BT-
|
||||||
.
|
||||||
ËÌ $ Ô Ì × Ì Ì Ë ÌÉ
„aïwb ÏÏE'NK.ICUM WJETSTEKIUMo
|
||||||
Othonis V;enI
EMBLEMATA
HORATIANA,
IMAGINIBUS IN^S INCISIS
Α Τ Qja E
LATINO , GERMANICO , GALLICO
ET BELGICO CARMINE
ILLUSTRATA.
|
|||||||
AMSTELjEDAMI
Apud Henrïcüm Wetstkniüas
|
|||||||
cla loc Lxxxiv.
|
|||||||
CONSULTISSIMO
PRUDENTISSIMOQUE
ANDREJ BVRCARDO
REI?, BASUIENSIS SENATORI
DIGNISSIMO, UT EX
PRjESTANTISSIMO ATQJJE
INTEGERRIMO PETRO RAILLARDO
MERCATORI FLORENTISSIMO;
LITERARUM LITERATORUMQUE
PATRONIS Henricus "Wetstenius.
3S§f|Jf§ uotieièunque iuaviiïÏmas
coniuetudinis , aux a te- neris inter nos fuit, me- moriam recenièo, toties mihi videor in prieterita quodam- modo redire, priftinique amoris Icin- * 3 til-
|
||||
tillas non fine magna quadam dc-
le&atione perièntifcere. Excitat il- las non leviter tempus illud nundi- tiarum Francofurteniium , quo mu- tuas datur audire & reddere voces: quod ipfum ego , Vii'i Optimi) in ïuculentiffimis meis lucris pono. Do- mum redux contemplationem ve- ftram recolo , quae quantum iub- tra&a eft oculis , tantum peóto- ri meo intimiique medullis infixa naeret. Hinc percenière foleo atque laudare , eximiam veftram erudi- tiönem ab intelligentia vulgi remo- tam, niveos illos mores , non fuca- tum candorem, qui ex oris oculii- que veftris effulget, iummam de- nique veftram erga me pietatem & benevolentiam , qua me in ami- eorum veftrorum non familiarium modo ièd & intimorum numero e£ fevoluiftis. Qua: cum publicum ali- |
||||
quod memoris animi monumentum
poicere crederem, peropportune ve- nit in manus opuiculum hoc ele- gans ac pereruditum, quod vobis o£. ferre tanto minus dubitavi, quod plu- rima , de quibus f^epius nos collo- qui memini , ac praterea multa alia pertradet , quxiane animum Philolbphiae amicum oble&are mi- rifice poflrait. Magni profe&o ièm- per feci libellum hunc ob iblidam illam & prófundam eruditionem , qua und'equaque repletus eft. Et hsec quidem potimmum me cauiä impu- lit , ut illum veftris nominibus in- fcriberem ; Nolo enim videri ve- ftram amicitiam minoris facere , quamea, quac faciomaximi. Unum illud vos etiam atque etiam rogo, nimirum, ut hunc pari , quo vo- ois ofFertur animi affeótu excipiatis, nieque veftro amore proièqui ne de- * 4 Ê |
||||
finatis. Deum Gpt. Max. veneror,
ut vos diutiflime Ialvos effe jubeat & incolumes. Valete. Amftelxd. prid, Kalend. Mart. eb bc LXXXIV. |
|||||
VOOR-
|
|||||
VOORREEDEN
Op de Zinnebeelden uyt Horatius:
Í watgrootachting, zeedert de tij-
den van Keizer Auguftus af tot nu toe , by alle volken, inzonderheit de geleerde, de gedichten van Hora- tius Flaccus zijn geweeft, blijkt uit 200 veele aenteekenaers en uitleggers, die by- na al haer leeven daerover hebben gezweet; zoo dat zelve Julius Scaliger van eene zijner Lier- zangen zegt, dat hy die liever wilde gemaekt heb- ben dan Koning van gantich Sicilien zijn: noe- mende verfchcide daer van goddelijk en onbe- grijpelijk. Maer inzonderheit heeft Otto van Veen zijn
verftant daer aen ten uiterften te werk gelegt; en, op hetfpoorderHieroglyphifche Schrijvers, de koftelijke en eedle ipreuken, gelijk een bye uit de befte bloemen, uit deczen volkoomen lufthof en warande van alle weereltwijsheit by een verzamelt; en voornamelijk die van die natuur zijn, datze op Zinnebeelden hebben kun- nen toegepaft worden. Die hy dan zoo krach- tig en aerdig heeft uitgedrukt, datmenmet recht zou moogen twijffelen or hy Horatius, dan of Ho- i'atius hem gevolgt heeft; maer ten minftcn is het zceker dat deeze nauwkeurige verkiezing en herlijke toepa(fing hem die genoegzaem eigen * 5 heb-
|
||||
VOORREEDEN.
|
|||||
hebben gemaekt. Men ziet hier de natuurlijke af-
beelding van de onnutte zorgen, die de menlchen hen zelvenop den hals halen: hoe die, in't mid- den vah de rijkdommen en welluflcn, als Sphyn- xen en Harpyen in het harte blijven kleeven, door den Ruiter op het moedig Paert, niet voorby te rennen j en dat hy, in deeze Schil- dery der hartstochten, allermeeft zulke ten toon ftelt, die tot verbeetering der zeeden können die- nen : zoo verheelt hy een Tieran overal voor zijn leeven bevreeftj een deugdzamen held, cnbe- zweeken , indien zelfs den hemel en al 'tge- ftarnte op hem neerftorte. En, om dit gevoe- glijk aeneen te fchakelen, en, als aen beelden in een volkoomen tafereel, zoodanigen welftant te geeven, dat die nergens elkander in de weeg ftaen, vertoont hy vooreerft de heerlijkheit van de deugd , hare ftandvaftigheit en glorie door alle haredeelen: waer teegen hy overftelt defla- vernye en noit ontvluchtbare ftraffen der mifda- den. Hy wijftalsmet de vinger aen wat kracht de opvoeding heeft, en hoe 't begin van een werk genoegzaem 't einde is te noemen: dat ziekteen zwarigheid den oogft is van de welluft, en de wijsheit alleen de meefterelfe van 't gerufte ke- ven, Hy leert dat de vadzige traegheit voedfter is van alle gebreeken, en dat een eerlijk man noit verleegenvaltomin'topenbaer te durven doen, 't geen hy binnen zijne muuren kon beflooten houden. Die oprecht van geweeten is , mag , in 't midden van Ipietzen en zwaerden, in een ake-
|
|||||
VOORREEDEN.
akelige woeftijn, tuflehen Tygers en ondieren,
onbezorgt als een Lam, zijn weegen banen. Hy leert wat de zoberheit, de getempertheit des gemoeds, en de vreeze Gods vermag, en dat •Koningen wel magt hebben over haer onderza- ten ; maer de Godheit, gewapent met denblik- fem, magt heeft over Koningen: datter geene Rijkdom is als geene Rijkdom te begeeren; geen armoede wanneer iemant met zijn lot te vreeden is ; en geen vryheit als in de wijsheit. Dan vermaekt hy zich in het onbezorgde land- leeven, en zegt dat den ouden vrek zoo veel afgrijflèlijke monfters van zorgen, als pennin- gen werden toegegooten: die zelfs de gelauw- rierde dwingeland met al zijn^ bondelen en bij- len, niet kan afkeeren; en hoc hy hooger is opgefteegen hoe hy lager ftaet neer te ploffen. De gierigheit heelt plaets by alle loorten van menlchen : de Soldaet, Schipper en Landman bedekken dezelve onder de gryns, van zorgen voor den ouden dagh; zy is door ftormwinden noch zware tempeeitcn te bedwingen. Dus draeft het gemeene volk de fnoode begeerten na, met heeviger driften, om dat de wijiten onder hun van gelijke zotheit razen. De ziekten des ge- moeds ontfangen hare geneezinge van plaets noch tijd; maer alleen uit het vermoogen der overwinnende reeden. Geen voor noch teegen- ipoet, ontftelt hem ? die van een ftille vergenoeg- zaemheit zich voelt regeeren. Gelijk geen wa- terzuchtige , door veel drinken , zoo kan een gic-
|
||||
VOORREEDEN:
gierigaert, door't verkrijgen van veel'fchattcn,
zich niet verzadigen, 't Is veiliger by een fon- tein, dan acn woefte ftroomen , met leevens gevacr, zijn1 nooddruft te boeten : en zeeker, wat voordeel geniet een vrek van al zijn rijk- dom, die zelf een geneesdrank, tot zijn ge- zondheit dienftig , terwijl hy geen hart heeft om'cr een penning voor uit te geeven , ter dood toe blijft weigeren ? hy zegt wijders dat geen Rijkaert, zonder iemant te verplichten door gunftbewijzingen, veele dienaers zal krij- gen ; maer dat, als hy krank werd , yder ver- langt na zijnen ondergang , gelijkmen de ge- zondheit van eenen milddadigen met genee- gentheit zal afwachten. Die over de Rijkdom heerfcht is vry; maer daer de fchatten over ge- bieden zijn gekeetende ilaven. De dwazen prij- zen de zotternyen der rijken , en roemen ha- re opgepronkte fchande ; ja zy zullen in een rijke , zijnen flordigen , mismackten en gee- melijken ouderdom aengenaem en bevallig noe- men : daerom yder die afgodspop aenbid, Ichoon het overalgebiedende goud zeit alle deugd en kuifchcit verkracht. De Rijke, zoo wel van be- geerlijkheitals koftelijkheit overladen, lijd hon- ger en gebrek, in't midden van zijne kooren- zolders en wijnkelders; daer ondertuffchen de' gratige erfgenaem , als een roofvoogel, het oog op de ichatten houd geveftigt, Hy leert, voorts , dat armoede een groote hinderpael vooreen eedel verftand is, om iets loflelijks uit
|
||||
VOORREEDEN.
uk te voeren, ten zy het opgeholpen werde om
proeven te gceven van zijn deugden. Hier toe helpt de vriendfchap, die alle rijkdom te boo- ven gaet ; om datze, de gebreeken verfchoo- nende, alles ten beften uitlegt, en eigen ver- maek en nut, ten dienfte van een vriend, ter zijden ftelt. Zoo zoekt hy liever zijne, als een's anders feilen op te halen , omdat hy lichter zich zelven, als anderen, kan overheeren. Dan raed hy den konftbeminnaers , dat yder zich naerftig quijte om in de konft ter volmaektheit op te ltijgen, en zich niet te vergapen wat an- deren , maer hem zelven , is bevoolem Men kan in allen ftaten zijn deugd doen blijken, en de wederwaerdigheeden van 't geval gelijkmoedig verdragen. Doch wanneer gewoonte in natuur verkeert is, kanmen die met geene Vork ver- drijven. Maer de geleertheit, onder de be- fcherminge der wijsheit, leeft vrecdzaem en ge- ruft, terwijl geneegenheit tot dichtkunft , door hare fchoone gedachten , de vreezc en droef-, heit verjaegt, en haren name ziet opgevoert ter eeuwiger geheugenis. Dus zit hy, van zorg ontilagen , om met gezangen en dichtkundi- ge werken zich te verluftigen ; en ontfangt , voor de flaep , fmaek en minneluften , verhee- vener gaven, de matigheit, wijsheit en gezond oordeel ; waerom hy geftelt werd , tufichen hoop envreeze, in eenen onverlchilligcn ftand, als of elk uur zijn laetfte zou weezen. De ver- band ige is vanden Wijn, door dé wijsheit in- |
||||
VOORRÈËDÊN.
gefchonken , niet af keerig: zy doet de filter-
ten bywijlcn vergeeten , en herftelt de krach- ten, die reets aen't glyen fcheenen. Dat men de Tijd moet neemen , zoo ze komt, en haef bedanken, Wanneer zy haren tol opëifcht, leert hy zorgvuldig in acht neemen. Van de wreede tanden der Nijd f wierd zelf den monfterdwin- genden Herkules, niet, dan door de dood ont- iiagen. Wat helpt het zich tcegen God te wil- len kanten, wiens blikfem allen hoogmoet kan verpletteren? dus werden de tijden, van dagh tot dagh fnooder, en de boosheeden vermeenig- vuldigen zonder ophouden, vvaer door de Gods- dienit werd verwaerlooft, 'tgecneoorzaekisdat landen en volken werden overhoop geworpen. De langzame ftraf volgt nochtans den quaet- doender op de hielen. Dat de moedwil der Prin- ien 't gemeene volk duur komt te ftaen , die hare misdaden moeten dragen, toont hy krach- tig , en voegt'er by dat het fterfuur , ten al- len tijden en overal zeeker is, 't geen men ver- geeffch , uit diereningewanden poogt na te jpooren. Nicmant zy daerom , voor dit leven, te veel bezorgt: want de fnelloopendeTijd ver- drijft metter haeft de vermakelijkhecden der jeugd, en laet eindelijk niet anders als onge- mak , donkere oogen en gryze hairen over. Niets blijft geduurig in eenen ftand. Bevalligheit en geleertheit werden , door den Tijd vertree- den of weg gedreeven; gelijk ook de jaren, met flippen aeneen gehecht, te poft voórby vlie- gen, |
||||||
VOORREEDEN.
|
|||||
gen. "Wat reeden heeft daerom den ouden iüf-
iert, dat hy grootepalleizenlaet bouwen, daer het graf al zijne ingebeelde gloory haeitig zal bedekken, en hem niet overlaten als de gehate Siprés, en een linnen kleed, hem alleen van den nazaeten gegeeven , die, ondcrtuikhen, op zijn gewonnen goed , moy vvecder ipeelen. •Dit droevig en ftrengc noodlot vcrfchoont den Kooning niet meer , als zijnen minften ilaef, en klampt den ftcrvelingen van alle kanten aen boord: want de ontfteeiie lucht, het oorlogs- zwaert en andere ongevallen des tijds, doen hun. beft, om elk oogenblik , dit korte leeven te vernielen. De dood ftelttooneelswijze hareloo- tery, daer het telkens leevens geit, in't open- baer te aenichouwcn, en ftootmet de zelve voet aen de Vorftelijke hooven, als aen de geringfte woonhuttcn. Zoo gaen dejaeren, vergelecken met Lente, Zoomer, Herift en Winter, van Ãååç' faizoen in 't andere over, en vertoonen, als in een Ipiegel, aen het ecdele verftand, dat «e menfch niet meer is als een' bloote fchaduw, ^en rook en wind, daer niemand op kan ver- trouwen: om welke reeden het billijk is datmen alles matiglijk gebruike, eermen gevae-r loop* van eenen fnooden verquifter alles te moeten in- ruimen: want de dood maekt van alle aenzien- «jkheit een einde, en ftelt een zelve waerde en prys op alle vergankelijke dingen. Hierop doelen deeze zinrijke nguuren,dieden
»cminners van goede zeeden aenleiding können gee-
|
|||||
VOORREEDEN.
|
||||||
geeven om hare gedachten in die vermakelijke
en ftichtelijke ftoften breederte laten uitweiden, en als met de hand te ftuuren tot het doen van prijfielijke werken: waer neflfenswy, tot naer- der opening en verklaring, door bygedichten, den zinnebeelden toegepaft, de geeftrijke ge- dachten van den eerften vinder , zoo voeglijk hebben getracht uit te drukken, als ons doen- lijk is geweeft, om den aendacht op te wakke- ren niet alleen tot eene befpiegelende; maer veeleer werkdadige wijsheit, ftreevende na dien allerheerlijkften prijs , die aen 't einde van de heirbaen der deugden , voor den volftandigen, is opgehangen. Antoni Jansen van TerGoES,
|
||||||
MAR-
|
||||||
( ι )
|
||||||
Martialis Lib. X. kpigr. 47.
Vitam qua: faciunt beatïorem,
Jucundiifime Martialis hxc funt: Res hori parta labore , ied reli<5tä i Non ingratus ager, focus perehnis, Lis nunquam, toga rara, mensquieta; vires ingenuse, ialubre corpus, Brüdens fimplicitas, paresamici, Conviclus facilis , fine arte menfa: Nox non eDrja} fed i'oluta curis: ■Non triitis torus, attamen pudicus: Somnus qui faciät breves tenebras: Qiiod fis, eite velis, nihilque malis: χ Summum nee metuas diem nee optes, Jucundiilïme Martialis hxc funt, |
||||||
Λ
|
||||||
m
|
|||||||||||
t Emblemata
|
|||||||||||
VIRTUS INCONCUSSA..
Lib.). Virtus repulfie nefciafordida ,
Od. 2. lntaminatis fulgethonoribus .'
Necfunitt, autponitfecureis
Arbitriopapillaris aura. Ut. ι. —— Yopulus namfiultushonores
Satyr.ói Steps dat indignis, irfamafervit ineptus: Etflupet in iitulis , ir imagtnibus. Virtus nullius nei indiga, manet immota; Fortu-
nam pedibus premenSjHonores ac Divitias defpiciens, fola fibi ipfi metces., atque ampliffimum eft ptaemium. Suntque ejus fpecies varia:, Pietas, Juftitia, Pruden- tia, Fottitudo, Magnanimitas, Tempetantia, &c. |
|||||||||||
^ugettfc ίκΓαφίοί attcs ms citci,
5>cr 'vtugeirt tetrï> nicfyfê öbgcfdjiagcit;
€jte öl&ii}tim reinen Sfcrcii'ftymuct/ Sötpget iirrcb. fld> fdt>fï genug/ 5ΰηί föc-pfet nicmafcJéetn kfcagcn/ 28ann it* föécMcïBclcf fcerSßelc Stiibcut tiet ffroiun / SWacfjt »ut ©effc: iSom jpitnmel noil fïc nut tucöaben/ 2ί Ιέ eine ^imiueté-tcefctcr/ t)aben. |
|||||||||||
La Vertu uiomphe de tous fesennemis.
Amans de la Vertu, dignes enfant des Dieux
Α qui tous les muh ans ont declarélaguerre» Vous ne combattc^jur la terre > QftefouT trimpher dans les Qieux, |
|||||||||||
\
|
|||||||||||
I. De Deugd betaelt haer zeheth
' -.De deugd blijft fteeds haer eigen loon ,
ïfftan alleen zich zelf vermaken. ^ ^ij ftaet na Konings ftaf noch kroon ; ç^é poogt en itreeft na hoger zaken,
j Waer ruft , van hoop noch vrees geftoorts a^t 's werelts los geval braveeren.
^Wy blinkt, die hare leften hoort, et de onbevlekte kroon van eeren. ^ Aa |
||||
4 Emblemata
|
|||||
VIRTUTISGLORIA.
Lik ι. Resgerere & captos oflendere Civibus bofles,
EfiB.17 Attinget folium \ovii i iï caleflia tentat. Virg.l. Parcere fubjeélis , & debelkre fuperbos , reita femit» Jtneid. Virtutis eft: qua quis triumphans , eburneo curru, ni- veifque veftus equis , Capitolium confcendit, cui pal- mam , ac lauteam Viftoria tribuit : ficque nubes, ac folium Jovisverticequafitangit, famamque indytis extendit fäftis : quac nee eripi, nee furripi poteft un- quam, neque naufragiö, neque incendio amitti. LuHl. Virtutem voluêre Dit fudoreparari >
tiefiod. Arduus cfl ad eamilongufque per ardua traciusy Ui,, op. Ajper&efl primum'-fed, ubi aha cacumina &d'"· tanges, titfacilis, qux durdfriihfuit inclyta Virtiis*
^ugetib wirb getaner,
Sßer tftcerlict» mitJjclbcn'&anD <δίφ vicayn für fein SSaterianb / SDic ^ftrejer fcbu&t / fcen 2tuftut)r bampfet / 3>eé frommen febofent / beu ïroobefampfet/ 3a in toerHcnter ©iegeë-praerjt S)en Setiib gefcfleit jcigt Hm "Soltfe; ©er tat ftct) go* ttltcb fcibft gemaebt / SBnb rcidjt bt$ an Die ί>όφ|ΐς SÖoltfc. La Vertu a par tout fa recompenfe.
Que tuproduii , Vertu , des fruits delicieux !
Qtte les Hommes f ar toy , font dijferens des hommes!
Tuportes tes Amans jufqii'au de-la des CieuXi Et fats que tout ce que nous fommes , Nous les nommons nes Sauveurs ir nos Dieux- |
|||||
BH
|
|||||||
HORATIANA.
|
|||||||
De Roem der Deugd."
|
|||||||
Die, in triomf, aen't volk vertoont
A)eflaven , aen zyn kar gebonden , £it als Jupvn omhoog gekroont,
Het voorhooft met laurier omwonden. Als de oproerftichter werd gedoemt,
*Je trouwe Burger vrygefprooken > Dan zietmen 's Prinien lof geroemt s
fc.li wierook op zyn outer ünooken. Ά 5
|
|||||||
Embiimatá
|
||||||||||
NATURAM MINERVA PERï ICIT.
Lib.4\ f ortet creantur fortibus > & boni: ,
"*' . Eslinjuvencit , efi in equis patrum Virtus '· nee imbellemferocer Progcnerant aquüg columbam. OoBrinafedvimpromovet infitam } V^clique cultus pcBora roborant ·· Utcumque dcfecêre mores-, Dedecorant bene nata culpa. Natura, quae femper ad optima quaeque vergit, Vir-
tutem infitam Minerva: commendat educandam. Sola nobilitas, qua; fanitis veftita moribus , laudanda : nihil eft nobile quod vitiofum. Quis enim generafum dixe- lit hunc, qui indignus genere eft, & prxclaro nomine tantum infi<inis > S&aê Me Statur angefangen / fcoHenbet Mc 3ééö(.
|
||||||||||
28aé Me Slatnranfangt / tas çéáößÌå 3ééöß,
SMe eingefeuerte f raft U$ ®ct|ïé bringt «xnigfcl
men;
3çÖß mug fcai bcfïc tbun / Mcfóm erfï leben giebt / SSirt oft ãß«Ö «Weiden SWutt fclbjt©ótter.ti)fttcH übt. |
||||||||||
La Nature commence :lanourriture acheve.
Ne teprometspas tout desfoins de la Nature >
Il faut que ton travail accompagm lefien : Le Champ kpliisfirtile á bcfoin de culture , Et â le Laboureur ne l'enjèmence bien, 11 n'y reeiteille r;'è«, |
||||||||||
HoRATIANA,
|
|||||
3. Natuur Vcerd door konß volmaekt.
Noit broeide een Arent Duiven uit.
Het moedig Paert teelt zyn's gelijken. Zoo zal van 's Vaders wys beiluit,
Geen brave zoon kleenmoedig wyken. Natuur houd overal dien voet.
Zoo dalen Vroomen van de Vroomen ; Maer Pallas, door haer konften, doet
Natuur volmaekt te voorfchyn koomen. A4
|
|||||
■■■■■■■ÂÇÇ
S Emblemata |
||||||||||
VIRTUS IM Ì ORTALIS.
LU.3. Virtus recludeni immeritis mori
od. '4, Coelum, negata tentat her via : Ccetufque vulgares , is" udkrn Spernit humum fugiente penna. Vittus extollit hominem, & fuper atthera collocat:
cftquefola , & unica , qua; nos inimottalitate donare poffit, &paresDiisfacere. Semen, Confulere Patrice , parcere affliäis ,fera
cäavta Cctde abfiinere , tempus atque ine dare, Orbi quietem , fkculopaccm fuo , Hxcfumma Virtus , petitur hdc cmlum via. |
||||||||||
^iiflcnb berget çßöß.
3Mc ^tigcnb fcfrjicflt bat jjtmmrl auf
©cm / ber jn ftcrbcn uici>t t>crbicwt j @ic fjrtm bcti gehemmten iianf / 3nbcm fte fici) fo tod) crriifrnct/ Saß ffc fcom fd)road)cn3S6ir"leta»cfdjf/ SDaS auf tcr fciid)tcn i£rbm frciictjt/ SBnb bic geirrten Reiben fubvet/ 2ßo (1c fein tob / çïö fiabcu rübref. |
||||||||||
La Vertu nous rend immortels.
La Vertu mms arrache á la fureur dcsParqaes;
Aleide en la fuivant est montedans les Ciux ; Et fes ch rs NptirrißOns}foit Bergers > foit Mo- narques ,
Sont mis fans dijference á la Table des Dieux- |
||||||||||
Ç Ï Â. Á Ô É Á Ê Á.
|
|||||
4· De Deugd is onßerffeljk.
De kunft, geleertheit en verftanr
* oert hier den menfch , met groorer waejrde >
Naer'r onbeweeglijk Vaderland , - * erloft van de onftanrvaftige aerde.
Geen Lethes vloer verflint zvn naem ; «laer, booven plaerze en tyd verheeven,
^Gevoert op vleugels van de faem , Werd die aen de eeuwigheir gegeeven. |
|||||
ßï Emblemata
|
|||||||||
VIRTUTI SAPIENTIA COMES.
Lit, u Virtus efi, vitiumfugexe · if Sapientiapxima,
tpift.i. Stultitia caruiß'e. Victus eft kam cohibere, cupiditatem compefcere,
libidinem tefrasnare. Namferè omnia , quae fiunt in- jufté. atque impcobe, ab his otiuntut affeftibus« Lib. r. Ïroximos ipfi tarnen occupavit
t>i. iz. Pallas honores. 1 Qtia; ftultitiatn fugiens, vittutis focor eft, & comcs.'
(ism. Sapiens animus numquam eft in vitio , numquant
Ôö. s. turgeicit.numquam tumet.numquam fapiens itafcituc. Plaut. Omniainfe habet, omnia ei adfunt bona, penes
»'».Am- quem eft Virtus. fhit.
,Sie 225efó&cit gefettet |!ö ju fccr 3:ugeiit>.
Scr »ctfe {liefet tien io&r. £uc§t mui twt éçøö*
weiebcn.
Sroeeiigcfobe mepben ftdj.@leicb fofgeffeitieégleidjen. ß325áçéé %ugenb in ber giutfet ber 25ßcigbcit folge lcfft / £>áçç (ïegt ben i?a|ïcm ob ein mier jtprbner ©eijï. |
|||||||||
Fuir Ie Vice, c'eft fuivre la Vertu.
Si tu veux triompher du Vice
fiui combat jouriSnuitpour te vaincre leCxur* Fuy, mais comme Ie Parthe j & pour être vain- queur >
ZJfe t antat defoïet > ist tantot d'artifice. |
|||||||||
ÇïÂ,ÁÔÉÁÍÁ.
|
||||||
y. De Wjshek en Deugd gaen zAnten,
|
||||||
Zoo Wysheir van de dwaesheit vliet,
Wil deugd van de ondeugd ftadig wyken. Twee ftrydigheeden paren nier.
Gelyk bemind fteets zyn's gelyken. Men kan de ziekten van 't gemoet
í erwinnen, met haer't hooft te bieden. Die vlucht verdient den naem van goed,
Mie ondeugd leert, om deugden, vlieden. |
||||||
Emblemata
|
|||||||||
Mi
|
|||||||||
IN MEDIO CONSISTIT VIRTUS.
Xit é Virtut efl medium vitiorum & utrimque re-
ßøö.º* duäumt ^Ariftot. In citcijii centto, pofita Ine Libetalitas , Avatitiam
x.EthU. intet, ac Ptodigaiitatem. Virtus enirn e/r mediocritas cd. üc. duorum vitiorum, altcrim fecundüm excejßtm , alterius fe- 2.offu. cnndüm defeflum , ratione ad nos fervata : fine qua mc- dioctitate nihil boni nobis advenite poteft ; eä autem ictvata., nihil ad bene beateque vivendum fubtrahi. l;!/ Åîú modus in rebus , fitnt certi denique f nes»
Sat'yr'.t. Quos ultra citraquc nequit conjißere reeium.
o-uiiiius Dumfctit infirmü nimiiim fublimia pennis
i.Tnfi, Jcarus, IcariK nomina freit aquis.
Epik.in Si quis modum exceffetit, jucundifllma qusque jn-
Enchir. jucunda fient.
Senica Vittus in medio pofita effc, neminem dedignatur,
de in- qui modo dignum fe illä judicat.
■vitate
■tila.------------------------------------------'----------------f----------------------------------
3m mittel befielet bic £ugcnt\
CSoWïuacnb ^ugaib fcpn/mifc tuttig H) befinden/
9>?iitj f!c çßöß ibiin ju tofcl/ unt auch |u ç÷ééßá, nicht / SmCDcIttd-^egc ftctm / unf <m Hé Sftaij m biniax é 3a Dom tocctbun unb &dl} abamiben ihr ©eftetjt. |
|||||||||
La Vertu fuit les exces.
Dans les extremite^ toüjours FHomme s'fearet
JJAvare ir le Prodigue ont le meine defatit ; Ixiarche comme tu dois , jamais le fal Icare Nefut tombiß bas > s'il n'mt vok'ß baut. |
|||||||||
HoRATIANA.
|
||||||
<?. De Deugd heßaet in de middelmaer.
Houd u verplicht aen middelmaet,
Zoo gy na mildheit poogt te leeven, Die milchen quirlige overdaet
En dorre vrekheit ftaet verheeven. Dedael verbeetere uw gedacht' i
Die had een middelweg verkooren. Indien gy dus na mildheit tracht,
Zoo zya uw gaven noit verlooren. |
||||||
Emblemata
|
|||||||||
*4
|
|||||||||
MEDIO TU Τ ISS INTUS IBIS.
Me t. Dum vitantßulti vitia > in contraria currunt.
atyr.2. Stu]tus} ac m3^ fatms yirtutem in medio pofitatn defeiit, & concitato curitt, fugiens Avaritiam, in Pro- digalitatem incidit. Ttanquillitatem porro vita; non percipiens, dum per culpam defipit, ad faniorem men- tem pet pcenam teducitur : qua; quidem neceffariö petferenda , ubi voluntaiiè medium quietis locum quis deferuerit. lib.t. — nam frußra vitium vïtaveris iliud ,
Satyr.i. Si te alio pravum detorferis.
l>e arte In Vitium ducit culpa fuga >fi caret artet
Borat ι Virtus efl vitium fuger e : & Sapientia primas
fyiß.'u Stultitid caruiffe.
|
|||||||||
2Beuta2A(i«mcifcct/ fdöt oft »u ein anberg.
S55o Sßcfifeeit mi« nfc^t fü^rt / tagtbt Ρφ ^oMcft
■an/
£Me gleiß ali gan(j fcernarrt bas 2/?a|j ηίφί treffe« fan.
Silbern fecr ïobr nun mit bis ©ei§cö 2afler flitsen / ftan ibn ein falfc^er ®φςίη ju t>« 'Sßeif^Bocufcnng |Ιφή.
En fuyant un vice rimprudent tombe
dans Tautre. Eviter taut excu > n'eilpas chofefacile ;
Si l'un nous femble laidj'autre nous paroït beau· Ainßfait rïgnorant qui conduit un Vaißeau» S'il hits Caribde, ilfejetts dans Scjäe, |
|||||||||
ç'. MïMetmAit h befi.
|
|||||
_Een dwaes, die gierigheit ontvliet,
i'erd vyand van zorgvuldig fparen. Doch wacht zich van verquifting niet i
laer laet de toom der reeden varen. Het helpt niet of hy Scylle ontgaet,
*>e aen Karybdis komt te ftooten. Men houde zich aen middelmaetË
lc kan verkleeoen en vergrootee.
|
|||||
ie? Emblemata
VIRTUS IN-ACTIONE CONSISTTT.
LH. 4. Faulümfepultx diflat inertix
od· >■ Celata Vtrtiu. Vides hïc Victutcm & Ihertiam. lila huic fimilis vi-
elctur, tiifiin aftionem exfutgat ;fine qua mtUus ex ipfa ftuftus redundat ; eftque velutinudafuiumbta. Pindarus cuidamdicenti, ipfius fe kudes ubique prse- £r*.(m. dicace : £go , inquit, pro ijh beneficia benam reponam gra- ' ', tiatn, ejftciamenim ,utverapr£dices. , Major ir utiliorfaBo conjunfta potenti .' ic ' Vile Intens Virtus.Quidenimfuhnerfa tenehris Cmf. Prederit ? objeuro velutifine remigepuppis, tbuniii Vel iyra qu<e reticet>vel qui non tenditur arcus. —— neque
UK 4. Si chartafileant, quód benèfeceri: , ©< t. Mercedem tuleris. PUmt. Sapèjumma ingenid in occulto latent.
