, waarna hij zich, met het oognbsp;op het zeil, weer met een sprong bij de weduwe voegde, denbsp;bouquet hoog in de lucht. Wankelend bereikte het tweetalnbsp;over het stampende schip het luik van het vooronder, nagekeken door Kees en de flauwtjes glimlachende Bets.

Met een ruk opende Dirk het luik en oogenblikkelijk vloog Heckie aan dek, diep grommend en zenuwachtig door denbsp;rare bewegingen van den grond, waarop hij stond.

De weduwe slaakte een gil, wankelde achteruit en omarmde den mast, waardoor ze gelukkig niet viel. Radeloos keek Dirk van Heckie naar de weduwe en omgekeerd. Denbsp;bouquet was op dek gevallen en de wind had ze naar bakboord gedreven, waar ze bleef liggen tegen de reeling.

„God, de dolle hond van de theetuin; hoe komt die hier, meneer Hamersteen? Bind hem vast, bind hem vast en laatnbsp;uw eigen hond los, meneer Hamersteenlquot;

Dirk wild© doen, wat de weduwe riep, maar het touw glipte

147

-ocr page 152-

uit zijn hand en Heckie smeeide hem zoo gauw hij kon door het gangboord naar achteren, waar hij Kees zag staan metnbsp;Arie naast zich. De scheepshond had zoowaar een echte zeehondengang, want Heckie slingerde in den meest letterlijkennbsp;zin des woords door het gangboord, daar het voor hem óóknbsp;de eerste maal in zijn korte hondenleven was, dat hij zichnbsp;op de woelige wateren bevond. Veilig bereikte Heckie denbsp;stuurkuip en sprong op Kees af, die hij, onder den druk vannbsp;de ongewone omgeving, hartelijk begroette.

Ook Arie had o ogenblikkelijk zijn sympathie en mocht hem zelfs aan de ooren kriebelen, waarop Heckie levendig kwispelde. Nieuwsgierig informeerde Arie, waar de andere hondnbsp;was en of Kees die ook achter roepen wou. Kees antwoorddenbsp;echter, dat hij zelf niet begreep, waar deze hond zoo ineensnbsp;vandaan kwam en dat ze den andere dan beter vooropnbsp;konden laten.

Intusschen had Dirk z'n bouquet weer opgeraapt en hij loodste de weduwe het vooronder in, hetgeen ook met denbsp;noodige moeite gepaard ging door 't steeds heviger slingerennbsp;van het schip en de groote fok, die, in de luwte van het grootenbsp;zeil, onzeker heen en weer flapte en den hoed van de weduwenbsp;afveegde. Op het laatste moment kon Dirk dat hoofddekselnbsp;nog redden, toen dit zich op de vleugelen des winds in hetnbsp;luchtruim wilde gaan verheffen. In zijn pogingen het hoedjenbsp;der weduwe te grijpen, verspeelde Dirk bijna weer zijn bouquet, maar tenslotte kon hij met een ruk het luik boven z'nnbsp;hoofd sluiten en volgde hij de weduwe, die, wankelend alsnbsp;een dronken man, naar de tafel gestrompeld was en krampachtig daarop steunend Dirk opwachtte, met haar hoed opnbsp;haar achterhoofd en een geforceerd glimlachje op haar ge-zict, een lachje, waardoor een onbestemde ongerustheidnbsp;waarneembaar was voor menschen met wat meer psychologische kennis dan Dirk.

Achterwaarts was Dirk de trap in het vooronder afgedaald en hij stapte nu met ongekunstelden zeemansgang op denbsp;weduwe af, de bouquet in beide handen.

„Ziezoo, mevrouwtje, eindelijk, eindelijk zijn we dan alleen en kan ik u eens zeggen, wat ik u al een paar dagen geledennbsp;148

-ocr page 153-

in de theetuin had willen vragen. Ga zitten, mevrouwtje, maak het u makkelijk; hier, kom maar eens vlak bij me zitten,quot; ennbsp;hij sleepte twee stoelen vlak naast elkaar bij de tafel. Denbsp;bouquet legde hij voor haar neer, deed haar met de noodigenbsp;zorg plaatsnemen en vervolgde: „Kijk, hier; dit is voor u alsnbsp;teeken van datgene, wat er in me omgaat. Ik heb maar gewacht om u dit te zeggen, totdat we hier alleen zouden zijnnbsp;in deze knusse omgeving, waar ik me zoo thuis gevoel, netnbsp;als ik hoop, dat met u het geval zal zijn, hè, mevrouwtje?quot;

„O ja, meneer Hamersteen, ik vind het leuk hier, maar wanneer dat hier zoo blijft bewegen als nou, dan blijf ik hiernbsp;toch niet graag erg lang en ben ik liever boven in de frisschenbsp;lucht,quot; en met een angstig gebaar bracht de weduwe plotseling haar hand voor haar mond, doch kon niet meer verhinderen, dat een ongewoon inwendig geborrel zich op onwellevende wijze een uitweg naar de buitenwereld baande.

De opvoeding van Dirk was nu niet zóó aristocratisch geweest, dat hij daar aanstoot aan nemen kon en hij schoof nog dichter bij haar, om zijn arm over haar schouder te leggon.

„Kijk, lieve mevrouwtje,quot; ging hij onverstoorbaar verder, „ik voel, sinds ik u heb leeren kennen, dat ik niet langernbsp;ongetrouwd mag blijven en nu zou ik u willen vragen, of u...quot;

Rrr, fffjoep, sjsssj, rrroem. Een geweldige schok trof plotseling het schip. De „Zeesterquot; helde vervaarlijk over naar stuurboord en kraakte en dreunde in al haar voegen. De weduwe vloog lijkwit overeind en sloot even haar oogen, om 't dwazenbsp;bewegen der wanden van het vooronder niet te zien. Dirknbsp;steunde haar en slap liet ze zich weer terugvallen op haarnbsp;stoel. Dirk was ook even geschrokken, doch begreep al ras,nbsp;dat het grootzeil weer naar den anderen kant gekomen wasnbsp;en dat aanvaardde hij in 't veilige vooronder als een heelnbsp;gewoon iets, dat wel meer gebeurde.

„Wees kalm, lieve, wees kalm. 't Is het groote zeil maar, dat weer naar de andere kant gegaan is. Och, aan die dingennbsp;went men wel, als men lang op zee heeft rondgezwalkt. Maarnbsp;om op mijn vraag terug te komen, lieve mevrouwtje, zou unbsp;zoo goed willen zijn om met mij te trouwen, en liefst zoonbsp;gauw mogelijk? U zegt toch ja, hè mevrouwtje?quot;

149

-ocr page 154-

In uiterste spanning observeerde Dirk de weduwe, die nu met aschgrauw gezicht en gesloten oogen in elkaar gedokennbsp;op haar stoel zat.

