-ocr page 1-
ARCHITECTURA
C É V I L I S,
OF NAAUWKEURIGE
ONTWERPEN en VERZAMELINGEN
VAN VERSCHEIDE ZEER FRAAYE GROOTE
Ê A Ñ -W Å R Ê Å Í,
VAN HUIZEN, SCHUUREN, PAKHUIZEN,. &c.
Met eenige
Uitreekeninge van de MATERIALEN, volgens de Bedek-
ken daar van in Articuien verdeelt;
Dienßig voor alle Liefhebbers en Leerlingen van de
Bouw-Konfl.
Alle Geteekent door den Beroemde Kenner der
Bouw Kunde,
JACOB Ñ O L E Y?
Stads Arebhek en Directeur der Zaagmolens toi Ziri
Te AMSTERDAM"
By PETRUS SCHENK, Konft-, Boek- en Kaartverkoper, in dé
Kalverftraat,, tuflehen het Franfche Koffyhuis en Gapcrfteeg,,
in Vtß'chers uitlas. 1770.
-ocr page 2-
BERICHT
VAN DEN
ÔEK ENA E R
A E Í DEN
L E E Æ Å R.
Het is een iegelyk bekent dat de Kappen die ons
dienen tot overdekken van onze Huizen of ver-
bergplaatfen van veele ongemakken, dat die ten hoog-
ften nuttig zyn voor het leeven van Menfchen en vee>
zoo luit het ons aan de Jonge Leerlingen voor te draa-
gen dit volgende Werk van eenigc Kappen die ordinaire
in Neerland of in de Zeeven Vereenigde Provintien het
aldermeeit in gebruik zyn, tot overdekken van alle
zoorten van Gebouwen> zoo voor Menfchen als Vee,
zoo dient tot opwekking van Beminnaars van dierge-
lyke Wetenfchappen , als mede voor alle Jonge Leer-
lingen.
Een iegelyk, en voorn amen tlyk die geene welke in
clie wetenfchappen gevordert en geoeflènt zyn, zullen
»a myn gedagten wel begrypen, hoe dienftig dat dien
* 2                                aart
-ocr page 3-
 ŠR ICH T.
aart van werken diende wereltkundig gemaakt te wer-
den, veele moeten zig verheugen dewyl zy het nut er*
vermaak met voordeel daar van genieten , daar andere
het zig moete beklaagen, dat zy in de voorzyde We-
tenfchap, zoo door ormiagt ais eigea verzuim oaweten-
tend'e zyn· gebleeven.
Wat my aangaat, na dat ik myn Leevenstyd in deze·
Wetenfchap met vermaak hebbe bezig gehouden r als
ook in eenige andere, zoo door eigen luft als meede
om aan andere dezelve te leeren, zoo is het, dat ik
zoo nu en dan zommige exempelen voor myn gemak
en tot dienft der Leerlingen hebben te zamen geftelt.
Het zal misfchien zommige vreemd voorkomen,. waar
om dat ik dit Werk met den Druk gemeen maak, de-
wyl genoeg van diergelyke Boeken in de wereld zyn,
maar hier op antwoorden wy, dat het niet gefchied om
wat nieuws ten voorfchyn te brengen, maar men moet
ook niet verwaarloofen het geene den oorfpronk betreft
van Konften en Wetenfchappen , om die voor te ftellen
die tot nut van het Menfchelyk geflagt zyn, zoo hebbe
ik 't van myn pligt geacht van het geene myn onder den
Goddelyken byftand , in onze fvvakheid dusverre vol-
voert hebben, uit den arbeid onzer handen aan U Ed:
Eerwaarde Landgenoten hier komen op te dragen, dat
zal buiten twyfel uit zig zelve aan UE. genoegzaam
vermaanen, dat zoo de man is, ook alle zyn-kragten
zyn, zoo dat nogtans my zulks van myn ftuk niet ver-
zet heeft,, wat ons in dezen te doea ftaat.
Zoo·
-ocr page 4-
BERICHT.
Zoo dat wy daar in een middel fcheenen gevonden
te hebben, om met alle dankbaarheid van UE. aftebid-
•den, dat, gelyk wy dit uit een gulhartigheid des ge-
moeds aan UE. befcheidenheid overdraagen ; dethalven
alzoo het niet onaangenaam nog overlaftig moge val-
len, die niet alleen geleerd zyt, om een Werk na
de deugd en niet na liet bywerk te vvaardeeren, maar
ook gewoon zyt de twyffèlagtige dingen, die gemeen·
lyk twee haudvatfels hebben, na de befte zyde aan
te grypen. Wy hebben verfcheiden Ontwerpen in
Teekeningen voorgeftelt, met de Verklaringen van de-
zelve, als ook verfcheide Bedekken van die Werken
ontworpen, en in Articulen verdeelt, en by yder
Beftek een begrooting van koiten gevoegt, die, vol-
gens den inhoud van yder Articul byzonder gekalku-
leert zyn, zoo van Materiaalen, Arbeidsloon, Trans-
porten en verdere Lallen en Ongelden dien aangaan-
de. Zoo een Werk zal wel eenige tot nut en dienfl
können wezen.
Indien dezen mynen arbeid mynen Wenfch mogte
bereykt hebben, zal my aangenaam weezen , en an-
ders zal ik my vergenoegen myne uuren daar in met
vermaak, in het overdenken der Gronden van deze
Konft te hebbeu doorgebragt.
Zoo veel hadden wy te zeggen, om ons daar me-
de ons zelven en te gelyk ons Werk, allen Konit
en Waarheid lievende Leezer UE. goedgunilig aan te
be-
-ocr page 5-
 ŠR I C H T.
beveelen, met betuiginge dat wy wenfchten ailes te
hebben bygebragt, dat daar vereifcht werd om zo©
een Werk in een goede ilaat te Hellen»
Het is ons eer genoeg om te mogen blyven
Uw Ed. Onderdanige Dienaar
JACOB POLEY.
Stads Jrchifek en DireÜeur der
Zaagmoolens tat Zierikzee..
 Å-
-ocr page 6-
Päg. é
NAAUW KEURIG
ONTWERP,
Van allerlei foorten van Kappen van Huizen.
angaande de Kappen, daar moet wel gelet wer-
den op het gebruik van binnen, en ten tweede
op de uitwendige gedaante en toeflel van dezelve.
Wat het eerfte belangt, het moet in overwe-
ging genomen worden, of die moeten dienen tot het draa-
gen van zwaare lailen, als meede om ruime zolders te
hebben.
Ten tweede, wat de buitenfte gedaante betreft van regt
gefpannen Kappen, deze moeten haare hoogte gefchikt
werden na den eis van de ffcofFen daar men de Kappen me-
de wil dekken, het zy met ftroo, riet of leven.
De Kappen die men met ftroo of riet wil dekken, daar
werd dezen regel in gevolgt :
VerHaar'ing der Plaat i.
Men verdeelt de wytte van de Kap, dat is, van A tot Â
in 9 deelen, zo als op de Plaat i. Fig. é. te zien is, en men
neemt 7 van die 9 deelen, dat is, van A tot C, voor de hoogte
van de Kap en lengte van de fpanten, zoo als met de ge-
ftippelde lienie of zirkeltrek in D verbeeld werd, zo dat
deeze verdeeling een zeer lage ilant van een Kap geeft,
die op het land voor Boere woonhuyzen en fchuuren geftigt
worden, om dat die voor alle ilormwinden en andere onge-
makken bloot ftaan.
A                              *£.
-ocr page 7-
2                         Befchryving van Kappen.
f'tg. 2. Is een Kap, ingerigt tot een pannedak, in den
«•rond geteykent met fpanten, gordingen, jagtfchooren en
fpandribben.
Fig. 3. Is de Kap in den opltal, die zyn wytte is van D
tot E, en die wytte verdeelt men in 6 deelen, neemende
5 van die 6 deelen, dat is, van D tot E, en men Hippelt
uyt D van F tot G, en uyt E Hippelt men met dezelfde
wytte van een tot G, en dat neemt men voor de hoogte
van de Kap en voor de langte van de fpand-ribben, dat
een goede proportie geeft voor een pannedak.
Nu volgt de benaming van het hout dat in zo een Kap
zyn plaats heeft, met de zwaarte dien. a. Verbeelden de
onder- of zolderbalken daar de kapftylen öp komen te ilaan,
dik 6 a 8 duim. k 1. De kapftylen. b. 2. De blokheel n.
I. 3. De fpanten l. 4. De hansbalk. b. 5. Carbeelén, alle dik
5 a 7 duim. f. De gordingen , dik 4 ajduim. D. De hoek-
kepers, dik 5 a 7 duim. C, De muurplaaten, dik4ao duim.
7. De jagtfchooren, dik 4 a 5 duim. G. De nok, dik 4 a 4
duim. h. De fpanribben, dik 2 a 3 duim.
Fig. 4. Verbeeldt de Kap in den opftal van binnen, op
zyde te zien, zo als die getimmert itaat. k. Verbeeldt de
fteene boilweering, die om een ruime zolder te hebben,
3  voet hoog boven de zolder opgemetfelt werd.
Tai. 2. Is een Kap tot tot een Ley dak, van 38 voet wyt
en 64 voet lang, die geinventeert is met doorgaande fpan-
ten. Tal·. 3. Is een dito Kap van 38 voet wyt en 64 voet
lang, met'kapbinten getimmert, die 1 Kappen werden te-
gen den anderen geitelt, om te weeten welke van die twee
kappen het meeile koiten, daarom zal van^ yder kap een
byzonder beitek en uitrekening gemaakt werden , waar door
het zal komen te blyken, welk van beide het meeit koft.
Welke Kap van deeze twee het beft is ? ik itel dat een
Kap met doorgaande fpanten, een veel ruimer zolders en
een fterker dak geeft, om reeden dat doorgaande fpanten
een gebonden werk is.
Daar een Kap met binten een verdeelt en gebroken werk
geeft en veel meer arbeid onderhevig is, het welk door alle
die
-ocr page 8-
Befchryving van Kappen.                        g
die verdeelingen een onilerkte maakt, dat ik aan het oor-
deel van kundige luiden overlaat.
Tal·. 2. Fig, i. Is de Kap in den Grond, met fpanten en
jagtfchooren, de gordingen geilippelt om de langte te kön-
nen meeten, als meede de hoekitralen en de zwaarden.
a- De zolderbalken, dik 13 a 17 duim, lang 36 voet. h. De
muurplaaten, dik 6 a w duim, 2 lang 38, en 2 lang 64
voet.
Fig. 2. Is de Kap op het end, dewelke is geinventeert
tot een Ley - dak, die fpant, ordinair driekant, dat is de
wytte genomen voor de langte van de fpandribben., gelyk
met de geftippelde d firkels getoont werd. .
Om de balken in een goede order te leggen, van hoog-
te, zo verdeelt men de geheele wytte van de Kap in 15
deelen, en men neemt van b. 6 deelen, en men trekt een
cirkel tot tegen de binnenkant van het fpant, voor de bo-
venkant van de onderbalk, en weder van het tiende deel
een cirkel tot tegen de binnenkant van het fpant, voor de
hoogte van de tweede balk, zo als op Ftg. 2. gezien kan
worden.
Ftg. 3. Zyn 2 fpanten die in de Kap naait malkander
ilaan, zynde op haar wytte uitgelegt, om de jagtfchooren
in 't bedraagen, daar men de lengte van de jagtfchooren
net kan weeten. Fig. 4. is de Kap op zyden, A. is een ge-
timmert hoekkeper, zo als die uitflaagen moet worden om
die na te timmeren.
Beftek en Conditien, volgens welken inhoud de Heeren
publiek aan de minft aanneemende zullen aanbeileeden het
timmeren van een Kap met doorgaande fpanten, met de le-
verantie van hout, yzer en fpykers en het geen verder tot
timmeren en ftellen van de kap van nooden zal weezen,
alles in gevolge de naarvolgende articulen.
A s                                   Art. r.
-ocr page 9-
ijL                          Befçhryving van Kappen.
j            Art. i.
Het Gebouw daar daar de Kap op ftaan moet, is wyt 38
en lang 64 voet, buitens werks, te weten op de muuren te
leggen 2 plaaten, dik 6 a 2θ duim, lang 38 voet, 2 dito,
<5 a 20 duim, lang 64 voet, de muurplaaten op yder onder-
balk in een fwaluw te leggen van 3 duim diep, en in yder
fwaluw 2 treknagels en 3 fpykers van 5 duimen, op de
balken vaft maaken de muurplaaten, op yder hoek met een
bedekte fwaluw in den andere te timmeren, nagelen en
fpykeren, als van de voorgemelde fwaluwen gemeld is.
Art. 2.
Tot de Kap te timmeren 3 heele kapfpanten, dik 12 a 16
duim, lang 37 voet, de fpante van boven in en aan den an*
deren te werken met pen en gaten, in yder fpant met pen
en gaten werken een onderbalk, dik 12 a 15 duim, Vang
na den eifch, in deze balk en in de fpante met pen en gat
te timmeren 2 carbeelen, dik 12 a 15 duim, lang op haar
tande 12 voet. Nog in yder fpant te timmeren een boven-
balk, dik 10 a 13 duim, lang na den eifch, in de boven-
balken en fpanten pen en gat te werken 2 carbeelen, 10 a
j2 duim lang op haar tant, 6 voet de fpanten te Hellen op
de muurplaat in de onderbalken met een pen en een tant,
en de fpanten van boven zo veel af te werken als de dikte
van de nok bedraagt, zo als op de teekening aangeweezen
wert op Fig.. 4.
Art. 3..
Op de enden van de Kap te maaken en Hellen een half
fpant, dik 12 a 16* duimj lang 53 voet? in yder fpant- te
werken een onderbalk met een pen in het fpant, en met
een pen in den onderbalk, dik 12 a 15 duim, lang na den
eifch, het heele fpant in de onderbalk en in het halve fpant
te werken een carbeel, dik 12 a 15 duim., lang op zyn tant
12
-ocr page 10-
Befchryving van Kappen.                        §
12 voet, nog in het halve fpant yder een bovenbalk te
werken met een pen in het halve fpant, en met een pen in
de bovenbalk van het heele fpant, dik 10 a 13 duim in de
balken, lang na den eifch, en in de balken halve fpanten,
yder een carbeel dik 10 a 13 duim, lang op haar tant <5 voet.
Art. 4.
Op yder hoek van de Kap een fpant,dik 13a 16duim,
lang circa 42. voet, daar toe in de onderbalken van de hee-
le en halve fpanten te werken met pen en gat 4 zwaarden,
dik 12 a 15 duim, lang op haar tanden 7 voet, 4 dito in
de bovenbaiken, dik 10 a 13 , lang op haar tanden 6\ voet,
deze hoekfpanten te timmeren na het Model A.
Fig. 4. De Onderbalk, dik 12 a 15 duim, met een pen
in het fpant, en een pen in de zwaarden, dito carbeelen,
dik 12 a 15 duim, lang op haar tanden 13 voet, de bo-
venbaiken met pen en gat en fpanten, in het fwaart dik
10 a 13 duim, lang na den eifch, deeze carbeelen dik xo
a 13 duim, lang op haar tanden 7 voet, alles volgen« de
teekening daar van zynde. Deezè hoekfpanten te Hellen
met pen en tant als vaa de heele gemeld is.
Art. 5.
TuiTchen de fpanten te werken de jagtfchooren, volgens
Fig. 3. De bovenkant van de jagtfchooren te leggen 2 duim
beneden de bovenkant van het fpant, onder en boven op
een tant van 5^ duim in de midden half en half in. Den
anderen te kepen dik 6 a 8 duim, lang 32 voet, van on-
der en van boven met pen en gat, en in de midden met
een treknage] vaft fluiten in een goede order.
An. 6.
Tot de gordingen te leveren zo veel als geordineert zal
worden, ribben dik 6 a S duim, niet korter als 24 voet.
As                                De
-ocr page 11-
φ                        Befchryving van Kappen.
De laiïchen van de gordinge niet korter als ê| voet, en de
laffchen te brengen tuflchen de fpanten, de laffchen vaft
te fpykeren met 5 a 6 duim, en de gordingen in de fpan-
ten te keepen met niiTen, dat de gordingen 2 duim bo-
ven de fpanten blyven, de gordingen en jagtfchooren yder
een duim te kepen, en op yder gording en jagtfchoor een
treknagel flaan, op de fpanten te leggen een nok, dik 6 a 7
duim, lang na den eifch, de nok 2 duim te kepen over de
fpante, de nok op yder fpant met 2 a 3 duimen vaft, en de
gordingen vaft te fpykeren met 3 a 5 duimen op yder fpant.
Atu 7-
Op de fpanplaat gordingen en nok te leggen , de fpan-
ribben van malkanderen 2 voet, op de midden te meeten,
alle de fpanribben uit een lengte, lang 38 voet, dik 4 a 5
duim, onder op de fpanplaat met een hiel en yder fpanrib,
op de fpanplaat met 2 a 40 $ en een j duim op yder gor-
ding en nok, met 2 a 6 duimen vaft te fpykeren aan alle
de balken fpanten, carbeelen, zwaarden en fpanribben, een
veilig kant te fchaven van 4 duim.
Art. 8.
Op de fpanribben te leggen het leybort, de deelen dik
if a 12 duim, lang 24 voet, de ftuknaden in het verband,
de kanten vierkant en digt tegen malkander geftreken,
op de hoeken en nokken met naalden, van dikte na den
eifch, het leybort op yder fpanrib met 3 a 40 ® vaft fpyke-
ren, weik icyUjrt van buiten regt en vlak zonder feeg of
bulten, en op de naden gelyk gewerkt, nog te maaken
De voet-laften voor het leydak, dit geheele werk te maa-
ken van greenen hout, alle vierkant bezaagt.
Nu volgt de uitrekening van de bovengemelde Kap,
volgens het beftek en artikels daar van zynde.
Be-
-ocr page 12-
Befchryving van Kappen.
Begrooting van een Kap, <wyt 58, lang 64 voet ^ met
doorgaande fpanten.
Art. 1.
I
dikte
in dui-
men
6 ? 20
§a iï
voeten
38
66
1
2
ftuvv.