^uflcnti befterjt tu tbltiijcr 2tufjübuit3.
SBa$nfi(ji tic Sautc boef) mit ©citcn nicttbejogm.
€iu chfgcïojïei ©cbu§ / ein imgcfpanter ^ogen / 2Stté fcabcn He tcrÄraft?Mc ^ngcnï> gibt teinedjefti 3)ic (ïctfeê nurrciu" im SJ&ïtt/uutin bcra fcuncf el fep»'· |
|||||
La Vertu préfuppofe 1'aäiori.
Il faut agir inceffamment >
Et tenir Γ Arne en cxercice ; Car par Vatiion fculement La Vertu difftre du vice. |
|||||
8. De deugd is 'Werkende.
ñ De deugd, die in't verborgen fchuilt >
c<n haer ontziet om door te breeken , Mag by een luyaert, die vervailt oorloomen flaep , zyn vergeleeken. . Ontwyktze't helder zonnen oog, Urkan §ewenfcnte vrucht ontfangen ? Wat voordeel geeft ontfpannen boog nbruikbaer aen de wand gehangen ? Â
|
||||
éä Emblemata
|
|||||||||
VIRTUS INVIDIjE SCOPUS.
lil.f, —— Quatenus, heu nefas >
ad. tj. Virtutem incolumen oditnus >
Sublatam ex oculis qu&rimus invidi.
Vittus ludibrio habetut iis , qui cupiditatibus dedi- ti, ptavis affeftibus omnia ttibuunt, quibus ut faciant fatis, toto animi conatu ad fotdidum qugeftum con- tendunt, fempet in ote habentes, i.'*'J' O cives,cives, quterendapecuniaprimümeß,
' '' Virtus pofi nummos. Lib. u Nee ver á Virtus, cumfemil excidit,
°*s' Curat refonideterioribus. |
|||||||||
Slugcnb fcatt attent Sfteiber.
SEBann^uaenb f ç bet blu&te ftebet/
Sann wirbfïc feónifrè áç^òÀáöß / ©o balb fie ab« uité entgebet / Sann rotrbfu· afyeit bocb geaebf ? <£b' cbrtman çßöé ben weifen SKan/ 3ttón>ann man feinen Dïatb mu§ baben; Scn fli>t man bann reefct ncfrifd) an / Set üö á,å^áçößß feinet ©abcii. |
|||||||||
La Vertu eft 1'objet de 1'Envie.
Pitts la Vertu te rend f röche des Dieux >
Pitts ton deßin est fujet á l'envic. Mais quand la Parque aura borne' ta vie > les ennetnii te -voyant dans les Cieux , De tafplendiur auront l'ame ravie. |
|||||||||
HORATIANÄ.
|
|||||||||
Ij>
|
|||||||||
t .
|
|||||||||
9. De Deugd verwekt Njd.
|
|||||||||
De lof der deugden werd beftreen,
* an die haer weezen niet en kennen _ -^oo lang zy wandelt hier beneen j «laer koomtze uit ons gezicht te rennen, . Alen mift terftont haer waerde en kracht. **et Wys beftuur van brave Heeren erd eerft uitfteckener geacht, Wanneer tierannen ons regeeren. Ei
|
|||||||||
ao Emblemata
|
||||||
AMOR. VIRTUTIS.
Lil·, i. Oderunt peccare boni Virtutis amore.
Epifl. m T« nihil admittes in te formidine paznx. Sit fpes fallendi : mifcebit facra profanis. Pcavus, inftigante natura, ä furto, folo imminentis
pcenas metu abftinet: ficque ut vit probus, intet bonos adnumetatur. o„. * Nattiram mutate difficile eft, ait Seneca. Videmiis
χ,ί,,, alios, natuta duce optima , ipfam Virtutem , qua
de ira. Virtus eft, colentes , atque ampleftentes.
Seneca Scias enim multis Vïrtutibus abundare, qui alienas
in tra- amat.
/ · "_ Antifthenes non ideo quid faciendum.aut vitanduni
titu Ut. dicebat, quia leges juberent aut vetarent: Ted quia ipfa 4. t, ι. ratio diftarct, hoc effè honeltum , illud turpe. |
||||||
Siebe $ur £ugcnl>.
<Sin 'ïngenbfxifier «Wen("φ Hebt ^ugcnb Sufltnt-
aoegen/
2iuë Siebe jpt fbr toifl er feine 2a|ïer pffc^en. 2Ber ΡΦ t>cë fie^lené/ mir aujj gortfy Ier fïraff / enfjieijt/
«nt nict)tatiëSorcvfter ©fmfc'/ ter jïiï)lf ΐοφ ffl ©cmft&t.
Aime la Vertu pour 1'araour d'elle-même.
Si de peur dufuppliceii? non de peur du crime f
T« t'alfliens des trefors α ta garde cemmis } Tajuflice apparente efl indigne d'eftime. Le iar ein ή'efl j>as fait ,mais le crime efl commii· |
||||||
HORATIANA.
|
||||||||||
21
|
||||||||||
S3£igSSiiïïgjf!-i;
|
||||||||||
' ' :
|
||||||||||
■ÜB
|
||||||||||
*ο· De deugd is om haer zelve beminnelyk,
b,Pe goede, uit afkeer van het quaet,
''jft,, om haer zelfs > tot deugd geneegen. Gelijk de booze quaeddoen laet ^tidat hem ftaen haer ftraffèn teegen, Die 't fteelen, na zyn fnooden aert, υ(η 't heillos loon, niet derf beginnen , j. Is de eernaem van de deugd niet waert« ^en moet de deugd om deugd beminnen, Β $
|
||||||||||
E MB L Å Ì Á Ô Á
|
||||||||
Á Í É Ì É SERVITUS.
ÀÌé. é. öjiid refirt, uri vir%is , ferroque nee ar i ?
Satyr.7. Ai&oratm eas : an tnrpi clatifus in arca ,
Quo te demïfit peccati conjcia herilis Contratium gentbus tangas caput i Vib. ç ------pallida IcBo
Satyr.é. J)cßliat midier : miferdmfe confeia clamzt.
Horat,!. ß,"'metucns vivttJiber mihinmerit um quam·
i.tp. 16.
Stobtm Improbus , ajeb.it Eion, etil übet fit , fervus rft .
fir.*.«r multarum cupiditatum. Oftende, quis non ferviat; alius libidini, alius ava-
tMJa * ritiac, alius ambitioni; omnes timori: nulla fervitus " ' ' tutpiot, quam voluntatia. |
||||||||
Scr ©öntsei: fftdn fïcfer ©tcnfffncdjf.
£dbct,.icnfd)afi ifi nie fo fduinMidb mit fo fdjroct /
Qi\$ mann man reifliglid) t>«n 2ft(ien wirf Ictbcfyeif. 2Bie tuficni bilru t>od> nad) féöucr graiicrinfcr' ·
Sicguu* wirft« aii^urdjt totrf rochen muffen ftywd' gCM.
|
||||||||
Lc Viceeftunefervitudeperpetuellc.
Voleur d'un bienß eher á fon vray poffeffeur
Mcnflre qtfunfeu brutal' inceffament confurf1 Confeße au trifte objet duglaivepunißenr , Qiie tonplaifir paffe'n'a point eu de douceur > Qtte ton peril prefent ne change en amertunte· |
||||||||
HORATIAHA.
|
|||||
11. Ondeugd k laßig.
^ Roem van uw flaefsche vryheit niet,
üle, om uw heete min te koelen, Een geile vrouw na de oogen ziet.
"y zult in 't eind de wraek gevoelen. í Of,
zoo gy 't wreekgeweer ontfluipt,
wat flaverny heeft grooter krachten i ã. c Zy dat ge in kas of koffer kruipt, Ue gramfchap hebt ge toch te wachten, Â 4
|
|||||
24 Emblemata
|
|||||||
ANIMI SERVITUS PERPETUA.
Lil,.., , Evafli ? ctWo me tue; , dotlufque cavebis :
Satyr.?,. Qu£res,r]uandotteritmpavcds,!ueri/mquepcrire Poffis. O toties ferviis! qu<e beilud ruf tu , Cumj'emcl effugit, reddit feprava catcms ? Cicero ^'e m'n' non videtur übet, cui muiier imperat, cui
ρ ar. s. leges imponit .pracfcribitVwbet, vetat quod videtur:
qui nihil imperanti negate poteft, nihil recuiare audet:
pofcit, dandum e(t ; ejicit , abeundum j vocat, ve-
niendum; minaturextiniefcendum.
Scneta *n v'f'a ' «dtetaltetutnttuditjnus : quomodo ad iä-
epiß. 4P 'utem revocaripoteft, quem nullus tettahit, & popu- lusimpellit > |
|||||||
Scr ©otticfe puffet ein ϊφχ fiber Hê anfccrr.
!©cm ©d)i»crbt bijïu eni»if<ijiHnbhr@ifai)r ent*»
gangen. 9lun fucbftn miebcrum tic ölte@finb«i«Paft: £> ^&or! rocid/trnlbeé ibfer lajjc ftcb balDmicbcr fangen/ iZBann eé fetn Äcficn-bai^ ein mai ^cibrod)eii Ijatr. |
|||||||
Le Débauché paffe d'un crime a i'autre.
Qii'un efprit impudique efl efcldve du viee ,
Que rhomme efl malheureux , qui s'y laiße empörter !
Regarde ceperdu qui [ort duprecipice: Il n'en efl tcbapjpt qite pur sxy rejetter, |
|||||||
é æ. De ondeugden fprult en uit elkander en.
Hy is verdool· die, buiten noot,
Van zotte welluft ingenoomen, Weer in gevaer loopt van de dood
Daer hy was eeven uitgekoomen. Een lichte vrouw kan zyn veritanc
* an de eene vrees in de ander jagen : De Leeu is wyzer 5 van zyn band
GebrQoken, blijft hy geerne ontflagen. Â 5
|
||||
i6 Emblemata
|
||||||
VIS INSTITUTIONIS.
LU. u Quo femel efi imbuta recem > fervabit odorem
f-pifl-'. Tefladiu. -Tiutsrt Alexander Rex ciiminterrogatetu:, uttïim pattem
'" f'x- ma'let Phiiippuman Atiftotekni : Magiftrum, inquit: Maxim .^ en]-m (f,^em ^ autcm ut p^clacè inftitutus eflem, auctot fint.
ixvcnai. JV/7 diäu fadum, vifuque hcec limina tangat,
' '*' Intra quapuer efl,proculhinc,procul indepuella Lenonum , & cantus pernoüantis parafiti. Maxima debetur puero revcrentia >fi quid Turpc par ai, nee tu pueri contemfem annos : Sedpeccaturo obfiflat tibi filius infant. /«'* 2 de Educatio puetotum maximam diligentiam deficfe-
1ôá, rat, facilè enimefttenetos adhucanimos componcte, difficiletecidunturvitia, quae nobifcum crevetunt. |
||||||
©ie 3À»öß t>iïri$tct AßcS.
SBomit fin neu ©cfuê etn erfreu t»irb begoffen
©abon bleibt ibm r>cr@'rn$/ber ibm erft eiiigefloffcu; 2S,iS man Me Stinbcr ict>rt/beu 5tinbcrcn «¹|ÚÃðö( / ©affetbc niromermebj aui? it>rcn ©innen êðßöß. La Nature peut tout.
Succe avec Ie lait ce noble fentiment,
Qiie l'amour des Vertus donne aux Arnes bien m'es, blos emurs font des vaißeaux qui gardent con- flamment
Les prenuens odeurß que Pon leur á donnar. |
||||||
13. Opvoeding helpt veel.
Een nieuwen pot houd lang de reuk
Van 't eerfte nat by haer ontfangen. Krygt dus de jeugt een quade kreuk,
Zy blijft haer in de leeden hangen ,· Maer zoo een ingeworpen zaed,
Haer onderrecht tot beeter zeeden, De wysheit klimt van graet tot graet.
De opvoeding fterkt met Yafte fchreedcn. |
||||
2$ Emblemata
|
|||||||||
INCIPI.ENDUM ALIQUANDO.
Lik r. Dimidtumfacli qui ccepit habet ;fapere aude :
lipifi. '· Iticipe, vivendi qui reStè prorogat hor am , Rjifiicus exfpeBat dum defluat amnis : atille
Labitur, ir labetur, in omne volubilts <evum. Agricolam h!c vides ignavum , qui kborem diffett
. fiium , donec fluminis fcilicet ccflet curfus; alios vero,
fedulo iiitentos'opcd : quotum hic fundamenta do-
jiius facit, akec aratto bovcs jungit, fpS meflïs ali-
quando co'iligendx.
mtUlCras te vi&u™m > °fm Ι*0?* Pofiumefemper I
i,i"f' Die mibi cras iBudPofiumcquandoveniti £,,r. Quamlongècrasifiudhibießtaut undèpjtendunn Numquid apud Parthos Armeniofque latei r ■fam cras iftudhabet Priami vel NeBorts annot Cras ifiud quanti , die mihi, pojjit emt .
Cras vives > hodie jam vivere, Paßumejerum eil. IllefapitqttifquK, Poslume, vixithert. |
|||||||||
Set aiifane «nuf gemaebt fep.
m mibcrbrof nem 3»u6t bic 2trbcit rcd)t begonnen/
98^ ftifd) baran gefegt fo bafto t>alb geronnen. 9t!d>t morgen ι fonter beut greif bu baö 2»erf fo an S)af feiner bid) fiufaul uut bSiuifd) batten fan. |
|||||||||
Qui ne commence jamais ne l^auroit rien
achever. Court aprc's les travaux ou la vertu t'appellei
Surmonte conslamment toute difficultt'. Qu and un coeurgenereux ädere une beauté Eß-il quelque tourment qu'il nefoujfrepour eile ? |
|||||||||
HORATIANA.
|
|||||
I Af. Die niet begint die niet'perVaiat.
Staet niet, verzuft en kleen vafi moed,
Verleegen , als een luyaert gapen .Na het verloopen van den vloed j Waer \Vaed ^er deur, dat is rechtfchapen. kla vaerdig handen aen den ploeg.
Vertoef niet met uw deugd tot morgen. Geen dagh geen uur komt oit te Vroeg.
uc Luyaerc laec violen zorgen. |
|||||
go Emblemata
|
||||||||
FRUCTUS LABORIS GLORIA.
fe't"rt' Qtiißudet oftatam curfu contineer e metam >
Multa tulit ,fecitquepuer -.füdavit 4f alfit: Abftinuh Vcnere & vino. Qui Pytbia cantat Tibicen,didicit frius ,extimuitque magiftrum. Adolefcens Bacchum & Venetem fugiens, refta ad
honoris , & quietismetam tendit; dum vigilat, cutcit, & CLïli ac fortunae injurias invifto fcct animo. S'lufl. Nemo umquam ignaviä eft faftus immortalis. .,. Dum vires anniquefmunt, tolerate labores .-
de arte'. Nam veniet tacito curvafeneBapede. iuca„. ■------gaudet patientia durü.
U f. L<etimefi,quoties'magnofibi conflat }honeflum.
Seneca Glotiofos animos labor nutcit.
|
||||||||
2ßcr lattfft ter flcwinut.
25trft<$un|ï«Mi$ n>ünf$t / unb vil η«φ Streit
fïrebcii
STOiifjVNm bet SBicgen απ ter gaftern fï$ begeben; SAu^lrbek/^iöui^grojï/nidjtabergicb'uiiDSBcfii ©ein' ftctbe ubungs-Ui|l unt> greube laflen ftpiu |
||||||||
En courant on arrive au but.
Yuy de la voluptz' les afpas crimincls;
Souffre lesfeux du Sud, lx lesglaces de l'Ourfe; Si tu veux acquerir les trefors e'ternels, Que les Dieux t'ont promis pour Ie jrix de ta courfe. |
||||||||
HORATIANA
|
|||||
IJ. Het einde kroont het Teerk^
~ Die jong zich tot de deugd begeeft,
* olbrengt zyn loop en klimt tot ftaten : ^ Doch zal j terwyl hy heeneftreeft» Den Wyn en v/elluft achter laten. De Goden fchenken overvloet
^en die met naerftigheit beginnen, En braef volharden in het goed.
Vieftadighcit helpt overwinnen. |
|||||
Emblemata
|
|||||||||
3a
|
|||||||||
VOLUPTATUM ÜSÜRI.MORBI
ET MISERIE. £if'. r. Sperne voluptates , nocet emta dolore voluptas.
Episï.2.
Seneca Indurandus eft animus , & a blandimentis volnpta-
cpifi.M.tum procul abftrahendiis. Quidam ie voluptatibus 6-/2. immciguntj quibus inconiuetudinemadduftiscarete nonpolFunt, & ob hoc mifertimi funt. Nam fivo-
luptati ccflètint, cedendum eft dolori.
PUut. Ïwnitcntia. dolor que voluptate comparantur :
.Am- j(a Qiis piacitllm voluptati ut mceror cumcs con-
pbtt. r l ' jequatur.
|
|||||||||
3tuff 2$oiiu|ï fbiflt Steile.
SJtcübcrmajMm Qiaitij/ tm<Sc(>Äufptcl/2ieb'Mii>
2ßcin #artfßr fö furge grcttb ein atjulanges Scft·. €5$mer§ / Keu unt> 2öct> jje^n auf in foletjero 25ol* tu|t-fd)cm/ SEBte nad) Der ©cimcn fou|ï bas ©r«ij jur grü> lingéjeif. |
|||||||||
Qui achetc les voluptez , achete un repentir.
Bale, maf que , brelande , yvrogne,fais Famour-
Sok tont attx voluptc^ ; is" lespvßede totites.
Bien-tot la Pauvrett', la Gravelle,ou les Goutes;
Et mille autres doulettrs qui viennent örj^ur tour}
Tl' feront f ar de longs fit pp Hees ,
Payer α chaqite heitre du pur >
i,e cru el int er efl de tes cour t es deliccs.
Wellufl
|
|||||||||
16". Weüuß teelt fmerte.
|
|||||||
VhV
|
|||||||
•^ - "O voor de welluft en haèr pyn :
*nt lang bedroeft haer kort vermaken. ^Haer vreugt beftaet in enklen fchyn,
ε nimmermeer aen 't hart kan raken. ^ rioe duur verkoopt zy haer genucht!
Woeker , flempen en hoereeren , Aix ertchaffen nimmer andre vrucht,
is ichielyk na 't verderf te keeren. |
|||||||
34 Emblemata
|
||||||||
CRAPULA INGENIUM OFFUSCAT.
rjb.i, '-----quin corpus onuflum
Satn.2. Heiiernis vitits animum quoquepragravat üna>
Atque affigit humo divina particulam aur<£. Alter , ubi diibo citiüs curata fopori JAembradedit,vegetuspr<ejcripta ad munia furgit llic tarnen ad melius poterit tranj'currere quort- dam;
Sive diemfißum rediens advexerit annits , Seu recreare volet tcnuatum corpus; ubique Accedent anni > i? trailari molliüs xtas lmbecilla volet. Tibi quiinam accedet ad ißatßi Quampuer ir validus prafumü, mollitiem ,feti Dura vah'tudo inciderit, feu tarda feneBiis ï |
||||||||
Sßefn ein / ί»ί§ auf.
(Ein ^ntniner am ©cmutf) unfc Sab nimf tagiicf) af> /
@dj!»ac&t©ecluuti®cift/ unt> ctitburd) fibcmw in'ö ©rab. hingegen fpeifi imt> ttanef uni> fcbjaf gebraucht ϋ& 'maffen/
Sie tixrbcu ίιίφ gefunb unb munter bleiben lafftf' |
||||||||
Les exces de k bouche font la mort de l'amc'
Monßre que Pon voit toüjours yvre >
Pourceau dont le ventre efi le Roy: Α fort tu te vantes de ■vivre, Ceux quifont au tombeau 3 n'y fint jai (af> quetoy. |
||||||||
HORATIANA.
|
||||||||
l7-D
|
'ronkenfchap verduißert het Verpand.
|
|||||||
Kr °.ver^a<i'g zwelgt en braft,
Xgt ziekte en walging, die hem drukken.
J)e e tucht en wysheit zyn in laft. j^fods van Herdesleit aen ftukken.
ïj^er die zyn dorft en honger bluft, onderhouding van het leeven,
Q ^ec 's morgens vroeg al toegeruft , ^hem tot wysheit te begeeven. C 2 |
||||||||
Emblemata
|
||||||||
3*
|
||||||||
NATURA MODERATRIX OPTIMA
Lil· é Nonne Cupidinibusflatuit natura modum* quem,
Satyr, ÷ Quid laturafibi , quid fit dolitura negatum , Quxrere plus prodeft > & inane abjcindcre foldo ?
Num , tibi cumfauees unt fitis > aurea qu&ris
Pocula ? Num efuriens firflidis omnia , frater
Pavonem 3 rhombumque ?
Lili.!, -----" non in caro nidore voluptas
Satyrn. Summa , fed in tcipfo est.
Natura ficut reftor , femper quod melius eft, prct'
fcribit, datque fingui'is affeftibus menfuram convc nientem. Senecie Ulam fequentibus, Omnia expedita & facilia funt '■
benef. contta illam viventibus, non alia vita eft , quam conti·1 aquamnavigantibus.Datenimcuiquequod convenit» & ne, dum manere poffunt, inteceant, elaborat. |
||||||||
SMcStaUtr bebtet unfcrc Regierten.
©ie2ßoHu(i»oimfinbfr/ çßöß in ber ©öüéöÇß'
cftatnr i>at f eine ©öé*; f?c ciibc jrear bie QJecjfcrrW
¿ïö mit öett^t ïiiibiWaij/ «wmebr tubt/atéf·* n>iu7
£>cr ftiibt in feiner 2u(i ðïö 2ßfub çïö 2ßettcr fW' La Nature regle nos defirs.
. Les loix qui reglent nos plaißrs,
Ne funt point des loix inbumaines : La Nature ist le Ciel ne bornent nos deßt<) Que de peur d'accroitre nos feines. |
||||||||
Ç Ï Â. Á Ô É Á Í Á.
|
|||||
18. Natuur fielt de maet* ,
j} Natuur bepaek met wyze en wet
nooddruft van dit korte leeven: «.H'aerin te mager ofte vet -, * fchadelyk > werd uitgedreeven.
ö c Geen matig voedzel kan voldoen» ?V'yfsbehoeften te verzaden,
■j^Y^ft ftsrken wyn noch Veenezoen helpen gulzig overladen. Cs
|
|||||
**
|
Emblemata
|
|||||||
AN IM ü S PURGANDUS.
Lib, é. Sincerum eß nifi vas , quodcunquc infundh'
epiß. 2. acejcit. Carere debet, ait ille, omni affectu ad vitia : qui p*'
tatus erit ad virtutem. Val. Neque enjtw ullumfinitut vitium, ubiovhur. l.p. c. é. Cumquc temintiatur vitiis,ftatim adfcifcitut virtö™
namegreilus vitiotum, virtutis operatut ingcctTuuv Liti.i. Eradenda Cufidinis
ode 24. Pravifunt elementa : £r tener<e nimis Mentes afpcrioribm Tormundceßudiis. Senecx Supervacua ex animo tollenda funt, non dabit ,
epißjs, in has anguftias virtus. |
||||||||
£>aé ©crafut) «n«f rciiijcp».
SDannutrêfcr jpimmd [öïð ten fci)i»ificti S£,(l
cinf^eiifte/· ,, SBvié wer'cö/ wannÌé âöçéáòß tcêgaffcs Sft«"
fißttiadtrttiiitc. , Bcrgaft« SttactHd)matf rauf juerft bcriiigcf fet·"',
.■©aun t»imt to\bttgcïil> <5<t>matf fcui gangen P'
fcijcitsm, La Vertu préfuppofe lapureté de PafflC·
l&$'jormons notre vie ; e'purons nos penfwA
Afin que les Venus jcplaifent dam nos cd" Ces effences du Ciel cumme d'autres liquc"rS Prennent legout du vaje ou Ãïç les á vtrfw* |
||||||||
Hor Atiana.
|
|||||
19. Reinigt uVo Kerfland,
.Het vat diend zuiver uitgefchuurt
"aerin men goeden wyn wil gieten; »Maer zoo *t verduft is en verzuurt > ^ zal die quade fmaek genieten. £00 moet hy wieden uit zyn gront greine luiten quade zeeden. . cVeritant werd helder en gezont 't zyn gebreeken flyt, doorreeden., C 4 |
|||||
4Q Emblemata
|
||||||
PHILOSOPHIA ΊΙΊ& MAGISTRÄ.
Lib. u lnter cunBa leges , if percunBabere doBos ,
epijl.is. Qua ratione queas traducere kniter avum ·" Ne tefemper inops agitet, vexttque Cupido j Ne vapor > iS" rerum mediocriter utilium fpes : Virtutem doBrina paret, Naturanc donet · - Quid minuut curas:quid te tibi reddat amicurn. i
Quiad doitrina: iludia propendet, Tempöti inni- 3cus, ab eruditis de vita K&i inftituenda conillium pe- tit: quo animi affefrus , fibi moleftos , ä fe tejlciat, ti- motem grayefque curas difcutiat. Sente. Ad Philo^ophiam totam mentem converte, hanc
Lib. de cole ; & tunc ingens intervallum eil, inter te & liomi- moTib* nes. Omnes mortaics tu antecedes, & Dii te non niul- tum antecedent. |
||||||
SDcijjfcft t|i ttó 2cbene befte Sïic&t- fdjmir.
©feSBeifetifrageStatig/ Με »erben bi?angeben/
2Sie tu obn ©org unb§or$tjubtfngcnfaii(ït£tö 2ebcn.
2Bcr bau» παφ ibrcr ξφν rif S kdtcit imaét ι ®cr tont/ ais redjt gclcbrf/ t>en «Ööftcni ajüd) gcac&f- L'étude de la Vertu eft la fin de Thomme.
Dtgagc^ vos efyrits de crainte iff d'cjpcrance >
Soujjre2[ que la Vertu vous rende la raifin ·" L'cjclave efi infcnfiqui craint fa de/ivrancc) Et ie malade eßfiu qui haitjagucrtßn. |
||||||
Ç O R Á Ô É
|
|||||
2ï. Wyshêïi U des hevens richtfnoer.
Der wyzen boeken , om haer nur,
"°,et elk met naerifigheit doorleezen; Zy ftrekken ons in deugd een ifut,
^m beeter by ons zelf te weezen. »r í an zwarte zorg, die 't harte knaegt, an ydle hoop, van angilig fchrikken,
j. .Word zulk een nimmermeer geplaegt, •Ie na haer richtfnoer zich kan ichikken.
C ?
|
|||||
42 Emblemata
|
||||||||||
MINERVA DUCE.
Eß quodam prodire tenus , β non datur ultra ■
Fervet avaritia , miferoque cupidinepeBus ? Simt verba 4? voces,quibus hunc lenire dolorem Poßis, & magnam tnorbi de f onere ρ ar tem. Laudis amore tumesïfunt certapiacula-iquae te Ter pure leilofoterunt recreare libello. Vicum probiim, Minerva verbis, fcriptifque, ad vi-
tae ttanquiilitatem promovet: docetque Divitias, Infi- gua honorum , Sellas Curules , Fafces, Lauteas, Sta- tuas , Ttiumphos , 6c alia ^eneiis ejufdem, ab effte- natis Cupidinibus oblata , refpuere. ------quenvok media erue turbo.:
Aut ob avaritiam aut mifera ambitione laborat,
|
||||||||||
2Ber 'èugenb Hebet / adjtct bas übrige niefcfê«
Sbrciufranftc / Steges prakten /
Siciclié-ftübt" / Sb/ / unfc £l)ren*r)retè / 2t\}ït mie 20cijjbctt menig ac&tcji/ ,*©tc roas eblcrs t>er mie »cifj; 3Die uirê mafere rubc giebet / ©te mtó l)icr rcd>t fcelig ηιαφί / ©ie fein bobts jjertje Uebct / iönb bes eitlen Jjocl)miibté Ιαφί. |
||||||||||
Qui aime la Vertu, méprife tout Ie refte.
L'homme de bun inceffamment foupire >
Pour la Vertu > comme pour un Trefor. S'il la poßede il α ce qü'il deßre j Et par fa force feule , il obtient un Empite > Qu'on cherebe vainemmt deffus un Trong a'or· |
||||||||||
Ç p R Á T É Á Í Á. 4é
|
|||||
21. Doet alles met Wjsheit.
Indien u eerzucht heeft ontftelt:
*JYX gy vervoert tot quade daden. Dat ondeugd uw gewceten quelt,
Laet u Minerve beeter raden. Koomt eere of grootsheit u aen boort,.
Breng vrede en ftilte in uw gedachten : Als gy haer wyze leflen hoort,
% moogt, met recht, haer vrucht verwachten. |
|||||
Emblemata
|
|||||||||||||||||||
DISCIPLINE ANIMUS ATTENTUS.
LH-. <. Invidus , iracundus, inces , vinofus, anuitor ,
ipiil.i. Nemo adeo ferm efl, qui non mitejeere pojjtt, Si modo culturafatientem commodet aurem. Paüas fapientiae, & Mercurius eloquentix Deus, re- ftam impröbis hominibus Vittutis viam demonltrant. „ ,, Qui brevi tempore prx pudote difciplinam non pa- J * titur,otpni tempore in pudote infipientix permanebir.
Stnec* Cocito quam multi corpora exetceant , ingenu |
|||||||||||||||||||
'Ρ·β
|
quam pauci; quantus ad f peaaculum non fidele Oc lu-
|
||||||||||||||||||
forium fiat con'ciirfus , quanta fit citcabonas artes Ion-
tudo, quam imbecilli animo funt, quorum lacettos humerofque miramur. tont. inter citnSa leget, & percunBabere OoBos , |
|||||||||||||||||||
Lib. '
Epitt. |
Qidratione queas traducere temter <cvum.
|
||||||||||||||||||
•Sntcvrocii'utig ijerbeffert alle 2a|?er.
©aö 2afïcr ffi&rcf oft l>cr ^Ul^cnt ©écin-$clid;f;
.©oil)mact)tt-cr2Bdéhcit-muul)bie galf<M>«t bafo Söaiiii |lc ben SWenföcn fegt/ fceï »ormafefó 9<*"6
bctfeèvct /
Slcib/ <&xww ι gaulfccit/ ©eil} κφί teira-unO mciDcH Icbrct,
Pourh<iïrle Vice , il Ie faut connoitre.
f//« /e F/'ce efl horrible, ifplui. il α d'appdt:
Il va toüjours en mafque^ n'efl rien quefeintije- Auji c'efl aux Rächers qui neparoißent pat , Queie Nucherfe trompe, 4? la Barqucje brife* |
|||||||||||||||||||
HoRATIANA.
|
||||||||||
4>
|
||||||||||
aß
|
||||||||||
22. Ondeugd Veyizt voor beßraffing.
ν Geen menfch } hoe onbefuift en wild ,
Wyngierig, toornig, geil, hovaerdig, >. Of hoe hy zynen geeft veripilc, e Wysheit acht hem niet onwaerdig
v. ^oo hy van 't quaed werd overtuigt: w3nr, zoo hy hoort na hare reeden, jj k"1 zich na haer beveelen buigt, ^aer leer verbeetert zyne. zeeden. |
||||||||||
4<> Emblemata
|
|||||||||||||
| DIÜTURNA QUIES VITIIS ALIMENTUM.
