- «
■î
'I,.
L J
.f.
. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.- t
I S P A N I A heeft dien naem van den Koning Hif-panus » als lüftinus gecuygt j andere willen dar ’ec komt van de voortrefielijekeftade ten i Abraham Ortclius, een feer laborious man in de Geographia, meent dat het defen naem Spania foude hebben van iberia, een land-fchap in Aften , eertijdts Pa nia genoemt, nae Pan, den welcken Dionyftus, als hy ’t fel-ve landt overwon, aldaer tot opperfte Regent geftelt hadde, cn dat ’et daer nae van de nakomelingen Spania is genoemt; gelijck de autheur, die de rivieren en bergen van Spanjen bcfchreven heeft, Softhenes daer in volgende, fulcks beve-ftight; en alle andere Schrijvers komen daer in over-een, dat de eerfte inwoonders van Spanjen uyt iberia ofte Pania gekomen zijn. De Apoftel Paulus in de Send-brief tot den Komeynen in ’t t y cap. noemt dit landt Spania, als oock de H. Hieronymus, en andere. De GrieckfcheScribenten, Ptolemæus en Stephanus,noemen ’t Ijpania. Strabo,Plinius, • kruyden van fonderlinge kracht is ’t overal vofinfonderheyt in de berghachtige plactfen ; en waer het foo vruchtbaer en andere, bewijfen dat het in oude tijden iheria en Hejperia gchceten heeft : iheria nae het landt in Aften, ofte nae den Koning Iberus, ofte, als fommige willen, nae de rivicrc Iberus ,• Avienus feyt, nae een ftadt Ibera. De naem Hejperia komt van Hefperus, de broeder van Atlas -, ofte, gelijck Ho-ratius meent, van Hefperia, de dochter van Hefperus ; ofte van de Avond-fter, daer mede ’t werten betekenende, door dien dat ’et het weftelijckfte is van meert alle de landen van Europa. Appianus feydt, dat het eertijts Celtiberia was ge-noemt, ’t welck nochtans veel eerder voor een deel van Spanjen mach gerekent worden. Guillaume Portel en Be-nediótus Arias Montanus, in de overfettinge van den Propheet Abdia, feggen, dat by den Hebreen Sepharad voor Spanjen genomen wordt. Nu ter tijdt wordt het van den Grootte. Cedaente. Lucht. Spangiaerden Efpana, van de Françoyfen Efpagnc,en van de Nederlanders Spanjen genoemt. De wert en oock de noord-zijde van Spanjen worden van den grooten werterfchen Oceaen befpoeltjde zuyd- en ooft-zijde van de Middellandfche zee ; in’t noordoorten wordt het van Vranekrijek af-gefcheyden door de Pyreneifche bergen, welcke van Fuentarabia, aen den Oceaen gelegen, ftch rtrecken tot in de Middellandfche zee, en maken daer de kacp S. Croce. De lengte van geheel Spanjen wordt gerekent twee hondert Spaenfche mijlen : de breedte, daer het op fijn alderbreedrte is, 140, en daer’t op fijn fmalrte is, 60 mijlen. Joannes Vafæus in fijn Chronijeke van Spanjen fchrijft, dat het by ’t Pyreneifche gebergte foo fmal is, dat, als hy daer over reyide, zijnde op den bergh van S. Hadrian, foo verre hem fijn geficht niet bedroogh, hy gefien heeft beyde de zeen, ( ’t welck hem Ferdinandus Columbus, die in de Geographia feer ervaren was,vertoonde,) te \veten den Oceaen, daer fy ’t naerte by waren, cn van verre, foo wijt fy af-oogen konden, de witte baren der Middellandfche zee. Den omloop van Spanjen w’ordt gertelt op wat meer als fes ,, hondert mijlen. Strabo, Ptolemæus, en andere, vergelijeken Spanjen by een oflcn-huyt, op der aerden uytgercckt,zijnde het Pyreneifche gebergte de hals, Cartagena en Bifcayen de voorrte beenen, de achterrte de Strate van Gibraltar en Gallicicn j Cabo de S. Vincent , certijdts Promontorium Sacrum genoemt, ftreckt fich verre in zee, en maeckt alfoo den rteert. Spanjen is gelegen onder de beft getemperde, en bc-quaemfte lucht tot alle dingen : want het door de hitte der forme niet foo feer wordt uy tgedort en verbrandt als Africa -, en oock niet met geftadige winden door-waeyt , gelijck Vranekrijek; maer is tuflehen bcyden van een middelmatige natuure, heeft in de winter, foo wel als in de fomer, een getemperde warmte ; is derhalven de lucht van Spanjen doorgaens feer gefont,gelijck Juftinus getuygt,cn met geene ftinekende nevels (uyt moraflen komende ) geinfedeert ; Spanjen, |
hier toe komen noch de gertadigezee-winden, dewelcké het gantfche landt door-dringen, en de quade dampen der aerden verdrijven en verbeteren. Doch is de gertaltenille defes landts in alle plaetfen niet even-eens; want naer het noorden is ’t wat kouder en rouwer,de zee altijdt onderwor^ pen, fonder binne-wateren, en meerendeels vol bortchen, wilderniflen, en fteen-klippen, ’t welck ongefonde woon-plaetfen veroorfaeckt. Maer naer ‘t zuyden, alwaer het by-nae een geberghte is, ftch in eenen langen rtreeck uytbrey-dende, is ’t een gefont en gewenfcht landt, rijck van groote rivieren, en wordt met tijdige regen bevochtight; derhalven oock met aller ley vruchten foo verçiert en overgoten, dat het niet alleen een moeder , maer oock een iorgvuldige voedfter van menfehen en beerten mach genoemt worden. Niemant kan W'aerdighlijck en nae behooren verhalen de Prucht* wonderbaerlijeke vruchtbaerheyt, foo van ’t gene de aerde baerheytt hier voort-brengt, als oock van ’t gene dat ’er uyt-gegraven wordt ; en veel min de menighte van foo velerhande gedierten, foo in zee als op ’t landt. De ackeren van gantfeh Span“ jen zijn foo ongelooflijck vruchtbaet, en eenige foo mild, datfe voor een mudde tarwe dertigh der felver wederom können geven, jae fomtijdts veertigh. Van tamme en wilde niet en is, feyt Pomponius, daer brengt het nochtans vlas en ^partum voort, ’t welck een kruyt als helm is, daer men aller— ley korven en mandekens van maeckt. De boom-vruchten zijn hier grooter als op andere plaetfen : onder de appelen, tweederley, die men voor de befte houd, als Canufia en gia ; onder de peeren vierderley, van reuck en fmaeck feer lieflijek, als muicatel-peeren , wijn-peeren , een foortc die van de inwoonders Pinta, en een die Sine reguta genoemt worden : ontrent Sivilien waflen de befte olijven, grooter als wal-notcn ; orangie-appclcn, citroenen, limoenen, en gra-'^naten, welcker fchorfen geconfijt oock voor medicijne ge-bruyckt worden : de wijnen zijn daer ingroote menighte, van een feer aengenamen fmaeck en liertelijeken reuck, doch op d’eene plaetfe beter als op d’andere. Spanjen waS in voortijden doorgaens (gelijck het noch ten hedigen dage is in verfcheyde plaetfen ) feer rijck van gout, filver, koper, yfer, loot, en andere metalen. Het zout wordt in Spanjen niet alleen gezoden, maer oock gegraven en gedol- . ven ; en by Seguntia, en elders, van put-water gezoden,waer van de Köningen een grooten tol trecken,- en, nae ’t feggen van Marinæus Siculus, zijn in Spanjen oock geheele bergen van natuurlijck zout. Boven de voor verhaelde eygenfehap- * pen en rijekdommen, is in Spanjen oock een groote over-vloedt van allerhande heeften ; de peerden zijn daer treffe-lijck, en meer in Andalufta en Granada als elders, maer de fterekfte in de Afturias, daerom men die oock noemt. Leetwen, kameelen, en elephanten zijn daer niet, ’t en zy tamme, en uyt andere landen hier gebracht. Tot de jacht locken aen, foo in bergen als valleyen en wilderniflen, de herten, hinden, fwijnen, bcyren, hafen, en konijnen ; tot vogel-vang noodigen de veelheyt van alderley vogelen , infonderheyt de arenden, reygers, havicken , kranen , ganfen, veld-hocnders, ringel-duy ven, wilde en tamme eenden. In’t verhalen van d’oude heerfchappye en gefchiedenif- Heerßhap fen in defe landen , füllen wy voorby-gaen verfcheyde din- jgt;jv, gen, die ons fchijnen meeftcndeel verdicht te zijn, cn alleen in’t kort ftellen de geloofwaerdighfte ; als de daden van de Carthaginenfers, Romeynen, cn lange daer na van de Got-then, Vandalen, Alanen, Swaben, en Hunnen, getrocken uyt de fchriften van die gene, die, ofte felfs daer by geweeft zijn, oft fulcks uyt ander geloofwaerdigh verhael verftaen hebben. Als de Carthaginenfers en andere Afticaenfehe volckeren wijdt en zijd in Spanjen heerfchten, zijn de aller-eerfte, in ’t begin van den tweeden Punifchen oorlogh, met groote krijghs-macht, van den Roomfehen Raedt en Gemeente , regens haer gefonden Cneus en Publius Cornelius Scipiones, die in’tfevende jaer desfelvenoorloghsbeyde wierden geflagen, als QJFulvius Flaccus en Appius Clau* A nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dius |
S'EPTEiNTRJ,/^
44
deTiivona d. I. D^drtttn
C de OrteqaL
C. Je las pennas Je^uzan
.^alas
ilerlais
.pier^rtV-^e^ JRecetvlus
si^Reeei',
fiL oemaene
^sgt;
Torres Vedros
LdeTefeA
Silvti
.. vCavia d^arca Tacos^ d-Aevra 1*- -, Fucn
rriaCdfl.^.aO^^]--’^.. i'-ö-
xt.ï«.r.A.' ^Terrnfa
Zebf^^ros aifilla
it«’“’*
► -ilarix ‘Pevtcf
ttueva 'Biicn Je/us
-B^appa. ^O— ti
UaUa.pamp;.
S. Salt'aJar^
Tranue ’ * Venta d- ceade
*' ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;** Denferrada t
.‘^•’^tevan^,^,^
'■‘’Ih nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.'..J Prt’a
Viana
Brac a n xxS. Jra coßos
•fnttai ''■Ö^ „41dani-.
Truoduso*^'*^ X iss ^Caaavalbaa, /.*
'S'ucttbl^^
dnelo
Vitorw
^iUUjCl
Stella
fA'inal
SuberiiA
Panif
tlonreal
Jrevas Sanaiuasa
'en
Leon nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^^Jtt•at^ones nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*^Uontèà
Seldon^
T. ’iUa franco _, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..
“ Ttrbtesco
J.
Lerin Carcar
*Inpefcas
C. deRamani
. ‘Rabe L
■uquot;’’- cMcaaiua . \VllaHuerade JCT-Carton d. los canda nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;caf^ s
A la v,^a Vanta Aanal’
zttoral del retno-^riDT^'
CalcaJiOa
ü Ca/lri/mente^^ Cabecen
'J^uente Salilni
vitdea nnera^
■^^eatiana Id campa a-iaf
Cltao^
at'
£gt;rz«
iPcttOinaeoi^ a, italaia
ÆfekCoi'ia
'artufaJa -^/CRraaca U,.U- / }Mllaa4
Crate
Oury,a ‘’‘gt;‘’quot;^^ih,aA,a-a
LGARVE
orariim explication
..^rehteptfan.
t Sptjccpattis I sicaSciniiC
urmiinieo-^
h,
^^^aaJAa.^ . ur^os ! ö Lara
!»lt;
ware -r..
*j/aA/tlta. CaftiUe
ti'rnn
■ U aiduendo
Lömtä ^^l^etnerta
*BahA^ ihs/- 'Dontin.fu lorrcsandtne .iraiido de Taetv
/L\l.S.Tedrod’arlaaca 'ï^^dda f ebaeubias nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—
Leonarda
'S. lu ^.SelU penna
Laafta |
^yant^a Aperbe
Vena/ ]ue
llafhna
:S
■_! ’’»St., nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1
:Alet
-^Vbilla
....... l .. iLirgerolS^
'^■^^^'Adsr'e
*Pdeaiee
Tartes
Hiielcu
'J^^erpntha
t^^Ceplliii
O ', t - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^“'or.zZîzT»
Calpuefla iProfedilL
^^4
'r,7-. p^Jantcca •y O d^-,, -e *''/
’unieer
Slpuenbterte
'Pai'Ajuara
quot;dlenar
*Bete/a
Israel I ;3h *' 'Dena
. de Cren
Cornet
Ach
de’Pala/tipd
f de hipi’d^, flar^otea''~ ill.1 nitera
: TgffCdserixa Arcoi
’.Je Saß,
Cabritmä Adnrefä (’rrandlcs^
.ilmtap^ serrât
^'Riaa nbsp;Jmaaea^
.-• nbsp;nbsp;nbsp;. Lurcab,.
,Uiralri.tV
TadtlUamp;
^A/uuus/n j^Ane/2
'l^eraeha
aboueda
^A.S--,Ha,.tinJaryuß.u,-enjri, , -^(^U^do
yàrac
''S®*
Plazenti£
Asvinhas
AI cant
La Picrcas del c dr^e dpuerces
meta
tferes i^enta
. LiuVmbu
^aßambia.
‘■‘^quot; -jcdl lcala Je eiiaw
iw SaJtne
Cenit
Cnaifaiara Irjanda
Ä. ''A^ucut, .'^r^i'iiioppp Al
'1u.iu.asin iu,.
j2^ Villar ^ueniïtd,^
fet
Cuenaz,^
Itfachs
ûejica-
^'^^netcenaa ^rariJ^
.z. I gt;* ^ttenaaJ
'7, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^^-''‘’J'eraap^ah'Cf'us
yjba-ihurus : .^de tniero nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' “
^Xaiil Ot-Cerrera
À Cardenero
Vdlora
quot;i/i
Ort.ps/^
Alone Jibre
O ?3 t—I
Crj
C. ^ajoïts
C.diTino
jyntponero
Haipartida.
Licenda^^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\-------I
w .AAldealcane nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...^
t' 4ix nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S..^.d.Cuadihf//v^l
'Vanta'Baraahh.a nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ban.aa,^‘‘'^quot;'tb
'‘’ùuente
Venta delhe^ihd^
VêntdlosSCe^alla i
Campte
, ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4-’
TdVb nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:
,UalaßiC°- j
SvCRONIi-USIS
(rtCiT“' 3^
I fwnra x Oi. ',
dof.iTyrexenal
^P’^'^'Oaiaa^SPquot; quot;ÖHiourot Iw jk
^Jlinaja
tadete^
C.Jüpuera
BaLEARIDES
'^^’llnJral^a ^rùents A iniape
Alcuaia
I V^LaPuebla. dèl cofer
ikCunii Q
Calbefu Jel uu^ 'tentas
AbnaJaar del'll
Venta la' ^^Selana
reina
.i^rVlsirc
Cianbres maibres
:^Rsal^
Ara^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Casant
Çalamea ’^Clm-
/^uardas
d^*'^‘e7ina nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i miio
tiilmaden
diond
,Tcï‘’
^Bollullot
illmôte'k Chfn
l.S. PsA
4..
y^^ltclaes^
^^entas nuevas
I*ifla nuevd^ 7 ^iHa ntteva
^‘^ChinJnU^
5- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.Üf^Santau
ÄL ‘»rprip/^
‘‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Navarras
Jlhdma *
.......... ■quot;—rquot;^ u
La venta de lesPalaeias
0‘î'zZ' ik . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘V'-
^Tatriilla , '^’tnta niiai'a nbsp;nbsp;nbsp;U”',-. Y.
4 a, A
L èi rz/M db
^‘^Seniahii
Larentd
^axent-
CafSlbJaitca
•■ HA
Gerettn
Les Talactes
cnci^
ines ' quot;quot;nbsp;liera
eliui
yijcenutoe
Coniahera -
S.diilab'ie
Cabrera
TVISAE
inliilre
zÈSiÂL!^^
-M7/a J
ih i,L'ani , , ^allar
, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.b-L.
Carmona
'illa J Eçya wZj^ ^^Wp/vArzia k_. OlitnaJ^
Curmil^ slipivid^ as Cabefos Pmna omos—r
.^aixç- ^y^ndujar -amp;
-Villa ni^ ''''
■✓^aeç^ ^Vb^a ,
Cctt*cluêgt;a.;
ddofnuz^
Olngt;era
Tiierte iir'“'
Tuenle de Suafo Canil
Barbate
je
Lan^uera. i^'^Venta real
Ôi ACieM
lt;n,i.,ar -faiiM.
Ckhe
eat nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t.
l’antajlanata tiSf^’eiita tatana- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aquot; Giïïö^
'fitiardaniai
.rva
Illi ciraiius ïlJlUi
I-S-TtMila . de ^ua'damar
($L ciSlaie Guai
CsïTt^S^^'^^
Gran^
^,Q4i ^-BabJ B-, ^bnallaf 'Vl i
^Adlai'^
l. Craßa
C. Je Talos di
REGNORA M
•Ä«™/«) ..’Vaatar-ajr.a Caajnlla \ ,..-^ii-^,era CartanuL-^
ÖL
-Vdcs^ILll^
Ueles
Daitos
^IRGITANVS
nova defer 1
Settentl; \g^^Uanda^ ‘ Ctw^ma
» Hedina î, Sidenta^
► Aarb\ella
’'. Ion da
. Cslerena
BE KI CVM
RE
7, \pta del Duicn.t -^taranis
FrETVM HeRCVLEVM nunc E^l K^A-’HO DE GIBRALTAR
C. Sjfautplti
Jannet-
I. Carbonero l^otifi d occbiali CaJel de Crtnaldo
dpid Guiljelmtun 'Bläeinv.
s P A N J È N.
dius Pülcher te Romen Burgermeefters waren.In ’c volgende jacr is, in plactfe van de vader en oom, gefonden P. Cornelius Scipio Africanus Major,dic veel heerlijcke daden verricht , en de eerde dat landt tot een Provincie gemaeckt heeft,zijnde in die tijdt QjCecilius Metellus en Lucius Ve-turius Philo Burgermeefters te Romen, in ’t jaer van de op-bouwinge derftadt y4x- Defe, hebbende Afdrubalem en Magonem der Carthaginenfen krijghs-overften, by de ftadt TiAïula. (wclcke men Baeça ofte Ubeda in Andalufien meent te zijn ) in de vlucht geflagen, en voorts uyt geheel Spanjen verdreven, en fich felven meefter daer van gemaeckt, heeft een verbondt opgericht met Syphax Koning der Maflylen, welck lant men hedensdaegs Biledulgerid noemt. Weynigh tijdts daernae, als de Spanjaerden rebelleerden, heeft hy de felve wederom tot gchoorfaemheyt gebracht, en insgelijeks een verbondt gemaeckt hebbende met Mafinifla Koning van de Mafefijlen ( welcke nu ter tijdt het Koningrijck van Tremiffen is) als oock met de Caditaners, is hy weder naer Romen gekeert, overgevende ’t gebiedt van defe Provincie aen L. Lentulus, en L. Manlius Acidinus. Nae Scipio heeft L. Cornelius Lentulus Spanjen als een Procon/ul verkregen, en,hebbende fijne faken aldaer geluckigh verricht,is trium-pherende binnen Romen gekomen, in ’t jacr van de op-bouwinge der ftadt j yp. Driejaren daernae, als Burgermeefters waren C. Cornelius Cethegus en Minucius Rufus, is Spanjen eerftelijck in fekere deelen af-gedeelt,en twee nieuwe Overftendaerin gefonden j als, C. SemproniusTudita-nus, in dat deel, ’twclcknaeft aen Italien, enM. Helvius Blafio in’t andere deel, ’t welck het wijdfte van Italien gelegen was. Nauwlijeks twee jaren verloopen zijnde , ont-ftont wederom een groote krijghin Spanjen, alfoodatde noot vercyfçhte, dat men derwaerts fonde,tot een Overften, een Burgermeefter felfs, met een machtigh leger : waer toe gedeftineert wierd M. Porcius Cato, welcken te beurt viel het deel op defe zijde ( dat is naeft aen Italien ) gelegen ■ hy begon den cerften krijgh ftracks met de Emporiis (dele naem is hedensdaeghs noch te fpcuren in Ampuriis ) en heeft die rebellie foo geftilt, dat hy daer over een triumph verworven heeft. Defe is die Cato, de welcke, door fonderlinge krijgs-lift , de muuren veler Spaenfche fteden op eenen dagh ter neder heeft geworpen en vernielt, gelijck Livius en andere fchrijven. Nae de vidorie van Cato is Spanjen veelvoudigh geregeert, en dan hier en daer wederom verloren,en gewonnen j allóo dat dertigh triumphen daer over fijn gehouden geweeft. De Spanjaerden hebben eerft onder Auguftus fchattinge beginnen te geven,de welcke,als hy geheel Spanjen door lange oorlogen bedwongen hadde, en ten laetften oock de Cantabers en Aftures ( die ’t langfte tegen-geftaen hadden ) onder-gebracht, heeft hy het in drie Provinciën af-gedcelt, 'Bxtica, Lußtanica, en Earmconenfis een yder van defe daernae in byfondere conventta ofte vergaderingen : Extica in vier, als Gaâitanus, Cordubenßs, AßigitAntis en Hißalenßs. LußtaniAy ofte Portugal, in drie, Emeriterßs, Pacenßs en Scalabitanui. Earraconenfts in feven, als Cartha-ginenßs, Tarraconenßs, Cafar-Auguft amu,Clunie nßs, Aß ur um, Lucenßts, en Bracarenßi ; gelijck Plinius, Strabo, en andere daer van fchrijven. Defe Provinciën hebben alfoo (de faken fich fomtijdts w'el een weynigh veranderende ) onder de ge-hoorfaemheyt der Romeynen geftaen , tot op het achtfte Burgermeefterfchap van de Kcyfer Honorius, en het derde van Theodofius, zijnde ontrent het 494 jacr nae Chrifti geboorte , in welcke tijdt de Wenden, Swaben,en Alanen van Stilico in Vranekrijek geroepen zijn. Defe, als fy over Rhijn waren gekomen , en Vranekrijek geheelijck vermeeftert hadden, en daer in huys hielden als woedende en rafende barbarifche menfehen , zijn van der Gothen Köningen
. Adolph en Vallia (die van Keyfer Honoriusgefonden waren, om Vranekrijek te verlolfen ) daer uyt verdreven ; en voott-treckende over ’t Pyreneifehe geberghte, hebben de Romeynen Spanjen af-genomen, en lange jaren in haer ge-welt gehouden. Eenige jaren daernae, als de Gothen,die in Vranekrijek woonden, van de Francken wierden beoor-loght, keerden fy hare wapenen wederom regens de Wenden : en hebben de Francken alfoo de Gothen uyt Vranekrijek, en de Gothen wederom de Wenden en Alanen uyt Spanjen verjaeght j en de Swaben geheel uytgeroeyt. Ontrent die tijdt wierdendeWendenen Alanen in Africa geroepen van Bonifacius, die daer in name des Kcyfersgou-
verneerdc, derhalven fy dan voor den Gothen geheel Spanjen ruymdenj de welcke (als fy’tonder haerfubjeóliegebracht , en de Roomfehe guarnifoenen geheelijeken daer uyt verdreven, oock onder haer cygen Köningen langen tijdt daer over gehcerfcht hadden ) eyndelijeken door dc Arabifche Saraceners in een geweldige flach overwonnen zijn, haer Koning Rodericus verflagen , en hebben alfoo geheel Spanjen verloren. De overige, die haer in ’t gebergte van Afturien, Bifcajen, en Gallicicn gcretirccrt en fterek gemaeckt hadden, hebben allengskens wederom de verlorene landen, fteden, en kafteelen ingenomen ; en ten laetften, als der Saracenen faken in Granada eenen keer namen, en de Gothen wederom geheel Spanjen in hare macht hadden , en de felve Saracenen van Ferdinand Koning van Ar-ragon, toegenaemt de Catholijeke ( welcken tijtel fijne nac-komelingen erftelijek gebruyckt hebben, ) oock overwonnen, en met haren Koning Mele ( die fich Koning van Gra-naden noemde) verdreven waren uyt Spanjen ; is het gant-fche landt wederom aen fijne oude hecren gekomen. Alle defe Rijcken zijn hedensdaeghs onder ’t gebied van Koning Philips dc IV, fone van Philips dc 111, nevc van Philippus Magnus, en nae-neve van Keyfer Karel dc V.
Dit landt is in ouden tijden feer verfcheyde verdeelt ge- Deeltnee, weeft ; want de Romeynen hebben ’t cerftmacl afgedeelt in Citeriorem^Vlteriorem j Citeriorem noemden fy, ’t wclcke de ftadt Romen en den Romeynfehen Provinciën naeft gelegen was, tuflehen de riviere Ebro en dc Pyrencifehe bergen i VUeriorem, ’t gene over den Ebro fich tot aen den Oceaen ftreckte. Auguftus heeft ’et in drie, als voren ge-feydt, en daer nae is ’t in fes Provinciën gcdcelt, als Earra-conenfis, Carthaginenßs, Lußtania, Galicia, Satica, en Tingi-' tana, gelegen in Africa, over de Strate van Gibraltar. Ten tijden der Mooren waren veel Koningrijeken in Spanjen, wclcke de naekomelingen in vijf afgedeelt hebben, als Ca-ftilien, Arragon, Portugal, Granadcn, en Navarren : doch heeft men daernae met een nieuwe declinge ’t geheele Rijck in drie Koningrijeken onderfcheyden, als Arragon, Cafti-lien, en Portugal j onder’t Koningrijck van Arragon, be-halven Arragon felfs, worden begrepen Catalonia, Valen-tia, Majorca en Minorca ; onder Caftilien rekent men Bif-cayen, Leon, Afturia, Galilfcn, Eftremadura, Andalufien, Granaden, Murcia, cn de beyde Caftilien, mitsgaders de Eylanden van Canarien. Onder Portugacl wordt getelt, be-halven Portugael, Algarben.
De fteden van ’t geheele Rijck zijn bynae ontelbaer, on- Steden. der welcke de principaelfte, Siyilien, Madrid, Tarraçona, Lisbona, Granada, Pampelona, Valencia, Barçelona,Leon, S. Lucar, Corduba, Nebrifla, Compoftella, Toledo, Salamanca, Alcala, Valladolid, Segovia, Sarragolfa, Aftorges,en meerandere.
Hier zijn oock feer wonderbaerlijcke meiren ; want by de Jideiren» ftadt Bejara is een mcir niet min profitabel als wonderlijek, in ’t welcke dc fwarte en heerlijckc viffchen Turtures gevonden worden, welck meir oock, nac ’t getuygeniffc van Ma-rinæusSiculus, denaenftaenden regen en ftorm-wint voor-feydt, met eengcraes, datmenop 18000 fchreden verre ( gelijck ’t gebrul van een Ofl'e ) hooren kan. Op den hoog-ften top des bergs StelU, is een mcir, als Vafæus fchrijft, in hctwelckc men fomtijdts ftucken van fchepen vint, hoewel dit mcir wel i x mijlen, ofte meer, van de zee gelegen is. Hy verhaelt oock, dat de inwoonders aldaer met waerheyt be-veftigen,dat foo wanneer de zee ontftelt is, alsdan daer oock een groot onweder verheft,en dat meir fich ontftelt en raeft. Suetonius, in ’t leven van Galba, vertelt, dat ’er in een Can-tabrifch meir een donder-ftrael gevallen was, en dat men daer in gevonden heeft i x bijlen. Plinius maeckt gewagh van Stagno Amano, niet wijdt van Valentia, nu ter tijdt Al-bufera genoemt. De ftroomen oft rivieren defes landts wor- Rhierent den van lommige i yo getelt, en 700 bruggen, die daer over leggen, onder welcke die van Segovia en Alcantara de voor-naemfte zijn -, doch palfeert d’cene riviere de andere ver in grootte en treffelijekheyt.
De ibertu (die men hedensdaeghs Ebro noemt) ont- Ebro. fpringt in Bifcayen uyt den berg Idubeda, met twee fontey-nen, waer van die op de rechter-zijde, in ’t geberghte van Burgos (Monte d'Oca geheeten, ) cn die op de flinckcr-zijdc by de ftadtFuentibrebegint, neemtdaernae (vanwegen de inloopende wateren en beeken ) fcer toe in grootte, cn
-ocr page 10-
SPAN ïoopc door het Konirtgrijck Navarre, langs de fteden Cala-horra, Logronno enTudela, daernae naer’t zuyd-ooften keerende, door Arragon voorby de Koninglijcke (iade Sara-goza, en van daer voorts naer ’t zuyden, loopt door Cata-lonien, voorby de rijeke ftadtTortofa, en ftort eyndlijck ( als hy nu vier hondert en feftigh duyfent treden geloopen heeft ) door twee uytgangen met fulcke fnelheyt en gewelt in de Middellandfche zee, dat hy vijftigh paffen in zee fijn foet water behoud. Dutro* Durius, de grootfte riviere van gantfeh Spanjen, overmits de ontelbare rivieren en beeken die daer in loopen, heeft fijnen oorfprong uyt den berg Idubeda, alwaer hy Sierra deCögollogenoemtwordt, fcheytde Veélonesvan Leon en Afturien, en de Portugefen van d’oudeGalaecis, befchout hebbende Aranda, Simanca,Tordefillas, Camera, Miranda, en meer andere fteden, loopt heel fterek i y mijlen beneden Lamego, by de Portugaelfche ftadt Porto gc-heeten, in den WefterfchenOceaen j hy wordt Doris van Ptolemæo, Durias van Strabonc, en hedensdaeghs Duero genaemt. Tejo* Tagus, Ptolemæus en anderen wel bekent, ontfpringt op de hooghfte toppen van de bergen Orojpeda, daerfy Sierra Molina, genoemt worden, niet wijdt van de ftadt Conçia oft ' Cuença, loopt voorts door de Carpetaner velden naer de Koninglijcke ftadt Toledo, alwaer hy met een brugge over-leyt is, en foo voorts voorby Talavera, Alcantara, en andere treffelijeke fteden, klooft Portugael van malkanderen, en valt aen gene zijde van Lisbon in den Weftcrfchen Oceaen, zijnde aldaer twee duyfent paffen breedt; vandeinwoon-ders wordt defe ftroomTajo, van de Portugefen Tejoge-heeten : en placht defe riviere Tagus aen gout-zant oft kor-relkens alle andere in Spanjen vêr te boven te gaen, gelijck Solinus en Ifidorus getuygen. Emanuel Enricus fchrijft,dat defe riviere noch ten hedigendagegout-rijekis, als meer andere rivieren van Portugael. Is daer beneffens oock feer rijck en overvlocdigh van viffehen en oefters,en bracht oock eertijdts peerlen voort, foo Mela (èydt. Cttadiana, De riviere Anas, den Grieckfehen en Latijnfchen Scribenten wel bekent, neemt haren oorfprong uyt de groote meiren en ftaende wateren des Laminitaenfchen landts,aen de bergen die fy nu Montes de Confuegra noemen, niet wijdt van de ftadt Minaya, loopt vöorby Calatrava, nâer Palacio del Rey en Medelin ( alwaer men meent dat Vitellins fijn leger gehad heeft, nae uytwijfen van d’oude inferiptien, die daer noch te fien zijn ) neemt voort fijnen loop voorby Merida ( alwaer hy met een feer lange fteenen brugge beleyt is) en foo voorts loopende voorby Badajoz, en naer ’t zuyden voorby meer andere fteden, ftort hem in den Oceaen tuff fchen Caftro Marino en Ayamonte. Hy wordt van de Span-jaerden hedensdaeghs Rio Guadianagenoemt, naer ’t Ara-bifche woort Guad, ’t welck in die tael een riviere beduyt. GuadaJ^fif- De riviere Bastis, als Strabo en Stephanus getuygen, ont-fpringt by Cazorla uyt den berg Orojpeda, nu Sierra d'Mea-raz, genoemt ; van fijnen oorfprong af, loopt hy voort naer het weften voorby Corduba en andere fteden,went hem van daer in ’t zuyden naer Sivilien, en ftort met een feer bree-den uytgang,doch wat ondiep (bynae een mijle in de breedte ) in de Atlantifche zee, niet wijdt van Calis Malis. By oude tijden is defe rivfere leer gout-rijck geweeft, en was van bcyde zijden met olijf-boomen beplant. Strabo en Paufanias noemenfe TarteJJks. Livius feydt, datfe de inwoonders Circen noemdén, welcken naem de Mooren eenen tijdt lang behouden hebben, als fy Spanjen inhielden, gelijck Marius Niger fchrijft ; doch hebben dien eyndlijck Guadalquivir, ofte, als fommige fchrijven, Guadalchebir genoemt, het welck te feggen is, een groote riviere. Minho. Minius, nu Minho, is een riviere in Hijpania Tarraconenß, heeft fijnen oorfprong fes mijlen boven de Aras Septianas, die men nu Lugo noemt, een mijl van de ftadt Caftelverde, Porto Marino in tween deelende, en voorby de brugge Bel-fario en de ftadt Orenfe loopende, en by Ribadavia met het water Avia hem vermengende,loopt noch fes mijlen verder, en verlieft hem in den Oceaen. Andett d- Daer zijn meer andere rivieren,als Lethe,Turius,Lima;a, tier/K. nbsp;nbsp;nbsp;SicoreSjChalybs en Auftra,die wy om kortheyts wille voorby gaen ; om oock wat van de zee, bayen en havens te feggen. Zecftt Spanjen is rondom met den grooten Oceaen, en de Middellandfche zee befloten en als omringt, uy t-gefondert dat Spanjent |
JEN. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n deel , welcke aen ’t Pyreneefche gebei'ghte eh Gaftoniciï paelt. Is derhalven dit landt, van wegen de bequaemhcyt der zee, feer wel gelegen, om koop-handel te drijven, foo in d’oude als nieuwe werelt, en fchijnt hem foo begeerigh in de zee te ftrecken, om andere oock de behulpfame handt te bieden. De verfcheyde foorten van viffehen , die defe zeen uyt-geven, zijn ontelbaer, waer onder de principaelfte zijn, walviffehen, zee-alen, lampreyen, tonijns, als oock oefters en moffelen. De drie principaelfte bayen in Spanjen, alle in de Mid- Barine dcllandfche zee ftreckende, zijn Sucronenfis, lUicitanus en Virgitanus. De aldergrootfte, de Sucronenßs, is voor aen feer breedt, en hoe men dieper binnen in komt, hoe hy enger word. De lUicitanus Sinus is van middelmatige groote, word nu Puerto d’Alicante genoemt,- de kleynfte is Virgitanus Sinus, heeft defen nacm,nae dat Mela getuyght, van de ftadt Virgi, word hedensdaeghs Vera oft Bere geheeten -, Ptolemæus noemt hem Vree ofte Virgi, doch t’onrecht -, en noch qualijeker wordt hy Vrei by Antoninus genoemt, gelijck by Plinius Vrgi. Onder de zee-havens van Spanjen is de principaelfte, die d’ouden Magnum plachten te heeten, tuffehen de Capen Ortegal en Finifterre, nu ter tijdt Corunna genaemt. By Pomponius leeft men oock van Annibals haven, die men nu Albor heet, gelegen in ’t Koningrijck van Algarben. Plinius verhack oock van de haven K^manus, welcke nu is Fuentarabic, gelijck Villanovanus wil, ofte Bermeo, nae Moralis meeninge. De Gaditaenfche haven ftelt Mela en Antoninus ontrentGades. Van de Terraconenfehe haven fchrijft Silius Italiens in fijn vijftiende boeck. Noch verhack Mela van de haven Veneris, aen den voet van de Pyrenee* fche bergen. Wat vorders belangt de havens en bayen van Spanjen, oock hare breedte en diepte, is wijtloopigh be-fchreven in de Nieuwe Zee-fpicgel van de Oofterfchc, We-fterfche, en Middellandfche Schipvaert,by ons uytgegeven. Van de bergen zijn de Pyrenæcn de voornacmfte,de Span-jaerden van de Françoyfen fcheydende, van Ptolemæus en andere Byrenea geheeten,van Stephanus enTibulIus Byrene, en van Livius en andere Saltus Pyrenaus j by de Spanjaerden Pyrartiti^ gemcenlijck los Pyrenees genaemt; hebben hier en daer, nae de gelegenheyt der plaetfen, andere namen. Sommige zijn van opinie, dat fy defen naem hebben van ’t vuur,dewijl fy dickwils van den donder worden geflagen, ofte, om dat hare boffehen ( als Diodorus fchrijft in fijn feftc boeck ) eertijdts van de herders geheelijck verbrant zijn. Silius Ita* licus geeft de eere van defen naem een long-vrouw Pyrene, de dochter van Bebryx, welcke op defen berg van Hercules ontfchaeckt foude zijn, en daer begraven, nae dat fy van de wilde dieren verfcheurt was.Defe Pyrenæi ftrecken haer van het ooften tot ’et weften, van d’eene zee tot in d’andere. De berg idubeda, fijn beginfel nemende uyt de Pyrcncen, Idubedat niet wijdt van den oorfprong der riviere Ebro; loopt van het noorden naer ’t zuyden , dwers door de breedte van gantfeh Spanjen ; en deelt de Spanjaerden in Cismontanos en ‘Transmontanos, dat is, decs-zijd-bergfe, en over oft gene-zijd-bergfc; wordt by Ptolemæus en Strabo idubeda, oock Saltus Aucenßs genoemt, en ten hedigen dage Monte d’Oca, na d’oudfte ftadt Auca, wekkers overblijffclen noch getoont worden by Villa Franca, zo mijlen boven Burgos. Orofpeda is een deel van Idubeda, als Strabo fchrijft,Pto- Orofpedat, lemæus geeft hem den naem Ortofpeda. Defe berg heeft in het geheel, nu ter tijdt, geen eygen byfonderen naem, nade-mael dat Alvari Gomeçii Sierra Vermigia, en Floriani Sierra Molina, als oock Clufii Sierra Morena, maer deelen daer van zijn. Onder Orofpeda word oock de bergh Calpegerekcnt, welcken Ptolemæus en andere defen naem geven, gelegen acn de Strate van Gibraltar. De fteyle fteenrotfe, die haer vertoont by Archidona , op den wegh tuffchen Sivilien cn Granada, is oock een dccl van Orofpeda; heeft haren naem bekomen van hetgedenck^ weerdigh exempel der liefde, aldaer gebeurt, ’t welck nooit v-vergeten fal worden; fy wordt van de Spanjaerden la penna de los Enamorados, Amantium Rupes, dat is, de rotfe der gelieven , genoemt : van Paulinus wordt de Orofpeda Bimaris geheeten, dewijle fy haer ftreckt äen de binnen en de buy-tenzee. Strabo fchrijft, dat de bergh Calpe niet feer groot is, doch boven maten fteyl en hoogh, lbo dat hy van verre een eylandt fchijnt te wefen. Sommig« verdichten, dat dit B nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een«; |
SPAN
eene van Hercules colomncn is, en ftellcn den anderen te Abyla in Barbaryen, als palen van de moeyte en arbeydt van Hercules ; feggende dat het in voortijden maer eencn berghwas, doch van Hercules door-gegraven, ’twelckde gelegenheydt defer plaetfen alfoo heeft doen veranderen. Uyt Alcaraflb vertoonen haer de Marianifche bergen gt;nbsp;alfoo noemtfe Plinius, Ptolemæus den CÄ'larianum, en A.n-coninus Montern Mariorum ; hedensdaeghs Sierra Morena geheeten. Nevens den voet defer beigen, op de flincker zijde, loopt de vermaerde riviere Bætis, tot datfe in de zee valt. By Barcelona is een bergh, dien de inwoonders Mon-Ivi heeten, ’t welck fommige uyt-Icggcn, dat Mons lovis foude zijUi doch andere hebben een beter gevoelen, die Montern Judæorum daer van maken, om dat de Joden eer-tijes daer begraven wierden, als fulcks noch ten hedigen dage de graven en graf-fchriften aldaer betuygen. Boven op de fpitfe ftaet een toren, waer op een wachter is, die ^s daeghs met eenen linnen doeck, en ’s nachts met fackelen,der fchc-pen aenkomft den Barceloniers verkondight.
BojJchen. Van boffchen , wilderniflen en alderhande vrucht-dra-gende boomen is door geheel Spanjen fulck een menighte, dat ’et lang foudc vallen die alle te verhalen. By de ftadt die van den berg Monte Major haren naem heeft, is een bof-fchagie, in welcke de natuure alleen geplant heeft allerhan'-de vruchtbare boomen, heel lang en dick, als eycken, kafta-nièn, noten-boomen, hafel-notcn. kerflen, pruymen, pee-ren, vijgen, en wilde wijnftocken. Niet wijdt van het fte-deken Bejerano is een genoeghlijckc boflehagie, alwaer Lucius Marinæus Siculus een kaftanien-boom felfs gemeten heeft,die,na fijn feggen, 40 voeten dick was. Daer benevens zijnder in Spanjen veel boflehen , die menighte van hout geven, foo om te branden, als huyfen enfehepen te timmeren.
Gebouwf». Wat fal ick vo.orts feggen van de gebouwen? hier zijn veel treffelijckc Kcrcken, Abdyen, Kloofters, Gaft-huyfen, en andere Godts-huyfcn : veel heerlijeke Koninglijeke pa-leylèn j veler Princen, Fleeren en Ridders floten, huyfen en fchoone gebouwen, als oock ontelbare andere,foo publijeke als private tirameragien.
Regecrinae. Wat belangt de regeeringe defes landts : de Koning van Spanjen wordt niet gekoren, maer geboren, doch hy wordt gehuldight ; en moet de Koning even foo wel fweeren en eedt doen aen het volck, als ’t volck aen hem. Des Konings kinderen worden Infanten van Spanjen geheeten ; den oud-ften foon, nae dat hy met de Standen en des volcks confent, by ’s vaders leven tot een Koning en fuccelTcur verklaert is, noemt men Prince van Spanjen j en hoewel de Koning de hooghfle authoritcyt en macht heeft over fijne onderdanen en over alles, foo en ftatueert hy doch niet, dan met raedt en advijs van de twaelf mannen, die, als de voornaem-fte van het gehcele Koningrijck, den Koninglijeken Raedt maecken j aldaer worden alle hooge en gewichtige faken voor-gebracht en geflicht : maer wat heymelijck is, en verfwegen behoort te zijn, wordt in den Secreten Raedt gehandelt ; welcke beftaet in den Koning felfs,den Didator van Leon, den Prefident, en in het derde deel des Koninglijeken Raedts. Wat de faken en regeeringe van Indien acngaet, wordt in den Indifchen Raedt verhandelt van eenen Prefident en twaelfRaedts-hceren. De krijghs-faken worden in den Krijghs-raedt gehandelt, de welcke be-ftact uyt twaelf mannen van den Koninglijeken Raedt, benevens de Didato-rs van Leon en Caftilien, en eenige andere. Behalven defe zijnder oock in Spanjen drie Iuris Prafeclura, die men Audientias ofte Cancellarias noemt, waer van d’eene is in Caftilien, d’andere in Granada, en de derde in Galicien ,• een yder der felvcr heeft een Prefident en twaelf Raeds-peifonen 5 van defe, foo iemandt fich befwaert vindt in fijn recht, mach men appelleeren aen den Koninglijeken Raedt. Eyndelijck is oock een Threforier in Caftilien , onder hem hebbende vier Rent-meefters, haer officie is des Konings penningen wel te beftcden,cn rekening daer van te doen.
Hertogen. Van Hertogen, Marek-graven en Graven is een groot getal in Spanjen j want behalven de Prince van Afturien en andere, zijn daer drie-en-twintigh Hertogen, als Frias, Medina-Rio-Sccco, Alva, Alcala, Albuquerque, Scalona, Ofluna, Avéras, Bcjar, Gandia, Sefta, Infantafgo, Medina-Cæli, Medina-Sidonia, Maqueda, Najara, Feria, Segorbia,
J E N.
Sonna, Villa-FIermofa, Veragua, Paftrana, Villa-Fran'ca, ch andere. Yders jaerlijckfe inkomft word getaxeert van veer-tigh tot hondert duyfent ducaten, behalven den Hertogh van Infantafgo, die hondert en twintigh duyfent ducaten inkomens heeft , en Medina-Sidonia hondert en dertigh duyfent. De Marquifen zijn defe, Villa-Nova, Aftorga, Marqui-Aguillar, Dénia, Mondejar , Navarez, Pliego, Savia, Vel- fi”' lez. Comarcs, Ajamonte, Altamira, Veladra,Vcarina, Carpi, Camarafla, Cortez, Monte-Major, Guardia, Monte-Claro, de las Navas, Poza, Stoppa, Tanara, Villa-Franca, Drada, Caviedo, Falces, Fomefta, Molina, Ceralva, Valefis, Valle-Zaara, Ardales, Tarifa, Alcanifa, en andere. Defer inkomen is van tien tot feftigh duyfent ducaten. De Graven warden Craven. voor het weynighfte tachtentigh geftelt,de welcke jaerlijcks te verteeren hebben van tien tot vijf-en-twintigh duyfent ducatenJ van welcke de principaclftc gerekent worden, Benaventio, Alva, Miranda, en Oropefa. Het foude den le-fer te lang en verdrietigh vallen, hier te willen verhalen het getal der Vifconten en Baronnen, der Viceroys, Gouverneurs , Stadhouders van Provinciën en de Admiralen van de zee, mitsgaders de Groot-mcefters van alle de Ridderlijcke Ordens j want in Caftilien alleen zijn defe ordens, S. Jacobs, Alcantàra, Calatrava, en de Rhodenfer orden van S. lohan.
In Arragon en Catalonicn is de orden Montefa. IhPortu-gael de orden Militum lefu Chrißi, waer van de Koning felfs Groot-meefter is,aen welcke orden gehecht zijn alle de Provinciën van Africa, Afia, en America. Item, de orden S. Iacob, en die men d’Avis noemt, als oock der Malthefers, ofte S. Ians orden.
Onder de geflachten van Spanjen, is het Huys vanPà- Ceßachten-, cieco welhctoudfte, naedicn Hirtius in fijne Commenta-ricn, alwaer hy vàn Corduba handelt, van L. Junio Pacieco gewagh maeckt, en Cicero dies oock gedenckt in het fefte boeck van fijne Send-brieven, De andere voornaemfte oud-fte en adelijckfte geflachten zijn Meridona,Toledo,Cerdca, Cardona, de Lara, Vclafco, Pimentel, Stunica, Henriquez» Orofia, Corduba, Lima, Gufman, Mondragon : die wil,kan de refteerende daer by voegen.
Met den Gecftelijcken liant is het gelegen als volgt : Van Geeftehjekz ouden tijden is ’t opperfte gebiedt ofte primaet in de kercke van Sivilien geweeftj en van daer gekomen op die van Toledo, aldaer het gebleven is totdegroote nederlaege van Spanjen. Want als Toledo in der Barbaren macht gekomen was, heeft de Bracarenfer Aertz-bilTchop die digniteyt bedient, nae luydt der Archiven van de Bracarenfer Kercke* Als Toledo van de Chriftenen wederom verovert was, en de Tolctaenfche Prelaet fijne vorige digniteyt wederom begeerde , en die van Bracara, ’t gene hy eens verkregen had-de, niet wilde verlaten, is ’er een tweedracht ontftaen, ge-lijck men lefen magh in het eerfte boeck der Decretalen, welcke faek op den hedigen dagh niet geflicht is. Wat Bif-fchoppen ten tijden van dc Romeynen en Gotthen in Spanjen zijn geweeft, leert ons Vafrus in het eerfte boeck fijner Chronijcke in het twintighfte cap. Nae dien tijdt oock,dac geheel Spanjen wederom uyt der Barbarifchen handen is gekomen,zijn de Bifdommen hare oude fteden weder-gege-ven,en in fommige oock nieuwe opgcricht.Nu zijn in Spanjen feven Aertz-bilfchoppen ,* en veertigh BilTchoppcn onder liaer. De eerfte Aertz-biflehop is die van Toledo, die oock Cantzlervan Caftilien is, en naeft den Koning, en des Konings kinderen, in digniteyt en rijekdom allen anderen te boven gaende. Onder fijn gebiedt ftaet de Biftchop van Burgos, wiens refidentie eertijdts was te Aura, waer van hyoock Auritaniss genoemtis, die in fommige Conciliën en publijeke Aften, door doling Auxitanus geheeten wordt^ van waer defe fit-plactfe van Alphonfus den VI (die Toledo den Chriftenen gereftitueert heeft ) door authoriteyt vary PausUrbanus de Il.in’t jaer 107p,te Burgos is overgebracht? Onder defes Acrtz-bilTchops gehoorfaemheydt fijn oock dc Biflehoppen van Cuença, Ciguença, Ofma, Corduba, ( een feer oudt Bifdom, en vermaert van wegen den Bit-fchop Ofius, ) van Iaën, Palençia, en Segovia. De tweede Aertz-biffehop is die van Sivilien,onder wiens gehoorfaem-heyt eertijdts ftonden elfBilTchoppen, hedensdaeghs maer drie, als Malaga, Cadiz, en die van Canarien. De derde Acrtz-bilTchop is van Compoftella,die eertijts fijn BifTchop-lijcken ftoel hadde te Iria Flavia, waer van hy Irienfis wierd genaemt, zijnde een zee-ftedeken in Galicien, gemeertlijck
Padron
-ocr page 12-
SPAN Padron gebeden ; van daer is dit Bifdorn te Compoftei-la gekomen, daer van hy Compofteilanus ofc van S. Iacob heet. Onder fijn jurisdictie zijn de Biflehoppen van Coria s Plazençia, Aftorga, Camera, Salamanca, Orenfe, Tuy, een fiedeken in Galicien aen de riviere Minio gelègen, Badajoz, en Mondonnedo, wiens ftoel eertijts was Ribadeus. De vierde Aertz-biflehop is die van Granada,defen zijn fub-jed de Bilfchoppen van Almeria, Guadix ofce Guaditanns, die in vorige rijden oock Accitanus gcheeten wierd 5 want Guadix ecrcijdts Accitana Colonia genoemt was. De vijfde Aertz-biflehop is die van Valencia, wiens Suffraganen zijn, de Biflehoppen van Cartagena,Orihuella, Segorbia, en van Majorca. Defefte Acrtz-bifl'chop is van Tarragona , heeft onder hem de Biflehoppen van Lerida,Dertofa,Herlua,Barcelona, Girona, Urgel en Vieq. De fevende en laetfte is die van Saragofla ; hem zijn onderworpen Pampelona, Cala-horra, Huefca en Balbaftro. De Bilfchoppen van Léon en Oviedo ffaen onder niemancs fubjeólie. De Aertz-biflehop-pen in Portugael zijn die van Braga, cnLisbona; onder welcke hooien de Bilfchoppen van Evora, Vifeu, Guarda, Coimbria, Porto, Lamego, Sylvis, Ceupta en Leiria. De jaerlijekfehe inkomften van alle defe, als oock der Abten en kloofteren, zijn feer curieufelijck aengetekent van Lucius Marinæus Siculus, Damianus à Goes, en eenige andere. Tot den Geeftelijcken ftandt behóoren oock de Retter-mee-fters ofte Inquifiteurs des geloofs, welcke eerftmael alleen tegens de Saracenen, Maranen en loden waren ingeftelt j maer daer nae is hare macht en authoriteyt oock uyc-ge-ftreckt tegens alle de gene, die niet van her Roomfehe ge-loove zijn. T'^ni'verß- De Llniverfitevten van Spanjen zijn ontrent twee-en-■»«/few. twintigh , waer van de principaelffe zijn te Salamanca, Complutum, Coimbra, Valladolid, Saguntus, Huefca en Herda. GeJeerde De Spanjaérden zijn wel van goeden verftande5 maer ^jjn felden goede Latiniften, alfoo fy op hare Univerfitey-ten liever Spaenfeh als Latijn fpreken, niet weynigh Ma-raenfehe woorden daer onder mengende, w'aerom fy oock niet veel in Latijn fehrijven. Niet tc min worden noch, gelijck oock in voortijden , eenige feer geleerde lieden onder haer gevonden, die door treflijeke fehriften in alle facul-teyten haer Vaderlandt beroemt gemaeckt hebben, oock by de wijt-gelegénfte volckeren. Onder de Theologanten zijn de voornaemfte, Vigilantius een Priefter te Barcelona, Ac^ur-lius Severus, Prudentius, Ofius van Corduba, Avitus Priefter , Marcianus Biflehop van Barcelona, Paulus Orofius, * Pacianus, en fijn foön Dexter, Audentius, Ifidorus een uyt-legger over den Apocalypfis, luflinianus Biffchop van Valencia, Leander Biflehop van Sivilia, Martinus van Monda, Fulgentius van Carthagena,Eladius Aertz-biflehop van Toledo , Ifidorus Biflehop van Sivilien, loannes van Gerunda, Eutropius van Valencia, Francifeus Ximenes Cardinael en Aertz-biflehop van Toledo, een vader en ftichter der Uni-verfiteyt van Complutum oft Alcala de Henares, die de ver-maerde Biblia Complu'tenfia in verfcheyde fpraken heeft laten drucken -, Alphonfus Toftatus Biflehop van Avila, Francifeus Toletus Cardinael, loannes Maldonatus, Alphonfus Salmeron, Ludovicus Molina, Thomas Sanchez,Francifeus Suarez van Granada, die treffelijcke Theologant en Philo-fooph, welcke fommige om fijne geleerthcy t by Thomas van Aquina vergclijcken j en meer andere. De vermaertfte in *c Geeftelijcke recht,zijn geweeft Bernardus Compofteilanus, Raymundus de Penna forti, Hugo Barcinonenfis, Martinus Azpilcueta van Navarre. In Keyferlijcke Rechten zijn,Paus Calixtüs de III, Förtunius Garcia,Gomefius,Didacus Co-varruvias, Antonius Auguftinus geboren tcSaragolta, die een van dè twaelf Auditeurs in de Rota te Romen was, en daer nae gemaeckt Biffchop van Allifano cn Herda, is eynd-lijck der Tarragonenfer Aertz-biffchop geworden , een man in de Roomfehe Antiquitey ten feer ervaren. De Me-dicijns, hoewel fy niet alle geborene Spanjaerts zijn geweeft, hebben doch daer gewoont, als Avicenna, Averroes, Rha-fis, Almancor, Meffahallah, Lacuna, Lud.Mercatüs. De Hiftory-fchrijvers zijn Trogus Pompejus , luftinus, loh. Mariana, loh. Vafæus, en meer andere. De Philofophen L. Annæus Seneca , en fijne fonen Seneca Novatus, cn Mela j L. lunius, Moderatus, Columella, C. Iulius Hyginus, Sotion, loannes Vives Valentinus, cnFonfeea. De Ma- |
JEN. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5 thematici, Pomponius Mela, Abraharaüs Cacutius, Alphonfus Koning van Caftilien , Henricus Infant van Portugael, Henricus MarchioVillenenfis, Arnoldus Villanova-nus, en fijn difcipel Raymundus Lullius. De voornaemfte Oratores, behalven Seneca, zijn, Portius Latro en M. Fabius Qjjintilianus. De beroemfte Poeten, Sextilius He na, L. Annæi Seneca en Lucanus twee broeders fonen , M. Valerius Mavtialis, Rufus Feftus Avienus, Aurelius Prudentius , de Paus Damafus, Juvencus, Arator, Cælius Sedu-liUS i die naderhandt geweeft zijn, gae ick kortheyts halven voorby. De Spanjaerden zijn in ’t gemeen van een heete en droo- Spanjaer^, ' ge complexic, van duyfter fwart koleur, welcke de vrouw- äenaert. lieden verbeteren met een mengfel vatt loot-wit en menie j fy hebben harde en wcl-geformeerde ledematen. In hare Godsdienft gaen fy alle andere natiën te boven j in ceremoniën , cn groote titulen munten fy uyt, haers herten fe-creet weten fy wel binnen te houden , en konftigh te veyn-fen : fy weten hare gravitey t te houden met een aengeno-men ftrengigheydt, derhalven fy van alle natiën feerge-hact worden, gelijck Mariana felfs van haer fchrijft. Hare vrouwen zijn niet feer vruchtbaer, baeren weynigh kinderen j mecftendeels wachten fy haer van wijn tedrineken, daer in navolgende d’oude Romeynfchê vrouwen, en laten haer oock weynigh fien. Als de Spanjaerden buyten lande zijn, doen fy malkandcren groote eere aen, en weten d’eene den anderen feer te verheffen. Dit is in haer feer te prijfen, datfe groote lief-hebbers der juftitieen gcrechtigheyt zijn , doende foo wei den geringften en middelmatigen, als den grootften, goedt recht. Door de neerftigheyt en goede toeficht der Magiftraten, wordender weynigh, jae bynae geene moordeir aldaer begaen : een yder houd, foo veel mo-gclijck is, fijne handt van doodflagh en andere quade fey-ten , na‘êdien niemant ongeftraft blijft, die tegens de heylige geboden, ofte fijnen naeften, wie het oock mochte zijn, ietwes onbehoorlijeks attenteert. Sy zijn daer-en-boven on-geruftigh , onder-winden haer grootefaken, laten’t haer' veel mocyte en arbeydts koffen ( federt de overwinninge harer binnen-vyanden en Saracenen ) om het eene deel der werelt hae het andere haren Koning fubjeél te maken : waer harer twee ofte drie by-een komen, aen wat plaetfe het zy, beginnen fy van ’t gemcene beft cn wichtige faken te dis-coureeren, foeckendc allerlcy middelen en wegen, om de macht van hare vyanden te kreneken, beden ckende daer toe allerhande pradijeken en duyfentderley konften,- en foo fy w’at dienftighs gevonden hebben, ’t felve openbaren fy aen hare Overften. In hare legers zijn fy feer patientigh, om allerley ongemack, honger en dorft uyt te ftaen en te verdragen. In flachten en fchcrmutfèlen gebruycken fy meer lift en behendigheyts, âls manheyt en fterekte j en om datfe niet feer fwaer-lijvigh zijn, en lichte wapenen voeren, können fy de vyanden feer haeft volgen, cn ais haer de noodt dringt, lichtclijeker vluchten ; én waer fy zijn, bekommeren haer mecftendeels, en zijn befigh in faken den krijgh betreffende. In eten cn drineken zijnfe feer fpacrfaem, en fo-ber, haer met weynigh maer wat goets vergenoegende. In hare klecdinge, die oock wel gefatfbeneert is, houden fy haer oock deftigh. Spanjen is feer mildt eh libérael in ’t medc-dcelen van al- rracheff' lerley waren, die het felve voortbrengt, als oock die van el- enkeopma»-dets daer in gevoert worden, als zijden, wolle, verfcheyde foorten van doeck, fout, fuycker, honigh, orangie-appelen, granaten, citroenen, limoenen, olijven, kappers, druyven, vijgen, rofijnen, amandelen, kaftanien, foethout, anijs, komijn, koriander, rijs, faffraen, olie, wafçh,aluyn,zeep,minie, purperverwen, tonijns en gefoute walviflchen, bakelaer, allerhande fruyten met fuycker geconfijt, albafter, korael, gout, filver, yfer, ftael, tin, koper, loot, rubia, oft meen,daer men lakenen mede verft, quickfilver, kottoen, peerlen,cdel gefteenten, en allerley kruyden van Indien. Hier tegens geniet Spanjen wederom oVervloedigh, door een danekbarö mangelinge van andere Europifche, Africaenfche j Afiati-fche en Americaenfehe Provinciën , foodanige w^aren en koopmanfchappéii, als de nature en eygenfehap harer landen hun weygert. Tot befluyt , füllen wy hier by-voe-gen het voortreffelijeke getuygenifle dat een Fransman van Spanjen geeft , waer in alle het gene hier voren is ge-feyde, feer kort en bondigh vervat is, Defe François is Latinus |
SPAN
Lutimis PacMtis, die ecn treffelijçk Pancgyricus gefchre-ven heeft aen den Keyfer Theododus, zijnde ecn Span-I.of van jaevt, in welcken hy onder anderen fpreeckt : nu mach men Spanje», met waerheyt feggen, dat men foodanigh een tot Prince verklaert heeft, die van alle en uyt alien behoorde gekoren te zijn ; want voor cerft is Spanjen uwe moeder, een landt onder allen anderen ’t geluckighfte,om ’t wclcke te verhecr-lijcken en foo fecr te verrijeken, de opperfte Schepper aller dingen meer als tot andere natiën genegen is geweeft j zijnde dit landt noch de heetc zuyde winden onderworpen, noch oock de noordfche koude j maer geniet een middelmatige getempertheyt, en is als ecn andere werelt gelegen, en ingefloten tuflehen het Pyreneefche gebergte,den groo-ten Oceaen, en de Tyrrhenifche zee : daer-cn-boven foo . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;veel treffelijeke fteden, gebouwde en ongebouwde contrey-
jen, alle overvloedigh van vruchten ofte heeften, derijek-dommen der goud-dragendc rivieren, en foo menigerhan-
J gt;nbsp;E N.
dc metalen. De Poëten hebben wel fommige volckeren eenige byfondere miraculen toe-gefchreven en toege-cy-gent j als dat Gargara feer overvloedigh fonde zijn in tarwe, Menavia in beeftiael, Campania braverende met den berg Gauranus, Lydia met de rivierePadolus, daernochtans Spanjen defen in allen,daer van fy geroemt worden,ver overtreft J want dit landt nict alleen goede foldaten, maer oock brave Overften geeft. Wat fal ick feggen van de welfpreken-ke Oratorcs, en vermaerde Poëten ? Dit land is een moeder der Richters en Princen,ons voort-gebracht hebbende Trajanus , daer nae Hadrianus , en nu oock uwe Majefteyt felts J daerom haer Creta niet foo feer en behoeft te verheffen, om dat lupiter by haer geboren is,noch oock Delos van hare twee Lichten, noch oock Theben van haer voedfter-kindt Hercules: men weet wefdat’et geloove alleen bcftact in het gehoor, maer defen godt, die wy fien,heeft ons Spanjen gegeven.
C A T A L O N- I E N.
Tale», Loch. Atal ONIA,ofc Cata-lunna, heeft dien naem van de Gothen en Alanen , na de meeninge van Volaterranus, en behoorde veel eerder Gothalania te zijn.Beatus Rhenanus is van gevoelen , dat Cattalania allóo genoemt is van wegen de en Alanisdie gelijckerhantdelè contreye van Spanjen overweldight hebben. Andere feigen,dat het komt van de Caftellanen, als oude volckeren van Spanjen,die in defè plaet-fe woondenj Ibmmige willen ftaende houden dat Cathalonia allbo geheeten is na Othogerico Cathalone, van den welchen men veel belchre-ven vint by Marinæus Siculus. Dit landt wort befloten met het Pyreneilche geberghte,de Middellantfche zee, en de rivieren Ebro en Cinga. Van ditKoningrijckgetuyght Boterus aldus : In Catalonien waft van alles wat in de andere Spaenlè landen voortkomt, uytgenomen fuyc-ker, en d’Italiaenfche ofte Spaenlche pruymen. Dat de Cataloniers rijck zijn, is door de groote naerftigheyt en kloeckheyt in al haer handel. Ia, in gantfch Hilpanien worden geen vlijtiger en arbeytfamer hantwercks-lieden gevondenj noch die de kunften en wetenlchappen meer in waerde houden. Daer beneftens oordeelt hy nochtans van haer, dat fy leer ongeftuymigh, ongeftadigh en krijgel zijn, en haer dickwils tot ftraetfchen-derye begeven, en oock lichtelijck tegens haer overighey t opftaen. Dus verre Boterus. Anders-lins heeft dit lant dappere voorname en verftan-dige lieden noytgebreck gehadt. De Carthagi-nenfen hebben lang met dele volckeren geoor-loght en dickwijls gevochten : en zijn de meefte velt-flagen tuffchen de Romeynen en Carthagi-nenlèn, de Gothen en Romeynen, de Saracenen en Gothen, de Françoylèn en Saracenen in dele landen gefchiet. De locht is lbo wel des winters als des Ibmers, in de quartieren naer ’t zuyden, aen de zee gelegen,feer aengenaem en getempert: maer naer het noorden in ’c geberghte is ly,van wegen de fneeu en koude,feer rouw en hart. Het lant is meeften-deel berghachtigh,met lchoone valleyen hier en daer vermengt, deswegenoockinverlcheyden plaetlèn lbo vruchtbaer van veelerley koftelijke gewalTen, voornamentlijck van wijnen, olye, appelen,en andere vruchten, dat het velen verre te boven gaet. lek verlwijge dat de riviere Sicoris, en meer andere, onder hare zanden, korreltjes gout plachten te voeren. Van yfer is daer een groote menighte,van loot,koper en tin weynigh. Onlangs zijn daer oock eenigc edele gefteenten ontdecktj en heeft men ontrent Signimont, een ader eenes koftelijeken doorlhijdende fteens, Amethyftus genaemt, gevonden. Aldaer vint men den Onyx, die eens menlchen navel niet Spanjen, |
qualijck gelijekt, waer van hy oock fijn naem bekomen heeft. Omtrent de Stadt Tiviol zijn eenige aderen, die met de edele gqfteenten Sar-dus en lalpis groote gelijckenifte hebben; en aen den oorlprong der riviere Llobregat wort de fteen Hæmathites, allbo genaemt van wegen de eygenlchap die hy heeft van ’t bloet te ftillen, gevonden. Tot Tarragona en Beuda worden onderfcheydelijeke foorten van marmerfteen uytgegraven; en by de ftadt Saraleen is een lborc van harde Albafter,van welcke men glas-venfters inaeckt; lbo dat hier uyt genoeghlaem blijekt, wat Plinius met fijne lapidibus fpecularibus, dat is, Ipiegelfteenen, die hy feght dat in Hifpania Citeriors te vinden zijn, gemeent heeft. Niet verre van Populeta wort aluyn en koper-root gegraven. Oock wort in dit Koningrijck trelfelijcke hennep gewonnen, cn Ibnderling in de riviere die voorby Tarragona vloeyt, alwaer ly leer lchoon groeyt; gelijck oock in vorige tijden dat vlas, van welck men zeylen tot de lchepen plach te maken, die daer van haren naem Carhafe hadden. Het is oock gedenekwaerdigh , dat in dit Koningrijck de meefte koopvaerdy-lchepen , en galleyen, gebouwt worden. De boftchagien zijn over al met wiltvang uyt ’er mate wel verfien. Veel wonderlijeke dingen zijn in Catalonien. Eerftelijck een hol, in ’c welck een kerek gebaut is, en daer nevens een kloolïer van Benediétiner monicken, over welckers dack een riviere, die niet kleen is, loopt. In ’t Graeffehap Roflelion, boven de toppen van de Pyreneen, fteeckt uyt een hooge bergh winter en fomer met Ineeu bedeckt,waer van hy oock de grijlè bergh genoemt is j op het hooghfte van defe bergh is een groot en uytermaten diep meir, vol groote viflehen Trui^en geheeten ; in welck meir, gelijck ly leggen , foo iemant een fteen werpt, wort het ter-ftont beroert, en klimmen daer uyt de dampen naerboven, die, inwolekenverandert zijnde, korts daer op onweder, met donder, blixem en haselveroorlaken. In’t Bisdom vanGerundais O een heuvel van kleyn wit zant, die men niet fonder groot gevaer, als ’t waeyt, palfeeren kan. In de ftadt Cardona, die oock aen ’t Hertoghdom den naem geeft,iseen zoutbergh van verlcheyde coleur, uyt welcke het zout gehouwen wort, en daer tegen aengroeyt en vermeerdert; en is noch meer verwonderens-waerdigh, dat, dewijl alle plaetfen,daer zout gevonden wort,onvruchtbaer zijn , defe bergh nochtans pijnboomen draeght en veel wijngaerden. De bergh die ly Montlèrrac noemen,is feer hoogh,klippigh,met uytftekendc fteenen , een lage gelijck, heeft in fijn omgang elf duyfent treden ; hy ftort uyt eenige wateraderen, brengt voort veel medicinalé kruyden, wort in het noorden met den Llobem-aet be-O Ipoelt, en rijft alleen uyt het vlacke velt, gelijck de Soraóte in Italien,en de bergh Tabor in Gali-læa. Op delen bergh wiert eertijts den afgoden-dienft gedaen ; nu ter tij t is ’er een kerek gebout, ter eeren de maegt Maria. Alle elementen geven C nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in Ca- |
COSERANS YM
£lSfaJo Q.
Conehel O
£oniM'
Ka
efhJHh tP.'rlîra te h
Vtnotnans ^-Cjlouan
S-l^eeina.
Akakn O
CjjhlUhj
Onarn
C.Jlauri} Q
Goros
Vùîla
. ii'tias COAfENlB o
T.e/3a'
Tela^ra
f S-loCJe'ßaro •jaurba Oilaragia.
dioaot’ach
Vilattbra Q .tlbus
P.DE MARTEï* I.AT
P I
o ‘Belcat're
•Hersp-' 'ttauri
•Pexities
•Donesac
^,^nn-n nbsp;nbsp;‘l■““‘quot; O
Jt
Terellas ,. , 0 ^^.VoLns
.y,,i,eu.
.ttas Je la
Reyno 1de
Valenci
^raypaetn
Crilauail
LhbatJÎ ttehi ß
’quot;quot;‘.y.yCfLLliKSl.ySTt.tt -g^ipcmt nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Or i
Cama ß nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-’locjei'al
StagcU Hainer ß . '■ Calea O
22
fVena ‘J'ia O FarreUes Terestertes q ‘Beufos ® nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^’ibfCga
ctf ‘fi aS O
NK,ve. CrittQ
’teil Q
OjlONAT**
-- Safra'
CjHar
Stvl
tâtonvJe ßaiira Q
öentsrens
'Toi’iv ti -
- O Henrras
‘Bernuy Cabet^' , 'o
0-1
Q-ralltexJie _
Oretta
'Baena O.
y^ß^Biße.. QS.Sebaßta
Afegls Q'Fty Q Cajlettas
'^•^tantan nbsp;nbsp;nbsp;'Sarce fa
.irisM
Ce^Uaî’
YsS:!
Alas Je S-inarn- q
pS-lt;®,3
'SplupafreJa
^^nÿsnré Ftaels
■esJSs,n£'-quot;‘‘quot;‘-Vp
Cuberas avilir
Snih^ o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nCnni^
- rattmni ’ O
; CJcatnnaU Tot
-Ajar
' iHjuHo o Blanc^^rt-o Aspre s '
Ctii!ltlloeumn.-1L-S OjS- eja,~ 'Cnrta ^n l7-i7\^O\FCaJktlnn 0(1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0
® nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aiterraj} nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^..Ç.
S O-ilbnlAt
Q nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;LapartettJ^ ' ß '
®*'
Lesanena
^S.Je. quot;“g. quot;^quot;^UlnSn.,
0 Ci^äi
B'ra^a
“SnttJe Campte
Ctrnehii tu G
LiQiiiiaiia.
ß . .it... 2..i
Tera mal.1
Q'Air Csrvsb r^^iria
Q'Farnab . Guixals
.pägvera
5z C Tuxeàr ‘Teauera
O ejpit.ilee
Sermlhi
r Tentai
O P Aleatßf^ T ■tOaCr’ TorreMje' '^'Eenavgnt ai a v.ilhnaiiya
VuL nauar -^,. Q Je h batra
'A
* ô 2f?.ifgt;'4JOPAÂ XOV oßS^^X.SJem.ya tlananajejânt O ..^ Qltangn \filitiaiiaL'^.'^
'BalJmnar ^Ganâla
.ihs
yiiiri»“ o Almabett
O Vernet,
Alentoni
ÿ’ quot;Ku s 0 'Vilonou.tJolaittiJa O Tons nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*quot;
'Ribelles
Hata
O Cntnbrih '~y^tiijen
Lirwa tetta
, ftaJrona O
P.»E1 compte
Ilinas
n O
^ß^l Barelea Campefles
Ls^bh nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_zr-^ quot;Ribes O
S.Llarens CaujLti
0 ILeflarres
C^ett
quot;Barra Ja
.tfanAar
.il-.ïzwz
Seivs
lu/envi
Agio
Q^iarniJelSa!
Las arch s
O * O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;® Abnenar.z
Liiyala ^l.espenelles '' aBetuis^ OJCou jiarbetfs O Sera q _
O.llMhr
Jlb'auâtt LesAtjes
, , 'BalJu Seatta q
‘Li^^aera O Aatyat^
Llaberobt ’t ° Oenostta
Llabent C.Vett
Alfütt'
O Giranetta
C.A'au
o.
Sayeiies
Q Sol SO VA
Terre Je : ^^Rrexens _ enifsl-n/sA^^lyZ ^AgnanutO- T nbsp;nbsp;Lf*zK O
t^nùkne. O nbsp;nbsp;Vs, o O -
('^ O ■ ' r* VV» J-** GnarJsa
I.a Gnanlta
^attatgxes Camabetta /y TartrJl
’S.Cttmcnt LaVi
O z —
TnrnOAenn^n nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;____
'Bia/êa ... ^VS JAmiraele Hanen nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘Bcums
Fantaner O f.irJenal
•— ^^e\atO^ TaroeBs
■^^^^Suaß^ nbsp;nbsp;nbsp;‘
'1’4»
OMJ. - - -
Tinas q 'FnJea Canf Q
^Loeflnty
f.ô..narlt: ^Se martes
.ß^bler
^•HJemalins q Scala Jei nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.ß
Q Gnimua-PixeJa nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lamana
Arbati nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* nbsp;nbsp;nbsp;■“
• «gt;quot;(
-Hontet Font Je Segre JC.SÂe Varia
-CoxljjTxvbi^^ i
' 'V'JaUetga 1 .quot;O»!
C.BE BIARA
Cah Je b.utrnh
^aua ■'
Limas Q
Campre Jou n
^g'Rara.'^
TratiJe matta
Coi.I, PARES
f QTenlines
S-Tertani.ae teiers
S.liisesba' O
Tant Je (a Carba
es anfies
quot;o
SAslarms
Sermllanga _ '^^y^inearOr
ßS.BereJespes
( mama .. nbsp;nbsp;,
Cagola
‘Batet
r‘’^° STc-.
JaTùieJ.1
.^g'^^lfb.'m. „ Ol^nnn,î„n'quot;/Co^7'^
—. nbsp;nbsp;nbsp;J, es artes
. 'Ö~ iSi/tn.. q‘'i°''quot; jQFehiiJeni!V ,/,•., S-Aarti s.\raisfiiif‘ \‘‘‘''i‘-i«- e,-.n,il,, panes ,\Camos •,^e\ ~ O
'Baseane
ßCivttJa
'iiebes
G Clùtiêi Q
S.TAh O
Asttet o gt;nbsp;VHarna
QAarnp CAameufa -iSnem
l’ihvr.ya
1'’’ ,.p’
•■■f.
Les MEDËS
.3)E CREVS
Q^enreJ.-.
. J.apera äC'PijIZ® ßLlama . • .t
O «A Sir,mn oS J^quot; f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O --
i:3Ueet-y^_ O's.-Crh.u nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'.tHnlnaa''
. ^\veßettii OO5O; Af^ _ s.lnlta\jaf ' Gnmattes
o-
Q.Hener jO'ß’ ’-
■-Jÿ.
O Gul't
0 Onal ß ^»l^t_ß JaUesß
•tniiyffufr
S.Cn.temaJe Ibnfla \ VlCfT quot;Q refais
DE BAGVR
pert
‘Farneus
S.,ft^Je Ofa S-Cufana Q 'RaJos ^ ■ Atnra O ßGranera S-^quot;‘
o iJeh
Tarroetta 9lt;vWgt;^-tea:
eMrs O
S.SaJemi
O Ceßs EAKSEIVA
O luanet f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O
. ‘Ram Telbek Lhg^rtt
ynorra
ß 'g O.üee nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Banjos
ailbjhn^t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J
V.. nbsp;Ltjbrfi nbsp;nbsp;ÜQ quot;nbsp;O-^ ç,Æ
Gauer . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^CaJaC- nbsp;nbsp;nbsp;9.0’P*tv
OlinOnnlntilSr,
CaeaieUa
-ftantnaiun
Q 'Katmâ leaJgaâ -ipjip mß O
■**?quot;?
O «Mzr.»_lt;vO VaOJelQ ■'FeSr.;
Vaffespfua/ä O ** •Fennlt
raînna»^ O iPaatJ'Arz ^iFmra) neneetn ß
■Bta
•^aya
aaenme
^Ata^a ^-^etamaS^'m
Q ‘Jana usnru,, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;TW
Q /ji.SRVY ß n nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ZI ^ -
C.DE PALÄFVGEll.
veil baneßn
6rmna
S.CohmaJerin-
S.Feî/nJeCa; Q VafJenâu âmes Q
VaU/ereara
_ nbsp;nbsp;- ^JU*' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■
® -UasJeabes Jn -
O
'lt; a,4.-
Z^ .n ^Ane^
.Hamtetta
_ quot;’gOJnam ^^.mtra^ quot;Bonßsr ® quot;’e Q S.Olius O
V^rtîT«
Samolus O •?
S-Vsele
Aißanet
ePal
•J, ians
^Uiavrali
ML .DE TOSSA Lvnarivji pbojm
Tient 'stt.
S.CAamaie O
rarreftes K Snmata
QC.Vt ■' \
Vthrnm nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*0 Oarrbs
Oea ■ A^ talJe
Canettes \ChCa
S.Aül
^Gah/â Cnbeits
UABCBLnrA
cala inilliarium..
bnnioorum
G-AHiforum .
CA T ALON IE N.
in Catalonîen haer fonteynen. Waterfonteynen zijn ’er overvloedigh, en munt uyt die van S. Ma-ginuSjin een dorre bergh en fteenachtige plaets j welch water, dickwils en overvloedighlijckge-droncken, goet is voor quade magen, en helpt oock den genen die mec flauwigheden gequelt zijn. Te Barcelonen, aen de Preeckheeren, ofte S. Catharine kerck, in het graf van Raymundus Pennaforte, is een aerdfonteyne, die al van voor 300 jaren foo veel flof opgeworpen heeft, dat’er heele kuylen mede gevult zijn. Niet wijt van de ftadt Aulotum, daer de riviere Fluvianus voorby loopt, zijn ontrent twaeiflucht-fonteynen, die dagh en nacht, winter en fomer, een foeten wint blafen, die des winters warm, en des iómers lbo kout is, dat men daer niet lange by mach ftaen j en hoewel hier geen bergen zijn die vuur fpou-wen , als Ætna in Sicilien, en andere elders 5 foo zijn’er nochtans veel warme waterfonteynen en baden ; welck geen kleen teecken is van verborgen vuur. De hoofcftadt van Catalonien is Barcelona, een leer Ichoone ftadt, met treffelijcke fteenen, huylen en fthoone hoven j aen de lantzijde heeftlè een wijde gracht, en voort is fy gelegen aen de ftrant van de Middellantlche zee. Daer zijn noch veel antiquiteytcn te vinden. De Spaenlche Schrijvers getuygen , dat Amilcar Barcha, fone van Annibal der Carthaginenlèren krijghs-overfte , defe ftadt eerftmael gefticht heeft. De Ouden noemdenlè Bmzwow,Ioi nandes Barcilona ; Plinius fchrijft, datlè eertijts oock Fa-Ibude geheeten hebben. Defe ftadt wort van Marinæus Siculus feer heer lij ck geprefèn ; ly was eertijts veel kleender, en een weynigh van den oever der zee gelegen, plachte vier poorten te hebben, van welcke een yder fich keerde naer een hoeck der werelt,in gelijcke wijdte van mal-kanderen, die men als noch bynae in’t midden van de ftadt fiet, dragende yder een hooft van een koe,tot een teecken van goede vrede,en ge-ruften bn verfekerden lantbou. Met verloop van tijt is fy tweemael met ftercke muuren en heer-lijcke torens omvangen geweeft, en allengskens tot fulcke vermogentheyt geraeckt, datle nu, met recht, voor het hooft van gantüch Catalonien gehouden wort. Van de Graven van Barcelona en haren oorlprong,mach men leien Rode-ricus Toletanus, in lijn fefte boeck der Spaen-Icher Chronijcke cap. 3 , en Lucius Marinæus in’t negende boeck. Naeft dele volght TarracOj jlt;»dere hedensdaeghs Tarragona genoemt. In voortij-den was dele lbo een vermaerde ftadt, dat het voornaemfte deel van Spanjen daer van den naem gedragen heeft. Onder de zee-fteden is Viqua wel de rijckfte, geraeenlijckVicqueofte Vich geheeten. Girona is in oude tijden Gerunda; TortofajDertolàj en Lerida,Ilerda genoemt. De gelegenheyt van Lerida wort belchreven in het vierde boeck van Lucanus, welcke de Heer Til-cael H. Storm aldus heeft overgefet ; |
N/ef yeer de Riy^ier, in een 'vruchtbacr contre^ Op eenen hew^el ygt;ïack^ de ftadt Lerida ley , Van oudts aldaer gebouyot ,• y^gt;aer 'toorby metßjn ftrconien L)e Zeeger heeft fijn loop) niet quot;Voor de kleenft te roemen Onder de Spaenfche quot;yloên 5 yeaer oyer'^û^ geleyt Fen ftercke fteene brugh) met een boogh yoijt ge/preyf, Soo datfe tegenftaen kon d'hooge yointer-tloeden, Wanneer als die met laft daer tegens komen yeoeden. De ftadt dewelcke nu Empurias ofte Ampu-rias is genoemt,was FmporUyoitc Fmporium geheeten J Blanes, Blanda j Manfrelà, Athanagia s Rofæ ofte Ko£eS)Rhoda,Rhodope)enoock Rhodopclis. Co-iïbr3.)IliberiS) is tot een dorp gemaeckt, was van te voren een groote ftadt -, de kaerte van Peutinge-rus noemtfe Cliberre, doch zijn’er andere van meeninge , dat Illiberes niet Colibra Ibude zijn, maer veel eer een andere ftadt. Daer nu ter tijt Catalonia leyt, was eertijts lu/ia Lybica van Antonino Cinniana, en van Ptolemæo Deciana geheeten. |
V A L E N T I A. ’ »
Et Koningrijck van Valentien heeft fijnen naem van de hooftftad Valentia , zijnde een treffelijcke koop-ftadt, en van feer grooten ouderdom. Het is gelegen in’t zuyden aenMurcia, in’t wehen aen Cafti-lien, in ’t noorden aen AerP, iegerin^. Arrago-n^en in ’t ooften aen de Middellantfe zee. De locht is aldaer veel foeter en getemperder als in veel andere geweften van Span jen, ja de lieflijcke wefte-winden,die daer veel wayen,temperen dit lant fo fèer,dat tot alle tijden des jaers, oock ontrent Kersmifre,en Nieuwe jaer,men de inwoonders boskens met bloemen in de handen fiet dragen,gelijck op andere plaetfenin April en May. Dit lant is overvloedigh rijck van alle dingen,als van fuycker,wïjn,olie,tarwe,rijs,en aller-ley andere vruchten. By de Capo Finifterre zijn yfèr-mijnen , en ontrent Segorbia heen-kuylen, uyt de welche men eertijtsmarmor groef en naer Romen voerde ; by Piacento wordt de albafter uytgegraven ; en hier en daer den aluyn, rubia, kalck en gyps : maer in dit lantjtulTchen Valentia enDerthofa, op een plaetfe die Bz/rzWgenoemt wort, zijn filver-mijnen j en pp een ander oort, dat men heet, worden fleenen gevonden, met ftrepen en aderen van gout door-wafichen. De Mauritanifche Vorften hebben lange tij t de ftad Valentien belèten en ingehad; doch is dick-wils van da Köningen van Arragon belegert en beftreden, tot dat ten laetften Koning lames, na een lang belegh , de lèlvc heeft ingenomen, en den overften Zaen Maure gedwongen met vijf-tigh duyfènt Moren de ftad te ruymen en te ver-laten,en naer Dénia te vlieden, met haer nemende al haer gout,filver,wapenen,en anderen huysw raet. Valentia dan al/bo ledigh gelaten zijnde, heeft koning lacob de felve wederom met een nieuwe Colonie beplant, beftaende uyt Catalo-niers en Arragoniers, waer van de hoofden zijn geweeft: Don BerengariusPalatiofBiftchop van Barcelona, Don Vidalo Cavelia, Biflchop van Huelca, Don Petro Fernandes d’Acagra, en Don Simon d’Urrea,Ridders,defe hebben de geheele ftad onder de nieuwe inwoonders uytgedeelt, ieder na fijn ftaet en gelegentheyt : fy hebben ook nieuwe ftatuten en ordinantiën gemaeckt ; en wierden toen ter tijt 314 hoofden van gefinnen ingefchreven. Ontrenthetjaer Chrifti 788 (als Ortelius uyt Petrus Melinenfis en Petrus Antonius Beuterus verhaelt) heeft dit landt eerft den tijtel eens Koningrijcks bekomen, waer van de Hiftorie dus luyt : Hifen , Koning van Corduba, overleden zijnde, regeerde na hem fijn Soon Al-ca, ontrenthet jaer Chrifti 788; wiens Oom Ao-dala , Heere van Valentien , uytTaviar totfich beriep fijnen anderen broeder Culema,die te voren onterft was ; defè twee gebroeders een groot heyr vergadert hebbende,zijn naer Corduba ge-trocken, poogende haren neve uyt het Rijck te S^aenjen» |
ftooten, doch wierden beyde in een flagh overwonnen,- Àodala berghde fich met de vlucht, en keerde weder naer Valentien,- daer na hebben de voornaemfte hoofden van de Moren, haer ftel-lende tuftchen den Neve en de Ooms,de fake fbo wijt gebracht, datfe met malkanderen verdroegen,alfo, dat Aodala hem mochte fchrijven Koning van Valentien, en Culema wierd toegeleyt, yder maent, uyt de inkomften van Valentien, duyfènt moradijhs (’t welck was een feker fpecie van geit) voor fijn tafel, en noch-vijf duyfent-moradijns tot fijn andere nootwendigheydt en onderhoud ,- welck verdragh Aodala goer ge-kent hebbende, heeft hy fich de eerfte Koning van Valentien gefchreven. Valentiaiseer-ft bewoont geweeft van def??- Oude detanis, welcke, na Ptolemæi getuygenilfe, geen andere zijn können als de Sedentani j oock van de Bijcargitanis, want fbo wordenle van Plinius ge-noemt, welcker hooft-ftad was Bijcargis, gelijck te fien is in de penning van Germanicus Cæfar, als Hubertus Goltzius getuyghtj doch delèfchijnen een gedeelte der Heditanen geweeft te zijn , nadien dat Ptolemæus onder de felve Bifcargin fielt j de L(?öwzt^z^^y,welcker hooft ftad is Leowo,worden oock van Ptolemæus onder de Heditanen gere-kent; mede hebben hier ^ewoontóeConieftanif (van waer Conteflania den naem heeft, welcker ge-heugenis noch overigh is in de ftadt Conrayna, ofte,gelijckhetvan andere uyt-gefproken w^ rt, Contentaina;) aen den oorfprong des waters,aen welckers uytgang,lbo’t fchijnt,gelegen is de ftad Oliva, recht tegen over de Èylanden , die men nu Yviça noemt. De Lufines, welcke Appia-nus in Iberia fielt, aen de riviere Ebro, nae by de palen van de Numantiners, fchrijft Strabo , dat fich eertijts ftreckten tot aen den oorfprong van de riviere Tajo. Der Lobetaner hooft-ftadt is Lo-betumj was van te voren Turia, daer na Averazin genoemt, en wort nu ter tijdt Albarrazin gehee-ten. De TorboleU wierden van Appianus voor de naefte nabuuren der Saguntinen geftelt,na welchen den naem heeft, die men numoge-lijck Torres noemt. DeCe/rz^m,gelijckfe Plinius, Pomponius Mela, en andere Latijnfè Schrijvers noemen, behooren onder het Koningrijck van Oud-Caftilien,fbmmige rekenenfè onder Valentien. Onder de Steden des Koningrijcks is Valentia SteJent ofte Valencia de voornaemfte, en een Biftchop-lijcke fit-plaetfe, heeft haren eerften oorfprong van den Koning Romus (gelijck Vafæusenan-dere fchrijven) na wien fy Roma is geheeten: lange daer na is fy van de Romeynen vergroot enverheerlijckt, enValentia genoemt, welck woort even lbo veel beduy t ; doch wort dit van Refendius voor een fabel gehouden, bewijfênde datfè veel eerder van de Lufitaniers en des Vi-riati foldaten gefticht is, en foo genoemt geweeft. Sy is gelegen in liet binnenfte van den Su-cronier inham, aen de rechte zijde van de riviere Turia ; en is van wegen hare zeden en goede politie , geleerde mannen, en allerlcy konftrijeke D nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hant- |
’dtucce
3' f quot;nbsp;’ Alilitiria Oet-meimca.^
( i’-rriurf
i,*Jdeleu.o.
5£l
-18
■ 4£.K
eiî/o.1 le ((-^ do
Sahflrs
'quot;Jôh^nelaj-
~^danius
j'uclla
’uewanta
, 'rlillesl.
i^fAAlenti^ in ia.'tella rcjicnf
ilmanto
•tóKi
■Ttrel
Coulet .^,1
'^' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J-quot;’
y, 0tnee
itativa
,, ,, ,-d. Grania. Calblo
-, nbsp;nbsp;',■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JKSSlbatent
iimerod-i _
'■ J : nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A
■*1' ^.^1 eloyo.
■tos .
Cliuellent
.Ventere
'7?(lt;rî-
Oni
quot;i terra del tai
CastiUld
'Rialto re ne.'do
te
:^enolbr‘
Uten
îSto» ^'enwuiaffl
'S
e). W' 'dß
i.MSTEJlDAMr. !
lely
• benc^^te 'T'Veeent
le Tillr
'ï-eioyfent
'Peni'oOej^
■'^. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..te*'' iSenama}
rtek. , _
s^iiî de mure
Oreieto Vol
Vai de aua âaîest -T
' * töi %quot;
. TColf^-
lum , siitc-^ianum jrnvr.. .ßiul et Ilcme cemum , fi Terraria .
* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J.
.. JOai
Jyenieertn
' Hcniiue
'~}dente de la
rnwid
T^exet
ÿTiitlorr.s
dh-
nCÀ
Srnari-^’s
Tarram ..fc.
olonero
Camarenn__d
Sltum
-tuettd If 'l 'alucr/li
ddlGra
. ^enta '^Unel
Ciesialdar
Telralua, â..
.StÂ4
l^arracas
djluenla '
fa
T,uuiles
Certes
Cclßlas llrala -tel
'i^Gn tabule
r^d
•Z. ^fudar
*
-t a
'•/A nbsp;nbsp;nbsp;Aller ai.
'■era
vftS*
TUirOi-eant^
Hjnirrrat ■d^;, nbsp;nbsp;^•R. bar^a
Tüsdßisl.^-
^^Jlheii nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;il-
Ventfane
.drajineï
'Tarehnies
iwà mares
TVella -teb
ç?. Tandara
Ttol.
Plui.
/càa
■ôL Mre efttua
arnt^
Sueiiyna. .ifesi
■ li^r
Vülojermesa
.tdà 5, lean
acena
'tlista lella
'ïfol le ^a^mmleen
^artanct
Trennen
mes S lite ni
Tberriel
Luîlo jVenta, ja». Ste^ro.
W. EoremKL
(Pelld^' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-^‘ßellee
Labdnes
.Vis Jelel ■ ,U
•’Oü.
’*■gt;■, 'Volluima
Coti nmenje
.■xà, Anjcire
Camille ■te’ diem^t'o ic ceore nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ ■quot;
‘TehA .teft. 'I’mifosf'.
Sayalella i r.ten.
gt;■ jßeala S.y^atbeû
xi. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 .
' - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beruera
d^eniearîe
. ferneres
»gt;• ci
dt
..te» Iraiÿuerra
'JajM
.«À.
^en de laj'alvt^
quot;Msnosreru Oe ien^osA
. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. xdk./
^ëCeniof
eeroli.
Canar
itolyra
GONI^'
«10
V A LE. hant-wercks-lieden, veel adelijcke perloonen, welcke alle in goede vrede en eendracht leven, feer vermaert j en oock treflijck in koop-handel. Hier en mach ick niet verfwijgen, dat Lucius Marinæus Siculus van den Valentianeren ver-haelt j als datlê voor een maniéré hebben, alle jaer op S. Matthijs dagh, na datfe haer gebeden uy tgeftort hebben,naer het galge-velt, oft plaet-fe daer de doode lighamen der verwefènen liggen, gaen, (het zy dan dat die opgehangen zijn, ofte op der aerden liggen) en nemen de lèlve op, vergaderen de verftroyde beenderen, en na dat fy die alle op een bare geley t, en naer de gemee-ne begraef-ftede der burgeren met eerbiedinge gebracht, en offerhanden en gebeden over de fèlve gedaen hebben,begraven lyfè. Petrus Me-dinenfis verhaelt, dat in defe ftadt over de tien duyfent putten met fonteyn-water zijn. Aen de flincke zijde der riviere Turia, niet wijt van Va-lentien (Stra.bo en Plinius ftellen dat het onge-vaerlijck duyfent treden van dezeefbudezijn) heeft eertij ts gelegen Saguntum Heditanorum 5 men meent dat het Morvedere is, alfbo genoemt à wnris ygt;eteribi{^-, Appianus fchrijft,dat het een Colonie foude zijn van Zacynthus ; fommige giffen dat Saguntim, de fbne van Hercules, de felve ge-bouwt heeft^ daer zijn’er oock van gevoelen,dat defè naem van de Sagis Ibericis gekomen zy. De gelegenheyt daer van wort van Silius Italicusbe-fchreven in fijn eerfte boeck. Livius in fïjnder-tighfte boeck, fchrijft dat de muuren van Sagun-tus met çement en flijck, op een feer oude wijfe, gebouwt waren. Uyt Plinius kan men fien^dat de Saguntiners eertijts Diana ge-eert hebben , die aldaer foude gebracht zijn van de Zacynthiers haer voor-ouders, ontrent loo jaer voor de ver-woefting vanTrojen. Pomponius Mela feyt,dat Saguntus feer vermaert is van wegen haer ge-trouwigheyt en uytgeftane ellenden. Van de in-neminge , en verwoeftinge defer heerlijcke ffadt (de welcke haer, van wegen de wonderbaerlijcke ftantvaftigheyt en fbndcrlinge getrouwighey t regens de Romeynen, is overgekomen in’t jaer vandebouwingeder ffadt Romen 537, zijnde toenmaels Burgermeeffers van Romen M. Livius Salinator en L. Æmilius Paulus j ) befiet Livius in fijn 21 boeck; Auguffinus van deffadt Godts in’t derde boeck cap. 2. Valerius Maximus, in ’t fèffe boeck cap.6, fchrijft daer van by-na aldus : Voor de deerlijcke nederlage van bey-de de Scipiones, en van twee legers der Romeynen , hebben de Saguntiners, van Annibai fferck belegert zijnde , en de macht van de Carthagi-nenfers niet langer könnende tegen-ffaen, ieder een fijne waerdffe goederen op de marckt gebracht,den brant daer in gefteken, en fich fèlven oock in dat gemeene dooden-vyer geworpen, om niet te wijcken van het verbont met den Ro-jf^dere meynen gemaeckt. Segorbia is oock niet van de geringffe ff eden van Valentia, van de ouden Se~ gobriga genoemt, na de meeninge vanVafæus, Clufius, Tarapha, Emanuel Enricus, en meer an- |
N T ï A. dere ; gelijck oock op de penningen van Augu* ffiis Segobriga ffaet. De ffadt Dénia is eertijts Dia-nium genoemt geweeff,dieLivius I««Ä,Fronti-nus Indibilis heeten, (waer hy verhaelt, dat Scipio den velt-overffen der Carthaginenfèren Anno in de vlucht foude geflagen hebben) wort van Flo-rianus voor Chelva gehouden, doch twijfelach-tigh. Alicante oft Elche was eertijts IHm genoemt, enOliete, Orcelis ; Gomefius en Clufius feggen,dat het fy Horivela en Oriola; Nebriffen-fis maeckt’er Zamora van. Bi^erra wort hedens-daeghs Bejar genoemt; Clufius wil dat hetzy Villena. S^tófgt;w,ofte,gelijck men in de oude ffee-nenleeff, wort nuXativagenoemt, als Florianus getuyght. Dit Rijck heeft veel rivieren,en onder de fèlve Riwren. infbnderheyt Turia, die'de inwoonders noch met haren ouden Arabifchen naem Guetalabiar noemen, het welck foo veel te feggen is, als een reyn en fiiyver water : defe riviere, daerfe voorby loopt, brengt groote neeringe en allerley be-quaemheden met fich. Daer is oock noch de ri- . viere Sucro, nu ter tijt Xucar genoemt, defe ont-fpringt in’t Orofpedaner geberghte. Het Ko-ningrijck van Valentia heeft oock twee bergen, met namen Mariola en Pennagolofa, ’t welck foo veel te feggen is als Slicker-bergh , op de weFcke men dagelijcks fiet een groote menichte Doófo-ren en Studenten in de Medicijne, en kruy deniers van alle geweffen van Spaenjen, om dat daer fbo koffelijcke en rare kruyden gevonden worden in groote menichte. Men vint oock noch ten hedi-gen dage in de ffadt Valentien veel oude mar-mor-ffeenen, waer op dat Romeynfchefchriften ffaen gehouwen. In de ffadt van Saguntus, nu Morvedre genaemt, zijn behalven het Tkeatfum en Scena, noch veel meer andere oudtheden te fien,als de begraefniffen van de Sergien, van Lucius en Sergius Galba, en andere van ’t felve geflacht , van welcker ffeenen het Klooffer van de broeders der H. Drie-eenigheyt gebouwt is. Te Valentia is oock een feer vermaerde Univerfi-teyt; behalven de welcke noch in het felve Rijck j^cade^ de Univerfiteyt van Gandia is, die nu eerff.van denHertogh van Gandiais opgericht, tendien-ffe van de Iefuyten,tot welcker Societeyt hy fich begeven heeft. In goede regeering en politie overtreft Valen- Rtgeering^ tia wel alle andere ffeden van geheel Spaenjen. De inwoonders ontrent defè ffadt,zijnmeeft alle uyt de Moren gefproten, behouden derhalven haer oude lprake,en leven oock noch na de oude zeden. De fijnfte en beffe zijden en fluweelen worden alhier gemaeckt; en gelijck Olivarius Valentinus fchrijft, datteValentienfeergroo-ten koop-handel gedreven wort, want van daer velerhande waren, infonderheyt fluweelen en zijden van allerley coleuren, oock veel trefielijck laken, rijs, en fuycker, het welcke boven maten wit is,rofijnen, vygen en velerhande andere con-fitueren,in de Eylanden van Majorca,Sicilien, en Sardinien gevoert worden. |
Het Koningrijck
o N.
LAndosiive» KoKfugen» Ragon heeft fijnen naem, na ’t getuygeniß fè van Laurentius Valla , van de Antrigonibu^f volckeren in Spaenjen,-ofte van de oude ftadt Terraqpne, na de mee-ninge van Antonius Nebrilïenfis enValæus. Sommige willen delen naem voort doen komen van de Af^a Herculis eà Agonalibus Ludis : Indien het foo ware, loude men hch met recht verwonderen, dat de Ouden foo gantfch niet geweten ofte gelchreven hebben van Aragonien. Andere wederom van de riviere Aragon, de welckein het laut ontlpringt, en in den Ebro vliedt. Dit Koningrijck paelt in ’t wellen met Navarra , in ’t ooften aen Catalonia , in ’t zuyden met Caftilien, en noortwaerts liggen de Pyreneelche bergen. Het is meeftendeel een rouw en droogh landt, inlbnderheyt ontrent het Pyreneefchegebergh-te,alfoo oock, dat, eenige dagh-reylen ver,geen wooningen gevonden worden} doch zijn ’er wel lommige valleyen, de welcke van de wateren leer bevochtight worden, en derhalven gantfch vruchtbaer zijn van koorn en andere fruyten. De eerfte Koning deles lants,na ’t getuygenif-fe van meeft alle Scribenten, is geweell Ramires, de welcke, in’t jaer onles Heeren loió, tot een Koning van Aragon gekoren wierdt : na defen is in de regeeringe gevolght fijn Soon Zanche j na Zanche, Petrus, die etlijcke Heden tot de Kroon gebracht heeft; na de doodt van Petrus en fijn broeder Alphonfus, overmits daer geen andere erfgenamen voor handen waren, heeft men den derden broeder Ramirus, die toen in een kloo-Her was, tot Koning verkoren : defe heeft fijn eenige dochter Veraque, Raymonda den Grave van Barcelona ten houwelijck gegeven, die fijn lchoon-vader daer na in de regeering gevolght is, en alfoQ Barcelona met het Koningrijck van Af agon onder een hooft gebracht heeft. Ontrenthet jaer Chrilti ixyo heeft lacobus, de S wager van Alphonfiis de tiende, Koning van Caftilien, dit Koningrijck indefeftigh jaren in fijn befit géhadt, en nevens dien noch de Eylan-den Majorca en Minorca, die met een woort Baléares genoemt worden ; als oock de ftadt Valeh-tia onder fij n gewelt gebracht. Paus Nicolaus de III heeft fijnen loon Petrus het Koningrijck van Napels gefchoncken, de welckein een lcheeps-ftrijdt j die hy mét de Francoylèn hadde, van een quetfuer geftorven is. Delen zijn veel andere in de fuccelfie gevolgt, tot dat ten laetften de drie Koningrijeken , Valencia, Aragon, en Catalonia, vereenight en onder een Koning gebracht zijn. Doch loo iemant S^aenjen^ |
begeerde wijtloopigcr te weten het begin en oorlprong deles Rijeks, en de gefchiedenilfen der Köningen van Aragon, Valentien, en Cata-Ionien, als oock hoe defe Rijcken t’famen vereenight zijn, die Iele Rodericus Sanólius, in ’t dertiende cap. van’t eerfte deel fijner Spaenlcher Chronijeke, als oock Lucius Marinæus Siculus, in fijn achtiende boeck van de Köningen van Spaenjen, en andere. De voornaemfte hooftftadt deles Rijeks wort van Plinius en andereCafar-Augufla genoemt, van Ptoleraæus C^farea-Augufta, gelijck lülcks oock tc fien is uyt de oude eer-penningenjhedensdaeghs wortfe Saragoça geheeten,en heeft een vCrmaer-de Univerfiteyt. Men wil léggen, dat luba Koning van Mauritanien die eerftmaels fonde ge-fticht hebben, en van hem Saldyba, (’t welck Ibo veel te feggen ware aïs luba Domus, dat is, ’t buys van luba ,) maer naderhandt metCaJaris Augufti naem genoemt is geworden. Sy is gelegen aen de kant van de riviere Ebro,op een vlack velt,al-waer oock een fchoone fteene brugge, die leer lang is,over den Ebro light,van welcke Strabo in fijn derde boeck verhaelt. Dele ftadt heeft dô gedaente eens pan-tolfels ; is loo Ichoon en çier-lijck gebouwt als eenige ftadt in Spaenjen ; heeft feven-en-twintigh Kercken , onder welcke dô voornaemfte Nueßra Se^ora del Pilar, en veertien kloofters, vier poorten, yder tegens een deel der werelt ficli ftreckende is omringt met ftercke muuren, en met veel toorens wel beveft. In dele ftadt plachten de Köningen van Aragon, van den Aerts-bilTchop der lèlver, die oock de eerfte van ’t Rijck is,de kroone te ontfangen. Alphonfus heeftle,in’tjaer iii8, den Mooren weder ontnomen* De andere fteden zijn Olea, by den Latijnen^ Aisderi Ptolemæus, en Plutarchus in Sertorio, alloo ge-heeten, is nu ter tijt Huelca genoemt ; by Iulius Cælar worden de inwoonders der felver Ofeenfis geheeten j des Olcenfilchen filvers gedenckt Livius in fijn vier-en-twintighfte boeck ; Vellejus Paterculus noemtle Eteofea, doch’quaiijck, en fchrijft dat Sertorius aldaer is omgekomen. Tyriafiana is gelegen by de bergh Cad, en na TjnàîpM, Ibmmiger gevoelen van deTyriers en Aufoniers gefticht. Ècea, liggende in de valleyen, was eer- /acca. tijts de wooning en fit-plaetlè der laccetanorum. Calatajud, gelegen op een vlackte, is uyt de Bil-bilitaenlche ruynen opgebouwt, de welcke men aldaer noch ten hedigen dage, met meer andere outheden, ontrent een halve Spaénlche mijlc van defe ftadt liet,op een heuvelken, ’t welck ge-meenlijck Bambola ofte Baubola wort geheeten : defe bergh is byna rontom omçingelt van de riviere Sälone, welcke fituatie dan dele ftadt toe-eygent Valerius Martialis (^lib.s,Epigram.6ij) als zijnde daer geboren en opgequeeckt; alfoo fchrijft oock Paulinus tot Aufonius, feggende, E nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat |
/
-ocr page 21-Cuenca
LA^pMbÏ4t,^ tAren^
CjZamp;Z
Albarrazm
it,
ièà^
SxfttA.
••
Ter vel
MnunhrA
XtUtareJ
In haa taltuA ucofunt. omniutn CSttua at
dâfiantùe ex oÿàrvatiotuhua Geomatricia atr »dflronomaeis defcrUuntur.
Ziantatas liuarù CRomania, ^etre^oîù Cruca-, Gyißopalas ^ditra^bigt;atna haeuh C^rhas liiteris Itaîicis ma^oribua notantw .
DuaatU4,Jîarchionatuaf Comitatun^et^aronèx^ J^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ZofOnù J^dnantur,
R^norumiimites dagaîtcatie,£yi(ca^atuum.
Jih^UdiniJ yunctû dà/ln^untur.
RXGXVM.
Mediterranei
id
0 £
Tierra de Bielfa.
ARA lt;3at Bilbilis was als hangende aen ïèer fcherpe fteen-rotfèn. Ptolemæus noemt die Bilbis, doch niet wel ; van Martialis wortlè Augufia Bilbilis ge-noemt, als oock in veel oude eer-penningen. BAßr«. Balbaßro is leer vermaert van wegen de yfere bogen die aldaergemaeckt worden; Ptolemæus Menfin. nocmt die Burtinum en Antoninus Bertinam. Mon-fonium is gelegen recht in ’t midden van ’t Rijck, aen den oever van de riviere Cinga , by een berghsken,waer van defe ftad de naem draeght j is van wegen de by-een-komft en vergadering derKoningrijckenvan Aragon, Valentien, en Catalonien , die daer gehouden wort, feer beroemt ; wort gemeenlijck Monçon geheeten, en leyt op een vruchtbaren genoeghlijcken grondt. Fraga leydt tulTchen Ilerda en Cælar-Augufta j Varrerius meent, dat het fy Ptolemæi Gallica Bla-yia en Antonini Gallicum} andere Hellen Gallicum te dier plaetlê alwaer dat nu Suera is, in welcke Hreeck men noch veel oudheden en plaveytlè- Gttma. lenvint. Gurrea , tcrtißs BonimGallorum geheeten, leyt, na Antoninus gifïînge, tuïfchen Cæfar-Aierbe. Augufta,en de Pyræneen. Aierbe leyt nu ter tijt, daer Antoninus en andere meenen dat Bbellanum Vrgella. geftaen heeft. De Hadt Urgella, de welcke van Aimonius Orgeîlum, en mogelijck Orgia van Ptolemæus wort genaemt, leyt niet wijt van den oorsprong der riviere Sicoris. Daer zijn noch meer andere Heden geweeH, doch doorgaens alle ver-woeH, dat ’er geen overblijffelen meer vante vinden zijn, onder dc welcke Calagurris Naßica de geringHe niet is geweeH, en is een andere als de gene die in Navarre geHelt wort : de inwoonders der Sèlve worden van Cælar, in Hjn eerHe boeck van de Burgerlijcke oorlogen, Calagumtani ge-noemt, en Suetonius Schrijft, datSè deKeySèr AuguHusvoor Sijn lijf-wacht gebruyckt heeft j Plinius noemtSè Blaßicos. Rivieren» De rivieren defes landts zijn Ebro , Gallego, Guadalope, Xalone, Alcanadre, en noch eenigc andere. |
G O N. Dit Koningrijck van Aragon heeft een ver-Scheyde wijfe van regeering als andere Koning-rijcken j en is in vorige tijden aldaer ’c gebruyck geweeH, dat Sy een MagiHraet oft Overigheydt hadden, die Sy Medium ludicem noemden, aen den welchen fy van haer Köningen, wanneer haer onrecht gcfchiede,mochten appelleren j en mo-He de Koning voor fijn krooning fulcke ge-W'oonheyt niet alleen aennemen, maer oock met eede verklaren, dat hy foodanige wetten , hem voorgeleght, voor onverbrekelijck Soude houden 3 tot welcken eynde oock de voorgemelde ludex Médius ingeHelt wierdt. DeSè heeft men oock luflitiam Majorem, en lufliüam Aragonum geheeten. Médius wiert hy genoemt, overmits hy als R.echter was tuffchen den Koning en fijn onderdanen,en als middelaer tuHchen beyde. Maer overmits fijn macht al te groot wierd, heeft men eyndelijck uyt de vier Standen des Koningrijcks Sèventien perSbonen verkoren, de welcke defe MagiHraet wederom onderworpen Sóude zijn, die oock de macht Sbuden hebben deSèn ludicem , wanneer het de noodt eySchte, te veranderen. Tot SaragoSTa heeft men alle jaren een verSa-meling gehouden , die daer na alle twee jaren eens by-een quam,ter plaetfe die de Koning be-raemt had, ’t welck Sedert oock weder verandert is. Drie oorSaken waren daer, om welcke alleen defe verfamelingen aengeSlelt mochten wefen. I. Wanneer de Koning het volck eenige fchat-ting wilde opleggen, daer nochtans de Schat-ka-mer wel voorfien was. 11. Wanneer het van noo-de was , dat men van de Succcflie des Koning-rijcks handelde. III. Wanneer men eenige nieuwe wetten tot het beHe van ’t Rijck wilde oprechten : want Sbnder des Konings en des gantSchen Rijcks verwilliginge, en mocht men geen nieuwe wetten inHellen, nochte de oude af-SchaHen. |
'ViftA^A
i^^AAftteA
\i7
'Vj/hiheUA
•'AoßiuruAhc^
-ViBAßAn^ Cz nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jti
I,a- Cute-
ib
- Ciß,!. Â
'Vm/^ CAtUAÜS
Lj^^unAOA amp;mIa
CaÆ^'aa
jgi vaIâa^
.^uenteÂ
^triJÏAA k LA^tÂtAMCiÂ.
SAatdaaL
'•i4mßw
'Surhi^^uAnA.
CuAnCAJHtMA.
Xy^iA^AÎMne
LCAyuAiA-
•ŒtmAnAAir JaIa
StATTA
QAA^AArUAU :PMgt;iAa^
XuAntê.toloA
L/CAtAafe^
U..' Jü:^.,- ll:BurAO
n)iOAßA«tAA
£^AffartA
TlaßtutA
Li/Iihot .
-i £t CAfieUjx*
LAcß^ lebtA SaÎmaa -I--
CAflAJAA^'^dAlA^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^PouIaA
50
CÆ SARAUGUSTANUS
CïyiittttA aïtens '^^AmantAf^Atrc^Aiù Cru£amp;,£^ÿCi^alAsMitrA^^j4hbA'' tùA boAulû, nAbmiur. Jiucatus, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, CÂnùiaiuA , et 'LATAnùt,
tÙA nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;CarAniAy^nantur. ‘Hg^nArum. HmiiAS ^i^licatù
C^ÿcAfoJjuimJ^liAUjuA ^unctis MÆnjfuuniAr -
Çaragoça
1)
u
Vulgo
Au£t.I, ^aptiAa.LabanniL^
^iiilliaria. I
lt;!• Saßt,
quot;^traUa- M Awcea
Cdfl^DtliJ^^ueltt:
Cara^t
^^aJiutU I
jJ (h»tilU
Qi^saao
jJt
3?at^1gt;otet
Jbu^cneUo
o 3 I S-
^oftaeo
BL.Saamp;MS
W J •SoitAje SttfU-
Vi C À
ac^cuth«- Ji.
Cat^ane
Ây^ot,
A.'faaLi
(Zgt; ft
ft a
Q 20
£3
lt;U
CoxuHIa
14.
*** *’’^
'
fy
Obis
1. -■ \
IKotal \ k
Sobre
CeitHiti
A..
Tatde
•'^
M SeUnHta-
VmJnt
. oBI SBA
/ Val d
Solana .
BAS.TB.O.
4^
JltÎMriiL
/ÿ
i6
^or^afua
Oriottala.
TERVELENSIS
40
n^os JP
ConutOK
^afteneJff
^odattas
^ontofoo
Sax ..gt;
CBitanÀ
CanaJa
*yilmahiya^
•Auto.
X OlaUa.
‘Fuoftte Ja CeUada quot;**^00 'Róo Xiloca ■
^ocJtA
'Tot^e U Co»»cel
'lort^emo^o-
jÉÀ-
,. CeïJsL
SaÏdoH^ k..
ejon
'Volla Ciiatioa,
^ao •'^Oiott’AS
'SonJal^utrie
Celolo.
COMOÓULS
quot;Kiutsalas
'-vhlïaflof-
Of^S^datx ^Pisente Santa
Vittal
Lowtotïa. la S.
'Tof^atos
^^UhofnhfO.
ViJtalouL la i
Merxdies.
'^^otantos CaUontts
Jiv*auoto
Sicunuela
Toral^os
CoruaUan-
'VaUaxobt^o
Co Willits
'^Xorcaa
T:ëJS-VKL
I^oa 'TormieJt^
Caßfohsc
CnSïa,
'Caioia la
J^a^^u^Ïa, It 'Vatuario
^^onteoouao
£l Ca/txtta»gt;
Caht^o-
dLjüina.r-ex
'^oL
S^alaruela
Lola^sf^
S-Aaaatm
40
Ca/liU4sn
50
Val
0
àamp;ittinena- ji
'^ehur
■Rftl 11
'SMUtt
de
JLatti^a^ lök^ ‘^elènèno
ranc ;
~vançttn.
Jquot;. ^ßetuui Itürtfi.
Ce^bUon- J^platt'
J^
S.CeciJiA
fl{
UJ
CùJU
SeUi
Jfl
■pauùj Jé SàjTA.
Je Stirtie
cIC^^chUm-
•y ':paL jt
iA
Xattiere
•^oree^
, CafltlUxo
£t Soma
nuL
r’.^'vS^ .refMAAe- -î^fT-«-- -
Ribera 'M- ksvs«»”
'TerracA.
^e-ifaU
Xatti^rre
-** iJeuA.
'p,:
^ÿ}uSl
Sobre
de S.
'^efj*****^
BielcasT
Cét-eetteU.
^elïa.
Chit^
L Or.S^Je Cc*
A* t 9«itea
en a
Je Lele^
_ 'Tenoi
(Tgt; a
5
^leflelhe it FenUfuttt. I*
IS
EPISCOPATUS
BALBASTRENSIS, ^RIBAGORÇA COMIT. f et SOBRARBE,
Ctcnv .^tljiLcenixbiis
itQ:. fotzn.ne-
C^eytter Jebtt OUej
G^ieÏleni-
^rUlarU -^^anicA.
7
Het Koningrijcfc
NAVARRE.
E velden die met geen boomen beplant zijn, maer rondom met bof fchen en hagen belet, worden van de Spaen-® jaerden Naloes ghe- B noemt. Van dele Naven meenen fommige dat dit Koningrijck Navarraheet, omdat in ’t felfde vele fulcke velden zijn.Noch hedens- daeghs noemen de Spaenjaerden ’t landt rondom Cordua, de Naves van de Keylèr, Naves der Mooren: ontrent Vbede, Naves van To-lolè. Naves van S. Steven du Port, Naves dé Comtefte : en by Segovie, Naves du Marquiz, Naves de Medine en Madrigal ,amp;:c. In oude tijden woonden hier deVafcones, Berones by de rivier Berus: de Sueftitanen,Ber-giflanen en Cariften. De oude Schrijvers maken mentie van PöwpeZo»,welck Strabo noemt, allbona Pompejus genoemt, als eeni-ge feggen j en van Cafiamum, waer van vermanen de penningen by den Keyïèr Tiberius gefla-gen^ en van Iidiobrigay een oude ftadt van Cantabrien aen de rivier Iberus j en van Calagurris, ’t vaderlandt van Quintilianus gt;nbsp;op de felve ri- fton is by Ravenna gebleven , Germana is met Koning Ferdinandus , den CathoJijeken genoemt, naede doot van Elilabethgetrouwt: Petrus is Cardinael gemaeckt van Paus Sixtus. dS Koningrijck is gefondt en vruchtbaer, lacobus heeft geen gemalinne gehadt. Maria en hoewel kleyn, heeft nochtans wel fes-en- is tenhouwelijckgegevenaen Wilhelmus Marquiz van Montferrat , en Ioanna aen loannes Krtuht^ taerhejdt. ÿ»«. Cnttte. vijftigh bemuurde Reden. De riviere Iberus, van de inwoondersEbro genoemt, ontlpringt in Cantabrien, en loopt door ’t Koningrijck Navarra, en aen den voet van ’t Pyreneeïehgeberghte met vele rivierkens vermeerdert , deelf heel Spanjen j doch naer ’tzuyden, daer hy inde Middellandfchc zee valt, loopt hy wat verder van de bergen. Dit Koningrijck is eertijts wat grooter geweeft,-want het begreep Bilcajen , Logronnen, en Calahorram. Nuis’tbeflotenmet dePyrenee-ïche bergen , en de rivier Iberus, behalven dat Tudela met fommige ftedekens over den Iberus leght. Het Koningrijck Navarra is in fes deelen ge-fcheyden, waer van de hoofden zijn , Pompe-lona, Stella,. Tudela, Olife, Sanguezza, en S. Guan di Pie di Porto. Behalven dele zijn’er Alfiara, Taffaglia en Viana. Icrnfelona. Pompelona leght aen de riviere Arga, niet verre van de Pyreneen,in een vruchtbare lant-douwe. Het is een rijcke en grooteftadt, met s.Guandiccn ftercke muur belloten en twee kafteelen verfterekt , waêi^an d’een binnen , d’ander buy ten de ftadt leght. S. Guan di Pie di Porto is op eenliegen bergh, wiens opgang 12000 paften grootis, vol fonteynen, en heel vruchtbaer. Hier wordt veel ylèr gegraven. Op het top van de bergh is een vlack luftigh veldt, en altijt groen. De provincie Riofcia hoort onder * Spanjen, |
dit Koningrijck,aen de eene zijde van den berg Idubeda gelegen , en is van gefonde lucht, vruchtbaer van wijn , koorenj èn honigh. De rivier Ofcia ontfpringt ontrent S. Domingo de la Calzada, en valt in den Iberus by Haro. Hier zijn oock Magera, Navarette, S. Domingo, Guardia, enBaftida. Navarra is aen den Koning van Spanjen ge-komen, foo Mariana fchrijft, op dele manière; In’tjaer 1479, nae de doot van loannesKo- Hoe onder ning van Arragon, is’t Koningrijck gedeelt, en Arragonien Ferdinando gegeven , gelijck^ het billijck was , en van loannes by teftament bevolen. De Princelfe Eleonora heeft, leven jaren nae haer mans doot, het Koningrijck Vaf-conien van haers moeders wegen gekregen, welck ly nauwlijeks een maent befeten heeft. Sy hadde vier lonen, Gafton den oudften,Ioannes, Petrus, en lacobus : vijf dochters, Maria, Ioanna , Margareta, Catharina , Eleonora. Gafton is geftorven achterlatende Francifcus Phœbus, en Catharina. loannes was Prince van Narbonen, welcke ftadt fijn vader gekocht hadde ; fijn kinderen waren Gafton en Germana: Ga Grwvc van Armeniac : Margareta met Francif. eus Hertogh van Britannien getrouwt, heeft een dochter by hem gehadt, Annagenoemt, die dit Hertoghdom aen de kroon van Vranekrijek gebracht heeft. Catharina heeft Gahon de Foix, Graef van Candalen, getromvt, en twee fonen met een dochter by hem gehad , die Ladislaus, Koning van Hungaren, ten houwelijck genomen heeft. Na de doot van Eleonora is Francilcus Phoebus,elf jaren oudt zijnde, aen ’tRijck gekomen, onder de vooghdye van fijn moeder Magdalena , en fijn oom den Cardinael Petrus ; hier na ishy, in ’tjaer 1482, ongetrouwtoverleden, doch te voren Koning gehult. Nae hem heeft fijn fufter Catharina hetKoningrijck ge-erft, die met loannes Albretanus getrouwt, ’t felve aen Vranekrijek gebracht heeft. loannes, Prince van Narbonen , klaeghde dat hem ongelijck gefchiede,om dat Francifcus en Catharina, fijns broeders kinderen, voor hem in ■ t Rijck fiucce-deerden, allbohy, na fijn meeninge, naerder erfgenaem fijns moeders was, als fijne neven , mits dat Gafton voor fijn moeder geftorven wasj maer Ferdinandus heeft tegen den Prince van Narbonen vonnis geveldt. Daer na heeft hy quaet vermoeden gehadt van de Koning, als of die , den Koning van Vranekrijek meer toe-gedaen, defelve heymelijck tegen hem oprokte. F nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Daer- |
*3ochemni
dc Arana .
r^.. ^acar jp] *^4luex
O O Calr^O- gS
CaUitenJo
O
* '^r^attox dcança
‘Reyff^u
Sp^Ura
al^ ■
Itteafra^a o
'Têrfonua. q
'uariear a^uil
Gom •
Oifr ’ -ï^ -» J
SeftoHavn a *-j^'^4nueu
O oäo-
Ciorjto
•^leaa
IturfmenJi
l^ebaev’M/vna
. • ' :^ • 7(^558»^
^.•dfbtcu
Lacunea dßana/o
o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Srro^i
j[rancta
O^rriti
Liearca
-'^SSts^ ' 3gt;or^ju,. y'^tV'ïkL O ,. .. _
^^d^nlo
*^i4rcljanla.
Calreiia.
'Valberra
^irattJa.
^eriinçoM
G/raroz
■ 'W:
^octtsnltei^
^rano
Obanos 'llttaiafto (
Iel,
..^Pennuehi
'ycuckt gt;-■35-e*- ^rxe
^bas’ca.
^aïLsn.
Cortes
'PPwtuel
VPöuilÏa.
CzA(^/*lt;9
Gfcorott.
o^Xo
o
Canales
dtme^
1/r^a
^,cüJa
ricaJoi
Ohtc
Itor^^n a
Yriberf'i^
Gurutai^n-
tSolcJitya.
’ ,0 -Oloria
..MunUo ekfiulo
Ottehi-
quot;^xauicta
Cfporojtti
^ortt'oms
’ o
® ^luel ^l
Cambron
Z^-iS^iio alas
Ratiores ■
Stetes
€^xea.
Ribaj
d^rhe’. a 0 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0
z nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O
Cuhtca O
'^otcöx Sahuufi
. nbsp;; Helos
fcL-gt;^ • O Leaeh d ® Sa-ila,
dyba^
Sangueïa
JV.
pttfano
Onx
Otatw O
Ixe»
, ~Rtrjllas G30ieenbe
^rfieda
^eano^
Sauvez Galur
Otvbia,
® nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S'/
. Clc.
PJofs
^onfeal
Ra^fo
'VilianA.
A nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;p.?o. p
xS»»/2o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y-^ nbsp;nbsp;nbsp;‘
3'^tucn-
aGuü,„' 9:.- ® e^G/èurra Cutieh. •4.urietz
p qV^Ï Otetca.
Main O
lona
o CiUoa
- Ome
■••. ^arauren
CabaUica quot;quot;quot;
lis..--ROó.
Culta.
Gitera
’F»'
Gierabçain.
a^rosfs^ui yZahß. Qorr‘‘lt;^^
Gtiell,
loLvz
PnJcrix
Ctauffiz 'Peraix
Olaoe nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!
iSitrMtiû
Oxtenia 0
iSa-.
° G.
o J^ttuaav
ur*.
O amp;nl
ox
Roncal
'vreant^ut
Qade
'Gsktfrox
y/öua.
• Cnaracta
'h^ues chauJeS
Ca/filo
‘^iJa£ne
'^amc
•Ce GaH^ lörJctz
nonhfry
Rtel^
Rarutts
^aukon Chorre
Clfotfoufe »4^
' Olcr.
»■Tjunin
Sus o
lylialex
^•.- J jlt;a... -'^' -,
22,1 Sèoube
Gahs
O dn^ntn.
• H^afÏac
^^dtes
o -paf^ain
•RiUteres
Tau ^Million
HET KONINGR' Daerom , beïialven den eedt, dien de Gouverneurs door’t heele landt aen den Catholijken Koning gedaen hadden, heefthy de fteden San-gueda enViana,als pandt van getrouwigheyt genomen , welche hy nochtans in ’t jaer 1500 wedergegeven heeft, houdendein bewaernifTe, by de Koninginne , de eenige erf-genaem van’t Rijck Navarra, Magdalena. Maer defe pandt is van minder weerden geweeft, naedat den Koning van Navarra eenen foon, met name Henricus, geboren is. Magdalena is hier nain Spanjen geftorven. De Koning van Navarra hadde den Grave van Lorinen, een oproerigh menfch,uyt alle fijne fteden en goederen gelet; Ferdinandus trachtte des felfs loon, Ludovicus Beaumont, in de vaderlijcke erffenifte te ftellen. Hierom zijnder eenige vyandelijcke aenllagen geweeft, maer heymelijck , en in’t particulier. Daernae alsde oorlogh in Italien opftondttuflchenden Paus en Keyfer,en den Koning van Vranckrijck met fijn bondgenooten , in welcke de Koning van Navarra den Koning van Vranckrijck be-hulpigh was, heeft de Paus den Koning van Navarra met fijn gemalinneinden ban gedaen, om datfe de vyandcn van de H. Kercke toege-daen waren , en de Patres in’t Concilie vanPi-fa vergadert voorftonden , die mede fijne vyan-den waren,- en alle hare landen dePrincen,diefe konden bekomen, tot prijs gegeven. Ferdinandus , lèyt Mariana, wierd bedacht, als of door fijn aenhouden lbo harden lèntentie geftreken ware, te meer , dat Ferdinandus een Gefant af-geveerdight heeft, om den Koning van Navarre te vermanen , dat hy ’t met den Koning van Vranckrijck niet houden, ofcdevyanden der Kercke niet helpen Ibude, en fijnen foon inbe- |
' C K NAVARRA. waernifte naer Spanjen fenden. Dele begeerten hielden de Koning en fijn gemalinne onbillijck; zijnlè daerom niet naegekomen. Dit is de oorlaeckgeweeft van de oorlogh , waer van de uy tkomfte was, ’t verdrijf van de Köningen uy t gantfch Navarra, foo dat Ferdinandus ’t felve Deleten heeft als fequefter ofte middelaer,docli met den tijtel van Koning. Dit feyt is verbloemt als ofte loannesde belloten conditiën niet gefonden hadde. De Köningen van Navarra en Vranckrijck hebben lomtijtshetlèlve met de wapenen geproeft weder te bemachtigen, maer te vergeefs. Tenlaetften, in’tjaer lyiy , heeft Ferdinandus Navarra aen Cafti-lien geknoopt. Hier uyt blijckt, feyt Mariana, dat Ferdinandus voornemen was, dit landt noyt te verlaten als fijn eygen zijnde, gelijck de andere Prinsdommen ; lbo liet hy hem verluyden; die de wapenen tot fijnen wille heeft, gebreec-ken geen redenen om te behouden dat hymet de wapenen verkregen heeft. Mach men nochtans de waerheyt bekennen , lèyt hy, de laecke van Ferdinandus fteunde niet op onbillijeke fundamenten. Ten eerften waren de Köningen, door het Paufelijeke decreet van hare landen berooft: ten anderen hadde Clara, gemac-linne van Henrick de i v, Koning van Caftilien, met haer eygen wille alle het recht dat fy aen ’t Rijck Navarra hadde , overgegeven aen den -Koning van Caftilien, in die tij t als ly van haren wreeden vader geftelt, en als gebannen is in de handen van haers fufters loon Gallon de Foix, die door haer doodt het Koningrijek Valco-nien locht te befitten, daer lÿ meerder recht toe hadde, om datfe ouder was. Ten derden, om het recht van fijn gemalin Germana, dat haer toequam nae de doot van hàer broeder. |
I A.
Gelegen-keydt. a^erl. Oude f»-tpeofideren. I/caja heeft den naem, nae de opinie van lo-annesBiflehop van Ge-runda, van de Baftulis, oude inwoonders des landts Bæticæ, welck nu GranadenenAnda-lufien is 5 want als de fèlve uyt Libya in dit geweft verhuyft waren , en van de Moren daer nae van daer verdreven , hebben fy haer toevlucht genomen tot de bergen van Galicien, lieh aldaer nedergeflagen en vaft gemaeckt, en den naem van ’tlelve volck oock behouden j al/oo dat van die tijdtaf dit landt Baftulia is geheeten geworden,’t welck men nu Bifcaja noemt. Bifcaja wordt van fommigen Vifcaja geheeten, ’t welck met de Gafcoenfehe pronunciatie wel overeen komt. Dit is een landtfchap in Spaengien aen de zee gelegen , met bergen omringt. Hier is een getemperde , en veel milder lucht als in de geheele refte van Spaengien ; want de koude is alhier niet feer groot, en het en wort oock foo veel niet ge-quelt met de hitte der Sonne. Ditlantis vol boomen , daer van de fcheeps-maften worden'gemaeckt , waer van gantlch Spaengien getuygen kan, behalven andere Provinciën 5 want geheele Scheeps-armaden hier getimmert en toegeruft können worden. Vankaftanien, noten,orangie-appelen , hars, verlcheyden metalen , als ylèr , fwart loot, en meer andere dingen, is hier groo-ten voorraet. Door gebreck van wijn,word daer een hnakelijeke appeldranck geperft. Van allerhande viervoetige gedierten, vihchen, vogelen, allerley fruyten, en ’t gene tot ’s menïchen onderhoudt dienftigh is, is daer groote overvloet. DeCantabers hebben in voortijden niet alleen dit landt bewoont, maer oock Guipufeoa en Navarre befeten. Dele Cantabers lieten haer duneken, dat buyten den krijgh het leven haer geen leven ware. En als nu alle volckeren in Spaengien van de Romeynen waren overwonnen en ondergebracht, hebben defe, met die van A-fturien, en de naeftgelegene, niet können ver-meeftert worden, tot dateyndelijck deKeylèr Odavianus Auguftus lelfs in perlbon tegen haer, en de gene die den Romeynen noch niet gehoor-faemden, te velde is getrocken, en heeftfe door neerlligheydt en dapperheydt van Viplanius A-grippa, en andere legaten ofte lieutenanten , die hy met hem voerde, na een vijf-jarigen oorlogh, geheelijck overwonnen. |
Onder de lieden defes lants is Bilbao de voor- stede». naemfte, allöo geheeten, nae Ibmmiger opinie, als of men wilde leggen Belvao , ’t welck beduyt, Bdlum Vaàum, eenlchoone door-wadinge, by de Spaengiaerden lulcks feer gemeen zijnde, datfe eenB in plaetfe van een V pronuncieren : ly is gefondeert van Diego Lopez de Hazo,een vorR der Cantabren,inhetjaerChrilli i3oo,ofte daer omtrent. Onder anderen fijn daer drie dingen die dele lladt feer verheerlijeken j de fituatie, de toevoer en overvloet van allerhande lijftocht,en de veelvoudige negotie en menighte der men-fchen. Sy is gelegen twee mijlen van de zee, op een fchoone elfene plaetlè. Alles wat Vranekrijk, Engelandt, en Nederlant naer Caftilien fenden, moet hier meell aenlanden jgelijck oock wederom van daer uytgevoert worden de meelle waren die Caftilien met andere landen verhandelt. Men vint hier burgers , van welcke een alleen uyt fijne eygene middelen machtigh is jaerlijeks drie oft vier Schepen te laten timmeren. Tegen over Bilbao, op de lèlve riviere,en wat naerder aen de zee,leyt het ftedeken Portugallette,van waer een groote arm der zee, niet alleen aen de ftadt Bilbao, maer byna in de huyfen vloeyt : langs dele riviere worden de koopmanfehappen bequame-lijck, en metkleynekollen,uyt eningevoert: de andere havens fijn Barmea, Caftro, Laredo : allerhande delicate verlche vilch is hier in overvloet, en de fchulpen hebben oock peerlen, doch niet van de befte. De inwoonders fijn vriendelijck, vrolijck, en fraey. De Bifcaynfche maegden hebben een ma- ders. niere,geenhair op’t hooft te laten walfen,en met blooten hoofde te gaen,foo lange fy ongetrouwt blijven maer alloo haeft fy fich in den echten ftaet begeven , bedecken ly het hooft met een gout-geele linnen huyve, gefatlóneert als een llormhoet,die lyalfoo omwinden,dat het lchijnt datlè een hoorn op ’t voorhooft dragen.De inge-fetenen drijven grooten handel met de Françoy-lèn,Engellchen,Nederlanders, en andere natiën ; en is de menighte en dégoetheytvan de wolle die hier komt,de principale oorfaeck,dat alle merek-ten en plaetfen vol fijn van koopers en verkoopers. |
Spaenjen,
/
-ocr page 45-'tjpincfa
/5
»Ofendsre
.H. S. Entants
Luneßefib
Caflref
Durante
Éltrw
4^
Oxitn^ ,
Aj
Ktdua.
Satfilon.
Lo^uamp;nSc
VdeU
M. GaßuU
Elduate/r
^Hcdt-n-o. âa .Patn
i(L '^dl da Vi^A.
C^ca^ares
frtas
La Vettta
ôaÂaa,
jUirandOa
Jfare
La. 'TueEîa.
sasz]
^LtOT±£i
LMaardia.
Lancu^o
Tóm^iUo
B aiona
FiTtaravta
Enatda
—-JSJïl®-- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- - iiitei-T -,
L0
quot;'Thimiquot;
lyOgfOimO
Caraar
Tale». Aert, Stede». 7olofa. BUipufcoa was eertijdts oock een gedeelte van Cantabrien, fommige noemen het Lipu-fcoa en Lipuifca, doch oney-gentlijck, gelijck fuicks Stephanus Garybayus, een in-woonder des /elven lants aen-wijft. Van waer het dele benaminge mach hebben, is onbekent, fommige feggen dat het komt van de oude ftadt Opufcua. Naer het ooften wort Guipufcoa befloten met hetPyreneilche geberghte, en het water Vido-lone, ’t welckeoockVidorlo, Alduida, Huria,en Beyona wortgenoemt, en fijnen loop heeft tuf-lchen Vranckrijck en Spaengien ; naer het zuy-den grenft het aen het koninckrijck Navarre s in het wellen leytBifcajas en noordtwaertsishet belpoelt met de zee : deommeloop daer van is omtrent ^6mijlen. Dit landt heeft een feer getemperde locht, die noch te kout, noch te warm is, maer wel wat vochtachtigh en ongelladigh:en dewijl het mee-llendeels berghachtigh en rouw is, foo en wordt het niet feer bebouwt, doch de plaetlèn die daer befaeyt worden,fijn feer vruchtbaer: wijnllockcn heeft het feer weynige, en die fijn omtrent de zee-kuft. Van yfer en ftael is dit landt leer rijck, foo dat nergens ter weerelt bynae meerder over-vloet, oftedat beter ly , kan gevonden worden ; en wort alhier foo veel uytgegraven,dat vele landen daer mede verfien worden ; jae het lchijnt dat deNature alhier toegellelt heeft de fmilTe van Vulcanus, enhetwapen-huys vanMars: want men liet hier niet alleen een groote menighte van yfer en ftael, maer oock van allerhande ge-maeckte wapenen j alfoo dat het in de archiven defes landts, niet onbequamelijck,een muure ofte fortrelfe der koninekrijeken van Caftilienen Leon geheeten wort. Navagierus fchrijft,dat ’er jaerlijeks lbo veel y fers en ftaels uytgegraven wort, dat het gewin daer van beloopt de fomme van 8o duylènt ducaten. Derhalven dan Plinius niet fonder reden in fijn 34 boecks 47 c. lchrijft, daf er eengantlchen bergh vanyfer in dit lant gevonden wort.In dit gewelf worden geftelt vanPto-lemæus, Pomponius, Plinius en andere, de volc-keren Ougeltiones, Autrigones en de Varduli. |
De Hooftftadt is Tolola, gelegen by den t’fa-men-loop der wateren Araxis en Oria : daer fijn meer andere fteden, als Placentia,alwaer een on-gelooflijck getal ylèr-fineden woonen : Motrico, ofte, gelijck andere fchrijven, Monte deTrico, naden naem van de fteen-klippe die by defe ftad light ; Fuentarabia, van Ptolemæo Flaviobriga geheeten : Fanum D.SebaßianijWas eertijts Hiçuru, daernae Don Baftia, en wordt nuter tijdtDo-naftien genoemt, ’t welck lbo veel te leggen is,als S. Sebaftiaen 5 want hetwoort Don, in de Canta-brilche Iprake , Sanóius ofte heyligh beduyt. De meefte plaetlèn defes lants hebben, van wegen de verlcheydenheydt der Ipraken, vele en ver-fcheyde namen , naedien ly anders van de Can-tabrilche, anders van de andere Spaengiaerden, en wederom op een ander wijfe van de Françoy-fèn, die daer aen grenfen,genoemt worden. De-fè voornoemde ftadt S. Sebaftiaen is gelegen aen de mont van de riviere, die Ptolemæus Menofca, en Pomponius Mela Menalcus noemen, en nu ter tijdt Rio Gurumea ofte Uramea geheeten' wort. In defe landen ontfpringt oock de riviere Chalybs, welckers water feer bequaem is om het yfer te temperen, alfoo dat oock de Spaengiaerden geen werek maken van andere wapenen, die met dit water niet getempert en fijn. Nae defe riviere wil Juftinus , in fijn 44boeck , dat defe volckeren Chalybes genoemt fijn. Defe ftadt heeft oock een groote ruyme haven,niet door de men-fchelijcke konft, maer van de voorfichtige nature felfs gemaeckt,in welcke de Schepen voor alle winden befchut leggen ; den inganek des felven is tuftchen twee Kafteelen, van welcke het eene, ’t welck naer het ooften op een hooge bergh leyt,veel hooger is als ’t andere,welck weftwaerts op een fteen-klippe is gelegen. De inwoonders defes landts komen in manie- /»weende-ren en fprake over een met de Bilcajers. Sy fij a fcherpfinnig van verftant, politijck,en wel gema-niert, waer mede ly andere volckeren lichtelijck aenlocken, latende haer niet gaerne dwingen ; fy fijn eerfuchtigh en ftrenge belchermers harer privilegiën, fijn oock ras, moedigh, en feer be-hendigli met allerhande geweer om te gaen, en geneyght tot den oorlogh. Hare vrouwen fijn van ftereke complexie, hebbende een manlijck gemoet, fraey van gedaente ,• fijn allerley arbeyt wel gewoon, niet opgeblalèn ofte hoovaerdigfi. Die aen de zee woonen beneerftigen haer met de Scheeps-vaert en het vilfchen, ’t welck haer een groot gewin en rijekdom inbrengt. |
des Keyfers Nervæ) fijn leger-plaets gehadt heeft : paelt in ’t noorden aen Afturien; in*t weften aen Gallicien j in ’t zuyden en ooften aen oudt Caïli-lien. |
Leon de kooftßadt. De Hoôft-ftadt delês landts is dege-. ne i die met de felve naem van ’t lant, hedensdaeghs gemeenlijck Leon ge-heejcen wordt ; en van Ptolemæus Legio pptima (germanica ; welcken name Fran-cifcus Tarapha van Leoniglio der Go-, then koninck gt;nbsp;en niet van het Legione wil afbrengen. Moralis verhaelt, dat defe iladt eertijdts oock SMancia ge-noemtis geweeftjwelcken naemsover-/blijffel als noch gefpeurt wordt in een plaetfe Salaaca genaemt, en anderhalf mijle van Leon gélegen.Van de kercke van Leon fchrijft Marinæus Siculus in zijn derde boeck van de gefchiedenif-fen van Spaengien , in defer voegen : Alhoewel dat de kercke gt;nbsp;die hedens-daegs in de ftadt Sivilien gebouwt worn allen anderen in groote ver te boven gaet; en de kercke van Toledo allen anderen wijdt overtreft in rijckdom^ cieraet, en heldere lichtigheyt ; en dat de kercke van Compoftella Ibercker van gebouw is, en noch daerenboven van wegen de miraculen van S. lacob, en meer andere dingen , beroemder én vermaerder is ; nochtans overtreft de kercke van Leon,nae mijn oordeêfalle de andere van Wegen het konftigh gebouw : alwaer oock een capelle is,daer 37 Köningen,en eenKeyfer van Spaen-jen begraven liggen : Doch is dit noch het gedenckweerdighfte, dat, ontrent het jaer Chrifti 716, de veroveringe van Spaenjen {’t welck de Moren en Sara-eenen bynae geheelijck vermeeftert hadden ) van defe ftadt haer begin ge-nonlen heeft; want (gelijck de Spaen-fche hiftorien verhalen) Pelagius, uyt konincklijcken Gothifchen bloede ge-fproten,en een fone van Fafila, Hartog van CahtabrieUi zijnde van de overgeblevene Chriftenen (die in 'tgeberchte van Afturien gevloden waren ) tot ee^ nen Koninck op-geworpen, en nauwe-lijcks het Rijek aengeveert hebbenden heeft voorts daefnae de Mooren in eenen ftrijt overwonnen, en de ftadt Leon uyt hare handen ontweldight ; alwaer hy oock terftont geplant heeft den ftoel fijnesVorftendoms;bouwen-de een nieu kafteel en fterck fort, regens het gcwelt en den aenloöp der Barbaren ; en achterlatende der Goth-fchen Köningen wapen , voerde hy voort, van die tijt afi een rooden klimmenden leeuw in een wit velt, fijnde noch in onfe dagen het wapen van dé Köningen van Leon. Nae Pelagius volghde in het Rijek fijnen fone Fafila, de welcke, fonder lijfs-erven nae te laten, aflijvigh geworden zijnde,is hemin het Rijek gevolght Alphonfus Catholi-cusTone van Petrus,Hartogh van Can-tabrien, fijnde uyt ’t geflacht vanRica-redus Catholicus,Koning der Gothen, gefproten :hy nam ten houwelijck Ot-mifenda , eenige fufter en erfgenaem van Fafila. In defen Alphonfus familie bleef dit Vorftendom van Leon, tot op Veremundus den xxiv Koninck van Leon , nae wiens af-fterven , in ’t jaer 10x0 , ( dewijl hy geen erfgenaem nae-liet ) fijn fufter Sanólia ( getrout zijnde met Ferdinand van Navarre,Koning van Caftilien) het Koninekrijek Leon bracht aen het Caftiliaenfche/ |
Sfaenjen.
A S T V-
-ocr page 48-Notarwtn explicatiö îquot; ^rehii^ifcir^ittus
.a.catiemt.f
C de las penas de g-uzan
S'at*ria,
^.'JParaJeta
quot;''^Veteree 'Vrbiwn. et Tromantarlerum.
»J^^ellattanes m^ytßculLs d^tynai
ii
~~IravaJa
et
Luarca
Benavenle
~Peubla Je Jlavta
^Hat^retr
Kurort
valc^ar
CaeabeloJ/'
Lacetio
rto Jê.Domtnyoßores
'^ej_uex0
JouUll«
Janbria
^heteJa.
^aganca
r X •■Harhafta
'J'ontemej
■*3 •Jteantzo^
Jrramta
S'! ».Uichacl Je cammo
~^unta Je ta 'Jieyna.^
~J*afaJela
'Villa viçiofa
Jbtau^
S.^JuJb
Läredo
'J^iha SeUa
Liane5
fei -
^aïCeJon
S1 XalvaJor
'Reifte ièJ
ovta
motinoj
'Benaventa
Avitamp;s
va! Je
Leon
'^iÜa reme
^anßUi^
Je. U
A
■ ^Koral
SaUana
Carrtoa Ja los conJes
- ^HeJina Je J
C^iyares
'^^irbi^ca
'Fuente la. Jia
~Villa. martta
Palexiçia
^^illa ntieva Je tos eartes
quot;TCaba
'JramiJas
SaUuenJo
jisi- MJea
~~ViUa^anJa
^eJina Je noJeco
Caßromonte
'Ptiroji
Plt;
^Hhtlar ' fei.
ASTVRIARVM
S. vHarlinho
Sä '/^aroil^/a
^atte/
^^orJeftUas
MiranJa doDouro
ol.
XambnniL
•Js Juas
quot;Fuente Jalih
Kiibóuriii
Rw
Arc^
-Burgos
Lerma
'TeJro J ’ Jrla/a
Cobaluhlas
jßi/patitca.^ Cütnrnutua.
yiert. Oude /n-jveonderen. _STVRIA paelt in ’t noorden aen de groote ; zee, in ’t oollen aen Bifcajen , in ’t zuyden aen oudt Caftilien, en in het weften aen Gal-licien. Dit landt is berghachtich, daer veel metalen enverfcheydefoortenvan coleuren gevonden worden ; de Ouden fchrijven dat ’er eertijdts oock goudt was. Het is anders weynigh bewoont , behalven eenige plaetfen aen de zee gelegen. Afluria is de woonplaet-fè van d oude ^z/m,die alfoo genoemt zijn (gelijck Ilidorus getuygt) na de riviere Afiura , van welcke Florus in zijn Roomfche hiftorie, als oock meer an-derCrgewagh maken. Van defe volcke-ren is dit lant van Ptolemæus j |
van de Latijnfchen en in de oude mar-merfteenen Afturiagenaernt^in welcke men oock fal yinden, dat ’et Aftyria is geheeten : als onder anderen in een vloer van een Capelleken dat by de kereke van S. Gregorius op de bergh Cælius ftaet : |
A C o NT11
L. RANIO. OPTATO. V. C. COS.
CVRATORI. REIP. MEDIOLANENSIVM
CVRAT. REIP. NOLANORVM. PROCOS. PROViNCIÆ
NARBONENSIVM; EEGATO. AVG. ET. IVRIDICO ASTYRIÆ. ET. GALÆCIÆ. CVRATORL VIÆ SALARIÆ. amp;:c.
In een andere marmore tafel, die te Romen in Tranftevere, in een burgers huys is, leeft men oock lt;iAfluricam : hedenfdaeghs wort het Afturias ge-Deelin^e. heeten. Plinius deelt de Afiures in oAu-guflanos 3 en T'ransmontanos ; de Auguflam woonen aen de zijde van de bergen naer het zuyden ; de T^rammontani aen de andere zijde van de bergen naer ’t noorden, en aen de zee : Sy worden noch te defen tijden in tween onderfchey-den, en na de fteden Oviedo en Santil-lana genoemt. De Hooft-ftad van defe 5^,^. Provincie is Oviedo, befchreven van Rodericus Toletanus 5 en wort defe ftadt , de ftadt der Biftchoppen geheeten. Daer is oock Aftorga, en meer andere geringe ftedekens. Van die Aßii~ ries fpreeckt Silius Italiens aldus : |
aijarus . ViÇceribus lacer a ^elluris mërgtîur imis, redit infeli^ effbjfo concolor oAuro. |
GAL
IO
L I C I A.
Rivieren. .Aerdt. Allicia hcefc die naem van d’oude volkenGal-laici gehceten ; paelc in ’c noorden en weilen aen de groove zee; in ’c zuyden aen Por-tugacl, van ’c welcke her door de riviere Du-rio afgefondert is ; en in’t ooflcn aen Auftrien en Leon. Dat de palen vanGalliffen eertijes wijder gedreckt hebben, blij ckt uyt hetfehrijven van OrofÎLis,daer by feyt, dat Numantia, nu ter tijt onder oudt Cadilien gehorende,in Galiden op delimiten lagh ; het Pyreneifche geberchte waren toen ter tijdt zijne palen naer het ooden 5 nu wort het tudchen de zee,de riviere Avia,en dePJje-ken van Leon en Portugael bedoren. De voornaemde, en byna de eenige riviere in ’t gantfche lant, is Minho, die fpruytendc aen de grenfen van het Rijck, ’t felve van ’t noorden naer het weden bynae geheel door-loopt,en vlietende voorby Orenfe,valt in den grooten wederfchen Oceaen.De kud is rondom feer gebroken met vele bayeii en havenen, waer van de voornaemde zijn Ribadeus, Corunna, Ferrol, Port a Port, en Bayonna. Het kan wel zijn dat hier eertijts feer rijeke goud-mijnen waren, en de rivieren een aerde opwierpen met gout, diver en tin vermengt, en dat het aertrijek foo rijck van gout was,dat daer dick wils goude kluyten door het ploegen entdeckt wierden, gelijk de Ouden fchrijven; dan nu det men niet veel tekenen van ’t felve. Op de bergen is hours genoegh,bequaem tot fchepen te maken. De paerden zijn hier foo goet als in Portugal,en wijekenfe niet in fnel-heyt.Gallicien isoock feer vifch-rijk,infonder-heyt van Salmen , zee-alen, die mengemeyn-lijck Pefcades noemt, behalven noch veel andere foorten van leckere vidchen,die,sedgt;uten zijnde,in verfcheyden plaetfen van Spaengien vervoert worden. In de maenden van November en December wort een ongelooflijcke menichte van viffehen gevangen,die fy Pefyos noemen, wegen twee pont en daer ontrent, fy werden verfch heel Cadilien door gebracht, en voor ’t verderven bewaert van de Inij-dende koude locht; defe zijn van feer goeden fmaeck , doch acht men die, de welcke in de groote zee gevangen worden, beter te zijn als de andere die men vangt in de Middelandtfche zee ; want door de koude van den Oceaen worden de viffehen vetter en groeyen meerder, derhalven hoe fy naerder het noorden komen, hoe die beter plachten te zijn.Vele luydende-fes lants woonen in de bergen , alwaer fy hare huyfen en woonftèden hebben , bequame-lijck uytgeholt, en voorts tamelijeker wijfe gebouwt. |
De hooft-flad is Compohclla, die niet op haeroLitheyt, ofte groote daden door hare in-gefetenen gevoert,roemen mach; maer pronkt Hooft fiat. met het lichaem van de H. A poffel lacob, welck daer feer eerwaerdclijck gehouden, en niet alleen van de ingefetenen, maer van alle natiën, en alle ffaten van menfehen, befocht en ge-eert wort ; van ’t welck defe ffadt hare meeffe vermaertheyt gekregen heeft, hoewel fy oock eenighfins beroemt is van wegen de Llniverfiteyt aldaer;het is ook de woonplaetfe van den Aerts-biffehop. Sy wort hedensdaegs San-Iago genoemt, eertijts Briganiinm. loan-nes Gerundenfis is van opinie , dat defe ffad Compoffella genoemt wort, als of men wilde feggen (Jomposßella, feydt hy, om dat men in die landen de morgen en avont-ffer alfoo plach te heeten; doch icklaet dit in fijnwefen. Te Salaraanca,in de Bibliotheca van ’t Colle-gie S. Salvador , is een Hifforie van Compo-ffel, vervat in twee boecken, befchreven van Diego, eerffe Aertz-biffehop van Compoffella, in welcke feer wijdtloopigh verhaelt zijn, de eerffe beginfelen , voortganek , en aenwas der kereke van Compoffella; als oock by Lucius Marinæus Siculus in fijn 5 boeck in het capittel,daer gehandelt wort van de Kercken, Godts-huyffn en religieufe plaetfen van Spaengien ; en van de miraculen die daer gefchiet zijn. Orenfe is gelegen aen de riviere Minio, in een landouwe, niet alleen plaifierig, maer oock vruchtbaer, en rondom verciert met fchoonc fruyten en goede ffercke wijnen. De Swaben,Duytfche volckeren (die eertijts defe geweffen onder haer gebied brachten en bewoonden) hebben het Warenze op haer Sprake genoemt; Ortelius is van gevoelen dat men behoort Warmzee te fchrijven,dat is te feggen ' Warm meir,( want de Hoogduytfcn zee noe-mcn,’t gene de Nederlanders eenMeir heten) van wegen de menigte warme en gefonde fon-teynen, die daer ontrent zijn ; waer van fom-mige foo getempert zijn, dat mende warmte aen het lichaem wel verdragen kan ; eenige wederom onlijdelijeken heet. De Binchop van Orenfe heeft jaerlijks 3000 ducaten inkomen. Die ffad die eertijts Lucus inGallicicn gehee-ten werdt, noemt men hedensdaegs Logo ; is in voortijden een groote ffadt geweeff , nae uytwijfen van den wijden omloop van haer mueren.De andere ffeden zijnTuy,Mondon-nedo,en aen de zee Ribadeus, Ferrol, Corunna, Ponte Vedra, en Bayona ; op de grenfen van Portugael leyt Ribadavia , daer fecr goede wijnen en in overvloet Waffen. Ontrent het jaer m lx heeft Gallicien den I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tijtel |
'.r'tMtn.ßirmtter ^raßtemste
C. ïinifterre
et CllLTT^VJtt oio
-^»cJbred^* J ®-
À tSlevne
'Tie»'*
multis in le eis
itttttsß. O-, Ottilia
C. de Orteg-aj
yßa S. CiifrûtTt
C de las pennas'” 4p-SöIan
C^a de
irte^
^enat’ende
Portomat^t!
~Fer»JéJé
Ctybro Je Pey
StcXquot;
JSTotarum
plicatio
Î ^ptfeo^atus
quot; i,-
PûltCPS
Cÿkiu
y £.pinift
amp; 'Serrevfit
à
'Vin» ftuM
Tonte V1 •eJ ra
^etth
Ceet/Pe
âi
Corael^e
^aJeros
»Jloveo
^teJeree b-»Jtiies^aJe
quot;P^iteahe
Loieû
l'aéré Je _ J*; Jennes
XßeJ*
L.jteji.'hs
A’
Cß Je X
VelJierraj ffl
quot;ViO» Martin F„.Jt
^_7? Je Oijfiisr^g flores
à.
Cett
•Pv»
é.
^abtrs
Ci»zo
Vat, jt! i,j
S»htßeJo
Per^aere A ’’’•t ét Stits
IJ^iJßrrl
4-
Pejrairo
Pe^os^
Cytaltr»*
dtklt Si. à 1 'PteJeie
quot;iJ^ex lie CéMHht
quot;Seriey
VÙH»
Peaa Jt 'Pamtre
Publia tie SantthrtA
nies
'Pentes
Ctmt’
-*i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;PiFté
à-
à.
PeJoraeu
ÔL
.tlanf»!uo.f
■ Stuteth-
Viller Je 'Perlß^
Finu^ueht
^^ßRebat: _,......quot;
^pißrte lt;$1 Chaaes
Chayaeßaee
•Jtecans
CyaraJeles'
^tebr^aa
Velyereej
Brflganca
C-htiue .
V* ^rten
'ifil»}’ Jure»
Sfehe
'P. ie SßJi
Cßiro
.A
’■ RcborJoas
S- 'Pteire
^uilj '
4.0
‘'ïT -T!J,'iL-' quot;quot;^BLJZgEk.
GALL tijtel van een Koningrijck verkregen. Want na dat Ferdinandns koning van Caftilien (Cone van Sanâins Major, koning van Navar-ren) Sandia (de dochter van Âlphonfus de Vj en fufter en erfgenaem van Veremund de ni, koning van Leon) getrout,en alfoo t^vee koninckrijcken, namelijck Caftilien en Leon, byeen gevoeght hadde , heeft hy onder ftjne drie foons een foodanige teftamentaire difpo-fttie gemaeckt; als dat Sandius fonde zijn koning van Caftilien , Alphonfus van Leon en Afturien, en Garcias van Gallicien ( welck landt van fijnder vrouwen Voor-ouders gecon-quefteert was, en tot defer tijd toe maer den tijtel van een Graeffehap gehadt hadde) en Portugael. Sandius onverduldigh overdefe vaderlijeke deelinge,verjaegde fijnen broeder Alphonfus uyt het Rijck, en liet Garcias ombrengen , en als hy fes jaren geregeert hadde, is hy door liftigheyt van Vellido vermoort. De verdreven Alphonfus, die fich te Toledo by den Moorfchen koning als balling opgehouden hadde, heeft toen niet alleen fijn cy-gen koninekrijek Leon (’t welck door het te-ftament fijns vaders hem toebehoorde) wederom bekomen , maer daer-en-boven doek de koninkrijeken van Caftilien, Gallicien en Portugael verkregen. Alphonfus hadde drie wettige kinders, doch ieder van een byfondere vrouwe geboren; by Ifabella, koninginne van Vranekrijek, wan hy Sandiam, welcke ten |
I C I A. houwelijck kreeg Graef Roderic; defe heeft in de ftad Ciudad Rodrigo een nieuwe woon-piaetfe gefticht.By Zaida Maura, dochter des Könincks van Sivilien , kreegh hy Sanólium, die in een ftrijt regens de Saracenen verftagen bleef. By Conftantia wan hy Urraca , welcke, na het overlijden van Sanótius en Sandia, die fonder kinderen ftorven,en na datfe setrout geweeft hadde met Raymundus Berengarius, Grave van Tolouzen, eyndelijck tot een man heeft gekregen Alphonfus koninek van Aragon, en liet na, haer tot een erfgenaem, een foon Alfonfus de Vlï, den allermachtigften van alle de koningen , die oyt voor hem geweeft waren, welck oock deii tijtel als Keyfer van Spaengien gemeriteert heeft. En van die tijt afhebben Gallicia, Caftilien, en Leon, al-tijdt eenen Koningen Prince gehadt. Hier voren hebben wy gefeydt, dat onder verfcheyde zee-fteden en havenen van Galif-fen,de voornaemfte zijn Ferrol,Corunna,Porc a Port ; de eerfte is feer vermaert, door dien aldaer gebout worden degaleoenen,groöte en geweldige oorlogh-fchepen van de Koningen van Spaenjen ; de tweede door het inkomen van de machtige Scheeps-armadc,die Koning Philips dé 11 in ’t jaer 15 88, tegen Engelandc en de Nederlanden, uytruftte. En uyt Port a Port is de meefte vaert op de kuften van Bra-filien. |
Tale», Ortvgal, fijnde een gedeelte van ’t gene de Ouden Lufitanien hebben geheeten,van Lufo en Lufà , medegefèllen van Bachus, is alfoo genoemt nae de portus oft haven der Gallen,dât fijn Françoyfèn , die daer veel met fehepen plachten te komen,- ofte nae de portas Cak, gelijck Andreas Rhefèndius fchrijft, wiens opinie meer Geleerden volgen. De limiten naer ’t noorden , nu ter tijdt,ftrec- ken fich van de zee, langs de riviere Minho, tot ,derlandersfèggen Lisbon , en de Ouden hebben aen Ribadavia, gelegen aen de riviere Avia, naer het Olifippo genoemt : Sy magh onder de voor Aert y Vr Sichten, Gedierte , en Konin- Galicien ; en van daer ooftwaerts tot de riviere Duero,- en voorts recht naer’t zuyden,tot aen de mont van de riviere Guadiana, aiwaer Portugael grenll met Caftilien , Extremadura, en Andaki-hen 5 naer het weften paelt het aen den grooten wefterfchen Oceaen j alfoo dat de geheele omloop gerekent wordt op 280 mijlen. In Portugael is een feer getemperde en heldere locht : van wijn, olie, orangie-appelen, citroenen , limoenen, amandelen , honigh, en was, is hier groote overvloet. De vruchten defes lants overtreffen die van de naebygelegene landen in goetheydt en fmaeck j en hoewel dit aerdtrijck foo veel korens niet en draegt,dat deinwoonders daer van können leven, foo wordt haer doch ge-noegh uyt Vranckrijck,Engelant,en Polen, toe-gevoert. Van vee en allerhande gedierten is dit landt oock fèer rijck, infönderheydt brengt het voort fuick een menichte peerden, van groote rafligheydt, dat de Ouden feyden , datfe van de wintgegenereert wierden. Het Koningrijk van Portugal heeft fijn eerfte beginfèl genomen omtrenthetjaer ons Heeren 1100(tot welcher tijdt toe het onder Spangien is geweeft ,foo de Hiftorien melden ) en fijn de Köningen gefproten uyt Henrick Hartoghvan Lothringen en Grave van Limburgh,een dapperen ftrijdtbaer helt, die, in Spaengien fijn woon-ftede nemende, trouwde aldaer Tyrefia, de dochter van Alphonfus de VI Koning van Ca-ftilien en Leon ,- en kreegh met haer ten houwe-lijck dat deel van Gallicienen Lufitanien,’twelk men nu Portugal noemt,en hy onlangs te voren, in dienft des Konings, door fijne manhaftigheyt uyt der Moren en Saracenen handen ontweldight had : als hy overleed, in ’t jaer 1112 , is hem lijn fone Alfonfus de eerfte gefiiccedeert, die fich noemde hartog van Portugal,doch wierd in’t jaer 1132 van fijn krijghs-heir met den Konincklijc-ken tijtel begiftight, nae dat hy in het Orchien-fèr velt, tegens Ifmarius, en noch vier andere Sa-raceenfehe Köningen , de viólorie verkregen hadde 5 fijne naekomelingen achterlatende, tot eeuwiger gedachtenifte van fuick een daet, het wapen van de vijf fchilden. Defen Alphons fijn in rechte linie geluccedeert Sanchez, Alphonfus 11, Sanchez 11, Alphonfus 111, en Dionyfius,die Spaenjen. |
de eerfte fich heeft laten noemen Koning van Algarben j defen fijn gevolght in ordre, Alphonfus 1V, Petrus, Ferdinand, loannes, Eduard, Alphonfus V met toenaem Africanus, loannes II, Emanuel, loannes III,- Sebaftiaen, die in Africa verflagen is,- Henrick, te voren Cardinael ; en (alfoo Antonius, als een baftaert, verdreven is) Philips de 11, Koning van Spaengien, die, als naefte erfgenaem van wegen Ifabella, oudtfte dochter van Koning Emanuel, het Rijck geoccupeert heeft,- nae hem fijn fone Philips de III,- en voor eenige jaren fijn nevePhilips de IV, die over geheel Spaengien heerfchte, De hooftftadt van Portugal is Lisboa, de Ne- pooftfladt het Olifippo genoemt : Sy magh onder de voor-naemfte kooplieden der geheeler weereldt met recht gereeckent worden, fijnde met rijekdom overgoten, en als een heerlijeke fchatkamer van alle vreemde waren, die uyt Afia, Africa, en een gedeelte van America gebracht worden. Syis gelegen aen den mondt van de riviere Tejo , op een luftige en bequame plaets, foo van wegen de landouwe, die rondom feer lieflijck is, als oock van wegen de goede reede voor menichte van groote fchepen. De ftadt is foo groot, datfe binnen hare muuren vijf onderfcheyde bergen , en oock foo veel dalen begrijpt,- en buyten de muuren twee bergen beflaet : aen de fijde naer de zee fijn 22 poorten, aen de landtfijde ió,en de muuren rontom gefterekt met77torens: daerfijn 2 y Parochi-kereken, behalven de kloofteren. Hier is oock de Aertsbiffchoplijcke ftoel. Maer ’t gene de ftadt meeft verciert, is, dat de Köningen van Portugael alhier eertijdts plegen hof te houden,gelijck oock nu ter tijdt de Koning. De treflijckheydt, foo van de publijcque als private gebouwen van Lisbon, munt uyt boven vele fte-den van Europa, Het dunekt my onnoodigh te verhalen, alfoo een yder bekent is, dat alhier die groote fchepen, die wy karaecken noemen , ge-timmert worden , en toegereedtop de Ooft-In-dien, van waer fy alhier wederkeeren, geladen met veel koftelijeke koopmanfehappen, fpece-ryen , en ’t gene die Oofterfche Rijcken meer voortbrengen. Het lof van defe ftadt behoefde een geheel boeck, wy willen liever daer van fwij-gen , als te weynigh fchrijven, enbeftuyten met het feggen der Portugefen, Chi non ha ygt;iflo Lisboa, non ha igt;ihlocofa boat dat is , die Lisbon niet gefien heeft, heeft niet fraeys gefien. De andere fteden van Portugal fijn Evora, Be- Kiejnefle^ ja, ofte Bexa, Elvas , Olivença, Portelegre, Al-mada : op defe fijde aen het inkomen der riviere Tejo, niet wijt van Lisbon, noordwaerts, is gelegen de ftadt Cafcais 5 en wat naerder aen de ftadt, tot befcherming van de riviere, het Ka-fteel S. luliaen, van de Duy tfen Sint Gillis gehee-ten. Niet verre van daer vertoont fich het fte-deken Belem, van de Nederlanders Bethlehem genoemt, alwaer Koning Emanuel, tot een graf-ftede voor fich felven, die fèer heerlijeke kerek van onfc lieve Vrouwe gebouwt heeft, en daer K nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nevens |
20
1
,x. ■
11’45
Pck„,
C.Jc'JtpCCA
C.Tavil^X? 'V
S.^OiP Je
CjftirenhA,
rO^'Rtnem
C. Je SjrtJjcl
quæ
Rarbacetn
Barfeihjii d^LanJelrns et
■it
ferutiJt
Jahfa CbeJas _
oquot;-’
,Jueira. '-dRereJe
-iS 0
Area nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7
eVifeu
^Jarecas Q
Os ,i»terrelas
^hsnfaà
Q(ierti”i^^ V» battu
CËluas
'luêlorc
Lar.tctJhas
iperyaQ ^taJac^
J.Oanùl^ _ -w- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1
i-tos ^.p.emaan' _ydea o
C.Guarda
Pcniro
Cejraes
lanicûruni
(jentiiiniccfrufti
' jc/- , o -r Par-cas r, -, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Clt;U„„K g M'
Y o Val.bebtJrentes
OVRO delà ' Se/n 'na A Jtunicis^
beh‘bis
£j,. ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;PÜ^t
It » . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C(egt;*^^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. gt;Sl^r GiPanha nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
P.Mai ?
ibira\,- Z nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cauaiinitas ti nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JL_
IbnaJar P^n^ foja a -luaJia O « ? n O ßaa^janra PnraJajJ^
feliV'el ^*'^llàn-/ib. PareJes Q Jh‘^^ii(mte:
-MtM,, ’727, Hatra nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;obra
' ,^®'^b7l0S Uwntw
Citpttais Q P f’ O '^■^«’^
PoÂTElAlvt nbsp;? PENEJ DA Ä Picaa. ƒriJu,tis
ivmancartv
fiéSJeciftMl.^ Q
étiras Q Pmricas
.J ri 0-1 -.■’IJMSa
Jbetty Cafle/.ias\^
^\}^r/r.la Sera ue mûaîjl^ quot;*
O O Gebeüei anfona Sera de AioNToro
Ben[»^a
aPi’ftehj °sfdn,J
•’tre^r
2 •ffàJijcfa
ffitc »i^'effo. Pcnatiûtat Q/erv •^■^ibra3
ÄrZw.j
rebodaüs„, ,
‘Sb^ Pp^effe Q\rM(r Q ^^nuiva \,{jttjtP
'c'ZhJu.ti Cetras ÿatta
^Dat^àta eu J'. ^ilartinhe o'' Ceffanàn
U G A L.
uevens een kloofter voor Monicken van de orden van S. Hieronymus, doch is daer nae feer Verbetert van fijnfoonKonincklohan. Daeron-* tient leggen oock de ftedekens Leiria, Tomar, en Guarda. Niet wijt van Tomara is Ceice. By de riviere Tejo leyt oock Alanquora ,’t vader-lant van Damiano's à Goes. Tuflchen de rivieren Monda en Durio leggen Conimbrica, oft Coimbra , eertijdts het hooft van gantlch Portugael, Porto, Vifeu,en Lamego. i^^delijck, tuflchen de riviere Durio en Minio,laet fich fien de prachtige flad Braga, die de Ouden Bracara Augußa ge-noemt hebben j men meent datfe van de Gallis Brancatis gebouwt is, 290 jaren voor Chriftus geboorte ; de Romeynen , overwinners daer van , hebben haer den naem van Augufia gegeven : fy is eertijdts feer vermaert geweeft , om dat aldaer placht gehouden te worden een van de feven Coni^entas f oft byeenkomften, van’teen derde lisgeeringi. Riviere». Zee. deel van Spaenjen , vanwaer (na Plinius feggen) 24 Beden haer recht plachten te vorderen. In Lisbona fijn verfcheyde rechtbancken, die fy Tribunalia noemen ,• als,het Tribunael van civile faecken,genaemt Cafa de Ciy)il,\\'2.cr van opperfte Rechter van ’s Konings wegen is, een Regidor, dat is tefeggen Regeerder, met noch twee andere Rechters. Het tribunael van criminele faccken heeft oock twee Rechters ; en hetTolhuys des Konings, genaemt nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eenen Auditeur oft Rechter:een Rechter is ’er vandeproprieteyten, ofte eygendommen, en beneficiën : acht van de weefen : een van de gafthuyïèn ,• en een opperfte Rechter ( genaemt Corre^eur) van de faecken van Indien , Guinea, Cabo Verde , San Thome , en Brafilien. Van alle defe voorfeyde rechten mach men appelleren aen het relaes van het civil. Van het relaes van ’t civil komen de appellen aen het tribunael van defupplicatien,wiens Rechters,ge-naemt Defembargadores, dat is, ontlafters, fijn van grooter autoriteyt en aenfien , gelijck by ons Racts-heeren en Prefident : de opperfte onder haer is de CorreSleur van de fupplicatie. De twee Rechters, die genoemt worden Defembargadores da Fa^^endajdät is, io veel als Curateuren en Rechters van des Könincks goederen, oordeelen de rechten cn pleyten tuflchen de Köninck en particulieren : van defèn is geen appel. De Raedt van het Tribunal fupremOj oft den hoogen Raet, noemt men Defembargadores van’t palleys, aen welcken men appelleren magh van alle rechtbancken des geheeien Rijcks. Het tribunal van de Feedores da Fazenda, fijn opfienders, voochden,ofte beforgers van des Konings inkomften en goederen ; het tribunal van des Konings rekenkamer ftaet onder de Feedores da Fazenda.Behstlven de voornoem-de is daer noch een Raedt van State , twee Hartogen, een Marckgraef, en tien Graven. |
De rivieren deles landts fijn Anas oft Guadiana, Tejo, Mondego, Duero, en Minhoj van dele alle fijn de Taag en Duero de voornaemfte. De zee aen Portugael geeft behalven groote me-nichte vilTchen , oock veel andere nuttigheden : want dele zee is het die den Portugijlen alle hare rijckdommen heeft verleent, het welcke lÿ oock erkennen, hem noemende gout-dragendt, met meerder reden dan de Ouden eertijdts den Nilus deden ; om dat door defen allerley waren , van alle hoecken der Weereldt, haer worden toc-ge-voert, en derhalven niets behoeven ; maer daer en tegens, ’r gene fy overvloedigh hebben, noch andere gewelfen daer mede voorfien. De voornaemfte havenen fijn Lisbon, Setubalofte S. lives, en Port a Port. In dit Koningri jck fijn twee Academiën , als die van Ebora en Coimbra3 de .eerfte is gefondeert van Henrick Cardinael van Portugael, Prelaet derlèlver ftadt ,• de andere nieuwelijcks gefticht van lohan de II,Koning van Portugael. Onder alle Spaenlche volckeren fijn de Por- /„n^eonde-tugijfèn de dapperfte , feer ras van lichaem, die rennamre. haren vyant leer lichtelijck aenvallen, en oock haeft wederom den rugge können keercn j ly fijn feer veerdigh ter handt, en arbeytfaem: ly houden veel van haer felfs en van al haer doen, en bekennen dat ly fich veel laten voorftaen, en gaerne hebben , dat men haer meer acht als ly in der daedt fijn. De Portugelèn fijn oock feer kloecke zeeluyden , en hebben haer, van wegen hareScheeps-vaerden, dengantlchen aerdbo-dem door bekent gemaeckt, en met allerhande negotien feer verrij ckt. ALGARBEN. ONder Portugael hoort nu ter tijdt hetIAmw. Koninekrijek van Algarben , ’t welck defen naem van dcArabiers gekregen heeft, lbo veel beduydende als een rijck en vruchtbaer velt, in ’t welck van alles genoegh en vol op is,lbo tot onderhout van fich felfs, als oock om anderen mede te deelen. Het neemt fijn beginfel by de riviere Guadia-na, tulfchen de wateren Varaon en Carei-vas,en eyndight by het ftedeken Villa formofa, waer Algarben van Portugal wordt afgefondert. Hoewel Algarben van alle de Spaenfche Ko-ninekrijeken het geringfte is, lbo is nochtans aldaer , uyt verlcheyden geweften van Spaengien, door de af-loopende Guadiana, groote toevoer van allerhande wijnen, Secco, Baftart, en Roma-nie, en veel meerandere, de welcke dan aldaer worden gefcheept, enin Vranekrijek, Neder-lant, en andere geweften vervoert. De fteden in Algarben fijn Tavila en Silvis, stede». By Cabo de S. Vincent placht te leggen de ftadt Lacobriga, waer van men noch ten hedigen dage de ruïnen en overblijflèlen fiet by de zee-ftadc Lagos, in het dorp, in de Portugijlche Ipraecke Lagna genoemt. Algarben, lijnde in ’t eerft een Graeflchap, is ^egeerbtg. ( als de oude laer-boecken melden ) van Koning Alphonfus de X, Koning van Leon, aen Alphons de 111 Koning van Portugael,tot een hu-welijcks-gave gegeven,met fijn dochter Beatrix, diehy van een concubijne geprocreerthadde^ uyt welck houwelijck gefproten is Dionyfius, die fich allereerft Koning van Algarben heeft laten noemen. Defe twee Koningrijeken worden nu geregeert van Koning Don lohan de IV,uyt den huyfe van Bragança. |
C A S T
A STI LI A oftCaftel-la heefc de naem van het Kafteehdat de Koning Pelagius,hebben-de Leon van de Moren wederom verovert, als eenfortreHe tegens de vyanden gebout laadde j is eertijts Bardulia genoemt geweeft. ^egtermg. Dit Rijck heeft fijn begin in foodaniger wijle genomen : als Pelagius den Moren Leon wederom af-handigh gemaeckt, en aldaer tegens het gewelt der Barbaren een kafteelken ofte fortreife gebouwt hadde, van het welcke de regeerders Graven van Caftel oft Caftilien waren geheeten, en den Koning van Leon, als haren Vorft, lange tijdtgehoorlaem^en, tot op Ordonium den II, fijnde de XIV Koning van Leon en Afturien ,• de welcke als hy de Graven en voornaemfte hee-ren van Caftilien , onder Ichijn van vriendtlchap op een gemeene vergaderinge by fich ontboden, vermoorde ; wierden de Caftiliaenen door een lbo grouwelijcke daet feer verbittert, en afwerpende het jock der Köningen van Leon, hebben twee uyt denbaren tot richters verkoren,als Nu-nius Rafiira en Lainus Calvus j waer van de eene de burgerlijcke regeringe, de ander den krijghs-handel waernemen fonde ; en hare kinderen en naekomelingen fijn Graven van Caftilien genoemt geweeft, tot op SanCliim Majercm Koning van Navarre. Dele Sanchez (als hy door fijn ftrijdtbaerheyt Corduba en Toledo den Sarace-nen afgenomen,en de Moren uyt Navarre, Arra-gon, Caftilien, Leon, Portugael, en meer andere plaetlèn in Spaenjen, verdreven , en alfoohet geheele landt wederom tot het Chriften geloove gebracht hadde) troude Elvira , een docntervan Sanchez Grave van Caftilien, de fuller en eenige erfgenaem van Garfias de laetfte Grave, en, verlatende als toen den tijtel van Grave, Ichreef zich Koning van Caftilien, naelatende’tfelve Rijckaen fijn foon Ferdinand, die fichoock ver-rijckt hadde , van wegen fijn gemaelinne Sanélia , met het Koningrijck van Leon. Nae Ferdinand volghde fijn foon Sanchez^en den delen fijn broeder AlfonSjwien fijne dochter Urra-ca ( demannelijcke ftam uyt-geftorven lijnde) volghde ; en naedien fy , ( nae de dçot van Ray-mundusBerengarius,GravevanTolofa) haer met AlphonsKoning van Arragon in den echten-ftaet begaf, wierden de Koningrijcken van Arragon , Caftilien en Leon wederom t’famen vereenight. Caftilien wordt nuter tijdtinoudtennieuwon-derlcheyden. Oudt Ca-ßilien. OUt-Caftilien is in ’t noorden bepaelt met Afturien en Bifcajen,in ’t wellen met Por-tugaeljin ’t zuyden met nieu Caftilien(de bergen, welcke bynae door geheel Spaengiens lengte haerftrecken,tuirchen beyde loopende, ) en in het ooften met Arragon en Navarre. Is een feer vruchtbaer landt, van koren , wijn , allerley Spaenjen, |
foorten van vruchten,laffraen,en alderhande gedierten. De hoofcftadt van out-Caftilien is Burgos,een Steden. feer oude ftadt, en van wegen vele dingen ver-maert, derhalven ly oock onder de voornaemfte van Spaengien wel mach gereeckent worden; heeft onder haer relTort meer als lyolbogroote als kleyne Heden, lijnde metheerlijckegebouwen, marckten, llraten, bruggen,kercken, kloo-fteren,en wateren feer verrijckt, oock van wegen de vlijt, neerftigheyt, en allerley hanteringe der inwoonderen,beroemt. Rondtom dele hooftftad leggen de navolgende Heden, aen leer genoegh-lijcke en welgelegen plaets ; als Palentia , aen de riviere Carrione. DeHadt ValdokduWj eertijtseen ’ koninglijcke Hoel,is gelegen by de riviere Piluer-ga, op een leer luHige en genoeghlijcke plaets, allbo dat niet alleen in Spaengien,maer oock by-nain geheel Europa, diergelijcke niet lichtclijck te vinden is. De landouwe is hier foo vruchtbaer, en lbo plailantjdat men naulijcks weet, wat Hadt men voor defe foude können prefereren : daer is eenfchoone ruyme marckt, begrijpende in fijn omganck meer dan 700 treden.In defe Hadt is geboren Philips de II Koning van Spaenjen : ly wort gemeenlijck Valladolid geheeten, ’t welck Ibmmige willen uytleggen, als Vallis Oleti. Siman-ca, Pincia, en Salamanca fijn oock groote en fchoone Heden : niet wijdt van Salamanca,by de riviere Gada , is gelegen de Hadt van Graef Ro-dericus, Ciudad Rodrigo genoemt. Van hier zuydt-waert vertoont fich Coria, was eertijdts Caurita, en wordt nu van de tegenwoordige Latijnlche Scribenten ( na dat Andreas Schottus getuyght) Cauria genoemtjcn 9 mijlen voorder,naer ’t ooften, is gelegen Placentia,een leer lchoone ftadt, Welckers citroenen en andere fruyten, als oock het wit broot, feer geprelèn en begeert worden ; is hedensdaeghs Plai^enßa genaemt : dele ftadt heeft vele andere Heden onder haer gebiedt, onder welcke Xavahicium leer braveert met harp omliggende bolfchen en wilderniften; en Pilaró, in een valleye liggende, als een altaer onder het gewelf van een kercke,gelij ck Marinæus geoblèr-veert heefc ; de bergen omtrent Placentia gelegen , worden nae de Hadt Vera de Pla'^icnßa geheeten. En niet wijdt van ’t beginfel van de riviere r Areva, ley t Segovia : defe Hadt is van wegen den wolle-handel en de voortrelFelijcke Romeyn-fche waterleyding feer vermaert; alwaeroock, als Valæus lchrijft, dit noch te verwonderen is, dat’er geen ledigh-ganger of bedelaer gevonden wort, ’t en ware iemant van ouderdom ofte fieckte niets doen en konde ; naedien daer nie-mandt iets onbreckt, waer mede hy fijn koft eerlijck kan winnen : de ftadt Arunda is gelegen aen de riviere Durio, en Ofma niet wij t van de riviere landwaert in. De Academiën in oudt Caftilien zijn Salamanca en Valladolid. Nieuw Caftilien grenft in’tnoorden aen het oude, met de andere lijden is het omringt van Portugael, Extremadura, L nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gra- |
nova deler lp tio
sfiVenle Zl conie
üi.
-Villa martin
Vreüeffes
■ibaaiïö^
Caméra SENTTCa
Huera ü. Vuriusfff.
TAiriinda
44
^fßeaiaM
Puleaduf^
PaiantiA
’ rta fèca
’ I o
-Vilbr- J.
'^eJraJif
'~Tbra
Septim ANC
'DxeoMS
XuSri*’-
'FoJitaniL^ tel
^-ulleJbta Jet can^o
^ita^uirtes
CettaJoL,
Jtete careras
CiuJaJ. 3iodi^lt;
La babe Ja nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_
-n nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• •JteAffncre
fPenna Je Francut .r^ e^,—
Martia tbî quot;JÙo
Venufn.
. wl..
■«t-7
Ueliie
■ . kl
CarJennaJa
Occident
,^s miaJas
*'^aFt’aeM
i:lyriis
z Evora
Jtsuraan. ■
S
Cajlellobon. •**^
^tltr ruutT
d. X.
^4Uea Je ^oat Jas ‘^tnhay\
Salonterrn.
FnJrinAs
CAyant- quot;nbsp;- -
'Banbos
zkacal:
db Jteun ^'“l-^.Klieeai.
, tot
■ -.• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, .^y^’^'riSat’ejs^:
-fi -' ' ,
f Foie d Qc^
Avila.
Abvta
lÀfiPofa^
tl.
Avca Burgos
FnentAl^ Jteina
Jlaattla
ue't'^ H- . , Jrlt;quot;
Sftre elim
Vfvere
SÊt
--- .. .
Tarracona
Ulmaxati
ietti.
Vnntaaudfi
'^'‘''*'«re..^
JCueralos
Zaragoza CÆSAR
VGVSrA
^nueU
’^Itnunh,
Terjares ISl.
CarrtanettA
'Tßrrizitta.
/uentßs
Gia^tuh
A. Gnnulie
■ nJecraeetm.
U Snree.
Laa bare AS daleaaejla
-«L. nbsp;nbsp;^roio et jnterco
X Vicente aju
eJa^arliJA..
■ . ____ _
'' Calza/a.
Cacerès
LiKÓriffa.
^ Tl VHai’
Tlazeiicia
jl^ JCattJarilla.
Las venta
Sylvie
Brava
•amp;
Jbttaraa
.-.iaL., .
Oroyjà^
u.
M -
- s:r*
3n.. -a. ■'^
^ayÜa
■srVerta la Tlaiera
Jrl a
VetaJs-läl;
Cjßaliajas
Cariittarß
quot;ViUeJlar ' ‘Fue^anlA
Lerres
. nbsp;nbsp;nbsp;■ . . .r - ■A/^_ nbsp;nbsp;nbsp;.. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—
''Lâlvera la eema^fi^^y^y^^^
’ là
. -iViuul iittar
bi
la.. Vnütr
rtß 0^
Tuefibt tel Cmfne^rn
J^ifrJlJealaeano ilbu^uer^ue ^^-^Venia 'Barachtna
, 'Venta Je las
•. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;--' - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- ■ l-S^ ,
óyela nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Merida '
■^Ohvc
iri
Lobae
Badajoz
Pax AyevsTF.
Wl, ,M. , ,
.^Hamaaacas
La narra
L»iiibre Je en tneJto
Xeres Je BaJaJaz nbsp;nbsp;äöi^rexettal
Lûbrc Je J --x-^saâ.^JL -Z 'Birtboiemee -~*-
•nlyej •.. 1^-,
maiores Vlaere -*‘''*’•••'.,7^
F. Barbara
Fayiftcar
El cerre
umt ar ta JJJfpanica commutitii.
èf. OlaOa
jlmaaen ■gt;□
Jleara
Cantittana
.à
'jilaais '
y.jftcÏAs atyurrh
èo . — nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Un venta ie Ut
Venuln
jyi-ii 31‘gt;renAyy^,F3:^;y^^
^Lnduîâr quot;
J .IJ
CuaJal caeer
£ Ç lia elin
Je ean^o
IcaiaVreal ,
Egëlas r Æ
a’’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- '
*Barcntn.
Jlevt.^ ■
taL
LalAyuetäs
Sinarcas
^Uaaliila
CauJek
•■olareau.
Valencia
..ru nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'quot;Itar SmUiu
Vil» neun ie tsj, SUarne - -^?’_iSALTVi’-^
amp;^CMcu.s uttontiel
:-iinarax quot;
O-ROSPt;n.-^
^aefèa
^lyfonet nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jteÎL
6 vara -
,.,1 'Venta Jc JnJie
^Caftet
JCtnaterra
XUiaes
. Je Carauaea
/6|
pamp;rs. j
■“ ' r‘ '^iS\
C A s T I L I E N.
Pruchtbaer-hejt. Steden. Toledo, ändere ßeden. Granada, en Valentia, enleytaen beydc zijden van de riviere Tago j isfeerrijck enover-vloedigh van tarwe en ander koren. |
De hooft-ftadt van nieuw Cafti.lienis Tole-tum, gelijckfe van de Latijnfche genoemt wort, en van de Caftilianen Toledo j Villanovanus, fchrijvende over Ptolemæus, feydt, datmen/e plachte Serezolam telieeten. Defe ftad is als bet middelpunt van Spaenjen, aen een lieuvelachti-ge onefFene en rouwe plaets gelegen, feer moeyelijck in ’t op-klimmen j wortmeeftendeels van de riviere Tejo tegens hare vyanden be-fchermt,aen de noordzijde is fÿ met ftercke muren en I yo torens beveft : hier is een groot getal van Edelen, en zijn de Burgers feer neerftigh en arbeytfaem. Behal ven andere voortrefFelijcke gebouwen, is hier een feer heerlijcke fchoone en rijcke kercke. Nae ’t getuygen der hiftorien , zijn in defe ftadt meer als 17 Conciliën gehouden , waer van fich geen andere ftadt beroemen kan. Defe ftadt Toledo wort van Madril oft Madrid als een moeder en koninginne ge-eert, dewijl fy leydt aen een gefonde plaetfe, overvloe-yende van alle dingen, verleenende den Spaen-fchen Köningen een aengéname wooninge.Niet wijdt van daer is Villamanta. Die ftadt, welcke van de Spaenjaerdenhedensdaeghsmethet Ara-bifche woord Alcala de Henares geheeten wort, wort lbo feecker voorliet oude Complutum gehouden, dat men die oock in alle aólen en muni-menten in Latijn niet anders noemt ,• is gelegen op een eftene plaetfe, by de riviere Henares, en met alle ’t gene, dat tot ’s menfchen onderhoudt noodigh is, fbo wel verfien , datle geen uytland-Iche voorraet van noode heeft.Siguen^ leyt oock aen de riviere Henares , ontrent half wegen tuf-fchen Alcala en Saragoffa. Alcantara, aen de riviere Tago, is een fèer oude ftadt, daer oock een treffelijcke brug te ften is. De andere fteden zijn Talavera, Cuença, Lebazuza, Caflona la veja. De voornaemfte riviere van nieuw Caftilien is dit kloofter ftaet aen de weft-zijde , in de welcke ftjn drie poorten, waer van de middelfte de prin-cipaelfte is , en dient om te gaen in de kercke, in het Convent,en in het Collegie : die aen de rechte fijde ftaet, dient om te gaen in de ambachts-huyfen, die gemaeckt zijn tot dienft en behoef van het convent : en die ander poort, aen de flincker fijde, is de in-gangvan de huyfingen • die gemaeckt zijn tot de fchole. Aen de vier hoeken ftaenvier torens, feeraerdish enkonftigh gemaeckt,waer van de twee,die te gelijck aen de voet der kercke gantfch prachtigh in de hoogh-te fich verheffen, de andere in fchoonheyt verre overtreffen. Boven defenin-gang ftaen oppe-deftalen de beelden van fes Köningen van Ilrael, gemaeckt van marmor en ardüyn-fteen,wefènde yder 17 voethoogh. Aen de noord-fijde, by de kerck, is een fchoon paleys, in het welcke deKo-ninck met hetgantfche hof bequamelijck kan logeeren. Aen de zuyd-zijde fijn verfcheyde portalen, als oock een fchoonen lufthof, met alder-hande kruyden , bloemen en gewaffen verciert, oock een boomgaert vol ooftboomen,- aldaer is oockeen gaft-huys, apotheeck, en wat meer tot fulckeenwerck vannoodenisj: in’tkort, daer en is niet te fien, of men moet fich over alles verwonderen } en dunckt my beter te fijn , gantfch geen gewach daer van te maken,als te fober daer van te fpreken. Te Toledo is oock een treffelijck paleys, van Keyfèr Karei de V gereftaureert, en met nieuwe vertrecken Konincklijck verciert, in het welcke , behalven andere konftrijcke werc-ken , te fien is eenfèerkonftelijckwater-werck, op de Italiaenfche wijfè gemaeckt, ’t welck door een ras om-draeyent en uytgehoolt radt, het water uyt de riviere Tajo, door verfcheyden pijpen en kanalen, op de hooghte des paleys en berghs drijft, en verfamelende ’t felve aldaer by een in een ruymen back, wort het van daer wederom geleyt aen verfcheyde plaetfèn, niet alleen van dit paleys, maer oock de gantfche ftadt deur, en geeft lulck een water van fich, dat de tuynen, paleyfèn en badftoven vangroote hee-ren, daer ontrent gelegen, daer mede verfien worden, en oock de gemeene burgers, jae kam-mers en wevers het felve overvloedigh genieten. Dit landt van nieuw-Caftilien is oock met twee Univerfiteyten verciert, waer van de Complutenfis Academia (van wegen alderhandekonften die daer geleert worden fèer vermaert, ) in ’t jaer 1517 gefticht is van FrancifcusXimeniusCardinael en AertzbifTchop van Toledo : de andere,niet wey-nig beroemt, is te Toledo ; in welcke ftadt oock alderhande handt-wercken geoeffent worden: men houd,dat aldaer by de 10 duyfent menfchen haer alleen met het wol-werk en fijde geneeren. Tagus ofte Tejo : aldaer ontfpringt oock de ri-viere Anas, die men nu Guadiana noemt. Vijf Madrtd. mijlen buy ten Madril, naer-het weften, is gelegen dat magnifijcke en koftelijcke Kloofter S. Laurens in Efcurial genoemt, des ordens van S. Hieronymus, van Philips de 11, Koninck van Spaenjen, met onuytfpreeckelijcke koften en konft, foo heerlijck gebouwt en opgemaeckt, dat hêt met recht mach vergeleecken worden met de Pyramiden van Egypten, met de oude ' Grieckfe en Romeynfche Tempelen, Theatris, Amphitheatris, Circis, Bad-ftoven, en Graflieden , en diergelijcke konincklijcke gebouwen j want dit werck by nae in de geheele weerelt geen gelijck cnheeft. Deprincipaelfte voor-gevel van |
o
-ocr page 59-’t KONINCKLYCK GEBOUW
VAN
s.
S,
gemeenlijck genaemt
t E S C U R I A E L.
E noyt overwonne Keyfèr Karei, de Vijfde van dien name^had-de openbaerlijck fijne Erfrijcken aen fijnen loon overgedragen, en Philips was op fijn ne-gen-en-twintighfte jaer door de felve opdracht in’t jaer 15yó, Koning
een plaet/è,in welckeden Admirael vanVranckrijck , benevens veel anderen Adel gevangen wierd, gevolght op foo aenfienlijcken zegen, dede de faecken van Koninck Philips Ibodani-genploy nemen , dat eyndelijck twee jaren daer nae de generale vrede in het Chriftenrijck be-floten wiert. En dit was d’eerfte reden die den Koninck bewoogh dit wonderwerck te ftichten. De tweede was,dat den onverwinnelijcken Key-fer Karei de Vijfde, in het jaer 1558 overleden, by uytterfte wille aen het goetduncken van fijnen Soon gelaten had, alle de dingen raeckende fijne begraeffenilfe, en die van fijne overledene huysvrouwe de Key/èrinne Ilabella ; ’t welck Koninck Philips, overdenckende hoe groote en vele verbintemlfen hy fijn Vader lchuldigh was, voorts dede befiuyten fijn voornemen in het werck te hellen, en de kerck , die hy meende te bouwen, in te wyen aen den naem van de Heyligen Laurens,en nevens dien te voegen een kloo-her van de ordre van den H. Hieronymus , nevens een grafftede van de Keylèrlijcke lichamen, hem lelve, fijne vrouwen , en naekomelin-gen , gelijck hy oock in Spanjen uyt Nederlant overgekomen , ’t felve in ’t werck helde, en het heerlijckhe wonderhuck des weereltsdede bouwen. De eerhe heen van ’t felve is in ’t jaer I geleyt, op den 23 April,doch toegeeygent degedachtenilfe van S. Joris, welcks bovenhe deel dit oplchrift heeft :
DEVS. O. M. OPERI ASPICIAT.
Aen de eene fijde hont :
PHILIPPVS II. HISP. REX.
A FVNDAMENTIS EREXIT.
M. D. LXIII.
Aen de andere fijde : lOAN. BAPTISTA ARCHITECTVS.
IX. KALEN. MAL
Dele heen leght aen de zuydfijde van ’t gebouw , recht onder de fitplaetfe van de Prior, in de eetfale van’t klooher.
Dit konincklijck gebouw fiet men in’t ko-Gelegen^ ninckrijckToledo, leven mijlen van Madrid, ’t welck naer het oohen van het felve leydt, ne-gen mijlen van Segovia, dat naer het noorden, even veel van Avila, ’t welck naer het wehen, en vijftien van Toledo, ’t gene naer het zuyden
L 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van
en Heere van £00 vele volckeren geworden , en de oorlogen tuflchen fijnen Vader en de Köningen van Vranckrijck Françoys den Eerften, en daer na met Hendrick denTweeden gevoert, diierden noch met even groote hevigheyt. Soo dat in het jaer daer aen volgende, Philips te rade wiert de ftadt S. Quintin , gelegen op de grenfen van Vranckrijck , met fijne krijghs-macht te omringen , om alfoo den Françoys af te wenden van het berooven van Vlaenderen, en te trecken tot het ontfet van die plaetle, aen welckefoo veel gelegen wasjgelijck defelve oock derwaerts trock om den vyant het ondernomen belegh te doen opbreecken j die den Françoys niet willende wachten , achter het voordeel van fijne begravingen , den felven te gemoet trock, en flagh leverde met foodanige hevigheyt, dat de Françoyfen naer brave wederfl:ant,eyndelijck de zege aen Koninck Philips moeften laten, met een groot getal treffelijcken Adel, en onder de felve den Conftapel en Veltoverfte Mommorancjj tot gevangenen , gefchut en bagagie tot buyt, en de vaendelen tot zegeteeckenen. Doch dewijl dele zege bevochten wierd op den 10 van Oegftmaent, fijnde een dagh op de welcke by de Roomlche Kerck de gedachtenilfe van den Heyligen Martelaer Laurens geviert wert, be-floot Koninck Philips, als die het ontfangen ge-luck d’intercelfie en voorbidding van dien Hey-ligh toelchreef, tot fijner eer en gedachtenilfe een fbodanigh teecken van danckbaerheyt op te rechten , waer in die altijdt Ibude leven , en voor de gantfche weerelt ten toon ftaen. Hy wierdt noch meer in dit fijn voornemen ge-fterckt, als op dien voortreffelijcken zegen , het bekomen van S. Quintin op den 16 der felve maent volghde : waer uyt noch klaerder de gunfl; en hulpe des Hemels,op ’t voorbidden van den gemelden Heyligen Martelaer , hem Icheen te blijcken : want het innemen van foo trefFelijck Spanjën.
’t ESCURIAEL.
Grootte en forme. Bouwmoe-fters. van dît kloofter is gelegen, naer de fijde en als aen den voet van de Segovifche bergen , dicht aen een kleyn vleck genaemt Efcorial. De omleggende landtftreke is een der vermakelijckfte die men Ibude können vinden , belproeytmet vele fonteynen , en klare beeken die uyt het gemelte geberghte nederftorten ,• en verciert met verfclieyde plantagien van allerhande boomen , voornamentlijck in de naerbygelegene beemden , tot Ichnylplaetlen van het vee en wilt, ft welck hier by geheele troepen , uyt het geberghte komt nederdalen om te weyden , te weten,rheen,herten,en wilde fwijnen : konijnen vint men ’er oock in feer groote menichte. De buerplaetsjens la Herreria, Fresneda, Campillo, en Monaftero , brengen mede niet weynigh by tot defe vermakelijckheyt. Daerenboven is de lucht hier foo gefönt, datin tijden , als geheel Spanjen met de peft oft andere befmettelijcke fleckten geplaeght wiert , de felve noyt defe plaetfe gequelt hebben. Tot de opbouwinge mede van dit wonderwerck was dit oock de be-quaemfte plaetfe , die men kon uytkiefen , terwijl in het gebuerige geberghte overvloet van fteen gevonden wiert ; en het omgelegene land, befet met pijnboomen, overvloet van uytne-ment hout tot het gebouw konde verlchafien. Op defe plaetfe in een vlackte vertoont ficli het gebouw in forme van een lanckwerpigh vierkant, geftelt met de voorgevel bynae tegen het zuyden , hellende een weynigh naer het ooften , om Ibo veel eerder de ftralen van de Ibnne te genieten , die hier niet onaengenaem is om de koude en frisheyt der lucht. De ooften weftfijden van het gebouw fijn y der lang 735 voeten J en de zuyd-en noordfijden yder J80 ; en de geheele ommetreck vervat x63o voeten ; yder voet ( welckers langte in de ne-vensgaende figuren uytgebeelt is ) een derdendeel van een Caftiliaenfe elle orte maete, by haer Vara genaemt, gerekent. De voornaemfte, die het ontwerp van dit gebouw naer de fin en meyninge van Köninck Philips(die felve een groot liefhebber der bouw-konft was) maeckte, is geweeft Jan Baptifta van Toledo , een uytftekendt meefter in de felve konft; en Broeder Antonis van Villacaftin, Religieus der Ordre van S. Hieronymus, heeft de felve feer verbetert en vermeerdert. De teecke- ningen van dit geheele werck, fbo van de gront, profil, en andere gefichten , die in het Elcurial bewaert worden , (na welcke men deft , die wy hier in onfen grooten Atlas den Leftr vertonnen, heeft uytgetrocken, ) fijn van Jan de Herrera , leerling van de voornoemde Jan Baptifta, die het werck voltrocken heeft, gemaeckt. Materie De materie van dit gebouw, gegraven uyt het naebygelegene geberghte,is een leer harde witte fteen, gevlacktmetbruyngrijfevlackjens, het welck een feer aengenaem gelicht geeft. De voor- voomaemfte gevcl vau dit wonderwerck, die in d’eerfte nevengaende figure vertoont wert, ftaet tegen het weften , breet lijnde ft ven-hondert en veertigh , hoogh tot aen de Cornice ftftigh voeten. Op yder hoeck van de ftlve ftaet een Ichoone tooren , hoogh ontrent de twee-hondert voeten , welckers kappen met leyen ofte fchalien gedeckt fijn , en boven met guide kloten en kruycen aerdigh verciert. Op de twee andere hoecken van het gebouw ftaen noch twee torens, de voorfz. in hooghte, cieraet, en alles t’eenemaelgelijck. |
In de felve gevel ftaen drie heerlijeke poor-ten,van welcke de middelfte, als fijnde de hooft-poorte, een uytnement ftuck wereks is. Op een voet van graeuwe fteen , breet lijnde 138 voeten , dick een Spaenfe vara , dat is, een elft, ftaen acht colommcn half uyt de muer, met haer bafen en capitelen nae de Dorifche ordre, twee aen twee gepaert, hoogh lijnde met hare cieraden fts-en-vijftigh voeten 5 in elck vack, tulfchen de twee by malkander ftaende colom-men in , fiet men eerft een groote nifl'e , en daer boven twee venders, d’een boven d’ander ; op de cornice boven defe acht colommen vertoont haer weder een andere rye colommen naer de Jonifche ordre, even gelijck de onderfte half uyt de muer ; doch maer vier in ’t getal, ftaende op pedeftalen recht boven de vier middelfte van onderen : boven de twee uytterfte aen weder-fijden ftaen vier Pyramiden op pedeftalen. Op deft bovenfte colommen ruft het frontilpice met fbnderlinge grootsheyt. In het midden van de onderfte acht colommen is de ingang ofte groote poort breet 12, en hoogh 24 voeten ,• de twee ftijlcn en de legger boven de deur fijn yder een ftuck fteens, van lbodanige Iwaerte, dat men, om de ftlve uyt de fteenkuylen te trecken , ge-bruycken moeft een karre, die van veertigh paer offen voortgetrocken wiert. Tulfchen deft poort en de architrave van de groote cornice is een venfter , van gelijeke grootte als de andere, en aen wederfijden een roofter in de fteen uyt-gehouwen. Recht in het midden tulfchen de vier bovenfte colommen ftaen de konincklijcke wapenen in fteen uytgehouwen, en daerboven in een nilfe een beelt van S. Laurens, vijftien voeten hoogh, van witte fteen , hebbende in de rechter handt een boeck , in de ftineke een grooten koperen roofter, die in’t vuur vergult is, gemaeckt van Jan Baptifta Monegro, beelt-houwer van Toledo. De Cornice van het groot-fte en middelpavilloen , tegen welcke deft voor-treftelijckcn ingang aenftaet, is dertigh voeten hooger, als de cornice die om het heele gebouw loopt. Defe gevel van de ingang is in ’t geheel hoogh, te weten tot de bollen die op de frontilpice ftaen , hondert en veertigh voeten. In de bovengemelde geheele voorgevel aen wederfijden van de hooftpoorte, en recht in het midden tulfchen de ftlve en de toorens op de hoecken, ftaet noch een poort, lijnde elck hondert voeten hoogh ; door die op de rechter fij-de, gaet men in het Gaft- en Sieckenhuys van ’t Kloofter , en door de andere in het Collegie en Seminarium j lijnde m^ede door hare pilafters, venfters en andere cieraden feer aenlienlijck. Defe drie poorten, met de hoecktoorens geven een uytnemende grootsheyt aen defe lij de, en foo aengenamen gelicht, als de bouwkunft lou-de können uytleveren. De lijfte die op de hooghte van dertigh voeten |
’t E s C U ten rontom het geheele gebouw loopt, deelt het, om ioo te leggen, in twee deelen ; in het bovenlle fijn twee regels venfteren boven den anderen, en onder de lijft drie ryen. De venders van defe fijde, t’famen gereeckent met de poorten , niflen , en dackvenllers, lbo van het gebouw, als de torens, fijn 247. gevel die tegen het oollen aen ftaet, ofte ßjde.quot; de achtergevel, is even breet als de voorgaen-de , te weten 735 voeten 5 men gaet tot de lelve van de gront met trappen op , en in het midden van de gevel fpringt een vierkant gebouw uyt, ’t welck is des Könincks vertreck , en vervat de groote kapelle van de kercke. Delè voorlèyde uytfprong geeft niet alleen een groote heerlijck-heyt aen defe gevel, maer vergroot die fooda-nigh en met foo veel voeten , dat, fy gerekent tot de voorfz. 735 , in ’t geheel uytbrengen 1100 voeten : fy verderen daerenboven de gevel niet weynigh , daer de menighte van venllers oock veel toebrengt, terwijle defelve (behalven vijf kley ne poorten , waer van een ftaet midden in des Könincks wooninge , twee in de hoeck-toorens, en een onder de Sacriftie, mede fijn re-IJ^onderende aen de andere fijde , ) in getal fijn driehóndert les-en-lèftigh. De zuydergevel is lang van den eenen hoeck-’ toren tot den anderen j8o voeten , en in het aenfien de fchoonfte van allen , alhoewel hy met geen pilafters , ofte andere lij ften verciert is, als met die alleen, die het geheele gebouw omringt. Het cieraet van defe gevel beftaet in de ordre van de venfters, die in vijf ryen boven malkanderen verdeelt, van den eenen tooren tot den anderen recht deurgaen, fonder door eenigh tulïchenwerck gefcheyden te werden ,• de onderfte fijn verciert met geheele yfere traliën hoogh negen voeten , breet vijf en een halve , en fijn hondert een-en-twintigh in ’t getal. De venfters, die in het midden van defo gevel ftaen, hebben oock yfere traliën 5 en maken alle die van delè fijde,te famen gerekent,een getal uyt van driehóndert en fes. Aen defe fijde fijn mede drie kleyne poorten , dienende tot de kelders, en geweiften. Igt;e»eordfr- nooidcrgevel is met de zuyder gelijck in few/. lengte , maer is onderfcheyden met pilafters ; heeft drie voorname poorten, die tot geen gering cieraet ftrecken, yder tien voeten breet, en twintigh hoogh j door de twee komt men in het Paleys, en door de derde in het Collegie. Aen defe fijde, om van de noordewinden te meer bevrijt te wefen, fijn maer 170 venfters. Dt flattfi, De plaetfe voor het gebouw is voor de voor-naemfte gevel breet tweehondert voeten, en foo veel voor de noordfijde, fijnde befloten met een borftweeringe van graeuwe fteen, welcke verfoheyde ingangen heeft, die alle met ketenen gefloten werden: defe plaetfe is bevloert met groote farcken van die felve fteen , die met ver-deelingen geleyt fijn , en op de vacken des muurs,en ordre van poorten en venfters refpon-deren. Buyten de borftweeringe loopt een bree-den wegh voor de gemeene paflagie, aen de zuyd- en ooftfijden is de plaetfe , van die folve breette als de voorgaende, ftaende aen die fij-Spanjen. |
R I A E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12, c den uyt de gront verheven roo voeten, en omringt met een diergelijcke borftweringe, over welcke men het gelicht in den hof heeft ; werdende onderftut van een booghwerck naer de Rufticfohe ordre, ’t welck feer heerlijck toont, als men in de figure fien kan ,• het plat felf is vervult met keurige bloemtuynen , fonteynen en andere vercierlelen. Het geheele Gebouw wort verdeelt in drie rerdteUn^e voornaeme deelen, het middelfte gedeelte ftrec-kende van het wellen ooftwaerts, is de algemee-ne ingang, de groote plaetfo, en galderye, en de kerck; bet zuyderdeel beftaet in vijf beftotene fohoone binnenplaetlèn , vier tamelijcke en een heel groote, en defe behooren aen het kloofter. Het noorderdeel heeft eveneens mede vijf binnenplaetlèn , die tot het Collegie , en het ko-nincklijck Palleys dienen, en defe ordre blijft van het fondament tot den top van het gebouw, met de fèlve gelchickthey t. Het dack kruyft fich, en is met loodt, en met Pac'k^ leyen gedeckt. Het eerfte dat men, de voornaemfte poort in- ’t reorhof gegaen fijnde, betreet, is een voorportael,ftrec-kende van het gedeelte van het kloofter tot het deel van het Convent, lang fijnde vier-en-tachtigh,en breet dertigh voetenjhet heeft twee deuren, door de eene gaet men naer de lèholen van het Collegie, door de andere naer de ver-trecken van het kloofter. Recht over de voordeur fijn drie groote boogen ofte poorten, door welcke men komt op de groote plaetfe voor de kerck ; alwaer fich alsdan de gevel van de felve kerck vertoont. Defe plaetfe , gerekent van de geleyde poorten tot de trappen van de kerck, is hondert en negentigh voeten lang ; en van de eerfte trap tot de bogen in de gevel van de kerck, die op de gemelte drie in het voorportael relponderen , veertigh voeten, deweicke, te famen gerekent, maken de lengte van tweehondert en dertigh voeten j de breette is van hondert en fes-en-dertigh voeten. De fijdmueren fijn van vierkante gehouwe ftee-nen, met pilafters verdeelt j in de felve fijn vijf ryen venfters, en op de hooghte van vijftien voeten loopt een lijft , die de ryen venfters van malkander fcheyt. . De gevel van de kerck is een van de treffe-lijckfte, en beft-geftelde deelen van het gant-fche Gebouw ; en men foude met recht können léggen,dat in de Dorilèhe ordre noyt fchoonder oft ftercker werck gemaeckt fy : men gaet door vijf poorten oft bogen , wijd fijnde yder veertien voeten,hoogh acht-en-twintigh, in het por-tael van de kerck. De drie middelfte ftaen tufgt; lchen lès geweldige colommen, hoogh vijf-en-veertigh voeten,welcker bafen,capiteelen,archi-trave , frilè , en cornicen fchijnen van filver te fijn : de gantfche hooghte van delè ordre , met de cieraden gerekent, is vijf-en-vijftigh voeten. Boven yder van delè vijf poorten ftaet een ven-fter , elck vijf voeten wijt, met yfere borftwerin-gen. Daer boven begint een tweede ordre van lónderlinge grootsheyt. Recht boven de onderfte colommen ftaen fes pedeftallen,yder over de dertien voeten hoogh, en op elck een mar- L 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mer- |
Ortographia exterior meridional del templo
I CONVENTO DE S.LORENCIO EL REAL DEL ESCVRIAL I APOSENTOS REALES.
liillg
iScala. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IngvJ ^ainc^
Te.3 Caßamp;llanuj 1-^ l°rtes itv^wis .
zoo
5°°
35°
tz
CevfletLaju} Jitn^zio ent partez.
’t E s C U • merfteene beek, van de befte fteen , die men in het omliggende geberghte heeft können vinden , hebbende alle ’t hooft, handen en voeten van witten marmor , en fijn over de ïèventien voeten hoogh. Sy beelden uyt les koningen van Juda uyt het geflachte Davids. In de midden ftaen David , met een kopere vergulde harpe, en Salomon met een boeck in de handt. Aen de rechterfijde van David ftaen Ezechias, en Ma-nafles ; aen de fijde van Salomon , Jolias en Jo-faphat; yder van haer heeft een kopere in’t vuer vergulde kr.oon op het hooft, en in de rechterhandt een konincklijcke Icepter van het felve metael, die op heden noch foo Ichoonen glans hebben, als den felven dagh toen fy ’er op-gefet fijn. Daerenboven wert defe ordre ver-ciert met fes pilafters, ftaende recht boven de onderfte colommen,met hare compartementen, lijften en andere cieraden ; en eyndight ten laet-ften met een fchoon frontilpice , in de welche een groot venfter boven booghsgewijs ge-maeckt, breet dertien , hoogh fes-en-twintigh voeten , de cornice van dele ordre met Ibnder-linge aengenaemheyt breeckt : boven op den top ftaen fes canteelen,recht boven de pilafters, met hare bollen. Torens der Aen yder fijde van defen heerlijcken gevel flaet een vierkante toren feer konftigh en cier-lijck gebouwt, verciert lijnde van boven tot beneden met groote verfcheydenheyt van pila-fters,met haer bafen,capiteelen,en cornicen -, en in de tulfchenplaetlen , met niflen en venders konftelijck verdeelt J boven fijn feer groote venders booghsgewijfe gemaeckt, daer de kloeken tuflehen hangen ; en boven de hooghde en laet-fte cornice is een galderye en borftweeringe van fteen , met vier kanteelen aen yder fijde met hare bollen : voorts eyndigen de torens in feer aengename cupolen, daer een lantaeren boven op daet, met acht venders, en boven op de lan- |
R I A E L. taeren liet men een fteene naelde ftaen , die een guide kloot draeght, van vijf voet diameters, met het kruys , en vaen die de winden aen-wijft , alles feer heerlijck en groots : dele torens fijn yder hoogh van de vloer tot het kruys twee-hondert en feventigh voeten. In de toren, naer Klecken. de fijde van het Convent ftaende, hangen 19 kloeken, foo groote, kleyne, als middelbare, die tot den diend gebruyckt werden j en daerenboven het grootde , en bede uurwerek van gantlch Spanjen; doch in de andere toren hangt een accoort van veertigh kloeken, op welcke, wanneer het eenige heylige dagh is, ’gelpeelt werdt. Recht over de gevel van de kerek fiet men de gevel van de Bibliotheeck oft boeckerye, die B^ckery», boven het voorportael is, welcke met geen minder kond gemaeckt is. De drie bogen van de gevel van de Bibliotheek , oft van het voorportael , aen de binnekant oft fijde der binneplaets, fijn tuflehen fes piladers, een half voet uyt de muer daende, en recht op de fes colommen van de kerckgevel relponderende. Door de poorten van de kerckgevel komt Tortœivan men in het portael van de kerek, feer cierlij ck en heerlijck gebouwt ; het heeft op elcke fijde een deur, acht voeten wijden fedienhoogh, door de eene gaet men in het klooder, door de andere in het collegie ; de breette van het portael , van de eene der voorlèyde poorten tot aen d’andere, is hondert acht-en-dertigh, en de diepte twintigh voeten. De poorten van de kerek fijn vijf in ’t getal, DettrenvM van groote, forme en gelegentheyt, even als de vijf bogen van de gevel : boven de twee, tuf. fchen welcke de voornaemde daet, leed men ' de dichtinge en inwijinge der kereke, met gou-de letteren in (warten toetdeen gehouwen ; boven de rechter-poorte iuyt de inferiptie : |
D. L A V R E N T. MART.
PHILIPP. II. O M N. H I S P. REGN.
V T R I V S CLV E S I C I L. H I E R V S. amp;c. R E X. HVIVS. TEMPLI. PRIMVM. DEDICAVIT. LAPIDEM.
D. BERNARD. SACRO. DIE. ANN. M. D. LXIII. RES. DIVINA. FIERI. IN. EO. COEPTA. PRIDIE. FESTVM. D. LAVRENTII.
ANN. M. D. LXXXVI.
Boven de flineker deur daet de volgende inferiptie :
PHILIPP. II.
OMNIVM. HISP. REGNO R.
V T R I V S Q V E. S I C I L. HIER. amp;c. R E X. CAMILLE CA IET. ALEXANDR. PATRIARCH^ NVNTII. APOST. M I N I S T E R I O HANC. BASILIC. S. CHRISMATE. CONSECRAND? PI E. AC. DEVOTE. CVRAVIT DIE. XXX. A V G V S T. ANN. M. D. X C V,
Door
-ocr page 65-
’t E s C U Door de twee uytterfte poorten komt men op twee kleyne opene plaetfèn , aen de fijden van s het choor gelegen , om het regenwater van het dack der kereke te ontfangen ; doch door de deur aen de fijde van het Collegie kanmen oock in het Paleys komen ; op dat yder gedeelte van ’t Gebouw van defè fijde toegang tot de kereke foude hebben. Pe hrtk. lengte van de kerek, van de vijf poorten van (ie voorgevel, tot de muur daer het groot altaer tegen ftaet, 15,364 voeten j de breette van de muur van de groote binnenplaets van ’t kloo-fter, tot de muur van de groote galderye van ’t konineklijek Paleys, is 230 voeten ; in welcke diftantie de groote kapelle, het choor, en de twee opene plaetfèn aen de fijde van het felvc, mitsgaders de kapellen, en voorchooren, als mede de overgang van het kloofter naer het collegie , met het onderchoor mede begrepen fijn : maer om eygentlijck van het lichaem van de kerek te ijgt;reken , ’t welck is van de kopere traliën van ’t onderchoor tot de trappen van de groote kapelle, is het lèlve recht vierkant, fijnde 180 voeten lang,en even foo veel breedt. Recht in ’t midden van de kerek ftaen vier ftereke pi-laeren, dick negen-en-twintigh voeten in het vierkant, hoogh vijf-en-feftigh voeten. Sy Haen alle vier 53 voeten van malkander, dragende te famen vier bogen : recht tegen over defe, en dertigh voeten daer van, ftaen in de fijd-muren van de kerek andere vierkante pilaeren, die vier bogen helpen dragen , ’t welck maeckt dat de kerek in drie deelen gedeeltis.Tegen elck van de vier middelfte pilaeren ftaen vier geca-naleerde pilafters, een voet buyten de dickte van de pilaren uytftekende, twee en twee gepaert; boven en op de felve werden de bogen van het voornaemfte deel der kereke geformeert : aen de twee andere fijden,hebben dele pilaeren twee niften boven malkanderen, relponderende op twee andere daer tegen over in de muur ge-maeckt, ftaende tuflehen twee effene pilafters : en onder de niften is een altaer , mede op een altaer in de muur relponderende. Daerenboven fijn aen de twee fijden van de kerek, onder de cornice, die op de hooghte van 30 voeten is, verlcheyde kapellen j en boven de lelve, en de gefeyde cornice, gaet een galderye rontom, die verciert is met kopere balufters, ’t welck van alle kanten een aengenaem gelicht macckt. Bo-. ven defe, op de hooghte van 60 voeten, in de noorder- en zuydergevel, van het middelfte vat der kereke, ftaen twee orgels recht over den anderen , die de geheele gevel tot de voorname cornice toe beftaen ; en boven de groote cornice, die op de hooghte van 80 voeten rontom de kerek loopt, is in de dickte van de muur lèlfs een ommegang die men mede gebruycken kan. Op de vier middelfte bogen, die van de vloer van de kerek iio voeten hoogh fijn, rulleen fterek en Iwaer pedeftal, 18 voeten hoogh fijnde , daer den grooten ronden toren ofte coupel op gebouwt is : van binnen is het pedeftael ront, maer buyten de kerek is het vierkant, en heeft op de vier hoecken vier kleyne coupelen , in welcke de trappen uytkomenjen rontom een gah Spanjen. |
R I A E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12,^ derye van fteene pilaren en borftweeringe , met haer canteelen,bollen,en andere cieraden. Daer op volgen dan in de coupel lèlve , acht groote venfters , onder vierkant, boven booghsgewijs gemaeckt, en in ’t rondt van den coupel verdeelt, yder hoogh 34 , wijt 16 voeten ,• tuftchen elcke venfter ftaen twee colommen, van de Do-rilche ordre met hare cieraden. Boven de architrave op de cornice is weder een galderye van fteen, gelijck als die op het pedeftal ftaet, tot de welcke men met twee wenteltrappen, die in de dickte van de muur van de koupel verborgen fijn, klimmen kan; dan komt het gewelf van de gelèyde coupel, daer boven op een lantaeren ftaet, boven oock met een kleyne coupel gedeckt,met acht venfters, yder 18 voeten hoogh; op dele ftaet een fteene gecanaleerde naelde, 30 voeten hoogh, dragende een koperen gulden kloot, hebbende feven voeten in lijn diameter, met het kruys, en vaen. Het kruys weeght aen ylèr 73 arroben, en is 31 vo'etcn hoogh; de kloot weeght 136 arroben *. Van de vloer van ♦ de kerek tot het centrum oft middelpunt van de roh ts on-kloot, is de hooghte 300 voeten ; en van daer 30 voeten tot het eynde van het kruys ; ’t welck alhoewel een groote hooghte is, foo heeft evenwel de coupel op geheele negen voeten niet de hooghte, die hem toegelchickt was, door dien men geraden vondt, de lèlve foo veel lager te maken , uyt vreelè dat een van de vier pilaeren, het Iwaere gewicht niet könnende dragen, mochte befwijeken ; loo dat hy, van buyten aen te fien, een weynigh lager lchijnt, als de ge-fchicktheyt ofte proportie wel Ibude vereyf. fchen: maer van binnen kan men nauwlijeks die misllagh mereken, door de gefchicktheyt en goede ordre van de venfters, en de pilafters ; waer door vele dele niet minder achten , als die van S. Pieter in Vaticaen tot Romen, alhoewel die in fijn diameter 20 voeten grooter is als delè. De vloer van de kerek is van grijlè en witte marmerfteenen, aerdighlijck geleyt; voort heeft de kerek negen deuren , vijf in de voorgevel, en in elck van de fijden twee, alle met heer-lijcke kopere traliën verciert ; en 40 altaren met konftige en koftelijeke fchilderyen, behalven noch vier andere, te weten, twee in ’t onderkoot , als men eerft de kerek inkomt ; en noch twee andere in de bidtplaetlè van de Koninek-lijcke perloonen ; van delè ftaender in de twee groote pilaeren, die naell aen het groot altaer ftaen, vier ; aen delè, en aen de acht, die op de lèlve relponderen, fijn detwaelf Apoftelen,door Jan Fernandes Mudo, van Logrono, dilcipel van Titiaen, gefchildert. De reft van de altaren proneken met ftucken van Frederico Zuccaro, oftPeregrino van Milan, Joan Gomez, Romulo Italiaen, Lucas Cangiofo van Urbino,Caravalal, Alonfo Zanches, alle feer uytftekende Meefters in de fchilderkonft. In de kapelle aen de fijden van het onderchoor naer het collegie, ftaen vijf altaren in bogen tuftchen de pilafters, en in de fefte een marmore fonteyn , tot gemack van die uyt het collegie afkomen om Mifte te doen. In de kapelle aen de fijde van het kloofter fijn fes altaren, ftaende recht tegen over de voorlèyde L 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vijf. |
ORTOGRAPHIA I SECCION INTERIOR DELTEMPLO DE S.LORENCIO ELREALDELESCVRIALI PARTE DEL CONVENTO IAPOSENTOS REALES .
ESCURIAEL. ’t vijf, en de Fonteyn. Alle de altaeren hebben, op het midden van haere gewijde tafels, een kleyne grafhede van marmorheen , in ’t welche verlchey.de reliquien van Heyligen bewaert werden, en voornaementlijck van die , wien ter ee-ren elck autaer geftelt is ; in elck van de drie vaten van de kerck hangen twee niet min künftige als koftelijcke filvere lampen, die met haer licht de gantfche kerck overlchijnen , fulcks dat ’er by nacht felfs niet verborgen is j maer op hooghtijden, als Kersnacht, werden daeren-boven , en buyten alle de kaerflen van de autae-ren-, noch aengefteken twaelf wafle toortfen, die in heele groote kopere verfilverde kande-laers ftaende, door het midden van de kerck alsdan gefet werden. 't Onder- Het onderchoor fiet men in 't inkomen van cÄwr. de kerck, is 6o voeten groot in’t vierkant, met vier pilaren , op de welche het gewelf ftaet daer het choor op ruft , als hier voren is gelèght : het is een proefftuck der bouwhonft, door dien de wijtte die de pilaren van malhanderen ftaen, en de platheyt van ’t fteene gewelf, ’t welch bynae foo plat is als de vloer felfs, geen hleyn achter-denchen en verwonderinge geven hoe het mo-gelijch is, dat het beftaen kan ; maer de konft waer mede de fteenen tfamengevoeght fijn, raaekende onder haer fêlve boogskens,tot dat fy . in het midden van ’t gewelf t’famenkomen,heeft het uytgevoert; hier fijn twee altaren, op welcke voor het volck den dienft gedaen werdt. Aen elch van de fijden van dit onderchoor is een ka-pelle konftigh gebouwt, lang ó8 , breet ix voeten , hebbende de eene vijf altaren , en de andere les , gelijck ick hier voren gefeyt hebbe. |
Het Chw. Hier boven is het Choor , fijnde een heerlijc-ke plaetlè, en vol licht, door dien al de venfters van de voorgevel in de felve uytkomen , van de ftoel des. Priors, tot de kopere baluftrade, die boven de kopere traliën van het Onderchoor ftaen, lang 96, en breet yó voeten. De hooghte van de vloer , die op het gewelf van ’t Onderchoor leyt, tot de voornaemfte cornice , die de geheele kercke rontom loopt, is 46 voeten, en van daer tot het hooghfte van het bovengewelf 38 voeten; lulcks dat de hooghte in’t geheel is 84 voeten. Aen de twee fijden fijn twee ryen geftoelten, een hooge, en een lager, nae de Co-rintilche ordre van hoftelijck hout gemaeckt, het minfte fijnde noteboomen-hout, de reft van Brafilienhout, cederhout, ebbenhout, en andere van verlcheyde couleuren : in het midden, tegen de voorgevel aen, ftaet de ftoel van de Prior, tuifchen twee andere, tegen een heerlijck frontilpice van twaelf colommen van de Corin-tilche ordre , twee aen twee ftaende boven elc-ken hoeck van de drie ftoelen j recht boven de ftoel van de Prior ftaet in het gefeyde frontilpice een uytnemend konftigh ftuck lchilderye, uytbeeldende onfen Salignmaker , het kruys dragende ,• gefchildert van Sebaftiaen del Piom-bo, groot navolger van Michel Angelo Bonaro-ta ; de ftoelen van het choor t’famen gerekent fijn 114 in getal. In het midden van de plaets, die daer is tuifchen de twee laetfte ftoelen over malkander ftaende , ftaet het Pulpitum daer het choorlangboeck op leyt ; voor voet van ’t felve dient eerftelijck een vierkante fteen van Jalpis, met compartementen van wit marmor verdeelt, daer op ftaen vier vierkante kopere guide pila-fters, op welcke de yfere kloot ruft, daer op men het pulpitum omdraeyt, ’t weick is van kofte-lijck hout, rontom met kopere hoecken heilagen , en met een onderboort van koper, ’t weick mede vergult is, en daer de boecken tegen ftaen, verciert ; boven op ftaen vier vergulde bollen, recht boven de onderfte pilafters , en in ’t midden van die ftaet een kleyn tempeltje, beftaendc uyt twaelf colommen , en vier deuren, boven met een cupole eyndigende , daer op een koper vergult kruys ftaet : en dit ftuck werck is van wegen de vindinge, cierlijckheyt en grootsheyt, verwonderens waerdigh. De boecken die in het Choor gebruyckt werden , fijn X14 , alle op een wijle gebonden , met floten en bellagh van koper ’t weick in ’t vuur vergult is, en van binnen met fchoone figuren van waterverf verciert ; de plaetlè , waer dele boecken bewaert werden, lijn de twee Voorchoren, achter de binnen-plaetfen, en weerdigh om befien te werden; want de kallen, daer de boecken in ftaen, fijn van die felve lborten van hout gemaeckt als de ftoelen van ’t Choor , met haer vierkante pilafters, ba-fen, en capiteelen van de Dorifche ordre ; en op de Frilè ftaen de namen van de boecken, om de gemackelijckheyt van die te krijgen. De vloer van ’t Choor is gelijckdie van de kerck, van bruyn en wit marmor , konftigh en aerdigh, gc-ley t. Boven de Prioors lètel, tegen de voorgevel aen, in de twee vacken tuifchen de drie venfters in , ftaen de twee Patronen van dele kercke en ordre, S. Laurens op de rechte, en S. Hieronymus aen de flincke handt, grooter als het leven, gefchildert van Luqueto. Aen de rechter-muur, boven de ftoelen der Monnicken , ftaen twee vcrfcheyde gefchiedenillen van S. Laurens , al frefco konftigh afgemaelt van Romulo Italiaen; en aen de muur daer tegen over,eenige gefchiedenilfen van het leven van S. Hieronymus , door den felven meefter gefchildert, alle met figuren grooter als het leven , en overgroo-te konft afgebeelt : in ’t midden van eicken muur ftaet een fchoon orgel, en voor aen in y der muur is een venfter, verciert met fchilder-werck, jalpis, marmor en koper-vergulde balcons ; het een is, op dat men het horologie van ’t Choor, ’t weick daer in is, foude können hoo-ren ; het ander, op dat de konincklijcke perlbo-hen daer door fouden können de Velper , komende uyt haer vertrecken, verftaen , fonder dat fy in het kloofter komen. Boven de generale cornice in het gewelf is de glorie des he-melrijcks afgebeelt, oplbodanige wijle als wy menlchen de lèlve fijn gewoon te vertoonen,vol van Engelen, Martelaren, en Heyligen ; een van de konftighfte wercken van dit wonderwerck, ’t weick Luqueto in de tijdt van vijftien maen-den gelchildert heeft. Boven de cornice tegen de voorgevel, ftaen van den felven Luqueto afgemaelt de beelden van de Maeght Maria, en den Engel Gabriel , als hy haer de blijde bootfchap bracht, hebbende in ’t midden tuf. |
fthen
-ocr page 68-
’t E S C U De groste Kapelle. fchen Iner het groote venfter van de voorgevel. V/at lager achter het geftoeite van den Prior is een deurgang in de muur van de gevel felfs, naer de venders, die haer uydicht in het portael van de kerck hebben , en licht aen de beneden gefloelten geven : in ’t midden van delelve gang flaet een altaer, daer Mille gedaen wert, die men uyt hetgefcyde portael kan hoo-ren , verciert lijnde met een wit marmoren crucifix , van de groote die onlen Salighmaker ge-hadt heeft , lijnde gemaeckt naer de Sahana van Savoyen j fiet kruys is van Iwait marmor, ’t welck in een houten kalle, om de fekerheyts wille, vervat is : den grootenHertogh van Tol-canen heeft het felve, als een uytnement Iluck, aen den Stichter van dit gebouw vereert ; de meefter die het gemaeckt heeft, was Benevento Zelino van Florencen, een der befaemlle Ita-liaenfche beelthouwers. Boven de wijwaters-backjdie tulïchen de twee deuren, daer men uyt het Convent in het voorchoor komt, llaet, fiet men in een nilTe van marmorlleen, en jalpis van Tortola, een levensgroot beelt van wit marmor, vertoonende S. Laurens, gekleet als een Diaken, met een rooller en palmtack van koper-ver-gult ; het is tot Romen , onder eenige vervalle gebouwen,gevonden,- en fchijnt leer out te fijn : den Grave van Olivares, ofte den Hertogh van Sela,in dien tijdt AmbalTadeur van den Koninck aen ’t Hof van den Paus, heeft het aen Philips den Tweeden gelónden. Een groote boogh, die op twee van de vier groote pilalters , welcke midden in de kerck lt:aen,rull:,maeckt hetbeginlèl van de groote Kapelle, die , van daer ly uyt de vloer van de kerck begint te rijlèn tot de muur welcke achter de Cullodie is,lang is 70 voeten,en breet 53, lijnde de felve breette , van het voornaemlle en mid-del-vack der kercke. Aen beyde de fijden, tuf-fchen die bogen,die van de muur tot op de lèlve pilallers ruften,fijn de bidtplaetlèn der koninck-lijcke Perlbonen. Voor aen in de kerck begint defe Kapelle met twaelf trappen, door-gaende van de eene fiide der kercke tot de an-dere, van gecoulcurt jalpis , lijnde loo groot en breet, dat op de felve fitten können, en gemeen-Jijck fitten om de predicatien aen te hooien, alle de perlbonen van het Collegie, Convent, en Seminarium , Ibnder dat fy hacr behoeven te be-naeuwen. Het bordes dat ten eynde van defe trappen is, bellact de geheele breette van het middenvack der kercke, van de eene bidtplaetle tot den anderen, en is lang vijftien voeten van de eerfte tot de tweede trappen,waer mede men tot het tweede bordes klimt, lijnde leer aerdigh gevlocrt met marmor en jafpis van verlcheyde coleuren, wit, groen, en root. De tweede trappen fijn vijf in getal, even groot als de voor-gaende, en van de lèlve ftoffe , doch fijn aen de eynden met een bocht innewaerts, op datly de uytgangen van de bidtplaetfen niet louden beletten : daer op volght het tweede bordes, oock vijftien voeten lang, van de trappen tot de deuren van de Sacriftie, tuftchen de welcke het groot altaer ftaet, even eens, en met de lèlve lborte van fteenen,gevloert als het voorgaende; Spanjen. |
R ï A E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12, e daerop volgen noch twee trappen, langs welcke men opgaec tot het groot Altaer, ’t welck ge- Het^oote heel is van marmor en jalpis in malkander ge-voeght ; de tafel van het Altaer is een feer ko-ftelijcken fteen van jalpi;,lang twaelf voeten,en breet meer als vijf quartas , mede gerekent een trap op de felve, daer men het kruys , de kande-laers, reliquien, en andere vercierlèlen des Altaers opfet : men kan rontom dit Altaer gaen, om lbo veel te gemackelijcker alles af te können nemen, en op te letten de cieraden die men op het lèlve Altaer wil gebruycken. Wederfijdts van het Altaer ftaet een tafel ofte credentie, konftigh gewerckt van de lèlve foorten van hout, ais het geftoeite van het Choor, om de bekers, boecken , kleeden , en andere noodise dingen tot den dienft op te letten : behalven noch twee geftoelten , waer van het een dient voor den Priefter, en fijne Minifters, om haer te létten, als den dienft gedaen wert ; en het andere voor voorname Prelaten , als Cardinalen, Nuntien, en anderen , die de Miftè komen hoo-ren. Dit alles wert uytneraende verciert door een metale vergulde baluftre , die tuftchen de voorlèyde geftoelten , en de deuren van de plaetlè daer de Reliquien bewaert werden , tuf. lchen het Altaer en de Credentien inftaen.’ Van hier d’oogen opflaende , fiet men een lchoon ftuck wercks , te weten, het voornaemfte Reta-bio en de Cuftodie , beyde van jalpis en vergult metael gemaeckt. Op een pedeftal van geco-leurde jalpis, met verlcheydc compartementen van groen, hoogh tien voeten, en beflaende de gantfche breette van de kapelle,ftaen fes ftereke colomm.en van de Dorifche ordre , tuftchen welcke fijn vijf vacken ; in het middelfte , dat elf en een half voeten breet is,ftaet de Cuftodie, en boven de felve in de middelfte vacken van de andere ryen colomm.en de voornaemfte hi-ftorien gefchildert ,• de twee vacken , tuftchen welcke het middelfte ftaet, fijn feven, ende twee uytterfte elck vier en een half voeten breet. De bafen en capitelen, foo van defe, als van alle de andere colommen en pilafters van de overige ryen, fijn van metael,’t welck in het vuur vergult is ; de lchachten van de colommen fijn alle van gepolijft jalpis, en alle op verfcheyde wijlèn ge-llingert ,• de colommen lèlfs van defe eerfte ordre fijn derdehalf voet in diameter, en met bafen en capitelen feventien en een halven voet hoogh. De twee uytterfte vacken van defe eerfte rye werden yder in twee niften verdeelt, in dewelcke men de vier Leeraers der H. Kercke, lbo groot als ’t leven , van vergult metael, fiet ftaen, ’t welck in de niften van groenen jalpis een aengenaem gelicht geeft : in de twee vacken, die naeft aen het middelfte fijn, ftaen twee fchilderyen , de eene uytbeeldende de geboorte van onlèn Salighmaker ; de andere de aenbid-dinge van de drie Koningen,beyde van Peregrine gefchildert. In het midden ftaet de Cuftodie daer wy hier nae affonderlijck van füllen Ipre-ken. De tweede rye colommen is van de loni-fche ordre ; de pedeftalen fijn van de felve jaf-pis, daer de colommen felfs van fijn, ingeleyt met andere van groene couleur ; de frife is van L ƒ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een |
oioacTOD I OXXÎAN1O3 'laa toi^sxni KoiDoas i qvi^Aosa ^alt;I ivaK Œa oiONaaoi; s aa oaawax aaa vavaaxa vaaa viHJvaooxao
-ocr page 70-’t E S C U een feer /clioone en blinckende jafpis van bloet-couleur. De twee uytterfte vacken tuflchen de colommen fijn y der mede, gelijck de onderlle, verdeelt in twee niffen van groenen jafpis, in de welcke ftaen de vier Euangeliften, van de felfde ftoffe als de Leeraers, doch een weynigh groo-ter. In het middelfte en voornaemfte vack , is een uytnemendt ftuck Ichilderye van Peregrino, uytbeeldende de martelrye van S. Laurens, met foo grooten konft, dat het voor twee andere treftelijcke ftucken van Lucas Cangiofo, en Frederico Zuccaro,tot defeplaets raede gelchildert, geprefereert is geworden, om defe voorname plaetfe te vercieren. In de twee vacken naeft dit middelfte fijn twee ftucken van den voornoem-den Zuccaro , die voor de befte gehouden werden, die hy oyt gefchildert heeft -, het eene uytbeeldende onfen Salighmaker aen de pilaer gebonden ; het andere daer hy het kruys draeght. De derde rye colommen is van de Corinthilche ordre, defe rye heeft alleenlijck vier colommen, en in plaetfe van de twee die recht boven de uytterfte twee van de onderfte ryen louden moeten ftaen, fijn twee Piramiden van groen jafpis op haere pedeftalen j tuftchendefe piramiden ftaet op de eene fijde het beelt van S. Jacob , en op de andere fijde dat van S. Andries, beyde konftigh van metael gegoten , weder grooter als de Euangeliften , en hoogh feven en een halve voet ; het middelfte vack is be-kleet met een fchilderye, uytbeeldende de He-melvaert van onfe Lieve Vrouwe ; de twee andere , de eene met de opftanding onfes Heeren, de andere met de komfte des Heyligen Geefts, alle drie van Frederico Zuccaro gefchildert. De laetfte rye is van de ordre die men Compofita noemt, en heeft niet meer als twee colommen, daer op het frontifpice ruft, ’t welck met fijn uytterfte punt, boven tegen de voornaemfte boge van ’t verwelf der kapelle raeckt. In het vack tuftchen die twee colommen , ftaet een groote nilTe, ofte poorte , hebbende de poften en bovenftuck van gecouleurde,en het velt ofte binnenfte van groenen jafpis ; in defe nifle ftaet een Crucifix van vergult metael, met de beelden van de Maget Maria, en S. Jan aendefij-den j en op twee pedeftalen die elck op een eynt ftaen, fiet men de beelden van de H. Apoftelen Pieter en Paulus, yder negen voeten hoogh, en uytnemende konftigh gemacckt, gelijck alle de voorverhaelde , door Leon Leoni, en fijn foon Pompeo Leoni, twee könftenaers van feer grooten naem. Dit Retablo is hoogh van het pede-ftael van de onderfte rye colommen, tot de b)ogh van de kapelle 93 , en breet 49 voeten. Ht* is een heerlijck werck, om van het eerfte boro’S der trappen aen te fien, door alle die ryen vm koftelijcke colommen met haere ver-cierfèlen^ metael-vergulde en konftige beelden, en uytftehende fchilderyen. Maer van verre aen te fien . toont op verre nae fbo heerlijck niet, als het n der daet is, door dien het licht ’t felve op die p'netfe fijn gunfte weygert.