Een oogenblik was het stil en juist op het moment, dat de „Zeesterquot; weer een hooge golf met een witte kuif beklom,nbsp;vloog de weduwe overeind, zóó plotseling, dat Dirk ervannbsp;ontstelde. Ze klampte zich aan de tafel vast, hield haar handnbsp;weer voor haar mond, met hetzelfde resultaat als den vorigennbsp;keer, wendde zich toen met een doodsbleek gezicht en uitpuilende oogen tot haar amant en hijgde:

„Ja, maar breng me hieruit, 'k Wil eruit, naar boven, naar bovenlquot; en zonder Dirks steun af te wachten, liet ze de tafelnbsp;los om op de trap af te stormen, die ze door het stampen vannbsp;het schip miste, waardoor ze met een zwaren schok tegennbsp;den achterwand van het vooronder botste. De hoogst verbaasde Dirk, die nog nergens last van had, schoot haar tenbsp;hulp en hielp haar naar boven, in de meening, dat ze zoonbsp;ontdaan was van zijn aanzoek en haar gegeven jawoord,nbsp;waarvan zijn voldoening en vreugde even op den achtergrond gedrongen werden door den zenuwachtigen toestandnbsp;van zijn aanstaande. Maar wacht, wanneer ze dadelijk eensnbsp;stevig at, dan zou dat wel gauw overgaan. Hij zou wel evennbsp;een heerlijk sla'tje voor haar klaarmaken, als ze weer in denbsp;stuurkuip terug waren. Dan zou het feest pas beginnen!

Met een wilden ruk opende de weduwe bovenaan de trap het luik en stak zoo snel mogelijk haar hoofd naar buiten.nbsp;Op dat oogenblik kwam het grootzeil met een hevig gekraaknbsp;weer naar bakboord en met een gedempte gil sprong denbsp;weduwe een paar treden naar beneden, waarbij ze met haarnbsp;volle gewicht op het hoofd en de handen van Dirk trapte,nbsp;die haar op de hielen gevolgd was langs de steile trap. Verschrikt retireerde Dirk en kermde inwendig van pijn. Zijn oognbsp;viel op de bouquet, die van de tafel op den grond gevallennbsp;was en haastig raapte hij ze op. Het verlangen naar de buitenlucht deed den moed van de weduwe snel terugkeeren ennbsp;eenige oogenblikken later stonden zij weer naast den mastnbsp;en wachtten even, om zich te vergewissen, of ze veilig doornbsp;het gangboord naar achteren konden snellen. Toen Dirk over-

150

-ocr page 155-

tuigd was, dat het kon, nam hij de weduwe onder den arm en zoo vlug mogelijk bereikte het jonge paar de veilige stuur-kuip. Onderweg had de weduwe voortdurend de hand voornbsp;den mond gehouden en toen ze zich loom in de stuurkuipnbsp;had laten zakken, bleef ze even met haar hoofd buiten boordnbsp;leunen. Toen echter niet gebeurde, wat ze verwachtte, kwamnbsp;ze weer binnen boord en verdween, zonder verder eenigenbsp;notitie van het haar omringende te nemen, in de kajuit. Opoenbsp;lag daar al te steunen en stil zocht de weduwe aan dennbsp;anderen kant een gemakkelijke ligplaats, waarop ze zichnbsp;vaalbleek neer liet vallen en met gesloten oogen bleef liggen,nbsp;terwijl ze haar zakdoek voor haar mond drukte.

In de meening, dat ze wat overstuur was van de zenuwen, waartoe zijn aanzoek niet weinig had bijgedragen, liet Dirknbsp;haar begaan en wendde zich, stralend van voldoening, totnbsp;Kees, die bleek en rillend nog steeds aan het roer stond.

„'t Is in orde. Kees. We gaan trouwen! En zoo gauw mogelijk, jól Nou kenne me pas juiche! Ze is nog overstuur, maar ik ga direct een sla'tje voor haar klaarmaken, dan kan zenbsp;eens een fijn hapje eten en dan komt ze weer gauw bij. Dannbsp;gaan we feesten, jól Dalijk, as ze weer de oude is, zullennbsp;we de vermielje bij elkaar halen hier in de stuurkuip en dannbsp;maken we onze verloving bekend. Dat wordt een feest, jólquot;nbsp;En stralend gaf hij Kees een formidabelen slag op dennbsp;schouder. Kreunend en hevig slikkend richtte Kees zich weernbsp;op, want hij was bij het hooren van woorden als sla'tje ennbsp;eten gauw in elkaar gedoken en perste zijn lippen op elkaar.

„En hoe zit 't, ouwe jongen? 't Pruimen knapt je op, hè? Vooruit, neem gauw een nieuwe, hier!quot; En Dirk stak Kees gulnbsp;het zakje toe, dat Kees met grooten afkeer naast zich hadnbsp;neergelegd.

„'k Durf niet, Dirk; 'k word er beroerd van, denk ik. De lucht alleen al ken ik niet hebbelquot; verontschuldigde Kees zichnbsp;met een benepen stem en een zucht.

„Schei nou uit. Kees, vooruit, neem een flinke pruim. La je niet kenne, doe het in 't belang van de goede zaak. Een stuurman van de groote vaart pruimt nou eenmaal, dus jij ook.

151

éi


-ocr page 156-

Hou ie taai, jó. As 'k maai eenmaal getrouwd ben, heb je er pas plezier vanlquot;

Even vermande Kees zich, greep het pakje pruimtabak en duwde wild zoo'n massa tabak in z'n mond, dat nog eennbsp;groot gedeelte als een ruig baardje over zijn onderlip bleefnbsp;hangen. Tweemaal knauwde Kees met den moed der vertwijfeling; toen verstarde zijn blik, een steunend geluid kroopnbsp;uit z'n borst en hevig benauwd drukte hij den helmstok tegennbsp;z'n buik.

Het volgende oogenblik liet hij het heele roer in den steek, sprong naar de reeling en begon onder weerzinwekkendenbsp;geluiden voor den eersten keer gedurende de reis met denbsp;„Zeesterquot; op overvloedige manier aan Neptunus te offeren.

Bets had het laatste kwartier lusteloos rondgekeken, met steeds afnemende belangstelling. Even was ze wat opgeleefd,nbsp;toen Dirk met Kees praatte, maar ze kon het niet verstaan.nbsp;Een oogenblik later zag ze Kees naar de reeling springennbsp;en de geluiden, welke hij voortbracht, demonstreerden zoonbsp;overtuigend en suggestief zijn onmiskenbare bezigheid, datnbsp;Bets bleek om haar neus werd, even opstond, doch nerveusnbsp;weer ging zitten, maar het volgende moment weer overeindnbsp;vloog en over den anderen kant onder hevige benauwenisnbsp;Kees' voorbeeld volgde.