------iff , ni
Uk. i. Pofces ante diem librum cum lumine, fi non
ipifl. i. Intendes- animum Jludiis ir rebus honeftis : Invidid , vel amore vigil torquebere. Vir prudens, marie recens orto, è lecto confurgens, adftndiafecomparat, ut libidini , invidiae s aliifque ptavis affeftibus aditum praïcludat. ------vivilare decet hominem
Flau, til λ - » r r rr ·
R de te ί^ί" vu >ua t("mPori conpccre erffi.cia ·"
Nam qui dormitat libenter,fine lucro,&cum mala
Quitfcit.
|
|||||||||||||
SenecA
epiß.s. |
Interdum quies irtquieta eft, & ideo rerum actus
exercitandi, ac tractarione bonarum artium occupandi
|
||||||||||||
'lil·. 7'. Turnus, quoties nos male habet inertia, fui impatiens,
numquam vacat lafcivke diftn£tis:nihüque tamcertum
eft, quämotii vitianegotiodifcuti.
|
|||||||||||||
SOiiiffig-gaiicj t|ï aller 2a|ïern anfang.
©er 2Bdfc ftc&ef. auf fo balb « nxtcfcr wirb /
SBnbforbcrt <Sd)rtfft unbgiec&t/ bamit er αιιφ fcor ^age SDcn 9lctD unb bie iSegicrb / fo fonjt fein' (Sinnen int/ SurdjnnfcerbroiincnSleiiJnnb Arbeit »on ffc& jage. |
|||||||||||||
La Pareflè eft la mere des vices.
L'ame eft une machine α beaucoup de refforts,
L'oifiveti les roüilh & les rend inutiles. Travaille inceftammt de l'ejprit, ou du corps i Ei ta machine aura fes mouvemens facties. |
|||||||||||||
Ç O IL Á Ô É Á Í Á. 47
|
|||||||||
«é
|
|||||||||
í
|
|||||||||
'LjÈ&·*
|
|||||||||
2 3. Ledigheit voed ondeugd.
^ De nydigheit of zotte kift
ial licht een tragen geeft beletten;
„ Maer naerftigheit, die nimmer ruft,
*«n zulk een fnoode luim verzetten.
j indien hy, voor den dagh , beginc
hooger beezigheit te werken :
y "y werd gewaer dat hy verwint 00 «al het doen den doener fterken.
|
|||||||||
4& Emblemata
|
|||||
HABENDA IN PRIMIS ANIMi CURA.
Qttte Itedunt oculos » feßinas demcre :fi quid
''' E â animum, differs curandi tempus in annum. epifit r. . é
Minerva beneficio Temporis adjuta, mordacem cu-
ram , cseterofque animi affeftus molrftos, humano
pectori conatur eximere : at veto nos miferi, majorem
corporis quam animi curam fêrè iolemus habere.
Exemplum hk vides Lippi, pro oculorum cura anxic
folliciti.
flutete t.defa- Quixgrotant animo, quogtaviüssgtotant, hoc
vit.tui maois abhorrer.t aMedico. Monebat Antifthenes ea parandabona, quae cum
Laert.l. naufragio enatent. Eion vcro formam, & venufta- t.c.i.i. tem ^ïç3 ajjena dicebat : animi veto, noftta atqu« "*■c' 7' immortaiia. Seme» An ager animus falfa pro veris videtï in Octa9 ^_____ ______________
&$ø jubor fut baé @cmüi&.
2Âáçç «ur ciu (Uublcin tidj im ^(ugcit-foinfcl
brucfet/ @o cfiftu ééáö bcm 2tr§f .2ßann aber beiu ©ctnfii)'
SWit^aitcni fiber fjaufft im©fiiit>en»fd)lamm evfticf' et» ©o fiiefcfru ééïö fut tem/bet Éßö jut Teilung jtcbt-
La gucrifon de Tarne cft la plus neceiTaire.
As-tu dam 1'undes yeux quelque tache unp&
Jomire, Ta vettx que l'Oculiße en arrête Ie cours. Ton ame cefendantjoujfre des mauxfans nomhle Et tu U vois ferir fans luy donnerfecours. |
|||||
24· Besorgt uVp gemoed vooral.
Y*Je fplinter, die uw oog bezeert >
\ %y zorgvuldig uit doen trekken5 j Maer 't geen 't gemoed inwendig deert; a£l §y Minerve niet ontdekken.
Q toornt eens uw hand of voet in laft, " 2ult, om helpen^ vaerdig weezen:
•j, Waeromhetlyfdusopgepaftj er wyl 't gemoed blyfe ongeneezen ?
|
||||
Jo Emblemata
|
|||||||
EDÜCATIONIS ET CONSUETUDINIS
TYPUS. ------te iffum
Lik. i. Concute , num qua tibi vitiorum injeverit olim
Satjr.3, Natura, aut etiam confuetudo mala. Lycurgus, cum conaretur cives fuos ä moribus prcc
Pint. in ièntibus ad temperatiotem vivendi rationem traduce- Lacon. te t duos educavit catulos, venaticum unum, alterum Br«/i». domefticum : venaticum paflus eft domi lautiotibuS '2'c,3°· v"efci cibis, domefticum eduftum venationibus exer- cuit. Dein cüm ambos produxiffet in forum , pofuit illic efcas aliquas delicatiorcs ; mox enïifit leporem. Cüm uterque raperetur ad affueta, alter efcas, alter le- porem invaderet: An non videtis, inquit, Cives, duos catulos , ob diverfam educationem admodüm diffimi" les evafiffè, plufque ad honeftatem momenti habet« cxetcitationem, quam natutam i |
|||||||
Grjiiepuiig übertrifft bfe Sflatur«.
Sic Slicht mufi bic 9laf ur jum guten utiterricbfen /
©on(ï bringt (ie toon ftcb, fclbfi fefcr fêcntg gute^rß' ttjtcii. Spcurguö weifet uns btircb, feine $unbe an / SBic icid)t fut bic Statur ob« Βιιφί farfcerben fan- |
|||||||
La Nourriture iurmonte la Nature.
Quiconque α des Enfans au vice abandonneq »
N'apoint d'excufcs legitimes :
Carfoits quelque afcendant que ces monflres foietit ne%,
Safeule nanekalance α eau fitem Uur f crimes. |
|||||||
Hor á ô é á í Á. 51
|
|||||
2 5. GeVaoonte is de tVpeede Natuur.
j^ Gewoonte is van een groote kracht.
e Jachthond zal op fnoepen paffen
j. Als hy verkeert werd opgebracht, ^huishond licht een Haes verraffen.
^ Gewoonte, teeder in 't begin, a| eindlyk in natuur verkeeren.
£ "at fterk vermoogen fteekt 'er in. "°° kan die flacfsche wenft braveeren» Dl
|
|||||
5* Emblemata
|
|||||||||
CONSCIENTIA MILLE TESTES.
Lit. t. . ------hic muriis aheneus efto :
epift. i. jjji confcirefibi, nuUapaRefcere culpa.
Vit bonus de famse praeconio haudquaquam follici'
tus, fua fe confcicntia obleftat: murum aheneum vi' tiis objicit. Stebttu Intettogatus Bias , quxnam tes in vita metu care-
Ser. 24.. tet; Bona con/cientia, refpondit.
Cicero 6, Vacare culpa , maximum elt folatium.
famil.
Ovid.j. Confcia mens utcuiquefua efl , ita concipit intrA
Fxftor, Peciora iprofaäojpernque metutnquejuo. Confcia mtns reüifama mendacia rtdet: Sed nes in vitium credit la turbafumus. |
|||||||||
S><të bofe ©cnnjfen rubet nicb,f.
Sie SBnfcbutb ifï cm' cbrne 26anb.
2Ber fcblecbt ïmo rccbt in (Einfalt lebet / ^tmi fclbtl / imb niemanS fonft / bcfant / SBnb uiebt naii) bobcm ïftamen fltebct / Skracbut feincé lajïmrê niebt / 9locb waó ctn (ofcr kutmtrib fpn'djf. <£r bleibt auf ^ugenb ftctbs geflijfen / 93 nb lebt tjcnihtcj im ®cs»i jfen. |
|||||||||
La bonne Confcience eft invincible-
L'innocence esl un mm d'airain ,
Que nul ejfort ne peut de'truire. Le> coiur ού l'on la voit reluire, Ayant un pouvoir fouverain , Ne voit rien qui ïuy puiße mire. |
|||||||||
HoRATIANA.
|
|||||||
ç
|
|||||||
2 6. 't GeVpeeten êmeer als dmz.ent getuigen·»
Wat feilt hem aen een goede naem ,
D'e, onbekommert van gedachten > t Op 't ydel blazen van de faem, c Zy hoog of laeg, geenzints wil achten ? Zoo ftrek de ftale muur, een fchilt,
Daerop men, zonder vrees mag bouwen. Schoon nyd en haet haer krachten fpilt,
Een rein gemoet kan 't ftaende houwen.. |
|||||||
J4 Emblemata
|
|||||||||
HONESTE ET PUBLICE.
Ltb. t. Τ« reäe vivis ,fi curat eß~e quod audis. ifift.tö.
Bonus vit, ut ait ille, non audet auidquam cogitare,
aut facere, quod non audeat ptadicare. Socrates ad gloriam hanc viarn proximam effe dicebat, fi quis age- ret, ut qualis haberi vcllet, talis effct. Lipf. in Livius Dtufus, cum domum in Palatio a:dificarer,
txem· & Architeftus ofFerret ita fe irruflurum , ut libera ab filisTo- arbittis, &. omni defpefhleilet: Quin tupotiüs , inquit, "*· β quid in te artis eil, ita. comfone domum meam, ut quidquii agam , ab om»'bus injpicipoßit. Vox magnifka, V,oX
laudanda.
|
|||||||||
Q:£)ue red)t; ft^cite niemanb.
2Ber at fo (cbt / bafi jebcr fatt
JÖuï cb-fcin« n>ei'f|ïat gciiftcr fd)atten ί ©crifï ein 3lua,ciib»cblcr man / Ser'vtiigcnr überaß roiH bauen. <£t (ïopft beé 2lrgroabné falfcbcn 9)?unb / ?8nb fftbtt ibii auf Ccv ZÖarbdt ©rutib / SKitfc&aubcr ^ucjenb ju befctubtcn; 3nbcm er ibm fei« Ι'ίεφί 1ά(ι kuc&tcn. |
|||||||||
Qui vit bien, ne Cache point fa vie.
L'homme de bien α Pefprit toüjours net,
II prend pläifir de l'expofer en vü'e ; Et ne fait rien au Cabinet > Qu'il ne faff'e bien dans l* ruS. |
|||||||||
HoRATIANA
|
|||||
27. Daed by naem.
^.Men 21e uw wandel van na by ,
Ule ruftig leeft met open deuren; ^ Maek datier niets te vinden zy at lofgerucht kan qualyk keuren.
De Vroome weet van geen verdriet,
"^'loert de faem met Argus oogen: »Het geen 'er oit van hem gefchiet r ™ag de onderzoeking wel gedoogea. D 4
|
|||||
$6 Emblemata
|
|||||||||
NIHIL SILENTIO UTILIUS.
I'
£'*· H Efi & fldeliftutafikntio Merccr.
od. i. ' '
Arcanum neque tu [crutaberK uüius umquam -
"·';;'* Commiffumque teges , & vino tortiis, & ira. Hatpocratem Mc vides, filentii Deum, digito la·
bellum, quamquam media inter vina, & iramcom- pefcentem. Nihilacquèproderitquam quieicere, & minimum'
cum aliis loqui, & plurimum fecum. c«te Ut. Virtutem primam cffeputa, compefccrc linguam'·
i, diftic. Proximiis iL· Deo efl, quifcit rattone tacere. Laer.l. Xenocrates inconvivio togatus, cut caeteris gar-
4.c·2· tientibus ipfe taceret ? Tslunquam , refpondit, tacuiffc Vai* paenituit; locutum fapiüs. Idem quoque diem fuas in •Max· partes diftribuens, etiam filentio fuam attribuit. |
|||||||||
7.C.
|
|||||||||
S235cr fcr)»etgt tjrttt ntc&fê$u»crantt»orteit.
#alf .Jjergtinr>2J?iiitt> «u$ fclbfï t'mïruncf tint»
Sonic ju/ SBnfr offcnbafere rije tcé gmiubce £rtmligf ctfmy 2diltïnnf(i)f/ba§trfoKfotrcu-(cörcpii alé Mr. 2öcr fcbrocigt / fitifct treue grcmit genug ju afleU Seiten. Le Silence eft Ia vie de PAmour.
JLe fihnce eft un bien fupreme >
C'efl la vertu du Sage , & celle d'un Amant '·
Qtii ne parle que rarement,
N'offence jamair ce qiCil aime.
|
|||||||||
Ho&ATIANA
|
|||||
éä. Niet beeter dan zyvygen.
Harpokrases leert by den wyn,
^°o die de grond tot twift moge leggen » j^ Voorzichtig met de tong te zyn : "e vinger op de mond te leggen Als ons geheimen zyn vertrouwt,
^el rampen ipruiten uit het fpreeken 't Geen vrienden in verdeeltheit houd j
^aer zwygen voert des wvsheits teeken. ' DS |
|||||
58 Emblemata
|
|||||||||
Á POCULIS ABSINT SERI Á.
LU.!. Difeite non inter lancet, menfafque nitentes
Saiyr.2. Cum ßupet infanis acies fulgoribm, i? cum Acclinis f al fis animus meliora recufat: Verum Ine impranft mecum difquirite.Cur ho'ci Dicamfi poter o ; male verum examinat omnis Corruptiis \udex. .MtnXJ. Quam nihil difciplina > nifi mens adfit.
«» fem- HcEcenim, corporecibopotuveaggravato, affu-r-
V" gere aut fungi officio fuo nequit.Hinc altercatio nafci-
tut, qua veritas aniittitur; hxc autem ä fobriis & je-
junis, difputandoelicitur.
|
|||||||||
2lifee $u refter Mu
€5ep fr äÀßö bep bcr gróligf eif /
SScp cvuftem SSoif auf €rn(i beffiffetr. Sftcr innen teil jiir ©picleirê^rit / %n ©aftroabi/ f>atbcn Jjiitjcnijfcu ; 2'Scil Stoff unb 2Dein6aóipirii betäubt/ SSnö fein 'iSerflaub ifcmgani? jerftaubt. ßÆäåçõßÉ bon hoben ©iugen banbeln / QRu% ççößåðé fvpu / unb ßÉßßá,Éßö »anbei». |
|||||||||
Le Sage rit quand il faut rire.
Nefaisfoint le Cenfeur des libertc^ honnites.
Aime les Luths, les Vers , lesfefiins , is1 lesfètes..
Sois divertiffant. Sois joyeux,
L'enjoih' Dieu de la table ,
Á choifi le di'leBable;
Vutile if Ñ important font pour les autres DieuX-
|
|||||||||
Ç O R Á Ô É Á Í Á.
|
||||||
29. Niet ernftig by den Voyn.
ñ Wanneer gy zyt op 't vriendenmael,
ö friflchen wyn werde ingeichonken,
, Vermyd u van een diep verhael Y^en uit geen fchalen werd gedronken.
^. *Je Wyn beneevek het verftand > a^ 3 door haer krachten, kan ontftellen ,
jv Gelvk gefchenken , in de hand es Richters, onrecht vonnis vellen.
|
||||||
I
|
||||||
Åìâéå ì*á ô Á
|
|||||||
6ï
|
|||||||
AMANT ALTERNA CAMOENjE.
LH. 4. Mifce ftultitiam conßliis brevem j
od. 12. Dulce eß deßpere in loco. Animi laxationcm, quam brevem Poe'ta StuLtitiatf
JHenan- nuneupat, Palladi commendat Occafio. der Sc- öninia tempefiivè gratiam habent. SmecA Poß multa virtm opera- laxari jolet. #'"· Ut faltator feu hiftrio, dum eximium meditatur l&W tum , non nihil tetiocedit: fic llrenui tempeftiva labe
Vflmu» tjs intermiffione ad laborandum fiunt vegetiores. W "^ax'~ -vidit, cui nulla pats fapientiae obfeutafuit, Socrates- 7"c ^"ideoquenon erubuittunc, cum intctpofitä arundtfl* crutibus fuis, cum patvis filiolis ludens, ab AlcibiaJ
liiuseft.
2(Ifcé fcat feine Bat.
Sic ernfïe SBdjj&eff muD ìé Seifen /
91áö Seif / ©cicgenb dt / unfc £>rt / S)aä <$ftvl· Der <£borbeit and) bereiten / iBnb f^cr^en auf ein ernfieö 2ßotf. ©leiu)u)ie ben 2db tk EJtube nebret / 2£lfo erquteff fte áééö ben ©eifï / Scr (Éö fonji çáö unb çáö toer^ebret/ Sßanu et |Àö ééßöß ei« mabl enttef jï, Le Sage n'eft pas toüjours ferieux.
La Vertu n'a rien de fauvage
Elle charme les cceurt f ar l'attrait de fes loix'' Et permet jiiflemcnt que l'homme leflwfitg? > Faße l'tnjoiié quelquefqis. |
|||||||
6é
|
||||||||
HoRATIAÏJA,
|
||||||||
"3 o. Di boog m.oet niet altijdgefpannen flaen.
|
||||||||
't Kan wel met Pallas wil beftaen
* an iets belachlyks te beginnen, Of kleene zotheit te begaen
Tot een verluftiging der zinnen. Ñ De kortfwyl trekt den geeft om hoog, *-n kan de bittre zorg verzachten. ^ Van een te lang gefpannen boog **eeft niemant fpeje icheut te wachten, |
||||||||
Emblemata
|
||||||||||
6z
|
||||||||||
FESTINA LENTE.
IH. ι. ·------ridiculum acri
Sa;yr,ie Fortiüs, & melius magnasplerumque fecat res·
Vatctitu Sertorius cum Lufitanos oratione fleftere non pof-
Mvxi- /et, ne cum Romanorum utiiverfa acie confligere vel-
mtulih. lent, du os in conipeitu eotum conftituit equos, alte-
7-c 3: rum validiifimum, alterum infitmiffimum · ac deinde
lib ' validi caudam ab imbecillo fene paulatim carpi, infir-
ßrat. c. m'' 3 iuvenceximiarum Vitium , univeriäm convelli
,,. juifit. Obtemperatum imperio eft. Sed cum adok-
piui. in icentis dexteta im'to ie labore fatigat , ienio confefta
■vita. rnanus minifrerium executa eil. Tunc pro concione
fubjecit : Equi caudm confimilem elTe Romanorum
excrcitum , cuius partes aliquisaggrediens opprimere
poäfit: univetfum conatus proftemere, celeriüs ttadi-
derit viclotiam , quam occupaverit.
|
||||||||||
<£«e mit 2ßc«f.
S)cn ffartffïen Seibuimtdnbev 5?rcbs ton ©lieb ji»
©liebe
See ftar<tfïcn9io(fcé<S(t>»au§ $fc&t t>ariinäö au* tcrmfiK:
3)cé fcfcroacbfrcn aber nie juglcfdj/ beé frtfd&en Jpanf. ©emaet; üccfit/crciiiit fclbfï Der <£mtr«#i fcjïeé 8$αιιΓ· |
||||||||||
L'amour des Peuples eft la force des Etats.
Artifans infenfe^ des difcordes civiles,
N'accufe^ j>oint le Ciel de vos calamite^ ·' Voshaines,vos complots ,vospartialite% Sant les fr emier sTjr ans qui defolent vos ViHes' |
||||||||||
HoR.ATIANA
|
|||||
3 ï. Niet te haeflig.
jv» ^ie wat een kloek beleit vermag!
^ moet zyn werk daer mee beginnen,
Q lik doe zyn zaken met verdrag, *** ^warigheeden te overwinnen.
jj ^en domme kan, met flerke hand, e" Hengfl niet van zyn ilaert berooven;
Ge ι er ^aer by haer, met goed verilant Plukt, diep arbeid k<?om,t te boQyeri.
|
|||||
<>4 Emblemata
|
|||||||||
MEDIIS TRANQUILLUS IN UNDIS·
fuftum is" tenacem propofiti virum,
LH.-}. Non civium ar dor prava jubentium , od. }. Non vultus inflantts tyranni , Mente quatit folida > neque Außer >
Oux inquicti turbidus Hadria , Nee fulminantvs magna 'fovis manm - Si fratius illabatur orbis , Impavidum ferient ruinx. |
|||||||||
'j|»f*«j jvjcidciï» cummuiic aaagium, ut uacuaui ui ma u*ny
ferm. i. ;ta vittutï ac bono propofito nixum , immotum e«e ie prud. j„L...
|
|||||||||
*>/"■"*· debere.
|
|||||||||
®er SDcifc bleibt unbewcglfcfc.
S)cn 28eifcn fciue öïéöß/ðïö 9tot&/ çïö %■$
tocrlc£t /
Scin2t«friif)r / miibn^@ttttmibnmba$#ti' Slftffc(?t/
<£r bleibt incmcm^btm / tmb tmbcwegltcbiïcbcii' •vÖud fpöt' fcfeou tutter if>m bic 2< ju ttitmmct" geben.
Le Sage eil inébranlable.
JLe fage grand comme les Dieux *
Efl maitre de [es defiim'es ;
Et de la fortune, & der Cieux >
lient les puiffances enchaïnées.
Il regne abfolumentfur la terre i?fur l'onde >
Il commande aux Tyrans , il commande al>
tripas :
Et t'il voyoit perir le Monde > Le Monde perißant > ne l't'tonneroit jas. |
|||||||||
Ç Ï Â. Á Ô É Á Í Á.
|
|||||
3 2. De oprechte is zonder vreeze.
AcK °Precnte > met z)'n ziel in vree,
Jlc noch op itorm noch blikfemftralen j
Opaerisfteedsals een ftille zee . „e«n balans met juifte fchalen.
^n no0n dwinglandy haer moedwil bluft, i^t de hoogfte tranfen beeven:
Qe^y laec rumoeren dien het luft , r°oft in zyn onfchuldig leeven. E
|
|||||
66
|
|||||||||||
Emblemata
|
|||||||||||
INNOCENTIA UBIQUE TUTA.
Lil·, ι. Integervita ,fcelertfque purus,
Ode zt. Non egetMauri jaculis, nee areu , Nee venenatK gravida fagittts , Fufce, f haretra. Sivepcr Syrtes her afluofas, Sive faiïurus per inhojpitalem Caucafum, vel qu<e locafabulofia Lambit Hydafpes. |
|||||||||||
93nfc&ult> t|ï überall fïc&er.
2Ber fein ©ettriffen rein bewabrf /
SKit £a|ïernniebc{Ieit fein 2ebeiti 85 aucbt feiner antern 2Baffen»art/ 2Clé bie ibm ^iicjenb pfiegt ui geben. @ein' SBnf(&ult> ijï ifcm 2Bebr unt> ©cbiitt/ Sie mebr ató «Sebroerfcf unb OSogen ajlf, 5tein n>ü(teé 2anb / ιιοφ SSfirbel-flub. t / ftein "©racb, erfefcreef et feinen S/hibt. |
|||||||||||
L'homme de bien eft par tout en feureté.
Uns ante vrayment her ύ que,
Trouve par tout des lieux de feurete'; Et vit mime en tranquilite, Parmi tous Ier monstres d'Afrique. Le Sage qui fcait que la vie, N'efl que le chemin de la mart} Ne craint jamais d'aller au port, Qu fa naiffanee le convie. |
|||||||||||
3 3 · Onnooz.elheit leeft veilig.
í. De vroome hoeft ncch fchilt noch zwaert a
N(^h boog noch pyl tot zyn verweeren j Q "y leeft, door zyn gemoet bewaert: een wreet gedierte kan hem deeren.
Q j-*e onnoozelheit, zyn lyftrouwant s e'eit hem vry door woeftynyen
J> u n 't eene tot in 't ander land, tan hem voor gevaer bevryen, E a |
||||
<J8 Emblemata
MORTIS FORMIDO.
Lii,}i Diflrittiis enfis cui fuper impia
cd. t, Cervice pendet > non Stcula dapes Dulcem elaborabunt faporem: Non avium , citharxque canttis Somnum redufent. Somnus agreslium Lenk virorum non humiles domos Faflidit, umbrofamque ripam > Non Zephyris agitata Tempe. Senec. Quifqitdmne regnogaudet; afallax bonum ,
Oeiiip. Quantum malorum fronte quam blnnda tegü! Thyefie. Neceffe efi ut multos tirneat, quem multi timerf' Vencnum in auro bibitur ■ expertw loquor. Toette Ut corpora vetberibus ita fevitia ac libidine Tyta*' ι
öorum animus dilaceratur. Sobteé-Sorc^f.
5? ein ©eifen-fpict / f dn ©pet jj ηοφ Kranit fan $*
twffiflen
S)ie 2tngft twt'nnm fïetbö "^pranncn leben möffe·' \ 25ie einer fiber tem ein ©c&werfcc am gai' SSMefanbcr gtücflicb, fep ter jietbö m^ot*11
(ebt. La crainte de Ia mort eft la punition è&
Ambitieux. Voye% volts ce Tantale au milieu des feftins > &
Qui meurt α tous momens,pour trof aimer l* *., Sfacbe%} ambitieux > qu'ayant la meme efv> Vom anre% les mimes deßins. |
|||||||
Horatïana;
|
|||||
34. De vrees des doods belet veel.
jj Die, op een koninklyk banket,
^^ alles ziet in weelde woelen,
^ Kan onder 't zwaert, ter moort gewet,
ezeeten > geen vermaek gevoelen : Geen zachte flaep verlokt zyn geeft , ^1 hirwr. zich maetgezang aen iharen;
j. Maer die het fterflot wenfcht noch vrceft,
^■a« allerbeft zyn ruft bewaren.
E3
|
|||||
ηο JLmblemata
|
||||||||||
IRUGALITATIS EXEMPLAR.
Hb. t. Vivitur parva bene > cui paternmn
Ode it. Splendet in menfa tentii jalinum : Nie leven fomnos timor , aut Cupido
Sordidus aufert.
■-----' modo fit mihi menfa tripes , if
tib. i. Conchafalispuri,&toga> qu&dcfendcrefrigtti
Sttyr.i. Quamvis craffa, qu?at. —— nulla aconita bibuntur
luven. Tiäilibus : tune illa time, cum poculafumes S*t.io. Gemmata, & lato Settnum ardebit in auro. teert. Rogatus Socrates, Quifnam Diis eiïet fimillimus Ï
l.i.c.^.Is, inquiebat, qui paueißimis eget :-cum Dil nullius indl· geant.
%Am· C)tus petcontanti hofpiti ; quid in caenam fibi ap' |
||||||||||
rnian.
iih. tl. |
parari vellct ? refpondit, Prater panem nihil: nam/per"
|
|||||||||
meprope rivum aenaturum.
|
||||||||||
8>tëflïflMtffïb<tóbito|ïc0ui&.
QEßie wol ifr Hm ber fïé mit njciifqem bepSgtf.
Êtiebtgefrofi. Mn'Boxs/ fcin$or<|tfïd>ju ff^ fuget;
Mn tiimmer / nodj beajert; tjcric^eu feine 9twt>. θο nafct ι ter fciraiffcl) fd)on al&icr / Hm jjimnul J11'
La Temperance eft Ie fouverain bien.
Temperance heroïque ir fainte ,
Quiconque te loge en firn cwur ; Peut fe vanter qiCil eft vainqueur 3 Ve l'efperance h de ia crainte. |
||||||||||
HoRATIANA.
|
||||||||
- "•^■
|
||||||||
^^gm^^É^Msw^s^^^
|
||||||||
3 J. De licht vergenoegde is gelukkig.
j-, Die met zyn kleen gewonnen goed
t,n minzame Ega leeft te vreeden, v. Door fpy s en drank, ter nood, gevoed, Wert van geen boozeluft beftreeden. »^ Schoon Indie al zyn fchat ontfluit, ^y voelt geen prikkel van verlangen : ν. ^ant dryft hy zyn begeerten uit, *V heeft de grootiie fchat ontfangen. E 4
|
||||||||
Emblemata
|
|||||||||||
ηζ
|
|||||||||||
POTESTAS POTESTATI SUBJECTA·
Hij. Rßgum tiynendorum inproprios greges »
cd. i. Reges in ipfttm imperium efl fove, Clari Giganteo triumpho, Cuncla fupercilio moventïï. Seme. y0s , quibus reÜor mar is at que terra
Thjtfle. ^us decijt magnum necis } at que vitte, Ponite inflatos , tumidofque vultus · Quidquid α vobis minor extimefcit, Major hoc vobis dominus minatur. Omne fub regno graviore regnum cfl. Jofcpb Herodes Agtippa,cüm vefte Regiaindutus pto tri·
17 Lint. bunali federet,eumque Deum affentatores falutarenfc
^ACi.12. & paulo poft graviffimis ctuciatibus correptus, fead
necem trahi videret ad amicosconverfus: En, ait, quem
Deum immortalemfalutitpis; jam mortalis vitam relinquefe
juheor , fatali necejjuatevejlrum arguenie menaaciUm.
|
|||||||||||
®ott allein ferniet feinen Obern«
(Ein Sßnbcrtban mug ßeö ηαφ beffen SBiffe neige»
SDeHbm ifi fcorgefeiM; er mug bcg ftêiiigé <Pra$i/ ©et Aénig »ieberum ®ott fein' ©efjerfam ftefgcif
.©er alle 'SMtigbcbcrftyt allein Durd? feine' 9Jiaa)t· |
|||||||||||
Dieu feul n'a point de Maitre.
Mörtels il. efl un Dieu ; Vous en ites Plmdgt',
Aime^-le comme tels , & revere^ fes Loix· La foy qui de vos cceurs e χ ige eet hommage* L'exige egakment des Bergers ir des Roe. |
|||||||||||
Hora ï é á í á. 73
|
|||||
3 6. AUe magt is hooger onderworpen.
.De Vorft betoont zyn hooge magt,
^et volken door de wet te toornen, ç Enzietze van 't gemeen volbragtj ?>choon hy die zelf niet na ëíßÀ koomen. -^ Jupyn, nochtans, leeft boven hem, Waer voor de grootfte Vorften beeven , ~ Wanneer hy dondert met zyn ftem , õ* heeft zyn blikfem opgeheeven. |
|||||
74 Emblemata
|
||||||
QUIS DIVES ; QUI NIL CUPIT.
Lik. ι. Latiüs regnet avidum domando
ede i. Sptritum , quam fi Libyam wmotis Gadibus ju'ngas, ir uterquc Poem/t Serviat uni.
R_edditum Cyri folio Pbraaten , Dtffiden; plebi, numero beato- fum eximit Virtus , populumqucfalfis Dcdocet utt
Vocibus ; regum & diadema tutttm Oeferens uni ,propriamquc laurum ■" Quifquis ingentes oculo irretorto . SpeBat acervos. |
||||||
®cr i(ï tetcb/ ter niefcrê fcacbrt.
^erfciiK£ufïfc(:f>crfct>t/ ηαφ <£W unbödbm^
tracfetct /
9Ïia)të/ai$ beu Streit· franlj bcr eipen 'vtugcnb/αφ- $)cr ^ct#it mebr afó mol·/ t(ï attcr fronen noc^r*
SLUibaiiceSbrcumibine/ bcnetboct)nie bcjjebrt' Celuy-U feul eft riche cpi méprife les
Richefl'es. Peuples de Fun ί? l'autre Monde,
Voas tcnte^ vainement, un homme e'ral au*
Dieux.
Le globe ou vota marche^ eft un point α fis yeux :
Ei bien loin de regner fur la terre oufur [Onde> Il medite un Umpire auffi grand que les Cieu*' |
||||||
■é ç. Die niet begeert is rrkj
De kroon en fepter fchynen waert
^"»enfcht, om heerfchappy te voeren; ^ Maer dit 's een rechte Vorften aerr, le nimmer ftaetzucht kan beroeren.
^ De" kroon} die hem vooral behaegc, er\vyl hy heer blyft van zyn tochten,
p, Is die de deugd op 't voorhooft draegt ^n van die fchoone hand gevlochten. |
||||
7<S Emblemata
|
|||||||||
SAPIENTIjE LIBERTAS.
