?
♦
*
i.
-ocr page 6- -ocr page 7- -ocr page 8-/c* ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■
r'
-ocr page 9-'GEDICHT
F J. N
EN
. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�� y
J. van PAFFENRODE /
Iquot;
a
HAMSTERDAM,
By J A N ten HOORN, Bockverkoopcr �vet �� oude Heere Logement. Anno 1657.
-ocr page 10-I
AAN
GERRIT VAN RUSTER,
Beminnaar van alle kunften en Wetenfchappen.
ZO ooit een Held zijn vaderland vol moed^ l^olyver, zelfs ten ko�e van zyn bloed,nbsp;yerdedi^t heeft in 't barnen der gevaren ;nbsp;Zoo oit een Man het merg der onde blaren,nbsp;De malfche karn des oorlogs heeft vergaart,nbsp;Zyti landgenoot ontlede, hoe te faardnbsp;Te voet, te land^ te water, met ramtnyennbsp;Enfchilfad, Grieken Romer onder ' t flryennbsp;Hol moed en kragt zijn' vyand trapte in 't�of ;nbsp;Zoo ooit Po��t een' onverwelkbre lefnbsp;y^rdiende in 't perk der kuifche zanggodinnen ,nbsp;Zyn digten als ietsgodlijks, deed beminnen
PAFFENRODE , � RUSTER 'twas Held JAN:
D/e, fier van moed, den wreeden Aartsyran In't midden van vuurbrakende kartouwennbsp;Praveerde, en deed zyn' heldenaard hefchtuwen'.nbsp;Dat tuige ons IVyk , aan zynen arm vertrouwt,nbsp;Daarhy, ter wijl Maa�richt, alom benauwt,nbsp;Gebeukt be�ormt, fcheen voor 'tge weld te bukken,nbsp;De Large braaf dor� onder d' oogen rukken.nbsp;Die nare nagt, diejong�e nagt ! zoo wreednbsp;Hoor onfenheld., zoo loflijk voor zijn' eed,nbsp;Aan onfen Staat en Maurits duurgezworen,nbsp;Trok Nederland uit zijnenfiaap by d' ooren,nbsp;En riep'. Maa�rigt, ' s lands �eutel,is in noodnbsp;De bloem, de Prins der oorlogshelden dood .,nbsp;Dejong�efpruit uit ouden Arkels�.imme,nbsp;Rondeelenpuntreeds ligterlage tn vlamme'.nbsp;Maar luifler toe, hoe hy het leven liet.nbsp;Degeejfel van Europe, op z^ngebied,
En
Enmagt, en geld hoogmoedige tritstepaarde Gebied �jflads wal met uitgetogenfwaarde,nbsp;Met handgranaat enpikkrans, uuurenflaalnbsp;Te henken, te beklimmen, als 't metaalnbsp;De donder braakte uit t waalf glo�nde monden.nbsp;Hy e banger dan Paris, fchn wt het wonden,nbsp;De kogelen, de poken, enbejchouwtnbsp;Van eene rots, hoe zig de krijgsknegt koud.nbsp;Sint Pieter berg gaf naau w de leus van V vegten,nbsp;Of Graaf Montai, en Duc de Mammouth regtennbsp;De ladders aan de mueren, trots van moed,nbsp;Daar Marcio d' OriUa eer zyn bloednbsp;Op wenjcht, dan zig van aitrdstyrannennbsp;Te trotfen, ofte late� overmannen.
Ter wijl de lugt hierfcheen in vlam te �aan^ Rant Graef de Large alTVyks rondeelenaan,nbsp;�ormgevaarte en ladders aan de werken.
*# Bedrog, gevoert opvledermuifen vlerken, Begun�igdhem zoo zeer, als't u verried'nbsp;Hier zag men toen, hoe Drofi het leve� liet ;nbsp;Hoe paffenrode al'svyandsmagtbraveerdenbsp;Uvj regt in IVtjk verdedigde en ver weerde.
Hy vhegt vol moed den dollen vyand aan, En knar�etand, 'wanneer hy van der Laan,nbsp;Reeds afgemat van wonde� , weg ziet�epen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Hy fehrikt niet, fchoo� va� vyauden henepe�, Maar prikkelt elk door 't voorgaan in de nood.
De vyand dein� en waggelt ; dog een loot, Een doodlijk loot \ treft hem, tot alterfmartenbsp;Op 'tpunt der zeege, i� zij�grootmoedig harte.nbsp;Hyzuifebolt, e� zygt op zyne kniennbsp;En roept', vaar voort, vaar voort, myne oorlogsli�n,
, tserflaauwt niet, 'k zal myn leven Voor't Vaderland, aan my zoo dierbaar, geven.nbsp;Oranje zal, Oranje zal eerlangnbsp;My wreeke�, 't land van die vergifte�angnbsp;V�rloffe�, als een Perfeus aller braven ;nbsp;Hy zal in 't kort op vyands bodem draven,
Terwijl
Terwijl Je held, die zeeheld Michail Zyn oor hg s vloodj'ai klakren als een helnbsp;�m op het hart di'er eedverhrekers woeden.nbsp;Ik.. . maar de ziel ontglipt hem onder 't bloeden ynbsp;En fnortom hoog ten hemel, daar fe blaakt.,nbsp;En nog Maa�rigt met hare zorg bewaakt.
Dus was het eind des Heids, die door zyn daden ^igi�legteeenkroonvaneike en lauwerbladen,nbsp;V A N R U S T E R. Hy, in krygs kunde uitgeleerdnbsp;Zal eeuwig door zyn fchriften zyn geert,nbsp;En op de tong vangruote mannen leven.nbsp;Ook la�e hem ten zangberg op te flreven,nbsp;En Sofokles, zijn kun� , en amptgenod,nbsp;Op't loflijkjpoortevolgen, om de doodnbsp;Hetgroot�e deel der Zege�out t' ont wringen.nbsp;Dat toondhy in van Arkels ramp te zingen,nbsp;Als Gorkumfwemt in 't uitge�orte bloed ; *nbsp;En ziet haar Heer verpletterd met den voet.
Dat kun�kleinood, verfeld van al zijn zangen, Dat Holland zal ten twaalf ie maal ontfangen,nbsp;Treed nu, mynl^riend, metttwennaam in't licht'.nbsp;En fehoon de Held voorgeene blaffers fwigt,nbsp;Het fal nogtans zyngroote ziel behagen.nbsp;Dat u zy� werk van my word opgedragen.
A. Bogaart,
-ocr page 14-G E D I G T E N
VAN
J. van PAFFENROD E
In dit werk bcgreepen. paillem van Arkel, Treur (pel.
Ajax en UlyJJes 'wapenflrijd, Bruiloftsdigten.
Mengeldigten.
Puntdigten.
Tnntdigten uit Martialis
-ocr page 15-WILLEM vau ARKEL
TK � fZK J*? � L
DOOR
J. van PAFFENRODE.
-ocr page 16-r E R T o o N D E R �.
WILLEM van ARKEL.
J O zA. N van E G M O N D , Zwager van lem.
MARGRIET van BETEREN.
REIMOUD van BREDERODE , Veldheer^ va� Margriet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
J A K O B A , Dugter van Margriet.
ROBBERT van VERNENB URG , Neef
va� H^illem
h. R E NT). Van� L EY ENURG , Drojfaart' vats ' Gornichem.^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
L E ON OJlt; E f'^eriroude va� Jakoba. BERN AtRD �, Biegtvader va� Jakokti.
Het Tooneel verbeeld de Stad en �t Slot vaft Gornichem.
Het �I'reurjpel neemt zy�e� aa�va�g met de� laa�e� dag va� Slagtmaand des jaars 1417nbsp;de� avond., e� eindigd des andere� daagtnbsp;voor de middag.
-ocr page 17-OPDRACHT
AAN DE
Ed. Hoog-agtbare HEEREN,
�DE
BURGERMEESTEREN
EN �
regeerders
derflttd C o R NIC
Mijn Heerek
de �bipi^ers geru�te den wid ve�'--laten j en de nens in zee ficken wanneer zy al ^cormt weten waamp;r dat zy onderwegennbsp;een goede ree^ en verzekering tegens evervednbsp;van bulderende fiermwinden znUenaantrefi�n',nbsp;even zoo brengt de l^en tnet meerder �ttryfojtig-heid y et onder de rar, eds zy weetnbsp;wiens vleugelen zy zal hefihertning vindamp;e.nbsp;Vit heeft my ook veffient^ dit mijn Trettr^
-ocr page 18-OPDRACHT
in ^t ligt te laten komen, en�t U Ed'. Agtb: Of te dragen vertrouwende , alfoo het zoonbsp;gedenkwaardige fdak � in des zelfsfiad voorgevallen j af-beeld� het van U Ed: Agtb:nbsp;fal ontfangen werden uit de handen van
U E d. Agtbaarhedens
Ootmo�digen Dienaar
J. VAN Paffenrode.
Op-
-ocr page 19-Op den ondergang
VAN
WILLEM van ARKEL,
DOOR
JOHAN van PAFFEN RODE.
Vryheervan Ghuffigny, Commandeur Militair der ftad Gornichem, en�t Quartier van dien , Luitenantnbsp;Kolonel, Kapitein amp;c.
Hier Ziet gy , hoe de min ''t gewoet kan over winnen.
En hoe de gramfchap aan de liefde wei-gerd't oor ,
Hoe aangebode min krijgt een gering gehoor i
Hoor dien de wraak heeft plaats genomen in de zinnen'.
' Hoe Zrkels hartfcheut in de Bloeymaant van zijn leven
Werd van den fiam geknot, gewenteld in zijn bloet j
Hoe dat de zoon betaald wat �j vadersfiere moed.
En wifpeltuerigheit te voren heeft bedre-, ' vem
Hoe
-ocr page 20-Hoe Bey er en op 't huis van Ar kei is gebe-teuj
Hoe GorkuWi lang gefolt van f u'eder-zijds krakeel�
Ten laaften -werd gemaakt een bloedig Treurtooneel,
Beeid oj^s heel aardig af dees Hoofdman der Poeten.
Schoon dat zijn aardig vers mijn krans met heeft van noode, - '
Schoon dat mijnloomenlierenheefcheZanggodin
Zingt veel te fchoireti toon, zoo hoop tk niet te min.
Die aangenaam zal zijn aan Jan van paffenrode.
�C Kan dalen.
IN-
-ocr page 21-INHOUD.
A dat de ftad Gornichem veel -L zwarigheden hadde uitgeftaannbsp;doorde vinnicrekrakeelen tuflchen denbsp;O
huilen van Bekenn en Arkel, hadde de Heer van goed gevonden, denbsp;voor noemde ftad met den aankleevenbsp;van dien over te draagen aan zijnennbsp;zwager Hartog Remold van Gelder;nbsp;met vatle beloften, dat die altoosnbsp;zoude blijven gehegt aan het Vorften-dom van Gelder, en nooit daar vannbsp;wederom werden afgetrokken , tennbsp;ware die weder quame als te voorennbsp;aan �thuis van Arkel. Dit alles niette-genftaande , wift de Hartog van Begeren zoo veelte weeg te brengen, datnbsp;Hartog Reinold voornoemd hem denbsp;meergemelde ftad en land van
O
weder over liet, dewelkehy zooras niet in zijn geweld hadde, oflietaan-
ftonds
INHOUD.
Honds aldaar het pragtigc kafteel van de Heeren van Arkd (om zijne uitmuntendheid de Keiferlijke b�rgt genoemd) tot aan den grond toe afbreken , houdende daar en boven Heernbsp;Jchan van Arkel in zware gevangenis.nbsp;Dit alles Ipeet irillem Arkel,nbsp;zone van den voornoemden Heerj�-han, die door zijnen Iwager Heernbsp;quot;Johan 'van Egwond y de ftadvan Gor-nicliem met een aanflag door eenignbsp;volk , dat zig ontrent de Arkelpoortnbsp;hadde verborgen , wederom bemag-tigt. De Hoekje vloden op het flot,nbsp;dat Hertog kEillem van de Hukken dernbsp;� afgeworpe b�rgt wederomhadde doennbsp;bouwen. fEiHem deed ftraks de Hadnbsp;met een graft van het' Hot afgraven,nbsp;ende vrouw Margrit, doe weduwenbsp;van Hartog lEilkm , en in Henegouwnbsp;zijnde, ontleggen. Zy , ditver-ftaan
-ocr page 23-INHOUD
�aan hebbende , rukt aan��onds al haar magt te zamen, ende komt daarnbsp;mede met hare eenige dogter , vrouwnbsp;lakoba , na Gornichem. Geraakt desnbsp;avonds op �t flot, en hadde wel gaarne de ftad aanftonds doen aantaften,nbsp;maar Heer Reinottd van Brederode,nbsp;haar al gemeen c Veldoverfle , vondnbsp;beter gerade nden dageraad, en harenbsp;verdere magt in te wagten. Onder-tuflchen zond vrouw lakoba in�t heimelijk den Heer Arent van Lejenburg ynbsp;Drolfaard van Gornichem, tot/Fz/-lewi daar zy op verliefd was, hemnbsp;aanbiedende, door een huwelij k tuf-Ichen haar beiden , al het dreigendnbsp;quaad te willen ftuyten ; dog hy,nbsp;{wollen van haat tegen het huis vannbsp;Beyeren^ antwoorde liever zi g fel vennbsp;het leven te willen benemen gt; dannbsp;met haar te trouwen� Des anderennbsp;daags
-ocr page 24-INHOUD
daags werd de ftad van de IToekfe hard aangetaft, ende van de Kabdjanfenbsp;mannelijk befchermt, tot dat een vannbsp;de Arkelfi Hop�uiden , met name Willem varADirentennbsp;nbsp;nbsp;met vijftien hondert
man uit hetgevegt doorgaat, ende door Dalem na Geidedand wijkt.nbsp;De ftedelingcn , hier door verfwakt,nbsp;kregen de nederlaag, latende aan haren Vy and een bloedige overwinning.nbsp;Van de Beyerfe zijde bleef in�tgevegtnbsp;'[eiQQrReinond van Breederode t vrou Af�r-Veldover de , en van die vannbsp;binnen den Heer van Arkel j welkersnbsp;dood vrou Jakoba zeer beklaagde,nbsp;l�ggende rond uit , meer verloren^nbsp;als gewonnen te hebben.
w�ll�m
-ocr page 25-Pagj r
DE ONDERGA NG
Van
WILLEM van ARKEL,
TREUR SPEL.
EERSTE BEDRYR
arkel, egmond.
TErwijl eenycderleiden ruft op zagte pluimen, Doet niy bekommering dik bed en leger ruimennbsp;En houd my dus te roer. *k heb de voorleden nagt,nbsp;In plaats van flapen, met getrentel doorgebragt :nbsp;En na ik alles wel bezorgd had op de vellen
Wierd mijn fwaarinoedig hooft op nieu vol muifeneften. Een loomc vaak beliep mijne oogen, en ik kreeg.nbsp;Gelijk een overval van fluimering, en zeegnbsp;In eenen ftoel. De flaap had nau mijn oog bekropen,nbsp;Of ik geraakte in droom : mijn kamerdeur ging open,nbsp;En zoo mijn dogt, ik zag op mijnen drempel ftaaunbsp;Een mageragtig Man, die my verbaaft zag aan.
Ten lellen trad hy toe, en quamallenxkens nader; En eindelijk ik zag, hctwasHeer Jan mijn Vader,nbsp;Heel haveloos gelleld. Mydogt, ik fprak hem t oe ;
En vraagde heel verbaaft: wat�s dit? wel Vader, hoe Sie ik u dus gelleld ? Wat komt uw geeft hier waren ?nbsp;Wat ramp, wat tegenfpoed is u, laas ! wedervaren ?nbsp;2yt gy in hegtenis moorddadig omgebragt ?
En komt uw geeft, dat gy van my de wraak verwagt Schut uwe boezem uk ; Ik zal de dood zoo wreken,nbsp;Dat nog de vdlgende eeuw van mijne wraak zal fpreken.nbsp;Hy zweeg een lange wijl ; dog ving op �t laaft dus aen ;
Mijn Willem, achl mij n zoon,�t is nu met ous gedaan.
Het
* De ONDERGANG van
Het glas van onze vreugt is heel op�tend geloopcn; Daar is voor Gorcum en voor ons niet meer te hopen.nbsp;Gyzitinuwenftoel geruftelijk en ruftnbsp;Van uw aanftaande Ramp en onheil onbewuft*nbsp;O hoekfteen, die de Stad van Gorcum onderfteunde,nbsp;Daar dit gerimpelt lijf, als op zijn kruk, op leunde:nbsp;Hoop van ons loflijk huis, ftok van mijn ouderdom ,nbsp;Die haaft verbroken, en aan ftucken raakt, ik kom,nbsp;Ik kom, eilaas, ik kom u droeve tijding melden.nbsp;En boodfehap u, dat gy met nog veel dappre heldennbsp;Haaft lijken zijt. �t Schijnt, dat het Hemelfche befluitnbsp;Deltam van Arkel wil ten grond toe toeyenuit.nbsp;Zoon Willem�aas.Hy wou nog verder,maar de woordennbsp;Hoe lanx hoe meerder in zijn diepe zugten fmoorden :nbsp;De tranen biggelden lanx zijne knevels neer :
Hy zugte zugt op zugt ; In�t end begon hy weer. De luifter van ons huis raakt nu te regt aan �t duiken,nbsp;Gy zult, eer lang, mijn zoon, uw held�re oogen luiken,nbsp;Doch eer gy ftruikelt, zoo herhaalt in uw gemoetnbsp;Wat bitterheid ons is van Beyeren ontmoet,nbsp;Ten was hem niet genoeg, my uit mijn ampt te ftoOten,nbsp;H� moft my met gewelt ook van mijn goed ontblooten.nbsp;Geprickelt van de wraak greep ik de wapens aan,nbsp;En heb hem in �t begin al vry veel quaads gedaan.nbsp;Daarvan kan Werkendam en Gifenborg getuigennbsp;Met Nieupoort, die den nek voor Arkel moften buigen.nbsp;Maar laas wat was het al i Schoon dat de ganfche ftadnbsp;En ook de groote b�rgt nu vol gevangens zat,nbsp;En dat ik eenigfins mijn .wraakluft uit m�gt fpouwen,nbsp;Met Holland rontom opdegrenfente benouwen:nbsp;DeBeyer brengt wel haaft weer al zijn macht ter been,nbsp;Rukt Holland, Zeelanden gans Vrietland fchier by een.nbsp;Hier holpen noch niet by de Stichtfe met de Walen,nbsp;Men moft uit Engeland noch mede volk doen halen ,nbsp;Om�t kleine Gorcum zoo te dwingen door het zwaard,nbsp;Dat door zoo grooten macht heel weinig nog vervaart,nbsp;Zig weerde als cene leeuw. Ik hield het twalcfweker,
E�r
-ocr page 27-WILLEM van ARKEL? � Eerdat ik van verdrag een woord v/ou hooren fpreken,nbsp;Tot dar ik iny bevond geprangt door hongersnood .
Veel honden was in �t end (zoo *t fcheen } der hazen dood. Heer Jan dan maakt verdrag : men Wil, dat ik zal moeten,nbsp;Tot zoen van mijne breuk, my buigen aan de voetennbsp;Van Albert en zijn zoon, en dat de Beyervaannbsp;Zal een geheelcn daghp onze toren (laan.
Twee dingen, die mijn ziel en ingewand doorfneden, Maar daar de nood gebied, daar zwijgen al Ie reden*nbsp;Nu dagt ik , dat hy eenszijn gal had uiigebraakt,nbsp;Maar zijn verbittert hart weer haart aan � t hollen raakt J ,nbsp;Lart Hagertein, en ook Gafparnen aan te randen ,
En tot den grondllag toe tot aflche te verbranden. l Het flot van Everftein, dat in ganfeh Nederlandnbsp;Van fterke tegen weer geen zijns gelijke vant,nbsp;Na dat het langen tijd had hond en kat gegeten,nbsp;Zag ook zijn zwaar gebouw ten gronde neer gefmetenjnbsp;En over hoop gertort. Hy gaat van quaad tot quaad,nbsp;En daar geweld niet kan, daar zoekt hy�t door verraad}nbsp;Koopt onze burgers om, en looft hen te beloonen ,nbsp;Tot prijs van�t fchellemfluk, met tagtig duizend kroonen,nbsp;En trap van Ridderfchap : hoewel hen beft een baft,nbsp;Als Ridderlijk.cieraad, hadde om den hals gepaft.nbsp;Dees fchelmen widen u zoodanig op te rooyen,nbsp;In fchijn, of Willem ftraxzijn bitterheid zou dooiennbsp;Als gy my vatte, en worpt in een gevangenis ,nbsp;Dat gy vergat, vvaikind aan vader fchuldig is :nbsp;Ja zoo veer liet gy u vervoeren van die guiten,nbsp;Dat gy een Stad, en B�rgt my voor den neus dot ft fluiten*nbsp;Maar �t fcheen, dat gy eer lang de waarheid had ontmoet!nbsp;Gy toonde haaft berou, vield my ten Bofch te voet
En ik vergaf B ook , in Wederzijdfe tranen Al deze zwarigheid; die ons fcheen aan te manen jnbsp;Dat wy tot meefte ruft de ftad en ook het landnbsp;Van Arkel gaven in mijn broeder Reynolds hand �nbsp;Met die beloften, dat het nimmer zou gebeuren,nbsp;Dat men die wederom van Gelderland zou fcheuren,
A a nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ten
-ocr page 28-4 De ONDERGANG van
Ten waar die wederom, gel ijk voor deze quam Aan Arkel ,en gehegt wierd aan den ouden Ihm.
Ons oogmerk was welgoed ; want als hy quam te fterveuj Mud gy �t met Gulik en met Gelder weder erven.nbsp;Maar wat doet Beyeren^ zoo ras als hem dit bleek,nbsp;Beraamde hy terftond, hoe dat hy deze fteeknbsp;Verzet ten zoude, en wilt met opgepronkte dingen,nbsp;Dit lekker beetje weer uit Reynolds hand te wringen.nbsp;Hier had hy na zijn wil het doelwit nu geraakt,nbsp;En heeft zijn bitterheid ten vollen uitgebraakt.
Ons keizerlijke b�rgt, die met vergulde horens, De lugt fcheen punt te bien uit tweemaal agtien torens,nbsp;Om fijhe pragtigheidregt Keiferlijk genoe.md ;
Een fterkte door ganfeh Duytfch en Nederland geroemd � Was nietbeftendigom fijn woeden op te fehorten.nbsp;Dat koftelijk gebouw moeft ook daar henen ftorten.nbsp;Sijn oog verm�gt dat niet,�t was alteheldrcnftraalnbsp;Van 2\tkels ouden ftam. �t Moft al door vier en ftaalnbsp;Verdelgt zijn, daar men �t huis van Arkel in fag pralen.nbsp;Dat ik fijn wreedheid u dus kom in �t lang verhalen,nbsp;Is op dat gy, mijn Soon, voor �t left daar in nog leeftnbsp;Wat bittre vyand ons de B�yer is geweeft :nbsp;En op dat dit u tot e�n prikkel mag verftrekkennbsp;Om u in defe noot tot weerwraak op te wekken.nbsp;Nu treed dan, Willem', treed uw vyand in �t gezigt,nbsp;Schoon dat het treurtoneel al voor u werd gerigt,nbsp;En gy vaft ftapt, mijn Soon, met aangedrongefchredennbsp;Om daar inkorten tijd den bloedrol te bekleden.nbsp;Indiengyfietven moet, toont ftervende,dat gynbsp;Uitbloed der Arkelengefprotenzijt, enmy.nbsp;Dit fprak hy, en verdween. Ik w�reef de vaak uit d� oogen,nbsp;Maar�t fpook was weg,ik vondmy door een droom bedro-(j)droom!ik vrees,gy zijteen voorb� van veel quaed,(gcn,nbsp;Datmy en deze I'tad eerlang te wagten ftaat.nbsp;HeerVader,moetikin dien fucrenappel bijten.nbsp;Ik kan het piemand als uwbittregvootsheid wijten,nbsp;Soo Corkum, nu foolanggefukkelt van�t krakkeel,
Sig
-ocr page 29-WILLEM van ARKEL. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y
Sig moet bereiden tot een bloedig treurtoneel, Het zal de fchult voor uwhooghertigheid betalen. 'nbsp;Gy waert het, die ons �t quaad zelfs op den hals ging halen,nbsp;H w trotze hoogmoed heeft dit oorlogsvier gellookt,nbsp;En dezen wrangen drank voor onfen mond gekookt.nbsp;Het zy dan hoe het zy, de tijd zal ons eens leerennbsp;Wat dat het noodlot zal van Arkels huis begeren, (leen.nbsp;Wat brengt ons Egmond nieus S� Eg Gans Holland met al-Maar Zeeland , Vriefland, en het Stigt is op de been:nbsp;De Merwe is al bedekt, en fchijnt een bos van maften,nbsp;�t Is alles op de been, om Gorkum aan te taften,nbsp;De V�yand nadert reeds van yder oorfde ftad.
Wat wapens voeren kan, heeft wapens opgevat : U jammert dat gy fiet het vlugten van de boeren:nbsp;De klok gaat over al : �t Is al in rep en roeren,nbsp;Jakoba en Margriet zijn albereids op �t flot,nbsp;Heel onverduldig, om foo lang te wagten, totnbsp;Meer volk is aangeland, en hare wraak te fchortcn ;nbsp;Om over defe ftad een bloedhui uit te ftorten ;
Dies is het tijd , dat men zig over al voorziet, Enaandevyandendepuntvan�tlemmerbied. fleii ;
Arkel Men hou een wakend oog op poorten en op wal-Of men �ns op een bot quam op het lijf te vallen, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i
Elk geef zig naar fijn poft, en neem fijn wagt wel waar j Want door, voorfigtigheid vermindert men �t gevaar.
MARGRIET, BREDERODE.
Laat na de ftads zyd� ftrax de fwangere kartouwen Tot driemaal lolTen , en haar yfrc ballen fpouwen ,nbsp;Dat het door Gorcum en fijn huife klatert, totnbsp;Een wi�e kond fchap van onfeaankomft hier �t op flor.nbsp;Ik fal �t Hoogdravend neft, dat Holland dorft ontfeggen,nbsp;Eot foenvan fijnebrenk,inasenkolenleggen:nbsp;Ten -tydat Arkil {fox hier k ome, en met ootmoednbsp;Ons om genade fmeke en voor ons va! te voet,nbsp;Om onle grimmigheid by tiids nog te verfoeien.
Ered.lk igt Mevrou ,daihy veel e'er ons fal ontmoeten A 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Met
-ocr page 30-6 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De ONDERGANG van
Met een ontbloote kling in een bcknepe vuyll : Ootmoed en nedrigheid is by hem niet gehuift.nbsp;Ik weet, dat by het hart vry hooger heeft gelegen,nbsp;Enloofdathy onseerde punt bi� van den degen.nbsp;Als dat hy koome, en �t hooft fal leggen in den fchoot.
De wind verwakkert, en ik hoop, dat onze vloot Hier nu in korten tijd fal zoo veel volks doen lauden,nbsp;Datwybeftantzijnomdevyandaante randen.nbsp;Die fonder tijds verlies van ons dient aen getaft,nbsp;Eer dat hy toevoer krijgt, en zijnen aanhang waft.nbsp;En op dat Arkel tiverde alle onderfland benomen,nbsp;Die hy in korten tijd van vrienden zou bekomen ;nbsp;Ook wijl dat Hertog Jan met hem go� kondfchap hond,nbsp;En hy als vyand van de Hoekfe hem vertrout ;nbsp;Soo fal hy hem terftont zijn weder varen fchrij ven,nbsp;En hy niet laten hem met fterke hand te (lijven,nbsp;Zoo veel zij n magt vermag. Hy heeft genoeg be toont,nbsp;Wat bitsheyt tegen ons in zijnen boezem woont.nbsp;Eer dat hy ons dq^n komt de voeten dwars te zetten,nbsp;En dit ons opzet met de zijnen te beletten,nbsp;Zoo vind ik raadfaam, dat men ftorm geeft deze nagt.
Bred^ �t Is beft dat mpn de dag en meerder volk ver wagt, Dat zal ons fterken, en den vyand doen verzwakken,nbsp;De zwarte nagt doet zelfs de dapperheid flabakkennbsp;En heelt het fchellemftuk. De moedigheid ontzinktnbsp;Al waar geen oorlogs deugd in iemands oogen blinkt.nbsp;Al wat dat wel doet, doet zulkx geern voor getuigen.nbsp;Een edle ziel ontfonkt, daar hoop is van bejuigen.nbsp;Een vroom en eerlijk man zijn fterfdagwejnigagt, 'nbsp;Wanneer hy uit de mond van zijnen veldheer wagtnbsp;In �t midden van het heyr daar voor te zijn geprezen,nbsp;Dat fpoor van eere doet de vrome vromer wezen.nbsp;In tegendeel, waar v.'js t�oit zuiken lallen bloed,nbsp;Die niet en wier geftcfkt met lioutigheid en moed,nbsp;Om op fijn vyand, en iijn dagorde in te vallen ,nbsp;Wannneer het zijn Princes kan zien van hare yvallen,nbsp;En dat het ijofgezin, dat op de torens (laat,
Met
-ocr page 31-WILLEMvan ARKEL. 7 Met mond, en handgeklap verheffe zijne daad ?nbsp;Dit doetdekrijgs knegt ligt zijn lijf en leven wagen,nbsp;En in de vyanden naar pijl nog kogel vragen.nbsp;Dies oordeel ik voor beft, dat men den dag verbeid.
Marg. Ik zal het ftellen in uw hoog en wijs beleid, En hoop datgy uwe eer in dezen zult betragten.
Bred. O Gorcum, wat ftaat u haall onheil te verwagten! Wat hangt u boven�t hooft! De kling is al gewet,nbsp;Die onze vuift u haaft op uwen gorgel zet.nbsp;Ik zie u haaft in vlam, uw burgers in de boeyen,nbsp;Die dan (maar al te laat) vervloeken en verfoeyennbsp;De misflag van hun (leer. Al fchijnt gy hart getand,nbsp;Gy hebt een kanker in uw eigen ingewand.nbsp;De zege lacht ons toe. Wy zullen ,naarwy hopen,nbsp;Eer morgen �t dag ligt duikt de roode paarden flopen,nbsp;En �s viands vendelen u leggen aan de voet,nbsp;Terwijl gy van uw volk met zege werd begroet,
JHarg. Toon uwe dapperheid.
Bred. Mevrou, wil maar belaften, Wy zijn altijd bereid den vyand aan te tallen.
Marg. God geeve ons goet gevolg.
Bred, �kHoop dat de Beyer vaan Eer morge middag zal op Gorcums wallen ftaan.
JACOBA.
Hoe vinnig werd mijn ziel tweezijdig aangeftreden J Zy worftelt met een vlaag van tedre liefde en reden.nbsp;Nu fchijnt het dat de min heeft overhand in my :nbsp;Dan werpt de reden het weer al les aan een zy.nbsp;Al toont de min in my haar uitterfte vermogen,nbsp;De rede leit my weer de vrouweplicht voor oogen :nbsp;Dat my de min belaft, de rede weer verbiet ;nbsp;Al wat het eene wil i-en lijd.het ander niet.nbsp;Waar zal de bange ziel ten lellen henen hellen!nbsp;Daar is voor my niet, als my vruchteloos te quellen �nbsp;Want mijne liefde heeft e�n wreede wanhoop in
Ver-
� De ONDERGANG van Vermits helaas! ik een getergdenvyandmin.nbsp;Dat my zyn (leden en kafteelen af deed breken,nbsp;Dat blyft hem als een wrok in fynen boefem ftekennbsp;Zoolangalsd�oogenin fijn voorhoofd open liaan jnbsp;Dies wilt utydelijk van defeliefdeontflaan.nbsp;Gaat defe kanker dog in het beginfel tegen,nbsp;Eer dat hy door den tyd meer aanwas heeft gekregen.nbsp;Liet gy uw linnen dus verrukken door de minnbsp;Gy wierd uws vyands flaaf. HeiloofeHartogin !nbsp;JLaat defe liefde lig dan buigen voor de reden,nbsp;'Die gy (indien gy wilt) wel beter fuit bededen.nbsp;Stuitdefevonk, eerdat hy uitbarft tot een vlam.nbsp;Het minne vier groeit haalt, fchoon dat het fluipen qnam,nbsp;Hoe werd myn boefem van dees minnevlam geprikkeltnbsp;In wat een doolhof voel ik myn verlland gewikkelt inbsp;Waar toe getwyfelt i Ik beken met hart en mondnbsp;De'deugt van Arkel heeft myn ziel foo diep gewond,nbsp;Dat ik uit defe meer niet ligt fal k�nnen fwemmen,nbsp;Schoop my de rede port oin defe tocht te temmen,nbsp;Het vier heeft al gevat, diesfegik,en beken,nbsp;Dat ik, eer dat men vecht, al fyn gevangen b�n.
Rcy van Gorkumfe burgers,
Writ tvjift en tweejpalt van de l^orflen
Dikmaal onnoozel bloet verrnerjien'.
Hoe 's heer en misflag wier geboet
M.et �erting van oaj'chuliltg bloed H�� zijn troiihertige onder danen
B lijkt aan deesjpeelpop van geweld nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�
Soo dikrnaals door den kling geveld In'tbloedbad, eninburgertranen.
it ramp volgt ons weer op de hielen De vyand dekt den �rtom met kielen,nbsp;�� heeft de Bloedvlag weer ontrolt.nbsp;ZalGorkum,nu zoo langgej'olt,nbsp;H'SH dit rampzalige krakeelen,nbsp;If'eer zakken in een oorlogsgloed ;
Zyn
-ocr page 33-WILLEM van ARKEL.
Sya wallen zyn nog klam van blted, K� moet het weer den treurrolJpelen.nbsp;Indien datgroote Heeren wiflennbsp;Op hoe veel ramp dat hunne twi�en
De� arme� ingezetenflaan ;
Hoe bitter, 't geen dat zy begaen Den trouwen borger moet bezueren
En hoe dat hun oneenigheid
Dy wees eri weduw werd befchreit quot;�y wagtten hen van oorlogsvueren.nbsp;H^erd da� den Hemel nooit'be wogennbsp;Door onze vaak bekretene oogen ;
Dat hy dit voorbeeld van elend, Nog deze zwarigheid ioezend^nbsp;Zal hy dan nooit dit onheilfluyten,
Eensgeven end va� zoo veel hoon En aan de bloedige Belloonnbsp;De roogeverf'de handen�uite�.
HET TWEEDE BEDKYF.
ARKEL, EGMOND, VERNENBURG-
ARKEL.
Mijn vrinden flaat met my debloetvbgaan defleiigeii En laat het kille ftaal lig lauwen in het plengennbsp;Van�twarme,menfch�n bloed,elk vang den manllagaan.nbsp;En doe het moord gefchreeuw ten hoogen Hemel gaan.nbsp;Een yder laat met my nu ino fijn vroomheid blyken.nbsp;Dat Gorcum werde omheind met omes vyands lyken ;nbsp;Dat Lingeen MCrwebcyhaarlilvre watervloed,nbsp;Gelykgemarmertiie van kriftalynen bloednbsp;Den krygsman afgetapt, dat metiyn purprebekennbsp;Nog rookend in haar fchoot komt'iypelen en leken.nbsp;Grypt riiannen, grypt met my den kling weer in de vnill,nbsp;Diegy loo dikmaals hebt aan �s vyands bloet begruifi ;
A y nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zoo
-ocr page 34-IO De ONDERG ANGvan
Zoo 7j�et men weder haall uw� donderende (lagen Haar g�lijk als overhoop tot .op het flot toe jagen.nbsp;Terwijl gy rechts, en flinks in hun dagorden kapt,nbsp;En wat niet vlugtigis op zijnen boezem trapt.
Stroop Egmondjftroop weer op den arm,zo dik bedropen: Op dat men �t Hollands bloed weer pi�Teling zie loopennbsp;Tot in de hand greep toe lanx �t blauwe lemmer neer,nbsp;En vrouw Jacoba voel, hoe dat zig Willem weer.
Egtn. Het V yandsrot beginne of aanloop of beleggen, Men fal vandefe fy geen menfchemoord ontfeggen,nbsp;Zoo lang daar tegenftant, en weer te bieden is.
Ark. De deugt blijkt beft in nood. Een yder houw fig fris, Dewijl het krijgsgeweld ons prangen wil tot vegten.nbsp;Laat ons van onfefyde vleesbank helpen regten.nbsp;Gelijk de leeuw , als hy fig voeld alom bedremt,nbsp;Met dobb�le kragt de klaauw in �s vyants fpieren klemt,nbsp;Zoo moeten wy ons felfs, en onfe ftad befchermen
Egm.Schoon dat de vyanden om onfe mueren fwcrmen Schoon dat het land rontom gelijk van krijgsvolk krielt,nbsp;Al heeft de vyants vloot de Merwen over kielt,nbsp;Zo�-nogtans fa! hyfien, dat binnen defe vellen.nbsp;Niet anders is voor hem als kruid en loot ten beften.nbsp;Hy werd wel haaft gewaar, dat Gorcum is gemoed.nbsp;Om fig te weren tot den lellen druppel bloed, (moetennbsp;Arkel, TaftHo'laiid, taft ons aan,gy fuit voor eerft ont-Ons� nieugegraven gragt wijt vier en twintig voeten;nbsp;En tamelijk gediept, befet met Epies aan fpiesnbsp;Daar niemand door boort dan met gadeloos verliesnbsp;Van krijgsvolk ; want ik hou, dat, om geweld te (luiten,nbsp;Een man van binnen is foo goet als twee van buiten.nbsp;/Ar.Digt by�t kaftcel daar heeft de ftad een fwakke plaats,nbsp;De muer is oud, en broos : indien ons ietwes quaatsnbsp;Te wachten ftaat, het fou van die kant ftaan te vreefen.nbsp;. Ark, De goede voorforg fal by tijds in vot^rbaat wefen.
Be fterkte van een Plaats zijn fijne wallen niet, Maar wel de tegenweer, die �t kloeke krijgsvolk biet.nbsp;Wy hebben binnen muurs ontrent vier duyfendknegten.
Die
-ocr page 35-WILLEM vau ARKEL. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ii
Die wel geinoet zijn, en bereid met. ons te vcgten Zelfs tot den leften man. Nogzijnwy bovendiennbsp;Van kruit en loot, en ook van lijftogt wel verlien :
, Soodatwyzijnbeftantomeen belegte wagten.
Vern. Na ik dezaak begrijp zoo zal devyand tragten
Om, zonder tijt verlies, zoo dra hy fijne macht
Hier rontom Gorcum fal te famen fien gtbragt,
Van alle kanten ftrax te Itormen op de wallen, Om ons foo plotfelijk, is �t doenlijk t� overvallen.
jE^w.�k Ben foo van oordeel mee, Beleggen kan hy niet Indien men tijd van �t jaar en alles wel door liet ;nbsp;De winter is op hand, de Merwe fal gaan yien,nbsp;En moet de vloot van hier, wie fal het leger fpijfenlt;
Ark. En neem,het luckte hen,dat met een fwakke vorft Het water open bleef, de Merwe onbefchorft ;
�t Beleg wierd rugtbaar aan ons trouwe bloedverwanten Ik fie alreeds te moet hun hulp van alle kanten,nbsp;En hoe dat dadelijk den (landaard werd gerigt,nbsp;By alles wat aan ons in maagfehap is verpligt.
�^��.Ons magt fal groeycn,en die van den vyand flijten, Indien men in �t begin het fpits voor afkan bijten.
Di�s laat ons het geweld kloekmoedig tegen gaan. (daan. �?r�. Keer maar den eerden ftorni,dan is �t met hem gc-Ark. En hoe kan hy my dog met aanloop overvallen,nbsp;Daar ik heb Vernenburg en Egmond in mijn wallen ;nbsp;Twee vtienden,die men bey beft kent in fwect en bloed.
E.gm. De ware toetfteen van een vrind is tegenfpoed. yern. De nood doet aldcrbeft der vromen trouheyd blijken.
�-gm. Mijn leven is voor u. Vern. Het mijne van gelijken. Ark, Des vyands bloed eerlang lan x defe lemmer druipt.
y^gm. foo lang bet warme root door dees mijne aders kruipt,
En fal het Willem nooit aan mijne hulp ontbreken.
A er, Mijn lefte bloed 'rup fal voor�t huis vanAtkel leken. Ark. Mijn vrienden waar mee kan van ooit doch (ijn be-Dc trouheid, die gy my in defe toeval toont, (loont,nbsp;yer'
-ocr page 36-IX De ONDERGANG van
AVr^.Gy koiit,als op ecu klip,op oiife viientfchap bouwe. Aikel- Soo lang ik leven xal blijf ikaanu gehouv/en.
JAK�BA. LEYENBURG.
.Wasiny, �Leycnburg, uw trouheid niet bekent, En dat ik niet en will wat dienaar dat gy bent,nbsp;�k En zou u nooit �t geheim van defen boezem uiten.
Leycnb. Mevrou,houw my voor �t fchuim van d�alder-Indien ik immermeer het minlte tittel rep (fnoodfte guiten Van �tgeen zy my veftrout. Soolang ikademfchep,nbsp;En decs mijne oogeii het gewenfte ligt aanfchouwen,nbsp;S�omagMevrouaan my, als aan haarzelf, betrouwenjnbsp;Al wat Jy my ontdekt, dat werd by my gefmoort,
Jak. Dat gy den w'ortel dan van mijne quelling hoort. Elet is om Arkel vriend dat ikmy dus ga quellen :nbsp;Hy ishet, die uw Vrou doet na de wanhoop hellen.nbsp;Ik maak u �t vier bekent, dat defen boefem braad._nbsp;]k won �t we! dempen,maer mijn trouwe zegt wat raad ?nbsp;.Schoon d:jt ik defe vlam wil fmooren , �n verdooven,nbsp;Ee liefde Haat de fcliaal van reden Haag naar boven :nbsp;En daer die meeller is, ftaan all� de reden pal.nbsp;Ik open u mijn grond. �Leyenburg, mijn valnbsp;Is nader als men weet. �tVuer is te veer gekropen,nbsp;Het merg in mijn gebeent heeft dat reeds ingezopen.nbsp;Daer moet een p I ei lier zijn op defe diepe wond,nbsp;Eer dat het erger werd, �k Vin goed, datgylcrftondnbsp;Gaat naar de Had, om daar met Arkel van te fpreken.nbsp;Groet hem uit mijnen naam; en zegt: indien hy�t lekennbsp;Van defe wangen droogt, en mijne quelling ftuyt,nbsp;Dat ik (ik krijge een blos) my aenbic tot fijn broyd.nbsp;]k zal de flevcns �ux van defen oever wenden.nbsp;En zoo ik�miet en doe, moetmydeblickxem fchenden.nbsp;De klinge zal zig niet ontbhooten van de fcheenbsp;Om Gorcum lect te doen. Segt zoo hy my voldce,nbsp;Dat hy dan lichtelijk den genen zou gebieden,nbsp;Door Wien hy fijn verderf alleenlijk kan ontvlieden.nbsp;Dus wierd caii wederzijds geen nienfchen bloed geftort.
-ocr page 37-WILLEM van ARKEL. 13 De verdere vyandfchap wierd daer door opgefchort.nbsp;Men 20U van nu voortaan in vafte vriendfchap leven,nbsp;De wederzydze hoon vergeten en vergeven.nbsp;Wy zouden ons gefligt zaani binden door de trou,nbsp;En hy zou heerfcher zyn van al het myn. Leyenb. Mevrou.nbsp;Wat hoor ik uit uw�inond ? Hoe laten uwe lippennbsp;Doorluchtige Vorrtin ! zoo laffe woorden glippen ?nbsp;Mevrouwe neme in �t goed dit onderrcgt van my.
Jak. Dat uwe reden doemt, fpreekt myne liefde vry. Leyenb. Zoo�t Vrouw Margriet verneemt, zy zal hetnbsp;daer voor houwen,
Als of ik ietwes met de vyandeti wou brouw'en. � Zoo haar ter ooren komt, dat ik by donkre nagt,nbsp;My uyt t flotLegeeve, en fpreek met �s vyands wagt.nbsp;Wat Haat daar anders uit als myn verderf te hopen ;nbsp;Diesbid ik u Vorftin, doe dog uwe oogen open.nbsp;Ook is�er zwarigheid op wat manier ik raaknbsp;In Itilheid in de (lad, eti Arkel kryg te fpraak.
Want laat ik door den tre^m de zamenfpraak niet vragen, Zoo loop ik groot gevaer van�s vyands hinderlagen.nbsp;En roer ik maer, het zy dan trommel of trompet,nbsp;Zoo breekt den bommel uit, en alles werd belet.nbsp;Dus waar dat ik het vat, my moeten zwarigheden,nbsp;Dog ik wil �t leven geerne in uwen dienft bt�eden,nbsp;Zag ik de dood, te moet, ik zoufe niet ontgaan,nbsp;Wanneer dat u Mevrou gefchkde dienll daar aan. ( ken.
Jak. Ik bid u fpitfl uw� brein hoe dat g� �t bcll zult ma-Leyenb. Neemnu, hetlukte my om binnen te geraken, �i dat ik met gemoed de zaak kon dragen voor.nbsp;En lijn verlleent gemoed gafegter geen gehoor.
Jak. Meent gy, dat hy geheel de reden is ontweken.^ Leyenb. �t Geen dat ik vrees Mevrou,is voormaals al g;-Detuffeloop van tyd is vol verandering, gieken.
Leyenb. �tEnzalmy nooit ontgaan wat antwoord ik ontfing
Als uw Heer vader, van onfterfflijkergedagten, *-gt;e Dood zag naderen, en dat zyn levens kragten
Hem
14 DeONDERG ANG vart Hem dreigde te ontgaan, was hy met u benout,nbsp;En wenfte voor fijn dood u wel te (ien getrour.nbsp;Daar wierd �er van den Raad verfcheide voorgeflagen �nbsp;Maar �t fcheen deHartog hadde in A�kel beft behagen.nbsp;Hy ging de voorllag van den Raad hier in voor by*nbsp;Ik wierd ontboden, en de Vor ft belafte rny;
Dat Ik hem in �t geheim de faak eens voor t�n ftellen En fien, offijn gemoed daar heen fou willen hellen.nbsp;Ik ging, en droeg de faak eens op het t�crfte voor ;nbsp;Maar egter kreeg ik in mijn boodfchap klein gehoor.nbsp;Het fwangere gemoed en kon lig niet onthouwennbsp;Op�t huis van Beyeren fijn gramfchap uit te fpouwtu.nbsp;Dc klagt, die hy my deed van aangedane fmaad,nbsp;Heeft doe genoeg getoont wat nu te wagten fraat.
Jak. Uw feggen dat beftaat wel cengfins in reden ; Maar al s men wederom de groote fwarighedennbsp;En �t dreigend ongeval neemt van dees ftad in agt,nbsp;Watdatdiehaaft al ramp en fwarigheid verwagt,nbsp;En hoe haar vier en fwaard bey even vinnig dreigen,nbsp;Soo fal hy (loof ik) eer fig tot de rede neigen,nbsp;Eer hy moedwillig felfs door fijn hardnekkigheid,nbsp;Den weg tot het verderf van hem, en �t volk bereid.
Leyeu. De tijd fal leetaar zijn. Ik wens Mevrou genoe-En wyl fy�t my belaft jik fal my derwaarts voegen, (gen, Jak. Gaat londer tyd verlies,
Leyenb. Mevrouwe fal haaft fien,
Met wat forgvuldigheid ik uitvoere haar gebi�n,
LEYENBURG.
Gelyk het rappe rhee, dat, om fyn dorft te koelen, Komt foekcn beek of bron, bevreeft is.voor het woelen jnbsp;Van �t bofch, en voor �t geruys der ligt bewoge bla�n
Op yder tret blyft ftaan
Rekhalfend om en om met opgeftekene ooren Om �t nakend ongeval van wyd en fyd te hooren,nbsp;V�lanxft ,enlykals voor fyn eigen fchimbedugt,
Staag vaardig tot de vlugt,
Soo
-ocr page 39-WILLEM van ARKEL. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i;
Z oo kom ik even eens hier dus ontijdig d'walen, Onzeker of wat trooft, of mij 11 verderf te halen.nbsp;Des vyands hinderlaag, en onverfien verraad
My ftaag te wagten (laat.
Als ik my wel bedenk, ik fpeel hier met mijn leven, En heb my enkeloos op delen weg begeven.nbsp;De vyand en de nacht dient niet te veel vertrout.nbsp;Ik geefontydig my dus onder �s vyands wagten,nbsp;Wat kan ik anders als een fchoot door �t lyf verwagten ?nbsp;Weg met fwaarhoofdigheid. Vrees fet het quaadlle voor.nbsp;Het is begonnen, en het moet �er nu m�e door,
ARKEL. LEYENBURG.
Wat heeft, Heer Leyenburg, u herwaarts aan gedreven ?
Leyenh. Dat ik my dus by nacht heb uit het Hot begeven Is dat den droeven ftand van defe ftad my deert ;nbsp;Dat ik aid�onheil geern fagvan uafgeweert :nbsp;Want uwe tegenfpoet fchijnt ook mijn fiel te raken,nbsp;Dewijl ik d� eer heb u in maagfehap te genaken,nbsp;Dies dunkt my, dat ik wel een middel voor fou liaan,nbsp;Waar door dat Gorcum fou het dreigend quaad ontgaan/nbsp;Ik maakmy fterk de faak foodanig te beftekennbsp;Dat gy het leger haaft van hier fuit opfien breken :nbsp;Dit dreigend bloedbad weer Van uwen hals gejaagd:nbsp;Ja (foo gyu in als naar mijnen raad gedraagd)nbsp;�k Sal niet alleen de kling haar in de fch�e doen houwen jnbsp;MaariSoo gy wilt ) u met de Hertogin doen trouwen.
Arkel. Doen trouwen, Leyenburg Uw hoog gemoe-dc Vrou
Deed haar te kort, indien fy foo laag bukken fou. Het huis van Beyeren moet naar wat hooger kijken.
Leyenb. Ik bid u wil dog geen onkundig oordeel ftrijken, Gy weetniet hoede Saak gelegen is inillchien.-
Betrout u op mijn woord, en gy fuit d� uit (lag fien. (ken, Arkel, Mijn landen zijn verwoefr, mijn huifen afgebro-Mijn fteSen neer gerukt, en in deh brand geftokennbsp;Gelijken anders niet als een ongangbaar duin
Vaa
-ocr page 40-16 . De ONDERGANG van Van as en fteenen, en van opgehoopte puin.nbsp;Daer �s niet een boom om hoog, �t is aljes neer gehouweiiinbsp;En zou Jakobanu met Arkel willen trouwen !nbsp;Nu zeg ik, nu men heeft zyn trotze B�rgt vernielt,nbsp;Nu dat hy Everltein ziet in de Lek gewielt,nbsp;Na dat men�t alles heeft ten vieren zwaard gegevennbsp;Daer men het oude huis van Arkel in zag leven !
Dit faalt daar nu maar aan, zoo langte w'oeden, tot Haar vinnigheid vernielt het voordere overfchot.nbsp;Wel aan, zy doe haer beft ons doof de kling te hoouen jnbsp;IVlen zal van defe zy haar weer de tanden toonen.
Op dat zy leer, w anneer de nood gaat aan den man, Wat op de vyanden geprangde wanhoop kan.
Leyenb- Verblindejongeling,ag! doeuwoogenopen, Ofwiltgy uw verderfal willens tegenloopen ?nbsp;Erkaut de zaak ter deeg) en neem een goed befluit,nbsp;Dat al dees zwarigheid by tijds nog werd geftuit,nbsp;Gy kond (indien gy wilt) het dreigend onheil fchouwen,nbsp;En ftuiten al de ramp, die voor u fchynt gebrouwen.nbsp;Wat breng ik ons Vorftin ? Arkel. Datikeer fterveu wou,nbsp;Eer da: ik oit met haer in egt vergaren zou.
Leyeisbt Is dit uw antwoord?
Ark. Ja. Leyenb. Ik zal de boodfehap dragen ; Maer gy zult (vrees ik) nog dees fchamperheidbekla-gep-
Arkel. Wy zien het end te moet, en wagten metgedulf, Wat voor of tegenfpoed ons noodlot nog vervult.
Rey van gevluchte Arkelfe Boeren*
f � Al de Hemel meer ellenden Over �r leind van Arkel zenden!
Heeft ons noodlot niet voldaan
JMet zoo dik in vlam te �aen ! Kan wen ons beztiurde Qe�ennbsp;Himmer dan vcrvjoe�en\
On-
-ocr page 41-WILLEM van ARKEL. �7
O�fe bergen^ volge�apeld,
I� ons /weet by een ge�hrapeldy
Sien wy wederom verbrand y
Of door krygsliin aengerand.
*e Graan y by ons in d'aard gefmeteny y^erd by anderen gegeten.
Daar ons wijfs en kleine fcbapihi Die hier langs de firaten �afennbsp;Snakken na een flukjen broodnbsp;�tegen flrenge honger snood y
Itant -wy hebben 't al gelaten nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Aan de moetwil der foldaten.
pinnige oneensgheden
JVat imyt gy in land y en �edeny
Kanif en onheil op den hals ?
bittre krygy wat braaktgy galsl nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'' T J
Klagen, kermen, weenen, zugtenj Dat zyn uw gemeene vrttgten.
Roof en buyt voor de foldaten
Zyn ons dorpen en haar firaten leerden van de ploeg gewend :nbsp;Schuur nog berg is overoud,nbsp;^a de plaats draagt koorn-aren ,nbsp;Daar wel eer de h�lfen waren.
Dies, � Hemel, Jlaakt uw woedes, En verwerpt de firenge roeden
Op ons huid nu afgefneefi :
Onfe vjonden eens geneefi,
Door uw firenge hand geflagen.
H'tett dog, weert dog eens de plagen.
Hef
-ocr page 42-i8 De ONDERGANG van
HET DERDE BEDRYF.
J A K o B A,
GElijkhetfchipinzee, dat harde winden treffen, Het eene oogenblik fig tot de lagt �al heffen,
En �tander wederfchier fijn kromme fteve floot, Daar d�opgefplete zee den grond gelijk ontbloot :nbsp;Zoo werd ik even eens gefolt van myn gedagten ,nbsp;Die nu vertroofting, dan myn ondergang verwagten.nbsp;Maar als ik my bedenk, ik heb een zaak beflaan,nbsp;Daar in ik my al vry te buyten heb gegaan.
Ik heb myn eer gefield in mynes vyands handen. Wat wagt ik daar van af als oneer en als fchande !nbsp;Had ik dit eer bedagt. Maar onberade vrou !
Gy krygt van uw bedryf nu al te Iaat berou, En zult uw lofligheid ligt al te dier bekoopennbsp;Dog het geworpe lot moet nu ten gronde loopen.nbsp;Maar waarom alles dus ten quaadften ook geduid ;nbsp;Wie weet wat Arkel nog met Leyenburg belluit.nbsp;De nood, die wetten breekt; zal hem eens overtuigen.nbsp;En fij n verfleend gemoed doen voor de reden buigen.nbsp;Men hiel hem redeloos, indien hy aan de Vrou,nbsp;Van Holland, Zeeland, met Vrielland en Henegou,nbsp;En andere landen meer fyn weer-min zou ontfeggen.nbsp;Syn zwakke ftaat zal hem �t gevolg voor oogen leggen.nbsp;En fchoon de min geen vat had op �t verftokt gemoed ;nbsp;Door nooddwang, die hem dringt, werd nog myn hoopnbsp;gevoed.
Hoe ik het fchik, de zaak en kan niet zijn geprefen. Maar waarom dog al weet myn ey gen zelfs verwefen inbsp;Het geen dat ik beftais eertyds meer gefchied.nbsp;Indien dat ik bemin, ik ben de eerfle nier.
Die zulks begeer te zien, die open maer de boeken, Waar in d�exempelen niet wyd en zyn te foeken.nbsp;Hy lees, hoe Jafon van Medea wierd bemind,
Hoe
-ocr page 43-WILLEM van ARKEL. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;19
Hoe brandend Sappho tot haar Phaon was gc��nt : Eb hoe de maagd fna dat zy door verliefde verfennbsp;V ergeefs gezogt had hem iij n weer liefde af te perflen )nbsp;Zig van het hoog gebergt heeft in de zeegeftort,nbsp;En door de wanhoop zoo haar levensdraad verkort :nbsp;HoeDido, boven dit, den hoofdman der Trojanen,nbsp;Heeft om Sja min gefmeekt met biggelende tranen. �nbsp;Log waar toe meer verhaal? Men zag van allen tyd ,nbsp;Dat eem'g Edelman wierd om (ijn deugd gevrydnbsp;Dies loopen �t fpoor heel mis al die het daar voor houwen,nbsp;Dat keur van huwelijk geen plaats heeft in de vrouwen 5nbsp;Inf�nderheid als wy, wiens trouwen meelt beftaatnbsp;D yt inzigt voor �t gemeen, en redenen van ftaat.
Maar egter Leyenburg fchynt vry wat lang te toeven, Kreeg hy een ongeval het zou myn ziel bedroeven, snbsp;�k Zal haalt den uytllag fien. Het fchynt de tyd zig rekt,nbsp;Wanneer ons hakend hart naar iemands weerkomlt trekt.
LEYENB'URG, JAKOBA.
Den Hemel zy gedankt, ik ben weerom gekomen^ Dat niemand van het Hof myn �f zyn heeft vernomen^ 'nbsp;Dus blyft myn doen geheim. Dat maar de Hertoginnbsp;Nu m�gt van my verltaan een tyding na haar zin.nbsp;Myn tongezal met vrees zoo barren antwoord melden.nbsp;Waar toe zwaarhoofdigheidi� myn doen is niet te fcheldetl ;nbsp;MaarArkel, gyfiettoe, dat uwen hoogen moednbsp;Zig niet en fmoore in uwe, en uvver borgers bloed:nbsp;Gy tergt den genen, die de magl heeft zig te wreeken^nbsp;Hoe bitter wil u dit nog in uwe oogen leeken.nbsp;pat barre antwoord ! Wel, uw fchamperkeid dan kantnbsp;Zig tegen een, die u te vinnig is getand.nbsp;Zagt, daar�s de Hertogin.
'Jak, Uw blyven fchynt myjaren* yerhaal ons, hoe gy met uw boodfchap zyt gevaren.nbsp;Uv wefen.(na myndunkt) voorfpeld my niet veel gped lt;nbsp;Ik lees een quade maar uit uw ontlield gemoed.nbsp;Was �t aangenaam , of had hy tot de zaak geen oot�n ?
B 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lty!
-ocr page 44-io De ONDERGANG van
Ley. Indien �t Mevroii gelieft zy zal het van my booten, Wasoyteeii ftad volrou, vol droefheid, en vol druk,nbsp;Neerftagtig, in de klem van�t nakend ongeluk,nbsp;Zoo is het Gorcum nu. De meofchen zig verfchuilen,nbsp;Om in hun eenzaamheid hun noodloot t j behuilen.nbsp;�t Is droefheid om en om. Waar men lig keerd of wend,nbsp;M�n hoor J niet als een galm, die zugien opwaarts Zend.nbsp;De ftad zelfs dreigd fig in de tranen te verzuipen,nbsp;Die langs de wangen van den bangen burger druipen,nbsp;Die (en niet zonder reen) voor vrou en kind bedeeft,nbsp;Heel�angftig van dit werk een zwaren uitflag vreeft.nbsp;De vrouwen na om hoog gevouwen handen rekken ;nbsp;Om zoo den FJemel tot m�doogen te verwekken.nbsp;Elk vreeft dat Arkel wagt het uitterfte geweld :nbsp;En zoo fijn ganfche ftad als in een bloedbad fteld.nbsp;Het volk dat kreeg wat hoop, met dat ik was gekomen,nbsp;Die in een oogenblik haar weder wierd benomen ;nbsp;Want met dat ik.7a/I,Maak kort,ley myn geduld niet om.
Ley. Op dat ik dan tot Hot van myne reden kom. Na dat ik alles had aan zXrkel voorgedragen,nbsp;En na mynklein verftand niet over hadgeflagen,nbsp;Verzekering gedaan, met wat een dieren eednbsp;G y uw opregte min had tegen my bekleed,nbsp;Zoo heb ik hem daer op heel ernftig voor gehouwennbsp;De zwarigheid, die hy kon weeren door dit trouwen ;nbsp;�)eramp en onheil, die hy hier door zou ontgaan.nbsp;Geduerend Jat ik fprak, zag hy my vinnig aan :nbsp;Synoogen onder het gefronfte voorhoofd branddennbsp;Geiijk twee vlammen viers. Hy knarfte op fijne tanden,nbsp;En �t hart, befwangert met een lang verkropte fpyt,nbsp;Berft teffens Uit, en my daar op in �t aanligt imy t :nbsp;Hoe dat het Beyer-hnis van Arkel had getreden ,nbsp;^iyn landen ganfeh verwoed, fijn floten, b�rgt en deden,nbsp;Tot aan de grond verbrand, en hoe hy door het ftaal.nbsp;Jak. Zeg my fijn antwoord, want ik haat dit lang verhaaknbsp;Leyenb, Hy nam veel liever fig met eigen hand het leven,nbsp;Als hy hem met u ZOU in den egt begeven.
-ocr page 45-WILLEM van ARKEL. 21 Jai. Wat fegt gy Leyenburg ?
Leyeuh. Dit kreeg ik voorbeflu�t. Mevrou onfchuldig my dat ik dees woorden uit.
Opgeblafetong ! Dorftgy dit antwoord geven Aan haar die meefter is bey van uw goed en leven ?nbsp;Gy dorft my weigeren ; maer�t zal aan my haaft (laan,nbsp;Or ik u in gena, of ongena neem aan.
Men laat my wat alleen. O overbitfe woorden, Die my gelijk myn hart en ingewand doorboorden jnbsp;Onmenfchelijke inenfch, hoe zyt gy dusver�eent,nbsp;Dat gy aan myne min geen meerder heul verleent ?nbsp;Al had gy even als Achilles uit de fchonken
Van leeuw en beer het merg in plaats van melk gedronke ; Al had gy even a�s de tweeling, die de ftad ' �nbsp;Van Rome heeft gebout, een minne-moer gehad,nbsp;Nog wierd gy nteukbaar door geftorte vrouwe tranen :nbsp;Dies roemd gy u te regt afkomftig van Trojanen,nbsp;En tooud dat gy in aard Eneas wel gelijkt ;
Uw ongevoeligheid de fijne niet en wijkt : Hoe die ondankb�regaft fig eertyds heeft gedragen,nbsp;En Dido, die wel eer Princes was van Karthagen,nbsp;Tot 2ulken wanhoop bragt, dat fy met eygen hand,nbsp;Het bloote 1 emmer in haar boefem heeft geplant,nbsp;Werd heden nog verfoeit : dus zal men u ook fchelden,nbsp;En eeuwen na uw dood dees uwe dwaasheid melden.nbsp;Maar laas, wat fcheldeik al ! Gaikmynoogenflaan,nbsp;Hoe groffelijk my �t huis van Arkel heeft misdaan ;
I Ik hoor de reden zelfs myn eygen vonnis fpreken, En Willem is getergt om fig aan ons te wreken,nbsp;De kittelige fmaad en aangedane hoon.nbsp;Die hy yan ons onffing, verdiend geen ander loon.nbsp;Wat flaat�etidan voor my rampzaligere wagten,nbsp;Als dat myn ziel figkweld met tro�lleloofe klagten ;nbsp;^noodloot, dubbeld wreed ! O tranen zonder heul'nbsp;jy zyt voor myn gemoed, laas ! al te harden beul.
B3
AR�
-ocr page 46-la De ONDERGANG van
ARKEL, EGMOND, VSRNENBURG.
De fchuojie dageraat Haat uit de Maas te klimmen, En fehlt tert al bereids met koper-roode glimmen,nbsp;De donkrenagt verdwijnd, en glijt allenxkensheen:nbsp;Het guide ftarreligt, dat flus loo brandend fchcen,nbsp;Werd nu gelijk als doof, en fchuilt aiginden Hemel :nbsp;Nogtans verneem ik niets, hoewel het groot gewemelnbsp;In het vyandlijk heir aegt dat hy is ter been,nbsp;En dat hy hier en daar fij n volk valt trekt by een.nbsp;Het zy dan hoe het zy, zoo hy heeft voor gnomennbsp;Ons nog van defen nagt hier op het lijf te komen,nbsp;Het zal al haart gefchien ; want tuffen dag en nagtnbsp;is �t dat men aldermeert des vyands aanloop wagt.nbsp;Ik heb rontom den wal bezigtigt, en in �t rondennbsp;De porten over al wel, en bezet gevonden,nbsp;Eenycderin (ijnpligt: de hoofden niet alleen,nbsp;Maer het gemeene volk was wakker, en ter been-Daer was geen flapen in dekrijgslien, die by parennbsp;In �t wagthuis met de kaart, of dambord befig waren :nbsp;Ik vond een yeder een bereid, en wel gemoed,nbsp;Het geen dat my van haer zoodanig hopen doet,nbsp;Dat zoo de vyand ons fijn magt op �t lijf wil fmijten,nbsp;Hy over al zal op de punt van �t lemmer bijten.
Daer�s broeder �gmond, wel,hoe vond gy �t door de ftad I Egm. Zoodanig datik mijn genoegen heb gehad.
