Te AM STE3U,A2X,hy TlMOTHEUS TXN JHO OgJf, 1JQ$ • tj
|
||||
m
|
||||
V'
|
|||
J: P O O K S
ROMMEL-ZOODJEN
Bcitaande in verfcheiden
ERNSTIGE en BOERTIGE HELDEN-ZANGEN;
Als mede
Er-nftige en Boertige Bruylofts, Verjaar , Men-
'• gel-Dichten en Gezangen: : Nevens deszelvs drie
HARLEQJJINEN
Met de Rarekiek;
Vertonende op een Boertige wyze de gevallen des
Oorlogs in Vlaanderen , van den 28. Sep- tember , tot den 14. December des Jaars 1708. Hoor den Authtur overvezien , en van alle Leez en
Drukfauten in de voorige drukken, gezuiverd.
Met Kopere Plasten, daar toe dienende, verïiert.
IOTA M-S T E R D J M,
By TIMOTHEUS ten HOORN,Boekverko-
per, in de Nes 1709. |
||||
Uitlegginge van de Tytel Print.
DE Dichtkunft > niet doer roem , maar
Lievde en luft gekweekt, Tuit gants gejfü^i en volgd hare opgetogen driften, lerwyl de Spótterny , haar' t'faam geraapte fchrif- ten Gaat werpen in de wind en daar de guich naar fteekt: Ook baard het in haar geeft geen ongerufligheden, Dat z,y de naam van POOK z.iet treden mn zjyn voet;
Zy fteurd üch %,ulh geenfints ah zy haar Luft voldoet. En 't geen de Tyd haar gund, mag aan die kunfi hefteden. Den Schertfer jcherts dan vry} het maakt haar niet ontroerd;
Want z.y heeft zjelv, voor lange, al met dit •werk giboert. |
|||||
O P-
|
|||||
OPDRACHT
j,
Aan Myn Heer
IZAAK ESSER,
Licvhebber der Edle
DICHTKUNST.
MYn Heer, uw Heusheit ('k vleiu geenfints)
/ nooit Volprezen; Uw Edelmoedigheit zo diep in u geprent, Daar zonder eenig vrucht de Nyd, haar gal op fchend, Om haar vergiftig hart van al haar macht t'ontpezen; Uw Lievde zonder gaa, ten hoogften top gerezen!
Tot de Ed'Ie Dichtkunft; en uw gunit daar aan gewend;
Uw Oordeel nooft gewoon te veinzen, my be- kend; Doen, dat ik my bevind geheel verplicht te wezen, Om u, ('k bid dat gy my , myn ftout beflaac
vergeevt?)
Dit ROMMELZÖODJEN, 't welk niet veel om 't Lyv en heeft,
Gants niet na zyn waardy , maar fchuldig op te dragen :
Behaagden 't aan uw fmaak, ïk zou udan,Myn
Heer,
MECENAS noemen van myn Dicht-luft ; en niets meer Begeren; noch my nooit deze arrebeid beklagen. J: F O O &-
|
||||
Op de Zinryke Diclitkunft van
J: P O O K.
DUor welk een drift voeld zich mynDhhtluJ! opge-
wekt? Om dar gy > my, o Took', een lield're Leidftar ftrekt! En licht- my met de glans van uwe Heldendichten; (ten , Wiens grootfeftyl en trant, geen Dicht'ren hoe vd tefwich- Verdiend een Lauwerkrans, 7.0 wel als 's Winnaars ftaal; Gy veft door uwe Ten, dier Helden Zegenpraal, Onzin 't geheugen, daar die anders wierd vergeten» Endoordetyd, die ftaal, en fteenverflind , verlieten. ,Of volgd gy by geval een nieuw veieenigd Paar, Door Hymens Heil'ge band,geftfengeld aan elkaar, Naar 't Huv/'lyks bed , ócBrriid begerig om te hooren , Ontvangd uw Zegenzartg, met blydfchap in haareooren; En waand zy werd alreeds gekitteld in die vreugd; De liruid'gom ftaroogd vaft, en door uw reen verheugd, Verdubbeld zyne Lievde, en zieltoogd met verlangen, Naar 't zalige óogenbhk verbeeld door uw Gezangen. En hebt gy 't boertig door uw D/JjrZww/rYzaamgefnoerd, Wie is'er die gy 't hart door blydfchap niet en roerd ? Wie moet niet lachenen,en wfekan zich zeivfeedwingen Als uwen Harlequin komt met zyn Marsje an fpringen ? Die met een Waalfche tong , voor daden van gewigr, Vcild,'t geen de onnozelheid, der Fransjes vaak verricht. In 't kort, hot hele Werk, door u, in 't licht gekomen, Verduurd, gelyk een Rots, de kabbelende ftroomen Der Laftertongen , die «iet anders zyn gewoon , Ais door verwater, drift, een anders Werk , hoe fchoon, Op 't allerhatelykft by yder af te malen; Wylze in dez,in van '\PVerk,\'oor haar tegroots,verdwalen, Ofwel uyt nydigheid; doordien ze een ander zien De klippen meyden , die zy ztlv niet kunne pntvliên, "f. Welkalscen Zonnen ftraaj, haar in haar oogen fchitterd! Dies fchroom gecis nyd.ó Pcokl hoe vinpig,en verbitterd. Die otiparrydig. Leez.c, en Oórdeeid met verftand , Die zegge nevens my, 6 Vuik-Jweelvzn 'e Land! Jan Foöl;, die Phenix' waard door zyr.e Pen geprezen, Is zelv uyt de eêlfte ftov van Ywdeh as gerezen. J: v: HOVEN
|
||||
VOORREDEN.
GRetige Lievheibers van een verbuizd kojljen , ik hd&
voor lange al gedacht om TIL: op dit RQMMTLL- ZOOBJtN te gaft te noden ( dewyl het ten naaflen by , al ever het vuur is geweefi, cm met een Letter fausjen
gaar gemaakt te worden) ingevaUe, een ander, buiten myn weten , er niet een gedeelte van {beftaande in myn drie Har- lequincn) gekookt en opgedift had. Vit ziende, eêr ik een begin van myn koking gemaakt had,
w'ierd ik van voorneemen om, er zoo lang meede te wach- ten, tot dat ik verjlaan zou hebben dat, dat k\ofijen by na op- gepeuzeld zou zyn. Bier nu van onderricht zynde : zoo ziet gy dan eindelsk, het uitwerk/el , van het voorverhaalde be- Jluit. Ik beklaag rny niet dat ik er tot nu toe mede. gewacht heb:
dewyl ik gezien heb, dat myn genoemde Hzr\cqnincn.,fchoon op geen Goeije ree, maar in een modder/loot achter den Dam gevangen, en met al zyn vuile fpel fautige fchubben {die er, doordien myn Drukker, Letteren tot dat Werk nodig te kort kwam , in gekomen zyn, voornamelyk in de derde Harlequin) gants Rimpelig gekookt, de Lievhehberen noch redelykerwyze gefmaakt hebben ; want daar uit fchyn ik my te beloven, dat dit ROMMELZOOüjEN in zyn geheel , de Lievhebberen mede eenigfints behaagelyk op de tong lal zyn. doch ik vreeze aan de and're zyder dat het haar wat tegen de btrfi zal /lo- ten om, dat zy er geen Knorhanen {die by haar de fmakelyk- jie vijfen in de Rommelzoodjens zyn,) in vinden zullen ; als ik er zelv een beminnaar van was, dan verzeker ik TIL: dat gy ze er wel in vinden zond : maar by my is , die fiekelige verfnapering meerder gehaat , als by een Rechtfchapen Boer het baateijk voorwerp van een Soldaat, die in zyn huis geher- bergd is. , Dit Rommelzoodjen beftaat dan meefi uit Bótjens, die ik
door de tyd gevangen en ÜL: in dit papiere■Schoteltjen op dis; eenige hebben er de Lievhebberen al Levendig van gezien : doch van die gene die haar mch niet onder de Cogen geko- men zyn , wil ik dezelve g.waarfchoud hebben, datzydie^c- naamd Zege zang, over het vereidelen der Franle Lan- ding
|
||||
VOORREDEN.
ding op Sci.otland. enz: gelieve aan te merkenals een Böt-
jen . dat ik, zo haafi hier de eerfie tydmg, van dezelve ge- lukkige ver.idctinge , tot onze Oor en kwam heb opgehaald ; eti > daar door naderhand iets van zyn voordeelige groote en vetheit (ten opzichte van een uitnemend voordeelig Zee- gevecht ) na dat hy wat uit het water gewcefi was , ver- loren heeft: echter heb ik het, wyl bet aireede J'cheon gemaakt <was,zo als gyL: het hier ziet, mede in de fchotel gelegt; de- wyl my docht dat het redelykerwyze noch na een waarachtig Bötjen geleek, en dierhalven onder den hoop wel vooreen Wa- ter Bötjen zou kunnen doorgaan. Verder beftaat dit ROMMELZOO!) JEN uit Portjens
en Stekelbaarsjens, die gy L: ernau lu(l en believen, zovrye- lyk moogt uitkippen, a/s of gy aan UL: eigen "Tafel waart. Is 't nu, d t UL: hier of daar, een vergald bötjen mocht
in de hand komen te vallen , zo leg hst maar onbefchroomd aan een zyde; want daar zullen er mogelj k onder de Gafleit wel zyn , die wat dik van tong vallen ; en deze zullen die wel nuttigen, zonder de bitterheit van het vergallen te proe- ven. Ik hoop dat gy L: zo heus zult zyn, van de verga!liug,met
op myti jlordigbeit, maar op het werktuig daar ik het mede ge- daan heb toe te paffen: te meh, wanneer gy L: weten zult , dat ik er geen Mes, maar een Pook,die meer diend omtefie- ken ah om te fnyden , toe gebruikt heb. Wydersheb ik dit ROMMELZOODJEN, niet rtmp-
(lomp, gelyk gemeenelyk met die kofl gejchied, in deze fchotel gelecht; maar, ik heb ze na order, foort by foort, endeOud- Re voer de hand gelegt; om dat gy L: te gemab^elyker Oor- delen , en ik te'beter UL: oordeel over deszelvs /maak zot* kunnen hoeren. Indien ik nu bevinde dat gy L: genoegen in dit KOMMEL-
ZOODJEN vind: zo meen ik UL: hier na eens , met wat
hartiger kofl te onthalen; waar van het eer lie wel zou kun-
■ «en zyn , DE DOOD VAN EIGENBAAT of de HER-
S'IELDE- WIL , Zii.nefpel, zodanig als het van my eerjl
' bedacht > opgejfeld en bereimd is, en ik het aan T: ViNCEN'T,
Lid van het Konftfrenood'cliap > onder de Zinfpreui, NIL
'; rOLENTlBUS AKDUUM,gelangd heb;die hetzelveZm-
nefpd
|
||||
V*0 ORR EïD E N.
nefpel onder het op/chrift, ONDERGANG VAN EIGEN-
BAAT in't f aar j 707. op de naam van .het gemelde Konft- geneodfchap heeft uit gegeven. Voor het zelve meen ik voor de Lievhebbers een Voorreden te Jlellen , waar by gezien zal hunnen vierden , waarom dat dit Werkje van my zo laat in't Licht koomt: en nevens het zelve eemge korte aanmerkingen, ever het genoemde Zinnefpel ONDERGANG VAN EI- GENBAAT; waar in getoond zullen werden de misgrepen door T: VINCENT in de waarnemingen van het Zin/pelen be- gaan. Bier mede affcheidende van de enderrichting die ik UL:
had van dit ROMMELZOODjEN te doen , zo wens ik UL: waHneer gy het genuttigd hebt, dat het UL: weimag be- komen ; en dat gy Ut wederziens gtftadig wel moogd varen, om dat ik blyyen zoude UL: genegen. J. POOK.
|
||||
NB. Alx,o er door hnajtigheit > eenige Leez,-
fauten ingejlopen zyn ;, z,o verdoek ik dat den be- scheiden Lez,»r , die , volgens het onderftaande verbeter Tafeltje gelieve te verbeteren. |
||||||||||||||
Bladzyde.Rege
|
Leezd.
inhethoogft'. in'thoogft'. maar daar (lel. maar ftel. daor Bruffet. . daor voer BruJJe/. Oorlogsflengen. Oorlogsflangen. Vrankryk, . . Vrankeryk. feterd .... getergd.
üeut.....Keur. 'k zei ... . ik zei
mooregierigheit moordgierigheit, ia elks .... is elks, voor voor uit. voor uit. Vyv Vaerjés. Vyv Versjens. man't huis. man van't huiz. och / ik will, och ! 'k vvift. |
|||||||||||||
10
io 31
21 33
32 3* »9 28 -9
32 12
15
24 |
||||||||||||||
9
55
7i 8o 8i 85 9i 128
|
||||||||||||||
15*
i«Ï5 170 |
||||||||||||||
Pag. i
Op de blyde inkomft VAN
Den Alderdoorluchtfte Vcldoverftc
JOAN GHURGHIL,
Prince en Hartog van Marlbouróug, enz:
Binnen Amfterdam den 8. Decemhsr 1704. Aar gaat uw vreugde deur nu open»
Na lang verwachte en lang te ho- pen, 6 Amftels Burg'ren! zie uw Stat En Strate,en Wal ën Poort krioelen, Van Burg'ren, die een vreugd gevoe- len, Die alle Vreugde in zig bevat'. Zie eens! hoe dat uw Burger Vad'r.en,
Nu u, Vorft Mablb'odrovg komt nad'ren,
Zyn met die ze'lvde Vreugde omzet;
Die met geen Pen is af te méten; Dies wild dien Vorft dus welkoom héten ; En juich dus vrolyk onverlet.-
Zyt driemaal welkoom, Held der Helden,
Zyt welkoom, ftut van Ooft'ryks velden, Zyt welkoom, fchrik van Vrankryks volk;
■Dat Schellenberg uw daan getuigen, Hoe Bey'ren voor uw Zwaard moeft buigen: Van Hogftit, zy Tallar.d de tolk.
A De
|
||||
2 J: P O O K S.
De NyJ moet bevend" flaan haar handen
Aan 't lillend hart, en, met haar tanden Het fcheuren als ze, u meld: of hoord.
't VcrEla»4 uw grote daden eeren. Uw lof zal Dapperheit vermeêren : Steets moet de Faam die melden voort:
7?f//Wmoet u een Tempel ftigten,
En Mavors zelvs het-Offer richten, Tot dwang van Lood'wyks trots en moed:
't Metaal moet uit zyn doodle kaken, Aldond'rende uwe krachten braken; Zo vallen u.zyn Steen te voet.
Dan 'zal de Wangunft ftaan verwonderd,
Als haar, uw doen , in de ooren donderd, Van fchrik en doodfe vreez benard;
En meer nog, als 't Heel-al Lauw'rieren Vlecht om u 't Heldenhoofd te fleren, Uit een recht toegenegen hart.
, Op het uitfchelden van de Veld-Maar-
fchalk den Heer van OUWERKERK ,
Voor"de» flaapende Ouwerkerk, door de Franfai,
•voor de Roemryke Land flag hy Ramillws; geflagen op Pink fier-Dag. 17 06. WEI Fransjes dunkt u nog dat Ouwerkerkzou
flapen? Dan is hy,by myn kec],in't midden van een droom, Daar hy uw Legermacht verllaat , en vol va» [chroom Doet |
||||
ROMMELZOODJE. 3
Doet wyken, daar hy wil alleen door geeuvve en
gapen.
Wat zou 't elendig met uw bloedjes Maan gefcha- pen,
Als hy eens wakker wierd! 'k wed hy u zingen déê
, : Het Liedje, Mizereere ! 6 pyn, 6 harten wee. Hoe -wel, wy ïyn te vreên, als hy dus maar wil flapen.
ZEG È-Z A N G
Over het vereidelen der Franfe Landing
O P SCHOTLAND-
Zege-haftig te niet gedaan door den
Manhaften en Dappere GEORGIË BINGS.
Admiraal der Ertgelfe Vloot.
Op den 23.'Maart. 1708.
MYn Zangfter, is,beluft'tmiflukt verraad te zin-
gen , Door Vrankryks lift geboudop't grond-veld van veel bloed : En, op het M oord-geluid der donder op te fpringen, Die Bings , op 's vyand kop neêrftorte, vol van moed. Az De
|
||||
4 J: P O O K S.
Êe nooid gerufle Faam, die,kon haar pasont-
wikk'len, Uit 't kégel-kleedvanys, daar meêzy was bedekt, Of voelde haar, terftond tot nieuwe tochten prik' k'len, En heeft, tot drie-werv toe, haar wieken uitgerekt. Zy dekte, met het kleed der groene Lent', haar Lenden, En bliez 't bevrore fnecu, niet half ontdooid, met kragt Uit haar Bazuine , en ging*haar voort van 't Ooften wenden Na 't Zuiden, daar zy ftreek en daalden,op haar fchacht. Hier zag z'hoe aan den Sein', het bitt're hart der Gallen, De Lift, 't Bedrog, 't Geweld en Moord te raa- de riep, En Heerszugt, voort geftuuwd door Nyd, ortt- ftak haar allen De harten, met haar Toorts en bizcnd' Slang-gepiep. ' Myn vrienden, die met my, (fprakLift)altydver- . grooten, _ Door uwen Sterken arm, den onbepaalde Kreits
Des groote donderaars Louis! der Bondgenooten Hun fchri'k, en kweker van het woên vol onbe- fcheids;
, Nu is het tyd om uw vervloekten aard te plegen, Ziehier! zie op uw hoop! fluks toonde zy een Rot Van Vuige-ziclen, tot verdoemd verraad gene- - gen; Ontaarde Schelmen, en het uitfehot van de Schoft'.
Naaft déze (voer zy voort) myn Hulpers, moet gy ftryden: Niet aart den Schellenberg , noch Hogftet, noch niet by, Ramil-
|
||||
ROMMELZOODJE. j
Ramillies; neen, ik zal u zekerder gelyden;
Gy zult verwinnen: fchrik niet voor uw Weêrparty; Ik heb zyn Dolk ontpunt: zyn Slag-zwaard afge- broken Tot aan zyn Staale-vuift. Ga : oefen uw Geweld; 't Is Schotland, dat gy moet door vuur en bloed doen rooken, En zenden wreed na't Styx die deez'ten Troon niet field. Toen weez zy hen,- den Eerfte en VadWlooze Baf- terd, Die van zyn Moeder, ook, nooit eenig teken Wifl; Deze is 't, vervolgde zy, ten fpyt van die hem lafterd Die van u't Hoovd lal zyn. Ja waarde! jahy is 't! Ons allerHoovd! heeft hemzelv tot uw Hoovd verkooren! En 't is myn Voefterling! 'k heb hem hier toe ge- kweekt. Aanftonds , liet yder zig der Vloek-gedrochten hooren, En zwoeren (op dat niets aan fchrikk'lykheit ge- breekt) Met vloeken, nooit gehoord, dan met een doo- d'lyk yzen, Hun Trouw op zyne Kling. Ja, yder haakte om 's eer ft, Dat Lift aan haar, het fpoor dier gruwelen zou wyzen, Waarlangs, men maken moet, dat zulk een Baf- terd ïieerft. Ik zal 't u toonen.... Maar,zy wcderhïeld haar fpréken; Zy zag, als dat de Faam had al haar doen beloerd: t Geweld greep haar by 't lyv, en Lift heeft haar verfteken , A 5 Ea
|
||||
tf J: P O O K S
En in't geheim-vertrek van Lodewyk, vervoerd.
De Yd'le vreez bekroop reets veele met haar toch- ten. MaarStaatfe-achterdogt, die heeft de Wakkerheit Der Vad'ren van ons Land , zo dierbaar vry gevogten! Den oorzaak van vrou Faams gevangenis gezeid. Die Ed'le Maagd ontfloot en fpitft' haar wakk're ooren j Zy dacht , geen Konings-Hof heeft ooit de Faam gcftuif. 't Was zo. Want aanftonts liet de Faam dit , fluift'rend' hooren, En, door haar holle hand, floeg zy,aldas geluid. Op Batavieren, op! ziet gy niet welke Vlotten, De AardsgeTel op de Ree van Duinkerken bereid! Zo u , die Haaven eens die Vloot braakt, fchrik ó Schotten! Men ftremt myn fpraak; 'k had u ligt meerder uit- gebreid. Hier zweegze.enWakkerhcit der Staaten,fchoeid' haar hielen Met vleug'len van de wind, ten top der maft ge- voerd , Die uit het midden reez, der kleinfte en ligtfte kielen: En land daar mee1, in 't Ryk van fneeuw-wit-kryt bevloerd. Zy fpoeid haar naar het Fïof;en treed den Hof- poort binnen. De wakk're Koningin ! ziet ze in haar Raad-zaal ftaan. Zy weet niet , of zy haar voor Mens of voof Goddinne, Zal aanzien! en van vreugd voeld zy haar Hart-aar flaan! . > Den
|
||||
ROMMELZOODJE. 7
Den Ootmoed bond haar tong.tog Noot,die deed
haar zeggen Al 't geen, de Faam haar had in 't open oor getoet. Vrou Annaichrikte in't eerft! doch zulke dam- pen leggen Nooft hegt-vaft, op het rurt van zulk een Groots gemoed. Zy dankt, gants heuffelyk de Maagd , voor 't Tyding brengen, , i En kufte uit dankbaarheit haarkooncnwederzyds.
Beloovd haar , dat zy 't Vuur, dat Schotland dreigd te zengen, Zal ftorten op den nek van Lodewyk vol fpyts. Het Schrikdicr, had nu valt bemand zyn Oor- 'ltigsvlooten, Gelaan met ftroppe en zwaarde, al Moord-tuig vol van wee; Met koop're buiken, volmetyz'redonder-kloo- TN ten'
De Fuur'jenfcheepfe hy zo hels, voor ballaftmeë.
Dus (lond dien Afgronds-vloot ten eerften Zee
te kiezen. Terwyl den dapp're Bings doorfneê des Zee- Gods rrug'
ka noopte, met zyn fpoor, het Zeepaards har-
de Liezen, Dat het de gladde Zee door draavde, als langs een brug, Tot in zyn Vyands oog. Hier hield Nephtuun, hem tegen, Acht myir van daar de vloot van Vrankryk zeil- reê lag. Hoe Vader wat is dit? waarom belat myn zégen? ■ -prak hy-vol Ed'le toorn, die me uit zyne oogen zag. ' t Is hier de plaats niet, ommyngras-gïoen-klccd te waflên A 4 Met
|
||||
8 J: P O O K S
Met luik een Bafterds bloet, niet root, maar
zwart van gift: Pie vuile vlakken , moet gy Noordwaards in myn plaffen Wegdompp'len., fprak de Vorft der drie-getande- (lift- Dit Vloek-verwandfchap, moet van overmped eerft zwellen, Wanneer zy 't voor-werp van haar Wit zyn in 't gezigt. Paar kund p;y, zo zy ftaan , haar vopr de vuift dan vellen. Wacht dan: en dat uwMoed,voor't Opper-raad- flot zwigt, Het nagt floers dekte de aard ? de Moord-ge,drog- ten ligten, Befchaduwd van dien wolk hunne ankers en gaan t'zeil. Zo zal een Schelms beftaan, altyd, het Pagligt zwigten, En fghuwen 't Edel vuur der Dapperheit, vol heil. Toen gav de Lift, deFaamverlov, en haar Ba- zuinen; • ^ Zy waande reets, haar Vloot op een behouden Reê. MaarBings, vernam deez'mair, naauwinzyn Watertuinen, Of volgde, vol van moed, zyn Vyand,doordezee. Hy doet zyn ftévens, net , het zelve fpopr-flag houden Het geen' de Moord-vlopt hield, en die de Faam hem weez. Op 's Zee gods zeggen, hy zynZee tropheenal boude. De Moord jankte al na Blqed, na Spiere en Menfe peez'. 't Geweld, ftar-oogde waar't zyn Fuur'jcn zou doen Landen. De |
||||
RGMMELZOODJE. ?
pe Nyd, zoog 't Slange fpog van vreugde al uit
haar hart. • De dood die fcharpt' haar zeifïè , en fcheen te
watertanden Na dode lyken. Maar zyzien haar haaft benard, En in de Haven van haar Hoop, byna beflooten, Zykeeren Zeewaardin, volvreze,regtsen lihgs. De Faam fchoot Hemelwaard , bevrceft voor VQor gloe'nde klopten! Enwagte, in het hoogft'der lugt de zégen van Held Bings. Naauw' was ze om hqog;of zag de Doodfe-bloed- vlag waajen; En hoorde , een. Krygs-gefchreeuw, dat gants de Zee vervuld, Ze ziet, hoe dat den Brit, de V uurhaan wil doen kraajen, In Vrankryks Water-magt: en Bings vol ongeduld, Spoog niet, als vuur en vlam , en maaid' met , 't eerite blikken Derkoqp'rekeelen, inzynsVyandsmagt, ecnoeft Van lyken: 't welk dien hoop, zo yz'lyk deed verfchrikken, , • Dat zy al vlugtende, en om niet te zyn verwoeft,
Den Hel-god,om zyn hulp tot hare redding baden. Hy hoord haar nood, en doet den avond voor de tyd Hun Vloot bedekken. Want, hy nam zynnagt uraden Daar hy de Vloek-vloot meê vo_or meerder ramp bevryd. De Nagt gedrogten ziend' hun dus gedekt, die vlieden In 't donker, zonder(beek, werwaards een Voor- wind diend. Nooit durvd het Blood-verraad, dcTïouw, de Stryd-puut bieden, Maar
|
||||
io J: P O O K S
Maar houd, op 't nypen tot de vlugt, de nagt te
vriend: Om veilig in haar vliên, bevryd te zyn voor 't -ftranden. Hoc dorft zy, ook beftaan voor zulk een dapp're hand, Waar door zy, van twee doón gelyk, haar aan zag randen ? Als 't water, en het vuur, beide even fcharp ge- tand. Zó zagmen eertyds, ook de Laccdoomfe kielen, Door Alcibiades te bitter opgeruid Ten val zyns Vader-Lands, op Chios kuft ver- nielen , • Of jagen op de vlugt: dus werd't verraad gefluit. Zo dreev Timoleon de woénde Cartaganen, Door Diönifius, dien dwingeland gelokt, Van't SiciPaanfe Strand: en heeft die Onderdanen • Gered: en 's Ticrans.magtaan fplinterst'faamgs- fchokt. De Faam , floeg op deez' vlugt , haar wieken dat het klapte (Britf, Van vreugde tegens een, en bliez, jnig,juig,juig Uw Schotland is gered;uw dapp'rcBings die kapte De bloed-peez, van de boog van Vrankryks doel en wit. Van daar ging'ze haar Trompet naar onze Hof- zaal wenden, .' En bliez de Vad'ren fluks die zelve Zegen voor. Maar de Aards-Tieran verfchrikt en flikt fchier in elenden! Wyl 't klaat'ren onzer vreugd, hem flaat zo drocr in 't oor j Ja 't doet, zyn Hof ca Land vol druk ter neder vallen, In Doodfczwymcling,omEng'landsOorlogsdaad: Hy
|
||||
ROMMELZOODJE. il
Hy ziet niets in Parys, wyl wy vol Glori brallen,
AlsWeêuwe en Wecze klachte, en droevig Rou- gewaad. Dus ftraftden Hemel, volRegtvaardigheit, Ti rannen; En dekt de Vroome, met haarZegenryk gewelv; En vangt, in 't Doodlyknet, 't geen zy een an- der fpannen, De boze Stoet der Lilt vol boosheit, ja Lift zelv. Leer ! leer ó dwingeland ! hoe God het al doet beven, En dat het, nimmer hem aan overmagt gabrak. Door Anna 's hand , heeft hy aan Bings , het zwaard gegeven, Dat u gegeven heeft, by na, uw zwaarfte krak. Op Theems-Godin, die met uw ftroom, de zoom bekabbcld Der voet , dier groote Stat, daar Anna Hof in houd, Keer voor een wyl uw loop, vlieg na het kryt- ftrand, knabbeld Daar 't hardfte vuur-fteen uit • en van het zelve bouwd Een Praal-beeld, voor uw Held , flat Eeuwen kan verduuren: Of,is't niet hard genoeg? zo neem dan Diamant, Want 't moet een ftof zyn , die ftaag prop-vol • is van vuuren, Waar mei men Vrankryks lift, tot polver toe ver- brand. Schryv op de voet met Goud , dit is een fehets na 't leven Van Bings, die't Treur-gordyn ncêr fchoov voor Vrankrys zon, Toen hy, volDoodfcvrecz die Vloot heeft weg gedreeven; Want
|
||||
iï J: P O O K S
Want in een oogenbjik, kwam hycn tag,en won.
Dus wil den Hemel, dat men ruik een Held 'zal eeren, Die van Gods ftraffe hand ontfong dat lukkig lot, Om Vrankryks wrevel-moed, het opperfte om te keren, Den mens befluit een raad maar de uitflag ftaat by God. |
|||||
D«
|
|||||
ROMMELZOODJE, Ij
De ontwaakte Faam, opgewekt door de Ze«
genryke Overwinninge by , OUDENAARDE,
Bevochten door bet Bondgenoten Heir ; ten ftryde
gevoerd > door de onvergelykelyke Gentraals der Engelje a Keyzerfe en Nederland/t Krygs- machten: Als JOAN CHURCHIL, Prince en Hertog van
Marlbourough en*: FRANCOIS EUGE- NE DE SOISSONS, Prince van Savoyen* en HENDRIK van NASSAU, Heerc van Auverquerque. Tegens het Franfe Leger, onder het geleyde van
de Hertogen van BOURGONDIEN en BE RRI, Princen van 's Konings Huys , ne- vens den Hertog van V E ND O ME, Opper- bevelhebber der Franfe Legermacht. Of den il. en \x. July I708.
MYn Zang-Nimph treed verheugd enruftiguic
haar' ruft 5 , En volgd het ftrydbaar Heir der Bondgenote; en ku-ft
De (lal e-vuift der Brit, en Batavier, beflagen Om 't naakt geftroopte zwaard, gewend drn weg te dragen De
|
||||
i* J: P O O K S.
De Lauw'ren vars gemaaid van LeJewykzyn kruin:
Waarmede, 'talzynroem, weet onder't bloedig puin ,
Van zy ne nederlaag voor Eeuwig weg te graven.
Hun krachtige Arm, die rukt zyn Luk-rad uit de nav.cn:
En (lort, al zyn Tropheen, door Dapperheit,vol eer! In de Afgrond, van verdriet en jammer, plots'lings neer.
De Fa£m (op het geloei der Blikfem, en der Donder Uit taaiMecral gebraakt, vermengd, ó Dood'lyk wonder!
Met fchrikk'lyk kraken der Mufquetten ; die, door kracht
Van 't aangeftooken vuur, in 't Bufle-kruid, een macht
VanLood,als hagel,opdenvyand neer doet vallen, 't Welk hunne harten, fchoon omheind met (tale Wallen
Van hafnas-plaaten, wift te vinden) fchoot , ter vlugt,
Klap-wiekende uit haar' flaap in t hoogïte van de Lucht.
Hier bleev fy hangen, op haar breede en taaj e pen- nen: En zag de Krygs dtugd\ nooit verfchrokken! moe dig rennen
Voor 't Bancigenooten Heir;die met zyn kleppers hocv Valt kuile en grav by grav voor Vrankryks Leger groev : ■
In welkers midden dat de Laff e-vreez eig plaatften; En de onverzaadb're Dood,va(tlykoplyk toekaat- (tcn;
Die, door dit Bloed-banket verheugd, op fpiets, en dolk,
En fabel huppelde, van 't voet en paarde-volk, '• Dat |
||||
ROMMELZOODJE. 15
Dat voor ons Hettig-recht! en dierb're Vryheit !
' ftreeden.
't Oud Oudenaards ! dat by naar als de and'rc üeeden,
Het\verelozeBr«ggf,en,'t gants ontmande Gent, Zig zag, door de overmoed der Gal/en macht ge- fehend':
Verftrekte't oefenpark^daarMdX'orjdapp're Zoonen, De Faam de wond'ren van hun ftrydb're kling zag toonen.
De wakk're Mar.lbour.oug! de krygskundigeEu- GEEN !
Twee Helden vol van moed en nimmer afgeftreén!
Ziet ze aan de Vleugel van de regter zyde. -ÓRid- d'ren,
Een aardig met u Stam! wat Vyand zou niet iïdd'rert Voor 't Helden-vuur, dat uit uw klingeen oogen fïraald ? (maald
Elk flraal, is als een flitsldieftraks een dood-wond
In 't bloot gefielde hart van,die u weer ftand bieden. Den gryzen AuverquerqJ uit Naffaus Oorlogs-lie- den,
En Helden Stam gedaald! ziet ze,als een Neftor.'dic Zyn raad met mannen-moed vereenigd,velde, al wie Hemwederftont,«n'tpunt dorft van zyn Lemmer naken.
De Jonge Friso ! op dit voorbeeld, flopt de kaken Der Dood, zo wyd gefpalkt! met Vranhys bloed, en brein
En merg, gemergeld uit haar fchonken, die hy klein Met's paarden hoev-flagmaalde: omniocdiglangs de trappen
En 't fpoor der daaden, van zyn Oud'ren heen te flappen!