Lib.i, Quifnam igitur liberï fapiens,fibique imperiofüs'-
Satyr, γ Qiiem nequepauperies, neque mors, neque vincU' la. terrent : Refponfare cupidinibus , contemnere honores » Fonts , ir infeipfo totus teres , atque rotundus > ' Externinpqu\d valeatper lieve mor art: In quem manco, ruitfemperfirtuna. Oyoen. Fata reguntfatuos, fapiens dominabitur aßril'
l. 3. ep. Nonfatumfedfatofe regit ipfefuo. |
|||||||||
£>tt 2Bdfc ifï afljeit frep.
SEBcrfidj fribjï in aßen' fatten
SBifólid) ju bcfcerf(l)cn u>cf g / ©en fan nicbféntcbtuberfdjnetteit/ SDer erlangt bcr 'gvcp&eit φΓεύ?. Slrmutt) / €itnb / ïot / ëkfangnüfj / €i>re/2BoUu|ï / ηοφ SBerbengnüjj / Swingen feinen folclsen Wlutb l S)cr iém fclbftcu Statig antpuf. |
|||||||||
Le Sage feul eft libre.
Ce n'efl ni la faveur des Hok ,
Ni' les fuffrages populaires ,
Qiii peuvent joumettre α nos loix »
Nos fiers & mortcls adverfaires.
La Vertu fcule α ce pcuvoir ·"
"Elle fait qu'un efc/aveefl libre dans fes chaineh
Qu'un jufle malbeureux , rit au milieu dcs
gefnes^;
Et que tnêmc la mort ne lepeitt ernouvoir. |
|||||||||
HoKATIANA.
|
|||||||
77
|
|||||||
38. De Vpjsbeit heeft vrjheit.
De wyze, die zich zelf regeert,
Gebied alleen als vrygebooren, Dewyl, van geen belang verheert,
Hem ftaet noch rykdOm kan bekooren. De onzeekre fchatten van 't geval
Staen onder zyn gezag geboogen. De tvysheit ftelt hem boven al;
^y fterkt zyn vryheit en vermoogen. |
|||||||
jS Emblemata \
|
|||||||
NIMIÜS PAUPERTATIS METUS
LIBERTATI NOXIÜS. i ;£.,. Sic , qui pauperiem veritus > potiore metallis
Epiß.10 Libertat? caret, dominum vehet improbus, atqul Servtet aternum , quia parvo nefetet uti. - Vid« hudemiferum, proptec nimiutn paupertatis
metuni, libectatis pileum abdicantem ! Atque idem ifte, cernis, ut docio Afini inftar Herum auro onuftum vehat ί Quinimo ad pilhinum flagellis fe cogi patiatut. Uenand Paupertatemferre non omnis ,fedviri[apicntis.
Libertaipaiiperis hcec· efi ,
luven. Pulfatus roerat, vfpugnis concifus adorat > Satyr.}. \Jt Uceat pau'cis cum dentibus inde reverti. |
|||||||
2lrnuttb bet f aufff tbre greppcit urne 35roM.
QSerpögf nnb frep in ürmufct fepn /
iSnt> baltcn fetn ©eroiffen rein / 3(1 beßtr / afó fut f neebttfep Hegen / 2JiH5 btp Pat» jXeic&tfeum unten Hgen. La Pauvreté ne nuk pas toujoursa la Vertu·
Rjche infame 3 il efi vray : Les Etoiles ingratet
T'untfait Tyran du pauvre, is1 Pont mis fiu* ta foy. .
Mais s'il efi magnanime > il efi flus graf*
que toy ;
Et tel que fut Cefar au milieu des Pirates, Bien qu'ilfoit ton efclave ι il te commande et1 Roy. ■
|
|||||||
HORATIANA
|
|||||
39· Vrees voor armoede maekt Jlaven.
aen zyn vryheit afschek geeft,
't vrees voor armoede } en haer plagen ,
jijitygt licht een heer, die, onbeleeft > ^ zwacrder laften geeft te dragen.
ii *-*ie, dus genoodzaekt, om wat geld, ^ aen een dwingland moet berteeden,
ë .' ind zich eelendiger geftelt . ls die met weinig leeft in vreeden.
|
|||||
Em âðìáôá
|
||||||||
So
|
||||||||
SORS SUA QUEMQUE BEAT.
Non fojßdentem tnulta, vocavem
RgBê beatutn, reBith occupat Nomen beati , qui Oeorum Muneribus fapienter uti, Duramque caUet pauperiem fati > Pejufque letho flagitium timet: Non Me pro carts amicis Aut patria timidus perire. Baucis & Philemon , ut inter mottales beatiflïm''» quod forte fuä effent content!, a Joye & Mercuri" invifuntur. |
||||||||
2B« txrgnfiflt ß(ú / fccr ß(ú fllfiffelig.
28er fein bcfc^eibneö fc&tU mit SCBeijj&cit brauet u«t>
nftfcet /
3n2tnmi&t niemals mimt/ im £>Cflti>tet SBelf nw* ©et mirt gctu^ig alt ·, @ott fegtet ttep tt>m ein /
Sßnt> tx>ttf fein ©afl / fein Sßitt/ ja felbft fein Sßatf« ftpm Qui aime fa condition eft heureux·
Le me'pris des grandeurs > de la fompe> & »"
bruit,
Ei /e repos obfcur d'une innocente vie ; Qnt ce couple facre' jufqu'au Trone condiitt' Lagloire eft comme l'ombre. Elle fuit qui ><* fuit} ,
Et fuit ceux dont eile eß Cuivie. |
||||||||
Ç O R Á Ô É Á Í Á. 8À
Ô
|
|||||||||||||
w IM i
|
|||||||||||||
Ë
|
|||||||||||||
"fasP8
|
|||||||||||||
4o. Ç Genoegen is 't áú.
|
|||||||||||||
,; hilémon
|
|||||||||||||
en zyn waerde vrouw»
|
|||||||||||||
net bezoek der Goon ontfingen ,
V^ndren tot het graf getrouw, Plichten hun nakoomelingen
ï)e J^ 3 met een vergenoegt gemoet * wratten wyslyk te waerdeeren,
Qge n teevens, voor hare overvloet, n andre rykdom te begeeren. F
|
|||||||||||||
Si Emblemata
|
|||||||
AGRICULTURjE BEATITUDO.
Lii Beatus iïïe, qtii prociil negotii! ,
Ep'oJ . Ut prifca gens mortalium ,
Od.i. Paterna rura bobus exercet fuit, Solutus omni fcenore ■" tiec excitatur clajfico miles miei, Nee horret iratum mare ,
Forumque vitat, & fuperba civutm Potentiorum limina. cic , Omnium terum, ex quibus alïquid tequiritur, nifrf offic.' eftagticultuca melius, nihil ubetius, nihil libero » ■ mine dignius. |
|||||||
35aurcn iebcit glöffciiger ató Sfirjïm.
SZBie fciig tft / bet Sorejen-frcp
ectu'é Mattete ®utfcmit Ocbfen pfh%f j Seit ZBeinfiocf urn Me <v81mcn bieget / 9ltcf)t tDcif t / êë$ febnSt·« 2Âééö£Ã fep i &>er ferne lebt fcom #cf»gcpränfle / Slicht fcmitlïer 'SSurger ftolije ©Sucje; ,S)cn nie fein ©turra jur @ee erfdjvccft / 9Snt> f eine raubest ummcl rescf t. La vie des Champs eft la vie des Heros.
Vante (jui voudra les Cite^ >
Qii les mortels comme enchante^, j
Tiennent pour desgrandeurs leurt contrair
ferviles. ,:j
Pourmoy j'aime lescbampt. Car j'j vo) a
beaute^
Que Ãïç ne voitpoint dans les Villes. |
|||||||
HORATIANA.
|
|||||
4t· Het landleeven is gelukkig.
i)e ò ziet men 't Hof vol weelde en pracht»
r^ad van duizenden kryoelen,
^V H'aer ^averny werc uitgelacht, «e het landvermaek gevoelen. Qe aer hoeft de bouheer, tot een ftraf, \? "ofgedingen na te jagen : Va . Plukt 'er verfche vruchten af n eigen akkers, ryk in 't dragen. IHK Fj |
|||||
S>4 Emblemata
|
|||||||||
AVARITIi MALUM.
Lib. 3. Crefcentem fequitur cur a pecuniam >
od. ie. Majorumque fames.
(ïcmt. Tu dies no&efque ctuciatis , cui non fat eft, quO*
Pardd. eil: & ipfum quod habes , ne diuturnum fit futuiuo'1
times · npqueenim umquam expletur, aut fatiatur d1' piditatis fitis ; neque folüm , ea qua: habes libidine a'1' gendi ctuciatis, fed amittendi metu. juvehtl Interea pleno cüm turgetfacculm ore ,
Sat. 14. Crefcit amor nummi > quantum ipfa pecut>:' crefcit: Et minus hancoptat qui non hdbn:er~pparAt^ Altera viüa tibi > cum rus nonfujßcit unitnh Etproferre libet fines. |
|||||||||
S«@d(? f|ïDfe2Bur<jel «fleö übefó.
iöte S5orge »άφ|ϊ bem ©ett-wac^e ya 1
SJnfc t)ftt ben 2(rgt»obn ftctbi jur feiten. 2Bcr wenig \}at 1 bcr lebt in 9ïnb / 235o er ηίφί fi^'ime&r$ttbcjiKifctt. S)cr @ei&- f>afó abee lauffc uub rennt / S5cn bcr 'äSegierbebnrfi fo brennt / S>Aß er Αφ ^ag unb 91αφι mujj eranfen / «SntmicanfcnmiiS^laffanDcnucin |
|||||||||
L'Avarke eft uri giand mal.
Cet Avare aux levres deteintet:
Met fon bonbeur en fon argent; Cependant Ie chagrin luy donne mille atteirte!^ Et comme un f er Vautourfes entraiüer rongei λ, Il meurt centfoK lejour,defoup$<tns & de cr*f1i |
|||||||||
Hü Â. Á Ô É Á Í Á,
|
|||||
. º-1· Het geld vermindert geen zorgen,
J» "e gryze vrek, nu hoog bejaert,
^ meerder geit hy'heeft te tellen :
jj Wat hy byeen fchraept of vergaert 3 S meer hem booze zorgen quellen,
jv^oo fnood een ziekte treft hem niet, ,? ? van begeerten noit beftreeden »
ju^'ch, in zyn vergenoeging ziet, et luttel onderwind te vreeden.
|
|||||
86 Emblemata
|
|||||||
MENTIS IN Q^U IETÜDO.
J^h.i. j^on enim ga^te j neque confularis
od l6· Summovet HBor mijcros tiimultus
Mentis, èr cur ai laqueata circum TeBa volantcis. Lil·, r. 2Vo« domus iff fundus, non <erü acervus ïf aur>' Epifi.3. jEgroto domino deduxit Corpore feines , Non animo curas : valeat poffcßor oportet,
Si comportatis rebus bene cogttat uti. Ovtii.;. 'Atteriuant viriles corpus miferabile cur<e f • Exuritque cutem mactes. Seneca. ——! novit pailCOS
Sccura quies.
Sßnrufcc fccjj ©emutirê.
5?ein gjïacfet/ééïö öÃáöß/ çïö 28áöß/çïö $<$'
ttmrn totttt (£brai / Stan atle@org unt> 5«öß <ut(S unfeni JJcr^cn f ci?rCl'
©ocDtriffctpcmcbrtcn/b« Auff fcem^roncwj SitefenDer an fcem <PfUi3 in jiet&erArbeit \Ü)\^' |
|||||||
La crainte eft la compagne de la Ñ uiflance
Ces Gardes aux cafaques peintes ,
Oont les Rots font environne^ ,· JVe les difendent point des craintes , Ë quoy Dien les á con,damne%. Ceft cn vain qu'ils ojent fe plaindre > T?un Arrefl â jufte ir fi doux. Ccluy qui fe fait crainire ë tous Ooit être reduit Ü tuut Qxaindre, |
|||||||
Ç O R Á Ô É Á Í Á.
|
|||||
ô3· É) e groot e ftaet is van geen aorgenvry
rv ken. Koning, met de kroon op 't hooft ,
^ingt met duizent hovelingen ,
h- 't van veel zorgen afgeflooft, ^ door de muuren heenedringen.
X Yat voordeel geeft nu ftaet en pracht ? \r n '£ geweet:en n'et geneezen
1}V ,an knaging, daer het aen verzmacht. ^ 'eeft j masr leeft om fteets te vreezen.
F 4 |
|||||
88 Emblemata
|
|||||||||||||||||||
CURI IN E y É Ô Á Â I L Å S.
|
|||||||||||||||||||
Lih. i.
|
Scandit aratat vitiofa naveis
|
||||||||||||||||||
od ' it. Cura ·"nec turmdi equitum relinquit,
Ocjor cervis, iff agente nimbos Ocyor Euro. •-----' timor i? min<£
|
|||||||||||||||||||
Od. 1.
|
Scandunt eodem quo Dominus: neque
|
||||||||||||||||||
Decedit arata triremi, &
Ñïâ equitemfedet atra cura. |
|||||||||||||||||||
Virg. 6.
|
Quifqifuos patimur manesjfua quemq;remoric
|
||||||||||||||||||
y£%ii Cura.
Statins ' invigilant animo >fcelerifqueparati 3. ihcb. Supplicium excrcent cura.
Ïí. é 3. Attenuant vigiles corpus miferabile curx. Metam. _____________________________—
Sltcmanb oïmc Sorge.
£>te ©orgmfolgctt (tetfcö/f ein ©öß jfart fan j!c»«"
SKeijjtman ßöïç few feinweg/ çïö rootten fïc nw»
enben. © i eplêii fifcr Sant* nnb 25affer ðáö uns fein; SMnSKüif<& Itbtetm(teniet offttrintcii feine" ©in«. Par-tout lc fouci. nous acepmpagne.
fette-toy dans la Cour. Entre dans les affaires-
Monte für 1'Qcea.n. Cours les deux Hemifpberes- Oemeure en lautre Monde. Habite celuy-cy. Suy les arts de la Paix, ou l'horretir de la Quell1' Tant que tu vivrasfur la. "Verre j
T« ne peux vivre qu^en fouci.
|
|||||||||||||||||||
HoRATIANA.
|
||||||||
8p
|
||||||||
/^TZorg is niet te ontloopen.
|
||||||||
~ Vaer, vry van ftorm, voor wind en tv 5
f ga te Paerde vluchtig rekken , ñ De zorgen zyn 'er altyd by.
een plaers of tyd kan die bedekken, ■j. De voetknecht drave op 't effen pad;
Ue Zorgen, fneller dan de winden ,
y Vervolgen hem van ftad tot ftad.
- y Weeten haren ilaef te vinden.
F?
|
||||||||
5>o Emblemata
|
||||||||
GRANDE MALUM INVIDIA.
Lil·, i, Invidm altcrtm macrcfcit rebus opimts ··
ΐριβ-!' Invidia Siculi non invenère tyranni Τ'ormentum majus.
Val.Ma. Fetillus Athenienfisjfaber ingeniofus.ad Phalaridem
l.g.c. 3. Agrigentinotum in Sicilia tytannum veniens , in ejus
OvkI.ui oratiam taurumex aite autificiofiffimum aedifkavit, ut
'"' rei inciufi fubjeftoque igne torti, non hominis vocem>
ièd mugitum ernïttere viderentur. Pro quo invento,
cum munus ä tytanno attifex poftulallet, in huncip'
(um taurum primus , ejus juflfu, Perillus conjicitur, &
fuppoilto igne exuritur.
Seaec* Invidiam efFugies , fi te non ingreifrris ociilis: »
E\nü,!7 bona tua non jaitaveris : fi fciveris infinum gauderc. Sii.t.17. '-----' O dirum exitium l o nihil umquam
Crefcere, nee patiënt rr.agnas exurgere laudes
lnvidia. |
||||||||
S>ï-itjgiin(ï i(ï eine grofefiuel.
2Bcv iicfce / f ciint feinen Sftcib. 9tcib mac&f/baj? 2ic&c
ffiebcf.
25c:· feiiieé greunbeö ©tër mit Slcibeö-angcn ficfect/ Snf«blctgro§'rc^cin/ 2£tóbent>ic©lat&albt«' iBcrjcb. tt unb biuüvii ιηαφί im fclbjtcrfiiuMicn©tlci· |
||||||||
L'Envie eft la mort de 1'Amour.
L'artd'aimercflunartlepliK beau delavtCi
Qui Ie pratiuue bienpeutfe eendre immortel- ~$Λακ pour devenir tri, il faut avoir vaincil Ie monflre de Ïcnvie. |
||||||||
Nydiahcit is een groot quact.
|
|||||||
45
|
|||||||
u^e nydige eet zyn eigen hert.
*V knaegt zyn fpieren met zyn tanden , En lyd, door af gunft, grooter fmerr, *"s in. een koopre Stier te branden. ñ Wanneer de voorfpoet haer geluk, *·åç ander gunftig laet ontfangen , Õ Ligt die vervloekte, in angft en druk * 1 e kaeiiwen groene gal en Hangen. |
|||||||
ft Emblemata
- il,,·-"'' ■ I ■ 'f
CULMEN HONORIS LUBRICUM.
Lib ti Aurcam quifquü mediocritatem
od. io. Oiligit, tutm caret obfoleti Sordibus tetti, caret invidenda
Sobrius aula.
Stepius -ventit agitatur ingens Pintts j èr celfe graviore cafu Oecidunt mrres , feriuntque fummot Pulmina monteis. §cntca Telix , media quifquK turb& »
λ$λ· Sorte quietus ,
mm. Aura flringit littora tuta ;
Timidufque mari credere cymbam ,
Remo terras propiore legit. Lib, i, Pauperies immundadomus procul abfit.Ego,utrutrt tpiß. ζ, Naveferar magna, anparva->ferar unus & idetn* Non agimur tumidvs vdis Aquilone fecundo : Non tanten adverfis atatem ducimus Auflris. 225cr dnfatn kbt/lcbt toofcl.
2$cï mafêc ttcbt / Uw trtft in a(t-t>erfau!ten putten
jfciit tiiuxrfcbnergatt/nod) aud>bcr©c$lefievSiWN SMc t)6t)cn ti&t betiffitnt turt Stornier ftettjê beftrittcHt
2ßaS mittelmafluj ifï / fccm tuim ficfetten Uit». ___________|_____ —'
La vie cachée eft la meilleure.
Ceffe de te ronger des foins ambitieux ;
Foule Aux pieds lei grandeurs qu'en vain tute prop oj'es :
Vi pauvre, mais content. Ceux-la font prefqü1 Dieux
&«» n'ont befoin d'aucunes cbofes. ■■ |
|||
Ç Ï 21 Á Ô É Ë Í Á.
|
||||||||
91
|
||||||||
4<ß· Maet houd ßaet·
|
||||||||
'tOnruftighof, verzien van ftaet,
*^e hut, niet veilig voor den reegen, Behooren tot geen middelmaet.
"z welftand ftreeft hunbeide teegen. De blikfem treft een hoog kafteel;
"erachting fchuilt by lage daken, ^Niet in te weinig, ofte veel > *Wr in de maet is ruft te fmaken. |
||||||||
94 Emblemata
|
|||||||||
MULTIPLEX AVARITIjE PRiETEXTUS.
i-ib. é. lü"gravem duro terram qui vertit aratro j
Satyr.i, Perfidus hic caupo > miles , nautaque per otnne Audaces mare qui currunt: hac mcnte laborem Sej'c ferre , fcnes ut in otia tuta recedant, Aiunt, ciimßbifmt con^efla cibaria :ficut Parvuldsnam exemplo e ft, magni formica laboïi* Ore trahit quodcumque poteft,atque addit acervo, Qrwmflruit, haud ignara,ac non tncaittafuturi· Qu te, fimul inverfum contriflat Aquarius annmris Non u f quam prorepit, if illps utitur ante Qitdcfitis patiens. „ Cüm cxtera vitia fenefcente homine fenefcant, fola Hieran. , p .
mfirm. avantia juvenelcir.
|
|||||||||
2lac S^icr fcabcntyrcn £)ef<maiuci.
©leid) roie tic 2ßçêߣ' amfia. tft /
2>ut> fußt bor 2Biiitcrg ifcre @pcife:
@o fcfceiut áééö f'eterman geruft
ääßö çßÜ) ì famlen / er/ er greife.
SBirt / Äricijer / ©$irftr / 2(cfcrsman/
3a jcPev / farnlct tt>as er tau / *
iömei) äÊé'ö unt* ®d)i»ei§ / ééáö feiner ©agc /
3um -üorratb/ auf pie alten ^age.
|
|||||||||
Tons nos defauts ont leurs pretextes.
Le Nocher pauvre & vieil veutfendre lesguerets·
Le Laboureur les quitte , i?fe donnea Neptune- Laguerre efl á la fin au Soldat importune. Lefot aime le change. Il court toüjours apres ï Et changeant de mater, croit changcx de fortui' |
|||||||||
HoRATIANA.
|
|||||||||||
47. Gierigheit ontbreekt geen fchyn.
j. Ue gierigheit, een fchendig dier,
erft haer gedaente niet ontdekken * |
|||||||||||
c Zy Landman, Waerd of Soudenier ,
|
|||||||||||
zal een gryns voor 't aenzicht trekken.
|
|||||||||||
« "· Vergaren heeft by hun den fchyn,
^s of het zag op de oude jaren 5 > ï aer 't is bedrog, 't en kan niet zyn. *s gierigheit en drift tot /paren, |
|||||||||||
$6 Emblemata
|
|||||||||
NIHIL AURI CÜPIDUM REFRiENAT.
Lil/. /. '-----cum te neque fervidus kfttit
Satjr.t. Demoveat lucro>neque hyems ,ignts, mare,ß>rruffli
Nil obfiet tibi, dum ne fit te aitior alter: Sicfeßinanti femper locupletior ob flat. Ut, cum carceribiis mißos rafit unnila currtts, Infiat equis aurigafuos vincentibus , iUum Präteritum temnens cxtremos inter euntcrn. Inde fit, ut raro, quife vixiße beatum Dicat, &Γ exaäo contentus tempore vitte Cedat > ut convivafatur , reperire queamtts. |
|||||||||
5)er ©cißiflc freuet feine ©efafjr.
Se(j Sfaufmans ©eiö t-alt'c feine %&ft /
5?ciu gener / ©ererbt / ηοφ 9W6iteré ^ilcfc / Stein ©cbifbriid) / feinet 2Dinte5f raft / Stein Siegen/ i?ig'no*grofï^utürfe. . ©o fkbt manroie ten albern SMann £ké ©d£cê Qlborbeit narren fan / SSeüerMirci) i&nïwtftgltid) $u werben S)en rekfejïcnftêuigen aufarten. |
|||||||||
L'Avare crainttout & ne craint rien.
Ce vieux avare α torn momens ,
Souffre mille divers tourmens.
Il craint les Element,les demons,if les homrne!' Il eroit mal-aßeurt' > ce qu'il α dans les mdifl*' Et cepandant miferables bumains! Voila ce qui nous piait j voila ce que nous }0lii |
|||||||||
HORATIÄNA
|
|||||
48. Geldzucht ontziet geen perjhel.
^"e Geldzucht zend, op herfïtfaizoen,
^ voor gevaer de kielen loopen,
J?.*~en Bark in zee 3 om winfl: te doen , , "aer mee geld op geld te hoopen.
Of y roovers pionderen by nacht, J^oorders op de weegen paffen,
Κ een nood, zoo 't daer toe wertgebragt > 2ynen rykdom bly ve aen 't waffen. G |
|||||
?8 Emblemata
|
|||||
PECUNIA Α BONO ET HONESTO
ABSTRAHIT. Lik. i. Perdidit arma, locum virtutis deferutt, qui
epifi.id. Semper in augendafeflinat is" obruitur re. La. i. Nimirum infanuspaucis videatur , co quod y' ·3, Maxima pars hominiim mor ba jaBatur eodetfl1
■£·*· '· —. quemvk media erue turba ι Satyr + ^ut 0κ avaritiam,aut miferd ambitione labore'
Stnte» Vidifti aliquando canem miiTa ä domino fiufta pan'
tpift. 13. aperto ore captantem ? quidquidaccipit, pcotinus i'lte' gtum devorat, & fernpet ad fpem futuri inhiat. Idf" evenit nobis quidquid expeftantibus fortuna prOJeC* fine ulla voluptate demittimus , ftatim ad rapiuarn3? tetius eie&i, & attenti, in Epicuceum illud chaos incl' dimus , inane fine temüno eft. ©clb'öci^ tfi ber <£brbarbeii3«»b·
@(e{cbtr>tc ein ijunb / ber nie Wrgnfigt /
©ein ©piel t>erlajjtnm& ηαφ bcm S5i|feri Wixt aufijcfpetjtem Stachen fliegt; ©o iji auch bcr / berate entnffen / SBor Êbrc / Sucht imb ïugcnb wetebt / ÏÏBann er bcé 9vttcbtbumé2la6 luitrcitcbt/ £>ag ihn jur ©cbanb imb vUncbr beigtt/ SJjnb fïraefs j« allen 2a|tcrn reißet. Le deilr des biens eft contraire aux clioic5
honnêtes. ,, Homme avare ir brutal, pourquoy murmure!'
Centre la fupreme jageße \ .. Il n'enfautfoint douter. L'amour de la ïicbell
Efl la haine de la venu. |
|||||
HORATIANA
|
|||||
49. Rjkdom doet aoolen.
Cw ? Kerk der deugd ftaet hoog geboud :
y's haer fpoor valt zwaer om weeten , ï)a °or die zich opdraegt aen het goud, ,r fterkte en wysheit leid verfmeeten. 0^ ?ch pryzen dwazen dit beftaen j jyat de wyfte van hun allen,
Ver/^ fcherp na reeden willen gaen t ^°mt in deeze zotheit vallen. G ζ |
|||||
ÏOO EMBLEMATA
|
|||||||
CUM FRUCTU PEREGRINANDUM·
LUi i. Qjiid brévi fortes jaculamur avo
od. it. Multa ?- quid terras alio calentes
Sole mutamus1. -patriae quis exful Se quoque fugit ? Lib. i. Tu,quamcumqueDciistibifortunaveritbor./H,}'
tpi&. i. Grata [urne manu > nee dulcia differ in annut'1'
Ut, quocumqm locofuerü > vixi(fe libenter Te dtcas. Namfi ratio , iff prudentta cur as > ¹ on loens effufi late maris arbiter , aufert ·" Ciclurn } non animum mutant qui trans çéº' currunt. Qnfit- Intetdum expedit pattiam negligete , ut fapienti3'
darm l.i qU;s poffit acqukete.
'f $·})· ^^^S
(äééöå bic Dïu&c in fcir felb|ïeiu
£á{ß anbtc gebn unt» fiidjcn 2ant /
Sa / wo ber SOÖelt-f rctë bat ein Snbc; Sßnb tnadk bit bid) erf? befanr / @eb' in b'ut) fclb|t / ja febjteij bef>cnbc Sein frcmbcé^et^birfccrobcn auf/ ßäçä ajrfincc bcincu 2cbcné=lauf / 2tuf'iucjcnb / big bn fomft jum ©tanbc 25n Deinem rechten "ißatterlanbc. |
|||||||
Qui vit bietï voyage heureufement·
Qj/e nous voyageons vainement. Á
fiotre efprit inquiet nam fait toujours l&$
AuJJi f our vivre heureufement
1/ ne faut point changer de terre Il faut changer de fentiment.
|
|||||||
Ç Ï Ê. Á Ô É Á Í.Á.
|
|||||||||||||
'toi
|
|||||||||||||
50. Reißf maer met voordeel.
|
|||||||||||||
h *|e menfch verander van klimaet
|
|||||||||||||
v^ael de lucht aen Ganges ftr
|
oomen j
|
||||||||||||
}i ^°o hy zichzelven niet ontgaet,
w ^een voec^:2P ver gekoomen.
't ^at helpt het of hy jaegt en tracht: *Y het van buiten ichorte of binnen , 't SfV moet, met al zyn reedens magt, erandren aen hem zelf beginnen. Gl |
|||||||||||||
ioi Emblemata
|
||||||
ANXIA DIVITIA-RUM CURA.
Lil/, j. Defiderantem quod fatis efl, neque
ode i. Tumultuofum follicitat mare : Ncc ßevuf Artïuri cadentis Impetus y aut Orientts. Uxdï: Non verberat<e grand tne vinex > Fundufque mehdax ■' arbore nunc a<\udt Culpante, nunc torrentia a^rus Sidera > nunc hiemes iniquas. Smeet Nemoalius eft Deo dignior,quäm qui opes conté**1'
Epifl.is, fit: quarum poflefiionem tibi non intetdico, ied e*1 cere volo , ut illas intrepidè poifideas, Ingentis anji0!
eft, qui divitias circumfufas fibi.multüm diuque m'r'1,
tus, quöd ad fe venerint, ridet, iuafque audit m'S'
eirequamfentit.
2Bcr »iel ©fitter taft / f>att aud) biel @erg«tit
S35er wenig nntufctt / ter nab't J« ©of f /
SüBcil et Hiebt fftrcbt't / ηοφ fergt/ ηοώ fttricfcf* 2Ber biel nnuifcl)t / roirt ter SBeifcn ©pot t / gebt otoxe 9ïut>/ in 3lnaft beftnef et. £>a$ maebt / weil ('ener ^tugenb fibt / «•Snt tiefer niebté atéOïcxcbtbut« lubt / ©er ibn ju aHeu Snuiten treibet / 2δο1 tcni ter bcp tcv SüngeRb bleibet! |
||||||
L'amour des biens eft un fupplice qui °e
finit point. Confulte > Ambitieux , ce que tu vois iet >
Et ton cceur aura fait un excellent ttude·^ Le pauvre vertueux vit fans inquietudi». Et ie riebe mtibant n'esl jamais Jans f°" |
||||||
HoRATIANA
|
||||||||||||||||||||
j é. Rykdom baert zorg.
é Oe rykdom brengt haer zorgen mee :
~ewas leid op het veld verflagen, |
||||||||||||||||||||
r^e kielen fneuvelen op zee,
|
||||||||||||||||||||
*
|
geld wert heimelyk ontdr;
|
gen ··
|
||||||||||||||||||
Ë1;
|
||||||||||||||||||||
§ ^laer die 't verganklyk niet begeert,
choon Leeuw of hondsgeftarnte blaken , j. v>f ftrenge en koude lucht regeert,
0ch een noch ander kan hem raken, G4 |
||||||||||||||||||||
Emblemata
|
|||||||||||||
104
|
|||||||||||||
QUO PLUS SUNT ΤΟΊΜ, PLUS SITIUNTÜR
AQUjE. stil>. ι. Crefcit indulgens fihi dirus hy drops,
od. 2. jvec ßtsm pcllit, nifi cauffa morbi TugeritveriK , if aquofm alba Corpore languor. Diogenes avatos hydropicis comparabat: illos eni"!
a]ebat aigento plenos, hos aqua tefettos, ampliiis de fiderare; ucrofque autem in fui perniciem. |
|||||||||||||
.-----feilieet improbtg
Crcfcunt divitix, tarnen
CurtiC nefiio quid [emper,abefl rei. |
|||||||||||||
IJk. ).
Od. 2+.
|
|||||||||||||
' '· Scmper avarus evet, certum voto Pete finetn.
'piß. 2. ' ^ [ '
S)ct ©rtßii}ci|l i^ijiurjacttgeiT.
Staö ©clb ηιαφί ©Sei' tmb Äaficu beti /
3)οφ nie ein Jf?crß / Hê 0clb--geü) naget. ® cm ®ct(jbate glcicfct fein 9JZcnfcl) fo t»ot / 2ilé Den bic 2Baffcr=fucf)t t)icr plaget: Sei einen £ctb ift fiibcrs tooü / See anbern fteti)é\)om 25afl*cr f)ott: Socl) Dürften beute roebr jn triegeu / '2> nD iaffen nicmalö ΡΦ genügen. L'Avance eft infatiable.
Retranche le deßr qui t'agite if te trouble ;
'luy redoiibtt'
tavoir· |
|||||||||||||
5 2. Goed flopt geen gierigheh.
j.Hy5 die, met waterzucht belaen,
°or drinken meent zyn dorft te leiïen ,
f. Kan met geen drinken haer vcrflaen, 'krygthy volgefchonken ftefTen.