Op�t marktveld niet al lien, maar doorgaans in de ftraten, Daer heb ik alles wel gevonden en gelaten,nbsp;Het volk in wapenen bereid om fig te flaan,nbsp;�n meteen kloekheid op fijn vyand los te gaan,nbsp;ik wil niet twijftelen elk zal fijn eer betragten.
Ar kei, Wat brengt ons Vernenburg?
VerKtnh. Wy hebben rtorm te wagten, De vijand is te roer, en heeft het harnas aan,nbsp;Gelijk men uit �t geknars van wapens kan vetrtaan.nbsp;Onsfehildwagt na�tKafteel heeft overlang vernomen.nbsp;Dat �t rtot fig'v aardig maakt om ons op�t lijf te komen.
Arhl. Berei uw vrienden tot befcherming van de ftad.
-ocr page 47-WILLEM van ARKEL. 25
Egm. �k Heb altoos voor dat neft bekommering gehad. Zoo dra als defe Stad by my was ingenomen,nbsp;Zoo dagt ik ook het flot in handen te bekomen.nbsp;Ik had dien doorn zoo gaarn uit onfen voet gerukt ;nbsp;Maar wat ik onderftond het is my al miflukt.
Hoe ik het aanving, naar beloven, of naar dreigen, Wou dat verraders gat fijn ooren nimmer neigen.nbsp;f^erttenb. �t Is tij d dat men fig field tot tegenweer.
Ar kei. Wel. aan, Deeskling zal het geweld des vyands tegen gaan.
, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;LEONORE, JAKOBA.
Hoe zie ik u, Mevrou, dus met bedrope wangen! Jak. Een yfl�lijke fchrik heeft mijne ziel bevangen.nbsp;O Leonoor, ikbentenuiterftenontfield.
Letn. Wat is het dog Mevrou, dat u dus heeft gequeld ? Zeg uwe dienares eens de oorzaak van uw weenen.
Jak. De geeft van Arkel is my in mijn droom verfchenen; Diemy, helaas! veel ramp en ong�luk heeft vermeld,'nbsp;En fij n gewilTe dood gcnoegfaem voor gcfpeld.nbsp;Als ik het denk, my dunkt dat al mijn hairen ryfen.nbsp;Ik voel een trilling nog door al mijn leden yfen.nbsp;Ik heb een fchrik gevat, die my niet r�e ontgaat.nbsp;Wat heb ik hem gefien in een bedroefden ftaat !
Niet als hy voormaals plagt te zitten in de zadel, Omringt van ridde^jfchap, en uitgekipten adel ;
Niet als hy voormaals plagt met �t glinftrend harnas aan, Gelijk hy was gewend wel eer ten ftrijd te gaan :nbsp;Niet met het hellemet vol witte en roode veren,nbsp;Bereid ter loopbaan tot het breken van de fpcren :nbsp;Aen fijnen ftalen arm hing geenen beukelaar,nbsp;Doorloopen tweemaal met de roo getakte baar.
Ik zag hem niet met zwaard of wapentuig omhangen, Maar als een zielloos lijf : fijn ingevalle wangennbsp;Van aangebakke bloedhcgruizelt, en bemorft,nbsp;De wonden diep gedrukt in fijn manhafteborft,nbsp;Die zag ik (ag iklchrik ) van bloed en etter leken.nbsp;Hy was tot meermaal toe om tegen my te fpieken ;
13 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maar
-ocr page 48-Ten leften barfte dit ten bangen boefem uiu Waak op Jakobe. Hoe! �tisnugeentydvan flapen.nbsp;Zjc eens uw W illem, en hoe fijne wonden gapen.
Zie hoe hy van uw volk is deerelijk vermoord, Gekerft gelijk een vis, en in fijn bloed verfmoord.nbsp;Voldoe uw bitsheid nu uit defc laauwe beken,nbsp;Die allefins uit dit gemarteld lichaam leken,nbsp;Op dat de wraak lull ende lang gedrage haatnbsp;Zig in het Arkels bloed eens zatzuipe, en verzaadjnbsp;Zoo ras en had de geeft dees� woorden niet gefproken,nbsp;Of in een oogenblik was hy myn oog ontdoken.nbsp;De fchrik ontwaakte my, en ik fprong over end,nbsp;Z3g om en om, maar laas ! v�nd ni�mand daer omtrent.
he^�. Mevrouw ontzet zig niet, dat zyn maar fware droomen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(inen.
Van droefheid voort geteeld. Droogt defe brakke ftroo-Uw�wysheid, hoop ik, dat dit haaft verwerpen zal.� Jak. Myn hart my overtuigt van nakend ong�val.nbsp;Ik vrees, men zal eerlang^van wigtig onluk hooreo ;nbsp;Indien dat Arkel hier komt in fijn bloed tefmooren,nbsp;Myn handen zullen my verzuipen in het myn ;nbsp;Want ik zal van fijn dood de wreede oorfaak zyn.nbsp;Zoo hy hier ftruikeld in de bloeimaand van fijn leven,nbsp;Dit is de hand, die hem de doodfteek h^ft gegeven ;nbsp;Syn bloed dat eift de wraak van niemand als'van myn.
Leon. Mevrou, ik bid u denk dat het maar droomen zyn. Wilt uw ontfteld gemoed dog wat te vredeftellen.
Jak. Neen, defe droom geeftkomtmy hier voorniet
niet kwellen,
Ik vrees gy fijlt de dood van Arkel fien eer eerlang, En in fijn nederlaag ook mijnen ondergang.
Rey van Gorcumfe Jonkvrouwen. ZANG.
Minnegod, die voor uw fchigien
Al wat leven heeft, doet zwigten
'� Die
WILLEM van ARKEL. zj-Die vjel eer de hooge GoaM^ Deed verlate� �wen tret�,
If^aar ii ntt uw hoog ver mege�^ Tegen rede� zoo verbreid,nbsp;H'yl gy defe fchamferheid
Nu i� Arkel tnoet gedogen. TEGEN-ZANG.
Qm Otnfhale te beminnen., Dwongt gy Herkules tot fpinnen,
Daar dit ongenadig woud, I' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;---
Heden nog den naam van houd. I
Toont in fijn nakomelingen, Dat het wel gefiepe fpits,nbsp;l^an uw Zoo vervaarde flits.
Hem zoo wel als haar kan dwingen : nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;
ZANG.
IFat in bofle�, wat op boomen,
H^at in zoete ofl brakke ftroome�,
If^at dat in de velden woond ; Zig ae� u gehoorfaem toond,nbsp;y a de harre Noardfe beeren,nbsp;Midden in den flrengen vorfl,nbsp;Ke�ne� neg uit hunne borfl.nbsp;Uw gepunte fihigt niet weeren.
tegen-zang. '
Hoe hebtgy op uwe koker,
Nragtelo^e minnefloker, � nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I
Niet een pyl Zoo fcherp getand. Dat hy fig in 't ingewand
Van den jongen Heer ka� hegten ?-Hang uw tutgje aan de wand, H'yi dat uwe Jlappe hand,nbsp;fijtders niet weet uit te regten.
B 5
ZANG
26 De ONDERGANG van ZANG.
, die 't al in min doet blaken,
. Kont gy If^iUems borfl niet raken !
Zelfs de vlieg, de mug, de mierf 'fa het alderkleinfle diernbsp;yoeld uvj minnegloed van binnen.
Klein en groot al wat'er leeft, ��ot de liefde fig begeeft ;
Zee, en aard, en lugt beminnen. TEGENZANG.
Ga en laat uw flomfe fiitfen Of des krepels aanbeeld fpitfen :nbsp;Schuimgodin,nbsp;Span met hem uw kragten innbsp;Om dit onheil op te fchorten :nbsp;Stuit dees wreede menfchemoord.nbsp;Die hier flaat in haar gehoort,nbsp;Eer de kling komt bloed te forten.
VIERDE BEDRYF.
BREDERODE, BERNARD.
O Hoog geleerde man, puik der gekroonde vaderen� Uw woorden moedigen het bloed in onfe aderen gt;nbsp;Uw godgeleerde tong heeft onfe ziel geraakt.
Gy hebt den boezem van den krygsknegt week gemaakt. Hy hoorde uw bidden aan met drooge en natte wangen,nbsp;Men fag de druppelen op fijne kaken hangen,nbsp;En �t uitgeperftezout liep langs fijn knevels neer,nbsp;Eer dat hy wederom de hand floeg aan �t geweer.nbsp;Dus kan een leeraars tong zelfs d�alderrouwfte gaftennbsp;Geraken aan de ziel, enindeboefemtaften. (dreigt,nbsp;Bern Wanneer de menfeh van dood.of onheil werdge-Dan is het dat hy �t oor-flux tot fijn leeraer neigt.nbsp;Wanneer hem tegenfpoed en tamp dreigd aan te treffen,nbsp;Dan kan hy hart en band wel na den Hemel heffen ;
Maav
-ocr page 51-WILLEM van ARKEL; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;27
Maar met de vrees van �t quaad zyn ootmoed glyd verby , Het hart werd wederom op nieuws verfteent, en hynbsp;Leeft w'eer, als of hy hier zou honderd jaren wezen,nbsp;Hoewel hy dik dan veeg, ja veeger is als deze,nbsp;Die nu ten ftryde gaan ; Dat yder een bedagt,nbsp;Hoe dat de dood dik komt gelyk een dief hy nagt,nbsp;En hoe dat aan den difch zelfs tuflchen brood en lippennbsp;Een kleine toeval ons de ziel kan doen ontflippen.nbsp;Dat yder, zeg ik, dit met aandagt zag te moet,nbsp;Men zou zoo reukeloos niet leven als men doet ;
Maar fchoon g�duerig men het fterven ziet voor oogen In anderen, nog werd men daer niet door bewogen.nbsp;Vergeefs het voorbeeld van den evennaaften leert,nbsp;Hoe ras den broozen menfch tot ftof en aflche keert.nbsp;Men ziet verby zyn deur fchier dagelijks op baarennbsp;De lijken dragen van die zijn bekende waren :nbsp;Men zet niet uit den huis de voeten in de kerk,nbsp;Of aanftonds treden wy op d� uitgehouwe zerk,nbsp;Hier van een bloedverwand, daar van een welbekenden,nbsp;Die kloek en wel te pas (zoo�tfcheen )zijn leven ende.nbsp;Hier weer van een, die van de dood wierd weggerukt,nbsp;En als een blom in knop ontijdig afgeplukt.
Daar vind men weder dat het grafschrift iste lezen Van hem, die onlangs nog zoo dapper plagt te wezen.nbsp;Ag J dat men dat bedagt : zijn deze weg gehaald,nbsp;Het geen ik fchuldig blijf, dat hebben zy betaald:nbsp;De tijd zal mogelijk haaft komen, dat ik �t levennbsp;Aan die �t my heeft gegunt ook weer zal moeten geven ;nbsp;De dood heeft hen getreft, maar heeft zig zelfs vergift,nbsp;2 y had op my gemikt, en heeft haar arm gemift :nbsp;Hy zal eer lang miflchien een ander pijl gaan fcherpen,nbsp;En my die on vetziens in mijnen boezem werpen ;
Dies is het tijd, mijn ziel, dat gy u voorbereid,
Op dat gy wel gemoed �t onzeker nut verbeid. (ken ; Bred, Mijn ziel verhei^d zig. Heer, inutehoorenfpte-Maar (als gy weet) dc tiid gebied my af te breken,nbsp;Het volk tot aan loop ree ftaat na mijn komft en wagt. ,nbsp;Bern,
-ocr page 52-23 De ONDERGANG van
Bara. G�d geeft dat die met win ft ten end mag zijn ge-Die owe hoofden wil met zegenpraal bekroonen. (bragt,
Bred. Den hoogen Hemel wi 1 u al uw goedheid loonen. Ikblijfaanu verpligi. Barn. Gaat heen, en God de Heernbsp;Die geeft dat Bredero verwinnaar wederkeer.
JAK�BA, LEONORE, BARNARD. My dunkt�t gefchiet houd op.
Leonore. Gewis de Trompen zwijgen, Dies zullen wy door d� een of d�ander tijding krijgen,nbsp;Hoe dat zig het gevcgt al toegedragen heeft.
Jak. �t Is alles wel indien van Arkel nog maar leeft.
Leunore. Ik hoop, dat gy eerlang de tijding zult ontfan-Dat hy nog levend is Mevrou, en uw gevangen. nbsp;nbsp;nbsp;(gen
Jak. xAg ! dat my iemand maar zo goeden kondlchap bragt� Maar mijn bezwaard gemoed het tegendeel verwagt.nbsp;My dunkt, ik zie geftaag een herwaarts komen ioopen,nbsp;Die droeve tijding brengt. Leon. Laat ons het befte hopen,nbsp;Het quaad komt ti jds genoeg.
Jak. My dankt, dat ik hen hoor.
Leen. De vrees, Mevrou, die field altoos het quaadfte Hebt gy niet Breedero zoodanig laft gegeven,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(voor.
Dat hy (was�t doeulijkl hemfparen zou in�t leven.
Jak. Maar hoe zal hy de kling hem wringen uit de vuift j Zoo lang de ziel niet uit het lichaam is verhuift ?nbsp;Ik vrees hy levend zig nooit zal gevangen geven.
Leon. Als men zig ziet vermand men doet al veel om �t
7�t'^.lk ken zijn dapperheit. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(leven.
Leonore Ginskomt Heer Barnard aan
Jak. Wat nieuws brengt gy ons,Heer, gykomt van binnen gaan^
Barn. De Stad is over, en de vyand is verflagen,
Dies ga ik Vrou Margriet dees blijde tijding dragen.
Jak., Hoe is �t met Afkel dog ?
Barn. Helaas \Jak. Maak ons bekend.
Barn. Die heeft de loop, Mevrou zijns levens nu volend. Diedapprejo! ge ziel is�t lichaam nu ontflopen,nbsp;Na ik het gudzend bloed zag uitzijn wonden loopen.
Jak.
-ocr page 53-OndkkGaxg
Van lonkliccr
AX f L BEzMvan ARKEL
-ocr page 54- -ocr page 55-WILLEM van ARKEL.
29
Jak. O Hemel, wat ik hoor ! O doodelijke maar ! Is Willein�t leven quijd, liet iriyheloopt gevaar.nbsp;Zeg my, ik bid u zeg, had hy den geelt gegeven,,nbsp;Wanneer gy hem verliei?Brtr�. Doe was hy nog in�t leven.nbsp;Maar �t lijk als levend dood, dat alle oogeiibliknbsp;Daar niet te wagten ftond als d�alderlaatlie fuik,nbsp;In 200 een toelland heb ik hem op Ir raat gelatennbsp;In bloed en (lijk gerold, en van fijn volk verlaten.
Jak. Indien dat gy voor my oit goedheid hebt gehad, Zoo bid ik, Vader, keer met ons weer na de Ilad :nbsp;Ag ! breng my daar hy leid, die my met hem doet fterven.
Bar�. Mevrou bedenk haar dog.
Jak. kan ik dan niet verwerven y Dat gy my brengt daar het gemarteld lichaem leid ?nbsp;Vermag myn fmeken niet op uw eerwaardigheid,nbsp;Zoo bid ik andermaal laat defe zilte regen,nbsp;Die langs myn kaken rold, u dog zoo ver bewegen.
Bar�. Mevrou ik bid u dog, bedenk wie dat gy bent, Eer dat gy uwen naam door delen handel fchend.nbsp;Indien de Hartog�n fig dus toond uitgelatennbsp;Om Arkel, denkt hoe zal de wereld daar van praten.nbsp;Onfchuldigmy, datikufeggenmoet, daid�eernbsp;Van fuiken Vrou als Gy, is uitermaten teer.nbsp;Indien zy derwaarts loopt het zal voorwaar niet (luiten,nbsp;Dies bid ik, Leonoor, help my haat opzet (luiten.
Leo�. Mevrou,2ie eens �t gevolg van defe zaak te moed, �De opfprak van het volk moet immers zy n verhoed.nbsp;Laat u door reden Van den Vader wederhouwen.
Jak. Ik wil het levend lijk voor �t left nog eens aanfehou-Op dat myn Willem van Jakoba werd om-armt, (wen. En �t dervend aangtfigt zoodanig wei d bekarmt,nbsp;Op dat myne oogen in haar uitgt done plalTcn,nbsp;Het bloed en vuiligheid van fijne wonden walTen.nbsp;Gaat met my wederom. Vermag myn bidden niet.nbsp;Zoo wil ik dat het dan als door gebod gefchied.nbsp;Opdat wanneer de zon fijns levens komt te duikeu,
! nbsp;nbsp;Ik met de laatftekjus mag fijne oogen luiken.
Wat
-ocr page 56-50 De ONDERGANG van Watwederhoudgymy, ai Vader, laat my toenbsp;Dat ikaan Willem nog dees lefte vriendfchap doe.
Leea. Gy (iet, haar opfet is met reden niet te wecren. Bern. Wel als het wefen moet foo laet ons derwaartsnbsp;keeren.
Laat ik den llervende voor �t alderleft eens f�en. Ber�. Al dat Mevrou gebied, dat zal van ons gefchien*
JAKOBA, BERNARD, LEONORE.
Je �andtiarts en de vanen Sig �u doepen in n^j� tranen�.
In de plaats van laure blaa� Zy het treurkleedaengedaan�.nbsp;^t RouvJtapyt behang de znlennbsp;In de plaats van zege-pi^ale� ;nbsp;Dat de punt van fpies en /peernbsp;Nti het �pperfle ander keer :nbsp;Het geweer verkeerd gegrepennbsp;Laat de punt langs d'aarde flepen�nbsp;Dat de veld trom fig verdooft.,nbsp;, En met bey haar galm berooft.nbsp;Op dat onfe droeve oorennbsp;Hare dompe rou-mars hoor en,nbsp;'�t Helder klinken zy beletnbsp;Ha� het vrolijke trompet.nbsp;Laat het droeve mond�uk treurenjnbsp;E� met my 't verlies betreuren,nbsp;Hm den braven jongen Held,nbsp;Door my� eyge volk geveld,nbsp;Door myn eygen hand door�eke�.nbsp;O ogen �ort vry ganfche beken,nbsp;E� verdrink myn droef gemoednbsp;In een brakke tranen vloed.
Bedroefde zegepraal ! rampzalig overwinnen ! Gy brengt my een verlies dat my gaat aen de zinnen,nbsp;En fchoon dat gy het hart van yeder een verheugd,nbsp;Treurt deez� rampzalige iu�t midden vandevreagd.
Hoe
-ocr page 57-WILLEM van ARKEL. 31 Hoe dat ik meerder zie dat and�re fig vcrblyden,nbsp;Hoe dat ik meerder voel de rou my n ziel doorfnyden.nbsp;Waarom of Lachelis voor my dan langer fpint,nbsp;Lewyl ik in myn dood myn welbehagen vind ?
En gy moorddadig ftaal, hebt gy hem neer gehouwen, Waerom en deed gy my niet mee de ziel uitfpouwen ?
Qf waarom wring ik u niet met myn eyge vuift In defe boezem dat het bloed daar henen bruift;nbsp;Om zoo de togten van myn adem af te tappen,nbsp;E n d�afgeleefde fchim myns lyfs te moet te (lappen ?nbsp;O Willem! heeft dees�hand uw�levensdraad gekort,nbsp;�t Is reden dat fy mijn moordadig bloed ook florr.nbsp;Neen, neen, het noodjot houd Jakoba beft in leven.nbsp;Om haar verdiende loon van defe moord te geven.nbsp;Rampzaligewatwil vanunogzyn. Bern. Mevrou,nbsp;Geeft aan de reden plaats en matigt uwe rou.
Ga dog het voorbefchik des hemels moedig tegen.
Jak. De wond, die Willem kreeg heeft ook myn ziel doorregen.
Zyn dood heeft my het hart gelijk als toegeklemd. Den Hemel Vader, heeft tot myn verderfgeftemd.
Bern. Neem toevlugt tot gedult, en wilt dees�traanen ftelpen ,
Geen knaging van gemoed en kan de dooden helpen, �tlsvrugteloos, Mevrou, dat gyu zelfs dus queld.
Jak. Ik voel dat myn gemoed heel na de wanhoop helt. f�er�.De reden moet het zeil noit voor de droefheidftryk�.nbsp;Laat uw kloekmoedigheid in defetoeval blyken.nbsp;Den hemel zendu dit, op dat dees tegenfpoednbsp;Een ware toetfteen zy van uw manhaft gemoed.nbsp;Stuit defe tranen dan, die u niet k�nnen baten.
Jak. De droefheid wil zoo ras den boezem niet verlaten ; Die, als zy in de ziel regt plaats genomen heeft,nbsp;Niet anders als door ty d gehoor aan reden geeft.nbsp;Dus wie te haaftig poogt lijn tranen op te fcfaortcn,nbsp;Doet die in tegendeel meer biggelen en ftorten.
^lyn liefs vermoorde bloed, � Vader, is nog laan w, Syn
-ocr page 58-Ds ONDERGANG van
Zijn diepe wonden zijn voor my nog al te raauw, ]k voel die nog te vers mij ne droeve ziel door byten,nbsp;Daar is niet als de tyd, die mync rou kan flyten.nbsp;D�s zogt Jakoba, zugt tep bangen boezem uyt,nbsp;T�t tullenloop vaijtyd, defc uwe droefheit fluit.
Rey van Atkel- en Hollandfe Soldaten.
OOnbeweegb're felle dood,
Ontfiet gy dan nog klein nog groot 1.
Den braven IVillem niet te fparen � Sy boom des levens om,nbsp;JNiet in fyn dorren ouderdom^
Maar dus in 't hloeyen van fyn jareni R. V. H.
al te diere lauwerblaan,
Die ons of zoo veel lijken fiaan!
De zegen is aan ons gebleven ?
Maar fchoon of Holland zegefraald, De winfi word al te dier betaald'.
Met onjes tldheers bloed en leven.
Waar is na Br�roos kloek beleidi
R. V.A.
Waar is na Arkels dafferheid.
Dit korts zoo glom in yders oogen ?
Waar is nu fyner armen kragt,
Die Holland dtkmaals Cchrik aanbragt ?
� nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;R. V. H.
't zaam gelijk een rook virvlogen. R. V. A..
0 hoop van u w beroemd ge�agt !
Hier leid nst al het groot verwagt
Dat Arkel moe� door u bekomme�. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;
De dood, dte u het leven nam Zal ligt beletten uwen �am
Hef erven van twee Hartogdommett^
, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;~ R.
-ocr page 59-WILLEM van ARKEL. 3� R. V. U. ,
Een eerlegsmart is als een glas, Al is hy klaeck, en viel te pas.
Een pijl of kogel doet hem flerven'. Als 't loot hem door het lichaam fnijt,nbsp;Hy raakt het broofe leven ifaijt,
Gefwinder als een kruik aan fcherven.
Raa Jchoonheid, kan bevalligheid. Kan oor logs deugd, kan dapperheid
Dan by de dood geen veorjpraak flrekken. ' R. V H. �
Hoe groot de deugd van iemand Zy, Zy koopt haar van de dood niet vry.nbsp;Geen fchoonheid kan ons dagen rekken.
VYFDE BEDRYF.
BARNARD, tEYENBURG� z\tzegtgy, isfydnsopVernenburggebeten? (t�rijnbsp;Leyenb. Zoodanig dat ik vrees,dat fy tig tal verge-
En op het moordtoneel doen ftorten �s Graven bloed j Zoo goede voorfpraak het niet tydelijk Verhoed.nbsp;Haar gramfchap loopt te hoog.
Barn. Men m�et de taak beletten En fien met ioetigheid haar gramfchap te vertellen,nbsp;Indien het doenlijk is. Leyenb. Wat dat het groot getagnbsp;Van Vader Barnard b� de Hartogin vermag.nbsp;Daarvan isd�uitflagmy verfcheide-maalgcblekeri;nbsp;Dies bid ik. Vader, zie, of gy haar kond verfpreken:nbsp;GeleKcntheid geeft u heel dik by haar gehoor.nbsp;HouLaar de keten van des Graven maagfcl�ap voor jnbsp;\Vat bittere gevolg dees faak kan na haar trekken.nbsp;En wie fy door dees dood tot weerwraak op fo.u wekken;nbsp;Indien dat uwe tong haar beft hier in wil doen,nbsp;Zoo hoop ik, dat ly tal dit ongeval verhoen,nbsp;En dat Jakoba tig in gramfchap niet tal wreek en,
34 De ONDERGANG van �n in des Graven bloed baar bitfe handen fteken.
Beeld haar de wreedheid af, preekt haar zagtmoedigheid,, Op hoop of hare toorn daar door wierd ne�rgeleid.
Baru. Mijn tong Heer 2al hier in een willig voorfpraak wefen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( �t Haat te vrefen
Leyenb. Daar diend geen tyd verzuimd ; want, vader. Dat den gevangen werd in�t heimelijk ontzielt :nbsp;Dies was �t niet quaad, dat gy u ftadig by haar hield ;nbsp;Zoo kond gy overal op haren handel palfen,nbsp;Eer zy ons door de kling m�gt komen te verrafl�n.
Barn. Men zie dat men voor eet ft haar gramfehap kryg aan �t ftaan.
Zej'eaZ'.Verkrygt met tydgewin,zoo zal de reft wel gaan. BA RNARD, JAKOBA,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;
Ik bid, de Hartogin wild dit wreed opfet breken.
^�'^�Neen,neen,fijn mifdaad zal hem nu in d�oogen lekc, Ik zal met Vernenburg gaan maken kort geding,nbsp;En fijn bedreven quaad doen ftraffen door de kling.
Barn. Die zig in gramfehap wreekt,krygt I igt berou van �twrecken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(fpreken.
Jak. Dat quaad doen werd geftraftkan niemand tegen-
Barn. De gramfehap in de ftraf zig ligt te buiten gaat. Jak. Syn dood is maar gevolg van voor bedreven quaad.nbsp;Bern.Hoe grooterquaadMevrou,hoe grooter eer vergev�;nbsp;Een Prince werd bemind, die quytfcheld, en laat leven:nbsp;Maar die verfekering door fijne wreedheid foekt.nbsp;Werd van den fijnen wel gevreeft, maar ook gevloekt.
Jac. De flappe meeftersdik verrotte wonden maken.1 Bfr�.Dc wreedheid menigmaal deed �s Vorftc zetel krak�;nbsp;Dies is �t van ouds gelijk e�n guide fpreuk geweeft,nbsp;Dat beter is bemind te werden als gevreeft.nbsp;De grimmigheid moet nooit der Vorften troon bekleeden.nbsp;Wilt gy een voorbeeld fien f Auguft wel eer den tweedennbsp;Der Roomfe Reiferen klaarfiet, hoe dat verraadnbsp;Aan alle kanten na fijn kroon en leven ftaat ;nbsp;Schoon hy de pligtige tot meermaal toe doet fterven,nbsp;Ender .verraders nek door beulen hand doorkerven ;
Schoen
-ocr page 61-WILLEM van ARKEL.
Schoon dat de moordpij] woed nog blijft hy ongeruft �� En werd van tijd tot tijd van nieuw verraad bewuft.nbsp;Nu had hy Cinna voor dooft zwaard in �t bloed te fmoren;nbsp;Die, met zijn aanhang, had des Keizers dood gezworen :nbsp;Dit merkte Livia, die wijze Keizerinnbsp;Valt hier op haren Heer met deze woorden in.
�t Is lang genoeg gemoord! Wat ft�rt gy langer plaften Van bloed! Vergeefs hebt gy uw hand daarin gewalfen ;nbsp;Dies zou ik, zeid zy, nu een andre weg in flaan,nbsp;Mijn �s vyands woeden met beleefdheid tegen gaantnbsp;Miflchien regt gy meer uit door goed doen als door toren,nbsp;En zult uws vyands haat in uwe goedheid fmoren,nbsp;Als zijne boosheid door uw weldoen werd befchaamd,nbsp;O reden, die te regt een Keizerin betaamd !
Auguftus volgt haar raad ; doet Cinna voor hem komen, Ik weet, zei hy , al �t geen dat gy hebt voorgenomen,nbsp;Uw heelen aanflag is bekend en openbaar jnbsp;(Hy noemt hem verders tijd, met wien, en hoe en waar)nbsp;Is �t hier om dat ik u heb zoo veel goed gegeven !nbsp;Heb ik u hierom tot zoo hlt;M)gen ftaac verheven ?
Gy weet, � Cinna, wat ik u heb goed gedaan En gy in tegendeel gaat na mijn leven ftaan ?nbsp;Nogtansvergeev ik�tu. Was ik uw vriend voor dezenjnbsp;�k Zal dit ouaangezien altoos de zelfde wezen,nbsp;XXc ik te voren was. Laat ons nu zien voortaan,nbsp;Ofik beft goed doen kan, of gy het goed pntfaan.
Prins Cinna ftaat verzeihet fehaamrood blooft zijn kaken Het hart van �t quaad bewuft,kan �t fchennis niet verzaken,'nbsp;�t Gemoed gevoeld zig van dees weldaad overtuigd :nbsp;Dies hy ootmoedig zig aan �s Keizers voeten buigd ;nbsp;En zeid, � Vorft, hoekanik dank genoeg bewijzen !nbsp;Wie zal Auguftus deugd na fijn verdienfte prijzen,nbsp;Die quaad met goed beloond ? zoo lang ik levend zy,nbsp;Zoo blijf ik hem getrouw en rnijn geflagt met my.'nbsp;Indien hy door het zwaard hem �t leven had benomen,nbsp;Hy had in plaats van een, tien vyanden bekomen :nbsp;Daar qq in tegendeel fij n goedenierentheid
C� - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Veel
-ocr page 62-� j� De ONDER G ANG van Veel eeuwen naar 2ijn dood geroemd werd, en verbreid.nbsp;Dit is een voorbeeld dan, dat alle groote Heerennbsp;De pligt behoorden van zagtmoedigheid te leeren;nbsp;Een deugd, die plaats heeft zelfs in �t fprakeloos gediert ;nbsp;Hoe �t eelder is, hoe �t meer den overmanden viert.nbsp;De fiere leeuw, Mevrou, de Koning van de dierennbsp;Slaatfijn gepunte klaauw in m'uskelen en fpieren ,nbsp;Zoo lang men fig verweerd : maar fijne grimmigheidnbsp;Bedaard iig, alfoorasals fijnen viand leid.
Het tegendeel gefchied van wolven en van beeren, Die felfs tot in den doodden neergeflagen deeren.nbsp;Die in de beeilen fulks wil vorder fien, die fienbsp;Alleen op �t voorbeeld van den kleinen honigbie Jnbsp;Zoo iemand haar verfeerd , fy fal haar aanllonds wreeken,nbsp;En haren vyand met het vierig angel Heken ;
Daar hare Koning is van angel onverlien, En ongewapend om fijn vyand punt te bien.nbsp;Dit voorbeeld leerd, en leyd de menfeh geli jk te voren,nbsp;Dat fig een V orft of Heer nooit'wreken moet uit toren.nbsp;Jak. Die �tquaad doen niet en llraft, maakt dat het quaednbsp;doen groeid.
quot;Barn. Die �s vyands hilfen kerft doet als die boomen Die, als hy door de bijj de takken komt te knoten, (fuoeit,nbsp;Krijgt wederom, in plaats van een,verfcheide loten.nbsp;�tGaat ook foo met de ftraf, cens vyands bloed gellort,nbsp;Somtijds een heel geflagt tot weerwraak prankt en port.nbsp;Gelukkig is den Vorft, dien d� onderdanen minnennbsp;Om dat fijn deugden fijn quaadaardigheid verwinnen :nbsp;Maar ongelukkig is het end van dien geweefl.nbsp;Die van den onderdaan gehaat wierd en gevreefl,nbsp;Dies hoop ik, dat Mevrou haar gramfehap fal bedaren :nbsp;Eer dat fy met ftraf des Graven voort fal varen.
Jak Gy weet niet hoe ik van fijn boosheid ben gehoond.
Barn. Te meer blijft hyverpligt, indien men hemver-fchoond. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(loonen
Jak. Het quaad te ftraffen, en het goed met deugd te Houd Votfteo in hun rijk, en Keifers op hun throonen.
Dus
-ocr page 63-WILLEM van ARKEL. 37 Dus moet het quaad fijn ftraf, en deugd fijn loon ontfaan.
Bar�, IkhoopMevrouwe'zalfig wyfi�lijkberaan. MARGRIET, LEYENBURG.
Nu (hoop ik) zien wy �t end van dit rampzalig twiften, Dat zoo veel menfchen bloed aan weder zy verquiften.,nbsp;�t Hardnekkig Gorcum is in�tende in ons geweld ,nbsp;De Hartfeheut van den ftam van Arkel is geveld gt;nbsp;Het maagfchap, dat hem in de nood plagt aan te hangen,nbsp;Ismeellindefen flaggefncuveld, of gevangen, (�t huis.
Leyenb. Dus krygthoogdraventheid de ftraf des hemels jyiarg. Ik vrees nu niemand meer van dat hoogmoedignbsp;�t Is onder, en het zal zoodanig onder blijven,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( huis,
Dat niemand zig van hen aan ons zal durven vrijven. De neerlaag van den Zoon, en �s Vaders hegtenis ;nbsp;Maakt dat�er nu van hier niet meer te vreefen is.nbsp;Gel�cwickt is hun magt, vermorfeld hun vermogen.
Leyenb. Een grootedooren is uit Hollands voet getogen Door defe nederlaag. Marg. De zege, � ja, is groot.nbsp;Et) zou nog grooter zyn,�t en waar mijns Veldheers dood :nbsp;�t Gewigt van dat verlies maakt ons een dier verwinnen.nbsp;/.�j'.Had Gorcum niet geweeft vol van verraad van binn�,nbsp;De winft had ons wel ligt op meerder bloed gedaan.
Marg. Verhaal ons dan hoe dat het alles is gegaan, En hoe dat Bredero en Arkel quam om �t leven.
Leye�b?\. Beftemde teeken was aan d�onfen naau gegev�, Elk toonde zig ftraks r�e, en willig, tot �t gevegt,nbsp;Men taft de wallen aan �� de ftorm-Ieer werd geregt :nbsp;�t Gefchreeu verheft zig van de moedige foldaten,nbsp;Begeerig of om bloed te tappen, of te laten.
De vyand roept terftond, ter wapen ! door den trom, Dewyl ons volk den wal van alle kant beklom.
Men zag een leeuwenmoed in de pofen : onder allen Was Br�derozelfsm�e vand�eerftcop�s vyands wallen,nbsp;En ging in dapperheid ons volk geftadig voor ;
In fpyt van tegenweer zoo dringen d�onfen door: Wy vallen fteewaatts in. De vyanden verfchynen
C 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5� '
-ocr page 64-j8 De ONDERGANG van It) ording. Arkel trad aan�t voorhoofd van den fijnen ,nbsp;En fchoon of Reinout hem onrfangr met leeuwen moed,nbsp;Hy word van Willem met gelijken munt begroet.nbsp;Het regend van weerzyde een hagelbuy van ballen,nbsp;Die menig eerlijk man van hen en ons doen vallen ,nbsp;Tot datmen eindlijk floeg de handen aan de fpies.nbsp;Hier fcheen het dat de kans van onl� vyand wies,nbsp;Hy dringt bard op ons in; ons volk geraaktea�n�t wyken,nbsp;Weer rugwaarts uit de ftraat, nu overdekt met lyken :nbsp;En fchoon Heer Reinout haar vermaand tot tegenftand,nbsp;Zy deifen egter (laag, en wijken hand voor hand :nbsp;O ja de neerlaag feheen voor ons geheel op �t hippen,nbsp;En �s vyands yvet wies. Met gaat van Drente glippen,nbsp;En fcheid zig buiten nood op �t onverlienfte vannbsp;Het volk van Arkel af met vyfiien honderd man ;nbsp;Rukt naar de brugpoort toe, en doet haer open breken,nbsp;En is door Dalem voort naar Gelderland geweken.nbsp;De vyand, die eer ft fcheen voorfpoedigin�t begin,nbsp;Raakt hier weef over ftaag, en krijgt de wind voor in.nbsp;De krijgs-kans keerd. Ons volk met neergeboge koppen,nbsp;Dringt weder tot hem in, en boord in fijne troppen ;nbsp;Deheete menfche-moord ging hier te regt eer (laan,nbsp;Dc Mok (Iraat fcheen heel in vlam en bloed te liaan :nbsp;Het wedetzyds gefchreeuw, de krakende mufquettcn,nbsp;De donderende trom , de dreunende trompetten,nbsp;Verhieffen zig om ftryd : Ons volk gry pt nieuwe moed,nbsp;En dringt den vyano zoo weer rugwaart voet voor voet.nbsp;Gelijk �eo tyger van het hooggebergt komt rollen,nbsp;In�t zagt gewolde vee om lijnen darm tc vollen ;nbsp;�f als een waterllroom komt Horten over �t veld,
' En zig dc koren halm doet buigen voor �t geweld ; Zoo zag men Arkel doe in ons foldaten woeden ;
�t Scheen dat dees tegenfpoed fijn dapperheid nog v oedde. En dat fijn gi amme vuill ria niet als lijken floeg,nbsp;Enwicfy tegen kreeg de ziel uit�t lighaemjoeg.nbsp;De Heer van Bredero weerdzigook van gelijken,nbsp;En doet fijn dapperheid aan fijnen vyand blijken',
-ocr page 65-WILLEM ran ARK EL. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'3^
Hj dringt met Leeuwen moed tan dikften van hen io, Begeerigoffijn dood tehalen ofgewin;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
quot;Tot dat den braven held,doorboord van woonde,fneuveln Na dat hy fig rontom met lijken had omheuvelt.
In�t left wierd Arkcl mee tot meermaal toe gewond, En fchoon hy ftruikelde, rees telkens weer, en floodnbsp;Nog leunende op fijn fchild, waar in de roode baren,nbsp;Door �t afgezypeld bloed, nu niet meer kenbaar waren, jnbsp;Nu mannen, nu is �t tyd dat yeder van u toond,nbsp;Wat onverzaagtheid dat in uwen boezem woond !
Nooit kan een eerlijk man roemwaarder dood nbsp;nbsp;werven
Als voor fijn vrienden, Stad, en Vaderland te flervenl Dus fprak den jongen Heer, en gaf den fijnen moet,nbsp;Totdathynederzeeg, nu wit, en flaauw gebloed.
Zoo ras was Arkel niet ter aarde neer gezegen, Of al zyn volk heeft als een fchrik op �t lyf gekregen ;nbsp;Sy raken over hoop, en nemen zaam de wyk,nbsp;En laten hunnen Heer op flraat in bloed en flyk :nbsp;En fchoon ofEgmond zoekt het volk weer te verg�ren,nbsp;Dat eens de fchrik ontroert kan zig niet ree bedaren;nbsp;Hyfmeekt, hybid, hydreigd, dog alles is om niet.nbsp;Dewy 1 dat yeder om goed hene komen ziet.nbsp;Gelijk de valken het onweerb�re hoen vernielen,nbsp;Zoo zaten d�onfe doen den vyand op de hielen :nbsp;En al wat dat�er in de wapens wierd betrapt,nbsp;In d�eerfle grimmigheif ter neder wierd gekapt.nbsp;Het vier was in de ftad zoo hier en daar ontfleken,nbsp;Zoo dat de vlam begon de daken uit te breken:nbsp;Tot dat door opfigt van ons hoofden op het leftnbsp;De moord geftuid wierd, en �t ontfleken vier geleft.
Marg. Men dient delyken ftrai ter aard te laten fiepen, En wat gevangen is dat voerd men naar de fchepen,nbsp;Wanneer dat d�Adel uithet minder is gezift}nbsp;Dog dat gevallen is in handen van het Stiftnbsp;Dat blijfaan haar, ik wil haar geenen buid ontrekken.nbsp;Om haren yever e�t hier namaals op te wekken.nbsp;Haar hulp nog boven dien aen ons te loonen flaat.
C 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�t Ce-
-ocr page 66-4� De ONDERGANG van amp;c.
�t Geweer des vyands, dat geftrooid leid lanks de flraat, Draag men te hoop. Men doe de vendels en ftandaren,nbsp;�n defen flag gefloopt, al �t zaam by een vergaren ,nbsp;Oin tot een teeken van defe onfe zegenpraalnbsp;Te voeren, en ten toon te hangen op de zaal,nbsp;Tot een geheugenis van dat wy defe zegennbsp;Door �s hemels goedheid op ons vyanden verkregen.
JLey. �t Zal alles zoo gefchien. God, die den zegen ge�ft Gun dat de Hartogin lang en voorfpoedig leeft.
E y N D E.
-ocr page 67-Aan den
LEZER.
Overvloed van lekkerefpyfe, fegt Politia-nus, doetfomtyds het geringe beetje vu^el finaken. Dit doet myhofen Lezer, datgy doornbsp;deHoogdragendeTrenr.zangen j dagelijks vannbsp;de nytflekenfte Mannen onfer eeuw op �t Autaarnbsp;vanV\ye�\iM3 opgedifi, v^noegd zynde, tot eennbsp;verandering^Van dtt oneffen rymgeen af keerfuitnbsp;hebben y enmet defehopezaltk mynen Hopmannbsp;ophettooneelleydenz zie hem een half uurtje opnbsp;J�ecken daar henen fpringen : en vaar wel.
-ocr page 68-HOPMAN ULRICH,
Of de
JpEDROGE GIERIGHEIp,
B L � S P E L,
Tnrpe fenex tniles,
-ocr page 69-I N H o U D.
Yb�lle,een dartele ryke Dogter, word van een jonsj Edelman b�Z.vangcrd, die haar verlaat: dit merktnbsp;Ulrich, een oud vryer van vrekken aart, die eiltnbsp;haar van deOuders ten huwelijk, die hem de dogter, oin
de fchande te bedekken, ( hoewel tegen haar dank ) toe-ftaan. Sybille getrouwtzy ode, wil volgens haar gewoonde falei houwen, en het jong gefelCchap ontfangen, dat Vlrich met alle middel'zoekt te weren. Sy werpt ondernbsp;alle het oog op een jong Edelman, genaamd lt;iodefroy ;nbsp;en om hare genegentheid aan hem kenbaar te maken,nbsp;klaagt fyquanfaisaen fijn Moey Hildegond, dat hy haarnbsp;overal ter oneere vervolgt, ja dat hy haar dienaar met geldnbsp;loekt om te koopcn, om hem hier in behulpig te zyn.nbsp;Hildegond zcid dit alles weer aan Godefroy , die welnbsp;haaft merkt wafer gaande is : kryght den knegt op fijnnbsp;hand , en komt Sybille fomtijds bezoeken. Ondertuf-fchen gebeurd het, dai�ereeoig volk word aangenomen:nbsp;Godefroy brengt door fijn vrienden zoo veel te weeg,nbsp;datmenaan�lricheenHopmanfchap aanbied, om hemnbsp;by die gelegenthcid van kant te'zenden. Ulrich, hoewelnbsp;daar toe niet alleen onbequaam, neemt het door gierigheid aan, maar als het komt om dienft tedoen, is hyf eikens ziek, Eindelijk ziende dat hy �t met gemaakte uit-vlugten niet meer en zoude k�nnen goed maken , zoonbsp;Verlaat hy fijn ampt. Godefroy , ziende dat hy hemnbsp;opdiewyze niet konde van kant krygen, gelijk hy gemeend hadde , maakt zig met fijn dienaar toe als^tweenbsp;duivels, en komen zoo �i 11 etjes in�t huis van Ulrich, dienbsp;(volgens fijn gewoonte op Sybille beginnende te duivelennbsp;en te ky ven,) zoo komen defe twee toegemaakte nikkersnbsp;voor den dag, makende gelaat als of fy hem wilden m�cnbsp;nemen; hy loopt fijn bell ten huyfen uit, naar een van fy-ne befte noodvriendcn met namen Wybrand. �nder�uf-fchen fpeeld Godefroy met Sybille mooy weer. W y bran dnbsp;kontendedaarnaomUlrich wederom �t huiste leyden,nbsp;ontmoet dc twee toegemaakte duivels, ende verbergt fignbsp;met
-ocr page 70-met den ban�n Ulrich ; dog in�t voorby gaan word Godefroy van Wy brand gekend, enhyde zaak geopenbaard hebbende loopt Ulrich meteen quaad hoofd na Sybille,nbsp;geeft haar veel fcheld woorden, en dfeigd haar te liaan :nbsp;Sy mee in colaire rakende is in de voorbaat, en fmeert dennbsp;Ouden wakker af, die doe ten hoogden beklaagt dat hynbsp;door de gierigheid zoo veer was verleid.
r ER toonders.
SYBILLE . een jonge Vrouw. ULRICH, een bedaagd Man.nbsp;JORIS BUKKEM, knegt van Ulrich.nbsp;HILDEGOND, Moey van Godefroy.nbsp;GODEFROY, een j�ng Edelman.nbsp;W YB R AN D j noodvriend van Ulrich.nbsp;PIERRE PUNT, eenScheerflijper.nbsp;HANS JURRIEN, een Zanger.nbsp;JAN RATJES, een Rattevanger.nbsp;FOBES, een Wagtmeefter.nbsp;MELIS, knegt van Godefroy.
HOP-
-ocr page 71-Aan den Hoog Edelen geboren
LOUISdeMORLOT
HEER
V^ry-Heer van Gyfcnburg en Gyfcl-Nieuwkerk, amp;c. Erf-watergraaf van den OVERWAART.
�
MYN HEER en NEE F,
QM my '�an myne belofte te quyten heb-be ik defen Hopman afgevaardigd , om Uw Hoog Ed. in de voerdrietige Winterfe avonden wat te gezelfihappen. ' Hy zal Uw Hoognbsp;Ed. met geen maat-rym nog uitgekipte woor den jnbsp;volgens den hedendaagfen trant, onderhoudennbsp;want defloffe die hy met Uw Hoog Ed. verhandelen zal j j�zzzz zig geenfns aan de maatnbsp;derverfen, veel minder aan de wocrdenzifterynbsp;verbinden^ zonder de aardigheid Qdiedaardgnbsp;Ziel van is') te verliefen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Egt er weet iii^
-ocr page 72-gehoor ge^t gt; dat hy de zelve al een uurtje met vermaak zal helpen door brengen , endenbsp;met dit vertrouwen zal ik Martialis
Breng dees geringe gift dan jongen aan myn vriend, Die eerft myn beu�el�n te hebben heeft verdiend.
Ltb. 1. ef. jfo.
�k Laat iemand grootef dingen handelen : yn zwakke ve�r houd zig voldaan,nbsp;Indien dat haar bekladde blaan,
Door myne vriend zyn handen wandelen.
Lib. 5gt;. ep. I.
Ontfang dan defe geringe gifte ten... laet ii defen afgevaardigden Hopman aangenaamnbsp;wejen als komende van een j dte is
Uw Hoog Ed.diennbereide Dienaar en Neef,
V. PAFFENROPE-
-ocr page 73-HOPMAN ULRICH,
Of de
BEDROGE GIERIGHEID,
B L T 5* P E L.
eerste BEDRYF.
SYBILLE.
MEn mag wel leggen, dat een quoad huwlijk is een hel hier op aarden.
Wat heb ik al geleden lins myn Ouders my dus ongelijk paarden ?
Het vleefch gaat my van het lijf even als de xiiceuw van het veld ;
Want geen tong en kan uiten hoe ik van mynen jaloerfen nar word gequeld.
Ik bedroef me als ik eeas ga denken wie ik plagt te wefen En hoe ik om mij n bevalligheid van �en ieder wierd gcpre�nbsp;fen ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(lief;
Want(al zeg ik het zelf) ik was over al even aangenaam en En zulk en hillebil en zou ik niet eens hebben laten ruiken aan den brief.
Maar, daar was eene maar, ik beken, ik had het�er een lutje na gemaakt ;
Want dat is zeker, �k en had mijn leven aan zulken Hannen ni�t geraakt, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ken,
�t En waar dat ik den hond van te voren wat had laten hin-Endatwasd�oorzaak, dat ik my in ftinkend water molt verdrinken.
Door de groote vryigheid, die my gegeven wierd, was ik op den hol geraakt.
Infomma, daar was een abuisje ( derf ik het zeggen) daar was wat jongs gemaakf,
Bn
-ocr page 74-48 HOPMAN ULRICH,
En to�n mynouders dat vernamen, doen gingen fy my met allen kort houwen.
Defegierigaard dit merkende, quamuft, en men dwong my om met.hem te trouwen :
*t Was dekt de pot toe, daar is paling in, en maakt dat het kind taat feid,
Hyzal op een lutje van St. Anne niet fien , als hy maar'de handeling van �t geld heid.
Hoe�t mybolde, kenje wel denken; maar (Iraks was�t dat ik my hield t�onvredert�
Dat het paard niet wel aan de man wil, als�cr een fpat of een gal is uit gereden,
En dat by die prefenterende gelegentheid myn fchand mooitjes fou k�nnen blyven bedekt.
Wat zou ik doen, ik moft van de nood een deugd maken, op dat mijn eer niet wierd bevlekt ?
En nu ben ik�et m�c gefcheept, en ik moet��r me oVer varen.
Maar zou je me niet raden, dat ik hem altemet eens met andere ging fparen :
En geven defen ouden Hopman fomtyds een jonge Lui te' . nant?
Want wat is hy anders waard den dorren droogen en ge-melijken quant?
De liefde van Jonker Godefroy fpeelt my geftadig door de zinnen ;
Dies heb ik alr'e� een middel uitgevonden om hem te doen weten myne minne.
Maar om alles voort uit te werken na mynen zin ,
Moet ik maken dat ik onfeknegt door d�eene middel �f d�ander gewin .�
Want ik weet geen beter middel om my van myn mans quelling te wreken,
x\ls hem met een Lantaren om de ooren te lappen y dat�er de hoorns in blijven (leken.
UI^
-ocr page 75-JEzoudje leven niet k�nnen gelooven Joris, hoe ik myn les nogopfeggen ken.
Zou ik wel weer op nieuw jong worden, denk ik? my dunkt, dat ik een tweede Virgilius ben.
Een dekkertje met een wekkertje maat, daar zoU ik tiog weinig na vragen.
loris, �t Is beter ftyf geblafen als de mond gebrand, dat
' jy over hebt meugje wel in �t gafthuis dragen.
Ulrich. O�tisdejongemaatsniet wys te maken, hoe een oud man alles nog klaart.
loris. Wel ik fie jou daar nog wel voor aan, datje nog al meer zou doen, ofjer niet en waart.
Maar je flagt de vent (denk ik) die hou daarticp, en gaf 4e niemendalle.
Ulrich. Enjy flagt de oude kakhuifen, dunkt me, je bent vol drollige invallen.
Itris, Ik geev het om een beter, alles word onder cor-re�ie van betet gevoelen gefeid.
Ulrich. Geen ding fpy t men meer,als dat ons kind dood is, en myn vrouw niet wat fpelens heid.
Want kinderen te hebben is het prineipaalfle oogmerk van het trouwen.
loris. Het kind is�er welaan. Ik zou wel Wat feggen wou je�t my ten beften houwen.
Ulrich. Zeg op. loris. Ze feggen, dat een aar het gemaakt had , en dat het jou taat hiet.
Ulrich Daar zou haar de duivel over halen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
loris. De lui die feggen�t, maar ik niet.
Ulrich. Jaja, feggen en gaat in�tlyf niet, hymoft veel breyns hebben, dieyderjlemond woud floppen :nbsp;Die verftand hebben en zullen �t niet feggen; maar hetnbsp;zijn maar een deel bolkoppen,nbsp;�ie niet en weten op wat fatfoen men de kinderen hedendaags maakt.
D nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Een
-ocr page 76-$o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HOPMAN ULRICH
Een �eker vrouw was vier jaar van haar man gewecft, en ondertuflcn was iy door imaginatie zwanger geraakt.
/orts. O biommerharte, ik zou in dat kas al vry wat van St. Thomas volk wezen !
Ulrich. Wat zoujezeggen, dat ikjedaar van cens een gedrukte fententie liet lefen ?
loris. Het mag gedrukt of gefchreven zyn, my dunkt egter dat dat niet veel en fluit.
Ik geloof, dat het ergens voor een fpelletje gedigt is, en jy geeft�et voor een ware hiftory uit :
Ei lieve laat ons malkanderen geen ooren aan naaijen, hoe lang is �t wel geleden ?
Was �t niet ten tijde van Ezopus, datje weet, doen de muizen tegen de kikvorffen ftreden ?
Ulrich. Het geen ik u fegge, is anno feven en dertig by �t Parlement van Grenoble gefchi�d.
loris. Ik dogt anders of�t inde tijden gebeurd was, doe de koe Bartel hictr
Door imaginatie fwaar worden! kon men dat de luy hier ook wijs maken,
Wat fouwender fomtyds meisjes door droomen en ge-dagten in de kraam raken ?
Maar men fou hier fulke diepfinnigheid niet k�nnen vatten , al wierd�eral in gepland.
Nou denken �er fommige, al brogten de Franfen die mod� hier ook eensteland :
Hoe wouwen wy, (verftaje wel)altemets eens, (wat blief je) en leggen �t dan op droomen ;
Maar ik raadje, begint hier die potfen niet aan te vangen , of je fo�d�er befukt kaal af koiUen ;
Want fulke uitlandfche Philofophy de luy haar verfland hier ver te boven gaat.
Ulrich. Ho, ho ! daar zijn al veel dingen die de ge-meene man zoo niet en verftaat.
De natuur, moet je vreten, is fomtyds al wonder in haar werken,.
-ocr page 77-B L Y s P E L.
De praatjes van de luy gaan zoo vaft niet. Jiris. Je gaat evenwel metdichuik tekerken.
Ulrich. Zoo ra� was �t kind niet geboren , of al de wijfs riepen: Heer, hoe lijkt hetzijn vaarj
Tryntje moer zei zelfs, het leek my, even of�t uit mijn . aanzigt gefneden waar.
Joris, Zei Trijntje moer dat zelfs?
' Ulrich. Voorzeker deed ze.
Joris. Haar zeggen behoord immers niet te liegen.
Ulrich. Ik ben�er de man nietnaommymetbeuzelin-gen in flaap te laten wiegen ;
Maar het komt�er niet eens meet op aan, het bloedje is vaft by den Heer,
En het quaadfte dat�er van is, daar komteer t�onfendgeen meer.
�k En had niet verwagt, dat het met ons aoo flegt zou hebben afgeloopen :
Ja i dogt niet, of wyzouwen nog afzetfelskrijgen met hoopen:
loris. Hoena? volgje het fpteekwoort, dat van een jonge ooy en een oude bok, �k wil zeggen ram.
Niet anders te wagten ftaat als alle jaar een wis en zeker lam ;
Maar daar is geen ioo generale regel, of hy moet wel een exceptie lyen.
Ik dogt wel dat�er niet van komen zou toen jy daar ging vryen. .
Ulrich. Daar wou ik wel reden van hooren,brood- �tend Propheet, maar befluit het hek met geen bies.
hris. �k Heb altoos hooren feggen, dat�er op een pad inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat veel begaan wierd, geen koren wies.
Ulrich. Hy wil feggen, dat ik tevigoreusbenj en niet en doe als maken en breken.
loris. Ik meen �t heel anders; want ik loof, hy komt eens te jaar en fes weken.
' Onfe juffers moeder heb ik wel gehoord, baas, viel�ri haarjeugd al vry wat groen.
D a nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ulriclii
-ocr page 78-5gt; HOPMAN ULRICH
Ulrich. Hoc komt dat hier te pas? loris. Ik denk alte-met of het ey wel beter zou wefen als het hoen ?
Ulrich. Die meenen zou, dat mijn wijf van licht om-deine zou wefen, die zou lijn felve bedriegen.
loris. Wat beduid het evenwel, dat de katerjagers om ons deur zwermen, even als de muffen om dennbsp;uil vliegen.
Ulrich. Wel mogen de lui niet gaan waar ze willen ? Heer, watbenjy een Wonder knegt.
loris. Wat zal ik zeggen, zei de man, en hy zou liegen , de wagen gaat t�onfent niet regt.
Ulrich, �t Zynegter zaken van confequentie, die men hem foo ligt niet moet laten ontglippen.
lorts. Men weet wel, als de exters op de varkens vliegen , dat het is om luifen te beknippen.
Ik kan zoo alles niet feggen; maar, mag ik je bidden, houd een oog in �t zeil,
Ofjelooptperijkel, dat een vreemd piloot de diepte van onfe haven peil ;
Want onfe Juffer, na my dunkt, gaat niet al te vaft in haar fchoenen ;
Ik heb een galg in�toog en vrees dat men ze je altemets cens komt af zoerten.
Ulrich. Holla, �k zal liever op haar a�lie gaan losren als een kat op een zy fpek.
loris. Al had je Argus oogen, en een heele mars met brillen op je neus nog kreeg ze wel een deurtrek.
Je weet niet, hoe de geile vrouwen haar vuile gangen weten te heelen,
Je zoud ze met een ketting aan je been fluiten, en nog zouwen ze je koreman fpelcn.
Ulrich. Men zou zeggen, dat het eens beteren zou. Joris. Ja even als fcharrebier op den tap.
Ulrich. Het zal�er evenwel leelijk flinken, zoo ik�er eens een op betrap.
O bloemmerharten ! wat wou daar een roei in de pis leggen te weiken,
hrh.
-ocr page 79-B L Y S P E U nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n
Al na we�n van de genen, die wyfs nemen, die van te voren de katten lieten gaan zeiken.
Ulrich. Ikdogt, ze is jong en wulps; maar als ze gc-troudis, zal dat wel over gaan. �
Joris. Die �t als vryfter durft wagen, zal getroud zyndc, al veel meer agter uit flaan.
Ulrich. Daeriseenmagtiggoed, datmy tot trouwen geweldig aanpord�.
Joris. Maar men zeid, die een ligte vrouw om geld trouwt, is een fchelm, of hy zal�er een worden.
Niet dat ik dat in Jou regard zeg,dat fy anders ve�t van my. Ulrich Dat hoop ik immers van jouwent wegen, wantnbsp;je weet wel, dat ik daar te genereus toe zy-
Als men de jonge meisjes trou belooft, zoo heeft men ze ook ligt te bedriegen,
De Heer had haar wel degelijk trou beloften gedaan.
Joris. Hoe dat de lui dan ook liegen � Ulrich. Ik moet al evenwel eens zien wat myn wyf innbsp;haar fchild voert, zeljeme wakker by Haan?
Joris. Al zag ik de dood voor mynoogen; �ken zal je niet ontgaan.
Je vind myn perfoon altoos re�eenharnas voor jeaantc trekken.
�k Heb nog al eenen fecreten fchermflag voor een goed vriend, en zeg zonder gekken
Dat ik wel wenfte, datje me zoo wel kende, als ik myn zclven ken.
Ikhebmaareeneenigfoutjeoverme, endatis, dat ik al te couragieus ben.
Ulrich. Zoojemehouentrouzyt, �k beloof je, ik zal je wat maken als ik kom te derven.
Joris. Een milde pol ! de poepert tot een toethoorn, denk ik maar dat ik �t niet verkerve.
Je weet niet baas wat een qnaje draak dat ik hen, je hebt me nooit op mijn paard gehen.
Die hier komt om jou een onderlteek te doen, die zal ik wakker weer punt bien.
P 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ulrich,
-ocr page 80-f4 HOPMAN ULRICH,
Ulrich. Die komt, die zal apparent alleen komen, co een mogen w�er wel op met ons beyen.
loris. Laat komen wie wil, �k zou meenen dat we hem van Duinkerken zullen ten haring leyen.
Ikben vanafkomft van Amadis van G�ulen, die de luy kloofden van den hoofde tot de zaal.
Je zoad�er een Vitellius hals op afblafen zoo fcherp heb ik �t huis een entje ftaal.
Maar veel woorden vullen geen zak, de werken zullen�t uitwyfen^,
Ulrich., Zoojemehierinbehulpigzyt, ik zal je al mijn leven pryfen.
loris. Zoo trou als goud. Ulrich. Wel daar op neem ik jcvoormyn fchildknaapaan.
loris. Die fijn leven mo� is, komt nu kakken op onfen haart ; 6 bloed, hoe wilt�er van gat gaan !
HILDEGOND, SYBILLE.
IK hoor mezelven verfuft ! hoe zou ik het k�nnen ge-looven, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(rooven!
Dat hemde zotte liefde van het verftand zoo veer zou be-Sybille, Het werd alle dagen erger; ja hy laat my nimmermeer ongequeld.
Gifteten avond, als het begon donkerte worden, zond hy my dees beurs met geld,
Die hymy door een oude hex met behendigheid liet inde handen fteken.
Na dat ik de brengfter wel ter degen had door geftreken, Zoo worp ik haar de beurs van boosheid weer na�t lijf :nbsp;Dan ik bedogt my daar na, en nam ze we�rom van �t wijf,nbsp;Op dat ik u de zaak oogfchijnlijk�zou k�nnen vertoonen,nbsp;HildogoKti. O dwaze jonge Zot, dit en is immers nietnbsp;om te verfchoonen /
Sybille. Zie ik zegget je ronduit, ik zal �t mijnen man geven te verftaan.
Onze bueren letten �er op, enik zou met?er tijd voor een ligte kooi henen gaan,
-ocr page 81-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. i-j*
d�Eerbaarhe�d vaneenvrou, als je weet, die kan niet al � te veel lyen.
HilJeg. Hy houd hem als een gebraaje hoen, en weet nergens af, als ik�t hem ga aan Itryen.
Sybil. Dat �s de eerfte regel in de regten ; maar dees beurs is een bewy s dat klinkt.
Hildeg, Hy mag�t voor fijn deur wel fchoon maken, maer ik zie nu wel dat het�er ft inkt.
Ik zal maken, dat hy�t zal laten, dat zweer ik hem : hou het dog voor je man verborgen.
Sybil. Ja laten! al even eens als een exter het huppelen zou ik zorgen.
�t Is niet te harden, als myn fchaduw zoo is hy my over al agter aan.
En ofikhemalmet onbeleeftheidofzeg, ik kan me van hem niet ontllaan ;
Want ofhy al aan my geen kans ziet , hykomtonfe knegt abordeeren,
En die meent hy aan fijn koord te krygen met fomtyds een ftuk gelds te vereeren ;
Komt me fomtyds van je meefters abfentie waarfchou-wen, zeidhy, zoo raak ik by je vrouw.
Maar hy waft den Moriaan; onfe Joris mag een pintje drinken, maat hy is eerlijk en trouw.
HHdeg. Ik kruis me en zegen me, is �t mogelijk, dat ik hier hoor verhalen !
Sybil Hou daar geef hem de beurs weerom, en zegt, dat hy�er fijn fchulden me gaat betalen ;
�k Heb zelvcr genoeg, en veel minder fijn prefenten van doen:
Ik zal�t nog wat voor myn man verbergen om alle ongeluk te verhoen.
Hildeg. Je toond dat je niet alleen een wyfe Vrouw eu zyt, maar ook een Vrouw met ceren,
Wees jy maar geruft als een kind, ik zal hem dat moes janken wel verleeren.
D 4
HIL�
-ocr page 82-HOPMAxN ULRICH
� -n�,
HILDEGOND, GODEFROY.
SWy feg�k,.en ontken het niet, het is niet meer als al te waar :
Ik 2al je zulken bewys voor je neus leggen, datje be-fchaamt fuit (laan: fie daar,
Kenjedie beurs wel, denk ik, of is �t nu nog al gelogen ?
Datjegoe vaar m�gt opfien, hy haaldejehet ligt uit je oogen.
rion daar, neem je corruptie penningen we�rom, ie heeft bet jouwe niet van dpen.
Maar hoor my een fpreken. Hildeg. want je bent zoo vuil, als een pokkig hoen.
Wat laatjejou voorllaan, denk ik, meen je dat eerlijke Vrouwen
Zoo ras gereet (laan t? dathetde manwift, hoe wouhyje de huid af touwen ?
Je bent voorwaar een zoete pot-nar, zy is een al te dege� lijke Vrou,
Dat ze haar aan fuiken lafbek, als jy bent, vergapen zou.
En nu M�nfieur aan de Vrouw geen heul vind, nu meent hy de knegt te winnen.
VTat ben je een kloekaard, ik weet niet, hoe je�et dus kont verfinnen.
De knegt zal alle ding laten (taan, en helpen jou by fiyn meefters wyf.^
Maar hola, al is hy een knegt, hy is cerlijker in eenen vingt; ger als jy in je heele lyf.
Ik zegje, dar je me al defc dingen laat, of je zelt het je Ice-lik beklagen.
Pat het de man wift, daar zouwen bloedige hembden om worden gedragen.
Ik feg je nog eens, je f�lt me dit laten, of zoo je het ooit weer doet.
Zoo heb je niet een duyt teverwagten van al myn mooye goed.
Godamp;-
-ocr page 83-B L Y s P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r
Godefroy. Droom ik of hoe is �t, ik (la voor het hootd geflagen ?
Want drolliger dingen quamenmy nooit voor al myn leven dagen.
�kHebal wegwatpotdat�er revier is; een goede foldaat 'ruikt ras lont.
Dees Juffer toont, datfenietgekis, dit�sbyloo'een fub-tile vond.
Ik heb baar meening al weg, en merk heel wel waar op dit is gebrouwen.
Het fchynd wel, dat defcklaagfter haar eigen zeer niet eti kan krouwen.
Wel aan, wyl fy my voor Do�tor kieft moet ik raad doen, die tot haer fiekte part.
Ik weet wel half waar�t haar fchort, al heb ik haar pols nog niet getart i
Maar Iaat ik eens gaan overleggen hoe dat ik dit zal maken,
Sy wyft my een weg aan om door den knegt by haar te geraken.