2y» kling beneveld al de glans van Frankryte zon,
Jin hakt, de IirygS.rgemy Van de Princen , van Bourbon, Met |
||||
i6 J: P O O K S
Met helden-kracht.uit nun verwaande glöri kronen:
Die hemde Tyd, om hem zyn daden te belonen, MetGoude-draden,voor alleEeuwen t'famen hecht, In de eerfte Lauw'ren die hy om xyn naaren vlecht. Tot hier toe s kon 't gelicht der Faam , de daan beryken
Dier Eed?Ie Helden! wyl de Nacht, op'sVyands lyken En afgebeukt geweer, haar nachtfloers fpreiden, en Verfchafte een luttel ruit aan't Moedig Hfir;wylhen Met een verwarde vlucht, denVyand, inditduifter Van zocht te redden. Maar, God Titon \ met meer luider
En vroeger als voorheen', fchooV, met zyn gulde- glans
Dit donker-klced van de Aarde: en lichte uit'; He- mels Trans Het Winnend Heir voor uit, en gav onze Alexander! Op nieuw gel egenheit, om,'t overfchot der Standers, Der nagebootfteZon, te rukken uit de hand' Van die te onwaardig voerde, om voor Trophetn de Wand
Van Themii Hoofd-kapel der Staten Hof te fleren. Toen zag de Faam, de laatfte4en bloem der Krygs- Bannieren
Van Vranlryks Huis, gefcheurd: de Princen van het Bloed,
En 's Legers Hoafd-Manyvoor den onverfchrokken moed
Der Bondgenoaten, als bevreezde fchapen vluchten Voor 't woên der wreede Wolv. Zy wars van't droevig zugten
•Der neêrgeflagen, rekt haar rappe wieken uit: Verlaat het bloedig veld (bezaaid met ryke buit, 't Welk tot een loon veritrektvan 's Krygs knegts brave daden)
En fpoeid'baar na den Haag met vreugden overlas den. Hier
|
||||
ROMMËLZOODJE. 17
Hier flreek zy,op het dak Van'tHterlykStaats-gehottw;
Daar Lievde, en Eendracht! door een onverbreek- b're Trouw
Voor altyd zyn verknogt. Zy bliez tiit al haar' ' krachten,
Juich ! Batavieren JuichJ uw' nooit gekreukte mach- ten, Vereenigd, met den Brit, en Duitfche-ffercuhsl Die hebben, Gerion drie-lyvig! 't wreede mes, Gereed om aan de Schild de Ziel knoop af te fnyden, Gewrongen uit zyn vuift! zyn kracht van een ge- fcheiden!
Het lichaam van zyn Hoop geleverd aan de dood ! En 't afgekneveld Land.(VorftKA*ELS Erf-recht) bloot
Voor uwe macht gefield. Op Neêrlands StrOom- Godinnen
Verheft u uit uw' Kil; gy moet een dans beginnen, Die, zingende verbeeld dcez' Helden Oorlvgs-daan. De krozige Amflel en het rietig Y, die (taan Al vaardig tot dien zang: dezoct/'Vc&^het Spaaren, -De llibber-ryke Maat, en blanke Ryn , vergaaren. Haar, met defnelle Waal: de ondiepe Y/il, met Den hoge Lek verzeld ; die lingen onverlet Uw redding Dender, Letje, en kronkelige Schelde; Zy danken hand, aan hand den Hemel,dieuftelde In uwe v.ryheit, door Roemruchte Helden-kracht! Hoor! hoe de Theems-Goddm, al ebbe en vloedend -'• lacht! En hoe de fnelle Taag, en Yfl«r! uit haar boorden
En Pè\ zo vrolyk,ilaan den Echo op haar woorden; Dat de ongdtuime Seme uit vrexe,op zulk een galm, Haar hek, zo trets! nu buigd , en in haar Zoomen, kalm,
Het Pmk-bloedym haar Ryk beklaagd met droevig weenen; B Zy
1
|
||||
i8 '■ J: . P O O K S
Zy vloekt en fcheld, haar Hoofd , voor de oor-
zaak van haar fteenen, En laad, delaften, van haar lydend ongemak, Op 't toegefchroeid gemoed van Lodtwyk. ó pak ! Tewichtig voor Lok». Wiens Monarchale-fchrage» Van zyn' Heerfch-zugtigheit aanfplinters zyn ge- flagen.
Hier zweeg vrou Faam, en liet de, Dicht'ren rykc ftof
Tot Heldin. Zangen, vol van onverwelkb're lof: Wyl Phahm zelv 't Lauw'rier zyns Daphne gaat vervlegten
Om op onz' Helde Hoofde Eeuwc in Eeuwe uit te hechten. |
|||||
HAR-
|
|||||
ROMMELZOODJE. J?
|
||||||||||
HARLEQUIN.
Reyzende met zyn
1AHKI E JC ,
Van Wynendaalcn Ryflel na de Amfterdamfe
Kermis, en vertoonende De Voorvallen des Oorhgs in Vlaanderen van den 28,
September 1708. ëPc. H 4UEQ.UIN.
MOoy fraai kurjeus, wie wilze kyk,
De raritee; nietegelyk? Allon Mesjeurs; hier is mervelje; 1 Is maar twie duit; ze is nonparelje. A Anfterdan, zo waar ze leef, Ze zelze mot de skellin geef Veur hum, die zei wil zien myn fpulle. Allon koerage; 't bin niet prulle; 't Is niet de fpulletje fan pop; Njet plankje, met de printjes op, jDie wek kan trekken met de touwtje: Niet Keesje-maat, maar maak fan houtje. Cat 's al maar ftronte. fl l allon, Dit iflè nuwe invention; Hier zei ze kyk de Franfe mannen, «oe dat hum fegt (jou kyken kannen) As menfch die leef, Mesjeur! fa! fa, Kom kyk, kom kyk, zie, hoe hum Üa? JAAP.
|
||||||||||
Wet is 't?
|
Wet hebje te begluren ?
|
|||||||||
H A R. L E QJJ I N.
Fraai kyk, mais fans torture!
Ba 't Is
|
||||||||||
.
|
|||||
^JJRSTE HAltXvJEQTJIJsr.
|
|||||
J
|
|||||
40 J: P O O K S
't Is wond're! en feur de kyk, kurjeus!
Nooit meer as dut Mirakuleus! . 't Is zonder weêrgaa allegareJ, Jou zei hier kyk, o 't is zo rare 1 Ze kyk, hier iecht Monfieur la Moth.... JAAP.
Wet zeg jekarel? word je zot? Wet dommer duvel, het zen leven Ien Mot zie dusken naam egeven ? Monfter de Mot! Wel 'k word fchier aars! Waar vecht die Mot mee, met de kaars ? Dan zei hy, wis, as andre Motten Zyn wieken branden, hoofd der zotten! HAKLE Q.U 1 N.
OMonsjeur, jou dat niet ferftaat;. Hum fecht hum, as un braaf lbldaat: Hum is de Generaal men heere; Du Roi de Frans; hum komandere De Troepe in Vlaand're altemaal. JAAP. Wet, is de Mot ien garenaal,
DieRooye Frans zei komme leeren
Wet (troop ze in Vlaand'ren liefft begeren?
Wel man! 'k loof zoete; en Rooye Frans
Is wel zo wys, ja 'k loov by kans
As zulke Motten met heur tienen;
En die, van (troop, na ik 't zou mienen
Wel meer as duzend Motten weet.
Die Rooye Frans! wel die, die eet
Allien in 't jaar, wel tachtig ponden
Klinkklare (troop; met volle monden
K;m hy ze flikken, as zen moer
Ze inÖrten koken zei. Neen broer,
Gien garnaal hoeft hem dat te zeggen
Wet (troop het befte is.
HAR-
|
||||
ROMMELZOODJE.
H AR.LE Q_U I N. O, jou leggen
Niet wel uït, w*t dat ik wil zek,
JAAP.
Wel, fpreek dan klaarder, malle gek. Je moft men dan wel onderregtea, Op wet veur wyze ien Mot ken vechten; As ik ie duid'lyk zei verdaan. H A R L E Q.U I N.
La Moth verftaa-----
JAAP.
Wel ja HARLE OU I N. Die gaan As wy.... JAAP.
Wel, hy kon ook wel vliege. HARLE QJ) I N. Jou skere gek. Jou my bedriege. Maar skate njet! maar skate niet! Verfta; daar is ien man, dat niet La Moth, dat 's hum, hum is un Menfe, As jou en ikke. JAAP.
Ik wou niet wcnfe Dat jy ien duimbreed gekker waard: Waarom niet vleugelsvlugt verklaard: Dat'er ien vent was, die men hiete, Montter de Mot. HARLE QJJ I N.
Ik wcte niete, Dat jou my niet verdaan e zou. ~ JAAP. LJan had ik 't wel verdaan. Maur nou,
Wet zei die garenaal beduiden ? H A R L E CLU I N.
■De Boere, hum zin domme luiden ? B ?
|
||||
%t J: P O O K S.
Ik zeike niet fan karenaal;
Maar, 'k zeike hum is Generaal:
Dat is te zek, hum altemale
Is kapitein. De duv'le hale !
Kan jon die niet verftaan ? dat 's dom!
Ze zei jou beter zeike. Kom,
Un Generaal, dat is fö feule
As Jas, as kravejafle fpeule;
Hum„alde fteke hale kan;
Un Generaal, hum is een man
Die altemale komandere,
En hoe ze feckt mot ordonneerc
Die officiere, die foldaat;
Zek hum, blyv hier; zek hum, jou gaat,
Toerneé reks om.
JAAP,
Wel felleweeken! je hoefd gien woord nou meer te fpreeken; Nou weet ik duid'lyk wat je micnd ; Je miend ien Jinneraal, ook vtiend? As je zo duid'lyk fpreekt, ten èerften Verftaan ik 't dan. Maar zeg; waar heerftcn Die Jinneraal dan over, zeg ? H A R L E Q^U I N.
Ze zei ze jou ook uite leg: Over loldaat fan Frankeryke Gebiede hy ; de droes kelyke: Al Kaarle om wond're uit te recht, Die skiet kan, houw kan, fteek en fecht. JAAP.
In Vlaamfe ftroop ? HARLE QJJ I N.
O, ikke roepe H;m niete ftroop; ik roep, hum troep», As 10 feul folke is by malkaar. J A A f
|
||||
ROMMELZOODJE.
JAAP. Wel dats wet anders, 't Was zo raar
Vetir my! dat jy wilt dat die rooje Frans, was 21e xulk ien zoete en mooje Stroop SchafFer: 'k docht, hoe ken dat zy» Dat jy dat weet! H A R L E^U I N!
Neen Monsjeur, myn Niet fan die rooje Franfc fprakke; Maar Roi de Franfe. JAAP.
Ik laat men hakke Daar noem je em ommers nou al weer. HAUE Q.U I N.
O niet: dat 's maar te' zek, men heer, 2o aiïe wy de Keuning noemen Fan Frankeryke. JAAP.
Ik laat me doemen, As hy ooit hiete rooje Frans; Hy hiet Lawies vent; 't Was bykans Me al, hoe hy hiete, fchier vergeten , En luftdie meê 7,0 ftroop te vreten? HARLE CLU I N, O, prate niete malle praat. Zek wil ze kyk, of wil/e laat? 'k Wil niet wees fan jou opkehouwe. J A A P.
Wel nou, wel man, ter goeder trouw*
Ik zoek gien kwaat; zo waar ik leef; 't Is jou fchult, meer as myne neaf, Dat wy enkaar niet wel veritonden. Je moil zo wat op' netter gronden Efprokén hebben : ik mien zo Wet klaarder op zen duits; by'lo , Dan zou ien mens jou beter kenne |
||||
24. J: P O O K S.
Vcrftaan; want zie, wy Huislui bennc
Hitr,zulk ien fpreeken niet ewent; Geiyk je zelf wel denken kent. Maar nou erais feruis efproken, Inne alle gekken weg eftoken. Wet heb jy in die kas te zien ? MilTchien wat outs? H A R L E QJJ'I N.
Niete mifïchien; 't Is algaar nuws; 't is de Batalje Van OuAmVurg. O! 't is de talje. Fan al de fraais die wezen kan ! Monsjeur U Moth, hum fecht feur an. JAAR
Wet, is 't van Oorlof? HAKLE QU I N.
Ta men Heere.
JAAP. Daar hoor ik veul of Liskereren: Maar, ken men klaar wel deur dat glas Zien hoe 't er gaat? HARLEQUIN.
Of 't leve was!
JAAP. En hoe ze vechten met malkan'd're,
En wie 't verlieft? HARLEQUIN.
Ja vaft; de Ollandre En Er.'jjum^n; ze loop, ze fluktj En hoe de Fran> troep ('t lykt wel klukt) Hum skiet met Koekle in de gatte, JAAP.
Is 't waarheyt ? HARLEQUIN.
Ja: ik zek jou datte. I«u kan ze kyk , nou, voor twie duit, JAAP-
|
||||
ROMMEL.ZOODJE, *5
JAAP.
Dat mot ik zien, of 'k bin ien guit!
Wel, dat mot zeper koddig wezen / 'k Heb nog, van Daag, de Krant dezen, En daar ftond niet ien enkeld woord Gedrukt in, dat nou rechtevoord De Franfen, of veur lang eleden, Wet wonnen, of wet wonders deden; As, dat zy altyd laten zien, Hoe gaauw dat zy luy zyn ter bien: Hier door zin de onfe ftaag bedrogen } Want, as die heur reys onder de ogen Gaan zien , voort is 't op 't hafepad: Dan motten de onze, deur heur gat, De Huisjes van heur zielen zoeken; En daarom zou ik fchier vervloeken Om van die Franfen___ HARLE Q^U I N.
Zwyk maar ftil.
Ze zeik, maar of ze kyke wil; Ze zelze jou, hier and're wyzej Ik wetejou, jou zel'ze pryzc JAAP.
Maar zo je liegt / HARLE Q_U I N.
Neen zeep're niet. Kyk deur die glaasje maar: daar ziet, Daar ziet jy, aan die rekt're hante - v De Generaals, aan alle kante:
Mesjeurs Vendwm, Bourgon, Berri, Braav Generaals, trekke alle drie, De leger nou veur Rylfel omme. JAAP.
Ja, maar waar 's 't vechtc;
HARLEQ.UIN.
Ze zcl komme:
Wackt
|
||||
»6 J: P O O K S.
Waekt maar ien beekje. Nou, lie dair,
Hum alle drie lit by malkaar: Zie jy wel hoe hum zoetje praate? J A A P.
Wel wet zei dat ? H A R L E QJJ I N.
Dat 's krygsferate; Nou fpreke zy, hoe dat hum zei Gaan maak, dat niet, konvooi bedel Die de Englü breng wil fan OoftenAt. Daar zie jou nou, de folk hum zende, Daar Graaf fa Math heb om kefchryf, Om hum te fal meê op hum lyf. Daar fie jou hum nou konjungere. Wat dunk jou daar nou fan men Here ? JAAP.
Maar 't vechte-----
HA'RLE QJÜ I N.
Wakt icn beekje, ftrak ,
Ze zei wel kom; al met kemak. Daar trek van Leffing de fyande Na Oudenbitrg: daar zei ze anrande, Zie jy ze zin fyf ho-ndre man: Daar teug kom elfehondre an? Daar trek elk in bezond're poorte ; Nou zei zcfeckte, nou, zofoorte; Kyk nou, nou fecht ze in de Stat. Zie jy hum wel ? JAAP.
• Maar wat is dat, De Franfe lopen. '
HARLE QJJ I N.
Niet men Hcerc: 't Is maar icn beekje retirerc. JAAP.
Hiet jy dat retirere, Vent. HAR
|
||||
ROMMELZOODJE. a?
HARLE CLU I N.
Wel ja; hum binne niet kewent Te fechte in Stat, zo op de ftrate; Dat is daar al te naawe gate: Ze zelze ftrak wel beter maak. Zie daar, daar komze, nou zei kraak; De fyand gaat van Toumeboute Na Wynendaal (ze bin wel ftoute !) Zie daar kom nou de Gen'raal Webb: "Zie jou wel hoe feul folk hum heb ? JAAP.
WeJ zou ik niet! ontfluit jou ooren; Dan zei ik 't jou rais .laten horen. Daar binnen, achtien bafteljons, En dan nog veertien Skwaderons. HAILE QJJ I N.
Dat ifle goete en wel ketelle. Jon nou wat anders kyke felle: Daar kom, Monsjeur la Moth an, let, Zie dat 's hum zelve: dat is net! Dat iffe braaf! dat 's Franfe mode! . Nou zei- ze al hum fyanden dode, En neem hum of, die groot konfooi: Hoe zei ze kyk ! ook ? dat is mooi! Hum Graaf/o Moth, heb aktendartik, Frans Bataljons; ze zei fekt hartik, Naaft aktenveertik Eskwadron, Daar hum feur ry. Kyk, de kanon • Die kom al'an, nou zei ze skiete: Daar skiet zy op de Dorp, hum hi*te (Laat zien) ik weete, hechem: Nou raak de fyand in de klem. Zie, hoe Monsjeur la Moth anfalle. JAAP.
Hy wykt ook al. HARLE CLU I N.
Dat 's niet met alle ; Ze was niet, op hun techtc Auakk' Hier |
||||
a* J: P O OK S
Hier kom hum beter. Dat 's Tabak!
Zie nou! zie nou! zie, die gaat beter ; Nou hum zei zit braav an de feter. JAAP.
Hy mocht de droes! Hy loopt al wéér. Daar bruid er ien van boven neer! Die Vent die kan hem aardig draje : Eikyk, hoeroldhy. H A RLE Q_UIN.
Dat's Pontaje,
Hum is maar Generaal Majoor Der Spaanfe troep. Dat'skJeynferloor. jaap:
Maar, waarom loopt la Moth nou ftryke f
HAULE CLU I N. Hum het zwakke oog', Hum kon nietkyken;
Die rook fan 't Kruit byt hum te feul
In de oog': Hum zei ftrak anders fpeul.
Daar kom hum feur de dricdemale;
Zgiel hum Haar nou weder hale.
Daar kom hum, zie!
JAAP.
Wel wet is dat?
Daar bruid er ien van 't paard zen gat!
Nog ien : wat maakt die kamprijole!
Wie is dat ?
H A R L E C^U I N.
Dat 's Karaciole,
Spaans Brigadier, en datMark'cs
Fan dqmviva ;kleynferli<:s; •
Ze is ook maar Offifierfan Spanje.
JAAP. Daar loopt la Mgtbwcêx! Wel hoe kanje
Ien mens, ftaag zo bedriegen Vent >
H A R L E Q_U I N. O Monsjeur, jou te haaftik bent:
|
||||
ROMMELZOODJE
Datis niet loop» JA A P.
Alweer gien loopen ?
Wet wil je me al veur kool verkopen ? Kyk, hoe zit hem die Man na 't gat! HARLEQUIN. De Gen'raal Cadogan is dat. JAAP.
Ik docht wel, dat 't ien kodd'ge Hans was. HARLEQ_UIN.
Waarom? JAAP.
Om dat hy zo goet Frans was. HARLE Q.U IN. Hy 's niet Monsjeur; 6, dat te mis. JAAP.
Niet ? Wel ik zeg hy 't zeper is. Ik wed de Fra/ifen zelv hem pryfen. HARLE Q_ U I N.
Waarom ? J A A P.
Hykon dewegheurwyzen, Die zy niet wiften; en dat 's goed As men enkaar die vrindfchap doet. HARLE QJJ I N.
O ! jou alweêre skeer de gekke. JAAP. •Maar zie jy hun dan nog niet rekke ?
üf,het dat weer ien and're naam? HARLE QJJ I N.
Ioubinzö dom, jou mot joüskaam. pat is niet loop,- datisalliene, Dat hum niet mak de blink e z;cne, Van die geweer, die Enghsman Skuur hun Musket zo glat hum kan , 2© wel fan buit, zo wel fan binne, |
||||
3<3 J: f O O K S
Én 'k heb gezeid, la Moth, hum tinne
Zwak oog; Hum kan dat niet fertraag;
Daarom wyk hum; niet bang feur flaag,
Zo affe jou zei late kyken.
Daar kom hum weer, zie, nou zei lykcn!
Zie nou wel toe: zie jou wel ? zie !
J AA P.
Ja 'k zien het wel: dat 's ien ! twie! drie !
Die rollen drollig, van heur paarden. H A R L E Q^U I N. Dat 's bakkatel: dat 's kleyne waarde j Dat is maar Spaans; daar fteek niet in; Hum maar Markies, en zo wat bin. JAAP.
Ken jy ze ? HARLE Q^U I N.
Ja ze kenze welle; En hoe hum hiet, jou noeme zelle: Dat 's jong Markies Grimatdi, en Markies van TVemmel, en dan ben De darde de Baron fan Litarne. Ze noerrrze wel, maar doet niet gaarne. JAAP.
Zyn dat zé ? maar hy loopt al wéér. H A F. L E Q. U I N.
Dat ïiTc niet hum skuld men heer. JAAP.
Wie 's dan? H A R L H Q_U I N.
Wel kyk; dat doen de donk're;
Dan zien de fyand, zo as jonk're De duvele ten oogen uit: (Ze üneere,ik loov, hum bek met kruit,) En dan , danlykehum welfpoeke, En dan de Franfe maar wat zoeke Hunj niet te zien. Daarom vertrek : |
||||
ROMMELZOODJE.
En dat 's niet loop. JAAP.
Dan zinze gek. HARL EilU I N. Waarom, mot men niet fpoeke freze ? JAAP.
Wie duvvel zou daar ba'ng veur weze ? HARLEQUIN.
Zou jou daar wel wil doen meê heb? JAAP.
Ja. H A R L E CLU I N.
As nou reis de Gen'raal Webby Of Cadovan, of Naflau waffe ? JAAP. ~a* zinne mannen, die niet paffe Op al jou zothcit. H A R L E QJJ 1 N.
'k Loov, men Heer.. JAAP. Waarom ? H A R L E CLU 1 N.
R Hum heb niet dat geleer
~ang wees fcur fpoeke fan hum leven:
*-n die niet feul om fpoeke geven; Jou folke Ieev zo allegaar; ~? lakke met de fpoeke maar. Maar wy, in Frankeryke leren, jJe duv'le en fpoeke te bezweren, *Jat die fan onze wek mót gaan. n JAAP. Uat het Ia Meth dan niet verdaan.
H A R L E QJJ I N.
Hy hette wel; maar s'heb geskiete
"e. boek uit d'hante: (zak ze niete ?) •>Ulir, as hum die bciweer begon: |
||||
?* J: P O O K S
En doe, hum niet bezwere kon.
JAAP.
Kon hy zen les dan niet van buiten ? Maar kyk, 't Konfooï.daar gaat het fluiten l Daar bruid het, by men zieter heen! HARLE Q^U I N. Ja, laat maar gaan; 't g»at maar na Meen' As daar al kom, dat 's niet met alle ! J A A V.
Maar fie, wet leid daar volk evalle! HARLEQUIN.
Is datte wat / fier duzend Man : Daar lek wel, negenhondre fan 'DeFyand ook ter neer geikgen. JAAP.
Wel, dat kan daar niet teugen dragen; Dat 's teugen 't Franfe, ien klyne zaak. HARLE du I N.
Kon wy, as hum, zo fcule raak ; Hum was as wy wel driemaal mind're! Jou'praa^ altyd gelyk de kind're; Daar feul is, daar möt feul ook fal: Ze skiet zo dom toe overal; Ze raak maar, daar zy ook mak rake. Jou zél my nok zo dolle make, Dat ik pardie, zei fluite toe Mynfpul feur jou ; ze word ze moê; Altyd die boere hum dwarfe dryve: As jou die niet wil late blyve, Jou zei dan fan de reit niet zien. JAAP. Wel, 'k laat et dan nou zo betien.
Maar wet zou ik nog meer befchouwen , Hoe de onze , hier het S/ag-Wa'houwen ? Dat heb ik al veur lang bet'peurd. HAR-
|
||||
ROMMELZOODJE 33
B A K L E Q^ U I N.
Jou prate, alweer an, fëurjoubeurd»
Neen, dat zei al wat andre wezen; Nou iel jou 2;CH ? hoc Wy belezen Die Duitfeduv'le» indernakt. JAAP.
Wie zei dat doen ? HARLECIUIN.
Bethiint\ (wakt,)
Dat is eeh Rïdd're om fan te ipreke! Diezeljouzien, hoehumzelbreke, Feux Ryjfel, deur de Linie heen: Zie, daar kom hum al aangereên: Hum folgen aktien hond're Mannen 5 Al Folk, die kan de duv'le bannen! Hum heb de Kruitzak op de Paard. Skrik jou daar feur? Bin jou vervaard ! Zie, daarpaiTeerhumd« eerfte Wakte Van hondrc Man.... Maar jy weer lakt», JAAP.
Wel zou ik niet! 'k zie WugenBein, Die hakt, die Duyvel Banners, kleyn. Zo flapp'rement! dat zin Dragonders! Maar, odeduyvel! dat'swet wonders! Kyk ! kyk ! dat gaat met Lyf en Ziel, «raafna den Hemel, bymenhiel! Jy Rotzak! jy hebt my bedrogen, EnoHimyn Geld, wet veurd ogen. HARLEQUIN,
«s jou heb veur geloog ? JAAP.
To - »y
Zin dat die Duvel Banners l zy!
Zy mögtendat... ik durf't nietz-eggea. ^.yk, hoe ze daar verflagen leggen : w« raft, die kiefi het Haze Pad j € Br
|
||||
34 J: F, O O K S
Dat binne fchyters in er gat.
Maar, o de droes! ik laat men hangen;
Daar word Bethune zelf evangen:
Kyk ! hoe hy fparteld. Dat 's een Vent!
H A R L E Ci_U I N.
En jou, ien domme duv'le bent: Zie nou ter deeg maar uit jou ogen; Z»e is al nietMn de Lukt gevlogen; Daar gaat drie hondere in de Stat. JAAP.
Dat is wet fchoons! wel dat is wat? Dat 's meer verloren als ewonnen: 'k Wed, had ons Volk die daad begonnen, Dat gien ien man er buiten bleef. H A R L E QJJ I N.
Wie het gehoor meer fan zyn leef, Zo oordeel fel! jou bin ien guite. Ons Volke ,'braaf zit op de Kruite.... JAAP.
Ja, 'k zag het wel, ze voeren kloek Na boven, met ien warme broek. HARLE QJJ I N.
Zie, zo ferkcer fat jou de zake : Dat was maar om bekend te make; Wat krakt in Franic Kruite zit: Dat 's nuwe invention ! en dit, Dat kan jou Boere niet befatte. Kad die Dragon, maar an hum gatte Maar niet gekom! jou zou dan wel Kezien heb, hóe'hum z'had beitel In Ryftl; en nok ohkebrande. Maar, wie kon feur Dragon hum hande Hum wakte, doe hum, PVarda> riep; Wy miene, dat hum alle fliep, En dat die hum zo ftil zou houwe: , Daar op heb de onze hum betrouwe;
|
||||
ROMMELZOODJE.
En dan het kracht, die Frans bezweer;
Want hum verlies dan nimmermeer. Je ziet, hum is niet bang feur fekte; Hum zin al brave Oorlogsknekte. JAAP.
Ja, as het op ien lopen gaat. H A R L E Q.U I N.
Jou jokke; hum fin braav Soldaat. Maar, waar fan daan zin jy kebore? JAAP.
Van Nuwerfluis. HARLE Q_U IN.
Zekanwelhore! EnwatRelizje? JAAP.
Vaderlans. HARLEQUIN. Ze dokte wel, jou was niet Frans: Om datte jou, om zo te zegge, Al wat jou zien verkeerde uit legge. Had ik die maar keweet wat eer, Je zoud niet heb kezien; ik zweer! Die Boer, die maak niet onderskeite; Ze kyk de zaak, zo as hum leite: Ze kan niet ziene met Frans oog, En heffe klyne ding hiel hoog. JAAP.
We laten ons in flaap niet wiegen, Nog deur jou kooltjes, meer bedriegen $ We zien de dingen, zo ze zyn, En fchajen 't Ware, van de Schyn. . Jy, doet niet as van wondren kallen; Maar, die zeer haaft in duigen vallen : &n Maat, zo kit het met jou fpul. Loop Waal; loop Rotzak; 't is ien Prul- ■tiet zei sas fpyten al me leven ■ C i |
||||
§9 J: P O O K S
Dat ik daarGeld heb an egeven :
En^t is me, by men zieter ! leet ,• Dat ik myn tyd dus heb beftced. HA R LEQUIN.
Brui veur den Duv'le en veur zen Moêre, Men mak wel zeike, Boer zin Boere; JZeweteniewer nieteran. Daar 's ander Folke in Anfterdan! Zy beter wete, as die gekke: Daar zelze beter Geld fan trekke: As ik maar met myn Spulle kom j Ze zei by hondre loop rondom; Ën kyke met hum fyf of zeffe. O! dat'sdebraveKerremefte! Dat isdebeftefande Land Daar'sFoIke, fan de Frans vcrftand: Dat gaatze heen: De Fraaje kykc, DeRaritee, NieteKelyke! |
|||||
TWEE-
|
|||||
ROMMELZOODJE. 37
TWEEDE
HARLEQUIN,
Met dc
RAREKIEK,
Vcrtoonendc, de Oorlogs gevallen inVlaan-
d'ren. Van den 15 OBohtr, M den 15 Nêvembir 1708. ©V.
HAKLE Q^V I N. NOu magfe met twie hante de Oor
Wel krab; ma foi! ze bin ferloor. Wat zei ze nou toch weer beginne ? Waar zei ze nou de Koft mee winnen ? Ik Arme Home! ikbenferlies? Zo feül misloop! 6, dat's te fles. Ze kom daar feur de Lydfe Poorte, Ze kyk! ze kyk! de Spul binfobrte! En wat ze zak , en wat ze keek, E>eSpul, hum was al afkebreek. In 't eerftf ze dokt ze wafïe blihte, Of, dat ze kon de wek niet finte, En dat ze was keloop verkeer. Ze fraag de Man, ze zek; men Heer, Is dit de Lydfc Poorte niete ? Ze ?,eike ja. Ze zek , ze zjete Niet iene Spul! hum zeik weerom, O5 Friente ! jou te late kom; Hum zin al lang al af kebreke Pardie, ze kon skier niete fpreke Ean altereer! zo waar, ze mien Ze zou wek %ink zo deur de ftienn' / Maar, 't waffe goed hum harte waffa. Daar leit nou al myn hoope in alfè! Wat |
||||
'ToLjI.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5$ J: P e O K S
Wat nou? maar kom, zeweteraad:
Ze zei ze neeme un Air te baat: Win ik de koft niet met de Spulle, Ze tel de buik met zinge fulle; Wy Frans, wy zindat welkewent: Ze kom licht wel de Boere omtrent, Die zei ze' wel wat feur ken le2e: Maar, 't mot niet Nuw'rejloifevrtte, Dan zei 't wel gaat: LaatzeeerftdeDeu» Maar zing: koerage! dat zei dreun. TLang-wjx,e: Marfch ran Okfenftern.
HEi! un Meulenaarzo wit, zoel/i, z*lomf>t
Ze grof, z» plomp , En, 'iHarjfen Fat, Ferkeertezett, Gong ophumwysheyt jiom^p''i jE» hum wou Oordeel fel Fan ding die hum niet viel jt\tn zien 3 nol: kyke zei. Maar ok\ den armen hloet,
Jium Oordeel f al in duiggen J En waffe niet meer goet, Ji jan Botmuil i Of nakte Uil,
J)ie niet de licht kan zien : En . «W hum zo wil fltegt De Zon zei hum bedrieg, £n hum fit'? f ere brand $ Want Men zakje mtér keikien. Maar zakt, niet meer; daar kom ien Boerc,
Ze zei ze hum ien beekje loere: 'k Mor geef myn Spulle ien and're draai! De Raritée ! Mooi Kyke Fraai! JAAP.
„Dat 's de eige Waal wcêr! H A R L E CLU I VS.
Sa, koerage;
Kyk nero ; dut 's mooye Jan Pottage.
J A A
|
||||
ROMMELZOODJE. i9
JAAP.
„ Zou hy me ook an doen ?
HARLE Q_U I N.
Sa, kom au.
Wat zeik te, wil jou kyke Man ? JAAP.
Wel ja, of neen. HARLEQUIN.
Maar hoor ze ook t'huife
Daar iew're aan de Naw'riJlUife ? Dat mot ze fan te feur af weet. JAAP.
Waarom ? HARLE Q_U I N.
Om feul, of niet en beet. JAAP. Wet doe je daar dan na te vragen ? HARLE Q^U I N.
Niet; as om dat feur weinik dagen, Ik fprak, ien Boer, fan daar gekom, Die as de duv'le was zo dom ; Al wat hum zak, hum keek ferkeerte ; En daarom, ik niet weer begeerte Met zulk ien,Dom Biefte! om te gaan. Ik loof, aj die daar kom fan daan, Dat die all'gaar,zo domme binne! Dat daar niet is meê te beginne, As, maar ien braaf Ferftant te kwel. JAAP.