ν Die rykdom heeft byeen gehoopt 5 *aer zyn begeerten niet verdreeven ,
jj Of fchoon zyn koffer overloopt, ^ 2al na meer en meerder ftreeven.
|
||||
Emblemata
|
||||||
iof>
|
||||||
QLTOD SATIS EST CUI CONTINGIÏ
NIHIL AMPLIUS OPTAT. Dum ex parvo nobis tantumdem haurtre relinqudh
Saiyr.i. ^ur tua f"15 'm des cumcris iranaria nostris 5 , Ut, tibt fifit opus liqiiidi non amplius urna > Vel cyatho : ir dicas, çéáîçï de flu mine mallem > Qliam ex hoc fonticulo tantumdem[umcre. Eo pt' Plenior ut fi quos dilcciet copia fuflo, Cum ripafimul avulfos ferat Auf dus acer. At qui tantulo e^et > quanto efi opus, ê neque li>n° Turbatam haurit aquams neque vit am amittitt" undis.
At bona pars hominum decepta citpidme f also. Nil fat is efl,inquit:quia tanti,quantum habeasjt** Quidfacias HU i jubcas miferum effe libenter. 20er |Àö mit wenigem getulget / i(ï balt »cvforgt.
2Sctefeeit»eren8a.t |éö balt, Der Sfcor fuc&f ftf'
iiiibgftflc; [tduSÖJiUf ©ocf>ftnb't fein* Sßiibcrgang, QBann ftcf) çßöß brtcRt
©cbricfetHr mefor/ até »iel. 225er triucit auji »o»:t
Sliitf) / firtriiitftcffijar; t»ei$'öman am S35rön«ici« «ß«1'
mertbuf, Qui a le neceffaire n'a rien ä fouhaiter.
Dans i'hcureufe cabane oit la paille me couvre
fe goilte des plaißrs qui font banms du Loitvr1 > Et prefire mm fort, au fort memo des Rotf· Ne defirant que pen , fay ce que je defire. Et trouve que f 'ay fait un choix, Plus grand & plus beau que l'Empire > Pour qui mille Tyrans ont durüit mille lort« |
||||||
HORATIANA.
|
|||||||
I07
|
|||||||
j é. 't Genoegen is 't al.
j Natuur, met kleen beflag gepaft,
*-aet aen begeerte onruftig ploegen j.En floQven, voor natuur een laft, ^'e haer geruit vint in 't genoegen. ^ Wat hoeft hy uit een diepe gracht * e drinken , met gevaet van 't leeven , Wanneer hy ziet de zelve kracht
^en ecne watcrwel gegeeyen ? |
|||||||
Emblemata
|
|||||||||||
ιο8
|
|||||||||||
AVARUS NISI CUM MORITUR»
NIHIL RECTE FACIT. j ;l) Pauper Opimius argenti poßti intus £? auri ,
Satyr.3. Q.ui Vejentanumfefiis potare diebus
Campanafolitus trulla , vappamqueprofeflis:
Quondam lethargograridi efi oppreßus ■· ut heres < f am circuin loculos, is claveis latus ovanjque . Currcret. Hunc Medicus mttltum celer atq; fidele Excitat hocpafio. Menfam poni jubet > atque Ejfundifaccos nummorum : accedcre ρ luren Adnumerandum.Hominem fic erigit,adit iff iHiid'· Nituacuflodes , avidus jam hxc äußeret herer. Men'vivo? ut vivas ipitur\vi<rila:hoc age-Quidvfi: vepcient mopem ixen<e-te, ntctbus, atque Jngens acccdatßomachnfultura ruenti. T« ceffas ? agedumfume hoc ptifanarium ori%£· Quantiemt^.parvo.Quanti ergo?:oBo aJfibus.Ehe'h Huid refert , morbo, anfurtis sjiercamne rapiniï' |
|||||||||||
Giiiöct^afóffmt ni$té gut^é/ afó u>aun er pfrfc'·
Spirn' Und) ©efo-Matig fc&tejjtaiif aufi tcê foUrf'
frf)iummcr/ [tenfiiiMä 6in ©tarcf-fafftflcfocó2Bcr(i!Sm«c&t tt>m Den!*
Scr ©iii^als (icbet jroar fein iebctiCgiaub' icbJfi'O' &οφ fcitiwn SÏcicMum/ ja offt einen jjetter/ mci)f· |
|||||||||||
L'Avare meurt comme il a vécu. .
Te voilä , pauvre Avare ,alafin de ta viel
Implcrc ά tonfecours ,1'or quifut ton envie, Voy s'il te peut tenir tout ce qii'il t'apromfs· Mats au fort de ton mahle traitre fabandontt1' Etpour ton defejpoir ; Ie voila quife donnc > Aux ρ lus grands de tes ennemis. |
|||||||||||
HORATIANA.
|
|||||||
IO9
|
|||||||
Ï^.Een gier'tgaert doet maer goed na zjyn dood.
v-Opym, op de oevers van het graf,
^e een geneefdrank dorft ontzeggen : •j [ Want geenen ftuiver mocht 'er af, Voor zyn gezontheit uit te leggen, ] Betoont ons dat van gierige aert
^een penning voordeel valt te halen , ^ Voor dat hy fterft en heenevaert. "an moet hy het gelag betalen. |
|||||||
Emblemata
|
||||||||
HO
|
||||||||
AMICITIAM FOVET MUNIFICENTIA.
/ ,'i. ,. ------β cognatos > nullo riatura labore
Satyt.i. Quo? tibi dat,retinere veluÊ> fervareque amicosi
Infelix operampcrdas ■■ utfi quis afcttum In campum doceatparcntem currerefncnü. LH. j_ ■------· cur iniprobe carx
Satyr 2. Non aliquid f atrice tanto emetirts acervo ?
Uninimirum rede tibifemper eruntres ? ovil.i, Tircpc quidew diäu :fedß modo verafatemutj
de Pent. Vulgus amicitias ut Uit at e probat. Sirius '-----' ßat niiüa diu mortalibus ufqitam
itui. Fortuna titubante f des.
|
||||||||
2Baf;re gremibfdjafc fielet auf feinen Singen.
25ergreunbfef)aft obn' ciita,clc bon §rcunbtn fuc|t
^u baben /
Skr Icfcrt ben (£fel felb|r et)' nad) ber rcitf iinfï trabett· 2Bas ©dianbc! Stiebe/ ^reu imb ©ien|te (leben feil» 3a St« felbfi wirb bir mir nm ©etutf jntbctl. La vraye amitié eft deiintereflee.
Le pro fit eß l'objet de l''amitit'vulgaire.
Mais un caur grand b1 noble, aime [ans iftte' ■ reßi n
Et je croy que PAmour, aant Dien comme'
eß,
N'efl ufurier, ni mercenaire. |
||||||||
5y. De milddadige mael{t vrienden.
J?n 'egeldbezit, inovervloet,
l^?c zyn vrienden denkt te maken
£ , ? noit ondingen eenig goed , ."immer tot zyn oogwit raken.
£v erplichcing prikkelt allermeeft; 'n rnoeite is, zonder haer, verlooren :
^et ^chynt of me een Ezel, 't plompfte beeft , geeren wil, op toom en fpooren,
|
||||
ui Emblemata
|
|||||||||||
LIBERALI HOMINI VOLUNT OMNEs
QUAM OPTIME. LH. r. At ft condoluit tcntatumfrigorc corpus ,
Satyr.i. jut a[jlls caßis ieft0 te ajfixft: haben qui Affidcat ,fumentaparet) Medicum rogets ut *
Sufcitet, ac reddat natu, carifqaepropinqi'^' Won uxorfalvum te vult, non filius ■' omnes Vicini oderunt, noti ,pueri at que puellce. Mirarü, cum tu argento poft omnia fonds, Si nemo prüftet, quem non merearis , amoretf1' Cicero ι. Liberalitate qui utuntur, benevolentiam fibi conc
de fin. liant, & ad quietc vivendum caritatem. (Einen frepgebigen Wann ^attjeterman tief»»
Sin mtlber / mann et tÓMidj f ranef /
©iebt ban erft recbcber'iugcnb Sntcfjfe/ Ein »ober f lagt / nnb fagt tbm Sancf / 3a rttbtnt fein cfcclcé @ciud)fe'. J)ier girren lauter iaubeietn / 5tctn ©cpcré'tuf f omrat bicrbem'it; SWan fucfctibmmicbcr jfraft ju geben; (£in jeter umnfcr/t ir;tn lange's geben. L'Homme bien-faifant eft aimé de tout ls
monde. Heureux ces Hommes innoecns ,
Qui Vainqtieurs abfolus des fens ; Quittent avec plaifir cette obfeure dsmeure· Quipartage leurs biens avec que jugement' Et qui font affure^ qu'entrant au monurnef11' |
|||||||||||
Leur digne Succeffeur les regrette & les f
|
|||||||||||
5'
|
|||||||||||
HoRATIANA
|
|||||
56. Yder helpt den milden.
ã *\omt een milddadig menfch in nood ,
eIyyl hy heeft veel deugds bedreeven , ju ■*■ oond elk zich treurig om zyn dood. ^1 Wenfcht hem een gelukkig leeven. r "laer lyd een vuile vrek verdriet; 5^ menfch vertrooft hem met zyn zeegen.
tk ■er elk afkeerig van hem vliet, gierigaert heeft yder teegen. Ç
|
|||||
H4 Emblemat α
|
||||||
VARIUM PECUNIA DOMINIUM-
·£<*. ι. Imperat, aut fervit coUeBa pecunia cuique :
»ftfi.i». Tortum dtgnafequipotitts,quam ducerefunem· Lit. ι. Qui me Hor fervo ,qui libcriorfit avariis ,
epiß.it. In triviis fixum ctimfe dimittit ob aßem ; New video. Nam qui cupiet, metuet quoqueporf0·
Qui metucns vivit, lieer mihi non erit umquatR· Qui pecunia; fecvit , & praefentibus 'compedibtf' conftiingitut, & fututis paratut. Serm.is Optimum proindè magni ^uguftim confilium φ·?3*1'.'
de Veri. mon;; tui j <^ιιο cs ligatus, cotnpedes inhac vita rei0'' 7>oot. VC) abjicc £ te divitiatum oncta, abjice vincula v<*' luntatia. |
||||||
Stcit^t^utn tji 31U& ben ©ut&cn.
€é biet« / ïmb tcirb bcfctcnc He @elb /
3(ï 5?nccf)t unb ijcrr / gcbotcbt nnb bdffc t/ 9lad)fccm eébtaiicbt line nftet Me 2ßdt / CBnt> Γιφ bet ^ucjcnb je bcfkiffit. ©et Sßcifc t)crf(bt-/bct ZW faßt bin 3uSu§bcê@olbcöSoHiüin/ Sic biliiebev im (trief fout' tyttagtw / 2llë tbn um unftc SSetnc ($lf ngCH. Les Richeffcs font bonnes aux bons.
La plupart des Mörtels font fi peugenereux >
Qjfih flatent lachemcnt des monflres trop heu*1 . Que leurs biens mal acquts font C ob jet de /V»v/ 'j Moy qui n'ay point comme eux Ie courage ab^ \e vtux toute ma vie
Jßt'prifer la Fortune, i?führe la Vertu. |
||||||
HOKATIANA,
|
|||||||
il?
|
|||||||
.57· Het geld diend of Voord gediend.
{? üft zich ontflaet van dienftbaerheit
-^Fkdoms llaverny kan vlieden, {? "eeft 't zware juk haer opgeleit,
J^ag die grootvorftin gebieden. ïo ^er w'e ^e koningin 3 net geW »
JLhare boeien zelf komt nooden, ||J"*0ud zy verftrikt in haer geweld, geld gebied, of word gebooden. Ha |
|||||||
Emblemata
|
|||||||||||
ιι6
|
|||||||||||
LU,-. ,. STULTITIAM PATIUNTUR OPES-
epiß. iS.
Plutus divitiarum Deus ä Stultitia cucullo induitUt'
Divites enim omnia impunè agunt: at è contra Pauper amet caute > timeat maledicerepauptf'
0vl^ Aurea nunc vere'funt fiscal a ■" flurimus auto
tib.2. de Vcnit bonos , auro conctliatur amor. arte. Jpfi licet uenias Mußs comitatus Homere ■ Si nihil attuleris > ibn Homere foras. At vide hïc infauftum Midx exemplum a Pocti» >*
decantatum. Menard Omncs itafentirë oportet:
in Snar Qi'ód omnibus maxima vis 3 iffotejttts ßx divitiis accedat. |
|||||||||||
Stein 2φΐ afleiu.
.*5>er 9ïcid>' tragt oft ben barren fcii/
Jpcgt taufenb 2t,fcn im ©ebtme / •2Snb wirb bei' Silavrfceit fo ju 'èbcil / Sari er |tc tragt bor feiner iStinie. £>b SWibaö fd)ou nad) 2Bnufd) i(ï rcict) / (So mad)t ti)ii bod) bcm £fci aJcW) Sic 9iartiif»Papy' im 9tat{> beï ©otfer. ©er reidjen %fo\ beit fuift and) (Spotter. |
|||||||||||
Un avcuglcment eft fuivi d'un antre.
Ne te vante jamais ni d'efprit ni d'adf^ ^
Puur avoir flus volz'que n'ontfait tes Af-'"*-,, M'dfis etoit toat d'or ,- is4 malgrz' fa ri^"1'· ,-. 11 faff~a four un Afine aujugemmt des Vy· |
|||||||||||
HORATIAN
|
||||||
58. Den ryken ftaet alles Veel
|
||||||
ji» Als Marfias flechts op zyn fluit,
Iec barfch gezicht, begint te blazen , Q Roemt yderkinkel dat geluit, e»yk vorft Midas, hooft der dwazen.
YjWat grillen ryken Plutus maekt, at ïotskap hem werd omgehangen,
1, ^>een zoo vrymoedig die hem laekt. y Werd voor wys by elk ontfangen. Η 3 |
||||||
iiS Emblemata
|
||||||||
P'ECUNIjE OBEDIUNT OMNIA.
jjy . ------omnis enim res > .
Satyr.3. Vtrtus,fama3 decus ,divina , humanaque pulcbrf
Divititsparent: quas qui conBruxerit, tue Clarus erit, fortw,juslns ,fopieHs , ctiam iff ReX> Et quidquid volet. Hoc veluti virtute parajum Speravit magna laudi fore. *Ari· Plutus diritiamm Deus, cxcus eil & claudus, durtl
tioph. accedit; alatus veto, cum tecedit.
in Plat. . ., r
rroh y ut nihil janum reperiai ufpiam ,
Sed omnespariter ferviant, villi lucro. Lib. 3. Aurum irrcpcrtum, isrfic melius fit um , |
||||||||
Oi. 3.
|
||||||||
Cum terra, celat, fernere fortior y
Quam cogere humanos in ufus y Omne facrum rapiente dextrd. ©clD bcrfd;et über aU<ê.
2Ber reid) ß|ú/ wirb @ered)f gcacbt't/
©oftgford)t{g / 2Beié unb ß)èö toraSifccf/ grom/ tapfer; unD berfibmt gemacht; 5« lebt in 'vtiigcnb ebne taM. S>aö fdjreibt tbm ju Die fa!fd)e 2BeIt / ©Olana/ er lebt-unb gibt fein ©clbf. SSann aber ibw Die <2kei ausgebet / èï (lebt man/ rote Mfj 2ob begebet. Tout cede au demon des richefles.
Jdonßre de qui le front efi ceint d'un diad^ j
Corrupteur des ejprits , fier tyran des Morte^s' Qui peut te refifler ? puijque la Vertu merns Quiliant ce qu'eäe ejl, t'e'kve des Autelf· |
||||||||
Hor Atiana
|
|||||||
II^
|
|||||||
59. Alles knielt voor het geld.
buigt zich niet eerbiedig neer
°°r rykdom, blind en uitgelaten ! j. Geleerde en flechte, knecht en heer, ^Godsdienft, deugd en hooge Staten. Q Waerom ? wat gaven heeft het geld ? ^dat men vroom acht en rechtvaerdig, üie Plutus goude fchyven teld, Was hy zelfs verachtens waerdig, H4 |
|||||||
WmsBsml·
|
|||||||||
iio Emblem at a
|
|||||||||
QJJID NON AURO PERVIUM.
,·α Inclufam Danaïm turrü ahenea,
od. it. Rgbitflxque fures, i? vigiljtin camim
Trifles excubite, munierant fatis Noäurnis ab adulterts;
Si non Acriftum, Virginis abditte Cußodem favidum 'fupiter , & Venus RJfiffent :fire enim tiitum iter j ifpatcns * Cunverjb in pretium Deo,
Aurum per medius ire fatellites , Et p°rrumpere amat faxa potentiüs IBu fulmineo. |
|||||||||
2S5o cê ©oft regnet j i\t fein 3)αφ ju Hdjfc
@oft> brritflt fcnrcb @fabl mit €ifcn t>in /
©iblagt üföaurcn/ 2βαΗ unt> ^burn *n trfijticrfl > SDaé Sicblos ipritiiit auf ιιαφ iinfcrm ©ίπη / Sßamwjuihu ©djlüffclttcribm fïbivnmern. ©oi? macfjt; frafj nfcmant> |ïa«r>fcfi ijl / ©IX 2öi ijci' t>je Söemuilft \>cn\\\Jt l £>aé 9tccbt bk qjjiiifct / ter Saufet) bic Sctjcc/ S)k 2ßact)ttf?r 3lmt/ Die grau ibr' (£bre. L'Argent corrompt tout.
Beaiitc''qui mets nas cceurs en eendre,
Et qui mime des Dieux fak tes adorateurs j L'or efl Ie Roy des Encbantciirs , ( Honcceitrtout fier qu'ii e/2, ne fcauroit s
dcfendre:
Et s'il trouve des acheteurs ; 11 τΐα rien qui ne fait α vendre. |
|||||||||
6Ό. Het goud dringt aües door.
£.Die Danaè' haer kamer floot
111 geile liefde te beletten,
jj Maekt van het goud haer luilgenoot. "^tgoud kan poorten open zetten. ji.öaer hoeft geen blikfein noch gewek: ^n ziet rondas en fpieiien vallen ,
t> Uit fchrik , voor het ontfagbaer gele. ^ec Werpt om laee de hooge wallen. |
||||
122 Emblemata
|
|||||||
PECUNIA DONAT OMNIA-
£»*· r, Scilicet uxorem>cum dotcfidemquefó amicoh
''" * '* Et genus, is formam regina Pecunia donat, Ac bene nummatum decor atSuadcla,Vcnuf<j,ie' Bi'i'e- Jngent vis eßdivitiarum ·■
rofh Quds qui naäw eß } nobilü flatimcvadit.
Da teflem Kpm<£,tamfanBum,quamfuit boffi'
Satyr,*. Ν uminis Idcei : procedat vel'Numa , vel <p'
Servav'it trepidam flagranti ex adeMinerv4>»' Prottnus adjcnfum , de moribus ultima fiet Qittfslio ·· quotpafcitfervos ? quot poffidet agf^ \ugeral.quam muit α magnaq; paropjide ccetirf' |
|||||||
©elb giebt alles?.
©cf Sïef^tbum tt>cHct afleg aujj;
£br' / 3(bcl / 2ßetb / uiib ÖKorgcn*gabc / 2Ber rcid) t(ï / ber bcftgt fcfel fcabe / i8icl£rciuSrcunbe/Ï>ofunb.£aus. ©et SXctcb tbum macfjet bcfjitcb, fd)én / ©ie Sfnimmen gang gerate getjn/ ©ie labmen Arópcl tapfre geringer / ©te Starren f (ug / bic 3tlttn junger. Si Tcrftte eft riche on Ie prend pour Achill*·.
O qw. tu f ais d'outrage au χ vertus heroique''
Dont Ji faußement tu te piques ; Homme fans honneur ir fans fiy. T« flatcs lachement un infame Tantal? i Et Ie cceur cmbra^é d'une fiamc brutale' Ju fan de fon argent, ton Idole & tonW |
|||||||
Ç Ï Â. Á Ô É Á Í Á,
|
||||||||||
123
|
||||||||||
/ff
|
||||||||||
ÜHM
|
||||||||||
/:
|
||||||||||
61. Het geld geeft alles.
b ^e groote koningin, het goud >
a^ hare gunften opgedragen
5j **eri eenen ryken, vuil en oud; i^ks kon hy Venus oog behagen,
b £y fchenkt hem adeldom > verftand, IJfchoone vrouw en brave vrinden :
>t j"e deugden gaen hem aen de hand. *s by een ryken al te vinden.
|
||||||||||
124 Em BIEMAIA
|
|||||||
AVARÜS QUjESITIS FRUI NON AUDET.
IM. i. Si qua emat cytharas, emtas comportet in unuffl'
Satyr.3. Nec fiudio cythane, ncc Mufie deditus uUi: •-----quid difcrepat iflis,
Quinummos >auritmquerecondittnefciusutt 2
Compoßta, metuenfque velut contingerefacrii"1' Si qua ad ingentem frumenti ßemper acervurn PorreÜus vigilet cum longo fuüe ; neque tllinc Audeat eßtriens dominus contingere -rranuni > Acpotiüsfoltk pareus vefcatur amaris: ' Sipoßta intus Cbij , veterijque Falerni Mills cadis, nihil efl , tercentum millibus, act1 ^ Potet ace tum. Are,fi iff ßramcnta incubet un" oftoginta annos natus, cuiflragula veflis , Blattarum,actinearum cpttLe'putrefcat in tfci' S)cr (Seilte ί|ΐ fein Jjerr feines eignen ©utfc»·
2ßcr Sauten fauff unfc braucht fle ηίφί,
26em/ bep ber gtiflc feiner ©fttber / €in fattes SWabt / aus Ocig / a,cbncbt s . ©cynbbas niefet root^ro pÄnccbts=genuitber? See ©eil? aebt't ® fei / ffnetbt / ποφ 'PfcrD Qlüa) nicfctetnmablbcv Sftotbbuiftrocnb; ja fcbUcflï Vor ibm felbfl ftfttb' tinb ftefler / <2>nt fpabrt fein ©elfc bis auf ben .£cßer. |
|||||||
L'Avare eft fon bourreau.
Now. Il n'efi pas befoin d?invcnter unßupf'1"
Pour punir ce brutal de jon avidite'. , j II s'esifait fon bourreau par exces d'avd*1
Etfeait bien Je punir tomme il a merite'. |
|||||||
HoRATIANA
|
|||||
6%. Een ryken gierigaert is arm,
£ ken Ezel, die rozynen draegt,
e'diftels, aen een duin gewaden. κ ^oo werd een gierigaert geplaegt:
yfluit zyn kleeren in zyn kaflen, s fc.n draegt een kale p'y, uit nood.
'•i fchuur en kelder legt geladen ; ï?_70c^ drinkt hy water uit de floot,
*an. zich meteen raep verzad^n. |
|||||
12«? Emblemata
|
||||||||
HERES INSTAR VULTURIS ESSE
SOLET. ——* anus improba Thebis >
ßßÀ/, é. Er teflamentofic efl data. Cadaver Sayr.f. XJn'dum oleo largo ,nudts humeris, tulitherd· Scilicct elabifipojfet mortua. Credo Qudd nimiitm infliterat viventi. "Plutar. yjt pr:el:etfluens aqlla null0 cect0 colore eft.fed ie"1'
per tefert colorem fubjecti foli: ita adulator , aut hete' dipeta , fui diffimilis eft , pro re nata fefe adaptans. TUut. Mud efl , vide , ut jam quafi vulturi triduo
Priils prxdivinant, quo die efurifient , Mud inhiant omnes. |
||||||||
£>c|j ®c%é 25o jjfccii Mf «ucf> çáö fdtum %fil'
3>e<5 ©ciijcé ic^tc jfraft t(t Mfj /
©afj er aus Sfatb / auct) ðáö bem (ïerbeu/ Sera (£tben fucbt ctti j)inbcrnfiê / SBnb la|t fein Sïacb-jjiitb. eb/ ixtberbett. (Sin 2Beib ju ^ebe gab aué Sftetb Sctrt Srbcn fferbciiDben 55òÃößË; 61 feit' mit ÖcbJ ftc uatfcnb falbew SSnb fo auftragen / erbené halben. |
||||||||
La malice de à Á vare vit aprés fa mort·
UAvare efl plein d'ire iff d'envie ; i}
Le temps qui cban<re tout, tien changepoift
fort.
Il fut mt'chant toute fa vie , Il Peft encore apn's fa mort. |
||||||||
HORATIANA.
|
||||||||||
127
|
||||||||||
61. Een Erfgenaem is als een Gier.
b ^Geviel van een Thebaenfche vrouw, |
||||||||||
ger
|
||||||||||
bj z.e eens zvn 'ianc' ontglippen moge,
^"oit haer los liet by het leeven,
'tij*11 aenzag als een roofgedrocht, e& gaepte, als zy den geeft zou geeven. .
|
||||||||||
Emblemata
|
|||||||||
128
|
|||||||||
PAUPERTATIS INCOMMODA-
i.iti. 3, Magnum Paupcries opprobrium ,jubet
od. 24. Quidvis irfacere , ifpati : Virtutifque viam deferit ardudl,
M'ifer hic, ad Virtutis, atque honoris templum >v>' andctvukumattollece: dura,acditaPaupertate,reclaß ipfi femitam praicludente atque impediente. . Nonfacilé emergunt, quorum virtutibus ob}** Sat^ ' Res angufta domi.
Pauperies inimica bonis efl moribus.
Omic. Ad 0'nne timidus pauper efl negotium :
grxcui. Nam je eße credit omnibus cmtemtui. ^ilcUt. Architx Pliilofophi diftum «at: fapientem uniculf embl. habere incommodum, paupettatem. Hoc ipfum , * '"· ciato tefèrente, juvenis quidam altumdeplorabat: In^enio foteramfuperas volitarcper ar ces,
Me nifi paupertas invida deprimcret. |
|||||||||
SBae&Hfftïuflenio&ncötlM.
©aeSkifitfccrQiugcHb fcfeeiuct ηίφί /
SBann (ïetbs t*cm machen ©etjl gcbrict)C S)oe9Äittcl feinen ©ianßju Jticji», Sßcrarmtc ^ugenb fan n*icl)t ftägen. La Pauvreté eft plutot bien que mal-
La pauvreté' n'efl pas indifferente ;
"Zenun α tart de la mettre en ce rang- Par fa vertu y l'ame la moins puiffante j Stut triompher dt la chair ϋ" du fang· ^ 64·^
|
|||||||||
Ç O R Á Ô É Á Í Á.
|
|||||||
É2Ñ
|
|||||||
^4· Armoede is een flechten raedfman.
£i u e' overvliegend van verftand,
^j1 voelr van Armoe ftreng regeeren,
^ Wanneer zy , wreet met forfle hand, eJ^ tracht van 't deugden pad te weeren j
'tt? n wort bedrog zyn toeverlaet: ^B zy , van hooger geeft gedreeven 3
\\r*v, opgewekt door beeter raet, eer keert te rug tot eerlyk leeven.
|
|||||||
»3 o Emblemata
IM. /.NIL EGO CONTULERIM JUCUNDÖ
Séuyr.f. SANUS AMICO.
Amicus amici caufsa, honores, dignitates, voluptä'
tes , divitias, csteraque fortuna: bona neghgit, atq« afpernatuu. Notum illud Sapientis : Verde fecunm l"lcf· prof ter *wic«w;pEefertimjucundum. Nam amicof 'º cundo mdgis egemm , quam aqua "vel igne. Amicus triftis & quemlus non comparandus.
tecle- Mclius funt du° · 1a*m unum : habrcnt cnim e0oa
f,<tfl.+. lumentum focietatis : vx foli, quia ciim cecident, ç habet fublevantem fe.
Lib. de Non enimtefte Caifiodoro , validier vel efficac^ amicit. eft vulneribus nofttis medicina, quam habere, qui o^ cap. s. ni incommodo occurrat compatiens, omni comnio< occurrat congtatulans, ut junflis fuishumeris on
iua invicem tolerent, & quod unufquifque ptop«
levius , quam amici portet injuriam.
©n SRenfefc ifï Ké antern ©otf.
©er treuen grcunbfóaf t ö^öß fleb't feft tm <Sr1^
uut) ©djergtn. ì
Sin ©tun/ ein SEBiü' / ein 2But#; ein Jjctß
troepen ßer($en / .„«
©ie&t <£bre / 2ßurtc/ ©db çñö SÏMiift fl«"
niiitan. _ lt,cti
ß25ïß bent/ fccv tiefen ©öáÀ} bep 2»tnf<&cn Ñ
f au.
|
||||||
L/Homme eft né pour aimer.
L'amour anime de [es fla?nes ,
Taus ceux qui jont dignes du jour. Les hommes qui lïont point d*amour > Sont des corps qui vivent fans ame. |
||||||
J· Een goed vriend is de grootfie Schat.
vriend acht zynen vriend veel meer
a" 's aerdryks dierbaer goud en fchatren. j "y tracht zyn's halsvriends nut en eer, |
||||||||||
gen voordeel te bevatten.
|
||||||||||
ü;
|
||||||||||
ty"e Vriendi"chap kent geen ftam noch bloed ί
j^1 «et alleen vernoegt zich vinden , ^«t >-°ï Weldaet >uir een trouw gemoed j
«chtbaer teiken wflchen vrinden* |
||||||||||
33s Emblemata
|
||||||
AMICITIi TRUTINA.
LH. 1. ·-----amicutdulcis ,ut£quumeß ,
Satyr,). Quum mea comptnfet vitiü bona, : pluribus hififi
Si modo f Iura mihi bonafunt > inclinct, amaf* Si volet: hac le?e in trutina. ponetur eadem. Laen.l. Zeno Cittieus rogatus , quid reverä effetamicus · 7.ct. tefp0ndit; Altétego. Plutar. Mufica conftat è divctfis, puta gtavibiis , & acuti»
»nAfiM/intecfe tatione difpofitic : at amicitia conftat fimilibu5' S*Uu!t. Cupcte eadem, eadem odiiTe, eadem metuere , ho' lugurth mines in unum cogunt: (ed hxc intet bonos amis-'i"3 eil, intet malos fiftio eft.
Seneca. Dicebat Hecaton : Ego tibi monßrabo amatorium /!'. medicamento, fine berba, ,fme ullius 'venepae carminc: /» y'
amari, ama.
|
||||||
Set Srcunbfdjafft 25agc.
SZBicaC auf ©cbre^ltgfett t>e$ greunbes 3niücll!'
rninber/
©0 lea/ ibm beiiie Sieb' in feiner Scfialc jtt. .,
3>an (ïcbn ffe beibc gleich 3>aü wirb Der f(r)tv«^
©ünfccr / m
SBamibu ja frommer biff/ αιιφ gkici) fo frO'1"1
aidbu.
En aimant on fe rend parfait.
L'bomme re$üt dgalcmtnt,
JLe bim iff le mal en parta^e :
Et Dieu l''a fait expreßYnient >
Afin que fa vivante image ,
Out auxfoim de l'amourjon accomj>!ffi'n{1 '
|
||||||
Çïâ,áôéÁíë.
|
|||||||||||||||||||
ff <?. Een vriend verfchoond zyn vriend.
o Weeg fteets uw vriend op vriendfchapsfchael:
Preek met beleeftheit van zyn daden j |
|||||||||||||||||||
^Oo
|
Crfrhnnn hpm mpt- fpn 7ir>!>t-a moI
|
||||||||||||||||||
Cifchoon hem met een zachte tael,
|
|||||||||||||||||||
^° gy hem ziet geneigt ten quaden.
|
|||||||||||||||||||
÷-· enniiider dus, door vrientfchaps plicht,
yjj misilag; zoo 't u kan behagen, |
|||||||||||||||||||
"at, als gy dwaelt in zyn gezicht,
|
|||||||||||||||||||
l'We feilen mag yerdragen.
|
|||||||||||||||||||
Hv
|
|||||||||||||||||||
Ia
|
|||||||||||||||||||
154 Emblemata
|
||||||
AMICI VITIUM NE FASTIDIAS.