Dies moet ik fok en lui by fetten en defe vogel krygen op myn hand.
Zoo mag den ouden wel haart monfteren tegen den berteii Os van Jutland.
SYBILLE JORIS.
Zie Joris, regt uit gefeid, je moet my dat zoo flinfen, Enals wy eenen toon fingen zoo k�nnen we hem,nbsp;n.a onfe pypen doen danfcii.
Het komt nu heel wel dat je heih in�c eerrt zoo wat hebt wys gemaakt ;
Want daar door benje hy hem in foo groot een credit geraakt.
Dat hy meent, dat al datje hem nu fegt,niet en kan liegen : En als men de lui zoo veer heeft, dan kan men ze aldetbcrtnbsp;bedriegen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;k
Want onder fchyn van vriendfchap bedriegt by ligt, die een ruime confcientie heeft.
D y nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;loris.
-ocr page 84-58 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HOPMAN ULRICH
loris. Maar het is guiten pajement, als men de lui quaad voor goed geeft.
Als ik eens overdenk, hoe mijn meeftermy uit den drek heeft opgetogen,
En wat hy voor een man van me gemaakt heeft , dan word ik in mijn gemoed bewogen.
Ja moet bekennen, dat ik voor hem behoor te loopen door een vuur.
I Sibille, Vizevafen , men moet hedendaags een con-fcientie hebben als een hooyfchuur.
Als men fijn eige voordeel liet fet men ligt genote deugd ter fyen.
loris. Loopen de goten nu foo als �t regend in defe confituren van tijen,
Zoo fijn we geen kleintje van oiife oude vromigheid afgedwaald ?
Sybille, �t Is hedendaags maar gaauwigheid, dat men tot fijn voordeel goed met quaad betaald.
loris. Nogtans plagten onfe ouders te feggen, datfe niet waard waren datfe brood aten,
Di'edeoude deugden, en genote vri�ndfehap zoo ligte-lijk vergaten.
Sybi�e. Dat was in Maarte van Roflums tijen, en die zijn nu lang verby.
Je moet weten, de tijden die veranderen, en met haar veranderen wy.
Dat men nu foo vroom zou willen wefen, de luy zou-wen�er me gekken.
�t Is nu maar weg vromigheid, als�er profijt uit is te trekken.
loris. Den baas heeft my veel goeds gedaan, trouvens jy ook, ik beken�t.
Sibille. Weg, weg ; (leek je vinger in d� aard, en ruikt in wat land datje bend.
fin ik faije voor jou dienden altemets een mooje duiver Vereeren.
lorif.
-ocr page 85-B L Y 5 P E L, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�9
yorii. Ja wel mannen, ik ben tegenwoordig met geld overladen als een kikvors met veeren ;
Zoo dat de klinkende reden regtevoort by my al vry wat
Zoo beloof je me, doe je, dat je me rijkelijk voor mijn moeite betalen zeld ?
Sybille. Weeft jy maar getrou, en je zult je rekening wel met my vinden ;
Want ik zal luftig munt liaan. loris. Maar ik wou dat ik het zag, zei de blinde.
Sybille. Pas jy maar wakker op , en ik zal nooit gierigaard wefen in �t loon.
Iuris. Ik zeg �t maar daarom, als d�eene hand d�ander waft, weet je wel, worden ze beide fchoon.nbsp;Maar wil ik je nu het fecreet van de mis eens openen ? daarnbsp;is eenen aanflag op handen.
De baas heeft my belaft alles dood te fchieten: maar nu zal ik maar op de pan af branden.
Hyzal jou wysmaken, begryp je de zaak ? dat hy moet uit te gaft gaan :
En heel laat zal moeten uit bly ven, en ondertiiflchen zal hy op fchildwagt gaan ftaan,
Om te fienofSr. Godefroy hier niet om�thuis zal komen fwermen ;
Maar�k zal hem op myn poft door laten,en leveren hem in je armen.
Sybille, �k Zal je houwen voor een man als een kruid, zoo je jou hier in behendig toond.
loris, �k Zaljehaaft laten fien; dat ik voor niet niet in de kreupelftraar heb gewoond.
GODEFROY, JORIS.
NU hoe is �t met my,ik ken de juffers naam wel, maat ik kan d�er niet op komen,
Ik weet waaragtig niet wat mftddel beft diend by der hand genomen,
-ocr page 86-6(? nbsp;. HOPMAN ULRICH
Om Joris aen te treffen, ik mag hier wat gaan wandelen ontrent;
Want het heurd dikmaals, dat men hem om �t een of�t ander uit zend
Ishydat niet? �t is de man zelfs, hoe later op den dag hoe fchoonder volk.
Goeden dag Sr. Joris. loris. Jou ook zoo.
Godefroy. Goeden dag man als een wolk, (mans ! Heer,wat ben je een hups karei ! je bent een heele ftraat volnbsp;Maar als je den Hemel Iaat begaan, waar wil dit na toenbsp;altans?
loris. z\l voorwaart uit, zoo val ik over de huizen niet, wat is jou daar aan gelegen ?
Godefroy. Had ik geweten, dat ik je dus vetftoordzou hebben, �k had liever gefwegen.
Maar hoe benje nu dus haaftig ? loris, �k Heb muizenel�en in�t hoofd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(klooft,
*K Raje als vriend,pakje van hier,of je word tot haspot ge-Godcfruy. Een eer Ijk man mag immers �s Heeren ftraaten gebruiken, zou ik hopen.
Joris. Maar jy komt hier om die reden, daar de rekels de teven om na loopen.
Dogje zelt niet op doen, lievevtindje, ons Juffer isal te poort valt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(belaft.
Maar laat ik henen gaan, en doen dat myvan den baas is Godef. Hoor hier, ouwe kennis, ik moet nog een woordje met jou fpreken.
lofis. Je diendons niet vrind, jezoudjouw pijplleutel jjaren in ons nagt flot Heken.
Godey. Maar een oogenblik. Uw Juffrou is te beklagen datze zulken ouwen grijn heeft.
loris. Htbjy daargebrekby ? Gff.ye/,Neen,maarikhoor dat hy daar met allen qualijk m�e leeft.
Dat �s om de waarheid te feggen, voor zoo een jong mens niet wel te harden.
�f En zou haar zoo moeyelijck niet zijn, datfe fomtyds van een jong karei beoogt m�gt werden.
Jc
. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B L Y s P E L.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6i
J�toudirtygeen quaad doen, dat ik eens met behendig
heid quam�
lorit. Zoo waarje too veeg als een Hol lanfe ester, of
? tuoraikje eerftjeTeftament te
Gfdefroy. Nounou, iktal�tjezoo(lellen, datje aan den bierkoft fait geraken.
iaris. y7il ik je eens wat feggen,vriend ? ik zou jou nog nierhand r�den foo koen, �
: of het was om al fijn prullen te doen.
De refolutie van den baas leid, al wier�er komt, fonder connivence te lubben.
Daarom befoekt het niet ; wantwyzouwen je wakker �t gat uit (lubben.
Godefroy. Nou, nou Joris.' Zom.Ikwaarfchouwje van te voren,cn vangt ons fulke zotte potfen niet aan.nbsp;Je m�gt hengft komen, maarikverfekerje,je foudruinnbsp;we�r om gaan.
Godefroy. Dat ikeensin ftilheid quain, �k weet wel je foud het my wel ten bellen houwen.
Joris. Omdat gy�tzyt, men zou je maar de broek af-(Irijken, onfe juffer zou de becnen houwen.
Godefroy. Heer , als je begind, wat maakje van een kleine zaak een groot gewag.
Wat dunk je, dat ik je by provifie eens van een nieuwen hoed verzag?
Want ik mag niet lieu, datje de randen dus (lordig om d�ooren hangen.
loris. Daar zou ik zoo qualijk tegen mogen, al een kalis tegen het geld ontfangen ;
Maar jyJui vryers belooft dik veel, en wy(l het vogeltie op den boom daar na.
VetftajcwelLatyn? Godofroy. Al een lutje:
loris. Deprccfenttbusgattdet Eccle�a.
Godefroy. Je (lagt die fchild-pad, je bent over al t� huis ! loris, Ja, dat is voor de geleerde, ici broer Kornelis.
-ocr page 88-�2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HOPMAN ULRICH
Godefroy', Sijn Latijn zoo fix te hebben, welzeker, ik zeg, dat het veel is.
Joris. Ja datje dat meend, maatje, hier fteektalmeet als drek en darmen in.
Ik ben een wijmers karei, en een duivel van een Compeer als ik begin,
Al,zeg ik het zelfs, �k heb het Latijn met heelle pollepeleti gegeten.
Godefroy i Ben je waaragtigzulkfen rabbi, zoo heb ik je wel onbekend verlieten.
Maar je zelt me immer t�uwent in helpen, en ik zal doen, datgezeidis.
Joris. Zou ik durven? Godefroy. Je�elt me Bedanken.
Joris. Maar zoo �t u belieft eerft geld by de vis.
IVant veel ie beloven en niet te geven,
Dat doet de gekken in vreugde leven.
Godefroy. Ik hoor Wel wat �cr van is, daar �s weinig geloof in Ifracl,
Joris. Ik ben voor geen een gatte vangen, hy moet al vroeg op ftaan , die my bedriegen zei j
Ikben vandieluy, die geen Santen gelooven of zy doen eerft mirakel.
Maar het zal beft zijn, dat ik mijn dingen doe, eer ik-hier mijn tijd vcrkakel.
Godefroy. Sta, wat laat ik je beurs eerft van eenen goeye gehg-wifter verzien.
Ik kan alle dag geen hondsfot zijn. Joris, �k Zal maken zei de beul, dat ik �et aan je verdien,
Godefroy, Ik zaJ zien wat je doen zelt.
Joris. Laat my de wagt bevolen. Ikzaljedatwelftellen, zei defmit, enhy had yzer nognbsp;kolen.
Godefroy. Welaan, ik zal met gelegentheid zien, of V je een man bent van je woord.
Joris. Maar, jonker, datj�er�t effen geld afmaaktc, �k heb in 1 ang van j e fch� niet gehoord.
Godefroy.
-ocr page 89-B L Y s P E L.
lt;53
Godefroy. Ikkantegeujouzoonaauw nietfien? loris. Wilje myn falaris zoo ruiterlijk betalen ?nbsp;Zoo zulje�tonfent binnen komen, fiedaar; al zou ikjenbsp;door �t kakhuis binnen halen.
Maarofdenouweopdenagangquam, jemoft hem niet quetfen. Gtdefray. Ikloofdat j�erm�egekr.nbsp;loris. Welaan, �t is geleid een plukhaartje, maar denbsp;duivel zal een fchelm welen, zoo je van leer trekt.
het tweede bedryf.
JORIS, ULRICH;
Onnen wy �t niet heel beletten, wy zullen evenwel
zoo veel doen als wy kennen.
Laar zal�er mogelijk geen een derven komen als ze fien dat we zulke quaje draken bennen.
Ulrich. Maar, hoe droes koroje dus gewapend ? loris. Is een eerlijk man beter als fijn woord ?
Heb ik je niet belooft een harnas voorje aan te trekken, of heb je na myn woorden niet gehoord ?
Wat meen je, dat ik van die wiekgebakken ben ? neen vaar, �k en ben geen liegt en,
�k Laat anderen haar wambas uittrecken, ik zou wel twee wapens over een doen om te vegten.
Een ongewapend man, moetje weten, is bequaam tot loopen, maar die hem wapend wil�er aan :
Ook zoo maakt�ct een fchrik; want de mee (te fien liever een vrouw in haat hemb, als een man in �t har-nas liaan:
Het gaat door menfche vlees als door boter, daerom moet menfigal wat voorfigtigquyten:
Een ongeluckige (leek is ras gedaan, enalsje veeg bent, een luis zouje voort de keel afbyten.
Als je overvallen word, wenft dan om �t wapen, dat (laat je heel fshoon.
Ulrich,
64 HOPMAN ULRICH
Ulrich. Dat zei de Philofooph ook, en hy zou ceti klap krijgen voor zijn koon.
Je toont jou voorzigtigheid, maar laat ons op ons hoey wezen, offe ons eens verraden,
Joris. Se f�llen aan dees toetakeling wel fien, dat dit geen kat is om fonder handfehoenen aan te tallen,nbsp;�k Wou dat ik �er al aan was ; ke daar, foo ik�er den eerdennbsp;dag niet een�t hoofd of en da j
Zo fal ik doen als die Romeinfe vent,hoe hiet hy ook ?ey ! Ulrich. Mutius Scevola? Jon'x. Ja.
Ik ben wel deergde deker niet,maar in�t houwen vondj�er nog foo geen in feven Heeren landen ;
Daar ik in grammen moede agter kom , dat maak ik heel telchanden :
Daarom als ik�er aan ben, houd me niet, maar laat me begaan.
Ulrich, �lijfjy hier aan de voordeur, en ik fal aan de agterdeur gaan daan ;
- �n komt 'er eenig onraad, foo maakt dat ik aaiidonds de allarm maghooren.
yarn. Doe ly van gelijken agter : want men maakt de koekoeken foo wel van achteren als van voren.
Ulrich. Ik zal �t van agterert wel bewaaren, de voorpoft Iaat ik heel op jou daen.
Joris. Is �er ook wel drolliger vogel in de weereld als een ouden jaloerfchen haan ?
Hierleidhy nu op fchildwagt, en maakt mijnen, als of hy de duy vel wou bannen ;
Eu hy heeft niet couragie genoeg om een verftoorde kikvors te vermannen.
GODEFROY, uit.
Joris, Nu moet ik hem de kap voort vullen en de come* die voort uit fpelen. ?
G o def. Al vrind. Joris. Wat vriend ? Godef. Goed vriend. Joris. Niet verder,hola, da-
Jezelthiertiiei pafferen, of je zelt me cerft�t woord in de ooreii doen klinken�
Codefroy.
-ocr page 91-B L Y s P E L.
Codef. �k Weet wat je zeggen wilt, loris. Pafl�ett. Go def. Wilt op myn gefondheid eens drinken.
loris. Nou leid onfen ouden al vaft en klappertand in onlenabuferenftoep;
Maar om te toonen dat ik vigilant 2y, fal�t niet quaa'd wefen dat ik cens roep.
Alarm! Alarm. Ulrich. Watis�t. loris. O bloed, daar quam daar fuiken hond geloopen !
En na ik heb k�nnen of tuersn, loo is hy in Jan de Bakker fyn pothuis gekropen ;
Had hy nader gekomen �k fo� meenen, dat ik hem gechargeerd fou hebben ! Ulrich. Wat kus den hond fyn ncers;
Roepjemeom fulke beufslingen! loris. Wel wat wift ik �et, of�t de duivel, of zyn moer was van veers.
Ulrtch. Maar hebjevanjouiy t�t nog toe geen onraad vernomen ?
loris. Ik fou myn dood vyand niet raden, dat hy hier tegenwoordig ontrent fou komen.
Hier komen? als ik gaande ben, fooenhoud inyn gram-fchap geen rooy �
�t Beft dat �er voor haar te verwagten was, was een paar blaauw oogen met een dicke neus tot een Ooft-Indifche fooy.
Al qaam de bytebou fel ver, �k zou hem haaft voeten maken, is dat niet wondert
Ulrich. Ik hoor wel, het lou hier luftig hart'tegen hart wefen, fei de duivel, en hy fchect tegen de donder.nbsp;loris. Aitanc�, tred in , fteek, alonge', recir/.nbsp;Ulrich. Wat is�cr te doen ? loris. Niemendal.
t Gefchied maar exercitioniscaufa. t/Zr/YA. Wat, ik wift niet wat ik hoorde voor gcfchal.
Ik dogt niet anders, of men lag hier alen vogt als een deel brizende leeuwen.
loris. O lieve man, als�t�er ter deeg van gat gaat, fo� fal je me wel anders hoorenfchreeuwen.
Ga jy weer na jou poft toe, �n maak dat je die wel bewaard,. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J�
-ocr page 92-66 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HOPMAN ULRICH,
Je zelt flus een geklap van degens hooren of het heel finits gild by een was vergaard,
Want ik ben wel half luftig om eens een quade pry by de kop te vatten;
Daarom krijg ik weer-werk, we zullen malkanderen in �t haar fitten kijken, als razende katten.
Niet nader, lt;iui vaU ? amp;a.,Uirfch.Wnt volk ? waar heen ? Joris. Zagt , zagt.
Ik meende j dat�ef vreemde roovers op de kuft quamen, maer ik zag daar na�t was de ratel wagt.
Ulrich. Wel die zal ons niet misdoen. Joris. Men moet hedendaags niemand vertrouwen.
Ulrich. Ik ga weer na agieren, zoo je wat hoort, zoo wild my ftraks waarfchouwen.
Joris. Zegt jy maar hoe je �t goed vind , en zoo je �t commandeert, zoo zal �t gefch�en.
Wat is narren een drollig tuig ! wie heeft fijn leven zul-k'entiribusgefien ?
Key is geen kleyntje t� jouwent Keuning, fijn man, je fuit niet gek worden in je ouwe dagen .�
Het fchort je wacker inde groote teen, broer, daar'de boeren de hoed op dragen.
Ik moet al evenwel mynplaificr wat nemen met mynen gecken heer.
En doen den ouwen quibusfoo nog wat loopen trentelen gins en weer.
Baas ! baas. Ulrich. Wat is�cr datjoudus tc roepen porde?
Joris De hanenkraayenofze bezukt zyn: wat dunkt je, foud geen verandering van we�r worden ?
Ulrich Wat een fcheet in jou , en in de hanen haar neus.
Joris Ik mag je bidden niet al te bars:
S'chyt niet meer tefrens als je cetenmeugt, fooheb je alle daag wat Vars,
Hebje me niet belaft, als ik vvat vernam, dat ik je datelijk zou waarfchouwin ?
Maar
-ocr page 93-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�7
Maar �tis mijn wel, � Is je �t niet begeert,ik zal mijn mond wel toe houwen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�
Ulrich. Dat�sgeenlinsdemeen�ng, me dunkt je holt altijd ,of je ftaat ftil ;
Roept me om geen trcufeneus, maar om wat deegs.
Jvris. Ga, �kverftaje wik Byget vogel, wat heb je een flag van de Jutfaatfemeulen !nbsp;Heb jy jouvyf linnen alMknaal, zoo zyn �er maar tweenbsp;t�huis, en de reft zyn fpeulen.
Baas! baas. Ulrich. Wat duivel is �t? Joris, �k Geloof datter eenfterven2al,daarverfchoot ginder zul-ken ftar.
Ulrich. Ik meende, dat �er de duivel te villen was, is �t anders niet ? wat bruft me deze nar.
Joris, Ja, ja, al weer geen deeg; hoe zal ik het je dan van pas k�nnen maken ?
Ik flagt kakkebed, ik doe myn beft, en nog ben ik'te laken.
Ulrich. Ik prys je vigilantje, maar maak niet meer van een veelt een donderflag.
Of ik zal op je valfe alarmen zoo ligt niet meer komea voor den dag.
Joris. �kHeb�tverftaan. Wat heb jy narren onder je geflagt, benjedewyfte van al je vrienden.
De tyd zou me hier wel vervelen ,�t en waar ik �er een mooye ftuiver m� verdiende.
Maar waer mag Godefroy blyven? hy maakt fijn voorreden bezukt lang.
Ja wel, zoo hy �er niet wat cyeren in ftaat, zoo word ik wel half bang
Dat myn ouden fintertel zyn poft zal verlaten, en dat hem den tyd zal vervelen.
Daarom wou ik wel, dat hy�t kort maakte, op dat wy �t fpel met fatfoen mogtcn uitfpelen.
5 � nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gedefray uyf.
�ta.u��f/. Waarom?7�rn. Sta zeg W.Godef. wat Ichort je? loris. Je zelt hier niet palieren,
E � nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�f
-ocr page 94-68 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HOPMAN ULRICH,
Of �k fal je doen datje onfe Juffer deed, Godefroy. Waf wou je doen, fegje? loris. Ponjardcren.
Godefroy. Denk op je wyf en kinderen,de luy lien �er te le�elijk uit als fe dood zyn.
loris. Jehebtonfe Juffer het haar gegeven, geeft me nu ook het myn.
Wat meen je,- dat ik hier den heelen nagt voor niet van kou wil ftaan trillens'�
Godefroy. Hou daar, �t gaat je wel. loris. Pak je voort, want den ouden zou je braden en villen.
Baas! baas.' Ulrich. Wat is �t? loris. Het verdriet me hier langer te (laan,
Daarom fou ik van advys wefen, dat we fouwen opbreken , en na huis toe gaan ;
Wanthetword foo laat, dat ik geloof, dat het vliegen van de venus uilen nu al gedaan is.
Laat ik myn quartier te Betheleni gaan nemen, en jy agier je wyfs pofterianis,
We hebben ons genoeg gequeten ; ik fou �t voor defen avond houden voor gehen.
En dat we nu niet hebben bonnen aantreffen, kan op een ander tyd gebeuren, miflchien.
Ulrich. Alsjefegt, �tword laat, ik geloof niet, dat ons nu vets meer fal ontmoeten ;
Daarom kom, laat ons gaan leggen onfe hoofden uit de paarden haar voeten :
Envorders, fegt, gelijk ik je gefegt heb, foo komt jou feggen over een met �t inyn.
loris. Dat de gecken geen brood aten, � bloed, wat fou �t koren goed koop zy n.
HILDEGOND, SYBILLE.-
1
WAtdunktjci was�et nu niet bed, datj�et voof je man ging verfvy ygen ?
,Ik will dat wel j dat ik�er die parten wel uyt fou kr�-gen.
-ocr page 95-B L Y s P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;69
Je moet weten, ik heb foo hier, foo daar al een goed dot'-jen op renten ftaan,
En van linnen en wollen foo ben ik na myn doen al heel wel bedaan ;
Zoo dat hy t�avondofmorgenal vry wat van my fal hebben te ver wagten.
Sybille. Hymoftvoorwaar wel loswefen, dat by fulke dingcpniet en fouagten.
Hildegond. Maar heeft hy je zedert niet meer mocye-lijkgevallen? Sybille. Oneen, hymoeidme niet meer. -
Ja als hyiny nu tegen komt, foo keert hy�t hoofd cencn anderen weg. Hildeg. Ja, Heer�
Ik ben �er voorwaar foo bly om, als of me een boer een koe had gefchonken,
Ja�tisal eveneens, als of�er ecnfteen van myn hart was gefonken.
Maar wat heb je daar een ftof je aan ! met verlof, waar hebjedatgekogt i*
�t Is een heel linnelijke koleur ; hoe veel heeft men je daar voor in rekening gebrogt ?
Ik verfekerje, je hebt �et niet te dier, ken je �t met de negen fchellingen betuigen.
Sybill. �t Is daar of daar omtrent, fei de Landmeter, en ik koft�et tot Necltje Huigen.
Een ander fou �t �er niet voor hebben , da: moetje weten, ik betaal met gereed geld.
Eu het fcheeld je by na een derde part als j�er de penningen byne�rteld.
Htldeg. Zoo doet�et, daarom was�t te wenfen, dat ze altemaal van fuiken natiiur waren.
Sybill Ja, dat ze altemaal foo deden, daar fou wen �er foo veel niet agter uit varen.
Hildeg. De weereld is kaal en berooid, en nog wil een yderfpelenjuffrou. Moniteur ;
En als men komt te derven, dan gaan de fchuldenaars met het overfchot deur.
E 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sybille,
-ocr page 96-P HOPMAN ULRICH,
Sibil. Ik zie�r oock al veel, die haar als groote kadets weten te houwen,
En hebbe. duifende minder als niemendal , ja niet een nagel om haar naars te klouwen.
Hildleg. Is �t niet waar, wat gaan de lui hedendaags niet boven haar ftaat gekleed
Alle dingen iskoftelijk^n dier, en het moet�er al evenwel uit, in �t lang of in �t breed.
Sybil. Onfe ouders plagten al te leggen, dat de pr�gt van tyd tot tyd vermeerde.
Hihieg. �tGing�er . evenwel zooniettoe, toen men de Graaf van Holland een paar fluweele mouwennbsp;vereerde.
Ik zie�erfomtyds voorby myn deur gaan, die niet beter wetenoffezynheel inooy nade nieuwe manier,nbsp;En ondertuflchen, denk ik, en myns gelijks, kinderennbsp;wat betaal je jou uit-lachen dier ;
Daar is nu haaft alle dagen een nieuwe mode, dan draagt men korte, en dan weer lange lyven.
Dat de lui altemasl waren als ik, daar zou maar eene mode blyven.
Maar nu heb je haaft alle daag wat nieuws, pra�lifeert maar iemand een nieuw fatfoen,
Dat de eene gek voor doed, datyvillcn ftraks al de andere na doen.
Deweereld is even hoovaardig, niet alleen de meefters, maar ook de dienftboyen :
Zie maar eens hoe dat�er een deel van de kameniertjes zig weten op te toyen;
Zezynbeftriktenbequikt, fpytde Juffers, zoo zyn haar de lokjes gekruld,
Zoo dat je dik niet en weet, ofje haar voor de meid, of voor de Juffer nemen zult :
Maar ik wil je regt uit feggen, ik zou metzulken alle mode goedje niet kennen leven.
�k Heb daar een ouwe meid t�mynent, die�t al dat opgetooide gefnor wel zou te raden geven :
�ej
-ocr page 97-B L Y S, P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7r
Eer ik finorgensopfta, foo is�thuis al aan een kant, en haar werk aan een zy :
�kZou meenen, dat ze wat doen ken ; en dan fpint ze daar nog wel een goed ftukje by ;
Ze fpint een garentje als een katoen. Sybille. Wagt u van meisjens tot haar jaren.
Hildeg. Die en hebben de vryers ook foo in �t hoofd niet, ' maar dat jonge goed denkt niet als om te paren.
Ja als man en vrouw al te bed zyn, en weten niet beter of alles is in flilt ;
Danleiddat weyiggefelfchapnog dikwils met de vryers op ftraat en trilt.
Sybille. Ik heb daar een t�mynent, �tis�er een wat geld het honderd.
liildeg. Dat men hedendaags foo qualijk gediend is , dat heeft me dikmaal verwonderd.
Maar �k moetje evenwel myn garen laten fien : je fuit feggen, dat jein lange geen eel�er hebt in je handnbsp;gehad.
Befie me dat garentje eens, fou je diergelijken wel weten te halen in de ftad ?
Sybill. �t Is niet te verbeteren , Heer, hoe gelijk en doorgaans is �t gefponnen !
Hoe veel ellenfal�t wel doen, meen je, fal�t de negen wel halen k�nnen.
Hildeg. Daar maakt de wever giffing op. Sybill. Met verlof, van hoe veel is dat vlas?
Hildeg. Het kort myn vyf fchellingen, maar �t is opregt Lokerens gewas.
Sybill. Zoo reedje fomtyds al vyat aan fie ik wel. Hildig. Ja ; fou men �er al te met niet wat by maken,nbsp;^oo fou men, al had men al vry vzat, daar met �er tyd welnbsp;uit geraken,
Daarom foo moet men fpelen, nu wat, en dan wat, en dan voelt men�t ook foo niet,
Eneer�t jaar ten einde loopt, foo vind men dat �et vry wat befehlet.
Sibille.
E 4.
-ocr page 98-7a HOPMAN ULRICH
Sybille. Je bent voorv/aargeluckig, dat je fuiken meid hebt by je woonen.
Htldeg. Sy fou meer met twee gulden doen, als een ander met twee kroonen.
Z�is op alles even deun, enalsfe wat fal koopen, foo dingt fe de luy�t hemd uit de naars.
O ver den haart te gaan is fe fodder we�rga, en winter en zomer gaat fc te bed fonder kaars :
En daar by is fefoQ helder als een zon. Sybill. Dat Is veel, ik hou om myn dood dog van geen morfebellen.
Hildeg. Daar men van nettigheid fpreekt, durfikonfe Kniertje wel ondertellen.
Sybill. Maar ik fou me wel verpraten, �t zal beft zyn dat ik ga, �t fal gaan worden myn tyd.
Jkwensjegoedendag. Hildeg. Jouookfoo.
Sybill, Heer, als men aan�t praten is, hoe ras is men �en half uertje kwyt !
JORIS, SYBILLE.
At fegge jenu van myn Paragon ? je hebt fennge-fien, moet je�t nu felver niet bekennen?
Sybille. De vryfters krygen nog al een vryer, fchynt het wel, hoe leelijk dat fe ook b�nnen.
Jaris. Sy was nu maar in haar nagt goed, maar dat je fe eens fag in haar pontificaal opgetooid.
Te weten, met baar fpaanfe kap met kant, en haar neusdoek drie hoog geplooid.
Watfalikfeggen ? �twil van haar gedragen zyn, ja het. ' ftaat�erfoonet, mcnfou fefchierfteelen.
Dan goede wyn en behoeft geen eiloof krans: ik laat�er jou felver van oordeelen.
Spreekt nou eens na jou eigen gevoelen, wat fegje nou, is �t niet een wackcre tas?
Sybill, Ik weetje niet veel te feggen, maar�t was goed, dat ik niet fwanger en was ;
W�ntik had heel ligtelijk anders �en miflchienis gekre-
-ocr page 99-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;73
yerfoeck me niet meer oiTi fuiken poftuerte Gen; want ik zou�er my niet'toe verlegen.
Sy is�et befienniet waard. Itrif. Dat feg je uit paffie, om dat fe watgoelijker.is als jy.
Sybill. Ik fiewel, daar�s nooit foo bekrofen pot, of men vind�er nog wel een dek fel by.
Maar ei lieve, fegt men eens, waar heb je dcfe rondom leelijk dog agterloopen?
loris. Nuallejokopeenltok, dat meen je imme'r niet fou ik hopen :
Ik weet wel, dat je wel beter fiet, alhoewel dat je die w��rden fpreekt.
Sybille. Ik moet bekennen, het is de goelijkfte Juffer, die in haar vel fleekt.
loris. Ze is foo, fe mag al mee te kprken gaan nevens haar bueren.
Sibille. Menfou welpieterccliin�t aanGgt zaayen, je dient�er troni wel wat af te fchueren :
En nog vat jy dat ftaal op ftraat by �t hoofd, dat lykt voorwaar wel gek of geks t�alf.
loris. Wel wat js daar aan gelegen , dat gefchiedde uit enkel liefde, feiden hoer, en hy foende lijnnbsp;kalf.
Sybille, �t Is voorw^ar wat liefs, jemeugt die onnutte morfebel wel omvatten ;
Sy fiet�er foo lieft'elijk uit als een oorworm, en foo vriendelijk als een arm vol katten.
loris. Ik wou dat jefe eens hoorde praten, als een geboren engel foo is fe ter taal,
Se zou �t een brave Advokaat genoeg te raden geven, en fe kan fingen als een nagtegaal.
Sybill. �tls, omdewaarheid te feggen, wat raars, je hebt anders niet qualijk gekofeh.
loris. Haarhairenken jeniet beter gelijken als by een wy ngaard-rank, en haar kaken by de rofen ;
Ss heeft een iniddelije je foud�et met je hand omvatten, Sybill. �tls een heel proper dier.
E � nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Joris.
-ocr page 100-74 HOPMAN ULRICH,
Joris. Heb je wel gefien, hoe naauw dat ze treed ? le fou wel twee fchreden doen in een fancier.
Daar by 7,Go heeft 7,e een mondje als een note muscaat, fe zou pruim k�nnen feggen fonder fpreken.
Sybille. St kan wel draaibillen , en zoodeftraat wel gaande vegen , had ze maar een bezem in haarnbsp;naars fteken.
Ik zie wel, elkmeend fijn uil een valk te zyn, enyeder bemind fijn liefje al was ze befnot.
Daarom mag men wel feggen, elkzotfoekt gemeenlijk fijn Marot,
Joris. Hei, hei, de duivel is ook zoo fwart niet, als jy hem ook wel affchilderd,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Praat jy watje wilt, ik ben�er bezukt op verchambreert, en ze heeft myn finnen verwilderd,nbsp;Jaikhouzevoordegoelijklle van deheeleftad. Sybil. Opnbsp;een lutje na. Joris. Ze (laat�ermy vooraan.
Dat Paris eens weer pryfenuit deelde, je foud fien dat zy�er met een zou deur gaan.
Sybil. Jehoudzevoordefchoonfte, en ik voor de lee-l!jk(le:onfeopinien foudenal vry wat verfchelea.
Joris. Hoor Juffer, ik heb�er liever foo een alleen, als een g�elijker met myn velen,
Hebjeeenuitftekendmooy wyf, daar zyn�er fomtyds al me^r die�er fin in hebben als jy.
Sybil. Defe zal jou altyd niemand af zoenen, ten z,y van enkele fchelmery.
Al ging je al eens van huis, je behoefde niet ligt erg te denken.
Dat men een jong van joului beiden had, men zou de ouwen met eeren mogen verdrenken.
Zou je fuiken vuilmutsaanflaan^ hoe wou je dat nog beklagen daar na.
Ik weet wel, je foud foo ras niet getroud zyn, of je zat met de handen in �t haar.
Is �t mogelijk dat de liefde de menfchen foo zeer kan doen dolen !
Joris^
-ocr page 101-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vf
loris. Je weet niet haar veeften ruiken als muskes, en haar water even als violen ;
De tanden, diefe inde mond heeft, befchaarhen het elpenbeen ep yvoor :
Dog alpreektmen nog foo feer, daar onvetliandige toehoorders zyn, heeft men liegt gehoor.
Maar nu regt uit gefeid, hoe behaagt ze jou evenwel ?
Sybil, �t Is een goede.remedie om de liefde te doen verkoelen:
Je fpreekt van mond, ze hecft�er een, men zouw�er een befcheten luur in fpoelen.
Daar by heeft ze een paar leelijke, leepe, loopende oo-gen: en wat de neus belangt,
Diekan ik nergens beter by gelijken, als by een kakhuis dat over �t water hangt.
loris. Ei praat me foo onverfiandig niet, juffer, of yvil ik j e een s wat feggen ?
Als Jonker Godefroy weer �t�nfent komt bollen, foo fal ik in de baan gaan leggen.
Sybil. Jefpecltfelfsden onvt�ftandigen, want je wilt de waarheid niet v�rllaan.
Joris. Overal de waarheid te feggen, dat brengt font-tyds weinig vriendfchap aan.
Defchoonheid, moetje weten, is een ding dat veel be� (laat in imaginatie;
Want dat de eene leelijk agt, dat zal de andere agteq vol goede gratie :
Sommige mogen wel langagtige tronien lien , andere hebben ze liever rond.
Dees houd�et met een bruinet je, en die heeft beter behagen in �t blond.
Eikheeftfijnfinenfijn fmaak; hoeveel zijn�er, die gc- fuikerde confituren f�llen laten blyven,
En kiefen in de plaats kappers, kaviaar , anliovis en wrange olyven.
� De witte lygitter bloemen, en fiet men dieniet vallen op der aard,
Daar
76 HOPMAN ULRICH,
Daar nogtans, (warte beden worden geplukt en bewaard.
Pat dit lbo niet was, hoe fou men het met d� fommige maken ?
Maar de natuur heeft dat foo begeert j om datfe allemaal aan den man fouden geraken.
Alle dingen heeft fijnreden, enikhebdemyn, waarom dat ik dit doe.
Daar is foo fijntjes wat kfey aan de kloet, en in�t linnen en wollen zitfe tot deooren toe.
Sybille. Ik hoor wel wat �er van zy �t is niet foo feer om hetvelleke,
Datjedefejufferliefhebt, als wel om haar goedje en om haar gelleke.
/�r�. Dat doet �er altoos geen quaad aan ; want om de minne van het fmaar,
(Zeid men voor een gemeen fpreekwoordjlikt de kat de kandelaar.
Maar by loo, ik fou met onfe praat myn aangenomen boodfchap wel vergeten.
Monfieurfje weet alle dingen wc!) fal�t avond by je ko-gt; men, laat hy weten :
Hyheeftjewattefeggen, maar hy moet �et jou in �t oor luifteren, nahyzeed:
Jefouddeagterpoort aan fetten, daar fal hy dan binnen komen dat niemand het weet.
Maar ik wil je wel rond uit feggen, wil je nog meer fulke praat praten,
Zoo fal ik je niet foo lang als een haan een koren pikt fa* men alleen laten.
Sybille. Nou, nou Joris, dat�ergefchied, datgefchied maar uit boertery.
Je hebt immers in alles gefpeurd hoe ik tot jou genegen zy-
Continueer jy maar in jou getrouwigheid , het fal je nimmer berouwen,
En
r
-ocr page 103-. BLYSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;77
En heb ik wat gefeid om te lachen, dat moetje me ten beflen houwen.
Joris. Ba! is �t maar om te lachen, hou daar,alle que�ien. dood en te niet,
Opeen vaan die�er meer af verhaald, dewyl het maar uit kortswyl en gefchied.
HILDEGOND, GODEFROY.
JE moet weten. al is�et bed hogfoobreed, men kar� �er zig wel afrollen.
Ik zal je weer nieuwe kleeren maken, ja ik, als je ze foo wilt verfienfen en verfollen.
Je zeld�er wel deur komen, alis�t datje de befte noppen dus alle daag niet draagt :
Je moet weten , daar hangt een fwidig geld aan, al is �t dat jy�er weinig na vraagt.
Maar men laat het daar op aankomen , als de klecren verlieten zyn, Peteineui zal w��r andere maken,
Dog men fou dat fpel wel mo� worden, daar is foo ligt niet aan te raken :
' Je fiet wel, ik ontfiet me fchier een goeden beet te fteken in de mond ;
Maar ik fou foo veel in een maand niet k�nnen verfparen, als jy in een week verquiften kond.
Myn lieve kind, je moet weten, �t is al foo groote kunft gewonnen goed te verfparen.
Alsrykdommentevetfamelenen groote fchatten by een te vergaren.
Jou vaar en jou moer, al hebben ze jou wat na gelaten, bragten geen honderd duifende by een ;
Maar na een goed fpaarder komt een goed vetteerder, zeid men in�t gemeen.
Wat fal�tal zyn of ik je fchier, of morgen aleenmooye ftuiver met de dood zal ontruimen,
Wiljc�t dus aan ftellen, foo meug j�et wel alleen op aan ftricken, linten en pluimen :
J�
78 HOPMAN ULRICH,
Je fou�er foo wel een gat deur krygen, al had je by manier van fpreken al �t goed van �t land.
Wat fou men der dus in hacken ; je diend fchicr een Franfe kramer te hebben op je eygen hand.
Devryfters, moetje weten, zyndaar niet mee te bekoren, met fyn goedje te verfpillen.
Regt contrarie , ze denken , fulke vogels lapten al dat wy hadden wel door de billen.
�tZynheelemooyedingen, dat menma�r flegts foo van den hoogen boom af haalt ;
Maar ik fal je op een ander tyd felf laten forg dragen dat je �t betaald :
Wat helpt het, of ik je al veel goeds leg en preek, �t is foo ras niet gehoord, of�t is vergeten.
Wel je mengt�t aannemen, foo je wilt tik heb altydmyn confeientie gequeten.
Binnen.
Godefroy. Watdogt je van die predikatie ? ik geloof waaragtig, ze word nog heel teut.
Niemand fou k�nnen gelooven, wat hartfeer�t is huis te houden met zulken ouden neut.
De moeyelykheid, dieik�er gefladig vau ly, is niet om uit te herden.
Zal dit dan al fyn leven dueren, dat ik dus van �t geemelyk wyf gebrufl fal werden ?
De eenekivagie is foo ras niet gedaan, of de andere vangt w��r aan.
Datzeeens quam te fterven, de blyfte vrienden fouden de aldervoorlte gaan.
Of ik dien dag dog nog wel eens beleven fal, denk ik, dat de oude peftilentie van kant is ?
De ziel is�er foo in verward, dat ik geloof, dat ze nog foo lang fal leven dat het fond en fchand is.
Nou leid ze deurgaans op al de nieuwe modens en kyft en knord ;
De een is de broek te lang,en de andere het wambas te kort Ze kan niet wel verdragen, dat de jonge l�en hedendaagsnbsp;200'
-ocr page 105-B L Y s P E L.
79
foo hoovaardig bennen; batdeouwerseensniogten opfien, zeid ze f�intyds,zenbsp;f�uden haar eygen hinders niet kennen.
jaze kan in haar vyf i�nnen niet verdouwen, dat �er nu nietals Jonkersen Juffers zyn :
Zulke en diergelijke praatjes is het dagelijks brood voor myn.
�t Was nog iet dat ze fomtyds cens opdokte maar �fc is of ze �t van haar hart fny t als ze wat fal geven.
Zulke ouwe peukel penningen Aagten de varkens , die niemand goet doen foo lang als ze leven.
Wat helpt �et my of ze daar al een goeden vetten aap heeft aan een zy ftaan.
Ik zweer je, dat ik die verfchimmelde munt anders aan de man fal helpen kom ik�er eens aan :
�tIsmylcet'genoeg, dat ik alles op credit, en ten dier-fte moet koopen.
Als ik al den handel overdenk , dan kan me fomtyds de kop wel om loopen.
Maar of zy watkyften knibbelt, enmy aan�t hooft leid en maald.
Een jong karei moet fig fris houden, en hoopen dat �t den goed huwelijk nog altemaal betaald.
HET DERDE BEDRYF.
ULRICH, WYBRAND.
� moeft men byloo foo niet praten buerman', of de moet zou me wel ontfakken.
H^yhrand. Hebben wy �t onfent wat te feggen , lieve vriend, foo is�t daar den turf leid, ofin�r para-dys daar de hoenders kakken.
Ulrich. Wat zijn�er de luy bezukt qualijk aan, alsfy getrouwd zyn met fuiken boofe helleveeg !
tFykrand. Al faten wy famenin dehanebalk, ik geloof niet, ofwy waren nog al in de weeg.
Zoo
8o HOPMAN ULRICH,
Zoo lang ik t� huis ben moet ik doorgaans quaje wootde� hoorcn.
Ulrich. Ik heb ook alfoo lang gemerkt, dar de myne my liever van agteren liet als van voren ;
- En dat myn abfentie haar aangenaam is, k^n ik wel hoo-ren aan de woorden, die fe tegen men zeed.
ITybrantl.Mynbonjonrbeflaatookmeetten tyd in, gat gelei je met tweepaar lcheet.
JawelfulkeVvyfste hebben, �t is om de waarheid te Peggen , niet te harden.
En daar Raat by te vreel^n, dat het van dag tof dag nog erger tal werden.
Ulrich. Maar fou men�cr, meen je m�t goede woorden de parten niet wel krygen uit ?
lUybraKd. O lieve man, als �t paard niet piflen en wil j foo is �t al verloren gefluit.
AlbadjczealsBruggemau, jaalzongjehaarfoofchoou als een lyfter,
Dat je dat meent, een weits wyf zat daarom niet laten te fpelen de vryfter.
Ik heb de myne met alle minnelijkheid en zagtmoedig-heid tot nog toe ontmoet ;
Maar wat is�t? niet anders als hooy gedorft:'*t is te b'e-fukt quaad te laten dat men garen doet.
Ulrich. Watdunkje, datwyfc dan eensmet hout en goede reden fogten te belefen i
If^yhrand. Dat ik de myne een lap gaf, ik kreeg�cr honderd in de plaats zou ikvrefen.
�Hecr, je kent dat Raai nog niet; dat ik haar hand of vinger raakte aan,
Als een briefende leeuw, ja de duivel uit�er hell�, foo zou fe tegen my te werk gaan,
Zulkenboofen creatuur als dat is, dat is te byRer en te wonder-
Ulrich. We moeten evenwel mans hand bovenfpelen, zei de man, en hy lag onder;
Want '
� L Y S P E L.' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�r
Want het voegt wel, dat een man een man zy, en een-vrouw een vrouw.
U^ybrand. �t Is heel goed leggen, nabuur ; �t was gemakkelijk kacken als �t wel'Volgen wou.
Ik weet wel hoe�t hoord, enfou�thaar wel netjes k�nnen voor oogen leggen ;
Maar het balFen van een hond geld t�onfent foo veel alS myn feggen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�
Als ik �er maar van verre wat wil vermanen, foo eh is �er geen ruft in kluis.
Ulrich. Ik hoor wel wafer af is, armeknegt ,jelegt�et al me� in �t zwygertje t�huis.
Wyhrand. Het gaater t�onfent, fei de man, foo�t gaat, maar ten gaat�er evenwel niet zoo �t hoorde :
Dat fommige mans fulke wyfs hadden als wy, fe zonwen fe levend vermoorden.
Ulrich. Ik fal�er evenwel tegen wefen, al zou�t alles t�onderfte boven ftaan.
IVybrand.N^e mogen wel w'at vvaters vuil maken: maar we walTchen den Moriaan.
Ulrich. We moeten dat werkje tegen gaan , ofdepryen zouwen meenen, dat het ons niet fcheelde.
IfLybrand. Dat fei de kofter ook, daar moet ontfag zyn ' feyhy, en hy geelfeldcdc beelden.
Ik gelooof de uwe heeft al weer wat in�t zin^fie je wel hoe haar lokjes zyn gekruld ?
Ulrich. Ik kan niet meer als myn beft doen die fyn beft doet is niet meer verfchuld.
lUybrand. We zyn in een �ngeluckig planeet geboren^ dat we geraakt zyn aan zulke vrouwen :
*k Was een ryk man, had ik foo meenigen rofenobel, alsmynen trouwdag my wel is berouwen ,
Hoe meenigmaal vvenfch ik wel van �t wyf ontflagen ta
Ulrich. Ja dat men fe met wenfehen kwyt wartr,
Ik fou de myne ook wel haaft met busboom befteken, en fehenkenfe Belzebub tot een Nieuwe jaar.
F nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wy-
-ocr page 108-HOPMAN ULRICH,
VTybrand. Watwasikeengeluckigman ge weeft, had ik Juffer Jofijn, myneerfte Vryfter, genomen;nbsp;Want dan was ik tot defen ongeluckigen ftaat, in ditnbsp;elendig leven niet gekomen.
Ik had �er nu foo flegt niet aan geweeft, had ik haar genomen met haar eer en met haar kleer :
Nu heb ik �er wel een, die wat heeft ; maar wat is �t, �e verdoet�et weer.
� Ulrich, Met wien is je eerfte vryfter nu getrouwd ? IVybrand. �t Is een van d� Amfterdammeren ,nbsp;De karei is�er de geluckigfte man me� van de wereld ; Janbsp;fe leven famen als ttvee lammeren.
Daarom foo moet men foo veel na het goed niet lien, als wel na d�eer van een Vrou ;
Want die de eer mift, die mift�et al te maal, dat bevind ik nou.
Wat wil ik je veel feggen , lieve boerman , myn wyf vervalt van �t eene quaad tot het ander :
Ze heeft daar een deel dronke comperen, en die bederven malkander.
DaarisNeelflempemp, onsbuerwyf, die d�et�eral vry wat quaads in ;
Watfou jemet jegoetjedoen, zeid ze, als van leven,en dat is de myne wonder na den fin.
Se hebben nu alle morgen, wil ik je feggen, haar optogt tot Geertje Floris,
En daar fitten fe dan dik tot middag toe met den anderen in de Btandemotis.
Daar hebben fe haar dubbelde anys, haar maagwater, haar neukwaterhaar angelica,
Haar vyachelwater, haar rofolis, haar heckepoft, haar heinbdeken raap op, en haar alt;iua vitafiaptentica.nbsp;En meer anderediergelijke narre dranken en heete wateren:
Je hoofd doed je leer, al j�er ontrent komt, foo gaan haar de fnateren�
Daar
-ocr page 109-B L Y s P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S3
Daar halen ft dan de g�� luy over, en fpreken van yder een quaad ;
Ja daar is haaft in de heele ftad niet een die�er niet een veer en laat.
Die maar wat op fijn horens heeft, die weten ze�et ftraks op fijn brood te geven.
Ulrich. Dat�skleinekunft. Ik meen, (lond haar eigen doen voor haar voorhoofd gefchreven,
Dat�er al vreemde hiltorien in fouden te lefen fyn, 200 hier zoo daar.
Dat moet ik evenwel ft^en, de myneisgeendrinkfter; maar �k wou dat te wat man-vafter waar.
Se fiet liever een vreemd hairtje als haar eigen, dat heeft me dikwils verdro�ten
Ik heb�er nooit een goed woord vanj ja ft fiet tegen my als een ftier, die wil flooten,
. En komt�er een jonge melkmuil , ft nygt dat�er hemd lleept.
ITydraHd. Zoo gaat �et in �t gemeen, Wanneerde Vrouwen de fmaak weg hebben, dat tweenbsp;meer k�nnen als een.
Ulrich. Het fchynt een vrou is een noodfakelijk quaad, men is niet geruft of men moet�er een trouwen.
If^ybraHd. Daarom ftggen de Franfen wel : een vroom man neemt een wyf, maar die verftand heeft, zalnbsp;fig�er wel van onthouwen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( laat.
Dog of wy der al wat voor praten, dat is nu voor ons al t� Maar wel! ik moetje waarfthouwen; uwe Joris en Godefroy hadden �thansheel druk op ftraat;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Ik had�er geen goede muts oplt; Ulrich. Ja, ja, ikZalhem die fteck wel verfetten.-
IFybrand. De handen gingen geweldig, jediend�er wel tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wat op te letten.
Ulrich. Verfeker weet die. olikert dat ik flusjes zal moeten te begrafenis gaan :
En dat zal hyligtelijk door mynen fchelmftn knegt zelfs hebben verftaan.
Wybrcc-
-ocr page 110-�4 HOPMAN ULRICH,
hf^ybrand. Ze had�et altoos heel druk. Ulrich. Is�etook i wel om te lyden ?
De guit houd hem, ofhymyn getrouw was, eu'fynmes, d�nk ik, fnyd aan weer lyden.
Ik dank je dat je me dat hebt gewaarfchouwt ; ia fekcr, waren�t �ulke maats ?
Dat heeft al wat te beduiden. JUyhrand- �k Wil jc wel regt uit feggen, ik vermoey wat quaads.
Ulrich, �t Is geen nood : nu ik dus den draad heb, hoop ik, zal ik hetklouwen welkrygen:
Ja wel, foo fe my quaad fpel fpelen foo meen ik fc beye gaar te door rygen.
.lUybraud. De wagt is je bevolen. Ulrich. Ik fal me houwen , of ik wouw te begrafenis gaan,
En ik lal foetjes agter weerom in komen, en beloeren wat men zal vangen aan.
Ik wil je wel verfekeren, foo ik fcopde daad kan beknellen.
Dat ik fe foo fal tra�leren, dat z�et geen van beiden f�llen na vertellen.
JORIS, ULRICH;
OGanfch fuikerde koek en vygcn hier is het fpel te lee-lijk verraden!
Ik ben tegenwoordig foo bang, men fou wel een ey in niyn naars gaar braden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'I
Nu vrees ik niet anders, als dat den heelen bommel hier mee fal lecken uit.
Ik heb fc al meenen te waarfchouwen} maar fe zyn foo befig, dat fe niet hooren of ik tuit of fluit ;
En heel groot rumoer te maken, en durf ik niet voor den ouden.
Hier is de kansleelijk verkeken : maar wie fou denken , dat fe niet anders toe fien fouden ?
Hoe dikmaal heb ik haar gefegt, kinders, gy lui gastt los te werk,
Den
-ocr page 111-B L Y s P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sy
Den ouden heeft de fnuf al in de neus, en paft op je handel naar ik merk ;
Daarom moetje wel toefien, dat de baan eerft ter dege klaar is;
Een maal fou�ct al betalen : maar fe f�llen wel ften, dat myn feggen waar is.
Je moetje dingen wel beleggen, fei ik foo, want den ouden is flim en vals.
Aaneen �y, daar is �t heerfchap felfs: maar wat duivel heeft hy daar om den hals ?
Na �t hem iaat aanfien, �oo 2ou �t een bril van een fecreet niet qualijk gelijken.
Jk moet me hier wat verfchuilen, en dit werk eens ter deeg bekyken.
Ulrich. O bloemerharten , daar was ik geen kleintje aan �t teef je vaft !
�t En waar defe on ver wagte toe val, �k zou meenen, dat ik fe daar zou hebben verrait
Myn wyf en Godefroy waren in onfe kamer met haar blootc beyen ;
Nuis�ttydomoptepalTen, dogtik ; want fe zouwen�c me daar veribnfeyen .�nbsp;nbsp;nbsp;*
Ik ging my dan digt aan de kamer met een ftilligheid (tellen op linternel,
In den ontfanger van de verteerde koften, van waar ik kon hooren al haar garel ;
En juft als ze, naar giffing, waren om haaramoureufe propoften te concluderen,
Zoo quammy een gro�welijken hoeft over, die, hoe ik hem meer nieinde te weren,
Hoe hy heviger wierd : op �t left en wilt ik geenen beteren raad
Om myn hoeft te bergen, als�t hoofd te fteken door den bril van�t privaat;
En ZOO ras al^�er�t hoofd deur was, zoo hoeften ik cens uit den treuren,
F 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maar
-ocr page 112-S6 HOPMAN ULRICH,
Maar de fterke lugt van�t gegeten brood maakte me, dat ik daar niet lang koude dueren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
Dies meende ik �er �t hoofd weer uit te halen ; maar �t was van den bras,
Dat�t�er zoo glad niet weer uit wou, als�t�er wel in gekomen was.
Ondertufl'chen zoo begon de bedilde in onfe kamer geweldig te kraken.
Dat gehoetel moeit of zyn, dogtik, en ikded zulkenruk om weer los te raken,
Dat ik den heejen bril afligte, die my om den hals bleef hangen valt.
Maar laat ik gaan lien, dat ik my van defen Hinkenden halsband ontlall.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Binnen,
lorh. Wat fwarigheid finkt daar van myn hart , ik kan my felven naauw bedwingen ;
Ikfou vanblydfchap welcabriolenzoo hoog als een leggend blad papier fpringen.
Laat ik nu Godefroy gaan waarfchouwen, hier dient geen tyd in verfuimd:
VZant eer den baas weer komt, zoo moet de baan zyn geruimd.
JORIS, GODEFROY.
VOort, fegik, pak je deur, fnapdat llraatjein, zoo zal hy je niet ontmoeten :
Want dat hy je tegen quam, ik verzeker je , hy fou je vry wat oneffen groeten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gadefroy binnen.
Hoeblybenik van fynen�t wegen, dathy dit nog zoo is ontfnapt ;
Want ik had, niet anders gedagt , of den baas had hem verfeker betrapt.
Maar wie boorde fyn leven van fulke drollige dingen fpreken !
pe vent gaat fyn kop door �t gat van �t kakhuis Heken.
Na dat ik �t zie aankomen, zoo quot;word hy in �t lelt nog puer ffeke mal,
� nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Nooit
-ocr page 113-B L Y s P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;87
Nooit raakten�er een ouwe rot in fuiken befcheten ratte-val. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ulrich uyt.
Obloemerherten,baas, ben je daar! �tis nu tyd om uit te loopen ;
Ik heb daar van goeyer hand verftaan, dat Jonker Godefroy t�onfent agter in is gefloopen ;
V�rfuimenwe geentyd: �t fa vallen w�eropftaandc voet op aan.
Ulrich. Ik vrees van fynen�t wegen, dit werk zal fonder bloedftorting niet vergaan.
ULRICH.
DAar lei ik inyn hand te Icelijk op een yle ftee : � bloed, hoe was ik daar bedrogen !
Ik meende de vogel nog op�tneft te kippen; maar hywas me effen ontvlogen.
Wat zal ik nu vorder gaan aan vangen ? goede raad is hier dier.
Zal ik het fchennis met, een hevigheid gaan aanbrengen aan den Officier?
Neen, het zal beft wcfen, dat ik cens met een goed Ad-vokaat ga confuleren,
En die zal my dan wel raden, hoe ik my hier in zal hebben te comporteren.
Hier in dien ik mynen buerman wel de penning te gunnen: maar hy valt wat ligt in dat kas,
Hyis fyn meefter vroeg outloopen, �t is een Advokaat als Judas een Apoftel was:
Het is�er een van die, die nooit gewigtig proces verloren van haar leven ;
Wat wil ik je veel feggen, �tis �er een om op eenen goeden toe te geven:
Dat moet ik leggen , daar een ander fes fchcllingen neemt, dat hy met eenen gulden te vrede is ;
Maar het gaat daar me, als men zeid, koper geld koper zielmis*
-ocr page 114-88 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HOPMAN ULRICH,
Ik moet bekennen, hy weet je wel vooreen deuit of cea oortje Latyn te verkoopen ;
Maar hoe benje daar op gehard? even of je voor by een backers deur had geloopen.
Ik plagt voor defen meefter Maarten wel te gebruiken, maar, fei ik, maar cens go�n dag Heer
�tWas ftrak fes fchellingen legtfe me daar; en daarom krygt me die vogel niet veer.
�t Zal beft fyn dat ik na meefter Melis toe ga, fe fpggen, dat hy een geleerd Advokaat is,
Ook zoo word by wel meeft gebruikt in fulke faken van criwen l�fte maje�atis.
Hy zal my wel raden wat ik voor beft in defe zaak nu doe ; Daarom om geen tydte verzuimen, dat gaat�er met eennbsp;opgetoge zeil na toe.
GODEFROY.
BEter aanflag kon my fyn leven niet ingedagten komen.
�t Komt zoo wel als�t mag, dat�er dit nieuwe volk word aangenomen.
Ikfal zeer li� door myn vrienden maken, dat den ouden een Hopmanlchap�vyerd geotfereerd :
�t Is wel een bloode fchytebrbek, maar de gierigheid zal maken dat hy�t accepteert,
Infonderheid, foomcnhem doet gelooven, dat hy niet in �t veld zal geraken :
Enalshydcesmyngenegentheidfpeutt, zoo zal ik weer beter credit by hem maken.
Wel aan, ik inoct rayn beft doen, dat ik hem ergens kom te fprcken of te lien,
�t Zal beft zyn dat ik een ftraat je om ga wandelen, �k zal hem wel ergens gemoeten miflchien.
VL'
I
-ocr page 115-B L Y s P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sj�
ULRICH, GODEFROY.
De zaak nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;probatu ? wat ging de karei je daar
een Duitfch en Latyn onder een lappen !
Menfeid van quakzal vers ; maar ik peen, dat die maats ook k�nnen klappen, �
Ik ftond of ik gek was, fulke wondere grepen had de karei in fyn gat.
Dat fou je niet k�nnen bewyfen , fei de vent, �t en waar datj�er een draatje tulFchen geirocken had. �
Wat felle we malkander wys maken! lei ik, men weet wel, dat hy daar niet quam om vliegen te vangen ;
Je behoort te feggei), dat me� zoo een. karei hoord aan ' een galg te hangen.
Hebjy�tgehen, zeihy op �t left.- neen ik, zei ik, maar ik heb �t genoeg gehoord.
Al had je�t gehen daar by, zeihy, zoo fou �kje evenwel raden dat je �t nog fmoord,
Tot dat je meer befcheid, en geloofwaardige getuigen weet by te brengen.
Daar weet ik geen raad toe, zei ik, want fuik werk wil geen getuigen gehengen,
Infomiha, wiftik een fpykertje, hy wift �er IJraks een gaatje toe.
Weetje meanders niet te feggen, zei ik op �t left, zoo ben ik je praat al moe :
Ikfmeet fes lchellingen daar neer, en ik ging met een quadckopten huifeuitftryken,
Krygje anders geen geld ^ls vanmy, dogt ik, zoo zal je je felven niet verryken.
Anders geen raad te geven! �k wil wel bekennen, ik beklaag mya geld : nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Maar ik wed, dat hy in langaanmynpenningenfynvin-gers niet blaau en teld. �
Ik zie wel �tis maar malligheid by zulken volk te loopeoj trouwens, �tis daar wel uit te rieken,
F � nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dat
-ocr page 116-Doktoren de inedicynen gebruiken.
Maar zoetjes wie is dit ? Godefroy, Uwe onderdanige dienaar wenft U goeden dag.
Ulrich. Dat by was, daar ik hem wende, �k wed men hem in d�eerfte agt dagen niet en fag.
Gitdefroy. �k Wa�tansjes eens�t uwend om myn dienft aan myn heer te prefenteren.
Ulrich. Hy m�gt die moeiten wel gefpaard hebben ; want ik kan zulke vil�tateurs heel wel ontberen.
Godefroy, �t Zal myn Heer aparentelijk welaanftaan? Ulrich. Na ik van die vent vermo�,
Zoo fou hy de lui haer wyfs wel komen affoenen, en ver-wagten nog, �k dankje peetje toe.
Byget dat ik nu een dertig jaar jonger was, ik meen men zou�er een fpelletje van hooren ;
Maar laat ik myn padie bedwingen, �t is zeer fchadelijk dat�er de oude lui verftooren :
Menzeid, dat hy flerker is die fynfelven, alsdieheele fteden bedwingen ken;
Datiseenbequaamfubje�lommyn verftandte proeven, en te toonen dat ik myn finnen meefter ben.
Gtdefroy. �k Heb over al naje wefen lien ; ja gevraagd in alle ftads hoeken.
Ulrich. Had my dat ongeluk niet over g�jtomen,hy had me ligtelijk zoo ver niet behoeven te foeken,nbsp;Maar fou me ligt eer gevonden hebben, als �t hem lief wasnbsp;geween. Godefroy. Zoo�k je de reden van mynnbsp;komft vertel.
Zoo ben ik verzekert dat het myn Heer ^eer wel behagen zei.
Ulrich. Daarfouikvry wataantwyfelen. G�lt;/e/.Daar word tegenwoordig volk aangenomen.
Ulrich. Wel Godef. �t Is foodanig dat je wel ligt een Hopmanfehap zou k�nnen bekomen ;
Want de Heeren hebben onder anderen al van felfs na je gevraagd.
Myn
-ocr page 117-B L Y s P E L. . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;91
Myn neef die�er een van is, gelijk je weet, lei tegen me, of j�em ergens zaagt,
Zookan j�em wel eens te kennen geven, dat we fyn per-foon in defe occafie wel vilden gebruiken.
Ulrith. Hoe quamen de Heeren om my te denken ?
Godef. Se kennen de lui haar bequaamheid haaft ruiken. ]emoet weten, ze hadden gaarn een ervaren man, dienbsp;de anderen kan helpen met raad en daad.
Ulrich. Daar hebben ze gelijk in; want het beftaat zoo veel in�t beleid, als in de couragie van een foldaat,nbsp;Zoodogten ze nog om een eerlijk man, de�nze ?
o defray. Daar wierd�er verfcheide voorgeflagen, Danaaarfchortealtydeenditje, of een dat je; maar zoonbsp;ras als jou perfoon wierd voorgedragen,...
Ulrich, Ja! Godefroy. Zoo riepen ze ftraks, dat �seen mandieonsdiend. Ulrich. Zegj�et?
Godefroy, �t Was, dat was onze regte man,
Loopt�er dan een onbedreven borft onder, het komt�er dan zoo zeer niet op an ;
Maar we moeten ten minfte een vaft man hebben, daar we ons op mogen betrouwen.
Ulrich, �k Heb al myn leven een matriaal hart in �t lijf gehad, en veel van den oorlog gehouwen.
Godejroy. Se focken zoo veel als �t mogelijk is na ervare en bedreve lidn.
Ulrich. Dat je myn hart open fneed, je zou �er niet anders als een foldaat in lien :
Ik was nog naauw in de broek, of ik begon de trom al ag* ter aan te loopen.
Godefroy. Dat weten de Heeren ook wel, en daarom is �t datfe alles goeds van je hopen.
Ulrich. Ze zullen in haar meening niet bedrogen zyn^j want al ga ik�er zoo flegt heen :
Maar ik wil ook myn zelven niet pryzen : eige lof ft ink t, feid men in �t gemeen.
Godefroy. Ze foeken na nrannen, en fouden niet garen lien, dat ampten door faveur wierden onderkropen.
-ocr page 120-9? nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HOPMAN ULRICH,
Ulrich. Dat wilikjewelfeggeu, ik m�gt ze ontvallen, maar ik zou fe niet ontlopen ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v
De leden mogen met den ouderdom wel wat verftram-men , maar �t hart biyft even goed ;
En al ontfchieten de oude lu� de kragten ai een weinig, nooit ontzinkt�er de moed.
Dejongelu�mogen foQ met een iofligheid wel fomtyds wat beginnen.
Maar d� ouwe maats gaan piano piano, en doen alles met rype deliberatie van zinnen.
Godefroy. Ja wel ik heb myn boodfchap nu afgeleid, het ,� zal gaan worden myn tyd om te gaan.
Ulrich. Ik bedankje, dat je de moeite hebt gelie^n te iiemen. Godef. �t Is zeer garen gedaan,
Ulrich. Naikdit aanlie, zoo fouden we de ouwe Ro-meinfe tyden wel wederom beleven,
Doen men de lu� van de ploeg haalde, om �t gezag over ' heele legers te geven.
Om de waarheid te fegg�n, daar het foo toe gaat, daar gaat�et vycl;
Want foo doende word �er nog altemet gefogt na een uitftekend gezel.
Wie weet wat de fortuin nog niet me voor heeft, daar kennen wondere dingen gefchieden.
Datje dat meend, �t en waar geen mirakel, dat je me ' ook nog een heel leger zag gebieden :
Men weet hedendaags haalt te Aeu wat �er in ons fleekt, al is�t dat men zig al liegt houd.
Als ik de regte waarheid zeggen zal, �ken had my zelver zoo veel niet toe b.etroud :
Maarwywetendikmaals'zelfsniet, wat voor bazen dat we bennen.