Jy hebt gelyk. HA RL E Q.U IN.
Weet jou dat wel ? Dan zin je ien Man die my kelyke. J A A P.
Wel wis. Maar laat jou ding rais kyke; Je zelt dan merken, dat ik 't met Gien Domme Boeren hou. C 4 HAR.
|
||||
4» J: P O O K S,
H A R L E QJJ I N..
Dat 's net!
Dat iffe na myn xin geprate! Kom, k*yk nou mooi iens deur die gate: 'k Mien, daar die Glaasjen akter zit. JAAP.
Wei Keer! dat 's raar! wel wet 'zei dit ? Dat geeft daar eerft ien koddig vreten. HARl. E Q^U I N.
Dat doen ze tok: ja wel te wete! Wil maar ter degen akt op geef. • Zie daar, dat 's puur as of hum leef. Monsjeur fenJoom, o dat 's un Heere ! Kyk, hoe dat hy hum draaie en keere, Met al hum Folk , nou hier, nou daar, JAAP.
Waarom gefchiet dat? dat is raar.' HARLEQUIN.
Ik lie, jou heb nuw&kierigheite; "Ze zei ze jou reis uitte leite. Daar 4eit Onflende, en daar guns Lcit Ltffin% : zie, nou is 't niet kuns Feur de Fyand, om al de refte Fan de Oorlogstuig i nou feur de lefte, Fan ce iene op de andrc plaats te breng T Om daar mcê Ryjfel,te doen kreng: Dat wil Monsjeur VenAoom, belette, En, met hum draai, daar teuge zette, JAAP.
Die Man die het wel groot gelyk. H A R L E Ólu J N,
Dats wel kezeid. JAAP.
Maar, 'k bid je kyk! 't Is of hy zoekt dat Volk te myen , Dat daar recht na hem toe komt rven, H A R L E Q U I N.
Dat iflc waar, hum lykt zo wat. Maar, |
||||
ROMMEL EOODJE. **
Maar, jeu dat nïetc wel befat.
Antwoord my maar reis, op myn frage. Kenoom; jou komne niet fertrage len ding, dat zo ferfaarlyk was, Of skrïkkelyk, dat jou die pas, Kon tien met de ooge, of jou möt beven, En Adder! zou ze jou niet geven, As jou maar kon; foort uit de weg? JAAP.
Wel ja, HAME QJJ I N.
De zaak, hier ook zo leg. JAAP. Maar, 'k kan niet tien, in welke rede» Dat hier beftaan die fchrikkelykheden; Want 't zyu maar Menfen^ die daar gins Aankomen; daar hoeft men geenfins Hem voor te ontflellen, ofte vrezen. H A R L E Q_U I M.
Dat 's waar; ze hoorde zo te wezen. Maar, daar 's dè groote Englumtn-, Daar al de Fyant zeike fan, Dat hum de Schrik van Frankryk iiïe; En dats de rede: ó das kewïffe! ,Dat hum Monsjeur FenJoom', men Heer, Niet zien kan zondsr altereer: En, altereer, dat maak de Bloete J Geheel ontftel; en dat 's niet goete
Veur Man die zin van hooge Jaar As is Vendoont. JAAP.
Wel dat is raar. Ik kan die groote Man niet ziene; Ze zin al even groot. HA RLE Q_U I N.
Ik mien e Niet groot van Lyf, maar groot van Daad! Gelyk de Duits dat eok ferftaat, Daar |
||||
Ai J:P O O K S.
Daar is hum zelf; zie jy hum nietc ?
JAAP. Mien jy die Mooye Man ?
H A R L E Q_U I N.
Hoe! hiete
Jou hum nok Mooi; daar hum gewis Feur al de Frans zo lelyk is. JAAP. Dat Ioov ik niet. H A R L E Q^U I N.
Ik al waaraktik / \ Ze frees feur hum, wel iens zo kraktik, As doen de kind feur Bullebak , Of boze Mette met heur zak: Ze beefe, ze akt hum al f'erïoore, AsMARLBOUROÜG maar noeme hoore. JAAP.
Is dat dien Held, daar elk van fpreekt, Met diep ontzach ? Maar kyk, hoe fteekt En breekt Vendaome Damme en Dyke. H A R L E QJJ I N.
Dat mot hum doen, om niet té kyke Die plaag feur hum, die hum zo bruft; Hy laat hum nieuw're niet met ruft. JAAP.
Ik mót dien armen hals beklagen. Hoe mag hem M A R L B O U R O U G fo plagen! H A R L E Q_U I N.,
Niet waar? maar 't is hum niet allien, Maar al de Frans nok, wat jou mien, Die hum zo plaag; ze heb kien duure Feur hum; hum kom kyke alle uure, (Of hum Baas!) wat onze doen, En waar hum bin. is dat fatfoen ? Dan mot ons wyk. JAAP.
Dat 's teugen rede
Dat by dat doet. HAR- |
||||
UOMMELZOODJE.
H A RL E Q.U IN. Zo denk ze mede;
En nou te ziet, dat jou ze ben Ien braave Min, die oordeel ken Van zaak, daaromzejou ontdekke De zake, recht zo as hum lekke. Maar 't zei altyte zo niet gaan; Ziejy, hoe dat de Waat're ftaan Zo hoog om Leging op de Lante ? J A A P.
Is dat gien kwaat ? HARLE Q_U I N.
• N een, de fyantc Die kan nou niet an Leging kom,
Om wek te haal die Kruite en Bomm': Humkan daar ookefan Oeftende Niet meer nou breng. JAAP.
Maar 'k zie, ze zemde Dat goet met Schuiten van die Stat Na Legngen. HARLE QJJ I N.
De droes haal dat!
Weet wy ien fpyk're, ze heb ien gatte: Zewouwel, dat^«iooweeerfthatte, Die Skuite, al in de grond geboor ; Eer hum de Dyke brak. Maar hoor, Hier zei ze nou wat aars beginne : Zie, nou de Frans wil AatU gaan winne. JAAP. Hoe, ? willen! wet is dat ez'eid ?
Ze moeiten't doen. HARLE QJ3 I N.
Ien skoon beskeid! Hoe kan jou dan nok niet verzinne Dat Wille en Doene, alliene binne ? |
||||
*# J: P O O K S
De Wil, word feur de Daad kenoom.
JAAP.
Verftajc'tzo? 't Is wel dan Oom; Ik zeg het me*, op jou begeer en. •
Maar, 'k loof ik zou 't jou anders leren ; Toonde ik jou iens ien Daalder Maat, Die 'k jou beloofd had, en de daad Niet volgde, jy zoud Hecht ftaan kyken. M A R L E QJJ I N.
Dat zou wel feur de Gelte lyken, Maar niet feur't Oorelog, men Heer; Wantvry, in Frankeryke, leer Braaf onderneeme te Inventere; En kom hum niet tot hum begere, Dat'ï e, ven feu 1; wy daar maar ziet Op de Invention en anders niet: Begrypjenou? JAAP.
Ja, wel ter dege ^ Ik hoef't niet iens meer te overwege; Ik merk het klaar. H A R L E Q_U I N.
Dat 's na myn zin Gefprook; jou ien braaf Kaarle bin. Wil nou ter deeg weer toe maar kyke : Daar kom de Kraaf fan Bergeèike, Met twie duus Man, uit Henegottvi: Foort, zie jou wel? daar komme nou Meffieurs La Gronf, Arrngrianne: En nok ien paare Krygfemannen Fan Monsjeur Dnc Baurgon gezend ; As, La Catoivt, en dan bent De Albergotti, brave Here Zin hum all'bei; daar kom nok meere Schoon Folke fan fenioom daar by, Zes duzend Man te faam zin zy, |
||||
ROMMELZQOBJI. *S
As hum, zin alle by malkandre:
Daar tie jou nou nok onder andre Monteur Le Grand; hum heb verzin Om die fchoon Anflag te begin: Hum woon f'eur deuzen, in die Statte: Hum draag de Sleutels op hum gattc, Om Poorte en Slagboome op temaak, Om mak'lyk in die Stat te raak. Daar fluit hum de eerfte Slagboom ope: Ziejy nou de andrcFolk wellope, En maak de Brug tot an de muur ? Dat 's fraaje werk, ook ? fans portuur! JAAP.
"Welja. Maar't lykt of't werk daar leuttrd;
Hoe leyt de Grank daar zo en peuterd ? 't Is of dat Slot niet open wil: O neen ! ik zweer het by men bil! Dat is te Hecht! wat zei 't nou wezen ? H A RL E Q^U I N. O, niet met alle! wil niet frezen! Hum zin niet mal, hum is niet gek, Hum zei nou ftiltj.es weer vertrek; De Wacht zien hum; de dag die komme: Daar gaat hum heen.....Lak jy daaromme ?
JAAP.
Och! neen, men Vrindt, ik Meesmuil maar.
HARLEQ.UIN.
Waarom? HARLEQUIN.
Wel 'k docht het was zo raar, Al da* gevloek, al dat gepreutel Van Monfter Grank, op Slot en Sleutel Die hy op 't led wou open doen. H A R L E Q_U I N.
Dat's niet hum skult. JAAP
|
||||
4* J: POOK S,
JAAP.
Ik kan 't bevroên.
H A R L E CtU I N. Wat denkt jou dan de oorzake benne, Dat hy niet ken ? JAAP.
Dat 's licht te kenne; Zyn naam de Gtanh, die toond het klaar j Had hy geweeft een Hoksje, vaar ! 't Had dan wel anders of geloope Na ik't kon zien. H A R L E QJJ I N.
Dat lykt na ftroope, Of karrenaal, en zulke praat. Heb j ou my ook bedriege Maat ? Ze lykt niet feul hum an de Kleêren; Maar an de prate, zou ze zweeren Dat jou was NHw're/iuife Boer. JAAP. Waarom zou j y dat denken Broer ? HARLE QJJ I N,
Omdat jou ook in al jou fpreke, Zo wat verkeerte woorte fteke; Zo as die andre Boer humdeed. JAAP. Wel Vriend , dat is me zeker leet,
Datjy, men an ziet veurien ander, Om dat de woorden, na malkander Wat lyken; dat komt daarvan daan, Om dat ik licht gien Frans verftaan: Hou myn het daarom toch ten befte: Maar zeg me nou rais veur het lefte, Waarom de GrmJt zo ftongbekaait , En 't Slot niet open het edraaid,' Gelyk hy't al die a»d're dedc ? |
||||
HA
|
||||
ROMMELZOODJE. *j
H A RL E CL UI N.
Ze zei. Verftamaar eerfterecde.
Hum niet niet Grmk. JAAP.
Hoe dan? H A R L E Q.U I N. Lt Grand.
JAAP. Wel Vrind, ziedaar, daar is men hand Erop, ikzelhemookzohietc. Maar nou van't Slot. H A R. L E QJJ I N.
Wel zak ze niete Dat niet de Slot de rekte was, Of dat de Sleutele in hum niet pas ? En wie zei nou de vafte zegge Ofskulte in Slot, ofSleutlelegge? Want al zo wel deSleutle gat Teklynkan wcez, zoweezkon, dat De Sleutele te groote waffe. Wie z' skulte is nou dat hum niet paffe, De Sleutele, ofwel de Slot? JAAP.
Dat weet ik niet. Maar is 't niet zot, En dwaas van Bergeik, aan te vangen «fn werk zo zwaar, eer hy van 't hange^ En ftaat van Sloote en Sleutels w eet ? H A R. L E CLU I N.
Wel neen: wel dat is niet en beet; Want skoon ien aar Slot aan de deure Gehang was, zokonwelgebeure, *Jat hum de eerït Sleutele open doet. TN , JAAP. jytt 's in het Land der blinden goet;
jJ'er zou men 't veur marakel houwen : «■n op dic Wy2 g|en anflaor brsuwen |
|||||
HAR-
|
|||||
♦S J: F O O K S
H A R L E CLU I N.
,, Dat lykt na Nuw'rt\fuife weer!
Maar, laat 2e zyn zo wil; men Heer, Graaf Bergeêtke, hctgetone, Dat goet koeragie al in hui» wone, „Cm dat hum dut het durf beftaan; £n dat 's feur ons genoeg gedaan. Koerage, enlnventerezinzake, Daar Frans hum doen bekend meê make; JAAP. 't Kan zyn. Maar 'k zeg zo veur as nou,
Ik meer van 't Doen, as 't Willen hou. Maar, 'k fpreek j e daarom nou niet tegen ? Omdat jy zegt, 't is aars elegen Met 't Geld, as met den Oorelof. H A R L E <±V I N.
Die bruik nok heen; dat het al 't grof Vanaljoufpreek, wcêrwek genome; Ze dokt.,... J A AP.
Maarkyk, wat doet Vtndamt^ Met Bergtik, daar zo (lil by een ? H A R L E Q_U I N.
Zie jou die niet? hum gaat faam heen, Om, met hum twie nok meer zulk tochtc» Te doen , as is op Jath volbrochte. Zei dat niet mooi weez ? JAAP.
Ja; welfchoont
H A R L E Q_U rN.
Twiekenne ook méér Koeragc tooa, As ien allien; daarom gaat fame Hum twie. Wil jou nou rys de naaic Weet fan de Statte die 't zei geit ï JAAP.
Wel ja. |
||||
ROMMELZOODJE. \
HARLEQUIN.
'tis Antetverpe, endanzel't Pie andre weez, ftark Dendremonde. Wat dunkt jou ? die is fraai gevonde: Wil jou nou reis die uitkomft zien ? J A A P.
Hoe zei't er gaan? HARLEQUIN-
Al eke lien . As'tgongveur jtath-, maar minder wcrke. J A AP.
't Is niet van noön ; ik kan wel raerke: Dat dut tal zyn als't eerfte foort. H A R L E Q_U I N.
Ja, kanjoudatzomerk, zofoort? yendooms Koerage, is die niet waarde • Te zien? JAAP. Die bleek by Oudenaarde.
HAKLE Q^U I N.
Wat duv'le, watfeur zeg is dat. JAAP.
Zoet Man! jefteurdjoualterat. Ik mien___Maar kyk wet Koetfen jagen,
Daar gunter zo ? wie het zen dagen!
'Ze zin vol Vrouwlui. • HARLEQUIN.
'k Weet niet plaag,
Of ik wil antwoorde op jou fraag; Jou fpréke zoet, ze lykt niet harte: Maar, al jou prate is zo verwarte, Dat puur is ofjougek meé skcert, Watikjouzek. JAAP. Nou, akufeert
Me dan nog iens; ik fel't men leve a - Niet wcêr doen. H A R L E QU I N.
Wel, ze is jou vergeve. |
||||
*o J: PO O K S.
Weet jou van waar die Koetfe kom ?
Ze kom fan Brufs'Ie. JAAP.
Maar, waarom
Zin die vol Vrouwlui zonder Mannen ? HA1LE Q_U I N.
Heur is de Statte ontzeg. JAAP.
Gebannen! o.. , waarom dat ? H A R L E Q_U I N.
Kom jou weer an ?
Spreek e ikke nou zek fan keban ? Zezek, ontzeg; dat's agreable Gefprook ; de Ban ! dat is capable Om heur ien kwade naaïn te gcev. Die goê Sloof, heb aars niet bedreev , As, deur heur Belle > en. Amourettes, Tepeil cc Harte, wellecn nettes' Fan al hum skoon en braaf Galands, Die 't nok in Brufs'Ie hou met Frans: En dat ien beekje zy maar skryvé Na Frankryk : Nou mag hcur niet blyvc In Brufs'Ie; en om diebakatel Wort heur die Stat ontzeg : ja wel! "Wat zei dieD. A nok make? Ze moei ■ , [lezaké:
Eerft is 't : non met Vry':
t'Lyk. agly
at're 1'cuyne.
kwyne, Nou heur gefchy is faju malkaar ? Ik zek , 't is werk e fan Barbaar Verliefde Hart fan ien te breke ! JAAP. Wel Man , we worden licht ekeke
W e t al te diep in onze Kaart: |
||||
ROMMELZOODJE.
En dat 's hiel teugen onzen aart.
H a R L E Q_U I N.
Neen, neen; hum heb dat niet gedoene;
2e heb gevolg de Frans fatfoene: Dat'sfeulbeloov, en niet te houw, Omfeul te weet. JAAP.
Ja; weynig trouw, En klein van moet, maar v eul van woorden, Zo was 't dat ik ien Fransman hoorden Nog leftaffchild're, en... H A RL E dU IN.
Jou Krot- En Dom Bieft!' houjouhantenof; Foortfanmyn Spul; iel jou alweere Ons brave Folk zo afronteerc ? i'Jan foet', dat zei ze nietfertraag: Loop j jyzelt niet meer kyk,- Jan Haag I JAAP.
Nou Maatje, wilt je niet ontftellen. Wil ik jou iensjes wat vertellen? Ik heb jou Spul al, deur en deur En wel bezien. HARLE QJJ I N.
A Ja, welfanfeur, Maar niet fan akter; 't kan niet wezen!
w JAAP. W il ik, hetjou iens op gaan lezen
Wet ik gezien heb ? H A U E QJJ I N.
Ja; laat hoor.
1 A A P.
^TIoor
|
||||||||
ai 't grave
|
||||||||
ÏS" J.c?ietSP,' op de Stat haar Wal.
Ueielvezo, door val, opv ;, ' Da' ' Der
|
||||||||
%» J: P O O K S
Der neer gcflorte brokken maakten, ■
Dat die, vol groote gaten raakten: Dat deur elk gat, zo naait malkaar Wel hondert Man kon deur gaan,... HARLE QJU I N. Maar,
Zak jou de Waat're ook dan mede Daar nog wel veür? JAAP.
Maar weeft te vrede.... HARLE Q^U I N. Daar kon hum, zomctKoufeen Skoen Niet deur loop. JAAP.
Maar , is datfatfoeh, Dat jy me zo« valt in men woorden? HARLE Q.U I N.
Hoe briet en diep vm ze ook ? JAAP. Wiehoordeu
Ooitmcêr van zulken önbefchaid ? Hoor weetje wet ? rectit uyt ezait, Zwyg: of ik zei gicn woord meer fpreken. HARLE Q.U I N.
Ze hoor maar , of ze is goet gekeken. J A A P.
Ja wis; gclykjehoorenzult.... HARLE QJJ I N.
M aar, wier de Graft daivniet kevult ? f AAP.
Neen, zeg ik, Waal: hou opmetfnappen ; Die hebben de onze droog doen tappen; En maakten heur, ten Storm gereed. HA RLE Q^U I N. „Deduv'lehaal, die Kaarle weet „ Hoe't is gegaan, och ! allegare. |
||||
ROMMELZOODTE.
JAAP. Dat brocht Bouflers, hiel tot bedare:
Dat hy de Stat gav met Accoord. H A R L E Q_U I N,
O, dat re mis! ien halve Poort
Kaf hy jou lui. JAAP.
Ja, veurdriedaagen, Om hem daar na recht uyt te jagen, As eertyds, in de Rotte Val: 'k Meen as Name». HARLE Q_U I N.
Weer an mal!
Hy zei dutte andre defenderen. JAAP.
Ja, 'k tag 't; hy wou Kapitteleren , Of, Venten al den horlement, Zo 't railde en zailde, veur omtrent Twie Mallejocnen an Ryksdaaldcrs, EnTallard toe. Maar onze Maalders Der Franfe Macht en Mogenthait» Die hebben 't hem, glad of ezait; Ze binne niet ewent te koopen, Dat zy met heure Sabel, open En licht oatfluiten kohnen Maat! En was Boufler; ien braaf Soldaat, Hy zou hem van zulke eifen wachten : En berer zyne' eer betrachten: Dat is geen Krygsmans werk. HAUEQ.UIN.
-7- . Enjy
^•intdom, enbot,. engekdaarby:
*7 let iens op jou onverliante; Die Lant koop, mag die Lante Weerom verkoop ? wel dat is flegt! i-e Baas doen zo, mot ook de Knegfc D 3 |
||||
54 J: P O O K S
Alliens niet as de Baaze werken ?
Ons Keuning, die kogt Duinekerken Veur deuz', met andre Lante meer. Maknou Bouflerfp, ooknieteweêr Dat ien Kafteel weerom verkope ? Of teug de Krygs kebruik dit loope! Men mot al feul doen om de Geit. JAAP. DatpaftwelBloodaarts, maargien Held.
H A R L E Q^U I N.
Ja heb is heb, enkryge iskunfte: De Geld maak by elk ien goed gunfte; En die niet heb, mot maak dat hy Kryghoehumkan. Zek vatte jy? Maar kom, omdatjoufrolyk binne, Dat jou lui, Ryfs'le heb kewinne, Ze zei ze jou die vreugd iens weer Met Lfffing, fmyt van boven neer: Kom kyk weer. JAAP.
Neen; het zal niet hoeven;
Je kunt ons daar niet meê bedroeven: Ik (ag het alzo duid'lyk als Van Ryjfil; hoe, na er veul hals En bi eur dat gat an ftukken: Dat jy lay 't cndelyk deed bukken :
Ook hoeze erover, weêrhetLiet Schier Zongen in Parys: dathiet... (Weet ik. nou Wel hoe dat de naam is:) Ja; Dikke Deumü Lutzd de Damü : HARLE Q_U I N.
Touskurk, jou skelm, jou fagebond! Wie zing Luis Daam, Lompe Hond ? JAAP.
Zoet Maat; jy jou te vroeg verheugde: |
||||
ROMMELZOODJE. 55
Word jy nou kwaat, daar ik jou vreugde
Om Leffingen, jou felfvertoon ? Wel dat komt hier waarachtig fchoon .'. Nou zou 't me, by men penshuis! moeijen, Ging ik ze nou niet meer befnoeyen. Hoor Uyen Vreter! weetje wat ? Jy wint ien Dorp , enwyienStat! lenStat, waar over al fyn daagen Jou Koning Zal 'tverliezbeklaagen. Maar, daar ftel nou icnsjes, indefteé YmLeffitogen, de Poft BaJJe, Of Jrmentiers; ofzegiens; meugen Die beyde plaatfcn daar , niet teugen? Zo neem dan Roezingen daar by. H A K L E CLU I N.
„ Ik loov zo waar, de droes, zou my „ Zo niet kelyk de Bóere plaagen. WaktBocr, wyzc ir fanjaagen,, Met Eolk, die fan de Zeekant kom :
Onz' braav Marin. JAAP.
WePk lach'er om. Zeg, zei dat Volk zyn zo bedreven, As die acht bondert, die 'k daar even .Zag in jou Spul, 'k mien op de Hei Van 'ïournhout, die teugen 't gelei Daar Heer van Zen mee' aan kwam trekken Van honden vyftig Man, op 't rekken Zich gaven , fchieropdecerftefehoot? En, wflje,nochwatop jouBroot? H A R L E Q_U I N.
Wel Kaarle ! hoc bin jou zo verkeert- 'J
Dut lykt jou eerfte praat niet m'eêrc ; ]ou praate eerft zoetje na myn zin. Hoe kom , jou zo verandre bin ? |
|||||
D 4 JAAP
|
|||||
56 J: POOK S.
JAAP.
'k Bin niet verandert, Waal der Walen ; Ik zogt myn hart wat op te halen Met jon, eêr dat ik ging na Huis: Ik bin die Boer van Niewwerjluis Die met jou andre Spul ook fpotte : Ik lach, dat ik jou zo bedotte. DagWaaltje, dag: maak dat je nooit , Hier weer komt: of'k maak jou berooit Van Hoofd: dag Bloed! HARLE Q^U I N.
Zeldcongelukke My h'"er zo in de Lante drukke ? Eerft Kermis mis, en dan de Boer My weer te plaag: 'k wou dat hum focr Op Moker Hei! te keer weêromme, Ze zei niet roep, voordat'zekomme "Weérinmyneige, uyt dutte Lant; Daar zei ze my, dieOnverftant Niet weer kom plaagè of weer ontmoete: Adieu Hollante, weezkegroete. |
|||||
DER-
|
|||||
ROMMELZOODJE 57
DERDE
HARLEQUIN,
Met de
RAREKIEK,.
Op de Grenzen van Vrankryk; vertoonendc
't voorgevallene in Vlaanderen. Vanden 15 Ofiober, tot den %t\.Decemler 1708. &-c.
T A A P.
WEI 'k lach me flap, zo zeper waar!
In dusken Pak ! dat ftaat me raar! 'k Wed dat men Moer me niet zou keunen As zy me zag. 'k Kom daar met Teunen Kees Jooftens Schuit, uitnieuwigheit NaBeuffelvaren, om'tbeicheit lens recht te weten $ en óf't praten Wel waar was, dat die Stad verlaten, En hiel ontzet was: Maar nog pas Zo waren wy deur 't darde Sm Evaaren, enaan Land eloopen, Of vonden daar, wie weet hoe'n hoop en Dood Vyands Volk ! en, onder die Vond ik er ien» die by men knie! Dut Pak an had , en deuz-e veeren : Ik fchudden hum fluks uyt de Klecren: En trokfe an. Wie dat daar op uit Durft ihuyven ( krygt meê 'van deBeuit Zyn part. Kwam my de Waal nou teugen, Die 'k twie maal fprak, het zou hum heugen! Ik zou hum, zo wat Vlaamfe Kool Verkopen, by mejn Kammezool! Want ik heb, meer as dorticn jaren Van |
||||
*°l51-
|
||||
ItAIlDE HAltXrEQUIlSr
|
||||
58 J: P O O K S
Van Rotterdam op Gent evaren,
Zo dat ik 't Vlaams wel fpreeken kan.
Wat Parkement! daar komt hy an :
Hy fchyntvergramt. 'k mot hem niet ftoren,
Maar eerft, wat hy wil zeggen, horen.
HARLE Q_UIN.
Wilfceal, ofwilze nietekeer?
Zelzeferdraagdutaffronteer? Ke djantre ! ze bin Malcontente, Dat zulke lompe en domme Vcnte, Zo met myn name fpeulé zei In Hollante, as my is vertel: Hum, al myn Spulle Kopiere, En op myn naam, daar meê ferkeere By Brafe , en by Fatfocn.lik Lui,: De Boer, hum was nok niet en brui, Dat my die plaag; ze had kemake Daar al wat na: Maar dut, dut rake My al te feul; nou dat ze mien' Die Aapbek, mooi myn Harlequin , Met hum malfchreeuw, zo na te folge: Ze zou niet weez half zó verbolge As ze nou bin, had de Eezlekop, Zo wys k ewccz,, órrï uit hum krop Iets dat r niet lyk, te (tooien.: Of dat nock s /at fton op hum pooten;
Ze had ze i zelf kepryz. Maar .e , h dat niet méér rys
Zei uitvoer, zo zei ik feur 't lefte
'Nol er; ze heb nou de belle Enfr: tok wel van al:
Ze 'v loufal
Asï , metmy kebeure.
Dan fan te feure
Dien ik ze daar wel na te ftel,
|
||||
ROMMELZOODJE.
patik.... Maarkyk, dut Heer! wat zei
My hier ontmoet ? zou hy ook wille MynSpullezien? hum gaat zoftille. Ze zei hum anfpreek. A Monfieur , Voftretres humble Serviteur, Jevous anprie, wilzeekskuzeere Datikzeanfpreeke. Zek, begeere Jou ook wat wondre en fraai te kyk; Ze heb hier wat zonder kelyk ? JAAP. Wa zegde Vriend? HARLEQUIN.
Ze heb hier wat aardig Te zien, mynHeer; de keike waardig. JAAP. Gailaiknet alienkodd'genhaon!
Wa faide bont! manr fa, kom aon; Ke fchep in au poftuur behaogen, Daorom fal ikke, 'et iensjes waogen Om te befchauwen, wa de fraais Te zien 'ebt. Maor van veel gekraais 'Ouw ikke niet; daorom zo moete 't Maor netkes veur doen; Zulde zoete ? HARLE Q_U I N.
„Defprekeis Vlaamfe ! 6! datisgoet. „ Dat ikke zulk fraai Heer outmoet; „ Hum zei wis feul fan Franfe houwe. JAAP.
Wapreveldeal? HARLE QJJ I N.
Niet: zebefchouwe Jou maar my-n Heer: inmynezia Lykt jou ien Officiere bin. Ik loof fan Spanje? JAAP.
Net geraoje: |
||||
to J: P O O K S
'k 'Ebmenig Geus Kapoen gebraoje,
Aan dit fchoon Braodfpit da ge rnai
Zoe zjentiel draogen ziet op zai :
'k En 'eb es nooit van t'zai getoegen,
Of, 'k reeg 'er ftraks, ien Geus om droegen
Door zaine dermen 'een aan vafl:
Zy vrezen meer, bai de akkremaft!
Vo.or mai, as voorkwaoden Duivel:
Ik gunde'aor nimmer, Brood nog Zuivel:
Als ik'aor zie, nietWert verfclioend !
Gelaik ik left nog 'eb betoend,
Bai Lejfing: (naoft MoiificurlaMotte)
Toen wai'un, daor zo fchoon, bedotte. .
Maor da komt 'ier nau niet te pas;
Wantgai verftaotniet , wag'et was
Dadaorgefchiede. Daoromlaotcn
"Wydeezkeer, daor nie meer van praoten!
Komt toent mai liever, wa da gai
Veur fraois, wilt laoten zien an mai.
HARLE Q^U I N.
Asjoubelief: komaumynHecrc;
Ze akt my groot ge'honorere, Dat ik, feur zulk braav Officier, Myn Spul mag op doen. Kyk nou hier... Maar 'k bin zo domme; ik mot my skame, Dat ik, jou Heer, niet fraag jou name; Hoe moet ze jou belt Tituleer ? J A A P. „ Wat feg ik beft ? Men noemt m?.i, Heer
Van e. ... „ Dat deugd niet. Den geprefcn. Dat 's ouw te lang. Laot 'et flcgs wezen Voor deze keer, Don Japek van Ha!fivt%enlJittrt, de Öorlogsman. ., Zou hy die kool ook kunne vatten ? H A R
|
||||
ROMMELZOODJE.
H A R. L E Q^U I N.
>, Dat's raar Don Title ! zekredattej
i-i Don Japik Halfweeg Oorloksman ! Ei zek men Heer, zin jou ze dan Ook fan nieuwe Éedleman gemake... JAAP.
Wa zjerWaol! wakanouw da raken 'Wa da kebeu? Laotmaiflechtszicn Wada gefraois'ebt. HA RLE Q_U I N.
Zq met ien, Excufe moi, word niet colaire: Ze 7.oekjounietetedifplaire. ZiedeurdeGlasje. Zie ; daar kom De Frans van üoormk,ttt\i rondom De ScheUe, an deuz zyde in Brabante: "aar maak hum de Fortres: daar plante Hi trn die nou fol met grof Kanon, *-n met Mortier, zo fol hum kon. JAAP.
"at maokt daor al ien fchoen parade. H A R L E Q. U 1 N.
£>aar zie je foort nou, hum Blokkade Pan oudenaarde: dat 's un zaak Zo fraai, as ooit ieiris kemaak. Die Werke, zo fol fchoon Figuure, Daar zei de fpreekfan Eeuwig dure. a* T A A P. Main Ziel! da Wark dat ftaot'eel fchoon
HARLEQ.UIN.
£*iet? nou zei ze wat anders toon: JNou.zcl jou zien de Fyant kruipen., «iel in hum Schulp, of al verzuipen, «Die tus de Schelde en Ryffil&at. Zie jöu nou die feul Hout wel gaat Met Folk fan Gent, na Avelgemme Ln Kerne ? daar zei hum nou ftremme, Met datte Hout, de &-W hum loop: |
||||
6t J: P O O K S.
Nou maak hum Damm', kyk, wat ien hoop' >
JAAP. MaorWaoI, dawark, es zal nielukken;
Main kraog! daor breekt den Dam an ftukken By Bakhem. Daes peftig flegt! Zai moeften beter angelegt, Geweeft zyn, nao ke zau vertrouwen. H A R L E Q. U I N.
Hoe wou jou 't maak , om wel te houwen
Dat duvels Watre ? JAAP.
'Ke zau ze vol Met Franfe floppen. HARLE QJEJ I N.
Word j ou dol! JAAP. Bao nee; da Volk, da benne baozen; Die konde veel meer doen met blaozen; Tegen die ftroem, als 'oud vol klai Geworpen', 'audenzau. Voormai Achtik'etzoe,- om dat de winden, Veel meer, ien felle ftroem inbinden, Als immer Daike of Damme deên. HARLE CLU I N.
Scheer jou de gek, men Heer? JAAP. Oneen;
Wa da ik zeg, dat ftaot op reden. Zauden 't geen fraoye nieuwigheden, EnfchoenInventieszain als, dat Concept ien keer zain voortgang 'at ? En fchoen 't niet wel kwam uit te vallen Da's nie iensjer, da's niet met alle j Et es genoeg as wai maor blyk Van vinding geven. —"~- HAR- |
||||
ROMMÊLZOODJE.
HARLE QJJ f N.