duim
3|
1
?
2
Æ
gl-
/21
36
IS
£ 42
73
II
29
ÉÏ
- ÉÏ
ÉÏ
6
9
12
3
1
-------,
2 rlaaten           .         —.
2 Flaaten met de laflèn
2+ gr. Nagels . . —
40 — f duyinen is 4I $
Transpoit. van de guide
Arbeitsloon van Tim-
meren
          . —
"Van het Stellen . __
Gebruik van gereed
fchap en ftelluigliout
ƒ 177 : —
Art. 2.
jiza ie
12 a 1}
1 iz a ij
10 a 13
10a 13
Ë g S
zf a g
37
23
IZ
7
/33
Ï9
10
7
2
16
6
I
64
ZI
14
É

63
11
ÉÏ
3
18
6
12
14
ÉÏ
ÉÏ
s
i
4
2
æ
-
__
6 Spanten
3 Balken
6 Carbeelen
3 Bovenbalken .
6 Carbeelen          .
So Gryne nageis
6 f§ Spvkers
Voor transport
Arbeitsl. vanTimmeren
Van Stellen . —
Gereedfchap en Srel-
linghout        .       
ƒ 4SI
Art. 3.
12 a 16
37
3t£
12 a if
12
»f
12a if
'3
lA
lOa 13
7
S
10 a 13
7
*
if a ij
li
ß
^1^
2
/3 3
ƒ 66
_
ÉÏ
2
20
4
10
16
11
12
4
É
S
2
4
!
. S
2
«—
—-
1 ·.
£
·—
—·
—«..
4
12
8
—-
24
ß~
«·
; ·É
2 Halve fpanten . «_
2 Onderbalken . ■—
2 Carbeelen .
        »—
2 Bovenbalken . .__
ß Carbeelen . __
3æ Grene nageis . ~
2 % Spykers . —-
Transport .         _
Arbeitsl. van Timmeren
Van Stellen . _
Gereedfchap en Stel-
linghout , _
ƒ 177
Art. 4.
-ocr page 13-
Befchryving vän Kappen.
Art. 4.
s
12
f æß
É
16
--
144
8
49
8
49
É
16
É
éü
_
31
20
—.
8
dikte
ftuyv.
in dui-
de
men
voeten
duim
1.
12 a ij
7
f ;
10 a Ã3
12 a 16
7
40
3?
12 a ij
12a ij
U
■-"
14
12 a 13
loa is
7
7
f
lia ij
é*
\
-------
tel-
gl·
ƒ ß
4
36
12
12
4
4
4 Onder-zwairden
4. Boven-zwaarden
4 Spanten
4 Onderbalken
4 Carbeelen ,
4 Bovenbalken
4 Catbeelen ,
64 Grene nagels
Transport
Arbeits!.van Timmeren
Van Stellen
Gereedfchap en Stel
linghom
/42ú : —>
Art. 5.
Isa;
é a é
32
3
2
ƒ 7
4
ƒ 57
12
10
5
20
6
2
16
4
10
8
8 Ribbe tot jagtfchooren
40 Grene nagels . .—
Transport .
         
Arbeitsl. vanTimmeren
Stellen . . —
Gereedfchap en Stel-
linghout . _*
ƒ 93 : —
Art. 6.
f â
12
ƒ 39
12
J
8
ÉÏ
16
ß
1 +
æé
16
7
4
9
11
19
4
-----------1
3
18
8
2
é6
4
%
ÉÏ
__
,_.
12
8
--
30
13
18
'—
»—Ç
!—
8
_
6as
30
»1
63 3
23
*t
6a s
26
*t
6a 8
32
3
6a 8
43
4,
«sag
18
if
. 6 a 8
36
lt
6B.7
29
1
æ
6 Ondergordingen ". _
2 Gordingen tot de 2de
dito . .
         
dito tot de 3 de —
dito         .                     _
dito tot de 4de . —
dito . ,
         
_ Nok . . —
60 Grene nagels . _
Transport .
         _
Arbeitsl. van Timmeren
Van Stellen . .
Gereedfchap en Stel
lirjghoHt
ƒ 195 : —
Art. 7.
-ocr page 14-
Befchryving van Kappen.
Art. 7.
gl·
ƒ î
ÉÏ
tnt
ÉÏ
—,
i+
- æ
10
_
—■
ÉÆ
ÉÏ
^^
_
6
8
dikte
in dui-
ftuyv.
de
men.
voeten
duim
4aj
38
3i
-------
Æ
-------~"
—^ -
66 Spanribben « —
100 fß Spykers . —
Transport . —
Arbeitsl.van timmeren
Stellen .           __
Gereedfchap en Stel-
linghout , _
ƒ 30+ : —
Ait. 8.
ô\ an
2+
Æ
æ
f é
S
Î0S
25
S*
30
80
ÉÏ
æ
9
7
Æ
120 Deelen .           '—
2 ßï fê Spykers , ~
Transport . —
Arbeitsl.vantimmeren
Voor ftellen . —
Gereetfchap en Stel-
linghout . —
ƒ «s4 : _i
ƒ lij 3 : _
Zoo dat een Kap met Spanten bedraagt een Somme van
Verklaring wegens het Transport : Dat werd gemeenelyk op de
Scheepsvragten gerekent een Stuiver van de Gulden
; maar de
Landvragten %yn zoo niet geregukert ah de Scheepsvragten
; daar-
om [tellen wy
2 fluivers van de gulden; maar die dat kundig %yn^
zullen bet Transport en de Begrootingen wel können regulieren.
                                   Ver*
-ocr page 15-
10                      Befchryvmg van Kappen,
yerkhr'mge der Plaat z.
Fig. ι. Is de Kap in den grond zoo als die haar van boven
vertoont, h. Ben de Mumplaaten, die men op de mimren
en op de zolderbalken legt, op de balk in een zwaluw; als
meede aan de enden of hoeken met een zwaluw aan en over
malkander verbind. Die Plaaten, dienen tot een band cp
en om het muurwerk, aan en by den anderen te verbinden,
en dat is een zaak die in de Bouwkunde wel dienen waarge-
nomen te worden, dat men de Werken het alderfterkit
maakt daar het meeft op aan komt. c. Ben de Spanten die
het geheele dak moeten dragen, d, Ben de Spanten, die op
de enden van de kappen ftaan, en die dienen tot ftyfce vzn-
de gordingen ; als meede voor dragt van dit dak, dat op het
ent komt te leggen, e. Ben de Hoekfpanten,die dienen tot
het verband van de gordingen, ƒ. Een de Swaarden, die in
de hoeken van de fpandbalken gewerkt zyn, om de balken
yan de enden en van de hoekipanten, in te timmeren,
g, Ben de Jagtfchooren of KruiJlen, die men tuffchea de
Ipanten timmert,tot itevigheid van dekap, in de plaats van
windbanden, die by myn van dat nut niet zyn als de jagt-
fchooren , dat ik aan het oordeel van kundige overlaat.
è. Is de Nok die mede in een kap van groot nut is.
Tig· 2. a. Ben de Zolderbalken. 'k. Is een Onderbalk
tuikhen de fpanten, die met een pen en gat inde fpanten
getimmert is. /. Ben 2 Carbeelen , dienen tot ityfte en
fchranken van de kap. m. Ben de boven Balken, n. De
Carbeelen die dienen als boven gemelt is. Het refteerende
is gemerkt met dezelve letters als in Fig. I. gedaan is.
Fig. 3. Ben 2 Spanten die naait malkander ftaan en toe-
geleid zyn, om de Jagtfchooren in te bedraagen.
Fig. 4. Is de Kap van ter zyden te zien in den opftal. A.
Is den Uitllag van een hoekkeper fpant, om na te timme-
ren , met keepe voor de gordingen.
Beftek van gebrooken kap, volgens Tahiïa 3. die geitelt *
word tegen de kap volgens tabula 2. met fpanten.
Art,
-ocr page 16-
Befchryving van Kappen.                      gf
Art. i.                                            ■■ . '■ :
Het Gebouw daar de kap op ilaan moet, is wyt 38 en
lang 64 voet, buitens werks te meeten, op de muuren te
leggen 2 plaaten dik 6 a 20 duim, lang 64 voet, en 2 plaa-
ten van (5 a 20 duim, lang 38 voet. Die plaaten op ieder
zolderbalk in een zwaluw te leggen van 3 duim diep, in
ieder zwaluw op ieder balk 2 greene treknagels , en 3 a 5
duimen, vail te maaken. De plaaten op de hoeken met
een bedekte zwaluw in en over malkander te timmeren, na*
gelen en fpykeren als van de zwaluwen gezegt is.
Art. 2.
Tot de Kap te timmeren 3 kapbinten, daar toe 6 flylen,
dik 12 a 16 duim, lang 13 voet ; 3 balken, dik 12 a 15
duim, lang 26 voet; 6 carbeelen, dik 12 a 15 duim, lang
10 voet. Op de enden van dekap'2 halve binten, 2 ftylen,
dik 12 a éü duim, lang 13 voet; 2 balken, dik 12 a 15
duim, lang 14 voet; 2 carbeelen, dik 12 a 15 duim, lang
10 voet In de bintbalken tot de hoekbinten te werken 4
zwaarden, dik 12 a ij, lang 10 voet; nog op ieder hoek
een bint, daar toe 4 ftylen, dik 12 a 16 duim,lang 15voet;
4 balken, dik 12 a 15 duim, lang 16 voet; 4 carbeelen,
dik 12 a 15 duim, lang 13 voet. Alle de binten op te flui-
ten, ieder pen en gat met 2 en 3 greene nagels, dik f
duim, lang i£ voet.
Art. 3.
Tot het tweede Bint 6 flylen, dik ii a 14 duim, lang 10
voet; 3 balken, dik 10 a 13 duim, lang 16 voet; 6 car-
beelen , dik 10 a 13 duim, lang 7 voet. Op de enden van
de kap de halve kapbinten 2 itylen, dik 11 a 14 duim,lang
io voet; 2 balken, dik 10 a 13 duim, lang 8 voet; 2car-
beelen, dik 10 a 13 duim, lang«7 voet; in de binten bal-
ken te werken, 4 zwaarden,dik 10 a 13 duim,lang9voet;
tot de hoekbinten 4 itylen, dik n a 14 duim,lang nvoe-
B 2                                   ten«,
-ocr page 17-
\%                       Befchryving vän Kappen,
ten; 4 balken, dik 10 a 13 duim, lang 10 voet; 4 carbee-
len, dik 10 a 13 duim, lang 9 voet; met nagels opfluiten,
zoo als in Art. 2. gemelt is.
Art. 4.
Tot de derde Bint 6 ftylen, dik 9 a ia duim, lang 8
voet; 3 balken, dik 8 a 10 duim,, lang 8£ voet; 6 carbee-
len, dik 8 a 10 duim, lang 5 voet. Op de enden van de
Kap de halve binten 2 ilylen,dik9 a 12 duim, lang S voet;
2  balken, dik 8 a 10, lang 8 voet; in de bintbalken te
werken met pen en gat,4 zwaarden, dik 8 a 10 duim, lang
10 voet; tot de hoekbinten 4 ftylen, dik 9 a 12 duim,lang
8 voet; 4 balken, dik 8 a 10 duim, lang 5 voet; 4 carbee-
len, dik 8 a 10 duim, lang 5 voet ; opfluiten en nagelen als
in Art. 2. gezegt is.
Art. 5.
Tot de Spruiten 3 makelaars, dik 6* a <5 duim, lang 16
voetj een nok, dik 6 a 8 duim, lang 29 voet; 8 fpruiten,
dik ó a 7 duim, lang 6 voet. Alle de Bint en Spruiten van
onder in de balken te ftellen met pen en gat, en tant. Alles te
werken met penne en gaaten, en opfluiten in een goede order.
Art. <5.
Om alle de Onderbinten in de ftylen te leggen, en in
keepen in voorloeven, dat de bovenkant van de gording
3 duim boven de bindftylen blyft; de gordingen op ieder ftyl
met 4 a 5 duimen vaft fpykeren ; de ondergording, dik 6
a 8 duim, lang 190 voetj de rib niet korter als £4 voet.
De tweede Gording te leggen in een zwaluw van 3 duim
diep, op ieder bint de gording dik 8 a 10 duim, lang 16Ό
voet, de gording op ieder balk met een greene treknagel,
en 2 a 7 duimen vaft te maken.
Op het tweede Bint een gording in een en dezelve wys te
-ocr page 18-
Befchryving van Kappen.                     I3
leggen, vail maken met een greene nagel, 2 a 5 duimen ;
de gording dik 739 duim, lang 116 voet.
Op het derde Bint een gording, dik 6 a 8 duim, lang 90
voet, meede leggen, bewerken en vail maken , als gezegt
is van de voorgemelde. Alle de laflchen niet korter als 3
voet. Alle wel fpykeren na den eys.
Art. 7.
Onder de tweede Gording te maken, met pen en gat, 24
windbanden, dik ó a 8 duim. Onder de derde Gording te
werken als boven 24 windbanden, dik 537 duim. Onder
de derde Gording te werken als boven 24 windbanden, 4 a
6 duim. Alle lang na den eifch, 4 Nokbanden, 4 a 6
duim, lang 7 voet. Alles op te lluiten met greene nagels in,
goede order.
Art. 8.
Op de Muurplaten en Gordingen te leggen de fpanrib-
ben,van malkander 2 voet,van midden op midden te mee«
ten, dik 4 a 5 duim ; op de muurplaat met een hiel, en ie-
der fpanrib op de muurplaat met 2 a 40 $, en een 5 duim
vail fpykeren op de gordingen ennok, ieder fpanrib vail te
maken met 2 a 6 duimen j aan alles daar het wezen kan een
vellingkant te fchaven van £ duim groot.
Art. 9.
Op de Spanribben te leggen het ieybort, de deelen dik
If a 12 duim, lang 24 voet j de iluiknaden in het verband
vierkant, en digt tegen malkander geilreeken ; het leyborc
op ieder deel en in fpanrib met 3 a 40 # vail te fpykeren s
welk leybort van buiten regt vlak en zonder zeeg 01 bulten
moet gemaakt werden, en op de naden gelyk te werken»
Ver-
Β s
-ocr page 19-
JBefchryving van Kappen.
,i.4
Verklaring van Plaat 3.
Fig. 1. Is de Kap in den grond. No. 2. Ben de deelen,
onderbinten, met de zwaluwe op het ent van de balken,
daar de gordinge op komen te leggen. No. r. De muur-
platen A. verbeelt een zwaluw op de zolderbalken, daar de
muurplaten op komen te leggen. B. Is een zwaluw die aan
de enden van de muurplaten. om de platen aan malkander te
verbinden. 3. Zyn de halve binten op het ent van de Kap.
4. Ben de hoekbinten. 5. Ben de windbanden, zoo als die
.onder de gordingen komen te ftaan. 6. Ben de'zwaarden,
daar de balken van de hoekbinten met pen en gat in koomen.
7.   Ben de gordingen geftippelt.
Fig. 2. Is de Kap van ents met de verdeeling in 15 dee-
len, daar de balken van hoogte naar gelegt werden,zoo als
op Plaat 2. gemelt is, en hier met geftippelde iirkels aange-
weezen werd. a. De zolderbalken. b. De onderbint bal-
ken, c. De ilylen. d, De carbeelen. e. De 2de bintbalk.
ƒ De ilylen. g. De carbeelen. h. De 3de bindbalk. i. De
ilylen. k. De carbeelen. /. De makelaar, ra. De fprui-
ten. n. De nok. 5. De windbanden. 7. De gordingen.
8.  De fpanribben.
; Fig. 3. Ben 2 gebinten van onder tot boven,met defprui-
ten daar op naait malkander , op haar maat uitgelegt, om
de windbanden daar in te bedragen. Het reileerende is al-
les gemerkt, als in Fig. 2. gedaan is.
Fig. 4. Is de Kap van ter zyden te zien. Alles is gemerkt
als voor en.
Fig. 5. Is den Uitflag van de hoekbinten, om die na te
timmeren, die na de maate van hoogte, volgens de geftip-
pelde lynen aangeweezen wert. De fwaluw A is aandeborft
in 3 deelen verdeelt, dat een ilerk fwaluw geeft.
Ver"
MMM^H^HM^MBHi
-ocr page 20-
Befchryving van Kappen.                      2£
Verklaring van Plaat 4.
Befclryving van Fig. 1.
Verbeeld een Kap, die den eenen muur veel korter is als
den anderen, aan de enden met opgaande gevels, die men
de naam· van grondteekeninge geeft, daar men doorgaans
alles in verheelt, dat men in den omtrek van een gebouw-
wilt vertoonen.
Verklaring van Fig. ζ.
Vertoont het eerile.Bind dat aan het regte end van de
kap moet geplaatit werden, daar van de ftylen-, carbeelen
en fpanten. Fyne· fchreeven gaan door de grondteekening,
welke dienen om de enden van deflylen, fpanten en car-
beelen te vinden ; welke enden men van nooden heeft tot
het uitilaan van de binten, als meede tot het ophaalen van
de kap, gelyk met Fig. 3 en 4 gedaan is.
Verklaring van Fig. 3 en 4.
Fig. 3. Is den Uitllag van het groote bint, daar alle het
hout na de fchuinte, volgens de dunne fchreeven, verbeelc
werd., en uit den grond overgehaalt is.
Fig. 4. Is den Opital van de kap, die met de geilippelde
lynen van de hooftdeelen overgehaalt zyn, en het hout van
de binten is na de verzwaarde fchuinte geteekent, dat in.
het timmeren niet nodig en is; maar het hout mag na de
fchuinte wel in de breete vierkant bepaalt werden, zoo als
de fchuinte van ieder bint komt uit te wyzén.
Verklaring van Fig. $.
Daar werd het verband aangeweezen van een blokheel
aan de ftylen, muurplaat en fpant, met haare zwaluwen
verbonden.
Be-
-ocr page 21-
Bèfchryving vän Kappetil
i6
Begrooting van een Kap ^yt ^^lang 6^voet^met Binten.
Art. i.
I dikte
fluiv.
lin dui-
de
men
voeten
duim
gl-
6 a zo
38
3i
/21
f 4*
—.
6 a 20
«5
«i
36
15
73
10
i
HM
_
6
-------
2
2
II
29
IO
9
II
3
10
-
2 Plasten . . —
2 Plaaten met Laflèn —
2+ Greene Nagels . _
4Ï$ Spykers . —
Tranfport .
         