Demeufehen Aagtenfomtydsde paarden, die haar eigen Iterkte niet en kennen.
Als ik me ook wel bedenk , ik ben noj al een taaye
-ocr page 121-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;93
En om een compagnie te regeren, wel wat is daar foo veel aan vaft
Voor een man als ik, die myn natuurlijk verft�nd wel weet te gebruiken ?
Zoo ik �cr iny felven cens toeftel , ik geeft �er nog al-temaal wel te ruiken.
Regtsom, linksom, dat heb ik in agt dagen zoo vaft als myn a, b, c.
En wat de reft belangt, dat valt een man van verftand van zelfs m�e.
. Ja wel zoo ik �er dit hoofd eet) weinig mee breek, gelijk een tol,zal ik heele Efquadrons nog doen draayen.nbsp;Maar laat ik de fortuin by de tuiten vatten, dewyl ze menbsp;van zelfs in de handen komt waayen.
'' Hettra�iement is nog al goed m�e genomen, _�t is gemac-kelijk als men onder �t zeiltje wat roeit ;
Daarom zoo moet ik dit yzer voort gaan l'medcn, terwyl dat�et nog gloeid.
SYBILLE JORIS.
E fpreekt niet meer van deichoonheid, die je nog korts zoo uitftekend hebt gevonden.
Al zeg ik niet veel, �k en denk niet te minder, ft il Ie wateren hebben diepe gronden.
Sybill. �t Is�er geweldig ftil geworden, men hoort van la Belle geen meer^ewag,
loris. De vogeltjes, die zoo vroeg zingen, eet de kat op den dag.
Sybille. Daar moet ahevenwel wat haperen ; maar zeg het my vry zonder fchromcn.
Itris. Daar is zoo al een lutje, maar�t en kan �er niet wel uit komen.
Sybille. Om de waarheid te zeggen , defe ftilfwygent-hcid ben ik van jou niet gewent :
Is�cr wat, openbaar het aan my, �kwas immers altoos je ' trouwe confident..
lorisj
94 HOPMAN ULRICH, loris. Voor cerft zoo zei je dan gelieven te weten: hetnbsp;huwelijk met my en de lieffte is glad af.
Sybille. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yem. Af, en ik heb met een aardig
heid den ring we�r genomen, die �k haar gaf.
Sybille. Wel hey, hoe is de vierige liefde zoohaaftig vervlogen?
Joris. O bloed. Juffer, fyn leven is�er geen cavalier foo fchandig bedrogen !
Dat ik je alle dingen zou verhalen, je zond een gat in den Hemel liaan.
, Sybille. Wel dit moet wat wonders wcfen.' doe me dien handel eens verdaan.
Joris. Laat ik je dan cens gaan verhalen een wonderlijke hiflorie,
Zoodanig als mogelijk niet is gefchied by menfchcn memorie.
Je m�gt wel feggen, dat �et niet al goud en was, dat�er blonk !
Sybille. Was �et niet een onnutte morfebel ? loris. Wat de pry die donk.
Sybille. Maar ei lieve verhaal me eens. loris. Ze had me tot haren huifen verfcheyen :
We feilen, zei ze, zoo een half uurtje uit onfekleeren gaan met ons beyen.
Ik pade op als een vink ; want het was me wonder wel na myn zin ;
En zoo ras als ik aan de deur quam, zoo liet ze me dadelijk in:
Ze leide me op haar kamer, en ze begon haar te ontklee-dt'ii.
Sybille. Ze m�gt dat ik. loris. Daar moed audi�ntie wefen, zou ik de zaak ontleden.
Voor eerd foo lei fe haar pruik af, en doen fag fe �er uit als een ouwe hoer.
Sybille. De pruik feg je? loris. Les een beetje: hoor boe ik al voort voer.
Lief-
-ocr page 123-� L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9?
Eiefftentje, �eife, wil jeniet te kooy gaan ? maar �ken was 200 fchielijk niet, als fe me porde.
Ondertuffchen foo lei �e haar regte oog neer ; wat duivel, dagtik, wil dit nog worden!
En doen nam fe haar neus. Sybille. En die lei z�er ook by neer, denk ik Ions. Hoord,
Weet jy �t beter te vertellen, als ik, foo fal ik fwygen, ga jy dan voort.
Sybille, �t Is dat ik foo nieuwsgierig ben, om defe ge-fchiedenis ten einde te hooren.
Joris, �t Isfoo�t is, ik heb liever, dat je men in den drek valt als in myn woorden.
Je hebt daar een quade manier van, dat je de lui altoos in haar propooften Hoort.
Sybille, �k Zal d� vinger op de mond leggen en fwygen, vertel jy maar voort.
Joris. Ze lei �er dan de neus ook by neer, en doe begon fe aan de tanden te raken.
Moeten �er die maats ook al by, dagt ik, wat wil dit nog een fommetje tarnen maken.
Ik zat en keek als een boer, die de kaart Vergeven heeft, terwyl fy fe vaft los maakte een voor een.
Sybille, �kGeloof�t myn leven niet.' ycrn. Zoetjes, en toen fe boven gedaan had, doen begon fe vannbsp;bene�n�
Waarom ga je niet te bed, fei fe ? �k moet fel �k foo, myn nagels eerft wat korten,
Wemogten malkanderen anders krabben.' maar �t was dat eyer eten niet, datmefchorten.
Enondcrtuffchenfoo begon fe foo een lutje te futfelpn aan haar linker been.
�oenkoftik�etniet langer harden, �knammynwambas en myn hofen en ik liep heen.
Maar het heeft me daar na nog meer als honderd-maal ge-fpetcn,
I^atik al die afgeleide materialen niet en heb genomen, en heble in �t kakhuis gefmeten.
Sybille.
-ocr page 124-(
96 HOPMAN ULRICH, Sih�ll. Wel Heer, is�tmogelijk, wat heb je to� hi^*nbsp;een raar (lukje verteld !
Ik verzekerje, het meriteert dat men �t in de kronijkeh _fteld.
lorist Indien ik het �elfs niet gehen en had i�k en zoult;i, niet hebben willen gel�oven.
Sibill. Nu�fie je wel, hoe dat de liefde de luy van haat linnen kan berooven.
Joris. Tegen de waerheid valt niet te feggenj �k be� ken, dat ik�et aan myn zelven bevind.
Sybill. �k Was �cr quaad om in myn gemoed.
Joris. Wat wil j�er van hebben, de liefde is blind-Maar laat ons watariders praten, ik mag van de pry niet meer hooreii.
Ik vreesde waaragtig niet anders, of je verderf was gebo* ren.
Doen den oude je flond en beluifterde: hoe goed was�t, dat hy valt taakte aan den bril !
Hyhadje, fonder dat, verfeker verrai!; maar men mag wel feggen, als een ding wefen wil.
Met dat Jonker Godefroy weg was, loo liep ik met eet� vaart om den baas te waarfchouwen, '
En dat deed ik daarom moetje weten, om myn credit by hem te behouwen;
Want ik had begonnen te merken, dat hy een mistrouwen van myn had:
En federt dat hy dat gefien heeft, zoo heeft hy �t vry beter van me opjjevat.
Maar heeft hy joa*al evenwel nog nergens of gefpro-ken?
Sybill. Hy houd hem al even eens of hy niemendal en had geroken.
. loris. Zie toe ; hy loert op fchalkheid , en zoekt je, te waarfchouwen met den flag.
Sybill. Ik heb den hoeft van den droogerd, laat hem doen wat hy kan of mag.
-ocr page 125-B L Y s ? E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,97
�k wil fomtyds gefelfchap hebben , en datenfalhy, of niemand my beletten.
Joris. Had,ik geveeft, alsjyikhad�er een condicitje van in de huwelijkfe voorwaarden laten fetten,nbsp;En dan had je inetfatfoen k�nnen feggen, dat hy�er opnbsp;aan genomen was.
Sybill. Jefoud je leven niet willen gelooven,hoe weinig ' dat ik op fyn dreigementen pas. .
loris, Hy praat nogtansfterk van vermoorden, cnfoii jy daar niet na vragend
Sibill. Of hy al fchoon op de nagang quam, Godefroy 2OU hem meteen gezigt verjagen.
Maar Iaat hem fnorken zoo hy wil, ik meen na myn zinlijkheid te leven voortaan.
Joris. Die tot een koeckoek geboren is, fie�k wel, en . zal de horens to^ niet ontgaan.
HET DERDE BEDRYF.
JORIS, U.LRICH.
MYn baas is Hopman geworden, wie foil dat l�H leyen hebben durven droomen !
Daaromhebjekindereh, verdrinktfeniet, want je weet niet waar ze nog toe k�nnen komen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/
�t Is een karei zoo wreed als een fchaap, dat is te zeggen,' een man als onfe Klaas ;
Ja om hem weg te jagen -, hadje, niet van doen als een hand vol boonen'm�t een blaas.
Ik geloof vadelijk, dat onfen jongen fprinkhaan dat zoo ' heeft weten te fmeden,
Om den ouden fomtyds .�m modert te zenden, en on-dertuflchen de plaats van Luitenatirte bekleden.
Wat zullen we nog al beleven ! de vent is gewend alles te hebben op fyn gemak,
Enomfoldaattewezen, ishy even zoo bequaam^ als�efi kous tot een peper zak,
G
-ocr page 126-98 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;II OPMAN ULRICH,
Wat mag de fuckelaar beginnen! hymag den degen wel dragen,
Maar hypalt hem al eveneens op zy , gelijk hetvyfdeRat aan de wagen-:
Hoeleelijk wilt�ernog haperen, komt �et daar eens ter deeg op aan,
�k Wed hy dadelijk fyn piek zal fchuercn, en voor �t poort fluiten deur gaan.
Daar is de man zelfs, waar droes heeft hy deze pluimen van daan gekregen?
Ja ja, nu'fie ik wel, waarom dat ik defe nagt zoo hard heb gelegen.
Maar foetjes dat hy �t niet en hoord. Ulrich. Joris, gy bebt nu lang by me gewoond,
En�t is niet meer als redelijk, datmenfyn oude dienaars yvel loond.
Joris. Welgefeid. Ulrich. Zoo heb ik ook uw gedane dienften te vergeldcii voor-genomen.
Je Weet wel, wat voor een officie dat ik jegenwoordig heb bekomen,
Joris. Regt, Ulrich. En alzoo nu eenige honorable chargeas aan my te vergeeven (laan,
Zoo is d�intentie uw perfoon in defe gelegentheid niet voor by te gaan.
Hebbende dan op uw bequaamheid behoorlijk agt genomen, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Zoo zyt gy by ons zoo veer in goede confideratie gekomen,
Dat ik gerefolvcert ben jou te nemen voor mynen Sergeant.
Joris. Sergeant! feg je zoo? Ulrich, �t Is de meening. Joris. 'Z.iyo �t je gelieft de hand.
Maar fou ik�er geen bezegelde brieven van konfien bekomen by leven en flerven ?
Ulrich. Men geeft daar geen brieven van.
loris. Niet!�
Ulrich. Hoor je wel, je moet me helpen werven. Joris.
-ocr page 127-BLYS P EL. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;99
Joris. Daar weet ik raad toe , feg me maar hoe veel volks dat je begeert.
Ulrich. Ik weet datje gefoden en gebraden, jaals een kind in huis ben tot de fwarte weerd, ,nbsp;Endaarisjegenwooreigalden hoop van leuyc Iccg-gan-gers en lofl� fchroeven.
loris. Volkalszaad, feg my maar het getal dat we zullen behoeven.
Daar is niet een mothuis in de ftad, of als een fnoek op zolder zoo ben ik�er bekend ;
Al was�tmiddernagt, zoo gaan alle deuren open, als ik maar eens zeg, ik. bent.
Ulrich. Dat zyn de regte wateren om zulke viffen, als wy zoeken in te vangen.
Joris. Op een geefleling en een brandmerk zal je zoo naauwnietfien, denk ik, als ze maar niet en zynnbsp;gehangen.
Ulrich. Tut, tut, wat raakt ons dat, als ze maar hebben haar gefotlde le�n.
En twee goede vuiften. loris. En met verlof, hoe veel be�n?
Ulrich. Dat befcheit fyn zelfs : �t is niet de pyne waard dat ik je antwoord op je zotte reden.
loris. Ik moet alles van te voren weten ; want ik fou garen behagen ten ys treden.
Ulrich. Jou fpeciaal Jooft de Giet-leugen,die fal �er wel fommige aanlocken door fyn zoete taal.
loris. De regte man! want zoo dikmaals als hy de waarheid fpreekt, vliegt�em een exter uit fyn portugaal; Hy fou niemand een deuit fchuldig blyven, k�n hy metnbsp;leugens fyn fchulden betalen.
Geen bcquamer man in de weereld om de luy het net over �t hoofd te halen.
Ulrich. Let wel, datje wat kloek volk neemt. loris, hoe wil je fe hebben; vet, mager, lang, kort of dik?
Ulrich. Mannen van een prefentabelpoftuur 5 gelijk als gy en ik.
G z nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lor
-ocr page 128-loo HOPMAN ULRICH,
Itrisquot;, Maar daar zal bier moeten wefen, of dat werk deugd niemendallen,
�^yant de vogels, die We zoeken op den drank, gelijk devliegen opden honig vallen.
Ulrich. Jk geef je laft, maak dat�et�er is. loris, �t Is goed, laat de reft op my ftaan.
Ulrich. Ik zal allernet eens komen kyken hoe �t �er gaat. loris. Doe jy dat, gafomtydseensafenaan.
Hier heb ik nu �en commillie, die my niet re�en zal verdrieten ;
Want daar is niet dat ik liever doe^ als dtinken fondergeld te fchieten.
Maar Iaat ik gaan henen, en fien dat ik ons wat vrome krygers opfehik.
Uit der muiten fpreeuwen en koeckoecken, en diergelijke flag als mynen baas en ik*
JORIS, ULRICH.
HEtis daar binnen het regte concilium van alle rafe* bollen.
Wat ftaat daar een volkje in om haar rampalje te rollen ?
De lu� loeren hedendaags op de flem, als een hond op een fieke koe.
En daar de vryelabesis, daar loopt alderhande flag van volk na toe.
Niet alleen gemeen en gering volk, maar ook lu� met ful-pe kleeren
Komen daar al mee haren darm vollen, enopftraatzoo fchynen �t Heeren.
Dan dat fou me daar te hoog op ftok loopen, ik beu dat werkje al mo6.
Daarom zal �t beft wefen, dat ik hoe eer hoe liever ga fpelen, tap toe. .
Ik wou, dat je eensgefien had, hoe dat hem de fommi-ge nepen.
Kryti
B L Y s P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;loi
Kryn TomafleBier baard was zoo vol, menmofthemna huis fiepen;
�k Had �er plaizier in, hoewel �t my geld kollen , zoo zweepte Mewis Meliirc Meug,
De vent lapten�t�erin, gelijk in een zak, twee drie bier met eenen teug ;
Ja hy zmeet �er je een paartje binnen, en dat fchier met drooge lippen :
Al zoetjes, zei ik zoo, de kan komt de waardin toe, die molt �cr niet mee in Hippen. .
Je zoud fchier flicken als je in komt, want hetrookt�er, als in �t voorburg van de hel !
Daarom zal�t meer �Is tyd wefen, dat ik �er een beetje ordre Hel;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
De waardin weet me de ratten te zeer aan�tfpekte brengen; �t is al avousmynhartje,
Ik mag geen baardbier, feyddepry, vriendje , neem na je dat Hartje ; '
Se zuipt bier als een koe water ; daarom en is �t geenfins oorbaar daar langer te bly ven ;
En laat fe zoo dronken wefen als een zog, nog liet fe wel twee voor een te fchryven ;
Daarom Joris, ga zeg daar�t gelag op, en vraagt wat�er is verteerd ;
Want ik ben voor dat hoerekryt fchryven al te lydigever-ve�rd.
loris. Zoo en zal �er dan niet anders als een vloer vallen te vegen ?
Je meugt den drank wel op zeggen, maar jekrygt dan niemand meer aan den degen.
Ulrich. We f�llen maar verplaatfen, en leggen de loopplaats in �t vergulde vlies.
loris. Ba, dat lout weer een beeij�, fey den reiger, en hy zat agter een bies.
Ulrich, �t Is zeer eerlijk volk, die niet een predikatie zal-� len verfuimen.
G 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Joris
-ocr page 130-102 HOPMAN ULRICH,
Iuris. We hadden anders ook niet qualijkgewceft tot vrolijke Gooltjes in de pluimen.
�tls waar, �t valt�er watmor�ig, maar k 2alje �iet een bier fchryven te vee! ;
Ze zout�er liever zelfs by leggen, want feheeft de con-fcientie veel te eel.
Ulrich, Het is me daar al te morfig : ik heb�er cens met eenig gezelfchap gegeten.
Wat had de hors gedaan ? fehadde hoenders met darmen met al geregen aan de fpeten,
Enalsfeopde.tafelquamen, zoo lagenfe indefchotel, even als de meisjens in de mey.
Ga jy daar, zeg ik je. Zow. �tlsmywel, breng ons maar in een go� wey.
Ulrich. Zie, we zullen daar zoo niet overloopcn worden van alderhande rappianis en kanaalje.
Joris. Wel fiat, alle dingen is bon, zei Bremer, en hy zag fijn wyfs poppegoed door een traalje.
PIERKE PU XT, HANS JURRIeN.JAN RATJES.
By de luy is deneering, feydeman, en hykt�met de moffelen in de kerk.
Slyp fcharen enmeffen, welhcy? en vind ik hier by jou , luy ook al geen werk?
Heeft�er yemand een verftompt mes, ik zal �er we�r punt aan flypen.
Slyp fcharen en meflen , ik maak ze zoo fcharp datfe nypen.
Ik zie wel, al riepikmynzelventebarften, hier valt niet te doen.
Wil �t zoo liegt afloopen, zoo zal me de flypfleen niet meer k�nnen voen;
Daarom wil ik dus niet langer loopen, maar gaen zoeken een ander hantering;
En eer ik by gorcumvan honger flerven zou, �k begaf men liever tot de vrye nering.
Daar
-ocr page 131-� L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10,
Daar is beter een duiver ine�te verdienen, ja men wind �er dik �oo veel op eenen dag,
1 Dat men �er gemaackelijk een heele week op leuy en leeg gaan mag ;
En als�t den hemel een lutje zegenen wil, een jong karei kan �er eerlik de koft of krygen.
Ik wil de fteen das niet meer agter aan loopen, dat ik na myn adem moet hygen.
De gaauwigheid van de hand werpt vry wat anders af, voor die �er me� weet om te gaan .�
En word j�er al eens op gevangen, �t is met een quaad half uurtje gedaan.
Ik moet al evenwel �t een of �t ander aanvangen, �k en kan dus niet langer leven.
�k Weet raad, daar word volk geworven, �k mag me voor een tyd in dienft begeven.
Maar wat verleend ons den Hemel kier Hans Jjtrr. Hier hebje de nieuwe deunen, hier mannen, hier.
Ik geef�er een om een halve ftuiver, dat is immers niet te dier.
Dat ik je ouwe grollen brogt, van den ouwen Hillebrand, KortRozyn, ofTysken van der Schilde,
Ik foujefelver niet raden, datj�erje penningen aan ver-fpilde ;
Maarditzynal�tzamenmooyeen nieuwe deunen, loop mannen, loop.
Gunt den kramer de penning: van daag geeft hy dc dolle koop.
wilhooren zingen
' Hy begint Han vreugden eennieuw hed t een liedje.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Alivat�erkortelingen
te zingen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r� Antwerpen isgejehied.
Al van een aardig meisje, Haar vryde een jonggezel,nbsp;He hadden fdmen een reisje,nbsp;71 weet alle dingen wel.
G4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hier
-ocr page 132-�04 HOPMAN ULRICH,
Hier hebje nog een ander raar ftukje van een dogter, die haer eigen kind verdrinkt ;
Het gaat 200 beweeglijk, dathy fchier moet kryten, die �t leeft of �ingt ;*
Al badje, by manier van fpreken , een fteene hart, je wierd�er deur bewogen,
De beul zelfs fou �t niet k�nnen lingen als met de tranen in de oogen ;
Een vanmyn mackers fong�t op een boeren kermis over een wyl,
De boeren huilden als hof-honden, ja ze kreten fnot en kwyl.
Koopt, huisl�en, koopt, alsje�et gelefen hebt, zoo ken je �t bequamelijk op je deuren placken.
Niemand niet ? is �t mogelijk ? ze zyn �t geld waard on? te verkacken. �
Pierke �t Gaat hem, fie�kwel,alme�,alsmyn. Hans Jurr 'ten. Wel heb ik jou daer, Pierke Punt ?nbsp;Hoe gaat �et je al fpeciaal ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;P��r. Al flapjes, gelijk
je wel denken kunt.
Het gaat zoo flegt, dat�er naauween ftuiver meer is te winnen;
Wilt �er zoo toegaan , zpo weet ik niet wat ik in �t end zal beginnen.
Ja, vraag hoe �t my al gaat, �t is �er nog al kaal en gezond. Hans lurrien. Diefchorting heeft�et hier ook.
t Pierke Puut. Hoe na weegt de beurs al mee geen pond
Hans lurrien. Wgt raat maat ? en ondertuflchen kan me qnalijk handen en quot;voeten eten.
Pierke Punt. Zo� je myn raad volgen ^il, ik ipeen, dat ik mogelijk een middel zal weten
Dat we onfen dorft eens ruiterlijk zullen lefl�n, en krijgen nog geld in de hand.
Hans lurrien. Dat j e me daar raad toe wift, ik hiel je by na voor een jialve Sant;
Maar
-ocr page 133-B L Y s P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lof
Maar hoe fouje dat zoo k�nnen fteUen, myn go� maat, dat wy fouden raken aan�t lurken.
Pierke Punt. Ho, ho, fra�iica efl multiplex, fei de duivel, en hy atryltenbry met hooyvurken.
lan Ratjes. Rottenden muifen doe ik verh�lfen, rotte-kruid, rottekruid, mannen, wie wil �eranf
Hans lurrieu. O bloed, hoeisdietuilebroerzyn wam-bas geboord met pafl�menten van twee Huivers de kan !
lan Ratjes. Hier hebj�et originele kruid voor rottenen muizen puur excelent enzuiyer.
Ik geef zoo veelom een oortje, als andere om een halve Huiver.
Ik heb daar effen nog een briefje aan een feker heerfchop v�rkogt,
Die my boven myn geld nog eenen beker ouwe teuuis op de hand brogt.
Aldie�t gebruikt hebben, en hebben federt geen onge-diert meer vernomen.
Pierk^Punt, Ik fou die vent niet raden, dat hy in den rotten hemel fou komen ;
Want fefouden hem van quaadheid opflocken voor een ontbyt.
lan Ratjes. Koopt, mannen, koopt en maakt u al �t ongediert kwyt.
Goeden dag vrienden: wil je geen goed rottekruid kopen ? Het zaljehuis t� eenemaal zuiveren, al had je rotten,�nnbsp;. muifen methoopen.
Pierke P�wr. jebent hier qualijk geaddrefleert,je fpreekt den verkeerden aan ;
V/ant dat �et rotten of muifen t� on feilt quamen, vriend , fc fouden haaH van honger vergaan.
lan Ratjes, Hoenawoonjein�themelryk, dat�er niet en valt te drinken nog te eten ?
Hans larrien. Maar we fouden met fyn praat onfe eer-flen koorfang wel vergeten :
G � nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Je
-ocr page 134-io6 HOPMAN ULRICH,
Je zey daar (Iraks, datje raad wift om te geraken met den bek in�t nat.
En ik weet hoe yemand te mod is, die in agt daag niet eenen goeden bek vol heeft gehad.
Pierke Punt. Hoor hier , je weet wel dat�er tegenwoordig v�lk word aan genomen.
Hans Jurrien. Al regt. Pierke Punt. Daar moetje weten, tapt men bier als fpek, by den hals vol voornbsp;al die�er komen,
En daar by zoo heb j�er! Hans Jurrien. Een oricntaaltje, denk ik,me dankt dat ik de reuk al ih d� neus voel.nbsp;Pierke Punt. Let op die punt, zei de Paap , en hynbsp;Hak fyn elleboog door de preekftoel.
Wil je met me med gaan, ik zal je leiden daar louter wat is ten bellen.
Hans Jurrien. Dat zou me al eveneens fmarten, gelijk als een ezel het vellen ;
Maar als ik je de waarheid zal zeggen, �k en heb geen gro�ten trek omfoldaat te zyn.
Pierke Punt. Noodeloofezorg, gajy flegtsmaarmed metmyn: J e zal immers wel zoo lang foldaatwe*nbsp;fen als�er wat valt te tappen ?
lan Katjes. Die zou men �er wel meer vinden.
Pierke Punt. We zullen�er elk een van binnen lappen. En kennen we ons wat (Irak houwen, we krygeu nog welnbsp;een (luk geld op de hand.
lan Ratjes. Regt uit gefeid mannen, je maakt men by-loo eenen waterigen tand.
Weetje ergens zulk een vrye, zoo bid ik je, laat ik mee van den buid deilen ,
Na zulken goeden haven zou ik wel med willen naar toe zeilen,
Wat, jefpreekt�er?oofmakelijkaf, dat ik de kitteling fchier gevoel aired.
Pierke Punt. Wel dat mag ik wel lyen , wil jy de waard van By leveldflagten, enflenterenme�.
Ham
-ocr page 135-B L Y s P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;107
Hans Jarrien. Maar als ik je gefeid heb,�k fou niet garen op die blaauwe erreten te gaft genood wtfen,
Pierke Punt, Meen je, dat ik ook gek ben? ik weet niet waar jy voor moogtvrefen ,
Datjedat meend? maar, �t is my ook maar om de nobele lik te doen.
En 200 ras die op houd, 200 (leken we het roer in de heg, en nemen ons paspoort onder de fchoen.
Hans Jurrien. Fiat, we f�llen wackere ba2en wefen voor 200 lang het nappen 2al deuren.
PierkePunt. En als dat ophoud, 20o f�llen we gaan,fien om een goed heen komen en de piek fchueren.
Ik ben zoo gek niet, als/nyn muts wel (laat; zie me daar vry voor aan,
Dat ik van die maats niet en ben, die haar voor vyf ftui-vers daags zouden laten dood flaan.
Hans Jurr 'ten^ Zoo is dan de meening niet, je zelve vaft te maken ? Pierke Punt. Wel dat zou ik hopen.nbsp;Hans Jstr.Kom gaan we dan hoe eer hoe liever. I.Rat. Zetnbsp;op nou de bierfluisen, laat alle darnretr vol loopeii.
WYBRAND, ULRICH.
Ie buerman , ikfag, dat ik met goedheid en quaad-X j ' heid al even veel kreeg :
In de plaats van�twyf wat goeds te doen, foo fal ik my zelven, dogt ik, doen wat deeg.
Ik leg �er te mets een vuurtje voor aan, en daar ga ik tegen zitten, metrnynfchenen:
Ik tap een kanneken van den beften, en dat zet ik tufTchen inyn beenen .�
En of myn wyf gefelfchap krygt , ik doe zoo, en laat haar begaan;
Ik hou me of ik geen wyf en had , ik en trek men haar niet meer aan :
En ik vind me daar vrygerufterby, als by al dat kibbelen . en kyven.
' Ulrich.
�o8 HOPMAN ULRICH,
Ulrich. Welhey,isditdeiTiaii, die nog onlangs prate van teon-lieven ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i
IVybrandi In plaats van druipneus, zao kryg ik nu foin-tyds een liefden', je na men oor.
Ulrich. Ik fpring fchier uit myn draagband, dat ik fulke dingen van }e hoor.
Ik fal �t byloo t* onfent niet verdragen , maar me daar over wreeken.
Al fou ik een heelen dag niet doen als vermoorden en dood deken.
JVybrand. Nogtans is mege�eid , dat je Jonker Godefroy op draat feedelijk hebt gegroet.
En je weet wel watdelu� feggen. Ulrich. Jy weetniet waar�tvarkenvadis, dattkje�t.
Je moet weten, komen en komen is twee.- dat by by my quam, was om een ander recden.
Hy hadecnduclaandaande, en quam my verfoeken de plaats vanfecondetz bekleeden.
Hy weet wel, dat wy krygsli�n bezukt daan op �t kittelige point honneur Z
Maar wat mag ik tegen jou feggen, jyluy platters neemt de dingen �oo niet tf� (-(ear,
Daar ik, en myns gelijk om een haver kaf fouden in duel gaandappen,
Ja om een quaad fesje fouden wy malkanderen hee�e emmers vol bloed aftappen.
tf'^brand. Je gaat ook grof, als je begint. Ulrich. O lieve maatje, defe degen is al tc eel.
bUybrand. Ik weet niet wat den uwen is, maar de myne en deugt by den eerzamen niet veel.
Ulrich, �t Is voor ons maar tc bruiloft gaan, dg in �t open veld voor de kling te ontblooten.
iUybrand. �k Heb liever dat jy �et doet als ik : ikhou niet meer van deken en dooten.
Ik ben zeker zoo gek niet, datik my in perykel zou dellen om een dinkend wy�
Ulrich.
-ocr page 137-B L Y S P E L; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;109
Ulrich. Raakt jou de eer 200 weinig, buerman ?2oo beu jewel een ongevoelig katyf.
Neen! ik waaragtig, zouiklyen, dat d� een voor d�an* der na �t onlent zouden komen toe vlooyen i
Ik ftond �er liever alle uuren fchtap voor, ja zou �er liever ly f om lyf om torn�yen.
Ik hou hem maar voor een fchytebroek, die voor een boos wyf zwigt.
, lUybrand. Maar, weet je, wel, die fijn neus affnyd, die fchend zyn eigen aangefigt.
Dewyl j�ct niet kond beletten, is �t dan niet beter, als dat j�et ftillekens gaat fmooren,
Als datje de neus niet buiten de deur kent fteken , of dat je koekoek en horenbeeft moet hooren ?
Ulrich. Dat�s wel goed voor zulke flaauwhertigegezellen en flappe maatjes als jy, en uws gelijk.
H'^ybrand. �t Is je alreeds vergelen, fie�kwel, datjede jongens aan je gat had met drek en flyk:
Waarom chargeerde je ft doen niet? ft riepen immers j koeckoek, horendrager, en diergelijken.
Ulrich. Dat fou een fchoone genereusheid weftn,fyn couragie tegen een deel gatjongens te laten blijken :nbsp;Maar ik moet�etjou ten beften houwen, jeoordeeld vannbsp;de militaire als deblinde van de colour,
�t Is maar rozen voor de varfcens : ik fie vvel je bent geen man van vigeur.
U^ybrand. Maar, myn goede vriend, laat ik je raden; Iaat deft hevigheid dog wat verkoelen ;
�n.doetal mee gelijk al ik, je zult �er je vry gerufter by gevoelen.
Anders zoo vrees ik, datje al defe fanferres nog eens lee-lijk beklagen feld.
Ulrich. Dat je me zoo goeden vriend niet waard, ik, gaf je myn handfehoen, en daagde je te veld.
U'^brand. Kik benne kik nog vegterken nog fmeyter-j ken, zei, den Braber : je hebt hier jou man niet gevonden.
Ulrich.
-ocr page 138-�io HOPMAN ULRICH,
Ulrich. Zo zouje wat voorzigtiger praten, want WJ*vallen al te liberaal met een lyf vol wonden.
H/ybrand. Je bent nu ook bezukt qualijk gebakerd ; hoC val je nu dus beus ?
Ulrich. Wy zyn �t regte kruidje roerd me niet. Wybraad. Heer, watvaljetansquerelleus
*t Geen dat ik zeg, zeg ik als een, dieje garen ten beften zou rajen.
Ulrich, �k Wensjego�ndag. Ikzie wel, krygsli�nby platters is even als uilen by bontekrajen.
If^ybrand,Jegaatdaarjegaat, ikwoujenietgeckerwen* fchen, al waar Jemyneige broer.
De vent praat als een Herkules, en ondertuflchen is �t een bloede loer;
Ja ecnjongenfbu hem doen loopen; om de waarheid te feggen men zou zulke bazen,
Met goed fatfoen k�nnen vergelijken by die opgefalafe blafen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Dien door het minfte fteekje van een fpel tefFens al de wind ontfehiet.
Daarom mag men wel leggen, als niet komt tot yet, zoo kent �t fyn fclven niet.
Hoe wil hydefe zotte glory nog eens in �t end beklagen, �t Zyn al te maal geen koks, die lange meflen dragen.
�
PIERKE PUNT, HANS JURRIEN.
JAN RATJES, JORIS.
HEeftonfe toekomende Hopman fuik een jong wyf genomen ; wat ging de kerel aan ?
idans yurricn. Daar aan fie jewel, dat�et een os nog � goed doet, dat hy by een koe op liai mag ftaan.
7'�� Ratjes.Nu word ik weerom indagtig, dat Dirk oom roy zoo dikmaals plagt te raayen :
Zetje leven geen winkelop Jan neef, zei hy, zoo lang alsjeby dehuifcH genoeg hebt te naayen :nbsp;Pierke
X.
-ocr page 139-B LYS P EL. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;III
Pierke Punt. Hy had niet qualijk gedaan, dat hy dien raad ook had gcvolgt ; maar arme kiiegt !
Hy had nog een fchepel te malen, en daar heeft hy een hee-le meulen om opgeregt.
Hans Jurrien. Hy heeft dat jonge wyf mogelijk genomen om fyn voeten warm te maken.
Pierke Punt. Om fyn geklagt te vergrooten, denk ik, want �t is de weg om aan veel fwagers te geraken.nbsp;Ja� Ratjes,W geloof ook, dat �et altemets alfo gaat,go�nnbsp;dag broertje. Hans Jurrien. Wie fou anders vermo�n ;nbsp;Heeft den ouden in fynjeugd mogelijk anderen de horensnbsp;geplant, �t isnietvremd, datfe�themnu doen.
lan Ratjes'V. Heb wel hooren feggen,dat hy al een fpor-religen haan is geweeft van fyn leven.
Pierke Punt, �t Is dan niet vreemd, datYemnu met�t zelfde fop overgieten, en van�t eige laken een rokje geven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(leer?
Om d c waarheid te feggen, wat is �ct anders, als leer om Zoo hy in fyn jonkheid aan anderen gedaan heeft, zoonbsp;doen z�hem in fyn ouderdom nu weer. (hopen.nbsp;Maar wefullen Joris Bucking ergens aantreffen, zou iknbsp;Logt ik het niet wel? het kalf zou fyn moer vinden, alnbsp;zou �t fyn zelven te berffen loopen.
Hans Jurrien. Kom , laet ons hem aanfpreeken., Pierke Punt. Signeur Buckemio we hebben,nbsp;verftajewel, verftaan.
Ions. Ik dogtanders, ofj�etverfetenhad; maak kort, want ik moet gaan.
Pierke Pnnt. Wezouwen mynHeer wel bidden,ver-ftajewcl. loris. Ik fou denken, datfe met me be-gollen te gecken,
Indien de tyj^vanmyn Heer nu zoo gemeen niet was, dat ih�er kakhuifen me� zou decken.
Signeur Buckemio ! waar halen fe defe extravagante titels van daan ?
Heb je wat te feggen, zoo maak �et kort ;want ik kan, ver-ftajewel, niet lang liaan.
Ver*
-ocr page 140-ni . HOPMAN ULR�CH,
Verftajewel, SigneurBuckemio! ik lie wel, lieve k�n' deren krygen lieve namen.
Pierke Pugt;it.JeCelt wel half giffen,waarom dat we, verfta je wel, hier eensbyjequamen.
lorif. �tBeginfel was altoos, na ik heb k�nnen hooren, wb hebben, verfta je wel, verftaan.
Wat is nu eigentlijk de conclulie ?
Pierke, Punt j Hans lurien, Ia� Ratjes t� gelijk.
Wewildenwel, datje ons met ons driennaamt aanlt;
I�ris. Houd houd, al foet jes ! we kennen wel al t� gelijk fingen, maar niet fpreken.
Wat fou rrien de lu� metfulken onfatfoenlijken geroep,het hoofd breken!
Je bent een hoop onverftandig v�lk , fie �k wel ; wil je ietsfeggen, fegt�t gaande, ik ga heen.
Pierke Punt. Wehebben gehoord. H. lur. Dat je baas befig is. y. Rat. Met eenig volk te krygen by een.
lorfs. �t K�ft wel wefen. Pierke Punt. 'Z.qq wilden W8 men Heer wel gebeden hebben. Af��//arne�. D�tnbsp;wedienft mogten bekomen,
lan Ratjes. En dat we. Jeris. Pierke Punt. Door myn Heers faveur en gnnft. loris. ]a. H. Iur.Oa-der de compagnie mogten worden genomen.
loris. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tamelijk wel ter been, fe fouden �er
goed voor zyn, als ter eens op een marcheren ging, PierkePunt. 'Z.QO �t myn H�er geliefde, wy wilden wel,nbsp;dat hy ons in fyn dienft ontfing.
Hansjurie�. We beloven je, we f�llen je dienen als eerlijke en getrouwe foldaten.
jforis. Kom gaat dan me�. Als feme dan ook �oo myn Heeren kan ik de bloeyenniet verlegen laten.
ULRICH.
D Aar komt volks genog om te fuipen, maar daer en \ byt niemand zeer aan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(gaan :
Wil dit niet beteren, zoo fal �t met onfe werving al Hapjes In�t gieten en zwelgen zyn de mannen wel mannen tnnbsp;louter e gaften} �nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maar
-ocr page 141-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iij
Maar als�t op cen dienfl tiemen komt, zoo en wil�cr nie-man toe-taften.
Regt uit gezeid, dit werkje gaat niet al te wel naar my-nen zin ;
En ondertuflchen Zoo word�etmyn beurs lydig gewaar, want het gaat�er al diep in.
Ik zal langzaam myn volk krygen , dat begin ik nu te vreefen.
JORIS, ULRICH.
HOu moed baas, hou moed ; kyk, bier kakt �eq koe zoo veel als zeven meezen.
Bezie me dit tropjen eens, dat ik je hier te gelijk toevoer. Ulrich. Waar komen defe maats vandaan.? loris, Eerftnbsp;van haar vaar, en dan van haar moer.
Ulrich. Waar heb je defe gezellen agter loop�n ? je wedt fe waaragtig op te llicken.
Ditzyndrolligefnoeshanen. loris. Maar dat j�et weet, z�en willen niet wel (Iront pieken.
Ulrich. Ik moet waaragtig bekennen, Joris, dat jy je volkje vinden kunt.
Wat doen de maats voor handwerk, .en hoe hieten ze? loris. Defe heet Pierke Punt.
En is een (lyper, die ons wonder zal te pas komen. Ulrich. Hoe kan ik dat begrypen.?
hris. Als onfe degens plomp gevogten zyn, dan-zal hy�er kve�r punt aan (lypeu,
En daar is al veel aan gelegen, dat men altoos verfien is van cen wel-(tekend g�weer.
Ulrich. Draag jy daar zeker zorg voor? ik moet beken-^ � nen, je (iet al vry veer.
loris. Hy doet dingen van de andere weereld ,jahyzon je by manier van fpreken,
Het fpits van je baard zoo fcharp maken, dat j�er mee door een eike plank zoud (leken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v
Pierke Punt. Hebje eenige vcrroelle daggen of dolken, zoo ie ze my ter band (leid,
H nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;� Ik
-ocr page 142-H4 HOPMAN ULRICH,
Ik zal�er we�r punt aan maken, enflypen fezoo klaar j datj�erjezelveninfpiegelen zeld.
loris. Je fond het je leven niet willen gelooven , hoe hy alle oude dingen we�r weet te verhalen.
Ulrich. Dat hy daar raad toe wift, wat fou hy �er nog eenen grooten fchat uit halen :
Ik wilje wel verzekeren, koftje alle oude degens weder- -om op fne� en heek zetten maat,
Dat je haalt met aldepotpenningen deurgingt, van die maats, wiens wyfcr op fes uuren ftaat.
Wat is dit nu voor een karei? dit is ook al een wonder compeernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J^ris. Al goed flag.
Zyn naamisHans Jurien Frefl�rvan Poetfen Enfenbag;
Ik geloof niet, datje ligt fyns gelijk fou k�nnen vinden in�t eten:
Het fou �t eerft van fyn leven niet zyn , dat hy �er een ham met een fchapen-bout had binnen gefmeten inbsp;Eendozyn pekelharingen daar kan hy mooitjes voor eennbsp;onbyt me� doorgaan.
Ulrich. O clekaarten, wat moet hy dan biers van doen hebben, omzynendorftnabehoorente verdaan!
Wat kwelt me die vogel ! ja zeker, laat hy der zulke broeken in zacken,
Zoo wil ik hem verzekeren, dat hy op myn teen niet en fal kacken.
En wat ben jy voor een Lantsman ?
Hans Jurien. Ik ben van Embden van daan.
loris. Daar had hy een klein ongelukje ; hy was wat .^��j-vroeger als (ij n buerman opgedaan.
Ļws Jurien. Vandaar, ging ik na Breinen, en fe vielen me daar zoo hartdat ik �er niet langer kon Ica ven.
loris. Hy valt wat fijn in de religie moet je weten. Ulrich. Hoe na is liy om de fchrift verdreven ?
loris Regt; En daar by zoo had hy zig tegen het agtfte gebod zooal een beetje ontgaan :
Maar men zeid, die nooit ea visl, behoefde ook niet we�r op te ftaan^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^lrifh-.
-ocr page 143-BLYS P EL. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ilf
Viriel}. Haperde het daar een lutje ? loris. Wat hoeft men ook alles zoo diep te ondervragen.
De man is wel, hy is �er Stadsb� gemaakt ; maar hy moii de bus op de rug dragen.
Maar al kreeg hy�er twee of drie an, hy flagt de hoeren, hy is�er onnoofel aan geraakt.
Ulrich. Voormynpart, ikzal zoo naauwniet fien ,als hy �t ons maar wel maakt.
Wat is jou hand werk ? lan Katjes. Ik doe allerhande fcha-delick gediert verh�lfen.
loris. hem daar vry voor aan, hy heeft �er al veel op fynfche�, dog�t waren meeft ratten en muifen.
�t Is een quaad moordenaartje. Ulrich. Maar hoe veel neemt hy wel van �t dozyn ?
loris. Ey baas, de mannen zyn uit duizend; fe hebben al ter fcherper examinatie geweeft voor myn:nbsp;Se zullen voor myn niet'mankgaan, ik kan met een halfnbsp;oog fien watfe wegen.
Ulrich. Wel mannen, ik neem je aan j loris. Maarfc, praten van eens te vegen.
Pierke Punt. Indien�theerfchap geliefde, we hadden, verftajewel, op de hand garen wat..
loris. Steld die dingen in fyn difcretie; ik verzekerje, hy zal wel maken dat gy�t garen had.
Hans Istrien.'^ezullen dan de liberaliteit van �t heerfchap af wagten, /er/j-. je fpreekt als eerlijke foidaten.nbsp;Zegt�t zoo je �t begeerd, en�t zat anders gefchien: wantnbsp;hy zal �t onder hem niet laten.
Ulrich. Gaat, geeft fe geweer, field �er twee onder �teerfte, die derde onder�t tweede rot.
loris. Sa, allon, gy zult elk een ftiukroer hebben, en g� een piek met een vuerflot,
VYF�.
-ocr page 144-116 HOPMAN ULRICH,
VYFDE BEDRYF.
FOBUS, JORIS, ULRICH.
HOe ongelijk worddekoft gewonnen,de eene wind hem met leeg gaan, en den anderen moei flaven;
Hoe veel gaat �er hier met de handen in de zak, daar ik moet loopen en draven :
Men maakt by na een uur-werk van me, myn getrentel nam noit end :
Maar ik fie Wel, al iseendingmoeylijk, men word �et nog al gewend.
Laatfieneens, waar zal ik beft het huls vinden? dat ik me niet en vergiffe :
Dit is aldernaaft de regenboog � en tegenover het guide kruis, dit kan niet miffen ;
Ikmag�ereensaan-kloppen, om te fien of Hopman Ulrich �t huis is. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Joris �van binnen.
O bloed, �t is de onderwagtmeefter, hier moet je uit baas, dat�s wis.
' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vlricb fpreekt van binnen.
Wat raad? loris, �k Zal fien, ofik nog wat verzieren kan, om defe zwarigheid te ontkomen.
Febas, Is baas t� �huis Joris ? hris. Verzeker is hy : want hy heeft van de morgen nog wat ingenomen.
Fobtts. Heeft hy van de morgen nog wat ingenomen, zoo is�et werk hier bekaaid. loris. Zoo is�ct er gefteld.nbsp;Hy heeft een infufie van rabarber ingenomen, wanthy is
- vry wat met de gal gekweld :
Ik kom zoo uit fyn kamer, en na ik aan den reuk heb k�nnen merken j
Zoo geloof ik, dat de medecynen al hebben beginnen te werken.
Fobus. Dat komt zoo qualijk als�t mag : ik had anders ' lalt hem te feggen',
Dat
-ocr page 145-BL YS PEL. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;117
Dat hy binnen een uur met eenig gecommandeerd volk moert uit gaan.
loris. Quam je daarom ieker! � bloemerharten , hoe wil hem dat fpyten !
Hy tal van quaadheid �t hair uit fyn hoofd trecken , en op fyn tanden byten.
Ik moet�t hemal evenwel eens gaan feggen, datje daarom gekomen zyt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;loris ine� uit.
Fobus. Wel wat zei den Hopman ? Joris, Wat fou hy feggen , hy barft van fpyt.
Hy -wil hebben, dat ik om den Dodor ga. Je kont hem ook niet qualijker aantreffen.
Fobus. Sta wat ; wat zal den Do�or doen ? loris. De purgatie op fcoppen. Fobus. Laat hem aan de zaaknbsp;niet heffen}
Want daar is niet me�te gecken, dat was fomtyds om fyn gefondheid te doen.
Joris. O daar vraagt hy niet veel na, als �er �s lands dienft aan hangt ; maar laat ik me gaan fpoen.
Fobus, Wel hey, ben je gek Styn ? wild by loo zulke zotte dingen niet beginnen.
Joris. Zoo fou j�et hem af rad en? nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Zou ik niet ? is
de karei heel berooft van zinnen;
Ik zal liever fyn indifpofitie te kennen geven, en maken dat een ander in de plaats fal gaan.
Joris Je meugt�et doen, maar�tzal hem zoofpyten, dat hy fyn felven zal liaan.
Kom vry te voorfchyn, baas, dat onweer is al verdwenen , en over gevlogen.
Ulrtch. Wat zei ik je feggen, Joris,jehebtdaarwac-ker met een ftatige trony gelogen.
Joris. De goede vrienden, fieje wel,kendmenalder-beft-in tyd van nood.^
iZ/wZi, Je weet ook over al raad toe. Joris, Behalven tot de dood.
Zoo moet men een fteen verleggen, die ergens een goed vriend in de weeg is.
Ulri�h,
H3
-ocr page 146-�13 HOPMAN ULRICH,
Ulrich.W beloofjedat ; je zelt �erde kan ook eens voor hebben.als fe leeg is.
Joris Wat zegje? moetje rin niet bekennen, dat ik vol alderhande virtuten ben ?
�k Zal �er je wel deur helpen, als men �t met geftofFeerde leugens ontfnappen ken.
SYBILLE.
IK had myn leven niet gelooft, dat de ampten dc luy zoo k�nnen doen veranderen in mieren ;
�k Wou datje eens zag, hoe myn ouden met den degen op de naars gaat fwieren ;
Ik lag�er al te mets by myn zelvenom, dat ikfehierter neer zyg ;
Hy praat nu g�ftadig niet anders als van zaken van oorlog en van kryg.
Van (leden te beleggen, van�ormteloopen, eijvanbat-taaljes te geven :
In�tbed verhaald hy me wat Alexander en Julius Cefar al hebben bedreven ;
Hy laat fig voorftaan, dathybequaam is tot den oorlog en de politie bey ;
Hondert maal op eenen dag raakt de degen in en uit de fchey :
Ja hy word �er niet een haar te goed toe oip tegen fyn fchitn te vegten ;
Men zeid van apen, maar my dunkt, dat oude gecken ook wel drol lige kueren aan regten :
Als een tweede don Quichot de la Manche, braveert hy ftaag door het huis,
En als�er eenige dienft te doen is, dan is �er by �t heer* fchap niemand t�huis.
Ik denkfomtyds, boe paft jou dat gewaad, even als een ezel de laarfen palFen ;
Arme knegt, had je den yzeren hoed wat eer op gezet, �oo hadden de horens daar zoo niet deur gewalTen.nbsp;Ik
-ocr page 147-B LYS P EL.*; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;119
Ik beken, ik heb me in fijn impertinentie in�teerft al vry wat gekweld;
Maar nu denk ik, �k aie alle daag komedien voor niet, en een ander kollen fe geld.
Het zal nu haalt weer fijn beurt zyn, dat hy zal moeten buiten trecken;
Zoo hy we�rom met ziekten, of anders fyne poltrony weet te bedecken,
Zoo moet ik hem met fpokery vervaard maken ; want daar is hy zoo bang voor, als de duivel voor hetnbsp;kruis
Ikzalhem welzulken fchrik aan jagen, dat me hem met geen geweld en houd in huis,
En het ondertuflchen zoo Hellen, dat fyne abfentie niet onnuttelijk zal worden verlieten ;
Want terwylen dat hy Mars in �t hoofd heeft, zoo zal ik Venus niet vergeten.
ULRICH, JORIS, FOBUS.
�k TTT11 je wel rond uit bekennen , dat ik metallen W verzet Hond,
Dat ik zulke onverwagte verandering in de goede man vond.
Naar ik heb onthouden, zoowaren dat fyne eigen woorden.
lorii. Wel, wat zei jy daar op ? Ulrich. Ik praatte niet,, als van doodfteken en vermoorden,
Van in duizend Hukken te kappen, en honderd Heken te geven na haar dood.
laris. Jekont�er ook louter met de bre�byl in hacken, als je begint; fakerloot !
Je zou de lu� wel een fchrik aan jagen met je ongemacke-lick praten.
Ulrich. Daar geef ik niet om, de befukte bengels fe mogen haar katerjagen laten.
quot;Jiris. Nou baas, kan�twefen, zoo laat�etwefen? dat je nog praatte van wat afgeroH,
H 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
-ocr page 148-�2O HOPMAN ULRICH,
Wat zou men de lu� zoo vermoorden , fe hebben al te veel van wiegen gekoll.
Ulrich. Begin jy ook al zoo te praten ? jezelf geen fes fchel liiigen voor die confultatiegenieten.
�k En had myn leven niet gelooft, dat de degen zoo weinig met je zou befchieten;
Ikhadgedagt, dat je wat genereuferzoud hebben geworden door'cle handeling van �t geweer :
�k Hebje geavanceert, maar datje me zoo lang niet gedient en had, ikcafl�erde je weer.
loris. Daar isde wagt-meeller, baas. Ulrich. De duivel haald de vent, loris. Nou begind men �t hoofd tenbsp;klouwen,
En (Iraks praatte men van cafleeren. Ulrich. Je moet den ouderdom wat ten beften houwen,
Joris. Wat zal ik hem op de mou binden ? Ulrich. Eer hy me�et; zeg, dat ik ziek ben :
Ik voel groote rommeling in den buik, en zal ondertuf-fchen eens gaan, daar ik niemand fenden ken.
Fobus. Goeden dag Meefter Joris, loris. Ongeluckiger, als ik, en is�er nooit geboren.
Fobsss. Wat is�er te doen Joris, Och, nu is al de hoop met my verloren.
Fobus. Wat ongeluk is je overk�men 1? Zurft.�k Weet njet waarom dat ik myn fel ven niet en verdoe !
, Fobus. Men moet zoo niet praten. Joris, �k Heb�er meer als reden toe.
'kEn verwagt nu anders niet, als dat hy �t met de dood zal moeten betalen.
Fobus. Is �er iemand ziek ? Joris. Ik vrees hy zal den dag van morgen niet halen.
Fobus. Is�tmogejijk , wieis�et ? loris, Hy zal�er nu voorfeker me deur gaan ; want,
Hy had gilleren al verfcheide maal �t end inde hand.
Fobus. Maar zeg me eel�s, wieis�et dog? loris. Och, ik ongeluckigc duivel.
Fobus,
-ocr page 149-B L Y s P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ill
Fobus. Ik vraagje, wie is�er ziek � Joris. Ziek ? ja zoo vol veege teikenen, als een ey vol zuivel,
Fobsts. Wel dit lijkt wel fcheren : wie is �t ? ten minden datje me eens antwoord geeft.
loris. Wie fou�t wefen ? myn goeden baas. Fobus. Ba Zoo,fprcekt of vy ft, zoo boord men datje nog leeft.nbsp;Is de goede man zeker zoo ziek ? ik quam anders om hemnbsp;te commanderen.
laris. O Heer! hy moeit hem met de wereld niet meer, daarom dien je hem niet te troubleren.
Fobus. Maar ondertuffen zal jy je gelieven gereed tc houden voor uw perfoon in �t particulier.
loris. Hoe durfj�et een eerlijk man te voren leggen? ik fou myn meefter verlaten in zulken dangier.
Myn meefter, myn goede meefter � wat en zou je niet van me feggen
Dat ik de ftad uit liep, omdeluy doodtefmyten, en liet u in doodsnood leggen.
Myn meefter, myn goede meefter, og myn goede meefter! Fobus. Nou ey lieve, zetje dog wat neer.
loris. Ik weet heft waar my de fchoen wringt .� niemand hinkt�er van een ander mans zeer.
Fobus. Zoo lang als �erleven is, zoo is �er hoop : Iaat ons, met den Almanak, �en beter hoopen.
loris. Och, myn goede baas ! je foud niet fterven, m�gt ik jou leven met het myne af koopen.
Fobus, �t Zal beft ly n dat ik ga, en geef te kennen ; hoe ik het hier vind gefteld.
loris. Loop vry aan de galg, zoo worden we in lang niet weer van je gekweld.
Ulrich Is de vent al weg, Joris? loris. Syn leven is �er niemand op den eerften van April beter ver-fonden.
Ulrich. Een oud man is niet anders als een glas, dat heb ik daar aan myn zelven bevonden.
loris. Wat bangigheid quam je daar zoofchielijk over.^ Ulrich, �t Was een fpetie van een colicompas,nbsp;H ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dat
-ocr page 150-XIX HOPMAN ULRICH,
Pat my zoo geweldig tormenteerde, dat ik niet en wift waar ik was ;
�k En kanje niet feggen, hoe myn de winden in �t ge-darmtftaken, fncden, cnftieten.
loris. Of je dat w��r beurde, zoo bind een hazeval voor je naars,daar zul I� de winde ftrack op los fchiet�.
Ulrich. Daar is niet me� te gecken, een oud man zouw �er zoo fomtyds me� deur gaan ;
Daarom meen ik myvanaliemoeite, en vooral van de Militie te ontflaan :
Niet datikdat uitblo�heid doe, dat moeft niemand van my vertrouwen.
Paar heb ik 't hert veel te hoog toe : maar om by �t wy f een goed oog in�t zeil te houwen,
En dat dunkt my dat wel zoo raadzaam zal zyn, als te loopen uit de ftad.
Joris. Bellona m�gt wel een paar krygers verliefen: my dunkt de kryg heeft met ons al een gat.
Ulrich. Ik heb alles rypelijR qverleid, en om U rnyne genomene refolutiete feggen :
Pe meening isl niet lang met de ring-kraag gebruft te �yn, maar den degen neer te leggen:
Ik heb myn buik van den oorlog al voL Joris. Jawel, of men �t fey d of zwygt,
�k En zie niet, dat onfe Jutter nog een Indiaanfche ketting van ons om den hals krygt
Ulrich. Waar in zou die ketting beftaan, die fe van ons Zou k�nnen krygen ?
Joris. U:t afgefnede vyandlijke mannelijkeInftrumen� ten, die de Indianen laten droogen, en aan eennbsp;fnoer rygen,
Enhangenfedandevrouvanden Hopman om den hals, tot een teiken, dat hy�er veel heeft vermoord.
Ulrich. Wie heeft�er fijn leven van zulken drolligen tour paarlen gehoord ?
yor�. Zulke kettingen worden daar voor de befte ju-weelen aan de vrouwen gefchonckcn.
Ulrich.
-ocr page 151-B L Y s P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12?
Ulrich. �k Ver fag�er wel een vaan aan, datikeenseen Indlaanfe Dame daar mee m�gt fien zitten pronken.
Zor/f. �s Lands wys�s lands eer: dat is daar de grootte mode en de aanfienlijkfte pr�gt,
Ja boe dat een Dameme�r zulke paarlen aan haar fnoer heeft, hoe dat fe meerder word geagt.
Ulrich. Maar Iaat ons al de Indiaanfe juweelen en kleinodi�n daar laten,
En wederom ter materie komen, daartve van bego�en te praten.
�t Is maar malligheid vrome feiten te doen ;yvant in plaats van dat me daar eer mee behaald,
Zoo is �t, hy doet niet meer, als hy fchuldig is, en hy word �er voor betaald ;
Daarom zoo zal ik zoo dwaas niet zyn, dat ik myn leven zoo ligt op-ofFer.
�t Was een klein principaal , had men nog eep provifie van leven in de kofl'er :
Maar�tquaadfledat�ervanis, als men eens dood is, men komt fyn leven niet weer.
lerii. Verfint eer gy begint. Ulrich, �k Moet mynzel-venkennen, �k ben al te haaflig, en ruk te ligt van leer.
loris. Men zal zeggen, dat �et uit blooheid gefchied, en men zal ons al een lutje met de waarheid overtuigen.
Ulrich, Ik weet wel, daer een bi� honig uit zuigt, daar kan een pad wel feny n uit zuigen :
Maar of de luy wat fnappen en kakelen, daar vraag ik heel weinig naar.
Hangt me dien degen van �t lyf; zoo , doed den hoed weer ter zyen neer; had daar,
Torrend de pluimen daaraf, loris. Naar�tbem Iaat aan-fien , zoo loopt de kryg geheel met ons ten enden. Ulrich. Deve�renzyn jou vereerd. loris. Dank heb,nbsp;zei de krepel, en hy kreeg een kruk in fyn lenden.nbsp;Utric^. Ik heb al lang genoeg gaan torflen met dit fluknbsp;koud yzer op de zy.
Hang
-ocr page 152-HOPMAN ULRICH,
Hangtdevogt-lepelindewapen-kas. bris. Zeer wel ; ik hang�er mynen brood-winder haart by.
Maar iullen we�tons niet beklagen, datweons dus van onfeamptengaan ontblooten ?
Ulrich. De refollutte is genomen, brts. Als jy�tgoed vind,�t is voor my ook been, zei den hond , enhynbsp;kakte konten.
Ulrich, �t Behaagt my alzoo, en daarom vraag ik �er niet na of men �t zus of zoo duy.
bris. In�t fcheyen van de'markt, zie je wel, zoo kent men de koopluy.
Sybille, ulrich, joris, godefroy, melis.
DEn eerften aanflag was wel aangeleid? maar heeft ons egter niet veel k�nnen baten,
�k Had altoos wel vrees als���crop aan kwam, dat den bloodaard fyn ampt zou verlaten;
Maar�t beft dat ik�er van weet, we hebben al meer py-len op otil� koker als een,
Hymag doen wat hy wil, ik zal hem evenwel de baan we! doen ruimen, zoo ik meen.
Maar zoetjes, daar isjantre� zaft. Ulrich. Wel, waar heb je nu w��r wefen klappeyen ?
Uit komt weer uit het collegie van de commeeren, of uit de vergadering van allehey beven .gt;
�k Zal der geen doekjes om winden, al dit geloop en (laat men niemendal aan.
Je zelt by me komen, en verlofvragen als je ergens uit wilt gaan,
Of daar zal meer als een duivel me�fpelen. Sybill, Zoet* jes wil je kyven,
De duivel iseenquaje gek. Iaat�erdie altoos van daan blyvcn.
Ulrich. Deduivel mag de duivel halen, en jou bezukte kol-ryfter daar by,
Je
/
-ocr page 153-. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;� L Y s P E L.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lir
Jc zuit me nog voor myn fterf-dag doen derven, jou l�gt-vaardige pry.
Syhill. De nickers xullen nog eens aan je gat moeten komen, zoo lang xulje ie nog tergen.
Ulrich. Ik pas op den duivel nog op fy n moer. Syhill. En als hy eens quam, dan fou men fyn gat niet wetennbsp;te. bergen.
Watis�er te doen Joris, hoe komjedusloopen? feg,hoe ben je dus verbaad?
loris. En hoor jy luydann�'quot; , hoe dat�et daar binnen fpookt, en tierd, en raad?
Ulrich. Zoo komt �et de luy gemeenlijk aan als ze gek worden; �k denk,ihy heeft ergens fijten droomen,nbsp;Syhill. Och, daar hoor ik �et ook ! Ulrich, �t Moed by loonbsp;evertwel niet hier komen.
Syhill. Hoor, hoor! Ulrich. Y wyf, laat ik wat agter jedaan; och, nu word ik ook vervaard.
GoJefroy. Ik kom door Plutoos Iall van onder uit der aard. Hy eid een koeckoek, een der knorrende gezellennbsp;Djehier niet anders doen, als andere menfehen quellen :nbsp;Om hoorn-beeden is �t, dat ik hier nu verfchyn.
Urich. Ik word zo koud als ys, de duivel komt om myn. Godef.'^ Heb lad,om over al de koeckoek� aan te pakken.
Ulrich, �k Bedoe me : och �t gewey begind me fchier �t ontzacken.
Godefroy. Dat gemelijk gebroed, dat daag de vrouwen plaagt,
Dat wrokt, dat knord, dat k�ft, en alle rud verjaagt, En is niet anders waard, al s hals en been te breken.
loris. Naar ik hoor, foo zou de duivel hier wel de paf-de preken.
Ulrich. Och, Joris. loris. Och, Meeder. Ulrich.Ik ben zoo bang, dat ik me fchier bepis.
loris. Alles zal wel wefen, zoo de duivel hier flegts geen draatfehender en is.
L Ulrich. Hetisopmegemund./�r/r. Och Juffrouw! wil dog voor jou goeden man een woortje ten bedennbsp;fpreken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Syhill.
-ocr page 154-126 riOPMAN ULRICH,
Sybille. Ik durf me niet verroeren. loris. Zoo 2al ik dan de duivel voor hem een kaars aanfteken.
Mynalderliefftediabeltje^ �k mag je bidden, laet onfen baas dog vry:
Enwiljeimmerkoeckoeken eten, 'zoo eet nabuurWy-brand, die is jonger koeckoek als hy:
Ikwcetwel, jyluyllooktgrootevieren, maar�tenisj� evenwel niet te raden, '
Want al ley je hem tegen�theele vagevier, j�en zoud den ouden knegt niet gaar braden.
Godefroy: Waar blyft Aroftophox ? loris. Ik vrees, hier zullen meer duivels me�fpelen als een. Melis uit.nbsp;Dogt ik�et niet wel, de nickers, zie �k wel, Aagten denbsp;Monniken Ze gaan ook niet garen alleen.
Sybill. Is�t niet wel gevloekt? Ulrich, Och, dat ik nu Mercurius vleugels hadde.
Godefroy. Waafom dus lang vertoeft;�t za vatten wy hem by de kladde.
Sybill. Och, man. /�r/r. Och Meefter loop, repje, zoo je kent.
Ulrich looft w�g.
Godefroy. Myn dienaar gaat en fiet waar dat de gek vol-end.
Melis hinuen.
Sybill. Hoe bang was de bloedbeuling! Godef. hy�t huis niet weer zal durven genaken.
loris. JyluyhebtUilefpiegelsrankeninjegat, jswest de kreupelah haaft rad te maken.
Godefroy, W�ar nam hy cours na toe ?
Melis uit.
Melis. Hy liep regel regt op �t huis van Wybrand aan, �n hy klopte als of hy de deur op de vloer wilde loopen,nbsp;tot dat �er \rierd open gedaan.
loris. Pa� datje nu gaauw bent, deze gelegentheid dient waar genomen,
tVant ik loof niet, dat hy van de nagt weer ontrent het huis zal durven komen.
Sybill.
-ocr page 155-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;127
SyiilL Daar�s geen noot af, want hy heeft de fchrik nu al te zeer op �t lyf.
Go�efr�y. Of by even wel met eenig volk quam,�t is dien-ftig, dat�er wagt in �t voorhuis blyf,
Om op alle voorvallende gelegentheid een wakend oog te houwen.
loris. Al quam hy met de heele ratelwagt, wy zullen je tyds genoeg waarfchouwen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Ce�efroy. Pas wacker op. loris. Ga heen maar, en laat dees twee Meeliers voort met fmart begaan.
Sybille e� Godefroy binners.
Melis. Maar macker, zou je geen raad weten, om on-fen dorftondertuffeheneensteverflaan:*
loris. Hoor, terwyl datje Meefter vaft befig is om cens van�t maters vaatjen te zwicken.
Zoo zullen wy�t paters vaatje ont�ekeu, had daar, en cens louter zamen of licken.
WYBRAND, ULRICH.
�t Een dat ik feg, dat ik feg om beft wil, daarom zoo bidikje, volgmynraad;
Ga naar huis, terwyl�tdonker is, nu zyn de klappayen nog van de ftraat.
Ulrich �t Is wel waar, maar de nickers zouden al w��r komen zou ik vreefen.
IVybrand. Endanzoualtemetdelefte dwaling arger als de cerfte wefen.