Cuftodie, die ick hier voren gefeyt hebbe, dat in het midden van de twee middelfte colommen van de onderfte rye ftaet,is het fchoon-
R I A E L.
fte ftuck wercks, dat men met oogen kan aen-fchouwen. De figuere van defe Tabernakel is rondt, na de Corinthifehe ordre , de materie koftelijcke fteenen , en metael in het vuur vergult ; het is hoogh in ’t geheel vijftien voeten, en in diameter leven voeten eri een halve. De voet ofte bafis van’t werck is van jafpis, van verfcheyde couleuren , aerdigh niet compartimenten en lofwerek ingeleyt, en verciert met lijften van vergult metael; daer op ftaen acht colommen van bloetrooden jafpis, met witte vlecken, foo fijn en hart , dathyde porfier-fteen niet hoeft te wijeken , die hy in Ichoon-heyt verre overtreft ,• de balen en capiteelen fijn van vergult metael, gelijck mede de bloemen en andere vercierlelen van de cornice , die op de felve ruft , en rontom dit ftuck wercks loopt. In de vacken tuftchen dele colommen fijn vier niften, daer vier beelden van Apoftelen in ftaen, en twee deuren. Boven op de cornice is noch een voet daer acht pedeftalen op ftaen , recht boven de onderfte colommen , en op elck een metaclvergult beelt van een Apoftel, de welcke met de vier onderfte te famen twaelf uytmaec-ken ; op delen voet ruft de cupola , in compar-tementen van koftelijeken jalpis verdeelt, die op de pedeftalen , en colommen refponderen : en boven defe rijft een lantaeren met fijnen kleynen cupel, daer boven op een beelt van on-fen Salighmaker ftaet, van defelve grootte, en ftofte, als die van de Apoftelen ; alles blinekt van gout, ’t welck in de gepolijfte fteenen een aengenamen glans en licht geeft. De poorten van de Cuftodie ftaen recht over malkander tuflchen de colommen,lijnde gefloten met deuren van kriftal de montagne^de eene poort ftaet naer het groot Altaer en het volck , waer door men de kleyne Cuftodie,die binnen dele groote ftaet, bequamelijck fien kan ; de andere naer een vertreck dat achter de kerek is”, daer men ingaet om de gewijde Oftie in en uyt te letten, door een vierkant venfter het welcke in de Retablo op defe deure ftaet. In dit vertreck komt men door twee deuren, die, gelijck ick hier voor gelèyt hebbe,aen d’een en d’andere fijde van het groot Altaer ftaen, lijnde elck vierdehalf voet breet, en feer heerlijck met jafpis van verlchey-de couleuren, en gebruyneert metael verciert en ingeleyt, uyt de welcke men terftont twee trappen van de lèlve ftofle, als die van het groot altaer opgaet , daer men alsdan op een bordes komt, van waer men fich keerende, acht trappen opgaet, tot het tweede bordes j en hier fiet men dan de deure van de Cuftodie, waer door men de gewijde hoftien uyt en in let, en door de felve deure gemackelijck, hoe dit ver-wonderlijck ftuck wercks van binnen verciert is, fijn wijtte, hooghte , en lchoonte van de jafpis , die door de aengename verfcheydenheyt der couleuren Ibmmige topaefen, andere ame-tiften, robijnen, en elmerauden fchijnen te fijn : en boven in den top van den coupel, ftaet in een feer rijeken bloem van gout gelet een to-paes foo groot als eenvuyft; lijnde een waer-digh juweel om lbo heerlijeken plaets te beklee-den. De vinder en Architect van dit heerlijeke
werck
-ocr page 71-’t escuriael.
werck is gcwecrt Joan de Herrera , en de uyt-voerder den voornamen fteen- en beeltliouwer Jacob Trezzo , die om de hardigheyt van Ibo wonderiijcke ftoffen te dwingen, metionderling vernuft heeft weten uyttevinden, en feven jae-ren over defe Cuftodie befteet. TufTchen de ftijien van liet vender, beneden in de voet,ftaet dele inferiptie van den Doótor Arias Montanus : |
lESV CHRISTO SACERDOTI AC VICTIMÆ PHILIPPVS IL REX. D.
OPVS lACOBI TRECI M E DI O L A N E N S I S TOTVM HISPANO E LAPIDE.
De kley»e Cttfiedfe. Binnen in defe groote Cuftodie is noch een kieynder befloten, doch niet minder koftelijck,-'dele kleyne is vierkant, ftaende op een voet van Ichoone fteenen, verciert met compertemen-ten,en lofwerck van vergult metael ; op elck van de vier ftjden ftaen vier Pilafters, en voor de voornaemfte deur, die naer het Altaer ftaet, ftet men als een voorhof ruftende op vier colommen van leer fijne en koftelijcken fteen ; de ordre van de bouwkonft is hier naer de Dorifche wij-fe ; de hooghte van dele kleyne Cuftodie is een weynigh minder als een elle, en een weynigh meer als een derde in ’t vierkant; de bafen en ca-piteelen van de colommen fijn gout, met fmalte verciert, gelijck mede de frife en triglifen ; doch de metopen fijn van fijne efmerauden ; boven de cornice , die van filver vergult is, rijft een cupola, gelijck die van de groote Cuftodie, met fijn lantaren in ’t opperfte, en boven op den top een goude bloem , die een ronden efineraud in het midden vervat, en van binnen boven in de coupel een feer fchoonen topaes in geamailleert gout gefet : de pedeftalen die op de cornice ftaen, fijn van koftelijeke bloetrooden fteen,be-. fet met fijn gout ; en de pyramiden die op de felve recht boven de onderfte pilafters ftaen , en de kloten der fèlver fijn van den felven fteen, mede met goudt befet ; de twee deuren van dele Cuftodie, die recht tegen de deuren van de groote Cuftodie over ftaen, fijn van kriftal de montagnc,met gout verfien, en gaen op en toe ; de andere twee fijden fijn beftoten met deal-derfijnfte jalpis met goude lijften , en compar-tementen ; van binnen is het even eens. In dele Cuftodie, in een kop van agaeth met goude ooren en voet, en een decklel van het lèlve, met een lchoonen fafier tot een knop, ftaet een vierkante goude vat, daer de gewijde Hoftie in bewaert werdt : in de voet van de deur van dele kleyne Cuftodie ftaet de volgende inlcriptiè van den gemelden Arias Montanus : |
In dit vertreck , achter het groot Altaer, fiet men oock verlcheyde cieraden : de geheele muur tot op het bordes toe is bekleet met jalpis, ingeleyt met wit marmor ; de breette van dele plaets ftreckt hem uyt in de muur vijf voeten, die om geen fterekte te verfielen met een groote boge onderftut is. Recht tegen over het ven-fter, in de Retabio daer men de Cuftodie door fiet, is een venfter daer op relponderende , die haer licht uyt het ooften fchept, op de binnen-plaets van het Paleys, beftoten lijnde met fijne kriftallijne glalèn , en vergulde traliën : van binnen is men gewoon voor dit venfter te hangen een gordijn van lbodanigen couleur , als de Teeftdagen die geviert werden vereylehen ; ’t welck maeckt, dat, als de fonne daer door Ichijnt, dit vertreck niet alleen geheel die couleur fchijnt aen te nemen ; maer dat de kriftallijne deuren van de Cuftodien , foo van binnen als buyten, de lèlve couleur aennemen , en ver-toonen de fchoonfte edelgefteenten, die men Ibude können bedeneken. Nevens dit venfter, als mede recht tegen over het lèlve , nevens het andere, ftaen gelchildcrt vier hiftorien , ftaende op de gewijde Hoftie , die binnen de Cuftodie aengebeden wert. De eene lchilderye vertoont de kinderen Ifraêls, rapende het Manna, ’t welck haer van den Hemel toeregent : daer recht tegen over fiet men de Ilraêliten, gekieet als reyli- Spanjen. |
gers, het Paefchlam eten. Aen d’andere fijdc prefenteert Abraham aen Melchifedech de tienden van fijnen buyt ; daer tegen over fiet men het broot dat den Engel aen den Propheet Elias gaf, waer mede hy fich veertigh dagen onderhielt, tot hy aen den bergh Horeb quam. Boven tegen het gewelf aen fiet men den regenboogh feer natuurlijck afgebeelt, met verfcheyde Engelen hier en daer tuftchen de woleken hen ver-toonende ; dit alles is gefchildert van Peregrino de Peregrini, toen eerft gekomen, met uytne-mende konft. Onder de twee groote bogen , die aen de fij- Keniwk: den van het middel vack fijn,op de felve hoogh-te als het eerfte bordes van de trappen , die men naer het groot Altaer opgaet,ftaen aen elcke fij-de drie deuren recht tegen over eickander,welcher ftijlen en dorpels fijn van gepolijften groenen jalpis ; delè deuren dienen tot drie vertrec-ken , foo heerlijck gebouwc dat men ter eerfter opficht benierckt, dat het konincklijck is ; door de eerfte komt men in de gangen die men door-gaet naer de kamers daer de reliquienin bewaert werden; de middelfte dienen tot faelen. daer de Koninçen den dienft hooren ; hebben-de het gelicht op het groot Altaer, en over de geheele kerek ; de uytterfte en naefte aen de vergulde Balcons, die aen de lijden van het groot Altaer ftaen, hebben elck een altaer daer L 6 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fte |
ORTOGRAPHIA I SECCIÖN INTERIOR DEL TEMPLO DE S LORENCIO EL REAL DEL ESCVRIAL CON SV RETABLO I AITAR MAIOR I CLAVSTROS DEL CONVENTO I CASA REAL.
’t E s C U de Köningen in het byfonder den dienft hoo-ren. De vloeren van defe vertrecken , gelijck mede de muuren , en het dack, ’t welck coupels hjn in compartementen verdeelt j fijn alle be-kleet met den alderfijnftcn jafpis, ingeleyt met compartementen van marmor j de deuren be-ftaen uyt jalpis vergulc metael en andere ko-ftelijcke ftoffen de venfiers fijn van fijn kriftal. Dele bidtplaetlen fich uytftreckende twaelf voeten tot de cornice, dienen als tot pedeftalen van twee fware colommen , en even lbo veel pi-lafters nevens delèlve, op welcke een kapelle oft galderye geformeert wert, die verciert is met de beelden van de Koninaen en Koninginnen die O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ö hier begraven leggen ; de colommen fijn van de lelve jafpis als de colommen van het Rctabloj hoogh elck fèventien voeten met bafèn en ca-piteelen van vergalt metael j de ordre is de Do-rifche ; de muur heeft recht tegen over de colommen, pilafters van gecoleurt jafpis met groenen ingeleyt ; en in de muur fijn de vacken tuf. fchen de fèlve van fwarten fleen ; aen elcke fij-de, ófte in elcke kapelle fijn tuflchen de colommen en pilafters drie opene plaetfen , die de gantfche breette van de boge vullen. In de mid- |
R I A E L. delfte plaetfc van de kapelle die aen de fijde ftaet, daer het Euangelium geleien werdt, fiet men vijf beelden grooter als’tleven, vanmc-tael in ’t vuur vergalt ; het eerfte vertoont den onverwinnelijcken Monarch Karei de Vijfde, blootshoofts, geheel gewapent met fijn Keyfer-lijcke mantel, daer op een dubbelden arent van jafpis , die de felve couleur heeft als defè vogel, ftaet ; knielende voor een knielbanck bedeckt met een goude lakens kleet, fbo geeftigh in defc harde ftofte naergebootft , dat het verwonder-lijck is om aen te fien : de Keyferinne Ifabella fijn huysvrouw, en de Keyferinne Maria fijn dochter, leggen wat innewaerts op fijn rechte fijde, mede op die felve wijfe , met ftacymantels aen, op welcke oock den Rijcks-arent pronckt : aen de andere fijde leggen de Koninginnen van Vranckrijck en Hungaryen fijn fufters 5 alle op fbodanige wijfe dat ly malkander niet beletten om van het groot Altaer gelijckelijck in het aengeficht gefien te werden. In het vack dat tufïchen de pilafters op de muur is, leeft men dit volgende graffchrift, met metaelvergulde letters in fwarten marmor gevoeght : |
D. O. M.
CAROLO. V. ROMAN. IMP. AVGVSTO
HOR. REGNORVM. VTR. SIC. ET. HIERVSALEM REGI. ARCHIDVCI. AVSTRIÆ. OPTIMO PARENTI PHILIPPVS. FILIVS.
lACENT SIMVL ELISABETHA VXOR ET MARIA FILIA IMPERATRICES, ET LEONORA ET MARIA SORORES, ILLA FRANC. HÆC VNGARIÆ REGINÆ.
De plaetfe naeft aen het groot Altaer is ledigh ; en in het vack tegen de muur in fwarten marmor defe infcriptie :
HVNC LOCVM SI QVIS POSTER. CAROLO V. HABITAM GLORIAM RERVM GESTARVM. SPLENDORE SVPERAVERIS. IPSE SOLVS OCCVPATO. CETERI REVERENTER ABSTINETE.
En kort daer by is een andere infcriptie aldus luydende :
CAROLI V. ROM. IMPERATORIS STEMMATA GENTILICIA PATERNA. QVOT LOCVS CAEPIT ANGVSTIOR. SVIS GRADIBVS DISTINCTA
ET SERIE.
In de plaetfe dicht naer de kerck en achter de beeiden , leeft men in fwarten marmor het volgende : PROVIDA POSTERITATIS CVRA IN LIBERORVM NEPOTVMQVE GRATIAM ATQVE VSVM RELICTVS LOCVS POST LONGAM ANNORVM SERIEM CVM DEBITVM NATVRÆ PERSOLVERINT OCCVPANDVS.
Boven op defè colommen en pilafters rijft van de lonifche ordre, in’t welcke een vierkant een Frontifpice breet als de middelfte plaetfe is van bloetrooden ft een, daer de Keyferlijcke daer de beeiden leggen, met twee colommen wapenen , op de borft van een dubbelden arent, van
-ocr page 74-’t E s C U R I A E L;
banek : nevens hem aen defelve banek leyt de Koninginne D. Anna, hjn vierde en laethe Gemalin, moeder van Philips de Derde, dochter en nicht van Keylèrs ; achter den Koninek knielt de Koninginne D. Ilabella, hjn derde Gemalin , en daer neven aen de rechterhandt de Koninginne D. Maria, Princeflc van Portugael, hjn eerfte Bedtgenoot, moeder van den Prince Don Karei, die achter haer leyt ; alle defe beelden hjn gemaeckt door Pompejo Leoni, met uytnemende konft en vernuft. In defe felve plaetfe leeft men in Iwarten marmor defe in-fcriptie ;
van ftecn van de couleur van dien vogel hangen. Nevens het frontiïpice ftaen op vierkante bafen, die boven de pilahers komen, koper-ver-gulde bollen. De hooghte van dit werck is 53 voeten, en de breette 28. Aen de fijde van de Epiftel is even medefoo een gebouw , en in de middelfte plaetfe het men geknielt leggen Philips de Tweede, gewapent, om hebbende fijnen konincklijcken«aantel, daerop hjne wapenen, door verlcheyde couleuren van fteen ingevoegt, ftaen , even als aen het beelt van den Keyfer , blootshoofts , biddende met t’lamengevoeghde handen,knielende op een kulfen voor hjnkniel-
D. O. M.
PHILIPPVS II. OMNIVM HISP. REGNOR. VTRIVSQVE SICILIÆ ET HIERVS. REX CATH.
ARCHIDVX AVSTR. IN HAC SACRA ÆDE QVAM A FVNDAM. EXTRVXIT SIBI. V. P.
In de plaetfe die dicht aen het groot Altaer ledigh is, ftaet de volgende inferiptie :
HIC LOeVS DIGNIORI INTER POSTEROS ILLI QVI VLTRO AB EO ABSTINVIT VIRTVTIS ERGO ASSERVATVR. ALTER IMMVNIS ESTO.
In de plaetïè naer de kerek leeft men ’t volgende :
SOLERTI LIBERORVM STVDIO POSTERIS POST DIVTINA SPATIA AD VSVM DESTINATVS LOCVS CLARIS. QVVM NATVRÆ CONCESSERINT MONVMENTIS DECORANDVS.
De inferiptie daer de wapenen ftaen, luyt aldus :
PHILIPPI REGIS CATHOLICI STEMMATA GENTILITIA PATERNA QVOT LOCVS CÆPIT ANGVSTIOR SVIS GRADIBVS DISTINCTA ET SERIE.
Boven in het frontilj^ice ftaen de konincklijc-ke wapenen , door fteenen van verlcheyde couleuren , in elckander gevoeght, uytgebeelt. Op het gewelf van dele groote Kapelle ftaet met Ibnderlinge grootsheyt gelchildert de kronin-gc van de Maeght Maria,en aen de hjden nevens de venfters de vier groote Propheten, en in de vacken ontrent de venfters Engelen, en andere cieraden, alles door Luqueto met groote konft uytgewerckt.
Grafllede Onder dele kapelle is de begraefplaetlè der Ko- Catholijeke Köningen , een trehelijeke plaetlè, die waerdigh is om wat bylbnderlijcker belchre-ven te werden. Als men uyt de Sacriftie komt, in de hoeck daer de oofthjde van de kerek en de zuydhjde t’lamen komen, komt men aen een boogh van de felve graeuwe fteen , daer ’t buy-tenfte van ’t geheele gebouw van gemaeckt is ; de wclcke gefloten wert met deuren van ebbenen andere loorten van koftelijck hout ,• door dele komt men aen een trap, die door eenige Spanjen.
venfters,in de muur naer het ooften ftaende,hjn licht lchept, gelijck de deure fes en een half voet breet, en dertien hoogh, geheel mede van de felve fteen, doch uytgelocht,gemaeckt : dele gaet men af tot twaelf trappen tot het eerfte bordés, van waer men fich omkeerende naer de flineke hjde , weder dertien gelijeke trappen af-gaet, tot op een larek van marmor van S. Paul van Toledo, lès voeten in het vierkant. En hier is den voornamen ingang naer de trappen die men in de begraelplaetle afklimt, hjnde een voortreffelijeke poorte lèftien en een halven voet hoogh, en een weynigh breeder als fes voeten j twee colommen van de ordre Compofita halfuytftaende, fluyten tuffehen haer de hjden van de deuren, hebbende hare capiteelen en balen van metael in het vuur vergult. De Ichach-ten van de colommen, en de hjden van de deure fijn uyt een lèlve en geheel ftuck marmor, en met een lijft van vergult metael rontom ver-ciert. Het open van de deure felf is vier voe-
L 7 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ten
SeCCION del SAGRARIO del altar MAIOR DE SAN LORENCIO EL REAL DEL ESCVRIAL.
OrTOGRAPHIA DEL SAGRARIO DEL ALTAR MAIOR DE SAN
Loken CIO el real del Escvriat
’t E s C U ten breet, en leven en een half hoogh, en werdt gefloten met een uytnemende konftige tralie van vergult metael j de architrave, frife, en cornice van marmor fijn mede leer heerlijck met vergulde metaele cieraden ingeleyt en verciert. |
R I A E L. Op de comice ftaet een vlacke Italiaenlche fivar-te fteen, vier voeren breet en drie hoogh fijnde, in de wclcke met vergulde metale letters de volgende inlcriptie flaet ; |
D. O. M.
LOeVS SACER MORTALITATIS EXVVHS CATHOLICORVM REGVM
A RESTAVRATORE VITÆ, CVIVS ARÆ MAX. AVSTRIACA ADHVe PIETATE SVBIACENT OPTATAM DIEM EXPECT ANTI VM.
QVAM POSTHVMAM SEDEM SIBI ET SVIS CAROLVS CÆSARVM MAX. IN VOTIS HABVIT. PHILIPPVS II. REGVM PRVDENTISS. ELEGIT. PHILIPPVS III. VERE PIVS INCHOAVIT.
PHILIPPVS IIII.
CLEMENTIA. CONSTANTIA. RELIGIONE MAGNVS AVXIT. ORNAVIT. ABSOLVIT.
ANNO DOM. M. D. C. L I I I I.
Tweeftijlen vanvergult metael, daertegen twee halve mannekens van marmor ftaen , fluy-ten delèn fteen en inferiptie tulTchen beyden j boven fluyt den lèlven fteen een comice, dacr-op een frontifpice rijft, met fijne vercierlèlen en krullen van het felve metael ,• tegen elcke fijdc van het frontilpice ruft een konftigh metael-vergult beelt, in Italien gemaeckt j waer van het gene dat aen de rechter fijde is, uytbeelt de menlchelijcke natuere als de doodt onderworpen 5 de Kroon die haer van ’t hooft, en de Ice-pter die haer uyt de handt valt, mitsgaders de leylfen achter haer, die de bloemen uyt een horen van overvloet afmaeyt, betekenen dat het leven een bloem is, die naeftelijck verdort, en ter neder valt, felfs in de gekroonde hoofden. In een fchiltje , ’t welck in de flineke handt van dit beelt is, ftaet dele Ipreucke : N A T V R A O CCI DIT. Het andere beelt vertoont de Hope, gelijck het fchiltje in haer rechterhandt metdefewoorden SPES EXALTAT uyt-wijftj in haer flineke houdt ly een lampe met viervlammen , betekenende dat onder de koude aflche van die gene die wettelijck voor het ware geloof geftreden hebben , noch brandt de hope van een beter en ceuwigh leven. In het midden tuffehen defe twee beelden , en het frontilpice ftaen de konineklijeke wapenen, gemaeckt alle van koftelijeke fteenen , met haer natuerlijeke couleuren , ten dien eynde met groote naerftig-heyt by een gelocht, en metael-vergult, en fil-ver daer het de couleuren vereyfehen. Door defe heerlijeke poortekomt men op de trappen, die men naer de begraefplaetfe afgaet j defe fijn 34 in ’t getal, hebbende te lamen de lengte van 64 voeten , alle van marmor van S. Paulo van Toledo,en verdeelt in drie ordrenjde bleette van dele trappen is les voeten ,• de hooghte tot het gewelf twaelf en een halve. De muuren ter fijde fijn in drie deelen door lijften verdeelt : en met vierhoeckige tafelen van jalpis in het
marmor ingeleyt, en boven malkander reljjon-derende , verciert, gelijck mede het gewelf op de felve wijle , met vacken van jalpis ingeleyt is. Van de deure tot het eerfte bordes gaetmen dertien trappen neder. Op het bordés in de vier hoecken ftaen vier marmore pilafters met j afpis van Tortola ingeleyt, waer op twee bogen ruften, die met de pilafters te famen een vierkante kapelle uytmaken : nevens de bogen tegen de muur is mede een halve circul, in welche een rondt en twee driehoecken van jalpis ftaen, en onder delèlve een deure van koftelijck hout gemaeckt. Midden in het gewelf hangt uyt een metael-vergulden knop, een konftige lampe van de felve ftoffe. Van dit bordés gaet men weder dertien trappen neder tot het tweede , ’t welck even lbo als ’t eerfte is , behalven dat het niet recht vierkant is, door dien de overige trappen uyt de rechte linie naer de rechte fijde toedrayen. Defe fijn leven in ’t getal, en alsdan komt men acn de deure van de Konineklijeke Grafftede , welcke is geformeert van vier pilafters , waer van de twee eerfte fijn van jalpis, dragende het eyndt van het gewelf van de trappen , de twee laetfte van vergult-metael, mae-kende eygentlijck een deure , die met even lbo een tralie als de bovenfte, van vergult-metael, gefloten wert. De Konineklijeke begraefplaets is achtkantigh rondt, fijnde de uytterfte circum-ferentie in ’t ronde hondert en dertien voeten ; de muur is leer dick en fterek, en is op acht plaetlên uytgeholt, daer in de tomben, de deure , en het altaer ftaen ; de diameter is binnens-muurs een weynigh meer als 36 voeten j de hooghte van de vloer tot het midden ofte het hooghfte van’t gewelf 38 voeten,- tot de cornice , en van daer voort de overige lèftien. De vloer van dele plaetfe wij ft net het plan van de lêlve aen,en is geleyt in forme van een fterre: uyt het center ftrecken fich naer de circumfe-rentie als ftralen, vierkante compartementen.
van
-ocr page 77-
’t E s C U van jafpis van Tortofa, vervat in een omme-treck van marinor van S. Paulo ; en het centrum is een groote rooie van fteenen van verlcheyde couleuren loo aerdigh t’lamengevoeght , dat het Ichiint als of de felve uyt de natuere loo ge-wallen waer. Op dele vloer loopt eerft rontom een Ichoonen marmoren voet , ingeleyt met compartementen van jalpis, van uytnemende verlcheyde Ichoone couleuren, rondom bello-ten in een lijft van vergalt metael ƒ daer boven rijfen in de rontte feftien pilafters van de Corin-tilche ordre met geutjens, vijftien en een halven voet hoogh, breet elck een voet en drie vierde; geftelt twee aen twee , die aen wederfijde plaets laeten tot de acht vacken te voren gemelt ; de flolfe van de pilafters is gecouleurde jalpis;de balen en capitelen fijn van vergult metael. De penant,tegen welcke defe pilafters aen ftaen,is van marmor, en tulTchen de pilafters in, fiet men een lanekwerpigh vierkant compartement van marmor, een voet breet, belloten in een inge-leyde vergulde metaele lijft. Op dit midden van de hooghte der pilafters fiet men een vlie-gent Engeltje drie voeten hoogh van metael vergult, houdende met fijn handt een groote waskaerlfe ; op de pilafters ruft de architrave van marmor met cieraden van het felve metael, daer op volght de frilè mede van marmor, met een leer heerlijck metael-verguldt fueillage, en dan de cornice niet minder verciert; op dele cornice ruft de cupola ofte het gewelf. Weder-fijds van de pilafters, in de plaetlè tulfchen de twee en twee, fijn de acht voornoemde vacken. In een van dele is de deure, die men van de trappen inkomt, van een ftuck marmor, met cieraden van het voorfeyde metael ; aen wederfijde van de felve fijn twee nilTen met bladtwerck van de lêlve ftoffen ; en aen de felve twee vaten van rooden jalpis voor het wijwater; boven de deure in het vack tulfchen de felve, en de architrave ftaen twee tomben. Recht tegen over de deur ftaet het Autaer ; en tufl'chen het felve en de deur ftaen wederfijts drie van de acht vacken, even hoogh en breet, en yder verdeelt in vier nilfen ofte vacken van fwart marmor van Bil-cayen, met een vergulde metale lijft, hebbende ter lijden tot cieraet twee cartoefen van het felve metael ; in elck van defe nilïen ftaet een tombe van uytgelbchten marmorfteen , lang fèven voeten , hoogh drie voeten, en ontrent even lbo wijt. Yder van dele tomben ftaet op vier metael-vergulde leeuwpooten; lijnde onder een vat van marmor, verciert met lofwerek van vergult metael ; op het midden van het weick een eierlijek gemaeckten lchilt ftaet van de felve ftoffe, op de welcke met fwarte letters op een gouden gront,de naem ftaet van de gene wiens doorluchtigh lichaem in de tombe ruft ; boven op de tombe leyt een verheven decklêl, mede van marmor, met lij ft en van vergult metael allefins geboort ; dele tomben op defe wijle vier en vier in yder vack ftaende , lijn in’t geheel , met de twee die boven de deur ftaen, les-en-twintigh in getal. In het achtfte vack recht tegen over de deur ftaet het Altaer en fijn Reta-blOf foodanigh ingevoeght dat het de rondte van Spanjen. |
R I A E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lx, ff het gebouw geenfins belet : het Altaer acht voeten.breet, hoogh drie voeten en drie vierde, ftaet op een marmoren voet vier voeten hoogh; en is van Iwarte fteen, bekleet van buyten met een tafel van vergult metael, met konftigh gegoten lofwerek verciert, hebbende in het midden een lchiltje , daer in met beelden van bafle relief vertoont wert, hoe onfen Salighmaker in het graf geley t wort ; op het Altaer naer achteren ftaet een trap van het felve werek , als de tafel voor het autaer, op de welcke de kandelaren gelet werden. Op het altaer ftaen twee co-lommen fes voeten van malkander, drie voeten diep binnen het vack ; lijnde yder hoogh elf en een halven voet, de balen en capiteelen mede gerekent, en dick twee voeten en drie achtfte ; de fchachten van de colommeu fijn van groenen Genoueelchen jalpis , met witte vlacken doorgaens geeiert ; de balen en capiteelen fijn van vergult metael. Achter yder van de colom-men ftaen twee pilafters met jalpis van Tortola ingeleyt ; boven de colommen volght de architrave, frilè, en cornice van behoorlijeke hooghte , en de felve marmorfteen, met de cieraden van het felve metael. Boven de cornice rijft een frontilpice boven ront van het lèlve marmor, hebbende in het midden een koper vergulden fchilt, metdefewoorden RESVRRECTIO NOSTRA. Tullchen depilafters , die achter de twee pilaren ftaen, fiet men onder een boogh van marmor een koper-vergult beelt van onlen Salighmaker, aen eenIwart gepolijft marmoren kruys hangen , hebbende boven lijn hooft, de tijtel van metael vergult daer hy mede gekruyft wiert. Boven de cornice die om delègeheele kapelle loopt , rijft het gewelf ofte coupela, hoogh feftien voeten. Het eerfte dat men liet fijn acht halve-maensgewijfe bogen, fes voeten hoogh,van jalpis, belloten in een metael-vergulde lijft, bovenelckvan dele is een driehoeck van marmor, van binnen met loofwerek van vergult-metael aerdigh geeiert. De twee ftaende naer het ooften fcheppen het licht, het weick dele plaetlè overlchijnt ; een andere heeft een venfter, waer door men uyt het Paleys hier den dienft kan aenhooren ; de bogen die recht over die ftaen , die naer het ooften het licht inlaten, fijn open , om aen de begraefplaetfe van de andere konineklijeke lichamen licht te geven ; de andere fijn gefloten , dienende alleen om de evenheyt in net werek te behouden. Boven de lèftien pilafters rijfen lèftien lijften van jafpis van Tortola, die, onder even breet lijnde, ront opwaerts allengs verminderende , eyndigen in een ronden ring van den fel ven jafpis, fluy tende tulfchen haer in de acht ronde vacKen , daer de coupelin gedeeltis, die,van marmor lijnde,met koper-vergult loofwerek van binnen verciert lijn; defe fijn onder yder acht voeten breet, loo-pende boven aen de bovengelèyde circkel piramides gewijs toe. De ring van jalpis, daer boven de rondte t’lamen komt, heeft in fijn circumfe-rentie achtien voeten , fluytende in lieh een heerlijeke metalen vergulde knop , uyt de welcke aen een yfere ftaf, bedeckt met vei^ult metael , een kandelaer hangt van foo treélijcken L 8 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;konft, |
-CJi
i 3 ■j
■11
Q_
• avaa aa oaxaKoj s
oioiiiaa Ta oaox aci avaajstao i
viKV'ij
lllhi
ri
■ilillH
E s C U R I A E L.
’t
konft, dat het verwondeilijck is om aen te fien. Gcdijck men oock niet genoeghfaem uytdruc-ken kan, deheerlijckheyt van defe konincklijc-ke grafftede, die, voornamentlijck als de kaei f-fen aengefteken hjn, aen alle kanten van gout, en fchoone couleuren in de gepolijfte marmor en jalpis blinckt en flickert. Dele begraefplaets is alleenlijck voor de Köningen en Koninginnen van dit Rijck,die kinderen naergelaten hebben ; en vervat tot. noch toe maer de volgende lichaemen. Het lichaem van den onverwin-nelijcken Monarch Karei de Vijfde, geboren te Gent in Vlaenderen op den dagh van S. Mat-thijs, fijnde den 24 Februari! des jaers 1500 ; ftierf den 24 September, fijnde den dagh van S, Matheus des jaers 1558; het lichaem is uyt het kloofter van San Geronimo de lufto , daer het vijftien jaren en een half gelegen hadde, in dit Konincklijck kloofter gebracht, door bevel van fijn foon Philips de Tweede, den vierden Fe-bruarii 1574. Het lichaem van Philips de Tweede , Stichter van dit wonderwerck, outfte loon van Karei de V , geboren te Valladolid den 21 May 1527, geftorven in dit Konincklijck kloofter den 13 September 1598. Het lichaem van Philips de Derde , vijfde loon van Philips de Tweede, en de Koninginne Anna fijn vierde Gemalin , geboren tot Madrid den 14 April 1578, geftorven in defelve plaetfeden 31 Maert 1Ó21. Dele drie lichamen leggen boven malkander in het vackdat dichtft aen het altaer aen de fijde van het Euangelium is ; daer den jegen-woordigen Koning Philips de Vierde oock fijne tombe gekoren heeft. Aen de andere fijde, te weten van de Epiftola , leggen de lichamen van de volgende deurluchtighfte Vrouwen: eer ft tegen over het lichaem van Keyfer Karei, dat van fijn eenige Gemalinne D. Ifabella, dochter van D. Manuel Koning van Portugael, en de Koninginne D.Maria,dochter van de Catholijc-ke Köningen D. Ferdinand en Ifabella j geboren in Lisbon den 2y Oólober 1503 , geftorven te Toledo den eerften May, 1539 s het lichaem is van Granada hier gevoert, den vierden Februa-rii, 1574. Tegen over’t lichaem van Philips de Tweede , dat van de Koninginne D. Anna fijn vierde Bedtgenoot, dochter van Keyfèr Maxi-miliaen de Tweede, en de Keylèrinne D. Maria,fiifter van den Catholijcken Koning. D. Ferdinand, geboren in het lufthuys Cigales by Valladolid, den tweeden November, 1549, geftorven te Badajoz den 26 Oktober, iy8o. Over de tombe van Philips de Derde, ruft het lichaem van de Koninginne D. Margarita , fijn eenige Gemalin , dochter van Karel Aertshertogh van Ooftenrijck, en Maria dochter van den Hertogh van Beyeren, en nicht van Ferdinand , broeder van Keyfer Karel de Vijfde ,• geboren te Gratz in Stiermarck den 25 December, 1584, geftorven in dit Konincklijck kloofter den derden Odober 1611. Over de tombe , die den tegen-woordigen Koning Philips de Vierde voor fich felven gekoren heeft, ruft Ifabella de Bourbon, fijn eerfte Gemahn, dochter van Hendrick de Vierde , Koning van Vranckrijck, en Maria de Medicis ,- geboren te Fontaineblaeu den 22
November, 1Ó03 , geftorven in het konincklijc-ke Paleys van Madrid, den feften Odober 1644.
Als men uyt defe begraefplaetfe opwaerts Begraef-säet feven trappen tot op het tweede bordes, o. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in- Brtncenea
Vindt men aldaer twee deuren ; een aen de llinc- jBrmcejIt», ke fijde die men door gaet naer de Sacriftie van de Koninekhjeke graf-kapelle,en d’ander aen de rechter fijde die men in gaet naer de begraefplaetfe der Princen en PrincelTen van het Ko-nincklijcke huys : eerft komt men door delèlve in een kamer lang 36 , breet 16 voeten , oock even foo hoogh ; aen het eynde van de /èlve gaet men een fteene wenteltrap, die acht voeten buy ten het vierkant fpringt, 24 trappen op tot een verwelf even groot als het onderfte, ’t welck dient tot begraefplaets van de lijeken van het Konineklijeke Huys,die in de groote en voornaemfte kapelle niet gefet werden ; de ge-heele muur is verdeelt in drie fyen niflenj eer-ftelijck begint het van de vloer met een voet, die het gewelf rontom gaet, van naergebootfte marmor en jafpis, daer boven ftaen halve mannekens , drie boven den anderen , met vergulde balen en capitelen , die tulfchen de 'niflen in ftaen , eyndigende boven met vergulde bollen. De niften yder twee voet en een half hoogh, en breet acht voeten, fijn in ’t geheel yi,hebbende yder een vergult lchiltje, daer de namen van die gene die daer ruften , in getekent ftaen. Recht over de deure ftaen boven het felve pedeftal ofte voet twee pilafters, die met haer cornice en frontilpice de gantlche hoogte van het gewelf vullen , en tuftchen beyde vatten een lchilderyc van onlen Salighmaker aen het kruys : het gewelf heeft geen vercierfel, als alleen de wittig-heyt, fijnde alles hier foo wel geordonneert en verciert, dat het feer wel een Konineklijeke begraefplaefte gelijekt. In defelve leggen tot nu toe 29 Konineklijeke lijeken: in de eerfte rye in de muur recht over de deur, het lichaem van de Koninginne D. Maria, eerfte Gemalin van Koning Philips de Tweede, dochter van Koning Jan van Portugael , en de Koninginne D.Catharina,fiifter van Karei de Vijfde; geftorven te Valladolid den 12 Julii iy4y; haer lijekis van Granada in dit kloofter gebracht den vierden Februarii, 1574. Dat van de Koninginne D. Ifabella , derde Bedtgenoot van Philips de Tweede, dochter van Hendrick de Tweede en Catharina de Medices, Köningen van Vranckrijck; geftorven tot Madrid den 13 Oótober, 1568 , hier gebracht den achtften Julii, iy73. Dat van D. Maria, Koninginne van Hungaryen, fufter van Keylèr Karei de Vijfde , geftorven in Cigales den 18 Oétober iyy8 , hier gebracht van Valladolid den vierden Februarii, 1574. Dat van D. Leonora,Koninginne van Vranckrijck , oock fiifter van Karei de Vijfde, geftorven in Talavera de Badajoz den 18 Februarii, iyy6 ; van Merida hier gebracht den vierden Februarii, 1574.
In de tweede rye ftaen de lichamen, van den Prince Don Karei, eerftgeboren foon van Philips de Tweede, en van de Koninginne D. Maria fijn eerfte Gemalin ; geftorven te Madrid den 24 Julii, iyó8 ; hier gebracht den achtften ïunii.
-ocr page 80-’t E s C U
Junii, 1573. Dat van den Infant Don Karel, vierde loon van Koning Philips de Derde , en de Koninginne D. Margarita ; geftorven te Madrid den 30 Julii 1631, en daeghs daer aen hier gebracht. Dat van den Infant D.Ferdinand,Car-dinael der Roomlche kercke, en Adminiftrateur van het Aertsbifdom van Toledo, vijfde loon van de voornoemde Köningen ; geftorven te BrulTel den negenden November 1Ó41, en hier gebracht den ip Junii,ió43. Dat van den Aerts-Hertogh Wenceflaus, groot Prior van S. Jan , foon van den Keyfer Maximiliaen , en de Keyle-rinne D. Maria, neve van Philips de Tweede , geftorven te Madrid den 22 September, 1578.
In de derde rye ftaen de lichamen van den Prince van Spanjen D. Balthafar Carlos, foon van Koning Philips de Vierde, en de Koninginne D. Ifabellavan Bourbon ; geftorven teZara-goça den negenden Oótober 1Ó46 : dat van den Aertshertogh Don Karei van Ooftenrijck, broeder van den Keyfer Ferdinand en de Koninginne D. Margarita, Gemalin van Philips de Derde ,• geftorven te Madrid den 27 December 1Ó24 : dat van Don Emanuel, Prince van Piemont , foon van de fnfante D. Catharina, dochter van Koning Philips de Tweede j geftorven te Valladolid den negenden Februarii,i6oy : dat van Don Emanuel Philibert, Prince van One-glia, Groot Prior van S. Jan , foon van de Infante D. Catharina voorfchreven ; geftorven tot Palermo den derden Augufti, 1624, hier gebracht den 21 December des jaers daer aen volgende. Dat van Don Jan van Ooftenrijck, foon van Keyfer Karel de Vijfde , geftorven ontrent Namen den eerften Odober , 1578; hier gebracht den 24 May, lyzp.
In de reft van de niften leggen de lichamen van de Infanten die in haer jonckheyt geftorven fijn : dat van den Infant Don Ferdinand, tweede foon van Keyfer Karel de Vijfde , geftorven in Madrid , en van Granada hier gebracht den vierden Februarii, 1574. Dat van den Prince D. Ferdinand , kon van Koning Philips de Tweede, en de Koninginne D. Anna, fijn vierde Bedtgenootj geftorven te Madrid den 18 Oólober, 1578. Dat van den Prince D. Diego , foon van de folve Köningen , geftorven te Madrid, den 21 November , 1582. Dat van de Infante D. Maria, dochter van de felve, geftorven te Madrid den vierden Augufti, 1583- Dat van d’Infant D. Carlo Laurens,loon van de felve,ge-ftorven te Madrid den 30 lunii, 1^75. Dat van de Infante D. Maria, tweede dochter van Philips de Derde en Margarita van Ooftenrijck,geftorven te Valladolid den eerften Maert, 1603. Dat van den Infant D. Alfonfo Mauritio, achtfte foon van de felve, in dit Paleys geboren, geftorven te Madrid den ló September,lói2. Dat van d’Infante D. Margarita Francilca , levende dochter van de felve , geftorven te Madrid den elfden Maert 1617. Dat van de Infante D. Maria Margarita, eerfte dochter van Philips de Vierde , en Ifabelle de Bourbon , geftorveri te Madrid den 14 Augufti 1621. Dat van d’Infante D.Margarita Maria Catharina,tweede dochter van defelve, geftorven te Madrid den 22 De-Spanjen.
R I A E Li nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Î2,/
cember 1623. Dat van de Infante D. Maria , derde dochter van de folve , geftorven den 21 lulii , i6i7‘ Dat van de Infante D. Ilabella Te-refa de los Santos, vierde dochter van de folve, geftorven te Madrid den eerften November, 1Ó27. Dat van de Infante D. Anna Antonia, fofte dochter van de felve, geftorven te Madrid den vijfden December, 1636,Dat van Don Fran-cifco Ferdinando , foon van Philips de Vierde , geftorven te Ifafi den 12 Maert, 1634. Dat van den Prince Don Ferdinand van Savoyen , foon van den Prince Thomas, en de Princefte van Carignan, geftorven te Madrid den achtften Julii, 1Ó37. De kiften daer defe lichamen in ruften, fijn rijekelijek verciert; ende fleutels van de felve werden bewaert in het archivium van ditkonincklijcke huys, getekent met nom-bren en tekens , om defolve te können kennen en onderfoheyden. Door de deure , die op het voorfoyde tweede bordes recht tegen over de deure ftaet, daer men door in de voornoemde grafftede gaet,komt men door een groote gang achtien voeten lans in de Sacriftie van de Ko-nineklijeke grafftede, fijnde een vertreck der-tigh voeten in het vierkant, gevloert met graeu« wefteen; aen de eene fijde ftaen vier groote kaften van koftelijck hout konftigh gemaeckt, met vergulde floten en grendelen , in deweicke de ornamenten tot den dienft bewaert werden : boven op de tafel die de kaflèn maken , ftaet in een ebbenhouten kas een beelt van Chriftus aenhetkruys, van yvoor konftigh gemaeckt : de muren fijn verciert met Ichilderyen van ver-fcheyde meefters; als Guido Rheni, Andrea del Sarto, Baftano , Albano , Dominico Greco, en andere vermaerde Konftenaers.
Aen’teynde van de twee fijd-vacken derkerc- Fbetjên ke werden in de holte van twee groote altaeren de reliquien ofte overblijffolen der Heyligen be- w^rt uer-waert ,• naer de kerck toe werden ly gefloten met deuren,die met een dienen tot lijften van de altaçrftucken , en van achteren ofte van binnen met andere deuren van koftelijck hout, waer door men de reliquien kan uytnemen en weder in fetten: achter defe deuren opent men de fijde gardijnen, en alsdan fiet men op feven trappen, die elck een elle boven malkander ftaen, en twee andere tuftchen defolve in , die wat verder innewaerts ftaen, verfcheyde ryen van koftelijc-ke vaten van gout en filver, geeiert met dierbare gefteenten , kriftallen, en vergulde metae-len, daer de reliquien, die in feer grooten getale fijn, in bewaert werden. Men heeft en eert hier oock een Hoftie over de tweehondert ja-ren geheylight , getekent met drie bloedige tekenen, op de plaetfen daer de ketters ( foo ly foggen ) defolve mishandelt hebben. Een hair van Chriftus heyligh hooft, in een kofte-lijcke flefte , en verfoheyde ftucken van fijn kruys, alle vervat in vaten , kallen, en kruyften van gout, filver, en koftelijeke fteenen j elf doornen uyt fijn doorne-kroon, en een ftuck van een Ipijcker daer hy mede gekruyft foude fijn. Een van de vaten, waer in de Wijlen uyt Ooften hem geoffert louden hebben , van een koftelijeken
, die wel een agaet gelijckt. Een ftuck L 9 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van
-ocr page 81-’t E s C U van de iponfe , wacr mede hem de eerk aen het kruys toegereyckt v/ierd 5 eenige hucken van fijn kieederen , met fijn heyligh bloet gevlackt j en andere te lange om te verhalen , fijnde in het geheel vijf hondert en vijftien vaten.
re Srfcn- In de hoeck van de kerck , by de deure die nucr dc Konincklijcke bcgraef-
S.Lamw. plaets, en de trap die men opgaet naer de gal-derye die op de hooghte van dertigh voeten rondtom de kerck loopt, is de deure die men in gaet naer de Sacriftie; doch eer men tot delelve naerdert, komt men in een vertreck 25 voeten in het vierkant, hebbende de mueren verciert met pleyfter , en het gewelf met grotesque gelchildert j tegen de muer naer het ocften haet een fonteyn van grijfe marmer, daer de Priefters, die gaen om dienft te doen, haer handen wallen : hebbende onder een vat uyt een ftuckjdaer het water inloopt, en boven hetlèlve een gevel van marmer met jalpis ingeleyt,en vijf nilfen tulïchen haere pilafters naer de Dorifche ordre,in de welcke uyt vijf engelen hoofden van wit marmor het water loopt; boven op de cornice boven de pilafters ftaen bollen van jalpis, die aen de fonteyn een groot cieraet geven; aen elc-ke zijde van de fonteyn ftaet een deure met ftij-len , boven en onderdorpels van marmor ; daer nevens de handtdoecken hangen, om fich naer het walfchen aen te droosen. In elck van de an-dere drie zijden van dit vertreck ftaet een groo-te deur, ydcr feftien voeten hoogh, alle uyt een ftuck marmor, door de een komt men in de kerck, door de andere daer recht over in de Sactiftie , en door de derde in de voornaemfte galderye van het kloofter : het overige van defe zijden weit bekleet met fitplaetfen van note-boomenhout, die met eenen dienen tot kaften, daer de boven-hemden , van die het altaer bedienen, in bewaert werden. De vloer is van mar-raor van verlcheyde couleuren met coraperte-menten gcleyt ; en het gewelf boven is gelchildert als de locht met wokken, door de welcke een Engel komt vliegen met een waterkan, en handtdoecken, als of hy aen de Priefters te waf-Schtiderjen lchen wüde geven. De mueren tot de cornice tnjz? nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verciert met lchilderyen van voortref-
felijcke meefters, die hier, door laft van Köninck Philips de Vierde, gebracht zijn. Boven de fonteyn hangt een ftuck vijf voeten hoogh , en twaelf en een half breet, uytbeeldende de vlucht van Egypten , van Titiaen gelchildert ; en boven de twee deuren aen de zyden van de Fonteyn zijn twee ftucken,het eene uytbeeldende de aenbiddinge der drie Köningen , het ander daer de Heer Chriftus gekruyft wert, beydc door Paulo Veronees gelchildert ; boven de hantdoecken hangt aen d’eene zijde eenfchil-derye van het graf Chrifti, door Tintoret ge-maeckt; aen de andere zijde, een Lieve Vrouwe met het Kindeken Jelus, Magdalena en twee andere Heyligen , door Van Dijck. Tegen de muer aen de llincker zijde hangt het vermaerde ftuck van de Suy veringe der Moeder Godes , en de Prelèntatie van haren alderheylighften Soon inden Tempel , door Paulo Veronees gelchildert ; dit ftuck is vier en drie vierendeel voeten
R I A E L.
hoogh, breet ontrent vijf voeten; zijnde een mirakel van konft. Daer nevens hangt naeft de deur die men naer de kerck gaet, een ftuck van RubbenSjdaer onlèn Heere met de tweeDilcipu-len naer Emaus gaet. Aen de zijde van de deur, die men door gaet naer de voornaemfte galderye van het kloofter , hangt een treffelijk ftuck van Paulo Veronees, uytbeeldende de predica-tie van S.Jan den Dooper in de Woeftijne; daer naeft hangt een ftuck daer in S. Pieter en Pauwels gefchildert ftaen door Jofeph de Ribera. Door de deure in de Sacriftie komende,vintmen weer nieuwe ftofie van verwonderinge ; de Sacriftie felf is van de deure tot het altaer 108 voeten lang, en dertigh brect ; het licht wert gcfchept door twee ryen venfters, ftaende in de lijde naer het ooften , lijnde alle te faraen ach-tien in’t getal ; d’een rye beneden , die alle niet open fijn , en de ander boven de fteene comice , die rontom de Sacriftie gaet. In de muer naeft het altaer lijn twee deuren , die recht over twee andere ftaen , die nevens de deur ftaen die men uyt de voor-Sacriftie inkomt;tegen de venfters over,en als de lymuer tegen ’t wellen, ftaen geheel langs een rye kallen : de mueren zijn van beyde de lijden verciert met de trelfelijkfteftuc-ken fchilderye die men foude können bekomen ; wy lullen beginnen van het altaer defelve te ver-halemhet altaer ftaet tegen de muer recht tegen over de deur die men van de kerck inkomt, op twee marmore trappen, van buyten bekleet met een decklei, ofte voorkleet van metael in’t vier vergult, gewerckt met figuren en hiftorien hälfe relief; boven het altaer is een Retablo van uyt-nemende konft, blinckende van het goudt daer het mede verciert is ; de bovenfte helft van het binnenfte van’t Retablo bellaet een wonder-lijck crucifix van vergult metael , van groote weynigh minder als het leven , ’t welck cenigen tijdt in de begraefplaetfe geftaen hebbende, naerderhant, door ordre van den Koning,hier is gebracht, welcke daer een dede letten dat in groote beter proportie hadde met al het ander werek van die heerlijeke Kapelle. Onder het crucifix in d’andere helft ftaet een ftuck fchilderye van Rafaël, dat in konft geen gelijck heeft, vijf en een vierdedeel voeten hoogh, en weynig meer als vier voeten breet: in het felve ftaen onlè Lieve Vrouwe met het kindeken Jelus, S. Elilabeth, S. Jan, en S. Jofeph , een weynigh kleynder als 't leven, in een heerlijck lantfehap afgebeelt, fijnde een ftuck in alles uytftekende, wiens gelijck van Rafael noyt in Spanjen gefien is. Boven de kaften, die wy gelèyt hebben dat tegen de muer over de venfters ftaen, hangt het ftuck daer de Heere Chriftus den nacht van het Avontmael lijn Apoftelen de voeten wafchte; in ’t welcke Tintoret lieh felve, om lt)o te Ijireken, te boven gegaen heeft; fijnde alles loo heerlijck uytgevoert, dat d’aenlchouwers haer ten nauwer noot inbeelden können, dat het gefchildert is, en alle andere lchilderye, daer nevens gelet, flaeuw gelijekt; het is léven voeten en een halve hoogh en negentien breet; lijnde alle de figuren foo groot ais’t leven. Dit ftuck , nevens een ander van het Avontmael, heeft Tintoret eerft
R I A E L.
gefellchappen, en de Apoftelen rontom haer graf, fijnde een vermaert ftuck van Hannibal Carats : het laetfte is een Abrahams Ofterhan-de, van Paulo Veronees. Aen d’andere en llinc-ke fijde van de Magdalena, is eerft een heerlijck ftuck van Sebaftiaen del Piombo , uytbeeldende onfen Salighmaker fijn kruys dragende ; van het welcke veel kopyen door de weerelt ver-fpreyt fijn : daer op voight een S. loleph , houdende het kindeken in fijn armen , fijnde een van de befte ftucken die Guido Bolognees oyt gelchildert heeft : daer op voight een ftuck van Antonio Correggio,waer in onfen Salighmaker in het Hofken , nu van den dooden opge-ftaen , met Maria Magdalena aen fijne heylige voeten vertoont wert ; het lantlchap , ’t welck den dageraet uytbeelt, is uytnemende lchoon en natuerlijek. Don Ramiro Nuhez de Gulman, Hertogh van Medina de las Torres, heeft dit ftuck, nevens dat van de Vlucht naer Egypten, en de reyninge van onlè Lieve Vrouwe , die in de voor-Sacriftie ftaen , en andere van groote waerde, aen fijn Konincklijcke Majefteyt vereert. Het laetfte is een Lieve Vrouwe met het Kindeken aen de borft , van Guido Bolognees : alle defe ne^en ftucken, die boven de cornice ftaen, fijn van een hooghte, te weten vijf voeten, en een en de felve breette , te weten drie en drie vierendeel voet. Boven de eene van de twee deuren, naeft het Altaer , ftaet een ftuck , daer in onlè Lieve Vrouwe, nevens S. Catharina en S. Joris gelchildert Hjii, gelijekende van Gior-gion de Caftelfranco gedaen te fijn , hoewel lommige willen feggen, dat het van de eerfte handelinge van Titiaen loude welèn : boven d’andere deure is een Ecce Homo , van Titiaen trefïèlijck gelchildert,- fijnde in beyde de ftucken de figuren wat meer als de helft van het lichaem afgebeelt : daer rechtover boven een van de twee deuren, die nevens de deur ftaen die men uyt de kerek inkomt, is een ftuck waer in een Lieve Vrouwe is, hebbende het kindeken in een flip van haer rock , en S. Catharina voor haer op haer knien leggen j S. Jan Bapti-fta mede een kint, geeft een appel aen onfe Lieve Vrouwe, fijnde een principael vanTitiaen van lèer groote waerdye. Boven de andere deur is een andere lchilderye van Bordonon, fijnde de Lieve Vrouwe,houdende het Kindeken over-ent ftaen op hare knien, en aen haer rechte handt S. Antonio de Padua, aen de flincke S.Ro-chus ; delè vier ftucken fijn weynigh meer als vijf voeten wijt, en drie en een quart hoogh. Boven de voornaemfte deure die men inkomt is een groot en voornaem ftuck van de o ver lp e-lige Vrouwe, uy tgebeelt door figuren wat groo-ter als het leven, door Van Dijck. Aen de fijde van de venfters recht over de kaften , ftaen tien lchilderyen onder de cornice, niet minder van konft, als die daer over ftaen ; d’eerfte is een S. Magdalena met het halve lichaem , en een draeck, van Titiaen j in de tweede fiet men de vermaerde S. Sebaftiaen, van Titiaen ; welck ftuck voor delèn aen de Graven van Benevente gehoort heeft, fijnde van uytnemende konft en koftelijekheyt 5 het derde vertoont onlèn Sa-
’t E s C U eerftvoordekerck van S.Marco te Venetien ge-fchildertjdoclî't is naemaels van daer gekomen^, en een copye in de plaets geftelt. Aen de rechte ßjde van ’t gemelde ftuck is een ander heerlijck van Andreas del Sarto,zijnde een LieveVrouwe, hebbende het kindeken Jeïhs op haer fchoot, met een Engel aen d’eene zijde met een open boeck in zijn handen, en aen d’andere zijde het beelt van S. lan Euangelift. Dit ftuck, nevens het voornoemde van Rafaël, en de waftinge der voeten , en de bruylofc van Kan a in Gali-lea, met meer andere van groote waerde , zijn uyt Engelant gekomen uyt de verkoopinge van de fchilderyen van Koning Karei d’Eerfte, door fijne oproerige onderfaten onthooft , alwaer Don Louys de Haro, Hertogh van S. Lucar, de felve in openbare opveylinge voor een groote fomme van penningen heeft doen opkoopen, en daer na aen fijn Konincklijcke Majefteyt op-geoffert, de welche de felve waerdigh geoor-deelt heeft om dele heerlijcke plaetlen te verderen. Op dit treffelijck ftuck van Andrea del Sarto, voight een Chriftus aen de geeftel-colom-me , van Luqueto gelchildert, les en een halve voet hoogh , en vijf voeten breet. Het laetfte ftuck aen dele fijde is een Ecce homo , van de felve groote van Paulo Veronees ; mede van Don Louys de Haro aen fijn Majefteyt vereert. Aen de flincke fijde van het groote ftuck , daer de Heere Chriftus de Apoftelen de voeten wafcht, hangt een Lieve Vrouwe foo groot als ’t lev’^en , met het kindeken lefus in haer armen, feer levendigh en heerlijck gelchildert van Ti-tiaen. Daer aen voight het l'cuck van Titiaen, daer de Heere Chriftus des nachts in het Höfken is, van groote als de voorgaende, en uytne-mende konft. Dele voornoemde feven fchilderyen bekleeden de muur tulTchen de kaften , en de cornice ,• doch boven de felve fijn de navolgende: Recht bovenliet ftuck van de Voete-waftching , en recht tegen over een venfter van d’andere fijde, ftaet het vermaerde ftuck van de Magdalena, door Titiaen gelchildert, van het welche men foo veel kopyen door de werelt verlpreyt liet : aen de rechte fijde van het lèlve fiet men een lchilderye, in de welche S. Margarita een hint van de doot opwecht, het welch een oudt man in fijne handen houd , lijnde ver-gefellchapt van noch twee andere perlbonen, wat meer als met het halve lichaem ; men houd het gemaeckt te fijn van Michael Angelo Caravaggio ; het is vier voeten en een vierendeel hoogh , en drie en een half breet ; en aen fijne Konincklijcke Majefteyt, nevens de S. Magdalena van Titiaen , en meer andere uytgelelène ftucken , vereert door Don lan Alonló Enrique de Cabrera , Admirant van Caftilien , toen hy weder uyt Italien quam. Daer op voight een ftuck daer de Heere Chriftus quaet-aerdighlijck gevraeght wert over den tribuyt, die men aen den Keyfer gaf, van Titiaen, fijnde de figuren, en voornamentli’ck het aenoeficht van onlèn j nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o
Salighmaker, voor het befte gehouden dat hy oyt gelchildert heeft : daerop voight aen de lel-ve fijde een opneminge van onlè LieveVrouwe, met Engelen , die haer naer den Hemel ver-
-ocr page 83-Hghmaker in het Voorburgh der Helle, daer uyt halende de zielen van de Outvaders, fijnde een ftuck van Sebaftiaen del Piombo, en even groot als de voornoemde S. Sebaftiaen, acht voeten hoogh, en vier breet ; het vierde is een biddende Magdalena van Tintoret ,• het vijfde een S. Hieronymus in penitentie , met een Engel die fijn pen houd , door van Dijck gedaen : dele twee voorgaende fijn ontrent les voeten hoogh, en een weynigh breeder als vier voeten en een halve ; het fefte is onlèn Salighmaker aen het kruys ,• en het fevende S. Jan inde woeftijne , beyde grooter als’t leven, en van Titiaen ge-fchildert ; het achtfte is een S. Maria Magdalena , haer felve ontblotende van de ydele en we-reltfche cieraden, van Tintoret gedaen. Onder dele laetfte, en onder de eerfte fchilderyen van defe fijde fijn twee groote fpiegels ; en onder de twee middelfte ftucken fijn twee andere fchilderyen, d’eene uytbeeldende de geboorte onlès Heeren, van Andreas Chavon , d’andere is een Lieve Vrouwe, met het Kindeken, en S. Jan, van Rafaël d’Urbin , beyde ontrent drie en een quart voet hoogh, en twee en een halve breet : lt;3e lijften om alle de voorgaende fchilderyen fijn konftigh gelheden en vergult. Voorts is het gewelf van de Sacriftie boven heerlijck gefchildert met grotesque cn ander lofwerck, figuren van menlchen en heeften ; de vloer is marmor van verfcheyde couleuren.
y De kaften, die aen de rechte fijde ftaen als men inkomt, fijn van feerkoftelijckelborten van hout , even als het geftoelte van het Choor, en leer konftigh gemaeckt j de middel-plancken van binnen fijn alle van cederhout, om de onverderflijckheyt en nettigheyts wille ,• de kaften fijn alle loo groot, dat de kappen en andere kleeden, die men daér in bewaert, recht en Ibnder gevouwen te werden, daer in können leggen ; boven dele kaften is een groote tafel,daer men dagelijcks de ornamenten opleyt die op dien dagh gebruyckt füllen werden. Daer boven ftaet weder een rye kaskens van de felve ftolfe , voor met een gevel van gecanaleerde Colommen van de Corintifche ordre, lbo verre innewaerts, dat de tafel evenwel haer behoor-hjcke breette houdt ; en van die hoogte , dat de voorverhaelde Ichilderyen boven de felve, en onder de cornice können ftaen. Aen de andere fijde, tuffchen de onderfte venfters in, ftaen vier groote kaften van de lelve ftoffen , doch op een andere wijfe gemaeckt ƒ en in defe bewaert men de kelcken , en andere kleyne cieraden, die tot den dienft gebruyckt werden.
De rijekdom van de ornamenten van de au-taeren , die men hier bewaert, is ongelooflijck ; het groot -altaer en de twee daer de reliquien in leggen , hebben elck vijftigh veranderingen van ornamenten, en al het geen daer toe behoort j yder twaelf witte met paers gemengt 5 acht geheele witte fonder vermenginge van andere couleuren ,• twaelf roode ; vijf groene 5 fes violette , en acht ofte negen Iwarte ; van defe fijnder vele van gout, en filver-brocaden en . laecken , Ibmmigen met peerlen, turquoilèn en andere koftélijeke gefteenten, eenige met alder-
hande hiftorien feer koftelijck geborduert, Ibm-mige van damaften,fluweelen,latijnen en andere heerlijeke ftoffen, en foodanigh dat men dierge-lijcke niet licht elders loude vinden. De andere veertigh altaren hebben elck 24 veranderingen van de voorlèyde couleuren, alle mede van koftelijeke ftoffen , de kafuyfels tot defe altae-ren fijn meer als twaelfhondert in getal, en de kappen tweehondert en dertigh.De kleeden van lijwaetjdie tot den dienft gebruyckt werden, fijn oock feer veel in getal, en van geen minder ko-ftelijckheyt ; fulcks dat alles in loodanigen getal en overvloet is, dat het groote verwonderinge waerdigh is: maer fen aenlien van lbo veel heer-lijckheyt van ornamenten , en andere faecken, heeft den ftichter quot;^an dit werek feer weynigh dingen van filver, en noch minder van gout, in de Sacriftie gegeven , miflehien om dat die feer licht verloren können werden , ofte dat hy alleen begeerde,datlè weynig,maer uytnemende koftelijeke,van die ftoffen fouden hebben. Daer fijn dan: een gouden kelck geamailleert, daer den Prior op de voornaemfte feeftdagen dienft: mede doet ; een goude Cuftodie, die hy in fijn handen draeght op den H. Sacramentsdagh, ofte in andere proceftien; twee goude Portapaces, waer van de eene met feer fchoone efmerauden befet is ,• een borftkruys, ’t welck de Prior op de voornaemfte feeftdagen op fijn borft draeght, met eenige feer koftelijeke fteenen, te weten, vijflchoone diamanten,acht efmerauden, vier robijnen , en vijfpaerlen van groote waerdye, waer onder een foo groot bynae als eenduy-ven-ey, dit juweel is toen voor veertigh duyfent ducaten gekocht, daer men’tnu wel vijftigh duyfent waerdigh acht ; en dit is alle het gouden fervice dat men in de Sacriftie fiet; want dat van de reliquien wort belbnder gerekent. Silver-werek is ’er oock niet te veel, alhoewel genoegh voor de nootfakelijekheyt. Eerftelijck ontrent de negentigh kelcken, daer de Köningen van Spanjen jaerlijeks op drie Köningen dagh noch een by geven ,• veertigh kandelaeren om waf. kaerflen in te létten van effen filver, die alleen-lijck drie dagen in’t jaer dienen,op Sacramentsdagh , witten donderdagh, en goede vrydagh; wanneerde felve van 40 jongelingen uyt het Seminarium gedragen werden. Noch vier kande-laers vei snit voor de Feeftdagen,als de Prior ofc de Vicarius dienft doen. Vier van ebbenhout, twee verciert metmetael in het vier vergult, en twee met effen filver^die men gebruyckt als men de jaergetijden houd van de overledene Köningen en Koninginnen.Ses filvere lampen om inde kereke te hangen ,• en een voor het groot altaer feer konftigh gewrocht. Voor elck van de veertigh altaren in de kerek zynder twee paren kan-delaers ’en kruyffen, een paer van filver, en het ander van metael vergult ,• voor het groot altaer en de twee van de Reliquien fijnder daeren-boven noch drie filvere vergulde kruyffen, en fes kandelaren van de lelve groote 5 en voor de twee andere vier filver-vergulde, die op feeftdagen dienen ,• vier groote lampetten, wijwaters-vaten , quaften, en meer andere dingen. Dus verre gelproken hebbende van het middelfte en
’t E s C U R I A E L.
tij k
Befihry-vatt hst l^eo-ßer. voornaemfte der drie deelen , daer wy dit ge-heele gebouw in verdeelt hebben , lullen wy tot d’andere voortgaen. Aen de zuytlijde van de kerck , het men vijf hoven , ofte binnenplaetlen, die te lamen het tweede derdendeel van dit gebouw uytmaec-ken , en de woonplaetle der Rcligieulen, gelijck fijnde van binnenin het gebouw felve aen de grootsheyt die defe vijf plaetfen van buy ten vertoonen. In het voorportael, in het welche men door de groote poort komt, haet aen de rechterhandt een deur, waer door men gaet door een ander portael, ’t welck loopt tot aen de klock-toren tot in een groot vertreck , lijnde het Ipreeckhuys, meer als leftigh voeten lang, en vijfendertigh breet , met lijlten en Pi-lafters rontom verciert, Cn een cornice , boven de welche het gewelflèl begint,welch tot een Ibl-dering dient ,• beneden ftaen rontom litplactlèn van noteboomenhoudt, tot gemach van die van buyten aenkomen. In ’t geheel heeft het maer çen ftuch fchüderye , maer lbo uytnemende van hond:, dat het genoegh is om dit geheele vertrech te verderen j lijnde de hiftorie van Abraham, daer hy de drie Engelen tot gaften ontfangt, van lan Fernandez Mudo gelchildert. In het tweede portael, uyt welch men in dit vertrech homt, fijn noch drie andere deuren , een even groot als defe eerfte,lcftien voeten hoogh, en acht breet, met dorpels en ftijlen van een ftuch ftcen, door de welche men in de galderye komt die om de groote plaets loopt ,• en door d’overige twee gaet men naer de vier andere binnenplaetlen , die de la Portcria, de los Defuntos^ de la Hojpederia, en de la Unfirmeria, genoemt werden , en dichter als de groote plaetle aen de voorgevel ftaende, van ons ooch eerft befchre-ven lullen werden. Yder van defe plaetlen fijn hondert voeten in het vierkant ; en in de galde-ryen , die rontom deplaetfen loopen , fijn van de pilaren af tot de muer dertien voeten en een halve breet ; en drie hoogh boven malkander, met ftercke bogen die boven in de cornice eyn-digen , welche rontom loopt op de hoogte van 4y voeten ,• in eiche galderye van yder fijde fijn leven bogen,en negen vierkante pilaren met hare balen en capitelen, elch negen voeten hoogh; de bogen van de laeghftc galderye fijn 15 voeten hoogh , die van de tweede wat minder, en die van de derde noch minder, gelijch de regulen van de bouwhonft vereylehen. De lijft van de pedeftalen loopt rontom , en maecht doorhaer evenheyt een vertooning van een vaft en fterek gebouw : boven dele drie ryen,is noch een vierde , om lbo veel te meer vertrechen uyt te win-nen,daer hamers in uythomen; doch defe galderye is onder een afhangendt dack, en niet recht op gelijck de onderfte, op dat de binnenplaet-fen te beter hun licht fouden können Ichep-pen : daer op , en recht boven de binnen comice van defe laetfte galderye begint het hooghfte dack, in dele beyde fijn twee ryen venfters, door welcke de bovenfte kameren,en de vlieringen licht lcheppen , en fijn in elck vierkant 28 in getal; dit bovendack maecht dat de dahen van het geheele gebouw over al gelijck van hoogte Spanjen. |
fijn. Daer de galderycn en gangen , en d’eyn-den van de mueren Flamen komen , fijn in alles 40 lchilderyen, alle van uytftekende mee-fters in de lchilderkonft ; in elck van dele plaetfen, ftaetin een hoeck, een gemackelijeke trap, die men maer van de eene galderye opklimt; de onderfte galderyen hebben de Iblderingen verwelft en gepleyftert, de bovenfte met hout van onderen bekleet;de onderfte hebben oock gee-ne borftweringen gelijck de bovenfte. De plaetfen felve fijn gevloert met graeuwe fteen, en hebben in ’t midden yder een fonteyn van gry-fe marmor, lijnde eerft een groote back van 29 voeten in de rontte, in de welche op een pi-lafter noch een andere ronde bach ftaet van ’t felve marmor , met een pedeftal in ’t midden , daer op een groote ronde bol ftaet, uyt welche vier engelshoofden het water in de eerfte back lpuwen,’t welck van daer door vier gelijeke hoofden in de onderfte groote back loopt. In ’t midden van defe vier plaetfen, en daer de galderyen ffamen op toe loopen,ftaet een vierkante toren, die boven eyndight met een achtkante kap,daer op een kruys en een bol ftact;de hoogh-te van defe toren is van de vloer tot de cornice, daer de hap begint, 8; voeten ; van binnen in de toren fijn les ryen , yder van drie venfters in eiche fijde , die uythomen in de gangen , langs welche men van de eene plaetfe naer de andere gaet; mähende met d;e in de happe ofte cou-pel fijn, en het voornaemfte licht geven , te fa-men 80. Beneden in de lelve fijn twaelf poorten, drie in eiche fijde, met noteboome deuren. In ’t midden op de vloer ftaet een fonteyn van roode j afpis met wit marmer ingeleyt,f]jnde twee taffen boven malkander op vierkante pedeftalen, en eyndigende boven in een kloot van de felve jalpis, die door vier tronien van het lelve wit marmer het water uytgeeft; door de drie deuren die in de zuytfijde ftaen, komt men in het Refe-dorium, ofte d’Eetfale der Rcligieulen ; lijnde een leer vermakelijeke plaetle , alhoewel niet groot genoegh voor foo veel Religieufen als hier fijn, terwijl de felve maer 120 voeten lang en 3 ƒ breet is ; ’t welck is veroorfaeckt, dat men in ’t eerfte geen voornemen gehadt heeft in dit hloofter lbo veel Religieufen te laten woonen ; maer eerft naederhant is goetgevonden,toen het Refedorium albereyts gemaecht was. De Iblde-ringe is een gewelf in compartementen verdeelt; aen elcke fijde is een fteene welgemaeckte ftoel, daer de heylige hiftorien , gedurende de maeltydt,gelefen werden;'in elck van de fijde is noch een deure van eene grootte als de drie voorverhaelde, en in de muur tegen de zuytfijde vijf groote venfters, die het licht door de geheele eetfale verlpreyen. Tuffehen de twee onderfte van de felve hangt het feer vermaerde Avontmael van Titiaen, lijnde een ftucklbo uytnemende van konft, dat ’er naeulijcks dier-gelijck is te vinden. Tegen het noorden, en aen d’andere fijde van de tooren,is een vertreck van de felve grootte, lijnde de kleerkamer, daer de hleederen van de Rcligieulen bewaert werden, hangende rontom de kamer op ylère pennen, daer boven de naemen ftaen van de L IQ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gene |
\ ESC U
gene tot wiens lichaem ly behooren : die ver-treck heefc tegen ’t noorden evenveel venfters , als de Eetfale tegen ’t zuyden ,• en tot cieiact verlcheyde ftneken Ichildery van devotie. In do fijde die van ’t ooften naer ’t weiten ltreckt,hebt ghy aendeeene fijde de koken , voorfien met overvloet van fonteyn-water, en aen de andere fijde de nootfakelijekheyt, mede met twee fon-teynen voorben. Daerenboven lijn daer in de ommegangen van dele vier plaetlen noch verlcheyde andere vertrecken van grooten dienll en gemack ; en in de eerfte , die naelt aen de groote poort van ’t klooller is, is de Procuracion, en de herberge voor de galten met hare be-hoorlijcke woningen , falen, en vertrecken , die dickwijlen voor de menichte der galten niet genoegh fijn; in het andere, dat naelt aen de noecktoren is , daer de zuyder- en welter-fijde van het kloolter een hoeck maecken, is het fiec-ken- ofte galthuys, en Refectorium voor die gene die aen de beterhandt fijn, en een gedeelte van de apothecarye. In dit gedeelte fijn meer als twintigh vertrecken, behalven de kelders, en onder het dack , met rfoch een geheelen ommegang, de welcke ghy buy ten het gebouw van het kloolter aen de toren valt liet, en leven fonteynen. De apothekaiye is een van de vol-raaecktfte en rijcklte die men kan befchouwen. In het vierkant, het welck naelt aen de kerek is, en la Portcria nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werdt, is de borduerwerc-*
kerye , daer de ornamenten van de kerek ge-maeckt en verfielt werden 5 en daer boven de Barbierswinckel , en andere vertrecken. In ’t vierkant,dat naer het zuyden is, fijn de begraef-plaetfen der Religieulen , en wert daerom ge-noemt de los Difuntos en een Capelle, die, eer de kerek volbouwt was, voor de kerek diende j lijnde een groot lluck, 105 voeten lang , en 3 ƒ breet ; het gewelf boven is gedeelt in drie rentten, met een vierkante lijfi, die in plaets van een cornice rontom dekevekgaet; de muren fijn wit gepleyfiert, en de vloer is met fieenen van grijlèn en witten marmor beleyt ; de kerek heefc twee deuren over malkander Itaende , door de eene komt men in het vierkant der Dooden voornoemt, door de andere in het voornaemfie en grootlle vierkant : het choor fiaet beneden , met twee ryen fioelen van kofielijeke fiolfe en konfi gemaeckt ,• de venfiers fiaen in de gevel naer het zuyden; het heeft alleen drie altaeren , die met vijf vermaerde lchilderyen van Titiaen verciert fijn. Aen het groot altaer liet men de Martelifatie van S. Laurens, met figuren wat grooter als het leven afgebeelt ; het licht in de lchilderye komt alleen van het vier dat op het altaer van een afgodt, en onder de roofier, op welcke S.Laurens gebraden wert,leght,(want die Heylighis by nacht geraartelt'jlijnde voorts alles foo natuurlij ck afgebeelt, of men de Hifiorie in der daet lach gefchieden. Tegen het altaer daer nevens, fiaende aen de fijde van ’t Euangelium, liet men d’aenbiddinge der drie Köningen ; en tegen het andere,aen de fijde des Epifiels,de be-graeffenifie onfes Salighmakers ; boven de feive Ifaen noch twee kleyne fiucken , lijnde ’t eerfie een Ecce Homo, en het andere onlè L. Vrouwe,
R ï A E L.
met het halve lichaem ; vijf fiucken waerdigh om als relicjuien bewaert te werden. De reft van defe kereke is verciert met noch 30 andere fiucken Ichildery ; vier van de lelve fijn feer groot, en hangen boven de gefioelten over malkander , twee aen d’eène , en twee aen d’an-dere fijde ; het eene dat aen de rechte fijde hangt, als men de deur van het vierkant der dooden in komt, is de firijt van d’Aerts-Engel S. Michael tegen de Duy vel, met veel figuren van wederfijde afgebeelt ; het gene daer tegen over hangt , is het martcllot van de elf duylènt Maegden , beyde leer heerlijck van Lucas Can-giofo , anders Luqueto, gelchildert. Naefi het ftuck van S. Michiel is het martellot van S. Maurits, en fijn metgelellen , een uytfiekent ftuck van Dominico Greco; daer over hangt het martellot van S. Laurens, lijnde een van de befte dingen die Luqueto oyt gelchildert heeft. Aen wederfijden fijn noch vier andere fiucken. Op de gefioelten fiaen fes fiucken met koper vergulde lijfien aen elcke fijde , in welcke de wapenen en blaloenen van het Konineklijek Huys van Oofienrijck , naer de genealogie, gelchildert fijn. Tegen de gevel, en boven de gefioelten van den Prior en Vicarius, fiaen twee conterfeytfels, ’t een van Keyfer Karei de Vijfde , het ander van Koning Philips de Tweede. Boven defe voornoemde , en op de lijft die in plaetfe van een cornice rontom de kerek gaet, fiaen noch verlebende andere fiucken ; waer onder eenige van naemhaftige meefiers : te weten , van Broeder Sebafiiaen del Piombo ; een Chrifius fijn kruys dragende,- een Lieve vrouwe met het kindeken Jelus , en S. Jan malkander kullende , welcke lchilderye gefegt wert van Michel Angelo te fijn,- alhoewel eenige leggen dat het beter gelijekt naer’twerck van Leonardo de Vins, lijnde een trelfelijck meefier-ftuck. Van Andreas del Sarto een Lieve Vrouwe , weynigh kleynder als het leven, fittende, met een S. lolèph , en het Kindeken. Van Michiel Cufin,groot naevolger van den voorlèyden del Sarto, twee fiucken ; een daer David den reus het hooft afhouwt ; het andere, een S. Cecilia op de clavecimbel fpelende. Van Carlo Veronees, Ibne van Paulo, een Lieve Vrouw,' met S. lolèph, en het Kindeken flapende ; noch een S. Agatha met een afgefnede borfi, en een Engel die de feive geneeft ; noch een Lieve Vrouwe van den lèlven Carlo , fittende aen de voet van het kruys , hebbende onlèn Salighma-ker, doot lijnde , in haere armen. Buy ten dele is ’er noch een fiuck, ’t welck defe alle verre te boven gaet, vier en een halven voet hoogh, en leven en een halve breet, van Paulo Veronees, lijnde de Bruyloft van Canain Galilea. In defe kereke werden de oblèquien der doode Reli-gieufen gehouden, om het gemacks wille, terwijl de feive foo dicht by de begraefplaetfen is. Boven defe kerek op de hooghte van 30 voeten is een Dorwitorium ofte llaepplaetle, even groot als de kerek, daer men de jonge Religieufen,die noch binnen de feven leerjaeren fijn , dick-wijlsveertigh fierckliet ; hovende Eetplaetle is noch een andere, en verlcheyde groote kamers
-ocr page 86-’t
ESCU RIAEL.
mers over dele vier vierkanten verdeelt, voor de outfte Monnicken, met hare boecke-kaflen, geftoelten en fchilderyen.
De groote en voornaemfte plaetfè en ommegang van het klooiter is voor die gene, die de moeyte neemt van de nevengaende figure in te hen, leer wel te kennen , vermits de fèlve is nevens de kerck,en beflaet lbo veel plaets als alle de vier hier voor befchreven. Delhis genoeg-faem vierkant, dewijle de twee hjden van het noorden naer het ziiyden tweehondert en tien voeten lang hjn, en de twee, ftreckende van het ooften naer het wellen, twee-hondert en leven, weynigii min ofte meer ; welck onderfcheyt in lbo groeten plaets niet licht gemerekt kan werden. De ommegang ofte galderye is breet beneden Z4, en de bovengalderye wat meer als 28 voeten. Elcke hjde heeft twee galderyen , d’een boven den anderen , met hare pilafters , colommen , en bogen van heerlijck aenhen, en Ibnderlinge grootsheyt. In de benedenfte rye ftaen op elck van de vier fijden, tegen twaelf vierkante pilafters , met haere bafèn en capiteelen , twaelf colommen van de Dorifche ordre , met halve fchachten, anderhalf voet uyt de pilafters flaende, op een pedellal vijf voeten hoogh ; boven op de capitelen loopt de architrave , frife, en cornice, met alle haere cieraden feer wel waergenomen. De open-heyt van de bogen die tulïchen de colommen op de pilafters ftaen , van de borftweringe die even hoogh is als het pedeftal van de colommen , is 20 voeten hoogh , en tien breet ; van binnen in de ommegang fijn de pilafters even eens, en tegen de muer , daer tegen over , weder een ander, daer op relpondereiide , een halven voet uyt de muer, daer op de bogen van het fteene gewelf ruften. Dele eerfte ordre is van de vloer tot het hoogfte van de cornice, net 30 voeten hoogh. Op die cornice ftaen de pedeftalen en borftwering van de boven-galde-rye ,• hjnde even eens als d’onderfte , maer naer proportie wat kleynder. De colommen ftaen mede even als de onderfte tegen vierkante pilafters aen; en fijn naer de Jonifche ordre, en met haere pedeftalen , bafen en capitelen , twee-en-twintigh voeten hoogh j en de reft, tot het op-perfte,vier voeten; de bogen fijn even hoogh en breet als de onderfte ; in dele bogen fijn groene venfters metglaefen , die daer in gevoegt fijn, om de fchilderyen van het weer te bewaren. In de binnenmuer van de bovenfte galderye fijn, recht over de bogen, andere bogen, doch niet open, maer gefloten , in de weft- en noortfijde, en in de zuyd- en ooftfijde opene venfters, met yfère balufters. Boven defè tweede ordre loopt rontom , tot groot cieraet, een fteene balufter met fijn pilaeren, cornice, en kanteelen,op welche fteene bollen ftaen , ’t welck feer heerlijck is te lien ; van de cornice, daer op de pedeftalen van de tweede ordre ftaen, tot de bovenboort van dele borftweringe, is de hooghte dertigh voeten , fülcks dat het in ’t geheel van de vloer tot daer toe even óo voeten hoogh is. In d’onderfte omgang fijn in ’t ronde fes deuren , alle even groot, acht voeten breet, en eens foo
Ï^egroote tn Tjoor-xaemfle plaets en
ommegang
•van het
klwfttr.
hoogh ; te weten , tegen ’t noorden een, in de groote kerek , door de welche op de Feeftdagen deProceffie komt, om door dele galderye om te gaen ; in de lij de naer het ooften een, in het begin van de felve in de Sacriftie ,• en een ander in het ander eynd,om de gefchickthey ts wille.In die naer het zuyden een , naer de vergaderplaetlen van de geheele Ordre,oft het Capittel; en in de weftlijde een in de oude kereke; en een andere , door de weicke men uyt de Porteria in dele galderye komt. Tuftchen dele twee laetfte deuren, recht in ’t midden van dele fijde , fijn vijf groote bogen, waer van de twee dienen tot gangen naer de kleyne vierkanten en ommegangen ,• de drie middelfte , tot de groote trap , welche een van de voornaemfte en konftighfte deelen van dit gebouw is ,• het vierkant, in welck dele trap ftaet,is 4y voeten lang,en 40 breet ; daer fijn 2Ó trappen in getale , en op de dertiende een bordés van 12 voeten lang , en 40 breet : op de enden van het felve fijn deuren tot de tweede rye van de ommegangen der kleyne vierkanten ; hier deelt fich de trap in twee deelen , een naer de rechte, en het andere naer de flineke fijde ; en , van daer weder opgaende tot de tweede galderye van het groote vierkant, vint men op de dertiende trap, aen beyde lijden weder een bordes, van ’t weicke men oock dertien trappen opgaet tot de tweede galderye ; fnlcks dat men tot de hooghte van dertigh voeten, y 2 trappen en vier bordeflen moet optreden. De trappen fijn elck van een ftuck fteens ; in de fy-bogen op de felve trappen fijn groote nilfen , in de welche fitplaetfèn lijn van waer men het gant-fche vierhant, en tuynen han overfien : boven defe nilfen ftaen twee fchilderyen tegen de muer al frefco gefchildert,’t welch groot cieraet bybrengt, en twee andere boven de gangen naer de hleyne vierhanten. De onderfte galderye van dit vierhant heeft in de bogen van de binnenmuer , die recht over de bogen ftaen die buyten op de plaetfe uyt fien,4Ó groote hiftorien uyt het Nieuwe Teftament, eenige met olyverf, doch meeft al frefco gefchildert metverwon-derlijche honft. Defe beginnen van de deure der groote herch , en keerende naer de flinche hand,is de eerfte,de Ontfanckenille der Maeght Maria ; het tweede , hare Geboorte ,• het derde, daer ly in den Tempel geprefènteert wordt,-daer op volght hare Ondertrouw met S. Jo-feph j daernaer de Bootfehapvoorts de Groe-tenilfe van Elifabeth : en defe vullen die vacken van de kerekdeur tot de eerfte hoeck, lijnde uytnemende foo in het poftuer en leven der beelden, als landtlchappen , hleedingen, gebouwen , en anderfins ; en gelchildert, gelijck alle de andere van defe galderyen , van Peregri-no Peregrini van Milanen, een van de voornaemfte difcipulen van Michel Angelo. In dele eerfte hoeck , gelijck in de drie andere, lijn de lchilderyen dubbelt, evenwel de hiftorie vervolgende , terwijle de vacken in de hoecken met twee deuren gefloten werden. In het eene vack,dat tegen de noordergevel van ’t ooftelijch gedeelte van de muer aen ftaet, volght de geboorte onfes Heeren met olyverf gefchildert,
’t welck
-ocr page 87-’t E s C U
’t welck mede buyten op de deuren ftaet : op de binnefijden van de deuren ftaet de verlchij-ninge der engelen aen de herders, en de befnij-deniffe onfes Heeren } welche twee hiftorien op de muer gefchildert ftaen , die dele twee deuren open lijnde bedecken. Even lbo ftaet in het andere vack , dat recht tegen de noortlijde van de ommegang aenftaet, tegen de muur met oly verf, als mede van buyten tegen de deuren , de aenbiddinge der drie koningen j en op de binnefijden der deuren , den doop onlès Heeren in den ïordaen, en het mirakel van de bruy-loft van Cana in Galilea ; welckc twee laetlle gelchiedenilïen op de muur mede al frefco ge-Ichildert llaen , die de deuren open fijnde bedecken ; fulcks dat men in elck van defe vier hoecken van de onderfle galderye fes hillorien tweemael fiet, doch elck met een bylbndere inventie uytgewerckt. Dele hoeck is konfiigh gelchildert door Louys de Caravajal. Daer op volgt de oollfijde van de galderye die tufichen de twee deuren, van de welche d’eene in de fa-crillie uythomt, ftaen, acht Ichilderyen in acht vacken al frelco gelchildert;de eerfte bcelt af de luyveringe der H.Maeghtj dan voight de vlucht naer Egypten; daer aen het moorden der onno-fele kinderen j de wederkeeringe uyt Egypten ; daer de Heere Jefus, noch een kint fijnde , en van fijn ouders verloren,in den tempel onder de Dodoren fit ; de belbechinge in de woeftijne ; het verhielen der Apoftolen en Dilcipulenhet opwecken van den dooden Lazarus; en het laet-fte vertoont daer de Eleere de kooplieden uyt het huys fijns Vaders jaeght, alle mede van by-fondere konft. Daer op volgt de tweede hoeck, in de welch even als in de voorgaende, de hi-ftorien dubbelt gelchildert fijn door Romulo Italiaen ; in het eene vack, en buyten op de deuren der lelve , de Transfiguratie van onfen Heere : op de binnefijden van de lelve deuren en de muur, dielyopen fijnde bedecken, degelchicdeniften van de overlpeelfter, ende Samaritaenlche vrouwe ; in het ander vack ftaet het Avontmaclonlès Heeren; en buyten op de deuren, het eten van het Paelèhlam naer de Wet : op de binnenfijden van de felve deuren , en de muur, die fy openftaende bedecken, ftaet de gefchiedenilTe , daer de Héere lefiis op de efelinne te leruïa’em in rijt ; en daer hy de dil-cipulen de voeten walcht ; daer op volgen weder in de vacken van de bogen der zuydfijde van de galderye, de ftucken van Peregrini, uyt-beeldende de paffie in tien Ichilderyen verdeelt , beginnende met het gebedt in het hof-ken,en eyndigende met het uytgaen des Heeren met het kruys op fijn fchouderen , naer de plaetlè daer hy gekruyft foude werden. Daer op volgt de derde hoeck , mede van Peregrini dubbelt gefchildert, even als de voorgaende twee : in het eerfte vack, fiet men tegen de muur on-lèn Salighmaker recht van voren aen het kruys, met veel volcks rontom hem, treffelijck uytge-beelt ; en van buyten op de deuren fiet men de lèlve gelchiedenille, doch op fijde , niet min heerlijck gedaen : ter lijden op de muur, en de binnefijden der deuren, ftaet aen de eene fijde
daer de Heere aen het kruys genagelt werdt, aen de andere fijde daer hy weder van het kruys afgehaelt werdt : in het tweede vack van dele derde hoeck , ftaet voor het voornaemfte ftuck tegen de muur , en de buytendeuren, de verry-lèniflè des Heeren ; tegen de binnedeuren , en de muur,die ly open fijnde bedecken,ftaet op de eene fijde , daer de Heere in het graf geleyt wert; aen de andere fijde , daer hy de zielen der Outvaders uyt het voorborgh haelt. In de fijde tegen het weiten volgen daer op al de verlchij-ningen van den Heere Chriftus nae fijne opftan-dinge; beginnende van de eerfte, die de Rooms-Catholijcken gelooven dat aen de H. Maeght is gelchiet ; de tweede is, daer de vrouwen aen het graf van de Engelen verftaen de. opftandinge Chrifti : daer op volgen de vijf poorten , ofte bogen, van de welcke wy gefey t hebben, dat de twee naer de kleyne vierkanten en ommegangen gaen; en de drie andere , fijn de ingangen tot de groote trap: boven defe fijn noch vijf gefchiede-niften,dc eerfte vertoont hoe S. Pieter en S. lan, op de tij dinge die ly van de opftandinge des Heeren verftaen hadden, naer het graf loopen; de tweede is de verlchijninge onlès Salighmakers in ’t hofken aen Maria Magdalena ; de derde de verfchijninge aen de Heylige vrouwen; daer aen volglitjdacr de Heere Chriftus met de twee Dil- . cipulen naer Emaus gaet ; de vijfde is, daer de Heere aen de Difcipulen de eerfte reylè ver-fchijnt in ’t afwefen van Thomas ; dit laetfte en het eerfte ftuck daer S. Pieter en S. lan naer het graf lüopen, fijn van Luqueto gefchildert, dielè alle vijf eerft gemaeckt hadde ; maer de drie middelfte fijn naederliant uytgewift , omdatlè niet behaeghden , en van Peregrini op nieus ge-Ichildert. Naer delè vijf bogen , volgen weder twee fchilderyen even als de andere voorgaende op de muur : de eerfte vertoont, hoe onfe Salighmaker , de deuren gefloten fijnde , de Dilcipulen verfchijnt in het bywelèn van Thomas : de laetfte is,daer de Heere verfchijnt aen de Difcipulen,toen ly in de zee Tyberiadis vifchten.In de hoeck die daer op voight, ftaet in de eerfte nilfe en buyten op de deuren , de Hemelvaert Chrifti ; in de tweede nilTe en op de deuren het komen van den Heyligen Geeft op de Pinx-terdagh op de Apoftelen : op de binnedeuren , twee andere verkhijningen des Heeren aen vele van fijne Dilcipulen te famen vergadert : en het komen van den H. Geeft door het predicken van S. Pieter : en het opleggen der handen van de Apoftolen op de geloovigen, alle fes gefchildert van Michiel Barrofo Spanjaert. Van defe hoeck tot de deure van de groote kerek, van waer wy begonnen hebben, fijn weder vier ftucken van Peregrini; het eerfte vertoont het overlijden van de H. Maeght Maria; het tweede haer Hemelvaert ; het derde haere kroninge ; en het laetfte, het oordeel welck alle menlchen te verwachten hebben. En dit fijn de Ichilderyen die defe benedengalderye verderen, fijnde alle lbo uytnemende heerlijck van vindinge , en uytvoeringe, dat het de aengenaemfte faecke des werelts is de felve met oogen t’aenlchouwen; daer in tegendeel het uytleggen van die ge-
-ocr page 88-’t E s C IT fchiedeniflen , met lbo weynigli woorden uyt-gedruckt kan worden , dat het felve de waerdye van de fchilderyen fchijnt grootelijcks te verminderen.
T)e lovenße De bovenfte galderye heeft de muur tuf-lalderje. fchen de pilafters verdeelt in even veel bogen die wit gepleyftert lijn , en Ibnder lchilderyen , en het gewelf van pleyfter is in compartementen verdeelt; maer in y der van de vier hoecken, lijn twee groote Ichilderyen van lan Fernandes Mu-do , Spanjaert, dilcipel van Titiaen, elck foo verlcheyde van manier, dat men niet leggen foude, dat ly van een perfoon gelchildert wae-ren, en alle van bylbndere grootsheyt ; in d’eer-ftehoeck, die de noord-en wellfijde van dele galderye maeken,verheelt het eerlle ftuck S.Ian Euangelill op het eylant Pathmos , fchryvende fijne Openbaeringen;het tweede de hemelvaert van de Moeder onfes Salighmakers : in de hoeck, die de felve noordtlijde met de ooftfijde maeckt, is de geboorte des Heeren, wonderlijck heer lij ck uytgevoert ; en het andere is het mar-tellot van den Apoftel Philippus. In de derde hoeck van d’ooft-en 2uydfijde,is het eene ftuck een S. Hieronymus in dewoeftijne, penitentie doende, lijnde een uytnemendt ftuck Ichilde-rye ; het andere vervat, de Moeder Godts, met het Kindeken, S. Anna, S.Iolèph,en S. loachim. De vierde en laetfte hoeck, tulTchen de zuyd- en weftlijden , is onlè Salighmaker aen den pilaer gebonden , met het aengeficht vol van droef-heyt, lchoonheyt, en majefteyt} en rontom de beulen met groote wreetheyt hem geelfelende, foo heerlijck afgebeelt, dat iemant dit ftuck aenfiende, het herte byna befwijckt : het andere is daer S. Jacob, Patroon van Spanjen , gemar-
R I A E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12,/
telt wert, niet minder als de andere van konft en uytvoeringe. Dele twee galderyen fijn beyde met grijlè en witte marmorfteenen gevloert.
Midden tulTchen dele galderye, ofte op de opene plaetfe, is een leer vermakelijcken hof, 'ÏZte^vitr-verdeelt in feftien parckentwaelf met bloe-men , en andere groenten belet, en gedeeltin verlcheyde compartementen, parterres,en doolhoven, daer men foo wel in wintertijt, als andere tijden des jaers, menighte van verfcheydene bloemen vint, tot vercierlèl der Altaren.
De vier middelfte parcken fijn groote water- nefsnt^-backen van marmor,yder in d’omtreck 120 voe- w» ten, even foo groot fijn mede alle de andere parcken van den hof, in ’t midden van defe vier waterparcken, en van den gantlchen hof, ftaet een heerlijcke fonteyn , in gedaente als een achtkante kapelle, hebbende dertigh voeten in diameter, en in hooghte feftigh ; gemaeckt van buyten van de felve graeuwe fteen, daer het geheele gebouw van gemaeckt is, en van binnen van marmor en jafpis van verlcheyde couleu-ren j het heeft vier poorten , ftaende tulTchen haere colommen in , die open fijnde ftaen recht over de twee voornaemfte paden , die haer in het midden aldaer kruylTcn. Aen de lijden fijn vier niflen , in de welcke ftaen de vier Euangeli-ften van wit marmor, grooter als het leven, gemaeckt van lan Baptifta Monegro,yder met fijn teken, als den Engel, Os, Leeuw, en Arent, en hebbende haer boeck in haer handt, op het welcke in verlcheyde talen gefchreven ftaet, het gene y der van den heyligen Doop gefchreven en geleert heeft. In het boeck van S. Mattheus ftaen op het eene bladt in het Hebreeus, op het ander in Latijn defe woorden :
EVNTES ERGO DOCETE OMNES GENTES, BAPTISANTES EOS IN NOMINE PATRIS, ET FILII, ET SPIRITVS SANCTI.
S. Marcus heeft op beyde de bladeren van fijn boeck in de Latijnfche tale , om dat men meent dat hy fijn Euangelium te Romen gefchreven heeft :
QVI CREDIDERIT, ET BAPTIZATVS FVERIT, SALVVS ERIT.
QVI VERO NON CREDIDERIT, CONDEMNABITVR.
SIGNA AVTEM EOS QVI CREDIDERINT HÆC SEQVENTVR, IN NOMINE MEO DÆMONIA EJICIENT.
In het boeck van S. Lucas ftaet op het eene bladt in ’t Griecx, op ’t ander in ’t Latijn :
EGO AVTEM BAPTIZO VOS AQVA, VENIET AVTEM FORTIOR ME, IPSE VOS BAPTIZABIT SPIRITV SANCTO ET IGNE.
In het boeck van S. lan ftaet op het eene bladt in ’t Syrifch, op ’t ander in Latijn :
AMEN AMEN DICO VOBIS, NISI QVIS RENATVS FVERIT EX AQVA ET SPIRITV SANCTO , NON POTEST INTROIRE IN REGNVM DEI.
Spanjen,
L II
Voorts
’t
Voorts is het gebouw rontom dit vierkant met loot gedeckt ; en het regenwater wert door groote loode goten in de tuyn gebracht, op dat het aen het gebouw geen lchade fonde doen. Sälen en De Salcn en vertrecken in het gebouw om “^^anï^r vierkante plaetfe, fijnfeer heerlijck , en groote Vier- wacrdigh oin van gclproken te werden. De fe«;. voornaemfte onder de îelve fijn wel de twee Capittels , ofte vergaderplaetlen van de ordre van S. Hieronymus, die aen de zuydfijde ftaen. Tot de (èlve gaet men door een groote deur , eerft in een vierkante kamer , de welcke tulfchen de twee (alen daer de Capittels in gehouden werden , ftaende voor een voorfael der feive, van dertigh voeten , met drie venfters met traliën, haer uytficht hebbende op de tuynen , die buy-ten om het huys loopen : en drie deuren in elc-ke fijdmuer, de middelfte foo groot als de deur die men inkomt, en de vier andere even foo groot als de venfters. Boven de venfters en de deuren fijn tot cieraet verfcheyde fchilderyen van voornaeme Meefters ,• als een Lieve Vrouwe met het Kindeken , en S. lan , welck ftuck men houdt voor’t werek van Rataèl d’Urbin ; onfe Salighmaker met de werelt in fijn handt, fegenende met de andere , fijnde een ftuck van Titiacn , van feer groote waerdye ; de Boot-fchap Maria van Frederick Barroli ; de gelchie-denilTe van de Overfpelige Vrouw , van net uyt-ftekenfte dat Paulo Veronees gelchildert heeft ; een S, Hieronymus in de Woeftijne, van Tinto-ret j een Lieve Vrouwe met het Kindeken, en S. Catharina nevens S.Sebaftiaen, fijnde een kopye naer Antonio Corregio , door Dominico Greco gefchildert j noch een Lieve Vrouwe met het Kindeken in haer armen, door Van Dijck. Van de cornice naer boven fiet men tegen het gewelf gelchildert, verlcheydegrotesquen, van loofwerek, figuren, en anderfins, aer- |
Engelen uyt een open hemel daelende, met lau-Capittelen, wertackcu in hunne handen.Wederfijds van defe voorlale is een groote fale , de eene om ver-cheydenheyts wille genaemt het Capittelvan den Vicaris, d’andere van den Prior, yder 80 voeten lang, en 34breet, hoogh op hethoogh- figueren, door Granelo en Fabncio gebroeders, fte van het gewelf 28 voeten ; hebbende elck f oft Z’ergt-derplaetfin der Ordre. de twee Altaren ftaen twee ftucken van Titiaen, fijnde ’t eerfte een S. Hieronymus, in de Woe-ftijne penitentie doende, in het Capittel van den Vicarius ; het andere , in het Capittel van den Prior, is het gebedt des Heeren in het Hofken. Daerenboven fijn noch in het Capittel van den Prior j een copye van Titiaen , daer onfè Salighmaker met de doorne-kroon gekroont werdt ; daeropvolght een groot ftuck van Jan Fernandez Mudo, hoewel niet volmaeckt, uyt-beeldende , de verlchijninge Chrifti aen fijn Moeder, naer dat hy van den dooden opge-ftaen was : een copye van Leonardo de Vins, de Transfiguratie op den bergh Thabor vertoo-nende : een vlucht naer Egypten , fijnde een principael van Antonio di Corregio : S. Maria Magdalena en Martha , fchreyende aen de voeten van onfe Salighmaker, over de doot van haeren broeder Lazarus, van Carlo Veronees : den doop aen onfe Salighmaker in de lordaen , van lacomo di Parma.In het ander Capittel fijn, eerftelijck een Lieve Vrouwe met het Kindeken, en S. Elifabethmet S. lan, een heel goede copye naer Rafaël d’Vrbin : daer naer van Ma-facio,meefter van Michel Angelo, een treffelijck ftuck , vertoonende onfen Salighmaker doot liggende, met fijn Moeder en Nicodemus daer by ftaende : twee ftucken van Hieronymus Büfch; een daer onfe Heere lefus het kruys draeght ,• het ander een S. Antonis : een Lieve Vrouwe met het (lapende Kindeken , van Lavinia Fontana. Doch alhoewel defe en de reft van tegen de muur, recht tegen de deur die men inkomt , een Altaer. In de muur tegen het zuy-den fijn twee ryen venfters, de onderftemet traliën , de bovenfte boven de cornice op de hooghtevan 15 voeten, alleenlijck met glafen verfien ; rontom de muur ftaen baneken met leuningen van notebooraenhout, en boven de feive onder de cornice in yder 16 fchilderyen, alle van uytftekende Meefters ,* van wekken wy alleen de voornaemfte füllen gedeneken. Op de fchilderyen , die defe twee plaetfen vercie-ren , van naemhaftige Meefters gedaen fijn j (do fiillen evenwel weynige uyt de feive defe plaetfe behouden ,• hebbende den tegenwoordigen Koning van Spanjen , Philips de Vierde, gewilt, dat dele twee plaeclèn, even als de Sacriftie, met andere van meerder waerdye, die hy dagelijeks dacr toe doet vergaderen , voorfien (dnden werden. Het gewelf van dele twee plaetfen is ge-fchildert met groote verlcheydentheyt van grotesquen, behaende in duyfent capricen van loofwerek, bloemen, vreemde vogelen en heeften , gebouwen , engelen^ deughden en andere fonen van den vermaerden Bergamalco. Boven de twee deuren, en d’altaren daer recht over. ftaet yder een nifle, en in elck van dien een beelt van porfierfteen, door konft en ftofie uyt-nemende, de twee van de (èlve fijn hoofden van onfen Salighmaker, d’andere beelden van onfè Lieve Vrouwe met het Kindeken op haer armen , elck van de feive heeft op een pedeftal een inicriptie van Arias Montanus j onder het hooft onfes Heeren , dat boven het altaerftuck van het gebedt in ’t hofken ftaet, is dele ; |
HIC LAPIS OFFENSVS FERIET, FERETQVE RVINAM, HIC ET ÏNOFFENSVS PETRA SALVTIS ERIT.
Onder het beelt van de Moeder lefii Chrifti, ’t welck recht over het Altaer boven de deur van dit Capittel ftaet, leeft men ’t volgende :
HANC HÆC MÏRANDAM TIBÏ PROTVLIT VNIO GEMMAMj AVCTORI CHARA EST VTRAQVE PETRA DEO.
Onder
-ocr page 90-’t E S C U R I A E L.
Onder het andere hooft/t welck in het andere Capittel boven ’t Altaerftuck van S.Hieronymus ftaet, het men defè woorden :
lESV CHRISTO DIVINI TEMPLI LAPIDI
PRÆSTANTISS.
Onder het beelt van onfe L. Vrouwe ftaet :
ABRAHAM. L C. LAPIDICINÆ SPECIMEN DVPLICI INCOMPARABILI.
Kertrecken van de ïrtoor. Naeft yder altaer van dele tweeCapittelen hjn twee deuren, aen elcke hjde van ’t Altaer een ; door eene van defe deuren , te weten van die in het Capittel van den Vicarius,gaet men een trap neder naer de hoven die aen de zuydhjde hjn,en naer de kelders ; door d’andere komt men in het vertreck, waer in de privilegiën en exemptien, door de Paulen en Köningen aen dit buys gegeven , nevens andere ftucken en papieren van gewicht , elck in hare kaften bewaert werden. De eene deur die naeft het Altaer van het Capittel van den Prior ftaet,is ’er alleen geftelt om de ge-fchicktheyt van de bouwkonft; en door d’andere komt men in een fchoon vertreck, 34 voeten in ’t vierkant groot, dienende des Ibmers voor een celle ofte woonplaets aen den Prior van het kloofter,en komende recht onder de hoeck-toren,die in dele zuydhjde van het gebouw naer het ooften ftaet ; en vermits het in de hoeck ftaet, heeft het naer het ooften, als mede naer het zuyden, drie venfters, halfwegen met yfere balufters. De muer is rontom tot de hooghte van vijf voeten , met a^ulejos befct, lbo noemt men in Spanjen fekere fteentjes van verfcheyde verwen 5 en boven de lèlve tuftchen de venfters hjn tot cieraet eenige groote ftucken lchilderye^ eerftelijck drie van Hieronymus Bolch, die onder de Schilders, door hjne wonderlijcke en kluchtige vindingen, grooten naem heeft gekregen : het eerfte is S. Antonis Tentatie, vol van alderleye monfters, chimeren, draken, en andere wonderlijcke fantahen ,• de vindinge en gedachten van het tweede ftuck is genomen op de plaetlè lefaiæ : Alle ygt;leefch is boy , en alle haer glorie als een bloeme des quot;pelts 5 daerom heeft hy ge-ïchildert een wagen met hoy geladen, voortge-trocken van leven wilde dieren, uytbeeldende de leven hooftfonden 5 boven op het hoy fitten , het vermaeck des vleefchs, eere, en groots-heyt, vertoont door verlcheyde vroukens, hn-gende en Ipeelende op verlcheyde inftrumen-ten} de Faem en grootsheyt vertoont een duy-vel met vleugelen , uytblafende op hjn trompet, de eere en grootsheyt der werelt; rontom de wagen het men alderleye ftaten en lootten van menlchen , haer beft doende om tot dele eere te geraken , defe met leeren , die met haken , en andere middelen j Ibmmige , bynae tot boven op ’t hoy geraeckt, vallen van boven neder; andere werden van de wielen geplettert : alles met aerdige en kluchtige, hguren afgebeelt. Het derde is eenheerlijck ftuck,daer de drie Köningen het kindeken lefus aenbidden : het vierde is een ftuck van een Nederlander, vertoonende hoeonlè Salighmaker in de woeftijne, met vijf brooden en twee viftchen, vijf duyfent menlchen Ipijhghde : noch een S. Hieronymus, treckende een Iplinter uyt de voet van de leeuw ; en andere van onbekende Meefters. Aen d’eene hjde van de muer ftaet een boecke-kas, en in ’t midden van de lèlve een Crucihx,metde moeder onfes Heeren en S. lan , van yvoir konttigh gelheden. Voorts boven de voorverhaelde fchilde-ryen, is een rye conterfeytlèls van Paulen, van Romen om der konft wille herwaerts gefonden. Het gewelf is heerlijck al frelco gefchildert; hebbende op het hooghfte een vierkant ftuck, waer in het oordeel Salomons door Francilco d’Urbi-no, Italiaen, gelchildertis. Rontom, tot de cornice toe, is de reft met verlcheyde loofwerck, en in de hoecken met hguren van Propheten, en in ronde medalien op een goude gront, met af beeltfels van de vier Euangeliften, en met de Morale en Theologifche deughden in andere niffen met groote konft en aerdigheyt verciert ; de vloer is, gelijck die van de ommegangen en capittels van bruyn en wit marmot in compar-tementen verdeelt. Uyt defe kamer klimt men Delwen-door een lichten en breeden trap tot de boven-wooninge , ofte Celle van den Prioor j hjnde verdeelt in twee kamers, een recht boven de onderfte , en even groot als de felve, hebbende fes venfters in elck van de hjden lbo naer ’t ooften , als naer ’t zuyden ; door de welcke men het lchoonfte gehcht het, dat men hch foude können inbeelden ; als plantagien van boomen, ftaende wateren, fonteynen, dorpen, ftcdekens, velden, en beemden. Voorts is dit vertreck mede treftelijck verciert ; eerftelijck het men rontom , boven de fteentjes daer de muurenvier voeten hoogh mede belet hjn,de conterfeytlèls, van het hooft tot de voeten , van de Köningen D.Hendrick de Derde,D.lan de Tweede,D.Fer-dinand de Catholijcke, D. Philips de Eerfte, by-genaemt de Schoone ; Keylèr Karei de Vijfde, Philips de Tweede, Philips de Derde, en Philips de Vierde. In de tweede rye van lchilderyen boven defe , ftaet de verlcheydenheyt der ouder-dommen , van de kintsheyt tot de uytterfte ou-derdom,in verfcheyde lchoone lantfchappen afgebeelt : daerenboven hjndcr noch, onder veel andere ftucken van brave meefters, die de muur geheel tot de Iblder toe bedecken , eenige ftucken van de Sontvloet van Baftan^een Ecce Homo van Titiaen ; en een feer vermaerde copye van de Bootfehap Maria van Florencen. Voorts hjn daerenboven noch in defe kamer, een fchoone fchrijftafel, kaften, en ftoelen. |
Uyt |
’t E s C U
Peflacf- Uyt defê kamer komt men in een andere, eygendijck fijnde de Gelleen flaepplaetfe van de Prioor,hebbende twee venders tegen het oo-ften, rontom de felve ftaet een notebome Boec-kekas, verfien met treffelijcke boecken in alder-hande faculteyten , en boven de felve , verma-kelijcke lantlchappen, die voort dit vertreck verderen. Boven de deure van de alcoba ofte flaepplaets, die in defè kamer is, ftaet een voor-trefielijck principael van Leonardo de VinS, fijnde een Lieve Vrouwe, met het Kindeken al ftaende, even oft het, fbetelijck van de flaep Bidtpiaetfe overwonncu, nederfackte ; en S. lan meteenige engeltjens. Wat verder komt men in de bidt-plaedè van de Prioor, lang 3y, en breet iz voeten; demuurenfijn van witpleyfter en het gewelf boven met verfcheyde goude ftricken, lijftenen compartementen verciert, hebbende tuftchen de felve op hethooghfte drie ftucken fchilderye , het een uytbeeldende S. Hieronymus , het middelfte daer de drie Köningen het kindeken lefus aenbidden , en het gene dichtft aen ’t altaer is, een S. Laurens. Het autaer ftaet aen de muur , recht tegen over het venfter dat tegen het ooften ftaet ; en is altijt verciert met de lelve couleuren als die van de kerck. Het al-taerftuck is een groote fchilderye , vertoonende het afnemen onles Heeren van het kruys. Aen d’eene fijde van de bidtplaetlè is een vack in de muur, in welcke de kaften gevoeght fijn,daer de ornamenten tot het altaer,en voor de Prioor,als liy dienft lal doen, bewaert werden. Daerenbo-ven is hier noch een fonteyn van bruyn mar-mor in een lchoone nifte , om de handen te waftchen. Rontom defe bidtplaetle hangen tegen de muur veel kleyne ftuckjens fchilderye, maer evenwel van groote waerdye. Onder andere een Lievevrouwe met het kindeken, en S. lan, van den grooten Raphael d’Vrbin; en een befnijdenifte des Heeren Chrifti van Parmegia-no , een heerlijck konftftuck ; een Ecce Homo van luan Fernandez Mudo ; en een doop van de Heer Chriftus in de lordaen van den felven ; de reft fijn mede alle van treftelijcke meefters, hier te lang om te verhalen.
Cellen va» Op de felve hooghte van de voorverhaelde du vier- vertrecken desPrioors, op de tweede verdie-pinge , fijn aen de ooftfijde, en naer het zuy-deii, de Cellen ofte kamers van de Monnicken, yder lang 35, en breet z j voeten, elck met twee venfters met yfere traliën : en boven delêlve fijnder noch andere, maer wat kleynder.
Lees-faek. Noch is Op defe hooghte een fale, rontom befetmet geftoelten en baneken , eneenlees-ftocl in het midden , daer dagelijeks aen de Re-ligieufen van het Kloofter lelfen uyt de Heylige Schrifture, ofte andere Goddelijeke materie, volgens het Concilie van Trenten, voorgelelèn werden. De vloer is geleyt met marmorfteen , en de muuren verciert met koftelijeke fcbilde-ryen. Aen de eene fijde is het wijtvermaerde ftuck van Titiaen, waer in hy alles gebracht heeft, dat de fchilderkonft te wege kan brengen ; verbeeldende de Glorie des Hemelrijcks, en in de felve de conterfeytfels van Keylèr Karei,de Keyferinne fijn Gemalin, en meer andere
R ï A E L.
Princen van het Huys van Ooftenrijck : aen de andere fijde verfcheyde Outvaders uyt het Oude, en Apoftelen en andere uyt het Nieuwe Te-ftament; en in ’t midden van allen de H. Kercke in de gedaente van een fchoone jonekvrouwe , haer aen de Heylige Drievuldigheyt,die midden op een troon van licht en majefteyt fit, met de H. Maeght daer benevens, prelènterende. Nevens ditheerlijck ftuckftaet een voortreftelijcke fchilderye van Raphael d Vrbin , fijnde een L. Vrouwe, fittende op een ftoel met het kindeken in haer armen ; aen de rechterhandt van de Moeder Godts leyt de jonge Tobias op fijn knien, met de vifcii in fijn handt; en nevens hem den Engel fijn leytsman : het kindeken ftreckt fijn handt naer haer uyt, en leyt de andere op de fchouder van S. Flieronymus, die op de flineke fijde op fijne knien leytin Kardinaels kleederen , hebbende in fijn handt een boeck, en de leeuw aen fijn voeten. D^erenboven fijn aen de andere fijde, tegen de muur die naer de kerck toe ftaet, twee andere principale ftucken van Titiaen , beyde voortreffelijck van konft en waerdye ; het eene is een S. Margarite met den draeck , beyde foo groot als het leven ; het tweede is het graf van onle Salighmaker, even als het gene in d’oude kerck van dit kloofter is, met figuren een weynigh kleynder als het leven ; hangende tuftchen ’t voorverhaelde ftuck en een S. Hieronymus in penitentie , van Palma : boven het ftuck van het graf Chrifti voorgemelt, hangt een heerlijck ftuck van Paulo Veronees , daer de Heere , naer fijne opftan-dinge,met de Outvaders fijn Moeder verfchijnt, hebbende dicht by hem den bekeerden moor-denaer, de Patriarchen en Propheten kentmen aen hare teekenen ; en de figuren fijn wat kleynder als het leven. Aen de fijde tegen over defe hangen drie ftucken,die refponderen op de gene die wy daer verhaelt hebben,- het eene is mede van Paulo Veronees, fijnde het martel-lot van een heyligh man, wiens naem men niet weet, om dat de tekenen die men in de fchilderye ‘fiet, vele en verfcheyde martelaeren können toegeeygent werden,en in de felvegeen by-fbndere tekenen fijn waer aen men hem foude können kennen ,• de heylige man leyt knielende om onthalft te werden,met d’oogen naer den hemel gewent , en afgekeert van de valfche Priefters, die hem het beelt van een afgodt aen-wijfen. Tuftchen dit en het volgende ftuck hangt, boven twee ftoelen^ onfe Salighmaker naeckt aen de colomme, met een beul alleen die hem vaft maeckt, en een jongsken dat fijn kleederen houd, van Luqueto heerlijck gefchildert. Het derde vertoont S. Laurens, reets gebraden en doot fijnde, daer S. Hippolytus, en fijn mac-kers, by nacht komen om het lichaem van den heyligen Martelaer te begraven,- gefchildert van lan Fernandes Mudo. Aen de fijde van de lees-ftoelen hangen twee uytnemende heerlijeke ftucken ,- het eerfte fijnde de bootfehap Maria, met figuren foo groot als ’t leven, van Paulo Veronees , een groot ftuck, ’t welck gemaeckt is geweeft om te dienen voor het groot altaer j ’t andere is van den grooten Tintoret, gelijck aen
’t E s C U
aen het voorgâende foo wel in grootte als konft en waerdye, verbeeldende de geboorte Chrifti, oock gemaeckt voor het groot altaer met figuren van S. Jolèph, eenige Engelen, en verfchey-de herders en herderinnen, wat kleynder als het leven : tufïchen defe beyde boven de Hoel ftaet een wonderlijck Ecce Homo van Titiaen. In defe fael is een kleyn vertreck, el Camarin genoemt, in het welcke juweelen van de Ichil-derkonft, beelthouwerye, miniature , en andere kleyne kofielijckheden bewaert werden ; teUquie», eenige van de reliquien , die Philips de Tweede tot dit gebouw gefchickt heeft : als een geheel lichaem van een der onnofele kin-derkensj een yler van de roofter daer S. Laurens op gebraden is j en een van de kruycken van Cana in Galilea ; verfcheyde ftucken van het heylige kruys, en meer andere , die hier wegh-geieght fijn, om dat fy noch in geen koflelijcke kaffen ftaen , ofte wei om dat ly in de twee kaf-lèn in de kerek, in welcke de andere opgefloten fijn, niet können geplaetft werden.
Saerißie Aen de andere fijdevan degalderye, recht leeslàle, is de Sacriftie vän het Choor, daer de kappen van de Sangers, die feer koftelijck en menichvuldigh fijn , bewaert werden, om dat de groote Sacriftie te verre van het Choor afgelegen is ; waer toe dit vertreck vol is van noteboome kaftenden boven de fèlve,tegen de zuydfijde, hangt een groot ftuck fchilderye , fijnde een heerlijeke copye naer Titiaen, en verbeeldende het raarteilot van S. Pieter de Martelaer. In het midden van dele Sacriftie hangt een kopere kroon , waer op ’s nachts, op de uure der metten , licht aengefteken wert, tot gerief van de Sangers, wanneer de felve alsdan nunne kappen komen aendoen.
HetNovi- Van hier gaende naer de hoeck die de zuyd-twf. gjj xveft-fijden van de galderye te lamen maken, vint men twee deuren, d’eene gaende naer de flaepplaets van de Novicen, ofte Monnicken die noch in haer leerjaeren fijn ,• en de andere naer een trap die men naer het Novitiaet opklimt.
Celle vande Dooi* de lèlvc, eer men een voet op de trap lèt, ^Kuweitn- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Celle van de Meefter der fei
xe». ver, fijnde een vierkante kamer, hebbende fijn uytficht door venfters naer het zuyden : tegen de muur, naer het ooften, ftaet een altaer, het welck voor altaer-ftuck een kaffe heeft,daer verfcheyde reliquien in bewaert werden ; en dage-lijcks verciert wert met de lèlve couleuren van ornamenten , als de altaeren van de groote kerek. Aen d’andere fijde ftaet een boeckekas, met verfcheyde boecken van devotie voor-fien, uyt welcke men de Nieuwelingen dage-lijcks leffen voorleeft : de muuren fijn verciert met verfcheyde ftucken fchilderye ,• en de flaepplaetfen in dier voegen gefet, dat die het vierkant van de kamer niet en breecken en op defe felve manier fijn alle de andere Cellen van dit vierkant , met leer weynigh onder-fcheyt. Aen de rechterbant van dit vertreck gaet men dertigh trappen op, tot dicht onder het dack, daer men alsdan verfcheyde lange en breede gangen vint,daer de Cellen van de Nieu-Welingen(die veeltijts4o in getal fijn)naeft mal-S^anjen.
R I A E L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11,9/i
kanderen ftaenjaen ’t eyndè van een der gangen is een deur , door de welcke men komt in een eenfame Kapelle,hebbende een altaer, op welck ftaet eenChriftus beelt aen het kruys hangende, weynigh kleynder als het leven ; hier komen de Nieuwelingen te famen om te bidden , en penitentie te doen. Aen ’t eynde van de voornaem-fte gang , die van de wefter-toren gaet naer de toren die op de hoeck ftaet, die de oofter- en zuyder-fijden maeckt, is een andere Capelle j dewelcke dient voor een Capittelplaetfe , daer de Meefter der Nieuwelingen , alle fondaghs en woensdaghs ’s avonts, met haer alle een geefte-lijeke t’famenfprake houd, en fy,yoor fijne voeten leggende,haere fchuldt bekennen in het nalaten van de dingen,haer volgens de regulen van de ordre aenbevolen. Hier is mede een altaer, op het welcke een beelt van onfe L. Vrouwe met het kindeken op haer arm , foo groot als het leven , ftaet, fijnde feer konftigh gefneden, en dagelijeks met koflelijcke klederen verciert. Naeft het altaer ftaet een boeckekaffe, expref-felijck in defe geraeene plaetfe gefielt,op dat de Nieuwelingen,fónder uyt hetNoviciaet te gaen, de bceken, in de felve ftaende , fouden können gebruycken.Daerenboven is ’er in de felve noch een deur, dewelcke d ingang is tot een trap, die beneden naer de woonplaetfè des Prioors leydt j waer door hy opkomt, wanneer hy het Novitiaet komt befbecken. En dit is het ge-denekwaerdige ’t welck in dit derdendeel van het gantfche gebouw te fien is : in het laet-fte • derdendeel , ’t welck naer het noorden ftaet, füllen wy ons foo lang niet ophouden , om de gelijekheyt die het met’et voorgaende heeft.
De vijf binneplaetfèn met haer galderyen, j^etderde en gebouwen , die men in de groote figuren aen de noortbjde het, in verdeelinge , grootte en wijdte de voorverhaelde gelijck,makenhet derde deel in de verdeelinge die wy van het gehee-le gebouw gemaeckt hebben. De vier kleyne behooren tot het Collegie en Seminarium ; en het groote is het konineklijeke Paleys ; welcke wy vervolgens, eerft de vier kleyne, en daer nae het groote , om den felven voet als in het voorgaende te houden, füllen befchrijven.
Men komt in het Collegie door de gemeene HetCoüe^ voorhof, en een deure , die recht over die van s«-het klooller ftaet 5 en in het Seminarium , door de voorpootte, die in de voorgevel naer het noorden ftaet ; en het eene van defe vier kleyne vierkanten, ’t welck in den hoeck tuffehen de weft- en noordfijde in ftaet, is het Seminarium, de drie andere maeken te famen het Collegium der Religieufen. Defe fijn even-eens als die van de andere fijde, met drie ryen colommen en ommegangen , hebbende elck een marmore fonteyn in het midden , en daer fÿ malkander kruyffen, een toren even als de andere fijde, fulcks dat het onnodigh is, het gebouw van buyten, en de ftellinge op het nieuw voor de tweedemael te verhaelen. Maer binnen in de verdeelinge der vertrecken is wat onderfcheyt, behalven dat fÿ yder verfcheydelijck verciert fijn j welck, onderfcheyt niet onaengenaen fal
L IÎ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fijn
’t Ê S C tl lijn te weten. TulTchen de twee binneplaetièn van het Collegic , die naer het zuyden ftaen , is beneden een opene galderye , izy voeten lang, en 35 breet; hebbende wederfijdseen rye bogen , waer men heen en weder deur het ; de loldering is van ondere met beeldwerck en vericheyde lofwerck , bloemen , en grotelque dingen aerdigh gefneden,die tlamen met de vergulde ih'icken enlijhien een aengenaem gehcht geven : boven de bogen ftaen röntom,over mal-kanderen, twee ryen groote venfters, met balu-fters ofte yfère leuningen, maekende te hamen een heerJijcke lchouwplaetlè, om comedien , en andere diergelijcke aéten te vertoonen ; gelijck hier dickmaels gelchieden : doch het eygent-lijcke gebruyck is tot het wandelen van de Col-legianten, als ly uyt de leihen komen , ofte wanneer ly daer naer toe gaen : tegen de muur naer het zuyden ftaen twee conterfeythels van den hoofde tot de voeten, het een van Philips de Tweede, en ’t andere van Philips de Vierde, en noch hooger twee groote ftucken van Frederico Zucaro, het eene, hjnde de geboorte onlès Heeren , het andere de aenbiddinge der drie Köningen. Uûorpîaet' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hjden van defe wandelplaetfe fijn ƒ»• twee halen even-eens van gedaente, en weynigh verlchillende van grootte,- inde eene wert de Godtgeleertheyt, in de andere de Vrye konften geleert; de eerfte is 75 voeten, delaetfte 8y voeten lang ; en beyde even breetgt; te weten 27 voeten rontom de lèlve hjn ftoelen en hchrijh-bancken van noteboomen hout j in het midden van de halen is een groote ylere tralie die de lèlve in tween verdeelt, om dat de wereltlijeken , die hier komen om de lelTen te hooren, met de Monnicken niet houden te hamen loopen , waer-om oock twee deuren in de helve lijn, een binnen de traliën , en een buy ten, waer door elck oock bylbnder ingaet ; de muur en het gewelf hjn beyde wit gepleyftert, hebbende tweeryen glahe venfters boven malkander. Het voornemen van de ftichter van het gebouw was, dat de gewelven van dehe twee hoorplaethen heerlijck louden gelchildert werden, waer toe de tekeningen al gereet waren, hjnde loo geordeneert, dat de hguren niet alleen het verftant en oogen niet houden hebben afgewent van de dingen die daer geleert werden , maer helfs daer in de memorie te gemoet gekomen. In de lalc van de Godtgeleertheyt loude men gehen hebben de myfterien die in de helve verhandelt werden, hier de onbegrijpelijeke Drievuldigheyt, daer het Sacrament des altaers, elders andere diergelijcke hooghwightige laken. In de hoorplaetle van de konften loude men ahgebeelt gehen hebben , de Dialeética, Philolophia, den Hemel, de Elementen, denTijdt,- en daerenboven in alle beyde, de conterfeythels van de uytftekenfte mannen in deGoddelijeke en menhchelijcke ge-leertheyt. Aen het eynde van de galderye,recht in het midden van de vier vierkanten, ftaet de toren, hebbende mede, als die van de andere fijde, twaelf deuren, drie in elcke hjde, maer daer boven geen venfters, als alleen acht met glafen in de kappe,die licht genoegh bybrengen: |
R ï A E L. door die deuren komt men in de vertrecken gt;nbsp;die tot dienft van het Collegie hjn, als de keuc-ken, en diergelijcke. Men komt hier oock in de Eetlale , hjnde een welgeordineerdt vertreck , lanek 60, breet 30 voeten de lolder is een ge-metlèlt gewelf met compartementen van pley-fterwerek , de cornice is van fteen ; het licht niet heer groot, terwijle de venfters haer licht hcheppen op de binnenplaetlè die naer het noorden ftaet ï aen de tafels können yo Reli-gieulèn htten; hovende hooft-tafel ftaet een lchilderye, de welcke gt;nbsp;hoewel maer een copye hjnde, evenwel met recht een van de mecit-geachtftevan dit geheel gebouw wert gehouden ; hjnde gefchildert naer een Avontmael onhes Heeren, ’t welck Leonardo de Vins ge-maeckt heeft tegen de muur der Eetlale van ’t kloofter der Dominicanen tot Milano, genaemt Sancia Maria della Gratia. Om het welcke te hebben , loo Valari getuygt, François de Eerfte , Koninek van Vranekrijek, heer groote belooningen aen d’Architeden en Ingenieurs belooft heeft , indien ly dele muur geheel te Paris wiften te brengen. De galderyen , die om dele plaetlèn loopen, hjn,in de hoecken van de gangen , oock met hchilderyen verciert ; en in dc onderfte ftaen verdeelt elf ftucken, uytbeelden-de de gelchiedenilTe, en ’t Martellot van S. Laurens ; acht der helve hjn van Bartholomeo Car-ducci, Italiaen , treffelijck gelchildert. Tot de bovengalderyen klimt men met twee trappen, een gelijck als die van de vierkanten van het kloofter ; en een groote met hjn bordefte van elf tot elf trappen , elck achtien voeten breet. Boven de onderfte groote wandel-galderye, is ’er. weder een aen alle kanten open , met even de lèlve rye bogen en pilafters als de onderfte ; op het eynde van dele ftaet de celle van den Re-lt;ftor; en vervolgens,rontom de plaethe, de cellen van de Meefters en de Studenten, die vijftigh in getal hjn, en ftaen onder degehoorlaemheyt van den Reétor, en alle onder den Prior. Dele komen alle te hamen om de Metten , en het Sahgt;e Regina van onhe Lieve Vrouwe te hogen , in een kapelle die op de helve hooghte in de hoeck van het vierkant tegen de kerek aen ftaet, hjnde 78 voeten lang, en 28 breet, hebbende een Altaer, en op het lelve een wonderlijeke fchilderye van Peregrino , hjnde de Heere Chriftus aen het kruys , tweemael hoo groot als ’t leven, de Son en Mane vcrduyftert, en den Hemel als in den rouw over de doot van haren Schepper, bedeckt met woleken ; rondtom de kapelle hjn geftoelten, en recht tegen over het Altaer een lètel als die van het Choor, daer de Reélor ht. Voorts hchept dehe kapelle haer licht door een groot venfter, het welck op den grooten voorhof uythiet. Boven de verhaelde en voornaem-fte vertrecken, hjnder noch vericheyde andere, die wy, kortheyts halven, voorbygaen. Het derde vierkant heeft tegen de binneplaethe geen galderyen , maer alleen venfters , waer door de kamers haer licht fcheppen , en dient alleen tot de keucken, hoo van ’t Konineklijek Paleys, als van het Collegie. Het vierkant, daer de kinderen van het Semi-narium |
’t E s C U
hariiim woonen, is eveneens als dat van ’t Colle-gie, hebbende falen, vertrecken, eetfàle,winteren fbmer-flaep-plaetf'en van feer groot gemack. be kinderen fijn 40 in getal, en met haer, acht wereltlijcke Collegianten , vier Theologanten, en vier Artiften ,• die dagelijcks met de Reli-gieufèn de leffen hooren, doch aen d’andere fijde van de bovenverhaelde tralie : daeren-boven fijnder verfeheyde huysknechten , die dienen ,• een Opper- en een Onder-Præceptor, die de kinderen onderwijfen ; en een Religieus, van den Prior des klooflers gekofèn, om het Seminarium te regeeren. Defè kinderen houden haer beurten, om alle de Priefiers van het Col-iegie, wanneer fy MifTen doen, te bedienen ,• en ftaen alle morgens met den dageraet op , om de eerfte Mifie by te woonen j en uyt dit Seminarium komen fy in het Collegie.
jJet Ko- Achter defe vier vierkanten van het Collegie, Seminarium, en de keuckens , volght het groo-te vierkant van het Koninglijeke Paleys, re-fponderende op de groote plaets en galderyen van het Kloofter, hebbende de kereke tuffehen Ingangen, hcn beyden ,- men kan in het felve komen door vele deuren, door den grooten voorhof, dooide kerek, door de ooftergevel ; maer de voor-naeme ingang is door twee poorten, flaende in de noordergevel, door de welcke men in groote Portaelen komt, en daer uyt fes trappen op-gaende,weder door twee portalen in twee binne-plaetfen , van waer men alsdan de grootsheyt en heerlijekhey t van de groote plaetfe,en galderyen ßet. De groote plaetfe is, buyten de bogen, 218 voeten breet ,• fijn de daer in wat grooter als die van het Collegie , om dat de vertrecken van de noordtfijde wat kleynder fijn, als die van de zuydtfijdej de zuyd-ooft- en noord-fijden verdeden yder haere breette onder in negen groote bogen , met vierkante pilafters met haere bafen , en lijften , daer de bogen van defe eerfte rye op ruften j de galderye is breet van de muur tot de bogen 20 voeten. De pilafters fijn vier voeten dick in het vierkant, en 18 voeten hoogh; de bogen fijn breet 13 voeten, en eens foo hoogh ; en boven de felve loopen de lijften, die op geproportioneerde hooghte dienen voor cornice van defè eerfte rye. Aen de weftfijde van de plaets , fijn twee piaetfen yder 60 voeten in ’t vierkant ,• fulcks dat d’onderfte galderye en bogen, niet rontom de plaets gaen ; maer in de muur, die de felve piaetfen van de groote plaetfè affeheyt, ftreckende van het zuy-den naer het noorden , ftaen toegemetfte bogen , die op de opene van de ooftfijde refponde-ren : defe muur is alleen 30 voeten hoogh ; fulcks dat de tweede rye rontom de plaets geheel rontom loopt, fonder eenige verdeelinge : defè beftaet in een rye groote vierkante ven-fters, met pilafters en lijften , ’t welck een heer-lijck aenfien geeft : boven eyndight het alles in een heerlijeke cornice, op de welcke een opene balufter ftaet, met bollen en kanteelen , even als die van het kloofter. De twee kleyne piaetfen , in defe groote begrepen , eyndigen op de hooghte van 30 voeten, op defelve wijfe.met balufters, en hebben boven een plat dack, met
R I A £ L.
loot gedeckt : defè fijn hier geftelt, op dat niet buytens huys, en verre van de handt fouden fijn de Officieren, die men di Bocca noemt ,• en daer-om fijn in het eene twee kokens, alleen voor de Konincklijcke perfoonen ; en in de andere, twee ryen vertrecken boven malkander, voor de bedienders der felver ,• fijnde beyde defè piaetfen verciert met hare fonteynen.
Binnen de noordfijde van het gebouw, het rerirecke» welck om defè groote plaetfe loopt, fijn ver-fcheyde vertrecken,’daer de Heeren van het hof, en de Edellieden van de Kamer , nevens de Hofmeefters, eten j en andere voor de AmbaR fadeurs van vreemde Princen : in de oofthoeck van defe fijde is de principale trap die men naer boven gaet, fijnde wat donckerachtigh, terwijl die maer negen voeten breet is. In de fijde naer het ooften is een groote deur , door welcke men in de Konincklijcke vertrecken komt j fijnde het eerfte een fchoone kamer jo voeten lang, en 3 3 breet, met twee ryen venfters, van bruyn marmor ,• tegen de muur over de deur is een heerlijeke fchoorfteen met marmore pilafters en fchoorfteenmantel; en op dit volgen voorts alle,de andere kamers tot de zuydfijde toe ; in de welcke beneden langs der aerde geen vertrecken fijn, om dat de muur van de kerek de binnen-muur is van de galderye. Aen de weftfijde fijn op de tweede hooghte boven de twee voornoemde binnenplaetfen , verfeheyde kamers voor de Edellieden, en andere dienaers van name van fijne Majefteyt. In de ooftfijde Oj. de tweede hooghte fijn drie verfeheyde foor-ten van kamers voor de Konincklijcke Princen, Infanten , en andere Konincklijcke perfoonen, en voor de gene, die altijdt tot haren dienft omtrent haer fijn moeten , alle met marmore fchoorfteenen , hebbende eenige haer uytficht op de tuynen naer het ooften, andere naer de galderye. De galderye in defe fijde noemt men DeçaUerjt de galderye van de Infante, en is verdeelt mvand-in. twee deelen , hebbende beyde haer uytficht op de plaets, d’eene is verciert met uytftekende fchilderyen, te weten, met de ftucken van de Sontvloet van Bafran,waer van eenige fijn heerlijeke kopyen j andere , principalen fclf j en met eenige uytnemende van Hieronymus Bofch. In de zuydtfijde die tegen de kerek aen ftaet, is op defè felve hooghte van 30 voeten,de voornaem-fte, fijnde waerlijck een konincklijcke galderye, Degreoti 190 voeten lang, 20 breet, en 2 j hoogh, over al op de muuren, en tegen het gewelf heerlijck befchildert : op de muur, tegen de Kerek aen, ftaen twee ftucken, als tapijten gefchildert, met haer franjen, boorden, en andere cieraden, fbo natuerlijck dat vele daer mede bedrogen fijn ; op defe ftaet gefchildert de Bataille, die Koning Jan de Tweede tegen de Moren in de velden van Granada geflagen heeft, en van de plaets gemeenlijck de Bataille van Higuervela ge-noemt wert ; fijnde een fèer vermakelijck ftuck, om de wonderlijeke geftalte van de Efquadres van d’een en d’andere fijde, de verfcheyden-heyt der wapenen, banieren , en vaenen van het paerde- en voetvolck. Eerftelijck fiet men beyde de legers tegen malkanderen marcherende;
op
-ocr page 95-’t E s C U
op een andere fij Je, Je fèlve den flagli beginnen ; wat verder, in vollen flagh, waer in men Jen Koning en Don Alvaro Je Luna , onder Je Moren omringt,met groote moeJt fiet vechten; en eyndelijck de victorie Jer Caftilianen, en neJeriaegh Jer Moren , tufl'chen Je plantagien, tuynen, en voorfteJen van GranaJa ; Jaer men Je Moorfche vrouwen , in haere vreemde klee-Jingen, op Je heuvelen, mueren, en torens fiet ; alles feer aerdigh uytgebeelt. Aen de andere fijde ftaet tuHchen de venfters in, mede al frel-co gefchildert, het veroveren en de Bataille van S. Quintijn, op den Jagh van S. Laurens, eerfte oorlaecke van dit gebouw, in de welcke men een heel andere manier van oorlogen het, als in de voorverhael Je, niet met bogen, en Ichil-Jen, maer piecken, mulquetten, grof gefchut, en vierwerckem Tegen Je mueren, aen ’t begin en ’t cynde van Je galJerye, ftaen twee zeeftrij-Jen ontrent het eylanJt Tercera geJaen, in Je welcke men Je manière van te water te oorlogen , met Je afbeeldingen van galeoenen , ga-leafl'en, fchepen, galeyen, en andere foorten van vaertuygh , te famen flaende , kan befchouwen. De fblderinge oft het gewelf van dele galderye is van pleyfter , op welck feer aerdigh alderley grotefque figuren, menlchen , vrouwen , mon-Ifers, paerJen, vruchten, en bloemen, inet groote verlcheyJenheyt fijn gefchildert.
'tKieyne Als men uyt defe galderye gaet, en weder beneden keert, komt men in een naeuwe achter om Je kerck loopt, om in J’ey-gene vertrecken Jes Könincks te komen ; welcke fijn in een vierkant, het welck uyt d’ooflge-vel van het geheele gebouw, recht achter Je kerck , vierkant uytfpringt. Dit maeckt oock een vierkante plaets ontrent óo voeten in ’t vierkant ; binnen tegen Je plaets fiet men aen Je Jrie fijden,beneJen,een rye bogen tulfchen ron-Je en geheele colommen , alle van Je Dorifche orJre ; en boven Je felve een rye vierkante ven-fters met balcons tulfchen pilafters , Jie recht boven Je colommen ftaen ; boven Jefe ftaet noch een rye vierkante glafe venfters, mede tuf-fchen haere pilafters, en lijften : en Jaer boven een cornice die het geheele werck ftuyt : J’ooft-fijde heeft geen opene bogen, maer vierkante pilafters, Jie op Je colommen, pilafters, en bogen van Je Jrie an Jere fijden voegen ; en in plaetfè van Je fonteyne in het mi JJen , ftaen twee fonteynen in twee fwarte marmere niften van Je muur , in de welcke twee witte marmore tronien het water in een fchelp fpuwen, van waer het vorder in een back loopt, mede beyde van het felve marmor. In de weftfijde , Jie tegen Je rugge van Je kerck aenftaet, fijn geen kamers, ofte vertrecken ; maer alleen gangen , om van J’eene fij Je naer d’anJere over te gaen ; ’t welck oorfaeck geweeft is dat men door een groot venfter, hier gemaeckt, aen Je koninck-lijcke begraefplaetfè licht heeft können geven , welck anders onmogelijck was. In J’ooft-fijde , die recht over Je voorgaenJe ftaet, fijn twee galJeryen boven malkander, bellaende Jefe gantfche fijde, yder 11 y voeten lang, en zó breet; hebbende in yder van beyJe Je muu-
R Î A E L.
ren aen J’eyn Jen , te weten, tegen het noor Jen en zuyden, twee venfters, en y Jer in J’eene fijde feven andere venfters ; d’onderfte naer het ooften , en Je tuynen , met geheele yfere traliën , Je bovenfte op Je binncnplaetfe met halve traliën ofte balcons ; alle met fchoone kriftalyne glafen. In Je bovengalJerye, JieJePf^ew»-voornaemfte is, fiet men over al rontom , Ne-Jerlandche ftuckeii fchilderye op malkander accorderende, fijnde alle fchoone lantfchappen, verciert met hiltorien uyt het Oude Teftament; onder defe hangen rondtom alle Je kaerten Jic men van alle lantfchappen gemaeckt, by malkan Jer heeft können krijgen.Het gewelf is effen, alleenlijck met een lijfte onder, die rontom loopt; voor Je reft,van feer wit pleyfter, gelijck Je muuren mede fijn boven Je fteentjens, Jie Je felve anJerhalf elle hoogh boven Je vloer beJecken: tegen de muur over Je venfters ftaen twee fchoorfteenen van marmer,op Je Franlche wijfe, foo weynigh buy ten Je mmur uytftekende gemaeckt, Jat het Je evenheyt van Je muur niet weghneemt. Aen yder van de eynden van de galderye^ftaet een koftelijcke fteene taefel, feer wel naer Jen agaeth gelijckende , en een Jeur, Joor welcke rhen in Jefèlve komt uyt de vertrecken van de Koninginne , die aen de noordfijde fijn , en uyt Jie van Jen Koning Jie tegen het zuyJen ftaen. Heteerfte Jatmenin Kamtrt Jes Konings vertrecken vinJt,uyt Jefe galJerye komenJe , is een kleyn Jer galderye, óo voeten Upt de lang, en 21 breet,met drie venfters op den tuyn; ‘^quot;’^**^** defè is verciert met veele fchilderyen van won-derlijcke verlcheyJenheyt, afbeeltlèls naer het leven van vogels en heeften van bey Je Je In-Jien , met haere couleuren ; van ftangen van al-lerleye foorten,hagedifren, en Juyfenterleye an-Jere infeJlen : in anJere ftucken fiet men in ver-fcheyJe perlpeJliven van tuynen , plaetfen en fontcynen,alderley planten en kruyJen methae-r9 wortelen,bloemen en vruchten, alles naer het leven ; en onder dele alle Je aftekeningen en Je gronden van Jit geheele gebouw , Joor Juan Je Herrera getekent. In Je hooftmuuren fijn twee wonderlijcke Jeuren in DuytsIanJt gemaeckt, van verfcheyJe ftoffen feer aerJigh met ver-fcheyJe werck van colommen , niflen , peJefta-len, en anJerfins ingeleyt. Hier uyt komt men in Je vertrecken , Jaer Koninck Philips Je Twee Je, ftichter van Jit wonJerwerck, fich altijt, hier fijnde, onthiel, en oock geftorven is; Jefe ftaen gantlch afgelbnJert van alle anJere vertrecken van ’t gebouw, en buy ten alle het ge-raes achter Jefe plaets, tulfchen Je muur van Jit uytfpringenJe gebouw, en Je groote ka-pelle van Je kerck Jie in het lelve vervat is ; en fijn verJeelt in Jrie byfonJere vertrecken : het eerfte en het grootfte is Jes Könincks kamer , hebbenJe twee venfters tegen het zuyJen , en een in ’t noor Jen ; en in Je twee anJere is een flaepplaetfe, en een ftuJeerkamer, met een boeckekafle : Je flaepplaetfe is ronJom befèt met kleyne conterfeytfels van heyligen ; en uyt Je felve kon Je Koninck , als Je deuren van de bidtplaetfe open gedaen wierden, gemackelijck op het groote altaer de Miffe fien celebreren.
Voor-
’t Voorders fijn dele kamers flechtelijck verciert ,• de muuren en lólderingen fijn alleen wit ge-pleyftert, de vloer van vierkante fteentjens ; en de muuren buy ten de flaepplaetlèn verciert met eenige ftucken van devotie. In de bidtplaetle ftaet een ftuck op het altaer , lijnde een princi-pael van Titiaen, van onfen Salighmaker fijn kruys dragende , en buy ten ’t voorleyde fijn in dele kamers anders geen vercierlèlen , als twee fchoone tafelen van Indilch marmor , den Agaeth gelijck, van Broer Antonio de Villaca-ftin gemaeckt. Uyt dit vertreck komt men in een overgang die achter het altaer en reliquie-kas van S. Hieronymus om loopt, van waer men een»trap kan afgaen naer de Sacriftie , en de kerck ; even als defe fijde is oock de andere naer het noorden, daer even veel kamers, ftaep-Kamers plaetlè, ftudeerkamer, en bidtplaetle voor de Koninginne fijn,van de lèlve grootte en geftalte. Daer en boven is aen elcke lij de een trap , die rnen afgaet naer andere vertrecken , die op de-lèlve hooghte fijn als de vloer van de plaetlè , evenveel in getal, en niet verfchelende in geftalte van de bovenfte , dienende voor lomer-ver- hene-den-gal^ Ve groote Biblio-theeck» trecken:door de traliën der venfters van de lèlve kan men in de tuynen komen ; en door die traliën werden de vertrecken vervult met de aenge-naeme reucken van jafmin , roofen , orange, en andere welrieckende planten, die met haere tacken de traliën befchaduwen. In de beneden-galderye, die onder de voorverhaelde van de lantfchappen en kaerten is, fiet men tegen de muur , recht over de venfters, Ies heele groote ftucken van Lucas Cangiolb, anders genaemt Lugueto, vertonende de zeeflagh van Lepanto, in de welcke de Chriftenen, onder het beleyt van Don Jan van Ooftenrijck, Capiteyn gene-rael van het verbont, de groote Turckfe vloot, met volkomen lege, in het jaer ly/i verwonnen. Boven alle dele falen,galderyen en kamers, lijnde de voornaemfte deelen van het Paleys , lijnder noch foo vele vertrecken, enloogroo-ten menighte van falen, kamers en woonplaet-fen , dat het bynaer onmogelijck is, van elck in ’t bylbnder te fpreken ; alles is bequaem ge-maeckt tot woonplaetlèn, lelfs tot de vlieringen toe; en vertoont door fijne grootsheyt genoegh-faem, dat de ftichter van dit wonderwerck voorgenomen hadde , iets üytftekende boven alle gebouwen te maken. Tot hier toe verhaelt hebbende de ftellinge, architeóture en cieraden van de drie gioote deelen van het geheele gebouw ; is ’er nu noch overigh dat wy Ipreken van een gemeene plaet-lè, daer alle de bewoonders van het lèlve te fa-men komen ; lijnde de groote Boeckerye, die, even gelijck de kerck naer het ooften,de geheele wijdte bellaet, die tulfchen de twee groote vierkanten van het Paleys en het kloofter is,en alfoo de twee gebouwen te lamen bint ,• bellaet oock, daer recht tegen over naer het weften, de wijdte tuftchen het collegie en het kloofter, en bindt de felve mede aen een : die in de figure deflelfs plaetfe foeckt, liet maer de groote en voornaemfte Poort ofte ingang van het gebouw; want op de hooghte van dertigh voeten , boven het S^anjen, |
R 1 A Ê L. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ïi,tt voorportael,is deftelfs plaetlè; en de veafters,die men op die hoogte in de poorte liet, geven het licht aen de Bibliotheeck. Delè wert gedeelt in drie deelen ; het grootfte en voornaemfte is, dat boven het voorlèyde portael van het zuyden naer het noorden ftreckt, 194 voeten lang, 5 2 breet, en tot het bovenlle van ’t gewelf 3Ó hoogh. Tegen het ooften lchept dit gedeelte licht door tien venfters met kriftalijne glalèn, en yfere traliën , vijf onder, elck twaelf voeten hcogh, en fes breet; dc tweede rye is wat kleyn-der : aen de weftfijdc heeft het leven venfters , de welcke te lamen een groot licht bybrengen. De vloer is van fwarte en witte marmerfteenen in compartementen verdeelt, en op dc lelve ftaet een voet van rooden gepólijften jalpis, en op dien voet ftaen de kallen , in welcke de boecken bewaert werden. De boecke-kaften fijn alle van verfcheyde koftelijck Spaens en Indilch hout; en in fes vacken boven malkander verdeelt ; een voor de boecken in folio, als men die noemt, van de voet van jafpis, tot boven op de pedeftalen van de colommen ; daer op volgt een rye voor de boecken in quarto, lèo hoogh als de voet van de colommen ; en in de vacken tuftchen de colommen in, tot boven aen de architrave , fijn weer vier verfcheyde ryen voor boecken, naer haer grootte gemaeckt ; daer op volgt dan de cornice met haere cieraden ; en op de felve ftaen recht boven de colommen , pi-lafters met hare pedeftalen , frilèn en andere ornamenten , eyndigende ten laetftcn in kantelen daer bollen op ftaen : tot defe bollen van de voet van jalpis is de hooghte ly voeten; en in het geheel is het een feer cierlijck werek om aen te fien , door de verfcheydenheyt van couleuren van het hout, die met groote konft en verkie-finge door malkander geplaetft fijn. Aen de twee eynden van delè plaetlen ftaen drie deuren, mede van de lèlve foorten van hout, en met de felve konft ingeleyt ; dienende d’een om in en uyt te gaen ; d’andere twee tot andere dien-ften. De plaetfe, die tuftchen het hooghfte van de boecke-kaflen,tot de cornice daer het gewelf begint, en rontom delè plaetfe loopt, is acht voeten hoogh , en met verlèheyde gefchie-deniften, doch d» cornice felf is vergult, en roet Jinien en lofwerek vanbruyneverwe verciert; en het gewelf dat boven de cornice fich heer-lijck en wijt uytlpreyt, is lbo treffelijck door Schild,rje Peregrino del Peregrini gelèhildert, dat dit al-leen genoeghfaem loude fijn, fonder fijn andere voortreftèlijcke werken in alle de groote fteden van Italien, om fijnen naem eeuwigh te ver-breyden; terwijl men fegt, dathy in alles wel toonde, dat hy een braef naevolger van fijnen meefter Michael Angelo Buonarota was, maer in dit werek , ’t welck hy geheel alleen lèhilder-de, ftack hy den lèlven nae de kroon. Wy füllen alleenlijck in ’t generael verhalen de vindinge en gedachten, terwdjl het onmogelijckis verder met de penne te komen. Tegen de twee hooft-muuren ftaen boven de cornice gefchildert de twee fondamenten van alle wetenlchappen, die de roenlchen verhandelen ; aen de fijde van het kloofter,de Theologie; aen die van het collegie, L 13 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Phi- |
■t E s C U
De?hilo- Phiïofopbie^ de Pliiloldphie is uytgebeelt fophsi. als een deftige en fchoone matrone , hebbende voor haer een grooten aerdtkloot, die fy met de vingeren wijlt aen de Philofbphen die haer vergelelïchappen, Socrates, Plato, Ariftoteles, en Seneça , alle figuren driemael lóo groot als het levenj en lbo krachtigh al frelco gelchildert, dat het gereleveerde beelden lchijnen te welen. Op dele volght de Grammatica, olte Letter-konll, in het eerde compartement van het gewelf s in het tweede is de Rhetorica, die ons wel en cierlijck leert Ipreken j het derde bcllaet de Dialeblica, die ons leert redenkavelen ; daer op volgen voorts elck in haer compartement de Arithmetica, Mufica, Geometria , en Aftro-logia. Alle defe wetenlchappen lijn uytgebeelt door lchoone en deftige vrouwen, houdende in haer handen,ofte aengefichten,eenige teyke-nen van het gene ly leeren , elck om het heer-lijckfte uytgevoert:de vierkanten ofte vacken,in welcke defe vrouwen gelchildert llaen , fijn als open, en oft men door de lèlve den hemel fagh,-de figuren fitten in het midden op eenige wolc-ken ; en rontom haer , nae de jaeren die elcke wetenlchap medebrengt, kinderen ofte jongelingen die haer vergelelïchappen, elck in by-Ibndere Hellingen en ordinantiën. Het gebouw van het open dack, ’t welck gelchildert is, even oft het van Heen was, wert gedragen van vier Hercke jongelingen met kullens op het hooft, ofte de lchouderen ; de halve manen boven de hooghlle venfters, werden van twee naeckte jongelingen mede gehouden, in het midden van de felve is een open ront gelchildert ,• daer men in yder een Engel liet nederdaelen met eenigh teeken in de hant, behoorende tot die wetenlchap die naeft by is. Aen beyde de lijden van de venfters die reent over malkander boven de cornice llaen , liet men uytllekende mannen in die wetenlchap die ly vergelelïchappen , met yder vier, gelijck by de Philolbphie, met lbo levendige polluren , dat het lchijnt oft ly in der daet elck van haere wetenlchappen handelden. Tegen de andere hooftmuur, recht tegen over De7bsoic- de Pliilolophic , volght de Theologie achter al de voorgaende wetenfehappen, lijnde middelen om tot kennille van de Godtgeleertheyt te geraken ; uytgebeelt door een groote en lchoone maeght,het hooft omringt met goddelijeke llra-len , daer een Konineklijeke kroon boven in de lucht hangt, fittende in een gebouw, ’t welck de Kerck uytbeelt; aen haer lijden llaen de vier Leeraers der H. Kercke, Hieronymus, Ambro--fius, Augullinus , en Gregorius Magnus : haere kleedinge en wefen is vol majelleyt, fiende op het boeck ’t welck haer van de Theologie met de vinger aengew^efen werdt. Het is onmoge-lijck uyt te druckende heerlijckheyt van dit werck, de majelleyt van de wetenfehappen, en geelligheyt van de grotesque figuren, en lof-werck , die de bogen verderen, door de welcke de vacken van malkander gefcheyden werden, lijnde altelàmen foo uytnemenue , dat ver-fcheyde malen van Italianen, en groote kenders van de Ichilderkonll geoordeelt is, dat Michael Angelo niet beters Ibude können hebben ge-
R I A E L.
daen , en het groote en vermaerde oordeel defi felven in het Vaticaen te Romen dit werck niet verre ontloopt. Tulfchen de lijft van de kallen Schilderytn en de cornice llaen tegen de muur , gelijck wy Xv/*
/• t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Î • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/V
gefeght hebben , verlcheyde geichiedeniflen , llaende op de wetenfehappen die in het gewelf llaen. Onder de Philolbphie ftaet de lchole van Athenen gelchildert, verdeelt in twee feólen , van Stoïci en Academici; methaere ftichters Zenon en Socrates op haere ftoelen. Onder de Grammatica ftaet tegen d’eene muur, de bou-winge van de Babylonlche toren, daer Godt de talen onderfcheyde ; tegen d’andere ftaet d’eer-fte lchole van de Grammatica gefchildert, die men weet in de werelt geweéft te fijn , daer Daniel met fijne mackers en andere kinderen, door ’t bevel van den Koninek Nabuchodono-for, de Chaldeeufche en verfcheyde andere talen leerden. Tulfchen de hiftorien van yder wetenfehap , gaen mede de lyften als boven tegen ’t gewei! met haere grotelque figuren en lofwereken. Onder de Rhetorica ftaet tegen den eenen muur Cicero , pleytende voor Cajus Rabirius , voor wien hy het leven genoeghfaem door fijne wellprekentheyt won : tegen de andere , ftaet de Franfche Hercules , met het leeuwen-vel bekleet, en de knots in de handt ; uyt fijnen mondt komen verfcheyde goude en filvere kettingen aen de ooren van veel volcks vaft lijnde, uytbeeldende hoe veel de wellprekentheyt op der menfehen herten verraagh. Onder de Dialeólica ftaet op d’eene fijde Zenon Eleates, die aen verlcheyde jongelingen aenwijft twee deuren, waervande eene voor opfchrift heeft, veritas, de andere fal-siTAS ; omaen te wijfen dat de Dialeólica, die de voornoemde Zenon , volgens Arifto-teles meyninge gevonden heeft, de deure is waer door men komt tot de kennifte van de waerheyt , en de ontdeckinge van de vals-heyt. Aen de andere fijde llaen S.Ambrofius en S. Augullinus als t’lamen dilputerende ; en des laetllen moeder S. Monica, Godt biddende om haer Ibpns bekeeringe, en onder, defe woorden ; A Logica AvGVSTiNi LIBERA NOS Domine. Onder de Arithmetica ftaet aen d’eene fijde Salomon , uytleg-gende de raetlèlen , die de Koninginne van Saba hem voorwerpt ; en boven een tafel leyt een lchale , liniael, en cyferletter ,• en op het nederhangende tafelkleet dele woorden met Hebreeuwlche letteren , omniainnvme-RO, PONDERE, ET MENSVRA. Aen d’andere fijde liet men veel naeckte menfehen, lijnde van de feéle der Philofophen , die men Gymnolbphiften noemt; die philolbpheerden met getallen in het fant gefchreven , Ibec-kende door de felve, in fekere proportien tegen malkander geftelt, te verltaen te geven de wetenlchap , hertstochten, en deughden der fielen; volgende het feggen van Pythagoras , dat de beginfelen van alle dingen in de getallen belloten waren. Onder de Mufica, is aen d’eene fijde Davidt , llaende fijn harp voor Saul, en hem verlichtende van fijne Iware melancholie, door het aengenaem accoort van fijn /haren-
-ocr page 98-
’£ fnarenlpel ; aen d’andere fijde fiet men de fabel van Orpheus , fijn lieve gelêllinne Euridice uyt de hel wederom halende , en den driekoppigen Cerberus in ftaep Ipelende. Wat hoogerinhet verwelf ftaet aen d’eene fijde Apollo, aen d’andere Mercurius. Onder de Geometria ftaen op d’eene fijde de Philofophen en Priefters van Egypten, met haer inftrumenten op het lant geometrifche demonftratien doende ; om yder even fijne landen weder te geven , die den Nijl jaerlijcks met fijn wateren overloopt ,• daeruyt men fegt,dat de Geometria haer begin genomen heeft : aen d’andere fijde fiet men Archimedes, foo befigh in het maken van een demonftratie, dat hy niet gewaer werd dat de Romeynen, reets meefters van Syracula , valt befigh waren omhein het leven te benemen. Van de twee laetfte gefchiedenilfen, op de fy-muren, behoo-rende onder d’Aftrologie , vertoont d’eene , de bovennatuurlijcke eclips der Ibnne, die ten tijde van de doot van onlen Salighmaker voorviel j naer de welcke Dionyfius Areopagita, nevens de andere Philofophen van Athenen, door hae-re Aftrolabien met lbo groote opmerckinge ftaen fien, dat men haer lchijnt te hooren léggen : aut Deus Naturaepatitur, aut mundi machina dif-ßlwur. Aen d’andere fijde fiet men den Koning Ezechias Iwaerlijck kranck leggende, enden Propheet Ilaias, hem voor teken van fijne ge-fbntheyt, en vorder leven gevende , het teken van dat de Ibnne op ’t uurwerck van den Koning Achaz te rugge gaen Ibude. Eyndelijck onder de Theologie tegeïi de hooft-muur, ftaet met alle deftigheyt en ordre uytgebeelt het Concilie van Nicenen, lijnde geweeft het algemeenfte , ’t welck oyt in de Kerck is gehouden; want daer cjuamen 318 mannen van Ibnderlinge geleert-heyt en heyligheyt te lamen:men fiet in de fchil-derye de bywooninge van den H. Geeft, en den Keyler Conftantin eenige papieren met befchul-digingen tegen fommige Bilfchoppen in het vuer werpen, feggende , dat de Priefters en Bift lchoppen door Godt alleen geoordeelt moeten werden ; benevens de verdoeminge van Arrius, op de vloer nedergellagen. Dele fchilderyen fijn alle gefchildert met londerlinge konft door Bartholomeo Carducci, Italiaen. Het getal van de boecken van delé Boeckerye is ontrent acht duyfent in alle faculteyten en talen, Latijn, Griecks, Hebreeuws, Spaens, Italiaens, en meer andere , lijnde alle gebonden in roodt even kalfs leer , en vergult op de fnede : de ordre is , dat ly geftelt fijn, lbo veel het mogelijckis, yder naer fijne faculteyt, onder het vierkant van het gewelf, met haer namen en letters op de boecke-kalTen , en getallen op de boecken lélve, behalven leer goede regifters , liilcks dat men die gemackelijck kan krijgen, foec-kende die met de naemen van de autheuren, ofte faculteyten, waer by dan de kalTe, teycken, en getal aengewefen wert. In ’t midden van de boeckerye ftaen vijf tafels van bruyn gepolyft marmer, op pedeftalen van het felve , met j afpis ingeleyt ; en op de felve verfcheyde hemelen aert-kloten,en andere Mathematilche inftrumenten. In een van de drie gefeyde deuren aen |
R I A E L. de fijde van het Collegie, is een nifte ofte kalfe, in welcke eenige dingen, van groote waerdye geacht, bewaert worden ,• te weten, een boeck met de eygen handt van S. Auguftinus gefchre-ven , de Baptijmopangt;ulorum, dat is , van de kinderdoop , met capitaelletteren naerdeLongo-bardfe en Wandaelfe forme,gelijck toen in Africa, over welck fy heerlchten , gebruyckelijck was. Dit boeck heeft fijne Majefteyt, ftichter van dit voortreftelijck gebouw , altijt by de reliquien geftelt, ja in meerder waerdye gehouden. Noch een, van de felve eftime, inhoudende de Euangelien , lbo die in de kerck door ’tgeheelejaer gefongen worden, met een oude Griecklche letter gelchreven , het welcke S. lan Chrylbftomus toebehoort heeft. Noch een ander , geintituleert Apocalypßs S. Amadei met fijn eygen handt gefchreven ; vier boecken van de eygen handt van Moeder Terefa de Jeliis : een originelen brief van S. Vincent Ferrer aen den Koninck Don Ferdinand van Arragon gefchreven , over het lien van een kruys te Guadalaxara in de lucht verlchenen : een origineel fchrift van S. Louys Beltram, in het welcke hy handelt van de ontfanckenifte Marie. Eyndelijck het goude boeck , lbo men het noemt, in het welcke met goude letters de geheele vier Euangelien,met de voorredens van S. Hieronymus, en de Canons van Eufebius van Celarien gelchreven fijn , al van de tijt van Keylér Conradus, en fijn Ibon Hendrick de Tweede, lijnde nu over de lés-hondert jaren. Terwijle dele Boeckerye te kleyn was voor alle de boecken , die de ftichter uyt verlcheyde XeX Bibliotheken by malkander had doen Ibecken , is men genootlaeckt geweeft noch twee ver-trecken tot het lelve gebruyck te eygenen. Het eene is recht boven het verhaelde, everi lang en breet, en met even veel venfters. De boecke-kaffen fijn van denneboomenhout, feer wel en konftigh gemaeckt : in defe ftaen de boecken in alle faculteyten in de Spaenfche tale befchre-ven; de welcke dagelijeks meerderen, door dien delé Boeckerye het voorrecht heeft, dat hier van elck boeck, dat in de Rijcken van Caftilien gedruckt werd, een exemplaer moet komen. Daerenboven fijn hier noch vele Arabifche en andere verbodene boecken , afgefcheyden , en met een tralie altijt afgefloten van d’andere boecken, fulcks dat niemant die raecken ofte lefen kan. Hier werden oock ontrent duyfent bewaert, die de jegenwoordige Koning van Spanjen aen de Bibliocheeck gegeven heeft, om in de boeckerye van de gefchreve boecken te fetten, wanneer fy op de lelve wijft, als de voorgemelde, füllen gebonden lijn. De andere Bi-bliotheeck ftaet aendegroote, in het kleyne »fchreve vierkant la Ho^ederia, op d’eerfte verdieping boécke». van dertigh voeten , fijnde 83 voeten lang , 20 breet, en 15 hoogh : de venfters ftaen naer het noorden, en hebben haer uytficht op de bin-nenplaets. De kallen fijn even als die van de Boven-bibliotheeck, in de welcke met goede ordre , op d’eene fijde de Latijniche en Grieck-fthe ftaen , op d’andere de Hebreeuwfche , Arabi- |
’t E S C U R î A E L;
Arabifcîie, îtaîiaenfchegt;, Spaenchc, Perfifche, Chineeïchc, Turckfche , en andere, alle met de handt gelchreven,uytgefeyt de Chineelche welche gedruckt fijn. Dele Bibliotheeck voert oock derhalvcn de naem van de manuferipten ; vele van defe fijn originelen , en van groote autori-teyt; van welcke wel de voornacmitc fijn, de al-leroiidtlle Bybels,in verlchcyde talen, en met de oorlpronckeiijcke Hebreeulche wel overeenkomende J gevolght van de Complutenle en Ko-nincklijcke Bybels,en onder andere eene van de Key fer Cataeuzeno, die leer wel llaet op die van de 70 Overlètters, gedruckt binnen Romen : oock verlcheyde groote volumens van leer oude en eerwaerdige Conciliën en Decretenj en meer als drie duyfent Arabilche boecken,die Don Luys Faxardo den Turcken, welcke de lèlve van d’ee-ne plaetle naer d’andere vervoeren wilden, ontnomen heeft. Van alle dele boecken worden oock, gelijck als in de groote Biblioteeck , regi-fters gehouden: lulcks dat dele boeckerye is een van de principaellle en kollelijcklle Rucken van dit gebouw : daerenboven fijn hier alderley he-mellche en aertfehe globen, kaerten, en andere Mathematifche inftrumenten j en veel verlchey-denheyt van aiderleye gelt, medalien , en oude kopere figuren j onder andere een fickel, een foort gelt k welck by de loden gebruyckt wiert, hebbende’t gewicht van eenreaelvan vieren, van geheel fijn filver , lijnde op d’ccne fijde ge-tekent met een kop met manna, en Samaritaen-fclie letters, die voor de lcheydinge der tien Rammen van Juda en Benjamin in Iliaelinge-bruyekwaren , die leggen sicLVS Israël,-aen d’andere fijde Raet een blocyende amandel-tack, met defe letters , J er v s alem s anct a. Daer by is een tafelboecksken, ’t welck , als men legt, hçt lèlve is dat Zacharias cylchte , om den naem van S. Ian den Doopcr in te fchrijven, die Godt begeerde, dat men lijn foon foude geven,-en noch veel andere oude rariteyten , en alder-hande papier, ’t welck de oude plegen te ge-bruycken. Behalven alle defc is ’er noch een boeck ’t welck waerdigh is om verhaelt te werden , vervattende de af beeltlèls van alle de bee-Ren en planten van de WeR-Indien, met haere eygene couleuren,- van Rronek, wortel, tacken, bladen, bloemen en vruchten, de couleuren van de lchoone pluymen van de ongemene vogelen ,• de forme , Ral, kledinge der menfehen, haer feeRen , danRen , offerhanden j lijnde een leer heerlijck en aengenaem werck. Van het hooghRe der boeckekalTen tot de folder toe , liet men de mueren rontom verciert raet vier ryen boven malkander , alle conterfeytfels van ApoRolen , Paulen , Heyligen , mannen ver-maert in geleertheyt en wetenfehappen, foo oude als van dele eeuwe, aen den Koninck uyt Italien, Vranckrijek, en Duytslandt gefonden,en andere in Spanjen folfs geboren. Hier hangen oock de lantaernen en de Randaert van de Àd-miraels galeye der Turcken, in de llagh van Lepanto gewonnen. Het getal van de boecken van delè drie Bibliotheken is meer als achtien duylènt Rucks, behalven die in de cellen der nu füllen wy mede in ’t kort verhalen het gene ontrent en rontom het felve gefien wert : De voorgevel tegen het weRen , en de noorder , in welcke de deuren van hetKonincklijcke Paleys fijn,hebben voor haer,gelijck wy in het beginlèl gefeyt hebben, een breede plaetlè , met haere Reene baluRers, en ingangen , die om de helft van het gebouw loopt : de andere helft, lijnde de ooR- en zuydfijden, hebben eerR een terre-Religieulèn , en elders in dit gebouw gefien plein ofte bolwerck van aerde, op de plaetfen worden. |
In het hooghRe van het gebouw , en onder riieringe» gt;nbsp;dack tot de jreuten toe , 2$ voeten hooger als de cornice die om net gebouw loopt, lijn»e«e«f»j-foo veel kamers en gangen , dat men in de felve een leer groote menighte menlchen loude kon-nen herbergen ; de balcken en dack-latten fijn alle leer net én curieus,- de daeken met leyen ofte Ichalien gedeckt, en hier en daer met Rerc-ke hacken befet, daer men de leeren aen hangt, als men de lelve vermaecken ofte verRellen wil : de daecken van de kerek, en de twee groótRe vierkanten, en de drie mindere ofte kleynder fijn met loodt bedeckt ; en de goten lijn alle-fins loot ; de fchoorReenen , die op het hooghRe van de daken boven het gebouw uytReken , fijn alle op een fatfoen gemaeckt, gelijck als gevlochte colommen met haere balen , pede-Rallen en cornicen van witte Reen , en wat meer als vijftigh in getal. De kelders gaen onder het geheele gebouw , lijnde alle geweift, en van leer grooten dienR 5 in eenige van de lèlve liet men de elf groote watcrbacken, van welcke de minRe meer als tien duylent kannen waters houd, met haere kopere kranen, daer ly het water door uytgevcn. Door het geheele gebouw fijn 8ó fonteynen , op de plaetlèn , in de ver-trecken , en tuynen verdeelt, en eenige lèlfs op de verdiepinge van dertigh voeten hoogh , felfs in het voorkoor ; en foude het water noch lioo-ger können geleyt werden , ten aenfien van den bergh, waer van het nederkomt. Het water van het geberghte te famen j en loopt verder af tot in een gewelfde back aen de voet van den bergh gemetfelt, meer als 50 voeten lanck, en. 34 breet j uyt de welcke het door verlèheyde gewelfde backskens loopt, om dat het geluyvert foude werden , tot dat het weder komt in een back weynigh kleynder als de voorgaende , die dicht aen het gebouw Raet, van waer het voort door verlcheyde buyfen geleyt wert, tot de fonteynen en plaetfen die het van nooden hebben. De buyfen fijn alle van koper, leggende fommige langs der aerde , en andere boven de lèlve in de muur en en onder de aerde fijn ontrent 40 kopere kranen, waer mede men het 'water kan ophouden. Daerenboven fijnder noch algemeyne rioelen, fommige van gehouwen Reen , andere gemetfelt, door welcke het water, ’t welck o verblijft, weghioopt, lijnde foo hoogh en breet, dat die het opncht over de fonteynen hebben , om te lien en te verhelpen het gene noodigh foude mogen fijn, daerge-mackelijck by können komen. Dus verre hebben wy gelproken van gebouw, en het gene in het felve begrepen is ; bttytenen ow hctae-bß/iw. van |
E s C U R I A E L.
IX, o
De Bctm-vaen van wt kiioßtr, van de twee andere fijden refponderende; op de fèlve fijn de tuynen , vertoonende op wat wijfè in oude tijden te Babylonien de Hortipenfilesy ofte de hangende tuynen geweeft fijn. Op defe ter-rafleftaen twaelf fonteynen, fijnde vierkante fteene backen, hebbende in het midden yder een fteene pijn-appel, uyt welcke het water met groote kracht komt fpringen^yder fonteyn ftaet midden tufTchen vier vierkante bloemparc-ken,met bloemen van alderleye couleuren,kruy-den,en rare planten belet. Tegen de muren van het Paleys en Kloofter fijnrontom groene latten , tegen de welcke verlcheyde boomen gevlochten fijn, als rofen, jalmin, orangien , lamoenen , en andere, die met haere bloemen en vruchten , foo wel ’s winters als Ibmers, de be-woonders van dit gebouw,voor weynigh moeyte en onderhoutjVerheugen.Tuftchen dele fonteynen en bloemparcken fijn twaelf fteene trappen, met hare balufters,bordeiren,en niiren,mede van fteen,welcke men afgaet naer de Boomgaert, en een bosje, ’t welck aen de ooftfijde achter het Konincklijcke Paleys leyt.Delë terralTe eyndight tegen het weften in een fchoone galdcrye, zoo voeten lanck, twintigh breet, en met twee ryen fteene welgewerckte colommcn boven malkan-deren , onder Dorilche, de andere Jonilche, beginnende van de hoecktoren , en voortgaende tot de hondert voeten buyten d’ordre van ’t gebouw , waer die dan weer hondert voeten naer het zuyden ftreckt. In de onderfte rye, die met de tuyn gelijck is, ftaet een groote poort, tegen het ooften aen, tuflchen vier ronde colommen, die met haer bafen en capitelen ly voeten hoogh fijn. De cornice boven.dele colommen is voor-fien met een ylère leuninge, en dient tot een gang, om van de deur van d’Apothekarye in de bovengalderye te gaen,hier fcheppen de fiecken ’s winters het vermaeck, en de warmte van de Ibnne ; en des fomers , het geficht van de tuynen , en de omleggende geberghten, felfs tot Toledo en Guadalaxara toe, en de naeby gelegene weyden van Herreria en Frelheda,als mede de boomgaerden van Caftahal, en Gala. De boomgaert van ’t Caftahal ley t naer het zuyden, aen de voet van hetgebergnte tegen over het kloofter,en is ontrent een halve myl in ’t ronde, omcingelt met een fteene muur, en belet met fchoone vruchtdragende boomen, hebbende verlcheyde fonteynen , beecken, en een vyvert-je; met een heremitagie. De Boomgaert van het kloofter naeft aen de hoven gelegen , is verdeelt in quartieren, yder met fijne wegen, en omcingelt met een ftercke fteene muur meer als acht duyfent voeten in ommegang, mede gerekent het bosje dat aen de ooftfijde leytiin de muur fijn vier groote breede poorten,van de Tolcaenfche ordre,door welcke de karoflen gemackelijck in en uyt können rij-deOv De boomgaert is binnen verdeelt in fijne gangen en parcken, en beplant met groote ver-fcheydenheyt van vruchtdragende boomen en kruyden ; hebbende een huys voor de tuynluy-den, en een groote put om het fnee ftimer-daeghs in te bewaren. Onder de galderye van de Apotheeck en een gedeelte van dç terrafle , in Spanjen, |
een van de hoecken van de boomgaert, is een vyver van ’t noorden naer het zuyden 200 voeten, en van ’t ooften naer het weften 140 voeten groot, heel van fteen; hebbende rontom een ganck twaelf voeten breet, met haere fteene fitplaetlen , en tegen het ooften , fijnde aen de fijde van de boomgaert, een borftweringe met fijnen voet, pilafters, en bollen , alle mede van fteen; in het midden van de lelve is een trap met vier ingangen, die men tot het water afgaen kan. Beneden is een gewelf met fijn deur, daer men alle het water kan aftappen ; en aen die geheele fijde ftaen groote Kopere kranen, daer het water met groote kracht in vierkante backen loopt ; en uyt de lèlve weder door goten naer alle de parcken van de boomgaert; diergelijeke vijver ofte waterback is mede in het bosken. Op defe wijle is het vierkant van dit wonder- Gebouwtn lijck gebouw verciert, en rontom als omcingelt aen alle fijn vier gevels, met plaetfen , tuynen , fonteynen, boomgaerden, en vijvers; boven de welcke noch fijn de gebouwen die men in de groote kaert daer buyten fiet, lommige aen de zuydt- en weftfijden, en andere naer het noorden; alle dienende tot het voorpaeme. Het eer-fte dat men fiet aen de zuydfijde, achter de bo-venverhaelde galderye , fijnde een vierkante plaets, met een gebouw rontom , dient tot de apotheeck, verdeelt fijnde in acht kamers, in de welcke men verlcheyde diftilleer-ketels, en andere inftrumenten daer toe dienende , geplaetft fiet. Van dit vierkant gaet een galderye hondert voeten lang,van de Jonifche ordre,met venders aen beyde de fijden , weftwaerts aen, tot een gebouw, ’t welck Compana genoemt wert; gaende over de heerewegh , voor de welcke het leven bogen open laet,ten dienft van de reyfigers , om onder de galderye te können doorgaen. Het voornaemfte van dit gebouw is een groote plaets, 200 voeten in het vierkant, met vierkante colommen rontom , en onder een gang elf voeten breet; onder fijn 60 bogen, i y in elcke fijde, en daer boven even foo veel venfters ; en wat hoo-ger rijft het leyendack : in het midden ftaet een lchoone fonteyne, en trappen in de hoecken. In de ooftfijde van het gebouw fijn verfcheyde vertrecken boven en beneden , voor de aenko-mende galten. Inde zuydzijde fijn andere kamers voor de fiecken ; een daer de kinderen van het Seminarium genelèn werden ; een ander voor de fiecke gaften,en andere voor de knechts en arme luyden : hebbende twee van de felve elck een altaer,waer de kraneken,fonder van het bedde te gaen, de Mifte können hooren. Beneden in de lèlve fijde is de lchoenmakerye, verdeelt in kamers daer de knechts wereken, en andere daer het leer en de gemaeckte fohoenen, die men aen d’arme lieden hier' noyt weygert, bewaert werden. Wat vorder is een groote eet-plaetfe voor de knechts, en daer onder noch eene voor de pelgrims en arme lieden. De weft-fijde is verdeelt in woonplaetlèn, en llaepkamers van de dienftboden. In de noordfijde fijn de koren- en meel-lblders ; een watermolen met twee fteene-ovens, en backplaetfen. Nevens dit L 14 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;groote |
’£ E S C U R ï A E L.
groote vierkant ftaen noch verfcheyde laeger gebouwen , daer plaetfen, Rallen , fmitfen, cn andere nootfakelijcke ambachten, fijn , welcke voor een buys, lbo groot als dit, dat in een een-fame plaetfe ftaet, vereyfcht werden.
Gebuwe» De huyfen en gebouwen aen de noordfijde veer hetgfquot; ftaen 20 voeten van de fteene leuning van de voorplaetfe af i en fijn recht even breet als de vM'thef. noorder-gevel ; lijnde de lelve gebouwen ge-Icheyden en gedeelt in tween ih ’t midden, met een wegli 30 voeten breet, die tuftchen beyde doorloopt s de gevels van beyde, gelijck het ge-heele gebouw, lijn van fteen opgemetlèlt, met drie ryen venfters boven malkander, en deuren op haere behoorlijcke plaetlèn, eyndigende in een leyen-dack ; elck van defe twee gebouwen is binnen gedeelt in drie opene plaetfen, met hare portalen en vierkante pilaren onder,en venfters in de bovenfte ryen ; en een ongeloofiijck getal van vertrecken, daer het gevolgh en die-naers van het Hof (wanneer de Koninck hier is) als mede verlcheyde voorname Edellieden van de kamer, geherbergt werden. In het huys naer de weftfijde is een ruyme kap elle,race een fteene klocktoren, en drie altaren , waer van het voor-naemfte verciert is met een altaer-ftuck van Frederico Zucaro, uytbeeldende S. Laurens, gelijck hy op de roofter legt, en gemartelifcert werdt. De officieren en dienaers van het gebouw , die in andere huyfen meer achterwaerts woonen,en andere Konineklijeke beampte,hoo-ren in defe kapelle de Mille, en de predicatien, cn ontfangen de H. Sacramenten. Aen het andere eyndt is een groote plaetfe bynaer vierkant, rontom belloten in een fteene leuninge , en bollen daer op, die, tegen het ooften , een deure r«« olm- hebben, door de welcke men in een wijde wegh komt, wederlijts belet met twee ryen hooge en dicke olmboomen -, loopende een vierendeel mijls tot de plaetfe ofte het dorp Elcuriaelj eyndigende een weynigh te voren in een vierkant pleyn , mede aen alle kanten met de felve lborte van boomen beplant, hebbende in het Ifcuriael. midden een fchoone fonteyn. Als men het dorp ofte vleck Elcuriael ( ’t welck voor dat dit gebouw,dat gemeenlijck van het felve fijnen naem ontleent, gefticht wierdt, een vergetene plaet-lè was,) gepalfeert is,komt men door een andere wegh ofte dreve van olmen linie-recht over de eerfte ftaende, en oock een vierendeel mijls l.aFrefi:- Hng , tot la Frcfncda, lijnde voor defen geweeft een kleyn dorpje^ maer tegenwoordigh een ver-makelijck en lchoon parek, omringt meteen fteene muur acht voeten hoogh , en in ’t ronde wat meer als achtduyfent fchreden. Men kan in het lèlve komen door verlcheyde poorten van de Ruftilche ordre 5 binnen is het verdeelt in verlcheyde vierkante pareken met vruchtdragende planten, die overal gekruyft werden met vele dreven wederlijts met boomen befet; daer-enboven liet men in het lèlve eenige vijvers en fonteynen,en aen d’eene fijde,een bosje,en wey-de, daer de konynen, die hier tot vermaeck van de jaght in groote menighte lijn, in loopen. ïn het midden van dele vermaeckelijekheden is een lufthuys voor de Religieulèn j daer ly , vol
gens de regulen van haef ordre, haer twee-maels des jaers gaen vermaecken, en ruften van haeren dagelijcklchen arbeyt , als oblèrvan-tien, kloofter-leven , ’t paften op de choorfang , ftilfwijgentheyt, leflen , ftudie en gedurige gebeden. In dit lufthuys lijn twintigh cellen , en andere gemeene plaetfen, en een kapelle met vier altaren , daer de monnicken Mille feggen, en twee eetlalen , met haere keucken, alles feer bequaem tot dienft van de monnicken. Aen dc zuydfijde van een vierkante plaetfe, aen drie kanten met galderyen van de Tolcaenlche ordre,die aen dit lufthuys vaft lijn,is een lange yfe-re tralie , door dc welcke men liet op een ver-makelij eken hof, in drie pareken, met aenge-name compartementen, en ftricken, en iti ’t midden van yder een fonteyne. Aen ’t eyndc van den hof is een terrafte, met fijne borftwe-ringe ofte leuninge van fteen , en ten eynde van de felve een lufthuys voor het Konineklijeke huysgefin, wanneer het fich hier wil komen verluftigen. Een weynigh van daer naer het ooften ftaet een kapelle, overgebleven van dc oudekerek van het plaetsje. Nevens het lufthuys van de Religieufen naer het noorden is noch een groote tuyn,omcingelt met een fteene muur, vol van alderleye boomen, vruchten en wijngaerden rontom, en andere planten, kruy-denen bloemen, verdeelt in hunne pareken: aen de eene fijde ftaet een fonteyne bedeckt met een leyen-dack, ophoute ftijlen fteunen-de, en rontom omcingelt met een heyninge van gevlochte boomen. De fonteyne is eerftelijck een vierkante back, in wiens midden een pilaer rijft, houdende een back, daer in het water weder valt, Ipruytende uyt een buys, en makende door een opgeftelt inftrument verlcheyde figuren van bloemen. Buyten defen hof fijn-der noch verfcheyde andere in dit parek, en rontom het lufthuys van de Religieufen fijn plantagien van boomen , byfonderlijck van el-fchen , : in het Spaenfch frefnon , daér dele plaetlè oock haren naem van gekregen heeft j en daerenboven noch vier vijvers, daer veel vilch in gehouden wert, cn het water door het hecle parek uyt verlpreyt. D’eerfte en kleynfte vyver, ontrent negenhondert voeten groot in ommegang , is dicht aen het Konineklijeke lufthuys , hebbende aen de kant een groo-ten houwer, met een fonteyn in ’t midden , en litplaetfe rontom , alles overdeckt met een leyen-dack. De tweede vijver, is twee duyfent voeten in het rondt, met een eylandeken in het midden , beplant met opgaende boomen , en rontom met ntplaetfen belet, tot het welcke men met een brugge gaet. De derde vijver is vier duyfent voeten in ’t ront, hebbende in het midden een feer vermakelijck eylant, hon-dert voeten in het vierkant, rontom met een fteene borftweringc en fitplaetièn omcingelt ,• recht in het midden van het lèlve, ftaet een fchoon prieel met een leyen-dack, rontom met een heyninge van roofen , jafmin, caprifoelyc en andere welrieckende en bloemdragende planten omheynt. Rontom het prieel is het eylandl, verdeelt in een doolhof van verfchey-
dc
-ocr page 102-’£
tî
de door malkander verwarde weeghjens, dat het Talavera loopt, van waerhy weder fijn loop een doolhof lchijnt te wefen , met heyningen draeyende, defe bouwerye van de ooft-en zuyd-van welrieckende planten gevlochten : tot dit eylant moet men met een fchuytje vaeren , de- wijle geen brugh aen ’t lèlve is geleyt. De vierde vijver is noch grooter, van de voornoemde met een muur gefcheyden, aen alle de welcke ly oock water geeft; belproeyendein drooge jae-ren , door geuten en greppelen , het gantlche parek, tuynen,en weyden; ’t welck in de droogh-te een groote verfriflinge en vermaeck bybrengt. Xo»M- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dit groote parek fijn in defe weyden noch tijifjaght. verlcheyde andere pareken met lager muuren gefloten, een mijl ontrent in ’t ronde, daer men hafen,konijnen,reen,herten,en Iwijnen by heele troepen door het gantlche bofch liet weyden ; fijnde de jacht der felver alleen tot het vermaeck der Köningen bewaert. De weyden van Herreria, La Herre- dichter aen de muur van het groot gebouw ge-fia, legen, fijn door konft en kollen foo heerlijck niet,als het parek Frefneda,maer gaet niettemin het felve verre te boven in vermaeckelijekheyt die het van de nature gegeven is; gelijck oock in het profijt van ’t hout, weyden voor het vee en jacht. Daerenboven fijnder ontrent het bofch, ’t welck heel groot is, noch verfcheyde andere I.antgi)ede~ ren,het klot-fier teebe-hoorende. tJeheft de Quexi-lal. gebouwen, plantagien en weyden, die alle te fa-men een ongemeen vermaeck aen het groote gebouw bybrengen. De lantgoederen die het kloofter befit, fijn wat verder afgelegen, als de boven-verhaelde plaetfen, en dienen tot onderhout van ’t lêlve j het naefte bygelegen is een goet, ’t welck la De-befa de genoemt wert, naer een dorpje, ’t welck voor defen daer geftaen heeft 5 fijnde ontrent een mijl in ’t ronde , met een ftercke fteene muur,feven voeten hoogh,omringt. Eer het kloofter gebouwt was, plegen in dele plaets veel pijnboomen te ftaen , die tot het gebruyck van het gebouw afgehouwen fijnde, heeft Koning Philips in de felve wijngaerden laten fetten, en de paden door de felve met olijfboomen doen beplanten ,• doende met eenen een huys maken, daer de vruchten in bewaert worden , ’t welck oock verfcheyde vertrecken heeft, daer het Konineklijek huysgefin met gemack huys-veften kan; als oock wijnparlfen, en kelders om de wijn en olye in te bewaren. En alhoewel dele bouwerye, die door knechts beftiert wert, aen de Religieufen weynigh profijt bybrengt, loo is ’t nochtans dat de lelye oorlaeck is van overvloet van de voorfeyde vruchten , en het gebreck, ’t welck ly van de lèlvelouden konneü lyden,door haer vruchtbaerheyt voorkomt.Buy-ten dit huys is ’er noch een kapelle van de oude kerek van het dorpje, daer de doopvonte in bewaert wert; en alhoewel de felve leyt tuftchen het Bifdom van Avila, lbo Ibrteert het nochtans niet onder het een oft ander Bifdom. Naer Toledo toe , aen d’andere fijde van het geberghte , vijf mijlen van het kloofter, is een andere bouwerye aen het felve gehoorende, ge-naemt S. Saturnino ; van een Heremijt hier wonende , en den genoemden heyligh toegedaen: en gelegen nevens de rivier Alberche , die hier uyt het geberghte komende, naer Efcalona en van S. Sa-tHrnim. |
fijde omcingelt; de boort van de rivier is aile-fins met boomen fèer vermakelijck beplant, en de refte van het lant, ontrent twee mijlen in begrijp groot, is befet met wijngaerden , olijf- ert eflcheboomen : aen de rivier ftaet het huys, met fijne galderyen, en andere vertrecken, foo voor den opfiender van de bouwerye, ’c wclck een Religieus is, en de knechts en arbeytslieden -, als mede voor de perfÏen, kelders en de vruchten. Defè bouwerye heeft het kloofter van dat van onlè L. Vrouwe van Guadalupe gekoft. Vier mijlen van Madrid aen de Rivier Xara- Lantaea ma, dicht aen Aranjivez, leyt noch een lants , ’t welck van het vruchtbaei fie is in't Ko-ninckrijck Toledo, behoorende mede aen die kloofter ,• hier is een ongelooflijcke menightc konijnen, behalven de weyden , daer veel vee gevoedt wert, ’t welck leer geacht werdt, fulcks dat men voor een fpreeckwoort in Spanje de Xarameenfehe liieren noemt. Boven dele ver-haelde lleeckt uyt de Abdye van onfe L. Vrou- j^bdjeva» we van Paredes, de welcke in het jaer i op de bede van Koning Philips de Tweede, van Partquot; door toeftaen van Paus Pius de Vijfde, aen het Konineklijek kloofter S. Laurens gehecht is : hier woonen twaelf ofte fomtijts veertien Reli-gieulèn , met eenen Vicarius die het hooft is, fijnde alle onder de gehoorfaemheyt van den Prioor van S. Laurens, even oft het maer een kloofter was. De wooningen van de Religieufen fijn feer bequaem , om ’s winters de koude , en des fomers de hitte, die beyde groot fijn , t’ontgaen ; alle nevens de plaetfen tot dienft der felver Religieufen, nieuw gemaeckt, toen het aen het Konineklijeke kloofter is gekomen. De kerek is wel gebouwt, en rijekelijek verciert; het landt, dat defe Abdye toekomt, is feer vruchtbaer van alderley foorten van koren; en heeft negen dorpen , alle mede onder de abdye behoorende. Noch heeft het Konineklijek Prioraetquot; kloofter van S. Laurens het Prioraetlchap van S. Thomas ; fijnde voor delen geweell een ab- ’ dye met Kanonicken,die naerderhant vervallen fijnde , en verandert in een Prioraetlchap, gegeven aen wereltlijcke perlóonen , en ten laet-llen,op de bede van Philips de Tweede,door het toeftaen van Paus Gegorius de XIII, in’t jaer 1573 gt;nbsp;aen hetKonineklijeke kloofter : fijnde in die tijdt dekerekeen heremitagie lbo feer vervallen, darmen genootfaeckt is geweell de felve weder op nieuws te herbouwen : het is gelegen in een dorre, eenfame, en onvruchtbaere ftreeke landts, hebbende onder fich drie arme dorpjens, en naulijeks duyfent ducaten ’s jaers inkomen. Dus verre belchreven hebbende het geheele gebouw, met alle het gene tot het felve be-1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ril • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;® I 1.- f r- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fekpßhteft» hoort, lal het niet onvermakelijck fijn te weten, hoe veel geit in het bouwen des felven befteet ly.Sommige,aenfiende de voortreftelijckheyt van ’t felve,en de kollelijckheyt der cieraden,hebben willen feggen, dat het wel xx millioenen ducaten, andere, noch verder gaende, dat het on-. treat x; foude gekoft hebben ; welcke meynin- |
’t
ESCURIAEL.
gi?n, ten aenfien van de voorverhaelde lieer-hjckheden foo heel vreemt niet fijn , alhoewel feer verre van de waerheyt veilcheyden. Broer Jofeph de Sîguença feyt in fijne hiftorie van dit Konincklijcke kloofter, uyt de rekenboecken van de opfienders van het gebouw, als mede de rekeningen van den ontfang cn uytgifce, gere-kent en bevonden te hebben, dat in acht-cn-dartigh jaeren, fijndede tijtvan dat men begonnen heeft aen dit wonderwerek te bouwen tot de doot van Koninek Philips de Tweede , aen het felve in alles befteet fijn vijf millioenen, en tweehondert feftigh duylent vijfhondert en ïèventigh ducaten : fijnde Çvolgens de getuyge-nilTe van de eerweerdige vader, Broer Franciico de Los Santos, Profeuor van de Heylige fchrif-ten in het Konincklijcke collegie van dit kloo-fter ( uyt wiens befchrijvinge van het kloofter, wy defe in het kort getrocken hebben) met het felve geit, niet alleen het kloofter, Paleys, en kerek gebouwtjmaer oock al het fchilderwerek, arbeytsloon van borduerwerckersjalle de koften vanFrefneda, pareken, vijvers, wijngaerten huyfinge van Q^exigal, parflen, kelders, ’t loon van arbeytsluyden in de felve van vele jaeren , alle de muuren van las Radas, Campillo, en Mo-nafterio , met haere huyfingen , mitsgaders alle de gebouwen die in het bolchfijn, en alle de planten van de tuynen en boomgaerden, be-taelt. En dat, als men al mede rekent alle de fijde ftoffen , brocaden ,goudt, filver, fchilde-ryen, lijwaet, en boecken van alle de bibliotheken , het welcke alles, op ordre van de juweel-bewaerders, van fijn Majefteyt betaelt is, alsdan alle de koften niet meer en beloopen als fes millioenen en tweemael hondert duylènt ducaten. Sulcks dat het alles, naer het voltrecken van de Konincklijcke begraefplaetfe, en andere werc-ken en vercierlèlen, door den tegenwoordigen Koninek , en fijn vader daer by geveegt, noch het derdedeel van de vijf- en-twintigh millioe-nen niet halen magh ; om ’t welck te toonen , wy uyt den felven Broer Francifco de Los Santos befchrijven lullen wat de voornaemfte en koftelijckfte ftucken gekoft hebben.
Het gebouw van de kerek , met alle fijne cieraden , groot altaer, euftodie, bidtplaetfen , ftatuen, fchilderyen , geftoelten van hetchoor , orgels, koperwerek, en alles wat men in de felve fiet, heeft gekoft , volgens de rekeningen daer van fijnde, een millioen , twee hondert en veer-tigh duyfent ducaten. De Sacriftie met alle haer ornamenten heeft gekoft vier hondert duylènt ducaten ,• ’t welck weynighlchijnt, ten aenfien van haer heerlijekheyt en koftelijekheyt.
Het fchilderwerek van de twee galderyen van het groote vierkant, lbo met olyverf, als al fref-co, heeft gekoft acht-en-dertigh duylènt, hondert een-en-lèventigh ducaten, en twee reaelen.
Het lchilderwerck van de Bibliotheeck , fijnde een van de voortrelfeiijckfte deelen en ver-cierfelen van het geheel gebouw, te famen met de kaften, boecke-kaften, en boecken, heeft gekoft viifcigh duylènt, achthondert twee-en-ne-gentigh ducaten, en tien realen, mede gerekent de vloer, van welcke elcke marmorfteen dertien realen is bp^aelt.
rt'at de hrck.gcksi heeft.
Te Sacri-
TJet fchih eieru'crek w» het vierkant van ’t kleo-fier. De Btblio-theeckf
De ftatuen van de fes Köningen , die in de Statuenvan kerckgevel ftaen, en van S. Laurens boven de groote poort, met haere kroonen, tekenen , en inftr urnen ten, te famen met dc koften van haer op haere plaetfen te brengen , hebben komen te ftaen op tien duylènt negen hondert vijf-en-veertigh ducaten.
Doch ftaet in de koften aen te mereken , dat in de bovenverhaelde generaele Ibmme van penningen , die het gebouw gekoft heeft, niet begrepen fijn de juweelen van de reliquie kaften, en koftelijeke fchilderyen, terwijle het meeften-deel der lèlver aen fijn Majefteyt vereert fijn, en niets gekoft hebben j nochte het monument ofte graf, ’t welck in de goede weeck in de kerek geftelt werdt ,• fijnde een werek van groote koften. Nochte de kerek, die Koninek Philips in het vleck Efcuriael heeft doen maec-ken, en feftigh duylènt ducaten gekoft heeft, en andere van die foort ; maer alleen het gene behoort tot het gebouw eygentlijck van het Konincklijcke kloofter, en de bovenverhaelde. Koning Philips de Tweede heeft het vermaeck van dit gebouw, t’eenemael volbracht fijnde be-halven de Konincklijcke begraefplaetfe , de tijc van veertien jaeren genoten,- hebbende den naem naergelaten , van ftichter te fijn van een der heerlijekfte gebouwen der gantlche werelt, uyt het welcke men fijn Konincklijcke groot-moedigheyt genoeghlaem kan afmeten.
Hier boven hebben wy elck ftuck van het ge- Konever^ bouw in het byfonder den lefer voor oogen ge- van ftelt, met haere grootte , breette, bouwkonft, en vercierfelen doch om dat alles door de vanhetgf' lanekheyt van onfe befchrijvinge te lamen niet begrepen kan werden, hebben wy goet gedacht alle de befonderheden van dit wonderwerek in het kort na malkander voor te ftellen; op dat de nieuwsgierige Lefer alle de lèlve t’evens, en te famen in ’t kort vervattende,foo veel te beter de heerlijekheyt van het werek lóude können begrijpen. Voorbygaendc dan de vier gevels, en drie voornaeme poorten , léggen wy, dat in het w»«« groote vierkant begrepen fijn dertien binnen-hoven, met galderyen en ommegangen omcin-gelt, behalven een van de apotheeck, en een van de Compaha, fijnde te lamen vijftien ,- de meefte met twee , Ibmmige met drie ryen bogen , en ommegangen boven malkanderen. Daerenboven fijnder drie binne-plaetlèn, de voorhof der kercke mede gerekent, en lès andere van de gebouwen naer het noorden , buy-ten het groote, tot het Paleys behoorende, en twee in de Compaha, fijnde te famen elf.
De torens op dehoecken, en dekruysgan-.^.^^^^. gen , mitsgaders op de kerek, en de coupel def. lèlfs, fijnde 31 ƒ voeten hoogh van de vloer tot het midden van het kruys gerekent, fijn te lamen negen. De klooten op de lèlve, van metael vergult, fijn groot vijf voeten in diameter,en die ' van de coupel feven, fulcks dat een maq van groote ftature met de armen uytgeftreckt, met gemack in de felve over-ent ftaen kannen weegt 13Ó arroben, yder van xy pont.
De venfters, die men van buyten in de vier Kenfiert en gevels fiet, fijn elf hondert en tien, vele met'^^«^^.»’
-ocr page 104-
’t E s C U geheele traliën , andere met borftweringen van yfer, alle met g’alen belet; de binnen-venftcrsin den voorhof,en andere binnen-hoven, plaetfen, torens, en kamers, fijn vijftienhondert acht-en-leftigh; fulcks dat ly van buyten in de gevels, en binnen het gebouw , te /amen een getal uy t-maken van twee duy/ent /eshondert acht-en-fevcntigh , (de buyten houte venfters fijn alle groen ge/childert;) indien men by de/è wilde teilen de venfters van de Compana en galderye van de apotheeck , en de gebouwen aen de noord-' fijde van het Paleys, buyten de grondtekening, foo /oude het getal weynigh minder als vier duy/ent fijn by de welcke de deuren gerekent, klimt het te /amen op tot twaelf duy/ènt. In de vier faciaten fijn feftien poorten om in te gaen, van binnen is het als een doolhof, voornaeraent-lijck in ’t Palais, foo dat de bedrevenfte daer Ttriafe». lichtelijck verdwalen kan. De Portalen door de deuren inkomende, en voor de /alen, fijn veertien. Feirttynen. De fontcyneu in ’t midden van de plaetfen, en door het geheele huys, kerck,tuynen, en andere deelen , fijn te /aemen , mede gerekent elf groote waterbacken , fes-en-tachtigh. De trappen , om naer boven en beneden te komen, fijn over de tachtigh , en eenige onder de felve van verwonderenswaerdige inventie. De gemee-Fertruk^tt. DG ftucken,galderyen, falen, ver trecken, kamers, gangen , kelders, en andere plaet/èn , fijn in foo grooten getal, dat het onmogelijck /chijnthet lelve te können ramen ; fijnde alle/oo groot en gemackelijck, dat de inwoonders daer vermaec-kelijck haer können onthouden : te weten in [tlAiejf. het Paleys; de Koninek met fijn hofgefin , de Koninginne,en Konineklijeke perfonaedjen,die men weet wat voor een /leep gewoon fijn mede te brengen. Ce^enen Jq klooftct wooncn hondert en vijftigh XS-* Religieufen , in ’t collegie vijftigh, evehveel we-reltlijcke per/bonen in bet femmarium, foo kinderen als andere ; uyt welck getal men afmeten kan,hoe menighte vertrccken, kamers en cellen e^ltlerje». voor /óo vccl voicks verey/cht werdt. Daeren-boven fijn in de apartementen van de Koning en Koninginne, behalven de falen van ftaet voor de Edellieden en Juffrouwen, acht galde-ryen : en in het kloofter, en collégien ver/chey-de groote ftucken van die /borte, verfcheydent-iijek genaemt nasr de /aken die in de Zelve verhandelt ofte bewaert werden. Drie capittel-plaet/èn, drie Boeckeryen, vijf falen, /ès Zlaep/a-ien, drie /alen in het gafthuys der vreemdelingen , en vier andere dienende tot verfcheyde laecken ; fijnde, alle t’famen gerekent, dertigh SiJtploeh in getal. De bidtplaetfen en kapellen, buyten groote kerek, door defe wooningen verdeelt, fijn met de oude kerek, en die van de gebou-Fetfale», nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dienft van het Paleys, feven. De eet/a- len, in het kloofter, collegie, Zeminarium , gaft-Sùckhftj- huys, Compana, en de twee fieckhuy/èn van -Zquot;* het kloofter en collegie, fijn te/amen negen. De plaetfen daer de fiecken gebracht en genefen werden, fijn vijf, twee in het groot gebouw, en drie in de Compana, fijnde yder in verfcheyde vertrecken verdeelt, en hebbende groote |
R I A E L- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12,;gt; falen met haere kapellen , daer de fiecken uyt haere bedden de Mifte können hooren. De ^potheeek. apotheeck heeft vijf ofte Zes wonderlijeke vertrecken , behalven vele andere , fijnde een huys op fich felve. Daer fijn twee gafthuyfen in Caßhu^fe». welcke men de vreemdelingen ontfangt, een binnen het groot gebouw, met de falen en vertrecken hier boven vermclt,en het andere in de Compana, naedemael men genootZaeckt was, om de menighte der aenkomende vreemdelingen , het gafthuys te verdubbelen. De ko- Kokens kens, Zbo in ’t Paleys, als in ’t kloofter en collegie , fijn negen , gelijck oock de heymelijcke plaetfen. De kelders , fijnde alle geweift, die KelcierstM onder het geheele gebouw doorloopen,fijn ver-deelt in veertigh gioote ftucken , dienende tot verZeheyde Zaecken,als mede tot de verdeelinge van de buyfen der fonteynen, die in defe laegh-te eerft geleyt en verdeelt werden j in de lelve fijn oock elf waterbacken’, welcher minfte meer als tien duyfent kannen water houdt. De kerek Seelen va» is lang 364 voeten; en vervat de groote kapelle , kerek.} het choor, onder-choor , de voor-chooren , de kapellen , 48 altaren, en andere ftucken meer ; fijnde verdeelt in fes groote vacken, in de welcke boven Zès-en-twintigh bogen van ’t gewelf fijn. De Sacriftie, felfs groot in ’t begrijp, ettva»^ heeft daerenboven noch acht vertrecken tot haeren dienft. Dit is het getal van de ftucken, die in dit groote gebouw getelt können wer- Croettev»» den : en om de grootsheyt en menighte der fei-ver met weynigh woorden af te beelden , de nieusgierigheyt van Zbmmige is Zbo groot ge-weeft , dat fy ondervonden heeft, dat iemant, die alle de ftucken ofte plaetfen, foo van het groote gebouw, als de Compana, en de gebouwen tot dienft van het Paleys , fonde willen doorwandelen, daer toe van noode Zbude hebben vier geheele dagen ; dewijle gemeten is dat hy 33 Spaenfche mijlen Zbude te gaen hebben. Laet ons voortgaen tot de cieraden : de fta- Statue»» tuen ofte beelden die het gebouw vercieren, fijn in ’t geheel een-en-vijftigh , dertien van fteen , en acht-en-dertigh metale in ’t vier ver-gult, alle bynaer grooter als ’t leven, en eenige twee en driemael Zoo groot. De andere kleyn-der beelden, als Crucifixen, beelden van S. Hieronymus , S. lan Baptifta, en eenige van onfe Lieve Vrouwe, ftaendc in ver/cheyde plaetZèn van het gebouw,en aenfienlijck, /bo wei van wegen de ftoffe als konft, fijn te /amen ontrent vijftigh. De /childeryen met olyverf gefchil- Schilelerye», dert, fijn in ’t generael feftien hondert twee-en-twintigh ; onder de w'elcke verfcheyde , en wel de meefte, principalen van voornaeme mee-fters fijn, als MaZacio, Raphael Sancio d’Vrbin, Leonardo de Vins , Titiaen, Bordonon , Seba-ftiaen del Plombo, Andrea del Sarto , Paulo Ve-ronees, en Carlo fijn foon , Jacobo Robufto oft Tintoret, Ba/Tan , Hieronymus Muciano, Parmegiaen, Antonio Corregio , Frederico Bar-rofi, Peregrino del Peregrini, Guido BologneZb, van Dijck, Rubbens, JoZèph de Ribera, Joan Fernandez Mudo Luqueto, Hieronymus BoZeh, Albert Durer, Michiel Coufin, Dominico Greco, Lavinia Fontana, Romulo, Bartolomeo Car- L ij nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ducchi. |
’£ E S C U R I A E L.
Jldaïtncre vloertn. Andere cierade)]. Beteken- Cierade» tier kerek- ducchi, en meer andere uytftekcnde fchilders. Van vele fijn de meefters onbekent, fijnde niettemin lóo kunftigh gedaen , dat men met reden de namen der Meeilers onderfoeckt. Daeren-boven fijnder noch verfcheyde kopyen van groote wereken, voornamentlijck van Michiel Angelo, die de principalen niet behoeven te wij eken. En verfcheyde conterfeytfels van Paulen , Köningen , en uytftekende mannen in alle facultey ten en konften , tot het getal van twee-hondert les-en-vijftigh : behalven ontallijcke van minder waerdye , daer byna alle kamers en vertrecken mede vcrciert fijn. Wat aengaet het gelchilderde al frelco, is alhier van het befte dat in Europa kan gevonden werden , fijnde twaelf ftucken in dit'gebouw met die foorte van fchil-derye verheerlijekt, door Peregrino de’Peregri-ni, Lucas Cangiofo , Granelo en Fabricio lonen van Bergamafco , François Vrbina , Romulo , Caravajal, en Barrolb. Noch fijn daer veertien ftucken of deelen met marmor aerdigh ge-vloert, als de boven- en beneden-galderyen van het groote vierkant, de capittel-laelen, de benedenkamer van den Prioor , de Boeckerye, het choor, en de voorchoren, de kerek, en Sacriftie. Daerenboven fijn de twee bordeften van de trappen naer het groot altaer, en de Koninek-lijcke bidtplaetfen gevloert met verlcheyde fteenenvan den alderfijnften jalpïs, fulcks dat de geheele vloer fchijntte fijn van kriftal met verlcheyde kouleuren doormengt. |
Behalven ’t voorverhaelde fiet men verfcheyde andere cieradeUjdie de woonplaetlèn van het gebouw, in de falen van het Paleys, en lclfs in de cellen der Religieufen, verheerlijcken,als Boec-ke-kalfen , boecken , fchrijfcomtoiren , tafels en andere van die foort. De kaften van de Bi-bliotheeck fijn van fevenderhande lootten van het befte Indifch en Spaenfch hout in malkander gevoeght; in de groote en twee daer bygele-gene Bibliotheken fijn achtien duylent boecken in alle materiën en talen ‘ behalven die in de cellen van de Religieufen in hare kaften ftaen , die mede feftien duyfent ftucken beloopen; fijnde alle te famen vier-en-dartigh duyfent boecken , die in dit gebouw getelt werden. In de kerek fijn vijf groote metale traliën met haere deuren , en feven-en-dertiah verdeelingen , van balcons, overgangen, en niften, alles met kope-re balufters ; en acht-en-veertigh altaren, met foo veele heerlijcke Retablos, alle verciert met koftelijcke fchilderyen, die in het bovenftaende getal mede gerekent werden : onder alle munt uyt het groote , van het voornaemfte Altaer, waer van wy hier voren in ’t breede gefproken hebbende, alleen feggen lullen , dat het heeft in vier ryen van verlcheyde ordren achtien co-lommen ; en vijf groote metale ftatuen in ’t vier verguldt,van Pompejo Leoni gemaeckt, en acht treftelijcke ftucken fchilderye, eenige van Pere-grini, andere van Federico Zucaro -, daerenboven de verwonderlijcke Cuftodic, alle van koftelijcke Spaenlche fteen, met hare acht colom-men van bloed-rooden jafpis , met -punten van diamanten door Jacomo Trezzo gemaeckt, alloo de hardigheyt van de ftoffe door geen andere inftrumenten konde gewerckt werden, fulcks dat yder van die colommen tien duylent ducaten van wercken gekoft heeft, fijnde te filmen tachtigh duyfent ducaten. Tuftchen en om defe cuftodie ftaen noch drie kopervergulde beeiden, en in de felve de kleyne Cuftodie, fijnde een juweel van koftelijckheyt. Boven yder van de twee Konincklijcke bidtplaetfen ftaen de Konincklijcke wapenen , met jalpis van verlcheyde couleuren ingeleyt. Van de vercierle-len en toeruftinge der altaeren hebben wy hier boven gefeyt, datfe dagelijcks können verändert werden , het geheele jaer door , met couleuren die de dagen vereylchen : de kandelaers tot de altaeren fijn tweehondert vijftigh, eenige van metael vergult, andere van filver , fommige van kl iftal ; behalven veertigh kroonen van metael verfilvert, voor yder altaer een , op welcke een waskeerfle in de Mifte, even voor de conlà-creringe , aengefteken werdt : de kruyften, met hare beelden tot de altaeren van koper en fil-ver , fijn hondert in getal j en elck altaer heeft een kalfe ingemetfelt, in de welcke reliquien bewaert werden van dien heyligh, aen wien yder geheylight is. Door de kerek ftaen twaelf kruyften van Ichoonen jalpis in wit marmer in-gelijft, daer de kercke gefalftis, toen die ge-wijdt wiert j en hangen lès groote filvere, leer fraey gemaeckte lampen ; behalven de veertien groote kopere verfilverde kandelaeren, die in het middenvack der kercke ftaen. De orgels fijn in getale acht, en onder de felve een filve-re , die op den H. Sacraments-dagh Ipeelt. De kloeken in de torens fijn te làmen negen-en-vijftigh, onder de felve begrepen fijnde een ac-coordt van veertigh. Voorts fijn hier reliquien van onlèn Heere Chriftus, de Maeght Maria, en aile de Heyligen , uytgenomen van S. Jolèph, en de Euangelift loanneslèlfs van eenige der Prop^heten van het oudeTeftament. De kaften, en vaten , daer in de lelve bewaert werden , fijn vijfhondert vijftien , eenige van goudt, andere van hiver, kriftal, en andere koftelijcke gefteen-ten. Tot het choorgefang fijn daer tweehondert en lès boecken, ftaende in de voorchoren in haere kaften, die van de lèlve ftolfen gemaeckt fijn als die van de groote Bibliotheeck : de fetels van het choor , fijnde van de felve koftelijcke lootten van hout gemaeckt, en ftaende twee ryen boven malkander, fijn hondert acht-en-twintigh. De ornamenten, en koftelijekhe-den tot den heyligen dienft, werden in de Sacri-ftie bewaert in veertigh kaften van de felve foor-ten van houç, als de geftoelten van het choor fijn, met cedere plancken : in de felve fijn twee hondert dertien kappen , van brocaden, en andere koftelijcke ftolfen, van’alle couleuren, die in de kercke gebruyckt werden ; twaelf hondert cafuyfels, en hondert dalmatiquen , behalven een ontelbaere menighte van andere koftelijcke ornamenten die men tot den dienft gebruyckt. Van gout is ’er alleen een kelck, een cuftodie, twee Portapa^es, en een borftftuck, ’t welck de Prioor aendoet, als hy Mifte fingt; fijnde van de koftelijekfte van gantlch Spanjen:van filver fijn hier boven de veihaelde kruyften en kandelaers, tach- |
Eentje andere hjfin-derhede». ’t E S .C U tachtiah kelcken , twee cuftodien , acht wie-roockvaten, met hare nappen; en noch vier-en-twintigh ftucks kleynder fiJverwerck , tot dienft van de altaeren ; welckers meefte koftelijckheyt in het fatioen bcftaet ; en veertigh gioote kan-delaeren voor was-toortlèn. Om eyndelijckin ’t byfonder aen tewijfen, de grootheyt van vele bylbnderheden, en voor-naementlijck van de Hoffen , die tot dit gebouw verbruyckt fijn , fonde een onmogelijck w'erck wefon^ maer dewijl de voornoemde Broer Fran-cifco de los Santos, in fijne befchrijvinge eeni-ge daer van aengewefen heeft, dunckt het ons niet buyten propooft te fijn de fèlve te verhalen, op dat den Lefer foo veel te beter de grootheyt en aenfienlijckheyt van hetwerck foude blijc-ken. Hy feyt dan , dat tot het folve verbruyckt fijn hondert negen-en-twintigh duyfont en drie-en-tachtigh arrobas yfer , fijnde y der arroba 25 pont; fonder de traliën en borftweringen, die oock een feer groot gewicht uytmaken, mede te rekenen ,• en dat de fleutels tot dit gebouw wegen meer als vijftigh arrobas. Daerenboven is’er aen loot meer als negen-en-negentigh duy-fent en drie hondert arrobas tot de daecken ge-gaen ; waer uyt men in ’t gros wel kan afmeten, wat ’er aen tin, koper, en ftael noch moet verbruyckt fijn. Aen de netjens voor de glafe ven-fters is meer als hondert arrobas yferdraet ver-W'erckt; wat glas daer aen gegaen is kan men uyt het getal der venfters ten naeften by afrekenen. De menighte der menfchen, die aen dit gebouv hebben gearbeydt,is onmogelijck teweten^want behalvende meefters, oplienders, ondermee-fters,en die gedurigh aen het gebouw felfs werck-ten ; was ’er noch een ongelooflijck getal door de omleggende plaetfen verfpreyt, in tenten, fchuyten, en tuynen , om de Hoffen gereet te |
R I A E L. maken ; fiilcks dat men met der folver onder-hout, bynae een geheel leger foude können gehouden hebben: hier buyten fijn nochgere-kent, fchilders, vergulders, borduurwerkers, franjemakers, orgels, kloeken, traliën , en loot-gieters karreluyden , lieden die op de flijpmo-lens paHen, en touwfpinders. In de jalpis kuy-len, niet wijt van Burgo de Ofina, w'aren in ar-beydt menighte van Spanjaerden en Italiaenen aen de Heen die tot het gebouw vereyfcht wierdt ,• te Madrid wierdt de CuHodie, en een gedeelte van het Retablo , door verfcheyde meeHers en arbeytslieden gemaeckt. Te Gua-dalaxara en Cuença wierdt een groot gewight traliën gefmeedt ; en te Saragoça, de groote ko-pere traliën en baluHers van de kerek gegoten. Uyt het geberghte van Filabres haelde men het witte marmor, en uyt de bergen van Las Navas, en in EHremoz , by Granada aen den Xenil, en uyt de bergen van Arazena en elders,het bruyn, groen, root, fwart, bloed-root, en andere cou-leuren. Het hout wiert in de pijnboffen van Cuença, Balzain de Segovia, Quexigal de Avila, en de las Navas gehouwen. Te Florence en Mi-laen wierden de groote metale beelden van het Retablo en de begrafeniffen gegoten. Te Toledo het filverwerck,en in Vlaenderen verfohey-de koperwerek, en fohilderyen gemaeckt tot cieraet van de cellen ; voorders waren byna alle de Vrouweklooffers in Spanjen beefigh met het maken van de cieraden en ornamenten. Acht-en-dertigh jaren fijnder beHeet in het bouwen en voltoyen van dit wonderwerek ; vier-en-twintigh tot het leggen van de laetHe Heen, en veertien in het opmaecken en verderen, tot de doot van Philips de Tweede,voorgevallen in het jaer lypS. |
or ’t KONINKLYK
ESCURIAEL,
gebouwt door
PHILIPS DE TWEEDE,
Koning van Spanjen, en Indien, amp;c.
/
TOen Spanjens Opper-Vorft (wiens heerfchappye ftrekte
In op- en ondergang, zoo dat nooit nacht bedekte Zijn gantfche Staat,) verwon zijn vyanden in ’t velt, (Een dappre wijsheyt teelt een vroom doorluchtigh Helt;) Beloofd’ hy, Godt ten dienft, dit groot gebouw te ftichten ; Welk onverganklijk, door all’ eeuwen heen, zijn’ plichten
Zal toonen, als een zon, die, zonder wederga , Een heerlijk teeken ftrekt der hemelfche gena.
Staak, oude Tijdt, uw roem op zeven hooftgebouwen, Dit een meer wondren geeft, dan alle d’uw’, t’aanfchouwen : Hier is de Mogentheit en Mildigheit gepaart Met Liefd’ tot Godsdienft, die het eeuwigh welzijn baart.
Vernuft en Order met albaft en marmor pralen
Door’t gants gebouw ; kriftal, topaaz’, en jafpis ftralen,
Met fchitterende glans, in kerk, en heilighdom, In choor, en in kapel. De bitfe Nijdt ftaat ftom
In ’t zien van d’altaars, en de fchoonfte fchilderyen , Daar Kunft, Natuur, en geeft, met al hun krachten ftryen Wie dat zich meeft vertoont : gedacht, oogh, en verftant Wort weghgerukt, en is al tevens overmant.
Hier pronkt een proefftuk van uytmuntende cieraden. t Nieuwsgierigh brein kan door ’t gezicht zijn luft verzaden.
De grootfte Koning fchreef door ’t bouwen zelf zijn lof
In ’s weerelts Wonderwerk, en koftelijkften hof :
Dies moet Welfprekentheyt in ’s Vorften roem verdwalen, Zy ziet begin nocht eynd, en kan die niet bepalen ;
Dus wenfcht zy : dit Gebouw blijf met de weerelt ftaan.
’t Eerbiedigh zwijgen is hier allerbeft gedaan.
-ocr page 108-Het Koningrijck
Ta!e!J. Groote. Rivieren. Hooftßadt Granaten. E Koning van Spaenjen befit Granadenen Murcien van wegen Caftilien. Granaden heeft den naem van de hooftftadt, deftadt van ’tfatfoen.Want gelijck I eenen Granaet-appel veelcorreltjens heeft, en een fcheur in de Ichelle alfle rijp wordt; lbo heeftdeftadtveel huylen dicht by malkanderen,en op eene plaetlè ilfe niet feer bebout, en als oflb gaepte. Dit Landt is de woonplaetfe geweeft der Bafiu-lorum,d'ie oock Pœni heeten. Naer ’t zuyden light het aen de Middellandfche zee, naer ’t noorden aen een deel van Andalufien , als mede naer het weften ; naer ’t ooften aen Murcien. ’t Geheel Koningrijk Granadenis óo mijlen lang,2,5 breet, de omloop van ’t uyterlfe deel van Murcien tot Andalufien 230 mijlen, ’t Was vol volcks toen het de Mooren belàten, hadde 14 fteden, 97 be-muurde vlecken , en betaelde jaerlijcks den Ko-, ning 700000 ducaten. Nu ter tijdtis ’tlbo vol inwoonders niet,nochlbo rijck. ’t Wort gedeelt van de riviere Xenil. ftêyöA« gchecten. Want Illiberis heeft gelegen op de heuvel, die men nu Elvire noemt, van welcken een poorte van Granaten Elveria heet, ’t Is de grootfte ftadt van heel Spaenjen, met veel heuvelkens verdeelt,van welckede twee hooghfte fijn , die de riviere Darrus lcheydt,loo-pende door ’t midden van de valleye. Sy is in vier deelen, als belondere fteden gefcheyden. d’Eer- waer van men van ’t een in ’t ander afkomt tufi fte wordt eygentlijck Granada genoemt, waer in fchen twee muüren,’t bovenfteheet Gibalfarro, Granaten is de hooftftadt, van Ptolemæo een groote Kerck ftaet, daer begraven fijn Fer-dinandusenllabella. Hier is oock de Mefquita der Mooren, de vierfchaer der Rechteren, de merckt, daer men alles verkoopt,en’t huys Alca-çeria. ’t Tweede deelheetenfe Alhambra, daer ’toudt Konings Paleys is, van marcketterye met groote koften gemaeckt. Hier hebben de Köningen van Spaenjen een nieu Paleys gebouwt, feer heerlijck, en van alle fijden met een luftigh uytficht. ’t Derde is Alvefim,met twee heuvelen en vele huyïèn verciert. Eertijts wierd het alleen van Moren bewoont, die haer geneerden met landtbouw en fijde te weven. Van andere wordt het Mafmoros genaemt. Hier ftaet de poort,diele Clufam noemen,dat is,gefloten, om datfè niet geopent is, nae dat de laetfte Koning der Mooren daer uyt gegaen was.’tVierde is Antiquerula, gelegen op de vlacktc, niet minder als d’andere in menigte van huyfenen gebouwen. De gebeele ftadt begrijpt in haren omloop omtrent zoooo treden, is rondtom bemuurt, en met vele torens verfterckt. De locht is hier getempert en heel gefbnt. Wat menighte dat hier is van Ambachtslieden , die haren koft metfijde-weven winnen, Spaenjen, |
kan men belpeuren, dat alleen uyt de bladeren van de moerbeiy-boomen, die de fijdwormen eten, den Koning jaerlijcks voor tol betaelt worden 30000 ducaten , en daer boven noch vele ponden fijde. Sy heeft eenen Aertz-Bilïchop, wiensinkomft jaerlijcksis loooo ducaten. Daer is oock een Univerfiteyt. Behalven Granaten is noch in ’t midden van Gradin. dit Rijck de ftadr Guadix, en aen de zeekant Almeria en Malaga. Guadix is gelegen in een groote valleye , p mijlen van Granaten, van alle ïij-den met rouwe bergen omringt,en van vier kley-ne rivierkens gedeelt; is vruchtbaer van wijn,be-ftiael,koren en andere vruchten .maer om de koude draeght ly geen oranje-appelen, oft olyven. niet verre van Capo de Gates, aen een vruchtbaer geweft, vol gefonde wateren, vruchten en olie, paelt in ’t noord-weft aen Granaten , naer ’t noorden aen Guadix en Baça : ooftwaerts van Almeria light Virgi in Murcia; weftwaerts,Almu-neçar, Velez, en Malaga. Malaga, een koopftadtgenoegh vermaert, is Malaga, rondtom becingelt met eenen goeden en luftigen acker. Hier komen de koopluyden op lèec-kere gelette tijden , om rofijnen en andere wel-fmaeckende herfft-vruchten te halen. Daer is groote menighte van olie en wijn. Sy is verfien met torens en bolwercken, en heeft een Arle-nael oft wapen-huys met allerhande amunitie en inftrumenten ten oorlogh dienende wel beforgt. ’t Is van veel jaren een BiHchoplijcke ftadt, wiens Biflchop j aerlij cks heeft loooo ducaten.Sy heeft twee kafteelen, ’t een boven ’t ander gelegen, *t onderfte Alcazfava, Behalven de fteden heeftfè noch veel vlecken, die de vryheden van fteden genieten,daer van de voornaemfte fijnBaza en Ronda. Baza,eertijdts Baza. ’t hooft der Bafteranen, is met ftercke muuren en een kafteel bewaert, heeft omtrent 4000 huy/èn. Ronda light op eenen bergh, en is met een rivier Ro„da. omringt. Van de ftadt komt men neder aen de rivier met 400 trappen, van de Mooren uyt de fteenrotfe gehouwen. De ftadt Munda light vij f Mnnda, mijlen van Malaga j fy heeft een rivierken , het welck vloeyt door de valleye, en de fèlve vruchtbaer en luftigh maeckt. Geen deel van gantfch Spaenjen heeft ftercker plaetfen door natuure ofte konft, onder de welcke met reden verhaelt moet worden Alhama, liggende van Granaten leven mijlen,bevrijt door de fteyle en rouwe klippen. Hierlpringen overvloedige en gelendefon-teynen,met foo getemperde warmte,dat’er oock een naeckt lichaem geen letfel van krijght. Men lèydt dat de wateren daer van gedroneken voor vele fieckten goet fijn, principael voor jicht en flerecijn, meeft in de maent Meert en September. Hier fijn badt-ftoven gemaeckt met groote M nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;koften. |
Î2Î r-gj-
SurSevjia st‘--- Hispalis
A.
Tanger st
TltSGIS
Malaga
Guadix AcCj
Ofihuella. . Orc erLT S:
- . - Baza
“ Ba-’ti
'I3abttl /y
M
Ae.ne.vole. S^eetnwr, Veteres itrbium et ^r.omotitorLorum. ay^eUationes mitii^culàs notnuimus hoc modo^ AAS T I^AATIGIS: Veeetites 'vero hue Ucerarnmybrina^Aaza., ALho-tnei ■
Arcbiep^o^alus hoejlgno ’ï'^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7^r
GRAN ADEN y.ndere koftcn.Daer fijn nochXenil,Settenil,Lazzarijck van hennep, Galera op een rotlè gelegen , Orgi-na, Marbella aen de zee, met een bequame haven. Aen de zeekant fijn twee ftercke kaftcelen; in ’t een plachten de Moorfche Köningen haer fchatten te bewaren , in ’t andere, haer lonen en broeders, als in een gevangenifle ; ’t een heet Sa-Zdh^tfa. lubregna,’t andere Almunecar. Zahara light op een groote rotlè, heeft maer eenen en moeylijc-ken toegang, uyt de rotfe gehouwen,met een ka-fteel op ’t hooghfte van de rotfe. Antiquera is een kaffceel in ’t midden van ’t Rijck, light op een hooge en rouwe plaetle, tulTchen Granaden en Ronda, heeft ylère poorten , en belchout een fchoone landou, velden, fonteynen, rivieren en bergen, in de welcke leer goede Ibutpannen fijn : want het fonteyn- en regen-water , in de laege plaetlèn vergadert,wort,door de hitte derSonne, volkomen Ibut.De bergh Alpuxara ftreckt levenden mijlen naer ’t wellen , is tien mijlen breedt, rou enmeell onvruchtbaer, behalven daerhy loet afgaende in een valleye komt, alwaer hy , door de neerftigheydt der Mooren, lbo wel ge-bout is, dathy koren draeght, rijck van beftiael Cart/mtit. is, en overvloedige fijde geeft. Cartamais een luftigh lledeken, niet verre van Malaga, gelegen aen den voet van eenen grooten bergh , die naer ’t noorden onvruchtbaer is,en lchrickelijck door de rouwe plaetlèn en bolïchenjmaer aen de andere fijde wort hy gebout, is over al met wijngaer-den belèt, draeght amandelen en Imaeckelijcke vygen met menighte, welcke met profijt der in-woonderen naer de noordlèhe landen gevoert Worden. Âes Granada, feydtBoterus, is een heel getemper-S//** Provincie, en hoewel berghachtigh, nochtans overvloedigh van alles. Toen de Moren dit Rijck befaten, overvloeyde ’t van alle dingen. Nu ter tijdt, doorgebreckvan menlchen, houd delant-neringe op, en nochtans wordtfe gereeckent onder de rijekfte Provinciën. Want ’t landt is lèer vruchtbacr,en heeft weynig bouwens van noode. Men kan nauwlijeks uytlpreken de menighte van de wel-rieckende, eetbare, en medicinale kruy-den,daer de bergen en velden overal vol van fijn; als mede de verlcheyden vruchten^menighte van |
EN M V R C Î A, fuycker en fijde, en van allerhande beeilen. O-ver al fpringen fonteynen, en belproeyen het aerdtrijck met foo veel beeckskens,dat men nau-lijcks genoeghlijcker lant Ibude können bedeneken ofte lèhilderen. Deinwoonders fijn beleeft, behendigh in ha- ^irdtder ren handel,bequaem tot de wapenen, in den om-gang burger li jek en vriendelijek. Sy verbieden de jonge lieden den wijn, de bejaerde mans-pcr-Ibonen gebruycken oock weynighwijn, ende vrouwen noch weyniger. Het Koningrijck MURCIA. MUrcia light ooftwaerts van Granaden, heeft den naem van de hooftftad,ftreckt langs de Virgitaner bay,van Caep de Palos tot Caep de Gates, ’t Wort gedeelt van twee rivieren,Segura en Guadalentin. Aen de Segura light Murcia,’t hooft des Koningrijeks. Aen de Guadalentin is Lorca,een groote vlecke ofte vry-heyt. Murcia light in een valleye van lullige landouwe. De velden fijn met Citroen-boomen beplant ; maer ’t meelle profijt komt van de menighte der lywormen en fijde kleederen. Hier light begraven de vermaerde Koning Alphonlüs. Murcia heeft lès Kroonen in het wapen, om dat-fe eenen Koning gekregen heeft. Carthagena (eertijts nieu Carthago genoemt) was in vorige tij den een groote ftadt, nu is ’er niet groots oft fchoons, behalven een groote en goede haven, daer veel makerelen gevangen worden, waer van het Eylandt dat ’er tegen over leydt Scombraria genoemt wort, dat is, ’t makerelen eylant. Daer waft oock veel braems. ’tKafteel Almaçaron light lès mijlen van Carthagena naer’t wellen , daer veel aluyn gevonden wordt, waervanden Hertogh van Elcalone en de Marquis van Vela groot profijt trecken. De andere principale plaetlèn fijn, Guardamar, Portilla, Vera, eertijts Virgi genoemt,daer de Virgitaner bay den naem van heeft, en Muxacra. |
De Eylanden
I O R C A,
E N
N O R C A.
i^ajorca.
J'rsichi-
E voornaemfte
Ey.
landen ontrent Spanjen gelegen, fijn de twee Bale arides , en twee PitiuÇz. De Ba-learides heeten Ma-jorca en Minorca, en
w malkanderen tegen over Spaenjen. Eer-tijts waren de in^^oonders beroemt, om dat-fe met de flinger wel konden vechten, ^aer van fy oock den naem hebben ; Want het Grieckswoort in Nederduyts worpen beteeckent. De Griecken noemdenfe Gym-nefien , om dat fy langen tijdt bloot gingen; beduyt in ‘t Griecks bloot. Nü heet inenfe Majorca en Minorca, wclck te feg-gen is, het meerder en minder, om dat het een grooter is als het ander. In oüde tijden geneerden fy haer meeft met zee-rooven, dienden oock de Carthaginenfen tegen de Romeynen , tot datfe, nae het veroveren van Spaenjen , van de Romeynen verwonnen \vierden. Daernae, als de Moren van Africa Spaenjen afliepen , hebbenfe defe Eylanden oock ingenomen , en tot een koningrijek gemàeckt , nae datfe tEylalldt Yviça.be-niachtight hadden ; maeï fijn ten laetften door lacobus, konïng van Arragon, daer üyt gedreven^
Majorca is bynae vierkant. De haven Columbi leyt in ’t ooft. Caep de Salinas is in’t zilyden. Byna in ’t midden leytde hoöft-ftadt Majorca. De Caep la Piedra in ’t noord-ooften. Polentia is niet verte van Caep de ia
óvervloedigh van koren, fout, olie, wijn -, kaes, vee , en wiltbraedt, dat het niet alleen de inwoonderen, maer oock andere landen daer mede fpijft. De Balearifche wijnen, foo Plinius getuygt, fijn by de Italianen bekent geweeft, en goet gehouden : olie en kaes is hier genoegh, niet alleen voor de Koningrijc-ken Valentien en Catalonien , maer oock voor de Franfche en Italiaenfche zee-fteden, De jaght der konijnen, herten, en daflen , is hier foo groot en feecker, datfe de inwoon-ders vleefc^h genoegh kan leveren ; behalven het vercken-vleefch, welck hier in fülcken
re landen vervoert wort. Voeght hier by den * myrte-boom , uyt Wiens bloemen vergadert Wort het profijcelijck, gefont, en delicaet fap, Welck beter reuck heeft als het befte wie-roock. De Hiftorie van Koning lacobüs fchrijft, dat’er vijftien fteden in Majorca geweeft fijn, wiens namen Barbarifche waren , en Van de Saracenen foo genoemt, bé-halven de hooftftadt, en Pontien, en Poleiv tien , colonien der Romeynen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J
De ftadt Majorca , feyt Bernardinus Gö-mezius in ’t fevende boeck, leydt bynae in ’t midden van ’t Eylant, daer de zee een groo-te baye ofte inwijek maeckt, tuftchen de eylanden Dragonera en Cabrera, die ontrent veertien mijlen van malkanderen liggen.Hoe- ï wel dit een groote inham is, nochtans is ’t een vermaerde haven , niet alleen bevrijt voor de Zuydwefte windt , maer hoe dieper in '
het landt hoe vryer, van wegen een groot Werek aldaS gemaeckt, welck üyt de ftadt tot aen de zee komt, daer de Caep Porto-Piedra; eertijts was’teen Colonie der Ro- pino tegen over leydt , foo genoemt, oni meynen, nuis het een kleyne ftadt, met een dataend’ander zijde van de Caep naer ’t we-goede haven. De haven Columbi leyt 30000 ften een kleyne bocht van de zee een haven treden van de ftadt. De ftadt Majorca is van maeckt, Portopino genaemt. Defe caep lacobus koning van Arragon verovert in met het voorfchreven werek bevrijdt de ha-’t jaer 1130. Hier is een Biüchoplijcke refi- ven der ftadt voor alle winden. De ftadt leyt
dentie.
Het landt is vruchtbaer van alles, foo veé » als vruchten , niet alleen noodigh töt ’s mert-fchen leven, maer oock tot vermaeck dienen-de* Want niet tegenliaende dat het drie voorname fteden , en andere kleyne heeft gt;nbsp;met vele dorpen en havenen,is ï nochtans foo
eensdeels op een hoogen heuvel, eensdeels in een vlacktc. Öp den heuvel, die fteyl is, en aen de zee en de haven leyt, was ccrtijts hec kafteel alleen , iUaer naeder-handt heeft de
Koning daer de hooft-kerck doen bouwen , met het Biflchoplijcke hóf, en een wandel-
^i!LLa.riii 'M^pAtiiea, cciinmu.nLti
’ MAIORCA E Je zee. Niet verre van daer ontfpringc een rivier , welcke midden door de ftâdt loopt gt;nbsp;en terftont in de zee valt. Dit dient niet alleen ona de hoven, die hier veel zijn, te bewateren ; maer oock ora de Schepen met foet water te verfîen, en tot bequaemheyt van de haven. De omgang van de ftadtis met een dicke muur verfterekt, en omcingelt den heuvel en devlackte, daer, behalvende tuynen, 6000 huyfen op en in liggen, die neffens andere wercken foo heerlijck gebout fijn , dat het nu onder de trefFelijeke lieden van Europa gerekent mach worden, vercierc met tien poorten. Aiineïca. Minotca leyt oollelijcker als Majorca , en is van daer tulTchen de vijf en fes mijlen. Sy heeft een ftadt Minorca genoemt, nae het Eylandt, en veel dorpen. Hier fijn twee havenen , de eene Maon , de ander Fornelle ge-heeten. Dit Eylandt begrijpt in fijn omloop 150000 treden, en is omringt met hooge en bofchachtige bergen. Het binnen-landt is vruchtbaer, en heeft goede weyde, niet |
N MINORCA. Hechter als Majorca. Het teelt goede muy-len , die feet geprefen worden. Niet verre van de Balearides fijn de twee Piüufcbe Eylanden. Het grootfte is Yvica, eertijtsE'/'^ genoemt; heeft ontrent 100000 treden in den omloop , en leyt tuflehen de tien en elf mijlen van ’tvafte landt. Hier is een ftadt genoemt Yviça, nae het Eylandt. Het landt is vruchtbaer van koren, en alle gewas ; en geeft veel fout, dat naer Italien en andere landen van Europa vervoert wordt. Het kleynfte is Formentera, by de oude Schrijvers Ophiuja oft CóUibrarM genoemt,’^'** leyt van Yviça naer het zuyden , en wat verder van het vafte landt ; heeft feven duyfent treden in fijn omloop. Het wordt qualijck bewoont, om de meenighte van de ferpen-ten , daer Yviça geen noodt van heeft-, noch oock van eenign ander venijnigh oft fchade-lijck gedierte, behalven konijnen, die/fom-tijts fchade in ’t koren doen, en de befaey-de velden doorwroeten en omworpen. |
N D A L U ZIA is een deel van het gene eer-tijdts is genoemt ge-weeft HiJpania Bietica) en naderhandt Var,dalia , nae de Vandalen ofte Wenden, voickeren uyt Duytslandt, de welcke in vorige tijden tot in defe contreye zijn aen- gelantj en is Andaluzia foo veel te feggen als der Wenden huys. Marius Aretius is van gevoelen, dat men’t Andaluzia noemt, als anteLu^taniam, door veranderinïje van eenige letters. Andaluzia grenft in’t ooften aen Granada, in’t noorden aen nieuw Caflüien, in ’t wellen met het Pacenfer en Sylvenfer gebiedt, en de riviere Guadiana ; in ’t zuyden met de Atlanti-fche zee. Delès landts voornaemfte deel is ’t gebiedt van Sivilien, ’t welck heeft in ’t ooften Cor-duba , in’t weften Algarben , in’t noorden een deel van Portugal, dat MagiflrattM S. lacobi wordt genoemt, en voorts aen het weften de groote zee en het landt van Gades. Alhier is een gelbnde en milde lucht, leer getempert 5 het aertrijck van ditgeheele geweft, is aen koren, wijn, olye, en allerhande fruyten lbo uytermaten vruchtbaer, dat het te verwonderen is : en vervult de naeft- en verre-gelegene landen daer mede. En na ’t getuygenifle van Plinius, is Spanjen al te lijnen tijden aen vruchtbaerheyt Italiengelijekgeweeft, befonder dat deel, dat door de zee bclpoelt wort, als het deel van Betica, dat lieh ftreckt onder ’t gebiedt van Sivilien ; zijnde aen den Ocean gelegen, en de foete welle winden onderworpen ; daerom dan oock niet te twijffelen is, ofte hy foude dit lant boven Italien verheven hebben ( als alle andere landen aen vruchtbaerheydt verre overtreffende ) ten ware hy, een Italiaen zijnde, fijn eygen vaderlant al te feer beminde, en ’t felve voor alle andere wilde prijlèn. Behalven dan de voorgemelde vruchtbaerheyt, is dit lant oock leer rijck en overvloe-digh van allerhande vee, belbnder van konijnen. Hier boven is verhaelt, dat Andaluzien van de Vandalen defen naem Ibude hebben, de welcke van de Gothen verjaeght zijnde , alhier haer W'ooninge genomen hadden ; van daer ly oock verdreven zijnde, haren wijck in Africa namen, daer van dit de rechte hillorie is. RodericUs de XX V Koning der Gothen (met den welchen oock de koninglijeke naem der Gothen beeft opgehouden ) heeft eenen Grave lulianum over Maur it an i am Tingitanam geftelt, en in fijn af-welen fijn dochter verkracht ; het w'^elcke de vader vernomen hebbende, heeft de Saracenen uyt Africa gelockt, om alfoo zijn rechtvaerdigh hert-feer met wrake over denKoning te verfadi-gen. Defe Saracenen in ’tjaer Chrifti7i4,onder den Overften Muzamiffo, langs de engte van Spanjen» |
Gibraltar overgekomen zijnde, hebben in twee jaren tijts byna geheel Spanjen vermeeftert,uyt-gefbndert de Allures, die van wegen de fterek-heyt harer plaetlen wel bewaert waren: daer zijn in lbo korten tijdt van beyden zijden omtrent 700000 menlchen gebleven. De Saracenen de heerfchappye verkregen, en, foo veel doenlijc-ken was,de Chriftelijcke religie uytgeroeyt hebbende,deelden onder haer deRijcken van Spanjen, en maeckten van Corduba het eerfte Rijckgt; ’t welcke ly Albenalibeticum noemden; van Sivilien ’t tweede,en van Nova Carthago het derde; tot datfy, van Ferdinand de III, uyt defeplaet-fen verdreven , in Granaden gevallen zijn, in’t jaer 1116, en van Ferdinand de VI t’eenemaef verjaeght,in’t jaer 1494. Dehooftftadt delès landts was eertijtsHilpa- S'feden. lis, en is nu Sevilla genoemt. Arias Montanus meent, dat het Hilpalis heet van een Punilch Woort gekomen van Spil a ofte SpaÏa,’t welck een elfen , lchoon, lüftigh , groen lant beduyt ; andere (onder de welckeis Br.Tarapha) refereren delen naem op Hilpalis, Ibne van Hercules Ly-bicus j Ifidorus Ibydt, dat.Q: van Julius Cæfârge-bouwt, en, na lijnen naem, en de naem van de ftadc Romen Iiilia Romul geheeten is ; en daer na Hilpalis genoemt , van wegen de palen in de grontgeheyt) daer op fygefondeert is. Defe ftadt is aen de riviere Bætis gelegen,aen een leer luftigen en playfanteh ooit, is in haren omloop ' feer wijdt en groot, fchoon in ’t aenfehouwen , van forme bynae ront, metkéreken en andere geeftelijcke gebouwen , boven alle fteden in geheel Spanjen meeft verciert, waer onder inlbn-derhey t de kereke van S. Maria, alle andere van degeheele Chriftenheyt overtreft, als men wil aenlien hare groote,en de belbndere trelFelijcke timmeragie, dén fchoonen en leer hoogen too-rén, van welcke men alle de contreyen rondom de ftadt leer genoeghlijck overfien kan ; wat fal ick veel leggen van dat heerlijeke koninglijke Slot ? wie Ibude können verhalen , alle de tref-felijcke paleylèn der Hartogen,Graven, en Heeren , de fchoone heerlijeke huyfen der burgers, meeft met lullige fonteynen en tuynen verciert? ick gae noch voorby de oude waterleyding, dië door Verlcheyde plaetlèn en heuvelen , in dé ftadt, tot gerijf der inwoonderen geleyt wordt ; als oock de nieuwe , die met groote kollen der ftadt geraaeckt is;en beyde tot aen de Straet van Gibraltar haer ftrecken : daer ert boven oock die heerlijeke plaets , met boomen beplant j feer bequaem totloopen , rennen, en wandelen. Alhier worden uytgereedt de vloten die op de Weft-Indien varen , alhier komenlè wederom aen, geladen met gout, filver, en allerhande ko-ftelijcke waeren, van Mexico, Peru, Chili, eri andere rijeke landen van America. In Ibmma, men roemt foo veel van defe ftadt, dat oock dit fpreeckwoordt daer van ontftaen is, met het welcke de Spanjaerden feggen, Chi non ba yiflo Se-^ O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;riHai |
JH-
kA.