Arbeitsl. vanTimmeren
Van Stellen . —
Gereetfchap en Stel-
linghout . _
ƒ 177 : —
Art. 2.
6 Stylen tot het eerfte
Bint
          .           
3  Balken          . —
e Carbeelen . ô-
á Stylen op het ent _
a Balken .
         
• 2 Carbeelen ; —
<$ Zwaarden       . ►—
4  Hoekftylen      . ~~
4 Balken
          . —
4 Carbeelen
        . _
joo Greene Nagels       
Tran (port .
       _
Arbeitsloon van
 Tim-
meren .
       .—
van Stellen .
     
Gereedlchap en Stel-
linghout .
     
fii
g
ƒ «8
8
20
S
61
4
10
H
64
4
IO
H
21
8
II
IS
23
IZ
10
! +
21
8
9
__
12
il
50
8
Ð
ßï
54
IO
'<l·
+z
IS
—,
1
5
---
44
4
——.
__
100
__
40
16
É-º
ÏO
7
11 a i6
12 a IJ
12 a 15
12 a is
12 a 15
12 a ij
il us
12 a i6
liai;
iz a is
13

13
13
14
13
IO
14
15
13
4
»A
2
ƒ «fo : _.
Art, 3
-ocr page 22-
Befchryving van Kappen.
Art. 3.
É?
dikte
in dui-
men
11 a 14
10 a 13
10  a 13
11  a 14
10 a 13
10 a 13
10 a 13
ii a 14
10a 13
10 a 13
voeten
10
Éâ
7
ÉÏ
ßï
7
9
II
ßï
9
ftuiv.
de
duim
É
f
I
f
I
I
I
i
gl-
f 7
ßï
f 4S
__
9
IJ
29
ß
4
I
24
ä
7
14
IJ
8
6
10
13
4
I
8
2
6
10
--
7
14
30
Éä
6
10
26
—■
6
JO
26
I
S
24
ÉÏ
60
40
8
xo
5 Stylen tot het tweede
Bint
3 Balken
_
6 Carbeelen
2 halve Binten
__
2 Balken
MM
2 Carbeelen .
--
ë. Zwaarden .
,_,
4 Hoekftylen
—,
4 Balken
_
4 Carbeelen
_
IOO Greene Nagels
--
Tianfport
--
Arbeitsloon van
Tim-
meren
__
Van Stellen
__
Gereedfchap en
Stel«
linghoiit
ƒ 380
Art. 4.
9 a 12
7
1
f 3
8
ƒ 20
8
8 a 10
9
X
·(
12
—'
8 a 10
S
a
æ
12
9 a 12
7
• t
3
8
6
16-
8 a 0
s a 10
8 a 10
9  a 12
s
s
5
8
3
2
4
4
2
4
4
É
Éä
4
8 a 10
S
a
2
8
8 a 10
5
8
æ
É
s
30
æ
ÉÆ
-------
-------
ÉÏ
ÉÏ
■ "
é—
"~"
6
"""
â Stylen tot het derde
Bint
3   Balken          .
6 Carbeelen ;
2 halve Binten
2 Balken
2 Carbeelen
4  Swaarden .
4 Hoekftylen
4 Balken
4 Carbeelen
«8 Greene Nagels
Tranfport
Arbeitsl. vanTimmeren
Van Stellen . __
Gereetfchap en Stel-
linghoiu . «_
/1S7 "· -4
C
Art. 5·
-ocr page 23-
Befchryving vân Kappe
Art. 5.
é8
dikte [
ftuyw
in dui-|
oe
men.
voeten
duim
êé.
636
10
1
f *
é6
f S
8
637
6
A
É
4
9
II
637
29
ß
æ
æ
8
5
-------
S
É
__
7
3 Makekars t ■—
8 Spiuyten
                ·—
é Nok            .           
20 Greene Nagels —
Transport . —
Arbeitsl.vaii timmeren
Stellen .
           