Zehebkelyk;
2e dogt niet meer op de Inventeere: Ze hoor jou kenze ook. Kyk nou meere. Al is die Damm' gebreek an ftik , Dat 's niet; we zei ze al eef wel lik. •^iejy, de Scheld blyv wel gedekke Met Frans Troep, om befeil, de trekke I' an de Chcur Beyer', die nou zei truffel weg neem: dat zei eerft knel, Er druk de Fyant, dat hum Maarfchal Bouflers, niet meere zei zo zwaarfal FeurdeKafteelfan Ryjs'te, die Hurnnogweldefendeer. Daar zie Jy_nou de braaf Chev.r Beyer komen, ^;e jy ? ze heb met hum genomen * an Henegouiv, en andre plaats, 'J'ftieneduzönt braaf Soldaats En Ruit're; dat is fchoon Mallïtïe : Kyk de Oorlogs tuig en Amonitie, ^ E>ie folge ook al. Daar fla hum neer Veilt Bruffel. JAAP.
~ Maor, zegt mai ien keer, Waorom gaot 'y da wark beginne ?
Meent'ai, inernft, die Stat te winnen? wf zou 'et ock maor flegts ge fchiên, ^m dat 'ai oek zou laten zïen, Wa da 'ai fraois kan Inventeere ! HARLE Q^U I N.
• ten; detydzelleere, Wat hum gemien heb, in de end. ^ie daar, hum de Trompettre zend, Met ördre om op te eis die Statte. ^Jaarziejy nou weerom, heedatte Ue Heer Pafcal, Stads Gouverneur, - |
||||
6\ J: P O O K S
Stuur deTrompettre, ó, Grand Érre'nr!
Met de antwoord weer, dat hum by leve, De Statte niet iel overgeve; Maar, dat hum al daar feur Zei waag: Die Kaarle, motte niet feur Haag Bang weez , loovik, dat hum zo ftoute Weerom durf fpreek. Is dat kien foute ? JAAP.
Baja, baions. maor by 'aor eft Eeneere, want die daor'et beft Weerom fpreekt, en daor bay zain 'anden 'tMeeft varft met 't Bloed van zain Vyanden , Die praift men daor 'et aller meelt. H A R L E QJJ I N.
Dan zin hum al, maar Malle Beeft! De Frans bin wyzre; hum liefft lopen, Eêr hum het met de dood bekopen, As de Fyant te feule fchiet Op hum. Kyk foortenou, daar ziet Ty onze Folk de Loopgraev maken: Daar Battery; zie, nou zei 's kraken'. Daar breng hum de Gefchut ai op : Daar gooi de Pionnier de Schop Algaar an kante ; om dat de Wcrke Ishielgemaak, wel hegte en fterke, Tuffen de Naamfe en Leuvfe Poort: Daar fchiet hum nou: daar zie je foort Hoe trekken ouder die faveure, Feul Granadièr ('t bin feur nog leure,) Om die Buitwerkcte Attakeer: Daar fal hum aan ! wat dunkt men Heer ? DatisKurjeus! niet? dat gaat fraaje ! J A A P.
Jain au oog. maor 'k laot mai maje Main befte kop fluks van main romp, . Eft in main oeg, niet peftig lomp. |
||||
ROMMELZOODJE. *5
HARLEQ.UIN.
Waarom myn Heer ?
JAAP.
Wie 'eit zyn daogcn! Es dat de paine waort te vraogen: Wel zie de niet da zai 'eur daor Weg laoten jagen: daor naau haor De fyand iens te recht sjarzjeerde ? H A R L E Q^U I N.
O! jou oordele biel ferkeerde, Myn Heer Don Jaap, half Oorlogsman: Ze dokt jou zou 'er meer weet fan ; Of jou mot met de Fyant houwen. JAAP.
Da moet gai niet op mai vertrouwen; Ik oerdeel recht. Maor weet de wat Da de oerfaok zain zai, naor ik 't vat, Da zain lien waike ? HARLEQ^UIN.
Zeg s' waaromniG?
JAAP. Wel 'ocrt, 'et es allien daorommc Da 'ier 't de Franfe doen alleen; D«n Bayirverft, möft liaor ik meen
Wa Spanjaorts, daor zo 'ebben onder Gedoken, dan ; dan zau de wonder 'Ebben gezien : j'sa méér als toen De Graat la Moth, die tocht gong doen, Bai Oidenhorg, daot*de Spaniaordé Zo trefPlayk (treden. H A R L F. Qu j N
Ze heb op aarde Niet hoor zo fpreek fan Officier ' Ze zei ze wederleg! kom hier; Hoe kan jou dok itrey treff'Jyk'heete As hum ze dood laat flaan , als decte ■ |
||||
66 J: P O O K S
Pc Spaanfe Volke op die tocht ?
De Frans was wyzre; humluizogt Zoniettefnéuvie; want de Leve Ismeérplaiiïrj as bin gefneve, Men kom niet weer. Monfieur la Mof h Witt die ook wel, hum was niet zot, Humwyk lieffteerft, nadatgeduurc Had die gefegt omtrent twie uure, En dat had fier maal an keval. Nou is Che ur Beyer ook niet mal, Hum zei hier toon grootre Gen'rale Te wezc, as la Mot the: nege male Zel hum nou anfal na malkaar In ienc nakt; zei dat niet raar En koddig wees. J A A P.';,
En ftaodig wyken ?
HARLEQUIN. Wei ja: maar ien rys zei jou kyken
Hoe dat zyn Folk wil Mainteneer Ien ftarke Buitewerk, zo feer Ashumdieinheb; lie, daarkomme De Fyand al, cm hum weêromme, Daar uitte jaag; daar klop s'hum Doot W at dun'i: j o utjou, b-in hum zo groot En dom gek niet; as al die Spanjer Dieby/a Witwas? zek reis kanjer We! teug Don jaap ? had ze keblvv U it die kwaad gat, ze had hum lyV Dan ooke al.ao wei beware, ; Asdeet/ü Moth. JAAP.
Wel, 'k moet verklaore , Da gai met goede rede^ fpreékt: 't Verwachtecs-niet. maoizeg, waor (leekt La
|
||||
ROMMELZOODJI. «7
&a Moth nan?
HARLE Q.U I N.
Wel dat 's rare ! vvetc Jou daar dan niete fan ien bete, Daar jou xe eeh Officiere ben? Dat geeft zewondre, ik beken! JAAP.
Verwonder au niet, gai moet weten, 'k Hai in de Kraygsraot niet gezeten,. Ke koemzoe uit 's Gevangenis. HARLE Q_U I N.
Wel, datte dan wat andreis. Kyk dan : daar leg hum an de Schelde, Met ien groot Folke; kykwatFelde Dat hum by Kerkehoof, beflaan, *■& Berchehtm. xiejoa humftaan? JAAP. Paja» ke zien 'emduidlaik leggen.
Maor Waol, wa droes es dat te zeggen, Zie daar komt MARLBOUROÜG an , met EsFyands Leger? HARLE CLU I N.
. Wel, dan het
Monfieur Bouwers, mooi open haaj£,
In t Kofbtl RyiYU; de Fyante
Uoen wel dat zy hum zo ferlaat.
T) , JAAP.
JJa ebdegantsnictwel, mamMaot? .
fjy laotdaor Volk genoeg veur blaiven ;
Daor komt de PRINS EUGEEN 'em ftaivea
'Vlet nog ien 5eir, daor trekke zai
^everdeJL^, 'oe komtdabai? •
"a zal gewilfelaik wa gelde,
"a zai zoe fchierlaik naor de Schild?
V<?ort trekken
E z - K A R
|
||||
■T"
|
|||||
68 J: P O O K S.
H A R L E Q.U I N.
Mien jou dat?,
JAAP. Jao 'k wed.
HARLE QJU I N. 't Is zo, hum wil BruJJeh ontzet, Maar hum iel wis bedrogen weeze. ] A A P.
Ik zau er 'artelaik voer vreeze. H ARLi Q^U I N.
O! ikke niet! Zie nou maar toe. Zie jou de Franje Prins wel, hoe Hum al de ftark Fortres bekyke, Die langs de Scheld leg ? ^ TA A P-
Wel, 'oe Iykc
Zy 'un ? HARLE CLU I N.
Hiel ftark; ze is wel foldaan. Zie daar; nou komt de Fyant aan, Ze lyken or ze was vol Moete j Maar hoe zei kyk die Arme Bloete, As hum reis an de Schelde kom ? *k Wed dat hun foort zei trek weerom. T A A P.
Bai Sant Adoli^daor gaon ze'er over! O Waol! gai maokt es langs 'oe grover; Ba da 's verzjecrd ! ba, da es faats! Zie iens wa maokt la Moth , 'en plaats! Zie 'oe 'y waikt! HARLE CLU I N.
Wel, dat 's verbrufte; Mot hum niet wyk ? hoe kan hum lufte Tot fechtc heb ? is 't jou vergeet, Hoe ik jou zei, dat hum wel weet Hum lcefe en Folke te bewaren? De
|
|||||
ROMMELZOODJE. 69
De Fyand zm maar Moordenaren
As ons woa ttaan; hum weet men Heer, Hum heb geproef fan hum geweer: Hum fmaak zo hiete! en zulke fmakèn, Kan niet méér Franfeman vermake. Zeg, kanzcjou zenoubefat. . JAAP. J»o, zoe omtrent: maor 'oe komt dat
Al 't Leger loept ? doch 'k zau geloven DazaiLuinietbai Karrik 'Oven Staon dorften, om dat men 'un daor Licht had begraoven; es 't niet waor ? HHLE QJJ I N.
Wel neen myn Heer, j ou prate ontzinte: Mien jou de Frans allien zou finte Op datte plaats hum Kerkehof? Neen, neen, hum weet'er betere of, Hum kan die over al wel krygen, Daar hum durft fekte: en dat is eigen, Nou an de Franfe naturel., JA A P.
'kGeloofsesoek. maor, zau't dan wel
Geweeft zain , da zai gingen vlieden,
.Om da 's bai Btrchtm oek gefchieden ? ^ H A R. L E CLU I N.
.j^at zy hum lyf berg, noem jou wéér
Oat hum gaat flugt; dat 's weer verkeer
Van jougepraat: is jou vergeten
Pat ik al twie maal zei ? maar weete
JpQ waarom zy die poft verliet ?
■*^at iffe alliene maar gefchiet,
Om de Fyante te behouwen$
^•e dat is, Berg hem; anders zouwe
Wet ommers weez, vr^ Berge om ,•
«■n dat 's niet Berg hem „ die Mal Gons
55 Van Officier, ze laat ze hangen ,
55 Hum lykt wel gek ! J A A P.
|
||||
7© J: P O O K S.
1 A A P.
Ai zie! daar vangen
Zai na ik 's wel befchauwcn kan, Omtrent wel vaiftien 'ondcrd Man. HARLHQ.UIR
Ze lykt dat jou ze Wat wil plagen. Gefahgè is betre, asdoodkeflagen; Nou ken ze as jy, de Leevbehou. Jaap.
Maor nou van Gaveren ?
HAKLE QJÜ I N4
Wel nou ,• t)at hebben zyook Gas/gaan maken, Feur de Fyande , órri deur te raken. J A A P.
Wel da'en es nau immers niet, Als gai mai 'ebt gezegt, gefchied ; Gai zaide mai, de Frarife zaude 'Aor voor de Sthtide ftaonde 'aude^ H A R L, E Q^U I &■
Wel doen ze niet? maarmiencjy. De Andere f ik mien, deuzeZy. JAAP.
t)a es wa anders: maor dat 's aordig! Ai zie tog icns, hoe fuel en vaordig Pen Etiyervorji zain Kraom daor pakt, En met zain Volk naor Mons toe lakt \ ïk miende da men zau beletten Aon MARLBOUROUG, Brujfelte H A R L E QJJ I N. Wel, ja dat iflc waar men Heer;
Hum het daar fan, zie dat niet! eer; Hier fait onimers niet teug te praten; Hum het de Stad al cêr ierlaten, As daar de Fyant kwam ontrent. &e kan hief denk, hoe dat jou bent |
||||
ROMMELZOODJE. 71
Zoflekt, dat jou dat niet befatte.
JAAP.
Vergeef es mai. Maorzegtiens, watte Bedietdat, dat 'ai achter laot: Die zeftien Stukken, wyl 'y gaot, ïn vier Mortieren. HARLE QJ3 I M.
Dat's per gratie: Zie zo beftaat ons Franfe Natie ; As hum fertrek, hum bin beleefd ; Hum altyt wat ten befte geeft: De Fyand heb hum licht'fan doene: Jou ken ommers de Frans Fatfoene Ook wel, as jou hum hebkediend. JAAP.
Dat'swaorheit: doch'k lag nimmer, Vriend, DeFranfen ooitien Dorp verlaoten, • Of altaid droegen de Soldaot en Wat met zich. HARLE Q.TJ In.
Had hum ze ook gewin? JAAP. Wel jao, H A R L E.Q_U I N.
Dan dat wat andre bin. Diet watte win^ mot ook ien beck j e Hebfeurhum moeite, maar hoe keekje, Daar zo myn Heer, waar ziet ze naar ? JAAP.
Naor niets. Ik tel deDodemaor,
Diedaor Brujjel neder leggen. HARLE Q_U I &
Wil ik ze jou de tal reis zeggen ?
Daar zin maaracktien hondre, en Nok akthondregevangen ben. . JAAP.
Zoehad ik 't oek al afgekeken : Maor
|
||||
71 J: POOKS.
Maor zie, de vyanden die breeken,
Daor weder op; daor trekt EUGEEN Weer met zyn volk na Ryffe/ 'een; Daor'zie ik 'en alweer Sapperen, An'etKailecl. 'kZie, daor vereeren Zy aon Bouflers de Tyding, van t'Geendazaideên, met fteenenan 't Relaas daor van , ne.t vaft gebonden, Zo warden 'emdie toegefonden ; En zonder fchai an Boden loon. HARLE Q.U I N.
Wel dat kom ook waraktik fchoon ! Zie jy hum wil die niet vcur niete; Dat zei jou nooit fan Franfe ziete, Hum betaal met Granaat weerom; Nou, zei EUGEEN tekort niet kora, JAAP.
Maor zau 'ainou nog niet begeere, Met Held EUGEEN nau te Accordeere, Eêr da 'ai Kraygsgevangen raokt Met al zain Volk ? HARLEQUIN.
Dun Jaap, dat maakt
Jou al te liegt: noem jou hum Helte, Ien Kaarle die Bouflers zo kwelte: JAAP.
Ba ja, da es met recht en reen, En na behoren, zo ik meen : Maor 'oor! Bouflers ('t es 'em geraode) Daor laot 'ai 'elder de Chamaode Op Tromm'Ien; daor ward nau 't accoord Geiloeten; en daor ward ien Poort Al ingetuimt; daor trekt 'ai 'eene, NaorVrankcryk : maorkyk! meteene,, Trekt MARLBOUROUG, dien Held,naor Gent, Zie, zie iens meer, 't es al berend! ' HAR-
|
||||
ROMMELZOODJE. &:
HARLE Qjü I N.
Wel Heer Don Jaap! 2e mot bekenne > Ze lykt of jou niet droevig benne Om Ryfs'te, om dat groot ferlies. JAAP. Ba neè.
HARLE QJJ I N.
Wel, dat is zepre fies.
Hoe kom dat jou ferkeer zo prate ? JAAP.
Ik mien de Spaonfe te verlaten; En ftraks te gaon in S T A-O TEN dienft. HA RLE Q_U I N.
Wel dat, datkomheelonverfienft! Waarom wil jou van onze dwalen: JAAP.
Om da de Franfen niet betalen, En da wai laiden groet gebrek HARLE Q.U I N.
Wel, wel, Don Jaap! wel word jou gek? Heb jou de Gelte niet gekyke ,• Dat Bouflers meê met hum gel'yke "Uyt RyfrU nam: wel dat komt fchoon: Daarftaatop, PRO DEFENTIOON' URBIS ET P ATRIA: ze is bonne, En wel gemaak, fan Oud Kanonne $ Ze zei ze jou daar meê voldoen. Ei Heer Don Jaap, hou jou fatfoen. As die Geld kom in Frankeryke, Ze zei al jou betaal gelyke; Jou zei dan hebbe gien gebrek., 2e bid jou, wil tok niet fertrek. JAAP. NienWaol; da Geld zau ik main leven Op gien plaots weten uit te geven; "et is in main oog ook te vals.
H AR-
|
||||
-■»
|
||||||
#4 J: P O O K S
H A R L E OU I N.
Wat Zek jou daar? de droes mbt hals
Enbienjoubreeke! isdatfals Gelte?
In Frankeryke wy 't wel ftel ta
Met de Pampiere; en dutte is
NokKooper: endatiskewis
Veul betre alIèiiTe de Pampiere»
Maar wil jou niete blyve hiere ,
Zo brui dan heen, en laat fcur Gent,
Jou doote skiete, domme Fent;
As jou niet arte wy , begeere
Jou Lyf te hou met retircere ,
Loop helpt de Fyand. maar 'k zei fwyg ;
Ze zei ze tok de Gent niet kryg.
JAAP.
We zeilen al, sjallottig WaaitjeJ Neem jy aan Ryffe! maar ién ftaaltje, Van 't geen wy keunen: loof me vry; Wy willen nooit, of't geen dat wy Ooit willen, dat zie jeonsuitvoere. H A R L E Q_U I N.
Ze bin, perdu! datzindeBoere, Ze kenze hum nou aan de lpraak. JAAP. Die ben ik toen Beplakte Snaak ;
Menzelhetjouraisandoen kykert
Hoe dat we zeilen weg gaan ftryken,
Met Gent, (dat 's Vaft) al wart dat daar
Jouhiele Leger binne waar;
En als je ziet dat wy het'winnen,
Zo plak het dan met icn maar binnen,
Jou Kas: en loopt daarmee rondom
In Vrankryk, fwetzen, Bloed ! Maar kom
Hier nooit niet weer. dag: laat jou raaden.
|
||||||
HAR-
|
||||||
ROMMELZOODJE,
H A R L E Q_U I N*
Ze loof ze wis inde ongenaade,
EaaaldeGoèn, keborenfei: Zewetcniet, hoe dat «e ken
Zo düirt weez , dat ze niet zage, Bui ,mde Boer w as; daar hum frage Enfpreeke, altydzodwarzewas. Hoe kcmtru ik over al te pas ■! En dut isne;: weldeailerboofle, Maar 't iüc nok feur my ien troofte, Dat ik. op kant fan Frankryk (iaat. Adieujou Land, feur my zo kwaat;. Jou mag ze wel ferzekre wezen, jou zei my nier meer zien na dezen: - £a, ofdaar alien and're kwam, Die my ne Naam ênKlied, an nam, As deedfenr deuz , kat jou die Guité Niet meer bedriege; ik fchei 'er uite. Noai^ Naberkht.
|
|||||||
11
|
|||||||
Zie hier het laaft' van 't boertend Helden Dicht
Gy Lezers, d il ooit ineen uit te geven Op me tpfft* en tweede HarltOftin'; 't had licht Niet uitgekomen , wierdik niet gedreven Omu te tenen, hóeééi . die zynleven Lichtnietenv ill, wat dat de /£««/? verrich?,
Al uwe-maal, op myö Tyt*/*eeft geJfchreven, :t kreupele j"yi en trant, die gants ontftigt,
Ja't Heilig Woord (wie zpu'er" niet voor gru- wen!) , En èedheit , zelv fchynt in 't gelicht te fpuu- wen. Daar ik n'et weet dat ik ooit, Fvaad of I{iri Te
|
|||||||
16 J: P O O K S
Te na koom, met myn Scherflènde Gefangen,
Die 'k ftaag , naar 't Heil van 't Vaderland haar gangen Bcftuurde: en dit was 't Oegwitvzn myn werk. |
||||||
* '. •
|
||||||
KLINK-
|
||||||
ROMMELZOODJE. 77
K LINK-DI CH T.
Ter gedachtenis j van het Verjageu j van het Fran'
fe Leger , uit hun Sterktens langs de SCHELDE , door de Zeegen- , haftige tvertogt, van het BONDGENOTEN HEIR,'
Over die Rivier by OUDENAARDE.
Derwaards aangevoerd, door de onvergelykelyke
Generaals van het zelve Leger , Als ; Den PRINS en HARTOG van MARLBOÜ- ROUG, den PRINS EUGENIUS van SA- VOYEN, en den GRAAF van TILLY. Op den 2J. Ttyveïnl. 1708.
\ÏT At Helden glans! fchynt zo vol Glori,dezen
Myn Cliö in 't gezigt: en zengd, vol doodfc
wondea
Het hart der Heirmacht van Louis , aan eenge- bonden (de lag ? Met Sterkte op Sterktens, daar het langs de Schel- Wie brak dien keten , van Bourbons verwaand ontzag D aar 't Brufiel ons meedacht te ontrukken? wie beftonden
D it kraaijend Leger, (eér, omtrent die plaats ge- fchonden,) Zo ftark Om graven, wech te jagen, zonder flag? 't Was
|
||||
78 J: P O O K S
't Was Marlbourong.' Eugeenl en Ttlly] 't pull?
der Helden,
Myn Cliö; die, den Haan vanVrankryk , alle Velden
Poen ruimen, daar de Zon hun fchitt'rend zwaard befchynd.
Laat u dan 't vluchten, van die Snorkers , zo
vermetel!
Geen wonder zyn; gy zult onz' Heldenkling, den Zetel Nog om zien hakken, daar Louis, reeds op ver- kwynd. |
|||||
NOTI-
|
|||||
ROMMELZOODJE.
|
||||||||
If.
|
||||||||
NOTIFICATIE,
Op het voorgaande Klinkdicht.
MEn zal op Saterdaf, den ccrften van December,
Ten nadeel van Luuis en Bcyervorft,vol zwier Op 't Schouwburg, 't T R E U R S P E L (in het laatne van November
Gefchied voorBruffel, en ook aan de Schelde) hier, * Tot Berge in Henegouwe, op 't droevigfte vertonen: En na het zelve dan, de wyd vermaarde KLUCHT, De Loop in 't Leger van Louis zy n kleine Zonen, OfRyffels vreugden, en Bounds zyn droev gezucht. En tuffen beide, zal Vendóme eenTreurzang zingen: En GraavLa Moth, geftaag gebeukte fprongenfprin- gen.
Precys met de Belegeraars van Bru/fel op
't TooneeL |
||||||||
C LI O 'S
|
||||||||
80 J: P O O K S
clio's helden-Zang
Over het inneemen van de fterke Stad en het Ka-
fteel van R-yfjel Belegerd op den 12 tsfug: en veroverd als de Stad op den 2$OBob: enhetKa- fieelop den 10 Decemb. ij&8. Door het beleit 'der Alderdappcrfte Veldheeren
FRANCOIS EUGENE DE SOISSONS, Prince van Savoyen enz: en JAN WILHÈM FRIZO Erf-Stadhouder van Vriefland. enz: |
||||||
MYn GliÖvolgd fiet luft,de Helden met haar
Lied; Zy toetft haar lage Stem ha* hoogten 5 omdat niet Van 't geen dat zy vermogt zou achter wege blyven; Had ze ooijt een ruime ftof om Helden-dicht te fchryven,
Nu heeft ze een overvloed ;dies zingt zy wel te moe" Maar vol ontfag en vol eerbiedigheden. Hoe Den fchrik van Vrankryk,Held!ÉuGEEN des Was- reldswonder
Die niet als Blikfemtaal en Doodelyk gedonder, Uit Koop're Monden van zyn Oorlogflengcn fpreckt,
Wen hy, de Benden vanzyn 's Vyands Heirmacht breekt,
Op't Slagveld daar Belloon'hem, ziet zyn Helden- daden Verrichten;en zyn Hoovd met varfe Lauwerbladcn, Boor zyneSabellheê, van 's Vyands Kop gei'noeid, Vcrfieren dag op dag: of dat hy onvermoeid, De Dood, voor Bloodaards zo verfchrikk'lyk ! iurvd trotfeeren Wan-
|
||||||
ROMMELZOÖD)E. St
Wanneer hy Stede ontfet of Steden gaat verheren:
Hoe Itark, hoc wel bezet, hoe wel verdad gd , hy Streevd door zyn Dapperheit die Zwaarigheên voor- by,
En doet dus, méér en meer, zyn Helden-Luifter brallen
Op 'e argeflrederi puin, Van 's Vyands trotfe Wallen j "aar hy met eigen h'ande, in vyeërvvi! van 't geweld Per ftrydb're Vyand,vu(t, zynZegen Standaard (leid; 6 Wonder onzer tyd ! 't moet alles voor u buigen Waar dat uw Heirbyl tjeft: 't ontbreekt aan geen getuigen
Wat dat uw moed, en kracht, en Krygskunde al ver- mag ; , Gants Vrankryk brengt hier tee zyn Helden voor den dag, ■ .
"ie 'tpuik haar 's Krygsmaclit, ooit als Legeï Hoovd
geboden:
w ie zal zy tellen 4 dié niet Schaamrood is gevloden, Gekluiiterd of geveld; door 'tover zwaargewicht £*er flagen, die uw Arm al ITrydcnde verricht ? •Men zie zelv, in het hart der Koninklyke Loten, Gefproten uit de Stam van, Lodewyk den Groten j 'Men zal, daar in door 't punt van uw verwinnend Staal
Alle Eeuwen zien gefneên, uw Lof en 'Zegenpraal Op haar, te.ri top gevoerd, ö HeldenpuikJwiciser ^ie ooit min dreigde als gy?en wie trof ooit gewiüer? ^y and'rt Thefeus en Alcides onzer Eeuw / Een groter Lyvfieraad als een Numid'fche Leeuw ■^y.n bol gemaande Vacht, paft om uw' ftfydbVe Le- den:
yjy wint,om 't Prinfs'lyk Lyv na waarde te bekleden £elv Guide vliezen, daar u 's Keizers Arend voerd! ~ie,met zyn fnel gezicht en febarpe klauw valt lóerd ^Oi zyn rechtmatig aas s hem al te fchelms ontdragen F Weer |
||||
Si J: P O O K S.
Weer uit den wreede Poot der Gaulfche Beer te
jagen; Vergccvs verdadigd hy, voor hem , die fchoone
Beuit Die gy met Speer en Dolk hem, wringt ten naa-
g'len uit, In weerwil van een drang van zyn Manbafte Hel-
den ! Die vrucbtlooz, voor uw Vuift, hen fel ter wee-
re (telden. Schrik , fchrik Bouflers! die lints 't gevecht by
Ek'ren, als Vergeten hebt gelecvd : wat wierdu, op den hals
Geladen van Louis ? zoud gy de ftarke Wallen
Van Ryfiel,wyl 't u Vorft begeerde,voor het val-
len Behoeden, en onz' Helde uit zulk belang weer-
(laan? Qf vongt ge uit Heldehaart die zwaren arbeid aan,
Om hen,dat Puik-juweel der Steden ! te beletten
Weer aan het Hoofdfieraad, Vorft Kakels Kroon ,
te 2etten, Daar 't zo verraderlyk was eertyds uitgefcheurd ?
Of, wierd ge alleen van zo veel Helden uitgekeurd
Om't zwaar gewichte,van Eugeen en F r i z ó o s
Degen, Mede op 't verftaald Balans uw 's Beukelaars te
wegen? Uw Arm was veel te zwak voor zulk een 2ware
laft! Vergeefs hield gy zo langs 's Stats Leli Schild zo
vaft, Om hasr niet uit den Hof van Vrankryk te fnoei-
jen;
Op dat ,dieEed*ie Plant weer heerelyk iou bloei- jen |
||||||
'ROMMELZOODJE. 8$
In de Ooftenrykfe Tuin ; gezuiverd in 't geheel
Van vuile vlakken, daar 't befmett'lykgiftig geel Der Franfe Leiyen haar fchoonheit mee pefméjtea En... Maar wat zwym'ling wil myn Cliö nu beletten
l)at z*y haar Zang vervolgd ? Wie ftoord die vreug- de , ai fpreekt Myn Waarde ? zeg 't , wat is 't dat zo gezwind verbleekt
En met een Doodskleur vervd,u Kaakjens,die de Rozen
En 't Eélfte Purper dat ooit Tyrus baarde , in 't blozen
Elus tarten ? ach f waar is die alderfchoonfle Gloed y Vervaren? waar 's dien Gloor, reu van u eerfte moed, Daar gy, der Helden Moeden Daan, meê woud be- fchryven?
'Help my, 6 Hemel help ! haar Leden die verfty- ven:
Haar blanke Boezem,zo vol Aad'ren' heen en weer Doorftrengeld als het fchoonfte Albafter , heeft niets meer ,
Vao al de Schoonheit; 't werd, (helaas! ik ga ver- loren) *n't ondooraderd Wit van Elpenbeen herboran. ^'een, ogen ween! ftort al uw brakke traanenüit ■"ie ge in den ©natrek van uw droev gemoed be- fluit:
Dring al de pariTen aan die u tot fchreijen parlFen: Ontboei 't bcnaauwde hart,, met een vcei droever knarffea
■^er Tande , als Promotheus om de onvsrdraag- b're pyn
i^es Gieren beter floeg; 't wil uit zyn Kerker zyn: *>rypt toe bevreelcie hand j wilt voor dien greep n-let bevaa
Fa Gy..,
|
||||
U J: P O O K S.
Gy... ach! myn Cliö zucht! myn Ziel, herhaald-
ge 't Leven, Daar Atrops reeds had, op uw waardig hart gemikt?
Spreekt, Üitvcrkoorne fpreekt? wie is 't die niet
verfchrikt (Zwyg flaauwe Stem. neen fpreekt,), wanneer hy
flechts hoord noemen Het yzlyk woord, vergift ? wie dorfl: zich ooit
beroemen, Dat hy,dat werktuich, dat uit alle gruw'lykheên
By een gekneed is, en, uit de afgrond vanbencên
Door Pluto is geftrooid, het eerfte dorfl hanteeren
En, aan den Hel ten dank, vol wreedheit ging ver-
eeren Die brave Zielen,die dien Godvergeten hand
Des Levens draad afkorte in 't barftend ingewand ?
Gy niet Fabritius; gy hebt nooit door die wegen
Der fnoodfte Moordcry behaald, uw grootfte Ze-
gen Op Pyrhus, toen fji\ Arts u aanbood, hem te doon
Door,vuil en boos vergiv, voor zyngeéifte Loon:
Gy vloekte den verraar! gy wilde met die fchan-
den , Epirens Heirmacht niet verwïnne ; en door zyn
handen, Uw Ed'le Vya-nd niet vermoorden , Edel Held!
Maar gy hebt Pyrhus, zelv 't verraad en jfchelm
gemeld. / ó Onuitwisb're deugd ! 6 Boosheit waard gelaf-
terd! Ach! hoe is 't Chriftendom i zoverre nu ver- baiterd, Dat het, door zulk geweer , zyn Zégentékens
zoekt? Zyt gy er oorzaak van , Waiifchepfel, lang ver-
vloekt? Var-
|
||||
ROMMELZOODJE, 85
Vervloekte Barnardin! (ik vrcet,men zal my fchej-
Dat ik, dien fchelm zyn naam en heilloozheifc, durv
melden,
Die Eeuwig , als den naam der Stichter van den brand,
In 't wonder Tempelwerk te Ephefen, aan een kant Diend weeh gefmakt te zyn.) 6 fchand der Pre- dikheren,
Dorft gy ? die gruw'lykheit de Chriftenheit eerft leren,
Toen gv, 't Hervormde Broodin Ghriftus Lyv,ia 'l fP°8'
Der vuilfte Add'ren, en in 't giftig Draken zog Gtingt dopen, om daar- meê (zie hoe myn Leden
beven Nu ik het meld !) uw Heer en Keizer te verge-
ven InzyneGoddienft 5 Hy,die pleehtelyk niet wacht',
Als Trooft en Zalichheit, wierd wreed'lyk omge-
bracht Door uwe hande en lift. Dus is het Hoovd van
Romen De Zevenft' Hcnderjk erbarmm'lyk omgekomen ,•
Door 't giftig Chriftus Lyf, is 't Chrift'nen Hoovd
• vergaan. p And're Judas! dorft gy,dusuw Heer, verraan ,
Ier gunde van de boofte en fnoqdfte aller Mca-
fchen, Dieji Muitende Gibb'licn, den Hartoch van Florën-
fen; Die 's Keizers toorn , geterd h&d op zyn hals ge-
haald, En, wis zou, zonder u, zyn voor dien hoon be-
taald? F j Das
|
||||
$'6 J: P O O K, S
Dos weet een booz gemoed, een wreede hand te
vjnden,
Om, voor een tyd, de knoop der Straf, die dreigd, te ontbinden, (Bloed.
Ten koften , van het fchoonfte en eêlfte harten
Was hy, uw vuorbceld, daar gy Gallen, die 't
gemoed
%o bitt»r is als gal, die Lift hebt uit gezogen, Om, met Venyn, in plaats van 't Zwaard, te O- relogen,
Wanneer 't verkeerde recht, dat gy bezit door Lift, U , door een Helden Arm , Rechtvaardig werd betwift ?