Heckie scheen ook niet heelemaal in orde en lag loom en lusteloos in een hoek naast de entrée van de kajuit. Alleennbsp;Dirk en Arie schenen nog geen last van zeeziekte te hebben,nbsp;al was Arie het laatste kwartier in een wat gedrukte stemmingnbsp;geraakt, doordat hij ging beseffen, dat er iets niet in ordenbsp;was met zijn vrouwelijke familie. Van zeeziekte had hij echternbsp;beslist geen last, al was hij nou niet zoo dol op een gebakjenbsp;als aan het begin van de reis.

Dirk zag met schrik, dat Kees het roer onverschillig in den steek gelaten had en niet van zijn bezigheden was af tenbsp;brengen en toen het grootzeil weer dreigde over te komen,nbsp;greep Dirk snel den helmstok en duwde dat ding op goednbsp;geluk maar van zich af. En het geluk was met hem, want hetnbsp;zeil kwam weer goed en de „Zeesterquot; hernam haar snellenbsp;vaart over de dansende golven in de richting van een klein

152

-ocr page 157-

en heel laag eiland, dat in de verte zichtbaar werd, wanneer ze boven op een golf zaten. Dan zagen ze het lage eiland alsnbsp;een potloodstreep op het water liggen en op die streep verspreid hier en daar kleine groepen huisjes. Op de rechterhelftnbsp;een groepje huizen met een kerkje en heelemaal rechts eennbsp;toren, waarschijnlijk een vuurtorentje, dat wel los van hetnbsp;eiland scheen te staan.

„Alléh, Kees, schei t-er nou uit met dat geduvel. Je hou niks meer over op die manier. Vooruit, pak nou 't roer weer,nbsp;dan ga ik een sla'tje make voor me aanstaande!quot; En hij pordenbsp;Kees nog eens flink in z'n rug, omdat die op het woordnbsp;„sla'tjequot; weer heviger aan het overgeven gegaan was.

Eindelijk vermande Kees zich eenigszins, kwam moeizaam overeind en greep mat het roer, waarbij hij uitgeput, lusteloosnbsp;en met glazige oogen zitten bleef. Hij keek niet eens evennbsp;naar Bets, die nog altijd, hangende over de andere reeling,nbsp;hevig benauwde geluiden uitstiet.

„Hou je nou flink, jolquot; fluisterde Dirk, „dat gaat gauw over. Dat hebbie wel is meer, as je op zee bent, maar d'r is nognbsp;nooit iemand an gekrepeerd, hoor!quot; troostte Dirk z'n stuurman.nbsp;„Hou nou vast, ik ga even naar binnen, hoor!quot;

„Oh, groote hemel, voor mijn part krepeerden we er allemaal an, as het dan maar direct gebeurt,quot; kermde Kees. „Ja, direct liefst! Noeme de mensche ddt nou pleziervare? Oh,nbsp;ach, ach!quot;

Dirk lette verder niet op hem, klopte Arie eens op z'n schouder en ging naar binnen, waar hij de ingrediënten bijnbsp;elkaar zette, om eens een lekker sla'tje voor z'n aanstaandenbsp;klaar te maken. Dat zou haar de noodige kracht teruggevennbsp;en haar zenuwen tot bedaren brengen, vooral met zoo'nnbsp;heerlijk glas wijn er bij.

Met goeden moed toog Dirk aan het werk. Garnalen, paling in gelei, ansjovis, sla, kreeft, sardientjes, enz. werden doornbsp;elkaar geklutst en dat alles rijkelijk overgoten met mayonnaise. Dat was volgens hem de juiste manier om een sla'tjenbsp;het lekkerst klaar te maken. Binnen een kwartiertje was hijnbsp;er mee klaar en stapte hij verheugd op de weduwe af, die

153

-ocr page 158-

geen oog open gedaan had en zacht had liggen steunen, evenals haar moeder.

Zachtjes tikte Dirk op den schouder der weduwe. Ze keek niet op, doch kreunde alleen van:

„Laat me, laat me maar doodgaan. Ik kom hier niet meer van bovenop. Dit is verschrikkelijk. Oh, ach, ogot.quot;

„Kom, kom, mevrouwtje, wees eens wat flink! Ik ben bij u en kijk eens, wat ik hier voor u heb! Neem dit is, dan bentnbsp;u direct beter!quot;

Hoopvol richtte de weduwe zich even op om te zien, wat haar genezing brengen zou, doch toen ze zag, wat Dirk haarnbsp;zoo hartelijk presenteerde, vloog ze kokhalzend overeind,nbsp;gooide Dirk wild opzij, vloog de trap op naar de stuurkuipnbsp;en bereikte nog juist op tijd de reeling, om onder verschrikkelijk misbaar aan de visschen te gaan offeren.

Dirk was haar beduusd en langzaam gevolgd en verscheen met zijn bord hors d'oeuvre in de stuurkuip. Bets, die evennbsp;pauzeerde, zag het „sla'tjequot;, sprong vol walging overeind ennbsp;hervatte oogenblikkelijk haar zoo juist gestaakte bezigheden.

Kees hief even het hoofd op, zag Dirks creatie op het bord en krijschte:

„Jezus, hou weg die vuiligheid, kerel, gooi weg! Mozes, het lijkt wel kattespaug! Oh, groote hemel!quot;

En steunend liet hij z'n roer weer in den steek, om naast de weduwe in pijnlijke benauwenis nogmaals een rekeningnbsp;aan Neptnunus te gaan voldoen.

Eenigszins van zijn stuk gebracht, zette Dirk vlug z'n bord met hors d'oeuvre neer op een vrije plaats bij de kajuit ennbsp;greep snel het roer, doch kon niet meer voorkomen, dat hetnbsp;zeil weer overkwam en met een slag als nog nooit daarvoor.nbsp;Hevig ongerust door al die rare, benauwde geluiden en hetnbsp;kraken en stooten van het schip, kwam opoe halverwege denbsp;trap van de kajuit naar boven, bleef even duizelig staan, zagnbsp;het bord met Dirks sla'tje, vloog toen plotseling de trap heele-maal op en boog zich naast haar kleindochter over de reeling.nbsp;Dirks hors d'oeuvre had ook bij haar op den langen duur dennbsp;doorslag gegeven en onder vreeselijk gesteun begon ook zijnbsp;haar tol aan den zeegod te betalen.