Gereedfchap en Stel-
linghout . —
Art. 6.
6a 8
537
4a6
436
8
7
7
7
*
t
f é
É
8
æ
15
f Sf
æ6
18
3
ÉÆ
30
8
2
2
æ
24 Windbanden
24 dito
24 dito        . ·
. 4 Nokbanden
jso Greene Nagels
Transport
Arbeitsl.vantimmeren
"Voor Hellen . -
Gereetfchap en Stel-
linghout . -
Art. 7.
13
I6
27
12
19
—*
38
9
2
2 S
4
3
9
is
Æ
1
ß
U
14
48
17
2i
7
lu
3
6as
sas
8 a 10
8 aio
7»9
' 30
30
25
IJ
»i
»t
in
4
i
æ
>—
739
5a8
6a s
4Z
IJ
34
a
ih.
2 Gordingen
4 dito .
2 dito
4 dito
2 dito
2 dito
1   dito .        ,
2   dito
joo Greene Nagels
Transport
Arbeitsl van timmeren
Van Stellen
Gereetfchap en Stellinh
ƒ 6
6
9
9
II
5
ƒ 2J3
Art.
Art.
Voor de Spanribben
ƒ 334
Voor de Dekdeelen
ƒ 694 : -—
pç geheeie Somma ƒ «37 ·' »?
Ver-
-ocr page 24-
Befehryvmg vân Kappen.                     ι&
Verfchil van de begrootingen, aangaande
de twee voorgemelde Kappen op 'Tabula 2 en 3.
Volgens de beftekken daar van zynde, zoo
blykt dat de Kap met binten volgens 'Tal·. 3.
koil een fom
           ------ ------ ------ ƒ2837 ; 13
En een Kap met fpanten, volgens het be-
ilek en begrooting daar van zynde, volgens
Tab. 2. moet kollen
          ------          ------ ƒ 2553 : —
Zoo dat een Kap met fpanten twe hondert
en acht en tachentig gulden minder komt te
kollen ais een Kap met binten , het welk
ons te bewyzen ilond —— ------ ƒ 284 : 13
Verklaaring van Plaat 5.
Eerfie Afbeelding.
Fig. 1. Is de Kap in den grond niet de onderbalken, ge-
merkt met de letter A. De vier balken die op de vier in-
wendige hoeken koomen, die neemt men zoo lang dat die
een voet of drie over malkander koomen, men laat die
open hoeken halfen half in den anderen, om de hoeken
aan malkander te verbinden, daar alle de muurplaaten aan
en op verbonden zyn, om het uitwyken van de muuren te
beletten. Om zoo een Kap, op diergelyke manier gein-
venteert, wel te verzorgen, is voor al zeer noodig dat men
onder de kielen, op de inwendige hoeken, op de muuren
onder de balken, een iluk blaauwe ileen legt van bekwaa-
me dikte, breedte en langte, om het doorbakken van de
balken in het metfelwerk voor te koomen, doordien op de
inwendige hoeken ydcr drie fpanten koomen, en daar door
meeil de geheele zwaarte van zoo een Kap komt te leggen.
Tweede Afbeelding.
, Fig. 2. Is de Kap in den opilal getimmert, en vertoont
zig met de fpanten, balken en carbeelen, jagtfchooren en
fpanribben daar agter.
C 2                                   Ver·'
-ocr page 25-
20                      Befchryving van Kappen.
Verklaringe van Flaat 6.
Eerfle Afbeelding.
Fig. é. Is is een Model van de voorgaande Kap, die in
het pverhoeks legd, om daar de hoek- en kielfpanten na de
maat op een meetkonilige manier na uitteleggen, om die na
te timmeren.
Op het eene ent is met geilippelde lynen in den grond-
flag een kapfpant geteekent, met fpanten , balken, carbee-
len en gordingen &c. daar de gordingen in den grondflag
met geilippelde lynen overgehaalt zyn.
Deeze Grondte_\kening is zoodanig geleidt, om den
„opftal Fig. 2. na te teekenen, als mede om den uitflag naar
op te haaien, van de hoek en kielkeepers, Fig. 3 en 4.
Vyfde Afbeelding.
Fig. 5. Is een Carbeel, die gefield is na 3 deelen op de
ftylen en 1 deelen op de balk. Deze verdeelinge diende
wel in agt genomen te werden als de meeite zwaarte of
dragt op de enden van de balken of byde ftylen komt of
geplaatft moet werden.
Se s de Afbeelding.
Vertoont een Carbeel in de vyffteek getimmert, met die
benaming by de timmerlieden in 't gebruik, en dat wel om
deze reden : Als men een bind van onbezaagt hout moet
timmeren, dan flaat men een lynflag op of langs de zyden
van ftylen en balken, en dan zet men langs een rey over
de lynflaagen een fchreef, zoo lang als die van noden is,
en als deze ftylen en balken met pennen en gaaten in den
anderen geflooten zyn, dan verdeelt men van de fchreef
die op de balk ftaat langs de fchreef op den ftyl 4 deelen
van een voet en men zet op het einde van vier voet, op de
ftyl een merk en men deelt van de fchreef die op de ftyl
ftaat
-ocr page 26-
Befchryving vân Kappen.                      2,1
Haat langs de fchreef die op de balk ilaat 3 deelen van een
voet, en men zet op het eind van het derde deel mede een
merk, en als deze merken met vyf voet van den anderen
zyn, dan legt het werk in den winkelhaak, en om die
reden noemt men dat een bint in de vyffteek leggen, en
na die verdeeling werd het Carbeel ook gelegd.
Deeze verdeeling is beter als de bintbalken wat lang
zyn, om dat de carbeelen na deze verdeeling wat verder
van de ftylen koomen te ftaan.
Verklaring van Plaat 7.
Eerfie AfdeeTing.
Vertoont in den grond den omftreek van de voorgaande
Kap met een vallent Spant, gemerkt met de letter A, dat
wel principaal geinventeert is om de zwaarte van de Kap
meer op de muuren te verdeelen, het welke de regte of
befte fchikking is om een werk flerk en deugtfaam te
makken ; het is bekent als men de meefte zwaarte van een
Kap op een klyne fpaatie van de muuren laat ruilen, dat
dan de balken door de al te groote fwaarte in de muuren
gedrukt werden, waar door het fcheuren en uitfetten ver-
oorzaakt werd.
Tweede Verdeeïmg.
Verbeeld de Kap in den opftal, aan de eene kant op-
getimmert met de fpanribben, de andere zy van binnen te
zien. A. Is het vallent fpanc, dat een kundig meefter kan
plaatfen na zyn welgevallen, de vallende fpanten in zo een
kap in die order geplaatft, zullen een ilerk verband aan de
Kap toebrengen en veel beter dragt voor de gordingen ge-
ven , zoo als daar gezien kan werden van wat voor een ge-
bruik dat de vallende fpanten in zoo een Kap vertoonen,
men heeft in zoo een Kap geen jagtfchooren nog wind-
bandgp van nooden.
C 3                                     m+
-ocr page 27-
22                      Befchryvhig van Kappen.
Verklaring van Plaat 8.
Is de voorgaande Kap in zyn overhoeks by Fig. 2.
Letter A. verbeelt het halve fpant, dat op het eind
komt te ftaan tegen de nok, en met zyn balken in de bal-
ken van de vallende fpanten koomen, en met pennan en
gaaten getimmert werden. B. Verbeeld den netten uitilag
van het vallend fpant en alle de deelen van balken, fpanten
en carbeelen zyn in den Grondflag met fyne fchreeven
doorgehaalt, waar door men den opftal kan opnaaien.
Fig. 3, Is den opftal daar men de hoek en kielfpanten in
zyn regte maat uitgeflaagen ziet.
. Van wat nut een valtent bint of fpant is, dat kan hier
gezien werden, voor eerft dat daar zoo veel ftylen in
zwaarte niet by malkander op de inwendige hoeken van
de mutiren koomen, en ten tweeden, dat het vallende
fpant een beter verdeeling of dragt geeft voor de gordin-
gen , want zoo men let op Tab. 5. Fig. 2. daar zal men zien
dat de onder en bovengordingen by % en 3. altyd een
gioote langte hebben, daar de onder- en bovengording by
4 en 5. zeer kort valt, dat een flegte verdeeling voor de
gordingen maakt, dat met een vallent bint of fpant ten
eeuemaal weggenoomen werd, maar laat alles aan kundi-
gen over.
Men zegt dat men in oude tyden beeter werk gemaakt
heeft als tegenwoordig, hetwelk met de ondervinding zeer
wel beweezen werd , maar vraagt men of men tegenwoor-
dig zulke goeije werken niet meer maaken kan? ik antwoor
van ja, of wy zyn niet waardig den naam van Bouwkunders
re draagen, maar willen wy eens aantoonen waarinde ilegt-
heit van den heedendaagfche Bouw van daan komt, zoo men
eens een Ontwerp van een deugdzaam Gebouw ontwerpt,
en alle de befte Matrialen daar toe ordineert, zoo zal men
ten eerften vry wat te verantwoorden hebben, voor eerfi:.,
dat men al te koilelyk is in het ordineeren , en ten tweeden
dat men tot het Befteeden niet alleen van den Arbeitsloon,
maar ook van alle de Matrialen, ieder in zyn zoort over-
gaat,
-ocr page 28-
Sefihryving van Kappen.                      23
gaat, dat een groot nadeel voor zoo een Werk is, en dan
komt daar nog by, dat men zoo veel niet kan bedingen als
het wel behoort, of men moet onkundige aantreffen, die
dan zoo een Werk aannemen, die door haare onkunde een
groote fchaade lyden, en altemets het geheele Werk beder-
ven, zoo wel door de Leverantie, als door het maaken van
het Werk.
Maar zal een Inventeur van een Werk aan zyn Heeren
en Meefters genoegen geeven, om een Werk zoo goed koop
aan te leggen, dat zyn Meefter daar in genoegen neemen,
zoo moet hy overgaan om alles te verminderen en te verlig-
ten van de Matrialen, maar ook ilegter Matriaalen ordine-
ren om tot zoo een Jaage prys te koomen als men genood-
zaakt is, zoo dat ik nu meen de oorzaak van den ilegten
Bouw bewezen te hebben.
VerUaarïng van Plaat. 9.
Fig. 1. Is een Onregeliere grond over alle kanten uit den
haak, daar alle de Spanten in een Makelaar koomen , alle
de Spanten zyn met Syfferletters aangeweezen, zoo wel in
den Grondopilal als in de uitiïag van de Spanten, Fig. 1 en
Fig. 2. is den Opftal van twee zyden van buiten te zien.
Verklaaring van Plaat IQ.
Is de grond van een Schuur met een Dorsvloer, langs door
de Schuur, aan ieder ende van de Dorsvloer is geordineert
tot italien te maken, dat gelaaten wert, ten keure van den
eigenaar, om op die enden ook deelen te leggen.
Verklaar'ing van Plaat. 11.
Fig- 1. Is de Schuur op het ent van binnen te zien. Fig. 2.
is den toeleg van 2 Span ten om de Jagtfchooren in te be.
draagen, daar alle de Keepen van de Gordingen in de Span-
ten en Jagtfchooren verbeeld werden. By ]F%. 3, werd het
Jkee-
-ocr page 29-
24                      Béfchryving van Kappen.
keepen van de Spanten aan de Balken verbeelt, i. Is de Balk.
2. De Scheggen die tegen het Spant vaft gemaakt wert en
met een tant op de Balk ftaat. 3. Is het Spant. 6. Verbeek
het Spant met de Keepen van de Gordinge.
Verklaar ing van Plaat 12.
Fig. 1. Is de Schuur op zyden te zien. By 2. werden de
Jagtichooren met een Yfere Bout aan de Gordinge vaft ge-
ilooten, en op de refteerende vergaaringe met grene Trek-
nagels vaft gemaakt. By Fig. 2. werd in het groot verbeelt
hoe dat men de Spanten vaft maakt, a en a verbeeld de
Bindbalk zoo als de Swaluwe daar aan gemaakt is. l·. ver-
beeld het gekeepte Spant de ftyl van het gebint c. het Car-
beel d. De^Scheg die tegen de Spanten en op de Balken koo-
men te il aan.
VerUaaring van Plaat 13.
Fig. 1. Is een Kap in de grond , die geinventeert is
om een fwaare laft te draagen. 1. Ben de draagbalkendie
in de Stylen gewerkt worden, daar de Solderbalken met
keepen over koomen te leggen, die tuiïchen de Bintbalken
k&omen te leggen. 2. Ben de Bintbalken met deSwaaluwen
aan de enden van die Balken daar de Plaaten op koomen
te leggen.
Fig. 2. Is een Opilal op zyde van binnen te zien, met
de Carbeelen onder de draagbalken. Fig. 3. is de Kap op
het Ent met de gebint ftylen, die van booven veel breeder
zyn als van onder, om boven ruimte te hebben, om de
Draagbalken daar in te timmeren met pennen en gaaten,
en voorloeven, en de Plaaten die op de Balken koomen te
leggen moeten van een lankte Aveezen , om de binten aan
malkander te verbindan. 4. Is een Balk die tuiïchen de
Bintbalken met zyn keepen over de Draagbalken verbeelt
werd , en daar de. Plaat boven in de Swaluw komt te
leggen.
-ocr page 30-
Befchryving van Kappen.                            25
Fig. 4. Verbeeld het toeleggen van de ilylen, om de
draagbalken en carbeelen in te timmeren. 5. Is een Mal,
zo als daar 2 moeten weezen, die men onder en boven over
de pennen van de ilylen iteld, om die in het bedraagen op
Jhaar wyte te houden.
Verklaaring van Plaat 14.
Fig. r. Is een vierkante grond, die breed is O'S en lang
So voet, daar een kap met een zak op geplaatft is, die zyn
aan ieder zyde van een byzonderewyte,gelyk met de fyffer-
letters aangewezen werd, van L tot Ê is wyt 29 voet, van
M tot Í is wyt 37 voet, van O tot Ñ is wyt 26voetenvan
Ô tot V is wyt 34 voet, aan alle de buitenzyden van alle de
kappen leggen alle de fpanribben na een fchuinte van een be-
kwaam leydak, maar de binnenzyde leggen de eene zyde van
de fpanribben itylder , en de ander zyde van de fpanribben
vlakker, alles gefchikt ieder zyde na de wyte van de kap-
pen. En om alle nokken op eene hoogte te brengen, en
dat wel om zo een gebouw van buiten een reguliere vertoo-
ning te geven, dat een ieder kan reguleeren na zyn welge-
vallen. A. Ben de 4 buiten hoekkeepers. B. Ben 3 van
de 4 kielkepers die met gefbippelde lynen uitgeflaagen zyn,
om dat voor de vierde geen gereguleerde plaats en was om
uit te flaan na genoegen. D. Ben 4 moerbalken daar de
zolderbalken op komen te leggen.
Fig. 2 Is een makelaar, daar 2 regte fpanten en een hoek-
fpant met 2 nokken met pennen en gaaten in vertoont wer-
den, en de kielkeper is met geitippelde lynen aan en inden
makelaar vertoont, a. Verbeeld een end Van een regt fpant
met de pen daar aan. En b. Verbeeld het hoekfpant met
de pen zo als die in de makelaar komen, en alles opgefloo-
ten moet werden.
Fig. 3. Is het gebouw op het end, daar men de verfchil-
lende fpanten en fpanribben van de binnen daaken ziet,
haare vlakte en ilylte na de wyte van die halve kappen
verheelt, met fpanten en jagtfchooren.
D                                       Fig. 4-
-ocr page 31-
2,6.                     Befchryvlng van Kappen.
Fig. 4. Is het gebouw op zyde te zien, en met een
muur onder de kieigoot, met 2 booge in de muur om de
fwaarte en koften te menafeeren, dog die moet zyn dikte
en fwaarte hebban na den eifch van zo een werk.
Fig. 5. Is het ander end van het gebouw daar de moerbin-
ten met ftylen en carbeelen onder de zolderbalken vertoont
werden, om dat zoo een gebouw van alle kanten van buiten
toegefpant werd,en alle de balken aan de enden op de muu-
ren leggen, en om die reden leggen de balken aan de vier
enden van de lange buiten muuren, alle langs de muur;
en om die reden zouden de fpanten die aan de enden van de
muuren komen zouden, de muuren en balken können for-
feeren en doen uitzetten 5 en na buiten overgaan. Maar
om dat voor te komen, zo ben hier op en over de zolder-
balken koppel-plaaten met de bovenkant van de balken in
malkander gekeept, tot aan en op de vierde zolderbalk,
daar men de kapbinten op field, en dat geeft een goed
verband.
Fig. 6. Is een makelaar, daar is een yzer gsftel dat in de
makelaars op de kruis en halve fpantbalken leyd, en daarop
met bouten en crammen valt maakt voor het uitzetten van
de fpanten ; en men üaat in de boutgaaten tuifchen de bout
en makelaar een fpie of yzere wig, om een beter dragt en
iteun te hebben als tegen het ende links hout.
Verklaring van Plaat ij.
Is een gebouw meteen kap, die over alle kanten fcheef
en uit den haak is.
■Tig..1. Is het gebouw in den grond; in of met A wer-
den alle de regte heele en halve kapbinten verbeeld, en
tuiTçhen alle de fpantbalken leyd in dit werk nog een balk;
maar men moet de menigte van balken ordonneeren na de
laft of fwaarte die de folders moeten dragen, hier zyn de
hoekfpanten uitgeilaagen zo als die getimmert moeten wer-
den in de makelaars, β. Ben dévier moorbinten, die met
ftylen en carbeelen, daar de zolderbalken op komen te leg-
gen.
                                                                          Fig. 2
-ocr page 32-
Befchryvïng van Kappen.                       %y
Fig. 2. Verbeeld de geheele Kap in den Opftal, van bui-
ten met alle de Spanten, Balken en Makelaars te zien,.
Confiderat'w over het toeflellen van Fondamenten in %
algemeen.
Men veronderftelt dat hier in de Zeven Vereenigde Ne-
derlanden , weinig of geen plaatfen gevonden werden, daair
de grond in fhaat is om een fwaar gebouw te können dra-
gen , of men moet min of meer tot het heijen van paaien
overgaan ; maar van het getal van paaien dat men onder
Fondamenten moet gebruiken, is in een beilek niet wel te
bepaalen, voor en aleer men een goede kennis en ondervin-
ding van die grond heeft, daar men op wil bouwen, en na
dat men de grond dan los of geilooten vind kan[men de paaien
ordonneeren, in 't getal der dikte en lengte.
Men heeft hier te lande een gebruik, dat men een ge-
deelte van paaien onder een Fondament plaaft, die dan alle
van boven regt en waterpas afgewerkt zyn, en dan van bo-
ven belegt met fondament planken van een ordinaire Jank-
te, en ook nog wel dwars daar overheen, daar men dan
de muuren op gaat metfelen. Maar ik veronderftel dat die
Fondament-Planken een groot verderf zyn in al die plaat-
fen daar men nog eenigc vaftigheid aan den grond toe-
fchryfc, om het gebouw te draagen. Zo men de grond-
flagen en fondeeringen, na myn gedagten, op de bovenge-
melde manier wel begrypt, zo zegt men : de grond is te
ligt, te los of tefwak, om dat geene te dragen dat men
daar op begeerd te bouwen, dan gaat men over tot het
heijen van paaien, om den grond zó een vaitigheidt
te geven, dat die dat begeerde gebouw kan draagen,en
vaft genoeg werd.
Maar men ileld eens dat den grond maar- de vaitig-
heid heeft om de halve fwaarte van het bepaald gebouw
te können dragen, dan moet men zoo veel paaien daarin
heijen dat ze de halve fwaarte van het gebouw können
dragen. Als men nu die paaien van boven alle rege en
D 2                                    wa-
-ocr page 33-
5>8                          Befihryving van Kappen.
waterpas gemaakt heeft, en wel belegt is met de vereifte
Fondament-Planken, alles in die order.
Nu is de vraag? als men zo een Fondament-Plank gaat
belaften mét de geheele fwaartevan het gebouw, watdienil
die halve vaftigheid van den grond kan toebrengen aan de
halve kragt van Paaien en Fondament-Planken, om zo een
laft te draagen en voor zakken te bewaren?
Het is vaft en zeker als men paaien in den grond heyt,
en daar Pondament-Planken op legt, dat men het nut en
de kragt van den grond om het gebouw te helpen dragen,
gants en gaar benadeeld, ja zelis van weinig nut maakt,
voor dat de Fondement Planken zig zo veel begeeven tot
datze zo veel in den anderen gedrukt zyn door den overlail
van fwaarte, om dat die maar ingerigt zyn om de halve
iwaarte te dragen, en nu bel aft zyn met de geheele fwaar-
te , en dan op den grond neerkomen, en zo laag neerzak-
ken, tot dat die overlail van den ingedrukten grond ge«
draagen werd.
Zo men onder zo een Fondeering eenige zwakke of lolïe
plaatfen vind, die grond dan niet in ftaat zynde eenig
fteun aan die overladen Paaien te kunnen toebrengen, dan
moeten die Paaien, door den overlaft, naar den eenen of
na den anderen kant overzakken, welke gevallen men da-
gelyks maar al te veel ziet gebeuren, vooral in groote
en digt bebouwde Steden, by het afbreeken van Huizen
en ontgraven van Fondementen.
Nu kan men tegenwerpen, dat men de grond alvorens
kan vaft ftampen, eer men de Fondement Planken op de
Paaien heyt, dat zeer goed en nodig is. Maar ik beken«.
met geen mogelykheid de grond zo vaft te können ftam-
pen, als de koppen van de Paaien zyn.
Nu zal men zeggen, dat een geilooten grond zo veel Paa-
ien niet van nooden heeft als een loffe grond, dat vaft en
zeker is. Want als men een dunne Paal in een vaften
grond flaat, dan zal die Paal den grond nog meer in een
dry ven, en vafter maaken, en die Paal zal daar door in
-ocr page 34-
Befchryving van Kappen.                       ap
den vaften grond veel meer können dragen, als dat die
in den loiTen grond geflaagen was.
Het is bekent, dat men in Nederland plaatfen vind ,
daar men zo veel Paaien moet heijen, dat die Paaien hec
gantfche gebouw können draagen, om dat men geen nut
van den grond kan hebben, of men zoude veel meer
koilen en tyd moeten doen, dan is men genoodzaakt om
Fondament-Planken te leggen, om reden dat men op die
plaatfen niet wel met minder koften kan fundeeren, als met
Paaien, om alle het zakken voor te komen.
Het is een bekende zaak als men op moerige of veen-
gronden , fwaare Dyken moet leggen dat die in het eerfte
Jaar een groote zakkinge ondergaan, die verfcheide jaa-
ren agter een blyft duuren, van jaar tot jaar vermindert,
tot dat den moer of veen, zo verin den anderen gedrukt
is, dat zy den lait van den Dyk können dragen.
Verklar inge van Plaat 16.
Nu volgt een verklaring van den Fondeering volgens-
Plaat 16 ; op een loffen offlegten grond, volgens Fig. r.
tot een Pakhuys, 't welk een groote laffc moet dragen, dat
men om de koften van de muuren te fpaaren, op piJaaren
boud.
Volgens Fig. 1. is die fondeering ingerigt met Koppel-
houten , voor het overzakken, of van malkander wyKen van
de paaien. Zoo den grond nog eenige vaftigheid heeft,
zo legt men in het gegraven Fondement, onder de Koppel-
houten zo veel Vilvoorfe Steenen als men goed vind, zo
vaft neergeftampt als mogelyk is, van boven vlak en regt,
daar men de Koppelhouten op komt te leggen, men leid
de Koppelhouten zo laag, dat die ten minften 8 a 10 duim
beneden de boven enden van de paaien komen te leggen.
De Koppelhouten werden in malkander gekeept, dat die
°P 2 duim na gelyk in den ander komen. Men heyt tus-
fchen de Koppelhouten, onder de pylaaren, zo veel paaien
als men oordeelt te moeten weezen, dat hier een getal van
D.5                                9 ge-
-ocr page 35-
Befchryving van Kappen.
9 gefielt is, onder ieder pylaar, zo als by Fig. 2. verbeelt
werd in het groot, de paaien zyn gefield op 5 duim dik.
Fig. 3. Is denOpflal van die Pilaaren, zo als ze op de
Koppelhouten en op de Paaien komen te {laan, en men
kan het metzelwerk zo bewerken, dat 'er op de Koppen
van ieder Paal en het metzelwerk een duim of 2 ruimte
blyft, voor het zetten van de grond en Koppelhouten, die
dan met de Paaien gelyk komen te dragen, op die manier
over de Paaien gemetzelt, dan zyn die boven enden van de
Heypaalen bewaart voor het vergaan, al waren die boven
enden van de Paaien al 1 of'2 voet boven het zomerwater.
Maar zo men de grond niet en vertrouwt, zo kan men
in het Met'felwerk, een duim of 2 boven de·· koppen van
de paaien, Fondement Planken leggen, om het fchuuren
of aan ilukken zetten van de pilaaren voor te komen,
Fig. 4. Is den grondfiag met de Koppelhouten, dik 5
a 7 duim, de deurflagen gemerkt met Letter A. En de
Riggels, die dwars over de deurflagen komen gemerkt
met B., zo als op Plaat 16 aangewezen werd.
Hier volgt nu een begrooting van koilen, om te kön-
nen zien, welke 't meeil komt te bedraagen, een Fondee-
ring van Koppelhouten, of met Fondement Planken dat by
de Uitrëekening blyken zal.
Begroeting van de Koppelbouten.
duim
voet
penn.
J37
48
η
t s
IJ
——-
3
/34
< Denue
S dito
56
f 59 : 4 —
Begrooting van Fondement Flanken.
ƒ10
IS
/3*
%
6
+
Î4
16
7
7
i Denne plaaten —
4 dito                       
so dito op de enk. Füaien
if
+ a is
Xj
ƒ64:4'
Zo
-ocr page 36-
Befchryving van Kappen.                       g f
Zoo dat de Fondament Planken , vyf gulden meer
koilen als Koppelhouten. Maar hoe fwaarder of breeder
dat de Fondementen zyn, hoe het meer komt te verfchee-
len, dac de Fondamenten meer komen te koilen als Kop-
pelhouten.
Verklaring van Plaat ֍ en 18.
Fig. é. Is den Opflal van eenPakhuys, dat ingerigt is,
om een groote party Graan op te leggen, op een Fondee-
ring volgens Plaat ió\ met Pylaaren. Men leid op ieder
Pylaar een Eken Peuluwhout, dik 3 duim, of wel een
Hartfteen ter dikte van 6 duim, en 16 duim vierkant, Op
de zes reegels Pylaaren, leid men in de langte, op ieder
regel Pylaaren, een deurilag, dik 6 a 9 duim, zo als op
Plaat 17, met 1 aangewezeen werd.
Fig. 2. Zyn deriggels, die men dwars over de deurflaa-
gen leid, dik 4 a 6 duim.'
fïg- 3· Zyn de riggels, die onder de Bintilylen koomen
te leggen, dik4 a ia duim, men leid op de Enden vän de
riggels, aan de buitenkanten tegen de Weegdeelen een 2
duims deel, daar de vloerdeelen, met mes en groef in en
tegen komen. Die 2 duims deelen dienen om de weegdee-
len daar tegen vait en digt te können fpykeren, op dat die
Weegdeelen door de groote drukking van het Graan niet
van de vloer zouden afwyken, gelyk veelmaalen gebeurd,
als men de Weegdeelen tegen een i£ duims deel fpykert.
Op de Vloer fielt men de Stylen, geteekent met 4, dik
12 a 12 duim, op die Stylen leggen de Moerbalken, ge-
merkt met 5, dik 12a 13 duim, men leid dwars over de
Moerbalken, boven de Stylen de Zolderbalken , gemerkt
meto', dik 12 a 13 duim, die 2 duim in de Moerbalken
gelegcrt werden, tuiTchen die gemelde balken leid men de
Zolderbalken, gemerkt met 7, dik ÷ ï a n duim.
Op de Enden van de Zolderbalken leid men de Plaaten,
gemerkt met 8, dik 3 a 12 duim, die men met een
fwa^-
-ocr page 37-
g 2                      Befchryving van Kappen.
fwaluw van i£ duim in de balken timmert, dat die Plaa-
ten i£ duim boven de Zolderbalken, en met de bovenkant
van deZolderdeelen gelyk. komen te leggen.
De eerile Kap, bind de Stylen, dik n a ii duim, de
Moerbalken gemerkt met 9, dik 11 a 12 duim, de Zolder-
balken , dik 11 a 12 duim, en 10 a 11 duim. De Boven-
Kap bind de Moerbalken , dik 9 a 10 duim, de Zolderbal-
ken dik 9 a 10, en Sap duim, die Balken te leggen en te
legeren, zo als van de Zolderbalken gemeld is ; de Span-
plaat dik 4 a 12 duim, op een fwaluw als van de Zolder-
plaaten gemeld is 5 de Spanten dik 8 a 12 duim ; de Gor-
dingen, Nok, Jagtfchooren en Weegftylen, alle dik 6 a
8 duim.
Verklaar'ing van Plaat 19.
Is «en Boere Schuur met 2 Dorsvloeren; de Schuur
breet 66" voet en lank 146 voet, op de buitenkanten van
de Fondementen te meeten; de Aflatten breet 13 voet, en
de Dorsvloeren wyt 11 voet ; de Weeg van de Schuur ron-
dom hoog 12^ voet.
Fig. 1. Is den Schuur in den grond.
Fig. 2. Is den Schuur in den Opftal, ftaande op het
Fondement, met Stylen, Balken, Spanten, Jagtfchooren,
Nok en Gordingen. 2. Zyn de Haanebalken, die van de
halve Spanten over de Haanebalken van de heele Spanten
komen te leggen, en in malkander gekeept werden ; dat ik
beter agt als met pen en gat, gelyk het op Plaat 20. ge-
toond werd* By 3. werd aangeweezen, hoe men een werk
dat wel gereguleert is, door het bewerken kan bederven.
Let eens, dat daar de Windbanden met pen en gat in de
Spanten komen, op die plaats werden de Gordingen met
keep en voorloeven in de Spanten geleid, waar door het
Spant op die plaats wel de halve dikte van zyn hout komt
te verliezen. Daarom ftel ik dat men de pennen en gaa-
ien van de Jagtfchooren, zo veel hooger of laager kan
brengen, dat die tufichen de Gordingen komen.
Fig· 3
-ocr page 38-
Befchryving van Kappen.
U
Fig. 3. Is het toeleggen van 3 Spanten, dat is een van
den Dorsvloer en een dat daar nevens komt, om de Jagt-
fchooren in te bedraagen.
Fig. 4. Is de bewerking om een 5, 7, 10 en 16 hoek te
verdeelen: om dat uit te werken, zo trekt men om een
net kruis een cirkel , en men deelt BH in tweën gelyk C,
men zet de paffer in C en men trekt van A tot D; dan zet
men de pa-fTer in A, trekt van D tot E, en men zet op C
een Perpendikulaal van C na F. Nu is AE de verdeeling
van den 5 hoek , EC van den 7 hoek, ED van den 10hoek
en DE van den 16 hoek.
Verklaaring van Plaat 20.
Is een Bint, dat aan de zyde van den Dorsvloer is, met
de Taslyft en Carbeelen onder dezelve geftippelt, daar een
groot gebrek in 2 aangetoont werd , "nam en tl yk dat de Car-
beelen van de middelite Bintftyl, net boven den Taslyft in
die Stylen gewerkt zyn , waar door de Styl zyn meefte kragc
verlieft. Dat dit hier en op meer plaatzen zo bewerkt wert,
is, om aan te toonen, hoe veel maal dat de Baazen alles
aan haar knegts overlaten en toevertrouwen, zonder die
een goede onderrigting van al zulke gevallen te geeven.
Want als men de Middel-Carbeelen op de hoogte van die
Carbeelen bragt, die in de Buiten-Stylen komen-, dat zou
veel beter weezen. A Is het ipant dat aan het end van de
Schuur komt, daar de Haanebalk met een pen verbeeld
•werd, om in de Haanebalk van de heelen Spanten te tim-
meren, dat zo goed niet is, als dat die Haanebalk met een
keep daar over en in komt. Β Is een Hoékipant, na de
afftant van den hoek uitgeleyt. Alles Rhynlandfe Maat.
E
Nu
-ocr page 39-
Befchryving van Kappen.
S 4
Nu volgt de Uitrekening.
No.
dikte é
in dui-1
men. 1
voeten
fluyv,
de
roede.
4a 'S
18
--------
f 20
/ 1
280
28
^^
70
_
12
—i
voor af fteeken en
graaven . —
i-So gte: Paaien , —
Transport . _
Arbeitsloon - -
Gereedfchap en Stel-
iinghout . -
ƒ410
No.
*
ƒ44
AH
33
3
11
6ïï i8
100
Metfelwerk aan de
Buite Fondem. —
æø Pylaaren onder de
Binten . —
24 Schofynfe Steenen —
Voor een Lofie en
Kalkhok . —
f 749 : ia
No.
-,
f
13
r**
12
2
2
18
7
4
13
2
_
Æ
-
4 as
380
ß
-
â a io
Éß
ƒ
f. S
3
8 a ßï
á
É a é
éß
*™
-~=T,
é Yfcen Muurplaat
4 dito Dorpels voor
de Dorsvloer
ßï â Spykers
8 'ïke Paaien
. s ïfcre Bouten 6
3 ft. ".'
Transport ,
: Aibeitsioon : ,
ƒ '7? ; -
ƒ 1334 : Ji
No. 4-
-ocr page 40-
Befchryving van Kappen,
35
No. 4.
ƒ384
224
200
93
18
_.
I
92
300
100
40
2g
6
4
13
18
dikte
in dui-
men.
12 a 15
ftuiv.
de
roede.
voeten
24
+2
12
14
ý
éß
24 Denne Bintftylen ■_
g D: Balken . _
32 Carbeelen dito —
20 D: entogen . —
20 Yfere bouten 6 fg
3 ft.
         -
200 gre: Nagels . —
Voor tranfport —
Arbeitsl. van tim-
meren
         . —
Van ftellen . -
Gereetfchap en Stel-
linghout. . -
10 a 15
8 a 12
é a é
lia
f i<y- -~
No. 5.
13
ƒ IQ
12
11
SI
7*·
II
ss
2
7
=4
I4·
I
-
25
S
30
4
4 gre: Wecgftylen op
de hoeken- . —
zo ¿:
         .         . _
3« D:                 .         
1   dito Spanplaaten —
2   dito . . ,—
SO D: nagels . .__
Tranfport . _
Arbeitsl. van timm. —
il
1
7 37
7a 12
5 37
5 39
147
66
I a 1
ƒ 310 : —
No. 6.
fao
/540
34
to
138
13
'f
123
'f
6
17
54
15
3
S
54
S
I
5
91
8
300
4
•100
-
•25
4
IS Benne Spanrib —
4  D: Hoekfpanten ■—
9 D: Haanebalken —
5  D: Stylen .         
*« Carbeelen . —
joo gre: Nagels . —
Voor Tranfport —
Arbeitsl. van timm —
Voorftellen
Geieerfch. en Stel-
lingbout , —
46
55
22
II
7
É
12 a Àß
ßï a 1+
é a é
ƒ 14*9 : —
ƒ 31SÏ ·· —
No. 7.
Å 2
-ocr page 41-
Bejchryving van Kappen.
No. 7.
Só
dikte
in dui-
ftuiv.
de
men.
1 a 1
voeten.
39
»i
roede.
1+
ƒ «
12
ƒ20«
1
21
30
12
10
8
6
4
2
-------"
24 Denne Jagtfchoove —
100 gre: Nagels . __
Voor Tranfport . __
Arbeits), van timm,—
Voorftellen . __
Gereetfch. en Stel-
linghout . «
ƒ 281
No. 8.
/37
/74
---
15
_
28
\6
57
12
11
22
--
26
I I
2
7
2
14
4
21
42
—.
S
--
ÉÏ
16
É?
33
14
3
,--
6
13
I
25
«2:
z
4
4
8
10
__
_
É
É«
s
21
12
æ
Æ2
--
43
4
120
2
ZO
8 a 10
133
54
128
44
120
I08
28
IOQ
18