^Ihue^ueri^tic
Vetrta Laraehlna
■lUeaîcanc
Canbatnzras ite
^Venta Jcl hoj^ttal ^-ll • Je CuaJalujipo
Ueln.
0 R.Bellaioarim
EJ vas
Jillene
^vènca
GM'«.
c ojitinens
^ÆersJo.
^/H^eJelua
Lohaon.
pA'x: Avgvs ta
Vanta Je la m^a.
Jr^allhana
'^arre Je
JÄ..
ZLnxtna Sola ß' ,4^4.
.lltjyaaas
Cu/nbre S- lËarthelcmeo
Campiîh^^ fèii..
Herrera.
Ville real
CjuJad t*Ga]
r ■ u ^arrtoncilLo
- ^^-^llnia^ro
Jtuin
^~ll!ll.x nueva Je la Jerena.
Lurtht
JCerei Je AajMax .. .A^-45t~— nbsp;-
^Lrexenal .
tS- Larbara
C-x)
J^a^làva
Corti^ana
Lll Ceero
'Luytron
- -léi.,
Calamea. ~_
'Valuer Je
'CtUa rM
Lgt;' Ax —
Ji^uerea
•-y
Jpdsrna
■'oS^Seltulb’»
Roßtatt^ —
J^.Camlra Ja an me Jie
Vlaere ,
Cumhres »Hatorea
-quot;StóaJkl;
£.IZmna
JCahuaa.
'Llmaatona -gt;•
Ca^js altm (jrAH'E^
L*unta Je S. Sebafbano
C. Trafày,
Cabo Sparlel
™ Iss
■A L C V D TA.
4lmaaen.
Vi^'A hL
Viß^
- —-1
'tona nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cantillana.
^tu^inlos
-TtateotiaJt^BoaeJun.
^La Veata La/iaJenuS^^^ai!^^
A^tAlcontifrlll
'~La^uehla J-
(^na olti
^rJaiès
MonJa .a Wkÿ
Oebal TaeA.
tune ^^^yygAx?—-z/g (rt.brahar
Çeuta. flua' '
’^tirhiirLee.
Caiitjio ie
^Icocßr
Jîbania
'Ventala
SanbUu \
'Ll ronton.
•JJamux
Ventyar
•JimeJuar
cun^e
i£.l coniferrta
calatraï a
Venta la reyna.
xf. Crtttx
mart^ue
'Solana
. £lutß
nuevas
Villa »Sova Je ^llearaz
La venta Jleruela
, Icnatara^
„ nllm.
Aloreii^^
X Tuil.
Uches
VbeJ
Funta J. -OhJ,
'Cambik '
Las
Solera. -
Cabrai
^rieao
ynotar
^ealaa
Se^Ma
Llato
(rua.(îix
Accj
Lahul
•Alhama ol, A-rtlai^
Sierra. O/ivada.
Beija
.4lhé'quot;
^otarum- explicatio
'Ï' JrJiic^yco^atus nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;R
$ ^calemias nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;[j
^^iiltiaria, ll/Spatiieii. connumi
nonhaygt;îfio maraygt;illa, dat is, die Sivilien niet gcfien heeft, heeft niets wonders gehen. Onder vele geleerde lieden die uyt defe ftadt gefpro-ten zijn,is Benediélus Arias Montanus,een voor-treffclijck Theologus , in velerhande fpraken feer ervaren, gelijck daer van getuygen zijn ver-fcheyde boecken door hem nagelaten. Vijf mijlen van Sivilien, is de ftadt Palatium ofte Palan-tia, die men nu van wegen het feer oude kafteel, dat daer dicht aen is gelegen, Palacios noemt,leggende op den wegh, weicke van S. Lucar tot Gibraltar leyt ; na defe volght Cabeça, een ftede-ken aen den voet van ’t geberghte, weicke fich zuydwaerts naer Malaga ftreckt, gelegen,- en drie mijlen verder naer’t zuydweften leydt de IfadtLebrixa , zijnde eertijdts gelegen aen de riviere Bætis, maer nu wel 8000 treden van daer, (zijnde de flinker arm van de riviere nu geflopt) het is een feer fchoon genoeghlijck fledeken, hebbende een oudt kafleel,rondom met vruchtbare landouwen omçingelt ; is oock van wegen haer burger Ælius Antoninus, als een çieraet van geheel Spanjen, feervermaert. De fladt Carmona wort van de Ouden Carwon geheeten : dat men hedensdaerhs Marchena heet, hadde eertijts den naem van Co'onia Marüa^ gelijck Onuphrius fulcks uyt de antiquiteyten bewijfl; dele iladt is gelegen op een heuvelken, hebbende rondom een fchoone vlacke landouwe. Daer en boven behoorenoock onder Andaluzien de fleden Lora , aen de rechter zijde van de riviere Guadalquivir gelegen j Axalita , tuflehen Sivilien en Corduba j en Moron. Ofluna wort in d’oude inlcriptien Urfao geheeten. De fladt Eçeja, aen de riviere Singulis gelegen, wort nu ter tijt Xenil ofte Chenil genoemt, welck fledeken niet leer groot is, en dertien mijlen van Sivilien. Ter halver wege, tuflehen Sivilien en Corduba, aen de rechter zijde dér riviere B^ctis, isPenaflor, de weicke haer rekent onder’t gebiedt van Sivilien. Tien mijlen van daer , aen de felve riviere, leyt Corduba , gemeenlijeken Cordua geheeten. Joannes Gerundenfis leyt, dat Corduba lbo veel te leggen is, als Cor B^etis, dat is ’t herte oft midden van Bi[paniaB4tica: ly heeft in vorige tijden veel flrijdtbare en geleerde lieden voortgebracht; en wort Corduba van wegen de vrucht-baerheytder ackeren, genoeghlijcke tuynen, en gelbnde wateren, voor feer geluckfaligh gehouden, derhalven oock Silius Italiens in lijn derde boek,die contreye omtrent de felve fladt,
het gulden Velt noemt. Vijf mijlen van Corduba , naer het zuyden, is Monte Major j tien mijlen van Corduba,is Montoro, Omtrent vier mijlen van S. Lucar de Barameda naer het ooften , leyt een fladt, by de Spanjaerden Xeres de la Pron-tcra geheeten, ’t welck lbo veel te leggen is , als het begin ofte eynde van Spanjen. Aen de mont der lèlve riviere Bætis, die nu Guadalquivir genoemt wort, is gelegen de fladt Chipiona, van Strabo in fljn derde boeck Capionis Turris ge-naemt. Aen den uy tgang van de riviere Lethes, die men hedensdaeghs Guadaleta, ofte op zijn Arabilch Bedelac noemt, leyt de fladt El Puerto S. Maria. Aen gene zijde der riviere Lethe vertoont fleh onder andere Medina Sidonia j en noch wat verder naer het zuyden gaet men over de brugge deSua^o naer Calis Malis, welck in ’t Calù Ma-jaer i jóp van deEnge}fche,Llollanders en Zeen-wen is ingenomen , en de armade des Konings, beftaendeuyt 57 grootefchepen en 20 galeycngt; in de baye leylreede leggende, ten deele ver-brant, en voorts geruyneert. Defe vloot wierd geëflimeert omtrent de 12 millioenen ducaten.
De Engellche vlote waren 40 Oorloghlchepen en yo andere met krijghsvolck en proviand, onder den Admirael van Engelant Milord Charles Hauward , over de Nederlanders was de Admirael van Hollandt joneker Johan van Duven-voorde. Niet wijt van de engte van de Straet, leyt Conil, een lchoone fladt, gelegen fes mijlen van Calis Malis, gehoorende onder ’t gebiet van denHertogh van S. Lucar, ofte Medina Sidonia. Dicht by Canil is Vegel,een kleyn ftede-ken, doch van wegen de fituatie en des handels leer vermaert, gelegen op een heuvelken , van welcken het naer ’t oóflen in de fchoone vlacke landouwen, naer het zuyden in het Africaenlche geberghte, en naer ’t noorden en weflen in den grooten ongefluymen Oceaen fijn uytficht heeft. Wat wefllijcker leydt Gibraltar, aen een leer lchooneBaye, in weicke in’t jaer 1607 de armade des Konings, zijnde tien Gallioenen, vier Oorlogh lchepen, en noch de genomen Hollantlchefchcpen, envier andere, onder den Admirael Don Joan Alvarez d’Avila, meeflen-deel verbrant is, de reft in de gront gefchoten oft geftrant, van de Hollandtfche vloot fterek zijnde 2Ó oorlogh-lchepen en vier met viótua-lie, waerover commandeerde als Admirael Jacob Heemskerek van Amfterdam, die in den flagh dootgefchoten is.
-ocr page 117-
It eylandt, door Ibm-mige Spanjaerden t’on-recht Cali^j en van de Nederlantfche Schippers Calis Malis genaemt , wierdt door d’Ouden Gadis,Erytheia, Aphrodifas , en Cotinuja geheeten , van d’inwoonders ’r eylandt lgt;an door de Romeynen TarteJJos, en door de Carthaginelen Gadir , ’t welck in hare tael om-tuyning beteeckent j en om dat ’er toen een kleyn eyiandt naby gelegen was, lbo noemden fy die te lamen Gades, als in ’t getal van vele. Eenige meenen, dat de Geryons dit eylant hebben bewoont, en dat Hercules van hier hare often weghdreef en houden ’t oock voor een eyndt der weerelt, waer uyt komt dat lèker out Schrijver dit graffchrift nagelaten heeft : lek He-Sodortts ) een dyoaes ygt;an Carthago, heb bevolen dat men wy in dit uyterße eynde der yeeerelt Jóude begra'Ven, om te Jen oft iemant, noch dss^afer dan ick, op dejeplaets, om my te befoecken, Joude komen. De Nederlandtlche zeelieden noemen noch hedensdaeghs den Hoeck van S. Sebaftiaen in dit eylandt, het eynde dertceerelt. Van dit eylandt had oock de naburi- gon te fuchten , om dat hy noch niet heerlijeks ge Straet, die men in ’t gemeen van Gibraltar . gedaen had in een ouderdom in welck delen noemt, de naem van Gaditane. ’t Gemelde kley- Cekgen- Crcotte, De ßadt Ctubi, Dit eylandt Cadiz wort van ’t vafte landt door een arm der zee gefcheyden, oft als door een Imalle rivier, van 700 voeten oft 233 treden wijt, gelijck d’Ouden feyden ; doch nu is het door een brugge, Puente de Sua^o genaemt, aen ’t vafte landt gevoeght. De langte is ontrent 12 mijlen, de breette drie, en op fommige plaetfen maer een ftadie, oft het acntfte deel van een mijle. Het heeft maer een ftadt, hedensdaeghs Clt;ï-gelijck ’t geheele eylandt, geheetens en door d’Ouden, Gades en Gadira, en lulia Gaditana Augußa. Doch ly is veel minder dan eertijts , en kan eer onder de zeelieden van grooten koophandel , diefe Pchelles noemen , dan onder de heerlijekfte hooftfteden, gerekent worden. Hier fiet men noch eenige deelen van een muur, die de ftadt Gades van ’t overige van ’t eylandt fcheydde, en haer tot een wal verftreckte. Defe muur was van d’overblijffelen van een out too-neel gebouwt, daer men een lchoon marmere beelt van Cupido vont, ’t welck voor ’t Raet-huys der ftadt wierdt geftelt. Men vont daer oock een ftuck van Hercules beelt, mede van marmer ,• van grootte als een reus, ’t welck men in een hoeck van de kerek de la Mifericorde plaet-fte. Hier fijn noch de puynhoopen der oude ftadt, welckers groote fondementen, waterbac-ken, welflèls, en fteenen van een ongemeene grootte, ja felf de kopere deuren,men in zee be-Ipeurt, gelijck de fwemmers en duyckers leggen , en veroorfaken menighmael dat de netten Spanjen. |
der viftchers verwarren en breken. In ’t midden van ’t eylandt fijn twee torens, die noch heden in de tael van ’t landt Torres de Hercoles geheeten worden. De kruyden en weyden fijn hier lbo goet, dat rfoedam^ de melck der beeilen, die hier gevoedt worden, ^7^« niet t’famen loopt oft ftremt, om hare vettig-heyt, wat moeyte men aenwent, ’t en ly datfe met water wort gemengt. De beeilen lelf worden Ibo vet, dat men die byna yder maent moet aderlaten, op datlè om de menighte van ’t bloet niet verfticken fouden. Hier fijn oock veel tref-felijcke wijngaerden, en van de befte in gantich Spanje. D’inwoonders deden eertijdts groote reyfèn ter zee, van welcke vele in’t gemeen bleven,- en men vont ’er weynige die fich t’huys hielden, oft naer Romen gingen. De ftadt was foo groot en heerlijck , dat men eens op een tijdt yoo Ridders telde , ’t welck men noit in geen ftadt van ’t Roomfche Rijck gefien heeft, uytgelèyt Romen en Padua. Sy wierden onkuys geacht j en hare dochters waren te los en t’ongebonden id hare danfteryen. Sy hadden in hare ftadt eenen tempel van Hercules , in welcke Celar, ’t beelc van Alexander de Groote gefien hebbende, be- Oude fide», Monarch ’t meefte deel der werelt voor fijn wetten had doen buygen. Men lach daer oock altaren, gewijdt aen den Ouderdom, aen de Kunft oft Naerftigheyt, en aen d’Armoede, als oock aen den Egyptifchen en Thebaenfchen Hercules , en d’inwoonders longen loflangen ter eeren van de Doot. Men feyde, datfe Griecken waren, en op de Grieckfche wijle onderwefen, die ly groote eer deden , inlbnderheyt d’Athenienfers; derhalven olferden ly aen Mneftheus den Athe-niaen , en Helden’t beelt van Themillocles tea toon, by ’t welcke ly als tot een orakel quamen. Maer d’een en d’andere Hercules hadden geen opgerechte beelden, dan alleen autaren, en hare daden in Heen uytgehouwen. Men fach hier oock den gouden draeghbant van Teucer den dienf, Telamonier. Op ’t eynde van ’t eylandt was een tempel van Saturnus, welcke plaets heden Punta de S. Sebafliano wort genaemt. Den voornaemften rijekdom der inwoonders /njc^dem-van dit eylandt beftaet, in ’t fout datlè maken, wm. en in’t viftchen der tonijnen , dat van’t begin van Mey, tot over half Julius duert. De Koning van Spanje heeft goede inkomften van dele plaets, om davalle de fchepen , naer Oollen ge-Ichickt, van ’t noorden niet derwaerts können varen, Ibnder eerft aen dit eylandt te komen , en daer allerley ververlfing in te nemen. Maer ’t Spaenfehe Ipreeckwoort leert, dat men fich van defe eylanders in ’t koopmanlchappen moet wachten ; want het lèght, de Cadis^ à ludea no es menefler marea : dat is, van Cadiz tot in ludea, heeft men geen vloet oft gety van nooden. |
DEYLATgt;!DEii
A C O R E S.
Cetol. for dire namen. Cekgen-hejt, Hoedaniç-hejt. E Koning van Spanje befit oock in d’Atlan-tifehe zee, tegen over Portugael, d’eylanden Azores oft Azores , van fbmmige Terceres, na de naem van de voor-naemfte, geheeten, en van de Nederlanders, de Vlaemfche Eylanden, om dat men gelooft, datfe eerft door dat volck entdeckt fijn, die d’eerfte van alien’t eylandt Fayal bewoont hebben. Wafde naem Açores belangt, die is van de Spaenjaerden, om de me-nighte der gieren , die hier in ’t begin op den roof vlogen, gefproten. Sommige houden dele eylanden voor de Cattiterides van Ptolemeus , oft de Caßiterides van Plinius , die hen tegen over de Celti beren fielt ; hoewel andere verlèkeren, dat de Caßiterides en de Soilings een en de felve fijn. Wat'er af ly , hunne langte en breette by Ptolemeus komt gantfeh niet over-een met die van d’Açores, om dat hy die ooftelijeker fielt dan de Canarilche, en meer naer ’t noorden danlè fijn,-hoewel het laetfie niet foo feer te verwonderen is, om dat hy oock gedwaelt heeft, de Polus hooghte van de Canarifche eylanden aengaen-de, die hy tufl'chen de lo en 16 graden befluyt. Maer laet ons van ’t gelchil der namen aflaten, om tot de faken felf, en ’t getal deler eylanden, dat noodiger is, te komen. Men begon hen in ’t jaer 1449 te bevolcken en te bewoonen. Ptolemeus fielt de Cattiterides ten getale van tien, de nieuwe Schrijvers tellen maer negen eylanden van d’Açores : doch foo men de kley-ne eylanden , die by eenige der felve fijn gelegen, daer by wil voegen, als ’t eylandt de la Rill a-, by dat van S. Maria, ’t gene by Tercera ten zuy-den leght, die van de los Hojados, en de la Plaja, die ten noorden en zuyden van ’t eylandt Gra~ ßofa leggen, en eenige andere, foo lullen wy een grooter getal vinden j maer ’t lal genoegh lijn alleen van d’aenmerckelijckfie te Ipreken. Hare namen, volgens hare gelegenheyt naer Europa fireckende, lijn als volght, Flores, Cueryo, Fayal, Pico , S. Georgio, Graciofa , Tercera, S. Maria, en S. Michael. D’eylanden Flores en Cuerro wier-den eertijdts niet mede getelt, doch nu worden ly daer onder begrepen. . Sy leggen van ’t wefien naer ’t oofien van de 34Ó graden 40 minuten tot 3535 en van zuyden ten noorden van ontrent de 38 graden tot aen 40, en een weynigh daer boven. Die van d’Europilche gewefien naer America varen , bevinden , datfe, lbo haefi ly defe eylanden voorby fijn , terfiont van luyfen , vloon , en diergclijck ongedierte , dat by defe eylanden Spanjen. |
fterft en vergaet, verloft worden. De wijn is hier niet lbo goet dan de Canarifche en Spaen-Iche ; en wat de terwe belangt, met kan die niet lang, dan met groote moeyte, bewaren. S. MICHAEL. HEt eylandt S. Michaël, door fommige ge- GeïelMlt;‘ fielt voor het eerfie punt der longitude, is op 39 graden 30 minuten Pools nooghte, en 27 oft 28 mijlen van Tercera ten zuydoofien gelegen. D’omring is ontrent 33 Franlche mijlen j de Otmins.-langte van ’t oofien naer ’t wefien ontrent 40 CYoettt^ mijlen oft meer ; doch de breette is niet meer dan vier Franlche mijlen. Het zuyderdeel, beginnende ten oofien, en aen de Caep Elmoro, heeft tot aen ’t wefien eenige fieden en dorpen, waer van Villa Franca d’eerfie is, ontrent 2 y mijlen van Caep de Mor-ro afgelcheyden , ’t welck yoo huylen heeft : daer na Aiiua de Palo , en Villa de Laguna, beyde van weynigh volck bewoont : de vierde plaets is Punta del Gada, de voornaemfie fiadt van dit eylandt, en grooter dan alle de gemelde fieden, hebbende een kleyn kafieel aen de wefifiide. Aen delen oever fijn eenige Capen , die fien in zee uy tfirecken , van welcke d’eerfie, als men naer Vilia Franca gaet, Punta de Garla wort ge-naemt,- de tweede Punta de Galera -, en tufichen Laguna, en de Cité oft fiadt, een andere voorname plaets van dit eylandt, fijn noch twee Capen oft Hoofden , maer kleynder, te weten, die van Puneta en Roßo de Can. Men telt la ygt;illa de S. Anton oock onder de aenmerekelijekfie van dit eylandt. De zuydfijde van ’t lèlve is vruchtbaerdcr dan Hoedanig-d’andere -, want als men fich -naer ’t noorden keert, uytgefeyt alleen een dorp, datlè Ri'piera grande noemen , is het byna geheel woefi. Het Lucht. geniet een lucht gantfeh gelijck die van Tercera, daer van wy hier na füllen fpreken, met welcke het oock in andere dingen overeenkomt. Het heeft overvloet van pafiel oft meede, en tarwe, waer van het oock d’andere eylanden, na gelegentheyt, belbrght. ’t Wort van Portugefen , wekker leden ge- tnwem-noegh bekent lijn, bewoont. D’Engelfche , Schotfche, en Franfche koop- Rijekdonf lieden komen hier de gemelde meede afhalen, van welcke ly jaerlijeks meer dan twee hondert duylent quintalen vervoeren. Dit eylandt heeft dit ongemack, dat ’er geen haven is om de fche-pen te bergen, die gedwongen fijn fich in de volle zee, om ’t gevaer te lchuwen, dat hen dreyght, te begeven. Maer om dat die van ’tFort te Tercera ’t lèlve niet willen toelaten, O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;komen |
D’ EY LANDEN
komen de kooplieden liever aen dit eylandt. Stmkte. f)e Koning van Spanje onderhout in’t ka-heel van Delgado een compagnie foldaten tot belètting, om de plaets te befchermen. S. MARIA. eylandt, byna op de felve langte als 6rootie, | J’t vorigc van S. Michaël, leght 12 mijlen * verder ten zuyden , volgens eenige oft, als andere feggen , ló. D’omring is tien oft twaelf mijlen. liaußn. De voornaemfte plaetlèn fijn Villa de S.Maja, la Prainha Caflillo Bodes, en eenige anderen. De befte haven is aen de zuydfijde. Hoedanig Hier gtocyt geen meede , doch het is anders van alle noodige dingen redelijck wel voorfien. Inwoon- De Portugelèn bewoonen het oock, even als dat van S. Michiel. Neering. Dit volck doet geen koopmanfchap, dan alleen van wat aerdewerck, datfè verkoopen. Hier Sterck^e. geen befètting, om dat de hooge rotlen , daer het van alle fijden mede omringt is , het ge-noeghfaem befchermen , en derhalven kan het lichtelijck door d’inwoonders bewaert worden. T E R C E R A. T quot;T Et voornaemftc van defe eylanden wort j I het eylandt van lefu Chrißo de Tercera gc-quot;^naerar. D’omring is 40 mijlen , volgens fèker Schrijver ,• doch een ander fèght ly oft 16 mijlen : hier befpeurt men de verfcheyden-Grwwf. Jjgyj. mijlen. Het ftreckt ooft en weft in de langte ; maer de breette is naeulijcks vier Fran-fche mijlen. Hooftßadt. Jngra , de voornaemfte van Tercera , is oock d’opperhooftftadt van alle defe eylanden : haren naem beteekent,in de tael van ’tlandt, een golf. Defe ftadt is op twee klare beeken ge-bouwt, waer van d’eene , in de zee loopende, acht molens doet omgaen ; en d’andere dient den inwoonderen tot hun dagelijeks gebruyck. Sy heeft een kafteel federt detijdt van Koning Sebaftiaen begonnen , eh redelijck fterek , om de haven te befchermen. Drie mijlen van daer, j4»dereße- ten noordooften, fiet men een andere ftadt, de Praya genaemt, dat is, ftadt aen den oever, om datfe op de kant van de zee leght, even als Angra aen den oever van een kleyne golf. Dele plaets is dicht by de Caep, die fy Punta de la Sierra noemen , welck is de laetfte Caep aen d’ooft-fijde : dit fijn de twee voornaemfte fteden van dit eylandt. D’andere fijn de kleyne ftadt S. baßiaenftv/ee mijlen van Angraj gaende van ’t we-ften naer ’t ooften, en byna foo veel van la Praya; aen de noordfijde de ftadt Agualuay oock ontrent twee mijlen van la Praya. ’t Overige defer noord-fijde, hoewel bewoont, heeft niet een aenmerc-kelijcke plaets, en niet dan gehuchten en arbey-ders , oft kleyne hutten hier en daer verlpreyt : alleen by de weftkaep fiet men een kleyne ftadt, die men Altares noemt : behalven de voorleyde fijn hier noch de plaetlèn S. Barbaraj en Villa No-ygt;a, die van eenigh belang fijn. |
Lucht. De lucht van Tercera, hoewel redelijck goet. is leer vochtigh ; en de winden fijn foo fel, datfe het yfer en de fteenen der huyfen befthadi-gen , gelijck feker Schrijver feght, dat hy fèlf aen ’t impofthuys van de Koning befpeurt heeft, dat maer fes jaren te voren was gebouwt, waer hy groote yfere traliën , een arm dick geweeft fijnde, als draden oft veefelen fagh, en de fteenen gelijck als weghgegeten : ’t welck d’inwoonders beweeght, om de benedenfte deelen van de huyfen met fteenen , die uy t ’et water en aen den oever gehaelt fijn, te befolgen , om dat die beter dan andere de lcherpheyt der lucht, en de felheyt der winden,können tegenftaen. Maer hoewel de lucht en winden in dit landt aldus on-gevoelijcke dingen verteeren , foo doen ïy wey-nigh quaet aen de menfohen , die niet veel van fieckten worden gequelt. Doch daer fijn eenige befondere quälen, die uyt een eygene geftalte-nis der lucht voortkomen, als de gene diefe Oax noemen, een flagh van gicht oft fterecijn die de menfohen berooft van ’t gebruyck der leden, oft eenige der felve ; en een andere quelling diefe Ofangue noemen, ’t welck is een verlprey-ding van ’t bloet in ’t aenficht rontom het ooge, oft wel in eenigh ander deel van ’tlichaem. In dit eylandt fijn eenige fonteynen, in welc- jr^er. ke men eyeren kan koken. Drie mijlen van de ftadt Angra is een andere fonteyn,die de kracht heeft van met ’er tijdtallerley flagh van hout, dat ’er ingeworpen wort, te verharden. ’t Aertrijck is hier hol, ’t welck men aen ’t ge- Aertnjch raes en klanek, die het geeft als men daer over gaet, kan belpeuren ,• want die is even als die van de fpeloncken : ’t is oock aertbevingen onderworpen, felffchuylt’er vuur in fijne ingewanden , dat fijn kracht toont ; want men fiet fom-mige plaetfen , gelijck in ’t eylandt S. Michaël, waer gedurigh een roock uytkomt, en rontom de folve is ’t aertrijck geheel droogh en ver-brant. ’t Heeft oock d’aerde gebreck, die dien-ftigh is om vaten tot haer gebruyck te maken. ’t Geheele eylandt van Tercera brengt veel Gww», tarwe voort,en is niet min overvloedigh in wijn; doch die is niet fterek , en men kanle niet lang bewaren , noch verre vervoeren ,• en daerom is die alleen gefohickt tot het gebruyck van ’t ge-meene volck : want de rijekften fijn gewoon Maderifohe oft Canarifohe wijnen te drineken. Hier is veel vleefoh , vifoh, en andere foken, foo veel als ’t eylandt van nooden heeft. Den olie brengt men van Portugael, om datfe hier gebreeckt, gelijck oock fout, dat van elders komt. Het heeft vele vruchten , infonderheyt envrtteh-verfcheyde foorten van perficken ; maer hier waften weynigh karlTen, pruymen, noten, en ka-ftanien. Appelen, peeren , lamoenen, oranjeappelen , meloenen, en diergelijeke vruchten, worden hier genoegh gevonden. De voornaemfte vrucht van dit eylandt groeyt in d’aerde als de radijfon : de plant diele voortbrengt, ftreckt fich langs d’aerde , fijnde den wijngaert gelijck, maer heeft een ander flagh van bladeren. Men noemt dele vrucht Batatas, welcke yder een pont wegen, en worden voor geringen prijs gekocht : ’t is het leckerfte eten voor ’t volck ; en worden in Portugael veel geacht, maer de menighte doet |
R E S.
ven, want om dat te verhoeden , hebben ly de wetenfehap en Ibrge van het vier oft vijf maen-den onder d’aerde te verbergen ,• hier toe graven alle d’inwoonders van de ftadt Praja yder een belónder hol in d’aerde , als of het een graf was, daer een menlch in kan, cn daer boven op een deckfel met het teecken van fijn meefter. Na den oogft, die in Julius gefchiet, doet yder lijn terwe in fijn hol oft graft, en laet het daer tot Kersmis foo bedeckt blijven: dan komen alle d’inwoonders, en halen het daer uyt fonder eenige bederlFenis ; doch Ibmmige nemen alleen foo veel als ly noodigh hebben, en laten ’t overige daer blijven ; en als het hier een geheel jaer heeft gelegen , foo kan men het lichte-lijck goet bewaren in kiften, fonder het te bewegen. Hier lijn overal wercklieden , die vele gee-ftige wereken weten te maken uyt het hout van dit landt; doch niet foo kunftigh als die van Neurenbergh in Duytslandt. De boeren oft huyslieden dragen de meefte forge om de meede te bearbeyden, op datle wel groeye, om ’t voordeel datlè daer van genieten.
Defe meede is oock een van hare voornaem- KotfhM-fte koopmanfehappen, die d’Engelfche, Schot-fche en Franfche kooplieden hen komen afhalen , oft voor geit, oft in verwilfeling van hare lakenen , en andere koopwaren. D’inwoonders maken oock eenigh geit van de Canarie-vogels, dielè in ’t gemeen in groote menighte verk^oo-pen aen de gene die uyt andere landen daerom herwaerts komen. Sy handelen oock met hunne lchoone often , dielè dier genoegh aen d’Eu-ropilche volckeren weten te verknopen ; gelijck mede hun geeftige houtwereken , die de Spanjaerden , uyt de Weft-Indien komende , mede nemen ; om die daer na in Spanje te verhandelen. Vele van delè eylanders doen geen kleyne winft door de lchepen die uyt Indien , Bralilien, Cabo Verd , Guinea, en andere plaetfen komen, (want dit eylandt leght lèer wel en in de wegh defer fchepen, die meeft rijekelijek lijn geladen , en hier aenleggen ; ) om datlè vele waren aen boort brengen, en verkoopen. Doch te Praya is weynigh koophandel, om dat ’er een haven ontbreeckt; en Angra heeft ’er oock geen die bequaem is om de fchepen in lèkerheyt te bergen.
Dit eylandt is met hooge rotlèn omringt, als Swektf^ oft de Natuur felf daer een muur had willen bouwen , waer door het onwinbaer is ; want op de plaetfen daer geen rotfen fijn, is een forterel-lè. De ftadt Angra heeft ftereke muren, als oock Praya, ’t welck meeft van boeren oft landtbou-wers wort bewoont. Een der faken , die meeft dienen tot bewaring van dit eylandt, beftaet hier in, dat ’er op een plaets waer ’t eylandt fich buyght als een elleboogh, twee bergen fijn , die men Brelil noemt, die fich op fulck een wijle in de zee uytftrecken, dat men loude meenen datfe van dit eylandt afgelcheyden waren , en die by helder weder i y mijlen van hier können gehen worden. Op defe bergen fijn twee colom-mcn,waer op de gene die hier op de wacht ftaet, het teecken aen ’t eylandt geeft, en waerfchuwt hen voor de fchepen die hy fiet komen, foo van
R nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;weften
A Ç o doet d achting verminderen. Men fiet’er een andere vrucht, dieïè lunfle noemen , gelaeyt als de tarwe , welche groeyt in een ronde gedaente byna als een erwete : fy heeft een aengenamen fmaeck ; maer de fchille is harder dan die van d’erwete. In andere landen wordt ly feer ge-focht 5 maer in dit eylandt werpt men die voor de verckens. Dit landt is berghachtigh, hebbende op verftheyde plaetfen rotïen die foo fcherp opgaen als de punt van een diamant, foo datle licntelijck de planten der voeten van de gene, die daer op wilden onderftaen te wandelen, fou-den deurmijden. Doch defe rotfèn fijn alle met wij ngaert-bladeren bedeckt, in voegen dat het een wonder is te fien hoe defe plant daer lij ne wortelen fehlet : ’t is oock gemeen in dit eylant dat de wijnftock niet in de velden, oft vlackten groeyt 5 maer op hooge en afhangende plaet-lèn : doch ’t platte landt is overvloedigh in ter-we en meede, infonderheyt by de ftadt Praya : dan het graen noch d’andere vruchten kan men niet lang bewaren, en können naeulijcks een jaer goet blijven. Hier is lulck een groote menighte van cederboomen dat men die ge-bruyckt om fchepen af te maken , en felf om te branden. Sy hebben oock een foort van hout datfe Sanguin noemen, van verwe als bloet, en wonderlijck lchoon. Men liet ’er oock wit en geel hout, met levendige verwen, ’t Overige van ’t landt is vol bolfchen en boomen , daer ’tniet goet te gaen is, om de fcherpe punten, en de dichtigheyt van tacken en bladeren. Daer lijn oock rapen oft knollen, kooien, en allerleye foorten van kruyden op haren tijdt.
Dwf«. Dit eylandt heeft geen wiltbraet ; maer alleen weynigh konijnen, ’t Aenmerckelijckfte dier datlè hebben is haren osjdie in grootte, gedaente , en fchoonheyt alle die van Europa veel te boven gaet. Dele often hebben alle hun eygen namen , waer mede den meefter hen roept, en dan komen ly by hem , foo dat d’inwoonders grooten dienlt van dele dieren genieten. Hun groot getal getuyght genoegh , dat ’er ruyme velden, en vele weylanden fijn. Men liet hier weynigh wilde vogelen , dan alleen de gene die men Canarins noemt, die’er veel fijn , nevens veel vogelvangers die hen vangen en verkoo-yb^ek». pen. Oock lijnder veel quackels, hanen , en In-diaenfehe hennen. In de lomer vangt men veel Ktjfcherjf. vilch ; maer in dc winter wil het de zee niet toelaten, om datfe in lanuarius, Februarius, Maert, April, en lelf in September, byna nimmer is londer buyen en ftormwinden.
Cenegtnt- D’inwoouders van Tercera lijn oft Portuge-fen oft Spanjaerden, welcke na de wijle van hun landt leven. Sy hebben defe belbnderheyt, dat-Oeffemn. f^ ^ch geenfins tot de jaght begeven : doch fijn ie». evenwel arbeytlaem, en genegen om ’t landt te bouwen : foo datfe felf ter lijden de rotfen , die daer toe gantfeh niet dienftigh fchijnen , weten wijngaerden te planten , waer in fy die van Ra-gula gelijeken, welcker rotfen alle met wijnftoc-Ken lijn bedeckt. Sylijn oock Ipaerfaem , oft door natuer, oft door gebreck , ’t welck men in het bewaren van haer graen kan belpeuren, dat door lijn aert in een jaer Ibude verder-Spanjen.
-ocr page 124-D’
LAN
CoHvtmt* twenty ielioie» werten als van ooften want by ftelt een rtan-daerc op de colomrae die aeii de weftfijde rtaet, wanneer by fcbepen van Brafilien,Guinea,Cabo Verd , en andere plaecfen acn de weft- en zuyd-ftjde bee naerderen ,• en plant de felve ftandaert op d’andcre colom aen d’ooftfijde, als de fche-.pen uyt Portugael , en andere geweften aen d’ooft- cn noordlijde gelegen, aenkomen : doch foodaer meer dan vijf fijn, fôo geeft by het met een grooter ftandaert dan de gewoonlijcke te kennen. Dele colommen können om hare booghte lichtelijck van ’t volck in de ftadt gehen worden, waer door terftont, foo haeft fich iets op zee vertoont, ’t geheele eylandt is ge-waerfchuwt ,• want behalven de gemelde wacht fijn noch andere op al de bergen van’t eylandt die naer de zee ftrecken , op dat de Gouverneur en Capiteynen terftont kennis louden hebben van alle onraet, om gereet te wefen tot de ge-meene belcherming. Tot meerder verlèkering heeft men oock aen de voet van defen bergh een kafteel gebouwt, waer tegen over noch een ander is, die beyde dienen om de haven te be-vryen, op dat’erniet een fchip fonder verlof foude inkomen. Hier waren eertijdts niet dan Portugefen tot bewaring deler eylanden j raaer ledert de laetfte beroerten van Portugael, heeft men een Spaens Gouverneur en foldaten van ’t felve volck inTercera geleyt: defe foldaten blijven gedurighin hare belètting, en gaen wey-nigh uyt hare plaetfen , om datfe felden verlof daer toe krijgen. Dit volck hebben Ibmtijts hare olTen gebruyckt, om hare vyanden op de vlucht te drijven , gelijck gebeurde wanneer Cypriaen de Figuaredo het volck van Pieter Baldez met 400 offen in wanordre bracht ; en ledert pooghden ly met duylent offen ’t leger van den Marquis de S. Cruz te wederftaen. De hooftftadt van bercera, als oock van alle d’eylanden, is Angra, daer den Spaenlchen Gouverneur fijn wooning heeft, en’t Hof van Jufti-tie , welcks gebiedt fich over d’andere eylanden uytftreckt, is geplaetft. Den vreemdelingen is uytdruckelijck verboden ’t eylandt om te gaen ,■ en eertijdts hadden d’uytlantfche kooplieden een rtraet bylbnder in de ftadt Angra, om hare waeren te verkoopen , lónder datfe daer uyt mochten gaen, dan ais fy hunne goederen in-packten om te vertrecken : doch hedensdaeghs is die ftrengheyt verfacht, foo datfe nu de vry-heyt hebben om door de ftadt te mogen wandelen, ja felfs om buyten te gaen in’t landt; maer niet om langs den oever ’t eylandt rontom te befien. ’t Volck is Roomlch Catholijck in dit eylandt, en aile d’andere, Ibnder vermenging van Joden, Mahometanen , oft andere afgewekenen van de Roomfehe K,erck, welcke fy voor Ketters houdt. Angra is de Biffchoppelijcke ftadt van alle defe eylanden, welckers Prelaet behoort onder den Aertsbiffchop van Lisbona. |
G R A C I O S A. Dit eylandt legbt op 349 graden en 50 mi- Gelegen-nuten longitude , en noordnoordweft van ,., nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 I , r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r I Grootte. Tercera , van welcke het leven oft acht mijlen is afgekheyden. Het heeft niet meer dan vijf oft les mijlen in ’t omgaen. De voornaemfte plaetfen fijn Villa de la Plaja, 'Flrtcffin. en S. Cru^. Het is fchoon en vermakelijck , en jjoedaw^-overvloedigh in verfcheyde vruchten, van welc- ^7*-ke het Tercera felf verforght. D’inwoonders fijn Portugelen , welckers ieden en gewoonten elders genoegh fijn befchreven. Dit eylandt is lónder belctting, om dat het, wegens fijne kleynheyt, d’onkoften niet kan opbrengen om die t’onderhouden. amp; G E O R G I O. Acht oft negen mijlen van Tercera tenGekge»-noordweften fiet men ’t eylant van SGeor-gio, welckers lengte is twaelf, en de breet- Croont. te twee oft drie mijlen. De voornaemfte plaetièn fijn Villa de S. George, aen d’ooftfijde Vaxan de S. luan, en eenige andere. Het is vol bergen en boflehen, en heeft VnMaef meede genoegh in overvloet, groote menighte van vruchten, en vele lchoone cederboomen. D’inwoonders fijn meefttot den landtbouw ÄycWw». genegen ; en verkoopen hunne vruchten aen die van Tercera, waer hare cederboomen oock vervoert worden , om allerley fchrijnwerek, en andere geeftige dingen, van te maken. P I C O. Dit eylandt, genaemt Pico van de punt van Gelekt»-een bergh, heeft 349 graden 40 minuten longitude, oft, om beter te leggen, en op ’t naeufte genomen , is het, te rugh gaende van den eerften Meridiaen (die men neemt van den bergh Pico de Teyde , in ’t eylandt Teneriffa, een der Canarifche) tien graden 20 minuten; van den Equator 38 graden lo minuten; van Tercera 12 mijlen ten weftzuydweften, en van S. George vier mijlen ten zuydweften. De langte is ontrent ij mijlen. Het is vermaert om den grooten bergh, die als tot de wokken is verheven , en van een on-gelooffelijcke hooghte ; foo dat men hem ge-mackelijck in ’t eylandt Tercera, by helder weder, kan bekhouwen : fijne ongemeene hoogh-* te bedrieght het gelicht loodanigh, dat men loude oordeelen , dat hy maer een mijl van daer was gelegen , hoewel dat men 25 mijlen rekent tot aen fijn plaets, dewijl hy fich na de fijde van Fayal vertoont. De voornaemfte plaetlèn in dit eylandt fijn Villa de S. Cru^^, laamp; Lagoas, S. Sebafliano, en eenige andere. Het heeft overvloet van cederhout ; en een menighte van dat koftelijck hout, datlè Taixo en wy Iben oft Ypenhout noemen, ’t welck foo Houtig fchoon is als men in eenige plaets kan fien. ’tls oock, door een bevel van de Koninek van Span- |
A Ç o je, verboden’cfeîvc te eygencn fonder verlof der Officieren , die alleen macht hebben om defo boomen te doen afhouwen. Dit hout is ongemeen hart, root van binnen , en foo ge-vlamt en geftreept dat het wonderlijck aenge-naem is in ’t belien en dat meer is, daer de Tijdt alle andere fchoonheden verwelckt, doet liy in tegendeel die van dit hout vermeerderen. Boven dat fijn hier foo veel andere boomen , en foo grooten overvloet van hout, dat Vfftchteti. daer verfcheyde fohepen gemaeckt werden.Hier groeyt meer wijn , dan dit volck van nooden heeft, en leckere vruchten in groote menigh-te, onder welcke men d’oranje-appelen prijft, welcke foo lieffelijck van fmaeck fijn, datle veel van de Portugelèn, en van d'inwoonders van Tercera, begeert en gefocht worden. r«»r. Den hoogen bergh , waer van wy terftont ge-fproken hebben, is vol holligheden , en Ijielonc-ken , en werpt fomtijdts vuer en vlammen uyt fijne ingewanden , gelijck den vermaerden bergh Etna, nu Mongibel genaemt, in Sicilien. Aen des folfs voet, ten ooften, fiet men een fon-teyn van foet water, die nu en dan, als een bee-ke, met eenfnellen loop komt afrollen, en drijft fijne warme wateren, met brandende fteenen gemengt, foo geweldigh voort, datfe fich, door afhangende plaetfen, tot in de zee begeven : en defen gefwinden loop der wateren heeft fulck een menighte defor fteenen met fich gefieept, datfe tot een kleynen bergh, in ’t gemeen Miße-rios genaemt, fijn geworden, welcke ontrent elf duylènt treden van de gemelde fonteyn is gelegen. F A Y A L. Cekgtrt- T quot;TEt eylandt 'Payai leght van den eerften ' I '■ I Meridiaen , als men die verkeert neemt,
Boterus maer 11 telt : en in der daet het groot-fte eylandt van alle d’Açores, na Tercera en S. Michael. Stadt- De voornaemfte ftadt wort van hen yUla Dor-ta geheeten, waer de fohepen , door gebreck van een haven,in de zee moeten blijven leggen, en d’ongemacken der folve verwachten. Hoedanig- Het heeft overvloet van alle dingen noodigh ^7^’ tot het leven , ja folf dienftigh tot de wellull. Daer is foo veel vifch en gedierte dat het folf Rfjcl{dor». Tercera daer van verforght. De meede ont-breeckt ’er oock niet, waer van het voorfien is gelijck de naburige eylanden ,• en derhalven wort het van d’Engelfohen , die hen defo koop-manfohap komen athalen, befocht. inufoen- Vele der inwoonders fijn van de Nederlan-ders, die fich hier om te woonen hebben begeven , afgekomen ; maer den ommegang met de Portugefen heeft hen de tael van de plaets , van welck hare colonie was gekomen , in de gemee-ne Ipraeck van dit eylandt doen veranderen : |
R È S. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;19 doch dat belet niet hunne genegentheyt tot hare voorouders, die in wefon blijft ,• welcher voet-ftappen ly foo wel bewaren , dat ’er nu noch geflachten fijn,die de toenamen van Brujn, Vtrecht, en meer diergelijeke voeren. Het kafteel Dorfa is niet leer flerck ; doch de Kaßeei,e» Koning van Spanje houdt daer een goede be-fotting , om het te befchermen. D’inwoonders hebben fich eens daer van ontlaft ; klagende over de fware laften , die het onderhouden defor foldaten veroorfoeckte, en d’ongeneuchten die-fo van hen ontfingen ,• en foyden, datfe folf fierek en bequaem genoegh fijnde , het eylandt fouden bewaren.Maer na dat de Graef van Cum-berlandt,met fijn Engelfchen, in dit eylandt was gekomen , ’t kafteel verwoefl, ’t gelchut in de zee geworpen, en cenige fohepen weghgeno-men , heeft de gemelde Koning fommige inwoonders geftraft, en een nieuw guarnifoen van Tercera derwaerts doen brengen. FLORES. Dit eylandt leght van den eerften Meri- Cekgcn^ diaen , te rughgaende , feven graden en ^7'* veertigh minuten , van den Equinoéliael
Her heeft foven mijlen in fijnen omring. (Grootte, ’t Brengt niet befonders voort dan meede: doch Hoedanig-heeft overvloet van viervoetige dieren , en wey-den om die te voeden. Het leght open voor alle aenkomende fohe- swach^eyt-pen , fonder dat defo eylanders fterek genoegh fijn om de befpringers af te keeren,- ’t welck eertijts infonderheyt d’Engelfohen waren, die defo plaetfon , als fy met de Spanjaerden oor-loghden , fonder wederftant beroofden en uyt-plonderden. C V E R V O. HEt eylandt Cuer'po dat is, Raven-eylandt, f^ekgen-leght noorderlijeker, maer foo wijd van den eerften Meridiaen als Flores , van ’t welcke het maer een mijl is afgefoheyden ; en heeft twee oft drie mijlen in fijn omring. D’Engelfche plachten fich voor defon, in tijden van oorlogh , tuftchen defo twee eylanden en daer ontrent te houden , om de vloten, die uyt Ooft-Indien quamen, in te wachten ; ’t welck oorfaeck was, dat d’inwoonders in een jammerlijcken ftaet leefden, fijnde toen veel-tijts aengevochten , oft hebbende gedurigh de plonderingen van dat volck te vreefen. Eenige fteilen in defe eylanden Cuervo en Flores het eerfte punt van de longitude, om dat de naelde, van de zeylfteen geraeckt, in defe Meridiaen niet en varieert ort afwijekt. Maer dit fondement is te fwack , nademael d’afwijcking van de naelde de verandering onderworpen is, gelijck wy breeder lullen toonen in d’Onderwij-iing van de Zeevaert, die voor het gedeelte van defen onfen Atlas, in welcke wy de Zeekuften befohrijven, fol geftelt worden. |
E y N D E.
-ocr page 126- -ocr page 127-t’ AMSTERDAM,
J O A N • B L A
-ocr page 128- -ocr page 129-
Creote, Tale». het aen Afien paelt met een oft fmallen hals, welcke xy mijlen groot is. De Wereldt-be- befpoelt met de MiddellanTehc zee. fchrijvers komen nietover een, waer dat Africa De hcoftftadt Cairo, diefe Alcair noemen, en mierik, van Afien gelcheyden wordt; Pomponius Mela en meer andere meenen , door de riviere Ni- wat nieus voort. Het is kleynder dan Afia. De breette is van de Straet van Gibraltar,rot de Caep Buena Sperança lody mijlen. De lengte tuffehen Capo Verde , en Capo de Guardafuy 1200 mijlen. Het is by-nae een heel eylandt, en wordt in ’moorden gefloten met deMiddel-landfchezee jin ^t weften met de Atlanrifthc en Æthiopifehe zee j in ’t zuyden met de Indiaen-fche zee^en in’t ooften m.et de Roode zee, daer lus. Ptülemæus feyt, dat Africa van Afien afge-Jlbndert wordt met de Arabifche oft Roode zee, en den boven-fchreven Ifthmus tulfchen die en de Middellandtfche zee, en het dunckchem nietgevoeghlijck, datFgyptengedeeltwordt, cneen deel daer van in Afia foude leggen, en het andere in Africa j welck gefchieden foude, waer’tdat de Nilus Afia van Africa fcheyde. Ægypten deden fulcke boven haer graven maec-ken ,om hare rijekdommen te toonen, ofte om Ortelius fchrijft hier van aldus : Men m^oet we- haer volck niet ledigh te houden. De hooghfte ten , dat, die heel Africa befluyten mét de Mid- van defe drie heeft twee hondert vijftigh trap-dellandfche , Atlantifcbe, Æthiopifehe zee, en de Nilus , de felve Ægypten en Æthiopien in Afien ftellen, welcke wy onder Africa fetten. Wanthetrechte Æthiopien begrijpt ’t rijck van Priefter lan,’t welck hedensdaeghs een iegelijck onder de landen van Africa telt: wy gevoelen dan met PtolemxuSjdat hetm.et de Middellant- Pirmäerd-hcjdt. Oude dee-bngen. fche zee,en met de Oceaen behoort belloten te worden, en niet met de Nilus. Africa is eertijdts vermaert geweeft door de heerlijcke ftadt Carthago, die met de Roraey-nen om de Monarchie vocht, en door de Chri-ften kercken,die hier, onder den H. Auguftinus, en andere geleerde Biffchoppen en Dodtoren, vele waren. Nu ter tijdt volgen de Africanen de wet van Mahumet, behalven in dat deel, daer Prieftcr lan regeert. De landen en volckeren daer het eertijdts in verdeelt was, zijn Ægypten , Cyrenen, minder Africa, deTÇroglodyten, Gararranten , Numi-dien, Mauritanien , Getulien, het middellandr-fche Libyen , het Troglodijtfche Arabien , en Æthiopien. Wie hier van oudts gewoont hebben, blijekt uyt de namen der landen en volckeren nu verhaelt. .Daernae zijn hier allereerft gekomen die van Phénicien, en andere vreemde natiën uyt Afia. Nae defe heeft het onder de Romeynen geftaen ; daernae onder de Grieck-fche Keyfers,de Wenden,Saracenen,en Araben. Africa, |
Die van Æthiopien hebben noyt haer landt verlaten , en een ander gefochtoft geen andere natie is in haer landt komen woonen , om dat het foo verre gelegen is, en dat ’er foo groote en woefte wilderniffen tuffehen beyden leggen. Hedensdaeghs befitten de Turek een deel, de Serifus een deel, de Koning van Spanjen een deel, en andere deelen andere Köningen. Nu wordt het gedeelt in feven landlchappen, J^ede», te weten, Ægypten, Barbaryen, Biledulgerid, Sarra , welck een woeftijne bednyd; Guinea, ofc de Nigriten ; het Middellandlche ofte Opper-Æthiopien, welck’t Rijckder Abiffinen is, en het Uyterfte ofte Neder-Æthiopien. Ægypten paelt in’t weften aen Barbaryen en de woeftijne van Barcan en Biledulgerid,- in het ooften tegen de wilderniffen gelegen naer het roode Meir j in ’t zuyden grenft het aen de landen van Biege ; en in het noorden woordt het de Chaldeen Alchabyr, is heel groot en vermaert door den koophandel.Hier ontrent is den hofMaterea, daer de ballem waft, die in vorige tijden alleen in ’t loodtfche landt was, en nu nergens gevonden wordt als hier. Hier zijn drie Pyramiden , dat is, groote , fchoone, hooge, en Ipirlefteene gebouwen , die men onder de wonderen des werelts reekent. De Köningen van 'en , clck vijf voeden hooghj en ieder zijde drie sondert vier-en-twintigh treden. Op’c hoogh-ftevande Pyramide is een plat, daer vijftigh n.enfchen op können ftaen. Een ervaren fchut-ter, ftaende op de kant van defe hcoghte, kan lbo fterek niet fchieten, dat de pijl buyten den voet van de Pyramide valt; waer uyt mende grootte van dit werek kan Ipeuren. Nae Alcair is Alexandria de voornaemfte : daernae Ralchit, by die van Europa Rolbt ge-noemt.Damiata, eertijdts Pelufien geheeten, is Damiattu, het vaderlandt van de vermaerde Wereldtbe-fchrijver PtoÏemsus. Defe is eertijdts van de Haerlemfche burgers ingenomen : het is een machtige en rijcke ftadt, met een be^uame haven , daer veel fchepen komen. Barbaryen ftreckt van Ægypten af tot de Straet van Gibraltar en den wefterfchen Oce-aen. Het is gedeeltinvier Koningrijcken, Tunes , Tremilèn, Fez, en Marocco. Tunes begrijpt bynae geheel oud Africa, dat Tnnesi, men het minder heet. Dehooftftadt is Tunis, die heerlijck, oudt, en tamelijck groot is, op- Steden^ gebouwt uyt de vervallen overblijffelen van Carthago.De andere fteden zijn,Nieu-Tripolis dat men Tripolis in Barbaryen noemt, tot cn-derlcheydt van Tripolis in Syrien. Dona, eertijdts Hippo geheeten , daer de H. Auguftinus BiïTchop geweeft is. Conftantina is meer lande- A nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waerts |
3alva^ b .'Palma..
æ oi;
Cj.SViii'enr
Ertrccho Je Gibrâltait
PARS
S'Sicilia-
fblki
JW are
Sini.
S^naacnlç^
^icfcatavcs in t^uiftea. .
Cab:îgjfû Gg/tfaîri Accalie
» CKAAt^l
/^e.z,-iy^ Ataß
gt;r^ ai,aaanes
^fualjia^/lzanlra
^j^Tegazza ubißlü
Bctâoa re
yaluj'
nova delcripti
3_„4nl0ni0
3 . 'VmeenteP
5..^
.Lucia,
y 1 • de Sal
î.hrav
ï. del ruoji
eVerJe
Inkiltcl lt;Jc Cabo vcrdc oUm
- O^: -J.Vatde
vejiü
„ iiwih '
Rocas
C Threttt
Palmar
ioiMo ab'opp^ ' eeoia ineefâtur
.de ^-crtiande Lerciibe
: Trent Jude.
^gt;iquot;i yrii'ile^ji^ decennuun.
C.Rexo Paixa-
.—de d^^uba
C. VerjA---
Lt^lcauea ■ ^i-araude
S. •diana do. ^‘^15 -i*
C -^eira.
^aixaamp; de S. t/lnna
LIISTEA
y gt;?
‘’c? / '■' 0
ï .'fêmanda de Pce
X. del Vrindje
I. de S. 'T'heute.—e
I, x/â
I dag Pieos
T. de 3 . •.fiatico
AetÎÏtCiPICUS
T. de Triait de cnnba
T.dè (rû r .. Ib’/ives
TïSahonF^
IXgt;bas
Guiman mem
^andzafu ^Sifaîat
Br4E4R4
REGAPVAt
ilt;ABaru
S:)gt;rvs
■ermoj'£ îontbazA
•dcPalniar-P. Je Pm/à C.Poitraen R..Leltnulit-
iPembu
Baixes de PitMW
^axas d J.. L -..iAi.
Cl.
^*g^nprat).
Ç-.zAliÿro
Q. de bona Tft
^es Cerrei
Tanzibav
[.d.lu/iu
Lde
^atal
'Lao Anigt;
t.d. Pê, ’iian d..Casti'‘ ali de Conwre lt;
Rdtria^i^
=5r. Zocotçj-'â-
aptiMunt £itur.^ee
iæs
Ll:
^râcifee
L.lGate
l^yad tAnb^d dcSMi-ia.
l.de-^z
yilADAaASCAR, quç ct
Çafreg inJdo^atnbt^
Ûe trvs Innattas Qg Jètcl^nenaa
I.de Re^ne Pi^-
baixes de S. ^ihguel
f(p
'Z^lnfha
’ lgt;e^ tnî/w
S. E^UREXTli r^kula dicitur
^b..,lpdoul
Ide ^didearettha
Dos Remoyros
Dos CaUdhmM
^ex in JLaâaanfc.
Trgmißnt Per. e» Moïecc». rid. waerts in gelegen ; daer fijn veel Roomfehe an-tiqiiiteyten te fien. De hoofeftadt van het KoningrijckTremi-fen is oock Treraifen genoemt, eenftadtdie met oorlogenbedorven is. Op de kuft leght Algiers, een lchoone koopftadt, door de Turcklè roveryen en menighte Chriften-flaven al te wel bekent : met kafteelen, wallen , gefcliut, en allerhande krijghs-gereetlchap lbo verfien, datlè onwinneli j ck lchij nt. De Koningrijeken Fez en Marocco , leggen aen de Atlantifche zee, en zijn nevens hare bylbndere kaerten belchreven , gelijck oock beyde de Æthiopien, en de landen van de Ni-griten. Biledulgerid leydt met een lange ftreeckvan de grenfen van Ægypten af, achter de voorgenoemde landen, tot aen de Atlantifche zee. De wildernifien daer van zijn, Lempta, Hair,Zuen-ziga, Zanhaga , foo geheeten van de naeft-lig-gende-Heden. De Koningrijeken zijn Targa, Berdoa, en Gaoga. iAYTA. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De wildernifie Sarra paelt aen Biledulgerid in het zuyden, wiens lengte ftreckt van ’t Koning-rijek Gaoga , tot het Koningrijek Gualata. Het grootfte en principaelfteeylandt,ontrent dc kult vao Africa,IS Madagafcar,oft vao S.Lau-rens,gelegen in de Indifche zee. Hier is een be-qiiame baye om te ververfchen voordefchepen die naer Indien varen,genaemtBaya d’Antogil. Men houd het voor wel getempert, en het is rijck van voick, alle Mahumetanen. Het heeft elephanten , verfcheyde heeften die een horen hebben , oock vele flansen en haeshdiflen. De roode Sandalen worden aldaer,ora de menighte van die boflehen , weynigh geacht. Daer waft veel rijs,geerft, orangien, limoenen, citroenen, en feer groote pompoenen , veel gengbers, honigh , en luycker-rieden, latfraen, Indifche noten , en veel medicinale kruyden, amp;c. Stnteey^ nbsp;nbsp;nbsp;In de Atlantifche zee,tegen over Capo Verde, landen, ^ijn de eylanden , eertijdts Hefperîdes en de Gor-gades genoemt J defe worden nuvandeSpan-jaerden Ißas de Cabo Verde geheeten y en van de Nederlanders de Soute Bylanden. Canarifehe Tegen ovcf Mauritanien zijn leven eylan-eylande». (Jen^ die in vorigc tijden VortunaUi dat is, de ge-luckige,genoemt waren,nu heetenfe de Canari-fche, nae het voornaemfte, en ftaen onder de kroon van Spanjen.Hare namen fijn,Palma,Fer-ro, Gomera, Canaria, Teneriffa, Lancerotta, en Forteventura : wat noordelijcker, leggen de eylanden Madera, en Porto Santo'. Dele eylanden zijn feer vruchtbaer, hebben veelgreynen van allefoorten, treffelijke wijnen, en oock koftelijcke fuycker, waer door hier grooten handel is uyt Spanjen , Portugael, en 'andere landen.De fchepen die van Spanjen naer de Weft-Indien varen, ververffehen en voor-fien haerhier van alle nootdruft, en byfonder van wijnen om aldaer te verhandelen. Sy worden alle bewoont van Spanjaerdendaer zijn noch vele naturelen, die ly Guanchas heeten,en hebben de manieren van de Spanjaerden geheel aengenomen. Groot Canaria is het hooft van alle, alwaer de Biflehop, de Inquifitie, de |
I C A. Audiëntie Royal, en het Gouverno van alle de andere, haer refidentie houden. In Teneriffa leydt de bergh elVïco deTaraira y de hooghfte die men weet,en die men met klaer weder óo mijlen weeghs fien kan. De voornaemfte meiren van Africa zijn, Zai- Metre». re,Borreo, Zembre, Zaflan, Niger, Aquilunda en Sachaf. De principaelfte bergen zijn, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, Atlas, en Lunee, dat is, de manen-bergh. Abyle leydt aen de engde van de Straet van Gibraltar,en is eene van dic,welcke de oude de Columnen van Hercules genoemt hebben. Atlas leght in Mauritanien, daer van de oude Poëten veel verfieren. De Manenbergen fcheyden het Opper van Ne-der-Æthiopen. De vermaertfte rivieren zijn, deNilus,ende Niger.Nilus is de grootfte riviere van alle die in deMiddellandfchezeeloopen. Hymaecktmet fijn overloop, dat het landt, daer het nimmermeer regent, vruchtbaer is van alle dingen. Hy ontfpringt in de wilderniffen van Africa,op ’t ge-berghte Luna, en wordt niet terftont Nilus geheeten, maer loopt eerft door het meirNilidfe, nuZeireen Zembre genoemt ; daernae alshy lange tijdt fterek geloopen heeft, en vele rivieren aen de rechte zijde ontfangen,worthy Afta-pus genoemt,welkin d’Æthiopifche tale beduyt, wat uyt de duyfterniffe vloeyt. By Meroë , het fchoonfte eylandt van alle die daer in leggen, krijght hy aen de flineker zijde den naem Afta-bores, dat is, een tack des waters die uyt de duyfterniffe komt j en aen de rechte zijde Aftufapis, welck verborgen te feggen is 5 en wordt Nilus geheeten, daer defe twee tacken ofte armen wederom in een loopen. Daernae is hy cp Ibmmige plaetfen vaerbaer, en op Ibmmige wederom niet ,• wat vcorder fiiel-ftroomende fchijnt hy tuffehen de klippen niet ie loopen, maer met groot gedruys te vallen. Wederom , gelijck oft fijn kracht gebroken ware, vloeyt hy fachtelijck, en fpreydt hem ontrent de ftadt Delta door heel Ægypten,en valt ten laetften door leven wijde uytgangcn in de Ægyptifche zee. Hymaeckttweemael’sjaers, opfecckeredagen, Ægypten vruchtbaer. De Geleerde geven veel redenen van het waffen en overloopen defes riviers ,• waer van de geloof-waerdighfte is, de groote fomer-regen in ’t gebergte van Æthiopien. Niger is een rivier van Opper-Æthiopien, loopt door het landt van de Nigritcn, en is van de felfde natuure als de Nilus : want hy wordt op de fèlfde manière vermeerdert in de maentlunius, veertighdagenlang, envloeyt foo over, dat men aen den oever op ’t land t kan varen j waer door het aerdrijck met flijck over-deckt, en vruchtbaer wordt. Langs defe rivier is een groote vlackte,geen bergen ofte valeyen, maer veel boffehen, daer de oliphanten in wey-den. Men fèyt oock, dat hier veel landt tot water geworden is door den vloedt van de Niger. De locht is over-al lbogefondt, dat de belmette Venus kinderen,hier uyt andere landen komen-de,genefcn. Men meent dat hy Niger, dat is,de fwarte heet,om dat hy loopt door de woeftijnen die |
APR Jie een RvârtacHtige aerJe hebben,alwaer oock hier en daer eenige ftruyckcn uytheken als of fy verbrande waren. Ctdkrtt. In Africa fijn veel oliphanten,draeckcn,leeuwen, bulfels,pantherdieren, geyten,apenjmeer-katten, bavianen , en vele andere foorten van vreemde gedrochten , welck’t gebreck des waters veroorfaecktjfo datai dit gedierte aen wey-nige rivieren en water-putten by een komt om te drineken, daer de mannekens en wijfkens van verfcheyden aerd met malkanderen verfa-melen, en dagelijeks jongen van nieufatlben en nature voortbrengen. In de wilderniffen van Lybien, en Numidien is menighte en veelerley gedachten van ferpenten; als, Hæ-morrhois, Cherfydros , Chelydis, Cenchris, Ophites, Ammodytes, Cerafta, Scytale, Dipfas, Amphibifkna, Natrix, Phareas, Præfter, Seps, en meer andere. vindt hieroock den Bafiliscus^Sommige meenen dat het fabelen zijn,’t gene vandenfel-ven gefeydt wordt ; maer ’t isfeker, dat ten tijde van Paus Leo, een Bafilifcus hem onthiel onder het gewelf oft vonte van Sint Lucien kerek, die metfijn fenijn deftadtRoomen grootelijeks befchadight heeft. Hy heet Bafiliscus,dat is,een Koning, omdat hy onder alle gedierten het fterckfte en Ichadelijckfte fenijn heeft. ^jlandtn, Tot befluyt, füllen wy hier by voegen de be-fchrijvinge van fbmmige eylanden, gelegen tuf-fchen Africa en America. S. Htiena. S. Helena is foo genoemt, om dat het op den 21 May 5 den dagli van S. Helena, entdeckt is,-hetleydt op i6 graden bezuyden de linie, over de 300 mijlen van de kuft van Angola, en ontrent de 500 van Brafil, de twee naefte landen. Het is ontrent fes mijlen groot in ’t ronde,hoog en bergachtigh landt, afchachtigh en droog, ja felfs het hout van de boomen in de wilderniffen aldaer is maer goet om te branden 5 want het is, of het halfveiïèngt waer; foo dat het fchijnt dat’er wel eer een Vulcan geweeft is ,want men vint daer op fbmmige plaetfen ïblfer enfwevel. Als het de Portugelèn eerft ontdeckten, was ’er gantfeh geen gedierte noch eenige fruyten,dan alleen abondantie van foet water, welck van de bergen komt afvallen in de valleye daer het kerexken ftaet, en loopt voort met fbmmige kleyne beecken in zee. Sy hebben daer allengs-kensveel gedierte gebracht, en in de valleyen allerley fruyt geplant, die in grooten overvloet aengewaflen en gegroeyt fijn j foo dat het nu is vol geyten, boeken, wilde verekens, veld (hoenderen , patrijfen, en duyven by duylèndenj vijgen , granaten, oranjen, lymoenen en lymen 2ijn’er,fonder te poten noch te planten,foo ver-menighvuldight,dat alle valeyen vol zijn,en het een vermaeck tefien is,jae een aerdlch paradijs fchijnt. Vifchis’er dicht rondom’t eylandt in fulke menighte, dat men met een kromme Ipijc-ker ofte nagel lbo veel vangen kan als men begeert lbo dat de fchepenhaer hiervan alles ten vollen ververlchen en verfien. Tot meerder gerief vindtmen oock op de klippen,aen de zeekant fout leggen,genoegh tot nootdrufe. De ge-legenheydt van dit eylandtisfoo groot, datlbn- Africa, |
ï C A. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2 der ’tfelve velefchepen opdeindilchereylènin de uyterfte elende foudengeraecken .De kranc.^. ken , en die niet wel mede mogen, laet men in ’t gemeen daer,haer gevende proviande van rijs, bilfchuyt, olie, en wat Ipeceryen ; vifch en vlees krijgenlè genoegh ; want lbo haeft de lchepen wegh zij n,komt het gedierte weder naer de valleyen , dat menie met de handt kan grijpen en dooden.Sy moeten dan daerblijven tothetnae* ftejaer als de andere fchepen komen. Sy worden daer gemeenlijck haeft gelbnt, want de lucht is ’er feer lieflijck , en ’t geheele jaer deur eenerhande getempertheydt en wint, en altijts vruchten fonder weynige verandering. De Koning van Spanjen wil niet toelaten dat daer iemandtwüont,om dat ly’t landt niet fouden de-ftrucren en eygenen , en op dat een iegelijck fijn gerief, en alle dingen even nae foude hebben. Al voor vele jaren bleef daer een feker he-remijt ofte kluyfenaer, onder pretext van penitentie te doen , en het kerexken te onderhouden: defe doodde veel geyten en boeken,foo dat . hy alle jaren vijfofte les hondert vellen verkoft, en goet profijt dede , tot het den Koning ter ooren quam , die hem terftondt naer Portugael dede brengen*Het is gebeurt,dat hier twee Caf-fres oft Swarten vanMofambique,en een lavaen met twee llavinnen, van de Portugelche Iche-pen liepen,en haer verberghden in ’t geberghte, die lbo hoogh fijn dat menfe naulijeks kan pal-leeren.Delè voeghden haer by een,en waren ontrent tot twintigh aengeteelc,liepen het geheele landt door, en deden groote fchade. Sy hadden hare woonplaetfen gemaeckt tulTchen fommige bergen, daer noyt Portugeesgeweeftwas, en qualijck komen konde, alwacr fy haer t’eickens, foo lang de fchepen daer lagen, verberghden. Tenlaetften wierd men haergewaer, en alle vlijt aengewent om te vangen, doch lange jaren tevergeefs. Eyndelijck, uyt vreelè datlè den Portugefen fchadelijck mochten worden, en eenigh hinder doen , zijnlê door expres bevel van de Koning , nae lange moeyte en veel arbeyt , gevangen en in Portugael gevoert; lbo dat’er nu noch niemandt is oft filijft dan fiecken. Het eylandt Alcenfion, entdeckt op Hemel-vaerts dagh, is wat grooter als S. Helena, maer niet lbo hoogh, even wel klipachtigh en verbrandt landtjleydt op acht graden bezuyden de linie het heeft geen foet water, noch boomen noch eenige groentej daer zijn wei fchepen aen geweeft om water,maer konden niet vinden. De bergen fchijnen rood van couleur te zijn,gelijck de aerde ofte roode verwe die de Spanjaerden Almagro noemen. Het heeft wel Ichoone en groote witte zant-ftranden, en gaet in menighte van vilch Santa Helena verre te boven. Üp ’t landt zijn geen heeften, maer veel vogelen , als jonge ganlèn, door de overvloedige vifch , vifchachtighvanfmaeck, en niet goet re eeten. Hier ontrent is oock veel vliegende vifch , foo groot als haring, die, van grooter vilÏchen ver-volght wordende , haer by fcharen reifens uyt het water verhelfen, én twee ofte drie vademen daer boven vliegen, wel een quart van een mijl B nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verre, |
APR verre, totdat haer de vinnen ofte vleugelen droogh worden. Het Eylandt van S.Tliomæ,foogenaemt om dat het van de Portugefen op S. l liomas dagh gevonden is, leydt recht onder de middellinie, en is bynae rondt, het heeft in Gjn omvang tfè-ftigh mijlen. De locht is dacrfèerheet,maerge-fondt, want men van geen peft en weet ,• dit niet tegenftaende , worden hier weynigh Europeers over de vijftigh jaren oudt,foo dat het voor een wonder gehouden wordt, iemandt daer te fien met een grijlèn baerdt maer de naturelen van ’t lant komen lichtlijck tot de hondert jaren. In de maenden van Maert tot September, zijnde de tijde van haer winter, gelijck in Guinea en meer andere plaetfen daer ontrent, valt daer byna geduurigh grooten regen. De grondt defes eylands is vaft en tay, roC-achtigh van verwej het kan geen kooien, wijn-gaerden, ofte boomen, die vruchten met harde Ïieenenhebben,dragenjdoch brengt meloenen, concommers, kauwoerden, vijgen , gengber,en groote quantiteyt vanfuyker voort,foo dat daer jaerlijeks vele fchepen plegen met fuycker geladen te worden. Doch van die tijdt, dat feeckere wormkens de wortelen der fuycker-rieten hebben beo-onnen te doorknas:en,is het foo feer ver-mindert, dat men nu jaerlijks bynae geen fes fchepen met inlantfche fuycker laden kan.Daer waft oock overvloedt van heers, rijs, garfte, lat-touwen, kooien, rapen, beete, peteriêlie, en andere moes-kruyden.Hier is een wortel, die oock in groote menighte in het eylandtHiipaniola voortkomt, en daerBatata genoemt wordtj de Swarten van dit eylant noemendielgnamam, en planten den felven als een uytnemend kruyt, tot haer leven noodighjde uy terfte baft is fwart, de binnenfte wit enlanckformigh als een groote rape,en heeft onder veel tacken^iy is van ftnaeck |
1 C A. als een kaftanie , doch beter en delicater j men eetiè gemeenlijck onder de aflehen ofte op kolen gebraden zijnde , en dickwils oock rauw. De Portugelêndie hierwoonen, hebben Ibmmi-ge olijf, perficken, amandel, en andere boomen geplant, die daer wel groeyen,doch geen vrucht voortbrengen. Inditeyiandt is oock'eenwon-derlijeke ióorte van kreeften, die in de aerde-woonen als mollen,van couleur alszee-krabben, en het landt omwroeten; oock is’er menighte van vogelen, als patrijfen, fpreeuwen, lijfters, groene muflehen die wel fingen, en papegayen. De Portugefen hebben hier een ftadt gebout Pavofa genoemt, aen een riviere, in de welcke wel fèven hondert huysgefinnen woonen. Sy heeft een goede haven en gefonde riviere. De inwoonders zijn eensdeels wit, eensdeels fwart. Elet is vreemt, dat aldaer de Swarten met vloyen, luyfen en wantluyfen gequelt zijn, daer ter contrarie de witte menfehen geen van defè drie foorten hebben. Niet verre van dit eylandt, ontrent twee graden noordwaert van de middellinie , leghthet eylandt del Principe^ioo genaemt, om dat aen den jjig Prince van Portugael de inkomften des felven ^rindft, toegekent waren. Het is redelijck bewoont, en vermaertdoor het fuycker dat het uytgeeft. In het felve waft oock menighte van palmboo-men,van welcke breeder in de befchrij ving van Guinea gewagh gemaeckt wordt, met wiens fap den dorft leftchen. Het eylandt Anniboni ofte Annobon,foo ge-naemt,om dat het op een nieuwe jaers tijdt entdeckt is,leght anderhalven graedt-bezuyden de linie.Het is onbewoont, doch daer is een goede vifchvangftlangs den oever ; men fier daer oock fbmtijts vliegende viflehen ,• daer zijn mede veel crocodillen, en andere fenijnige gedierten. |
» Uatmetf. Gypten is van de Grieken Æguptos , nae de naem des foons Bela, broeder van Danaus, genoemt : oft oock wel nae die van de Nijl, die men in ’t begin Guptos plach te noemen. Defe Provintie wierd mede Aeria genoemt, en hae- re vole keren Aerienfèrs ,• en noch Aetia^ van eenen Aetus,Indiaen; en Potamitaiter oorfaeck van haer riviere Ogygia 5 Æthiopie, wegens de Ethio-piers , fijne nabueren ,• oock Hcrmochemie, van Melambolos, en Hepheftias. De Hebreen noemden haer oock , naer een der foonen Chams.Hedensdaeghs noemen ’t de loden noch i maer de Arabiers en Turcken geven het de naem van Mit^r, oft , hoewel Leo den Africaner verfekert, dat de loden het lèlve Me^aim, d’Arabiers en d’inwoonders Pi ^ibet: noemen. De Syriers geven de Egypte-naers de naem van Ægophtes ; en de Mahometa-nen van Egypten heeten de Chriftenen van ’t felve landt Plhibt, en EZ Kupti ; oft JCupti, /onder eenigh byvoeghlel, in plaetfe van Gupti, oft Egupti ; en de Ethiopiers noemen de felve Giptu, où Gibetu. Eenige Schrijvers /eggen , dat defe Provincie naer ’t Ooften paelt aen een gedeelte van Arabien, met’er Golf: naer ’t Zuyden, de Woeftij-nen en bergen van Ethiopien ; naer’t Wellen, de woeftijnen van Lybien j en naer ’t Noorden, de Middelant/che Zee. Maer Ptolemeus heeft Talc», de twijfelachtige mceninge der Ouden wij/ïe-lijcken verklaert 5 want eenige onder haer, wilden van Egypten een gedeelte des weerelts maeken , en afgefcheyden van d’andere die hun bekent waren j feggende felfs dat het tu/^ /chen Afia en Africa gelegen was. Andere, den Nijl bequaem genoegh achtende om aen defe twee gedeelten tot een pael te verftrecken, hebben Egypten in twee verdeelt j gevende een gedeelte aen Afia, en ’t ander aen Africadaer evenwel Ptolemeus dit geheel Landtfehap alleen in Africa ftelt i en voor welcke hy te recht de Roode Zee, en niet den Nijl,als andere doen, tot fcheydpael ftelt. Aföeeiinge. Doch om dat de Nijl Egypten bynae in ge-lijcke deelen verdeelt, lóo /ijn ’er oockfommige die het in twee afdeelen , nemende voor ’t 00-fterdeel al ’t gene tuftchen den Nijl en de bergen van ’t Troglodytifche Arabien begrepen werdt j en voor ’t weftergedeelte, al wat van de /èlve Nijl tot aen de bergen van Libyen ftreckte. Andere, de Nijl infiende, van waer hy fich kromt, en foo wel nae de flineker, als de rechterhandt, afwijekt, (een gedaente van een groote Delta verbeeldende, dat een Grieck/è letter is, waerom oock dit gedeelte Drir^gehee-ten wordt j ) hebben defe fijde Neder-Egypten Africa, |
genoemt, gelijck ly Hoogh Egypten noemden , ’t gene van de zuyder-punt deler Delta tot aen de Watervallen toe ftreckte. Sommige deelen het af in ver/cheyde Nomas ofte Vooghdy-/chappen , door Alexander, en daerna door de Romeynen ingeftelt, van welcke /èker Schrijver achtien, een ander negentien, de derde fes-en-veertigh, en noch een ander vijftigh ftelt, en rekent.Andere Schrijvers deelen ’t afin Hoogh, Middel, en Neder, nemende het eerfte voor ’t Thebaidifche , ’t ander voor H^^tapolis , oft Heptanome, dat is, een land van /even Steden, oft van /even Vooghdyfchappen j en’tlaetfte voor de Delta, door luftinianus in eerfte en tweede ; en door Ptolemeus, in groot, kleen, en derde verdeelt. Haithon deelt het in vijf Provin-tien j welckers eerfte hy Sayt noemt, de tweede Deme/br, de derde Alexandria, de vierde Refint, dewelcke hy feght een eylandt te fijn, met rivieren omringt; en de vijfde Damiette. Sommige feggen dat Egypten vijftien dagh- Cmctte. reyfen in fijn langte, en alleen drie in de breette heeft : andere nemen de langte van de Middel-landtfche Zee af tot aen ’t landt der Bugihen-/ers, en /eggen dat het ontrent vierhondert vijftigh Italiaen/che mijlen groot is, uyt welcke Maginus vijfhondert feltigh gemeene mijlen maeckt, bevindende de andere al te groot. Ett Marmol geeft aen Egypten hondert en vijftigh mijlen, van de felve palen van Bugihe af tot aen de Middellandfche Zee. De grootfte breette is tegens de /èlve Zee , van /ès-en-twintigh Spaen/che mijlen, nae Marmols getuygenis : ert noch en is ’er niets aenmerckenswaerdigh ; aen-gefien de felve alleen begrijpt de kleene deelen landts, die men aen de oevers des Nijls fiet, loopende tuftchen fekere dorre bergen, welcke dicht aen de woeftijnen paelen ; in voegen dat daer niets bewoont wordt als dat kleen gedeelte dat fich aen de ftrant des Nijls ver/preyt : fulcks dat den Nijl fich als tu/Tchen rot/èn befloten vind , van A/ha af tot Caire. Als de gemelde rivier omtrent tachtentigh mijlen boven Caire heeft geloopen, deelt /ÿ fich in twee, en maeckt eenen arm/lie naer ’t weiten ftreckt, die daerna wederom met de eerfte vereenight. De twee tacken des Nijls, die fich tot aen de zee ver/preyden , maeken dat ’et overige van Egypten bynae geheel de gedaente van eenen driehoeck aenneemt ; welckers twee armen de twee fijden vertonnen , en de zoom der zee, de derde : waer uyt komt, dat dit Noorderlijc-ke gedeelte van Egypten , dat men het Nedere noemt, en gelijck een Eylandt tu/Tchen defe twee armen des Nijls als befloten leght,de naem Delta van d’Ouden verkregen heeft, ter oor-faecke dat ’et de gedaente van de/e Grieckfche letter heeft; doch d’Egyptenaers noemen ’t Ma-helech. Dit gedeelte , als Strabo feght, heeft in fijnen omring omtrent drie duy/ènt ftadien,ofte driehondert vijfenfeventigh Italiaenfche mijlen, B 1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoewel |
hoewel Maginus defè Delta driehondert mijlen in fijnen omring geeft; rekenende van Rofet-te afrot aen Damiette , by de mond Pelufia gelegen, hondert en veertigh mijlen ; en voor eic-ken arm, welcker twee fijn, tachtentigh mijlen. Dit is ’t gene Ptolemeus de groote Delta heet, die hy noch in tween deelt, en dekleene en de derde noemt.
Maer vermits den Nijl bynae geheel Egypten belproeyt, ja ’t lêlve oock onderfcheyd, loo fal het niet onbequaem fijn, om hier iets van defe riviere te ïpreken , om dit land dies te beter te leeren kennen.
De N)i. Eenige hebben gelooft, dat dit deel, Delta geheeten, op’t water gefienwierdt al ten tijde van den Poëet Homerus, en dat het een ge-fchenck oft gifte des Nijls was, die’er aerde en flijck in fijn overvloeyen toebracht, en daernae weder te rugh keerde. Sy feggen vorder,dat het Hooge Egypten, befioten tuflchen de bergen van ’tTrogloditifche Arabien en die van Libyen , aen gene fijde van Memphis, tot aen Thebe en Elephantina, een zeeboelèm was. Een ander Schrijver noemt de Nijl niet alleen d’oor-ïaeck der vruchtbaerheyt van Egypten, maer oock van fijne landeryen ; en heet hem den be-waerder van ’t Hoogh Egypten , en vader oft maeker van ’t Neder, door ’t middel van de flijck, ’t welck hy ’er toebrengt.
rerfchtyde Nijl heeft verlcheyde namen by d’Ou-»» Jen, aengefien de Hebreen die Nahal Mitzraim,
” dat is, de Riviere van Egypten, heeten ; en een van onfe Weereltbelchrij vers fchijnt defe naem goet te vinden, leggende, dat die ontrent den Nijl woonen, defelve Nuchal noemen : met welck Mela oock over een komt ; lchrijvende dat fijn oorlpronck Nuchul oft Nuchal heet, als eenige lefen ; welcke naem gelijck luyd met onfe Nahal, oft Nachal. De Hebreen hebben hem oock Schichor, dat is, onklaer en Iwart, genoemt, ter oorlaecke van fijn flijck , die hem dusdanigh verheelt.Waerom dan oock de Griechen hem Melas, dat is, Swart, geheeten hebben; felfs het beeld defer riviere was van Iwarte, en niet van witte fteen, gelijck die van andere rivieren , gehouwen. Daer fijn ’er oock die hem voor de vloet Gihon, oft Gehon, genomen hebben , van welcke de Heylige Schrifture gewagh maeckt, haer veel meer aen den Grieckfchen, als aen den Hebreeufchen Text bindende: maer Gehon , eene der rivieren van ’t Aertlche Paradijs, is een watervloet van Afia,en niet van Africa ; gelijck dan hiervan de brieven des Confta-pels van Armenien , die hy aen den Köninck van Cyprus Ichrijft, getuygenifle geven : welcke met goede verlekeringe daer van Ipreeckt,^ als hebbende defe riviere overgevaren ; en meer anderen, die hem in Afia ftellen gelijck het behoort. Defe riviere droegh van outs oock de naem van Egypten , en felfs van Ofiris en Siris, komende van Libyen tot Siene, wekkers in-woonders haer Nijl noemden, nae de naem van een Könincks kint dat ’er verdronck. D’Egypte-naers noemdenfe oock Noym en Num, ten tijden van Orus, gelijck hy lelve getuyght. Nu ter rijdt noemen haer d’Africanen, (oft, om be
ter te feggen, d’Egyptenaers) Nijl; d’Abyffinen, Abanhi, dat is, vader der rivieren ; en de Swar-ten,Tacui.
Wat den oorlprong defer riviere belangt, Oerßro»^. men vind dat alle d’Ouden feer naerftigh hjn geweeft , om defelve t’onderfoecken , evenwel niet geluckigh in die uyt te vinden , nae het getuygenifle van vele Hiftorifchrijvers en Poëe-ten. Alexander de Groot wendde veel tijdts aen tot het onderfoeck van defelve : Nero lónd ’er twee Hopmannen, die feer diep in Ethiopien reyfden , door hulp der Köningen defes landts ; dewelcke eyndelijck groote lacken oftemeiren vonden , welckers eynden de inwoonders onbe-kent waren. Ptolemeus Philadelphus had de lei-vc nieuwsgierigheyt, gelijck oock Dicearchus, Koning der Hammoniers, als by Herodotus te lefen is ; echter al haer moeyten was vergeefs. Men verhaelt gelijeke genegentheyt van de Egyptifche Sultans, en TurcklcheKeyfers,welc-kers tijdt en koften verloren gingen. Evenwel Ptolemeus komt vry naerder aen den oorlprong defer rivier , als eenigh ander Schrijver; want hy fegt, datlè uyt twee groote lacken oftmeiren voortkomt.
Dit al niet tegenftaende, lbo fchijnt het dat men nu de rechte plaetle van haeren oorlprong entdeckt,en haeren geheelen loop wel en bylbn-derlijck belpeurt en aengemerekt heeft. Niettemin lbo is ’er noch eenigh verlchil onder de Schrijvers, die wel fekerlijck een lack oft meir voor de plaetlè haeres oorlprongs erkennen ; oft ten minften, ftaenfe alle toe,dat d’oorlprong niet verre van daer is; en datle door dit lack oft meir loopt. Wat ’er van ly, de brieven, door de lefuyten uyt Ethiopien , van de jaeren en 162Ó gelchreven , melden , dat den Nijl in ’t koninckrijek Goyame fijn oorlj?rongheeft; en dat men die tot Sacala, een plaetle die onder ’t gebied van d’Agais oft Agaos ftaet, entdeckt ; en fijn loop begint naer ’t Noorden ftreckende, tot dat hy aenvangt in Egypten te komen.
De Nijl befoeckt nu ’t landt der Abyflinen, dan dat van de Swarten, en hebbende ver-fcheyde andere rivieren ontfangen , verdeelt fich in twee groote armen,die ’t eylandt Meroé, tegenwoordigh Naule-babé oft Neuba , nae Marmols lchiijven, dichte by Nubie, uytma-ken : wanneer dan dele twee tacken, van de Ouden Aftapus en Aftaboras, en door ’s lands inwoonders Abahni en Tagazii genoemt, aen ’t eynde defies eylandts vergadert fijn, lbo loopt den Nijl, haere naemen en wateren infiwelgen-de, tot in Nubien , en ’t fielve dwars overloopen-de, ontmoet hy eyndelijck den bergh Gianadel, die hem fijn lachten loop doet breken, vermits hy dan lbo ruwe rotlèn bejegent, dat ’et onmo-gelijck is dat de lcheepjens van Nubien daer deur können komen, haer landt, ter fijden van Egypten, t’eenemael fteyl lijnde ; derhalven fijn de Swarten genootlaeckt haere waeren op hemelen te laden, en reyfien allbo twaelf daghreylen door de woeftijne tot aen de ftadt Alùan,die tot pael verftreckt van ’t hooge Sayd van Egypten : d’Egyptenaers können oock met haere Icnepen niet verder komen dan tot aen ’t gemelde Afiuan.
Men ‘
-ocr page 137-
De Nyl iu de vtackfe n/an E^-^ten. Afotiden tiet ERRIF. Cïoottt, Flaet/êrt. So(iri. E G Y P Men fiet in dele plaetfen de Watervallen, van welcke lbo vele Schrijvers gewagh maken. Onder anderen Strabo, Ptoleraeus , en Plinius hellen ’er twee, d’een groot, en d’ander kleen ; en leggen datle vooraen in Egypten naer ’t zuy-den vloeyen. Men noemt haer mede dupenj gelijck als oock de volckeren die hun na-buerenfijn. Die van’t landt noemen haer he-densdaeghs Catadhi j ’t welck in hunne tael een gerucht beteeckent. De plaetfe defer watervallen is ontrent vijftigh lladien breet, nae der Ouden meening, oft w'el twee onlèr mijlen ; ’t is een lleylte tulïchen dalen ingelloten, alwaer verlcheyde rotlèn , den Nijl op haere afhellin-gen en fpitfen ontfangende, en dien wederom te rugh drijven ; en dus , by maniéré van IJireken, over haer gewelt en tegenweer, met een afgrijs-lijck gedruys, doen klagen : doch allbo, dat hy, hunne wreetheyt, die fijn loop lluytte , overmant hebbende, fich eyndelijck in een vlackte ncderllort. Na dat dele riviere dan foodanigh eenen Iprong gedaen heeft, lbo loopt ly de vlackte van Egypten fachtelijck in,en haren loop dwars vervolgende , vloeytfe nae Caire , alwaer haer bleette by de haven Bulach , fich tot een Fran-Iche mijle llreckt : tachtentigh mijlen van ’t gemelde Caire verdeelt ly fich in tweên , en dan noch in verlcheyde tacken. Maer de inwoonders , om d’cene llrant des Nijls van den anderen t’onderlcheyden, noemen Garbie dat landt, welck aen d’oollfijde van den Nijl leght : en Chargnie dat gedeelte , ’t welck naer ’t zuyden en aen Damietten gelegen is. Alle defe tacken, van dewelcke wy reets gelproken hebben , vertonnen de verfeneyde monden van den Nijl, die door de oude Schrijvers leven in getal, als de voornaemlle , aengeteeckent fijn : : fchoon ’er Ptolemeus negen llelt ; doch bekent dat ’er twee vallche fijn: Plinius telt’er elve, llaende evenwel toe , dat’er vier gewaende onder fijn. De naemen deler feven tacken oft armen fijn , d’Heracleotifche, mede Canopifche en Navera-tifche geheeten ; de Bolbitifche, oft Bolbitini-Iche ; de Sebennitilche, welckers wijnen Plinius hooghlijck prij11 ,• de Pathmetilche, van Strabo, Phatnilche , en van Herodotus, Bucolilche genoemt ; de Mendefienfche ; Tanitifche oft Sai-tifche;en Peluliatifche. De twee gewaende monden fijn Diolcos en Pineptimi. Laet ons nu tot de bylbndere belchrijving deles Lands overtreden en terwijl wy gefeght hebben dat het in drie deelen afgelcheyden is, lbo füllen wy eerll den oever der zee befien en beginnen alwaer wy ’t laetlle of’t uyterlle van Barca gellelt hebben. Het wellelijcklle gedeelte van Egypten is Fr-rif y dat fich van de grenfen van Barca tot aen Rolètte llreckt, en dele heele kuil begrijpt ; en noch daerenboven al het landt, ’t welck lieh tulfchen de twee tacken van Alexandria en Ro-fette, tot aen Caire verlpreyt. Aen de well-fijde van Barca beginnende, tot nae de Tooren der Arabiers, eertijdts Plinthi-ne , en Moneller geheeten , en aen de zee gelegen , fiet men de lladt Bofiri, van oudts Bufiris, Africa. |
T E N; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ij c aen de Middellandtfche zee, ontrent twintigh mijlen van Alexandria, naer ’t wellen liggende ; doch dele plaetfe wierd verwoelt wanneer de Chrillenen die innamen , in voegen dat liaere inwoonders die verlieten, en fich naer ’t lac El-buchaira begaven. Vanhier komt men tot Alexandrien , voor-maels No , en van d’Hebreen No Ammom ge-noemt, daer nae Alexandrien, na de naem van Alexander ; en doofde Romeynen Sebafte , en Julia, oock Claudia, Domitiana , en Alexynteria geheeten. Daer fijn verlcheyde plaetlen ge-weefl, door de naem van Alexandrien bekent ; onder andere, was ’er dele een van ,• de tweede was aen den voet des bergs Caucalus gebouwt ; de derde wierd nieuw Alexandrien genoemt,aen de riviere Tanis; een andere lag in Ooll-Indien : noch een in Troasjin Thracie,te voren Lacede-monie geheeten,feventien jaren voor Alexander de Groote gellicht ; noch was ’er een in ’t landt der Neartes., welcks volckeren Ichthyophages, oft Vilch-etersgenoemt warendn de Provincie Aria, in Perhen, in Cilicien, in Cyprus, by den bergh Latmos in Carlen, in Baótriane , Arachofia, en noch eenige andere : maer nu wort ’er van geen andere gelproken als van defe , ten fy , dat men eenighwerck maecktc van Alexandria toege-naemt de la Paglia^ in den Staet van Milanen. Dc Chrillenen van Europa geven haer nu noch den naem van Alexandrien; de Turcken , die van Scanderic ; want die by ons Alexander genoemt wert,heeten fy Scander of Scandar.Delè lladt dan in Egypten , legt in een leer landachtige plaets, dicht bydeMiddellanfche zee , op veertigh mijlen ver van de Nijl. Eenigen verhalen, dat hare muuren lóodanigh met toorens verfien fijn, dat het bynae ongeloolfelijck fchijnt; en andere teU len’er vier duylènt. Defe toorens lijn vier verdiepingen hoogh, en noch in haer geheel, maer fwack, en op elck eene kunnen fich wel eenige hondert Ibldaten onthouden. De lladt is t’eene-mael verwoed, behalven Ibmmige overblijffels, van d’inwoonders Karabezgeheeten, en’t bin-nenlle gedeelte van d’oude ftadt is bynae geheel onbewoont.-alle de gebouwen fijn hol van onderen, en vol warer-backen , deunende op marbre pilaeren tegen ’t gebreck van water. De nieuwe lladt wort van fommige de plaetfe van Alexandrien genoemt : ly is wat vermaeckelijeker, leggende in een vlackte ; en heeft aen de llincker handt de oude haven, of Porto ipecchio, die door een kalleel van de oude lladt befchut wordt. Doch om dat men ’er leer quaelijck kan aenko-men, lbo wort die niet meer gebruyckt, noch-te belbcht, als maer om ’er galeyen en galioten te bergen: en feker, ten waere dele plaetlè langs de zeekuft gebouwt was, en dat het meellendeel der fchepen, die uyt het wellen naer Egypten varen, hier niet aenlanden, om de gemack-lijckheytdie fy’er hebben, als fijndeeenarm van den Nijl, die ’er niet ver af is, en van boven de lladt Foa af komt vloeyen,fy loude, lbo men gelooft, al van overlang Ibnder inwoonders ge-weell hebben, om de quade en ongelbnde lucht die ’er regeert. Wat ’et genoegfaem vermaerde eylandt Fare’^ quot;Ejiandt B 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aen-^'^^‘ |
aengact, des lands inwoonders noemen’t grah, d’Arabiers Magar Alcefandria -, dat is, het Fare,of de Baeck,van AlexandrienjOrtelius noemt hetF«r/o», en fijn Vuur-toren , Garofalo. Ten tijden van Homerus konde men in vier-en-twintigh uuren van de zee af van Alexandrien tot ’et eylandt Faros komen t cn nu is ’t ten mee-ftendeel aen ’t vafte land gehecht. Men fiet binnen Alexandrien drie klcene bergen , den berg Pnr erge», Teftacio, die te Romen is,gelijck, in de welcke men veele aerde-vaten vind. Men kan mede by |
’t oude Paleys van Alexandrien twee Obelifeen , of fpitle naelden, fien, van een eenig ftuck marmer gemaeckt, ontrent hondert voeten hoogh, cn acht breet. Sy fijn van een Thebalque grauw-achtigen marmer, van twee of driederiey verwen. Pompcjus-pilaer beftaet uyt een enc-kel ftuck root marmer, en is lbo uyttermaten hoog cn dick, dat het onmogelijck is eenig kon-ftenaer te vinden , die de felve door behulpmiddelen, of eenige gereetlchappen,van daer elders Ibude kunnen vervoeren : want ly is 120 voeten hoogh , en heeft i y in haren omring van onderen af : nae Beauvaus lchrijven, heeftle tachten-tig voeten hooghte ; en vervat ’er acht-en-twin-tigh in ’er omring , en haer fondament of grondt is veertien voeten hoogh , en foo veel heeft ly in ’er vierkantten de hoofden of punten, die ’er op fijn, hebben ’er mede foo veel t in voegen dat dele pilaer hondert cn acht voeten hoogh is t fy is verheven op eenen bergh een half vierendeel mijle van Alexandrien, van de-welcken men licht’t lack Bouchiara,als mede de Spitfe Moel-de». Tilaer VAn T»mpejus. palmboomen, van de welcken hy omringt is, en de zee, en een groot gedeelte van ’t vafte landt, Schftylplaets kan belchouwen. Men fiet mede buyten de ftadt, de plaetfe alwaer hem den heyligen A-thanafius berghde, vervolght fijnde van de Ar- Ueyligen y4than(t~ ßit). alle onwetentheyt, is byna tot niet gekomen. Daer fijn noch drie of vier Turcklche kereken in hun geheel overigden Bazar, of de marekt, fijnde een overdecktc Halle; en noch fijn ’er eenige vergader-plaetfcn der Chriften kooplieden , alwaer die van Vranekrijek, Genua , Ra-goula, en Venetien, opentlijc.k vergaeren; cn de Tureken ftuytenlè alle avonden met lleutelen ; met nóch drie Chriften-kereken , naement-lijck die van den heyligen Saba, anders S. Catharine genaemt,fijnde een kloofter-van Grieck-lè Geefteiijcken ; S. Marcus, wiens lichaem die van Venetien verkregen hebben ,• en S. Michiel. Laet ons nu tot de andere plaetlèn overgaen. rianen , en waer hy , lbo men gelooft, ’t geefte-lijcke gelang van het waerachtige Geloof, en beginnende, ^icun(inelgt;ult fabus ejfs, maeckte , anders genoemt het Sjwbolutn At:hanafii. En binnen de ftaftt, dicht by de drie colommen van Porphyr, fiet men de plaetfe alwaer de heylige Catharine ’t hooft afgellagen wierd. De Chri-ftenen hadden ’er een kerek gebouwt, die de Tureken in eene van de haren verandert heb- j^ftirtel-f'^etfen. ben. Dichte by isoock de plaetfe alwaerden Eyangelift Marcus onthooft wierd. In de kerc-ke is een fteen den heyligen Joan den Dooper toegewijt, op den welcken hem, door bevel van HerodeSj’t hooft afgehouwen wierd. Men leght, dat noch Turek, noch eenig ander van de on-’ geloovigen op defen fteen fitten kan, of hy werd ten uytterften geplaeght.Defe ftadt was de heele werelt door leer vermaert, om dat den Koning Stee» de) Ptolemeus Philadelpllus hier een Boeckerye van ièven hondert duylènt boecken vergadert had ; cn dat de Köningen van Egypten hun hof hier plachten te houden. Voegt’er noch by dat Ptolemeus,de mecfter der Wereltbelchrijvers en StarrekijckerSjhier geboren is , die daerom dele plaetfe noch vermaerder maeckt ; fchoon hem lommige Pelufia tot fijn geboorte-ftadc geven. Doch alle dele dingen lijn als verdwenen , en de fiadtfelfs, een wooning, om lbo te Iprekco, van Nae Alexandrien , naer ’t Ooften , vind men Bocchkef d’overblijfièls van Bocchir , door Ibmmige Bic-chieri, en voormaels Canopus geheeten ; noch is ’er de Tooien , en de Kaep van Bocchir, in een leer gevaerlijeke plaetle, waer vele fche-pen, ’s nachts van Suria komende, vergaen , om datfe niet wel weten de haven van Alexandrien in te varen. Daerenboven fiet men ’er noch de twee kaftcelen Bocquiers geheeten ; oock is ’er het meir Bocchir , Calar en Athacon, plaetfcn aen dit lack gelegen. Daernae loo komt men te Rofette , oft Rof sofatt. fette , aen welcke Ibmmige willen dat Strabo de naem van Schedia heeft gegeven ,• en andere nemenlè voor die plaetle , welcke Ptolemeus Metelis noemt. D’Arabiers hectenlè tegenwoor-digh Rhalchit oft Rafit, als oock de Tureken. Sy is Ibnder mueren , en niettemin fijn’er de huyfen fraey gebouwt, verciert met goudt, en verfcheyde lchoone fchilderyen. Sy heeft ko-ftelijcke Paleyfen aen den Nijl, en een groote ruymc plaetle vol van handtwereks- en Kooplieden , van allerley flach , behalven noch een heerlijeke kerek , wekkers eene poorte naer de plaetfe, en d’andere naer de Nijl ftreckt 5 alwaer men langs fraeye trappen afgaet. Wat verder in ’t landt van Errif komende , ontrent een halve daghreyfe van Rolette, vindt men de kleene ftadt Natumbes , die beyde de oevers van den Nijl beflaet : en dan noch de oude ftadt Fuoa oft Foa , eertijes Nicy , aen de Nijl, 4j mijlen van Rofette,naer ’t zuyden ftrcc-kende, gebouwt. Sy is feer volckrijck, doch de ftraten lijn ’er leer nauw. Buy ten de poort fiet men een feer groote voorftadt, daer de lichte vrouwen woonen. Men vind ’er mede ’t goude Eylandt, Gezirat Eddeheb genoemt ; en eertijts Getirat-’t eylandt van Nathos van de Delta, recht tegen over Fuoa, in ’t midden van den Nijl. Hier fijn verfcheyde dorpen en fraeye Paleyfen j doch men kanfe feer qualijck fien , door dien ’er feer vele boomen fijn. Men heeft ’er noch de ftadt Mechelle,oft Mequella, aen den Nijl, leer volckrijck , doch fonder ftereke mueren ; nevens de ftadt Derote, oft Dorote , mede aen den Nijl, die heel bedeckt is , en Mechellat Cays, in dele MiiüA landtftreecke begrepen , oock aen den Nijl, en op eenen leer hoogen heuvel, getimmert. Dit is het gene ’t landt Errif vervat ; laet ons nu fien wat Elbechria begrijpt. Elbechtia oft Beheyra is het tweede deel van E- emu e. gypten, fich verlpreydende ten deele tot aen de |
N.
De Gelf ^Ue ürule. Sertu. RtÇceiiUis. Mafiura. de Middellantlche zee, en ten deel tot aen den arm van d’Oofteriche Nijl, die tot aen Damiet-ta loopt. Dit landt beo-int aen de grenlen van i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o Rofette , en eyndight te Faramide ; daerom noemen het dEgyptenaers een landt aen de zee, in Italiaenich lAnYcmYnn, hoewel het noch begrijpt ’tgene tot aen Caire , langs en ontrent den Nijl, ftreckt. Beginhende dan van de weftfijde , Ibo ontmoet men de Golf en Caep àcïk Brule, eeitijdts Pinettini genoemt, een gewaende mont van den Nijl, volgens Ptolemeus/t is een kleene golf,een weynigh befloten in manier van een haven , die ïèker water ontfangt, dat uyt den Oofterlijcken arm des Nijls voortlpruyt j en hjn landt ftreckt fich foo ver in zee, dat ’et een Golf van die felve naem uytmaeçkt. Dacr nae fiet men Damiette, ofc Damiata , door Nicetas, in de laerboec-ken van Manuel, Tamiathum geheeten en by-nae van alle genomen voor Pelule , en van fom-mige voor het Tamiatis van Stephanus, gelijck dan dit waerlchijnelijcker is. Haere huylen fijn verciert met een groot getal van fchoone tuy-nen , die de Nijl befproeyt, en beplant met een ontelbare menighte van uytnemende boomen van allerley flagh. Voorts naer ’t ooften gaen-de,ßct men Tenez oft Tenex,Burchard noemt-fe Taphnis , en neemt haer voor Tanis , waer van de H. Schrift gewaeght , in ’t landt van GefTen gelesen. Sv heeft mede haer golf ofte lack, voor het mcir Sorbonis van Ptolemeus ge* nomen. Men fiet’er noch Arifle, eertijts Oflra-cina, die in de Kaerten Oftraca, en oock Oftra-ci genoemt wert j voorts is ’er Pharamida, van Ibmmige Faramica, cn wel eer Rhinocolure geheeten , die Strabo aen de grenfèn van Egypten en Surien plaetft; Burchard noemtfe Pharma , en feght dat de flangen d’inwoonders ge-nootfaeckt hadden haer te verlaten , en dat de ftadt groot, en wel betimmert was. Als men daerna van ’t Noorden naer ’t Zuy-den afdaelt, van de zee naer Caire, en tegen de vloet van den Nijl, foo fiet men de fteden Serou en Rafcaillis, welche beyde out, en d’een tégen over d’andere gelegen hjn; dan is’er noch de ftadt Mafoura oft Mafur, eertijdts Mifcormus geheeten ; alwaer den Nijl met een arm ftrecht, diefe Batzoguer noemen , en die een fèher landt vruchtbaer maecht, Menzara genoemt, alwaer Koning Lodewijck de Heylige , tegens den Sultan van Egypten treckende , gevangen wierdt. Noch het men ’er Damanore,die haer naem aen MtHJt CMifiir, den Kanael des Nijls, die ’er dichte by is, als mede aen verfcheyde andere plaetfen, mededeelt , Welckers voornaenxfte is Fuftato, oft Fo-ftatjdatis, een tente oft pavilioen, eenkleene ftadt aen den Nijl, welche ’t gemeene volck noch de nacm geeft van Melf eatichi, dat is, oude ftadt ; welche benaming haer met recht toe-komt ten aenhen van Caire, gebouwt fijnde van Hanir, foon van Hali, Generael van een leger Arabiers, gelbndcn door den Calife Hornar. Hier is de ftadt Menye Canibir, nae ’t getuyge-nis van Villamont, gelegen ter fijde van Char-gnie, en even halfwege van Damictta en het groote Cairo. Men vind ’er oock de fteden van Caracanie, Bulgaité, AbefTus en Souba ; en dan komt men in ’t landt van Sahid. |
’t Landt Sahid , het derde deel van Egypten, sahid. was eertijts Thebaïde geheeten, nae hjn hooft-ftadt Thebes genoemt, voormaels htplaetfe der Köningen des landts, daernae te Memphis, van daer wederom naer Alexandrien,en van hier weder naer Cairo overgevoert. Dit woordt Sahid beteeckent landachtigh, oft van ’t aerdrijch ; en ’t is waerfchijnlijck dat dit lant defè naem voert, om dat ’et aertrijck hier veel vafter is als in d’andere plaetfen van Egypten, ’t Is oock’t felve dat de Ouden ’t Hooge Egypten noemden ; en van de grenfen der Bugihens af tot aen Cairo , en van Cairo af tot Alne en AfTuam. ftrecht. Cairo is de hooftftadt niet alleen van Sahid, . maer lelfs van heel Egypten. Eenige nemen oudenA-haer voor Memphis, welch evenwel aen dean-**’*”* dere hjde van de riviere, tegen over Cairo , gelegen was. Andere leggen, dat fy is de ftadt Babylon van Egypten , hoewel Cairo en Babylonien twee verlcheyden fteden geweeft fijn , en federt tot een gebracht hjn geworden 5 welche meening oock de waerfchijnlijckfte is. D’Ara-biers noemen haer nu Mazar oft Mezir ; d’Ar-meniers , Mafïar ; de Chaldeers, Alchabir ; en d’Hebreen, Mithrain, als mede die van Egypten: de Tureken geven haer de benaeminge van Mitzir oft Miffyr , (miflehien van Mitzor , met welchenaem de Hebreen, Egypten, en hjne Sterekte, te kennen geven) en oock Alcayr. Defe ftadt is gelegen tulïchen de palen van Hoogh-en Neder-Egypten , en als in ’t herte oft midden desfelven, in eene vlackte, die onder aen den bergh Elmuçatun, oft Monratun, te hen is. Sy afdeefiMf^t werdt in vier fteden afgedeelt, welckers eerfte genoemt werdt Boulcah ; de tweede , ’t nieuwe * Cairo j de derde, ’t oude Cairo ,• en de vierde, Charafa, oft, als fommige willen, Charaffat, oft Maffar ; en alle defè vier fteden hjn foo dicht d’een by dander , datfè maer fchijnen een ftadt te welen. Haeren omring bevat over de 1’^*» dertigh mijlen, ’t Nieuwe Cairo heeft 18 mijlen TnS«/* in haren omring 5 in voegen dat een ruyter die « hjn tret gaet, haer in tien uren niet fou können»rmring. omrijden, ’t Vervat dertigh duyfent huylèn van particuliere lieden ; en foo men ’er noch toe-voeghde de voorheden, ’t oude Cairo, Boulach, en verfcheyde andere kleene huylèn, die ’er vele hjn, menfoud’er meer als twee hondert duy-fènt vinden, ’t Heeft lóoo ftraten, cnóSoo voornaeme Turekfehe kereken j en in ’t geheel 24 duylènt; Villamont ftelt’er 2x840, alle de Kapellen daer onder begrepen. In een eenige voorftadt, naer’t Ooften gelegen,het men 1100 kereken der Tureken j en noch in een ander, zuydwaerts, hjn ’er léven hondert. De langte van Cairo , ’t oude Cairo, met de voorfteden daer onder beftoten , is drie Duyt-fche mijlen : in voegen dat Cruhus feght, dat een ruyter, die wel te paerde ht, delèlve niet min als in vier uren tijts fou können langs rijden. ’t Kafteel leyt op de rotfe,in welcke men trap-pen uytgehouwen heeft, om’er dies te lichter te können opkomen, ’t Heeft bynae een ronde gedaente , met verfcheyde ronde en fwacke toorens |
toorcns befêc, nae der ouden wijfe. Den Hof ( isfeer langen bicet ; het is hier feer vermaeke- i lijck te woonen j want men het’er aen alle hj- lt;nbsp;den van de venfteren foo verre als ’t gehchte 1 ftrecken kan : en geheel Egypten vertoont fich : van hier als of men op de Ipitlè van een Pyra- ' mide ftondt. De kamers of vertreckplaetfen van dit Kafteel, de Saelen , cn fchilderyen, die men noch het, getuygen klaerblijekelijek de groots-heyt der Sultanen, en van de Mamelus , die over Egypten heerfchten, eer dat de Tureken ’t felve overheerden. Aen de voet van de mue-r’en is een lijd van marmer , een voet breet ,• de deuren en venders hjn verciert met paerlemoêr, ebben-hout , criftal , marmer , en korael. De lèlve koftelijekheyt het men oock in ver-lcheyde huyfen van particuliere lieden tot Cairo. DitKafteelder Sultans is half lbo groot in hjn omring als de ftadtNurenberg.
Vevotr- Onder haere Turekfehe kereken fegt men fchoonfte te hjn die van Bemaafar , in welcke kçrcks. men dertigh van de fraeyfte pilaeren , die men hen magh , telt. Doch leker Schrijver houd die voor de voornaemfte en vermaertfte kerck,welcke Gcmih Elhashar genoemt werdj dat is,Doorluchtige kercke , door de felve gebouwt die de lladt dichtte , dewelcke Elhalar, dat is, Doorluchtige, gebynaemt w'ierd.
Straten en De draten hjn ’er feer nauw, endehuylèn twee of drie lolderingen hoogh , om de groote hitte der Sonne te beletten , datlè de gaende en komende niet belchadige : dewelcke ’t gedrang leer ladig valt, als nauwlijeks kunnende voor-by gaen, door de menighte van ’t volck, fonder gedooten te worden.
Gaffhnyfen. Hier fijn mede veele Gadhuylen , en een dat hondert duyfend ducaten inkomen heeft. Men ontfangt en onderhoud hier feer eerlijck allerley dag van menfehen, van wat natiën fy oock mogen hjn : en de Genees-meeders be-Ibecken ’er de hecken foo lang tot datfe wederom genelèn, fonder dat’et den kraneken een ftuyver kolf : en of ’et gebeurde dat ’er iemant quam te derven, alles wat ly ’er ingebracht heb-lenßnck^ ben, blijft ’er in. In ’t binnende, en bynae in ’t midden der dad, het men een groot duck lands, Zebeguie geheeten, 20 morgen goet bouwlandt begrypende, en is foo vruchtbaer dat ’et noyt on bebouwt gelaten word.
J?ocrte». Hier hjn oock verfcheyde poorten met yfere plaeten bedeckt ; doch de voornaemde is die welcke men Babe Nanhe,of Bib Nanfaré, dat is, de vidory-poorte , noemt, en, aen d’oodzij-de naer de woedijne der Roode zee dreckt : die van Beb Zuila , of Bib Zuila , door dewelcke men nae den Nijl gaet,als mede nae ’t oude Cairo ; en die van Bebelfutuh , of Bib el Fetoh, dat is, de triomph-poorte ,• foo haed men uyt defe komt, ontmoet men een meyr en bouwlanden.
’tOude ’t Oude Cayre , anders in de tael des landts Mifrulhétich , dat is , d’oude dadt, geheeten , en aen de Nijl, door Hamy , Kapiteyn van de Califas Hornar, gebouwt, heeft geen mueren , maer fchijnt meer een groote burght of kadeel te wefon ; alhoewel een lèkcr Schrijver foghc
( foomen hem magh gelooven, ) dat hare mueren noch daen , hebbende 24 mijlen in haren omring. Dele dadt leght langs de Nijl, hebbende ontrent vijf duylent huysgehnnen : doch Belo lèyt, dat ’er raaer een kleen kadee! is , van Chridenen, welcke Griechen en Armeniers hjn^ bewoont.
TulTchen ’t kadeel van Cairo, oodwaerts, charaßn. en’t Nieuwe Cairo , het mende burght of de dadt Charada , anders oock Caraffar of Mafo far geheeten; eertijds wasle veel grooter alslè nu is,om dat de Sultans hier haere htplaetfe hadden ; en toen hadfe meer als feven mijlen in haren omring : tegenwoordigh iffe lbo kodelijck , noch foo groot niet als ’t nieuwe Cairo. Men het hier noch de feven folderen Jofephs.Sy legt omtrent twee mijlen van ’t Nieuwe Cairo, en een van den Nijl, en begrijpt by de twee duylènt huyfen.
’t Groote Cairo heeft noch, onder andere roerffaJt voordeden , die van Bebzuaila, of Bibzuila ; van Gemehtailon, en Bebelloch. Die van Beb-zuailla,of Bibzuila,is buy ten de poort van delèlve naem. Sy bedaet uyt ontrent twaelf duylènt huyfen ; en dreckt lieh van defe poort bynae anderhalf mijl wedwaert, tot aen ’t kadeel, na den Sultan genoemt, zuydwaerts, en byna een mijl tot aen de voordadt Bebelloch.
De voordadt van Gemethtailon, welcke oock vanCe-groot is , grend aen die van Bebzuaila , en dreckt van de wed-hjde naer ’t oude Cairo. Sy wierd gebouwt eer Cairo in wefen was , door lèkeren Tailon , die een daef van een Califa is geweed : men het in defe voordadt een groote menighte van handtwereks- en kooplieden ,, in-fonderheyt uyt Barbaryen.
De voordadt van Bebelloch , of Bibelloch , is en die van mede groot, en ontrent een mijl van Cairo gelegen ; en bevat by de drie duyfent huysgehnnen.
Voorts het men in ’t midden van den Nijl,te- eiag-gen over ’t oude Cairo , ’t eyland Michias , of : Elmiquias , dat is, mate, dat ontrent ijoo. ■ huyfen beheld : hier wort de mate van den : wadenden Nijl aengeteeckent : op’t hoogde van t eyland het men een leer fchoon Paleys , /(„des door een van de laetde Sultans gebouwt j waer by noch een kerck daet, van een taeme-lijcke grootte ,• en aen een der hjden een bedo-ten plaets, in welckers midden men een diepe en vierkante gracht gemaeckt heeft; en op feke-re plaets van delè gracht een watergoot, onder - deaerde, en aen den oever des Nijls uytko-: mende ; in ’t midden van defe gracht heeft men : een pilaer gedelt, verdeelt in achtien vademen ;
• en wanneer de Nijl begint te waden, foo loopt , hj n water in defe watergoot, en komt tot in de-: fe gracht, alwaer men hem op een dagh twee ■ vingeren hoogh het waden ; en op een andere , drie ; en op de derde, een halve vadem : en ; daerom gaen de mannen, die daer toe befchey-, den hjn , alle dagen nae defe pilaer ; dewelcke, ; hende hoe veel de Nijl toegenomen heeft, lèg-, gen ly ’t voort aen fekere kinderen, die een geel [ doeckjen op ’er hooft dragen, oft, gelijck M. de : Breves lchrijft, geelc armbanden ; die dan da-
E G Y P
gelijcks het âenwas van denNijîgaen aenfcg-gen , en porrenfe om Godt te loven voor die weldaet ; waer voor fy byna van yder een niea-jaersgifc ontfangen.
t),liait Recht tegenover d’oude ftadt legt die van Geza, dicht by dit eyland Miquias, dat haer van Cairo af/cheyd. Hier hjn verlcheyde fchoone Paleyfen , van de Mamckis gebouwt, als mede fraeye luft-huyfen, met een kerck aen de Nijl.
Men fiet,ontrent drie mijlen van ’t oude Cairo, een kleyne en oude ftadt aen den Nijl, Muhal-laca genoemt ; en lès mijlen van Cairo de groo-te ftadt Chancha , voor aen de woeftijne , die na Sinai ftreckt, getimmert.
Memphii. Wat Memphis betreft, die de Hebreen Moph of Noph noemen, ly legt over Cairo , aen d’an-dere fijde der riviere ,• en niet is ’er overigh als de Pyramiden,en den naem,die noch leer gebroken is j aengefien dat die van ’t landt defelve Menchis, en niet Memphis, noemen.
TyraiKtitn: Memphis vertoont noch eenige van haere overige pyramiden, die de Tureken Pharaon daglaré , dat is, Pharaons bergen noemen : vele , door een loffelijeke nieuwsgierigheyt gedreven , gaen ontrent vier mijlen van Cairo i’terflti de drie aenmerckelijckfte befien : de hoogh-fte heeft om laegh drichondert fchreden in ’t vierkant, die twaelfhondert in den omring maecken ; en de hoogte is by de feshondeit voeten. Belo feat, datfe drie hondert vier-en-twintigh fchreden aen elcke fijde heeft. De fteenen , uyt dewelcke datfe beftaet, fijn bynae alle even gelijck,wefende drie voeten lang, twee breet, en fbo veel dick. Wat de top betreft, fchoon dat die,om fijn hoogte, fchijnt een fpitfe te wefen , foo is fy niettemin plat, en heeft een-cn-twintigh voeten in ’t vierkant. Eerft klimt men vijftigh treden af, dan ontrent veertigh weder op , en dan vindt men een gang van vier voeten breet, dertigh lang, en vijf hoog , aen ’t eynde fijnde een kleyne vierkante kamer omtrent acht fchreden lang, doch t’eenemael ver-woeft , en vol vuylighéyt. Dan wederom kce-rende door dien felfden gang , fiet men aen de rechterhandt de mondt van een waterback , die feer diep en groot is : en als men noch 68 trappen opklimt, komt men in een feer hooge kamer met marmer verciert, 40 voeten lang, en 21 breet j alwaer men een groote holle fteen fiet, met Thebaïfche mereken, drie of vier vingeren dick, twaelffpannen lang , vijf breet, en vijf en een half diep. De fteen is fbo fijn , dat indien men ’er met eenen anderen op flaet, foo geeft hy een geluyt van fich, of’teen kloek was.
ittweeie: De tweede pyramide fchijnt van verre hoo-ger als d’eerfte, om datfe in een verhevener plaetfè ftaet, doch als men ’er dicht by is , dan fiet men het tegendeel. Men klimt ’er niet bo-ven op, om dat ’er geen trappen van buytcn fijns en datfe met marmer verciert is. Sy is vierkantig , en effen tot aen de top toe : de fpitfe van d’eerfte is mede in vierkant, en fbo vlack, als wy alreê gefegt hebben , dat ’er vijftigh mannen fouden können ftaen : maer de tweede is aen ’t eynde fpits-achtigh , alwaer Africa.
TE N. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2, d
een eenig man niet fbu können ftàeùde blijven.
De derde is veel kleyner als de twee andere, eniederdti maer noch in haer geheel, om datfe van een marmer dat men Bafalte , of fteen van Ethiopien, noemt, harder als yfer fijnde, gemaeckt is. Daerom wierden oock de Sphinges van Egypten uyt defèn fteen meerendeels gehouwen;be-halven defb drie pyramiden , fijn ’er noch , hier en daer, verfcheyde andere in de woeftijnen van Africa , welcke van minder belang fijn.
Ontrent een mijl van hier, nae genoeg aen den Nijl, fiet men een Coloftus, oft een hooft van een beeldt, (datfe Pharaos hoofd noemen,) in een rotfè gefneden en vaft aengemaeckt ; ’t aengeficht fijnde ten minfte twaelf voeten hoogh , en breet nae proportie. Men fegt, dat het in oude tijden een orakel was, en den Egy-ptenaeren antwbordde,fbo haeft de fonne opge-lefèn was.
Ses mijlen van Carrafte fiet m-en Materrea A/Merrett. of Matalia , of veel meer Neterea , volgens S. Hieronymus , die defe plaetfe Nitria noemt, in ’t landt der Onienfèrs van Ptolemeus, alwaer de Jongkvrouw Maria fich hadde begeven met Jofeph haeren bruydegom, ten tijde van de vervolginge van Herodes ,• en hier ter plaetfè wierd de Heylige Ma.ia met foodanigh een genade begunftight , datfe, in haeren uyterffen dorft , een klaere fonteyn fagh ontQudngen, die noch in wefen is, en een gedaente van een put heeft s waer dicht by een poorte is , daer de Jongkvrouw de luyeren van haeren Soon plach te waftchen. De Moren fèlfs houden dele put voor heyligh , en gelooven dat fijn water, ge-droneken hjnde, van de koortfe geneeft. ’tWa-^”^ ter , dat m.en uyt dele fonteyn put, valt in een marmere-vat, eer het den tuyn befprocyj:, waer den balfèmboom waft. Defe boom is maer twee Baifem. voeten hoogh , en altijts groen ; fijn bladeren gelijeken die van ’t Bafilien-kruyt, oft Bafilicutn, doch fijn een weynigh grooter. Wanneermen in defe boom fnijd , dat gewoonelijck in de maendt Auguftus pleegh te gefchieden , foo komt ’er een flagh van root water uyt, welck den rechten balfèm is, en jaerlijeks tweemael vergadert wort ) en om dele te bewaren , lbo fijn ’er Tureken daer toe gcftelt, welcke feer ongaerne de Chriftenen en Joden inlaten, om dat dele laetftc wel eertijdts, door defe geleg.entheyt, voorgenomen hadden,al den baifem te doen ver-gaen. Dicht genoegh by defe fonteyn fiet men een groote vygenboom, effen in ’t midden door rijgehem geklooft, in de welcke,fbo men fcght,de jonek- der h. vrouw Maria , haer Soon , en Jofeph, hun ver-berghden , alfte eenigh volck vernamen dat hun naejoegh j en dan floot fich den vijgeboom behendelijck over haer toe , tot de vervolgers voorby waren ; en ftracks daerop ontfloot hy fich wederom , in fulcker voegen als men hem noch heden ten dage fiet ; oock houd men het daer voor dat ’er geen baftaert onder hem kan gaen.
De andere byfonderheden, die ’er overigh Memwyen. fijn , en waert om befien te wefen van die naer Cairo trecken , fijn de Mommien , ontrent negen kleene Franfche mijlen van Cairo gele-
B 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gen^
gen. De plaetle waerfe leggen, is feer kommer- ftelde vragen. Noch is ’er Muhaifra, naer ’t zuy- Mtthaifia. lijck om aen te komen , vierkantigh en van den van Cairo , aen den Nijl, ontrent dertigh leventien en achtien voeten diep , en londer mijlen van haer hooftftadt af, gebouwt. De eenige trappen om af te klimmen. Men moet • nbsp;nbsp;nbsp;’ nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- • daer met toortslichten , oft eenigh ander licht, om te fien , ingaen ; en men lleept fich met armen en handen langs een gat heen, dat even foo gtoot is dat een man t’elfens daer door kan komen. Hier fiet men een groote mcnigh-te van lpeioncken,in de rotfe gehouwen,en ver-Icheyden kleene kamers , die uyt d’een in d’an-der gaen, en alle feer laege ingangen hebben. In alle defe holen fiet men ontellijcke doo-de lichamen , noch alle in hun geheel, en in fraey t’faemgevouwe linnedoecken gewonden, dan ’t een gelchickter als ’t ander , nae de waer-digheyt van de dooden. Want men vind ’er verfcheyde , wekkers linnen feerlwartis, en die enckelijck met fouten teer gebalfemt lchijnen. Andere , die ’t met aloës en myrrhe fijn , hebben veel lchooner doecken,- en men vind ’er 't vau Meris, CanchA. Suez.. re defelve flechts met oranje-verwe gelchildert hebben. Alle dele Mommien , aen dewelcke men de ingewanden uytnam , hebben van binnen eeni-ge aerde-beelden , van blaeu oft violette ver-we, een vinger lang,- en andere wat korter, hebbende eengedaente van een kleen kindtin fijn luyeren gewonden, en fijn met Egyptifche cha-raóleren oft letteren als overdeckt. Men het ’er oock andere afgodifche beelden, van welcke eenige de langte cens arms hebben , die ront-om defe lichamen opgerecht, en van fteen , of hout,oock van verfcheyde gedaenten gemaeckt fijn : want foinmige gelijcken vogelen , andere kruypende dieren,en eenige, duyvels lclfs. Laet ons nu de andere plaetfen befien. I ’t Lack, of’t meyr van Meris, leer nae by Cairo, als niet meer dan een mijl daer af gelegen , ïchoon dat het d’oude Schrijvers tien fta-dienvan daer ftellen, heeft in fijnen omme-kring , nae ’t fchrijven der felver, twintigh duy-fènd lchreden : doch de nieuwe Schrijvers en vinden ’er niet meer dan omtrent acht Duyt-fche mijlen. Het kan fijn dat ’et dat Lack of Meyr is, van welck Paulus Jovius gewaeght ; leggende dat ’et met der handt gemaeckt, en rontom met fraeye gebouwen belet is. Hier is noch de groote ftadt Cancha, voor aen in den ingang der woeftijne die naer Sinai gaet, gebouwt, ontrent fes mijlen van Cairo, leer vermaekelijck om haere fchoone huylèn, prachtige kercken en Collégien. Oock is ’er Suez, vanPtolemeus Helden-ftadtgeheeten,- en die fommige voor Arfinoë nemen ; aen ’teynde van de Roode zee gelegen, en eerfte haven van defe zee aen de noordfijde. Seshfames, Men viod hier noch , wat verder afgaende, efHeitepo- zuydwacrts, een oude plaetle, Bethlames ge-noemt, ’t wêlck,een Arabifch woordt lijnde, loo veel beteeckent als huys der Sonne, gelijekende na den ouden naem Heliopolis, dat is, Sonne-ftadt, by den Hebreen On geheeten. In defe ftadt was dien vermaerden Tempel der Sonne, alwaer men antwoorden ontfing op de voorge-W 1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o |
andere plaerfen van de, fijn Beniluaif, oft Benifuahid, certijdts een Beui^aif» wachtplaetlè van die van Hermapolis, nae Ibm-mige , aen den Nijl, en byna hondert en twintigh mijlen van Cairo. Munia, by de oude ftadt Nicopolis, oft Nicopolis felve, een leer fchoone ftadt aen den Nijl, op een verheve plaetfe, en by de i8o mijlen van Cairo. El Fium Eifjum, oft Fijum , eertijdts ’t Egyptifche Abydus , dat lèker Schrijver Abutich noemt, aen een kleenen arm des Nijls, op een hooghte gebouwt j alwaer men houd dat de Patriarch Jofeph eerftmacls begraven wierdt, en dat hem Moyfes van hier met fich genomen heeft, wanneer de Kinderen Ifiaëls uyt Egypten vloden. Manf Loth,oft Menf Loth, een leer groote ftadt aen den Nijl, alwaer men groote pilaeren , en lchoone gewelffelen fiet, met eenige rijmen in de Egyptifche tael. Azioth, voor defen Bubaftes , mede aen den Nijl, 2 jo mijlen van Cairo , een wonderlijeke ftadt, loo om ’er grootte , als om ’er oude gebouwen en grafdichten. Anthius, eertijdts Antinoë, oft Anthedon, na Anthius» Marmols fchrijven , een lchoone ftadt, door de Romeynen aen den Nijl ooftwaerts gebouwt, waer men noch een groote menighte Latijnlche opfchriften in marmer fiet. Barnabal light ’er dicht by , aen den Nijl : Ichmin , d’alleroutfte /ckmin. ftadt van Egypten , gefticht door Ichmin , lone van Mifraim, aen den Nijl, by de drie hondert mijlen van Cairo , naer d’ooftfijde van de riviere. Sy wierd verwoeft ten tijden dat’erdc Mahometanen inquamen, lbo dat men niet meer als haren grond fien kan ; want de pilaeren en fteenen wierden aen de overfijde van den Nijl gevoert, om ’er Munfie , oft Mufie van te Munfe» timmeren, welcke feer naeuwe ftraten heeft, en des Somers, om het ftof, t’eenemael onbe-quaem is om te betreden. Thebes , aen welcke Leo geen ander naem geeft, is mede een der oude lieden van Egypten , maer van haere eerfte grootheytlèer vervallen ,- want nu telt men ’er niet boven de drie hondert huyfen. Sy leyt weftwaerts aen den Nijl, en vijf daghreyfen van Cairo. Men vind daer noch heden verlcheyden inlcriptien in d’Egyptifche,Grieckfche,en Latijnfche talen; en van buyten vele oude vervallen mueren en pilaeren , die van haer eerften ftand noch getuy-genifte geven. Ontrent defe plaetfe fijn de woe-llijnen van Thebaïde, waer lbo vele heyligc Kluyfenaers hun onthielden, welcke van den heyligen Hieronymus belbcht wierden : en twee daghreylèn van Cairo is de woeftijne van Egypten , alwaer de Ipeloncke van den heyligen Paulus is, tot wien den heyligen Antonius quam; en ’t kloofter van den heyligen Macarius, alwaer noch eenige Grieckfche monnicken fijn, die een leer ftreng leven leyden,infonderheyt in ’t kloofter van Nitria, van ’t welck den heyligen Hieronymus foo lofielij ck fpreeckt. Georgia was een groot enrijck kloofter van Chriftenen , genaerat S. loris, van Munfie oft Mufie |
Mufie ontrent fes mijlen gelegen. De Mon-nicken van dele plaetfe waren niet min als twee hondert in getal , belaten hier rontom een groot ftuck landts, en onthaeldeii de voorby-reylènde lieden. Eiqtiian. Elquian is een kleene ftadt aen den Nijl,weic-ke Sanutus voor eene der fteden Diofpolis , by Ptolemeus dus geheeten , gaerne loude nemen. Barbanda leght mede aen den Nijl, ontrent vier Cm/». E!ephn»ti~ na. hondert mijlen van't groote Cairo. De Ro-meynen verwoeftenfe , en men fiet ’er nu noch groote overblijffels van , hoewel dat het alder-befte gedeelte van haere timmeragien tot Afna oft Siene overgebracht wiert. Men vind onder de puynhoopen goude en filvere medaillen, en eenige ftncken van fmaragden. Canaleght tegen over Barbande , hondert cn twindgh mijlen van de Roode Zee , wanneer men den wegh door de woeftijne .gebruyckt; alwaer men geen water vind van den Nijl af tot aen den oever des Meirs ; op welcken een plaetfe legt Choffir geheeten, die Magin aen het Troglodytifche feght te behooren , ichoon dat Sanutus en Ananias delelve in Egypten plaet-fen. Men heeft ’er noch Conza , eertijdts Me-tacompfus, alwaer het Olyphants Eylandt in den Nijl is, tegen over Afna, naer welcke men kan vaeren over de geleyde rivier, en niet verder, om de Watervallen. Men ftelt ’er noch de ftadt Elephantis, of Elephantina , aen ’t uytter-fte van Egypten zuydwaerts ,• doch men kan nu alleen feggen dat/è geweeft is. Eyndelijck heeft men aen de felve fijde, de fteden Afna en Aft iuan. Afna, voormaels Sienne , van d’Arabiers ge-nomen voor den naem Afna, die Schoon be-teeckent, in plaetle dat Zeycha in hun tael lee-lijck beduydt, en feer nae overeen komt met de naem Siene : fy legt weftwaerts aen den Nijl ; enhoewelfe de Romeynen half verwoeft hebben , wierdfe doch naemaels van de Mahome-tanen in goeden ftaet herftelt. Men fiet in den grooten omring defer ftadt fchoone gebouwen , en eenige wonderlijcke grafplaetfen, met Egyptifche en Latij niche opfchriften : doch het aenmerckensw'aerdighfte is een der diepfte putten , welcks grondt ’s middags niet belchaduwt wert van de fonne, wanneer die fich in het teyc-ken des Kreefts bevindt ; en ’t was tot aen dele ftadt, of een weynig verder, dat men gemee-nelijck den Nijl met lchepen plach te bevaren. Afluan nemen Ibmmige voor Metacompfiis in plaetlè van Conza j ’t is een oude en groote ftadt aen den Nijl, omtrent achtien mijlen van Afna ooftwaerts ; en ’t is aen géne fijde van de-fe ftadt dat men den Nijl niet kan bevaren, om de rotfen en watervallen die de ftheepvaert beletten , en onbequaem maken. Defe ftadt paelt aen de woeftijne van de Bugnienlen,door welcke men reyft als men naer de ftad Suaquen gaet, die Marmol in Egypten, (niet in het Troglo-dytilche,) en aen de Roode zee, plaetft : in defe ftadt Aftuan wort het gebiedt des Turckfchen velden van den Nijl als overgoten fijn, telt meö veertigh duylent gehuchten of dorpen : en in de Delta felfs fegtmen dat ’er twintigh duyfent liggen; en dat ’er in Egypten eertijts twintig duyfendt fteden waren. Alexandrien geen ander water is gt;nbsp;als dat men van een arm des Nijls, Calis genoemt, door middel van ftkere goten, derwaerts brengt, om de waterbacken alle jaren in Auguftustc vullen. Evenwel de reyfende lieden die ’er geweeft fijn, verhalen , dat men meeft altijt geen ander water bekomen kan , als ’t welck men op Voorts, aen gene fijde van de gemelde Delta, kemels, in Iedere vleftchen,toevoertj en niette-. Dorpen. zuydwaerts, en noordwaerts van Cairo , wiens min is het hier nimmer gebreck. Soo |
De lucht in Egypten is quaet, en t’eenemael ïchadelijck, om de al te groote hitte ; infonder- heyt. heyt t’Alexandrien is de lucht feer ongelont ; daerom komt ’et dat men ’er naewlijcks eenig andere flag van menfchen fiet als kooplieden ; en fonder die twee havens fou de ftadt wel in korte tijdt onbewoont leggen, alleen v^n wegen de quade lucht. De hitte is ’er foo groot, datié beyde,’t land en de menfchen verbrant: daerom is ’t dat die in fteden woonen, om fich te be-fohermen , leer hooge torens bouwen , die op hunne Ipitfo een kleyne deur hebben, en een ander onder aen den voet, welcke recht met de kamers van haere huylèn over-een komen : foo dat de windt door de bovenfte deur in komt waeyen , en door die van beneden uytgaende , ververfcht hy het huys : want fonder dit middel fonde men ’er naeulijcks leven können , door de onverdraegelijcke hitte, ’t Gene dat ten deel, behalven de gelegenheyt des landts , en defon-neftralen die ’er recht op aenlchieten , defo ge-weften noch heeter doet worden , is het groot gebreck van regen , die men hier foer lelden be-Ipeurt. En al valt’er fomwijlen een weynigh, foo fchijnt’et eerder een dauw tc fijn, als regen , die bequaem foude fijn om de landen met voordeel te bevochtigen. Dele quade en ongefonde wateren, als Leo getuyghtjveroorlaken verfcheyde fiecktcn:hoe-wel dat hy ’er byvoegt, dat de Geneesmeefters achten datfe alleen van ’t buffels vleefch, en ge-loute kaes, diele in overvloet eten, voortlpruy-ten.Maer Rad zivil verhaelt,dat by de zee,alwaer de Nijl komt overvloeyen , als by Damietta, Rofette, en diergelijcke plaetfen meer, de lt;|uade lucht door ’t regenen geluy vert wert. De fieck- Sinckin^etf, ten , welcke gemeenelijck Egypten plagen , fijn de finckingen,opfwellingen der bedeckte leden, ^Kwt/ent de koorden, die meeftendeel in de maenden van April en Mey komen, om dat defe maenden meeft meteen grooten wind verfelt fijn, die fwa-repeft-koortfen met fich brengt. De Peft maeyt Feft. hier oock fomwijls een groot getal menfchen af, infonderheyt tot Cairo, alwaerfe foo gruwelijck van feven tot feven jaeren woed , dat men in de tijdt van vier-en-twintigh uren twintig duylènt menfohen fiet fterven : ( Leo evenwel ftelt ’er maer twaelf duyfent : ) en dit quaet heerfcht ten allerheftigften in de maenden van December, Januarius, Februarius, en Martius. Wathet water deles lants belangt, den Nijl verfchaft het overal, ’t Is wel waer dat for tot |
*t Tl^affen des Nfjls J E G Y P de reJett hier va». tienwalfe». Hoedacnig-heyt der wateren van den Soo veel de wateren des Nijls aengaet, wiens Waffen en toenemen van den Egyptenaers aen Ifis tranen , die Oiiris beweende , toegefchre-ven wort ; de oude Werckbelchrijveis geloofden , dat fijn overloop gelchiede , of door dien dat de gefmolte fneeuw , van de hooge Ethiopilchc bergen afkomende , in lbo een menigte aenquam , dat den Nijl niet bequaem ge-noech en was, de felve tulfchen fijne twee oevers in te houden : of oock, (als Thales, by Diogenes Laertius, wil,) om dat de Noordewmden, die men Etefi^e noemt, de woleken van ’t noorden zuydwaerts aendrijvendc,defelvige in groote cn harde regens, by fijnen oorlpronck , deden uytbarften ; of, door hare ftereke wind-afemen , hun regens fijnen loop Hellende , eenigfins fijnen voortgang verhinderden, of dan oock fijneninganek in de zee Hopten, door’t /and die ly ’er met de baren toewierpen : en dat alfo den Nijl grooter wierd, of, om dat hy fijne wateren niet verloor ,• of, om dat hy ’er meerder ontfing als hy gewoçn was j of, om dat hy min waters aen de zee overgaf als hy fonde. Doch de nieuwe Schrijvers hebben genoegh-faem ondervonden , dat den aenwas des Nijls door ’t regenen in Ethiopien voortkomt j het welck daer begint t’ontftaen in ’t uytgaen van April, en duert met heftigheyt de tijdt van vijf maenden. Daerenboven, É)o is ’t kenne-lijck,dat Ethiopien vol bergen en diepe valleyen is, alwaer men veele ongeftuymig-loopende, en ftil-ftaende wateren , of Lacken , fret : en den Nijl, noordtwaerts afhellende , Iwelc in fe-keren tijdt van alle dele wateren op , diehaer in fijnen lchoot kunnen houden , en vervolgens fich overal verlj^reyen. De Egyptifche Priellers , in alle dingen beter onderwelèn en ervaren als andere,gaven aenEudoxia geene andere reden van ’t overloopen des Nijls, als de gefiadige regens, die in de landen onder het Tropicus van Capricornus liggende , gedurende haren winter, maer onlen lomer, gewoon waren te vallen. Wat nu de tijt van defe overvloeying betreft, Leo Helt haer begin in’t midden van Junius, en fegt dat ly 40 dagen lang duertj haer lbo veel tijdts van haer afneming toelchrijvende: in voegen dat, (lèght hy ) geduerende defe tijd, be-naende in tachtentigh dagen , alle de Heden en dorpen van Egypten lchijnen eylanden te fijn ; en men fonde dan anders niet als te water van ’t een dorp aen ’t ander kunnen komen. Voorts foo is’t water van den Nijl onklaer, van wegen ’t flijck en de vuylichey t die het met fich fieept ; daerom noemen ’t de Hebreen Schichor , dat is, /wart ; de Griecken , Melas j en de oude Latijnen, Melo ; en dit is oock de reden, waerom dat de Gymnolbphiften den Nijl te gelijck voor water en aerde gehouden hebben. Dit water is veel Ibeter als dat van alle andere rivieren : en voegt ’er noch by, dat het niet dompigh en is,wegens d’ontlolfinge des waters,door de hitte veroor/aecktft welck fich dan om hoogh verheft, om tot Hoffe van regen , fneeuw , en meer andere diergelijeke dingen, bequaemeliick te dienen. Dit water is mede |
ten. geene verdervingen onderworpen, foo dat meil het drie of vier jaren lang , in lekere vaten ge-mackelijck tot den dranck kan bewaren ; ja leifs in lulcker voegen' ver in ’t rcy'ea met fich voeren ; wel verllaende , wanneer ’t ecrftelijck van fijn flijck en vuyligheyt gefuyvert, (die ’tanders loude doen verderven) cn allo wel gelet lijnde, in fijn luyverheyt belijden weghgeftelt is geworden. Andere prijfen ’t Nijl-water, om dat ’ct niet lang in’t lijl blijft ; dat ’et den dorlt, nae behooren , leicht, en evenw'el door fijn koude niet fchadelijck is. Dele riviere veroorlaeckt de groote over- övenioet vloet van ’t koren^daerom Egypten eertijdts den lolder des Roomlchen volcks geheeten wierdt : en men leyde , dat het de Komeynen , fijne be-heerlchers, een derdendeel des jaers voedde: en dat voorts dit eenigh landt,koren aen de gehee-le weerelt yerlchatte. En in der daet, nae Plinius getuygenis, foo geeft het aen fijne landbouwers bondert voor een. Doch dit is oock feker , dat fijn koren niet lang bewaert kauworden. Het Nijl-water , ’t wclck overal groote me-nighte van goet kruyt doet voortkomen, van de beeilen ingedroneken , maeckt oock dat de /chapen tweemaels ’s jaers jongen krijgen, cn worden mede tweemael gelchoren. Men vind hier geyten die jaerlijeks vijf jongen werpen , cn verlcheyde dragen ’er twee t’effens ; ’t welck, als men meent, door ’t water van de Nijl veroorlaeckt wort, dewijl de herders ’t lelve aen hunne kudden doen drineken , wanneerfe wey-nigh melcks hebben, oh onvruchtbaer fijn. Men gelooft mede, dat dit leifde water van f» den Nijl d’Egypcilche vrouwen vruchtbaer maeckt : felfs in lulcker voegen, dat ’et /eer dienlligh is, om de gene,die lange tijt onvruchtbaer lijn geweeH, tot d’ontfangenifle te helpen. Maer ’t gene noch meer dele vruchtbaerheyt klaerblijekelijek vertooht, is, datfè gemeen-lijck drie oft vier kinderen t’cHens krijgen j en dickwils vijf, ja veclmaels tot leven toe. En dit is de reden , dat alleen leventigh menfehen in Egypten komende , ten tijden van Jofeph , in iio , nae Ibmmiger rekening , en , nae Jolephus lchrijven , zoy jaren , tot op ontrent drie mil-lioenen fielen aengewalfen fijn ; cn gelijck men oock oordeelen kan uyt ’et getal van lès hon-dert duyfent menlchen , bequaem tot den oor-logh,die onder lbo een groote menighte gevonden wierden. ’tAerdrijck van Egypten is feer vet, Qm aierdtriede^ redenen boven verhack,- ja ’t is Ibmtijts foo vet, dat d’inwoonders ’t felve, door ’t mengen van fand, wat magerder laten worden. En voorwaer ly fouden /eer gemackelijck alle jaren tweemael hun koren kunnen vergaderen, indienfe niet al te luy en traegh waren ; doch ly fijn gewoon de moeskruyden tweemael ’s jaers in te fame-len. Maer dit landt is oock op fommige plaet-fen met moeralfchen befet, en op andere fant-achtigh. D’Egyptenaers hebben oock feer vele vruch- jrrttchttn^ teoj onder anderen in verfcheyde plaetfen heele boHchen met palmboomen beplant , inlbnder-heyt |
E G Y P heyt fontom het lack Mareotis, en Alexandrien : hun hout evenwel is t’eenemael tot het timmeren ondienhigh. Hier fijn oock vele wilde palmboomen, wekkers hooghfte tacken van de boomen worden afgehouwen, om ’er ’t witte mergh uyt den ftam te krijgen , datfe dan te marekt brengen, en verkoopen ; aengefien vele menkhen ’t felve eten , dewijl hun Imaeck die van d’artichocken feer gelijck is. Heel Egypten deur vind men leer vele en hooge palraboo-men , en fommige die uyt eenen ftam twintigh van elckander verfcheyden boomen voortfehie-ten. En behalven de dadels en ’t mergh , foo treckenfe noch van dit hout als eenen langen draet, van ’t welck ly koorden maeken, en verbranden dan het hout : en daerenboven krij-genfe noch hier uyt verfcheyden kleene fpruy-ten, die hun voor falaet verftrecken. Suycker. Hier fijn oock heele boftchen vol fuycker-rieten , die d’inwoonders gelijck druyven perk fen , en laten dan defe vochtigheyt wederom als toevrielèn, om ’er brooden uyt te maeken. 7^marinde- Dan heeft meii hier noch Tamarinde boomen, i-M»««. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'ççzelrieckende Cafiîe dragen,welcke waffen meeft rontom buy ten Alexandrien, nae ’t getuy-genifte der kooplieden 5 infonderheyt fijn ’er de Caljiebtow. tuynen der voornaemfte borgers vol van. Belo felfs fchrijft dat geheel Egypten befet is met een ongelooffelijcke menighte defer boomen , die Cafiîe , ’t welck laxeert , voortbrengen. Men Kapperhoe- heeft hier oock kapperboomen fonder door-mtn. nen, wclcke die dicke kappers, die men tot ons overbrengt, dragen : want de kleenfte komen *van doornachtige boomen af,welcke hunne bladeren ’s winters verliefen ; daer in tegendeel de Egyptikhe en Arabifche kapperboomen defel-ve behouden. De Tamarinde-boomen groeyen daer mede feer hoogh, die galnoten vóórtbrengen, by hun Chermafel geheeten. rijgebome». nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hier mede leer vele wilde oft Egy- ptilche vijgeboomen, wekkers bladen, hooghte en gedaente met onle Aioerbeefie-boomen feer nae over een komen. Defe boom teelt fijn vrucht niet aen de tacken voort, maer in den ftock lèlve : en de vrucht is omtrent foo groot als een vijge , en hem niet ongelijck , doch de fmaeck is als die van de wilde vijgen, maer veel foeter. Granate». Egypten brengt mede grooten overvloet van Eire en Ibete granaet-appelen voort, uyt wek-ke fy een feer aengenaeme wijn maecken ; oock citroenen, oranje-appclen , vijgen , en kerften, als oock verlcheyden ander flagh van vruchten , die in dele geweften niet en waflen. Doch ontbreken ’er eyckels, noten en halèlnoten , en de meefte foorten van onfe vruchten. Tap'ter-igt;eo‘ Dit landt is mede roemruchtigh door ’t pa-pier dat ’et voorbrengt, ’t wekk bynae overal bekent, fchoon de boom daer van onbekent is. Defe boom waft aen de poefen van Egypten, in fekere grachten ontrent den Nijl, die vol waters blijven , wanneer hy afloopt, en fijn ten hooghften maer twee cubiten diep. Andcrthto- D’Egyptenaers hebben wel, gelijck wy, geene wf» en popelierboomen , maer menighte van moerbe-fieboomen, en een fekere plant, diefe Harmale Afiica. |
T E M nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2, é noemen, oft een flagh van wijnruyte ; welcke dArabiers, de Tureken , en d’Egyptenaers tot verlcheyde gebruycken feer dienftigh is : onder andere , om hun alle morgen daer mede te parfumeren,haer inbeeldende, dat ly, door middel van ’t lèlve, de quade geeften können verdrijven. Sy hebben noch een boomken, Akan-na geheeten , datle leer neerftigh en met groote forge opqueecken, om ’t gewins wille dat ’ec hun toebrengt. Het is foo hoogh als een gra-naet-appelboom, en fijne bladeren droogh tot ftof geftoten, verwen in ’t geel. Hier groeyt mede een wortel, die d’Arabiers de benaeming van Bifch geven, en fommige Napel, ly gelijekt een kleene rape , en ontftceckt de mondt van diefe eten. Sy hebben oock in fommige plaetlèn een floj, lborte van vlas dat rootachtigh is, inlbnderheyt is ’t by die van Rofette in overvloet ; in voegen dat men van alle kanten herwaerts komt om van ’t felve te halen. In dit landt waft geen wijn, ten ly die van elders ingebrachtwerdt: oock foo geloofden d’oude Egyptenaers, dat hy van’tbloet derReulèn, op daerde vergotenj gekomen was, en dieshalven hebben ly hem de lótheyt en dronekenfehap toegefchreven. De dieren van Egypten , aengefien den groo- Gediatea^ ten overvloet van kruyden en weylanden , het treflelijck voedlel datle hebben aen de planten, van ’tNijlwater belproeyt, en de goede getemperde lucht, worden gemeenelijck feer groot ; als buffels , offen , kemclen , paerden, elèls en geyten j en de fchapen worden in dit landt feer dick en groot opgebracht, cn hebben een lange dicke fteert tot op d’aerde afhangende y en de borft hangt haer,gelijck als d’often, van de keek af: en hebben fwartc wolk. Eenige willen ver-lèkeren , dat fommige lbo een breede en dicke fteert hebben , dat vier goede eters op een maeltijdt naeuwelijcks fouden ’t eynde daer van kunnen vinden : andere hebben ’er gefien van veertigh ponden fwaer. Omtrent Alexandrien vind men een groote menighte geyten , wekkers ooren tot op d’aerde afhangen ,• en aisle om hoogh aen ’t eynde opgefchorft worden,foo fijnlè vier oft vijf vingeren breet. ’t Schapen-en ’t kalfsvleelch in Egypten, als mede dat van d’offen , en geyten , heeft een leer aengenaeme finaeck. Men liet ’er oock feer veele wilde geyten 5 ly gaen in ’t gemeen met groote benden t’famen , en vele worden van de inwoonders met vuerroers gelchoten. Egypten heeft mede een foorte van apen, Cy-nocephaksy dat is, hondskoppen, geheeten,- ly fijn van een felfde gedaente als andere apen, behalven dat haer hooft wat meer naer een honds-hooft gelijekt : fy fijn oock grooter, ftereker , en wilder als d’andere apen , en haer tanden fijn harder, en trecken meer nae die van de honden. Dit landt heeft mede Ichneumons, die /chnta-^ hem eygen fijn , en worden tot Alexandrien op-gevoedt 5 want men kan haer tam maken, gelijck als honden en katten. Men noemtlè gemeenelijck Pharaoos Ratten ,• en fommige hee-ten haer Ratten van Indien. Sy jagen de ratten nae even als de wefelkens, en vervolgen de flan- B j nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gen, |
Citmikons,
Stilet.
Jint.
E N.
gen, met weicke, en meer andere dieren, fy hun voeden, ’t Is een Ideen en leer liiyver beesjen , en wel afgerecht om lijn vangft te bekomen.
Egypten daerenboven voed een groot getal Cameleons, die haer gemeenlijck op boom-kens , Rhijnbeefie geheeten , onthouden. Sy veranderen haer in verfcheyden koleuren : doch meeftendeel van groen worden ly bleeck ,• fomwijlen van blaeu, groen. Men heeft ’er dick-wils gehen in een vogelkoye opgelloten, fonder dat men hun eenigh ding , om te nuttigen, gaf. Maer Belo getuyght, dat fy hun geneeren van vliegen, rulpen , Hacken , en forinekhanen ; en dat de Natuere haer te vergeefs foude een ton-ge, buyck, en d’ingewanden gegeven hebben , indien ly niet behoefden t’eten : want fchoon ’t niet vaft gaet dat dit dier van den windt leeft, dit houd men evenwel voor waerheyt , dat het een heel jaer kan leven fonder eenigh voet-iel, foo veel men kan belpeuren, te gebruycken.
In Egypten vind men mede een dier , gemee-nelijck Stinc geheeten, ’twelck Plinius foght dat fommige voor een aerd-Crocodil nemen, en Diofcorides beveftight het felve. Maer de hedensdaeghfe Schrijvers houden het voor een waterdier j aengehen dat die men nae Venetien brengt, in de Roode Zee , oft in den Nijl van Egypten, gevangen worden.
Egypten brengt mede voort een dier Ibis ge-noemt, ’t welck een llagh van Oyevaers is ; en men vind’er die wit, en andere die Evart fijn. Ontrent Pelulè alleen onthouden hun de fwar-
f'liegt n.
hjt van ‘t Itchasm»
\ Cenegtnthe-den.
te j en de witte hjn heel Egypten deur ver-Ipreyt. Sy vervolgen de Hangen , van de welche ly ’t landt fuyveren : in voegen dat d’Egy-ptenaers haer plachten tegens de forpenten aen te roepen , om hun van de folve te verloHen. Doch indien Egypten eenigh voordeel van fommige defer dieren treckt, behalven dat het leer geplaeght word van de crocodillen,en dat ’er de Hangen feer groote fchade doen 5 lóo heeft ’et mede dit groot ongemack, dat’et door een on-telbre menighte van groote en kleene vliegen jammerlijck geguelt wordt.
Eenige onder de Mooren van Egypten trecken ten deel nae ’t witte , en ten deele nae het fwart.' andere fija bruyngraeu, die men witte Mooren noemt ; lómmige lijn t’eenemael fwart, en als ver brant. De kinderen blijven ’er gemee-nelijck in ’t leven, alhoewel fy maer acht maen-den gedragen lijn , wegens de groote hitte die ly in hun moeders lichaem gevoelen. De inboorlingen fijn oprecht en vroom, foet-aerdigh en lieffelijck, en eerder mild , als van een ander aert : maer die, welcke aen de ftrand der zee
woonen, en waer de uytheemfche meeft verkee-ren, fijn minH grof,en meeft loos en vernuftigh. In ’t kort, d’Egyptenaers fijn gemeenelijck alle vrolijck en bevalligh boven alle andere Natiën der werelt : want ly fijn altijdt gereet om te Ipringen en te danften , en verlchillen foer veele hier in van de Tureken , die van natuer traegh en onbehaeghlijck fijn, en geduerigh iets van d’onbcfchoftheydt van haeren Scythifchen Jiejigheden, oorlprong behouden. De Tureken in Egypten bekleeden oft dampten van Overheden , oft
fijn foldaten. ’s Landts inboorlingen begeven haer tot het landtbouwen , oft dragen lorge voor hunne goederen en huyshoudinge. D’Ara-biers leven van ’t fteelen en rooven. Byna alle d’Ethiopiers, en de Swarten , fijn kooplieden ; als mede het meeftendeel der inwoonders van Cairo. Men vind ’er oock Italiaenen en Fran-fchen , die al van veele jaren af in defelve ftadt, en in andere aen de zee gelegen plaetfen, hun onthouden , en fich door de koopmanfehap geneeren. In de ftadt Mechella fijn veel wevers, landtbouwers, en fohippers ; ly voeden mede een menighte ganlèn , diefe tot Cairo verkoo-pen. Die van Gezirat moeyen haer nergens anders mede , dan met den landbouw , oft om haere waeren nae Cairo te brengen. Die van Derotta verflijten haer tijdt met hun fuycker tc maken. Die van Elchian doen anders niet dan ’t landt te bouwen , ganfen, hoenders en jonge duy ven op te voeden. Die van Cana hefteden mede haer tijdt aen de landtbouwerye ; en die van Afoa en Aftuan begeven haer, boven al, tot de koopmanfehap.
De kleederen der Egyptenaers fijn welvoege- Kltedtrtn^ lijck, enlbmwijl feer koftelijck toegemaeckt, want ly dragen in den lomer hembden van foo een fijn en dun lijnwaet, dat het onmogelijck is een lchooner te lien ,• en boven op hebbenfo haer Doliman , oft lange rocken van fa-tijn , damaft , taftaf, oft kamelot, nae de hoe-danigheyt der perfoonen. De vrouwen komen daer noyt in ’t openbaer , oft hebben hun aen-ficht met een doeck bedeckt.
De inwoonders van Alexandrien , gelijck me- Tntl, de d’andere Egyptenaers , gebruycken d’Arabi-Iche tael, oft die van de Moren , de welcke hun natuerlijck en aengeboren is, en de Tureken Ipreken de folve tael. In de plaetfon waer den koophandel gedreven wordt, als tot Alexandrien,amp;c. behalven de taelen der Moren,Turc-ken , en Arabiers, fijn mede de Sclavonifche , Hebreeulche , Grieckfche, en Syrilche Ipraec-ken in fwang , oft eerder foo fpreeckt ’er het meeftendeel des volcks een tael, die uyt alle defo voorgemelde gemengt is.
D’Egyptenaers verkoopen feer veel rijs, met Kwphandtl, het welck d Italiaenen en andere hun voorfien ;
hoewel men ’t niet fonder verlof vervoeren kan. Een eenigh lchip heeft ’er eens twaelf duyfont balen , ( eicke bael van hondert ponden ) binnen Alexandrien, ingehad : waer door men van ’t overige licht oordeelen kan. Men handelt mede in de gemelde ftadt feer veel met ftruys-vellen en pluymen want de Tureken beminnen de felve , en achten hen fonder die noit verdere te fijn. Men liet oock, op de marekt van Cairo, heele facken vol van geel amber, dat in ftucken is van twee vuyften dick. De kooplieden van Europa, die tot Cairo woonen, verlekeren, dat daer in de tijdt van vier-en-twintigh uren, meer dan tien duyfont menfohen aen de haven van Cairo komen,en weder wegh gaen. Men brengt daer oock een groote menighte van porceleyne vaten, dat het bynae ongeloolfelijck is. Maer de koftelijeke koopmanfehappen , goude en filverc laekenen, Ipeceryen , peerlen, edel gefteenten,
het
Rtjekdom-me» der by findere lieden. Pn/fa. Diva». .Amptbt-^enaers- E G Ÿ P het fijn lijnwaet, de uytgelefèn drogeryen , die hier in die groote werelt van ’t Cairo in leer gfooten ovei vloet verkocht worden , brengen een onwaerdeerlijck profijt en winfte by. Ko-fètte is oock een vermaerde koopftadt ; haer handel is wonderlijck groot, inlonderheyt in peper, ïaffraen , muskes, bezoar, en in andere diergelijeke vremdigheden. Voorts Egypten is lbo vruchtbaer, dat d’in-gefetenen haere fchattingen en tollen , die leer nooghfijn, betaclt, en hun met levens-mid-delen , voor ’t geheel jaer wel voorfien hebbende , noch daerenboven buy ten ’s lands van haer tarwe, rijs, fuycker , dadelnoten , caffie , en van hunne andere vruchten en waeren, in lülcke me-nighte verlenden,dat men voor vaft houd, datfe wederom twee millioenen gouts jaerlijeks daer van trecken. Den Turek ftelt gemeenelijck tot Cairo een Belerbey, oft Balfa , die dan over geheel Egypten gebiedt. Den Divan, alwaer in de groote Sael van ’t kafteel tot Cairo audiëntie verleent wort ,• en den BalTa, de Sanjacs, de Defterdar, (die den opperften Thefaurier van ’t koninek-rijek Egypten is, ) en andere Amptenaeren fich dan bevinden, om gehoor te geven aen die ’et verlbecken ,• en om de rekeningen te hooren ,• de tollen eh andere rechten, die den Groo-ten Turek toekomen , t’ontfangen ,• en lèlfs om goederen te verpachten. De andere ge-woonelijcke Officieren oft Amptbedienaers, in d’andere plaetlèn die den Turek befit, ge-ftelt, vergaderen hier oock, lbo wel als elders, gelijck de Cadis, de Chayas, en andere. Den |
Bafia hóud eenén Cadi binnen Alexandrien , dié daer vonniflen llrijckt, en voorts regeert. Hy onderhoud oock wachters van het Douan , die de tollen en lchattingen van alle de koopwae-ren , die daer ter zee en té landt gebracht worden, vergaderen. De Mahometanen, die Egypten bemachtight Peli^ie. hebben, fijn in vier feden verdeelt, in hunne ceremoniën d’eene van d’andere verlclieyden. Sy wierden door vier perfoonen,van een Icherp-finniger geeft als d’andere gedreven, en die Mahomets lchriften verlcheydentlijck verklaer-den, ingevoert. Maer behalven defe vier Ibof-ten , fijn noch in Egypten vele vrygeeften , die de feóle van Eftehravar volden. Doch het is lè-ker, dat d’Egyptifche Tureken oft Arabiers veel naeuwer en Ibrghvuldelijcker hunne Wet onderhouden, als de Tureken felfs, lchoon ly eene en delèlve Leere hebben. Hier fijn oock loden in fulcke menighte, dat l«detn men ’er alleen te Cairo feftien hondertduy-fent telt. De Chriftenen aengaende, men fietser Fran- chrfflene»: lchen, Italiaenen,Duytfchen,Georgiften, Ethio-piers, lacobiten, Armeniers, Syriers, Coptiten^ Neftoriers, Maroniters, en Nubiers j die alle in Chriftus gelooven ; doch op verlcheyde manieren. Oock fijn vele kercken der Griecken, Armeniers, en andere Chriftenen binnen Cairo. In ’t oude Cairo fijn twee Chriften-kereken ; namentlijck, een na de Heylige Maeght Maria genaemt, door de Coptiters bedient ; d’andere, van S. Joris, die de Grieckfehe Chriftenen toekomt. |
’É E Y -
-ocr page 148-t EYLANDT
Et eylandt Malta is geen ander dan dat d’oude Schrijvers Melita noemen , en ver-fcheyden van een ander , dat byna de felve naem heeft, en dicht by Ragufà en de Ruften van Dalmatien gelegen , hedensdaeghs CeteSi»' heyt, Croette- Outheden. Meleda geheeten. Eenige achten dat het eylant Hiperie , ( waer van Homerus fegt, dat het de woonplaets is der Pheaces die van daer naer Corfu oft Scherie vloden, en plaetft het in ’t gelicht van Sicilien , ’t eylandt der Cyclopen , ) geen ander is als Malta, het welck op de felve llreeck is gelegen. Apollonius fpreeckt oock van een eylandt, daer de fchoone Melite , door toedoen van Hercules , by de Pheaces baerde : ’t is oock feker, dat de gemelde Pheaces, in-woonders van Corfu , te voren uyt het eylandt Malta gekomen waren , gelijck men by Homerus belpeurt, die den berg Meliteus in Corcire ofte Corfu ftelt. Ptolemeus ïchrijft van ’t eylandt Melite met een ftadt van de felve naem,en de tempelen van luno en Hercules ; en eenige Schrijvers van dele tijdt drijven ftijfhnnighlijck met vele aendringende redenen , dat dit eylandt is het oude Ogygie^ woonplaetfe van Calypló. Velefeggen, dat het in Europa legt; maer Ptolemeus ftelt het onder Africa, en de tael felf, die men hier Iprecckt, toont dat het tot dat deel der weerelt behoort. Het legt oock in der daet in d’Africaenlche zee, hoewel het naer-der is aen d’eylanden van Europa. Het heeft de zee, die naer Candien ftreckt, ten ooften ; Sicilien , dat’er maer 6o mijlen af legt, ten noorden 5 Tripoli in Barbarien, en ’t Kleyne Africa, dat ’er 18o mijlen is afgefcheyden, ten zuyden ; en d’eylanden Pantalarea, Linofa en Lampadufa ten weften. De zee, die dit eylapdt van Sicilien ïcheyd, in ’t gemeen het Canael van Malta ge-naemt, was eertijts van groot belang voor de fchippers, en wort hedensdaeghs niet alleen van fregatten , maer oock met allerley kleyn vaertuygh gebruyckt, als of’er geen gevaer te vreefen was. De langte van dit eylandt van ’t ooften naer ’t weften is 20 ofte iz , de breette 12 , en d’om-ring 60 mijlen, welcke ontrent 20 Daufinefchc, ofte 15 Hooghduytlche mijlen uytmaken. D’Antiquiteyten ofte outheden , die men in dit eylandt vind, fijn eenige overblijfielen van Junoos tempel, welcke men fiet dicht by ’t oude Malta : en aen de zuydfijde, in een hoeck van ’t eylandt Fort Euro geheeten , fiet men een mij Ie weeghs lang vele vervalle muren , en onder andere die van Hercules tempel. |
Sy heeft nu vier fteden , welcke fijn la Valette ; Stede», Citta quot;irecchia , dat is , d’Oudc ftadt ■ Borgo, oft de Burg; en de ftadt S. Michiel. De ftadt la Valette , door d’Italianen Terra Lafalette. lya , en door de Françoylen Ville Neulgt;e, dat is , Nieuwe ftadt, geheeten , leght op de punt die naer Sicilien ftrcckt. Sy heeft haer naem van de Groot-Meefter de la Valette, die haer opeen rotfe en een verheven hoeck landts, die men den bergh Sceberras noemde, deê bouwen, welcke bergh de haven van Marza Mufteto van de groote haven affeheyd. Sy wierd gefticht na de groote belegering in dit eylandt door de Turcken in ’t jaer 1565 gedaen, wanneer ly S. Elmo vermeefterden na een oneyndelijck getal ftormen en gevechten, en 78000 canon-Jehoten j en na datfe 23000 mannen verloren hadden, doch de Chriftenen maer 5000, onder welcke 240 Ridders waren, ’t Is een der fterck-fte en Ichoonfte fteden , die men in dele ^ewe-ften kan belchouwen ; want hare graften fijn van buyten in de rotfe uytgehouwen , hare bob wercken en platte formen leer hoogh, en rijeke-lijck met gefchut voorfien ; van binnen heeftle rechte en breede ftraten , hooge huylen van gehouwe fteen gebouwt, en boven plat na de gewoonte deler landen ; ly leght o,p een hoeck , die byna een eylandt gelijckt, en aen drie lijden van de zee wort bevochtight, d’overige lyde wort door een wijde graft van ’t geheele eylandt afgelcheyden. Sy heeft ontrent twee duyfent huylèn , yder met fijn regenback , om’t regenwater t’óntfangen, voorfien ,• doch nu is ’er een fonteyn, die de Grootmeefter Vignacourt heeft doen maken, en groot gerief geeft, foo aen d’inwoonders , als aen de lchepen die in de haven komen. De Groot-meefter heeft hier fijn Paleys oft hof tuftchen S. Elmo en S. Jan, met een heerlijeke fael verciert, daer in de Ridders jiare vergaderingen houden. Sy heeft ver-Icheyde kereken, van welcke d’aenfienlijckfte is die van S. Jan, Patroon van defe ordre,in welcke men fijn rechterhandt fiet, die op ’t Lam Godts wij ft. In defe ftadt fijn oock de huylèn dielè Auberges noemen , in welcke de Ridders Flamen leven ; defe fijn als leven paleyfen voor de leven talen, in welcke de Commandeurs van yder Auberge woonen. Dicht by ’t kafteel S. Elmo fiet men het sieckf»-Sieckenhuys, in ’t welck de Ridders en andere fiecken in filvere vaten gedient werden , hebbende yder hun ledekant met een pavilloen in een groote fael, 30 treden lang , en tien breet. Hier fijn vier Doétoren , Apotekers en Chirurgijns die d’Ordre betaelt, om de fiecken te helpen en genefen. ’tWapenhuys , om ’t gefchut te gieten, is’fFFx^»-dicht by de Poort reale, ofte het Franfche Au- |
’t E Y L A N D
berge : en de wapen/àel, waerdigh befien te 1 worden , is in ’t paleys van den Grootmeefter ■ boven fijne paerdeftallen.
’tKaßeei nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kaftcel S. Elmo, oock opde rotfe van j
5. eiko. den bergb Seberras aen een der uyterfte eyn- ] den van Valette gebouwt, leght aen de mont i van d’acht havens, die fchoon en groot fijn ; i drie der felve fijn aen de rechtchandt van S. Elmo , in welche de Turckfchegaleyen ten tijde der belegering in ’t jaeriydy lagen; d’andere vijf havens fijn aen de fiincker fijde : die door ’t kafteel S. Angelo, op den hoeck van de Burgh gelegen , befchermt worden ; en alle defe havens kan men oock Icccnderen door de Nieuwe ftadt oft la Valette, vanwelcke S. Elmo door een graft, in de rots gehouwen, is gefcheyden.
In de groote haven fijn twee Breken lants , die fich van ’t ooften naer ’t weiten uytftrecken; op den hoeck van de gene die naeft aen de m.ont der haven leght, fiet men ’t kalteel S. Angelo , Berÿ). en daer achter de Burg , die ly Borgo, en anderen Citta iPittoriofa, dat is , d’Overwinnende ftadt, noemen , ledert de belegering diele uytge-ftaen heeft. Defe ftadt is door de Grootmeefter, van Villiers de I’lHe-Adam genaemt, als dele Ordre dit eylandt eerft begon te befitten , gebouwt : ’t is nu een welverfterckte ftadt, nau-lijcks een ure gaens in ’t ronde groot, heeft ontrent 1200 huyfen, doch is byna alleen van eenige Maltefers en zeelieden bewoont. Den In-quifiteur, oft Onderfoecker van ’t Geloof, heeft hier fijn wooning ; en men fiet ’er een Arfenael, dat is, wapenhuys, ofte, gelijck fy feggen , Tiercenal, voor de galeyen, welcher Capiteynen in ’t gemeen hier oft in ’t eylandt la Sangle woonen.
7 Kaßeei nbsp;nbsp;nbsp;’t Kafteel S. Angelo is gelijch als gevoegt met
s. ^ngeo. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Elmo , en van de ftadt door een graft,
in de rots gehouwen , gefcheyden , waer ’t zeewater in homt, en ’t felve als een eylant maecht,-voortsis het met verfcheyden bolwerchen en torens op de muren geftercht.
Op den anderen ftreech landts fiet mende ftadt S. Michiel, anders genaemt’t eylandt la Sangle, na de naem van een der Grootmeefters, en op de nieuwe wijle geftercht. Men noemtle eylant, hoewel ly ’t niet is, en alleen door een graft als tot een eylant gemaecht : dele ftadt is niet feer groot ; hare inwoonders fijn meeft zeelieden en Ibldaten : ly heeft twee punten , waer tulfchen de galeyen leggen, en den ingang wort met een groote heten , als men voor eenige Turchfche vloot of fchepen vreeft, gefloten. Aen ’t eynde defer haven aen d’ooftfijde fiet men Bormola, daer eenige fchippers woonen.
Civitavtc- Ci'Ptta ^ecchia, ofte d’Oude ftadt, is van de Carthagin enfers , toen Heeren van dit eylant, gebouwt : ly wierd ooch Melita, maer door d’in-woondersMÂ^î gehceten, welche naem van d’Arabilche tael en van de Mahometanen af-homt, en fchijnt de gedachtenis van dat volch, fijne oudeMeefters, te vernieuwen , welche defe ftadt met de naem van Medina in Arabien, dielè de ftadt van haren Propheet noemen, vereert hebben. Hier woont den Biflchop van ’t eylandt niet verre van S. P aulus herck : ly leght Africa.
T MALTA. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2, ƒ
byna in’t midden van’t felve , op een heuvel van middelbare hooghte; en men fiet niet wijt van daer een lufthof,die d’Italianen Bojehetto noemen , daer fich de Grootmeefter lomtijdts ver-luftight, welche een lchoon vierhant huys heeft, door de Grootmeefter de Verdalle gebouwt, omringt met graften uyt de rots gehouwen : daer ontrent is noch een ander lufthuys, en een afgefloten perch oft bolch, vervult met harten, hinden, wilde geyten en reebochen ,• en een grooten tuyn , die verfcheyde fonteynen en aller ley flagh van boomen wonderlijck aenge-naem mahen.
Niet wijt van dele ftadt fiet men de Gro^f^,ofte SpsieKck». Spelonche , waer in S. Paulus gepredicht heeft, in welche men ter gedachtenis ftucxhens van de rotlè af breeckt, die men in ’t gemeen 5. Paulus aerde noemt.
Wat de dorpen van dit eylandt belangt, dielè Cafals,en d oude inwoonders Adhamet noemen, leronymus Alexandrinus telt ’er 47 , en Bofius ontrent 40 , maer de Ridders 60. Bofius begint met dat van Naxarro, onder’t welche als een parochie hy die van Gregorius, Mu ft a en Mufel-met ftelt ,• daer na Bircarcara een parochie,welc-he de dorpen Tard, Lia, Ballan, Bordi en Man begrijpt ; Cafal Cormi, een parochie ; S. Maria Birmiftuh , een parochie die verfcheyden dorpen onder haer heeft, als Luca, Tarlcien, Gu-dia Percop ofte Corcop , Safi, Micabiba en Far-rug ; Sigieu , daer toe Quibir, Siluch en Cderi behooren ; de parochie S. Catharina, met d’on-derftaende dorpen, Bilcalin, Zabar, Afciac, Gioan en Bizbut 5 de parochie Zarric, met Crendi, Leu Mileri Bubacra en Marin ; Zabugi, ooch een parochie , met Muxi en Alduin ,• en eyndelijch de Cafal Dinghi, met eenige andere hleynder dorpen.
Dit eylandt heeft aen de zuydfijde naer Tripoli niet dan groote hlippen en rotfen Ibnder zeeboelem nochte haven ,• maer aen d’andere fijden fijn vele plaetlên in gedaente van havens, bequaem om t’ontladen : want als men naer^^^^^^^ d’ooftfijde feylt, fiet men de haven van Mar/ai^ havtnj. cala ,• en ontrent drie mijlen van daer, keerende naer ’t zuydweft oft Siroc, een andere, Mar^afr. roccojofzc haven van Siroc, geheeten, feer groot en ruym tot een goet getal lchepen , ooch ge-ftercKt door drie Forten met gelchut voorfien, en door den Grootmeefter de Vignacourt gebouwt. Van daer gaende naer’tzuyden ontmoet men de hleyne golf van Pietra Santa, waer tegen over leght het hleyne eylandt Furfura, hedensdaeghs Porfola geheeten, waer mede de Ridders gewoon fijn te boerten, als ly lomtijdts hunne medebroeders Princen van Forfola noemen , ’t welch maer een hlip is, op welche halen worden gevangen.Van daer naer Libechc gaende , wordt men twee andere groote zeeboelèms gewaer, d’een Antifega^aite.Hajntoffeca nae d’uyt-Ipraech der Maltelèrs , en d’andere Mufiaro geheeten. Maer aen ’t uyterfte van ’t eylandt naer ’t wellen is Meleca, een fraye plaetfe om t’ontladen ; daer tegen over, en aen d’ander fijde van ■ d’enge graft Preo, fiet men ’t eylandt Goze , van : Malta afgefcheyden, en in ’t midden van dele
B 6 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;golf
golf leggen de kleyne eylanden Commo en Corni-notto. Van daer gaende naer de rechter fijde langs de kuft aen den hoeck van ’t eylandt, tegen over Sicilien gelegen, fiet men Calo di S.Paolo, dat is, de golf van S. Paulus, dus genaemt om dat d’inwoonders vaftelijck gelooven , dat het fchip , in’t welck men den gemelden Apoftel gevangen naer Romen voerde, in defe plaets door de ftormwinden wierd geworpen : oock liet men hier een kapelle aen S. Paulus gewijdt ; en een Fort met gefchut voorfien, om’t landen der roovers te beletten. Van daer voorder langs de kuft gaende , komt men by de Calo di S. Giorgio , aen de noordfijde gelegen ; en eyndelijck aen den hoeck van’t eylandt, tegen over de Caep Paflaro, ontmoet men twee groote havens , waer van d’eene aen de flinckehandt Maruta Mujßto, dat is , Haven van Muffet, wordt ge-heeten, (wànt Mar^a is loo veel als een haven, ) in welcks midden leght een kleen eylandt, daer de fchepen, die van befmette plaetfen komen, 40 dagen moeten ftil leggen ; d’andere noemt men de groote Haven, oft Ma^ia grande, welcke naer’t ooften leght : defe twee havens fijn door een fmallen hoeck landts, waer op men het Fort S. Elmo , en daer na de ftadt Valette gebouwt heeft, van elckander gefcheyden. De gemelde groote haven heeft twee ftroocken landts, die fich in de gedaente van twee vingeren van een handt uytftrecken j in een derfelve naeft aen de mont der haven , fiet men op een hooge rôtie ’t kafteel S. Angelo , en daer achter de groote Burgh, ofte Borgo op d’andere , dieper inne-waerts aen dellincker fijde, de burgh S. Michiel ofte ’t eylandt la Sangle j doch Citta Vecchia leght ontrent acht mijlen van defe gemelde plaetlèn. Het eylandt Malta is een langen tijdt met be-fmettelijcke koortfen gequelt geweeft, die ontrent de maent Auguftus,en uyt de quade lucht, foo men meende , voortquamen. Maer als de verftandighften belpeurden,dat dit quaet Iproot uyt het vlas, ’t welck in ’t water wierdt geleyt, lbo wierdt het felve verboden , en de koortlèn daer door als verdreven : in voegen dat federt die tijdt de lucht van dit eylandt gefont is, in-fonderheyt aen de gene dielè gewoon fijn : en hoewel dat de zonneftralen, tegen de rotfen gelchoten, feer groote hitte veroorlaeken , foo wort die evenwel door de weftnoordwefte wint, die na de middagh waeyt, getempert. De winter geeft hier nooit ys noch Iheeuw, en men kanlè nauwlijcks foo noemenj want eeriige wey-nige wecken van December tot in Januarius is de zee buyten gemeen ongeftuymigh door de groote winden , doch maeckt het lbo kout niet dat men genootlaeckt is fich te warmen : oock valt ’er veel regen en hagel ; maer de velden fijn dan groener en aengenamer als in de Ibmer, in welcke het in’t gemeen in fes maenden niet en regent, en de lucht foo heet is, dat men die , fonder de verkoelende winden , niet foude können verdragen : oock valt’er dan foo veel dauw, dat het graen daer door groeyt, en het aertrijck ververft wordt. Ontrent de maent Oólober, als ’t begint te regenen , fiet men d’aerde met kruyden en bloemen bedeckt, de rotfen felf lijn met groen verciert ; en de noorde en noord-oofte winden (die ly Tramontane en Grieckfche noemen, en ons niet dan ys en fneeuw brengen) veroorfaken by hen niet dan een geftadigen regen. |
Men fiet hier veel bronnen van levendt wa- water. ter, hoewel dat Ibmmige het tegendeel gelooft hebben j evenwel gebruyckt men meeft regenwater op de bewoonde plaetfen. Hier fijn oock eenige putten met fout water, infonderheyt ontrent het kafteel S. Angelo. ’t Aertrijck van dit eylandt is fteenachtigh en vol rotfen , foo dat men weynigh plaetlen vint, daer d’aerde meer dan vier voeten hooger is dan de rotfe : doch het befte deel is ontrent Ciy^ita igt;ecchia en BoJJehetto, daer men veel bebouwde landen en tuynen fiet ; want indien ’t overige deel van ’t eylandt dit gelijck was, de Ridders Ibuden geen graen oft andere eetwaren elders behoeven te halen. Maer hoewel dit landt van natuur onvruchtbaer is,foo brengt het niettemin vele dingen voort door de naer-ftigheyt en arbeyt der inwoonders. D’aerde van S. Paulus wort leer geacht, om dat ly die goct houden tegen allerley llagh van fenijn, derhalven halen ly die uyt de Ipeloncke die fijnen naem heeft; ja felf vele gelooven, dat d’aerde van ’t geheele eylant dienftigh is tot een tegengift gt;nbsp;ledert de lègening door S. Paulus aen ’t felve gegeven, ’t Aertrijck draegt tarwe en'^^«gt; garft, doch niet in overvloet : want al het graen ’ t’laemgehoopt, isnaulijeks genoegh om d’in-woonders drie maenden t’onderhouden 5 lbo datfe ’t overige moeten koopen, en van Sicilien doen komen , waer uyt ly granen , en allerley eetwaren diefenoodigh hebben , mogen afvoeren Ibnder eenige tollen ofte impoften te betalen. Hier waft oock cumijn , tot ontrent duy-fent maten , die ly Cantari noemen, doch van e»a»Jer twee foorten ; want d’een is wilde cumijn , die ly in plaets van Ipecerye gebruycken ; en d’andere isbynaals anijs, welcke d’inwoonders in haer broot mengelen , ’t welck daer door een aenge-namen fmaeck ontfangt. In dit eylandt groeyt de befte kottoen : als d’inwoonders de garft in-gelamelt hebben , laeyen ly die op ’t felve lant, en genieten noch dat jaer dit gewas j ’t welck een drooge aerde eyfcht. Men gelooft datfe jaerlijeks ontrent 300 Cantates winnen , die y der ontrent hondert ponden wegen : en dewijl hen de kottoen voordeel geeft, om datle meer gelbcht wort dan de Spaenfche, foo achten ly ’t graen te minder, en belbrgen dit gewas met meerder yver. Dit eylandt geeft bloemen , inlbnderheyt Biofmert, rooien van feer loeten reuck , oock thym en allerley llagh van kruyderf van een andere Imaeck en kracht dan d’onle , voornamelijck uytne-mende bloem-koolen. Hier waften oock meeft alle de vruchten die f^ruchteti, in Italien groeyenj want daer fijn wijnftocken die feer goede, witte en roode druyven , lbo groot als pruymen, voortbrengen : de wijn der lèlve is feer fterek ; doch is ’er weynigh, om dat de druyven meeft alle op de marekt verkocht werden, in plaetfe van de vochtigheyt daer uyt |
À.
Steenett. Som. Honiah, Beeßc», te perlTen. Sy hebben oock olyven, amandelen, vijgen, loete en fuere citroenen, van ongemeene deught en grootte, abricolen, en meloenen van ïèer aengenamcn fmaeck , en eenige palmboo-mcen, behalvcn aile andere vruchten die Italien voortbrengt. Doch dit eylandt heeft hout ge-breek ,• lbo dat d’inwoonders om haer broot te backen en Ipijlè te bereyden, koe-mis of die van andere dieren , welcke ly in de zon droogen , moeten gebruycken j oock wilde diftels, ver-Icheyden van de gene die gegeten worden ,• en eenigen nemen olyvenhout tot het felve eynde , ’t welck van Sicilien komt, en by ’t gewicht verkocht word. Maer lbo Malta hout gebreck heeft, om vuur te ftoken of te bouwen, het is in tegendeel wel voorfien van fchoonen witten fteen, feer be-quaem om gehouwen en tot de bouwkunft ge-bruyckt te worden : in dele fteenen fiet men oogen en tongen van fèrpcnten , die goet hjn tegen’t fenijn, ja alle de Malteferfteen heeft dele kracht, ’t welck veroorfaeckt datlè met menighte van daer vervoert worden. Hier maeckt men oock fout op de plaetièn diefeS^Z/w^ en Salina y^ecchia, dat is, nieuwe en oude Ibutgroeven, noemen. De byen van dit eylandt geven een honigh die voor de befte geacht wort, en den reuck van thym , rofen en violetten , die hier in overvloet lijn, by ftch bewaert lbo dat vele meenen , dat diteylant van den honigh (die de Latiniften «jc/noemen,) de naem M^ZZfe heeft verkregen. D’inwoonders voeden Ichapen, geyten, verc-kens, efels, muylen, en hoenderen van leer goeden finaeck, niet tegenftaende de drooghte van ’t landt. Men fiethier oock goede en ftereke paerden, bynae als de Spaenlche, die wel können arbeydenjwant ly worden fchoon en kloeck, hoewelfe in dit fteen-achtigh landt fonder hoef-ylèrs loopen, en niet dan weynigh ftroo en garft t’eten krijgen; hun getal met de veulens beloopt ontrent vijf hondert. Als de Grootmeefter de Villiers in dit eylandt quam , reden hem d’inwoonders, op elèls gefeten, te gemoet, Ibmmige met ladel en toom, en andere met tapijten ver-ciert : dele dieren fijn oock redelijck groot en fterek, hebben een grooten tret, en können den gantfehen dagh nevens de paerden , als die niet te poft loopen, uytharden. Men fiet hier oock vele konijnen en hafen. Dit eylandt voedt oock perdrijfen, Iheppen, quackels, lijfters, in groote menighte, als het haren tijdtis, gelijck oock valcken, gieren, ïperwers, en andere vogelen , die de Valcke-niers groot achten. Doch de valck, diefe aen denVice-Roy van Sicilien tot erkentenis fen-den, wort in ’t gemeen in ’t eylandt Goze gevangen, gelijck oock d’andere, die ly de Koning van Vranekrijek, en andere Chrifte-Princen, tot teycken van hare genegentheyt, vereeren. D’inwoonders en fommige Schrijvers feggen, dat men hier geen lèrpenten vind , noch eenigh ander fenijnigh gedierte ; en foo men die van andere plaetfen hier brengt, datfe terftont fter-ven ; ja dat dit eylandt altijt daer van bevrijt is geweeft, federt de tijdt van den Apoftel Pau- Africa. |
lüs ; maer datlè daer te voren , öm d’overgroote hitte , genoegh mee gequelt waren. Doch ’t is leker dat ’er lèrpenten en lcorpioenen , doch al-tijdt louder fenijn , gevonden worden. Daer is geen gedierte dat byna ’t geheele jaer hen meer quelt dan de muggen en vliegen met hun geluyt en ft eek en. De dorpen worden door d’ingeborenen van /»u’oótt-’t eylandt bewoont, gelijck oock Ciygt;ita ygt;ecchia, oft d’Oude ftadt : maer d’andere drie fteden by de zee fijn volckrijck door d’oude inwoonders, Haven, Italiaenlche ballingen,Griecken,baftaer-den , en gemeene vrouwen , die van alle lijden herwaerts komen. De Ridders onthouden ficli meeft in de ftadt Valette, uytgelèyt de gene die elders gebruyckt worden. D’inlanders, van d’oude inwoonders afkom- kunne gt-ftigh, verlchillen weynigh van andere Africanen-^'*^^'* hunne buren , behalven datfe wat witter fijn, doch lbo niet of fijn evenwel bruyn oft geel-aclitigh. Sy fijn redelijck groot, en van goede geftalte , dun en ranek van’nature , en foo ge-lont, dat men oude mannen van 120 en meer jaren vind, die noch vier oft vijf van hunne mijlen op een dagh können gaen , ’taertrijck bouwen, en eten een felve Ipijfe met de jonge lieden. De vrouwen fijn in’t gemeen kleyn, maer lchoon , geeftigh, bevallijck , wit, maer geblancket, en houden veel van een frilTe ge-daente, hoewel datlè felf dun en tenger fijn van geftalte. Behalven Ibmmige Maltelèr vrouwen , die open huys houden , komen hier noch andere uyt Italien, Grieckenlandt, en elders gt;nbsp;die voorde Maltelche niet wij eken, maerlbmtijts haer in fchoonheyt overtreffen. De ingeborenen fijn in ’t gemeen goede lol-daten en moedigh , geeftigh, geduldigh, fpaer-^^”’ faem, en fober, londer leckernyen j doch in tegendeel genegen tot onkuysheyt, jaloers , mis-trouwende,en veynfaer.ts: ly doen w'eynigh naer-ftigheyt om goet te vergaderen , vergeven lich-telijck het ongelijck : doch hun gemeen fcheld-woort is Becco, dat is, hoorendrager ; oock ge-Ichieden onder hen vele dootllagen. De vrouwen, in dit eylandt oorlpronckelijck, fijn wel-luftigh,loos, en leer onkuys ; doch van goet ver-ftantjbefchaemt en fedigh inuyterlijcken lchijn; oock leer moedigh en dapper, gelijck men in den oorlogh met de Tureken befpeurde, in welcke eenige van hen tegen de ftoutftejanit-lèrs kloeckmoedelijck vochten : boven al be-merekt men , datfe geen middelwegli houden , maer in ’t goet of in ’t quaet, na den drift van hare genegentheyt, uytmunten. Al de dagen der weke worden door de nieu- oeffeningen'^ we Ridders in eenigh werek van devotie , of dat den oorlogh betreft, befteet, waer toe de vermaningen hen aenporren ; of ly gaen in ’t Siec-kenhuys den kraneken byftaen en dienen ,• ofte oeffenen fich in ’t handelen der wapenen, in te-genwoordigheyt van d’Opfienders over de nieuwelingen , welcke nu hun probeer-jaer te Malta moeten uytftaen, fonder elders te reylèn. DeMaJtefers eten in’tgemeen weynigh totJpijfè, haren koften , maer veel aen een anders tafel ; want t’huys vernoegen ly fich met kruyden, B 7 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wortelen, |
Het volck krijght geit voor haer kottoen en kumijn j maer is genootfacekt weder uyt te ge- me»der be^ ven voor eetwaren, en andere dingen die van Sicilien en elders komen : in ’t kort, de rijek-dommen defer eylanders fijn feer kleyn,en d’ar-moede groot genoegh j want uytgefeyt tien oft twaelf,die ontrent fes hondert kroonen inkomft, en vijftigh , die ’er twee hondert jaerlijeks hebben , en cenighfins in aenlien leven , al d’andere fijn van geringe gelegentheyt, om d’onvrucht-baerheyt van’t landt ; doch hunne armoede is met dien rijekdom verlek , datfe fich met weynigh vernoegen.
Hunnen voornaemften koophandel beftaet in wijn en fijdeftoffen, maer alles heeft weynigh te beduyden. Van Sicilien krijgenfe graen, het welck daer geen tol geeft in ’t uytgaen : doch fomtijts fijn de galeyen van d’Ordre genoot-faeckt, door ’t groot gebreck, eenige fchepen, met koren geladen, tegen hun danek, naer Malta te brengen , ’t welck ly daer na ten dierften moeten betalen. De Sicilianen fenden hen oock wijn, vers en gefouten vleefch, erten, boonen, hout, oly, en lij de lakenen : wat de Ipeceryen en luycker belangt, daer van voorlien ly felf die van Sicilien , uyt de prijfen die fy in de Levant vermeefteren : in voegen dat dit eylandt niet alleen dat van Sicilien tot een bolwerck dient ; maer oock fijne waren en koopmanfehappen vertiert, met groot voordeel van de tollen des Konings van Spanje. Uyt Vranekrijek komt hier metael en krijghsgereetfehap , (van weicke dit eylandt infonderheyt groot gebreck heeft ) lakenen, en andere dingen.
D’ingeborene Maltelèrs dragen lange Iwaer- jraptneni den, en groote daggen oft poinjaerden, za-gayen wat korter als onfe piecken, aen beyde d’eynden fcherp, dielè behendigh weten te handelen en gebruycken. Sy hebben oock Ipon-tons, weicke fijn als ftocken, aen twee eynden . bequaem om mede te vechten. In ’t eyland fijn mulquetten en vuerroers in leer groote menigh-te 5 en men gelooft dat de wapenfale, in ’t hof van de Grootmeefter , genoegh voorlien is om twintigh oft vijf-en-twintigh duyfent mannen volkomen te wapenen. Oorloghsgereetlchap is ’er in overvloet, als een magafijn met kruyt, een met hout, een met gelbute vleelch, en andere levensmiddelen , rijckelijck vervult. Sy hebben veel gefchut op de muren en bolwerc-ken der fteden, en op de kafteelen en fterekten ; foo dat men gelooft datlè tuflehen de twee en drie hondert ftucken, gemonteert en ongemon-teert, op alle hunne plaetfen hebben : derhal-ven, als men al ’t voorverhaelde bemerckt,heeft men fich niet te verwonderen over ’t volgende fpreeckwoort : Malta fior del Mondo, dat is, Malta de bloem der weerelt, niet alleen om hare wapenen, fterekten en voorraet, maer oock om de helden die ’t belchermen.
Daer lijn ontrent lès oft leven hondert Rid- Riddtrt» ders op dit eylandt in verlcheyde plaetlèn, be-ftaende in Françoylèn , Spanjaerden, Italianen en Hooghduytlchcn : doch loo Malta van de Tureken wort gedreyght, lbo ontbiet men al de Ridders en Religieulèn tot hare belcher-mingj
wortelen, en meick, fonder andere fpijfe te Ibecken, en met broot van terwe en garft t’faem vermengt : ly hebben oock in ’t gemeen geen dranek dan water , engebruycken de wijn leer felden. Doch de vreemdelingen leven na hunne eygen wijle.
kleedt»^, nbsp;nbsp;nbsp;De mannen en vrouwen van aenlien gaen op
de Siciliaenfche oft Italiaenlche wijle gekleet, doch met weynigh onderlcheyt : want de vrouwen dragen een lang kleet, als een huyck, het welck van ’t hooft tot de voeten ftreckt, en hun het gantfche aengelicht, uytgefeyt d’oogen, bedeckt : dit gemelde kleet is aen yder gemeen , foo wel de lichte vrouwen , als andere , felf aen de llavinneh. De gehuwde en eerlijeke vrouwen maken ’t lèlve vaft aen haren hals en dicht om hare lchouderen want het ftreckt hen tot een kleet van aenlien en achtbaerheyt.
Sy hebben een befondere tael, die niet anders is dan Arabifch, doch een weynigh verba-ftert, ofte Moorfche : dit is d’oude Punilche, van de Pheniciers te Carthago, en van daer naer Malta gebracht : ly hebben noch in hare tael Ephetha, dat is, yoorf geopent -, en Kum, ’t welck be-teekent flaet op woorden die in ’t H. Euange-lium gevonden worden. De lantlieden fpreken geen andere dan hunne moeder-tael ; maer de ftedelingen verftaen in ’t gemeen oock d’Ita-liaenfche j ja vele vrouwen fpreken de Moorfche, Griecklche, enitaliaenfche talen, en eeni-ge de Franlche. Yder dorp heeft lijn befondere uytl|)raeck, foo dat ly daer aen können weten van wat plaetfe datfe komen.
Sy huwelijeken fonder hunne bruyt te mogen lien dan den dagh datfe lieh de neusdoeck tot een teecken van verbintenis , onderling geven s en daer na lijnfe gewoon t’famen te llapen eer dat hun huwelijck in de kerek wort beve-ftight : doch als dat fal gelchieden, wort de bruyt van haren bruydegom vergefellchapt, om haer te eeren.
lgt;^graven hunne dooden op de Grieckfche ‘ wijle : want fy huer en rouwbedrij vers, die lieh ’t hair uyttrecken en ’t aenlicht opkrabben en de naefte vrienden fnijden hun hair af, en werpen ’t op het doode lichaem met groot geroep, kermen en klagen.
De Grootmeefter heeft d’inkomften van ’t croütwjt- eylandt Malta, en van Goza, weicke ontrent tien duylènt kroonen bedragen, d’impoften,tollen en loutgroeven daer in begrepen , ( hoewel Keylèr Karei de Vijfde maer 41 ducaten , als Bolius feght, daer van genoot, ) en twaelf duy-fent kroonen van d’Ordre tot fijn tafel ; daer-enboven ’t recht van Admirael van alle de prij-lèn , ’t welck is tien ten hondert, foo van de koopmanfehappen, als van de Haven j d’inkomften van de Magiftrale Commanderyen van yder Prioraetfehap, met macht van een Commande-rye alle vijfjaren, die van Genade oft uyt gunft wort geheeten. Oock heeft hy alles wat fijne Officieren op hun affterven nalaten , maer dat van de Religieufen behoort tot de gemeene fthatkift : loo dat men hem in alles jaerlijeks ontrent feftigh duylènt kroonen inkomften toe. fchrijft.
-ocr page 154-MALTA.
ining ; en alle verfamelt, fijn te famen ontrent Getal der vier duyfèot perloonen. Men meent dat nu in alles veertigh duyfent menfchen , de Ridders en ïdldaten daer in vervat, op dit eylandt getelt worden j doch onder dit groot getal fijn maer fes duylent mannen bequaem tot den oorlogh. De Maltefers fijn kloeck te paerd, en gewennen hunne paerden tot loopen en /pringen ; en jaer-lijcks wordt in de fteden een prijs aen de gene die beft kan rennen gefchoncken. Sterckte De Grootmeefter onderhoudt in ’t gemeen «er««« vijf galeyen , yder met hondert foldaten en bootsgelellen voorfien, en ly Ridders , doch op den Admirael oft Zee-Capiteyn 30 Ridders, welcke den ftandaert van S. lan, die root is met een filvere kruys, op fijnen maft ten toon voert. Hy heeft oock eenige galioenen en andere fche-pen, waer toe te Malta ontrent twee duyfent Haven fijn, om op de galeyen te roeyen, oft in de Aubergen te dienen , fonder de flavinnen, die de Jofleren ten dienft fijn, daer in te rekenen. Fertrefe». Dq FottrelTen en buytenwercken fijn fterck genoegh in dit eylandt om groote legers lang op te houden en te wederftaen , te meer, om dat ’er geen aerde is rontom de fteden, en foo men die daer vind,wortfè van d’inwoonders binnen gebracht, om daer mede tuynen te maken; en dus worden de plaetfen ftercker, dewijl ly de vyant de middel benemen om trencheen te maken en te approcheren. Hun gebreeckt oock geen gefchut, of krijgsgereetlchap , om die te belchermen.’de vyantlijcke vloot kan oock in dit eylandt geen fekere haven krijgen , derhalven können de belegeringen niet lang duren , dan met het uyterfte gevaer van alles te verliefen. Hoewel d’ingeborene Maltefers d’Arabifche oft Mahometaenfche tael gebruycken , foo fijn fy evenwel Chriftenen : doch in de drie fteden by de zee , la Valette , de Burg, en S. Michiel fijn veel Griecklche Chriftenen, die kercken hebben. De voornaemfte kerck der Ridders is die van S. Jan, in welcke de Priefters van hun Ordre den dienft doen, en de Grootmeefter en d’andere Ridders die aenhooren. Den Inquifiteur woont in de Burg ,• doch de iH/juißiii. Ridders ftaen niet onder fijn gebiedt, ’t Eylant heeft oock een Biftchop, die tot het Aertsbif-Biffcheip. dom van Palerme behoort. De Grootmeefter befit oock de kleyne ey-p landen Cowin en Cominot, ’t eerfte wort van fbm-coMiN mige voor der ouden Hepheflia , of’t eylandt van en CO- »7. 9 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 I 1 'i MINOT. Vulcanus, genomen, t welck de reyskaert van Name» e» Latijnfche zee met een bedurven woort Sfitgen- Feftia noemt. Dele eylanden leggen aen de weftfijde van Malta tuftchen ’t felve en het eylandt Goze, en worden nu bewoont door de forge van de Grootmeefter de Vignacourt, die daer een Fort, tot verftercking , deê maken. Comin is ontrent vier kleyne mijlen in d’om-ring groot; en men fiet ’er vele dieren. co2 A. ’t Eylandt Go^a behoort oock aen den Grootmeefter , die het met den tijtel van Prins befit. |
None», ’t Is het felve dat van Mela en Plinius Gaulos, en van Strabo geheeten wort : Ptolemcus noemt het Glaucon en de reyskaert van de La-tijnfehe zee Falacron : d’Italianen en Sicilianen leggen Go^o,en d’inwoonders van *t cylandt,Gzïz/-dz/t'/;,hebbende defc naem van d’Arabiers,die het befeten hebben, behouden ; doch in hare boec-ken ftaet Gaudofch. Sommige nemen het voor ’t eylant aen Juno gewijdt, daer Ptolemeus af Ipreeckt. Gozais vijf mijlen van Malta, nae ’t feggen van ibmmige, doch na dat van de Rid- hejt. ders, byna acht ; het legt van ’t fèlve ten weften ofte liever weftnoordweft. De gedaente is lang- Cedaentei werpigh rondt, d’omgang 30 mijlen , de langte acht, ende breette vijf mijlen. Het fort legt op een kleynen berg, aen wekkers voet een fraey vleck is gelegen. Dit eylandt heeft geen, groote dorpen , dan alleen eenige gehuchten, en huykn hier en daer ver/preyt. De voor- Tiactßn, naemfte plaetfen fijn Scilendi, Dovere, en Mug-giari. Gozawierd in’t jaer lyyi vandeTurc-ken ingenomen , die wel vier duyfent menkhen van daer in ftaverny weghvoerden. De lucht van dit eylandt is feer gefont, en fjog^ani^, men fiet ’er vele levende waterfprongen.’t Aerdt- hep. rijck is ’er uytnemende vruchtbaer ; en hoewel het berg-achtigh is, foo is ’t evenwel byna overal bebouwt : het heeft vele plaetkn bequaem tot tuynen , en verfchaft niet alleen granen en vruchten voor fijne inwoonders, maer oock eenighfins voor die van Malta. Hier fijn vele fchapen, halen en vogelen ; en is niet min over-vloedigh in honigh, dan in andere dingen. Aen de fijde naer Barbaryen is een rotlê , daer men die brave vakken vangt voor de Köningen van Spanje en van Vranekrijek , daer wy te voren van gelproken hebben. Defe eylanders hebben de lelve leden en tael als de Maltefers; en fijn in alles ontrent vijflt;/f«. duyfent fielen; als de Tureken het innamen, warenlè wel feven duyfent fterck , maer hebben federt niet weder tot dat getal können komen. Het kkyn kafteel is met tien ftucken gefchuts voorfien, en in ’t jaer 1618 met een contre-fcharp gefterekt. Het is rontom met rotfen en fteylten befet ; en de havens, bequaem tot het aenkomen der fchepen, worden met forten, daer gefchut op legt, befchermt. De Grootmeefter fend in dit eylandt een Ridder, met den tijtel van Gouverneur , die alle drie jaren wort verandert ; en hoewel dat d’inwoonders Arabilch ofte Moorkh Ipreken, ly fijn evenwel Roorófch-Catholijeke Chriftenen. Eyhndt Latnpadoufe, hoewel onbewoont, lampa^ behoort oock aen die van Malta. Ptolemeus noemt het Lopadufa j d’Italianen Lawpedo/a, en Ariofte Lipadufa, feggende dat hier het felle gevecht van Agramant, GradalTe en Sobrin, tegen Roeland , Olivier, en Brandimar, minnacr van Fleurdelis, is gelchiet ; en hierom , lbo het fchijnt, noemen d’Italiaenfche zeelieden feker vervallen huys, dat hen tot een teecken dient, la Cafa d’OrlandOf dat is, ’t huys van Roeland. Ptolemeus ftelt het onder d’eylanden van Africa, en de nieuwe Schrijvers hechten het aen ’t Koninekrijek Tunis.Het leght ten weften ofte liever ten weftzuydweften ( welcke wint in de Middelandtfche zee Ponante Libeccio wort ge-heeten ) van Malta. De Schippers feggen, dat het wel hondert mijlen van Malta is gelegen. Ariofte |
’t E Y L A N D Ariofte bcfchrijfc het als fonder huyfcn, maer andere feggen, dat men hier d’overblijffelen van een out kafteel, huyfen , muren en torens van fteden fiet ; doch dat men daer niet kan woonen om fekere Fée , ’t welck niet anders is, nae’t gevoelen van andere , als verfchrickelijeke fpokeryen , die men daer des nachts belpeurt dan dit gelijcken fabelen. Ditisfeker, dat’er een kerek is , Sanä:a Maria de Lawpadofa gehee-ten, die in twee plaeden is afgedeelt j d’eene ge-wijdtaende devotie der Chriftenen, en door de reyfende lieden befocht, die daer geit, hoffen, broot, kruyt, kogels, en andere dingen of-ferenj d’andere belbecken de Tureken, die daer oock hun offerhanden doen j en niemant van hen durft iets weghnemen van ’t gene daer is geleght : want fy gelooven, dat hy , die niets offert , of die ’t geofferde wil weghnemen , van ’t eylandt niet kan vertrecken: of dit geen fuper-ftitie ofte by geloof is, laet ick den verftandi-gen Lefer oordelen. Maer de Ridders van Mal- |
T MALTA. ta komen, met een goet voornemen, in hunne galeyen , en nemen de giften door de Chrifte-nen gedaen, om die in Sicilien in ’t gafthuys van Trapani, ia Nuntiata genaemt, te brengen , en daer mede d’armen en fiecken te verfbrgen.Den geeftigen Ariofte feght, dat dit eyland vervult is met aelbeffe- en geneverboomen j en bewoont van harten, daffen, geyten en hafen. Het eylandt Linoja -, door Ptolemeus Æthufa, linosa. en t’onrecht van eenige Limofa genaemt, wort oock onder d’eylanden van Africa getelt ,• en is maer dertigh mijlen ten noord-ooften van Lampedofa, en recht tegen over het Mahome-taens Africa, gelegen. Het heeft ontrent 20 mijlen in d’omringren men kan rontom geen plaets, bequaem tot d’aenkomft der fchepen, vinden. In lèker reysboeck worden d’eylanden Linofa en Lampedofa 90 mijlen van Malta gefielt, en d’een van d’ander 20 mijlen verfchcyden ,• en die van Lampedofa wat meer naer het zuyden. |
BAR-
-ocr page 156-Crenfin,
E Arabiers noemden dit landt Bcr, dat is, I eenfaem , doch feker Schrijver, Berberis, eer het bewoont was, waer uyt komt dat d’in-woonders daer na Ber-beres fijn geheeten. Andere feggen, als de Ro-meynen d’Africanen hadden overwonnen, gaven ly de naem Barbaria aen dit deel van Africa , om datfe de men/chen feer woeft en barbarifch vonden : doch Leon meent, dat men de Witten van Africa El barbar, van ’t woort Barbara , noemde, ’t welck in hare tael foo veel als geraes of getier beduyt, om dat de Ipraeck der Africanen aen de Arabiers een verwart geraes fchijnt, en by dat van de dieren kan geleken worden. Maer laet ons de namen verlaten, om tot de laken te komen.
Dit lant begint aen de weftfijde by den bergh Aiduacal,eerfte punt van den vermaerden bergh Atlas, vervat de ftadt Mefle en ’t geheel landt-Ichap Sous, en ftreckt van daer langs den oever der Wefterfthe zee, de Straet van Gibraltar, en de Middelandtlche zee aen de noordfijde , tot
gelijck op andere plaetlèn ,• doch mindert wey-nigh wceken daer na : ibo dat men in de Mey-maent eenige rijpe vruchten krijgt, en d’andere . dieper in de fomer.
Verfcheyde rivieren Ipruyten üytde bergen van den grooten Atlas, en andere van elders , die ibmmige in d’Atlanti/clie en andere inde
Groette.
Landt-Jchapfcit.
Jfoedanig-hept.
Lucht.
aen de grenfèn van Alexandrien -, ten ooften heeft het de woeftijnen van Barca, niet wijt van Egypten ; en ten zuyden de bergen van den grooten Atlas.
De lengte van d’Atlantifche zee tot aen Egypten rekenen loinmige ontrent 800 Franlche oft óoo Duytlche mijlen; en de breette, van den bergh Atlas tot de Middelantfche zee, 109 Franlche oft 82 Duytfche mijlen ; doch defe breette is feer ongelijck, en veel fmaller op eenige plaet-fen. Een ander Schrijver maeckt het veel groo-ter, en ftelt meer dan 1200 mijlen voor de lengte, en 180 Spaenfclie voor de breette.
Barbarien begrijpt de beyde Mauritanien der ouden, het Tingitaenfche en Celarifche , ’t nieu Numidien, ’t kleyne ofte eygentlijeke Africa, en het Marmarilche en Cyrenaïlche Libyen , ofte , volgens de hedendaeghfche geflalte, de Ko-ninekrijeken Marocca, Fez, Algiers, Tunes en Tripoli : want het gene eertijts de benaeming had van de Rij eken Telenfin en Tremecen,is nu aen ’t Rijck van Algiers gevoegt ; en ’t landt van Barca, dat van Mesrate tot in Egypten ftreckt, ftaet by na geheel onder ’t Rijck van Tripoli.
Geheel Barbarien is niet geplaegt met al te groote hitte , oock fijn alle de deden niet al te wel getempert, om dat het niet te na of te verre van de Tropiquen is gelegen : want de gantfche kuft van dit landt, en de bergen by den oever der Middelantfche zee, (die van de Straet af tot in Egypten flrecken,jbyna meer koude dan hitte, om dat ’er een deel van ’t jaer fneeu valt, genieten.Den regen-tijdt begint in ’t gemeen in dit gantfche landt ontrent half Odober, de koude in December, en wort ftereker in Januarius,
Middelantlche zee vallen ; het fonteyn-water van defe bergen fmaeckt aerd-achtigh, en is byna altemael onklaer, inlbnderheyt in de plaet-fen op de grenfen van Mauritanien gelegen.
De geheele kuft van Barbarien langs den jienrijek, Oceaen, en de vlackten tuftchen den oever en den grooten Atlas , van ’t laetfte en zuydelijck- * fte deel der Provintie van Sous oft Sus , tot aen de Straet van Gibraltar, fijn ïèe.r vruchtbaer van terwe, garft, en gras voor ’t vee , en d’inwoon-ders hebben de fchoonfte velden van Africa in vier Provintien, als Sous , Duquele, Temece-ne en Azgar, om dat het lant geheel plat is en feer getempert, en van vele rivieren , die uyt den grooten Atlas afkomen, wort belproeyt. D’andere fijde naer de Middelantfche zee , van de Straet Gibraltar tot aen d’oofterlijckfte grenfen van ’t Landtïchap Tripoli in Barbarien, is ruw, oneffen, en vol bergen, die ïbmtijts 30 oft 40 mijlen in ’t lant ftrecken ; tuftchen dele bergen en die van den grooten Atlas, fijn
heuvelen ; doch ’t aertrijck is vruchtbaer in terwe en gras voor ’t vee , overvloedigh in fontey-nen en rivieren, die in de Middelantfche zee loopen. De kuft van dit lant, diefe Errif noemen , waer langs de bergen van den kleynen Atlas ftrecken, is meer kout dan warm ; loo dat ’er weynigh tarwe groeyt, maer veel garft. Alle dele bergen fijn dicht belet met hooge boomen , hebben oock goede weyden , dienftigl om des fomers ’t kleyne vee te voeden ,• maer des winters valt ’er in ’t gemeen lbo veel fneeu, dat ’et in groot gevaer is, foo men ’t niet ter rechter tijt afdrijlt, van te fterven.
Byna aen alle plaetfen , die vruchtbaer fijn, rruchte»* groeyt velerley gewas van leer goeden en aen-genamen fmaeck, als rofijnen, vijgen , kerffen , pruymen, perfen , queepeeren , abricofen , gra-naet- en oranje-appelen , lamoenen , en dier-gelijcke, die andere in leckerheyt verre te boven gaen. Hier fijn leer groote olijfboomen, infonderheyt die van Marocco, Fez en Algiers.
Sy voeden vele kudden op de landen daer toe Gtdiertii dienftigh : op de bergen fijn vele wilde dieren, en boven al een ongelooflijck getal apen in de dicke en hoege boomen : oock fijn hier een groote menighte leeuwen en geyten.
Dit lant heeft gout- en filver-mijnen , en van andere metalen ; oock wort ’er amber op hare kuften gevonden.
D’inwoonders fijn wonderlijck fterek , en ^ertder kloecke lieden te voet en te paert : in de zee- ^»woonden, plaetlèn fijnlè minder eenige fieckten onder-
worpen.
' 3httcaii-
Miîimta
Onan
I.JFetia/e^
C• Acl^afos
îtXKÏ.
Sicilia
’ZiCr^ent
Altrer
JW
Tt*enua.en
V jm: .
C, Canùn
Coûita
Calurokaino
C
I.
datalîagt;.
Tremifen,
Casan le Moi-
Cofrû
^atufa
JNUIl
38
37
38
35
C.B^aAot*
(z. ae AinJra sis JM-onies G-, de C. Cypnan
^esertum-
^’^Sa/o
^^seltrtn. -
Teaa'Z'isa uAt salis
sitsoltaA Buietts
SumelsA^
iCelelbeltj
O ITeosertm JlTurrutnttta
0 Ten^enl
® Telrulrasati
^etuaarHu
eiU£n2,itia.
VR^NZJGjI
R JE G, nbsp;olun
s^IR .
Ütchest
Teselnt
Namp;fia.
Satr Buteusf
C, Ca/4Hm
MsJusi
QUC^
Circulus fut
AT •
SoUa,
^Taocar^r Bersini
Berntçf quot;^Tetzmes
Q CdTCoretta ® (yaraletua,
^ileOseiis
RRJ) O URG.
uartL
Cha^ A Qtulf
Baillé
J. amp;OZ
Ckst*Auru- A Qna*^uati
2ter4ns
Jasuni'
Casar val
Tr^zolt- as ^a/Araros
A !
E ! nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O ,
'1, Niiriata
\
Natnftt
£lejS}cadr
^eser^lrifn
£lluim
Shtis-k-^•itudxtt
0
Conisd
I -Malta,
otûnJSeJja.,
B A R B A R I E N.
worpen , om de winden die hen verkoelen en verfrilTchen. De ftedelingen fijn verftandigh, gelijck men in haregeeftige wereken kan be-Ipeuren : die op de kullen van de Middelantlche zee woonen , fijn genegen tot de wetenfehap-Ven^hdt». pen. Volgens’t getuygenis van Leo fijnie niet boos-aerdigh , noch geveynft, hoewel hen d’Ouden anders hebben belchreven. Hun ont-breeckt noch moet noch dapperheyt, inlbnder-heyt de berghlieden : ly fijn oock leer aendach-tigh ii^ hunnen Godtsdienll, gacn dickwils in de kerek , om daer hunne gebeden uyt te Horten. Sy worden feer geplaegt van de jaloersheyt, en willen liever ’t leven dan haer eer , dielé in de kuysheyt van hunne vrouwen Hellen , verliefen. Hare begeerte tot rijekdommen , eeren en Haten , is t’eenemael onmatigh. Sy fijnfchaem-achtigh en fedigh, en füllen nooit vuyle woorden in ’t openbaer uytwerpen. De mindere fijn gewoon alle eeren dienll aen de meerdere te bewijfen. Die in de tenten woonen, ’t fy Ara-rijeke lieden nemen verfcheyde vrouwen , doch fy koopen die niet als de Turekenj want men biers oft veehoeders, fijn milt, moedigh , ge-raeenlaem by hun volck , gehoorlaem, en goet-aerdigh. De berghbewoonders fijn oock moedigh, fedigh, en van loeten ommegang. Maer fy hebben oock tegen alle de voorlèy-de deughden feer groote gebreken ; want die van de Heden fijn trots, Ipijtigh, wraeckgierigh, weynigh beleeft,ofliever wreet tegen de vreemdelingen , onfatfoenlijck in hun manière van leven , en feer licht in gramfehap ontHeken ; fy hebben geen groote kennis van de koopman-fchap , hoewelfe overal handelen , dewijl hun wiHelbancken, en correlpondentien buyten hun landt ontbreken , waer door yder verplicht is om by fijn waeren te blijven ; fy fijn leer gie-righ , ongeruH en licht beweeght en ontHelt, weynigh genegen tot vrolijekheyt, alsgedurigh beefigh om te winnen , en goederen te verfa-melcn. ’t Gene Leo fegt, als wy terllont aen-roerden, datlè niet boos-aerdigh noch geveynH fijn ; feker hy heeft hun gevleyt : want daer is geen ontrouwer volck , noch meer tot verandering genegen , en alle gegeven verlékeringen om te Hooten : ly fijn grootlprekers, achter-denekend , wantrouwigh, en lichtgeloovigh in onfekere dingen, dielè veeltijts, hoewel valfch , Cibrekfn» |
Romeynen : dciè volcken hebben in hun Echt-verbondt noch vele oude ceremoniën, waerin ly de Gotten en Wandalen navolgen ; ly fijn foo uytermaten jaloers, dat ee,n dochter , nu ge-trouwt fijnde , hch naulijeks met ongedeckten aenïchijn voor haer vader durf vé3i£oonen. Sy hebben overvloet van vele dingen , diefe andere volckeren , tot hun groot profijt, mee-deelen, als oflenhuydeo, fchaepsvellen , droogh leder, linnen lakenen en kottoen , rafijnen , dadels , vygen , en vele andere koopmanfehappen. Men kan oock hare rijekdommen afnemen uyt het groot getal van hare tempelen , want in Algiers fijner hondert, te Tunis enteMarocco yder 300 , en te Fez 700 , van welcke de voor-naemfte dagelijeks 200 ducaten inkomen heeft. De zeeroovers brengen oock groote fchatten in ditlant; want Ibmmige meenen, dat’erin de havenen van Algiers, Salé, Eiferte , en de naburige , jaerlijcks meer dan drie millioenen aen goet wort gevoel t, den kooplieden van Italien , Spanje, Vranekrijek , Duytflandt, en Neder-landt afgenomen. Barbarien wort ten deel beftiert door opper- Regeering-vermogende Köningen en Heeren , als die van Marocco en Fez, en eenige andere Vorften , foo Arabiers als Africanen j ten deel door foo-danige die een hoeger gebiedt erkennen , als de Koningen van Algiers , Tunis , en Tripoli, het welck niet dan Bachas fijn , ftaende onder den grooten Turek, welcke hy, na fijn welbehagen, inftelt en aflet : oock fijn hier eenige Heeren , die aen hun meerder lchatting geven, en nochtans als Monarchen regeeren, gelijck de Köningen van Conche en Labes , die eenklcynen tol aen de Köninck van Algiers geven j en de Princen en Hoofden der Arabiers, welcke verplicht fijn eenige fommen aen de Köningen van Marocco en Fez op te brengen, en by fommigc gelegenthedenfeker getal vanvolck te fenden. Behalven alle defe fijn’er eenige vryeRepublijc- ■ ken, daer wy hier na van lullen Ipreken j en vrye . volckeren , doch fonder regel oft beftiering , die fich in ’t velt of op de bergen van dit landt • onthouden. |
Oejfe/iin- lijekpoogen Haende tc houden. In de koophandel fijnfe liHigh , loo dat men fich wachten moet om van hen niet bedrogen te worden. Sy hebben genegentheden tot de weten-fchappen, en begeven fich tot de hiHorien,vrye kunHen, en ’t onderfoecken van hunne wet. Sy beminden eertijts de Mathematica oftWis-kunH, de Philolbphia, en AHrologiaoft Starre-kunH; maer federt vijf hondert jaren , hebben hunne VorHen en Leeraers hen de Philofophia en voorlegging uyt de Harren verboden. Sy oeffenen fich te paerde , niet op onle , maer op de Spaenlche wijle, waer in ly loo behendigh worden , datlè wonderlijck wel hunne zagayen oft werplpielfen weten te gebruycken, waer mede ly hun vyandt van voren en van achteren bevechten, ofte fich fclf belchermen. Wat hare huwelijeken belangt, d’edelenen |
Barbarien heeft vierderley volckeren ten aen- GedtS“ fien van de GodtsdienH ; want men deelt hen in Mahornetanen, Harders fonder religie , Joden en ChriHenen. De Mahornetanen lijn meeH in getal, en onder hen houden d’Africanen de wet van Mahomet veel Hrenger dan de gehore Tureken. Eer ly hun gebeden in de molqueen of tempels Ipreken , (’t welck vijfmael des daeghs gefchiet)waHen ly hun geheele lichaem, en meenen datfe hare fielen ter felve tijt, door dit uyterlijck baden , fuyveren. Sy houden hare vaHen gelijck de Tureken , en met de felve Hrengheyt j want fy eten noch drineken niet voor dat de maen oft Harren opkomen. De Harders fijn geen Mahornetanen, noch Joden, noch ChriHenen , maer fonder wet en godts-dienH; want fy hebben geen tempels, doen geen gebeden , en leven als beeHen j en foo iemant beter |
BARB/ beter wil wefen aïs d’andere, hy is gedwongen fich nevens hen te voegen ; dewijl niemantben otlderwijftj noch door wetten en regelen be-ftiert. De Joden verfchelen niet in hun geloof, feeften en kerckfeden met die van Afia en Europa ; en hjn in defe geweften in iulck een me-nighte , dat men alleen in de rtadt Marocco vier duylènt der lelve telt ,• en in de Rijcken van Algiers , Tunes, en een gedeelte van ’t Rijck Fez, lyóooo huysgefinneh. De Chriftenen fijn alleen meefters in de plaetlen die de Koning van Spanje befit, en fijn alle Roomfche Catholijc-ken : d’andere fijn van verfcheyde löorten; want daer fijn eenige overblijffelcn der oude Chrifte-nen , loo te Marocco als te Tunes, en in Libyen; oock eenige Grieckle, meeft alle fchifma-tijeken ofte afgefbnderde, beftaende in 179 liuysgefinnen. In dit landt fijn meer dan hon-dert en twintigh duyfènt Chriften Haven, die fy feer ftreng handelen, waer doorjaerlijeks verfcheyden van de felve , uyt wanhope van fóo veele elenden , begeerte van fich daer af te be-vryen, en tot ftaet en rijekdom te komen, fich tot de Mahometaenfche dwalingen begeven, behalven een goet getal kinderen , die door dwang befneden worden.
’t KONINCKRYCK
ALGIERS.
HEt Rijck van Algiers begrijpt nu dat van Telenßn oft Tremecen , waer onder het eer-tijts was vervat, nevens die vanBugien en Conftantina, en eenige andere, waer van Orenß»- hier na breeder. Dit landtlchap paelt ten wellen aen Mauritanien Tingitane, en ’t oofter-deel van ’t Koninekrijek Fez , door de rivieren Zis en Muluye van’t felve afgelcheyden ; ten zuyden aen de woeftijnen van Numidien ; ten ooften aen de Provintien van ’t Rijck Tunes, en ten noorden aen de Middelantfche zee.
0roBtte. De zeekuft ftreckt fich uyt langs de felve zee van de mont der riviere Muluye tot aen die van Sufgemar ; foo dat dit Rijck van ’t wellen naer ’t oollen 15c Spaenlche mijlen lang is, en meer dan yo breet, daer ’t fich wij t uytllreckt ; doch alleen 2y op fommige plaetlen.
Dit Rijck wort in drie deelen afgefcheyden , te weten , in Tenez , Gezair oft Algiers , en het Bcrghlandt,- maer door een ander Schrijver, in vier Provintien, welcke fijn Tremecen, Tenez , Algiers, en Bugien. Doch de Turekendeelen het in tien havenen, of zee-gouvernementen,en in lóo vele jurisdiólien dieper in ’t landt.
voornaemlle rivieren fijn Ziz,Hued Abra, Tefna, Mina, Xilef, Celef, Ceffaye, Hued el HarraXjHued el Hainiz,Hued leer, Hued el Qui-bir. Suf Oemar, Marzoch, en Yadoch.
Grootlle deel van ’t aertrijck in dit landt is onvruchtbaer, droogli, en ruw, en ontrent de ftadt Tremecen fijn feer groote en vlacke woeftijnen. Doch aen de noordfijde tulTchen Tremecen en de Middelandtfche zee,fijn de velden vruchtbaer in tarwe , of feer dienftigh om ’t vee te voeden, ’t Geeft oock een menighte van Africa.
RIEN. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2, f
Verfcheyde vruchten ; en aen de weftfijde fijn vele bergen in de Provintien Tenez , Algiers en Bugien, oock overvloedigh in graen,en weyden.
Tremecen was eertijts een Koninekrijek , waer tremb. onder Algiers toen Hont; maer is nu een deelTELÈNÏquot; van’t Rijck Algiers , en heeft fijn naem van de hooftlladt : dit latïdt gehoorlaemt de ftadt, die wel eer na fijn wetten moell leven ; en is nu veel kleyner dan te voren.
Defe Provintie heeft haer ftaem van de hooftlladt Tremecen , die d’Africanen Telimicen noemen, waer van d’Europers Te/enfin, een be-durven woort, dat loo gemeen is, gemaeckt hebben.
Sy had eertïjts vele Heden , en een wijtllrec- stede». kend gebiedt ■ doch nu is hare jurisdiólie leer ingetrocken, en in vele kleyne landtfehapjes verdeelt; d’overige Heden, behalven de gene die federt verwoeH fijn, noemt men Tremecen, Hubed, Tefefie en TeHeule, met den bergh van Beni Guerned.
Tremecen of Telimicen, dat men neemt voor het jremea». Timifi van Ptolemeus, wort van eenige Telefn en Tremifen, en door anderen Tlemifan genaemt; en Is ontrent leven mijlen van de Middelantfche zee ten zuyden gelegen, ’t MeeHe deel der Hraten fijn feer breet, en door tien fraye plaetlen verdeelt. De huylèn fijn grooter en lchoonder dan die van Algiers,en vele fijn met aengename tuy-nen verciert. In ’t jaer i yio waren hier 16000 huyfen, doch in’t jaer lydx ontrent zyooo; maer nu is het getal der inwoonders, door de ftrengheyt der Tureken, leer vermindert.
Hübet is een Hadt met muren omringt, en ontrent een half mijle van de vorige gelegen aen de zuydfijde; fommige meenen datfe door de Romeynen is gebouwt, en Mniara genaemt. Sy is beroemt by de Moren , om het heerlijck graf van Morabout Cidi Bu Median.
Tefefare oft Tefefe is een groote Hadt, in een ïe/efart. vlackte vijf mijlen van Tremecen , aen de ooft-fijde gelegen, met hooge muren omringt, en wert voor ’t Aflacilis van Ptolemeus genomen. Te^ela oft Tejjeule f eertijts Ariane geheeten, is door Abuhalcen verwoeft, en federt niet weder bewoont. Den bergh Beniguernid, oft Beny Gue-rened, een deel van den grooten Atlas , ftreckt tot op een mijl na by de ftadt Tremecen, en heeft vele dorpen en inwoonders.
’t Aertrijck van defe Provintie ontbreeckt HxdMi^ geen water, dewijl het de ftadt Telefin daer^''^^^^ van veribrgt; en byna alle de tuynen, buyten de felve gelegen , hebben hunne putten en fontey-nen. Het geeft oock veel graen, en allerley flagh van kerflen, feer goede vygen, die Iwart, grooten lang fijn, die d’inwoonders tot voor-raet tegen de winter droogen, perficken, noten, amandelen, meloenen, en vele andere vruchten.
De velden van Tezele dragen (bo veel van de Gretnette» befte tarwe, dat het geheele lant van Tremecen daer mee gefpijft kan worden. Den bergh Beni Guernid is met hout en boomvruchten geladen, inlbnderheyt vygen en kerflen : de vlacke plaet-fen van Tefezare fijn bequaem om tarwe voort te brengen ; doch in eenige deelen fijn oock yfermijnen.
B 9 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Alle
-ocr page 160-
ANGAD. Name». Gelegen-he]t. Grootte. Riviere. SteJeit. Alle d’inwoonders van Tremecen fijn in vierderley perfoonen gedeelt, te weten, in hant-werckslieden , kooplieden , geleerden en folda-ten. De kooplieden fijn vroom en eerlijck in haren handel, en verforgen hunne Heden met alle nootfakelijckheden : ly reylèn in ’t landt der Swarten, en fijn lèer rijck.. De llantwerckslieden fijn ftcrek en vrolijck , en hebben een geruft leven in haren arbeyt. De Ibldaten fijn ten deel ' Tureken, ten deel Moren. De geletterden worden in Scholieren , NotarilÏen , Advocaten en Doétoren onderfcheyden. Angad, oft Angad Heben, van fommige Angued genaemt, een landtfchap in ’t koninekrijek Algiers gelegen, is een woeft, vlack en dor gewell, en’t wefterlijck gedeelte van d’oude Provintie Tremecen. ’t Heeft van ’t wellen naer ’t ooften 28 mijlen in de langte, en 18 in de breette. De riviere Muluye vloeyt door ’t midden van defe woeftijne , op welcks oever drie machtige Hammen der Arabiers, Vied Talha, Vied Ar-rax, en Vied Mançor genaemt, woonen. De Heden , die nu tot delè Provintie behoo-ren, fijn Guagida , Tenzegzet, enizli. Guagida , ecn oude ftadt in ’t geberghte van ’t Rijck Algiers , dat men acht de ftadt Lanigara van Ptolemeus te welen, is in een fraye vlackte, 14 mijlen van de Middelantfche zee , en naer ’t zuyden , gelegen,en heeft noch 3000 huysgefmnen. Ten-^eg^et is een ftercke ftadt, op een hooge rotle Ceherghte. Water, Grane» en f'ruchtt». Dieren. Genegent-hedc». Diel. Na d’Arabiers hebbenlè de Tureken befeten, diefe gelterckt en met krijghsvolck en gefchut voorfien hebben. oft nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;? oft, volgens an dere , Gitlui en Giglua , wort voor Giygt;a van Ptolemeus gehouden , en is met fijn kafteel in een vlackte gelegen. Dele Provintie begrypt oock den bergh Bent-Zeneten, 18 mijlen naer’t wellen van de ftadt Tremecen gelegen ,• tien mijlen lang , en meer dan vijf breet, hy heeft vele bewoonde dorpen, en op den top een llerck kafteel,woonplaets van de Cheque oft Heer van dit geberghte. De gemelde Heden hebben rivieren en water-Iprongen, die’taertrijck bevochtigen. Sommige plaetfen geven graenen en vruchten, als ra-fijnen en vygen, andere niet dan een weynigh garft en boeckweyt, door middel van ’t water dat d’inwoonders door ’t lant weten te leyden , dewijl het lbo heet en droogh is, dat het anders geen rijpe vruchten foude vóórtbrengen. De woeftijne van Angad voedt vele wilde geyten, fwijnen , harten , ftruysvogels, en mindere dieren , onder welcke de leeuwen Ibmtijts groote fchade doen, die oock de menfehen lèlf niet Iparen : en of dit quaet noch niet genoegh was, lbo fijn hier in ’t gemeen vele Arabifche ftruyckroovers, om de voorbygaende lieden te berooven. Den bergh van Beni-zeneten wort van dappere volckeren bewoont. Die van Izli ontfangen beleefdelijck de reylènde lieden ; en die van Guagida fijn oock moedigh , doch ruw en boerfch. Sy Ipreken d’oude Africaenfche tael, en weynige van hen gebroken of bedurven Arabifch. |
Beni-Arax , ofte liever Beni-Araxid, en, volgens ® eenige , Beni-Raj^id, eene der Provintien inhetxiD* bergh-achtig landt gelegen , llaendc onder Al- a-giers en’teygentlijcke lant van Tremecen, iszio. ten ooften van hare hooftftadt gelegen. De langte van ’t wellen naer ’t ooften is 17 mijlen , Gw«?. vlack , doch de noordlijde verheft fich tot heuvelen. Sy heeft verlcheyde plactlèn,doch drie voorname, van welcke d’eerlle is Beni-Arax, die meer dan twee duylènt inwoonders vervat, doch is met geen muren omringt, hoewel ly voor de hooftftadt van dit landt wort gehouden : d’andere is Calaa, eertijts Atoa geheeten , met muren belloten , en in gedaente van een Sterekte tuftchen twee hooge bergen gebouwt : de derde is ElMohajcar, ’t welck een vleck gelijekt, en heeft een Fort, van d’Arabiers begonnen , en door de Tureken , die het tot een woonplaets van de Lieutenant des Könincks van Algiers in dit lant ordineerden , volmaeckt. Behalvendc gemelde is ’er noch de ftadt Batha, van Ptolemeus Bunobora geheeten , in een fraye vlackte , drie mijlen van Oran , in ’t lant, op de rivier Huet Mina gelegen, Sy was volckrijck, maer in d inlantlche oorlogen verwoeft ; doch in ’t jaer I y IO heeft fekeren Cena fichdaer ontrent ter nedergelet, levende van d’aelmoeffen, en als een nieuwe ledte opgerecht ( nu door geheel Africa veripreyt ) waer door defe plaets weder is bewoont, en federt, na fijn naem, de vlackten van Cena geheeten. ’t Aertrijck van Beni-Zarid is overal fèer Vruchten. goet, voortbrengende een groote mcnighte graen ; en op verlcheyde plaetfen wijnftocken , jujuben , vygen, en vele andere vruchten : ho-nigh is hier overvloedigh , gelijck oock allerley vee, loo groot als kleyn. Miliane oft Meliane is een Provintie lande-waerts in gelegen , ftaende oock onder ’t ko- Noem. ninckrijck Algiers : ïy heeft defen naem van haer hoofcitadt ; en het vorige landtfchap Be-ni-Araxid ten wellen, en dat van Algiers ten ooften. Defe ftadt wierd eertijts Magnanc ofte Cek^n-Matiliane geheeten ; want beyde dele namen vint men by Ptolemcus ; maer d’Arabiers hebben die daer na eenighfins verminckt : ly is groot, en door deRomeynen op eenen hoogen bergh, landewaerts in , 14 mijlen van de ftadt Sargel, en i j van Argel ten weiten, gebouwt, en raethooge muren omringt : aen d’eene fijde der ftadt fijn hooge rotfen , aen d’andere gaetlc als afhellende van de top eenes berghs. Hare huyfen fijn fraey , en by na alle met een fonteyn verrijekt. Onder dele ftadt ftaen noch twee andere , te weten Mezune en Tiguident, d’eerftc in ’t lantlchap Tenez,d’ander eygentlijck in dat van Algiers. Den bergh , waer op Miliane legt, is vol fon- rruchtett. teynen , en met foo vele noteboomen voorfien , datle alle inwoonders daer van verlbrgt. ’t Aertrijck ontrent Mezune is vruchtbaer in granen, en rijck van gedierte. CoucOj dat de Franlchen Couque o£Couke, en eg'quot;’ d’Italianen en Spanjaerden Cuco noemen, wort Name», voor |
voor’t oude Cmnaba van Ptolemeus genomen. lHoewel dit een belónder Rijck is, foo wort het evenwel van de Tureken , dewijl het fchatting aen de Koning van Algiers betaelt, onder de Provintien van dat Rijck geftelt. Onder de bergen van den grooten Atlas is ’er een diefe Cuco, na den naem van de ftadt daer Stadt. Heedanig- LABEZ. Cdtgtn htyt. TENEZ. hoort gehcieten te worden. Dele ftadc heeft meer dan 1600 huylèn , is Herck van gelegen-heyt, fijnde omringt van een hooge en uytge-holde rotle, en een Hercke muer op de plaetlèn daerde rots ontbreeckt. De gemelde berghis rontom befet met weibewoonde vlecken en dorpen 5 en op ’t afhangen van de felvelegt G^-tnaaxahari^ een plaets met joo huyfen voorfien. Hier fijn veel fonteynen , en tuynen vol van allerley vruchten, vele olijf boomen , met over-vloet van olijven ; vlackten aen de voet van den berghjdie granen voortbrengen,en op de bergh felf waft veel garft. Men heeft ’er een menightc van vygen, rofijnen, en vlas, van welck men het befte linnen van Barbarien maeckt 5 oock ho-nigh en was. Daerfijn mede ylèr-en lalpeter-mijnen j en vele kudden van kleyn vee, een me-nighte van apen, oock paerden tot den oor-logh bequaem. Labe^, een koninckrijck , is door de Tureken onder de middelantfche Provintien geftelt, of binnen ’t landt van ’t koninckrijck Algiers, dewijl het daer aen fchatting betaelt. Sijn naem Labesi beteekent een lbort van biefen die men in Spaens e^arto noemt. Op een der bergen van den meergemelden grooten Atlas, vier mijlen van Couco , en i y van Bugien gelegen, is een Fort, Calaa geheeten , de woonplaets van den Xeque ofte Koning van dit volck, die oock den bergh Coco deTeleta, waer fy hun graffteê hebben, befitten, en aen de voet van den bergh de plaets Te^li, daer fy een Sterekte hadden tegen de Tureken. Delen bergh geeft weynigh graen, heeft geen olijfboomen , en niet veel andere vruchten, maer ’t gemelde riet in over-vloet : en wort bewoont van dappere lieden. ' Tene^yCen Provintie van ’t Rijck Algiers , ontmoet men als men fich ten noorden keert ; haer hooftftadt heeft de felve naem, op het hangen van een bergh, een half mijl van de Ueofißadt. Middelantfche zee, gebouwt. Sommige houden haer voor ’t oude Laguntum van Ptolemeus, cn andere voor T^^afa : fy legt half wege tuflehen Oran en Algiers,30 mijlen van Oran ten ooften, en foo veel van Algiers naer ’t weften. Men liet daer een Sterekte met een paleys, daer de Gouverneur , die de Koning van Algiers hier lend, fijn wooning heeft. De lèlve Koning befit ver-fcheyden andere plaetfen hier ontrent ; en de ftadt Meduai eertijts Mniara geheeten, 50 mijlen van Algiers gelegen, is door hen aen dele Provintie gevoegt. In dit landt fijn de bergen Beni Âbuc Aid, oft enekelijek Abuçaid ; en die van GuenesicriSf van lommige Guanjeris geheeten. ’t Landt rontom Tenez geeft veel koren , en voedt vele kudden , behalven dat ’er de byen veel honigh en was voortbrengen. Medue heeft mijlen van Ned Roma. |
R ï Ë N. levende waterlprongen, en de Ichoone velden dragen verlcheyden vruchten. Op den bergh Abuzaid fijn vele geyten , en overvloet van was en honigh,oock waft daer veel garft ; den bergh Guaneleris heeft oock veel waterlprongen, en een menighte van de gemelde biefen. ’t Volck van dit landt is onbeleeft en plomp 5 Cenegenthi-de berghbewoonders fijn woeft en fel; doch^^”’ dappere krijghslieden. D’Arabiers in dele ge-weften willen geacht fijn voor adelijeke en kloeckmoedige mannen. Tebeca oft Tebeffa^ een landtfehap dieper in het tebe-Rijck van Algiers gelegen , heeft die naem van fijn hooftftadt, eertijts Thabuna genaemt, ont-fangen. Sy legt op de grenlèn van Numidien , HûoftflAdt^ y y mijlen van de Middelantfche zee ten zuy-den, en met hooge en ftercke muren van groote ijehouwe fteenen beftoten , waer door hetlom-mige houden voor een colonie der Romeynen. Sy wort bevochtight door een riviere , en twee klare fonteynen. Op de raarckt en elders fiet men vele outheden , als marinere colommen , en verheven beeltwerck, met verlcheyden op-fchrifren in Latijnlche letteren. Men legt, datfe d’andere fteden van Barbarien te boven gaet in drie dingen, te weten, in lchoonheyt der muren, in fonteynen, en noteboomen. De lucht in dit landt is ongefont, en ’t aert- yeedanig--rijck mager, hoewel daer leer veel en lbo hooge notebooraen fijn, datle van verre eengeheel bofch gelijcken. Hutnanbar is d’eerfte Provintie aen de zee van hvman-’t Rijck Algiers aen de weftfijde, en naeft aen dat van Fez : fy heeft haer naein van de hooftftadt die fommige Hunaim, andere Humain , One, Nament» en d’Africanen Deyrat Vneyn noemen^ en legt ten weften van de Provintien Harelgol en Oran, op den oever van de MiddeJantlclie zee tegen over de ftadt Almeria in ’t koninckrijck van Granaden. Haer haven is kleyn , en gefterckc met twee torens diefe aen beyde fijden bewaren J hare muren fijn hoogh, inlbnderheyt aen de zee. Sy heeft Ichoone hiiyfen, uyt Iteenen van verlcheyde verwen gebouwt, met muren op de Mofaifche wijle, by na yder met een put van Ibet water. Sommige houden haer voor het Vrbara van Ptolemeus, en andere voor Siga, De Heden Tebecrift en Ned Roma behooren oock tot dit Gouvernementid’eerfl:e,eertijts T/;«-daca geheeten , is aen de voet van ruwe bergen , op den oever der Middelantlche zee, ontrent drie mijlen van Ned Roma, gebouwt : dele naem Ned Roma beteekent in d’Africaenlche tael Nieu Romen, en wort voor ’t oude Celama gehouden. Hare muren, huylèn en verwoefte o ver blij fielen getuygen genoegh datle een werek is der Romeynen j want men vint noch buy ten de ftadt groote tafelen , en colommen van albafter en andere fteenen, met Latijniche opfchriften ; fy legt in een vlackte vier mijlen van de Middelandtlche zee, en twee van de groote Atlas bergen. In dit landt fijn de bergen Tarara oft Guala-fa, en Matgara, welcke hoogh en ruw fijn ; d’eerfte legt by de ftadt One, en d’ander twee Hier |
BARBA
fruchte». Hier Waffen vygcn, appelen , citroenen , gra-naden, perficken , olijven en meloenen in over-vloetjoock groeyt ’er kottoen en vlas, lbo in de vlacke velden als op de bergen. Sommige plact-fen geven koren , garft en boeckweyt j en den bergh Gualhafu heeftyfer-mijnen.