Kom gaan we, ik raad u als een vriend ; want wagtje zoo lang, dat de winkels open gaan,
Zohebjeftraks tot zwarte Neel het voorhuis vol Brande-wyndrinkers ftaan;
Ook zal�thaafttyd worden, dat onfc buerman zalga�n blafen heete weggen,
En zoo jou de luy gewaar worden, zoozal�er (Iraks een yeder�t zyn van feggen.
Ulrich Maar ik denk , alles laat hem feggen : of de luy wat praten, wat roert royn dat:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
-ocr page 156-tzS HOPMA�4 ULRICH,
�k Heb Heve� een dozyn leugens, moetje weten, als eert duivel aan myn gat.
Maar dewy 1 j y �t zoo goed vind, zoo zal ik evenwel gaan, al en is �t ons niet al te wel te raden ;
Want ik heb wel k�nnen merken , dat het de nickers wonder op ons hebben geladen.
U'^ybrand. Je bent ook al te zwaarhoofdig, ik verzeker je, dat�ergeenfwarigheidwefenzei.
Ulrich, �k En zou niet gaarn , moetje weten, met Bel-febubs afgefanten een fpecl-reisje doen na de hel.
Godefroy en Melis uit. 'li^ybrand. Wel wat�s dat? Ulrich. Dogt ik�et niet wel,nbsp;kom laat ons hier in dit hoekje ne�r duiken.
- Uyhrand. s� En k�nnen ons hier niet lien. Ulrich. Maar ik vrees, fe f�llen ons ruiken.
Godefroy. Je hebt je zelven , hoop ik immers,onder-tulTchen wat goeds gedaan.
Mflli. By get Jonker, we hebben onfe neus zoo te weik geleid in den nobelen traan :
Het ging �er louter a-vous a nioy, laat komen de zeep, zei de meid, wefullen morgen wallen:
Zulke vetjes fo�den maken, dat me de bro�k te naauw fou worden, en �t wambas niet langer pafl�n.
Ik loof, dat ik defe nagt een aanwas heb gehad van een half dozyn pond fmeer.
Godefroy. Ik hoor wel wat �er van is, �t is heel goed riemen fnyen uit een ander mans leer.
lUybrand. Naar my dunkt, zoo heb ik die duivels van myn leven wel meer hooren fpreken.
Ulrich. Houd je hoofd tog binnen, want zagen fe onSj fe zouwen ons den hals breken.
Godefroy. Sla den mantel om de ooren, dat men ons niet kend, ofonsyemand tegen kwam miffehien.
Ulrich. Hou je binnen, hou je binnen^ lUybrand. Ik moet die nickers eens ter deeg onder de ftaart lien.nbsp;Melis, �k V erklaarje Jonker, wy hebben foo veel vreugtnbsp;met de wyn gehad, alsjy met de Juffer.
Gode-
BLYSP.E L., nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;129
CoJtfroy. De wyn af te drinken, en *t wyfaf te zoenen! het ftaat hem heel fchoon den ouden fuffer,
Godefroy en Mel�s, btnne�. if^ybrand. Ikdogtwel, dat�etfulken werk was.
Ulrich. Laatje niet fien , of we worden opgefnapt.
Wybrand. Kom vry uit �er muiten, daar is geen zwarig* heid, de duivel heeft hem al beklapt.
Ik heb �t Finaal al weg, waaroih dat fe hier gekomen zyn dees twee geeften.
Ulrich. Waarom meen je? If'^br. �m, op fijn Noord� hollands,t�jouwend een lutje te komen kweefiea.nbsp;Watzalikjefeggen.^ lieve vriend, ik heb daar den hee-len huspot ontdekt .�
Het is me Icet vanuwent wegen, dat men foo fchande-lijk met je gekt.
Jckant dit fpook foo welals ik. Ulrich- Wat feg je? Wybrand. Viel te weten.
Dat eetic naar ik merk, heeft dgtefj� wyf, en dat andere agter je wyn her gefeten.
�t Is Qodctroy met fyn dienaar i
Ulrich, �t M�gt de galg met de dieven zijn} Maar wat meen je, fou�t de duikel niet vvel k�nnen we-fen in haren fchyn?
Die haar gedaante had aan genomen, �tfi m� te komen kwellen.
Jf^yh. Ik feg je nog eens,�t is Godefroy met fijn knegt, en na ik heb k�nnen hooren aan de gefellen,
Zoo hebben �e je Wyn afgedronken, en je wyf afgeib�nt daar by.
Ulrich. Ey lieve ga eens niet me fien, hoe ik fezal kne�is-duivelen, die bef�kte pry.
ULRICH, SYBILLE, WYBRAND, JORIS.
IK zal jou, dat verkeren, dat zweer ik, jy bezuktc ritligc koekedroelje ;
Men behoorde je met je gat op een hekel te fetten , j�u weyige pompoelie.
� J nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�kRri
-ocr page 158-150 HOPMAN ULRICH,
�k En geloof niet dat men in �t heele land fuiken daal foU k�nnen vinden, als jy bent ;
De beul � �cr te goed toe, dat hy fyn handen aan je fchend. Maar myn tong is niet bequaam, om jou quaads genoegnbsp;te leggen.
S'^bille. Wat breeder dingen �yn dit, zei Jan Oom, en hy fag drie fchollen in een fchotel leggen.
Ulrich. Durf jy �er nog om lachen, jou oubefchaamde varken, jou ligtvaardige flaars.
Sybille. Ben ik een varken, hoor je dat wel drogift, zoo eet fpek uit myn naars.
Wat valt hier veel te varken, feg generaliffimus van alle hooren-beeften.
Ulrich. Je feit rne zoo niet meer verjagen met je fpoke-ryen en gemaakte geeften.
Sybille. Ik fie wel, alseenkoebefchetenis, foo flaatfe gemeenlijk met de ftaart :
Of jy wat bolderd, blafkaak, ik ben voor je fnorken niet vervaard :
Even als een morgen lands, foo beef ik voor jouonver-ftandig tieren ;
Je bent voor Waar een groot Cadet, je moeders naars be-ftond uit twee quartieren.
Wat fou men op �t left nog beuren van defen jan gal ? hoor hier drooge bloed,
Heb je lang genoeg quaadgeweeft, foo meug je tuffen je beenenfien, en worden we�r goed.
Ulrich. Zulken geraffineerd vel is �t : ze fou verblofen nog verblicken.
Wybrand. Dat �er juftitie in �t land was, men behoorde fuiken volkin �t Rafp-huis tefchicken.
Ulrich. Daar zoufehaaft zitten, die verbrodfte pekelhoer, dat�et naar mijnen fin gonk.
Sybille. Niet veel te hoeren, datfegikje, of jou billen worden ftraks honk.
Ulrich. Ik fegje , dat je mefwygt,� en dat foo lebrt als csn hoen dat de keel is af-geileken.
Sybitl.
-ocr page 159-B L � S' P � L.
Sy bill. Watquelt me defe drasbroek, zaljy me verbieden te �preken ?
hris. Ze word by loo boos : je zelt fien, zoo den ouden niet in tyds en zwygt,
Dat hy ftrax meer handen, als fch�pe kafen op fyne kop
Sybill. Watkweld medefehang-gat. C//r/lt;-Zi.Zwyg,ofik zal je de huit aftouwen.
Sybill. Zoo moftje doen ftink-broek, U^yb. Obloeni-merharten is dat klouwen !
O jyboofe peftilentie, wat fou je den goeden man zoo ongenadig flaan!
Sybill. Neemdat by provifie, en als je weer wat luft, zoo fpreekt men eens aan.
Ulrich. O jy helfeproferpyn. Sybill. Pas men (Jat tandeloos bakhuis toe te houwen ,
Ofikzaljeftraksde neus af byten, en je fe weer in�t aanligt fpouwen.
If'ybr/incl. Wat boozer wyf is dat ! lorit. Had ik dat kwalijk geraden
Ulrich. Ik ben ontheupt en ontbild.
Sybill. Zo je dat fmaakt,zo komt op een andermaal weer,quot; Heer Overdeken van�t horendragers gild, bintie�.nbsp;loris- �k Geloof, dat hy dat beter gewaar wierd, alsnbsp;den dageraad. bTyb. AriHe�man, hykrimtalseennbsp;Egel.
loris. Wm pry is dat, fe fpeelt met haar beukfpaander als een boer met den dors-vle^el.
Ulrich. Ze heeft een voet zoo fpits als een naald. bTyhrand. Gy onnutte vel j w'at zouj� een oudnbsp;man zoo ieer doen.
Sommige mans dragen de horens op�t hoofd,maar
., fy fchynt �t wel heeft fe aan de fchoen.
Jf^ybratsd. Dat is nergens na de bede Juffer ; watfou rheii j den armen man ook foo fmyten;
Hs�er al te goeden man toe. Zow. Daar heeft h� gelijk in, alshyflaaptzalhynietre�yemandbyten.
-ocr page 160-t^z HOPMAN �LRiCH,
Wat geeft d� vent een bange lugt van hem!
If^ybrand. Had je nog gedaan na mynen raad*
Ulrich. Wat 2al ik zeggen ? het fchynt wel , had de komt altyd te laat.
U'ybrand. Wat bool�r ftnk eten is dat ! menzoufyn felvenkruifen en zegenen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f
Joris- Ja, jalt; wil de wind nog langer in dat gat ftaan, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
foo zal �et met �er tyd nog (hond regenen.
Zou fe Wel grooten honger gehad hebben, dat fe inet gt;, fuiken hevigheid klopten voor �t fchapray ?
Jebroekisagter wat uit de lijken gewaaid baas, geeft fe me t� avond eens dat ik fe weer naay.
Ulrich. O jy vagebond, durf je nog fpreken? ik geloof dat je van den handel wel hebt geweten.
Joris, Ikben�eronnofelin: je flaatmy met het fpit, en ik heb van �t gebraad niet gegeten.
Ulrichs Pak je uit myn gefigt. /orlt;7. Maar zoo�t je gelieft, ftaineneerlleenstewoord,
Wantje Weet Wel, dat het niet veel fatfoen en heeft, t dat men de luy veroordeeld ongehoord.
ITybrand. Hoor hemeens fpreken. Ulrich. Spreek. Joris. Ik heb voor defen wel hooren vertellen'.nbsp;Dat �er eens een boer aangepakt was van �s Heeren dienaars of diergelijke gefellen,
En dat fe�em voor den Officier brogten; die ftraks vraagde , wat heeft de boer gedaan ?
Een van de dienaars antwoorde , Heer, de vent heeft drie hooybergen agter �t huis ftaan '.
Enftrax was�t, leg hem agter af. De Keulenaars hadden den bto�r van een feker Officier dood gefmeten,
Waar over hy voornam fig te wreken; want hy kon dat ; niet Wel vergeten,
Gelijk hy ook reden had : �t Gebeurde, dathy eens op een fekeren tyd.
Met eenig volk op l^ifard (gelijk men dat noemt) in�t land ryd ;�
Onder
B L y s P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I3�
Gnder wegen vnndhy vier of vyf kareis, die onder een luyf voor een (tort regen fchuyting fogten.
Waar van daan, vraagt hy ? van Keulen leggen de blocrj die geen erg en dogten.
Van Keulen was �i ftraks, actie genoeg , Ba dood de hondsfotten, die verfinaden Gods weer en wind.nbsp;Hieruit fie je wel, als men een hond flaan wil, hegt;e ligtnbsp;dat men een knippel vind.
Maar�k vertrou niet, dat jydieftroo Jonkers fuit fiagte-n, die de pranfen Gentilhummes de v 'tvatgre heten .
Die haar dienaars om een haver kaf een voet in�t gat geven , al is �t dat fe geen reden en weten ;
En ondertulfchen laten vet luyden, datdeknegts wonde? re dingen hebben gedaan :
Eu als men alles wel in (iet, zoois�t maar om voor eeri tyd de kofi te ontgaan.
Ulrich. Ik (ie wel, je foud het met Jan van Leiden foe? ken ^f te leggen ;
Maarikhouje voorgecal�eerd, en daar valt niet tegen te feggen.
Uitmyiioogen ! loris. Hoe goed is �t, dat onfe Juffer foo gek niet en is als onfeti Heer !
Ulrich. Uit myn oogen, feg ik. /�ru. �k Wens de confraters dan bey go^n dag , en kaffeer je my,nbsp;ik kalfeer je weer,
Ulrich. Hoe wel quam daar te pas het afleggen Van myn degen ?
Wantalhaddewemaar alleen in de wereld gcvveeft, ik zou fe lubben doorregen.
U^ybrand. Het fou jedaar na mogelijk berouwen hebben , dat je fe ia je gramfehap had vermoord.
Ulrich. Ik fou �t �er maar cens deur geplakt hebben, want ikben tclydige verfiooid.
Q buerman , hoe n.aakte�jk komt ons nu onfe mi fi ig voor lt;gt;ogen !
Hu fie ik als in een fpiegel, hoe fchandelijk dat de git? rigiieid dc w'yshcid heeft bedrogen.
I 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N�
-ocr page 162-,34 HOPMAN ULRICH,
Nu word ik gewaar, hoe groff�lijk dat ik my zelven licfa verrait
IVybrand. Wat zal ik feggeti, fijn mau^ we zyn �er beide geen kleintje aan vaft.
We mogen fpelen, pati�ntie is goed kruid. Ulrich. Hoe zou men �t k�nnen verdragen ?
Eerft zoo fchandelijk horens te krygen , en daar na de huid vol Hagen?
U^ybrand. Het fchynt elk huisjen heeft fyn kruisjen : wy zyn �t niet alleen , die aangehaald zyn metnbsp;een quaad wyf.
Ho, ho , daar is �er al meer , di� fomtyds horens en flaag krygen, al roepen fe niet ftyf.
De braaflle bazen van de weereld hebben die klip niet k�nnen vermyden:
Pompejus , die heele legers kon dwingen , en kon zig evenwel van de horens niet bevryden :
Den Philofooph Sokrates met al fyh wysheid had in fy-nen tyd me� gekofen een wyf, �
Maar hy had even zoo wel uit gewecft als vy ; want hy kreeg �er fomtyds een pispot van over �t lyf,
Ulrich. Daarom, jyjonge vryers, liet toe , devryfters weten �er te houwen als geboren Engelen,
En zoo dra en zyn fe niet getrouwt, of fe kennen fomtyds. de mans wel ringelooren en bengelen :
Ja je zult dikmaels vinden, die de alderheiligfte willen wefen in fchyn,
Dat die daar na als fe getrouwd zyn , de alderfnoodfle vellen zyn.
U^yb. 'Lt feggen,dat fe in de Noortfe quartieren d� onnutte vellen van wyfs voor de dreckarfpannen by paren.nbsp;Ulr ich. Dat �er d� onfen voor waren, en ik was �er voernbsp;man af, �k zou de lange haver ni�t fparen ;
Oelekaarten, hoe wou ik fpelen, za mynbeesjes, gelijk aan :
^aar het fchynt wel, hier te land word in die dingen niet veel gedaan.'
In
BL Y s P EL. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;131-
Inoawentyd was�ereen brave wet, te weten, dat zoo yemand fyn vrouw in overfpel bevonde,
Dathy haar daar over fonder eenig gevolg vermoorden konde:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( zulks bevand,
En in tegendeel, of�t geviel dat de vrouw haarman op . Dat ze niet te zeggen en had. ^Pyb. Dat ftond�erfchoon.nbsp;Ulrich, �t Waren doe de wetten van�t land.
IVyb. De oude Egyptenaars hebben wel een andere wet, dewyl datje praat van oude tyden.
Ulrich, Wat was dat? K^ybrand. Zoo een man in overfpel bevonden wierd, dat men hem al dat manlijk was zou affnyden.
Ulrich. Dat was een ftraffe wet. Ik heb wel hooren leggen , dat fe voor een gewoonte hebben in de wil� den haar land,
Dat als de man komt te fterven, de vrou moet levend worden verbrand,
' Ofdat men fe�t hair affcheert, en laatfe voor hoer loopen. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;irybraHd. Ho, ho, de vrouwen hier te lande,
Lieten liever affcheeren al wat �er was, eer z�er met ons zouden laten verbranden.
Ulrich. Dat hier zulks ook de manier was, ik vermoorde myn zelve wel,om myn wyf te helpen in �t vier,�
U^yi. Wat duizend bucrman, wat zeg je ! maar zou het vier daar ook wel zoo heet zyn als hier ?
Ulrich. Je moet weten,als de pryen de goede mans mo� waren, zoo gingen fe haar vergeven,
En daarom wierd dit ingefteld , om dat ze geen nood zouden hebben haar mans te overleven.
l^yb. Als ik me al wel bedenk, ten fou niet quaadwe-fen, dat men dat ook deed hier te land,
� Hoe fouden de wyfs ons koeftcrcn ? want fe fouden denken zoo zy fterven, foo moeten we me� van kant.
Ulrich. Daerheb je weldegelijk gelijk in, maar myn goeden vriend, wat wil ik je veel feggen ?
Wy mogen�er nu wat voor kakelen, dog�t zyn de hoen-ders die de eyets leggen.
I 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;If^ybrand,
-ocr page 164-�36 hopman ULRICH,
If-ybrand. Daarom en is�er geen beter raad, als dat we den goeden Job Aagten, en wapenen ons met geduld.
En denken, worden we nu zoo gehoeteld, het is onfe eygen gierigheid fchuld.
Ulrich. Laat dit ons ongeval dan tot een voorbeeld Arecken.
Het leert, dat niemand eer bedrogen word als vrecken. O voedfter alles quaads, verfoeide gierigheid,nbsp;Die �t Aerfe�jk gemoed tot fchand en oneer leid inbsp;Daar eens uw� kanker in de boezem is gekropen,nbsp;Legt gy de zwacke ziel voor alle vuilheid open.nbsp;Vervloekte zugt tot goed, door u heb ik getrouwd.nbsp;Dat nu myn hart verteerd , jatot�erdood beroud Tnbsp;Door uwen raad ben ik lot d�fe fchand gekomen ;
Gy hebt my geld gebrogt, maar hebt my d� eer ontnomen.
Wat helpt�et, ofgy fchier vol goud gegotenZijt, Daar d� eer tc foeken is, daar is men �t alles quyt
En daarom wierd wel eer de deugdzaamheid der vrouwen ,
Voor�tdierbaarde juwcel,en �t waardftegoed gehouwen; Men gaf de dogter toen geen bruydfchat, en waarom ?nbsp;Om dat fe alleen door deugd aan haren Bruidegomnbsp;Behagen zou, en niet om rykdom en om haven :nbsp;Men vre� de vryfters maar om deugdelijke gaven ,nbsp;En Aoeg het oog op d�eer ; nu geld al leen maar �t geld,nbsp;Al word�et fomtyds nog met weinig eer geteld.
Toen zogt men deugdzame,nu foekt men ryke wy ven, En ligt, mismaakt, of mal, dat dekt men al met fchy ven.nbsp;Maarfpiegelt u aan ons ; wat helpt u geld en goed.nbsp;Wanneer gy niet als fchande en lafter hooren moetnbsp;Ziet hoe herons nu gaat in decs onfe oude dagen;nbsp;Epn onbevlekte ziel mag �t aanfigt opwaarts dragen,nbsp;Daar een befpat gemoed fyn oogen flaat ter neer.nbsp;Van Aegie waarden is den rykdom fonder eer,nbsp;Die in een korten tyd van groot tot niet kan komen *�
� � nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Deug-
-ocr page 165-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;137
Deugds-rykdom is een fchat,die niemand werd ontnome; Maar die in alle nood fy n meefter onderfteund,nbsp;Hyflaatheelflibberig, dieopdenrykdomleund :nbsp;Maar die op deugden bouwd, verwagt des hemels zegen,nbsp;Die dit eens in een fchaal van redenen gaat wegen,nbsp;Zal fien hoe veer de deugd den rykdom Haat voor by ;nbsp;En wat het eene meer als �t ander waardig zy-Daarom gy, jonge li�n, die voor u neemt te trouwen;nbsp;Siet meer na�t deugd-ryk,als na�t fchat-ryk in de vrouwe;nbsp;En daar gy van dees twee het eene kiefen moet,nbsp;5telt rykdom agter deugd, en kieft nooit eerloos goecj.
E Y N D E.
-ocr page 166-V ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ■'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■
C pi
-ocr page 167-'h-
I
F I L I B E R T,
0/
OUD MAL,
BLrSP.EL-
Tur^e Senilis awor^
�
9
/
a
-ocr page 168-AAN DEN
Hoog Edelen geboren Heer j JONKERnbsp;SIXTUS STEERENZ
VAN
H U M A L D Alt;
3^� Heer en Neef^
MEn verhaald, dat�er een zeker karei Was, die hei volk belooft hadde te doen fien een veer uyt danbsp;vleugel van den Engel Gabriel i dog dat des nagts te vo*nbsp;ren, eer het vertoog �)ude gefchieden, de voornoemdenbsp;veer uit de doos, daar fein lag, wicrd genomen, en datnbsp;dcfelvc wederom met bouts kolen wierde gevuld. Denbsp;karei, op denbeftemdeit tyd ter plaatfe komende, daarnbsp;het nieuvvsgierig voU� vergaderd was, om dit wonder tenbsp;fien, na dat hy langen tyd van de rariteyten van defe veernbsp;gefwetft hadde , doet de doos open , ende verneemtnbsp;tnet verwondering de transformatie, die in defelve wasnbsp;gefchied ; egter fyn felven wat bedogt hebbende , fconbsp;l�y hy : goede luyden, ik moet u, tot myn leetwefen feg-gen, dat ik myne belo/ten, aan u gedaan, niet ten vollen zal k�nnen betalen ; �t is zulks, dat ik meer rariteytennbsp;hebbe als de beloofde Veer; en alfoo ik in �t herwaartsnbsp;komen wat haafiig was, 'en dat om u hier niet te lang tenbsp;vergeefs te laten retiangen , foo hebbe ik my (fchyntnbsp;wel) vertail , nemende de eene doos voor de andere:nbsp;dog ik kan u dat verfekercn, dat dit niet minder raar isnbsp;als de veer, die ikhadde verhoopt te vertonnen. Hiernbsp;opi^aft'by in de doos, ende de kolen toonende, zeydhy,nbsp;fiet
-ocr page 170-det hier Meffieurs, dit �yn de kolen , daar St. Laure�S op gebraden is, en contenteerde daar mede de omftan-ders. Het zou ten naaften by (dunkt my ) met my ook welnbsp;zoo gaan, die uw* hoog Ed: het eene belofte hebbe, endenbsp;het ander ben fendende : dog uw hoog Ed: gelieve tenbsp;weten, dat de onverwagte dood van den drucket my belet heeft myne beloften 5 als ik gehoopt hadde, te voldoen. Ondertuffchen is defe oude vryer uit gekomen ;nbsp;ik weet niet, of ik voor de eerftemaal, of voor de tweede maal zalfeggen : want als ik hem voor dezen aan on-fekamer-broedersgegevenhaddeom voor ons, en eeni-gegoede vrienden het belaglijk fucces van fyne vryagienbsp;op het tooneel te vertoonen, zoo is het ondertuffchen tenbsp;fluikopde pers geraakt, en met�er haalt afgedrukt zyn-de, quamhy zoo vitieus voor den dag dat daar deur-gaansniet alleen groote meenigte van drukfouten, maarnbsp;ook op lommigc plaatfen heele regels overgeflagen waren. Dit alles onaangefien foo is hy by vele zoo aangenaam geweeft , dat de druk uit zynde , men hem wederom op de p�rs meende te brengen, daar hy dan evennbsp;zoo defe�lueus als te voren foude van daan gekomen hebben; omtne het welke voor te komen, zoo hebbe ik moeten refol veren mynhand-fchrift den drucket ter hand tenbsp;Hellen, foodanig als ik hem hier aan uw hoog Ed; bennbsp;addrefferende ; Ik hoop, dat hy my in �t verdere by Unbsp;hoog Ed: zal verontfchuldigen : daar van die hoewel hynbsp;lang borgt, egter niet behoefd quyt te fchelden den gene, die is
Myn Heer e� Neef^
U w Hoog Edts. ootmoedige dienaar en Neef
]. VAN PAFFENROD�.
-ocr page 171-INHOUD.
DEn Ouderf Filihert die vrydena Laarette, .
Sy fpotte met fyu min : hy kan fe niet verfetten. Koenraad en Harmen, met fyn dienaar, en haar meid,nbsp;Die hadden onderwyl een aanflagaaam bereid.
Men maakt den ouden wys, daar zai een mande afdalen, Daar zal men hem dan me� in fyn liefs vender halen.nbsp;Hygaat : als halfom hoog getrocken is de mand,nbsp;Zoo word fe vaft gemaakt, en hy ftraks aangerandnbsp;Van Koenraad en fyn maat, die, agteruitgefloopen,nbsp;Gelyk als Ratelwagts na voren komen loopen ;nbsp;Weerhaan en Bely ook. De mand raakt in�tgcfigt.nbsp;En Signeur Filibert die word �er uit geligt.
Men rooft hem ftraks fyn geld, men vcinft het t�overkjk�^ En laat hem onverhoets al willens door gaan ftrykea.nbsp;Weerhaan nu vol en dol gezopen van den buit,nbsp;Valt laftig aan fyn Heer; dies moet ten huifen uit?nbsp;Maar als dit Bely hoort, hout Filibert te voren,nbsp;Indien dat Weerhaan klapt, dat�talles is verloren,nbsp;En dat de vader het zal toeftaan nimmermeer :nbsp;Des ruft den ouden niet, of heeft fyn dienaar weer.nbsp;Die ftraks met Bely gaat een nieuwen aanflagfmeden :nbsp;Men maakt den ouden wys, Laurette is wel te vredennbsp;Om met hem deur te gaan, men fteld den tyd quanfuis :nbsp;Hy gaat, maar is foo ras niet in Laurettens huis,nbsp;Of word van d�eerfte twee al wederom gegrepen ;
Men dreigt, men wil hem ftraks gaan na den ftok toe flep�; �t Geld, dat hy by fig heeft, word van hem weg gemaakt :nbsp;Door �t bidden hy in �t end nog vry en los geraakt.
Hiet op gaat Gideon korts met Laurette trouwen, Weerhaan met Bely, en �t geen dat �er was gebrouwen,nbsp;Datwierd doeFilibert, maaral telaat, gewaar,nbsp;V�rfoeit fyn dwaasheid, en zit met de hand in �t hair.
VER.
-ocr page 172-FILIBERT, een oud vryer. weerhaan, fijn knegt.nbsp;lAURETTE, een jonge vryfterinbsp;B E LI, meid van Laurette.nbsp;KOENRAAD,(
lt; twee bravers.
HARMAN, (
VOLKIER, vader van Laurette. GIDEONj een jonge vryef.
-ocr page 173-i4y
F I L I B E R T,
O U D'm a L,
BLrSP�L.
EERSTE BEDRYF.
filibert, weerhaan.
H Et fpreek woord feid niet te vergeefs, �t �yn fterke beenen die weelde k�nnen dragen,
Dat bevind ik nu aan rnyn felven in dees myne oude dagen-Wathelpt�ct, ofjcalles watje droomt al hebt en geniet ? Als Venus ecns de ooren op fteekt, ze maakt haart, datnbsp;het je al te maal ontfchiet.
Ik was nog onlangs gel uchiger als den Grooten Turk, of de Koning van Marocken ;
Maar hoe ras is my al myn weelde en groot genoegen ontrocken.
�Ogy Blinde bengel, klein Venus, dertel wigt,
Ik was �er voorwaar te oud toe, om zoo getroffen te wor-i den met uwen fchicht.
En was �er geen quartier voor zulke gryze hairen ?
En kon ik myn oude borrt dan niet ongefchent bewaren ?
Waarom moert gy dit blakend vier nog in delen boefein komen vo�nil
Daar ik niet beter geweten heb, of ik was al gclubt zonder feer doen.
Ikdogt nu om geen trouwen meer, ja ik kan met eeden verklaren.
Dat ikomgeenhylikroenhebgedagtgehad in lengte van jaren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Knbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maar
-ocr page 174-146 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F I L I B E R T,
Maar wat raad ? dat heeft het nu al weg, gedane dingen en hebben geen keer:
Laurette heeft uw vryigheid geftoleii, Filibert, en gy krygt fe je leven niet v/e�r.
Maar alsikal ter deeg de zaak ga overleggen , vVat valt�eralfoo veel op inyne liefde te leggen !
Sy is nog hoer, nog dief, en ik min ha^r in eer en deugt ; En datje dat meent, �ken ben nog zoo oud niet,.als is�tnbsp;dat me al wat verjeugt.
Die luy zijn daarom juift niet oud, om datfe wat lang wa? ren in�t leven;
Ho, ho, daar zijn van die oude knockers, die 't de jonge wel in haar pap fouden te eten geven :
Men f�u �t my foo niet aanfien, maar ik heb nog al een jong hart in�t lyf.
Maar waar ftaat �er gefchreven, dat een oud man ook niet en mag denken om een wyf?
Daar is Korltiaan, Krelis F ranken, en Jan Oyevaar, �t zyn oude, maar nog happigebafen,
Den ouden Jan Teunifie Bolbacken, en Joris Bullebak, �t zyn byget nog mannen als hafen.
Doen Tys MeiifleDikbil tagtig jaar was, doen mod�er . de meid nog eens aan :
En laat ons niet veer loopen, is�er nog korts tot gryfe Joris niet een quade Iteek begaan ?
Dat men den ouderdom wil verfmaden, dat zyn maar vife vafen,
Een man is�er nog goed toe, zoo lang als hy een veer van de mond kan blafen.
Maar hola, ik moft maken, dat defe brief aan Laurette � kwam ter hand,
Waar uit fy voor eerftzal merkenmynuit-ftekend ver-dahd,
En als fy dan mynen rykdom daar eens gaat nwens voege, Ik twyfel niet of het een en �t ander zal haar we! genoegen.nbsp;Myo dienaar,houl //�'fer/j.Mijn Heer.D/r�.Gy moet flraksnbsp;naar Laurcite gaan.
-ocr page 175-B L Y s PE L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;147
IV�erhaan. Dat �s gang. Filibert. Zoo haaflig niet, hoor hier, blyfnog een weinig ftaan.
Wat fouje �er doen als je �er waard ; Heer ! wat ken je on-verftandig w�ind breken. quot; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( fpreken,
Je weet wat ik feggenwil, enjehebtinynogniethooren Ik werd baloorig van je dwaasheid. H^ecrhaa�. Ikmagjenbsp;bidden baas,
Watjedoer, enoni�eldje niet, �unogc aJteraet k�rnen tefchictenin jeblaas.
Filibert. Defebrief,verftajewel, zeljeJutfrouwLaa� re'tte felfs in banden geven.
Zeg, dat ik hem,in hare liefde brandende,heb gefchreven. Voeg by de leverantie een Bafe los manos, of een Fransnbsp;compliment,
Snytvry wacker wat op? wan tik weet, hoe je in dekunft ervaren bent.
U^eerh, Komt het op opfnyen aan ? zoo verfeker ik je, dat het huw'elijk haait klaar is ;
Wantik kan fefooftotferen, datikdikwilsfelvermeen, dat het waar is :
�k Wou inyns gelijk in die materie wel eens fien in tien mylen in�t rond,
Al feg ik het zelfs, daar gaat haait niet een waar woord uit myn mond :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..
Maar een leugentje om beft w il, zoo men leid, en is geen fond en ;
Ik zal je dat klaren uit een eekje, je had jou leven geen bekwamer perfoon gevonden.
Fslib. Hoor je wel, datje me de Juffrouw van mynen�t wegen wat faifoenclijk groet,
Enikzalondertullchen uw wed�rkomft met groot verlangen ften te moet.
WEERHAAN, BELY, LAURETTE.
En mag wel feggen, dat hy liken zoo fchielijk komt als �t kacken ;
K 1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Maar
-ocr page 176-148 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F I L I B E R T.
Maar laat lien eens, op wat fatfoen zal ik nu de Juffer beft aan packen?
Ik mag myn harange hier en daarlardeeren met een woord Frans;
Want daar ben ik vol af, en�t is wel de meefte mode al-tans.
Maar hola, ik moeft al pratende het huis niet verby loopen. Bely. Klopt daar iemand ? lf'�'eerh. Ja; zoo �t uwe eerwaardigheid gelieft, zoo doe eens open. Bely uit.nbsp;Bely. Monfieur , wat is je geliefte ? ll^eerh. �k Sprak je
Juffergaarn. Bely. Ikfal�t�er feggen,quot;wagt een oogenblik.
IKeerh. Moniteur zeidefe, wat dunkje van de pry ? fe fpreekt zoo yve! Frans als ik. Laurette uit.nbsp;Myn heerfchap doet door myn mond aan u-liede fynenbsp;falutatie,
Zig recommanderende feer in deszelfs goede gratie,
Daar nevens ootmoedig verfoekende, dat ge hem wilt helpen uit lynetribulatie;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( juratie.
Want hy zweert by kruis en kras, dat is, by groote con-Dathethem niet mogelijk en is te lyden de overgroote vexatie,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(infligatie.
Die hem word aangedaan door een fekere enverwagte Och ! ofmynewelfprekenheidde� fuiken operatie !
Dat�eruituw mond vloeyde een favorabele pronuntiatie.
Laurette leefi de� Brief.
Laurette, fins ik eerfl deflrale� Z�animi oage� Gtfien heb, is my heel myn iiryigheid aatogen.
'r�eeft 't my, aat ik dees flout heid heb bejlaan'.
Het was uvj fchoonheid., die my daar toe prikkelde aan ; Hie/choonheidflie my nog zal duifenddo�n doenflerv�,nbsp;Zoo ik in korten tyd uw hulp niet kan �verwerven ;nbsp;Dies hoop ik , nademaal datgymy hebt gewond,
Dat g� ook de geen zult zy�, die my zve�r maaktgefond : �� dat tn 't fchoone lyf een goede ziel zal woonen,nbsp;Die myne ttouwe min met wedermin zal loonen.
-ocr page 177-B L Y s P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;149
Ik-wens geen groater goed, als uw genegen hert :
Twee letteren uit uvj mondgenefen Filibert.
Faurette. Zouden,tnyn �ogen wei fchemeren,ofkan ik niet wel lefen^
Want ik en kan niet gelooven, dat dien ouden nar zoo gek zou weien.
w ie is je meefter goelijker ? IVeerh. Ik ben de knegt van _ Signeurl'ilibert, Mevrou,
tn dien volgende is myn perfoon een dienaars dienaar van JOU.
Laurette. Loop gek , loop; wat mag de overgeven lot beginnen ;
Is je meeller met de kop gequeld , of heeft hy alle drie lyn vyf zinnen?
Kan dien ouden femmelaar fyn felven niet houden geruft.? Word hy krevelig .1� hoor je wel, feg hem , dat hy eennbsp;bezemftok kult.
Wat komt de dreumelaar over , dat hy hem durft ver-. kloeken,
Om een jonge meid, als ik ben, voor hem ten huwelijk te verfoeken?
Hy heeft wel want tot het fchip , zou �k meenen ; fyn gat ftaat�er wel naar.
Hoor hier gortige commiflaris , breng me geen brieven meer van dien ouden preutelaar^
Ofjekrygt voor port een voet in �t gat, en de huit digt vol flagen.
U'eerh. Betaal je het brief-loon zoo, zoo mag hy fyn brieven zelver dragen.
�k Wed ik geen fchryvens aan haar meer en beh�ndig, neen by gort,
�kHad liever, dat hy�eropeen ander tyd frank op zette, als dubbeld port.
Jawel, ik mag nu eens na myn baas gaan, en brengen defe aangename maren,
En doen hem een mondeling verhaal van fyn fchriftelijk yvedervaren.
FILL
K 3
-ocr page 178-FILIBERT. FILIBERT, WEERHAAN.
At offe feggenzal, denk ik zoo fy ter deeg op
myn vloeyendc Ryl let,
Zoo geloof ik, datfe over myn welfprekentheid niet weinig zal (laan verfet.
De jonge kaal-baarden mogen al mee leggen fchryven en vryven?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(beklyven.
Maar �t is maar wisje wasje, en daarom en kan �t ook niet Wagt u van zoo een kop, daar (leekt wat anders in.
Dog myn Dienaar Weerhaan blyft my al wat te lang uit na myn zin.
Mogelijk zal �t dronke bloedje fyn boden-brood ergens zitten verdrinken.
IFeerhaan. Dat heeft hy niet qualijk geraden, hoe willen hemdieport-penningen in d�ooren klinken.
Filibert. Wel watdogtz�eraf, had haar niet een groote blydfchap omvat ?
IFeerhaan. Ja al eveneens, offe buikpyn of den dollen tand-fweer had.
Filibert. Ik weet wel, datfe dattelijk haar genegentheid tot mywaarts ging nygen.
IF'eerhaan. Ja had je voor jou vaar gekomen (nafefei) fo hadje haar moer k�nnen krygen.
Filibert. �t Is fuiken aardigen diertje, fe heeft haar loopjes op een prik.
IFeerbaa�. Met onwillige honden is�t quaat hafe vangen, jezeli�ereenblaauwtjeloopen, datfegik.
Filibert Wie en zou hem ook niet Vergapen aan zulke doorploegde broeken.
liFeerhaa�. Je meugt�erwel van roemen , je fchriften worden tot fcheurens toe getrocken.
Filibert. Ik doe, dat ik wil, als ik de pen eens trek van agter �t oor.
If^cerhaan. Alfchreefje, datjebefukt Wierd , jeklopt voor een doof mans door.
J� brief je heeft groote operatie gedaan , morgen zal men onder trouwen*
Na
B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;15*1
Naikdie Juffer aan fis, zoo liet z�er liever hangen, eerie nam foo eenen ouwen.
Filibert. War krcegje voor je brengen, aparentelijk al een dicke vette duit:
Je moet haar eer niet ftelen, ik kan haar liberaliteit, fpreek regt uit.
Weerbaaa. Datfe niet gierig en was, bleek daar uyt, dat fe de brief fcheurde, en de ffucken ging weg fmac-ken,
Daarfe, indien fe n.aauw ficnde was geweeft, een halve Week fchoon me� had k�nnen kacken.
Van drink-gkd praaien! hoor eens baas, �kzouje raden dat je op een andermaal
Geen brieven meer bedelde; wantfyzou fe voort fenden voor Algarben na de kuft van Portugaal.
Filibert. fegtfe evenwel van den brief? en paft men niet te jokken.
IFeerhaa�. Dat hy korts na de le�ure veranderde in een fneeuw-bny van papiere vloeken.
Filibert. Weg, weg: om kort temaken, wat was eigent-lijk haar befluit.
JVeirhaan- Brui heen, feife, en zoo je weer komt, zoo krygje honderd ftocken op je huit.
Filibert. Ba hola, dat ging grof, daar zouden jonge melk,-mailen zig al aan ftooten;
Maar ik en myns gelijk, die weten wel, dat�er de meisjes niet gaarn zoo ten eerften ontblooten.
Ligtvaardigheid i;i de vrouwen en was by my nooit niet bemind ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( hebben bezind.
Nu zweer ik , dat ik van nu aan haar nog eens zoo zeer fal Gytoondin der waarheid Laurette, dat gy niet en bentnbsp;van die ligte koyen,
Die anders niet en doen, als haar voorde gaande en komende man op te toy en, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(het net;
En fpelen dan, de eerfte die komt, kip ik hebje, haal over Zoo dat de luy al gevangen zyu, en hebben nog qualijk eennbsp;voet in huis gefet;
K4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ja
-ocr page 180-, F I LI B E R T.
Jazeker, ben je van dien aart, zoo zou je regt myn flag wefen ;
Want, indien ik een van die wulpfe dingen aanfloeg., dan zou me liaan te vreefen,
Dat ik,de plaats van Signeur in Filiberf,zou worden Mon-fieur Kornaart, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( een nieuw jaar.
Dat is, datfemeeenpaaroffe pluimen zou 1'chenken tot En je kent wel denken, dat me dat niet al te wel zou gelijken,
Daarom zweer ik met eenen dieren eed, dat ik Laurette nooit en zal befwykeii;
Maar het zal haaftetenstyd wefen, kom laat ons nahuis toe gaan.
Weerhaan. Als oud mal begind te fcheuren, foo en is �er ook geen floppen meer aan. '
HET TWEEDE BEDRYF.
FILIBERT, WEERHAAN, LAURETTE, KOENRAAD.
Weerh. Qvl �t niet waar zyn meenje , lie daar , ik zweer je by Sinte Celi.
Filibert. Je bent zoo van pas tegelooven, joufeggenis altyd geen Euangely.
- Meen je ev�nwel, dat�er geen fout aan wefen fal, of fe zal hier komen^voor by.
Weerh. Ik v/eet niet waar jy aantwyfelt, je weet immers wel,dat ik geen leugenagtigwyf en zy : (men. Ik ben verfekerd, datleopdefentyd hier verby moet ko-Fihbert. Jawel, foo�t niet waar is, zoo meug je vannbsp;den duivel droomen.
Weerh. Ga hier maarwat wandelen, jefelt haar wel haaft werden gewaar.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( naar.
Filib. Dat je eens die (haat wat ingingt,en keek �er eens Maar als je te verneemt, zoo moeit je my met een vaartnbsp;komen waarfchouwen.
Weerh. Ik ga henen, cn ik zal een wacker oog fli �t zeil houwen.
f/�A
-ocr page 181-BLYSPEL. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tn
F�libert, �t Is fuiken oHckert,hy is deduivel felfs te flur.j Me d�iikt, ik lie hem al weer na me toe komen loopeu alsnbsp;een fchim.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( vergaren :
Maar laat ik myn vyf zinnen nu wat gaan by malkander Want ik meenje dat met een Ciceronile eloquentie tenbsp;klaren.
Let�er eeus op met wat een aardigheid ik�er inyne liefde zal geven te ver�aan.
Daar komt hy. IVeerh. Zet jetrony indeplooy.
Filibert. Byget daar komt Ze aan.
�Laar.Hoe (laat het hemels blau bezaait met guide fferren, Al is de weg vry lang, nog fchynt het my niet verre.
Ftlib. Godin, die weer in my hebt nieuwe vlam verwekt, Die d�as myns ouderdoms had overlang bedekt,nbsp;Gy hebt in my weerom de groene lult herboren ;nbsp;Hoewel de liefde hier was over lang bevroren.nbsp;Ei fie uw dienaar aan, hy bied u aan fyn trouw :nbsp;Neemt gy hem tot uw man, hy neemt u tot fyn Vrouw.nbsp;Zoo ras en toont gy niet tot hem te zyn genegen,nbsp;Of�t geld vloeid in uwfchoot, gelijk een guide regen.
Laur. Wat taifoen is dat, dat men iemand zoo in fyn woorden valt, zeg ouden druip-vink.
U^eerh. Hy heeft �er wacker af, dat kan ik je verfekeren j bygeyhet gaat�er zoo klink klink ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( gelooven.
Ja�t geld, dat �er in zyn huis is, dat en zou me niet k�nnen-Hoort het ook yemand, die ons de keel affnyt, om den aap te rooveii ? �
Hy heeft niet veel meer, als een mihoen aan contanten, behalven dat hier nog buiten Haat,
Men zou�them wel foo niet aanfien, omdat hy juift zoo uitwendig niet gekleet en gaat ;
Maar gilleren heeft hy nog een tonnetje aan den grooten Tarter verfiehoten : �nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( willen begtooten.
Dan �t waar maar hooy gedorlfen, dat ik fyn middelen zou Filib. Ik Zal jou meeltres maken van al myn land en zant.
IF'eerh. Hy heeft van dit jaar nog drie honderd agt en fc-veutig morgen en een half met bogaard beplant,
K y nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;En
-ocr page 182-T �4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F I L I B E R T.
En dat heeft hy,nog ontrent weinig minder,voor fyn eigen proviiie laten hooyen :
Dat 7.yn landen agter malkander lagen tut ! tut ze ! ftrek-ten van hier tot de bergen van Savoyen.
Hy paft zooveel opeen hoffte� weg te geven, als een boer op een fcheet.
Filibert, Je zult gediend worden, als een Princes, en je Zult alle dagen in je ful p gaan gekleed,
Ja, je zelt ftraks de helft hebben, van myn meubelen, rente-brieven, en h�lfen.
Weerhaan. Je vergeet de Efmaraude, Saffiren, Roby-nen,Diamai]ten,�kzoufeggen,als farkcn; maar om niet te liegen zoo groot als platluifen.
Ik weet wel, fe zou je van felfs na loopen, dat fe maar eens je fchatten zag :
Want het blinkt tot onfent van�t gefteente, dat m�er zoo we! kan (ien by nagt als by dag.
Filib. Dat had ik vergeten, ik zal ook flraks na de trouw met je deelen
Alle myne gereede penningen, als mede alle myne juwee-len.
Laarette. Ik weet voorwaar niet wie de wy fte is.van defe bey;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(leutert de key.
Want de eene isvry met de kop gekweld, en de andere Filibert.'t Geen dat ik feg, dat meen ik, wy komen hiernbsp;niet om te mallen.
Weerhaan, jou hangt een tour paarlen boven �t hoofd foo groot als kaats-ballen.
Wat hoef ik�er om te liegen, ik fal �t niet feggen, als�t niet waar is.
Daar zitten t�on fend regtevoort nog agt of tien klerken en fchryven aan den inventaris,
Die hy dan van meening is u lieden te ftellen ter hand.
Slaatbeindekooptoe, fegik; jekrygtjeleven geen nobeler quant.
Faur. Wat ryd me defen drasbroek �k feg, zoo je me weer begind aan te raken,
Dat
-ocr page 183-� L Y s P � L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!��
Dat ikje een paar foufflettenzal geven voor jou winderige kaken.
Wat kwelt my defen hoddebek^ defe gietlengen, feg eens rofEaan,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(derftranden aan?
Wie raad jou en jou gecke meefter zoo Itout, datje my d�s Zijn� �t niet twee mooye vogels ? Ie zouwen bekwaam we-fenommethaarbeyen (tersen voorkreyen :nbsp;Voormolikken in de boomen gefet te Worden, voor ex-Was �er (linkender rog in zee,hy zou my komen aan boort.nbsp;H'eerh. Is �t mogelijk Juffer ; ey kan �t wefen zoo laat �etnbsp;wefen, (laat ons nog een woord.
Laur. Het zal nog fchoonder komen,denk ik, watzul-len defe ezels nog beginnen.
Had daar knabbeld op ddt mond-(tuk, en vergaar jou yle zinnen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lauretie binnen,
U'eerh. Daar falje de duivel over haaien, d ik-hu id e morgen dreet; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( fmeet.
Wat bruit me dat varken, � blommerharten , was dat een Ze kolt me, by men^tiet �er na, haar leven niet beter raken,nbsp;Ik heb geen tanden te veel, moer, je behoeft fe me zoonbsp;niet los te maken.
Ey lieve baas kyk een reisen (laat mynrteus niet krom, De Gode willen geven,dat my nu niemand tegen en kom,nbsp;Daar ik myn gramfehap op los breek, en op uit ga (lorren,nbsp;Want hy en zou myn handen niet ontgaan, of ik zou hemnbsp;eerff een voet korten.
Ftlib. Ey lievebedaarje wat, en is�t mogelijk, zoofet dees quaadheid wat uit je zin.
IFeerh. Ik ben te zeer geaffronteerd, en als go� lui quaad worden,dan hebben fe de duivel in ; (vergeten.quot;.
Zoo los voor de kop te vloyen, dat kan ik myn leven niet De kop (laat me zoo los,�kzou regte voort veel liever veg-ten, als eten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( bloed gekoff.
Ftlib. Steek op. If eer^.�k En (leek niet op,oft heeft eerft Fthb. Kermt�er (Iraks de eene onverlaat, of de andere,nbsp;zoo werden we bey wat afgetofl,
IFeerh. �k En kan meniet bedai en, voor dat ik eerff armen en beenen daer heen heb lien vallen, En
-ocr page 184-t;6 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F I L I b E R T.
En een deel bollen daar heen rollen^ al even eens, als kaatsballen: 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(inyniuft.
Och, dat ik nu in�t backen en houwen eens m�gt boeten Fthb. My dunkt, ik hoo*- daar yemand , �k mag je bidden, houjedoggerulk
IFeerhaan. Ten fcheelt me niet, wie wil. /xor�r. wat * valt hier veel te fchrappen,
Luft je wat te vegten,kom, hier is ook klein bier te tappen. IVcerh. Watbruftmedievent, zoo los te trecken vannbsp;leer !
F'dib. Och , ik zei het ie wel 'van te voren, waarom maakteje zoo veel gebeer.
Nou hebben we ons gat niet qualijk gefchrapt, we hebben onl'e regte man gevonden.
Na ik dit fpel aanzie, foo en is hier anders niet te ver-wagten, als het lyf vol wonden.
Koenr. Ik weet niet wat me houd, dat ik je niet en vermoord alle bey.
Flus zeg ik, wind-gat, fteek men dien degen op, of den hondt'chytindefchey. *
Ftlib. Steekop, ey lievefteekop, ofwyzullen �t ons bey beklagen.
JVeerh. Als je�t'me belaft, zoo moet ik�t wel doen. Fihb. Die karei zou�er niet na vragen:nbsp;Daarom zoo wagt je dog van een onhebbelijk woord,nbsp;Wantdevent, als jewel ziet, istelijdig verftoord.nbsp;�t Zal beft zijn , dat we ons deur packen', hy heeft de �nbsp;gramtchap met heele emmers ingefwolgen.
Jf^eerh. �yget vogel, hoe wouik jeaan je vodden fitten, dat ik myn rneefter niet moeft volgen,nbsp;tdoor h�er quot;Weerhaan een woord. U^eerh. Neennbsp;�kvertrou je niet vrund.
Koenr. Een man een man , een woord een woord, �k verklaar�t je, �t is op jou niet gemund :
' Zeg me eens, is de oude fchyte broek al weg ? � IVeerh. �kEn fal niet met jefpreken,nbsp;Of je zelt me eeifte dat entje ftaal we�r in de fchei fteken :nbsp;�k Mag
-ocr page 185-,, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B L Y S P E L.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in
kMag dat geflicker in myn oogen niet lyen. Koenr. Wel �ie daar dan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Af^eerh. Akeremalementen karei, hoe ging je daar foo uitzinnig aan?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(lippen;
Mijn oude Baas heeft de koorts op �t lijf, en de dood op de Jtmoft foo niet te werk gaan, of de ziel zou hem welnbsp;ontllippen.
Koeur. Wat fchofte jou, dat je zoo de gecke Maay fpeelde. IVeerh. �k Was uitzinnigdooF�en klink,nbsp;Die ik daar zoo datelijk van diebezukie Juffer Lauretcenbsp;ontfing:
Ik wou voor den Baas (gelijk ik fchuldig ben) op myn fat-foen foo wat makelen, ,
En fy gaf my een klap dat het kraakte ; had daar , zet fe, dat�s voor je kakelen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(of vallen zou.
�t Vier fpronk uit myn oogen, en ik wilt niet of ik (laan, Keeisr. Nou, nou, je moet�er al wat af verdragen, ofnbsp;het nogeens wierdje meefters vrouw.
If^eerh. Zijn vrouw ? maarte begrijpen, hy zal�cr fijn neus wel af vegen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(degen.
Ik heb�efdie Juffer al afgelien, �tenfal niet zyn met dien Knenr. Wat anders gepraat , dat je zin in haar meidnbsp;hebt, h-b ik al rnet een half oog afgelien,
U-^eerh. Hebj�et uit een boekje gelefen, of verftaje de toover-konft miflehien? *
Koear. Wat zou je feggen V3ar,dat ik eens will te maken, Dat jy in korten tyd kont aan die meid geraken.nbsp;nbsp;nbsp;( hand.
U''eerh. Meen je �t ? K!gt;e:}r. Mccnen, lie daar,daar is myn U^eerh. Flus zag j�er uyt als een bullebak, ennoubenjenbsp;de braafllc karei van�t land.
Koenr. Kom, gajyeensme�, wezullenbuiten joufeh� een pintje aan gaan leggen,
En daar zal ik je dan onfe gantchen aanflag gaan feggen. WEERHAzXN, KOENKAAD, BELY.
HOe quamen fe zoo ras uit myn gezigt, daar ik zoo naarftig heb rondom gelocrt,
Het
-ocr page 186-iy8 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F IL IB E R T.
Het is al even eens, of�er de duivel van�t kakhuis had gevoerd.
Ik liep daar de bierfteeg in,en ik fnapte den hoek om,verby de twee fluyten,
En foo voort het Boterbriiggeije over, verby de waard in de drie vleer-tnuilen.�
Ik vraagde man en maagjal wie me teg� kwam fprak ik an ; Endoewicrd me gezeid, dat fedondeu en praatten voornbsp;de^laauwefatyncbier kaii :
Hem na, fpeelden ik, en ik fnapte de vismarkt over, neemt die brief mee riepen de vis-pryen.
y lieve kyk een reis, zeiden fe, waar of Weerhaan zoo winderig na toe mag tyen ?
Ik liet haar praaten en ikfaggelde al we�raan voort ;
Maar doe begonnedejongens te roepen, de ventheeft�er een vermoord !
Verzeker, zeiden de luy, heeft hyeenene�rlag bedreven. Dat lieg je niet, dogt ik, al ken je �t wel, �t is me Welnbsp;meer gebeurd van fyn leven :
Eindelijk uit vrees van�trapalje te krygen aan myn gat, Zoobego�ik me weer te begeven op myn gewoon lijkenbsp;trat, �nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(lijktefpreeken.-
Maar wat raad, ik dien Bely en Koenraad wel noodzake-Daar zyn fe beidegaquot;ar;wat heb ik kykens na jou gekeeken? Ikhebgeloopen als een fchytenden hond deheeleftad opnbsp;en ne�r.
Koenr. En wy van gelijken, hier fagen we je, en daar verloren we je weer.
Bely.' Hoe gaat �et, heb je al eens van de zaken met den ouden gefproken ?
JV:erh. �k Heb hem zoo braaf als ik mag met leugens de oogen uit gedoken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(gen doe.
Jefou�t niet k�nne gelooven, hoe aardig dat ik die dia-Koenr. Wanneer zal �t aangaan ? l-l'eerh. Ik kan hem niet houwen, hy wil �er met ten eerden na toe.
Koenr. Hoe eer hoe liever, laat ons het yzer lineden ter-wyl het heet is.
ireerb.
-ocr page 187-B L Y s P E L. � JJ9
U^eerh. Wel ik ben gemaakt , forgt gyli�n dan, dat alle dingen gereed is.
Btly. En je nioft pafl�n, datje precys ten een uur voor onfedeur waart.
iVeerh. Welaan, �tis zoo gefeid, elk paft dat hy fyn dingen ter deeg klaart.
FILIBERT, WEERHAAN.
IS�twaar, dat je fegt, of zoek j e me met een y d�le hoop teverblyden?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( lange tyden;
l^eerh.}e bent de geluckigfte man,die �er geleeft heeft in Want je zult van delen nagt nog llapen in je liefs arm.
Filib. Zoo�t wel uit valt, lie daar, ik zal je eens nobel vullen den darm :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(bekoren,
�Vlaarey lieve, feg men eens, hoe heb je fe nog k�nnen Daar ze myn brieven niet aanlien wou, en my n woordennbsp;niet honren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( wereld bent.
Ik moet bekennen,datje waaragtig een karei van de andere H-'eerh. Ik lie wel datje de oude Ipreek-woordcn niet al tenbsp;wel en kent.
tF'interfihe nagtcK^ Frouwen ge�agten,nbsp;Hultling der Heeren ,nbsp;Dat zyn drie dingen, die ligt verheeren.
Ftlib. Maar komfeg iny eens, hoehebjedefezaak dus beleid ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( wel by de meid,
Weerh Dat zal ikjefeggen, je moet weten, ik ftaal heel Die zette ik de zaak eens louter op haarconfeiantie;nbsp;�k Weet,feiik,dat jeby je juffer hebt feerfecrete audi�ntie;nbsp;Dat en dat moetje voor me doen, waar van ik haar de�nbsp;een geheel vertoog ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(oog.
t Is je allemaal zoo ongeweigerd, fei fe,alseenvuiftin je Hoor eens, zei �k zoo,ken je maken, dat myn meefter jounbsp;Juffers affe�lie kan genieten s'
Ik en kan je niet veel feggen, maar daar zal een goede voor jou overfchieten.
Spreekje de woord�.zei fe,fou ik daar op mogen vaft gaan; Z�e vaft als een muur,fei ik weerom, fpreekt �er my voornbsp;aan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;En
-ocr page 188-i6o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F I L I B E RT.
En gifteren agter-middag,in de fchemer-avond.zo quam ft me tegen;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(gekregen?
Hoe gaat �et al met de zeven zaken,zei ik,hebje al een 1 ugje �k Heb�er goede moed toe, zei fe, ja ik heb�er alre� zoOnbsp;veergebrogt,
Datfe al begind te waggelen, en al in twyfeling is gerogt.
Je bent een meid, aUeen kruyd, zei ik weer ; maar Ji moet daar in continueren.
Laat my met de fmert begaan, zei fe; en van daag komt ie me onverfien aborderen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(als by wil.
Klaar is Kees, Weerhaan zei ze,laat je meefter nu komen Als ik haar zoo hoorde fpreken, zoo dogt me, dat ik vannbsp;blydfchap van myn felven vil.
Met dat de klok een (laat, foo fal je maken voor onfe deur tewefcti, zeife, en dan zal je eens hoellen,
En dan zal ikdevenllers open doen, een mand ne�r laten , JOU meelter op halen, en brengen hem by onfe Juffer te roelten.
filib. Ikfpringfchieruitmynfchoencn, foo uitgelaten ben ik in de vreugd :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( defe deugd.
Al leefde ik nog honderd jaar, ik en kon je niet 'vergelden O Weerhaan, Weerhaan, watzaliknog een man van jenbsp;maken.
J^eerh. Daarfullen wedaarnavan fpreken, laatonsnu maer hen tegen den beftemden tyd klaar te raken.
C VtERDE BEDRYF.
FILIBERT, WEERH. KOENR. H ARMEN, BEL Y.
O Koningin van alle nagten, waardig van Jupyn en al de g�den te zijn benyd !
,�k En kan �t je niet feggen, my dunkt, dat myn ziel op een korde-wagen ryd.
IVeerh. Het valt ons louter mee, datde fterren nietalte y helder en lichten.
Filib. Zoo goed Filibert is Venus, daarom zal ik�er ook etn autaar voor laten oprigten.
Weerh.
-ocr page 189-B L Y S P � l: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;l�t
Weerh. Maar ben je ook wel verfien met duim-kruit, dat is, fpetie in tnanibus}
Want ikzou niet gaarn fien, datwe zouwen ftaan kyken als twee hontfotten flus;
Je mo�byloometje by hebbende penningen de beloofde honorable vereering k�nnen vergrooten,
Offe zouden ons als twee vagebonden wederom ten hui-fe uit ftootcn.
Filib. Breek je hooft niet, �khebfoo wel geforgt, dat daar niet aan en fchort.
Weerh. �t Kan met meer reputatie gefchieden dat �er over fchiet, als dat�er komt te kort.
Filib. �k Zal maken, datalleding wel is, en myne li-beraliteyt genoeg laten blyken.
IFeerh. Je moet weten, ik zou niet gaarn hebben, dat we flus als koufen voor fcheermeffen zouden ftaan kyken.nbsp;Hier zijn we by het huis. Filib. Dat �s een byloo, �tisnbsp;een, ey ras een reis gehemt;
IF'eerh. Ik (ie �t heele tout je nog aan ftucken, foO je dien blinden �ver tiiet bet�mt. ( langer van h�ar duereu.
Filib. Ey lieve hemt ; hoeft: eens, feg ik, �k en kan niet IFeerb. Ja wel, wil je niet fwij gen, foofcl j�et heelenbsp;fpel verhoetelcn met je malle kueren.
Filib. Zegmaar, hoe je�t verftaat, ik zal fw�gca als een vermoorde muis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( huis.
IFctrh. Alles gaat na wens, ik en h'�or geen gewag in het Filib. O Weerhaan! �k kan je niet feggen, hoe Vinnignbsp;Kupido in me begint te werken.
. IF'eerh. Ja, ja,�tis met jou veel gefchreuw en weinig wols, zeydeduivel, en hyfchoor een verken,nbsp;Filib. Vergeef het my , foo ik my door een amoureufennbsp;yver Vergryp.-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(het ligtelijk in de pyp;
Je weet wel, als oud fineer lang in de vlam ftaat, foo brand Een oud mans vreugt en de Maartfe zon,feid men immersnbsp;dienen tydelijk waar genomen, (de venfter toekomen.nbsp;IFttrh. (3 blommerherten alles is fiat, ik hoor Bely al nanbsp;Se/y zw van binnen. Ben iy �t Weerhaan ?
L nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IFeef-
-ocr page 190-i64 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F I L I B E R T.
Wverbaan. Ja, , gaat �er aan ?
Se/v- Is �t heerfchap daar ?
U^eerhaa�. Ja ras, maak klaar.
Be/y. Waar is je Heer ?
If^eerhaan. Hier, laat maar neer.
Bely. Al met gemak.
Flibert. Zak mantje zak.
Nou ontbreekt me niet anders, als voor een korten tyd te hebben Jupiters magt :
O elekaartcn , wat zou ik je gaan maken eenen langen Amphitruoos nagt.
Haal op, myn lieve Bely, haal op. IFeerh. Maar als jy boven waard, dan moH je niet met me gecken.
Ftlib. Daar is myn hand, �ken zal foo ras niet boven wefen, of we zullen je ook op trecken.
iFeerh. Nu wacker dan,haal op. Be/y.Hy kon niet zwaarder Wegen, al had hy lood in�t gat.
Weerh. En jy trekt byget even eens, of je van daag niet ' gegeten en had.
Koenraad roept va� binnen. Kom je Harmen , waar blijf je. Bely. Wal hoor ik voornbsp;reboulje ?
If^eerh. Sluit devenfter zoo naalsjekent; want na ik hoor, zoois�tdePatroulje.
Bely. Ik zal de venfters wat aan fetten. Filib. Maar dat je me immers niet en vergeet. ( pel zweet.nbsp;Ik en ben niet bang, maar aan yder hair hangt een drop-KOENRAAD, KARMAN.
Koenr. TN twintig jaar was de ftad nooit foo vol ftraat-� nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchenders en dieven.
�k Zou meenen, dat dat een happige vogel was, die we giller avond eenen arm van �t lyf hieven.
Harm. We zullen �er nu wel fchrik onder brengen, na we die laft hebben van den Officier,
Datwe twee drie maal op een plaats mogen kloppen, en met fcharp geven vier.
-ocr page 191- -ocr page 192- -ocr page 193-B LYS P EL. .
Komr. Ik heb daar een musquetton met dr�e vier do�yn loopers geladen, daar kan ik fe 2oo me� lardeeren.nbsp;Dat fc met een fcheut niet anders als Vergiet-teften canbsp;fchuimfpaanen rcprefenteren.
Hart�. Wat duivel tou men foo laayen, �t is om hutspot te maken van een mens.
Koeur. Ja, daar vraag ik veel na, ik lap �st haar fiegts door de pens.
Hart�. Maar Koenraad, heb je niet een Orientaaltje j me dunkt ik zou wel eens (toppen.
Koenr. �k Heb wel toebak, maar geen pypen, willen we tot ligte Sty n eens aan kloppen.
Harm. Befieme die lakens eens. Koenr. Ho, ho, al gelten , een boer met een piek.
Filib. Och, daar meekrygikten halfhonderd kogels in myn gat, ik word wervel ziek.
Harm, Nou hebben we toebak en pypen, maar aan�t vyer zal �t ons ontbreken.
Koenr. Wel, dewyl dat �cr niemand is, die wy �t uit de oogen k�nnen (laan , zoo laat ons in de korte-gaard eens aan gaan (teken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(al vet by,
Filib. Bely, Bely, Bely, och, komt doch ! die maats zyr, Och blyfik hier langer, zoo (terf ik nog van depoolccynbsp;F'olkiervn-
Wel, wat hoor ik daar nog voor geraas, za' . at len nagt op blyven ?
Bely. Och, Filibert ! f�/i�. Och ' ,gt;i.
Bely. Hoor je myn i. ? �citer wel ky ven ?
Folkier. Wel Bely, hoor ik je daar nog, fluks feg ik, dat je me (Iraks te bedde gaat,
En dat ikje niet meer en hoor. Filib. �k Veizoek vrindelijk datje men eerftne�r�aat. .( genaken,� Zy. Och Filib�rt,wat raad i ik derf de vender niet meernbsp;En nog veel minder op en toe doen; want myn meefl�rnbsp;zou het hooren kraken.
Filib. Ei help men eerlt om laag; Bely. Waarjedaar,� dan vraagde ik�er niet na.
L �- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jKolbietJ
-ocr page 194-164 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F I L I B E R T.
j/olkier.WtH, fal je te bedde gaan Bely, of wil je hebbeit dat ik eerft opfta ?
Bely. Och, Filibert �t is me van harten leet, dat ik je daar zoo moet laten hangen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( langen,
Maar ey lieve roep Weerhaan toe, hyfal je; wel een leer En alsjy maar weet beneden bent,- foo is de meefte zwarigheid uit de weeg :
Ik fal dan de mand flus wel eens binnen fien te krijgen met een veeg.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( begeven !
Goeden nagt Filibert. Fililt. Och, Bely wil je me nou In grooter angft en vrees, en was ik nooit van myn leven.nbsp;Och , Weerhaan, waar ben je, konje me nou helpen hiernbsp;van daan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( raad, of ik moft om een leer gaan.