., At pater utgnati ,fic nos debemus amici,
Satyr ι ^' 1tl0^ l*1 v't'um nonfasiidire. Strabcnem
Appellat fatum pater ■· ifpuUum, male parvtii
Si cui filius efl : ut abortivas fuit olim Sifyphus. Hunc varum, diflortis cruribus, i/tëa Ba/butit fcaurum , pravis fultum male talis· Parciiis bic vivit:frwji dicatur. Ineptus;, Etj'aBantior hicpaulló efl ■■ concinnus amicis Poflulat ut videatur. At eil truculentiorjatqi1' Plus <equo liber : fimplex ,fortijque habeatuf· Caldior efl ·' acreis inter numerctur. Opinor, H(£C res ïfjungit >junftos Iffervat amicos. ïliiim. '------vitiis nemo fine nafcitur : optimus Uk efl >
Qui minimis urgetur*
|
||||||
gmtnbeii gefcier fcynfc feine gefcicr.
©icidj »ie ein kaffer (tctbê bic gebjer feiner f ίιιί^
3u bccfcii fu(t)'t burd) ©djer^ uub tSgiid) ji'»tr miiibeni; 2(ufeben fo(d)e SDetè tmb 2trt fo berfc bn ( .
Qiiia) bciiics? grcunbc$2>$anb uub gegier glimpf'
L'Ami ne voit point Ie defaut de l'Am<·
L'amour parte un bandeau , feul pareil a J '
mime ;
Qnne voit au traven 3 rien qui nefemble beatt( Quiconque veut aimer > doit porter ce banden % Et trouver tont parfait en la cbofe qu'il aim?·- |
||||||
HORATIANA.
|
|||||
6η. Lief zjet geen leet.
»De Liefde ziet gebrek voorby.
*en zal in fcheele en kreuple zoonen ,
>. In biiltenaer, of hoe hy zy, e vlek met malfchcr naem verfchoonen.
t, Een geldverfpiller noemt men mild : ^fuffer zal na kennis trachten.
£ De fnoever ichynt van 't vroolyk gild. 0ü kan men 's vriends gebrek verzachten.
14
|
|||||
Emblemata
|
||||||||||||
iV
|
||||||||||||
SM. in IDEM VELLE ATQUE IDEM NOLLE , EA
Catil. DEMUM FIRMA AMICITIA EST. lib. i. Nee tua laudabis fludia, nut aliena reprznde''
epijl.is. Nec,cumvenarivolettlle,po!imatapangc^· Gratiafic fratrum geminor urn Amphionü M*^ "Zeti dijfiluit: donce fufpeßa fevero Conticuit lyra. Fraterms ceßlßeputatur Moribus Amphion. Amphion, & Zethus, Jovis & Antropx filii, div^1
ftudii fuêre : Amphion cytharae; Zetus autem venat'0' ni, ac rutalibus exercitiis dcditus cüm effét , marfl' inteceos animorum dilTenfiqexftitit, nee ante dei" ' quam abjeftä Amphion cytharäfua , ftaternis in«11 veftigiis. |
||||||||||||
©leider Sßilie gibt tic bcfïc gr cunt fcfcaff.
2Βαπ eins tem antern «octi^t / tafi fotincn c'"li'
werten
Smccii bon ungleicher art. 2(mfton féroctget W' ©o oft fein Vorüber bla.fi jur Sagt ter SBtiitc -ßc bin; ,,]
Φαπιαφ fc^iveiatSetuö αιιφ / man /ener fyia
Witt. |
||||||||||||
Il faut aimer pour ctre aimé.
Les Amis doivent tour ά tour
Se timoïgner leur de'ference. Ceux-la n\nt f ai beaucoup d'amour Qui nOnt guerss de complaijance. |
||||||||||||
*
|
||||||||||||
<J8. Eenfgez.ir.theh maekt vrientfchap.
|
|||||
öat eenfgezintheit liefde baert,
'aet Zethus en Amfion blyken ; . Deez' wraekt zyn harp, naer kunft gefnaert, 'tti beeter Zethus te gelyken, . Die tot het jagen was gezint. 115 zal een vriend, tot vriendichaps teiken ,
r Beminnen 't geen zyn vriend bemint., "°o ver de reeden toe kan reiken. IS
|
|||||
138 Emblemata
|
||||||
DOMI ARGUS, FORIS TALPA.
Lil·, r. Cum tua'pervideds oculis mala lippus inunft11'
óaijr.j. Qur jn amicorum vitiis tam cernK acutum > Quam aut aquila > autferfens Epidaurius · &
tibi contra Evenit > inquirant vitia in tua rursüs iff iti·
Aliena vitia ante nos pofita, veluti in mantica acu'
cernimus & petfcrutamur; noftra veco poft terga t^,a' qnimtis , qua; tarnen aiienos non effugiunt ocul<?5' Haec fcilicet mifeca philautias eil conditio. Ttrent. jta comparata eil hominum natura > Heau- Alicna melius ut videanti? judicentrfuamf11"' „ r Sic nemo injefe tentat defcenderc , nemo : Snt.1. At prxcedentK jpetlatur mantica tergo. Max. Illud Hotneri frequens in ore habebat Socrates ·' f"· t*> ------' ne curetis,
JEdibus in noflrts queefrava aut reÜá gerand I
Sicfjc jutoortcu SSalÉcu aufj fceinem ?iuj,
.©er £ij}cn<licblcr fucinmtt Stictisnm^Mcrd^1^
®c$ gmmï>eé gc&lerauf/ Paraujj fein ©tft ø ta gen;
©ein' eigne Saflcv ficr/t cn»ic ciu $?ati!unirft a"' SBnD penit iiid)t / ra& cé ßß)çé áééö tt>iDcrfat)rcii W' |
||||||
' Rcfpecte ton Ami & prend garde ä toj·
Doux & traitres cenfeurs > Amts á deux vij^S .
Qtii croje^fauffement, que tout votts efl perM"' Connoiß'e^ vos dcfauts : &fi vous etcs fages > Vousferc^ inditlgcns á cetix de vos aimu |
||||||
Ç Ï 1 Á Ô 1 Á Ê Á.
|
|||||||||||
ú19
|
|||||||||||
'^
|
|||||||||||
^9-1' Huisfcherper toezien als buiten.
í. '-oek neerftig in uw eigen hof
^ onkruit, 't geen 'er groeit, te wieden,
f t Geen andren raekt, 't zy fchande of lof,
*!?t zulks door anderen gefchieden.
> j"Orzie vry fcherp, op uwe borft, * eigen zak, in alle hoeken 5
y Maer die gy op uw fchouders torft, aet die j ditn '1 aengaet, onderzoeken.
|
|||||||||||
140 Emblemat á
|
|||||||||||
C U I QJJ Å S U U M STUDIUM-
Lik. é. Quam feit uterque>libens,cenfebo3exerceat arte,,t' tpitt.14. . ;
LU, J> Navem agere ignarus navis timet : abrotart1"
epiSi. /. <£gro
Non audet, nifi qui didicit, dare. Quod Medic°'
rum efl
Promittunt Medici 3 traBantfabriliafabri. olm- Non csl iillum humani infortunij
fbtdei So/atitim dulcius in vit á , quam ars : (cmicus Dum enim animus difciplin.e vacatfux, Latanter praternavigat 3 <tr oblivifcimr cala^'
1 tates.
Hip- Paterna bona, tempus interdum facit
farch, ^iiena }fervans interim corpora : » TJnum autem vitteprafidium in artibus fituin eJ '
ovü. Artibus ingenuü quarttm tibi maxima cur á efl
|
|||||||||||
Poiito.
|
PeBora mullefcunt, ajferitafquefugit.
|
||||||||||
SBftl *8pfc/Mcl©imif.
Sin (eter finbet feine 2éé(ú
3u tem SEkntf/ t>cr tfem bcronjï / 2ßann et itm mit S tf «iitmig ttcibct / OSnD ftct&S in einem Eifer bleibet. |
|||||||||||
Chacun doit fuivre ion inclination.
Veux-tu laißer de toy d'iUuflres monument >
Ei vagner uneplace au Temple de la Gloire· _ Suy les Arts immortels des filles de meinoiïe' Et nefores jamais tes nobles fentimens. |
|||||||||||
HORATIANA· 141
|
|||||
70. Elk.in het geen hj Weet.
k>c ?.y Dokter, Schilder of Poëet,
at zy de kunlt te boven raken,
]> öaej- elk zyne uuren aen befteet, an hun vermaert en achtbaer maken;
η Maer die, te grootfch op zyn verftant, eJjl kunften wil gelyk bevatten,
·>, olyft hangen aen te lagen trant. ? veel geperft dreigt uit te fpatten.
|
|||||
141 Emblemata
SUA NEMO SORTE CONTENTüS·
Lik, t. optat ephippia bos piger: optat ar are caballus,
ept> .14 cuipiacet aiterius }jua nimirüm efl odiofors· Lib. 1. Qui fit 3 Maccnas, ut nemo, quamfibifortem
Smjt.i. $eu ratjg dederit, feu fors objecer'it , illd Contcntüs vivat, laudet diverfafequentes ?
O fortunati mtrcatores , gravis annis Miles ait, multojamfraftus membra labore· Contra mercator , navimjaBantibus Austrü > Militia efl potior, quid cnim^concurritur-hor^ Momente aut cita mors venit,aut viäoria Uta· Agricolam laudat juris legumqueperitus , Subgalli cantum confultor ubi ofltapulfat. „ Illcdatis vadibus qui rurc extraBits in urbetne)' Solos felices viventes clamat in urbe. SJlicmanb t>cr<jiwjjct |ί'φ mit feinem ©taut.
©as trage Sïiitt) t»iii fein ge-jaumf /
.©aS <pfeib ein fcötoercö 3«8*Jo4) tragen. 5)cn Äaufmau&unft eé ungereimt 9U* Sißuc&er mit ©cfabr ju fragen / ©er Ärieg fict>ttbm eftbeffer au / ©a er / fcor 2Bud}er / rauben t an. SSinmanb / ηοφ i)crr / ηοφ ber ba pflügt/ , 3ji fa(l mit feinem @lüf Dcrgnügt. Le Sot fe plaint toüjours de fa conditio»·
Nous accufans les animaux»
Hes defirs dzregle^ dont nous fomtr.es coupabjf' . Manies hommes tousfeuls ont defigrands def* Les bètes n'en font point capablcs. |
||||
!
|
|||||||||
HoRATIANA.
|
|||||||||
I43
|
|||||||||
71. Niemant is met tjft lot te vreeden.
|
|||||||||
ê Oc werk-os, die den ploeg veracht,
^'ad toom åç zadel van de paerden ,
u If haer gebruik, van meerder pracht. 'l Paerd houd weer den ploeg in waerden.
{y Wie leeft te vreeden in zyn naet ? e fchipper wil zelf handel dry ven.
Q Oe boer ziet weelde in een ibldaet. eea rncnfch die in zyn ftant kanblyven.
|
|||||||||
Emblemata
|
|||||||
144
|
|||||||
IN QUOCUNQUE VIT^E GENERE
PHILOSOPHARI LICET. LH. i. Sipranderetoluspatienter>Rcgibusuti
epift,υ. Wollet Arittippus; ßfciret B^^tbus uti ,
Taftidiret olus , qui me notat.
. Atiftippus Philofophus Alcxandto Maccdonum Rc'
I.2.C 's. g''CUm °b %>ientiae ftudium, tum ob moium facil"'1'
tem, gratus acceptufque fuit. Diogenes aulicam rili Fliilolopho nonconvenite exiftimans, Atiftippum > 1 fotte fuä minimè contentum , atguebat: cujus mo!* tionem eludens Atiftippus. Sijcires, inquit, Reff, uti ,clusac mendicitatemfaflidires. Munus cettè Ρ"1' fophi eft, circa Ptincipes verfati, ut eos doftiotes,* liorefque teddat. ^trißtp Vtrtuofus bene ittitur quibufcumquc. Ovid. PcBoribus mores totfunt, tjuot in orbe figUf" Qutjapit j innumeris moribut aptus erit. SMc iZBctóbcitijt überaß ju £aufj.
©fc SBcfóbtit U\\ fo ml in©*Sff«»bfttfen root^jj
2(1έ mter giuftcn Söurg bep 'ibren gfitbncnftre«" ©tfetlet ftd) forool ju^titiftippue ^radjt / 2ttó ju Siogcncß 'ber aden $racbtfccrlacr/f. En toute condition on peut ctre VertueU
En tous lieux la Vertu fe trouve,
Cbacun peut entendre fa voix > Et bien fouvent <m la découvre, Teile parmi les bruits du Louvre > Qu'elie eß au fiknee des bots. r (fl 72."
|
|||||||
Ç ORATIANA.
■Ñ
|
||||||||||
145
|
||||||||||
G een â act belet de oeffening der Vpysheit.
|
||||||||||
> Die luft tot wysheit heeft, vint ftof,
4y met Diogenes, verfchooven,
js^fAriftip, in's koningshof. ^ysheit ftreeft de plaets te booven
Q De kunftenaer, die 't goud begeeft, '^ zyn figULiren te verryken ,
* ^choonf hy oneedler ftoffen heeft, et eeven fchoon zyn kennis blyken.
Ê
|
||||||||||
Emblemata
|
|||||||
146
|
|||||||
VICTRIX MALORUM PATIENTlA-
Lit>. 1. Durum :fed levius fit patientia,
Od.if. Quidquid corrigerc efl nefas. ttert. Muitte patientiae exemplat Soctates, ab uxote cc«1'
in vitx, tumeliis petitus : Peneste ejl, inquit, hialedkere iptt*s me autem reBè audire. E««/>. Altera duorum coüoquentium indignante ,
inïrote- j^ qUife non opponit, plusfapit. Virr.M- ——fuperanda omni! fort una > ferenda efl·
©ebult ubertmnfcct attcs.
<£fn roetfet QJÏcnfct) t»irb bcflet ntd)t /
2tlö bmd) ein bèfcë Söcib / beroiibjfet / ©fté tb" mit £aftcr-tt>oucn (tict>c. / SBub nid)té / alé feine 8>d)tnad) / begehret. <£tn ©oeratcö ifl tiefet SWanii / * Set 2Beibcr'§r->fel bulbcu tan; ®et feine grau fid) / obu' entfern / SKit Stammet* Saugt laffct negen. Qui fouflre beaucoup gagne beaucoup·
O» tient qiCun homme doit paffer
Pour ww lache & pour un infame ; , Quand il i'idure que fa femme j Le Cuiffe d'un put α pißer. Sacrale c 'pendant ce Docteur autbentique, Soütientpubliquement que c7efi une Vertu· Quant α moy qut toüjours ay craint d'ètre btf fepenje que la choje eflfirtprobkmatique· |
|||||||
HORATIANA.
|
|||||||||||||||||
73. LydzAmheit vereint.
h Hebt gy gekreegen binnen boort
en fnooden, daer gy mee zult varen : jn Gy zyt in 't Schip. Gy moet nu voort.
Us kunt ge uw Lydzamheit bewaren. |
|||||||||||||||||
be
|
Je wyze Sokrates verzacht
|
||||||||||||||||
gramfchap, met wat böt te vieren
|
|||||||||||||||||
W&
|
t quaed verlieft zyn grootfte kracht,
|
||||||||||||||||
~ iemand ftil en goedertieren.
Κ 2 |
|||||||||||||||||
14$ Emblemata.
EpoJ.------------------------------------------ ------
oi-4- FORTUNA NON MUTAT GENUS.
fot"1" Ctecafoye indignos Fors, ut lubet, at tua don*>
r, ,/ Simia ne maneat fimia, nonfacknt. JtioT,iiL>. *
ι. ep. ai Natur am expelldsfurca, tarnen ufque recurreh
Fttfcum gt ma[a perrumpet furttm faftigia viärix, Senec. -. .. . 'r -
de Vit. Non faciunt equum meliotem auïeihrcni: neqUc
beat. hominem prasftantioiem fottunae otnamenta.
cap. ie. * gona fottunae petindè funt, ut animus illitfsquie*
Terent. poffidet.
Heau· /-J". . A . ., . . „ * ι
tent. ^-i"1 utl 'Clt 3cl oen* i 1UI n°n utitut reite, mala.
Herat, Quo femel efi imbuta reeen: fervabit cdorem
'''*.·/' Teßa diu.
~4iguan Quod nova teßa capit, inveteratafapit.
«» H·"* Heu male diluitur tenerü quod mentibiis bafi1'
Ovcnus. " —-----—"
Sin 2lff bleibt ein 2£ffyt»aitn et Γφοπ eine gültne
Äron trüge. €ö t»H fceé ©lucf cé @piei fo fep« /
£>afjroenig baben/ tic fciel milten. 3m purper trit't Der ^bor berein / intern t>er SBcife gebt griffen. ®οφ blift SRatnr iuucbé ©lucf c$ glo&t iSnf }cijjetbcDbcr2lrf berber. 3>cé 3tffcn3lrtDeT(icBt fein ©ujnciter / 3\ê Sfefó beef en feine Äieiter. La Fortune ne fait point Ie merite.
Mange dejfom un dais ■■ Dors dedans un baluft('
Sok fils de mille Rjk , <hr petit fils des Dieux i Si tu ηΌί la Vertu qui les mit dans les Cieux * T« neferas tjifunfot Uufirc. |
||||
HoäATIANA. I49
|
|||||
74. Natuur komt boven.
j^ Fortuin kan, in het goudgewaet,
^t kroon en fepter zien braveeren ρ Een Sim, die, in dien hoogea ftaet, ee,i' van haer kuuren zal verkeren 5
η Al flaet en floot gyze op de huit, e^ft eens Natuur haer plooi genoomen,
js.^Ien jaegt ze met geen vorken uit: Ie aert wil fteets te voorfchyn köomen.
|
|||||
ijo Emblemata
|
|||||||
Α MUSIS TRANQ.UILLITAS.
LU. ι. ~M.ufis amicus > triflitiam if metus
o ,it. iradamprotervis > in mare Creticum, Portare ventis. cvü.s. —carmina latum
Tr.eteg. Suntopus, is' pacemmentis'haberevolunt·
Uem i. Anxia mens hominum curis , confeBa dolore f
Trift. j^on potif eß cantus ρ andere Pierios : tlcg. ι. Carmina proveniunt animo deduBafereno,
Triftia cum l<etis non benefigna cadunt. |
|||||||
©clebrifceic bringt Sïu&e.
»tti/ bet @elcr)rtbcii licbr / hfäfyt ter 20ci<3É*'{
®<Wttt . ,w Sßor Mauren «üb fcor gorebt / tbt 2(u|ïo$ p'ci
\\\a)tê gilt'f; ©eriZßiiifc/afltpein'sSWccr. ©etcbrtbeft bleibt W febirmet Λ SDamt fifeon fottf überall ta* 'Sn&ude'^
jtfmricc. L'étude des Lettres eft la felicité del'horrtf1^'
Nouveaux 'is genereux Orpbe'es >
β««' /em lil? /4 faveur des Rjiis,
Vene^ au filence des bots }
Confultcr les doBes Fees.
La trifleffe is ία peur ne vomfintpoint lagUc'('
Vous ues ajfrancbis des inj ures du forti
Et de tous les maux de la terre >
Vous n'éprouvezjamaü r\ue ($uy de la 0<>rl·
|
|||||||
HoRATIANA.
|
||||||
75. Wysheit baert Ruf.
|
||||||
De vrees en rou raekt op de vlucht,
*Jaer Pallas en Apol zich toonen jy°y minnaers van verftant en tucht, "ie by de zanggodinnen woonen. y Hier huifveft vrolykheit en vree. ^°o kan hem deugd en wysheit voeren , í Daer geene df'oef heit vind haer ftee , ^°ch zwarigheen 't gemoed beroeren, K4
|
||||||
IJS E JM Β L E Μ Α Τ Α
|
|||||||||
Α MUSIS 1TERNITAS.
Lik. 4· Dignumlaude virtim Mufa vet at mori:
od.t. C.cloMufabcat. O facer > 4r magma ν at urn labor, omniafatu
Eripis, ir popuia donas mortalibus avu?n. r n. . Vixère fortes ante Avamemnona
od. ρ. JAulti ,Jed otunes tUacrymabilcs Urgentur, ignotiqué longa Notte > carcnt quia vatefacro. |
|||||||||
©clc&rttKi'imactKt ttnfrcrbltcfy,
(Bcicbrtbat/ tfctenSafïcrnfcittb/
SDcu SSnWtfranc' aud> jïctbë bef ctegct / ©ie meteb, 't/ ba(j anr gecfjvter fepnb / 2115 ber biet Golfer bat befteget, ©ein© ica bringt tbm nur htr$c $racl)f; "Sns aber tragt auf tb, ren klügeln Sic Seit ju jenen 2cbcnä-5pHijelvt / ©α unfer Skcbrubm creigroacb/t. |
|||||||||
L'Eternité eft le fruit de nos Etudes.
xXlufes que vos facre^ Myfieres 3
Changent le deïlin des mortels.
Que ceux quhin beau defir confacre α vos Autels'
Portint de puiß'ans caratteres.
Leur nom α flus d't'clat que le Flambeau $
Cietix.
Le Temps rompt, pour leurplaire > if fiafaul*' ifjes alles;
Et quand ils ont quitte' teurs dtpoüilles mortel' La gloire en f ah amant de Dieux. |
|||||||||
HORATIANA.
|
|||||||||||||
ß6. Bichtkunfl maekt EeuTvig,
|
|||||||||||||
Et
|
|||||||||||||
é de Tyd
|
|||||||||||||
ïggodir.
|
|||||||||||||
zal
|
|||||||||||||
v erheffen, uit gedrang der volken,
„Die aen de dichtkunft zyn gew yd > ^ voeren haer door luchr en wolken : ^Indien hun lof, die noic verdween, wierd aengeranft van laftermonden , .Of van onweecenheic beftreen» ^°ch duurc die eeuwig, ongefchonden, N Ê 5 |
|||||||||||||
ïJ4 '· 'Emblemata
|
||||||
ßmcca POST MULTA VIRTUS OPERA
«""·■ƒ«- LAXARI SOLET. Tent.
Lib.z. Sperat infeslis, metuit fecundis »
orf./o. Alteram fortem bene praeparatum
Peäus } informes hiemes reducit,
Jupiter: idem
Summovet, non fi male nunc > iff olim Sic exit é quondam cythara tacentem Sufcitat Miifam , neque femper arcum Tendit Apollo,
Vgbui angusiis > animofus atque Forti; appare. Sapienter idem > Contrabes vento, nimium fecundo, "Jurgid-a vela.
|
||||||
2iuf Arbeit rnujj áçö Srge&lf cfcicft folgen.
©n S8ogen ï×÷& boef) gefpann't
SBirb Ãöçïáö / unfc bricht in'é @öä^ç #áééß ß
So t»trt> áééþ ÃÖ>»Ëö / ßá W jewifft
<£ßÀ! aljeit btnt-gefpanntcr ©ei(t.
Skn (£mft mui i?ur(3rocii)ematè bxtfyea/
S)k 2lrbcit eine Srotfc&cn-'Étif).
©clcbttui fommt ran btfli$ ju
Sie 2öc$fcls--2u|ï áçö an=ju*fptc<^cnr
L'Efprit a befcin de repos.
17« travail continu > nous eil un long fupplti
Le Bal qui dure trop laffe Ie plus dij'pos. 11 faut ménager á propos > Le temps qu'on donne á l'exercice» jEf celuy qu'on donne au repos. |
||||||
HORATIANA. 155
|
||||||
77. Arbeid en Rufi overhand.
|
||||||
De ruft verftrekt een heilzaem goed.
pol zal wel zyn boog ontfnaren, En by de Harp, met bly gemoed »
'e zang tot een verquikking paren. Fortuin fchynt zomwyl wel gezint.
'e zon ftraelt fchoon na reegenvlagen. Zoo de arrebeit de ruft verwint,
'e ruft zal de arbeit weer verjagen. |
||||||
15<5 Emblemata
|
||||||||
VARIA SENECTjE BONA-
<De Multaferunt anni venientcs commoda fecUi»'
<j)0jt> " Multa recedcntes adimunp. ,
Lenior & mclior fis, accedentcfenecla.
plulip. Somnum, guftum .cupidinem .ludum, aliaque ψ"
venilia oble£tamenta, tempus ä vito fenefcente depc'' Ut : atcontra, ut c.pmmunisMedicus abundé darrH1* tefatciens, varias animi dotes, Pcudentiam, Teinpe' rantiam , aliafque virtutes grandiori aitati convenic0' tes,adducit. Turn demum fan* mentis oculus acute cernere '"''
eca' cipit ■ ubi corporis oculus incipit hebefcere. |
||||||||
Saö 2iiccr r)at Diclcdcp 9ïu§cn.
SZBann urté t>ic 2iugcn werten btinf cl/
gangt océ @cmfitt>cé 2(113· erft g<cd)t / S8nb (ïrat)lct glad) alê ein ftarfunfel. SDami voirb am fd)atf|ïcn fdiiOJcfïc&f. 2Us faun erfciinttnan internat SSaé bojj ttnfc gutt>/ roaé ©cbanb uut» ^iiflcnt- (So gibt baé 2llrcr uns feu sjlatl) / .Sciumé subor toerfaa.t Me 3»gcnD. |
||||||||
La Vieilleffe a fes plaifirs.
Roy des avantures humaines,
Qjti fats nos amours & nos haines ; Temps,fous qui les flus forts font enfin abdW' Qiie ter bonte.% nous font profices l Quand tu nous ote les delices , T« nous fan asmer les Vertus. |
||||||||
78. De ouderdom heeft ookjioordeel.
|
|||||
κ Watuur bezorgt den ouden dagh.
e Tyd, die van hem heeft verdreeven
^. Al wat in de eerfte jonkheit plag , ^ßiaek en oeffening te geeven,
>. Brengt weeder andre gaven mee: c Wysheit en haer gunftelingen,
|\- yp oordeel, matigheit en vree , Je de eerfte malligheen verdringen.
|
|||||
158 Emblemata
|
||||||
VERA PHILOSOPHIA MORTIS £ST
MEDITATIO. Inter fyem 3 curamque, timarts inter iff iriï ■>
Omnem crede diem tibi diluxißefupremuffl· Grata fuperveniet, qu<e nonjperabitur , hot"' Animüs aequus optimum eft aerumnse condiment·1
T« quamcumqueDeus tibifirtunaverit bof"'1'
Grata fume manu, nee dulcia differ in ant"1^' Qtii cupit Hut metuit j juvat Mum ßc do»1 am res,
Ut UppumpitL· tabula ,fimenta fodagrdff* > Auriculas cytharx coïïeBa [orde dolentes. |
||||||
Ώα* Sitte betraten / ijl tic bcjïe S&efóbefo
3n Jpofnung / @Drgc / gurtet nut ©djreef ei»
©etenf e J taf; tl"· {eter %<*.§
3>etii SBatlfartë^iel im nun entbecf en /
SOub jnr Srlófung tienen raag.
SMe (écuutc f oramet / eb' ttoir'ö racpen /
5Me une maebt Ιαφεη /n>ann wir weinen.
Sfitm tent' an tiefe jüngfte Seit /
Snt balt' bieb tfetb* barju bereit.
Philofopher c'eft d'apprendre ä moui'tf·
Ce qui n'efi pas m ta puiffance,
Ne doit point troubler ton repos,
Ta balances mal α propos 3
Entre la Crainte <£r l'EJperance. >
Laiße faire Ie CiehCefl ton Maine & ton Λ·
Et Jupporte avec conßance t
Ce qu'il α rcfolu de toy.
|
||||||
Ç Ï Â. Á Ô É Á Í Á.
|
|||||
79· De Vpjae houd de dood voor oogen,
b -Die tuffchen zorge en vreeze ftaet 3
n "iet kan weeren op wat tyden
^ De fchikgodinnen 's leevens drast ,eneegen zyn om af tefnyden: r. En zynen tyt al zoo befteet ' yder uur het laerft zou weezen,
a, aet onbekommerder gereet, ls die niet andersten als vreezen.
|
|||||
x6o Emblemata
|
|||||
EX VINO SAPIENTI VIRTUS.
lib. i. -Albus ut obfcitro det'erget nubila calo
od. 7· Scepê Notw, nequeparturit imbres Perpetuor :fic tufapiem finire memento
Triflitiam, vitxquelabores 3 Mout, Plancc > mero.
Lib.t. Siccis omnianam dura Deus propofuit: ne^
od. ii. Mordaces aliter dijfugiuntJoUicitudines. ovid. ι. Vina parant animos,faciuntque caloribus aftoS' i.-Uarte Curdfugit multo diluiturque mero. f λΓ in -Afclepiades medicus , praiftantiam vini, ^pèpkt quafi potentix xquari pronuhtiavit. ■-----. omne malum vino > cantuque levato >
Eautt. „ , L
od Dejormts xgrimonne }
Dulcibus aüoquiü.
® cr 2Bein ftSrtfet beöSßeifen Jjerg.
©icicf) wie ber ©iibcn*2ßinb DeWreibei
Scn grauen ©«mpf bertmuflenSuft/
iSnfc nieificns obneERegcn bleibet:
©o folff bu auci) in ii)re Äiiifc
©te fc&roarfje 'ïraungf eit terf^iieffen /
SBnb beulet Arbeit S5itterf eit
SWit 2Bcm / boeb. rocifjlicb / oft feerffi ffm /
©er mté gibt Ätaft / unb f ebrt baë Selb.
La Joye fait partie de la SageiTe.
Le Sage ffait bien choifir >
Le temfs de rire > i? de boire }
Et n'ote foint ä fa gloire
Ce qiCü donne ά fon plaißr. pt
|
|||||
Hor. á ôé Ana. i.6i
|
||||||
80. OeVojnisookJenWyaendienßlg.
|
||||||
ê Gelyk een damp of dikke lucht
es nachts op 't aerdryk neergeftreeken,
w Voor 't helder daglicht neemt de vlucht s ^auneer 't gereet ftaet door te breeken : jj Zoo zal de Wyn, die zorgen flyr, "^nimmer aen verdriet kan denken 3
jn]ren Geeft verheugen op zyn tyd , ^'en Minerve die zal fchenken. |
||||||
éßæ Emblemata
|
|||||||||
TEMPERA TETEMPORI.
------' 4«o<2 4*^ » memento
Lib. u Componere aquus ,-cxtera fiuminis
od. i). Rituferuntur > nunc medio alveo Cum face dilabentis Etru- fcum In mare : nunc lapides adefos, Stirpefque raptas, ifpecur & domos Volventis una , non fine montium Clamore , vicinxquefilvx, Cum fern diluvies quietos Irritat amncs. é «o.» Invifens hilari Tempus te, Jufcipe vu Uu, fC": Hojpitioque fin/e, fac tibi fitquclucro. ^ S„L Sic fit, ut minus ex ctaftino pendeas, cum nodi^
epift.f. manum injecetis : dum diffettur, vita tranfcumt. C" nia aliena iunt, Tempus tantum nofttum eft. |
|||||||||
©ößË ßßö in tic 3cif.
2Bas^gcnwcrffgi|ï/tasiiu(5c
2Bie tu egfintc(ï mit ißcrfraiit.
£s fommc ßkieb §ro(ï otcr.$>i§c / l?afj' tu tic jeit iikbt aitji ter j)ant. @<r/ / fic fomra' ft>icfic twü' / juftktcw; £e ijcljt tc-ö auteré ééßöß fcimiktciu |
|||||||||
Il faut s'accommoder au Tcmps.
Les hommes legers & flottans,
Perdent toujours leur avantage. Auffi n'appartient-il qiïau Sage > De fcavQir bkn prendri Jon tempt. |
|||||||||
HORATIANA
|
|||||
81. Schlau na den tyd.
> Den Tyd brengt fchoone roozen mee;
•foer als 'er ftormen , uit het noorden, ^ De kielen pionderen in zee, ^f Vorften ftaen gereet tot moorden > j, Ontfang haer dan, gelyk ze koomt: lyft onverfchillig en gelaten.