HARES- Haresgol, een lantfchap aen de zee van’t ko-niockrijck Algiers, heeft defe naem van de ftadt daer de Gouverneur woont, welcke voor ’c oude Siga wort gehouden : het woort Gol oft lol beteekent Sterekte in d’Afticaenfche tael ; en daerom vint men by de Moren foo vele plaec-ftn, welcker benaming daer mede eyndight.
Stadt. Defe ftadt wort van alle fijden van de Middel-lantfche zee omringt, uytgefèyt de zuydfijde , waer een fmalle wegh is , die met vele kromten Kadett, door de rotlè naer defe plaets ftreckt. ’t Kafteel ftet men aen d’ooftfijde op den oever der zee. Sy wierd ingenomen en geplondert door de Graef Pieter van Navarre , en door d’Arabiers weder verovert,diele noch heden behtten; want de Turcken hebben alleen ’t kafteel met krijgs-volck belet.
ORAN. De Provintie , oock aen de zee, heeft de voornaemfte ftadt van dit ge\Vcft die de Spanjaerden befttten , in ’t gemeen Om« , en door d’Africanen Guharan gehee-ten. Hier legt oock Marfalqtiibir oft Marca el bir, dat de koning mede toebehoort. De Turcken maken van d’overige zeeplaetfen die ly in hun macht hebben, als Mazagran en Moftagan, en den bergli Maragava , een Provincie, welcke Haresgol ten wellen , en Tenez en Sargel ten Stede». ooften heeft. Maz^agran oft Magt;t;^agran legt by de plaets waer de riviere Xilef in de Mid Jelant-Iche zee loopt, ontrent 13 mijlen van de ftadt Oran ten ooften j ly is met hooge muren en een groot kafteel gefterekt. Mofiagan legt aen de Middelantlche zee, en 14mijlen ten ooften van Oran j aen de lèlve lij de vloeyt de riviere Xilef ontrent een mijl van defe ftadt : fy heeft 1500 huysgelinnen , een fraye kerek , en een kleyne haven, met een kafteel, aen de zuydfijde gelegen, gefterekt.
Bergh. Den bergh MagaraT^a ftreckt 14 mijlen weeghs langs de Middellantfche zee tot aen de riviere Xerif ; en heeft defe naem van de Maga-Hoedanig- j-^vas Berebercs , een voick in Africa , die ’t nu bewoont : aen de voet van dit geberghte leggen de gemelde Heden Mazagran en Mollaga. Buy-ten defe laetfte lijn vele tuynen vol vrucht-boomen, en ’t aertrijck is goet en vruchtbaer, maer’t wort als woeft gelaten. Opdengemel-den bergh Magarava waft veel tarwe ; en voedt-lel voor groot en kleyn vee.
s AR- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sargelis nu mede een der Provintien, aen de
N». gelegen , die onder Algiers ftaen ; en heeft defe naem van hare hooftftadt, die Ibmmige Hooftßadt. voor ’t oude Canuccis, andere voor Cattene houdenden wort in Ibmmige kaerten Serfel geheeten ’t Is een oude ftadt door de Romeynen ge bouwt, I ƒ mijlen van Tenez ten ooften, en foo veel te water van Algiers ten wellen, doch maer 10 mijlen te landt en aen de kuil van de Mid-delantfche zee gelegen, met ftereke muren van gehouwen Heen omringt : aen de lijde naer dc
R I E N.
zee fiet men d’overblijftelen van een marmeren en albaften tempel, door de Romeynen opgerecht. Sy is door d Arabiers verwoell, maer in ’t jaer 1491 hebben vele Moren , uyt Granaden in Spanje verdreven , haer beginnen te herbouwen en te bewoonen , en hebben nu meer dan 5000 huyfen. Hier is oock de ftadt Brexcar, die Brexcar. Ibmmige Brefch oft Brich, en d’Arabiers Berjac noemen ; en mede door de Romeynen aen de Middelantfche zee , acht mijlen van de ftadt Tenez ten ooften, oebouwt.
' o
De bergh, die de Turcken Carapula.^ de Moren Bergh. Giraflumar j en de Chrillenen Batallo oft Sargel noemen , legt twee mijlen van de ftadt Sargel ten ooften ,• en is foo hoogh, dat men een fchip in zee, meer dan 20 mijlen van daer, kan gewaer werden.
Die van Sargel hebben goede bouwlanden , f^ruchti». vele olijf boomen en wijnftockenin den omring der oude muren , die meer dan drie mijlen begrijpt : d’inwoonders winnen oock vele fijde , om de menighte der moerbelyeboomen. Die van Brexcar krijgen vlas, vijgen , en garft van haer lant en boomen : enden geleyden bergh Giraflumar heeft oock overvioet van witte en fwarte moerbelye-boomen.
D’inwoonders van Sargel fijn verftandigh en dapper; die van Brelch fijn kloeck en llerck, enl^^'”’ foo moedigh als leeuwen : ly hebben de gewoonte datle een- kruys, op de wang en in dc hant gefchildert, dragen , ledert de tijden der Gotten.
De Provintie Argel oft Algiers heeft defe naem argei.» oock van haer hooftftadt ; en is een van de vier oude Provintien van ’t koninekrijek Tremecen : ly grenft ten wellen aen de Provintie van Tenez ; ten ooften aen die van Bugien; ten zuyden aen de bergen van den grooten Atlas , die aen Nuraidien palen j enten noorden aendeMid-delantlclie zee , van den mont der riviere Qui-nalaf of Saffraenftroom , tot aen de grenfen van Bugien.
De vlackc velden worden van lèkere rijeke /»wem-en machtige Arabiers, die men Aben Tetixa^*’'^* noemt, en de bergen door de Bereberes en Azuages, bewoont.
De plaetfen,in dit lantfchap begrcpen,fijn Ar-gel,Metafuz,Teddelez,Mehedia,den hals der Me-dujares, Safa en Meda (doch defe laetfte is ’er af-gelcheurt,en onder de Provintie Tenez geftelt,) en den bergh Couco met fijn koninekrijek.
Alger wort van fommige gehouden voor de jtigien. ftadt die Ptolemeus Saida noemt, en door ande-re voor lol oft Iulia Cefarea ; en wort eygentlijck Argel en Argel de Ge^eir, door ’t bederven van het woort Ce^area^ geheeten, hoewel Ge'/^ir in d’Ara-bifehe tael eylanden beteekent : de Turcken noemen haer Cefair oft Barbaria Cefair, de Spaen-jaerden , d’Italianen Algierj de Franfchen en Engelfchen Alger, en de Nederlanders Algiers. Sy wierd vermaert door de Romeynen , maer veel he^t. meer door de Turcken , diefe verrijeken met de rooveryen op de Chriftenen ; en is aen de voet en op ’t afhangen van een bergh gebouwt, in fulck een wijfe, dat de huyfen, die aen de zee beginnen , t’elekens hooger met den bergh oprij fen.
B A R B À rijfen , als oftfe by trappen opgingen 5 lbo bat men bic alle metgenoesen om b’orbre , oft met verwondering over de inenighte . kan belclioii-wen. De zeebaren flaen regende muren , van groote Itucken van gehouwe Heen , 11 Ipanneri dick, en drie hoogh, gebouwt. De haven is be-quacm om een groot getal lchepen te bergen, inlbnderheyt federt dat Hagredin Barbaroffa in ’t jaer 15'32 een mole ofc hooft deê maken, en de fijde van ’t eylandt die naer de Habt ftreckt, aen ’t vafte landt voeghbe, om die te verlèkeren ; doch men heeft die daer na, tot meerder befcherming , met een vijfhoeckigh Fort gefterckt, lbo dat defe ftadt als onwinbaer lchijnt ; want buyten delelve liet men noch brie kaHcelen oft Forten , in welcke hare meefte Haven. Sterckten. fterekte beftaet. Ten tijde van Leo ben Africaner en van Pinet, telde men maer 4000 huy-lèn , doch nu lijn’er wel 13000, Hier lijn geen waterleydingen noch putten van foet water, maer alleen eenige regenbacken en fonteynen, doch op verre na niet genoegh voor loo veel volck : derhalven liet men dagelijeks meer dan duylènt Moren, die hun levens onderhout winnen met water van buyten te haelen, en in de Cebofiwfn. Habt te brengen. Hier fijn feven voorname Molqueen oft Turcklche kereken , onber hon-dert ; vijf groote huylèn , daer de lanitfers, in yder ontrent lès hondert, Flamen woonen j een Gallhuys door Afan Balïa in ’t jaer lyyo gebouwt ; vier groote gevangeniflen, die ly Badt-ftoven der Haven noemen ; vier Chriften kereken j hondert Bedeplaetlen der Turcklche He-remyten, op de wijfe van kapellen gemaeckt^ en 86 gemeene fcholen, in welcke de kinderen leeren , behalven eenige waer in hunne Dobtoren den Alcoran en hare wet uytleggen. Algiers wort aen alle lijden met aengename heuvelen en vruchtbare bergen befloten , welcher fteyl-ten en dalen met meer dan veertien duyfent en vijf hondert tuynen fijn verciert. hindere {ie- D’andere Heden van dele Provintie fij n, Me-tafuz oft TemenfuH, Teddelez, en den Hals der Mudejares. Metafuz, door dAfricanen Temende Fuji genaemt, wort gehouden voor ’t Ruflonium van Ptolemeus, leght aen de Middelantlche zee ten ooHen van de verwoeHe Hadt Safa, en vier mijlen van Algiers. Sy heeft een goede haven, en ten ooHen de riviere Huet leer, die d’Ouden Serbete en Sarda noemen , welcke daer in de zee loopt. Teddeleni, d’ooHerlijckHe Hadt van dit Landtfehap, wort van Ptolemeus Addima gehee-ten ; en leght oock aen de Middelantfche zee, tien mijlen ten ooHen van Algiers : ly heeft fiereke muren , meer dan duyfent bewoonde huylèn, en een kaHeel daer op de Gouverneur, die de Koning van Algiers hier lend, fijn verblijf heeft. De HadtS^/ä, eertijdtsTzÿ^Jwj genaemt, by de riviere Hued Arrax gelegen , is nu verwoeH. Den Hals der Mudejares is een Hadt, voor eenige jaren door Afan Bacha, Koning oft Onderkoning t’Algiers, vijf mijlen ten ooHen van de Saffraen-rivier , in ’t landt en ver van de zee gebouwt, bewoont door Moren , diele Mudejares noemen, uyc CaHilien , Andalufien, en Africa. |
De lucht rontom Algiers is Ibo gematight, Heedatn^i^ dat be groote hitte nooit be blaberen der boo-men doet verwekken , noch de groote koude die doet afvallen : ’t eynde van Februarius is ^’'feehiem in’t gemeen dat van de winter , en dan dcen de lieffelijeke wcHe winden de boomen bloeyen^ in April krijgen de vruchten hare -gedachten ; lbo dat men in ’t begin van Mey kerlfen eh pruymen, en op ’t eynde appelen en peeren eet, en in lunius druyven. Oock fijn hier vijgen, perficken , noten , olijven , en leer leckere meloenen. ’t Water gebreeckt hier niet buyten dé Hadt, rr'atef. want yder tuyn heeft fijn put, noch in de dalen, eh Heylten der bergen ; en de valleye Mottige wort door een kleyne rivier bevochtight. ’t Vlacke landt is foo vruchtbaer, dat het Grae»e»i driemael des jaers tarwe, gaiH , haver , en dier-gelijck gewas, behalven de kruyden,die rontom in dit geweH in menighte groeyen. Evenwel fijn hier oock dorre bergen by de zee , en woellij-nen met wilde dieren. Seker Schrijver Helt hier oock gout- fil ver- en ylèrmijnen. Dit landt voedt leeuwen, Hruysvogels, yfere Dieren. verekens, wilde fwijnen , harten , egels, caméléons, apen, oHen, elèls, katten, voflen, honden van een andere lbort als d’onlè , en vele mori-Hers , die uyt het paren van verlcheyde llagh van beeHen geboren worden. Men fiet hier arenden , en vele andere foorten van vogelen : oock Hangen, en verlcheyde fenijnige dieren. Hun oude Ipraeek was de Punilbhe , daer na Tatl. Iprakenlè Latijn onder de Roméynen ,• doch eyndelijck hebben d’Arabiers hunne tael hier ingevoert : maer de Mahometanen gebruyc-ken hier en door ’t geheel OoHen met de Chri-Henen een Ipraeck , diefe Franco noemen , be-Haende uyt Frans , Italiaens en Spaens , (doch meeH de laetHe, ) waer door fy de gemelde drie talen genoeghfaem verHaen. Dit Rijck wort beHiert door een Koning, die Reieerin^. denTurcklchen Keyfer fend en affet nae fijn believen, welcke de Moren Sultan , dat is, Op-perHe Heer oft Koning noemen ; doch de Turcken alleen Bafla oft Bacha, want fy erkennen geen ander Koning dan den Grooten Heer, en geven den tijtel Balla aen d’Onderkoningen oft Gouverneurs van groote Provintien.Hy wort Ibo geëert, dat men in fijn bywefen met gevouwen handen op de borH voor den grooten Raet moet verfchijnen, op Hraffe van’t leven. Het Landtlchap Bugia, door de Moren Bigeya bvgi a. oft Bugeya geheeten , een der Provintien van ’t Rijck Algiers, en aen de zee gelegen , heeft ten weHen het Landtlchap Algiers, en ten ooHen Greifen. dat van Gigellt; Het was eertijts een deel van ’t koninekrijek Tunes, en begon aen de vloet Magior,eyndigh- Groottei de aen de bergen van ConHantina j en had i j o mijlen in de langte aen de Middelantfche zee, en ontrent 40 in de breette : doch is nu kleyn-der, om dat’er eenige Hucken afgenomen fijn ; want het heeft nu alleen de plaetlen Bugia , Gi-bralaër, Micile, DiHefe en Necaus, met de bergen van Bugien. B 10 |
B A R B A R I E N.
j)e ft a de Bugia leght aen de Middelantfclie zee , op’t hangen van een grooten bergh , 30 mijlen van Algiers ten ooften , en ix van Gigel ten weften : ly heeft hooge en feer oude muren , acht duyfent huyfen , Mofquiten oft kerc-ken , collégien , kloofters, badtftoven, en gaft-huyfen. Micilc oft Meßle leght op de grenfen van dit landtfchap by Numidien , 50 mijlen van de gemelde ftadt Bugia , en aen de voet van den l^ißefe. bergh La Abez, Stefe , Dißefe , oft liever Ditefej maer eygentlijck Te^e-^^e, wort voor Ptolemeus Alphar gehouden, leght 20 mijlen landewaerts in ten zuyden van Bugia , in een fraye vlackte die ftch tulTchen Bugia en den gemeldcn bergh Abez uytflreckt. J^ecaus, eertijts Vaga genoemt, is een der aengenaemfte fteden van Barbarien, en by een rivier , 30 mijlen van de zee , 20 van Tezteze, en op de grenfen van Numidien ge-bouwt ; fy heeft flercke muren , badtftoven, gafthuyfen, collégien, een paleys, en tempelen, die niet te verachten fijn. Yder huys is met een tuyn , vol rofèn, violetten, en andere bloemen en vruchten, wijnftocken, en een fonteyn, ver-ciert; foo dat het een aerts Paradijs fchijnt te wefen.
Pêrçfw. In dit landtfchap fijn veel bergen , diefè Za-rara noemen, en het aen alle fijden omringen ; de voornaemfte der fclve is Beni lubar, acht mijlen van Bugia, lang tien, en breet fes mijlen : doch alle d’andere t’famen ftrecken langs de zee wel 50 mijlen.
Gro«. ’t Aerdtrijck is te dor en mager om graen f'ruchtsn. voort te brengen, doch goet tot vruchten. In de tuynen fijn veel boomen met allerley gewas j en dicht by de rivier veel noten- en vijgeboo-men. De bergen hebben oock weynigh graen, maer veel garft, noten en vijgen 5 vlas en hen-nip, daerfe grof linnen van maken ,• yfermijnen;
Dieren. ^n groote boffclien , daer in fich veel apen en luypaerden onthouden : d’inwoonders voeden een groot getal paerden, offen en geyten.
GIGEL. Gigel, mede een landtfchap aen de zee van 2V4W». Rijck Algiers, heeft defc naem van een vleck, met een fterek kafteel befchermt, dat het gant-fche landt in plicht houdt. Sommige noemen ’t Gegel en Gigeri, en achten het vóór ïgilgilis van Gelegen- Ptolsmcus .* dit vleck leght aen de Middelant-^9^- fche zee tuffehen Algiers en Bugia, doch on-trent 6q mijlen van ^t laetfte: ’t kafteel leght op een bergh. Dit gouvernement ftreckt tot aen de palen der woeftijne vanNumidien, en begrijpt den bergh Auraz, 80 mijlen van Bugia, en 60 van Conftantinagelegen.
Hoedanig- De gront van dit landt is ruw en mager, en alleen dienftigh om garft, vlas en hennip in me-nighte te geven ; ’t heeft oock overvloet van noten en vijgen. Op den bergh Auras fijn veel waterfprongen , die fich in de vlackten ver-fpreyen, en als moeraffehen maken : maer als de hitte komt, wort alles in fout verandert.
c o N- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Conßantina, oock een Provintie en gebiedt van
tTn Algiers, aen de zee gelegen, is ’t landt dat d’Ou-Hooftßadt, lt;ftcn Nieuw Numidien noemden, en heeft fijn naem van de hooftftadt, eertijts Cirte van Numidien, Cirte, Cirte lulia, en daer na Conftantina geheeten , welcke naem fy noch behout :
fy heeft fraye muren van fwarten fteen , en feer fterek , infonderheyt aen de noordfijde ; leght op een hoogen bergh , is aen de zuydfijde met groote rotfen omringt 5 en wort door den top van den fèlvcn bergh gefterekt, foo dat men niet naer de ftadt kan klimmen dan lanos twee O finalle wegen , d’een ten weften, d’ander ten 00-ften. Sy heeft ontrent 8000 huysgefinncn ; ca ’t kafteel aen de noordfijde. Buyten de ftadt fiet men veel oude gebouwen ; en een halve mijl van de fëlve, een triumf boogh , op de fèlve wijle, als die te Romen fijn gemaeckt.
Chollo eertijts Cullu, ’t welck fommige nu Alcol, chtSo, andere Col, en oock Collo noemen, is mede een ftadt van dit geweft j ftont eertijdts onder Bu-gia,en is van deRomeynen by de Middelantfche zee , en aen de voet van een bergh , gebouwt ; doch is niet met wallen befloten. Sy heeft een kafteel op een rotfe, en een goede haven aen de ftrant.
Sucaicada leght oock aen de meergemelde Sucaiaulit. zee, en ontrent 35 mijlen van Conftantina : fy heeft mede een goede haven, by welcke men een beftrate wegh twee mijlen lang fiet, ’t welck genoeg toont datfe een werek is der Romeynen.
De bergen van dit geweft ftrecken fich langs Bergen en de noord-en weftfijde van ’t omgelegen landt van Conftantina ontrent 130 mijlen. Oock fijn hier veel heuvelen ten ooften van de bergen van Bona ; en ftrecken van ’t weften naer ’t ooften byna 80 mijlen in de langte , en 30 in de breette. Men fiet hier vele fteenhoopen van fteden en kafteelen door de Romeynen gebouwt.
De gemelde heuvelen hebben waterbronnen, j^ater» daer uyt verfcheyde rivieren , die in de vlackte tuftchen de felve heuvelen en de Middelantfche zee ftroomen , voortkomen. In de warme wateren ontrent de hooftftadt fijn veel fchild-padden.
’t Landt rontom Conftantina is foo vrucht- Aertrijckf baer in granen, dat het in ’t gemeen dertigh voor een geeft. De bergen fijn alle overvloe-digh voorfien , om dat het aerdrijck daer ontrent vele olijven , vijgen , en andere vruchten voortbrengt. De heuvelen worden niet bewoont om d’Arabiers, uytgefèyt een kleyn deel dat bebouwt wort, met de wapenen in de handt, door een volck dat fich tegen die roovers befchermt.
ö nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Bona, eertijts ’t konineklijek Hippo, oock eneke- bona. lijck Hippo genaemt, is oock een der gouverne-menten aen de zee van ’t koninckrijek Algiers : dit landt is van fijne bergen , die aen de noord- Crcotfe, en zuydfijde leggen, afgefcheyden ; maer aen d’ooft-fijde heeft het veel heuvelen, diefich ontrent 80 mylen van ’t ooften naer ’t weften in de langte , en dertigh in de breete, uytftrecken.
De ftadt Bona, oft Hippo, van welcke S. Au- Hooftßadi. guftinus Biftchop was, is van de Romeynen aen de Middelantfche zee , oft liever by een be-vaerbaer lac oft meir, nevens fcherpe en hooge klippen , gebouwt : fy heeft binnen en buyten goede waterputten en fonteynen ; en wort van d’Africanen Beiedel Vgneb geheeten, hoewel andere Schrijvers defe laetfte voor een befondere ftadt houden. Mela oft Mila, eertijts Tenara, is A^ia.
nu
-ocr page 165-B A R B
nuoock een Racle van die gebiedt, vier mijlen van Conftantina gelegen, mec leer oude muren, en had eertijts 3000 huysgefinnen, doch is nu weynigh bewoont : op’t midden van de marekt TuZ’^rcx. hceftië een fonteyn tot ververlhng. Tabarca is oock een plaets van ’t vafte landt in dit geweft , vermaert om ’t viffehen van ’t korael dat hier ontrent nefchiet.
O
rirttchte», Buytcn de hooftftadt fijn ackers , die veel graen voortbrengen : hier waffen oock veel ju-juben , dadels , vijgen en meloenen : die van Mela hebben oock appelen, peeren, en vele andere vruchten 5 maer infbnderheyt veel graen : tnvee. nbsp;nbsp;hun ontbreeckt oock geen vee,als oiïen,koeyen,
en fchapen.
^ergeM. De bergen worden niet bewoont om de rooF-fiecke A ra biers, uytgefeyt een kleyn deel, dat door eenigh volck bebouwt wort ten Ipijt der gemelde roovers. Sommige rivieren krijgen hun Water. oorlprong van de wateren die uyt dit geberghte komen, en loopen door de vlackte , tuffehen de heuvelen en de Middelantlche zee gelegen.
FotmI. De naburige zee heeft veel korael, dat in ’t water by de rotfen groeyt 5 en van driederley verwe, als wit, root en fwart, wort gevonden.
’t KONINCKRYCK
T V N I S.
DEn Turcklchen Keyfèr befit oock in Africa dit koninekrijek, ’t welck eertijts vervatte de landen van Conftantina, Bugien, Crew« Tunis, Tripoli, en Ezzab , en by gevolgh het geheele kleyne oft eygentlijeke Africa, ’t landt van Carthago , en’t oude Numidien : doch nu ftaet byna al ’t voorfeyde onder den Bafla van Algiers , en weynigh meer is ’t overige van dit Rijck dan alleen ’t begrijp van’t landefchap Tunis i welcks begin men kan nemen van de riviere Guadilbarbar, eertijdtsTulca, die het aen de weftfijde van’t landt Conftantina fcheyd; en Crinfen. scu d’ooftfijdc tot gtcnspael ftellen de riviere Caps oft Capes, ter plaetfe daer fy een meir maeckt, en fich daer na in zee ftort ; aen de zuydfijde paelt het aen ’t nieuwe Numidien.
JJwwe», De rivieren fijn Guadilbarbar , Magrida, Me-gerada en Caps. Guadilbarbar oft Hued dTlbarbar heeft fijn oorlprong uyt fekeren heuvel een half mijl van de ftadt Vrbs oft Lor bus, van waer ly door een canael naer de ftadt Tunis loopt ; daer na vloeyt fy met foo vele bochten en kromten, dat de reylènde lieden van Tunis naer Bona die 2 y mael met groot ongemack, dewijl daer bruggen noch fchepen fijn, moeten pafléeren : eyn-delijck ftort fy fich in de Middelantlche zee by de haven Tabraca , ontrent 2 y mijlen van de ftadt Bugien. Magrida, eertyts Catada genaemt, fchijnt een arm van de Guadilbarbar te fijn, loopt door Choros, en ftort fich in de zee by de plaets Marfa. De Megerada oft Maggiordecco, eertijts Bagrada j ontlpringt uyt een berg niet wijt van’t lant Zeb, ftroomt by de ftadt Te-befla, en loopt ten noorden tot datfe in de Middelantlche zee valt by Garelmeleh, ontrent 40 mylen van Tunis : dele rivier groeyt ongemeen
RIEN.
hoogh door den regen, lbo dat de rèyfigets» lomtijts drie dagen moeten wachten om daer over te komen. De Caps, Capis , oit Capes, eertijts de riviere Triton geheeten, heeft haer begin in een woeftyneaen de zuydfijde van den berghi Vaftalat, en loopt door cenige landige vlackten tot in de Middelantlche zee by een ftadt van de lclve naem,- ’t water van dele rivier is lbo warm , dat men ’t lèlve , om het te drineken , eerft een uur moet laten ftaen , om kout te worden. Sy maeckt óock by de ftadt Elhama een ftaende water, dat men ’t Lalarus-meir noemt, om dat vele perlbonen, van die fieckte befinet, door haer water genelèn worden.
De bergen van dit lant fijn , eerft die van Za-goan ten zuydooften van Tunis , en ontrent 30 mijlen van daer ; hier fiet men noch eenige graffchriften in marmer gefneden in de Latijn-Ichetael, overblijffels van de Romeynen. Gueret, 12 mylen van Cairaoan , daer men oock de voetftappen der Romeynen kan belpeuren ; en Benite/ren en Nufufe, door een woeftijne van elck-ander gefcheyden , ontrent tien mijlen van Zerbi en Asfacus, worden insgelijeks onder de bergen van dit Rijck geftelt.
Dit koninekrijk heeft acht Gouvernementen, Gouverne-vier aen de zee , en lbo veel inlantlche , of die-per in ’t lant gelegen : die aen de zee , fijn Carthago oft la Gouletta , Biferta, Soula, en Africa : die in ’t lant ftrecken, fijn Cayrouan, Beg-gia, Vrbs, en die van de landen welcke deelen lijn van Numidien en Libyen. Laet ons nu de hooftftadt gaen bellen.
De ftadt Tunis, by d’Ouden bekent, wort van Tunes, de hen oock Tjmis oft T«mi,en vanPtolemçus Themif-fu geheeten : de Latiniften noemen haer nu Tu-netum, d’Italianen Tuniß en Tunis, de Spanjaerden Tune^, de Eranlchen , d’Arabiers, Turc-ken, en de Moren van dit lant Tunus, en Appia-nus Tunex. Sy legt in de golf, welcke het lac van Gouletta maeckt, vijf mijlen van ’t oude Carthago , en vier mijlen van de Middelantlche zee. Sy is, Ibnder het paleys, langwerpigh vierkant. Hare muren fijn 40 cubiten hoogh, en met vele kleyne torens gefterekt : daer fijn acht poorten met hare valdeuren ,• 18 groote ftraten, doorlheden met een groot getal kleyne,- tien voorname marekten ,• 3iy molqueen of Turek-fche kereken, fonder de grootfte te tellen ; acht kapellen ofte bede-plaetlen der Chriftenen in de voorlieden , en in de gevangenhuylèn ; acht Synagogen der Joden , lyo badtftoven , 86 fcholen, negen collégien voor de kinderen die men ten kollen van ’tgemeen onderhoudt, 64 gafthuyfen voor de reylènde en vreemde lieden, behalven de herbergen der Chriftenen , en meer dan drie duyfent winckels van wolle-en linne-lakenen. Dele ftadt hadt ontrent tien duyfent huylèn ; maer ly heeft feer toegenomen-door de gevluchte Moren uyt Spanje , waer doorlè een heerlijeke koopftadtis geworden,lbo dat men haer nu by de belle Heden van Europa kangelijeken. Sy heeft drie voorlieden, die te lamen ontrent 1600 huyfen uytmaken ; in een der lèlve onthouden fich de Chriften kooplieden in belbndere wooningen. De ftadt Tunes heeft
o
-ocr page 166-
heeft geen fontcyne, noch putten, noch riviere, maer alleen backen , om ’t regenwater t’ontlan-gen en te bewaren. In de voorftadt is een put van Ibut water , datle gelónder achten als dat van de regenbacken. Noch is ’er een put met water van aengenamer fmaeck , doch dit wort afgelloten , en met Ibrfjh voor den Konins en fijn gevolg bewaert. Maer het grootfte cieraet deler ftadt beftaet in ’t konincklijck paleys, voorfien met vier galeryen , vele torens, een groote plaets , lchoone tuynen , galeryen , kamers en fiilen, op ’t eierlijekfte gebouwt, en boven al geacht by de Mahometanen,om de fchat-kamer, daer de Köningen van Tunis het boeck der wetten van haren Elmohadin bewaren. Men fiet hier oock het kafteel aen de weftfijde op ’t hoogh-eynde der ftadt, als een plaets van gebiedt , gebouwt ; en den grooten tempel, die een alylum oft toevlucht voor de fchuldigen verftreckt, verciert met een leer hoog-en toorn, en vier ryen fchoone marmere colommen ; foo datfe na die van Fez , voor de voornaemfte van gantlch Africa wordt gehouden. Oock is ’er het hof der lanitlers , de beurs oft galery voor de kooplieden , en’t huys ofte wage , daer alles gewogen en den tol betaelt wort 5 en andere pa-leylen en voorname gebouwen. Degrontvan dit koninekrijek is eenighfins vruchtbaer aen de weftfijde, door eenige rivieren dielè daer bevochtigen ; maer aen d’ooftfijde, daer ’t water ontbreeckt, brengt het aert- Crae». Vruchten. Bloemen. Dieren. GOV- ken is ’t landt foo droogh, dat men het dickmael moet befproeyen; dit gebreck van vochtigheyt, nevens de gedurige itroperyen der Arabiers, maeckt het graen leer dier in Tunis, welcher in-woonders alleen wat garft verfamelen in de voorlieden, op de landen , met muren omringt, die hunne putten hebben , om ’t landt te wateren. Buytendeftadt fijn eenige fchoone tuy-nen met goede vruchtboomen , doch in kleyn getal. Daer fijn oranje-appelen , lamoenen, dadels, en diergelijcke vruchten : rontom de ftadt, ontrent twee mijlen in de langte , fiet men een groote menighte olijf-boomen , die’t gantfche lant van oly voorfien : van ’t hout deler boomen maken d’inwoonders kolen, om dat het hout hier ontbreeckt, en feer dier wort gekoft. Sy hebben veel rofen , en andere bloemen van een aengenamen reuck. De bersen voeden vele leeuwen, wilde often enkoeyen; enbyna overal fijn vele ftruysvo-gels en apen. Men fiet ’er caméléons, geyten , halen en phalànten : paerden en kernels kan men voor een geringe prys bekomen ; van ’t ge-berghte krijgen ly niets dan honighbyen, appelen, cjuepeeren, en een weynigh garft. ’t Gouvernement van Gouktta , ’t welch Maria, Napoli in Barbarien, Cammart, enArria-na begrijpt, behoort d’eerfte plaets; want het is de lleutel van Tunis, en vervat oock het oude ^oefeHadt vermaerdc Carthago. Gouletta (van fom-mige t’onrecht gehouden voor ’t Gdlatha van Ptolemeus, dat is het Goulon van Plinius, ) heeft fijn naem van ’t Italiaens woort Gola^ of fijn ver-minderin^ Goletta ’t welck een kleyne keel be- |
ARIEN. teekent, om dat dit Fort op de mont vaneen meir, dat de lelve naem heelt, is gebouwt. De Sarrafijnen hadden hiereerft een toorn opge- : recht, die de Tureken daerna verfterekten , en van Keyler Karei wierd vermeeftert ; : doch de Tureken hebben het in’tjaer 1574 weder ingenomen. Dele Sterekte legt in een eylant, op een kleynen bergh,die fich in ’t midden van ’t water verheft. De Tureken hebben hier een goede haven , bequaem tot vele fche-pen , gemaeekt, een packhuys voor de koop-manichap, het tolhuys , gevangeniften voor de Chriften Haven, en twee tempelen : lbo dat dele plaets beter een ftadt dan een fort gelijekt ; want fy heeft dubbele wallen en vellen , en vele bolwercken , om d’aenkomende lchepen t’ont-decken. Marfa oft Martha , dat in ’t Arabifch een haven beteekent, is een kleyn ftedeken,gebouwt op de plaets daer eertijts de haven van ’t oude Carthago was, en van viftchers en arbeytslieden bewoont .' het is verciert met een konincklijck pa-leys , en andere vermakelijcke plaetfen, daer op de Grooten fich deslbmers onthouden. Bochel, dat de Moren quot;î^abis noemen , was eer- NeM. tijts Napoli, en nu noch van d’Italianen Napoli di Barbaria geheeten : ’t is van de Romeynen aen de Middelantfche zee vier mijlen aen d’ooftfijde van Tunis gebouwt ; en was eertijts genoegh bewoont, doch nu fijn ’er alleen eenige arbey-ders en tuynlieden. Cammart is mede een kleyne ftadt, niet wijt Cafnmm, van ’t verwoefte Carthago , en drie mijlen aen de noordfijde van Tunis gelegen : ly is met hoo-ge muren gefterekt, en volckrijck. Arriana^ een kleyne ftadt, legt maer een mijl Arriatm. van Tunis aen de noordfijde : is door de Gotten, die Arrianen waren, gebouwt, weicke haer defe naem na hunne feóte gegeven hebben, als Ibmmige gelooven. Arrade^j een ftedeken op de wegh van Gou- Anada, lettanaer Tunis aen d’ooftfijde gelegen, was een colonie der Romeynen als de Arabilche Mahometanen in Africa tjuamen, en wierd toen van hen verwoeft ,• doch een der Köningen van Tunis heeft de muren van ’t kafteel herbouwt, en de plaetlè bevolckt. Carthago is gantlch verwoeft, en heeft van al fijne vorige neerlijekheyt niets dan een Caep oft Hooft, en fijn oude naem behouden. De lucht ontrent Marfa oft Carthago is aen-genaem, om de winden uyter zee die haer ver-verften. Rontom de ftadt fijn tuynen , die per- Vruchten'. ficken, granaet-appelen, olyven, vygen, citroenen, lamoenen en oranje-appelen vóórtbrengen. In de lantftreke van Carthago naer Tunis is ’t aertrijck geheel droogh , fonder putten en fonteynen ,• maer dicht by Tunis is ’t beter. By Arriana waft tarwe 5 doch by Napoli niet dan hennip ; die van Cammarte hebben vele fiiyc-ker-rieten. Men fiet hier perdrylen , en een vreemde vo-gel, die de Moren Loufe , en de Tureken Cal-çavenfi noemen , met fchoone witte pluymen verciert. Biferta v^ort van Ibmmige voor het Ityca van Ptole- |
BARB ARIEN.
»4. JJoedofiig-beyt. VRBS en Ptolemcus, ofc Vtica van Ccßr en Titus Livius gehouden , vermaert om hct moedigh ftervcn van Cato, die hier liever de doot, dan de genade van Cefar, begeerde ; doch andere leggen ’t felve van Porto Farina en Mazacharres : dele ftadt legt aen de Middelantlche zee ontrent 3) mijlen van Tunis, en heeft wel les duylênthuys-gelinnen , twee groote gevangenilïen voor de Haven , een packhuys voor de koopmanfchap-pen, twee torens, en bolwercken om de haven te belchermen. cheroj. Choros of Curohis behoort oock tot dit gebiedt, legt op de riviere Magride en acht mijlen van Tunis j en hoewel het van eenige Arabiers is verwoeft, foo is ’t nu evenwel in goeden Ifaet en volckrijck. Torte rari‘ Porto Farina houden Ibmmige voor het Vtica van Cato met lekerheyt foo ly meenen : dit is de haven in welcke S. Lodewijck, Koning van Vranckrijck, in ’t wederkeeren overleed. Biferta, hoewel aen de zee gelégen , heeft vele loete wateren. In ’t lac of meir wort veel vilch gevangen , inlonderheyt een menighte zee-braefem, en een vilch die de Spanjaerden Lâchas, en d’Africancn Giarrafas noemen , welcke onle elft gelijckt. ’t Aertrijck loude redelijck goet welen , indien d’inwoonders het met rult mochten bouwen. BEG GIA nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;befondcre Gouverne menten , hebbende onder hen de fteden Hain Sammit, en Casba, behalven eenige groote vlackten. Hooftße- DeftadtFr^j, eertijtsT«w^/Zj, waseencolo-nie, en heeft fijn begin van de Romeynen : ly legt in een vlackte, meer dan 60 mijlen ten zuyden van Tunis. Men fiet ’er veel overblijf-fclen van d’outheyt, als marmerbeelden, op-Ichriften met Latijniche letteren in marmer-ftecn,tot cieraet der poorten, en vele dicke muren van gehouwe fteenen : ly heeft oock een kafleel. Te^ia. Bc^ia is oock door de Romeynen op ’t hangen van een heuvel, 25 mijlen van de Midde-landtfche zee , en 80 van Tunes aen de weftfij-de, gebouwt : fijne eerfte muren fijn noch in wefen ; en is aen de groote wegh , als men van Conftantina naer Tunis gaet, gelegen. Hain Sammit oft Zamit, een ftadt onlangs voor onfe tijdt door de Köningen van Tunis getim-mert, legt ontrent 30 mijlen van Beggia. Casit!» Casba oft Ca^at is oock aen de Romeynen haer oorlprong fchuldigh : fy legt 24 mijlen van Tunis in ’t midden van een fraye vlacke ftreeck lants, ontrent 12 kleyne mijlen in ’t ronde: hare oude muren fijn noch geheel, en alle van gehouwen lleen • doch is weynigh bewoont om ’t rooven der Arabiers. ’t Aertrijck rontom dele fteden is feer vrucht-baer, en geeft graen in overvloet ; foo dat ’er op fommige plaetfen niet volck genoegh is om ZwfAr. *t landt te bouwen. Die ontrent de hooftftadt woonen, hebben een gefonde lucht, goede wateren, en feer veel gedierte. sovsA. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is oock een der Gouvernementen van ditRijckj en begrijpt de fteden Hamamet, Era-clia, Monafter, en Mahometa. Africa. |
Soufa oCc Sufa j hooftftadt van defe Provintie , Hoofilîa^ù wort van eenige voor het Adrumentum vanPtole-meus , en van andere voor Siagul gehouden : ly wierd door de Romeynen voorby de Caep Bona gebouwt ,• en legt aen de Middelantlche zee op een rotle die niet wel te genaken is, en ontrent 30 mijlen van Tunis : is in liooge en laege ftadt gedeelt, met een goede haven, fraye huylen, en een uytnemende kerek voorfien. Hawameth, een nieuwe ftadt, door de Maho- BamA-metanen 17 mijlen van Tunis gebouwt, wort voor ’t oude Macodama , ais uyt dcslèlfs aflehe verrefen, of voor nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, gehouden : heeft goede muren, en wort oock Mahometta , welcke naem fy aen de naburige golf meedeelt, ge-heeten. Fraclia is een kleyne oude ftadt, mede van de EracUAi Romeynen op een heuvel dicht by de zee opgerecht i doch door d’Arabiers verwoeft. Monafier oft Menefier heeft insgelijeks fijn oor- Mo»a[}(r: Iprong van de Romeynen , die liet een Colonie noemden ; daer na heeft het de naem van Monafter aengenomen van een kloofter met Mo-nicken van S. Auguftijns ordre , by dele plaets gebouwt ; leght 12 mijlen van Soufa,en vier van de ftadt Africa; en is met hooge en ftereke muren omringt. ’t Omgelegen landt van defe fteden is vrucht-baer van garft, men fiet ’er veel vijgeboomen, olijf boomen, weyden voor ’t vee, appelen, pee-ren, en granaden. Geen dieren fijn hier meer dan koeyen. De ftadt Africa wort van Ibmmige gehouden voor ’t Aphrodißum van Ptolemeus ,• die van het ’ landt noemen haer Mahadia oft Mehedia : ly leght op de ftrant van’tRijck Tunis; enwortbyna rontom van de zee omringt , uytgelèyt een ftreeck van 200 treden lang, daer mede lÿ aen ’t vafte landt is gehecht, welcke met dubbele muren, een groote en diepe graft, en verfchey-de torens is gefterekt. De poort der ftadt is wonderlijck gebouwt, foo om de torens die haer befchermen,als om de menighte vande verwelf-fels , met hare kromten en deuren met yfer heilagen : daer na fiet men een ander overwelffel, lang 70 voeten , feer fmal, en foo duyfter datfe den reyfigers verfchrickt, en fchijnt eerder een hol oft Ipeloncke dan’t inkomen eener ftadt. In de lêlve aen de noordfijde fiet men een kley-nen bergh , ontrent 100 treden van de haven , welcke ruymenwijt is van binnen, lbo dat’er yofchepen können geberght worden ; maerin ’t inkomen foo eng dat ’er niet meer dan een ga-leye deur kan komen. ’t Gouvernement van Cayraoan vervat de fte- cay-den Cayraoan, Fobulta, en Asfachus. Cayraoan oft Hooftßadt, Car'Toan is een ftadt van’t koninekrijek Tunis, 36 kleyne oft 12 groote mijlen van de Middelantlche zee, 33 groote van Tunis, en 18 van Carthago. Sy is met muren belloten , en heeft een fraye kerek die op marmere colommen ruft, van welcke twee feer koftelijck fijn , en van een levendige roode verwe, en belaeyt met witte Hippelen, foo datfe na een porphyrfteen gelijckt : dele ftadt leght in een dor en fant-ach-tigh velt, en onvoorfien van water, B 11 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;T'öbulta^ |
R ï E N.
golf aen de Middelantfche zee, met hoogc en ftereke muren gebouwt, by welche een hleyne riviere loopt : het hafteel dat haer befchermt, is ooch met vafte muren omringt.
Machres of Mahara'z^ is een vieck, voor wey- Machres. nigh jaren met lijn kafteel op de mont van de golf van Caps , als om die te bewaren , en ontrent yo mijlen van ’t eylant Gerbes, gebouwt.
Blhamma is fijn oorfprong aen de Romeynen Elhamma. fchuldigh , die het ly mijlen van Capes bouwden : de muren fijn van groote gehouwe ftee-nen ; en in onfè tijden fiet men noch d’oude op-fchriften aen de poorten in marmer uytgehou-wen,
'Z.oara oft T^oarat voor ’t oude Pißdon geno- Zoara. men, is een oude ftadt aen de Middelantfche zee, ontrent yo mijlen van ’t eylant Gerbes naer ’t ooften. Oock is hier Cajarnacar aen de felve Cafamacar. zee gelegen , welcke voor ’t oude Gichthis en Ra^ falmabes wort gehouden.
Wat de Sortes of de zeebaneken belangt, de Syrtes. kleynfte is in de golf van Caps, welckers in-komft gevaerlijck is door de baneken en rot-fen die rontom de kleyne eylanden Querquem en Gomelara leggen ; de gemelde kleyne Syrte behoort tot het lant van Tripoli ; maer de groote , die men de Drooghten of Baneken van Bar-barien noemt, in ’t gebiedt van Ezzab.
Het lac oft meir van Tritonida legt in’t mid- 7 lac va» den van ’t kleyn Africa: Volaterranus fègt,dat ’er 'tritonida. drie meiren met den naem van Tritonida bekent fijn,te weten,dat van Libyen,van welcke wy fpreken, dat van Béotien, en dat van Theflalien.
De rivieren van dit Rijck fijn, Cafarnacar, de Riviere», rivier van Tripoli, de Ralalmabes, cn de Magro eertijts Ceniphus genaemt, welcke alle uyt den bergh Atlas voortkomen, en ftorten fich in de Middelantfche zee by de plaetfen waer van fy de naem dragen.
’t Landt van Tripoli is t’eenemael fàndt, en Hoedanig-foo onvruchtbaer dat ’er naeulijeks eenigh graen waft ; want dewyl de zee aen de zuydfijde diep in ’t lant dringt, veroorfàeckt fy door haer ftroomen over een deel van ’t lant, dat het niets voortbrengt ; in voegen dat, fbo de koophandel wegh was, defe ftadt van alles gebreck foude hebben: fy heeft oockgeen putten noch fontey- water, . nen, maer alleen regenbacken : die van Elhama hebben anderhalf mijl van hare ftadt een bron : maer is foo warm , dat weynigh perfoonen, hoewel fy die in de ftadt door watergoten leyden , de felve willen gebruycken ; alleen eenige in-woonders drincken daer af, na datfe het 12 uren hebben laten ftaen om kout te worden : dit water verfamelt fich niet wijt van defè ftadt, en maeckteen lac datfe’t lac der Leprofen noe- 7 der men , om dat het de lafarye geneeft : het is fol- Ltprofi», fer-achtigh, en heeft d’eygenfchap dat het nooit verfadight den genen die daer af drincken. Capes heeft een kleyne rivier van warm water, en een weynigh fbut-achtigh.
’t Graen is in ’t gemeen feer dier ift de ftadt ^rtechte». Tripoli, om dat het lant foo dor is ; maer daer fijn, tot eenige vergelding , feer vele dadels ; en een ander vrucht van de boom Lotes,noch fma-kelijcker dan dadels, van welcke d’inwoonders
B A R B y
T»Wm. Tobulta, eertijts Adrumetum gcheeten , als eeni-ge meenen, is door de Roineynen aen de Mid-delantlche zee , 12 mijlen ten ooften van Mo-nafter, gebouwt : ly was te voren wel bewoont, maer om’trooven der Arabiers fijn ’er nu wey-nigh buy fen.
AsfAchns. Asfachusj oock Esfacos, Ësfacho, oftAlfachus, genoemt, wort van lommige voor het Rujpa van Ptolemeus genomen, en van andere voor Ta~ phrura ; dit is mede een ftadt van dit Rijck, door d’Africanen aen de Middelantfche zee gebouwt; fy is groot, en met goede muren befloten,- doch heeft nu, hoewel fy eertijts volckrijck was, maer ontrent 400 huysgefinnen.
Hoedanig- ’t Landt van dit gebiedt is fandigli , geeft éfj/. geen graen , noch eenige vrucht om d’inwoon-lt; ders te voeden , welcher fpijfe van d’omleggen-de plaetfen wordt gebracht. Daer fijn geemput-ten, noch verfche waterlprongen,dan alleen ee-regenbacken. By Asfachus groeyt garft, en by Tobulta is ’t lantgoet om olijven voort te brengen ; maer d’inwoonders verwaerloolèn het felve om d’Arabiers.
’t KONINCKRYCK
TRIPOLI.
DEn Turckfchen Keyfer befit oock in A-frica het koninckrijck Tripoli j welcknu begrijpt het landtfchap Tripoli, Ezzab, Cyrenaica, en Marmorica oft Barca, en eenige eylanden, van welche Gerbes het voornaemfte wort geacht.
TRiPo- De provintie Tripoli begint aen de weftfijde GrenÇen. voorby de riviere Capes , by ’t hleyne Syrte , en ’t moeras Tritonida , en eyndight aen d’ooftfij-de by Mesrata : foo datfe ten weften aen ’t landt van Tunis grenft, ten noorden aen de Middelantfche zee , ten ooften aen Numidien en Libyen oft Zahara, en ten ooften aen Cyrenaica. iiaetfen. De aenmerckclijchfte plaetlèn fijn ’t oude en nieuwe Tripoli, Capes, Machres , Elhamma , Zoara, en andere , doch van minder belang.
’t Oude ’t Oude Tripoli is door de Romeynen gebouwt, Tnpo/i J (jaer na van de Gotten ingenomen, en federt door de Mahometanen geplondert : is nu wey-nigh bewoont, om datle foo veel ongeval heeft geleden ; fy wort ooch van de Schrijvers Tripolis, Neapolis, en’t groote Leptis geheeten ; en is de geboortplaets van de Keyfer Severus.
en 't nieu- ’t l^icusto Tripoli, dat wy Tripoli Dan Barbaries noemen , legt aen de Middelantfche zee, niet wijdt van ’t oude, nawelchers verwoefting het van d’Africanen in een fandige vlachte is gebouwt ; het heeft fraye muren , doch niet feer fterek ; de huyfen fijn als die van Tunis, en de ftraten gefchicht in een goede ordre. Sy had weleer veel tempelen, eenige gafthuyfen en collégien , maer d’oorlogen hebben byna alles ver-woeft. De Turchen noemen defe ftadt Terabu-lus, de Spanjaerden Tripoli, en de Moren Tre-beliz of Tarabilis.
CapSj Capes oft CaphiSf ooch Cafce,door d’Africanen Cabeiii) en eertijdts Tacape genaemt, is een oude ftadtvan’t lantfehap Tripoli; en in een
een
B A R B A R I E N.
een aengenanien wijn maken. Die van Caps hebben oock vele dadelen , doch anders niet, dan een vrucht als een boon , die onder d’aerde waft , en van fmaeck als een amandel, welcke fy luygenjfywort oock veel in’tRijck vanTunisgevonden , en vart d’Arabiers Halbhazis geheeten. ’t Eylandt ’t Eylandt Gerbes wort van fommige gehouden voôr i/ieninx of Lotophagira van Ptolemeus en Plinius , voor ’t Girba van Antoninus ; maer ancle-re nemen die voor het uyterfte Zetha van Ptolemeus , of voor Ægimurus : doch nu wort het in ’t gemeen Zerbi en Zerbes geheeten; de Spanjaer-Ottdt en den noemen ’t Gelnes, d’Arabiers Ge^ira, en Al-gelbens. G‘e'êgegt;f Dft eylandt legt aen ’t inkomen van de golf kejt. van Caps aen de weftfijde , loo treden van’t kleyne Syrte, en foo dicht aen de kuft van Africa,dat het eertijts met een brug aen ’t vafte lant was gehecht, welcke door d’inwoonders wierd afgeworpen, uyt vreefe van langs de felve over-CrMte. vallen te worden door hare vyanden. Het is 18 kleyne oft fes Franfche mijlen groot in ’t ronde ; hoewel Piinius fpreeckt van kleyne mijlen langte, en 2 y breette. Tiaetfen. Ptolemcus cn Pünius fchrijvcn , dat het twee fteden heeft ; doch nu fijn hier niet dan eenige gehuchten of liever hutten , van elckander ge-Icheyden , waer in y der huysgefin befonder woont ; alleen aen de noordlijde fijn eenige dorpkens by ’t Fort dat hun befchermt. '^trtrijcki Dit eylant is plat, ’t aertrijck is ’er fandigh en mager , lbo dat het niets voortbrengt dan een weynigh garft,hoewel dat het d’inwoonders met fwaren arbeyt bouwen, en met water uyt fekere rruchte». diepe putten bevochtigen. Doch daer waften veel dadels, vijgen, rafijnen, olijven, en ver-fcheyden andere vruchten. EZ2AB, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of A^^ab, dat Leo d’Africaner in Numi- dien ftelt, is een Provintie van ’t koninekrijek Lande». Tripoli, en begrijpt de landen Meftallata, Mes-rata, Taurca, en de bergen Garian en Benigua-Crenfi», rid. Sy begint aen de riviere die fich by ’t nieuwe Tripoli in de zee ftort ontrent het weftelijck-fte deel van de gemelde bergen ; en eyndight aen een andere rivier die ten ooften van’t uyterfte der landen Mesrata in de felve zee vloeyt. Tlaetfe». Men ftelt in dit lant de plaetlèn Ras Axarra, Tefluta, Rafamifar, en Lepida , welcker naem my doet achten dat het Leptis moet welen , uyt wiens overblijffelen Tripoli is gebouwt; Brata of Blata, en de Caep della Giudeca of Zudica. Ber^e». Den bergh Gavian , een der hooghfte en koutfte, heeft 14 mijlen langte van’t weften naer ’t ooften , en vijf mijlen breette ; legt ten noorden van den grooten Atlas ontrent ló mijlen van Tripoli, en afgelcheyden van de bergen Benitefren en Nefulè door groote lantheu-velen : hy ftreckt fich wijt uyt, loo dat hy befet is met 130 dorpen. Den bergh Beni Guarid legt oock aen den grooten Atlas, 32 mijlen van Tripoli, en heeft meer dan 150 bewoonde plaetlen. Jfoedanig- Dit lant geeft weynigh graen , maer is over-hejit. vloedigh in dadels, olyven en faffraen, die men voor de befte ter weerelt houd, lbo om fijn ver-we als kracht ; want die wort te Cairo een derdendeel hooger verkoft dan andere. |
Het landtfehap Uecellata door d’Oudcn het mecf.l-groote Syrte, en door d’Arabiers Ceyrat el ^ibir genaemt, legt 12 mijlen van de ftadt Iripoli aen d’ooftfijde, en by de Middelantlche zee. Ptolemeus noemt haer voornaemfte plaets Ma-comaca, of, als Ibmmige leien , Callummacula, nu jioofcßadt-, Mecellata geheeten. Sy heeft noch drie andere welbewoonde ftedekens oft vlecken , die d’ou-den Afpis, Sacamafa, en Pyrgros Euphranta , en de hedendaeghfe Lard , Cedic en Euphrata piaetfi». noemen : daer na fiet men op de kuft de plaetfe Sibaca , die Ptolemeus Alporisburg noemt ; de Caep van Sorta , eertijts’t Hooft van Hippia; de ftadt of vleck Nain, van Ptolemeus de plaets van de Philenen, en van de Hiftorylchrijvers d’Autaren van Philenes geheeten, waer de Car-thaginenfers ’t graf van de twee broeders Philenes, die voor hun vaderlant fturven, eerden, De Provintie Mesrate behoort oock aen het Rijck Tripoli, wort van Ibmmige gehouden voor ’t oude Cyrcnaica oft Pentapolis, hoewel lgt;iame». andere die met het lantfehap Barca vermengen. De nieuwe Schrijvers noemen het Corena , en geven de hooftftadt de felve benaming , en d’Africanen die van Ceyvetj van’t welcke een deel onder de woeftijnen van Libyen kan begrepen worden. Dit lant legt 33 mijlen van Tripoli ,• het heeft Eak». ten weften de Provintie van Mecellata , ten ooften die van Barca,- en ftreckt fich langs de Mid-delantfche zee, by dat deel dat men ’t Libyfche noemt. Sijne vijf fteden, waer door het l?enta- Stede» polis geheeten wierd, waren Cyrena , Berenice, dat loramige Helperia noemen, Apollonia, Pto-lemais, en Arfinoë oft Teuchira. Cyrena was, na ’t feggen van Strabo, ’t vader-I mt van de Poëet Callimachus,van Eratofthenes, Carneades, en Ariftippus. Sommige houden defe ftadt voor de gene die men Carvan oft Cai-raoan noemt, doch t’onrecht ; maer andere geven haer de nieuwe naem van Corena. Berenice is Bernich , volgens feker Schrijver, welcke Bo-nandria houdt voor ’t oude Apollonia, Tolome-ta voor’t oude Ptolemais, en Trochara voor Arfinoë of Teuchira. De voornaemfte plaetlèn van defe Provin-tie, beginnende ten weftenlangs dekuft , fijn eerft Alcudia, Autolemax van Ptolemeus geheeten, een oude ftadt : de Punt van Sabbia,eertijts ’t voorgeberghte van Drepanon : de Salines oft Soutgroeven, in Latijn Stationesmaritim.e : Zana-ra, ofDiarchea, een haven : ’t eylant der vogelen , vier mijlen van ’t vafte landt ; Camera oft Cambra : Carcora, ofte Diacherfis, eertijts een Fort : Teionis oftTeiones, te voren Caep de Briois geheeten ; en Ardbrii, te voren de Kult van Briois genaemt. Gaet men vorder langs de kuft eygentlijck Pentapolis geheeten, lbo vint men Berbic, Bernich, ofte Berenice ; en Helj.?e-rides , dewijl dat eenige de hoven van Hefperi-des hier ftellen. Daer na komt men by de riviere Milel ; en verder te Trocara, Tolometa of Zadra, te voren Aufigda genoemt; Longifana, oft Longifaria,in vorige tijden den Tempel van Aptucha ; het kafteel Araz Aulèn, ’t welck d’Ita-liaenfche zeelieden Capo de Carena noemen ; For-celk |
BARBARIE N.
celi oft Eryphron ; Favoro , eertijrs Cherfis , en Darny oft Dardania ; Zephyrium lege in ’t oo-llerlijckfte deel van Mesrate, op de grenfen van Marmarica oft Barca. In ’t lant fiet men Cyre-na , Arquida, Quereda, Napoli, en vele andere plaeden. T/oed.wiff- Cyrenaica, dat eertijts foo volckrijck was in’tgeweft van Pentapolis of der vijf lieden, is hedensdaeghs byna woeft , foo wel dicht by de zee , uyt vreefe der zeeroovers, als dieper in’t lant, om d’Arabiers, die veeltijts de ge-heele Provintie door hare flroperyen berooven en jammerlijck plagen. TAVR- Taurca is een lant der Bereberes, dat fich naerNumidien ftreckt , en heeft meer dan 20 Cmottt. mijlen in fijn omring. Het heeft overvloet van dadels, en tarwe , hoewel het lant eenighfins ^crtdes dor en mager is wegens de fantgront. Dele Be-reberen fijn boeren,die fich in hutten,van palm-tacken en boomen gemaeckt, onthouden ; en Reffetrin^. een felve volck als die van Melcellata. Sy ftaen nu onder de Turekfehe heerfchappy, waer regens ly in’tjaer 1567 opgellaen waren : doch nadatlèmeer dan 40 dagen fich met vechten hadden befchermt en vele Tureken gedoot, waren ly gedwongen fich over te geven , op voorwaerde , datle niet meer dan drie duyfent ducaten, tot een geltllraf van defe opllant, fouden betalen, en de wapenen nederleggen. B A Rc A. Barca is een oude naem, loo ’t fchiint, om dat eenige Schrijvers jvan de voorgaende eeuwen hier de Barcenlèrs Hellen, en Ptolemeus plaetft hier ontrent oock de volckeren die hy Barcites noemt. Hedensdaeghs wort dit lant van eenige niet Barca , maer Mondibarca geheeten , feg-gende , dat d’Europifche volckeren het door misverftant den Bergh van Barca noemen , en dat het Cyrenaica en Marmarica begrijpt. Het wort nu in ’t gemeen Barca geheeten, d’Arabiers noemen ’t Sahart Barca, dat is, Woeftijne van de llorm, oft Cejrat Barca, dat is, Wegh van den ftorm, door welcke men gaet om van Barbarien naer Egypten te reylèn. ’t Is een groote Woeftijne , welcke aen d’00-fterlijckfte grenfen van ’t lant Mefrata begint,en fich uytftreckt van de Caep d’Arraxiltin oftRa-xahin , tor aen de Caep Glaucun op de grenlen van de ftadt Alexandrien in ’t lant Mareotides gelegen. Grootte. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J^nt heeft van ’t wellen naer ’t ooften Voornaem-fte plaet/en. meer dan 470 mijlen in de langte, en van ’t noorden naer ’t zuyden , van de Middelantlche zee tot aen Numidien, meer dan 60 mijlen. |
De vermaertfte plaetlèn fijn , de gemelde Caep Raxaltin , de haven vanTrabucho , eertijts Portas Batrachus genaemt ; en daer tegen over , doch diep in ’t lant, Augelo , ( dat lom-migc in Libyen plaetfen , ) ’t welcke het landt der oude Au^ilen kan wefen ; Lucho , te voren Antipyrgus , en de Caep van Lucho , weleer de Caep van Catyonium geheeten j de haven van Mololomar , en die van Salonef ,• daer na fiet men de groote Catabathma , een feer ruyme valleye , die fich tot in Egypten uytftreckt ,• en niet wijt van daer landewaerts in , was het Orakel van Jupiter Hammon j by defen tempel was het kleyne lant der Hammonienfers , van groote woeftijnen en lantbergen omringt, begrijpende vier ftadien oft vijf mijlen in fijn grootfte langte : lómmige Hellen defe plaets in de woeHijnen van Libyens en de Pelgrims die naer Mecha reyfen feggen , dat men hier noch d’overblijffe-len van den tempel Hammon fiet s en noemen defe plaets Hefachbir, om de Heenhoopen die ly hier vinden. Andere meenen , dat dele plaets heden noch Concorron van Mahomet wort geheeten , en Hellenic in Libyen tulfchen lafliten en Teorregu , die een ander Schrijver in Numidien Helt. Daer na fiet men de Haven Alberton, eertijts de Haven van Selin, en nu die van Soudan geheeten , met een naeuwe inkomH, doch groot en feker : wijders is ’er Laguxi, eertijts Trifarchi; en daer voorby de haven en Caep van Raxa, van lommige voor het Parætonium van Ptolemeus en Strabo genomen. Dit fijn de voornaemfte plaetlèn van dele Provintie langs de zeekuH gelegen : maer in ’t lant legt oock de Heeßßaeit, hooftHadt Barca, die haer naem aen ’t geheele lantfehap geeft, met een riviere die dicht by de felve hare wateren uytlpreyt. Dit geheele lant van Barca is byna niets an- jertdet ders dan een woeH en mager aertrijck,dat water ontbreeckt om te ververlchen , en aerde dien-High om bebouwt te worden,en vruchten te geven ; want in al dit groote geweH kan men gee-nerley graen met voordeel faeyen, uytgefeyt by eenige kleyne vlecken , daer men wat tarwe en dadels fiet ,• maer ’t is lbo weynigh, dat men ’t naulijeks voor iets kan rekenen : evenwel is ’t oorfaeck dat d’inwoonders gedurigh gequelc worden van hare naburen, die noch behoeftiger fijn van eetwaren, welcke hen haer graen, Icha-pen en kemelen brengen , om daer voor andere nootdruhigheden van hen te bekomen. Sy fijn redelijck wel van defe gemelde dieren voorfien , doch die können niet wel groeyen en vet worden, om dat hen gras en kruyden ontbrekjen. |
N V M I D I E N.
Et oude Numidien , van Ptole-J meus het Nieuwe , en van de ÿ Griecken, volgens Plinius, Meta-gonita genoemt, had , als defèlve Ä Schrijver getuyght, fijn-aenvang by de riviere Ampfaga, tegen-woordigh Sufgemar , en eyndighde aen die van Tafca, heden Guadilbarbar geheeten. Maer het Numidien,’t welck wy nu kennen, is dat gedeel- ’t Nieuwe. te van Africa dat vele tulfchen Libyen en den bergh Atlas plaetfen j ( dat in der daet eenigh deel van ’t oude kan begrijpen, gelijck fommi-ge,nabuerigeProvintien,als Bugia, en ’t koning-rijek Tunis, getuygen j ) en het bevat oock een gedeelte van Mauritania Cefarienfis in ’t landt-fchap Dara. Dit |
I^aemt» der lande» tn P^nmi-dte» beoefen.
Groette.
l^o!ekfre».
Riviere».
A'iindere rivtere».
DIEN.
2, f}t
Dit groot gewcll wert Filcdidgerid, nae hjn voornaemhe Piovintie , oft oock Be!ede/gerid, geheeten : en beyde defc namen beteeckcneri ’t landt van dadels ; d’Arabiers noemen het Guaten Tamar, welcke benaeniinge de felfde be-teeckenis heeft. Naer ’t oollen paclt het aen de fladt Eloacar, omtrent hondert mijlen van Egypten ,• naer’t wellen , aen het landt Nun,- naer ’t noorden , aen den voet van den bergh Atlas, dat is , nae die hjde die naer ’t zuyden flreckt ,• en naer ’t zuyden de woellijnen van Libyen. De voornaemfle landen , in defe groote Provin-tie begrepen, hjn Tejjet, Dara, Tafikr, Segelmeffcj Zeb f en Bikdulgerid, dat hjn naem aen ’t lieele gewell mededeelt. Het is omtrent duyfent mijlen lang ; en hjn grootfle breetteis van negen-tigli. De voornaemfle volckeren, die Numidien weftwaerts bewoonen, hjn de Muçamnades, Hildes , Zaraganes, en Quicimas ; en onder dele hjn noch eenige andere , diefe Gemis, datis, vergadering van verfcheyden, noemen.
De beroerafle rivieren hjn Darha, Ziz en Ghir ; andere doen ’er noch by die van Sus oft Sous. De riviere Darha heeft haeren oorlprong by den bergh Atlas, aen de paelen van de Provincie Hafcora, en loopt zuydwaerts door het landt, dat hacr naem draeght. Daerna komtfe aen de woellijne , en verfpreyt hcli door eenige velden, die kruyden in overvloet voortbrengen. De riviere Zis fpruyt uyt eenige tacken van den Atlas, die haere benaeming hebben, en loopt zuydwaerts tulfchen verfcheyde bergen , voor-by Gherfeluin ; dan vloeytfe door de landen van Cheneg, Matgara, en Reteb , komt tot in ’t landt Scgelmeffe, en alfbo voorts in de woeftij-ne , tot langs de muren van ’t kafteel Sugaihila. Van hier maeckt defe rivier een lack oft meir, in ’t midden van ’t fand, daer men geen inwoon-dersenvind; doch eenige Arabiers plegen ’er wel te komen , door enckele jaghtlucht gedreven. De riviere Ghir komt van den bergh Atlas voort, en vloeyt zuydtwaerts , door fekere weeflijnen afkomende, dan komtfe te Benigumi, en van hier in de woellijne ; en maeckt dan een lack in ’t midden van de felve.
De andere rivieren van dit landt hjn, de Witte rivier,oft Rio Bianco in ’t Portugees,die van le-kere bergen af komt, en eenige landtichappen Van Numidien belproeyt hebbende , looptfe door verfcheyde monden in de groote zee. Noch is ’er die van Bu^edor, die niet verre van ’t valle landt haeren oorlprong heeft ; en een tijdtlang Numidien doorgegaen hjnde , hch in den Oceaen, by een plaets Buzeidor geheeten, ontlall. Noch is’er een riviere , die men de Drooge noemt, om datfe wel in den Winter water heeft , maer in den Somer ifle byna altijdts droogh. Daer hjn ’er noch eenige andere , die wy , om kortheyts wille , alleen met een woort oft twee aenroeren füllen. Lebich Hort hch in de groote zee , by een plaetfe die de fchippers Albene noemen. Te/eut en Te/eutin drie mijlen van elckander gelegen , ontfpringen by den bergh Gigudeme : Te/eut beteeckent ftrand , oft oever : Tefeutin, in getal van vele, flranden oft oevers. Himiffin loopt mede in de zee , by een
Africa.
plaetfc die de Schippers Anfuîim Iieeten. De riviere Farcûla dr^enht hacr naern van’tlande daerfe doorloopt ; ly is kicen en neemt haeren loop zuyd\vaerts,en wort een meir, dat lieh over de velden verfpreyt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een wonder kleene
rivier, belproeyt liet gewed van haer naem , en heli naer ’t zuyden keerende, wortfe wat wijder, en verandert in een lack. De Warme riviere be-vochtight de ftadt Teolacha dan Nefta, en wort een meir in de woeftijne. Techorf en Teu/art, beyde kleene rivieren, die heli in de gemelde woeftijnen in meiren veranderen.
Numidien heeft een heet, droogh , enfant- ï-Jocda»h-gt; achtigh aerdtrijek. Doch men vint ’er eenige ^^c^irijckt weynige rivieren, die meelt alle naer de woeflij-nen van Libyen loopen. Hier is weynigh landts bequaem om koren voort te brengen : doch Kore». is ’er een groote menighte dadels, en weynige andere vruchtboomen : men vint’er mede ’t gewas Euphorbium, oock teer, addad, enfumach.
In Numidien onthouden haer een menighte penijni^h hangen en fcorpioenen, die heer vele nienfchen jaerelijeks, geduerende den Sonier, van ’t leven berooven. HierhjnveleItruylen, kemels, en geyten ; en eenige paerden. ’t Koren wort in oo^^, de maent April vergadert j en de dadels midden in September, en de volgende maent Oóto-ber : doch als het in de maenden Oótober en April niet regent, fbo en faeyen fy , nochte en ooghlten fy geen graen ,• hun alleen aen den grooten overvloet der dadels vernoegende. Daerby komt noch , datfy in fbmmige plaetfèn weynigh koren, en veel garft infamelen.
Het gene dit landt noch meerder plaeght, behalven de drooghten , en de fenijnige dieren, is feker ooftewindt, die ’t fant foodanigh opwerpt, dat het de reyfende lieden tot in d’oogen vlieght ; en hun, met lanekheyt van tijdt, leer fchadelijck wert. Anders is het feer gefónt, want men het ’er in hondert jaren niet eens de befmettelijeke heckte regeeren j en de mannen worden ’er nimmer met de pocken geplaeght.
D’inwoonders van Numidien leven lang; doch hebben dit ongemack, dat haere tanden vroegh uytvallen, dewijl fy al te veele dadels eten : en dan krijgenfe noch by tijdts een kort geheilt, van wegen de wint en ’t fant. Sy hjn Genegen-geyl, weynigh ftaetkundigh, verraders, dootha-gers ,• en van fielen en rooven hunne gewoonte maeckende, hjn niet edelmoedigh, en worden noch van eenige andere gebreken beticht.Doch die onder haer van een hooger en edelder moet hjn, belleden haeren tijdt om tot de ken- ‘ nilïe en wetenfehappen der Rechten te geraec-ken ; oft oeffenen haer in de wapens. Sy eten Eetwaren, veel gebraden kemels oft flruyfle-vleefch : en drineken geen water, maer wel melck haerder kemelen, en vleefch-fbp : doch weynigh hjn ’er die haer handen en aenhcht waffehen in haer leven ; waer uyt haer onbefchoftheyt blijc-ken kan.
D’Arabiers, die Numidien bewoonen , hjn d'Arabien mager en droogh; hun aengehcht is meer als bruyn : fj’ hebben weynigh hair aen de kin, en hjn wreet van wefen. Sy leven lang , vrij ven hch dickwils tot dat ’er het fweet opvolght ; en
B IX
weteq
N V M I
weten van geen andere geneesmiddeJen , en worden evenwel leer out. Haer grootftc verge-noeginge beftact in vaïeken t’onderhouden , en in dé ftruyfle-jaght. Vele trecken tegenwoor-digh naer Fez, om daer te ftudeeren, en worden dan Predikers oft Wetgeleerden : lommige drijven hunnen koopharftlel in ’t landt der Negers, oft Swarten. Vele oeffenen fich mede in de Dichtkunft, en rijmen op lùlck een wijle ais men in onfe taele doet.
De milddaedigheyt is hun aengeboren j doch ’t landt arm fijnde, hebbenfe weynigh vermogen om die te betoonen. Sy gaen gekleedt op de wijfe van de Africaenfche Numidiers, behal-ven haere vrouwen , die een weynigh van die verfchillen. Sy leven geheel fober en nüchteren , en eyndigen hunne maeltijden meeften-deel met dadels en drooge vijgen.
Alt;i:{arlt;is. Om de Aduatds der Numidiers te kennen, moet men weten dat het woordt ronde circkels beteeckent ,• en dat elck Aduar als een kleen en licht leger van omtrent loo, ryo, oft 200 ten-ten,in ’t ronde gefielt, maeckt, in ’t midden van de welcke d’Arabiers ’s nachts hunne kudden ftellen.
Fijekéot». Hunne grootfte rijekdommen beftaen in da-delen en kemels.
Machten Sy konncH 200000 fuytcrs, behalven ’t voet-tw^eghshe- Yolck, (welck getal ongelooffelijck fóude fijn, ) uytmaken. Sy hebben de befte en lichtfte paer-den , die men met oogen fien kan 3 en rijden even oft fy jonge hacqueneyen bereden j fy gebruycken lange Ipietlen , met feer voordeeli-ge Iwaerdcn , en verdragen oock feer licht al-derley ongemack. En dat fijn defelve Arabiers die foo dick als vliegen komen aenloopen , om die van Tunes by te ftaen, wanneerfe van de Chriftenen aengetaft worden.
Dele landen fijn ten deele van Africaners en natuerlijcke Numidiers, en ten deele van Arabiers bewoont. Noch können dele volckeren verdeelt worden in foodanige , die fonder wet leven , en met haere kudden door de woeftij-ne dwalen , in hunne tenten fich onthoudende; en in die, welcke fchattingen en tollen aen de Fegeering. Xyqucs, cn acn de koningen van Marroe en Fez , betalen : die oock over ’t grootfte gedeelte des landts Dara , als mede over de geweften van Tafilet en Ytata heerfchen. DeTurcken hebben hier mede eenige plaetfèn in. Dit landt hadde,na de vervallinge van ’t Roomfche Rijck, alleen eenen Koning; maer na dat’er de Arabiers inquamen , viel het onder de macht van Fe'igie. verfcheyde Vorften. Sy fijn alle Mahometanen. TDAv“ eerfte geweften van Numidien naer de weftfijde, fijn die aen de groote zee leggen, van ISlamen. Barbaryen en de Caep Aguer af,tot aen die van jsfun. Dit landt, ’t veerfte gelegen , heet Sus, en grenft naer ’t weften aen de bovenaemelde zee ; naer ’t zuyden aen de fanden van Libyen , die een gedeelte van’t landt Nun begrijpen ; naer ’t ooften aen de Provintie Data, en noordwaerts aen die van Sus, onder Barbaryen gehoorende. reickeren Dc voomaemfte volckeren fijn alleBerebe-«»ƒ) aetje». Africa, door haer geflachten , Gemis ge-noemt, verdeelt ; wclckers eerfte is dat van
D I E N.
Tdcu^squeriî: J voerende bclonderlijck den .nacm van Fiilcla , die verfcheyde fteden cn kafteelen befitten , aïs, Ydiauzan , Mereit, Deudyzdud, Deufeniz, Yndeuzel, Arrahala, Dciinadayf, Argan , Deuquinlus , Ayriocoli en Tizitit; ende acnmcrckelijckfte van dele plaetlèn , hjn Ydeu-nadayf, 20 mijlen van Tarudant, aen de fijde van Zahara, oit zuydwaerts ; cn dan die van Ydeuquinfus en Argan ; die aile een Gemis maken, Quincima geheeten, en fijn bontgenoten van de Hildas.
Dit landt geeft veel tarwe cn garft, en in Uceiianig-fommige plaetfen waflen veel oranje-appelen, limoenen , en allerley foorten van fuere vruchten, gelijck in Europa. Hier fijn oock vele pacr- Macht. den, en een groot getal van andere dieren.
Deinwoonders können vijfduylènt ruyters, en dertigh duyfent mannen uytlcveren , die wel de befte fijn van geheel Alrica.
Ëxtuca is een landtfehap onder Sus, wat afge- extv-legen, en gehoort onder Numidien, alwaer men meer als veertigh fteden en kaftcelen van d’A- heyt! fricaenlche Bereberes vind , die alle van’t ge-flachte Miceamuda fijn. De voornaemfte deler plaetlèn is Targue^ , met een kafteel op een berghsken gelegen, alwaer de Xeque oft Heer woont. Sy hebben noch andere Bereberes tot nabueren, die mede bemuerde fteden en kafteelen bewoonen, cn de voornaemfte onder hun worden Ydaguazingucl, Ydaubaquil, Deur-fiimust, en Hilda ^ehecten.
Dit landt is berghachtigh, doch fijn defe ber- fjoedani»-gen bequaem om garft voort te brengen , tot voedfel van hunne paerden, dielè overvloedigh hebben.
Daer fijn fommige plaetfen weftwaerts aenNVN. de groote zee gelegen , van eenige arme en flechte Bereberes bewoont, die men Ydeuzel noemt, en hun landt, in ’t verre gelegen Sus, van fijn voornaemfte plaets, genaemt.
Dit geweft licht tullchen Numidien oft Bele-dclgead, en Libyen oft Zahara, doch ’t grootfte heyt. deel hoort onder Zahara. Maer beyde de gedeelten van Numidien en Libyen fijn’t ftroo-pen en ’t rooven der Arabiers, die in de woeftij-ne woonen, onderworpen ; men noemt dele Berebex, Zenega en Ludaya, en fÿ hebben verfcheyde Adouards. De ftadt Ni/», van welcke de Caep Nun niet verre af is, wordt van de Portu-geelche fchippers No» geheeten : de reden hier van is, dat wanneer iemandt aen gene fijde van de Caep wilde gaen,en men vraeghde of hy weder fbude komen , foo antwoorde men, non, dat is, neen.
Dit landt en draeght geen koren, en heeft Hoedawg-maer weynigh gerft, en wat dadels, die niet feer goet fijn : waerom oock de inwoonders naer ’t koningrijek Gualata reyfen , om daer hun leven t’onderhouden.
D’Arabiers, die in defe geweften fich ont-houden, leven op ’t veldt, in hunne Adouards, en veranderen van plaetfe , nae dat ly ’t goet-vinden. Doch de Bereberes woonen in gehuchten, en in ellendige kleyne hutten.
Tojeris een landt van Numidien, enleghtin tesset. een plaetfe die van eenige Schrijvers ’t afgele-
gen
-ocr page 173-N V M I D I E N.
Cekvett-hejt,
Tlaetfett,
TJoedanig' hejt.
Cedaente.
GVA-DEN. (?eUgeii-
Hotdanig-htyt.
Zeden,
gen Sus genosmt wort, en voert de naem van de ftadt in de grenfen van Nun , die maer yoo huyfen heeft; en 12000 huysgefianen op het landt, dar onder defèlve hoort. Sy leght aen de paelen van de woeftijnen van Libyen; en van alle bewoonde plaetlèn , aen die fijde , tot omtrent drie hondert mijlenver; en om dat het een landt is van weynigh belang , ioo is ’t geen koningrijek.
’t Veld rontomTeftet is anders niet dan fant, behalven dat by de ftadt eenigh landt is dat dadels voortbrengt ; en noch een ander daer garft en geers op waft. D’inwoonders hebben oock kemels en paerden , doch niet veel; en weynigh fijn ’er die veel kleyn vee befitten.
Sy fijn leelijck en feer fwart : doch de vrouwen fijn’er fclaoon, en welgeftelt van lichaem.
Gnaden , als een afgefonderde plaetfe door fommige Schrijvers gcftelt, wort van andere onder’t landt Teftet gerekent. ’tls een kafteel in de woeftijne, dat aen Libyen paelt.
Het brengt alleenlijck eenige weynige dadels voort. In dit geweft vind men oock ftruysvo-gels, als mede geyten en paerden, maer niet vele.
Sy fijn eerder fwart als wit, en durven bynae niet uyt haer huylèn komen , om de vyandfehap diefe met hunne nabueren plegen; lbo twiften beeft-achtigh fijnfe. Sy Icheppen een fecr groot vermaeck in de jaght van wilde heeften : en leven van melck en dadels, en van ’t vleefch
der gemelde dieren;doch de geyten Iparenfe om j hunne melck. Sy gaen byna heel naeckt. Dit
I» rege-''»’S,-
IFR AN, of VFARAN.
T!/ietfe».
volck is t’eenemael arm, en de Arabiers, Vdaya oft Vied Vodey , in de woeftijnen van Libyen woonende, onderdaen.
fjoedanig-heyt. Zeden.
F'jekdom-men.
K^^eeringe.
KQ K.
Celegen-heyt. ^n/iiel.
JicedAnig. hejt.
Recht, Rijek^om-mes.
’t Landt If ran oft begrijpt vier beflo-te fteden , elckeen van d’andere een mijle afgelegen; en alle aen een kleene riviere , die des fo-mers verdroogt. Sy liggen in het zuyderlijck-fte deel van ’t veerft gelegen Sus. In dit geweft waft een menighte dadels j en hier fijn oock ee-nige kopermijnen. Sy fijn beleeft, en gaen ge-meenelijck wel gekleet : oock fijnle tamelijck rijek, want fy handelen met de Portugelèn aen de haven Guartgueftém, en koopen van hun grove lakcnen , linnen , en diergelijcke dingen meer, diefe na Tombut en Gualata , in ’t landt der Swarten brengen, en verkoopen ’t daer. Sy hebben een Rechter voor ’t burgerlijck : en welche eenigh quaet feyt bedreven hebben, die bannen fy maer uyt het landt : voorts de Rechters en Alfaquis, oft Mahometaenfehe Priefters, regeerenhun. Sy fijn Mahometanen, en hebben een feer fehoone kerck.
’t Landt Aca begrijpt drie befloten burghten, d’een dichte by d’ander, in de woeftijne van Numidien, aen de grenlen van Libyen, gelegen. Sy waren te voren feer bewoont, maer de bur-gerlijcke twiften hebben haer van volck ontbloot; dochly wierden in haren vorigen ftaet herftelt, door toedoen van feker geeftelijck Ma-hometaen, die hun wederom bevredight , en t’iàem verbonden heeft. Sy hebben niets dan dadels; en haer eenighfte oeflening beftaet in de felve te vergaderen. Sy fijn op ’t uytterfte arm,
en worden van een Morabut gcregeert : waer ]?egeering. uyt volght, datlè Mahometanen fijn. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ReUgte.
Het landt oft koninckrijckD/ir^, vervattende een gedeelte van ’t oude Mauritanien Celarienfe,cn lijnde een van de voornaem-fte en edelfte dceleu van Numidien , heeft fijn naem van de groote riviere Dara , die het dwars doorloopt. Dit landt grenft, noordwaerts, aen de bergen van den grooten Atlas, in ’t koningi- crenfin, rijek en landtfehap Marrocco ; weftwaertsaen de Provintien Gezule en Sus ; ooftwaerts , aen SugulmelTe van Numidien ; en zuydwaerts, aen de woeftijne van Libyen der Zenegas oft Za-nanas.
O
Sijn langte, van den bergh Atlas tot aen de Groo«».; Zanagas genomen , is van negentigh mijlen, maer ’t is hier nauw , om dat delè plaetfen byna nergens anders en leggen als op de oevers van dele riviere.
Dit land behelft verlcheyde bellote fteden , met hunne kafteelen ; doch hunne muren fijn van fteen, en aerde gemaeckt ; en’t hout, waer van de huylèn getimmert fijn, is van palmboo-men. De voornaemfte deler fteden is Benijabich, of Mueubah, aen de rivier Dara ; de andere fijn een mufketlchoot van Dara , met haer llot : Seilerin , die kleyn is, aen de Dara , met een tamelijck fterek kafteel voorfien ; Tagumadert, anders Tignmedet geheeten , geboorte-plaets van de Xerifs of Cherifs ; wekkers nae volgers befitten de Koningrijeken van Marroe en Fez , aen de grenfen van Libyen,omtrent twintigh mijlen van Qniteva ; Tin^eda, aen de Dara, als mede Taragalely een van de voornaemfte fteden van dit landt, hebbende vier duylènt huylèn, een Jode-ftraet, van meer als 400 bewoont, met een
fterek kafteel. Tin^^iulin, de grootfte ftadt van dit landtichap, tien nfijlen van Taragalel, Noordt-weftwaerts , met een Alcaçava ofte fterekte. Tamegaerutj aen de Dara gelegen, heeft mede een flot ; en Time^uit: een der voornaem-fte, aen de grenfen van Gezula, wel gefterckt,en bevolckt van omtrent twee duylèndt huysgefin-nen, met een voorftadt van 400 huylèn.
Het behelft noch ’t fterek kafteel van Tabar-noft, op de grenfen van Libyen , en dat van Afran , gebouwt door de Cherifs op de frontie-ren van Zahara of Libyen. Men fiet hier te lande noch d’overblijffelen vanTefuf,welcke plaet-fè de Konineklijeke refidentie-ttadt van defe Provincie was, maer ly is nu verwoeft.
Sy hebben eenig aertrijck bcquaem om ko-ren voorttebrengenjvan het welcke fÿ genoegh-faem voorfien fijn, wanneer haer riviere in de maent van April waft ; anders lbo gaet hun làet t’eenemael verloren.
Omtrent de riviere Dara, ja lèlfs omtrent twee mijlen van haren oever, fijn lbo vele dadels en palm boomen dat het wonderis; endelèlve dragen leer goede en groote dadels , die leven jarenlang, Ibnder bederven, können bewaert worden.
Dit landt is rijek, wegen de dadels en kemels, Rijckdene^ en oock doord’overvloet van anijs,dat de koop-lieden van Fez, Telenfin , en d’omleggendc plaetfen hier komen opkoopen. De Köningen
van
N V M I van Marroe, meefters van ’t grootftc gedeelte defes landfchaps, trecken ’er lieden groote in-komften van. De Koning van Marocco houdt in verlchcy-de plaetfcn deles lands ftercke guarniloen en , als, onder andere, te Benifabih, Quiteva, Texe-rin,7dgumedct; ja hy heeft felfs lonimige Ifeden met artillery voorfien , ten deel om d’Arabiers , die de woeftijne bewoonen, in toom te houden, en ten deel om lbo dies te lichter aen hjn goudt te geraecken. Hy is meeller van ’t grootfte gedeelte van dit gewelf , alwaer hy mede verfchcyde Alcaydas , of Stedehouders fet : ’t overige gehoorlaemt aen Xeques, of bylbndere Heeren. ’t Landt Taßkt draegt de naem van koning-rijek, ter oorlake van lijn Cherifs die Köningen genoemt wierden ’t legt in een fandtachtig aerdtrijck, aen de palen van Zahara, en gienlt mede aen de Provincie Dara,- en de Cherifs voeren feer gaerne de naem van Köningen beyde van Dara en Tafilet. Tulfchen ’t land Zahara en dit oort, is een wegh , door welcke men de grooten Atlas dwars deur gaet -, en defe ftadt, met goede muuren voorfien , heeft mede een fferek flot, dat meer als twee duyfent huysge-flnnen vervat, die uyt de flam van de Africaen-fche Bereberen fijn, en ïilelis geheeten worden. De Provincie Xtata, byna even lbo groot als die van Dara, aen de grenlen van Libyen, hoort onder Tafilet. Hare inwoonderen noemt men Garib , en ’t is een gemengt volck. Sy hebben noch andere Bereberes tot hunne naeburen, die men Sicutana en Etua^uit noemt. ’t Ruwe en bergachtigh landt van Tafilet heeft graen gebreck ; maer vloeyt over in dadels en in vleelch } en die hier walTen , fijn de befte van heel Numidien. D’inwoonders voeden Regeeriftg. TAFILET en YTATA. l^amen. Gelegen-heyt. Tl .at[en. JJoeâanig-hejt. Zede», Tijckdom- Keet. MESSE. Tianten, Groette. oock vee van allerley llagh , met een menighte kemels , behalven een groot getal lichte paer-den, die hoogh geacht, en met dadels, om datfe haver en garft gebreck hebben, opgebracht worden. ’tGeheele landt Etata light tuftchen palmboomen in, in voegen dat’et mceft dadels, en niet veel andere dinuen heeft. O D’inwoonders van Tafilet leven lbo kofte-lijck niet, als die van d’andere geweften daer omtrent j om dat ’et landt wat grover is : en die van deProvintie Ytata fijn gemengde lieden,die noch goet Arabilch , noch goet Zeneths Ipre-ken : doch die van Tafilet fijn feer vernuftigh. De laetftgemelde bereyden veel vellen die-fe xerquis heeten. Men raaeckt ’er oock kofte-lijcke lchilden van de vellen der heeften, diele Antes ofc Lants noemen ,• welcke ly uyt Libyen , en andere landtfchappen van Numidien, brengen; ly hebben’er mede veel linnen, op de maniéré van lakens, met fijde geftickt, op de Moorlche wijle. De Provincie Sugulmejß^ oft SegelmeJJèy voert de naem van hare voornaemfte ftadt, en ftreckc fich tot aen de riviere Ziz, beginnende aen de engte dichte by Gherlèluin , zuydwaerts, hon-dert en twintigh kleene , olt veertigh groote mijlen tot aen de grenlen van de Libylche woe-ftijnen ; en dit kan voor haere breette geno- |
D ï E N. men worden : aengefien dat haer langte beginnen kan in ’t landt Darha , en cyndigen aen de palen van Teflec. De ftadt Scgelmelle leyt in een vlackte op de riviere Ziz , en hadde wel eer fchoone en hooue mueren : doch haer onge-fonde lucht nootlaeckte d’inwoonders fich in de kleene fteden van haer gebiedt te begeven ; invoegen datle woelt lagh. Doch in ’t jaer 1548, naer ’t getuygenis van Ibmmige Schrijvers, wierdfe in vorigen ftaet herftelt. Aen de rivie- Tlaetfen. re Ziz leggen omtrent 350 bemuerde burgh-ten , eenige groote, en andere kleene, behalven de gehuchten, die, by maniéré van fpreken, on-gelooffelijck in getal fijn. Hier fijn drie voornaeme vlecken oft ftedekens, weicker eene Te^ neghent genoemt wordt, dat omtrent duylènt huyfen vervat, en is ’t naeft aen de hooftftadc gelegen j ’t ander is Tebuhafan, omtrent acht mijlen van Teneghent zuydwaerts j het derde is Mamunj dat mede een groote, ftereke, en volck-rijeke plaetle is. Dit landtlchap heeft w^eynigh graen, en over- Hoedantg-vleet van dadels : en in alle bewoonde plaetlbn fijn feer vele fcorpioenen ,• doch men vind’er geen vloon. De hitte is hier uyttermaten groot in de Somer ; en doet foo veel ftofs opgaen, dat eenige Schrijvers houden dat d’opfwellinge der oogen daer door veroorfaeckt werde. En gedue-rende dele overgroote hitte,lbo neemt de riviere afjwaerop gebreck van water volght ; in voegen datlè fout water moeten drineken , ’t welck ly uyt de putten,metter handt gemaeckt,lcheppen. De lucht tot Sugulmefle is goet en gefont, behalven datfe in den Winter leer vochtigh is ; en de catharren oft finekingen feer regeeren ; en dan is’tquaet der oogen leer gemeen ; doch defe quellingen fijn licht te genelèn. Dit volck Zeden. is laf van moet, foo datlè, fijnde onder vreemde volckeren , fich tot de flechtfte oeffeningen en dienften begeven. Tot Tebuhafan fijn lècr vele vremde kooplieden , en vele loden , welcke ambachtslieden fijn, oft die koophandel drijven. Sy genceren hun met een weynigh koren en dadels. In dit landt w'oonen de ftammen van Zenece , Zanhagie en Hacare. ’t Meeftendeel Religie. der inwoonders fijn Mahometanen : de andere fijn loden, handtwereks- oft kooplieden, die de De Provincie §[ucneg leght aen de riviere Ziz, oveneg. en grenft aen den bergh Atlas. Sy heeft eenNEi^^' naeuwen deurgang, die fich veertigh mijlen uytlpreyd ; en heeft drie voornaeme plaetlèn ; fiaetfen. welckers eene is Zehbel, op een hooge rotlè gelegen , die de woleken bynae fchijnt te bereyc-ken. D’andere is Gaftrir, oft Gaftir, vijf mijlen van Zehbel, en leght op d’afhellende deelen des berghs, bynae in de vlackte. De derde plaetle is Tammaracroft, van Geftir omtrent twintigh mijlen afleggende zuydwaerts , en op de groote wegh. De andere plaetfen fijn maer gehuchten , dorpen oft kleene borghten. Defe laetfte fijn twaeif in getal, en daer fijn fes-en-twintigh dorpen. Dit landt heeft dadels in overvloet, doch en TJoedanig-fijnvan de befte niet; ’t aertrijck is hier fmaP'-’’^' en mager, ten ly aen fommige boorden langs de |
Zeden.
JRijektiom-tneu.
MATGA-KA.
ïa'en,
tmie,
WIEL of AR rata MA.
Crinfin.
Grootte,
Jfoedantg-itjt.
Jkfacht.
Regetrin^.
flTuoaihila,
N V M I D I B N.
den oever van de riviere, tot aen den vc^t des berghs , die nochtans nai iwelijcks een heen-worp lang fijn ; alwaer dat. (e weynigh garft en geers laeyen. ’t Koren is ’er duer, doch hier fijn leer 'vele geyten.
D’inwoonderen fijn mee. ft befich om haere geyten te hoeden j çn ontl louden hun ’s winters in hunne holen.
Die de naeuwe wegen tufti ;hen Fez en Sugul-mefte inhebben , en bewoon» ;n, fijn leer rijck, en doen hun groote fchattin gen van de kooplieden betalen. De wachters fijn aen den voet der ftadt Zehbel, en nemen fc iet vierde deel van een ducaet voor yder kameel ; doch de andere inwoonderen fijn arm.
’t Landt Matgara grenft iet dat van Queneg oft Quenen zuydwaerts gt;nbsp;Pouyten dien engen wegh,van dewelcke wy reets^elproken hebben. Aen de riviere Ziz fijn Vele befiote burghten , welckers voornaemfte is Helel , alwaer de Heer van ’t landt fich onthoudt. De; (e treckt jaerlijeks dertigh duyfent ducaten van tc )llen op de koopwaren geftelt. En indien fijne loldaten een Caravane oft bende kooplieden , van geen vry geley verfelt, ontmoeten, fcgt;o as alles verbeurt.
• Het landtfchap Retel w^r rt bepaelt van dat van Matgara, en verlpreytf iich langs de riviere Ziz zuydwaerts, ontrent vijttigh mijlen verre , tot aen ’t landt Segelmefle. Ooftwae rts grenft het aen een bergh t’eenemaei onbewoont,- en weftwaerts, aen een woefte £n fant-achtige vlackte, alwaer d’Arabiers gewoon fijn fich neder te flaen,wanneerfe van de woeftijne komen. Hier fijn verfcheyde beflote plaeufen en een goet getal hoflieden.
Dit landt brengt feer veele dadels vöört: d’in-woonders fijn feer gierigh , en niet diappér, ofte kloeckmoedighjinvoegen dat honde rt van hunne ruyters fich ontfien tien der Ara biers tegen te -ftaen. En in waerheyt, dit volck bouwt dit landt voor d’Arabiers felfs , die ’er mt refters van fijn, en d’inwoonders handelen als flaven.
Men fiet drie kleene fteden , ni et verre van Segelmefle , die eick een belónt leren Staet maecken. D’eene is EJJuoaihila oft Z. 'iayhila y een kleyneplaetfe zuydwaerts, vier mijle.n van ’t gebiedt der ftadt Segelmefle ,• fy leght in eene woeftijne s en by defe plaetfe fiet me n de riviere Zoz, die tot in de woeftijnen van Libyen
Hutneiede-loopt. D’ândcrc IS Humcledegi j die achtienmij-wcihcfX?' leo van Segelmefle , en mede in de woeftijne ,
Woedanig-lujt.
TEBEL. BELT.
leyt. De derde is Vmmel-he[en een plaetlè van gering belang,door d’Arabiers,in een der ruwfte woeftijnen, op den wegh die' van Dara na Se-gelmelïe ftreckt, gebouwt ; van dt'wclcke ly vijf-en-twintigh mijlen is afgelegen.H aere mue-ren fijn van koollwarte fteenen opgemaeckc.
Ontrent ElTuoaihila is noch tuyn, noch luft-hof, noch eenigh landt dat vruchtien voortbrengt, maer alleene fant en fwarte fteenen. ’t Aerdrijck omtrent Humeledegi teelt over-vloedigh fekere flagh van vrucht voort, die van verre afperges gelijekt, welcke door ’t geheele landt verfpreyt fijn.
Het geweft van Tehelbelf, oft Tabelbelt, leght in ’t midden der woeftijne van Numidien, omtrent
twee hondert mijlen van den bergh Atlas, en ce’e^at^ hondert van Segelmefle zuydwaerts. Het heeft drie welbevoickte fteden, en twaelf dorpen.
Hier fijn leer vele dadels,-doch ontbrecckt ’er Hitdunfg-water en eetbaer vleefeh. Sy geneeren hun met dat van ftruyflen en harten , diele vangen. Sy dUjckdern-handelen in ’t landt der Negers, oft Swarten, en ^e^êering, niettemin fijnfe leer arm , als den Ara biers on-derdanigh, dielè uytmergelen.
De kleyne Provincie Todga legt aen een kley-ne riviere van delelve naem 5 omtrent 40 mijlen hejt. van Segelmefle weftwaerts. Sy heeft vier be-floten fteden , of liever ftedekens, en tien dorpen.
Dit landt heeft feer vele dadels,perfickcn,vij-gen, en druyven,als mede koren.D’inwoonders, ze 'de»-ren meeftendeel, fijn landtbouwers, en leerbe- Kijekdom» reyders; hunne vruchten, en leertouwerye bren-gen hun taemelijck in, en evenwel fijn fy arm.
’tLandlchap Tarcala of Tercala legt mede aen farca; een kleyne riviere omtrent 33 mijlen zuydt- ceiegen^ waerts, van den bergh Atlas, en by na 60 mij-len van Sugulmelfe. Het heeft drie kleene fteden, en vijf dorpen.
Dit geweft vloeyt over in dadels, en andere Hoedanig-, vruchten , doch ’t heeft leer weynigh koren, en noch is ’t van ’t befte niet. Men houd fij ne in- men. woonders voor de armfte te welen. Sy ftaen on-der d’Arabiers.
’t Landt Tez^nn legt oock aen een kleyne rivie- tezerin; re , feftigh mijlen van den bergh Atlas , en der-tigh van Farcala. Hier fijn fes kleene fteden , Haemen. en vijftien dorpenen men fiet ’er noch de -, puynhoopen van twee fteden, welckers naemen men niet en weet. Voort Tezerin , in de Afri-caenfehe tael, beteekent fteden. Men vind hier hejt. vele dadels,gelijck inde voorgaendeProvinciën.
’t Landtlchap Beni-gami legt aen de riviere Ghir , vijftig mijlen van Segelmefle zuydooft- (ielegen-waerts. ’t Vervat omtrent acht beflote ftede-^9quot;‘ kens , en vijftien dorpen. Vele dadels fijn ’er ; peedanig^ maer d’inwoonders fijn arm, en begeven fich , te Fez,tot de verachtfte dienften : en van ’t geld, datfe verdienen , koopen ly dan een paerd , en verkoopen ’t wederom aen de kooplieden die naer ’t land der Swarten trecken.
In de woeftijne van Numidien, aen den oever mazalig. der riviere Ghir, omtrent vijftig mijlen van Se- nanÏ^^* gelmelTe , vind men twee kleene fteden , Ma- Geiegen-z^alig en Abuhinam geheeten.
’t Aerdrijck van dele twee plaetlèn brengt Tloedani^ niet een eenigh graen koren voort, maer al-leen wat dadels ; daerom oock haere inwoon-ders ellendigh fijn ,• fy ftaen onder d’Arabiers, Rtgeeringi die ’er fich onthouden.
Men vindt ’er oock ’t kleene ftedeken Cafayr y casayrj dat, naefommiger gevoelen , onder Segelmefle hoort,als mede de voorgaende plaetfen.Het legt Hoedanig-omtrent twintigh mijlen van den berg Atlas , i'n de woeftijne van Numidien. Sijn aertrijck Zede», is verrijckt met een lootmijn, en met een van antimonium. D’inwoonders hebben geen an- Kijekd«»»' der tijdtverdrijf, dan die te hefteden in ’t Ibec-ken van dele twee dingen ,• fy brengen defè metalen nae Fez, en fbecken hun daer mede te
Het
sër/ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;landt BeniBeJJèri leglit aen den voet van (idegen- den bergh Atlas, ’t Heeft drie befloten plaet-fen , en eenige dorpen. Veelderlcy flagh van Tlaetfen. vcrfcheyde vruchten fijn hier te vinden , behal-ven dadels, die ’er ontbreken , als mede van al-iManig- derley kooren. D’yfermijn mach voor’t befte worden dat ’er is. Sy hefteden hunne tijdt, fonder onderfcheyt, om dit yfer uyt te Zeden. gtavcn , waer van ’t geheele landt van Segei-Kijckdom- n-iefle voorfien wordt. D’inwoonders van dit men. gcwcft fijn dcH Hcet van Dubdu, en d’Arabiers Rcgetyinge. ondcrdacn. GVACH. Guachde is een landt omtrent tfeventigh mij-Geiegen- Icn van Scgelmcftc zuydwaerts afgelegen, het . heeft drie goede fteden aen de Ghir, en ver-hip. fcheyde dorpen. Hier is wel wat koren , maer Rijckdom- yecl mccr dadcls. D’inwoonders verkoopen hunne waren in ’t landt der Swarten ; enhooren alle onder d’Arabiers. FIGHIE Gelegen-hejt. Ifoedania-hejt-Zeden. TESEBTT, of TESE-VIN. Gelegen-heyt. Tlaetfèn. Rijc^m-men. ’t Landt van Fighie begrijpt drie beftoten burghten, in ’t midden van de woeftijne liggen-^ de, omtrent vijftigh mijlen van Segelmefte ooftwaerts. Hier waffen een wonder groote me-nighte van dadels. De mannen fijn ’er van een goet verftandt ; aengefien dat’er fommigein’t landt der Swarten met voorfpoet handelen. D’andere begeven fich tot de ftudien, te Fez ; en als ’er iemandt Doiäor gemaeckt is , dan keert hy weder naer Numidien, en wort ’er Priefter oft Predick-heer ; in voegen datfe alle rijck worden. De vrouwen maken feker flagh van laken uyt wolle, (andere feggen uyt linnen) foo fijn en kleen, datfe van fijde gelijekt. Tefebit leght in de woeftijne van Numidien, omtrent 250 mijlen van Segelmefle ooftwaerts, en hondert van den bergh Atlas. Het begrijpt vier fteden, en 28 dorpen , die aen de grenfen van Libyen , op den wegh, langhs de welcke men naer Fez en Telenfin gaet, in ’t ko-ningrijek Agadez, leggen. Hier en waft anders niet dan dadels, en wat garft. De mannen fijn ’er by na alle fwart, en de vrouwen lchoon, maer bruyn ; dit volck is leer arm. TEGO-RARIN. Ce'egen-heyt. Tlaetjên. Hoedanig-heyt. Zeden. Ri/ckdom-men. Te^orarin, oock Fagurin geheeten , is een groot landt in de woeftijne van Numidien , van Telè-bit omtrent twintigh mijlen ooftwaerts afgelegen. Het behelft 53 beflote burghten,en meer dan hondert dorpen. Dit heele landt is wonderlijck overvloedigh van dadels j en verlcheyde plaetlen fijn be-quaem om tarwe voort te brengen : doch men moetfe met putwater begieten , om dat het landt droogh en mager is ,• en dieswegen doen fy ’er noch meft op, om dies te vetter te worden. ’t Vleelch is ’er boven maten dier, om dat men ’er geen vee kan voeden, dewijl ’t landt al te droogh is ,• en niettemin worden ’er eenige geyten, om hun melck, onderhouden. Doch, in tegendeel, lbo komt ’er uyt dit landt ’t gout, dat men Tivar noemt 5 ’t welck men echter houdt datfe fells uyt het landt der Negers oft Swarten hebben. Sy leven van melck en kemels-vleelch, datlè van d’Arabiers koopen. D’inwoonders van dit landt fijn feer rijck , want ly |
D I E N. gaen dickwijls in ’t landt der Swarten haeren koophandel drijven. Meszab is een landt in de woeftijne van Nu- mkzab. . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n-. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;••I Gelegen- midicn , van Tegorarin omtrent 300 mijlen ooftwaerts afgelegen , en foo vele van de Mid- i'iaetßn. delandtfche zee. Het heeft lès befloten burgh-ten, en verfcheyde dorpen. D’inw'oonders van defe ftadt fijn feer rijck, en handelen veel in ’t landt der Negers s en lèlfs de kooplieden van Algiers en Bugia onthouden hun hier, ommet^^«™^. de Swarten te handelen. Sy fijn de Arabiers onderdanigh, aen welcke ly lchatting betalen. Ticarte, als het fommige noemen, oft, gelijck tecort, andere willen, Tecortj Tocort en Ficurt, treckt fijn cvrt.' nacm van haer hooftftadt, hondert mijlen van Algiers afgelegen, oft, als andere fchrijven,hon- heyt. dert en vijftigh zuydwaerts , en fes-en-feftigh mijlen van Tegorarin. Men houdlè voor’t oude Turaphylum. Dele hooftftadt is op eenen bergh gebouwt, Tlattfen. een kleyne riviere loopt ’er onder deur, over de welcke men een yalbrugge heeft gemaeckt. Sy is rontom bemuert , behalven waerlè na den bergh ftrecktjovermits dat de rotfen en fteylten haer genoeghlaem fiefchermen. Alle hare huy-fen,in getal van 2500, fijn van fteenenen tichel— fteen gemaeckt. Men liet rontom defe ftadt veertigh befloten burghten, en hondert en vijftigh dorpen, van welcke Ibmmige by vier dagh-reyfens van de hooftftadt afgelegen fijn, en dele plaetfe is als ’t middelpunt defer Provintie j al het overige rontom gebouwt lijnde. Dit landt brengt leer vele dadelen voort ; Hoedanig^ doch koren ontbreeckt ’er, dat van Conftantina hier komt j van waer d’Arabiers ’t felve vervoeren, om dat voor dadels te verkoopen , die hun feer dier komen te ftaen. Sy fijn leer mildadigh, en welgenegen, oock beleeft omtrent de vrcmdelingen, dielè in haere huyfen herbergen, en nemen ’er niets voor : ja ly hefteden hunne dochteren eer aen den vrem-delingen ten huwelijck, als aen hunne eygen landtgenoten. Sy worden leer rijck door hunne dadels, de-wijl men die veel begeert ; en hunne mildadig-heyt gctuyght genoeghfaem van hunne rijek-dommen. Het lantt van Guergàks, dat eenige Huerguela, ?7gve^ andere Gucrquekn, en Guerguela, en d’Africanen Venpueleriy noemen, ley tin de woeftijnen van Nu- TaUn. midien, aen de grenfen van ’t koningrijck Agadez. Het draeght de naem van fijn hooftftadt, die d’eenighfte is, en als het middelpunt van de Provintie 5 die oock hondert en twintigh dorpen vervat. Defe hooftftadt wordt voor het oude Famarca genomen. Dit landt vloeyt over in dadels : doch het vleefch en ’t koren is ’er leer dier. De Provincie Zeb, eertijdts ’t landt van Zebe, zeb. by den berg Aurafius, leght in ’t midden van de Numidilche woeftynen. Tot palen heeftfe ooftwaerts,’t Land der dadels,ofte Beledelgerid, by ’t Koningrijck Tunes , en Tripoli : weft-waerts, Melfile; noordtwaerts, den voet der bergen van Bugia, en naer’t zuyden lêkere woeftijnen, alwaer den wegh gaet van Techort naer Tiaetfen. Gura- |
Hoedanig- BILEDVL-GERID. Namtn, ïa!en. ' T!act fen. Hotdanig-htjt. Lucht. Water. N y M 1 Guragale. Hier fijn vijf voornaeme ficdcn onder haer hoorende, Pefcare, Borgi, Nefra, Tco-iaeha en Deufen; en feer vele dorpen. Onder anderen is Nefta, of Neffa eerder een kleen landfchap te rekenen , als eene ftad , drie groote fteden noch onder ficli hebbende, voornamentlijck eene , waer een kaftecl is, dat de Romeynen gebouwt hebben. Deufen en Teolacha wierden door d’Arabiers verwoeH, wanneer ly in Africa quamen ; en naederhand noch door Barberofïa , die alles te vuur en te fwaerd verdelghde ; foo datfê tegenwoordigli met naeuwer noot in haren eerften Handt her-ftelt kunnen worden. Dit landt is feer heet en fandtachtigh , oock ontbreeckt ’er water. Hier is weinig laeylandt, daer ’t koren op fou können wafien : doch daer fijn feer vele dadels. Tot Pefcare fijn vele fcorpioenen; die fchielijck dooden alle diele ge-fleken hebben : waerom oock d’inwoonders defe ftadt verlaten , geduerende des fomers, en onthouden hun op ’t landt tot in November. Biledulgmd, of Beled-Elgerid, ’t welck land van dadels beteekent, is een landtlchap in Numi-dien , datfich ftreckende naer het koningrijck Tunes, by de palen van Pelcara begint, en gaet tot aen de grenlèn van de plaetfên die aen het eyland Gerbes behooren, en ftoot ooHwaerts aen ’t Cyrenaifche landt : maer de Midde-landtlche zee legt feer ver af van een gedeelte defes lands : wantTeular en Caphfa, dierwee leden fijn van defe Provincie, leggen by de drie hondert mijlen diep in ’t landt, en loo ver van defe zee. De Heden fijn Teufar, Caphza , Nefzaoa. De twee eerHe fijn Heden van de Romeynen gebouwt, ende eerHe wort van Afri-canen en Arabiers bewoont. Tot Caphza fijn fraeye Molqueen, ofTurekfehe kereken, de Hraeten fijn ’er breet, en van Iwarte Heenen gc-plaveyt. ’t KaHeel is ’er aenmerckelijck, aenge-fien dat fijne mueren van vijf-en-twintigh vademen hoogh fijn , en breet van vijf, van groote gehouwen Heenen gemaeckt. En midden in de Hadt fiet men fèkere putten, met muren omfloten, in ’t vierkant gemaeckt, die breet en diep fijn. ISlcfiiaoa behelH drie beflote bürgten, dicht by elckander gelegen , en feer volckrijck 5 doch niet al te wel van mueren voorfien. Dit landt Beledelgerid is leer heet ; de lucht tot Caphfa is lbo quaet dat de inwoonders meeH altijdt de koortfe onderworpen fijn. Teu-far heeft een riviere die ’t bevoghtight 5 Caphfa heeft geen water gebreck ; maer ’t is warm: foo dat men’t moet een paer uuren van te voren laten koudt worden , eer men het drinekt. land is droogh, en brengt geen koren voort ,• maer wel een groote me-nighte dadels. Tot Caphfa vindt men leer vele van defe laetHgemelde vruchten , als mede olijven ; en beyde -fijn van de dickHe en belle die men ’t geheele landt door vinden magh. Hier waH oock veel vlas, en men heeft ’er lèker flag van pot-aerde, van welcke men feer fchoone vaten maeckt. D’inwoonders van Teular fijn feer genegen |
DIEN. makers ; gelijck dit hunne gewoonelijcke Cenecenthe-muyteryen doorgaens getuygen. De dadels van Biledulgerid fiin foo , dat men het Qe-hecle geweH van Tunes daer mede voorliet. Handel. Die van Teular fijn foo grond- als geld-rijck j want feer vele jaermarekten worden in hunne Hadt gehouden , die van alle kanten van Numi-dien en Barbarien befocht worden. Maer die van Caphla en Nefzaoa fijn arm , om datfe al-tijdts grooten overlaH geleden hebben , door de groote fchattingen dielè den Köningen van Tunes moeHen opbrengen. Dit landt tot aen Tripoli is den Köningen of Rcgeerin^, Balfas van Tunes onderworpen : doch Teufar , in’t byfonder, is door fijne kleyne riviere m^ye.^ twee deelen gefchcyden. ’t Eene gedeelte wort Fatnalà genoemt, alwaer hun d’inboorlingen en Edelen onthouden : ’t ander Merdes geheeten , en hier woonen eenige Arabiers , die in de Hadt overbleven , wanneer de Mahometanen haer veroverden. Caphla is wel van alle tijden door haer eygen Heeren geregeert geweeH , doch ly hoort nu onder de Köningen van Tunes. Het landt Torr^^^acn de grenlèn des Staets teor-van Tripoli, namentlijck, alwaer defelve aen de Laten. ’ woeHijne van Barca Hoot, gelegen, vervat drie beflote burghten, en fes-en-twintigh dorpen. Het heeft veel dadels ; doch geen koren. D’inwoonders fijn arm loo wel aen geit als an- Rijckdo»h-^ dere dingen ; aengefien datfe in een woeHijne woonen, die van alle bewoonde plaetfên ver afgelegen is. lafliten is een kleen landt by de Middeland- iasliten; fchezee, tuflehen Caphfa en Tripoli gelegen. Het begrijpt omtrent dertigh dorpen:en brengt feer vele dadels voort. De inwoonders fijn tae- Hoedanig-melijck rijck ; want woonende aen de zee, foo handelen fy met de Egyptenaers en met die van me». Sicilien. Gadèvns.'zj^ een groot landt, van de Middc- gade. landfche zee zuydwaerts hondert mijlen ver afgelegen. Het behelH festien beflote burgh- heyt. ten, of Heden , en pi dorpen. Gademez wert vanfbmmige genomen voor’t groote Ozz/j van Ptolemeus,- en ’t volck wierd Oaßtes geheeten. Dit landt heeft feer vele dadels,- doch koren envleefch ontbreken ’er. De inwoonders fiint*^^;. •1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r 1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v 1 . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 nbsp;nbsp;•'i Rt-jchdom- rijck, want ly handelen gemeenelijck in ’t landt men. der Swarten. Sy hoorden voor delen onder de Köningen van Tunes j of wel onder hunne Stedehouders , diefe binnen Tripoli hadden 5 doch nu fijnfè vry , en Haeii onder niemant. Ba^en is mede een groot land aen de gren- fazzen. fen van Agadez, ende woeHijne van Libyen, welcke aen Egypten paelt. ’t Leyt omtrent t’fe-fligh daghreyfens al van Cairo , en men vindt geen andere bewoonde plaets, langs de woe-Hijnen als Äugele, die onder de woeHijne van Libyen Haet : ’t heeft acht-en-vijftigh beflote plaetfen, en hondert dorpen. Hier fijn mede feer vele dadels j doch koren en vleelch worden ’er ’t meeHedeel van elders ' gebracht; in voegen datlè dickwijls van kemels-vleelch leven. De inwoonders van dit landt fij n Rijck^ rijck, en hebben veel gelts, door dien datfe’”*”* nabueren fijn van Agadez. * |
E Griechen gaven eerft aen ge- Berdoa, Angela, Sertc,cn Alguechet. Doch het Africa de naem van Libyen, meeft bewoonde Libyen is by het witte Senega, y daernae hebben fy defe generale om des koophandels wille, diefe met de Ne-naem wat naenwer genomen, en «gers of Swarten drijven , die felfs eenige fteden He felve aen fèker gedeelte van dit groot land gegeven : en daer-enboven onderfcheyden fy dit deel noch in Eygen Libyen, dat is, in Libyen byfonderlijck en eygentlijck dus genoemt, anders oock het Libyen 3 welche laetfte benaminge, buyten twijfel, gemaeckt heeft, dat Ibmmige die van Uyt-terlijck aen ’t ander deel gegeven hebben, ’t Éy-gentlijck Libyen was byfonderlijck dat deel van Africa ’t welck van Alexandrien tot aen Cyrene ftreckt, van de welche in de befchrijving van het landt Barca gelproken wordt ; en Ptoleraeus ftelt het mede in de lèlve plaetfè : fchoon dat fommige ’t Llytterlijche Libyen voor de woe-ftijne Delfocat, en voor Gaoga , nemen, ’tln-nerlijche Libyen heeft noordwaerts de twee Mauritanien , ’t ?ifricaenlche en Cyrenaïfche ; ooftwaerts, een gedeelte van Marmarica, en het Morenlandt dat onder Egypten hoort ,• naer het zuyden heeft het ’t Innerlijcke Morenlandt ; en naer ’t weften d’Atlantilche zee. (jrootte. Doch ’t hedendaeghfche Libyen , dat een deel van’t Innerlijcke maeckt, komt met het oude niet t’eenemael overeen : en nochtans, om dat de Schrijvers van onlè eeuw het felve dus vaft ftellen , foo moeten wy ons nae hun gevoelen mede voegen. De naem van Lib^'en lchynt af te komen van het Arabilche woort Lehibj dat een groote hitte betekent. Doch tegenwoordigh, om hj ne wöe-ftijnen, wort het Zahara j oiZaara^ en oock Saray dat woeftijnen beduyd, geheeten. Noordwaerts heeft het de woeftijnen vanNu-midien , met een gedeelte des lands Nun dat ’er afhangt : ooftwaerts Egypten, deftadtEIoc-cat, en’t koningrijck Goaga 3 zuydwaerts, het land der S war ten , of der Negers 3 en nae ’t weften , de Weft-zee : langs welcke het hch uyt-ftreckt van ’t gedeelte van Nun in Beledelgerid, of Numidien, tot aen de riviere Zenega, die een fcheyding ftelt tuflehen de Witte.en de Swarte. D’Arabiers, die al dolende door dit Libyen reyfèn , om weyde te fbecken voor hunne heeften, deelen tegenwoordigh het lelvige, nae de hoedaenigheyt der plaetfen , in drie deden ; de kleyne fândtheuvelen, fonder groente, heetenfè Cehel 3 en waer drijfzand, en fteenen gevonden worden, die plaetlèn noemen fy Zaara 3 en al-waer eenige moeraflen hjn , oock eenige kruyden en boomkens waffen, Doch de gemeenfte afdeelinge is dat Libyen in tien landen , of woeftijnen , die doch eenige bewoonde plaetfen hebben , verdeelt wort 3 na-mentlijck in ’t gedeelte van ’t landt Nun, dat aen Libyen hoort, indewoeftijneZenega, ofZa-naga, mede vervattende die van Azaoad , en in die van Tagaza, Zuenziga of Terga , Lempta , meeft bewoonde Libyen is by het witte Senega, |
aen de oevers hebben , en oock Ibmmige noordwaerts. Libyen heeft foo een gefonde en goede lucht, Hoedanig dat’er naeuwlijcks een geraeene hechte is die niet metter tijdt geneed: : in voegen dat vele hranchen van Barbarien herwaerts homen , om hier hun laetfte hulpmiddel te verhrijgen. ’t Is een fèer warm en droogh land , en waer men overal bynae geen water vind, behalven fehere wattr. putten, doch alle vol fout water ; en felfs hjn ’cr landen , daer men fes en feven dagen doorreyft fonder water te vinden. Op den wegh van Fez naer Tombut vind men eenige bronnen van binnen met hemels-velien bekleedt, of van hare beenderen opgetimmert. Doch foo de kooplieden hun in lülcker voegen van dorft geplaegt hen, dat hy haer by nae onlijdelijck fchijnt,fbo wetenfe geen beter middel, als eenige kemels te dooden, en hunne darmen allbo te perften, dat ’er het water , ’t welck noch in hun fteeckt, uyt komt loopen, (want een kameel drinekt op eene reyfè dat hy voor i z of i j dagen genoegh heeft,) en alsdan drineken fy dit water 3 en pogen dan foo lang den dorft te lijden, tot fy aen eenig put komen : doch men vind in verfcheyde plaetfen lacken of meyren. Dit landt is woeft , en vol lands 3 en komt ’er jfrdtr^cki in half Auguftus regen te vallen, dan duurt ’et tot in ’t laetfte van November, en vervolgens de geheele maenden van December en Januarius , tot noch een gedeelte van Februarius. Sy heb- Krujdtit. ben overvloet van gras en kruyden voor hunne heeften ,• en dan hebben ’t de kooplieden en reyhgers gemackelijck, om datfe veel waters hebben j en daerenboven noch veel melcks en boter : maer loo ’t niet regent, dan hebben die van ’t landt felfs, en die reyfen, veel ongemacks te lijden. Hier hjn eenige ruwe en drooge bergen Ibnder vruchtboomen , met eenige leer groote en onnutte bolTchen. In de befte plaet-lèn wort niets als garft gefaeyt 3 en doorgaens is dit landt leer onvruchtbaer : behalven datlè eenige dadels hebben. Maer hun befte middelen beftaen in kemels, die hier oock in groote p««,; menighte hjn : en krijgen door defelve veel melcks en vleefch 3 noch hebbenfe een flag van dieren diefe Adimmains heeten 3 en ftruyfèn : doch fy worden feer van de wilde heeften, en gevaerlijeke Hangen , maer boven al van de Iprinckhanen geplaeght. Dit Libyen heeft verfcheyde volckeren 3 en nrfchejdt van defe , in vijf voornaemfte flammen van Africanen verdeelt, (als de Zanagas, Guaneze-ris, of Zerenzigas, Tergas, Lemptas, en Ber-doas, ) onthouden hun fommige in gehuchten, wordende anders oock Habexes, ofBereberes, inboorlingen des lands geheeten , die hch omtrent vochtige en moeraffige plaetfen nederge- flagen |
Â.’MS
of Z A A R A. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2,0
woon uytvallen houd hun ftacg in wackeren ftand , en macckt hun feer bequaem tot den oorlogh. Doch ick geloof, dat hunne armoe-de haer meeft befchermt, en veroorfaeckt datfe minft de vyandiijcke aenvallingen en machten haerer nabueren te vreelen hebben.
Hoewel de/e volckeren bynac fonder eenige wet of reden leven,lbo heeft niettemin elck land Regeering. fijn eygen Heer en Prince , die met volkomen'^***'*** macht gebied. In ’t Recht-plegen en hebbenfe geene kenniffe van letteren j en onder al dit piefen. volck fou men naeuwiijeks een Rechter vinden, die partyen kan fcheyden.In voegen dat die een Rechter van noode heeft over eenig gefchil of ongeiijck dat hy ontfangen heeft, die moet fomtijts vijf of fès daghieyfens doen, eer hy hem vinden kan ; want de Rechters komen fèer noode onder fulcke onfatfoenelijeke luydcn , en können haere manière van doen niet wel verdragen. Doch die fich foo vernederen wil, om onder hun te blijven als Rechter, kan jaerlijeks meer dan duyfèndt ducaten winnen.
Nae uytterlijcke fchijn , foo fijnfe alle Ma-hometanen ; doch hun leven en zeden infien-, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Auheme''
de , befpeurt men datle met recht voor vrygee- ,antn. ften gehouden kunnen worden, als die noch re-ligie, nochte geloof en hebben.
De woeftijne Zanhaga draegt oock de naem NànZencgay ofc woeftijne van deZenegas. ftreckt haer uyt langs de kuft van de groote Senega zee van ’t ellendig land Nun af tot aen de ri-vierc Zenega ; en grenft noordwaerts aen dc landen Nun en Dara ; ooftwaerts, aen de woe-^w/«. ftijne Tegaza;ten zuyden aen de volckeren Be-nays en Gelofes geheeten , als mede aen de ko-ninekrijeken Gualata , Geneva , Melly enTom-but, en ten weften, aen de groote zee.
Langs defe kuft, feftigh mijlen van de Caep Nun , vind men die van Bogiador, eertijdts Sonnenberg geheeten , of’t voorgeberghte Ga-naiia , als andere willen ; doch fijn ’er noch die het de naem geven van ’t voorgebergte Jr-finatium, of der Ar fin a tiers. Defe Caep heeft den naem van Bojador, door eenen Portugees, Gil Yanez genoemt, gekregen, (die daer in den jare 14^3 van Don Henrico , Prins van Portu-gael, gefbnden wierd, ) om datfè fich buygt, en fchijnt te drayen (’t geen Bojador te fèggen is, ) want gelijck als defè Caep fich booghsgewijfè; begint te draeyen , fbo fchijnt fich’t landt, ten aenfien van de kuft die men achter laet, oock te buy gen.
De kuft vervolgende , zuydwaerts aengaen-de, omtrent dertigh mijlen van de andere fijde der Caep Bojador , vind men een landtftreke die de Portugefen genoemt hebben Angra ds los Ruiygt;os , om de groote menighte der vogels alfbo geheeten : en twaelf mijlen verder , die , welcke fy noemen Angra dosCaygt;alleros,o£te van de Ruyters , of Ridders : en noch 12 mijlen verder is een riviere die in de zee valt, en vry diep door ’t land loopt,van de Portugefen Rio do Ouro, Goudt-riviere , geheeten : ter oorfaecke, dat die van ’t landt op defe plaetfè fbmmigevan de haren, die men gevangen had , vry kochten en gaven goud van Tibar tot rantfoen ; ’t welck
B 14 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;OOCK
LIBYEN /lagen hcbben;d’andere dooien door de woeftij-nen met haere kudden, foeekende wateren gras, olkruydenj o/cefijn dolende Arabiers, die oock t’eleker rey/e van plaetlè veranderen met hunne Adouars.
tloedani^- Dc/c volcketcn hj n mager en fmal, en leven htyt-vm't niet lbo lang als d’andere Africanen; doch iy ge~ nieten een geduerige gefontheyt, endat lóm-tijts tot hun lè/bgh jaren.
Genegcnt- Sy hjn feet genegen tot de min, en leven by-nae buyten alle wet. Doch daer is een groot onder/cheydt tuffehen die hunne kudden volgen , welcke men eygentlijck Herders magh noemen, en tuflehen d’Africanen die hunne vafte woonplaetfen hebben : want dc/è laetfte fijn vry, aengenaem en even begeerig, om by gelegentheyt hunne vrienden by te /taen ,• omtrent de vreemden fijnfe heus, dapper, trouw en oprecht. Daerentegen de Harders fijn boerfch, onwetende, en fonder kenniffe van eenige letteren, roovers en doodtflagers, fonder geloof en trouw , die hunne ouderen voor geldt fóuden verraden j fy geven niet om d’eere hunner vrouwen, en leven t’eenemael bee/fachtigh.
iep.gM.en. pg Harders verflijten geheel haer leven met jagen, of quaet te doen 5 fy beoorlogen elckan-der ,• of ley den hun vee langs de woeftijnen , of nemen’t felve hunne vyanden af,- en blijven op geen pïaetfe langer als drie of vier dagen ,-maer fbo haeft hunne bee/fen ’t gras opgegeten hebben, fbo begeven fÿ fich oock van daer.
Afaeltij- Sy leven feer fpaerfaemlijck, en verdragen lang den honger ; eten weynigh broot, om datfe niet veel garft hebben; ’twelck fy alleen op eenige plaetfèn faeyen fbo datfe maer van dadels, melck, boter en vlees leven.
pg Harders gaen heel naeckt, en barvoets ; die wat aenfienlijck fijn doen een kleen doecks-ken van grove wolle aen , dat hun een kleen deel van ’t lichaem bedeckt ; en fbmmige dra-gen op of om ’t hooft eenfwart linne doecks-ken , op de manier van een Tulban gemaeckt. D’uytffekentffe onder hun , om beter bekent te fijn onder de anderen, hebben hemden van blaeuw doeck en kottoen, met breede mouwen, aen , die van de kooplieden uyt het landt der Swarten hier gebracht werden.
^rahiers. Onder defe volckeren en die van Numidien woonen eenige Arabiers, die fèer jammerlijck en armelijck leven ; en fijn evenwel kloeck-moediger als de Libyers : defe begeven haer tot de jaght van wilde efels, ftruyflen , en van TaJ. verfcheyde andere dieren. De tael diefe fpre-ken isBarbarifch en ruw, gelijck oock hun landt J^ijekdom- felfs. Onder andere inkomflen die de Heeren landen toekomen, is niet de minfte het derHteren. Fccht datfè hebben op de koopmanfehappen die door defelve gevoert wordenwant de Ca-ravanen , die met groote benden als heyrlegers door defe woeftijnen trecken, uyt vreefe van de roovers , fijn gehouden, voor elck geladen kemel , fèker laken , een ducaet waert, aen den Prince of Heer des lands te geven ; en dit recht klimt tot hooge fommen op , aengefien het groot getal der gelade heeften.
Jidacht. De gedurige oeffening der jaght, en ’tge-Africa.
-ocr page 180-LIBYEN lt;
oock ’t ccrftü frond was dat men in Portugael bracht. Dan fiec men , twaelf mijlen verder, de volgende plaeden Angra de Gongalo de Sintra, de Haven del Calgt;allero of van den Ridder : en 28 mijlen acn gene lijde deler haven , de Witte Caep, van Nuno Triftan en Anthonio Gonzalez, in den jare 1441, gevonden.
Pff kfifi Aen dele Caep begint de kuil van Antero-fchrijven , tot aen de riviere Senega ftreckt ,• daer by voegende, datfe defe naem voert van een lèker bewoonde plaet-fe die aen haren oever is. Doch dele kuft ver-Coifvan volgende van de Witte Caep af, begint mtd'lyl nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lelve te krommen, en maeckt de Golf
landen, yan Argiiin , die den naem heeft van een fijner eylanden , en is leer gevaerlijck om degroote menighte van fijne baneken en klippen : twaelf mijlen van de Caep , aen de andere kant vindt men d’eylanden in defe golf, die eerder fteen-rotfen of klippen fijn, en elck hun eyge naem hadden, doch nu alle met een gemeene naem Argtiin geheeten worden,om een fort of fterekte, dat Alphonfus, Koning van Portugael, in een van de felve, Arguin genoemt, in ’t jaer 1443 de-de bouwen. De namen defer Eylanden fijn Bran-^ w,of’tWitte eylandt;Jil^^^r,of’tLederen eyland; Ilheo, of kleyn eyland , anders Jfla de hu Garça^, of eyland der Reygers : de twee kleyne eylanden Nar en Tider, dicht aen de kuft ,• en het eylandt Arguin ; behalven defe fijn’er noch vele andere feer nae by de kuft; dewelcke de Iche-pen op vijf of fes mijlen ver niet naerderen kunnen wegen de baneken, dielè de baneken van Arguin heeten.
De weeßij- Dc wocftijnc Azaoat is mede in die van Zan-Eaga begrepen , en draegt dele naem om hare drooghte en onvruchtbaerheyt. Sy ftrcckt van de put Azaoat tot aen die van Azaoan by Tom-but, vijftigh mijlen lang.
Men vindt hier twee graflieden van feker fteen gemaeckt, op welcke men eenige letteren gehouwen heeft , waer uyt men fiet dat ’er twee mannen begraven leggen ; d’eerfte een koopman en feer rijck lijnde , leed een onver-draegelijcken dorft, lbo dat hy aen een Hechten voerman, voor een eenigen beker waters, tien duylènt ducaten betaelde : en nochtans fijnfe alle beyde hier van dorft geftorven.
tJoedani^- £)e wocftijnc der Zanagas of Azaneguesis machtigli heet, en heeft maer van hondert tot Water. hondci t mijlen water ; en daer toe noch bitter en Ibut, en in leer diepe putten. En die van Azaoad heeft ’er in fulcker voegen gebreck van, dat men ’er gants niet vind op lèftig mijlen ver ; en daer is maer een eenigen put, die de naem van de woeftijne draeght ; oock regent het hier feer felden.
^ertrijckt ’t Aerdttijck en heeft anders niet als lant, lbo dat het befte is gelijck het flimfte van dele geweften ; want alles boven maten droogh en onvruchtbaer is. Daerenboven is het heele landt vlack , lbo dat men naeulijcks weten kan , waer men gaet ; en ’t gevoeglijekft is, fich hier , al reyfende, nae de winden en Herren te fchicken.
Tlanten. Sy hebben feeker flagh van koren dat het
)f 2 A A R A.
boeckweyt gelijckt,en van fclfs voortkomt, fonder gelàeyt te worden : en die by de riviere Senega woonen , krijgen garft, en weynig dadels* Sy hebben oock geyten , kemels en andère tamme dieren.
Defe woeftijne wort bewoont van Bereberes , Ludayes , Duleyn, enZenegas, ofZanagas, die fommio-e Azaneijhes heeten ; en noch van ee-nige Arabiers,die van andere lieden Iwcct leven, en de heeften, die men naer Dara en elders vervoert , rooven, en verkoopen voor dadels : en d’Arabiers van Beni-Amir ftropen Ibmwijlen door dit landt, fchoon dat hunne vafte woon-plaetfen tuftchen Nun en de ftadt Tagaoft fijn.
De woeftijne 'ïega'z^a, welck woort een plaetfe tegaza. van ladinge betekent, dewijl men hier feer veel Ibuts op wagens laed om te vervoeren , is een volckrijck landt, ten ooften aen de grenlèn der Zanegas ftootende ; en heeft voor fijn voor-naemlle plaetfe de gene, welcke aen ’t geheele Tiaetfe». land haer naem geeft.
Hier fijn veel mijnen van Ibut, dat het witte marmer gelijekt ; en ’t felve wort uyt fekere holen getrocken , rontom dewelcke men vele huttekens fiet, tot woonplaetlèn dienende voor de gene die ’t uytgraven.
Ten fijn niet d’inwoonders van ’t land lêlve , Ft/ckdo/fu welcke dit fout uyttrecken,maer vremdelingen, die ’er met de Caravanen aen komen, die ’t dan bewaren , tot dat eenige Caravanen voorby komen die ’t koopen, om het naer Tombut te vervoeren , alwaer het feer duur is ; en defe werek-lieden krijgen geen andere levensmiddelen als die men hun van Tombut of Dara toebrengt; ’t water wort hun mee van die quartieren ver-fchaft. Die van Dara voeren mede van dele plaetfe ’t gout van Tibar, dat van Tombut komt door ’t middel van dit Ibut, naeTaragalel, en brengen ’t van hier over naer Marrocco.
De woeftijne Ziien^ga begint weftwaerts aen zven^ de grenlen van Tegaza , en ftreckt fich ten 00- cren/en, ften tot aen de woeftijne Hair, en ftoot ten noorden aen de woeftijnen Sugulmefte , Tebel-belt en Beni-horai, en ten zuyden aen de woeftijne Guir, ter fijden ’t Koningrijck Huber , in ’t land der Swarten gelegen. De woeftijne Gog-den is in die van Zuenziga begrepen. D’inwoonders van Zuenziga worden Guanezeris en Zuenzigas geheeten. De kooplieden die van het Koningrijck Tremelèn nae de ftadt Tombut,en ’t KoninekrijekYça willen, gaendewoeftijne Zuenziga en Gogden deur.
Zuenziga is een drooger cn moeyelijcker jioed^mii» woeftijne als die van Zanaga. Men heeft in de ^9»« felve, aen de grenlèn van Numidien, vele dadels. Gogden heeft oock water gcbreck tot negen dagen reylens toe; behalvendat men ’er eenige moeraften vind, door den regen ver-oorlaeckt ; met welcks water men de kemels laed.
De woeftijne Nair, anders Terga genoemt, om Ç J dat een Africaenlch volck Terga geheeten,hier fijn woonplaets heeft; en Hair,om dat het de be-volckte plaetfe defer woeftijne is;heeft tot palen ten wellen, de woeftijne Zuenziga ; ten ooften, Crenfin. die van Yguidi ; ten noorden, de woeftijnen
Tuat,
-ocr page 181-LIÈYEN of Z À À k À;
Tuât, Teguirin, enMezzeb vanNumidienj en ten zuyden, de nabuerige woeftijnen des ko-ninckrijcks Agadez , onder ’t landt der S warten. Defe woeftijne heeft op Ibmmige plaetfen , ontrent hondert mijlen gaens, van Numidien af tot aen ’t landt der Swarten. Hier is een getemperde lucht ; daerom groeyen ’er vele aerdt=-ge-Hoedanig- walTen. Dele woeftijne is lbo droogh, noch Ibo moeyelijck niet als die van Zanaga cn Zuenziga, om dat men ’er putten van goet water vindt,hoewel diep,inlbnderheyt aen de grenlen van Zuen-jiijckdom- ziga. Als men naer Agadez gaet, vind men veel manna , ’t welck van d’inwoonders goet tijdts vroeg opgefamelt, en naer de ftadt Agadez gebracht wert om te verkoopen : de Swarten drincken ’t felve met water ; en fy mengen het oock onder hunne Ipijfen j want lÿ feggen dat het ververfchend en heel gelbnd is:waer door de vreemdelingen tot Agadez min kranck lîjn , als teTombut, hoewel de lucht tot Agadez feer befmettelijck is. lemtÄ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;woeftijne Jguidi, allbo genaemt van haer isiamen. voomaemfte en bewoonde plaetfe , heet oock Lemta nae het volck dat ’er woont. Sy paelt, PxZf». tenweften, aen de woeftijnen van Hayr ; ten ooften aen die van Berdoa; ten noorden, aen de woeftijnen Tecort, Guerguela, en Gademez van Numidien; en ten zuyden, aen andere woeftijnen tegens Cano, een koninckrijck van de Swarten : en tuflchen dit land , en dat van Su-gulmefte vind men dat van de Morabitins of Morabiten, dewelcke vele lchrijvers Almoravi-des noemen. jjoedamg- nbsp;nbsp;nbsp;Delè wocftijne is dor,en feer gevaerlijck voor de kooplieden die van Conftantina naer ’t land der Swarten reyfen. EERDOA. tgt;e woeftijne Berdoa heeft ten weften die van Iguidi ,• ten ooften, die van Äugele ; ten noorden , de woeftijnen van Fezzen , Numidien , en van Barca ; en ten zuyden , de woeftijne by het koninckrijck Borno, in ’t land der Swartéri; Hondert en tachtigh mijlen van den Nijl fijn drie kleyne bémuerde fteden, en fes dorpen, of ope plaetfén. |
Dit ge weft is leer droogh en gevaerlijck voor Hoedanig* de reyligers, behalven voor die van Gademez in Numidien, als lijnde goede vrienden van de Berdoanen. De bevolckte plaetfen lijn voorlien met water, en de rontom-leggende landtftreken geven overvloet van feer goede dadels. Augeky ’t welck het landt der Augiles by Mela AvcEtE.’ wefen kan, heeft tot paelen, ten weften de woe- /S? ftijne Berdoa ; ten noorden , die van Barca, en Marmarica; de welcke lieh, in gedaente van een bandt, totaen de Middelandlchezee, tegens de Syrtes aen, uytftrecken j en ten ooften, de woeftijnen der Levetes, die tot aen den Nijl gaen. In delè woeftijne lijn drie bemuurde fteden, en riaetfen. verlcheyde ope plaetfen rontom de bellotene, omtrent twee-hondert mijlen van den Nijl afgelegen. Dit land geeft feer vele dadels, doch géén graen , van ’t welck d’Arabiers delè inwoonders hejt. , voorlien, en krijgen daer uytnemende goede dadels in de plaetfe. Hier lijn vele Hangen j welckers vergif de Leveten, een Africaens volck onder de Augelers vermengt, met hun Ipouwfel weghnemen. De woeftijne Serte, van d’andere vijf voor-SE^E^«o naemfte afgefcheyden, heeft die van Äugele ten chet. weften ,• ’t koninckrijck Gaoga ten zuyden ; en Egypten ten ooften : men liet ’er de overblijf-feien van een groote ftadt diele Serte noemen maer heel verwoeft. In delè woeftijnen, omtrent veertigh mijlen van Egypten ten zuyden van Serte, vindt men ’t land Algttcehef, dat drie bellote plaetfen heeft, en verfcheyde dorpen , met vele palmbooraen, die dadels voortbrengen, voorßen. |
Hef
Het Koningrijck
At deel vaii Barba-rien , het welck eertijd ts Mauritania Tin--gitana is genoemt, begrijpt nedensdaeghs twee Koningrijcken Klarocco en Fez. Het groot rijck en machtigh Koningrijck Fez is eertijdts Ampe-van wegen de menighte der Grenfin. lufia genoemt wijnftockcn , en wordt hedensdaeghs Fezge-naemt nae de hooft-ftadt aldaer. In’tweften heeft het voor frontieren , de Atlantifche zee ; in ’t noorden de Strate van Gibraltar ; in *t oo- Locht. ften de riviereMulvia;in’tzuyden ’tKoningrijck Marocco. De locht is oplommige plaet-lèn getemperten goedt, doch op lommige rouw en grof,- gelijck’t landt felfs aen eenige geweften rouw is, en vol koude bergen. Hier en daer Z’jn oock woeftijnen en wildcrnilfen, ^^^htans is ’t in de meefte contreyen vrucht-’ baer, op d’eene plaetfe min, op d’ander meer, want daer koftelijck kooren en andere zaden walTenj de wijnftockcn en olijf-boomen zijnder in groote menightej de vijgen, amandelen , en’tkattoen waft aldaer overvloedigh. Men vint ’er een lêecker gewas ofte ftruycken, Maus geheeten, ’t welck een Ibete en’welfmaken-de vrucht voortbrengt, van de groote eensci-troens : de Mahumetaenlche Doäoren leggen, dat dit de lèlvige is die onlè voorouders Adam en Eva verboden was, met welckers bladen ly haer fchaemte bedeckten,wantfe lange en bree-de bladen heeft. Hier is groote overvloedt van allerhande vee, als van often, fchapen, paerden , kameclen, gCyten , en hafen. Lieden. De provinciën defes Rücks zijn leven, te weten, Temelha, t landt om de ftadt Fez, Afi. gara, Elhabata, Errha, Garetum, en Elchau-film ofte Chauz. Lr. Ttmef- DeProvincie Teraelha nèemthaer begin van de riviere Omirabih naer’t v/eften, en ftreckt fich naer’tooftentot aen de riviere Bïtragra-gumjin’t zuyden wordfe bepaelt van den bcrgh Atlas, en in’moorden van de groote zee. Dit Rijck heeft men altijdt gehouden voor’t hooft van gantfch Africa,in’t welke voormaels40 fteden geftelt zijn,met 300 kafteelen, die nu meeft alle door de oorlogen te niet zijn ; gelijck oock de heele provincie verweeft is. Doch by onfe tijdenheefthetwederom watbeginnen te bekomen, en veel fteden hebben haer hooft wat op-gefteken.Onder defe is Rabato,een grOote ftadt, gebout aen de zee-kuft ; van wegen de muuren en gebouwen, Marocco gelijck, maer niet in groote j de andere zijn, Thagra, Salie , amp;c. Het gebiedt van Fez begint van de riviere Buragrago, en ftreckt fich ooftwaerts aende riviere Inavem jin ’t noorden wordt het bepaelt Africa» |
niet de riviere Suba, en in ’t zuyden met de voet des berghs Atlasw De ackers zijn vruchtbaer en ovcrvloedigh aen koren, allerley vruchten, en deweydenvol vee. Overalfiètmendaer wijn-ftocken en olijf-boomen. Onder het gebiedt van Fez ftaen oock eenige fteden, van welcke Fez de voornaemfte is. Niger meent datfeT^-wufiga Pcolemæi is, maerhy dwaelt. Het is waer-fchijnlijcker dat het PtolemæiFbZÂwis, ge^ îijck Beucerus eh andere gevoelen. Syleghtin ’t midden van *c Rijck: men feydt datfe geoouwt is ontrent het jaer Sy wordt gehouden voordehoofchadt van gantlch Mauritanien,ja^ als Marmol getuyght,’t hof van ’t weften» Sommige meenen datfe delenaaeöi heeft van het goudt, om dat, in ’t leggen van de eerfte fundamenten, gevonden is een hoop gouts ,’t welck deArabiers Fez noemen: andere leggen, dat de riviere Fez, die midden daer door loopt gt;nbsp;haer dien naem gegeven heefu Soohaeftdelè riviere in de ftadckomt, verdeeltfe haer door ontallijcke kanalen , en verlpreydt haer bynae door alle de huyfen , kercken, collégien, herbergen , engafthuyièn^ loopt daernae door de gemeene privaten, en fleept met haer alle de vuylnilTcn der gantfche ftadt. Dit wordt van oudtFez gefeydt 5 want daer een andere ftadt is, nieuw Fez genaemt, met een dubbelde hoo-ge en ftercke muur omringt. De Provincie Algara wordt in ’t noorden van de groote zee befpoelt j in’tweften ftrecktle haer tot aen de riviere Buragrago ; de ooft-zy-de befluyteti de bergen Gumaræ, Zaronii, en de voet des berghs Zalagæ ; en in ’t zuyden wordtfe bepaelt met de riviere Bunaza. Het is een effen landt, van getemperde locht; en daer is fulcke menighte van paerden en vee, dat niet alleen geheel Fez, maer oock alle de bergen Gumaræ rijckelijck daer mede können ver-ften worden. Bolïchagien zijn’er weynigh, maer vele geyten en halen. In vorige tijden waren hier veel fteden en kafteelen, maer fijn door de oorlogen meeftendeel geruïneert* Dö voornaemfte fteden nu noch overig, zijn Larif» fa, en Calar Eicabir, ’t welck foo veel te’feggen is, als een Koningl’jckpaleys. ’t Landtlchap Habat ofte Elabat wordt in ’t noorden bepaelt met de Middellandfche zeej in ’t weften van de moeraften van Algara ; in ’t zuyden met de riviere Suarga ; en in’tooften met de bergen, die by de Strate Gibraltar leg- • gen. ’t Is vruchtbaer van allerhande gewalfen, hoewel dat heteertijdts vermâerder engeluc-kiger geweeftis, van wegen die feer oude fteden , lóo van de Romeynen, als Gothen ge-boüt. De voornaemfte fteden hedensdaeghs, zijn , Arzilla ofte Arzella, tamèlijck groot, en Ïeghtvan de engte van de Straet ofte Middellandfche zee , ontrent leven mylen, Tingis ofte Tanger, is een oude en groote ftadt, aen C nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de |
T^onafief
Terra cte Indauzar
\aiiJivc
^Tagovafl
Cttdevet
*Tagl^a.
“.ii.
^ejut
f^i.tii.r Itinc pelles Jiaro : eljitte A^C'
SuZ rej.
Vbïdiua
call plt;’f-
^aralunte emjnjrium
Alußnu
dæ pop -
defet ihcbät
Ab rah; OrtAtus.
lUa-
Ideuacal
populi.
CtrJxvct A'i
*TMtnegli^
^^gianiulfa
Serra Verde.
Imxriÿf
ƒ0
!gt;-
chnaditi
-y,t. Av- s
eatLoriun.
cä
Ijö
\10
quot;' bat , Jlexar
' ' çt*
* r ./*
‘^^n^fnet^Ar
pltaraPf*^
a ja u o
\ Benima^^^^
■!^ raz Jens. -^e.
Hufeini
Crhcrrhlvin-
æ tót
‘^anitruj
freies
Garet.
errata
Campos de
^Tarh^iifcllü
FEZ.
de zee-kuft, fes myîen van Septa ofte Seuta gt;nbsp;welck oock een grootc ftadtis, beyde gelegen aen de engte van Gibraltar 5 eertijts placht defe de hooftftadt te wefen van gantfch Mauritanien. De drie voornoemde ïleden ftaen he-densdaeghs onder ’t gebiedt van de kroone van Portugal. Tr.^rrifa. De Provincic Errifa begint ontrent de engte van Gibraltar, en ftreckt haer in ’t ooften tot aen de riviere Nocor ofte Hoccorepn het noorden , als Leo getuyght, grcnft lyaendeMid-dellandfche zeej en in’tzuyden, reycktfe tot aen de bergen, die onder’tgebiedt van Fez hooren. Dit landt is rou , en vol koude,bergen, waer hooge en rechte boomen waflen; kooren en brengt het niet voort,maer overvloet van wynen , vygen , olyven, en amandelen 5 daer is oock weynigh vee, doch in ’t geberghte vindt men geyten, elèls en apen. Daer zijn ook weynigh fteden , maer veel dorpen. Tr. Gort- ProviDcie Gareti neemt haer begin in ’£ weften, van de riviere Medulo af, en ftreckt haer in’t ooften tot aen de riviereMulviaj in’t zuyden fcheyden haer de bergen der woefty-lïen van Numidien, en in’t noorden ftrecktfè tot aen de Middellandlche zee. Dit landt is broeckachtigh, dor, en ongehavent, en van natuüre de woeftynen van Numidien niet onge-lijck. Nae dat de twee principaelfte fteden, Medela en Chefafe , van deSpanjaerden zijn ingenomen , is ’t van inwoonders fecr ontbloot. provincie Chauz, dc laetftc Provincie van ’tKoning-cZirfMx;. rijckFez, beflaet bynae het derde deel van’t felvige Rijck,want fy fich in de lengte 190 my-len ftreckt van ’t ooften en de riviere Zha af,tot aen de riviere Gurguigara in ’t werten, en in de breette 170 mylen : want het beflaet al dien ge-heelen ftreeck van den bergh Atlas naer Mauritania, ja begrijpt, gelijck Leo getuyght, oock een goet deel van de pleyne, en de bergen, welche tot aen Libyen palen, Devoornaemfte fteden zijn Dubdu , een oude j Teza , een groote, treffelijcke, en rijcke ftadt ,• van wegen de menighte harer in woon deren, enrijekdom, Rivieren. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;plactfc van dit Rijck. |
Dit Rijck wordt met veel rivieren bevoch-tight, van welcke fommige lchceprijckzijn: de voornaemfte heeten Subu en Luccus. Su-bu, van de Ouden Subur genoemt, neemt haren oorfprong uyt een groote fonteyne in een vervaerlijck bofch, by den bergh Seligi, in de provincie Chauz: ly loopt een lang rack , met haer flepende veel andere rivieren , en ontlaft haer met eenwyden en diepen uytganginde groote zee, daerfe oock groote fchepen kan dragen* Luccus, vanPtolemæo Liflus genoemt, ontlpringt in’t geberghte Gumare , en valt in de groote zee: Aen de mondt van de felvige leghtde ftadt Haraidos, welckers haven quaet is om in te komen. In dit landt fijn veel bergen , onder welcke Ber^eni de voornaemfte is Zarhon , die begint van dc pleyne Efais, en ftreckt fich in de lengte naer ’t weften 30 mylen , en ontrent tien in de bree-tei van verre fchijnt hyeen groote en wilde boffehagie , en heeft alleen olijf-boomenj de andere zijn, Zalaga, Selego,Azgan, Cento-pozzi, amp;c. In de ftadt Fez zijn veel fchoone gemeene en De particuliere gebouwen, collégien , en gafthuy-fen : want, foo fommige feggen, ( elck geloove daer van foo veel als hy kan ofte wil, ) daer zijn feven hondert kereken getelt, onder welcke eenige uytnemende koftelijck zijn. Dehooft-kerek, die fy Carauvea noemen,heeft anderhalf mijlein de ronde , en cen-en-dertigh poorten. In defe kerek worden alle nachten ^oo lantaer-nen of lampen aengefteken j menfèyt oock dat-fe alle dage 200 ducaten inkomens heeft. In defe ftadt zijn oock veel collégien van ftuden-ten, die in de Vrye konften. Rechten, en Medi-cijne ftudeeren.Onder welckeuytmunt dat Koning Habu Henon heeft doen bouwen, kortende 480000 ducaten. Pennon de Veles is een feer oude ftadt, ge-legen aen de Middellandfche zee, tuffehen twee hoogebergens de SpanjaerdennoemenfeVelles dc Guraenera, oock Pennon de Velles 5 fommige feggen datfè van de Africaners, andere, datfê van de Gothen gebout is. Die’meer daer van begeert te weten, lefe het groote Ste-de-boeck, |
Het
Het Koningrijck
M A R O C C O.
Vrucht-haerhejt. Trevîncie Hea. Tr. 'Taroâan- Et Koningrijck Ma-* rocco heeft defen naem van Marocco, de hooftftadt des fel-ven landtSk Hét leydt tuffchen den bergh Atlas, en de Atlantic fche zee j en is byna driehoeckighï Het is een genoeghlijk landt, overvloedigli van allerhande vruchten, en zaden s infonderheydt van olie , honigh j fuycketj dadels, druyven , vijgen, appelen, en verfchey-de lborten van peeren. Daer fijn runderen en fchapén, en vele geyten, welcker vellen Mmq-chins genoemt wordenjwiens hair bequaem is om kamelot van te weven» Hier waft: al dat tot ’s menlchen onderhoudten vermaeck dient» Dé Provinciën daér van fijn Hea, die in ’t oo-ften met de riviere Eftivala befloten wordt j in ’tzuydenmet den Atlas, in’tweften en noorden met de groote zee: ’c is een rouw, bergh- en bolch-achtig landt, doch rijck en wel bewoont: dat het kooien daer lbo overvloedigh niet waftj als de garft, heerle en boeckweyt, endat’er oock groot gebreck is van andere vruchten, is niet door de onbequaemheydt des aerdtrijcks ofte locht, maer de traegheydt én onachtlaem-heydt der inwoonderen j doch is daer de honigh in grootén overvloede,daer ly meeftendeel van leven. Hier fijn weynigh fteden, maer veel dorpen, wijeken en ftereke kafteelen. De Provincie van Sufaheeftin’t noorden den bergh Atlas, en de ftadt Hea, in ’tooften de riviere Sufi. Dit is een vruchtbaer landt, rijck en feer plaifierjgh ; daer overvloet is van kooien , garfte, en andere zaden ; op fommige plaetfen geeft het oock fuycker in overvloet, hoewel dat de inwoonders geen wetenfehap hebben van den felven te zieden en te berey-den 5 daer fijn oock menigerhande fruyten, als vijgen, druyven , perfiken, en dadels : daer is geen olie,maer wordt van elders gebracht.Daer tegen fijn in de bergh Ilalemo gout-mijnen. De voornâemfte ftadt defes landts is Taro-dantum, van de inwoonders Taurent geheeten, redelijck groot^van de oude Africaners gebout, daer ontrent 3000 huyfen fijn : de inwoonders fijn beleeft; in defelve woonen Engelfcheen Franfche kooplieden, die wiftelen yfér , tin, en loot, tegen fuycker» Daer isoock Meftajonder welcken naem drie kleyne ftedekens begrepen zijn, ontrent een mijle d’eene van d’andere gelegen, oock van de oude Africaenfche langs de zeekuft gebout. De ftadt Teijeut is in vorige tijden van de Africanen gebouwt, op een fchoone vlackte, Waer van deeene zijde met de riviere Sus bé-fpoelt wordt. Sy is in drien gedeelten ’t begrijp A/rica» |
van ontrent een mijle , welcke deelen t’lamen revoeght, een driehoeckformeeren» Tedfiis een groote ftadt, eertijdts van de A-fricaners gefondeert,gelegen aen een vruchtbare plaetfe. Tagavoft is welde grootfte van alle defteden Tag^vofl. delès landts. Het land ontrent Marocco is bynae een drie-hoeck gelijck; de bepalingen daer van zijn in ’t weften de bergh Netifi , in ’t ooften de bergh Hadimeus,in ’tnoorden ftreckthet fich tot daer de vermaerde rivieren Tenfift en Afifinual haer vermengen. De Provincie ( alsLfeo vermeldt) is wel bewoont en gehavent, overvloeyende van wilde en tamme gedierten j deurgaens effen, Lom-bardien niet feer ongclijek. De bergen fijn kout en onvruchtbaer, foo dat daer niet anders waft als garft. In dit Landtfehap leght dè ftadt Ma-rocco, welcke, na femmiger gevoelen, geweeft is Ptolemæi Bocanum Hemerum. Defe placht gerekent te worden onder de grootfte fteden der wereldt, want men tén tijden van Prince Hali, fbne van lofeph , over de hondert duy-lênthùyfèn daer getelc heeft: daer warén vijf-en-twintigh poorten : doch is defe heerlijcke ftadt, door vele invallen der Arabiers, foo on-dergedruckt en verweeft, dàt nunauwelijeks het derde deel bewoont is. Onder ’t gebiedt van defe hooren noch meer andere fteden als EIgiumuha, een kleyn ftede- Llgiumn-ken, gelegen op een effene plaetfe, by de rivière Seffeva, van de Africaners gebouwt. Tenezzais een fterekeftadt, eertijdts oock vanlt;leAfricaners gefondeert, op de fijdevan dàt decides berghs Atlas , het wélck Gedmina genoemt wordt. Delgumuha is een nieuwé ftadt, gelegen opeen hoogen bergh, met éen fterek kaft eek ha. Imizmizi is een groote ftadt, op een fteenrötze. Télfaft is eén kleyn ftedeken, aen dén oever der riviere Afifelmel gelegen. Dàer z'ijn noch Agraet en Hahimmei. Guzzula hängt in ’t noor--^^'^^”* den aen den Atlas,en in’t ooften paéltfè aén Heä« Dit landt is overvloedigh aen garft, heeft oock veel vee , koper- en yfer-mijnen. De fteden enkafteélen alhier fijn onbewalt. Daer fijn veel groote en rijeke dorpen j en het geheele landlchap met inwoonders vervult. De Provincie Duccale begint in ’t weften van dé riviere Ténfiftö j in ’t noorden wordtïè om- A. P/æ* ringt van de groote zee ; in ’t zuyden iffe befio-tén mét de riviere Habiel; enin’t ooftenvan de riviere Hammirabithi Hier fijn Weynige be-^ muürde fteden, onder welcke is Azaphi, gelegen aen de zee-kuft, van dé Africaners gebouti Conté is van dé Gothen,en Tit van de Afticanen gefticht. Elmedina houd men als het hooft vart dit geheele landlchap. Centopozzi is een kleyn ftedeken. De andere fijn Subeit, Témaracoft, D nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Térga |
Fr. Hafco-ra. Fr. Tedlei. Rivîtren, Terga , Buïativam , Azamur , en Meramec De Provincie Hafcora grenft in ’c noorden aen Duccalam, in’t weftenaen de riviereTenfi-fto,en in’c ooften wordtie door de riviere Qua-delhabit van’t landfchap Tedelotes afgelloten. Hafcora heeft veel rijcke en volckrijcke heden , als Alemdim , gelegen in een valeye, die van vier bergen beflotenis. Tagodaft leydt op de top van een hoogen bergh, die van vier andere omringt is. Elgiumaha leyt oock op een hoogen bergh, tuflchen twee andere van geen minder hooghte. De ftadt Bzois oudt, en leyt op een fteylen bergh, ontrent 20 mijlen van Elgiumaha, naer ’t wehen. ’t Landt Tedles is niet feer groot j de palen fijn in’t wehen, de rivieren Servi en Ommira-bih ; in ’t zuyden,debergh Atlas^ in’tnoorden, defelve riviere Servi, daer ly in denOmmira-bihvalt, waer door dit landt, alsin een drie-hoeckjbelloten leyt. In dele Provincie fijn lom-raige heden, waer van de principaelhe Teffais, van de Africaners gebout en tamelijck bewoont. De andere fijn Elïa, Githiteb, amp;c. De voornaemhe rivieren delès Koningrijcks fijn Tenfih, en Ommirabih , welcke haren oor-fprong neemt uyt den bergh Atlas,en fich in de groote zee begeeft; de Tenfih fpruytuythet Marocfche gebiedt, en vermeerdert haer met veel andere rivieren , onder welcke Sifeïmel en Niffis de voornaemhe fijn: maer de Ommirabih neemt haren oorlprong tuhchen’thooge ge-berghte, daer de Provincie van Tedles aen het Koningrijck vanFez annex is. Hier en daer aen de zee-hrandt wordt veel bernheen gevonden, ’t welck van de Portugefen en andere uy theem-fche voor kleyn geldt gekocht, en te lande uyt-gevoert wordt. Hier fijn oock veel bergen, onder welckeNi-fipha, Semede, enSeufana de vermaerdthefijn. Sommige fijn koudt en onvruchtbaer, loo dat-fe niet voortbrengen als garfte. In dit Koningrijck fijn oock tempels, en collégien oft herbergen. In de hadt van Maroccofijn veelTem-Tempeie»: pels ofte Molqucen, onder welcke geen treffe-lijcker, heerlijcker, enkonhigeris, als die in ’t midden der hadt van de voorfeyde Hali ge-bouwt is. Daer is noch een ander, van Abdul |
Miomen, fuccefleur van Hali, gcbouwt , en van fijn neve Manïbr vergroot , verrijckt en verciert met verfcheyden columnen ,uyt Spanjen aldaer gebracht. Onder delen tempel is een ciherne,foo groot als den tempel lèlfs. Het dack defès tempels is gantfch van loot, en op alle hoecken fijn canalen , die het regen-water in de voorfeyde cihernc leyden ; daer by is een toren van feer harden heen , bynae gelijckformigh de heenen daer van ’t Amphitheater Vefpafiani gebouwt is, de/è ishooger als die van Bononien in Italien,-een yder van de trappen is negen han^ denbreedt, en de buytenhe fijde van de muur tienhanden breedt.Delè toren heeft leven woo-ningen , boven op den lèlven haet noch een ander torenken,lpits als een naelde: dit lelfdeheeft drie hooghten , de een boven d’ander, en tot yder kan men klimmen met een houte ladder. Op de bovenhe Ipitfe delès torenkens haet een vergulde maen, en driegoudeklooten, alfoó door een yfere hange gehcken, dat de groothe • daer van , in ’t benedenhe deel, en de kleynhe, in’t bovenhe lchijnt te zijn. Hier is oock een herck kaheel, welck, om fijn groote muuren , torens, en marmore poorten, bynae een hadt lchijnt.Hier is noch een tempel met eenen hoogen toren, op welckers top oock haet een gouden maen , en drie goude klooten , d’eert grooter als d’ander, welck alle 130 duyfent guldens aen goudt fwaer fijn. Binnen de hadt fijn wijngaerden, groote hoven van palmboomen , en koorenrijcke ackers; want menbuyten de hadt niet vryelijck magh bouwen, overmits de veelvoudige hrooperyen der Arabiers. De inwoonders delès Rijcks fijn in Ibmmige inwtonde^ plaetlèn feer beleeft, en in andere wederom plomp en onbelchoft. Sy eten meeh ongefuurt garhen broodt, welck in geen ovens gebacken' wort. By haer is oock’tgcbruyck, een feker Ipijlc te maken van garhe meel, melck, en olie, ofte boter. Veel gebruycken geen tafels oft ta-fel-Iakens. Sy kleeden haer gemeenlijek met doeck , als dekens gemaeckt, en eieren het hooft met een byfonder doeck, doch laten het bovenhe deel bloot; niemant draeght daer hoeden , als de oude mannen en geleerden : ly dragen oock geen hemden : in piaetfe van bedden,’ gebruyckenlè een rouwen hairachtigen bolher, daerlè haer in winden. Eer ly trouwen, laten ly hare baerden lcheerenj maer gehuwtzijnde, dragen ly die heel lang. |
DE CANARISCHE
EY LANDEN.
Ommige houden defè -eylanden voor de ln(u-îas Fortunatas , oft Ge-luckige , van Ptole-ö Celal. Ge!eg(»-kijt. Heeren. meus en Plinius , en dit is ’t gemeen gevoelen dat de geleertfte omhelft hebben, hoewel men vint, dat Pto-lemeus die niet ge-noegh naer ’t noorden ftelt. Andere meenen , als ly de hooghte bemercken die men hen geeft, dat de gemelde Geluckige eylanden fijn die van Cabo Verde : doch ick lal daer over met onnoodige dilputen my niet inlaten, noch den Leier ophouden : dit is l'eker, datlè nu de Cana-rifche eylanden, na het grootfte en vermaertfte, genaemt worden ; feker Schrijver fegt oock, dat hen d’Africanen Blbard noemen , na dien hoogen top van den grootften bergh , die van ons Pico wort geheeten. Ptolemeus en Plinius tellen lès eylanden, doch nu fijn ’er feven voorname , van yder bekent met de namen Palma, Hiero oft Ferro, Go-meray Tenar if a, Canarien, Fuerte Fentura Lancarota oft Lancerote : Ibmmige voegen tot dit getal de kleyne eylanden Lobos, Roca, Graciofa, S. Clara, Alegran^a en Inferno die eenige ten deel op een andere wijfe noemen : doch dele kleync eylanden fijn van foo weynigh belang, dat vele die niet en noemen , en geen achting geven dan op de feven voornaemlle. Dele eylanden leggen tegen over de Gapen Non en Bojador, en de Provintie Hea van ’t ko-ninckrijck Marocco, 70 oft 80 mijlen van ’t va-Ife lant van Barbarien, en ontrent 40 oft yo kleyne , dat is , 14 of 17 Franfche mijlen , van elckander. Die naefl: aen Spanje leggen, fijn ’er wel duyfent of 800 mijlen van afgelcheyden. |
Sy hebben den Ouden bekent gewecll, maer d’onachtfaemheyt van hare nakomelingen ver-oorlaeckte dat eenigentijt daer na men niets van hare gelegenheyt will, totdat in ’t jaer 1405’ Joan , Koning van Kaftilien , volkomen recht tot de lèlve gaf aen Joan van Betancourt, een Franlch Edelman , die hy met alles, wat tot het innemen diende, behulpigh was : defen Ridder daer gekomen, maeckte nch terftont meefter van de haven van Lancerota en ’t kalleel , daer hy een kloolfer voor de Minderbroeders , met een kerck en parochie , bouwde , en keerde weder met veel glorie naer Spanje, waer hy, als lèker Schrijver legt, al fijn recht, voor een goede Ibmme gelts, aen Diego Herrera overgaf, die ’t eylant Fort-aventura innam , ’t welck hy defe naem gaf ter eeren van S. Bonaventura, op wiens feeftdagh hy eerft in het lèlve was gekomen. Maer Sanutus , een ander autheur, lchrijft, dat Betancourt fich ten eerften van Lancerote en Fort-aventura, door het toelaten van de Koningin van Kaftilien, meefter maeckte 5 maer dat, na fijn overlijden , fijne erfgenamen die aen den Infant Don Henricus verkochten. Gramayus legt, dat de gemelde Diego Herrera oock d’eylanden Fez en Gomera veroverde , en dat hy , als fijn voornemen op d’andere qualijckgeluckte, al fijn recht aen de Koning Ferdinand verkocht, welcke, na een gevaer-lijck gevecht met defe Barbaren, het groote Canarien op hen veroverde ; federt hebben Al-phonlus en Bartholomeus de Lugo, in’t jaer 1512 gefonden om’t eylant Teneriffa in te nemen , ’t felve oock volbracht : ’t eylant Palma was oock ontrent het jaer iyo8 vermeeftert. De gemelde Sanutus fegt, dat Gomera en ’t eylandt Ferro door Ferdinand Dorias gevonden fijn ; en drie andere , als Canarien, Palma en Teneriffa, door Alphonlus de Lugo en Pedro de Vera : dat’er , door ’t bevel van de Koning Ferdinand en Ifâbella, vijf fijn t’ondergebracht, te weten, Palma en Teneriffa door Alphonfus de Lugo, en al d’andere door Pedro de Vera, Edelman van Xerez de la Frontera, en Michael de Moxi-ca. Maer ten tijde van Cadamofto waren’er alleen vier daer de Chriftenen woonden , als Lancerota , Fort-aventura , Gomera , en ’t eylandt Ferro : doch nu ftaenfe alle onder fijn Ma-jefteyt van Spanje. Indien wy in ’t gemeen de hoedanigheyt de- Hoedw^g-fer eylanden bemercken , foofien wy datlè feer * groote hitte onderworpen fijn : want fy leggen niet wijt van de Kreeft : ’t welck haren oegft oock genoegh getuyght, om dat die gemeen-lijck in de maenden Maert en April gelchiet. ’t Aertrijck is van nature feer vruchtbaer, want Aenrijck. als het lórghvuldigh bebouwt wort, geeft het allerley flagh van vruchten in overvloet. Eertijts was’er maer een van delè eylanden dat wijn en tarw voortbracht,maer nu groeyt ’er Î, alles wat noodigh is tot het menfchelijck vruchten. ven : infonderhey t wil hier de garft wel waffen , en d’andere granen geven oock genoeghfame proeven van de goetheyt delèr landouwen. Hier is foo veel wijn datfe andere landen können meêdeelen ,• en foo goet, datfe Ibmmige voor d’allerbefte houden, en van veel aengenamer fmaeck dan de wynen van Spanje oft van Candien. Oock hebben ly overvloet van allerley goede vruchten , infonderheyt vijgen , oranjeappelen, citroenen , granaden, en andere ; be-halven dit alles groeyt hier veel goede fuycker. In defe eylanden fijn veel palmboomen , en ^oowe». andere diele papiers noemen, die aen d’oevers der rivieren groeyen. Onder vele andere laken is hier een kruy t orifella geheeten, datfe met groo- Krujdw, te Ibrge voor de verwers infamelen : fy hebben D 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een |
DE CAN Gomnee. een Iwartc gom , Bré van hen genaemt, welcke bylbnderlijck in overvloet op’t eylandt Teneriffa wort gevonden. Sy houwen de pynboomen neder in verfcheyde ftucken, en leggen die op elckander als een ftapel, om welcke ly een ronde graft maken van middelbare diepte, daer na ftekenfè de brant in ’t bovenfte van de gemelde ftapel, en dus komt de gom daer uyt en in de graft te vallen : andere doen lbo veel moeyte niet, en maken alleen een graft rontom de boom , diefe dan in brant fteeken. Sont. Gedierte. Cedaente. Genegent-heden. Sede». Alle defe eylanden hebben verlcheyden graften en moeraffehen , in welcke ’t zee-water by hooge vloeden in komt ; daer na wort het felve, door de hitte der zon, foo warm dat het ftremt, en met ’er tijdt in Ibut verandert. Men fiet hier veel tamme geyten, welckers melck d’inwoonders tot hunne Ipijfe gebruyc-ken : ly hebben oock een menighte van wilde efels, en wilde geyten, nevens allerley Gagh van vogelen. De naburige zee verfchaft hen veel vifch, infonderheyt fteuren, waer mede d’armen fich voeden. D’inwoonders fijn kloeck en fterek , hebben platte en breede neufèn, en fijn niet wit, nochlwart, maer bruyn oft verbrant. Syfijn levendigh van geeft, haeftigh, moedigh, en be-quaem tot den oorlogh ; doch hunnen aert en leden fijn leer verfacht,ledert datlè andere volc-keren van Europa in hun lant gehadt hebben , en de kenniffe van lefus Chriftus bekomen ; foo dat’er weynigh van ’t gedacht der wilde en ruwe menfchen overigh fijn ; en die men noch vint, welcke ly Guanchas noemen , leven na de wijle der Spanjaerden, en hebben hun naturélijeke felhey t verlaten. Sy fpreken weynigh , en leer facht, en formeeren hunne woorden tulfchen de Xleedin^. fr.en. Koophan-elel. tanden en de lippen. Sy fijn groote eters, foo dat men ’er vind, als fommige lchrijven, die op een maeltijt twintigh konijnen, of eenen geheelen bock, können infwelgen. Die in defe eylanden geweeft fijn , getuygen , dat ’er in groot Canarien vele oude ofte natuurlijeke inwoonders fich in fpeloncken onthouden, en van melck en Gechte Ipijfe leven , die men om hare groote gefwintheyt niet lichtelijck kan krijgen ; en datfe bloots voets, met een hemt, en fonder broeck gaen ; doch dragen eenen rock van lchaeps-vellen met de wol,die hen tot op de hielen hangt : en datfe oock goet Spaens Ipreken. Sy maken veel gelts van hare fuyckeren , die RijekdoM' fy in overvloet hebben , en voor de befte geacht worden. Hunnen uytnemenden wijn wort naer alle deelen van Europa gevoert en verkocht , met groot voordeel ; gelijck oock hunne gomme diefe van de pijnboomen maken , als wy te voren aengeroert hebben , met welcke ly Tael. ken , voorfien : het binnenfte defer boomen, in dunne en lange ftucken gefneden, dient den armen lieden , aen ’t een eynde ontfteken fijnde, voor een keerffe. Uyt defe eylandcn komt veel Orifella, dienftigh voor de verwers ; veel geyte-vellen, om hunne dickheyt geacht; als óock veel fmeer en goede kalen. Hier komen de fchepen uyt Indien , die hch dan van wijn, |
ARISCHE vleelch j en andere nootükelijkheden voorfien. Ten tijde van Cadamofto was ’t groot Cana-hen van acht oft negen duylènt menfchen bewoont,en Teneriffa van veertien of vijftien duy-fent ; foo datfe als onwinnelijck geacht wierden, lbo om ’t groot getal der inwoonders , als om hunne fchuyl-plaetfen in ’t geberghte : d’andere eylanden fijn oock genoeglaem voorfien : doch federt fijnlê fiercker gemaeckt door de voor-fichtigheytder Spanjaerden , dielè begeeren te befchermen tegen alle gewelf. De voornaemfte van alle defe eylanden is Regiering-groot Canarien, alwaer de Bifichop, de Inqui-fitie, en de Konincklijcke Audiëntie ofte Raet, hunne fit-plaetfen hebben, ’t Is oock de woo-ning van de Gouverneur, die over d’andere eylanden gebiet,welcke oock alle voor den gemel-den Konineklijeken Raet te recht moeten komen. Alle d’inwoondcrs defer eylanden, foo Span- Godts-jaerden als naturelen , fijn Rooms-Catholijck , en niemant van anderen Godtsdienft dan alleen eenige Gaven. In ’t begin waren fommige van dit volck, die vol hartneckigheyt fich in ’t gebergte verlchuylden; maer die quade buyen fijn gefiilt. Den Bilfchop van Groot Canarien, die alle d’eylanden voor Overfte in geeftelijeke laken erkennen, ftaet onder den Aerts-BiGchop vanLisbona. Laet ons nu de belbnderheden van yder eylant gaen befien. Root Canarien is, met gemcene toeftem- Naew ming , ’t felve dat d’Ouden oock Canaria genoemt hebben : ’t legt ten weften van Geiegen-Lancerota, niet wijt van de Caep Bojador, doch wat meer naer ’t noorden ; de langte is 90 kley-ne, oft 30 Franfche mijlen , volgens eenige ; doch andere maken het kleynder, en leggen dat ’et 12 mijlen lang en lbo veel breet is, en van een ronde gedaente. Men liet hier de hooft-ftadt, woonplaets van ^ttde». de Biftchop , met fijn hooft-kerek , en eenige kloo.fteren dr monicken van S. Francilcus, en andere. Behalven de gemelde, fijn in dit eylant de fteden Gaïdar en Guia , met eenige kloofters , meeft door de mildadigheyt der kooplieden van Genua gebouwt. Het is overvloedigh in alle dingen,hier boven in de gemeene befchrijving verhaelt, en wort * voor de vruchtbaerfte van alle gehouden ; tot bewijs hier van ftreckt het gene wy terftont, als wy van de Sterekte defer eylanden in ’t gemeen fpraken,van ’t getal der inwoonders gelegt hebben, ’t Vermogen van dit eylandt blijekt oock uyt het gene, ’t welck feker Schrijver fegt, dat het een is van de drie die fich ’t langfte be-fchermden en tegenhielden. ■ quot;TEt eylandt Forta^entura o£z Fucrte'pentUra is tJamtn. —I hetfelve , lbo eenige meenen, datPtole- * , meus Cafperidj en Plinius Caprariay noemen. Het is naerder dan d andere aen’tvafte landt , van |
Ce’egi»‘ van Mauritanien gelegen, hebbende Lancerö-ta ten noorden , en Groot Canarien ten wellen. Grootte. nbsp;nbsp;De lengte is 2 y , en de breette les mijlen. Het riaetfi». heeft drie welbewoonde plaetlen op de kuil, te weten , Lanagla Tarafalo en IS^egro , oft Swarte putten, beyde van een lelve naem als twee havens van Groot Canarien. Aen de noordfijde is een haven Chahras genaemt, en een andere , die oock leer goet is , aen de welllijde. D’inwoonders van dit eylandt worden belliert door een Capiteyn oft Colonel over ’t krijghs-volck. LANCEROTA. T Ancerota oft Lançarota wort van eenige ge-I houden voor ’t felve dat Ptolemeus Plwvi- , en Plinius Plwvialia, noemen j maer in der daet is’er meer Ichijn, dat het eylandt Fer is ’t gemelde Plu^ntalia ; want daer is een boom die water uytgeeft, en het bevochtight. Dit eylant wort van d’Italianen Lancilotto gehee-ten j Sanutus meent, om fijne breette , dat dit het Prythia is van Ptolemeus. Celogen- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Het legt tên noorden van Fortavantura, heb- bende ten wellen groot Canarien , Tenerilfa , Gomera, en ’t eylant Fero , die ooll en well van 6rM«r, elckanderen fijn gelegen. Hare langte is twaelf, en de breette leven mijlen. Gramajus Helt hier de lladt Cay as, die in’tjaer 1618 met het eylant , door de roovers van Algiers, uytgeplon-dert wierdjWelcke toen 14Ó8 menfchen van daer weghvoerden. T E N E R I F F À. Namen. Geleoen. beyt. Crtotte, SteJin, Den peot-ßen beroh SOmmige meenen , dat dit eylandt is het ]l^iygt;aria van Plinius ; doch andere verwerpen dat gevoelen. Het wort nu Teneriffa oft Tenarifa geheeten : en legt fes mijlen van groot Canarien ten wellen, en van Gomeru ten 00-flen. Eenige Schrijvers houden het voor groo-ter dan alle d’andere, en dat het 14 mijlen langte heeft j doch een ander drijft het tegendeel, ’t Is een der gene, waer van Cadamollo legt, datfe meer dan 30 Franfche mijlen in hun omring hebben. Het heeft drie fraye Heden , Languna y Ortana cn Garrico ; S. Chrifloffel wort oock onder de Heden getelt, daer men een klooHer der AuguHi-nen fiet. Aen de noordfijde is een goede haven, Santa Cruiti geheeten. In dit eylandt fiet men den bergh Pico, oft Punto dé “terraira y welcke, na veler oordeel, de hooghHe is van de weerelt ; want men kan hem 60 mijlen van daer gcwaer werden ; doch daer niet opkomen dan in de maenden Julius en AuguHus, om dat hy ’t overige deel van ’t jaer met Iheeuw bèdeckt is,hoewel dat men geen ander fneeuw in dit eylant,noch in de naburige kan belpeuren. Men moet drie dagen in ’t opklimmen beHeden eer men op fijn top kan komen , waer men een vlacke plaetfe vind , van wélcke men alle d’omleggende eylanden, hoewel dat eenige meer dan 30 mijlen van daer fijn, kan ' befeliouwen. Africa. |
N D E N. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4,c Men vint in dit eylandt lulferHeenen, die Hoedanig-men in Spanje lend : oock geeft het een groote menighte van vruchten, wijnen, en fuyckeren. Sijn Herckte kan men afnemen uyt het vol- Sterckfe» gende : men vont ’er vijftien duyfent menlchen, en negen aenfienlijcke Heeren, oock was het een der laetHe die fich, na eeh lange tegen-llant. Overgaf. GOMERA. TEn weHen van Teneriffa is dit eylandt^ Gomera genaemt, gelegen : het is niet leer groot, noch vruchtbaer ; want het geeft geen wijn noch luycker. PALMA. HEt eylandt Palma leght 12 mijlen van Gelegen^ ’t eylandt Fero ten noorden , en vier van ^7*» Gomera. Het is de weHelijckHe van al de Canarifche, met die van Fero. Het is kleyn, maer vruchtbaer, en heeft goe- rmcht-de weyden voor ’t vee : daer waH veel wijn, fuycker, en verfcheyde foorten van vruchten ; oock is ’er overvloet van melck en kalen. Daer wort grooten handel gedreven met hunne fonde en witte wijnen, foo in Spanje , als elders. D’uytnemenHe wort diet verkôft, en als hy vervoert is, toont hy fich vuriger en krachtiger; derhalven gelooft men , dat hy ’t lichaem meer fchade als voedfel toebrengt. Die van Spanje naer Peru varen, voorfien lieh hier van Ipijle en ververffing, om hare reyfe te volbrengen. ’t EYLANDT FERO. SOmmige houden voor feker, en als een on- Naemem twijfelijeke lake, dat dit eylandt geen ander is dan het Plulgt;italia van Ptolemeus , oft het PliGpialia van Plinius ; ’t welck de geleertHe lieden toeHcmmen. De Spanjaerden noemen het HuerrOy de Portugefen Fierro y d’Italianen Ferro y en alle dele namen hebben een felve bcteec-kening. Het leght vier mijlen van Gomera ; én heeft Gelegen-maer lès mijlen in fijnen omring. Daer fijn eeni-ge Hedekens , waer van de voornaemlle een kerek en klooHer heeft voor de Monicken van S. Francifcus ordre, die ly dóór de mildadig-heyt der Spanjaerdén gébouwt hebben ; want ly waren door de Koningin Ioanna in ’t jaer ijo8 herwaerts gelbnden. In dit eylandt fiet men den wonderlijcken rronderii'ie-boom die het geheel belproeyt en bevochtight; de Spanjaerden noemen hemSanFlOy dat is, hey-ligh, en d’eylanders Garoë : hy Haet aen de noordfijde op den top van een feér hoogen bergh, twee mijlen van de zee, en heeft nergens fijns gelijck : fijn Ham oft benedenHe deel is 12 voeten groot in’t ronde , hy is vier voeten dick, 40 hoogh , en de wijdte van fijne uytgelj?reyde tacken én bladeren is 120 voeten in ’t omgaen; de bladerrijcke telgen hangen byna tot op d’aerde, en fijn groen als die van de laurier. Defe boom heeft een vrucht van |
DE CANARISC M E
Vrucht-batrheyt. gedacnte als een eyckel, welckers keerne een leer aengenamen reuck heeft die na Ipecerye gelijckt. ’tAertrijck rontom dele boom is al-tijdt vochtigh, en als moeras-achtigh : want men fiet daer gemeenlijck een dicke wolck over hangen , die fich in water op de bladeren neêrftort, welcke in lillek een overvloet op de aerde valt, dat men 20 tonnen op een dagh daer mee kan vullen : doch , tot meer gemack der inwoonders , fijn aen de noordfijde twee groote vaten oft fteene backen, 20 voeten lang en breet, die het ontfangen. Indien fomtijdts in de maent van Augultus defe woleke ontbreeckt, lbo wordt dat gebreck vervult door een damp die uyt de zee komt, boven dele boom ftaen blijft, en dicker geworden, fich daer na uyt-Ipreyt, en hen water verfchaft, ’t welck hen leer noodigh is, foo voor de menlchen als heeften. Voorts is dit eylandt, hoewel het droogh fchijnt, fchoon en vruchtbaer, geeft veel graen, luycker-rieten, vruchten van verlcheyde Ibor-ten, en kruyden in menighte. Hier is oock veel vee , en daerom is ’er overvloet van melck en kafen. DE KLEYNE EYLANDEN. De kleyne Eylanden fijn naulijeks waer-digh , dat men daer iets af lèght, evenwel füllen wy die als met den vinger wijlen : eerft fiet men de Sabajes oft Wilden, van Ortelius, die meeft naer ’t noorden leggen. Die van Vecchio Marino, oft Vecchi Marini, leght tuf fchen Fort-avantura en Lancerota. S. Clara is een kleyn eylandt, niet wijt van Lancerota, en aen de noordfijde. De Graciofa is een weynigh grooter dan S. Clara, en meer ooftelijeker, en van Lancerota vijf oft fes mijlen ten noorden gelegen. Roco oft Roca is kleyner als de Gratio-lä, meer ten ooften , en vier oft les mijlen ten noorden van Lancerota afgelcheyden. Alegran-i^aj dat is, verheuging , is meer ten noorden dan de drie voorgaende. Maer ’t meefte deel van de gemelde fijn meer den naem van klippen dan van eylanden waerdigh. In de Sabajes, Graciofa en Alegran^a fijn geen fteden, maer alleen kaftee-len om de havens te bewaren. ’t E Y L A N D T P V E R T O SANTO. |
en woeft, maer men fette daer terftont men-fchen op , en federt is het van alles voorfien ,• want men heeft het aertrijck geluyvert en bebouwt , wacr by d’inwoonders fich nu noch in goeden ftant onderhouden. Het leght tegen over de Caep Cantin van het Gehgtn-koningrijck Marocco, en 200 Franfche mijlen van de Caep S. Vincent in Spanje. Het is kleyn Groette. en heeft maer vijf der gefeyde mijlen in fijn omring. Daer is geen haven , en ’t heeft alleen een golf daer de Ichepen befchut leggen, uyt-gefeyt voor eenige winden. D’inwoonders van dit eylandt können hier Vruchten. tarwe en ander graen, genoegh tot hun eygen gebruyck, fayen en infamelen; en hebben overvloet van often , wilde verekens , en een ontel-baer getal konijnen. Men vint hier oock Dra-kenbloet, ’t welck is een gom, die lommige boo- Gom. men op fekere tijdt des jaers voortbrengen, die fy op defe wijle daer uyt krijgen : fy houwen met een bijl eenige openingen aen de voet van de boom , en ’t volgende jaer komt de gom op fijn tijdt uyt die openingen dringen , die ly dan verlamden, koken en wel fuy veren , en dus het Drakenbloet, by de Medicijnmeefters wel bekent , daer van maken. De felve boom draeght een vrucht, die een kers gelijckt, maer van gee-le verwe , die in Maert rijp is, en van een aengenamen fmaeck. Men fiet hier oock honigh, Honi^. die lommige voor de befte van de werelt houden , en insgelijeks was in feer groote menighte. Rontom dit eylandt wort veel vilcli gevan-gen want men vint ’er zeebraeftem, en andere zeevilch in overvloet. Het wort van Portugelên bewoont, die hun-ne tael en leden niet verlaten, oft ly lchoon van lucht en landt veranderen. Hoewel dit eylandt geen haven heeft, even- njckclem'. wel dewijl ’er een kleyne golf oft zeebodem is, bequaem om de Ichepen te bergen , die uyt Indien komen, oft die van Spanje naer Africa ley len , foo wort het veel belbcht, tot voordeel der inwoonders door haer aenkomen. Oock doen d’inwoonders winft met hun Drakenbloet, dat begeert wort. Maer ly worden Ibmtijts van dezeeroovers geplaeght , die in ’t jaeriói/, meer dan 660 perfoonen van hier gevangen weghvoerden. Sy fijn alleRoomlche Catholijeken , en ge-hoorlamen, wat het geeftelijeke belangt, den Biftchop van Funzal, van ’t eylandt Madera. |
Nnmcn. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Koning van Spanje befit oock in d’At- I liantilche zee, als men afdaelt van ’t noor-den naer ’t zuyden, ’t eylandt Puerto Santo, dat lommige voor het Cerno van Ptolemeus, en andere voor het Ombrio van Plinius houden ; doch Sanutus, acht nemende op de brectte die byna gelijck is , oordeelt dat dit is het Pena van Ontdec- Ptolemeus. Dit eylandt wierdt in’t jaer 1428 ontdeckt door loan Zarco en Trift an Vaez, twee Portugelclie Edellieden , door ’t bevel van Henrick , Infant oft zoon van Don Joan , Koning van Portugael -, en om datfe het op Aller-heyligen dagh vonden , noemden ly het Puerto Santûj dat is,Heylige haven. Het was onbewoont |
’t EYLANDT MADERA. ALs men meer naer *t zuyden feylt, vint men een ander eylandt beneden Puerto Santo, dat mede den Koning van Spanje toebehoort. Ptolemeus noemt het lunoos eylandt. aitAutolala tegen de meening van feker Schrijver, welcke voor vaft houdt, dat defe eylanden den Ouden t’eenemael onbekent waren. De Spanjaerden heeten dit eylandt Madera, de Por-tugefen Madeira, ’t welck hout beteeckent, om dat ’er, als het de laetften ontdeckten, veel hout wierdt gevonden. Het leght dertien mijlen van’t vorige eylandt Geltet»* Puerto |
E Y L A Puerto Santo, 6^ van de Canarilche, en tufTchen de Stract van Gibraltar en de Canarien ten weften. Grootte- Het hccft 46 mijlen in’t omgaen, fommige feggen 41,en andere 53. De langte van ’t ooften naer ’t wellen is ly, en de breette tien mijlen. Ontdee- Dit eylandt is in ’r jaer 1420 entdeckt door Joan Gonfalvo en Triftan Vaez, van Henrick, Infant oft zoon van Portugael, gefonden om nieuwe landen t’ontdecken : op haer aenkomft was ’t geheel met bolTchen belet doch het vuur toonde het goede aertrijek dat de Nature lcheen verborgen te hebben, en verbrande een groot deel der boomen die het bouwen der landen beletten : loo dat de Portugelèn het in een anderen ftaet hebben gebracht, doch met gevaer van hare perlbonen : want het vuur vloogh met loo een gewelt voort, datlè genoot-faeckt waren lieh te water te begeven , om fich van de vlammen te bevryen ; ’t welck lómmigc jaren duerde , tot dat eyndelijekal’thout ver-brant was, en d’aerde daer af ontbloot, waer door men bevont datle beq^uaem was om te be-rerbete- bouwcn ; en federt heeftle foo wel gedragen, dat het nu is een der belle en aengenaemlle plaetfen der werelt, loo dat’er de gemelde Portugelèn met groot vernoegen woonen , en de vruchten des landts infamelen. In ’t begin is ’t in vier voornaemlle deelen gclchcyden, te weten , Monchrico oft Manchico, Santa Cru^y Ponçai, en Camara de Lobos oft Wolfs-kamer , dat andere Cambrolupa noemen , om dat men, als dit eylandt entdeckt wiert, geen plaets vont die niet met bolTchen befet was, dan alleen een groote Ipelonck van gedaente als een gewelfde kam.er, op een hoeck landts die zich in zee uytllreckte, waer op men de voetllappen van zeewolven kon belpeuren. IiMtfe». Hier fijn de voornaemlle woonplaetlèn van ’t eylandt, welckers hooftlladt is Pun^al oft Pun-hial, met een Collegiale kerek, drie Parochiën, en twee Kloollers van d’ordre van S. Francif-eus, ’t een van mannen, door de koningen van Portugael, ’t ander van dochters, door de Gouverneur Gonfalvo gebouwt, behalven een Col-legie van de Vaders der Societeyt. D’andere lladt Manchico oft Monchrico heeft een kerek, en een klooller van S. Bernardus. Door ’t gantfche eylandt fijn vele kalleelen, en vermakelijeke hoven , en in fijn Bisdom 36 voorname Parochiën , vijf kloollers, vier gallhuylèn en twee-en-tachtigh heremitagien ; in ’t jaer telde men 60^6 haertlleden oft huysgefinnen , en 23283 perfoonen die’t Sacrament ontfingen. Litcht. De lucht is hier lbo getempert, dat ’er nooit foo veel koude valt dat men daer over behoeft jg Hagen. Hier is overvloet van fonteynwater, en ’t wordt belproeyt van feven oft acht kleyne rivieren die daer dwars deurloopen, waerop men laeghmolens opgerecht heeft. Dicht by Fun-zal is een bergh van welcke ’t water in fuick een menighte afllort, dat het fomtijts de landen bedeckt en overllroomt, en groote fchade aen bruggen, huyfen, kereken, en andere gebouwen door ’t weghfpoelen veroorlaeckt. ^er^trijck. ’t Acrdtrijck geeft menighte van allerley |
N D E N. vruchten , inlbnderheyt feer goede wijnen j welcke vruchtbaerheyt meell door lbo veel levende waterlprongen,die ’t rontom belproeyenj wort veroorfaeckt, waer toe oock helpt hunne naerlligheyt, en verllant om ’t landt te bouwen. Haren wijn is het tweede en derde jaer beter dan ’t eerlle, om dat de hitte der fonne, die hem na verbrantheyt doet fmaken , door de tijdt verteert wort, waer door hy alleen fijn eygen natuerlijeke hitte behout. Hoewel ’t landt berghachtigh is, foo veria- rarwt. melen evenwel d inwoonders in gemeene jaren dertigh duyfent Hares tarwe {een lèker maet te Venetien, ) y der Hare wegende 133 ponden van 12 oneen. Men leghr dat het aertrijek in ’t begin felligh voor een gal 5 maer in ’t jaer 14;5 maer 30 oft 40 voor een, gelijck oft het moede was van baren, en van fijn eerlle vettigheyt be-» rooft. Maer feker Schrijver feght, op dat men van de goetheyt des landts daer uyt Ibude oor-deelen , dat de wijnllocken meer druyven dan ft^jnfloc^ bladeren geven , en dat de trollen twee en drie palmen, en Ibmtijts langer worden gevonden. De kruyden en boomen wallen hier foo wel, JCruyden tn dat d’inwoonders gcnootlaeckt worden die ten deel af te fnijden , en te verbranden, en planten fuyckerrieten in de plaets, die wonder wel groeyen, en in fes maenden hun luycker vóórtbrengen. In de maent van lunius mijden ly de rieten die/e in lanuarius geplant hebben, en lbo van d’een maent tot d’ander, na datfe gelet fijn ; ’t welck oock belet datlè door de hitte der fonne niet befchadight worden. Defe rieten fijn Stücken feer Ipongieus, en die van ’t landt fnijdenfe, breken die in de molen, en leggenfe in de pars, om al de vochtigheyt daer uyt te krijgen, welcke dan geküockt, en herkoockt wort in groote ketels als de verwers gebruycken, tot dat al de vochtigheyt verlbden is ; en als die dus is ge-fuyvert, doen ly de lèlve in aerde vormen , in welcke fy de gedaente van luyckerbrooden, gelijck wy die ontfangen, verkrijght. ’t Overblijf-fel is een root-achtige en fwart-achtige fuycker, diefe Âçuearprieto dat is, fwarte fuycker, noemen. In dit eylandt fijn oock eenige boomen die gomme uytgeven, onder welcke het Dra-kenbloet uytmunt. Oock is ’er een foort van gajac, doch foo goet niet als die van d’Antilles. Sy hebben oock groote wijnachtige granaet-appelen, fuer-lbete en middelbare,met welckers fchillen ly het leeder bereyden , om datfe een t’famentreckende kracht hebben. Eyndelijck dit landt fchijnt niet anders te fijn dan d’aenge-naemlle lullhof der weerelt. Het heeft mede een menighte van tamme dieren : onder de wilde , fijn vele verekens op de bergen, en vele perdrijlèn , duyven en quac-kels. Men liet hier oock honigh en was, doch niet in grooten overvloet. D’inwoonders van Madera fijn veel beleefder Zedtrti dan die van de Canarifche eylanden, en koop-manfehappen met allerley volckeren op d’aen-genaemlle wijlè : want het fijn alle Portugefen, niet vermengt met de Wilden, gelijck als die in de Canarien woonen. Hunnen voornaemllen KoepfoM^ handel bellaet in fuyckeren,honigh,was,oranje- dei^enkeof-^ appe- |
1
-ocr page 194-
âppelen , citroenen , lamoenen , granaet-ap- federt is het feer volckrijck geworden , lbo öm pelen , en fijn leder. Sy doen oock winft met de bequaemheyt der plaetle , als om dat d oor-hun graen, drakénbloet, en met hunne confitu- logen, die de vorige verflonden hadden , ge-” quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ nbsp;nbsp;nbsp;* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eyndight fijnde, het volck door de vrede weder is vermeerdert. De voornaemfte ftadt heeft ren, diele maken in de gedaente van mannen. vrouwen, leeuwen , vogelen , viflehen , en dier-gelijcke c hare goede vruchten weten ly mede te €onfijten,diefe door dat middel bewaren,om in andere landen te vervoeren. Hunne gelaegh-de plancken, en ander flagh van hout, datfe in Portugael en elders verlènden, ftreckt hen ooek tot groot voordeeL Hier worden oock meeft de lange en breede tafelen gt;nbsp;koffers , en andere dingen van cederhout, en ander hout van roos-roode verwe, gemaeckt. Hunne treffelijeke wijnen , diefe in menighte winnen , vervoert men mede in andere geweften , en helpen oock tot hunnen rijekdom en welvaert. |
Sterekft. Ten tijde van Cadamofto, dat is, byna 200 jaren, had dit eylandt 800 mannen van wapenen, van welcke dat’er loo te paerde waren, twee fortereffen , in een der felve , die van het meefte belang is, fijn Spaenfche foldaten , in d’andere waren PortugeÏèn; en behalvendele hjn hier noch andere Sterekten. Hier is een Adelantado, ( gelijck de Spanjaer-den ïpreken, ) oft Admirael, die gemeenlijck in ’t eylandt woont, om luftitie t’oeffenen 5 en een Franfchen Conful, die altijdt een groot getal Faótoors heeft, foo Franfchen, Engelfchen, Nederlanders, en andere, om de fchepen die herwaerts komen, hunne lading te beforgen. Alle d’inwoonders van dit eylandt fijn Room-lche Catholijeken. Sy hebben een Biffehop, diinfl. weickers ftoelis te Funchal oft Funzal,die onder den Aertsbiffehop van Lisbona ftaet. |
*£ .LANDT
-ocr page 195-'t LANDT
DER MOOREN
OFT
S w A R T E N.
E oude Schrijvers hebben de voickeren, die van ’£ noorden meer naer ’t zuyden van de woeftijnen van Libyen tot op gene fijdevan de riviere Niger woo-nen, Ethiopiers, Eigriten oft Negreten geheeten cn fommige fchijnen hen AL/4WW,dat is, Swarten, te noemen. De ver-we van’t volck, en ’t landt felfs, veroorfaken defe benaming , nademael de woeftijnen , die men doorreyft als men van den bergh Atlas naer de riviere Niger oft Nigir gaet, met een fwart ftof bedecktYijn -, en eenige rotfen , die men op fommige plaetfen fiet, fich als verbrant vertoonen. Maer vele andere meenen , dat dit volck defe naem heeft van de riviere Nigir, die ’t landt befproeyt, hoewel dat d’andere reden oock eenige fchijn heefc.Hedensdaeghs wort dit gantfche geweft het Landt der Negers oft Swarten genaemt : fèker Schrijver legt, dat het van d’Arabiers EeUâ la Abid, en Beled Genera, en van d’ Afiica.aenjGeneygt;ajZinch en l^euba wort geheeten. Dit landt heeft ten ooften de Nijl ; ten we-Crettfe». ften,de Wefterfchc zee j ten noorden , de woe- ftijnen van Libyen^ en ten zuyden, ten deel het landt der Abyflinen , d’Ethiopifthe zee, en ten deel oock d’oude grenfèn van Congo. Trovintiett. Het begrijpt de koninekrijeken van Gualata, GenehoajAgade^yCano, Senegaj CaJJena^ TomhutjGaoga, Guberj Melli^ Sierra-Leona, Zeg^^eg, Zanfara,Guanga-ra, Bito, Borno, Tewiam, Dauma, Medra, Gorhan, Benin, Biafar, Nubia, Senega met de lalofen, Mandinga, de kuft van Guinea, met het landt van MelleguePM, en eenige andere. Crootte. De grootfte langte is 1120 kleyne mijlen, en de breette van ’t noorden naer ’t zuyden 540 mijlen. Fiifkre«. Ditlandtheeft vele rivieren , doch de voor-naemfte is de Niger, die met recht d’eerftc plaets ’ toekomt. PtolemeusnoemtfeNig/r, maer andere Niger, en d’inwoonders Aftapii^. Sommige verfè-keren , dat de Niger der Ouden is de ièlve die Plinius Afana, en Solinus Afanaga noemen 3 d’A-- oudt en rabiers heeten haer nu Hued-Llijar: en eenige ge-nienu-ena- voclcn, dat dc Nigct geen ander is dan de Gam-bra i maer andere houden Rio-grande voor de fèl-ve; en ly {preken alle niet buyten reden, om dat de befte Geographen van dele tijden leggen, dat de Gambia en de Zenega twee armen van Africa. |
de Niger lijn, en hunnen belbnderen loop heb-ben. Sy ontfpringt, nae ’t feggen van Leo den Africaner , in de woeftijne Seu aen d’ooftfijde , leop. uyt een groot meyr van ’t welcke fy haer loop naer ’t wellen neemt, tot dat ly fich in den O-ceaen ftort : d’Africaenlche Weereltbefchrijvers poogen te be wijlen, dat de Niger een arm oft tack is van den Nijl, die fich onder d’aerde ver-Ichuylt , en weder opkomende het gemelde meyr veroorlaeckt : dit gevoelen wort door andere beveftight, welcke leggen , dat de Niger de lèlve oorfprongh als de Nijl heeft, om dat hy een felve flagh van viflehen , onder andere, waterpaerden en crocodillen, voed ; en op de lèlve tijt als de Nijl overloopt, en de landen diele overftroomt vruchtbaer maeckt.Sy lcheyd dit landt en dat van d’Abyftinen van elckander j en deelt daer na ’t landt van Biafar van Nubien ; voorders loopt ly ontrent 30 mijlen onder d’aerde, en als ly daer uyt komt, maecktfe het groo-te lac oft meir van Borno op de grenfen van vier koninekrijeken gelegen ,• van hier verder voort-loopende, veroorfaeckt ly het groote meir Si-gifma oft Guarda, ’t welcK ten zuyden de koninekrijeken Mandinga , de Guger, en Gago , en ten noorden , die van Cano en Agadez, be-Ipoelt : uyt dit meir gaende, looptfe naer ’t wellen tulTchen ’t koninekrijek Tombut ten noorden, en dat van Melli ten zuyden, en fpreyd fich weder in een groot meir, waer uyt vier groote rivieren , in welcke ly fich verdeelt, voortkomen; beneden dele plaets heeft defe rivier geen andere benaming clan die van haer armen : d’eerfte, 5. lan geheeten, ftort fich in den O-ceaen by de zeeboefem Arguin, en maeckt aen de mont een goede haven die fy Tofia noemen : de tweede arm loopt recht naer ’t wellen, en wort Senega geheeten : de derde is Gatnbra, en loopt oock naer ’t wellen : de vierde en laetfte arm deelt fich terllont in twee tacken, van welcke d’cene de riviere van S. Dominicus wort geheeten , en d’andere, die na de linie Equino-óliael llreckt, Rio-grande , oft de groote rivier, welcke tuflehen d’eylanden van Bijagos, ( na datfe fich in twee armen verdeelt heeft, Guinala en Biguba genaemt, ) hare wateren met die van de zee vermengt. Men kan tegen d’afloo-pende ftroomen van dele riviere meer dan jo -mijlen weeghs opvaren, langs welcke men vele Heden fiet ; want ontrent hare oevers leggen de befte koninekrijeken der Swarten. De riviere Senega ( genomen voor de riviere D 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vara^ |
XJ
cq
■ro
t2
ï4-
Hu Garni
i. Zv Cl}/Z J GA
’Gualata Regnum, Full
h-zasia^'^- o j£ille»
lou ie laie
•SambAifamecJi
Ghir,
LWIHÿUMW
^OD
Sierra^
X-t'
IFvlli
C^alL
Caragoli populi
•ÆfMOn'
C anvia Regn
Tomtotu Reg-
Qe-rmaniciZ
Glir
GeoaM
Coale—
O LaheiL'
o Qw.ot
C-utatnho
Js, IE G
i8
Saind: o IDamp;m^a. -
Alatiatnati
Darja^
g'uei’e.
^3-
Caraffoliö
»Àl^hanie ^anie
/Pu-ntaa
I^’de/E'erTMndo
I-ltlrinct.
JtM! h'
Tigrai
L Ie. KÂjttwbon^
rala i.”!'’ Glaive»
Q_Ja Cj^ara
Can^ow
^attia SL ,5™
STet^OaS
CoHa^
/Baxa^
iT.
t 0-i
':7
XaOinnes -ßla^w
3°
35
3-5
55
’t L A N D T D ]
Daras oft van Ptolemeus, ) wort oock Ca-naga en Zanaga geheeten : benalven vericheyae andere namen, die haer de volckeren, door welcker landen fy loopt, geven ; de lalofen noemen haer Dengueh ; de Tucornoles die hooger woonen, Majo ,• de Caragoles j Colle ; die van Bagano, welcke fÿ belproeyt, Zimbala j die van ’t koninckrijckTombut, Iza ,• doch de Portuge-fen Canaga oft Zcnega j na feker heer die fÿ in het ontdecken vonden , dewijl hun d’eygen naem tm^frong, onbekent was. Sy heeft haer begin uyt d’oolle-lijckfte waterfprongen dermeirendie Cheloni-des van Ptolemeus genaemt worden , waer van ’t voornaemfte nu het meir van Goaga wort gc-/cop, heeten , om dat het in dat Rijck is gelegen. Sy loopt bynaaltijt recht uyt door vele landen en plaetfen,tot datfe fich, ontrent óo mijlen van de riviere Gambia , en 30 oft 35 mijlen boven Cabo Verd , in den Oceaen ontlaft. Sy maeckt in haren wegh vele eylanden , Welcker meefte deel niet dan lerpenten en wilde dieren voeden , om hare ruwheyt; lbo dat de fchepen op verfcheyde plaetfèn niet können deur komen, om de me-nighte der klippen die hen ontmoeten , behal-ven eenige fteylten ofte watervallen , die d’in-woonders Huaba noemen. Defe rivier ontfangt vele andere waterftroomen, infonderheyt een die uyt het zuyden komt, welcker wateren root-achtigh fijn, om datfedoor landen loopt, waer van d’aerde root is; daer in tegendeel die van de Zenega oft Canaga wit en klaer fijn , tot aen de en eyge»-. mont vatt de gemelde roodc rivier. Men fegt dat dele rivieren belbndere eygenlchappen hebben , en tegen elckander ftrijden j want als men van ’t water der eene drinckt en ftracks daer op van d’andere, is men gedwongen te braken en te lj?uwen ; doch yder alleen gedronc-ken , oft oock t’laemgemengt, doet geen hinder. Defe rivier heeft in ’t gemeen verfchey-denhey t van vilïchen en waterdieren, als paer-den , crocodillen, en ferpenten, welcke kleyne vleugels hebben ; haer water maeckt de dieren , die fich op’t landt onthouden, feer vruchtbaer. RiodeBar- De rivierc der Barbacins is ontrent een booghïchoot breet, doch is niet diep ; ly heeft haernaem van de naburige volckeren,- /chijnt landewaerts in van eenige bergen haer oor-Iprong te hebben; en ftort fich, ontrent po kleyne oft 25 Franlche mijlen van Cabo Verd , in den Oceaen.
De livierc Gambra oft Gambea vloeyt tuflchen Cambra, de Senega en Rio-grande byna in ’t midden van defe twee rivieren , en ftreckt ten zuyden vooreen fcheydpael aen’t geweft der Jalofen : het fchijnt datfe de lèlveis die Ptolemeus Stachir noemt ; die van Europa leggen Gambea om datfe van de Swarten Gambu wort geheeten. Som-migemeenen, datfe eenfelve oorfprongheeft /prong. met de Niger,- macr andere leggen met de Zenega , hoewel datfe fich daer na in twee deelen aflcheyd, en op twee belbndere plaetfen, wel 30 mijlen van elckander,in zee loopen:haren mont aen de zee is bynae twee mijlen breet ; en kan meer dan yo mijlen tegen ’tafftroomende water-bevaren worden,javeel verder,indien een waterval , die van een rotfe met groote kracht afftort,
Î R MOOREN het niet belette, welcke d’inwoonders Boge noemen. Defe rivier is foo groot ofte rijck van wa- . , ter , en vliegt met lulck een gewelt in den O-ceaen, dat men haer foet water tien mijlen van haer mont in de zee kan putten. Sy maeckt op verfcheyde plaetfen vele kleyne eylanden , die leer vermaeckelijck fijn ; oock is ’t landt rcntom defe rivier feer vruchtbaer. Sy heeft oock fulc-ke viflchen als de Senega, en doet de felve wercking aen de dieren, die rontom haer op de landeryen in groote menighte loopen.
De riviere van S. Dominicus, oock Jarim ge- 5, pomini-heeten , is een der vermaertfte van geheel Guinea, op welckers oever veel met Haven wort gehandelt : fy is mede vifchrijck ; en rontom haer fijn genoeghlame levens-middelen te bekomen. Sy fchijnt een arm van Rio grande, oft de Groote rivier,te wefen,welcke fich by de golf Rfleiro de Caterina geheeten,met de zee vermengt.
Dit landt heeft noch vele andere rivieren , als die van Cafamanca, die uyt het geweft komt dat de Arriatos en Falupos bewoonen ; die van 'vttrtn. S. Clara ; Rio dasOflras, ofte der Oefters, die uyt de riviere van S. Clara fchijnt te komen : Rio de S. Pietroj oft van S. Pieter ; en Rio deS. Anna, die beyde d’eene op defe, d’ander op gene fijde van de Roode Caep, niet wijt van elckander, in zee vallen : de rivieren van Sierra-Leona, Rio dos Ge~ noëfes, en die van S. Vincent, S. Clement, en S. Andreas , Rio das Barbas, das Laguitas, de Majo, en die van Mancu, die fich aen de zuydfijde by Aziem , een forterefte der Portugelen , in de zee ontlaft : noch fijn ’er de vloeden Volta, Lago , Benin, Real, die van de los Camarones, d’Angra en Gabom, alle rivieren van Guinea, die aen de zuydfijde hare wateren met die van de zee vermengen.
Dit landt der Swarten is onder een heete a^ertdis lucht gelegen ; doch heeft oock fijne vochtig-heden^door de veelheyt der rivieren. Het wort, om de gefontheyt der lucht, niet van de peft befmetzen de pockige, van elders komende, verkrijgen hier hare gefontheyt. Den regen doet srattr. hier noch goet noch quaet, om dat de wateren van de Niger en van d’andere rivieren ’t gelaey-de genoegh bevochtigen ; doch op eenige bergen is hy leer dienftigh : den regen begint hier op’t eynde der maent Julius, maer is niet feer groot. Alle de landen ontrent den Niger fijn .Atrtrijcki leer vruchtbaer, om dat het water hen als meft en vet maeckt, doch d’overige deelen fijn meeft fant-achtigh. ’t Landt geeft veel graen , maer f^rnehten, men vint weynigh vruchten op d’eene fijde van de Niger , dan alleen een feker gewas datfe Goro noemen, ’t welck een flach van boomen , die de kaftanie-boomen gelijcken , voortbrengen , doch ’t is wat bitter. Hier groeyen oock eenige citroenen en diergelijcke vruchten. Maer als men meer naer ’t zuyden gaet, vint men de granen en gewaflèn, van welcke wy in ’t befchrij-ven van yder lantlchap füllen fpreken. Langs den oever van de Niger liet men geen bergen, maer vele meiren of ftaende wateren, die van ’t overloopen der riviere haren oorlprong hebben,- rontom de felve fijn vele boirchen,in welche fich elephanten en verfcheyden andere wil
de
OF SW de dieren onthouden : oock voedt dit landt een fecr groote menighte van tam vee en gedierte. ijedgt;u»tt. D’inwoonders fijn fwart, maer hebben witte en ftercke tanden tot hare hooghfte jaren , en fijn altijt /eer fterck ; doch hun leven is kort ge-deuegeni- Doegh. Lco den Africaner fegt, dat/ê wel leven, Çqçy getrouw fijn , en datfe de vreemdelingen alle gunft be wijlen , oock /eer vermakelijck fijn , dan/fen en Ipringen, en hun felven , lbo veel hen mogelijckis, wel tradieren. Hy fegt oock, dat/è eenvoudigh en openhartigh fijn , dat/è alle geleerde en Godtvruchtige lieden op ’t hooghlle eeren j en datfe het geluckighfte volck fijn van geheel Africa. Doch in tegendeel befchrijft hy hen oock gantfch onkuys, beeftachtigh , /onder geeft , fonder reden , en fonder weerelt/che oe/fening oft kennis ; want /y fijn in geene faken onderwe/èn, en leven als heeften fonder wet en ordre. TnZr». Sy gebruycken verfcheyde talen, waer van d’een Sungai wort geheeten , die in de landen Gualata, Tombut, Guinea, Mellien Gago ,• d’andere Guber, die in ’t koninckrijck Cano , Ca/ïena, Zegzeg, Guangara en Guber, wort ge-fproken : in ’t koninckrijck Borno is een andere, welcke gelijckt de gene die men te Gaoga fpreeckt. Die van Nubien hebben mede een be/bndere tael, ten deel Arabilch, en Caldeeus, daer fy wat Egypti/ch onder mengelen. jiijck^enh De groote menighte van’t gout in dit landt maeckt het /èlve geheel rijck, en veroor/aeckt Ctxn dat het van andere gelocht wort ; ja een deel van ’t /èlve wort de Goutkuft geheeten. Pegtiringg. Vele vau defe Swarten leven /onder Koning, fonder wet, en /onder eenige /bort van regee-ring. Andere gehoor/amen ver/chcyde Köningen , van welcke de voornaemfte fijn, die van Tombut, die eenige van de/c koninekrijeken onder fij n gebiedt heeft, ’t welck fich oock wijder uytftreckt dan dat van anderen : die van Gaoga, welcke na de vorige de meefte landen befit ; en die van Borno, die minder landt heeft als de minfte der twee vorige. De Köningen van Gualata en Sierra-Leona hebben niets dan y der hun koninckrijck. Dejalofen fijn in vele Prinsdommen , en de kuft van Guinea in ver-/cheyde koninekrijeken gedeelt, van welcke de voornaemfte fijn die van Melli en Benin. Doch de befonderheden van de/è faken fal men wat breeder by yder lantfehap vinden. Xtligit. ’t Mee/le deel der inwoonders defer landen aenbaden eertijts feker godt die /y Guighime noemden , dat in hare tael lbo veel is als Heer des hemels : waer toe dit volck uyt hen felven, fonder eenigh Leeraer oft Propheet,s gedreven. Daer na fijn/è in de Joodt/che wet onderwefen, in welcke /y een langen tijdt fijn gebleven , tot dat eenige koninekrijeken de Chriftelijeke Godtsdienft acnnamen, waer in fy foo lang leefden tot dat de Mahometanen ontrent het jaer 86i in de/è landen quamen; want in die tijt hebben byna alle de koninekrijeken der Swarten, die aen Libyen paelden , defe foo geheel vlee-fchelijcke wet ontfangen ; foo dat ’er weynigh Chri/lenen overigh fijn, welcke oock meelt dieper in ’t vafte lant woonen, als de volckeren van Africa. |
A R T E Ni nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;é Gaoga, die de Chriftelijeke Religie , na de wijle der Egyptenaers, volgen : danderen, die fich ontrent den Oceaen onthouden , fijn alle afgo-dendienaers,gelijck de Verhaelboecken der Por-tugelen verlckeren ; want Ibmmige aenbidden dezon/bohaeft ais die opkomt; anderen het vuur , of eenige mindere fcheplèlen. Laet ons nu tot de befonderheden van yder geweft komen, beginnende met de landen meelt naer hét noorden gelegen , op dat wy dan naer ’t zuydeü afdalen. Het koninckrijck Gualata ofte Genata, welc- gvalata. ker inwoonders Benays genaemt worden , heeft fijn naem van de hoo/thadt, en drie groote bewoonde doch open plaetlèn , ontrent 30 Fran-fche mijlen van den We/lerfchen Oceaen gelegen ; van Nun hondert gelijcke mijlen ten zuyden ; en van Tombut 170 mijlen naer de noordfijde : dit geheele Rijck legt niet wijt van de Niger of de Senega. Hoden, oock een plaets van dit Rijck , legt diep in ’t vafte landt : ly is met geen muren omringt, en dient alleen tot een vertreck voor d’Arabiers, en voor de Cara-vanen die van Tombut, en andere landender Swarten komen, om naer Barbarien te reyfen. Dit landt geeft geen ander graen dan geers, en feker ront en wit gewas dat een erwete gelijckt , maer den Europers onbekent ; oock brengt het weynigh voort : doch ontrent Hoden is overvloet van garft, en dadels. Rontom Ditrett^ Gualata is het vleefch feer dier ; maer by Hoden fijn vele kemelen, en eenige geyten enkoeyen , doch defe laetfte fijn veel kleynder dan in Europa. Niet wijt van Hoden fijn veel leeuwen , luypaerden, en ftruysvogels,weleker eyeren feer goet fijn om t’eten. D’inwoonders van dit lant fijn heel fwart, en ctdatnte. lofwaerdigh dat ly fich tegen de vremdelingen goet gunftigh toonen , fonder evenwel te ver-ftaen het rechte burgerlijck leven, verciert mét ce^egenthe^ aengename feden. In alle hunne andére manie- de». ren gelijeken ly hare naburen die de woeftijnen van Libyen bewoonen. Die van Gualata heb-ben weynigh t’over om goede cier te maken ; ' maer die van Hoden leven van garftenbroot en dadels , en drineken de melck der kemelen en andere heeften , om dat hen wijn ontbreeckt, welcke hen oock door hunne wet wort verboden. In Gualata fpreken fy de tael, diemen Sungai noemt : die van Hoden , welcke Arabiers fijn, blijven niet op een plaets, maer loopen in ’t gemeen door de naburige woeftijnen. De meefte koophandel van dit lant gefchiet Kbopmait-door de/è /èlve volckeren van Hoden , die in menighte in d’andere landen der Swarten en in Barbarien rey/èn , en vele kemels met koper en Zilver’, en andere dingen van dat lant laden , die /y daer na te Tombut en elders in ’t lant der Swarten brengen , en krijgen van daer gout en andere waren, die/è daer na in Barbarien voe ren. Die van Gualata aenbidden ’t vuur ; maer die van Hoden fijn Mahometanen, en groote vyan-den der Chriftenen : oock fijnfe Arabiers van afllt;omft. Het koninckrijck, dat vele Guinea noemen ,gviï^ea\' D j nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gäntfeh |
Ndme».
Crenfe»
’t LANDT DER MOOREN,
gantfich verlclleyden van ’t ware Guinea, wort van d’Africaenlche kooplieden Ghcneoa, van d’Arabiers Geneygt;a, en van d’inwoonders Genni oft ; Genii geheeten. Het paelt ten noorden aen ’t ko-
ninckrijek van Gualata, fiijnde tuftchen defie
Grootte.
Wootihge».
twee landen een woeftijne van meer dan lyo mijlen weeghs ,• ten ooft en aen ’t Rijck van Tombutj en ten zuyden aen dat van Melli. Het ftreckt fich uyt op de riviere Niger meer dan 8o mijlen , en een deel grenft aen den Wefterfthen Oceaen, ter plaetfe daer de gemelde water-ftroom fich in die zee ontlaft.
In dit gantfche landt is geen ftadt noch ka-fteel, maer alleen een feer groot dorp, waer de koning met de voornaemfte woonen,als d’ampt-iieden van ’t Rijck en van fijn huys, de hovelingen , d’Alfaquis oft Priefters, de Doéloren en kooplieden : de huyfen fijn als hutten,met ftroo gedeckt, en de wanden met krijt beftreken. Dit dorp wort jaerlijcks in de maenden Julius , Au-guftus en September, door’t overvloeyen van de Niger, rontom met water bedeckt, foo dat het een eylant fchijnt ; en dan komen de kooplieden van Tombut met hare waren in Ichuy-
Hoedanig-keyt.
T^keding.
ten.
DitRijck heeft overvloet van rijs, garft, kot-toen , dieren en vifch j maer geen vruclitboo-mcn , foo dat men hier geen ïóort van vruchten het, uytgefeyt dadels die van Gualata en Nu-midien hier gebracht werden.
D’inwoonders van dit landtlchap gaen rede-lijck wel gekleet met Iwart of blaeuw kottoene lijnwaet, waer van ly oock hun hooftdeckfel maken : maer de Priefters en Doóloren fijn met wittelinnen kleederen verciert.
Rijckdent
Hare munt is gout fonder munt, en lèkere yfev jÿ gebruyeken wanneer fy dingen van iaegen prijs koopen , als melck, broot, honigh, en diergelijcke, ) welcke een pont, een half pont, en een vierendeel wegen. Sy doen groot voordeel met hunne kottoene lijnwaten, die fiy aen de kooplieden van Barbarien verkoo-pen , waer voor fy Europifche lakenen, koper, bleek, wapenen , en andere dingen die hen ont-
breken, verwiflelen.
AGADEZ. Het koninekrijek A^ade^ legt meer naer het ooften als dat van Gualata : het heeft defie naem van fijn hooftftadt, die niet leer out is, en op de grenfien van de woeftijnen van Libyen gebouwt, Hooftßadt. foo datfe naerder legt aen de fteden der Witte Moren dan alle d’andere van ’t landt der Swar-
Vieren.
Woonin^.
ten , uytgefeyt Gualata. Sy is met muren omringt , en de huyfen fijn op defelve wijfie als die van Barbarien gemaeckt : in ’t midden der ftadt ftaet het paleys van de koning.
Sy hebben veel koeyen en geyten, en in de woeftijne veel manna datfie verlamden.
D’inwoonders der ftadt Agadez fijn meeft vreemde kooplieden, men fiet ’er weynigh in-landersj en die hier noch woonen,fijn alle hant-wercks-lieden, ofte fioldaten van de Koning. ’t Volck van ’t overige landt, dat meer naer het zuyden ftreckt, fijn beefigh met hunne koeyen en geyten te hoeden. Sy onthouden fich in hutten van tacken der boomen ofte matten gemaeckt , die ly op hunne often leggen ably
voortreylen , en ftellenfe weder op ter plaetfie daer ly hun vee weyden.
Defe Koning treckt groot voordeel van de Riickdom^ tollen die de uyt- en inlantfiche koopmanlchap-pen betalen : maer hy moet jaerlijcks i yoooo trdsttyt^ ducaten aen de Koning van Tombut tot tribuyt geven. Y der koopman heeft een goet getal Haven , om fich daer van te dienen op de 'quade wegen tuftchen Cano en Borno , in welcke ver-fcheyde volckeren van de woeftijne, die arm en ellendigh fijn, alles fteelen en rooven watfe können bekomen. Het volck van dit lant fijn Ma- enRtUgit. hometanen , gelijck als de gene die in de woeftijne WO onen.
Sommige meenen , dat d’inwoonders van het borno. koninekrijek Borno de plaetlen der oude Atlantes befitten , om dat de leden van dele tijdt feer wel over-een-komen met de gene die d’Ouden van ’t gemelde volck hebben gelchreven. Maer andere verlèkeren , dat dit volck het lant der Garamanten bewoont, en dat de ftadt Garama der Ouden noch in welen is gebleven, ’t Is waer-fchijnlijck, datfe beyde gelijck hebben, en dat dit Rijck die twee volckeren begrijpt,- want het fchijnt dat de Garamantifiche valleye (in welcke Ptolemeus d’oorlprong van de riviere Ghir fteltj in dit Rijck , of niet wijt van daer, is gelegen ; het wort in ’t gemeen Borno, en van eenige Burny geheeten.
Dit groot landt heeft tot grenfien het Rijck van Guangara en eenige woeftijnen ten weften ; ftreckt fich ten ooften meer dan i yo mijlen, en legt ontrent yo mijlen van den oorlprong der Niger : ten zuyden heeft het de woeftijne van Sech ; en ten noorden de woeftijnen die fich aen de fijde van Barca uytbreyden.
In de vlackte fijn verlcheyde viceken en dor-pen, in welcke de Koning met fijn fioldaten woont ; oock is ’er de ftadt Borno, waer van ’t Rijck de naem heeft, als fiommige feggen.
Dit landt is oneffen j want het is ten deel ^ertrijck» vlack , en ten deel bergh-achtigh. De platte landen fijn vet, en de bergen vruchtbaer j d’eer- crarte». fte geven veel graen, en d’andere geers, en eenigh ander gewas, by die van Europa onbe-kent ; bchalven datfie voetlèl voor vele often viere», en geyten verlchaffen.
D’inwoonders van ’t vlacke lant leven burger- Oe^tnitt» lijck, en houden fich met eerlijeke oeffeningen beefigh ; oock fijn daer eenige vreemde kooplieden, lbo fiwarten als witte : op de bergen fijn de herders der koeyen en geyten. ^Dele bergh-lieden gaen geheel naeckt , uytgelèyt lèkere broecken van vellen die ly dragen : maer in de winter bekleeden ly fich met de vellen van hunne heeften, van welcke fiy oock hunne bedden maken. Sy leven als ’t vee, hebbende hunne vrouwen en kinderen in ’t gemeen, waer in dit volck d’oude Garamanten gelijeken : fy hebben hven. geen eyge namen om fich t’onderlcheyden,even als d’oude Atlantes,- maer is iemant groot fy noemen hem lang i is hy kleyn, kort j is hy fcheel, ficheelaert; en lbo met andere toevallen, en aenmerckelijcke belbnderheden.
De Koning krijgt niets van lijn onderdanen dan de tienden van de vruchten, en heeft be-hal-
CANO. Gelegen- Tl^tfen. Hoedanig^ hejt. Afieft^e-dtn. J^ijckdom-tnen. halven die , geen andere inkomft dan deprijs-gemaeckte goederen , die hy de vyanden, fijne naburen, afneemt, welcke woonen aen gene fij-de van de woeftijne Seth , en fijn een ontelbare menighte. D’inwoonders defer plaetfèn hebben geen Godtsdienft; want fy fijn geen Chriftenen, noch Joden , noch Mahometanen, maer leven als d’onvernuftige dieren. Het koninckrijck Cano is een groot lantfchap aen de fijde van de Niger, ontrent 160 mijlen vanAgadez gelegen. De hooftftadt heeft de felve naem, en is met muren van krijtfteen, daer hout onder gemengt is, omringt; de huyfèn fijn van de felve ftoffe. D’andere bewoonde plaetfen fijn niet dan dorpen en gehuchten of buurten. In dit landt lijn verfcheyde levende water-fprongen, infonderlieyt op de bergen, daer men vele boftchen fiet,en vele boomen met wilde lamoenen en oranje-appelen geladen, die niet Hechter fijn dan andere. Hier waft oock graen, rijs en kottoen genoegh : en ’t landt voedt, als de vorige, een menighte van koeyen en geyten. D’inwoonders van de dorpen en gehuchten houden fich beefigh met het vee te hoeden , of ’t lant te bouwen; maer die van de ftadt met den koophandel, en hantwereken. De ftadt Cano heeftrijeke kooplieden; en defe Koning had eertijts foo veel vermogen,dat de Köningen van Zethzeg en Caftena hem fchatting moeften betalen ; doch defe drie koninckrijçken veree-nighden daer na te famen, datfe aen de Koning van Tombut tribuyt fouden geven, foo dat defe Koning van Cano fich verplichte hem jaerlijeks het derde deel van fijn inkomften te fenden. CASSENA. ïlaetfe». jAert des Het koninckrijck van Caffena legt ten ooften van dat van Cano. Het heeft niet dan eenige Hechte vlecken en dorpen , waer van het groot-fte niet boven 300 huysgefinnen heeft. , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Dit landt heeft veel bergen en ruwe plaetfèn ; lams,t»der , i ) nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•• i • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i inuroonders. docli t aeitrijcKis cvcnwel goet om geers en garft voort te brengen. D’inwoohders fijn geheel fwart, en hebben feer dicke en leelijeke neufen en lippen; en daer by foo fnoot en traeg als arm. ÇAOGA. ilamen. Grootte. Sedert. Geldes-dtenß. Het Rijck van Gaoga oft Go/î^lt;ïo ( ’t welck de befte Weereltbeïchrijvers houden voor de plaets waer Ptolemeus het Metr of Paltt^Cheloni-des ftelt, ) heeft tot grenïèn ten weften het ko-nïnckrijck Borno, ten ooften Nubien , ten zuy-den een woeftijne , niet wijdt van fèkeren omkeer die de Nijl maeckt, en ten noorden de woeftijne van Seite. Het ftreckt fich langs macr op de felve wijfe als die van Egypten. Egypten van ’t weften naer ’t ooften, ontrent 170 mijlen, en is weynigh minder in de breette. D’inwoonders van defe plaetfen hebben een groote menighte often en fchapen ; doch geen beleeftheyt, noch kennifte van letteren , noch eenigh beleyt van regeering, ’t welck fy gantfoh niet verftaen, infonderlieyt de berghlieden, die pten verjaeght,Paleftina,Syrien, Natoliën in bedes fomers geheel naeckt gaen , fonder iets an- delaers gewaet deurgeloopen hebbende , óver ders te dragen , als een kleyn velleken voor de den Hellefpont fijn gevaren , fich door Thra-befchaemae leden. Sy hebben geen wooningen cien , en van daer in de landen ontrent den Do-dan hutten van tacken gemacckt, die liehtelijck nauw uytgefpreyt hebben : foo dat de Geleer-in brant geraken ; en houden fich meeft beefigh den van defe laetfte meening voor vaft houden,’ met hun vee te hoeden : fy fijn Chriftenen , dat de gene die wy noch in Europa fien , niet alleeiïr |
Het koninckrijck Nubien wiefd eertiits het 111 Tl iZ» r t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1* landt der Nubes, Nubiers oft Nubeers geheeten, die men by de Nijl plaetfte : defe volckeren fijn, oock NubeSf NobateSf Nobades, en Nubiers genaemt. Hedensdaeghs is de gemeene naem van dit landt Nubien, doch d’Africancn leggen Neuba, en Ibm-mige voegen by alle defe benamingen noch die van’t kleyne Egypten. Dit landt paelt ten weften aen de woeftijned CrenfeH. van ’t Rijck Gaoga , doch ftreckt fich uyt langs de beyde oevers van de Nijl, die ’t lèlve in twee deelt; ten ooften heeft het ten deel eenige volckeren van de Baaamedri , Belloes genaemt, en ten deel ’t lant van Dafila en Canfila , die tot het gouvernement van Barnagas behooren; ten zuyden is de woeftijne van Gorhan,- en ten noorden Egypten. Defe Provintie heeft haer naem van de hooft- Stede», ftadt Nuabia, en d andere voornaemfte fijn Cufa, Ghalva, Dancala , lalac, en Sula. De ftadt Cufa is onder de linie Equinoótiael, fes daghreyfen van de hooftftadt Nubia, en niet wijt van de Nijl gelegen. De ftadt Ghalva legt op de gemelde rivier beneden die van Dancala daer fy oock door ftroomt, vijf daghreylèns van daer, ’ foo dat d’inwoonders van Ghalva liehtelijck in Egypten können komen. Dit landt wort op verlcheyde plaetfen met de nedanîg-Nijl bedeckt, die het feer vruchtbaer maeckt van velerley foorten van graen , foo dat ’er niets ontbreeckt dat tot het menlchelijck leven noO-dighis. Het voedt een feer groote menighte van Vrucht* heeften ; en heeft overvloet van fuycker-rieten, die d’inwoonders niet weten te koken en te be-reyden , waer door die fwart en onaengenaem worden. In dit landt is een fenijn foo fcherp en Krachtigït doordringende , dat alleen een grain , aen tiert perfóonen uytgedeelt en ingenomen, hen alle in een vierendeel uurs doet fterven, en foo iemant alleen foo veel inneemt , die fterft terftont. Men fiet hier oock veel van ’t fijnfte gout, en menighte van fandalhout, en civet; oock y voor, want hier fijn veel elephanten. D’inwoonders der fteden begeven fich veel Oefenitt-tot den koophandel ; maer die van de dorpen alleen tot den lantbouw. Sy fijn dappere krijgslieden; en alle foo fwart als peck , om de groote hitte der zonneftralen. Sy hebben een befondere tael; maer hunne 7^1 défis Miftè en Godtsdienft wort in de Tangifche fprake gedaen. Wat belangt de tael der lant-loopers, die feggen datfe uyt het Kleyn Egypten, ofte dit Nubien komen, fommige meenen dat het foo een gemaeckt mengelmoes vah woorden is, dat fy uytgevonden hebben, om vanyderniet verftaen te worden. Maerande- e»der regelooven, dat het eenige overblijffokrt fijn der Nubiers , die , door de Soudaen van Egy- i^eydens» |
’t LANDT DI alleen de gewoonte van Helen , en’t lancloopen als de Nomaden , maer ooek de tael van hare voorouders hebben behouden ; tot bewijs van haer voorgeven , feggenfe , dat niemant fulck een tael heeft als dit volck, die de Franfchen of Sarra:^ins, oock wel Bohemiens, doch de Hooghduytfchen Zigeiner of Heiden, en de Nederlanders Heydens en Egyptenaren noemen. Sy worden van d Italianen Zingari of Cingari, ’t welck met de Zinganes { nabuur-volckeren der Nubiers , en van aert als defe lantloopers ) byna overeenkomt, en van de Spanjaerden Gitanos, dat is, Egyptenaers, geheeten.
Dit landt flaet onder een Koning die het be-ReUgie. ftiert. Daer fijn meer dan 150 kercken,in welcke men noch de beelden van’t kruys,der heylighfte Maegt, en der Heyligen tegen de muren fiet, maer alle leer out, en byna uytgewifcht en be-durven. D’inwoonders fijn , als eenige leggen , geen Chriftenen , Turcken , Mauren , noch Joden, maer fijn Chriftenen geweeft; andere meenen, datlè het noch fijn, en gelijck d’Abyftinen, met het heet ylèr doopen , en foo eenigh deel van ’t lichaem met het kruys reekenen. Sommige gelooven, datfe nu noch de Chriftelijcke Religie belijden; maer datfe geen geheele kercken, dan alleen verwoefte fteenhoopen, geen Bif-fchoppen , noch eenigen openbaren Godts-dienft, hebben en genieten.
TOMBVT, Het koninckrijck Tombut heeft dele naem van GVBvTv. een ftadt, die door de koning Menfe Suleiman iVrfwew. jn’tjaer izyiis gebouwt, envier mijlen van een arm van de Niger gelegen : de huyfen fijn «Î//J hout en krytfteen gemaeckt, en als hutten met ftroo gedeckt. Men fiet’er een fraye kerck, en een groot paleys voor de Koning , beyde op onlè wijfemet kalck en fteen gebouwt. Hier fijn'vele putten met loet water. Defe ftadt is dickwijls met vuur gequelt ,• foo dat lómtijts een goet deel der fèlve door de vlammen wort ver-Calra. Honden. Men fiet ’er oock de ftadt Cnbra, die groot, maer open is, en ontrent vier mijlen van Tombut, op de Niger is gelegen j hare huyfen fijn als die van Tombut.
FwAf- Dit landt is vruchtbaer van graen , en voedt ' veel vee , foo dat ’er overvloet is van melck en boter ; doch groot gebreck van Ibut, want een Sw. Jaft wort hier voor 80 ducaten verkocht. Hier fijn oock geene dan kleyne paerden , die fache gaen , en den kooplieden op de reylè, en de ho-J.îfj'â’f». velingen in de ftadt, können dienen. De befte paerden komen hier van Barbarien , waer uyt de koning de fijne neemt en betaelt.
Qer.egent' D’inwooudcrs fijn in ’t gemeen vrolijck, en t'wiX behagen fich in een geruft leven , infonderheyt die van de fteden,welcke gewoon fijn twee uren voor ’t ondergaen der zon en een deel van de nacht met danlïen en Ipelen over te brengen , terwijl dat ondertulïchen hunne Haven en 11a-vinnen arbeyden, en hunne faken verrichten.
Koophan- De ftedelingen van Tombut en Cabra fijn ‘ * nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fecr rijck ; hunne kottoene lij nwaten geven hen
goede winft ; doch moeten de lakenen van Europa, en ’t Ibut dat hen van Barbarien gebracht wort, oock wel betalen. Den grooten tocvloet der kooplieden, die niet alleen van Fez en Ma-
R MOOREN
rocco , maer oock van Cairo komen , maeckt de ftadt rijck en welvarende ; want de volckeren van Mandinga brengen daer foo veel gout, dat-le het Ibmtijts moeten weder te rug brengen , nadien datle geen koopmanfehappen genoegh vinden, om het daer tegen te verwilfelen.
D’inwoonders defer plaetlèn fijn Mahometa- RtUaie^ nen , en hebben vele Priefters en Doétoren van hunne wet : oock brengt men hen van Barba-rien vele boecken, tot vordering van die elendige dwalingen.
HetkoninekrijekG^^a heeft oock fijn naem gago. van de hooftftadt ; en ten ooften het koninckrijck Guber, ’t welck 100 mijlen van dit lanc legt, om dat een groote woeftijne beyde dele landen van elckander fcheydt. De voornaem- Heeftjladt, fte plaets Gago heeft geen muren, en de meefte huyfen fijn Hecht en leelijck gebouwt,uytgelèyt het paleys van de Koning, en ’t hof,daer hy een groot getal vrouwen, by wyven, Haven, en eunuchen onderhoud. D’overige bewoonde plaetlèn fijn dorpen en buurten, daet ’t lantvolck fich onthoudt.
Dit landt is overvloedigh voorfien van tarwe en rijs, en heeft veel vee; maer geen wijn, noch vruchten , uytgelèyt meloenen, comcommers en citroenen , die in groote menighte en lèer goet fijn. Men vint oock veel gout in dit Rijck. Cota.
D’inwoonders hebben loo weynigh kennis en verftant, dat men naulijeks in 30 mijlen weeghs voickf» een menlch vint die lelèn kan : doch de ftedelingen fijn veel beter, ten aenfien van d’andere. Die op de dorpen woonen belórgen alleen den lantbouw, en ’t vee te hoeden ; defe bedecken BeeßgJ}«» fich in de winter met het vel van eenig beeft , maer des fomers gaenlè geheel naeckt,uytgefeyc datfe de fchamelheyt decken, en onder de voeten een fooi van kemelsleer dragen.
De Koning treckt groote inkomften van dit Rijck , foo om de menighte van ’t gout, als de Sx#/' goetheyt van ’t lant, en d’onwetentheyt der in-woonders, die hy na fijn believen handelt; want hy legt hen fulcke Iware fohattingen op , datle, als ly hem die betaelt hebben, naulijeks iets over houden om te leven.