^erh. Dewijl datje niet vliegen en kent, foo is �er geen Filib. Ga niet, maar loo{gt;: och,ofik je een paar vleugelsnbsp;kofl: wenfchen !nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( rouwe menfchen.
Want ik ben foo lijdige bang voor het weer komen van die Och, Weerhaan, dat je eens wift , hoe zeer dat ik bennbsp;vervaard !
Weirh. Wat nood heb jy ? je flagt Mahomet, je hangt tuflchen hemel en aard:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( qualijk gelyken.
Ha Htfien kan, foozou je Uilefpiegel in debykorf niet Filib Och, lull jounogtefpotten, daarik van vreefe'nbsp;fchier befwijkc ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( tol lig woord ?
IF^eerhi Zal je me nou van je leven weergeven een over-Filib. O neen, myn alderlieffte Weer haantje, pakje dog voort.
If^etrh. Heugt het je nog wel, doen ik leftmaal dronken was, dat je van quaadheid fchier op je tanden knar�te.
Filib. �k En fal je men leven niet meer bekyven,al dronk je dat je de luifen op de kop barftten.
JVeerh.i^m zou�t wel Monfieur Weerhaan wefenjmaar zoo dra zou men niet beneden ftaan,
Of honsfot, je dronken beeft,. dat zou al weer den ouwen gang gaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( na�t hoofd fmyten.
Filib. Ga dog, �kfalje myn leven geen hontsfot meer IF^eerh. Wel, ik fal myn beft gaan loopen : nou ishy foonbsp;bang, dat hy fig wel zou befchyten ; Zie
-ocr page 195-B L y s P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lif
Zie, 200 loop ik henen om te gaan halen een leer.
OgbaasJ de baars die is vergalt, daar komen de bullebac-ken al weer :
Kruip dop�n je fchelpen, dat feje niet en komen te ont-decken ;
Want kregen fe jein haar kluiven, fe zouden�er byloniet me� gecken.
Ik mag gaan (jen om een goed h��n komen,
Filibert. Ik derf van ongen�ugt.
IVeerb. Pots honderd flapprementen, duik onder, en maak geen meer ger�gt.
Koear. Dat je dat meent, ik en heb geen leggende renten, hoe duivel zou ik�et maken.?
Ik moet finantie zoeken, maat, wil ik aan de koft geraken j Eergifteren avond foo klopte ik eeus aan tot de kochel-waard�nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(alscen paard;
k Zou meenen dat �er pollen en fnollen waren, ja hoeren, �k Zou dit footjc , zei ik foo, wel ligtelijk voort me�nbsp;fnappen.
Datfalje wel laten oude kennis, zei de kochel-waard, �k zalje liever een paartje laten tappen ;
Je w'eet wel , zeidhy, hoeflegtdat het met de neering loopt altans;
Als men niet een vloerduif en hiel, een eerlijk man ftierf wel van honger bekans; ( in de melk broeken:nbsp;Jyfelt de quaadftc niet wefen, en ik zalje eens weer betnbsp;�k Heb�er, zeihy, een op til, die je wacker haaft e�nsnbsp;we�r zal op doeken :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( de de tes ?
Heug �et je nog wel,hoe datje dien Advokaat leftmaal lub-Harm. Kreeg j�er wackeraf, ja jet Ktenr. �t Was legt fe men daar, een Ryksdaalder of fes.
Harnt. Je m�gt de duivel.? Hoettr. Ja hy mort�er nog anders hair laten.
Voort, zei ik, je moet me� ! ei neen, zei hy, en hy langde me nog een paar dukaten.
fiarm. Maar als je zulke dingen doet, en geef je dat den Officier niet aan ?
. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;L 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kotar,
-ocr page 196-i66 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F I L I B E R T,
Koenr. Zou ik aile dingen aanbrengen, wel dat zoume fchoon Itaan;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( moeyen :
Met diergelyke beufelingen moet men geen Officieren Wantfulke fchaapjes zouden de keel af raken, en voornbsp;ons dood bloeyen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;
Harm. Maar zou �t al evenwel waar zyn, dat �er van den voorfchreven koebel- waard is gefeit,
Dathyt�Antwerpen voorledejaar fyn derde brandmerk geprofpereert heit.
Keenr. Hoor Harmen, wy zyn ook nog niet begraven ; je behoeft �em dat zoo fcherp niet toe tc byten.
Harm. Syn huisvrouw, naar ik hoor, heeft �er ook een paartje. Koenr. Wel zoo en hoeven fe�t malkander niet te verwytcn.
Hy is, die hy is, �t is een goc flocket , en ik heb myn reden, dat ik voor hem fpreek ;
�t Is een van myn befte honig-bietjes, ik heb�er doorgaans devryeuhouenfteek; (adem moet hygen.nbsp;Ik drink �er myn felvcn dik zoo rond , dat ik na myn
Harm. J a,,hy en fal hier al me� geen honderd jaar bly-ven, of hy zal wat op fyn rokje krygen.
Koenr. MaarHarmen, watkraakjequadenoten.Wel wat duivel is dat voor een mand ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( gerand.
Dat�s geen haven om verby te feilen, diediend eens aan-
Harm. Zoo �er een dief in is,die moet ik in honderd dui-fend ftukken kdppen.
Koenr. Dat was tc veel moeitens, maar Iaat ik �er een half honderd kogels door lappen.
Harm. Wel, dat mag ik wel lyen, heb je daar luft toe, t� za luftige geef eens vier.
Filth. Ik nier, ey ! neemt defe feve guldens, fchiet niet : ey, is�er quartier?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(leggenverholen.
Harm. Het lag tnc op de le�n, dat �er een dief in moeft Ftlib. Q mannen, ik ben onfchuldig, �k en heb myn leven de go� luy niet ontftolen.
Koenr. Wat, laat ik eens af branden. Filth. Eyneen, ey lieve neen; ochikmaakmefchier vuil.
Harnigt; i
-ocr page 197-, B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;167
Ihrm. Hou op ! wat'wil jejoukruit leggen verfchieten aan foo een flinkuil.
Koenr. �t Is maar om een fchoot te doen. Filib. Ooh, wilt u dog bedaren ,
Want een hand volbloeden kan je ook niet helpen.
Hartn. Wilt den bloed �t leven fparen h Is beter d^t mya Kozyn meefter Hans , daar nog eennbsp;duiver aan verdiend.
Koenr. Wel Hannen, om dat je�erzoo voorfpreekt, foo isjiem het leven verliend :
Maar hy moet uit demand, gajy eens tot magere Joris een leer halen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(betalen.
Filib. Eyja, neemt die moeite, ik zal je�er garen voor Koenr. Maar fegt men eens, hoe ben je daar geraakt, jounbsp;oude fchavuit ?
Ftlib. �k Ben nog fchelm nog dief. Koenr. Maar dc galg fiet je ten oogen uit.
Ik meen, begint men je eens een voet of twee langer te rekken.
Dat men geen kleine dieveryen en fchcimftukken uit dien hals zal trekken ;
Want in langen fag ik �er geen, die �er foo diefagtig uit fag, Ftlib. Men feit, dat de ouwe lui krimpen, maar foo alsnbsp;hy praat, zouden fe nog wel langer worden in haren ouwen dag.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(uithalen,
Koenr. Kom ras, fet an de leer, dat we den hontsfot daar Nu voort heruit, wel hoe zal men hier nog lang dralen?nbsp;Maak�et me kort, fegik, of ik leg nog wel eens an.
Ftlib. Ey praat dog van geen fchieten, ik haaft me immers foo veel als ik kan. (en binden de handen?
Koenr. Hebje niet een touw by je dat we hem vleugelen Ftlib. Ik bid jeopalle viiendfchap, en brengt me dognbsp;in geen fchanden.
Wat of fe nog met me doen f�llen ? Koenr. Dat men gemeenlijk met zulke vogels de�.
Filib.^'K. Verklaar je, dat ik nooit kind en de�kryten, ja niemand een fttooy in de weeg le�.
L 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Koenr,
/
-ocr page 198-?68 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;FILIBERT,
Koeur. De karei zeit het zelf; tiu moeten we�t immers gelooven ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( fen rooven ?
Maar wie weef?waar defe fielt van defen nagt al heeft we-Sa taft� we�em in de zak, om te fien, hoe �t daar mag wefen gefield.
Ziehier leggen de rnoiTelenjdogt ik�tnietwel! Filib.Yist ismyn eigen geld.
Harm. Noemje dat nog jou eigen, dat je eerlijke luiden hebt ontdragen.
Koenr. Het fal�er wel uit komen, als hem de Heeren wat lcharp ondervragen.
Ftlibert. Se mogen vragen wat fe willen, ik feg je nog, dat ik een eerlijk man zy.
Koemr. Je komt�er al heel wel af, raakjemeteengeef-feling en brand merk vry ;
Maar ik vrees, dat hy foo veel op zijn hoorns fal hebben, dat men zal praaten van opknoopen,
Dan kquaadftkomftyds genoeg, wemeugenvan fijnent wegen het belle hoopen :
Maar laat ons eens vifiteren, wat dat �er al in dit zakjen is.j Wat duivel fien ik ? me dunkt, dat ikonfen gevangen mis.
Harm. Ik wou dat je �t eens gefien had, hy ging eerfi eea tre� of ettelijk zoetjes voort kuyeren,
En doen nam hy fyn naars in fyn arm , en ging al fyn beft voort fchuyeren.
Bely uit. Wat dunk je vrienden, hebben we dat fpel qua-lijk uitgefpeeld ?
Harm. We f�llen ook maken, dat beloof ik je, datje niet zult wefen mis-gedeeld.
Koenr. Dan moeftenwe hondsfotten wefen, dat we haar zouden koreman fpeleii,
Neen, we hebben �t met ons vieren befteken, en we zullen met ons vieren deelen.
IFeerh. Ha, ha, ha, ha, ik lag, dat ik me fchier bepis !
Keeur. Ben je dav Weerhaan, waar of den bange bloed geloQpen is ?
^eerh. Aan de galg, denk ik ; wat duivel is ons daar aan gelegen j 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hjoq
-ocr page 199-B L Y s P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;169
Nou kom aan, laat ons den buyt gaan parten, want ik zou gareu ecns vegen.
Bely. Ja het zal beftwefen, eer we ontdekt worden, dat we ons hier maken van daan ?
Kom, willen wy den aap deelen, zoo laat ons hier in ons voorhuis gaan.
y it � � '
HET nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BEDRYF.
FIbIBERT, weerhaan.
IK dogt in �t eerfte, dat ik �t bederven zou, maar nu begint de vrees wat te verfchieten ;
Maar wat duivel, zou men malkander ook zoo wellekom hieten !
Ik zal �t by gort niet vergeten, al leefde ik nog honderd jaar;
Doen hy van fchieten begon te praaten, zoo meende ik, dat ik al in de andere weereld waar.
Wie heeft�et ooit gehoord ? de vent begon van een half honderd kogels t�effens te feggen,
Ikfchrik, alsik�eromdenk, me dunkt, dat ik hem nog de aan leggen.
Gejyk twee brullende leeuwen zoo gingen die kareis aan? �k En kan den hemel niet genoeg danken, dat ik haar handen nog ben ontgaan.
Het quam my vvonder wel te pas, dat ik nog zoo rap kon loopen,
Want ik vreesde niet anders, dan dat fe me levend zouden �t vel afllroopen.
Maar waar mag Weerhaan wefcn.^ ik heb hem in twee dagen niet gehen ;
�t Is een bangen bloed, hy zalvanfchrik ergens ziek leggen milfchien;
Of zou hy denk ik, nog welgeraakt wefen in hare handen ? Dat zal voorfcker welen, �k wed hy zit yaft �n pronkt innbsp;yzere banden.
L � nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Daar
-ocr page 200-17� nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F I L I � E R T.
Daarkomthy, welhoedus, het hoedje opeen �y?
Ja, ja, alweer�tgat vol, foeydefedronkcpry. U^eerhaan. Hoe keek de duivel uit de mand ? haha\
Het was de braafjie pots van't land, ha ha'.
Filibert. Jkhcbfo� veel als ik doen kan, dat ik myn gramfchap kan bedwingen ;
De rekel weet in wat zwarigheid dat ik gewecft ben, en komt hier nog fingen.
Ik heb je in twee dagen niet gefien, dronke vuilik, waar hebjegeweeft?
Welfal je jou meefier geen antwoord geven ? wat quelt me dat dronke beeft.
IHeerh. Het is de Boeren nietwys te maken, falaldira. Hoe dat wy Monfieurs aan de koflgeraken, falaldira.
Filib. Hy heeft voorfeker in � het eene moihuys of�t ander zitten drinken ;
Maar hoe komt hy aan fplint? want hy plagt na�t geld, als een koe na musqueljaat te ftinken.
Wat duivel hy maakt�et al te grof, ik laat hem morgen gaan, en geef hem fyn loon.
ITeerh. Ik heb den bruy van de duivel, verfta je dat wel, van JOU en van myn eygen perfoon.
. Filib. Ga voort na huis, �tisfchand, dat jedus loopt langs de firaaten ;
Hy is zoo dronken, dat hy niet ftaan en kan., IF'eerb. Wat mig de gek _al praaien:
Ik dronke zyn ? �k en 'ben niet meer dronke als gy.
Ftlib. Dit (al de leftemaal wefen , dat ik dele beeftig-heid van je !y.
Weerh. Zeker baas, je bent verflabbezeert, �k en ben niet befchonken.
Filib. Neen je, maar je hebt je gatvol. IhFeerh. Wat bruid me JOU, je bent zelver dronken ;
Alben jemyn nittfltt neg tienmaal, ik kryg den bras vanjegekyf.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gaat binnen.
Filib. Hoho, datgt-hruy moeftafwefen, fey Jaap, en . bueimanloondefynwyf,
J�
-ocr page 201-B L Y s P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f?!
Je fuit geen bufFelfe kolder, datfweer ik je, tot mynent meer verflyfen ;
Heb je die parten in je gat, je meugt fe wel uit fchyten.
Nullen ik wel, dathet waar is, dat myn nabuur myn dikwils heeft gefeet; (hem de wolf op vreet.
Die fijn felven een fchaap maakt� feid hy, die maakt dat Hy en is niet waard, dat een pud man fig om fijnen �t wilnbsp;dus zou quellen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( fiel len,
Maar wat is�et, alsik voorgenomen heb daar ordre inte Dan komt hier eens buurman Teunis, en daar een buurvrouw Nel,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( geven zel;
En willen met geweld, dat ik het hem om harent wil ver-Maar ik en fal zoo gek niet meer wefen, dat wil ik hem welbelooven;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( voor eenen dooven.
Al fongen fe foo fchoon als lyfiers , fy f�llen kloppen Syn paspoort is nu gefchreven, al was �t dat �er ons heclenbsp;geflagt voor bad :
Hy fal nu �t gat uit danfen, al had hy een plank voor fyo gat.
BELY, weerhaan, FILIBERT.
WEl hey, wat wil dit feggen , dat Weerhaan hier gaat boomkens tellen ?
Dus met de mantel om d� oor en, voorfeker moet hy fig ergens in quellen.
Ik moet hier van �t finaal hebben, en randen hem eens aan : Wel hoe dus mistrooftig,goeden dag Monfieur Weerhaan,nbsp;Hoe ben jedusmelancholijk? wat zou men foo loopeunbsp;druilooren ;
Heb je eenen quaden dobbel gehad, ofheb je jou maagdom verlooren?
l-f^eerh. Och Bely, mynen Ouwen is foo uitermaaten uit-finnig quaad, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ftraar.
Hyheeftmy myn paspoort gegeven, en voort gejaagt op Bely. Wel waarom ? H'eerh. Ik heb hem met myn droa-kegat, zeid hy, willen houwen en kerven,nbsp;pn ik weet �cr foo veel af, als ik weet van myn fietven.
Bely.
-ocr page 202-m nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;FIL IBE RT,
Bely. Wel Ley ! hoe is de nar dus in deboonen geraakt ? Weg, weg, dat �s niemendal, die peis moet fyn gemaakt.
14''eerkf Ay is te zeer ge�oortjemeugt het wel beginnen. Maar ik weet wel van te voren je zult �er geen goed garennbsp;van fpinnen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(debogt;
Al de vrinden en de bueren hebben al voor me getreden in Maar hy toonde hem foo ongelatig, dat hem niemandnbsp;fpreken en m�gt.
Bely. Kacken by daag, �kfal maken, datje weer by hem komt tot jou eygen genoegen.
If'eerh. Je waart een meid van d� ander weereld, kon je me die flag voegen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( len buit,
Set was kleine (warigheid, had ik mijn geld npg van pn-�aar dat is door �t keelgat gelopen,ik wil feggen verbruit. Bely. Mdakjy geen 1 warigheid, feg ik, en wil je metnbsp;zulke leuren niet quellen.
Kijk mijn eens aan, ik, ik feg ik, fal je dat wel flellen. Maar hola,daar komt Filibert, ras, maak je wat aan een zy.nbsp;Wel Signeur, Filibert, dat ik je nog gefond zie, dat maaktnbsp;megeen kleintjebly;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(gefpeten :
�k En kan je niet feggen, hoezeer dat me je ongeluk heeft Heer wat heb ik in twee drie (jagen ktijtensom jou ge-�nbsp;kreten.
Datj�et niet levend ontkomen zoud, dathadikmyn hart aan ftucken gevreefl.
Filib. Ja,lieve Bely,het is ook na genoeg met me geweeft: Ejigterby mijn dood, eningrooterperykel was ik nooitnbsp;van alle myn leven,
Als ik �er aan denk, zo kan ik nog wel fchudden en beven.
JSe/j', Maar hoe ontquamje�t dog? Fihb. Ze waren be-fig te overfien haar geflolen inunt,
En ik dat liende, ftond njet lang ftil , gelijk je wel denken kunt.
Ikfpeelde loopen is een goed geweer, maar men inoet hem by tyds daar van dienen :
�k En had men leven niet gelooft, dat men nog foo kan loopen met oud� bienen.
-ocr page 203-B L � S P E L: � nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�7|
Maar wat�t�Laurettedog? Bel�. Die was of fe haar dood verf had gcfet,
Ja fe was foo ontroert, dat fe dadelijk moert gaan na bedj Gifteten was fe een weinig beter, maar doen fe quam tenbsp;hooren j
Datje Weerhaan had Weg gejaagt , foo rtorte fe ftraks w��r in, en was arger als te voren .�
Help me te bed , zei fe, want ik kryg weer een koorts, als een paard op�t lyf.
F,Ub. O Nar der narren, daar benikoorfaak van door myn onverftandig gekyf.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( affteke.
Waarom en langt me niemand een mes, dat ik my de keel �t Is beft, dat ik iny ergens ga ophangen, om iny van mynnbsp;felven te wrekenj
Bely. Zie, Laurettevreeft, dat Weerhaanzign� niet zal ontfien te feggen alle katten quaad, (de ftraat ;nbsp;Jadathy rnogelijkal jou vryagie. nu tal gaan brengen opnbsp;Want dat �s feker, hy zal met lyn droiike gat loopennbsp;klappen en fuappen,nbsp;nbsp;nbsp;(de mis daar Uit re lappen^
En hy is �er niet een haar te goed toejom �t heele fecreet van En ieidfe, als myn vader de faak dan cens quam te verft.ran,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(gaan;
Als een uitfinnig menfch foo Zoii hy tegen my te werk En Weerhaan was de regte man, om in onfe amours t�nbsp;gebruiken.
Zonder dat �et myn vader gewaar wierd, of kan ruiken,
Filib, Og, Laurette ; �k wil gaarn bekennen,dat ik my tegen u foo grofiijk heb vergift, (hebt gepift.nbsp;Dat ik niet waardig en ben, datje me laat ruiken, daar jenbsp;Og, Bely, kon je iets vinden om Laurettes tribulatie tenbsp;ftelpen?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( vVeeg te helpen:
Bely. Daar is maar een eenig middel om dit quaad uit de Dat�s, dat je maakt Weerhaan nhet ten eerfte we�rotnnbsp;te bekomen� in je geWeld.
Filib. Kan ik hem met geen woorden bcpraaten, ik zal hem bewegen met geld.
Bely Ja fo �t ni�t te laat en isjwant ik zou wel half vreefen Dat
-ocr page 204-�74 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. � I L I B � R T.
Dat hy al by den eenen jpnker of den anderen 2al verhu�rt wefcn :
Enfoodatis, foofaljegeen kleintje je fotte haaftighcid betreuren, dat is gewis.
Filii. Laat hem verhuurt wefen, 2oo hy wil, ik fal �er hem van daan krygen, foo�t met geld te doen is.nbsp;Maar ey lieve doe me de vrienfchap, dat jeeens overalnbsp;wilt nm hooren.
Houdaar, koop daar een paar hofen voor; en je fuit nog 200 v�elhebben, kanj�emergensopfpooren.
Doetje beft, je kend veel doen: wantik weet, dathy na jou vryd,
En datje dien volgenden al diep in fijn goede gratie zyt; Ik fal ook datelijk d�en vernemen aan alle ftads hoeken.
Bely. Ik fal om uwen�f^vil veel doen. Filii. Ikbidjc wilt dog foeken.
En foo j�em ergens kond aantreffen, foo fend hem me dadelijk weer t�huis;
Zoekt hem te bewegen , foo �t mogelijk is ; en zeg dat alles is gefchied door abuis �
Je meefter heeft groot leetwefen, kan je feggen, dat hy hem regens je beeft laten op maken.
Hyzal wel weerkomen, alsjyhem verfekert, dat hy int luiken aanfien by my zal geraken ;
Wantalshydatvan jou hoort, foo fal hy �er foo vaftop gaan, als een muur.
Bely. Maar of ik hem kon agtar loopen, wil je dat ik hem weer in huur.?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( procuratie ;
Filib. Och ja, zou je niet ? ik geef je laft en volkome Want het moeit me al te zeer, dat Laurettc is in fuikennbsp;tribulatie.
Bely. Welikganaarhemuitfi�n. Filib. En ik fal foeken , tot dat ik hem vin.
Men mag wel feggen, niemand quam in fwarigheid, of hy bragt �er zyn felven in. (lachen houwen.nbsp;If'^eerh. O bloenierharten Bely, ik en kon me niet vannbsp;Bely. Wat dogtje van dien handel � IF^eerh. Je bent eennbsp;bagenevelt van alle vrouwen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bely;
-ocr page 205-B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!?�
Bely. Wat feg je evenwel, fehuot ik je dat niet lullig rond?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(deje niet jou mondei
IVeerh. Gelijk een tellenaar met fijn aarsgat, foofpeel* Bely. Ik weet, hoe men die oude verliefde gecken moetnbsp;met de neus leyen ;
�tEen oogenblik kan-ikfedoen lachen, en�tander wedr doen fchreyen.
Ik will dat wel, dat ik dat wel zou brengen te weeg.
U^eerh. Ik had je men leven nooit aangefien voor fuiken helleveeg :
Je zoud bylo raad weten, om een roof voor de hel te halen. Wat dunk je? die een paar gietleugens fchuldig was, zounbsp;hy met haar en my niet ruiterlijk k�nnen betalen ?
Bely. Heb ik je daar niet wacker uit de nood geholpen, al was �et buiten jou vermoen ?
U�'eer^. Geholpen ? ik weet niet wat men houd, dat ik je niet dood en Zoen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(trentelcn:
Bely. Maar hola, �t is meer als tyd, dat ik na huis ga Want anders en hoor ik van onfen ouden niet anders,nbsp;als kyven en entelen.
IVeerh. Wel laten we onfe faken klaar maken^ foo worden we van geen oude knorrepotten m��r gebruid.
Bely. Daar f�llen we t�avond van fpreken. If^terh. Zal jeoppalTen? Bely, ik lal op je pali�n als Harmannbsp;op fyn fluit.
IVeerh. Ik moet�et nog om lachen, foo aardig fopte fe den ouwen;
Je bent niet qualijk van de tongreep gefneden, moer, men zou je voor mondig mogen trouwen:
Ik will by loo niet, dat j�er fo louter wat agter geven kond : Ik meende, dat ik �er of had ; maar fe zou myn vetbynbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;liegen, ofikIIUHond.
i Maar nu moet ik na huis gaan, en onderwegen by myn
i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zelfs overleggen,
Als ik by Signeur Filibert kom, wat ik fal weten te feggen:
I ^eeftBelygetoond, dat s�er fpel wel uitfpelenken,
Ik meen ook te laten blyken, dat ik geen flegt foldaat en-k�R. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;FILI-,
-ocr page 206-176 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;FILIBER T.
FILIBERT, WEERHAAN.
Z O datje wederom in gratie by myzyt aangenomen j En als je wilt, je kent hoe eer hoe liever weer t� my-neut in huis komen :
En we zullen vrinden wefen als te voren. Weerhaan. Je vriendfchap komt een beetje te laat.
Ftlib. Oatkaniknietbegrypen. Weerhaan. Niet, ik zal maken, datj�et verftaat.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(dronken,
Je bent van dat volk, dat de put vult als het kalf is ver-Ik ben jou knegt niet,�k heb al een ander Heer. Ftlib. Je m�gt de duivel; Weerh.'t Is geklonken, (Heer?
Ftlib. Wat feg je ! heb je jou verbonden by een ander W^erh. �k Zeg ja;en hy heeft my al een goeden penning opnbsp;de hand gegeven. Filib. Wel brengt fe h�m weer.
Weerh. Daar weet ik niet wel raad toe, zonder de konft vanNegromantie :
Want het is al belleed in de bier-winkel aan wyn, bier, toebak^ en diergelijke fubftantie.
Ftlib. Hoe veel was het, dat je Van dat voorfchreven Heerfchap hebt genoten op de hand ?
Weerh. Zoo ras als we met de huur eens waren, foo gaf hy me t wee ryksdaalclers argent contant.
Filib. Wel, dat ik je twee ryksdaalders w��r gaf, en dat j�em dan faagt te verfpreken.
Weerh. Ik zou my eerft by de luy gaan verhueren^en dan zou ik�er w��r de kat in Heken
Filib. Jekond feggen, datjehuur nogduurt, endatifc jenietwilontflaan. Weerh. Dan was ik een braafnbsp;quant !
Dan Zou ik moeten liegen, en dat zou ik niet willen doen om al de koeyen van Braband.
. Fihb. Wie had jou dat toe vertrout, datje jou meefter foo ras-zoud k�nnen begeven ?
Weerh. En wie had joutoevertrout, datgeuw trouwen dienaarfoo ras fyn pafpoort zoud hebben ge-fchreven.
Ftlib.
-ocr page 207-B L Y S P E Lx nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;177
Fililgt;. �t Is uit een oude haaft�gheid gefchied, en�t is me leet, wat wil je m��r?
Zoo jeniet we�r by me komt, je 2ult de oorfaak wefen van de dood van je heer.
Wat meen je.? daar oude lien aan-gewend zijn , die en k�nnen fe zoo niet verlaten.
IVeerh. Maar hola, �tistyd, dat ik van hier ga, ik zou myn tyd wel verpraten.
Ftlib. jawel, foo je weggaat, foo feg ik nog eens, dat je defen ouden man vermoord.
Sta watj ey lieve (la wat, tFeerh. Wel ik (la je nog wel een woord;
Daar wil ik geen hontsfot over wefen, maarjemofl�et wax kort maken :
Want ik zou anders by mynen nieuwen meefter in ongen� geraken.
Ftlib. Praat me van geenen nieuwen meefter, ikverfoek vri�ndelijk, dat je by myblyven zelt :
En heeft hy jou een paar ryksdaalders gegeven, geeft z�emwecr , ziedaar is�tgeld.
IVeerh. Nu voel ikeerft, Signeur Filibert, hoe dat gy tot my bent genegen.
ptUb. �t Is me van harten leed, datje ooyt een quaad woord van me hebt gekregen.
iVeerb. Ziedaar, alle maats go� maats, vrienden als olifanten. Filib.]amp; hebt onfe vryagie immers nictnbsp;gebrogt op ftraat ?
bFeerh. Kenje me niet beter ? ik op ftraat brengen ? mal* Ie praat.
Ik ben foo digt als een zeef, men zou �t met geen nyptan-gen uit defen hals trecken.
Ho, ho , eer ik klappen zou , zoo moft men my al eerft een el of drie langer recken.
Maar�tzal beftzyn, dat ik hoe eer hoe liever, dat geld ga brengen we�rom.
Ik zal dan datelijk (�huis komen, zoo ras als ik daar van daan kom.
Filii.
-ocr page 208-E 1 L I B E R t.
�78
Filth. Wel doet 200. hFeerh. �tZalgefchien. F'tiib.�^ zal je komft verwagten.
U^eerh. Al heeft hy al een lutje gekeven, tweeryksdaal-ders kan al w��r wat verzagten.
BELY, KOENRAAD, WEERHAAN.
At dunk je, Koenraad, heb ik dien aanflag niet wel
beleid ?
Koenr. yFlM kan ik anders feggen, als de waarheid ? je bent een parel van een meid.
Be/y. Het overleggen, moetje weten, is het fondament van zulke zaken.
�ef�r.Datzei Jaap de melk-boer ook, die van een halve oude fchuit een heel nieuw kakhuis will te makenlt;nbsp;Bely. Die een ding wel begonnen heeft, die heeft de helftnbsp;van �t werk by na gedaan ;
Ik ziedaar van nu af al een gat door. Koenr. Datwilden Ouden we�r heel fchoon ftaan.
Jk had �er evenwel geen kans toegefien, had je Weerhaan van (y n meefters ongena niet k�nnen bevryen ;
Maar al evenwel hoe zal�t gaan, zal�t huwelijk met jou en hem haart gedycu ?
IkhoordatBierigc Barents Crelis leelijk een blaautja by je geloopen heid,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(zeid.
En dat je hem de huur vry wat onbef�haamd hebt opge-Bely. Maar Koeirraad, ik bid je zwygt dog van diets onbefchofteti, dien ongewafl�n.
Dat fyn troni in de muur gemetzelt was, de honden zou-X-,. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;denlraaf daar tegen te berften baffen.
Ikzou�lt daarom met Weerhaan kort maken, en
flaan hern de koop toe.
Bely. Of ik het feg � of dat ik het zw�g, ik ben het dienen al moe.
Wy hebben daar eenen Ouden, die niet en doei als knorren en kyven,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(foekenteblyven.
En dat zal de oorzaak wefen, dat ik daar niet lange zal 1' Ik cn kan jou niet, feggen, hoe ongetuft dat de vent in
Koenr,
huis is.
B L Y S P � t. , . nbsp;nbsp;nbsp;.179
Koe nr. Hy is mogelijk bang voor fyn befchiinmelde penningen naar ik gis.
Kely. Dan moet ik na doagter deur, dan na de voor deur, en dan eens w��r na boven.
Al heeft hy de deur zelfs gefloten, nog kan hy qualijk dat Ie toe is, gclooven.
Koenr. Dat zou my doen refol veren om my te eer te geven aan den man ;
Ik zou denken, hy zy eens anders niet,die fyn eygen weferl kan.
Alles was nog iet, dat j�er fomtyds nog een goed fooitje van m�gt hoqpen.
Bely. Al dat ik ooit van hem gezien heb, dat zou men wel in een wet-fteen knoopen ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( vermeld,
Myn tong is niet beftand, dat fe fyn groote gierigheid Ik wou , dat j�et altemets eens faagt, hoe hy ons de erretennbsp;uit de pot toe telt.
Koenr. Ik hoor wel, jou luy heerfch^p is couzyn gairmain van Jonker de Pover ;
Die fomtyds wel eens qualijk wierd,'maar gaf fyn leven' niet over.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;((preken.
Maar we dienen al evenwel Weerhaan nog wel eens te
Bely. Ja die is te flicken,als� �en aal by de Haart : wie W'eet in wat gat die mag fleken.
Hy is by loo nog niet veeg. Ktenr. Als men van de duivel fpreekt, foo is hy digte by.
Weerh. Hoe nabefoigneert men hiervaft in onfe �an-flaande fchelmery.i�
KoeKr. Je zult niet meer eerffrayen, maar laat ik je eens� tvat feggen :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(te overleggen.'
t Is goed, dat je hier komt : w'ant we dienen de zaak wel U'\erh. Wiljedaarafpraaten,datkanzoodtoogsmonds'nbsp;niet gefchien.
Maar het haperd hier aan den beften. Wetth. Wi� ik �er je eens een paartje laten (ien ?
; Ktenr. B� men fiet �er na, hy heeft �er af. IFcerh. Qa.ii flie�, zeg ik, ik zal-je ruiterlijk laten tappen.
Ma.
-ocr page 210-i8o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F I L I BE R T.
Koea/r. Jeiultons goede koop mc� tronen, als jyd� witte wilt uitt'chrappen.
Jiely. Maarzoudat wel voegen, datikdusmetjouluy mee ga;
Ktenr. Weg,weg,metdiemuife neften. Be/y. Ik zal je volgen, maar �t is beft dat ik defen weg in fla.
HET VYFDE BEDRYF.
KOENRAAD, HARMAN.
�K geloof, dat defe oude is de patroon van alle gecken. �i�rm. Daar aan zie je wel, dat een vrouwe hair meer |nbsp;als zeven paarden kan trecken :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( ftraat.
Maar na myn gifting, foo begeven we ons al wat vroeg op Koear. �t Is beter een paar naren te vroeg , als een oogen- ,nbsp;blik te laat :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ( borgen.
Kom, gaan we in defe ftoep, en houden ons hier ver-Hartn. Om fuiken deurtrek te krygen, foo zou �t men niet vervelen, al duurden�t van nu tot morgen.
FILIBERT, WEERHAAN.
DAt Laurette nog foo op me verflingert zou worden, wie had dat ooit durven vermoen ?
H^'cerh. Daar uit kan men weiften, datgeluckige gekken geen wysheid hebben van doen.
Ftlib, Dat�ernou iemand dorftfeggen, dathylgelucki-gerwasalsik, die liet ik je dadelijk doorrygen.
U^eerh. Datfullenz�er wel wagten, fc weten wel, dat je van �t volk zyt, die gewent zyn de kaart te krygen.
Filii. Gy en Bcly hebt veel in de zaak gedaan ; ik fal ook maken dat je wel geloond zyt.
IFeerh. Ey hou je hoeden op, dit is een milde vogel, die Inotte-bellen te grabbelen fmyt.
Ftlib. Ik en laat fc niet garen ongeloond, die yet aan my verdienden.
H^esrh. �t Is fuiken goede hals, hy zou deftrontuitzyn lyf douwen, en veteeren feaan fyn vrienden.
Ftlib.
-ocr page 211-. B L Y S P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i8i
FiUb, Nu alle jok op een ftok. Meenje, datje niemendal en vergeet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/ �
Zou de wagen ook al klaar wefen? IVeerh. Die is van nu of al gereed.
Maar a propos! van wagen :'ik heb je hier en daar foo al wat verfchoten.
Ftl'tb. Ik zal! je weer geVen, wil me den uitgeev eens be-grooten.
IFeerh. Voor eerft twee fchellingen aan den voerman om haver te koopen, wanthyze�,
Dat hy haver me� nemen molt, alfoo hy niet wift waar hy na toe re�.
Item, een vaantje met de voorfchreve voerman verteert, om voor kleinder dag-gelden te hueren,onder �t kitten.
Nog heb ik by den jongen Bytebier een paartje verteert,die twee banken by een hing, om geinackelijk te zitten.
Nog een halve fchelling gegeven aan teer , daar de wage med is gefmeert.
Item, nog volgens de oude coftuimen, twee bier aan de maats tot een fooitje vereert.
Item, nogtweeftuiverseneen half aan brandev'yn, dat ik heb moeten betalen
Aan Arien Arienfen Ruimkeel, die de paarden met een fnap uit de wey ging halen.
Hetfchryyenen vryvenvande rekening, onkoften, van pen, inkt, enpampier.
Dat Helt de rendant ter difcretie, dient daarom per memorie alhier ;
Al het loop� en draven van den rendant wort medegeftelt: En dan zou hem hier boven nog komen eene guide dertien Huivers en agt penningen in geld.
Filib. Wel kom aan, ikfal �t je weer geven , eerhetmy uit de memorie gaat.
Weerh._ Wagtjevandieluy, diebylevenenftervenal-toos maken eenen effen Haat.
Maar hola, ik dagt wel dat �er nog iets aan myn brief je ' ter difcretie raoft fchorten.*
Hier
M 3
-ocr page 212-�?a nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F I L I B E RT.
Jriier (laat nog een rykdaalder aan de voerman op de hand gegeven, die men hem aan de haver weer zal korten.
Filib. Kom laat ik �et je ook weergeven, �t is even eens ofik�etnugeef, of daar naar.
Weerh. Daar was anders geen haaft by. Bf/y. Ik vergeet . �et anders: had daar..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i
Jk heb voor beft gedagt, dat ik myn koffer zoo lang laat t*huis blyven,
Tot dat ik het van doen heb, dan kan ik �er tot allen tyden om fchryven.
Weerh. Dat fal beft wefen, dat heb ik ook al by myn , zelven overpeift;
Want ik weet vvel van ouds, dat je niet garen inet veel bagage en reift.
Maar j�diendje wacker van geld vcrfien te hebben, want miftchien tot jou dag van trouwen,
Zullen we ons op d� eene fecrete plaats of d� ander moeten verborgen houwen :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(groot credyt.
En op onbekende plaatfen (als j 2 weet) heeft men zelden
Filib. Ik heb die honderd ryksdaalders, die�k gifteten ontfing, me� genomen.
Weerhaan. Wel foo en treuren we niet.
Fi�b. Ik word groen, Weerhaan, als ik denk om ons aanftaande fpele-varen :
Ik wilje wel verfekeren, kryg ik fe in myn vermogen,
�k en zal haar maagdom niet fparen.
Ik liet me liever hangen, c�r ik het kafteel dadelijk niet en befprdng.
Weerh. Maar al zoetjes, alfagjes, ei lieve het meisjeq is nog jong.
Laat ik eens op de wagen wefen,ik fal luftig mond aan Jans kind fpeulen.
Weerh. En ik wil wel een fchelmwefen,foo�k een brug over ry zonder heulen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�nbsp;nbsp;nbsp;( paft;
Vatjy de Juffer by�t hoofd , en maakt dat je wat te raken
En ik fal de meid fboonder handen nemen, dat fe een half uur na haar muts taft.
FiliF
-ocr page 213-BLYSPEL. � i8j Filib. Wat zal hier een praatje van om gaan, me dunkt,nbsp;ik hoor al feggen.
Wou Gedeon al me�naLaurettevryen, hymogt�er fyn broek by neer leggen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( geboord.
Byloo, de oude heeft�em de vryfter braaf door de heus H^eerh. Dat �s zondertwyfel, dat hy nog al veel fpottigsnbsp;woorden hoord;
Maar wat vragen wy daar na, als wede bruid hebben in onfe klaauwen.
Filib. Ja ik en fal �er geen teering om ftellen, al fag ik hem met bey de handen de kop kraauwen.
JVeerh, Maar het fal tyd worden ,laat ons wat digt aan de deur gaan.
Zoetjes eens, daar hoor ik de klok al twee uuren Haan.
Filib. Og Weerhaan, meenje dat fc al gereed zullen zyn? IVeerhaan. Dat zou ik immers hopen.
Hier zyn we aan het huis, �t is by loo fiat, de deur ftaat aan en open.
Filib. Watdunkje, zon ik vel onbefchroomd myn intree mogen doen.
IVeerk. Ja je, maar je moet je wagten voor�t kraken van jou fchoen.
Filibi Datgaat�erdanopaan, zei�tmeisje, enfenain �t hemd tuffen de tanden.
KOENRAAD, HARMEN.
E zyn�er bey al in ; falaat s� ons aan gaan randen. en Harmen treden i� huis., en komen al fingendenbsp;issederom uit trekkende Filibert en IVeerhaan gehemde�nbsp;fioort.
Stemme : Alemoer en Janneman.
Koenr. y? zelt't niet �ntloopen, Aliuaar je nog fio vals,nbsp;liAe� Zal u op gaan knoopen.nbsp;Aan u wen be�en hals :nbsp;Gy zyt het regte fa'ven aas,
M 4
-ocr page 214-134
F I L I B E R T.
Me� zal U laie� dr�age� Zoo meug je dueren.
Fil'�b. Zoetjes baas,
Ik hoop , 't zal zya ge loge�.
Koenr. /� eene ual ttuee ouwenl lyie had ooit fchoonder vang�l
Filib.* zyn we�r die rabouwe�, �gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�^''f angfl.
V..OQnT .Komt mee�er Hans haer aanhaergat, H^ helpt s�� haafi voor den duivel.
Filib. Og! ik voel in my� breek al nat. Weerh� �� ik al flinkend zuivel.
Koenr. Wel, dat wouwaaragtigwefen, dat wcdefe quanten dus hebben ontmoet.
Harm. Ik loof, dat we de Kapitein hebben van al de dieven.
Koenr. Maar hoe luipt hy dus onder de hoed ? Wel hei, wat fien ik hier ? ditiswe�rdeoudefchelm.
Harm, �t M�gt dat ik niet feggen en durf.
Koenr. EywykjeeensHarmen, ikzel�em....
Harm, Je zelt niet fchieten, zeg ik, je bent�er te goed toe, dat j�cr de handen aan fchent,
Filib. Og! Weerhaan.
IKeerhaa�, Og ! baas.
Fdib. Dit �s weer die uitgelate vent.
JF^eerh. Is �t mogelijk, vrienden, zoo wilt dcfen ouden man dog het leven fparcn.
Koenr. Indien men je jong opgeknoopt had, je zond nu niet fielen met je gryze haren.
Filib. Ik bid je, mannen, gelooft me, �k beu fchellem, dief, nog fchavuit.
Koenr. Als de beul de barmhertigheid, zoo ziet je de deugd ten oogen uit.
Harm. Maar wie weet waar fe al hebben wefen roo� ven defc twee gaften?
X nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mif'
-ocr page 215-B b Y s P E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;18^
Miffchien, dat fe al een fortuintje gehad hebben. Koenr. Kom, laat wefeeensbetallen.
Watdroes wat voel ik hier.
Harm. Ik geloof dat j�er me� gekt.
Koenr. O oude galg-dief, waar heb je dit nu weerom gelekt
KiUb. Ik zweer je�t is geld , dal ik felver heb by my geileken.
Koenr. Van wat geflagt datje bent, fal aan de wapens blyken, alsjourugeens word bekeken,nbsp;Die ikf�o vol brand-merken, alseenklad fchildersroknbsp;volvleckengis.
Harm. Na �khem aanfie, foogeloofik, dathy al agt oftienmaalgegeeifelt, en een reis of twee gehangen is
Koenr. �t Zal hem mogelijk haaft weer beuren, dat hy door een hennepe venfter fal moeten kyken.
Harm. Jakomthemmyncoufin Hans aan fijn gat, die istefixopfynkonft, foomoet hy�tfeiltjeuryken.
IVeerh. Je doet den goeden man ongelijk, hy heeft al fyn leven voor een eerlijk man gegaan.
Harm. Defehoddebekfalookwatfeggen: wy hebben den eenen betaft ; fa hy moet �er ook aan.nbsp;Datdefchelm noudedrommel haal. bKeerh. Ik heb'etnbsp;voorwaar van myn meeiler ontfangen.
Koenr. Daarom fal je ook met jou meefter aan een galg hangen.
/i'ZzkOg Weerhaan, ik fat nooit op heetcr kolen, ey zie hoetrillen myn le�n 1
Koenr. Voort met de vagebonden.
Filib. Ei lieve mannen, waar wil je met ons heen
JF^eerh. �tls fcker een eerlijk heerfchap, dia niemand heeft ontdragen nog ontnomen.
Koenr. Ja hy flagt de liront, denk ik, hy is miflehien van de goede gekomen.
filib. Wat fal je dan al hebben, als je ons hebt gebrogt � in fchand.
M J' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Iretrb.
-ocr page 216-i�6 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F I L I B E R J�.
IVeerh, Ik verklaar je, vrienden ,jy hebt ons tot ons� on� fchuld aangerand.
Koenr. Kom peuren w�er maar me voort, en brengenfe in der muiten.
J^eerh. Hebt deernis met uwen cven-naaften:hy kryt immers tranen met tuiten.
Je zult het nog beklagen, datje ons dusonnofel gaat be-roovenvap ons geld.
Koenr. Defen fchyttebroek wil ook nietzwygcn, �k feg dat j�et malle backus toehouwen feit,
Ofikfalje datelijk wacker tweemaal op een plaats paffen te raken,
li'^eerh. Wel, als je foo wou te werk gaan, foo zou je wel van meer eerlijke luy fchytebroeken maken.
Harm. Wat dunkje, willen we de honsfotten laten loo-pen, we hebben korts al eene goede van haar gehad.
Weerh. Datje dat woud doen, ik zou je houden voor de braaffte karei van de ftad.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(houwen,
Filii. Og laat ons maarloopen, ik zalje het geld laten Koenr. Dat heb je wel tefeggen ; wantje zoud niet eennbsp;duitgevenvan �tjouwen.
Harm. Kom, kom, laat ons kort maken willen we fe laten loopen, of willen we fe dood flaan.
Weerh. �k Mag je bidden refolveert tot het eerde, want het laatde Raat ons niet aan.
Harm. Wat was �er aan gelegcn,dat we dien Ouden domper vaft lieten loopen ;
Wantwyzouden�ergeenzy by k�nnen fpinnen, of hy �t al met den hals moft bekoopen.
Maakt los flegts de vuilik. Koenr. Heb je me�lyen met de vent.
Zoo betoon je waaragtig, datjeeen goedhartigen bruy�'r bent.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(ditie ontbonden,
Harm. Maar dat j�et weet,fijn man,je word op fuiken con-pat wy je aan riemen zullen fnyen, zoo je ooit weer �p dievery word bevonden.
Filth. Ik bid je, geloof me, �k heb myn leven niemand tekortgedaan.
-ocr page 217-� B L Y s P EL. 187
Koenr- Ho ho ! jou komt nog geld in de hand, denk ik ; fa packen we hem weer aan. ( len cnbrayen ;
U^eerh. Og meefter,als jy weg bent,zo zullen fe me vil-Wantikziewel datfe �(geweldig op den armen \Veer� haan hebben gelayen.
/farf�.Wemogea dien ouden wel laten lo�pen,de dood zal hem het fielen haafi verbi�n ;
Maar in defen jongen potteboef zou de vrees nog wel wat goeds werken milTchien,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;{ drucken,
Paarom zoo moet men hem de fchrik ter deeg in �t hart IVeerh. Og Heerfchap, zoo je me verlaat, zoo trecken fenbsp;me nog in duifend fiucken; ( karei gaan.nbsp;Filib. Demanisonfchuldig, mag ik je bidden, laat denbsp;Harm. Jajamaakjehiern�gvcel woorden, zo moet iknbsp;je met eenen flag de kop af flaan.
IVeerh. Ogmeefier, meefter, begeef je me? Filib. �k. moet wel, of het zou hier leelilt fiinken.
Harm. O bloed, hoe bang was den dreutelaar doen hy de fabel fag blinken.
H'eerh. Nu kom maak me los,op dut ik me� lachen mag. Kuenr. Aardiger pots, geloof ik, dat niemand fyn leven fpelen zag.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(handen zal geraken.
Harm, �k Wed hy in d�cerfieagt dagen niet we�r in onfe iFeerh. Zou j�em veel zulke veren uit fyn gat trecken,jenbsp;zoud hem met �er tyd wel kaal maken.
Koeur. �k Wed, dat hy van al fyn levenzoo niet was aangerand.
�Veerh. �t En zal niet lang lyen of men zal �er deunnen van zingen langs �t land.
Harm. Zoo moet men de oude gecken van den gulden tong reep fnyen ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(vryen.
Want fy zyn niet beter waard, als fejonge meisjes durven Fely. Ik zou meenen, dat hy fyn zottigheid duur genoegnbsp;heeft betaald.
Koenr. Wat zeg j�er af Bely'ikofi hy fyn leven wel betert Bely. �k Zou�t meenen, je zoud hem de amoureufen veten zoo doende w'el uit fyn fiaart trecken.
Koenr.
-ocr page 218-j88 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F I LI BE R T,
Harm. Jawel, komt het op de �raat, hy kan de flad niet houden, 2oo zullen fe met hem gecken.
Bely. Begeven we ons hier vandaan, enlaatonst�oH-fent den buit deelen. Harm. Wel kom.
VTeerh. Maar zoo�t je geliefde, �khadeerftgaarnmyn eyge patrimoniale penningen weerom.
Ik heb fe met al te aardige leugensgeluift van onfen Oud�. H-oenr. Dal�s meer als reden, ziedaar, we moftenjounbsp;je geld byloo niet onthouden.
Harm. Kom, pakken we ons van hier; maar laat ons elk een byzond�re weg in flaan.
H^eerh. De voorzigtigheid is de moeder van de wysheid. � bloed.' hoe wilt�t nu op een drinken gaan.
FILIBERT, LAURETTE, VOLCKIER, GIDEON, BELY, WEERHAAN.
DEwyl de purgatie niet gewerkt en heeft, zoo heeft fe me ook niet veel k�nnen baten ;
Maar ik heb al wat verligting bekomen, t�zcdert dat ik me heb doen laten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(myn verftand,
Dat�ermyri bloed zoo zwart uit zag, quam daar uit naar Dat het gelijk gekookt en gezoden is, door den amoureu-fen brand'.
Hoe yl is myn dal hoofd, �ken kan niet een oog toe doen
, om te flapen,
�k En doe in �t bed niet anders, als recken en ftrecken, keeren en wenden, geeuwen en gapen; (haan.
En als ik dan begin te denken om mynenarmenWeer-A1 was�t dat ik half dood van vaak waar, zoo zouw�et dadelijk over gaan.
Wat ofte nog met den armen bloed gedaan hebben? hoe vinnig waren ze op hem gebeten !
Ja, na ik fe aan zag, waren fe niet een hair te goed, om een karei levend op te eten.
Maar wat is dat voor volk ; Wel hoe wat zien ik hier ? Laurette, Gideon, en ook den ouden man Volkier ?
Daar
-ocr page 219-B L Y SP E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1^9
Daar�s Bely;Weerhaanook:hoe,fchemer�n mynoogen? Hy is �t ; gy mi ft ; �t gezigt heeft u bedrogen.
W el wat of dit bedied ? �t is Weerhaan anders wel, want het zien is geen bedrog.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( kakte in den trog.
Wat fal hier nog eindelijk uit zuren, fei den backer, enhy �k �lf Heb Gideons verfoek ons vrienden voorgedragen,nbsp;En nademaal ik fpeur eenparig wel behagen,nbsp;Ja dat een yder is genegen tot uw trouw,nbsp;Zoo fchenk ik u myn kind en dogter tot uw vrouw.nbsp;Ik wens u alles goeds, den hemel wil u geven,nbsp;Dat gy veel jaren meugt in vrede famen leven.
Gid. Myn tong valt veel te fwak om u te feggen dank, Beleefde gryfaard, �k fal myn gantfche leven langnbsp;Aan u en aan uw huis verpligt myn fel ven houwen,nbsp;Dat gy my d� eer aan deed aan uw geflagt te trouwen.nbsp;Laur. Maar vader, wijl ge ons dees goedheid hebt gedaan.nbsp;Zoo heb ik nog een be�.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doet fe aan ons verdaan,
�t Moft veel fijn dat we aan u Laurette weig�ren zouwen. Laur. Dit is dan myn verfoekj Dat Bely ook mag trouwennbsp;Met defen jongeling, die gy daar by haar ziet.
J/'tlk. �k Wil dat haar uou ende uwe op eenen dag gefchied. Zy heeft ons wel gediend, ik ben tot haar genegen.nbsp;Ik geef �t u aan uw hand ,,en wenfch u�s hemels fegen.nbsp;Kom laat ons binnen gaan, en overlegt met my,nbsp;Wat dat �er noodig voort tot uwe bruiloft zy.
Filib. O elemalementen hier is de kous geen kleintje in duigen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(tuigen:
Og , hoevoelik myn felven nu van groote fotheid over-Nu word ik eerft gewaar, hoe fchandelijk dat ik ben aan gehaald:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(dwaald !
Is �t mogelijk ; dat ik foo veer door de gecke liefde was ge-OBely !� Weerhaan, hoedorftjefoofchandelijk liegen? Met fulke doortrapte leugens zou men de duivel en zynnbsp;moer bedriegen.
Nu fien ik, 6 (chelmen, dat ge defe aanflag met den anderen hebt gemaakt,
En dat ik door u li�n felfs myn geld tot twee maal toe ben kwijt geraakt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Doen
-ocr page 220-190 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F I L I � E R T.
Doen myn knegt left twee drie dagen aan een had op ge-trocken en gedronken,
Was ik verwonderd, hoehy aan �t geld kwam,maar�t waren myn fchy ven, die�er doen klonken. (gemoed,� �tlsomdoor�tgarcntefpringen.- ik word ontroed inmenbsp;Als ik denk dat fe myn geftole geld tullen by een brengennbsp;voor haar huwelijks goed.
Ja wel too trouwloos heeft nooit geen knegt fyn meefter verraden ;
O fielt der fielten ! men behoord je levend �t vel af te ftroo-pen, en daar na te braden. (gen fchuld. Maar wie wil ik �t wyten,als myn lelven, het was myn ei-Dat ik zoo gek was, dat ik niet kon merken, dat my toonbsp;fpottelijk de kap wierd gevult.
Og ! hoe zal men nu met me geckcn : men zal zeggen, zoo moft de gek varen,
Heeft hy nu fyn gat gebrand, laat hem gaan zitten op de bla�ren.
Het zal beft zyn, dat ik m� een tyd lang ga houwen van de ftraat,
Tot het gelag van �t volk een wey nig over gaat.
Gy, vryers, wiegyzyt, indiengy wilt beminnen. Zoo doe t�et in uw jeugd, en wilt ni�t oud beginnen.nbsp;Indien gy mallen wilt, mahjong: en u bedaard.nbsp;Wanneer de kerkshofs-blom uw hoofd bezilverhaart.nbsp;�t Is jonge lieden werk te vryen, en het parennbsp;'Voegt beter aan de jeugd, als aan de gryfe haren.nbsp;Myn tyd was fchier verby, myn zand-glaas haaft ten end,nbsp;Ik had des levens loop by na heel afgerend,nbsp;En nooit had in dees borft de minne-vlam gebleken :nbsp;�k Was hard en fchoot-vry voor Kupidoos vinnig fteken.nbsp;Als�k iemand zag verlieft, ikfpotte metfyn pyn.nbsp;Ik lagte met de mln, nu lagt de min r�et myn :nbsp;En ik moet afgelceft my tot een fpot begeven.nbsp;Het fchynt, datyedcr eens moet zot zyn in fyn leven.nbsp;Krygt elk een dwafe luim, ik kreeg demynefpaad.nbsp;Zoo yeder koten moet, koot liever vroeg als laat.
E Y N D E.
-ocr page 221-WAPENSTRYD
tlijj'chen
AJAX en ULYSSES U Y T
OriDIUS.
De Hoofden , fittende in een� ring van mind�re luiden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(den,
Rees Ajax, Heer des Schiks,gedel{;t met feven hut-Staroogend vol van toorn na de Sigefche xee En al de fchepen, die daar lagen op de ree,nbsp;En wyfend met de hand : men pleit voor defe �evens,nbsp;O Jupiter! xeidhy, en zie ik dat men nevensnbsp;My een Uly (fes field, die He�lors vier ontging.nbsp;Dat ik van defe vloofte rug dreef met myn kling.
Vei liger ftryd men dan met �t woord als met den degen. Ikhen geen zegger, en in doen valt hy verlegen.nbsp;Zoo veel als Ajax geld in aanloop, ftorm, of flag ,nbsp;Zoo veel U lyffes met fyn labbertong vermag.
Wat wi I ik roemen hoe dat ik my heb gekweten ? Onnoodig we^r verhaald, dat al de Grieken weten.nbsp;Gy zaagt myn daden ; maar dat hy de fyn vertrekt,nbsp;Waar in de nagt alleen hem tot getuige ftrekt.nbsp;De prys, die�k eis, is groot,waar van men d�eer verquifien/nbsp;Dat men UlyfTes liet met Ajax daarom twiften ;nbsp;Want of men winnaar blyft, wat eer hangt nu daar aan,nbsp;Dewyl dat zoo een me� daar na heeft durven ftaan ,nbsp;Die eers genoeg genoot,fchoon hem de zaak ontfchamptc,nbsp;Indien men zei, dat hy met- Ajax daaromkampte.
En fchoon de deugd tn my al twy ffeling vootbragt, Nog was ik mogend door myn adelijk geflagt.
-ocr page 222-l�i WAPENSTRYD T�SSCHEN Ik kom van Telamon, die Trojes fterke wal lennbsp;Heeft onder Herkules voor det�n overvallen ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!
Sijn va�risEacus, died'onderaardichewet, In �t Elizefche veld, den (lommen fchimmenzet :nbsp;Daar Sifyfon den fteen moet rollen zonder ende,nbsp;�t Is Jupiter die hem voor fijnen foon erkende ;nbsp;Des dat ik van Jupijn de derde nazaat zy.
Dat dit geflagt nogtans geen voordeel doe aan my, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
O Griekfche Heeren, zoo niet verder werd bevondenr ! Hoe ik in maagfehap met Achilles ben verbonden :nbsp;Hy was myn broeder, en ik eys myn broeders goed.nbsp;Waar tOedan Sifyfons vals en diefagtig bloednbsp;Met dat van Eacus te zamen te vermengen,nbsp;En and�re namen dus in ons geflagt te brengen ?
Of wil men (denk ik) hem de wapens wijzen af, Dieeerfl, en uit fig felts hem tot de wapens gaf?nbsp;Kend men hem waardiger, dieagteraan kwam druipen�nbsp;En door fyn zotheid doge den oorloog te ontkruipen :nbsp;Tot Palemcdes, een veel vromer man dan hy,nbsp;(Hoewel tot fyne fcha ) zyn bloode veinferynbsp;Ontmomde, en tegen dank hem t�t de wapens porde;nbsp;Hy neemt de befte np, die geen om �t lijfwou gorden.nbsp;En f�llen we ons onteerd, en als verdecken fiennbsp;Van oozes vriends gefchenk, voor �t lyf foo dik te bi�n.
Ag! waar hy zot geweeft, of daar vooraan genomen, En dat hy nooit met ons voor Troje was gekomen,nbsp;Dieftokerallesquaads! gy waart, �P�anskind,nbsp;Op Lemnos niet, daar ge u tot onfe fchuld bevint :nbsp;Daar gy te landwaarts in fpelonken, zelfs de fteeiien,nbsp;( Gelijk men ons verteld ) beweegt met bitter weenen ;nbsp;Terwyl gy fugtende wenllaan Laertes zoon,nbsp;�t Geen hy met rest aan u verdiende ; zyn �er Go�n ?nbsp;Zoowenftgy niet vergeefs. Helaas!hy, die voor defeiinbsp;Een van de hoofden van ons leger plagt te wefen ,nbsp;Is nu geheel van ziekte en honger ongedaan :nbsp;En leeft van dat hy krygt met op de jagt te gaan.nbsp;Daar hy de pylen bruikt om vogelen te dooyen,
-ocr page 223-AJAX en ULYSSES. �93 Die noodig waren tot den ondergang van Trojen.
Hy leeft nogtans j endat, omdat hy met Ulis In dees belegering niet mee gekomen is.
Dat Palamedes ook maar a^er was gebleven, Hy had geen fchandig end, ja zou miflehien n�ch leven :nbsp;Die hy door oude wrok foo lelijk had betigt,nbsp;Als of hy tegen ons verraad hadde aangerigt,nbsp;Doen hy de waarheid van lijn aanklagt fcheen te toonen,nbsp;Met goud,kwanfuisdepais,om�t fchellemliuk te loonen.nbsp;Dus heeft hy �t leger van der Goden hulp ontbloot,nbsp;Somtijds door ballingfchap, en fomtijds door de dood.nbsp;Dus vegt Ulifles, en dus is fijn magt'te vreefen :nbsp;Die(fchoon hy Neftor fel fin tong zou meefter wefen,)nbsp;Nogtans niet maken fal, dat ik geen fchelmduk hiet,nbsp;Dat hy dien ouden Heer foo fchandelijk verliet,nbsp;Als fijn gewonde paard hem naulijks af kon dragen,nbsp;En hy daar by vermoeit door fijne oude dagennbsp;Ulifi'eshulp verfogt, liethy lijn met gefel.
Dat ik dit niet verlier, weet Diomddes wel : � Die hem by fijnen naam foo dik heeft uit gekreten,nbsp;En fijn bloodhartigheid foo fchandelijk verweten,nbsp;De Goden fien het doen van ons regtvaardig aan:nbsp;Enhy raakt felfs in nood, diefoo wasdoor-gegaan.nbsp;Schoon dat hy had verdiend dat men hem zou begeven,nbsp;En dat hy voor hem felfs dit vonnis had gefchreven ;nbsp;Nogtans op fijn gefchreeuw kom ik tot onderfiand, -Daar ik hem als een dood, heel bleek, en bevend vant !nbsp;Mijn fchild bedekte hem daar hy nu lag ter aarde,nbsp;Die foofeen fobre roem ) den bloodaart �t leven fpaarde.nbsp;Indien gy vegtenwilt, men tree w��r daar na toe;nbsp;De vyand vind fig daar, en gy gelijk als doenbsp;Gewond, en dood van vrees paft agter �t fchild te duiken,nbsp;Om tegen my alfoo uw kragten te gebruiken.
Gy, die, quanfuisverlamt van wonden, niet kon ftaan, En als gy waard gebergt rap waard om door te gaan.
Hier op komt Hedor af, fiy, feg ik, die de Goden Met fig ten oorlog voert, die niet alleen de blooden,nbsp;Nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gelijk
-ocr page 224-194 WAPENSTRYD TUSSCHEN Gelijk Ulifl�s is, de moed zou doen verbaan,nbsp;Maar ook den dappefen fig zelfs zou doen verdaan.nbsp;Dees heb ik, als zyn klink, bedropen van den bloede, ,nbsp;Voorfpoedig moordde met een krygsmans hart cn woede,nbsp;Gedreven over (taak. en met geweld gefluit.
Als hy tot twee-gevecht ons alle daagden uit, Ben ik alleen met hem ter zyden afgetreden :nbsp;Gy Grieken, waart met my, met wens, en met gebeden.nbsp;En wil men weten hoe het afgeloopen zy ?nbsp;Wy vogten, maar hy kreeg nooit overhand met my.
De Frygen vallen uit met vier in hunne handen, En dreigen onfe vloot met fackelen te branden.nbsp;Waar was U lifl�s toen, die prater ? doe dit fwaardnbsp;De duifent fchepen heeft voor vlam en vuer bewaard.nbsp;De hoop om een maal weer na �t vaderland te keeren !nbsp;Des wil men voor de vloot de wapenen vereeren.nbsp;Men heeft die nu voorwaar al eers genoeg gedaan,nbsp;Dewijl men lyd, dat ik daar na heb moeten ftaan :nbsp;En foo myn tong hier mag de regte waarheyd feggen,nbsp;Hier in fchynt meerder eer voor haar, alsmy te leggen.nbsp;Ik eis de wapens niet, de wapens eiflchen my.
Dat d� Ithacofernu in tegendeel breng by, Hoe dat hy Helena gevangen heeft bekomen,nbsp;Als hy het heiligdom had uit de kerk genomen ;nbsp;Hoe dat hy Refus floeg, en Dolon t� onderbragt :nbsp;Al wat hy he'eft gedaan, het is gefchied by nagt :nbsp;Dat meer is hy heeft nooit alleen iets ondernomen ,nbsp;Maar Diomedes moeft geftaadig met hem komen.nbsp;Zoo gy de wapens voor zoo flegte daden geeft,nbsp;Dat Diomedes dan het befle daar van heeft.
Waar mag Ulifl�s tog fig felfs niet ^n vergapen : Want wat hy doet, �t gefchied ter fluik en zonder wapen,nbsp;Hy, dieflaagfleels-gewyszynvyandenbetrapt,nbsp;Wietd door het blinkend goud van defen helm beklapt.nbsp;Ook zou fijn fwacke hals het fwaar gewigt ontduiken,nbsp;Zyn armen zyn te fwakom foo een fpcer te bruiken.nbsp;De beukelaar, waar in de wereld werd vertoond,
-ocr page 225-AJAX en ULYSSES. rpj-Paft geen fi ns aan den arm daar �ulken fchrik in woond.
Waarom eyft gy een zaak, die u zou laftig wefen ? Neem, dat de wapens u al wierden toegewefen,nbsp;Gy waart geen vyands fchrik, maar eerder hare buit;nbsp;Hy fchudde u zelfs eer lang de wapenen w��r uit.nbsp;En we�raand�andrezy, fy zouden u het vlieden,nbsp;Waar in gy meeftef zyt door haar gewigt verbieden.nbsp;Loet hier nu voorder by, hoe dat UlyfiTesfchildnbsp;Is heel e|^ ongefchend, het myne door gevild,nbsp;Van �t geen het in den ftryd, mort uitflaan en verdragen ;nbsp;Het hangt naau meer aan een, door-zigtbaar van de flagen.nbsp;Lus is het tyd, dat ik daar voor een nieuw geniet.
Maar waar toe meer verhaal ? dat men ons doende ziet. De wapens zyn in dienft der vyanden gefmeten.