1S4

-ocr page 159-

Kees kwam uit zichzelf, krom van de kramp, terug naar het roer en vond zelfs even lucht voor de sarcastische opmerking,nbsp;dat ze nu allen in de stuurkuip aanwezig waren en dat Dirknbsp;met zijn feest beginnen kon. Oogenblikkelijk echter verdweennbsp;deze spotlust weer en kroop hij van narigheid maar weernbsp;bij het roer.

Niet wetende, wat te beginnen, liet Dirk allen maar even begaan en sprak wat met Arie, die nog zooveel belangstellingnbsp;voor de vaart toonde, dat hij vroeg, wanneer ze nou begonnennbsp;met loggen en dieplooden. Hij wilde graag zien, hoe dat ging.nbsp;Ook vroeg hij nog even naar zijn familie en wat ze toch eigenlijk mankeerden. Dirk stelde hem volkomen gerust en verklaarde hem, dat ze alleen wat zeeziek geweest waren, maarnbsp;dat ze wel spoedig weer zouden opknappen.

De weduwe kwam een kort oogenblik wat bij, richtte zich moeilijk op en wilde de kajuit weer binnengaan. Daarbij vielnbsp;haar oog weer op Dirk's creatie van hors d'oeuvre. Huilendnbsp;van narigheid greep ze het bord en kwakte het, wild vannbsp;afkeer, overboord; vlak daarop keerde zij zich om en namnbsp;haar plaats bij de reeling weer in.

Geheel van zijn stuk gebracht door de averechtsche werking van z'n vriendelijke bedoeling, begon Dirk in te zien, dat hij iets anders verzinnen moest om z'n gasten weer watnbsp;op te kikkeren en daar herinnerde hij zich, dat er wat betreftnbsp;zeeziekte nog raad te vinden was in het zeemanswoordenboek, dat Kees aan boord gebracht had. Vlug daalde hij afnbsp;in de kajuit en zocht onder „zeeziektequot;. Snel vloog hij denbsp;regels door en kwam tot de conclusie, dat afleiding, bezigheid, het beste middel was om de gevolgen der zeeziektenbsp;te bestrijden. Ergo was het zijn plicht, de gasten voor hetnbsp;een en ander te interesseeren, totdat ze weer vasten walnbsp;onder de voeten hadden. Wat was dan nog beter geschikt,nbsp;dan de vreugdevolle bekendmaking van zijn aanstaandnbsp;huwelijk met mevrouw Bolgras?

Hij sloeg het boek weer dicht, greep de bouquet en zocht een plaats midden in de stuurkuip. Een paar keer schraaptenbsp;hij hard z'n keel, terwijl hij alles in het werk stelde, om z'nnbsp;evenwicht te bewaren, door het slingeren van de „Zeesterquot;,

155

-ocr page 160-

die nu werd beloopen door zware zeeën, opgezweept door een wind, die met recht een storm kon worden genoemd.

Toen Dirk zoo hard zijn keel schraapte, keek niemand op. Nog eens schraapte Dirk en kuchte hard „ehem, ehemlquot; Niemand nam er notitie van.

In het geheel niet ontmoedigd, hernam Dirk:

„Ehem, geachte aanwezigen en opvarenden!quot;

Verbaasd hiei alleen Kees even het hoofd op, maar liet het direct weer hangen, toen hij zag, dat Dirk het was. Deze gingnbsp;echter hoopvol verder:

„Aangezien ik het als een plicht beschouw, het u allen hier zoo aangenaam mogelijk te maken, moet ik probeeren, uwnbsp;aandacht van de golven af te halen en op mijn persoon tenbsp;vestigen. Kijk allemaal nou is naar mij. Begint u daar nounbsp;is mee, mevrouwtjelquot; en hij tikte, de weduwe troostend opnbsp;den schouder. Even lichtte ze het hoofd op en fluisterde:

„O, laat me, laat me; 'k wou, dat we zonken!quot;

„Kom-kom, mevrouwtje. We kunnen heel wat beters doen. Komaan, laten we nu eens allemaal verstandig zijn en afspreken, wat we doen zullen.quot;

„Ja, late we verstandig zijn!quot; krijschte opoe plotseling. „Maar dan ook direct omkeere naar huis, naar huis! 'k Wilnbsp;hier uit en naar huis om te krepeeren! Terug wil ik, terug!quot;

„O ja, o ja, asjeblief, meneer Hamersteen, laten we om-keeren, naar huis terug! Terug!quot; vielen de weduwe en Bets opoe hartstochtelijk bij.

„O ja, als u allemaal graag terug gaat, vooruit dan maar,quot; vond Dirk en, zich tot Kees wendend:

„Hé, stuurman, om je roer; we gaan naar huis terug! Hé, zit niet te suffe! Hé om je roer!quot;

Met een schok kwam Kees even tot de droevige werkelijkheid terug en duwde zoo hard hij er toe in staat was den helmstok naar bakboord. Oogenblikkelijk luisterde de „Zeesterquot; en kwam het grootzeil met zoo'n daverenden slag over,nbsp;dat het bakboordswant geheel uit het schip gerukt werd ennbsp;de giek afbrak op een meter afstand van den mast. Het grootste achterstuk viel overboord en werd in vliegende vaartnbsp;mee door het water gesleurd naast de „Zeesterquot;. Het grootzeil

156

-ocr page 161-

verlooi de ondeisie steun en llapperde met het geluid van geweerschoten.

De „Zeesterquot;, gevoelig op het roer, wilde gehoorzaam den terugweg aanvaarden, maar bracht het niet verder dannbsp;precies in de lengte van den zwaren golfslag, waardoor zenbsp;begon te springen, stooten en steigeren als een gewond paardnbsp;en zóó ziek konden de opvarenden niet zijn, of een panischenbsp;schrik kreeg de overhand boven de zeeziekte en toen eennbsp;enorme golf voor den eersten keer een zwaar, massief stuknbsp;water binnen boord plensde, ging er een oorverdoovend gegilnbsp;en gekrijsch op van de dames, die zich door het ongelooflijkenbsp;rukken, stooten en stampen van het schip niet vast kondennbsp;houden en in de stuurkuip rond rolden. Dirk verloor ook zijnnbsp;evenwicht en klemde zich vast aan de bevestiging van dennbsp;schoot, waar hij bleef meeslingeren met de woeste bewegingen van het schip. Maar zijn bouquet hield hij vast.