Het koninckrijck Guber legt van Gago on-ovBERj trent 100 mijlen ten ooften, want daer is een woeftijne tuffehen defe Rij eken, in welcke men weynigh water vindt, om datlè 13 mijlen van de Niger is gelegen. Dit Rijck legt tuftchen feer xuet/tu. hooge bergen, en heeft veel vlecken en dorpen, van welcke de voornaemfte, eertijtsde woon-plaets van de Koning, haer naem aen ’t geheele koninckrijck geeft, en vervat ontrent les duy-fent huysgefinnen.
Als de Niger begint te fwellen, bedeckt hy Jertrijek, alle de vlacke plaetlèn daer dit volck woont, welcke evenwel gewoon fijn hunne landen, ’t water daer op ftaende, te befaeyen : want die geven hen veel geers, rijs en andere granen , die men in Vranekrijek noch Italien niet en vindt, Hier is een feer groot getal fohapen, en vele doch kleyne often.
’t Volck van dit landt is beleeft genoegh, en inwoen-men fiet ’er verfcheyde hantwerekslieden, in-fonderheyt wevers en fchoenmakers. De Ko-ning
-ocr page 202-ARTEN; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4,/
leven onder een Koninek die hen recht dóet Re^tering. en regeert.
Madrà, ooCk een koninckrijck der S warten , ma dra. paelt ten ooften aen ’t gemelde Rijck Gorhan j ten weften aen dat van Dauma , ten zuyden aeri ^’'^**!*”* ’t landt dat de Joden bewoönen , en ten noorden aen ’t koninckrijck Bornö.
D’inwoonders leven op de felve wijfe , fijh sedeii. oock rijck, en ftaen onder een Prins, als die van Gorhan.
Dauma, een ander koninckrijck, grenft ten davmA. ooften aen de lantpalen van ’t Rijck Medra , ten noorden aen de woeftijne Seth , ten weften aen de woeftijne Seu, en ten zuyden aen’t Landt der Joden. De voomaemfte plaets geeft haer naem aen ’t gantfche lant.
D’inwoonders fijn oock rijck als die van Gor- Regeering. han, en ftaen mede onder een rijck Prins. Sy houden ’t in dit lant voor eeü quaet voorteeken als hun Koning d’aerde raeckt ; lbo dat, in fuick een geval, fijn macht ftil ftaet, tot dat hy van dat misdrijf is gefuyvert j ’t welck met vele ceremoniën en offerhanden gelchier.
De Woeftijne Seth in’t lant der Swarten grenft De woè-ten noorden aen ’t koninckrijck Borno, ooften aen dat van Medra, ten weften aen feker lant daer veel gout wort gevonden , en ten zuyden aen Dauma.
Die van Seupaelt ten noorden aên hét gemel-» ^ev. de gout lant, ten ooften aen Dauma, ten zuy- crenfen» den aen fekere onbekende bergen, en ten wellen aen’t koninckrijck Beni. InHelè woeftijne heeft den Nijl fijn oorfprong,na ’t gevoelen van fommige Schrijvers.
’t Landt der ]oden wort van Sanutus Terru di Giü- ’t Land» dei,en van andere ’t Rijck van Semen,in plaets van Ximench oft Ximen geheeten.Het legt rontom tuf- teamen. fchen bergen, en grenft met de fijne ten ooften aen andere onbekende bergen , dié fich naer dc Nijl en ’t Rijck van Negus uytftrecken; ten zuyden aen de linie Equinoéliael, waer bergen fijn die aen ’t Rijck van Congo palen ; ten wéften aen onbekende bergen en woeftijnen, langs welcké men in ’t Rijck van Benin kan koirien ; en ten noorden aen de bergen die tot een wegh na de koninekrijeken Dauma en Medra können dienen, ’t Sal genoegh fijn dat wy dit dus aen-geroert hebben , om dit landt niet van d’andere landen der Swarten af te rucken, en yder gewell té Hellen daer ’t behoort.
Na dat wy tot nu toe de landen der Swarten' ; die binnen in ’t vafté landt leggen , gefien hebben , foo laet ons nu langs de zeekuft gaen , en van Gualata altijt ten zuyden afdalen.
Doch eer dat wy vorder gaen , is het dien-ftigh in ’t kort té vertöoneri alle ’t gene dat Gui~ GviïJtJti nea wort genaémt, op dat den Lelèr éen alge-meene kennis, eer hy tot de belbndere kaert en belchrijving komt, daer van Ibude können bekomen. De Portugefen deelen Guinea in Opper Deeléng, en Neder, en noemen Opper-Guinea sdle dat tuf-fchen de riviere Senega, die in de zee loopt, en ’t begin van ’t Rijck Congo is begrepen ; en ailes wat onder de koninekrijeken Congo en Angola ( die men tot het voorfté deel van Neder-Ethiopienftelt) behoort, wort van hen
D 6 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Guinea
O F S
nihg van Tombüt belaft hen Ibodanigh met tollen, datle nu , daer ly te voren onder hunne koningen rijck waren, heel arm fijn geworden.
^iTO- Het koninckrijck Biro lchijnt tot grenlèn te hebben ten weften het koninckrijck Guber, ten noorden de Rijcken van Cano en Zegzeg, en ten ooften het koninckrijck Teraiam. Men geen andere kennis van dit lant, dan dat vele inwoonders rijck fijn , en datlè een Prins hebben die hen regeert j doch dat het Hechte volck byna elendiger is dan de heeften.
TEMiAM. Het koninckrijck Temiam grenft ten weften aen ’t Rijck Bito, ten noorden aen dat van Ta’en. Guangara, ten ooften aen de woeftijnen van Sert en Seu, en ten zuyden aen de riviere Niger.
j4ertdes De voomaemfte plaets isTemican. D’inwoon-ders fijn Anthropophages of menlchen-eters, en hebben fcherpe tanden als de honden. Meer kan men van dit lant en volck by geene Schrijvers vinden.
z A N F A- nbsp;nbsp;i Jet koninckrijck Zanfara heeft dat van Zeg
zeg ten weften. ’t Aertrijck is vruchtbaer,- want Vruchten, het geeft tarwe gt;nbsp;rijs, geers en kottoen in over-/«wc»- vloet. D’inwoonders lijn peck-lwart, en feer dert. groot : Çy hebben leelijeke en breede aenfich-ten , met lippen die een vinger dick fijn , en ge-lijcken byna meer na dieren dan na menfehen, foo door d’uyterlijcke als inwendige gedaente.
Hegeertng. Sy ftaen nu onder de Koning van Tombut, ledert dat Izchia hunnen Prins deê vergeven , en ’t gantlche Rijck vermeefterde;
GARA? Rijck Guangara paelt aen dat van Zanfara aen de fijde daer dit laetfte fich naer ’t zuyd-Grenfen. ooften uytftreckt, hebbende ten zuyden fekere landen daer veel gout wort gevonden. Alle de Tluetfin. bewoonde plaetfen fijn niet dan dorpen met hutten befet, behalven ’t voomaemfte , dat grooter en fchoonder is als d’andere. D’inwoonders fijn foo bot, en byna fonder verftant, oock lbo gekleet als die van Zanfara.
kouing vau dit lant heeft fijn grootfte in-vun de Ko- komften van de tollenen koopmanlchappen.
D’inwoonders fijn feer rijck , want fy gaen met hare goederen in verlcheyde wijt-afgelegen landen : aen de zuydfijde hebben ly ’t lant daerlè het gout halen, naer ’t welcke fy door fuick een ruwe en quade wegh gaeh , dat ’er de heeften niet können deur komenj foo dat alle hare Koophan- koopwaren van de Haven op hunne hoofden del. moeten vervoert worden, en de nootlakelijcke dingen in gedrooghde pompoenen, die lang en breetfijn; en yder Haef dagelijcks meer dan lo kleyne mijlen , met een laft van ïoo ponden op fijn hooft, kan reylèn.
GORHAN. pjgj. koninckrijck Gorhan grenft ten ooften aen de Nijl, ten weften aen ’t Rijck van Medra, ten noorden aen dat van Gaoga, en ten zuyden aen lèkere bergen , waer men veel efmerauden vint, en die tot fcheydpalen van ’t lant der Joden verftrecken.
Sedea. Het Hechte volck is in een feer elendigen ftaet, want ly woonen met de grootfte onge-macken in dewoeftijne, Ibnder dat iemant de tael diele Ipreken verftaet ; maer d’inwoonders van d’andere plaetlèn fijn gelchickter, weten met de menfehen om te gaen, en fijn rijck. Sy Africa.
-ocr page 203-f laufen.
’t LANDT DER MOOREN
lant, en legt tuftchen twee armen van de Niger, die in den Oceaen loopen, Zenega en Gambea, en van Ptolemcus Darada en Stachiris genaemt, op welcher oevers liet men vele bewoonde plaetfen , en meer volckeren dan de lèlve Ptole-xv.v,... meus hier ftelt. Sommige houden dit Rijck , met het lant der Barbecins of voor ’t begin van Guinea, aen de noordfijde.
Het paelt ten ooften aen ’t lant van Tuchu- Crenfen. for, ten weften aen den grooten Oceaen , ten
Guinea geheeten. Laet ons nu dit wijt uytge-ftreckt lant ter loops gaen befien.
Van Senega tot aen Cabo Verd , als men de kromte van de kuft volgt, fijn 35 mijlen : voor-
by de gemelde Caep, en’tkoninckrijck der Ge-lofes, net men de rivier die de Portugelèn Rio do
Barbe^in noemen
Berbecins waer de Rijcken Aïé en Brocalo fijn , welck laetlte paelt aen de riviere Gambra, door de Portugefen Rio de Gambia geheeten, by welc-ke Ibmmigehet kleyne Rijck Gambea of Gam-braftellen: op de beyde fijdenvandelè rivier fiet men het koninekrijek Mandinga ; ten zuyden van ’t felve is dat van Bena of der Soufos; en van de Cabo Verd tot de gemelde rivier rekent men 2y mijlen : by de mont der felve aen de zuyd-fijde ftreckt fich ’t landt uyt als een punt diemen Cabo de S. Maria noemt, van welcke Caep tot aen de riviere van S. Dominicus ( van de Portugefen Rio de S. Domingos geheeten) telt men 30 mijlen J ’t landt tulfchen beyde wort van twee ver-fcheyde volckeren der Swarten , Arriaros en Fa~ iupos genaemt, bewoont. De riviere Ca^amança komt uyt dit lant, welcks noorder-oever met de Jahundos, en de zuyder met de Benbuns is belet, die aen d’ooftfijde palen aen de koninckrijeken der Cafangas oft Ca/amances, en de Buramos tot naburen hebben , welcke langs de riviere van S. Dominicus woonen,- op een der armen van dele rivier hebben de Portugelen het Fort S. Philippo gebouwt. Buyten de gemelde rivier van S. Dominicus fijn eenige kleyne bewoonde eylanden; oock die van de Buramos, die hunnen bylonderen Koning hebben ; wat voorder ten zuyden fijn noch eenige andere, die van de Bijagos, een natie der Swarten , bewoont worden. Alle dele eylanden fijn vermakelijck en vruchtbaer, want ly worden van verlcheyden rivieren bevochtight, en fijn met vele boomen verciert.
noordenaen de riviere Senega , en ten zuyden aen ’t koninekrijek Gambea of Gambra. De langte van’t weften naer’t ooftenis izy mijlen; en langs de kuft ontrent óo mijlen.
De naem Gelofes begrijpt verlcheyde vole- ^erfikeyde keren , van welcke aen de fijdevan Senega de voornaemfte fijn de Barbacins, die oock Berbecins, Tucorons,Caragoles en Baganos geheeten worden: d’uytftekenfte aen de lijde der riviere Gambea , fijn die van Ful; daer na die van Mani Inga , welcher hooftftadt is Songo ; de Moftes, een machtigh volck onder de Swarten.
De hooftftadt van ’t Rijck is Tubaeatum, waer piœtfèn. de Koning woont ; en de vermaertfte plaetfen aendezeekuftfijn, Calio , Angra d’Almadias, dat
GELOFE.
l^amen.
Gelegen-
Tulïchen defe eylanden fiet men Rio grande, of de Groote rivier, die in de zee loopt, en door Guinala een van haer armen , die aen de noord-fijde ftroomt, komt men aen een haven van de felve naem die de voornaemfte is, daer de Portugefen een vleck, met een fortrelTe, en een haven , Porto de S. Cruoi genaemt, befitten. By de voorlèyde arm van Rio grande is een Rijck van de lèlve naem , in ’t welck de Beafares y een ander volck, woonen. Door een anderen arm van Rio grande, hoogcr als die van Guinala, reyft men na de havens Biguba en Bolola^ waer van de laetfte is de wooning van de Tangos Maos ofte Lançados : maer by die van Biguba is een vleck der Portugelèn , welck een der voornaemfte is van al die fy in Guinea befitten. ’t Landt daer rontom wort het Rijck van Biguba , en d’inwoonders oock Beafares geheeten. En dit lal genoegh fijn van Guinea in ’t gemeen , d’overige laken füllen terftont hier na , by de belbndere kaert van dat lant volgen. Derhalven laet ons voortgaen tot d’andere deçlen van ’t landt der Swarten.
Gèlofe wort van Ibmmige, die oock het volck Gelofes noemen, dus geheeten 5 maer andere geven het de naem van het koninekrijek Senega oft der Jaiofen. Het ftreckt fich wijt uyt in’tvafte
is, verblijf van kleyne fchuytjes , en das Palmas, oft van de Palm,die alle aen de zee fijn gelegen. Onder dit landt wort oock begrepen de haven oft Golf van Bezeguchia ofte Bezigucha, met een eylant van de lèlve naem; de plaets Borlalo, oock aen de zee gelegen ; en die van Dallia, die maer acht mijlen van CaboVerd isafgelchey-den.
’t Is in ’t gemeen in defe geweften feer heet, foo datfe in Januarius minder koude dan wy in April voelen. Hier fijn veel meiren van loet wa- irater, ter, die evenwel niet feer groot fijn , oock ontbreken hen geen fonteynen. ’t Aertrijck is uyt fich lèlf vet, en bequaem om alles in overvloet voort te brengen , inlbnderheyt ’t gene dat by de rivieren is gelegen , ’t welck door hare over-vloeying genoeghfaem wort bevochtight; doch wort door de hitte der zon des fomers Iboda-nigh t’faemgetrocken , dat men in d’openingen een paert Ibude können begraven. Als het Craen^tn droogh is faeyen fy hun Mahiz, ’t welck is hun gemeen graen,dat ly, fonder ’t landt te bouwen, alleen met wat fant bedecken ; een wonderlijck hulpmiddel om dit graen te doen groeyen. Hier wallen oock leer groote boonen ; en niet wijt van Cabo Verd veel rijs, en feker graen van lcherpen fmaeck als peper, datlè Manigueta noemen. Hunne geers is van tweederley flagh, d’eene lèer groot als erweten , en d’ander kley-ner. Sy faeyen in Julius, en verlamden in September,in welcke tijt het regent,en de rivieren opfwellen. Sy hebben geen thuyven noch wijn-ftoclcen , maer tot een vergelding hunnen wijn de Palma oft uyt de palmboomen , en vele da-dels,citroenen, oranje-appelen, fekeren olie van lèer goeden reuck , en van fmaeck als die van d’olyven, die de Ipijfe verft als het falFraen : hier fijn oock groote en fchoone weyden , kruyden van allerley flagh, en een feer grootö menighte van aengename boomen.
Dit lant voedt often , koeyen, en geyten ; doch kleynder als die in Europa : hier fijn oock kemels.
O E S W kemels, kleyne rauylen en efels ï wilde dieren ontbreken hen mede niet, als leeuwen, luy-paerden, en lynxen , in groote menighte : oock Wolven, geyten , halèn , wilde elephanten , die met groote troepen door de bolfchen gaen , groote apen, yfere verekens , en groote ferpenten , waer van eenige lbo dick en grof fijn, datfe een geheele geyte Ibuden inlwelgen : Ibmmi-ge van defe lèrpenten fijn vol fenijn , doch andere daer van be vrijt. rogekn. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vogelen belangt, hier fijn perroquet- ten ofte papegayen in menighte, die van dit volck gehaet worden om datlè hunne vruchten belchadigen .•'^eenige fijn groot, hebben een graeuwen hals, en ’t lijf groen en geel; oock fijn hier veel hoenderen , ganfen , met andere vleu- Vt^fchsn. Ceßalte der tnw vonders ; Sy hebben vele goede viHchen, infonderheyt carpers, kreeften, en andere , doch meeft op ïè-kere tijden des jaers. D’inwoonders fijn geheel fwart, maer wel ge-fchickt van leden, altijt fiiyver en net, om datfe dagelijcks drie of vier reylèn ’t geheele lichaem Wulfen, maer vuyl en ongelchickt in ’t eten. Sy fteken den hals uyt wanneer ly Ipreken , gelijck de paeuwen oft d’Indiaenfche hinnen , en lijn lbo haefiigh in de woorden uyt te brengen datfe ftamelen. Syfijn van natuur uytermaten onkuys , dieven , bedriegers en logenaers , die eere Hellen in anderen uyt te Hrijcken ; breken t’elckens hun belofte, en fijn foo gulfigh, datlè niet eten,maer de fpijfe gelijck de beeilen verllinden. De vrouwen Ibecken hun vermaeck elders dan met hare mannen , en fijn inlbnderheyt begeerig na de vreemdelingen. In de dingen van hun lant fijn-lè verftandigh genoegh; maer andere laken,daer fy geen kennis van hebben , können fy niet begrijpen. Sy Ipreken veel, en fijn medelijdend , gevende den uytlanders om niet gewilligh t’e-ten : lyfijnoock jaloers, enfeer genegen tot toveryen , infonderheyt om de ferpenten te be-fweeren. Dit volck gaet byna geheel naeckt, uytgefeyt datlè een geytevel of een kleyn ftuck linnen voor hunne fchamelheyt dragen. Maer de voor-naemften onder hen bedecken ’t lichaem met hemden van kottoen , welckin dit lant groeyt, en door de vrouwen gelponnen wort, om daer lijnwaet van te maken. , Sommige Hellen na ’t gemelde Rijck der Ja-lofes dat van Gamhra oft Gambea, Ibnder datfe verlekeren , oft het een bylbnder koninekrijek is, dan oft het onder dat van Guinea is begrepen. In dele twijfeling, om den lefer niets t’ont-houden , Hellen fy ’t belbnder, en afgelcheyden van andere. Dit kleyn Rijck legt op de riviere Gambra, en paelt aen ’t koninekrijek van Senega aen de noordfijde. Dit lant is altijt heet, hoewel dat ’er fomtijts tn kkeding. GAMBRA, oft GAM-BEA. Ce/egen-hej/t. Heedani?- . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v « nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. hejtJucht, eenige verandering komt die hunnen winter fajfoen, en macckt waut vau het begin der maent Julius tot het eynde van Oélober regent het byna alle dagen-op de middagh,dewijl fich dan de miHige dampen geHadigh boven ’t aertrijck tuflehen |
arten. ’t noordooH en ooH, oft tufichen ’t ooH ett zuydooH, met groote donder-Hagen en blixem verheffen, waer op terHont regenvlagen volgen,- en in delè tijdt beginnen ly te laeyen. ’t Regenwater is warm in ’t nedervallen , om dat de lucht vervult is met groote hitte. De zeekuH is feer nederigh, maer verciert metlchoone , dicke , en groene boomen , doch r f. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. f , I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 en dterm. ly lijn niet loo hoogn, naer proportie van de dickte, ’t Aertrijck draegt geers, erweten, boo-nen , en rijs. Hier fijn een menighte groote en kleyne apen , van velerley llagh, die men om leer geringen prijs kan bekomen ; en elephan-ten, die wilt blijven, om datlè die niet tam können maken, maer op de jaght dooden. D’inwoonders waren wreet, eer de ChriHe- inweonde^ nen hier quamen , maer federt fijnfe Ibet-aerdi-ger geworden. Sy leven van geers, aertvruch- kteedi»^, ten , meick en vleelch, ja eten felf dat van de honden , ’t welck men nergens leeH van d’ande-re Swarten. Sy dragen hemden van wit kottoe-ne lijnwaet, en kleyne witte hoeden met een pluym in ’t midden. De vrouwen verderen fich oock met fulcke hemden , als de mannen,- maer de jonge dochters fijn gewoon fich met naelden op de borH, d’armen en den hals te Heeken, en eenige reekenen te maken, die ly dan met vuur lbo branden , datlè niet können uy tgewiH worden oft vergaen , om alfoo fchoonder te fijn, gelijck ly meenen. Na de Jalofen , als men langs de zeekuH naer ale' en ’t zuyden reyH, volgen de Berbecins, die andere lo.^ Barbaceni noemen , en Hellenfe tegen over de drie eylanden die de felve naem hebben. Dit volck ofte natie der Swarten befit twee ko-ninekrijken, Alé en Brocallo geheeten. De voor- FUeifen» naemHe havens fijn Alé en Doxala j maer het Rijck van Brocallo is veel grooter als dat van Alé -, want het Hreckt tot aen de riviere Gam-bea,op welcke verlcheyde groote en fraeye dorpen leggen. ’t Landt rontom de riviere Gambea is feer rrucht-vruchtbaer, en d’eylanden , in defe rivier géle-gen, fijn gantlch vermakelijck, om de bollchen en ’t wiltbraet, als harten , hinden en dierge-lijcke beeilen, als oock om verlcheyde flagh van vogelen. D’eylanden der Barbecins , aen Dkren^ de zee gelegen , van de Portugefen Ilheos de Bar-baceno geheeten, Hrecken fich uyt voorby Cabo Verd, en niet wijt van de Jalofes j en hoewel fy Ejlanden, onbewoont fijn , foo fiet men vele groote boomen, die altijt groen, en vele vogelen, die in Europa onbekent fijn : oock vangt men in de naburige zee vele groote en goede vilfchen , en onder andere de blinekende goutvilfchen , die Ibmtijts tot ly ponden wegen. Sy fijn pecklwart, van fraye geHalte , doch Seden» wreet van natuur. De dochters laten fich oock in het lichaem eenige beelden fnijden en pric-kelen, als lezarts en andere dieren, daer na falven fy de wonden met feker lap , waer door defelve teeckenen altijt in wefen blijven, en meenen daer door meer lchoonheyt te bekomen 5 tot dien eynde doorbooren fy oock hare lippen , infonderheyt d’onderHe, dan Heken fy hout of iets dat fwaerder is door de gaten , om |
’t LANDT DER MOOREN
ARRIA-ROS en FALVPOS.
Sedt».
Fijchdem-T»cn.
CAS ANGAS. l^amen,
Grenfi»,
Rivieren.
Fapayi.
Rigiohos,
de To, Riafares.
Donalni.
Jidatnces.
Fages.
Cape. CaltiZ, Caares, en andere rivieren.
om die tot het nedcrhangcn te wennen, waer door ly fich feer fchoon duncken te wefen.
Het lant tulTchen de Caep S. Maria en de riviere S. Dominicus, byna 30 mijlen groot, wort bewoont,als ick boven aenroerde, door de twee volcken à'Arriaros en Yalupos : in dit landt heeft de riviere Calamanfa haren eerften oor-fprong. Dit volck is feer woefl: en ruw, die fich alleen met viflchen , ’t vee te hoeden , en het landt te bouwen, beefigh houden : ly handelen oock met de Portugefen.
Het landt der Cajangns, oft de Provintie van Cafawahfa legt rontom de riviere de Ra , van fommige Cafamanca geheeten, wekker zuyder-oever bekt is met de Benhuns , die ten ooften aen de Calangas grenfen, welche een groot lant befitten , dat lieh ontrent tien mijlen aen d’ander lij de van de rivier uytftreckt. Twintigh mijlen over de riviere Gambea vint men die van de Ra, die door dit lant loopt, wekker oever van Swarten wort bewoont.
Vandaergaet men na de mont der riviere van S. Dominicus, rontom weicke verlcheyde natiën van Swarten woonen ; terftont daer na komt men by de riviere der kleyne eylanden , ofte de Jfietoi, als de Spanjaerden kggen , wekke door de Provintie van de Papays ort Bu-ramos, loopt. Daer na liet men d’eylanden der Bigioboi, die yder hunnen bylbnderen heer hebben , doch alle gehoorlamen ly den Koning van ’t eyland , dat van de Portugekn Ilha For-mofa, en van de Spanjaerden Jfla Hermofa, oft Ijla dePOj (om dat net door Fernand Po eerlfis entdeckt, ) wort geheeten.
Voorby de Papays ontmoet men de Biafares in de Provintie van Biafar , door wekke Rio Grande, oft de Groote rivier , lieh ontrent 66 mijlen van CaboVerd in zee kort. Daer na liet men de riviere Donalui, die door ’t landt der Maluces vloeyt : van daer gaet men naer de riviere van Nuho Trillan : twee mijlen verder valt de riviere Tabito, of der Vagas, ( die door ’t lant der Vagas ftroomt ) in de zee. Van hier komt men by ’t lant Cape, dat van de twee groote rivieren Caluz en Caceres wort belproeyt, daer d’inwoonders van de Canarien met de Swarten komen handelen. Wat verder
liet men de rivieren van Mariva, Sierra-Leo-na, en Suero , wekke laetfte is tulTchen Caho das Palmas en de las Tres Puntas by Axern , daer de Portugefen hunne dienaers hebben , om ’t gout in te koopen ; ly handelen nu oock met de Calangas , door een arm van de riviere S. Dominicus , die wat laeger is en aen de zuydfijde, en in dicRijck ftroomt : op dekn arm der riviere s. Thiiippo. hebben de felvc Portugekn hun Fort S. Philip
pus gebouwt.
Nademael dit landt van foo vele rivieren wort belproeyt, foo is het daer door vrucht-baer. D’inwoonders handelen veel met de Portugekn , doch meelt in Haven, die door d’al te llrenge wetten van dekn Koning tot die Itaet gedwongen worden.
De Calangas lijn afgodendienaers, en haren afgod noemenfe China, wekke niets anders is dan een bondel houts, in d’acrde gekt, en
Vrttcht-baerhejt.
Koophandel.
^f^oden-dienaers.
t’faemgeplackt met het water van gekoock-ten rijs en geers , en belprengt met het bloet der koeyen en geyten datfe aen hem offeren.
De Buramos , woonende langs de riviere van S. Dominicus, palen aen de Calangas, en Itrec-ken lieh uyt van de mont van Rio Grande , die Gelegen-meer naer ’t zuyden legt, ’t Voornaemlte vleck van dit vokk is acht mijlen van de haven S. Dominicus gelegen , en hier woont de grootlle Koning van dek vokkeren. De Portugefen piaetpn. hebben hier een Fort gebouwt. Buyten dek rivier van S. Dominicus fijn oock eenige kleyne eylanden van Burames bewoont. De huyfen van dit vokk fijn van aerde gemaeckt, en met bladeren van boomen bedeckt.
Alle d’eylanden fijn ker vermakelijck en vruchtbaer, fijnde befproeyt met vele rivie- ' ren, verciert met een groote menighte boomen. De riviere van S. Dominicus is vifchrijck ; en rontom de klve is overvloet van levensmiddelen,
De mannen en vrouwen in dit landt fijn ge-woon hunne tanden te vijlen ,• en de vrouwen, om fich te wennen tot niet te fnappen noch te fnoepen , nemen ’s morgens wat water in de mont, datk daer in houden tot dat het etens tijt is 5 en om dat niet uyt te werpen , lbo wil-lenk in die tijdt niet eten noch Ipreken.
Sy hebben vele koningen , doch ftaen alle Regeeringe. onder de gene die in de haven van S. Dominicus woont. De Buramos in d’eylanden hebben hunnen byfonderen Koning. Sy fijn oock af- Religie. godendienaers , maer genoegh gekhickt om ’t Geloove t’ontfangen: want haren Koning kif komt Ibmtijts in ’t Fort der Portugekn, op den tijdt der Milfe , die hy aenhoort, en gaet, lbo wel als fijn onderdanen, tot d’offerhande, doch ly en fijn niet gedoopt.
Aen gene fijde der eylanden van de Buramos jytyian-naer ’t zuyden liet men 17 andere ; die door de Bijagos bewoont worden ; fy kggen tegen over de landen van de koningen van Guinala en Bekguin.
Dek eylanden fijn oock aengenaem en vruchebaer; want ly hebben vele rivieren^ en een groot getal boomen , en onder andere die palm boomen , waer uyt men wijn , olye en vele andere dingen treckt. In’t kort, allerley flagh van laetdat in ’t aertrijck geworpen wort wil hier feer wel walfen : daer is veel rijs, ykr, was, rfer, was, en yvoor : als oock van die lange peper , die de enyvoor. Portugekn Pimienta de cola noemen, wekke feer geacht wort, kif van de Tureken en Sarrazy-nen. Op den oever der zee liet men Ibmtijts ambregrijs ,• maer om dat dek ruwe menkhen het niet kennen, wort het van de zee wegh ge-fpoelt. Velerley gedierte is hier in menighte ; en 'Dieren. vifchin overvloet ; doch ’t volck is gantfeh wilt, seden. wreet, en Barbarifch.
’t Koninekrijek Guinala bewoont door de gvinala Swarten , die men Beafares noemt, heeft dek res. naem van de riviere Guinala, een arm van Rio grande , rontom de wekke het is gelegen. Het paelt ten zuyden aen de Bijagos , en ten ooften Grenpen. aen die van Naluz, ’twelckfijnkloeckmoedi-ge Moren, die evenwel van defe Koning lbo
ker
OF SW feer niet gevreeft worden , als de Bijagos. Hy heeft fêven kleyne Rijcken onder fijn gebiedt, behalven fes andere die hein de Bijagos afgeno-Piaitß». inen hebben. De voornaemfte plaets van dit landt is de haven van Guinala, by de welcke de Portugclen de haven van Santa Croce behtten. Sendet Oic is een gelbnt lant, oin dat het geheel J voorhen van goede levensmiddelen. ’tVolck is lbo genegen tot dieverye , datfe d’een den ander Helen , en voor Haven aen de Portugcfen verkoopen. Als hier een Edelman Helft, lbo worden fijn vrouwen en dienaers gedoot, om hem in ’t ander leven te dienen, lbo ly meenen. Sy aenbidden oock , als de Ca-langas, een bondel houts, diefe China, dat is, Godt, noemen. Maer vele van hen lijn ChriHe-nen geworden, door de prcdicatien van eenige ongefchoeyde Carmeliten. BiGvBi». Door een anderen arm van Rio grande, hooger als die van Guinala, vaert men naer de haven van Biguba , en die van Balola , noch ver-rhêtfiit, der gelegen , welcke is de woonplaets van de Tangos maos 5 maer in die van Biguba legt een vleck van de Portugefen. 'Stdett, De Beafaren , die dit lant bewoonen , leven als die van Guinala; maer de Tangos maos fijn Portugelèn van afkomH , die fich met dele 1 Sw'arten vermengelt hebben , en fijn lbo Barba-rifch van leden als ly lèlve, en gelijck of ly nooit gedoopt geweeH waren ; lbo datle op Ibmmige plaetlen mede geheel naeckt loopen, en de huy t op de lelve wijle laten fnijden. Sy hebben een Koning als die van Guinala , welcke geHorven lijnde, Helt fich de machtigh-He van fijn vrienden met gewelt op den troon : lbo dat alles in de wapenen en onruH is , tot dat Religie. HerckHe d’overhandt heeft behouden. D in-woonders fijn afgodendienaers, gelijck d’ande-re Beafares ; doch eenige van hen fijn tot de ChriHelijcke Religie bekeert. BEÎ4A en nbsp;nbsp;nbsp;Hct konincktijck Bcoa is acht of nenen dagh- Ceieeen^ tcylcn vau dat vau T orra en Sierra-Leona ge-Ag*« legen , doch meer ten noorden dan defe twee Rijcken , en meer ten zuyden danMandinga. D’inwoonders fijn van die volckeren die men Soulbs ofSoucos noemt. De konincklijcke Hadt geeft haer naem aen ’t geheele Rijck. jjeeiMig- Dit lant is foo oneffen , dat men overal ber-^9'^« gen en heuvelen liet met groene boomen bedeckt , en de dalen met rivieren bevochtight. rfei- De verwe van d’aerde der bergen toont ge-noegh , dat ’er yfermijnenin hare ingewanden Strptntm. befloteii leggen. Hier fijn ferpenten die fom-mige Ibo dick fijn , als een man in ’t dickHe van fijn been; men heeft ’cr een gehen , dat met foo veel en lbo levende verwen gefpickelt was, dat men diergelijck in geen ander dier gehen heeft ; de Koninckhad dit ferpent in hjn arm , en Hreelde het als men een kint doet. D’inwoonders noemen het de koninck der ferpenten, en houden het in hooge achting. De Koninck regeert feven koninckrijcken , doch Haet evenw'el onder den Conche , die als Sficcedit. een Keyfer is van alle de Soulbs. Als de Portugefen Her ven, fijn de Köningen van de plaetfen daer fy woonen, hunne erfgenamen. |
ARTEN. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4, « ' ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o Sy hebben afgoden en beelden ; en gebruye-ken de toverbriefkens der Bexerins ; want de- en dnyvel-Çc Koning had in ’t jaer lóoó veel gcmeenfchap met den grooten Bexerin , die hem middel aen-wees om de duyvelen tot fijnen dienH te hebben , of liever, mogen wy léggen, ora een Haef van die boofe geeHen te wefen. Hy gaf in die tijc hope van een ChriHen te willen worden , maer daer na veranderde hy op ’t onvoorfieriHe. ’t Eylandt der Barellons legt niet wijt vän het fa rel-eylant Cabo de Monte, en beyde fijnfe niet verre van ’t valle landt gelegen. Het heeft over- htyt vloet van appelen en andere vruchten, oock la^ moenboomen in groote menighte. Dit volck is loo wilt noch lbo wrCet niét als d’andere ; maer feer danekbaer voor alle ont-fangen weldaden : het heeft een lelve wijle van leven als d’andere Swarten die verre van hier woonen : doch hunne kleeding is byna als die van hunne naburen ; en hüil kottöene rocxken komt niet over hunne knyen. Alle hunnen han- Koophan^ del beHaet in olyfants beenen en tanden ; want hier fijn veel van die groote dieren, die Ibmtijts tot in hunne vlecken en dorpen komen. Dit volck fijn afgoden-ofte veel eer duyveC dienaers , gelijck hunne buren : doch lijn even- dte»ß, wel befneden als deTureken en joden, hoewel datlè de Mahoraetaenlche dwalingen verwerpen. Het koninekrijek der Cdpons legt zro mijlen capons, van de Ambofins, en anderhalve graed van den Equator oft Evenaer, aen de noordfijde : Geie^en^ het Hreckt fich uyt een groot Huck w'eeghs naer ^9^-’t zuyden. Dit landt is aengenaem , en aen alle Hoedani^^ lijden befproeyt met verlcheyde fonteynen en rivieren van Ibet w'ater. Hier fijn oock veel olyfanten, buffels, en andere dieren. Dit volck Sedett» is féer boos-aerdigh en groote bedriegers lbo dat de gene die fich op hen betrouwen, hun bedrogh haeH gewaer worden. Sy hebben groote fchuyten , Almadies en Malungos geheeten , die yder 70 oft 80 mannen können voeren ; en hier mede varen fy naer d’andere eylanden. Hunnen voornaemHen rijekdom beHaet in yvoor, die ly , om de menighte der elephan-ten, in overvloet hebben. Hier is geen munt, lbo datfe hun yvoor tegen Haven en andere dingen verwiHelen. In geeHelijcke laken leven lyopde felve wijle als d’inwoonders van’t ko-ninckrijck Loanga. Het landt ontrent de riviere wort be- ancra. woont van lbodanige volckeren,die geen vrient-fchap met hunne naburen houden ; maer fom-tijts in oorlogh fijn en dan weder vrede maken. Sy fijn fwacker als de gene die fich by de riviere SteytVtt. Gabom onthouden : doch worden evenwel van een koninck beHiert. Arguïn, een eylant en fortrelfe , wort van fbmmige Âr^in en van de Portugefen llba guin geheeten : Sanutus twijfelt, dat dit het Cerno van Ptolemeus is : het legt op gene fijde van Cabo Blanco, in de golf die de lèlve naem heeft, byna tegen de Cabo PieS) ofte de las Gardas. Dit eylant was gelijck verlaten wanneer de Portugelen het innamen, en door bevel van de mtn. Koning van Portugael , onder ’t beleyt van D 7 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Seiroc |
’£ LANDT DER MOOREN OF SWARTEN.
Seiroc Mendei, in’tjaer 1441 een Fort bouwden j tegenwoordigh is dit lant in de felve ftaet, Ibo dat ’er vele Icliepen van Portugael byna gedurigh af en aen komen. Men heeft hier van ’£ begin af opgerecht een Magafijn voor de kooplieden, ’t welck aen hen verpacht of ver-huert wort, op voorwaerde, dat niemant in de-fe golf magh komen om met d’Arabiers te handelen , dan alleen de gene die dit huys in huer hebben, welcke in dit eylant hunne Faófoors houden,om te koopen,verkoopen,en te handelen met d’Arabiers, die aen d’oever der zee ko-Kcopha». j baer hen de Portugefen verfcheyde koop-manfchappen, als lakenen, linnen, filver, tapy-ten , en boven al graen, waer na ly feer begee-righ fijn, toebrengen, en daer voor Swarte (laven , gout, en ftruyspluymen ontfangen. De(è Arabiers krijgen oock van de Portugefen eenige Barbarifche paerden , die (y in ’t landt der Negers oft Swarten brengen, om die aen de groot-Hen onder hen te verkoopen , foo datlè (omtijts tienen meer, jawel tot vijftien Swarten voor een paert, na dat het fchoon en hoogh van prijs is, bekomen. D’Arabiers brencren oock aen dit volck de ftoffen , die men op de Moorlche wijle van fijde maeckt, en ontfangen van hen in wil-leling gout en (laven, die ly naer Hoden, en van daer ten deel naer Arguin fcnden, daer ly die aen de gemelde Faóloors verkoopen. In de voornoemde plaets Arguin is een Gouverneur, die fommige de Capiteyn van ’t Fort noemen. |
D’EYLAN-
-ocr page 208-
Eïè Eylanden , flaen-^ de onder den Catho^ lijcken Koning, worden van de Spanjaer-den laslßas de Cabo Verde f en van de Nederlanders de Soute eylanden geheeten. Het fijn de felve die van Mela in d’Atlantifche zee ge Ontdec- fielt, en Gorgonesj en van Plinius Gorgades (woon-plaets der oude Gorgones) genaemt wordensbe-halven het voorfeyde hebben ly mede de naem van Hefperides,om de Caep ofte het Hooft Helpe-lia , ofte den Hoorn van Hefperien van Ptole-meus. Men ontmoet dele eylanden als men van de Canarien afvaert, om van ’t noorden naer ’t zuyden te reyfen. Sy leggen tegen over Cabo Verde ten wellen, van welche fy hare naem gekregen hebben:en wierden,gantlch woefl fijnde, in ’t jaer 1440 door een man van Genua,fommi-ge ill jäer 144Ó door de Portugelèn, en andere , in ’t jaer 14^5 door Lodewijck de Ca-damollo,een Venetiaen, gevonden, welcke van de Prins van Portugael gelbnden was om nieuwe landen te ontdecken. Hedensdaeghs fijnfe ten deel bewoont. Gilegen-heyt. Cetal. pefi»d(re benamin- yen. Sy leggen by de kuil van Africa, tuffchen Cabo Blanco,en Cabo Verde.Het noorderlijck-fte is dat van S. Antonio , cn het zuyderlijcklle dat van Brava: het wefterlijcklle is mede dat van S. Antonio, gevolgt van dat van S. Vincent en S. Lucias en meell naer ’t oollen legt Buena Vtftaj dat is,Goet geficht; ly beginnen ontrent 70 mijlen van ’t valte landt by Cabo Verde , en ftrec-ken fich uyt zeewaert in meer dan lyo mijlen. Sommige feggen , dat’er twaelf fijn , eenige elf, doch andere tellen niet meer dan tien of negen : dan het fchijnt, datfommige de kleyne eylanden , en van weynigh belang, mede rekenen, die andere voorbygaen. Boven hebben wy aengeroert de gemeene namen 5 nu komen wy tot die van yder eylant in ’t befonder : tien der lèlve worden, byna met elcks toellaen , in de volgende order genaemt : S. Antonio, S. Vincentj S- Lucia, (oock S. Lucar ge-noemt,) S. JSlicolao', ’t eylandt do Sal in Portugees, of del Sal in Spaens, dat is, van ’t Sout j Buena V/ßa^ May of Mayo^ S. Jago, of S. Jacob j del Vue-go, oft van ’t Vuer; en Bra'sgt;o oft ßrö'^4. Het eylandt S. Antonio, het noorderlijcklle van alien, legt niet wijt van deneerflen Meri-diaen , en is van middelbare grootte , ten aen-fien van alle d’andcre. S. Vincent, S- Vincent is oock, als de vorige , onder de Africa. |
middelmatige te rekenen, als men op d’andere achting wil nemen. S. Lucia tellen fommige onder de grootejdoch s. ittciai andere het tegendeel. S. Lltcolao is met reden onder de aenmercke- s. Nkoia». lijckfle en grootfte te achten. ’t Eylant do Sal, als de Portugefen fpreken, 7 Èyiandt legt i/ó mijlen van ’t eylandt Ferro, een der Ga-narifche. ’t Eylant Buena Vtfla is acht mijlen van’t vori- Êuena ge eylant do Sal gelegen. ’t Eylant May of Majv legt fellien mijlen van Ma]», Buena Vißa, en wort voor ’t kleynlle gehouden , hoewel het feven mijlen in fijn omring groot is, als onle Hollanders in de Verhaelboecken van hare reyfèn fchrijven. Dele drie laetllgemelde eylanden,do Sal, Buena Vifla en Mayo, nevens 5. Jago , worden van Ibm-mige de Soute eylanden genaemt, om de groote menighte van ’t fout datlè voortbrengen j hoewel de Nederlanders , als boven gelegt is, die alle te famen foo noemen. ’t Eylandt del Fuogo, oft van ’t Vuur , wort vatl 7 de Portugefen 0 Logo geheeten : fommige Hellen daer^ee met dele naem ,• doch de Hollanders weten maer van een te Ipreken. ’t Eylant BralPo legt niet wijt van ’t vorige ,• pra^t, dicht by ’t felve fijn eenige andere leer kleyne, die van de meelle Schrijvers, als van weynigh belang, niet ge tel t worden. Dat van S. Jago, volgens ’t gemeen gevoelen , 5. wort voor ’t grootlle (hoewel fommige S. Flico-laodaervoor houden) en ’t voornaemlle van allen geacht : het legt tegen over en maer ontrent drie mijlen van ’t Eylant Mayo ,• en heefc, volgens eenige, 19, andere leggen 17 mijlen in de langte -, en tien of twaelf in de breette. Aen de fuydfijde heeft het een lladt, dicht by de zee gelegen, met een goede haven. Ribera Grande ge-naemt,ora dat het tulïchen twee feer hooge beigen is gelegen j in ’t midden der felve loopt een rivier die haer obrlprong twee mijlen van daer heeft, welckers mont is ontrent een boogh-fchoot breet.. Dele lladt wort van een goet getal CaHiliaenfche en Portugefche Ridders bewoont , en heeft weynigh min of meer dan y00 huyfen. Aen de noordlijde van di eylant is een haven, om de fchepen te bergen , S. Maria genaemt. Het heeft oock de lladt oft fortrelle la Praya, feer wel gelegen op een kleynen heuvel, omringt van twee rivieren, die in de zee loopen, en twee kleyne zeeboefems maken , waer van d’eene een groot getal fchepen kan bergen en in lèkerheyt bewaren; want daer tegen over legt een eylant ’t welck hen van de winden befchut, D S |
PJtOMÔNWH !
Belgis
foo dat ’er de fchepen voor ongeval bevrijt fijn ; achten , gelijck die twee welcke do Sal en Buena daer in tegendeel in de haven van S. Thomas , om datfe vele fanden heeft, fommige vergaen , offch’pbreuck lijden. In dit eylandt fiet men oock S. Jago, hooftlladt van ’t felve, en van alle d’anderen, welcke defe naem van ’t eylant heeft; en is met een Bilfchoppelijeken ftoel verciert. Onfe Hollanders verhalen noch van een andere Vifla worden geheeten. Maer komende tot de belbnderheden van Hoedanig' fommige , dat van S. jago is feer oneffen en vol bergen, en heeft vele plaetfen van alle geboom- s. dagoi te ontbloot ; maer de valeyen fijn vruchtbaer , D'andere eylanden. Lucht. ftadt, die fy S. Michiel noemen , en drie kaftee-len of fortreflen. Wat d’andere eylanden belangt, men vint niets van hare fteden , vlecken of dorpen be-fchreven; Ibmmige feggen, datlè alle van Portu-gelen bewoont worden ; doch andere meenen , dat ’er fommige fonder inwoonders fijn , als dat van do Sal, Majo, en eenige andere, ’t Gemeen gevoelen is evenwel, datle altijt eenigh volck hebben , om de waren en vruchten dielè vóórtbrengen te verfamelen, gelijck de Hollanders van ’teylant Mayo verhalen , datle daer ontrent 40 perloonen , lbo Spanjaerden, Portugefen als Swarten, vonden, in ’t felve eylant,loo ’t fcheen, om hare mildaden gebannen, of daer verordent om de geyten te hoeden , of te jagen , welcke niet hadden dan kleyne hutten, alleen opgerecht , om hen van ti’overgroote hitte der zon-neftralen , of’t ongemack van ’t natte regenwe-der, te bevryen. De lucht in defe eylanden is in ’t gemeen quaet, om de heete koortlen dielè veroorfaeckt aen de gene die daer woonen , van welcke lom-mige oock met den buyckloop en ’troot meli-lóen gequelt worden. Sy waren woeft als de Granen^ e andere vruchten. Portugelèn die entdeckten j maer fijn nu ten ” deel wel bebouwt, en overvloedigh in rijs, geers oft maiz , abruyn oft Turcklche tarwe-, ’t welck Dieren. d’inwoonders tot voetfel gebruycken, oranjeappelen, lamoenen, citroenen, bananes, ygna-nes, batates, comcommers, en andere vruchten. Yder maent van ’t jaer geeft hen uytne-mende meloenen. Hen ontbreecken oock geen fuyckerrieten , noch kottoen , oock geen gra-naet-appelen ; fy hebben allerley flagh van vijgen , en Indifche palinboomen, die de Cocos-noten voortbrengen. Hier fijn oock veel wijn-gaerden , die tweemael des jaers gefneden worden, gelijck oock het graen op twee verfcheyde tijden wort ingelàmelt. Hier is veel groot en kleyn vee, infonder-heyt fulck een groote raenighte van geyten, dat men het naulijcks foude gelooven , ’t welck Ipruyt uyt de vruchtbaerheyt van defe dieren , die alle vier maenden drie oft vier jongen te gelijck voortbrengen. De jonge geyten lijn vet en aengenaem van fmaeck , om dat de moeders veel zeewater drincken. Sy hebben oock veel Indiaenfche hinnen en hanen, perdrijlèn, quac-kelen , leeuwercken , en fekere vogelen die de Portugefen 'Flamencos, dat is, Vlamingen of Nederlanders, noemen, met witte pluymen op het lijf, en die van de vleugels root als bloet, lijnde van grootte als een fwaen. Hoenderen, paeu-wen, reygers, en tortelduyven fijn hier ge-noegh. Maer ’t voornaemfte, dat defe eylanden geven , is fout, ’t welck overal in overvloet is en fommige hebben niets anders dat hen doet |
en wel gebouwt. Het heeft vele en verfcheyde vruchten , yder maent goede meloenen , veel fuyckerrieten, allerley llagh van vleelch , inlbn-deiheyt hoenderen , en diergelijck gevogelte ; oock voedt dit eylant vele paerden. De lucht is hier ongelbnt,voornamelijck by de ftadc S.Tlio-mas, om hare gelegenheyt; maer foo fchadelijck niet by la Praya. ’t Eylandt do Sal^ ofte Sout, is onbewoont om van ’tey-fijn onvruchtbaerheyt ; en men fiet’er geen an-dere dieren dan een groote menighte wilde ’ paerden. Om dat dit eylandt feer laegh is,loopt het water , als de zee fich een weynigh verheft, over fommige nederige plaetlen , in welcke, wanneer de zon recht daer boven llaet, het felve in Ibut verandert. ’t Eylant Mayo is byna overal ftcenachtigh , va» May», vervult met lbo veel boeken en geyten, dat menlbmtijts kudden van duyfent defer dieren by een fiet. Het heeft oock veel wilde paerden, efels, olfen , apen , en meerkatten , vele wilde ganfen, die root fijn, kranen , en oyevaers, die d’onleleer gelijck fijn j en een menighte van kleyne witte vogelen , die in de holen deivfteen-rotien neftelen, met korte beenen en breede pooten, lange becken, den rugge grijs-achtigh, en een dunnen doch langen ftaert. De Hollanders kregen by dit eylant verfcheyde vifichen , waer van fommige geel en met fwarte vlacken gefprenckelt waren; andere den carpers , en tonijnen gelijck, oock eenige als fnoecken. Men fiet hier veel fout, ’t welck in een groot moeras, twee mijlen lang en foo veel breet, door de hitte der zon wort gemaeckt. Het heeft vele boomen , die den wilden vygeboom gelijeken , en eenige Cocosboomen. 'In’t gantfehe jaer heb-ben ly geen regen, dan alleen in de maenden Julius, Auguftus, en September, in welcke tijt die oock byna lbo gedurigh valt dat het dagh en nacht fbnder ophouden regent. In ’t eylandt del Fuogo fiet men vele wijngaer- van del den : en wat belangt dat van Bravo , het heeft vele dieren, welcher vleefch fy fouten. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;° ’ De naburige zee defer eylanden wort Sargaffi en van de geheeten , om datfè geheel bedeckt is met feker kruyt, foo dat men ’t water naeulijcks fien kan , waer door haer de fchepen niet dan met moey-te können bevaren. Dit kruyt gelijekt de zee-petercelie, uytgefeyt dat ’et een weynigh geeler is, met fèker flagh van vrucht op ’t eynde, doch fonder kracht of fmaeck. De Portugefen noemen het Sargaflo, om dat ’et van het kruyt, dat fy foo noemen, niet veel verfcheelt. Men weet niet te fèggen, hoe ’t gemelde kruyt in defe plaets komt of groeyt, want men fiet geen andere eylanden over gene fijde, en ’t vafle landt legt ten minften 40 mijlen van hier afgefchey-den. Sommige meenen dat het uyt de gront der zee voortkomt ; maer fy dwalen, na ’t oordeel van andere, om dat het daer niet wort gevonden. |
Rijckdom-men.
Stcrcilt»
O V E K D E.
de gemelde Hollanders (gaende van ’t eylant Majo, van’t welcke fy in eenen nacht te Praya können komen ) defe ftadt meermael geplon-dert hebben ; S. lago wierd oock in ’t jaer door Fr. Draeck ingenomen en vei brant. Maer men gelooft, dat’er ledert beter ordre tot harer verlèkering is geftelt.
In de ftadt Ribera Grande is een Corregidor , Regetrini-oft hooft van de Juftitie, ingeftelt door de Koning ; en d’inwoonders kielen jaerlijcks twee Rechters , een der felve bedecht de gelchillen, die over de lchipvaert en zee-laken ontftaen ; d’andere doet recht aen d’inwoonders lbo van dit eylant als de naburige.
Alle defe eylanden hebben geen andere dan de Roomfche Godtsdienft; want d’inwoonders * fijnmeeft Spanjaerden en Portugelèn , uytge-feyt eenige Haven. Doch hier is overal een groote onwetentheyt van hemelfche laken, door gc-breck van onderwijlers. In’t jaer 1604 Ibndt de Koning van Spanje eenige Religieufen in dele eylanden , die groote vruchten deden , lbo te S. lago , als in la Iftaya. Maer men vont hier vele tovenaers en waerlcggers , labacouces ge-heeten , die de fiecken , lelf den ftervenden , deden gelooven, dat andere toovenaers hen ’t lichaem knaeghden , en de ziel wilden uytruc-ken, om die te brengen waer ’t hen geliefde,- en voeghden daer by, indien men hen een eer-lijcke vergelding wilde geven , en de lèlve fiecken in hare handen ftellen , dat ly die fouden genelèn. Dit arm volck , foo haeft als fy fieck wierden, gaven fich in ’t vermogen van dele bedriegers, die hen dienden tot Medicijns, Chirurgijns , en Apothekers, en eenige hulpmiddelen ordineerden , volgens ’t gene de duyvel (die fomtijts opentlijck tot hen Iprack in tegen-woordigheyt der huys-genoten ) hen leerde. Delè wjjle van geneling wierd niet alleen door de Swarten, maer oock van eenige Portugefen , tot lchande van ’t Cliriftendom, gebruyckt ; dies waren de lefuyten in hacr aenkomft ge-nootfaeckt dit quaet te verbeteren , en te verdelgen ; gelijck ly fich oock moeften ftellen tegen een verkeerde gewoonte, die te voren ge-pleeght was, te weten , dat men drie of vier hondert, ja fomtijts feven hondert Swarten , die in Guinea gekocht waren,te gelijck doopte.Tot belluyt fal ick alleen leggen , dat defe eylanden oock een Billchop hebben, die fijnen ftoel heeft in de ftadt S. lago , en onder den Aertsbiftchop van Lisbona behoort.
VAN CAB
vonden. Als de fchepen uyt Indien komen , vermijden fy de gemelde krüyden, en varen dicht langs de kult, want die is van dat onge-mack bevrijt ; doch als ly wederkeeren, moeten ly door dele groene zee leylen , waer toe ly een Itijvewint van nooden hebben, of ly können niet wel voortkomen.
De grootlle rijckdom van dele eylanden be-llaet in Ibut, en geytevellen : want daer worden jaerlijcks meer dan hondert lchepen met lout aen d’eylanden do Salj Buena Vifla, Mayo en S. lago geladen, die naer Duytllant, Èngelandt, Dene-marcken en andere landen vertrecken; dat geen wonder is , nademael ’t eylandt Mayo alleen lbo veel Ibut heeft, dat men daer mede, foo men gelooft, twee duyfent fchepen foude können bevrachten. Maer de Spanjaerden hebben wey-nigh voordeel van dit eylandt, dewijl het Ibut van ’t lèlve yder gemeen is, Ibnder dat iemant gehouden is iets in ’t weghhalen van ’t felve aen den Koning van Spanje te betalen. Derhalven gaen de Hollanders en vele anderen hunne fchepen hier laden , om het wegh te voeren , doch niet fonder groote moeyte en gevaer , om de fanden en baneken die hier ontrent leggen. Wat de geyte-en bocke-vellen belangt, d’eylanden do Sal en Mayo hebben die in lulck een menighte, dat men geheele fchepen daer mede laed , om die naer Brahlien te brengen ; dewijl de Portugelèn , die dat belitten , in dele eylanden hunne Haven fenden , om dele heeften , die wilt fijn,met honden in netten te jagen,en foo te vangen en te dooden. Hier is oock veel gefou-ten vleefch, datfe voor de fchepen bereyden, om die daer mede te beforgen. De Koning van Spanje behout jaerlijcks tot fijnen dienft fes duylènt gelbute geyten , lbo tamme als wilde , en doet de huyden der felver droogen , welcke d’inwoonders verplicht fijn aen fijn volck te verlchaffen , om die naer Indien , of waer ’t hem gelieft, te voeren. Van defe geytevellen maken de Spanjaerden dat fchoone Spaens leer , dat by ons lbo geacht wort. Dele eylanden geven oock kottoen , waer vanly de lchoone kottoene lijn-waten van verfcheyden verwen maken , die ly daer na aen alle kuiten van Africa brengen , om die tegen Swarte Haven te verwilïelen.
De Hollanders, die dele geweften befocht hebben, feggen , dat het eylant S. lago alleen in weynigh tijts drie duyfent ruyters op de been kan brengen, ’t welck een aenfienlijck leger Ibude vertoonen, als het na proportie met voet-volck voorfien was. Maer andere verhalen, dat
Africa.
GVD
-ocr page 212- -ocr page 213-
E kuft van Africa, van deCabo de Sierra Liones , leggende op de noorder breette van acht graden , tot de C. de Lopo Gonfalves, wordt met eenen naem Guinea genoemt , hoewel datle in ver-Icheyden Landtfchap- pcn en volckeren is verdeelt, hebbende elck fijn be/ónderen Koning, fiilcks dat men alle tien ofte twaelf mijlen een andere natie vint, en andere tael Ipreeckt : ’t volck zijn alle fwarte Mooren, kloeck in ’t lantbouwen, en konftigh in ver-fcheydenhandtwercken ,• maken aen fommige oirten aerdige fchuytjens uyt een boom , bynae gelijck de Veneetlcheg;ondels, daer ly mede ter zee varen, en meefterlijck weten om te gaen. Het landt van Sierra Liona tot de Cabo de Palmas , genaemt Cofta de Meleguette oft Mani-- gette, de Greynkuft, (om dat van daer uyt ver-Icheyde plaetïen veel Manigette oft greyn komt, een loort van Ipecery, Icherp van fmae^k, byna als peper, doch kleynder van zaet,) is onder ver-fcheyde Köningen verdeelt. Tuflchen Sierra Liona en C. Melurado is een Koning, woonende aen Cabo Monte: tuflchen Cabo Melurado en Rio de Celles een ander : en van daer tot Cäbo de Palma noch verlcheyden andere. Die aen het landt van Cabo Monte, Ibo van de Portugelen , maer van d’inwoondersVay genoemt,is de mach-tighllc van die alle , hebbende aen Sierra Liona een Onder-Koning ofte Gouverneur,llaet onder een ander meerder, woonende te landewaert in, die ly noemen de Koning van Folgia, de welche als de Koning fterft, daer weder een ander komt Hellen. Defe,met alle de andere voorfz. Köningen, llaen noch onder een grooter Opper-Koning , die ly Manoe noemen. De mans nemen daer löo veel vrouwen als ly voeden können, houden die kort, en zijn ’er leer jaloers af, zijn daer over niet lbo genaeen als op de Goutkull en andere quartieren van Guinea. Het regent daer gemeenlijck fes maenden in het jaer, beginnende omtrent in ’t midden van May,en duurt tot in Oktober, meell in ’t begin en laetlle van die tijt, fbmtijdts met ftercke winden j die regen maeckt het laut vruchtbaer, en bequaem om fijn vruch-, ten te geven : d’andere fes maenden is’t fonder regen, geduerighmet een helderen klaren hemel. Daer wall weynigh meer rijs,als ly tot haer onderhoud noodigh hebben, ’twelck afgefneden zijndcjzaeyenle het greyn ofte Maniget,foo dat het landt tweederley vruchten in’t jaer geeft: hebben weynigh tam vee,maer genoegh wild,en veelderley gevögelt j honden die niet baflen, noch eenigh geluyt llaen s apen, meerkatten by duylènden,luypaerts,tygers zijn daer in menigh-te j tweederley lborten van verckens, buffels, cfocodillen,fchild-padden,al beeilen die ly eten. Africa |
Daer zijnoock veel olifanten in deboirchen,die ly vangen, het vleelch eten, en de tanden aen de vreemdelingen verhandelen. Sommige onder haer eten oock haer gevangen ofte verllagene vyanden uyt wraeck. Men vindt daer de dieren die de Portugelèn Salvages noemen , een boos en lchalck gediert, bynae van fatlben als men-fchen, en loo groot als doggen , oock foo Hout dat ly fich tegen de menlchen durven llellen, en lbo Herck datle een man können ter neder werpen. Daer te lande is leer goede wijn de palm, die in delicaetheyt die van andere plaetfen daer omtrent te boven gaet. Van C. de Palmas oollwaert, tot aen C. La- Ve hoë, zijn verlchëyde plaetlên daer veel olifants-tandengeruylt worden,en daerom deTant-kuH genoemt, oock veel Heerten van olifanten, die naer deGoutkull gevoertjcn daer verkocht worden j die gebruycken de Mooren, als ly ten llrij-de gaen, gelijck men hier de pluymen : meenen daer mede feer verçiert en ontfichlijck te zijn. Het landt van daer tot Cabo de Tres Puntas, • wordt geheeten de kulle van Quaqua, en het M volck Quaquaes, om datle, wanneerfe met haer Ichuytjens by de Ichepen komen, altijdt roepen qua, als haer verwellekomende, Heken dan haer handen in ’t water,en laten ’t in haer oogen druypen , daer mede ly als met cede willen verklaren , dat ly oprechten geen bedriegers zijn. Dit volck, overmits daer weynigh fchepen komen, is niet foo fchalck noch geflepen als die van andere plaetlèn daer omtrent ; maken veel kat-tocnen kleeden, die van daer naer de GoutkuH vervoert worden. De kuH van Cabo de Tres Puntas tot aen de riviere de Benin , oft Rio de Lagos, wordt ge-noemt de GoutkuH,om dat die rijck van gout is, en alle koopmanfchappen, die uyt Europa en andere plaetfen daer gebracht, tegen gout vermangelt worden. De Portugefeh nebben, Hijf hondert jaren geleden, daer een Herck kaHeel gebouwt, achtien mijlen ooHwart van de Cabo de Tres Puntas,geheeten S. George de Mina, en daer mede veel jaren lang de Mooren langs dc kuHen leer in fübjedie geïiad, en met haer nan-* deling groot voordeel gedaen ,• dan is leer vermindert , ledert de Françoyfen daer hebben komen handelen ,• maer allermeeH, ja byna te niet gegaen , met'de komH der Hollanders , die daer oock , omtrent vijf mijlen van ’t voorfz. kaHeel de Mina, een Herck fort, geheeten Naflauw,gebouwt hebben, en met guarnilben van de Staten Generael der Vereenighde Nederlanden belet, en onlangs’t kaHeel de Minaoockbemachtight, waer door de Mooren de macht der Portugefen weynigh ofte niet meer achten , uytgenomen eenige weynige,die onder der lèlver gebiet noch Haen. De voornaemHe plaetfen aldaer zijn , eerH Atfijn, gelegen weynigh beweHen de Cabo de Tres Puntas, Ante, Comendo, die onder de Portugefen Haen, en ’t voorfz. kaHeel de Mina : E nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voort |
N E A,
een Huck hout gemaeckt, dagelijcks uyt der zee halen. De drie maènden, Auguflus, September en Odober, regent het hier bynae geHadigh ; ’t is ’er feer heet, ongetempert, en ongelont voor onlè luyden ; infonderhey t is de regen leer Icha-delijck, groote vuylnis en wormen bybrengen-de, om datfe vocht en warm, een moeder is van verrotting.’ hi-er door ontHaen vele Heckten, be-lónder heete koortlèn, buyckloop, rootmeli-loen, en diergelijeke quälen.
’t Volck aen de zeekant is kloeck,löo in hant-wereken als in haer koopmanfehap ; maken veel aerdige dingen van gout, loo fubtijl als iemanc hier te lande ; fy hebben geen géit noch munt, maer koopen alle dingen om gout, in groote ep kleyne Hucken , Ibmmige in ringeln, ketenen, en anders gemaekt, Ibmmige in greyn, eenigh grof, eenigh kleyn als fant, byna als Hof, dat het belle enfijnHeis , dragen haer Ichaelkens altijdt by 'haer; die omtrent de zeekant, wegen met koper gewicht; die te landewaert, met roode en fwarte boonen ; weten daer fubtijl mede om te gaen •, en lcherp genoegh haer rekening te maken. De mans houden lbo veel vrouwen als ly voeden können, gaen veel naeckt, dochdefchaemte gedeckt, lommige van qualiteyt met een deken als een mantel om ’t lijf,met hoeden van biefen, andere van vellen en ander Hof gemaeckt, van veelerley fatlben : de vrouwen dragen een linnen oft kottoenen kUet om’t lijf, van de navel tot op de kniem De kinderen loopen heel naekt, lbo meysjens als knechtjens, tot datlè beginnen groot te worden, en fchaemte te krijgen, al onder malkanderen gelijck de beeHjens in ’t wilde, dat by haer, foo lang fy ongetrouwt zijn , geen oneer gerekent wordt. Het vrouw-voick trouwende , moetfich daer na van andere mans onthouden. Sy hebben weynigh kennis van Godt, gantfchniet van fijn gebodt, zijn niet te min uytermaten fuperHitieus; hebben tegen alle qua-den die haer mogen overkomen, hare belon-dere , bynae ontallijcke heligheytjens en be-Iweeringen, dielè Fetißos noemen, met veel felt-lame en vreemde ceremoniën.
Ooflwaertvan deGoutkuH volght het landt van Benin,hebbende een Hadt van delèlve naem, lbo groot, dat men van ’t een eynde tot het ander niet Hen kan, niettegenHaende de Hraten heel recht zijn, volhuylèn van root leem gemaeckt, dicht by een, gelijck hier te lande. De Koning,hebbende joo of 600 wijven,houd daer Hjn Hof, met groote magnificentie, verHaet nae de manière des landts. De Hroomen langs dele Strogmen kuflen loopen altijdt ooHwaert, oock de vloe-den, en veel uyt den zuyden, overlulcks is ’t met lchepen lichtelijck ooHwaert, maer niet wel mo-gelijck weHwaert aen te komen daerom moe-tçn de lchepen, die van daer herwaert willen , eerH ooHwaert naer Cabo Gonfalves, en van daer een goet Huck zuydwaert over de andere zijde des Middellij ns, buy ten de Hroomen, haren wegh nemen.
G U ï
voort Mource, een der voornaemfte, ftaende onder de Koning van Sabou, daer ’t Hollandts fort Naflauwgelegen is, Cormentijn, Berku, Ackara,en Cincko. Daer te lande zijn geen olifanten , maer Cabriten, fommrge koeyen, herten , hinden, veel hoenderen van fatfoen als hier te lande, oock deallerbefte civetkatten in de bolTchen, diele, jong zijnde, vangen, opbrengen , en om het civet gebruycken ofte verkoo-pen ; menighte byen, die in holle boomen haer rionigh en was maken. Daer walt geen rijs,maer millie, diefe op een fteen tot meel, gelijckde lchilders haer verwen, wrijven, en backen daer broot af; luyckerriet, Bannanas, AnnanalTen, Barattes, Inj amos wallen daer veel, en Ichoon-der als iewersft is overvloedi^h van lirrioenen en orangien, die daer in het wilde wallen, en te lan-TMts- dewaert menighte Palmites-boomen , daerfe haren wijn en olie de Palm uyt krijgen, die Waffen met een rechte gladde Ham 40, yo, en meer voeten hoogh, daer de Mooren met een befon-d^re behendigheydt weten by op te klimmen , boren een gat, weynigh beneden daer de bladeren beginnen, Hekendaer eenftockjen in, en hangen een pot oftekalbaft aen’t eyndevan’t ftockjen,loo komt de wijn dan leecken tot in die kalbaft. Sy is van koleur in ’t aenfien als wey , getapt zijnde,wort eerH als wijn ofte bier,maekt den genen , die ’er veel af drinckt, heel dronc-ken; verfch zijnde, is loet en lieflijck van Imaek, maer des anderen daeghs luurachtigh, en W'ordt inkorten tijdt leer goeden azijn: het volck te landewaert brengen die nevens allerhande fruy-ten alle dagen verlch aen ’t fort Naffauw, en aen de zeekant ter marckt. Een hoorn geeft omtrent twee ftoopen nat des daeghs, en niet tegenftaen-de ly veel daer uyt tappen, foo worden evenwel de vruchten rijp, dat zijn vijf of fes, meer oft min groote troiren,loo fwaer als een man opheffen kan, van voolè fubllantie, rondom met een groote menighte befien, wat grooter als olyven, belet, elck met een harde Heen en een loete keern daer in : die kappenfe van de tros, zieden en ftampenfe kleyn ; ziedenfe daer nae weder, dan komt de oly boven drijven, dielè met Ichel-pen daer aflcheppen,enin potten ofte kalbalTen bewaren, eten en gebruycken die als boteren olie van oly ven, dielè daer niet en hebben, be-llrijcken oock daer mede haer lichaem van boven tot beneden, maken loo de huyt glat en blinckende,dat ly voor een lchoonhey t houden. Gevogelte is daer menigerley, en van lchoone koleuren, inlonderheyt paeuwen,wilde hoenderen,graeuwe papegaycn,die feer wel leeren Ipre-k.en, perroquitjens, en veelderhande kleyn gevogelte,die haer nellen feer konlligh metlmalle draden aen de tacken van de boomen hangen, om niet van de Hangen , die daer veel en lom-migelèer groot zijn , belchadight te worden, boven dicht voor de regen, met een lange neerhangende hals,daer fy van onderen op inkomen. Daer is oock overvloet van feer goede vilch, van menigerley aert, diefe met haer fchuytjens, uyt
-ocr page 216-
Talen. Crootte. E oude Schrijvers had-ä den weynigh kennis van dit landt, hoewel het fchijnt“ dat Ptole-meus daer af gefpro-ken heeft onder de naem van de Hefpe-rilche Ethiopiers, welche men houdt voor inwoonders van de landen die den Koning van Congo gehoorfamen, inlonderheyt ’t volck van Pangelungi. Eenige noemen ’t, doch buyten reden , Manicongo 5 want dat is de naem van de Koning, niet van ’t Rijck , dewijl het beteeckent Heer van Congo, om dat Mani in onfe tael Heer moet over-gefèt worden. Dit Rijck heeft tot grenlèn in ’t noorden de KoninckrijckenLoango ofte der Bramas, en der Anziken ; ten zuyden de Rijcken Angola en Malemba ,• ten ooften de bergen daer men kri-ftal, falpeter en filver uytgraeft, met de riviere Verbele , het koninckrijck Cacongo , en de Giakas, hare wrede vyanden,aen d’overfijde der gemelde bergen j en ten weften de groote zee. Dit koninckrijck begint langs de zeekuft van de riviere Congo oft Zaire , het welck dit lant van Loango aflcheyd, tot aen ’t Rijck van Angola , ftreckende naer de Caep de Bona Efpe-rança : fijn grootfte breette is ontrent 600 kleyne ofte 200 Franlche mijlen , doch langs de zeekuft is ’t 120 mijlen breet. VeeUng tn Irovintw. quot;Bamba. Cr enfin. Het ftreckte fich eertijts veel wijder uyt, toen die vanLoango, Angola, Cacongo, en vele anderen , ( die fich nu alleen hare vrienden noemen) daer onder ftonden. Maer de grenfen fijn nu veel vermindert ; want de Koning vele landen verloren hebbende, heeft alleen behouden d’ydele tytels Çbehalven die van Koning te Congo, ) van de Rijcken Abundos, Mataman, Quizama, Angola, Angoje, Cacongo, der fe-ven koninckrijcken van Congere , Amozala en Pangelungi; daer en boven fchrijft hy fichKeer van Zaire,’t lant der An2icanen,en van Loango. Dit Rij ck is in fes Provintien gedeelt, welc-ker namen fijn Bamba, Songo , Sundo , Pango , Batta en Pemba j en begrijpt ontrent der-tigh duyfent foo fteden, vlecken als dorpen. De Provincie Bamba grenft in ’t oofienaen ’t meir van Chelande oft Aquilonde, tot aen de volckeren Chezzamanes , die eertijts vry en {onder Koninck onder hare bylbndereOver- Landen. heden leefden ; doch nu eenighfins denPortu-gefen onderworpen fijn : in’t weften heeftïè de zee j ten zuyden de riviere Coanza en ’t Rijck Angola j en ten noorden de riviere Ambrife. Sy vervat op de kuft de landen oft Heerlijckhe-den van Bamba , Lembo , Dandi, Bengo, Africa. |
Corimba, Coanza, Cazzanfi , en ’t eylandc Loanda; en verder in ’t vafte landt de heer-lijckheden Angazi, Chinghengo, Motollo, Chabonda, en eenige andere mindere deelen. Haer hooftftadt is Panza, in een vlackte on-trent hondert mijlen van de zee, tuffchen de rivieren Ambrizi en Lozam , gelegen. ’t Eylandt Loanda , in dele Provintie be- ’t Eylandt grepen , is tulTchen een arm van de riviere ^”^*^** Danda, Bengo genaemt, en de vloet Coanza befloten. Het heeft een fraye haven , Loanda, als ’t eylandt,geheeten : defe haven is aen de noordtfijde, ontrent een half mijl breet, en recht tegen over het vleck S. Paulus, ’t welck {bmmige een ftadt noemen, alwaer de Portu-gefèn met hare vrouwen, diefèuythaerlandt gebracht hebben, woonen. Dit eylandt is xo crettu. mijlen lang, dat is bynavijfFranfchemijlen j en alleen een mijl breet, doch op fommige plaetfèn veel fmaller , en niet meer dan een booghfcheut wijt van d’eene ftrant tot d’ander. SekerSchrijver legt, datfè {even ftedenheeft door d’inwoonders Libata genaemt ; maer een ander noemtfe vlecken , en Linfchoten alleen dorpen, ’t Voornaemfte vleck is ’t gene de Portugefen S. Efpirito noemen, waer de Gouverneur van ’t eylandt woont. De tweede Provintie is Songo, ontrent de rivieren Zaire en Lelunde gelegen , en ftreckt fich uyt van de riviere Ambrizi tot aen de Roode bergen , die tot een {cheydpael van ’t Rijck Loango dienen ; want het heeft over de Zaire falen. de landen die fich tot aen ’t gemelde Loango uytbreyden ; in voegen dat defe Provintie ten noorden grenft aen de koninckrijcken Loango en Anzicane ; ten zuyden aen de riviere Ambrij ten ooften aen de bergen die dit lant van de Anziken aflcheyden ; en ten weften aen de groote zee. Vele landen behooren onder defe Provintie , felf eenige die eertijts vry waren , als Mombalan in dit Gouvernement befloten. De hooftftadt heeft defelve naem als deProvin- ffogftfiadt. tie , en is de woonplaets van de Gouverneur. De derde Provintie is Sundo, welck begint 40 Sunde. kleyne ofte 13 Franfche mijlen van de ftadt S. Salvador, hooftftadt van ’t geheele Koninck-rijck, en breydt fich uyt tot aen de Zaire over fijne fluyfen, en begrijpt fijne beyde oevers tot aen ’t lant der Anzicanen, dat het ten noorden -heeft ; doch aen d’ooftfijde ftreckt dele Pro vin-tie langs de Zaire tot daer ly fich met de riviere Brancane vermengt ; en van daer tot aen de voet der kriftaline bergen ; maer ten zuyden ftootfe aen Pango. De hooftftadt heeft oock de felve naem als de Provintie, en dient tot een verblijf van de Gouverneur j ly legt op de grenfen van de Provintie Pango , niet wijt van de watervallen oft rotfèn daer de Zaire afrolt. Pango, |
C K R Y C K wacht5 want alles daer rontomisin vrede, en fonder vreefe.
De groote wegh , die naer de zee ftreckt, is feer breet, en wel vijf mijlen beftraet ,• aen de ooftfijde ftroomt een riviere aen de voer van den bergh , ’t welck een groot gerief geeft aen d’inwoonders. Rontomde meergemelde bergh fiet men eenige gebouwde valleyen, en geheel vruchtbaer , welcke leer dienftigh fijn om de groote menighte der inwoonders. Belialven de hooftftadt, is ’er noch de ftadt Pemba, ( daer femU de Gouverneur van Druene fich onthoudt,) gelegen aen de voet van de Gebrande bergen , op de riviere Coanza.
Wat belangt de rivieren van dit Rijck, als Riv»re». men van *t noorden naer ’t zuyden daelt, na de gene die de Portugelèn lae Bomr^^ roxM, ofte van ’t Roode fant noemen , vint men een andere revier, welckers mont een golf vertoont, Bayan de las Alwadias, dat is, de Golf der Iche-pen, om dat ’er vele gemaeckt worden, geheeten. In defe lèlve golf fiet men drie eylan-den, van welcke het grootfte, dat in ’t midden leght, bewoont wort, en voorfien is met een haven , bequaem om vele kleyne fchepen te bergen ; maer d’andere twee fijn woeft.
Daer na fiet men de grootfte rivier van Congo , Zaire genoemt, die uyt drie verlcheyde meiren , ofte ftaende wateren , haren oor-Iprong heeft ; want haer eerfte begin is uyt het lelve meir waer uyt deNijlvoortkomt, daer na uyt een ander , waer de rivieren Lelunde en Coanza oock uyt vloeyen, ’t welck van de wateren van ’t eerfte fijn gedaente krijgt j en eyndelijck van een derde meir dat de Nijl maeckt. Hare beginfelen fijn kleyn, indien men de grootte van defe riviere bemerekt ; want haren mont is meer dan negen Franlche mijlen wijt; en heeft lulck eenovervloet van water, ’t welck fich met fulck een kracht in den O-ceaen ftort, dat het tot 13, ló, ja Ibmtijts meer dan 20 mijlen in zee zoet blijft; het Icheeps-volck neemt dit in acht , en kan het aen de ver we onderfcheyden, lbo datfe fich in zee lèlf daer van voorfien. Men kan ontrent acht mijlen tegens ’t gewelt van defe rivier opvaren, felf met groote lchepen ; doch ’t is onmogelijck verder te gaen , om den fnellen loop der wateren , welck te ftereker is, om eenige rotfen en watervallen, van welcke defe rivier met fulck een geraes afftort, dat men ’t by na drie mijlen van daer kan hooren : lbo datlè door dele kracht niet alleen veel lants met fich lleept, maer oock groote fteenen ; en ftroomt om eenige eylanden in haren ingang, welcke bewoont JEjlanden. en beleten worden van Ibmmige Heeren, die hen van de Koning van Congo te leen houden, doch in ’t gemeen met elckander oorlogen : lbo dat men vele gevechten te water fiet ; want fy hebben groote fchepen , uyt een eenigh ftuck houts van de ftam van een grooten boom, die ly Licondo noemen , gemaeckt, welcke 200 mannen können voeren : ly worden met vele riemen voortgedreven , want yder handelt den boge en den riem te gelijck ; doch ly verlaten de riem wanneer ly hantgemeen worden.
’t K o N I N Ttmÿi. Pango, de vierde Provintie, heeft die van Sundo ten noorden ; die van Batta ten zuyden; het lant van Congo , daer de Koning woont, ten weften j en de Sonnebergen ten ooften. HoeftHtiit. J)g hooftftadt, op de weftfijdc van de riviere Barbele gelegen , was eertijts Panguelungos, en nu Pangus geheeten , in welche de Gouverneur refideert. Defe Provintie was eertijts vry , maer nu ftaetfe onder de koning van Congo , onder welckers befcherming fy hch heeft begeven, om de oorlogen die haer veeltijts quelden.
De vijfde Provintie is Batta , eertijts Aghi-Crenfett, rimba genaemt j paelt ten noorden aen die van Pango , en ftreckt hch ten ooften over de riviere Barbele tot aen de Sonne-en Salpeter-ber-gen, waer de Giacas woonen j en ten zuyden van defe bergen voorby de t’famenvloeying der rivieren Barbele tot aen de Verbrande bergen , die de Portugefen Montes G^etnados noemen. De booftftadt en de Provintie hebben een felve naem.
De fefte en laetfte Provintie , doch d’eerfte Jq waerdigheyt, is Pemba geheeten : fy leght in ’t midden van ’t geheele Rijck , en tuffchen alle de gemelde Provintien befloten. In dit Jiooftfladt landt is de hooftftadt van ’t geheele koninck-aX nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelegen, eertijts door d’inwoonders Banza,
dat is het hof, en nu door de Portugefen 5. Sal^ quot;ifador geheeten. Seker Schrijver noemt/è Am-bas Congo, en fegt, dat ’er de huyfèn hier en daer, als in eendorp, fijn verlpreyt. Sy legt yo Franfchc mijlen van de zee, op een hooge rotiè, welcher fteenen feer hart fijn, en dienftigh om te bouwen. Den top van den bergh , die defe rots begrijpt, is ontrent drie mijlen groot, en heeft vele dorpen en huyfen, in welche meer dan tien duyîènt menlchen woonen , als eenige lchrijven, doch andere maken ’t getal veel grooter : Van delen top, die de Portugefen Otteiro, dat is, wachttoren noemen , fiet men feer verre alle d’omliggende landen , foo van de well- als noortfijde, dewijl ’t gelicht niet belet wort van de bergen : dele ftadt legt in ’t midden van ’t gantfehe koninck-rijek ; foo dat de Koning alle fijne lantfchap-pen byna gelijckelijckkan belorgen. Een gedeelte der ftadt aen de zuydfijde heeft muren die d’eerfte Koning deê bouwen, ’t welch hy van de Portugelen liet bewoonen , op datle daer in fekerheyt fouden wefen ; en aen d’ander fijde liet hy fijn hof en d’andere konincklijcke huyfen oock met muren omringen, doch op fulcke wijfe dat ’er een groote plaets tulïchen beyde is, op welckers midden de hooftkerek, met haer kerekhof verciert, isgebouwt. Maer behalven dele twee belloten plaetfen, is den top van den bergh geheel befet met gebouwen, inlbndcrheyt der Edelen, die yder een plaets dicht by’t hof kielen , ’t welck met al fijn aen-hang de plaets van een ftadt bellaet. De ftadt der Portugelèn , gelijck oock d’omring der konincklijcke huyfen , is een ure gaens groot. De muren fijn dick en fterek genoegh, om eenigh gewelt te wederftaen ; maer de poorten van beyde dele plaetlèn worden des nachts niet gelloten, en fijn des daeghs fonder
-ocr page 219-
worden. In de vöornacmfte defer eylanden hebben de Portugeïen een fraey dorp j van het welcke ïy op de haven van Pienda handelen ; ’tkleynfte defer eylanden wort Paerden-eylandt re vallen. rmie. genaemt, om ’t groot getal der zeepaerden die men hier befpeurt. Vele rivieren vermengen fich met de Zaire, w ie z«- welcke fy vergrooten ; doch de voornaemfte fijn d’Vmbe , de Brancarc , en de Barbele. D’Umbe , door fbmmige Vambre gcheeten , komt van de noortfijde van eenige bergen in ’t Landt der Swarten , en ontlaft fich in de Zai re op d’oofterlijcke grenfen van ’t koninekrijek Jr4»clt;jrr. Congo. De Brancare , ofte Bancare , als andere fchrijven , heeft oock haer oorfprong uyt de bergen van ’t gemelde Landt der Swarten 5 eenige léggen, dat defè riviere ftort in ’t meir waer uyt deNijl voortkomt; maeran-derè meenen , met meerder fèkerhey t, lbo het fchijnt , datfe fich met de Zaire vermengt dicht by d’oofter-grenfen der Provintie Pango, die fich noch verder en tot aen den voet der Mele. Kriftalbergen uytftreckt. De riviere Barbele, oft , volgens andere , Verbele, heeft eerft haer begin in ’t felvelac ofte meir waer uyt de Nijl voortkomt, daer nakomtfeuyt het meir van Aquilunde , loopt door de hooftftadt van Pango , en vermeerdert daer na de Zaire met hare wateren. jimeren fQa de Zaire ontmoet men, als men van het vieején‘ noordcn naer ’t zuyden langs de kuil gaet, een uytllekenden hoeck Cabo de Padraon genaemt ; Lelunde, voorts een weynigh voorder de riviere Lelunde, welcke komt uyt het gemelde meir van Coan-ze, en vloeyende langs de voet van den bergh, waerop de konineklijeke lladtis gelegen, flort fich in de zeedoch verdrooght fomtijts te voren als het niet meer regent. Van daer AnAïiii. komt men aen de riviere Ambrizi, die groot is, en met een bequame haven voorfien, en ftroomt niet wijt van de konineklijeke hooft-ftadt Congo, van waer ly fich voorders met de zee vermengt. Daer na fiet men d’Onzo, ofte Ozoni, die goede havens heeft, en uyt een lelve meir , als de Nijl voortkomt. Meer naer Lemba. zuyden fiet men de riviere Lemba , fonder eenige haven, en onbequaem om met fchepen te bevaren. Een weynigh lager vint men de j)anda. Danda , die groote fchepen kan dragen : aen Ben^o. de zuydfijde heeftlè een arm , Bengo genaemt, die men meer dan achthondert Franfche mijlen kan bevaren, en valt in de groote riviere van Coanza, en maeckt met haer het eylandt van Loanda. CtanzA. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Coanza komt uyt een kleyn lac ofte meir, ’t welck door een grooter , waer uyt de Nijl fijn oorlprong heeft, gemaeckt is, en wort het meir van Zaire en van Zembre gehee-ten. De mont deler riviere is byna een mijl breet, en men kan die meer dan 30 Franfche mijlen, als de zee hoogh is, bevaren ; doch heeft geen bequame haven : een weynigh verder dan dele riviere fiet men ’t begin van het koninekrijek Angola. D’Ouden hebben dit landt, om fijn over-groote hitte , onbewoonbaer geaeht ï doch Africa. |
0 Ó. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y, c de jonglle Schrijvers fijn gewaer geworden, dat ’er de lucht meer getempert is, dan men Lnchii fich , fonder het te beproeven, foude können inbeelden : dit komt door de wint en regen, die in dit geheele landt de hitte matigen, en ’t fèlve ververfchen : want de wint , die de Griechen Etefas, en de Portugefen Vento Mae- gen. fro y oft algemeene , noemen , (dat is by ons de noortwefle, welcke byna als eygen is aen defè landen , ) veroorfaeckt een groote beweging der woleken , welcke na de toppen der bergen gejaegt, regen op d’aerde uytflorten ; foodat men in’t gemeen veel miflige dampen, als de regenvlagen aenflaende fijn, op de bergen fiet. Defe byna gedurigen regen doet de Nijl, de Niger , en d’andere rivieren van dit geheele landt j^ellen , welcke fich in den Oceaen, oft in de Middellandtfche zee , uytflorten ; doch eerfl, door ’t vloeyen over nare eygen oevers , de landen bevochtigen , en vet en vruchtbaer maecken. Door defèn grooten regen in haren winter , ter fèlve tijdt als wy on-fèn fomer hebben, wort dit gewefl ververft. Maer in haren fomer hebben ly veel zuydoofle en noordoofle winden , die kout fijn , het aertrijck verkoelen, en de lucht helder maec-ken j en fonder defe gunflige winden foude de hitte geheel onverdraeghlijck wefen. D’in-woonders van Grieckenlandt, Egypten , Candien , Cyprus, Natoliën en Syrien genieten de feke winden , en noemenfe Zephyrs, ’t welck fob veel beteekent als levenbrengers. Op de bergen van Congo, en d’omleggende landen valt nimmer fneeuw ; maer wel op de gene die Sneetti». dicht by de Caep de Bona Efperança leggen,die de Portugefen Sierra iNcvada, dat is, Sneeuwbergen , noemen. Indien men fneeuw in dit Rijck kon vinden, ly louden die tegen gout betalen, om haren dranek daer mede te verkoelen : fèo dat men moet befluyten , dat verre van' de waerheyt is het leggen van fommige, die voorgeven, dat de rivieren van dit landt fwellen , als de fiieeuw finelt ,• nademael den grooten regen, die vijf maenden duert, ’t fel-ve veroorlaeckt : want die valt met lbo groote droppelen , dat het een wonder is te fien ; maer ’t aertrijck fwclgt die daetlijck in, gelijekof het altijt dorfl hadde^ Haren winter is gelijck als den herffl in Italien , lbo datfe niet van kleederen veranderen^ noch in defe tijdt vuurfoecken; want daer is lèer weynigh onderfcheyd tuflchen de winter en de lomer, dan alleen dat de lucht een weynigh kouder is in de winter terwijl het regent ; maer foo haefl die ophoudt, foo in de lomer als in de winter, is ’ereenonverdraeghlijcke hitte, inlbnderheyt twee uren voor- en na-mid-dagh. Dagh en nacht fijn byna altijt even lang ; en indien daer Ibmtijts eenige ongclijck-heytis, die is lbo weynigh dat mendienau-lijeks kan gewaer werden. De winter begint hier half Maert, en de fomer in September. In de maenden April, Mey, lunius, Iulius en Augullus, heeft men hier een gedurigen regen^ in welcke tijdt ly byna niet eenen helderen dagh fien. In tegendeel is de fomer droogh, en E 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in fes |
SitcktCft, Water, ^ertrixk: ’t K O N I N in lès maenden valt’er byna geen vochtigheyc ; als het warm wieder is, lijden hier de Europi-fche volckeren groot ongemack. De gemee-ne heckte is de koorts, die evenwel meer in haren winter dan in de lomer komt, om den geftadigen regen. Sy hjn oock gequelt met de groote ofte Spaenlche pocken, die d’inwoon-ders Cliitangas noemen en feker Schrijver legt, dat ’er een foort van wormen is , Pyh geheeten, die aen de rechte hjde van’t ingewant , en onder de nagelen der vingeren groeyen ; welckquaet haer fomtijts in drie ofte vier dagen , indien men niet terllont eenigli hulpmiddel gebruyckt , het leven beneemt: doch een gelchilde lamoen , tegen ’t quade deel gehouden, doet door haren Ihren reuck de wormen Iferven. Wonderzieke Water- Dit landt heeft geen water gebreck, gelijck men aen lbo vele rivieren kan belpeuren : het is ’er lêlf in fulck een overvloet, datfe met het gemeene, dat men overal vint, niet te vreden hjn; maer het befte en koelfte verkleien , gelijck men by die van S. Salvador kan hen , die ’t water, ’t welck in groote menighte in de naburige vlackte is, noit gebruycken , maer lenden hunne knechten tot een fonteyne die wat lager is en aen de noordhjde : men heeft oock belpeurt, dat het gemelde water nooit fcha-delijck is aen de gene die daer van drineken. Doch in ’t eyland Loanda het men een won-derlijcke faeck j want foo men ontrent een voet diep in d’aerde graeft als de zee hoogh is, vint men loet water in grooten overvloet ,• raaer als de zee weder afneemt en ebt, wort al ’t water weder fout en bitter. Den regen , die de rivieren doet Iwellen, vervultfe oock met vette en Hijck-achtige wateren , welcke lieh daer na over de landen uyt-Ipreyen , en de felve , als boven gefeyt is, wonderlijck vruchtbaer maken , lbo datlê alles wat tot het leven noodigh is overvloedelijck voortbrengen. In de Provintie van Pemba is ’t landt rontom S. Salvador feer vruchtbaer, om de koelte en luyverheyt der lucht ; en defe geheele Provintie is rijck in weylanden , over-vloedigh van boomen die altijtgroenhjn, en met lèhoone vruchten geladen ; oock voorben met allerleye foorten van graen , en een groote menighte van vee. ’t Aerdtrijck in Loanda is lèer nederigh en plat, en daerom noemt men dit eylant Loanda , dat is, plat oft vlack : en dewijl het foo weynigh boven de zee is verheven , beftaet de gront meelt uyt llijck en landt, die de zee en de riviere Coanza daer aenbrengen en opwerpen. Tlante». In dit Rijck, inlbnderheyt in de Provintie van Pemba , waft onder andere feker graene ’t welck d’inwoonders Luco noemen , en foo andere lbort van wilde palmboomen , welckers veel als wy de terwe achten, hoewel het niet vruchten hjn goet om t’eten , de bladeren om de huylèn te decken, en om manden en korven , en dierglijeke dingen, van temaken: veel grooter is als een moftaertlàet, daer het eenighhns na gelijckt. Sy breken het met een |
hantmeulen , en maken daer wit en gefont meel af, en van goeden hnaeck, van ’t welcke fy löogoet broot backen als wy van onfe tarwe. Defe mort van graen is in dit Rijck gebracht van de landen ontrent den Nijl. Men vint hier oock feer witte geers, wcicke fy Mazza , ofte graen van Congo noemen ; als oock Mayz, oft Turekfehe tarwe, die iy Matnputo, dat is, Portugefclie terwe, noemen, ( want Por-tugael wort by hen Mawputo geheeten , ) waer mede fy de fwynen meften. Men het hier oock overvloet van rijs, en tot leer geringen prijfe. Sy hebben een groote menighte van vrucht-boomen , die laemoenen , citroenen en oranjeappelen van feer goeden fmaeck, tuftchen luer en foet, voortbrengen ; en alle defe vruchten fijn feer gefont, cn de mage niet hinderlijek. Men het hier oock veel Bananes, welcke fom-mige houden voor de vrucht, die de Syriers en d’Egyptenaers Mufen noemen , om datlè die gantfeh gelijck hjn, uytgelèyt dat die plant in de felve geweften veel hooger groeyt. Sy hebben oock vele palmboomen, waer van fommi-ge dadels dragen , en andere Indilche noten, Cocos genoemt , dat is, apen, om datfe van binnen naer ’t hooft van een aep gelijcken. Doch behalven defe twee hebben fy noch een wonderii'ck^ anderefoort, waer uyt men olie, wijn , edick, gewat, en broot krijgt : den oly wort uyt het dickfte van de vrucht getrocken , en gelijckt onlè boter , behalven datlè wat groen is, en naer het geel treckt ; en defe vochtigheyt ftreckt hen tot olye en boter te famen, tot brantftolfe voor hare lampen, en om hare lichamen tc vrij ven , op datlè te lachter fouden worden. Oock is fy feer dienftigh als men eetwaren gebreck heeft, gelijck vele in delègeweftenbeproeft hebben , die Ibnder delèlve van honger waren gefturven. Wat de wijn belangt, men treckt die uyt den top van de boomen, doorborende de tacken, waer uyt dan een vocht loopt gelijck melck, dat feer verkoelt ; het is eerft Ibet, en daer na foo fuer dat men ’t op falade, in plaets van edick , kan gebruycken. Als men het versdrinekt, doet het wateren : het is feer voedfaem,en onmatigh ingenomen, maeckt het droneken. Sy maken van de keernen van dele vrucht, die d’amandelen gelijck hjn, een broot dat gelbnt is en van feer goeden fmaeck. De vrucht is groen van binnen en buy ten, en wort foo wel raeuw als gekoockt gegeten. Daer lijn eenige andere boomen, die een vrucht, CoZzz genaemt, voortbrengen, welcke lbo groot is als een pijn-appel, die een andere vrucht, de caftanien gelijcK, in hch hebben,, waer in vier roode ofte incarnate keernen hjn, dielè met de tanden breken , en daer na in de mont omwentelen , om den dorft te verllaen. Delè vrucht in ’t water gefteken, krijgt een aengename furigheyt , verfterekt de mage , en fuvvert de lever. Men vint hier noch een oock andere boomen , diefe O^eghes noemen, en vruchten van een feer aengenamen rcuck en fmaeck , als geele pruymen , dragen. ’t Eylandt Loanda heeft-in fijne bolTchen een boom, van d’in woonders genoemt, die |
die altijt groen is , en feJlt;erc draden Iieeft welcke uyt dc tacken komen, naer beneden hangen , en fulcke Ilercke en groote wortelen in d’aerde fchieten , dat men maer een defer boomen van nooden heeft , om een geheel bofch te maken. Doch dit eylant geeft geen wijn noch tarwe.
Men fiet in dit Rijck, infonderheyt in de Provintie Bamba, veel tamme offen en koeyen, en een groot getal Iwijncn, geyten enfeha-pen, die jaerlijcks drie ofte vier reyfen jongen Krijgen , voornaemelijck de fchapen. Oock hjn hier Indiaenfche hanen en hinnen, endt-vogels en ganfen in feer groote menighte. Hier fijn vele elephanten van een ongemeene grootte, om de veelheyt der bofïchen en rivieren van dit landt : foo dat men fomtijts een van hare tanden, loo ponden fwaer lijnde, heeft gehen. Oock hjn hier tygers van de lelve gedaente als men die by ons gefchildert het. Defe dieren füllen nooit witte menfehen aencaften , maer dickmaels de fwarten ; in voegen dat foofe twee perfoonen vinden d’een wit en d’ander fwart, die niet wijt van elckander llapen , foo vallenfe geheel vergrämt op de Iwarte , fonder de witte eenighhns te befclia-digen j die van Congo noemenfe Engri : fÿ hjn de leeuwen gelijck , uytgefèyt het hair, dat een andere verwe heeft. Het dier , Zebra geheeteq,., is t’eenemael den muyl-efel gelijck, uytgefeyt dat het teelt : het is feer wilt, en wonderdjek fnel ; foo dat de Portugefen in hare vergelijekingen gewoon hjn te leggen, fnel al$ een Zebre. Indien dit beeft getemt was, fonde het in denoorlogh, inplaetsvan een paert , dienfligh wefen 5 want het kan menfehen en* laften dragen. Den Dant is een dier wat minder als een os, doch gelijekt hem lbo van hooft als in ’t overiï^e deel van het lichaem : het heeft geel hair , en hoornen als een geyte, doch fwart en effen, van welcke men verfcheyden dingen maeckt : Sy hebben oock buffels, en wilde efels. Empalariga is een beeft van gedaente en grootte als een os, die het W'el gelijekt', uytgefeyt dat het hjn hooft, als een hart, om hoogh heft : het heeft lange en rechte hoornen • en hoewel het wilt is, foo is ’t nochtans niet wreet noch fel j want men fbu het lichtelijck tot den arbeyt gewennen. Hier hjn wolven die feer begeerigh fijn na den reuck van palm-olie , en loopen die over al fbecken. Voorts hjn hier voffen , harten, wilde geyten , konijnen en hafen in groote menighte , om dat men hier niet op de jaght gaet als in Europa. Sy hebben vele Civetten, die d’inwoonders tam maken , om de vochtigheyt van dit dier te krijgen, welckers reuck fy met groot vermaeck genieten. In de Provintie van Batta vangt men Martres Zibelines j die , om haer treffelijck bont, van hooge waerdyc gehouden werden.
Men het hier verfcheyden hagh van Serpenten , wae’r van eenige 25 palmen lang , en vijf breet hjn,- haren buyck is foo groot, en hunnen muylfoo wijt, datfo een hart, of een ander dier van gelijckegrootte, geheel können
Gedierte.
Serpenten.
NGO.
verhinden. Sy onthouden hch foo Wel op hö£ landt als in ’t water; en als fy verfaedt hjn, vallenfe lichtelijck in flaep, dan komen d’inwoonders om hen te dooden , en houden een vrolijeke maeltijt met hunvleefch, datfè veel leckerer als gevogelte achten : maer fy hjn fwaerlijck te fckomen , uytgefèyt als d’over-groote hitte eenigh bofch doet branden ; want als dan vindt men halfgebraden de gene die hch te verre van haer meir oft waterwooning begeven hebben.
Het fenijn der Slangen is foo krachtig, dat foo iemant van hen gebeeteh w'ort, hy fterft in 24 uren; hierom dragen d’inwoonders altijt fèker kruyt, dat hen tot een tegengift dient, by hch. Men het hier oock eenige dieren van grootte als een ram, die vleugels gelijck draken hebben , een langen ftaert , en groot hooft met verfcheyden ryen tanden, twee voeten , en een roode huyt, met groen en blaeu gefchakeert : fÿ leven van raeuw vleefch, en W'orden van fommigeinwoonders aengebeden. Men het hier oock Caméléons, en Struys-^vogels op de grenfen van Sundo en Batta.
In dit landt hjn veel paeuwen, die de K.ö~ Gevogelte. ning alleen onderhoudt , en forghvuldigh in. een bofch , met muren befloten, op de grenfen van ’t koninekrijek Angola gelegen , doet bewaren , met bevel dat niemant anders die magh hebben ofte voeden. Daer is fuick een menighte wilde en tamme perdrijfen , dat de kinderen die t’elckens met draden vangen ; oock phaifanten , duyven , tortelduyven, arenden , valcken , gieren, fparwers, en dier-gelijcke vogelen , welckers gebruyck fy niet weten. Men het ’er pelicanen , graeuwe en groene papegayen , en een groot getal vogels, die de kranen gelijck hjn, doch foo groot als oyevaers , met een rooden beek en voeten, ten deel wit en ten deel root van vederen, die de hnaeck foo wel als ’t gehcht vernoegen*
’t Eylandt Loanda voedt vele kudden geyten pieren in en fchapen , en een menighte wilde geyten en fwijnen , die niet feer wilt hjn , hoewelfe in de bofïchen loopen.
Langs de geheele zeekuft van dit landt en t^ij/ihen^ van Loanda hjn ongelooflijck veel vifïchen, infonderheyt die men Sardijn ofte fprot noemt, die uyt het water op ’t lant fpiïngen , en byna de gantfohe ftrant, voornaemelijck des winters, bedecken : oock hjn ’er anchoves, tongen, fteuren, barbeden , en feer groote kreeften, die goet en gefont hjn om t’eten. In dat deel van ’t eylandt Loanda, dat tegen over ’t vafte landt legt, is een hol daer fommige boomen in groeyen ; op defe plaets het men oefters van feer goeden fmaeck en een palm lang , die d’inwoonders Ambi^matares dat is , fteenige vifïchen , noemen. By dit eylandt fwemmen vele fwarte walvifTchen , die in ’t gemeen t’fa-men oorlogen en elckander ombrengen ; en dan krijgenfe de Swarten, die het vet daer uyt halen , met welcke fy hare fchepen fmee-ren. De Zaire heeft Crocodillen , Caywans geheeten , Hippopotames ofte waterpaerden , en fekere vifch diefe Ambi^e^eangulo dat is, wa-
terverc^
-ocr page 222-’t K o N I N C K R Y C K
tervereken , noemen , welcke twee leden heeft, niet ongelijck der menfehen handen , en de ftaert van gedaente en grootte als een lchild : fijn vet oi Ipeck is lbodanigh als dat van de verekens 5 ’t vleefch , dat d’inwoonders in den roock droogen , wort als leckerny gelpaert , lijnde van een aengenamen reuck en fmaeck : het hooft gelijekt na dat van een lchaep 5 en dele vilch weeght Ibmtijts yoo ponden. Mttiltn, In dit landt , doch meeft in de Provintie Bamba, vint men filvermijnen , en van andere metalen 5 en in die van Sundo , aen d’ooft-fijde van dit Rijck , veel kriftal, en andere ftolfen, onder welcke fy ’t yfer meeft achten, om datlè daer melTen, Iwaerden, en andere wapenen, die men uyt andere metalen lbo wel niet kan Imeden, van maken. Men vint oock in dit Rijck eenige plaetfen , daer men groen en geel koper kan uyt trecken , dienftigh tot ftatuen ofte pronckbeelden, en andere werc-ken. Dit Rijck is mede voorfien met vele feer fraeye fteenen, bequaem tot liet bouwen, in-Ibnderheyt fchoon en rooden marmer, van welcke men geheele rotlen liet, als oock van jalpis en porphyr , en vele andere lborten marmer van vericheyde verwen 5 daerenboven £jn hier eenige fteenen, in welcke men hia-cynten vint, die men daer uyt kan trecken , van welcke men obelifcen ofte fpitfenaelden, en geheele colommen , van uytnemende lchoonheyt j foude können maken. D’inwoonders , foo mannen als vrouwen , fijn geheel Iwart, doch d’een meer als d’ander , en, nae ’t léggen van lommige , eenige vrouwen van oly verwe. Sy hebben gekrulc en Iwart, doch fommige root hair. Sy fijn van middelbare lengte , en by na gelijck de Portugefen. Hun oogh-appels fijnfwart, of zeegroen j hare lippen niet lbo groot als die van andere Swarten ; en de trecken van ’t aengeficht ge-lijcken eenighfins d’onle, foo dat men onder hen oock fraeye menfthen vind, als by ons ; waer in die van Congo verfchillen van andere Swarten , inlbnderheyt van de Nubiers , en de bewoonders van Guinea, die voor leelijckgeacht worden. De kinderen der Portugelen fijn wit , en aerden meer na de vaders dan na de moeders. Die van Bamba fijn lbo fterek, datie een menfeh midden deur können kloven, en met een llagh ’t hooft van een ftier afhouwen. Men heeft ’er oock gefien die een tonne wijns , 325 ponden fwaer , konden dragen. De Monlbbes, dat is’t volck van Batta, fijn ftereker dan alle d’andere inwoonders van dit Rijck. Doch gelijck een ongemeene fterekte felden met een geeftigh vernuft is gepaert, om dat de fwaerte van ’t lichaem de geeft onderdruckt,lbo is dit volck feer grof en bot, ’t welck men be-Ijieurt aen verfcheyde laken, en onder andere, dat ly geen kennis hebben om de dieren te temmen, en die tot haren dienft te gebruycken, hoewel dat leer gemackelijck konde gedaen worden : datlè foo vele fraeye fteenen niet weten te hefteden tot hare gebouwen, want hun- Steenm. Ceftaht dtr imvoan-den. Ceneqent^ heiieft. |
ne huyfen fijn meeft alle van hout : datlè nooit geleert hebben om de vogels tot de jaght be-quacm te maken ; en byna niets weten dan van hare lakens te wereken. Evenwel houdt hen feker Schrijver voor verftandiger dan andere Ethiopiers. Sy fijn wonderlijck hartneckigh, gelijck men kan oordelen uyt de Haven die van dit lant komen, infonderheyt uyt de Provintie Batta : maer in tegendeel prijswaerdigh , om datfe niet lecker fijn , wachten fich van teko-ftelijcke Ipijfe , drineken geen wijn in onmatig-heyt, waer uyt komt, datlè fich lang gefont houden. Sy fijn ïbet en wonderlijck belchey-den van nature. Sy leven van ’t broot, datlè van ’t binnenfte der vruchten van hare palmen maken ; waeruyc ly oock haren wijn en olie krijgen, dienftigh om hare Ipijfe te bereyden. Sy eten hare vruchten , en alierley vleefch, felf der lèrpenten , waer van ick alreede iets gefegt hebbe. De Koning eet in ’t openbaer, ledert dat ’er de Portugefen geweeft fijn,, in een plaets rijeke-lijck met tapilleryen verciert, en fit op een ftocl die van gout en gefteenten fchittert, onder een verhemelte van root carmofijn fluweel. Hy eet alleen, en ondertuflehen fijn de Groo-ten van ’t Hof rontom hem met ontdeckten hoofde, om hem te dienen. Hy gebruyckt goude en filvere vaten j en heeft fijne Proevers lóo van fijnen dranek als van de fpijfe. D’inwoonders van dit Koninekrijek hebben Oeffsnin-de kennilfe van alierley llagh van lakenen te £«»• maken , die onfe fijde lakenen gelijeken , hoe-wellè daer toe geen fijde gebruycken, die in defe geweften niet gewonnen, maer door dc Portugefen in menighte gebracht wort. Doch de gemelde lakenen maken fy van de bladen der palmboomen, diefe jaerlijeks befnoeyen, ' op datfe laeghfouden blijven , en belproeyen-: fe, om meerder en dunner bladeren daer van te • krijgen. Als ly de lèlve bladeren op hare wijfie bereyt hebben , Ipinnen ly daer van een ; draet die byna is als fijde , van welcke fiy aller-: ley llagh van lakenen weven, en in ’t belbnder een fluweel dat het onfie gelijekt j ja fiy weten het lèlf met cieraden van bloemen en planten te verrij eken, even als onlè geheelde ftoffen gefien worden. DeKoninek en de Grooten fijn gekleet na de wijlè der Portugefen , en dragen mantels van ■ lcharlaken, oft van fijde ftoffen, en andere rijeker, na haren ftaet en middelen. Sy hebben hoeden en fichoenen ofte muylen , ge-, maeckt van eenige fijde ftoffe ofte van Ieder, I en lange Iwaerden op hunne fijde, Maerd’ar-me fijn van de navel af nederwaerts met grove I ftoffe bedeckt, en ’t overige deel van hun li-: chaem is geheel naeckt. De rijeke en tot ftaet * verheve vrouwen kleeden fich oock als die van, • de Portugefen , behalven het hooftcieraet j I want ly omwinden hun hair met linten, waer op ! fiy een kleyn fluweele decklèl, met gout en ge-. fteenten verrijckt, ftellen ,• en dragen guide ke-I tens om hunnen hals : doch die van leer geringen ftaet, en de llavinnen, bedecken alleen naer lichaem van de navel naer beneden, en al ’t ove- |
O.
’£ overige blijfc naeckt. Dîe van ’t eylanJt Loanda dragen kîeederen gemaeckc van het binnenfte deel der fchorfle ok baden van hare
boomen diele noemen , welche na hec gehekelt vlas gelijckt, daer na wort Ket met vlijt en forge bereyt.
Sy hebfcn een befondere tael, die gemeen is aen die van Pango , alfoo wel als aen andere, hoewel datfe langen tijdt buy ten de heerfchap-py van defen Vorft geweefl hebben : doch vele fpreken Portugees, en beter als hare naburen , dewijl datfe gewoon fijn hare gebeden Kamen der in defe tacl te fcggea^ D’oude inwoonders wBo^ên nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onderfcheyden j dan door de
namen van heeften , boomen en kruyden ; de Heeren en de Gouverneurs hadden geen andere naem dan die van ’t lant datfe beftierden : maer federt dat ’er de Chriftenen ge weeft fijn, hebbenfe eerlijcker en ftatelijcker benamingen
lüjckdem-men.
dfdnnt.
inkemflen van de Ko‘
mng.
JCtofhan-del.
Witpene».
aengenomen.
Sy hebben geen goude noch filvere munt ; maer alleen eenige graeuwe fchelpen van Loanda , diefe firn bas noemen , welche fy als geit gebruychen. Met defe ongemunte munt hoopt men alles wat men begeert, ja fèlf gout en filver ; en hoewel dat men overal op de ku-ften van Congo vele fchelpen vindt, foo fijn de gemelde graeuwe alleen in achting. Hier uyt fpruyten oock de voornaemfte rijckdommen van de Koning van Congo , en meer dan uyt alle fijne mijnen , om dat defe fchelpen veel hoftelijcker fijn dan gout en filver , foo in fijn Rijck, als in de naburige landen daer men die kan uytgeven.
Wat de rijckdommen der befbndere liedeh aengaet, men kan die afnemen uyt hare metalen, uyt hare elephanten , welcher tanden feer gefocht werden, hare civetten, en vele andere fahen. D’inwoonders van Bamba fijn rijch door de gemelde fchelpen , die fy overal brengen , daerle oock voor munt vei ftrecken ; want fy krijgen die van de kuften van Loanda, ( dat onder de gemelde Provintie behoort, ) daerfe in groote menighte fijn te vinden.
Die van Congo dragen groote en breede fwaerden als de Switfers, ( diefe van de Portu-gefèn koopen, ) en bogen en pijlen, oock groote fchilden van de lchorffen der boomen gemaeckt, welche wapenen fy wel weten te gebruychen. De gemeene foldaten hebben een ponjaert, oft kort geweer, met haren boge : en de Capiteyns, ten ftrijt gaende , hebben hoeden met veelerley pluymen bedeckt, als van paeuwen , ftruyflen , hanen, en andere vogelen, om te grooteren te verfchrickelijeker te fchij-nen. Sy voorfien hare nacekte borft met yfe-re ketenen, die aen wederfijden van de fchou-deren dwars onder d’armen hangen en boe die grooter en Iwaerder fijn , hoefe fich meer verciert achten*
Hegeering. Dît Koniuckrijck woi't befeten door fucceffie Succeffie. oft ftactvolging van vader op foon, en foo voort; doch de dochters fijn daer vari uytge-floten , ja fchoon datfe van wettige vrouwen fijn geboren , en defbonen uyt flavinnen , foo noemt de Vader voor fijn fterven iemant van Afiica,
fijn fbonen tot fijn navolger, gtelijck men be-fpeurde met het affterven van de Koning Alvares , welche, hoewel hy vier dochters had by Katharine fijn wettige gemalin , en twee foonen en een dochter by eenige van fijner flavinnen , gaf het Rijck aen een fijner foonen^ federt Alvares de Tweede geriaemt.
Niemant in ’t gantfehe koninckrijck magh fich eygenaer noemen van eenige landen ofte gronden, foo dat hy die, volgens fijn begeerenj aen fijn erfgenamen fbude mogen nalaeten j want alles behoort aen de Koning , diefe hem in befitting geeft j ofte afneemt, na fijn believen; ja felf de foonen der Köningen fijn defe wet onderworpen : in voegen dat men hen, in-dienfe niet jaerlijeks betalen ’t gene fy voor hare gronden fchuldigh fijn , fonder eenigh aen-fien van hare perfoonen , die weder afneemt.
Hier fijn algemeene Stedehouders ofte Gou- Geuvet-verneurs in yder Provintie die vele andere Gouverneurs van kleyne landen onder haer hebben. Manij ’t welch Heer beteeckent, ge-heeten ; foo datfe hen Mani Coanr^a^ Mani Loanâa, ' en fóo van andere landen, noemen. De Lieutenant Generael, ofte algemeene Stedehouder^ woont in de hooftftadt van de Provintie die hy regeert, behalven die t^an Pemba, dewelcke fich wel ophoud in de ftadt van de felve naem, maer niet in de voornaemfte , in welche de Koning felf refideert. De Provintie van Suhde wort beftiert van de gene die tot navolger van de Koning is gefchickt , gelijck men gefien heeft aen Don loan , die , in ’t leven vand’eer-fte ebriften koning, Gouverneur was van het gdmelde Landfehap , en daer na Staetvolger van fijn vader in dit Rijck ; welcke ordre d’an-dere V oiften federt waergenomen hebben.
De Koning fpreeckt tweemael ter weeck lußitie, ef recht aen de partyen , doch alleen door de mont der Grooten : en dewijl niemant eyge- Rtcki. naer is van eenigh landt, fijn deprocefïen in ’t gemeen kort, en worden in weynigh woorden en fonder fchriften beflecht. De criminele faken worden feer lichtelick afgedaen ; want het gebeurt weynigh dat men de fchuldige doet fterven. Indien iemant der angeborenen ge-fchil heeft met een Portugees, wort de faeck na de wetten der Portugefen geoordeelt : maer foo fÿ t’fàmen eenige misdaet plegen die de doot verdient, wordenfè door deKoninggebannen ; doch veekijts van hem weder ingeroepen. In de burgerlijeke gefchillen , indien een Portugees queftie heeft tegen een Moei-Gongier ofte inlander, gaenfe voor een van de Rechters des landts : doch foo een inboorling iets heeft tegen een Portugees, begeeft hy fich tot den Rechter, die de Portugefen , met toe-ftaen van de Koning, voor hare natie hebben^ en pleyt voor hem fijne fake.
Eer dat de Portugefen in dit landt quamen^ jifj^derjh hadden d’inwoonders verfcheyden fborten van góden , want een yder, fonder regel ofte reden , koos fich foo een afgodt als hem meeft behaegde. Sy aenbaden levende draken , {langen en ferpenten van ongemeene grootte, boeken , tygers , en vele andere dieren, dewijl fy
£ 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meen-
’t KONING KRYCK CONGO.
V4H kun Chri-petidom. meenden datfë om hare Ichrickelijcklieyt meer te vreefen waren, en dien volgens acn-gebeden moeiten worden: fy hielden oock voor góden vele vogelen, kruyden en boomen, ja lelf de vellen der gemelde heeften , met flroo gevult. Hunne ceremoniën waren verlchey-den, doch ftreckten alle tot ootmoediglieyt, als de knien te buygen, fich op hunne aen-gefichten ter aerde neder te werpen , hch met affchen en ftof te bedecken, en diergelijcke. Sy offerden oock alles, wat fy voor het befte en koftelijckfte hielden, aen hare góden. Se-ker Schrijver fègt, dat die van Congo de Son voor een godt, en de Maen voor een godin, en fijn huysvrouw, houden. |
Terwijl fy in deïè dicke duyfterniffen als begraven waren, hebben de Köningen van Por-tugael hier hun volck, met eenige Geeftelijcke perfbonen, om hen te bekeeren , gefonden j iöo dat ’er in de ftadt van S. Paulus in ’t eylandt Loanda , federt het jaer 1578, een woonplacts is der lefuyten ; waer uyt is gelprotcn , dat men in ’t jaer 1602 in’t felve eylandt ontrent twin-tigh duyfènt- Chriftenen , meeft Angolaners , telde , behalven de gene die in de ftadt S. Pau-lus en te Maffagan waren. De gemelde Prie-fters der Sociereyt te Loanda woonende, waren niet alleen beefigh met die van Congo , maer oock die van Angola, t’onderwijfen : doch te weynigh arbeyders voor lbo een grooten oegft,-lbo dat lietmeefte volck van Congo in een diepe onwetentheyt van Goddelijcke laken bleef fteeken. Linlchoten voegt daer by , dat d’eer-gierigheyt en gewinlücht van eenige Priefters veroorlaeckt hebben , dat het Chriftendom daer niet kon ftaende blijven. InditRijckis een BilTchop die fich in ’t eylandt S. Thomas ophoudt, doch komt in dit landt niet dan feer felden. |
Tiden.
'ruclot'
It. trhejt.
Stede».
Het Koningrijck
A B I S S I N E N.
Biffinen maghménmet recht ftellen onder de machtighfte Monarchien der wereldt, nae-demael de limiten haer ftrecken tuflchen bey-de de Tropicos, van de Roode-zee tot aen de Æthiopifche.
In ’t noorden paelt
het aen Ægypten, (’t weick nu onder den Turck hoort;) in’t ooften aen de Roode-zee en Sinus Barbaricus ; in ’t zuyden is ’t als bewalt met de bergen Lunæ ; en ih het weften heeft het de Ko-ningrijeken Congo en Nubia,en de rivieren Niger en Nilus ; begrijpende der Ouden Æthiopia, het weick onder Ægypten placht gerekent te worden, en Trogloditica, Cinnamomifera regio^ dat is, ’t kaneel-dragend landt, met een gedeelte van het binnenfte Libya.
Dit geheele lant (gelijck uyt de Schrijvers Van dele tijden blijekt ) is deurgaens vruchtbaer. Men heeft daer’s jaers twee lómers, die bynae gedurigh fijn, alfoo dat men op een tijdt fommi-ge ackers befaeyt, en andere afmaeyt ; in fom-mige plaetlên worden byna alle maenden nieuwe vruchten, infonderheyt die men met de handt pluckt, gefaeyt ; en hoewel het weynigh tarwe Voortbrengt, draeght het nochtans garH:e,heer-fè,boonen,en veel andere aertvruchten, in groo-ten overvloedt. Hebenum Perficum enSiliqua-ftrum is daer feer veel, als oock peper, kanneel, gengber, en fuycker-rieten, Welcke de inwoon-ders niet weten te fieden en reynigen. Hier fijn veel wijn-ftocken, doch wort daer geen wijn ge-nuttight als in des Konings hof, en des grooten Patriarchs. De orangie-appelen , citroenen, en limoenen, wafien hier van lelfs; oock is daer veel honigh, want de byen oock in de huyfèn en woningen gehouden worden ; deshalvendaer fulc-ke menighte van was gemaeckt wort, dat ’et geheele Koningrijck genoeghïaem daer mede ver-fien is, weick de inwoonders,in plaets van ongel, tot licht gebruycken. Hier waft oock vlas, maer men weer dat niet te bereyden tot lijnwâedt, want de meefte inwoonders maken hare kleeden van cattoen , ’t weick hier overvloedigh is. Hier fijn oock mijnen van goudt, filver, en koper,dan fy hebben de wetenfehap niet, om ’t felve te fuy-veren. Allerley foorten van gedierten en vogelen worden oock in dit landt gevonden, als elephan-ten, leeuwen, tygers, pantheren, lyncen, rhino-ceroten, daften, apen, en herten, ( hoewel d’Ou-den meenden dat Africa geen herten voedde,)oC-fen,fchapen,geyten, efels, karaeelen,en paerden. De Iprinckhanen fijn dit landt dickwilsfchade-lijck.
In dit gantfche Rijck en gebiedt fijn feer weynigh fteden, want men daer raeeft in vlecken en Africa»
dorpen Woont. De Voornaemfte Koningri jeken Rijcke„ die onder Æthiopien hooren, en onder de ge-hoorfaemheyt desKeyfers van Abiffinen ftaen, fijn het Koningrijck Barnagnes, het Weick van T. Barna^ de riviere Abanthi, en de Roode-zee bepaelt is : de hooft-ftadt daer van is Beroe ofte Barnæ, van Ptolemæus Colone genaemt,als Sanutus fchrijft: hier woont des Konings ftad-houder, diejaer-lij cks aen den Abifiïner Koning voor tribuyt betalen moet I yo paerden, met noch eenige ftuc-ken fijde, en meer andere dingen; en aen den Turekfthen Baft’a i ooo oneen goudts.
Het Koningrijck Tigremaon paelt aen deri-viere Marabo, en aen de Roode-zee ; het betaelt jaerlijeks aen fijnen Keyïer loo Arabifchepaerden.
Onder dit hoort oock het Rijck Tigrai in het R.TtgrA. welcke de ftadt Caxumo ofte Caflumo leglit, al-waer eer tij d ts de Koninginnen van Saba en Candaces haer refidentie gehouden hebben,nauyt-wijfen harer jaer boecken.
In het Koningrijck Angote is geen gemunt r. geldt,maerinftedevan’tlèlve gebruyckt men daer ronde kogelen van Ibut en y 1er.
Het Rijck Amara heeft defen naem van dien R. jdmareit bergh , op wekken des Keyfers lonen met fterc-ke wacht bewaert worden, om uyt de felve, nae des Key Iers overlijden, eenen ertgenaem te kie-fen.
Door dit Æthiopien loopen dé twee vermaer-de rivieren Abanhi, van Ptolemæus Aftapus ge-heeten,en Tacalfi, wekken Ptolemæus Aftabo-ra noemt, in de welcke meer andere wateren Vallen. De oorlprong van de riviere Abanhi is eygentlijck dat groote meir Barcenæ , gelegen onder de linie, in’t welcke veel eylandenfijnj men meent dat dit meir is Ptokmæi Coloe Palus.
De inwoonders defes Rijeks fijn Chriftenert; /„atoondi-hare voornaemfte articulen des geloofs fijn dele;
Sy geÏooven in eenen Godt, fchepperdes hemels Religtei én der aerden,onderlcheyden in drie perlóonén, te weten in God den Vader, in Godt den Soon, van den Vader van eeuwigheyt af gegenéreert, die om onfent wille het vleefch heeft aengeno-men,is geftorven, en wederom vaii den doodeil opgeftaen ; en in Godt den H.Geeft,van den Va-der en den Soné uytgaende. Dit is het kort begrijp harer geheekr religie. Sy vermengen ’t oude Teftament Ib onder ft nieuwe, datlè Ibmmige Jodifche en eenige Chriftelijeke ceremoniën gebruycken. Alle hare kinders, het zy knechtkenä oftmeyskens, befnijden fyden achtften dagh. Als de knechtjéns 40 dagen oudt fijn,en de meys-jens 80, worden ly gedoopt, ’t en zy door eenigé fieckte en noot lukks eerder gefchiedt. Alle jaren vernieuwen zy den doop, loo wel in de be-* daeghde, als in de jonge kinders , met uytdruc-kinge deler woorden : lek doope u in den naem
P G nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;des
eîchgtJir
to
=;
a
Je wo
nar^ara.
C • Je L opo Gcrÿjlves
I ■ L aan
Sut, Ti-oplco Cai^cri.
^tc Jfigefßutrnjo ß ßbtee teeratn eauJatu folt So millMeig in lacum omefßt.
5**/**:^;
ocpfentrio.
./Ina
CofStr
-Biafra
5ud Circulo Æ
S. Salvador 4
./ujUiaria, âermantca cammunta.
A
. .Uj. jJa
A
funm »\k.-..
■ 'R.^.-t catrOhi
•'tguaJa gueaSi-
'rf' '■'*lt;
. Uahnmeti^
,.^5^
ß-Joy Gall
/IbiU mJ
• 1 Jtô’
JJernbj
lt;5à. Suhut
oltm-aut'O
Cltr^h'jnontm
RE
■»’ ntJlam
lyjJûlument. colit, ‘Jlri^ cfl
tttta- ittqiic rho v Jaccart ^^^rttmeich. Jeract//itrta.^ra!C^'
À'
'CrUbra
Mis
Vangue-
Xeg. Dxunufe bd ^ikr Mnm
Malern ba,
•]jiÿ,imiJn jf[uh
Matania.
(v.ilbla À.
*((. t
■ V*;'.
quot;ymiiv
7.et.
liA^ametro’
Bagamidri
Belegu
Ambian..
montes
'PtraA
Gi.nfd
C inftla
Sun^i^n
A,
Cogncb 0
'Peiltet
^Tàafg
C aîlgHc b
A ‘Siarea T,
'rail- tn
Annote.
■lt;».
â. S-Cfoce
moitié In^erittei'ti jJv Pt iK/oter ncuflaJai à quot;t/f r:^s aüidtdMr et l'uctttif ùtigcrvquot; Cacceji ' '
Nova
Puf^’
(rorga
Gavi
'Taîacia
».Uabo^a
mtms
SiiAtjiie
Amatnir.
Gtabel
stierf
Ta/fubelLi
‘jiafcotto.
ra.
.ILtetiam
^an,uuL
• l/otiailefJi ftfione'
.äony
'ij
.. *
'Jiabo!matj2.l Ft et InfuJa
Coz2.elle
.Pi^lras
quot;J^arhla
Olaln.
' té
Dane-ali
'Zocetord
Dobas,
‘Rollt
À
Balli
.u-l
Bar«
jltehncie
‘JiuenL
t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.JtonJ)
'Itottsoi Jé *. 5.Ä.35/
5ibit
. l/ogub C-
J. Je
Z^dafa
T. P^tnb
’ZaajUibgf
Tir ut.
O» , (X
’Ä 7 ü!
0- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-'i-
Le^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\
j .7.74., Ale ritUcvr«.^
Adei.^’quot;X
• l/ocAUon *0
boalu
Cjt’fw
./funi
Magadoxo
fv Pelbc A
Linea -jXquino^iiali.s
RIEN
amp;.J.’ S.lfomôytv T»mj J Cdßc
♦ ItinJt.
■R. JrVa.fi ^iftituno
^Mocai^' Atoouuabr Sanan-’m
ÆTHIOPIA^
SVPERIOR vel INTERIOR; ATllgO
Abissinopvm
PRXSBITERI lOANXiS
IMP EIIIVM
A B I s s des Vaders, des Soons, en des H. Geefts. Defê manieren van hare voor-ouders onderhouden fy heylighlijck, niet datfê daer door den eerften doop willen krencken, maer op datfe alle jaer de vergiffenifleharer ïónden verkrijgen mogen. Sy deelen het Nachtmael uyt onder beyde fpecien, foo wel den leecken , als den geeftelijcken. Het vormfel en laetfte falvinge, houden ly voor geen Sacramenten, oft gebruycken die niet. Den Sa-terdagh vieren fyfoowelals denSondagh. Sy houden het rechte ooghmerckvan de Wet te hjn, datlè ons vertoont en voor oogenfteltde fänden.Sy beminnen en eeren oock de heyligen, principael Maria de moeder Chrifti. Den geeftelijcken is het trouwen foo wel toegelaten,als den wereldtlijcken. Alle ontucht en hoererye wordt by haer geftraft. Sy hebben eenen Patriarch,die deopperfteis van de Geeftelijcken, die van een vroom en oprecht leven moet fijn , wel geleert, en van hoogen ouderdom, welckers ampt is, de geeftelijcken in goede eendracht te houden, de kerckelijcke difcipline voor te ftaen, en de we-derlpannigen in den ban te doen. De Koning heeft alleen de macht en authoriteyt vanBil-Ichoppen en andere geeftelijcken te verkleien en te ftellen. Over dit Rijck heeft eertijdts geregeert de Koninginne van Saba, die tot den Koning Salomon gekomen is, ontrent het jaer der Icheppin-ge der wereldt 29^4, om fijne uytnemcnde wijs-heydt te hooren. De naem van dele Koninginne was Maqueda. De Köningen van Æthiopien gelooven vaftelijck, dat fy uyt Davids ftamme, en uyt Salomons geflachte voortgekomen fijn,-daerom noemen en fchrijven ly haer oock , in hare tij celen, lonen Davids en Salomons , en der H.Patriarchen : wantly verdichten,dat defe Ma-queda van Salomon een loon ontfangen heeft, die fy Meilech noemde , maer wierd daernae David geheeten. Dele ( gelijck ly uytgeven) als hy tot fijn 20 jaren gekomen was, is van fijn moeder tot fijnen vader Salomon gelbnden, om van hem m alle geleertheydt en wijsheydt on-derwefen te worden en nae dat defe Meilech David nu genoeghlaem onderricht was,heeft hy, met Salomons toeftaen, eenige priefters,en veel adelijck gefellchap uyt al de twaelfftammen met fich geleyt, en, in ’t Rijck van Æthiopien weder-gekeert lijnde , het regiment felfs by der handt genomen j en,lbo ly feggen, de wet Godes, en de belhijdinge aldaer ingevoert. Dit fijndebegin- |
I N ' E N. feien geweeft der loodlcher religie in Æthiopien. Men lèydt oock,dat noch ten hedigen dage daer niemandt tot eenige hof-dienften, ofte kerckelijcke bedieningen aengenomen wort, als die be-wijfen, datfe uyt de loodtfche ftamme gekomen fijn. Van dele is de leere van den eenigen waer-achtigen Godt in Morenlandt voort-geplant, en tot noch toe gedurigh verbleven. Want by haer behouden fijn de Prophetifche boecken 5 ende Mooren hebben oocklerufalem belocht, en den waren Godt van Ilraèl aldaer aengebeden j het welck klaerlijck blijckt uyt de hiftorie van den Eunuchus der Koninginne Candacis,die oock Judith geheeten wort; want dele Eunuchus,ontrenC tien jaren nae de doodt en verrijfenilfe onlès Heeren JefuChrifti,naerJerufalem vertrocken is, welcke reylè 240 mijlen gerekent wordt, en nae dathy daer fijnen behoorlijcken en lchuldigen Gods-dienft verricht hadde, en wederom naer hnys meende te keeren, lefende op fijnen wagen den Propheet Ilaiam,is door Gods bevel tot hem gelbnden Philippus, een difcipel Chrifti ; dele beyde allbo voort-reylènde,en komende ontrent de ftadt Bethzur, drie mijlen van Jerulalem, heeft dele voorfz Eunuchus aen den wortel eens berghs een fonteyn gefien, met welckers water Philippus hem gedoopt heeft. Als dele Eunuchus wederom in Æthiopien gekomen was,heeft hy de Koninginne, en een groot deel van ’t Ko-ninglijcke hof, en’tgemeene volck, gedoopt. Van die tijdt af hebben de Moren het Chriften geloove aengenomen, daer infy volharden tot op defe tegenwoordige tijdt. De Mauri noemen den Prince der Abilfinen, Aficlabafli s in de Æthiopilche Iprake wordt hy Joannes Belui geheeten, (’t welck foo veel te feggen is, als hoogh en precieus) en niet Presbyter ofte Pri elfer Jan , als Ibmmige uytgeven. Hare tij telen, waer van wy hier voren mentiegemaeckt hebben, fijn defe : Ic N. N. de oppeïfle yxin tnijne Rijcken, T^anGodP /onderlinge bemint, eenpylaer des geloo/s, a/-komfligh uyt de flamme luda j een /one Da'yids, een /one Salomons, een /one des pylaers y)an Sion s een /one uyt den ^ade Iacobs een /one 'ygt;an de hand Mariit) een/one quot;yan l^ahu nae den lgt;lee-/he ; een/one der heyligen Petri en Pauli nae de gratie ,• Key/erloan Hoogh-en Laegh-Morenlandt, en^elerKo-ningrijcken, Heerlijckheden, en Landen ^Koning quot;pan Noa, en der Caffaren, ifan F^etigerj Angola, Paru, Palinga'^^i^i Adcct, Vangua, Gojama, alytaer de Hilus f,jn oorflrong hee/tj See. |
Gtk^n-hejt»
Deelen»
Ctngo,
Jlfonomo-f(^a.
N E D E R-Æ T H I o P I E N.
Et Neder-Æthiopien is een deel van Africa, den ouden Latijnfchen en Griéckfchen V^^e-reldt-befchrijvers on-bekent, daer van heeft Vafco de Gama, een Portugees, inhetjaer 1497, eerft de zee-kü-ften entdeckt, als hy
uytPortugael daer langs zeylende , een wegh ter zee naer Indien heeft gevonden. Het begint aen ’t weften by de groote riviere Zaire,niet verre bezuyden de Middellijn,begrijpendehet deel van Africa zuydwaert voorhy den Tropicus Capricorni tot op de zuyder breette van 37 graden. Het wort in vijf befondere groote deelenafge-fondert, te weten, Congo , Monomotapa, het landt van de CafFres, Zanguebar en Ajana.
Congo is een groot en machtigh Rijck, afge-deelt in fes voornaemfte Provinciën, die geheeten worden Bamba, Sogno Sundi, Pango, Batta, en Pembay hebbende onder haer vele heeren,die alle geheeten worden Mlt;?wz,dat is,Koning oft Heere, als Mani Bamba, Heere van Bamba, Mani Loanda, Heere van L'oa.ndajMani Coanda,Heere van Coan-za,amp;c. De Provincie Bamba is de fchildt en be-
Het landt van de Cabo bona Sperança ooft-waert tot aen Mofambique, wordt geheeten het landt van de Caftres, en het volck Gaffres, het welck in haer tael beduyt fonder wet, omdatfy fonder wetten leven dit is een fterck, robuft Volck, gaen meeft, foo mannen als vrouwen, geheel naéckt, fijn in’t gemeen peck-Iwart, mee gekrult, en gelijck als verfongt hair, en baert dié weynigh is,hebben platte breede ftompe neufen, groote dicke lippen: fommige door-boren hare lippen met gaten, foo boven als onder de mont, oock fomtijts de wangen befijden de mont, daer fy beenkens in fteken voor een çieraet. Sommige andere pickeeren ’tgeheele lijfén aenficht met heet yfer,en bemalen ’t als gefigureert fotijn ofte damaft, daer mede fy haer fêer verçiert houden; befpotten de witte menfohen, die achtende als monfters en duyvelfohe figuren. Dietelande-waert in,en naer de Caep de bona Sperança,Ieven gelijck de heeften op ’t velt,fonder eenige religie oft Gods-dienft, onderfcheyt van tijden,woonen niet-te-min met vergaderingen byeen als in dorpen,hebbende eick fijn eygen Koning ofte Heer, dien fy onderdanigh lijn;fulcks dat men gemeen-lijckalle tien oft twaelf mijlen weeghs een fon-derling Koning en regeering van volck heeft, die den anderen,foo in fpraeck,gebruyck,en ma-
fcherming van het geheele Koningrijck, want •nieren,in alles ongelijckfijn,waer door die meeft fy wederftaet alle overlaft van de omliggende den tijdt tegen malkander oorlogen; endieaeii plaetfèn,is ftout krijghs-volck. In tijdt van noot mach de Koning alleen uyt defê Provincie by de 400000 nae de manière des landts wel gewapende mannen op-brengen. Velerhande vee is hier in overvloet, als buftels, offen, koeyen, herten, hinden, verckens, boeken, konijnen, hafen, ty-
gers, lupaerden, zivet en véelerhande meerkatten, maer infonderhey t menighte olifanten, om de overvloedigheydt der bolfchen, weyden en ftroomen.Menigerley vreemtgevogelte Van ver-Icheyde fchoone coleuren, oock pauwem,patrij-ïèn,ganfèn,en hoenderen in groote abondantie.
Monomotapa, ofte foo fommige dat noemen Bonomotapa, is foo veel te feggen als een Key-fer, foo dathetRijck den naem heeft van den Koning, ’t welck in andere Rijcken niet gefchiet. Het aerdrijck is daer goet, luftigh en vruchtbaer, heeft rivieren daer gout in gevonden wordt, en boflchen met menighte van oliphanten. De in-woonders fijn fwart,ruygh van hair,ftrijdbaer en W'acker, fy hebben geen verlcheyde af-goden, maer eeren eenen godt, dien fy Mosiiwa noemen. Ten tijde van Sebaftianus Koning van Portu-gael,is de Keyfor van Monomotapa Chriften geworden en gedoopt, maer korts daer nae afgevallen , en heeft Gonfalvus Silva lefiiyt gedoot. Dit Koningrijck ftreckt tot Cabo de bona Sper ranca.Devoornaemfte ftadtis Monomotapa,aen de rivier de S. Spirito, daerdeKeyfer ofte Koning fijn hof houd. Onder dit Rijck ftaet het Koningrijck Butua, daer treflijcke goud-mijnen fijn, en dat oude groote gebouw Simbae, in het vierkant van groote fteenen opgemaeckt.
Africa.
eenige van beyde fijden gevangen wordt,houden fy voor eygen flaven, verknopen malkander als heeften; foö dat menfomtijdts teMofambique een volwaflen man ofte vrouw-perfbon, om de waerde van twee oft drié ducaten koopt, die van daermet menightenaer alle quartieren van Indien, door de Portuge/èn, gebraght worden. Sy onderhouden haer van de jaght, foo vanoli-phanten als andere wilde beeften,welcker vleefth
fy eten, het welck d’oorfaeck is dat foo groote menighte van oliphants-tanden daer gevonden worden ; fy maecken daer van oock haer wapenen en geweer,in plaets van yfèr en ftael,dat haer ontbreeckt. Sommige onder haer fijn oock men-fohen-eters. Die by Mofambique en de zee-ku-ften daer ontrent woonen, door den omgang die de felve hebben,foo met de Arabifche kooplieden die daer komen handelen, als met de Por-tugefen, fijn fommige Mahumetanen,en fommige Chriftenen,en niét foo wilt.Demans daer ontrent bewinden hefc uyterfte van haer fohamel-heyt met een doecksken, en de vrouwen decken fich met een groven kattoenen doeck , van ten halven de borften tot half-wegen de dgyen.
Aen defe kuft, ontrent 120 mijlen zuydwaert SoftLt. Mofambique, hebben de Portugefên een fortrefo fè, geheeten Soffala, daer dé Capiteyn van Mofambique een faóleur houd, om het goudt, daer ontrent vallende j te verfamelen. Niet wijt van daer, te landewaert, is de mijne van Monomotapa , daer veel goudt gevonden wordt, oock een foort van de Portugefen ftof-gout genoemt, dat foo kleyn is als fint, maer van de befte aloy dat
H nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, in
Tiiiea
CcnMr^vifiuit
Sept
entrio
’ i/1tons Jifft/un
Tiriit
CM
dejertutn
defivtum..
Qu^niiiju.
Ci
Ja-Prae.’]
'M
‘t ‘t l Cra‘ln
ftic defiderantw, vide in tabuln
/Cthiopia Sugerioris.
t^ie^
tÂiilliaria, dermamca.
.«EESM
i'e____X0 ye
N E D E R - Æ T H ï O P I E N.
in geheel Orienten gevonden wort. Twee ofte driemael des jaers /ent de Capiteyn van Mozambique daer eenige Zchuyten langs de kuft , ge-naemt Pangaios, (die van licht hout,Zonder eenen yZèren nagel gemaeckt, maer met koorden t’fa-men gebonden fijn) om het verZamelde goudt te Mofambique te brengen. Zanguebar ftreckt van Monomotapa noord-waert tot aen de riviere Quilimanci, begrijpende de Rijcken Mo/ambique, Quiloa, Mombaza, en Melinde^s tot veel plaet/bn laegh moerasach-tigh landt, vol bo/Tcnen, ’t volck is oock Zwart met gekrult hayr, verZcheyden en Zuperftitieus in hiier Gods-dienft, geneight tot waer-feggen, en met fenijn haer vyanden om te brengen. Moßimbi- Het landt MoZàmbique leyt geftreckt langs de zee. Aen de kuft,een kleyh half mijl van het vafte landt,in een inwijck,leyt een eylandeken,eertijts Parfio, maer nu van de Portugefen Mofimbique genaemt, is ontrent eén half mijl in ’t omgaen; aen de noord-fijde van’teylandt, tulfchendat en het vafte landt, is goede diepte en Zchoone giont, maeckende een feer goede en bequame haven voor de Zchepen.Daer is ’t dat de Portuge-Zche Caraquen, die naer Indien willen,haer ordi-naerlijck komen ververfchen.Op dit eylandt fijn Indiaen/che Palm- ofte noote-boomen , oock Zbmmige boomen van orangie-appelen, limoenen, citroenen en Indiaenfche vijgen; maer koo-ren,rijs,en andere lijftochten enkoopraanfchap-pen , kattoenen lijnwaet, en diergelijck , moet al uyt Indien komen, die oock overvloedigh daer gebracht, en tegen goudt, yvoir, en ftaven verhandelt worden : allerhande vee, als often, Zcha-pen, geyten, verckens, hoenderen ,,is’er in over-vloet en goede koop. Men vint daer /chapen,aen wekker fteerten Zoo veel te eeten is, als aen een van de andere quartieren, Zeer vet ; de hoenderen fijn niet alleen fwart van vederen, maer oock van vleeZch, bloet en been, Zoo datfe, gekoockt fijnde, Zchijnen van inckt te fijn,dQch /eer goedt vanfinaeck, ja beter als.andere. Het verckens-vleeZch is daer boven alle ander vleeZch delicaet en welZmaeckende,Ziilcks dat wanneer den kranc-ken alle ander vlee/ch verboden J dit hun om fijâ goedheyttoe-gelaten wort. De Portugefen hebben hier een goede ftercke fortreZfe,Zoo tot haer verZeeckeringe tegen de Wilden, als totbeZchér-ming van de fchepen die daer komen. Op ’t ey-lantisgeen verZcli water, dat moet van’t vafte landt gehaelt, en op het Fort in cifternen, ofte waterbacken daer toe gemaeckt, bewaert worden, waer van Zy haer ordinaerlijck voor een jaer ofte twee geproviandeert houden. |
Quiloa is een treZfelijcke ftadt, leggende oock op een eylandt ; en of wel het omleggende landt onvruchtbaer en ongeZbnt is,Zo is die ftadt nochtans volckrijck, om de goede gelegenheyt der plaets; plach eertijts van Mahumetanen, den tyran van Qinloa onderworpen, bewoont te Worden , maer is van den Portugefen genomen, aen wekken Zy jaerlijcks i yoo marck gouts moet opbrengen. Mombaza heeft een ftadt van de Zelve naem, Momhio-. oock op een eylandt, ontrent po mijlen noord-waert van Quiloa gelegen. HetKoningrijckMelinde heeft een ftadt van defelvenaem, leggende aen de zee-kuftopeen bequame plaets, mijlen van Mombaza, daer veel fchepen, uyt Cambaja, Arabia, en het Roode meir, komen handelen.Dit was de eerfte ftadt en Koning, die de PortugeZèn, -in haer ontdec-king van devaert naer Indien,met goede vriend-Zchap Zónder bedrogh ontfing , en tot noch toe daer in met hun continueert. Ajana ftreckt van de rivier Quilimanci tot aen de mont van de Roode-zee, begrijpt twee Ko-ningrijcken,Del en Ade. Del begint van de voor-Zchreven engde der Roode-zee,en ftreckt tot aen Capo de Guardafu, het ooftelijckfte van Africa, het welck Ptolemæus Aromata noemt. De voor-naemfte fteden daer in fijn Zeyla en Barbora, daer veel fchepen. Zoo uyt Indien,Cambaj a, Arabien, enuyt de Roode-zee, met verfcheyden koopmanfcliappen komen. Op de zee-kuft naer ’t zuyden leyt het Koningrijck Magadoxo, naer de hooft-ftadt Zoo geheeten , een luftigh en vruchtbaer landt, met veel goede havenen. |
■t EYLANDT
S. L A V R E N S.
OFTE
MADAGASCAR.
Et eylant S. Laurens wort door de Colmo-graphi ofte Weerelt-befchrijvers Madagaß carj door d’inwoonders Madecaja , van Ptole-meus nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, van Plinius Cernea, en van de Perfianen en Ara-biers Sarandib gehee- ten; maer de rechte naem is Madecafa. Geieÿ»’ Het legt in de lengte noordnoordooft en zuydzuydweft van den elfden graed ix minuten ten zuyden van de Middellijn , tot aen den graed yo minuten ten zuyden/en byna hon-dert mijlen van de kullen van Ethiopien, Soffala en Mozambique. De geheele kuft aen d’ooft-fijde loopt noordnoordooft en zuydzuydweft van de punt van Itapera, gefegt Fitorah, tot aen de Bay van Antongil ; en van daer tot aen ’t eynde van’t eylandt, recht ten noorden : van de punt van Itapera tot aen de Caremboules ftreckt de kuft ten weften op de wijle van het vierde deel eens circkels. riaetfen Langs defe kuft fijn de golf Dauphin,door het MMdekaß. volck van’t lant Tholonghara genaemt; de golf van Ranoufoutchi, welck de Portugelen de golf der galioenen noemenj en de golf Caremboule, door de Hollanders hun kerckhof geheeten, oni dat een groot Hollants lchip, dat naer Indien ging, daer lchipbreuck leed, van welck het meefte volck in de provintie van Caremboule dootgellagen wierd. De gantlche kuft wort doorfneden van lchoone en groote rivieren, ba-yen en zeeboefems, met vele goede havens. Hotdamg- Dit eylant is een van de grootfte in de wee-relt j heeft vele bergen met boflchen voorften , weyden en plantagien , groote velden met rivieren bevochtight, en vilchrijke ftaende wateren : het voedt een ongelooflijcke menighte van oiren,geheel verlcheyden van d’Europilche; want ly hebben op den rugge een ftuck vet als een groot klier, of eenen kleynen bult,- ’t welck oorfaeck gegeven heeft aen ’t leggen van lóm-mige Schrijvers , dat hier kameelen lijn. Het heeft driederley lborten van often , te weten, met hoornen, die hen neerhangende en aen de huyt gevoeght hebben, en fonder hoornen, welcke oock foodanigh lijn datle die nooit krijgen j want in ’t midden van de ftern hebbenfe een kleyn verheven been met de huyt bedeckt, en können met andere liieren vechten, loopen-Africa. |
de met hunnen kop tegen den buyck van haren vyandt : ly loopen alle als harten, en fijn hoo-ger van beenen dan die van Europa. Hier fijn oock veel fchapen met groote ftaerten j want daer fijn ’er fommige wekker ftaert 20 ponden weeght, beftaende uyt een vet dat niet en fmelt, en leer aengenaem is om t’eten : dele fohapen fijn met lulck een wol, die het geytenhair ge-lijckt,bedeckt.Men liet hier oock een menighte van fchoone en getemde geyteboxkens. Onder velerley llagh van gevogelte liet men vele tamme en wilde pintades, die men in Vranekrijek Guinefohe hoenderen noemt. Daer fijn wey-nigh dieren , die fchadelijck fijn voor ’t vee en de menfehen. Hier fijn wilde verekens in de bol^ fchen, doch anders als dEuropifche, en min ge-vaerlijck ; maer affehuwelijek en leelijck , hebbende twee hoornen onder de beyde oogen , welcke met de huyt bedeckt fijn,en niet hooger dan een duym^ het vleefch der wijfkens en der jongen , als ly vet fijn, is feer fmakelijek. In het kort, daer is een groote menighte dieren, vogelen en viftchen, die wy hier na , nevens vele planten en vreemdigheden , yder op hunne plaetfen, füllen befchrijven. Dit eylandt wort gedeeltin verfolieyde pro-i?«^/* vinnen en landen, beftiert van byfondere volc-keren, alle van een felve tael, maer onderfchey-de verwen, leden, en fonder religie,- behalven die van de zuyderbende die Zafteramini oft Ra-himina geheeten worden, welcke hangen aen eenige fuperftitien van Mahomet; en andere van de noorderbende die fich Zaffehibrahim , dat is, ’t geflacht van Abraham, noemen, welcke eenige gewoonten der Joden onderhouden , en Mahomet niet kennen. Dit geheele lant van de baye van Antongil, als men van ’t zuyden komt, langs de zeekuft , tot aen de baey van S. Auguftinus, is door de Franfohen entdeckt, gelijck oock alle de landen die fich naer ’t midden van ’t eylant ftrecken van’t landt der Vohits Anghombes, tot het eynde van de zuydfijde, ’t welck de volgende 'Provint»»^ provintien begrijpt, als eerft de gemelde Vohits Anghombes, Eringdranes, Anachimoufi, Mata-tanes, Antavares ofte Mananzari, Ambohits-menes, Enghallen voullou, Noflihibrahim ofte ’t eylandt S. Maria, Lamanouf, Ivonrhon , Ito-mampa , Manamboula, Icondra, Alhflach het landt der Wijngaerden, de valleye van Ambou-la , Anofti oft Androbeizaha, Ampatres, Caremboules, Machicores, Mahafalles, Ivoronhe- I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoe f |
’t
s.
Regecring.
Rivieren, Fanshere.
hoe , Houlouva en Siveh. Alle defe provintien hjn tamelijck groot, en Machicore , welcke de grootfte van alle is, heeft ontrent 70 mijlen in de langte, en 40 in de breette. De volckrijckfte hjn de Vpliits Anghombes, de Anfianaétes en d’Erindranes. Dele landen fijn in gedurige oorlogen tegen elckander, om d’een d’ander te be-rooven, en fijn vee wegh te drijven en t’ontvoe-ren, onder het deckfel van oude gefchillen.
De gemelde Provintien worden beftiert door vele kleyne Köningen oft liever tyrannen, die door lift en gewelt het hooghgefagh aen fich getrocken hebben, welcker kinderen hen in de lèlve ftaet volgen , en houden allbo d’inwoon-ders onder het jock der dienftbaerheyt.
Dit landt wort van vele rivieren bevochtight, van welcke een der voornaemfte is die van Fans-here welcke heeft haer uytgang in de provintie van Androbeizaha oft Carcanolfi, ontrent drie mijlen van ’t Fort Dolfijn. Dele rivier heeft haer oorlprong uyt den berg Manghaze, en wort vergroot door vele kleyne beecken en ri-vierkens, welcke van de hooghfte bergen van dit landt afftorten , fich met haer , en daer na t’famen fich met de zee vermengen. Sy heeft een groote menighte crocodillen , gelijck oock alle d’andere rivieren van dit eylandt : niet wijt van haren uytgang maecktlè een ftaende water van een mijl breet. ’t Landt hier ontrent is aen-genaem, met feer vruchtbare valleyen : en langs defe riviere , en d’andere die in haer vallen , fijn de vlecken en dorpen der Grooten defes lants gelegen, waer van de voornaemfte fijn , Fanshe-re, Imanhal, Cocombes, Andra'Voulla, Ambonnetanaha, Maromawou, lm ours, Manawbaro, Fattemalama, en
Jldanateng-ha.
’t Landt van f^ohits-hanh.
’t Landt van /to-mamjie.
andere dorpen en gehuchten, die in menighte in dele provintie fijn te vinden.
Manatengha is een groote rivier, welcke van de felve bergen afkomt als de vorige : hare oor-Iprongen fijn uyt de bergen Encalilan , Hicla en Manghaze : ly wort Manampani geheeten tot by haren ingang in de zee, daerfe Manatengha wort genaemt. Ten weften van defe rivier is een kleyne Provintie, daer het befte ylèr is te vinden. D’inwoonders fijn ontrent achthon-dert mannen, en de ftoutmoedighfte en dap-perfte van ’t geheele eylandt.
Het lant van Vbhitsbanh is tuftchen de riviere van Manatengha onder den Tropicus Capricorni, en de riviere van Mananghara, met het lant dat fich tot aen de riviere Itomampo , in ’t lant van Anradfahoc , by den oorfprong van de Mandrerei, en tot aen ’t lant van Fanghaterra uytftreckt. Het wort beftiert door verlcheyden heeren , die yder hun geweft ofte heerlijckheyt hebben. Dit volck leeft in gedurige twiften en misvertrouwen tegen clckander om oude gefchillen, die ly nooit vergeten , en van vader tot foon t’elckens vernieuwt worden.
De riviere Itomampo valt van de bergen Avi-boula, en loopt naer ’t noordweft dwars door ’t lant ’t welck na haer Itomampo wort genaemt, ’t welck is een valleye rontom befet met hooge bergen, welcke vier mijlen in de breette heeft, en leer vruchtbaer is in rijs, ignamen, fuycker-rieten, en aertvruchten.
De riviere Mangharac komt uyt de bergen die d’Eringdranes van het landt der Antavares en Ambohitsmenes lcheyden: ly loopt ontrent drie daghreyfen naer ’t weften , daer nae maecktle eenen halven circkel, en loopt ooftzuydooft den wegh van byna vier daghreyfen , en vermengt fich in ’t landt van Houtra met de Yongh-aivou.
’t Landt der Eringdranes is een groot geweft, 7 j^andt ’t welcke in groote en kleyne Eringdranes wort derEring-gedeelt; de kleynefijn ten zuyden , en hier ont-Ipringt de riviere van Mangharac ; de groote fijn ten noorden , en eyndigen aen ’t landt der Vohits-Anghombes , welcke de riviere Manfia-tra van elckander lcheyd. Dit is een feer volck-rijek landt, ’t welck in tijde van noot meer dan dertigh duyfent mannen Ibude können uytle-veren.
De provintie der Vohits-Anghombes heeft lchooner dorpen dan eenigh ander geweft van ^nghom-dit lant, en welgebouwde huyfen : het is lbo dicht bewoont, dat het hondert duylènt mannen , als het de noot vereylchte, Ibude weten te verlchaffen. Het heeft overvloet van rijs , gedierte en wcydenj oock yfer- en ftael-mijnen.
Het geweft van Manacarongha legt tuftchen de rivieren Mananghara en Mananzari aen de fijde van de zee, grenft ten weften aen de bergen die het van de landen der Anachimoufti en Eringdranes aflcheyden , en in haren omring de kleyne provintien van Ivonrhon en Saca befluyten , welcker inwoonders alle op een felve wijle levenj en gelijck ly naburen fijn van die van Matatana, foo fijn ly oock genegen tot hare Ihperftitien en tooveryen, die dat volck hen doet gelooven, welcke hen oock hunne papierkens, met Arabi-fche caraélers gefchreven , leer dier verknopen, waer van lommige , foo ly voorgeven , goet fijn om hen voor den donder,andere voor den regen, winden , wonden in den oorlogh , door verraet DwMshejt of fenijn omgebracht te worden, en andere quaden , te bevryen -, om hare dorpen van pion- *'*^'^^* dering, en brant by geval, of door de boosheyt van hare vyanden,te bewaren^ oock om gelbnt, en vry van alle fieckten te blijven. Voor alle dele gemelde laken verknopen ly de lèlve ge-Ichreve briefkens aen dele arme en onwetende Swarten , diefe aen den hals hangen , in hare * gordels naeyen, en in fekere banden of kroo-nen, die ly om den hals dragen, ja fy graven die felf in gout. Andere Moren koopen die , om ftout in ’t ftrijden te welen, om hare vyanden te verwinnen, om veel buyt te krijgen, om de Iprinckhanen ,donder, regen, enonwedertc doen komen^ om hare vyanden traeg temaken , en op de vlucht te drijven ,• om fich van vrouwen te doen beminnen, en aen de vrouwen, dat haer de mannen mogen liefde dragen j en eyn-delijck, om krachteloos temaken de gene die hare vrouwen poogen te misbruycken.
Manan':itari is de voornaemfte rivier van het De rivier landt der Antavares : ly is groot, foo datfe met fchuyten kan bevaren worden : hier hebben eer tij ts Franlchen gewoont, die t’elckens, door verraet van d’inwoonders van ’t lant, en door de lift van die van Anofti en Matatana, fijn doot-geflagen. Defe rivier belproeyt een feer vrucht
baer
OFTE MADAGASCAR.
Il
baer lant; en valt van de bergen die ten noorden en ten wellen ontrent 20 mijlen van elckan-der leggen. Tuflchen defelve en de zee lijn laege landen , vervult met ftaende wateren en moeraffchen. Port aux bïet lant, dat men de Haven der pruymca prune!, oft nocmt, begint aen de haven van Taraetavi, en larjQj Je zeckuft tot aen de baey van Antongil, Manghabei geheeten. Dit is een rijck landchap , en overvloedigh van rijs , en ^ert der uytnemcndc weyden. D’inwoonders fijn vrome ßeJen, geenfins genegen tot moorden en fielen , maer forghvuldigh om te arbeyden en ’t lant te bouwen ,• want fy gaen des morgens na hunne plantagien , en keeren niet voor den avont weder : fy voeden ftieren en koeyen , doch alleen om de melck , en om t’ofieren , als iemant van hen met fieckte word befocht. Sy fijn alle gefproten uyt een felve gedacht, datle Zaffehibrahim, dat is, afkomfl van Abraham , noemen. Sy kennen Mahomet niet, en geven fijne navolgers de naem van Cafies. Onder hen fijn geen armen noch ledighgangers , yderar-bey t in ’t lant; fy houden de flaven niet in fulcke dienflbaerheyt als flaven , maer de meeflers noemen hen hare kinderen ; ja Çf geven hen hare dochters ten huwelijck , wanneer fy hen endtslants. door gocde dienfteu waerdigh maken. Sy planten hunnen rijs op de bergen en in de val-leyen, na datfè de boflehen, die meefl uyt feke-re holle rietflocken beflaen, afgebrant hebben ; xvant als defe rieten droogh fijn , fleeken fy het vuer daer in, welcke in’t branden fulck een groot gerucht maken, dat het lant, een mijl in ’tronde, daer van fchijnt tebeeven; ’twelck voortkomt om dat defe rietflocken alle hol fijn , en onderfcheyden met fekerc knoopen die ontrent een voet van elckander flaen , en dat yder riet meer dan 40 knoopen heeft, die oock alle foo dicht by een flaen datfe d’ecn d’ander raken ; wanneer nu ’t vuur hen begint te verwarmen , foo wil de lucht, die tuffehen de felve knoopen befloten is, opwaerts vliegen , en geeft tuflchen yder knoop een flagh als of’er uyt een metalc Hang wierd gefchoten : foo dat het vuur dan lillek een geraes maeckt, en foodanige Hagen veroorfaeckt, gelijck of men een overgroo-te menighte canonflucken, valckenetten, musketten, piftolen, en allerley gefchut, t’evenslos brande. Dit komt hen, die het niet gewoon lijn, foo vreemt voor , dat het hen verwondert en verbaefl maeckt. Als defe boflehen dus ver-brant fijn, is d’aerde gantfeh met aflche bedeckt, welcke door de regen wort bevochtight, en dan fayen fy daer na hunnen rijs op een vreemde wijfè ; want alle de vrouwen en dochters van het dorp helpen tot yders plantagie, en gaen nevens elckander met een fcherpe Hoek in de liant, waer mede fÿ een gat in d’aerde maken fonder neder te bucken , en werpen twee granen rijs in yder gat, datfè weder met aerde floppen en met de voet toetreden , en dit op foo een maet datfè alle te famen in een oogenblick al fingende en danflende een lèlve werek, met fulck een fpoedigheyt en aer-digheyt verrichten, dat men niets aengenamer . Africa. |
kan befchouwen. De vrouwen dragen oock forge , om ’t velt van alle onkruyt te luyvcren , en de vruchten in te là melen ; terwijl de mannen op andere plaetlèn beefigh fijn om die be-quaem te maken. Sy fijn genegen tot waerfèg-gerye, die fy Squills noemen ; en nemen geen reyfe aen , of eenigh voornemen uyt te voeren , indien fy niet eerft defe kunfl van Squille ge-bruyckt hebben. Hunne goet-aerdigheyt is lbo groot,dat een Swart oft Moor,iets geftolen hebbende , en in gevaer fijnde van te flerven , foo füllen fy liever ’t goet weder koopen, dan toelaten dat hy gedoot wort. De riviere Mananghourou legt aen ’t uyterfle JiPanan^-eynde van de bocht van Ghallenboulou, en vier mijlen van de fèlve plaets. Dit is een aen-gename en wijtflreckende rivier j langs defelve vint men fèer fchoone kriflallijne fleenen , waer van eenige vier voeten dickte hebben. Sy valt van een grooten bergh in ’t midden van ’t ey-landt, en flroomt door ’t lant der Ancianaèlen, welcke rijck fijn in gout, rijs, en offen. De B^ey ygt;an Antongil is ontrent 14 mijlen De baej groot, en legt op ij graden zuyder-breette : in de felve fiet men een kleyn eylant, ’t welck overvloet heeft van allerley eetwaren , en leer Ichoone wateren. ’t Eylandt S. Maria flreckt fich uyt van ’t zuy- ’t Eylandt den ten noorden ontrent 18 mijlen in de langtè; en drie mijlen van ooflen ten wellen in de breette. Dat deel dat naefl aen ’t vafle landt legt, is’er twee mijlen af, en léven dien hoeck die op ’t verfle daer af is gelegen. In dit eylant fijn verfcheyde flagh van gommen, daer fy par-fumen of reuckwereken van maken. D’aerde is Hoedamsi hier feer vruchtbacr; d’inwoonders faeyen over-al rijs, en planten die tweemael desjaersj de fuyckerrieten groeyen hier in overvloet, cn feer groot : de lucht is feer vochtigh , en’t jaer geeft weynigh dagen dat het niet regent, ja lómtijts twee weeken lang fonder ophouden : ’t gedierte is hier feer goet, en wort wonderlijck vet j fy houden ’t felve niet in afgefonderdc plaetfen, maerfy laten’tin vryheyt doorbet gantfche eylandt loopen. Men fiet ’er tien of twaelf dorpen , federt dat de Franfchen hier ge-woont hebben. In ’t geheele landt van 'Carcanoßi tot aen Man- Carcanoif, drerei wort gantfeh geen rijs gefaeyt, want het aertrijck is te fandigh ; maer daer wort veel kottoen gewonnen, en menighte van vee ge-weydt ; hier is oock veel olie de Palma, dien-flighom ’t hooft ende hairenderinwoonders daer mede te beflrijcken, en oock tot verfcheyde fleckten. De riviere Mandrerei is by haren uytgang on- ^f^»dreret, der den ló graed ; en is als een fnelloopende beeck ; fy fcheyd het landt van de Carcanolfl van d’Ampatres ,• en valt van den felven bergh als die van Itomampo. Na Mandrerei volght de provintie der Ampa- ’t Landt tres, welcke vervat 20 mijlen in de langte als men de zeekull houdt, en 12 in de breete vani de zee af tot aen ’t landt der Machicores : ’tis een landt fonder rivieren en andere wateren tot aen Mananbouve, uytgefeyt hier en daer eenige K nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;poelen ï |
’t II Regiering. CaremboH-le. poelen : hier fijn dorpen die drie of vier mijlen van ’t water afleggen. De kult is gantfeh recht fonder bocht ofte kromte , tot aen Garem boule. ’t Landt is wonderlijck vruchtbaer , heeft veel bolÏchen, in welcke d’inwoonders hunne dorpen bouwen , die ly dicht met palen en do-renboomen belluyten , foo dat het onmogelijck is daer in te komen dan door de poorten. Het volck wort hier door de Grooten , die de dorpen onder hen hebben, beftiert, doch een van hen heeft het opperfte gefacli, en alle d’an-deren fijn met hem vermaeghlchapt. Sy hebben veeltijts oorlogli tegens elckander, en dat den meeften tij torn de vrouwen, die iÿ d’een van d’ander ontlchaken : ly fijn oock leer genegen om hare naburen te berooven en te plon-deren, en derhalven fijnfe gedurigh vyanden : ly houden oock niet veel van de vreemdelingen. Het landt van Caremboule is leer kleyn , en op den oever van de zee gelegen : het is ontrent tien mijlen groot in de langte, en vijf of fes in de breette ; ’t is een te dor en droogh landt om te bouwen, maer redelijck goet tot het veehoeden,- want hier fijn lchoone dieren, en in groote menighte : d’inwoonders leven van boonen, er-weten, melck , olfenvleefch , amp;c. Ontrent het jaer i6i8 heeft een groot Hollants lchip , dat uyt Oolf-Indien quam , niet wijt van defe kult lchipbreuck geleden^lbo dat ’er niemant afquam als de Schippers foon, die op een ledige ton drie dagen in zee rolde , tot dat hem de baren foo afgemat op de ftrant wierpen , dat hy byna ten eynde was ; als hem de Swarten gewaer wierden, waren ly feer verwondert,en in twijfel of ly hem louden dootflaendoch de beften onder hen vonden goet hunnen heer, Dian Mammori genaemt, dit te kennen te geven : defe quam ter-ftont, deê hem in lijn dorp brengen, huysvefte hem, gaf hem andere kleederen, terwijl de fijne Jl^ahafal-les. Honluuve. Rl^/uhico-' rts. oroognuen , gat lait nem eten te oereyden , en onthaelde hem na fijn befte vermogen. Het landt der Mahafalles is met boftchen be-fct : d’inwoonders bouwen hier ’t aertrijck niet, behalven d’Opperfte, Dian Manhella genaemt, in ’tjaer 1053 overleden, en eenige van fijn bloetvrienden. Dit landt is rijeker dan alle d’andere geweften van dit eylant,en is machtiger geworden door de rooveryen gepleeght aen de Vorften der Machicores, die hunne meefters waren : maer als hy hen door hunne oorlogen verdeelt fagh, is hy verfcheyde mael op ken aengevallen , en heeft hen veel goets afgewonnen, waer door hy ftereker is geworden. Het lant van Houlouipe is landewaerts in gelegen; en rijck van vee. In ’t fclve , gelijck by de Mahafares en Caremboules, vint men veel wa-terpaerlen , amethyften van verwe als de bloemen der perficken, en fchoon kriftal. Nu is ’er noch overigh van ’t groot landt der Machicores te Ipreken, ’t welck llreckt van het landt Yvouronhehoc tot aen Carcanolfi, wort belproeyt van de riviere Mandrerei ten ooften, cn ooftzuydoollen ; en van de riviere Onghela-hé aen de noordfijde, in welcke drie andere rivieren vallen, te weten, Ranoumainthi, Onshe-lahé Mallei, en Sacamaffei,in welcke en in d’om- |
S. LAVRENS, gelegen pîaetfen vele gefteenten gevonden worden, als topazen, efmerauden,robijnen,fapphy-ren, en een menighte van leer harde en uy tne-mende kriftallynen. Dit gantlche landt der Ma-chicores is door den ooilogh verwoeft ,• en eer-tijtswasden grootften Heer, Dian Baloüalen genaemt, dat is, Meefter van hondert duyfent waranden, beftierder van alle dele landen der Machicores, Concha, Manamboulla , AlfiHach en Mahafalles, gelijck d’inwoonders nu noch ■’t lèlve bekennen. Alle de volckeren van ’t eylandt Madagalcar jJun witloof gelooven dat ’er een Godt is, die ly eeren, en » met eerbiedigheyt van Ipreken j en belijden , dat hy alles heeft gefchapen, den hemel, ’t aert-rijek, d’engelen , en alle andere fcheplèlen. Sy bekennen dat ’er duyvelen fijn ; en dat Godt al het goede werekt, en nooit eenigh quaet : dat Hy ’t leven geeft aen de menlchen en de Ichep-lelen, foo befielt als onbefielt j en datHy ’t hen weder afneemt wanneer ’t Hem gelieft. Dat de duy vel is d’oorlaeck van alle quaet : dat hy de boosdoenders, lieckten, en alle ellenden die ons in de weerelt overkomen, verweckt : dat hy de tweedracht, dieveryen, moorderyen, en alle andere fchelmftucken veroorfaeckt : en daerom vreefen en offeren fy hem , en in hare offerhanden geven ly dien boofen,als om hem te bevredigen, het eerfte ftuck, eer ly iets aen Godt pre-lenteren.Sy aenbidden oock een derde Mogent-hey t onder de naem van 'Dian Mananh, dat is, de godt der rijekdommen, welcke fy met het gout eer bewijlèn; want als fy dat in de handt hebben, lbo laten ly het met groote eerbiedigheyt over hunnehoofden gaen , en kuffen het op de lelve m goede wijle. Sy gelooven, dat daer een ongelooflijcke menighte van Engelen, dienaers van Godt, fijn, die de hemelen , de ftarren en planeten , doen bewegen ; die de lucht, de meteoren , de wateren , d’aerde en d’elementen bellieren ,• die de menfchen,hun leven en woonplaetlèn,bewarenj en voor alle Iware toevallen in al hun voornemen, ’t ly in hare reylen ter zee of te lande, ’t ly in hare gewoonlijeke huylèn , behoeden : dele noemenfe, gelijck wy, Michael, Gabriel, Raphael, en loo voort. Sy gelooven, na dat Godt hemel en aerde en van^i.. alle creaturen gefchapen had , dat hy Adam uyt gt;nbsp;aerde formeerde , en in ’t Paradijs Helde, het welck in de maen of in de zon was, lbo ly leggen ; maer dat hem Godt, om rechtvaerdige oorlaken, uyt het Paradijs joegh, en in dele beneden weerelt handde , waer hy een gelwel aen ’t dick van fijn been kreeg , dat tien maenden duerde, toen opende fich het gefwel, daer een jonge dochter uyt quam. Adam fond den Engel Gabriel aen Godt, om hem te vragen , wat hy met defe dochter doen foude ? die antwoor-de hem door den felven Engel , dat hy die forghvuldigh foude opvoeden , en als ly groot en out genoegh was, ten wijve nemen , welcke hy Rahauva,dat is. Eva, noemde. Eenigen tijdt daer na baerde fy twee Ibnen, welcke grootfijn-de , verweckte de duy vel foo een twill tuffehen hen, datfc d’een d’ander dootlloegen : defc twee broeders waren Cain en Abel. Adam |
OFTE MADAGASCAR. va» de Sunivloet en van JefM Chrißue. Wmkf» vanaodti- Sieght of belijdenij. Adam had vele kinderen , die fèer vermeerderden; maer als de menlchen boos wierden, en Godt niet meer erkenden, lond hy de Sontvioec over de weerelt, en gebood Noë dat hy een groot fchip fonde bouwen, en met fijn vrienden en huysgenoten, vrouwen en kinderen daer in gaen , met vele dieren van allerley flagh , lbo mannekens als wijfkens. ’t Geheele aertrijck en al d’overige dieren verdroncken , uytgefeyt vier bergen, d’eerlle ten noorden,de tweede ten zuy-den,de derde ten wefl:en,en de vierde ten ooften, opwelcke niemant fichkon bevryen. Als de Sontvloet geeyndight was, ging Noë uyt dit fchip,liet het te Jerufalem,en reylde naerMecha. Sy feggen oock , dat Jefus Chriftus van Godt in de weerelt gefonden is, en , fonder toedoen des mans, uyt de Maegt Maria is geboren, welche hem fonder fmerte baerde , en Maegt bleef ; dat hy Godt en menfoh was, en een groot Propheet ; en dat hy door de Joden aen ’t kruys is gehechtjdoch dat Godt niet toeliet dat hy fturf, maer wilde dat het lichaem van een misdadige in fijn plaets wierd geftelt. Sy doen geen gebeden , hebben geen kerc-ken, gebruycken alleen de belhijdenis, en feke-re offerhanden , als ly in hare huylèn gaen , eer fy hunne vruchten infamelen , of anderen voor-raet, tot onderhout van’t leven, beforgen, voor hunne fieckten, of voor hare vrouwen als ly fwanger fijn , of voor de wafdom van ’t gene ly geplant hebben , voor ’t begraven van hare dooden , hare huwelijeken, haren vallen , en diergelijeke. Sy gebruycken oock de Biecht of Belijdenis van hare fonden , doch leven niet naer wetten en ordonnantiën; want hunnen geheelen godts-dienll beflaet niet dan in fekere gewoonten en fuperllitien , aen welcke fy uytermaten vall gehecht blijven. Als de vrouwen op ’t uyterlle Iwanger fijn, bidden ly de Maegt Maria , dat ly van Godt voor haer wil verwerven, datfe met weynigh fmerten mogen baren : ondertulTchen biechten fy aen een vrouw , die ly beft vertrouwen , alle de fonden die fy federt haer laetfte kraembedde, en haer fwanger fijn, gedaen hebben , noemende felf de mannen daer mede fy overlpel gepleeght hebben : ’t welck d’andere vrouwen lichtelijck te weten komen, want de vertrouwde kan veeltijts niet laten dat geheym te ontdecken. Als de bejaerde mannen de doot naerderen, eer ly hunnen fegen aen hare kinderen geven, doen fy een algemeene biechte van haer gantfche leven, en noemen al de fonden die fy gedaen hebben , verlbeckende vergiffenis van Godt, en doen offen flachten, tot uytwilling van hare fonden , om de quijtfchelding der fel-ve te verkrijgen ; en vermanen hare kinderen , datfe vroom moeten leven, en hun navolgen in ’t goede door hen gedaen, met vermijding van ’t quaet en de fonden die ly nu gebiecht en beleden hebben. Oeffenin- ’t Volck vau dit eylaudt hebben vele dingen, X'”’ die wy in Europa gebruycken, niet noodigh; en daeromfijnfe niet yverigom konften en hant-wereken , alswy, uyt te vinden. Sy begeeren niet anders dan ’t gene dat dienftigh is tot haer |
IJ gebruycken gemack, na de wijle van’tlant, loo van goederen , kleederen , wooning, als in-ftruraenten tot haren arbeyt, huyshouding en diergelijeke. Sommige fijn beefigh met y 1er en ftael te Imeden, en maken daer af bijlen , hamers , aenbeclden , mellen , roofters , pijlen en werplpieffen. De goutfmeden Imeltcn ’t gout in klompen , om daer na van ’t felve ringen en andere juweelen te maken. Vele van hen fijn timmerlieden , die mede de maetftock , fchaef en beytel, als d’onlè, gebruycken. In hare huy-lèn fijn geen hooge kamers, kelders noch folders ; de haertfteê is op ’t eynde die ontrent vier voeten in ’t vierkant groot is , met lant vervult, daer ly drie fteenen op leggen , om te bequamer hun eten te bereyden : ly hebben geen Ichoor-fteenen, den roock verdwijnt in ’t huys; daerom is ’t niet vermakelijck in hunne huyfen te wefen wanneer ly vuur geftoockt hebben. De vrouwen fpinnen , en weven verlcheyde Hoffen. Sy hebben noch eenige andere oeffëningen , waer mee ly elckander te hulp komen , en leven foo wel vernoeght, en miflehien beter, als in eenigh ander lant,hoewel ly vele ambachten, die in Europa in fwang gaen, moeten derven. Sy gebruycken geen hoeden , fchoenen , noch vele andere dingen die wy moeten of willen beefigen. In plaets van tapifferyen hebben ly matten, die fommige vrouwen op verfcheyde wijle en be-Ibndere verwen maken , waer van eenige in Vranekrijek, en elders, in de prachtighfte huyfen , om hare aerdigheyt en fellaemheyt van Hoffe, fouden aengenaem welen. Hunnen huysraet fijn de gemelde matten, jjtgsraà*. met welcke fy de wanden van hare huyfen behangen, en de vloeren belpreyen, waer op ly fla-pen ; want ly weten van geen bedden , bedde-kleeden , matraffen noch deckens, dewijl hare matten en Hoffen hen daer toe dienen j tot hun peuluwe en oorkuffen hebben fy een ftuck hout, of een facxken met kottoen gevult, dewijl ly van jongs af gewoon fijn op’t harde te llapen : ly hebben vele manden en korven , daer ly hunne Hoffen, kleederen, en koopmanfehappen in bewaren; en aerde kruycken, in welckely hunnen oly doen, waer mede ly hun lichaem en hairen belirijcken. In de keucken gebruycken fy niet dan aerde potten , houte lchotels en lepels , kleyne tangskens om de doornen uyt de voeten te trecken , een houte mortier om den rijs te breken, groote kruycken om wijn van honigh te maken, die tot hondert kannen in fich houden : fy hebben geen tafellakens, noch tafelborden, noch tafels, noch ftoelen om op te fitten ; d’aerde, met een mat daer op, dient hen tot een Hoel ; en tot tafelborden, lakens of fervetten gebruycken ly groote en breede bladen, die foo net en fuy ver fijn als linnen. De mannen dragen een pagne , gelijck ly Klttâtren» Ipreken , dat is, een Huck Hof daer mede ly het geheele lichaem bedecken, en met een gordel daer om fluyten : de vrouwen hebben groote borftrocken fonder mouwen, en een kleet aen de beyde eynden genaeyt, dat haer tot een fohort verHreckt. Sy dragen geen hooft-decklèl noch linnen, geen kouflen noch fchoenen, foo |
14 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’t E Y L A N D T wel mannen als vrouwen , uytgefeyt die van Manghabé, daer de mannen een vierkante muts dragen , en de vrouwen een Ipits hulfel, als een Ciiraäefj. hoom, en fommige dragen oock borftrocken. Dit volck is niet aengenaem als ly fonder cie-raet fijn ; maer als fy fich na hunne wijfe op-proncken , hebben ly beter aenfien. Sy dragen hals-cieraet, goude oorringen , waer toe ly gaten in’t onderlte der ooren maken , die Ibmmi-ge loo groot fijn, dat men daer een hoender-ey doorfoude können fteken ; doch dele dragen niet dan houte oft beene oorringen. By de Ma-tatanes fijnfe van gout, maerly dragenfe van twee foorten, d’eene fijn geheel gout, d’andere van dunne gout-platen,diefe geeftigh op andere materie können voegen en hechten. -Syheb^ ben oock fekere goude platen, diefe aen den hals hangen,en op de felve wijfe als hare goude, filvere oft kopere oorringen fijn gemaeckt j ly dragen oock goude ringen aen hare vingeren. Alle hunne rijekdommen beftaen in de ver-fcheyde bovengenoemde koopmanfehappen, en in fnoeymelfen , bylen, ylere fpaden , en diergelijeke inftrumenten , infargienoft Hoffen , ollen , belàeyde landen , om rijs en ander gewas te planten ; en in de menighte van hare onderdanen en flaven. De Grooten in dit landt fijn leer rijck van gout,datfe verborgen houden, en toonen het foo weynigh als mogelijck is aen andere volckeren ; uyt vreefe dat men hen, indien ly in oorlogh quamen, veel tot boete lou-de doen betalen, ’twelck in tijden van vrede niet gebeurt, ’t Is aenmerckelijck, dat hier nie-mant is van de Grooten in dit geheele eylandt of ly hebben gout van hare voorvaderen, en dit is niet gelij ck het gene dat men in Europa liet, maer veel bleycker, en byna loo gedwee als loot in ’t Imelten. Sy durven geen gout by fich dragen , feggende datle het niet waerdigh fijn ; en hebben lulck een bygeloof, datlè, indienle ’t felve gedaen hadden , van d’eerfte fieckte die hen trefte louden fterven , en dat hen Godt die ftraffe daerom Ibude toefenden. j4ert der nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ick wect niet of’er een volck ter weerelt is, meer dan dit genegen tot verraet, veynfing , vleyeiy, wreetheyt, leugen en bedrogh ; doch die van Alanghabei fijn niet loodanigh , maer van weynigh redenen en meer trouwcj fijn oock foo wreet niet, en plegen geen verraet tegen de vreemdelingen : ly hebben oock een andere wet en gewoonte, en léggen, datlè uyt het ge-Onèleu^}- flacht van Abraham fijn gefproten. Wat d’an-dere volckeren belangt, ly hebben de gemelde ondeughden, fijn lieden fonder hart, en die verraden en bedriegen voor deughden achten want fy beloven veel, en geven niets dan alleen door vreelè en gewclt, lbo. dat men hen met ftrengheyt moet regeeren : boven dat fijnfe wonderlijck wraeckgierigh , foo dat verraet en wraeck hare grootfte begaeftheden lchijnen ,• want ly achten hen fot en fonder verllant die de misdaden quijtfchelt. Sy fijn oock feertot hoerery genegen, en hebben veel vrouwen, volgens hun vermogen om die te voeden, datlè Manpirafe noemen , als of men feyde , vyanden maken ; want de vrouwen van een man of huys |
S. L A V R E N S, dragen elckander een doodelijeken haet. Eer het vrouwvolck getrout is, doenfe watle willen , en geven fich aen een yder, die hen betaelt, ten bellen 5 maer lbo iemant hen ’t beloofde niet en geeft, gaen fy hem onbefchaemdelijck de klee-deren van ’t lijf nemen, fonder dat hy haer durft afkeeren ; maer hy tracht haer terllonc te bevredigen , uyt vreelè van cenige lchande t’ontfangen. Sy fijn herberghfaem onder elckanderen, helpen d’een d’ander met levensmiddelen , en en^ndhejt. weygeren niet t’eten te geven aen die ’t verfoec-ken, als fy ’t vermogen hebben : indienlè eten , deelen fy’t gene datle hebben aen andere , lbo datfe fomtijts niets voor hen behouden, en achten dat voor een eerlijeke fake : dit doen de grooten of rijeken lbo wel als de mindere door een gewoonte of natuerlijeke genegentheyt. ’t Meelle deel van dit volck is luy en traeg, wijfevm en om de minlle fwackheyt dielè krijgen , blij-ven fy een langen tijdt fonder iets te doen ,• en wanneerlè al arbeyden, is ’t feer langlaem en op hun gemack : fy laeyen lbo veel als ly tot noot-druft moeten hebben , om een deel van ’t jaer te leven : als nu hun gewas rijp is, foo haellen ly fich om alles deur te brengen , en verkoopen een gedeelte : daer na vallen ly in gebreck, en moeten vallen , oft weder ten dierllen koopen, lbo datlè fomtijts viermael lbo veel daer voor moeten betalen, als ly ’t verkocht hebben, waer door fy in armoede blijven. Haren koophandel met elckandcr gelchiet niet dan door verruylen ’t een voor ’t ander : ly hebben geen munt ; de krameryen die de Eu-ropers hen brengen, dienen hen tot munt. Die iets gebreck heeft, gaet daer hy ’t in menighte vint, want daer fijn geen weeck-noch jaer-marekten j maer m.en koopt daer overvloet is van eenigh ding meer dan in een ander landt, en yder lend daer om fich te voorfien. Van alle fuperllitien, die onder de fehle en barbaerlle volckeren in lA'ang gaen , is defe, waer door dit volck op ’t allerwreetlle hunne kinderen verlaten en als wegh werpen , d’aller-godtlooHe enfchrickelijcklle ; dit gelchiet op verfcheyde wijlèn, foo dat het geen wonder is dat dit eylant, ’t welck lbo groot en vruchtbaer is , niet meer volck heeft : want van het lichaem der moeder, of llracks na de geboorte, worden delè arme onnofele lcheplèlen gedoemt, om’tlicht, eerly’tgefien ofgekent hebben, met hun leven te verliefen ; dewijl de vaders en moeders hen, door eenigh ongeluckigh flaef, verre van het dorp in heggen en doornllruyc-ken doen brengen, of in de bolTchen, ter genade van ’t quaet weder, der koude, en hitte, der honden , verekens, of andere dieren, die hen verllinden,- en Ibmtijts leggen delè elendige kinderen daer een dagh oflanger te fchreyen en kermen, en fterven meeft van honger of koude, of worden wreedelijck van de beeilen verflon-den. D’oorfaeckwaeromd’oudersdus jammer-lijck hare lichaems vrucht verlaten, is alleen om datlè op een quaden dagh , maent, oflelf ure, die ly voor ongeluckigh houden, fijn geboren , en meer diergelijeke dwale overgeloovigheden. |
OFTE M A D ,A G A S C A R. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ly
Xrijgs-or- In liunne oorlogen hebben fy gantfch geen kennis van in gefchiclcte ordre re vechten , of ‘ ■ den daghen tijdtvan een veltflagh te ordineren ; maer als ly een aenflagh voor hebben, vergaderen iy heymelijck , en trachten de vyanden op ’t onvoorhenfte t’overvallen , als ly nergens op dencken : tot dien eynde gaenle de geheele nacht, om in ’t aenbreken van den dagh voor het dorp van hunne wederpartyen te lijn , datfe dan aen alle fijden omringen en aentaften met een gruwelijck en afgrijflijck gelchreeuw; en dus vallenfe daer in , en dooden alles , groot en kleyn , vrouwen , dochters en oude lieden , fonder de kinderen aen de borft te fparen, dielè, als de verwoedtfte en felfte heeften, in ftucken foheuren : daer na, als die wrcethcyt wat be-daertis, voeren ly alles, watle vinden of kunnen krijgen,in ftaverny;doch de kinderen van d’Op-perfte worden alle gedoot, om datfe ’t geflacht van haren vyant willen uytroeyen, uyt vreefe dat de lèlve,indien fy iemant lieten overblijven, lieh namaels aen hen of de hare fouden wreken. Doch foo de gene, die aengetaft wort,tijdt heeft om lijn volck te vergaderen, en van dapperheyt wort geprickelt, ftort hy met de fijne op de be-Ij^ringers in, daer dan een groot bloetbadt op volght, indien ly fich niet op de vlucht,dat veel-tijts gebeurt, begeven. Hunne wapenen fijn verfcheyden na de provinciën j want in fommige plaetfen gebruycken fy een groote lagaye ofte worpljaiefte met een breet, lang en lcherp ylèrj in andere, hebben ly een rondas, werpfpiefte, pijlen en fchichten ; elders nemenfe bogen en pijlen. Sy vechten fonder flaghordre, en geleden ,• en loopen ver-wardelijck toe volgens hunne vierighey t en kop-pigheyt, makende vele fprongen en begrimmin-gen, met lafteringen tegen hare vyanden : wanneer ly iemant gedoot hebben , maken ly een lchrickelijck getier, en daer is niemant tot aen den armften ftaef, die niet fijn fpielfe fteeckt in ’t iichaem van den dooden, die daer, doorboort als een feef, blijft leggen. Als fy te lamen twift hebben , vatten ly elckander , en worftelen om yder fijn vyant ter aerde te werpen,en drucken foo ftijf met hunne armen , dat fomtijts een der felve of alle beyde verfticken : de vrouwen en kinderen doen het lelve in hunne gefchillen. Terwijl de mannen in den oorlogn fijn, doen de vrouwen en dochters nacht en dagh byna niet anders dan danflen , en willen in hare hutten niet eten noch flapen j en hoewel fy feer genegen fijn tot hare welluften, begeeren fy evenwel niet tegens haer eer te doen foo lang hare mannen afwefigh fijn ; want ly geloovenvoor vaft,indien ly haer dan te buyten gingen,dat hare mannen fouden gedoot of gequetft worden. Belaft- Hare begraefenilfen gefohieden op de vol-gende wijfe : de naefte vrienden van den overleden walïen ’t Iichaem met groote forge,en verderen het met oorringen en gouden halscieraet, ingeleyt met korael, en andere frayigheden , en begraven hem met twee of drie van haerge-woone kleederen , die ly pagnes noemen, en dat van de fohoonfte die ly hebben na hunnen ftaetj daer na bewinden fy’tlijfin een groote Africa. |
matte als ly het in ’t graf brengen. Te voren komen al de vrienden , onderdanen en ftaveh van den overleden in ’t huys rontom fijn Iichaem hem beweenen; aen welckers hooft en voeten ly twee kaerlTcn nacht en dagh laten branden; on-. dertuflehen Ipelcn ly op trommels, op welckers geklanek vele vrouwen en dochters op ’t fta-tighfte danften , en gaen dan op haer beurt in ’t huys om te weenen ; daer na keeren ly weder tot het danften , en beurt om beurt komen dan de mannen tot de gemelde oeftening ; en dus brengen ly dien dagh ten eynde. Des anderen daeghs dragen ly het Iichaem ( in een kift, van twee uytgehoolde ftucken houts gemaeckt, be-floten ) naer de begraelplaets , en fetten het lès voeten diep in d’aerde,daer na ftellen ly by hem een aerde lchotel, en een kleyn aerde confoor om reuckwerek te branden ; de vrienden fenden oock , vijftien dagen lang , door^de Haven Ipijlè aen den overleden , als of hy noch leefde. De folemneelfte en ftatelijckfte eeden doen ly by de fielen van hare voorvaderen. Dit volck heeft geen befohreve wetten : al wat ’er gedaen wort en in gebruyck is, gelchiec door natuerlijeke wetten, die in drie foorten beftaen, te weten, in de wet van den Vorft ; de wet der nature van een yder in ’t befonder, het welck niets anders is dan fijne wijfè van handeling ,• en de wet oft gewoonte van’t landt. Sy dooden de dieven op de daet wanneer ly hen daer op achterhalen, fonder cenige andere wijfe van rechtspleging ; want ly gelooven, dat het geen meer quaet is een roover , dan een venij-nigh lèrpent, of een fcorpioen , om te brengen. D’overfpelen worden met groote boeten ge-ftraft ; en de vrouwen worden fomtijts door hare mannen dootgeflagen, of verjaegt : maer dat belet niet, of ly dienen fich van de gelegent-heyt, om hare welluften te plegen , als fy können ■ oock fijn ly liftigh genoegh om hare vrye-ryen te bedecken ; dewijl hun de flavinnen ten dienft ftaen , en wacht houden. De gefohillen, die fy om hare landen krijgen, worden door hunnen Prins beftecht. Sy noemen Maßinpoh de wijle van handelen van yder in ’t befonder , in fijn werekingen , Ipreken, gaen , gebaerden, in fijn manière van leven, en in alle dingen die hy doet of voorneemt. Maßintana is de gewoonte van ’t landt in ’t quot;cmcen en in ’t befonder, die voor de lèkerfte wet in alle voorvallen wort gehouden , als in de wijle van planten, bouwen , oorlogh te voeren ; als oock in de gemeene blij-fchappen, danften, oelfeningen, en andere dier— gelijeke faken. Defe gewoonte is foo out, dat die van den Vorft geen gront heeft dan op defe , die hy felf niet kan veranderen ; want indien hy iets aen fijn onderdanen beval, dat regen defe gewoonte ftreed , foo fouden ly hem ’t lèlve vertoonen , en datfe derhalven hem daer in niet konden gehoorlamen. Sy nemen geen vermaeck in eenige krachtige Oeffimtf oelfeningen van ’t lichaem,noch feit in ’t wande-len, ’t fy om de gefontheyt, óf tot luft ; want fy meenen,dat alle dingen,die de menfehen moede maken, meerongenucht dan vrolijekheyttoebrengen. Sy Ipotten met ons,als wy wandelenden L nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leggen, |
’c E Y L A N D T
y t-ùt wy ons fonder reden vermoeyen ; en ais fy een vreemdeling alleen fien gaen, mee-nen ly dat liy eenigh quaet voornemen heeft, la^fn. en dat by hem lelt overlegt. Als ïy op de jaght gaen , ’t is niet om 't vermaeck datlè daer in hebben, maer ’t nut datlc daer van können krijgen ; dus het men hen gaen op de wilde fwijnen-jaght,niet om die t’eten,want dat doen fy felden, maer om fich te wreken , en defè wreede dieren uyt te roeyen, die alle hunnen voorraet verflin-den en verderven. Defe jaght geïehiet in ’t gemeen door de flaven , want de Grooten willen ’t felf niet doen, om datlè het voor davenwerek, en onwaerdigh voor hare grootheyt, achten.
''^^^chen in de rivieren,ftaende wateren, en in de zee j in de rivieren gebruycken ly netten en vilclikorven , waer mede ïy veel vilch vangen ; in de zee dienen ly fich fomtijts van hare iagayen of werpfpieflen , om de groote viflehen foo te quetlèn en te krijgen ,ïn ’t welck fy hunne behendigheyt toonen. In oude tijden plachten ly walvilÏchen te vangen, maer nu is hier niemant, die dat durft voornemen, te meer, dewijl hen de kennis ontbreeckt.
Cefa»genen In liatc gelängen en danlfen is t’aenmercken , ^^tle nicts dertels hngen j en hunne danlfen hjn llatigh genoegh, hoewel datfe in ’t felve fomtijts belachelijcke pofturen en gebeerden maken : hunne gelangen lijn in ’t gemeen van de treffe-lijcke daden harer voorouderen. In ’tdanlïen keeren en draeyen ly fich d’een nae d’ander , en houden een lekere maet en treden.
spfj/è. Sy lijn feer ongelchickt in ’t eten , hoewel hare fpijlè finnelijckis bereyt. Sy onderhouden en voeden fich met rijs, boonen , erweten , ignarnen, kool, olfen , lchapen , hoenderen , verlcheyde flagh van zee- en rivier-vifch , en vruchten. In diere tijden leven ly van fèkere wortelen, die in ’t water en in de bollchen groe-yen. Dit landt is feer vruchtbaer ; maer d’in-woonders fijn lbo luy en traegh, datfe niets meer willen planten als ’t gene hen noodigh is om te leven. Hunne maeltijden doen ly in ’t gemeen des morgens en des avonts.
Drawkj Haren dranek is warm water, of het fop van ’t vleefch datlè koken : ïy maken wijn van ho-nigh die ly in overvloet hebben ,• maer fy drinc-ken die niet dan in hare ceremoniën diely MiJ/a-l’atfi noemenjly weten oock wijn van fuyckerrie-ten te bereyden , die leer goet is, maer niet foo aengenaem als de honigh-wijn j doch andere mengen die twee foorten van wijn te lamen.
Sy hebben tweederley flagh van rijs, waer van d’eene ruyg is , d’ander niet : hier fijn oock ver-fcheyde loorten van ignarnen , en andere planten en wortelen, foo dat het te lang Ibude wefen Tiantett. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5^. j^efonder te belchrijven ; wy lul
len alleen eenige der felve, om hare ongemeene eygenlchap, verhalen. De Fanghits worden won-detlijck groot ,• ly fijn loowel goet voor den honger als dorft,- en worden fomtijts grooter als eenmenfeh: men eetlè raeuw, want fy worden lichtelij ck verteert, en verwecken ’t water-ma-ken , ly groeyen onder een kleyne doorenhage, en fijn root van lchorlTe. Men fiet hier een lóort van kooi, die ly Son^e noem.en , welcker
S. L A V R E N S, bladeren ront en loo breet fijn dat men vaii fommige een paralol ofte Ibnnelchut Ibude können maken : als defe bladeren met fpijlè ge-koockt fijn, hebbenfe de Imaeck van kool, en de wortelen als die van de ftoelen der artichoc-ken in Vranekrijek. De Honmimes fijn kleyne wortelen , en als een duym groot, die uytter-maten lèer aengroeyen ; want van een eenigé plant komt ’er meer dan twee hondert ; en hebben byna een fmaeck als rapen ofte knollen. Sy hebben lèkere lborten van boonen , en erwe~ ten , defe gewellen alleen eygen ; als oock Bananes, die wel voeden^ en Ananes. De Manghits heeft vele lange en Imalle bladen , en is met een lief* felijeken reuck befchoneken : derhalven maken de vrouwen daer af kroonen, en bloem-kranlfen , welcke ly op hare hoofden dragen : het heeft de felve kracht als het kruyt datwy Capilli Veneris, oft Venushair, noemen.
Dit eylant heeft oock foodanige kruyden als Krtqden. men in Vranekrijek , en andere landen van Europa , fiet : hier groeyt oock byna in alle gewe-ften veel tabac.
Het heeft mijnen vanyferen ftael, dat hier Metakn. in overvloet wort gevonden , en lichter te fine-den is dan dat van andere landen. Behalven dat is hier oock gout, dat men bequamelijck kan fmelten.
Men vint hier vele koftelijeke gefteenten van cefieentt». velerley foorten,als krifi:al,topazen,amethyften, agaten , granaten, calfidonien , verlèheyde flagh van lalpis, als oock de Lapis Ljdhrs oft toetfteen.
Dit laut heeft meer dan eenerley honigh ; want behalven de gene die van de byen komt, foo is ’er oock die van fèkeregroene vliegen, en van tweederley looi t van mieren, van welcke eenige gevleugelt fyn, en andere veel grooter dan nae gewoonte. Sy maken oock driederhande ■ wijn, te weten, de gemeene honigh-wijn, die de fmaeck heeft van Spaenlèhe wijn, welcke fy Sichi noemen ; de wijn van fuyckerrieten, Foüach oft Toüapara geheeten, dat is, wijn van fiiycker , die een weynigh bitter is , en de fmaeck heeft van de keern der abricofèn : dele wijn heeft fbo veel kracht, indien men daer van in een fèhelp doet des avonts, en laet het flaen tot den volgenden morgen , lal die door de gemelde fèhelp fijn ge-beeten ; hy heeft de Imaeck en coleur van fterek bier.Sy maken oock wijn van de bananes^ die fuer-achtigh is als de appel-dranck,of die van de peeren, die men in Noormandien maeckt.
In verfcheyde geweften van dit eylandt fiet Jtfinerale men minerale wateren. Inde valeye van Am-boula is een fonteyn, welcker water feer warm is, en een fèker geneesmiddel voor koude fieck-ten in de fenuw-achtige deelen ; voor dekort-borftigen, ofte die een benaeude borft hebben , is het lèer goet gedroneken , en om de verftop-pingvan’t ingewant en der lever te genefèn, oock om het lant der nieren af te drijven, en ’t aengroeyen van ’t felve te beletten. In vele plaetlèn fiet men Iprongen van ylèr-achtigh water , als een mijl van ’t Fort Dolphijn , daer een beeck is die de Franlèhen en Swarten Yfèr-water noemen. Te Domboulomba op den top van een bergh is een fonteyn,welcks water na koper-
root
-ocr page 240-OFTE MAD root finaeckt, fóo dat men ’t niet kan drincken. By ’t lant van Mandrerey fijn (prongen van ibut water , waer van d’inwoondersfout maken, om tot hare fipijfe te gebruycken, hoewel dat defê aderen meer dan yo mijlen van de zee at leggen , en ’t water van de naburige bergen af-ftort. Ontrent Manghafia is een berg met een opening , waer uyt met het water een aerde als peck komt, die de Medicijn-meeflers Pijfajphal-tum oft Bitumen ïudaicum noemen. Het welcke doet gelooven , dat ’er in dit eylandt allerley flagh van metalen en mineralen fijn : lbo dat het voorfien is met alles wat dienfiigh en noo-. digh is tot het menlchelijck leven ; en geen andere landen van noode heeft : waer door men het met recht een kleyne weerelt magh noemen. In ’t gewelf van Fanghaterra, en ten wellen van den bergh Hiela, fijn oock beeken, welcher water altijt wit is, en eenigen reuck en Imaeck van folfer heeft ; als oock by ’t lant van Uouloulfe en Vouronhehoe fijn Ipeloncken daer men veel fal-peter vint,lbo dat het niet fwaer foude wefen om hier buskruyt te maken, als men geen moeyte ontfagh,en dat ’er bequame Meellers waren om ’t volck in die kunll te liieren en te regeeren.
Gedierte. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mco fiet hier drie loorten van oiren,te weten,
die hoornen hebbenjandere die fy Boury noemen, die een ront hooft,en geen hoornen hebben; en een derde flagh met hangende hoornen, die alleen aen de huyt van ’t hooft vaR fijn ; en alle hebbenfe groote klompen vets in de neck, welcke men fmelt om in plaets van boter t’eten. In ’t landt van de Machicores, door den oorlogh verwoell, is een groote menighte van wilde oliën Ibnder de gemelde klompen vets,want fy fijn als die van Europa, doch feer hoogh , en loopen by troepen als de harten. Hier fijn oock fraye gey ten, en fchapen die wonderlijck vermenigh-vuldigen , met een feer groote llacrt, foo dat Ibmmige der felve tot 20 ponden wegen ; en be-llaen uyt enckel vet, ’t welck niet en fmelt, en daerom beter is om t’eten : het vleefch der jonge , der wijfkens, en der gefnedenen is van een leer goede Imaeck. Hier fijn oock wilde verc-kens in de boirchen,die groote Icliade doen aen ’t gewas op’t velt : defe Iwijnen hebben twee hoornen aen de lijden van de neus; en fijn byna foo gevaerlijck als die van Europa. In ’t eylant Mafcaregne fijn verekens gelijck d’Europilche ; raaer hun vleefch is gelbnder en fmakelijeker dan eenige Ipijfe ; ’t welck ick geloof dat door het goet voedtlel wort veroorlàeckt ; want lÿ eten veeltij ts niet anders dan lchildtpadden die in ’t landt loopen , ( die hier in overgroote menighte fijn, ) of hare eyeren. Hier is oock feker flagh van ylère verekens, diefe Tendracs noemen,
A G A S C A R. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;17
die d’inwoonders voor leekerny houden, hoe wel ’t vlcelch onfmakelijck, dradigh en weeck wort bevonden. Sy llapen les maenden, in wclcke lÿ niet eten, en daerom begraven fy fich lèlf diep genoegh in d’aerde : terwijl fy llapen valt hen ’t hair en borllels uyt, en daer groeyt weder ander als ly wacker fijn geworden : ly vermeerderen veel in korten tijdt : hun hairen oft borllels fijn fcherp als die van den egel. Dit landt voedt oock veel egels, die ly Sora noemen. De chameleon wort door hen T/gt;^geheeten, die men feyt dat alleen van de wint leeft , maer dat is een groote misflagh ; want fijne Ijfijfe fijn de vliegen ; hy verandert van verwe nae de kruy-den en bloemen die ontrent hem fijn ,• als hy vliegen wil vangen, gaet hy langlaem , foo dat men hem niet gewaer wort ; doch als ly hem naderen , lleeckt hy fonder te Ipringen, een geholde tong uyt van eenen halven voet lang na de plaets van de vliege, en treckt fijn adem lbodanigh in, dat hy die in fijn keel haelt. Men fiet hier verlcheyden andere dieren , die ick, gelijck oock d’infeólen, of bloedeloolè dierkens, met llilfwijgcn voorbyga, om den Lefer niet te lang op te houden.
Den haen wort in dit lant Acoholahé j en een henne Acohoipa'pe geheeten : de hoender-eyeren fijn niet grooter als die van de duyven,- fommi-ge hennen broeden op eenen tijdt 30 eyeren uyt, daer foo veel kieckens af komen. Hier fijn oock failanten, wilde duyven en tortclduyven* Depapegayen fijn hier Iwart, doch daer fijn kleyne met root-bruyne vederen. Men fiet ’er mede een vogel die ly Fêulimene noemen, welcke men niet kan vangen; want fy vechten gedurigh met malkander, en llerven in de winter ; ly fijn leer fchoon, met pluymen lbo root als Icharla-ken verciert. Men vint hier veel andere Ibor-ten van vogelen , foo op de rivieren als in de boflehen , gelijck mede verlcheyde nacht-vo-gels, te lang te verhalen.
Dit eylandt heeft overvloet van viffehen lbo in de zee als in de rivieren : daer fijn zeeverc-kens, goede kabeljauwen , en roch van onge-meene grootte. Sy hebben oock een vilch dielè Fianba^a of zee-papegaey noemen, om datle lulck een beek heeft. Men fiet hier mede vliegende viflehen. Haringen, Iprot, makereel, tongen, en andere verlcheyde lborten van vil-fchen fijn hier in groote menighte. D’inwoonders van ’t lant feggen, dat ’er oock zee-mannen en meer-minnen of zee-vrouwen fijn in bewateren daer ontrent. En dit is in ’t kort het aen-merckelijcklle van ’t eylandt Madagalcar, wekkers befchrij ving, nevens die van geheel Africa, is hier mede ten
’t ACHTSTE STVCK
AERDRYCKS
BESCHR Y VINGgt;
Uytgegeven
ii
AMERICA, Ofte DE NIEVWE WERELT.
Merica heeft defen naem van Americus Vcfputius,een Flo-rentijn, die, door bevel van Ferdinandus, Koninck van Spanjen,in’tjaer 1497» van Gibraltar gevaren, en de eer-fte uyt Europa,foo men vafte-lijck gelooft, daer in’tvafte landt gekomen is. Hoewel Chriftophorus Columbus , een Genuees, in ’t jaer 1492, daer toe den wegh aldereerft phanten geweeft zijn, die America nimmermeer gehadt heeft, oock paerden en een tournoy-plaetfe, daer in tegendeel geen paerden in America waren, eer de Spanjaerden die daer brachten. Hy feyt voorts, dat ’er in die tijdt geen fchepen waren, oft wetenfehap om te varen. Hoe zijn dan de inwoonders uyt dit eylandt Atlantis, in de oude werelt met haer heyr-krachten gekomen ’ zijnfe over de zee ge-fwommen? Daernae, vergetende wat hy tevoren gefeydt hadde, maeckt hy mentie van fchepen en galeyen. Hy feyt oock, dat in dit eylandt het koper meer geacht wierdt als eenigh metacl, behalven goudt : maer ’t is kennelijck, dat die van America ’t filver koftelijeker houden als ’t koper. Daer worden vele andere dingen in Critia verhack, waer uyt klaerlijck blijekt, dat verziert is het gene daer van ’t eylandt Atlantis gefeyt wordt -, oft foo ’t waer is, dat ’er eenigh ander eylandt, oft geweft des wereks, mede te kennen gegeven wordt. Is ’t dat men voor de tijden van Plato gevaren heeft buyten de ftraet van Gibraltar, ontrent Hercules colomnen , dat moetgefchiedt zijn naer de eylanden Azores, oft nae de Geluckige, nu de Canarien genoemt. En alle defe zijn miifchien een eylandt geweeft -, dat daer nae door de ftormen der zee in vele gedeelt is. Sommige feggen dat by Plato geen hiftorie befchreven wordt, maer alleen eenige beduydenifle oft gelijckeniffe, welckedeeene op defe, de andere op een andere manière uytleydt, foo men fien mach by Marfilius Ficinus in ’t vierde capittel, daer hy op Timxus fchrijft; de felve meent nochtans dat daer een waer-achtige hiftorie van Plato verhack word; ’t welck wefen kan, maer dat, door dit eylandt, America verftaen wordt, is niet waerfchijnelijck, foo om’t gene nugefeyt is, alsoockom dat voor de tijden van Plato de vaert over dc woefte zee onbekent was, en dat de hiftorien fchrijven, dat de menfehen haer niet durfden op de zee geven, die van ooft door ’t zuyden naer’tweften loopt. Voeght hier by, datPtolemæus en Strabo, Princen der Werek-befchrijvers, uytdruckelijck feggen, dat achter Spanjen en de zee-kuften van Africa geen vaft landt is, jae dat Ptolemæus Infall Fortunatos, dat is de Canarien, ftek in’tuyterfte van’tweften, nae welcke hy meent dat geen andere meridiaen oft middagh-circkel, oft landt dat men bewoonen kan,gevonden wordt. geopent hadde, met het entdecken van Hifpaniola, Cuba, lamaica, en de andere Eylanden voor America gelegen: Het wordt oock Weft-Indien genoemt,om dat het op de felvc tijdt entdeckt is,toen de vaert om de CapoBuona Efpe-rance naer de Ooft-Indien in Aficn gevonden is : en om dat de inwoonderen van beyde bynae op een manier leven : de nieuweWerelt,om datfe den Ouden onbekent is geweeft. Talegt;t» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;America wordt rondom met de groote Oceaen befloten : in ’t ooft met de Atlantifche zee, die men Mar del Nort heet : in ’t zuyden met de nieuwe Zuyder-zee : in ’t weft met Mar del Zur : het noorder-quartier, hoewel den Europeers noch onbekent,wordt van de Ys-zee befpoelt.gemerckt dat Afien en Europa, metdefelvezeebepaelt, daer tegen over leggen aen de andere zijde van de pool. O/het de» nbsp;nbsp;Sommige meenen dat defe nieuwe Werelt den ouden eer- Oitden be^ tijdts bekent geweeft is; welck fy willen beveftigen met twee piaetfgn uytdenPhiloibophPlato, eeninTimæus, ende ’ ander in Critia, daer gefchreven ftaet, dat ’er een Eylandt geweeft is by Hercules colomnen, tegen over de ftraet van Hercules, nu Gibraltar genoemt, grooter als Africa en Afien t’famen, welck Atlantis geheeten was, en daer nae met een aerdt-bevingc, en groote water-vloedt van een geheelen dagh en nacht verfoneken is : en dat van die tijdt die zee, tuflehen dit Eylandt en de ftrate Gibraltar, door de menich-te des modders niet bevaren is. Maer de befchrijvinge van ’t eylandt Atlantis, foo die by Plato ftaet, is heel verfiert en vol fabelen j byfonder gelijck die lang en breet in Critia verhack wordt : of foo verre fy waer is, worden daer eenige andere Eylanden ontrent Spanjen en Africa befchreven j hoewel in dien gevalle noch niet al waer kan zijn dat ’er van ge-feydt wordt. Plato verhack dat de góden ’t aertrijck onder malkandcren gedeelt hadden, en Neptunus gekregen heeft ’t Atlantifche eylandt, waer van hy het meeftc deel aen zijn outfte foon Atlas gegeven heeft,daer de Atlantfche zee oock nae genoemt is. Hier uyt kan men mereken, dat Mauritanien betekent wort, daer men feyt dat Atlas geregeert heeft, en daer de bergh Atlas in leyt. Hy feyt voorts, dat de tweede foon Gadirus gegeven is ’t uyterfte deel van ’t eylandt by de colomnen van Hercules, welck deel Gadir genoemt is : waer mede ’t eylandt Gades oft Calis betekent wordt ; welck geenfins een deel van America is. Hy verhack oock dat de inwoonders van het eylandt Atlantis tegen die van Athenen geoorloght, Europa en Lybien geftroopt hebben, en tot aen de Tyrrheenfche zee gekomen zijn, en dat voor pooo jaren. Maer gelijck het geckelijck fchijnt, dat die van America geoorloght hebben in de oude werelt, ( dat is in Europa , Afia ofte Africa ) foo is ’t oock feker, dat de werelt geen 9000 jaren oudt is. Hercules colomnen zijn oock verre van America. Het is oock gantfeh verfiert en fabeleus, dat het eylandt Atlantis, W'elck fy mcenen America te zijn, door aerdtbevinge verdroneken is : want America noch hedens-daeghs bewoont wordt, en is bynae foo groot als de geheele oude werelt. Het is mede onwaerachtigh,dat de zee buy ten dc Straet Gibraltar niet vaerbaer is, om ’t flijck van ’t verdroneken eylandt. Plato feyt oock, dat’er in’t eylandt oli-Weß-Indien, Sy brengen noch een andere plaetfe by, in ’t fevende cap. des feften boecks van Diodorus Siculus, daer hy fchrijft, dat de inwoonders van Phœnicien in oude tijden, alfle buyten Hercules colomnen de kuften van Africa befeylden, door ftorm van groote winden in de zee verre vervoert zijn, en naevele dagen gekomen aen een groot eylandt, gelegen in ’t midden van de Oceaen tegen over Africa naer het weften, wiens aerdtrijckvruchtbaer en genoechlijck was, oock met fcheep-rijeke Rivieren bevochtight, en koftelijeke huyfen bebouwt. Maer ’t is kennelijck, dat Diodorus in zijn fes eer-fteboecken de verzierde daden der oudcGriecken en Barbaren verhack. En van waer heeft hy geweten dat America een eylandt is, gemerekt daer noch ter tijdt geen fekerheyc af is ; doch, genomen dat ’et verhael van Diodorus waerach-tigh is, wat belet te feggen, dat daer mede befchreven worden de Geluckige eylanden, oft Canarien, welck eene van die is ?.want in defe liehtelijck gedreven können worden, die de kuften van Lybien, dat is Africa, befeylen. Voorwaer, hadde hy America verftaen, het foude niet genoegh geweeft zijn te feggen, dat het veel dagen van Africa lagh, maer weken varens. Daer wordt oock voorrgebracht de Autheur des boccks van de werek, ’t welck fom.mige Ariftoteles, andere Theo-phraftus toe-fchrijven : die fchrijft, dat ’er behalven Europa, Afiaen Africa, andere groote eylanden zijn. Maer is’t van noode dat men door groote eylanden America ofc Magel-lanica moet verftaen ? voorwaer, behalven de drie vafte dee- A nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;len |
Hax'-aî/â
GrûenîanAi.
l'inumani
MexicaitL ■
nelfi Galera
T'axa,-os
RTA
^'ontTre
Cum pmih^ia dwm amioriim.
CuHibcrlaOi*
Chkh.
'^liÿeitCytanir
nova Tabula
Scpifiin-icn.ilißiiiias. Ttmriece^ar'. tas^GrocnlandM-nL puta-,3^rndiä. et'adjacentis, qtwd.Imericà tu', hulic commode comjorehendi ; wnpotiicrmt,peculiaril]ac ta'. j belJa Spcctatorihus cxhibendas i duximus.
r^nu'cl
Tri/Ianr
Valcntta..
Pertn’mni.
, Hadrtl’
lett. Cülant
gt; j LslAiidia. frisiandta
-
Hibernix
Fran
lèrafilùini.
Capaïchi
1.3e hs
^aiXMd . Heaubi
RSnt!!,
Br^hant inilitcsquot;.
Titraca .■ ri Ctivlla^-
„tUrabäbß ^Cruamta
-RieLai
Ti i tri iiira, rVdt
dcPcrnando ■ de lûrfftdjû
IitfuîantAe îa ^toche in Chilt .
.La,igt;iiiiii Tü^y-^■LaualC
^ èrnattdeS^ r 4e^ I y£emdura
AlANtA(^
FreH tAiarf chaniei accohe.
id.
l.Ja
S-.ÜartA, .dedie-
'vranM
P d£affra
îCbiire^. orottAdpj
C fri nitierv
a/dif'iA
'ihjßuiHbar^^ ^^nroe/
a eTl t^-tttu fhmuj
Pataeo; fi'rX”«.y oes.
TL. de U
Il
F £ rfï?gt;
len des vverelts, zijn liier cn daer in de zee noch verfcheyde groote eylanden.
Men brengt oock by een paflagie uyt de wonderen van Ariftoteles oft Theophraftus, daer gefeyt wordt, dat de Ma-giftract van Athenen geboden heeft, dat geen burgeren in het eylandt Atlantis fouden varen, en haer vaderlandt verlaten. Maer wat men van dit eylandt gevoelen moet, is hier voren gefeyt.
Sy behelpen haer oockmet Plinius, om dat hy in het 67 cap. fijns tweeden boecks,en het 5 z cap. des feften verhaelt, dat Hanno, van Carthago gefonden, nieuwe landen gevonden heeft. Maer de reyfe van Hanno is niet geweeft naer America, maer naer Arabien.
Om dat de voorfz opinie meer geloofs foude hebben, voegen fy hier by de authoriteyt van de Poëet Seneca, die in het tweede bedrijf van de Tragcedie Mcdea genoemt, aldus propheteerc:
Vententficlts tentpora.feris, putbus Oceanta ’vincula rertim Laxet, ingens patent teUiis, Viphyf^ue novas detegat orbes , Nee ßt terris ultima Vhule,
Dat is :
De tijdt die 't al brengt aen den dagh^ Dat hieran daer verborgen lagh^ , Sal nae 't verloop van menigh jaeii' Den groot landt maken openbacr * Als een nieuw Tiphys kloeck en koen Meer zee-ßoten fal open doen, Dn toonen klaerlijck en gewis. Dat Thule \ laetiie landt niet is.
Heeft Seneca in die tijdt geweten dat America bekent was, foo is fijn voorfegginge ydel; heeft hy het niet geweten, foo heeft hy dit alleen gefeydt door een Poctifche drift, oft onfekcre gillinge : cn alwacr dc voorfegginge van Seneca vervult, evenwel is ’t niet van noode dat ditgelchiet zy door het ontdecken van Americaiwant Thule is nu ’t laetfie land niet, gemcrekt dat ’er vele cylanden en declcn van het vafte landt voorby Thule in ’t noorden gevonden zijn.
Dat men by-brengt uyt dc Spaenfche Chronijeke, door Marinæus Siculus befchreven, van een penning, in de gout-mijnen van America gevonden, en aen den Paus van Romen gefchoneken, daer het beeldt des Keyfers Augufti op-ftont, is niet te geloovcn ; want het is te verwonderen, dat geen andere overblijffelen der Romcynen dacr gevonden zijn,- als oock dat die penning alleen inde mijnen verborgen lagh, en op andere plaetfen geen meer tc voorfchijn ge-Itomen zijn.
Ten lactften, daer is niet aen re twijfelen, oft Ptolemæus cn Strabo, d’oude Werelt-befchrijvers, hebben de bovengemelde plaetfen van Plato, Diodorus Siculus, cn Ariftotc-les gelefen, uyt welcke, gemerekt fy America niet gekent hebben, foo is’tfeker datfe de felvepaffagienandersver-ftonden.Daer-en-boven,is ’t dat dc fcheep-vaert naer America den Athenienfers en Carthaginenfenfoo gemeen was, datfe hebben moeten gebieden, dat hare burgers daer met menighte niet fouden reyfen en haer vaderlandt verlaten ; uyt wat oorfaecke hebben die van Athenen en Carthago, winft-gicrigh genoegh, de felve vaert heel verlaten ,• foo dat van der Griccken en Romeynen hcerfchappye af, tot de voorgaende eeuwe, wanneer de nieuwe werelt ontdeckt is, van defe landen niet is gehoort ofte gefchreven. Een yder weet wel, hoe fecr uyt de oude Hiftory-fchrijvers bekent en vermaert is de fcheep-vaert van de Argonauten naer Colchis : voorwaer, hadde van de reyfe uyt Griecken oft Carthago naer America wat geweeft:,die foude niet min befchreven zijn als d’anderes te meer om datfe moeyelijeker en pro-fijtelijckcris.
out- Wy hebben hier voren gefèydt dat Americus Veipucius • dc eerftc aen ’t vafte landt van America is gekomen -, maer dat Chriftophorus Columbus alder-cerft den wegh daer toe gcopent heeft j het welck ons goedtdunekt hier een W'ey-nigh breeder te verhalen, en daer by tc voegen de conque-ften van Mexico en Peru, de twee vermaertfte Rijcken in
de Weft-Indien, het eene in ’t noordcr-dcel, ’t ander in het zuyder-deel van America.
Defe Chriftophorus Columbus, geboren in ’t gebiedt Chrißoph. van Genua, van fijn jonekheyt affich begeven hebbende op Ccb^mbus. de vaert, en, verlatende fijn vaderlandt, is naer Portugael gercyft, oft, foo fommige fchrijven, naer Madera, daer hy zee-kaerten maeckte. En merekende dat ’er veel en ge-duurigc winden uyt den wellen quamen, docht hem dat die niet konden komen als uyt eenigh landt. Ditisdegrondt-reden van Columbus geweeft, om te gevoelen dat in ’t weft eenigh landt moeft wefen. En fteef hem in dit gevoelen, dat feecker fchipper ofte ftierman, ontrent die tijden uyt Spanjen t’zeyl gegaen, door groote ftormen uyt den ooften foo verre gedreven is, dat hy verviel in een onbekent landt, nae fijn giflinge, foo verre weftwaerts, als noyt te voren eenige fchepen geweeft waren, oft eenige kaerten ’t minfte teken van hadden; en nae het verlies van bynae alle fijn volck, W'eder te lande gekomen is in Madera, en heeft hem by Columbus geaddrefleert, aen hem fijn weder-varen verhaelt, met vérloeck, fulcks in fijne kaerten hier nae te willen aen-tekenen, en is korts daernae geftorven. Dit verhael heeft Columbus noch meer ontfteken met begeerte van defe onbekende landen te lien j geeft dacr over den Geriuefen ( die in de zee-vaert overal grooten lof hadden, en wel ervaren waren) defe fake te kennen, haer verfekcrende, foo verre fy hem met fchepen wilden helpen, dat hy varen foude door de Strate van Gibraltar, naer ’t wellen, in landen die fpe-ceryen en goudt voort-brengen. Maer defe ongehoorde nieuwigheden fchenen dc Genuefen onmogelijck te zijn j derhalven als hy by hen niet vorderde, heeft hy lijnen broeder Bartholomæus aen Henrick de VII, Koning van En-gelandt,gefonden, om hulpe totontdeckinge van ’t weftenj alwaer oock niet opdoende, is hy naer Alfonfus de V, Koning van Ponugael, gcreyft; maer heeft niet verkregen : om dat D''. Calciadiglia, Bifl'chop van Vifenfe, cn M''. Roderi-cus, ( die men in Portugael voor Geleerde Werclt-befchrij-vers hield) feyden dat’er in’t weft geen gout, peerlen, oft fpeceryen zijn konden. Van hier is hy naer Spanjen gctroc-ken, daer hy aen Martinus Alonfus Pinzonius, een ervaren piloot, en Pater loannes Perezius van S. Francifcus Orden, een geleert Cofmog«a{^hus,zijn mceninge openbacrt, en van haer in de felve verllerckt wordt. Door raedt van Perezius ging hy by Henrick Gufman, Hertogh van Medina Sidonia, en Lowijs de Cerda, Hertogh van Medina Celi,om dat ly, boven andere Princen in Spanjen, van fohepen voorlicn waren j maer defe lieten haer voorftaen dat hy fabelen by-bracht. Perez fondt hem met brieven van recommandatie aen Ferdinandus Televcra,Biccht.vader van de Koninginne Ifabella, en ried hem fulcks van de Catholijeke Köningen van Caftilien te verfoecken. Columbus dan prelenteert haer een requeft, in ’t jacr 1486, en bidt, datfe fijn eerlijc-kc begeerte niet willen af-llaen, gemerekt dat hy, met fchepen, cn andere faken tot defe reyfe noodigh, geholpen, verhoopte korts in het well groote landen en rijekdommen tc ontdecken: maer heeft minder gehoor gehad als hy gemeenc hadde, en defe fake vereyfchte; om dat Koning Ferdinandus en fijn gemaelinne Ifabella befigh waren met de oorloge van Granada tegen de Mooren. Dit verdroot hem uyter-maten, om dat hy nu ontrent feven jaren, met al fijne moey-te en kollen niet uyt-gerecht hadde, en daer-en-boven van de hovelingen als een fot befpot wierd ; foo dat ’er niemanc was die hem moed gaf als Quintaviglius, Threforier ge-nerael van de Financiën ; wclcke, nae dat de fake foo dick-maels van verfcheyde Princen af-gellagen was, en uyt-ge-ftelt tot in ’t achtfte jaer, te wege bracht, dat Columbus gekomen is by Petrus Gonfalez de Mendoza , Aertz-bif-fchop van Toledo, en toen Prefident van de Koninglijc-ke Raedt, die fijne krachtige redenen verftaende, en goedt houdende, heeft hem by hare Majefteyten geleyt, en de fake wederom wel over-wogen zijnde,hem toen goede hope gegeven, datfe op de fake rijpelijck fouden letten, foo haeft de oorloge van Granaden geeyndight ware. Gelijckfe dan, nae de geluckige uytkomfte, wederom in den Raedt neer-ftelijck onderfocht,en,tcr begeerte van Koninginne Ifabella, belloten is ’t geluck te verfoecken ; cn hebben hare Catholijeke Majefteyten aen Columbus gegunt het tiende-deci van alle de inkomften der Landen, die van hem in het well fouden gevonden worden, fonder prejudicie ofte fchadc des
Konincs
-ocr page 247-A Kï Ë R
Konings van Portugal, die tc voren naer het zuyden , langs dekuft van Africa, ccnige fchepen gefonden hadde, oin nieuwe landen te ontdecken. Hier toe ruftenfe te Sivilicn drie fchepen,met i xo loo boots-gcfellen als foldatcn,- op het eene was overfte Martinus Alphonfus Pinzonius, op het andere Francifeus Martinus, op het derde Columbus felf, als Kapiteyn generacl, met zijn broeder BartholomaîUs. Met Eerfle defe drie fchepen is hy in’tjaer 149z den eerften Septem-rej^evtm ber, oft, foo andere feggen, den derden AugulH van Gibral-ColunAfts. jjj 2ee geloopen, en heeft zijn gewenfte reyfe begonnen.
Eerft is hy in Gomara, een van de Canarifehe Eylanden, gekomen , om ververlînge j van hier t’zeyl gaende naer’t weft, hebbenfe nae acht dagen foo veel kruydt in het water ge-ften , datfe in een groen veldt fchenen te zijn : welcke onge-woonlijcke fake de boots-gefellen en foldaten foo verbaeft maeckte, datfe twijffelden oft men voorder behoorde te rey-fen, doch quamen haeft door defegroene zee. Nae vele dagen varens, als ’t volck geen landt vernam, begon het tegen Columbus op te ftaen , en hem bynae te dwingen wederom te keeren, dewijl fy noch van koft verben waren i fchelden-de voor rafernye,de fecreten der woefte zee en nature te willen openen, en het leven van foo veel menfehen, de on-voorlichtigheyt en ftoutigheyt van een man te betrouwen. Columbus vermaende haer van den eedt die fy aen hem gedaen hadden, en fêggende dat ’er noch voor vele maen-den genoegh proviande was, ftildefe eensdeels met drey-gementen, andersdeels met goede woorden en redenen : daeghs daernae fagenfe eenige vogelkens, ’t welck Columbus voor een feker teecken hieldt dat ’er cenigh landt on-trentwas. De naevolgende dagh, als iegelijek befichwas naer landt uyt te kijcken,fagenfe in de locht roock op-gaen, en hebben terftont met groote vreughdc, landt, landt, geroepen , aen de andere hier van een teecken gedaen j en op haer knyen vallende, Godt Almachtigh voor foo goede uyt-komfte gelooft en gedanekt j en daernae, met eerbiedinge rondtom Columbus ftaende, fijne handen gekuft, hem haren patroon en vader gehectcn,cn om vergiftenifle gebeden. Defe geluckige dagh was de elfde van November, 149z.
Eerjîeont- Allengskens dan naer’t landt varende, zijnfe gekomen aen Cuanabi oft Guanahani, een van de Leucayos eylan» den, die met menighte tuifch^n Florida en Cuba leggen. Hier is Columbus gelandt, en heeft aldaer een Kruys opgerecht , protefterende, dat hy pofteffie van defe nieuwe landen nam, in den naem en tot profijt van de Catholijeke Köningen van Spanjen. Van hier is hy gekomen in’teylandt Cuba, te Baruco, het fclfde Fernandina noemende, nae Koning Ferdinandus. Macr om dat daer niet goet leggen was voor de fchepen, is hy gefeylt naer het eylandt Flayti, w elck e» van Ht- hy Hifpaniola geheeten heeft. De haven daer de fchepen fpaniola. nbsp;nbsp;egrft in quamen, noemt men noch hedensdaeghs Porto real,
dat is , des Könincks haven. Hier ftrande het fchip daer Columbus op was, doch ’t volck wierdt gefierght. De in-woonderen, fiende defe fchepen en gewapende mannen, vluchtten terftont t’famenderhandt naer de bergen en bof-
ï C A-. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i,
Columbus fich haeftendc , om fegens de lentën haer Spanjen te keeren, en hare Catholijeke Majcftcytcn de goede uy tkomfte van fijne reyfe te verhalen, maeckte een ver-bont met de Köningen van dit eylandt, bouwde cen kafteel aen den oever, welck hy noemde Natividad, en liet daer op voor garnifoen acht-en-dertigh foldaten, onder het commando van Roderic de Arana: felve voer hy, tien Indianen met hem nemende,naer Spanjen. Daer komende,trock over landt naer Barcelona, alwaer toen ter tijdt Ferdinandus en Ifabella waren, die hem blijdelijck ontfingen, en, in teecken van eere, in hare tegenwoordigheyt deden fitten, en met groote aendacht hoorden, al ’t gene hy vertelde van de nieuwe gevonde landen en volcken : en fagen met vreughde het goudt, papegaeyen, en andere nieuwe en onbekende dingen. Het verhael van Columbus is, door laft der Catholijeke Köningen, neerftelijck befchreven, en aen Alexander dè VI, Paus van Romen, gefonden j welck hem en ’t heele col-legie der Cardinalen verheughde. Vermaende voorts dé Catholijeke Köningen, datfe de palen van ’t Chriften ge-loove foo verre fouden voort-fetten als het haer mogelijck ware ; en trock een rechte linie van de noordcr tot den zuy-der pool, daer mede hydenaerdklootgelijeklijekdeelde, ert gaf de Catholijeke Köningen , en hare erfgenamen, alle de landen die 100 mijlen voorby de Azores oft Vlaemfche eylanden, oft de Gorgades, dat zijn de eylanden van Capo Verde, naer ’t weften lagen, en van geene Chriften Princen befeten waren.
Hare Majefteyten verftaen hebbende den wille des Paus, Tuwfe hebben goet gevonden Columbus wederom naer de eylan-den van weften te fenden. Sy hebben hem dan met cer-wa-penen en tytelen vcrçiert, Admirant Van de zee gemScekt, en fijnen broeder Bartholomæus Adelantado oft Gouverneur van Hifpaniola. Voorts toe-geruft drie kleynC, en veertien groote fchepen, diefe caravelles noemen, met izoo foldaten. Sy hebben oock paerden, koeyen, ftieren, verekens, geyten, cn andere heeften doen koopen, op datfe in die lan-i den fouden voort-teelen. Hy nam oock mede garft, tarwe, wijnftocken, fuycker-rieten, boonen, erten, cn diergelijc-ke faden, en alles dat noodigh was om te bouwch, en den vyandt te weeren. Door ordinantie der Köningen fijnder mede gereyft twaelf Priefters, om ’t Euangelie te prediken. Hier by voeghdcn haer veel edelen en ambachts-lieden, op hope in korten tijdt rijck te worden. Op defe reyfe maccktè hy de Colonie, die hy ter eeren van de Koningiilnc, nae haren naem, Ifabclla noemde, en metSpanjaerdenbefette. Hier nae entdeckt hebbende de gout-mijnen van Cibao, heeft hy twaelf caravcllen met velerley nieuwe cn onbekende waren , en daer neffens veel gout naer Spanjen gefonden. Daernae heeft hy het kafteel S. Thomas gebouwt, en met foldaten befet, om de voorfeyde mijnen te bewaren, latende fijnen broeder Bartholomæus Viceroy van ’t eylandt ; hy felve is met drie fchepen in zee geloopen, en, feylende langs de kuften van Hifpaniola, gekomen aen het ooft-eynde van Cuba, en heeft lamaica en andereklcyne eylanden aen dé zuydt-zijdevan dit eylandt ontdeckt. Van hier naer Hifpaniola keerende, heeft hy in’t weften cen goede haven gevonden , en den naem van S. Nicolaes gegeven ; hier is hÿ voor een tijdt gebleven, om de foldaten te vervetfehen, dé fchepen te vermaken, en dan te oorlogen regens de Canibes ofte Canibales: maer bevangen met een ftercké koortfe* heeft hy defe reyfe gelaten, fich naer Ifabella doen voeren j en genefen zijnde, eerft alleverloopenéfakengedrefleert* de muyterycn geftilt, en de Indianen weder tot gehoorfaeni-heyt gebracht hebbende, is naer Spanjen gevaren, om van zijn weder-varen rapport tè doen, en van klachtenregen, zijn perfoon, fich voor hare Majefteyten te ontfchuldigen.
Inhetjaer 1497 is hy weder met een groote vlote naer de T)crai Weft-Indien gevaren, Cubagua en Paria aen het yafie landt reße. ontdeckt, en voorts inHifpaniola, alwaér hy de rebellie van Roldan tegenftont ; en de naturelen, door de tyrannyc, moorden en branden van Roldan, befioten hebbende de Spanjaerden te verdrijven, geftilt heeft. Op Je klachten van Roldan tegen Columbus, hebben dc Köningen uyt Spanjen gefonden Chriftophorus Bovadilla, Ridder van Calatrava, als Gouverneur, die de gebroeders Chriftophorus en Bartholomæus Columbus naer Spaenjen gevangen heeft laten voeren j doch over-komende, zijnfe ontflagen geworden, met eer-tijtelen verfien, en in’t hof gehouden ,
B nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tot
fchen, waer van de Spanjaerden een vrouwe achter-hael-den, die Columbus met eten en drineken wel onthaelde, en gekleedt wederom fond. Door defe bcleeftheyt en miltheyt • aengelockt, zijn de inwoondcren aen den oever gekomen, cn met haer fchuytjens, diefe Canoes noemen, rondtom de Spaenfche fchepen gevaren, en hebben haer van de groote der felve verwondert, als oock vandefchoonekleederen, en lange baerden der Spanjaerden ; die daef-en-tegen de blinekende oor-ringen en brafeletten van defe natie met blijdtfehap aenfagen. De inwoondcren brachten den Spanjaerden goudt, en eenige wereken daer van gemaeckt, fe-kcre teeckenen dat in dit landt goudt-mijnenmoeftenwe-fen : fy gaven dit volck mefl'en, bellen, fpiegels, en dierge-lijcke dingen van klcync prijs, waer mede iy haer hoogh-lijck verblijden. Onder-tufl'chen datfe koopmanfehapten, ging Columbus met fommige Spanjaerden te landt. Toen ter tijdt was Hifpaniola in vyf Gebieden gedeelt -, de Koning Guacanaril regeerde in het noorden, van wie Columbus be-leefdelijckontfangen is, en, in teecken van toekomende vriendtfehap, hebbenfe malkandercn veel giften gcfchonc-ken ; en de Indianen , door bevel van hare Cafique, alle de goederen van het voorfz. geftrant fchip, met hare fchuytjens gehaelt, wel bewacrt, en de Spanjaerden groote vriendtfehap bewefen.
Weß-Indien.
-ocr page 248-RICA.
gehouden te worden, hebbenfeal hetgefchutenwapenen op ’t landt gebracht, en de inwoonderen daer mede loo ver-vaert, datle eer meenden dat de vyandt van hare góden, en niet haren Heer gekomen was.
Van die tijdt af dedc Motezuma zijn beft om de Spanjaerden uyt zijn landt te weeren, door fijne priefteren de afgoden bidden, en geftadigh olferhanden doen j en fondt verfcheyden gefanten aen Cortez, dat hy foude vertrecken, maer te vergeefs : want die van Zempoallan , met de wapenen onder contributie van de Mexicanen gebracht, hebben van Cortez hulp verfocht tegen het gewelt en hovaerdye der Mexicanen; en hy heeft methaereenverbontgemaecktj haer van den tribuyt verloft, het garnifoenvan Motezuma uyt de ftadt Tizaparzincan doen vertrecken, Vera Cruz ge-bouwt, en hy felve is gemaeckt, van de Magiftraet van dele nieuwe colonic, Stadt-houdergenerael van Vera Cruz, en van het vafte landt, in de naem van Keyfer Karel. Naedat hy een Pedro Hircio tot Rechter geftelt hadde, en de fchepen laten ftranden, om de foldaten alle hope van vluchten te benemen, heelt hy zijn reyfe naer Mexico begonnen, onderwegen Zempoallan bcfocht, en is aldaer met 1000 Haven begiftight, diele Tamanes heeten, die al het gefchut, wapenen , gereetfehap en viélualie trocken ofte droegen , heeft de ftadt nieuw Sivilien genoemt, is te Zaclotan gekomen ; en wat voorder, in het midden van een valleye, heeft hy eenen grooten muur gevonden, negen voeten hoogh,en twintigh breedt, die het uyterfte van twee bergen floot, en aen malkanderen hechte, mctfchanflen,dieveertigh treden van een lagen, befet ; in ’t midden was een wegh voor de reyfen-de man tien treden wijt. De Ktacmixtlitans hadden defen muur doen maken tegen het loopen van de Tlafcalenlen, haer erf-vyanden. De 1 lafcalenfen, oock vervaert van Cortez aenkomfte, zijn hier 90000 fterek in de wapenen gekomen, om hem buy ten te houden ; maer de Spanjaerden hebben een vlecke ingenomen, dele menighte wederftaen, veel doot-geflagen en gevangen,welcke Cortez los gelaten heeft, en door Marina aen de Tlafcalcnfen doen léggen, dat zijn tocht niet tegen hacr-Iieden, maer tegen Motezuma was. Hier door zijn de Tlafcalenfen geftilt, wantfe groote vyan-den van de Mexicanen waren; en Xicoteucalt, het opper-hooltvan defenatie, is bv'Cortez gekomen, fich te ont-fchuldigen, en vrede te maken. Van die tijdt kennen de Tlafcalenfen,die hem wel onthaclden, de Koning van Spanjen voor haren Heer, en geven geen tribuyt. De Mexicanen behaeghde defe peys niet, daerom rade Motezuma door zijn gefanten, dat Cortez zijn leven den Tlafcalenfen niet betrouw en foude,maer in de byliggende ftadt Ciollola gaen, die voick-rijck, en van alle nootdruft verfien was, op datle te beter met malkanderen mochten handelenjdit heeft Cortez gedaen, en 6000Tlafcalenfen medegenomen. Motezuma,vele fwarigheden voorwendende, en wederom de rcy-fe van Cortez naer Mexico af-radende, prefenteerde onder andere vaftacl van de Keyfer te wefen, gn jaerlijeks tribuyt te betalen ; maer te vergeefs arbeydende, befloot hy met de Magiftraet van Ciollola de Spanjaerden daer te overvallen ; maer de verradcrye entdeckt zijnde, is Cortez met de Tlafcalenfen en Zempoalenfen op de burgers gevallen, en heeft in twintigh uren ontrent 6000 Ciollolefen doodtgeflagen, en de ftadt berooft, den Tlafcalenfen de kottoenen kleede-ren,en het fout voor buyt gegeven, den Spanjaerden ’tgour. De Gefanten van Motezuma ontfchuldighden van ditfeyt foo wel haren Koning, dat Cortez, fonder quaet te vermoeden , tot hem is getrocken.
Motezuma wederom te vergeefs Gefanten aen Cortez fendende, dat hy de reyfe naer Mexico foude laten blijven, en veynfende alle gedienftigheyt en vriendtfehap, is met een goedt deel van fijne Edelen en Heeren, eenmijlevan de ftadt, Cortez tegen gekomen, ( hy wierde gedragen op de fchouderen van vier der voornaernfte Heeren, onder een pavilioen van goudt en pluymen aerdigh gevlochten, ) de Spanjaerden waren verwondert, dat ’er foo groote menighte volcks in een ftadt was, en de Indianen van de ge-baerde Spanjaerden, paerden en gefchut. Motezuma heeft Cortez en alle zijn gefelfchap in zijn grootfte paleys gclo-geert, en nae dat hy weynigh met hem gefproken hadde, is hy in een ander gegaen. Cortez aenfiende de groote der ftadt , en merekende dat de gelegenheyt van zijn logijs oock foodanigh was,dat hy fwaerlijck daer uyt foude komen.