Of, heeft *Lojolaas 2aad,dat ge u ten lafter koe- fterd,
LJw fnoodheit eerft'lyk, in dat fehelmdom opga- voeiterd,
Toen 't deze Helfe Les dorft fchryven ? 't Stant elk vry
X>e ^etteren, of, die zich nan der Kett'ren zy Vervoegd, te dode»; 't zy door 't Zwaard of door vergeven
JJier door leid men zy»Ziel op't[poor van't Eeuwig Leven,
Wie zwymeld niet van angft als hy die Reeg'lcn
hoord , En de oorzaak, van de vierde en Groote f Hen-
d'rikz"' moord? Ach ! zyt gy Wreedaarts , noch van 't Aardryk
niet gebannen? , Neen: leev ; recht by Louis een School op , om
Tyrannen Te kweken; maak uw Vorft daarvan het Opper-
hoofd ; * Ingnattus Lojola Stichter der Jezttitcn order, f Heitd; de ir, K; vt Vrunlryk. F 5 En
|
||||
ROMMELZOODJE. 87
En laat hem roemen, dat hy Helden, wreed be-
roofd Van 't,Zalig Leven, door uw Godvergeten von- den : Ja roem , dat gy den tweden t Karel, hebt ge-
zonden Ten Grave, en kwynend'van den Spaanfe Troon
gefchopt: Roem, dat gy, aan Boufflers , 't vergiv daar gy
meê popt, Gefchonken hebt, om 't dierbaar Leven af te fny-
den, Der Helden Held Eu ge en! den roem der Hel-
den tyden! Dit zal, 6 fnode, die zo veuig zyt als uw Land,
Schoon gy er roem opdraagt., den Naneev ; tot
een fchand, Der Jezuiten, aan alle Eeuwen voort gaan mel-
den. En, zoekt gy, dus te treën ter Heirbaan van de Helden, Verwatene Boufiers? of hebt ge, om Orleans
Te wreken, van die grooteen Zeeg'ryke Oorlog-
kans ! Die hem Eu ge en, zo groots! heeft voor devuifl
omdragen, Toen hy, hem voor Turin, heeft uit het Veld ge-
Hagen; uaar h^, tot de Oogeü toe met Starktens, lei ge-
rv d '
Dit Heillooz werk bedacht , dat al uwe Eer be-
AT vlekt'
Met zulk een Lafter, die u Eeuwig aan zal klc-
■ ven?
*-n> is die Wreedheit, van zyn Vad'ren,noch ge- bleven By t K*rtlSb IL Kj v: Scanjet}. |
||||
88 J: P O O K S
By dcïen Orleans ? die om hun bitt're haaï
Op 't braav Bourgonjens Huiz, hun Koning Kar
reis ftaat,
Ook zochten door Vergiv geheelyk te ondermynen, Door 't Moorden van zyn Zoons ; twee Edele Dauphynen,
Louis, en Hertoch Jan du Tours, die naauwlyks, an
Jacoba, de eenigfte, en braavfte Dochter van Graav VVh'iiefn , Albertz' Zoon , en Margarcta , Zufter
Van jan den Bourgonjon, Gehuw'lykt was. Goón! Eu ft er
Die Vad'ren ïhoodheit noch (wie had zulks ooit gedacht!)
In 't Krooft van Orleans? doch , wie zag ooit 't Geflacht
Der Gieren, Heet na Bloed, in Adelaars veran- deren ? De Tak lykt fta&g de Boom ; en Boom en Tak cl- 'kanderen.
Maar hoe ontftelde Geeft ! waar werd gy heen gelejd ?
Waarom die Gruweldaan! dus verre uit gebreid? Daar gy Bouflers alleen , moeft in het Aanzicht wry ven
Wat vuile Lafter! dat hem, Eeuwig by zal bly- ven.
0 Schandvlek ! die de fchande uw 's L^andaards meer vergroot:
■^Vaarom ftond gy door Giv naar, Held E u e e e n, zyn dood?
Waarcl gy bevreefd, dien Prins, te treden onder de Oogen,
Lafiiarte Hoofdman ? zeg 't ? waarom dan heen |
||||
ROMMELZOODJE. 89
Naar Ryflel, en u zelv, in Lyvs gevaar gefield i
Df wierd u, 't vreezbaar Hart, niet eer door vreez
bekneld, Als toeti ons Heir , zich voor die Stad had neer
geflagen, En Fr iso, en Eu ge en, elk op hunn' Zegen-
wagen , Rondom met rookend bloet,vanVrankryks-bloed
befpat j By Oudenaarde, doorhünn' kling gedord, de Stat
Befchouden van na by, om u fluks aan tegrypen?
Of, wilt vcrmetelheit, u de Ooren toe te nypen
Dat gy, de Daden van Éogeen niet hebt gehoord?
Of had gy ftaat gemaakt, dat, na dien Prinfc Moord,
't U moog'lyk had geweefi die Vetting te behou-
den ? ö Snode Grond, daar gy, dien hoop zo booz op
bouwden! Doch'k twyfel nu, ofgy, 's Mans Daden hebt ge-
kaïd; Dit zynze; fchoon gy had uw Lift volvoerd, aan
't end Van 't 1'chone Europa, zou zyn Helden naam noch
Leven. Die u zou, als hetHoovd van Hagars Zaad,docn
beven En fchudden, voor den drang der flagen van zyn
^. Vui.fti
£te Schanderbech, in hem; zyae Arm is noch be-
gruift,
Sen Zegenteken, methetBloed derOttomannen, Of, anders ziet ge in hem, die temmer der Tie- rannen!
«•en andere Gonzaal de Grote, die vol Moe,d! Hefpenën.weêr heel herilelden; en het Bloed £yn 's Vyands, gudfcnd langs de Oever heen deed zwalpen, Di«?
|
||||
9« J: P O O K S
Dier ftromen, die, de hoge en Hemel torfendè
Alpen
En 't Afpenyns Geberchtc, als Baarmoed'ren, al- leen Op tellen; of gy zoud hem, Wreedaard! als voor- heen, Den Hartog Albert, Zoon van Frederik, de Twi- de
Keurvorft van Saxen, zien door zyneSabelsfnede, 't Verhecrde Ooftenryk hertteiïen, en 't gants vry Ontbinden, van de Óngaar zyn wrede Slaverny, Daar 't ander lag gedrukt: van daar, zou hy zich fpoeijen
En klinken, Neêrlands Hals, uit de opgeworpen boeijen>
Der Franfe Dwinglandy, door 't flaan van flag op flag,
Daar hy de Lenden mee, van Vrankrykstaai ont- fach,
In drukte. Voor die Daan wierd de Eernaam hem gegeven
Van * Keizert Rechterhand ; hy voorts in ftaat verheven
Tot eerde Krygshoovd vin het Roomfe Keizer- ryk.
Ziet, in die Helden moeft gé hem aan doen te ge- lyk,
Wier Deden, dat we, alleen in hem, zien Heer- lyk blinken,
Had gy in , Lethis Kolk , hem willen neer doen zinken,
Om zyne Z.iel om hoog te .plaatfen , daar 't ge- ftürnt
Des Blikfem dragers, aan der Hem'lcn Daken barnd, Wiens Blikfem urale Eugeen, uit zyn gevreez- de ving'ren,
|
||||
ROMMEL ZOO DJ E. 91
U wift, met zulk een kracht! in 't Aangezicht,
te fling'ren,
Dat gy , beneveld door die heete glans en gloed, De neêrgebeukte.Wal, vaft ruimde, voet voor voet: En, ,eindelyk geheel, moeft in zyn banden geven. Maar, 't had u eens gelukt, dat gy, dien Held, om 't leven Gebracht had, door een Lift zo fchandelyk , als wreed;
't Had u^eennut.gedaan Bouflers; ó neen, neen, weet;
Uw Wederftand, hoe groot! had eind'lyk moe- ten vallen ; Want gy zoud na Eu geen, noch zien voorRy- fels Wallen
Ja.N Wilhem Friïo,' tpuik,van Necrlands Helden Bloed!
Wel jong van jaren, maar al oud in Mannen Moed; En, in de Leffen van de Krygskunft, zo ervaren, Dat zjne Jeugd, verftrekt den toets der hoge Ja- ren , Van de Oude Helden, en het Heldenryk Gefkcht, Dier Ed'le Prins! die ftaag, de Wrevelmocd en Macht
Van Spanje en Vrank ryk, naar den Hart Aardor- ften rieken.
Dien Prins, in wie, de Da&n van al zyne Oud'- ren fpreken ,
En't Edelfte Juweel is, aan dat Helden tal, Was dan, noch Mans genoeggeweeft om,RyiTe!s Wal,
Der Stat en van 't Kafteel, uit uwe hand te bre- ken ; Om fel, op u , den Moord der Grootfle Held, te wreken:
Ja, hy zou, om dien fmart, die hem; zo droe» en teer Ge- |
||||
9* J: P O O K S
Geraakt zou hebben; als Graas Wil hem de
Eerfle, eêr
Den Franfen Koning Phlips, deed fidderen en be-f ven,
Toen hy , Langs 't Helden Spoor het Strydpark op ging ftreven
Naait Eng'lands Legerhoovd, hem* Ryffel,Brug- ge en Gent
Ontrukten met zyn Zwaard , toen 't Jaar by na ten end
Gelopen was: en vol verlangen en begeren Tot Helden Daden , 't Jaar f daar aan, ging o^ verheren
't Onwinn'Iyk Doornik ; en Sint Omarz' Voor- dat door Zyn Overwinnend Heir verbranden ; Giihe, voor Het meerendeel bedurv; toen Calais ingenomen ; En met dien zelve Macht, het alles, opdezomen Van Vrankryk , ja geheel tot Atrecht heeft ver- woeft.
Dus zou hy... Necn.<, dus zal dien Jongen Prins, een Oeft
Van Zegen Tekens, uit den Kroon van Vrankryk maaijen:
En de Afpunt, van Bourbon zyn Monarchy ,ver- draaijen;
Die reets al wankeld, in zyn opgefcheurde Naav, Tot Heil der Bontgcnocte en 't Vaderland, een Gaaf!
Die ons, met Ryfiels val , den Hemel voor gaat fpellen.
In welkers Vcft men, voor Verweerders op kon tellen
Ruim veertien duizend Man j die, door een zeven tal Vaa
* Anno I1IJ.
f Anno ij 14. . |
||||
ROMMELZOODJË. n
Van Leger Hoovden, tot verweringe, over al,
Op 's Statz' gevreezde en lchier onvvinb're Beu- keryen , Staag wierden, hier of daar, daar 't rieefte waste lyen,
Van 's Vyands ftorm gevaart , tot ftryden aange- bracht ; Om,'was hetmogelyk gewcell, door al die Macht, Ons Triompherend Heirtelchutten, in hetwinneri Van Vlaand'rens Pronkjuweel. 6 Stat! die't Hart en Zinnen
Van Lodevvyk, nu hy, vol Luider u herfteld Aan Karelz' Rykskroon ziet,tot fcheurenstoe bekneld; Wat heeft Bouïgonj en niet met Berry, ingefpan- nen Tot 's Stat z' behoud ? toen zy met honderduizend Mannen,
Zich neder fioegen langs de Schelde,en,zich daar Zo fterk begroeven, dat een aildcr , naauw'lyks haar,
Als onze Helden , op het Lyv had durven ko- men ! Hier door, was by na, aan 't Beleg'rend Heir be- _ nomen, Len hoop der toevoer, die 't van doen had, in 't Beleg'
't Welk langs Ooftende toen gebracht wierd; maar, dien Weg
Zocht Graav Vendöme, ons met, de Dammen ^ door te fteken, Zo toe te fluiten, dat m' uit nood zou moeten
. breken $ v Dit zwaar Beleg, door ons, ten einde fchier ge-
bracht. Aan de and're zyde rukt, Keut Beyren , met een Macht, Veor |
||||
94 J: POORS
Voor Bruffel , van omtrend de vyvtien duïzené
Koppen, (Na dat Vendórrie, aan ons, den toe weg niet koft
doppen, Die men met Schuit en Boot, Hoch op Ooftenden
had Langs Leffingen,) op hoope, om door 't Bekgdier
Stat, Het Bondgédoten Volk, van Ryffel af te rukken:
En, om dien Aanflag, meer na wens te doen ge-
lukken, Beftormd hy negcnmaal op eenen Nacht, 's Stat 2'
Wal,- Die, door de Dappcrheit der Dapp'ren Heer P A s-
CAl,
Gebieder'van de Stat, vervolgens, «óndervruch-
ten Vercidcld wierden. Hier , hier zweevden de on-
genuchten Der Razernyen en Verwoedheên , onder een;
De Wrede buik der Dood wierd, met een onge-
meen , Doch Bloedig Moordb»nket,tot barftens toe gela-
den j Hi^r kon de Bloeddorft, haarbloeddorftigheïtvcr-
' zaden, En zuipen zich, aan't Bloed der Neergevelde zat,
Zo wel van buiten, als van binnen in de Stat.
Den Beyervorlt, op 't laait vermoeid van dus te ftryden, Ging voor een wyl, zyn volk, gematft, ten ruft
•geleiden; Van zints, den and're Nacht 1 met meerder Macht
en Moed, Een feller Storm te doen: om, 't koften hoe veel
Bloed Het
|
||||||
' ROMMELZOODJE. 95
Het kollen mocht, de Stat, door zyn Geweld te
dwingeiï.
Maar, naauw'lyks had hy Aam gehaald , en tot 't befpringen
Der Stat, zich toegcruft ; of ftraks ontfangt zyjj Oor
De droeve tycRng! hoe het Franfe Leger, voor HeldMARLBOUROUG, EUGEENea ■ _ TILLY , was geweken Uit haar Verfchanfiing; ja! dat zonder eenig teken Van Tegenwecr , zy hun, op de aankomft en 't gerucht (vlucht
Van 't Bondgenoten Heir , naar Doornik op de
Begeven hadden: als,een hoop bevreefdeHazen, Die,' op een Jagt gerucht, haar zelven zo verbazen! Dat zy, haar redding,voor des Jagthond z'fchar- pe tand,
Alleenig ftellen, in haar vluchten ;fchoon de hand Des Jagers, aan de Zeel, zyn honden houd ge- kluifterd.
Dus wierd het licht der hoop , der Beyervoriï, verdnifterd,
Door 't Brits', Hoogduitfe en door het Neêrlands Helden licht.
En hy angftvallig, breekt 't Beleg op, vlucht en zwicht,
^oor die hy dacht, dat door zynAanfiag, zouden: zwichten,
*« Ryffelz' zwaar Beleg (dat FRIZ O vaft yer- . richten) w yl hy genoopt wierd, na der Franfcn vlucht,by Nacht,
voor 't Deftig Helden Heir, 't Beleg, reets ver , gebracht, ivlct achterlating, van ruim achtten honderd Do-
den, Te
|
||||
9« J: P O O K S
Te ftake: èn 't ov'rig Volk z' behoud , ïö hoog
van noden!
Te zoeken in een Vlucht naar Namen toe ; eêr dat
Hem, door ons Leger , ook dat eenigfte open Pad Tot zyne aftogt noch maar veilig, wierdgefloten. 't Gelukt hem : maar, met eene bok aan de Bond- genoten , Datzy, na deze tocht, voor haar vol Roem en Eer/ 't Katteel van Ryffel, na een kleine tegenweer , Doen voor de Sabels van E U G E EN en F R I- 2 0 bukken Die flag! die zwaare val/zo vol van ongelukken Voor Vrankryk, moeft het Heir van Vrankryk zei- ver zien
Als Ooggetuygeri ; fchooii ze in Macht van Oor- logsliên, >
Maar niet ,a moedigheit, ons verre overtroffen.
Dit Werk vol Arr'beid ,. daar den Naneev op op zal ftoffen, En 't Stamhuiz van Bourbon geftadig knagen zal Gelyk een Kanker, en als 't Voorfpopk van zyn val, Wierd, in die tyd dat men Apollo z' GoudeStra- len, Zag uit den Maagd, tot door den Schutter , ne- derdalen, Heldhaftig uit gevoerd, trots'alle zwaarigheén. Vertel de wond'ren nu Bouflers , die gy E U- G E E N Zelv, voor de Stat aan u betroud, hebt zien be- dryven 5
Men hoevt u, nu niet meer's Mans krachten voor te fchryvèn,
Wyl gy die nu te wel door de Ondervinding kend: Maar zwyg, hoe gy dé Deugd, eens VcldshectS} hebt gefchend, Toen
|
||||
ROMMBLZOODJÉ. 91
Toen gy, dien Prins zyn dood, woud door Ver.
giv gaan -zoeken. Vertel daar by met een , den roem , die aan den
kloeken * JAN WILHEM FRIZO, in den winftder
Stat behoord. Prins M A R L B O U R O U G zyn Lof en TIL-
LY z', die de Poort Van Vrankrykz' Dwinglandy in Keukenen Ram-
_ my en,
Die zal wel, uit den Mond vanGraav Vendöme
glyen, En van de Prinfen van des Koningz' Huis en
Bloed: Als de Edelmoedigheid , der Helden waardfte
^iet, met haar Nederlaag ter neder leid geflagen,
■Maar neen; 't is haar geen fchand, dat zy er roem n op dragen, Uat 7y verwonnen zyn van Helden, zo vol glans!
Koom, Vaderlanders! Vlecht nou voor uw' Hel- de een Krans, um haare Hoovden recht na waarde, te ver- , fleren, yan de aller Edelfte en de fchoonfte Pronk Lau-
T w'rieren: kaat Eeuwiglyk , dit Puik van, al haar Helden
T Daan! * °t een Gedachtenis daar in gefchreven {taan
Met Goude Verfen ! daar myn Cliö 's zwakke P Oogen ^■cets ,vol verwondering ! voor ftaan als op geto- F, gcn;
*i«% als verblind van al die groote Heerlykheit
verftomd haar zwakke Stem ; dat zy, haare arre-
beid
V G En
|
||||
j>8 J: P O O K S
En Heldenmaatfcang, doch onwillig, neer moet leg-
gen; En kan niets meer als Leev : Leev voor ons Hel- |
||||||
den/ zeggen-
|
||||||
M
|
||||||
Ernftig en Boertige
BRUILOFTS
E N
VBRJAAR-GEDJCHTEN,
|
||||
ROMMÊLZOODJE. lox
Bmylofts Praatje ter Bruyloft van
JAN van HEEMST.
LAKWERK SCHILDER:
E N
MARGARETA FOÉ.TUIN.
Geëcht binnen Amflerdafn, op den 24 July 170$.
ELk zoekt na Vrouw Fortuin: doch *t 7.yn de
minfte, die Waar vinde. in tegendeel gebeurd het dikwils 4 wie "aar nimmer zocht, dat zy die, zelv te moet komt , löpén. * fortui» dat komt en gaat vaak, tegen Wenfe en hopen,
~J moet van wond're ftof te famen lytt gefteld; Want^ wie dat gicrio is, ,kend geen Fortuin als 't ■yc A'---man, die dé Kreits der Spiegelgladde baaren
doorvaart, noemt haar, Voorwind; de Landman
v itei 7.e in de Aaren
v "ïi Goudgeel Koorn, of, in Pomone, en Ba-
_. cmis Oeft;
De Kreïgsman, ziet't Fortuin eerft aan, als by,
■ als wo e ft
'lach wydeu onvermoeid, in Menfchen Becne en
* schinkels, vol wreedheit afgemaaid; de Kooplién die hum
Winkels .'■ (rykt, iec bakens , ftyv van Goud of Zilver zien ver-
G 3 Ver- |
||||
joa J: P O O K S
Verbeelden haar , dat Vrouw Fortuin daar meeft
na lykt; Doch ik, wanneer dat ui 't Fortuin zou moeten zoe-
ken, Iridien 2e hier niet was, ik zocht ze in kunfte of
Boeken; Wyl Wysheit méér vernoegd als de alder grootfte
fchat. Maar holla! lang genoeg; myn ernft die maakt my mat; 't Zal beter zyh , dat ze in iets Boertigs werd ge-
geilaagen; want hier zal 't boerten, méér als ernftigheit be-
hagen. Heb ik dan 't wezen van 't Fortuin niet wel ge- gift, VanHeemflï Jefchud je Hoofd! hoe, heb ik 't nog'
gemift? Bat fpytme, JanOom, wacht; 'k zei 't nou be-
ter maken; Ên eens bezien, of ik, haar niet op 't Hoovd zei
raken. Zou ze ook van Yzer ? Tin ? of Koper zyn ? of Lood ?■ Kwikzilver? Steen? of Hout? zeg, ifle klein of
groot? Langwerpig? Vierkant? of van't Ronde of van't
Ovalen, Of Bochtig? als het Lof dat jy wel placht te halen
Met zwart, ja pik zwart! opdeVeugeltaafels,van,
(Je weet wel wie ik meen) 'k meen Fiipje. of,is-
ze dan Gelyk een taafel, met achtkante en ronde parke ?
Of is ze in Neuteboonr? Olyvwerk? ofinltarke
Verniflen of in Lak ? hou lach niet ! fpreek een
woord; |
||||
ROMMELZOODJE. '»3
Ei Jantje zeg 't me toch ? wat Bonfem ! help me
voord; 'k Word, by men zool.'al moê van altyd mis te ra-
den: Doch 'k geev het noch niet op. Zeg, is 't Fortuin
gebraden ? Gekookt? geftooft? of, als een Hoen gëfrikaffeerd?
Steekt m' ook 't Fortuin aan 't fpit ? 'of bakt men
't? of, lardeerd Men haar gelyk een Haas? je fchynt te watertan-
den : Nou zal 't wel gaan. vind m' ook 't Fortuin in al-
le Landen ? Vind men ze ook tot Buikfloot ? Japan ? of is ze
op Urk? Op Java? Kudelftaart ? of, by den Groten Turk ?
ÏQ Spanje of Ruigenhoek ? in' Tekfel of in Lap-
land ? Woond ze ook te Bilderdam? of, leid zy, in.de
Kapmand ? Spreek, is ze te Amfterdam? of, vindfnen haar te
Tiel ? Je knikt en lacht! ja, ja! dat docht ik , by men
, ^ Hiel/ ' N '**o zeper niet, dat ik 't Fortuin zo na zou vinden.
Maar nou: wie hoort ze toe, aan Vreemde of an j e
vrinden ? Of jou? an jou! is 't waar? wel borft, dat docht
ik niet! Dan zit zy,an jou zyde ; en dat Fortuin dat, hiet
Margreta hier te Lande, in 't jouwe ook ? wel Karcl!
' Hoor, die Latyn verftaan, die zeggen, 't is een. „ Parel'.
^elyk jan 'Goedblocd zclv getuigd in 't kluchje ,
r> van
Ue kwade Grieten ; want aldus fpreekt daar die-
Man. Die |
||||
i©4v J: P O O K S
Dé Margaretaaf, die, die zyn niet wech tefmyten
Om dat het Paar'len zyn; maar, 'k vreez ze zouden byten
Wanneer ik , zulk een fnoer van Paar'/e» om myn n Hals
Möft dragen : neen, ik laat dat foort , zo kwaad en vals
Lievfï aan die kenn'ren , 'k meen de Latiniften , blyven.
En ik, 'k zou ook niet graag daar Koopmanfchap meé drvven;
'Jk Zou vrezen, dat ik, haar niet Jollen zou. Maar Myn lieve Jan Maat, daar is 't andersmeiwant
. bY
jou Partl vindje jou Fortuin; en dat is voordeel.
Ik zou geloven, dat je zyt , van 't zelve oordeel.
Maar, weetje wat ik jou gelyk een vrind wil raan ? Pat is, dat jy, met haar wat zachjes , om moet
gaan Wen jy haar wech lecht; en, als jy er jou Juwe-
len, Als Haar naald, die jy , haar voor lang zogt toe
te delen Vereeren zult, met twee Pendanten, die zy fchat
Zo waardig, als jy acht jou Parel blank englat.
Maar, in het gaten van die Parel moetje merken
Wat zyd dat jy 't bekwaamzeen 't befte kund be-
werken j Let wel waar, dat je op 't fraaift , moet plaatfeu
't Parel dril, 't Zy achter, of 't zy voor ; doch vlak van boven,
wil Die wel het makkelykfte in zwik een Partl fchic-
ten ; En
|
||||
ROMMELZOODJE. 105
En dat is 't kunsje er of. Doch 't moet je niet ver-
drieten,, Schoon dat het drillen jou wat moeite baarde of jou Parel zal jou, des te meer weer waardig zyn
Als jy het netjes doet: en als je er wel doordrild hebt,
Zal 't jou nier fpyten, dat jy 7.0 veel tyd verfpild hebt;
Want zulk een Parel, die Fortninig is van aart, ^s 1 ik verzeker 't u, na negenmaanden waard, Het dubbeld Kapitaal; want, zy zal niet vermïn- d'ren, . ■
Al drilje dat je zweet; maar, meeren, en met
kind'ren
Jou Stam vervullen, die jou , zullen zyn gelyk Of jou Fortuin, Wel Jm, dan word je nog wel r rylt! ■ En word je 't niet, wat nood! je zult er 't werk
door leeren
Hoe men die Pasr'le n gaat om 't Mensdom tever- meêren.
Ga toe dan ; en vermeer, met haar, uw Stamen Kas Wyl ik op 't wysje zing, JVaar ü 't Fortuin »« tm>
y AnHeemüzocht, ««Fortuin,
Niet Z&art, niet Vaal, niet Brui» Niét Blaauv!, riet Gra-xv-w , Niet Purper> Rond, nac'b Geel, Nog 11 geen KIe wen , hetzygrof, ófeêh Nog in geen Veer of Kivaji: In Slaapbank . Tafel, Schutje, Kift of Kaft, Theib'aadjes, noch in. Kabinetten Vol Lofwerk, ronienbel Ge-
|
||||
io<» J: P O O K S.
* Gtbiefl, of Pattegrol \
Ny zogt ze ook niet in 't Vet j
In Hart, in Vos, of Ret, In Rot, in Mot,
In Hond, in Kat, ofMuü In Kikker d, Baviaan, ofVogtlStrut*$ In 't Land, of> Berg , en Dal ; In Zé in Meer, in Sloot, of, Waterval; In Schip noch Schuit, in Sloep noch Boten. Maar, weet jy wel waar
Dat hy haar greep by 't haar ? Hoor, dus is't my gezeid,
't FortuhïSgetegendbeit, Heeft hy , gantshly ,
jilhier , in deze Stat Voorzichtig by hst kronk'lend haar gevat. Zy <eoeek : maar , hy vol moed,
Dwong haar, dat zy hem moeJ{,zyn minnegloed
Naar Wett'lyke Echt, ten volle bluffen En hem als, zyn Vrouw
Omhelzen, door de Trouw.
Hier zien wy dan, dat uur ,
Datgy, dat heilzaam uur Van Heemft, op 't vreemfi
Tvloogt bluffen , vry en vrank. Sa, haaji unu ; en, relt de tyd niet lanh. Val, ot> uwblotekmên
Voor haar ter neder s, 'k wed. 'r Fortuiu Zal zien
Zn merhen, hoegy uit kunt pluizen , l)e Luff die Venus teeld, Dat er geen zier a(tn fchield. ' * Schilderwerk by de Ver lakker smet die namen
genoemd. Maar
|
||||
ROMMELZOODJE, io7
Maar zie! 't Fortuin dat Sachs
En lonkt: van Heemltdie wacht Na 't goex, zo zoet!
Daar gy Syeelnoodjes, noch Hem af houd, enk'oid, erbermu toch? Danjl hMJi de Bruid na 't bed
Gy hebt allanggtnoeg , haar vreugd, belet.
Ziezo, 't gaat wel. noch eens gedronken. En wen: nu aan dit Paar , Een jong Fortuin in 'f Jaart
Voorts wat den Hemel wil.
Dat y nooitgeen Huhgefchil Hun Ltiji ontrufl:
Maar, dat Etrbara weeld' En Deugd, en Lievde , hen fleets kweekt enflreeld: Jl wat men haatlyk noemd,
Meet Eeuwig , uit hun harten zyn gedoemd; Dan zal de ruft alhier , een Tempelflichtett
Van Eendracht, Vreede en Macht. En hier mei, goeden nacht. |
|||||
LIER-
|
|||||
löS J: P O O K S
L I E R - Z A N G:
OpgezongenterBruyloft, vandeDeugd-
zaamen Jongman. GERRIT van RECHTERE&
En de Eerbaare Jonge Dochter
JANNEKEN van DIEPEN, Tot Campen in den Echt vergaderd op den
ip jiugufitts, 1708. IN weêr-wil van'alle oorlogs rampen,
Geleid myn zang, myn vriend na Campen Op zyne trouw-dag. 'k zal de ftem Myns zang-nimph, aan myn Lier verbinden, Indien zy flegts gehoor kan vinden ; Zy is het wei verplicht aan hem. Zyzal, fpyt Mavors, die verbolgen
De woedende Belloon gaat volgen, (Die, haar nooit zat aan dierbaar bloed,
Zo wreed getapt uit 'menfchen harten, Gezopen heeft:) die wreedheit tarten, En volgen Hymen op de voet:
Die met zya Bruilofts-toorts, haar veilig
Voor uit Licht, daar zy Juno heilig,
Op Vtnui beede, 't Bruilofts-bcd ,
Voor Diepe en Recht e ren zictficren,
Daar duizend Minnegoón om zwieren y
Wyl
|
||||
ROMMELZOODJE. 109
Wyl zy de Trouw aan 't Hoofd eind zet j
In't midden, plaatfte zy de Lie vde,
Die 's Bruid, en BrWgow* börften grievde
Toenzy onftak dat God'lyk Tuur,
Daar zy; dit Huwelyk door fmede , Ter Rechter, (telde zy de Vrede; Ter Linker, Eendracht 's Huw'lyks ftuur;
Stantxafihetd (lelde zy terneder
Aan 't voeten eind; de Deugdioteder, Toch krachtig tegen 't fnood geweld Van Wantrouw, Huis ttvifl, Kjivaad vermoeden > En Kzat, dat fchrik-dier voor de goeden, Hceftze, op de Wacht der deur gefteld, Om, al dievuilfte der Gedrochten,
Met haar vervloekte Helfche tochten Te keeren, uitdeBruilofts-zaal,
Gepronkt, met Mirthe en groene Palmen j Ter wyl een reeks van Maagden-galmen 't Vertrek vervulde, ö Vreugden taal!
Dit fchel geluid klonk tot den Hemel.
Vrouw Fentts, met eenbly gewemel Van Ci'.pidootjes, danft en Lacht
Op'tSurPlen van verliefde kuilen, Nu Diepen, Recht'rens brand zal bluffen; Daar C am pen lang had na gewacht.
Kamp dan van Recht'rin; wreek de fchade,'
Dieu, uw Lieve wedcr-gade, ■ Uw Waarde Dief en lyden deed: Poenzy, als doov voor uwe klachten, Uw Min, en trouw fcheen te verachten; |
|||||
Ze
|
|||||
no J: POO K $
Ze is nu veranderd; 'tishaarleet.
Gy hebt nu niets alswinft te hoopen;
Haarweêr-ftandis ten eind geloopen; Zy heeft uw Recht, Diep ingezien;
Zy gaat haar ziel, in de uwe meng'len, En de uwe , in de' haare itfeng'len ; Nu zal udubb'le winltgeïehiên.
Zo woekerd LievJe door 't vertrouwen,
En wind het veld, met aan te houwen, Op 't hart, hoe koel! engraavd daar diep
Het Recht in, dat de Min doet bloeijen; Dit deed van Diepen zélver fpoèyen, ■ Datze, eer zy't will, v a N Recht' rbn riep.
Naauw liet zy, haar dit woordje ontflippen,
Of R e e' H t' r e n , vong 't recht met zyn Lippen Aanltontsvan hare Lipjensaf;
En dankte voor diegunft, zynSchoone, Maar, om méér dankbaarheit te toone, Was 't, dat hy heel zyn ziel, haar gaf;
Dus keerde fchielyk al zyn zuchten
In Bruilofts weelde , vol genuchten. Liev, en leev lang vereende twee ;
Rek tot uw laarte uw Bruiloftsnachten ; Voldoe 't verlangen, en't verwachten; Den Echt- Godin, die (laat al reê,
Om tot die weelden, uteleide
Op de Echt-koels, die zyu bereide. Vermeer daar, door haar zoet, uw'Stam;
Kweek Docht're'n, en kweek waarde Zoonen , Van Jaar tot Jaar, om ons te toone a Den opwas van uwzuiv're vlam.
Myn
|
||||
Wjr ROMMELZOODJÈ.
Myn Zangeres, zal dan weer kweeleu.