„Gotogotogofogot, we vergaan, we vergaanlquot; krijschte opoe. „Mot ik nou nog zoo an me end kommel O, kindere,nbsp;o kindere, waarmee hebbe me dit verdiend? O, meneertjenbsp;Hamersteen, breng ons toch terug, teruglquot;

„Zeker, mevrouw, zeker,quot; antwoordde Dirk met horten en stooten, slingerende aan den schoot. „Zeker, we gaan terug,nbsp;zoo gauw mogelijk, hoor, want zóó heb ik er óók geen aardigheid an.quot;

Het stooten werd minder, want de groote fok duwde de „Zeesterquot; weer voor den wind. De weduwe merkte dat en zei:

„O, meneer Hamersteen, keer dan toch om, late we om-keere, astublieft, astublieftlquot;

„Het gebeurt al, mevrouwtje, 't gebeurt al, hoor. Vooruit Kees, om je roer weerl De andere kant op dan maarlquot;

Zoo goed en zoo kwaad het ging, duwde Kees den helmstok naar den anderen kant en met een daverend kanonschot sloeg het grootzeil weer over, waarbij het zware stuk vannbsp;de gebroken giek als een lucifertje over het dak van denbsp;kajuit werd geslingerd. Dirk had het gelukkig zien aankomennbsp;en kon zich nog juist laten vallen in de stuurkuip, waar denbsp;anderen al lagen en dus geen gevaar liepen.

Weer luisterde de „Zeesterquot; naar het roer en draaide nu

157

-ocr page 162-

op over bakboord, doch bracht het niet verder dan dwars op de golven, die met onweerstaanbaar geweld recht op bakboord aanliepen en het schip steeds heviger deden slingerennbsp;en water maken .Het grootzeil flapperde geweldig, met zwarenbsp;knallen en begon halverwege de hoogte, op de grens vannbsp;een baan, te scheuren. Om toch iets te doen en in de hoop,nbsp;dat het niet heelemaal verkeerd zou zijn, wees Dirk op dennbsp;schoot en beval Kees dat touw in te halen. Alleen zag Keesnbsp;er geen kans toe en samen moesten ze den schoot losmakennbsp;van den achterbolder, waar Kees hem aan vast gemaaktnbsp;had bij het begin van de reis. Intusschen was de „Zeesterquot;nbsp;weer heelemaal voor den wind gedraaid door de fok ennbsp;kostte het ontzaglijk veel moeite om den schoot in te halen,nbsp;waarbij de gebroken giek sloeg en slingerde, dat het levensgevaarlijk werd en toen dat zware stuk hout de ruit van dennbsp;koekoek boven op het dak van de kajuit verbrijzelde, greepnbsp;Dirk een flink touw en bond het wilde stuk hout vast aan eennbsp;zwaren kikker.

„Ziezoo, nou zal 't beter gaan, hoorl Wees nou maar gerust, dames,quot; kalmeerde Dirk zijn gasten en toen tot Kees; „Nounbsp;vooruit, stuurman, om je roer weer en naar huis teruglquot;

Met inspanning van al zijn kracht probeerde Kees te gehoorzamen en weer draaiden ze tot ze de golven opzij kregen. Maar lieve hemel, wat was dat? Zoowel de fok als het grootzeil kregen nu den wind vlak opzij en de „Zeesterquot; begon zoonbsp;angstig naar stuurboord over te hellen, dat Kees' haren tenbsp;berge rezen. Bovendien kreeg ze een vaart, dat het verschrikkelijk was en de mast, zonder steun van het gebrokennbsp;bakboordswant, boog als een riet en kraakte, alsof hij wildenbsp;gaan splinteren!

Hevig gillend klommen de vrouwelijke gasten allen op de hooge bakboordsreeling en werden zoo nu en dan overspeeldnbsp;door het overvloedige buiswater. Door haar ontzettendennbsp;angst, die uiteraard werkte als een bijzonder goede afleidingnbsp;van de zeeziekte, vergat de weduwe haar ellendige lichamelijke gevoelens en schreeuwde, nee, gierde:

„De zeile neer, meneer Hamersteen, de zeile neer! We vergaan! Doe de zeile dan toch naar beneê! Vooruit, direct!quot;

158

-ocr page 163-

„Zooals u wilt, mevrouwtje. Ik ga direct naar voren, hoorlquot; riep Dirk terug en liet z'n bouquet vallen, doch durfde hetnbsp;veilige houvast van het schoottouw niet los te laten.

Een hevige rukwind deed de „Zeesterquot; haast kapseizen en een paar honderd liter water plensde in één keer overnbsp;de stuurboordsreeling naar binnen.

Een hernieuwd gegil en gesmeek om hulp steeg op en de weduwe sommeerde nu Dirk oogenblikkelijk de zeilen naarnbsp;beneden te halen. Nu durfde Dirk niet langer te wachtennbsp;en met knikkende knieën werkte hij zich in het bakboords-gangboord, waarna hij op handen en knieën naar de voorplecht kroop. Druipend van het buiswater kwam hij daar aannbsp;en probeerde de fok te laten zakken. Daartoe kreeg hij geennbsp;kans, want de fokkeval was zoo stevig in den knoop genbsp;trokken, dat deze zonder tangen niet meer te ontwarren was.nbsp;Toen probeerde hij het grootzeil met de lier naar benedennbsp;te halen, maar hij kon niet ontdekken, hoe dat ging. Weernbsp;een hevige rukwind en de „Zeesterquot; kreeg zooveel waternbsp;binnen, dat het al in de kajuit zichtbaar werd boven den vloer.nbsp;Het gegil was niet van de lucht en opeens kwam de weduwenbsp;op handen en knieën naar voren, keek Dirk wild van angstnbsp;aan en schreeuwde:

„As 't niet gaat, dan de mast naar beneden. Dat heb ik ook wel is gezienlquot;

Haar zeeziekte was vergeten en had blijkbaar plaats gemaakt voor een uitzinnige woede, gemengd met hevigen angst. Beiden kropen naar voren en probeerden de lier, waarmee de mast door middel van bokkepooten naar benedennbsp;kon gelaten worden. Het duurde eenigen tijd, voor de weduwenbsp;in de gaten kreeg, hoe de lier ongeveer werkte en toen zenbsp;een pal oplichtte, sloeg, zonder eenige voorafgaande waarschuwing, de enorme mast met ontzaglijk geweld naar beneden, verpletterde midscheeps de kajuit over de heele lengtenbsp;en vernielde het roer, dat compleet van het schip werd afgeslagen. Kees had het gelukkig zien aankomen en zich nognbsp;juist op tijd in veiligheid gesteld, door zich voorover in denbsp;stuurkuip te laten vallen en daar alle anderen vol angstnbsp;boven aan de bakboordsreeling hingen, gebeurden er geen

159

-ocr page 164-

ongelukken. Heckle, die een rustige plaats in de kajuit op een der zijbanken gezocht had, vloog verschrikt naar buiten,nbsp;maar toen hij alles bedolven zag door een enorme massa zeilnbsp;en houtspaanders, kroop hij terug naar binnen en strekte zichnbsp;met stoicijnsche kalmte weer op z'n prettige rustplaats uit.