A M E
fWf nbsp;nbsp;tot het jaer 1502, aïs hy voor fijnc vierde reyfe t’fcheep ging;
îf-A doch is hem van Ovandus, toen ter tijde Gouverneur in Hi-fpaniola, verboden te landen. Columbus begeerigh lijnde, om een wegh ofte paflagie naer de Ooft-Indien te vinden, heeft hy \ weft-waert aen-gefet, en is gekomen te Guanaxa, van daer in de haven van Higueras, dienle Cap de Fondu ras noemen ; en weder, ooft op keerende, te Veragua , en foo ten laetften in de baye van Vraba, dacr hy kennifle kteegh van de grooteZuyd-zce. Door defelangdurigheyc zijn vele van zijn voick van ongemack fieck geworden,velegeftorven, en de gefonde onder Francifco Porrez tegen hem opgeftaen, om naer Spanjen te keeren. Hier is het dat hem ftjne weten-fchap in de fterre-konft, indienfe ooyt anders, te pafte quam. Want de nature'en, hem van zijn gefonde foldaten verlaten liende, fouden hem van honger hebben laten vergaen j waer over hy hun liet weten, indienfe volherden in het weygeren van fpijfe en dranek aen den lijnen, dat Godt vergrämt zijnde , haer eer lange met peft fonde komen befoecken ; van welck een leker teecken was, dat de mane ( die by geval op die rijdt foude eclipferen) binnen twee dagen root en be-bloet foude zijn, De Indianen,liende den eclips,en niet wetende de natuurlijeke oorfakc,vreefden de ftralfe, baden om vergiffeniftc, en gaven alles wat hy behoefde. Porrez, foec-kende hem noch een fchip te nemen, wiert geftagen en gevangen. Dit is ’t begin van tweedracht, en de eerfte onderlinge oorloge tulfchen de Chriftenen in het weften. Niet lang daer nae is hy naer Spanjen gekeert, en daer met groo-Columbm ter eere ontfangen, en korts geftorven in ’t jaer i jo«?, zijn lichaem te Sivilien gebracht,en in de kereke van de Kathuy-fers begraven, naelatende twee fonen,Didacus en Ferdinan-dus. Didacus heeft twintigh jaren nae zijn vader geleeft, in zijn plaetfe Admirant geweeft, en by zijn huys-vrouwe Maria, dochter van Ferdinandus van Toledo, eenfoneLouys gekregen, den derden Admirant van de Indifche zee. Ferdinandus is pagie van de Prince van Spanjen geweeft, en on-getrouwt gebleven, was de ftudien gantfeh toe-gedaen, en met verfcheyden wetenfehappen verçiert.
Nae de ontdeckinge van verfcheyde geweften in defe Cerff.-:. nieuwe werelt, zijn op diverfche plaetfen en tijden verfcheyde Gouverneurs geftelt, en hebben vele commilTien verfocht en verworven, tot voordere ontdecking van andere quartieren , onder andere eenen Cortez ; die, fulcks van de Reli-gieufen van S. Hieronymus Orden , die toen ’t bewint hadden , verkregen hebbende, is met elffehepen, en y jo foldaten uyt Cuba t’fcyl gegaen , van de C. S. Antonio gevaren, en gekomen aen C. Cotoche in Yucatan, van daer te Campeche, en ten laetften in de haven van Calcioceca, nu Sint luan de Vlua genaemt, daer toen ter rijdt ftadthouder was, wegen Motezuma Koning van Mexico,eenen Tendi 11 i, door wien hy aen Motezuma fekerc giften fondt, met het af beelt-fcl van zijn voick, fchepen, paerden, op wollen-doeck kon-ftigh gelchildert. Motezuma had het jaer te voren dierge-lijckegefchencken door de Coteftanen oock ontfangen, die in den Raedt vertoont, verklaert van wienfe quamen, en dat-fe ontboden dat fy op haer wederkomfte by hem fouden komen ; waer op goede wacht te houden langs alle de kullen, en alles wat ’er omging den Koning te verwittigen, geordon-neert was : maer nu defe liende, en hoorende de komfte van Cortez, was hy heel verbaeft, te meer om den gemeenen roep in die landen, dat, onder de regeeringe van Motezuma, fekere vreemdelingen fouden komen, en het rijek van Mexico uyt-roeyen. Om dat dit geen oorfaeck van oproer fonde geven, ofte den Stact van het rijck in perijckel Hellen, deed hy uytftroyen,dat Quatzaltoalt.dc godt des luchts,haer oude Heer, met die fchepen gekomen was: want die van Mexico geloofden vaftelijck, dat voor eenige eeuwen een van hare voornaernfte Princen van daer treckende, voorfeyt hadde, dat hy wederom uyt den ooften foude komen. En op dat Motezuma te beter alle onheylen foude beletten, heeft hy met diergelijeke geveynftheyt gefanten aen Cortez ge-fonden, om hem wellekoom te heeten, geluck, en lijnen dienft aen te bieden. Defe geveynftheyt hadde bynaede Spanjaerden met een tegen-veynfen in vreedfamepolTeftie van dit Rijck geftelt; want Cortez van Marina verftaen hebbende ’t gevoelen der Mexicanen, onderhielt wel foetelijck de meeninge vanMotezuma, maer de Spaenfchekapitey-nen hebben liilcks belet : want om in foo grooten Rijck, en füo veel volcks, meerder geacht, en voor kloecke foldaten
-ocr page 249-A M E R
foo verre de Mexicanen iet tegen hem wilden doen, riep derhalven Motezuma, en bewaerde hem eenige dagen, tot dat hy verlofl: zijnde, fich fclven, alle fijn volck en goederen onder de gehoorfaemheyt van de Köningen van Spanjen ftelde, en menighte van gout aen Cortez gaf : Motezuma daernaoverde looooo Indianen fccretelijck vergadert hebbende, beval Cortez uyt de ftadt en’t Rijck van Mexico te vertrecken ; die antwoorde,fulcks te willen doen, maer geen fchepen te hebben, begeerende dat Motezumadieioudc doen toeruften, die hem fulcks toe-feyde.
Korts daer nae quam eenen doeck met cyfer-lettercn, die de Mexicanen gebruyckten, dat ’cr vijftien fchepen in de haven van Vera Cruz gekomen waren, met tachtentigh paert-ruyters, 800 voet-knechten, en fommigcmetale ftuc-ken j waer over eenige rieden dat men Cortez met de fijne terftont foude ombrengen, eer hy met nieuwe macht ver-fterekt wierde : andere, dat menfe alle gelijck den góden foude offeren -, welck wiert gevolgt. Cortez, van de vlote verwittight, om oproer in ’t vafte landt voor te komen , liet Pedro Alvarado met 200 foldaten te Themiftitan onder fauvegarde van Motezuma, trock felveNarvcz met grooten haeft tegen, nam hem fijne fchepen en foldaten, en Narvez felve gevangen.
Ondertuflehen wierd Alvarado van de Mexicanen belegert , het belegh, door ’t gerucht van Cortez vidorie en we-derkomft, op-gebroken, en nae weynigh dagen hy felve van loooco man beleydt in’tpaleys van Motezuma, die met fchilden van twee foldaten gedeckt,ftaende op een galdcrye, om de Mexicanen te ftillen, van haer, als van ’t Rijck, om fijne kleynhartigheydt vervallen zijnde, en alrecde een anderen Koning verkoren hebbende, met fteenen wiert doodt geworpen, en de Spanjaerden uyt Mexico verdreven.
Met Motezuma heeft het geflacht der Köningen van Mexico een eynde gehadr. In de ftadt Mexico hebben negen Köningen hondert en dertigh jaren geregeert, nae dat Mexico fes hondert en negentien jaren van de Chichime-ciens in-genomen was. De bond-genooten van Tlafcala hebben Cortez, als hy Mexico moeft verlaten, vriendelijck ontfangen : die van daer haeft wederkeerde, de ftadt fterek belegert, en nae drie maenden , en tfeftigh harde fchermut-felen ingenomen, den nieuwen Koning Quahumetocgevangen den derden Augufti lyzi, en de Mexicanen van haer rebellie geftraft heeft. Hierop heeft Cazon Koning van Mechuacan, door fijne gefanten, fich felven, cn alle fijne landen den Keyfer onderworpen, en beleden dat hy vaffael van hem was. Nae Cazon fijn andere volckeren gevolgt. Daer nae heeft Cortez de ftadt Mexico, die door den oorlogh bedorven was, gerepareert, en gebracht tot de groote en heerlijekheyt, diefe noch ter tijdt heeft. Voorts als hy verftaen hadde, dat de landen van Mexico vol gout, peerlen, en koftelijeke gefteenten waren, cn de zee niet vér van daer, is hy derwaerts gereyft langs de Ruften van nieuw Spanjen, en in de Zuyd-zee nacr Culiacan en California gevaren, en heeft die zee entdeckt, die andere de zee van Cortez noemen -, foo dat met recht de meefte eer van ’t entdecken der Nieuwe werelt, nae Columbus, Cortez toe-gefchre-ven wordt.
^crfle reyfè Ontrent het jaer 1525 fijn de rijeke landen van Peru ’^4« rfzar^ entdeckt, en de machtige Koning- Atabaliba gevangen, en r« omgebracht, door ’t beleyt van Francifco Pizarro ; welck op ’ defe manière gefchiet is. Francifeus Pizarro,ccn out foldaet vanHojeda, Diego Almagro, cn Ferdinando Lucio woo-nende te Panama, en haer mede-gefcllen in rijekdom overtreffende , hebben haer middelen by een gebracht, om eenige nieuwe landen te entdecken, en hare namen by de naekomelingen mede groot en onfterffelijck te maecken. Hierom hebbenfe befloten de kuften op dc Zuyd-zee, ontrent de linie ofte daer onder te befeylen , gemerekt dat Vafqucz , Valboa cn Cortez de noord-kuften gevonden hadden. Pizarro dan, die, volgens haer verbondt, defe reyfe moeft doen, kreegh confient van Pedro Ariaz, en is met een ie vergeefs, fichip en 124 foldaten, nae een lange reyfie, in Peru gekomen, welck toen onbekent was ,• van hier fieylde hy naer de natie die men Ambuften noemt : maer wiert gedwongen te keeren, in een haven naerder aen den Ifthmus, als hy fiom-mige foldaten verloren hadde, en in fijn been gequetft was. OndertufTchen, op eenige goede geruchten van Pizarro, is Almagro hem gcvolght tot aen de Ambuften , maer niet
I C A.
beter cnrhaelt als den anderen ; want hy veel volcks, en fijn Tocht een oogh verloor, en met wevnigh foldaten ter nacuwer noodt in de fchepen gcraeckte. Van hier varende heeft hy Pizarro gevonden, en hebben t’famen de felve reyfie hervat, en nae veel perijckelen en gebreck van volck Cn vivres, ge-nootfacekt geweeft, den eenen terugge te trecken , om het gene hen ontbrack j doch is Almagro van de voorfchreve Gouverneur op-gehouden, cn Pizarro,door het verloop van fijn overigh krijghs-volck , gedwongen naer Panama te keeren. Pizarro , merekende dat fijn voornemen door den Gouverneur belet wierd, is naer Spanjen getrocken, en, van Keyfier Karei commiflie van Peru te entdecken verworven hebbende, met vier broeders te dien eynde te Panama ge-komen, en aen Almagro een deel van fijn gouvernement belooft hebbende, in zee geloopen, heeft het eylandt Puna ftzarro, en verovert, en door die victorie de Köningen en inwoonde- Tens verren van Tangarana hem doen gehoorfiamen, de ftadt S. Mi-chiel met volck voorficn, en dc haven Payva gefterekt. Hier heeft Guafcar Inga fijne gefanten aen Pizarro gefionden, hulp verfoeckende tegen fijnen broeder Atabaliba. Defie w'as de jongfte fione van Gynacava Koning van Cufico, van Wien hy oock boven alle fijne broeders bemint wierdt, en erfgenaem gemaeckt van’t Koningrijck Quito. AlsGyna- .
cava geftorven was, had Atabalibagefantenaenfijn broeder Guafcar gefionden, om de doodt van fijn vader te beklagen , hem gduck te wenfichen, en te bidden dat hy met fijn confient mochte behouden het Koningrijck Quito, dat fijn vader gewonnen, en hem by teftament gemaeckt hadde i te meer, om dat het verre buyten de palen van het Koningrijck Cufico gelegen was; hier in wilde Guafcar niet bewilligen, maer prcfcntcerde aen Atabalibaandereplaet-fien en Koninglijeke fchatten, dat hy hem ftil foude houden j fioo niet, dreyghde hy met de wapenen fijn goedt recht voor te ftaen , en hem te vervolgen. Atabaliba, begeerende fijn broeder te voor-komen, heeft alle het landt dat van Quito naer ’t zuyden ftreckt, met ’er haeft ingenomen, en was nu tot by Tumebamba gekomen : alwaer Guafcar hem mee een groot leger bejegende, en, nae datfie drie dagen kloec-kelijck gevochten hadden, de viólorie kreegh, en fijnen broeder levendigh gevangen. Maer als de foldaten in de nacht met fingen en drineken befigh waren , is Atabaliba door den muur gebroken , en te Quito gekomen , daethy uytgaf, dat hy van fijn vader in een fierpent verandert, door een kleyne fipleet uytgekropen was, die hem oock de vilt;fto-rie belooft hadde, foo verre hy wederom de wapenen tegen fijnen broeder aentrock. Met defie leugenen ftelde hyhec volck te vreden, begaf fich te veldt, en won veel Hagen : dacrnae trock hy naer Cufico, overviel de Canares, bedolf haer landt, en flocgh over de 60000 doodt. Van hier is hy te Tombez gekomen, heeft de ftadt verdeftrueert, enden hcelen ftrecck van Peru, beginnende van de Quitofiebe palen tot Caxamalca toe, bemachtight, en fielf oock die ftadt ingenomen, nae dat Guafcar, ter jacht rijdende, in handen van fijn volck gevallen en gevangen was. Pizarro, het on-geluck van G uaficar verftaendc,is in der haeft op Caxamalca gereyft, en Atabaliba hem tegen, fiendende aen Pizarro vergulde fichoenen cn goude braficlctten, ( om hem te können kennen, ) met verbodc van niet voorder in te trecken. Kort daer op heeft hem Pizarro flagh gelevert en gevangen -, men feydt dat ’er noyt in eenigen flagh meer buyt gevonden is. De bagagie van Atabaliba alleen beliep over de 600000 du-caten. Atabaliba gevangen, badt, dat men hem nae fijnen ftact foude tratteeren, beloovehde, foo verre Pizarro hem in fijn vorige vryheyt ftelde, voor fijn rantfioen fioo veel gout cn filver te betalen, als de vierkante plaetfie van ’t Caxamal-canfiche hof konde begrijpen,fioo hoogh op een geftapelt,als Pizarro met fijne armen foude bereycken. En Guafcar verfocht , dat hy het gefichil tuflehen hem en fijn broeder wilde met recht en billickheyt ter neder leggen,en,fioo vêr Pizarro dit dede, beloofde hy de beloften van Atabaliba te voldoen, en daer-en-boven het Koninglijeke paleys van Caxamalca tot aen het hooghftc dack te bedecken met mallifgoudt: doch is Guafcar noch door lift van Atabaliba om-geko-men, en hy felve, om dat het rantfioen te lang vertoefde, omgebracht. Het gout alreede voor het rantfioen van de gevangene Koning bekomen, wiert gedcelt -, waer van het vijfde deel voor de Koning van Spanjen beliep 400000 Caftellanen : elcke ruyter had voor fijn deel 8000 ducaten,
CU
-ocr page 250-AMERICA.
Croûte frhatte» in die ßagh le’oTffe». Tu'eefpalt der Span~ jaerden in Per». cn 6^0 ponden filveis j elcke voec-knecht 4000 ducaten, en z8o ponden filvers ; de Kapiteynen elck voor hacr recht 40000 ducaten, endertigh pondenfilvers. MaerPizarro, als Adelantado en Kapiteyn generael van de Peruaenfehe tocht, veel meerj onder andere een tafel van maffîfgout, die in de letier van Atabaliba gevonden was, gefchat op 25000 Caftellanen. Almagro is op defe geruchten Pizarro gevolgt, met hem op nieuw geaccordeert, doch heeft nac' derhandt Cufeo ingenomen, cn Ferdinando met Confalvo Pizarro gevangen; en is Francifeo Pizarro omgebracht,door het bedrogh van Diego Almagro de jonge, en luan Errada, doch Almagro oock niet ongeftraft gebleven. Daernae nam Gonfalo Pizarro het gouvernement met gewelt, en heeft hcc Koningrijek Peru met fehatten, branden, en moorden heel bedorven i ten laetftcn is hy gevangen, en van fijn rebellie geftraft. |
3)^
NIEU VRANCKRYCK, met de bygelegen Landen.
Et begin van onfèn Atlas is de befchrij-ving van Arética, oft de Landen onder den Noordpool ; wy hebben Europa aengevan-gen met de Noorder-deelen , als Noorwegen , Denemarcken, tkc. derhalven lullen wy de lèlve ordre houden in ’t belchrijven van America. Het noorderdeel van ’t gemelde America begrijpt vele groote en wijtftreckende Pro-vintien, die tot noch toe onbekent fijn geweeft, uytgeleyt een kleyn getal ; men heeft ’er ten minden leer weynigh kennis van gehadt , want behalven Nieuw Spanje, en d’aenpalende pro-vintien tot aen de golf van California, alle d’an-dere middelantlche geweften waren byna voor ons in duyfternis. Wy lullen dan met Nieuvv Vranckrijck beginnen , dus van de Franlchen genaemt, niet om dat het eerd van hen onc-deckt is j want eer de Bretagners en die van Normandien eenige voyagie naer dele geweden hebben begonnen , was een groot deel van de zeekud niet alleen ontdeckt, maer felf befchre-ven door Janen Sebadiaen Cabots, Venetia-nen, onder de bediering van Henrick de Seven-de, koning van Engelandt. Onlangs daer na, te weten in’t jaeriyoo, heeft Calpar Corterealis, een Portugees , de lèlve landen , door ’t bevel van de Koning van Portugael, belbcht, en die noch verder ontdeckt. Doch dele geweden hebben de naem van Nieuw Vranckrijck bekomen , om dat de Franlchen d’eerde fijn geweed, die tot midden in’t landt deurgedrongen fijn, dat als het hare ingenomen, en daer, onder ’t gelagh en d’autoriteyt van haren Koning, colonien gebracht, om dat te bewoonen, en te bouwen. Laet ons dan de befchrijving van dit landt aenvangen met TERRE NEUVE. Gtlegtn-hejt. Dit eylandt noemt men Terre Neuye, dat is, Nieusv landt s het wort naer ’t noorden van ’t vade landt van ’t Noorder America, door een feer kleyne engte, afgelcheyden : naer het ooden light het recht tegens over de Golf oft Middellantfche zee , die gemeenelijck de naem van S. Laurens draeght : in voegen dat fijn ooderlche Caep , deurgaens Cap de Ra^ gehee-ten, fevenhondertenledighmijlen, ingelijc-ke linie , van Dieppe , een zeedadt in Vranckrijck, af leght ; naer ’t zuyden heeft het de groote en breede Noordzee. Veele hebben verfcheyde dingen aenge-Atnerica^ |
merckt raekende den àert en de hoedanighe- Hoedanig^ den van fijn lucht en aertrijck. Steven Parme- nio Budeus, die dit eylandt doorreyfde met dien des Mrd^ doorluchtigen Engelfchen Ridder , Humfred Gilbert, lchrijft van dit gewed aen Richard Hackluit in deler voegen : Dit land is t’eene-mael befet met bergen en bodchen,- hier fijn meed pijnboomen, van welcke Ibmmige jong, en eenige van outheyt vervallen fijn , en belet-* ten lbo feer ’t landt wel te doorfien,en den wegh aen de reyfigers , dat men niet weet waer heen men lieh keeren fal : de kruyden fijn daer hoogh, doch verfchillen lelden van d’onlè* Het fchijnt dat de Natuer lèlfs met gewed pooght om hier tarwe voort te brengen ; want men heeft ’er kruyden en airen gevonden , die onfe rogge gelijeken : allbo datle leer licht Ibu-* den tot gebruyck der menfehen können gebracht ‘worden , indien men ’er de landen bebouwde en befaeyde. De braembolfchen fchij-nen hier eerder Ibete en liedelijcke aerdbefien te fijn. De beiren laten hun lomtijdts omtrent de hutten lien , êü worden ’er dickwils gedoot : fy fijn wit, nae ’t uytwijlèn hunner vellen, en kleynder als die men in Europa vind. Men twijfelt oft eenigh volck lieh in dit landt onthoudt, en niemant is ’er die ’t getuygen kan. En wie lou het bewijfen kunnen, nademael niemant lieh diep in dele gewellen begeven kan? En oock even daerom en weet men niet, oft ’er eenige metael-mijnen in de bergen fijn : hoewel men gilfen foude dat ’er eenige waren, nae ’t uyter-lijck aenfien der lèlve. D’Engellchen hadden hunnen Admirael geraden om de bollchen aen brant te fteken , om daer door ’t landt dies te beter te können doorfien : welcken raed hem niet mishaeghde ; doch hy vreefde dat hun dit een groot onlieyl fou veroorlaken kunnen: want verllandige en hier toe leer bequame mannen vertoonden hem, hoe dat het vuur*, by een lèhielijck ongeval, in een plaetlè geraeckt lijnde , men feven gantlche jaerem lang niet een eenigh vifch heeft gefien , om dat het zeewater lèer bitter geworden was van de terpentijn die daer langs de rivieren inliep, wanneer de boomen brandden. De lucht is ’er in delè rijdt van ’tjaer Ç’twas in Auguftus) fooheet, datfelfs de vilfchen, die men aen de Son drooght, verbranden fouden, ’t en ware menlè geduerigh omkeerde. De groote yshoopen in ’t midden der zee, getuygen hoe kout het hier in de winter is. Lieden die Flamen een fcheepsvaert naer delè geweften gedaen hebben , verhaelen, hoe datlè hun in May-maent onder lbo yslijeke yshoopen belloten vonden , dat ’er eylanden waren die meer als lèftigh vademen hoogh ys hadden ,• en wanneer d’eene hunner lijden van Bi nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de |
NIEUW VRANCKRYCK.
de Sonne befcheencn wierdc, en fmeltte , dan keerde ficli de lieele hoop,door feker tegen-ge-wicht, en viel t’onderfte boven ; foo datie die ’er by waren , groot gevaer liepen j gelijck het geloofFelijck is. De lacht is ’er miadelmatigh klaer : naer ’t ooften fijn altijdts wokken boven de zee ,• en in de felve omtrent de Banck ( foo noemt men de plaetfe waer men grond voelt, by de veertigh mijlen van’t landt af, en waer men begint te viflehen ) vergaet nauwlijeks eenen dagh fonder regen. Dit is ’t gene de bovengemelde Schrijver van dit gewelf verhaelt. Maer Richard Whitburne , mede een Engels - Autheur , in ’t boeck dat hy van dit Eylandt ge-maeckt heeft, verlèkert dat ’er de lucht feer ge-Ibnd is , niet alleen by lomer, m'aer oock by wintertijdt j en ’t aerdtrijck is ’er vruchtbaer, in de dalen, en aen de voet der bergen : in voegen dat’et, in den fomer, natuerlijeker wijfe, niet alleen groene aerdgewaflen voortbrengt ; maer oock leer vele vruchten , als erweten , boonen, die foo groot en goet fijn, als in Engelandt : hier wallen roode en witte aerdbefien , groene beffen , en diergclijeke vruchten in groote me-nighte : daer ontbreecken oock geene vrucht-boomen ; want men vind ’er in veele plaetlèn peere- kerffe- en noteboomen. Voorts is dit gewelf overvloeyende in goede kruyden , als groote en kleyne petercelie , fuering, en andere meer. Hier fijn mede lchoone bloemen, infon-derheyt rooien van verfcheyden coleurcn, en aengenaem van reuck: in’tkort, d’ervarent-heyt leert, en wijlt met den vinger aen, dat daer wortelen en kruyden waffen, tot de Mede-cijne dienlfigh : ’t welck alles te kennen geeft dat ’et een leer vruchtbaer landt is. Onder de DitYtn. wilde dieren fijn ’er halen, volfen, beevers , bei-ren, wolven , en eeckhoorens, als mede vele andere dingen tot des menlchen dienll en ge-bruyck bequaem. Hier fijn oock allerley vogels in meniglite , lbo wel die in ’t water, als in de bolïchen hun onthouden ; ganfen, eyndvo-gels en pinguïns, die d’Europifche volckercn onbekent fijn, ( en van de welcke wy elders fpreken, ) tamme en wilde duyven , perdrijfen, nachtegaelen , als oock groote en kleyne roof-en andere vogels. Hier lijn ongelooHijck veel fonteynen van foet water 5 kortelijck, ’t heele eylandt is doorlheden met verfcheyde rivieren, njfche». cn loopende wateren , die feer goede vilfchen voortbrengen , onder andere falmen, alen, en, boven alle, uytnemende goede voorens. De golfen , havens en andere diergelijeke plaetlen lijn met leer fmaeckelijeke kreeften , moflelen, en meer diergelijeke fchulpvilfchen voorfien.De verfcheydcnheyt der wilde boomen is ’er leer groot; daervfijn feer hooge dennen- pijn-en berekeboomen , en vele andere meer, hier en daer in de dicke bolfchen geplant ; die Ifofs ge-noegh leveren, feer bequaem tot branden, als mede om’er huyfen, fchepen, cn andere diergelijeke laecken , tot ’s menfehen gebruyck dienftigh, van te bouwen. |
De winter is ’er kouder als fijn climaet fchijntte lijden: Whitburne gelooft dat dit in-Ibnderheyt om twee oorlaeken gelchiet : van wegen de vreeflijeke ys-hoopen,die van’t noorden, by wintertijdt, aen defe kuil gedreven worden ; en dan om dat de bolïchen loo dick en dicht fijn, datfe niet alleen’t landt belchadu-wen , in fulcker voegen , dat de fonnellralen ’t felve niet können raken ; maer datlè oock vele dampen cn wokken verwecken , dewclc-ke dit eylandt boven maten onderworpen is. En hy houd ’ec daer voor , dat men lulcke on-gemacken Ibude kunnen mijden,als mende bof-lchen afkapte, en cenige opening,nae de aerdc, aen de lónneftralen wierd gegeven , ’t welck waerlchijnlijck is. De koude is ’er niet alle jaren even cens, want die ’er in ’t jaer lói i overwinterden, verlèkeren , datfe in de maenden Oólo-ber, November, en tot diep in December toe, nauwelijeks eenige koude voelden, en het vroos daer weynigh ; maer ly aenmerekten veie weke , doch weynigh noordoofte winden. Dit eylandt, als ’t blijekt, wierd eerft door d’Engel-Ichen entdeckt ,• en begon in’t jaer 1504, van de Franfchen uyt Bretagne cn Noormandien befocht te worden , ten cerllen van die fijde die ten zuyden Ifreckt, tuflehen de twee Capen de en der Bretons ; kort daer nae wierd die naer ’t noorden leght van de lelve mede onder-Ibcht boven de Cacp Bona Vißa tot aen d’engte, gemeenelijck Golfe de Chafleaux geheeten.D’oolf-lijde wierd van de Portugefen êerft entdeckt, en nadeihandt quamen’er oock verfcheyde andere natiën van Europa handelen. De havenen van dit eylandt fijn tot nu toe voor allerley volckeren gelijekelijek vry en open gewcelt, dewelcke op leker tijdt van ’t jaer gewoon fijn fich hcrwacrts re begeven ; om hier hunne vilfchen , diefe dicht genoegh aen ftrand gevangen hadden, te droogen , en die in de fonne hard te laten wordçn. Sy hebben by-fondere wetten en ordonnantiën eenllemmc-lijck daer toe opgerecht, cn die oock gewilligh van alle werden naegekomen : de voornaemlle der felve is defe, dat eicke natie die plaetlè,diclè d’eerlfe ingenomen heeft , behouden magh ; en datle van dit jaer vryelijck de hutten , en andere inlfrumcnten gebruyeken mogen, als ofle haer toequamen ; daer fijn noch eenige andere , die ick willens voorbygae. D’Engelfchen hebben verfcheyde reylen gepooght naer dit eylandt alleen eygen te maken, tollen en andere laftgelden tot dien eynde op d’andere natiën gelf elt, en eenige wetten ingevoert in faken van Religie, en gehóorlaeraheyt de Köningen van Engelandt te bewijfèn: inlonderheyc in ’t jaer 1583, wanneer Humfred Gilbert, Ridder , voor fich , en in de naem der Köningen van Engelandt,de befitting defes landts nam,- en voorhad om ’er een volckplanting over te brengen : maer hy , federt die tijdt, met fijn fchip in de woefte zee verdroneken , is in die faeck niet meer gedaen , en fijn de vilTchers in hunne oude vryheyt gebleven. In ’t jaer ióo8 quamen daer d’Engelfchcn wederom , onder ’t geleyde van lan Guye van Briflol, en rechtten eenige woo-ningen op in de Golf de la Conception, oft van de Ontfangenilïe , geheeten ; doch fy hebben ’er maer eenige jaren geduert. Aile |
A N C K R V C IC nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3,f
1 kuftvan dit eylandt toen bewoont was van fe-- ker volck der Wilden , van alle beleeftheyt cn : gefchicktheyt ontbloot, en welcke t’cenemael • fchuwden met anderen om te gaen en te hande-• len ; voorts fy waren even gelijck de voor-; gemelde, fbo wel in geftalte van lichaem , als in hunne kleedingen ; behaJven dat fy in hunne aenfichten fèkere met vuer gebrande teeckenen droegen , en maeckten ’er noch eenige andere figuren by. De felve Autheur fchrijft oock , dat d’ooftfijde toen van een fraeyer en beleefder volck bewoont was , doch weynigh in getal : welcke beyde lijden men nu t’eenemael verlaten en onbewoont vind ; het welck een klaer-blijcklijck teecken is , dat defe lieden , fbo veel fÿkönnen, d’Europifche handelaers fchuwen; en wanneer men haer ontmoet, fbo ftaenfè, met groote tegenfin, iemandt ten dienft.
Vooraen ’t eylandt Terre Neuve, dat wy be-fchrijven, ftreckt fich een groote banekin de zee uyt, dewelcke fbmmige volckeren van Europa gemeenelijek de Groote Danck noemen ,■ en Groote die met recht voor eene der wonderen van den Oceaen kan gehouden worden : want de Noordzee is fbo diep , dat fchoon men feer weynigh van ’t vafte landt af is, men evenwel met een dieploot van tweehondert vademen geen grond kan vinden; doch verheft fich gelijck als een rugge oft heuvel, dan tot de hooglite van dertigh, dan van veertigh vademen ; haer langte is van omtrent hondert mijlen , te weten van den ecn-en-veertighften tot op den twee-en-vijftighften graed noorder hooghte. Haer grootfte breette is van 24 mijlen ; cn W’aerfe naeuw wort, van feftien oft een weynigh min : cn hoefemeer noordwaerts loopt, hoe dieper datfè oock is : in tegendeel is ’t, alfte naer ’t zuyden loopt ; want men meent rotfèn te fien, die de Franfche Nucquelets noemen. VandeKaep Ra^ tot aen defe Banck is d’overvaert vijf-en-twintigh mijlen , de zee tuftchen beyde feer diep fijnde : maer de andere plaetfen , fijn oft wat meer, oft wat min van ’t eylandt Terra lgt;Jo‘ygt;a afgelegen. Voorts deFranfchen, Span-jaerden , Portugefen, en fomtijdts oock andere volckeren, vangen ’er alle jaren een ongelooffe-lijcke menighte vilfchen , de Bafqucs noemen-fè Bacalaos de Franfchen Moluës oft Morues een vifch door heel Europa feer wel bekent. Men vangt defe viftchen van ’t midden der maent April, tot in ’t eynde van Iulius : daer na neemt men alle ’t ingewant uyt, en men fbutfè, en dus gefouten , heetenfè de Franfchen Moruë Inerte. Geduerende defe geheele tijdt komen daer de vogelen in fulcke menighte aenvliegen, die van d’ingewanden defer viftchen , weder in de zee geworpen , leven , dat de fchippers geen ander teecken behoeven ; en men vangt-lè mede met den angel fbo wel als de viftchen, met een wonderlijck vermaeck : onder defe vogelen worden de Fauquets meeft van de Fran-Ichen geacht.
Behalven de gemelde groote Banck, heeft men noch verfcheyde andere , doch kleender, omtrent Terra l^oioa befpeurt ; en infonderheyt twee, welcker cene ren zuyden van dit eylandt
B 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is, en
NIEUW V R
imvoan- Alle die onlangs van dit eyiandt gefchreven iiebben/eggen eenpaerigh,dat d’ooft-en zuyd-fijden van geen menfchen bewoont worden: maer dat deWiIden hier en daer loopenden gee-ne vafte woonplaedèn , noch weft-noch noord-waerts hebben, ’t Is een ruw, woeft en onbeleeft volck,fonder eenige godtsdienfljcn burgerlijeke regeering : fy leven meer als wilde heeften, dan als menfchen ; en komen fbo feer over-een in hun leven , en kleedingen , met de Barbaren , welcke ten noorden in ’t vafte landt woonen, dat ’er geen twijffel is oft fy fijn van hun gefpro-ten, en hebben fich in defe geweften nederge-flagen. Doch getuygen de Franfchen en Span-iaerden , die jaerlijcKs in de golf van S. Laurens komen, om walviflchen te vangen , en fich in ’t weftergedeelte defès eylandts onthouden , dat defe Wilden wilvaerdigh genoegh ten dienft van d’Europers flaen : want gehuert voor een geringe prijs, quijtenfy hun , met een onver-moeyden yver en feer neerftigh,in ’t finijden der walviffchen , oft om hunne ingewanden uyt te doen, en te koken. Sy fijn middelmatigh groot van lichaem , hebben het hair fwart, ’t geficht breet, de neus plat en ingebogen , d’oogen groot : de mannen fijn ’cr alle fonder baert ,• en defe foo wel als de vrouwen beffcrijc-ken hunne huyt met feker roode aerde ; als mede hunne kleederen , die fy , op de wijfè van d’andere Wilden , van zeewolven vellen maken. Sy woonen in flechte hutjes van palen oft lange ftocken , in ’t rond en boven aen de fpitfè wel t’faemgebonden, opgerecht,- dewelcke fy dan rontom met de vellen der wilde heeften toedecken j oft oock wel met eenigh ander tuygh, om fich alfho tegen regen en andere on-gemacken der lucht te befchermen. Sy maken vuer in ’t midden van haere hutten , en leggen fich daer by neder , by dagh oft by nacht nae dat het hun behaeght. Haer fchepen fijn van boomfehorflen gemaeckt, ’t meercndeels twin-tigh voeten lang, en vijf oft daer ontrent breet ; in gedaente van een halve maene ; verheven aen ■ de twee eynden, en gekromt j in welcke op het hooghfte vijf mannen kunnen fitten : en fy varen met defèlve, als fijnde feer licht, door ’ ’t water heen met feer groote fnclheyt ,• en in 1 tijt van nood, dragen fy die op hunnefchou- f deren ; want fy hebben geen vafte woonplaet- i lèn , maer gaen al dwalende gelijek de l^omadcs, i en veranderen dickwijls van plaetfè, nae dat het j de nootfaeckelijckheyt vereyfcht, oft de be- i quame gelegentheyt hun daer toe aenlockt. De lt;nbsp;boogh en pijlen dienen hun tot wapenen , dicfè 1 met fèkere feer fcherpe fteenen , oft kleyne lt;nbsp;beenderen voorfien. Eertijts onthield fich naer lt;nbsp;’t zuyden, alwaer ’t vry fchoon en bequamer te i woonen is, noch een ander fhort van volck, defe j luyden feer gelijck ,• maer het fchijnt datfe fich 1 dieper in ’t landt begeven hebben, door afkeer, i om met d’Europifche volckeren te handelen, ge- j dreven ; indien het niet veel meer door een in- J genomen haet tot defelve gefchiet is : ’t welck gelooftelijcker fchijnt. En feecker Franfche j Schrijver , doch fonder naem, die in ’t jaer 1539 lt;nbsp;gefchreven heeft, verfekert dat de zuydelijcke l
America.
-ocr page 255-
Jße de Sable. Gelegen^ kejt. NIEUW V R A is, en ftreckt fich tot aen S. Pieters eylanden ; de Franlchen noeinenfe Banc au Vert, oft groene Banck: d’ander is ten noorden van’c Sand-ey-landt, die fich noordwaerts keert, ’t Soude te verdrietigli vallen indien men alle d’andere wilde optellen j want’ het is foo onnut als onnoo-digh. Hier is oock het Sand-eylandt, ÇdatdeFran-Ichen I/le de Sable noemen , ten opficht van de landen die ’er fijn, ) leggende op de hooghte van vier-en-veertigh graden , omtrent dertigh mijlen van ’t ey landt der Bretons oft S. Laurens, ten zuyden : het heeft bynae vijftien mijlen in fijn omring , en is veel langer als breet ,• de zee, die daer omtrent loopt, is vol baneken, Ibnder ee-nige haven, en om de menighte der Ichipbreuc-ken feer wel bekent. De Franfchen , in den jare 1518, onder ’t beleyt van den Vryheer de Lery, geprickelt door de bequame gelegenheyt der plaetfen, waren van fin om ’er een volckplan-ting op te rechten , doch hebbende alles naer-der ingefien , en overwogen, wierdenlè genoot-laeckt ’t felve te verlaten , om dat hun levensmiddelen ontbraken , en inlbnderheyt loet water , fonder hun voornemen voort te letten. Sy lieten ’er niet dan ’t vee , en de verekens die ly daer gebracht hadden ; welcke evenwel niet veel toenamen , om dat hun voedlèl ontbrack ; want het meelledeel van ’t eylandt is onvrucht-baer, en vol land. De Portugelèn hebben oock naederhand dit eylandt, maer met defelve uyt-komll, belbcht. Eyndelijck , nae dat het lang van de Portugelèn en andere volckeren verlaten was geweell, foo onderwon fich de Marquis de la Roche , een geboren Fransman , ’t felve te be-fitten , en bracht ’er eenige volckplantingen in ’t jaer 1598 : doch de weynige menfehen, die . daer bleven woonen , leefden ’er met groote mocyte van’t vee en de vilfchen , die men van te voren haer gelaten had, en fy moeiten fich met vellen van fekere Iwarte volfen, en zeewolven, kleeden 3 eyndelijck vijf jaeren daernae wierdenlè wederom van daer gehaelt. Hier fijn weynigh poelen , geen fonteynen 3 veel jonge boomen, en weynigh groote. ’t Aerdrijck is ’er byna bloot, oft feer weynigh met gras bedeckt : men kan ’er lèer fwaerlijck aenkomen , van wegen de ondiepten en rotlèn die ’er fijn, en oock loo houd ick dat dit eylandt ’t lèlve niet waer-digh is. ’t EYLAND S. LAVRENS, oft DER BRETONS. TEn wellen van Terre Newye leght noch een ander eylandt, in ’t midden tulïchen ’t lèlve en ’t valle lant van Nieuw Vranek-rijek, S. Laurens geheeten, nae de golf die het heeft; en der Bretons, nae fijn oolledche Caep, gemeenelijck Caep der Bretons genoemt. Sijn zuydfijde behelft tulfchen ooft en weft vijfen-twintigh mijlen langte : het legt vijfenveertigh graden en loo veel minuten van de Linie af. Sijn |
N C K R Y C K. oofterfche Caep is acht mijlen ver van Campfeau gelegen ; (welcke plaetfe aen ’t uytterfte eynd, ten ooften , van Nieuw Vranekrijek is) van fijn wefterlche Caep ( anders Caep der Bretons geheeten) tot aen de Caep Ra^i (’t uytterfte eynde van Terra L^oTfa ten wellen ) rekent men lèven-en-tachtentighmijlen. Dit eylandt is van’tvalle landt van Nieuw Vranekrijek dooreen engte van negen oft tien mijlen lang afgefcheyden ; dewelcKe fchoonfe tot in de Middellantlcne zee van S. Laurens, door een genoeghfaem diepe graft, doordringt, niettemin weynigh bevaren wort, om de engte haerder graft, en haren al te fnellen loop ; waerom haer de Franfchen de naem van Pajjage courant, dat is, loopende wegh, gegeven hebben. Dit eylandt is driehoeckigh van gedaente, jjoedamg-en heeft omtrent tachtigh mijlen in fijn om-ring 3 ’t verheft fich meeft in heuvelen en ber-, gen , en is voorts uyttermaten lchoon en ver-maeckelijck. De zee komt ’er tot in ’t midden in, door kleyne graften die het in eenige deelen aflcheyden , als oft het foo vele kleyne eylanden waren. In ’t midden is een Meir door-faeyt van fommige kleyne eylandekens, in welcke men feer veel wildbraet vind 3 de graften krielen van fchulpvifch , onder andere van oefters, die doch van geen goeden finaeck fijn. Overal fijn groote boflehen, vol van hooge eyc-keboomen , als mede denneboomen, en ver- . lcheyden andere gelijcklè in Europa fijn, en noch eenige van welcke men in delè geweften niet en weet, ’t Aerdrijck, door de aengenaeme verfcheydenheyt, brengt goede aerdbefien en andere fmaeckelijeke vruchten voort 3 ’tkruyt hoewel het feer hoogh opwaft, foo wort het doch niet veel geacht, om dat het al te dun en ranek is. De boftchen voeden herten , Iwarte volfen, otters, en andere wilde dieren. Hier fijn oock vele vogelen, en, onder die, vele Pinguins. Dit eylandt is in verlcheyde plaetlèn van Wil- /nwee»-den bewoont, die , in kleedingen en léden, met die van Terra Nova gelijck fijn 3 ly hebben ’t hair Iwart, datlè tot over de lchouderen laten hangen 3 ’t gemeene volck onder haer bedecken hunne fchamelheyt met vellen van wilde beeilen 3 en fijn voorts heel naeckt : de voor-naemfte dragen mede een kleene mantel van een vel van eenigh dier, die hun de borft en de lchouderen bedeckt. Sy onderhouden, met feer groote Ibrgh, fekere fwarte honden, tot de jacht dienftigh. De Portugefen hebben ’er voor defen een colonie , oft volckplanting overgebracht 3 maer de fcherpe winter, de harde lucht, en de gewoonelijeke tempeeften hebben haer doen van plaets veranderen. Nae de grootte van ’t eylandt fijn hier wey-nigh havens : omtrent twee oft drie mijlen nae de zuydtfijde, van de Caep Breton , die fijn oofterfche hoeck is, fiet men de Hatten Toan d'En-gelfchen, (dus van de Franfchen geheeten) om datfe gewoon fijn hun herwaerts te begeven om te vilïchen. En een weynigh verder, naer ’t wellen , fiet men de haven die d’Engelfchen port, dat is, Nieuw-haven, noemen, die een kleyn eylandt, recht tegen over het groote ge- . * legen, ' |
NIEUW V R A N C K R Y C K*
legen, macckt. Acht mijlen van hier is noch een tierde , welche de Wilden in hare tael Cibo heeten 5 alwaer men loo vele kreeften vind , dat het bynae ongelooffelijck fchijnt : en dit fijn de havenen die aen de zuydfijde fijn. De Por-tugelèn ftellen de haven Ninganis , waer iy hun geplaetft hadden ten noordooften, achtien oft twintigh mijlen naer’t noordweften van de Caep Breton ; maer naedeihandt hebben ly haer wederom verlaten. De Noord-Caep van dit landt wordt gemeenelijck de Caep S. Laurens geheeten ; voor aen het lèlve leght het eylandt van S. Paulus : van dele Caep tot aen Terra 'JSio'rgt;a en tot aen de Caep 5. J^laria tellen de Franfchen drie-en-tachtigh mijlen. Eyndelijck keert fich de kuft zuydweft, en dan vertonnen fich vele havenen van ‘weynigh belang, en alleen door hunne naem bekent ; daerom houd ick onnoo-digh te welen , dat men de Lefer langer, met de belchrijving der lèlve, ophoude. ïyWe» De twee eylanden , van de welcke wy hier S iau£s boven gefproken hebben en die tegen over elckander leggen, befluytende Middellantlche zee, de Golf ^an S.Laurens geheeten 5 in de welcke de zee door drie verfcheyde monden loopt j waer van de middelfte breet genoegh is, tuf. fchen de twee Caepen van S. Laurens, en van Raye ; de twee andere fijn wat naeuwer, en on-derfcheyden dele twee eylanden , lbo wel aen d’eene als d’andere fijde, van ’t vafte landt. Dele zee is driehoeckigh van gedaente ,• en haren grond , lbo men dus fpreken mach , ftreckt fich van d’eenen hocck van Nieuw Vranckrijck op de hooghte van fes-en-veertigh graden tot aen den aenderen hoeck, oft aen de naeuwer mond op graden, langs de twee eylanden : want de golf is langer aen defekant : de twee andere lijden gaen lcherp op tot aen de monden van de groote rivier Canada , en gelijck een pyramide ; de rechte , recht uytgaende ,• de llincke fich buygende, als een elleboogh, vervat eenige eylanden in haren lchoot. Een van de y Ejlandt felve is Menego van d’eerfte ontdeckers van dele golf genoemt , en leer geroemt wegens d’o-vergroote ftockvilTchen die men hier vangt : maer men vint het tegenwoordigh niet meer in de nieuwe Landtkaerten, de naem felfs ver-gaen lijnde. Ontrent drie-en-twintigh mijlen van dit eylandt, liggen noch drie andere, doch kleynder, welcke , wegens de menighte der vo-Fff ti-ey- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vint, Ißes aux Oijeaux, dat is, Vogel-ejlanden, en oock eylanden des Margaux geheeten worden j en Champlain noemtlêinfijn kaerte eylanden aux Tangeaux. Twee van delè eylanden, doorfneden van bynae ongenaeck-baere rotlen , fijn als bedeckt van een lbo groote menighte vogelen, dat het ongelooffelijck lchijnt: ly leggen op de hooghte van 49 graden , en 40 minuten, als d’Engellchen aenge-raerckt hebben. In het derde eylandt liet men feer vele zeekalven, een dier, gelijck ick geloof, onbekent by d’ouden, van d’onlè Walrus, en van d’Engellchen, die de naem van de Mofcovi-ters ontleent hebben , Morch geheeten. Siet de befchrijving en afbeelding defer dieren in’t begin van ’t eerlle ftuck van onlèn Atlas. |
Men telt vijf mijlen van dele eylanden tot aen ’t Eylandt dat van Drion. De Schrijvers fijn van feer ver-fcheydemeeningen in’tgene lijn gelegenheyt en grootte raeckt. Quartier , een Franlchman, die het d’eerfte ontdeckte , en het de naem gaf, feght dat het twee mijlen lang en lbo veel breet is : andere geven het een vry kleynder omring 5 maer alle gelooven, dat de zee , van welcke het omringt wort, leer vilchrijck is : en prijlèn oock leer de groote vruchtbaerheyt van fijn aertrijck, dat leer goede weyden heeft, en bequaem is om tarwe voort te brengen. Aen-gaende de boomen die het heeft, hier verlchil-len de Schrijvers wederom,-want gemelde Quartier verfekertjdat men ’er groote boomen vind : andere feggen, dat men’er geene andere als jonge boomkens fiet ; ten ly dat dele eylanden van naem verandert waren, uyt welcke oorlaecke dele verlcheydenheyt, onder de Schrijvers,ge-fproten ware. De lelfde bovengenoemde Fran-Ichen Autheur , Helt de aerdbefien, rooien, wijnftocken , en meer andere planten onder de treflijckheden van dit eylandt,- en feghtoock dat’er in eenige plaetlèn van ’t veld erweten’ voortkomen fonder gelàeyt te fijn. Niet verre van dit geweft light een ander eylandt, maer niet leer groot, ILße Blanche, dat is, ’t Witte eylandt, jß^ geheeten , ’t welck lbo vruchtbaer is als hetlt;-^«. voorgaende. D’eylanden, van de Franlchen Ißes Ramées ge- rßes noemt, fijn tegenwoordigh de beroemde. D’in-woonders van S. Malo lijn d’eerfte geweeft die daer quamen, in ’t jaer lypo , om Walrujßen te vangen , die gewoon fijn alle jaeren met groote benden hier te komen , om hare jongen voort te brengen. D’Engelfchen fijn ’er dade-lijck op gevolght. Doch de Reysboecken defer twee natiën fijn foo verfcheyden, lbo wel in de belchrijving hunner gelegenheyt , als in het meten hunner grootte en omring, dat men leer fwaerlijck iets waerachtigh en gewis daer uyt belluyten kan. De Franfchen geven 47 graden hooghte, en 20 mijlen in den omring aen dat eylandt het welck de Wilden Menquith noemen ; A/enqtdtb» aen ’t andere, dat ’er by light, en Hup is gehee-ten, 20 mijlen langte : dit heeft een fandachtigh aerdrijck, dat noch boomen, noch eenige andere planten voortbrengt : insgelijcks ’t eylandt Huoron, dat van d’eylanden dielè Ramées heeten, Duoro». door een graft, drie mijlen breed, en leven oft acht vademen diep, afgefcheyden is. Wat ons belangt, wy vertoonen d’eylanden Ramées en van Brion in onfe kaerten, gelijck wy die in de nieuwfte zeekaerten der Franfchen gevonden hebben, tot dat de naeukeurige Ibrghvuldig-hcyt der zeelieden ons meerder opening eö lichts fal toegebracht hebben. De rechte fijde van d’engte van 5. Laurens is leer weynigh bekent: want hoewel Quartier, die d’eerfte door dele naeuwe monden gevaren is, (dewelcke loopende tuftchen de Noordcaep van Terre Hewve, en ’t vafte landt van ’t Noorder-America, in defe Middellantlche golf komen,) gewagh maeckt van verlcheyde eylanden, golven,reeden, havens,en rivieren, foo is niettemin dit alles tegenwoordigh onlèker : en het gedulc der |
NIEUW V R A N C K R Y C K.
der lefers fonde misbruyckt worden, indien men hun anders nier als enckele namen in overvloet fonder ordre, en fonder haer eenigh ander ken-niffe der faken felfs te geven , vertoonde. Het lal my dan genoegh fijn, dat ick alleen fegh, dat defe monden van de Franfchen Golfi des Chaßeaux geheeten worden ,• en datfè dus naeuw voort-loopen tot eenige mijlen verre ,• en waerfe beginnen breeder te worden, de beyde oevers fich van elckander fcheydende, maekenfeeerftelijck die Baey welcke de Groote Baey geheeten wordt, en daernae waerfe hun t’eenemael verfpreyden, die plaets wort Golf van 5. Laurens genoemt. Het overige laten wy in fijn waerdye, fonder iets daer van aen te raken. ï Eylandt Eer wy overgaen tot de befchrijving van de rivier Canada , moeten wy niet vergeten fèker eylandt, redelijck groot , dat in haren mondt leeht, en haer in tween deelt. De Wilden noemen ’t in hunne tael Nati/cotec j Quartier,die dit eylandt eerft ontdeckte, noemde het del’Aß fowptionj ’t is ontrent 3 j mijlen lang, en feven oft acht breet ; en flreckt fich op de hooghte van 48 tot op 50 graden, tuflchen’t zuydooften en noordwehen. Men telt van de grootfte ingang van defe engte, welcke nae de Caep S.Lati-rens ftreckt, tot aen d’ooftfijde van dit eylandt, jo mijlen : van de Baey S. Georges, leggende aen de weftfijde van Terre ISlewiDe, gelijck d’Engel-fchen aengemcrckt hebben,fielt men 43 mijlen. Dit eylandt is feer vermakelijck, ten heeft geene bergen, macr een effen en vruchtbaer landt, bedeckt, tot aen den oever der riviere toe , van verlcheyde boomen ,• en inlbnderlieyc feer hooge dennebooraen ,- waer uyt fpruyt dat hier overal groote menighte van wilde dieren fijn, als beeren , lochfen, egels en meer dierge-lijcke. Hier fijn oock feer vele vogelen, foo wel die in de boff'cheii fich onthouden,als water- oft rivier-vogels. De zee, die ’t omringt, is over-vloedigh in viffchen , felfs worden ’er walvif-fchen in defe engte gevonden 5 en die men aen de weflkufl van Terre Neuygt;e gewont heeft, worden dickwils nae defe kufl gedreven, gelijck d’ervarentheyt leert. Hier fijn eenige reeden, die taraelijck goet en bequaem fijn , maer men vind hier weynige havens : tot nu toe heb ick noch niet gelefen , oft gehoort, dat dit eylandt van eenigh menfche bewoont fy. Recht tegen over de Weflcaep van dit eylandt, aen de zuyd-kuft van ’t Noorder-America, ontfpringt een rivier, die Iacob Quartier, in fijn tweede rey-fè , invoer , 'welcke oock tegenwoordigh noch chéfihedec. Chefchedec genoemt wort, alwaer hy feven eylan-den ontdeckte : ’t vafle landt dat’er tegen over leght, is laegh, effen , en van vele boomen overdeckt ; maer rotfen en bancken, die fich verder als een mijle in zee flrecken, ontbreken hier niet ,• en men wordt die gewaer, wanneer de vloedt over is ; oock genaeckt men hun niet dan met groot gevaer. Defe kufl dus met bancken vervult, beflaet ontrent tien mijlen, en eyndight aen den ooft-oever van defe rivier , die fbo fnel loopt, datfè,de vloedt met gewelt voortflooten-de , hunne baeren met gelijeke hevigheydt lange voortdrijft, en vervolght haren loop tot tuffehen de foute vloeden ; in voegen dat nicn daer in zee foet water fchept meer als een mijle aen gene fijde van haren ingang. Sy heeft voor aen in ’t inkomen 18 voeten diepte : men fcghr, dat fich zeepaerden in defe rivier onthouden ,-dit landt- en water-beefl klimt des nachts op d’oevers van de rivieren , en komt aen landt j en ’s daeghs begeeft het fich weder in ’t water. |
Aen gene fijde der riviere Chejehedee ten we-flen, is een golf, alwaer de reede gants geen ver-fèkertheyt aen de fchepen belooft, van wegen de klippen en rotfèn die ’er fijn. Als men verder gaet, ontmoet men de riviere van S. Marguerite, S, voor aen haer mond acht voeten diep, als de zee Margneri-laegh is -, en indienfe hoogh is , foo is de gemel-de rivier drie vademen diep : maer fy is gevaer-lijek om een klippe die ’er is. Sy ontfpringt verre van de zee , in middelantfche plaetfen na de ooflfijde, alwaerfe van hooge bergen komt af-florten , en wafl merekelijek aen. Nae by haren ingang is een Caep taemclijck hoogh, en aen de rechter fijde een kleyn eylandt. Defe geheele kufl leyt 5 y graden van de Linie af, is met verfcheyde boomen , infonderheyt denne-boomen, bedeckt , en verheft fich in kleyne berghskens. Drie mijlen van de riviere S. Marguerite is noch een ander, welcher grootte en diepte noch onbekent is, om dat haren ingang van ontelbare rotfen en ondiepten als befloten wordt : en van hier af is de kufl dooi fneden van verfcheyde fpitfen en golfen, en is ten meeflendeel laegh en fandigh. Seflien mijlen ten weften doet fich een baey open, in de welcke een riviere afloopt, die bequaem is om verfcheyde fchepen te dragen , als fijnde de befle haven van defe geheele kufl j doch kan de felfde niet dichter ge-naerdert werden , fonder een onvermijdelijck gevaer, van wegen de klippen die een oft twee mijlen lang fich in zee vertoonen : kortelijck, dan looptfc voort, dan wederom te rugge, en maeckt plaetfè voor eenige baeyen ; dit eylant befet fijnde tot aen de haven Lefquemin, is feer bekent en vermaert, hoewel niet al te verfekert, fijnde van rotfèn omringt, en hebbende een feer naeuwen ingang, dat ’er niet meer als een fèhip t’effens in kan varen ; evenwel de Bafques plegen hier te komen om Walviffehen te vangen. Dit heele gewefl is laegh en plat langs de kufl ; en in ’t midden verheft fich ’t landt in heuvelen en bergen ; ’t is heel vol boffehen en wouden ; en ’t fy men de goetheyt van ’t landt, oft de ge-legentheyt der lucht aenmerekt , hoewel het veel lager leght, foo is het evenwel met Nieuw Vranekrijek, dat daer recht tegen over is, in ’t minfle niet te vergelijeken. By de haven Leßuemin is die van Tadoufac gele-gen, infonderheyt vermaert door de yeelvoxi- Tadcnfac. dige fcheepsvaert der Franfchen en andere volcken, na by de mondt van de groote riviere Saguenay , van de welcke wy terflont füllen fpreken. Defe haven is feer kleyn, in welcke alleen weynigh fchepen fich onthouden können. Sy leght in feker hoeck by de mond van defè groote riviere , van buyten befloten van een kleyn eylandt, oft eerder van een klip, welc- |
NIEUW V R A N C K R Y C K. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3,^
ke de zeebaeren bynae heel en al hebben door-knaeght : van binnen is fy omringt met hooge bergen, die een weynigh met aerde bedeckt hjn : aile de andere fteenen en rotfen fijn ver-ciert met uytermaten hooge maftboomen : dicht by de haven is een moeralch omheynt van ' heuvelen met boomen doorfàeyt. De zee is diep genoegh in de haven felfs , en wort ’er feer ver-Icheydentlijck door hare baeren ontroert, dat het te verwonderen isen dat Ipruyt alleen van de naebyheyt der riviere,die lbo Ihel loopt,en de groote winden en d’uy terfte koude leer onderworpen is. Dele haven is open voor de zuyd-oofte winden , doch dele fijn minll; te vreefen j want ’t meefte gevaer , dat ’er komen kan , is te duchten van de winden die langs de riviere afkomen. Aen d een en d’ander punt vertonnen fich baneken , als de zee laegh is ; dele haven heeft tien vadem diepte, en op Ibmmige plaet-fen twintigh. Dit moeralch, van welcke wy ge-Iproken hebben, ontlaft fich hier door een kley-ne graft, als mede in de riviere felfs, door een andere opening. Dele twee graften fcheyden lèker eylandt van’t vafte landt, alwaerde Wilden gewoon fijn haere hutten op te rechten, wanneerlè hier komen om hunne waren , die meeft in vellen bcllaen , met d’Europilche volc-keren te verwilfelen. Pe nwrff riviere, van d’inwoonderen des landts Sa-guenay geneeten , is leer groot en breet, en op Ibmmige plaetfen , (een wonderlijcke faeke) tot twee hondert vademen diep : ly koiiit van ’t noordweften met fulcke Inelligheyt af-loopen, datfe langen tijdt den vloed der zee te-genftaet, en houdt haeren loop tot bynae in haren ingang toe; ly is hier maer een vierde deel van een mijl breet j maer hoe verder ghy inkomt , hoe meerder ghy lult vinden, dat hare graft in de breette toeneemt ,• met fich nemende noch menighte van andere rivieren , diele van d’een en d’ander fijde ontfangen heeft ; van welcke men Ibmmige bevaren kan , diefe in de zee ontlall : men kan ’er ten noordoollen tot op 50 mijlen lang opkomen , en daer ftortfe fich van kleyne bergen af; fomtijts verlpreytlè fich in meiren, oft ontleent hunne wateren, en komt alfoo aen fommige kleyne eylanden, oft liever rotfen met boomen bedeckt. Aen haren oever,die doorfneden is,verhelfen haer,ter rechter en ter llincker lijden, feer hooge bergen en rotfen , met dicke bolïchen, die gruwelijck fijn in ’t aenfien , bekleet. ’t Geweft, datfe doorloopt, is t’eenemael onbehaeghlijck, Ibo wel wegen d’onvruchtbaerheyt des aerdrijeks, als om d’ongetemperde lucht, ’t welck gants niet te bewoonen is om de geduerige groote koude : eyndelijck ’t is een rechte woeftijne ; want de bolfchenfijn fonder vogelen; behalven dat’er eenige weynige, en noch van de kleynfte fijn : .-de meiren geven geene vilTchen als alleen in fekere tijden van ’t jaer, daer men dan eenige ri-vier-vilfchen vindt. De Wilden,die van de verft-afgelegen gewellen van ’t vafte landt langs dele rivier al komen varen, om hunnen handelte drijven , verhalen feer wonderlijcke en vremde I dingen van.defelve ; te weten,dat nae eenige da-America. |
gen reyfens, ly verfcheyde gevaerlijeke fteylten overkomen , van dewelcke ’t water fich van boven nederftort, en Ibmmige meiren doorloopt ; en dan komenlè aen een plaetlè , van waer ly de groote Noordzee lien : doch om dat men dick-wils (en meelt niet fonder groot gevaer) de yde-le verwaentheyt der Wilden beproeft, en hunne gewoonte in ’t liegen belpeurt heeft, is ’er noch niemant geweeft , dat ick weet, die, in lbo een twijlFelachtige laeck , en die niet wel te geloo-ven is, dele rivier hooger bevaren heeft : en oock foude het dit woelt en algrijfelijck landt niet waerdigh fijn , dat men fijne krachten foude inlpannen , om ’t gewelt van lbo een fnel af-ftortende rivier, door Iwaren arbeyt in ’t op-rceyen, t’overwinnen. Aen de llincke handt van dele riviere begint de Provintie der Wilden , gemeenelijck Canadois geheeten : ’t is dan tijdt dat wy aenvangen van de voornaemfte riviere deles landts te Ipreken. Dit willen wy alleen voor uyt aengemerekt hebben, dat die gene , welcke den wegh beft weten, van de haven Gafpé af, (die aen d’overgelege kult is,recht tegen over ’t eylandt Natißotec, ) tot aen Tadou/ac, tachtigh oft negentigh mijlen tellen. C A N A D A. De rivier Canada mach wel d’eerlle plaets hebben onder alle de vermaertftê van het Noorderdeel van America : ly wierd door Quartier, die d’eerfte was diefe ontdeckte, Ho-chelaga, door andere ledert S. Laurens, en nu door d’inwoonders Canada geheeten. Sy ontfpringc in de diepfte Provintien van dit vafte landt, fpreyt fich Ibmtijdts uyt in meiren , daer na lchijntlè hare oevers in te trecken, en loopt langs een Imallen wegh ; Ibmtijts looptfe fnel, en ontfangt oft fteept met fich vele groote rivieren : Ibmtijts is ly breeder, dan weder enger, en daelt door vele keeren en draeyingen, tot dat ly haer by de wefter Caep van ’t eylandt Natifio^ tec, oft van d'Ajjbmption, in de golf van S. Laurens, in zee ftort door een mont van 30 oft 40 mijlen breet, en Iyo vadem, infonderheyt by de zuyder-oever, diep. Sy is Ibo vilchrijek dat het ongelooflijck Ichijnt ; want op lekere tijden des jaers, na den aert van yder llagh der viftchen, van den mont af tot aen haer oorlprong, wordt daer een overgroot getal gevangen, foo wel rivier- als zeevilch , te weten fulcke die niet van ’t foet water vlieden. Quartier maeckt onder de felve gewagh van een die een vremde gedaente heeft, van grootte als een zeevereken, wit van verwe, met een hooft als dat van een haes ; de Wilden noemen hem in hare tael Adhothujs: men vint’er een groote menighte eenweynigh boven de mont van Saguena)gt;, daer ’t water foet begint te worden. Beyde d’oevers defer riviere fijn leer vermakelijck , maer inlbnderheyt die aen de llincke handt als men opvaert : ’t aertrijek helt Ibetelijckaf naer den oever, en verheft fich van daer ongevoelijck tot heuvelen en bergen; overal is het bekleet met boomen en wilde wijngaer-den , dat feer aengenaem is te fien, vele water-Iprongen, beeken en kleyne rivieren vallen van B 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deber- |
de bergen in haren fehoot : fy omhelft ver- t feheyde eylanden , en macckt vele hoecken en i bayen , van welcke om met de felve ordre , als i hare gelegenheyt vereyfcht , te ipreken , wy lt;nbsp;weder naer nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;füllen keeren ; want tot nu
toe hebben wy langs den oever aen de rechte- i hant geloopen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;
Ses mijlen van de mont defer riviere ten we- i Ills aux ften leght een kleyn eylandt voor ’t vafte landt, lt;nbsp;Zimw. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lielpres, oft het Eylandt der Ha- j
fen noemt, na de vilfchen daer wy terftont van ] {praken : het is twee mijlen van de rechter- ; oever, en vier van die aen de flinekerhandt : beneden ’t lèlve kan men fonder gevaer ’t anc-ker uytwerpen. Daer is een kleyne riviere die van’tvafte landt komt , die men doorwaden kan als ’t laegh water is, die Champlain Rbiere aux Sanimons y dat is, Salm-rivier, noemt, om dat hier die vilch wordt gevangen. Drie mijlen van daer is Cap Dauphin, daer een ruyme baey is van ontrent acht mijlen breet, in welcke mede een kleyne rivier valt, die men met een afgeloopen zee kan doorwaden : dele baey wort aen d’an-der fijde door Cap de tAigle befloten. Een mijl van daer het men Hï^e aux Coudres, dus genaemt na de menighte der halèlaren , daer mede het is befaeyt. Sommige feggen , dat het drie mijlen lang en twee breet is, doch andere maken ’t de helft kleyner : aen de beyde eynden loopt het Ipits uy t ,• ’t heeft oock weyden aen de weltfijde; rontom den oever die naer ’t zuydweften het, fijn eenigerotfen daer de zeebaren fchuymen-de op afftuyten. Dit eylandt is aengenaem, met fraeye boflehen bedeckt, en ontrent een half mijl van den oever gelegen. Tegen over ’t felve is een kleyne rivier, die van ’t vafte landt komt, Riygt;iere du Goufie genaemt, niet om hare diepte j want men kanfè deurwaden, en niet wel bevae-ren, om de rotfen die in haren mont leggen ; maer om de diepte van ’t canaei dat tufl'chen ’t eylandten ’t vafte landt loopt, ’t welck altijdt, felf by ftille winden, ftormt en raeft derhalven hebben de Françoyfen de Caep , die vijf mijlen van daer ten weften leght , Cap de Tourmente genaemt. Van daer voorwaert wort het water van defe groote rivier van dagh tot dagh veel foeter.
Twee mijlen verder is ’t eylandt dat de Fran-fchen flfie de Bacchus noemen, omd’overvloet der wilde wijnftocken die hier fijns doch nu wort het ITjle d'Orleans geheeten, een half mijl van den rechter-oever, en anderhalf mijl van den flineker gelegen : het is fes mijlen lang, en wat meer dan een breet ; de zuydfijde heeft veel boflehen en weyden met 'een aengenamc verfcheydenheyt j ten zuyden leggen eenige platte en kleyne eylanden, die nu vermakelijck door boflehen en weyden fijn gemaeckt,- doch tufl'chen de felve en’t vafte landt fijn verfchey-derotfèn, welcke aen die fijde fbrgelijck fijn voor de Schippers. Van de riviere Saguena^^ tot dit eylandt buygen fich d’oevers van de riviere Canada met een groote bocht ten zuydweften ,-’t aertrijck van ’t vafte landt ten wederfijden verheft fich tot hoogc maer onvruchtbare bergen ; doch is overal bedeckt met feer groote
Cap phtn.
aux Coudres.
’t Eylaudt Orïerms,
denneboomen , en andere diergelijeke : d’oevers fijn quaet te genaken , om de hier en daer verfpreyde rotfen ; ja men kan fèlf de rivier niet dan met groote moeyte bevaren.
Van ’t eylandt Orleans tot aen ^ebec (waer van wy hier na füllen fpreken, ) is maer een mijl : en dit deel van ’t vafte landt, tufl'chen Tadoufac en ^ebec, wordt van de Franfchen Nouvelle Bi/cajOy of Nieuw Bifcaye, geheeten ; het wort door een fnel-loopende becck bepaelt, die uyt een meir komt, dat op de hooge bergen ontrent tien mijlen van den oever leght, en ftort fich meer dan twintigh vadem van de fteylte in een groote baey tegen over dit eylandt : ’t afrollen van defe fteylte wordt van de Franlchen legrand Sault de Mommorancy geheeten.
Tot hier toe hebben wy den oever aen de rechterbant gevolght,eer wy verder reyfèn,moc-ten wy in’t voorbygaen die van d’ander fijde oock befóecken. Tegen over deWefterCaep van ’t eylandt Natifcotec ten zuyden, ftreckt de Caep Boutonnieres in de zee, een weynigh verder ten noordweften de Caep IT^efiiue , en in de bocht van den oever ten weften , is die van du Chatj op welcke fich hooge bergen, in ’t gemeen Monts de noßre Dame genaemt, vertoonen : niet wijt van hier valt de Mantane in het groot ca- rivier naels dit is een kleyne rivier, die men i8 mij- ^^antaut. len met floepen kan opvaren : de Wilden, die langs de felve woonen, tot haren oorfprong opgevaren fijnde, dragen hunne canoas ontrent een mijl op hare fchouderen, tot aen een andere rivier, die fich in de groote golf ontlaft, en door dat middel doen fy hunnen handel met minder moeyte. Twintigh mijlen van Be Mantane ontmoet men Ie PiCjeen bergh die fpits in de hoogh-te opgaet : .van daer tot aen de haven van T4-doufac 3 die aen d’overfijde leght, fijn ly mijlen. By na ten halven van de wijdte tuffehen Mantane en defèn bergh, fiet men’t eylandt S. Barnabéj -tEyla«^ doch wat dichter aen delen oever ; ’t overige S.Barnidgt;i. van de felve is weynigh bekent.
Eer wy voortgaen in ’t befchrijven van de rivier Canada en hare oevers, volgens de jongfte Schrijvers, fbo fal het niet ongerijmt fijn iets van d’outfte reyfè , gedaen door Jaques Quar- RcjCe van tier, te fpreken : defe dan, fijnde met fijne fche-pen tot aen ’t eyla??dt Bacchus nu Orleans genaemt, en wat verder ten weften gekomen , ontmoette hy een groote haven , daer hy ’t aneker wierp, en die hy S. Croix noemde, w'acr de Wilden toen een woonplaets en dorp hadden, Stadaca oft Sta-' dacona geheeten : b' er gaf hy laft om tegen den aenftaenden winter een buys te bouwen j doch ; terwijl men hier mee befigh was, nam hy voor, : in September 153 ƒ , met eenige van fijn volck, ; de rivier verder t’ontdecken ; d’oevers der felve . waren aen wederfijden aengenaem in’t befchou-• wen, fijnde befet met dichte boflehen , en een I groote menighte wijnftocken ; doch die niets : droegen dan kleyne fure druyven , als niet be-; bouwt fijnde ; de rivier felf vloeyde foetelijck ; door een fchoone graft, ter rechter en flineker 1 fijden met vele dorpen en wooningen der Wil-’ den gebouwt, die voornamelijck van vilch leef-: den. Vijf-en-twintigh mijlen beneden de haven
van
-ocr page 260-NIEUW VRANCKRYCK.
Pg fladt Jdochelaga, tn hm z«-woctidtrs. van S. Croix wordt de rivier linaller j en gedwongen door een engte , loopt fnel over fteenen en rotfen onder ’t water verborgen/t welck macckt haer raoeyelijck om te bevaren ; de Wilden noemen defe plaets Achelaci oft Hochei ay. Als by daer na noch negen daghreyfen had opgevaren, quam hy in een groot meir, in welck de rivier fich ontlalle ; dit was 12 mijlen lang en vijf oft lès breet, op fommige plaetfen twee vadem diep, en in’t begin twee en een half; ont-fangende ’t water van vier oft vijf rivieren , die tuflehen kleyne eylanden deurliepen : van hier ftroomt de rivier in fijn eygen graft, doch ver-Ipreyt fich daer na weder in een ander meir, van’t welck tot aen Hochelaga fijn vier oft vijf mijlen : en in alle de gemelde wegh kan men de rivier deurwaden , foo dat men die niet, dan met kleyne lchuyten, kan bevaren. De ftadt Hoche/aga was fes oft feven mijlen van den oever, in een lchoone en welgebouwde landouwe gelegen, daer veel eycke- en denneboo-men , en ruyme velden fijn, belaeyt met mayz, ’t welck d’oude inwoonders, als wy de terwe, ge-bruycken. De ftadt was rontom gefterekt met een houte wal van balcken , dwars over elckan-der leggende, met palen t’laemgevoeght, en van binnen en buyten met plancken bedeckt : boven op defe wal was een foldering, daer men met een ladder by opklom,en een grooten hoop fteenen fagh, van welcke d’inwoonders, foo de vyant trachtte met gewelt in te komen,hem van de wal met fteenworpen können houden. In de ftadt waren ontrent vijftigh huylèn , oock van hout gemaeckt, en met lchorlïen van boomen bedeckt, vijftien treden breet, en vijftigh op ’t meefte lang, na proportie in verfcheyde kamers en proncklalen verdeelt, doch in ’t midden van ’t huys niet dan een haertftede. Sy hadden hunnen voorraet en andere dingen in ’t gemeen ; haer broot was van mayz datle Caracomy noemden ; hier was overvloet van boonen , er-weten, meloenen, en concommers : ly bewaer-den oock vilch tegen hunnen winter, in de fon oft wint gcdrooght:iy kleedden fich met de vellen der wilde heeften, daer ly oock hunne bedden op een folder, een weynigh van d’aerde verheven , van maeckten. Dit volck verachte de rijekdommen , van welcke ly geen kennis noch begeerte hadden, want ly forghden alleen voor voedlèl en decklèl. Sy reylden niet, als andere Wilden, om te koopmanlchappen ; maer waren te vreden met hare lantpalen : ly befteedden alle hunnen arbeyt en vlijt in ’t landt te bouwen, in ’t jagen, en in ’t viflehen. Sy eerden op het hooghfte hunnen Caßique, dielè Agouhanna noemden , en droegen hem op hare lchouderen, op vellen van wilde heeften gefeten : foo dat het Ion der twijfel een geluckigh volck was, indien ly niet t’eenemael van de kennis en dienft van den waren Godt hadden berooft geweeft. Dus verre kortelijck uyt de voyagie van Jaques Quartier getrocken. |
Wy hebben hier boven de beyde oevers defer groote rivier vervolght tot aen ^ebec , dus noemen de Franfchen eenen hoeck van ’t vafte landt, op de hooghte van 4Ó graden en zo minuten gelegen , vermaert om een colonie der Françoylèn, daer van wy terftont lullen Ipreken, welcke was, toen de gemelde Franfchen daer quamen, op ’t aengenaemfte met een bofch van noteboomen verciert. ’t Naburigh geweft heeft een vruchtbaer aertrijck, en bequaem om ’t laet te doen opwaffen ; doch is byna geheel met groote bolfchen bedeckt, in welcke veel boomen fijn gelijck d’onle, felf met vruchten geladen, als noten, pruymen, kerlTen, die, door gebreck van voorlorgh, niet loo goede vruchten als die in Europa voortbrengen. Daer fijn vele wijnftocken , moerbelyen , aertbelyen, en diergelijeke gewalfen : men vint’er kruyden en wortelen die de menlchen gemeenlijck gebruyc-ken. De naburige rivier ( op defe plaets niet meer dan een vierendeel mijl breetj is overvloe-digh in vilch, en ’t bofch in wiltbraet. De lucht is ’er leer gelont van ’t eynde van April tot in ’tmidden van December,- de wintermaenden fijn ongelont, en veroorfaken de lcheurbuyck, en andere quälen : de winter is leer lang, foo dat fomtijts in ’t begin van Mey de Iheeuw noch op’t aertrijck leght, ’t welck wonderlijck is in defe climaet. De noordwefte wint is de koutfte van allen, en brengt de fneeuw in de winter, en de fchoone dagen in den lomer. Hoe men hooger op de rivier vaert boven dele gemelde plaets , hoe d’oevers fich aenge-namer vertoonen ,- maer de boorden van de rivier (die fomtijts een mijl, en daer na twee breet isj worden allengskens fmaller ; en om de baneken en rotlèn kan ly niet, dan met groot gevaer en moeyte, bevaren woorden. Vijftien mijlen van ^ehec ten weiten op d’an- s. Crdx. der fijde van de rivier is eenen anderen hoeck, die men nu noch S. Croix noemt, welck is de plaets, gelijck men gelooft, daer Quartier overwinterde , hoewel het geheel fandigh is, en in ’t koude noordweften gelegen , daer de naburige velden met zeewater fijn bedeckt ; en die men niet danlwaerlijck kan naerderen, om de baneken en rotfen, en om de fnelheyt van de rivier. Negen mijlen van daer aen de rechter-oever is een kleyne rivier in ’t gemeen S. Maria gehee-ten : en een weynigh verder is ’t eylandt, dat de Françoylèn S. Eioj noemen , gelegen : vier mijlen van daer leght noch een ander, dat het lèlve volck les trois Rivieres noemt : in de mont fijn eenige kleyne eylanden , die men met vermaeck befchouwt : ftracks daer na liet men het meir van S. Pierroj op de hooghte van 46 graden ; het heeft acht mijlen in de langte,vier in de breette, en drie oft vier vadem diepte. Op den oever aen de rechtehant is de kleyne riviere S. Sufannai op de llincke twee kleyne rivieren, die door fraeye velden loopen ; men noemtfe da Poat en de Gennes ; ly vallen in een meir, dat loo lang-laem loopt dat het onbeweeghlijck lchijnt. Boven ’t gemelde meir fijn eenige kleyne eylanden met vele boomen bedeckt, aenmerckelijck om hare goede wijnftocken, en de groote me-nighte van wiltbraet. Aen de llincke-handt is een rivier van ongemeene grootte , die de Franfchen na de naem der inwoonders FleuToe des Iro- Fltffvedts quois noemen,47 graden van den Equator; haren mont |
NIEUW V R
mont is vier oft vijf hondert treden breet, ly loopt van ’t zuydweft naer ’t noordweftj en vloeyt langs aengename oevers, met vele boomen bedeckt, en omvat negen oft tien eylanden : op verfcheyde plaetfen is ly meer dan een half mijl breet j van daer daeltfe naer de laetfte waterval, en ftroomt daer na i y mijlen door een plat landt : ly verlpreyt fich als een meir, als ly van een fteylte valt, en loopt met fulck een fnel-heyt, dat men met geen floepen daer tegen op kan varen j maer de Wilden met hare canoas können dat met kracht, doch niet fonder groo-ten arbeyt en gevaer, verrichten : als ly dele en noch een andere fteylte voorby is, valt ly in een groot meir, dat 8o oft loo mijlen in fijn omring heeft, waer in verlcheyde eylanden fijn, van welcke eenige meer dan lo mijlen in de langte hebben, rijck van bevers : het meir is be-fet met boflchen , die, tegen de gewoonte der «ndere geweften van Nieuw Vranckrijck , vele caftanien vóórtbrengen : het voedt velerley vilfchen, en daer onder een , elders onbekent, die de Wilden Chaoufarou noemen , die Ibmtijdts tot tien voeten groeyt : hy is lang en dun ge-lijck een Ihoeck, en als een fteur met alchgraeu-we fchubben voorfien , die lbo hardt fijndatlè de punten der fchichten tegenftaen, met een langen Ihuyt en een groote keel, in welck yder kakebeen een dubbele ry van leer lcherpe tanden heeft : hy is niet alleen vyant van de vif-fchen, maer tracht oock , niet een befondere lift, de vogelen te verraflén j want hy houd fich by den oever tuflehen ’t riet en de biefen, en ftreckt fijn langen fnuyt met een open keel buy-ten ’t water, en blijft foo leggen fonder fich te bewegen , tot dat de vogelen , die fijn bedrogh niet kennen , op fijnen muyl, als op eenen tack oft ftock , komen ruften , welcke hy dan onder ’t water treckt, en verllint. De Wilden hebben fijn hooft in achting, want als ly met hooftpijn fijn gequelt, foo openen ly een ader met een fijner tanden, en feggen , datfe dan een fekere genefing verkrijgen. Aen de beyde lijden van dit meir,fiet men feer hooge bergen, van welcke die aen d’ooftfijde leggen, de toppen altijdt met fiieeuw bedeckt fijn : de Iroquois woonen by de ïêlve, en bouwen daer feer lchoone valleyen, en vruchtbaer in maiz : als oock ten zuyden dicht by een kleyn meir, ’t welck naer de Provintie van Norumbe^ue ftreckt j alwaer oock feer hooge bergen fijn , maer niet lbo met fneeuw als d’an-dere bedeckt. Maer laet ons tot de groote rivier keeren.
Sauh de Eenige mijlen boven de mont van de riviere s. Loitjs. Jer Iroquois, is een fteylte oft waterval, k Sault de S. Louys genaemt, daer de rivier fich als in een meir uytlj^reyd, en loopende tuflehen rotlèn en kleyne eylanden , ftort met fulck een gewelt van opwellingen en drayingen,dat men’er met geen fchip kan tegen opvaren : lbo dat de Wilden felfs gedwongen fijn hare canoas te lande op hare fchouderen te dragen tot boven de water-A/eirett. val. Twee mijlen verder is een ander meir, li mijlen in ’t ronde groot, in welck fich drie middelbare rivieren ontlaften,een der felve, komende van ’t wellen, wort door de Ochataiguins langs
A N C K R Y C K.
hare oevers bewoont, die van haren mont af een groote ftreeck lants bellaen j d’andere komt van ’t zuyden van de Provintie der Iroquois j en de derde van ’t noorden , welcker oevers door de Algoumequins en Nebicerins worden bewoont. Dit meir begrijpt verfcheyde fraeye eylanden, en alle hare boorden, en felf de naburige landen, fijn met dichte boflchen befet : het is op de hoogh-te van 4; graden en 18 minuten, als Champlain aengeteeckent heeft, welcke uyt iemant van fijn volck, die hy gefonden had om ’t landt verder t’ontdecken, verftaen hebbende , dat men door de gemelde laetfte rivier in de Noordzee kan komen , (want hy lèyde valfchelijck dat hy daer geweeft had , en dat hy felf op de kuft de ftuc-ken van een Engels fchip gefien had , ) onder-ftont defe reylè met een kleyne floep ,• maer, na dat hy een groot ftuck weeghs met veel moey-te gereyft had , vele meiren overgevaren , vele gevaerlijeke fteylten en verborgen rotlèn voorby gekomen , vele volckeren entdeckt, als de ^enongebins, Ouefeharins, Algojugequins en Matou-Oue-feherins, en dat hy nu was tot aen 47 graden van de Linie, vont hy fich eyndelijck bedrogen, foo door ’t oordeel der inwoonders van dele plaetfen , als door d’eygen bekentenis van fijn leydsman ; dies hy door een andere wegh weder na ^ebec keerde, fonder fijn voornemen te können uytvoeren.
Champlain ftelt oock boven Sault de S. Louys het meir der Algommequins f waer in een rivier valt, die aen de beyde fijden een mager en on-vruchtbaer landt heeft, metweynighinwoonders , die fich Otaguotto'pewins noemen , van het volck Algowmequins gekomen , welcke van de jaght en viflehery leven.
Na ’t gemelde meir volght dat van de ïTtpifie^ rins, doch meteen groote tuflehenwijdtevan elckander gefcheyden : het is i y Franlche mijlen lang, en acht breet. De Wilden, die daer ontrent woonen,faeyen weynigh. Daer na komt men by het meir der Attigo'Vautans, dat byna 400 Franfche mijlen lang , enyo breet is, waerom dat het de Françoylèn de Soete zee noemen. Het is uyttermaten vilchrijck, en onder de lèlve lijn vorens van wonderlijeke grootte, ’t Meefte deel der oevers worden door d'Atrigol^autans bewoont, die 18 dorpen befitten, lès der felve fijn met houte wallen gefterekt, byna op de felve wijfe als Hochelaga, waer van wy hier voren ge-Iproken hebben.
Alle de Françoyfen, die dele landen meeft be- j„u,eo»dt-focht hebben , getuygen eendrachtigh, hoewel ren atrt, datdelè volckeren melancolijckvanaertlchij-nen , datfe vrolijck genoegh en tot lacchen genegen fijn: ly Ijpreken langlaem en volkomen, als die verftaen willen welen : ly houden in ’t Ipreken Ibmtijdts ftil, als oftfe overdachten ’t gene datfe willen feggen, en hervatten het met tuflehen-pofen. Die dicht by 6^uebec woonen, houden fich befich met ael oft paling te viflehen van half September tot half Odober, want in die tijdt is ’er een overgrootc menighte in de rivieren 5 ly etenfe verlch, en droogenfe oock fpijß, tot voorraet tegen de winter j in welck laylben, als de fneeuw leght ( want die bedeckt Ibmtijdts
het
-ocr page 262-
NI E U W V R Îîct aertrîjck tot de hooghte van drie voeten , fy lieh tot de bever-jaglit begeven , en voorben iich met raquetten aen de voeten om te vader op de fneeuw te können loopen. Na datfe haren paling hebben gegeten , voeden ly hch met vleefch , aïs elanden en andere heeften : doch als hen dat alle ontbreeckt, leyden ly een leer arm leven , en ftrijden dickwils elendighiijck tegen den honger j en dan foeckenfè naeuwkeu-righ na de flecken,- daer na dooden fy hare honden , en fparen felf de vellen niet daerfe meê bekleethjn; ja fomtijts verladen fy fleh, als Champlain aengemerekt heeft , met doode •ndeugäe», Üchamen en ftinekende krengen. Sy fijn twee groote gebreken onderhevigh ’t eerfte is een brandende begeerte tot wraeck, die fy tegen hare vyanden , foo doot als levendigh , met een beeftelijeke wreetlieyt plegen, ’t ly in openbaren oorlog, of door verralbng ; het tweede is, datfè groote logenaers, bedriegers en ontrouwe menlchen fijn 5 lbo dat men lich niet op hare woorden en beloften mach vertrouwen. Sy be-. fticren ficli ten meeften deel fonder wetten, fonder burgerlijeke inftellingen, op de wijfe der heeften ick fwijge , datfe de minfte kennis van Godt fouden hebben, ofeenige godtheyt door eenige fbort van godtsdienft eeren. Chartier fchrijft dat de gene die by S. Croix, daer hy overwinterde , woonden , kennis van een Godt hadden , die fy meer door fuperftitie vreefden danaenbaden, onder denaem van Cudruagnii: fy vertelden wonderen van de Schepper aller dingen , en van de fchepping der menfehen j doch defè kleyne voneken van de kennilfe Godts waren met lulcke dicke aflehen van een plompe onwetentheyt bedeckt , datlè geheel uytge-doofi fchenen : maer hedensdaeghs is ’er niet de minfte blijck van de gemelde kennis ove-righ. vgt;aerfeg- Sy hebben hare waerfeggers en toovenaers, ’ diele Pillotoas noemen , en gelooven datfe ge-nieenfaem met de duyvel Ipreken, en onder-lóecken d’uytkomften van hare voornemens 5 hierom fijnle gewoon niets aen te vangen , fonder hen eerft raet te vragen ; cn volgens hare antwoort, laten Çy ’t bly ven of nemen uytftel. Sy geven veel geloof aen de droomen, en daer uy t treckenfè raetlèlen van ’t gene den volgenden dagh lal gebeuren : en dewijl fy feer vrees-achtigh fijn, fbo verfchricken fy fbodanigh, datfe dickwils op ’t onvoorfienft uyt haer flaep fpringen , als oflê door hunne vyanden overvallen waren , en brengen ’t overige van de nacht fonder flapen over. geJlAlte; Sy fijn van middelbare geftalte , wel geftelt van leden, fonder eenige merekelijeke leelijck-heyt ; en alle , foo mannen als vrouwen, bruyn of oly-achtigh van ver we , niet datfe fulcks fijn van haer geboorte, maer maken fich fooda-nigh door fekere falvingen en verwen , met welckefy van hare kintsheytaf gewoon fijn fich te fmeeren : fommige fchilderen de huyt met teekenen, om fchoonder te fchijnen. kieedifig, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fomers gaenfe half naeckt, maer ’s win- waptfK.H, ters bedeckenlè ’t heele lijf met elants vellen , oft van bevers, en andere wilde dieren. Hare America. |
iN C JV lx ï ISu. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;e wapenen fijn bogen en pijlen , houte knodlcn, en fchilden met leder bedeckt. Soo haeft als de dochters 14 of i y jaren out huweiije^^ fijn , geven fy fich fonder onderlcheyt aen yder ten belten; een jaer of twee daer na, dit onbeta-melijck leven moede fijnde , kiefen fy een man, met welcke fy’t overige deel van hare jaren in kuysheyt leven ; en ’t meefte deel begaen geen misdaet tegen d’echt, ’t en fy met toeftaen der mannen. Indienlè onvruchtbaer fijn , is’t den mannen geoorloft hen te verlaten, en'andere te nemen : de mannen fijn meeft jaloers, en geven naeuwe achting op hare vrouwen. Sy weten oock van geen ander huwelijckswetten, alsge-fcheneken te fenden aen d’ouders oft vrienden van de dochters die fy verfoecken , of ten hu-welijck nemen. Sy begraven hare dooden , en ftellen by haer hunne kleederen, potten, bijlen, bogc pijlen , en alles watle in hun leven hadden , en leggen het alles op een hoop als een heuvel, met ftucken houts daerboven op, en een planck met feker root gefchildert : en dit is d’eer diefe aen hunne gratfteden doen ; want fy gelooven d’onfterflijckheyt der fielen, en achten , als die uyt het lichaem fcheyden , datfe dan in een-ver-gelegen lant reyfen , waer ly welluftigh en vol allerley vermaek raet hare overledene vrienden leven. Dit fijn ten naeften by de feden van alle defè artnoede. Wilden : maer ’t gebreck van eet-waren , en d’e-lendige wijfe van leven , is aen yder niet een-parigh ; want de gene die aen de beyde oevers, van de mont der riviere af tot aen Sault de S. Louys, woonen, te weten, de Monfagnois, Canadiens, Souriq^uois, en andere , om datle ’t lant niet bouwen,hebben een arm leven,en lijden fomtijts grooten honger : maer die boven de gemelde Sault in ’t midden van ’t lant woonen, als d’Algou-mequins, Ochaiftaguins, Iroquois, en veel anderen , die gewoon fijn de landen te bouwen, en de vruchten in te famelen, vallen felden in fulck een gebreck, of’tenwaer dat den oegft hen bedroogh, of datfe hunne rekening niet wel ge-maeckt hadden ; want het is de gewoonte van alle defè Wilden , door een gemeene luyheyt, geen voorraet dan voor eenen winter te verfor-gen, en dat noch fpaerfaemlijck : waer uyt komt datfè veeltij ts gebreck hebben,- en nimmer of felden middelen om hare naburen of de vreemdelingen te helpen. Champlain heeft de feden der Attigo'Pautams gemoente». neerftigh genoegh befchreven, welcke woonen op de hooghte van 44 graden ten noorden ; en na defe kan men van d’andere oordelen. Hare wooningen fijn van gedaente als een oven, met fchorflen van boomen bedeckt, zy of 30 vadem lang, en fes breet ; aen de beyde fijden fijn folderingen vier voeten van d’aerde, (op welcke fy des fomers flapen, om ’t ongediert te mijden, daer fy feer van gequelt worden,') door de wijdte van 10 of iz voeten breette afgefondert : des winters flapenfè op matten by ’t vuer , ’t welck op verfcheyde plaetfen , na ’t getal der huysge-finnen die daer woonen, ontfteken is, (want fy fijn te famen onder een dack fomtijts tot zo fa- B y nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;milien |
NIEUW V R A milicn of meer ) waer door fy loo van de roock. geplaegt worden , dat fommige van hen in hun oude dagen ’t geficht daer door verliefen.
Hare gemeenfte Ipijle is mayz en Turckfche boonen : iy ftooten het mayz , eenighfins ge-koockt, in houte mortieren ofvyfèls ; dusge-ftampt mengen fy daer Turckfche boonen, of andere vruchten, in de zon gedrooght, onder, en fomtijts harte-vetjen hebbende die warm ge-kneet, maken fÿ daer koecken af, die lÿ onder d’aflchen backen, en dan met kout water afwaf. fchen. Sy mengen oocktwee of drje handen vol van naer meel met water datfe in een pot koocken , en gedurigh omroeren j daer in doen fy een weynigh veifle vifeh of in de zon gedrooght J defe fpijfe noemenfe Migan , die fy op verfcheyde wiifen toebereyden maer hoefe die toemaken, fy heeft een quaden reuck, infbnder-heyt in de winter. Sy houden het hondevleefch voor een groote leckerny , en brengen het op tafel in hare hooge feeften, als cock dat van de wilde dieren. Somtijts werpen fy deairenvan de mayz in ’t flijck, of leggenfè in water te weycken, om die te doen verrotten; daer na nemen fyfe daer uyt, en kookenfe met vifch of vleefch ; en hoewel het verrotte mayz ftinekt, evenwel wort het by hen feer geacht, ja felf eer het gekoockt is, lecken en fuygen ly ’t met grooten finaeck. Sy meflen oock beiren eenige jaren lang, en gebruycken die op hare grootlte feeften.
Sy kleeden ftch met de vellen van verfcheyde wilde dieren. Vele van hen verwen ’taenficht fwart of root, met beiren oft ander beeften-vet gemengt : der mannen oft vrouwen kleederen verfcheelen weynigh, uytgefeyt dat de vrouwen fich met vele fchelpen , geeftigh t’faemge-voeght, vercicren ; doch dit gefchiet infónder-heyt van de dochters, om hare minnaers te behagen.
De mannen doen byna niets anders danja-gen, viftchen, en hunne koopmanfehap; fy bouwen oock hare hutten, en gaen in den oorlogh : maer de vrouwen lijn hier in een elendigen ftaet ; want fy bouwen niet alleen het lant, ver-fimelen het hout, maeyen ’t gewas, en doen al ’t huys-werck ; maer fÿ volgen oock hare mannen in den oorlogh , en dragen alles wat hen noodigh is op de wijfè der muyl-efels.
j-fuwelijc“ Sy maken hunne huwelijeken byna op de fèlve wijfe als wy hier boven gefegt hebben , uytgefeyt dat defè vrouwen weynigh hunne trouwe aen hare mannen houden, na datfe die verkoren hebben, ’t welck gefchiet fonder datfe geftraft worden , hoewel dat het de mannen felf wel weten.
Oftordre. Dit volck heeft geen poli tijcke of burger-lijcke regeering,noch geen wetten; de misdaden worden niet geftraft, ’t en fy alleen fomtijts na hunnen wraeckluft : fy handelen d’een d’ander wreedelijck in’c befbnder, waer uyt veeltijts burgerlijeke en huystwiften ontftaen , die fomtijts oorlogen en oproeren veroorfaken. Doch yder dorp heeft een gewoonte van een Raet uyt d’outften te vergaderen , die fich beraden over ’t gene hen te doen ftaet : fy willen evenwel niet
N C K R Y C K.
acn een gehoorfamen , maer ftcllen vele hoofden na gclegentheyt, onder welcke fy fich vry-willigh begeven indien fy ’t goetvinden.
Sy hebben geene gedaente van godtsdienft, noch kennen eenige godtheyt ; doch eeren evenwel de duyvel onder de naem van Oqui ; hoewel het onfeker is, of fy door dit woort de boofe geeften willen te verftaen geven , om datfe de felve naem geven aen alles wat het men-fchelijck vernuft te boven gaet, of daerfe fich over verwonderen : en met het felve woort noemen fÿ hare waerfeggers en toovenaers, ( die Manitons van d’Algoumequins en Montagnets geheeten worden) welcke de Medicijn-konft en Chirurgie onder hen oeffenen, de toekomende dingen voorfeggen , en door enckele bedriege-ryen defe elendige menfehen verydelen. Hunne wijfe van medicineren is geheel belache-Jijek ; want fy doen byna niet anders als datfe den fiecken met danflen en gefangen trachten te verheugen, en brengen den tijdt door met drineken.
In de winter Ç die by hen duert van ’t begin Fteße„, van December tot aen ’t eynde van Maert) maken fy fich den meeften tijdt vrolijck, en noo-digen ’t volck van .de naburige dorpen om te danlfen en te fingen, (welcke feeften fy Tabagos noemen;) foo dat ’er fomtijts meer dan vijf hondert Wilden , miet hunne vrouwen en dochters, te famen komen , welcke dan infonderheyt haermeefte vlijt hefteden , om daer op ’t cier-lijckfte te verfchijnen. In defè tijdt loopen veie van hen hier en daer vermomt, welcke van huys tot huys gaen om te fingen en te danflen , en eyfehen van yder huysgefin wat hen beft aenftaet, ’t welck fy hen niet durven weygeren ; want dat houden fÿ voor een onbeleeftheyt.
C A D I A , ofc ACADIA.
CAdia , een deel van ’t vafte lant, is drie-hoeckigh van gedaente ; ’t benedenftc deel, dat feer lang is, fiet naer ’t zuy-den, en ftreckt ooft en weft tuflehen de haven van Campfeau en Caep Fourchu : d’anderc twee fijden , na veel kromten en drayingen, komen allengs te naerderen, tot datfe by de Golf van Vranekrijek ten weften , en ten ooften by de golf van S. Lunaire , geheel te famen komen : welcke twee golfen , door een kleyn ftuck lants van elckander gefcheyden, maken defe Provintie byna tot een eylant. Wy hebben te voren een weynig van d’ooftfijde gefproken : aen den benedenlten hoeck legt Carnpjeau, een Camp/iMi, vermaerde haven, en als tuffehen twee eylanden befloten ; maer fy is niet wel te genaken om de baneken en rotfen, en ongeftuyme zee : fÿ legt ontrent acht mijlen van ’t eylant S. Laurens, en 4j graden en 20 minuten van de Linie.
De naturele inwoonders van Cadia of Acadia, infonderheyt die rontom Port Royal woonen,quot;J^J* worden Souriquois geheeten ; fÿ fijn van middel-^ bare geftalte des lichaems, welgeftelt van leden, fonder lelijckheyt; en, als andere Wilden,bruyn-achtigh , om redenen die wy elders gefegt hebben : ’tgene fchoon fchijnt aen de Wilden die
de hee-
-ocr page 264-NIEU^ VRANGKRYCK.
de heetc Zona bewoonen , te weten een platte neus, fiet men hier felden : fy hebben ’t meefte deel /wart hair , en men het ’er weynigh van andere verwe, als fomtijts eenige roode oft ka-ftaniebruyn : niemant dan de voornaemften onder hen , dragen baerden , d’anderen treckenfè heel uyt. Sy verfchelen geenhns in kleederen en fpijlè van d’andere Wilden , wacr van wy al-fpfjfet reede gelj^roken hebben. Des fomers levenlè van viflchen des winters van wiltbraet : ly weten van geen broot , want ly iaeyden noch maeyden niet tot datfe het van de Françoyfen geleert hadden, toen begonnen fy hch met tarwe, meel, en aertvruchten te voeden , diefy nu tegen vellen der heeften verwiftelen. Sy ge-hoorfamen hare Caßiquen, diele Sagamos noemen ; hjn lbo onwetende van den waren Godt als anderen , en hebben gantlch geen godtsdienft. Sy houden hare toovenaers en waerfeggers, diele 7 » Autmoins noemen, en foodanigh eeren , datle hen fomtijts tot Caffiquen maken : defefpre-ken met den duyvel, en geven antwoorden op vragen van toekomende faken, Ibmtijtsdub-belhnnigh, en nu cn dan met waerheyt : als ly de duyvel om raet vragen , graven fy een graf, en ftellen daer in een pael, en na datlè daer een touw aen gebonden hebben , buygen fy hch en drayen ’t aenhcht, met wonderlijcke grillen , roepingen, en befweeringen,en fulck een krach-tigh bewegen van hun lichaem, datfe geheel belweet fijn : als fy dit alles gedaen hebben, maken fy dit ellendigh volck wijs dat de duyvel is gekomen, datfe hem aen het touw vaft hebben, en datfe, door hjningeven, waerfeggen. Sy 'Micijne, O effenen oock de Medicine en Chirurgie : als jjgQ haelt tot het befoecken van eenige hecken , roepen fy eerft de duyvel aen, daer na behen fy de geraeckte deelen , diefe met haren aeftem bevochtigen; Ibmtijts openen fy een ader, en fuygen ’t bloet daer uyt : fy hebben byna de felve manière in ’t genefen der wonden; na datfe ’t bloet uyt de felve hebben gefogen, verbinden en bedecken fy die met het velleken van ’t lacksken eener bever : tot betaling van defe moeyte geven hen de hecken , na datlè genefen hjn, eenigh wilt dier, oft eenige beefte-wtatl. vellen. De tael van dit volck verfcheelt veel van de gene die de Canadiers, en andere Wilden , die dit Nieuw Vranekrijek bewoonen, Ipreken. |
Champlain fielt tegen over de Caep van de twee golfen, aen de zuydhjde van ’t vafte lant, de riviere S. Louys j en teekent die in hjn kaert, hoewel hy nooit daer van Ipreeckt onder die naem in al hjn lchriften; hy maeckt welge-wagh van een kleyne rivier, alleen bequaem om met floepen te bevaren , by welcke men eenige yfermijnen vint : vier mijlen van daer ten zuyd-weften ( want de kuft kromt hch aen die hjde) het men een uytftekende Caep , gevaerlijck voor de Ichepen om de rotlen die daer leggen, en de lchuymende zee-baren, die hen, byna tot een onvermijdelijck ongeval , voortdrijven. Hier by is een kleyne golf, vermaert omlbm-mige yfermijnen; en niet wijt van daer een andere , en eenige eylanden tegen over ’t vafte landt, die hch tot aen Caep Rouge uytftrcckcn : CoepRctt* achter delelve loopteen aengename rivier, graden en 40 minuten van den Equator ,* de Wilden noemen hacr Oujgoudy, en de F/ançoy* lèn S. lean , doch men kan daer niet lóndcr ge-vaer in komen, om de baneken en rotfen , en de hoecken die uytfteken ; de mont is hnal,hoe-wel datfe fomtijts 16 vadem diepte heeft, daer na breydlè allengs hare oevers uyt, en wort wederom fmaller by een hoeck lants, daer fy met een geraes, als een fluys tulfchen twee rotlèn, voorby loopt : op delè plaets kan men die met geen fchuyten, dan met lioogh water, opvaren; van hier gaende, word fy een mijl breet, welcke wijtte fy een tijdt lang behoudt ; de Wilden heggen , datfe door delen wegh naer Tadotifac gaen , dragende een weynigh weghs hunne canoas op hare fchouderen. Dele rivier is vermaert om de falm-vangft , die daer in gefchiet, en om de yfermijnen daer ontrent. Aen de weft-hjde van de mont der riviere is een eylant dat de Fran-IchenAr/noemen, om hjn gedaente; langs de kuft het men noch vele andere, waer van dat ’er een, van de Wilden Manthane genaemt, fes mijlen in hjn omring heeft. Hier ontrent ontmoet men een groot getal eylanden, hier en daer in een golf verlpreyt, door verfcheyden canalen van elckandergefcheyden , welcke vele havenen veroorfaken : daer is oock een paflagie om naer de riviere der Eßechemins, en naer het kleyne eylant S. Croix te varen. De Françoylèn hadden hch eertijts op defe plaets nedergefla-gen , maer fy hebben die na den eerften winter verlaten. Behalven de rivier, die d’inwoonders Eflechemin noemen , die van ’t weften komt, en dit eylant aen de beyde hjden belpoelt, hjn hier””^* noch twee andere kleyne rivieren die daer uyt komen. In Mey en Junius vint men een groote menighte haring : ’t aertrijck is rontoni met dichte boflehen belet , en derhalven onbe-quaem om te bebouwen , of men moeft eerft de boflehen afkappen ; want het fchijnt dat hef dan, bearbeyt fijnde, vruchtbaer foude welen. De muggen hjn op delè plaetfen een groote quelling , welcke buy ten twijfel door de voch-tigheyt des aertrijeks groeyen , en door de dickte der boflehen gevoedt worden. De Wilden , die delè plaetfen bewoonen, noemt men Eßecheminsj gantfeh gelijek in geftal-te van lichaem,feden en gewoonten,met de Sou-riquoisj doch in tael geheel anders. Van defe golf reyft men naer Norumbega door verlcheyde graften tuflehen vele eylanden ; een der felve,wat grooter als d’andere,van de Wilden Menane geheeten , legt drie mijlen van ’t vafte , ïant : d’anderen, die hch langs de kuft de wijdte » van 25 mijlen uytftrecken, worden met een ge-meene naem I/les Rangées genoemt ; de Françoylèn geven hen oock belóndere namen, die verdrietigh louden hjn te verhalen, ’t Laetfte w van alle, op de mont der riviere Remtegouët gelegen, is vier oft vijf mijlen lang, en van het vafte lant door een enge vaert gelcheyden ; het is gantlch met bergen bedeckt, die van elckander afgefondert, van verre ten getale van léven of acht lchijnen te wefen; men het niets op hare toppen. |
NIEUW VRANCKRYCK.
toppen , dan eenige rotfen , waerom datfe van de Franlchen l'Iße des monts defirtSj dat is, ’t eylant der woefte bergen , wort gelieeten. Defe kull is van veel hoofden en golven deurfneden.
Gaende van de rivier ^innihequi j vier mijlen
ten zuyden , ontmoet men een golf welcke in haren fchoot vele eylanden begrijpt j en men fiet feer hooge bergen op ’t vafte lant. Acht ' ChcMcoêt, mijlen van daer entdeckt lieh de riviere Choua-coëtj hebbende vele eylanden voor haren ingang , een der felve noemen de Franfchen I Iße de Bacchus y om de menighte der wijnftocken,-doch de Nederlanders leggen in hare tael het Wijngaerden eylant : het legt twee mijlen van ’t vafte lant, en wonderlijck vermakelijck om
ftvttre.
rjße lie Bacchus,
Sede» der ^lmouchi-quois,
een groote menighte eycken- en noteboomen die hier fijn, ’t heeft oock bebouwde landen, en bequaem tot tarwe voort te brengen. De rivier is niet groot, en is met het hooghfte water maer twee vadem diep,doch verder inwaert drie of vier vadem , ly is leer vilchrijck : ’t aertrijck is vet langs hare boorden , vervult met goede weyden , en als befaeyt met beucken- dennenen olmboomen.
De Wilden, die hier woonen, verfchelen veel, jfbo in tael als feden , van andere naturele volc-ken van Nieuw Vranekrijek : fy noemen fich Almouchiquois -, en fcheeren hunne hairen van ’t voorhooft tot op den top of fchedel , en laten d’achterfte groeyen , diefe met verfcheyde pluymen opbinden en verderen : ly verwen het aenficht root of fwart j en fijn fraey van leden ,
was, ront aen ’t bovenfte eynde op een geeftige wylé ; ’t buytenfte is verheven met bukkens , of kleyne ftompe punten , op een rye geftelt; d’achterfte , dunner dan d’andere , heeft de ge-daente van een opftaende ruyt, getant aen we-derfijden : de ftaert, met lchelpen bedeckt, gaet het overige van ’t lijf in langte te boven , IS driehoeckigh van gedaente, en van ’t midden tot het eynde met lcherpe punten als tanden ; het heeft veel beenen gelijck de kreeft, d’eerfte acht fijn korter als d’andere, de twee die volgen fijn langer, en de twee andere daer na korter en krommer : hy heeft geen vimmen , maer is aen beyde fijden voorfien met een kleyn plomp been als een riem , waer mee hy Iwemc als men gelooft : by fijn mont heeft hy twee kleyne pooten. Dele viflehen fijn liefft aen de kuften en in ondiepe wateren , en worden meeft in de monden der rivieren gevangen : daer fijn-der van verfcheyde grootte ,• want men vint ’er veel, welcher ftaert meer dan een voet in langte heeft; waer uyt komt, dat alle de reekenen , die wy befchreven hebben, niet foo wel in de groote blij eken.
In de mont der riviere is een kleyn eylant, leer bequaem om een fortreffe te bouwen , die d’inkomft aen allerley fchepen foude können beletten. Twee of drie mijlen voorby defe riviere naer ’t zuydooften is een Caep, achter welcke men tuftchen eenige eylanden een haven fiet, van welcke ly de naem heeft. Van daer voorder langs de kuft ontmoet men een andere Caep , die de Françoyfen Cap aux Ißes noemen , by welcke eenige eylanden, met boomen be-deckt, leggen, van ’t vafte lant door een kleyne vaert gelcheyden. ’t Aertrijck van ’t vafte lant is overvloedigh in tarwe en weyden : daer fijn heyt. verfcheyden velden door de Wilden gebouwt, en hier en daer met boomen beplant, welcker
fonder eenige wanftal : hare wapenen fijnlan-cien, knodfen , bogen en pijlen, welcke ly door gebreckvan ylèr, vreeflijeker maken met de ftaert van fekere monftreufe vifch, Signoc genaemt, fijnde vol fchubben. Sy bouwen ’t aertrijck op een andere wijfe dan de gene die aen d’ooftfijde by hen woonen , en fayen mayz en Turcklche boonen, gefchockeert van verlchey-de verwen,welcke ly op een ry by de mayz planten, op dat de boonen daer by,als by een ftock, fouden opklimmen : ly fcheyden hunne lande-ryen met doorenhagen, en fuyveren die met alle vlijt :ly layen in Mey,en mayen in September. Hier fijn veel noten , maer kleyner als die van Europa,- vele wijngaerden, uytwelckerdruy-ven de Françoylen in de maent van lulii goeden yerjuys gemaeckt hebben, Sy planten oock citroenen en diergelijeke vruchten, als oock ta-back,- en hebben vafte woonplaetfen , lbo datfe niet lichtelijck, als d’andere Wilden, van plaets veranderen : ly decken hunne hutten met fchorlfen van eyckeboomen, en ftellen daer groote palen rontom, om fich van hare vyan- S. Louys afhellende in zee : ten noorden is een den te können belchermen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;baey ( omringt met vele hutten en landen der
Wilden, ) in welcke fich een kleyne rivier ont-laft, die van de middelantfche plaetfen afkomt,
De Wilden die defe plaets bewoonen, gebruyc-ken lchuytjes van een ftuck hout gemaeckt : voor ’t overige verlchillen ly weynig in kleeding en fèden van de Almoucbiquois; maer hunne tael is geheel anders.
Voorby defe Caep opent fich een baey, die peau-fort feer lchoon is, en dient tot een bequame haven voor de lchepen , waer uyt komt datlè van de Franlchen Beau-Port wort genaemt. Vele Wilden woonen hier ontrent, en bouwen vruchtbare
landen: daer fijn oock eenige beeken,die de landen bevochtigen, welcke in de gemelde baey vallen. Acht mijlen van de Caep aux Ißes, ofc der Eylanden , ten zuyden , ftreckt de Caep
Sigueuce ten mon~ flreufê vifck
Om dat wy van een monftreufe vifch iéts aengeroert hebben,die in dele gantlche zee feer gemeen is, en veel gefien wort, foo fal het niet ongerijmt fijn die hier te befchrijven : de gemelde vilch, van de Wilden Signoc oft Siguenoc, en van de Nederlanders zee-fpinnekop gehee-ten, is een ïbort der gene die men fchelpvilch noemt ; want ly is boven bedeckt met twee harde lchéïpen, van welcke de voorfle uy tgcholt is als een/chotel, en feer dick, als oflè dubbelt
welcke de Franfchen Ril^iere du Ga^, en de Nederlanders , om de fanden, de Sand-riygt;ier noemen : fommige achten , datfe tot aen het meir der Iroquois ftreckt, en datlè milfchien daer haren oorlprong heeft. Van defe Caep draeyt fich de kuft een weynigh, en kromt fich in dc gedaente van een elleboge Çna datlè veel bayen en hoecken heeft gemaecktj naer de Caep , die de F ran-
NIEUW V R ■Cap Blaitc. de Franfchen Cap BlanCj d’Engel/chen Cap Cod, en de Hollanders Staten-hoeck noemen. In 'c drayen van de kuft is een baey , die geen fchepen kan bergen , derhalven wordt die van de Franfchen Maltharre. Malebam gcheeten 5 iy is in een hoeck , drie of vier mijlen breet, rontom befet met wooningen der Wilden , en fchoone landeryen , waer men oock een kleyne rivier met een helder water , en feer goet om te drincken, befpeurt ; defe baey , om de meniglite der baneken , wort met fchuymend w'ater befpoelt : op d’oever het men bofTchen met leer hooge eyckeboomen, en wel-rieckende cederen. D’inwoonders planten hier veel taback; hunne hutten fijn ront, bedeckt en omringt met matten ; de haertftede is in ’t midden, en op ’t hooghfleis een gat, om den roock deur te laten. Tot hier toe ftreckt de kult van Nieuw Vranekrijek, door de Françoyfen in het ’t jaer lóoj entdeckt en befocht. Franfche Na dat wy defe gemelde geweften doorloo-peQ hebben , foo füllen wy daer iets byvoegen van de Franfche colonien ofte volckplantingen, en hare verrichtingen in dit Noorderdeel van Quartier wierd in ’t jaer i J34 , door Françoys d’Eerfte, Koning van Vranekrijek, met twee fchepen naer defe landen gefón-den : hy vertrock in April uyt Vranekrijek, befocht de kuft van Terre JS^enrpe^ of’t Nieuwe landt, voer in de golf van S. Laurens, en daer rontom feylende, entdeckte hy ’t eylant Ajjbmption, en de mont van de Groote rivier , en keerde ontrent het eynde van September weder in Vranekrijek. twKile, Hy begon fijn tweede reyfe in de Meymaent 153y, en voer de groote riviere Canada op, daer na ging hy met kleyne fchuytjes tot aen Hochela-ga , en plaetfte een colonie van Françoyfen in de haven van S. Croix daer hy overwinterde. De fcheurbuyck, een fieckte toen onbekent en nu fbo gemeen, verfpreyde hch foodanigh onder dit volck , dat veie daer elendigh van flur-ven ; d’andere wierden gefont door ’t gebruyc-ken van eenige bladeren die de Wilden Annedda noemen: ondertuHchen ontftont fulckeen haet tuffehen hem en de Wilden, dat hy Donacona haren Caßipie gevangen nam, in fijn fchip bracht, en goet vond hem, en eenige anderen, in Vranekrijek te voeren : doch eerft ftclde hy een houte kruys , daer hy ’t wapen van Vranekrijek met het volgende opfchrift aenhechte : Francif-CM Primus Dei gratia Francorum Rex regnat,- toen keerde hy naer fijn lant, daer hy in ’t begin van lulii in’t jaer 1530 aenquara. Dit voornemen ftont eenigen tijdt ftil, tot dat in ’t jaer 15^40 de lèlve Koning het met meerder yver hervatte ; want hy fond Joan Françoys, Heer van Rober-val, met oppermacht als Vice-Roy, en Quartier als Opper-zeehooftman in Canada en Hochelaga. en dtrdt. Quartier fcheyde uyt Vranekrijek met vijf fchepen in Mey, en quam in Auguftus aen de Haven van S. Croix ; doch alfoo hy die in de vorige jaren niet bequaem gevonden nad , foo voer hy met drie van fijn fchepen vier mijlen hooger, na dat hy de twee anderen naer huys had doen keeren: als hy nu een bequame plaets had , bouwde hy de forterefie Charles bourg Royaldaer hy met fijn America. |
ANCKRYCK. volck overwinterde. De Heer van Roberval, die eerfl in ’t jaer iy42 met drie fchepen vertrock , ontmoette Quartier, die met de fijne wedero» keerde, by de Baye van la Conception aen d’ooftfij« de van Terre Newve, doch kon hem niet bewegen om met hem wederom,en niet na huys, te gaen? (om dat Quartier verfl:ont,dat men met foo wey-nigh volcks de Wilden niet kon temmen ; ) derhalven voer Roberval voort,tot in de riviere van Canada, vier mijlen boven ’t eylant Orleansj daer hy ’t kafteel France Roj in de maent Julius bouwde , gelegen 47 graden van den Equator nae het noorden,gelijklan Alphonfus, fijn Stuurman,ge-tuygt; hy bleef hier eenige jaren,deê verfcheyde voyagien , en befocht de riviere Saguenay. Ab hy in Vranekrijek gekeert was, quam hy niet tc voorfchijn; maer l’Efcarbot fchrijft, dat de Koning hem begeerde te hebben, moeyelijck fijn-de om de gedane onkoften met weynigh of geen voordeel. De Marquis van Ia Roche beproefde oock in ’t jaer 1598 hier iets te verrichtten , doch d’uytkomft was niet geluckigh ; want na dat hy eenige van fijn volck in ’t eylant de la Sable gelaten had , Çdie weder van daer gebracht wierden,j deê hy niets gedenekwaerdign. Na dat men verfcheyde reyfèn eenige nien in de Noorderdeelen van Nieuw Vranek-rijck te vergeefs had gebracht, hebben de Fran-çoyfen eenigen tijdt Ibl geftaen, tot dat, in het jaer 1Ó03, Pieter Gua, Heer van Monts, van de rijekj Koning den tijtel van Vice-Roy over alle de Provintien van Nieuw Vranekrijek verworf, welcke leggen tuffehen de 40 en 46 graden hooghte van de Polus Arclicus ; foo dat hem met patenten in ’t breede wierd toegeftaen, met uytfluyting van alle anderen, te handelen in bevers en andere vellen, in de Provintie van Ca~ die, Ifle des Bretons, Bayes de S. Claire en de Chaleur Iße Percée, Gachepe, Chiche dec, Meßamichi, Leßquemin, Tadoufac, en aen de beyde oevers van de riviere Canada. Na dat hem dit alles dus vergunt was, huerde hy 116 arbeyders , en vertrock uyt Vranekrijek in April 1604; hyhad een voor-fpoedige reyfe, quam in de haven aux Moutons in de Provintie van Cadie, daer hy fich cerR ne-derfloegh,en met fijn volck te lande ging, doch korts daer na veranderde hy van meening, cn voer naer ’t eylandt S. Croix aen de mont van de riviere der Fflechemins : hier verloor hy den eer-ften winter, door verfcheyde fieckten, 3 y van fijn volck van 79 die fy te voren fterck waren ; dies oordeelde hy defe plaets te ongefbnt voor de Françoyfen om de groote koude j en ging in ’t jaer idoy, in de maent Junii, (na dat hy te voren vele plaetfen, en de geheele kuft tot aen Por^ de Malebarre onderBochthad nbsp;nbsp;met al fijn volck naer Port Royal, daer hy de colonie plaetfte : hier liet hy 30 mannen van de fijne met genoegh-famen voorraet, en keerde weder naer Vranck--rijck. Eyndelijck, in’tjaer 1606, heeft de Heer van Poutrincourt ( die een reyfe in defe landen deê, en de zuydkuft van Cadie langs liep, ) het volck , dat de Heer van Monts te Port Royal had gelaten , ontmoet, die weder naer huys meeli-den te gaen, en braght hen vrywilligh weder B 6 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;naer |
N I E U V R.
naer hare colonie. De winter was nu fachter ge-weeft dan de vorige jaren, oock waren fy inin-quot;der met de fclieurbuyck gequelt. In ’t begin van de Lente gingen ly de geheele kuft tot aen Port quot;nbsp;Malebarre en voorder neerftigh onderfóecken, en keerden tegen de winter weder naer hunne colonie. Ondertuffchen wierden in’t jaer 1607 * de brieven van privilegie in Vranckrijck te niet gedaen, en den handel van vellen en bontwerck aen yder toegelaten • derhalven kon de Heer van Monts niet langer d’onkoften dragen , en was gedwongen fijn volck uyt de colonie van ’• Port Royal weder in Vranckrijck te brengen.
e» dia va» nbsp;nbsp;Den fêlven Heer van Monts, hebbende het
'zuyderdeel van Nieuw Vranckrijck verlaten, alswyterftont verhaelt hebben, keerde in het jaer 1608 fijn gedachten naer ’t noorderdeel ; en hebbende op nieuw privilegie van de Ko-champiainrnïng verkregen, fond Champlain, met de naem ^frflerajife nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;groote rivier Canada i
defe quam eerft in de haven van Tadoufac, en na dat hy aen Ibmmige fthepen van S. Malo verboden had eenigen handel met de Wilden te doen, voer hy op tegen de loop van de rivier tot aen G^ebec, daer hy een bequame plaets vond , op de hooghte van 4Ó graden en 40 minuten , welcke hy met een kafteel, en graften en wallen verfterekte. Hier faeyde hy tarwe in ’t begin van Oólober , rogge in ’t midden, en plantte wijnftocken in ’t eynde der felve maent. De Icheurbuyck trof inFebruarii 18 mannen van fijn volck, waer van tien fturven, en vijf andere van de loop: ’t aertrijek wierd met dicke fneeuw tot in ’t begin van April bedeckt, want toen begon die eerft te fmeÏten : en nademael nu van de 18 , die hier overwinterden , niet meer dan acht overigh waren,en die noch meeft fieck,foo quam ’er nieuw volck uyt Vranckrijck in de maent lunii lóop. Als Champlain defe ontfan-gen had , deê hy een tocht met d'Ochateguins en dl Algoumequins tegen die van Iroquois ; fijnde voor-by de Waterlprong, quam hy in haer meir, en na dat hy vele deler Wilden had gedoot, en eenige gevangen, keerde hy fonder fchade met de fijne naer ^ebec j waer hy Chauvin liet, om in fijn afwefen de colonie te bellieren, en keer-nveede, de naer Vranckrijck. In’t jaer 1610 quam hy weder hier, en hebbende fijn volck in goede gelbntheyt gevonden, belprong hy met de Wilden, fijn bontgenoten, op nieuw de Iroquoifini en nadathy veie van de felve verflagen had, en dat de wreede Wilden een grooter getal in een elendige flaverny gevoert hadden, ging hy eerft na fijn colonie, en van daer in Vranckrijck, la-
ANCKRYCK.
tende maer 17 mannen in defe plaets. In ’t jaer 1611 keerde hy ten derdemael naer dit deel van Nieuw Vranckrijck, na dat hy te voren een bequame plaets by de groote Sprong, oft Sault de S. Louys, had gevonden , om een colonie te ftichten j doch eer hy daer noch eenigh volck geftelt had, haefte hy lieh om naer Vranckrijck te reyfen : want dewijl daer t’elckens fchepen uyt verfoheyde havenen van Vranckrijck fonder ordre aen de Grooterivier quamen, om den handel der vellen , verkreeg hy geen voordeel van fijnen koophandel. Champlain , om defo fchade te verhoeden, verfocht van de Koning, tot Befchermer van fijne voyagien en handeling , eerft den Grave van Soiflbns, daer na de Prins van Condé , en fich felf tot Lieutenant.
Als hy dit verkregen had, ondernam hy de vier- vitrde, de fcheeps-reyle naer Nieuw Vranckrijck in April 1Ó13, en quam den fevenden Mey met ge-luck en voorlpoet te G^ebec, daer hy fijn volck in goede difpofitie vondt : na dat hy fijn folda-ten wat ververft had, nam hy voor een tocht in ’t lant te doen , te licht geloovende de logenen van lèkeren Nicolaes Vignau, die vaftelijck ver-lèkerde , dat de Wilden hem ’t jaer te voren tegen over de Noordzee gebracht hadden ,• tot dat de Wilden , en de faeck lèlf, hem de leugen dedenlkennen j en dus keerde hy, fonder iets te verrichten, eerft naer fijn colonie, en van daer naer Vranckrijck. Daer na deêhy fijn vijfde vijfdt^ reyfe in ’t jaer 1615, nemende met hem vier Re-ligieufen van d’ordre der Recolleélen, om de Wilden tot de Chriftelijeke Religie te bekee-ren , en quam den 2; Mey te Tadoufac, van daer te ^ebec f eneyndelijck aen de groote Sault de S. Louys, waer veie Wilden uyt verfoheyde Pro-vintien vergadert waren, ’t Selve jaer wilde hy dTroquoifen aentaften,’t welck niet geluckte; want na dat Champlain eenigen tijdt te vergeefs een dorp der vyanden bevochten had , wierd hy felf op twee plaetfen gequetft, en niets könnende winnen,keerde hy met groot gevaer tot de fijne op ’t eynde vanjunii 1616, en van daer naer Vranckrijck. Eyndelijck deê hy fijn folie reyfo ftfla tn naer defe geweften, en ging na eenige maenden i weder naer fijn vaderlant. Dit is ’t gene de Fran-çoyfen hebben verricht in de noorderdeelen van Nieuw Vranckrijck, ’t welck wy uyt de ver-haelboecken van Champlain getrocken hebben : en tot befluyt van al ’t vorige dient alleen, dat dele landen noch hedensdaeghs van de Françoyfon, om den koophandel, veel befocht worden.
WEST-
WEST-INDISCHE EŸLANDEN
Voor de Golfe van Mexico j en eenige
landen aen ’t vafte landt.
S.IVAN DE PVERTO RICO, inwoonderen en
Echt voor de Golfo van Mexico, en daer het zuyder cn noorder-deel van America, met een lange fmalle ftreek, aen malkanderen vaft zijn, leggen vele eylanden , foo groote als kleyne. Onder defe zijn de voornaemfte Cuba, Spaniola, lamaico en Porto Rico.
’t Eylandt S. luan de Puerto Rico wiert eertijdts, by de gebuuren, in hare tale genoemt Borri-
quen ; den Ammirand Columbus, ’t felve ontdeckende in den jare Ï453 , noemde het S. luan Baptifta, Is gelegen twaelf oft vijftien leguen van ’t eylandt Hilpaniola naer het ooften : lang ooft en weft veertigh ofte vijften-veertigh leguen : breedt zuyden en noorden twintigh leguen. Het is leer vruchtbaer van alle het gene in Hifpaniola groeyt, als mede van Maiz enYuca,- de geftalte des luchts is feer be-quaem, engenoeghfaemeenparigh hetgantfehejaerdoor, uyt-genomen in December en lanuarius. Het is daer niet heet j het regent daer veel van May tot September, in Au-gufto en September plegender ftormen te vallen, diefe noemen Huracanes. De weyden worden daer feer verdorven en verwoeft, door feker geboomte welck men noemt Guajabos, welck feer voort-fet en de overhand neemt. Tien leguen van de ftadt Puerto Rico, naer ’t ooft-zuyd-ooften, leydt een hoogh geberghte, welck fy noemen la Sierra del Loquillo, van welck een vervolg van bergen loopt door het midden van ’t gantfehe Eyland, ooft en weft, tot aen de zee en by de ftadt S. German. Van drie-en-twintigh rivieren, die uyt dit eyland in zee loopen, fijnder feven water-rijck, te weten Bayamon, in de baye van Puerto Rico, een halve mijle van de ftadt : Toa, Guayane, Arezibo, Guabiabo,Rio grande, en Luifa d’agua, een bequame haven. Binnen ’s landts zijn vele beeken, in welcke eertijdts gout wierd gevonden : daer zijn diverfche mijnen van gout (doch foo fijn niet als dat van Hifpaniola, ) meeft aen de noord-zijde van’t eyland, als Oviedo getuyght : oock filver, tin, loot,quickfilver,en Azul, daer de fchilders hen van dienen, en tien Ingenios oft fuyc-ker-molens, welcke jaerlijeks uyt-brengen vijftien duyfent Arroben. De raeefte rijekdom van het Eylandt beftaet in fuycker, huyden, gember, die feer fchoon valt, ’c Aerdrijck is wonder vruchtbaer, foo dat ’er Cannafiftola waft in over-vloet, en alle vruchten en kruyden van Caftilien, uytgefon-dert olijven.
de ftadc in-gcnomen van de Hollanders, by den Generacl van de Weft-Indifche Compagnies vloten , Boudewijn Hendrickfz van Edam, die, in fpijt van ’c kafteel, door de engte van’t gat in-liep, en de ftadc veroverde, eneenigen tijdt in-hield.
De ftadt S. German, welck eertijdts wierdt genoemt nieu Germath Salamanca, was gebouwt van de overblijffelen van Gua-dianilla, is dertigh ofte drie-en-dertigh leguen van Porto Rico i de Françoyfen hebben verfcheyde reyfen de plaetfe geplondert.
Arrecibo is de derde woon-plaetfe van dit eylandt,dertigh leguen van Porto Rico,
In die eylandt van S. luan de Puerto Rico zijn weynigh havenen, door dien de gantfehe kuft vuyl is, met ondiepten en baneken j de havenen van Porto Rico zijn, aen de ooft-zijde de eylandekens las virgines, waer van ’c eene wort genoemt Blanca, daet hen menighte van gevogelte ophoud : tulTchen defe eylandekens en ’t ooft-eynde van het eylandt S* luan leydt een canael, el paflajo j voorts Luifa, en diefe Canoba en la Cabeça noemen,- de ooftelijckfte punt van het eylandt by ’t gebergte del Loquillo, en daer by een haven, welcke fy noemen S. Iago, daernae Yabucoa. Aen de zuyd-zijde leydt een eyiandeken Boyqui, en Santana, de haven Guayama, de rivierenNeabon en Xavia, Guadianilla, Rio de Mofquitos, Guanica, Cabo roxodeweftelijckftepunt van de zuyd-kufte : by defe Cabo foude een baye zijn daer fout te bekomen is, nae ’t feggen van d’Engelfche. Aen het weft-eynde leyt Mona, een kleyn eyiandeken, ter halver zee tuflehen S. luan cn Hifpaniola,
Het eylandt het welck de Spanjaerden de naem van Hi-fpaniola hebben gegeven, wiert eertijdts by de Indianen ge- -noemt Ayti cn Quifqueja ; is lang ooft en weft hondert en vijftigh leguen, breedc van dertigh tot feftigh leguen op fijn breedtfte. De geftalte van de lucht is warm. Het is feet vruchtbaer, heeft Ichoone weyden voor ’t vee, foo dat ’er zijn ontallijcke troepen van peerden, ftieren, koeyen, verc-kens, cn honden, jae in fulcke menighte, dat ’et vee van ftieren , often, en koeyen geen fekerc eygenaers en heeft, dan
De padt De ftadt S. luan de Porto Rico is gelegen aen het begin P f van de noord-kufte van dit Eylandt naer hetooftentoe, wordt foo genoemt om de uytnementheyt van de haven, wefende befloten en verfeeckert voor tempeeften : de ftadt leydt op een kleyn eyiandeken, verfcheyden van het groot, en daerom heeft het geen verfch water dan in cifternen, en een fonteyne vloeyendc uyt de fant-bergen ontrent de zee, een halve legue van de ftadt -, men komt van de ftadt op het eylandt over een kalfye, welck genoemt wordt cl puente de Aguilar, De fortreffe leydt op een hooghte, el morro crapinado, aen ’t inkomen van dc haven, als een engte, foo dat het van de zee is omcingelt, en op nieuws gefortificeert. Sir Francis Dracck meendedefe plaets te veroveren op fijn laetfte tocht, dan mifte. De Grave van Cumberland, nae dat hy op de rivier van Lisbona de Caraken hadde ingehouden , in ’t jaer i $97, voer naer defe plaets, en veroverde dc felve met verfcheyde fortreften, brocht van daer wel tach-tigh ftucken gefchuts, en eenen rijeken buyt. Hy meende het kafteel en de ftadt te befetten ; dan daer quam fulcken fieckte onder fijn volck, dat ’er wel vier duyfent ftorven, foo dat hy weder-keerde naer Engelandt. In den jare lóij is Weß-Indien,
diefe eerft kan krijgen ; het welck van de inwoonderen wordt beneerftight om de huyden, latende ’t vleefch als onnut op ’t velt ; waer door de honden foo vcrmenighvuldight zijn, datfe door ’t landt loopen als wolven, en doen groote fchade onder ’t vee. Defen handel van huyden is een van de befte van dit quartier. In dit eylandt waren eertijdts feer treffelijcke mijnen van goutfoo dat jaerlijeks daer gefmol-ten wierden vier hondert en feftigh duyfent PeZos. In den jare 1530 werde entdeckt een goede mijne van filver, en verfcheyde mijnen van yfer, alfoo goedt als dat van Bifcaja ï het is oock rijck van koper-mijnen : doch worden van over lang niet meer gebeneficieert. Dit eylandt is van foo goeden temperature , en het aerdtrijek geeft foo wel allerhande nootdruft » dat het mach vergeleken worden met de vruchtbaerftc landen van de wereldt. Waerom de Spanjaerden eertijdts wel hebben geoordeelt, en den Koning oock aen-gedient, dat dit Eyland het alder-gelegenfte was, om alle de andere landen van Indien te mainteneeren tegen invallen van andere natiën, indien de Koning dit eylandt maer wel met volck befette,en alle de vlooten belafttè in het gaén en keeren daer aen te loopen : doch en is niet ge-volgt.
De principaelfte ftadc niet alleen van dit eylandt, maer S.Dtww van alle daer ontrent, is S. Domingo, welcke de eerfte ga. Admirandt Columbus noemde Nieuw Ifabella. Defe ftadt wierdc gebouwt by den Adelantado Battholomæus Columbus, door laft van fijn broeder den Admirant j endein-woonders zijn derwaerts gebracht in den jare 1494- Sy wierdt toen geleydt aen de ooft-zijde van de fchoone en diepe riviere Ozama, d^er een feer goede haven is. Maer
C nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in
WEST-INDISCÎ in den jare lyoz, de ftadt door onweder gantfch ter neder geworpen zijnde, heeft den Gouverneur Nicolaes de Oban-do, de ftadt aen de weft-fijde van de riviere geleyt. De Ko-ningiijcke Audienciers,en andere Officiers van des Konings inkomften, houden daer hare refidentie : daer is oock de munte j en een Cathédrale kercke, wefende een Aerts-bif-‘ dom, hebbende onder ßch de Bisdommen van Conception en la Vega -, van S. luan de Puerto Rico, Cuba, Venezuela, en de Abdye van Jamaica : daer zijn diverfche kloofters, een Collegie, een Hofpitael, en een kafteel. Defe ftadt floreerde eertijdts fecr door de veclheyt van fchepen, die daer qua-mcn laden, huyden, cannafiftola, fuycker, talck, en andere koopmanfchappen, alderhande vidualie, peerden, verc-kens, tot behoef van andere landen diedagelijcks ontdeckc wierden, oock eenigh hiver en gout, welck men plagh uyt de hooge bergen , las minas vcjas, in groote menightete trecken. Defe ftadtwierdt by deEngellchen ingenomen, onder ’t beleydt van Sir Francis Draeck, in ’c jaer i ;86.
y4ndere De andere fteden van dit Eylandt zijn Salvaleon, Zeybo, flcde». Cotuy, Azua, Yagnana, Conception de la Vega, S. Iago de los Cavaleros , Puerto de Plata, en Monte Chrifto, die noch by deSpanjaerden bewoont zijn.
Riviere». In’teylandt Hifpaniola zijn veel fchoonc rivieren, als Ozama, Hayna, Nizao, Neyba, Yaquimo, Yaqui by Columbus in de eerfte ontdeckinge genoemt Rio de Oro , Ni-cayagua, Buenicum, Coatenicu, Cibu, en andere. Die een volkomen befchrijvinge van de rivieren van dit eylandt begeert , falfe vinden in de boecken van Oviedo.
HavenenDe voornaemfte havenen, reeden, en kapen van Hifpa-ennede». niolazijn, op de zuyd-fijdc, de Cabo Nizao, de haven van Ocoa achtien leguen van S. Domingo , een baye daer de vloten, willende naer Nova Hifpania,haer ververfchen, wanneer fy niet en anckcren in den inham van Zezepin, welc-ke daer by leyt, ofte in een andere, welck fy Puerto Hermo-fo noemen, twee leguen van daer, en oock Puerto Efcondi-do. VoortsAzua, een haven en woonplaets, laCalongia een lange punt tegen over de eylanden Beata en Altovelo, de rcede van Congon, de Savana. Rio grande heeft feer goet verfeh water, en komt van’tgeberghte wel veertien mijlen in’t landt. De Cabo Tiburon , het weft-eyndc van ’t eylandt, is ver af vlack, en wel een half mijl van de wal niet boven vijftien ofte feftien vadem diep, en fchijnt fchoo-ne gront. Ontrent defe kaep is een reede in een baye diefe Aligato noemen, in wclcke de Engelfchen plachten te liggen om op de vlote van S. Domingo te paffen j daer is goede aneker-gront, en aen landt goede ververhnge en verfch water te halen. In de bocht Gojave is een bequame haven voor groove fchepen, daerwater enververfing is, en plachten oock huyden te vallen. Voorder, Guaniaves, wclck een goede haven is. De Cabo S. Nicolas, de wcftclijckfte van Hifpaniola, is eenen laegen hoeck, met een grooten inham, en goet leggen voor fchepen, hoewel vuylc gront, want het is ’cr flecht water, en daer kan geen zeegacn : het landt is binnen hoogh, en met boomen befet j daer zijn vele heeften en goet water. Voorts Puerto de Mofquitos, de haven van Valparayfo ofte delà Conception, Rio Caimancs, Porto de Palma, Puerto Santa Cruz, Ancon de Luis, ahvaercenri-vierken is om water te halen, en een koper-bergh. Port François is een goede reede voor fchepen, en gelegcntheyt om water te halen Port Real, Porte Bonne en Manfenille, la Yfabella, Puerto de Plata, Cabo del Cabron, GolfodeSa-mana, eertijdts Golfo de las Flechas. Daer aen volght Cabo del Enganno, het ooftelijckfte van dit eylandt, welck Columbus eerft S. Raphal noemde, (gelijck Cabo Tiburon S. Miguel : ) op ’t begin van de zuyd-kufte leyt Saona, een evlandt welck de vloten können erkennen, als fy naer de Indien varen wat voorder is de punt Andrefa, en Caufedo.
'Kk'/ne ej- Langs de kufte van Hifpaniola liggen diverfche eylandc-landen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onder dcfe is het eerfte genaemt Saona, aen den
ooftelijckften hoeck, dertigh leguen van de ftadt S.Domin-go, wclcke eertijdts van dit eylandeken haer Cazabi kregen, foo dat het gclijck haer koren-fchurewas. Dan in’t jaer 1501 floegen de Spanjaerden meeft al ’t volck doot, foo dat het voorts onbewoont bleef. Voorts leggen daer Santa Ka-talina, Beata, Altovelo, Ifla Baque ofte Abaque, ofte oock Ifla de Vacca, Navaza, Guanabo, Tortuga, en andere, te lang om alle hier te befchrijven.
Hec eylandt wclck de Spanjaerden eerft luana, daernae
f E E Y L A N D E N.
Fernandina hebben genoemt, is by de naem Cuba beft be- CUBA, kent. Naer ’t noorden heeft het ’t vafte landt van Florida, naer ’tweften Nova Hifpania, naer’tzuyden Yucatan en ’t eylandt lamaica. Cuba is feer berghachtigh, vol bofleha-gien, en vele Cederboomen dick van flammen, foo dat men daer feer grootc Kanoën uyt kan maken, daer wel vijftigh oftfefligh menfehen in mogen, voorts verfcheyden andere boomen van Storax, Xaguas, amp;c. oock vele wilde wijngaer-den met druyven, daer men wijn uyt-geperfl heeft, hoewel wat amper j en door dienfe ontallijck zijn door het gantfehe eylandt, plachten deSpanjaerden, van daerkomende, te vertellen, datfe een wijngaert hadden gefien die hem twee hondert en dertigh mijlen in de lengte uy t-flrecktejde flammen zijn van fommige foo dick als een man in zijn middel. Daer is een groote menighte van vogelen, als ring-duyven, tortel-duyvcn, perdrijfen , welcke in geen van de andere ey-landen en worden gevonden : oock andere vogels, als kranen, diejonek heel wit zijn van vederen, en worden allengs-kens van allerhande koleuren -, de Spanjaerden noemen die nu Flamencos : men heeft ’er oock ontallijcke papegayen , feer goet om te eten als fy jonck zijn j Bambiayas gefoden geven een fop van haer oft gefaffraent waer, en worden in ftede van fayfanten gehouden ; dcYguanas zijn rechte fer-penten, van fatfoen als hagediffen, met vier voeten, van diverfche grootte ; de Spanjaerden eten die mede. Veelvifch valt ’er op beyde de kuften, te weten, geepen oft Aguinas, Moxavras, en andere bekende en onbekende. Men vindt daer ontelbare fchilt-padden, van fulcken grootte, dat’er gevonden zijn wiens vet en vleefch hondert ponden woegh, zijn groot en gefont gegeten, haer vet is als hoender-fmeer, foo geel als gout, bcquaem om delazarye, fchorfte en kra-wagie te verdrijven, en diergelijeke fleckten te genefen. Het Cazabi is het broodt van defe eylanden, valt hier feer abondant , en fulcken menighte vee, van flieren, koeyen , en verekens, dat het de principaelfle traffijeke is, om de buy-den. De verekens raeftenfe, doodenfe, en fnijdenfe in riemen , welcke fy by de fonne droogen, tot provifle voor de fchepen die naer Spanjen kceren. Geen van de andere eylanden is foo overvloedigh van viëlualie. Daer waft oock veel cottoen in ’t wilde, welck de Indianen plegen te berey-den en te fpinnen. Daer zijn oock diverfche koper-mijnen j oock gout in vele rivieren en beeken,en’t fijnfte in die rivieren welcke komen in de haven van Xagua. In fomma, het landt is vochtigh en vruchtbacr -, en beter getempert als Hifpaniola. De naturelen zijn voor vele jaren door deSpanjaerden omgebracht, foo dat ’er weynigh volcks in dit groote eylandt is.
In Cuba zijn weynige fteden ; de cerfte is S. lago, neffens Stede», een haven die een van de befte en grootfte is vandewerelt, en , daer de fchepen können liggen fonder aneker oft touw. Drie leguen van de ftadt, aeneenbergh, is een mijne, die feer goet koper in grooten overvloedt uyt geeft. Ditftede-ken is in ’t jaer 1601 by Kapiteyn Clift met hondert en tfe-ftigh man afgeloopen, en gebrand-fchat voor 100000 ftuc-ken van achten, behalven zijn fchips-ladinge van huyden en fuycker. Baracoa is oock in’t eerfte gebouwt by Diego Velafques j omtrent die ftadt loopt de riviere Mares, is in het inkomen fes oft acht vadem diep, en binnen vijf ; hier omtrent valt veel en feer fchoon ebben-houdt, en o'ock brafllie-houdt : het is een goede haven voor tamelijeke fchepen, doch niet befchut voor noorde en noord-wefte winden.Bay-amo ofte S. Salvador, mede gebouwt by Diego Velafques, is de gefondtftewoonplaetfe van het gantfehe eylandt. Puerto del Principe op de noord-kufte heeft een feer goede haven. Daer omtrent is een fonteyne daer fomtijdts peck uyt vloeydt, doch meeften tijdt wordt het daer met ftucken uyt-gehaelt, foo bequacm om fchepen mede te pecken, als ander peck oftearpuys. De ftadt Sanâifpiritus leyt vijf oft fes mijlen van de zee, op een rivierken Saaz, welck men met floepen mach op varen, daer vallen veel huyden. In dit eylandt was oock eertijts de ftadt Trinidad. En in voor-tijden lagh mede opdezuyd-zijdedeftadtS. ChriftovaldeHaba- Havana, na, welcke daer nae is verleydt aen de noord-zijdc by Puerto de Carénas, alwaer fy noch is. Defe is niet alleen de princi- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
paelfte plaetfe die de Koning van Spanjen heeft in dit eylant Cuba, maer oock de voornaemfte haven en vaftigheyt in gantfch Weft-Indien, gelegen op de noord-kuft van Cuba , tegen over Florida, alwaer de Gouverneur en andere
Konings
-ocr page 271-IE EYLANDEN. nbsp;nbsp;nbsp;y
foo ftcreken current loopt naer ’t noorden , dat, hoewel de fchepen voor wint hebben, ’t felvc zuydwaert aen ßvaerlijck können op-zeylen -, het canael is feftien mijlen wijdt, en vijf offes-en-veertigh mijlen lang. Guanahani is ’t eerfte eyland welck den Ammirand Columbus ontdeckte van alle de Wcft-Indifche, en noemde ’t S. Salvador i is lang , vol boomen , en heeft goed water in ’t midden ,• Columbus vondt daer oock veel cottoen waffen. Lucayoneque ofte Yucayo-neque is ’t uyterfte van defe eylanden ; men houdt datfe alle van dit den naem van Lucayos hebben verkregen. De Martyres is een vervolg van eylandekens en klippen, hebben haer naem om darfe van verre fchijnenmenlchendieacn ftaken ftaen j want daer verongeluckt menigh fchip; de vloten van Havana, naer Spanjen keerende, moeten daer vlij-tigh acht op nemen. Alle d’andere te verhalen , foude hier veel tc lang vallen.
De kleyne eylanden, die van S. luan de Puerto Rico leggen naer ’t ooften en zuyden, tot aen ’t vafte land van A me- C ari. rica, wordengenoemtCanibales, (omdemenighte van Ca-ribes, die in defe eylanden werden gevonden, die menfehen vleefch eten) defe zijn oock feer vele in getal. De voornaem-fte, en die op haer felven verre van ’t vafte landt leggen, zijn Anegada , gantfeh met ondiepten omcingelt. Anguilla is een lang en dor eylandt, fonder verfch water. Daer is goede aneker-grondt aen de noord-zijde, en een zout-panne, met een fraeye baye om zout te laden in fijn tijdt voor twee oft drie fchepen, is moeraffigh en vol geboomte. Barbada is heel laegh en dor. Op Barbados ofte Barbudos hebben by de fes hondert Engelfchen haer neder geftagen, een fort-jen geleyd, taback gezaeyt, oock eenige orangie en limoen-boomen geplant, neffens andere vruchten. S Bartholome is tamelijck groot, en hoogh landt. Op Bekia ofte Beke is geen voick, verfch water, oft eenige fondcrlinge fruyten. maer op de noordweft-zijde is een zout-pan. S. Chi iftoval oft S. Chriftoffel is hoogh en berghachtigh ; daer hebben noch onlangs Wilden op gewoont,dan zijn van de Franfche en Engelfche ten decle doodtgeflagen, en ten decle verdreven: op dit eyland is pock-hout, en aen’t zuydooft-eynde eenige zout-pannen, en taback. Deffeada was ’t eerfte ey-lant, welck Columbus ontdekte in fijn tweede Voyagie naer Indien : naer dit eylandt fetten de vloten haer kours, na datfe dc eylanden van Canaria gepaffeert zijn : daer is geen geboomte op , en het doet hem op als een Galleye, waer van hetnoordooft-cynde den fnuyt maeckt.Dominica is heuvel-achtigh met feer diepe vallcyen, al over-waffen met hout » daer zijn feer goede Reeden, hoewel dangcreus van wegen de Cariben,die noch op ’t eyland woonen: daer waft (eer veel taback, welck de Engelfche en Franfche daer komen handelen, daer brengende meffen, bijlen, en ander yfer-werek ; aen de weft-zijde heeft het een goede haven Aguada, daer verfch water in een rivlerken is. S. Euftafio is kleyn,vertoont hem met een ronden bergh gelijck een fuycker-brood. Granada is feer vruchtbaer van allerhande fruyten, infonderheyt Caflavi, dan ’t landt is overal feer over-waflen met boomen -, ’t meefte gedierte dat daer gevonden wordt zijn Caffimancs, die deSpanjaerden noemen Armadillos, menighte fchild-padden, en zee-koeyeiij foo dat ’et een van de befte eylanden is om te ververfchen: aen de weft-zijde is een fchoone haven om fchepen te verfien j dc inwoonderen zijn Caribes. Op Guadelupe zijn veel wilde verekens, en Bananas-boomen,daer woonen Wildenide Spaenfche vloten komen hier, federt eenige jaren herwaerts, ververfchen , halen hout en water, en verdcelen hier haer koutflen, welck fy in voorleden tijden plachten te doen in de haven van Ocoa, aen ’t eyland Hifpaniola. Ifla de Aves is feer forgelijck,leghc bynae gelijck het water. S. Lucia is onvruchtbaer, en der-halven onbewoont. Marigalante is flecht, en vol geboomte. Op S. Martin is geen voick, geen verfch water, ofte fruytenj daer is een groote zout-panne aen d’eene zijde,en twee kleyne aen de andere. Matinino is hoogh en vol bergen , daer is verfch water en licht te halen, in een baye die foo diep in gaet dat men geen zee cn fiet, aen de weft zijde van het eylandt. Op Monferratte waffen veel goede boom-vruchten
’ tot ververlinge, oock pock-hout. Las Nieves heeft goedt verfch water, en veel fchild-padden. Redonda is niet verre van las Nieves. Op Santa Cruz waft een feecker fruyt, als groene appelkens, die ’er van eet fwelt de mondt datfe niet können fpreken, dan vergaet van felfs binnen 24 uren ; daer
D nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijn
WEST-INDISCI
Konings officieren haer ordinaire refidentic houden. De haven is uytnemende groot en fekei*, infonderheyt nae dat Koning Philips de II daer gefonden heeft den Veld-over-ften luan de Texeda, en den Ingenieur Baptifta Antonelli, om de felvc op nieuws tefortihcecren. Alle de vloten van Indien komen hier te famen, om in een Admiraelfchap naer Spanjen te keeren : wierd eerft genoemt Puerto de Catenas, om de goede gelegenheyt die de felve heeft om fchepen over te halen, ’t Inkomen van de haven is feer eng, foodat’er nauwlijcks twee fchepen t’effens können invaren, hoewel ’t daer fes vadem diep is op ’t naeuwfte j defe engte duurt de lengte van een goteling-fcheut, en van daer opent fy haer breeder en breeder : aen ’t inkomen zijn twee uytftekcnde punten met twee ftereke fortrclTen, daer veel gefchuts op is, beneffens een fterek onwinbaer kafteel aen de ftadt. Het ka-fteel op den ooft-hoeck aen de water-zijden heeft acht punten , vier toorens, boven heel wit van kalck, dat menfe verre in zee fiet,- beneden den fteylen oever van ’t felve kafteel,aen het inkomen van de haven, zijn twee platte formen vol gefchuts. In May komen hier veel bereken van vcrfcheyde plaetfen, met huyden : in lunio, bereken van de kufte van ïucatan met campeche-hout, couchenille, en cottoene kleedekens : in lulio de fchepen van Honduras, ais mede in het laetfte van dc macnt de vlote van Nova Hifpania^en in ’t begin van Augufto de vlote van Terra Firma : dan door ver-fcheyden occafien veranderen fy wel haer tijden, doch foo, datfe niet licht hier komen nae ’t begin van September. De andere havenen en kapen van Cuba zijn de naevolgende : op de zuyd-zijde de haven van de ftadt S. lago, een naeu gat in ’t inkomen , en heeft aen d’ooft-zijdç een kleyn rif in zee ftreckende, en op ’t landt een vuur-tooren j ontrent een inijle daer beooften leggen drie platte bergen dicht by den oever, die by de Spanjaerden worden genoemt los tres Alta-resj hier ontrent is wel het hooghfte landt van’tgantfche eylandt. Voorts de havenen Sanétifpiritus, Guama,Sevillie, cn Porto Portillie : wclck een feer bequame plaetfe foude zijn om fchepen te bergen voor alle winden, hebbende in het inkomen drie vadem waters i daer is goede lijf-tocht van heeften,vifch,fchild-padden,die de viflehers van S.Iago daer droogen j foo dat men van haer kan vernemen wat ’er om-gaet : voorts noch, Rio de Limones, Rio de Maquaque, de Reede van Cales ofte Calefito, de Reede van Manfenille, Rio Tanne, RioSevillie, Rio Hernando, Rio Guana,Sarfa-guata, Rio de San Pedro, al reeden voor jachten. De andere kan de lefer lichtelijck in de kaerte fien^ die hier te verhalen Ibude te lang vallen.
Toen d’eerfte Ammirant Colunabus het eylandt lamaica cerft entdeckte, gafhy’t felvc den naem van S. Iago j het is fchoon en vruchtbaer, meeft effen velden, abondant van vivres, men heeft ’er menighte paerden, ftieren, koeyen en verekens, het broodt is van Caffavijfoo dat vele plaetfen van het vafte landt van hier worden gefpijft. Daer valt het befte cottoen van alle die quartieren, en feer veel, foo dat ’er vele cottoene lijnwaten werden gemaeckt, veel Hamacas, welck zijn de hangende bedden, diefe in Indien gebruycken. Daer Waffen feerfraeyefruyten. Die daer geweeft hebben geven getuygenis, dat ’et de playfantfte en gefondfte landouwe is van gantfeh Indien. De Spanjaerden hebben daer tegen-woordigh drie fteden, als Sevilla de hooft-ftadt, Melilla, en Oriftan. Door al de drooghten om dit eylandt, moet men wel omfien als men derwaerts wil.
KLEYME Het getal van de kleyneeylanden, ontrentdefegroote gelegen, is feer groot en onfeker : fy worden gemcenlijck verdeelt in twee deelen, te weten, los Lucayos, en los Cani-bales.
LVCA- Los Lucayos benoorden Hifpaniola en Cuba, zijnge-5. noemt nae ’c noordelijekfte van allen, en zijn drie foorten ;
de eerfte, die van Bahama en andere naer ’t ooften,- de tweede , de eylandekens los Organes, en los Martyres de Caios, welcke, om dat fy van fant zijn, van verre niet gefpeurt en Worden, waer door veel fchepen daer op verongeluckenj de derde foorte zijn de Tortugas. Gcene van defe eylanden worden hedensdaeghs bewoont, en de ingeboorne zijn by de Spanjaerden lang voor defen elders vervoert, en tot niet gebracht. Van de Lucayos is Bahama wel het vermaertfte, welck den naem gegeven heeft aen dc vermaerde ftrate van Bahama, ftreckende tuffehen het vafte landt van Florida, en de ondiepten, die fy noemen los Mimbres, door welck America,
-ocr page 272-WEST-INDISCHE EYLANDEN.
zijn uytermate grootefchild-padden, maer gcen verfch water , dan een ftaende poel van feer quaedt water, foo dat de gene die ’t acnficht daer mede waflchen, eer de fon op is, de oogen en ’t aenßcht foo opfwelt, datfe in eenige dagen niet können fien. S. Vincente is feer vruchtbaer, heeft fchoone bayen, feer goede gront; weynigh gedierte,veel hoenders,en land-krabben. Las Virgines is kael, fonder verich water, maer dacr is veel vifch en gevogelte te vangen, amp;c.
Het noordelijckftc deel aen het vafte landt in defe kaer-te is het zuyder Virginia, door Sir Walter Ralegin’tjaer 1584 acngevangen te entdecken , welck van geftalte en lucht weynigh differeert van ’t noorder, dan is wat warmer. Wat de Iijf-tocht aengaet, daer is Mais, fekere foorte van boontjes, pompoenen, meloenen, en kawoerden van goeden fmaeck , taback in abondantie, Caflavi, druyven kleyn en groot, fuur en heel foet, aerd-befyen, moer-befyen-boo-men, appel-boomcn als hier te lande,eeckelen,cn verfehey-den andere vruchten hier onbekent. Aengaende de dieren, beneffens haer wild, en konijnen, hebben fy daer twee foorten grooter als konijnen , goedt om te eten, welcke fy noemen Saquenuckot en Maquowoc j oock fwarte Beeren, en veel graeuwe eeck-hoorentjes. Van gevogelte hebbenfe Kalekoetfe hanen en hennen, Stock-duyven, Patrijfen, Kranen, oock overvloed van Swanen en Ganfen in de winter, en ander gevogelte. Van vifch is daer abondantie,als van Steur, en Haring veel grooter als d’onfe 5 voorts Truyten, Bruyn-viflehen, Rochen, Meulenaers, Pladijfen, en veel andere foorten van-goede vifch ; Zee-krabben, Oefters, rond en langwerpigh , MoHelcn, en Kreeften ; en een Schelp-vifch diefc noemen Seekanauck , een voetbreed , met een ftaert met fchelpen befet, vele voeten als een krabbe, en de oogen opdenruggej oock Schild-padden te lande en ter zee, die goet zijn om te etenj daer te lande wort gevonden een foorte van gras, van wclck d’EngcIfche goed zijde-grofgreyn hebben gemacckt, fraeye zijde-wormen, weynigh vlas en hen-nip. Langs de zec-kuft is een ftreeck van grond, die goede alluyn geeft. Daer zijn ontallijcke boomen, bequaem om peck, teer, en terpentijn van te maken. Saffafras tegen ver-ïchcyde fieckten, nutter ais pock-hout, Guajacan : Cedar is daer mede feer veel, en van fecrgoedereuck; menighte van wal-noten j en langs de gantfehe kufte zijn veel Otters, Marters , cnBeveren, menighte van Herten, amp;c. veelderhande veruwen. Het volck van den lande gaet ge-kleedt in lofle mantels van vellen van wildt, en voorfchoo-ten van het fclve om haer middel gegort : haer wapenen zijn boogen en pijlen van riedt, met fchilden van fchorlfen van boomen. Haer dorpen zijn van tien, twintigh, ende grootfte van dertigh huyfen, omcingelt met een Paliflades haer huyfen 'van dunne ftaken, boven rondt te famen gebracht , gedeckt met fchorlfen, ofte met matten van bie-fen. Het volck is tamelijck goedt van verftant, hebben eenige forme van Religie, cngcloovcn d’onfterlFelijckhcyt der zielen.
De Provincie cn ’t Gouvernement van la Florida, wclck is een aenhangfel van de Audientia van Hifpaniola, begrijpt in lieh alle het landt van Rio de las Palmas, tot aen de punt Baccalaosj is vaft landt, vruchtbaer en in vele deelen wel bewoont. Dit wierd eerft entdeckt by luan Ponce de Leon, in den jare i y i i, welckc het den naem gaf van la Florida, door dien het een luftighaenfien hadde van fchoone boomen , en vlack elfen landt was, als mede om datfe het ont-deckt hadden op Pafcha Florida. Defe Provincie is van tempre gelijck Caftilien in Spanjen, en men heeft daer ge-lijcke vruchten gevonden, en, de grondt bequaem tot het voeden van vee, en tarwe te zaeyen : daer valt geen gout, en fchijnt oock niet dat de ingeboorne dit metacl eertijdts kenden, nocht het filver j want men heeft bevonden, dat dacr kalfen van filver in barren, en oock gemunt filver op de kufte is blijven leggen,van de Spaenfche fchepen die daer fchip-breuck hadden geleden, fonder dat de Indianen daer eenigh werekvan maeckten, als naederhandt, dewacrde daervanverftaenhebbende, foohetfchijnt, vandeChri-ftenen. Daer walTcn veel pijn-boomen, welcke geen keer-nen en hebben in haer appels. Haer bolTchen zijn vol eyc-ken, wal-noten, fwarte kerflen , moer-befyen, lentifcus en kaftanien, die wilder zijn als die van Vranekrijek. Men heeft daer grootc menighte van Cedren, CvprelTen, Lauriers, Palm-boomcn, en wilde wijngaerden die goede druy
VIRGINIA.
F LORI-DA.
ven dragen,-daer valt een foorte van Milpelcn,betcr en grooter als in Vranekrijek, fchoone Pruym-boomen : maer onder de boomen munt uyt, die de Wilden Parame, ende Françoyfen Salfafras noemen; dit is een grooten boom,heb-bende bladeren gefneden in drie deelen, en een feer ftereke riekende baft, treckende op ’t rolfe, is dienftigh tegen de eolike, aemborftigheyt, onvruchtbaerheyt van de moeder, catharren, en een goede remedie tegen de pocken. De heeften zijn, Harten, Flinden, Geyten, Luypaerden, Oneen, Otters, en verfcheyde foorten van Wolven, wilde Honden, Hafen, Konijnen, en een fcker beeft dat weynigh verfchilt van de Leeuwen van Africa, ’t Gevogelte zijn, Kalkoenen, Patrijfen,Papegayen, Duyven,Tortel-duyven,Lijfters,Krae-jen, Valcken,Reygers,Krancn,Oyevaers,wilde Ganfen,Ecn-den, en een ontallijck getal van andere wilde vogelen. Men vint dacr menigte CrocodiIlen,Slangen,en Serpenten. Daer is mede feer veel graynen, en kruydcn,van welcke men goede veruwen foude können maken. Het man-volck is groot van ftatuur, fchcon, wel geproportioneert, fy decken haer fchamelheyt met een harten-huytdie wel bereytis, hebben haer lichamen , armen, en dyen gefchildert met fraeye devifen , hebben feer fwart hayr hangen tot haer heupen : het zijn grootedilfimulateurs en verraders, dapper, hebben geen andere wapens als bogen en pijlen , maken de pefen van darmen oft de huyt der harten, welck fy wel weten te bereyden; de punten aen haer pijlen fijn tanden van viffehen en fteenen. Sy oefFenen haer jonge lieden om wel te loo-pen,fchieten vifichen,en jagen. De vrouwen zijn insgelijeks wel geproportioneert cn lang, oock gefchildert als de mans, können over de rivieren fwemmen, dragende haer kinderen op eenen arm, klimmen oock leer vaerdigh op de hooghfte boomen.
De Provincie cn’t Gouvernement van Yucatan wierdt yvca-van d’cerftc ontdeckers voor een eylandt gehouden, door dien ’t bynae van de zee omringt wordt : hare limiten zijn, naer ’t zuydcn de riviere Tayza, en ’t geberghte van Lacan-do, naer ’t zuydweften de Provincie Chiaja, naer ’t weften Xicalango en Tabafco. In alle de landen van Yucatan heeft men gevonden feer groote gebouwen van fteen,foo dat daer uyt licht is te mereken , dat’etisgewccft vanibnderlingc luyfter; en te verwonderen hoefe die foo groot hebben können maken, aengefien men daer geen foorte van metael heeft gevonden ; ’t fchijnt dat defe zijn geweeft Tempelen, want hare huyfen van hout waren,en met ftroo gedeckt. Dit landt is feer heet en vochtigh, befloten van bergen, dacr en waft geen tarwe ofte ander grayn van Caftilien ; daer en is geen gout, ofte eenigh ander metael te vinden, maer overvloedige jacht, infonderheyt van wilde Verekens en Hartenj daer zijn nu feer veel Hoenderen, en wort veel cottoen gewonnen, oock Annil.
Door gantfeh Yucatan loopt een kleyn geberghte van den eenen hoeck tot den anderen,’t welck begint by Cham-poton, en volgt tot aen de ftadt Salamanca ,• dit gebergte verdeelt defe landen in twee deelen ; het deel naer het zuyden, wclck leydt naer Lacando, en Tayza, was woeft en onbewoont, door gebreck van water, welck daer niet • en is dan van d'e regen. Het deel naer’t noorden was bewoont.
Voorts is in Yucatan de Provincie van Chetema, daer Salamanca nuleydt, eneertijdtsVillareal was, welckweder wiert verlaten ; Campeche en Champoton, daer oock een ftadt van Spanjaerden is. Daer nae de Provincie van Co-chuaque, daer een woon-plaetfe van Indianen was,gcnaemc Tulma,al bergachtigh land; en een vlecke genaemt Chable, daer de Spanjaerden eertijdts meenden gout te vinden,doch te vergeefs.Hier aen paelt de Provincie GuayamiLHet volck welck te Chicheniza woonde, waren genoemt Yzaes. De Cocomes woonden in de Provincie Zututa. De Provincie Canul was bewoont by feker volck, welck gekomen was van Tabafco, en Mexicaens waren.
De hooft-ftadt van Yucatan is Merida genoemt, door Jl^erid4, dc gelijekenis diefe heeft met Merida in Caftilien. Hier was eertijdts een vlecke van Indianen, diefe noemden Maya-pan, daer veel groote en oude edificien waren van fteen gemacckt, in welcke gehouwen waren figuren van naecktc menfehen, waer uyt te giften is, dat het Tempelen moe-ften zijn geweeft. De Gouverneur heeft hier zijn refiden-tie,neftens de officiers van des Konings inkomften, cn dc kalTc;
-ocr page 273-TAN. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;s
rijpen niet wel, dc tarwe grocyt daer wel, en ’t Maiz infge-lijcks. De Provincie is feer rijekgeweeft, men foude daer noch gout vinden, foo de flaven niet ontbraken : daer zijn oock metalen, als filver, loot, tin,quick-filver,yfer,en koper. De Provincie Soconufeo, in’tw’eftelijckftedeelvandcAu- Soconußa. diende van Guatemala, op de kuft van dc Zuyd-zce, is feer vruchtbaer van Cacao, daer wordt van alles gezacyt en gewonnen, uytgenomen tarwe. Daer is maer een vlccke by de Spanjaerden bewoont, genaemtGuevetlan, alwaer dc Gouverneur zijn woon-plaetfe houd. Nacft defe Provincie is Su- Sachite-chitepcque, en Guafacapan, in welcke beyde feer weynigh peqae. volck woont, haer principaelfte koopmanfehap is Cacao.
Verapaz ( welck dc naem is gegeven by dc Dominicaner- Vtrap-zz.. monicken, om datfc dc felve door de predicatie des Euan-geliums hebben geconquefteert, en niet door wapenen) Icyt tuflehen Soconufeo, Chiapa, Yucatan, Honduras, en Guatemala j defe Provincie heeft overvloedigh van fruyten,vifch en voorts meer andere noodigc dingen. De Provincie en ’t Gouvernement, welak eygentlijck wort genoemt Guate- Gmtemala. mala, en by de Indianen Quantemallac, welck is te feggen een verrotte boom, is op de kufte van de Zuyd-zee : ’t lant is van goede temperature, vruchtbaer van Maiz en cottoen, tarwe waft daer feer overvloedigh, gelijck oock andere fruyten , foo van Caftilien, als van ’t landt, met oranjen, vygeii, limoenen, en veel Cacao. Om zout te maken, backen fy de aerde daer’tZee-water heeft over-gevloeyt, met potten in ovens, door menighte van hout, en trecken daer foo de zou-tigheyt uyt. In hare wateren is feer veel vifch van divcrfche foorten, oock veel Crocodillen. ’t Heeft veel weyden, welche fy noemen Zabanas, daer veel Eftancias ( dat zijn bouw-huyfen) zijn,van koeyen en offen : men vint daer witte byen, die witten honich en was maken. Los Yzalcos heeft veel Ca- Los Tzal-cao, foo dat ’t gene naer Nova Hifpania wort gebracht, en cos.
’t gene fy daer verbefigen , in dc vier plaetfen van los Yzal-cos, meer dan vijftigh duyfent Cargas beloopt ; ieder Carga is foo veel als een man t’effens kan dragen. Defe plaetfen beflaen wel twee mijlen in’t vier-kant, foo dat men fulcke hoven en haer vruchten nergens elders in de werelt vint. In defe Provincie is een Volcan die altijdts roockt, en op fora-mige jaren heeft fulcken menighte van affehe uytgeworpen, dat hy ’t landt daer mede eenige mijlen in ’t rond bedeckte, dede feer groote fchadc in de hoven van ’t Cacao,naer ’t zuy-den. De Provincie San Salvador is vruchtbaer als de voor- San Sa!-gaende. Dc ftadt San lago de Guatemala, is de voornaemfte vador. in defe Provinciën, de andere zijn S. Salvador, la Trinidad, S. Miguel, cn Xeres de la Frontera. De Provincie en’t Gouvernement de Honduras heeft feer veel bergen, enfehoone Hondterat. vallcyen, vruchtbaer van Maiz, tarwe, en allerhande vee ; is rijck van honigh en wafch; daer zijn eenige mijnen van gout en filver, overvloedigevidualie; daerwaffen calabaffcn in groote overvloedt, wacr door de eerfte ontdeckers van defe kufte, vindende vele in zee drijven, noemden defe zee Golfo dc las Ybueras, en dc Provincie las Ybueras, hoe wcl daer nae, om de groote diepte die de fticr-luyden vonden omtrent een Cabo van defe Provincie, fy de naem gekregen, en behouden heeft de Honduras. Defe Provincie heeft vier fte-den van Spanjaerden, cn twee vlecken, te weten Valladolid , Gracias à Dios, San Pedro, Puerto de Cavallos, Truxillo, en San George de Olancho. Valladolid, de hooft-ftadc in de Honduras, veertigh leguen van de Noord-zee, is een fracye gelcgenheyt, men heeft in haer diftriét goede filver-mijnen ontdcckt. De Gouverneur houdt hier gemeenlijck zijn woon-plaetfe, ncffens de Threforie van de Koning ; cn daer is een fmelt-huys voor de mijnen voorfz., oock de Cathédrale kercke daer getransporteert van Truxillo. De ftadt Truxillo is een mijlevan de Noord-zee j zijn haven, genaemt luan Gil, is een baye, en van dc windt befchut, daer defchepen, die voorts naer Guatemala willen, eerft ontladen ofte aen-komen, fy is gelegen tuffchen twee rivieren van goer water, en vifeh-rijek, in een landt wel getempert, vruchtbaer van lijf-tocht, daer veel honigh en was valt, de koeyen zijn grootcr als in Spanjen, de Wijn-gaerden dragen tweemael ’s jaers, als oock het koorn j in fomma, alle vruchten Waffen daer wonderwel. Nicaragua, certijdtsNeuvo Nicofagtta. Reyno de Leon, heeft verfcheyde Provinciën in fijn begrijp, als Nicoya, Ncquechcri, Mabytc, Diria, Mefava, Managua, Cacaloaque, Ccveaco, een gedeelte van de volckeren welck men noemt Chontales,los Micos,en Madera.’t Lant is over-
vloedigh
Y U C A
kaflc ; daer is mede de Cathédrale kercke, Suft'ragacn vaa ’t Aercz-bifdom Mexico.
Valladolid. De tweede ftadt is Valladolid, een-en-dertigh leguen van Merida, heeft een feer fumptueus kloofter van Minne-broe-ders, en onder zijn gebiedt vijfchien duyfent Indianen die onder tribuyt fitten.
S. Francifco De derde ftadt is S. Francifco de Campeche, by de vijf-de Campe- tigh leguen van Merida naer ’t weften. Van hier wordt ge-laden het Campechc-hout, daer men mede veruwet: dit hout wordt eygentlijck geladen aen een plaetfe dieFugue-redo noemt Segeba, en is apparent die de Engelfchen noemen Sebo. De Engelfche verrafchten defe plaetfe in’tjaer 1^9^) onder’tbeleydt van William Parker : de Hollanders nu onlangs.
Stdamauca. De laetftc ftadt is Salamanca, in de Provinciën van Baca-lar en Chetemal, fèventigh leguen van Merida, en oock foo veel van Valladolid, omtrent de kuft van de Golfo de Honduras,
7abaßo. Dc ProvincieTabafco ftaet onder Yucatan, is vlack lant, vol moeraftchen, meyrcn, daer veel vifch wordt gevangen, als Manates, Tortugas, enYguanas. ’t Landt is laegh, en meeft boflehagie, vol Brafilie, Cederen, en andere boomen, en in de boftchen is groote overvloedt van dc vruchten van ’tlandt, alsMameyes, Zapotes, Aguacates, Guajabos, en andere wel-rieckende en Imakelijcke vruchten. Door de vochtigheyt en hitte is ’t feer vruchtbaer, en bequaem voor weyden van groot vee, tot Maiz en Cacao, welck is de grootfte rijekdom van ’t landt ; hier in betalen fy haren tribuyt, en geven jaerlijeks twee duyfent Xiquipiles van Cacao, elcke Xiquipil is acht duyfent Amandelen. Daer is groote menighte van Wijngaerden, Vyge-boomen, Lijmen, Limoenen, en Orangie-appelen : daer waft veel Maiz, en werdt drie ofte vier reyfen des jaers vcrfamelt, oock waft het rijs daer wel, en hirs, en allerhande hof-kruyden van Spanjen. Daer zijn veel Tigren, Leeuwen, Deyncn, wilde Swy-nen, hoewelkleynj Konynen , Armadillen, Meerkatten, Herten, Tepeyzquintes, Yguanas, en andere ongedierte, Fayfanten, Paeuwen en Papegayen van veelderley lootten, Quackelen, en allerhande groot en klcyn gevogelte van differente couleuren, veel Hoenderen van Kaftilien, Ring-duyven, en Tortel-duyven. Menverfamclt daer geencot-toen, hoe wel het daer oock waft, brengen ’t van Yucatan, als mede andere ftoften om in te kleeden, door dien ’t volck de cottoen niet kan beneficeeren, befigh zijnde met koeyen en verekens te voeden, en naer het Cacao te fien, want dewijl ’t noch op de boomen ftaet, komen de Apen, Eeck-hoorentjes, en ander gedierte het felve eten eer ’t rijp is. De Mofquitos zijn in dit landt foo overvloedigh en moeyelijck, dat men niet kan flapen fonder Pavillon. In defe Provincie is alleen een woon-plaetfe van Spanjaerden, welck is Tabaf-co, anders oock genaemt la Ville de NueftraSennora delà Vittoria, om de viólorie welckCortez hier op zijncerfte reyfe had tegen de Indianen.
GUATE- De Audiëntie van Guatemala is verdeelt by dc Spanjacr-MALA. den in dertien principale Provinciën, ( behalven dc andere kleyne, ) welcke zijn Chiapa, Soconufeo, Suchitepec, Guatemala, Verapaz, Ycalcos, San Salvador, San Miguel, Honduras , Chuluteca, Nicaragua, Taguz galpa, en Cofta rica. In alle fprekenfe differente talen. De Provincie en Bifdom Chiapa. Chiapa, heeft zijn naem nae deplaetfegenaemtChiapa, light tuflehen Soconufeo, NovaHifpania, Tabafco, en la Verapaz : defe is verdeelt in vier natiën, Chiapanecas, Zo-ques, Zeltales, en Quelenes. Daer waflen feer hoogc pijn-boomen, myrtus, haegh appel-boomen, de fruyt-boomen van Spanjen feer wel gelijekende, befonder de boomen die eenigh liqueur uyt geven: voorts jenoflen die’tgantfchejaer duuren, Lelicn, en allerhande moes-kruyden, als in Cafti-lien, boonen, kooien , poleye, en andere goede kruyden, de bergen zijn daer gantfeh vol note-boomen. De Spanjaerden hebben daer, in een ronde valleye, een feer bequa-me plaetfe, de ftadt Ciudad Real gebouwt, die by fonderlin-ge privilegie van de Koning gegouverneert wordt door ordinaire Alcaldes j de Cathédrale kercke is daer, een kloofter van Dominicanen, met veel dorpen van Indianen,van welche ’t principaelfte is Chiapa. Dele valley is kout en droogh, de lucht gefont, hoe wel feer fubtijl, daerom waflen de Limoenen daer niet, nocht orangien, maer w’el pecren, appelen , queen, perfen, dc kerflen dragen wcynigh, de kriecken
-ocr page 274-GUATEMALA.
vlocdigh van allerhande lijf-tocht, hoewel daer geen tarwe valt, maer wordt van Peru met meel voorfien. Daer worden veel ftieren, koeyen, en verekens aengequeeckt,oock ceni-ge gey ten ; maer men heeft daer geen fchapen. Daer is veel vifch, geen peerlen ofte gefteenten maer men vergadert daer veel cottoens, Pita, een gewas daer men ftcrek garen van fpint, veel honigh, Maiz, Chille ofte Axi, en erweten. De fteden zijn Leon de Nicaragua, Granada, Neuva Sego-Co^iarica. via, Iaën, en ’t vleck Realejo. De Provincie van Cofta ri ca is tamclijck goedt landt. Daer zijn twee plaetfen bewoont by de Spanjaerden, Aranivez, en de ftadt Carthago, bynae in ’t midden van de Provincie, wclck heeft haer haven en ontlading-plaetfe beyde aen de Zuyd en Noord-zee j op de w'clckc eenige rivieren leggen tuflehen Nicaragua en Vera-gua, die met dit Gouvernement gemeen zijn. De Provincie V eragua is feer berghachtigh,dicht bewaflèn met ftruyc- PÓ'4-tk4. ken en geboomte, Ibnder wcyden of vee, daer waft geen tarwe oft garfte, heeft weynigh Maiz, en hof- ofte moes-kruy-den ; doch is overladen met goudt, van wegen foo vele rijc-kemijnen: ’tvolck is feerftoutenftrijdtbaer, cn meeftin oorloge met de Spanjaerden : de eerfte Ammirand Columbus entdeckte dit landt in’tjaer lyox. InVeragua zijn de volgende plaetfen by deSpanjaerden bewoont, deftadtla Concepcion, daer de Gouverneur zijn refidentie heeft, cn andere officiers, de vlecke la Trinidad, de ftadt S. Fé met een fmelt-huys en onder-officiers ; de ftadt Carlos en is geen haven van eenige fonderlinge waerde. |
Nantin.
\/ltiegAda.
Anguilla.
Antigua.
Voeeî-ef-iMtit.
Barbadit.
D’ EYLANDEN
der
C A N I B A L E s.
An d’ooftfîjde van S. luan de Puerto Rico af, tot aen ’t vafte landt van ’t zuyderdeel van America, leggen vele kleyne eylanden, die, in de gedaente van een boge , fijn als eenaf-Ichutlèl dwars in zee.
en worden Caribes, Canibales, en Anthropophages, dat is, Menfclien-eters, na den aert der inwoon-ders, geheeten ,• in welckers befchrijving wy foo kort, als mogelijck is, füllen wefen.
Anegada leght ten ooften van ’t eylandt S. lan, en 12 mijlen van Saba ten noordweften, op de hooghte van i8 graden en 30 minuten. Het is ontrent feven mijlen lang ; en heeft dele naem, die ïchipbreuck, oft in zee vergaen,beteeckent, van de laeck felf ,• want het leght byna met de zee gelijck, en is vol baneken en rotlèn, die de fchippers bedriegen, en in gevaer brengen.
Anguilla is een eylandt dat leer lang is, maer feer final, daer van het de naem heeft : het leght ten ooften van’t eylandt S. lan , en 18 graden 20 minuten benoorden de Middaghlijn. ’t Aert-rijek is onvruchtbaer j oock gebreeckt hier loet water : daer fijn eenige bequame doch kleyne ïbutgroeven.
Antigua, oft S. lAaria del Antigua , leght op de hooghte van ló graden , en 30 oft 50 minuten, en als in ’t midden tuftchen Parbada en Deffeada : het is fes oft feven mijlen lang en breet -, en niet wel aen te komen, om d’onfekerheyt van de fanden en klippen, daer ontrent gelegen. De Hollanders quamen hier by geval in ’t jaer 1628, doch te lande komende , vonden fy niets dan boftchen en moeraftchen met flijck vervult ; want het is onbewoont, en heeft oock
Barbados oft Barbudos, ’t laetfte van dele eylan- Barbndos. den ten ooften, leght op de hooghte van 13 graden 20 minuten, oft meerder, en ftreckt fich noordooft en zuydweft, in een langwerpige ronde gedaente ,• en heeft ontrent feftien, oft ach-tien mijlen in’tomgaen , gelijck de Nederlanders onlangs aengeteeckent hebben, ’t welck veel grooter is dan men het tot nu toe in de kaerten heeft geftelt : ’t aertrijck is hier hooger als in d’andere, en dat van Engelandt genoegh-laem gelijck : doch de noordnjde is evenwel de hooghfte , en rontom met groene boomen ver-ciert. D’ooftkuft is deurfneden met vele ope-ningen en wateringen , die tot in zee ftrecken : die van ’t zuyden ontfangt de zee in een groote baye , die tot een goede reede aen de lchepen dient, waer oock een kleyne riviere in de zee valt, ’t Aertrijck geeft hier weynigh, dan alleen een fekere boom, van de lèlve finaeck als gember , en leer lcherp ; de bladeren fijn doneker groen, en ront aen ’t eynde ; fijne kleyne bloemen fijn in ’t ronde verfamelt als die van de vlierboom, die y der vijfbladeren hebben, welche fijn als purper van buy ten, en geel van binnen : de Ichors is effen, en ’t hout hart, van binnen Iwartachtigh ,• defe boom waft beft aen oevers en mocraflige plaetfen. Dit eylandt voed oock vele verekens. D Enaellchen hebben hier
O
in ’t jaer 1627 een colonie oft volckplanting gebracht, die de boftchen afkapten , om ta-back te planten , oock oranjeboomen, en andere dierg d’aerde te
elijcke, van elders hier gevoert, in fetten.
geen foet water.
Het Vogel-eylandt, ’t weftelijckfte en byna het laetfte van allen , is op de hooghte van i ƒ graden en 4y minuten gelegen : het is byna met de zee gelijck, en weynigh hooger, en daerom feer gevaerlijck voor ’t fcheepsvolck.
Barbada is op de hooghte van 17 graden en 30 minuten ten noordooften van Monferrata, en twaelf oft dertien mijlen van Antigua ten noorden : het is laegh, en de zee , die daer rontom loopt, vol baneken, en gevaerlijck om te belèy-len ; evenwel hebben‘’t de Hollanders londer perijckel belbcht, want ly vonden een baey, met een tamelijck goede reede ; doch hebben niets gefien dat waert is te verhalen , nademael het een nederigh en onvruchtbaer lant is, en ontrent vier mijlen lang.
America.
5. Bartholomeus is een eylandt gelegen byna op S. Bartho-* de hooghte van 17 graden, ten ooften van ’t ey-landt S. Martin, ten wellen van de Barbada, en van S. Chriftoffel, oock ten ooften : het is tamelijck groot in fijn omring, en heeft een verheven aerdtrijck 5 maer is feer moeyelijck te genaken, om de baneken die ’t omringen.
Beke oft Bekia ( van ’t welck de Spanjaerden Bekt» in hunne boecken geen gewagh maken, en dat eerft door de Hollanders, lbo ick geloof, is belbcht) leght drie, oft, als andere willen , vijf mijlen van S. Vincent : het is byna tien mijlen groot in fijn omring , en heeft maer een baey, ’t welck is een treffelijck befchut voor de woefte winden. Dit eylandt is met boomen bedeckt, en heeft een vruchtbaer aerdtrijck, bequaeni genoegh om te bewoonen , indien het geen Ibet water gebreck had : het is 12 graden en 24 minuten ten noorden van de Linie Equino-éliael, en ten zuydweften van S. Vincent, gelegen.
S. Chrißofal, oft S. Chriftoffel, leght in ’t mid-
D 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den^**'
D’ E Y L A
den tuflclien d’eylanden Nieves en S. Eufta-chio , O P de hooghte van 17 graden en xo oft 30 minuten : het is ontrent fes mijlen groot, en llreckt fich zuydweft en noordweft -, de breette is ongelijck, want aen de noordweftfijde is het meer dan tien mijlen breet, en macr vier aen de zuydoolffijde, om dat de zee daer een groo-te baye maeckt, foo dat het eylandt daer feer final uytloopt. ’t Aerdtrijck is bergh-achtigh, doch infbnderheyt ten noordweften, maer ten zuydooften heeft het vele fbutkuylen. Voor cenige jaren hebben de Franfchen en Engel-fchen fich hier neder gefet, om taback te planten (welcke hier feer geacht wort, ) en hebben alle d’oude inwoonders , die menfchen-eters waren, gedoot oft elders verjaeght, om datfe de vremdelingen befpieden , en hinder deden : doch defe gemelde vremden wierden gedrongen ’t eylandt te verlaten, door de komft van Don Frederico van Toledo , die hier met een groote Spaenfche vloot quam ; maer fy fijn ledert weder gekeert , gelijck de Hollanders verhalen, en houden lieh beefich, gelijck te voren , om ’t landt te bouwen, en taback te planten.
Dejfeada. Dejfèada'is Op hooghte van 16 graden en 10 minuten ten noorden, gelijck van de Nederlanders nauwkeurigh is waergenomen : het leght tien mijlen van Guadalupa naer’t noorden , en fes oft leven vah Marigalante : Chri-ftolfel Columbus heeft het in ßjn tweede reyle eerft ontdeckt : de Spanjaerden fijn gewoon hun cours hier op aen te fetten als fy van de Canarien komen : het ftreckt lieh noordoofl en zuydweft j ’t heeft geen boomen, en fchijnt ter eerfter opficht een galeye : het noorder-deel is lager dan d’andere, en ’t zuyderdeel verheft fich in de rondte : het aerdtrijck is fwart, gefchockeert met witte en roode aderen : de zee is aen defè fijde vol baneken , en ruyfcht met fijn fchuymende baren tuffellen vele rotfen.
Dominica. Dominica is 12 mijlen lang, maer foo breet niet j ’t is op de hooghte van ij graden en 30 minuten, en ontrent drie mijlen van Mati-nino ten noordweften, gelegen ; aen de noord-weftfijde is ’t hooger als d’andere ,• en als men het van verre liet, fchijnt het gefclieyden te welen; inde bay en fijn eenige goede reeden.
• Hedensdaeghs woonen hier noch eenige Caribes die naeckt gaen, hebbende ’t geheele li-chaem beftreken met lèkere roode verwe : fy eten menlchenvleefch j en fijn groote vyanden der Spanjaerden, ongetrouw tegen een yder, uytgefey t de gene diele niet durven oft können hinderen ; de mannen laten lbo wel als de vrouwen hun hair lang waffen ,• en hebben haren Caßique j oft Overheer, die ly gehoorfamen, alleen van d’andere met eenige teeckenen aen ’t lichaem onderfcheyden. Men heeft hier twee fonteynen met warm water beljaeurt, een der felve ontlpringt niet wijt van de mont der grootfte baye die naer het noordweft ftreckt, dicht by de zee ; en by den oever van een rivier. De weftfijde heeft een bequame haven, en goede gelegentheyt om water te halen, door
N D E N
’t middel van een kleyne riviere, ontrent twin-tigh treden breet, die hier in zee loopt.
S. Buflachio is een kleyn eylandt ( hoewel fom- S. SuJfa-mige feggen dat het tien mijlen in fijn omring heeft, ten noordweften van S. Chriftolfel, en ten zuydooften van Saba , op de hooghte van 17 graden en 40 minuten gelegen, gelijck de Hollanders waergenomen hebben : het verheft fichais een pyramide , en fchijnt , als men ’t van verre fiet, een luyckerbroot te wefen.
Granada is naeft aen ’t vafte landt van Ameri- Cranada. ca, op de hooghte van 12 graden ly minuten, en tien mijlen van ’t eylandt S. Vincent ten zuydweften gelegen, in welcke wijdte vele kleyne eylanden, Begos en Granadillos genaemt, als gefaey t leggen. De gedaentc is als een walkende maen , hebbende tuffehen ’t noorden en zuyden ontrent fes mijlen in de langte , doch aen d’eynden is het naeulijcks een mijl breet : de Caep die naer ’t zuydweften ftreckt, heeft een baey die leer bequaem is om water te halen. ’t Geheele eylandt is met dichte boffehen befet; ’taertrijcKis even wel vruchtbaer, maer wort door landtkreeften oft kanekers, die de wortelen van ’t gefaeyde af-eten , leer befcha-dight, hoewel dat men gelooft dat dit quaet fich niet verder uy tftreckt als tot de landen ontrent de ftrant gelegen ; men vint hier veel Ar-madilles : van de maent lunius tot in Oólober wort hier een groote menighte zeelchildpadden gevangen. Het wort van de Cariben oft Cani-balen bewoont, die d’andere eylanders in feden en wreetheyt gelijck fijn , hoewel ly vele vruchten aen d’aenKomeren verkoopen, als ly hen niet können belchadigen ; want hoe meer be-leeftheyt fy betoonen, hoe meer men fich voor hen moet wachten.
Guadalupe j eertijdtsvan de'^‘üden Caracueira geheeten , is op de hooghte van 16 graden 15 mdnuten , als de Nederlanders hebben aenge-merekt, en ten weften van Deffeada gelegen : het ftreckt noordooften zuydooft acht mijlen in de langte, de zuydweftfijde verheft fich tot bergen, doch d’ooftelijckfte is vlack op den top : het wort zuyden en noorden door een kleyne graft gefcheyden, alleen bequaem om met canoas, dat fijn hunne kleyne fchuytjes, te bevaren. Aen de zuydfijde wort het belpoelt van een diepe zee , daer men een fèkere reede vint om fchepen te bergen. De Wilden die ’t be-woonen , fijn gelijck als die van d’andere eylanden. De fcheepsvloten , die uyt Spanje komen, fijn hier nu gewoon water te halen , en dan fich na hunne verordineerde plaetlèn te begeven.
S. Lucie oft Santa Lu^a leght ten zuyden van S. Luzia. Dominica en Matinino , op de hooghte van 13 graden en 40 minuten benoorden de Linie, gelijck de Hollanders waergenomen hebben : het is oergh-achtigh ; want aen de zuydweftfijde fijn twee bergen d’een van d’ander door een kleyne tuffehenwijdte gefcheyden, welcke door-fiieden is van alle fijden met vele rotlên 5 foo dat de gemelde bergen feer hoogh uytfteken, en worden van verre boven al ’t overige deel van’t eylant gefien. D’inwoonders gaen naeckt, hebbende ’t geheele lichaem met root beftre-ken j
-ocr page 278-
kén ; fy fnijdén kleynelinien in hun aenfichten van d’oogen af tot aen d’ooren ; hebben fwart hair, en lijn , foo wel als d’andere onmen/che-lijck in hunne feden. Marigalante leght vijf mijlen van Deffeada ten zuydwelten , en byna foo veel van Dominica ten noordooften, op de hooghte van ly graden en 40 minuten : het is effen en vol boflchen , foo dat het fchijnt, als men ’t van verre fiet, dat de boomen op de zee drijven : het wordt dick-wils befbcht van Wilden, die d’andere eylanders gelij ck fij n 5 oock is ’t onfeker, oft het bewoont wort. S.Martiu. s. Martin is op de hooghte van 18 graden en I y minuten ten ooften van ’t eylant S.Iuande Puerto rico , acht oft negen mijlen van ’t eylant S. Chriftoffel ten noordweften, en van Anguilla ten zuydooften gelegen,- en aen de noordfijde met vele kleyne eylanden , die byna foo laegh fijn als de zee, befet. Het is vijf oft fes mijlen lang, en vier breet, gelijck de Hollanders verhalen. Het heeft geen foet water, en wort van geen Wilden bewoont : men kan daer lichtelijck aenkomen^ aen de weftfijde heeft het bequa-me reeden , en eenige fbutgroeven , infonder-heyt een groote , die men feght dat twee mijlen in fijn omring heeft , welcke een uytnemend goet fout uytlevert. ^/Minimi. Matinino oft Mat Hino Ç eertijts van d’inwoon-ders, die geen andere dan vrouwen waren , als feker Schrijver n-iccnt,Madanma geheeten) leght op de hooghte van 14 graden en 30 minuten, en ontrent drie mijlen van ’t eylandt Dominica ten zuydooften : het is geheel bergh-achtigh, en in’t midden van’t landt fijn drie heuvelen, die boven anderen uytfteken ; van welcke de hooghfte een ronden top, en de gedaente van een lioedt heeft, welcke men ’t eerft gewaer wert aen alle lijden als men dit eylandt naerdert. Het wordt bewoont van een onmenfehelijek volck , en meer genegen tot oorlogh dan alle d’andereWilden in defe eylanden; de Nederlanders , die hier voor eenige jaren geweeft fijn, leggen , datlè niemant hier vonden j oock weet men niet, oft dit volck elders is vervoert. jufontßrra- Montferrato leght op de hooghte van byna 17 graden ten noorden , als de Hollanders hebben bevonden ; elf mdjlen van Guadalupe ten weften , en vijf van Rotundo ten zuydooften ; Het is van een ronde gedaente , lang drie mijlen , en byna foo breet. Het heeft twee fant-bayen , daer men goede reede voor de lchepen vint; en in een der felve bequamegelegent-heyt om fich van water te voorfien,door ’t middel van een kleyne rivier die van de bergen af-valt en in de bay ftort, hoewel die Ibmtijts dooide vloet der zee met flijek wort geftopt. Het aertrijek is hoogh, vet, en vol boflehen, en der-halven leer bequaem om bebouwt te worden. Mielies is vijf mijlen groot in ’t omgaen ; leght op de hooghte van 17 graden en 20 minuten ten noorden , ontrent drie mijlen van Redondo ten noordweften , leven van Montlerrato , en een van ’t eylandt S. Chriftofal ten noordooften : het is twee mijlen lang , hoogh in ’t midden , bedeckt met een feer dick bolch, en be-America.- |
Iproeyt met vele beeken van foet water ; d’in-woonders van Dominica fijn gewoon hier lom-. tijts te gaén jagen. Men feght oock , dat d’En-gellchen, die hier in ’t jaer 1628 een colonie gebracht hebben , daer fonteynen van warm water vonden. Rotunda , in ’t gemeen Redon da oft Redondo ge- Retun^ii: heeten, leght zuydooft van JSiie'Ves, en noord-weft van Montlerrato op de hooghte van 17 graden en 10 minuten : het is kleyn ; ront, en in ’t midden byna in de gedaente van een broot verheven : men kan het lichtelijck genaken , want rontom is de zee diep en geenfins ge-vaerlijck. Saba is ten noordweften van ’t eylandt ’S. Eu-ftachio, en wat kleynder als het felve, maer veel ronder , in ’t midden fpits opgaende als een fuyckerbroot ; het wort omringt van een zee die niet feer diep is, doch evenwel niet te vreé-fen,om datlè fonder gevaer is ; ’t is op de hooghte van 17 graden en 3 y minuten gelegen. Santa Crus y eertijts van fijn oude inwoonders Santa Crus. genaemt, is op de hooghte van 17 graden en 2y minuten, gelijck de Hollanders nauwkeu-righ hebben waergenomen : het leght 12 oft I y mijlen van ’t eylandt S. ïuan de Puerto rico ten zuydooften, en is acht mijlen lang : het heeft hooge bergen, en Ichijnt van verregedeeltte-welen ; oock is het wefterdeel veel hooger als ’t overige, by ’t welcke een goede haven is voor de fchepen : het is vol boflehen, maer heeft weynigh foet water. Onder de vruchtboomen is ’er een die een gewas draeght als een groene appel, welcke gegeten fijnde , foodanigh de tonge der menlchen doet fwellen , dat fy die in 24 uren niet gebruycken können , doch fonder gevaer, want het gaet van felf over : oock moet ' men fich wel wachten van het aenlicht voor ’t opgaen der zon te walTclien met het water der poelen oft ftaende meiren , ’t welckhier in overvloet is ; want het foude foodanigh opfwel-len , dat men naeulijcks uy t d’oogen lóude können lien; maer na ’t opgaen der zon is ’t niet foo gevaerlijck.D’Engellchen hebben y der gewaer-Ichuwt voor dele twee laken , na datlè die tot hun nadeelhadden ondervonden. Santos fijn drie oft vier kleyne eylanden, door Santés, finalle tuflehen-wijdten van elckander gelchey-den : ly leggen op gene fijde van ’t eylandt Guadalupe ten zuyden, en in ’t midden tulfchen de felve en’t eylandt Dominica. Sombreroj dus genoemt om dat ’et de gedaente Sombrero'. van een hoet heeft, is een kleyn eylandt ten zuydooften van Anegada , op de hooghte van 18 graden en 30 m.inuten , en in’t midden van fandige baneken, gelegen. 5. Vincent leght ten zuyden van S. Lucia, 16 s. mijlen oft meer van Barbados ten weften , op de hooghte van 13 graden, als de Hollanders wel aengemerekt hebben. Dit eylandt is byna ront, en niet ongclijck het eylandt Ferro , een der Canarifche : het is fes mijlen lang,en ftreckt ooft en weft, ’t Aertrijek is lèer vruchtbaer, foo dat het van felf fuyckerriet voortbrengt ; oock wort het van vele beecken en kleyne rivieren belproeyt. Langs de zuydweft-kuft heeft het D 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vele |
D’ EYLANDEN
vele bayen , en claer in bequame reeden voor de fchepen : men kan hier oock, byna fonder moeyte , verfch water halen. D’inwoonders fijn van een felfden aert en feden als hunne naburen : ïÿ fijn van middelbare grootte, luy en traeg , en die geen ander fbrg hebben dan om televen: en evenwel fiillenfè, datwonderlijck is , met hare canoas oft lchuytjes dwars door de zee tot aen ’t vafte landt varen , ’t welck 3 y mijlen van hun eylandt leght, naer ’t welck ly dan wederkeeren, fonder eenigh behulp van kompas. Van hier tot Granada fijn niet meer dan 12 mijlen , gelijck de Hollanders feggen: tuf-fchen beyde leggen eenige kleyne eylanden ,die men Begos en Granadilles noemt, van’t welcke het onnoodigh is iets te Ipreken.
Virgo Gorda, ten noordweften van ’t eylandt Saba, is hoogh , en ront van gedaente , en gelegen daer de Virgines ofte kleyne Maeghden beginnen , welcke tien oft twaelf in getal, fich ooft en weft naer ’t eylandt van 5. luan de Puerto rico uytftrecken : deleeylanden fijn hoogh, en fonder boomen ; leggen op de hooghte van 18 graden benoorden de linie Equinoótiael : men achte hen eertijts leer gevaerlijck, om de baneken en rotfen, maer fonder reden, gelijck d’En-'gelfchen verhalen i dewijl de canalen oft armen
Vimo Cordai
Virgines.
DER C A N I B A L E S.
der zee, die daer tuftchen loopen, diep gehoegb fijn, en een reede voor duyfent fchepen können geven : hier is grooten overvloet van viflehen, en niet minder van vopclen , van welcke lómmi-ge befondere namen van ’t zeevarende volck hebben ontfangen : die begeerigh is om de fèl-ve te weten, kan de reylen oft zeevoyagien daer over nafien. Dit hadden wy te feggen van d’ey-landen der Canibales ) waer van het grootfte deel woeft is,- Ibmmige worden noch door d’Anthropophages oft Menlchen-eters bewoont, en eenige andere door de Chriftenen bebouwt.
Het is tot befluyt dienftigh den genen die Feni^mge dele zeen belèylen , en ’t aneker ontrent dele eylanden werpen , te waerfchuwen , datfe fich forghvuldigh wachten van fekere vifch die men hier veel vint, uyt vreelè van in groot gevaer te komen : defe vilch is van groote en gedaente als een zee-ael, fijn velisfraey gefpickelt met een licht groen ,- hy heeft een groote muyl, en leer fcherpe tanden: ’t vel afgeftroopt, is hy feer wit en van goeden finaeck, maer lbo fenij-nigh van aert, datfe den genen, die daer af eten, in ’t grootfte gevaer, ja felf der doot, brengt,ge-lijck niet alleen d’Éngelfchen, maer oock de Hollanders, tot hun groot nadeel en fchade, hebben ondervonden.
NIEUW-
-ocr page 280-NIEVW-ENGELAND T.
Ec quartier van Weft-Indicn weick de Hollanders noemen Nieuw - Nederlandt, dewijl ’t felve op koften van de Nederlanders eerft naer-der wierd ontdeckt,is eenige jaren achter den anderen bevaren, en met een fortjen en woonplaetfe van hun voorfien, met fpeciael oftroy van de Staten Generaelvan deVereenighde Provinciën.
Wat de eer fteontdeckingc belangt; in’t jaer 160^ fonden de-BCwinthebbers van de geodroyeerde Ooft-Indifche Compagnie in Hollandt, een lacht uyt, daer voor Schipper cn Koop-man op voer Hendrick Hudfom, om in ’t noord-ooften een deurgang naer China tefoecken,maerover fteec-kende verviel hy op Nova Francia, en naer ’t zuyden fettende , quam hy ten laetften in dit gewefte, van waer hy naer buys keerde, en ftjn Meefters van fijn weder-varen rapport dede. Hier op hebben eenige koop-liedenfchepen uyt-ge-ruft, en federt derwaerts genegotieert,befonder acn de riviere,die,na de aenwoonende volckeren,deManhattes genoemt is ; op defe tochten zijn verfcheyde plaetfèn langhs de kufte entdeckt; van de voornaemftefüllen wy alhier een weynigh verhalen. Hendrick Chriftiaenfz eylandt is vol boomen, wijngaerden,en verfcheyden gewaflen : daer is menigte van gevogelte en goede kabeljauw-vangft. De baye ofte rivier van Naflbuwcn is feer groot, in ’t inkomen wel twee mijlen wijdt ; heeft in ’t midden eenige eylandekens, het is daer al feer fchoon landt; en ’t volck kloeck van leden, en tamelijck groot ; daer zijn mede vellen van bevers, voften, en andere heeften te bekomen, gelijck in de plactfe daer omtrent. De Ancker-baye heeft by de Hollanders twee namen, door dienfe een eylandt in ’t midden heeft, cn met twee monden in zee komt,- het ooftelijekfte gat wordt genoemt de Ancker-baye , en het weftelijckfte de Sloep-baye ; in de bodem Van de baye woonen de Wapenocks, en aen de weft-zijde de Nahicans. De groote baye is gelegen tuffehen het vafte landt, en fcker gebroken landt ofte eylanden, die haer ftrec-ken tot in de baye, welcke leydt aen de mont van de groote riviere. In defe groote baye leggen vele eylanden groot en kleyn,- eenige kleyne in de mondt van defe groote baye, by den hoeck van de viftehers, worden genoemt de Gcfcllen ; cn het eylandt welk dwars voor de baye leyt,’t Lange eylant. Aen de riviere van Siccanamos wordt Salm gevangen, is tot fommige plaetfen feer ondiepten niet hooger dan vijf oft fes mijlen bevaerlijck ; ’t volck op defe riviere worden genoemt Sagimos oft Sacmos ,Pequatoos, enWapanoos. Aen’t Vriefche rivierken valt oock eenigen handel met de Wilden. Omtrent de Verfche riviere en die van den Roodenbergh woonen de Sequins, Nawaas, Norihans, en de Quirepeys, daer veel Bevers gevangen worden. Noch vorder in dc baye leggen (eer veel eylanden ; foo dat Schipper Adriaen Block dc felve den naem heeft gegeven van Archipelagus. Daer aen het vafte landt is een kleyn rivierken, geheel droogh-SiwAtioii. De Wilden die daer woonen, worden genoemt Siwanois ;
op de eylanden voor defe bay woont een natie van Wilden, weick men noemt Matouwax, diegeneeren hacrmetvif- Maon-fchen binnen de baye,-waerom den ooftelijekften hoeck van dit landt genoemt wordt by de Hollanders de Viflchcrs-hoeck, en oock Cape de Baye. Het Helle-gat is een rivier, weick in de groote riviere komt van de groote Bayej de Wilden brengen alhier de fchepen oefters, ecck-hoorent-jens, en eynt-vogels.
De groote noordt-rivier van Nicu-Nederlandt wordt by Crwte eenige genoemt dc Manhattes riviere, nae de voickeren die bynae aen’t begin ofte de mont van de riviere woonen j by andere oock Rio de Montaigne,- doch by de Hollanders meeft de Noordt-rivier : aen ’t inkomen heeftfe eerft een groote baye, eertijdts genoemt porto May, nu bekent by de naem van Godijns punt. Aen de ooft-zijde op ’t vafte landt woonen de Manatthans, een quade natie, die haer altijdts vyandelijck regens de Hollanders hebben aen-geftelti aen de weft-zijde woonen de Sanhikans, een beter volck, en doodt vyanden van de Manatthans: defe,als mede de Aqua-machuques, woonen binnen de zandt-hoeck, langs de baye: en oock landtwaert in, aen dc weft-wal zijn de Tappaans : hooger de rivier op de Pachami, Waoranecs, Waranawan-kougs, en Mahikans. Nae alle apparentie komt defe rivier tot acn de groote riviere van S. Laurens ofte Canada ; want de Hollandtfche Schippers getuygen,dat hier,tot aen’t fortjen Oranje, Wilden komen van de voornoemde riviere, en van QucbecqenTadouftac, ’t Fortjen was hier gcleyt in’t jaer 1614, op een eylandeken aen de weft-wal van dc riviere , daer een natie van Wilden woont, diefe noemen Mack-waes, vyanden van de Mahikans ; gelijck bynae alle die aen de weft-zijde, vyanden zijn van de ooft-wal. Dit fortjen was gemaeckt in forme van een redoute,met een gracht daerom, van achtien voeten wijdt, daer lagen twee gotelingen op, clffteen-ftucken, enden ofttwaelfmaninbefettingej dit heeft drie jaren geftadigh befer geweeft, en is daer nae téü dcele vervallen. Op defe riviere valt grooten handel van Be-vers-vellen, Otters, Voften, Beeren-huyden, Mineken,Cat-teloflen, en diergelijckcj het is fchoon en acngenaem landt; vol van fchoon geboomte cn wijngaerden;daer en gebreeckc niet dan de arbeydt en induftric van menfehen, om een van de fchoonfte en vruchtbaerftc landen te wefen van dat quartier. Detweede groote rivier leyt binnen een groote baye, genoemt Nieuw port May; wacr van de noordelijekfte kaep wordt geheeten Cape May, de zuydelijckfte Cape Corne-lius, oft Cap Hinloopen, en leggen Van malkandercn foo verre als men over fien mach : defe rivier noemen de Hollanders de Zuyd-rivicr: op defe rivier woonen diverfche natiën van Wilden, als dc Sauwanoos, Naraticons, Ermomex, Sankicans. De Minquaas, Capitanafles, Gachcos, Senne-caas, Canomakers, Konekotays, Matanackoufes, Armeo-mecks, en diergelijcke, w'oonen verder in ’t landt op een ander rivier; en is noch onfeker oft defe mede komt in de zuyd-ïivier, oft dat fy valt in de gfoote in-wijek van Chefe-peack : alle defe volckcren zijn bynae van een geftalrc en conditie , als die daer van wy hier voren gefproken hebben,-bezaeyen’t landt met veel Maiz, oock boontjens, en voorts
; ’t gene dc andere Wildcn hebben.
NIEVW-
-ocr page 281-30^
303
J'y
3‘’S
3‘’9
JW
JIL
3t3
IHJWIMIMflllllillquot;»
^iluaria, GermaniciL cttnarumia.
MiiicjiineS
Mi'nqti
m nizs.
lt;1 -é
J*»!#
uaun
I!.:;è cliuque.s
tLcibus arporu-tn-.
\ Navu ex arti
wne excavata-
Vi i*-
i-t O V
Viacîie h^feek
iSaiiliikaiiA
S) e qiims
•vfehe Jiit'ter
Morille aii^s
l-M Siccatuin'os
PequîitoO'^ tîM
ŒJ,,'- LJUUIbBIDBL’. ~lt;^rt
„BiRiiiiaiiiiir'
Chaî^ei^
Far t Orange
Xa'W'ï’e^ ’■*
*-ii
30t
.S;lt;
.S* -rj-j
3°5
,44â-«5-
3°7
JVJ
Hr.'WM
£yhtii
*B.ey^fers J^yLtn.ik
——gmiMi—quot;
4-5
3^3
Sewoco-tucki 7ra^alng-zanaa. j^cccmacki Cap Cod, At gedeelte van America,hcc welckde Engelfchc noemen New-England, is gelegen tuffchcn den 41 en 4 y graed, r benoorden de linie , van Pennobfcot tot Cabe Cod, die omtrent 7 y Spaenfche mijlen de een van de ander verfcheyden zijn. De Bay van Pennobfcot, wordt van de Françoyfen genoemt Pemtegoueti is een rivier die fecr ver te landwaert in loopt,en wel bewoont by veel volcks. De baye is vol van groote eyianden. Aen’t ooften woonen de Tarentincs, weftwaertis de Kinnebeck, ofte Quinnebe-quy, waer langs niet dan hooge rotfen zijn, met bout over-groeytjmaer daer de Wilden wooncn,is degront fecr vet en vruchtbaer. Sowocotuck, ofte Chovacoct,!oo de Françoyfen het noemen, is een breede zand-bay, welck veel klippen en eyianden hceft,en weynigh goede havens, als voor barchen. Al defe kufte, tot Pennobfcot,en is niet dan hackelige klifs, rotfen, en fteenige eyianden, vol groote boomen, ’t Is een landt om eer van te verfchricken, als op te verluften j nochtans is de zee daer foovifch-rijck, als ergens lichtte vinden isjen defe barre eyianden foo verfien van goedt hout, fonteynen, vruchten, vifch, en gevogelte, datte gelooven is, hoewel de kufte foo ongefien, dat de valleyen, pleynen, en ’t binnenfte van ’t landt wel mogen vruchtbaer zijn. Voor Tragabigzanda leggen drie eyianden, diefe noemen de drie Turex-hoofden i benoorden defe loopt een groote baye in, daer fommigc koorn-velden zijn. Accomack is een feer goede haven en goedt landt, en niets gebreeckende dan indu-ftrieus volck. Cap Cod is van hooge zandige bergen, over-waflen met ftruycken van pijn-boomen en diergelijcke, een excellente haven voor alle winden j defe Cape ftrecktftch verre in zee, in forme van een zickel, makende alfoo aen de weft-zijde een groote bay, welckers begin de Hollanders de Noord-zee noemen , en wordt aen de ooft-zijdc met de zee befpoelt, daer op woont ’et volck van Pawmet,en in den bodem van de bay, ’t volck van Chawum. (De groote baye,dic defen hocck maeckt, met het vafte landt wordt van de Hollanders genoemt de Staten baye, en de kleyne, die van de kromte van den hoeck felfs werd gemaeckt, de Fuyek-bay.) Binnen defe bay is een fuyvere kuft, dan vlack, foo dat men wel een mijl dàer van dient te blijvenihet landt van die quartieren is goedt,gevende op fommige plaetfen wondcrlijcken acn-wasvan koorn, foo wcl ’egene de Wilden gewoon zijn te gcbruycken,als ’t gene by de Engelfchcn daer is gebracbti met ontallijcke varieteyt van voedtfame wortelen, en andere kruyden en vruchten hier onbekent : de kufte heeft feer bequamc havens, vol van /onderlinge eyianden, bequaem om volck op te planten^ vervult van allerhande boomen, als cycken, cederen, vuren, pijn-boomen,wal-noten,caftanien, Sa/Tafras, pruym-boomen, Calamus Aromaticus, amp;c. Het volk is traótabel(/oo menfe niet en abufeertjen dragen goedt refpcd,De zec is wcl verfien van allerhande vifch,en op veel plaet/èn is goede gelêgcntheyt om zout te maken : het bin-ne-landt heeft grooten overvloedt van gevogelte,als kalcoe-nen, patrijfen, fwanen, kranen, wilde ganfen , cynt-vogels, veel duyven,verfcheyde fóorten van wilt,cn eenige die twee, drie, en vier jongen t’effens vóórtbrengen j daer is oock een fekerdier, welckdeingeboornenoemenmofte , loogroot van lijf als een os, het hooft als een bock, met een breede hoorn,welck hy alle jaer verandert,dc neck als een hert,mct korte manen, loopende langs den rugge, ’t hayr lang als een dandt, doch beter voor de zadelmakers, heeft een groote bult hangende onder fijn ftrot, lange beenen, en voeten foo groot als offen voeten, langer fteert als de boeken j fijn huyt maeckt feer goede buffels, en fijn vlecfch is goedt om t’ctcn, welckdc Wilden gedroogt bewaren. Om die te vangen, maeckenfe diverfche vuren, cn befetten ’t landt met voick, om defe heeften in zee te drijven, daer op andere paffen in hare booten met boogen cn andere wapenen,daerle die mcc dooden. De bekende koopmanfehappen van dit landt zijn, vifch van diverfche foorten, rijeke vocycringe, als Bevers, Otters, Marters, fwarte Vollen, Sabels, amp;:c. Daer zijn oock wijngaerden in abundantie. en aengenacmvan fmaeck, doch de een beter als de ander. Daer valt hennip, vlas, zij-de-grafle, diverfche mijnen van yfer-fteen,gelegcnthcyt om peck en teer te maecken, deelen, fparren, maften, oock tot de grootfte Schepen. In fbmma,daer komt niet uyt Vranek-rijek, Duytflandt, oft de Sondt, oft men kan ’t felve hier bekomen met tamelijeke induftrie en arbeydt. Men heeft daer oock eenige monfteren van paerlen gevonden, en Ambre-grisi en in de zee mcnichte van wal-vifl’chcn, en meer diergelijcke dingen, om handel mede te drijven. Aen de weft-zijdcvandefeNoord-zee,hier vooren genoemt, quamen de Engelfchen in ’t jaer 16zo in de Crane-bay, die grooter is als die van Cabe Cod, omringt met fraey landt, cn binnen de bay tweefraeye eyianden onbewoont, en daer niet op is als boomen, oock ontallijck gevogelt, en in de bay excellente vifch in fijn fayfoen.Sy vonden cerft daer acn ’t vaftc landt geen volck, maer plactfendaerfchcendat welcettijdtsgc-zaeydt was geweeft j geen navigabele rivieren, maer eenige becckskens van feer loet en verlch water, die in zee liepen. De grondt, een fpit diep, is uytnemcnde vet landt, oock zandt, graveel, en feer goede kley om potten van te backen: oock fraey geboomte,en velerlcy kruyden, als voren is verhack. Aen ’t vafte landt daer hebben de Engelfchen in ’t jaer i6ii een Colonie geplant, en de plaetfe genoemt Nieuw-Pleymouth , op een hooge grondt daer veel landts geliecht is, en ontbloot van boomen. Den 16 Martii quam Rlejmenth. by haer een van de Wilden, die wat gebroocken Engelfch had geleert, van de Engelfchc die acn ’t eylandt van Mone-higgon komen vilTchen ; defc vertelde haer alle de gelegcn-heyt van ’t land,en dat de plaetfe daer fy ’t begrepen hadden genoemt was Patuxet, en hoe, omtrent vier jaren geleden, Pataxet. alle de inwoonders waren geftorven van een extraordinaire plage, fonder dat daer iemandt was overgebleven j dat het naefte gelegen volck waren de Mafalóits,en de Naufitcs,amp;c. Daer nac is defe Colonie-noch aen-gewaffen met nieuw toe-voer van volck, cn bevinden haer hier wel. |
7
S.
Et eylandt Bermudas wort loo genaemt nae de Piloot die liet eerft heeft ontdeckt, en la Garça, nadenaemvan ’tfchip. De Engelfche noemen het nu Sommers eylandt, nae de Capiteyn Sir George Sommers, diein’tjaer 1609 daer geftrant is, en fijn volck op het eylant geberght. Het light, nae’t feggen van de Engel-Ichen , op 32 grad, xj.min. Om dat dit eylandt foo bequaem lagh, op de cours die de vloten houden , komende van Havana door de Strate van Bahama, naerSpanjen, hadde de Koning van Spanjen , in den jare i p7 , getracht eenigh volck daer te plantenden tot dien eynde een con-trad: gemaeckt met Hernando Camelo Portugees, óm daer een Colonie van Spanjaerden ofte Portugelen te brengen, met Ibnderlinge privilegiën, voor degene die daer louden gaen woonen,-doch is’t lelve achtergebleven. In’t jaer 1593 verloor eeh Franfch Capiteyn, genaemt M. de la Barbotierèjfijnfchip by onverficht op dit eylant. Ceiegtn- Dit eylant is verdeelt in veel gebroken eylan-^£7^'- nbsp;nbsp;nbsp;den, heeft de forme van een halve maen, en veel goede havens, maer byfonder een om in te komen op drie vadem, doch niet fonder gevaer, daer binnen is het lès, feven,en acht vadem diep, en feecker leggen buyten alle perijckel van wint en weder, men maeckt de fohepen aen de boomen vaft. ’t Inkomen is foo eng tulfchen de klippen, dat het met weynigh gefohuts kan verlekert Ctfiiate. worden. Daer is menighte vilch van verfcheyde foorten,feer vet, en fmaeckelijck,oock veel verc-kens, en een llagh van vogels, foo groot als duy-ven, die menighte van eyeren op’t fant leggen, foo groot als hennen eyeren ; een ander foorte van zee-vogels, welck haer houden in holen, als konijns-holen, fijn goetenvet, haer eyeren foo witdatfe nauwlijcks van der hoenderen fijn te onderfoheyden: oock reygers met meenighte, en andere kleyne vogelkens : men vindt daer foer veele fohild-padden , wonder groot, en oock Vruchten, vol van eyeren. ’t Lant geeft verfcheyde vruchten, als gefprinckelde peeren, die ’t gantfche jaer door op de boomen groen blijven : witte en roo-de moer-befien, en veel ly-wormen daer op, die witte engeele fijde geven. Men heeft’er oock Palmitos boomen, die leer foete belyen geven , daer deverckens meeft van leven: ontallijcke en fchoone ceder-boomen,welcke fmaeckelijcke belyen dragen. Men vint’er oockpeerlen leer fchoon en rondt. Ambergris van de befte foorte. Groote walvilfen komen’er feer nae by de kuft , van lanuario tot in Mey : de Engelfolie planten daer nu tobacco. v^dti-n- laetfte fohip-breucke van de Engelfohen Id^che be~ heeft oorfaeck gegeven defe eylanden met volck »W«?. te beplanten: en na dat een nieuwe Compagnie Anicrica. |
was opgerecht, en oótroy van den Koning verworven , fijn in den jare 1612, in eenlchip der-waerts gebracht 60 perfoonen, om daer te woonen,onder een Gouverneur genaemt M*quot;. Richard Moore ; en van tijdt tot tijdt meer volcks. Defo Gouverneur employeerde fijn drie jaren meeft in ’t fortificeren van fulcke plaetlèn , als noodigh waren tot belcherminge: bouwde tot dien eynde negen of tien fortrelfen, en plantte daer gelchut op. In die tijdt, een groote menighte ratten, uyt een fchip aen lant geraeckt fijnde, hebben ’t lant vervult, en alle de vruchten verdorven ,• en wier-den alle middelen om die uyt te roeyen vergeefs acngewent : tot dat de lèlve eyndelijck van felfs vergaen, en gelijck verdwenen fijn : delèfwarig-heyt heeft de colonie in ’t eerfte leer ondergehouden. Nae drie jaren is in de plaetle van Mlquot; Moore gekomen Capiteyn Tucker, welck hem naerftelijck heeft gequeten in’t planten van diverfche boomen, die hy dede halen uyt de eylanden van Weft-Indien, in het bouwen van het aerdtrijck, en alles te beforgen dat dienftigh was totonderhoudingc van ’t volck, en de commet-cien. In fijnen tijt is mede een verdeelinge van ’t Verdeelt, lant gemaeckt, opdat eenyder van de Colo-niers en participanten in dele Compagnie fijn gedeelte mocht weten, en hem begeven tot bouwen van huyfen, en verforgen van fijn familie. In den jare ló 19 is daer als Gouverneur gekomen Capiteyn Butter, met vier fchepen , en by de 500 perfoonen, alfoo daer te voren niet over de yoo waren overigh gebleven : federt die tijdt is daer noch meerder getal gefonden ,• foo dat de colonie bequamelijck van volck voorfien, en alles in feer goede ordre gebracht is: gelijck het felve te fien is by verfcheyde boecxkens in Engelaut gedruckt. Defe eylanden van Bermudas fijn gantfch in ’t ronde omcingelt van klippen, welck haer noord-waert, weftwaert, en zuyd-weftwaert, veerder uytftrecken als tot noch toe is onderfocht : waer over dit lant van natuuren leer fterck is, want daer fijn maer twee plaetlèn , { en dat noch voor de gene dien de gelegenhey t wel bekent is ) daer de fchepen fonder perijckel können in-komen, by de Engelfohe nu fterck gemaeckt en befet. De klippen liggen op de meefte quartieren boven met leegh water j en met hoogh water en fijn fy niet lèer bedeckt, door dien hetdaer niet over vijf voet en waft ofte valt. De ftrand is oock meeft rudfich, en fteenigh , foo verhart van de fonen winden, dat het flaen van de zee daer weynigh vatten op heeft. De vordere grondt is van diverlèhe coleur , en eygentlijck noch kley noch fant, maer een fiibftantie tulfchen beyde : de roode grondt is de flimfte5 de bleecke gelijck font, en de fwarte gelijck de kley , is goet,- dan de bruyne tulfchen delè beyde is wel de befte. Twee ofte drie voet diep , en oock wel minder, vint men een witte en harde lubftantie, daer het geboomte fijn wortelen meeft in vaft fet,en oock F nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;appa-. |
Scala, jiiitiarlum. ad intervailum- metiendum, inter ^Jhoae Infulas etVi^iniamrMotfam ^Hyliam,et3Ti/yaniolain,ommeJimul c^elatura leni,fuhttli^i .Jculytas , ei
IfOl
zoo.
230 Snglish miles nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;230 ATdliar. Anglicana
ISX nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;30^
■ MiÜiaria amp;ermatticA Camm..
Camntan DtUrh Mitas .
S'ÓMERSET
‘Port Ho
ffaintnilton. alias Hari rinirtou Tribe.
Shares t Ja d^ordMarq.Hammilton —6 * St .Sdward Harwood — a 3 At. John Delhri^e----3
S Al.Ralph Rit^------
t2 Al. Cleoph. Smith---3 13 Robert, Sarle of Wartvick g tg At. Tho. Couell — —____j t!^ Al.Greemvels heires.or a(fta-t tSM.Cley~ —
tg Common ground---13 acres
Smiths Tribe.
Shares t Si.Dudlsy JJtggs.Sinée. — x At.Geo.dandys.orhie
2 Al.Rich. Sdwoj'ds — —. nbsp;-
alias BARAIVDAS diSbartim, ad. Ostia Mexicani tjiuary jaceniinm. in latitudine Gr a
duum y2 Ahnutorum 23 Ah Anglia.Londino Scilicet -verfus Libonotum jjoo Aliliarih
Arglicanis, et a Roanutick Ç qut loens est in Virginia) ^ieifus ^Uronotum 30p Mill, accurate djeripta.
Wim/tckfirt
ets fort
rgt;roinonb
e^virt,tn Schaphti^p
vere ex Jits Iruulis
Scala triiim Mili
um ^gl vi^iirtimiaüior Stadtariim ,
inianiakaA^.j6zz.piatnJienpoh,it
Al.Francis Weft---2
PWiJl.J^ßf.^ Cavendijh--3 o ^yßtid W.Lord Cauendjh -2 ~^tll. Sarle of Devorjbire — e
3 Al.Sdw.Lukin----a
y Al.Antho. Penniftene----g 8 Si.Sdwin Sandys---1 y Si.Tho.Smith —---—3
to At.Rich.Aforer — —--g It At.Jtenrv Timberly — ~~‘‘3 ts Rob.Iohnfon, Aiderman. —3 13 Al.lohn Wroth----3
Devonfliirc Tribe.
3 Robert Sarle of Warwick -2
y AJ.gdward Ditclfeild — Ai.Sdw .Ditchfeild-- Al.Will.Afichols — --- At. Sdw. Ditcl^eild-- ^3 Al,lehn Fletcher-- *3 Al.Gideon Delawne-- *5 Al,Anihon. Penniflone -
ai.b^---- — ■
*y AJ.Sdw.Luktn---
Al. Rich. Rogers--- ^y Al. Will.Palmer---
^ime,GxprgSd mimer is Pembroke Tribe.
Shares t Sl.Gearye Smith---- 2 Gleahland — —. — — nbsp;nbsp;j ■3 M..3ficholas Hide,Squire—t y Si.Laurence Hide--—_ 3 -M. Thomas ladwin----j S William, Sarle of Pembroke-to y Al. Richard Sdwards-----t 8 At .Hardiny — — —-- y At.Richard Sdwards---- to M.Ward^ --------1
■tt M.Richard Sdwards — —2 ^3 M..lacohjôn, or his lt;jftyn.-~t t-3 Al.Ichn Tarrar---- — i
At.lohn. Tar rar------
At.ytichol.Tarrar----
M.Rich. C^^well— ..—i jfI.Rich. Sdivards —
^S ^^.Rich. Sdwards----- 3$ Sf.Geo.SandySjOrhiedJ^y. a 3y Mb. William Payne---4 Pagets Tribe.
Shares M.John Chand^crlaine
3 St.J'bomas.Ayres and 1
3 3f .Rich. WiJ'eman
5 MiWilliam Palmar —gt; -
6 M.R/^tvett---- y Jahn Pall-----
8 M. .Thomas Wheatly —
Jf. Chr^yher Barron to M.John 'Ütoo^aJJ — — It JM.Tohtt Woodall--- u M.,Teivcs----tÿ M.GeO’Gtherid^---
Incitynita----
ly St.LGiJliam Wade — -
Warwick Tribe.
shares i La/taine Daniel Tucker i
33.g.3.o Al.Iqfeph Alan. — y At.Step. Sparrow---
Al.Fr^incis JCeuerell-- y-W Al^am. Tukier — u.La.t2 1
tg-tyf Smith - -y
tS.sy. j8 -1 Robert, Sarle of T ty.zoJ Warwieke ---
3t AJ. William Te^ate--t ^•33 Capt.Daniel Tucker-2
^3-33 Al.Rich. Wheatly -- —2
C^t .Daniel Tucker--1
3y Tohn Faucet----
\Doct.Anth.Hun: 1 .
3y J ton, or his .^gn. /
. 3t^ Af.Francis AleuercH — ~t ! 3*- Al .Rich iPoi^on---t
Al.Geo-Tusker — 33 Al.ChrJl.Cletheroe ■^5
■ 38Al.Richard Tomlitts — t 3y Al.Francis Afeuerell
' 38-gy Sir John Walter--—2 ■yo Al.Alartin Bond —-
Southamton Tribe.
-3 Capt.Tucker---•--i 3 Capt.Tucker
5 Al.Rd-lj - Chaniherlaine •—3 o Alp,fcgt;.Harwood,or his ^iyr-1
8 Sir Nathaniell Rich
y Robert, Sarle of Warwick-3 to Al.Rich.Alorer----y
tl Al. Georoe Scot
it l^'Antho.Ahdy f
13 Henry, Sarle ofSouthamlcnj.
ty • Thomas Hewet---— z *3 A{. Petree
Kcndiium .
hoc R^ftdunm Jit, et enr appojitum ayparet ex libro ^'todeft^, Soeieiati exhibita.
t Caytaiar lucker —
I Gleahe-land---- t Sandys Trihe--
Sandys Tribe.
” nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Shares
3 ■ Gear. BarkleVyOrhif heirss-^ d- S.Sdward Sandys — ----
tg Al.lohn Wroth Sfq—^t tg At .John Weßs heires oreffig.-g I y Al. Rich. Chambcrl. . — w
Ad Communent agruni m Juiqu: Its Tribnbus quod aHiuplSn quoi portienes dividalur. et ibi imeat, qneniadnwdum partim in Mafp.i Choragrtphica expritnitur.Jia r/óï am clarius liquet ex Libra amp;^o-, define Vitginian.e Societati tradi
BERM apparentelijck fijn voedïèl uyt treckt. Sy is niet wel lbo hard als een fteen, en nochtans harder als fteenkaick ; Ipongieus en vol holligheden als de puym-fteen , lbo datlè veel vochtigheyt vat, en lang behoud. Daer is ’er oock harder en va-fter, te weten onder de roode grond, welck op een leght als dicke lchalien. Men heeft in dele eylanden goet verleb water, inputten die fy graven, Ibmtijts geen vier oft vijf pallen van de zee-llrand lbo dat de naeeften-deel van die vloeyen zocÄ/. ebben, gelijck de zee felfs. De lucht is door-gaens klaer, feer getempert, vochtigh, en ma-telijckwarm, leer gelbnt, enbequaem tot het voortbrengen en opqueecken van allerley dingen,* lbo dat’er bynae geen ding van herwaerts over wort gebracht, oft het neemt daer won-derlijck toe. Niettemin, door dien daer geen groote hitte en is, foo en worden ’er vele vruchten niet volkomen rijp: en hoewel de boomen haer bladeren vallen, foo blijven ly gelijcke-wel noch groen, ’t Koorn dat fy daer hebben is het Maiz, Van dit koorn letten fy daer twee-mael ’sjaers(als oock veel andere fadenjeens in Maert, welck ly vergaderen in lulio : en de tweede-mael in Augufto , welck ly vergaderen in December. Het fneeuwt en vrieft ’er felden,de hitte is ’er oock niet extraordinaris j want daer wayen veel-tijdts frilfche winden uyt der zee. Denmeefien tijde van ’t jaer wil ’t daer wel donderen en blixemen, en oock fchrickelijeker als in Nederlant ; doch en worden de menfehen oft het vee daer door niet befchadight, lbo veel men noch heeft können ondervinden. Daer en wort geen venynigh gedierte in ’t lant gevonden : de geele fpin, welck haer webbe maeckt oft fijde waer, is’er niet venynigh. Niet te min lbo is ’er een lèecker plante, welcke om en op de boomen klimt gelijck de veyl, en heeft bladeren bynae gelijck als wijn-gaerd-bladeren, welck lchijnt wat venynigh te welen, doch van kleynder kracht, ’t Lant, toen de Engelfchen daer eerft neder-floegen , was al over groeyt van boomen , en allerley planten , foo bekende als onbekende : en nu fijn daer allerley lborten van fruyt-boomen en kruyt gebracht en geplant, welckeuytermaten wel toe-nemen. In de wateren en de zee daer rondt-om, is groote overvloet van alderhande vifch, doch meefi: onbekent^ inlgelijcks oock’t gevogelte. Men heeft daer oock op’t voor-jaer en een gedeelte |
U D A S. van de fomer feer veel lchild -padden, welck de Engellchen noemen Turckles. So de Engellchen fchrijven, foude men in defe eylanden oock vinden de plante, welck men in Weft-Indien Nucht-ly en oock Tuna noemt, daer de Couchenille in Nova Hilpania en elders van vergadert wordt, hoewel hier aen dele plante op dit eylant geen en wordt gevonden; maerwel feeckere vrucht welck de Engellche noemen thepricke't Peare : dele plante wall daer meefi: tulTchen de rotfenen aen de zee-kant, gelijck als oft het Ibut water haer dienftigh ware. Om een eynde te maecken met de befchrijvinge van dele eylanden, lullen wy hier tot befiuyt een fiieck verhalen die feer wonderbaer is : namelijck , dat in den jare 1616, vijf perfoonen, in het midden van de Ibmer, lcheydden van dit eylant met een open boot, van ontrent drie tonnen, en quamen in leven weecken Ibnder eenigh ongeluck in Yrlandt te lande ,* welck een groot ftuck W'eeghs is, en over een holle en onftuymige zee ; lbo dat het onge-looflijck lchijnt, inlbnderheydt voor de gene, die de afgrijfelijcke tempeeften, ftortingen, en worpen van wateren in de zee hebben uyt-ge-ftaen : nochtans wort het lèlve als een waerach-tige en gedenekweerdige gelchiedenis aen-ge-teeckentinde groote Engellche kaertehier by ons oock uvt-geaeven. Door het aevaer dat J Ö ö nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O ontrent dele eylanden is voor de lchepen , gelijck uyt het voorgaende genoegh is af te meten, hebben dellier-luyden voor vele jaren getracht middelen te vinden , om haer kourlTen lbo aen te leggen, dat fy in’t weder-keeren van Weft-Indien de felve mochten mijden j en des niet te-gen-ftaende komen ly noch dickwils op dele eylanden tepericliteren,en Ibmtijts oock wel Ichip-breuck te lijden. Inlgelijcks die naer Virginia, ofte Nieuw -Nederlandt , ofte die quartieren willen , moeten mede neerftigh toefien , om defe eylanden te mijden, allbo ly de goede wint, die ly de palTagie-wint noemen, lèerhooge, en wel op de achtien en meer graden gaen foecken. Wy Ibuden hier können by-brengen wat kourl-lèn, lbo de Spanjaerden als andere natiën hebben beraemt, om dit perijckel te mijden ente 'ontgaen,* dan alfoo de faecke wijdt-luFtigh is, en verre van een ander bedrijf als ’t gene wy te-genwoordigh voor hebben , lullen wy ’t felve voor dele tijdt hier by laten beruften. |
VIRGINIA.
E gelcgcnbcydt van Virginia , welck nu by de Engel-fchen worde bewoont, is van Capiteyn Smith bcfchreven in manieren als volgt : Virgi-nia, welck by onfe EngeHche is beplant metvolckin ’t jaer 1606,is gelegen op de hoogte van 37 graden , tot de hooghtevan 39 graden benoorden de linie. Defomer is daer loo heet als in Span
waren.By de rivieren zijn veel lage effen velden van zo,i 00, ja zoo ackers groot, al ovcr-wallen met boomen en wiedt, foo dat het een rechte wildernis is, gelijck die eerft by Godt was gefchapen. Aen de weft-fijde van de baye hebben wy gefeydt vijf fchoone rivieren te wefen. De eerfte wordt ge-noemt Pauwhatan, na ’t landt dat daer aen paelt j de mondt van defe riviere is byna drie mijlen breedt, nochtans door de ondiepten is’tkanael fooeng, dateenfacker ’t felvekan over fchicten: defe kan men by de 100 mijlen opvaren,heeft haer oorfprong uyt een gebergte in ’t landt van Monacans. Van ’t zuyden valt in defe riviere de playfante Apamatuck j daer na noch w'at meer naer’t ooften twee vanQuiyoughco-hanock ; een weynigh voorder is een bay, in w’elcke vallen drie of vier luftige kreken, die de inwoonders van Warras-koyack halfomcingelcn : daernaNanfamund,en tenlaetften de Chifapeack. Van de noord-fijde komt daer in de riviere Chickahamania boven lames Towne,en noch een ander by ’t Cedar-eylandt, en dan is daer een bequame haven voor viflehers-booten te Kecougran.Mceft alle defe rivieren zijn bewoont by diverfche natiën, oft veel eer familien, die haer naem hebben van de rivieren, en in elcke plaetfe haer Gouverneurs, gelijck als haer Köningen, welcke fy noemen Werowances. In een Peninfula, (dat is, half eylandt) aen de noord-fijde van defe rivier,hebben de Engelfche een woon-plaetfe, welck fy noemen lames Towne,ter eeren van lacob Koning van Groot-Britannien,aen welcke fijde vele volcke-ren woonen onder haer Werowances; de eerfte en naefte by de mont van de riviere zjjn de Keeougrans, daer aen volgen de Pafpaheges ( op welcker grondt de Engelfche Colonie geleyt is, by de 40 mijlen van de groote baye) de Chikacha-manians, Weanocks , Arrouwhatocks, Powhatans. Aen de zuyd-fijde zijn de Apamatucks, Qiqiyougcohanocks, War-ras Royacks, Nandfamunds, de Chefapeacks, van welcke plaets de baye haren naem heeft. In alle defe plaetfen hebben de Wilden een befonder Commandeur of Werowance, uytgenomen de Chickhamanians, welcke gegouverneert worden by de Priefters en haer Affiftenten, gekoren uyt de oudtfte genoemt Caw-Caw waflbughes. In de fomer geeft geen plaetfe meer Steur, ofte in de winter meer gevogelte als defe, infonderheydt in vorft. Veertien mijlen noordwaerc van Powhatan, komt de tweede rivier uyt, welck fy noemen Tamaftnc“ Pamauncke,die omtrent 70 mijlen op kan worden bevaren, ke» en met booten oft kleyne bareken noch 3 o oft 40 mijlen voorder.Daer de vloedt van ’t fout water ordinaris toekomt, verdeeltfe haer in twee fchoone armen. Aen de zuyd-fijdc woonen de Yougtanunds ; aen de noorder arm de Mattapa-ments. Daer defe riviere haer verdeelt, wordt het landt genoemt Pamaunke. Omtrent zy mijlen lager aen de noord-fijde van defe rivier is Werawocomoco, daer haer groote Koning hem eertijdts onthiel, maer nu woont hyteOra-pakes by Youchtanund in dewilderniftè. Tien oft twaelf mijlen lager aen de zuyd-fijdc is Chiskiack, defe en Apamatuck, Irrohatock, en Powhatan, zijn haer groote Konings principale domeynen en woonftedcn,de refte zijn fijne con-queften. Eer wy komen tot de derde riviere,ifrer een ander, welck by de 40 mijlen kan bevaren wordcn,genoemt Payan-katanek. De derde navigable riviere wordt genoemt Top- Toppaha--pahanock, defe kan 130 mijlen bevaren worden ; aen ’t op- nocks perfte woonen de Mannahoacks tuflehen ’t gebergte j op de noord-fijde de Cuttatawomen hooger op de rivier de Mo-raugtacunds; boven haer de Toppahanocks ; aen ’t zuyden, verre binnen de riviere, is Nantaugtacund. De vierde rivie- Patairo-re, genoemt Patawomeke ,is fes oft feven mijlen breedt, en kan 140 mijlen bevaren worden, en wordt gevoedt, als alle de andere, van veel foete rivierkens enfpringen, welcke komen van de acngelegen bergskens. Defe zijn meeft beplant , en geven alfoo groote abundantie en varieteyt van vruchten , als de riviere uytmunt van vis. De rivier is aen beyde fijden bewoont ; aen de zuyd-fijde in ’t inkomen leydt
' Wigcomoco, daer aen Sckacowone, Onawmanient, en Pa-t tawomeke : hier verdeelt hem de riviere in drie ofte vier be-. quamc rivieren, de grootfte, welcke is genoemt Quiyough, 1: ftreckt noord-weft, maer de rivier keert fich voorder noord-
G nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ooft,
jen, en de winter foo kout als in Vranckrijek ofte Engeland. De meefte hitte is in lunio , lulio, en Augufto , maer wordt gemcenlijck, door ’t waeyen van de koele brifes ofte winden 1 uytter zee, wat gebroken. Deprincipaelftekoudc,vanDc- 1 cember tot half Martio, is uytermaten fcherp, doch duurt 1 niet lange. In ’t jaer 1007 was een extraordinäre vorft in ’c lt;nbsp;meefte deel van Europa, welcke oock alföo extreem was in i Virginia i maer’t naeftvolgende jaer had men daer tegen î acht oft tien dagen vuyl weder, wel veertien gelijck als fo- 1 mer-dagen. De winden zijn hier variabel,en fulcken donder lt;nbsp;enblixem is in Europa niet te fien. Uytden zuyd-weften ’ komen wel de grootfte flagh-regenen met donder en hitte. 1 De noord-wefte windt is daer koel, en brengt fchoon weder ] medcj van ’t noorden komt de grootfte koude ; en van ’t 00- • ften en zuyd-ooften (gelijck van de Bermudas af ) komt mift ; en regen : fomtijdts is ’er groote drooghte, fomtijdts veel re- 1 gens, doch van geen van beyde lijd men fchade j foo dat alle lt;nbsp;noodigc vruchten van Europa fouden hier in groote abun- ! dantie können gewonnen worden, als blijekt by de gene die 1 de Engelfche hier alreede geplant hebben. Daer is maer ; een aenkomfteter zee tot dit landt, by de mondt van een feer fchoone baye, by de 18 of zo mijlen wijde. De kape aen de zuyd fijdeis genaemt Cape Henri, ter ceren van Henri Prince van Walles, in fijne jonge jaren geftorven. ’t Landt is wit duynig zandt, langs de ftrandt waft groote menighte van pijn en vuren-boomen. De noordt-kaep is genoemt Cape CharleSjter eeren de Hertog van Yorck,voor weynigh jaren Koning van Groot-Britannien. Hemel en Aerde con-fpireerden noyt beter,om een plaetfe bequaem te maken tot de wooninge voor de lichamen van onfe complexie, indien ’t landt bcarbeydt ware.Hier zijn bergen,heuvelen,plcynen, valleyen, en rivieren, feer luftigh loopende in een fchoone baye, omringt aen de mondt met vruchtbaer en playfant landt. In de baye en rivieren zijn veel eylanden, foo groot als kleyn, eenige vol geboomte, en eenige kacl, meeft laegh en onbewoont : defe baye ftrcckt noorden en zuyden, in wclcke’twatervloeytbyna zoo Engelfche mijlen, enheeft een Canael van wel 240 mijlen,is diep en breet; aen ’t hooft van de baye naer ’t noorden is ’t land bergachtig,en vervolgt in gelijeke manier van daer naer ’t,zuyd-weften, byna in een rechte linie ; van defe bergen komen verfcheyde beecken, welcke tenlaetften tot vijf principale en vaerbare rivieren worden, defe loopen van ’t noord-weften naer ’t zuyden, en foo in de weft-fijde van de bay, alwaer de mondt van elcke rivier tuffehen de 15 en zo mijlen van de andere is gelegen. De bergen zijn van diverfche geftalten ; eenige zijn rotfen gelijck meulen-ftcenen, eenigevan marber ; ftucken kriftal worden van ’t gebergte nedeigefpoelt, en de wateren waflen van de bergen affulcke glinftercndekoleuren, dat de gront in eenige plaetfen fchijnt vergult te zijn j foo dat beyde, de rotfen en de aerde, foo glinfteren in ’t aenfien, dat men licht foude können gelooven, dat daer geen kleyne apparentie is van gout : de grondt geeft opentlijck te kennen, dat de natuur van ’t landt luftig en rijèk is j want hy is in vele plaetfen van koleur gelijck den Bolus Armenus, Terra Sigillata en Lemnia,voldersaerde,mergel, endiergelijeke; ineenige plaetfe is vette flijmige kley, en in fommige dor en bar graveel. De contreye en is niet berghachtig noch laegh, maer foo playfante effen heuvels en vruchtbare valleyen, de een den anderen kruyflende, en bewatert met fchoone beecks-kens en kriftallijne fonteynen, oftfe door konft gcraaeckt
America^
i-^^intacaciL
Povrk
Oratfaka
-.1. 'T^v-'F*
’ Nova ViRG INIÆ tabvla
hE3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Cattacbiftico
tSt^yarti
Shaekaeonta
explicalio
Oratmin£ Domus o
LucubrationcsAi^h
Tojf^HATAH
itfi CaptWtlS)Affaiitahic^
HA/rAy3b»w£
t~^pfhK(vrl
^ûtiucac
“eeaittfe
O Vchwahan tMaieltitt
Oatentck
eZtowne
raiuimeo
Qil^cItcoJtotvaeii.