ñ Een wyze wandelt onbefchroomt, styk van moed, in allen ftaten.
L æ
|
|||||
Emblemata
|
||||||||
é<?4
|
||||||||
TEMPUS RITE IMPENSUM SAPIENS
NON REVOCAT. £·'*.?. ------Me potent fut
od.if. Lcetufque deget > cui licet in diem
Dixiffe } vixi : er ai vel atra Nubepolum > pater occupato, Velfolepuro · non tarnen irritttm QiioAcumque retro eil, efpZciet.· neque Dïffinjret, infeäumque rediet Qtiod fugient femel hora vexit. Cic.i.de Infirmse tetrenaeque mentis eft, memorare annos.
divinat. . . _ .«·,,. . ., -
Fluunt omnia & in aflidua diminutione funt corp<?'
n'c' ra noftta. Rapitnut fluminis more. Quidciuid vide*' ''J' cimit cum tempore : fluida eft materia Ckcaduca» & omnibus obnoxia cafibus. |
||||||||
S)er SSJetfe tounfci)f Me Vergangene 3tit çßöß t»ietct'
S)cr QEBcife »eitj't bem Sauff ter Seit
©cbfibrltcb, gutbc ^lad)t ju geben / iSnb »niD't ft\t çáö bcr €a>igfcit/ SBaim er foö f$cibcn an& tem Scbcn. <£r balt flct) fur utib für bereit / ?iuf paf? er U\ é unb mit ter 3cit 3)?og' fcclig (eben / fectig fterben. 9licl)tsbeffcr0 tau er bier erwerben. Ne regrette point le temps paifé.
Sant teplaindre du tempt qui coule comme Ë""*'
XJfe bien de celuy que tu tient en ta main. Tu rCoi qii'unjour á toy. Car peut-etre dem***1' La mort teforcera d'abcmdonner le munde. |
||||||||
!<?>
|
||||||||||||
HoRATIAN
|
||||||||||||
8 i. Herïvenfchgpen Veelbeßeede Tyd.
vïiy heeft zyn dagen wel hefteed,
"'e, als de Tyd hem komt te vinden, |
||||||||||||
O
|
Haer mild bedanke, en fta gereed
|
|||||||||||
ft* zich te zien van 't vlecfch ontbinden!
~ Schoon Jupiter met donders raeft ? f ftroit een mailucht over de aerde,
ρ Dat maekt hem vroolyk noch verbaeft. ^uftheit blyfc zyn hoogfte waerde.
|
||||||||||||
éïº? Emblemata
|
||||||
POST MORTEM CESSAT INVIDIA·
iji.t, .—- dir urn qui contudit Hydram ,
EpiSf.i. Notdquefatali portenta labore fubcgit, Comperit invidiam fupremo fine iomari.
TJrit enimfulgorefuo > quiprxgravat artes
. Infrafcpofitas: exfiinêus amabitur idem. taert. itet facientes pet folem, neceiTario comitatut o,rl' tn'TUt. bra. ince(jentibus veto pet gloriam, comes eft Invidi*' oW.j. Pafcitur invivk livor ,])oflfata quiefcit; Tune fuut ex meritoquemque tuetur bonos·
JWax. Honefta , inquit Philo , etiamfi pet Invidiam a Str. de tempus obfeurentut: attamen fuo tempore foluta, ite' lnma' tüm fplendent. |
||||||
Scr Sïdb fjfaet ééßöß auf afó mit bcm ^Lolt-
2ßi« bem ber ©chatten folgt berin bet©oni,crt
2(ifo pflegt Aud) ber Sftctb fieb atijcit utgcfcKctt
3u bem bcr ilugenb lieb't uut) fcfte ba1 tbr |icf£ ·>
S>te iJJJiftguuft fan man ééßöé/ atébiu-ö ben*" miv feilen. L'Envie cede a la mort ieulement.
Le cruel Monßre de l'Envie,
Suit les grands Hommes pas á pas; Et pour avancer leur trépas, Ha^arde inceffanunent leur vie. Mats quand par l'exca de fa rage, Leurs jours ont ueint leur fiambeau; Il arme contre foy fon perfide gourage > Et tombe mort au fied de leur tombeau* |
||||||
167
|
|||||||||
HORATIANA.
|
|||||||||
8 3. De dood verVpint de Nyd,
|
|||||||||
Geen booze nyd quetft de eedle naem
Der brave Helden, met haer tanden, Hun deugd, verheeven door de faem,
"treeft moedig over zee en landen. De dood blyfr meefter > haer ter fpyt.
heides kan de monfters dooden: Hy fterft, verwonnen van de nyd;
"laer leeft, verwianaer by de Goden. L 4
|
|||||||||
k.
|
|||||||||
itfS
|
||||||||||
Emblemata
|
||||||||||
NEQUID ULTRA VIRES CONERIS-
tit>. ii yis confi/i expert mole ruitfua :
od.*+, yjm tempcratam Di quoque provehunt In majus : itdrm odêre vires > Omne nefdi animo moventey. LU. t. N/7 mortalibus arduum efl ,
od, }. . Collum ipfitm petimus flultitia : neque Per noftrum patimur [celui,
Iracunda fovem portere fulmina.
Temeritas impftus eil fine catione. Hac ducfGi' gantes cxlum petunt, muitique fuis confifi vjtibe* prascipites ruunt. Exemplo iiint Milo Crotoniate j itemque Polydamas atheta, qui montem labaatc11 humeris dum fiftete conatut , ab eodem obtuitur. |
||||||||||
Sliepte fiber t>crmÓ(jcn.
£>er ©rófïcn jjodmmti) muf w» ©ottcë 70m*&
i'trer" / ,«
£)cr ^tiefen ficc^cr ^ro? / bcr SBabicr £&uni ψ.
fPl,'ttCn1» c uétt
SBae »tl &te Γφη>αφε SRa^c ber (£i*ui=2eutn>cv
tbmi? « iSJami ©ort tfcb nur beu>cgt/t»ttf*t»inb't tin £OT
im tum. |
||||||||||
Tremble devant Ie Tróne du Dieu vivat*
Ou té forte ta rare, homme digne dtifoudre ■ 2
CroK-tu chajfer ton Dieu de Jon Trone &er1,*i', S'il n'avoitpour toy-mème urt amourpatere péjafon bras vengeur t'auroit reduit enpotia |
||||||||||
HORATIANA. 169
jip mm
|
||||||
84. Beßaet niet boovenuVe vermoogen,
Hoe waent ge boos ontzinnig rot,
Qp 'c heemelhooge dak te klimmen ? Straks ziet g; uw tfout beftaen geknot,
Geheel vergaen in rook en fchimmen. Al wat de maet te buiten gaet,
"urf niemant dwaeflyk onderwinden. ^ Hy , di? geen acht neemt op zyn ilaet, £al hem in 't eind bedroogen vinden. |
||||||
lyo Emblemata
|
||||
TEMPORA MUTANTUR , ET NO*
MUTAMUR IN ILLIS. L'''. 3. Damnofa quid non imminuit dies ?
ui. G. JEtasparentumpejor áíê , tulit Nos nequiores , mox daturos » Progeniem vitiofiorem. Hier, in Ne dicas priora tempoca meliora fuêre quamnUflC Eid. c. funt. yittutes faciunt dies bonos, vitia malos. 4i. En>h. Hei quo progreditur humana mens :
Q^iis finüs temcritatis & audacix exit ?
Si enim uniufcujtifque viri vitafupcrbè f>ïofA'
getur ·"
Et pofierior priorc longè Deteriorfit: Deos adjicere terrae Oportebit aliam terram > qu<c capiat Eos } quijunt injufii & malt. Sic Seiten bcrSnteni |Àö.
©ie Seif bcrfcf)!immerf affe 3Ö:
€5ic maéte) U$ fcctu SBartcr trar
2>U bofer çïö/ alê feine "Satter /
Sie äße jroar fepnt öbelt&atcr.
©<i aber itberfriff(t fie roeit
^iiaöcr (£f)i1)crae|icn^cit.
©cd) wirb bein ©ofcii / unb ©oiitef iiib imitK*
Sßol taufaib taufcut» mal çïö ftylimmtr.
Tous les Siedesont eu leurs Viccs.
En vain Ñ ob jet affreux des tourmens ttcW^''
Fait peur d tout ce que nous fommes. Tam que la terre aura des hommes, Le Giel veno- des crimineh. |
||||
HORATIANA' I7I
|
|||||
8 j. de Tyd verandert en Vcy met de Tyd.
O tyden / o bedorven ftand!
Wat erftmen veelerlei gebreeken, Die fteets vermeerdren , haud voor hand :
Onze ouders konden daer van fpreeken ; En die ons volgen, gaen niet viy.
"len ziet de hooggereezen wallen Verwoeft, door toorne en hovaerdr,
Waer wil dit eindlyk tos vervallen ? |
|||||
\ηζ .Emblemata
|
||||||
NEGLECT^E RELIGIONIS POENA
MULTIPLEX. lik.;. Deüfta majorum immeritus lues,
od. 6, Homane > donec templa refeceris > JEiefque labentes Deorum j ib" Tceda nigro fimulacra fumo. Athenienfes Diagoratn Philofophutn pepuleriinr, quia fcribete aufus fuerat, primüm ignoiare fe, an D" effent; dtrinde ii fint, quales fint. Iidem Socratem damnaverunt, quodnovam Rel·'
monem introducere videbatut. Cic.i.de Legibus prxmia ptopofita funt virtutibus, & fup' Orai. plicia vitiis. Hora:.} D>' muitti negleBi ded:runt
C«na,6 Hejperia mala luftuofie.
|
||||||
©ic©ottlo9(>(if erwctfet altcé übef.
.©crSitmt ©mibcn-Sc&ulb/ bic ιηαφ'ί es/ o 'W
SSlóbcn /
£>a& 91otb--3uujt/ gcucr/ ©<&»crbt bic ©teugen f» eróbai.
Sarimi cbut md)t wit fïc: nemmf tiefe warniütgeW: 2ßcr ©ott »erlaß / roirD αι»φ fcon ifsm toerlai'fcu fcP"' L'Impieté caufe tous les maux.
Si leglaive & la fi4me,ont les champs defertc\/
Les Temples abattus, ir les Villes brülees. Si tu vois au tombèau , tes filsprecipite% , Et trainer au χ cbeveux tes filks dej'olz'es. Toy jpar /jut tant de loix ont e'te'vioh'et > , S fache que c'efi Ie fruit de tes impiete^. |
||||||
Ç O R Á Ô É Á Í Á. 173
|
|||||
86". Veracht geen Godsdienfl.
^ Zoo gy der Goden kerk herftelt,
'Joor oudren ondeugt neergezonken , . Waerom uw welvaert legt gevelt, ^al Godsdienft 's heemels gunft ontvonken. w Hy toont rechtfchapen kerkenplicht > lc i in 't gemoed tot deugd bewoogen > w In 't hert de Godheit Tempelen fticht, fc-n houd rcchtvaerdigheit voor oogen. |
|||||
Emblemata
|
|||||||
i74
|
|||||||
til. 4. CULPAM. POENA PREMIT COMES.
Od. s.
------'fapj Diefpiter
od 'l'. NeglcBus > inceïto addidit integrum ■*
B^ard antecedentem fceleßum Deferuit pede pana claudo.
Scnec* Sequitur [uperbos ultor á tergo Deus. Homicidit ruinofumjuxta tnurum dormienti.
Notie aftitiße aiunt Seraptn in infomniü ,
Et vaticinatumfuiffe ■· facens tufurge y
Et jace mutatus o m tferabilis alió.
Hic autem excitatus > mutavit locum : maretak
autem iïïe
Murus der ep ent è flat im jaeuit humt. · Tune manêfacrificavit Dits, illosputans deleaü' ri homicidik ■
Sed Seraf ê rursus vaticinatiis per noBem aflaW* Si nonpermifi te mori,mortem quidemfine trifi*n" Nunc effugifii , crucifcias te affervari. <£in SS>o% çïßöß flrafft ben antern.
Sic 9facf)c gc&t bic naß / á,ßïßö als mit tm^
©Üðáò /
©ïö |úö'c fïc nimmer fiiltoeweHt fU ñö mê \ï»$' ©o (úÃåßö'ß ftc (ö«í{ßßà $u/ unD bringt tic©*1*" tuuxpctii/
Sir / 6er im anbrt (ïraffjï/ &ïö «çÌßöifcepf«**·"' Les méchans fe puniffent 1'un 1'autre.
Tragiques inßrumens des vengeances celefleS
Monftres dont iafureurfe debordefur toits '· Regarde? ces boureaux inhumains comme v°' ' Bien-tot vousfentire^ kurs atteintesfunefle!' |
|||||||
HORATIANA
|
||||||
87. Straf naer verdienfle.
De tempeldief of moordenaer,
Al wort hy niet op 't feit gcgreepen, Noch zweeft de Straf niet ver van daer,
"ie hem vervolgt met felle zweepen. Hy meng zich, onder fchoonen fchyn ,
»oor 't oog der menfchen, neevens vroomen, 't Mag voor een tyd verborgen zyη,
°e kreuple ftraf wü eindlyk kopmen. |
||||||
\
|
||||||
176 Emblemata
|
||||||
PRINCIPUM DELICTA PLEBS LUIÏ-
UK 1. Qui&quiidelirant Reges >pkftuntur aehivi-
epiß. 2. Sedition· > dolts > fee Ier e, atque lil>idine3 iff i!& Iliaeos intra muros peecatur & extra. Vides hie raptum Helenaercujus cauGTaTroja periit·
Pcavos non eft fêcurum habere dominos: quia ip'1
tnagis indigent cuftodia aliorum, quam poilint alio* cuftbdiie. Lil. 1. Paflor ciimtraheret perfretanavibiis
od, is, Idxif HcleitAm perfidus bojpitam » Ingrato celeres obruit otio Ventos y ut eaneretfera Nercus fata. Mal α dueis avi domum t Quam multo repetet Gracia milite , Conjurata tuas rumpere nuptias >' Et regnum Priami vetus. |
||||||
25o ©finbe i|ï / U i(ï Straffe.
®er dürften %f)orbcit bfifj'tber SBnbcrtbanen Ώ5ίιΐ^
SSm ■»JSanë teilt. 11 fteb't aan? Olroja f« bcr ©lutb / SSub ©rieAtntanb in 9tii|>r. 28ie glSilf« ifï ï** 9W*./
Sa fo ein ftónig &er:f$f / bcr (ϊφ i>c|>crif<i>t äuafciw' Il n'y a point de crime fans chätiment.
"Miferabtes Troyens, par les Oieux immolc\ >
Α leurs vengeances legitimes : N'accufe^plus les Grecs , β vous etes brüle% > Votre Pr mee impudique, & l'exea de vos crirflc!' Ont allttmi Ie feu aui vous α defole^. , |
||||||
HORATIANA.
|
|||||||
«77
|
|||||||
8 8. Het voïkhoet defcbult der Vorfien,
^ Was 't niet een fnoode Prinfen vond,
^at zich gantfch Griekenland beroerde, En Troie neeritorte in den grond,
^oen Priaems zoon Heleen ontvoerde ? jDie Vorften toonden eedier bloed, ^'c eerft een wet zichzelven , ftelden. y 't Geen 's konings dartle lull mifdoet, ^al 't gantfche koningryk ontgelden. Μ
|
|||||||
178 Emblemata
|
|||||
TUTE , SI RECTE VIXERIS.
Litt t. Quidquifquevitet ,nunquambominifatis
oi-i3' Cautum eft in horos. NavitaBofrhorum Pcenus pcrhorrefcit: mque ultra, Caca timet aliundè fata : JAila fagittos, if'celerémfi/gam Parthi: catenas Parthus > & ïtalum Rgbur ifed improvifa lethi Vis rafuit , rapictquegentes. jiEfcliylus in Sicilia vncenibus urbis, in qua mora&$
A' , tut, egteiïus, aptico in loco tefedit: fuper quem aqut'
',2'ia teftudinem ferens , elufa fplendote capitis ι' tt^
^irifiop «»im capillis vacuüm ) petinde atque lapidi eam col'1'
in Ranis fit, ut fraftas catne vefcetetut : eoque iftu origo ^
ptincipium fottiotis tiagcedi« extindtum eft.
&>er %ob Ijctf^et fiber attcö.
jfefa SWenfd) ïebe / bet ba fan fcerfcfiifccn
©du aiiflejeigtcé ungeliii / 2So tbm nt(t)t@ottcie jjanb wil bieten / 95ui j;tcb'u ter ©f ngc gauf jurfif / S)en (Er / α!β ©stoffer eiugcftcliet / ® οφ fo / fcaS er tbtt anfceru fan. JDer unfatt ftebt (Efcbicl uiebt an/ S)en fein felbjï'djjncr 2ßabn*H>i§ fettet. La Mort eft inévitable.
Ne crew faszvitcr la mort,
ß.«e /4 Loy divine t'apprête;
Car fi ton propre tcit ne t'e'crafe la tcte >
Le toit d'un t'tranger accomflira Ie fort·
|
|||||
HORATIANA.
|
||||||||
f79. ^
|
||||||||
"8 o. BieVpelleefiti cveralzeeker,
|
||||||||
^ De wyze fterft niet onbereït.
"fchyl, wanneer hy quam te hooren ,* k' Geen van zyn noodlot wierd gezeit s "eeft zeedert de ope lucht gekooren. . Noch viel het uit zoo 't was gefpelt. ^en plaets of wys is niet geleegen. . Het fterfuur maekt hem niet ontftelt * * 1 wie de deugd volgt op haer weegen. Μ 2
|
||||||||
i8ö Emblemata
|
||||
DE FUTURIS NE SIS ANXIUS.
LU. 3. Prudcns futuri temporis exitum
od. 2}. Caliginofa noBe premit Deus : Rjdetejue, fi mortal/s ultra
- Fas trepidat.
Lib. η Tu ne quxfierü fcire (nefas,) quem mihi, qu^
Od. ii. tibi Tinem Didedcrint} Leuconoc : nee Babylon'^
Temaris numerot, ut melius 5 quidquid en(' pati :
Seu plures hyemetjèu tribuit Jupiter ultimatf' Lib. ι. Quid fit futurum cras ,fuge quarere .· in" od. f. Quem fort dierum cumque dabit, lucro Appone. €$ tfi genug bafj ein jcbefêag fefne eigtie$5(agc \$'
@ott bat bebeft mit biefer 9tacf)t /
26as utië bic 3ett fol offenbaren / 2Snb lacb/t / mann jemaub Ärcifc macb/i ©ein f fuifttg ©lurfe ju erfabren; 28ann jemanb iBogeUfhinmen bor't / 3a baö / \x>aê f aum bic Stcniifcbrift le&r't / 93ort»iljii5 t»iti an* ©armen flauten / Φ nb jjc^cn bau't Dem 2lber-glauben. Ne t'informe point de 1'avenjr.
L'art cfi faux & pernicieux ,
Qui dans les grands chiffres des Cieux »
Croit dwouvrir nt>s defiim'es.
Dteu Jeul comme R_o;y des humains ,
Tient le compte de nos annees;
Btie deßin du monde efl l'xuvre de fei m/t>f>!'
|
||||
Ç Ï Â. Á Ô É ÁÍ Ä. ú8À
|
||||||
9 ï. Het aenflaende is ons verborgen.
|
||||||
Hy is al te ongeruft-van geeft,
Die , of door paffer, vogelfchreien , , Ofingewantvaneenigbeeft, t Befluit van God zoekt af te leien. De kennis van Gods wys beftier,
Werd van den Hemel niet gegeeven Aen eenig onvernuftig dier.
Die magt ig aen Jupyn gebleeven. Ì 3
|
||||||
ϊδϊ
|
||||||||
Emblemata
|
||||||||
QUID ENIM VELOCIUS M\O,
-----nee trepides in ufum
Pofcentis avipauea ifugit retro
Levis juventas > i? decor, aridd Pellente lafcivor amores Canitie} facilemque fomnum. Nonfemper idem floribus efl honos Vernis > ncque uno Luna rubens nitu Vultu; quid aternis minorem Confilits animumfatigas ? Anceps forma bonum mortalibus 3
Exigui donum breve temporis > Ut velox ceIeri pede laberis l Nonfic prata novo ver e decentia , JEHatis calid& dijpolsat vapor , Savitfolflitio cum me dim dies. |
||||||||
SJlitótë Ift flüchtiger als Mg geben.
85ep'm »enigen fo Mcfes geben gm: 9lotbMuftbcifd>'t/ fepgutfees Sföutfce. StcölaßebcinesSÜterstbut's/ ίΣΒαηπ giert unb Siiflenb D icb begeben / .■©afjMcbMcgicbcaucf) begibt/ <2>o 3ugcnMicl)e @cbÓnbcit liebt / 3a bajj Mr ©èlaf itnb ©cbmai Vergebet. i)ier fieb't mau / »te gar nichts beftebct. Il n'eft rien ü court que la vie.
Trane d'ambition if d'cnvie ;
Pauvre mortel, paffe line vie , Que la mort talonne de fra. Peu de cboje fuffit au Sage ; Et pour faire un petit voyage, Κ m faut fdi de grands apprêtt. |
||||||||
Ho&ATIANA. . ï_£j_
|
|||||||||||||||||
ÉÑÉÉÅ
|
|||||||||||||||||
ëdl§,
|
|||||||||||||||||
"/J^jt dfjÊk
|
|||||||||||||||||
. 1
|
|||||||||||||||||
úâß'"
|
|||||||||||||||||
91. Niet [neuer dart de Tyd.
|
|||||||||||||||||
Betrouw uw leeven niet te hoogh :
Be Tyd zal ihel van u verdryven De Jeugd en welluft van het oog;
Geen min noch fchoonheit mag' er blyven. De fmaek en ilaep gaen op de vlucht.
De Tyd heeft al 't vermaek beftreeden , Ea laet niets over, van die vrucht,
Als ouderdom met ftumme leeden. M4
|
|||||||||||||||||
ίδ4
|
|||||||||
Emblemata
|
|||||||||
^TERNUM SUB SOLE NIHIL.
D'**'" :------mortaliafaüa peribunt,
NciumjermonumfiethunosiTgratiavivax.
Ovid.is Tempus edax rerum> tuquc in vidiofa vctuftdSt Metam. _.....
Facundiäm, elorjuentiam, gratiarum omne genus?
& quxlibet corporis bona coniumitis. Yropett. At non ingenio qu&fitum nomen ab xvo
Hb'. 3, Excidet. Ingenio flat fine rnorte decm. Λφ>ι. Mtremur periiße homines ·" monument α fat''
'1>>1· is· jcunt, Mors etiam faxe naminibtifque venit.
ο-υιά. ι. Jjtendum e ft atate , cito pede labitur cetas > 3-aeart, . T / r « / · r :>
htec uona tam jequitur,quam bona primajïiiH
|
|||||||||
<S.s i|t aü« e'tfct.
26aé ίπίΐίφ i|ï / »crfcbüitfltMc Seit /
©et Sßidfrafj afler irfr'fdicn Seesen, <£s gebet Ht iSetgft»iglid)icit ©urdi aficé bin / roaé irteufcbeii macben. 2öaë QBiuiber <ft es tarnt / tafi n>f r ©en bobcn^ltljfcer febêiicn grauen/ S)ie 5f enijje-pradjt unt DïeMicre-jtcr 3m 2(u3cn<blif UcvfrtitxJiinüen feknen ? Tout fe perd avec Ie temps.
Beauté qui foumets tout au pouvoir de tcs charme*
Ne vantepoint les feiix, ne vantepoint les arme!' Oont tu defoles l'Univers. Tupafferat un jour par Ie cifeaii des Parqttes ^ Etfi de tes appai il reftè quelques marques j Ce ne fera que dans nas Versf |
|||||||||
,s5
|
||||||||
H O Â. Á Ô É Ë U Á.
|
||||||||
32. Aües is vergankeljk^
|
||||||||
Geen fterke Stad, hoe hoog bewald,
Geen ryk, beflooten in zy ç triuuren, Of hunne moogentheit vervalt.
Pe ftrenge Tyd kan 't al verduuren. Is 't vreemt, zoo alles fmek tot niet,
Dat zelfs aen drie bevalligheeden Het eigen ongeval gefchiet,
't Geen' ook geleercheit heeft geleeden f Ì 5
|
||||||||
i86 Emblemata
|
|||||||||
SIC VIVAMUS, UT MORTEM NON
METUAMUS. Lib.i. Ehen fugaces , Poflhume , Poflbume
°·>. ·4· LabuntiiT anni : nee pictas mor am Rj'gis 3 aut inilanti fcneBce Ajferet, indomit<eque morti. Seneca Mors portus eft malorum, perfugium xtumno'* efifl, 30 vitK. Senefcentes annos, cum rtigis flotes mortis O' gita ; mortem f ruft um quietis. Mors requies «turn' narum in luftu atque mifeciis eft, & cunfta mortaliu111 mala diiiblvit. Nulium fine exitu iter eft. |
|||||||||
gafjt imö aifo fcben / bafj »ir bcn'vtob ηίφ ffirdjttf'
2Biirdff("/a^f<iiaa'U bie giiicltf terpre,
jfctn beiiig-fepn rcirb bier gefebcift / SBatiu iijt in beine ©ttm' imb J)aafc , ®cé Qlobce gïübliiij} SSluracn ftrcu't, 2öaé f tftiif'iïii bieb ? ein neues Sieben Sßitb bir beiu ^ob unb ?llfei geben; <£in 2cbcn / ta mit" ewiej f$6n / i8nb emii) jung / in greuben jïcfe'u. |
|||||||||
Vivons fans craindre la Mort.
Tel donnant tont α la Nature
Croit éviter la fepulture Tel penfe dans la piete' Trouver un lieu de feurete'; Contre les trois faurs homicides. ïls Je trompens t'gahment. Le trzpdi aevance les rides , Qu les fuit infaiüiklsmm. |
|||||||||
Λ
|
|||||||||
187
|
|||||||
Ç ORATIANA.
|
|||||||
53· Leeft æ,ïï datge niet vreeß voor f erven.
Als ge in een fpiegel u befchouwd,
En ziet uwe eertyds gladde wangen Gerimpelt, en uw huid veroud ;
Dan leert gy hoe de jaren hangen Gewiekt als fchakels aen elkaer.
Het deugdzaem en Godsdienftig leeven Blyft zelfs niet vry van dat gevaer.
Niets kan het noodlot weederitreeven. |
|||||||
L»
|
|||||||
mr
|
|||||||||||||||||
ι88
|
|||||||||||||||||
MBLEMATA
|
|||||||||||||||||
DE ROGO , NON DE DOMO EXTRUENDA
SENEX COGITET. |
|||||||||||||||||
Truditur dies die,
Novsque perzunt interiïe Lun<s.
"Tu fecanda Marmora Locos fub ipfum funus, ir fepulcri
Immemor > flruè domos. Quid y quod ufque froximos
Hevellis agri terminos ? ir ultra Limites clientium
Salis avarus. |
|||||||||||||||||
od. α.
|
|||||||||||||||||
£>te 2((tcn foflen an nichts/ afó an bcn^otv gebcnf cit.
(είη Q:ag treibt ffir unb für ben anbew;
S)cr neue 9Jïonb eilt fort juroanbem, .5)ttaberbcnf'|ïanf i"patbc?abr / S)λ bit bod) (ïtrbc|Ï tmmerbar; S)n alter 9latr / bau'fï fiberalte / SBnroiflenb / bajj bctn (louter 'iSau ©traf é fepn wirb br tiicr gciebcn jjatte. S8eu' t&' bein @rab btr |ïctf>s jur ©c&au. |
|||||||||||||||||
Le Vieillard ne doit penfer qu'a mourir.
Que te fert vieil Ambitienx
D'tlever des maifons en tant ir tant de lieux >
Lors qu'il faut quitter cette vie.
Όήα tes flus btaux jours ont aeint leurflam'
Beau.
Ïenfe donc α la mort, ton dge t'y convie ; Etfi tu veux bdtir, va bdtir unlombeau. |
|||||||||||||||||
HoiLATIANA·
|
189
|
||||||
94. Die oud is denke aen 't graf.
Hoe! wilt gy, dwaes en oude zot,
De marmerblokken laten klieven, En bouwen u een prachtig flot,
Om uwe grootfcheit te believen ? Wat gaert ge een overvloet byeen.'
Beitel uw huis van zeeven voeten, Noch veel te groot, al fchynt het klcen.
Het eind van al uw ydel wroeten. |
|||||||
ipo Emblemata
|
|||||
MORTE LINQUENDA OMNIA.
LH. i. Lmquenda tellm > & domus > iff placens
od. 14. XJxor, neque harum, quas colts j arborums Te pneter invifas Cupreffos , Ulla brevem Dominum fequetur. Abfumet hxres Ctecuba dignior Servata ccntum clavibus : ir mero Tinget pavimcntum fupcrbum , Pontifcum potiore cosms. ovid. 3~ Scilicet omncpicrum mors importund profanatr
^Amor. Omnibus obj'curas injicit illa manus. .©er ïob beraubet unêftttct Sinflc.
©u muit bet« febóncé ^>au§ unb 2anb /
3« bic ποφ fcbóiïrc fitebfïc lafl'cn / Sie mcbr / ate bu / beul .f?er§ bcfaffélt. Siïtcbté folgt bir / als bcfn ©rab-gewanb / 3>nb bic bctbrfi^icbcn QEpprcflen/ 2iiiê atfer Deiner Sßalber S?ii|t / S) ie ibrcé jjerren balb bergeflett / ©amt eticm / »aé ibm »ar bcmup. La Mort nous dépoüille de toutes chofes.
Enfans, amis, treforsj if la beauté que j'aime J
Unjour viendra que la mort blème > M'arrachera du cceurvos objets amoureux. fepafferay dans Pombre noire Et perdant la memoire fe ferdray malgré moy l'amour quej'ay pouï
eux. |
|||||
Ç OB. AT I Á Í Á»
|
|||||||
éñé
|
|||||||
×Í
|
|||||||
9j. Die ßerft moet alles verlaten.
De dood heeft in zyn arm gevat
Een die hy dwingt zyn geld en Haten, Zyn huiivrouw, kinders, land enilad
En fchatten , andren na te laten. Hy kan niet meer, na dir bellek ,
% wyn en vrienden lullig leeven : Een linnen kleet, op zyn vertrek,
Wert flechts hem tot die reis gegeeven.. |
|||||||
ipi Emblemata
|
||||
COMMUNIS AD LETHUM VIA.
Lih, tt Charontis unda fcilicct omnibus
od. 14* Quicumque terrae mutiere vefcimur > Enaviganda , five Bieget , Sive inopes erimiis coloni. Ovid.ti "Fata manent omncs, omnes expeBat avariis
Uvtam Portitor , & turb.e vixfatis una. rati:. Tendimus huc omnes ,mctam properamus adunat»
Omniafub leges mors vocat atrafuas. {Je. I. r. Moriendum eft omnibus.-eftque finis miferia: in motte-
Tuf.qU.
©er 2Beg $um ^'ott ifï aßen gemein.
£>ev Seiner in bem b unfein ^ijor /
iöaburd) wir geb'n a«8 bicfem Seben / #alc allen SKcnfcöcu-'f iuberit fcor SMc @d)ultcn / tic »ir muffen geben. 5?etn SWeiif* tft fiep toon tiefem 3oH / 2iuct) ift fein antrcr 2Skg ju ftnbeu / 2lié tiefet / melcfyer att^cit tooH / SSnb niemanb / niemaub lafï babjnben. Le chemin de la Mort eft commun ä ious.
Naiffons o« Bergers ou Monarques ,
Quant lefirt α marquenotre dernier moment» Nous tombons indifferemment > Sous la main fanglante des Parques. Nous defcendons aux trifies bords O« commande un Nocher avare ; Et payons le tribut barbare >
Que Pluten exipe des morts.
|
||||
HORATIANA.
|
|||||||
l9i
|
|||||||
<)6. Het flerUen Is gemeen.