Toen de mast was neergesmakt, werd alles achterop bedolven en toegedekt door de geweldige massa zeil, die wild bleef bollen en flapperen, overal waar de wind er ondernbsp;kwam. De „Zeesterquot; echter had zich oogenblikkelijk opgerichtnbsp;en dreef stuurloos verder, voortgedreven door wind en golven. De groote fok was gescheurd en de schoot daarvannbsp;afgeknapt door het neerkomen van den mast, waarvan hetnbsp;onderdeksche gedeelte door het naar boven komen het gesloten voorluik versplinterd had. Het was nu levensgevaarlijknbsp;om zich buiten de stuurkuip over het dek voort te bewegen,nbsp;want met onweerstaanbare kracht rukten en sloegen denbsp;groote lappen zeil naar alles, wat in de buurt kwam en zoonbsp;nu en dan was er van het schip heelemaal niets te zien dannbsp;zeil. Alle opvarenden bevonden zich in de stuurkuip, behalvenbsp;Dirk en de weduwe, die voorop een wanhopigen strijd voerden tegen de fok, die halsstarrig probeerde hen beiden vannbsp;het dek te vegen in het zilte nat. Met den moed der vertwijfeling aanvaardden Dirk en zijn aanstaande echtgenootenbsp;den terugtocht door het bakboordsgangboord en na een verwoed gevecht met het grootzeil bereikten ze de veilige stuurkuip, al verspeelde de weduwe haar hoed, die door hetnbsp;grootzeil van haar hoofd gemept was en nu als een zwartenbsp;stip over de baren dobberde.

Opoe en Bets waren zich een weg aan het banen om bescherming te zoeken in de kajuit, maar werden door hetnbsp;grootzeil meerdere keeren teruggeslingerd, totdat opoe kansnbsp;zag er onder te kruipen en de onzichtbare kajuittrap te bereiken. Bets volgde onmiddellijk. Kees zat, half begravennbsp;onder een massa zeil, weer op zijn plaats bij het gewezennbsp;roer en hield, met een afwezig en dwaas gebaar den helmstok weer in de hand, die binnen boord gevallen was, toennbsp;de rest van het roer van het schip geslagen werd door dennbsp;vallenden mast. Met een onnoozel gebaar toonde Kees aan

160

-ocr page 165-

Dirk den nutteloozen helmstok, toen de twee, die den mast hadden neergelaten, met van angst vertrokken gezichten overnbsp;een heftig levenden hoop zeil de stuurkuip bereikten.

Dirk baande met veel moeite een weg voor de weduwe naar den ingang van de kajuit, waar ze uitgeput neervielnbsp;en sprakeloos van angst met groote oogen zitten bleef.

Dirk zocht nu voor zichzelf afleiding door te probeeren het grootzeil wat bij elkaar te binden en keek toevallig even overnbsp;stuurboord, daar zijn aandacht getrokken werd door eennbsp;donderend geluid, dat van dien kant kwam en wat hij toennbsp;zag, deed eerst zijn hart stilstaan van schrik, doch daarnanbsp;kwam er plotseling een uitdrukking van hoop in zijn verschrikte oogen en hij schreeuwde naar binnen:

„Alle hens aan dekl Alle hens aan dekt We loope op de rotse, kijk, daarl We zijn er al vlak bijlquot;

En waarachtig. Kees keek ook even en zag, dat ze met groote snelheid een steenen zeewering naderden, waaropnbsp;de golven in groote schuimmassa's uiteen spatten, met hetnbsp;donderende geluid, dat Dirks aandacht getrokken had. Hetnbsp;was het eiland, dat ze eerst in de verte gezien hadden ennbsp;dat nu op een afstand van 30 meter genaderd was. In schuinenbsp;richting dreef de storm de „Zeesterquot; naar de steenen weringnbsp;en toen de weduwe met de anderen naar buiten kwam omnbsp;zich persoonlijk van het nieuwe gevaar te overtuigen, loosdennbsp;ze een voor een een diepe zucht en opoe riep met verlichtnbsp;hart: „O, goddank, we gaan stranden, we loope an de grond,nbsp;goddank, 'k Ga direct van boord en nooit meer een voet opnbsp;zoo'n schip, dat kan je gerust van me geloove.quot;

Hoe dichter de „Zeesterquot; echter bij het eiland kwam, hoe griezeliger ze den aanblik van de op het gesteente uiteennbsp;spattende golven vonden en, vol zorg voor z'n toekomstigenbsp;vrouw, overwon Dirk zichzelf, kroop zoo snel mogelijk naarnbsp;voren en kwam weer terug met de reddingsboei om z'n hals,nbsp;welke hij met een buiging aan de weduwe ter hand stelde,nbsp;die hem direct om haar hals hing, daar ze geen kans zagnbsp;om hem onder de armen te krijgen, zooals Dirk haar aanried.

Deze maatregel maakte de anderen nerveus en ieder zocht wat op om op te drijven, als dat noodzakelijk zou worden.

161

-ocr page 166-

Dirk gaf den angstjgen Kees den scheepsemmer met den raad het ding met den bodem naar boven te houden, dan bleefnbsp;hij op de lucht erin wel drijven. Opoe, Bets en Arie gooidennbsp;in de kajuit alles overhoop en wat ze niet gebruiken konden,nbsp;smeten ze achter zich. Zoo kwam de krans vergeetmijnietjesnbsp;terecht voor de voeten van weduwe Bolgras, die hem metnbsp;een impulsief gebaar opraapte en met één slag om Kees'nbsp;nek mepte met de woorden:

„Daar, ellendig zeegeluksdiertjel Allemaal jouw schuld — jouw schuldl Drijf jij daar maar op, as we vergaan mottelquot;

En met vlammende oogen keek ze naar Kees, die beteuterd geen hand uitstak om den krans te verwijderen, doch z'nnbsp;emmer stevig vasthield.

Opoe en Bets kwamen uit de kajuit gekropen, ieder met een groote aluminium pan in beide handen, waar ze opnbsp;drijven wilden en Arie had, wat practischer, een lang roodnbsp;pluche kussen op z'n buik genomen en knelde dat ondernbsp;de armen vast.