^CantaunkaclE
Sechheak. s^Pifartdu^hquanuk,
•s /£ i^^afkenoans
LÂii^ivoteck Sfihtcct.
‘quot;quot;Ojt
IB
oc^uttUiVrwnLy
Sasoue '
^Viahcocanw^^tf
^laeaekt
pro 'Vno ifr
itijuatnichttkc
VawtM-xunt. fruchte». V ï R G ooft, en is noch al navigabel. Aen de weft-fijde van defe bocht is Tauxenent ; aen de noord-fijde is Sccowocomoco, wat voorder Potapaco; aen de ooft'fijde van de boche is Pa-macacack, daer na Moyowances, en Nacotchtancke. Tien xnijien boven defe plaetfc ncenat de rivier haer paflagie door een lage playfante valcye, overfchaduwt in veel plaet-fen met ontallijckefchoone en vermakelijcke'waterkens,die daer af vlieten. De vijfde rivier, genoemt Pawtuxunt, is klcynder als de andere, doch ’t Canael in fommige plaetfen 16 cn T 8 vadem diep ; hier is ongelijck meer vifeh als in de andere, envandiverfchefoorten ; op defe rivier woont het volck, genoemt Acquintanackfnack, Pawtuxunt,en Matta-panient, dan foo niet verftroyt als de andere, en de civilfte om iemandt te onthalen. Dcrtigh mijlen voorder is een rivier, niet bewoont, doch navigabel, welcke de Engelfche, om dat de kley den Bolus Armenus gelijekt, genoemt hebben Bolus. Aen de ooft-fijde van de baye zijn derivieren Tockwogh, Ozinies, Rapahanock, Kuskarawaock, Tants, Wichcocomoco, Acohanock, en Accomack. Hoewel Virginia voortbrengt veel fraeye, lbo levende als vegetable creaturen, foo ifl'er luttel oft geen gras, als alleen een weynigh in lage en mocraffige gronden , want al ’t landt is overgroeyt met boomen,wclckers continuele drop het gras tot wiedt maeckt.’t Hout dat daer meeft en gemeen is, zijn eycken en wal-noten van twee ofte driederley foor-ten^ de eyckelen van een foorte, welcker fchors wat witter is als van andere, zijnfoetachtigh,dc felve,een halven dagh ge-foden in vcrfcheyde waters,geven ten laetften een foete olie, die de Wilden bewaren om haer leden mede te fmeeren, de vrucht etenfe totbroodt gemaeckt : daer zijn oock olmen en cffchen.daer fy de zeep-afch van maken, foo de boomen groot zijn, valt de aftche gocdt,en imelt tot groote broeken, ioo fy kleyn zijn,wordt het maer pulver, en niet foo goedt : oock een foorte van Cypres-boomen, die een roodt en feer v. elrieckend hout geven.Omtrent de woon-plaetfcn van de Wilden zijn eenige groote Moer-bcfien-boomen,oock Ha-fenoten in fommige quartieren, welckcrs pit alfoo goedt is, als eenige van Europa ; pruymen van driederley foorte, de roode en witte zijn als de pruymen die op de heggen Waffen: maer de andere, welcke fy noemen Putchamins, waflen foo hoogh als Palmiten, de vrucht is als een Mifpel, eerft groen, daer naegeel en roodt als fy rijp is j alffeniet rijp is, falfe een de mont toe fronfen met groote pijn, maer rijp is fy foo delicaet als een Abricock: kriecken foo groot als kroos-kensi weynigh appelen, en die fèer kleyn en bitter zijn j wijngaerden in abundantie, dan weynigh druyven : by de rivieren en de wooningen van de Wilden, daerfenietover-fchaduwt zijn, hangenfe vol vruchten, hoewel fy niet ge-fnocy t en worden^ voorfeecker fbude daer goede wijn vallen, wierdenfe gehavent. Daer is een ander foort van druyven, foo groot bynae als kriecken,diefe noemen Meflamines,zijn vet, het fap dick, en de ßnaeck niet feer goedt aille geperft zijn. Sy hebben oockeen klcync vrucht, in huyskens als hafe-noten, doch de vruchtjgelijck een ecckele, welckfy noemen Chechinquamins, en houden ’t voor leckernyc j |
Ï N Ï A. een befie, onfe ftekel-befien feer gelijck in groote, koleur,cn fmaeck, defe noemen fy Rawocomenes, en eten die rau, en. gelbden. Van defe vruchten leven fyde meefte tijdtvan ’t jaer; de Wal-noten, Hafe-noten, Eeckelen, en Chechinquamins, worden gedrooght om te bewaren j als fy die van doen hebben, brekenfe die tuflehen twee fteenen, doch een part van de Wal-noot-fchel blijft ’er acn hangen,- dan droo-gen fy ’t weder op een mat leggende over een hordejftooten ’t voorts kleyn in een houten mortier ; mengelen ’t water dat de fchellen mogen fineken : dit water wordt als melck, welck fy noemen Pawcohifcora, en bewaren dat tot haer ge-bruyck. De Putchamins bewaren fy als pruymen. Vandc hafe-noten en Chechinquamins,vier uren gefoden, maken-fe beyde fop en broodt voor haer overfte,en op haer grootfte feeften. Beneffens defe fruyt-boomen is daer een witte populier, en een andere diergelijck, welcke een welrieckende gomme geeft als Terpentijn, foo dat eenige dat voor Ballern nemen : daer zijn oock Ceders en Safl'afras boomen : daer valt oock een weynig gomme. In de waterachtigc val-leyen waft een befie, wclck fy noemen Ocoughtanamins, de kappers feer gelijck s defe droogen fy in de fomer : als fy die willen eten , zieden fy die bynae een halven dagh, want anders verfchillen fy weynigh van fenijn. Mattoume waft in de weyden, als onfe Pannick-gras ; ’t zaet is feer gelijck rogge, doch kleynder; ’t broodt daer van achten fy delicaet met het fmcer van wildt gegeten. In de fomer heeft men daer Aerd-belien, Moer-belien, cn een vrucht, welck fy noemen Mara-cocks, die gefondt is, feer gelijck een limoen. Veelkruy-den zijnder in ’t voor-jaer door de boflehen verlprcyt, goede voor warmoes en falaed, als violetten, porcelijn, furick, amp;c. beneftens vele, diefe gebruycken fonder den nacm te weten. De principale wortel die fy hebben tot voedfel, is genoemt Tockawouge, waft in lage modderige plaetfen, zijn van de grootte en linacck als de Potatoes. Sy decken een groote menighte met eycken en vuren bladeren, en aerde daer ovér,in manière van een kool-put,cn leggen daer goed vuur aen beyde lijden zq uren lang, eerfe die durven eten, want rau is ’t niet beter als fenijn j en gebraden, ’t en zy het feer murf is, de hitte benomen, gefcharft, gedrooght, en eynde-lijckmet furick en meel gemengelt, prickt de keel gewcl-digh, nochtans gebruycken fy dit ordinaris voor broodt in de fomer. Sy hebben een kleyne wortel, welck fy noemen Wighafcan, daer fy haer wonden medegenefen. Pocones is een kleyn wortelken dat op ’t geberghte waft, welck gedrooght, en gebroken, roodt wordt,gebruycken ’t tegen ge-Iwellen en hooft-pijn, fmeerende haer gewrichten, en fchil-derender haer hoofden en kleederen mede. Mulquafpennc is een wortel foo groot als een vinger, en bloet-root;als men-’t droogt verwclckt ’et byna tot niet j gebruycken ’t om haer matten, fchilden,en andere dingen mede te verwen. Daer is oock Pyrethrum Saflifrage, en andere fimplicia. In dc moeraflige plaetfen walfen veel ajuynen, maer kleyn. D e diftantien, hier voren verhaelt,zijn te verftaen op En-gelfchc mijlen, welcker vier foo veel zijn als een Duytfchc, |
Lhoewel in defè Kaert alleen een gedeelte van ^lori-da in’c particulier afgebcelc is, foo hebbenwyevenwel goede gedacht de generale qefchrijvinge daer van hier te geven, nadien het overige deel in fommige andere kaerten te fien is. De eerfte die ’t felfde land entdeckt heeft, is geweeft luati Ponce de Leon, die met drie fchepen van ’t eylant S. luan de Porto rico, uyt de haven van S. German den 3 Martii, in ’t jaer i y 12 t’fcyl gaende, de-2Jaem, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fy ’t landt op, ’t welck fy Florida noemden,door dien her een luftigh aenfien hadde van fchoone boomen, en vlack effen landt was, als mede om dat fy het entdeckt hadden op Palm-Paeffchen, dat fy Pafcha Florida noemen. De andere ontdeckingen, in’t jaer i y 20,1J24. xyxy, 1528, en 155?, 2ijn mede door de Spanjaerden gefchiet, als den Licentiaet Ltteoi Va/c^ites de Ayllon,Pan^lo NervaeStZVi. Hernando de Soto, Daer nae hebben de Françoyfen voorgenomen het felfde landt te ontdecken, te weten, in den jare 15 2, de Heer van CÄi^z7/lt;7»,Admirael van Vranckrijck,onder ’t beleyt van lean Pibanlt, met twee fchepen -, in ’t jaer 15 64 met drie fchepen onder Capiteyn «zere ,• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/e4» Zz^4«Z7 wederom j cn in ’tjaer 1^67 Ttominico Gourgues. De Provincie en ’t Gouverncm.ent van la FloridayNe\c^ is cen aenhangiel van de Audientia van Hifpaniola, volgens de limiten die by den Koning van Spanjen geodroyeerc waren aen Don Pedro Melendez,, begrijpt in fich alle ’t landt welck fijn beginfel neemt van Rio de las Palmas, (confinerende met ’t Gouvernement van Pantico in ISlo^va Hifigt;ania,cn belangende tot de Audientia van Mexico, ) welcke is gelegen by den Tropicus van Cancer, op de hooghte van 22 graden by noorden de linie Equinodiael, en eyndight aen ’t punt van Bac-calaos. Is vaft landt, vru chtbaer en in vele deelen wel bewoont J wierdt eerft ontdeckt by luan Ponce de Leon , in den jare 1512, welcke het de naem gaf van la Florida, om de redenen voren verhaelt. Dele Provincie is van tempre gelijck Czj^z/Zz in Spaegnien, en men heeft daer gclijcke vruchten gevonden, cn de grondt bequaem tot het voeden van vee, cn tarwe te faeyen. Daer en valt geen gout, en fchijnt oock niet dat de ingeborene dit metael kenden, nochte oock het filver,- want men heeft bevonden dat daer kalTen van filver in barren, en oock gemunt filver op de kuft is blijven leggen, van deSpaenfche fchepen die daer fchipbreuck hebben geleden, fonder dat de Indianen daer eenigh werek van maeckten, als nader-handt, foo het fchijnt, de weerde daer van verftaen hebbende by de Chriftenen. druckt- Daer walTen veel pijn-boomen, welcke geen keernen en taerhept. hebben in hacr appels. Haer bolTchen zijn vol cycken,walnoten, fwarte kerfen, moer-befien, lentifcus en caftanien, die wilder zijn,als die van Vranckrijck.Men heeft daer groo-te menighte van cedren, cyprelTen, lauriers, palm-boomen, cn wilde wijngaerden die goede druyven dragen. Daer valt een foorte van mifpelen,beter engrooter als in Vranekrijek. Pruym-boomen die fchoone vruchten dragen, dan niet feer goedtj maer onder de boomen munt uyt, die de Wilden Pa-rame, en de Françoyfen noemen : ditis een groo-ten boom, hebbende bladeren gefneden in drie deelen ; en een feer fterck-ricckenden baft, treckende op het rolTe : is heet en drogende bynae in den derden graedt, en dienftigh tegen de colike, oock een fonderling remedie tegen het ophouden van wateren, en gebrcecken van de nieren,de welcke fptuyten uyt koude oorfaken: is mede dienftigh tegen de aem-borftigheydt, en ander gebrcecken van de borft,fpruy-tende uyt gelijeke oorfaken; is goedt voor de mage, cn helpt de onvruchtbaerheydt van dc moeder wegh-nemen ; is fon-derlingh goedt tegen de catharren, en eyndelijck een goede remedie tegen de pocken. Een Spaenfche Monick fchrijft dat het hout van SaJJafras in fout-water geleydt, ’t felve foet cn drinekelijek maeckt, by fijn cygen bevindinge. Daer zijn America, |
hinne-befyen, en een kleynder befye, die wy noemen Blues, feer goedt om te eten. Daer waft een feker wortel, welck fv noemen in haer tale Hafez, daerfe by noodt haer broodt van maken. Men heeft daer oock een boom, genoemt Ejquine, die feer goedt is tegen de pocken, en andere contagieufe fieckten. De beeften die beft bekent zijn in dit landt, zijn harten en hinden, geyten, luypaerden, oneen, otters, en di-verfche foorten van wolven, wilde honden, hafen.konijnen, eneenfeecker beeft datweynigh verfchilt van de leeuwen van Africa, ’t Gevogelte zijn kalkoenen, patrijfen, papega-yen, duyven, tortel-duyven, lijfters, kraeyen, valcken, rey-gers, kranen, oyevaers, wilde ganfen, eenden, en een ontal-lijck getal van andere wilde vogelen. Men vindt daer fulcke menighte van crocodilen , dat de lieden fwemmende daer door verraft worden,-daer fijn flangen en ferpenten van veel-derley foorten. Onder de Wilden wert goede quantiteyt van gout en filver gevonden, welck werdt bekomen uyt de fchepen die op de kufte verongclucken, als ick van de Wilden felfs hebbe verftaen : fytrafikeren daer mede onder den an-deien.En ’t gene my ’t felve te eer doet gelooven, is,dat men meer daer van vindt naer dc Kaep toe, daer de fchepen gc-meenlijck blijven, dan verder naer ’t noorden toe ; des met tegenftaende, foo feggen fy.dat in ’t geberghtc van Apalatcii mijnen zijn van koper, welck ick vermoede gout te wefen. Daer is mede in dit landt menighte van granen en kruyden, van de welcke men goede verwen foude können maken,van diverfche kouleuren. En om de waerheydt te feggen, de Indianen,die luft nemen in ’t verwen van haer huyden, weten de felve feer wel te gebruycken. Het manne-volck is van olijf-verwigh koleur, groot van ftature, fchoon fonder eeni-ge deformiteyt, en wel geproportioneert, fy decken haer fchamelheydt met een harten-huydt die wel bereydt is j dc meeftendeel hebben haer lichamen,armen en dyen gefchil-dert met fraeye devifen, w’elcke nimmermeer en vergaen , door dienfe in het vel ingegraveert zijn -, hebben feer fwart hair, welck hangt tot haer heupen, hoewel fy het op-fchor-ten in een manière die haer niet qualijck en ftaet. ’t Sijn impconde-groote diflimulateurs, en verraders, dapper, willen wel vechten, cn hebben geen ander wapens als haer bogen en oeffemng. pijlen} maken de pefen der bogen van de darmen van de harten, ofte haer huyt, welck fy foo wel weten te bereyden, als iemandt in Vranekrijek, en met foo veelderhande kouleuren. Maecken de punten aen haer pijlen van tanden van vilfchen en fteenen, diefe fracy weten te accommoderen. Sy oeffenen hacr jonge lieden om wel te loopen, maecken een wedt-fpel, welck gewonnen werdt, by die de langften adem heeft.Oeffenen haer oock feer in het fchieten,nemen groote genoegte in teviflehen en te jagen. De vrouwen zijn inf-gelijcks wel geproportioneert en lang, cn van ’t felve kou-Icur, en oock foo gefchildert als de mansj hoewel fy wel een weynigh witter zijn, als fy eerft gebooren worden want de principaelfte oorfaeck datfe van dit kouleur zijn, komt van dat fy haer ftrijeken met olie die onder haer gcbruycklijck is j en doen dat om fekere ceremonie, die ick van haer niet heb können leeren ; en om dat de fönne foo heet fchijnt op haer naeckte vel.De raddigheyt van de vrouwen is foo groot, datfe können over de rivieren fwemmen,dragende haer kinderen op haren eenen arm ; klimmen oock feer veerdigh op de hoogfte boomen die in ’t landt zijn : de vrouwen doen al ’t werek binnens huys. Daer zijn in alle defe landen veel Hermaphroditen, dat is, mans en vrouwen teffens, die de meefte laften dragen, en de vidualie nae voeren als fy ten ftrijdc gaen. Sy faeyen haer Maiz twecmael ’sjaers, in Mar-tio en in lunio, en al in de felve gront : ’t felve Maiz is ge-meenlijck maer drie maenden in ’t waflen ly laten dc gront de andere fes maenden ruften. Hebben oock feer fchoone pompoenen en feer goede boonen. Sy en meften haer landt nimmermeer, dan als fy het befaeyen willen, foo fteecken fy het wiedt aen brant,welck daer die fes maenden op gegroeyt is, en verbranden het al. Sy breken de gront met een houten inftrument, gelijck als daer men in Vranekrijek de wijn-gaerden mede bouwt, cn fetten twee greynen Maiz te fa-men. Als het zaey-tijdt is, foo gebiedt de Koniüg een van H nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fijn |
2,7^
Lacus Juicis adeo
nus îst ex uno r^o ceM
Locus et lifiU
Sarro^e, aiun
Jat aytùnis Jru^
Powhatan .
tie
'hep^iack.
partis au
itralis
(3Olt;^
'V^tr^e'i-atk
^OJt^îununA.
orientalis, interj acentiumoj regionum
ipalatcy M.ontes AUft/êri
IpaUtcy montes m duibus eçs
aut'utn et at^entum uti^emiut*.
Chteota
Houftaoua
Anatequa Jivei\fex ai
ædelatio
yi^ufua ittfdA AJaufan.-.
1 '}ÛfC ^^*amp;AOà '^Arts gt;
îtfium e^^erttnt- /l» ■
AeA^t'AnçAtA
À-î
^91
s EC O TAX.
FLO
fijn volck, om de lieden alle daegh te wecck te ft ellen,- welc-ken rijdtgeduerende, hy goede voor-raet maeckt van Caßl-Tie. Wanneer het tjïïaiz verfamelt wordt,foo brengen fy het al in een gemeen huys, daer het dan verdeelt wordt aen een ieder nae fijn qualiteyt. -En faeyen niet meer als fy meenen van noode te hebben voor fes maenden, en dat Ichaersçe-noegh. Want de winter geduerende, retireren fy haer voor drie oft vier maenden in de boflehen, daerfe kleyne huttekens maecken van palm-tacken, en onderhouden haer daer met Maße, en vifch, welck fy vangen, met oefters, harten, kaleoenen, en andere dieren diefe weten te attrapperen. Sy eten al haer koft op kolen en in den roock gekoockt, welck fy in hjer tale noemen Bgucaned. Eten geern het vleefch van crocodilen, het welck voorwaer fchoon en wit is ; en ’t en ware het foo feer nae mufeus roock, wy fouden daer dickwils van gegeten hebben. Sy hebben een gewoonte als fy fieck zijn, datfe, daer wy ons doen bloet laten, haer laten by haer Medicijns foo lange fuygenj tot dat het bloet daer op volgt. Regeering. De Köningen van defe landen voeren groote oorlogen, d’een tegen den anderen , doch en vechten niet dan by fur-prife, en malkanderen te verraiTchen ; flaen al ’t man-volck doodt daerfe by können komen ; enfnijden de hoofden af, om ’t hair te hebben ; welck fy naer huys voeren , om haer triumphc daer mede te houden: fy verfchoonen de vrouwen en kinderen, en onderhouden die, en brengen die by haer op. t’Huys gekomen zijnde van den krijgh, verfamelcn fy al haer fubjeden, en maken drie dagen en drie nachten goede chiere, fingen en danflcn.en de oudtfte vrouwen danflèn mee, houden ’t hair van de vyanden op in haer handen j en feggen al danifende lof tot de Sonne, hem haer viétorie toe-, fchrijvende. Sy en hebben geen kennis van Godt ofte eênige religie, uytgenomen wat iy fien, als de Sonne en Mane. Sy hebben haer Priefters, diefy groot credijt geven -, door dien hetgrootetovenaers enwaer-feggers zijn, enden duyvel weten op te manen. Defc Priefters dienen haer oock voor medicijns en chirurgijns ; dragen altijdts by haer een fack vol kruyden en droguen,om de fiecken te gcnefen,die meeft fieck zijn van de pockeui want fy feer genegen zijn tot vrouwen : en een deel zijn oock Sodomiten : fy trouwen, en elck heeft een wijf, dan de Koning heeft’er twee oft drie,doch de eerfte is alleen voor Koninginne erkent, en haer kinderen fuccedceren alleen. Sy en houden geen buys met de vrouwen nae datfe groot gaenjnoch en willen niet eten het gene de vrouwen hebben aengeroert dewijl fy haer ftonden hebben. De viótualie, diefe mede nemen ten oorloge gaende, is broot, honig en meel van Maiz gcmaeckt, dat by het vier geborften is: dragen oock fomtijts vifch mede inden roock gedrooght : by noot eten fy duyfentderley dingen, felfs kolen en fant in haer pottagie van meel. Als fy ten oorloge gaen, foo treckt de Koning voor, met een knodfe in de een hant, een boogh in de ander bant, met fijn koker vol pijlen.
R ï D A.
en al ’t volck volght hem, welck infgelijeks hebben haer bogen en pijlen : in het vechten maeckenfe groot gefchreeuw; en nemen niet voor, fonder haren raedt daer dickwijls op te vergaderen. Komen alle morgen te famen in een groot gemeen huys, daer de Koning komt, en fet hem neder op een ftoel, hooger als de ftoelen van de andere, daer fy alle te famen , d’een voor d’ander nae, hem komen groeten, beginnende van de outfte : lichten haer handen boven haer hooft, feggendc, ha,he, y a, en de reft antwoort, ha,ha. Dit gedaen zijnde, fet een ieder hem neder op de ftoelen die rondtom ’t huys zijn ,• foo daer wat fwaers tc verhandelen is,foo roept de Koning de lawaa, dat is te feggen, haer Priefters, en dc outfte lieden, en vra ght haer advijs. Daer na gebiet hy,dac men Caßtne fal brouwen, welck is een feeckcren dranek van bladeren eens boomsjwelcken dranek fy feer beet drineken: de Koning drinekt eerft, en dan werdt een ieder op fijn order uyt de felve kop te drineken gegeven : defen dranek heeft fulcken kracht, dat als fy die gedroneken hebben, foo geraken fy heel in een fwcet, welck over zijnde, foo neemt het den honger en dorft wegh voor 24 uren daer nae. Den boom daer defe bladeren aen waflen, en wordt ons niet ey-gentlijck by de Spanjaerden befchreven, alleen feggen fy,dac hy geen vruchten en draeght. Van de bladeren van den boom, wort de CaJJine ofte Cacina gemaeckt op defer wijfe : fy doen de bladeren groen in een groot aerden vat, en houden daer een brandend hout over, cn roeren de bladeren met de handt, foo lang tot datfe alle verwelckeren, en van groen root worden, dan gieten fy daer langhfaem water op, tot dat het vat bynae vol werdtj trecken dan ’t nat af, welck is van couleur als klaret-wijn , en fchuymt als de Checalatei defen dranek drineken de Wilden heel warm, ’t welck de Spanjaerden hebben begonnen nae te doen,en zijn daer leer op verfot: fchrijven dien dranek wonderlijeke kracht toe,om het graveel en de fteen te genefen, gelijck dan ’t felve vele hebben bevondenjwant defen dranek doet ’t water geweldig loofen, ja foo dat fy verhalen van fommige, die nae datfe een goede quantiteyt van defen dranek hadden gedroneken, (gelijck fy dan een feer groote quantiteyt daer van gewoon zijn des morgens en des avonts te drineken) een uur ofte foo daer nae, een heele uure continuelijck hebben water gc-macckt : het ware te wenfehen men defe bladeren hier tc lande konde over-brengen. Als de Koning fterft foo begra-venfe hem feer folemnelijck, en op hetgraffettenfedekop daer hy gewoon was uyt te drineken, maer rondtom het graf ftekenfe menighte van pijlen, en huylen en vaften drie dagen nae den anderen, al de Köningen die fijn vrienden waren doen van gelijeke ; en om te toonen hoe lieffy hem hadden, fnijden fy bynae de helft van haer hair af, foo wel mans als vrouwen. Al de goederen van de Koning werden in fijn huys gedaen, welck ly daer nae in brandt fteken, fix» dat daer niet meer van te fien cn is.
l^ieuive ^enfin.
Vrucht-iaerhejt.
Scomen,
Metï.
Ttmg.
NIEV SPANJEN.
Ifpania Nova , het prihci-paelfte deel van het noor-der-quarder van VVeft-In-diën , begrijpt in Geh vele en groote Provinciën. Voor de verdeelinge defer landen in Audientien, waren Gjne limiten naer het ooften Yucatan , naer het werten California, NovaVizeaia, en andere j naer het zuyden de groote Zuyd-zee 5 en naer
het noorden, de landen die noch weynigh bekent ofte ont-deckt zijn. Nae de verdeelinge zijn de palen van Nova Hi-fpania oock feer verandert ; want onder defe Audiëntie nu oock gerekent word Yucatan, welck niet eygentlijck in Nova, Hifpania is, «n wederom daer tegen uytgefloten ’t gene eertijdts daer toe behoorde, namentlijck Neuva Galicia, ofc Guadalajara.
De natuur van ’t landt befchrijft Acofta aldus : In wey-den heeft Nova Hifpania groot voordeel boven alle andere landen van America ; want men heeft daer ontelbare gcceelten, foo van peerden, koeyen, fchapen, als andere beerten, oock grooten overvloedt van vruchten, en niet minder van zaey-landen en ackeren van allegreynen , foo dat ’et is het vruchtbaerfte, en abondantfte land van gantfeh Weft-Indien. Dan Peru heeft wijnen , en in Nova Hilpa-nia komen de druyven tot geen volkomen rijpte, om wijnen te maken. De oorfake is, dat ’et daer in lulio en Augurto regent, den tijdt dat de druyven rijp behooren te worden, en foo men daer met kracht en veel neerftigheydt eenige wijn wilde maken, foude die feer flapen van quade fmaeck zijn. In gantfeh Nieu-Spanjen verfamelt men het kooren tweemael ’s jaers ; op de drooge bergen zaeyen fy het in April en May, en wordt in November ingehaelt ; op de vochtige landen wort daer de tarwe in Oólober en November gefacyt, en in May verfimelt. In Nieu Spanjen zijn ver-fchcyde talen, onder welcke de voornaemfte en fraeyfte is de Mexicaenfche, die in alle quartieren van fommige luy-
den gefproken wordt, ( gelijck de Slavoenfche door gantfeh Levanten, de Tofcaenfche in Italien, en de Latijnfche door heel Chrirtenrijck ) gantfeh Nieuw Spanjen door ; in alle plaetfen zijn tolcken van defe tale, diefe noemen Naguatlatos.
Daer zijn eenige vreemde boomen, die bynac alleen in Nova Hifpania worden gevonden : de boom van wonderen (feght Acofta) daer de nieuwe Scribenten plegen van tefchrijven, datfe voort-brengtwater, wijn, olie, azijn, honigh, fyroop, gacren, naelden, en veel andere dingen, is de Maguey, in’t Mexicacns genoemt Metl, dien de Indianen van Nova Hifpania hoogh achten, hebben ’er ge-meenlijck eenige by haer wooningen tot behulp van haer leven : fy heeft breede dickachtige bladeren , de fcherpe cynden der felve dienen om iet mede te hechten gelijck met fpelden, ofte om te naeyen als met naelden -, uyt de bladeren trecken fy een hayrigh tuygh,’t welck het gaeren is j den ftruyck noch morw zijnde fnijden fy op, dat ’er een groote holligheyt in blijft, daer de fubftantie des wortels inop-treckt, welck een nat is, dat men drineke gelijck water; vivant verfch zijnde is ’t foet,cn op-gefoden,wordt het gelijck wijn ; foo men het laet verfuuren, verandert het in azijn ; en noch meer by’t vuur gefuyvert, wordt het gelijck honigh ; half opgefoden , is het gelijck fyroop, van goede fmaeck, en gefont ; op fulcke maniéré worden defe en andere verfcheydentheden van ’t felve nat gefoden, het welck in groote menighte voort-komt ; want fy krijgen by wijlen ettelijeke kannen vol des daeghs : het hout is bol en fpon-gicus, dient om’t vuur te onder-houden, gelijck lont. Van defe boom zijn verfcheyden foorten, hier te lang te verhalen. De Tuna is oock een vermaerde boom als een bos bladeren, ofte looten die d’een boven de andere uytkomen, van vreemt fatfoen ,• want daer waft eerft een bladt, uyt het welcke komt een ander, en van dat weder een ander, en
America^
foo voorts tot het cynde toe, en als de bladen boven ofte bezijden beginnen uyt te komen, beginnen debeneden-fte te verdicken, en maken een manier van een ftruyck en tacken, die gantfeh difteligh, rouw, en leelijck worden, waer door fy op fommige plaetfen kaerden heeten. Daer zijn oock wilde Tunalen, defe geven geen vruchten. De goede Tunalen, geven een vrucht in Indien feer geèfti-meert, genaemt Tunas. Daer zijn noch andere Tunalen, die geen vruchten geven, nochtans meer geacht, en met grooter forgvuldigheyt waer-genomen en gehavent; want van defe komt het greyn ofte Cochenille; de Mexicanen CecheniUe^ noemenfe quot;N^cheztli nopalli, ofte nopal ISlocheztli. ; onder in de bladen van defe boom, alffe wel gehavent is, groeyen feeckere wormkens , die daer aen gekleeft, en met een dun vliesken bedeckt zijn, welck de Indianen feer behen-digh weten af te nemen; en dit is datfoovermaerdeCo-chenilla van Indien, daer de Gjne greynen meê geverwt worden. In de vloot van’tjaer 1587 quamen daer 5(^77 aroben Cochenilla, welcke beliepen. 2,857^0 Pezos, ofte Realen van achten. Defe Tunalen warten in getemperde landen, die wat naer het koude trecken. Herrera befchrijft het felve in’t lange als volgt : Het greyn ofte Cochenilla waft in verfcheyde deelen van Nova Hifpania, aen een boom welck fyTuna, en de Mexicanen Nochtli noemen, heeft grove bladeren ; wordt van drie bladeren geplant, in plaetfen daer de noorde-windt de felve niet kan befcha-digen ; de Cochenilla is een levendigh ding, als een ronde worm, van ’r fatfoen als een wcegh-Iuyfe, en als ’t hem aen de boom begeeft, is van form als een vloye, hoewel wat kleynder, en waft van het zaedt van de worm, ende jongskens berften daer uyt, welck zijn als mijten, en vervullen een gantfehen boom, en hcelen tuyn van greynen ; komt van een vliesken van de worm felfs, is wit, en brengt dit zaet voort, welck feer menighvuldigh is, en vervult een hof van hondert planten in een jaer, foo dat men twee ofte driemaels vruchten daer van famelt, wel verftaende van’t gene gecultiveert wordt; en wordt niet verplant in vochtigh noch kout weder : de boomen worden in order gefet als de wijngaerden, oock gehavent en fchoon gehouden ; hoe de boomen verfcher zijn , hoe het greyn beter en meerder is : de boom moet bewaert worden voor verfcheyden ongedierte, en hoenderen, datfehetgreynniet eten : fy houden die ordinaerlijck fchoon met voflen-fteer-ten, om dat fy facht zijn : wordt verfamelt met groote voor-fichtigheyt, dat ’er niet verloren gaet, om die te dooden en tc droogen. De nieuwe waren daer van voort gekomen zijnde, worden de boomen gefnoeyt, de moeders gedoodt met kout water, en uyt-gefpreyt in de fchaduwe, en droogh zijnde in nieuwe potten gedaen, daerfe die twee ofte drie jaren in bewaren ; oock dooden fy die met aflehen daer over geftroyt, en daernae met water befproeyt. Daer zijn noch andere manieren van te dooden, dan geven foo goeden greyn niet. Daer is veel bedroghs in ; want fy verval-fchen de Cochenilla in veelderley manieren. In de Provincie van Tlafcala wordtfe’theelejacr door verfamelt, en is de alderrtjnfte : daer wordt het carmertjn gemaeckt voor de fchilders en voor de vrouwen ; de in-geborene en willen niet feggen, hoe fy dat hart maken : het wordt oock vergadert in Cholula, Guaxozingo, Calpan,Tranguys, Ma-nalas, leegh en hoogh Mefteca, en in de dorpen ontrent Guaxaca, Tekamachalco, doch in Tlafcala valt meer, als in alle de voornoemde plaetfen. Daer zijn vier foorten van f^ter foorten Cochenilla ; de eene hier boven verhaelt, geeft goede ver- wn Coche-wc ; twee zijnder wild, waer van de eene fwartachtigh is, en fonder havenen waft, doch geen van beyde geeft goede verwe, gelijck oock nietdeberghachtige, diefe den naem geven van de Chichimecas ,• doof defe drie, gemengt met de goede , plegen fy de koop-lieden te bedriegen. Dele rruchttn boomen ofte Tunalen brengen een roode vrucht voort, die gegeten wordt, en verweckt de pilfe ; in voegen, dat die het niet weten, meenen datfe bloedt wateren, waer dooc eenige Medicijnen bedrogen zijn geweeft. Daer is bynae geen gedeelte van Wcft-lndien, daer meer en koftelijekee ï nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;herftea
sgt;
^alis part,!.
lt;tua rara.
nii mantibus
•/IleefioacaiL paludes
Savmita.
O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;upu
Ifoó«Ifteamüta
^^kruaynamota
leepitetitLin
lefeijuacan.-^
O CitLipit
Ciu^veac
Composlella
CuHat/il
O IslLJnia^an ^^ixuHa ' Otfp.-'nikà
GuachucKuleS pentes, niulç inceJmtt.ßb du habitant, venatumihus taitium intenti.
Lerra incopnitei,et men: tilms rß^rnmii.
j£s nwntibus maxima anqenti coyia ßtxlüur,
XurUtC qmiunci^
Cuanos
Cbiapoll jmiitncia
Taroici hic
T Canwtlan
Chtehmeeas
OTPoeahiAm ^an
^fAr^enti
CbfeWA-UCVEl
dracnti nitncmc
Q^4rlacc-
'ar-r
^Xtiapil
^Cevntim Q
•^eatactiim
^'^t-.raPa.
Tanauq/tla tefjtPak.
•^'^catique.
Cutxùîan.
Gii^aJalajara
0 lêpetft/aa
MARE
livaifMin
Cuaivchan
^ppiUhJUVA
Xtqntlpn
Ca.ca.tec^s yens barham, areu ctjàqitis cmteiUa. quihus Venatum indulqet
Tecaxquines qui ^fiMtione tantum ctjnK t)Jnu twtit-.
^rhidus ms vxatur, uemp.Sep a^ondit,
eins nawnm
lt;^ armenta
Q 'Tûtiitan
Çuaseate
xitma
nra
IbJtin
.^Jtzan 9 A nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cusk'ati^
r/p A- .. nbsp;nbsp;-
*^vvaehuatit I
da t minorÛ.
lt;5^
Guanimaeo
O
Seram' .£amp;.Outaya
uererarû
ïiCk ^^Xzn/fA
CrtunJ-
hrnnnmiar^ ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' .Vael„jlS- ° -yquot;
ir-munuli i^„,d,rdV-a.u,^ .
X.ieema ° nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“^ ’a
t:i!b‘'P' '^i etaie Tg .-ixtdre nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;....... .
ô Vzr^ ^.,-;?r'quot;‘ddi ° T-
Cuy^ ...... '^eaJ-àl ipratte , .O fi,
’-nnbn
Crt«*“*
^tpabiAid^
^^taeonn
° Emeiyiuiro
■Imocatin
'ilapalia Jplptiunim w
^dquanJcw
5b.‘quot;'’=4.
O .0
’Ry.
Mexuacan I iî
^i^fcorui
^VJ^yirtcuaco
Jëxcaltitlan
T^aeeakepec^
meJcho
Têute
O V 1 1 ° Guâ/V”
„0.
^dlÂheifMv
$0'
Caputaleululcd
~ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.^’•quot; JU i
«à
Jania
tea
I/tia
Sitlaltoinaau
^uyacujyula
JK”
anjeiiti
: ,.44'X/
4®*'“ *
O-p^aihi quot;rîat^uytJa i
‘^oÛ'*oZo‘^‘lA ßäiylutepee aTmùya 'sriaiutlan 0 orqflahu^es °^d'^‘ße,tl\ac -r^
'Ctyluca
( irca .Mexico
•I \iqtucjniiit
I’ VetciLipti
e OeeiJaiepec
1 Jî, mmpA
C-d/
iyotecos ■
Xü T A K V-M
t :^falpifcgt;ite0 ƒ i^ucpt'ttlan
h Chicffitatdta i ’Jhceltc^lâti.
'rap.ileap.vL
m ^ihxiealctn^iü n CttH.jt’acA
*^iehquiqiie
73riÀgt;Æto
Cacafomy-
-bt-,,/ ° TcçeaM
Z Z’ .a«, ,J51
, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^onayûea.n
Ometevee nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O
Kl :a^btcî^^ ßs'0, rSicditdc
oCdaKpec ^im^a y'^r'’quot;‘’ I
°'^cjjac '^‘^nlc'uß llaeote^ae ^^“l'''Pca
G^s-^aU nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O
,Ut.nia nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;... y ...
O 'licdlinyd °
'Æ/î
'Pons
p Chalcffntenpi^ • Cii*ca ColtJU/i’“^ j CaquiinabJa/t
Circa Puin ficaiioiiciu
J, ^'IpuacapaJi.
N ï E U W S Gummtn. hci'ftcn cn gummen vallen als in dele quanieren. De mc-Seeßen, nightc van het groote vee, als ftieren en koeyen, is oock licht hier by at te nemen,dat in den jare i y 87 over de 64000 huydcn in de vlote van Nova Hifpania wierden getcheept. Vogelen. Voorts heeft men daer menighre vogelen van excellente veeren, welcker fijnigheyt in Europa niet gevonden wordt. In’t kort, Nova Hifpania is een van de befte Provinciën van de Nieuwe werelt, en de beqiiaemfte om te bewoonen, om de goede getempertheyt des luchts, overvloedt van tarwe , Maiz, vee, en andere dingen die tot des mentchen leven noodigh zijn, uyt-genomen olie en wijn : en hoewel daer in vele plaecfen goudt gevonden wordt, foo is ’er nochtans ’t filver meeft. Deelinge. De Provinciën van NovaHifpania, gelijck als het een Audiëntie is, worden by de Spanjaerden verdeelt in het Aertz-bifdom van Mexico, de Bisdommen Mechoacan, los Angeles ofte Tlafcala, Guaxaca, Chiapa, en de Gouvernementen van Panuco,en Yucatan, met de provincie Tabafco. À^exico. De Provincie van Mexico, wclck het Aertz-bifdom van de felve ftadt begrijpt, befluyt in zijn diocefe alle de plaetfèn van het lac, welck de Spanjaerden noemen ULaguna, en fcheydt van het Bifdom Tlafcala, op^aende door de provincie van Chalco, gelegen feven Icguen van Tlafcala, en negen van Mexico. en ftrcckt tot aen de Picovan de Sierra Nevada (’t fnceuw geberghte) die fy noemen el Volcan. Soa dat het leght tuflehen los Angeles ofte Tlafcala, en Mechoacan. De Volcan is een bergh bewaflen met cypreflen, cederen, pijn-boomen, en een foorte van eycken, feer hoo-ge boomen , en fchoon van hout. Dekooß- De hooft-ftadt van gantfeh Nova Hifpania is Mexico, fiadt Me- welcke eertijdts by de Indianen wierdt genaemt Tenoxtit-lan ofte Tenuchtitlan, andere veranderen ’t in Themiftha-tan i defe ftadt is gantfeh omcingelt van foet water, hoewel een weynigh drabbigh, foo dat de inwoonders daer van niet en drineken, maer brengen ’t water in de ftadt van een mijle verre door fekere riolen, oock in canoas en fchuytjens. Doordienfe in een lacleght, heeftfc'maerdrieinkomften overcalfyen; deeenevanhetweften, een half legue lang, de tweede van het noorden van een legue j naer het ooften is geen callye , dan alleen kanoen om daer aen te komen ; naer ’t zuyden is de derde calfye twee Icguen lang, daer langs ^eneen Cortez en zijn volckin de ftadtquamen. En hoewel de La-guna een fchijnt, zijn nochtans twee, en feer verfcheyden j want de een is van fout oft brack water, bitter, quaedt, en daer niet groey t, noch geen vifch in is ; de ander is foet water, met kleyne vifch. Het fout lac waft en mindert nac de windt die ’er waeyt : hetfoete leght hooger ;foo dat zijn water valt in het foute door fes ofte feven openingen die in de calfye zijn, daer bruggen over leggen van hout, feerfterek en breedt. Het fout lac is op eenige plaetfen vijf Icguen breedt, en 8 oft 10lang, hetloeteimmersfoogroot: hebben op den oever meer dan 50 dorpen j ontrent den oever JTfr Zïfl/. vvordt oock veel fout gemaeckt. De Koninglijeke Audiëntie en de Vice-Roy heeft in defe ftadt zijn woon-plaetfe, als mede de andere Officiers van de Koning : en de ftoel van de ^ertz- Aertz-biflehop is hier, welck onder fich heeft voor Suffra-btsdom. ganen, de Bisdommen van Tlafcala, Guaxaca, Mechoacan, Neuva Galicia, Chiapa, Yucatan, Guatemala, Verapaz, Klcoßirs. en de Philippinas. In de ftadt zijn diverfche kloofters van Dominicanen, Francifcanen, Auguftinen, de compagnie van Jefus, Carmeliten, la Mercede, Barvoetfe, óéc. en tien Vniver- van Nonnen : een Univerfiteyt, daer alle feientien geleert worden ; en andere Collégien en Hofpitalen. Llaetßn Wy hebben aen-geroert de menightc plaetfen ontrent entrent Mexico, füllen eenige van de principaelfte befchrijven, on-uyt-munt Chulula, een groote vlecke in voortijden, en devoornaemftc heerfchappye van Nova Hiipa-nia nae de Republijeke van Tlafcala, en de vermaertfte van wegen hare fuperftitien en af-goderyen onder alle andere van dit geweft. Was feer volck-rijck, en gebouwtopeen fchoon pleyn, met veel fchoone torens op de kcrcken.welck men feght foo veel geweeft te zijn als dagen in’tjaeti foo dat ’er, nac ’t feggen van vele, wel fes duvfent kinderen van beyde fexen jaerlijeks gedoodt, en den af-goden opgeoffert wierden : wierdt gegouverneert door een Kapiteyn by de Republique gekoren, met den Raedt en advijs van fes Édelen en by-ftandt vanfiaerPriefters; door dien fy niets voor namen, dan daerfehacrecrftreligieufcr wijle over beraden |
P A N J E N. hadden ; waer door by die natiën defe ftadt genaemt wierdt het heylighdom van alle haer af-goden. Daer valt in ’t fclve geweft feer veel Cochinilla, en de landen zijn feer vrucht-baer tot alle gezaey, cn onderhouden van vee. Tezcuco was mede eertijdts een groote plactfc, gelegen Tezcncs. op een pleyn, aen de kant van ’t fout lac van Mexico , heeft niet te min ’t foet water in alle plaetfen, geleydt door diver-fche riolen van ’t geberghte. Quitlavaca is, gelijck Venetien, gantfeh in ’t water, lbo Qjßtla-dat deSpanjaerden het noemden Venezuela; cengefondc plaetfe, cn daer goede vifl'cherye valt, men komt daer aen over een caflyc twintigh voeten breedt, en een half legue lang. Yztacpalapaishalfgebouwt in het fout lac, en half op Tztaepet^ ’’t vafte landt ; daer waren verfcheyden vijvers met vifch, cn btpa, een fonteyne op denwegh naer Mexico van goedt water, om-cingelt van feer hooge boomen. Leght twee leguen van Mexico, en fes van Tezcuco : men treckt naer de ftadt van Mexico langs een calfye, daer acht te peerde neffens den anderen können rijden; en foo recht, dat men de pootte van Mexico fonde können fien, ’ten ware een kromte die ’t van den beginne heeft. Aen de zijden van defe plaetfe was Mexicaltzingo, in’t water; Cuyocan op’t vafte landt gelegen, feer vruchtbaer, gefont enaengenaem. Defe drie plact-fen hadden, in tijden datfe noch heydens waren, veeltcm-plen en hooge torens, die van verre bloncken oft filver laadde geweeft, hedensdaeghs zijnle tot kloofters geappropri-eert. Daer was groote handel in ’t fout, hoewel niet feer wit noch goedt om te eten, dan wel om vleefch te fouten. Guatitlan leght vier leguen van Mexico, Tenyauca twee, Guatitlait. Efeapuzaïeo een ; Tacuba dicht by Mexico. Suchimilco is in ’tfoete lac vier leguen van Mexico, twee van Cuyocan. Te Queretaro in de Provincie van Xilotepec, is een fon- Q^retam. teyn van foo hceten water, datfe verfchroeyt ’t gene daer by komt, eerft uytvloeyende ; maer verkoelt zijnde, maeckt fy het vee vet, door dienfe gefont is. In defe Provincie zijn vele filver-mijnen, en medicinale kruyden, en alle vruchten van Spanjen walTen ’er. Het Aertz-bifdom van Mexico heeft zijn havenen aen de Zuyd-zee en de Noord-zee : aen de Zuyd-zee Acapulco, op de hooghte van feventien graden benoorden de linie ; fes Icguen van Rio de los Yopes, daer het Aertz-bifdom paelc aen het Bifdom Tlafcala. De haven van Acapulco is in het in-komen ontrent een mijle wijt, van binnen heeftfe twee geulen, de eene naer het noorden,daer de fchepen können anekeren ; de andere naer het ooften, daerfe befchut leggen voor alle winden, foo datfe een van de grootfte, en fchoonfte havenen is van de Nieuwe werelt, en over fulcks feer bevaren wordt by die van ‘vaHiJßania. Van hier is grooten handel op de Philippinen en China. De fchepen varen gemcenlijck van Acapulco derwaerts in Martio ; en vcrtrecken weder van China in lunio. Panuco was eerft een Gouvernement op fich felven, dan Tanuch is nu ingelijft in de audiëntie van Mexico, ’t Landt naer Nova Hifpania is het befte ; overvloedigh van lijftocht, en men vindt daer cenjgh goudt : maer naer Florida, is’t feer arm cn flccht. De Spanjaerden hebben nu in dit Gouvernement drie woon-plaetfcn, Panuco, by de Spanjaerden genoemt Villa de Santiftevan del Puerto, gebouwt ontrent Santiße^ Chila en daer de riviere van Panuco in zee loopt, van Don Hernando Cortez, nae dat hy die van Panuco en Chila hadde t’ondcr-gebracht , en haer woon-plaetfon geheel verwoeft. De tweede is Santjago de los Valles, gelegen binnen’s Santjagode landts, vijf-en-twintigh leguen van Panuco. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Valles. De derde is S. Luis de Tampice, acht leguen van Panu- S. Luis de CO, aen de kuft van de Golfo van Mexico. Opdekuftvan Tampiee. dit Gouvernement zijn veel rivieren, en diverfche aen-kom-ften tot Rio de las Palmas toe, doch niet feer bekent, als alleen die van Panuco, cn zijn haven, welcke oock niet feer goctis. , DeProvincieTlafoalawaseertijdts groot, de ftadtgcle- Tlafcala. gen aen een ftercke plaetfe, in een gebroken geberghte van groote hooge klippen en rotfen, daer Tlaxcala de nacm van hadde gt;nbsp;tot datfe wierdt verandert in Tlafcallan, welck is tc feggen in haer tale, plaetfe van broodt ; door dien de landen vruchtbaer zijn van Maiz en andere lijf-tochc ; ly woonden |
P A N J E N. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;II
op een nieuwe Vice-Roy, wefende waerd geé'ftimeert fes millioenen : en hoewel hy de felve had können buyten houden, (in welckcn geval die vloot had moeten verloren gaen,) liet hy die nochtans inkomen op beloften , dat hy alles fou-de hebben dat hy begeerde; dan wierd hem qualijck gehouden, foo dat hy daer veel volcks verloor, en alle fijn fchepen op twee nac, met welcke hy ontquam, doch foo reddeloos en met foo weynigh vidualie, dat hy, nae veertien dagen in de uyterfte miferie gefwerft te hebben in zee, genootfaeckc was ’t landt aen te doen, en in ’t innerfte van de Golfo van Mexico tien man van fijn volck aen landt te fetten, van welcke eenige,nae veel tegenfpoet, van de Wilden wierden doot-geflagcn ; andere naeckt uytgefchut, vielen in handen van de Spanjaerden van Panuco,en wierden voorts naer Mexico gebracht, daerfe,weynigh uytgenomen, allengskens omqua-men. Sedert hebben de Spanjaerden een fterek fort op defe haven geleyt, door dien het de befte is, diefe hier hebben. Sy heeft drie canalen om in te komen,van welcke de noord-lijckfte de befte is, gaende by’t vafte landt in ; aenbeydc zijden van de canalen is ’t vol kleyne klippen.
Het Bifdom van Guaxaca wordt foo genoemt nae de Cu/oiMa, principaelfte Provincie daer het in leydt ; en Antiquera, nae de hooft-ftadt van ’t felve Bifdom : fy is gelegen tuf-fchen ’t Bifdom de los Angeles, en de Bifdommen van de Audiëntie van Guatemala. In dit Bifdom zijn veel fchoone Provinciën, waer van de eerfte en voornaemfte is Guaxaca, een valleye daer de eerfte conquefteur van Nova Hifpania, Don Hernando Cortes den naem van kreegh el Marquis del Valle. Defe valleye begint van de bergh Cocola , op de limiten van Guaxolotitlan ; is feftien leguen lang , met feer veel dorpen en woon-plaetfen : en hoewel ’t een landt is daer weynigc rivieren oft fonteynen zijn , foo is ’t nochtans feer vruchtbaer, en daer is geen gebreck van water ; de in-woonders van defe valleye fpreken de tale van de Zapote-cas. Daer vallen feer veel mineralen, daerfe gout en filver uyt fineeren, criftal, koper-root; en veel gefteentenvan verfcheyde coleuren, tegen graveel en bloeden, oock bezar-fteen, naturel en perfeckt, veel zijde, tarwe, en Maiz, oock Cochenilla en Cannafiftola. Alle vruchten, faden, en andere kruyden van Spanjen willen daer wel voort-komen : en het vee van allerley foorten tiert daer feer wel. In ’t gantfehe Bifdom van Guaxaca en is niet een riviere, oft daer valt gout in; en de Indianen fouden geen ding gebreck hebben, foo fy maer wilden wereken, door dien haer niets gebreeckt van eetbare waren, en om te kleeden. Sy hebben het Cacao, welck is een vrucht als amandelen, die daer voor geit dient, fy maken daer oock wijn af; gebraden zijnde, zijn feer goed om eten, en geven goet voedfel, amp;c. Het zijn gefonde en friflehe landen : de zijde wiert daer eerft. gewonnen, door de induftrie van de Spanjaerden, van demoerbefyc-boomen van ’t landt , daer de Indianen waren gewoon papier te maken van de tweede baft : maer nu hebben de Spanjaerden daer foo veel moerbefye-boomen geplant, dat daer on-tallijcke zijde wort gewonnen. Dit Bifdom begrijpt in fich wel 550 vlecken van Indianen, en in dc felve ( nefrens 500 Eftancias ofte land-huyfen} meer dan twee hondert en vijftigh duyfent Indianen die tribuyt betalen : heeft hondert en twintigh kloofters van Dominicanen,en noch meer fcho-len van Priefters. In defe Provincie worden dertien verfcheyde talen gefproken, doch de generale is die van Mexico. Neffens Guaxaca zijnder noch onder dit Bifdom vele andere landen , cn infonderheyt de rijeke Provincie van Mi fteca, T utatepec, amp;c.
De Provincie van Mifteca wordt gedeelt in Mifteca Alta, Trwtncie en Mifteca Baxa : Mifteca Alta is tuflehen Mexico en didtflrca. Guaxaca, veertigh leguen van Antequeranaerhetweften. Mifteca Baxa leyt meer naer de Zuyd-zee. In defe Provinciën hebben meeft alle de rivieren en beeken gout; de Indianen trecken met vrouw en kinderen naer een beeke die haer naeft gelegen is, met proviant voor tien oft twaelf dagen, en vergaderen met gemack foo veel gouts als fy können, welck fy in pulver in fekere fchaften van hoenderen bewaren, en trecken daer mede op de marekten daer men ftoffen en vivres verkoopt , mangelen aldaer tegen het gout wat fy van noode hebben, en keeren naer hare wooningen, en vallen niet eer weder aen ’t wereken, voor dat haer proviant op is ; fy willen niet faeyen, ofte iets ter handen trecken, dan eten, drineken, en flapen : verfamelen insgelijeks het
K nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gout
N I E V S
den meeft op ftercke en hooge plaetfen j daernac, ’t lande bevredight zijnde, bouwden de Spanjaerden wooningen op het vlacke , op de kant van de riviere Zahuatl, welck is re feggen fchurft water , door dien’t de kinderen , die daer in gewafl'en worden,crawagic verweckt; hier hebben de Spaen-fehe fehoone huyfen en andere gebouwen gcft'icht. De wooningen van de Indianen waren gelegen in verieheyde quartieren, een fteen-worp van den anderen, en veel huyfen by den anderen met enge ftraetjens , met veel kromten, de h uvfen van aerde gemaeckt, oft van hout, eenige oock van fteen; meefl; laegh, met groote falen van vreemt fatfoen.dan nu timmeren d’Indianen oock nae de Spaenfehe wijfe.
Het Bifdom vanTlalcala, ofte de los Angeles, gelijck men ’t anders noemt, is gelegen tuflehen het Aertz-bifdom van Mexico, en het Bifdom van Guaxaca, begrijpt de Provinciën Tepeaca,en Zempoala, welck lant tamelijck vrucht-baer is, meefl: vlack, met goede weyden, en jaght van aller-Tuebla ley ^iit. Ju Bifdom Tlalcala leydt Puebla de los Angeles, vijftien hondert huys-gefinnen, verdeelt in vier quartie-
* ren, die de Spanjaerden noemen Barrios, gebouwt in ’t jaer 1531 by den Prefident Don Sebaftiaen Ramirez,op de weg van Vera Cruz naer Mexico. Vijf leguen van daer is d’oude ftadt Tlafcala, welcke een vrye ftadt, en meeft by Indianen llafialtt. bewoont is : hier was de Cathédrale kereke van dit Bifdom tot in den jare i f j o, als die geleyt is in de ftadt de los Angeles ; alwaer oock zijn diverfchc kloofters van Dominicanen,Francifcanen en Auguftijner-Munnicken;een vanNon-nen; en een collegie van meer als vijf hondert kinders van Indianen, om die te leeren ; met een rente van tien duyfent Pezos, gefticht by de Prefident Ramirez voornoemt. Don Sebaftiacn dede groote neerftigheyt, datde Cochcnillain defe quartieren mochte gecultiveert worden -, waer door, als mede door dien defe Provincie vry leeft van tributen, en dat ter een vrye marekt is,’t volck derwaerts komt van verfchey-de Provinciën, met wolle, fchapen, verekens en hoenderen te koop, gevogelte van alle foorten, hafen en konijnen ,• en daer wordt grooten rijekdom ingebrocht, naedemacl daer veel filver-frneden, en gout-fmeden,en veel koopmanfehap-pen zijn -, oock menighte van Spaenfehe wijnen.
SeiitfA In de-Provincie Tepeacais de ftadt Segura de laFronte-Iron- j gebouwt in een goede gelegenheyt, met fecr bcquame huylen : onder de jurifdiótie van defe plaetfe zijn Temachal-co, T ecalco, Chacutlac, en Arazingo.
Door de abondantie yan boflehen en bergen, zijn daer veelerley foorten van wilde boomenjde vrucht-boomen fijn kerflen, waer van de fteel foo kort is, datfe vaft aen de tack ftaen,en Tuna : de vruchten van Spanjen wafl'en hier wel.
Vera Cru7.gt; De ftadt Vera Cruz,die oock anders genoemt wiert Villa Rica, is van Mexico tfeftigh leguen, en een vierendeel van een legue van de zee ; daer woönen meer dan twee hondert huys-gefinnen Spanjaerden ; daer is des Konings kaflc, en een huys van contraófatie ; daer woont meeft zee-varend volck, en die haer geneeren met goederen t’icheep en aen landt te brengen : door dien dat hier alle de vloten plegen te ontladen, en waren vier oft vijf maenden daer mede be-figh, overmits defe ftadt vijf leguen gelegen is van de haven S. luan de Vlua ( daer wy elders van fpreken,- ) nu worden dc vloten meeft geloft in een plaetfe genaemtBuytron, die macr tachtentigh paffen is van de voorfz haven, welck foo
genoemt wort nac een herberge die daer was, dan begint nu een fraeye plaetfe te worden.
S. Iuan dt De haven van S. luan de Vlua is een feer kleyn cn laegh VIm. eylandt, niet verre van het vaftelandt; hetbreedftedaer af is niet over een boogh-fcheut ; daer was wel eer maer een huys , en een kleyn kapelleken om Mille in te feg-feggen. De zijde naer ’t landt is op-gemaeckt met harde fteen, en vier vadem diep recht op , waer door de fchepen foo nae aen ’t landt leggen, dat men daer uyt op landt kan treden. De Koning houd daer vijftigh foldaten, met haer kapiteyn, om de forten te bewaren , en ontrent hondert en vijftigh Swarten, die al ’t jaer befigh zijn met fteen te dragen voor de timmeragien en ander gebruyck. Meefter lohn Hawkins was daer in’tjaer iy68 den 16 September, en vondt daer twaelf geladen fchepen , die waerdigh wierden gehouden twee hondert duyfent ponden fteerlings in gout en filver : hy verfocht alleen proviant voor fijn fchepen, en dat voor andere waren : den feventienden quamen daer dertien fchepen van de vlote, welck van Spanjen quam, en daer ^merica^
-ocr page 296-
gout datfe voor tribuyt moeten geven, fonder dat menfe elders kan toe bewegen, feggende dat hare kinderen mogen doen als fy gedaen hebben. Trez’iuct! Dc Provincie Zapotecas is berghachtigh en klippigh, 2i,tpvtecas. (^Q groot als die van Mifteca ; daer waft bynae al ’t gene ^ntequfra. S. Jlffonfô, in de andere landen voortkomt. De Zapotecas gingen eer-tijdts meeft met vellen ömgort, nu kleeden fy haer, korten haer hayr, en dragen mede hoeden. Onder de Provincie van Tecoantepec, (welck is te feggen,bcrgh van de tygeren) forteerden oock de Mixes : hier wordt Liquidambar gebonden. Inde Provincie Guazacualco en Yluta, als mede in Cu-•ztxatla had het volck veel loodfche ceremoniën, befneden .laer, feggende datfe fulcks voor een oudt gebruyck hadden^ desgelijeks men niet in andere quartieren van Weft-Indien heeft gevonden. De eerfte en voornaemfte ftadt van Guaxaca is Anteque-ra , tachtentigh Icguen van Mexico, op de Koninglijeke w'cgh van Chiapa en Guatemala , in de luftige valleye van Guaxaca. Defe ftadt heeft een fchoone Cathédrale kereke, welckcrs pylaren al van marmer zijn, uyt een ftuck gehouwen , feer groot en dick. De Indianen betalen haer tribuyt in mantels van cottoen, en in Cochenilla, welck in menighte groeyt in dit gantfehe quartier. De tweede ftadt is S. Ilifonfo de los Zapotecas, twintigh leguen van Antequera : men handelt daer met gout, cottoen en Maiz -, en daer zijn meer dan dertigh duyfent Indianen die onder tribuyt fitten. Defe ftadt leydt op ’t gebergte, in de Provincie van de Mixes, welck is een volck van goede ftatuurc, met lange baerden , dat feldiàem is in die landen, wreedt, ftrijdbacr, en feer genegen tot menfchen-vleefch te eten ; gingen eertijdes naeckt, alleen een harten-vel, welck feer wit is, om de heupen gegort, en wel bereydt met men-fchen herffenen. Men heeft dit volck moeten t’onder-bren-gen met de honden, door dien men daer te paerde niet by magh. S. Jago De derde ftadt is S. lago de Nexapa, gelegen in de valleye deNexapa. ygn Nexapa, zo leguen van Antiquera, op de wegh naer Chiapa en Guatemale. Efpiritu S»nto. B.Afechoa-caft. De vierde ftadt is la Villa del Efpiritu Santo, in de Provincie van Guazacoalco, aen de Noord-zee, op de limiten van Tabafco, negentighlcgucnvan Antequera; gebouwt in’t jaer i5;zz. Het Bifdom Mechoacan is tuffehen het Aertz-bifdom Mexico, cn Neuva Galicia ; heeft in de breedte, langs de kuft van de Zuyd-zee, by de tachtentigh leguen, en feftigh landwacrtin : naer de noordelijeke quartieren, alwacrhet hem verre uyt-ftreckt onder de Chichimeco, is ’t onbe-kent. Mechoacan is in Mexicaenfche tale te feggen een landt daer veel vifch valt. In het Rijck van Mechoacan fprecckt men vier vcffcheydén talen, de Chichimeca, Oco-mifchc, Mexicaenfche, en die gemeen is in geheel Nova Hifpania, die men noemt Tatafca, wélck is de eygcn tale * en de gemeenfte in datlandc, feet net en kort j deSpan-jaerden hebben defen naem gegeven aen de tale, dóór dien de Indianen, als fy daer ceift in het landt quamen, hare dochters acn hun gaven, en haer Tarafcue noemden, welck is foo veel by haer te fcggcn, als fchoon-fone, en daer van heeft het volck de naem behouden van Tarafcos, en de tale Tarafca. De getempertheyt van dit landt is fcer verfchey-den nac de geweften, het eene meer kout, het andere meer getempert, en eenige oock heet, doch alle feer gefont, en van een goede lucht ; foo dat daer grooten toe-loop is van alle quartieren, om van verfchcyde fieckten genefen te worden : daer zijn groote menighte van mcyren, rivieren, en fonteynen van foet, klaer, en gefont water, daer het vee feer vet van wordt oock eenige baden van water, welck d’een meer, de ander min heet zijn : doordefegoedegeftalte-nis des luchts is dit landt uytermaten vruchtbaer, met feer groote vlackc velden tot weyden, voor vee van allerley foor-ten ; en bergen die feer dicht bewafl'cn zijn met hoogh geboomte j hier waft infonderheyt de vermaerde purgerende wortel, die men gemeenlijck, nae de naem van defe Provincie , noemt Mechoacan, dan de Wilde van dit geweft noemen die Tachuache, de Mexicanen Tlatlanla quacuit lapilli, en eenige andere natiën Pufqua. Het landt is overvloe-digh van allerley nootdrufr, en infonderheyt van tarwe, garfte, en andere granen en faden van Spanjen s infulc- |
A N J Ê N. ker voegcrï, dat het gebeurt is, dat een Spanjaert van vier hanegas die hy daer gcfaeyt hadde, weder gefamelt beeft fes hondert. Daer en gebreeckt niet een fruyt-boom van Spanjen, geenfoortevan hof-kruyden , endedruyven zijn daer feer treffelijck : de Spanjaerden hebben daer oock moerbefye-boomen gebracht cn geplant, waer door daer feer goede zijde valt , en menighte van Annil om daer mede te verw’en. Nacr het quartier van de Chichimecas toe, waft oock Cochenilla. Daer is menighte van groot en kleyn vee , goede paerden, veel geyten en verekens van Spanjen, ontallijcke hoenderen, en ring-duyven, oock leeuwen, wolven, en tygeren : men heeft ’er veel halen, ko-nijnen , patrijfen, faylantcn, tortel-duyven, cn ander gevogelte. Het volck gaet nu al geklccdt in kottocn en wol-le-lakencn vanSpanjen, en op’tSpacnich : inveeldeclcn fpreecken de mans en vrouwen de Spacnfche tacl, hebben oock vele konften en ambachten geleert. Dit Rijck van Mcchoacan is nutotcenBifdomgemacckt,- daer zijn wel hondert en dertigh vlecken , waer van vicr-en-negen-tigh hare fcholen hebben, cn vijftigh Parochiën met haer Priefters en klerckcn , oock wel foo veel kloofters van Francilcaner en Anguftijner-Monicken ; en geen hooft-plaetfe, ofte daer is een hofpitael, om de Indianen te cu-reeren. In dit landt zijn oock verfcheyde mijnen. De befte pluym-bceldckens worden gcmaeckt in de Provincie van Mechoacan, in de vlecke van Pafcaro. Dit Bifdom begrijpt voorder in fich de Provinciën van Zacatula, Colima, Chil— chota. Onder de Chichimecas worden begrepen vele natiën die verfcheyden zijn van tale , als de Panues, Capuzes, Samues, Zancas, Majolias, Guamares, Guachichiles cn andere, doch bynae van eenderley manieren. Al’tgenede Spanjaerden hebben gevonden van defe landen, is van fetr vruchtbare grondt, cn goede getempertheyt. De ftadt Mechoacan oft Pafcuaro, is feven-en-dertigh leguen van Mexi- Füfin/iro. co. In Guayangarco, welck de Spanjaerden noemen Valla- VaUadolid. dolid, is de Cathédrale kereke van ’t Bifdom, met twee kloofters van Minne-broeders en Auguftijner-Monicken, leyt feven leguen van Mechoacan, en vijf-en-twintigh van Guadalajara, De ftadt S. Miguel leydt vijf-en-dertigh leguen van Pas- S. Migud. cuaro, en veertigh van Mexico, op de wegh van Zacatecas j : is wel bewoont, en voorfien van veel bouw-huylcn voor heeften. De ftadt S. Felipe leght dertigh leguen van de ftadt Me- S. Felipe. choacan, in een onvruchtbaer en kout landt. De ftadt Concecion de Salaja leyt acht leguen van San Concecion. Miguel, en 5^ijf-en-dertigh van Mexico, en leventien van Valladolid, wierdtgebouwtin’tjaer 1570, omdeweghte bevrijden voor de Chichimecas. De ftadt Leon leydt tfeftigh leguen van Mexico, en vier- Leon, en-twintigh van Valladolid ; in welckers limiten grootc aders ofte veeten zijn van metacl, en infonderheydtvan filver. Voorts zijn de fteden Zamora, Villa de Lagos,Guanaxua-to, Talpujagua, en andere j en racer dan dertigh Eftaucias en eenige fuyeker Ingenios. Hoewel Yucatan ftaet onder Nova Hifpania , füllen het YncMa». nochtans nevens de kaerte van d’eylanden befchrijven, al-foo ’t in de felve vervat is. De Provincie Tabafeo ftaet onder Yucatan, is vlack land, Tahaß«, vol moeraftchen en lacken, daer veel vifch wort gevangen, alsManatis, Tortugas en Yguanas. ’t Landt is lacgh en meeft bolTchagie, vol brafilic, cedren, en andere boomen. In de bolTchen is groote menighte van de vruchten van hec landt, als Mameyes, Zapotes, Aguacates, Guajabos, en andere wcl-rieckende en fmakelijcke vruchten. Door de voch-tigheyt en hitte is’t feer vruchtbaer en bequaem voor weyden van groot vee,- tot Maiz en Cacao, welck is de groot-fte rijekdom van’t landt; hier in betalen fy haren tribuyt, en geven jaerlijeks twee duyfent Xiquipiles van Cacao ; elcke Xiquipil is acht duyfent amandelen j daer is groote menighte van wijngaerden, vijge-boomen, lymen , limoenen, en orangie-appclen. Daer waft veel Maiz, en wordt drie ofte vier reylen des jaers vermeit, oock waft het rijs daer wel, enhirs, en allerhande hof-kruyden van Spanjen. Daer zijn veel tygeren, leeuwen , deynen, wilde fwijnen, hoewel kleyn ; konijnen, armadillen, meerkatten, harten j Tepeyzquintes, Yguanas, en ander ongedierte : fayfanten, pauwen |
pauwen en papcgayen van veclerley foorten , quâckelcn, en allerhande groot en kleyn gevogelte van verfchevde koleu-ren^ veel hoenderen van Caftilien, ring-duyven en toitel-duyven» Men verfamelt daer geen cottoen , hoewel ’t daer oock waft, brengen ’t van Yucatan, als mede andere ftoft'en om in te kleeden, door dien ’t volck de cottoen niet kan he-neficeeren, bcfigh zijnde met koeyen en verckens te voeden , en nae het Cacao tc ften j want noch op de boomen ftaende, komen de apen en ecck-hoorntjens, en ander gedierte het felve eten eer ’t rijp is. De Mofquitos zijn in dit landt foo overvloedigh en moeyelijek, dat men niet kan fla-pen fonder pavillon. In defe Provincie is alleen een woon-plaetfe van Spanjaerden, welck is Tabafco, anders oock ge-naemt U Villa de Hueilra Senora de la Vittoria, om de vióto-rie welck Cortes hier hadde tegen de Indianen, toen hy de eerfte reyfe dede naer Nova Hifpania. Defe plactfe leyt 70 leguen van Ciudad Real de Chiapa; men vaert naer Chiapa de riviere Gryalva op, 40 leguen, en de refteerende 50 reyft men over hart gebergte, daer veel rivieren zijn, en kout landt. NOva Galicia (welck oock genoemt wort Guadalajara, nae de hooft-ftadt, en Xalifco nae cen voorneme Provincie onder de felve refotterende, ) is een Audiëntie op fich felfs ; fcheyd van Nova Hifpania, ontrent de haven Navidad, en het lack Chiapalaj naer het noorden, en ten deel naer’tweften, is’tnietvolkomentlijckontdeckt, de refte naer’t weften is zee. Het is bewoont aen de eene kant, waer in begrepen is het gedeelte in de Provinciën van Guadalajara, Xalifco, los Xacatccas, Chiametia, Culuacan, Neuva Bizcaja, en Cynaloa ,- en de nieuwe ontdeckingen van Neuvo Mexico, Cibola en Quibira. Van Puerto de Navidad af tot Culuacan toe,langs de kuft van de Zuyd-zee, is 300 leguen. De principaelfte Provincie van ’t Rijck van Nova Galicia,is Guadalajara,aiwaer de lucht feer getempert is,de gront vruchtbacr van tarwe, Maiz, en andere faden van Caftilien : fijn Lieutenant Lope de Mendoça, met ordre, dat hy cen tocht fonde doen landwaert in, naer Uxitipa, om ’t landt te entdecken, en volck te planten, foo hy bequacmheyt van plaetfe en andere nootfakelijckhcden daer toe fonde vinden. Lope nae eenigh onderfocck populeerde, in de valleyen van Uxitipa, eenftadt, welckehy noemde San Luys, te land-S. Zw/n daer zijn veel filver-mijneralen i en de volgende plaetfen by waert in, naer Xalifco toe, onder welckers gouvernement de Spanjaerden alsnu bewoont. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het is gebleven, oock nae dat de Koning Panuco onder Mexico heeft getrocken. De geftalte en manieren van het volck van defen lande zijn gelijck die van Mexico, hoewel CuadaU- Guadalajara, de hooft-ftadt van dit Rijck, is gebouwt by jara, Nuno de Guzman, in ’t jaer 1531, van Mexico feven-en-tachtentigh leguen, op een pleyn, ontrent cen riviere, met goede fontcynen, wateren, weyden, goede facy-landen, gebergte om hout te bekomen, en bcquame materialen om te bouwen ; de Koninglijeke audiëntie houd hier haer woon-plaets, de officiers van des Konings inkomen, de Cathédrale kereke, fuffragaen van het Aertz-bifdom van Mexico, federt het jaer 1570 j welck eerft was geordineert in de ftadt Compoftclla. De andere fteden zijn Villa del Efpiritu Santo ; Santa Maria de los Lagos, daer cen Alcalde Major refideert j defe ftadt wierdt geleght om fich tc verfekeren tegen de Chichi-mecas. De tweede Provincie isXalifco, vruchtbacrvanMaiz: Ctmpoßel^ hier is maer een ftadt, van de Spanjaerden genaemt Com-poftella, gelegen ontrent de zee-kuft, 33 leguen van Gua- U. dalajara naer het weften, gebouwt by Nuno de Guzman in’tjaer 15'31 : fy heeft geen goede weyden voordefcha-pen, feer weynigh zacy-landts, noch goedt voeder voor de paerden, noch materialen tot den bouw j is feer heet,brengt veel ongedierte voort : en dacr vallen fchricklijckc tem-peeften. Aen Xalifco confineert Chiametia, op de kuft van de Zuyd-zee, een groote Provincie ; daer woonde eertijdts veel volcks, welck vocht met pijlen, knodfen, en fchilden, en een Indiaen voerde al defe wapenen teft’ens.De fchilden waren gemaeckt van ftockskens, te famen gewrocht met draden, droegen die onder den arm vaft gemaeckt met een koorde. In defe Provincie gingen de vrouwen tot de voeten toe gckleedt j en de mans droegen korte mantels, hadden fchoenen van harte-vellen. ’t Landt is vruchtbacr en rijck vanfilver, was, en honigh ,• het dorp S. Sebaftian wasge-Icght by Rapiteyn Francifco de Yvarra in ’tjaer 1554; daer nae fijnder veel ftlver-mijnen gevonden, en twee Reales geftiçlat mec haer uoodige Ingenios van molens, enfmclt- Chiamctla. S. Seba-fiuun. |
A N J E N. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ïi ovens j en daer wordt een groote mcnichte ftÏver gebenefi-cicert. Culuacan is een gouvernement op de kuft van de Zuyd-zee, naer’t weften van Chiametia : het is vruchtbaer landt van alle nootdruft. Nuno de Guzman bouwde hier San 5, jj/n« / Miguel i dan defe ftadt is daernae verlcght vijf leguen ne- ' derwaerts, en twee leguen van-de zee, in de valleye Horaba j om dat daer beter gelegentheyt is van zaey-landen, fruyten, en anders j daer wordt veel vifch gevangen, door dien de vloedt op komt tot aen deftadc. Daer zijn in dit quartier filver-mijnen, daer de Spanjaerden haer ontrent hebben ge-fet om die te beneficicercn,welck fy noemen Reab defe mijnen worden genoemt de las Virgines. Naeft Culuacan is Cinaloa : in defe Provincie was éertijts Cirudi^i,, een woonplaetfe van Spanjaerden geleght, diefe noemden San luan de Cinaloa, dan hebben die niet wel können houden, hoewel Francifco de Ybarra deie plaetfe op nieuws van volck verfagh , en alles daer liet brengen van Culuacan af, welck tot onderhoudinge van’t volck noodigh was. Dit lant heeft aen de rechter-handt het hoogh en moeyelijek ge* bergte van Tepefman, aen de flineker de Golfo van Cali* forniai naer’t weften de Provincie Cibola j naer’t noorden Neuvo Mexico j wordt verdeelt by acht riviercn,op welcker oevers alle de dorpen van de Indianen leggen, om de vif-fcherye. De grondt is vet, de lucht helder en gefont, en daer waft licht alles wat daer gezaeyt wordt. Sy hebben overvloet van cottocn, daer fy haer klcederen en mantels van maken, op de Mcxicaenfche wijle : mans en vrouwen dragen lang hayr, de vrouwen tot over de fchouders, demansop-ge* knoopt : zijn lang van ftatuure, fterek en ftrijdbaer : haer wapenen zijn bogen. Vergiftige pijlen, knodfen van hart, en korte piecken van root hout. Ten tijde Nuno de Guzman van Mexico vcrreyfde naer Vxitipa, Neuva Galicia, liet hy in ’t gouvernement van Panuco, voor de tale verfcheyden is j haer tempelen zijn hoogh, van aerde zoden gemaeckt met haer trappen j kleeden haer met mantels als die van Mexico} hebben gcmaeckte wijnen om op haer feeften te drineken. ’t Landt is wonder overvloedigh van fruyten, jaght van harten, en andere wilde dieren : veel hoenderen worden ’er nu gevonden, quackelen, pertrijfen, tortel-duy ven en ander gevogelte ; in ’t kort allerhande lijftocht in overvloedt. De Provincie de los Zacatecas is feer rijck van Civet- Zacattcai^ mijnen, gebreckigh van water, tarwe, enMaiz: daer zijn drie fteden van Spanjaerden, en vier andere voor-neme gelegcntheden van mijnen ; van welckc mijnen de princi- Jldijnefti paelfte zijn de los Zacatecas, alwaer haer ordinaerlijck houden meer dan vijf-hondert Spanjaerden, met vijf-honderc flaven, hondert paerden en muylen , en een kloofter van Minne-broeders , en daer is geftadigh een van de Ko* ninglijeke officiers van Guadalajara. De mijnen van Avin-no, op de limiten van de Zacatecas, wierden ontdeckt door het beleydt van Francifco de Ybarra, in het jaer i D4» welc-ke fcheydende van Zacatecas met een goedt getal foldaten wclverlien, ontdeckte eerft die van S. Martin, alwaer ontrent vier hondert Spanjaerden haer plegen te onthouden ï daer nae de mijnen van San Lucas j en die van Avinno voornoemt , en meer andere daer ontrent, 'vaer groote quanti* tcyt van filver is uyt-gehaelt : beneffens defe wierden mede ontdeckt, in de jurifdidie van S.Martin, de mijnende! SombreretCj ontrent welcke gelegen is de ftadt del Erena. Voorts de mijnen de los Ranchos, en de los Chalchui* tes , en die de las Nieves gt;nbsp;daer veel metaels in is ; en zijn foo goedt, dat indien de mineurs menighte van quick* filver konden krijgen rot een redelijeke prijs , daer fonde noch ongelijck meer uyt-getrocken worden. Voorts de mijnen del Frefnillo, daer men insgelijeks veel filver uyt* graefc, Ncuva |
NetiVii ViTxuya. N I E V S Ncuva Vizcaya is een landt vol vivres, vee, en goede mijnen van filver, begrijpt onder haer de Provincie Topia -, defe landen zijn entdeckt by Francifco de Ybarra, Hy vondt in die tocht de mijnen van Endehe en S. luan, welche feer ïijck en voorderlijck zijn uyt-gevallen, insgelijcks die van Sanda Barbara, welck de uyterfte zijn, van het gene tot HU by de Spanjaerden is bewoont, in dat quartier te landt-waert in i defe metalen zijn feer rijck, en bencffens de me- |
P A N J E N. nighte van filver, is daer veel loots gevonden , feerdien-ftigh om de andere filver-mijnen te beneficiëren. En uyt defe ontdeckinge is groote nuttigheyt gefproten voor de Rijcken van Neuva Galicia , en Nova Hifpania in ’t ge-nerael, om den grooten handel die daer uyt is ontftaen, door dien de mijnen veel zijn, feer rijck, en van fijne metalen. |
n/
het weftelijckfte deel van d’Audientie oft
Gerichtshof van Nieuw Spanje,
en d’Audientie van
GVATIMALA.
Grutte, i voor een eylant, felfs van d’ingeboren volc-ken j gehouden, want defe laetften noemden het daerom Peten, dat is, eylandt ; maer daer na is men gewaer geworden dat het een Pen-inful, oft Half-eylant is,’t welck byna geheel van de zee is omringt. Het is in ’t omgaen meer dan 2 yo mijlen groot, van een byna driehoeckige geftalte, of van een vijge die noch groent ; de grootfte breette is ontrent 100 mijlen van ’t ooffen naer’t weften, en lbo veel tuffchen ’t noorden en zuyden; van de noorder-kuft af tot aen de grenlèn van ’t Gouvernement van Guatimala, is het naeulijcks 2 y mijlen breet tuÏÏchen ’t ooft en weft. Grenfen, Dit lant wort ten zuyden befloten van de riviere Yai^a en de bergen van Locando j ten zuyd^ weften van de Provintie Chiapa i en ten weften van die van ^icalango en Tabajco, waer de zee tot in ’t vafte lant dringt door twee bayen, van welcke de grootfte een inkomen heeft dat meer dan een mijl groot is in de breette, en ontfangt de zeebaren in fulck een menighte, datfè daer binnen een groot meir maken, in welcke eenige eylanden verfpreyt leggen, tot groot gevaer der fchippersjdie genootfaecktfijn op de boomen te letten, om fich uyt de felve, ais een doolhof, te Jhedanh- redden. Defe eylanden, als oock de geheele na-burigekuft van ’t vafte lant,fijn vervult met fiilck een ontelbaer getal van verfcheydc flagh van vogelen,infonderheyt der gene die voortkomen en fich ophouden aen d’oevers en ftaende wateren , dat het als een wonder is te achten ; foo dat de Wilden van de naby-en ver-gelegene Provintien gewoon fijn herwaerts te komen om defe vogelen te vangen : oock is hier geen minder overvloet van wilde dieren, als konijnen, verckens en apen, en dat dier ’t welck d’in-woonders yguane noemen. Lttcbt. De lucht is hier feer heet, infönderheyt in het noorderdeel, ’t welck fich feer wijt uyt-ftreckt : en hoewel dit landt geen rivieren noch jTattr, beeken heeft, lbo is ’er evenwel nooit water ge-America, |
( breek, om de bequaémheyt en menighte der putten die men hier fiet. Op verfcheyde plaet-fèn midden in ’t lant, als men onder de fteenen en rotfen graeft, vint men een menighte van fchulpen : welcke faeck , als oock de nederheyt van den oever, en d’ondiepte van d’omgelege zee, geven geen duyftere gifting, dat eertijts het grootfte deel van dit geweft met de zee is bedeckt geweeft. De winter begint hier in Oéfo- jrinttt» ber met het blafen van de noorde-wint, welcke van nature kout is, en ftrijdigh met de gefont-heyt der inwoonders ; want fy, tot de hitte gewent fijnde, kleedenfich licht en dun, waer door hen dan finekingen en koortfen overvallen : defe rijdt duert tot de maent van Martius , uytgefeyt datfe fomtijtsin Januarius en Februa-rius de fomer beginnen gewaer te worden : en in alle defe maenden regent het in ’t gemeen niet dan met yder nieuwe maen« In haren fbmer, Somtt, die met April begint, en tot het eynde van September duert, regent het byna gedurigh; maer daerom laten fy niet in defe tijt met groote winft en genoegen te faeyen en te maeyen, om de vruchtbaerheyt des aertrijeks. In de winter voelt men byna geen koude, ’t en fÿ dat de noordoofte winden fterek waeyen : d’oude inge-borenen können die oock minder verdragen dan de vreemdelingen, om de redenen boven verhaelt. Dit landt voedt vele wilde dieren , als harten, verckens en andere,- en daerom is het eertijts van de wilden Vlunulue‘;C^etel'2ieh, dat is, het landt der paeuwen en herten, als Herrera het vertaelt, geheeten. Het aertrijck geeft geen tarwe noch andere vruchten van Europa : men heeft ’er oock tot noch toe geen aderen van gout of ander metael gevonden ,- waer uyt klaerlijck blijekt in wat doling fommige Schrijvers waren, die gefègt hebben, dat de Spanjaerden, als fy hier eerft quamen, kruyflen vonden van latoenj dewijl men nooit eenigh merckteecken van dit metael in dit lant, noch in eenigh andere ge-» weft van America, heeft gevonden. Vele Wilden verhalen, datfe van hare voorouderen gehoort hebben, dat defe Provintie eerft bebouwt is door een fèker volck die daer van ’t Ooften gekomen waren, na datfe langen tijdt hier en daer gefworven hadden, welcke door de Godtheyt diefe dienden befchermt waren van ’t verderf dat andere volckeren getrof- K 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fen |
Tula
Xilote
22\ i
! a Meftitlan
S.Stevan Xel Puerto
:peq^ue
■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tuehaea
H nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1
I Lateotlalpa
d M.ex.ico
H .sHextco
amp;U^OCtf^O
Chautta.^
çgt;
lXiu:îx^
Zotö
Atltaco
Seaura.
Xbre Sraneo
I.y Xu£rçA nbsp;nbsp;U Cti^x.
Misteca
Cxcat^ec
Conventus lurt^
^ßVA
Guaxaca
•Antea^fo-
CMohtA
Sarde
Caîf^ca^
'^rahsa
Reca RarttAo-
i,s-
Com^nt^s
d^yaXa,
L^e »£■ Roealat
CKelumal
X.X^ Cfifftunud
fatman. GranJe.
Xapotecas
Rs.A-tvaraXo
tS.iy^ônco
S.I^,
Kixapa
Sf^itu^ Sattto
'RM Xâhaseo
Z eltale s
Cî»Z^ R'eaî
Seat^ee
Clij
Tt,.CalaÜ
'n. Capanarcalt,
Coatlat
XtCAlar^û
VX
ïO’'
Gratias a Dies
de X’enaecoa
iih^-Xerex
SaniaunU^L
C^iuÿoma-
2i-Ga.yam^n-
deCart/^
S. lot^e 1 OlMcho
•^wen SvLtnieic
tè
’5
ici iJXtsntintee.
CVATIMAKA
CONVXNTVS IVKIDICVS
i 4 1 1
t^uhiue nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i.
Leen.^^^
quot;Jiealyo
GranaM
.rMantaeldt^
^alaya^
2a.i.,'Ua}ialar
Jj. le J/icara^.
JJesaauadero
Tare
jîe..4ustnji.
V^Xe
XBerîas
•■rc
£l Cane
quot;atÿuu
Talamanca^ Locaj Jel Dra^o
Cencc^Aon.
Cscule 1- Vcraaua
toiL . ^^inidall
Cart/^e
TanamA
Carier
V C A T A
fen had ; en datfe dwars door de zee gegaen hadden, na dat de wateren, aen wederfijden op-CoJtf- gehouden , hen een wegh toonden, 't Is aen-, merckenswaerdigh ’t gene de Spanjaerden vertellen , datfe in defe Provintie alleen eenige lchaduwe van den Doop, die d’inwoonders in hunne tael een tweede geboorte noemden , gevonden hebben ; welche naeulijcks iemant onder hen als onnut veriuymde, om datfe oordeelden dat defe waffing hen een begin van alle deughden inftorte, en datfe daer door gefterckt wierden tegen alle bedriegeryen en gewelt der duyvelen. Men doopte oft wafchte hen in het gemeen van hun derde tot aen hare twaelf jaren,-oock traden ly niet in huwelijck dan na de felve ceremonie ; hier toe kofèn fy een geluckigen dagh, en nooit een die fy ongeluckigh achten : de vaders en moeders waren mede gewoon drie dagen te voren te vaften , en de mannen onthielden fich van hare vrouwen. De Spanjaerden verhalen noch vele andere dingen , aengaende de wijfè van leven, en hey-denfche gewoonten van defe volckeren, die wy, om datfe nu alle fijn verandert, füllen voorby-gaen. Sy hadden maer een tael, uytgefèyt dat de gene die op de grenfen cn den oever der zee woonden , met meer gefchicktheyt en vaerdig-heyt fj^raken. engebou- In dit landt fiet men groote gebouwen van ft een gemaeckt, (’t weick wonderlijck is, dewijl fy te voren geen yfèr noch ander metael hadden , ) dit waren fonder twijfel hunne tempelen en bidplaetfènwant de huyfèn der gemeene lieden waren byna alle van hout en met ftroo gedeckt. Heden fiet men hier een groot getal often en koeyen, als oock paerden van Europa, en een groote mcnighte hoenderen : kottoen, en ’t kruyt daer men verwe van maeckt, wort mede op vele plaetfèn geplant. Hier fijn kleyne bergen (welche fich van ChatnpQton, aen de weftfijde van ’t fèlve gelegen, tot aen de ftadt Salamanca , dat aen d’ooftfijde Peeling, is, uytftrechen) die defe Peninful oft Half-eylant in twee deelen affcheyden ; waer van het deel dat ten zuyden van defe gemelde bergen aen Lecandon en Tayfa raecht, door gebrech van water, woeft en onbewoont is gebleven : raaer het gene dat ten noorden der fèlve legt, is feer volckrijck; want hoewel de zon daer den gehee-len dagh feer heet is, fbo fijn daer mede fbete en aengename winden , die de hitte matigen , welche fÿ Birfcs noemen , die meeft uyt het oo-ften homen , als ooch de Kira^ones, gelijck de Spanjaerden die noemen, ’t welch fijn winden die fich des avonts op de zee verheffen, ’t Ge-weft der bergen is leer gefbnt, fbo dat,d’inwoonders daer foo lang leven , dat leher Minderbroeder verhaelt , als hy door defe jjooicnoa- bergen reyfde , om de Wilden in de beginfêlen Jer Chriftelijche Religie t’onderwijfèn, dathy daer een mianfagh , welche (indien fijne en fijner naburen rehening hem niet bedroogh ) ontrent drie hondert jaren out was j ooch ging hy fbo gebogen dat fijn mont aen fijne knyen raechre, en had een fbo harde huyt, om dat hy altijdt naeckt gegaen had , en foo ruw, dat hy fcheen met fchubben bedecht te wefen. Seher Schrijver maecht gewagh vaneen ander, die vele gefien hebben , die tot 140 jaren was geho-men, gelijch men uyt de faken , daer hy een goede geheugenis van had, kon befpeuren. |
Francifio Hernande^ dc Corduba ontdechte eerft Ontdecking, dit geweft , en quam te lande aen de punt, die men nu,om de volgende redenen, Cotoche noemt. De Koning van dit landt, als hy de Spanjaerden noodighde om te lande te komen , gebruyckte dickmael de woorden Conc^Cotoche, dat in hare tael beteekent, komt onder mijn dack j en daer-om hebben de Spanjaerden aen defe Caep de naem van Cotoche gegeven : doch als fy nu aen landt traden,waren fy niet alleen hier, maer ooch op een ander plaets die de Wilden ^impech , en de Spanjaerden nu Campeche noemen, byna overvallen, en gedwongen weder naer ’t eylandt Cuba te heeren. Na de voorfeyde quam luan de Gryahgt;a in dit geweft, cn in dat deel daer men ’t eylant Co^i-mel fiet, (van ’t welch wy hier na füllen fpreken,) daer vont hy,gelijch fy fèggen, eenige tempelen of bedeplaetfen,en houte en fteene Kruyften,die fy, tot die tijt toe, in geen deel van America gevonden hadden. De Spanjaerden verhalen, dat fÿ van de Wilden verftonden, dat’er onder hen fèher waerfegger was, Chila Cambel genaemt, die hen lang te voren had voorfeyt, dat ’er een vreemt volch van den opgang der zonne foude komen , die daer een hruys, gelijck hy hen tec-kende,foude oprechten,’t weick machtiger foude fijn dan hare góden,- en dat het felve volck alle die landen foude vermeefteren , den dienfl der afgoden t’eenemael uytroeyen , en de Wilden bekeeren tot den dienft van den waren Godt,- en andere diergelijeke faken : en dat dit d’oorfaeck was dat fÿ fbo veel kruyften hadden gevonden j waerom defe volckeren oock gedu-righ aen de Spanjaerden vraeghden, offy niet van den opgang der zonne quamen. Daer na ging Gryalya naer Potonchan, en hebbende daer veel vyantfehap van d’inwoonders ontfangen , keerde hy naer de Provintie van Tabafco, doch kon dit geweft niet verder entdecken. Hernando Cortes volghde daer op, en landde aen ’t eylant Co^^umely waer hy Hieronymo de Aquilar vond, die de tael der Wilden had geleert, en hem feer dienftigh was om Nieuw Spanje te vermeefteren : maer dewijl hy van hier elders ging, foo kon hy dit lant oock niet wijder onder-foecken. In ’t jaer 1527 heeft men eerft begonnen van Yucatan een volkomen kennis te krijgen, want Francifco de Montyo, hebbende van de Koning een privilegie daer toe bekomen, trachte eerft het eylant Co'^^mel, en daer na heel Tucatan in te nemen 5 tot dien eynde befpronghy eerft het eylant, en ging onlangs daer na aen ’t vaftelant; als hy aen ’t vleck l^aman^^al quam, geraeckte hy in een fel gevecht met d’inwoonders, dat feer dappere krijgs-lieden waren,- evenwel ging hy langs de kuft to|: aen Conilf daer de Gouverneurs van de Provintie Chacua uyt fich felf by hem quamen, waer uyt hy verftont dat het voor-naemfte dorp van dit geweft Puroh en de Prin- cen |
cen Cheks genaemt waren. Van daer quot;intj hv in de Provincie Aarrinchelcriy oock gclieetcn , fonder dat ddnwoonders hem teaenftonden ; van defe naer die van Tutulxin y welcker hoofc-ftadt is Mini (veertien mijlen van de places daer nu Merida legt ) wiens inwoonders van hem hul-pc verlbchten tegen de Cocomes.
In dit lantis oock de Provintie Chetemal y in welcke Villareal ecrtijts was gebouwe, en nu Salamanca is gelegen. Die van Campeche en Champoron, waer de Spanjaerden nu ecn lladt hebben. Dicht by de gemelde legt de Provintie van Co-chuaca y ruw en vol bergen , met een vleck Vulma genaemt; en dat van ChablCyWaeï de Spanjaerden lang te vergeefs hoopten gout-mijnen te vinden. Niet wijt van daer is de Provintie Guayamil.
De Vxaes bewoonden de Provintie Chechini^a y Welckers voornaemfte vleck Majapan wierd ge-heeten , alwaer nu Merida is gebouwt. De Coco-mes hadden en Canul was bewoont door de vreemdelingen van Vabajco , die oorlproncke-lijck Mexicanen waren.
De voornaemfte ftadt van defe Provintie is Meriday 20 graden van den Equator naer ’t noorden gelegen, en byna in ’t midden van dele Pen-jnful ofte Half-eylant, doch wat naerder aen de noordkuft , en ontrent 12 mijlen van de zee. Men legt dat hier eertijes een groot vleck der Wilden was, met vele groote gebouwen van fteen verciert, aen welcker muren naeckte mannen uytgehouwen ftonden ,• fbo dat de Spanjaerden meenden, gelijck waerfchijnlijck is, dat het hare tempelen waren. Hedensdaeghs wort defe ftadt Merida geheeten , om de gelijekheyt diefe heeft met een ftadt van de felve naem in Spanje. Het is de woonplaets van de Gouverneur defer Provintie en d’andere Officiers van de Koninek ; hier is oock een Biftchoppelijeke kerek, hoewel dat ’er, als lommige leggen, niet meer als hondert huysgefinnen van Spanjaerden woonen.
De tweede ftadt is Valladolid y 31 mijlen ten zuydooften van Merida gelegen : hier is een tref-felijck kloofter van de Minderbroeders. Men telt in ’t omgelegen landt van defe ftadt meer dan vijftigh duylent Wilden, dieaen deSpanjaerden fchatting betalen.
De derde ftadt is Campeche, gewijdt in de naem van S. Francifcus : ly is byna jo mijlen van Merida ten weften of liever zuydwcften, en aen den oever tegen over Nieuw Spanje gelegen, en heeft een middelbare haven in een ruyme doch ondiepe baye. Van defe plaets heeft leker ilagh van hout, ’t welck de verwers gebruycken , de naem,dat men in groeten overvloet naer Europa brengt in Nederlant wort het Campechehout genaemt, en is gelijck een ftagh van Brafilien-hout, en miffehien het boomken Cahuraqua.
De vierde ftadt noemt men Salamanca, gelegen in de Provintie van Bacalar of Chetemal, 70 mijlen van de ftadt Merida ten zuyden , en byna lbo veel van Valladolid langs den oever die van de Mexicaenfche golf wort belpoelt.
De zee is vol ondiepten rontom dit Half-ey-landt, foo dat de groote fchepen niet naerder aen de kuft durven komen dan op vier of vijf America.
Ve Frovin-tien Chete-mal,
Cochmica,
en Chechi-ntza.
Ji^erida hooftßadt.
Valladolid.
Camfeche.
Salamanca.
mijlen,- fy heeft oock geen haven dan voor kleyne fchepen ; de vloet en ebbe is hier mede veel ftereker dan in eenigli ander deel van Nie« Spanje : behalven dat,is de kuft lbo laeg, om dat hier geen duynen fijn, (’t en ly tullchen Campeche en Champoton , daer eenige heuvelen lijn die fich van verre vertoonen , en een anderen tamelijck hoogen bergh , die ly in ’t gemeen Morro de los Diabolos noemen,) datfe van de Schippers in zee niet kan gehen worden , of fy moeten lbo naby wefendatlèin gevaer hjn. Oock moet men in acht nemen, dat de groote lchepen ver van de kuft blijven, om de landen en baneken, en niet minder om de rotfen, die den oever aen alle lijden befetten, uyt vreefe van anekers en touwen, ’t en ly men groote forge draegt, te verlielèn : doch lchoon de lchepen aen de gront raken , lbo is ’t Ibnder groot gevaer, om dat de lèlve lacht is, en geheel flijck-aclitigh.
Yucatan heeft oock ten noorden ’t eylandt Cuba , van welcke het 70 mijlen af legt ten ooften hjn de Provinciën die men Honduras noemt; tullchen beyden is een groote baey (die Grjaba de naem van Baya de l'Afcencion had gegeven ) doch nu die van de Honduras geheeten, met vele eylanden vervult, genoegh bekent om de Ichipbreucken , die loo dickmael den genen , die in dele twee Provinciën handelen , overkomen. Aendehjde die naer de Provintie van Tabafco ftreckc, telt men de volgende havenen ; Cicla en Telichaqucy daer na CicalyCn de riviere Cau- Havtne»: quil die hch door twee monden in de zee ont-iaft : daer na de kleyne haven van Campeche, aen de fyde van Nieuw Spanje.Oock is hier de Caep Delgado, op den oever van de zee by de kromte die naer ’t ooften ftreckt, gelegen; voor ’t welck men het eylant Defconojeida het, doch eenige mij-len daer afgefcheyden ; dit eylant is geheel omringt met ondiepten en rotfen , waer van het de naem heeft. Achtien mijlen van daer ten weften laZttrfae» hjn la 7.a}xa,Qi\ Triangula,drie kleyne eylanden die » men dicht by een vicrde,dat wat grooter is, het, dochfeer gevaerlijck voor delcnepen om vele baneken. Seftien mijlen van de gemelde Caep leggen d’eylanden de Arenas-, en dat van Bermcja is de Jrtnat, 30 mijlen meer ten noordenffiier ontrent hjn drie eylanden, die men los Negrillos noemt ,30 mijlen losNeffU. van daer ten ooften gelegen , en aen alle hjden met baneken en rotlèn omringt. Eyndelijck de vermaerde eylanden, diele los Alacranes noemen , en los ^ia. die 20 mijlen ten noorden van de kuft van \\i-cranes. catan leggen, welcke de Schippers forghvuldigh behooren te mijden , om de by gelegen baneken en rotfen , die men geenhns kan hen ; hierom en om de menighte Ichipbreucken , durft het zeevolck , die kennis daer van hebben, de felve niet genaken.
Maer ’t is tijdt dat wy tot de kuft van ’t vafte landt wederkeeren. Als men voorby de Caep Delgado is ten ooften, ontmoet men Si/al, de hae- Sifal, ven van de ftadt Merida, voor welcke ten noorden eenige baneken leggen , die ’t fcheepsvolck losBaixosdeSifal noemen, welcke 21 graden en 40 minuten van den Equator hjn gelcheyden , en drie mijlen in zee zuydooft en noord weft ftrecken, De ooftelijekfte Caep van Yucatan
K 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wort
-ocr page 303-Coioche. 'ç/OYt Cotochs gehceten , op de hooghte van 21. graden en eenige minuten , daer men een vleck der Indianen met een kleyne kerck fiet die ly jnÂcre Jgreta de Icao noemen. Van de gemelde Caep tyia»den. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;feidont tcn zuyden en zuyd-
wellen, en by na in defe kromte van den oever dicht by’t vafle lant leggen eenige kleyne ey-landen, die men de las Mugeres noemt. Niet wijdt van daer is een eylant , Co^imel gelieeten , na den vermaerden afgodt der Wilden , tot welcke in voorleden tijden d’inwoonders van Tucatan van alle de bygelege Provintien uyt devotie dickmaels gingen. Het legt vier mijlen van ’t vafte lant j is vijftien mijlen lang , en vijf breet. D’oude inwoonders hadden de felve tacl, fedenen gewoonten als die van Yucatan. Als men de kuil aen de rechterhandt volgt, het men in ’t diepfte van de golf der Honduras ( want dele bay, van welcke wy te voren gelproken hebben, wort heden dus genaerntquot;) drie kleyne eylanden, welcke men Triangido, na hare gedaen-te,noemt,met fanden en baneken rontom befet: daer tegen over is het meir Bacalal, in ’t vafte lant, en ontrent 30 mijlen van een ander meir Chetemal geheeten. ’t Overige van de kuft tot aen de ftadt Salamanca is oock befet met vele eylanden : ’t eerfte der felve wort Patoia ge-naemt, dicht by de baneken , die de Schippers , door een noodige waerfchuwing, ^irafueKOj dat is, waeckt, noemen,- het tweede is 7,araUn ,- het Bo-ïB^Lamanay en het laetfte TO in’t diepfte van de golf, van welcke men niet dan de naem kan fehl ij ven : en tot hier toe loopt de kuft van Yucatan zuyden oft zuydweft.
TABASCO.
E Provintie van Tabafco paelt ten ooften aen Yucatan , ( onder welcks Gouvernement fy wort gerekent,- ) ten wellen aen Gua^acoalcoÿ ten zuyden wordt fy door de bergen van Chiapa en Vera daer af gelcheyden ; ten noorden heeftfe Mar del Nord^ de groote Noord-Grootte. zcc , of de golf van Mexico. Langs dc kuft heeftlè ontrent 40 mijlen ooft en weft in de langte ,- en byna lbo veel in de breette van de kuft tot aen de bergen der Provintie van Chiapa.
jiertrijekf Aertrijck is ten meeftendeel effen en voch-tigh , overal met vele moeraflen en ftaende wateren deurlheden, (in welcke men verfchey-de flagh van vilïchen, en lèlfleer groote vangt, infonderheyt Manatis en zeelchildpadden, j evenwel is ’t oock met vele wouden en fchaduw-rijeke bolTchen verciert. De lucht is vochtïgh , om dat het byna negen maenden gedurigh regent ; en heet, waer uyt een groote menighte muggen, een moeyelijekequelling, voortkomen. ’t Landt is feer vruchtbaer , en geeft niet alleen overvloedigh veel voedtfel voor de beeilen ; maer oock, met groote mildigheyt, veel mayz en cacaos, ’t welck fijn de rijekdommen van dit geweft: want d’oude inwoonders,geleert fijnde door de Spanjaerden, hebben over langen tijdt het landt beginnen te bouwen, te befaeyen, groot en kleyn vee te weyden , en de boomen
en vreemde vruchten aen te queeken ; en dit is d’oorlaeck dat men nu hierloo veel wijnftoc-ken, vijgen , oranje-appelen, citroenen, en andere diergelijeke gewalfen vindt : behalven al ’t voorleyde geven de bolTchen van felf noch andere goede vruchten , onder welcke uytmun-ten dc gene die ly Mamejes, Zapotes, Agtiacates en Guajabos noemen. Men verlamelt hier tweemael en fomtijts driemael des jaers het mayz : ’t aertrijck brengt veel rijs en geers voort, oock Waffen hier leer wel allerley ftagh van raoes-kruyden.
Defe Provintie heeft veel tijgers, leeuwen , Dieren, harten, dalfen, wilde verekens, konijnen, armadillos , en andere diergelijeke. Oock is ’er een groote menighte van allerley flagh van vogelen. Hoewel dat hier overal kottoen waft, lbo wordt-lè doch van de Wilden niet geacht : wantly krijgen ’t meefte deel van hare kleederen en andere noodige dingen van Yucatan ; en houden fich beefigh met koeyen en verekens te voeden, doch inlonderheyt met de vrucht van Cacao te bewaren, welcke ly niet dan met groote moeyte voor ’t fteelen en vernielen der apen en eecho-rentjes, als ly rijp begint te worden, können be-vryen. De muggen fijn hier in fulck een groot getal, en lbo moeyelijck, dat d’inwoonders nau-lijcks können flapen, ’t en fy in tenten.
Dele Provintie was eertijts meer als nu bc-woont, omdat hetgrootlle decider oudein-lt;/*quot;-woonders van de peil en andere fieckten fijn geftorven ,• en infonderheyt door hunne quade gewoonte van fich met kout water te walTen wanneer ly met eenige fieckte worden aenge-taft ; voegt hier by , dat de Chriftelijeke Religie de veclheyt der vrouwen verbiedt, waer door ly nu niet foo veel, als in de vorige tijden, können vermeerderen. Als ly heydenen waren , aten fy weynigh , maer vulden fich op met veel dranek, doch meeft met de gene diefe van Cacao maeckten, daer ly meel, en ander gekoockt graen , een weynigh fuer en leer aengenaem tc drineken in de groote hitte , onder mengden : maer federt dat ly fich na de Spaenlche wijle van leven hebben beginnen te voegen, woonen ly in grooter getal in hunne vlecken te lamen , en eten op fekere uren , doende hunne maeltij-den met often- en verckens-vleefch,en gebruyc-ken een dranek van gckoockte mayz en Cacao gemaeckt, daer vele welrieckende dingen by-voegen, welcke ly Cocalate noemen.
Sy hebben drie talen j d’eerfte wort Chontal Tael, geheeten, verrijekt met een groote menighte woorden, oock kort, en de gemeenfte ; d’ander is de gene die de Zoques, welcke de bergen be-woonen die defe Provintie van Chiapa fchey-den , Ipreken ; en de derde die van Mexica , welcke ly eerft van de Mexicaenfche Ibldaten geleert hebben, die nu veel in Iwang gaet, ten deel om datfe fuyverder is en gemeen in geheel Nieuw Spanje, maer meeft om dat fommige Religieulèn eenige gelangen voor het volck in defe tael gemaeckt hebben, die hen feer behagen.
De Spanjaerden hebben maer een ftadt in Zthfef, defe Provintie , die ly , na de naem van ’t lant,
Tabafco
-ocr page 304-
G V À T i Tabafco noemen , hoewel die oock veeltijts/^Fz/-la de nueftra Selïora delà Vittoria , dat is, de Had t irra^toria. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lieve Vrouwe van d’Overwinninge, wort geheeten, ter gedachtenis van ’t geluckigh gevecht dat Cortes ontrent dele plaets tegen d’oude inwoonders van dit lant won , als hy fijn eerfte reyfe in Nieuw Spanje dede -, en fomtijts alleen Vittoria: Sy legt 70 mijlen van Ciudad Real, een ftadt in de Provintie van Chiapa gelegen • en van de hooftftadt Mexico , door den wegh die te lande gaet, lóo mijlen , doch ter zee tot aen Vera Cru^ en van daer te lande, 140 j en van Campeche ter zee vijftigh mijlen. Riv’eren. nbsp;nbsp;nbsp;De riviei c Gryaha is leer groot, en in de mont meer dan acht vademen diep op lómmige plaet-fen , want op andere fijn landen en baneken , waerom datlê moeyelijck is om in te komen , te meer , om dat de zeebaren met groote kracht tegen de Ihel-loopende en afllroomende rivier aenllooten. Met haer komen vijf andere rivieren af, behalven een groote menighte beeken en graften uyt vele meiren of ftaende wateren. Sy ontlaft haer in de zee door twee monden, een der lelve is een vierendeel mijl breet, en loopt dwars door de kuil van zuyden ten noor- |
NÎ A L Â; den ; d’andere ftroomt van ’t zuyJweften naër ’t noordooffen. Drie mijlen van dé lèlve ftadt is een andere rivier die met twee armen in zee valt ; een der felve,na datfe niet wijdt van de Gryahgt;a heeft ge-loopen , kromt fich als een elleboogh , en loopt dicht voorby ’t vleck Vahafcillo, een o ver blij fiel van ’t oude vleck Pontonchan- Tegen over ’t gemelde vleck vloeyt de beecke Tacanis naer de riviere van S. Petto en Paulo , ’t welck oock een tamelijck groote rivier is van dit lantfehap, doch met een engen mont, ten noorden open , diep en klaer, en met vele goede vilfchen in menighte voorfien : d’oevers fijn befet met groene bolfchen, in welcke veel wilt wort gevangen. Van de maent September tot het eynde van wi»dlt;ni Martius wort de zeekuft van dit lantlchap feer gequelt met noorde, noordwefte en noordoofte winden ,• Ibo dat men die in en tulfchen de gemelde maenden niet fonder gevaer kan beley-len : in d’andere maenden wayen meeft de zuyd-oofte en zuydzuydoofte winden , felden de zuy-de wind, die fy ongelont en Ichadelijck voof ’t hooft houden. |
GVATIMALA.
E Provintie oft Audiëntie , dat is, Gerichtshof, van Gua-timala grenft aen Nieuw Spanje , gelijckfe nu van de Spaenjaerden voor een be-fonderHofvan Juftitiewort gehouden . Sy heeft haer rnaemfte ftadt en gewelf van ’t felve, federt dat de konineklijeke Richters hare fitplaets in de lladt S. lago de Guatimala genomen hebben ; want te voren wierdfe Audien-cia de los Confinas geheeten, en in veel enger palen belloten , om datfe toen niet meer dandePro- vintien ^Nicaragua en Guatimala begreep.Maer he-dendaeghs ftaen al de landen tulichen d’uyterlfe eynden der TCecoantepeces, en die van Cofla Rica ten ooften , onder defe Audiëntie : in voegen datlè, als men de kuif van de groote Zuydzee, oock CrMte. Mar Pacißco oft Vreedfame geheeten , volgt, ly fich zuydoolf en noordwelf meer dan 500 mijlen in de langte uytlfreckt, maer in een rechte linie van oolten ten weifen niet meer dan 240 : de breette is leer ongelijck , maer op ’t breetlfe 120 mijlen , indien de rekening van Herrera ons TroviKtitn. niet bedriegt. Dele Provintie dus genomen , en tulfchen de gemelde palen , vervat dertien be-fondere gewelfen oft Provintien: Chiapaßoeonufioj Suchittpeco, Guatimala eygentlijck dus genaemt, Vera Pa^, T'^alcos de Provintie van S. Sahador en S. Miguely Honduras, Chuluteca Nicaragua, Cofla Rica enVeragua. In welcke Provintien de Wilden , hare oude inwoonders, fallen tijden ver-fcheyde talen gebruyckt hebben. |
Ontdec- Dele Lantfehappen fijn in belbndere tijden door verfcheyde perfoonen ontdeckt ; want Gil Gonzales DaYila vont in ’t jaer 1522 eerlf Nicoja, welcker inwoonders terlfont de Chrilfelijeke Religie aennamen, en gaven vrywilligh aen den Gouverneur hunne goude afgoden. Daer na quam hy in Nicaragua , en beweeghde den Koning en fijn hovelingen om oock het Chrilfe-lijck Geloof fomhellèn. Coluïnbus was wel d’eerlfe aen de Honduras geweelf ; maer defe Provintie , gelijck by na alle d’andere , wierden onder het beleyt van Hernando Cortes , door verfcheyde Capiteynen j en ’t grootffe deel door Cortes lelf, ontdeckt. Onder velerley flagh van boomen in Nieuw Spanje is ’er een, welcke de lbo vermaerde vrucht door ’t geheel noorder-deel van America , diefe in ’t gemeen Cacao noemen , voort- caeaei brengt : ly is kleynder als een amandel, maer valfer, en van leer goeden fmaeck 5 en wort niet alleen van de Wilden , maer oock van de Span-jaerden lbo geacht, dat men die met recht telt onder de rij ckfte koopmanfehappen van Nieuw Spanje j want dewijl defe vrucht feer droogh is, kan men die langen tijdt bewaren ; en jaerlijeks worden vele groote fchepen , geladen met dele Cacao , van de Provintien van Guatimala naer andere gewelfen gelbnden. Men gebruyckt die hier oock als munt, want de waeren worden voor vijf, Ibmmige voor dertigh , andere voor . hondert cacaos verkocht ,• en men geeftfe als geit tot een aelmoes aen den armen. Doch het voornaemlfe en meelfe gebruyck is, dat men daer een dranek , die ly Chocolata noemen , van ChtdiatOi maeckt, die d’inwoonders boven alle maet beminnen, hoewel datlè een ander, diele niet gewent is, Ibude doen Ipuwen , om de fchuym die daer als llijck op legt : d’Indianen bieden hare galf en delen dranek, felf aen de grootlfe heereri: |
I M A L A.
Grcfiftn. Creotte. Inwoonde-ten tiert. Co^eyiien der Spaa-, jatrden. Cifidad Heal. de Spanjaerden, en noch meer hunne vrouwen , achten deïèn dranck foodanigh , als ly die cens gewent hjn, datle fonder de felve , als ly leggen, niet können leven. Sy mengelen hem cp ver-fcheyde wijlen , d’een warm , d’ander kout, en de derde ttilTchen beyden j want fy doen dacr welrieckende dingen by , en inl'onderheyt veel peper oft Axi : ly maken daer oock een feker deegh af, ’t welck ly feggen , dat een quade borlt, en mage , en catharren of finckingen ge-neell, hoewel andere dat foo licht niet geloo-ven. Sy planten overal heele bolïchen van dele boomen , gelijck men in Spanje doet met wijn-gaerden en olijfboomen, doch infonderheyt is ’er Guatimala rijekelijek van voorfien. C H I A P A. HEt Bifdom en Provintie van Chiapa legt landewaert in , en paelt ten zuyden aen Soconußo, gelegen aen del Zur, oft de Zuydzce; ten weiten, aen d’uyterfte eynden van Nieuw Spanje j ten oollen en noorden aen de Pro vin tien van Tabafio en Vera Pa^- Hare langte is van ooft tot weft 40 mijlen, en de breette wat minder : ly was eertijts van vier belbndere volc-keren, onderfeheyden in hare tael, bewoont, te weten , van de thiapanenfes, Zot^ues, Zeltaks, en ^elenes. Die van Chiapa gaen in gaeuwheyt van ver-ftant en gefchickte léden, niet alleen d’andere volcken van dit geweft , maer oock alle die van Nieuw Spanje, te boven : want fÿ weten de ftoutfte en befte paerden aen te queeken en te temmen met een ongelooflijckebehendigheyt ,• fy munten uyt in de Mulîjck , Ichilderkunft en andere gemeene kunften : fy fijn feer beleeft en burgerlijck, en dragen een befbnder refpect tot hunne Heeren ; en fijn gefproten, gelijck fy feggen, uyt de Provintie van Nicaragua, doch voor vele jaren in dit geweft komen woonen , alwaer fy fich ontrent een fteenachtigen heuvel, niet wijt van de plaets daer fy nu noch fijn,begaven. De Spanjaerden , na dat fÿ fich meefters van defe geweften gemaeckt hadden , verkofen een bequame plaets in een ronde valleye, aen alle lijden met bergen omringt, en met vier wegen deurfneden, hebbende in ’t midden een hoogen bergli, aen wekkers voet, aen de ooft-hjde , fy een ftadt bouwden , die fy Ciudad Real noemden, ontrent 70 mijlen van die van S. Iago de Guatimala ten noordweften , en byna foo veel van de ftadt NueßraSe^ora de la Vittoria, in de Provintie van Tabafio gelegen -, van welcke men naer de ftadt Chiapa reyft , eerft 40 mijlen tegen de riviere Gryali^a opvarende , en van daer door lioogc en woefte bergen, en valleyen met vele rivieren befprocyt, die d’eene Provintie van d’ander fcheyden. Dele ftadt Ciudad Real wort, volgens een befonder privilegie van de Koning van Spanje,door Magiftraten, die fy Alcaldes noemen , beftiert : fÿ heeft een Biffchoppelijcke kerck, en een kloofter; en wort van vele vlecken der Indianen omringt, van welcke Chiapa ’t voor-naemfte is, waer van niet alleen ’t overige deel der valleye , maer oock de geheele Provintie de naem heeft. Men acht dat defe valleye in het midden tuftchen twee zeen, en entrent 60 mijlen foo wel van d’een als d’ander is gelegen : ly is kout en droouh, met een gefonde doch feher-peluche, waer door hier geen lamoenen noch oranje-appelen waden j maer wel appelen , pee-ren, queepeeren, perheken, en andere vruchten die in koude landen groeyen, als oock tarwe en mayz in grooten overvioet, om de menighte van mis oft mes diefe hebben om ’t lant te meften. |
Het tweede volck lijnde ZoquesofZoaques, wekker Provintie nu met vlecken is belet, waer van ’t cerfte is Tecpatlan, daer de Dominicanen een kloofter gebouwt hebben : defe Provintie is warm en vüchtigh , om den overvloe-digen regen j en om de menighte der rivieren en beeken, fijn de wegen hier feer moeyelijck, doch fÿ is daer door rijck van allerley viflchen. De derde fijn de Zeltales, die vlecken bc- Ztitales, woonen, en hebben een volckelijcke regeering. ’t Aertrijck is hier fèer vruchtbaer en overvloe-digh in mayz , waer door fy vele verekens voeden : fy hebben mede overvioet van honigh, en vele hoenderen^ oock veel cochenille, waer mede fy hunne huyfen en haer kottoen verwen , fonder ander voordeel daer mede te doen 5 en eyndelijck veel Cacaos. Hier lijn verfcheyde rivieren, doch klcyn; de bergen fijn feer hoogh, wekke dele Provintie van die van de Lecandones, Zoques en Tucatan Icheyden. De Lecandones gaen naeckt,en woonen dicht by moerafTchen,en tuf. fchen fteyle en ruwe bergen op de grenfèn van Yucatan ; fÿ fijn van woefte en ontemmelijeke feden, en groote vyanden der Spanjaerden. Het vierde vokk fijn dc^elenes, die 25 vlec-ken of dorpen bewoonen, de voornaemfte der felve is CopanaDa^cpla, waer de Dominicanen een kloofter hebben. De lucht is hier warm en droogh ; en ’t aertrijck draeght tarwe en andere vruchten van Europa in grooten overvioet : fy hebben veel koeyen,waer doorfe veel goede kae-fen maken, ^ebrada Rica behoort tot dit Landt- -^**^’'*^'* ƒ* 1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j c' • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 Icnap , van de Spanjaerden .dus genaemt, om datfé eertijts hier veel gout gevonden hebben. Dit geweft van ^elenes paelt aen d’een lij de aen Soconufico, en aen d’andere aen de woeftijne van Lecandon.. De voornaemfte riviere van Chiapa daelt af Riviirta. van ’t noorden , en loopt dwars door de Provin-tie van de ^elenes dicht by Copanayfa’xpla, daer na hebbende veel andere rivieren ontfangen,ontlaft fich door Tabafio in de zee:fbmmige willen datfe ontrent het dorp O^utan in d’aerde loopt. Defe riviere voedt fekcre dieren , die men nergens vindjfÿ fijn d’apen gelijck,hebbende een langen ftaert en de huyt als een tijger gevlackt 5 fÿ verbergen fich den meeften tijdt onder ’t water, en komen félden bovenen als de Wilden over de riviere fwemmen,flaen fy hunne ftaerten rontona hare beenen , en trecken hen foo na de gront ; ’t felve doen fÿ mede aen de paerden : doch men heeft niet ondervonden datfé ooit iets gegeten hebben van ’t gene datfé hadden doen verdrinc-ken.-de Wilden,kennis hebbende van dit gevaer, dragen kleyne bylen met haer , waer mede fÿ |
G V A T I M A L Aâ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ixj
IVonderbjc' ke/ontey-ne».
SpeloKcken, fff hole».
Hoedanig-hey t defer Trovtntte.
Sacatla»,
Chiapa.
Hooge her-ÿ»-
de ftaerten de/er dieren afhouwen,om fich daer van te bevryen.
D’andere riviere deler Provintie die de Spanjaerden Rio blanco noemen , bedeckt allengs met een korft van fteen het hout dat daer in wort geworpen : haer water is leerklaer, en kan lónder gevaer gedroncken worden.
Onder d’aengename faken van defe Provintie fijn verfcheyde wonderlijcke fonteynen : in het dorp Ca^^acualpa , anderhalve mijl van de voornaemfte ftadt, fiet men een feer klare fon-teyn , die waft en ebt alle fes uren even als de zee; ’t welck men niet kan houden, dat het door de zee gelchiet, dewijl die daer te verre af is gelegen. In ’t lant van Taßxa is een andere fon-teyn , die drie volle jaren overvloedigh water uytgeeft , hoewel het weynigh regent ; en d’andere volgende drie jaren verdrooght , fclioon veel regen van den hemel afvalL Vijf mijlen van de ftadt fiet men een andere, welcke des Ibmers over hare boorden loopt, en in de winter geheel verdrooght. By het vleck Cinaca-tan is een andere kleyne fonteyn, welckers water de felfte quälen , daer men het brant-yfer toe moet gebruycken , geneeft ; en doet de vogelen , en andere dieren die daer van drincken, fterven.
By het vleck van S. Bartholomeus, in de Provintie van ^elenes toont het aertrijck een opening als die van een put, in welcke , indien men daer een fteen oft eenigh ander kleyn ding in werpt, een groot gerucht wert gehoort, en ter-ftont daer op,hoewel den hemel helder en ftil is; verheft fich een grooten ftorm,en gelijck als een donder,die men van verre hoort: Plinius fchrijft het lèlve van fekere fpelonck in Dalmatien. Eyndelijck, om van andere niet te ïj^reken , daer is noch een fpelonck oft hol in ’t vleck Chi-comuT^flo y welcke feer fmal is in den ingang, maer ruym en wijt van binnen, met een fraye vlack-te, efï aen een der fijden fulck een klaer ftaende water , dat het geficht der aenfehouwers daer door wort bedrogen : dit water is als onbe-weeghlijck, en heeft felf aen den oever de diepte van twee vademen.
Dele Provintie Chiapa heeft feer gebloeyt in voorleden tijden, om d’overvloet van ’t gout dat men daer uyt haelde ,• en nu noch fijn hier geen gout-aderen gebreck, maer flaven om in de mijnen t’arbeyden. Oock fijn hier mijnen van filver, tin , loot, quickfilver en koper, die nietontdeckt fijn, en tot noch toe niet bear-beyt. Seker Schrijver legt, dat de voornaemfte ftadt van defe Provintie in hare tael Sacatlan wort geheeten , en dat ’er den Biftchop en ontrent hondert Spanjaerden woonen ; dat hier veel kottoen wort gewonnen, waer van de Wilden ftoffen maken , met welcke fy hunne fchat-ting aen de Spanjaerden betalen, dieft dan naer Nieuw Spanje vervoeren. Veertien mijlen van daer is een andere ftadt Chiapa genaemt, die ver-maertis om een foort van moedige paerden.
Die van hier naer Nieuw Spanje reyftn , nemen haren wegh door ongemeene hooge ber-
D nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C\
gen tot aen ’t eynde der grenftn van dele Provintie , waer den bergh van Rcatepec ( welcke
America^
naem in de tael van dit lant windigen bergh be-teekent) fich tot fulck een hooghte verheft, dat men van des ftlfs top de beyde zeen kan be-fchonwen: men klimt ’er op langs een wegh van negen mijlen/t welck ten meeftendeel by nacht moet gefthieden , om dat fich daer , nae ’t op-gaen der zon , in ’t gemeen lbo ftereke winden verheffen, dat het onmogelijekis fich felf ftaende te houden , en ten top te komen. Van den voet defts berghs tot aen Tecoantepec, welck is het eerfte vleck van Nieuw Spanje, rekent men vijftien mijlen.
SOCONVSCO,
en S V C H I T E P E C.
Dicht by de voorgemelde Provintie Chiapa Gelege»^ ten zuydooften en zuyden , legt defe ^7^* Provintie , die de Wilden Soconujco noe
men , langs de kuft van de Zuydzee, ontrent 3y mijlen in de langte, en wat minder in de breette, uytgcftreckt. Sy paelt ten ooften aen Guatimala eygentlijcklbo genaemt, ten noorden aen V'era-Pa^ ; ten weften aen Tecoantepec, uyterfte grens van Nieuw Spanje.
Hier is een grooten overvloet van de boomen die de Cacao voortbrensen , ’t welck is den voornaemften rijekdom van dit lant, daer ly fonder moeyte, om de bygelegen zee mee können handelen in de rijekfte Provintien van Nieuw Spanje : ’t aertrijck brengt oock wel voort alles wat ’er gefaeyt wort,uytgefeyt tarwe.; Deft Provintie wort van de maent April tot in September met veel ftormen en regens gequelt: en van de hooghte der bergen ftort fulck een menighte beeken en waterloopen in de valleyen^ dat ’er de wegen geheel van bedeckt worden fbo dat men die niet gebruycken kan , dewijl ’t water geen plaets heeft om fijnen loop te nemen ; waer uyt komt dat de gene die van f\icar~ agua y en andere ooftelijekfte Provintien , naer Nieuw Spanje willen reyftn, genootfaeckt fijn in deft maenden fich elders heen te begeven , hoewel in d’andere tijden den wegh veel körtet is door deft Provintie. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Hier is maer een plaets van de Spanjaerden Gtuveddn. bewoont die met een naem van ’tlant door de Wilden en Spanjaerden Gueiaetlan wort geheeten; eertijts door Pedro de Alvaredo, als hy Gouverneur was van defe geweften, gebouwt; Defe Provintie heeft weynigh inwoonders;want d’ou-de ingeborenenfijn trots en wreet door ’t vertrouwen op hare rijekdommen, welcke ly door den handel met Cacao verkrijgen, Sy betalen jaerlijeks tot fchatting aen de Koning van Spanje 400 cargas of laften Cacao ; een laft heeft vier-en-twintig duyfent amandelen van Cacao , eri wort in ’t gemeen in de ftadt Mexico op dertigh realen gelchat.
Suchitepec en Guafacapan j twee kleyne Provin- Suchitepeè tien, palen ten ooften aen Soconujco, welcke oock weynigh inwoonders hebben; want het grootfte vleck van defe lantfthapjes heeft niet meer dan 200 burgers; welcker voornaemften rijekdom en koophandel in de vruchten van de gemelde
K 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Caca9
G V A T I
Cacao beftaet, waer van men hun laut acht in overvioet voorfien te wefen.
Zeekufl. De zeekuft van dele Provintien Soconufco , Su-chitepec en Guafacapan , langs de Zuydzee oft Mar Pacißco y begint leven mijlen van de riviere Amit:-la ten wellen, en llreckt lieh tot aen Tecoantepec en de grenlen van Nieuw Spanje 5 in welcke tuf-fchenwijdte vele rivieren lijn , die fich in de gemelde zee ontlaflen , en in de volgende ordre leggen : eerll Goatlan, daer na Capanarcalte, Colatly Ha^atlan en Ämatituc, alleen met de naem bekent.
V E R A - P A Z.
Naems oor^ Elb Provintic is midden in ’t lant gele-I I gen, en heeft de naem nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat is ,
Ware vrede, behouden, om datlèniet met de wapenen onder lijn Majelleyt van Spanje, als byna alle d’andere gewelten, is gekomen 5 maer door de predicatie van het heylige Euan-gelium, door de monicken der ordre van S. Do-Oenfen. minïcus gcpredickt. Sy grenll ten wellen aen de Provintie van Chiapa, ten zuyden aen Soco-nußo y ten noorden aen Tucatan y en ten oollen aen de HonduraSyCn Guatimala eygentlijck foo ge-naemt. Ditlant is ontrent 30 mijlenlang, en byna lbo veel breet ; het wort van Guatimala door de riviere Xicalapa gelcheyden ; en van de Honduras door rivieren , moeralfen , en de golf of baey , diefe in ’t gemeen Golfo Dolce noemen , welcke voor een haven van dit gewell wort gehouden.
jnwun- D’inwoonders, die meell alle het Chrillelijck geloof omhein hebben,woonen in weynigh vlec-ken , niet wijt van elckander , om te bequamer door de Religieufen onderwefen te worden , en bellaen niet meer dan 16 mijlen lants in de breette : het overige, dat noch woell is, befitten d’ongeloovige Wilden,ruwe en ongetemde volc-ken, te weten , de Lecandones, Pochuteques, en die de Provintie Acala bewoonen , en andere dier-gelijcke wreede en ongelluyme menlchen.
jjoeiani^- nbsp;nbsp;nbsp;Hct lant is oneffen,en ver lehr ickelijck om lijn
ƒ7'- hooge bergen en diepe valleyen , hebbende weynigh vlackten gantfeh bedeckt met dicke bolfchen, om hare fchaduw-achtige duyller-heyt vervaerlijek. Het middellle deel heeft een ledelijck getemperde lucht j maer in d’uyterlle eynden brant het van hitte, en wort feerge-cjuelt van de muggen , die ly wofquitss noemen j een gemeene plage van dele heete en vochtige landen. Voortsis ’er overvioet van goede vruchten,viflchen, en andere laken tot herleven noodigh. Het regent hier Ibmtijts byna negen maenden naelckander, oockgebeurt het dat d’andere drie maenden mede veel waters valt; in voegen dat de lucht lbo vol wokken is , dat de zon leer lelden hare llralen vertoont. Doch federt dat men de boflehen omgehouwen heeft, is het aertrijck van tijttottijt meer entdeckt, foo dat de lucht klaerder wort, en de gemelde ongemacken, als men legt,verminderen, ’t Lant is vol rivieren, en fonteyiien fonder getal, oock gelbnde waterlprongen , hoewel dat ’er mede eenige bittere en van quaden fmaeck gevon-
M A L A.
den worden , om de aderen van metael daerfc deur loopen.
By het vleck van S. Augullijn het men tuf. fchen twee bergen een fpelonck in de rots, die vele menfehen kan begrijpen , hebbende een grooten ingang, van binnen duyller en elfen , met vele andere holen oft Ipeloncken, welcke gedurigh fekere vochtigheyt voortbrengen, die in witten Heen als albafter verandert, in ge-daente van colommen en ftaende beelden, door een wonderlijeke kunft van de geellige natuer : binnen in dele holen is een foo felle en lcherpe koude , datfe , gelijck men fegt, tot op de bee-nen deurdringt : men hoort oock een verwart geruyfch van kopende wateren , welcke uyt verfcheyde beeken komende , fich eerll in een diepen afgront van een meir oft llaende water Horten, alwaer fy t’famen als in een graft ver-eenight, een rivier veroorlaken , welcke terllont na haren uytgang bequaem is om fchepen te dragen.
’t Aertrijck van defe Provintie kan, om de Atrtrijck. groote vochtigheyt, de tarwe van Europa niet tot rijpheyt brengen; evenwel draegt het twee-maeldesjaers hunmayz, hoewel het Ibmtijts door al te veel regen bederft en verrot : oock wort dit landt geplaeght met groote llormwin-den , aertbevingen , donder, en blixemen. De bolfchen lijn voorfien met hooge cederboo-men, die wit en root fijn , en vele boomen die welrieckende vochtigheden van fich geven, en van welcke de Liquidambar, Xuchicopal y Ma-flieh j en Drakenbloet, gelijck d’Apothekers het noemen , afdruypen. Benalven dit walfen hier groote rietllocken, die fomtijts hondert palmen hoogh fijn, die d’oude inwoonders wel tot bakken in hare huyfen gebruyckten. Hier fijn oock boomen wekker hout lbo hardt is als yfer, ’t wekk van de wormen niet geknaegt kan worden , en met verfcheyden verwen is ge-Ipickelt. Oock is hier een wonderlijeke ver-Icheydenheyt van welrieckende bloemen , van ■ßiomt». welcke de byen leven, die niet alle van een lèlve lbort fijn : want Ibmmige hebben geen angel, en maken een klaren honigh ; andere hebben angels als die van Europa ; eenige fijn als vliegen , doch niet fchadelijck ; eyndelijck fijnder oock die wilden honigh, welcke de harlTens beroert, voortbrengen.
Onder de viervoetige dieren, die hier fijn, is ’t grootlle ’t gene de Wilden Peori, en de Span-jaerden Danta noemen, ’t wekk de gedaente Dama, van een kalf heeft, doch de beenen korter, en de voeten als die van d’elephant ; de voorllc hebben vijf, doch d’achterlle maer vier teenen ; het heeft een lang hooft, een final voorhooft, kleyne oogen na fijn grootte , de muyl is een palm lang, die afhangt als de fnuyt van een elephant ; ’t heeft tanden als een vereken , d’ooren lcherp, een korten hals en llaert, met weynigh hair bedeckt, en een dicke huyt, lbo dat men daer naeulijeks deur kan Heken ; het leeft van wilde kruyden ; de Barbaren eten ’t vleelch, en leggen datle ’t aderlaten van dit dier geleert hebben; want als het voelt, dat ’et te veel bloet heeft, vrijfthetfich tegen deHeenen, opent
‘Tij^erSt en andere beeßen. Rivieren. Colfo Dolce, Jnwoon-dtrs. G V A T I ïoo fijn aderen , en laet fich bloeden. Hier fijn oock leeuwen, maer bloode ; want ïy llapen den gantlchen dagh in de fpeloncken , en gaen ’s nachts op den roof : ly fijn licht, maer ièer vrees-achtigh , en worden veel van de Wilden gedoot ; fy hebben wit en goet vleefch ; gelijck de Wilden feggen. De tijgers fijn veel grooter en gevaerlijcker ; eertijts trocken ly dele ellendige Wilden uyt hunne hutten, en verfcheurden hen in ftucken ,• waeroin dit volck hen foo vreelden, datlè fich daer voor nederwierpen, en als góden aenbaden ; want ly plachten hier en in heel Nieuw Spanje te geloovén , dat de duy-vel gewoon was den Indianen , in de gedaente van dit dier , te verfchijnen , waer uyt defe aen-bidding was gelproten ,• doch de Spanjaerden hebben de Wilden , door ’t licht van ’t heyligh Euangelie, van die duyfternis en vreefe verlolt ; lbo datlè nu met pijlen en mufijuetten dele dieren byna uytgeroeyt hebben, en niet meer daer voor ichricken. Hier is noch een ander beeft, weynigh kleyner dan een beirinne, met fwart hair, bieden ftaert,hebbende handen en voeten byna als die van de menfch , ’c aenficht plat, fonder hair en gefronfl, en platte neufen als de Swarten. Eyndelijck vint men hier een groote menighte apen en fimmen , wilde geyten , verc-kens, yfere verckens, armadilles,en andere dier-gelijcke wilde dieren, ’t Is niet noodigh van de vogelen te fpreken,die hier fijn in fulcken groot getal en lbo lchoon als die van Chiapa. D’oollfijde van defe Provintie wort met een groot getal graften en beeken deurlheden , die van dehooge bergen, met fneeuw bedeckt, af-rollen, en te famen geloopen , maken vele rivieren, bequaem om fchepen te dragen, vloeyende foetelijck en fonder geruyfch langs breede en vruchtbare velden, wekker boorden ten weder-fijden belchaduwt worden door de tacken der boomen van een ongemeene hooghte ; over-vloedigh in allerley llagh van goede vilfchen, en watervogelen die de felve eten. Alle defe rivieren ontlaften fich eyndelijck in lèkere lange en breede golf, welcke ten noorden cfnoord-ooften in de zee of baye van de Honduras ftreckt. Defe golf wort Dolce dat is, fiiet, gebynaemt, om dat hare wateren foet fijn, hoewel beroert en met flijck vermengt : evenwel heeft het groote viflchen , inlbnderheyt Manatb, en veel crocodillen. Herrera fegt, dat men ontrent dele golf een filvermijne gevonden heeft, als oock eenige Iblfer-aderen. De Spanjaerden hebben geen ftadtin dele Provintie, daer fijn alleen 14, of, als andere leggen , 17 vlecken of dorpen , die de Wilden , en weynige Spanjaerden met elckander bewoonen; ineen der felve hebben de Dominicanen een kloofler gebouwt. D’oude inwoonders ver-Icheelden eertijts in tael -, maer nu hebbenlè van de Religieufen geleert t’iàmen te woonen ; en fich tot een tael te wennen ; en men legt datlè veel toegenomen hebben in beleeftheyt, foe-te léden , en in de Religie. Sy fijn van middelbare gedaente, welgeftelt van leden,en van aen-genamen ommegang. Daer fijn veel meer mannen dan vrouwen, want de laetlle fijn korter |
M À L A. van leven , gelijck de Spanjaerden waérgériö-men hebben ; doch d’oorlacck is onbekent : want ly baren byna Ibnder Imart, en dickwils alleen en op de wegen j terftont daer na waf. lchen fy fich felf en hare kinderen in de rivier. Sy fijn byna alle arm , om ’t weynigh kottoen datfe hebben, (’t welck noch lómtijts door het natte weder wort bedurven , ) en om ’t gebreck van vele andere dingen. Hunnen voornaem-llen rijckdom beftaet in lèhoone pluymen van verlcheyde vogelen , waer van ly vele cieraden weten te maken ,• maer ly fijn nu in andere liant-wercken geluckigh onderwelèn. Sy worden be-ftiert door een Stedehouder van de ftadt, die hier van d’Audientie van Guatimala wort gefon-den. Andere volcken belbecken hen weynigh om te handelen, hoewel de bergen overal voor-fien fijn met Zarcaparilla, Sinelche wortel, en Mechoacarij en dat hier vele fchorlÏen, gommen , hars, en andere enckele dingen , dienitigh in dé Medicijne, en tot andere gebruycken , worden gevonden ,• want daer is maer een paflagie, en die noch moeyelijck genoegh,door de Golfo Dolce , om tot hen te komen ,• doch de voornaemlle oorlaeck acht men , dat ’er geen hope is om voordeel te doen met hen te handelen. G V A T I M A L A. De Provintie, nu ter tij dt eygentlijck Gua~ ümala genaemt, of in de tael der Indianen ^atuemallaCy^'t welck verrotte boom beteeckent) legt aen de zee, en ftreckt fich langs den oever van de Zuydzee ontrent 17 mijlen , en landewaert in van zuyden ten noorden op ’t meelte dertigh. ’t Aertrijck van dit Manf^ landt is feer vruchtbaer en overvloedigh in ^9'* mayz en kottoen , als oock in de tarw van Europa , en andere vruchten,- hoewel men de tarwe gelijck men fchrijft, naeulijcks meer dan een jaer kan bewaren. Het regent hier lelden, maer fomtijts met Iware vlagen van de maent April tot in Oólober. Dc winden fijn meelt uyt den zuyden of noorden, doch de laetfte minder dan d’andere ; want die duert maer i y of 20 dagen naer elckander, maer lèer kout en ongefluy-migh. ’t Landt is vol bergen, en bevochtight van vele rivieren, waer door hier goede eele-gentheyt is om te jagen en te vilfchen. Daer walfen oock vele goede vruchten, foo van fijn eygen aert, en gewell, als van de gene die men uyt Europa hier gebracht heeft, maer boven al is ’t rijck van Cacao ; doch hen gebreeckt löut ’t welck fy met groote onkollen van ’t fant maken dat de zee bedeckt heeft, en met kracht van vuur in forneyfen bereyden. De rivieren voedenoock, behalven allerley llagh vanvif. fchen, overgroote crocodillen. ’t Landt is wel voorfien van vele weyden, çn hoflieden, en een ongelooflijck getal koeyen ,• maer het wort ongelont geacht, lbo om de onverdraeghlijcke hitte, als om d’al te groote vochtigheyt : hier is On^tdiene^ een ontelbare menighte muggen, die de mcn-fchen nacht en dagh plagen j oock vliegen en welpen in grooten overvloet, vele lcorpioenen en andere dicke en ruyge wormien j die men ge-vaerlijek |
vacrlijck en lomtijts doodelijck acht, als men daer af aengeraeckt wort -, en die, welcke ly Hondert-voct noemen, die niet minder gevreelt worden. In ’t kort, hier fijn oock lerpenten , Bje»- flangen , en ander fenijnigh gedierte. De byen maken hier witten honigh en wit was ; en ftee-ken niet als die van Europa. Dele Provintie geeft balfem, en een andere welrieckende voch-tigheyt, die den olye geiijekt, (welcke, als fom-mige leggen, van een bergh afloopt, ) en volkomen lolferj oock groeyt hier uytnemende goede paltel oft weede, die geacht wort met de naem van dit lantfehap. Michatoja, Dit Guatiwala 'woït van Suchit^ec en Gua~ eenrtvitre. ßc^pan door de rivietc Michatoja gelcheyden j welcke komende uyt het meir Jwlr^flt;^»,vier mijlen van de ftadt S. lago valt van de toppen der rotlèn in een diepe kuyl, waer boven een over-groote menighte papegayen nellelen, en groo-te en feer gevaerlijeke vledermuyfen, die de kalveren dooden door ’t bloet daer uyt te luy-gen; en Iparen lèlf de menlchen niet als ly die in llaep vinden ; lbo dat de Wilden , om de groote menighte , en de fchade diefc dagelijeks aen het vee deden , gedwongen fijn geweeft defe nabu- Inu'otm-dmn aerî. cft fliiende wateren. reor/pûct. rige plaeden te verlaten. D oude inwoondcrs van dit lant fijntracgh en kleynmoedigh : de Mexicaenfche tael is hun gemeene , hoewel fy een befbndere Ipreken. Sy hebben meer dan eenige andere Wilden in de Chriftelijckc Religie en burgerlijcken ommegang toegenomen : maer als ly fonder ont-iach fijn j vervallen ly lichtelijck weder tot hare heydenfche gewoonten,en barbarifch leven. De mannen fijn botter, doch weten wel met den boge om te gaen ; de vrouwen fijn een weynigh gelchickter, en können wel Ipinnen. In het deel van defe Provincie , JSÏefticpaca gc-naemt, fijn meiren , welckers quaden reuck der wateren genoegh toont datlè door folfer-aderen fijn geloopen, gelijck oock de ftucken t’faemge-ronne Iblfer die men by d’oevers van de lèlve vint, klaer bewijlcn^doch de weyden,die rontom dele meiren leggen , en de beeken der felve ontfan-gen,voeden depaerden uytermaten wel,foo datlè van mager en Iwack, vet en fterek worden. In ’t jaer 15'24 is dit geweft eerft door Pedro de Alvaredo ingenomen , en tot een Provintie gemaeckt, die , lbo lang hy leefde , in bloeyen-den ftact was ,• maer na fijn doot verloor ly veel van haer eerften glans, welcke ly daer na weder verkreeg door den grooten toevloet van koop-handcldbo datfe nu onder de rijcklle Provintien kan getelt worden. Y Z A L C O S. Crenfen. Hoedanig-kijt. f'utcan. De Provintie T^^alcos neemt haer begin aen de riviere Guacapa , en eyndight aen Gneymaco , en aen de zeekuit die in ’t gemeen Tonula genaemt wort. Langs de zeekuft heeft fy 18 mijlen in hare langte : en is gantlch gelijekin lucht en aertrijck met de Provintie van Guafacapa , overvloedigh in de lelve dingen , en inlonderheyt rijck van de vrucht |
In dit lant is een Vulcan, dat is, een bergh die vuur en vlammen uytwerpt, welcke in 50 jarcri meer dan 20 ftadien van fijn top af kleynder is geworden : voor eenige jaren braeckte hy lbo veel afch uyt, datfe de naburige valleyen geheel bedeckte , en sroote fchade deê aen dc tuynen van de Cacao en aen de groente , inlon-derheyt ten zuyden , waer ’t aertrijck meer afhelt ; van delen bergh vallen vele beeken , van welcke eenige können gedroneken worden j andere fijn lchadelijck en van quaden reuck : oock is ’er een by een vleck van dit lant Tupa ge-heeten , die al wat ’er ingeworpen wort met een korft van fteen bedeckt. Drie mijlen van de XT^alcos komt men by een ^dpaneca. plaets Apaneca genaemt, een weynigh kout,maer vruchtbaer in granaet-appelen en andere vruchten van Spanje, belbnderlijck in tarwe. Niet wijt van daer is Ataco , byna van een felve lucht en aertrijck, en feer vermaert om de jaght. Op de bergen vint men de dieren , in welcker ingewant den Bezoarfteen groeyt, gelijck men legt ; en een ftagh van kleyne beeren , die in plaets van de opene lippen , een kleyn ront gat aen’teynde van de muyl hebben, uyt welcke fy een kleyne , ronde , lange en geholde tonge uytfteken,daer fy den honigh mede fuygen : of, by gebreck van de felve, fteeken ly die in de niierenholen , als of het een riet was, en dooreen wonderlijcke lift doen ly de mieren by hen komen, als die dan na genoegh fijn , Iwelgen ly die in ’t lijf ; hier fijn oock daftèn van verlchey-den verwen , en andere dieren, felf oock wilde heeften, die de menlchen belchadigen. Hier groeyen vele gelbnde kruyden, en dien- i^rujeten, ftigh in de Medicijnen en van de boomen druypt Maftigh, Drakenbloet, en Anima. Guacapa is dicht by Ataco oock een vrucht-baer lant, waer de vrouwen van de Wilden goede vaten van leem of aerde , fonder behulp van eenigh inftrument, maken, diefe fchilderen met fekere roode aerde als cochenille, welcke ly in de beeken vinden. Sommige gelijeken dc melde leem of aerde by den bolus van Arme-nien, en houden het voor een felve laeck ; want, gedroneken lijnde , geneeft ly den buyckloop , en wort voor een treffelijck tegen-gift in alle peftilentiale fieckten gehouden : hier fijn oock graften , daer men diergelijeke aerde of flijck vint, doch Iwart, met welcke ly oock hunne vaten fchilderen. Op een ander plaets , die de Wilden de Hel noemen, is het water feer warm, en koockt met een groot gerucht, ’t is oock van verfcheyde verwen 5 want hier ont-Ipringt het beroert, daer liiyver en klaer, elders root, geel of van verfcheyde verwen, na dat het de coleuren van de metael-aderen, die onder d’aerde verborgen fijn, aengenomen heeft j den damp, die hier uyt komt, ftremt tot een fekere bitume ; de Wilden letten hunne potten om die te doen koocken in dele waterlprongen ; die te lamen een kleyne riviere , welcke men de Warme noemt, na de laeck felf, maken 5 want het water behoud fijne warmte foodanigh, tot een mijl van fijn oorlprong dat het de voeten der paer-den , en andere dieren verwarmt. Aen de voet der bergen fiet men noch vele andere dierge- |
G V A T I M A L A. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12, g
lij eke fonteynen. Onder andere wonderen is ’er oock eenfteen vijf Spaenfche ellenlang, en drie breet, in’t midden gelpleten , uyt welcke opening een roock gaet ; en foo men daer dicht by komt, hoort men een doof geluyt van binnen ; maer indien fich haeft een grootenftorm lal verheffen,hoort men een fchrickelijck gerucht. De bergen fijn bedeckt met leer liooge eyckeboo-men , wekker eeckelen foo groot fijn, dat men de khillen der klve tot inektkokers gebruyckt. Men legt dat hier korpioenen fijn foo groot als konijnen, en padden een weynigh kleyner als vorffehen , die als de vogelen op de tacken der boomen Ipringen , en maken een groot gerucht ten tijde van regen. Hier fijn oock ker groote mieren, die de Wilden als fpijle eten, en op de raarekt verkoopen. S. SALVADOR, S. MIGVEL, en CHVLVTECA. De Provintie , die nu de naem van S. Sal-yador draegt, begint van ’t vleck Atiqui-sioya, en wijekt geen van de vorige in jnwoctt‘ vruchtbaerheyt des aertrijeks. D’ingeborenen maken hier koecxkens van fekere fenijnige wormen , dicker leelijckriecken , diely tot ver-kheyden faken als medicijne gebruycken , ge-lijck als tegen de gefwellen die uyt koude oork-ken komen, en andere diergelijeke. CftMApn- De riviere Guacapa heeft haer oorlprong in dek Provintie, en ontrent kven mijlen van haer begin wort ly ko groot dat m.en haer kan bevaren; daer na, noch 13 mijlengeloopen hebbende , vermengt ly fich met de groote Zuyd-zee : lbo dat ’er in America geen andere rivier is, die in foo weynigh weghs foo vele wateren als dek ontfangt en uytftorr. Hoedanig- Ontrent het vleck S. Anna houwt men twee-^ndmn, derley flagh van hout, ’t een is van verwe die ly in ’t gemeen Leonado noemen , en ’t ander van fchoon blaeuw. Aen de voet van de Vukan, daer wy hier boven van gelproken hebben, dicht by Coatan, is een ker diep meir, of ftaende water,en daer in groote crocodillen ; in ’t midden van het felve is een kleyn eylant : de Wilden , Pipeles ge-heeten , die daer rontom woonen , geloofden dat geen menkh daer op kongaen fonder ter-hont te llerven , tot dat de Spanjaerden hen uyt dek dwaling hielpen, fendende eenige Swarten aen ’t klve eylant, die ’t gemelde meir met klcyne lchuytjes overvoeren, daerlyeenftee-■ nen beelt van een vrouw vonden, en autaren om aen dien afgodt te offeren : daer na verlieten de Wilden hunne vrees, en met een d’eer-biedigheyt tot de plaetk. By het vleck Guay^ tnoco groeyen vele boomen die balkm geven; en de geheele kuft, Tonala genaemt, heeft boomen van een vaft en Iwaer hout, van ’t welcke men in fekeren tempel colommen liet die 50 voeten hooghfijn. Van dek plaets loopt een wegh niLCii dc Üüdt San Sal'TPador, en men moet de rivier dickmael deurwaden tot aen de voet van de f^tdean. groote Vukan, die geen vlammen meer uyt-werpt, om dat de brantftoffe verteert is, gelijck Ainerica. |
het fchijnt ; de mont oft opening is éën half mijl groot in den omgang, en uytermaten diep : als men defen bergh afgaet, fiet men als twee ovens, waer uyt noch een dicken roock voortkomt, die lbo vreeffelijek ffinekt, datk den genen , die daer te dicht by komen , doet be-Iwijmen. Dcfen bergh is nu gantkh bedeckt met ceder-en pijnboomen;en aen alle lijden fiet men noch verbrande overblij ffels, eenklaer bewijs van fijn vorigh branden.Drie mijlen voorby de gemelde Viikan is het vleck Nixapa, daer men ^ixapeu een deel liet van een droogen bergh, opgehoopt van verbrande ff eenen en ftucken aerde , die men gelooft dat de klve Vukan in fijn branden heeft uytgeworpen ; uyt welcke eenige fonteynen, met ker geknde wateren, ontlprmgen, die fich in-een graft \yy'^^ïxapa vergaderen. Van delen klven bergh olt Vukan valt oock een won-derlijcke beeck, die des nachts loopt, en des daeghs by den bergh S. lan ingelwolgen khijnt. Niet wijt van hier legt het vleck Cu^catan , en een weynigh verder de ftadt 5. Sal'Vador. Langs de zeekuft tot aen de riviere Letnpi^^ (die dek Provintie van die van S. Migud fchéyd) is’tlant effen, met goede weyden , dienftign om ’t vee te voeden. Beneden de gemelde Vulcan fijn vier vloeken der Wilden, die voor de Provintie T^akos in rijekdom van Cacao niet en wijeken : en aen de noordfijde van de klve bergh legt het dorp Tßcpequc , vermaert om eenige fonteynen, die lulfer en aluyn vóórtbrengen , en om fijne velden, daer in vele medicinale kruyden groeyen. Van dek plaets begint het landt der Chontaks, Ckentaltfi een ruw volck en van beeftachtige kden , wekker nattier noch woefter is geworden door de bergen en woeftijnen daer ly woonen. Dicht by dek plaets komt de riviere Lewpa nyt een Lempa , meir, en vloeyt door een bevaerlijcke graft dwars door een aengenaem lant, rijck van wilt-braet en vifch , naer de zee ; doch haer water is warm, en daerom niet gefont. By d’oevers de-kr riviere groeyen fekere boomkens , die bloemen van een lieffelijeken reuck voortbrengen ; en een aengename gomme , welcke niet minder is nochte ongelijck de Benjoin. Drie mij len van dit meir liet men het dorp hAimilla, waer de Pipeks en andere volckeren eer-tijts gingen offeren : in dek plaets vint men twee fonteynen met eenkleyne tuffehenwijdte van elckander gefcheyden, van welcke d’een haer water byna fiedend , en d’ander kout uyt-werpt. Hier groeyen oock vele kruyden , die d’inwoonders in hare Ipijk en dranek gebruycken in plaets van Ijpeceryen. By Cecory is eefi bergh die fich boven al d’omleggende verheft, wekkers top als bedeckt is met een groot en diep meir , welck uyt de wateren van een fon-teyn, die daer dicht by is, wort verfamelt. Eyn-delijck is hier oock een lbort van daffen , aen welcke de Schepper der nature twee magen heeft gegeven, een om de Ipijfe te verteeren, en d’andere om verrot hout in te bergen, gelijck men aengemerekt heeft, fonder dat men weet tot wat gebruyck, hoewel het gelooflijck is, dat de Natuer niets te vergeefs heeft gemaeckt* k j nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De |
De W^iltlen eten ’t vleefch defer dieren , hoewel het (lijmigh is, en fonder twijfel feer on-gefont. Tot hier toe hebben wy van eenige landen, ona hare nabyheyt met defe Provintie , ge-Iproken ; nu lullen wy voortgaen tot de Heden die de Spanjaerden hier bewoonen , van welche S. Wo de Guatimala de voornaemfte is ; want o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* ly is de hooftftadt van dit Gouvernement, en de ftoel der Juftitie van dit gebiedt. Sy legt 12 of 14 mijlen van Mar del Zur, of de Zuydzee, in ’t midden van een valleye, die van een riviere wort deurlneden, en tulTchen twee bergen die vlammen uytwerpen ; een der lèlve is niet wijt van de ftadt, d’ander twee mijlen van daer, welche een hoogen en ronden top heeft, die veeltijts een dicken roock.uytblaeft, en Ibm-tijts vlammen , aftchen , en brandende fteenen uytbraeckten als ’t vuur fich begint te verheffen , fchudt en beeft het aertrijck daer rontom op een verlchrickelijcke wijfe. Het blixemt en dondert hier dickmael, doch de lucht is daerom niet minder gefont : het aertrijck is oock vruchtbaer , en goet voor koe-yen en lchapen , die hier in menighte fijn j het heeft oock lbo veel mayz,dat ’et in bevochtigli-de landen yoo voor een geeft, en elders niet min dan hondert. Daer fijn veel vruchtboo-men, lbo dat men de landouwen defer ftadt onder d’aengenaemfte mach rekenen. Herrera telde óoo Spaenfche burgers in de lèlve , be-halven de Wilden en flaven. Chilton, een Engelsman , die in ’t jaer 1570 daer was , maeckt het getal veel kleynder , en legt, dat ’er toen niet meer dan 60 Spanjaerden woonden. Het meefte deel van des Konings Officiers hebben hier hun fit-plaets j gelijck oock de BilTchop, die onder den Aertsbifichop van Mexico ftaet; hier is oock een kloofter der Dominicanen , en een ander der Broeders die men de la Mercede noemt, nevens een gafthuys. In dele ftadt worden oock alle de metalen gefmolten. Men fegt dat ’er in dit Bisdom 25000 Wilden woonen.De-1’ fe ftadt wierd in ’t jaer 1541 byna geheel ver-woeft door een gruwelijeken ftorm, die fich in ’t midden van de nacht,op ’t onvoorfienft verhief uyt de Vulcan , die by haer legt, van welcke wy hier boven gelproken hebben : want dit onwe-der lleepte met fich een grooten watervloet, groote fteenen en geheele uytgetrocken boomen , en Hortte met fulck een gewelt op de ftadt, dat het de gebouwen om verre ruckte, en Imoorde alfoo elendighlijck vele menlchen, en onder andere de weduwe van de Gouverneur , die dele Provintie eerft had ingenomen. Evenwel is ly daer na weder herbouwt, en met nieuwe inwoonders vermeerdert. Men fegt, datfe nu rijck is in gout en andere rijekdom-men, door den koophandel met die van Veragua, en andere volckeren. De ftadt, die de Spanjaerden heden SanSal-' Wor noemen, waseertijts van de WildenC«?;-catlan olt Cu^gatan geheeten, en legt van den Equator ten noorden 13 graden en eenige mi-niiteuj van de ftadt S. lago de Guatimala 40 mijlen ten zuydooften ,- van de Zuydzee, en van de |
haven , in ’t gemeen Acaxutla genaemt, léven* Alle de lchepen, die van Nieuw Spanje komen , fijn gewoon defe haven in te varen , lich t’ont-laden , en weder te laden met Cacao en andere vruchten van defe Provintie. Dit geheele lant is rijck van gewas j en heeft een gelonde en getemperde lucht. De gemelde Chilton fchrijfc dat defe ftadt het hooft is van ’t Lantfchap ,• en dat ’er in die rijdt ontrent 60 Spanjaerden woonden. Daer is oock een kloofter van Dominicanen. Dicht by de ftadt is een meir van vier of vijf mijlen in ’t omgaen, doch heeft weynigh vifch; d’outften van ’t lant verhalen, dat ’er eer-tijts ferpenten van een ongelooflijcke grootte in waren, die nu niet meer gehen worden. Het vleck,dat de Spanjaerden la Trinidad noe- Larrw-men , en in de tael der Wilden Sonfonata, met welche naem ’t geheele lant genoemt wort, is van de ftadt SAagodeGuatimala 26mijlen, en vier van de haven Acaxutla ten zuydweftcn ge-fcheyden. Het legt in een vruchtbaer lant, en infonderheyt overvloedigh in Cacao, ’t Is d’ee-nige handelplaets van dele Provintie, alwaer alle koopmanfchappen , die van Peru en Nieuw Spanje komen, gebracht worden. De Dominicanen hebben hier mede een kloofter j maer de Wilden , die te lande woonen , behoored onder ’t Bisdom van Guatimala- Het vlech S. Miguel is 6z mijlen van de ftadt 5. Mignel. S.IagOjiz van S. Sabador ten zuydooften, en twee van de kuft der groote Zuydzee, en van de baey van Fonfeca , die haer tot een haven dient. Men telt in defe geheele lantftreecke ontrent tacli-tigh Indiaenlche dorpen. Xeres de la Frontera , een vleck, dat de Wilden XeresdtU in ’t gemeen Chulutecan-, met de naem van de Pro-vintie, noemen , legt op d’uyterfte grenfen van ’t Gouvernement van Guatimala op de lantpalen van Nicaragua^ byna 80 mijlen van de hooftftadt S. lago deGuatimaUj en 20, of ten minften 18 van ’t vleck S. Miguel ten zuydooften, in een vruchtbaer lant, overvloedigh in hottoen, mayz, en andere vruchten. E Provintie en Gouvernement van Bon- cre»flt;n, dura^ gelijck die in ’t gemeen van de Spanjaerden wort geheeten, grenft ten ooften aen de Provintie Tagu^calpa, die de Spanjaerden nu Nue'TPa Eßremadura noemen,- ten zuydooften aen Nicaragua, en haer ftadt SegoToia ; ten zuyden en zuydweilen aen de Provintien van ’t Gouvernement van Guatimala ; ten wellen aen Vera-PaniGn Golf o Dolce-, enten noorden aen de Noordzee. Hare langte, als men de kuft van de felve zee volgt, is 150 mijlen van ooften naer ’t wellen j de breette ontrent 80 mijlen van de gemelde zee tot aen de Provintien die van Mar del Zur, of de Zuydzee, belpoelt worden. ’t Aertrijck van dele Provintie verheft fich Hoedanig-tot hoogc bergen , of vernedert fich in verma-kelijeke en vruchtbare valleyen,welcke eertijdts volckrijck van Wilden waren j doch nu om d’in-lantfche oorlogen, en wederfijdts dootllaen, daer van berooft : men fiet ’er weynigh vlack- |
G V A T ten ; ’t lant is niet alleen vruchtbaer in mayz , (’t welck men , als oock de erweten , driemael maer oock in tarwe, en leer dienftigh om vee te weyden. Hier fijn gout- en filvermijnen , doch noch niet entdeckt, die d’oude inwoonders niet kenden of verwaeiloofden. In ’t kort, hier is overvloet van allerley levensmiddelen, boven al veel was en honigh. Dit geweft draegt oock een grodte menighte van uytnemende lchoone kauwoerden, welcke d’eerfte ontdeckers van defe kuften fiende op ’t water drijven, noemden defe zee Golfo de Hibueras, en ’t landt felf, de Provintie van Hibuera ,• want d’inwoonders van ’t ey-lant Pjpanola noemen de cauwoerden Hibueras ; ) maer ledert, om de diepte der zee by de voornaemfte Caep van dit geweft , gaf men de Provintie de naem van Hondura, die nu noch in welen is, dewijl d’eerfte t’eenemael is vernietight. « nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De voornaemfte riviere van dit lant wort Ha~ guaro geheeten , die dicht by de ftadt Truxillo loopt : fy is wijdt, en feer vermakelijck : aen we-derfijden op d’oevers leggen vele vlecken, welcher landen met vlijt gebouwt fijn , en van de riviere bevochtight worden.D’andere rivieren fijn kleynder , een der lèlve noemen de Wilden Cha-malucon, die by Commyagua vloeyt, dwars door ’t lant vanS. Pedro j d’ander is Vlua, die 20 mijlen langs vermakelijeke oevers , en door een welge-bouwt en volckrijck landt, geloopen hebbende, in de Noordzee valt. Alle de rivieren defes lants verheffen fich op fekere tijden des jaers boven hare oevers, en verlpreyen hare wateren op de naburige velden , die ly niet alleen daer door befproeyen en raeften , maer oock de weyden , boomgaerden en tuynen : ’t welck in ’t gemeen ontrent het feeft van S. Francifcus of S. Michiel D’oude inwoonders van dit lant waren won- re» derlijck luy en traeg om hunne landeryen te noordweften gelegen , en elf van de haven de los bearbeyden, lbo datle Ibmtijts gedwongen wier- Calgt;allos en om dat dele haven van Caygt;allos leer den honger te lijden , of verfcheyden wortelen, en allerley dieren, felf d’onreynfte , te eten : fy waren genegen tot dronckenlchap, in welcke ly fich met gruwelijeke lafteren befoedelden: doch hebben door gewoonte van de Spanjaerden ge- verder te leven , en wachten fich nu van de Iwa-re mifdaden. Sy hadden verlcheyde talen, maer die van de Chontales, een woeft en ruw volck, was hen gemeen. Defe Provintie heeft nu haren Biftchop , vier fteden der Spanjaerden , en twee vlecken , van welcke wy in ordre füllen fpreken. yaHaeltlid. De voornaemfte ftadt van dit Gouvernement is Valladolid, (welcke de Wilden in hare tael Com^ myagua noemen,) gelegen 40 mijlen van S. lago de Guatimala ten ooften , en ontrent lbo veel van de kuft der Noordzee, in een lchoone en aenge-name valley, onder een gefonde en getemperde lucht : de velden fijn bedeckt met kudden koe-yen, en lchapen , die hier wonderlijck aengroe-yen : in den fchoot defer landouwe fijn rijeke filvermijnen. Defe ftadt is de gewoone fitplaets van de Gouverneur defer Provintie , den Ont-fanger des Konings, en d’andere konineklijeke |
MALA. Officieren. Men brengt hier oock de metaleti die uyt het aertrijek van d’andere naburige landen getrocken worden , om te fmelten. De Bif. lchoppelijcken ftoel is van Vruxillo in ’t jaer i j58 hier gebracht : oock is ’er een kloofter voor de Broederen de la Mercede genaemt. Vrancifio de Montejo, Gouverneur van defe Pro- s. Maria vintie in ’t jaer 1739, deê door fijn Lieutenant Alfonfo de Car eer es een Colonie oft volckplanting in ’t vleck S. Marya de Cornmyagua brengen , waer toe hem de bequaemheyt der plaetle aenlockte; want dit vleck is niet meer dan 12. mijlen , langs een gemackelijeke wegh voor de wagens, tot aenlèker dorp der Wilden , by’t welck een riviere, bequaem om lchuytjes te dragen, tot aen de haven van Cayiallos loopt ; lbo dat dit vleck tuflclien en niet meer dan mijlen van de De tweede ftadt van dit Gouvernement, Gra- De cias a Dios geheeten , legt 30 mijlen ten weften N2.n Valladolid : ly wicrd in’t jaec 1530 door de Capiteyn Gabriel de Royas gebouwt, om ’t volck, die in de mijnen van dit geweft werckten, te befchcrmen,- doch niet fterck genoegh lijnde , om d’onverwachte en t’elckens hervatte ftro^ peryender naburige Wilden tegen te ftaen, en fijndenietna behooren geholpen van de Gouverneurs van Hondura en Nicaragua , heeft hy die weder verlaten : daer na begon Gonfalo de Al-yaredo in ’t jaer 153Ó die weder te bouwen. Sy legt op een woelten heuvel : d’inwoonders bouwen ’t lant, en fayen tarwe ; doch met groo-ten arbeyt om de hardigheyt des aertrijcks. Sy voeden vele muylen , met welcke ly hunne tarwe naer de ftadt S. Sahador en andere plaetlen vervoeren : ly hebben oock geen gebreck van goede paerden. De derde ftadt is S. Pedro genaemt, oock 30 s. mijlen van Valladolid ten noorden,of liever ten ongelbnt is, lbo woonen d’Officiers van de Koning, die fijne tollen ontfangen , gemeenlijek in dele ftadt ; doch als ly de lchepen füllen wegh lenden, gaen ly naer de haven. Dit was een fraye koopftadt, tot dat men de bequaemheyt van Golfo Dolce belpeurde , die nu veel van hare vori- DeHavenofPörf de CayallosXee^t elf mijlen van TwteCg S. Pedro , en 40 van Valladolid : hier was eertijdts een ftadt, welcke om de bequaemheyt en grootte der haven, die hier een baey maeckt, van kooplieden en Swarten bewoont was ; hoewel datle een ongelbnde lucht had, gelijck vele fchrijven. Defe haven is dus genaemt om de paerden , die in een groot onweer door het fcheepsvolck in zee geworpen wierden. De valleye van Naco legt van de gemelde Ha- Vaiieje ven landewaert in ontrent 18 rnijlen : dit lant heeft vele mijnen en is volckrijck ,■ want het is ’t befte geweft van dit gantfehe Gouvernement , met een effen en vruchtbare landouwe, aen alle lijden met bergen befet, daer de wegen breetfijn, de velden groen , gefchakeert met een aengename verfcheydentheyt van bloemen , en feer gelijck het landt van Valentia in |
I M A L A. , naerat worden, NicoyUj Nequechcri, Mahjte, Diria gt;nbsp;Mafaja, Managua , Cocaloaqus en Cebeaco ; een gedeelte van ’t volck, de Contales geheeten, wordt oock dacr onder gerekent, als mede de Miques en Madera, In dit Gouvernement ftjn weynigh rivieren, ilcedanig-In de Ibmermaenden is de lucht feer heet, in de winter vochtigh, en veel ftorraen onderworpen, ’t Meefte deel van ’t aertrijck is effen , en be-quaem om met wagens te gebruycken ; ’t is on-vruchtbaer in tarwe, diefe in Peru gaen halen : van andere dingen is ’er overvloet. Hier is veel vee, en daer onder veel verekens ; doch weynigh geyten , en geen lchapen. Sy verlamelen veel kottoen, en Rite : oock is ’er mayz , erwe-ten, honigh en axi in menighte. De zee is vifcli-rijek, en de Wilden maken een uytnemende fchoon en wit lout voor hen en anderen. Het grootfte deel deler Provintien is met boffehen, vol groote boomen bedeckt, infonderheyt der gene diefe Zeyba noemen , welckc foort van boomen hier foodanigh waffen, dat de ftam ”* fomtijts foo groot wort, dat vijftien mannen , d’een d’ander by de hant houdende,die naeulijks können om vatten , gelijck Herrera verfekert. Hier fijn oock boomen , die een flagh van kerL len dragen , uyt welcke de Wilden een vochtig-heyt, die de wijn gelijckt, perffen : de Span-jaerden noemen dele vrucht pruyraen , niet om datfehet fijn, maer eenighfins gelijcken; en hoewel het meefte deel der boomen in dele Nieuwe weerelt altijdt groen blijven,defe evenwel laet, op fekere tijdt des jaers, alle fijn bladeren afvallen. Daer is noch een boom die de Spanje, ïbo in fchoonheyt als overvloet van vruchten. Truxiiie, Truxillo is een redelijck vermaerde ftadt, 60 mijlen van Valladolid ten noorden34o van Porto de Caroallos ten ooften, en een van de Noordzee gelegen ; ly heeft een haven in ’t diepfte van een Bay, verfekert tegen d’ongeftadigheyt der winden , Sant Gil genaemt : ly is op een hooghte , tuftchen twee klare en vifchrijeke rivieren, en in een getempert geweft, foo in de lomer als in de winter , geboüw't. ’t Omgelegen laat is rijck van tarwe, lehapen, en alle andere dingen : hier is veel honigh en was : het vee groey t ’er foo wel, dat men legt, dat de koeyen grooter en beter fijn dan die van Spanje. De wijngaerden dragen tweemael des jaers ; want als men de druyven gepluckt heeft, wordt de wijnftock terftont weder gefneden , die dan nieuw^e botten geven , en ontrent Kersmis heeft men ten tweeden mael rijpe druyven. De vreemde boomen , als oranjen en lamoenen , dragen uytnemende vruchten. Defe ftadt is door dEngel-Ichen in ’t jaer i y/ó met verralfing ingenomen ; en in ’t jaer lypó weder, doch te vergeefs, be-Iprongen , om dat de Schildwachten tijdelijck waerfchuwden ; want ly is lbo fterek van nature, datfe niet licht door gewelt kan gewonnen worden , om datlè op een fteylenen oneffenen heuvel is gelegen, omringt met dicke boffehen, daer geen wegen fijn om de ftadt te naerderen , be-halven een en rechten en fmallen wegh, die met een ftereke poort is voorfien : foo datlè niet dan met verraflen kan vermeeftert worden. VaiieyeXtt' Twaelf mijlen van dele ftadt legt de valleye Nuticalpa i volbeeken, daer men eer tij ts gout vondt; en derhalven wierdfè in ’t jaer 1730 door de Spanjaerden, tegen de ftropcryen der Wilden, met een kafteel gefterekt. vleck 5. Gcorgio d Olancho is 40 mijlen van ’ Valladolid ten ooften ; het wort van ontrent 40 Valley e Olancho. Spanjaerden bewoont : in ’t omgelegen lant fijn leftien duyfent 'Wilden die fthatting betalen. Men heeft hier weleer veel gout gevonden , infonderheyt in de riviere Guayape^ welcke iz mijlen van dele plaets vïoeyt. De valleye Olancho, van welcke dit vleck de naem heeft, is feer fchoon, en rijck in gout-aderen ; dies is’er een langen tijdt gefchilge-weeft tuffehen de Gouverneurs van Nondura en Nicaragua om het befit der lelve ; welck foo hoogli liep , datfe daer in ’t open velt om ftre-den;doch eyndelijck wierd dien twift door d’uyt-Ipraeck van de Koning van Spanje bevredight. Creaßn- Creotte. Et Gouvernement van Nicaragua (eertijts van lèker Schrijver’t Nieuwe Koninek-rijek van Leon genaemt ) heeft tot gren-fen ten weften de Provintien van Guatimala ten noorden Hondura, ten ooften of zuydooften Co~ ßa Rica , en ten zuyden de Zuydzee. De langte tuflehen ooft en weft is 8o mijlen , en de bleette , daer het fich ’t meeft uytftreckt, yo mijlen. Onder dit geweft worden verlcheyde klcyne Provintien getclt, die in de tael van ’t lant ge- |
Tuna gelijckt, met dicke , docrnachtige en lee-Jijcke bladen hy draegt een vrucht van grootte als een olyve ,. root van verwe, en met ïèkerc doornen, dun als hair, bedeckt; ’t welck de Wilden weten te bereyden, dat het een fchoon root verft, waer mede de vrouwen heli vercieren. worden volkomen rijp, welcke men veel ge-bruyckt, om dat ’er wateren en fonteynen in dele landen gebreken,- want Ibnder de felve durven ly geen lange reylèn aennemen. ïn de boffehen verlamelt men ballèm, amber, en leer goeden terebintijn. Men verhaelt, dat men eertijts in de naburi-ge zee walviffehen en monftreufe viffehen gehen heeft ; en Oviedo fegt, dat men aen den oever defer Provintie, in de golf van Ortigua, en rontom d’eylanden ChirajChara^Pocofi, en andere, gelegen by Caep Blanco^ in fekere fchelpen paer-len vint, die veehvan d’andere in gedaente en grootte verlchillen , macr die in rondigheyt gelijck , doch veel Hechter in glans en verwe, met welcke de kooplieden gewoon fijn met groot bedrogh de goede te vermengen. quot;Vele oude inwoenders fpreken nu de Spa en-lche tael, en volgen die feden en wijle van klee-deren , behalven de Chontales, die op de bergen woonen, een wilt en woeft volck, die noch niets van hare oude barbarifche leden aflaten : d’an-deren hebben byna alle hantwereken geleert, om datfe d’andere Wilden in gaeuwheyt van verftant overtreffen , en federt langen tijdt feer |
4
G V A T fèer genegen fijn geweefi: tot de Spanjaerden. 'tMefrvan Onder d’acnmerckelijcke dingen van dit Gouvernement is ’t eerfte,het meir dat de Span-jaerden Laguna de Nicaragua noemen^ foo om iijn grootte (want, foo wy de Wilden gelooven , het heeft meer dan 130 mijlen in fijn omring, ) als om de menighte der inwoonders, welche in d’omgelegen vlecken woonen : het heeft ebbe en vloet als de zee ; en hoewel het maer drie oft vier mijlen van de Zuydzee begint, loo ontlaft het fich door een graft in de Noordzee. Alfonfi Calera en Diego Machica de Zuafo fijn d’cerhe Spanjaerden , die van het lelvein degraft, en van daer in de Noordzee gevaren hebben , na datfe voorby de fprongen (in ’t gemeen los R.an-dales geheeten, ) daer ’t water met lbo groote fnelheyt loopt, dat men de canoas of ïchuytjes op ’t lant moet halen, gekomen waren. Dit meir is Leer vifchrijck, en voedt een groote menighte crocodillen. Leende Dc voomaemfte ftadt van dele Provintie en Ktatragua. nbsp;nbsp;nbsp;Gouvernement,in ’t gemeen Leon de Nicaragua geheeten legt van de hadt S. lago de Guatimala 104 mijlen ten zuydooftcn; en 12 van de Zuydzee , op den oever van ’t groote meir, daer wy terftont van gefproken hebben. De Gouverneur van de Provintie en d’andere Officiers van de Koning hebben hier hunne woonplaetle ,-oockisfy met den Bilfchoppelijcken floel van Nicaragua verciert, nevens eenige kloohers en Monicken de la Nlercede genaemt. Men fe^t, dat in dit Bisdom meer dan hondert en twintigh duyfent Wilden , die jaerlijeks fchatting aen de Spanjaerden betalen, woonen. Drie mijlen van de ftadt, aen de noordfijde van ’t meir, fiet men een hoogen bergh, met een Ipitfen top,op welche een grooten open mont is, daer uyt des avonts en ’s morgens een dicken roock , en een groote menighte fiilferachtige puymfteenen voortkomen ,• men noemt hem gemeenlijck de Vulcan : d’aerde van defen bergh , met lap van Nacalot:{'t welck is een vrucht van lèkeren boom) gemengt, wort feer goeden inekr. Vier mijlen van daer in de Provintie van Mafaya , byna aen de voet van een anderen Vulcan is een kleyn ront meir, en meer dan duylent vademen diep , fteyl en met rotfen omringt, daer de Wilden evenwel met groote kruycken in afdalen, en komen met lbodanigh een gelwintheyt weder boven, dat het ongelooflijck lchijnt. Defe ftadt is op een fandt-achtige plaets gebouwt, aen alle fijden met dichte bolfchen belet : ly wierd eer-tijts feer becjuaem geacht tot den koophandel van de beyde zeen ; want ly legt maer 70 mijlen van Caep de Hondura , wclcke wegh gemacke-lijck is, en bynae in’t midden vandevalleye Olancho, waer van wy in dc befchrijving van de Provintie Hondura gefproken hebben. CranadA, ^e tweede ftadt van dit Gouvernement is Granadaj by ’t felve meir gebouwt, 16 mijlen van Leon,en nbsp;nbsp;van Rejalejo. Dc Provintie, waer in fy legt, wierd eertijts Nequecheri van de Wilden geheeten. Francifco Hernande;!^ de Cordua heeft hier een heerlijeke kerek , en een fortrelTe tegen de Wilden doen bouwen. Sylegt in een aenge-naein en vruchtbaer lant , dat vele fuyckcr-America. |
I M A L A. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iz,f rieten voortbrengt , ’t welck oorfaeck is dat de Spanjaerden hier eenige luyckermolens , die ly Ingenios noemen, befitten. Dicht by de ftadt is een kleyn meir , dat de Wilden Lindiri noemen , ’t welck fich in een grooter ontlaft : twee mijlen van daer , en leven van de ftadt, verheft lieh feer hoogh een grooten Vulcan, Mumbacho gehec-ten , wekkers top met boomen is bedeckt, in-fonderheyt met vruchtdragende, waer van defe Provintie een wonderlijeken overvloet heeft, onder welcke vermaert fijn de Zapotes,Plantanos, cnAnones, en boven al vele milpelen van een aengenamen fmaeck , kerflen en lacotes, waer van d’Indianen wijn, en deSpanjaerdenedick maken. Hier is veel wiltbract, en goede bc-quaemheyt om te jagen. De derde ftadt is SegoT^ia ) 30 mijlen van de Se^M twee vorige ten noorden, in een geweft leer rijek van gout-aderen gelegen. De vierde is Iaën , dertigh mijlen van de 'Noordzee,3.cn de mont van ’t meir van Nicaragua gelegen, door weickc langs een lange en fmalle graft, als een rivier , het lijnc wateren in zee ftort. Sy wort eldesaguadero der Spanjaerden geheeten , die de koopmanfehappen van Europa, dielyte Portobello gehaelt hebben, tot in defe ftadt en de naburige plaetlen , hier door vervoeren. Eyndelijck is ’er het vleck Rcjalejo , een mijl Rfjaleje^. van de haven, die ly los PoJJeßions noemen, en 24 mijlen van Granada. Hier woont byna geen ander volck dan zeelieden, timmerlieden en andere hantwerekers die aen de lchepen arbeyden : want behalven dat dit een fekere haven is, foo kan men hier uytnemende ftoffe, om fchepen te bouwen , uyt de boftchen halen , en byna fonder moeyte op de zeekuft brengen. COSTA RICA. E Provintie en Gouvernement van Coßa Crenfen^^ Rica grenft ten weften en ten noorden aen Nicaragua, ten ooften aen Veragua , en ten zuyden aen de zee ; hare langte is 90 mijlen van Grootte^ de Icheydpalen van Nicaragua ten ooften,tot aen Veragua,• dc breette klimt niet op,’t ly oock waer het ly, boven de 40 oft y o mijlen, ’t Aertrijck is L^oedani^'* vruchtbaer, daer ontbreken oock geen gout- en filvermijnen,gelijck de Spanjaerden uyt vele reekenen gelooven. In dele Provintie fijn maer drie woonplaetfen, foo fteden als vlecken, der Spanjaerden : d’eerfte is ^/wrf^,dat tot het lant van Araniteamp;, Nicoya behoort, op de palen der Wilden Chomes geheeten, en alleen vijf mijlen van hunne voor-naemfte vlecken , en een wcynig minder van de Zuydzec, afgelcheyden. De tweede is de ftadt Carthago , 40 mijlen van Nicoya, 20 van de Zuydzee , en gelijck in ’t midden tulfchen de twee groote zeen, lbo datlè aen yder der felve een haven heeft, die beyde daer in loopen. De derde is Caflro d'Auflria geheeten, die Her-rera in fijn kaerten ftelt, hoewel hy in fijn be-fchrijving of elders daer niets, dan feer weynigh, van fpreeckt. Tulfchen de grenfen van Nicaragua en Colla K 6 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rica |
G V A T I
P.zc4 1egt Nzco)’lt;i, 48 mijæa van de fl;adtGrlt;^«zz-diij langs dsn oever der groote Zuydzee : fy : wort door een Stedehouder van de Gouverneur • van Nicaragua beftiert.In’t o-ebiedc van defe ftadt, cn in’t begrijp van de ProvintieNicoya ais oock chira. in’teyhntChira J acht mijlen van’c vafte landt \’'an l^icoyaj onder welche ’t felve eylant behoort, fijn nu noch vele Wilden overigh, welche aen de Koning van Spanje fchatring betalen. Eertijts ftont dit neweft onder het Parlement van Pa-
O
nama-y maer in ’t jaer i 576 wierd hetaenCö^4 Rica gevoeght, hoewel dat ’er een Lieutenant van iPtcaragaa voor het weereltlijck is , en een Vicariusvan den Bifichop van ISÏicaragua voor ’t geefielijcke. Sy heeft een kleyne haven aen de Zuydzee. In dele plaets was eertijdts een Colonie of volckplanting der Spanjaerden, Bni-xellc geheeten j die namaels moet verlaten we-fen 5 want daer fijn nu geen voetftappen van overigh.
Andere Schrijvers feggen , dat de Provintie van Cofla Rica een berghachtigh, groot en woeft landt is j doch indien dat lbo is, heeft ly haer rechte naem niet gekregen. Sy heeft een bay aen de Zuydzee, die ly S. Bieronymo noemen j en noch een ander, in ’t gemen geheeten, op de gvenfen van Vcragna. d’oever der ge-Zee.:;iiß. jYjelde Zuydzee fijn , behalven de haven van
Nicoja, verfcheyden bayen , Gapen en eylanden van de Caep Blanco af tot aen de punt van Boricaj en noch verder.
V E R A G V A.
E Provintie Veragua -, welche is de laetlle ten ooften van ’t Gouvernement en Audiëntie van Guatimala, paelt ten wellen aen Cofla Rica , ten oollen aen d’Audientie van Grootte. Panama. Sy wort aen twee fijden van de zee befpoelt en de zuydkuft bereyckt ontrent den tienden graed der hooghte van de Noordpool. Sy is yo mijlen lang tulfchen ’tooften en wellen, en ly breet op fijn finalft tulfchen ’t noorden en zuyden.
JToeâanit^ ’t Aertrijck is hier ten grootften deel bergh-achtigh , en byna ontoeganchlijck, om de dicke boftenen , en de raenighte derhagedoornen , onvoorfien van weyden , en hier door onbe-quaem om vee te voeden : het draeght oock oecn tarwe noch sarft : doch is eenighfins vruchtbaer in mayz, als oock in kool en moes-kruyden : het is rijek van metalen, infonderheyt gout, dat men in verfcheyden plaetfen uythaelr, en uyt de beeken en rivieren verfamelt. De
MALA.
Wilden fijn ftout, en vol oorloghs-dapperheyt, meeftendeel vyanden van de Spanjaerden, welckers joch fy ongeduldigh dragen.
De Spanjaerden hebben voor vele jaren eeni-ge Colonien oft volckplantingen in defe Pro- der Spa»-vintie gebracht, daer van wy in ordre füllen Iprehen. Eerftelijck de ftadt Concepcion , 40 mij-len van Nombre de Dios ten wellen gelegen , is by de Noordzee quot;ebouwt : hier woont de Gouver-
O
neur , en d’andere Officiers van de Konina, welcke hier in ’t gemeen van d’Audientie van Panama geftelt worden.
De tweede colonie is het vleck van la Trinidad, LaPrini-fes mijlen van de ftadt Concepcion ten ooften , als men de zeekuft volgt, (want de wegh te lande is feer moeyelijck en byna onmogelijck, ) op den oever van de riviere Belen, ontrent drie mijlen van de Noordzee gelegen.
Ten derden de ftadt S. Fé, twaelf mijlen van s. Fé. Concepcion ten zuyden ; hier Imelt en fuyvert men inlbnderheyt het gout j en d’Officiers van de Koning hebben hier hunne Commifen.
De vierde colonie is Carlos, een ftadt op de Zuydzee , dicht by de ftrant gebouwt, en yo mijlen van de ftadt S. Féten wellen.
Defe Provintie heeft niet een aenmerekelijeke 2:eeMe» haven:alleen op de kuil van de Noordzee heeft-fe de baey van Carabaco oft S. Hieronymo^ en meer nacr ’t ooften de riviere van la Trinidad i daer na die van la Concepcion ers Beien, op welckers oever Columbus van meening was een colonie te planten. Op de kuil die langs de Zuydzee ftreckt, heeftfe de Caep S. Maria, en la Punta de Guerra , ’t welck 70 mijlen van Panama legt, als feker Schrijver aenwijll, en dit is al ’t gene men ten ooften liet ; ten wellen is alleen de Caep Bo-^ rica. Wat d’eylanden, die ly in de Zuydzee heeft, belangt, wy hebben alreede hier boven van de felve gelproken.
Een aenmerckelijck eylant is ’er noch overigh, datle F/cudo noemen, gelegen aen de , noordfijde van dele Provintie, 30 mijlen van I Nombre de Dios, van ’t Gouvernement van Panama ten wellen, en negen oft tien van ’t vafte lant, ■ tegen over de baey, in welcke la Concepcion is ge-: plaetft. Het heeft niet meer dan twee mijlen in , lijn omring, is vol boftchen , en overal met loo-pende en leer klare fonteynen belj)roeyt : doch . de lucht is ’er feer ongelbnt, en byna een gedu-rigen regen onderworpen. Beneden de zuyd-fijde is een bequame haven ; in’t kort, aen de • ooftelijckfte punt fijn bancken en rotlèn,die lieh , in zee uytllrecken, welcke de zeevarende lieden : lorghvuldigh behooren te mijden.
TERRA FIRMA,
NOVA GRANADA, en POPAYAN.
PAN A M A. |
E Provincie Panama is niet groot, door dien de Audiëntie haer alleen daer onthoud om de vloten af te veerdi-gen, en recht te doen aen de koop-lieden die gaen en komen van Peru} heeft in de lengte ooft en weft by de ne-gentigh leguen ; in de breedte van de Zuyd-zee tot de Noord-zee, op het breedfte feftigh leguen i en op het het lange blijven ftaen, alleen om de goetheytvan de haven. De ftadt van Panama is 18 leguen van hier ; de wegen derwaerts zijn wonder quaet, nochtans word al ’t filver door defe wegh gebracht naer Nombre de Dios, foo wel K. Maje-fteyts ïhrefoor, als van particulieren : insgelijeks het mee-ften-deel van de koopmanfchappen die naer Peru worden gevoert, worden naer de riviere Chagre gebracht, welck is ontrent 18 leguen van defe ftadt, en daer langs op-gebracht tot een herberge, ofte loodge genaemt Venta de Cruzes, vijf leguen van Panama, en foo voorts te lande met muylen. Defe ftadt is, door ’t bevel van den Koning Philippus de 11, met advijs van de Prefident en Raden van Indien,gedepopu-leert, en verleght naer Puerto Belo. fmalfte tuflchen Nombre de Dios, ofte Puerto Belo, en de ftadt Panama, 18 leguen. Is tneeft rouw en berghachtigh landt, vol moeraflchen j waer door de lucht uytermaten on-.Aert* gefont is. ’t Land is niet feer vruchtbaer, en ontbreeckt vele dingen, om dat daer niet en waft dan Maiz, en dat weynigh : doch zijn daer goede weyden voor ’t vee, ( te weten, ftieren cn koeyenj) foo dat’et felve daer feer vermenighvuldight. Eertijts waren ’er menighte van verckens, welcke de inge-borene wiften te vangen, met het aenfteken van ’t gras op ’t veldt, jagende die alfoo in hare netten,gemaeckt van feker kruyt.welck fy noemen Nequen,- nu zijn ’er foo wcynige,dat de Spanjaerden klagen dat’et fpeck daer feer dier is. Men heeft daer fayfanten, tortel-duyven, en andere gevogelte, tot nootdruft van de menfehen : goede vifch in de rivieren en in de zeej in de rivieren vint men oock crocodilen. ’t Geboomte houd fijn bladeren meeft het gantfche jaer door,met weynigh vruchten -, op welck fich onthouden verfcheyde foor-ten van wilde katten : men heeft daer oock van dat gedierte, welck fijn jongen, foo lange als die kleyn zijn, in een fack aen ’t lijf draeght, loopende en fpringende daer mede,fonder dat fy haer können ontvallen,oft dat menfe fien kan : dit gedierte komt ’s nachts in de huyfen om d’hoenderen te ftelen. Onder dit gebied worden veel kleyne Provinciën begrepen. De eerfte, daer de Spanjaerden begonnen profijt uyt te trecken , en vriendfehap vonden, was Careta, 3 o leguen van Darien, en Acla vijf voorden Het land is daer berghachtigh gelijck als Darien, doch gefonder -, en in veel geweften deler Provinciën wierdt veel gouts gevonden. Naeft Acla leydt Comagre, waer van het vlack landt begint, en was van daer voort feer wel bewoont;de Spanjaerden noemden dit gantfeh quartier tot Peruquete toe, Cueba en de aen-leggende landen Behetrias. Gelijck defe Provincie ofte audiëntie kleyn is , en de ingeborene van den lande feer deerlijck vernielt, zijn daer nu maer drie fteden by de Spanjaerden bewoont. Panama, Puerto Belo, en Nata. Steden. De ftadt Panama,daer van defe Provincie den naem heeft, Tottama, leydt op de kuft van de Zuyd-zee, is kleyn van begrijp, feer ongefont, oock qualijck gebouwt ; maer altijdts wel voorfien van allerhande lijf-tocht. Daer w'ord een grooten en feer rijeken handel gedreven, door dien daer van de kuften van Peru en Chili, en elders uyt de Zuyd-zee, de fchepen en bareken aenkomen met gout, filver, en andere koopman-fchappen ; en over de Noord-zee allerhande goederen van Europa, die uyt Span jen met de vlote op Terra Firma worden gebracht te Puerto Belo, en van daer te lande, oft langs de Chagre, naer defe ftadt, ora van hier naer Peru, en vele andere plaetfen aen de Zuyd-zee gelegen, afgefcheept te worden. Neft'ens de Koninglijeke Audiëntie, refideeren hier mede de onrfangers van des Konings tollen en andere inkomften ; daer is een Cathédrale kereke, wiens Biflehop fufffagaen is van den Aertz-bilTchop van Los Reyes, ofte Lima. Ncmke de tweede ftadt van defe Provincie Was genaemt Nom-Dioi. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bre de Dios, nu geruïneert, en verlcght op Puerto Belo ; de Spaenfehe klaeghden over de ongefontheyt van defe plaet-fe i ’t volck welck daer is geftorven, is ontelbacr ,• evenwel is America. Puerto Belo leght vijflcguen van Nombre de Dios naer Pnern het weften, is een feer bequame haven, waer veel fchepen Belo., können leggen, heeft goede aneker-gront ,• dicht by ftrandt vijf ofte fes vadem waters : daer zijn twaelf kleyne rivierkens ofte beeken j die tot defe haven behooren, en al in-een komen j foo dat de vlote tot allen tijden haer van verfch water kan voorfien. Oock is in defe plaets veel houts om fchepen te timmeren,en fteen om ballaft in te nemen. De koopman-fchappen worden van defe plaetfe naer Panama gevoert door twee wegen ; den eenen te lande, door een wegh die veel bequamer is ais die van Nombre de Dios was i den anderen langs de zee tot de riviere Chagre, en dan de riviere op tot Venta de Cruzes, en van daer voorts te lande naer Panama. S. lago de Nata is een ftedeken ofte vlecke, gelegen der-tighofte 31 leguen van de ftadt Panama naer’t weften, op de kuft van de Zuyd-zee. De principaelfte rivier van defe Provincie is die voor- Rwerett. noemde Chagre. Aen de Zuyd-zee heeft men de riviere Chiepo, by wclckers oorlprong eertijts veel gouts is gevonden. Daer leght noch een ander rivier beooften Panama,die fy noemen Rio de las Balfas, daer feer goet hout valt, ora bareken cn fchepen van te timmeren. De riviere Darien leght in ’tinnerfte van de Golfo die de Spanjaerden noemen de Vraba, en is de fcheyding tuflchen de Provincie ofte audiëntie van Panama, en de Provincie van Cartagena. Langs de kufte leggen verfcheyde kleyne eylanden. Op Ejïanden, de noord-zijde, de Cattiva, welck fijn lage eylanden, en vol geboomte. Die van Comagre leggen gelijcks’t water. De Pinos is hoogh en ront, niet verre van ’t vafte landt. Aen de zuyd-zijde, en in de Zuyd-zee leght Taboga, vijf leguen van Panama; twaelf vorder leggen de eylanden de las Perlas, fijn twee grootc eylanden, del Rio en Tararequi, met vele klcy-ne dacrorame, en worden genoemt Iflas de las Perlas, door dien eertijdts daer ontrent feer vele en groote peerlen wier-den gevifcht. Daer waren oock feer veel harten, konijnen, en ander wild, infonderhey top ’tgrootfte,dat goede fruyten heeft, en is overvloedigh van allerhande lijf-tocht, en goede vifch in zee. De peerlen,daer ontrent gevifcht,zijn de groot-fte geweeft die men in al dat geweft ooit heeft gevonden, CARTAGENA. Cartagena, welck den naem nae fijn hooft-ftadt heeft, leght op de kuft van de Noord-zee, hebbende in de lengte, ooft en weft van Rio Grande, ofte de Ia Magdalena, tot aen de riviere Darien in de Golfo de Vraba 80 leguen, en oock foo veel in de breedte noord en zuyden, van de Noord-zee af tot aen de palen van Neuvo Reyno de Granada. Het is hoogh en berghachtigh landt, vol heuvelen cn valleyen, A(rt. alwaer feer groote en hooge boomen wafîen j het is daer feer vochtigh door den geftadigen regen, foo dat de zaden van Spanjen daer niet wel willen waflen, nochte oock de tarwe rijp worden. Op eenige bergen van dit gouvernement vallen veelderhande harften en aromatique gummen, en andere liqueuren, die fy uyt de boomen weten tc trecken : groote menighte van draecken-bloedt, enbalfe*-men van leer treffelijeken reuck , en fonderlinge kracht. L nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mea |
I
-ocr page 317-2,8^
Si.T'Ts.ymao
4/
lt;ƒ
i5* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^L-—
Q^catuvacoa.
La Ratie^na,
'f’as Jc S2
quot; Caf*aviU^a
rEjircj,^
Q^inaäo^
'rntixu£S
Carlos
288
28^
2^0
. £fiariA
ko* .'
Tumaro
ZC’----
CntajfcS
S. .Seiasbaa L
-T--, boehtA
laJ JëloS
tJ^alpelo
quot;ProvinCi®-
ancos pr
Votapi^^
oelj^ueUtf
t^uer
^^»xt/lei yeeanee
o VB RlSTACIQl^
Setter A Jetej:
^^anipos
Tixao s
Taeles
rv-?'quot;quot;'*'quot;*“
■- 1 .r
una^ Pasteco
Ocana
't
h!
NOVUM REGNUM
TocaynKi
Onaa
'UtUa Jetas i^iaeles
■gt; 8.'Umcente
teyva
DA
L' Je amp;iisravittL
Sjnan Jetas LL
amp;£ritiant££L eotnwiintJi^
C^Cl
(inu
-J* Wi^^^owpJî®Ir-■. _________,
301 I
T E R R . A
Men heeft daer overvloede van vifeh, ftuyten, en allerhande eetbare waren,- daer valt oock lange peper, veelfcherpet als den Ooft-Indifchen, en oock lieflijeker van reuck cn fmaeck als de gemeyne Brafilie-peper : weynigh gouts word daer gevonden, en alleen in eenige doch weynige plaetfen. In ’t landt onthouden haer veel tygeren, (langen, en andere vvreede, feile, verflindende en fchadelijcke dieren. De inge-borene van ’t landt waren feer ftrijdbaer, en gebruyckten fenijn aen haer pijlen, foo dat fy veel Spanjaerden doodden, doch zijn over lang meeft al van de Spanjaerden uytgeroeyc en vernielt.
Cartagena, de hooft-ftadt van defe Provincie, heeft haren naem van de ftadt Cartagena in Spanjen, door de groo-te gelijckheydt die is tuflehen de havenen van beyde defe plaetfen : leght aen de Noord-zec, de Gouverneur van de Provincie woont daer, beneffens andere officiers van de Koning ; daer is een cathédrale kereke, wiens Biffehop fuftragaen is van dien van Neuvo Reyno. Defe ftadt was eerft gebouwt in den jare lyji, by Pedro de Heredia geboren van Madrid ; weick met groote moeyte en liftigheyc een deel van ’t landt bevredighde, alfoo de inwoonders fcer ftout en ftrijdtbaer waren, foo wel vrouwen als inans j men heeft gehen dat een vrouw van achtien jaren acht Spanjaerden doodde met hare pijlen, eer menfe konde vermeefteren. De inwoonders zijn rijck geworden door de groote fchip-vaert die daer is op Spanjen, en de vlote van Terra Firma, die daer fomtijdts overwintert j doch fonderling door de fchat die de groote rivier Magdalena af komt, uyt Neuvo Rcyno de Granada. In’tjaer 1585 wiertfe ingenomen by d’Engelfchen, onder’t beleydt van Sir Francis Draeck, hy verbrande een deel, en rantfoeneerde de reft voor hondert en tien duyfent ducaten. In defe Provincie van Cartagena zijn noch eenige kleynder ftedekens, als S. lago de Tolu, la Villa de Maria, Santa Cruz de Mopoz. La Baranca de Ma-lambo is een tol-huys.
«
S. MARTHA.
Creotte. De Provincie van Santa Martha leght vervolgens op de kuft van Terra Firma, heeft in de lepgtc 70 leguen, en oock foo veel in de breedte. De geftalte des luchts van defe Provincie is heet ontrent de zee-kuft, maer binnen ’s lands kout. Van de ftadt Santa Martha aftot het beginfel van de bergen, weick zijn drie leguen weeghs, is het vlack landt : het gebergte is feer ftcenachtigh, onvruchtbaer voor wey-den, fonder vruchten ofte boomen, en daer vallen veel rivieren af : op de vlacke velden verdrooght het gras, en het gefaeydc wordt verdorven wanneer de brifes te fter waeyen, waer door men dickwils groote fchade en gebreck komt te lijden. De oranje-boomen, lijmen, limoenen, granaten, en druyven, willen daer tamelijck wel waflen. Men heeft daer Guayavas, Platanos, en andere diergelijeke vruchten van den lande : van Caftilien zijn daer gebracht latuwe,radijfen, en andere loof-en moes-kruyden, welcke daer wel waften, als mede meloenen, pompoenen en comcommeren. Daer zijn veel hoenderen van Caftilien, duyven, perdrijfen cn konijnen ; men vindt daer oock tygeren, leeuwen en beeren. ’t Landt is vruchtbaer vanMaizen Batatas-wortelen. De Yuca die hier waft mach gegeten worden fonder gevaer, daerfe in d’eylanden en elders als fenijn wordt gehouden. In Buritaca zijn gout-mijnen j en in Tairona menighte ko-ftelijcke gefteenten, dienftigh tegen verfcheyden gebreken, als bloeden, graveel, amp;c. oock marmoren, jafpis, porphy-ren , en eenige gout-mijnen. Een halve legue van Santa Martha zijn veel gemaeckte zout-pannen, daer de Indianen feer goedt zout maken, met weick het gantfehç landt daer ontrent wordt voorfien. De ingeborene Indianen zijn dif-pooft, goet van verftant, quaet van aert, en feer hooghmoe-digh : worden gegouverneert by haer Caziquen, ftrijden met bogen en fenijnige pijlen j kleeden haer met mantels van kottocn, gefchildert met verfcheyde kouleuren : daer is veel volcks, en zijn met de Spanjaerden noch meeft in oorloge ; waer door fy geen volkomen meefters hebben können worden van de rijeke provincie Tayrona, hoewel het veel volcks gekoft heeft.
Hooft-ßadi De voornaemfte ftadt, en daer dit Gouvernement den S.jldartha. naem van voert, is Santa Martha, gebouwt aen een feer gefönt quartier, by den oever van de zee, en heeft een feer
FIRMA.
goede en groote haven, wel befchut,en goede aneker-gront, oock fonderlinge fraeye gelegenheyt om dcfchepen over te halen, is een halve legue breedt j tegen over de ftadt heeftfè cenen grooten berg, weick haer dient voor befchut, hier is goede diepte, fonder klippen ofte drooghten j haer inkomen is naer het weften, met overvloedt van verfch water en hout. Daer pleegh certijdts veel volcks te woonen, dan is nu feer af-genomen , en bynae verlaten, door dien de vloten van Spanjen daer niet meer aen-komen, gelijck fy plegen.
Tcneriffc is een andere ftadt van dit gouvernement,gele-gen aen den oever van de groote rivier Magdalena, veertigh den, leguen van Santa Mai tha naer ’t zuydweften. Tamalameque ofte Villa de las Palmas, 75 leguen van Santa Martha naer het zuyden, en zo leguen van Teneriffe voorfchreven. Ciudad de los Reyes, in de valleye van Upari, 50 leguen van Santa Martha naer ’t zuydooften, leght by een groote cn machtige riviere, die fy noemen Guatapori.
Ocanna,welck eerft genaemt wiert Santa Anna,is een ftc-deken en binnenlandfche haven. La Ramada, certijdts genaemt Neuva Salamanca, 14 leguen van Santa Martha naer het ooften, en acht van Rio de la Hacha, aen de voet van de Sierras Nevadas, in de valleye Upari 5 daer is foo veel koper, als fteen.
De ftadt Rio de la Hacha, wierdt eerft genaemt noftra Senora de las Nieves, en daer nae de los Remedios, leght aen de zee, 30 leguen van Santa Martha naer het ooften, 60 van Coro naer ’t weften, tuflehen het gouvernement van Venezuele en van Santa Martha, zuyden en noorden van Cabo de la Vela.
N I E V GRANADA.
IN het jaer 1336 heeft den Adelantado Don Pedro Fer- Ontdec^ nandes de Lugo fijnen Lieutenant den Licentiaet Gonzalo Ximenez de Quefada, gefunden om de landen op en aen de riviere Rio Grande, ofte de la Mada-lena leggende, te entdecken 5 de welcke isop-getrocken langs de felve riviere, met onuytfpreecklijcke moeyte, door de dichtheyt van’t geboomte, menighte van moeraffen, beeken en poelen,- benevens den dagelijekfehen aenftoot van de Indianen daer ontrent , een wreedt cn ftrijdbaer volck, tot dat hy eyndelijck is gekomen over ’t geberghtc Opon, aen ’t landt van een machtige Cazique, genaemt Bogota ; die, van de komft van een vreemt volck gewaer-fchouwt, fich te weer ftelde, doch wierd lichtelijck in dc vlucht geflagen. Treckende voorts door verfcheyden woon-plaetfen van dc Indianen, vondt allenthalven veel goudts en efmerauden j foo dat hy, weder-gekeert zijnde naer het landt van Tunia, bevond dat hy hadde bekomen hondei^ç en een-en-negentigh duyfent twee hondert en vier-en-ne-gentigh Pefos fijn goudt j en feven-cn-dertigh duyfent twee hondert acht-en-tachtigh Pezos Hechter goudt j achtien duyfent van ’t flechtfte, weick fy noemen Falonia ; en achtien hondert foo groote als kleyne efmerauden. Tenlaet-ften keerde hy weder naer ’t landt van Bogota j nam fijnen wegh door de Panches, bevredighde eenige van die met ge-mack,en eenige met gewelt. Ximenez,’t landt genoegh entdeckt houdende,gaf’t den naem van Neuvo Reyno de Gra-nada, door dien hy van Granada geboortigh was,en bouwde daer een ftadt die hy noemde Santa Fé.
Het nieuwe Rijck van Granada neemt fijn beginfel be-Zuyden het gebergte van Opon, is hoogh en vlack land, vol Rejno dt volcks’, weick fijn wooningen heeft in de valleyen j is in het CTanada, ronde gantfeh omcingelt van een natie van Indianen, die fy Panches noemen : defe Panches zijn menfehen-eters, en die van Neuvo Reyno niet. Dit Rijck is gedeelt in twee JDttUn^, principale Provinciën, Bogota en Tunia, weick haer verfcheyden Heeren hadden van dien naem, toen deSpanjaerts daer eerft quamen. De Provincie van Tunia is rijeker van gout en efmerauden, als die van Bogota, hoewel defe oock feer rijck is. Alle ’t volck van defe landen is van goede ge-ftalte, en ’t vrouw-volck befnedener van aenficht, niet foo bruyn als in andere quartieren van defe nieuw-gevonden landen. Sy kleeden haer met fwarte, witte, en gekoleurdc mantels, om ’t lijf gegort, van de borft tot de voeten,en fom-mige oock wel van de fchouderen nederwaerts j dragen op
het
-ocr page 319-Lnchh
Steden»
Sant^
M A.
ï4
het hooft kranflen van bloemen van cottoen gemaeckt, van verfcheyde koleurcnj en cenige principale dragen bonnetjes van cottoen, fommigc oock netjes. Dc koude en geeft daer geen ongemack , dat men ’t vuur van noodc heeft, dan het is ’cr eenparigh ’t gantfche jaer door, de dagen en nachten bynac even langj door dienfc foo nac onder de Equi-nodiael leggen, ’t Landt is foo uytermaten gefont, dat men niet licht diergelijekfoude können vinden j dehuyfenzijn doorgaens van plancken gemaeckt , en met lang ftroo gedeckt. Het volck eet Maiz, en oock Caftavi, als mede fekerc wortelen die fy noemen Yomas, en rapen Cubias : daer wordt veel fouts gemaeckt, waer mede de in-geboor-ne haren handel drijven op veel geweften, infonderheydt op het gebergte van Opon, en naer Rio Grande, ’t Vleefch dat fy eten is wildt, daer is weynigh gevogelte, eenigetor-tel-duyven, eyndt-vogelen tamelijck veel, die in de lacken broeden, in welckc, als mede in de rivieren, veel vifch word gevangen van feer goede fmaeck. In Neuvo Reyno zijn by de Spanjaerden gebouwt de ftadt Santa Fé dc Bogota, de vleckc van S. Miguel, de fteden Tocayma, Ia Trinidad, Tunia, Parnplona, Merida, Belez, Marquita, y bague. Ia Vittoria de los remedios, S. luan de los Llanos, en de viceken van Ia Palma, en San Chriftoval.
Fé De voornaemfte ftadt van dit Rijck is Santa Fé de Bogo-
deBogota, ta, gebouwt by*Gonçalo Ximenes de Quefada, aen de voet van ’t gebergte van Bogota, foo genaemt nae de nacm van de Caziquedie de Spanjaerden daer vonden ten tijde van de ontdeckinge : de Koninglijckc Audiëntie refideert al-daer, als mede de officiers van de Koninglijcke inkomften ; daer is oock een fmclt-huys, weick de Spanjaerden noemen Cafa de fundicion; heefc een Cathédrale en Metropolitane kercke;de Biflehoppen van Carthagena,S. Martha, en Popayan, zijn fulfraganen van de felve. Defe ftadt is een feer gefonde plaetfe, gelijek die getuygen die daer gcwoont hebben ,• dan daer en valt nu geen gout meer, maer grooten
Dc principaclftc ftadt van defe Provincie wordt genaemt Popayan, nae de naem van de Cafique dien de Spanjaer-den in d’eerfteontdeckinge daer vonden : is gelegen ineen wcl-gctemperde en gefonde contreye, door dien ’t weer daer het gantfche jaer door is gelijek in Mey, fonder veranderin-ge : de dagen en nachten leer nae even lang .- alleen regent het hier wat meer als w'^el op andere plaetfen, en dondert en blixemt daer feer veel. Het Maiz dat daer ontrent groeyt, is wel ’t befte van gantfeh Indien. Tarwe waft daer twcemael ’s jaersmen heeft daer feer goet vleefch van often,fchapen, geyten en verckens, en veel vruchten van den lande, cn van die uyt Spanjen daer gebracht zijn.
Santa Fé de Antiochia is by de Spanjaerden gebouwt, in een van de valleycn die fy noemen Nore, tulfchen twee foo en andere vermaerde en rijeke rivieren, del Darien en Santa Martha ßtden. oit de Madalena ; en tuftchen beyde dc Cordilleras van bergen die daer langs henen loopen. De gelegenheyt van dc ftadt is feer goedt, en daer ontrent zijn veel beeckskens cn rivierkens, in welckc men veel gouts vindt, dat feer fijn is ; en de oevers bewaftén met allerhande foorten van fruyt-boomen. De geftalte van de lucht is fulcks, dat het volck ’s nachts buyten haer huyfen onder den blaeuw’^en hemel ftaept, fonder eenigh hinder te lijden van den nacht-dauw. Men heeft daer feer veel fchapen, fruyten; en de rivieren en ftaende poelen zijn feer vifch-rijek. Treckende van de ftadt Antiochia de wegh naer Anzerma toe, komt meneerft tc fien den vermaerden en rijeken bergh van Buritica, daer fulcke menighte van gout in voorleden tijden is uyt-gehaelt. Daer zijn heel wcynigh fruyt-boomen, en oock weynigh Maiz. Santa Fé behoort tot de ftadt Antiochia ; de mijnen daer ontrent zijn feer rijck gevallen. Caramanta behoort onder’t diftriét van de Audiëntie van Neuvo Reyno de Granada, en tot het gouvernement en Bifdom van Popayan ; is feer overvloedigh van Maiz en ander gefaeyde, bc-halven tarwe; daer zijn weynigh fchapen ofte ander vee, dan
S.
overvloedt van allerhande lijf-tocht, als broodt, kacs, often, ' veel vcrckens.
verckens, hoenderen en allerhande confituren. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Anzerma wierdt eerft genaemt Santa Anna de los Caval-
De vlecke Villa de San Miguel is gelegen li leguen Icros, is gebouwt tuftchen twee kleyne rivieren,op een vlack van de ftadt Santa Fé de Bogota, naer het noorden, en verheven veldt, vcrçiert met feer fchoon geboomte, en me-daer geleght om den handel, te drijven met dePanches; nighte van fruyt-boomen, foowelvandievanCaftilienals van ’t landt felfs, en andere aert-vruchten, die daer wonder-
^ocaymA.
Tnnia.
want door dien haer landt feer heet is, was het haer moeye-lijcken naet de ftadt van Santa ré te komen , alwaerhet kouder is.
Tocayma, 15 leguen van Santa Fé naer het weften, is ge-bouwt aen den oever van de groote riviere Pari, die haren loopt neemt in de groote riviere Madalena : de gelegen-heyt van defe ftadt is droogh en gefondt, genietende een luftige en klare lucht ; daer en valt ’s nachts geen Sereno, het is ’er des daeghs feer heet, dan de morgen-ftondcn koel en fris, en ’t felve duurt eenparigh het heele jaer door.
In dc Provincie van Tunia isgebouwt de ftadt Tunia, 2.i leguen van SantaFé, op eenen hoogcn berg, om een fterckte te wefen tegen den aen-loop van de Wilden : defe plaetfe kan wel zoo peerden uytmaken, en is de allerbcfte voorfien van allerhande lijf-tocht, die in dat ganifche ge-
weft is : daer wordt de grootfte marekt gehouden van het Tettnplonn. gantfche Rijck. Pamplona leght 60 leguen van Santa Fé de Bogota ; daer wort veel gouts gevonden, en feer veel vee.
S. Christo- nbsp;nbsp;De vlecke S. Chriftoval leght 15 leguen van Pam.plona ;
val en an- Haer is weynigh goudts, maer feer goede gelegentheyt om dereßeden. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te weyden en voort te teelen. Meridaicydtop de
grenfen van Veneçeula, en Neuvo Reyno, 40 leguen van Pamplona; ’tlandt heeft gout-mijnen, cnkoorninover-vlocdt. la Vittoria de los remedios is feer rijck van mijnen. S. luan de los Llanos is yo leguen van Santa Fé naer het zuyden ; daer valt mede veel gouts. Alle de goederen en koopmanfchappen,die gebracht worden naer de fteden van Neuvo Reyno de Granada, worden de groote riviere Madalena opgevoert met canoen.
Opayan heeft aen d’eenc zijde de Zuyd-zee, en feke-rc hooge en woefte bergen, en aen d’ander zijde de Cordillera van de Andes, ’t Is mccften-deel rouw landt, en het regentdaerveel, waerdoorwcynigh Maiz waft, en noch minder koorn ; daer is oock weynigh vecj maet de Provincie is feer rijck van gout-mijnen.
lijck wel waften.
Om van Antiochia tereyfen naer Arma,neemt men eerft fijn wegh naer de groote riviere Cauca ofte Santa Martha, die men paftèerc met bareken. Nae cenigc dagh-reyfen komt men aen Pueblo Llano : een w'cynigh van de wegh af leght Mugia, daer feer veel fouts valt. In dc valicye Abur-ra zijn veel vlacke landen, een vruchtbare grondt, met veel kleyne rivierkens. ’t Volck dat hier eertijdts woonde, had-de fulcken fchrick van dc Spanjaerden, toen die daer qua-men, dat fy haer felven veel verhingen,bcyde mans en vrouwen. Van Pueblo LJano, komt men aen Cenufara ; en Pueblo Blanco. Alle dei'^c landen waren eerft onder Cartago tot aen de nroote rivier toe, maer dacrnae is hier een ftadt ö
gebouwt ; welcke eerft was geleght aen ’t begin van de Provincie Arma. Door dien de Spanjaerden van de Wilden in defe Provincie feer gequelt wierden, en weynigh bodems hadden te befaeyen, wierdt de ftadt verleght, en is nu gelegen 15 leguen van Cartago, ix van Anzerma, yovanPo-payan, en een Icgue van de groote riviere, op een vlackte tuftchen twee kleyne rivierkens, omringt van een palm-bofch, daer goede Palmitos uyt-gehaelt worden. De ftadt wort voor ongefont gehouden; dan de bodem is feer vrucht-baer. Daer zijnfeerrijekegout-mijnen, infonderheytaen de groote riviere.
De Provincie Arma, daer dc ftadt na is genoemt,is groot, wel bewoont, en de rijekfte van de Provinciën daer ontrent*. Van daer voorts komt men aen Paucura, daer foo veel gouts niet gevonden wordt. Dacrnae aen Pozo, by weickers dorp zijn feer groote mijnen van gout, aen den oever van de Rio Grande. Van Pozo naer’tooftcn , leggen de Provincica Picara, Arbi ; naer ’t zuyden Carrapa, en Quymbaia, daer de ftadt Cartago in gelegen is. De Provincie Quymbaia is 10 leguen breedt, en 15 lang, vol boflehen van feer dicke en hooge rieden. Carthago Icydt op een vlackte, tuftchen twee kleyne beeken, feven leguen van dc riviere S. Martha, by een kleynder rivierken, daer de Spanjaerden van drinc-ken. Daer by is een kleyn lack, daer de inwoonders fchoon M nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fout
TERRA fout maken uyt ccn foute fonteync : men vindt daer wey-nigh gouts i en worden niet dan koeyen en pecrden acn-geteelt. Cali. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De ftadt Cali is gebouwt in een vlacke valleye aen de voet van ’t gebergte, het is daer feer heet : de Gouverneur houd daer fijn ordinaire woon-plaetfc, nevens andere officiers van des Konings inkomften j daer is eenfmelt-huys , en twee klooftcrs, ccn van Auguftijner monicken, en ’c ander van de la Mercede. ’t En ware de hitte, het foudc een van de bequaemfte plaetfen zijn van heel Indien. Van Cali tot de hooft-ftadt van dit gouvernement Po-payan,2ijn zz leguen,door feer bequame wegen,overvlacke velden, fonder bergen ; hoewel daer eenige heuveltjes en hooghten zijn, dan niet moeyelijck om te paflecren. S. /ant» de Popayan te reyfen naer Pafto.paflèert men eerfl: door Faße. de landen van de Conconucos. De ftadt S. luan de Pafto is van Popayan 40 leguen , gebouwt in een feer fchoone en vermakelijeke valleye ; daer een rivier door loopt, van feer fmakclijck en foet water, en veel andere beeken en fontey-nenj wordt genoemt Atris, is omringt van hoogh landt. Dc Spanjaerden hebben veel landt-huyfen de gantfche valleye door, daer fy haer heeften weyden j cn de landen ontrent de riviere worden bezaeyt met tarwe en Maiz. Op de pleynen vangt men veel wildts, van harten, konijnen, perdrijfen,fay-fanten, en tortel-duyven. Trfnana. De ftadt Timanaleght 40 leguen van Popayan, 60 van Santa Fé de Bogota ; aen’t begin van dc valleye Neyva, in een feer heet geweft. Defe Provincie word andersfins voor |
firma. feer goedt cn gefont gehouden ; men heeft daer een luftige landouwe om allerhande vee tc weyden. Hedens-daeghs is de meefte neeringe van ’t landt veclerley conferven te maken i door dien daer grooten overvloedt van honigh in de boomen wordt gevonden, en dat ’er goede fruyten waflen, infonderheyt fekere keernen gelijck amandelen, dacrfy fuycker-broodjcs van maken -, die fy, nevens andere confituren , te marekt dragen, naer de mijnen van Almaguer en elders. Sy hebben oock veel hoven daer de Coca groeyt j de Indianen geven groot geldt voor dit kruydt, kauwen het geftadigh in de mondt,en feggen dat’et haer feer verfterektr fy weten oock een feer fijnen draedt te fpinnen van ’t kruydt Pita. De ftadt is fonderling gefondt, en leven de lieden daer feer lang. Hier woont de LieAtenant Gouverneur, die mede tot fijnen laft heeft de ftadt S. Scbaftiaen de Ia Plata. Ontrent defe ftadt leght een bergh daer men zeyl-ftcen vindt. De ftadt Guadalajara dcBuga is i y leguen van Popayan, Cttadtila-in de valleye Buga j in ’t opperfte van de Cordillera van de Andes, welck de ProvinciePopayanfcheydvandcvalleye Neyva. Sy hoort tot de Audiëntie van Quito, en is van het Gouvernement en Bifdom van Popayan. De andere fteden van defe Provincie zijn S. Sebaftian de la Plata, gelegen op defrontieren van ’t Gouvernement van Popayan j Almaguer j Sant luan de Truxillo, in Indiaenfch Yfcance ; Madrigal, in Indiaenfche taele Chapanchipa; Agrcda, by de Spanjaerden genaemt Malaga. |
NIEV A'N D A L V Z I E N,
E N
V E N E Z V E L A.
Er wy komen tot de befchrij-vinge van defe landen, is het noodigh iets te feggen van de eylanden daer voorgelegen , om vcrfcheyden om-ftandigheden beter te können verftaen. ’t-Voornaemfte van allen. Ia Margarita, eeift entdeckt by den Ammirand Don Chriftophoro Colombo -t va het jaer 1498, is 15 leguen lang en fes breed, feer groen, luftigh, cn vol volcks,- Icght fes ofte feven leguen van ’t vafte landt, tulTchen het welche een kleyne Golfo is, en in ’t mid-demtwee eylandekens, heteerfte genaemt Cubagua, daet feer veel peerlen zijn gevifcht, het ander Coche j gelijckfe Columbus heeft genoemt. Daer is groot gebreck van verfch water, foo dat men’taen het vafte landtteCumana moet Trttchten. halen, is evenwel vruchtbaer van boomen, en bequaem om Maiz, en andere vruchten van Indien te faeyen,- heeft goede weyden voor het vee; rondtom’teylandtismenightevan vifch, welckhet meeftevoedfelis datfy daer hebben; haer bi'oodt is van Maiz : ’t is feer rijck wegen de peerle-vilïche-rye. Daer zijn twee woon plaetfen van Spanjaerden, een dicht by de zee, aen de fortrefie, daer de Gouverneur hem onthoud ; d’andere twee leguen binnen ’s landts, welck fy noemen el valle de Sdnta Luzia -, hceA. een goede haven aen de noord-zijde, aen deooft-zijde de klippen en cylandekens los Teftigos. De Spanjaerden hebben aen d’ooft-hoeck een kafteelgebouwt, van kleyne macht; alwaef deSpaenfche fchepen haer reede nemen ,• dit kafteeltjen wierdt in ’t jaer 1616, by Boudewijn Hendrickfz. Generael over een vloot . der Weft-Indifche Compagnie in Hollandt, verdeftrueert, brocht daer af vier metale ftucken en feven andere. Hare principale woon-plaetfe leght té landwaerts in naer ’t weft-eynde ,• daer is oock een kleyn dorp Makanaw. Dit eylandt heeft fijn byfondere Gouverneur, die daer geftcit wordt by den Koning van Spanjen. Sy hebben veel backen, daer me-Teeyl-viß nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dage varen op de peerle-bancken om te vifl'chen, 'cherp. nbsp;nbsp;nbsp;waer toe fy Swarten gebruyeken, aldaet gebracht van Cabo Verde, Guinea, en Angola, welckefy koopen, en worden van de Spanjaerden het duycken geleert, met groot gewelt van fmijten, en andere tormenten,van eenige heete fubftan-tie brandende op ’t lijf te laten druypen, oock met gloeyende yfers op ’t nacckte lijf te drucken, alj fy onwilligh zijn, over-midts het fwaer werck om doen is : de peerle-bancken leggen op y, lt;?, 7 en 8 vadem onder water, daer de flaven naer moeten duycken, en de oefters van de grond met gewelt halen : weder boven komende, door de benauwtheyt van lang onder ’t water te zijn, fpringt haer dickwils het bloedt ten neufe en monde uyt,krijgen dan gemeenlijck van haer mee-fters een pijp toback, ofte een foopken wijns, om haer daer mede te ftereken en te verfriflehen. Van de gevifchte peerlen krijght den -Koning van Spanjen fijn Quinto uyt de grootrtc en befte. De Margarita en is niet byfonders buyten defe peerle-vifl'cherye. De Indianen van dit eylandt hebben de Spanjaerden vrywilligh daer op laten komen,en haer fchatten van peerlen entdeckt, die fy niet achteden, hebben haer oock de manieren van die te vilTchen geleert; waer over fy by den Koning zijn verklaert voor vryelieden, en fijne vafallen ; en hebben haer, federt die tijdt, vrienden gehouden met de Spanjaerden. Daer zijn ontrent dit eylant eenige jaren herwaerts geen fonderlinge peerlen gevonden, foo dat ’et fchijnt de oefters verloopen zijn, ofte door de groote gierigheyt van de Spanjaerden gcconfumeert,die geen refpijt en hebben gelaten om weder aen te groeyen ; fy hebben America, |
wel eenige inftrumenten gepra«5hfeert om die in meerder diepte op te halen, doch heeft tot noch toe niet willen ge-Iucken;wacr door dan defe plaetfe van weynigh confideratie is,’t en zy om de na-gelegenheyt by de vermaerdc zout-paii-nen van Punta de Araya. Het eylandt Cubagua is gantfeh bar en onvruchtbaer, CubagM,, fonder verfch water, de grondt falpcter-achtigh, met weynigh boomen van Guaiacan, ofte peck-hout, en een doornen bofch ; fonder gras ofte kruyt, fonder gevogelte, uyt-genomen zee-vogels ; gantlch vlack , fonder viervoetige gedierten, als weynigh konijnen; de Wilden,die daer woon- x den als de Spanjaerden eerft quamen, hadden ’t lichaem ge-fchildert, en onderhielden haer met de peerle-oefters, hadden verfch water aen ’t vafte landt van Cumana, en mangelden het tegen peerlen. De verekens van quot;Caftilien gebracht, veranderden ftracks, door dien de klaeuwen haer wel een halven palm om-wieflen. De peerle-oefters vielen daer pegrl-ot» ontrent in groote menighte, hebben in’t cetfte maer een ßert-korreltjen foo wit als melck, wclck met ’er tijdt grooter en harder wordt. Daer zijn jaren geweeft, dat de Quinto van de Koning van Spanjen alleen beloopen heeft vijftien duy-fentducaten, in fóokleynen begrijp, hoewel van Golfo de Paria af tot Cabo de la Vela toe, in voor-tijden peerlen wierden gevonden ; foo dat de Spanjaerden defen gantfehen ftreeck noemden Cofta de las Perlas. Door defe gelegent-heyt van de peerle-viflcherye hadden de Spanjaerden eer-tijdts in dit eylandt een woonplaetfe Nova Cadiz. In ’t jaer lyxi, toen de Wilden van’t vafte landt het klooftcr van de Minne-broeders deftrucerden, verlieten de Spanjaerden, 3 oo fterek, dit eylandt door vreefe, en vluchtten naer Hifpa-niola. Dan de audiëntie van S. Domingo fondt weder vijf fchepen derwaerts, onder ’t beleyt van lacomo de Caftellon, die de ftadt Nova Cadiz weder op-bouwde; doch de pcerle- Ca* viflcherye een eyndenemende, is’t volck vertrocken, de plaetfe verlaten en gantfeh vervallen. In ’t jaer i y zp wierdt een andere feer rijeke peerle-viffcherye gevonden aen ’t eylandt Coche, vier leguen van Cubagua , daer in weynigh meer als een maendt vijftien hondert mareken peerlen ge-vifcht wierden. Door dien depecrie-vifleherye daeroock verloopen is, wordt daer geen achtinge meer op genomen, dan dat’cc in de wegh leghc voor de gene die naer de punt loopen om zout te halen. Nieu Andalufien neemt fijn begin aen C. de Salinas, oft de Boca del Drago, tegen over het vveft-eynde van ’t eyland Trinidad, en ftreckt tot aen de Punta de Araya, Weick onfe Nieu daluße». Softtpannen Aen TuniA Schippers gemeenlijck noemen Punta del Rey : hier zijn de vermaerde zout-pannen, daer foo vCel zouts van de Hol-landers is gehaelt ,• want achter ’t felve punt is een lack, niet verre van den oever van de zee, gantfeh fout, en altijdts vol fouts, onder en oock boven’t water, wanneer het niet is in den regen-tijdt. Eenige hebben gemeent, dat de windt het zee-water daer ih drijft, om dat het foo nae aen zee is ; doch het komt door wellen, en gaten : het is feer goedt zout. Ontrent defe zout-panneis’taltemael bergigh, dot en brackigh, dat daer geen vcrverfchinge is te bekomen ; men moet het verfch water gaen halen drie leguen van daer het landt, in de bocht van Comana , aen een verfch rivierken komende van het geberghteBordones : de vcrverfchinge vaft fruyten en anders moet men krijgen van ’t ftedeken Co--mana. Daer is veel wilts, als harten, hinden, hafen en ko- ' nijnen, met meer ander gedierte, en oock fchadelijeke, als Hangen en tygeren : hier is oock veel vifch te vangen met de zeegen , welck de befte vernieuwinge is in dit quartier. Het landt is ontrent de ftrandt meeft over-groeyt met ftekende heefters , dat het bynae onmogelijck is te ge-bruycken, ’t en zy daer ’t afgehouwen en uytgcroeyt is* By N nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het |
NïEU ANDALÜZIEN.
het rif aen ’t fclve punt is noch een kleyndcr panne, dan men vindt daer altijdts geen fout in, gelijck in de groote, en oock weynigh ladinge als het daeral is, enfeerquaedt fcheep te krijgen. De Hollanders hebben defevaertmeeft onverhindert gebruyckt, tot in November idoy j toen heeft de Koning van Spanjen derwaerts gefonden achtien wel-gemontcerde fchepen, foo gallioens als andere j die den Hollanderen foo onverfiens op den hals quamen, ( dewijl fy befich waren met fout te halen, defchepen onge-reddert, een deel volcks aen landt, een deel met de booten op de vaert, ) dat fy altefamen vielen in handen van de Spanjaerden, diefe feer qualijck hebben getrafteert, eeni-ge op-gehangen, andere voor flaven gevoert naer Cartagena, en daer op de galeven gefetj van waer daer naewey-nige noch zijn ontkomen. Namaels is de felve vaert hervat , nae ’t maken van den Treves met den Koning van Spanjen, doch met meerder omlïcht als te voren. Maer al-foo in het jaer idaz een groot getal fchepen uyt deMid-dcllandtfche zee, en oock andere uyt Noord-Hollandt derwaerts voeren , om met een fout-ladinge naer’tVaderlandt te keeren, daer komende den 27 November, vonden fy dat de Koning daer een fterek kafteel hadde doen leggen, en met guarnifoen befet, om het lout-halen te beletten : deden derhalven een aen-val op ’t felve kafteel, dan, door de onwilligheyt van ’t meefte deel van het boots-volck, en kleyne ordre en wetenfehap die onder haer was, met flechte uytkomfte want eenige van de kloeckfte bleven aen landt doodt, en de refte moeftent’fcheep, en fonder ladinge t’huys keeren. Dit kafteel is geleght, dat het den
hebben geholpen. Venezuela begrijpt veel groote Provinciën , foo op de Noord-zee, als binnen’s landts, alsCu-riana, Cuicas, Caracas, Bariquicemeto, Tucuyo, en andere. Daer zijn acht fteden ofte woon-plactlen van Span- Stcd.n-jaerden,
De eerfte ftadt is Coro, die de Indianen noemen Coa- Coro. na, en wordt gemeenlijck genaemt Venezuela. Leght op de hooghte van elf graden benoorden de linie, in een wel getempert quartier, hoewel daer gebreck is van water, rivieren en fonteynen ; gebouwt op een plcyn, hoewel het landt meeft bcrghachtigh is. Daer is een goede en gefondc
CujKa-M.
toe-gang rot de panne foo commandeert, dat het niet mo-gelijck is ’t fout te halen , fonder van ’t gefchut befchadight te worden j de Spanjaerden hebben het de naem gegeven van S. Jago.
De Provincie Cumana is aen’tvaftc landt van America, tegen over het eylandt Margarita, 7 leguen daer van ver-fcheyden : daer komt een groote riviere in zee loopen, in wclcke menighte is van dat gedierte, wclck de Indianen Caimancs, en de Spanjaerden Lagartos, noemen j het zijn crocodilen , gelijck die aen den Nilus in Africa. Boven Cumana ftrcckt een Golfo innewaerts, by de Spanjaerden ge-naemt Goifo de Cuiiaco, ofte oock Cumana, in voortijden lontom bewoont by volck die naeckt liepen.
lucht, foo dat men geen Medicijns van noode heeft j ’t gevogelte en gedierte is’ er als in andere geweften van Indien ; de tygeren zijn daer feer wrect, en meer verflindende als elders, ’t Landt ontrent Coro geeft overvloedt van fuyc-ker, honigh, gember en peck j daer waft feer goede tarwe, doch eten meeft broodt van Maiz , wclckers bloem fy mengen met het fap van fuycker-rieden, en maken daer van fmakelijck broodt, welck lang duurt als twee-back ; haren dranek is van Maiz cn Rotates, wclck fterek valt, foo dat de Wilden haer daer in licht droneken drin.cken. De ftadt heeft twee havenen, een aen de noord-fijde, de in-ham van de Cabo San Roman , een legue van de ftadt ; en d’an-der naer het weften, leght twee leguen en een half van de ftadt j is niet goedt, door dien fy weynigh befchutting heeft. Een legue van daer is een goede fout-pan. Daer is een Gouverneur in Coro, en de Cathedrale-kercke behoort tot het Aertz-bifdom van S. Domingo. De ftadt is in het jaer lypy by de Engelfchen ingenomen, en verbrandt. Ontrent Coro , in de wegh naer ’t geberghte, leggen Los Llanos deCarora, 16 leguen lang en fes breedt; feeróver-vloedigh van vivres, foo dat men hem daer kan verfien van Maiz enWild-bract. Van Coro naer Bariquizimito , zijn alle woefte velden, met eenige bergen, op wclckc de Axa-guas woonen, die menfehen eten.
De tweede plaetfe van dit Gouvernement is Noftra Sc-nora de Carvalleda, in de Provincie van Caracas, ontrent de Zee-kuft, 80 leguen naer ’t ooften van Coro ; heeft een vervallen en quade haven. Op de Zee-Kuft hebben de
Noßra Senora de CarvalledA,
Ndtm,
Ta’en.
frucht-bacihejt.
De Provincie Venezuela, op de kuft van Terra Firma gelegen, heeft den naem bekomen van Venezuela, dat is, kleyn Venetien, door dien ind’eerfteontdeckinge by Alonfo de Ojeda, in’t jaer 1499, fy daer vonden een woon-plaetfe van Indianen, welcker huyfen in’t water gebouwt waren op palen, en men ginek over boute bruggen van’teen tot het ander, en aen’tvaftc landt. Paelt naer ’t ooften aen Nova Andaluzia, anders genaemt Serpa en Guiana ; naer ’t weften met het Gouvernement van Rio de la Hacha en Santa Martha ; heeft zijn beginfel naer ’t ooften van Maracapana af, cn eyndightaenCabodelaVela. Dit landt is feer vruchtbaer en overvloedigh van koren, door dien men het felve tweemaels des jaers zaeyt en vergadert ; is wonderlijck wel voorflen van allerley vee, foo grof als kleyn. Uyt defe Provincie wordt feer veel meel aen de andere quartieren vervoert, oock bifcuyt, kaes, fpeck, en groote menighte van cottoenc lijnwaet : en in de haven van Guavra, in de Provincie van de Caracas, worden veel huyden geladen, cn Salzaparilla. Men heeft hier feer goede jaght van allerhande wildt; en de riviere Unare is oock feer vifch-rijck : foo dat de Indianen van dit ge-weft eertijdts feer fware oorlogen onder den anderen hebben gevoert wegen de viffeherye. Hier worden oock veel monfters van goudt gevonden. Defe groote Provincie was by contrat te conquefteren gegeven aen de Velfers van Augs-burgh, in den jare 1528, de welcke daer fonden haer gefubftitueerde Gouverneurs. Het was daer vol Wilden, ten tijden dat de Hoogh-duytfchen dit Gouvernement aen-veerden; dan door dien fy het in’t eerfte niet feer en fochten te populeren, maer alleen een roofvan daer te halen, is het feer van zijn inwoonders ontbloot ; waer toe de Spanjaerden , infonderheyt die van Cubagua, niet weynigh cn
Spanjaerden een fort, op de wegh naer S. Jago, wclck ge-meenlijck wordt genoemt Caracas : ’tIs landt, foohoogh als dePicovanTeneriffe j en daer gaet een holle zee, foo dat ’er quaec is te landen, als alleen in een kleyne krecke recht voor ’t fort.
De derde ftadt is Sant Jago de Leon, in de Caracas, 7 le- S. Iago guen binnen ’s landts, drie van Carvelledo, en 70 van Co- ds Leon. ro, de Gouverneur van de Provincie refideert nu ter tijde meeft alhier. Defe ftadt is by de Engelfchcn ingenomen in het jaer 1^9;, eer ft veroverden fy’t fort, opdekuft, en vonden tweewegen omvanftrandt naer de ftadt te mar-cheerenj een ordinairewegh, feer licht te befchermen, door dien in het midden van de wegh een hooge bergh Icght, en de paflagie daer maer 2 y oft 3 o voeten breedt is, aen beyde zijden fteyle bergen, en de bolTchagien foo dicht, dat daer niet en is door te komen. De andere we’gh , by de Indianen gebruyckt, is oock moeyelijck te gaen, over hooge bergen die feer fteyl zijn om op te klimmen. Die ge-paflcei t zijnde komt men in een vlack veldt, daer de ftadt gelegen is.
De vierde ftadt is Nova Valencia, 5 o leguen van Coro, ]sIolt;va Va-ly van Santiago de Leon, en 7 van de haven van But- lendn. burata.
De vijfde plaetfc Nova Xerez, i y leguen van Valencia, ^c-vaXe^ 20 van Neuva Sigovia, en 60 van Coro -, is een nieuwe ftadt, rtz. cn onlangs gebouw t.
In’t jaer iy yx vertrock luan de Villegas uyt Tucuyo, en entdeckte mijnen van gout nevens de Cordillera ofte vervolg van ’t gebergte de San Pedro. Defe bewogen hem te bouwen aen de riviere j doch door dien de ftadt onge-font was, wierdtfe vcrleght aen de riviere Bariquicemeto, en Nova Segovia genoemt. De Wilden die daer woonen zijn Nova Se* vcrfcheyden van talej en daer is weynigh voor-raedt van granen, ofte wortelen j het volck onderhoudt fich met fe-ker ftelen gelijck de Cardoenen van Spanjen, die fy noemen Cocuy, waer fy een fubftantie uyt-halen als fyrope j fy hebben weynigh Maiz, en eenige calabaffen ; daer is overvloedige jacht van harten en konijnen. Een halve legucvan Segovia is een bcekc, die fy noemen Rio claro, om dat fy
N I E U AND altijdts klaer is, en een wcynigh van zijn oörfprong fihckt het water in de aerdej in de winter geeft het weynigh waters, en in de fomerveel, foo dat fy vccl landts daer mede vervcrfchen, ên door dit middel de Maiz en andere vruchten verfamelcn. Daer is verfcheyde gevogelte, als quacke-len, ring-duyven, en andere. De peerden, hoorn-bceften, fchapen, geyten en verckens vermenighvuldigen fccr ; foo dat het vee demecften handel is van defe ftadt; welck fy brengen naer Novo Reyno de Granada. Defe ftadt leght xo leguen van Xeres, lo van Tucuyo, en 8o van Coro.
fcvende plaetfe van defe Provincie is de ftadt Tucuyo, leggende in een valleye van de felvenaem, een half legue lang en broedt, rondom om-cingelt van bergen ,• cn heeft zijn naem van een riviere die daer door-loopt : ’t is een feer gefont landt, en overvlocdigh van proviande, foo wel voor de Spanjaerden als in-geborenen j metmenighte van verfcheyden fruyten. De ftadt leght vijftigh leguen van de zee, 70 van S'. Jago de Leon, 10 van nieu Segovia ,14 van Portillo de Carora, x y van Truxillo, en 8 5 van Coro. Daer zijn eenige fuycker-Ingenios, en wordt kottoen gefa-melt, foo dat de in-gcborene haer hebben beginnen te klee-denj daer waft oock koorn en ander zaet van Spanjen, en moes-kruyden. Daer zijn veel tygren en leeuwen, veel wildts, als harten, amp;:c. foo dat de inwoonders van defe ftadt, op de jacht gaende, in twee maenden fomtijdts wel vijf hon-dert dooden i en in fommige worden Bezar-fteenen gevonden. Men vint daer mijnen van gout, doch worden niet gebeneficeert door gebreck van volck j de Spanjaerden voeden ’er veel often, koeyen, fchapen, en feer goede paerden, De Indianen van dit quartier zijn ftrijdtbaer volck, en eten menfehen vleefch. Een deel is bevredight, cn geven voor tribuyt Maiz, door dien fy niet anders hebben.