En,vrolyk hun geboorte ftreelen: Datde Echo van haarvrolykheit
van 't Y, zal tot Y s e l dreunen; Zyzal h aar aan geen Lafi er kreunen, Maar volgen zo als 't luk haar leid.
|
||||||
IU
|
||||||
HAR.
|
||||||
iiï J: . P O O. K ' S
HARDERS-ZANG
Opgezongen ter Bruyloft Van
Myn Heer,
ABRAHAM SARVAAS
En Jongvrouw,
GEERTRUID SCHOUTEN,
Binnen Amfierdam door den Huwlyksknoop ver-
eenigd,op den 6 van Wintermaand 1708. DEn Harder Anno , die zig viermaal 'sjaars
verfierd Met nieuw gewaad; en, met een zes-paar-tal ge-
dien' Op een Azuure riem geflikt, zyn lenden gorden ,
(Die, hoe naauzichtig, doch,vanPhcebasnimmer
worden Genoeg bcichouwd, fchoon hy haar, met zyn (lark
gezicht Twaalv keeren vaak bezag; en,zo veel maal zyn licht
Dat haar vergulde, fchonk) gong vroeg op dezen
Morgen, Voor 't dagen, in zyn ftal, zyn Wollig Vee, be-
zorgen Met 't vctfte voedfel , dat, de rype Herfft haar
fchoot Ooit baarden, uit de mond der Boonpeul hoog-
geloot: En |
||||
. ROMMELZOODJE. u?
ün deed er, Rooz'maryn en Thym by : Lekker-
neijen ,
voor 't makke Schaapje , by gebrek van Klaver-v _ weyen; ^aar, 't met een grager luft ~, 't een' Klaverblaad- jefnoeid,
Wyl 't andere, eetende hem jn het bekje groeid. Hier na deed hy zig, op het alderkoftelykfttoaijen Met 't Winterfeeft kleed, ryk van Pelswerk ; 't welk, de plooijen
■L>er ruime mantel, die, hem langs de febauders "eed zwellen , door den drang der wol, die zq
^ opwaards drong,-
*en Steenbok, was 'er in zyn Borftjuweel gedre-
v ^en
v an 't fynfte Goud, die in het midden fcheen te
~ leven
■L>er halsband, daar ze anhing ; die kunftig was,
aan een
^fchakeld van Natuur ; dat 't fnelfte oog fchier, •j. fcheen j^aar in te dwalen en verbyfterd te verwarren, |
|||||||||
7v, \7-l!ykuit:s- 1' *-°"> ' »-.....
**}» Nimje Tempo, die hem lang verwachte, vin-
den:
Ulc j op haar Gordel, om haar T.ibb'ert op te bin- den, |
|||||||||
f*et Oude en Kieuwetyds-gebenrde had , geftikt
Met ftaale draden; 't Haar, was kunftigof>geilrikt
Met de overfchoonfte band , gewrocht uit al die
|
|||||||||
_. kleuren,
■Waar 't Lot uitweevd., al 't geen'na dezen zal ge- beuren, H lp-
|
|||||||||
sB&^
|
||||||
114 J: P O O K S
In zulk een Prachtgewaad heeft hy zyn Nimf ont-
moet: En, na hy driewerv', haar eerbiedig, had gegroet, En, zo veelmaal gekuft, belfond hy haar te lei- den, Daar yder Harder met zyn Nimfjen, was befchei- dcn
Van Iris, trouw Bodin, voor Juno ; om in haar Geweide Tempel, voor het Heilige Echt Altaar , De brave Ami NTAs, vol van Deugd, te zien ver- eenen Mer zyn Aimea; die, vcrr' boven and're hee- nen
In fehoonheit, els een Zon uitmunte; en, als een baak
Haar Speelnoods had verftrekt van zedigheit ■ een zaak
Die, 't Maagdenryk gedacht meer, dan de puik- fieraden
Van, Eed'le fleeneh, of, de prachtigftegewaden, Die ftyv van Goud ftaan , ooit verfieren kunnen. Dus
Zat dit verlievde Paar, en preikte op'tKoor;daar kus
Op kusjes, flag, op flag , de fchoonlte Maatflag flocgen;
En op dit zoet geluid , zo huppeldenen droegen De Mimiegoodjens, reijds het geurige offer aan, Van, vette Lamrn'ren, Duive en Zwanen,over- laan Met kranfen van, Olyve en brede Neute blaarcn: Wier veelheit, 't Priefterdom, vaft ging, by een vergaaren,
Ea , van het off'ren , reeds al maakten een be- 1 oen - • |
||||||
J
|
||||||
ROIVMELZOODJE. il*
Toen traden Anno met zyn Nimf, ten Tempel
in :
Die m' om haar waarde, naaft het waardig Paar ftraks plaatfte:
Waar op een galm van, Heil! door't Heilig wulf heen kaatfte
Der ruime Tempel, en, Nimf Laura die trad uit De Rei der Nimfjes met haar Hylas , om voor P £ru!d
tri Bruidegom , terwyl de Priefters 't offer rich-
TV ïcn' •Ult J-iiet te zingen , dat zy hen ter eeren Dich-
ten. v LAURA. j^>, Mfielfche Nimfjes, die zo vaak, langs 't Graz-
^ ryk r, bay Zomer dag-, «» Vee deed nveiden nevens my ,
>*><?ƒ> nu ui» keeltjes , zing ; A1MEA Zal nu Paa- ren. H Y L A S.
tt,i Harders, jieur u nut aan koude , fnteuw, o/jyj; Hi«<r gloeid men thans doer Min! zing met me ojf deze ivyz ... MV1INTAS trouivd AIME in de uchtend van
haar 'Jaaren. L A U R A.
"K'nfier AIMEA 't Hoovd, met Mirtbeen Maag-
den palm: ■ Strooi Ceres Altaar,vo! derfchoonjle Tarwenhalmi
Wan Venus , offer 't puik der Tortels , die Jlaug
Minnen. H Y LA S. • Xy*t aan AMINTAS nu i van Eike een Bruigoms kroon. Verzoek, nu 't Priejlerdom de Lamm'ren Jlacht >■
het loon *<an Pan voor't offer, om, voor hem zyn gnnfi
te -winnen. H 2 LAU-
I
|
||||
US J: P O O E S
LAURA.
it.ah funo, die de Band der Huwelyken Hoopt, t^cf^entt de ongeparjie Waas die, druipt en ever- loopt, Glattts , volvatt 't zoetfte zoet der eerfte Honing- raten. H Y L A S.
fcift offer , Cnpid' ew ry« Broeder Anteros, C*i» rw«f tal httrten van alle argwaan vry en los. piocp,' roep Thalaüüsi komt, tutlt nooit detzt £cbt verlaten ? LAURA.
*qoev niet Latona, maak AIMEA kinnen 't jaar piechtfchapen Moeder} zie, <wy off ren nu, voor ha«r
d dezen telg van Palm. ei laat haar nooit verle- gen ? H Y L A S.
\^s 't i daty immer in een Uuw'Iyk, hoge Gotn !
f^chiept u behagen, en veel Kr ooft , Agcnors Zoom,
Oadmus vereerde : gun AMINTAS me ê dien zt-
gen?
LAURA.
iS,ier zult ge uw slltaars, dangejladig, dagennacht, Cp 't deftipjl' rooken zien , door 't offer 't geen 't Gejlacht
tijt AÏME en AMINT' , voor «, daar op zal Jlachttn. H Y L A S.
**\reé uit verttnigf l'aar , van't honggeweide Koor$ tv/k Godbrit ti'voldaan: want Hymcnjia/r uvoor "2^a d-. Echtkoets ; ga ,. enifatig nu 't zoet daar |
|||||||||
y na wachten.
|
|||||||||
D'
|
|||||||||
Dus einde Hylat,en ïyn Nimfjc Laura, 't Li't
De Huw'lyks Goón geweid. Want , 't was haar wyze niet Des
|
|||||||||
, ROMMELZOODJB. iiy
Des Bruigoms fmartcn, en 't geprang der minns
kwalen,
Die hy in 't Vreïjen, om xyn Bruid leed,Op te halenj t Was Nimphe en Harders, daar ter Feefte, wol bekend,
WatdatAMlNTAShadgeleen, eêr hy ten end, De loopbaan van zyn Min, verteld met vreeze e» > hopen, ^at bochtig Struikelpad, dus braav, had afgelopen.
■Een yder preex dien trant: en Harder Anno me Sprak met zyn Tempo nog , deez' Heilwens. Waar- de Twee l P* Trouw Deucalions tn Pyrrha, die verzette ueeuwig; Philemon en Baucis Godsvrucht, jhlle Zich altyd tuffen u j zo werd de bitt're hyt, Ge/yk de Pne/iers hand, de gal van 't offer fmyt ™ezyden 't Altaar neer, voor eeuwig it%g gefmeeett Vit uwe harten ; dat de CharitM vergeten Om <u0„ uw riijifieede ooit te wyken, *Jag of nacht; E* Lievde hottde , altoos by K, de fUrlfie wacht» "ier op wierd de offerkelk, ten kimme vol gefchon-
^tants plechtig, by den Rei der Hard'ren, uit gc-
^ dronken, # * erwelvaard van AMINT';en AIMEA, de Bruid
;*?es hupfen Harders, Hier na volgde , een fchel P geluid n fta% geroep, leev langlterwyldeMinncgood- n Jens
wen weg béftrooide, met de groenfte Mirthc Lood.
Va- jeus'
Waar langs AMINT AS en AIMEA, wierd geleed
Ti>Ori/ltt"0 en z^n Nimf,om,de eerft aoetichheit
1Jer Huw'lyks nacht, geteeld uit loukj es, ftroken, _, kullen, *e finaken: en, hun lang verlievde brand te bluf-
fcn. H 3 i)ca |
||||
Ii8 J: F O O K S
Den Harder Rei, om hen niet in die lieve luft
Teftooren, leiden elkzyn Nimf,van'tFeeft, ten ruft: • . En Harder Anno met Nimfrtwfo , na hetfchei-
Deê een driedubb'le nacht van welluft hen berei-
den. |
|||||
THIR-
|
|||||
ROMMELZOODJE. ii?
THIRSIS VERHAAL:
O F,
Merkurius verrichting op de Bruiloft van
De HEER,
JAN GERARD ROELAND,
En MEJUFFROUW
MARIA van BE.UNINGEN. Geëcht op den 1$. December 1708.
DE Blonde Aurora , had voor haar SafPr.ane
wagen, «aar Paarden, naauw'lyks in het Gotid Gareel ge-
flagen , Waar meê zy 't fpoor ruimd, en doet wyk.cn, Star
•■ by Star,
v oor't helder flikk'ren, van.Apollo z'Zonnekar,
Of, 'k hoorde een zoet gedruis, en aangenaam ge-
wemel , Van fchone Hemmen, wier geluid, dat Aarde en
Hemel, Schier hupp'lendeên, door zulk een licf'lyk Maat -
gezang- Elk Verz dat floot met, Heil / vereende Twee ,
leev lang. Dien klank , die dwong myn. hart, dien zelve toon
te zingen-: H 4. Doch
|
||||
i»o J: P O O. K S
t)och, onbewuft waarom: tot dat Galant kwam
dringen Van acht'ren uit de Schaar, van Amftels Burger-
ry; Hy trok my zacht by 't haar ; 'k keek om! wel
hoe, zei hy, Vrind Thiriis, wel hoe dus! gyfchynd geheel ver-
wonderd , Om dit gejuich 1 zyt gy alleen dan uitgezonderd ,
En niet bewuft van dat men heden 't Trouwfeeft
' vierd Van BEUNINGE en ROELAND? gy zyt ge-
noeg ge'fierd Om rneê te gaanï koom volg; 'k Zalu doen zien
en hooren Jets, dat u wiff'lyk §a1 het Oog en Oor, bekoren.
*k Liet my gezeggen; 'k volg met hem die vreug-
de fchaar, Tot in ee# Zaal, die me als een Hemel fcheen ,
alwaar Het brave Paar als Hoofde en Oppergoden zaten ,
Aan 't midden van een Difch,daar 't puik der Koop-
fi eraten Hun Bloedverwanten » op dit Heerlyk Feeft ge-
nood, Hen aan vcrzeldcn. 'k bid, O waardig Paar ! zo
groot En ryk van. Deugden, ('t Hoofdfieraad der brave
' (lammen) Indien rnyn Caliöp' haar item kwam te verlam-
men, Dat gy 't haar wil niet, maar, 't Ontiachchelyk
gezicht, 't Welk ze onder de Oogen treed, wilt wyten.:
haar gedicht Zal ze Op die hoop dan gants eerbjedig , verder
zingen. Na |
||||
v ROMMELZOODJE. iïi
Na myn nieuwsgierig Oog dan , vol verwonder-
Het braaffie Paar, dat ooit aan de Amftel, is ge-
• paard,
Ier fli.ip fomwyl bezag; docht my, dat ik van de
Aard,
* en Hemel wierd gevoerd; een klaare en dunne
Nevel,
'Kwam dalen van het Dak der Zaal , langs Wand en Gevel;
Hy ging gants langfaam, doch ftaag fchoonder van malkaar,
En opende zig heel, recht over 't waardig Paar. In 't midden van die wolk die, een volmaakte Tem- Verbeelde, wierd men, op diens breede en fchone
Drempel,
Merkuur en Hymen , elk op 't beft gedoft gewaar; Op Zulk een fchoOn gezicht! zweeg ftraks degant- ie Schaar
Heel opgetogen! en , na dat Merkunr het teken Van Eerbied had gedaan, begon hy dustefpreken.' Hoor Hymen, na de laft van Juno, die ze aan my Als Hemels bode gaf, nu m'in die Stad aan 't Y, Myn fdhoonite woonplaats! 't puik van myne Steun- pilaren . . JAN GERARD ROELAND, met van BEU- NiNGEN ziet paren;
(Die Frankibrts Markt hier door aan de Amftels Koopmanichap
Te zamen voegd; dat aan myn Achtbaarheit! een trap
v an meerder vaftheit geeft) beveeld ze u , zouder dralen
Die waarde Namen, met het fynftc Goud te ma- len , In
|
||||
122 J: P O O K S
In 't Heerlyk Naamboek, dat gy voor myn volk
alleen,
In ubewaaring houd. en, om van 'tortgemeen Bevel, dat ik u gcev, u zeker te doen weezen, Zo zal 'k u eens, delaft van Juno, voor gaan le- zen. WY Jnno: Koningin van Troiuvland;Erf-Princes
Van Echtburg; Markgravin Van Hartsplaats eens van zin', En 't Landfchap Niromertwift , ftaag Vreede; Baronnes van Streel en Lonkenftein,
E'n Teclburg, Huw'lyksvreugd, Mensbouwhof, Echtlyk rein ,
Altyd vermeerdcres myns Echtelyke Ryken: Doe hier alomme mee aan al de Waereld blyken. Hoe dat wy, op 't verzoek van Venus (Konin- gin Van Liefland, en het Eiland Branddoormin; Princes op 't Burg verlangen ; Aartshartogin van 't Slot De Hoop en Vreez ; en Vrouwe tot Smeekburg , en Klagenftein , en 't Landfchap , Hartcnprangen; Groot Meciiereflc van de zoete Vreijcry, Van Smeeken, en Gevlei, Van Weigcrigbegeren, Van Gunftige aanzoek, en van Lievelyke twift, Van Veinzery en Lift; ■ En al wat Kupido , haar Zoon , aan elk kan
Ieren; Met verdere ap en dependentien van dien) JAN GERARD ROELAND en MARIA E- LIZABEIH Van BEUNINGEN, decz dag vereenen door de Wet Van
|
||||
ROMMELZOODJE. ' i*i
Van 't Huw'lyk, om hun Stam, zobtaavlver-
ineerd. te itien Met fchone -Loten'; om,' Mercüur zy groote Ry- ken , ,
In't machtig Amfterdam te ftutten , voor t be-
zwyken, .ui
Doorde Ed'leKoopmanfchap.wy geven dan, bevel
aan Hyme, opdat deze Echt aan elk bekend "WC2.cn
Dat hy hun Namen , in zyn Huw'lyksboek voort ftel;
En aanftonts die gaat lezen j-
Van ons geheiligd Koor,in 't aanzien van t Heek Al,
Onder het klokgelui, en 't volk haarbly geichal. Dit 's onze laft, en ftrengelyk begeren.
Gedaan in Echtburg op de 18 in Wintermaand I708.
Geregiftreerd : en aan t
Groot zegel valt gehecht.ikjun0)d.eaitytmyii Ryk zoek te vermeiren. _ ■ '
Merkuur had naauwelyks zyn lezing dus vol-end En 't Hymen toe gery kt; oï'fluks heelt zig gewend Dien wolk weêr'Hemelwaards, van waar zy was Strakgsekwi?rdnnet Oög van Bruid en Bruigom in-
genomen, , , „
Met lonkj-.ns; tekens van de langverwachte laft.
Daar óp men 't waardig Paar, voort leide tot dien Daar™ door het zoetfte zoet der aangenaamftc kus-
jens, .' '
Geteeld uit ftrelen , en omhelzingen, enlusjens,
Genaakten tof... Maar zacht! myn Veder houd u in; • ,
Dat zy zelv, 't oordeel en die vreugde van,hun mm,
|
||||
«4 J: POORS
Eikair verhalen; die ge onmoogelyk kund befchry-
ven.
Hier op liet elk deei twee in hunne Lievluft bly- veii
En ik ging met Galand, die my daar had gebracht, Naar huis; en wens aan 't Paar die vreugde nacht aan nacht.
|
|||||
CA.
|
|||||
ROMMELZOODJE. «f
CALIOPA'S ECHTZANG:
Gezongen op de Trouwdag van den Heer en Mr.
JAN DE GRAAF,
Raad : en Commijjarh van "de Ztetaken der
Stad Amfterdam: Vryheer van Z,uyd-Poli- broek. E N MEJUF FER
JOANNA HOOFT.
Hoor den Ecbt vereenigd op den... van Lentemaand
MDCCIX.
yErgeev myn Calioop' haar ftoutheit, dat zy
heden U, met haar fchor Gezang, durvd onder de Oo- gen treden >
O Ed'le Looten ! uit die Stammen, die aan 't Y Pen Elpenbene Stoel der Burger heerfchappy, Voor Eeuwen al voorleên betraden , met een lui- ^Jie 'e Burgermeefterfchap de Romers, uit het dui-
der Vergeetboek van de tyd, ons door hun Staats ge- ■co eer en heerelyk, als in een held're dag
vertoonden! kon Oud Rome een Publicula noe- men , Ons |
||||
n<T J: P O O K S.
Ons Raadhuis, kan op meer als een de GRAAF
ftraks roemen;
Noemt het iEmilius, wy kaatfen haar fluks weer Den Lauwer drager HOOFT zyn Stam naam toe. Nog meer?
Neen; 't is genoeg om al die brave deugden t'faa- men
Der Roomfchè Vaderen te melden, door die nai- men:
Of was het niet genoeg? men zou ten overvloed Nog BiKkcrs, Renden,enüeelvinken,metubloed Vermaagdfchapt, en by nood nog meerder Vad'ren tellen,
Van 't Amftels-Stads beftuur, wier Namen ftaag verzeilen
Die glanffen die de Faam uit Latium verteld, Zo verre ais zy de naam der Roomfe Vad'ren meld. Den Mantuaner Zwaan die , voor zyn heldre zangen Zo veel Lauw'rieren, als hy Zangen zong> ont- fangen
Heeft, om zyn geeftryk hoovd, zou hier met eigen recht,
Den Ed'le GRAAF en HOOFT geleiden , tot den Echt;
En onmisgund, de Kroon den Dicht'renRei ont- draagen,
Die op uw huwiyks Feeft, na zulk een Eer-kroon ' jagen.
Ach! was myn Zangeres zo zalig, dat zy maar Een Lauwertakje van uw gunften, Edel Paar ! Genieten mocht; en dat huur ftem aan uwe ooren Zo veel voldoen kon, dat gy haar Gezang woud horen,
Zy zou op deeze wys dc guide fakkel glans Van Hymen volgen, endusftreveg nadienkrans. Latona's Waarfte Zoon had zyn karbonkelde allen En
|
||||
ROMMELZOODJE. i*
En Diamanten Kar, uit Tethys pekelplafTen
Nauw_ op gelicht, en by den Oorter Indiaan Zyn vier fpan op een drav doen langs het Vispad ■ gaan, "ie tot den kruisweg van de gulden Ram zig ftrekte,
Of Vrouw Diones Zoon , op 't beft gedófr , die wekte
Vrouw Juno 's trouwboditi; die 't wonder kleu- rig kleed Aanfchorte , daar zy meê ter Goden feeftmaalf treed !
Zy wekte Juno: hy, zyn allerwaardfte Moeder, I>e fchone Cythera, en zyn gelievde Broeder, ■Die van de aardie Goón het huwlyks Naamboek houwd',
DierEed'le Paaren, die vrouw Juno jaarlyks trouwd. • Men zag by na zo haaft de fchone Koninginnen van 't Heilig Huw'lyk , en het ziel verrukkend minnen,
Gcfierd ais opgewekt; de groote Koningin Van Cipris zag men eer il verlchynen, van de Min Eö Gharitas verzeld; 't gareel haars Statiewagen, wierd trekkebekkend van twee Duiven voortge- gedragen; ,
f?aa« goude haarvlegt, was met Rozen opgeftrikt;
*-n 't fchone Lichaam met een Praalkleed opge- fchikt,
^eKleurd uit jeugdig groen en geel , zo dun en luchtig,
Geweven, dat het .minft van Zephyrs blaazen,'t 0m ^lugtig *ui hoog dreev, en ontblote al haar be^lligheên,
^aar zy op Ida meê voor Priam's Zoon vericheen, £Q hem de guide vrucht daar door will af te tro- nen: Geen
|
||||
1*8 J: T» . O O K S
Geen goud verleid zo veel als 't aanfchyn van de
fc honen.
Dus is die fchone met haar lieve en brave (loet, Des Samos Koningin , haar Reisgenood ontmoet y Gezeten op een koets uit louter goud geklonken, Weiks lange diffelboom om meer en mcêr te pron- ken , Op zulk een grootedag! dieGysbregtsruime Wal Haar Stedelingen, nooit* door tyd or ongeval Zal uit 't geheugen gaan , maar eeuwig by haar leven,
Wierd door een dubbel tal van Voog'len op gehe- ven, Wier (taarten honderd voud vertoonden oog by oog,
Des Harders, die wel eer vrouw Majas toon be- droog , En hem de fchone koe Io, die hy bewaakte, In's Moeders weerwil op zyn Vaders lalt ont- fchaakte ,•
Haar kleed van Sidons root; haar lange mantel, fchoon
Azuur, geheel bedikt met diamante ; een kroon , Die 't opperde' gebied van alle fteên verbeelde, Was 't kodlyk hooftcieraad ; haar glansryke Iris fpeelde
Voor haar koetiier,wiens voete op al de Erinys trad, Heel vuil met bloed door hun mooregierigheit bc- fpat.
Na driemaal kuffcns van elkander, in elks wagen ' De weg van haar verlangd' gants yv'rig ingeflagcn. De zwoele Zephyrus en Aura, traden voor^
Vrouw OËpriu voor voor uit langs't geurig balfem fpoor
Van Mirthe en Roze blaan; die 't dartel kind zyn flaven Vaft
|
||||
, ROMMËLZOODJE. ii?
Vaft (hooiden over weg, waarlangs de kar kwam
draven,
Zyn 's fchone Moeder, uit den hoge, tot dat zy Haar lieveling,Heer JAN! ontmoete, die ze by 2yn fchoonfte voorwerp, vrouw JOANNA.' uit wiens ogen
Hy had die Ed'le vlam van zyhe min getogen , Kwam vinden, in het fchoon gezelfchap van haar _ Nicht, ;Me wyze Pallas! die dit Paar had onderricht
Van hunne jeugt in 't geen dat hoog geboren zie- Op de eerfte eer trap zet; de radde wagenwielen
Van Paphos Koningin, die hielden hier ttraks ftal; ~y boog zich, en zy f prak , ó Ed'le! die 't getal •Der Echtelingen thans op't waardigft znlt vermee- rt ren' * De Huwlykmaakfter wacht u reets, op myn be- geeren,
Ir* haaf geheiligt Choor, voor 't hoge Echtaltaar ,• Omheinigt met een drang van hare Priefterfchaar: Room Ed'le telgen! 'k zal uderwaardheeitënles* ^ deh; 1 reed op deez' plaatfen die 'ku in myn Koets be-
,_ reiden; '
Met reek zy aan Vrouw HOOFD , en Heer Ge
p GRAAF haar hand,
*-n voerdenze op haar Ifroets ; de Wysheid die de
ftand
Uer deugden onder houd , die nam aanftonds de » teugels Van't tweefpan Duivjes, die hun taaije en rapp*
^, vleugels r°danig repten, dat eêr 't Venus zelver dacht *
£y met'het Edel'Paar was voor de Kerk gebracht; ■Daar Iris haar ontfing op de overbreede drempel >. I Op;
|
||||
ISO J: P O O K S.
Op Junos laft: aanftonds weergalmden al den Tem-
pel Van 't vrolyk Hymen» , tot dat men de Altaar
voet Van ]uno naakte, die Cipria dus gegroet
En aangefproken heeft: o waardfte Vrouw en Zuf-
ter Des Blikfem dragers! op uw mogendheit zo ruft'er
't Heele Al 's geduurzaamheit in 't menfchelyk ge-
flachtj Gy hebt myn bede nooit , Godin! noch niet ver-
acht; Vereend thans door uw macht, met onverbreek-
b're banden, Dit Edel Paar! wier naam de Faam door alle Lan-
den, En Triton alle Zeen door blaaft op zyn Trompet,
'Zo ver de Morgen- van den Avond is gezet;
Laat Porus Hoorn, by haarzignimmerleedigHor-
ten; Uw kracht moet Penia haar vale wieken korten;
'Wilt*Eeuwig aan hun Stam opdragen,'t groot ge-
zag Van Amftels Raadhuis: dat den Naneev roemen
mag In 't Krooft , de trcfflykheit van hun voorleden
Ouders, Die Themis Heiligdom hier fchraagden met haar'
fchouders; Gun haar voorts al, het geen , Godin! dat ik ver-
geet ? Ik bid iets groots! maar't wenl aan 't grootfte ook
befteed; Iets dat gering is, werd geen grooten op gedragen.
Toen heeft wouw J"uno , die vrouw Venus wou
behagen, Haar
|
||||
ROMMELZOODJE. i?i
haar driewerv vriendelyk en gunftig toegeknikt,
En de Ed'le HOOFT en GRAAF , haar harte
aan een geftrikt. Straks zag men 't Dank-Altaar vol lièfdens vuren
branden; Waar op degantfe fchaar al juichende in dehanden
Luid klapten vol van vreugd, door liefde heel ont-
roerd. Van daar wier'd de Ed'le Bruid en Bruidegom ge-
voerd In de eerfte Statie, tot den Eehtkoets, daar de lus-
jens Van 't Huwelyk, opfnel gewiekte lonke en kus-
y JenS,
*i° dik omzweevden, dat myn Calioop' daar ia
Het bdel Paar verloor uit haar gezicht, ö Min °eft gy aan haar zo haaft die vreugden giants ontftelen , En ... zwyg, myn Zangeres; het zou Heer JAN verveelen,
*^at gy om uwe luft, aan hem misgunde 't geen •Daar hy zyn fchoonfte HOOFD , zo lang heeft om gebeên. |
|||||||
HÏÏ-
|
|||||||
I %
|
|||||||
I j? J: P O O K S •
HUWELYKS-WONDER.
Op het voorgemeld Huwelyk.
WIe dryvt noch, dat'cr thans geen wond'ran
meer gefchiên , Die lal men 't heden , onweêrfpr'cek'lyk anders tonen,
Aan ecn,uit de Ed'lc Stam.van Heer de GRAAF, zyn Zonen, Dieeik, tot heden toe, heeft zonder HOOFT ge- zien; Nu krygt zyn lyv een HOOFT : een HOOFT
zo lchoon! dat wicn 't Bezichtigd, daar in ziet, de deugden t'famen wonen,
Die ooit den Hemel, uit haar overmilde tronen Neêrüorte, op een HOOFT der aardfe Hemel-licn. En 't Edel HOOFT dat meê tot beden leevde,
zonder
Haar lichaam en haar GRAAF , en tot een baak en wonder
Van Amtteis Maagden Rei verftrekte, zalnudc Echt
Vereenen met de GRAAF- o overwonder Paren!
De GRAAF krygt nu een HOOFT,en't HOOFT raakt na veel jaren Eérft aan de GRAAF : dus werd die waandrift wcderlccht.
|
|||||
D A-
|
|||||
.rommelzoodje. i^
damon en korilons HERDERS-ZANG;
Gezongen ter Bruiloft van Myn Heer
ALBERT ten DUISGHAETEN,
En Juffrouw
HENDRINA KRAAY.'
Geëcht binnen Amjierdam den . . Van Gras-
maand 1709. DEn Harder Thirfis , die 't begin der Lente-
daagjens bewaar wierd, door 't geblaaz van Zephyrs zwoele ' vlaagjens;
tndat de Gulde-kar van Phebus, reeds a! hoog Was opgeklommen , langs des Hcemels Zonné- T , boog,
*otby den guide Ram, wouw zyn verftyvdc le-
den,
"Qor. de overgrote kou verftyvd, wat gaan ver-' treden:
£»y trad dan uit zyn ftal, gelegen in de buurt "aarde Amftel vliet de zoom der praalryk oevers , febuurd, ■'Het kleine golvjens, 't drie gekruide Schild-ftads
», Wallen. ■tvlaar naauw' was hy aan 't gaan, en ie ogenpa<
gevallen I 3 Q?
|
||||
154 J: ,P O O K S
Op Velde en Wc'den, noch niet heel van fnequw
ontbloot, ÖfKorilon die heeft naait Damon, hem genood
Op deze wyze; koom, koom Thirlis , die voor
dezen In deze buurt, het puik der Hard'ren placht te we-
zen, Om op een Moezel of een Ruifchpyp , na de
maat Een Harders Bruylofts Lied te neur'jen, 'k bidu
(laat, En oordeel, wie van ons, nu wy u hier ontmoe-
ten De Nimf Hensdrwa. met Knaap Albert 't beft
zal groeten Nu haarden Echt vereend, met Huw'lyks zang:
onz' twift Om de eer, (wy weten't) zal'trechtvaardigftzyn
geflirt, Wyl gy een kenner zyt, door u. Wel 'k zal my zet-
ten Antwoorde Thirfis, wyl gy't wil, ennaarftig let-
ten Op uw gezang; dit Paar is zo veel tyd wel waard.
Elk Harder heeft toen dus zynpyp en zang gepaard.
DAMON, Graslooze Velden en gy Beekjens hieromtrent,
Die hier dit Dal befproeijen, Was u ooit fchoonder lievde of trouwer -Min be-
kend , Als Albert's, in het bloeijen? KORILON.
Ontblaarde Abeclen, die zo hoog gekruind, gc- fpitft, Den Hemel fchynt te torfien! Den
|
||||
ROMIMELZOODJE. »35
Hoe vaak heeft Albett zyn Hendrina 's naam
geritft Door Lievde, in uwe fchorffen. DAMON. Dus heeft de Meefter van de MinCorrinna'snaam Waar dat hy was, gefchreven: KORILON. Dus heeft Horatius, zyn Lesbi', door de Faam, Door 's waerelds kreits gedreven: DAMON. Dus heeft Propertius zyn waarde Cinthia Het Bofch en Beemd doen noemen; KOULON. Maar gy Abeelen kund dusaltyd voor en na Op 's Knaaps Hendrina roemen: DAMON. De Monfterdoder zou om zulk een Hardetin, Eenand're NeiTus doden: KOifLO N. Of volgen door de fchoonfte wetten van de Min. Hare, als Omphal 's geboden : DAMON. Schakkeert nu uw Tapyt gy Velden, breng nu voort Uw kleurtjens eêl en aardig. K O R I L O N. Abeele uw telgjens nu metjeugdig groen beboord. D e Kn<tap die is het waardis: DAMON, ^y zyt 'themfchuldig,nuhy door öantvaftigbeit En deugd zal triomferen
"an zyne Min; de Min, heeft voor zyn trouw ge- pleit, En geefr hem zyn begeren :
K O R I L O N. Is zo;Hendrina, alzo deugdenryk als fchoon, |
|||||
I 3 Heeft
|
|||||
ï3« J: P O O K S
Heeft eindelyk zyn klagen
Verhoord; en, hem haar Min, van zyne Min, het loon.
Door de Echt nu opgedragen. - D A M O N en K O R I L O N.
pus woekerd Lievde, en dus verkrygt de trouw door deugd
Het doel van haar verlangen;
Voldoe dan ook, dewyl den Amftel juicht van. vreugd,
De wil van onze zangen;
Gy zult weer uit dit Paar, voor 't tonen van die gunft,
Als gy weer zonder blaaren
-Zult zyn, veel Ljoodjens, door des grootfte Kunft'- naars kunft,
Öntfangen door dit Paaren :
In wicn de deugdfaamheit des Vaders als een baak Der deugden ftaag zal groenen;
Eb 's Moeder Eerbaarheit, door haar, tot elks ver- maak , Alle ontucht wech zal boenen;
Dus zal deez' Wyk nooit dor, maar altyd groenen, en Van Harders nooit ontbloot zyn.
O driemaal zalig Dal! waar in wy thans, door Hen Die huwen, buiten noot zyn.