15
80
É
Tl
--9
8 a 9
^m
739
7 a 8
__
« a 8
6 ¢ã
«a «
1 a 1
~—
......—.,_.
my
2 Denne gordingen >—
2- d:
, ,
2 d:
2 <!:
, .
2 d:
2 d:
, ,
æ d:
2 d:
.
2 d:
á d:
.
2 d:
.
2 d:
.
1 d:
Nok
ifo gre
Nagels .
48 Yfe
te Boute 3 f§ .
2zo fg Spykers a .
Tranfport
Arbeitsloon
Gereetfch. en Stel
lii
nghqu
ƒ Sn : é*
Íï.
3 »4

24
if
f é
é
8
1
ÉÏ
2
/420
24Ï
31
ß°
60
75 2
IZ
tot
400 Denne Spanribbe
360 Bos Latten .
310 f§ Spykets
Tranfport
Arbeitsloon .
54 Roe Riete dak .
ƒÉßß3 : 12
ƒ 2446 : 8:
No. 10.
-ocr page 42-
Befchryving van Kappen,
37
No. ßï.
ÉÏ
Î7P
æ
41
—^
62
_,
I SO
iluiv.
de
loede.
IJ
dikte
in dui-
men.
if a iz
voeten.
J8D No. Veu: Weegdee-
len
410 fg Spykers
Tianfport .
Arbeitslocn . >
Ë
24
/83î : —
No. ir.
H
fll6
' 4
_
—_
10
s
/7
ÉÏ
60
1
14
40
IS
1
40
1
8
16
IS
I
2
SZ
IS
_
2
4
—1
—1
_
34
__.
IOO
æ
9 3 12
7 a 10
5 as
4a?
■ß a ii
4
20
7
7
20
24
jSS Dorsvloerdeelen     
Voor het ophoogen
van Sant .   
g Denne Taslyfte     
24 dito Carbeelen ,   
40 d: Puyftylen .       
12 d: Rib: . .    ~
48 d: Deelen .      ►—
40 f§ Spykers .     
Tianiport .         
Arbeitsieon .     _,
/47î ; *
No. 12.
Tot feparere van de Stalle in de Binte te werke met
Pen en Gac.
/4
L
ËÉ
-1
3
I
IZ
*
1
9
17
g
1
~
99
^^
2
2
,_
i —
H
8
1 —
- 40
2 Denne tot yder Stal
is 4 . .         —
2 d: . à; is 4    . —
s d; Stylen is 12       _
so d: Deelen .     
20 © Spykers .        _
Tranfport .       _.
Arheitsloon .      _
20
44
1*
10
24
/ 203 ; ««,
/un ; 2
E
No. 13,
-ocr page 43-
Befchryving van Kappen,
No. 13.
8*
dikte
ftuiv.
in dui-
de
men.
voeten.
roede-
5*7
13
A
fi
18
fiS
4
il a Jï
13
I
28
3
I
8
4
---------------------------
I
8
-------
20
8
20
12
8
........
8 gre: Diayftyle tot
m: d: .
           -
21 gre: deelen . -
8 Yfere bande , zwaar
3 $
S d: Verftaalde rappe
8 d: Pannen, 4 §§ —
Voorhang, en Spyk----
Tran fp ort
Arbeitsloon
f us ·· —
No. 14.
20
8
20
15
2
6
_
12
IO
40
II
10
20
10
ƒ!
1 +
_
10
2
6
I
JO
S
__
__
--
--
mm
12 DenrStyle tot fchy-
diug         .           
40 d: Deelen        . —
7 gre: Deelen . —
4 d: Rib: . . —
jo d: ·         .         
Verder befchotten
Deuren en Spyk. —
Tranfport . —
Arbeitsloon . —
!»7
i§a 12
2 a 14
4aj
liai*
20
18
24
ƒ IJ7 : —■
No. 15.
IJ.
9
I
10
30
HO
12
IS
12
4
ja?
ij a 12
14
24
__—
at—·
__
18 Benne balen ; _
Over de Stallen . —
80 d: Deelen . —
Voor Luyke penne
en Klampe . —
Tranfport . _
Aibeitsloon .. _
ƒ 228
IS
ƒ 500 : 2 16
No. 16.
-ocr page 44-
Befchryving van Kappen.
■$9
No. 16.
dikte
in dui-
men.
3 a ij
voeten.
20
ija 12
20
f 6
/42
IS
13 J
_
_
12
I
4
13
4
_
__
8
_
__
21
2
_
i6
14
ftuiy.
de
roede.
7 Yke Klau Planken —
3 Roe Stiaat , —
Voor ophoogen van
Aaide en Sant _
ïi Den: Dccle voor
Bakke . _
Voor hange en Spy-
keis .            _
Tran-fpoit . ,—
Arbeitsloon . _
ƒ ut : —,
No. 17.
î a 12
ja«
146
4
I
?
fiS
is
fzi
26
7i
12
18
5
6
ï 'ike Plank voor de
ftraat .         
3$ d: Paaien . —
S Roe Straat . —
Arbeytsjoon . —
f as : 9
f 383 : 9
Nu volgt de Transporten van de voorgaande Paginaas.
f 1334 :
ƒ 5191 :
«~«
ƒ *44« :
s
y ΐίΐι :
a
f ,soo :
ƒ 3 83 :
»
-»«-
r
is.
3«.
37.
38.
39·.
ƒ ««7 ί
Ä*
-ocr page 45-
4:0                     Befihryving van Kappen.
Befiek en Conditien volgens welken inhondt de . . Γ
Aan den M'mfl aannemende zal hefieeden, bet maaken van
een Boere Schuur
, met de Leverantie van alle de Ma-
trialen geen uitgezonden
, hun manier hier na-
volgende
:
Verklaring van het Aardewerk,
Art. 1,
De Schuur wyt op de buytenkanten van de Muurplaaten
te meeten 60 voet, de Aflatte wyt 14 voet, de Schuur lang
137 voet, tot het Fondament om de geheele Schuur te gra-
ven, een Grep ter diepte beneden het Meyvelt van jf
voet, en in den Bodem wyt i£ voet Waterpas, alles welen
vail ilampen. aan yder ent van de Schuur onder de Bint-
flylen in de Greppels te graven 3 Huyzen, en'verder in de
Schuur nog te graaven 18 Huyzen, volgens teekening tot
Pilaaren onder de ilylen van de gebinten, wyt i\ en diep
2 voet beneden het Meyvelt, alles op een der diepte en
waterpas, wel en vail aan ilampen.
Confideraften over Grondflag.
Art. 2.
Zoo de grond bevonden werd niet in ftaat te wezen om
op de gemelde diepte de zwaarte van de Schuur te draagen,
zoo kan men eenige duimen dieper graaven om te zien
of de grond meer gefloten en vaiter word, en dat niet
vindende als tot een grooter diepte waar door het Fonda-
ment al te veel zoude komen te koflen , dan moet men
overgaan tot het heijen van Paaien die men tot een zeeker
diepte in den grond flaat, tot dat men vail ilelt dat die
Paaien met den grond volkomen in flaat zyn om de zwaarte
van het Gebouw te können draagen, men moet de Heypa-
-ocr page 46-
Befchryving van Kappen.                      41
len tot Fondamenten ofte Grondflaagen niet te dik nee-
men om dat een dikke Paal de geheele grond los maakt,
veel nadeel tot het draage van zwaarte en overzakken van
de Gebouwen toebrengt.
Grondjlag van Paalwerk.
Art. 3.
In het ongegraaven Fondament van de Schuur in den
Grond te heijen 258 gre: Paaien dik 4 a 5 duim, 15 of
20 voet, na den eys van den Grond.
De Paaien moeten aan de ondereinden vierkant of ftomp
gezaagt werden om dat die moeten dienen om te draagen ,
onder ieder weegityl die onder de enthoogen komen te hel-
fen 4 dito Paaien onder ieder weegityl te heijen 3 Paaien,
in ieder kuil tot de kapitaale bintitylen te heijen 4 Paaien,
alle de Paaien te heijen dat die een halve voet boven de
Vloer of de aangeftampre gronden blyven en de bovenen-
den zoo vierkant te maaken als doenlyk is, voor de dragt
van de Steenen die daar op [komen te leggen.
Metielwerk van het Fondament.
1.
tumnArt. 4.
Tulïchen en op de Paaien van het Buiten-fondament een
Muur te metzelen, den aanleg 2 fteen tot de hoogte van
6" duim. Daar op te metzelen nog een voet of tot gelyks
het Meyvelt ter dikte van i£ Steen, daar op nog te met-
zelen tot de hoogte van 10 a 12 duim ter dikte van een
Steen, zoo dat het Buyten-fondament in het geheel hoog
moet weezen 28 a 30 duim. Tot alle de Pilaaren in de
kuilen het Fondament aan te leggen tuiTchen en op de Paa-
ien ter breedte van 4 Steen tot de hoogte van een voet,
en verder 3^ Steen ter hoogte van 1 voet, daar op nog te
meizelen ter dikte van 3 Steen tot de hoogte van 12 duim,
F                                        op
-ocr page 47-
42                   Befchryving van Kappen.
op ieder Pilaar te leggen een Schoufinfe fteen dik 6 duim
en breet 18 duim, zoo dat de Pilaaren hoog moet weezen,
van den onderkant tot den bovenkant, van den Peuleuw-
fteen 42 duim.
Materialen tot het Fondament.
Art. 5.
Tot het metzelen van de Fondamenten en Pylaaren te
gebruiken eifels of dorfe Steen, in bailer tras en grof Sant
van zoete gronden gehaald, en daar toe gebruiken 4 deelen
welgebrande Schilpkalk , een deel proef houdende tras en
2' deelen Sant vier dagen te beflaan voor die verwerkt mag
worden en ieder dag herbouwt en gepleemt werden, op dat
die taay werde en in het verwerken zoo veel zant als noodig
zal bevonden werden.
Het 'Timmeren van '/ geheele Werh
Art. 6.
Om de geheele Schuur op het Fondament te leggen een
yken Plaat dik 4 a 8 duim, de ftukken niet korter als 30
voet, deze Muurplaaten te laiïchen met lafTchen van 10
duim lang en ieder las te fpykeren met 5 a 30 Ponders.
Deeze PJaaten op de vier hoeken half en half, op de ande-
re te keepee en met 5 a 30 Ponders vaft te lpykeren voor
den Dorsvloer, aan ieder ent een yken Dorpel dik 6 a 9
duim, lang 15 voet en de Muurplaaten op de dorpels ge-
lyk in te laaten en ieder ent met 6 a 40 Ponders vail te
lpykeren. Aan ieder ent van den Dorsvloer tegen den
dorpel en enthoog ftylen in den grond te flaan 2 yke
Paaien dik 8 a 10 duim, lang 6 voet, ieder Paal aan de
enthoog Stylen met een duims yzeren Bout en Spie, wel
vail te fluiten.
Tm-
-ocr page 48-
Befchryving van Kappen»                      42
^timmeren m Stelle man Gebinten.
Art. 7.
Op de Buiten-Pilaaren aan ieder ent van de Schuur een
Gebint tot iedet gebint 3 gre; ftylen dik 8 a 14 duim,
lang 19 voet, en dito balken dik 8 a 14 duim, lang 4a
voet, in ieder bint 4 gre: Carbeelen dik 7 a 14 duim ,
lang 11 voet.
Aan ieder Bint 2 gre: Enthoogen dik 8 a 8 duim, lang
14 voet, en aan de Bintftylen met een fvvaaluwe vail te
fluiten en met een duims yzeren bout ieder enthoog aan
de Styl vaft te lluiten met een Spie.
Nog 6 gre: Binten ieder met drie Stylen dik 13 a 14
duim, lang 19 voet, de Balken dik 13 a 15 duim, lang
42 voet, tot ieder bint 4 Carbeelen dik 12 a 14 duim,
lang 11 voet, de pennen dik si duim, aan ieder bint 2 en-
thoogen dik 8 a 13 duim, lang 14 voet, met fwaaluwen
en yzere bouten vaft te fluiten, als van de Endelbintes
gemeld is.
Itmmenn van de Weegßylen*
Art. 8.
In ieder Endelbint te timmeren 3 gre: Weegftylen dik 6
a8 duim, lang 19 voet, boven ieder Deur temaaken een
Glasligt zoo groot als het vallen kan met Raamen en houte
Roeden, alles afhangen en fluiten in een goede order. Op
ieder hoek van de Schuur te ftellen een gre: Weegfly] dik
7 a 8 duim, lang 9 voet, in de Muurplaat met een pen
als meede boven in de Enthoogen met een pen en gat.
Aan de 12 Enthoogen te timmeren ieder een gre: Weegftyl
onder en boven met pen en gat dik 7 a 13 duim, lang 9
voet. Nog 30 gre; Weegilylen te timmeren onder in de
Muurplaat;.
F 2                                       En
-ocr page 49-
44                     Befchryving van Kappen.
En boven in de Spanplaat met pen en gat, de Stylen dik
5 a 7 duim, lang 9 voet, op de Enthogen te leggen een
gre: Spanplaat dik 5 a 8 duim, de ftukken niet korter als
24 voet de Lasfchen te brengen, tuffchen de enthoogen de
Lasfchen Jank iz duim met 6 a 40 Ponders ieder Las vait
te fpykeren, de Spanplaaten op de enthoogen in te laaten
met een Swaaluw van 3 duim diep, en met 2 gre: Trek-
nagels op te fluiten en op de refteerende Weegftylen met
pen en gaaten in den anderen te werken, alles met gre;
Nagels op en vait te fluiten
Het timmeren van Spanten.
Art. 9.
Op de entoogen en aan de Bindbalken te maaken de
Spanten dik 13 a 14 duim, lang 47 voet. Volgens tab. 11
en 12 de Spanten van onder op in de entopgen te (lellen,
met pen en gat op een tant de Spanten aan de Bindbalken
te werken, zoo als op 'Tab. 12. Ftg. 2. Aan de Balk a. by
l. verheelt is b. verheelt het Spant met de keep van de
Swaluwe, die op en aan het bind met de Bouten 1 en 2. by
Letter b. gezien kan werden, alles met fpien wel en vaft ge-
maakt moet werden, aan de binnekante van de Spanten te
ftellen de Scheggen onder op een tant. In de balk a. zoo
als met de geitippelde tant onder aan de Scheg gezien kan
werden, boven in de Haanebalken meede met een tant;
de Scheggen met behoorlyke Nagels en Spykers aan hec
Spant vaft te maaken, de Schegh dik onder 12 a 13 duim,
boven 5 a 12 duim, lang na den eis.
De Haanebalk te leggen. De bovenkant 12 voet boven
de Bindbalken, dik 13 a 14 duim, lang naden eifch; on-
der ieder Haanebalk te maaken 2 Carbeelen, dik 13 a 15
duim, lang op haar tanden 12 voet. Op deeze Balken te
maaken æ Stutte dik 13 a 13 duim, lang op haar tant 7
voet; onder in de Balken boven in het Spant met pen en
gat op een tant, de Spanten van boven te maaken met pen
en
-ocr page 50-
Befchryving van Kappen.                      ap
en gat te ilellen op het ent van de Schuur, ieder een Spant
dik 12 a 14 duim, lang na den eifch; de Balken dik 12 a
13 duim, lang na den eifch; de Carbeelen dik 12 a 14 d:
lang op haar tanden 12 voet, en alles op te fluiten met
gre: Nagels, na den eifch van zoo een Werk.
'Timmeren van de Jagtfchooren,
Art. 10.
Tuflchen en in de Spanten te maaken de Jagtfchooren
zoo als op Tab. 11. Fig. 2. getoont werdt, a zyn 2 Spanten
naail malkander op haar bepaalde wyte uitgeleid om de
Jagtfchooren in te bedraagen dik 7 a 9 duim, lang op haar
tanden 44 voet, onder en boven met pen en gat op een tant
in de Spanten te werken, in de midden gelyk in den ande-
ren te werken, de Jagtfchooren in de Spanten te werken,
dat de bovenkant 3 duim beneden de bovenkant van de
Spanten komt te leggen, zoo als op Tab. 11. gezien kan
werden, alles te maaken opfluiten in order.
Timmeren van de Gordingen.
Art. 11.
> De andere Gording dik 8 a 10 duim, de tweede Gording
dik 7 a 9 duim, de derde Gording dik 7 a 8 duim, de vier-
de Gording dik 6 a 8 duim, de vyfde Gording dik 6 a 7
duim; alle lang na den eifch.
De Ondergording te leggen in de Spanten met kepen
en nisfen zoo diep in de Spanten dat die 5 duim boven het
Spant blyft. De Bovengording in de Spanten te keepen met
Lippen en Nisfen en Voerloeven, dat die 2 duim boven
de Spanten blyft.
De reileerende Gordingen in de Spanten te keepen en
Voorloeven zoo als van de voorgaande gezegt is, en na
evenredigheid boven de Spanten te laaten, da: alles regt
à 3                                       en
-ocr page 51-
φ                      Befchryving van Kappen.
en onder de lyn, op dat de Spanribben daar gelyk op kön-
nen draagen, alle de Gordingen en Jagtfchooren, ieder i£
duim. In den anderen te keepen dat die alle gelyk draa-
gen, de tweede en de vierde Gording op ieder Jagtfchoo-
ren met een Spiebout van duims yzer vaft te fluiten. De
Gordingen verder op de Spanten en Jagtfchooren met gre:
ïreknagels en bekwame Spykers vaft maaken, boven op de
Spanten te leggen, een Nok dik 6 a 6 duim, de Nok op
ieder Spant een duim te keepen en met Spykers na den eis
vaft maaken. Alle de Lasfchen van Nok en Gordingen tus-
fchen de Spante te brengen, de Lasfchen 2 a 2-g· voet, lang
alles na den eifch, met bekwame Spykers aan malkanderen
wel vaft te fluiten.
Timmeren van de Spanribben.
Art. i2.
Onder op de Spanplaat Gordingen en Nok te leggen, de
Spanribben dik 3'a 4 duim, lang 24 a 25 voet; van mal-
kanderen 2 voet van midden op midden te meeten : en die
zoo veel in het verband te leggen dat geen 2 vergaringe
van Spanribben naait malkander op de Gordinge koomen.
De Spanribben op de Spanplaat te zetten met een hiel en
ieder met 2 a 30 $, een van 40 #, en op de Nok en Gor-
dingen met 40 $, 5 duimen op de Spantribben te leggen
dubbelde Latten een voet van malkander ; alles wel en in
een goede order leggen en met bekwaame Spykers teipyke-
ren : aan alle het voorgaande en navolgende Houtwerk een
Vellingkant te fchaven, en wel principaal de onderkant
van de dubbelde Latten die meeil rond te fchaven voor foe-
laas voor de bindinge.
Op de Latten te leggen een bekwaam Stroo of Rietendak
na de verkiezing van den Eigenaar van de Schuur, die ver-
klaaren moet eer hy de Schuur befteet.
Het
-ocr page 52-
Befchryvlng van Kappen,                      ,47
Het aanbrengen van de Weeg,
Art. 13.
Om de geheele Schuur te maakert, en aanbrengende
Weegdeelen van goeije en noorfe Veuren of beite Denne
deelen dik i£ duim, lang 24 voet. De enden van de dee-
len met een las van 6 duim, lang over malkander te laaten
koomen, de lasfchen wel en digt op en aan malkander te fpy-
keren ; de deelen in de Weegftylen aan de bovenkant voor
de Deelen £. van een duim te keepen x dat de deelen op de
onderfte deelen op de Weegftylen vlak en in het vaitfpyke-
ren koomen te draagen, de deelen 2 duim over malkander
te leggen en op de dubbelde naden in ieder Weegftyl een
5 duims verder te fpykeren : met 30 $$ de Zoomen van bin-
nen tuiTchen de Weegftylen om if duim voet met een duit-
fche taije Spyker 15 en 20 $ te fpykeren, en ieder Spyker
die in geflaagen werd moet van buiten met een Moker te-
gen gehouden werden, op dat ieder Spyker wel aangedree-
ven en omgekramt worden, aan de binnen boven en aan
de buiten, onder van de Weegdeelen een velling kant te
fchaven.
Het maaken van de Pifel.
An. 14.
Den aannemer zal aan een van de enden van den Dors-
vloer ofte de Schuur maaken een Pifel, om het fchoon ge-
maakte graan in te können' brengen : daar onder op een
goede grond ofte opgeheyde Paaien te metzelen 18 fteene
Pilaaren i£ fteen, tot de hoogte van 1^ voet, en 1 fteen
dik tot nog een hoogte van een voet, op ieder Pilaar te
leggen een Peuluwhout dik 2 duim, op de Peuluwhouten te
teggen 3 Deurflagen dik 5 a 7 duim, lang 36" voet: op de
Deurflaagen te leggen 7 Riggels dik 4 a 5 duim, lang 22
. voer ;
-ocr page 53-
ö                      Beßhryving van Kappen.
voet; aan de zyde van de Piefel na de Schuur, in en aan
de ftylen van het Bint te maaken é Balk met de hoogte van
de enthoogen gelyk dik 8 a 12 duim, lang 25 voet. In ie-