Zegt, haalt ze daar vandaan; Die zig beft heeft gequeten. En die feeerft draagt van daar, die blyft daar meefter van. �
Hier me�zweeg Ajax ftil, wien de gemeene man Le pryfen al bereids fchier hadde toe gewefen,nbsp;TotdatLa�rteszoon iszagjesopgerefen.nbsp;Hy zag een wyl na d�aard, daar na de regters aan,nbsp;En eyndelijk vangt fyn tong aldus |fuir reden aan.nbsp;Terwyl dat elk verlangt om die te hooren fpreken;nbsp;Welfprekentheid zal �t nooit aan aardigheid ontbreken.
Wasmynewens, end�nwe, �Griecken, nietgemift. Laar had geen erfgenaam om defe buyt getwift ?nbsp;Gy had uw wapens, wy, Achilles,,uw genoten.nbsp;Maar wyl het noodlot, dat nu anders heeft befloten,nbsp;Voor hem, vooru, voormy, eylaci! alteftraf,nbsp;( Hy wiefch, dit zeggende, quanfu�s fyne oogen af : )nbsp;Wie k�nnen volgen dan dees wapens met meer reden,nbsp;Als hem die defen held der Grieken volgen deden.nbsp;Dat Ajax domme-kragt hem tot geen voordeel dy.-En dat iny dat verftand niet hinderlijk en zy,nbsp;Dat u, � Griecken ! ftaag tot voordeel plagt te wefen.nbsp;Die tong, die menigmaal voor u li�n fprak voor defen,nbsp;Dat die nu zonder riyd mag fpreken voor haar Heer,nbsp;En dat een yeder met fyn eygen gaven keer ;
Na nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Want
-ocr page 226-196 WAPENSTRY;D TUSSCH�N Want fchoon of men fig roemt van goed geflagt gel^roten,nbsp;En fij n voorouders deugd de daden kan begrooten,nbsp;Al wat �er felver niet by ons is by gedaan,nbsp;Kan ik beel qualijk voor het onfe nemen aan.
Maar om dat Ajax zeid, dat zy n grootvaders vader Is Jupiter geweeft; daarom is hy niet nadernbsp;Aan Jupiter als ik, die even al foo na �nbsp;In trappen van geflagt den donder- god befta.nbsp;La�rtes wasmyil vacr, Arcefius de fijne,nbsp;Wiens vader was Jupijn, daar �s niemand van de mynenbsp;Ooit tot deballinfchap verwefen, en daar bynbsp;Beftaat Mercurius iny van myn moeders zy.nbsp;Ik kom van Goden af van vader en van moeder,nbsp;Ook was mijn vader vry van �t bloed van fijnen broeder;nbsp;En fchoon ik beter ben, als hy, van moeders zy,nbsp;Ik eis daar door geenfins de wapenen voor my.nbsp;De regters willen die aan ons� verdienften geven,nbsp;Zoo maar (dat Telamon en Peleus in hun levennbsp;Gebroeders zijn geweeft) aan Ajax niet en baat.nbsp;En dat men naar verdienfte, enniet naar af komftgaaf.'
Of wil men defe prijj de naafte erven geven ; Achilles vader en fijn (oon is nog in �t leven.nbsp;Wat plaats heeft Ajax hier ; Men breng de wapens haar.nbsp;DaJ men naar Fenitie of naar Scirus daar me� vaar.nbsp;Daar by leeft Teucer van Achilles naafte magen,nbsp;Die nogtans niet verfoekt de wapens weg te dragen.
Dewijl men dan alleen hier met verdienfte vegt, Zoo feg ik, dat ik heb meer daden uit geregt.nbsp;Als ik hier over hoop zou weten te vertrecken :nbsp;Des faaks gpvolg nogtans�t geheugen op fal wecken.
Als Thetis, moeder van Achilles, had verftaan, Dat hy in dit beleg zou door de kling vergaan,nbsp;Had zy een vrouwe-kleed hem 1 oflij k aan-getogen ;nbsp;En daar door yeder een, ook, Ajax, u bedrogen.nbsp;Ik neem terftond een mars met vrouwe-ktamery,nbsp;En doe behendig daar een krijgsmans wapen by .�nbsp;Waar door ik eindelijk den jongen held betrapte,
Die
AJAX en ULYSSES. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;197
Die fig naar �t taften van de wapenen beklapte : Hy had het maagde-kleed nog van hem niet geleid,nbsp;Als ik hem heb gevat, en voort daar opgeleid :nbsp;Hoenu? Achilles! heeft het noodlot dan oud Erojennbsp;Door uwe handen voor ten grond toe uit te roojen ;nbsp;Uw (laaie vuift werpt dan met ons haar wallen neer !nbsp;En wees fijn fierken arm foo tot het fwaar geweer.nbsp;Al wat hy heeft gedaan, dSt is door my bedreven,nbsp;�k �eroofdeTelefus met mijne fpeer van �t leven.nbsp;DatTheben onderging is door myn arm gefchied,nbsp;�k Heb Lesbos, Tenedos en Cille, diemenhietnbsp;Apolloos(leden, ikhebSchirusweg genomen :nbsp;Door defehand is ook Lyrnefus om gekomen.nbsp;Ik fwijg van andreda�n. Ik trofden jongen Heer,nbsp;DieHedor heeft geveld ; door my leid Hedor neer.nbsp;Ik heb door wapenen dien held eerft aangewefen ;nbsp;En voor die wapenen, � Grieken, eis ik defen:nbsp;Ikgafii� hem levende, en ik eis die na fijn dood.
Als Menelaus leed heel Griekenland verdroot, Dat t�Aulis was vergaart een Vloot van duifend kielen,nbsp;En dat de wdnden ons (laag bar en tegen vielen,nbsp;Zoo dreigde �t noodlot, dat de (lorm nooit wierd verfagt,nbsp;Ten waar des veldheers kind wierd voor Diaan gellagt.nbsp;De vader, toornig op het voor-befchik der Goden ,nbsp;Wil fyne dogter niet ten o(Fer laten dooden ?nbsp;By �t Koninklijk gemoet (lak nog een vaders hert:nbsp;Nogtans hy eindelijk door my bewogen wert,nbsp;Tot�talgemeenebeft. Hy wil het my vergeven.nbsp;Ik heb een faak by hem, die hard was, doorgedreven.,nbsp;�t Gemeenc beft, en ook fyn broeder maakt dat hy,nbsp;Met kinder-bloed vergeld gegeven heerfchappy.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( ken,
�k Mocft naarde moeder toe: daar holp geen (temmig fine Men mod de faak geheel met fchranderheid belleken.nbsp;Had Ajax daar geweed, had hy de faak bedaan,nbsp;Ligt wagt je nog de vloot om daar van daan te gaan !
Kloekmoedig deed ik �t woord aan �t hof der lliaenen, Ik fag, en (lapte felfs op�traad-huis der Trojanen,
' N 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Toen
-ocr page 228-i�S WAPENSTRYD TUSS CHEN Toen nog in vollen doen: daar deed ik oHverfchrikt,nbsp;Het geen daar Griekenland my had om uit gefchikt.nbsp;Ik eys Helena weer : �k leg Paris fout voor oogen,nbsp;�k Had Priamus, en ook Ant�nor al bewogen ?nbsp;Maar Paris met fijn broers, de roovers van het wyf,nbsp;Ja yder wilde van de Trojers my te lijf.
Zy konden naauwelijks de handen van iny houwen. Dit, dit was d� eerfte dag van ons gemeen benouwen,nbsp;En �t heugd u ( loof ik ) nog, � Menelaus, wel.
Wat heb ik tijdvan doen ? indien ik voort vertel, Wat ik met raad en daad heb weten uitte regten,nbsp;Geduerende de tyd van dit langduerig vegten.
Na dat men in �t begin den anderen had getreft, Heeft lang de vyand in fijn mueren ons bekeft .�nbsp;Heel weinig wierd daar in het open veld geflagen,nbsp;Als in het tiende jaar. Men zou hier mogen vragen,nbsp;W at Ajax onder wij 1 in �t leger heeft gedaan,nbsp;Waartoe hy dienftig was, die niets kon doen dan (laan?nbsp;En foo men wederom mijn handeling wil weten ?nbsp;Ik heb de gragt gediept, de wallen opgefmeten,nbsp;De vyanden belaagt, geforgt voor eetb�re waar,nbsp;En dus onfe oorlogs magt gewapend voor �tgevaar.nbsp;Het volk, door ongemak van �t land-beleg gebroken,nbsp;Heb ik, als op een nieuw een hart in �t lijt gefprokennbsp;En tot geduld vermaand, �k Heb hier en daar gereid,nbsp;Ja�k vond my over al, daar het de nood vereilt.
De veldheer had gedroomt, dat Jupiter belade, Dathy de vyanden niet vorder �an zou taden.nbsp;Hy wil, dat men fig van den oorlog fal ontdaan,nbsp;Houd alles door gewigt van fuiken kondfchap daan.nbsp;Waarom lijd Ajax dat ? fal hy �t vertrek gehengen ?nbsp;Waarom en doet hy niet terdond fijn wapens brengen,nbsp;En houd, en deckt, en kerft ? Hoe ! brengt hy niet yet by,nbsp;Waar door hy�t woede volk kan trecken op fijnzy ?nbsp;Dat is gering voor hem, wiens opgeblafekaken,nbsp;Niet anders fnorken als van wonderlijke faken.
Maar hoe ! de man vlugt felfs,en ik moet fchaamrood fien. Dat
-ocr page 229-�AJAX en ULYSSES. ' i99 ' Dat hy fig zey l-ree maakt, en yit den rug te bien !nbsp;�k Barft hier op uit, en zeg : � Mars ; waar fy n uw finnen,nbsp;Dat gy .de ftad verlaat, die wy zoo veel als winnen ?nbsp;Wat dwaasheid komt u aan, wat brengt ge in �t vaderlandnbsp;Na tien jaar oorlog ? niet dan lader, fchade en fchand.nbsp;En eyndelijk, ik heb door defe, en and�re reden,nbsp;In droefheid uitgeftort, het vlugten af gebeden.
De Veldheer roept haar zaam;nog bang en heel verfchrikt; Ja fel ver Aj ax heeft d oe niet een woord gekikt.
En lchoon Therzites d�arfyn wangen wat wou roeren ; En fchieten op den ra�t ? hy mod den mond befnoeren. jnbsp;Ik rees voort over einde, en heb om hulp gefmeekt,nbsp;En den verzaagden weer een hart in �t lyf gepreekt.
Zoo dat, al wat daar voort, van dien tijd af, bydefen, � Is mannelijk verrigt, dat moet het mijne wefen.nbsp;Zijn fchandelijke vlugt is maar door my gedaakt.
Wie van de Grieken heeft oit werk van u gemaakt? Maar Diom�des bord kan niet verborgen houwen,nbsp;Dat hy-Ulylfes niet moet als fyn vriend betrouwen.nbsp;Uit zoo veel duifenden van Grieken kied hy my :nbsp;En �t is geen kleine zaak dat ik.fyn macker zy.
Om �s vyands buite-wagt en leger te verfpieden, � Ging ik uit eygen drift : ik liet my niet gebieden.nbsp;Ik vreesde geen gevaar van vyand en van nagt,nbsp;Toen ik met.defe hand heb Dolon ombragt ;nbsp;Die van de Frygen ook als fpi� was uit gefonden,nbsp;Door Wien wy al des zaaks gelegentheid verdonden :nbsp;En fchoon dat ik van hem had Troyens doen geleert ;nbsp;Nogtans ben ik daar me� niet weer naar huls gekeert ?nbsp;Ik vond my niet vernoegt, voor ik in Refus tenttennbsp;Hem, en fyn meede volk het daal in�t lichaam prentte.nbsp;Toen gingik�erd terug, in mijn gemoed voldaan,nbsp;Gelijk ik was gewend in zegen-praal tegaan.nbsp;Men weygertmy dan hier �t geweer van hem,wienspeerd�.nbsp;Dat Dolon tot een loon van fijn bedaan begeerde,nbsp;En Aiax vromigheid, die zy hier meerder waard ?
Waar toe verhaal ik hier, hoe dat ik tot dit zwaard, .
N 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sarpe-
-ocr page 230-i:o WAPExNSTRYD TUSSCHEN Sarpedonsvolk? �khebCcranon.doorftootennbsp;Met Chromius, ik heb Alaftons bloed vergoten,nbsp;Alkander , Hallus en Prytanis ontzield,nbsp;No�mon, To�nenCherfidamasvernield.
Het was door defe hand dat Charops kwam om �t leven, En Ennomongelijk door �t noodlot aan-gedreven :nbsp;Dog wat van minder eer gefneuvelt Is door mynbsp;Geduerend dit beleg, gaat myn verhaal verby.nbsp;Die nog op defen dag de telkenen moet dragen,nbsp;Van wonden, diemy zyn in uwen dienft gcllagen.
Dog op dat yeder zie, dat ik u niet bedrieg. En met geen ydle praat alhier in flaap en wieg,nbsp;Zw) looft uweoogen : fiet! dit is de bord, � vrienden,nbsp;Dip u Zoo trouwelijk in alle voorval dienden.nbsp;Met rukt hy �t wambas op. Hy zegt in tegendeel.nbsp;Waar heeft hy bloed geftort ? lijn lichaam is nog heel.nbsp;Doch evenwel daerisheel weinig aan gelegen,nbsp;Indienhy JupiterenTrojemetden degennbsp;Heeft van de Vloot geweerd, als ik bekennen moet,nbsp;Die nimmermeer de deugd zal ftooten met de voet.
Maar �t fchynt,d.it hy lig d�ecr alleen hier toe wil fchryv�, Die voor een groot gedeelte aan u li�n dient te biy ven.nbsp;Patroclus, doenmaals met Achilles wapen aan,nbsp;Dorf! alzoo wel als hy de Frygen tegen gaan.nbsp;Hy meent, dat hy alleen dorll tegen Hedorlkyden,nbsp;EnzeldenKoning, u, enmy alzaamterzyden;nbsp;Hy, zeg ik, die maar was de negende inde ry,nbsp;En ichoonhyd�eerftevogt, dat kwam door loten by.nbsp;Maar liet eens hoe gy zyt uit dit gevegt gefcheyden,nbsp;Gy liet malkander gaan, en kwetftegeen van beyden.
Ag my ellendige ! het gaat my aan de ziel ! Moet ik herdenken hoe Achilles ons ontviel ?nbsp;De muur van Griekenland ! Geen vyand my vervaarde,nbsp;Ilr. heb lyn doode lyf geheven van der aarde,nbsp;En op myn rug geleid. Dees rug heeft zaam getorflnbsp;Het doode lichaam en dc wapens van den Vorll .�nbsp;Ple vyaperfs, zeg,ik, die ik hier van u kom vregen.
-ocr page 231-AJAX en ULISSES.
201
Ik heb de kragten om 7.00 fwaaren 1 a ft te dragen, Daar by een hart, dat nooit bcw^fene eer vergeet.
Hoe wel had Thetis haar eergierigheid belleed , indien dathemelswerk, metzulkeen konltgedreven,nbsp;Aan zoo een domme-kragt, alsAjax, wierd gegevennbsp;Het geen men op de (child ziet uit- gehouwen (laan,nbsp;En kan fyn grof verliand begrypen noch verftaan.nbsp;De zee, de aard, enlugt, den hemel, en de harren,nbsp;En wat daar meerder ftaat, zou fyn verhand verwarren.nbsp;Hy kent geen beer, die nooit het hoofd haalt �nder d�aard,nbsp;Nog defe (leden, nog Orions glimmend zwaard.nbsp;Het geen dat hy begeert, gaat lyn verhand te boven.
Maar om dat hy my flus heeft op den hals gefch�ven, Dat ik hier agter aan kwam druipen ; weet hy niet,nbsp;Dat fy n vergifte tong hier op Achilles fchiet ?nbsp;Wy veinsden alle bey, zoo �t kwalijk werd genomen,nbsp;Dat men hier langfaamkwam; ik�en voor hem gekomen.nbsp;De moeder fyn vertrek niet wel gehengen wou,nbsp;En �t my n wierd afgefmeekt door myn deugdzame vrou.nbsp;AVy hebben ons, eerhhaar, en daar na u gegeven.nbsp;Dog �t gaat my weinig aan, en daar �s niet aan bedreven,nbsp;Hoe dat ik defe zaak hier haande houden kan,nbsp;Die my raakt in �t gemeen,, met zulk een dapper man.nbsp;Hy is door myn beleid op defen togt getogen,nbsp;Maar Ajaxtongen heeft my daar nooit toe bewogen.
Dat niemand voorders hier van u verwonderd zy, Dat fyne botte mond hier uit-fpouwd tegen mynbsp;v�wcierdedingen; want hydurft u zelverbyten.nbsp;En dat gy hebt gedaan door fchand in �t aanfigt fmyten .�nbsp;Zoo Palameed van my cnfchuldig wierd beklaagt,nbsp;Denkt, wat een eerdat gy van zulken vonnis draagt?nbsp;Maar hy kon zei ver niet zyn misdaad tegen-fpreken,nbsp;Het fchelm huk was te klaar aan yeder een gebleken.nbsp;Gygingt op�tgeen gy zaagt,. en op geen yl gehoor.nbsp;En leid hem voor de neus de pryfen zelfs waar voor, (fen
Waar heb ik voor verdiend,dat het myn fchutd zou we-Datgy, �P�anszoon, op Lemnos zytvetwefen?
N y nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cy
-ocr page 232-ioi WA�PENSTRYD TUSSCHEN Gyalleftemden foo, houd nu uw vonnis (laan.nbsp;Ik lal nooit loochenen, ik heb mee aangeraan,nbsp;Dat hy (ig defe reis den obrlog zou ontrecken,nbsp;Het geen dat hem tot ruft van moeite kon verftrecken.nbsp;Hy heeft ons ook terftond gehoo'rfaamd, en hy leeft.nbsp;Een vonnis, dat voorwaar geen wreedheid in hem heeft ;nbsp;Maar dat tot fyn geluk veel eer fchynt uit gewefen,nbsp;Nadien hy kan voldaan met ons getrouw te wefen.
Dog foo het noodlot hem tot Trojens neerlaag eift, Men fchuy V dat niet op my, dat Ajax henen reift.nbsp;Hy fal dien fieken man, in gramfehap uit-gelaten,nbsp;Door zyne lchranderheid verfetten , en bepraten.nbsp;De droom vati Simo�s fal eer te rugwaarts gaan,nbsp;En Jda bladeloos en fonder groente liaan,nbsp;Achaje Trojen felfde hand binde, ops bedrijen,nbsp;Eer Ajax grof verftand u fal tot voordeel dijen ;nbsp;Indien dat mijne forg uw.faak ft el t aan een zy-
Al fijt gy gram op ons, opKoning, enopmy, O Filo�l�tes, fchoon dat gy my zoud vervloeken,nbsp;En mijnen ondergang gefiaag met y ver foeken ;nbsp;Al woud gy, dat iku zou vallen in de hand,nbsp;Om die te wafiTen in mijn bloed en ingewand ;nbsp;Alhadgymy, gelijk ik u doe, in vermogen.nbsp;Nog ley ik u aan boord, nog zou ik durven pogen,nbsp;Om u met my we.�rom te leiden ; ja ik zou .nbsp;( Indien den hemel my geluckig wefen wou )nbsp;Uw pijlen alfoo ligt iti mijn geweld bekomen,nbsp;Als ik des Konings foon van Troje heb genomen ;nbsp;Als ik heb uit gebragt, �t geen uit der Goden mondnbsp;Van Troje wierd voorfeid, en haar te wagten Hond ;nbsp;Als ik met �t heiligdom van Pallas door ging (Irijken.nbsp;En durft een Ajax fig hier nog by myn gelijken !nbsp;Zoo Troje zonder dat niet ondergaan en kan,nbsp;Waar fchuilt fig Ajax ; of waar is de fterke man ?nbsp;Waarom en komt hy hier geen groote woorden fpreken ?nbsp;Waarvoor is hy bevreefK Wat houd hem in gebreken?nbsp;Hy fiet Ulyfl�s durft in�t donkerft van de nagt,
Gaan
-ocr page 233-AJAX en ULISSES. � ioj Gam uit het leger, ja tot onder�s vyands wagt.
Hy ziet Ulyfl�s durft dwars door des vyands klingen, Niet in de ftad alleen, maar tot op�t flot toe dringen :nbsp;Hy durft het heyligdom me� nemen daar van daan,nbsp;En dwars door�s vyands h'eir daar we�rme� heenen gaan.nbsp;Indien Ulyfl�s dat zoo niet had durven wagen,nbsp;Vergeefs zou Ajax arm de zeven huiden dragen.
Die nagt dan is de ftad in ohfe magt geraakt, En i k won Troje, doen ik �t winbaar heb gemaakt.
Wat wilt gy, knorrend my mijn Diom�des toonen, Wiens hooft men voor een deel met des� eer moet k�oon�:nbsp;Als gy zoo dapper voor Schepen hebt gcftreen,nbsp;Daar wafler meer met u : hy was by my alleen,nbsp;Die ( zoo hy niet en wift, hoe kragt verftand moet wyken,nbsp;En hoe geen loffc vuift zig hoorde te verrykcnnbsp;Metfoo eenprys,) zelfsfprak: daar eyllc nevens mynbsp;Een anderen Ajax, maar veel zediger als gy.nbsp;Euripilus liet met Andromoos zoon fig hoorcn,nbsp;En held Idomeneus en Merion, geborennbsp;In �t zelve Landfehap, en ook Menelaus, hynbsp;Al zamen in den kryg niet minder waard als gy ;nbsp;Maar al decs brave H�n, en dappere fold�leo.nbsp;Die hebben defe prys aan mijn beleid gelaten.
�t Is waar, gy hebt een vuift, die in den oorlog klemd. Maar hoe? Wanneerdieisdoormijn verftandgvteind.nbsp;Al dat�er in u.is fijn breynneloofe kragten ;nbsp;Zelfdatuogkpmenkon ontmoet ik metgedagten.nbsp;Ik flau toe, datgy bequaamtotvegtenzyt,nbsp;Waar toe den Veldheer eerft met my beraamd den tijd.nbsp;Hy gaat met my te raade eer dat �er werd geftredeti.nbsp;Ik arbeyd met de ziel, en gy met grove leden.
Zoo veer de ftuurmaii voor de flegte roeyers gaat, Zoo veel een boodsman fcheeld van een gemeen foldaat.nbsp;Zoo veel behoort mijn doen het uwe tjoverwegen.nbsp;Mijn deugd is in het brein, niet in den arm gelegen.
Gy Heeren dan de prijs aan uwen waker geeft, Die zoo veel jaar met zorg voor u gearbeyd heeft.
-ocr page 234-2,04 WAPENSTRYD. tuficn AJAX en ULISSES. Hy bid u , dat gy hem dees titelen van eeren,nbsp;Voor zoo veel moeiten en verdienden wilt vereercn.nbsp;De krijg loopt op een end, het noodlot is verlet.nbsp;Mits ik a�onwinbaarheid van Troje heb belet.nbsp;Dus bid ik om de hoop, die voor ons is geboren ;nbsp;Ik bid u om de ftad , die door ons gaat verloren ;nbsp;Ikbid uomdeG��n, die ik hen heb ontroofd,nbsp;Om al het geen dat gy nog overig geloofd:nbsp;Indien nog yet door brein offtoutheid dient belleken,nbsp;Dat gy meent aan den val van Troje tc gebreken,nbsp;Gedenkt my dog, of foo gy my verby wilt gaan,nbsp;Zoo bid ik, dat gy �t oog dan wij^ op defe Haan.nbsp;Met toonde hy het beeld dat Pallas had gegeven.
De regters hebben (Iraks de handen op-geheven, En wat de tong vermag, dat blijk hier met �er daad,nbsp;Al waar de wijsheid met de wap�nen henen gaat.
Die tegen Hector, vier, en Jupiter dorft wagen, Kan hier de prickels van de gramfchapniet verdragen :nbsp;De held, die nimmermeer in oorlog wierd vermand,nbsp;Laat aan de droefheid hier geheel ijk de overhand.nbsp;Hy rukt de kling van leer. Dit �s altoos mijne degen,nbsp;Of (denk ik) weet Ulis hier ook fijn reden tegen..nbsp;O kling, foo dik befpat van uwesvyands bloed ,nbsp;Die haad in �t ingewand van uwen meefter wroet :nbsp;Die Ajax ,.d!e men nooit verwonnen fag voor defen,nbsp;Zal door fijn eygen hand fijn overwinner wefen.nbsp;Dus fpreekt deheld, enhy, dienimmer was verwond ,nbsp;Drukt voort het fwaardin�t lijf, daar �t flaal fijniijgangnbsp;Deklhjg,dienau met hand kon werden uit-gctog�,(vond.nbsp;Wierd van het gudfend bloed ten wonden uit-gefpogen.nbsp;En d�aarde, die daar door heel rood geworden was,nbsp;Werpt op een purpre bloem dwars door het groene gras,nbsp;Gefproten uit het bloed van Epolus voor delen ;nbsp;In �t midden van wiens blad Haan letteren te lefen,nbsp;Die duidelijk den naam van Ajax wijfen aan,nbsp;En pok de klagten by den jongeling gedaan.
E Y N D E.
-ocr page 235-BRUILOFTS-DIGT.
T�R E E R E
van den Edelen geboren HEER
JOAN THE�DOOR
VAN
DAM,
Heere -van MorianfarJ,
En de Edele geboren Jonkvrouw
ADRIANA KATHARINA
VAN
NAALDEWYK,
/� eie� Eg� vergadert op de� l�. va� July l�j'�.
De Schuim-godin ging haar verftooren,
Ell op�t hevigft van haar tooren, Zoo vielle, in defe woorden uit:nbsp;Hoe, zeife: zouhyiooveragtennbsp;My, en mijn Goddelijke kragten?
Dat fchaap diend voor den � AM gefluit.
En ziet men niet, dat alle dieren, Jazelve tot dekleine mieren.nbsp;Met al dat aan den hemel fweeft ?
Al wat in poelen en moerafTen ;
Al wat �er leeft in zoute plafTen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�
Zig tot de zoete min begeeft.
Ik zwyg van dieren: zelfs de Goden,
Die moeten volgen mijn geboden, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�
-ocr page 236-io6 BRUILOFTS-DIGTEN.
En nedet lacken op der aard,
d�Een heeft een Leeuws gedaant genomen ;
Dees als een Havik is gekomen,
En diewe�r als een vliegend Paard
En deed ik J upiter niet dal en,
Uit fyne goddelijke Zalen,
Hier als een beesje, daar als vier ?
Nu zaagt gy hem w��r n��r gezegen,
Als druppels V an een gul de regen,
En dan w�er als een witte ftier.
Syfweeg, en riep haarkleinen ftoker;
Neem fey fe met �er vaart uw koker,
Gepuntte pylen en uw boog :
Gaat nu VAN Dam, die fpeelt de koele, Maakt dat hy uwe prickclsvoele,
Of komt niet weder in mya oog.
Knpido ftond gelijk verflagen:
Hy wou fyn Moertje nog wat vragen,
Maar zy ging door en ftond geen woord.
Dit heeft het baasje feergefpeten :
�kWed, zeydhy, �k zal hem haaft doen weten,
Wat ftraf tot fyn veragting hoord.
Al fchynt hy .myn geweld ontwafl�n,
En heel met allen niet te paffen,
Nog op myn boog, nog op my n fchigt :
�k Zal hem �t hoovaardig zeil doen ftrycken, Ja�k zal hem nog doei) Naaldevyken,
Die voor geen pylen heeft gezwigt.
Doen is het by van Dam gekomen,
En �t heeft fyn tyd foo waar genomen,
En hem zoo fluipende getikt,
Dat nu de wond begon te werken,
Eet
-ocr page 237-BRUILOFTS DIGTEN. �cy
Eer dat hy nog had k�nnen merken,
Of voelen dat hy was geprikt.
Wat raad ? de pyn gaat lig verheffen, En hem tot aan het harte treffen,
Dat lig ontlaft door lugt op zugt,
Hy kan de fmart niet meer verdragen,
Syn vrolijkheid verkeert in klagen,
En al fyn vreugd in ongenugt.
Hy klaagt fyn nood aan Adriane:
Hy fmeekt, en zoekt haar te vermane,
Zy wil hemdogbehulpigzyn.*
Woud, zegt hy, gy myn doktor wefen, Ik zag my haaft van �t kwaad genefcn,
En heel verloft van al myn pyn,
Sy lag den brand vaft uit fyne oogen,
En wierd daar door 100 ver bewogen,
Dat z� hem belooft haar onderftand;
En zeyd, op dat gy m�gt vertrouwen,
Dat ik �t gegeven woord zal houwen i
Zie daar, daar is myn regter-hand.
Hy moett de hand met d uizend kufl�n :
Hand, zeydhy, die myn brand zult blufl�n,
Wat loon kan voor u zyn bereid ?
Zoo lang ik leef zal ik u loven ? Uw kragt gaat zelfs de kragt te boven
VandieeenKoningsfchepterzweyd. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i
Wel Bruigom, nu gy lyt ontflagen,
Numoetgygoedeiorgedragen,,
Dat uwe meefter loon geniet : Metdaalderskuntg�hem niet betalen,nbsp;Paft vry de volle beurs te halen,
Enopgeenfteek-penningenfiet. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�
-ocr page 238-zo8 BRUILOFTS-DIGTEN. Maar hoort ! het haantje zal haaft kreyen ;nbsp;Gaaf jonge li�n, �t is ty d om fcheyen �
Begeeft u dan tot Venus kryg ;
Gaat, treed in�t perk, en wiltuweereh, Ja zit malkandercn tot de veer en
Toe; maar�t is beter, datikzwijg,
�
Mydunkt, de Bruid begint te vreefen, � Dat haar de Ihyd te wreed fal wefen,
�k Verzeker�t lyf, daar is geen nood �
Dien oorlog zal u niet verdrieterr,
Al gaat het op een fteken, fchieten,
Nog blijft �er egter niemand dood.
In defen krijg, en is �t niet wonder ?
Daar leggen meelt d� winnaars onder ;
Ga, zondervreefe, gatekooy,
Wanneer gy onder zijt gekropen,
Zoo zal de Bruigom, naar ik hope,
De zaak flaan in de regte plooy.
Laat gy uw moedigheid maar blijken,
Zoo zal hy nog in �t end befwijken ,
En �t hoofd u leggen in de fchoot ;
Sijn toren, als de Heiriens l�ggen, Wel fchielijk rijft, maar gaat ras leggen,
�t Is gramfchap voor een korte ftoot.
Maar of hy fcheen by na verflagen,
Zoo wilt u al zagtfinnig dragen,
Uwglory niet te hoog en loop ?
Al hebt gy al een kamp gewonnen,
Daar word vzel w��r een aar begonnen,
Men raakt wol meermaal overhoop.
Al zoetjes , hier fijn teedereooren. Die van geen tweefpalt mogen ho�ren !
Mijn
BRUILOFTS-DIGTEN. a�?
Mijn lier liep haar al vry te hol;
�k Zal liever van geen kryg meer praten ; Wy zullen alle twift daar laten ;
Ikfcheyeruit, eer ik�t verknol.
De Bruid begint alre� te bloofen, En krygt twee koontjes als twee roofen ;
�t Is maar uit boerte zoete meid :
Al hebt gy hier wat hooren fpreken, Van kryg en oorlog, en van Heken,
Denk, �t is een Krygs-man, die het zeid.
Want, lijk de Kooyman van fijn vogels, Zoo fpreekt de Krygs-man van de kogels,nbsp;nbsp;nbsp;� f'* '
Envaneenhouwcn van een fne�,
Zoo fpreekt de fchipper van zijn zeilen, En van het regte diep te peilen,
En van fijn haven, en goe ree :
Zoo doen de harders van haar fchapen, De jonge meisjes van de knapen,
De koopman van fijn fcha en baat :
Zoo fpreken vifl�rs van haar viffchen, De wey-luy van den haas te hiflchcn,
De wever van fijn fpocl en draat.
Een yder is tot�t fijn genegen :
Wierd niet door �t gr ij pen na den degen,
Achilles dadelijk ontdekt ? nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
De kramer droomt ftaag van fij n nering, Een yeder fpreekt van fij n hantering ;
�t Gev�gelt zingt, zoo�t is gebekt.
Zoo wed ik, dat de Bruigom flusjcs, Niet a�rs zal fpreken, als van kusjes.
En zoete minne-kofery,
Niet als van vatten, douwen, drucken,
O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;En
-ocr page 240-2X0 BRUILOFTS-DIGTEN. En van de foete roos te plucken,
De vrugt van fij ne vryery.
Maar zagt! eenrey vanKopidootjes, En duifend and�re Minnegootjes,
Die hebben �t �raids-bed al bereid ;
Het dralen fchynt haar te vervelen : Sy roepen vaft met open kelen,
Waar of het nieuwe paar verbeid ?
Wel gaat dan, gaat geluckig paartje : Ik wenfch u, dat gy binnen �t jaartje
Meugt zien een kloeke jonge zoon :
En dat de band, van daag gebonden, Staag bondig blijf, en ongefchonden ;
Dat ruft en eendragt by u woon:
En dat den Hemel u wil geven, Dat gy zoo lang meugt (amen leven,
A�s het uw word van my gejont :
Dat luk en voorfpoed u veizelle ;
Dat u geen tegenfpoed en keile,
Maar datgybeylangblijft gefond:
Tot dat gy daar veel jonge zielen, Rontom uw tafel meugt zien krielen,
En kinder, en kinds-kinder telt, Die, fwermend faam op uwe vloeren,nbsp;Haar wel gemaakte leden roeren,
Rap, als de fprinkhaan op het veld.
Dat uwe liefde nooit verzuere, Maar dat fe ftadig bly vc dueren ,
Gelijk fe heden is geweeft :
En dat gy over vijftig jaren, De vrienden nog meugt doen verg�re�
Met vreugden op uw guide feeft.
.. TER
-ocr page 241-�4.
BRUILOT S-D I C T E N.
TER BBUYLOFTE van den Ed. geboren Heer
WILLEM van NOBELAAR,
Ht ere van Klinkerland Heer va� Kerk-werven, Uytwyk, Bloetinge, in Grifiort
En de Ed. gehore Jonkvrou WILLEMINA SNOEKAARDnbsp;V A N D E Nnbsp;BINKHORST.
I� ie� Egt vergaderd de� lo. �fril. l��S.
De Fcefl-God met fljn bro�r die kregea zatnea woorden,
En raakten eyndelijk zoo hevig in gekyf, Dathet de Schuim-Godin, haar beyder moedernbsp;hoorde :
Kupido greep fijn boog, eu wou fijn bro�r te lyf.
Met Venusonderwyl, die fchootdaartnflchenbeyen, Enzei, welkinderen, hoedusinonverftand !
Waar uit fpruit dit gefchil ? Iaat ik die kwefiiefcheyCn.
Met wrong z�et bengeltje fijn pyltjen uit de hand.
Kupido ( na dat hy fijn mo�r wou doen gel�oven, )
Was daar geen oorzaak van,maar Hymen had de fchuld. De twift fzcidhy) van ons Ipruit uit fijn haircnklooven,nbsp;En fijn nauwkeurigheid, gelijk gyhooren zult.
O z nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Al?
-ocr page 242-Ill BRUILOFTS-DIGTEN.
Als ik met mynefchigt gekwetft heb twee gelieven, Zoo flap ik dadelijk na hem toe, en verlock,
Dat hy foodanig paar wil gunnen fijnebtieven,
En telkenen haar naam in �t grootc gilde-boek :
Maar of ik d� inkomft van de Bruid hem ga ontdecken, En haar gelegentheid hem open tot een duit,
Nog fal hy evenwel het hooft vol rimpels trecken, Zelfs, als de Bruidegom al vry wat heeft voor uit :
En of daar al by hem pro rato van Contanten, Een redelijk gefchenk de Bruid gegeven was.
Een iQooye naald in �t haar, of aardig paar pendanten, �t Een is geen nieuwe keur, en �t ander is maar glas.
De reden, die ik heb om over hem te klagen, Die zijn foo veel en groot, dat gy het niet gelooft :nbsp;Schoon hy de Bruigom ziet, nog zou hy durven vragen,nbsp;Zij n fy niet hier of daar gehangen of onthooft ?
Schoon dat de man in �t fij n is (lev ig op fij n leden, De vrouw in �t haat ook net en wel befneden is.
Al gaan fe niet te weit, en dat s� haar ftemmig kleeden , De knoopen deugen niet, of�t haperd aan een lis;
Schoon hy niet op de Bruid haar kaalheid weet te feggen, En by de Bruigom is een goede manlijkheid ;
Nog zoekt hy evenwel een Hok in �t wiel te leggen : Wie dat ik tot hem breng, hy nooit genoegen heid.
Indien �t een koopvrouw is, die in de zeevis handeld ;
Als pekelharing, en als pieterman, loopt, loopt.
Ik telken je niet aan (zeid hy) gaat henen, wandeld, . Je hebt den aal te dik �t vel levend afgeftroopt.
U w haring is voor lang de pekel al ontloopen ;
Gy hebt de (lekelbaars te meenigmaal vergalt:
Daar �s t� uwent nu niet meer als ftink-vis te verkoopen, Niet een goed voorentje daar meer te fcheppen valt.
Dus
-ocr page 243-BR�ILOFTS-DIGTENi 415
Dus (zeid hy) paft men hier het hoofd niet meer te breken, Je vis word afgekeurt, uw gapende oefter me�;
Men ziet �t vereifte nat niet langs haar baarden leken, En daar by valt uw zalm iny veel te bleek op fne� :
Gaat fy met fruiten om, als neuten, pruimen, quecjen, Omwallen met haar wol, hy ftaat haar naau te woord ;
Zoo ook den tuin-man die lijn knollen, en lijn pejen Te venten ftadig ftaat ontrent de water-poort;
De meisjes, die met groen zelfs aan de huifen loopen, Om hare vette kous, en h:gt;te Heek fala
' Te helpen aab de man, enbeterteverkoopen, Met meer jfan zulken flag, die ik hier overfla:
Breng ik een poftillon : �k mag van geen horens hoorcn, Is �t ftrak, die karei maakt my al te veel gefchal ;
Hy fteekt eens anders paard te dik met eygcn fporen,
En brengt lijn reyeling te veel op vreemde ftal :
Nooit brogt ik varend volk,dat van haar vragt moet leven, Dat hy niet datelijk dit alles voor en floeg j
' Is �t vaar-tuig ftyf by zeil ? hoe ftaat het met de lieven ?
' Spaar jede pek-ftok niet ? gebruik je teers genoeg ?
� Kent gy u mans genoeg de fchoot wel aan te halen,
i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ontbreekt�eraan de roef, nog aan�t vooronder niet?
De fplis-hooren heeft hy punt, cnzou�er ook niet falen Aan �frijfen van de lui, aan �t loopen van de fpriet ?
Indien �t een Weyman is, die haar met haar kan vangen , En meenig moojekud heeft voor fijn zak gehad,
. Sijn bracken zijn te oud, ofal te lang behangen,
Sijn fret (fchoon ongeringt) en wil niet meer in�t gat:
Sijnzwijn-fprietisalftomp, en fteekt niet als te voren;
Het ftaal door �t lang gebruik is daar al uit gegaan, xSijn oude leget�hond heeft nu de Ingt verloren,
De j'agt is daar al uit, wil v oor geen kud meer ftaan :
O V nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;En
-ocr page 244-ii4 BRUILOFTS-DIGTEN.
En is�teen hengelaar? hy laat de lip ftraks hangen,
Syn reedfchap greit hem niet:weg (zeid hy) met de vent, Syn roey is veel te fwak om goeye vis te vangen,
Den dobber is te klein, of wil niet overend :
Breng ik die reeling, fmient, en�tvogelenhanteren, Wildbraad verkoopen, en die wel een ouden haas,nbsp;Die in de rammel- tijd quam uit lij n veld fpanceten,nbsp;Bcknipte levend in een ongebreide maas :
Ofzoo het fpreeuwen zijn, diegaren wat railleren.
Zoo hoor ik datelijk gepreutel en gekijf i
Loop (zeid hy) met dat volk, fy fcheren zonder fcheren,
En fchieten meenig tot de veten toe in�t lijf :
Breng ik een meefter kok, hy fal de karei weren,
En feggen tegen my, ik heb daar reden toe, Al kan hy op lij n Frans wel net en digt larderen,
Hy fteekt eens anders vlees aan �t fpit, en eifl geld toe ;
Zoo �t van die mannen zijn, die d� oden loopen Aagten,
En weten by de taft of�t lam de fteek verdiend, Defchaapjesfteken, datfynietin�tbloedverfmagten,
Gy handelt my te veel in horen (zeid hy ) vriend.
Indien �t een fchutter is, fij n pylcn zijn verfchoten,
De karei, na hy zeid, en fpeeld niet meer lap in : Infomma, �tishoe�tis, hykraaktllaagquajenoten,
En �t Aaat �er, hoe�t�cr Haat, t� is nooit na fijnen fin.
Kom ik met medicijns, fchoon met promotie brieven ; Eens anderen patient de defe wel k lifteert,
Die fal gefonden voor de zieken gaan gerieven,
�t Suppofitorium zet defe wel verkeert.
Zoo �t is met Chirurgijns ? Wat brengje hier voor venten: Zeidhy, ja, ja, alweerCofmusenDamiaan!
Gebruiken fy ook wiek na fy de wonden tenten,
En weten fy met haar, en baard wel om te gaan ?
Is
-ocr page 245-BRUILOFTS-DIGTEN. iiy
Is �cr goe handeling ? beven �c niet in �t fcheren ?
En k wetfen fy niet met haar fcheermes altemet i Verftaan fy wel een wond ter deeg te ciringeren ?
Gebruiken fy fomtyds geen vierige lancet :
En is�t een pra�lifijn, die letters heeft gegeten,
En daar en boven wel met fijnen regeer ftaat,
Nog fchut hy egt er *t hoofd;fyn �ikrygs-l�cn,diewcl weten Hoe dat men met het hou en fteek geweer omgaat :
Schoon dat de maats de koft gewinnen met den degen, Nog (zeidhy) evenwel, ikmofteerft weten, vriend
Hoe �t hier met fpij s, met pook , met ponjaard is gelegen , Of men de Prins hier met geen hangertjen en dient.
Kom ik met wevers aan, �t is niet na fij n behagen ;
Zy laten (zeid hy) �t werk op het getoo wel ftaan : Is �t vol'k van Sint Eloi, zoo fal hy aanflonds vragen,
Of men in tyd van nood kan uit de hand beflaan ?
In fomma, krygsli�n zy n hem veel te rouwe gaden, Sy prefenteren hem te ligt haar blood geweer ;
Galettus loopt te dik de polfl�n ondertaden, En Cofmus zit te veel met �t mes in �t menfehen leer.
Ik weet niet, wat hy niet de luy op �t lyf durft fmyten ! Die van fijn leven nooit mandag bedreven heid,
Die fal hy evenwel fomtyds nog gaan verwyten, Dat hy �er hier of daar wel een heeft neer geleid !
Hy fal fijn leven haad geen twee gelieven trouwen,
Die hy niet voor en hout ; gy mag wel trouw en, maar Na dat ik hier de faak met uw li�n zie gebrouwen,nbsp;Geloof ik, dat gy haad fit met de haad in �t haar.
Hoe fchoon ik hempntdek al haar gelegentheden,
Nog v ind hy egter draks iets dat ny daar in laakr, Al hebben fealle bey kloecke en gefonde leden,
Het hapert hier of daar, en nooit en is �t volmaakt.
Ia
-ocr page 246-ai6 BRUILOFTS-DIGTEN.
In d�eenen is de Zon des levens al aan �t duiken ;
Een anders Wijfer nu al op fes uuren (laat ;
Dit is een laf-bek, en nog veel te jongen kuiken ;
Die, doordentijdgelubt, komt hem nu veel te laat:
Sijn groote viefigheid en is niet om te fpreken,
�t En is hem nimmermeer ter degen, ja hy grijnft,
Als men een devik in een vaatje fal gaan fteken,
Schoon�taan-gegevenis, eneerlijk verakcijnft.
Wat reden wilt gy meer om over hem te klagen !
Daarom verliet �erin, vrou moeder, of ik zweer.
Eer dat ik dit van hem nog langer zou verdragen,
�k Leg liever pijl en boog met mijne koker neer.
Kupido had zoo ras fijn reden niet ten enden, Of Hymen heeft aldus fijn woorden weder-leid :
Dat ik fomtijds een paar weerom te rug moet zenden, Wijtt dat myn viesheid niet, maar uwe flordigheid.
Daar is wat meer aan vaft om man en vrouw te paren, De trou en is daar toe van my niet in-gelleld :
. �t Is waar, ikziezoo naauwnietopeen vijffesjaren, Ik leg ook in geen fchaal het weder-zydfe geld :
Ik weet wel, dat men �t nooit foo effen en kan vinden. Ik fta ook nimmer pal op af-komft en geflagt,
Maar dat begeer ik niet, dat kreupelen,. en blinden, En onbequame maats my werden toe-gebragt.
Gy ziet nietwie gy treft, gy lapt maar toe in �t honderd, Bequaam , of onbequaam, gy vraagt �er weinig na :
Zelfs �t malhuis is niet vry,weeft daarom niet verwondert. Zoo ik zoo loS, als gy daar niet me� door en ga.
Met viel�er Venus in. Staak, zeife,lt;litkrakeelem En op dat zulks niet meer gebeuren mag hier na ;
*k Wil niet dat een van bey hier zal de meefter fpelen, Maat dat een yder weet, hoe, en hoe veer hy ga.
Kupido
-ocr page 247-BRUILOFTS-DIGTEN. ai^ Kupido als voor heen gebonden voor fy n oogen ,nbsp;Zal bruiken pyl en boog, gelijk hy is gewend ,nbsp;Mits dat hy alle maand, wie�t vier heeft in-gezogen,nbsp;En van hem is gewond fijn broeder maakt bekend ;
Demagtzal (als hetplag) volkomen aan hem bly ven Te kwctfeu wie hy wil ; aan Hymen biyft de keur,nbsp;Wie dat hy in fyn boek of groote gild wil fchryven ;nbsp;Of wie hy wederom daar in wil fchrappen ueur.
Gefeid, en zoo gedaan De maand was naau ten enden, Kupido brengt een ly ft van vellen van papier,
Van naam en toe-naam van al fyn verliefde benden,
In Wien hy had ontfonkt het blakend minne- vier.
Daar was een groote zaal op konftige pilaren,
Vankoftelijkefteen, en wit albaft gebouwt, Hierin, zei Hymen, zult gy morgen doen vergare'n,nbsp;Al wat voor defe maal zig garen zag getrouwe.
Kupido paften op, en liet fyn broeder weten, Als hy met al fyn volk daar aan-gekomen was,nbsp;Die met dat hy nu was op fyn�n troon gefeten,
Aan de gelieven eerft dees les te voren las.
Gy, die hier zyt vergaart met meening om te trouwen, Hoort my ne reden, eer gy toe trect tot den trou ;
Laat ik u alteinaal hier eerft voor oogen houwen.
Wat het te feggen heeft te wefen man en vrou. Voorts opende hy zoo aan alle die daar ftonden,
De zwarigheden van den huwelij ken ftaat, Dat vele onder haar voor beft geraden vonden,
De zaak wat naarder nog te nemen in beraad.
Hier gaat een Bruigom door, daar gaat een Bruitje ft rijken. En ginder denkt�er een, ho, ho, is�tzoogetyd ?
Daar �s veel, in �t geen hy zegt, dat my niet zou gelijken, Gaat pakt uw fpillen op, eergy gevangen zyt.
Kupido ondetwy 1 begint vaft op te lefen,
De nadien hoofd voor hoofd van Bruigom en van Bruid. O ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 248-u8 BRUILOFTS-DIGTE N.
Dewyl dat yeder een wagt met een ftemmig wefen,
Tot dat men fijnen naam cens mee zal roepen uit.
TenIcflenroepthyop, WiL L em met Willem�nEj
Die komen hand aan hand voor Hymeneus troon, En met dat defe twee voor fijn autaar vcrfchynen,
Verhief zig een gejuig van al de minne Go�n.
De God des huwelijks is over end geftegen,
En zey met bly gelaat, leef lang geluckig paar, Heil voorfpoed wens ik u, en al des hemels zegen,
Daar by een jongen WiLM voor�t einde van een jaar.
Zoo ras en waren niet haar namen in-gefchreven ,
Ofaanftonds blaaft de Faam met ronde kaken uit :
Dat Hymeneus haar fijn zegen heeftgegevcn, (Bruid.
En hoe dat S n o e x a a r d is met N obei A a R de Straks komt een groot gedrang van veel genege menfchen,
Een yeder even zeer een wel-geval betuigt,
Om defe lieve twee geluk en heil te wenfchcn,
De buurt is vrolijk, en de ganfche Nieuftad juigt.
Het fchynt wel myne pen en kan fig niet bedwingen :
Sy fiet dat yeder een is even zeer verheugd,
Dies wil fy met de reft haar vrolijk J� fingen,
V ervoegend hare me� by d�algemeene vreugd.
Ik maak �et wat te lang, Kupido zal zig ftooren,
Indien ik verder my in defe praat vergis, Ook zal men aan de klok haaft weinig Hagen hoor en ;
Want het ruim twaalf aan des Bruigoms wyfer is.
Speelnoodjes, wilt uw Bruid dan na haar bed geleyen,
Gy zult van haar verftaan, zoo gy �t haar morgen vraagt, ( Of�t mogelijk ook haaft uw beurt wierd een van beyen, Jnbsp;Wat onderfcheid daar is te wefen vrou, of maagd.
Ga Bruidegom, ga Bruid ; de hemel wil u geven ,
Gezegend jong paar volks, dat gy nog met malkaar, Meugt uit dit huwelijk kinds-kinderen beleven,
En heugen defen dag nog vyftig en meerjaar.
Aan
-ocr page 249-MENGEL-DIGTEN. 219
Aan den Edelen geboren Heer
JOHAN HENDRIK' VAN MARIO,
Kapitein over een Compagnie Neder-
dttitfe V�ct knegten,
'Men geboorten-
TEn waar het lange rek van vier-en-twinlig mylen, My ftuitte in der ylen,nbsp;Wierd myne reis aanveerd.
Dat ik van hier tot Huift in cenen dag kon flappen, Ik zou eens overfnappen te paard.
Nu valt de reis te veer , teflickerigdewegcn, Ontgrond door fneeuw en regen,nbsp;Schier tot den wagen-afch.
By water is �t verdriet : �k heb u, � Zeeufche baren, Al meenigmaal doorvaren,nbsp;Bedriegelijke plas.'
Nu zyt gy kalm en ftil, men fiet de Schepen dryven, En zou met pennen fehryven,nbsp;Op uw gelijke kruin :
Straks laat ge u weder fien als fpartelende horens, Ja tuimelende torens.nbsp;En levens water-duin.
Hier raakt de fpriet aan twee, daar zeilen uitde lykcn, Eu ginder is�t, laatflryken,nbsp;Het we�r ryfl hand voor hand :
Het krytend ryfend volk is naauwelijks tehooren, Zoofnord, enknarftind�ooreanbsp;Het zuigend klapprend wand-
De
22� t MENGEL-DIGTEN.
De man is �t roer van �t gat,dees heeft het zwaard verloren. Het uitterfl: fchynt geboren,nbsp;Elk flinger-fwier een dood ;
Matroos (dewyl het weer hoe langs hoe meer verduifterd, En �t fchip na �t roer niet luifterd )nbsp;Zeid : maats, wy fijn in nood.
Daar ziet men jonge Kees met korte en lange gangen, Vaft naar een haven prangen,nbsp;Betrouwende op fijn fchuit;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(fchen,
En ginder fchipper jaap door�t fchreeuwen van de men-Vaft onder �t opper lenfen, En werpen �t anker uit.
Het water is als vier, als vonken fijn de druppelen.
Die daar ontelbaar huppelen, Rontom fijn kleine fgeus.
Hy Iaat �t onftelde Meer vaft op fij n ftcven kluifl�n, En �t barnend water bruift�n,nbsp;Al botfende op fijn neus.
Maar hou, verwaaydepen, wil met het we�r bedaren. Laat alle Schepen varen,nbsp;En keerd we�r tot mijn vriend ;
Mijn vriend, voor waar van my al wat te ver gefcheiden, Waarom is aan ons beiden,nbsp;Een woon-plaats niet vergund ?
Dat ik de wooning van de krygs-li�n kon veranderen, Men zag haaft by den anderen,nbsp;Myn en uw Noorde vaan!
Gy met uw Maaykezoud de vuile Vlaamfe lugten,
Uw leven nooit bezugten.
Ik nam u daar van daan.
f li ee� klei� vaantje op de neus van de �eve�.
�k Zag
-ocr page 251-MENGEL.DIGTEN. 2�t
�k Zag haart, hoe �t houte paard met wit geweve vleugels, En rond geflagen teugelsnbsp;U, met uw knegten droeg :
Ik zag u haart te faam de Vlaamfe kurten ruimen,
En �t Merwe water fchuimen, Voor uwen ronden boeg ;
�k Zag haart �s fcheeps zw�ngten balg aan Cor kuras palen fluiten,
U en uw Krygers uiten .� En eer de Mey begon
Zoo zag ik, hoe uw trop fig in flag-oord vertoonde,
* Daar Hartog Karei woonde, De ftoute Bourgonjon :
Daar zouden wy fomtyds den anderen verzeilen, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. j
Van �t zoet, en zuer vertellen, Van ons voorlede jeugt;
Hier waren wy vel eer door kreek,door beek ^geflodderd, Tot d�ooren toe bemodderd,nbsp;Daar wederom vol vreugd.
Wanneer ik denk, hoewy nu meer als twintig jaren, In d�oologs-bende waren,nbsp;En refen trap voor trap,
Zoo door Oranjes gonrt, als ook der Heeren Staaten, Van ly�ndere foidaten.nbsp;Zelfs tot het Hopmanfehap:
Wanneer ik zie, dat zig de witte zilv�re hairen, Vart in ons openbaren,nbsp;Ik blyv verwonderd flaan.
En denk, is�tmog�lijkdat deflibberigetyden,
Zoo flapende ons ontglyden, Z�o fluipende ons ontgaan !
* De Schepen leggen aan daar het oude Kajieel va� Gtr' tiithem gewee� is , eertyds woon-plaats va� Karei va�nbsp;Bourgondie� toe genaanst de Stoute.
I Op det�gtva�Kall�i�'tjaar 1638. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dan
-ocr page 252-212 MENGEL-DIGTEN.
Dan leer ik eerft, hoe ras dat veertig jaar verdwenen j (O tyd, wat loopt gy henen�)nbsp;Men naar het uiterfi rend.
Dan fien ik hoe gefwind ons dagen ons begeven i En denk, wat is ons leven !nbsp;Als loopen naar het end.
My dunkt, ik loop te ver, het �al verdrietig wefcn, Zoo langen klad te lefen ;
Spaar uw'en dorren int :
Want even aangenaam fijn lange en flegte reden, Als aan de naakte leden,nbsp;De barre Noorde-wind.
Neen, ne�n, al fwygt de mond, de pen moet egter fpre-ken ;
Ik blyv in geen gebreken,
�k Voldoe myn fchuld, en pligt :
Ik moet Jan Hendriks hooft met dit myn kransje kroonen,
En myne gunfl betoonen,
Is �t niet met mond, met digt.
Gaat versjes, gaat dan heen, daar �k zelve wens te wefen, Doet myne mecning lefen ;
Zeg dat ik feggen wil :
Gaat, wenn aan M ario, dat hy lang levend blyve. En nog veel jaren fchryve,
Den derden van April.
En dat hem al het goed, dat fterf�clijke menfcheo, Van boven k�nnen wenfchen.nbsp;Gebeur, zoo lang hy leefd,
Tot dat hy eindelijk een oud patroontje flerve, En �t eeuwig leven erve,
�t werelds hem begeefd.
OP
-ocr page 253-MENGE L-D I G T E N. 225 O P D E
VERLOSSING�
r AN
VALENCY N,
Verkregen door den Doorlngtigen en
Grootmoetiigen Prince
JOHAN van OOSTENRYK.
ALs Vrankryks magt al�t land vervaarde, Met meer als agtien duizend paarden,nbsp;En Henegou fcheen overmand,
Het fpaanfche Nederland verloren,
En fijnen ondergang geboren, Greep Jan �s Lands ftier-reep in de hand.
Hy zag het oude dal derZwaanen, Omringt met wit gekruide vaanen,
Het Franfche mes haar op de-keel.
En zwoer te derven, eer te lyden, Dat �s vy ands zwaard ooit af zou fnyden,nbsp;Die hart-bloem van haar Walfche-fteel.
Hydan, en Henrik met haar beiden., Haar, en haar krygersduk bereiden.
En maken tot een aangreep re�.
O harde beet om aan te taden. En regte fpys voor zoo twee gaden,
AU Oodentyk, en als Cond� !
Wat
-ocr page 254-2i4 MENGEL.DIGTEN.
Wat magt en zou men niet bedwingen, Met hare twee zoo ftoute klingen,
Die meerder doen voor minder vlieti ? De Zon met hare guide kimmen,nbsp;Verhaart het aardrijk te beklimmen,
Om hare dapperhdd te rten.
Dewyl deesCefars, even moedig,
Hen aan hun vyand maken bloedig,
En dat dit regte helden puik,
Valt in�tgefnor vanduifend ballen,
D�orgragt, door floot, en door de wallen,
En treed lijn vyand op den buik.
Wat fpat krygt hier de witte fl uyer,
*t Voorfpoedig Vrankryk wort eens loyer, Van hemdiewinnaars overwint ?
Dat heir, dat koits zoo zegenpraalde, En krans op krans in �t veld behaalde,
Ziet, hoe het hier fijn meefter vind ?
Als d�opgeblafe magt der grooten,
Tot aan de rterren fchynt te ftooten, '
Als menl'chen fnuiven opgcweld ;
Zoo is den hemel dik daar tegen,
En d�albereids gewaande zegen,
Verdwynt gelijk de fneeuw op �t veld.
Doe Vrankryk, met den Leeuw vergaderd, Het hart van Braband was genaderd,
Wat wierd �er evenwel gedaan ?
Die groote vloot, zoo trots en magtig,
�t Jaarvyftien honderd agt-en-tagtig,
En is fe niet in rook vergaan ?
DeLely-vorft, die korts te velde, Zoo Koninklijke fcharen telde,
.j nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;En
-ocr page 255-MENGEL-DIGTEN. tirf
En (ynen vyand meefter fcheen,
Word plotfling oiiverwagt geflagen,
En leert hier by fijn nederlagen,
Hoe ligt een groote hoop verdween,
Hy liet een Spaanfehen Alexander,
Verfcheuren fijnen porlogs-ftander,
En houd veel d�rfenden geboeid,
En doet zoo plotfelijk vervallen,
Den grooteu overmoed der Gallen;
Dewyl fyn grootheid grooter groeit.
� i';
Hoe glimpt dit Ooftenrykfe wonder ! Turennesionne gaat hier onder: ,
Loiiis uw glory leyd Eclips !
Befchermer van uw�s Vaders landen,
Gy hegt met zegenryke handen,
Een paarl aan de kroon van P H L i p S/ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�
De vlugge F aam, met bolle kaken,
Zal wyd en zyd fluks kenbaar maken, Uwftoutedaad, �Spanjensvreugd!
O Vrankryksfchrik.' en Neerlandshope,
Tot aan het uit-end van Europe,
Klinkt uwe nooit volprefe deugd.
Op de VREDE tuffehen de
TWEE KROONEN,
Gefloten in�tjaar 1659.
P�cem te fofcimus oMnes. Virg. lib. II.
PAk op al �t wapen-tuig, rol op nu d�oorlogs-vaanen ,� Spaans Ne�rland droogd u w traanen :nbsp;Uw diepe bloed wel word geflopt.nbsp;Die �t gulfig aatdryk had verkropt,nbsp;P ,
-ocr page 256-116 nbsp;nbsp;'� MENGEL-DIGTEN.
In �t laauwe rood nu zat gefopen, Schept weer wat adem, mat Europe !
De guide vrede komt de gruwelijke plagen, Van uwe halfen jagen :
Het naar en deerlijk moord-gefchreeuw, Van uwe bange wees, en weeuw
T en hoogen hemel opgeftegen, Heeft eindelijk gehoor verkregen.
Geen blakend oorlogs-vuur zal nu uw velden oeften, Vernielen, nog verwoeften.
. nbsp;nbsp;En vreeft geen dartele foldaat,
Die lij ne moedwil meer verfaad^
Met branden, fchenden, rooven, ruiten, De vrede komt dit gruwel fluiten.
Het polver fal niet meer �t vernielend yfer fpouwen, Uit zwangere kartouwen,
En al het minder moord-geweer
En laaft fijn laauwe loot niet meer In brein, en ingewand der vromen,nbsp;Al �t Marf�en is ten end gekomen.
De ruiling en de fchild fal zig nu moeten voegen, Tot yfers aan de ploegen :
De kling buigt zig tot fpa en zeis, Nu mo� geknaagd aan menfehe-vleis :
En wil fe nog haar moord-luft laven, Sy vind ligt brein en bloed in �t graven.
Daar trom, daar ketel-trom, en daar trompetten klonken, Daar korts de wapens blonken.
En daar het moedig paards gebrits, Defmook en damp ten neufeuit blies,
Van al de donderende trompen, Die �t aardrijk dekten met de rompen,
Daar
-ocr page 257-MENGEL.DIGTEN.
i27
Daar zal Menalkas, nu van eik en beuk belommerd, Zig ruften onbekommerd;
Daar zal dc zoete Galathc,
Haaft feggen aan �t onnoofel vee :
Gaat nu na huis met ronde buiken, Gaat beesjes, �t dag-ligt is aan �t duiken.
De velden krielen haaft van zagt gewolde troppen, In plaats van kry gets koppen.
Alarmen veld-gefchrey heeft uit.
Nuzalderuis'pijp, en de Huit, Gaan tureluren harders deunen,nbsp;In plaats van�t droevig ftervend fteuneii
Gaat, land-li�n, en bewoond uw lang verlate hi�ifen, Rigt uw vcrvalle kluifen,
Het veer gekropene onkruid weerd,
Den lang gebraakten acker keert, Zoo ziet gy haaft w��r willig koren,nbsp;In plaats van dift�len, en van doren.
De lieve vrede-zon komt u op nieuws beftralen, En heelcn al uw kwalen ;
De menfche vleefch-bank word geflegt,
Mits VrankrijkzigaenSpanjenegti nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Dat honderd duifenden van menfehen Geluk, en heil, en fegen wenfehen.
De blydfchp, en de vreugd doen zilte parels hangen. Op uw verheugde wangen !
Hier komt de vre�, zoo lang gehoopt.
God heeft de bloed vlag eens gefloopt, Sijnlof, en eere zy beleden,nbsp;Van nu aan tot in eeuwigheden.
Pa nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Op
-ocr page 258-' 218 M�NGEL-DIGT�M.
op het wederom inhalen
VAN
KAREL den TWEEDEN,
Koning van Groot Brittanje.
De V rede was by na uit Chriftenryk geweken ;
Het vyer des oorlogs aan alle kant ontfteken ;
�t VerknogteNederland, met Spanjen over hoop
Hield V rankrijk me�aan �t fpel; Het Wijn-rijk Duitsland droop
Van burger bloed, verweeft door inval van de Gotten. Het ongeloovig volk, die Chtiftus leer Befpotten,nbsp;Vogt met Italie, dewyldePool lig lietnbsp;In oorlog met den geel gerookten Moskoviet ;
Maar d� Engelfchen alleen, fchoon al hun bueren keven, Heel vreedfaamover al hun koopmanfehappen dreven !nbsp;Schoon d� een den and�ren brand met vloten op de red,nbsp;Sy hand�len ongemoeid, en hebben open zee.
Maar, als de tweedragt hen in defe ruft quam fteuren, In heel de witte vlag voor van de fteng te fcheuren,nbsp;Zoo werd dat vreedfaam volk door borger-twiftop�tkftnbsp;Een droevig voorbeeld, en een fchoufpel voor de reft :nbsp;De bloed dorft raakt by hen zoo hevig aan het hollen,nbsp;Dat langs het beul-toneel der vromen koppen rollen,nbsp;Gans Londen fwemt in bloed,daar Hartog,Ptins en Graaf,nbsp;Ter flagt-blok werd geleid, alsd�alderminfteflaaf.nbsp;Het afgeleefde hoofd, wit van de zil vre haren,nbsp;Een ouderdom van meer als tienmaal feven jaren,nbsp;DeBiflchoplijkehoed, zelfs �t Vorftelijkgeflagt,nbsp;Werd, van dedwinlandy ter flagt-bank heen gebragt.nbsp;Wat wreedheid woed zo dol ! een Koning van drie volken,nbsp;Op een fchavot geleid ! de zon duikt in de wolken.nbsp;Gelijk als weigerig het gruwelaan te fien,nbsp;Dat een gefalfde uek lig aan de byl zal bi�n.
-ocr page 259-MENGEL-DIGTEN. 2^9 Wat nafaat geeft geloof! in�taanfien van Europe,nbsp;Zoo werd het bi)l en blok met �s Konings bloed bedropen.nbsp;Enyderhaalddenrugenfchoudersop. Alleennbsp;Het vrye Neerland zend Gefanten derwaarts heen,nbsp;Om (was�et mogelijk) dien gruwel op tefchort�u,nbsp;Van het gezalfde bloed door eenen beul te ftorten.nbsp;Maer alles is vergeefs. Die�toog heeft op de kroon,nbsp;Om do.or een plas van �t bloed fij ns Konings op den troon,nbsp;Met goddeloos geweld, als dwingeland, te raken.nbsp;Onthoofd hem, die de beul felfs weigerde te naken.nbsp;De weereld ftaat verfet. Elk ziet het gruwel aan,nbsp;En laat den moordenaar in�tfchelmltuk begaan ;nbsp;En hy blijft ongemoeid den troon der gtoote Britten,nbsp;Nog druipende van�t bloed van fijnen Vorft, befitten.nbsp;Het gaat hem zoo na wens, dat fig de tyranny,nbsp;(Zoo �t fchijnt) wil fetten tot een vafte heerfchappy.