Hier zwecgen zy. Aanftonts is Thirfis opgerezen ,
Hy dankte hen j en zei, ik wil geen rechter wezen In uw Gezangen, neep, neen Knaapjens wacht zulks niet
Van Thirfis. 't Zou niet gaan; hefoordeel van elks Lied
Dat zult gy beter van Knaap Albert kunnen ho- ren; Myn
|
||||
ROMMELZÖODJE. »37
Myn oordeel viel licht lang, en dat zou hem verfto-
ren;
Neen, neen dien Borft die heeft te lang gehoopt, gstracht,
Na 't heilig ogenblik van deze Bruilofts nacht; Elk oog-flag is een jaar voor hem in zyn verbyden; En zou myn oordeel, hem noch meer die vreugde af- |
|||||||
fnyden ?
Verwagt dat niet van my, gy Knaapjens , maar vaat wel :
?t Is billykdatikzwyg, en hem tot rechter ftel/ |
|||||||
Am-
|
|||||||
'3$ J: P O O K S
Amfterdamfe Donderdaagfe Huwelyks
NA-COURANT.
Uitgegeven op den Troudag van,
Myn HEER,
HENDRIK RUWENHOF,
En JUFVROUW
AGATHA. PECHLINI.
In den Echt -vereend den 27. Juny 1700.
WE ENEN, den 6. Juny. '
HEt overmatig droevig weenen,
En 't onverdraagelyk verdriet, Dat hier by yder een voorheenen Is om Heer R UWENHOF gefchied, Begint hier eind'lyk op te houwen; Wyl een expreffe, uit het Hof Van Juno, Koningin van 't Trouwen, Gekomen is, 't welk yder ftof Tot vreugde geeft; want naar het zeggen Zo heeft zy , door Cithera 's zoon, De wreedheid weten neer te leggen Van Vrouwe AGATHA; die, fchoon Heer HENDRIK aan haar kon behagen, Hem (ladig heeft haar hart ontzeid, Tot dat de Min 't haar op deê dragen , Toen hy heeft voor zyn recht gepleit, En haar 's Heer z' waardigheft ging tonen; Die lang vergeefs dong na haar hart. Het wcig'ren pail wel aan de fchonen, Maar |
||||
ROMMELZOOOJE. its
Maar meer 't meê-lyden met de fmart
v^an een die trouw is in het minnen, En willig haar zy n ziel zelfs geeft. Doch wyl men hier van 's Heer z' verwinnen Op't hart van haar, de ty ding heeft, Begind elk hier van vreugd te fpringen, En Bruiloftszangen op te zingen. KLAGEN-FORT, denS.Jmy.
T* Ot (hitting van al 't droevig klagen,
* Dat door onz' Land-liên is gefchied, Is een Placaat thans aangeflagen,
Waar by Dióneons zulks verbied;
En ons belaft in alleJLanden,
Die onder hare machten ftaan,
Blyde offervuuren op te branden,
En aanftonds hand aan 't werk te flaan,
Om Kerk en Autaar, te vercieren i
Om plechtiglyk den Huw'lyks dag,
Van 't waardigft' Paar, naar plicht te vieren,
Als m'immer aan den Amtiel zag;
En 't Priefterdom begind reeds alles,toe te ftellen,
En uit Heer Ruwenhof zyne Echt veel Heilte
fpellen. BLTDENBURG, den lojuny,.
Hier 's alle droefheit wech gebannen :
Het zwerhd hier al in weelde en vreugd, Nu dat het puik der Jonge-manncn , Zal paaren met de toets der deugd; Thans zweeft n;ets op een yders tongen, Als RUWENHOF . zyn brave naam, En waar men komt daar werd gezongen EECHLINI 's Echtzang, door de Faam; Zo dat men hier rondom niet 's doet aan alle zyden , Als zich om dezen Echt, vol zegen , te verblyden. BRAND-
|
||||
J: P O O K S
|
|||||
■ BRANDWTK> den 12 Juny.
PECHLINI 's harte, dat voor dezen,
Staag fcheen te zyn zonder 't gevoel Der Min, en voor die gloed te vrezen, Bevind men nu niet meer zo koel; Maar ze is geheel in brand ontftoken j Zy baad zelv in die gloed ; en wacht, Om 't overfchot te zien verbroken, Van al haar koel heit, na dien nacht Dat RUWENHOF haar zal omhelzen, om door. kuflen,
Dekoelheit die zy noch bezit, gants uit te bluffen. MAAGDENBURG, den 14 Juny.
Uit 't midden van de braavc Maagden,
Daar deze Stad op praald en prykt, En van haar deugdfaamheit ftaag waagden > Waar meede dat zy zyn verrykt, Staat ons de fchoonfte te verliezen; 't Welk ons zodanig heeft onfteld, Dat wy eêr de Oorlog willen kiezen, Als mcêr te dalden zulk geweld : Doch and'rezeggen daar en tegen, Dat Juno uit PECHLINI 's Echt, Ons, wyl dat wy ons dus bewegen, Veel fchone Maagden wéér toe zegt; Wa^r door men oordeeid de gefchillen Van onze Sex', met RUWENHOF, Wel vredig zullen zyn te ftillen; Kort, yder hoopt het beft daar of; Te meer, wyl onze Raad op gift'ren en ophcden, Met Jbuo om die zaak is in Congres getreden. MIN-
|
|||||
ROMMELZOODJE, «4i
MINDEN, deniójuny.
VAn al die gene die ooit minden,
Heeft men 't regifter op doen flaan, Maar niemand heeft m'er kunnen vinden, Die beter daar mee heeft geftaan Als RUWENHOF; die dezer dagen, Hier wettig' aangetekend is; Men geeft voor reen, dat hy, door klagen, Door luchten, en door kommernis, En al de fmart, die Minnaars lyden, Is aan zyn oogmerk eens geraakt; Een Maagd, daar 't tyd boek^van haartyden, Alom haar deugd bekend meê maakt, En om dien Heer, na eifch, zyn wettige eer te geven,
Heeft men zyn naam, met goud, op 't eerfte bladge- fchreeven.
LIEFLAND , den 21. Juny.
DE Liefde, die al aan 't verkouwen
Geraakt was, door de felle kou, Schynt nu weer ftand te zullen houwen; Wy] men verftaat, dat door de trouw Zich R u w e N H o f 7,al gaan verbinden, Aan zyn geliefde A c- A t h a , Die hy niet meer zo koel zal vinden Als cêrtyds, eer zy 't lieflyk Ja Liet uit haar mondjen, henen glippen, Dat hy, vol van verlangen, haar Wou wringen uit haar purp're lippen; Ook is hier reeds des Liefdens fchaar Al bezig, om met Maagde palmen, Met Mirthe en varfe Roze-blaan, Sich op te tooijen; al hun galmen Hoor4 men niet als, lang leve.' flaan: |
||||
Ï4* J: P O O K S
Dus ftaan zy vaardig om in't kort van hier te trekken,
Om 't waardig Paar altyd tot Lievden op te wekken. LIER-OORT, den 26. Juny.
A Polio hoord men thans niets kwelen
Als Huw'lyks-zangen dag by dag, Terwyl zyn ving'ren lieflyk ftrelen Zyn goude Lier; die flag op flag De Huw'lyks-weeldens vcorgaanfpellen, Die, RiTWENHOF haaft met zyn Bruid Genieten zullen, wie kan tellen, Al 't zoet, dat zulk een Echt in fluit? Geen menfch: als hy alleen,die zyn vergulde ftralen Op zulk een deftig Paar, doet naaft zyn zegen dalen. AMSTERDAM, den 27. Jmp.
VAn dezen morgen voor het dagen,
Zag men hier al in 't fchimmerlicht, Elk Hemelfchc af komlt, op hun wagen Verfchynen, om den Huwlyks plicht VanRUWENHOF , te zien voltrekken, Mes zyn PEGHLINI: daar voor lang, De Faam, de Dicht'ren toe ging wekken, Om, met een kunftig Maat-gezang, Hun lof op 't heeriykft te verbreiden, Terwyl met vrolyk hand geklap De Godhcên, hen ten Echtkoecs leiden; Daar Venus zoon, flraks rektnfehap Zal eifchen, van het Waarde Bruidje, Voor Reek'ning van den Bruidegom; Die Liefde ftoökerp, 't kleine Guitje, Dat borgd wel; maar., 't komt eindelyk, om Zyn fchuld en rechten in te halen. Nu zegt men > dat die fchone , hem Voor
|
||||
ROMMELZOODJE. «43
Voor al 2yn wachten, door haar dralen
In 't overgeven van haar ftem Tot deze Trouw, zal ryk'lyk moeten Betalen ; en, men voegd daar by, Dat hy, haar flaan zal ia de boeten, Voor 's Bruigom z' lyden in 't Gevry, Om, binnen 't jaar aan hem te geven, Den eerft'Hng van haar vrucht; daar de aard En deugden t'fame in zullen leven , , Van zulk een Paar elkander waard. Ook wil men , dat het Bruidje mede Daar gants niet tegen heeft; maar dat Zy met dien eifch wel is te vrede. Voorts ziet men hier in deze Stat j De Burgerfchaar al reeds ftar oogen, met verlan- gen, Op zulk een goed ; met bly gejuieh van Ziegen zangen. |
|||||
VER-
|
|||||
J: P O O K S
|
||||||
144
|
||||||
VERJAAR WENS
Aan P: R: Diet aan die hem Verjaarde een braavtra&tment
beloevde, alts» hy z.edert ay n drie Jaren niet -wi/l dat hy Verjaard was; en dewyl hy z.yn nette Ge- horte dag niet iuift,jieldehy die op Kermis dagi zjynde den ip Septemb: 1705. en zei dan ij* Jaren Oud z.ou wez,en. TT) Iet! Piet! Piet! gut! ben je Jarig
JL Borsje? dat komt zeper fchoon
Net op Kermis: weez niet karig •
Geev ons nou 't verdiende loon:
Wyl wy nou als, dapp're Helden l
Van het drinke breurs geflacht,
Om het Loon, dat jyons (lelden
Hebben uw verzoek volbracht.
Kun je wel uit al jou Vrinden,
't Zy er een, wie 't weien mach,
Zunt jou darde Jaardag vinden,
Die ooit Vierden deze%ag ?
Neen j zy hebben jou verlieten,
'k Loov voor dom en flecht van geeft f
Gut! had jy, 't ons eêr doen vreten ,
Vaak had je al Verjaard geweeft.
Want, wy zyn heele and're Mentenen,
Als je hier wel horen zult,
Die jou Heil, na mate wenfen,
Dat je aan ons betaald jou fchuld :
En dat doende, lang moogt leven;
Maar hoe lang toch? Laat reis lien!
|
||||||
ROMMEL ZOOD JE.
J^, noch Tachtig jaren even:
Teld die eens By Negentien;
Zie, dan heb je er eenmin honderd.
Was 't niet lang genoeg gelccvd?
'k Zeg van ja. Maar 'k ftaa verwonderd'!
Dat je ons noch geen drinken geeft;
Daar.wy, 't ommers zo wel mcugen.
,Qeev toch ryklyk 'kyfo'rs Piet >
Zo; langjaarlyks zulke teugen
Als je jou verjaaren ziet.
Doch of je eens recht kwaamt te weten
Op -wat dag je net Verjaard,
'k Bid je, wilt dan niet vergeten
Dat je ons', ftraks die dag verklaard?
Want, dan lullen we anders zingen
Als op heden is gedaan;
En de glaasjes xclv doen fpringen,
En geen oogflag üil doen (taan.
|
|||||||
WENS
|
|||||||
K
|
|||||||
U6 J: P O O K S
WENS AAN
PIETER HARDING.
Op den 31. December 1705. xynde teen 57. Jaren
Oud gewerden. ALs ik, naar wil en wcnfe op dezen dag mocht
zingen - Die u Verjaard : ik rong 6 Pieter Neev! een Lied Dat de Echo dreunen zou, de Y Nimfjes zouden fpringen, Op 't hooren van myn Zang, vol vreugden uit dien vliet: Gy zoud haar , fpyt de koude of guure Winter vlaagen, Op hun gefchelpte Koets zien komen voor 't ge- zicht , Om nevens my,aan u, die Wenfen op te dragen Daar gy orjs, door uw gunft, geftadig toe ver- plicht. .. Maar zacht.' waar dwaal ik heen? 't is buiten myn vermogen Te doen het geene ik wens ; die is 't vergeefs gepoogd.' Ten zy hy, die 't Heelc Al regeerd, knoopt uit den Hogen
x Zyn gunften, aan den wens daar myn Gedicht op oogd.
't Ziet hier op, 't geen ik wens j dat Hy, die aan u 't Leven En Jaren vyvmaal tien en zeven, mild u gaf, Bat
|
||||
ROMMELZOODJE. 147
Dat hyu, voorts gezond, een lange reeks wil ge-
ven Van Jaren, na Zyn Wil: en eêr gy daald in 'tGrav; Dat gy, uw Krooft moogt zien, gelukkiglyk ver- meêren; En als de Qlyveboom,moQgt in een Kroon zien ftaan Aan uwen Dis: en ze u, als haren Vader eeren ; Op dat ge, hen zeeg'nen moogt als Jacob heeft gedaan; Den wyften Konings Lefle en Regels moet elk volgen; Dat yder , eere draagd aan 's Vaders graauwe Hoovd5
Op dat den Zegenaar hen, in zyn toorn verbol VT, gen, Niet vloeke met dien vloek deonwillïgenbeloovd.
Uw Ziel en Lyv moet Hy, door zyne gunfte,
behoeden j
En fturen u in 't fpoor, datHy,u wil doen gaan ;
Voorts,alle uw wenfen, die gedyen u tengoe-
den;
En afgeleefd moet ge aan zyn Rechter zyde ftaan
|
|||||||
K x
|
|||||||
VER-
|
|||||||
i4§ J: P O O K S
VERJAAR-ZANG.'
Gemaakt voor P: R:
Gezongen op de Verjaardag vart
GEERTRUI vander BOOG
"Lynds op den 9. 'Jannuri ijo6. Oud gtiuoï-
den zo. Jaaxen. WAarom rnoeft je my verplichten ;
Zeg 't eens Truitje tander Boog, Om op uw Geboortt' te Dichten? Och ! myn Pen is itomp en droog;
Zy trad nooit door 't Vaarzen maken In het Ambacht van de Stier; -
Doch moet ik aan 't Dichten raken, 'k Dicht dan op je met plaizier.
Wie zou nou niet zyn ganrs vrolik, Op jou Twintigft' Jarig Feeft?
Die nou droev is; dats een Molik En een druil-oor, dof van geeft:
Weg Neuswyze en vieze Kykers, Tronies van het oud fatfoen! •
Wy zyn vrool'keRedcrykers, Als vvy, zulk een Jaar wens doen';
Lang ó Truuje moet je leven ; Nimmer ziek, maar altyd fris,
Dmmkruid moer het luk u geven Meer als u, van noden is.
Maar als jy dit koomt te ontiangen Zul
|
||||
RQMMELZOODJE.
Zul je dan wel zyn te vreên?
Neen; of'k wil me laten hangen; Daar fchort nog iets an, na 'k meen..
Weetje wat; maar derv ik 't zeggen ? Ja: wat leid daar ook al an;
Truitje ? 'k meen het is het leggen, By een ding, men noemd het Man.
Kryg je een bloosjen ? is 't geraden ? Wel, dat doet me zeker deugd!
Denk, kon 't Moeder liev niet fchaden 't Zal me ook zyn geen ongenengt.
Neen 't zal eêr uw vreugd vermeêren. 'k Wens je dan dat ding ook mee;
En dat hy u zo mag ecren, Als eêr Adam Eva deê.
Wat, je meerder mag behaagen , Gnn den Gever u van 't goed;
Nooit moet u een onluk plaagcn, Óf wat anders hinder doet.
Maar nou moeft er over fchkten Nou men jou aldus Verjaard,
Dat men 't keelgat nat kon gieten, Langs een Dam gemaakt van Taart.
Knik je er op?ik ben tevreden. „ En, ziedaar, of'k ben een guit.' Zo ik 't naafte,Jaar als heden Niet weer roep uw Jaardaguit.
|
|||||||
KLI
|
|||||||
K 3
|
|||||||
!jo J: F O O K S
KLINKDICHT,
Op het Verjaaren van
MARIA HARDING,
Op baar 20 Verjaardag den 15. January 1706.
't T Is twintig Jaar gek<?n, dat gy het licht eerft
X zaagt, Engy tot Ouders vreugd wicrd , lieve Nicht , geboren.
Des acht ik 't , van myn plicht, dat ik u eens doe horen, o Twede Hardings fpruit! myn Jaarwens , zoete Maagd. Lang Leven gun u God , indien "'t hem zo be-
haagd ; Het treurig Ongeluk , moet uw Geluk nooit ftoren;
Staag moet de Deugd , door u , de vuile On- deugd lmorcn; Dat de Èerbaarheit, uw Geeft, als op haar' Han- den draagdj De Godsvrucht, moet gy , in uw \ harten kas
bewaren ; ■ Dat Waarheit, uverzel, met haar vergode fcha- ren^
"Dat gy , -nooit Kinderplicht, uit uw gedachten fluit j Zo
|
||||
ROMMELZOODJE. 15I
Zo zult ge, in volle ruft , uw jaren zien ^er-
meêren.
En ik, myn wenfch aan u , volbracht zien na begeren;
Die ik, nu wel na Plicht , maar niet na wil , u uit.
V ERJAARGIFT
Aan myn Vriend J: v: H: Teen hy op den 18. viprïl 1708, 27 Jaren xvas
Oud geworden. ROND EEL..
Wie wenft, verkoopt Hechts kool.
Want, wie genegen is, zyn Vriendca iets te geven, Bediend zjg van geen Wens; maar doet al't ge- ne, dat Zyn Vriend vernoegen Jcan, in 't geen die garen had: 1 Is ook een dwaaz, die, op die yd'le hoop wil leven. Neen; ik beftaa zo niet: dat zweer ik , by men zool; Wie wenft, verkoopt flechts kool. u>es geeve ik , 't geene ik kan } door Dichtluft aangedreven (Nu dat gy, zeven Jaar eo twintig net, beva*- in Ouderdom) een Vers :en of het niet heel glad ■N-och rond is, noch niet fchoeid op ftyl en trant verhecvèn, K 4 Zo |
||||
ijz J: P O O K S
Zo weet ik ftoch, dat ik, niet in myn meening
dool, Dat gy voldaan zult zyn, nu ik , na de eer kom flreeven Om met myn Letter-maat! hoe loom, hoe lam, en mat
Uw Jaardag feeftelyk te vieren; ja, ik fchatt', Dat ik, myn Plicht TOldeê, toen ik dit Vers ging wee ven En 't u vereerde : en laat met wenfe een zot of jool Zich kitt'len ; watit ons Lot dat flaat al op gc- fchrevcn. Wy wenfen dan geenzints ; wy weten in ons fchoolj Wie wenft, verkoopt flechts kool. |
|||||
MEN-
|
|||||
MENGEL-DICHTEN.
I
|
||||
ROMMELZOODJE. 15$
Vraag an mijn Buurvrouw J: A:
Na haar Kraam Reiz.; toen z.y > voor Je eerfle-
maal gekindtrd had. HEden Buurvrouw wel hoe vaarje ?
Ter goe tyd moer ! ben je daar ? 'k Bid je zeg me toch eens, waar je Op jou tocht van left niet raar?
^k Wed dat ik het, net kan raden. Hoe 't met jou daar is vergaan: Raad ik 't niet, het zal niet fchaden; 'k Zal er eens een flag na Haan.
Toen je 't tuig had om te kraamert ('k Meen jou Luiermand) by een, Trok je doe niet fonder ramen Eerft te voet na Krimpftein heen ?
Voorts van daar op Buik-wee-dagen} Dorft je toen wel voort alleen, Zo te voet je L?vje wagen? Neen, toen ging je in 't Schuitje trcèn.
Is 't zo niet? hoor voort; gebrak er Toen het Bozt Wyv niet aan ?
ja voor zceker; want ftraks fprak m' er Van, om na haar tce te gaan.
Teeg er iiuks niet een op 't lopen? Kwamen toen de Roeijers niet
■Gaauwer als een Slak gekropen Als mer. die mét zout begiet? jee! hoe of'je jou verheugden Toen je 't Eoze Frotttvmens zag !
'k Wed je hart Iprong toen van vreugden Puur, of't in eendoovpot lag.
Nou, dat 's evenwel tot daar'n toe.' Liev
|
||||
ï$S J: POO K S
Lieve Buurvrouw word niet bcus ?
Zeg me toch eens, de Lantaarn, (hoe! ) ' Kreeg die niemand deur de neuz ?
Spreekt: wie heeft dat ding gedragen? By myn zool ik weet het niet.
Maar wat leg ik al te vragen; 'k Zag de Baai wel in 't verfchiet,
Om een hoekje, toen m'an 't roeijen Ging , wou 't Schuitjen toen wel voort:
Om wat fchielyk weg te fpoeijen Na het Dorp; 't hiet Flagenpoort}
Gong het eerft niet braav aan 't kraken Eêr je kwaamr aan Fuurmand reêï
Kon toen 't Boze Wyv het maken Dan kwam zy heel rap ter fneê ? .
Ja ïy riep toen : jongens repje: Luftig Wyvjc zet wat deur; v
Warm vaft Lm'ren, Muts, en Flepy.;
'k Zie de Folewyk daar veur:
Zo: nog censjes: nou an 't Landen: Maak het Schuitje nou maar vaft;
'k Heb hot kleintje al in myn ^banden: Dat 's een tocht by de Akkremaft !
Nou, kom lullig, nou het Wyvje Wat gekoefterd; ze is vermoeid :
Vat haar, zachjes by het Lyvjc, En er mee na Bed gefpoeid.
Maar wat docht je van dat varen Moer ? hoc (ting het jou al aan?
Wou je nier *ve], alle Jaaren Eensjes» zo uit varrn'gaan ?
Want, 't is na die tocht, plaizierig; Als men 't Schaapje baak'ren gaat,
Dan beziet elk een nieuwsgierig' Hoe je met-j e Limrmand Maat.
Deze zeid óar,7 heerl dat 't tietjes.' De
|
||||
ROMMELZOODJE.
De andre zeit, die kant is «ooi!
En de darde weer, Jat 's pretjes: t Mutsjen, is kurjeus van plooi !
Voorts:is 't, Vroemoer laat rets kyktn, Sc heel J bel Kind o oh dit of dat ? , .
Heer ! %uat zei 't zé'n Vaarje lykeit As twie dropp'ltn uit ten v<*t.
En terwyl' dat zy crtiS mallen
Zo. maakt Baker jou wat klaar.
En ha noch een poos te,kallen, Geevt de Froêmiér 't kind an Vaar
Paar an jou. och wat een glori Had je toen! niet waar Buurarnfiw?
'k L<oov, dat men er wel een iiori Op.zyn Kats, van lchryvcn zou;
Als men 't alles zou, verhalen Wat het Vrouwvolk dan bedryvt^
Als nou. na het Kindermalen
't Krytertje in het Lcvén blyvt,
En jy Hark word; Jeerje zingen Zuija, zutja, kindje (éér;
Jy most in het wiegje fyrtngen ; Taatje warmt jon, Lui'reu weêr.,
Ocii wat fchort myn lieve prutje> Zus, zus zwyg jy, weèz je zoet;
?vfe>«, die liet voor jou een ratje: . Zo myn kind; dat doet je goed.. Doch wanneer je legt te wiegen,- Sómtyts, heelè nachten lang?
Zeg my dat eens, zonder liegen ' Vak dat jou niet by iter bang? Steur jou daar niet; 't zal wel wennen: En als 't kleintje maar'reis lacht
Dan zo zulje 't zelv bekennen, Dat dat, al je onrutï verzacht,
Koom je 't dus niet te ondervinden |
||||
.15* J: P O O K S
Buurvrouw ? knik dan, of zeg ja
Zonder doekjens om te winden. Ziet daarom fioeg ik er na. Vcrsjcns op my Clavicrcimbel.
OP HET DEKSEL.
ZYt flil met open oore, als gy begeerd u dee]
Van Zielroerend Gezang, of vrolyk Snaar' ge~ fpeel. Op de neerhangende Klap.
DOor kunftgeleerde vinger-flaagen,
Kan 't fnaar geluid, aan't oer, behagen Vijf Vaerjes op de vijv Zinnen,
Voor P: R: Dk my > in myn afwezen gedreigd had > om er het
gat aan te vegen, als ik z,e niet na z,yn
zin gemaakt had.
OP 'T GEZÏCHT.
WAarom wil je deze Vaerzen,
Moetje, veegen alle naerzen, Qf is 't maar voor jou alleen? Schort het jou maar enkel daar an? Zie, dan ben ik daad'lyk klaar man ; Kyk maar toe; hier heb je er een. OP
|
||||
ROMMELZOODJffi. jy*
|
|||||
OP DE REUK.
RUikt eens waar dit hcên zal willen.
't Kan de wech licht van je billen ; Pas het vry'lyk in die fncc. 'fc Vraag niet, hoe 't deur gehaald was. Ruik maar zelv, of't ook verdwaald was. 'k Wed van neen, Dat zyn er twee. OP 'T GEHOOR.
MAar of jy 't eens hoorden dond'rcn,
Met een Staartman vlak van ond'ren: Zwyg dan ftil. en, vraag niet, wie Of my deze poort wcêr klaar maakt, Die ik hoor dat dit gebaar maakt ? Neem dan dit. Dat zyn er drie. OP 'T G E V O E t.
VOtl dan verder, of dit brokje
Dik genoeg is, om dat klokje Uit te veegen na de zwier : Vouw he^ anders, met jou hand, vaft Dubbeld famen. 'k Wed het kant paft; Voel het vry. Dat zyn er vier. OP DE SMAAK.
MAar, zou 't ook niet wel behoeven,
Datje, voor het laatft, ging proeven, Hoe je al üond met 't onder Lyv ? 'k Vraag het maar: wyl dit het lefte is. Proev of fmuaht wat dat jou 't befte is, Tot een proev. Daar heb je vyv. Of
|
|||||
fldï J: P OOK S
Op" de kundtgheit van de Mu/ïc.
E En zoet Mufic ftreeld, geeft en oor,'
En maakt, als óf de ziel daar door Ten Hemel wierd getogen. Maar hy, die weet, hoe Toon en Maat, In een gelyke reden ftaat Die kend haar recht vermogen.
Aan een 'Snyder > du een Schoenlapper , Voor on-
geleerd Je hold. O Vriend jy oordeeld recht verkeerd-;
jy, jy bint zelv heel ongeleerd: Ik zien het :ln jou zwarte vil te Muilen; Waar jy geleerd, je gaavt aan Jan , Jou Schoenen niet te lappen man, Om voor.jou geld, het geen hyleerd te ruilen'. Lotery Vtrsjen.
BY Wezen leg ik in, op hoop van winft voor
Wezen 'Hoe 't valt, het kan gceivicha, maar winft voor Wezen, wezen.
Op P: V: K:
IK hoorden zeker Man laaft, inmynbyzyn vra-
ger) , Aan wat Religie dat hy't lievft zich houden zou? Dat weet ik niet zei hy , aan welke ik my zou dragen. Maar dit , dit weet ik u te zeggen van m) n Vrouw, |
||||
ROMMELZOODJE. i6t
Zy is goed Rooms. Maar ik, ik ben 20 wat van
elks.
We] zei 'Je/ 't is beter Rooms, myn Vriend , als tapt tri» As. Geval) met Flip,
Een Koomfe Waard, in de Vaflen.
E En wel gebraden bout, vertoonde Flip, zyn
Gaden, En zei; zie, dat is koitfcboon'tindeVadenis! Maar eener > die hem op de Tranïïubftantie, wis Verdaan heeft , maakten't vlees tot been j om Flip te ontladen Van zonden; want hy fprak, myn goede Flip 't gefchied
Dat gy, door 't Vlees bekoord, u, in de Vallen t\ niet' Daar aan bezond'gen zoud: maar dat gy wel zoud
valten. tsfdn E. v. R.
GY vraagd wat Sau-1 doet in 't midden der Pro-
feeten ? Hoor Evert, als ik 't neggen moet, Hy zoekt zyn Vaders Ezel. bloed! "y zag 'er u voor aan, als gy maar hooi kolt vrecten. Op Trui.
TRui kJaagde aan Frans, dat zy zo koud was
als een dood. ■tn ik, ik gloei als vuur, zei Frans ,om zoo te fpreeken. ■Uat doet j ou Ruige pels, zei Trui. Welkom, wat nood! L Zet |
||||
i6'~ J: P O O K S
Zei Frans, wil ik je ook eens, in zulk een pels-
je itceken. Geval van een Sleeper, met een Bakker.
E En Sleeper, bleev zyn Paard, hpeftark dathy
't mogt fiaan, Recht voor een fteene brug, uit cnk'le ftcechhcid liaan;
"Want 't had geen honderd ponde, in alles, voort te trekken.
Een Bakker, die dit zag, begon'ermee te gekken, 't Welk oorfaakgav, dat hem. den dolle Sleeper vroeg,
Of hy 't er over wel kon dryven ? Ja genoeg, Voegd hem den Bakker toe; je zult het ondervin- den. Met ging hy 't Paard zyn kop, dicht in een meel- zak binden,
't Beeft dus geblind, dat vloog fchier , op't geklap der zweep.
"Waar op de Bakker zei, zeg baasje is dat niet leep? Had jy dat wel gedocht ? gedocht! wel neenikzee- per:
Maar, waar weet ook een diev geen raad toe ? zei de Sleeper.
Op Jaap.
IAap ging te Markt, en brogt een paarPatryfen
t'imis, Wiens vlugt, dat hen wel licht een maand lang was vergeeten:
Zyn Heer, rook ze an de fteuit, en zei, ze zyn niet pluis:
Jou Hondsvot , kan een Menfch die Hinkende Azen peten ? Ruik |
||||
ROMMÉLZOODJE. 163
Ruikjy ze daar, rriyn Heer? vroeg Jaap weerom,
dat 's faals! En oordcel jy, daar. uit, dat men ze niet kan brui-
ken? Wat ftaat, Mejuffrouw, daar dan flecht meê; 'k
wed die plaats, Van heur, veul flimrner zei als van die veug'len
ruiken. Laatfle Woorden van een ftervende Hoogduitjer.
E En Duitzer, die de Ziel, zat tuffen tande en
lippen, Verzocht voor dat hem die tenhalze uit wech gong glippen,
2yn Sabel; die m' hem gaY. en voor hy gav den geeft,
Zei hy, wen ich noe vinde im Himmelreich, das beeft,
Ond Hondsvot Hinncrich.' zo werd ich, iem be-
falen , Fuur zein affronten, das der Teu ffel, iem zol ha-
len. Op de Schryvkunjl.
DEnkt, fpreekt wat dat gy Ytfild ,■ hoe wys'-
lyk ! hoe geprezen! 't VVas haaft vergeten, hield 't de Schryvkunftniet in wezen. Anders.
WAt kunft? wat wysheit, had de tyd niet uit
gelikt, «ad hem, de Schryvkunft, niot een esuwig werk befchikt? Li Ge- |
||||
4 *
|
|||||
i*4 J: P O O K S
Gevat van M. K. met zyn Vrouw.
BEn ik je Vrouw dan niet (vroeg laaft een
Wyv haar Man) En heb je my daar voor niet wcttelyk gaan trouwen ?
Wel ja zei hy er op. zy weer , hoc komt het dan, Datjy, meer van jou Nicht, als my (jou Wyv) kunt, houwen ? Wel zei de Man, zottin! wel dat is lichttevin- den;
Zy is myn Bloed: en wy , maar aangetrouwde Vrinden. Op Klaas een Leenouwer, die jtadig ziuetfte,dat
hy de gronden van alle Leeringen verftond. Wel Klaas, wat heb je een groot enbeeftig fchooö
verftand! Je weet de grond, zo jy je ftadig laat verluiden, Van alle Leeren, trots de befte Predikant! 'k Loov beter Vriend; want die bereiden nooit geen huiden. Op een Delvenaar die een faeê in de l>ek bad.
Plet fchranvbek, keev met Jooft, en zei , ik
ben niet zot; Ik p-eev 't ie in zeilen dat je een Delvenaar bs- dot: Ik ben jou veel te flim; en ook wis veel te leep breur. Ei bin je een Delvenaar ? vroeg Jooft. ja doch rechtfehapen! 2ei |
|||||
ROMMELZOODJE. 1C5
Zei Piet. ik docht het halv , zei Jood,- wyl jy,na
't Wapen Van Delvt heel welgelykt; want daar loopt ook een ftreep deur Op Griet Leef oog.
'k T T Ad een kwaad oog op jon, zei Griet, die
rl vreezlyk flim zag, Laaft tegen Jan , doe 'k jou met Klaasje buur zag ftoeijen. Wel Griet, antwoorde Jan haar weder, met een grimlag, Had jy gpeije ogen, 'k wed ! je zoud je er niet mee mocijen. Geval ttijjen Joor en zyn Wyv.