Zoo wachtten de opvarenden in angstige spanning 't eerste stooten van de „Zeesterquot; af. En die stoot kwam gauw, nognbsp;eerder dan men dacht en was zoo hevig, dat niemand op denbsp;been bleef en Kees met z'n emmer voor z'n borst voorovernbsp;in de levende massa zeil tuimelde, waarbij de krans vergeetmijnietjes een ovalen vorm kreeg. Vóór allen weer opgestaannbsp;waren, volgde reeds de tweede stoot, waarbij de „Zeesterquot;nbsp;schuin naar beneden op de steenen vast bleef zitten en oogen-blikkelijk een volgende flinke golf de stuurkuip binnenstortte,nbsp;met zooveel geweld en massa's water, dat allen elkaar vannbsp;angst verdrongen om boven op het dak van de kajuit tenbsp;komen, waarbij het zeil zeer hinderlijk was en meerderenbsp;pogingen noodzakelijk maakte.

Heckie kwam ook uit de kajuit en rook land, waggelde naar de voorplecht, zag de steenen en was met één roeke-loozen sprong aan land, waarbij een venijnige golf hem nognbsp;bijna achterhaalde en gedeeltelijk overstroomde. Het volgendnbsp;oogenblik echter stond Heckie in een groene wei en begon,nbsp;als elke zieke hond, gras te eten met een ijver, alsof hij vannbsp;stonde af aan een geit wilde zijn en blijven.

162

-ocr page 167-

Dirk, Kees en de gasten hadden zich verzameld op de voorplecht, welke zich schuin in de lucht verhief en dus welnbsp;bijna drie meter boven de steenen uitstak. Telkens donderdenbsp;een zware breker over en langs de „Zeesterquot; en maakte dannbsp;het ontschepen even levensgevaarlijk. De „Zeesterquot; scheennbsp;stevig vast te zitten en v/eerstond trillend den steeds herhaalden stormloop van de zee.

Nu deed zich de vraag voor, wie het eerst van boord zou gaan om een touw aan den wal te brengen, want, hoewelnbsp;in de verte door de groene weide een stuk of twintig mannennbsp;in heel wijde en lange broeken en met ronde mutsen opnbsp;kwamen aanrennen, wilden de zeevaarders toch liever nietnbsp;wachten, tot die mannen waren gearriveerd en alzoo beslootnbsp;men met algemeene stemmen, op die van Kees na, dat Keesnbsp;het eerst van boord moest, om een touw aan den wal te gaannbsp;brengen. Kees scheen te willen aarzelen, maar de weduwenbsp;kende geen omslag, deed Dirk een dik touw om Kees' middelnbsp;binden en duwde hem naar het uiterste eind van de voorplecht.

„En nou an land, jij zeegeluksdiertje, en vlug wat ooklquot; snauwde de weduwe, die heelemaal geen last meer scheennbsp;te hebben van zeeziekte. „Asjeblieft, schiet op, hèlquot;

Bibberend liet Kees zich een eindje zakken en bleef op het anker staan, met uit voorzorg den emmer aan het hengselnbsp;in den elleboog. Benauwd hield Kees de aanrollende golvennbsp;in de gaten, waagde toen een sprong en kwam in het schuimnbsp;van de volgende golf terecht, waardoor hij op handen ennbsp;voeten even heelemaal kopje onder ging. Het water kreegnbsp;echter geen kans hem terug te sleuren en hij verspeeldenbsp;alleen maar z'n emmer, die ratelend over de keien werd terugnbsp;gezogen in de geheimzinnige, wilde zee.

De twintig mannen met de wijde broeken en ronde mutsen bereikten de „Zeesterquot; op het moment, dat Kees zich oprichtte uit het zilte nat. Zij hielpen hem overeind en begonnennbsp;op deskundige wijze de anderen van boord te halen, hetgeennbsp;vooral bij opoe, de weduwe en Dirk met veel moeite ennbsp;verholen hilariteit gepaard ging. Geen van allen wilden hunnbsp;drijfmiddel uit handen leggen, zelfs niet op aanraden van

163

-ocr page 168-

de redders en na een half uur stonden allen bijeen in de ¦wei, treurig starende naar de „Zeesterquot;, die sidderend denbsp;opgezweepte zee weerstond. Dirk legde op levendige wijzenbsp;en zeer realistisch het gebeurde uit aan de redders en noemde de weduwe telkens z'n „aanstaandequot;, terwijl deze zichnbsp;iederen keer luid in het gesprek mengde en al haar best deednbsp;Kees, die bescheiden op den achtergrond bleef, van alles denbsp;schuld te geven en Dirk in een helder licht te doen stralen.

Tenslotte werd opoe practisch en vroeg bibberend, waar ze waren en verbaasd antwoordde de woordvoerder dernbsp;redders:

„Wel, Marken natuurlijk; weten jullie dat dan niet?quot;

Het gezelschap schudde van neen en volgde toen uitgeput de Marker redders, die hen vriendelijk een warm en verkwikkend onderdak aanboden en hen van droge kleerennbsp;voorzagen.

Halverwege de Kerkbuurt van het eiland kwam men de rest van de bevolking tegen, die zich groepsgewijze over de verschillende schipbreukelingen ontfermde en het hen aan nietsnbsp;liet ontbreken, wat in staat was hen snel tot zichzelf te latennbsp;komen.

In optocht bereikte men Kerkbuurt. Vooraan Dirk, de weduwe en de woordvoerder der redders; dan opoe. Bets ennbsp;Arie, allen met hun drijfmateriaal nog in de hand en dannbsp;kwam Heckie en daarachter Kees, bibberend, moe en halfnbsp;gebroken, den krans vergeetmijnietjes nog om z'n nek ennbsp;het touw van Heckie in de hand.

Dien dag zijn ze op het eiland gebleven en ook 's nachts, want de storm werd met de minuut erger. Toen het gezelschapnbsp;echter na eenige uren weer wat op verhaal was gekomen,nbsp;keerde de latent gebleven energie snel weer terug en tegelijk daarmee een sterk verlangen bij Dirk en de anderen,nbsp;om het gedwongen verblijf op het eiland zoo aangenaamnbsp;mogelijk te maken en wat kon dan beter dienen dan hetnbsp;vieren van het verlovingsfeest? De doorgestane gevarennbsp;hadden het paar nog verder tot elkaar gebracht en de verwijdering tusschen de aanstaande bruid en Kees vergroot.nbsp;Heel onnoodig echter bewees de weduwe dat voortdurend,

164

-ocr page 169-

door Kees onophoudelijk te beschimpen, hoewel hij zich angstig en bescheidenlijk in een hoek bij een pronkbed hadnbsp;teruggetrokken, zoo ver mogelijk van de weduwe af.