Prins Karei, dienufeheenverfteken vandrie kroonen, En mag in Chriftenrijk haaft nergens veilig woonen ;nbsp;Zoo is de moorders nog op �s Konings blo�d verhit :nbsp;�t En is hem niet genoeg, dat hy den troon befit,nbsp;En�t erfdeel van den vorft; hymoet hem nog vervolgen,nbsp;Alwaar het ongeluk hem fuckelt ; zoo verbolgen,nbsp;Is bloed-dorft, als fy haar te regt aan �t hollen geeft.
Na dat den jongen Heer had hier en daar gezweefd, Zoo week hy naar Breda, het puik der Baronyen,nbsp;I Daar�s vyands grimmigheid hem in fijnruftmoftlyen;nbsp;En daar verhaald de Vorft in zijn bedroefd gemoed,nbsp;Sijn bitter noodlot, enalStuwartstegenfpoed.nbsp;Hier ziet hyFrederik, den Koning vandeBemen,nbsp;De nieuw gegeven kroon weer van fijn hoofd af-nemen,nbsp;Denfeepter, naau gevat, weer wringen uit de hand.nbsp;Hem, en Elifabet verdreven uit het land :
Daar Keurvorft Hendrik, door �t ftooten van twpe kielen, In een geborftefchip ellendig komt t�ontzielen,nbsp;In tegenwoordigheid fijns vaders, die zelfs mee,nbsp;(Schoon hy de dood ontquam) doe duifend dooden le�.nbsp;Hier fluit het onheil niet : de ramp wil vorder komen,
Pj nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hy
-ocr page 260-250 . MENGEL-DIGTEN.
Hy ziet hem door de peft het levens ligt benomen, Na dat hy op de zee zoo veel had uit gedaan.
Hy laat Elifabeth vol zcgten, en getraan, Haar waarden Frederik, en Hendrik befchreyennbsp;En fijn gedagten hem voort na Brittanje leyen ;nbsp;Daar ziet hy Staffort draks, die voor de dagt-bank bukt,nbsp;En hoe die regter-hand zij n vader werd ontrukt :nbsp;Hy zietMantrolFevan denbeulaan ducken kappen,nbsp;En wat goed Stuwarts is, het treur-toonel bedappen.nbsp;Maar als dit bloed-bad hem leid tot lijns vaders moord,nbsp;Zoo fchijnt het dat fijn ziel in hare droefheid fmoord.nbsp;Zult gy dan (berd hy uit) daag uwe handen heffennbsp;Vergramden Hemel, om de Stuwarden te treffen !nbsp;Is zoo veel bitterheid, iszulkentegenfpoed.nbsp;Dan uietbedendig, datfyeens voor ons voldoet?nbsp;Dus zit hy langen tyd in droefheid als verfopen.
Als nu een loome vaak fijn oogen had bekrppen, Zoo komt �er als een dem, die door de wolken dringt.nbsp;En onverwagt dus in fijn droevige ooren zingt.nbsp;Droog, Prins, het zout nu van uw nat-bekreetenc oogen,nbsp;Den Hemel is met u, en met uw huis bewogen.nbsp;Grijpt moet, bedroefde Vorff, uw ramp is op een end,nbsp;Wijl Groot Britanjen u voor fijnen Koningkend:nbsp;Uws Vaders moordenaars zijn albereids aan �t wyken :nbsp;En vlugten vad verbaad uit uw drie Koningryken.nbsp;�t Geweld leid op den rug : De tyranny heeft uit;nbsp;U w�s vyands woeden van den Hemel werd geduit :nbsp;�t Geluk dat nadert u : De buy van bloed en tranennbsp;Is van uw hoofd gewaaid. Uw vrolijke onderdanen ,nbsp;Zien uwe komd te moet; en Schot, en Yer, en Brit,nbsp;Verfoekt u, dat gy we�r uws Vaders troon befit.
Hykomt, als uit een droom, en ziet aan fijne voeten Gefanten, die hem w��r als hunnen Koning groeten.nbsp;Hier op zoo bard hy uh : � aller Heeren Heer,nbsp;Van dees verandering komt u alleenig d�cer.
De Faam grypt haar bafuin, en doet de kaken fwellen, Om �t geen dat hier gefchied ter weereld te vertellen,
En
-ocr page 261-MENGEL-DIGTEN. 251 En in een yders mond leefd Koning Kareis naam.nbsp;Men komt om dit te fien van alle kant te faam.nbsp;Ja d� afgefanten van de vry gevogte Statennbsp;Verfoekenook, hy wil de Baronny verlaten,nbsp;En hen vereeren met fijn tegenwoordigheid.
Zoo ras en was de komft des Konings niet verbreid, Of deden loopen leeg, daar is nog fchuit, nog wagennbsp;Beftendig om al �t volk na �s Gravenhaag te dragen.nbsp;Die onlangs yder een fchier fcheen den rug te bi�n,nbsp;Daar loopt men nu na toe, en die wil yder zien.
�e Vloot komt onderwijl om Karei af te halen, Sy boodfchapt hare komft uit fwangere metalen,nbsp;En werpt het anker uit. Brittanjes Edeldom,nbsp;Die als een guide berg in hare kleeren glom ,nbsp;Zet voet aan land : enfpoed fijn aankomft by den Koning,nbsp;Van �t land gehuisfeft in den vorft van Naflbuws woning,nbsp;�t Is wonder om te zien, hoe dat men ftuipt, en groet,nbsp;En hoe, en dees en die den Koning valt te voet ,nbsp;En om vergiffenis, en lijfs-gen� komt fmeeken !nbsp;Die meer denkt om vertrek, als fig aan hen te wreeken.nbsp;Hy neemt dan affcheid , en verfoekt daar by den Staat,nbsp;Dat fe op den Prins, fijn neef, dog hare oogen Haat.nbsp;Al wat gy (zegt hy) doet aan d� uit-fpruit van Oranjen,nbsp;Zo na een bloed-verwant van �t huis van Groot Britanjen,nbsp;Dat fal ik houden, of bet was aan my gedaan.nbsp;En voort bereid hy zig om na de vloot te gaan.
Men ziet veel duifenden van menfchen zaam vergaren, Ontrent des Konings huis, die,fchoon daar koetfen waren,nbsp;Geftegen is te paard, op dat hy yder een,nbsp;Diewoeldomhemtezien, eenvrygefigt verleen.
Dus ryd hy met fijn broer den Hartog door de ftraten, Befet aanyder zy met ryen van foldaten :nbsp;Terwyl �t nieuwsgierig volk vaft dringd van agter aan,nbsp;Zoo hevig dat men fchier zou op dc hoefden gaan.nbsp;Allenskens naderd men de Schf'elir.gcr duinen,nbsp;Bedekt van kykers, en tot boven op de kruinennbsp;Beklommen van het graaosmaar als men komt op �t ffi;and,nbsp;P 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ab
-ocr page 262-23% MENGEL-DIGIGTEN. Alwaar een heele ry van ftucken ftond geplant,nbsp;Daar heeft de Vorft voor �t left fijn affcheid w��r genomennbsp;Van al de Heeren, daar tot nit-gcley gekomen ;nbsp;En voorts zoo treed hy met fijn broeders in de floep,nbsp;Hen volgt van duin, en ftrand dit al-gerneen geroep :nbsp;GodlaatdeKoning, enhethuisvanStuwart leven!nbsp;En wil hem op de reis geluk en voorfpoed geven.
�Ll
De Koninkhoord met vreugd, hoedateenyderjuigd, . � En fijn genegentheid voor Stuwarts huls betuigt. , \ 'nbsp;Voorwaar (zeid hy ) �k beken,ik ben aan haar gehouwen, 'nbsp;En met begon het ftrand vaft vier en flam te fpouwen :nbsp;De zee en �t aardrijk dreund van �t donderend gefchiet ;nbsp;De Vloot beantwoord het, dat men geen fchepen ziet.
Het anker werd geligt, rnen ziet de feilen hyften, En �t koninklijke fchip van onfen oever dyflen,nbsp;W aar uit de vreugde galm werd tot op ftrand gehodrt,nbsp;�t Verheugde boot-volk werpt de klapmuts over boord,nbsp;En roept; God biefs the King'. De fpartelende baren,nbsp;Bewegen om het fchip, als offy vrolijk waren.
De kyker ftaroogt op de vloot, die �t zee-waard trekt, Een y der onder hen zingt, als hy is gebekt.nbsp;Daar zijn �er fommige die fchijnen nog te vreefen,nbsp;Dat het nog alles wel m�gt op bedrog uit-wefen :nbsp;De Koning (feggen fy) heeft hen te veel vertroud,nbsp;Dat hydusbey fynbro^rs, de Princcn , byzighoud.nbsp;Verviel hy wederom in hun fcheur-fieke pooten,nbsp;Sy knotten niet alleen de ftam, maar ook de looten-By defe hoortmen, dat omftandig werd verhaalt,nbsp;Hoe dat die Vorft door heel Europe heeft gedwaald ;nbsp;Terwijl daar by een a�r op Kromwel word gekeven,nbsp;En �t groote fchellem-ftuk, dat by hem is bedreven.nbsp;Hier hoort men �t als verdoemd a�n galg, en op een rad,nbsp;Wat ooit fijn handen heeft in Konings bloed gehad,nbsp;En ginder heeft men �t op de K�ningen gelayen,nbsp;Die Kromwel in het bloed fijns Konings lieten bayen,nbsp;Ja men befchuldigd hen van ongevoelijkheid :nbsp;De goede Heer werd nog by fommige befchreid.
Die
-ocr page 263-MENGEL.DIGTEN. 13 Die wil, de Koning zal aan yeder een vergeven,nbsp;En defe we�r, hy brengt de moordenaars om �t leven :nbsp;�fdat hy nimmermeer geruft regeren zal.nbsp;De goedheid (na hyzeid) datwasdesKoningsval.nbsp;Daar zijn �er wederom, die dit gevoelen ftuiten,nbsp;En alles met de wet van �t voor befchik befluiten.nbsp;Op�tleftzoozcgt�ereen , deKoningftecktvan�tland,nbsp;En zoo my d�nkt, hy laat de^luur- luy hier aan ftrand.
Dus hoorde men hier van de meefte kykers praten � Die d�een voor, d�anderna, en ftrand, en duin verlaten.nbsp;d�Eenroept: waar blyfje maat! end�ander, wilje me�fnbsp;En onderwyle duikt de gatufche vloot in zee.
Aan den Heer van Braniw^k^ ab hy my fynOkkenbttrg^ Pfalmen, eenBruilofls-dtgt, en fyn vier den boek vannbsp;Eneae^ by hem in duitfche verfen �vergefet, haddenbsp;toe-gefonden.
HEt pakje dat gy my hebt onlangs toe-gefonden, Dat kwam my wel ter hand ; ik heb het ftraksnbsp;ontdaan ;
Ik heb daar onder al uw Ockenburg gevonden : Een meer als deftig werk vol hoog-geleerde bla�n.
Ik heb het aardig boek met groote luft gelefen, En was naau aan het end, of fprak met hart en mond :nbsp;Kan zoo een Schryver wel na waarde zyn geprefen,nbsp;O luckig Ockenburg, dat dien Homerus vond !
Ik zag�er nog een werk, dat over vele *jaren, Is in de pen geweeft van meenig braaf Po�et :
Maar (als ik �t zeggen durf) zoo hebt gy van dit garen, Geleerde Westerbaan, defijnftewcbgerc�d.
�t Geen dat ik verder zag, dat waren andre dingen, t Het raakte boog en pyl van Venus dartel wigt,nbsp;Daar in zoo hoorde ik veel verliefde toonen zingen,nbsp;Die lieffelike tong, die kusjes heeft gedigt.
P � nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ik
? Syn Ed, Pfalmen, t Een Brnihfts-gedigt,
-ocr page 264-234 MENGEL-DIGTEN. Ik greep een ander boek, en nauwelijks was �t open,
* Ik fag een Koningin verfmoren in haar bloed.
En foo my dagt, ik fag het gudfend rood nog loopen, Al rookend uit de wond, gelijk een water vloednbsp;�k Pas op geen i loopers, neen, de gal en fluit geen oogen,nbsp;Van onpartydig volk : looft vry, dithouikftaan.nbsp;Dat al dat Maro ooit te Romen heeft gewogen,
Haald in het Nederduits dennette Westers aax.
* Qverfetti�ge van 't vierde boek van Eneas.
I Een boekje tegen de Heer van Brandwyk gefchreven, genaatnt een f^oorlooper.
Aan den Heere vanBrandwyk, alsikhemeeuhefle vlugt van allerleye duiven hadde gefonden.
�k nbsp;nbsp;nbsp;End u hier een kooy met duiven,
X j Kroppers, tuimelaers met kuiven, Van den alderbeften flag,nbsp;Die ooit d uive-melkcr fag ;
�k Wed dat al de Haagfe ftoffers Van haar duiven, van haar doffers,nbsp;Zeggen met, of tegen wil,nbsp;�k Heb �er zoo geen op myn til.
Kyk, ey lieve, dat zijn kroppers,
Hardefnuiters, flyvekloppers.
Rond van krop, en los van vel,
En koleur fchoon Ifabel :
En hier heb je nog een paartje,
V an �t opregte tuimelaartje, Dat komt vallen uit de lugt,nbsp;Alsgefchoten in di(: vlugt.
�k Zeg u toe van defe dreyers, Alle maande jong, ofeyers,nbsp;�s Winters, Zomers altoos wis,nbsp;Of ten minften felden mis.
Beter zyn �er geen van broeyen, Enomfchoonejongtevoeyennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
-ocr page 265-� MENGEL-DIGTEN.
Zet ik defe boven aan ;
Geen die haar te boven gaan.
Als s� haar wijfjes gaan befpringen,
Draayen fe verfcheide ringen,
Altyd zijn fe op den tril, Staag in roeren, nimmer (lil.
Stadig hoort gy haren fnater,
Haar geklap, en haar geklater.
�t Vrolijkfpelen van dit dier, Geeft fijn meeftergroot plaifier.
Maar denkt gy, waar toe dit fnuivcn, Van uw duiven met haat kuiven �nbsp;g� Had beft uwen inkt gefpaard,nbsp;�t Zop dat is de kool niet waard.
Zeg my, is �er van fijn leven,
Niet van minder faak gefchrevcn,
En gedigt op flegier ftof, Van een luis, vanEfelsIof?
Dat j�et meent, �k hou Venus paarden, Vry van meer, en hooger waarden,nbsp;Als dat lomp, en flegt gefpuis,nbsp;Vaneenefel, vloo, of luis.
Hola, ik moet myn reden ftuiten. Want het fchip dat leid al buiten ,nbsp;�k Ben en blijfzoo lang ik leef.nbsp;Uwen dienaar, en uw Neef.
Va� Jaap GyCe�, e� ee� Barbier.
JAap Gyfen opeen tijd ging regt na fte� toe ftappen, Hy wou gepot ft zijn op de fte�*lui haar manier.
Hy vraagde man en maag waar dat men fig lietfchrapp�. En eind�lijk wijft men hem het huis van een Barbier.
Men fet den Boer een ftoel, en meefter feept fijn kaken Tot aan de ooren toe, en doet met �t mes op �t leer,nbsp;En wijl hy doenden is den Boer vaft kaal te maken,nbsp;Zoo kry gt hy voorlaA, en pift in de kamer ne�r.
Jaap
-ocr page 266-2^6 M E N G E L-D I G T � N. Jaapdiekyktfchielijk oin,hem dunkt,hy hoort wat lekefnbsp;Hy ziet het werk vaft aan, en vraagt wat het beduid.
Wat hebje (zeid hy ) voor het huis aan brand te (teken Tut, tut, ( zei d�andcr w��r ) ik ga te Mey daar uit.
Straks tyd hy w��r aan �t werk,en Jaap was nau gefchoren; Of daar kwam iemand, die de meefter fpreken wou ;
Hy wierd geroepen, en hy trad terftond na voren,
En vraagde wie daar was, en wat men hebben wou ? De boer verlieft geen tyd, hy Iaat de boxen zacken,
En legt een grooten hoop in�t midden van�t vertrek. Den and�re komt, en zeid, zult gy hier zitten kacken!
Ik zal je.... Hou zei Jaap, waar toe zoo veel gefprek ? Wanneer het flus van u hier door dekamer ftraalde,
Zoo had gy ftraks voor my uw antwoord in den mond ; Ik geef u van de munt daar gy doe me� betaalde.
Pift gy, en gaat te Mey, ik kak, en ga terftond.
Laatfte waarden -van 'James Graham Mari^uis van M.antTos^ Grave van Kinkardyn.
DUs fprak Montres, wiens oogenblickeq, En beul, enkykerdeen Verfchriketi,nbsp;Met een ganfeh onverzaagd gemoed :nbsp;Kom, laaf de byl vry in myn bloed !
Doe vry dit lyf aan ftucken kerven, De ziel verhuiferiquot;door de koord,
Ik zal alzoo kloekmoedig fterven,
Als gy my fchandelijk vermoord.
Hang vry myn afgekapte leden,
Aan poorten van de Schotfe fteden ;
Dit hoofd zy op een (laak gefteld, Dat Karei diende om �t wreed geweld,
Der dwingelanden �t hoofd te bieden;
Myn wel-gemoede ziel vetwagt,
Dat
-ocr page 267-MENGEL-DIGTEN, 337 Dat aan dit lichaam zal gefchieden,
Dat, en de dood, enuveragt.
Og ! of uw bloed-dorft zoo veel ftucken Kon van �t gemartelt lichaam rucken,
Dat men in al Europaas fte�n,
Het vleefch van mijn vermoorde le�n, Ten toon kon voor de poorten hangen� 'nbsp;Zoo wierd Montrofi�s dood verbreid,nbsp;Zoo zou de dood van dees gevangen,nbsp;Doen roepen fyngetrouwigheid.
Het zouden guide letters wefen, Daar heel de wereld in zou lefen,
Hoe dat men hier fijn bloed vermorft. Om dat hy trou was aanfyn Votfl.
Komt, vlegt met uw bebloede handen, Nu voor myn hoofd een eere-krans :
Gy foekt mij n deugd te do�n tuet fchanden, Maar geeft haar �ralen meerder glans, j
Morgein gift aan de nbsp;nbsp;l^rouwe AriANA KatRINA
VAN Naaldwyk, IVeduwe van den Ed, Heer Jan van Dam, Heere van Morianfart^nanbsp;fy des avBKts ie veoren hetgee�elijke habytnbsp;kadde aan-genomen.
De pen, die U wel eer een versje heeft gefchreven, . Als gy uw waarde Jan gaaft eens uw regterhand;
Zoo�t fchijntjwerd wederom met nieuwe drift gedreven. Nu ge u op nieuws weer bind met dees veel vaftcr band.
Zoo fy u doenmaal kwam het vrolijk J� uiten.
Lijk gy van haar met wens, en zegen wierd begroet, Zoo ken fy wederom haar yver hier niet fluiten;
Maar flort op dit papier dees haren morgen groet.
Gy
-ocr page 268-238 MENGEL-DIGTEN. Gy hebt een man gehad, die in fyn jonge dagen,
In �t bloeyen van fyn tyd wierd van de dood geveld:
U w eerde Bruidegom heeft u de dood ontdragen ;
Maar die gy na omhelft is boven haar geweld.
Wel aan, die groote God wil u fyn zegen geven,
Dat wenfch ik, en dat gy den overigen tyd,
Die u den Hemel nog vergunnen zal te leven,
In troulijk dienen van dees Bruidegom verflyt�
Op de Gedigten -van den Heer van Brandwyk,
als hy my die hadde toe-gepinden.
Hier hebt gy, Westerbaan, � Hoofdman in het digten .
Dat rym-zeil in dei� top.
Dien DuitfchenMaro, die den Roomfchcn fchier doet zwigten,
Voor fyn gekranften kop.
Lees fyne Versjes met fluweelen inkt gefchreven, Zoo vloeyend, en foo net,
Dat�k loof Apollo zelfde rym-pen heeft gedreven, En fyne hand gezet.
�k Beken, dat myne lier Haat veel te lage toonen, Dat s� uwen lof bereik :
Myn lauren zyn te dor om zoo een hoofd te kroonen, En mynen inkt te bleik.
Ik kan *t hoogdravend werk niet na verdiende pryfen, En ook niet ledig ftaan.
�t Zy dan genoeg, dat ik genegentheid bewyfe,
Als gy dit nemet aan.
A�n
-ocr page 269-MENGEL-DIGTEN. 239 �a� den Heer -van Gifenburg, ab hent een fchoane Snoeknbsp;was ontfnapt, die fyn Ed. my had gemeendnbsp;te fenden.
Het heel aardig is ontfnapt, En niet wederom betrapt.
�tls myn leet, myn goede vifl�rs,
Dat de fnoek u dus maakt miffers. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,
Die �t gew�nne goed bewaard, Doet 200 veel, als die �t vergaard.nbsp;Egter fnoek- maat is �t ontkommen,nbsp;En het keuke-mes ontzwommen
In de Gife, daar hy is, We�r aan �t moorden van de vis.
Laat hem vry fyn metgezellen Dit fyn avontuur vertellen,nbsp;�t Is ligt vrydom voor gen tyd :nbsp;Lang geborgt en fcheld niet kwyt.
Is hy �t defe maal ontloopen, Hy zal �t namaals zoo bekoopen,nbsp;Dat fyn door-gekerfde lyfnbsp;Nog in uwen ketel blyf.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ex tempore.
Aan d�Ed. Jonkvrouw
GEERTRUI LEVINGSTON.
op hare geboorte-dagh.
Al geeft O�lober wyn, al flaat de Mey in bloemen, De tweede maand van�tjaar kan noch veel hoogtrnbsp;Die gaf een aardiger en edelder gewas ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( roemen,
Waar by dat tyd, nog tulp, nog krokus komt te pas. Die gaf een zoete maagd met roofen op haar kaken,nbsp;Wiens witte lelyen haar witheid doet verzaken,nbsp;Wiens zwieren om haar hoofd de wyngaardranken do�n.nbsp;Weg met de bloemen , want dees bloem die fpant denbsp;kroon.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ex tempore.
WET-
-ocr page 270-X40 IMENGEL-DIGTEN. WETTEN
Van hit
BAKKERS KAARTJE,
� nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Of
Teflament 'van 't Honderden.
DRoogeerft de kaart ter deeg, zoo wil fe van mal' kander.
Steekt hoog en laag door een, de blieken van den ander,
De bier en wyn- kan met de glafen van u zet,
Zoo ftort en plenkt gy niet, maar houd uw tafel net. Paft in het deden, dat de kaart word rond gegeven,nbsp;Want tienmaal tien en een, die word �er voor gefchreven.
En keert geen bladcnom, word fomtyds zoo gedaan,
Maar �t raakt dik uit de Jan door �t keeren van de bl�an-Uw lefl�n naar u trekt ; laat anders kaarten leggen. Speeld altyd eerlijk fpel, zoo valt �er niet te feggen^
Eerftnadenvyfdendans, en vier gelijken ziet: �gt; Endie niet vindende, vergeet uw roemfel niet.
En fpeeld niet voor uw beurt; wilt voor uw tyd niet fpre-Maarfietwcltoe, dat niet byu en werd verkeken, (ken;
Ziet wat�er word gelegd, en zir gy voor de hand,
En dat gy ftaat maakt, dar het zeker is gejant,
Let op uw mackers-fpel ; en zoo hy u laat kijken Goet roemfel, hoogendans, en deftige gelijken,
Zet af, al watje kond, endan uw me�-maatraakt,
Dog is �t niet zeker Jan, �t is beter datjet ftaakt,
Want als gy hebt gefpeeld uw kapitale ftucken,
En is dat dan geen jan, zoo kan�t wel kwalijk lucken.
Ja, dat in plaats van jan het fpel nog word geftuit,
Maar, die kan rekenen, dieipceld�et zeker uit.
Haald
-ocr page 271-MENGEL-DIGTEN. ' mi Haald wel de tienen deur, fchrijft duidelijke fchreven,nbsp;Zoo word �er, of het vijf, of tien is, niet gekeven.
Set niet een oog te veel, paft op eens anders fchrifr,
Vergeet ook niet een fchreefdoor al te groote drift : Want maar een oog of twee vergeten in hetfchrijven,nbsp;Maakt dikmaals, dat een fpel moet ongewonnen bly ven.
Zwygt in eens anders fpel, veel feggen baard gefchil ;
Zoo gy wel fpeelen wilt, 200 fpceld met allen ftil. Verhaaft u nimmermeer, gy m�gt daar door verfaken,nbsp;En 200 tot het verlies van �t heele fpel geraken.
Ziet wat u dienftig2y, en wat ge u beft maakt quijt :
�t Is wetenfehap, de hand te zuiveren by tijd.
Wil nooit een vijfde dans, nog vier gelijken heelen, Al had je nog 200 veel, ten is geen eerlijk fpeelen,
Wenkt aan uw macker niet, of lyd niet dat men �t doet;
Want waar dat zulks gefchied, en is dit fpel niet zoet. Onthoud wie dat�er gaf, als is�et ligt om weten,nbsp;Zoo word �et egter. nog de meefte tijd vergeten.
Zie nooit in iemands fpel, het uw voor �t zien bewaard.
Onthoud wat dat�er is, of in, ofuit de kaart.
Die hier ter deeg op let, en dit wel weet van buiten. Zal dik met flegte kaart heel groote fpelenftuiten : (blaan.
Verfaakt nooit,als door nood, fpeeld nooit geen andere Alftond een tweetje blood, dat vallen moet laat gaan.
En fpeeld niet om de kaart, dan als het is van nooden ; Want dikmaal zond gy �t fpel van uwen macker dooden.
Houd altijd blaan befet, ontbloot fe met te ras,
Zoo gy dit wel onthoud, het komt n dik te pas. Als�t ongeluk u treft, zoo wilt niet vloeken , zwecren ;nbsp;Maar weeft geduldig;denkt,de kans kan haaft weer keeren.
Legtby vierfpellenom, want kieft de kaart een zy, . Dieongeluckigfpeeld, raaktdikwilsheel inly.
Als gy gewonnen hebt, zoo 1 aat uw fchreven tellen ; Of anders zou men�t ligt in het vergeet-boek ftellen.
Het gene gy verlieft op ftaande voet betaald,
Die defen pad betreed niet ligtelijk en faald.
Q nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;AAN
-ocr page 272-242
MENGEL-DIGTEN.
AAN DEN
Ed. Heer van PAFFENRODE,
Of het vereere� va� ee� fchatel Kers, ' en ee� fafier va� 't zelve zaatl.
D Ank heb, beleefde Heer, voor dogter ende vader, Ik heb de moeder; g� hebt het daarom wel gemikt.nbsp;Ik heb den vader en de moeder faam gefchikt,
En hoop fy zullen teelea kinderen te gader.
�k Gebruik de dogter, en wagt zegen uit het Zuyen Op �t nieuwe huwlijk : �t welk indien het wel gelukt,nbsp;En in het kinder*teelen niet te lang en 1 ukt,
Hy fuit compeer zyn, en ik fal de k locken 1 uyen.
| ||||||||||||||||||||
Of fy� voorgaande ioe-gefonde� versje. |
DAnk heb en is niet waard nog dogter nog haar vader. Wyl gy de moeder hebt,zoo hebt gy �t wel gpmikt,nbsp;Wel aan de moeder met de vader faam gefchikt,nbsp;Zoo telen fe u wel haalt veel kinderen te gader.
Gebruikt de dogter dan, wagt zegen uit het Zuyen Op �t nieuwe huwelijk : �t welk zoo het wel gelukt,nbsp;En in het telen van de kinders niet en tukt ;
Zal ik Compeer zyn, en gy zult de kloeken luy�n.
-ocr page 273-MENGEL-DIGTEN. 14;
Hr. KOMMANDEUR,
Om Aard-be�eUy zelfs niei k�nnende gaa�.
MYnhof, Heer Kommandeur, lijkt wel een kreupel-bos.
Oen baas is kreupel, en verlangt na Kaddels ftokje,
Hy fpringtop toff�len ; en een bed ftok is fijn ros:
Zoo krdpt hy fomtijds na den hof cens uit fijn hokje.
Uw� fchild-wagt milt hem, dat hy felfs niet kon fchoojen, Mift gy hem niet ? het is gefelfchaps overvloed.
Want daar m� een heele web ziet om den arm ploojcn, Werd ligt een bedelaar vergeten onverhoed.
By mangel evenwel gebruik ik nog de ganfen :
Niet dat fe my opvoeren in de koude maan,
Daar zaai nog maai ik niet, nog waag zoo fteile kanfen. Maar dat�s u feggen, Jonkheer, dat ontbreekt�er aan
Aan �t kreupel bos, een korf vol groene en frilfc fpruitjes, Die beitjens dragen als de tipjes van de mem
Van Rofelyn : verhoor de ganfen ; geef de guitjes
Haar luft en weufch, en zyt gy daar door in de klem, Heb moed ; zoo �t lukt, gy fuit al wederom Kompeet zijnnbsp;En ik voor dobbel d.eel met kloppen in dewe�rzijn.
J. M�SSU.
ANTWOORD Aan den HE E A
JOHAN M E S S �.
Of fyn voorgaande versje.
WEI wat kreupel hoor ik kreunen, En fyn manke gaug befteuncn,
Heer is �t, Jan maat ! wel hoe nu ? Dit gaat kwalijk Heer M E S S U.
Wat
Q X
-ocr page 274-244 MENGEL-DIGTEN.
Wat begeer je? �k bid laat weten,
Zou je garen besjes eten,
�k Weet�er raad toe; geeft s�hem Jan,
Daar ftaan goede neemt �er van.
Legt �t niet of met J an van Leyen,
Maar geeft van ons befte beyen :
Vrienden hof-goet is gemeen,
�k Wilfe beter niet hefteen.
Amt car urn omnia communia.
Aan een Vriend, die fomtyds een vaarsje
met my verwiflelde.
In magnis volu'tjfe Jat e�.
IK antwoord weer myn vriend op uw vermaak�lijk fchrjjven,
Hoe wel dat ik beken
Het ftoudheid is, van met mijn fwacke veer te vrijven, Aan uw geleerde pen.
Myn (chip is niet gemand om fchut-gevaar te houwen. Veel min met u te ftaan ;
�k Ben evenwel bereid om met u zee te bouwen, Al zou ik ondergaan.
Al zijtgy hard getand , ik laat de moed niet vallen, Maar geef weer vier op vier ;
En wilFel zoo met u geen grove donder-ballen, Maar kogels van papier.
Al werd het twee gevegt verboden by de Staten, Dit kampen ftaat ons vry.
Wy vegten, en nogtans daar werd geen bloed gelaten, Vanu, nog ook van my.
De ganfe veren zyn ons pieken en mosquetten,
Den ink-pot �t magezyn, De letteren, die wy in hare ryen zetten,
Ons ftrijdb�re mannen zijn,
Het
MENGEL.DIGTEN.
Het fcheeld my niet, uit hoe veel ryen, en geleden,
' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gy uw ilag-orden field.
Mijn fwart gewapend volk fal d� uwe tegen treden, Ineen papieren veld.
Schoon ik den Lauren krans niet uit het perk kan dragen, En geen verwinnaar zy.
Als ik maar feggen mag, ik heb met hemgeflagen, Dat �s lofs genoeg voor my.
L Y K-D I G T
Op het af flerve� �Van fyu E.xcelleKtie
FREDERIK MAGNUS,
Wild-ende Ryn-Graaf , Ridder van de Koninklijke DeenfeOrdres, amp;c. Generaal over deKavallery,nbsp;Kolonel, Gouverneur van Maftrigt, amp;c.,
Overleden den fanuary
HOe zit de Weduw hier bedrukt!
Wat droefheid is�er by de weefen, i
Dat naar de hoed dus heeft ontrukt,
Die haar vertroofter plagt te wefen.
Ey fie, hoe F r e d� r i k s dood-gebeent,
Gelijk met eene zilte regen, Eenpariglijk hier werd beweent
Van kap, van tabbaard , en van degen.
Treurt niet Maftrigtfe borgery.
Misgun hem niet het eeuwig leven:
Maar dank veel eerder God, dat hy
, Zoo lang by uw li�n is gebleven. , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;�
Q 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wenft
-ocr page 276-24� PUNT-DIGTEN.
Wenft niet, dat hy nog by u waar, Gy zoud u tegen God vergilfen,nbsp;Die u liet houden zoo veel jaar,nbsp;Dat gy in�t eerft � had kunnen mii��n.
De dood heeft �t leven gemeid, Het lichaam fal in d�aarde zinken,nbsp;Maar fijn deugd en vroomigheid,nbsp;Zal eeuwen na fijn fterf-dag blinken,
O ingefet�ne, maak een rey, Gcley het Lijk met borger traanen,nbsp;Met Weeuwe-fugt, en Wees-gefcbrey,nbsp;En harten-leed der onderdaanen.
�
Men hou in fteeninelks gefigt, Met guide letteren te lefen :nbsp;Hierleid die Heer, die vanMastrigtnbsp;Een Borger-Vader plag te wesen.
PUN T-D I G T E N.
Sophy ia� Joo�,
Na �t feggen van Sophy leeft Jood maar weinig wek�.
Gy fteektmy, zeidfy vriend in �1 te kwaden vel. Maar Fytie als je ziet leeft Griet haat man niet wel ?nbsp;En die heeft dertig, of meerjaar daar in geftcken.
Vm Michiel.
Menzeid, Michiel word grijs, en daar op antwoord hy, De grijsheid is geen nood, komt daar geen kaalheid by.
I^aa ligte Ltinthtrf.
Deligte Lambert heeft, op een na bey fijn ooren, Een, zeidhy, dathy in eenvcld-flagheeft verloorcn;
Maar
-ocr page 277-PUNT-DIGTEN. 247
Maar na het feggen van ons oude buer-wyf Nel,
Leed hy dit oorverlies voor �t raad- huis in duel.
Op Bra�d.
Brand �ei, hy om de fchrift uit Braband is verdreven, nbsp;nbsp;)
Hy zeid de waarheid : maarzy was met krijt gefchreven. quot; l^an 'Teunis.
Teun flenderd nagten lang in kotten, en in kitten, Maar eenmaal dronken daags dat gaat met hem gewis :nbsp;En nog zeid Maay, lijn wijf, dat hy niet op kan zittennbsp;En dat haar Teunisjen een regten droogaart is.
Op quot;Juriaan.
Dat Juriaan ftaag fliep tot tien of eJlef uuren, Dat deed hem naderhand opftaan voor al fijn bueren?
Aah Everhard. .
Gy hebt een fchamper digt op uwen vriend gefchreven. En om dat �t aardig is, meent gy, foo kan het gaan.
�t Is een geringe konil een yder �t fijn te geven :
Gy fleckt en byt den Geen, die u heeft goed gedaan. Nog vraagt gy Evcrhard hoedanig dat wy �t vinden ;
En nugy weten wilt, wat ons gevoelen zy ;
Ik fal het feggen, en geen doekjes daar om winden, Indien het geeftig is, het is �er bceftig by.
Eagelbregt.
Ik weet, zei Engelbregt, op elk genoeg te zeggen, En evenwel moet ik de duim pp �t mond-ftuk leggen.
Du fooje weten wilt, wat daar van d� oorfaak zy, De rainlle onder haat weet tien-maal meer van my. .
f^ait Jofiai.
Hoe komt Jofias kaal gedronken, Want wijn en bier is hem gefchooken ?
5� rit�
Q 4
-ocr page 278-24� nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;PUNT-DIGTEN.
V�n een Kardinttal.
EEn feker Kardinaal ter eere Sinte Pieter, En gaffig nimmermeer aan tafel, of hy lieternbsp;Een vis-net in de plaats van laken overflaan.nbsp;Dit had hy nu al een geruimen tijd gedaan,
Zoo lange tot hy felfs in �t end wierd Paus gekoren.
Sijn dienaars komen weer met netten als te voren ;
Doe feid hy, weg met �t wand, breng laken op den dis. Het visje dat ik fogt, nu a! gevangen is.
Op een, die dtor el te diepen �nderfiek der Schrifiure in fyne herJJ'enen geraakt was, en gefloten zat.
Hier zit een ouderling met natnen Alexander , Die al te neus wijs wou door fnuftelen de fchrift,nbsp;En�theylig heiligdom: hetfehijnt, dat fijne drift,nbsp;Van' �t eene huisje hem gedreven heeft in �t ander.
Op Nel.
N El ziet een kind beflijkt, dreigddatz�etopfal eten, Indien fy�t weer zoo vind.
Ons Klaasje heeft te nagt lij n hecle bed bedreten ,
Eet dat op, fei het kind.
yan Marcelphus.
Marcolphustwijfeld, dat hem fijn ontfangersbooren ; Daar komt altoos te kort, dat kan hy niet verftaan,nbsp;Diens neemt hy voor om zelfs fyn rekening te hooren,nbsp;Laft fijn ontfanger, dat fy voor hem werd gedaan.
Hydoetfe. Voor een poos was alle ding ter degen; Maar als tot negentig hy nu gekomen was,
Zoo fette hy daar nul, en zei, ik hou �er negen, MetborftMarcolhas nit; houd liever al den bras.
0/
-ocr page 279-PUNT-DIGTEN. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a49
Op et� vrouw, die i� een anders gefleelte was gaan fitten.
Margriet vind van een vrou haar kerk geftoelt beflagen, Des dreigd fy, dat fy, haar daar we�r van daan fal jagen.
Welhoe, fei d�ander, kind, waar toe foo veel gebaat? Gy zit hier alle daag, en ik kom eens in �t jaar.
Op eenborfi yOnder aan eentafelgefieten zynde^ endefiende d,at 'er maar kleine vis voer hem., en graute aannbsp;het boven-end wierden ep-gedragen,die defel-ve met een aardigheid wifi te eijfichen.
EEnborft, beneden aan den dis Gcfeten , fag dat kleine vis,nbsp;Voor hem op tafel wierd gedragen,nbsp;Dat groote inde fchotel lagen,
Aan�t bovenend ; Nietwcltevre�n, Neemt hy de visjes een voor een,nbsp;En gaat die aan fijn ooren houwen.nbsp;Als d� ander gaften dit aanfehouwen,nbsp;Sy vragen ftraks, wat hebt gy voor ?nbsp;Dat gy die visjes houd aan �t oornbsp;Ik heb, zeihy, een broer verloren,nbsp;Door Schip-breuk, en zou garen hooren.nbsp;Of iemand van haar was bekend,nbsp;Waar dat myn broeder was belend.
Men vraagt hem weder wat fy feggen.
Sy weten �t my niet uit te leggen, En waren, feggen fy, tejong,nbsp;Zeid hy, wanneermyn bro�r vergong ;
Maar dat ik zulks aan die rooft vragen,
Die boven aan zij n opgedragen, Die (wijl fy ouder zyn) aan mynbsp;Welfeggenzouden, waar dathynbsp;Gefmakt m�gt wefen van baren.nbsp;Sy lagten alle die daar waren,nbsp;En zeiden ; dat men defe kwantnbsp;De grootfte vis ftraks ftel ter hand.
-ocr page 280-2 �0
PUNT-DIGTEN.
Op etK oud ventje, dut van de luis-ziekte befinet was. SChertninkel, ouwe knegt, die krijgt het lijf vol builen,nbsp;Die d� een voor,d�ander na van binnen ftaan vervuilen,nbsp;En als fe open gaan, daar komen luifen uit,
Die door een groot geweld doen aanval op fijn huit. Wat raad? daar is geen raad tot zulken kwaad te vinden :nbsp;Dus vrees ik het gewormt zal defe man verflinden.
Een ding geeft nog wat hoop, het ventje is zoo fchraal, De luifen fterven ligt van honger al te maal.
Van een Juffrou., die een haas in haar fchoot vangt.
EEn haas wierd hard vervolgt van twee gefwinde winden,
En wift te lange left geen fchuil-plaats meer te vinden,
Als zig te werpen in een jonge j uffers fchoot,
Zy nijpt haar beenen toe, en dood het haasje dood ;
En fchoon dat lange Kees haar (Iraks floegin de boeten, En wou dat fy daar voor zou breuk betalen moeten,
Men loeg met hem, en zei ; fmijt vry je muts daar naar, Zy is van adel, en mag vangen haar met haar.
MArtyn uw baard, zoo wit als vlas. Uw mannelijk en ftatig wefcn
T oond, of daar vry wat wonders was
In�t voordere by u te lefen ;
Maar gy en ik weet beter fus,
En laat u dog geen woord ontglippen, Zoo blijft ge (lommen Tullius,nbsp;Een Kato met beftote lippen.
Op den zehen.
Et weerelds-groote fpeel-toneel Doet d� eene fchreyen, d� ander kwelen,
Een
PUNTDIGTEN. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 2ji
Een yder een die krygt fijn deel, En moet fijn perfonagie fpelen.nbsp;Martyn, 200 gy u fel ven kent,nbsp;Zoo bid ik u palt niet te brommen,nbsp;Maarfpeeldeenrolpadatjebent,nbsp;Dat �s macker hondje by de frommen.
To# Fop.
I K feg n dikmaal. Fop, gy zijtcengroote lieger.� Wel, fegthy, ydertnenfchiseeneleugenaar.nbsp;Gy hebtgelijk, �kbeken, �i geen dat gy fegt is waar;.
Maar gy iijt in dat ftnk een grooten overvlieger.
Op Melis.
ALs�t op een vegten gaat tyd Melis aan het loopen :
Hy vreeftjhy tpogt het met fijn beften hals bekoopen. En als hem iemand vraagd ; hoe kwamt gy zoo te vlien ?nbsp;Zoo haat ikfc (zeid hy) dat ik fc niet mag zien-
Op een Sehildery ., watir in �verfebeyde nati�n met hare kleederen waren af-y^ebeeld.
EEnfekerfchilder hadna�t leven , De nati�n haar dragt gegeven.
Men fag daar Schotsmans Blaanwemuts.
Der Zwitfers flodder broek eri fats, En Kontctman kwam me� te voren,nbsp;Met lange broek en kleine fporen.
Men fag, hoe Don Rodrigo ftak
In naauwe mouwen en ka�ak, Gelobt, geknevelt tot zijn ooien.nbsp;Den Rus was fchier in �t bont verloren.
Menfag�erPool, enTranfilvaan, Met hare kale bollen ftaan.
Den Duitfcher in den buffel fteken, Een yders kleed dat fcheen te fprcken.
Een fag m�er naakt in �thembd by ftaan,
Die op fijn fchouder had gelaan,
Een
-ocr page 282-PUNT-DIGTEN.
Een heel ftuk laken, en daar neven,
Was hem een fchaar in d� hand gegeven : Een die dit fag, die dogt het vremd,nbsp;Dat defe karei dus in �t hemd,nbsp;Gefchilderd ftond met naakte billen.nbsp;Hy dagt, wat mag dat feggen willen?
En bad den meefter om de re�h,
Dat defe daar dus ftond alleen,
Aan hem eens uit te willen legg�n ;
Hoor dan, zei d� ander, �k fal �t u feggen.
Van al die hier gefchilderd ftaan,
Is geene, of men kend hem aan,
Syn dragt, en fyn manier van kleede ;
Was dees ook zoo, hy ftond zoo mede, Maar die gy hier dus naakt ziet ftaan,nbsp;Dat is een Fransman, diefigaan
Geen een manier van dragt wil binden, Maar ftadig weet wat nieuws te vinden :
Die nimmer blijft op een manier,
Kon ik niet anders (teilen hier,
Ik heb hem ftof en fchaar gegeven,
Daar mag hy na fyn zin me� leven :
Want eer hy halfwas afgedaan , Quaaj we�r een ander mode aan.
Aan en �Tr^n,
Al �t huwelijk met Trijn en Joris nog gcdyen Wel Wat begint de meid �nbsp;Want na fy zei ve feid,
Heeft zy de buik voor lang al vol gehad van �t vryen.
Op Martyn.
ALs mondige Martijn by yder een liep keffen, Dat onfe fchilder Jan nooit yemand wel kon treffen.nbsp;En na hy over al fyn konft had uit-gebragt,nbsp;Zoo fey hem d� andere, ik zal hem licken, wagt !
Ik
-ocr page 283-PUNT-DIGTEN. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2�
Ik wed, ik hem eer lang contrarie fal betoonen, En gafhem voort een jaap door neus en bey dekoonen.nbsp;Ga, zeihy, fnapper, enfegtnogvanmeefterJan,nbsp;Dat hy geen tronien ter degen treden kan.
f^aa Agwiet en Maa.y.
Een ieder een die praat van Lyntje buurs Agniet, Om dat z�et eens toe liet.
Is �t wonder ? want van Maay en zonder niemand praten, Had fy �t maar toe gelaten.
P N N T-D I G T E N
U T �T
J M. VALERIUS MARTIALIS.
Arria e� Pet�.
ALs Arria de kling uit haren boefcm rukte
Sy gaf z� haar man, dat hy die in de fijne drukte.
En zei, � Perus! weet dat my mijn wond niet fmart. Maar die gy maken zult raakt my alre� aan �t hart.
�Pot Eli*.
Na ik onthouden heb, zoo had gy maar vier tanden, (den. Door hoeden wierd�er twee, en nog eens twee te ichan-Hoeft nu vry , Elia, het lieve lange jaar,nbsp;Van verder tand verlies en loopt gy geen gevaar.
Pan Aeerr*.
Acerra nooit van wijn van daags te voren ftinkt,
Al meend g�et, want de vent tot aan den morgen dfinkt.
Pan Gellia.
Alleen fal Gellia haar vader nooit befchreiden,
Maar als ze iemand ziet zoo maakt ze groot geween.
Sy
-ocr page 284-3f4 PUNT-DIGTEN.
Zy treuren niet, die daar een plasdank van verbeiden, Weend fy rcgtvaardig, fy befchreid haar rou alleen.
Tot Fidentintis.
Hetb9ekje, datgybromt, is, Fidentine�tmyn, Maar wij 1 gy �t brabbeld, zoo begind het uw te zyn.
F'aa Linus.
Die Linus �t halve fchenkt, en �t heele niet vertrouwd ; Toond dat hy liever wat, als niemendal behoud.
Tot Lycoris.
Die defe uw Venus heeft, Lycoris af-gemaaid, Al vry wat plas-dank by Minerva heeft behaald.
Tet Felox.
Mijn digten vallen lang (zoo Velox zeid) dat fchort�cr: Maar hy fchryft niemendal, �k beken, hy maakt �et korter.
Tot Galta.
Nooit geeft gy, Galla, maar beloofd veel fchoons altyd: �kBid, weiger nu, zoo gy Haag logenagtigZyt.
, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Op Paulus,
Paulus koopt verfl�n, en hy bromt fe voor de fijn, Want fiet hetgeen ik koop, noem ik met regc het mijn.
Op Poflhutnus,
Met mond enregterhand wilt gy ons vriend fchaptoonen, Maar vraagt gy, wat ik eis? veel liever hand als koonen.
Op Po�huwHs.
Wanneer gy, PbUhumus my ergens komt ontmoeten, Al was het tienmaal in een uur, dit is uvy groeten ;
Wat doet gy, fegtgy, en dat geeft my groot vermoen, Datgy, �Pofthumus, felfsw'einig hebt te doen.
-ocr page 285-UIT MARTIALIS, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ayj
l^a� Ftttmitu.
Sijn vyand vlugtende fig Fannius vormoord, Sterft om niet dood te zyn ! wie heeft ooit zulks gehoord,?
Of Cinna.
Menzeid, datCinnanietendoedalsopmy fchryft. Maar wat baat fchty ven, als het digt verholen bly ft ?
Of Cinna.
Al wat dat Cinna eift, hy niet met allen hiet. Wel eift gy nicmei�dal, zoo weiger ik u niet.
Of Ikarus.
tiXsyvy � een wij Igeleen tot Varus�s avonds aten,
DiV was fchoon tafel goed, maar fpijs niet al te veel, Van zilver blonk de dis, en van vergulde vaten, -
Daar vas meer fpijs voor �t oog,als voor een grage keel; Brengt al dees ftofFelijkheid, en al dees goude pullennbsp;Vry aan een kant, zei ik, engeefonsbettefmullen.
Of Seliut,
Dat�er geen Goden zijn,die in den hemel woouen, � Ontfiet fig Selius daar uit te lappen niet,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
En neemt de waarheid van fij n feggen te betoonen,
Mitshy, ditfeggende, fig onixfchadigdziet.
Of Galla.
Als Galla haren man befchreid fy haar verfchuild. Uitfchaamte, loof ik, dat fy zoo een vent behuild.
Aan Fabella van BaJ^a.
Al waar men BalTaziet, Fabella, s�heeft een kind Omtrent haar, �t is kwanfuis om daar wat me� te fpelen,
En niet te min goed kinds en is fe in geenen deelen. Wat zou�t dan zyn ? fonuijds �ntfnapt haar wel een wind.
Te�
-ocr page 286-PUNT-DIGTEN. T�t Gelila.
Y fuit, 6 Merce, fchoon voor fevcn dage wcfen
Dat fegt gy : Gel lia, als gy een haas �er ftierd. Zoo �t waar is, dat gy fegt, daar is ligt uit te lefen,nbsp;. Dat gy, � Gellia, nooit at van zulk gediert.
fGan �Thais en Lecania.
Ecania heeft wit,
/ En Thais fwart gebit, Maar �i eerfte dat ko ft duur,nbsp;En �t ander geeft natuur.
JGan PhiloH,
�k Eet noit, zeid Philon, t� huis en �t geen hy fegt gaat wis. Hy eet niet als hy uiet te gaft genoodigd is.
Tot Po�htanHs.
De deugd, die gy tny deed en zal ik nooit vergeten, Maar daarom fwijg ik die, om dat gy daar van roemt.
En als �er iemand die vat breed wil uit gaan meten, Dan feg ik, hy heeft my die fel ver al genoemd.
Wy kunnen, pofthumus die alle bey niet pryfen, Zwygtgy, indien gy wilt, dat ik die zelfs verhaal,nbsp;Want al zoud gy my nog al meerder deugd bewyfen,nbsp;Als gy u daar van roemd, verkleind gy ze al te maal.
Lupus.
Gy zyt voorfpoedig, en daar zijt gy droevig by,
Maar wagt u, dat fortuin zulks niet cn komt te weten, Want zoo fy �t cens vernam, hoe wicrd, � Lupus, gy ?nbsp;Met grooie reden een ondankbaar menfch geheten.
Op Marianus.
Gy werd begift van een, die wrek is buiten maten, Datweetgy, Mariaan. waarom ? dat weer gyme�.
En nogians hebt gy hem uw erfgenaam gelaten,
Op
UIT MARTIA LIS. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2J7
Op dat hy na uw dood in uwe fchoenen tre� :
Let gy op d�angels niet die in dit lokaas fchuilen ,
O meer als arme prooy, bemind g� uw eigen val ? Meent gy, dat �oo een vent zou uwe dood behuilen ?
Neen. Wilt gy dat hy fchreid ,zoo Iaat hem niemendal.
Van Fabius.
Schoon Fabius al �t zijn aan Labienus Iaat,
Zoo komt hem nog veel meer na dat de karei praat.
Van Eutrapelus.
Terwijl Eutrapelus met zyue trage fcheer
Luperkus hoofd half fcheerd, waft d�andre helft al weer.
Op Ca�or.
Dat Kaftor dus koopt goed met hoopen,
Dat fal �t hem alles doen verkoopen.
Tot Gaurris.
Die veel gefchenken geeft u, Gaurris rijk, en oud, Indien gy �t vat, hy u haaft voor geftorvcn houd.
Veen eiuade Man en Vrouw.
Dewijl gy beide zyt van een en �t zelve leven,
De vrouw zoo boos, als al de Furien met een,
De man tot alle quaad hem over heeft gegeven,
Hoe, feg ik, komt gy dan niet beter over een ?
Op Paula.
P.aula had Prifcus gaarn voor haar , en fe is niet zot; Maar hy begeerd haar niet ; is hy u ook te bot ?
Tot Katullus.
Katullus fegt, dat ik zijn erfgenaam fal wefen, Maar ik geloof het niet voor dat ik �t heb gelefen.
R nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Op
-ocr page 288-zyS PUNTDIGTEN amp;c.
Of Diaultts.
Diaulus, die nog korts een Doftor plagt te wefen, Begraafd de dooden nu. Het geen hy deed voor defen,
Dat doet hy nog, is dat niet wonder !
Wat doet hy dan ? hy helpt z�er onder.
Tot Keifer Domii/aaus.
Schoon gy inildadig tytin giften te vereeren,
En dat gy die beloofd daar na nog te vermeeren , O vorft ! die koningen en ook uw zelfs verwind,nbsp;Gy werd niet om de gift maar zy om u bemind.
Of Paula.
Paula begeerd my , maar fe is oud, dat �syan den bras : En nogtans nam ik haar, indien zy ouder was.
Of Sophronius.
Sophroon, pw wefen voor zoo ftatig is bekent,
Dat �k my verwonder hoe gy va�r geworden bent.
Of Zoilus.
Een roodbol zwart van mond , kortvoetig , daar by fchee!,
Indien gy eerlijk zyt ;�k zeg, Zoile, �t is te veel.
LIJK'
-ocr page 289-�J JT
LIJK-DIGTEN
VOOR
J. van PAFFE N R O DE,
Vry-HeerevanGhuffigny, �ic.Sic.amp;c.
Of't Afflerven van den Heere JAN VAN PAFFENRODE.
Vry-Heere \a.aGuffigiiyLieuien^ntKAoksI, kammanderendehei Regiment van zijn �nbsp;Vorflelijke Genade Prins Maurits vannbsp;NaJ^att y gebleven binnen IP'ijk te Ma-�rigtfdtn 24.. vanjuny 1673.
BLaas Hollands droef geluid, de Faam van Paffenrode
Betuigde wel in Wijk hoe defe vrome Held, Ten dienft van �t Vaderland, in �t Belegnbsp;van noden,
Die met een wakejid oog Wierd ftaag voor aan geteld. Zijndapp�re arm dwong vaakdeVyandeti te wijken.nbsp;Door kragt van�t diep beleid, trots immer kloek Romein
Men zag Heer Jan doorgaans de ho�gfte eere flrijkep Vol dapperheid befaamd, by grooten en by klein.
Die Held, fchoonhy zoo kloek zijn leven daar moefl Ia� ten,
Herleeft, gelijk Epaminondas door zijn da�n, Of eenen tweeden Alexander boven maten,
Mits nu zijn daden ook by d� haar gefchreven (laan. De glorie van zijn Faam zal eeuwig hier ook dueren
Door �t konftig werk dat zyn brein gewerkt heeft, Een boek, ons leerend h�e de Grieken Stad en muerennbsp;Bewaarden, en oud ikoont door kamp in glorie leeft,nbsp;Zeer konftelijfc voltooid, met veel bevalligheden
Ra nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' d�tfr
-ocr page 290-26o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;LIJK-DIGTEN
Doorvlogten heen en Weer : hoe immer vroom foldaat,
Ten dienfte vanzyn land, om glorie heeft geftteden, En wat tot d� uitvoer ooit hem te bedenken Haat.
O ! Helden Held uw naam moet hier onwelkbaar leven Door uw verftand, enda�n, isGorcumhooggefchat,
De Hemel wil tot loon u d� hoogftc vreugden geven, Gy waard, Heer J a n , des deugds oprcgte wierookvat.
Op de� zelve�
HEeftGorcum ooit een groot verftand Geteeld tot lof van�t Vaderland,nbsp;�tWas Ja� van Paffenrode,
Die dobbel eer, en lof is waard,
Kloek door de pen, en kloek door �t fwaard, Een Man dees tyd van noodc.
Waarfagmen kloekerBatavier,
( Als hy in Wijk had het beftier
Tot nadeel der Vyanden,)
Als hem ? die door zijn kloeke vuift
Zoo veel Francoifen heefr geknuift ;
Die �t wijken agte een fchande,
Als men hemdaar gaf fteek op fteek,
Heer Jan doen niet een voet en week,
Maar vol van dapperheden
Heeft hy in hoogen lof, en eer,
( Zijn vyand gaande braaf te keet ) Voor�t Vaderland geftreden.
Die Krijgsheld, die zijn leven end�
Met glorie, leeft in�t teftament,
Dat hy heeft nagelaten,
Een Boek met grootekunftdoorwrogt,
Uit boeken k�nftig opgefogt
Tot voordeel der nafaten ;
Ons leerend�, hoe men ftrijden fal, En vaft bewaren Stad en Wal.
Tot voorbeeld aller volken ;
Op dat door �tkampen elks lof
Mag
-ocr page 291-Op J. V. PAFFENRODE.
161
Mag rijfen uit dit aardfche ftof Tot boven door de wolken.
Grafidigt Op dea Zelve�.
Wie droevig deze Tombe aanfchouwd, Uit Marmer k�nftig opgebouwd,nbsp;Gedenk aan Paffenrode,nbsp;Die { fchoon de vyand nog zoo ftijfnbsp;Hem drong het fcharpc ftaal in �t lijf,)nbsp;Nooit�t prijkel heeft ontvloden ;
Maar vol van moed, en wijs beleid Voltrok, Heer Jan, in Wijk den ftrijdnbsp;Ten roem van zoo veel Helden:
Wie dat�ervoor, ofagterwas. Heer Jan, men ftadig even ras
Een van de voorfte telden.
Als hem door 't ftormen�t Edel bloed Wierd afgetapt gt; gaf hy nog moed
Om even kloek ftrijden, Enagteditde hoogfteeer.nbsp;Dat hy maar na zijns harts begeer
Voor�t Vaderland m�gt lijden.
Doen eind�lijk hem de Geeft begaf, Wierd�t lichaam daar gefteld in�t graf.nbsp;Maar moeft van daar nog 'ivyken,
En dalen hier in defe Tomb� Waar nu de Geeft, en niet de romp�
Ten Hetnel waard gaat ftrijken Omlommerd met de hoogde vreugd,nbsp;l ot loon, dat J A Ntn ware deugd
Hier vroom�lijk heeft geftreden ;
Want wie op aard� de Deugd bemind, Daar voor zy n loon hier boven vind
In veile ruft en vrede.
qftam Naturtepareadum
L. B. U I
a�i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;LIJK-DIGTEN.
UITERSTE UER,
Geflage� ik de vjerhe� van , ten Praal van den JVelgeberen Heer
JAN van PAFFENRODE,
Vry-Heer van Ghuffigny, Lieutenant Kolonel, Koinmanderende het Regiment van Prinsnbsp;Mam its van Nafjotiw, ^edi�amp;'itnialP'ijknbsp;tcMa�rigt, den 24. Juny, 1673
IK jeuk niet meer na �t naar, de lijkmaat ftaat my tegen 3 Hoe dat men �t voud, eh broud, en tilt regt nazyn ti),nbsp;Nog regt Momill, die Celfs niet kan nog leeren wil,
Zijnfpotlituit, totfchimpvanhem, en my, en negen; Maar nu port (lof het werk, een ftof die dat gedrogt,nbsp;Schoon als de F aam gebekt,geen eer-ftip kan verhind�ren,nbsp;Maar rijmers rijm in �t wan vermeeren�t wel vermiMd�ren,nbsp;Daar toe is �t nagt gebroed, �t fpoteuvel, voort gcbrogt.nbsp;Die hit ft my dan; myn veer'vervaard zal woorden fnicken,nbsp;De paddevorlt fnakt Wijk te hebben tot een wijk,nbsp;En woedende verwoed, deftormopllorm gelijk.nbsp;Dat Paffenrode niet de� wieken,nog verl'chricken.nbsp;Nu hoort gy, wie myn ftofen oogwit is, de Heldnbsp;Gelijk een Mavors zelfs, daar men de lijken oeftten,nbsp;Een He�tor om den ftorm der hanen te ver woeften,
In�t werk daarWijk geen wijk en firekt,vooraan gefielt. De kling gekrompt, gefchaart ten vingeren, bedorven,nbsp;Begruiil met brein en bloed, en ziet den Heet niet aan,nbsp;Maar blijft dan hier, dan daarals onverfchrocken (laan,nbsp;Eri moedigt�t moede volk vol moed, dieniet en dorven.
Hoe meer de donderbus, en handbal rijd, en fplijt, Hoe meer het ft or mmufiek hem fcheen te kittelooren,nbsp;By hemwierdarm, en been, en kop, en hand verlooren,nbsp;Zijn moed wierd niet vermoeid,�tis disregt'van den (Irijt.
Hoe
-ocr page 293-Op J. V, PAFFENRODE. 263
Hoe edelaardig is �t dus mannelijk te krijgen !
Hier blijkt, nooit laffe duif van trotfen Arend quam, Hier ziet men �t ware faad van ware Arkels ftam,
Dat met een fiere tred w�l tot de Sterren ('tijgen.
Dog al wat Alheid fchiep heeft midpunt, eind, begin;
Het noodfchik fchikt zijn voet dwars tegens Paffenrode.
Wis was dien Gidetn ten hemels troon ontboden, Men fchiet hem meenig wond ten helden boefem in,
Het aangefigt doorklieft, de arremen doorhouwen, Den ganfchen romp doorboord, van �t wonden-zweetnbsp;begruift :
Nog bleef die Heer gemoed met�t lemmer iri deyuift. Tot, laas! een ander loot zyn hartacrkwam benouwen.
Met fcheid de ziel; leef lang,myn Heer,leef lang,de kelk Van �t mensdom is verebt, gans loflijk, en vol luifter,nbsp;De Heidenzaal ftaat op ; geen Held, naar u verhuifi�er
Met meerder gloor van �t aards ten throon ; dog
't Zij� beurt elk.
Op den zelve�.
ROnd op dan Fama blaaft, en met een fnel geluid, Heer Pafeenrodes end hier over�t aardrijknbsp;tuit.
Hy, die met zijne Pen, der Grieken en Romeinen Krijgshandels ons hier field voor�t oog, om uit te vynenbsp;Hoe men kloekmoedig ftrijd, bewijft het met �er daadnbsp;In �t Wijckfe buitenwerk, dat hy was een Soldaat
Vol moed en vier gepropt, doen hy zag dat de Franfen Ons waren op het lijf. Sa mannen, hier �s nog kans en,nbsp;Houd u maar digt by een. Hy treed het rot dan voor,nbsp;De degen in de vuift : maar weinig hem op �t fpoor
Na volgen, zyn geroep dat was, houfland, �t gefchitter Van �t ftaal,de rook en damp,die om hem vloog,hoe bitternbsp;Was dit voor ons ; hy deift, gemarteld, heel bebloed.nbsp;Men vat hem af, en cv�n ftout en wel gemoed,
Roept,
-ocr page 294-264 Op J. y. PAFFEFNRODE.
Roept,het en is geen nood ; (hoe dat zyn wonden bloeden, -Diehy ontfangenhad, in dat verbijfterd woeden)
t� Za mannen, t� za, val aan, betoond nn wie gy bent ;
Schroomt geen gevaar, dit uiten hy op�t left : op�tend. Vloog hem nog�t lood door �t lijf, de houwen en de ftekennbsp;Tot meenig in �i getal, die k�nnen �t hart niet breken,
Maar al het krijgsgeweer, heeft dood�lijk hem geraakt.
Tot dat die vromen Held het leven heeft geftaakt : Zijn wonden dan om hoog, die blinken als Robijnen,nbsp;En zullen met de ziel een eeuwig ruftplaats vijnen,
Hier Op der aard zijn deugd, zyn ommegang en lof Die zuilen van geen tyd bedompeld zyn in ftof.
Gf�elJ door Litfde. A. V. GEESS�L.^eWrzf.
Of Jen zelf Jen
De fnelle Faam, met haar geluid, Slaaft nn met fchorre kaken uit, De Dood van PFAFFENROD E. : Roept ook zijn �of.en vrome OaStlnbsp;By hem voor�t Vaderland gedaan,nbsp;Slaaft vry gt; al doet gy �tnoode. Daarom zoo trcutd, O Gotcuin ! dan � Dat gy vetloort zoo braven Man, By ydet een geprefen, Hywijft u aan met kloeken pen, Woe men den oorlog voet en ken.nbsp;Wanneet die is gerefen. Roemtvryelijkvanzijn wijs beleid, Zoo klaar gelijk zijn Boek ons zeidnbsp;Van ootlogsdaan befchreven : En dan hoe ytoom'lijk dat hy ftteed |
Doen Atropos zijn draad aflheed, Enliethetlieveleven. Waar teelde Holland vromer Held ! Diezozijn lijf, en leven fteld,nbsp;Om Mafttigt te behouwen :nbsp;Met dartien wonden iahet lijf,nbsp;Odroevig.' dat ik dit zoo fchiijf,nbsp;Wie zou op hem niet bouwen gt; Een roem van 't PAFFENROODS ge�agt Was gy, Heer JAN, dus oroge-btagt Met �t zwaard in uwe handen : Gy voet tot uwen laatften In ik, God wil men plaats uw ziel befchik, Ind� Hemels l�hoon waranden. �t i^n diilfn. |
EINDE
-ocr page 295- -ocr page 296- -ocr page 297- -ocr page 298- -ocr page 299- -ocr page 300- -ocr page 301- -ocr page 302-