der riggel een ftyl dik 5 a 7 duim met pen en gat en in een
Voorloef, en boven in de Balk in een Voorloef met een lip
tegen de Balk gefpykert ; en onder in de Riggels met gre:
Nagels opgefloten.
Art. 15.
Tot de Vloer op de riggels aan beide zyden te leggen
2 gre: deelen dik 2 a ia duim, lang 36 voet; de eene
teegen de Weegdeelen en de Weegilylen digt te voegen,
en de Weegdeel tegen de 2 duims Deel. Om de voet een
30 «der digt en vaft te fpykeren, aan de andere zyde van
den Pifel tegen de voorgemelde ftylen een Befchot te maa-
ken, de deelen dik ii duim, het befchot in malkander te
ploegen met vaile ploegen, en het onderfte deel van het
befchot mede tegen de 2 duim deel vaft te fpykeren^, zoo
als van de Weegdeel gemeld is, de Vloer van de Pifelte
leggen 6 duim boven de Dorsvloer, de deelen dik i£ duim
van befte Denne deele digt en zonder gebrek in malkander
te ploegen met vafte ploegen en alles in een goede order
vaft te fpykeren. Op de enden van den Pifel tegen den
weeg op de Vloer te leggen en voegen een 2 duims Schrood
breed 8 duim, en door de Weegdeel te fpykeren als voor
gemeld is, als mede 2 dito 2 duims Deelen of Schrooden.
Op de vloer te leggen, aan beide zyden van den ingang
fpykeren als vooren. Aan den Dorsvloer het befchodt tot
boven met de Haansbalk gelyk te maaken, in de Buiten-
weeg te maken 4 a 5 Glasligten van 12 duim, breet 9
duim; in den dag groot met het glas daar in.
Art.
-ocr page 54-
Befihryving van Kappen.                       49
Art. i(5.
Aan de weegilylen op de zyde van den Pifel en op de
hoogte van de ent-oogen te leggen een balk, dik 7 a 9 duim,
aan de weeg en bintflylen met keepen, en in voorloeven
vail fpykeren, én op de balken in de ent-oogen te leggen
7 zolderbalken, dik 6a 8 duim, lang 21 voet. Op-deze
balken te leggen een zolder van befte denne deelen, dik i£
a 12 duim, alles in een goede order, met vafte ploegen
regt en digt tegen den anderen vaft te fpykeren. Vooraan
den Dorsvloer een deur met klampen en hangen te fluiten,
zo als dat behoord. In den Pifel te maken 334 duim be-
fchods, met ilylen en deelen, in een goede order.
Art. 17.
Tot den Dorsvloer te gebruiken Frederikshavenfe delen,
lang 12 voet ; den Dorsvloer te leggen 6 duim boven de
grond van de Schuur, "onder de delen te leggen 2 a 3 duim
zant, en den Dorsvloer 3 duim rond te leggen, een taslyil
op de hoogte van 13 voet, in de bintilylen mee pennen en
gaaten, dik 8 a 10 duim, lang na den eis, de taslyil op
zyn plat te werken, daar onder te brengen 14 carbeelen,
dik 9 a 12 duim, lang op haar tanden 6 voet, tot de puye
te ftellen 14 ftylen, dik 5 a 6 duim, lang 7^ voet, van
Eyke Barkoenen gf voet dik inden grond, op de ftylen
met pen en gaaten te leggen een puybalk, dik 4 a 5 duim,
en die in de bintilylen te werken, met verloore lippen en
voorloeven aan de Puyftylen een befchot^van bell denne
hout, dik vyf quart au duim, tot de hoogte boven de
vloer van 3^· voet, in de beide enden van den Dorsvloer
te leggen een vloer van Klinkers op zyn kant, ter lengte
van 19 voet, den Dorsvloer wyt ui voet, binne werks.
Art. 18.
G
-ocr page 55-
_tjo                     Sefchryvîng van Kappen,
Art. 18.
Aan de zyde van de Stallen op de hoogte van de ent-
oogen in de bintftylen te werken een balk met pennen en
gaten in de bintftylen, dik 7 a 9 duim, lang na den eis,
onder dezen balk met pennen en gaten teftellen 9 ftylen, dik
5 a 7 duim, zo lang dat die 2 voet in den grond komen ,·
boven in dé balk op te fluyten, met greene houten nagels,
aan en voor de ilylen te maaken een befchot van denne de-
len , van onder van den Dorsvloer tot en met de balken ge-
lyk, op de hoogte van de Paardekreb voor de paardeftal-
len te maaken een val, van een deel breet, afhangen en
in order te lluit?n, 2 deuren daar die geordonneert zullen
worden, het beichot in den anderen te ploegen met vafte
ploeg-n, de deel en dik vyf quart duim.
Art. 19.
Te maaken voor en agter met deuren, de draayitylen
dik 5 a 7 duim, lang na den eis, de klampen van de deu-
ren met een pen en gat in de draayftylen te iluyten, de klam-
pen en het befchot van de deuren dik i§ duim, in den anderen
te ploegen met vaile ploegen, aan alle. de. draayftylen van
boven een ronde pen van vier duim dik en lang 4duim, de
pennen van de draayftylen van boven in den dorpel te fiel-
ten, van onder om de ftylen een vierkante yzere band, dik
iaï duim binnens werks, onder in de draayftylen te maa-
ken ydereen yzere tap dik i£ duim, lang 2 voet, en in de
dorpels te ftellen een yzere put, met een verftaalde plaat,
alles vaardig en gangbaar te maaken met deuren, ahes af-
hangen en met lluytinge te voorzien in een goede order.
Re-
-ocr page 56-
Befchryv'mg van Kappen.                      ^j
Kegelen der Stallen.
Art. 20.
In de Paardeflallen tot fcheidinge te itellen 6 ftylen, dik
537 duim, onder 2 voet in den grond, en boven in de
zolderbalken met pennen en gaaten en met greenen houte
nagels vail fluiten aan deze en aan de befchotftylen, tot ieder
fcheiding 3 a 4 deelen, dik i£ duim, lang 7 voet, voorde
paarden te maaken een paardenkreb,. het hout dik 2 a 14.
duim , daar boven het reiteel ; onder tegen het befchot een
rib vafl te fpykeren, en boven tegen de zolderbalken een
rib dik 4 a 5 duim, alle de ribben ter lengte van de paar-
deitallen wel en vail te ipykeren, daar op te leggen deipor-
ten dik i£ a i£ duim, lang na den eis, en zoo veelbefchot-
ten van onder en boven tegen den zolder digt en met deu-
ren te maaken, en die afhangen en fluiten als geordonneert
zal werden, in den vool en koeftallen en het kaf hok te maaken
de fcheidingen volgens teekening daar van zynde.
Art. ai.
Over alle de Stallen te leggen een zolder, de balken dik
5 a 7 duim, en die op de befchotftylen te leggen met pen-
nen en gaten, als van deilylen boven gemelt is, op de zol-
derbalken te leggen deelen ,dik 15 a 12 duim, in de zolder te
laaten de noodige luyken, zoo als geordonneert zal werden,
als mede in alle de italien te maaken de «odige pennen en
klampen en ilokken, tot genoegen van den beiteder.
Van de Klinkers Straat.
Art. 22.
In de Paarde Stallen voor de Paarden in de breette 2 klau-
planken, dik 3 a 15 duim, lang na den eis, of als de ge-
G 2                                heele
-ocr page 57-
æ 2                      Befchryving van Kappen.
heele paardeftal, verder de geheele paardeilal te ftraaten,
met klinkers op zyn kant, in een dito ftraat, agter in de
koeftal ter breete van 5 voet, in de paarde en in de koeftal
een goot te ftraaten, in een goede order, met de nodige
dwarsgoten alles te leggen in een behoorlyke dikte van zant,
onder de paardekrebben te maaken de noodige kisten tot
berging van ftroo, met vallen daar voor, die afhangen en
fluiten in een goede order.
De Straat langs de Schuur.
Art. 23.
Tot een ftraat buiten de fchuur voor de Stallen ter bree-
te van 5 voet, te ftellen een eyken plank, dik 2 a 12 duim,
zoo lang als de geheele fchuur, alsmeede aan beiden enden
van de Straat dito eiken planken, voor die planken in den
grond te flaan 36 eyke paaien van barkoenen, dik 5 a 6 duim,
lang 4^· voet, en die paaien zoo diep te flaan dat de ftraat 5 duim
beneden de vloer van de ftallen komt te leggen, de ftraat te
leggen dat die van de Schuur in een bekwame order kan af«
wateren, van klinkers op zyn kant, een weinig rond en de
ftraat te leggen in een bekwame dikte van zant, alles in een
goede order.
Art. 24.
Den Aanneemer zal alle het houtwerk voor het geheele
Werk van greene hout, uitgezondert het geene anders by
de artike s vermeld ftaat, zuiver vierkant bezaagt, daar het
nodig is, zonder fpint,alles zonder dorre ofgroote quasten,
of eenig ander gebrek, of befmetting tot nadeel van het
werk, of duurzaamheid van dien, en wel principaal ten
keure van die geene, die de befteders tot het opnemen en
keure van het werk en materialen, en het geen verder nodig is,
zullen gelieven aan te ftellen, en indien bevonden wierd,dat in
de leverantie van eenige materialen, of bewerking van dien,
con-
-ocr page 58-
Befchryving van Kappen.                       eg
contrarie dit beftek was gehandelt, zal afgekeurt worden, en
Aanneemer zig daar aan moeten gedragen zonder eenig te-
genzeggen , of eenige exceptie, ter contrarie gehouden zyn
Het afgekeurde werk of materialen, al was 't zelve reeds
klaar gemaakt of gefceld, op de eerfte ordre te verande-
ren , in voldoening en conforme van het beftek.
Art. 25.
Den Aanneemer zal leveren zyn eigen hout en ladders tot
ftygering, ftellingen, fchooren en fwiepingen, mitsgaders
zyn gereedfchappen, alles in goede order en zoo veel kwan-
titeyt als de Befteders zullen oordeelen tot het werk nodig
te zyn, en ook zoo wel het bewerkte als het onbewerkte
op latten, voor broeijen of fwart worden , moeten voorzien.
Art. 26.
Den Aanneemer zal al het voorgenoemde Werk ingevol-
ge de teekening daar van zynde, bewerken , met pen en gat,
enkelde en dubbelde fchuyne en vierkante tanden, lippen,fwa-
luwftaerten en voorloeven , zoo als een goed en meefterlyk
werk, op zyn befte kragt en dragt behoort gehandeld te
worden, en gelyk nader zal werden geordonneert en aange-
wezen, tot het opiluiten van het Werk, zal den Aanneemer
moeten leveren gekloofde greene nagels, van droog en taay
greenen hout.
Art. 27.
Gelyk ook den Aanneemer zal leveren alle het Yferwerk,
van hangend en fluitinge en fpykers tot zyn timmerwerk ,
Stellinge, Schooringe, Swiepinge, niets uitgezonderd, tot
het voorgemelde werk nodig geoordeelt en geordonneert
zal worden.
G 3
Art. 28
-ocr page 59-
54                     Be/chryving van Kappen.
Art. 28.
Den Aanneemer zy verdagt, dat dit Werk en Leverantie
van dien, zal gemeten worden met de Rhynlandfe Maat,
van 12 duymen de voet.
Art. 29.
Alle Scheep en Landvragten, Arbeytsloonen en andere
onkosten, hoe genaamt, blyven tot lasten van den Aan-
neemer.
Art. 30.
Indien in dit Beftek of Teekening een of ander was voor-
bygezien, of niet geteekent of gefchreeven, en egter na
den aart en weiweezen tot het werk behoorende en in 't
geheel niet meer kwam te bedraagen als een hondert gul-
den, zal zulk Werk of Leverantie, gehouden worden on-
der dit aangenomen Werk en bedongen Penningen van dien
te behooren.
Art. 31.
Indien in dit Beftek, of Teekeninge daar toe behooren-
de, eenige duisrerheeden mogte voorkomen of ontftaan,
zoo blyft de verklaaring en uitfpraak van dien aan de
Befteeders, aan welkers uitfpraake den Aanneemer zig zal
moeten onderwerpen.
Art. 32.
Den Aanneemer zal ten eerften na bekomen order van de
Heeren Befteeders aan zyn werk moeten beginnen, om voor de
gefteldetydt en yder termynin het byzonder, het zelve werk
te
-ocr page 60-
Befchryving van Kappen.                      §t
te kunnen opleveren, dat ten opzigte van het geheele werk
zal moeten gefchieden voor den...... , op
pœne, zoo meenigen dag hy Aanneemer na dien tyd, of
na den tyd van ieder termyn in het byzonder, later zal
komen te voldoen, voor ieder dag zal verbeuren een fom-
ma van 10 gulden, die den Aanneemer^, ten profyte van
de Beileeders aan zyn bedongen loon gekort zullen worden.
Art. 33.
De betaaling zal op behoorlyke Verklaaring· van die
geene, die de Heeren Beileeders zullen gelieven te ilellen
tot opneeminge van het werk, in drie termynen, de eers-
te termyn als alle het hout van de Gebinten en Spanten op
en by het Werk gelevert zal zyn, en het geheele Fonda-
ment en Pilaaren opgemetfelt, en de muurplaaten op de-
zelve geleydt zyn, welk zal moeten gefchieden voor
den
Art. 34.
De tweede termyn als alle het hout tot het geheele
Werk van nooden zynde, aan en by het Werk gelevert
zal zyn, en de geheele Schuur onder Dak en de Weegen
daar aan gebragt zyn, welk zal moeten gefchieden voor
den
           ....
Art. 35·.
De derde termyn als den Aanneemer het geheele Werk
ten genoegen van de Beileeders, of die het opzicht over
het geheele werk zullen hebben, en het geheele Werk af-
gemaakt en goed bevonden zal zyn, welk zal moeten ge-
fchieden voor den
            ,                        .
Art. 36
-ocr page 61-
5 5                     Befchryving van Kappen.
Art. 3(5.
Het Schryfloon van dit Beftek, Teekeningen en Co-
piën van dien, blyft tot lallen van den Aanneem er, de-
welke verpligt zal zyn voor ieder Copie te betalen 25 gul-
dens.
Art. 37.
. Den Aanneemer zal gehouden zyn, te ilellen 2 fiffifante
Borgen ten genoegen van de Heeren Befteders, dewelke
yder als Principaalen Aanneemers zig reciproquelyk by
deze zullen verbinden hunne Perfoonen en Goederen,den
eenen voor den andere Caveerende en in moeten ftaan,
voor dit geheele werk, tot contentement van de Beitee·
ders.
Art. Jg.
De minfte Infetter zal voor ftrykgeld genieten een fom
van 25 gulden , die hem door de Heeren Befteeders zul-
len worden voldaan.
Art. 39.
Op alle voorftaande Conditien is voor dit werk het
minfte ingeilelt, door           .           .           .           voorde
Somme                       .           .           en aangenomen door
.             .           . voor de Somma van .
en heeft voor Borge aangeftelt als Principaal
Aldus gedaan en Beftced binnen
den
Was Getekent
Be-
-ocr page 62-
Befchryving van Kappen.
57
Begroeting van een Boere Schuur 3 volgens Flaut
ßï, ir en 12.
Voot het affteeken van de Fondementen —, ƒ 3 :
Voer het graaven van dezelve
             ··— »n         ƒ ie : —
/is:-
Art. 1.
dikte
in dui-
men.
voeten.
ftuiv.
de
roede.
4a f
20
20
f 1
/2J8
is
"*"
«3
4
»;8 Greene Paaien - —
Transport . —
Arbeiisloon . —
Voor Gereetfchap en
Stellinghout _
Are. 2.
/44
1
8
ƒ440
IÎ2
22.
33
100
r2
8
5a ie
*S
ïo Roe Metzelwerk tot
de buiten muur. —
3 Roe tot de Pylaren __
f Roe onder de Pifel __
S4 Schofynfe Peuluw ft.
Voor een Loos en
Xalkhok
Art.
1   Yken Muurplaat —.
2   dito Dorpels . _
20 f$ Spykers . __
4 a s
«a»
4Ãï
15
6
II
f
2
4 Yken Paaien . __
4 Yfere Bouten 6® _
Transport , __
Arbeitsloonen —
8 a 10
é a é
É
F
3
f Si
M—
É
ÉÏ
2
2
__
—.
12
MM
18
3
II
—·
. ÉÏ
18
—»
æ*
S
f s
ƒ I4<? : «i
ƒ ï2;o : *m
H
Art. 4.
-ocr page 63-
Befihryvhig van Kappen.
5$
Art,
4
f 6/
4
6
54
12
2
48
16
16
19
4
4
327
12
Ifi
286
16
10
252
---
!i
93
12
18
10
16
3
2
__
IIS
8
300
IO
__
JOO
30
dikte
fluii'.
in dui-
de
men.
voetei!.
roede.
8 à 14
19
ζ
fil
8 a 14
*2
27
73 14
12
χ|
6
8 a 8
14
If
4
13a ij
15
2
IS
naïf
+1
47
12 a 14
η
»1
ÎO
8 a 13
1 +
It
7
3
i
ü *ιί
—.
- 2,
mm
e Groene Stylen —
i dito Balken           
% dito Carbeelen —
4 dito Ent oogen —
12 dito Stylen . -~
6 dito Balken . —
i+ dito Carbeelen -—
iz dito Ent oogen
ïz Yfere Bouten f Waar
6 ffi . —
?.;0 Greene Nagels —
Voor Transport —
Atbeitsl. vantimm —
.---------van Stellen —
Gereetf. en Stellingh.
ƒ 1710 : T&
Art. 5.
ƒ4
16
/28
ie
i
16
II
4
4
II
54
12
1
15
66
io
30
60
I
22
14
60
4
6 Grée eWeegftylen —
4 dito          .              .—
12 dito           .           
3 8 dito           ·             
1 dito Spanplaaten   
So dito Nagels .      _
Transport         .      _
Arbeitsloon ,     _
ƒ 305 : -«■■
ƒ Î015 ; ii
Art. 6,
-ocr page 64-
Befchryving van Kappe»,
59
Art. 6.
/44
7
/i32
4
II
H
140
8
26
3
IJ«
18
12
4
14«
8
7
8
88
16
2S
4
50
8
7
IJ
12
11
10
23
__
,—
3
2
__
__
2
IO
..—
lij
IS
23Ï
6
_
__
100
5
10
s\
ftuiv.
de
roede.
+1
2f
f
3
1
»I
2
dikte
in dui-
men.
1.3 a 14
é 2 a 13
Ð a 14
13 au
13 a 13
12 a 14
12 a 13
12 a 14
voeten
47
14
ïJ
13
7
32
10
13
12 Greene Spanten —
12 dito Scheggen       
6 dito Haanebalken —
12 dito Carbeelen —
12 dito Stutten            ~
2 dito Spanten           
2 dito Balken '. ■—
æ dito Carbeelen —
2jo dito Nagels . —
2j f§ Spykers . _
Transport        . —
Atbeitsl. van timm___
é van Stellen—
Gereetf. en Stellingh.
ƒ 1625
Art.
7Ï9
44
i
2
/H
19
2?9
I
30
70
IO
f
S
10
ß
J
îo Greene Jagtfchoor. -
100 dito Nagels . —
Transport        . ■—
Arbeitsl. van timm. —
--------- van Stellen—
Gereetf, en Stellingh.
ƒ41« :
Arc. S.
/58
I-------------
/IT«
t
45
É ;
91
6
9
9
18
18
31
4
62
8
f
8
10
16
26
f
52
10
2
Ì
5
4
18
É
15
--
9
18
__
_
20
__
--
__
+ 1
10
-
I ZO
9
16
4
2 Greene Ondevgord. -
2 dito alle met do lanen
2 dito op het ent __
2 dito .          . __
2 dito op het ent —
2 dito
          .             
2 dito op het ent _
1 dito Nok .. —
140 dito Nagels · —
40 Yfere Bouten fwaar
i«· -       
200 f§ Spykers .
     _
Tranfpoit .
      _
Arbeitsloon
           