Dirk dacht met spijt aan alle eet- en drinkwaar, die aan boord was achtergebleven en toen hij dat zijn gastheer mededeelde, trommelde deze oogenblikkelijk de buren bij elkaarnbsp;en gezamenlijk toog men gezwind op weg om de kostelijkenbsp;waar uit de „Zeesterquot; te gaan halen. In zeer vroolijke stemming kwam de karavaan na een uur terug, zoo vroolijk, datnbsp;het geen twijfel leed, om men had onderweg al van alles eennbsp;proefje genomen. Toen begon eindelijk het feest, waarvoor,nbsp;op aanraden van Kees, de heele onderneming op touw wasnbsp;gezet. Het feest duurde heel lang en uiterst voldaan zochtnbsp;tenslotte iedereen, zelfs Heckie, de hem aangewezen rustplaats op.

Tegen den avond was de storm gaan liggen en de volgende dag was weer een stralende voorjaarsdag. Benige schippersnbsp;togen er met hun motorschepen op uit om de „Zeesterquot; vlotnbsp;te sleepen, hetgeen na meer dan een uur van hard werken,nbsp;eindelijk gelukte. Als een reddeloos wrak, maar toch drijvende, hield de „Zeesterquot; haar intocht in de haven vannbsp;Marken en Dirk sprak af met zijn gastheer, dat deze de „Zeesterquot; op sleeptouw zou nemen en terugbrengen naar denbsp;plaats, waar ze vandaan gekomen was. De schipper moestnbsp;maar zeggen, dat Dirk zelf w:el aan zou komen binnenkort.

En zoo geschiedde. Dienzelfden dag vertrok de „Zeesterquot;, gesleept door den motorbotter van den gastheer en drie mannbsp;erin, om haar drijvende te houden, naar Amsterdam, en eennbsp;uur later het heele gezelschap op een Amsterdamsche passa-giersboot, die toevallig dien dag het eiland aandeed. Langnbsp;zwaaiden ze nog naar de vriendelijke eilandbewoners ennbsp;halverwege den terugweg haalden ze de „Zeesterquot; in. Zenbsp;zag er nu niet meer zóó reddeloos uit. De mast stond weernbsp;en de zeilen waren geborgen, terwijl een noodroer ver achteruit stak.

Nooit ben ik precies te weten gekomen, welke uitvlucht Dirk wel verzonnen moet hebben, om alles goed te praten,nbsp;wat de weduwe 's avonds las van het gebeurde in de „Tele-

165

-ocr page 170-

graafquot;, waarbij de eigenaar van de „Zeesterquot; werd genoemd.

Ook die hondenkwestie bleef voor haar onopgelost en ze deed wijselijk geen moeite om achter de waarheid te komen.

De eigenaar van de „Zeesterquot; was op de werf aan het werk, toen z'n mooie boeier in deplorabelen toestand werdnbsp;teruggebracht, en zonder de fauteuils. Op de grens van eennbsp;zenuwberoerte brulde hij voortdurend: „genadel genadelquot; ennbsp;liep uitzinnig op z'n schip heen en weer. Toen de Markernbsp;visscher hem berichtte, dat de huurder binnenkort de schadenbsp;kwam opnemen, bedaarde hij wel wat, doch het duurde nognbsp;lang, eer hij ophield met zijn stroom van „genade'squot;.

Zes weken later opende Dirk een groote kruidenierszaak in de Van Woustraat, welke zaak door de weduwe gedrevennbsp;zou worden. Een week tevoren waren ze getrouwd. Dirk ennbsp;de weduwe, en na een telkens herhaald aandringen vannbsp;Dirk, kon Kees in dienst komen als knecht, om met de karnbsp;langs de klanten te gaan. Ook Heckie bleef bij de familie.nbsp;Kees had een mooi gareel voor hem gemaakt, om hem ondernbsp;de kar te laten loopen, waardoor het voor Kees wat makkelijker zou zijn. Het was echter bij de eerste poging gebleven,nbsp;want zoodra Heckie het tuig op zijn rug voelde, vloog hij alsnbsp;een razende door den winkel, schudde en rukte alles af ennbsp;vloog toen achter Kees aan, die zich redde door een winkel-ladder op te klauteren.

De wandelaar, die later door de Van Woustraat kuierde, kon dan dikwijls Dirk zien zitten, keurig gekleed en een sigaarnbsp;in het hoofd, achter een spiegelruit van de bovenwoning,nbsp;terwijl Kees beneden vóór de zaak bezig was de kar opnbsp;te laden, op de snibbige aanwijzingen van de weduwe ennbsp;onder de vriendelijke, maar hinderlijke belangstelling vannbsp;Dirk achter 't raam en de boosaardige interesse van Heckie,nbsp;die vaak rechtop bij de deur zat toe te kijken met ontwijfelbaar leedvermaak in de uitdrukking van zijn kop.

Meermalen op een dag echter hoorde men de volumineuze stem der weduwe het geroezemoes in het benedenhuis plotseling snerpend overstemmen:

„Dirkl Dirrrrrkl Kom naar benedenl Een reiziger; praat even

166

-ocr page 171-

met hem, ik heb het te druk. Gauw wat asjeblieft!quot;

Dan zag men Dirk achter het raam overeind schrikken en hoorden de menschen beneden hem met zenuwachtige haastnbsp;de trap af komen, steeds roepend:

„Ja-ja, lieve, hier ben ik al! Ik kom al, hoor!quot; en vlak daarop kwam hij dan den winkel binnen, met een deemoedigen blik zijn echtgenoote zoekend, om dan met joviaal gebaarnbsp;den reiziger te begroeten. Hij wist wel, wat hij zeggen moest,nbsp;want dat had de weduwe hem van te voren al duidelijknbsp;ingeprent. Kees had echter een flauwe mop uitgedacht, omnbsp;Dirk het leven te vergallen. Wanneer Dirk namelijk zalignbsp;rustte bij het raam en zijn echtgenoote soms even weg wasnbsp;om een boodschap in de buurt, dan staakte Kees zijn werknbsp;en gilde onderaan de trap, met verdraaide stem:

„Dirrk, Dirrrrk! Kom naar beneden en ga Kees helpen! Gauw wat, asjeblieft!quot;

En dan vloog Dirk deemoedig naar beneden en begon be-*duusd Kees te helpen, totdat hij in de gaten kreeg, dat Kees erbij ging zitten kijken, omdat de patrones er niet was. Woedend stormde Dirk dan weer naar boven, om vloekend zijnnbsp;plaats bij 't raam weer in te nemen en vergetelheid te zoekennbsp;in z'n droomerijen.

Ja, de weduwe zwaaide met ijzeren vuist den huiselijken en zakelijken scepter en zelfs Heckie had eerbied voor haarnbsp;gekregen. De zaak liep echter goed en zoo ziet men dus,nbsp;wat men met lef en durf bereiken kan. Vooruit dus, metnbsp;lef en durf!

167

-ocr page 172- -ocr page 173- -ocr page 174- -ocr page 175- -ocr page 176-