. Een koning heeft geen meerder recht,
öe dood, dien grootvorft, te gebieden , Als onderdaen of minite knecht >
^foch de oude Karons boot te ontvlieden. . Watonderwyftdeezeovervaert ? Zy leert rechtvaerdigheit betrachten : . Naerdien de menfch, hoe wyd vermaert, ^yn fterfuur zeeker moet verwachten. Ν
|
|||||||
ip4 Emblemata
|
|||||||
IMPROVISA LETHI VIS.
Liii. Frufira cruento Marte carebimus >
od. ι*. FraBifqueraucifluBibusAdria, Frußra per Autumnos noccntem Corporibiis metuemm Auilrum.
LM. lt —— necjue ulla eft óAtyr.t. Aut magna autparvo lethifuga.
Lik. J. Mors & fugacemperfequitur virum, od. 2. Nee parcit imbéllts juvenil Poplitibns, timidoque tergo.
Scnua Incertum eft, quo te loco mots exfpeftat, itaque & iïtepitt. illam omni exfpefta. Ser ïob f ommt / eb/ tpirs fccrmcpncii.
<£é iji tooi Qütii 1 bie ftriegé'gcfaïir /
Sen @ee-(ïurm / faratbcm ©uben-ja&r SkéMigefunbcn Jjcïbjïcë / jliebcn / SSnb atif jctn .fjeit (ιφ ff ctbë bcmübcn. ®θφ obne ®en / berbid) gcmac&'t/ 2Birbtetne gludjt gang η{φκ gc<^f> Sßnb roolt'fhi Γφοη jur ©omien jieb. en. iDcm 'èofce fanftu ηίφ£ entfliegen· |
|||||||
Il n'y a point de prévoyance contre la Mo1'
Ne tente jamais la Fortune,
Vy bun loin desperils de Mars, is" de Neptf
Fuy lej'erain des nuits, ir les chaleurs du]0"
Hout ce foin t'efl fort inutile.
F ark quifut un lache ,èJ"nefit que ï'amoUf>
Efi mort aujfi jeune qßAchiU.
|
|||||||
HoRATIANA.
|
||||||||
I5>J
|
||||||||
ñ ç. Niemand kan de dood ontgaen.
|
||||||||
't Waer iets, indien van eene kant
Oe dood ons kon naer 't graf toe dringen! Maer och ! ze komt, uit zee en land,
"let vier en oorlog ons befpringen. De dappre fneuvelt, door haer fchicht,
^elyk een bloodaerd, onverfcheiden: Zy blyft van hooger hand verplicht
õçé elk ten grave te geleiden. N2
|
||||||||
Emblemata
|
|||||||||
ÏC)6
|
|||||||||
MORTIS CERTITUDO.
r ., Divefnc prifco natus ab Inacho j od. 3. Nil interest, an pauper, iS" mfima
De gente fub aio morêris, Vitlima nil miferantis Orci. Omnes eodem cogimur · omnium Werfatur urna :feriiis ocyits Sors exitura·} & nos in atcrnum Exilium impofitura cymbtc. Hicferviis,dum vixit,erat,nunc mortuiis idetn, Non quam 3 tuDariMagne > minorapotefl· Efl, ut viro mr latiüs ordinet Lib.ji Arbufia fulcis : hic generofior 0:1,1. Defcendat in campum petitor ·· Moribus hic > meliorque famA
Contendat : Mi turba clientium Sit major ■■ JEqua leve neceffitas Sortitur infia-nes & imos : Otnne capax movet urna nomen. |
|||||||||
SfticiKê ifï fo geaoiti cttó ter %.$>.
3>cm Qlobc gilt' cé afleë gtdeft /
iött fcr>fï gering/ avmV ot>cr reid). <£t f ommc morgen / oDer i>cutc / ©o mirt» fcocl) atlci ibm jnr ^Öcttf e / 2BaS utifd) in ber Seit gebobren / 93nï> bort jur Sroigfeit erf ofcreii. Kien ne dure afin que tout dure.
Q^ii dc(fus la fantc' finde trop d'efperance ,
Couve fouvent la Mort au centre de [on fein » Qu'ilfaille α tous mourir,rien n'efl de plus certaW· Miis oürfuanti&cumentinul n'en tient afiuranoi' |
|||||||||
Horatiana; I5>7
|
||||||
98. De dood k aeeker.
|
||||||
De dood heeft yders naem en daet
Byeen geftelt om op te leezen, Gelyk een lotery beftaet;
Doch wien het voor of na zal weezen 3 Is naer hy eerft wert opgehaelt.
Hy zy van groot of kleen vermoogen, Het veege fterflot, vaft bepaelt,
£-aet niemant los, door konil noch poogen, Í 3
|
||||||
*S>8
|
|||||||||
Emblemata
|
|||||||||
CUNCTOS MORS UNA MANET.
^' ·'' Fallida mors tequo pulfat pede pauperum tabcrntë
"*' Rggümque turres.
Lib<i. * ^—°<equateüti$ od. is, pauperi recluditur,
}\egumquepueris -.nccfateïïes Orci
Callidum Promethea Rgvexit auro captus > hic fuperbum
Tantalum > atque Tantali Genus co'ircet: hic levarefunBum
Pauperum taboribus, Vocatus 5 at que non vocatus audit.
Lampf. Dilacerascrines , ddumque ululatibns impks, Maflaque fanguineis unguibus ora notas': Credis an exjïinttos huepoße rever tere Rsges l. Fiere obitum, efl addi vulnera vulneribus. |
|||||||||
S>em 3lot> fcpitb wfr alie stcidj.
© et 'ïob tattffc auff mit ajddjen ©ebttttin,
£>er gurftcn βφίοβ imb bettlet #üttcu. Sföit t\tctd)cr 9ftacbt b/imvca, et reift ©cö Αδηίοβ ©tab imb ©cbufteré 2eijr. 9ΐίφ« ift attbier in btcfcm 2ebett / Stoß ficb, ni*t muii' bcm ^ob ergeben. Ricn de fi certain que la Mort.
"Toy de qui la ut e je couvre,
De ce brillant Metail qui fait fuivre les Rpv> Ne croypas que la Mort t'exempte de fes lot*' E'Ue frappe aujjïfort α la forte du LouvïCj S«'i ceüe du moindre Bourgeois. |
|||||||||
I pp
|
|||||||
HoRATIAKA.
|
|||||||
99. De dood ontziet geenflateq.
Gy Vorften van doorluchtig bloede
Gy hebt wel reeden om te treuren ß . De dood fchopt met dezelve voet De hooge poort, en laege deuren. Geen majefteit vint hier ontzag;
Geer armoe kan den boer befchutten. Het noodlot treft, met eenen flag „
Palleizen, en verachte hutten. Í 4
|
|||||||
Emblemata
|
|||||||||||
ioo
|
|||||||||||
YOLAT IRREVOCABILE TEMPUS.
Lil·.4. hnmortalia ne fperes > monet annus, & almum
od, 7. Quce rapit hora diem. Trigora mitefcunt Zephyrü : Verproterit JEflas
Interitura, fimul
Pomifir Autumnus fruges ejfuderit ■ & mox Bruma recurrit iners. Vir,i\,3 Optima quxque dies miferis mortalibus <cvi
Georg. Primafugit: fu beunt morbi > triflifqtiefeneSuf * Et labor, is1 durx rapit inclememia mortis. |
|||||||||||
,®fc 3ctt t(i utitoicbctbtiitalic^,
Sag niciste' auf tiefet SBelt befielet /
SScjcugt ter ci.ag / \»ann er ^cr 9Ïad)t / SBiiï ftc ibni wicber ößáâ gemacht. S)er 2Bcjl tbnt'ë/ tofi ter gvc|ï fcergci)cf. Sag ^abv mit feinen %k\tetn febt't ©ßö roieixr / wann cé aufgcbor'r. ©owanbcitaüeöaufiuftuktcr: Sftui uufev ïebcn fcbï't ééßöß roietcr. |
|||||||||||
La Mort nous egale tous.
Le temps qui produit les Saifons ,
Les ttent fiine á l'autre encbainc'es ; Et le Soleil marchant par fes dou^e m ai f om t J{enowveüe les fours , les Mots is les Annus. Il rien efi pas ainfi du de ft in de nos jours : Qjiand la Par que en barne le cours , fjous entrons dans des nuits qui ne font poiP. baxnies. |
|||||||||||
Hqratiana.
|
||||||||
toi
|
||||||||
éoo. Detydis onXbeederroepelykj
|
||||||||
Gelyk de lente gaet vooruit,
Die ftraks de zoomer na zal treeden, 't Welk jeugt en manbaerheit beduit >
Zoo volgt de Herfil, met trager fchreeden, En lokt den Winter, grys als fneeuw.
Dus hangt het al aen ronde kringen; 't Verandert zich van eeuw in eeuw ,
En fluit in de oorforonk aller dingea, Ns
|
||||||||
' 202 Emblemata
|
|||||||
NIL ALIUD AC UMBRA ATQUE FLATUS
EST HOMO. Hl, 4. T>amna quidem celeres reparant ctelestia Lunte ■
od. -. Nor tibi dicimus » Qiiopius JEneas, quo Tullus dives , iff Ancus>
Pulvis is" umbra [umus.
Qua feit, an adjiciant hodiernce craïtinajuminó Tempora DI juperi ?t l ampf. Eccefumus pulv is' ,fumus ecce miferrima tellus >
Et noßrifugiunt, ut levis, aura , dies.
Solvimur ut nebul<e ,Jürgens ut in air α f umus > Et veluti J'olvi file pruina filet.
Carpimur 3 ut flipuLe rapido carpuntur ab igne · Nil nifi vivendofomnus ir umbra [umus.
Unde igiturfafius, vcnit undejhperbia nobis ? Quos fatum ,prater tot mala > trifle rapit.
25tr fepnb nur ©taub uut) 2lfclK·
%\t @6tirftut)icyt/ ergänzt and) »icber
SDem SRonbe fein geborgtes èiccfyt; Sßaim aber bcin 2tccJ)t ctnft gebt nieter / <ëo fomt'ö uicrctcbcr ju ©cftct)t. $)ann ger/fïu c9Jïcnfd) / uut mufï jur (Erben / Sabjr bu f ommen / »t?bcr »erben. |
|||||||
L'Homme n'eft rien qu'un peu de bouc.
Tombeaux de fafpe, vafes frzcieux,
Ce que vom ojfre^ α nos yeux ; Ces Cefars ir ces Alexandres , Qui font vos plus riches trefors ; Qiie Jont-ils qu'un refle des cenires j> Que la flame α fait de leurs cc>rps 5 |
|||||||
Ç ORATIANA.
|
|||||||
20?
|
|||||||
éïß. T>e menfch is mtzer een fchaduV?.
Der menfchen heerlykheic, op 't beft,
Van ydelheit aeneen geweeven, Wat leevertze ons op 't allerleit ?
Een bobbel, van den wind gedreeven , Of fchaduw, die geen plaets beflaet;
Een ftinkcnt aes voor mot en wormen. Wat vordert aerdfchen toeverlaet,
Wanneer de dood ons komt beftormen ? |
|||||||
204 Emblemata
|
|||||||||
INEXORABILE FATUM,
od. 7.' Cumfemel occideris ,&de tejplendida Minor
Fecerit arbitria ·" Non , Torquate , genus , nontefacundia, non Μ l\eflituet pietas.
Cunäa tnanus avidasfugient hceyedis, amico Qi/ie dederis animo.
Infernis neque enim tenebris Diana pudicum Libera: llippoljtum.. Vtrg.ie, Deßnefata Deum fletti fperareprecando. "" Statfua cuique dies;breve <tr irrcparabile tempt'*'
|
|||||||||
3>ct %0t> (ft uncïbUtttir).
© er 3)?imb / ber butibcr tt anfenb 2Baffcit
©cbampfct burd) 25olrcf cuijeit / 5fait jjcgcn einen ^iob mdité fcfcaffeti / Scn Sßtclfrafi tiefet Beittigfcit. 5Mc <Son»e faßt / unb ftc!a,ctn>t'cter j ©cr/'tt «bet »ir nur einmal niet er / ©o »erben mir mét t»tcï>cr bracht / 3ft fajlaffen cwia,«i«c 91αφί. |
|||||||||
La Mort cft inexorable.
Cefameux Orateur dont lepuiß'ant difcours
Ufttrpajans cjfort l'Emfire de Ja Grece;
Manqua d'zloqucnce is' d'adreffs ,
Qitand la Mort vim trencber Ie filet de fes) oUTl·
Cent l\oiï pleins de cceur & de gloire >
Ontperdu la clarte'des Cieux ;
Et Ie devot Louis qttifutfi eher atix DieuX t
Ne vit plus qifen nitre memeire.
|
|||||||||
HoRATIANA.
|
|||||||
ZO?
|
|||||||
ßï Æ. Het noodlot is onverbiddelykz
Dewyl de fchaer, in Klothos hand,
De draet des leevens af wil kerven , [ Want de allergrootften van het land
Zyn zelf gebooren, om te fterven ] Gebruik, hiertuflchen, 's werrelts goed ,
Tot uw vermaek en vreugd, met maeten, Eer ge u j vol druks > bereiden moet,
Om 'c zelYS een quiftgoed na te laeten.. |
|||||||
^o6 Emblemata
|
|||||||
ÉÁ.1. MORS ULTIMA LINEA KERUM ÈST.
tpiß.it.
Poftlabores, attiumftudia, dignitates, opes, fe-
quunturflagella, dolores, aliaque mala, vitam fuga- ccm exetcitantia ; fola Vittus manet fupeiiles. Pofi obitum benefaBa manent,<eternaque Vittus
Non metuit ,Stygiis ne rapatur aquis. VrtptTt. jit non ingenio quafitum nomen ab ttvo Üb. 3. Excedet } ingenioßatfine morte accus· ~fi ■'" Non otnnis moriar, multaque pars mei
Od. 3°. ir.w- r ·;■ ■
Vttdbit Libitmam.
Sit modus laß'omarfS) i? viarum y Mi!iti<eque. Ser^ot iflfcas Sirte aller Singe*
Setzet» tft aller Singe Siel.
2Hf>ier gilt' ^crrimi? Änc*tglei$biel. ^t'crnnrfc ter 2ßelf£auf angehalten 5 Sann weiter bat ftc »ßöê £ti fcfjaltcn. Steengent) gefr't allein mirfcrner/ SBnt> feitntben fcljajarßcn Pförtner çßöß/ 9úâö l>en »ersten JjeHciuAftroer. ©0 eplt (?e 511 Dem waren 2ie$f. |
|||||||
La Mort eft la fin de toutes chofes.
S'en eß fait ; Tont efi confomme'.
Voici Ã'achevement des chofes '■
Murt il faut que tu te repofes ,
Et brifes four jamais ton dard envenimt· é
Ìáá,ï qu'en un moment tafortune efl changM-
Tu cedes á ton tour á ta fatalité;
Et la Nature humaine heureufement vengM>
S's'kvepax ta mort ä l'irumorialitt'-
|
|||||||
HOratiana. 207
|
|||||
105. De dood is het eind.
O dood ! zoo wel een trooil, als fchrik,
Hoe weinig menfchen overweegen , Dar aen deeze uifrerite oogenblik
Her alle en eeuwige is geleegen ! Sra buiten rykdom, eere en ftaet j
De dood zal dat gefnor verdryven. War in de weerelt leeft, vergaet j
Maer deugd alleen zal euwig bly ven. |
|||||
INDEX EMBLEMATUM.
|
|||||
1. XTIrtus inconcußa. %
2. V Virtutis gloria. 4
3. Natur am Minerva per ficit. 6
4. Virtus immortalis. S'
5. Virtuti Japientia comes. io
6. In medio confifiit Virtus. 12
7. Medio tutißßmus ibis. 14
S. Virtus in aätom conßßit, J6 9. Virtus Invidia Jcopus. iS
10. Amor Virtutis. 20
11. Animi fervitus. . 22
12. Animi fervitus f erpetua.' 24
13. Vis inflitutionis. 26
14. Incipiendum aliquando. 2S
15. FruBus laboris gloria- 30
16. Voluptatumujur.-e, ?norbi l? miferite. 32
17. Crapula ingenium offufeat. 34
IS. Natura moderatrix optima. %6 19. Animus purgandus. 3S
20. Philofiphia vita Magißra. 4°
21. Mi'wer^d D«ce. 42>
22. Oifcïplinx animus attentus. 44
23. Oiuturna quies vitiis alimentum. 4<>
24. Habenda in primis animi cura. 4"
25. Educationis & confuetudinis tyfus. 5°
26. Conjcientia mille tefies. 5a
27. Honeße b' publice'. 54
28. Nihil ßlentio utilius. *>6
29. Α poculis abßnt jeria. 5^
30. Amant alt erna Qamamtz. 60
31. Tesiina lente. <S2
32. Medits tranquillus in uniis- «54
33. lnnocentiaubiquetuta. d6
34. Mortis formido. 6$
35. Fxugalitatis exemplar. 7°
* BLAP-
|
|||||
BLADWYZER
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der bygedichten ι op de zinnebeeiden.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ι Ν DE X.
J 6. "Poteßas potefiatifubjeÜa. 7*
37· Quis dives ï quinil cupit. 74
3S. Sapienticelibertas. η6
39. Ntmiuspaupertatismetuslibertatinoxius.jS
40. Sorsfiia quemque beat. So
41. Agriculturx bcatitudo. 82
42. Avaritismalum. 84
43. Mentis inquietudo. $6
44. Curaincvitabües. SS
4^. Grande mal/im Invidia. 90 46. Cultnen honoris-Jubricum. 9! 47i Multiplex Avaritiaprxtextus. 94 45. Nihil auri cupidumrefranat. 96
49. Pecunia ä bona &honesio abßrahit. 9$
50. CumfruBupercgrinandum. loo
51. Anxiadivitiarumcura. 10J
52. Qjtoplus funtpotte }plusßtiuntur aqua. lo4
53. {£#0^ /dfx'r eji e«i' contingit nihil ampliiH
optat. 10^ 54. Α><ί»·«ί nlfi cum moritur,nihil reaê facit. 10S
55. Amicitiamfovetmumficentia. il"
56. Liberali homini volunt omnes quam optt'
mè. Il* 57. Variumpecunia dominium. ll^
58. Stultitiampatiunturopes. il«
59. Pecunia obediunt omni α. Il°
<io. Quidnonauropervium?: V-° 61. Pecunia donatomnia. it*
62. Avarus quaßtisfruinon audet. ii·*
63. Heres in'slar vulturis eßejolet. 11*
<$4. Paupertatis incommoda. JJ° 6<). Nil ego contulerimjucundofanus amico.li0 66. Amiciti&Trutina. I3J 6"j. AmiciVitiumnefaßidiäs. \ψ <ί8. Idem veile atque idem nolle, ea demumfin", amicitiaesl. SV,
69. Oomi argus > firis talpa. iy
|
|||
BLADWYSER.
%6. Alle magt is hooger onderworpen. 73
37. Die niet begeert is ryk. 7 ζ
38. De Wysheit heeft vryheit. j-j
39. Vrees voor armoede maektflaven. 79
40. 't genoegen is't al. 81
41. Het landleeven is gelukkig. 83
4ï. Het geld verminderd geen zorgen. S> 43. De groote ftaet is van geen zorgen vry.
S7
44. Zorgisnietteontloopen. 89
45. Nydigheit is een groot quaet. 91
46. Maet houd ftaet. 93
47. Gierigheit ontbreekt geen fchyn. 9^
48. Geldzucht ontziet geen perykel. 97
49. Rykdom doet dooien. 99
50. Reift, maer met voordeel. 101
51. Rykdom baertzorg. 103
5^. Goed ftopt geen gierigheit. I05 53. 't Genoegen is't al. I07 54· Een gierigaert doet maer goet na zyn dood. 109
%%. De milddadige maekt vrienden. 111
S6. Yder helpt den milden. 113
%7. Het geld diend of word gedient. 11%
SS. Den Ryken ftaet alles wel. 117
S9. Alles knielt voor het geld. 119
co. Het goud dringt alles door. 121
fii. Het geld geeft alles. 123
6*. Een ryken gierigaert is arm. I2f
63· Een ÉrfgenaemisalseenGier. 127
64. Armoede is een flechten Raedfman. 129
6$. Een goed vriend is de grootfte fchat. ff<J. Een vriend verfchoont zyn vriend, 133
<>7· Lief ziet geen leet. 135
65. Eensgezintheit maekt vriendfchap. 137
69. 't Huis fcherper toezien als buiten. 139 O ζ
|
||||
É Í DE X.
ßï. Cuique fiium fludium. É4â
71. Sua nemo forte contentus. 142
72. In quocumque vitte genere f hilofofhari li-
cet. 144 73. ViBrix malorumfatientia. 14<>
74. ¸ ortuna non mutat genus. 14*
7<>. Á Mufis tranquiÜitas. 15° 7i. AMufis aternitas. É"!2, 77- PoflmultaVirtus opera laxarifolet. i?4 78. Varia feneBa bona. 1%&
79. Fêr4 Philofophia mortis eil meditatio. 15 "
So. ExVinofapientiVirtus. . I<f° 81. Tempera te tempori. i^z Si.T empus rite impmfumfafiens non revocat, \6b 83. Pofl mortem ceffat invidia. l<>6 54. We quid ultra vires coneris. itf»
8 <>. Tempora mutantur, & nos mut amurin Ulis· 17°
Stf. NegleBiC'Religionispoznamultiplex. I72, S7. Culpampozna premit comes. 17^ 55. P?-ineipum deliBaplebs luit. ■ Ð6
S9. Tute, fireBèvixeris. ï-7" 90. Oefuturis neßs anxius. lS°
91. Qjiidenimvclocius £vo. lSJ
92. JEternumjubfole nihil. lS4
93. Sic íivamus ,ut mortem non metuamus. 1S0
94. Di )¼^ï j we» ^e ^o?«o extruendafenex cogY
. tet. iSS 95. Morte linquenda omnia. 19°
96. Communis ad lethum via. 191
97. Improvifa lethi vis. . 19*
9S. Mortis certitudo. 19^ 99. CunBos Mors una manet. 19*
100. Volat irrevocabile tempus. º°°
lol.Nil aliud ac umbra atqueßatits eß homo.^oi I.02. Inexorabilcfatum. z°* 103. Man- ultima linea rerum eß. 2.0" F I NI S.
|
||||
 L Á D W Õ S E R.
70. Elk in het geen hy weet. 141
71. Niemant is met zyn lot te vreeden. 143
72. Geen itaet belet de oerFeninge derwysheit.
I4<>
73. Lydzaemheït verwint. 147
74. Natuurkomtbooven. 149
75. Wysheit baert ruft. 151
76. Dichtkunft maekt eeuwig. 15 3
77. Arbeit en ruft overhand. 155
78. De ouderdom heeft ook voordeel. 157
79. De wyze houd de dood voor oogen. 159
So. Dewynisookdewyzedienftig. isx Si. Schik una de tyd. 103 52. Herwenfch geen welbefteede tyd. \6%
53. De dood verwint de nyd. I67
84- Beftaetnietboovenuwvermoogen. I69 S5. De tyd verandert en wy met de tyd. 171 26. Veracht geen Godfdienft. 173 S7. Straf naerverdienfte. 175· SS. Het volk boet de fchuld der vorften. 177 S9. Die wel leeft is overal zeeker. 179 90. Het aenftaende is ons verborgen. 1S1
91. Nietfnellerdandetyd, 1S3
92. Alles is vergankelyk. iS<>
93. Leeftzoo, datgeniet vreeft voorfterven.
1S7
94. Die oud is denke aen't graf. 1S9
95. Die fterft moet alles verlaten. 191
96. Het fterven is gemeen. 193
97. Niemand kan de dood ontgaen, 195-
9S. De dood is zeeker. 197 99. De dood ontziet geen ftaten. 199 ioo. De tyd is onweederroepelyk, 201 101. De menfch is maer een ichaduw, 203
102. Het noodlot i's onverbiddelyk. 205
103. De dood is het eind. 207
EINDE,
|
||||
9t«©3©$S§Ä.
|
||||
ϊ. "ΊΡ SSgcnb fcetact)tct ftHcë rcaé cttcl. i
2. 1 <£ugenb rnitb gcr'róiict. 4
3. 2ßaö tic Slatur angefangen/ fcoKenbct bic 3ud)t.tf
4. ïitgenb »ergebet niebt. 8
5. "Sic 2Betóbc(t gifettttftc^ ju bet Sluguib. 10
<?, 3m mittel beliebet tic'iuge.nb. 12 7. Sßcrcin Saftctmcibct/fatttcftindnanberë. 14 S. lugeubbcfiefctintbätfgcr'äupbung. ΐδ 9. ^ngcnb bcitt eHqCit 91eiber. 18
10. 2fcbeitiï3:ugtnb. 20
il. Sct©nnbcritfemfïctcr$icnftinccbf. 22 i2.r4)cr@oti(ofe banffef cin2a(lcr fiber bas aubete.24 13. ^>ic3ud>tt»crrid)tttaOcé- r6 J4- Scr^tiifaiignu^ gemacht fepn. 28 je. 2Bcrlaulfttergtffiinnt. 30 i«j. 3luff25olinftfolgt Stcuc. 3* i7. 2ßtincin/2ßi(jaufi. 34 18. ©ie Statur bcbcrfd)etnnfere"vSegicrbcn. 3 6
19. S>aéöcmfitbmii§rein fern. 38
20· 2öci§t)cit!ftbesi?cbetiöbeftc9lifbt'fd)mir. 4» 21. 2Bcr %.ugtnb liebet / acbta bas ubrtgc niibts.42 22· 'SiitcrroctfungbcvbcffirtailceSiaftcr. 44 23. SWfiffig-gang i(ï aüerÜaftcru aiifang. 4* 24· ©orgejuborfutbaé®emutb. 4S 25. SrjteimngfibertrijftbicStatujr. 5° 2ί. Saéb6fc(öcroi(Ïcnriibetnict)t. 52 27. Ïbuctci1)tifcbcucnicraünb. 54 $8. 2ßcr fct)ïüctgt t>att ηίφι£ jirtetontwottcn. 5 «f 29. 2lUcé jn reebter Heit. 58
30. 2i(ieó bat feine Beit. <So
31. Site mit SSWlc, 62
32. ScrSßcifc bleibt unbewegt^, «54
33. $ßnf*ulbi(Hibcrat[fu$cr. 66
34. 'vtobtcs-'Sorebt. <sS
35. $MiTigfctti|tbaëb6*fre@ut(>. 70
3 i. ©ottalkui f huw ieiiun Ober«. 7* |
||||
gl «■ «' 3 ® * β'. Λ
}7· ©erift^/bertvuttöbcgebrC. 74
3S. 35er 2ßcifc i(ï aDjdi fr r. η 6
39- 2lnnutt> Ijetfaiiffribrc ^rcrt>e«t umö^Srobt. 78 40. 2Bcr bcifgltfigt ui / ter i(t glüffeclfcj. S o
41. Q5anrcn leben gluffelfgcratégurfrcn. Sz
42. S>ci· ©eii? IfïMc ^önrßcl aïlcö iübets«. 84
43. Sßurubcbcjj ©eraütba· 8<ί
44. Siicmanb obne Sorge. 8?
4i. Qftijjguiijl i(i ein groflc ßiial. 90 46. SBercinfam lebt/lebt ror-bl. 9a
47. 2ifie (?cl;ler babentbren ©ci-manici. 94
48. ©er ©einige febeuet feine ©efabj. 96
49. ©clb-geujiltbcrSbrtarbeitgcinb, 9S
50. ®ucbcMc9lubeiiiMrfelb(len. 100
5 i.SBcr \>iel@utbcr batt/batt aucb biel Sorgen. 102 52. ©ergciRigeijïnicfetjuerfaffigen. 104 5; j.Sßerftcb mit wenigem gitv^/ijrbalbbcrfbrgf.totf' 54· <£in©ei£balé teut ηίφί^ gutbé/ atë wann er fifrbt. 108
5 S.SBabre grennbfebaft fïebcf auf feinen SHn§tn,uo
5 6. Siiicn frepgebfgen ffiav.n batt jebetmait lieb. 1 12 5 7. Steicbttnmi ift gntb. ben ©utijen. 114 58. Stein 2a(ïcr allein. iiê
"5 9. ©elb berfebetfiber attcS.· 118
6o. 2Bo cé ©olb regnet / ift fein ©αφ ju tickte, izo
6i. ©elb giebt attcé. 121 ^.©er ©einige ί(ΐ feiiiJjerr feineécigmti©nfbi?.'24
tf 3»©eS ©elijcä?bo(jbeit lebt αιιφ ηαφ feinem 3". ort. 116
64- iZJ>aör;ilfftQ:ngtnfcot)nc©clbf. 12S
65. ^.tuS)?ciifci)ί(ϊ t-cg autevn©otf. 130
66. ©ergrcunrfcbafft-2Bage. 132
67. greunten gebier fcpnb feine gebier. 134
csS. 0leicber2Diüc gibt bic bcficficiiitffcfjaff. 135 69. Siebe jnfcor ten balfen an& tetnem aug. 138
70. SBieljtopfe/ fciel Sinne. i4<>
71. Slicmanb tsergeufiflt βφ rm'tfeiiicm Stanb. 141
|
||||
ο/γΤϊΤΤΤ CL·
91 <Ε@ 3 © £ © si.
7ΐ. ® ie 2& tSpeit f(i fibcraß ju #aujj . 144
73. ©ebultübctroinbet alles. 145
74. €in 2lff bleibt ein 2tjf/ waun er fc&on eine gßlb-
ne Ären trüge. 14S 75. ©clc&rtpeitbringtDlii&e. 150
7<i. ©etcért&.eifmachetimfïerblicr). 152 77.2tuf2irbeittnu§ auch,<£rge£ltcbidtfolgen. 154 78. ©as alter bat bielerlcpSftufKn. i<$<s
79. 5>as <£nbe bebenden / i(t bie bcjïe 2ßdspciu 5 S
80. S)criißdnrtar(tetbeä2Biifenßecg. I60
Si. ©cr)icfebicr;inbie3efi. i<5i S2. S)cr Sßdfe uwnfcpt bie vergangene jcit.nkpt ©ieber. ii4
S j. ©er Sfteib boret niebf auf als mit bem £obt. 166
84. 9li(b,téübcrtcrm5gcu. iöS 8s. SicSciten toi anbern fiep. 170'
S6. ©ic ©otlofigfrit errocefet alles itbcl. 172
87. Shi^ojjroicbt (traft benanbern. , 174
88. 2Bo ©ünbc ift / *a ift ©rafft. 176
89. ©erSabperfcbct über alles. 178
90. Ss iftaenugbafj ein jeber'vtagfein eigne cpiagt
pabc. 1S0 91. 9ti*ts ift ftöcptiger als bijj2cben. 182
92. €si(talles eitel. 184
93. Safjt uns alfo lebeu/bafj mir ben %ob ηίφι fuicb-
teii. 1S0 94- Sie 2ilfen fetten an m'cpts/ alsanbcu'vtob/ge*
|
|||||||||||||||
188
ΐ9θ I92 194
196 I9S 200 202 204 20ί |
|||||||||||||||
benfen.
95. ©er £ob beraubet uns aller "Singe. |
|||||||||||||||
96,
97-
|
S)er 25eg jum ^obe ift allen gemein.
S)cr Qlob fommt / et/ votrs toermepnen.
|
||||||||||||||
Sfticpts ί(ϊ fo gcrotf; als ber >j.eb.
|
|||||||||||||||
98.
|
|||||||||||||||
99. Sern «lob fepub wir alle gleicb.
100. Sie Seit i|ï unn>ie&«bringltcp.
101. 2ßtr ftpnb nur ©taub unb 2lfcpt.
102. ©er Qlcb i(t uncrbfttlt(t>.
103. ©« %pb ift bas Subc aller SMngcu.
δ "Sl 'S) δ.'
|
|||||||||||||||