Geieetfchap en
  Stel-
linghout
         _
I4i
145
3
13
»?
º
10
4-
3
2
32
126
22
122
12
ÉÏÏ
f f93 : —
/"263J
Art.
Ç
-ocr page 65-
Befchryving van Kappen.
Art. p.
1 dikte
ftuiv.
Jin dui-
de
1 men.
voeten.
roede
3 a +
4*
Ë
16
/+7«
22$
30
720
2
8
2
__
_
Hl
2
IS
170 Greene Spantribben
ijo ditu bos Latten —
300 (jg Spykeis . —
SO roe Rietendak,de roe
Transport . —
Arbeitsloon           
ƒ i«49 : —
Art. 10.
ô \ a 12
24
ƒ«
2
40 —
44 [ 10
120 10
2
270 Weegdeelen
<(eo fg Spykers
Ttainport
Arbeitsloon
âßï : -~
Art.
II.
237
10
34
f6
II
19
13
S a 7
+ aj
22
ii
1
f
IJ
IJ
8 a i2
2J
*i
IJ
12
f*
IO
1
2
I
1?
13
13
S
12
é
_
_
8
1-8
»
é Gre: tot Peuliihoute
3 dito Deuillaagen —
7 dito Riggels
I dit é Å alk
_ 7 dito Stylen
20 dito Nagels
6 fg Spykeis
Transport
Arbeitsloon
ƒ S3 : -
Art. 12.
É : a 12
liiaiî
ii a 12
36
ai
2
2
----------------
/'4
rd
ƒ >
_
2
32
__
2
40
_
_-
10
"_, .
·—
. 3
I2l 1
S
8
ZJ
2 Greene dcelen _
ie Denne deelen befchot
20 dito vioerdeelen ,—
voor het befchot aan
aan den Dorfchvloer
3i {§ Spykeis             
Transport               _
Arbeitsloon            _
/ 129 : -.
ƒ2481 : _
Art. 13.
-ocr page 66-
Beßhryving van Kappen.
Art. 13.
Öl
dikte
Ëééßí.
in dui-
de
men.
voeten.
roe de.
739
zs
zfr
_
8
S
6a 8
ZI
fs
18
4'
6
ii a iz
2
46
•--------
æ
æ
-
50
Æ
»4
36
9
16
--------
4
1 Greene Balk         
7 dito Solderbalken —
ij Denne Deelen —
Voor vier befchods
20 {g Spykers             
Transport               
Arbeitsloon           
ƒ S9P :
Art. 14.
8  a 10
9 '* IZ
5 as
4»f
4 a 12
4
19
7
19
20
-*
IJ
ƒ 81
ÎJ
/8
*■"
__
_
8
IZ
4
I
55
;+
12
8
8
2
__
H
—*
1
2
SO
---
I
12
15
---
45
---
__
__
29
2
L —
I I
109 Dorsvloerdeelen _
7 Greene Balken tot
taslysten           
Voor ophoogen van
aarde en fant
14 Greene Carbeelen —
14 Greene Stylen —
7 Greene Phyribben —
28 Denne Deelen 1—
4« $ Spykers             
3 Roeden ftraat a —
Transport , _
Arbeitsloon           _
If
2
ƒ 38z ; ßá
Arc. 15.'
739
5 S7
la u
19
10
20
2
2
1
2
/44
18
77
1
14
30
2
12
6
2
2
7 Greene Balken
9 dito Stylen
70 Denne Deelen
l<S fg Spykers
Transport
Arbeitsloon
f lij : __»
ƒ 7«i ; 10
H 3
Art. 16.
-ocr page 67-
'Be/chryving van Ifypen.
Art. i(5."
Â:
ƒ æ
4
/ 8
,'«
2
S
31
ÉÏ
»^.
6
É
4
É
4
4
À6
8
É
12
ÉÏ
__
s
ÉÏ
2
dikte 1
in dui-
men, voeten
ja7
         13
liais 24
f uy v.
de
roeJe.
4 Greene Draaiftylen
14 dito Deelen          __
4 Yzere banden, zwaar
2 ffl
         .         
4 dito Tappen, zw. 6 £§
4 di to Po f te ç , zw. 2 §§
. Voor angen en fpykers
Transport        . —
Arbeitsloon             
ƒ 73
Art. 17.
i|aii
2 a 14
4M
éß a i|
º2
7
20
20
24
ƒ2
2
2
4
14
16
?
6
ƒ Ð
iS
19
J
é;
30
I I
25
4
16
12
IJ
13
2*
Æ
~——
S Greene Stylen 1—,
24 dito Deelen          __
7 dito Deelen         
7 dito Ribben          __
$0 dito Ribben . —
Voor befchot en deuren
Transport .         
Arbeitsloon en fpykers
angen .         
ƒ 147 :
Arc. 18.
J«7
1 \ a ! 2
14
20
il
ƒ*
I
12
4
:
ƒ3«