BEn ik geen Man 't huis? placht Joor,totTrui
te zeggen En by'gevolg, 20 mag ik , daar ik wil gaan leg- . gen, Als 't my te flapen luit: en jy meugt niet met al
Daar tegen fprfcken, Nu wilde eind'Iyk eens 'e Geval, (pen- Dat hy, .zich, vol en zat, had aan de Sjap gc-zq-
En, dus gefteld, kwam hy, halv gaande en halv gekroopen
Tot in zyn huis; daar hy, dooreen verkeerde pat Dwars over 't vuur heen viel , zo lang gelyk hy was.
Zyn Dochtertje, die 't zag, begon heel luit te gil- p 2en'
■c.11 fchreeuwdc, och Moeder help! help ! Vader
brand zyn billens
Maar Trui antwoorde, zwyg, z\yyg varken hou jcftil; L j Je
|
||||
\66 J: P O O K S
Je Valr is voogd : laat hem , dan leggen daar hy
wil. Op Klaas een Hoorndrager.
KLaas, fchold zyn Buurman , voor een dwaaz
en grote zot : hn, die niet wilt, hoe dat hy, met een mens moet leven. Dat 's mis Klaas, zei de Man; dat oordeel heeft geen ilot; 'k Maak enderfcheid wat eér 'k een Mens of beeft moet geven. Wel, ben ik dan geens mens? vroeg Klaas, 'tkan ïyn: miffchien Was 't answoord; maar ik heb, hoe oud ik ben van dagen,
Geen mens gezien , die ooit twee hoornen heeft gedragen, Als jy; doch 'k heb dat wel van beeften meer ge- Zien. Geval van Erufi Joks met zyn Wyv.
ERnft Joks, had braav zyn Wyv op ncuz en
bek geflagen. Hier over, ging het Wyv hem, by de Schout ver- klagen. MaarErnft, die k wam hacir voor, enzeigeloov haar niet, Myn Heer;'dit werk, dat is door Joks, met my . bedreven.
Hy liegt, zei 't Wyv, myn Hee*-;nk zet mynhie- Js leven Er onder , as 't niet is door Ernft alleen ge- ichied. Op
|
||||
ROMMELZOODJE. i*7
Of een Boer, die een gevangen Haaz. ontffr'ong.^
lp En Boer , die had in ftilte een joagen Haai
■*-' betrapt. Hy, vrolyk om die vangft , begon het beeft te
" ftr'yken; En zei, wat word er niets al goeds van jou gcfnapt,
Wanneer jy op den Dis Itaat van, een Heer, te pryken. Hoe lekker ben je, wel gebraaf, gcftoovd , ge- fruit ; Men acht jou, meerder als, het befte Decnfc Os- jen; Je bent.. • Met fprong den Haai, hem weer ten banden uit. O x-ei hy toen, brui heen ; je bent een Mager Kosjen- Wens van Griet > aan haar Man > die alx.pi Gou-
de en Zilvere Knopen vbrzjopen bad. - GRiet keev, niet zonder rcênj op Jooftdic al
zyn knopen, •Zo Sonde als Zilv're, had in Wyn ca bier ver- zopen. Maar Jooft noch zat, zei, zwyg , xwyg Heks, , öJ k zei ie kuipen. ■Neen, neen ; dat is zo nodig niet. 'J- Wens liever dan, antwtiorde Gr4et-, Dat iy de knopen meê gaat van jou VaarTciv: si- pm. ,0p Flip-
F Lip fchold, zynWyv en ïei.jou Zwynjy bLat
een Zoch, , L 4 Z?
|
||||
j6% J: P O O K S
Zy vroeg hem , is dat waar ? Ja zei hy, wel te
weten. Dan is 't met myn gedaan,; ik vrcez het. en wat
doch ? Zei Flip. zy , dat je voort myn Hammen op zelt vreten. De Zorg van Dries
WEftphaalfe Dries , die nam een Laken van
het Bed Daar hy, een Koe, en zich geheel meé, ging be- dekken, Waar achter, hy zich op een ftoel had neer ge-
zet. Zyn Wyv dit ziende , zei wel Dries is 't heel
van 't gekken'? Wat doe je daar? dat is,zei Dries, omjoe ver-
wieten Dat ik keen zorg on drapg. Ei keik !wat zorgje
dan? Vroeg 't Wyv. Wat dat ik zorg ? ik zorgc zei de
Man, Pat onze If o nicht op het Laoken ncêr fchal drie-
ten. Verwondering van een Boer.
E En Boer met open mond en met .ontfloten
o oren, Zat opgetogen, (fork te gapen en te horen» Na 't reden', veeren van twee Schilders : die om 't meed',
Vol -van, verwondering ! 't ver/tand , begrip en geeft Eens Jongmans prezen die, aan 't tcek'ncnpas ge- komen |
|||||
Was
|
|||||
ROMMELZOODJE. 169
Was, reets zo verre al in die kunft had toe geno-
men, Dat hy, gants Meefterlyk, een hoovd, een hand,
een been , . Kon tekenen: en dat hy, overwyd al heen
Gekomen was, om zelv een Lichaam op te ftel-
lcn: Ja, dat men hem, met recht, noch door de Tyd
zou tellen Voor mik een Meefter, als men ooit had van ge-
hoord. Hier op zo nam de Boer, van 't zwygen moê,het
woord, En ?ei: wie hoorden ooit zen leven duske zaken!
Mot men met zo veul moeite in Stee de Menfchkes
maken? . Een kyvend Viswyf, door bet zsuygen van haar
party geftild. TT» Een Vis-tcev , die gezind was luftig eens te
JlL kyven, Ging met haar vuile bek, haaf Buurvrouw fel
te keer.
Maar, deze Vrouw gefield op zedigheit en eer, Hield haar geruft; en zweeg op al dit wyvsbe- dr-'vcn.
Pe teev dit ziende, zei kcik, keikf die Heksdie zwygt! v
En wie kan kyven as men nooit geen antwoord krygt?
Gevjonnen iveddmjchap van myn Friend N: P:
E En Schilder zocht, door Min vervoerd, in 't
hart te raken, (Der
|
||||
i7<5 m J: P O O K S.
(Der Lievde) van zyn Bruid: en bad haar, om
die gunft
Dat hy , met zyn penseel , door 't uiterfte der kunft,. Daar in 't afbeeltfel ran haar eigen zelv mogt ma- ken. Zyn fchone, raakte door zyn fmeken wel aan 't blaken : Maar voegd' hem lonkend toe, myn eer is daar op 't dunft' ;
Zy zou daar breken ; (laak uw pogen; 't is om zunft; - Gy zult niet tot dat werk voor onze trouw gena- ken; Hef is myn plicht dat ik dat hart noch houde in 't flot.
Waar op hy zei, waf's dit, myn Engel? 'tlykt wel fpot! x Kunt gy iets fluiten dat geen flot houd? zotgereu-
tel!
' Ja, zei ze! ik wed dat gy dat flot niet open doet. Hy wed van ja; en won 't van haar, op ftaan- de voet. Och! ik wift niet, zy ze er op, datjydroegdzulk een fleutel. Spreuk van dj Graav van Staffort, Onder Koning
van Triand- E En Mens, in 't geen dat hy moet weten on-
bedreven, Zal fladig als een beeft by 't Edel Mensdom Le- ven. Een Mens , die alles weet wat dat een Mens betaamd,
Werd onder 'tbeeflen rot, met recht, een Mens genaamd. Maar |
||||
ROMMELZOODJE. 171
Maar een, die meerder weet als dat een Mens
moet weten,
Zou onder 't Mensdom , wel een Godheitmogen lieten.
1)ankz.egginge aan den uitmuntende Dichtkunfte-
KrtarWILBEM vander HO EVEN, ever het verteren van eenige %,ynerWerh.en;neveni alle ie Bruilofts Gedichten, door hein t en verscheiden and're Dichters gemaakt, op den Bruiloft van den Hr. J: v: Ooftervjyk. O Vander Hoeven! die, Pegafus hengften
hoef, Der Dicht'rcn fpoor-flag, volgd met uitgekipte tonen!
't Zy, dat gy Lauw'ren vlecht om Helden 't Hoovd te kronen; Of, -dat uw Maatzang , op des Vorften Lykbus , ' droev
Een Treurzang (temt; of, als uw Melpomene aan , Loev Wil zeilen , treurd zy meer, als alle Apollo z* Zonen ;
Uw Thalia verbeeld gebreken, ïonder honen ; Haar fcherts polyft de geeft en 't brein , hoc dof en itroev G.arks fpicgelglad: en, wilt gy Hymncus Trouw- knoop ftreng'lên,
Gy weet er Kiipido zo kunftig in te meng'Ie.tïi' 'Dat men zy~h grootsheit zict.zelv in een boe;e py. Hoc zal ik 'dankbaarlyk uw danken voor uw ' Dichten ?
ik weet het j 'k zal ommy,aa.n u,g,irjts te ver- plichten , Myn brein fleets weiden in uwe Ed'J e Pocv.y Aan
|
||||
172 J: P O O K S
|
|||||
Jiandenzelven,. op de naam, TH ALIA, die voor
desz,elvs Tuin gefchrevenftaat. GY hebt niet wel gedoopt, neen Wilhem,tocn
ge uw Hof Vrouw Thalia haar naam allcenighebt gegeven. Gy doet de Goön te kort : gy kreukt Apollo z' Lov; 't Is Tempe! 't is Parnas.' daar Goön en Mu- zen Leven. Bede aan Apollo , om mynVriend]'. v: HOVEN ,
de Lierzangen van Horatius Flakktts, {door
het puik der Dichter en J. v: tonde- len, vertaald) te belpen he- reimen. 'k^Y Al, na myn Vriend Appolloz' Guide Lier,
/L/DoorFLAKKUS hand, zo kunflig!zo vol zwier Eêr opgefnaard ! ons Vaderland nu, hier Wil voor gaan ftellen ,
U Vader! die ten top van Helikon In Statie praald, gelyk uwe Uchtend zon In 't Kruidryk Ooft', nu fmekcn (dat ik 't won r) i Dat gy wilt hellen
Met uweigeeft, en 't krooft van Mnemozyn
(Uw negental, die Dicht'ren van Jupyn.' 'Myn Vriend ten hulp:myn bede is groot! niet klyn i tk wil 't bekennen :
Maar ze is met een hoognodig, Vader; want Zou hy, uw Lier befpannen op den trant Van FLAKKUS,e-n door kunft zyn brein,en hand Daar toe gewennen Gants
|
|||||
ROMMÊLZQÖDJE. 175
Gants zonder u! hoe kon dat werk beftaan?
Zyn hand, zou niet als valfe tonen flaan! En 't was uw eer op 't hoogft te kort gedaan, Dus te beginnen.
Maakt dan dat hem «w Hipocreen beftraald, Als eêr Orpheus; die heerlyk heeft gemaald Uw Vaders daan, zo groot en onbepaald, Aan onze zinnen!
Ja die het hart der dieren, fel en wreed! Als buigfaam waas heeft door zyn zang herkneed Tot vreedfaamheit; en Pltito luift'ren deed Naar zyn Gezangen;
Toen hy zyn Bruid zyn Euridice zocht, Door Charon j reeds langs 't dooden veergebrogt In Plutoz' Ryk, die hy daar vry door kocht En weer deed langen. ,
Laat hy uw Lier aldus befpelen ? neen; Ik eis te veel! fta toe dat hy alleen Als FLx\KKUS mag, met zyn Gezangen heen Ten Zangberg ftreven. Door Vondel zal dan FLAKKUS roem en lof; En door van HOVEN, VOxNDELz' werk, vol Hof!
By ons > als in een Luftryk bloemen Hov, Alle Eeuwen Leven.
|
||||
GEZANGEN.
|
||||
i
|
||||
ROMMELZOODJE.
|
||||||||
'm
|
||||||||
Gezangen «it het Zinnc Spel
D E DOOD van EIGENBAAT,
O F D E
HERSTELDE WIL. Eerjte Ge%,ang door Vleijery gezongen in *t
TWEEDE BEDRYV. GY zinnen, die voorheen'
In 't kleine harfen vat Voorzichtig wierd gefloten; En, die door bezigheên
Uw maakte moê en mat, Als gy 't verüand vergroten.
Wat baten u doch,al die flovernyen? Niets anders, .als dat gy, in 't ead
Wierd overmeefterd door de elend5
En dat ge u door een kaale deugd liet leijea. Zyt gy nu niet in beter flaat,
Nu dat gy leerd, uwe Eigenbaat,
Door myne kracht,, vergroten ? Des luftig ïingt;
En vrolyk fpringt,
Dat gy door Ondaugd zyd als aan kwaad-aard gefloten.
|
||||||||
Twee-
|
||||||||
ij6 J: P O O K S
Tiveede Ge&angi door WIL gedongen in het
DARDE BEDRYF. OTyd, vol vrolykhdt,
Waar in dat Wil, haar Leven In alle vreugden fleit, Met Ondeugd na te ftreven! En de enge Palen,. die my, door 't Verftand En Deugd gefteld zyn, heeft hy overmand: Om myn geluk veel hoger op te heffen, Als Wil te voren kon befeffen. Wech dan met al die Dweperyen Van Eer en Deugd; 't Is groten vreugd Nu Wil volkomen , haar door Ondeugd mag verblyen. Darde Gezang gedongen in het zelve Bedryv door
EE ROUW. zynde een omkering van het 'üoorige
Gezang van WIL.
OTyd, vol jammerheit
Waar ia dat Wil, haar Leven Zo onvoorzichtig fleit, Met Ondeugd na te Ürcven. De ruime Palen, die haar, door 't Verftand En Deugd gefteld zyn, heeft hy ovumand;_ Om in een fchyn haar luk, hoog op te heften , Dat Wil zo 't i'chynt niet kan btfeÖefj; " Wyl zy bemind zyn Dwcp.cryen, Mind Eer en Deugd; 't Is groter vreugd Als zich in 't dood'lyk kwaad, van Ondeugd , te- verblyen. <je- |
||||
ROMMELZOODJE. 177
|
|||||||
Gezangen uit het Kluckfpel, de GELUK-
TE LIST, OP DRIE KONIN- GEN AVOND. Eerfte Gez.ang gedongen \ door ANNAjös-
der het verkleden van EGBERT. LAat ons 't gekk'lyk beeld, der Koning, fieren :
En de vreugd den teugel vieren. Let dat gy Egbert niet, befpot; Vrcez de Majefteit dier tot. 't Lot dat heeft hem uit gekeurd, En tot deze Eer verheven. Lang, lang moet-den Koping Leven; 't Is wel meer een zot gebeurd. D» C<tj>o. |
|||||||
Tweede Gezang;wordende met de Star ge-
zongen. Zangwyfe: Vrienden zou men niet vrolyk Wezen, e»e;
Wilt nou jou hoovd ten dëure uit ftek.cn;
Want wy drie Keun'gen komen, aan; yüet om te danfen noch om te fpreken; Maar om te zingen, kun je 't verftaan?
Niet om te danfen, noch om te fpreken: Wil je ons niet geven zo laat ons gaan, Wy kwamen onlangs van hiel verre:
Laat zien... Ja , hiel uit Orijent,
Deur dik en dun met onze Sterre, Liepen, en riepen we ons Ichiev an 't end.
M DeuV
|
|||||||
i78 J: P O O K 'S
Deur dik en dun met onze Sterre;
Tot by Jan Rodis wel bekend.
Hy hoorden ons ien deuntje neuren,
En (tak zyn kop. ten venft'ren uit; 't Was of hy wou zyn Reuzel fcheurcn,
Van pure dolligheit! ó dien guit! 't Was of hy wou zyn Reuzel fcheuren !
Want hy fprak dus toen uit zyn fnuit. Jou apen loop: voort: wilt vertrekken ,
Sprak hy, met zulk ien valfen hart! Ei lieve zie! het lykt wel gekken! ;
Twee die zyn wit de darden is zwart. Ei lieve zie ! het lykt wel gekken !,
Daar we op antwoorden, vol van fmartï Jan Rodis wilt jou niet verwond'rcn;
't Is d'Orijenter Keuning. Hoe
Antwoorden hy, met vloeke en dond'ren! Wat doet die hier? die Koekeldoe!
Antwoorden hy, met vloeke en dond'ren! £n trok uit boozheit zyn Venfter toe.
Wy fchuurden aanftonts onze kwallen,
Uit vreze, voor dien bozen Turk j En komen hier als brave gallen,
Want onze kelen drooger als kurk : En komen hier als brave gallen ;
Onthaal ons beter als dien fchurk. Heb dank, heb dank vcur al jou fchenken;
Hadie goê Luitjcs allegaar.
We zeilen jou altyd gedenken : , Verwacht ons weer het naalte Jaar, Wc zeilen jou altyd gedenken ; Nou kuij'ren wy wefir na ien a&r. |
||||
ROMMELZOODJE. 175»
"BruiloftsLied:op bet verdoek van myn Vriend f:
11: H: gemaakt; onder een Bruileftt Gedicht
door hem op .z,yn Zwager jf: v. P:
(Lakenparfcr) bereimd.
Zangwyze: De Jongf'ren Machen, enzx
't TS lang genoeg gedanft,gefchranfr,
J. De Wyn verliefl haar kracht;
De Bruid die moet geitreeld; 't verveeld De Bruigom dat hy wacht.
Speelnoodjens ei ! waarom de Bruid, EnBruigom in die drift geftuit ? Het eenig goed, Waar na dien bloed Zo lange heeft getracht. De Bruid wil zelv naar bed,- want, let
Maar eens op 't zoet gelonk,
Dat 7.e uit haare Ogen ich iet: 't is niet Als dartel vuur en vonk; .
Om het verlangen dat zy heeft, Dat POSTEL haai, 't beloovde geevt j Een naató voor 't haar, En fchoonder Paar Pendanten, tot een pronk. Daar voor zy hem bcloovd, om 't hoovd
(Laat tien hoe hiet dat ding ?
Her zwynd zo wat na krans , bykans; Neen 't is) een vingerling,
Met franje na de kunlt geboort:
Men koopt ze omtrent de Waterpoort.
Sa dan; nietpruild
Maar haaftig, ruild
■Qie giften daar 'k van zuig.
,. ivl 2 , Maar-
|
||||
i8o J: POÖ K S
Maar, of de Bruigom dacht te nacht,
Hoor Bruidjen, op zyn werk ;
En dat hy léren wou , an jou, Hoe men door 't pariïen, fiers
De Pars-fpil omdraaid in de Moer:, En hoe men an zet, voer, op voer; En hoe men parft, Dat 't kraakt en knar ft , Tot aan 't bepaalde merk. Vreeï. niet; hy is wel gaauw. maar naauw'
Zal 't werk zyn afgedaan:
Of 'k wed, de Spil die zal dan, al Van zelv te rugge gaan ;
En, draaijeii los, uit moet en draad. En,als 't aldus gefchapen ftaat, Lach hem dan uit; Zeg, pars jou guit : Of moet de Spil zo ftaan ? ' Doch 'k hoop, dat jy om zunft, die ktinft
Van hem niet leren zult;
Maar, dat hy met een Zoon, het loon, Door u, zal zien vervuld,
De fchadc die hy an zyn Spil, Der Pars, licht leê om uweut wi!: Op deze wys, En 't minfte in prys Betaald men zulk een fchuld. |
|||||
BOER-
|
|||||
ROMMELZOODJE. iS*
|
|||||
BOERSE
TSAMEN - ZANG-
K R E L I S.
MYn zuiker zoete Tryn ,
Hoe kan je 20, an myn , Jou ronde en bolle Krelis, Doen al die moeilaikhait ? Je bint ien wrede Maid ; Dat tuigd zelv onze Melis. Want fchoon ik.ftik in kwyl en fnot Dat my, om jou, druipt uit men ürot; Om dat je, my niet wilt gerieve;
Maar ftadig lacht met al men fmart: Je mot wel ftienigzyn van hart, Help my doch Tryn? je kond... TRYN. v Ei lieve! K RE L IS.
Dat jy, men hart iens zag Koe brandend dat 'et lag ; 't Is , of ien tak met peper
Daer op geltrooid lait. 'k zweer Ik laide, om jou, nach.mcêr As dat ; ja 'k doen 'et zeper.
Want, zpmtaids dreigd myn ziel me ftyf., Om hiel te kruipen uit men lyv; En draaid me as zo ien rol van brieve, - Mit twie zeeg'len d»r an, as led Onz' Schout had. lieve Tryn !' zeg fcweft
Je dit noch niet ? is 't waer? TRYN. Ei lieve
M 3 K R E- |
|||||
182 J: P O O K S
KRELIS.
Och dat ik fpreken mocht!
Myn Tryn! zo ik het docht; Ik zou je niet verzwygen, Hoe dat ('t raakt myn verftand) Myn Lyv hiel ftxt in brand , As ik myn broek gae rygen. Zo 'k nou daer an te fterven kom Dan is 't jou fchuld. Je lacht er om! Mag dat jou -wreedhart nach niet klieve,
Dat jy, veur my, draagd, al te wreed, En booz! ongdcr jou boven kleed ? Help me da;r meê ; nou Tryn... TRYN. Ei lieve.'
KRELIS. Maaar 'k zie je fpot mit my, Jou beullin! 6 jou pry!» TRYN.
Hoe Krelis gx je fchelden? Je zweld bkeuw om je kop! KRELIS.
't Is zo. Kom geev me ien drop... TRYN. Zou 'kzo je min vergelden? KRELIS. Wel ja; want of 'k je myn Eel-cnd Vertoon , en met goed fondement Jouanfpreekj'k kan je niet believe.
Doerom wil 'k fterven. TRYN.
Wel kom; ftik. Dan deur myn hande , in deuze ftrik. KRELIS. Och! och dat is ien dood ! . T R Y N. Ei lieve!
|
||||
ROMMELZOODJE. ïg3
Zie! hy lykt zeper dood!
Kom gek je hebtgien nood. K R E L I S.
Wet zegje? is 't warracbtig? 'k Was ommers noch zo flrak Zo ftark, nou bin ik zwak i En flap, ja hiel onmachtig ! En me ingewand is my dasr by Ontvallen; dus zo fchynt 'et my. Heb jy 'et zeg ? zeg kan je dieve ? T R Y N. Loop, mal oor loop; dat is zo niet; 't Gedarmte ien Mens zo niet ontfchiet. K R E L I S. Hoe dan? ' T R Y.N.
Weetik 'etzeg ? .K R E LI S. Ei lieve!
ZANG.
WEI honderdmalen is 't, dat uwe afkerigeoo-
gen, (oog; Ontzeiden tö verftaan de taal myn 's hart en
En wyl gy, met myn ramp noch,blyvt gants on- bewogen , Duld, dat myn tong dan, van myn finart, u doe 't vertoog; Ik Min u wreede! ja;.ik zoek u te behagen; Myn Oog heeft u voorlang myn hart al op ge- dragen. En heeft myn lydcn noch uw flrafheit, niet ge- boet? Ach! neen; myn Philis is en blyvt in toorn oqt- ftekeh:
Helaas ! haar wreed ^gelaat verbied aan my het fpreken. M 4 O |
||||
iU J: P O O K S
ó duld'loos hartfeer ! als men mind en zwy.
gen moet. ZANG.
HElaas wat helpt my , al myne arr'beideuge-
floov, Om op myn hart die , hartstogt te verwinnen,' Van Philis nu noch nooit meer te beminnen, Die, fchoon ik kerm, of klaag, of zacht blyvt even doov ; Het is vergeevs! myn pogen is om niet! Want fchoon zy lacht, om al myn zwaar ver- driet, Zo kan myn hart^ dat ik haar, teder zoek te ge- ven, Haar niet verlaten, en noch blyven in het Leven. Z A N G.
IK Wift niet dat ik om Philis te winnen,
Om my te beminnen , Moeft uit myn zinnen Verbannen 't ontzach, Gezucht en geklag, Myn vree'.e en myn fchroom; En vieren vryborliig aan itoutheit de toom. O, is dit middel om haar te behagen? Kom dan myn min <trccv heen langs datfpoor,
Nu dat gy weet uw Philis daar door , Meer als door 't gekerm , haar hartje t'ontdra- gen: ; Vlie , vlie dan t'oprechte befchreumtheit vlie
heen ;
Vrypoftig zyn pall: by het Minnen alleen. ZANG.
|
||||
ROMMELZOODJE. iSj
|
||||||
Z A N G.
Op het af z.yn van Pbilis.
O Zoete Zephyrus, daar Floraas Hof op aaft,
Wanneer gy uw getraan van kriftalyne drup- pelen, Doet welig langs de zoom' vanBloeme enblaa- d'ren huppelen, En haar 't verkwikkend fchoon van kleure en geur toe blaaft: Helaas! ik ben als gy Zo teder , zo befcheiden,
Zo trouw; maar ach ! 't kan my Niets baten in myn lyden! Gy leevt door uw getraan gants lievlyk ; en ik fterv
Door myne, nu dat ik myn Philis by-zyn derv. ZANG.
WAt zorge mag my om 't hartje flaan
Dat ik voor Kloris, Schaapjeiis Dat puik der Hard'ren Knaapjens, Dus ben met zo veel angft belaan ? Ik hoé de zyne, Terwyl ik myne Als voor den Wolv ten beften. \Vat leiding of my noopt dat ik dit ga beginnen ? -Bedenk u! ach.' ik merk myn ftaat; Ik volg den Harder, maar zyn Vee niet, met myn Zinnen. |
||||||
N ZANG
|
||||||
i8<F J: PO O 'k ■■■$
|
||||||||||||
Z AN G.
^ Ie, zie Ontrouwe, hoe myn Min, door fpyt
JL* .verrukt, ' Die zotte luft verband, daar gy my 't hart meê
grievde : Ja; 'k kiez Ondankb're tot myne hulp voor zulk een Lievde, Deze Ed'le Vocht daar al de vreugd der Min voor bukt; 'k Verdoov die gloed, en breek die banden Daar ik zo lang was in verward ,• 'k Geev Vader Liber, heel 't vermogen op myn hart; Zyn tintel ftralen die gy in dit Glaz ziet bran- den, Genezen, my van al myn lang geleden fmart. |
||||||||||||
Z AN G.
|
||||||||||||
D
|
It Glas,
Ziet gy 't myn Vriend? werd pas
|
|||||||||||
Gevuld, óf'tfchynt de Wyn haar klaarheit is ver-
vlogen: En weer , Neemt ftraks haar glans, haar keer,
En nikkerd als de Zon haar ftralen in onze Ogen. In tegendeel, zo kruipt de Min Ons lievelyk ten boezem in: Maar naauwlyks zit zy daar, of, fchaft ons bitt're vruchten. Wie vind dan, in de Min haar gloed Noch fmaak ? de Wyn is 't zoetfte zoet Dat alk zorgverdryvd enzelv de Min doet vluch- ten. ZANG-
|
||||||||||||
ROMMELZOODJI. 183
|
|||||
-ZANG.
WEch ik dryv met u de fpot,
Minne God, Nu gy my weer zoekt te fteken In een laffe Min. o Bloed!
Loop, loop heen; of'k zal my wreken Op uw ftoutheit; en verbreken, Al uw kinder Poppegoed. Ziet gy niet dat zulk een kelk ,
My, en elk,
Van uwe koortfen, kan genezen? O! Dien Balfem ftild de pyn
Van uw gloed, zo zeer te vrezen; Om van u verloft te wezen, Hoeft men niets als zat te zyn.
ZANG.
O Grote Bachus! die myn hart lang was gegund,
Toon eens 't vermogen van uw macht, waar meê gy kund De Waat'ren, van 't Heele Al, in Ed'le Wyn herfcheppen ? Begin aand 'Amftel cf aan 't Y;
Op dat ik als het luft aan my, Geruft, Met luft Die vocht mach lurreken en leppen, En maakt een trechter > van myn dorftig Gorgel
«•n van myn holle buik het grootfte voedervat;
N z DaR |
|||||
188 J: POOK S
Dan zal ik , u ten dank, als ik dus ben herbo-
ren, Terwyl dat ik dit vat op vul Met kruike op kruike, en pulle op pul, De Min, Daar in Geheel verzuipen en verfmoren, 2 A N G.
MOê van klagen; Moê van zuchten,
Wilde ik, door een dronk, de Min Doen uit myn gedachten vluchten : En aan Liber, ziel en zin,
Gants gewillig op gaan dragen, Om van de boeijens, van de Min, te zyn ontfla- gen. Maar dien Bengel, al te wreed!
Will ïich ftraks op my te wreken, En 't heilzaam opzet, van myn wel-zyn , te ver- breken. Want wat moeiten dat ik deed, Om zyn fakkel uit te doven In de wyn, myn noot-geweer; Zo bevond ik, keer op keer , Dat ydcr dronk, zyn vlam, dreev meer en meer na Doven. ', ZANG.
LOopt in geen Boffen na Holen te zoeken,
Zo naar en zo eenzaam , wel waard te ver- vloeken ! Tot trooft vanuwRampfpoed in't Minnen :.maar kom,
Kom hier: ik zal aan u wyzen myn Vrinden Een
|
||||
ROMMELZOODJE. i8*
Een paadjen , waar langs gy geruftheit zult vin-
den : Dit's de ingang en uitgang; drink ftadig rond-om. Dan zullen die fleffen voor Boffen verftrekken;
En dan deze Ham, die de dorft kan verwekken, Een Rots daar geftadig de Wyn op affluit;
Myn Kelder zal een Spelonk voor u wezen, Daar in dat ge, uw lyden en pyn, kunt genezen, Door frisheit der Vocht die haar omtrek befluit.
Z A N G.
INdien de Juffers van welluft en weelden,
In zo veel kleuren, haar kleêren verdeelde^ Als elk wel Minnaars hadden gehad. Wat zou men niet langs Gravten en Straten, Veel Harlequintjes van alderly ftaten, • Gants aardig gedoft, zien in de Stat! Of als men beval, die kwynende Mensjens
Die om een Minnaar oneindige wensjens Staag lozen, in 't Weêuwen-pak te gaan.
Wat zou men niet langs Gravten en Straten, Door Scharameuchjes van alderly ftaten , Zo kenbaar, dan werden aangedaan!
Hoe weinig was dan de Schouwburg van node,
Als by de Juffers, die Kleding en Mode, In een gebruik en achting eens kwam;
Want daag'lyks zou men Kluchten zien fpelen, Op Gravten en Straten, die in Toonelen Verand'ren zouden, in Amfterdam.
|
|||||
ZANG
|
|||||
1?» J: P O O K S
|
|||||
ZANG.
O Wat dwaaze moeilykheden!
Om zyn tyd zo te hefteden, Om een naam van, Ryk te zyn. Zou men daarom lopen, draven, En zich zelv te barften flaven, Om die haaft vervlogen fchyn ? Neen; 'k wil geen fchaduw aan gaan neemen Voor een Lichaam; noch geen goed Dat men ftraks verlaten moet, Wanneer 't de dood maar luft ons daar van te ver- vremen. Dröevheit uit het hart te bannen j
Yd'le zorgen t'overmannen, 1 Zo vol tegenfpoed en pyn ; En zich zelv geheel te geven Tot een Eer'lyk vrolyk Leven, Is na waarheid wys te zyn. Want Rykcfom, en zyn heerlykheden , Hoe vol fchyn van kunft en kracht ! Hoe van 't onverftand geacht! Is flechts een fchaduw; en de blinddoekt an de re- den. 't Lof van het Masker.
Zangwyze: Cefi CAmour...
'k\TT II nu eens de deugden pryzen
VV 'Die het Edel Masker heeft, Dat elk z' na«m eu ftaat doetryzcn; En men thans zo groots op leevd. Masker, Masker groot van waarde, * Ecu-
|
|||||
ROMMELZOODJE.
Eeuwig zult gy zyn van duur!
Gy, gy werkt het meefte op Aarden; Gy herfchept zelv de Natuur. Juffers die uw kunsjens weten,
En 't gebruik van u verdaan, Schoon haar Maagdom is verlieten
Kunt gy noch voor Maagd doen gaan Masker, Masker enz:
Vrouwen kunnen, uit haar Mannen,
Door uw deugd en fchoon gebruik, Al het na bedenken bannen
Van haar Min gepleegd ter fluik.
Masker, Masker enz:..
Weêuwen in haar Rouwgewaden,
_ Schynen, door uw kunft en kracht, Radelooz en niet te raden Wyl't hart om's Manz'fterven lacht.
Masker, Masker enz: Schelmen geevt ge een cerlyk wezen;
Dieven maakt gy vroom en goed ;
Gy doet elk voor Bloodaards vrezen; Ezels men als Menfen groet.
Masker, Masker enz: Maar, noch doet gy groter dingen!
. Want gy opend yders kas: En kunt die tot geven dwingen, Die 't nooit zyn gewoonte was.
Masker: Masker enz: D!'e zyn Lukdraad dan wil rekken
En zyn onheil wech doen vliên; Hoevd iyn aart Hechts te bedekken
Om door 't Masker wel te zien. Masker, Masker enz:
|
||||
i9z J: P O O K S
Wie Zal dan met my njet pryzen,
Al de deugd die 't Masker heeft; Dat elkz' ftaat en eer doet ryzen,
En men thans zo groots door leevd? Masker, Masker enz:
EINDE.
|
||||