Noßra De achtfte ftadt is Truxillo ofte Noftra Senora de la Paz, Senorade in de Provincie Cuicas, bynae 80 leguen van Coro, xy van 1.1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tucuyo, en 18 van ’t lack Maracaybo, en heeft aen ’t felve
een dorp, alwaer twee-mael ’s jaets, in Mey, en November, van defe ftadt, meel, bifcuyt, hammen, en andere waren, gehaelt worden, en naer andere geweften van Indien vervoert. Daer is noch een woon-plaetfe van Spanjaerden, LAÿtnA, die fy noemen Laguna, 40 leguen van Coro, aen d’ander ftjde van het lack Maracaybo, naerCabo de la Vela toCi hebbende ontrent fich een woeft veldt, daer veel wildts is, perdrijfen, ring-duyven, konijnen, en honigh j doch daer zijn foo veel tygren, dat fy by nacht in de vleckcn komen, en de menfehen verllinden : leght aen een groote baye die verre in ’t landt loopt, en vol ondiepten en drooghten is.
Het lack. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van Maracaybo, welck de Spanjaerden noemen
efte nteir de NoftraSenora, loopt 40 leguen land'-waerts in, is meer wwAf/irrf- dan I o leguen breedt, aèn de mondt een half legue, vloeyt en ebt, en is onweder onderworpen gelijck de zee, door dien fy daer in komt -, en door de menighte van de rivieren die daer invallen,is het water drinckelijck,hoewel Wat brack, en daer zijn veel Manati. In ’t uyterfte van het lack komt een riviere van het nieuwe Rijck van Granada, door welcke, als door het lack felfs, de koopmanfehappen def waerts worden gevoert. Eenige van de in-geborene, woonende ontrent dit lack, hebben haer huyfen op boomen , ftaende in ’t water en op de kant ; waer van de Provincie de naem van Venezuela fchijnt gekregen te hebben. In defe contreye woonen de Pocabueys, en de Alcoholados, die veel goudts hadden : is een goedt landt, overvloedigh van vivres, en *t volck feer vreedfaem. Tuftchen het geberghte en het lack Jight de Provincie Xuruara, op een vlack veldt j in’t geberghte , welck feer hoogh is, woonen de Coromochi, een ftrijdtbaer volck. En by de Culata van het lack, de Bobu-res j dan door de menighte van de moeraften is het landt ongefondt, en feer gequelt van de Mofquitos. Van Xuruara tot Coro zijn 80 leguen, met arm volck, en dat noch niet Jl/afata- bevredight is. Maracapana.op het uyterfte van defe Provin-fttna. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cie, is de befte haven van al defe kuft i de Indianen die men
noemtChiugotos, woonden daer ontrent op2, (ï, en 10 leguen van daer, op’t geberghte, en is ftrijdtbaer volck, menfehen-eters, en houden qualijck vrede met de Spanjaerden. Die van Cubagua hadden hier eertijdts een woon-plaetfe, daer meeft krijghsvolck woonde,welck, onder deck-tel van het eylandt te befchermen , haer tochten in ’t landt deden, en veel flaven maeckten j waer door het, als mede \^merica.
A L U Z I E N.
door de Höogh-duytfchen, feer van volck ontbloot is. Van Maracapana tot Bariquifimito zijn 100 leguen over vlack landt, daer goede jacht en viftcherye is, dan alles is gede* populeert oft fonder volck, en nu vol tygren^
Onder de refteerende eylanden aen defe kuft zijn aen-merekens wcerdigh, Ifla Blanca, op i x graden, 40 leguen }ßa Hattet' van Granada, en van Margarita : hebbende ontrent fes leguen in ’t ronde ; en aen de weft-zijde is de befte reede in een zandt baye. Daer zijn weynigh bergen, is meeft befec met gras, daer men tot de knyen toe in-gaet ; aendeweft-fijde weynigh geboomte, hier en daer een kleyn bofch, en eenige pock-hout-boomen : de ooft-fijde is vol bofch, waer onder veel wilde faly-boomkens feer goedt van reuck ; het landt is ’er fteenigh -, en in defe boftchagie onthouden haer meeft de boeken j en over al daer eenigh geboomte ftaet is het befet met fcherpe doornen, die door de fchoenen fte-ken, en fuygen foo in ’t vleefch, dat menfe met gewelt moet uyt-halen j daer is geen oft weynigh verfch water, dan als het regent ,• de grondt is dor en droogh, foo dat het onbe-quaem is tot de land-bouw : daer is veel gevogelte. Dit eylandt is onbewoont; dan de Spanjaerden en Hollanders loopen daer aen om boeken te vangen. Daer zijn oock eenige fout-pannen.
Het eylandt Tortuga is van Margarita i x ofte 14 leguen » en van I. Blanca i y ofte 16, op 11 graden i x minuten benoorden de linie. Leggende onder dit eylandt, kan men by klaer weder’tvafte landt en de Margarita fienj is lang ooft en weft 3 oft 4 leguen, en ander-half breedt. Het ooft-cynde en meerderdeel, is klippigh, bar cn kael} de fteen fcherp, oogigh en gebroken, quaet om bewandelen j naer het ftrant boomigh, en by de zee plafligh gt;nbsp;waer in veel ondeugende krabben haer onthouden. Het weft-eynde tot bynae ’t midden van ’t eylandt ftaet vol geboomte, waer onder veel pock-houts j aen de ftranden, cn infonderheyt aen ’tuyterfteweft-eynde, iskreupel-bofch. Aendezuyd-ooft-hoeck leght een Zout-pan, daer in September, Odober, November, wel zout is voor drie oft vier fchepen, dan de reede en is niet feer bequaem. Op’t eylandt zijn veel boeken , meeft aen deweft-fijde, uytermaten veel Yguanen, die vallen aen ’t ooft-eynde op ’t dorre landt, mager ; macr onder’tgeboomte, vet. Deheele zuyd-fijde is vuylj om de noord-hoeck is een bequame baye om fchepen te bergen , en oock by noot, fchoon te maken.
Orchilla licht van Tortuga ontrent i y leguen, en van OrchiUa. I. Blanca ip, is heel laegh landt, doch op het ooft en weft-eynde is geberghte, alwaer de boeken haer op onthouden.
De grondt is overal filtich, dat hetonmogelijckisdat’er iets foude groeyen j daer en is geen verfch water ; de boomen die daer waflen zijn heel dor en droogh. Rocca light Roccao van Orchilla ontrent fes leguen, ’t zijn veel kleyne eylanden en drooghten by den anderen, met boomenbefet,- men vindt daer eenigh zout in de drooge maenden : daer is geen gedierte opweynigh vogelen, die fy Flamencos noemen, hebben lange beênen bynae als oyevacrs, met roode veeren uyt den orangien, en groote kromme becken : ‘t landt is fteenigh en meeft laegh. I, de Aves zijn acht oft negen kley* I. ne eylandekens, laegh by het water, met boomen befet » en al fteenigh landt.
Bonaire, fes ofte acht leguen van I. de Awes, op de Bmaiu, hooghte van twaelf graden, is een tamelijck groot eylandt, aen de Zuyd-zee met heel laegh voor-Iandt tot aen de weft-noordweft-fijde toe, daer ’t een eynde neemt, en aldaer heeft men de bequaemfte reede, doch is ’er fteyl, dat men met een touw aen landt moet leggen j daer leght een kleyn-der eylandt, welck met het groot een baye maeckt. Daer is veel vee op dit eylandt, als fticren, koeyen, fchapen en geyten i oock verckens en peerden. De inwoonders zijn meeft Indianen, die daer gebracht zijn van S. Domingo, en zijn Chriftenen , hebben onder haer een Spaenfehen Gouverneur , en eenige weynige Spanjaerden j defe woonen in een valleye ontrent het hooge landt, ’t Eylandt is niet feer vruchtbaer, dan daer waft overvlocdigh roodt houdt, welck nu eenige jaren herwaerts by de Hollanders met groote menighte is gehaelt, foo dat het veel vermindert is. ’t Kleyn eylandeken leght ontrent een mufquet-fcheut van ’t groote/ , daer is mede roodt hout op , doch verre te halen / oock pock-hout cn eenige kottoen-boomkens : de gront is meeft
O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;over-
over al klippigh, en op fommige plaetfcn heel filtigh, foo dat daer nauwlijcks verfch water is te bekomen. Curacao leght van Bonaire ontrent negen leguen, is vruchtbaer, en daer woont meer volcks als op Bonaire ; die veel vee hebben , en maken daer jaerlijcks veel kaefen, die fy aen’t vafte landt en elders vervoeren j daer groeyt mede roodt hout i heeft aen de noord ofte noordooft-zijde een grooten bocht, dan daer is geen bequamereede, door dien het foo fteyl is. Aruba leght van Curacao twaelf leguen ; de reede is acn de noordweft-zijde, dicht aen eenen hoeck, by een eylande-ken j voorts heeft men rondom geen grondt : is laegh landt, met twee kleyne bergen, van welcke d’eene fich vertoont als een fuycker-broodt ; is bewoont by weynigh Indianen en eenige Spanjaerden; leght niet over fevcn ofte acht Ic-guen van Cabo San Roman. |
G V A I A N A,
Oft DE WILDE K V S T.
M Guaiana, welckveledc Wilde kuft noemen, en andere ’t landt van de Amazones , met goede ordre te be-fchrijvenjullen wy ’t verdoelen in drie deden, en onder het eerfte begrijpen degroo-te riviere des Amazonasjmet de rivieren en provinciën beooften de felve -, onder het tweede de verfcheyden rivieren tuflchen Rio des Ama zonas en den Oronoque ,• en in ’t derde den Oronoque felfs. ^4« Moi- fulcks beter te verftaen, füllen wy beginnen van het torR^ eylant Maragnan af, tot de groote riviere. Herrera, in fijn fielt daer tuflchen tachtentigh oft hondert leguen, Linfchoten hondert ; dan de Hollanders, die eenige jaren geleden de kufte hebben bevaren, getuy-gen, en haer beflecken en reeckeningcn wijfen uyt, dat de wefl-hoeck vanMaragnan en den ooft-hoeck van de riviere des Amazonas niet over de vijftigh mijlen van den anderen verfcheyden zijn. Nae de kaerten der Portugefen, zijn de volgende plaetfen van Marannahaon tuflchen de Rio de las Amazones : Tapi-tafera, dat de Franfen noemen Tapouy tapere,en de Hollanders Tippattepera, is een eylant met roetachtige hoecken. Cuma. B. Coma HualTum, deiè bay gaet verre te lantwaert in, dan is feer ondiep. R. Comalaniu, en daer aen volgende Cofia Alagada- R. loroquo, welck een groote riviere fchijnt te wefen, doch ondiep aen de mondt : gelijck dan alle dele kuft vaftvlackis. R. Paraovacoto, Surianame, R. Suramu, R. Itata, R. Nama , al voor vlack en vol fanden : Ponta Saparara J daer een eylandeken dwars tegen over leyt, is een groote vlackte,af-fteeckende naer ’t noord-weftenjbe-weften defen hoeck en ’t eylandeken is de Barra van Para, ofte ooftelijckfte arm van R.des Amazones,op welcken arm de Portugefen nu een fort hebben, genaemtPara, welckes inwoonders nu ettclijcke reyfen de Hollanders op de groote rivier des Amazones verftoort hebben, en verhindert datfe haer colonien met rufte niet können leggen. Hoe naerder de groote riviere, hoe meerder fanden en drooghten. X. S. /ua» nbsp;nbsp;De groote en machtige riviere, die de Spaengiaerden ge- noemen Rio de S. luan de las Amazonas, en Topoi Tapera, oock Para, eu Orellana, van den eerften ont-decker Francifco de Orellana, wordt by anderen oock ge-naemt Tobo : defe riviere is wijt in de mont, foo eenige (eggen vijftigh, tfeftigh, en meer mijlen, de ftroom foo mach-tigh dat men het verfeh water veel mijlen in de zee gewaer wordt, nae den tijdt van het jaer meer ofte min ; want van Martio tot in September geven defe rivieren gewcldigh water uyt, door dien het alfdan veel regent in dat geweft op ’tgeberghte. Meefter Harcourt, in fijn ontdeckinge van Guaiana, verhaelt, dat hy op den negenden May viel op’t current van de riviere des Amazonas, en dat de felve fulcken geweldigen ftroom van verfch water uyt gaf, dat fy, dertigh leguen van landt zijnde,van ’t water droncken,en bevonden ’t felve foo verfch en goedt als van een fonteyne. De weft- C. Sace. hoeck van defe riviere wordt by eenige genaemt C. Race, Nowdcaep. hy andere Cabo de Nord, by de Hollanders de Noord-caep, en oock de weft-hoeck van de Amazonas. Van de noord- kaep de riviere op, tot aen een riviere die in de(e groote Atewdxy^ loopt, en genaemt wordt Arewary, zijn negen leguen; dit is maer een deurtocht, een gedeelte van ’t landt gelijck af-fnij-dende, foo dat men hier door kan komen op de groote ri-./4rrepoco. TufTchen Arrowary en Arrepoco zijn twe mijlen,van Kal»arie. Arrowary tot Kaluarie, het eerfte ofte noordelijckfte'eylant in de groote riviere, rceckent men twee mijlenivan Kaluarie America. |
tot Sapeno oft Sapenou veertien: recht daer tegen over naer Saper.oft. het ooften is een bewoont eylandt genaemt Coarien ; en aen de felve weft-zijde van de riviere, een weynigh boven Sapenou , is Arrowas, een kleyn rivierken, daer benoorden gele-gen, en bezuyden Paricores, twee plaetskens daer de Wil-den haer onthouden. Voorts aen de felve weft-fijde, bynae onder de linie, is een rivierken met een drie-hoeckigh eylandeken in de mondt, aen welcke gelegen is het dorpken Matarem; dieper in‘t landt Roakery en Anarcaprock; en Matarew. Sapanapoock, tegen over het eylandt,en Matiana recht onder, en het eylandt en dorp Corropokery bezuyden de linie, welck andere noemen Corpecari. Voorder de riviere op, komt men aen een anderen arm, alwaer verfcheyde woon-plaetlèn leggen aen de ooft-fijde, Aropoya, Corpoppy, Ca-pitan ; andere noemen die Wayecorpap, Mannetibi, Cor-pappi. Weynigh hooger als Aropoja is Matorion, en Hua- Miacritm» man, een woon-plaetfe van Indianen ; Corropkery een dorp van de natie Womian. Aen de noord-weft-fijde van de riviere is het dorp Coegemynne ofte Coyminne : en voorder op, Cojminne. veel kleyne eylandekens, eenige klippen, en eyndelijck een ftortinge ofte val, foo dat men dien arm van de rivier niet hooger open kan varen, en over fulcks te prefumeeren is, dat dit de principale rivier niet moet wefen. De Nederlanders hebben eenige jaren herwaerts defe groote riviere beginnen te frequenteeren, en die van Vliflingen op de felve twee fortjens en woon-plactfen geleydt ; het cene genaemt fwjens NalTau, gelegen op Coyminne, welck gelijck een eylandt is, Najfaut achtienoft twintigh mijlen lang, maerfmal, en met een kreeck van ’t vafte landt afgefchéyden ; tachtentigh mijlen eu de rivier op. Het ander Oraenjen.lagh feven mijlen neder- Oranjttt, waerts, dan zijn voor eenige jaren al weder opgebroken. Gelijck oock andere naderhandt daer geleydt zijn. De Portugefen van Para hebben ’t volck feer verdreven, en weynigh faca. aen haer fijde gelockt, foo dat de Hollanders in het jaer 162lt;gt; de riviere foo verandert vonden,en ’t volck foo verloo-pen, datfe op de voornaemfte plaetfen fchier geen huyfen meer vernamen, en ’t volck dat ’er noch was had hem gere-tireert in kreecken en moeraffen, veer van de riviere af, daer menie qualijck kon vinden. De lucht is goet,de bodem van ’t landt verfcheyden na de gelegenheydt van de plaetfen ; daer is alderhande lijf-tocht, die de Wilden in fulcken overvloedt den vreemden toevoeren, en voor fnuyfteryen verkoopen, datfe dickwils maer te veel en hebben : de Wilden zijn meeft goet volck, en van de natie van de Yayos aen de weft-zijde van de riviere, hoewel Tayoseu daer noch andere woonen, te landtwaert in ,• als de Cocket-tuway cn Pattecu, Tockyanen, Arytiaen, Comoes, Arwac-kas, en Wackehans. Daer vallen vcele nutbare houten, di-verfche verwen, goihmen, cottoen, taback ; men heeft daer fuycker-riet; en Pita, welck alfoo goet,ja eer beter is,als hen-nip, om netten, touwen, en kabels van te maecken : veel boom-en aerdt-vruchten, die tot fonderlinge gcbruycken können dienen ; infonderheyt een boom welcken de Wilde noemen Ademonie Totocke, en de vrucht Totocke, welck feer groot is, cn bynae rondt, daer in een groote kcerne, de hafc-noten van fmaeck naerder komende als de amandelen, wit en vetachtigh. Voorts verfcheyde mineralen en gefteen-ten, en veelderhande waren daer mede men handel fonde können drijven. Beweften de riviere de las Amazonas , leyt voor de riviere, het Konijnen-eylandt, dertigh mijlen bewe- Ksaijnett-ften dit eylant Crabbeboere,foo de Hollanders het noemen, eylandt. ofte als andere Carripapoori,zijn verfcheyden eylanden, of-te veel eer verdroneken landen. Vanhier voorts weft-waert tot den hoeck vande baye en riviere van Wiapoco, zijn di-verfche rivieren, welckc al iiavcnen zijn, die met laegh water genoeghfaem droogh loopen. Meefter Harcourt ftelc hier tulTchcn beyden Arrapoco (een tack van de Amazonas) P nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Arra*^ |
1
i)- s
£ï’ c»'“
AM S TEL OD AMI G à J11 e ! n UI s B la e 11 w cxciidit
G V A I Arrawary, Micary,Conawini,en Caffipurogh. Andere noe-nrenfe Arrowari, Iwaripoco, Maipari, Coanawini, Cafpu-rogh. Andere gevenfe noch andere namen, dan ftaen meeft op de voorgaende. Tuflehen Rio de las Amazones, en Wiapocoleyde C. de Nord,die by eenige genaemt word Cabo de Conde,en Cabe Cecil, de Hollanders noemen de weft-hoeck van de Wiapo-Cabed'O- co Cabo d’Orange. Binnen de baye van Wiapoco, aende ooft-zijde, loopt de riviere Arracouw, van de Wiapoco om-half mijle. De riviere Wiapoco is ondiep, en in de mont by een mijle breet, binnen niet over een half. n'cx aert. nbsp;nbsp;De Wilden,die op de rivieren woonen.zijn van driederley natiën, Yayos, Arrowan, en Arwaccas; is goet volck, die de . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vreemden die daer komen wel onthalen^ fedich nae de wijfe 'van de Wilden, gaen naeckt, dan het fchijnt datfe wel klee-deren fouden dragen foo fy die hadden j hebben een fonder-lingen vont om viflehen te vangen, met fcecker fterck riec-kent houdt,genaemt Ayauw, in’t water te werpen , daer de viflehen foo van belwijmen , dat fy met de hant gevat worden. Hacr broot is Caflavi,daer fy oock haren dranck, welck fy Pernou noemen, van maken, met de felve te kauwen ge-lijck de Wilden van Brafil, en drincken haer daer feer vol inj . wordt gemaeckt van Caflavi heel fwart gebrant, gekaut,ge-foden, en eyndelijck door een mande geperft i is klaer en van verwe als Lubs-bier, dan kan niet over vier oft vijf dagen dueren. Sy worden daer feer gequelt van een ongedierte ge-lijck een vloo (welck fy Niguas noemen) dat tuflehen de nagelen en het vleefch in kruypt, en grootc pijne en verderf veroorfaeckt. ’t Landt ontrent de zee wordt voor ongefont gehouden ; hoewel Meefter Harcourt getuyght, die daer in den jare 1608 volck in ’t landt liet, onder ’t gebiedt van fijn Cartpo, broeder, in een dorp by de Wilden genaemt Caripo, op een klippigen bergh, daer niet wel aen te komen en is, uytoor-fake van de dichte boflehagie en fteyle klippen, als alleen by fommige wegen die naeuw en fteyl zijn, foo dat het opkomen licht kan belet worden. V an dertigh die daer bleven drie jaren lang, ftorvender fes, en dat meeft by ongeval. De-fe rivier heeft diverfche afvallen ofte ftortingen van water, den een hooger als den ander,welck men fwaerlijck kan opkomen , en niet als met groote moeyte in de maent van Au-guftus. Aen de noord-weft-zijde van Wiapoco,ontrént vierdehalf mijl op ’t uyterfte punt van ’t landt, leydt een bergh Cemcribo. dien fy noemen Gomeribo, ofte Commaribo, welcke gront feer excellent is om te planten Tabacco, Maiz, cottoen, An-noto-boomen, wijngaerden, en andere plantagie. Aen de jrainar/. felve zijde is een kleyne kreecke, genaemt Wainary, en een rye hoogh geberghte, ftreckende naer de riviere Apurwaca, W'elcke grondt is goet en vruchtbaer orn Tabac te planten , cn daer waft de befte van dit gantfche quartier -, oock groe-yendacr de alderbefte fuyckerrieden die men daer tc lande vindt,- alle het landt tuflehen de twee rivieren Wiapoco en Wiapoco- Apurwaca, is de provincie van de Wiapocories, begrijpende nes. onder fich de heerlijekheden van Wiapoco en Wainary. Het inkomen van Wainary is klippigh en ondiep, en h.et landt moerachtigh j daer is geen volck, en vçel crocodillen in de riviere. De riviere Apurwaka, nae’tfcggen van Har-le'ak^. court, is een fraye riviere, en wel bewoont Keymisfeght dat hy defe riviere wel veertigh Engelfche mijlen op voer,en gantfeh geen volck en vernam, {welck wel niet te verwonderen is, want niet alleen aen defe riviere, maer oock andere geweften van dit quartier, vindt men den cenen tijdt volck, en den ander weder niet, door dien het volck dick-maels verandert van plaetfej) en dat hy daer aen de voet v an een bergh foo veel brafilie-hout velde, als hy in fijn boot konde laden. Vonden daer mede van de boomen welckcr fchorfle fchijnt wel kaneel te wefen, gelijck ’er veel in de 1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftrate Magcllanes waflen. Op beyde fijden van de rivier {welck ver landewaerts in loopt) zijn veel papegayen en andere fchoone vogelen;de boomen fitten vol kleyne meerkat-jensj daer waflen veel palm en Cocos boomen, leyt van Co-maribo vijf mijlen. Cauwo. Naeft aen Apurwaka leydt de riviere Cauwo, ofte Cou-wa, alwaer de voorfz Keymis in den jare 1^96 volck vondt vandelaos, w'elckeweynightijdts te voren derwaerts gevlucht waren voor de Spaengiaerden van Moruga, een van de naefte rivieren van Orenoque, en hadden haer eygen landt ten beften gegeven voor de Arwaccas,welck een vaga- |
A N A. bunde natie is j meeft volgende de Spaengiaerden. De laos waren certijdts Heeren van al dit gew^ft, cn om van andere natiën onderfcheyden tc worden,teeckenen fy haer aenficht en lichaem met diverfche figucren, wacr toe fy befigen de tanden van een kleyn dier als een rat, daer fy fchrabben mede maecken, gelijck oft met een fpelt gedacn waer, die nimmermeer uyt en gaen. Soo is dit volck al weder van hier ver-trocken, en hier en w'oont geen meer. Wia is een fraeye riviere, cn loopt feer diep in een fchoo-ne landouwe, heeft een wijde mont gelijck een baye, bewe-ften defe bay zijn eenige kleyne eylandekens, van welcke het groote, genaemt Gowatcri, is bewoont by Shebajos. Daer is overvloet van gevogelte, vifch, vruchten,wilde verc-kens, en ander wilt dat men daer kan bekomen. Aende Triangeleylanden,isoockveelvifch,gevogelte, wilt, en Iwanas. HetcylandtMattoory,leydttuflehenWiaenCajana, is feer hoogh landt, by de feftien mijlen groot -, en fonderling bequaem tot bcfcherminge van de haven van Cajana, gevende van natucren twee leer bequame gclegentheden om gefchut op tc planten, dat men die niet beter foude können maken. Naeftde riviere Wia volghtde riviere Cajana : dein- Cajana» woonders van defe provincie zijn Caribes, en zijn de inlant-fche provinciën niet foo wel bewoont ofte volck-rijck,alfoo ’t meefte volck hem nederflaet by en langhs de rivieren, om met haer canoen van plaets tot plactfe te varen. De fayfoe-nen van ’t jaer op defe kuft zijn verfcheyden , want in de 00-ftelijcke deelen van Guajana, naer de Amazones toe, begint het droogh weder in Augufto en de geweldige winden en regenen in Februario. In de weftclijeke naer den Orenoque, begint het droogh weder in Odober, en de winter in Aprik Daer is weynigh onderfcheyt van hitte en koude, leggende defe landen foo na by den Èquinodiael, en de dagen cn nachten meeft even lang zijnde, ’t Volck heeft daer geen verdecling ofte eenige reeckening van tijden ofte getallen ; reeckenen by de manen, als een,twee,drie,amp;c. engelijckcr-wijs dagen, tellen maer tot tien, en dan weder tien en een,amp;c. en om beter haer meeninge uyt te drucken , fteec-ken haer vingeren op,- als fy twintig willen feggen, brengen fy haer handen by haer voeten. Als fy belovejn iets binnen fekeren tijdt te doen, leveren fy,en behouden oock een bon-deltjen van gelijck getal van ftocxkensicn om te weten wanneer de beftcnice tijdt, op welcke fy fulcks belooft hebben, om is, nemen fy alle dagen een ftocxken wegh. Sy en heb- Reliait. ben oock geen Religie, foo veel men heeft können merc-ken, als alleen dat fy eenig refped dragen aen Sonne en Mane, meenende dat fy leven,- maer aen bidden die niet, ofte offeren die geenigh ding, alleen dat fy eenige fuperftitiege-bruycken in haer droneken feeften : wantöp’t ftervenvan haerCafiquCjCapiteyns, oft andere grootc vrienden, houden fy een folemnelefeefte, voor drie oft vier dagen, met danfen,fingen,en drincken boven maten; in welck gebrek fy alle andere natiën te boven gaen,achtende den braefften die eerft droneken is ; en dewijl fy foo drincken, beftaen eenige vrouws-perfoonen, van de naefte vrienden van den overleden, geweldigh te huylen en te krijten. Sy eeren mede Ta«« mouco, die, nae haer feggen, boven woont, en alles regeert : de laos bidden defen Tamouco bynae alle morgens en avondts aen. Sy gelooven dat de goede Indianen nae haer doodt opwaerts varen, cn wijfen naer den hemel, welck fy noemen Caupo, en de quade nederwaerts, wijlende naer de aerde, welck fy noemen Soy. Als een van haer Cftfiquen,oftc principalen fterft, foo hy eenigen flaef ofte anderen gevangen heeft, füllen die mede dooden,- foo niet, een van fijn andere knechten, op dat hy in de andere werelt gedient mochc zijn. De qualiteyt van de landen van dit quartier, is diverfch j Lanttsurt, aen de zee-kant is het landt laeg, en de hitte foude daer vehement zijn, ’t en ware die getempert wierdt by de verfchc en koele Brifen, ofte ooftelijeke winden, die op de meefte hitte van den dagh feer fterck daer op waeyen : in vele plaet-fen is dit laegh landt feer ongefondt, en weynigh bewoont, uyt oorfaecke van het overvloeyen van de wateren. Op ’t geberghte is de lucht koudt, en ’t landt in fommige plaetfen vruchtbaer, en in fommige niet : maer deurgaens bergh». vol mijnen van diverfche metalen. Daer het landt wat hooger is, is het feer getempert, gefondt, vruchtbaer, cn aller-meeft |
Wilde bee-ßen.
Ctvoaehe.
Vruchte».
hindere gi-waffea.
G V A ï A N A,
tb'
ïneeft bcwoontj övètvïóecÏigh van weyden,wateren,boflcha-gien , en genoeghlijcke pleynen, tot profijt, en playfier ; is oock verfien van Mineralen. Men is daer te lande feér gç-quelt van Mofquitos, die fy noemen Mapiery, hebben daer oock Niguas, die Cy noemen Sico.
De vruchten van dit landt, tot lijf-tocht, zijn veelerhan-de: van Caflavi maken fy haer broodt ; (y brcecken de wortel op een fteen, en wringen het fiip daer uyt, welck raeu zijnde fenijn is , maer gefoden met Guinee-peper, geeft excellente en gefonde fauccidan droogen fy de gebroken wortel , én backçnfe een vinger dick op een fteen, als men de haver-koecken doetj dit broodt is aengenacm, feer gelijck, doch veel beter als haver-koecken. Daer is een foorte van groote tarwe, genaemt Maiz, geeft feer goede blocmc en meel tot broodt,en goedt mout tot bier. Van ’t voorfz. Caf-favi-bröodt, en defe tarwe, maken fy dranek die fy noemen Pafliaw, wclck moet in vier ofte vijf dagen verbefight worden : OQck een anderen van Caftavi, welck fy noemen Par-ranow, goedt en fterek, feer gelijck het befte Maerts bier in Engelandt, dat kan tien dagen goedt gehouden worden.
Daer is groote overvloede van honigh,cn hoewel wildt,is nochtans foo goct als eenige ter wereldt. Wijngaerden vindt men daer niet, maer alfoo de grondt vruchtbaer en vet is, en ’tclimaetwarrn, fouden buyten twijffel wel waflen, en goede wijnen geven, indien fy daer geplant waren.
Vele andere noodlijckheden,tot onderhout van des men-fchen leven, worden hier gevonden, namentlijck wildt van alle foorten, wilde verekens in menighte, en tweederley, de een klcyn, by de Wilden genaemt Pockiero, die den navel op de rugge nebben : de andere Panigo, fchoon en groot : menighte Hafen en Konijnen, different van de onfe ; daer zijn oock Tigren, Luypaerden, Oneen, Armadillen , Mai-puries, van fmacck als ofTcn-vlees, en willen wel fout hou-deni de Baremoes fmaken als fchapen ; voorts andere kley-ne heeften van goede fmaeck. Apen en Meyr-katten van di-verfche lborten, groot en kleyuivan defe heeften zijndcr on-tallijck, en worden al goedt bevonden om te eten ; en veel meer andere vreemde heeften. Op de rivier Caparwaca en elders, zijn Herten, die de Wilden noemen Ofary ; en wilde Verekens fonder fpeck, diefe noemen Abihera : oock ifler van die leuye beeftjens, (Waricory) rouw van hayr, hebbende dc voorfte beenen korter als de achterfte, drie teenen aen de voeten, ’t hooft aeps-gewijs, met een kort fteertjen ; is feer flaperigh en weynigh van ctenj wonder traeg in het verfetten ofte klimmen.
Van gevogelte heeft men daer wilde Benden, Talingen, Ganfen, Reygers van diverfche kolcuren, Kranen, Oye-vaers, Fayfanten,Patrijfen,Duyven,Lijfters,Mecrlen, Weervogels, Sneppen, Papegayen van verfcheyde flagh , en vele andere foorten van groote en kleyne vogels, van uytgeno-me fchoone koleuren , beneffens groote verflindende vogels, en Valcken van allerlcy aert.
Van vifch is daer groote varieteytj van zee-vifch zijn daer Steen-brafem, Mculenaer, Tongen, Scharren, Rocchen, Swaert-vifch.Steur, een vifch als Salm, dan gelijck die roodt is, foo is defe geel : Garnaten, Zee-kreeften, en Oefters. Daer is oock een vifch,genaem.t Cafroorwa,die in elcke oo-ge twee gefichten heeft, en fwemmende, houd het eene boven , het andere onder ’t water ; de ribben en de rugh zijn des menfehen rug en ribben gelijck, hebbende de eene ront en de ander vlack, met een rugh-been daer in j is wat groo-ler als een Spiering, maer beter van fmaeck : en veel andere goede viflehen.
Dc vruchten zijn menigerlcy, de Pinna, Plantana, Potato -, mifpelen, pruymen van diverfche foorten,noten van vreemde fatfoenen. De Pinna is van fmaeck als aert-befien met wijn en fuycker gemengt. Dc Plantana als een oude Pup-ping.De Potato is wel bekent.De mifpelen zijn feer groot.De pruymen veel gegeten veroorfaken den loop, w’elck in defe landen gevaerlijck is. Napi, is de ordinaire toe-fpijfe van dit volck, wëlekde oofterfcheRapen nietongelijck zijn; en Coa, welck zijn krabben, die daer zijn met menighte op de lage en verdroneken gronden, langs gantfeh de kufte.
In defe quartieren is groote menigte van fuycker-rieden, en de grondt daer toe foo bequaem , als in eenig ander deel des werelts ; maer de inwoonderen weten het fuycker daer niet uyt te trecken, gelijck de Portugefen in Brafil, en elders.
America.
Het cottoen is een generale koopttaahfchap, daet van fy haer Hamaccas maken, welck zijn der Indianen bedden.
Daer is oock een foorte van hennip ofte vlas, bynaefbo fijn als fijde, feer excellent om lijnwaet van te maken. Men heeft daer fonderlingc verwen ; van welcke de Annota, een roode befie, wel geprepareert, verwt een vaft orangie ko-leur aen fijde. Daer is een ander befie die blaeu verwt. Oock feker gumme van eenhoorn,welck aen laken een per-feckt en vaft geel koleur geeft. Daer zijn bladeren van boomen, welcke, wel bereyt zijnde, een hoogh roodt koleur geven. Oock hout, dat purper, en een ander, dat geel, en een ander welckers fap purper verwt als het heet, doch carmofijn als het kout is. De welrieckende gummen , zijn geel Amber, Gummi Lemni, Colliman, ofte CArriman Baratt a, en meer andere. Colliman is fivaer en brockeligh, gelijck peck; een weynigh daer van op kolen geleydt, fal de plaetle vervullen met feer foeten en aengenamen reuck.
De Baratta is eendeer heelfame balfem, verre alle andere BAfem. overtreffende. Daer zijn noch andere welrieckende Her-ften, feer bequaem tot Parfumen. Excellente droogen voor de Medicijnen, als Spica nardi, Cafftafiflula, Sene-bladerenj dc aerde geeft oock Bolum Armenum, en Terr am Lemntam, en noch andere in onfe quartieren onbekent,en van fonder-linge kracht : van welcker een is een kleyn groen appeltjen, welck de Wilden noemen het flaep-appcltjen, dat foo vio* lent is in fijn w'erckingc, dat een kleyne beete daer af den doodt-flaep veroorfaeckt, en de minfte drop van ’t fap daer af purgeert feer exceflivelijck en dangcreufelijek. Doch al-fo de Medicijns de flaep verweckende qualiteyt, daer ’t mee-fte perijckcl in is, weten te remedieren, foude dit appeltjen vangebruyck können wefen in de Medicijne. Daer is een befie die dc Indianen noemen Kellette, die feer nut is tegen den bloct-gang. ’t Sap van de bladeren, genaemt Vppéc , geneeft de wonde van dc fenijnde pijlen, ’t Sap van het blad genaemt Icari, is goedt tegen de pijn in ’t hooften meer diergelijeke droogen, en Stmplicia,ci\. te lang om te verhalen,
De boom daer fy haer vifch mede vangen, is va,n fondcr-linge confideratic : waft gemeenlijck omtrent hare' woonin-ge ; als fy willen gaen viflehen , nemen fy eenige tacxkens daer van, en varende in de kreecken, welcke met hoogh water meeft vol zijn van goede vifch,nemen de ftocxkens,eerfl: gemorfcltop een fteen , wrijven die tuflehen de handen in ’t water op diverfche plaetfen, welck doet dc vifch boven komen met den buyck om hoogh, foo dat fy daer foo veel können vangen als fy willen.
Daer is mede een roodt gefpickelt houdt, welck die van Hout. ’t landt noemen Pira l^iminere,(in Nederlandt heet men het Letter-hout ) en is waerdigh dertigh ofte veertigh pondt fteerlings de tonne ofte laft, en feer excellent tot allerhande Schrijn-werekers werck.Defe boom is meeft; recht, en heeft een gladden baft, geen bladeren dan boven aen de kruyne, en als onfe peere-booms bladeren,
Daer vallen mede veel koftelijeke en profitabele fteenen, Bteenen. als lafpis, Porphyr, amp;c. Eyndelijck lbo is hier noch een profitabele koopmanfehap, te weten, Tabacco.
Van de rivier Cajana naer ’t weften, heeft men eerft de ri- VanCa-ana viere Meccoria, ofte Macuria. Daer nae Courw’o, oft Caw- weßwaert. roora. Daer aen volgen Manmanury, Sinammari, Oorafla-wini, Coonannonia, ofte Cunanamma, Vracco, Mawari, Mawarparo, Amonna, oft Amano,Marrawini; de Nederlanders noemenfe Marwijn, en feggen dat ’er vijfderhande natiën woonen, te weten, voor in de rivier Percotten, Arwac-cas, en Sebayos ; ten halven in , Caribes, die fterek zijn van volck, wildt, en niet te betrouwen, de mans groot van li-chaem en vet, ’t hayr op ’t hooft gefchoren mét een kruyn, fchilderen haer roodt; haer geweer zijn bogen, houte fwacr-den, en houte fchildemde vrouwen kleyn,gaen heel naeckt, daer de mans een vier-kant fletjen voor haer fchaemte dragen; woonen in kleyne huyfen van bladeren gemacckt: haer voedtfel is Caflavi, roode Peper, en Krabben ; dranek, gc-kaeuwde Caflavi, heel drabbigh, diefe Woeka heeten ; haer overften zijn dc ftrijdtbaerfte, noemen die Pave, dat is, vaders : voorts de Iaos,een beter natie als de Caribes. De laos en Sebayos woonen meeft by den anderen, verfchillcnde alleen van fpracckc; haer dranek is Pernou, gelijck de Arwac-cas en Percotten : op Amana, welck voor aen defe riviere komt, wmonen al Caribes. Hier valt feer goedt Letter-hout.
De naeft-gelegene riviere is Sewrano, by de Nederlands nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ders
'1
-ocr page 330-
Orew- G V A I -^ers genäcmt Saeïname. Dertien mijlen voerder Corretini, beyde bewoont by Caribes. Tien mijlen voorder Berbiu, hier woonen Arwaccas; en vervolgens, Demarari, Efleque-bc,Defleke. IndeferivierwooncnArwaccas,Caribes, en Waccewayen : de Arwaccasvoor aen, zijn vyandcn van de Spanjaerden -, hier valtfecr goede verwe. De Waccewayen voerder landtwaert in, oorlogen deurgaens nïet de Caribes, en houden haer vrcemt van de Chriftenen : de Caribes woonen meert boven de vallen daer de rivier een eyndc neemt. Nae de Deflekebe volgen Caopici, Pawrooma, Moruga. Van de groote riviere, die nu meert bekent is by den naem van Orenoque, hebben de Spaenfche en Engelfchc wonder gefchreven, door dien men van dat gevoelen is, dat door defe een toegang is tot het goudt-rijcke land van Gua-iana, en de rtadt Manoa, ofte dat vermaerde Dorado, welck veel Spanjaerden foo veel gekort heeft, en fy door foo veel verfcheyden wegen hebben gefocht, doch infondcrheydt langs defe riviere. Eenige jaren herwaerts is ’er op defe riviere grooten handel gedreven in Tabac, en andere waren, foo by de Engelfche in ’t particulier, en koopmans wijfe, als by de Nederlanders j foo dat ’er jaren zijn geweert dat daec aéiit, negen, en meer fchepen op eenen tijdt, uyt de Veree- |
A N A. nighde Nederlanden, op defe riviere zijn .geweeft. Defe riviere, contrarie van alle andere op defe kuil, heelt beneden geen Mofquiten, en boven leer vele : is feer vis-rijck, onder andere vindt men daer een vifch als een Congerael, van drie tot vier voeten lang, geel acn den buyck, met blacuwe rtip-pelen, heeft een wijden mond,is de Torpedo niet ongelijck; want als men die met de handt ofte mes roert, wordt men gelijck geraeckt, ’t mes valt uyt de handt, doch duurt niet lange, de vifch is anders niet quaedt om eten. Vogels heeft men daer veel, onder andere menighte van roode Lepe-laers, foo fchoon van vederen, dat men die met geen verwe foude können naebootfen : te landewaert zijn mede aide felve dieren ; macr hier is weynigh volck. Het eylandt la Trinidad is hetgrooefte van decylanden , I-Trini-die de Spanjaerden gemcenlijck noemen de Sotavento, acht nemende op de kourflen van hare vloten, varende naer Terra Firma, ofte Nova Flifpania, en van die fy noemen de Caribes ofte Canibalcn : is gelegen aen de Boca del Drago , en macckt met het varte lant van Nova Andalufia, oft Guiana, eenGolfo, ’t welck fy noemen Paria. Dit eylandt is ovcrvloedigh in eet-waren. |
E landen van Rio de la Plata naer het noorden, worden in’t gemeen Braßl genoemt; zijn ontdeckt door laft van de Catholijeke Köningen, by Vincent Jannez Pinçon, en daer nac by Diego de Lepe, in’t jaer lyoo. Scs maenden daer na quam acn dit landt by geval Peralverez Cabral Portugees, die, met een armade naer Ooft-In- dien varende, om de kufte van Guinea te mijden, (ich foo verre c’zee begaf, dat hy dit landt gemoctte, en noemde het Santa Cruz, om dat hy het op dien dagh ontdcckte. De Portugefen van defe landen hebben vele bouweryen: defuycker jkattoen, en Brafilie-hout, zijn de waeren daer fy meeft mede handelen. Het vee zijn oflen en koeyen in menighte, weynige fchapen s de geyten en paerden willen daer wel voorts,oock verekens en hoenderen; met defe profijten onderhouden de Portugefen haer onder malkanderen, en leven in overvloet. ’tls daer feer getempert, foo dat men noch exceffive hitte noch koude gevoelt. Het broot wort gemaeckt van de wortel van Mandioca gebroken; het fap, welck wcynigh is, wel uytgeperft, wordt gekoockt en gegeten, envoorgoet voedfel gehouden : daer zijn noch andere wortelen daer fy broot van maken,en haer wel mede vinden : hebben veel koeyen-melck, rijs, boonen, erten, batatas, en andere vruchten die men met de hant leeft ; en veel vifch op de gantfche kuft; diverfchejaght van wild , die de ingeborene vangen met ftricken en pijlen, als harten, wilde verekens, deynen, konijnen met kleyne ronde oor-kens, Pacas, een gedierte grooter als hafen, die fmakelijck vleefch hebben ; kleyne meerkatjens die men eet, foo groot als konijnen ; daer zijn oock Armadillos, die fy gaerne eten; cn grootc overvloet van bergh-hoenderen, en andere foor-ten van gevogelte, welck men eten mach, ’t Gantfche lant is vol van groote en kleyne mieren , die groote fchade doen acn de wijngaerden en orangie-boomen. De oorlogen,die de Portugefen gedurigh hebben gevoert met de Brafilianen, hebben haer niet tocgelaten eenige maken dan op de kuft. De felve beftacn in negen gouvernementen, die fy Capitanias noemen : andere tellen’er veertien, te weten , Sant Vincent. R. dele-nero. Porto Seguro, Spirito Santlojlhcos, Bahia, Sercgipe, Parnambuco, Tamaraca, Parayba, Rio grande, Ciara, Ma-ranhaon, Para: vanwelckeeenigeverre loopenbuytcn de limiten vanBrafil. S. Vincent, ' In de Capitania Sant Vincent zijn drie fteden van de Portugefen, waer van de voornaemfte, genoemt Santos, heeft by de vier hondert huyfen, en drie fuycker-Ingcnios : is gelegen veertigh leguen bezuyden Rio de lenero, drie ofte vier mijlen van de zee ; daer können fchepen van twee hondert laften bequamclijeken voor komen , en haer volle ladinge innemen : fy is van Thomas Candifch ingenomen, en twee maenden gehouden in het jaer m d x c i , toen hy voor de tweede rcys naer de Strate Magellanes trock. Vonteenigh gout, daer gebracht by de Wilden, vaneen plaetfe Mutinga, daer de Portugefen nu een mynefouden hebben. De tweede is Sant Vincent,een fraey ftedeken, leght drie oft vier mijlen zuydelijcker, onbequaem voor groote fchepen , en niet foo groot ofte wel bewoont als Santos. Tot befcherminge van defe haven Sant Vincent, is een kafteel gebout, op een eylant leggende acn ’t vafte landt, genaemt Britioga. Dit kafteel leght op een fant-baeye daer goede reede is. Nae dat de Engelfchen in defe haven in het jaer I y 8z een Spaenfch fchip hadden in den gront gefchoten, en twee andere verjaeght, is daer noch een ander fort ge-maeckt om ’t inkomen te beletten. Des niet tegenftaende is Candifch op fijn laetftc voyagie hier ingekomen, heeft oock Santos ingenomen, cn S. Vincent verbrant, America, |
Acht oft negen mijlen verder naer ’t zuydcn leggen twee Vlecken, Tanfe en Cavane, beyde overvloedigh van lijftocht , en is het uyterfte dat van de Portugefen is bewoont: de derde is Hitauhacin, vijf leguen zuydelijcker. Twaelf mijlen landtwaert in is het dorp San Paulo, by de lefuiten gebouwt, cn bcvolckt meeft van de ingeborene ofte Me-ftizos. ’t Volck van den lande, die vrienden zijn van de Portugefen , noemen fich Tuppinikinfi, haer wooninge is in ’tge-berghtc, haer palen fttecken 8o mijlen binnen ’s landts, en 40 langs de kuft; defe hebben haervyanden aen alle zijden, naer’t zuydeù de Carioes, naer’t noorden deTupin Imbas. De naeft-gclegene Capitania acn Sant Vincent is Rio dc Rio dt Icncro, foo by de Spanjaerden genaemt, om datfe in die i^ontro, maent ontdeckt was by luan Dias dc Solis, in den jare i y i y : de Franfche, welcke defe plaetfe eerft hebben bewoont, noemden die Ganabara. De riviere is van binnen feer breet, daer in veel cylandekcns, befet met boomen die altijt groen zijn. De Capitania Spirito Sanéfo, is gelegen op de hooghte Spirito van twintigh graden bezuyden de linie, vijftigh leguen van San^o. PortoSeguro, en feftigh van Rio de lenero ; daer is maer een Ingenio van fuyeker, oock valt ’er veel kottoen en Brafi-lie-hout; daer zijn omtrent twee hondert huysgefinnen,een huys van de Jefuiten, en aen het inkomen van de riviere aen de rcchter-handt een kafteeltjen van kleyn gewelt. Defe Capitania beftaet uyt twee fteden, en is de vruchtbaerfte, en beft voorficn van vidualie van gantfeh Btafil, door de overvloet van vifch , en de jaght die daer valt wegen de goe-» degelcgenheydt van de riviere en boflehagie daer omtrent. De ingeborenen worden genaemt Marhayas, en zijn nu bontgenoten van de Portugefen. Tuflehen defe Capitania en de voorgaende van Rio de lenero, leght de riviere Parayba , een fehoone groote cn fèer vifch-rijçke riviere. Het volck omtrent die riviere worden Paraybes genaemt ; woo-nen in hutten als back-ovenen. De Capitania Porto Seguro, hebbende dien nacm be- Porto Se-houden van de eerfte ontdeckinge by Peralverez Cabral,die daer aen quam, en een bequame haven vont : hy noemde het gantlche lant Terra de S.Cruz,is gelegen dertigh leguen van los Ifleos naer het zuydcn,cn vijftigh van Spirito Sando naer het noorden ; heeft drie woon-plaetfen van Portugefen , Santo Amaro, Santa Cruz, en Puerto Seguro , heeft twee hondert twintigh familien , vijf Ingenios van fuyeker» en een huys van lefuiten. Dc ftadt Porto Seguro leght op den top van een witte rotfe : aen de noord-zijde van defè rotfe is feer hoogh landt, aen de zuyd-zijde een groote en effen kufte langs de zee. Van de riviere van Porto Seguro tot Santa Cruz zijn drie Spacnfche mijlen, is een bequame plaets om kleyne fchepen te bergen. De Capitania los Ifleos leyt dertigh leguen van de Bahia Lot Jßeet» de todos los Santos naer ’t zuyden, op de hooghte van veertigh graden bezuyden de linie: heeft twee hondert huys-gefinnen, met een riviere loopende neffens de ftadt, acht fuycker-Ingenios, en een lefuiten huys. Deinwoonders geneeren haer meeft met lant-bouwen, en vidualie te voeren in kleyne bareken naer Fernambuc. Seven leguen van defe plaetfe landtwaert in is een lack van foet water, drie leguen lang en breet, vijftien vademen diep ; daer komt een riviere uytvlieten, door foo engen mont, dat daer naulijeks een bareke door mach ; als het waeyt verheft hem het water als in de zee ; heeft veel vifch, infbnderheyt Manat, die foo groot zijn, datfommige veertigh arroben wegen ; enzijn feer fmakelijck : daer zijn oock crocodilen, hayen, en andere vifch. In defe Capitania wordt oock gevonden een boom, daer uytnemenden balfem uyt getrocken wordt van feer foeten reuck, en groote kracht ; fnijdende eenige fne-den in den boom, diftilleert dit nat allengskens daer uyt. In defe Capitania is een geflacht van Indianen die feer wit en groot zijn, hebben een tale die niemant verftaet ; zijn voor weynighjaren, van haer vyandenvervolght zijnde, daer R nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geko- |
B R A-
gekomen j fy hebben geen huyfen, maer leven op ’t vlacke velt als heeften j haer wapenen zijn groote bogen en pijlen j hebben groote fchade gedaen onder de ingeborenen van ’t lant, en oock eenigc Portugefen doot geflagen j eten men-fchen-vleefch, fijn leer wreet, vechten niet in troepen, noch geven haer niet bloot, dan als fy iemant alleen fien, en on-verfiens j daerom kan men die niet betrappen , dan met grootc moeyte en gevacr.
De Capitania Bahia de todos los Santos, is gelegen van los Ifteos dertigh legucn naer ’t noorden,en hondert leguen van Pernambuco naer ’t zuyden, op de hooghte van dertien graden: hier houd hem gemeenlijck de Gouverneur van degantfche kuft van Brafilj defeplaetfe is onder alle van Brafil allermeeft bewoont, heeft drie fteden, de eene aen ’t inkomen van de baye, die fy noemen Villa Veja, en was de eerftein de Capitania de andere San Salvador, gebouwt by Thome de Soufaj de derde, vier leguen lantwaert in, ge-naemt Paripe , in welcke drie wel 1000 oft iioohuysge-finnen zijn. De ftadt S. Salvador leght op een hooghte van 65 oft 64 vademen, is wel gebouwt en beftraet, doch qua-lijck bewalt geweeft toen de Hollanders daer quamen, en de ftadt innamen: isverfienmet drie kafteelen en drie forten, beneden langs de ftrant. Het eerfte S. Antonio op een bergh aen het inkomen van de baye j het tweede onlangs gebouwt beneden voor de ftadt in ’t water; het derde S.Philippe een groot ftuck van de ftadt, aen d’ander zijde, mede aen ’t water, heeft een nauwe toegang, is wel met wallen voorfien , en van binnen met aerde gevult. Heeft achtien fuycker-Ingenios,hoewel het volck hem meeft geneert met kottoen : in de ftadt zijn vijf kereken, en een collegie van Jefuiten.
De ftadt van San Salvador was by de vlote van deGe-oftroyeerde Weft-Indifche Compagnie in de Vercenighde Nederlanden, daer Admirael over was lacob Willekens, en Vice-Admirael Pieter Picterfz. Heyn, en Colonel over het krijghsvolck de Heere van Dorth in de maent May des jaers 1624 verovert en befet : doch alfoo korts na de verove-ringeden Heere van Dorth by deBrafilianen werde ver-rafcht en deerlijck vermoort, en daer na des Konings van Spanjen machtige vloot, onder ’t beleyt van Don Frederico de Toledo daer quam, en de ftadt belegerde, is fy van het garnifoenin’t lactft van April 1625,by appointement overgegeven.
De Capitania van Pernambuco is vijf leguen van Tamaraca naer ’t zuyden, op de hooghte van acht graden bezuy-den de linie. In defe Capitania zijn twee fteden van Portugefen , Olinda en Garafu, vier leguen van den anderen, in beyde zijn drie-cn-twintigh fuycker-Ingcnios, welck op fommige jaren hebben uytgelevert vijftigh duyfent arroben fuycker : daer valt veel brafilie-hout en kottoen : de haven is een mijle van de ftadt ; fy dienen haer van de ftrant en een kleyn rivierken. Defe ftadt Pernambuco is by de vloot van de Weft-Indifche Compagnie, onder ’t beleyt van den Generael Hendrick Loncq, en den Colonel Diederich van Waerdenburgh ingenomen den 2 Mardi in ’t jaer 1630. Tuifchen defe Capitania cn de Bahia, is Sergippo del Rey, (by de Portugefen oock een Capitania genoemt ) een kleyn
L.
Bahitt de todos los Santos.
Pernambuco.
ftedeken binnen ’s lants, daer is veel vee van ftieren en koe-jen, die in ’t wilde loopen.
Aen Pernambuco volght het eylantTamaraca, weynigh van ’t vafte landt verfcheyden, hebbende in de langte drie, in’debreette twee mijlen ; is van de oudtfte Capitanias, eer-tijdts by de Françoyfen befet, tot dat de Portugefen haer daer van hebben gedreven : daer zijn omtrent twintigh fuy-ker-molens, veel brafilie-hout en kottoen, doch wort weynigh geacht, door dien Pernambuco haer foo nae leght aen d’een , en Pariba aen de ander zijde : in defe Capitania zijn omtrent twintigh Ingenios.
Pariba is een nieuwe Capitania benoorden Tamaraca, omtrent twintigh mijlen van Pernambuc, op de riviere Pariba , anders oock genoemt S. Domingo, in een wijde ondiepe baye -, het ftedeken leght inwaerts, heeft tuflehen de 500 en lt;ïoo huyfen, en niet verre van ’t inkomen aen de zuyd-zijde de fortreffe, die fy noemen Cabo Delo ; is defe voorleden jaren op nieuws gefortificeert, en met meer ge-fchut voorfien, foo dat ’cr nu in alles vijftien ftucken op leggen, oock met een trenchée oft muur omringt tegen een aenloop en aen het ftedeken dat te voren open lach, is nu
een fterckte op ftrant gemaeckt, met feven ftucken daer op. Defe ftadt van Pariba is genaemt Filippia , cn heeft in haer jurifdiede vijf-en-twintigh fuycker-Ingenios.
De Capitania van Rio Grande , opgerecht federt het ‘'^ioCrandt. jaeriyoy, wanneer de Portugefen van Pernambuc en Pariba, uyt laft des Konings van Spanjen deFranfchcn van defc riviere verdreven,die te voren daer jaerlijcks een goede partye brafilie-houts hadden gehaelt : en, na dat Feliciano Cieça de Carvalasho Gouverneur van Pariba vethaclt,had-den de Franfchen, met hulpe van de Petivares, een filver-myne, die feerrijek wierd bevonden, ontdeckt, in een plaetfe genoemt Copaob. De Portugefen hebben daer een groot fort gebout aen de zuydooft-zijde van de rivier op een recif, cn noch meer elders, door dien fy niet alleen de Fran-fche van buy ten , maer oock de Wilden van ’t landt te vree-fen hadden: want de Petivares, genegen tot de Françoyfen, quamen noch in ’t jaer i^oi de Portugefen met een groot leger befoccken, dat de Gouverneur Feliciano Cuello gc-nootfacckt was hulpe te verfoecken aen den Gouverneur van Pernambuco, die hem quam ontfetten met 400 Portugefen cn 3000 Wilden en Negros, floegh yooo van de Petivares , waer op hacr overfte Pirajuwath vrede maeckte met de Portugefen, en hem op fekere voorwaerden begaf onder gehoorfaembeyt van den Koning van Spanjen, daer wierden toen noch twee fterckten gebouwt, en veertigh gotelingen, die van Pernambuc waren gebracht, geplant. Men foude hier by tijden veel Ambergris vinden , welck de Wilden in hacr tale Pierapoim-Arepoly noemen.
De befchrijvers van Brafil maken geen vermaen van het Maraÿtat eylant Maragnan, dan alleen van een riviere Maragnon, die in dat quartier niet wort gevonden, ’t en zy fy de baye van Maragnan nemen voor de riviere ; ofte eenige van de rivieren die in de baye uytwateren. De Indianen kennen geen rivier van delen naem, maer wel het eylant, welck fy noemen’t groote eylandt van Maragnan, totonderfcheyt van andere kleyne daer omtrent. Aen ’t inkomen van defe groo- . te baye naer’t ooften, by Cap des Arbres Secs, leydt een kleyneylandt, van deFrançoyfen eerftlflctte, nu I’lflettc Sain(fteAnne,van de Indianen Ypaonmiri genoemt.Twaelf mijlen van daer leydt het groot eylandt Maragnan, vijf-en-veertigh mijlen in’tomgaen. Daer zijn maer tweeaenkom-ften, een tuflehen Cap des Arbres Secs, en het eylandeken Santé Anne: de andere aen d’ander zijde, daer de grootc fchepen können inkomen tot het fort van het groote eylant, is onlangs gevonden,
De inwoonders noemen haer dorpen Oc ofte Tavc; Dorpen. welck zijn vier logien, van groote boomen ofte tacken, van boven tot beneden gedeckt met bladeren van palm-boo-men, welck fy noemen Pindo, een goct befchut tegen regen : defe logien zijn 26 ofte 50 voeten wijt, 200,300, oock y 00 paflen lang, nae ’t getal van de inwoonders, en vierkant geleght als een kloofter , foo dat ’er een fraeye plaetfe in ’t midden blijft ; fulcke zijnder 27 in dit eylandt. Men heeft hier nimmermeer eenige groote koude ofte drooghte; geen miften, geen tempeeften, geen fnceuw oft hagel ; lelden donder, het weer-licht daer wel fomtijdts des avonts en des morgens met een heldere lucht.
7itmarAca.
Tariha,
Voorts is dit eylandt Maragnan wonderlijck vrucht- Vrucht-baer ; heeft feer fchoone fonteynen van foet klaer water, gefont te drincken, en de gronc is feer draeghkiem. De wae-ren die men kan trccken uyt dit eylandt, en daer omtrent, zijn brafilie-hout, geel hout, en ander diergelijcke : kot-töen, Roucou , welck is een roode verwe die daer overvloe-digh is : noch een foorte van verwe die root is, en een fpecic van lack ; goeden balfem als die van Arabien, goeden to-back, peper, en diergelijcke.
Die den bodem van ’t landt Maragnan hebben onder-focht, verklaren de felve bequaem te zijn om fuycker-riedc te planten j men vint oock gemeenlijck op de kuft Ambre-grijs i daer valt een fpecie van lafpis, daer fy de groene fteentjes van maken die fy in haer lippen dragen -, oock rot-fen van root en wit kriftal, harder als diamanten, die fy noemen à'Alencon, en meer andere vreemdigheden. Daer gebreken oock geen materialen om te bouwen i wantbenef-fens het fchoone hout dat daer waft, vint men fteen, en be-quame ftof om fteen te backen, en kalck en cement te maken.
In dit eylandt zijn geen grootc velden 5 oock geen hoogc ber-
-ocr page 334-Ö R A
bergéiï, ttîâer kîeÿn'e îiéuVele’n , aen ’(Velckers Voet men fchoone fonteynen vint, en kleyne rivierkens die het door-loopenen feer aengcnaeni maken j eenige van defe rivierkens zijn foo groot, dat men die met kanoën kan bevaren van het een dorp tot het ander. Voorts is het vol boirchen met palm-boomen en andere, waer door hier feer goede jaght valt van dieren en vogelen.
Täpovytapere is een woonplactfe van de Topinambas, aen ’t vafte landt, drie oft vier mijlen van ’c cyknt verfchey-den, foo dat men ’t fien kan van ’c fort S. Louys j met hooge vloeden is het van ’t vafte landt afgefche.yden, en met laegh water kan men drooghs voets daer aen gaen. Dit is foo fterek niet als ’t eylandt, maer luftiger en overvloediger.
In het jaer ifP4 hadde eenFrançoys Gapiteyn RifFaut drie fchepen toegeruft, qm iet befonders uyt te rechten op de landen van Brafil, daer toe genoodt van een van ’t landt, genaemt Ouyrapive, die daer veel vermocht, dan door on-cenigheydt van fijn volck, en verlies van fijn voornaemfte fchip gedifcouragieert, keerde hy wermaer Vranekrijek, gcnootfaeckt eenigh volck daer aen lant tc laten , en onder andere een jong Edelman Monfieur de Vaux, welcke hem met andere onder de Wilden foo droegh, dat fy groote ge-negentheydt kregen tot de Françoyfen , en verfochten dat eenperfoon van qualitcyt uyt Vranekrijek mochtegefon-den worden, om haer tegen haer vyanden te befchermen, prefentcerende overfulcks het Chriften geloove aen te nemen. Monfieur de Vaux in Vranekrijekgekeert, verhaelde de gelegentheyt Koning Henrick de Groote, die, om feker van alles onderrecht te worden, Sr. de la Ravardieré met de-fen de Vaux fondt naer ’t eylant Maragnan , met belofte op fijne koften de fake voor te nemen, in gevalle fulcks wierd bevonden als by de voorfz. de Vaux was voorgegeven.
La Ravardiere nam de reyfe aen, en na dat hy fes maen-den hadde vertoeft op Maragnan, oft daer omtrent, en alles nacrftigh onderfocht, keerde wederom om fijne Majefteyt Van alles te onderrechten. Dan alfoo de Koning dacr-en-tuflehen vermoort was, bleef dit fteken tot in den jare 1611, dat Ravardiere en fijn compagnie verfochten van de Ko-ninginne moeder eenige Capucynen tot het bekeeren van de Wilden, en quamCn in Julio aen Maragnan, alwaerfy een fort maeckten op een hoogen bergh, by de voornaem-Ife haven van dit eylant, neffens twee diepe rivieren die onder defe bergh in dc zeeloopên,- fy noemden dit fort Sint Louys, en brachten daer op xa ftucken gefchuts. Daer na zijn de Portugefen meefter geworden van dit quartier, fort, cn al, in *t jaer I614, als de Gouverneur van Parnambuceen vlote derwaerts fondt, onder ’t gebiedt van Gironymo d*Albuquerque.
Tot Brafil behooren de cylanden, die eenige noemen de Fernando Lórohna ofte deNorohna, en de Françoyfen Fernand de la Rogne ; defe zijn gelegen op de hooghte van drie graden en 4y minuten bezuyden de linie -, het compas varieert daer acht graden en een half, volgens de bevindin-gç van de Françoyfen.
Dit eylant { feght Claude d’Abbeville Capucîjh ) heeft vijf oft fes mijlen in ’t ronde, en is fchoon en fcer verma-kelijck, fterek van natuure, wonderlijck vruehtbaer, en bequaem om eenigerhande vruchten op te brengen. Men Vindt daer feér goet verfch water, fraeye meloenen, Gyró-mons. Patates, groene erten, boonen, en andere vruchten j groote quantiteyt van Maiz en kottoen ; oock eenige ftie-ren en koeyen, menighte van boeken, en wilde geyten, doch feer quaet om krijgen wegen het kreupel-bofeh en ruyghte : hoenderen grooter als hier te lande, en voorts on-tallijcke menighte van gevogelte, hier te lande onbekent, goet om te eten, én feer licht om vangen, want laten haer in haer neften met de handt grijpen. Gelijeke menighte van Vogelen was daer op een ander eylandt, welck hy noemt Ifie de Feu, niet verre van ’t eylandt de la Rogne, die foo groot waren als ganfén en kapoenen, andere wat kleynder gelijck onfeduyven: en meéftendeel van dit gevogelte fat fijn eyeren broeyende in ’t kruyt en op de gront, van waër fy niet eft weken, alftietmendie fchoon met de voet, orh haer op ’t lijf te treden. Onder dit gevogelte is een foorté Welck fy noemen Fourcades, van wegen de gedaente van baer ftaerten, de welcke haer gemeenlijck van lant houden (hy feght twee en drie hondert mijlenjen trecken daer op de jaght, om de vliegende viflehen te vangen.
America^
iô
Fernando de iiorohna.
Onde^r andere boomen, die daer waften, is’er ten feer rreWfï-(choon en aengenaem om te aenfehouwen , met heel fchoone groene bladeren, en de laurieren gantfeh nae ko-mende; dan indien men defe bladeren acngeroert heeft, en fijn handt komt te ftrijeken ovér de oogen, foo verwecken fy groote pijnc in de oogen, en bélctten ’t gefichte voor drie ofte vier iiuren. Daer tegen vindt men daer een anderen boom, wclckcrs bladeren fuicken kracht hebben , dat men de oogen daer mede ftrijekende, «defelve pijnewederver-gaet, cn’t geficht geholpen wort.
Figueredo in fijn Roteiro feght, dat het voornaemfte eylandt leght vijftigh leguen van het vafte landt van Brafil, heeft een haven aen de weft-zijde, daer acht oft tien fchepen können leggen, op fes en feven vadem fchoone fandt-gront ; orn dit eylant, feght hy, en zijn geen drooghten, als aen de ooft-zijde, foo ver af, dat men tufl'chen beyden deur mach met groote fchepen fonder gevaer. Ruym twaelfle-guen van dit eylant naer ’t noord-weften leght een droogh-te van landt wel een quart van een mijle groot, daer de zee opfpoelt.
De Hollanders, die dit eylandt onlangs hebben befocht, getuygen, dat hét 70 oft 80 mijlen gelegen is van Brafil, cn en als men het eerft uyter zee fict, fich vertoont als een toorn , en daer naerder komende, als een kerek met haer toorn, door dien daer een fpitfen bergh aen lant ftact, met een anderen groven bergh daer nevens,de welcke niet qua-lijckeen kereke gelijckt, en werden oock foo by hun genaemt ; het noordooft-eynde van ’t eylandt is gebroken aeri vier oft vijf ftucken, by welcke cylandekéns veel ftcen-bra-fem en andere vifch is te vangen, ’t Befte anekeren is omtrent een gotcling-fchoot beooften de kerek, en oock foo verre van de wal op 16 oft 17 vadem fant-gront. Aen lant; dwars van de rcede,is goet verfch water, loopendc infonder-hcyt in de regen-tijdt van April tot September, doch ft water heeft een falpetrige fmacck, hae de gront. Benevens defe zijn ’cr noch meer fonteynen.
De Françoyfen vonden op dit eylandt eenen Portugees, met 17 oft 18 Indianen, foo mans als vrouwen en kinderen; die daer in ballingfchap waren gefonden van die van Par-hambuG ; de wclck'è fy daer doopten ; 'en op haer verfoeck méde voerden naer ’t eylant Maragnan,
Tot befluyt füllen wy hier by-voegen degelègenthcydt GelegeUt-van diveifche natiën van Wilden, gelijck die by een Engels-man, die veel jaren onder de felve heeft verkeert, en meeft alle contreyen door-gefwermt, zijn aengeteeckent, wilden.
De Petivares zijn foo barbarifch nierais de andere, heb- Fettvarei» ben haer lichamen gepickeert, gaten in de lippen, en daer een fteentjen in, als oock andere Brafiliancn : hebben geen religie, houden veel vrouwen, maer de vrouwen zijn aen een man gebonden, Sy oorlogen tegen de Portugefen en alle andere, eten menfchcn-vlecfch, enwoonea omtrent Parayba.
De Maraquites woonen tuftchen Parnambuc cn de Ba-hia, andere Indianen noemenfe Tapoyes, dat js,wilde men-fchen, De mans zijn van goede ftatuere, de vrouwen proper eri fraey, en vechten met boogen als de m^aas. Sy hebben geen fekere woonplaetfen, noch religie ; hebben oock gaten in de lippen, dan fnijden haer lichaem nietj fy zijn fnél, houden haer in’t geberghte, en eten menfehen-vleefch,
DeTopinamibazcs woonen van Rio de San Francifco tot Bahia de todos los Santos toé, zijn de Petivares gelijck , dan dc vrouwen van beter eomplexie,en de mans laten haer baerdén groeyen.
De Waymores woonen van de Bahia tot Ifleos toe ; zijn tVaynsoreii groot en fnel, dragen lang hair, hebben geen vafté woon-plaetfe, eten geerne ménfchen-vleefch, zijn altijdt beftoven en beftijekt, om dat fy op de gront leggen.
De Tomonymenos woonen omtrent Spirito Santo; heb- Tomonymt^, ben vafte woonplaetfen, met groote fteénen daer om ge-fet, tamelijck hoogh, en van binnen wallen Van klcy ofte fteen, en haer huyfen hebben ronde gaten om daer door tc fchictén ; bedecken ’t lichaem met vederen, en fchildcren haet fwart cn root.
De Wayataquazes woonen aen CaboFrioj zijn grooter wayaiai als de Waymores ; haer vrouwen vechten mede met bogen; fy leggen op de gront als verekens, met een vuur in ’t mid-
den, en eten al die fy krijgen können, S
-ocr page 335-
Wnjanaf-fes. Tôpinatjut}. Toriet, Jkîoiop/t- DeWayanafles houden hacr in Ifla Grande, zijn kort, met grootc buyeken, bloot, niet gepickeert, en eten geen menfchen-vleefch; de vrouwen zijn leelijck met grootc lippen , root gefchildert met Vrucu, welck in de haeuwc waffc als een boon j beyde mannen en vrouwen hebben den kruyn gefchoren als munnicken, de refte van ’t hair lang. DeTopinaques woonen omtrent S. Vincent, zijn van goede ftatuerc encomplexie; de vrouwen gefchildert met vcrfcheyden koleureui eten menfchen-vleefch,bidden niets aen : als fy een man flachten verwen fy haer met Janipano, çieren ’t hooft met veders, de lippen met groote fteenen, ratels in haer handen, danfen drie dagen aen den anderen, en drineken een vuyl nat. Onder haer is veel gouts in veel bergen omtrent de zee. De Pories woonen i oo mijlen binnen ’s lants, zijn kort als de Wayanafl'en , leven op pijn-nooten, en kleyne Cocos als appelen, met fchellcn als wal-nooten, maer harder^ noemen die Fyrires : ftrijden met niemant, eten geen menfchen-vleefch foo fy ander eten hebben ; flapen in netten van haften j hebben huyfen van twee oft drie tacken van boomen te famen gebonden, en bedeckt met palm-blade-ren : voor een mes oft kam lullen fy vijf oft fes ftoopen bal-fem-olye geven. De Molopaques woonen by de riviere Paradivà, zijn foo groot als Duytfchen, fraey, gebaert, civil, decken haerfcha-melheydt : haer woonplaetlen zijn bewalt met aerde en groote balcken ; dacr is overvloet van gout, ’t welck fy niet achten noch gebruycken, dan om aen haer netten te han-genj vergaderen ’t gene de regen van’t geberghte afwaft. De vrouwen zijn fchoon en fris als de Engelfche, modeft, van goet vernuft, men fietfc niet lacchen ; fy binden het hair om haer middel met haften, en decken haer naecktheytdaer mede, oft met wilde voeycring, haer hair is van vcrfcheyden koleuren, eten mcnfchen-vlecfch, onderhouden ’s mid- |
S ï L. daghs en ’s avonts te eeten, doch fy hebben geen religie. DeMotayas zijn klcyn cn bruyn, korten haer hayr in ’t ronde om het hooft : op andere plaetfen trecken fy het uyt, en zijn menfchen-cters. De Lopos ofte Biheros houden haer in ’t geberghte dacr Lepos ofte pijn-boomen walTen, de nooten zijn haer eenige fpijfcj heb-ben huyfen van tacken van boomen tc famen gebracht. Geen deel van America is voller van rijeke mijnen van gout en geftcenten, dan is verre binnen ’s lants, en vol volck, foo dat noch Spanjaerts, noch Portugefen daer duuren mogen; is klcyn en bruyn volck, de vrouwen vuyl en onbefchaemt als heeften. De Wayanawafons woonen in kleyne vlcckcn by de kant van een rivier, zijn de fimpelfte van alle, andersfins groot, lang, en wel gemaeckt. DeTocomans woonen in kavernen, tuffehen Rio de Tecemant. Ia Plata en Sint Vincent, is kleyn volck. De Caryoghs gaven voor drie glaeskens ofte fpiegeltjes, Caryoghs. en een kam, de waerde van 4 oft yookroonen in gout en gefteenten ; de vrouwen zijn fchoon, de mans verwen haer felfs fwart. De Taymoes, verlatende haer wooning in dc 50000 fajimoes. fterek, quamen in ’t lant van de Amazones, die de Indianen Maridiocnyfyams noemen, maer dorften daer niet tegert ftrijden, namen een plaetle van dc Caryos in, cn aten ’cr 3 00 af, de refte vluchte nacr de riviere de la Plata, en verkregen huipe van de Portugefen, die 1000 van de Taymoes doot-floegen, en de refte voor flaven hier en daer verdeelden. Een Portugefer monick, die pertinentlijck al dit landt \AnAere befchrijft, ftelt meer andere volckeren, als Ararape, Apiga- velcknest. pigtanga, Viatan, en van de Tapuyas rekent hy wel 76 foor-ten, alle vcrfcheyden van tale, doch meeft van een manier en wreetheyt. |
0
-ocr page 336-20, k
GOUVERNEMENT
VAN
DE BAHIA
DE TODOS LOS SANTOS.
Lhoewel in de vorige algemeene befchrij^ ving van Brafilienvan alle de Gouvernementen in ’t kort is'gelpro-ken, foo lullen wy hier van eenige der voor-naemfte , waer van wy byfondere Kaerten hebben , (die hier volgen lullen, ) wat breeder handelen, om den Leier niets t’onthouden van ’t gene dat tot vermeerdering van fijn kennis in dele wetenfehap kan dienen. Dit Gouvernement wort in ’t nemeen Bahia de ö todos los Santos, dat is, de Baey van alle de Heyli-gen,geheeten;hetleght van ’t Gouvernement de los llheos 30 mijlen ten noorden , en hondert van de ftadt Pernambuco ten zuyden, op de hooghte van 13 graden bezuyden den Equator. Het heeft de naem van een groote Baey , die de zee in ’t vafté landt maeckt, ontrent tien mijlen breet; twaelf, en op fommige plaetfen achtien vadem diep , vervult met groote en kleyne eylanden, fèer lchoon, en vruchtbaer in kottoen. Dele Baye is als gedeelt in verfcheyde graften, en loopt tot meer dan 14 mijlen in’t vafte landt, tot groot gemack en voordeel van de naburige inwoonders. Daer fijn drie middelbare rivierenj ( fonder van de kleyne te Ipreken ) die uyt dit gewelf komen afdalen, d’eerfte, en naefte aen de voornaemfte ftadt, wort Piranha genaemt, die daer na volght Gerefipe, en de derde Gachoeira. ’t Voorfte en ’t grootfte eylandt wort TaperP ca genaemt j de kleyne die meer innewaert leggen, hebben oock yder hunne namen van de Portugelèn, gelijck wy lullen toonen ; want wy achten het noodigh defe Baey wat wijdtloopi-ger, om hare vermaertheyt, te befchrijven. Sy ftreckt ten zuyden, en dringt in ten noordenj hebbende aen de rechterhandt als men inkomt het vafte landt van Brafilien, aen de llincke het lange en reets gemelde eyland Taperiea, tuflehen beyde is ly eerft meer dan drie mijlen breet, en op dele plaets leght aen de llincke handt een ftuck landts dat fich intreckt, by’t welcke de fortreffe S. Antonio en Villa Veja, gelijck fy die noemen, is gelegen op een kleynen uythoeck, die ten noorden met een Caep is voorfien, van welcke de kuft fich ten ooften kromt, makende een bocht als eenen halven circkel, in welcke de ftadt S. Salvador, van welcke wy Ipreken ful-Ameriea» Taperiea. De IBahia |
leö, is gelegen : defe bocht eyndiglit fich door een ftuck lants als een tonge, welcke hier als een ïcherpen hoeck in de baye ftreckt, daer men ’t kafteel Tapaßpe fiet; en van daer tot het eylant Taperiea is de wegh het fmalfte , doch niet minder dan twee mijlen : van defen icherpen hoeck draeyt fich de kuft weder ten ooften j en de baye wort breeder tot in ’t vafte lant, en maeckt een middellantfche golf, die, na datfe door een engte is gedrongen , van binnen fich als in twee armen uytfpreyt : van defe engte ftreckt de kuft weder noordwaerts tot aen de mont van de ri-viere Pitan^a, welcher ingang feer final fijnde, fich allengs ten ooften breeder vertoont, ont-fangende vele kleyne rivieren , op welckers oevers , gelijck oock op de voornaemfte, vele fiiyckermolens ftaen : voorby de mont der gemelde ri viere,gaet de kuft by na een mijl weeghs noch ten noorden ; en dan kromtlè fich als een elleboogh naer ’t weifen , makende in defe draying een bocht als eenen halven circkel gt;nbsp;in ’twelck men een kleyn bebouwt eylandt fiet. Daer na loopt de kuft ontrent twee mijlen recht naer ’t weiten, tot aen een ftompen hoeck lantsj doch tulTchen beyden leght een eylandt j datfe Marre noemen , ontrent een mijl lang, en tegen over de mont der riviere Pitanga , in de langte uytgeftreckt, latende tuflehen beyde een engte van een halve mijl breet: in dele plaets komt feker kleyne rivier uyt het vafte landt, byna tegen over de noordhoeck van ’t gemelde eylandt Marre. Voor den laetften hoeck van defé kuft, daerfe naer ’t weiten gaet, leght een ander drie-hoeckigh eylandt dat fich naer ’t vafte landt keert, en van de Hollanders ’t Monicken-eylant wordt gelieeten. Van delen hoeck draeyt fich de kuft weder ten noorden, hebbende tegen overhaer ten weiten de mont van de riviere Cachoera , twee mijlen oft meer van haer afgelegen. Wijders is defe kult, die van delen plompen hoeck van ’t zuyden naer ’t noorden loopt, met twee kleyne rivieren doorfneden , en befet met vier kleyne eylanden, van ’t vafte lant door een fmalle engte gefcheyden, van welck het eer-fte, naby den hoeck felf, Burapebara wort gehee-ten ; ’t andere daer naeft, Porto Madero ; de namen van d’andere twee vint men niet : van het laetfte, dat lang is, en tegen over de mont van een kleyne riviere leght, keert fich de kuft van ’t vafte landt als een elleboge ten weiten, en voor de bocht diefe maeckt, is een kleyn eylant datlè Fontes noemen : daer na loopt de kuft tert noor-i |
'^'^0 XG-VtIKIPK
4
b^3'
Cidade de S?5aluador.
BAHIA
noorden, en niet wijdt van daer Hort fich een fmalle rivier, R/o Tambaria genaemt in de baey ; en na vele dracyingen vermengt fy ßch met de mont der riviere Gereßpe , oft in ’t diepfte van de groote baey : defe rivier daelt af van de noord-fijdè , en ontfangt aen de flincker en rechter fljden vele andere kleyne ; en voor haren mont leggen twee kleyne eylanden, ( want het derde is gelijck in de mont felf, en deeltlè in twee armen') ’t gene dat naeft by de gemelde mont leght, wort Pjcca, en ’t andere Caraïbe geheeten ; doch eer ick verder ga, fal ick in ’t voorby-gaen verhalen de gedenekwaerdige daet van den braven Helt Pieter Heyn , een man die een eeuwige gedachtenis verdient heeft, welcke op de volgende wijle voorviel.
Pieter Heyn, Admirael (onder d’opperbeftie-ring der Heeren Staten Generael der Vereenigh-de Nederlanden , ) van een vloot fchepen der Weft-Indifche Compagnie, fijndeinde maent Martii 1627 in de Bahia de todos los Santos geïoo-pen, vont voor de ftadt S. Sal'pador, byna onder de kafteelen felf, die aen alle fijden de haven können befchieten, 16 Spaenfche Ichepenj vier der felve waren met veel gefchut, en een groot getal Ibldaten en bootsgefellen voorlien, welcke voor d’andere 22 , als tot een bolwerck, lagen. De Gouverneur van de ftadt, Diego Oli^erio, had* daerenboven op verfcheyde plaetlèn meer dan 40 ftucken canon geftelt, om defe vloot voor de macht der Hollanders te bevryen. Delen Admirael , fonder iets van de gemelde laken te vreelèn , hoewel hy de wint tegen had , lèylde daer lbo dicht by , dat hy lieh met lijn fchip alleen (want lijn andere Ichepen konden hem niet volgen, noch naerder by hem komen, ) tuftchen den Spaenfehen Admirael en Vice-Admirael voeghde , waer hy ’t aneker wierp : hier ont-ftont een fel gevecht en feer ongelijck , lbo ’t fcheen j want hy wierdt niet alleen van lijn vyants fchepen, maer oock van de kafteelen , en uyt d’andere ftucken,aen alle lijden op d’oevers geplant, befchotendaerenboven ftonden hier en daer muskettiers, die van alle kanten gefta-digh op lijn foldaten vuer gaven : evenwel was delen dapperen Helt foo geluckigh , dat den Spaenfehen Vice-Admirael , na een half uer vechtens, hebbende vele gaten door ’t fchieten gekregen, te gronde ging, met verlies van al lijn volck, vijf oftlès uytgenomen ; d’andere Ichepen gaven lieh over , behoudens ’t leven van ’t volck : ondertulTchen Ibnden d’overige fchepen der Hollanders vele Hoepen, vol loldaten en bootsgelèllen , die , met groote kloeckmoe-dighey t, in ’t gelicht der vyanden , de gemelde Spaenfche Ichepen weghnamen , uytgefeyt alleen drie kleyne , die ledigh waren. Den Admirael Heyn pooghde lijn fchip van daer te voeren , om dat het laegh water wierd, doch kon het niet van de gront krijgen j oock was het foo doornagelt, dat ’et byna van elckander viel, dies hy de brant daer in liet fteeken , na dat hy ’t gelchut ongebruyckelijck had gemaeckt. Des anderen daeghs overfagh hy alle fijne prijlèn, en laedde vier der lèlve , die de grootfte en be-cjuaemfte fchenen, met de ladinge van d’ande-
Dapper',ssyt wn de» Dellandt-fchen ^d~ ruirael.
ren, en Ibnd die naer Hollandt ; vier andere be-hiel hy om in fijn vloot te dienen , en verbrandde d’overige die hem niet nut waren.
Maer laet ons wederkeeren tot de befchrij-' ving van de Baey. Van de rivier Gerefipe kromt de kuft fich als een elleboogh ten zuyden , en daer heeftfe een rivier die rontom een eylandt loopt , daer eenige kleyne eylanden voor leggen ‘ van hier looptfe drie mijlen voorder, en valt in de riviere Cachoera, ontrent haren loop in Cachoera» zee , welcke gaende in de Baey door een breede mont, heeft van binnen een ruymen lchoot als een golf, in welcke eenige eylanden verlpreyt leggen : aen des lèlfs oever fijn eenige luycker-molens j want ly verdeelt fich in vele armen, die yder eenige kleyne rivieren ontfangen 5 tegen over de mont der felve rivier leght het eylandt Mel^e : eyndelijck loopt de kuft voorts ten zuyden, doch als deurkerft met eenige bayen en vele kleyne rivieren, hebbende ten ooften het lange eylandt Taperica, van welcke het door een tamelijck breede canael wort gelcheyden ; en hier mede hebben wy defe vermaerde Baye de todos los Santos rontom geloopen.
De voornaemfte ftadt van dit Gouvernement wort S. Salvador geheeten, aen de noordooft-fijde van dele Baey gelegen , in een bocht als een halven circkel, op een tamelijck hoogen heuvel ; ly is voor eenige jaren gebouwt ( want te voren was fy op een andere plaets, die men noch heden Villa Vejajdat is,d’oude ftadt,noemt, dicht by ’t kafteel S. Antonio ) door Thomas de Soula, met muren belloten , en met kereken en andere fraye gebouwen verciert : daer na heeft men eenige kafteelen, tot verftereking der ftadt en hare haven, gemaeckt j een der lèlve,’t welck de mont van delè Baey kan belchieten , is ’t gemelde Fort S. Antonio ; ’t ander is beneden defe ftadt, en wort S. Phiiippo geheeten ; en het derde , dat het grootfte en fterckfte is, leght in de bocht van de Caep Tapeßpe.
Delè ftadt leght op een heuvel, als gefeght is, aen de rechter lijde van de Baey, diemet dicke doorenhagen en ftruycken is belet, daer men naeulijcks deur kan komen ,• foo dat men die niet opklimt dan langs eenige finalle wegen : ly heeft twee poorten, een ten zuyden, en d’ander aen de noordfijde , met hare voorlieden : aen de voet van den heuvel, en op den oever van de Baey , fijn verfcheyde huylèn en winckelen. In ’tjaeri623 hebben de Portugefen, vreelènde de komft der Hollanders, hier een driehoeckigh bolwerck van gehouwen fteen, op een rotfe van de zee omringt, gemaeckt, om het landen te beletten, en de Ichepen, die daer op aneker leggen, te bevryen, en de vyandtlijcke, die durven naerderen , te belchieten. In de ftadt fijn ver-Icheyde fraye gemeene gebouwen , onder welcke het kloofter van S. Francifcus uytmunt, in welcke de Vaders van de Societeyt haer Colle-gie hebben; niet wijdt vandaer hadden fy een nieuwe kerek van de gront af beginnen te bouwen , wanneer de Hollanders de ftadt innamen. Maer hoewel ly met muren oft wallen is omringt , foo houdt men haer evenwel niet voor feer fterek, om de hooge bergen, die haer, door ’t lchieten
-ocr page 339-DE TODOS L
’t Ichieten van opgeftelt gefchut, können gebieden, en dwingen.
In defe ftadt woont des Könincks Gouverneur van dit Landtfehap, als oock den BilTchop, den Auditeur generael van geheel Brafilien, en d’andere konincklijcke Officieren.
initnfiintn. S. Sabador is in ’t jaer 1614, in de Maent May, door een vloot van de Weft-Indifche Compagnie , (over welcke Jacob Willekens, als Admi-rael, Pieter Pieterlz. Heyn, als Vice-Admirael, ’t bevel hadden , en de Heer van Dorth als Colonel over de Ibldaten, ) belprongen en ingenomen ; doch allbo den gemelden Heer van Dorth onlangs daer na van de Brahlianen buyten de ftadt wierdt verralcht en gedoot, en de ftadt van de Spaenlchen , onder’t beleyt van Don Frederico de Toledo , belegert, is ly weder onder haer gewelt gebracht, gelijck wy hier voren in d’a’gemeene befchrijving van Brafilien ver-haeit hebben.
D’andere ftadt van dit Gouvernement noemt men Paripe, vier mijlen van S. Sahador, en dieper landewaert in gelegen.
iToeianig- In geheel Brafilien is geen Gouvernement dat by dit in menighte van volck en rijekdommen is te gelijcken ; want daer fijn ontrent veertigh fiiyckermolens, aen alle fijden in d’eylanden, bochten, oevers der rivieren die in de baey uyt-loopen, en rontom deftlve verlpreyt. Hier waft kottoen in grooten overvloet ; oock wordt ’er Ibmtijts ambregrijs gevonden , (ónder te (preken van de groote walvilfchen , die hier nu en dan komen , en op den oever van ’t eylandt Ta-op’t drooge , als de zee afloopt, blijven leggen , tot groot profijt der inwoonders. De Vaders der Societeyt Jefu hebben inde ftadt S. Salvador, als wy hier boven aenroerden , een treflelijck Collegie,en daer in fes Regenten, van welcke d’eerfte de Scholaftike Theologie leert ; de tweede, de Morale 5 de derde, de geheele Philofophie ; twee anderen leeren de Latijn-(che tael aen de jeught, en de laetfte onderwijft de kinderen in ’t leien en fchrijven. Dit Colle-gie heeft ordre over drie dorpen der Brafilia-nen, dicht by de ftadt gelegen. De gemelde Vaderen getuygen in hare jaerlijekfehe brieven, dat ’ef in dit Collegie , en naburige plaetfen, 80 Jefuyten fijn, aen welcker naerftigheyt (ÿ de W'asdom van dit Gouvernement toelchrijven, gevoeght by de gunft der Indianen, en ’t gefagh datfe over hen hebben, als oock hun eygen be-fcherming : want als in ’t jaer i y88 eenige En-gelfche lchepen in defe Baey gekomen waren, waer van’t volck pooghde te lande te treden, om eenige der naburige plaetfen, oft de ftadt lèlf, (00 ’t hen mogelijck was, in te nemen 5 toen heeft Chriftoffel Govean, Opfiender der Colle-huyfen der Jefuyten door geheel Brafi-
O S SANTOS.
lien , ( fiende dat de macht der Portugelèn niet tegen d’Engelfchen foude können beftaen,) alle de Paters Jefijy ten die in de dorpen der Brafi-lianen woonden, voor dit gevaer gewaerfchuwt) en hen bevolen, datfe hare onderfaten (ouden vermanen, om die van de ftadt te hulp te komen , ’t welck gefchiede ,• want een groote menighte Wilden, met bogen en pijlen gewapent, quamen ter beftemde plaets, om de vyanden van de kuften te drijven ; en (êker, (y deden foo wel haren plicht, aengemoedight door de Vaderen, dat d’EngeKchen, na datlè verlcheyde malen beproeft hadden om te landen, en fich fiende t’elckens door de Brafilianen belet, eynde-lijck vertrocken , (onder iets te können verrichten.
De gemelde Vaderen verhalen oock in hare brieven,dat feker Portugees, Heer van Gachoeira, (defe rivier valt, ontrent 12 mijlen van de ftadt S. Salvador, in de Baey) met (bete woorden (óo-danigh de harten der Guaywures fijn gebueren, had gewonnen, datlè nu veel gelchickter waren dan te voren ,• en door de naerftigheyt der Jefuyten waren vele van hen alreede gedoopt : als dit den Gouverneur was bekent gemaeckt, vont hy goet defe Wilden in ’t eylandt Taperica te vervoeren , om hen te beter in gehoorlaemheyt te houden : maer defe verandering van plaets was niet wel geluckt j want het meefte deel der (èl-ve waren van verlcheyde fieckten geftorven, om dat dit eylandt een ongelónde lucht heeft, waer door d’inwoonders veeltijts fieckfijn,hoewel het anderfins ruym en vruchtbaer is, goeden taback voortbrengt, en veel koeyen kan onderhouden.
’t GOUVERNEMENT
VAN S I R I J I ,
OFT
SEREGIPPE DEL REY, met ITAPVAMA.
TUlfchen’t Gouvernement van de Bahia de todos los Santos, en dat van Pernambuco, leght Seregippe del Rey, ofte Siriji, ( ’t welck van Oliveira onder de Capitanien wort gere-kent, ) een kleyne ftadt landewaerts in gelegen, naer welcke men langs een middelbare rivier reyft , die niet meer dan 13 voeten diepte in ha* ren ingang heeft met het hooghfte water. Sy leght elf mijlen van Rio Real ten noorden , en feven van de riviere S. Franci/co ten zuyden. Hier is veel vee ; en fommige fchrijven, dat ’er in de plaetfen , die midden in ’t landt leggen, filver* mijnen gevonden worden.
America,
s 3
’t C O U-
-ocr page 340-i^...
-Den.
^o^uetraa
i^^netraa
^ncunca.Tmri.
^V’^runJi-
'^o
^2£ter Carjeift ^^ereeurr4tï_
VMorJ,
Jiü Ker Iero
Meve
lerj
PaiteiaeKers t.
\ £elelt Ahtoirex.
.r.7B deGtrtri-.
Helen ^i/uagt;
Aneonio
J 2’artgitin^a. au ^liio Je S an
20, 4
’t GOUVERNEMENT
VAN
FER NAMBUCO.
*
It Gouvernement wort in ’t gemeen Pernambuco, oft,gelijck deFran-ïchen en Hollanders het uytlpreken , Pernambuco geheeten ,• en leght van de Bahia hon-dert mijlen ten noord-ooften , en vijf van Tamarica ten zuyden, Croottt» Verpe»^ jilagta. welche tuffchenwijdte moet verftaen worden van d’eene ftadt naer d’andere want de gren-fen der Gouvernementen ftooten d’een aen d’ander , welche wy füllen trachten wat breeder en forghvuldiger aen te wij fen. Forto Cal- rna» Serinhan, Nicolaes d’Oliveira , Portugees, Ichrijft daer van als volght : Eduard Albuquerque is Heer van ’t Gouvernement de Pernambuco, ’t welch fich wijt uytftrecht, te weten , ten zuyden van de ftadt Olinda tot aen de riviere van S. Francisco ontrent yo mijlen, by welche, als men fèght, in de vorige jaren een filvermijne is gevonden, die de Koning heeft verboden uyt te graven. Jlagoa is ten noorden van de gemelde riviere, daer twee andere hunne wateren in de zee ftor-lens, die jaerlijchs eenige luycher maken. Niet wijdt van daer, en aen de fèlve fijde, is Porto Cal-yo, by ’t welche men leven oft acht lùychermo-lens fiet ; by deft plaets ten noorden leght het dorp Vha, met vier oft vijf molens : wat verder, ,, het fchoone en uytncmend vleck van Serinhan, waerby men twaelf molens vint, die yder in ’t gemeen fes oft ftven duyftnt aroben (een arobe weeght 27 oft 28 Vlaemfthe ponden } ftycher Tvjttear. uytleveren : daer na volght het vleck Poyucar, feer volchrijch, waer 13 oft 14 molens fijn, die jaerlijchs een groote quantiteyt ftycher berey-den j het leght op een rivier van de ftlve naem, die fich een weynigh boven de Caep S. Auguflino in de zee ontlaft.. Langs deft Caep leght het s. Antonio vleck S. Antonio de Cabo, waer ontrent 20 molens vele welgeachte ftycher mahen. Beneden deft Caep is de hapelle van Nueßra Senora de la Candelaria gebouwt, van welche een wegh naer de velden, die men Cucurana-i noemt, ftrecht, in welche veel vee geweyt wort : van daer tot aen de ftadt Olinda fijn vijf mijlen, in welche 22 ftychermolens fijn begrepen. Negen oft tien do mijlen van deft ftadt landewaerts in leght ta do Brafil, een volchrijch vleck, waer veel Bra-filienhout wort afgehouwen, ’twelch naer het vlech S. Laurens wordt gevoelt, daer ftven oft acht molens fijn , die overvloet van goede ftyc-ker mahen. Eyndelijck de grenftn van dit Gou- |
America. vernement ftrecken fich ontrent vijf mijlen ten noorden tot aen ’t eylandt Tamarica. Dus verre de gemelde Oliveira. Laet ons nu gaen befien wat de Hollanders daer van met meerder vlijt hebben aengeteechent. Van de riviere S. Francifco , die 40 mijlen van Rivieref}. Olinda is,rehent men vijf mijlen tot aen een kley-ne rivier, die niet meer dan ftven voeten waters diepte in haren ingang heeft, Coreripe genaemt; daer eenige weynige Portugeftn woonen : daer fijn vele Wilden in een plaets, vijf oft fts mijlen van de zee gelegen : hier valt niet dan Brafilien^i hout in grooten overvloet. Van hier tot aen de riviere S. Miguël, fijn twee mijlen , daer men ooch ’t gemelde hout han afhouwen, en ftyc-kerrieten geplant worden. Van daer tot aen Alagoa telt men drie mijlen ; dit is een midde-lants meir ftven oft acht mijlen van de zee gelegen , in welckers omring veel Farinhe, gelijck de Portugeftn het noemen, wort gewonnen,het welch in deft landen tot tarwe dient : men homt daer door een riviere, die feer moeyelijch is op te varen. Van de mont deftr riviere tot aen die van S. Antonio fijn ftven mijlen,- van S. Antonio tot aen Camaragibe twee ; dit is een kleync rivier die niet meer dan ftven oft acht voeten diepte heeft : ontrent drie mijlen in ’t landt fijn twee molens, die byna een mijl van den oever der riviere leggen.' Van Camaragibe tot Porto Calyfo telt men drie mijlen ,- dit is een breede rivier, maer . die ooch niet meer dan ftven oft acht voeten diep is in haren ingang. Van Porto Cabo tot aen Barra grande fijn vier mijlen ; dit is een vermaer-de baey in welche men in feherhey t mach ancke-ren , en men kan daer fto wel van de noord- als zuydfijde inkomen, doch aen de noordfijde alleen met kleyne fchuytjes : men plant hier veel taback, want het aertrijck is effen, en van boomen ontbloot. Van defe Barra tot Vna fijn drie mijlen : van Vna tot aen de rivier, dieft in ’t gemeen Pio Formofo noemen, vier^ welckerivier diep genoegh geacht wordt voor middelbare fchepen. Twee mijlen van hier leght Serinhan, een rivier van acht oft negen voeten diep,- een half mijl voor haren ingang leght het eylandt S. Alexis, dat geen foet water heeft. Serinhan is twee mijlen van de riviere Macaripe, die maer vijf oft fts voeten waters heeft. Macaripe leght vier mijlen van Poyuca ; en Poyuca ontrent een van de Caep S. Augußino ; in de haven van deft Caep valt de riviere Morekipe ,• men kan lichtelijck in deft komen, maer fterfwaerlijck weder daer uyt, om de rotftn en baneken die aen de beyde fijden in den ingang leggen : fy is nu met een kleyn kafteel gefterekt ftdert dat de Hollanders S 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Olinda |
Gertnanica. . unt^raJm, re^onaeniût..
-gt;^
,4y
hùtufMnhetÿ.
Â.4^vS./i^
Ȯraccafa
S.gt;Â3tiiW
v4.1a^oa- GrottJi ' '
Oii^amiri léS.'Thottte..
: j^. 'PovMilw
veLvicus •
a 'Fottlej oîhc da^
-- dl^ots Z'UntF^feui .Jii^efao■JJeu^^oîa.Saccbaei,
— Hem.flne Gccîejl
// ❖
7/
is iMi
Ïï^ ƒ « .ÿ 5
lyf:hériy'Vrybuf^ U^l. £rf‘:Va€rj£tâ'£t-j,'V. iryhoeck .
Jquot;, ^yWat£fcafi££Îyy^ Oyieüo^OttM»-. quot;y. l^anJéca^e^t.
i£ quot;Sruytt--lof roule, '^ruyfu.
itt:y‘'Prûu ’yy^iUent. aen.^. J^oles . tu'S.to lot ^i^oÿoioi .
à. 'TeüJft^io., e^He vi»ur . y, Caytilàrl^^eiPj^ier a.Iaieiirt., een.ru'ief -
[lt; N E M E N T ren , fijn vry van ’t vijfde in ’t koninckrijck voor tien jaren 5 en dan betalen fy de tienden, en tien andere jaren daer na, het vijfde als d’an-deren. Het Brafilienhout, dat men in groote menighte naer Europa brengt, behoorde eer-tijts'aen den Koning, oft die het van hem kochten 3 en yder fchip , dat van Brafilien vertreckt, is gehouden een leker gewicht van ’t felve, na fijn grootte, voor niet in Portugael te voeren.
Hoewel dit Gouvernement fich foo wijt uyt- Steden» fpreyt, foo heeft het evenwel maer twee fteden, Olinda en Garafu, van welcke de laetfte naeulijcks de naem van een ftadt verdient.
Olinda is een feer vermeerde ftadt , op een olinda. hooge plaets , aen den oever der zee , gelegen : in haer omring heeftfe vele heuvelkens , en ’t aertrijck is ’er fbo ongelijck, dat men haer by-na door geen menfchelijcke vonden kan ver-ftercken : onder de gemeene gebouwen fiet men het Collegie der Jefiiyten, op’t hangen College, van een heuvel in een aengename plaets, door Koning Sebaftiaen , gefticht, in ’t welcke ge-meenlijck20oft 2y Jefuyten fijn: ditCollegie fiet men voor alle andere gebouwen, als men uyter zee komt, om dat het fbo hoogli is gelegen : hier leeren fy de Theologie morale oft de Gevallen der confcientie, als oock de Latijnfche tael 3 en lefen en fchrijven acn de kinderen. Onder dit Collegie behoort een fèker dorp der Brafilianen, in ’t gebiedt defer ftadt gelegen, dat meer dan 900 inwoonders heeft, en alle ge-doopt.By ’t gemelde Collegie fiet men het kloo- Klooßerh fter der Capucinen ,• en byna aen den oever der zee dat van de Dominicanen : en in ’t bovenfte deel der ftadt, het kloofter datfe S. Bento noemen, fterck van natuur en van kunft ; behalven *t kloofter der Nonnen, Concepcion de Noffa Se»ora genaemt. In defe vijf kloofters telt men niet meer dan 130 Religieufèn , en 60 Priefters. De voornaemfte Parochie-kerck der ftadt is aen S. Sahfador, oft onfèn Heylant, gewijdt, d’andere aen S. Pieter 3 behalven de kerck van ’t gaft-huys , die daer dicht by is , la Mifericorde gehee-ten, byna in ’t midden der ftadt op een hoogen heuvel gelegen 3 aen de voet der fèlve fiet men een andere kerck , IFloffa Senora del Fmparo ge-noemt 3 oock is ’er die van S. lan 3 Nojfa Senora de Guadalupe ; en Nojfa Senora de Monte buy ten de ftadt gebouwt3 eyndelijck de kapelle van S. Amaro dicht by de ftadt 3 fbo dat ’er fijn, fbo binnen als buyten, acht kercken.
’t Getal der burgers , fbo mannen , vrouwen /»wm-als kinderen, wort twee duyfent geacht, fbnder de Kerckelijcke perfbonen , want die fijn daer onder niet gerekent3 en een groote menighte flaven. Daer is geen ftadt in geheel Brafilien, die meer eetwaren, en andere dingen noodigh tot het menfchelijck leven , gebreck heeft, dan defe 3 foo dat men dickwils de felve uyt d’ande-rc Gouvernementen van Brafilien, en de Cana-rifche eylanden, ja uyt Portugael felf, herwaerts moet brengen.
De haven defer ftadt is niet fèer groot noch Haven» bequaem, maer fÿ is gefloten ( als met een af-fchutfèl, ) van rotfèn en baneken, welcke eeni-gc mijlen langs de kuft van Brafilien leggen 3
fbo
’t G o U V E
orinda ingenomen hebben. Daer na volght ten noorden de rivier , diele gemecnlijck Rio de San-gados noemen, in haren ingang feven oft acht voeten diep , en vier mijlen van het dorp, datfe het Reciffe noemen, gelegen. Gaende nu van de ftadt Olinda ten noorden , ontmoet men eerft de riviere Tapado, en ftracks daer na Rio Dolce, die beyde in de fomertijdt van flijck toegeftopt worden : wat verder is Pao Amorello, twee mijlen van Maria Farinha ; van hier tot aen de rivier Garafu is een halve mijl, daer men acht dat dit Gouvernement eyndight.
Eer wy nu tot de befchrijving der ftcden komen, vinden wy goet eerft van de rijckdommen en andere faken van dit landt te fpreken, als ge-loofwaerdige Schrijvers getuygen j eenderfel-Rijc'kdem- ve feght : In defe Provintien van Brafilien fijn vele luyckermolens, die de Portugefen Ingenios noemen, foo dat ’er in’t gemeen jaerlijcks alleen in de ftadt Lisbona 26000 kiften komen, die yder ten minften ly arroben wegen, (hoe Iwaer een arrobe is, hebben wy hier voor gefeght ) gelijck men in’t jaer 1617 heeft aengemerckt, in welck jaer te Viana alleen meer dan vijf duy-fent kiften quamen , fonder van d’andere havenen van Portugael te fpreken, naer welckejoock een groot getal kiften is gelbnden.
Sttyckéï- Sommige Hollanders, die hier vele jaren ge-' woont hebbèn, verhalen,dat in de grootfte mo
lens in ’t gemeen ly oft 20 Portugefen , en 100 Swarten noodigh fijn,- in de middelbare acht oft tien Portugefen , en yo Swarten ,• en in de kleynfte vijf oft fes Portugefen , en 20 Swarten : dat de grootfte molens jaerlijcks fèven oft acht duyfent arroben fuycker toebereyden , de middelbare vier oft vijf duyfent, de kleynfte drie duyfent j en dat ’er van de Gouvernerrienten PernambucOjTamaricajCn Paraiba, tot aen Rio Grande , meeft alle jaren veertigh duyfent kiften uyt-gevoert worden ; ’t welck geen wonder is, want lèker Schrijver verfekert, dat ’er meer dan 100 fulcke molens alleen in ’t Gouvernement van Pernambuco gevonden worden.
/»komße» Yan alle de gemelde fuyckeren wort het tien-Koning in gantfch Brafilien betaelt ;
en in Portugael, als die daer aengekomen fijn, het vijfde, fbo fèker fchrijver feght. Andere verhalen het op defe wijfe , te weten, dat alle granen oft aertvruchten , al de fuycker, felf de koeyen en ander vee in Brafilien de tienden aen de Koning betalen , welcke hy gewoon is aen fekere Pachters voor een oft vele jaren te ver-hueren ,• die van ’t Gouvernement van Pernambuco ( want ick kan in ’t befbnder van dit fpreken, ) wort in ’t gemeen voor feftigh duyfent ducaten , oft daer ontrent, verpacht. Niemant is vry van defe tienden, dan alleen de Geeftelijc-ken. De befbndere Heer van yder Gouvernement ontfangt de Rede^mos, gelijck fy die noemen, diefe gewoonlijck voor feftien duyfent ducaten in yder jaer huren. Voorts is de fiiycker vry van alle laften en impoften in Brafilien , maerin Portugael betaeltfe het vijfde van de prijs waer voor die in dat Rijck wort verkocht : doch d’eygenaers van nieuwe molens, als fÿ de fuycker uyt Brafilien op haer perijckel overvoe-
-ocr page 345-
VAN FERN foo dat de groote ïchepen daer niet können inkomen dan door een engte , en fijn dan binnen als in een kleyne baey , in welcke een rivier , die van ’t valte landt komt, ontrent een mijl van de ftadt, ficli ontlaft. rserfladt. Op de haven Icght een kleyn dorp , oft liever een voorftadt, alwaer eenige huyfen en winckels fijn , in welcke men de liiyckeren en andere koopmanfchappen brengt : dit wort befchermt door een kafteel op een Imallen hoeck lants ge-bouwt, tegen over de mont van de haven , het welck lichtelijck ’t inkomen der lchepen kan beletten. jRivkre». Langs de ftadt daelt een kleyne riviere, en die naeulijcks door fchuytjes kan bevaren worden, die fy Rio Bibiribi noemen, welcke geloopen fijnde tuftchen ’tvafte landt, en den fmallen hoeck lants, daer wy terftont van Ipraken, ver-laeint fich by ’t eylandt Anthony Vaaz, me't een andere rivier,Rio Capefecia)Oft van Bidalgos^G^t Capibari'Vi geheeten ; defc komt uyt het vafte landt langs de noordfijde van ’t gemelde eylant ; gelijck een andere, die de Portugefen Rio dos Afogüdos noemen , de zuydfijde bevochtight, welcke fich beyde in eenen arm boven ’t eylant vereenigen , en veroor/aecken dat het lèlve ey-lardt van ’t vafte landt wordt gelcheyden. Qarafu meer een dorp dan een ftadt, leght vier oft vijf mijlen van Olinda ; fy was eertijdts bevoont van Portugefen die fich met hun hant-weck geneerden, oft metBrafilienhout te foec-ken-, doch federt dat de Hollanders Olinda hebben.ogenomen , fijn vele van de rijekfte in defe plaen komen woonen , uyt welcke fy in de zee können varen langs een kleyne rivier , die tegen over Tamaraca in de felve vloeyt. Defe ftadt is in ’t begin van Mey , in ’t jaer 1632 , door de Hollanders met verrafling ingenomen j daer wierden meer dan 100 Portugefen gedoot, veel gevangen , en grooten buyt gemaeckt , een groot deel der ftadt wierdt verbrant, en vele eetwaren verdurven. Negen oft tien mijlen van Olinda is een volck-rijek dorp, Amatta do Braßl geheeten ; en niet wijt van daer een ander datlè S. Loren^io noemen, van welcke wy te voren, in’t befchrijven der dorpen, gelproken hebben. Cxcuranes, Vijf mijlen van Olinda fiet men Cucnrancs, daer wy boven oock iets van aenroerden : in defe ftreeck fijn 22 fuyckermolens, (hoewel in verfcheyden plaetfen van ’t vafte landt, ) welcke ftaen in Guararapis, Moribeca en Camajßarin j het grootfte deel evenwel fiet men aen de fergea de Capiy’ariipi , om dat dele riviere daer voorby loopt. Dit is het fchoonfte geweft in defe Pro-vintie , ’t fy dat men d’aengename groene velden, oft de vruchtdragende boomen, en andere dingen, dienftigh tot het menlchelijckleven, bemerekt : het is oock niet meer dan twee mij- |
A M B U C O. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^o,« len van de zee , foo dat de Swarten en andere fia ven bequamelijck naer den oever, om te vif-fehen, können loopen. ’t GOUVERNEMENT VAN TAMARAC A. ONder de Gouvernementen van Brafilien is Tatnaraca het outfte , maer nu minder vermaert om de nabyheyt van die van Pernambuco en Parayba- Het fieeft fijn naem van ’t eylandt Tamaraca oft Tamarica, lang drie mijlen , en twee breet, ’t welck van ’t vafte landt door een leer finalle graft is gelcheyden. De la PopilUnierey een Fransman , fenrijft, dat dit deel van Brafilien eerft door de Françoyfen is ingenomen en befeten, en hen daer na van de Portugefen afgenomen ; het bewaert noch heden de gedachtenis en de naem der gemelde Fran-Ichen in de naefte haven van dit eylandt , welcke de Portugefen Porto dos Prancefes noemen. ’t Eylant Tamaraca leght vijf mijlen van Olin- tjUndt da: aen de zuydfijde heeft het een bequame haven , in welcke men door een graft, vijftien oft feftien voeten diep , kan komen 5 waer by een kafteel, door de Portugefen op een hoogen heuvel gebouwt, is gelegen , by ’t welck men niet licht kan komen ; ’t wierd in ’t eerft door de Hollanders te vergeefs aengetaft , doch daer na van hen ingenomen : maer om de Portugefen te verdrijven , en defe haven t’ontnemen^ bouwden fy een vierkant Fort , datfe Orangé noemden , op de felve plaets daer de gemelde graft in de zee valt, ’t welck ongenaeckbaer is aen alle fijden, om de ftaende wateren en bee-ken die van ’t eylandt afkomen. Dit eylandt en fijn gebiedt in ’t vafte landt behoort aen den Graef van Monfanto, die te Lis-bona woont j welcke jaerlijcks, fbo men fèght, van d’inwoonders twee duyfènt vijf hondert, oft drie duyfent ducaten tot fchatting ontfangt. Men feght oock , dat ’er in dit Gouvernement ontrent 22 fiiyckermolens fijn , infbnderheyt aen de riviere Gojana oft Go'pana, als oock in Ara-quot; cipe en Paratibe. Een mijl van Tamaraca fiet men uyt het vafte RMerctt^ landt de kleyne rivier Maffarandu oft Mucurandi^ ba loopen, op wekkers oever een molen is, daer men met bootjes kan opvaren ; en tegen over ’t felve eylandt hebben de twee kleyne riviersn Aripa en Ambor haren uytgang , die yder oock met een molen fijn verciert. Ses mijlen voorby Tamaraca ten noorden is de rivier GoT^ana, maer acht oft tien voeten diep in haren ingang j doch hooger op is fy dieper : op hare oevers, fes oft feven mijlen van de zee, fijn drie oft vier molens by èen kleyn dorp, en tot hier toe komen de kleyne fchuyten , om de fuycker te halen en te vervoeren. |
America.
S y nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’t G O IT
-ocr page 346--'i't'
I
9 oiviuo-^'ç'
0fgt;
-/J'S«
I'**
ovhnhnruf*_^
Ti' ‘^’f ?
tfatvat^d:
‘VT^SO
SS saa
Rr
p
• fU3^O^jf3J J/nftlVJ^ Tut33Vm3^coTJ -uirMon^ vt^jot^
t
•9 f93ynrf9„„r
TO H aWYJSLVK Vel
' ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ 20,/
’t GOUVERNEMENT
VAN
PARAIBA.
It Gouvernement heeft । fij n begin van de Fran- lt;nbsp;çoyfen, die, gelijck v/y ' te voren aenroerden, ’ daer van verjaeght fijn ] in’t jaer 1584: ledert 1 hebben het de Portu- i gefen beïèten , en daer een ftadt en eenige 1 vlecken gebouwt, en 1 vele fuyckerrieten geplant; foo dat ’er nu 18 oft 19 molens fijn, die jaerlijcks ontrent hon-dert en vijftigh duyfent arroben fuycker bear- lt;nbsp;beyden en verlenden.
Zeekftß, Van Pörro döj langs de kuft ten noorden, ontmoet men eerft een Caep, in ’t gemeen ! Cabo Blanco geheeten, op de hooghte van fes graden en 45 minuten bezuyden de Linie ; de/è leght tien mijlen van de riviere Paraiba, van welche dit Gouvernement fijn naem heeft. Defe riviere opent een breede mont ten ooften, hellende een weynigh ten zuydooften : en in den ingang leght een lang eylandt, met dichte ftruycken bedeckt. De Franfchen hadden op de zuydkaep, Cabo Delo genaemt, een kleyn ka-fteel gebouwt, dat de Portugefen daer na vergroot hebben, infonderheyt voor eenige jaren, ledert dat de Hollanders Olinda hadden ingenomen. Daer na loopt de rivier ten weiten , vol fandige baneken en rotfen ; lbo dat men daer een goet piloot ofte Huurman van nooden heeft.
De flaJt Aen de zuydfijde van de rivier leght de Itadt Paraiba, welcke ly oock de Philippe noemen, in ’t dieplte van een bocht, ontrent drie mijlen van de zee, doch lbo evenwel dat de lchepen daer in lèkerheyt können komen , en fonder gevaer fes oft feven hondert killen luycker laden. Voor eenige jaren woonden hier yoo Portugefen, nu is ’er veel meer, met vele Wilden en Swarten. Sy was eer tij ts open, maer men heeft haer daer na met een liechte wal belloten, wanneer men de Hollanders begon te vreefen, hoewel datlè het kalleel by Cabo Delo te vergeefs befprongen ; raaer federt heeft het gemelde volck in’t jaer 163 y lbo wel de lladt als ’t kalleel vermeellert, doch daer na, met alle hare andere conquellen in Brafilien, weder verloren.
Van de lladt af kromt haer de rivier als een elleboogh ten noordwellen ; en daer op den oever aen de rechte handt in ’t opgaen fiet men eerll een fuyckermolen met fijn huylèn : wat hooger aen de beyde oevers fijn packhuyfen der kooplieden met eenige andere nuyfen ; en noch hooger gaende, ontmoet men oock op den oever der rechte-handt een kleyn dorp, America,
daer drie molens fijn met hare riet-moerallen ; en noch verder, een ander dorp, wekker in-woonders fich meelt beefigh houden met de wortelen te planten daer ly haer meel van ma* ken, dat hen dient in plaets van terwe ; daeren-boven fijn daer aen wederfijden van de rivier • noch eenige Ihyckermolens.
D’andere Caep van dit Gouvernement, die ten noorden llreckt, noemt men Punta de Luce^ na-, daer tegen over leggen eenige rotlèn, achter welcke een goede reede is voor klcyne lchepen.
Seker Schrijver feght, dat de riviere Paraiba oock S. Domingo wort genaemt, en dat men twee mijlen van haren ingang de rivier Moguangape fiet, in wiens mont een eylandt leght, datlè Mat^-gues noemen, met welcke boomen ’t lèlve is vervult. Op d’oevers van defe riviere, die alleen van kleyne fchuyten kan bevaren worden, woo-nen eenige Portugelèn,welcke fich beefigh houden met vee te weyden.
’t Aertrijck van dit Gouvernement is vrucht- ^^4 baer, en aengenaem ; men fiet hier oock op ver- ’ lcheyde plaetfen vele boomen van Brafilien, wekker hout de verwers gebruycken. Men feght oock, dat’er aderen van filver fijn , dochmeeft op de plaets die de Wilden Touyouba noemen.
Dit deel van ’t valle landt wort bewoont van de Wilden , die Petiygt;ares genoemt worden , die eertijts vrienden en bontgenoten der Frankhen waren maer ledert dat de Portugelèn dit Gouvernement befitten, fijnfe hen gantfeh onder-danigh geworden ; doch hebben eenen gedungen oorlogh met hare naburige Wilden, diele Tiguares noemen.
Eer wy ’t overige van ’t valle landt vervol-gen, foo lullen wy eerll Ipreken van ’t eylandt Fernand dt dat in ’t gemeen Fernand de Fioronha, en Ibmtijts Loronha, wort geheeten, gelegen op de hooghte van drie graden en 45; minuten bezuyden den Equator, oft 70 mijlen van ’t valle landt van Brafilien in de volle zee : het is twee mijlen lang tuflehen het zuydwell en noordooll , en wat meer dan een mijl breet.
Het grootlle deel van ’t eylandt is vlack en Hoedanîi-gt; effen , uytgelèyt eenige bergen die hier en daer leggen, onder welcke een is , welcke met Ileyle rotlen aen alle lijden is omringt, en foo hoogh dat hy een toren gelijekt, als men hem in zee , begint gewaer te worden: niet wijt van daer is . een andere, die fich ront vertoont, waer door : die beyde te lamen leer wel een kerek met ha-I ren klocktoren lchijnen , en derhalven oock I van de Hollanders de Kerek worden genaemt. ► Sommige gelijeken de gedaente van dit eylandt , met een laurierblat ; want het eyndight aen bey-
S ó nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de
SteenetiJCeereerp nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;riu4.er
^ir^ttett
hor^n^a
Je SeueJo 'Tamaaiamtrt
Caa-re.ce
■?v/
Tta^oa
Zti^aa.^
gt;il S
Ca.^a^ ’VfuaJLnl'afuyfS
PrrAtntdeljerj
auff' aHeher^
.ï
aJ/Fae*^uiatn^ ht^c nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
’£ GOUVERNEMENT
de fijden met uytftekende fmalle hoecken. Het aertrijck is by na overal fout-achtigh , waer door de waterlprongen, die hier veel fijn , en de bee-ken, die in de rijdt van den regen , te weten van April tot in September, van de heuvelen vallen, en ’t eylandt aen alle fijden belproeyen, een finaeck van falpeter hebben. Evenwel is ’t landt, vruchtbaer, en brengt van felf voort veel wortelen, goet om t’eten, uytnemcnde meloenen, lè-kere groene erweten, boonen, en andere dier-gelijcke aerdvruchten ; hier groeyt oock mayz, en het boomken, daerlê de kottoen van krijgen. Claude d’Abbeville , die hier met de Franlchen aenquam als hy naer ’t eylandt Marignan lèy 1~ de, l'chrijft, dat ’er op verlcheyde plaetfen fraye boomen walfen , wekker bladeren groen fijn als die van de laurier, maer lbo fcherp en brandende, dat indien iemant, na dat hy die gehandelt heeft, fijn handen aen fijn oogen brengt, hy voelt terftont groote pijn, en blijfteenige uren blint. Doch men vint hier oock een andere boom, wekker bladeren een gereet hulpmiddel aen ’t gemelde quaet toebrengen.
T)ieren. De Portugelen hebben hier eertijts veel boeken en geyten , die wonderlijck vermeerdert fijn, gebracht; doch fy fijn quaet te vangen, om de doorenhagen , ruwe en fcherpe plaetlèn daer fy fich onthouden : ly fielden daer oock hoenderen, en eenige weynige paerden.
Vogtlen. Men fiet hier veel vogelen , inlbnderheyt der gene, diele furcates, om de gedaente van haer fiaert, noemen ; als oock vele andere van verlcheyde lborten, onder wekke eenige lbo groot fijn als ganlèn, wiens borfi een fenoone roo-de verwe heeft, die hunnen krop op een vreemde wijfeopblafen.
Zethitß. Ue kuft van dit eylandt is byna aen alle fijden fieyl en moeyelijck om aen te komen , inlbnderheyt aen de noordoofifijde, waer de zee met felle baren tegen de kufi ftoot, lbo dat het byna onmogelijck is die met floepen te genaken. Aen den oofihoeck lijn eenige kleyne ey-landen ; oft liever rotfen, door graften vervult met baneken gelcheyden, daer de khepen niet deur können komen. Aen de wefi- oft noord-weftfijde fijn twee goede reeden, d’een dicht by den oofihoeck van ’t eylandt onder de wéftlijde van een kleynen bergh, die als een half-eylandt in zee uytfieeckt, en aen dit eylandt met een fmallen hals gehecht is ; hier kan men lichtelijck te lande komen ; men liet ’er oock een beeck, die van een nabygelegen heuvel in de zee fiort, en feer bequaem is om water af te halen : d’an-dere reede is onder de rots, daer wy boven van gefeght hebben, datk een kerek gelijekt. Aen d’ooftfijde, byna in ’t midden van ’t eylandt, is een kleyne baey in de gedaente van een walfen-de maen,daer een beeke een kleyn meirmaeckt, en daer na in de baey valt : hier Ibude men lichtelijck foutgroeven können toefiellen.
Vtfch- De zee, die rontom dit eylandt loopt, is leer vifchrijck, doch boven al aen de noordlijde, en tuflehen de kleyne eylandekens : men fiet daer oock op haren tijdt een groote raenighte zee-fchildpadden.
De gemelde Abbeville maeckt oock gewagh
van een ander eylandt by dit gelegen , doch dat veel kleynder is, van hem Iße de Feu in ’t welck fijn volck een groot getal vogelen vonden.
De Portugefen van Pernambuco brachten in dit eylandt een van hen volck met ibofc 17 Wilden foo mannen als vrouwen , welcke de Fran-çoyfen in ’t jaer lói 2 daer doopten , en met hen naer Marignan voerden ; foo dat het toen woeft bleef, tot dat het de Hollanders weder begon-den te bouwen , na datle daer een kleyn getal inwoonders en Swarten gebracht hadden.
’t GOUVERNEMENT
VAN RIO GRANDE.
LAngs defe kuft volght nu de trefielijeke rivier , die de Wilden Poteingi oft Potigi j en de Portugelen Rio Grande noemen,vijf graden en 30 minuten bezuyden den Equator gelegen , feer moeyelijck in haren ingang, maer nooger op gantlch aengenaem en diep genoegh.
De Françoylèn, na datfe de riviere lanlider verlaten hadden , waren gewoon hier aen te komen , fijnde vrienden en geallieerden van de Wilden diefe Petiygt;ares noemen , en daer huyfen te bouw'en : maer de Koning van Spanje, niet könnende verdragen dat de Franfchen daer lbo dicht by de fijne waren, beval Feliciaen Coellho de Carvalho, Gouverneur van Paraiba, hen van daer te verdrijven ; dele, lchrijvende aen fijnen Koning in ’t jaer i yp/ , aengaende de laken die hy uytgevoert had, beroemt fich , dat hy vele duyfenden van de Wilden gedoot had, en fon-^ der moey te de Franlchen , die ’t kafteel van Cabo Deio aengetaft hadden, afgedreven ; maer dat hy, om Rio Grande te vermeefteren, gantlch on-bereyt was ; want hem gebrack allerley oor-loghsgereetfchap, dat hy alreede verfcheyde-mael van des Konings Gouverneurs van Pernambuco en de Bahia de todos los Santos te vergeefs had verlbcht. Hy verhaelt daerenboven , dat de Franlchen in ’t vafte lant, aen een plaets die hy Copaoba noemt, rijeke filvermijnen gevonden, en grooten fchat daer uytgehaelt hadden. Het fchijnt evenwel, dat de Franfchen voor het jaer lóoi niet t’eenemael daer van verftooten, noch de Wilden onder ’t jock gebracht fijn : w'ant Anthony Knivet, een Engelsman , fchrijft, dat hy het lèlve jaer met de Gouverneur van Rio de lenero te Pernambuco was gekomen,welckers Gouverneur , Emanuel Malcarenas genaemt , met 400 Portugefen en 3000 Wilden , fijn onderdanen , naer een leger van veertigh duylènt rebelle inwoonders trock, die met groote troepen d’oe-vers deler riviere befet hielden , welcke hy aen-tafte, op de vlucht bracht, vijf duylènt daer van verfloegh, en kreegh’er drie duylènt gevangen. Dat oock de Calfique der Petiguares, genaemt Piraju-^ath, vernedert door lbo een groot verlies, vrede van de Portugelèn begeert had, fich op lèkere voorwaerden overgaf, en een onder-daen wierd van de Koning van Spanje. Daer na bouwde men een forterefle aen den oever deler riviere, die met veel gelchut wicrd voorfien ; foo
VAN PA
dat dit geweft ledert een nieu Gouvernement, dat nu liet tiende onder alle de Brafililche wort getelt, is geworden.
De Hollanders, die op ’t eynde van’tjaer 1631 van Pernambuco met een vloot leylden , om de gemelde fortrefle in te nemen, leggen, datle op den oever aende llincke-hantin’t inkomen is gebouwt op een rotfe van ’t vafte landt door een enge graft afgefcheyden, en met een hooge fteene muer omringt, met hare bolwercken, die de beyde fijden van de riviere können belchie-ten , en wel voorben van oorloglisgereetlchap ; lbo datlè niet, dan met groote moeyte, kan be-fprongen, en met weynigh volck tegen vele kan befchermt worden : ly is oplulck een wijle ge-plaetll, dat d’inkomende fchepen nootlakelijck dicht daer voorby moeten varen, lbo datfe können met het gelchut getroffen worden : dele Sterekteis niet te dwingen dan door honger oft dorll ; want ly moeten haer water uyt een beeck niet wijt van daer halen,- en als men hen dat belette, Ibuden ly in grooten noot vervallen.
Dit Gouvernement wort weynigh van de Por-tugelen bewoont,- want behalven óo , oft Ibm-tijts 80 Ibidatcn die de forterelfe befetten , lijn daer geen dan een kleyn getal in het naburige dorp : ly hebben hier een oft twee fuyckermo-lens j en eenige hoflieden en landeryen , daer ly hun vee weyden. Hier woonen mede niet veel Wilden , want men heeft ’er veel (jedoot in ver-fcheyde voorvallen i d’overige , om den haet op de Portugefen ,*fijn naer de TapujM gevlucht, daer ly hen verborgen houden , verwachtende eenige gelegenthey t om weder naer hunne gewieften te keeren.
’t GOUVERNEMENT
V A N S I A R A.
EEr wy van dit Gouvernement fpreken , füllen wy een weynigh van Moucqwu verhalen, waer van de Hollanders en anderen ge-wagh maken : maer ly komen niet alle overeen foo veel de gelegenheyt aengaet,- w^ant Ibm-mige ftellen ’t op de hooghte van drie graden en 23 minuten, en meenen dat defe baey van de Franfchen 1res lortugas wort geheeten,- andere op drie graden en j2 minuten : lbo datle dele naem aen twee bayen , 12 mijlen van elckander gelegen, toelchrijven.
Een der Hollanders, die in ’t jaer 1601 in de Baey van Mocouru, als hy die noemt, aenquam, verhaelt dat vele Wilden , aen lijn lchip komende , leyden, dat daer dicht by een bergh was, in welcke men veel efmerauden vond : dat hy met haer te lande ging , en in een volckrijck dorp der Wilden vernachte , in ’t welck meer dan vijf duylènt menfehen, uyt vreelè voor hare vyan-den, vergadert waren j en dat hy van daer naer een hoogen bergh was gegaen, uyt welcke een feer harde en befondere witte rotlè uytftack, waer in, foo ’t fcheen,efmerauden van een over-aengenaem groen waren,- doch door gebreck van ylère inftiumenten , konden ly niet een ee-nigh ftuck daer van bekomen. De Wilden ver-
America.
Jiaey va» Afoconr».
R À I B A. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;20,^
telden oock , dat de Françoylèn fomtijts in dele baey geweeft waren. Maer laet ons nu Siara gaen beften.
Siara wordt onder de Gouvernementen van Siara. Braftlien, die de Portugelèn befitten, getelt, ge-lijck wy alreede gelèyt hebben,- daer woonen weynigh van die natie in een kleyn Fort datle aen de voet van een bergh, aen de rechterftjde van de haven, (bequaem voor middelbare Iche-pen te bevaren) gebouwt hebben, ’t welck alleen met eenpaliftadc , fonder muren oftaerde wallen , is belloten. Beneden den bergh, waer op het Fort leght, loopt een kleyne rivier,- w'ant men liet ’er in dit geweft geen die dieper uyt het vaftelandt komt dan drie mijlen. Onderbet Fort fijn tien oft twaelf huylen der Portugelèn, behalven dat van de Gouverneur, ’t welck oock daer ontrent ftaet. De palen van dit Gouvernement ftrecken lieh uyt tot 10 oft 12 mijlen in ’t i*onde. jaerlijeks komen daer twee oft drie kleyne lchepen, die verlcheyde koopmanlchappen van daer voeren, als kottoen , verlcheyde llagh van hout, kriftal, en andere gefteenten : hier groeyen oock veel liiyckerrieten, maer daer is noch geen molen om die te bereyden : oock fijn ly niet fterek genoegh tegen hare vyanden. De naburige Wilden twiften dickwils met de Portugefen ,- en men lèght dat hunnen Calïique óver vijf anderen gebiedt heeft, dieyderontrent 400 onderdanen hebben. Eyndelijck, tien daghreylèn van daer landewaert in, verheffen ly uytermaten het koninekrijek der Wilden , datle layiarobate noemen.
De Wilden feggen , dat in de haven van Siara niet dan kleyne fchepen können inkomen, en dat die van Mocouru bequamer is voor de groote ï en dat de Wilden, Tiguares genaemt, vier mijlen van Mocoura in ’t dorp lapirugh woonen , welcke aen twee Cafliquen, te weten Kiaha en Fiiwj/öTV, gehoorlamen.Eyndelijck,dat men les mijlen van lapirugh den bergh Boragnaba fiet, in wekkers ingewanden, als fy gelooven, aderen van ftlver fijn verborgen.
Ses mijlen van Siara langs de lelve kuft is een Taratni^h baey, die ly, na de naem der riviere die fich daer in ontlaft , Paramiri noemen, ’t Water deler riviere is goet om te drineken , en langs hare oevers groeyen vele van die boomen, die de Cajoui voortbrengen : d’inwoonders üjn lapuyas genaemt, gefworen vyanden der Portugefen. Sommige Schrijvers ftellen hier ontrent een meir van foetwater, datlèl^^^enoemert. Van de wefthoeck defer baey tot een Caep , van de Wilden Jtajuba oft Tafajuba geheeten, fijn acht mijlen ; en by na ten halven van dele wijdte ont-fangt de riviere Tirai'TPa haer beginlèl. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ttraivi».
Van latajuba tot aen de riviere Mondahugh telt men vier mijlen : daer na volght Satahuba , en wat voorder de baey van leruquacuara j daer goede gelegentheyt is om verfch water te halen : maer men moet fich van d’inwoonders, welcke fijn de lapuyas en Tabaxares, mede dootvyanden der Portugefen, wachten : evenwel in ’t jaer 1613 woonden lèventigh Portugefen in ’t dorp van l^ueflra Seilora de Rofario^'t'weick fy ’t jaer daer na verlieten, en gingen naer Marannon.
S 7 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Van
-ocr page 352-
’t GOUVERNEMEN Adderen- Van (lacr tot de riviere Camuß oft Camocipe rekent men acht mijlen ; en van hier tot die van Guaßpuira vijf, en wat verder naer lofara, drie mijlen. Daer na volght een ruyme baey , die met kracht tegen ’t valle landt aen ftoot, en in haren fchoot de riviere Para, die groot is, maer in den ingang leer ondiep, ontfangt. Een ander Portugees Stuurman rekent 30 mijlen van Camocipe tot aen de riviere Para o'VaJù, ’t welck hy fielt op de hooghte van twee graden en 30 minuten. Van daer tot aen Marannon fijn noch xy mijlen : de kuil is laegh, en van boomen ontbloot, infon-derheyt op de plaets daer ly de riviere Maripe deurtocht geeft j maer van de mont deler riviere is de kuft fes mijlen lang met de boomen, diele Manquas noemen, belet : den oever is landigh tot aen de fchoone riviere Perea, welckers mont, een goede mijl breet, is d’ooftelijckfte ingang van de riviere Marannon, en naer de Itadt oft fortrefie van S. Jacob , welcke de Portugefen in ’t jaer 1Ó14 begonden te bewoonen. Andere van defelve natie rekenen 16 mijlen van Para tot aen een andere rivier die ly Pio das Pregui^as noemen ,• en van hier negen mijlen tot de riviere Maryi, van welcke tot aen Perea telt men noch fes mijlen. Figueredo maeckt oock gewagh van een breede baye, welcke vele kleyne eylanden, Otot(^ geheeten, begrijpt, lijnde 20 mijlen van Marannon ten oollen , en twee graden, en veer-tigh minuten belüyden de Linie. De Hollanders, die in de vorige jaren defe kullen befocht hebben , feggen , dat de Caep, die de Portugelèn Caho Blanco noemen, twee graden en 38 minuten befuyden den Equator, oft, volgens andere, ontrent drie graden is gelegen, van welcke tot de riviere Camuß, oft, als de Hol- |
T VAN PARAIBA. landers leggen , Campocip oft Camocipe , rekent men fes oft léven mijlen, ’t Selve volck Ipreeckt oock van RiodeCru^, dat tien mijlen van de Camouß leght 5 defe rivier wort in den ingang als geflopt door de beeken , en is van binnen niet meer dan fes oft acht voeten diep. Doch de Portugefen toonen in eenige zeekaerten, dat de rivier Camocipe oock Rio de Cru^ wordt genaemt, en datfe twee graden en 40 minuten van de Linie is gelegen. Van defe tot een andere diely Rio Grande noemen, rekenen fy negen mijlen, en men kan daer fwaerlijck, om dat ’er lbo weynigh water is, inkomen : de beyde oevers fijn van vele Wilden bewoont. D’oude inwoonders van defe gewellen léggen , dat Siara vijf mijlen van de kleyne riviere Vpe^ie leght, en delé foo veel van Para ; wat verder fijn Couru, Tareguj, Tafayough , Pounafugh, Ara^-catihugh, Paracatihugh, Tirnobugh, luriaquere, Vpeba, Camußpe, by welcke, foo fy léggen , dat filver en krillal wort gevonden. Eyndelijck, léker Hollander^ die in ’t jaer lóop delé kullen beléylt heeft, maeckt gewagh van fekere baey, die hy de Arrekeytos noemt, op drie graden hooghte befiiyden den Equator ge-legen : en van Rio de Lies een graed en 4; minuten van den Equator, waerTiy Wilden gefien heeft met kloecke lichamen, leelijck van aen-ficht, lang hair, hebbende d’ooren deurboort, en hangende tot byna op de lchouderen, de ' huyt Iwart geverft, behalven van d’oogentot aen de mont : Ibmmige hadden de benedenfte lip deurboort, en anderen oock de neus, in welcke fy kleyne lleenen en beentjes tot cie-raet dragen. |
De Pro-
-ocr page 353-i.1
De Provinciën aen
RIO DE LA PLATA,
Ofte
PARAGVAY, TVCVMAN, En
S. CRVZ DE LA SIERRA.
Vïitcht-bae-fhejt, E Provinciën van Rio de la Plata hebben haeren naem van de vermaerde Riviere: hare limiten zijn ons niet fe-ker bekent, als alleen o|) de kuft van de Noord-zee, al-waerfe naer het zuyden beginnen aen de riviere de Ia Plata, en eyndigen naer het noorden aen Brafil, naer het werten rtrecken fy fich uyt tot aen de Provincie Tucu-man, en Peru. Alle defe landen zijn feervruchtbaer van tarwe, wijn , fuycker en andere iaden en vruchten van Cafti-lien i hebben groote weyden voor allerhande vee, die feer vernienighvuldight zijn, en infonderheyt de peerden. Daer zijn drie foorten van wildt ofte herten ; d’een, als kleyne koeyen, met feer groote hoornen, welcke haer in moeralfen en riedt-landen houden ; andere wat grooter als groote boeken , die haer op de velden geneeren j de derde als cabriten van een half jaer, die op ’t geberghte leven. Daer is oock menighte van deynen, veel wilde verekens met den navel op den rugge, die van goede imaeck zijn ; de verekens van Spanjen zijn ’er oock feer vermeerdert, en worden daer heel groot : men heeft daer meer-katten met lange rteerten, en gebaert, van de groote van een menfeh, foo dat het men-fchen fchijnen j fchreeuwen als menfe wil fchietenj trecken de pijlen uyt het lijf, en werpen die naer de gene diefege-fchoten hebben j hebben handen met vijf vingeren : daer zijn noch andere wat kleynder die geen baerden hebben. Men vindt daer oock vollen als die van Cartilien, en andere dieren als cabriten van twee maenden, die foo kleynen muyltjen hebben dat fy niet meer als een miere können in-haelen, en doen geen quaet. Men heeft daer oock tygeren, leeuwen, en anderefoortenvanwreededieren. Vanfenij-nige dieren heeft men daer flangen dievier vademen lang zijn, de welcke beerten eten, en anders geen quaet doen ; cn divcrfche foorten van haegh-diflen. In de rivieren en in de lacken vindt men Lagarten, van de lengte van acht oft ' negen voeten, en doen geen quaet, gebraden en gegeten, zijn vet en fmakelijek. Men vindt daer Kameleons, foo groot als middelbare Legarten, aen de zijden dragen fy fes óFt feven jongen, en hebben den beek altijdt open te wind-waerts, en doen geenfehade. Hoewel men vele jaren van dat gevoelen is geweert, dat daer geen mijnen en waren van goudt oft filver, foo heeft men nu feer goede monfters daer van entdeckt, als mede van koper en yfer, en een mijne van leer perfede ametirten. De Riviere wordt by de Indianen in hare tale genaemt Paranaguazu, en gemeenlijeken Parana. Is naeft de riviere van Amazones wel de grootrte van de weerclt i heeft haer mond acn de Noord-zee, dertigh Spaenfche mijlen wijdt j binnen-waerts is fy tien Icguen breedt, met veel Eylanden in het midden, cn groote rivieren die daer in-komen van het coften en het werten tot de haven de los Reyes toe, welck is een groot lack dat fy noemen de los Xarais, weynigh min als drie hondert legucn van de mond van defe riviere. De eerfteplaetiè van defe Provincie in’t acn-komen, is Ar/ienca. |
de ftadt Nuertra Senora de Buenos Ayres, eerft gebouwt by ^uenoi Don Pedro de Mendoça in’t jaer ijjj, by een rivierken, Ajns, aen de Zuyd-fijde van de groote riviere, tegen over de eylanden van S. Gabriel, in de Provincie van de Wilden die fy noemen Morocores. Defe plaetfe door quade ordre verlaten fijnde, is weder met volck befet by Cabeca de Vacca, in den jare iy42.; doch is daernae weder verlaten, cn weder op nieuws gepopuleert ontrent het jaer i y8x. Van de haven van Buenos Ayres worden allerhande Spaenfche en Portu-gaelfche koopmanfehappen gevoert naer de rtadt van Potofi met karren en peerden, want het is een bequame wegh om met karren te varen. De voornaemrte ftadtjsNuertraSenoradel’Aflumcion, Ajfutnçlott, heeft aen de ooft-fijde Brafil, en tuflehen beyden de ftadt Ciudad Real, die de Indianen noemen Guaira, goleguen van de ftadt Aflumçion. Sy is gelegen aen de weft-fijde naer Peru, 380 leguen van de ftadt la Plata, en x8o leguenvan Santa Cruz de la Sierra. De Gouverneur w’oont hier met andere officiers van den Koning: in de jurifdidie zijn wel 400000 Indianen. Daer is groote overvloedt van vidualie, broodt, wijn, vleefch, vifch, en allerley vruchten van ’t landt en van Spanjen. De getempertheyt van ’t landt ontrent defe ftadt is luftigh, een heldere lucht, des winters kout, en des fomers heet, cn ’t is ’er meeft altijdts groen. De ftadt Ciu- Ciudad dad Real is gelegen neffens de riviere Parana, in een goet Real, quartier, en overvloedigh van vidualie j daer fijn wijn-gaer-den, en feer goet koper, en veel Indianen. Neffens de voor-genoemde fteden zijn daer noch Santa Santa Fé, Fé, gelegen naer’t zuyden van Aflumçion, in een vlacke landouwe, welcke paelt aen Tucuman en de ftadt Cordua, 1 zo leguen van Buenos Ayres : is gebouwt aen de kant van een riviere. De natiën van Wilden daer ontrent worden genaemt Calchinos, Mepenes cn Chiloacas. Van defe ftadt ftreckt een hoogc wegh naer Peru. De fchepen van den Grave van Cumberlandt in den jare mdlxxxvi kregen eenige gevangen op de riviere, en verftonden uyt haer dat op defe riviere vijf fteden waren ; fommige van feventigh fa-milien, en fommige van meer. Datdeeerfte, Buenos Av-res, was vijftigh leguen de riviere op, d’andcre 40 oft y o fe-guen van den anderen : dat ’er groote overvloedt is van koren , vee, wijn, en byfondere fruyten, maer geen filver ofte goudt i daer wordt flccht laken gemaeckt, dat fy in Brafil vermangelen tegen fuycker, rijs, en andere waren. Door de gelegentheyt van de riviere de la Plata, wordt daer groo-ten handel gedreven met die van Peru j welcke met veel fil-vers af-komen, om daer allerhande koopmanfehappen van Spanjen te halen j het is wel een van de naeftc en bequacm-fte wegen, om met die van Peru te handelen, door dien men door defen wegh kan trecken te lande naer de rijeke mijnen van Potofi. Die van Santa Fé naer Peru reyfen willen, ko- jvegennaer men van daer oock op Cordoua, welck leght op een drie- Reru tn fprongjfoo dat men van daer zijn wegh kan nemen naer Chi-li, Peru, en Paraguay, daer de ftadt Aflumçion aen gelegen is. Om naer Peru te reyfen, neemt men den wegh naer Sant JagodelEftero, 84 leguen boven Cordoua ; van daer naer fioftra Sefiora de Talavera 50 leguen, en noch x 5 leguen voorder naer las Juntas,om dat daer verfchcyde wegen in een komen j w'ant men rcyft oock van Sant Jago del Eftero door T nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een |
c
-ocr page 354-iz
■C3
2t
21
RIO DE Lj een anderen wegh, naer Sant Miguel, van waer men veeltijts by fomer-dagh den wegh neemt naer las Juntas, door dien men des winters den anderen qualijck kan gebruycken, van wegen het op-wateren der rivieren. Van las Juntas neemt-men zijn wegh naer Salta, een ander ftadt, ofte oock naer Juyu oft Ciudad de Sanc Salvador, iqleguen, de uyterfte ftadt van Tucuman, van las Juntas ontrent 30 leguen, en vanPotofi 100: van Juyu naer Potofigaet de wegh door de valleye van los Amoguacos, tulfchen het geberghte door, en van Salta door een anderen wegh genaemt la Quebradaj doch verfameleri weder dertigh legucn onder Potofi. Talen» L Provincie van Tucuman is gantfeh binnen ’s landts 1-X gelegen, gelijck die van Santa Cruz de Ia Sierra ; paelt aen d’een fijde met het Gouvernement van Chili, en daer door met de Zuyd- zee j aen de andere fijde met de Provinciën van Rio de la Plata, en foo met de Noord-zee -, aen de derde fijde met de Koningrijeken van Peru j en inlbnder-heyt naer het ooften met de Provinciën die fy noemen del Rio Bermeio, welck een machtige riviere is, en loopt in de riviere la Plata. Tucuman is een wel-getempert landt, en tamelijck vruchtbaer j doch daer en zijn tot noch toe geen mijnen van filver ofte goudt entdeckt. S. Jago del voornaemfte ftadt van defe Provincie wordt nu ge-£ßero» naemt Sant Jago del Eftero, en certijdts del Varco. De Gouverneur heeft zijn gewoonlijeke woonplaetfe alhier, gelijck oock de andere Officiers van de Koning, en de Bifl'chop, alfbo hier de Cathédrale kereke is van ’t Bifdom van Tucuman. De geftalte van de lucht in defe ftadt is heet, hoewel gefont,- de grondt fandigh enfultigh, waer door hier geen goede huyfen können gemaeckt worden, als oock door ge-breck van fteen j fy hebben een goede wetering, daer fy veel hoven en wijn-bergen mede wateren : men heeft daer begonnen wollen-draperyen aen te ftellen, om de wollen te orberen, met het maken van allerhande gekoleurde lakenen, men bereydt ’er oock leder, en goede corduanen ; dan daer zijn geen filver ofte goudt-mijnen. De ingeborene van ’tlandtgaengekleedt, en is feer fedighvolck, woonenby twee machtige rivieren, van wekker een neffens de voorfz. ftadt loopt, wekken fy noemen el Eftero. Dc tweede riviere wordt genaemt el Salado, door dien zijn water brack is j tufi fchen defe beyde rivieren wordt veel honigh en was gewonnen j oock waft daer kottoen en Caroben, die goedt voedt-fel geven, en ’t gantfche jaer duuren men heeft daer oock Cochenilla en Annil om de wolk mede te verwen. De burgers hebben feer veel vee, groot en kleyn ; daer is oock goede jacht van harten, en ander wildt : veel gevogelte, als per- van goede fyrope, en oock uytermaten goedt fuycker. In een dellinge niet verre van de ftadt, is menighte van kleyn wildt ; veel koeyen, wilde verekens ; menighte van perdrij-fen, paeuwen, fayfanten, papegayen, en ander gevogelte: daer zijn veel fchildt-padden en diergelijeke dieren j^oock eenige fchadelijeke, als beyren, en veel tygeren j oock flan-drijfen, ring-duyvcn, en andere diergelijeke ; oock eenige gen en andere fenijnige. Daer waft oock feer fchoone en verflindende dieren, als tygeren en leeuwen : en eyndelijck, groote Cannafiftola, Caroben in ovcrvloedt, Guiacan,en fiinder goede fout-pannen. Doch de principaelfte koop- andere medicinale vruchten. Door defe Provinciën is cerft fijnder goede fout-pannen. Doch de principaelfte koop- Sm Mt- N. S. de Talavera» manfchap, daer de Spanjaerden daer woonende hacr mede geneeren , is laken en kottoene lijn-waet. De tweede ftadc by de Spanjaerden in Tucuman gcbout, wordt genaemt San Miguel de Tucuman, is gelegen aen de voet van een groot enwoeftgeberghte, op een bequame gelegenheyt. De derde ftadt is Nueftra Sehora dc Talavera, |
PLATA, amp;c. en in de tale van het landt wordt fy eygentlijck genaemt Eftcco, is gelegen aen den oever van Rio Salado. De vierde ftadt by de Spanjaerden bewoont, wordt genaemt Cordua.j Cordoua. daer is een wel-getemperde luchte heeft haer winter en lomer op zijn tijde i daer zijn feer grootevlacke velden, en goede weyden, daer allerhande vee wonderlijck vermenich-vuldight : voor-by de eene fijde loopt een rivier daer goede vifeh in wordt gevangen j en anderhalf mijle van daer leght een geberghte mej veel bewoonde valleyen, daer eenige fil-ver-mijnen zijn : daer waft veel tarwe, Maiz, en andere grey-nen; wordt oock wjjn gewonnen j en daer is goede jaght, oock eenige bequame Ibut-pannen : defe ftadt heeft by de 300 inwoonders, die haer mceft geneeren met landt-bou-werye en kottoene-lijnwaten te weven ; foo dat dit wel de beft-bewoonde ftadt is van’t gantfche Gouvernement van Tucuman. ’t Volck is arbeydfaem, en dat hem foo niet droneken en drinekt als wel andere volckeren van Indien. HOewel de Provincie S'’. Cruz de Ia Sierra,genoemt nae Santa de ftadt van de Spanjaerden aldaer gebouwt, behoort Cruz de la onder Peru, füllen wy die niettemin hier bclchrijven, alfoo-fe in defe kaerte afgcbeelt is. De ftadt S“. Cruz leydt in een landouwe, die gebreck heeft van water, ( hoewel fy daerom niet en laet vruchtbaer te wefen van koren , wijn en Maiz, ) en is gebouwt aen de voet van’t geberghte, op een vlack veldt in den wegh van de Charcas,naer de ftadt Aflumçion : heeft een Gouverneur op hem felve, die daer geftelt wordt door den Vice-Roy van Peru. Daer wallen veel vruchten van die landen, gelijck Platanos, Guayabas, Pinnas en Gra-nadillas, Ambabayas, Luiumas, Tucumay, palm-boomen die vruchten geven, van wclckc feker meel wordr getrocken, dat goet voedtfel geeft. Van de vruchten van Caftilien heeft men daerdruyven, meloenen en veel vijgen; dan de boomen können daer foo lange niet duuren, en de granaden en queen willen niet wel walfen; noch oock’t koren. De in-geborene van ontrent S“. Cruz, hebben niet alleen veel kot-toens, maer oock koleuren waer mede fy die verwen, fwart, geel, roodt', en oock blaeuw j fy handelen onder den anderen in defe Provincie met gebreydt en geweven kottoen, gelijck men elders doet met geldt. TeSquot;. Cruz, en inde plaetfen daer ontrent, waft veel fuycker-riedt, maken daer entdeckt de onderhandelinge tuflchen de landen van Peru, en Rio de la Plata, in den jare 1^84, door een Spanjaert met namen Nuflo de Chaves, die’t Gouvernement, in rccom-penfevan fijnen dienft in’t vinden van delen vvegh, haddc bekomen, en naderhandt van een Cheriguanaes leer vcrra-delijck is doodt-gellagen. |
E Provinciën van de Strate Magellanes worden genaemt aile de landen welcke leggen voorby de riviere Rio de la Plata, aen de Noord-zee, tot aen de Strate; en in de Zuyd-zee van het uy terfte vanChili tot de voorfz. Strate : welcke landen ( hoe-wel men daer verfcheyde reyfen langs bey-de de zeen voor-by heeft gevaren, in ’t geflehte van de kuft, en oock eenigh volck daer op gefien, tot in de Strate Magellanes ) men tot noch toe niet heeft bevredight, ofte eenige woon-plaetfendaeringeleght, uyt-genomcn die by Diego Flores in de Strate felfs. Naem van Defe Strate is eerft gevonden van Fernando Magellanes, Jl^ageOa- ecn Portugeefch Ridder, welckedefelveoock zijn naem » nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft gegeven. Defe met zijn fchepen overwintert hebben de in de baye van San Julian, op de hooghte van 4^ graden 47 minuten, is van daer t’zeyl gegaen in Augufto, en voer naer de riviere Santa Cruz, alwaer hy vertoefde de maen-den September en Oótober, vangende groote quantitcyt van vifch. Voer van daer in ’t eynde van Oólober langs de kuft zuyd-waerts , hoewel met groote moeyte, door ’t quaet weder, en quam tot aen de Cabo de las Virgines, diehy foo noemde, om dat hy die entdeckte op S. Urfula dagh. diedeStraet Het fcheen hem eerft een groote kreecke te wefen, foo dat iavaertf hy goet vondt die te doen befoecken door twee fchepen ; waer vanheteeneweder-keerende, niet veel befcheydts en bracht -, maer het tweede groote apparentie dat hier een door-gang foude mogen wefen. Een mijle van de Strate waren fy aen landt, en vonden een hutte, daer in meer als twee hondert begravingen van Indianen waren, door dien fy in de fomer gewoon zijn te komen aen de kuft, en daer haer dooden te begraven ; en ’s winters houden fy haer landwaert in : vonden oock een doode walvifch, en veel gebeente van de felve ; waer uyt te oordeelen is, dat dit quartier veel ftor-men is onderworpen. Den x8 October vonden fy haer fes leguen beweften de Cabo S. Severin, op de hooghte van y 2, graden y y minuten,en om dat fy by nacht veel vyeren fagen, noemden fy dit landt Terra delFuogo. Pafleerden voort door de Strate yo leguen, hebbende aen beyde fljden feer fchoon landt; en was, nae haer feggen, infommigeplaet-fen een goteling-fchoot breedt, met fchoone baeyen : qua-men daer nae tuflehen hooge bergen met fneeuw bedeckt, cn befet met veelderley boomen : verfagen haer van water cn houdt, welck in het branden feer wel roock. Nae dat fy en daer door 2,0 dagen in de engte hadden gevaren, quamen fy den 16 komt^ November in de wijde zee; en ftclden haer kours naer het noorden, om de koude te ontgacn. Rey/èttdoor Haer nae wierdt in het jacr lyzy de tweede reyfe voor-■deStraet genomen by een Commandeur Garçia de Loyofa. Dcder-3c voyagie naer de Strate in het jaer 1754, by Simon de ^j^^^ova, fcheydende van G ornera den SOdober, arriveerde den 17 Januarii i y 3 y , in de Strate, en quam tot aen de twee eylanden, daer hy hem van gevogelte voor-fagh; dan door bedwang van zijn volck, keerde hy weder naer de haven de Leones, waer fy deerlijck omquamen. De vierde ’ reyfe in het jaer i y 39, by drie fchepen, uyt-gereedt by den Biftchop van Plazencia, die quamen den 2.0 Januarii 1340 aen de Strate, alwaer des Admiraels fchip verging, doch het volck wierdt geberght ; het ander arriverende te Arequipa ; het derde, nae dat het overwintert hadde in een haven binnen de Strate, die fy noemden de las Zorras, om dat fy daer veel voftchen vonden, keerde weder naer huys. Dit zijn de voyagien by de Spanjaerden gedaen door defe Strate. |
In het jacr 1578 isSirFrancis Draeck door de Straet van vande Magellanes gevaren. In de Strate felfs vonden fy een ordi- Engel/chs»i naire vloed en ebbe, het water daer door-gaens vijf vademen wallende. De vloed rijft uyt den Oceaen, gelegen naer 't 00-ften,en reyckt foo verre in de Strate, dat hy gemoet de vloed komende uyt de Zuyd-zee, by-nae in ’t midden van de Strate , daer fy haer om-kromt als een elboogh, ftreckende van daer weft-noord-weft, naer de Zuyd-zee ; het ooftelijeke gedeelte van defe elboogh, van de noorder-mondt van de Strate af, tot aen defe kromte, ftreckt zuyd-weft ten weften en zuyd-weft, tot de hooghte van y 3 graden en een half. In het jaer iy86 ging M'. Thomas Candifch t’feyl van Pleymouth naer de Strate met drie fchepen, en den feften Januarii 1 y 87 „voeren fy de Strate van Magellanes in. Den fevenden, wefende tuflehen de mont van de Strate en het eerfte nauw, kregen fy een Spanjaert gevangen, die daer was met noch 2 3 andere, alleen overgebleven van vier hondert, die daer gelaten waren driejaren te voren, en alle be-halven defe van honger geftorven. Den 24 Februari! quamen fy in de Zuyd-zee. Wat de lengte van de Strate belangt; Thomas Fuller, een van de fchippers van Candifch vlote, ftelt I o y mijlen ; welck met anderen accordeert. De Engel-fche hebben daer nae noch op verfcheyde reyfen de felve voyagie door defe Strate voor-genomen, doch met Hecht fucces, gelijck oock defe Candifch felfs, de tweede reyfe derwaerts doende , is achtcr-gebleven. En Sir Richard Howkins is daer door gevaren, lijnde van de Spanjaerden genomen in het jaer 1394. De Hollanders zijn eerft derwaert gevaren in ’t jaer 1398 en van dt met vijf fchepen, onder den Admirael JaquesMahu, en HoUandert, den 6 April 1398 gekomen acn de mondt van de Strate ; en den 3 September in de voor-nacht de Strate ten eyndc gc-feylt,komende met feer fchoon weder in de Zuyd-zee.Doch twee van de fchepen, door ftorm van de andere verfteken fijnde, vervielen eerft op ’t landt benoorden de Strate, en daer nae weder in de Strate ,• alwaer het eene weder te rugh quam, als in’tlange te lien is by hetJournaeldaervanin druck uyt-gegeven. In ’t felve jaer 1398 zijn vier andere fchepen, onder den Generael Olivier van Noord van Rotterdam, naer de felve Strate uyt het Goereefche gat den 13 September t’feyl gegaen, en quamen den vierden November 1399 in dc Strate ; en den leften Febr. 1600 in de Zuyd-zee, nevens de Cabo Defleado. Aen de noord-fljdc ontvalt hem’t landt feer om de noord, foo dat ’er geen kennelijcke kape is, maer daec leggen vier ofte vijf eylanden, vier oft vijf mijlen van ’t lanr, omtrent acht mijlen noord-noord-weft van dc Cape Deflea-do ; en is de Strate hier wel feven mijlen wijt. In het jaer id 14 is de Generael Spilbergen uytTexel gefcheyden den 8 Augufti, en den 2 Marti! idxy aen de Strate gekomen met groot perijckel : want dickwils hem d’inkomft belet wierdt door vele ftormen, quaet weder, cn contrarie winden, doch zijn den 3 April de eerfte engte ge-palTeert, en den id in dc Cordes baye gekomen, daerfy haer van water, hout cn anders verfagen ; en zijn foo met groote moeyte in deZuyd-zee gekomen den dMay Idiy voorfz. welck wel een van de fpoedighfte reyfen is geweeft die ooit door de Strate zijn voor-genomen ; foo dat’cr veel aen gelegen is, dat men op het rechte faylben daer komt ; welck by velen word geacht te wefen in Januario en Februa-rio, alfoo het dan daer fomer is. |
Âmericit.
S T R A-
ego,cum celeberrimis
-(|ua
p nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ét I,Le Maire detectis novinii^/^^
ano
SltxaheAt eylanit i^ointrbay^
« l-
a., S.'Bar^ihiM /Krwfckj, ’tkleyttcTàt^uittS cyÏan^
t - S.Xsrofme^, Crottziialt 'tjroet Xu^uit^ tytanXt
t. Jh^ltcove '■quot;■■',
i. ~£olus !
e , 3d^iitebAy !
J' • V)illetnibay :
. 'R-ùblerfibay:
h . C-Je
i . Gr. llenJr. XreJricksbAV tt- » Onheyuame bay
î • O^eîucktyt bay
IX.S. y^^ùtiive tStraet
Vquot;. £,en booybe beryb 3'an ■ivairmett Je y or Jef ybe -broken, un Jen can.Jtén
Hamcpelte ^-ylanÂeti
I. Je JJieae Ramres
fçV \
lt;3
€ t e €
i.uni,_pro ratione Jùnanitionùs^aralleiorum,jgt;etfij^otum.^radus Ituituiinù in: hete tabula, cr^eänt, ideojy eti’am milh'aria : .Adilliaria G-ermaniea pro Jinjuhs praJibua latitudiiiis hic a^pomre epsne. nre-tium. putaytmits .
It
Oftttiec“
STRATE LE MAIRE.
Lfoo by O^roy der Staten Generael van de vereenighde Nederlanden, acn allen in-gefetenen der voorfz. Nederlanden verboden is te varen om deCaep Buona Efperança ooft-waert, en door deStraet Magellanes weft-waert naer de Indien, en andere daer gelegene landen ; hebben eeni-ge koop-luyden, op het aen-raden van Ilaac Ie Maire, be-
floten, bezuyden de voorfz. Srraet een door-gang te focc-ken in de Zuyd-zee , en daer toe uyt-geruft twee fchepen, met welcke Willem Cornelifz. Schouten als opper-fchip-per, en Jacob le Maire als opper-koopman, uyt Texel t’feyl gegaen zijn den i4junii, i6iy.
Den 13 Januarii 1616 feylden fy uyt Porto Defire, alwaer het eene fchip by ongeluck verbrant was, en lagen den 18 Seboldts eylanden. Den zo bevonden fy haer op y 3 graden, en giften zo mijlen van landt bezuyden de Strate van Magellanes. Den z3 dito voeren fy met een noordelijeken wint in bleeck water zuyden ten weften aen : en ontrent drie uren nae de middagh fagen fy landt in ’t weften en zuyd-wcften, en openbaerde hem oock korts daer nae in ’t zuyden : fy hadden ’s avonts een noordelijeken wint, en gingen ooft-zuyd-ooft aen, om boven ’t landt te blijven. Den Z4 ’s morgens vroegh werden ly het landt aen ftier-boort gewaer, en lagh niet meer als een groote mijl van haer j hadden gront op veertigh vadem, en een weftelijeke wint ; ’t lant ftreck-te hier ooft ten zuyden met feer hoogh geberghte , dat al wit met fneeuw bedeckt lagh j feylden al by ’t landt langs, en ontrent de middagh quamen fy ten eynde, en fagen een ander landt daer beooften, dat oock feer hoogh en hackc-ligh aen te fien was. Defc landen lagen.nae haer gifting,on-trent acht mijlen van den anderen ; en fcheen tulTchen bey-de door een goede palfagie te wefen, en fy vermoedden het te vafter, om dat fy merekten dat daer een harde ftroom om de zuyd tuflehen beyden in liep 5 hadden toen de hooghte van 34 graden en 4(5minuten: nae de middagh kregen fy een noordelijeke wint,en liepen naer de openinge toes maer het wiert tegen den avont ftil, en fy dreven dien nacht met harde ftroom en weynigh wints. Sagen daer ontelbare me-nighte van Pinguins, en oock lbo veel walviflehen dat fy die nauwlijeks konden mijden. Den zy waren fy dicht by het ooftelijekfte landt, dat was feer hoogh en hackcligh , en ftreckt op de noord-fijde ooft-zuyd-ooft heen, foo verre fy hen konden ; gaven ’t den naem van Staten eylandt : maer het landt daer beweften noemden fy Mauritius de Naftbuw. Sy vermoedden dat men aen beyde lijden goede reeden en fandt-bayen foude vinden, want ’t was aen beyde lijden met fchoone fandt-ftranden en fraeye op-gaende fandt-gronden. Vifch, Pinguins en zee-robben zijn daer genoegh te bekomen , oock gevogelte en water ; dan boomen en konden fy niet lien. Hadden een noordelijeke wint in ’t gat j gingen zuyd-zuyd-weft aen, tot des middaeghs op de hooghte van 5 y graden en 3(5 minuten, fetten toen haer kours zuyd-weft aen : fagen het landt bezuyden het gat van het weftelijeke eyndvan het landt Mauritius af-ftrecken weft-zuyd-weft en zuyd-weft, foo verre fy beoogen konden : ’s avondts,de wint zuyd-wcft loopende, liepen fy zuyd-waert over met holle dyningen uyt den zuyd-weften en feer blaeu water 5 waer uyt fy oordeelden, dat fy groot en diep water te loef-waert hadden ; hier vonden fy zee-meeuwen, grooter als fwanen, die door de ongewoonte van menfehen te lien, op ’t fchip quamen litten, en lieten haer van het volck doodt-llaen. Den z6 hadden fy de hooghte van y 7 graden, en een ftorm
uyt den wellen en zuyd-wcftcn liet het zuyd-waert over ftaen, fagen in ’t noor(d weft noch hoogh landt, en wenden ’s nachts noord-weft-waert over. Den z^ nae de vroegh-koft, fagen fy voor uyt twee eylanden, waren dorre grauwe klippen, met noch eenige kleync die daer om lagen, noem-denfe de eylanden van Barnevelt ; en fagen tegen den avont Wederom landt in het noord-weft, en noord-noord-weft van haer, dat was ’t landt bezuyden de Strate van Magella-ncs, en ftreckt zuyd-waert henen ; al hoogh geberghte met fneeuw bedeckt, eyndende met een fcherpen hoeck, diefe noemden de Cape Hoorn, op de hooghte van y7 graden 48 minuten. Kregen des avonts een noordelijeken wint, en hadden holle dyningen uyt den weften, deden haer kours al weftelijck aen, en bevonden dat daer ftereke ftroom om de weft ging. Den 31 hadden fy de wint uyt de noovdclijc-ker handt, en gingen weft aen, hadden ’s middaeghs de hooghte van y 8 graden, nae de middagh liep de wint weft: en weft-zuyd-weft, waren de Cape Hoorn toen gcpalfeert, en konden geen landt meer lien, maer hadden holle dyningen uyt den weften, en feer blaeu water ; welck haer verfe-kerde nu in de Zuyd-zee te wefen. Voeren foodiverfche kourlTen fonder meer lands te lien,en quamen op de hooghte van 39 graden, tot dat fy den twaelfden Februarii haer bevonden de Strate ooft van haer te hebben. Hebben defe nieuwe gevonden door-vaert in de Zuyd-zee, nae haer op-per-koopman, de Strate le Maire genaemt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Naem.
De Koning van Spanjen, naderhandt van defe nieuwe Strate gehoort hebbende, heeft inhet jaer 1618 twee kar-veclen doen afveerdigen, om defe Strate nader te onderfoec- de Spaen-ken : defe zijn den zy September t’feyl gegaen van Lisbona, fifxn, onder’t beleydt van Bartolome Garçia de Nodal; en nae dat fy door de felve Strate waren geweeft tot in de Zuyd-zec, zijnfc wedcrgekccrt te S. Lucar den negenden Julii, 1619.
In het jaer 16Z3 is de Nalfaufche vlote, onder den Ad- e» van dt mi racl Jaques L’Hermite, oock door defe Strate gevaren. Najfonfihe De mondt van de Straet is feer kennelijck, door dien het landt acn de ooft-lijde, Statcn-landt genaemt, h'oogh, heu-veligh en hackcligh is; en op hetweft-landt, Mauritius-landt genaemt, vertoonen haer cttelijcke hooge heuvelen dicht acn ftrandt gelegen.
T E R R A del F V O G O.
Erra del Fuogo is meeft berghachtigh, dan heeft over al luftige valleyen en fchoone beemden, die be-vloeydt worden met vele afwateringen uyt het ge
berghte Ipruytende, verciert met fchoone kruyden : heeft tuflehen lt;Je eylanden vcrfcheyden fchoone reeden,daer men een vloote fchepen met fekerheyt foude können bergen, met ovetvloedt van verfch water, hout en fteen tot ballaft. ’t Geberghte, dat uyt der zee fchijnt dor en bar te wefen, is heel met geboomte befet, al te famen naer ’t ooften overhellende, om de geweldige weftelijeke winden die in defe contreyen ordinaris waeycn. De aerde van ’t geberghte, daer in defe boomen walTen, is veen-achtigh, bol, en niet over twee ofte drie voeten diep, onder is ’t fteen. De lucht is feer windigh en veel tempeeften onderworpen, en dat om de groote exhalation die uyt de wateren rijlen , en met gewelt van de weft om de ooft gedreven worden. De inwoonders van Terra del Fuogo zijn van naturen blanck, als die van Europa, gelijck bleeck uyt een jongh kindt ’t welck fy fagen , dan fy beftrijeken haer lichaem met roodfel, en fchil-deren haer op menigerhande wijfe : eenige zijn roodt van aenflcht, van beenen, armen, handen ofte andere leden ; de tefte van ’t lichaem wit, plackerigh, befchildert ofte be-ftreken ; daer zijn ’er oock eenige die halfroodt, en halfwit zijn ; foo dat yder op een byfondere wijfe geverwt is.
HILI ftreckt fich van de uyterfte frontieren van hec Koningrijck Peru, toe aen de Strate Magellanes. Het land is meeft vlack, fonder merc-kelijcke hooghte, uytgeno-men daer het gebergte van Peru af-komende, welckfy noemen la Serrania , door paflèert : de lucht is vi^at ver-Icheyden, nae de verfchey-den hooghten vandePolus
Antardicus ; en alfoo ’t gelegen is bynae op de felve hooghte van de Zuyd-pool, gelijck Spanjen van de Noord-pool, foo heeft het fijn fomer als ’t winter is, en in tegendeel fijn winter als het fomer is in Spanjen. Uyt welcke oorfake het felve veel naerder over-een-komt met de conditiën van de landen en volckeren van Europa, alseenigevan Indien: zijnde een landt dat van fich felven vruchtbaer en frifch is, en daer alle vruchten gelijck in Spanjen wel voort-komen i geeft koorn en wijn in overvloet, en heeft oock veel fchoo-ne weyden en vee. Het leyt in een gefont en wel getempert climaet, tuflehen heet en kout, doch is de warmte grooter als de koude' j 't en blixemt ofte dondert daer niet veel. In eenige valleyen valt op fekeren tijdt foo machtigen dauw, dat de felve ftijft en vergadert wordt als fuycker, en wordt fecr gefont gehouden, gelijck het Manna. De vochtigheyt van dit geweft is fulcks, dat ’et gras ’t gantfche jaer deur groen blijft, en de boomen diein’t gebergte ftacn, behouden haer bladeren : de weyden, jaght, en viflcherye in zee en rivieren zijn gemeyn, door toelatinge vin den Koning van Spanjen.
Beneffens de terwe, gerfte, enMaiz, waft in dit Rijck noch een ander graen, welck fy in haer tale noemen Teca, is het allervroeghfte dat by de Indianen gezacy t wordt. H et kruyt en is de gerfte niet ongelijck, waft een halve Vara ofte Spacnfche elle hoogh, bynae als de haver, fijn koorn is gelijck de rogge, doch wat minder ; fy fnijden en vergaderen het eer ’t droogh is, en laten ’t in de fchoven droogen by de fonne, en nae dat fy ’t gedorfcht hebben, braden het in heet zant, en breken het in korten tijdt op een vierkanten platten fteen, met een fteenen rolle, van de lengte en dickte van een mans arm ; en voeren ’t meel met haer als fy ergens reyfen: een muddeken van dit meel is bequaem om een man acht dagen te voeden, het dient haer voor koft met weynigh waters getempert, en voor drank met veel waters vermengt.
Men vindt hier noch een ander byfondere vrucht, waf-fende aen wilde boomen, welck doorgaens by de inwoonde-ren wordt gegeten, en noemen ’t in haer tale Vnni, van maeckfel en koleur bynae als de graynen van de Granaden, van fmaeck tuflehen ’t foet en fuur, daer wordt wijn van ge-perft, die wel de befte is naeft die van de druyven; is fecr aen-genaem , klaer en fubtijl, en verweckt den appetijt. Men macckt daer azijn af,beter van reuck en fmaeck als den wijnazijn. ’t Voornaemfte dat Chili foo vermaert maeckt, zijn de rijeke mijnen, daer foo veel gouts is uytgehaclt. ’t Volck van dit landt is wit, dan hebben de voor-hoofden fecr hay-righ , hebben haer veel verbetert federt de komfte van de Spanjaerden, en gingen eerft meeft naeckt ; nu hebben fy veel vees, daer fy ’t vleefch van eten, en de wolle gebruycken tot kleedinge, ’t Landt is in vele deelen nauwlijcks bewoont door de continuele oorlogen van die van Arauco, cn haer geconfedereerde, tegen de Spanjaerden j want daer is geen gedeelte van Indien, dat Spanjen. meer volcks gékoft heeft, als Chili, en daer fy noch onfekerder woonen.
Aen ’t begin van Chili, komende uyt Peru, is gelegen de valleye Copiapo, welck is te feggen in Indiaenfche tale, Acker van Turquoyfen, door dien in de felve valleye een bergh leght, dacr ’er vele in worden gevonden, die feer goedt zijn, hoewel fy door de grootc menightc weynigh geacht worden. Defe valleye is w'el de vruchtbaerfte van ’t gantfche land van Chili. Daer loopt een rivierken van ’t hooge gebergte door defe valleye in de Zuyd-zee, in een fraeye baye, welck dient America.
îjkIx»
Vrnclit-taerhejt.
T^aUeye», Coptapo,
voor een haven. De valleye van Guafco heeft insgelijcks Guafie» een baye en haven, daer een kleyn rivierken in zee loopt, met welcke de inwoondershaer zaey-landenwateren, foo dat de valleye Guafco bynae foo vruchtbaer is als de voor-gaende. In defe valleye en andere vindt men menighte van perdrijfen en wilde fehapen van den lande, en feker afeh-graeuwe eeck-hoorentjens die feer fchoone vellekens hebben. Ten tijde dat de Provinciën van Chili eerft wierden entdeckt by de Spanjaerden, onder’t beleyt van Valdivia, was in defe valleye van Guafco een woonplaetfe geleght van Spanjaerden, w'elcke fy noemen S. Iago de la neuvaEftre-madura, op een plaetfe by de inwoonderen genaemt Ma-pocho, 14 leguen van de Zuyd-zec, daer een bequame haven is, hoewel kleyn ; fy bouwden daer oock een fortrelTe tot haer befchermingc tegens de Wilden j dan wiert daer na weder verlaten. Naeft de valleye Guafco, volgt de valleye ChiH. Chili, de voornaemfte van ’t gantfche geweft j foo dat hcc geheele landt fijn naem dacr van heeft gekregen^ hier waren in voortijden de goudt-rijeke mijnen die fy noemden de Quillotai uyt de welcke Valdivia in fijnen tijdt foo grooten rijekdom heeft getrocken.
De eerfte ftadt van Chili, ofte de naeft-gelegcnfte van Steikft. Peru, wordt by de Spanjaerden genoemt la Serena, was ge- La Serena, bouwt van Valdivia, Gouverneur van Chili, in ’t jaer 1544, niet verre van de Zuyd-zce, in de valleye Coquimbo ; waer door defe ftadt oock by wijlen Coquimbo wordt genoemt : leght éo leguen van S. Iago, heeft een feer bequame haven, een groote baye, waer de fchepen ontladen worden twee leguen van de ftadt ; een kleyne riviere watert de vlacke landen, foo dat daer veel fchoone zaey-landen zijn, en alle foorten van vruchten en kruyden ovetvloedigh voort-komen j men heeft daer goede viflcherye, vlcefch,broodt,wijn, en ander nootdruft tot onderhoud van ’s menfehen leven.
Het regent daer niet meer dan twee ofte driemacls’s jaers. In ’t gebiedt van defe ftadt wordt veel gouts vergadert i en feven leguen van de ftadt is een berg, daer de Spanjaerden ordinaerlijck veel gouts uyt halen.
S. Iago is de principaelfte ftadt van ’t gantfche landt, daer 5. de Gouverneur hem ordinaris houd : daer is een Cathédrale kercke, eenige kloofters van Munnicken van S. Dominicus en S. Francifeus ordre j en wel 800 huyfen : leght in een geweft daer grooten overvloedt is van tarwe, wijn,en andere lijf-tocht ; men heeft daer ontrent feer rijeke gout-mijncn j en in haer jurisdiftic woonen wel tachtentigh duyfent Indianen, die verdeelt zijn in 2,6 Repartiementos, gelijck de Spanjaerden die noemen. Ontrent defe ftadt zijn feer veel paerden, foo dat ’er vele in ’t wilt loopen.
Defe ftadt wordt gedient van de haven Valparayfo,aen de mondt van de riviere Topocalma, welcke voorby de ftadt S. Iago loopt. In defe haven worden de goederen, komende van Lima, ontladen j en ’t gout dat hier ontrent valt, wederom gefcheept. Sir Francis Draeck, komende in defe haven, verrafte éenfehip, in’t welcke hy vondt 2, y000 Pezosfijn gout van Valdivia, en veel wijn van Chili : was mede aen landt, en vondt daer een kapelleken, met 9 ofte i o huyfen, welk fijn volck beroofden en verbrandden. Veertien leguen van defe plaetfe loopt een riviere, welchen de Chilefen noemen Cachapool. Aen defe valleye paelt mede de Provincie van de Parmacanes, van welcke men komt acn de tiviere Maule, en aende dorpenGueleccnTata, en foo voorts te Quilacura.
De ftadt la Concepcion is gelegen aen de ftrandt van de La Cen-Zuyd-zee, met eenbequamebaycen haven j haer limiten beginnen aen de riviere Maule, en ftrecken tot de riviere Ytaten, welckefy noemen Ytataya. La Concepcion leght 70 leguen van S. Iago, naer het zuyden. De Gouverneurs hebben daer haer gewoonlijcke refidentie, federt dat de Audiëntie is afgefchaft, de welcke daer gecontinucert hadde van’t jaer lyóy tot 1574. In de ftadt zijn eenige kloofters van Monicken van S. Dominicus en S. Francifeus ordre.
In de limiten van defe ftadt zijn veel gout-mijncn, daer eertijdts grooten rijekdom is uytgehaelt, nu is ’t een arme ftadt i en door dien fy wel viermael van de Chilefen verraft
X nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en
-ocr page 360-^endoçA
Chucuito
S luan
O fi I ENS
l-ÓWC.
Talco^uana
2 . I. Q^riqtiiriA
3 'R. 'BioUo
4 - ■ -R-. Elaitilalieii
Eli b b
M iM'iiL. GallicA commniuA Éo\ 70,
antc^e 4^1
SOf
20,
GermMiica. commM-niA
^O.
50\ So
Val de' CliiÏc Val de
Promaucaes
Mt- ^er
£ SuilidOVA
6l Par
b3 ï«
5
■'ViUa'llica
Mariquina
Val
ä
“ dc Ancud ;
AM 5TELODAMI
Ginl|clmus Bi exçudit.
C H I
en af-gebrandt is, beeft fy nu maer ontrent 200 huyfen j en alfoo fy niet wijdt is gelegen van de pleynen van Arauco, lt;laer de ftrijdbaerfte Indianen van dit gantfehe lant woonen, is fy omcingelt met een ftercke muur, en heeft dicht by een fterek Fort, daer doorgaens joo SpanjaerdeA inguarnifoen leggen. Vier leguen van defe ftadt leggen de mijnen die fy noemen de Quilacoya, daer de Gouverneur Valdivia, niet lange voor fijn doot, feergrooten rijekdom uyt haelde.
Tulfchen de voorfz ftadt de la Concepcion, en de ftadt j^rauco. Imperial, leggen de volck-rijcke Provinciën van Arauco, Puren, van welcke de ingeboorne feer ftrijdbaer zijn, en hebben de Spanjaerden dapper weder-ftaen, en ft rijden noch dagelijeks om hare vryhcyt.
La Mocht».. Tot de valleye van Arauco gehoort het eylandc Ia Mocha, noch bewoont by ’t felve volck, die van ’t vafte land voor de Spanjaerden gevlucht zijn, en onderhouden hacr hierin harevryheyt. Lcght van de riviere Lebo fes lcguen,vijfvan bet vafte landt ; en van den hoeck van de ftadt Imperial fes leguen. Het is een groot eylandt, hebbende in ’t midden een hoogh gebergte, met een keep in ’t midden doorgaen-de, daer een verfch rivierken komt af-loopen. Van de voet / van dit gebergte, tot aen de zee-kant, is ’t voorts vlack effen landt, en een vruchtbare bodem voor alle foorten van ge-zaey, en feer bequaem tot weyden voor ’t vee.
Eylande» De eylanden van luan Fernandes zijn twee in’tgetal, •van /uan beyde heel hoogh landt, doch het weftelijckfte is ’t kleyn-Ffrnatuies. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jqj. gj^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet dan kale bergen en klippen j
het ooftelijekfte is’tgrootfte, oock feer bergigh, dan vol fchoon geboomte, en vruchtbaer in ’t aenfehouwen ; daer is op ’t landt menighte van boeken en verckens,en aen de kuft in zee onuytfprekelijcke menighte van vifch ; foo dat de Spanjaerden van ’t vafte landt daer fomtijts komen viffehen, en in korten tijdt haer bareken vol vangen , die fy naer Peru . voeren. De Spanjaerden noemen ’t ooftelijekfte Ifla de Tierra, en ’t weftelijckfte Ifla de Fuera.
De los Con- De ftadt de los Confines,eerftmael foo genoemt door den fines. Gouverneur Villagran, en daer naedoor Garcia de Men-doça vernoemt Villa neuva de los Infantes j is gelegen binnen ’s landts, ontrent 18 leguen van de zee. Men vint daer groote menighte van Cypres-boomen, daer men wel-ricc-kend hout van kort.
Jmperial. • De ftadt Imperial is gelegen naer ’t weft zuyd-weften van de voorfz ftadt de los Confines, ofte Infantes, vier leguen van de zee, nevens een riviere die fy noemen Cauten, de welcke van ’t fneeuw-gebergte, naer ’t ooften gelegen, komt af-loopen, voorby de zuyd-zijde van defe ftadt : daer komt noch een ander rivierken nevens de weft-zijde van de ftadt, foo datfe op een punt tuffehen defe rivieren leyt,welck hoog is, en moeyelijck om op te komen ; aen de ooft-zijde van de Cordillera van ’t gebergte dat langs de kuft henen loopt. Defe ftadt is dehooft-ftadt van het tweede Bifdom, in het
L ï.
Koningrijck Chili. Daer is feer goede grondt voor koorn, dan niet voor wijnen, door dien de druyven daer niet willen rijpen. Daer zijn goede weyden voor de koeyen, evenwel en wordt daer geen kaes gemaeckt, alfoo de melck niet feer goedt is.
Van de ftadt Imperial tot Villa Rica rekent men 60 Ie-guen. Villa Rica is gelegen op een vruchtbaren bodem van witte aerde, van de welcke goede hard-fteen en bricken worden gebacken s heeft weynigh vlack land welck vruchtbaer is, de refte zijn meeft bergen, daer weynigh vruchten Waffen. Hier zijn fekere Pijn-boomen, by de Spanjaerden genaemt Pinnonesde Libano -, ’t zout wordt daer gebracht van d’andere zijde van de fnecu-bergen.
De vermaerde ftadt Valdivia leght bynae in’t midden, tufl'chen ’t beginfel van de landen van Chili en de Strate van Magellanes, in een Provincie, welck fy noemen Guadalan-quen, twee leguen ofte daer omtrent van de Zuyd-zee, met een goede haven, welck haer openinge heeft naer ’t noorden: de fchepen komen daer in, en varen den grootften arm van de riviere op tot voor de ftadt van Valdivia, die gc-bouwt is aen den klcynften arm van de riviere,op een vlackc hooghte.ïn dit quartier zijn uytermaten rijeke gout-mijnen, foo dat een Indiaen daeghs konde opbrengen 25 oock 50 Pezos fijn gout ; dit gout van Valdivia wordt boven alle ander in fijnte verheven. Daer is veel effen en vlacke grondt, daer tarwe en gerftc wordt gezaeyt, en geeft op ’t allermin-fte twintigh voor een, en veeltijdts dertigh en veertighj daer Waffen velerhande goede vruchten ; dan de druyven en willen daer niet rijpen.
De ftadt Olorno is gelegen do leguen van la Concepcion naer ’t zuyden en de Strate van Magellanes, 7 leguen van de Zuyd-zee, in een kout geweft, welck heeft van allerhande lijf-tocht gebreck : dan daer wordt feer veel gouts gevonden , en in haer limiten woonen wel 200000 Indianen, die onder de Spanjaerden zijn verdeelt tot haren dienft. De ftadt Caftro, in Indiaens Chilue, is de laetfte van de fteden Calho. en woon-plaetfen by de Spanjaerden in dit geweft gebouwt en bew’oont, leyt op een der eylanden, in ’t lack Ancudofte Chilue ; in haer limiten woonen twaelfduyfent Indianen onder de Spanjaerden gereparteert : het is een berghachtige befloten landouwe, vruchtbaer van Maiz en Terwe,en daec zijn mijnen van gout in ftof tot by het ftrandtj een ding welck zelden gefien is. Defe plaetfe is by de Hollanders ingenomen onder ’t beleyt van Theunis Theunifz. alias Swartc Thcun,met weynigh volcks. Beneffens de fteden van Chili, zijn’er noch twee die tot het gouvernement van Chili bc-hooren, hoewclfe gelegen zijn aen de ooft-zijde, en over de Cordillera van de Andes, in een Provincie Chucuito, een kout en onvruchtbaer landt : te weten, Mendoça en S. luan de Ia Frontera, beyde gebouwt by Don Garcia de Mendoça.
Oor Peru verflaen wy niet het Peruviacnlche America, wacr onder oock begrepen is Brafil, Chili, Nieu Granada, amp;c. maer alleen dat deel daer van, welck naer ’t zuyden ftreckt, beginnende van het Rijck van Quito, tot aen Chili, zijnde 600 leguen lang,en breet.tot het gene de Andes beflaen, yo leguen. Dit worde cygentlijck-Peru
Tenu.
genoemt, en heeft eenige vreemde eygenfehappen buyten de andere landen van Indien. Want voor eerlt waeyt daer fchappen. gene windt op Je gantfche kuft, en niet die welck gc-
meenlijck onder de Torrida Zona, maer, ter contrarie, de
2uyde en zuydt-wefte windt. Ten tweeden : defe wint word aldaer lieflijck, en gefondt bevonden j foo dat hem alleen mach toegefchreven worden dat de kuft bewoont wordt. Ten derden : regent, noch dondert,noch hagelt ofte fneeut het nimmermeer op defe kuft, daer ’t nochtans niet verre van de felve regent, fneeut, en fchrickelijck dondert. Ten vierden : dat daer twee regelen bergen zijn op gelijeke pools hooghte : op welcker een menighte van boomen is, en het den meeften tijdt regent, en wonder heet is : de tweede ter contrarien gantfeh kael, feer koudt. hebbende het jacr verdeelt in fomer en winter, regen en fchoon weder. Peru dan is verdeelt gelijek in drie lange fmalle riemen, als de vlacke landen, bergen, en de Andes ; de vlacke landen leggen langs de zee-kuft : de bergen zijn altemael heuvelen, met eenige valleyen : de Andes, feer groote en hooge bergen. De pley-nen ( los Llanos )■ hebben omtrent i o leguen in de breedte, de bergen (welck fy noemen las Sierras, en la Sierrani ) 20, cn de Andes (Sierra Nevada) oock 20, op fommige plaetfen meer, en op fommige min.
’t Gantfche landt van Peru wordt gegouverneert by een Vice-Roy, die de Koning van Spanjen derwaerts fendt ; tot wiens Gouvernement mede gehoort ’t Koninekrijek van Chili, en naer’tweften de Eylanden van Salomon , naer ’t ooften de landen van Rio de la Plata. Het wordt verdeelt in drie deelen, nae drie Konineklijeke audientien daer te lande opgerecht; te weten, Quito, Los Reyes ofte Lima,en los Charcas, die men oock noemt de la Plata.
Veeün^e.
quot;Deeling in tien.
De audiëntie van Qiiito heeft in de lengte 80 leguen, en 2y ofte 30 in de breedte ,• begrijpt onder ftch Po-payan, los Quixos, la Canela, luan de Salinas, Paco-mdros en Yguarfongo : Popayan hebben wy hier voren be-fchreven. In Qmito vindt men feer venijnige kruyden, met welcke de ingefetenc malkanderen lichtclijck, cn om feer kleyne oorfaeck,om het leven brengen. In de Cordillera van ’t geberghte naer het weften wordt veel goudts uytgcgraven, dan is cygentlijck onder Popayan begrepen, infgelijeksin de riviere de S. Barbara, plecgh feer veel goudts vcrfamelt te worden, ’t welck nu voor een tijdt heeft opgehouden, nae dat by den Koning verboden is, de Indianen daer toe te ge-bruycken. Door de groote vochtigheydt van de grondt wordt in vele deelen van defe provincie veel falpeter gevonden,wacr van fy feer goedt bus-poeder maecken. Op ’t heet-fte waft een fekere vrucht, welck fy noemen Guaba, twee palmen langh, met een graeuwe fchorfle, binnen vol wit mergh, en eenige harde keernen, is feer foet cn verkoelende. Men heeft daer oock veel Platanos,en Guayabos,welck een vrucht voort-brengt gelijck appelen, dan heeft veel keernen, d’een roodt en d’ander wit, is mede gefondt, en fmaeckelijek. De vruchten van Spanjen,als perfen,oranjcn, cidren, vijgen, granaten , quee-appelcn en peeren, waflen daer wonder wel, dan de vruchten houden haer niet lang, verrotten haeft en licht. De wijngaetden waften in eenige geweftenwelj in andere qualijck. Daer wordt veel tarwe, gerfte en Maiz gefaeydt. Men heeft daer feer veel vee, als fticren, often, koeyen, peerden en fchapen, door de bequa-Amensa.
Vrucht-baerhejidt.
Teeßen,
me weyden die altijdt met groen gras ftacn. De fchapeft brengen twcc-maels lammeren voort in 14 maenden. Daer zijn foo veel toitel-duy ven en andere vogelen, dat fy fchade doen aen’tgefacy. Men heeftdaer oock allerhande aert-vru ehren en moes-kruyden van Spanjen: weynigh rivier-vifch,foo dat fy haer meeft voorfien van zee-vifch, aen ftrant gefouten. De ingeboorne van den lande leven verfcheyden innemde-in befondcre gebuurten, en verlaten niet licht de plaetfe van haer geboorte, ten fy genootfaeckt door het quaedt tracement van haer Caziquen : zijn ftacy van ftatuure, kloeck vanverftant, tamelijck fterek van lichaem, en leven lang i doch zijn feer leugenachtigh, nieuws-gierigh,veranderlijck, ongeftadigh van finnen , genegen tot dronekenfehap, cn können haer qualijck tot fedigheydt en goede politie begeven : die omtrent de ftadt Sant Francifco del Quito woo-nen, zijn nu wat beter gemaniert. Haer ordinaire kleedin-ge is een hemt-rock fonder mouwen, onder en boven even wijdt, foo dat fy met de armen en beenen naeckt gaen ; dragen lang hayr, met een fnoer opgebonden, op dat het haer niet in de wegh en hange. Haer meefte hanteeringe is cot-toen te koopen, te bereyden, mantels daer van te maken: de wollen te havenen, fpinnen, lakenen en andere ftoftèn daer van te weven; welck ly van de Spanjaerden hebben geleert ; aen wien fy oock tribuyt betalen volgens fekeren tacx by de Koning felfs daer op-geftelt. In Quito zijn de fteden cn vlecken, Sant Francifco del Qiiito, Rhiobamba, Cuença gt;nbsp;Loxa, Zamora, Iaën, Sant Miguel de Piura, Sant lago de Guayaquil, Puerto Veio.
De hooft-ftadc S‘. Francifco del Quito is gcleydt aen de plaets van fekere Koninglijeke palleyfen, die de Ingas eer-tijdts hadden laten bouwen, wclcke de Indianen van oudts noemden Quito. De limiten van defe ftadt ftrecken naer ’t noorden tot Carlufama in Popayan i naer ’t zuyden tot 1F quizambi, naer de fronticren van Cuença; naer ’t ooften tot Baeza in de Quixos; naer ’t weften tot Puerto Vejo: ’t landt fchijnt bar, doch is in der daet vruchtbaer, luftig, en gelijckc Spanjen, van wegen ’t gras en fayfoen ; men heeft daer veel heete valleyen, daer wijngaerden, groote oranjen, limoenen, en andere fruyt-boomen waflen ; en een fpecerije welck fy noemen Canela, die fy van ’t geberghte naer ’t ooften halcni fy hebben menigte cottoen, met welck fy oock haer tribuyt betalen. Beneffens het Maiz, heeft men hier noch twee fon-derlinge vruchten dienftigh tot onder-houd van ’smqn-fchen leven: de eenePapas zijn als acrdt-aeckers, engeio* den , foo mals van binnen als een gefoden kaftanie, waft om der de aerde, en fchiet een loof uy t, als wilden heul die onder koorn waft. De andere noemen fy Quimba ofte Quin-va, heeft loof als het Tureks-koorn, waft een mans lenghde hoogh, en geeft een heel kleyn fadeken, fommigh wit, lom-» migh roodt. De Indianen maken daer af dranek, en eeten ’t oock in potfpijfen, gelijck als wy het rijs. In de tijdt dat de KonincJi Ingas heerfchten over Peru, was daer een Konineklijeke i^jeke » wegh gcmaeckt, van defe ftadt tet aen Cufco, van waer weder alfoo grooten wegh liep tot in Chili, van Quito af, foo men feydt, 1200 leguen lang. Op welcke wegh alle drie oft vier leguen (eer fchoone en koftelijeke palleylen waren ge-bout, van alles rijekelijek voorfien. Op de Cordillera van ’t geberghte, een legue van de ftadt naer ’t weften,leght een Voicgn, welcke veel roocks üyt-gceft, cn groot geluydc maeckt, gelijck of’t donderde, en in ’tjaer i lt;^^6 in G’Cober foo veel alTche uyt-wierp, dat het aen ’t landt en vee groote fchade dede, tot dat de regen het weder van ’t landt af-fpoel-dc. De FaCcur, Threforier, en andere officiers van des Konings inkomften, houden haer refldentie in de ftadt Quito, die wel voorfien is van wapenen cn ammonitie. Omtrent Mira, onder de Cafiquevan Otabalo gehoorende, zijn fekc-rc bronnen, daer graeu zout gemaeckt wordt, bitter van fmaeck, by de Indianen feer geacht.
Onder de palleyfen, die de Köningen van Peru vele had- Konihck^ den gebout,door haer gantfcheRijck,met huyfen daer by en hickTAs omtrent, in de welcke in d’een allerhande wapenen voor ’t krijghs-volck; in d’andere kleederen;in d’andcreallerhan-de voor-raedt van lijf-tocht wierdt op-geleydt en bewaert ; was een yan de uytnemcnfte in rijekdom en magnificentie
y nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heÉ
-ocr page 363- -ocr page 364-
t'a. S. Gut het palleys van Thomebamba, in de provincie van de Can-naris : van ’t welcke de Indianen wonder weten te verhalen, doch niet foo veel, ofte men kan noch wel fpcuren aen de overblijffelen en ruynen, dat het ongelijck meerder is ge-weeft als fy wel feggen. Dit palleys is gelegen aen een plaet-fe daer twee rivieren te famen komen opeen vlackecampagne , 11 leguen in ’t ronde, daer veel jaghts valt, van harten, konijnen, perdrijfen, tortel-duyven, en ander gevogelte. Daer was een tempel van de Son feer aerdigh van groote fteenen, fommige fwart als toet-fteen, en eenige gelijck jafpis. De portalen van veel plaetfen waren fraey gefchil-dert, met koftelijck gefteente en efmerauden ingcleght ; de muuren van binnen in de tempel van de Sonne, en ’t Ko-nincklijck hof, met fijn goudt bedeckt,daer divcrfche figue-ren ingefneden waren : de daken van ftroy, foo wel gevoegc en geleyt, dat het een lange tijde fonder ongeluck van brand koude duuren : boven defen wierdt hier een onuytfprcecke-lijckenfchat bewaert. In hetjaer 1^44 wierden in de provincie van de Canaris foo groote en rijeke mijnen ontdeckt, dat deinwoonders van Quito daer wel acht hondert duy-fent Pezos goudts uythaclden, en was de menighte van ’t goudt bynae foo groot, als van aerde. Rhiobamba, daer alfoo koftelijeken palleys was als elders, is nu een woon-plaetfe van herders. Puerto Vejo is niet fcer verre van de Zuydt-zec, eertijdts een rijeke groote plaetfe, maer nu arm en kleyn, federt dc efmerauden in kleynachtinge zijn gekomen. de S‘. Iago de Guayaquil, anders genaemt la Culata,is 60 le-gucn van Quito, aen de riviere Guayaquil, welcke wordt ge-fondt gehouden regen de Spaehfehe pocken,en diergelijcke MtaueL Lot Qtttxos. lernten, wiegen de menighte Zalzaparilla, die omtrent en aen defe riviere groeyt. Defe ftadt wierdt by de Hollanders in ’t jacr 1614 ingenomen , dan alloo fy te fwack van volck waren, konden die niet houden ofte den buyt af-brengen. In de liraiten van de fladt Loxa worden veel verekens aengcqueeckt, als mede geyten, en ander vee. In de jurifdiftie van Cuenca zijn rijeke mijnen van gout, eenige van filver, quick-filver, koper, yfer en fulpher. Iaën leydt in Chacayuga, behoorende onder Chuquima-yo, is bcrghachtigh en hoogh landt, alfoo genoemt nae de groote riviere Chuquimayo. In alle de palen van Zamora zijn veel rijeke goudt-rnij-nen ontdeckt, uyt welcke eenige graynen zin gegraven van ongehoorde groote^welcker een aen den Koning van Spanjen Philippus de tweede geprefenteert is geweeft, die 18 pondtwoegh : mentwijfteitniet, ofte daer fouden oock mijnen zijn van andere metalen, dan men heeft daer niet na getracht, federt de goudt-mijnen zijn gevonden. Men heeft daer eenige bomen en fonteynen van zout-water, waer van fy fèer goedt fout maecken. Daer wallen fcer overvloedigh allerhande fruyt-boomen , foo wel de gene die daer by de Spanjaerden zijn gebracht, als die daer van oudts waren.-als mede allerhande aerdt-vruchten en kruyden, uytgcno-men tarwe en gerft, die daer niet wel en kan voort-komen. S^ Miguel is een ópen plaetfe, daer weynig handels valt. In haer jurildiólie Icght de goede haven Paita 5 daer de fche-pen die van Guatemala naer Peru komen, gelofl: worden. Thomas Candifch quam hier in ’t jaer i y 87, lande met fijn volck, vondt daer een kleyn ftedeken, en een fortrelfe welck de Spanjaerden hadden begonnen te maken,-’t volck van de ftadt vluchtte op een bergh omtrent een legue van de ftadt, daer deEngelfchen haeraf dreven, en omtrent 2y ponden ftlvers kregen : verbranden daer nae de ftadt tot de grondt, en trocken daer van. In ’t jaer 161 y is de felve plaetfe wederom ingenomen en verbrandt by de Hollanders, onder ’t beleydt van loris Spilbergen, na dat de inwoonderen daer uyt gevlucht waren, en haer befte goederen wech gebracht naér ’t geberghte. De provincie los Qmxos, in’t jaer lyyy ontdeckt nae dat Cuençawasgebout, leghc beooften Quito ; heeft naer ’t zuyden het Gouvernement- van Yguarfongo, oft luan de Salinas ; naer het noorden Popayan ; en naer ’t ooften de provinciën van el Dorado, ’t Gantfche landt is feer heet, ’t regent daer veel, en waft gantfeh geen tarwe, maer alleen weynigh Maiz, en de ordinaire vruchten van Pcru,en infon-derheydt goede Granadillas j daer walTen nu oock oranjen, limoenen, en diverfche mocs-kruyden van Spanjen : daer wordt oock cenigh goudt gevonden. De provincie wordt ' gcregeett van een Gouverneur, gefteli by den Vicc-Roy van Peru. Daer zijn vier fteden by de Spanjaerden bewoont. In Baeza, de eerfte en voornaemfte, houd de Gouverneur fijn woon-plaetfe;de andere zijn Archidona, Avila,en Sevilla del Oro. |
Naer ’c ooften van de los Quixos leydc die provincie die Canefa. fy noemen la Cancla, had in voor-tijden den nacm van feer rijek te wefen ; dan Gonçalo Pizarro, in fijnen tocht naer el Dorado, daer door treckende, vont hier niet dan arm volck van kleyn vernuft, woonende in kleyne vervallen huttekens , gantfeh geen kennis hebbende dan van haer eygen landt; defe wierden door Pizarro wreedelijek gehandelt en omgebracht, om dat fy hem de wegh naer dc rijeke landen, die hy focht, niet en konden wijfen. Het land van de Bracomores ofte Pacomores, en Yguar- Facemeres fongo, is bcquaem om tarwe cn andere zaden te winnen, Men heeft daer rijeke mijnen van goudt, daer feer groote grainen zijn uytgctrocken. Dc Spanjaerden hebben hier eenige woon-plaetfen geleydt, by luan de Salinas dc Loyola, dewijl hy Gouverneur was. De eerfte ftadt is Valladolid, de tweede Loyola, de derde Sant Iago de las Montanas, in wclckers limiten meer goudts gevonden wordt, als in eenige andere plaetfen van dit quartier, en is fcer hoogh van alloy, hoewel niet foo, als dat van Carabaya in Peru, ofte van Val-diviai n Chili. E tweede Audiëntie van Peru genaemt Lima ofte los Reyes,ftreckt van punta del Aguia af, daer de Audiëntie van Quito eyndight, tot voor-by Arequipa. De Vice-Roy van Peru onthoud hem meeft in defeAudien-tie, in welcke, en in de provinciën daer onder begrepen,zijn de volgende fteden en vlecken van de Spanjaerden; Ciudad de los Reyes ofte Lima, Arnedo, Santa ofte la Parilla, Truxillo , Miraflores, S'. luan de la Frontera, Sant lago de los Valles, Leon de Guanuco, Guamanga, Cufco, S'. Fran-cifcodela Victoria, Sant luandel Oro, Arequipa, Sant Miguel de la Ribera, Valverde, Canette ofte Guar co, en Oconna. De eerfte ftadt Miraflores is in de valleyc Zana, 9y leguen Ä/trafltvej. van de los Reyes, vijf leguen van de zee, een rijeke plaetfe en daer veel handels valt J haer haven Cherepc is niet wel befchut.De ftadt Truxillo, ofte Trugillo, is een van de voor- TruxiS«. naemfte fteden van Peru, gelegen in de valleye Chimo, nevens een groote en fchoone riviere, uyt welcke de Spanjaerden diverfche flooten en weteringen leyden, om haer hoven en boomgaerden te wateren, en brengen ’t water in alle huyfen van dc ftadt : fy is rondtom voorfien van veel bou-weryen, daer de Spanjaerden haer heeften houden, en ’t landt befaeyen. Hier zijn allenthalven veel wijngaerden, granaten, vijgen, oranjen en andere vrucht-boomen van Spanjen ; en wordt veel tarwe gewonnen : foo datfe grooten overvloede hebben van allerhande li jf-tocht,- en, door dien dc zee maer een legue van daer is, gebreeckt daer geen vifch. ’tSuycker indit quartier wordt meeft gemaeckt in de vruchtbare valleye Chacame ofte Chicama. Van defe ftadt worden fchepen afgeladen met kottoene lijnwaten, by de Indianen gemaeckt. De haven el Arreçife dc Trugillo is geen goede reede. De vlecke la Parilla, anders genaemt Santa, nae de val-leyc, is vijftien leguen van Truxillo, en feventigh van Lima, light by de zee neffens een fchoone en de grootfte riviere op defc pleynen, en is een goede haven. De fchepen die langs de kuft varen, komen hier op de reede om haer verver-fchinge tc halen. Defe riviere wordt by de Indianen gepaft feert door een fonderlinge vondt; hier waffen feeckereca-lebaflen, foo groot als fchilden, aen beyde fijden plat,- defe^ weten fy met koorden aen een te fnocren, cn maecken daer een lang en final vlot af, daer fy de goederen en menfehen op laeden ; en vier Indianen,welcke uytnemendefwemmers zijn , ftieren die, al fwemmende, van d’eene oever tot d’an-der. Daer ontrent waft feer goede tarwe,fuycker,en fchoone olyven. De hooft-ftadt, genaemt Ciudad de los Reyes, ofte Li-ma, naede valleye daer fy in gelegen is, (welck wel een van de grootfte en breedtfte vallcyen is, van alle de pleynen van Peru, |
P Ê Peru, Van Tumbes af, ) is gebout op een vlack veldt, twee îeguen van de Zuydt-zee : van boven de ftadt naer’t ooften, komt een riviere af, en loopt in de Zuydt-zcc, by weften de ftadt. Na eft Cufcoisditdcgrootfteen fchoonfte ftadt van gantfch Peru ; heeft veel fchoone huyfen,treftèlijcke gebouwen, met haer torens ,• een wijde marekt, en breede ftraten, W'elckc alle op de marekt uyt-komen ; de huyfen hebben meeft maer een verdiepinge, door dien ’t hout daer niet en deught, en in drie oft vier jaren van de wormen gegeten tvordt : de wanden zijn oock van hout, tuflehen beyden met aerde gcvult j de daecken van ongehoüwe ribben, diefe met gefchilderde kleeden bedecken, welck genoegh is, dewijl het hier niet en regent. Daer is tegenwoordigh groote handel en rijekdom, door dien ’t hof en de Cancellerye van den Koning hier wordt gehouden : de vierfchare van de In-quifitie is daer gebracht, op de felve tijdt toen fy oock in NovaHifpania wierdt ingevoert. Daer is oock een Univer-fiteyt opgerecht, daer de vrye konften worden geleert, en vericheyden talen van de Indianen, welck meeft wordt be-fchickt door de Jefuiten. Hier is mede de ftoel Van het Aertz-Bifdom,onder het welcke de BifTchoppen van Chili, Charcas, Quito, Cufco, Panama, Nicaragua en Rio de Ia Plata reforteeren. De meeften handel van Terra Firma wordt op defe plaetfc gedreven j waer door hier doorgaens grooten toeloop van voick is, en veel winckels en tenten van allerhande koopmanfehappen opgeflagen,- hier worden dickwijls fchepen naer Panama afgeladen, die 800000 en oock fomtijdts een millioen ducaten weerdigh zijn. Op de velden rondtom de ftadt zijn veel hoeven, daer allerhande vee wordt opgebracht, veel duyf-huyfen, wijngaerden, en boomgaerden, daer verfcheyde vruchten van Spanjen Waffen, en oock feer goedt en fmaeckelijck vallen. Men kan van de vruchtbaerhcydt van defe landouwe niet genoegh feg-gen. De haven van defe ftadt is Callao, een groote , ruyme en feer goede haven, ontrent twee leguen van de ftadt. Sir Francis Draeck quam in defe haven in ’t jaer 1579ihy vondt daer twaelf fchepen aen aneker leggen, en in het eene een kift met veel filver, fijden, en linnen laecken, daerhyftjn bekomft van nam, en hieuw al de kabels van de fchepen af, \ nbsp;nbsp;nbsp;iictfe drijven, en vervolghde fijn reyfe. Sedert die tijdt is ’er een fort oft twee gemaeckt by deSpanjaerden, totbefcher-minge van de haven, en een retrenchement geleght om de huyfen, gelijck hetfelve is bevonden by de Naflbwfchc vloot, in den jare 1624. leguen van Ciudad de los Reyes leght de feer ver-ma-vaUe-jt. maerdevalleyevanPachacama, diefeervruchtbaeris. In Tempel vatt defevalleye was een van de koftelijekfte tempelen van S»». nbsp;nbsp;nbsp;gantfch Peru, daer grooten rijckdohi van gout en filver was : foo dat Hernando Pizarro daer wel poooo Caftilianen uyt-haelde, fonder het gene by de foldaten genomen wierdt j en niet te min houdt men voor feecker, dat de priefters, en de Indianen, eer Pizarro daer konde komen,wel foo veel goudt en filver wegh gebraght en verfteken hadden, als 400 man fouden können dragen; het welcke noyt weder te voor-fchijn is gebragt, hoe feer men daer oock nae gefocht heeft; ende Indianen met pijnigen gedwongen om ’t felvete f^alleje det openbaren. De valleye del Guarco is groot en breet, vol lt;j«lt;ïrcc. wel-rieckendeenfmaeckclijckeGuayavas, en Guavas. De tarwe en ’t Maiz waft daer wel, gelijck oock meeft alles wat fy faeyen en planten. De Ingas van Peru hebben hier een treffelijeke en fchoone fterekte gcbouwt,op een berghsken, acn een valleye gelegen, op over-groote vierkante fteenen met wel-gewrochte portalen, en groote kamers. Van het bovenfte van de voorlchreven fortreffe en Konineklijek pa-leys, daelde een trap van ftcen tot aen de zee. Dit was eer-tijdts mctfraeyefchilderyen verciert, en daer wierdt een groote fchat van de Köningen van Peru bewacrt : en dat meeft is te verwonderen, men fiet aen dit foo groot en fwaer gebouw geen kalck ofte cement,jae qualijck de voegen, daer de fteenen zijn te famen geleydt. In defe valleye is nu een vleck by de Spanjaerden gebouwt, welck fy noemen Villa de Canette, ofte del Guarco : het landt daer ontrent geeft het befte broodt van gântfch Peru ; foo dat van defe plaetfe het meefte meel wordt vervoert naer Terra Firma en andere geweften. Valïeyt De vallcye Chincha is foo vermaert door gantfch Peru, Chincha. dat toen Pizarro eerft het landt entdeckte, de Indianen al-lenthal ven veel van Chincha wiften tefeggen; foo dat Pi- Anxrtca, |
Ê. Ü. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iy Zarroin fijn contraft met den Koning, voor limiten van fijn Gouvernement nam TcmpullaoftRiodcS. lago naer ’t noorden, en Chincha naer ’t zuyden, hoewel hy foo verré niet geweeft was. Het is een van de grootfte valleyen van gantich Peru, vol fchoon geboomte, tarwe, wijngaerden, en allerhande vruchten van den lande, en van Spanjen. Men vindt daer Vele ruïnen van feer groote gebouwen ; veel verlaten huyfén en fepulturen, daer men de lichamen noch heel in vindt, gantlch opgedrooght, en daer nevens groote fchatten begraven. In de valley van Yca hebben de Span- bakerde. jaerden een vleck ofte ftedeken Valverde. Tc Caftro Virrey- Caßro na is een mijne van filver, het fijnfte dat men vindt in heel Peru, daer jaerlijeks van komen 900 barren, die gequinteert worden, behalven veel filvers dat verduyftert wordt : defe mijnen liggen z leguen van de ftadt op een kalen bergh,daer altijdts veel fneeuw valt. De ftadt Arequipa is van de los Aretjuipti» Reyes ofte Lima i zo leguen, 60 oft 70 van Cufco, 12, van de Zuydt-zee ,op een feer bequame en frilTche plaetfc, foo dat het een van de luftighfte en gefondtftevan Peru wordt gehouden. Daer ontrentwaft excellente tarwe, veel wijns : heeft fijn haven aen de riviere Chika, welck tot aen de ftadt komt ; foo datfe altijdt wel voorfien is van allerhande ver-verfchinge cn koopmanfehappen van Spanjen : ’t meefte filver van de Charcas placht hier te komen, om naer Panama af-gefcheept te worden. Ontrent de ftadt Icght een Vol-can, daer fy wonder van vertellen. In’t jaer i y 8z viel defe ftadt bynaeoverhoop door een fchrickelijcke aerdt-bevinge; en wederom in’t jaer 1600 wierpdefe Volcan foo groote menighte van fteenen cn aflehen uyt, dat de felve haer verfpreyden over een groot deel van Peru, dat de vruchten enkruydenfoo met aflehenbedeckt waren, dat men die nauwlijks konde gebruycken; de ftad was in groot gevaer,en de fchepen en dorftenfe niet naerderen : de wijngaerden konden nietgebruyckt worden voor vele jaren ; en de Volcan maeckte foo grooten en fchrickelïjcken gedruys, dat men het hoorde op alle deplaynen van Peru als ofhetge-dondert hadde. De provincie van Caxamalca is groot en rijck, vanoudrs Caxansak feer geacht by de inwoonderen van Peru, cn ledert de Span-jaerden Peru hebben geconquefteert, noch meer vermaert, door dien de Inga Atabaliba daer by Pizarro is gevangen cn omgebracht. De Köningen van Peru hadden hier een ma-gnifijek palcys, met een tempel en andere koftelijeke gebouwen, nae haer wijfe, met hare baden, en andere gelegenthe-den : dan defe zijn gantfch vervallen, en de provincie is de ftadt van Truxillo toe-geeygent. Ditlandtfchapis wonder vruchtbaer, want dc tarwe waft daer foo wel als in Sicilien j en daer wordt veel vee geweydet: oock heeft men daer over-vloedt van Maiz, wortelen, en voorts allerhande vruchten, gelijck in andere geweften van dit landt. Deinwoonderen zijn van goeder aerdt, vreedtfaem, en vernuftigh, maecken van de wolle van haer fchapen alfoo fraeye tapilTeryen, als in Nederlandt. Daer zijn oock in de limiten van defe provincie mijnen van feer rijeke metalen. De vlecke Caxamalca is de Voornaetnfte van defe valleye, gelegen aen de voet van ’t gebergte, daer een ftereke fortreffe lagh toen de Spanjaec-den daer eer ft quamen. In de provincie Chachapoyas is by de Spanjaerden een ftadt gebouwt, welcke fy noemen Sk luan de Ia Frontera, T zo leguen van Lima. Dit landt is wonder vruchtbaer, en in cenige plaetfen feer rijck van goudt-mijnen; men heeft daer groote menighte van vee, veel tarwe, gerfte, en ander zaet ; en fruyten van Spanjen. In de jurifdidtie van defe ftadt is witter voick, en van meerder Vernuft en aerdigheyt als ’t ander voick van Indien, en infonderheydt fchoone vrouwen ; foo dat men die in voor-tijden de Ingas, Köningen van Peru, toevoerde. Leon de Guanuco is yo leguen van Lima,gebouwt in een Leon de goede en gefonde gelegenheydt, daer groote overvloedt is Gnannco, van allerhande lijf-tocht.vee.en oock mijnen van filver,hoewel arm ; hier worden de befte confituuren gemaeckt van gantfch Weft-Indien ; infonderheydt fuccaden van calabaf-fen, foo wit en doorluchtigh als kriftal. Te Guamanga ofte Sk luan de la Vittoria, 60 leguen van . Lima,zijndehuyfenmeeft van ftcen gebouwt, en met bric-ken cn regelen gedeckt, de befte van gantfch Peru. Aen de riviere Vinaque, en andere geweften, ontrent defe ftadt wordt foo goede tarwe gewonnen als in Spanjen. Daer is in Z nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de |
r
dc fo-mcr watgchreckvan gras voor de peerden, te meet, om dat in Indien geen hoy gewonnen wordt, dat de heeften willen eten. Daer tegen zijn diverfche mijnen in dit quartier van goudt, ftlver, quick-filver, koper, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, loodt, ful-
pher, en feyPftecn.
“Cufctde De grootc Stadt Cuico was in voor-tijden deKoninek-Hieofi-ftadt, lijckelloel van de Ingas, en nu noch de hooft-ftadt van ’t fclve Rijck. Sy is gebouwt op eendeer harde grondt, van alle fijden met bergen omcingelt, by twee kleyne beecken, waer van de eene midden door de ftadt pafleert, en met vele bruggen beleydt is. Het eene gedeelte van de ftadt wierdc genaemt Hananeufeo, en het andere Oreneufeo, daer de principaelfte adel woonde, en de oudtfte geflachten van Peru. Op de riviere ftaen eenige water-molens, en aen de eene fijde van de ftadt leghtdebergh Carmenga, op welche ftaet een rye van feeckere kleyne toorentjens y die dienden om reeckening te houden van de loop der Sonne, daer de Indianen veel wereksvan maeckten. In het midden van de ftadt was een marckt-plaetfe, van w'elcke uyt-gaen vier Konineklijeke wegen ,• dc eerfte genaemt Chincafuyo, waer langs men reyft naer de vlacke landen, en ’t geberghte la Serrania tot de provinciën van Qmto en Pafto : langs den tweeden , Condefuyo, naer de provinciën die onder defc ftadt en onder Arequipa behooren: langs den derden, An-defuyo, treckt men naer de provinciën aen den voet van de Andes, en oock eenige daer over gelegen : de vierde, Col-lafuyo,ftreckt tot in Chili. In geen gedeelte van Peru wierdt een plaetfe gevonden, die foo de gedaente hadde van een rechte ftadt als defe ; hebbende groote, doch enge ftraten, dchuyfenvanenckel fteen gemaeckt, die ontrent vier le-guen buyten de ftadt gehaelt wordt. Daer waren in dele ftadt veel Konineklijeke gebouwen, en een feer magnifijc-ke en folemnelc tempel van de Son, welche fy noemden Curichanche, dc rijekfte van goudt en Alver van de wereldtj is nu ’t klooftcr der Dominicanen ; Ajne muuren zijn een fpictfe hoogh , van fraeye ftcenen, feer konftigh by een ge-voeght, met Alver tufl'chen dc voegen, welckmen eerft Aet, als men de ftcenen wat vcrbrceckt. De ftadt felfs was de rijekfte van gantfeh Peru, door dien daer van lange tijden groote fchatten van alle dcelenvan ’t Rijck waren gebracht; en verboden op lijf-ftraf eenigh goudt oft Alver daer uyt te voeren. In de kelders en gewelffels onder deaer-de hebben de Spanjaerden oock grooten rijekdom gevonden.
Hoewel de lucht hier houdt is, Ajo ifïe nochtans gefondt,-en is Cufco boven alle fteden van Peru voorAen van lijftocht en andere nootfaeckelijekheden: de Spanjaerden hebben hier de meefteencomiendas over de Indianen : wordt gcregcert door een Corregidor, daer gefonden by den Viee-Roy. Sy is oock ’t grootftc Bifdom van Peru; en hoewel veel daer van genomen is, en den Biflehoppen van Gua-mangaen Arequipa toe-gevoeght, foo heeft het noch jaer-lijcks 2.0000 pezos inkomen. Hier zijn vier parochic-kerc-hen, vier kloofters van de vier ordren, en een collcgie Van Jefuiten. In de landen van Cufco zijn veel fchoone valle-yen, met veelerhande kruyden, bloemen, en fruyt-boomen, foo van den lande als van Spanjen. In Cufco is een fceckcr fonteyn, welckers water al vloeyende in uytnemende wit en goet zout verandert, weick hier om de overvloed!gheyt van het zout niet veel geacht wordt.
T’eyma. In dc jurifdiétie van defe ftadt Icydt de valleye Toyma, en meer andere, daer menighte van Coca valt, en groote mon-fters van mijnen, van goudt, Alver en quick-Alver. Vier le-
Yucay. guen van de ftadt is de valleye Yucay, tuffehen twee hooge bergen gelegen, in fulcker voegen, dat fy door bcfchut van de lèlve feer gefondt en luftigh is, en van een fonderlinge getempertheydt; foo dat de regeerders van Cufco dickwils in beraedt zijn geweeft, de ftadt hier te verleggen. In defe valleye zijn veel hoven en boomgaerden, en de Ingas hadden hier eertijdts haer luft-hoven, en groote gebouwen ; daer van men noch eenige overblijffelen Aet; eninfonder-T'awèa, nbsp;nbsp;hcyd in een plaetfe die fy noemen Tambo,drie leguen bene
den defe valleye, tuffehentweehoogebergen, nevens een dellinge daer een beecke door-loopt. Hoewel de valleye felfs foo wel getempert is, foo zijn de bergen evenwel den meeften tijdt van het jaer met fneeuw bedeckt. In defe val-Icye hadden oock de Köningen van Peru een groote en ftereke fortreffe, tuffehen en op feeckere rotfen , foo dat
u.
weynigh volck die konden befchermen; tuffehen defferot« fen waren eenige harde klippen , die de plaetfe byna onwin-baer maeckten ; beneden, veel omgangen van defelve klippen , welche fchenen muuren te wefen, de cenchooger als d’ander; en tuflehen die, feeckere zaey-ackeren. Op defe klippen gelijck als muuren, waren gehouw'cn eenige Ague-ren van leeuwen en andere wreede dieren, met verfcheyde wapenen in de klaeuwen. In de gebouwen gelegen aen de eene Ajde van ’t Konineklijek palleys, vondt men goudt gemengt tuflehen fekcr bitumen , waer mede de Indianen de fteenen te famen binden. Onder de provinciën van Condefuyo, worden begrepen de Chumbibilcas, Vbinas, Poma-tambo, en andere volckeren.
De ftadt San Francifco de la Vittoria, in dc valleye van San Vilcabaroba, in’tquartier van Andefuyo, zo leguen van de dfiodela ftadt Cufco, heeft een Gouverneur die daer wordt geftelt by de Vice-Roy van Peru, en behoort tot het Bifdom van Cuf-Go ; leght in een rouw geweft vol hooge en woeftc bergen j daer zijn mijnen van Alver die niet rijck worden gehouden, want daer jaerlijeks niet meer dan 500 barras uytgehaelt worden. De vleckeS. luandel Oro, in de provincie van S.Iuandti Carabaya, 80 leguen van Cufco, wordtgenaemt del Oro, door de over-groote menighte van fljn goudt weick in haer limiten wordt gevonden. Dit goudt van Carabaya is ver- Goufva» maert over Ajn groote Ajnheydt onder alle de foorten van Garabaya» ’t goudt in Peru, want het haelt 2 5 Caraten en een half, en is daer feer overvloedigh. De groote Cordillera van de Andes heeft aen dc ooft-Ajde feer vele groote provincien,van welc-ke eenige by de Spanjaerden zijn ontdeckt, doch weynigh bewoont.
LOS CHARCAS.
HÉt derde deel van Peru, en de Audiëntie die daer in Nacrât by de Spanjaerden opgerecht is, wordt gemeenlijck genaemt dclos Charcas, en oock weldcla Plata, nae de voornaemfte ftadt van defe provincie. Sy fcheydc haer van de Audiëntie van Lima, opdekuft vandcZuydt-zee, met de riviere Tambopalla, ofte. Nombre de Dios, en binnen ’s landts met het begin ofte noordelijekfte deel van Collao ; heeft in dc lengte van de voorfz. frontieren van los Reyes tot de valleye van Copiapo, welch is het begin van ’t Koninchrijch Chili, 300 leguen : en ftreckt van de Zuydc-zeeafjtot aen de provinciën van H io de la Plata.Begrijpt onder Ach de provinciën van Santa Cruz de la Sierra, Tucu-man, los lurias, Dyagutas, en meer andere. *t Landt is niet feer vruchtbaer van koorn ofte ander gefaey; danovervloe- Vruebt“ digh van vee, en befonder over-groote menighte van fcha- baerhejj^. pen, diefeer Ajnewolledragen; infondêrheydtin’tgedeel-te van Collao, en om de groote Laguna Titicaca, die daer midden in leydt. En hoewel het landt meeftendeel kout is, füó heeft men hier evenwel verfcheyde valleyen die heet en feer vruchtbaer zijn ; oock feer woeftc geberghten, de welcke foo geweldigen fchat en rijekdom van mijnen in Ach hebben, dat daer opgeen plactfen terwereldtgrooter, ofte oock foodanige noyt gevonden zijn geweeft. Men heeft in defe provincie een foorte van kleyne honigh-byen, die onder de aerdc haer vergaderingen houden ; de honigh is fuurachtigh van fmaeck, bruyn van kolcur, en dc honigh-raten ( dewelckc men in die landen noemt Lechiguanas) zijn oock graeuwachtigh vanverwe, hebben feer weynigh vochtigheydts, en veel eer de gelijekenis vanfoet ftroo als van honigh-raten. Defe provincie van los Charcas heeft in Ajn begrijp twee Bifdommen, en twee befondere gouvernementen, op de beftellinge van den Vice-Roy voor-noemt, los Charcas, en Tucuman. In dc provincie van los Charcas, eygentlijck foo genoemt, zijn defe fteden van Spanjaerden, la Ciudad de la Plata, Nueftra Senora de la Paz, Oropefa , PotoA, en eenige vlecken.
Nueftra Senora de Ia Paz, oock anders genaemt Pueblo Nneßra novo, en Chuquiabo, nae de provincie, in het midden van Collao, leydt tuffehen ’j geberghte in een kleyne valleye, daer goedt water en veel bouts is ; daer zijn eenige zaey-lan-den daer Maiz waft, en weynigh fruyt-boomen : de vordere behoeften van Iijf-tocht en andere, worden toe-gevoerc uyt de warme valleyen en andere provinciën daer ontrent. Chuquiabo, in de Indiaenfche fprake, is tc feggen erffenis
van
4
-ocr page 367-P É
Van goudt, en Wordt defe valleye foo genaemt wegen ftec-kere goudt-mijncn die dacr worden gevonden ; daer zijn oock zout-pannenjvan welcke ’c gantfehe land daer ontrent voorfien wordt.
LaTlata. De ftadt la Plata is de voornacmfte van defe provincie, gelegen in Chuquifaca, ( waerom de ftadt felfs oockwcl gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Chuquifaca wordt genaemt) welcke is een vruchtbare
landouwe, feerbequaemom tarwe en gerft, wijngaerden en allerhande vruchten te winnen. De Konineklijeke audiëntie van los Charcas houd haer ordinaire refidèntie in defê ftadt : en daer is een Cathédrale kereke, eenige kloo-fters van Dominicanen, Minne-broeders, en anderede ju-rifdidie van defe ftadt ftreckt haer verre uyt. De Köningen van Peru hebben hier van ouden tijden veel Volcks beiieh gehouden om de ßlver-mijnen te onder-graven, infonder-heydt uyt den bergh Parco ofte Porco -, uyt welcke het meefte ftlver getrocken is geweeft, dat men in de fchatten van de Ingas heeft gevonden, ten tijde toen de Spanjaer-den daer eerft in het landt quamen. Beneffens dien zijn ’er noch andere mijnen ontdeckt ontrent defe ftadt en men houd dat dit gantfeh quartier vol mijnen van filver is, waer Van defe ftadt oock den naem heeft behouden. Hernando Pizarro hadde een mijn doen openen en op-fuyveren, welcke , indien hy die behoorlijck hadde doen vervolgen, hem jaerlijeks had können uyt-brengen ( nae de opinie van ve-
I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;len ) twee hondert duyfendt ducaten , betalende niet
Oro^pt. te min aen den Koning fijn behoorlijcke rechten. Oropefa is gebouwt in dc valleye van Cochabamba, by den Vice-Roy van Peru Don Francifeo de Toledo. De inwoonders ge-tieeren haer met tarwe en Maiz te zaeyen, en vee te voeden.
jCejßrlijc- De Keyferlijcke ftadt ( gelijck de Spanjaerden die noe-jnen ) Potofi is gelegen aen her vermaerde geberghte van üotoit. Potofi : de onftuymige winden Tomahavi, die dacr vallen in May, lunius, Iulius, en Auguftus, maken het daer koudt, en den bodem droogh, onluftig, gantfeh bar, foo dat die geen vruchten voortbrengt, noch graynen, noch kruydt ,• waerom hy van natuuren onbewoonlijckis, foo door deonge-tempertheydt van de lucht, als onvruchtbaerheydt van de grondt. Maer dc begeerlijckheydt van ’t filver heeft ge-maeckt, dat defe plaetfe beter bewoont is als eenige andere van Peru, en doet defelve foo overvloeyen van allerhande noodtdruft en leckernyen, dat men niets en fonde können wenfehen, oft men fal ’t daer vinden : en hoewel daer alles van buyten moettoe-gevoert worden,foo ftaen de marckten altijdts vol fruyten, conferven, banequet, uytnemende wijnen, fijden, cn ander vercierfelen, foo feer als in eenige plaetfen ter wereldt.
SergPotoß, £)e bergh van Potofi is aen de voet een legue in het om-gaen, fy gaet naer boven fpits-wijs rondt toe, en gelijck een effen pavillicen, ofte fuycker-broodt: is een vierendeel van een legue hoogh, en fteeckt uyt boven alle andere bergen daerontrent, enismoeyelijekomopteklimmen, hoewel tnen die tepeerde kan oprijden ,• fijn koleur treckt naer het doneker-ros. Aen den voet van defen bergh leydt een kleyn berghsken, daer in voortijden eenige loffe metaelen wier-den gevonden, gelijck in beurfen, en niet in vafte aderen j Waren feer rijck, doch niet veel ; fy noemden dit Guayna Potofi, welck is de jonge Potofi. Aen de voet van defen kleyncn bergh beginnen de wooningen van de Spanjaerden en Indianen, die gekomen zijn om den rijekdom van Potofi te bearbeyden en uyt te trecken. De mijnen van dit gc-vanPotoß, berghte zijn niet bearbeydt geweeft ten tijde vandeingas Köningen van Peru, uytoorfaeck dat fy daer geen kennis Van hadden ,• hoewel fy niet verre van daer de mijnen yad Poreo hebben doen uytgraven. Twaclf jaren nae dat de Spanjaerden in Peru waren geweeft, wierden defe mijnen by geval gevonden door een Indiaen, genaemt Gualpo van Chambibilca in *t landt van Cufco, die het opcnbacrde aen eenen Guanca van Xauxa in ’t gebiedt van Lima, en deelden onder hen tween het geberghte van de grootfte rijck-dommen der wereldt. Doch oneenigh geworden zijnde, quam het eyndelijck tot kennis van een Spanjaert Villaroël, die, neffens Guanca, de eerfte twee mijnen voor hem dede tegiftreren in hetjacr ijqy, waer van de eerfte wordt genaemt la Rica, de andere Veta de Diego Centeno. Niet lange dacr nae wierdt daer noch een ader ontdeckt, welcke fy noemen del Eftamio, van het tin, die feer rijck is uyt-
R U. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zs
gevallen, hoewel moeyelijck te bearbeyden, om dat het me-tael foo hardt was als vier-fteen. In Augufto des felven jaers wierdt geregiftreert de ader Mendieta.Dit zijn de vier prin-cipaelfte aderen ofte veeten van Potofi. Van de rijekeader eerft ontdeckt w'ordt gefeydt, dat het metael de lengte van een fpietfe in de hooghte over-eyndr ftondt, in manière van een rors-fteen, van den bodem des aerdtrijeks verheven gelijck een hane-kam, hebbende joo voeten in de lengte, i j in de breedte -, ’t metael was foo rijck, dat het wel half filver was, en beeft foo vervolght in rijekdom tot de yo en do vademen diep, daer’t begon te minderen.De ontdeckinge van de mijnen van Potofi door gantfeh Peru tuchtbaer geworden zijnde, . zijn tcrftondtveel Spanjaerden derwaerts getrocken , en bynae alle de inwoonderen van de ftadt la Plata, 18 leguen van Potofi, om daer mijnen te verkrijgen : daer was infgelijeks eenen grooten toeloop van Indianen uyt alle provinciën, en infonderheydt de Guairadores van Porco * foo dat het in korten tijdt de bewoontfte plaetfe wierdt van gantfeh Peru. De rijekdom van de rijekfte filver-raijnen , Ï-Taer daer men in voor-tijden heeft weten van te fpreken, is niet te vergehjeken by defe van Potofi -, want nae dat blijekt by des Konings boecken en regifters van ’t contraófie-huys over die plaetfe, ten tijden dat de Licentiaet Polo daer gou-verneerde, lange jaren nae de eerfte ontdeckinge, wierden daer alle faterdagen aengebraght om te quintecren ( dat is, het recht van de Koning, ofte de vijfde penning af te trecken) hondert en vijftigh, en oock twee hondert duyfent Pe-zos,- foo dat de vijfde penning voor de Koning alleweecke beliep dertigh ofteveertigh duyfentPezos, en allejaeran-dethalfmillioen ofte weynigh minder. In voegen dat, nae defe reeckening,alle daegh uyt defe mijnen wierden getrocken dertigh duyfent Pezos, en fes duyfent voor den Koning. Defe rccckening is gemaeckt van dat filveralleen, welck te voorfchijn wierd gebracht om gemerekt en ge-quinteert teworden. En het is kennelijek, dat in die Rijc-ken over lange tijden, ’t filver, welck fy noemen Corriente, ofte ganckbaer, niet gemerekt, ofte gequinteert wierdt ; en het meeftendeel van het filver, uyt de mijnen van Potofi getrocken, ongequinteert bleef. Soo dat een derde deel, en mogelijck wel de helft van ’t filver, niet gequinteert wordr.
Plinius verhaelt van de mijne van Babelo, datfe wel vijftien hondert paften wierdt bearbeydt, en dat fy alle defe fpa-tie feer gequelt wierden van ’t water,welck groot belet geeft. Maer defe van Potofi, hoewel fommige wel twee hondert Vademen diep gaen, en hebben noyt water vernomen, welck het grootfte geluck is van defen bergh j nadcmael dé mijnen van Porco, anders van overrijck metael, hedens-daeghs worden naegelaten te graven, door het ongemack van ’t water. Alle defe aderen ofte veeten ftaen aen de ooft-fijde van ‘t geberghte, en yder ader heeft verfcheyde mijnen ( ’t welck gedeelten des felven zijn ) in pofteffie genomen en verdeelt onder diverfchc eygenaers, met welcker namen fy gemcenlijck genoemt worden. De grootfte mijne heeft 8o varas, (dat zijn Spaenfchc ellen)want daer wordt doorfeeckcrewet niet meer toegclaten te hebben, ende minfte heeft vier varas. Ten tijden van Acofta waren in de rijeke ader 78 mijnen, fommige 180 en 200 cftados ofte vademen diep. In de aderen van Centeno 24 mijnen, van 60 en oock 70 vademen diep. Tot behulp van foo groote diepten der mijnen, hebbenfe Socabones, dat zijn graften ofte gatenj, gemaeckt aen de ander fijde van ’t geberghte, die al-foo dwers doorgtavende, tot by de aderen, om de mijnen • met minder arbeydt, koften cn perijckel te bereyden. De Socabonen hebben in de breedte 8 voeten, in de hooghte meer als een mans lengte, en worden met haer poorten gefloten } daer door brengt men de metalen uyt met lichte moeyte, betalende den eygenaer van de Socabon ’t vijfde deel van alle het metael dat daer door uytgetrocken wordt. Ten tijde voorfz. waren ’er p Socabonen gemaeckt, en men had’er noch andere onder handen : een van defe Socabonen, die men van ’t fenijn noemt, en naer de rijeke ader toc-^ loopt, is gemaeckt en bereyt geworden, in den tijdt van 2p jaer, en reyckte de rijeke adere tot op 5 y vademen, nae dc holligheydt van fijn diepten, zijnde van daer af, te weten, van daer’them met de ader vereenight, tot het bovenftd van de mijne, noch andere lyy vademen : alle defe diepten daelt men om laegh, om de voorfchreven mijnen tc berey-
1
-ocr page 368-
P E bcrcyden. Dcgcheele Socabon heeft van de mondt af, tot de ader toe, {’t welcke men de kruys-wegh noemt ) 2 j o Spaenfche varas, ofte roeden. In’t kort, de Koning van Spanjen krijght jaer voor jaereen millioen, alleen van dè quintos van ’t filver van Potofi, behalven die van het quick-filvcr, en andere inkomftcn van tollen, welck een grooten rijckdom is. Soo dat, de rekeninge gemaeckt door ervaren lieden, ten tijden van de Vice-Roy Don Francifco de Toledo, is bevonden, dat tot het jaer 1574 daer te Potofi waren gequintecrt 76 millioenen j en federt die tijdt tot in ’t jaer I y 8 y incluys, wort by des Konings régi fier s bevonden noch 3 y millioenen. Nae die tijdt is daer noch meer rijckdoms uyt-getrocken : wantgelijck Acpfta verhaelt, in hetjaer I y 87 quamender in bcyde de vloten van Peru en Mexico |
R U. elf millioenen, waer van bynae de helft den Koning tôe-quam, en de twee derden waren wel uyt Peru gekomen. Ses leguen van de ftadt en mijnen van Potofi, op den wegh naer de haven van Atica, is de bergh Porco met de vermaerde fil-ver-mijnen, by de Köningen van Peru van ouden tijden on-der-graven, en uyt dclelve houdt men Voor feker gehaelt te wefen de groote menighte van filver, die by de Spanjacrden onder de Indianen en in de fchatten van de Ingas, cn infon* derheydt in de tempelen van Cufco, en elders is gevonden. En noch is by de Spanjaerden uyt de felve mijnen veel fil-vers getrocken, tot dat de groote rijckdom van Potofi defe mijnen van Porco gelijck verduyftcrt heeft, en minder doen achten. Feres: |
LANDT KAER TEN
VAN
t ACHTSTE STVCK.
S P A E N J E N. ’t Aertsbisdom Sara-goffa. ’t Bisdom Huefca. De Bisdommen Tervel en Albar-razin. ’t Bisdom Balbaftre, t Graeffchap Ribagorça, en Sobrârbe. Bifcaja, en Leom en Portugal, en Caftilien, en ’t Konincklijck Paleys en Kloofter van S. Laurens in Efcuriael. 12, b Opftal, foo die fich aen de zuyd-fijde buyten vertoont van ’t Paleys en kloofter van S. Laurens in Efcuriael. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12, c Deurfnyding overlangs van de kerck en de Roninglijcke vertrecken , met een gedeelte van’t klooften gelijck die fich binnen vertoo-nen , ftreckende van het ooften naer’tweften. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12,/^ Opftal en voorgevel der kercke van S. Laurens, en aen wederfijds de binnen-deurfnyding van’t Convent en Collegie. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12, e Deurfnyding der kercke van S. Laurens , het Roninglijcke buys , en ’t Convent, foo die fich van bin |
nen tegen ’t hoogh Altaer ver-toonen. Opftal en deurfnyding van de groo-te en kleyne Cuftodie, dienende tot den grooten Altaer. Algemeene grontteekening van het gantfche gebouw. Granaden, en Murcia. Majorca , Minorca, en ' ’t Eylant Cadiz.
AMERICA. AMerica, ofte Nieuwe Werelt. Nieuw Vranckrijck, met de bygele-gen landen. Weft-Indifche Eylanden, Zuyder Virginia, Florida, en Honduras. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 D’Eylanden der Canibales, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5,^ Nieuw- |
Nieuw-Nederlandt, en Nieuw-Engelandt.
Bermudas.
Virginia.
Florida.
Nieuw Spanjen, en Nieuw Galiflien,
Yucatan, en Guatimala.
Terra Firma, Nieuw Granaden, en Popayan.
Nieuw Andalufien, en Venezuela.
Guajana, oft de Wilde Ruft.
Brafiiien.
lO
STER.
De Bahia de todos los Santos. io,^
Itapuama.
*t Noorderdeel van FernambucO;, en
20, «T
Itamaraca*
’c Zuyderdeel van Fernambuco.
Paraiba, en
Rio Grande.
Rio de la Plata, ofte Paraguay, Tucuman, en S. Cruz de la Sierra.
Straet Magellanes, Straet Ie Maire, en Magellanica.
Chili.
Peru.