10
12
40
16
6
12
2
14 Greene Solderbalken
'64 Denne Deelen —
Voor Luyken , Pen-
nen en klampen
Transport
               
Arbeitsloon., angen
en fpykers —
ƒ176
Art. ip.
3 a 1.5
ii a 12
3 a4
20
I
20
20
2
-------_
.12
ƒ 39
4
---
I3J
4
15
16
+
4
16
8
4
__
20
__
ß«
ƒ s-
I
É
7 Tken Klaupianken
9 Roeden Straaten __
J4 Demie -deelen —
4 Gréent Ribben —
Voor angen en Spyk.
Transporr . __
Aibcitsloon           
ƒ 2 go : —
~7~6ô777
Art. 20.
-ocr page 68-
Befchrjving van Kappen,
Art.
20.
«3
dikte
ïtuyV«
in dui-
de
men.
voeten
roede.
2 a 12
14s
4
--
1
4
y a5
4i
~
10
18
IS
,
75
Ii
1 S !
***
1 ïken Plank
36 dito Paaien
5 Roeden ftrsat
Aan roüen en Transport ',
Arbeits!, van timmeren :
/m ·■
Aan Eeftek en Teekeningen
ƒ 100
ƒ
?57
^
728
*
146
ß
É7ÉÏ
12
s
805?
IÓ2Ó
• ||„
!=
4À6
■S
593
1649
__
?
6éï
" ---------
ß
93
--------«
ß
129
-------->
^
199
382
ÉÏ
ß=
185
*
73
ßß
147
176 .
28ï :
2
É*
144
—..
Artikel é
2.
3
4
5'
6,
7
8
9
■ ßï,
II
12
Î3
é4
15
ú6,
17
é8
19
2Q,
ƒ 9949 ·' 4
Voor 't affteke van de Fondamenten en 't grave ƒ 19
/10068 : 4
TÇcfT-