-ocr page 1-
ALLE DE
ONTLEED- GENEES- en HEELKUNDIGE
WERKEN
VAN
FREDRIK RUYSCH.
■ T W E E D E D E E L.
Met veele Kopere Plaaten.
-ocr page 2-
ALLE' DE .
ONTLEED- GENEES- en HEELKUNDIGE
WERKEN
VAN
KJt#lJJtIiv JttUlbC
ƒ# £jy» £i. Leven vermaard Geneesheer en Hoog-Leer aar in
d'Ontked- en Kruydkunde tot Amjterdam; als mede Lid
der Keyferlyke, Londen/e en Paryjje Genootfchappen.
TWEEDE DEEL,
Behekende , Alle d'Anatomifche Cabinetten , benefFens
de laatfte en vernieuwde OeiFeningen.
Meerendeels in 't Nederduyts vertaalt,
DOOR
TSBRAND GTSBERT ARLEBQUT,
In Leven vermaard Geneesheer tot Wee/p.
Met veele Kopere Plaaten,
'3; < ■
/g
>fr
X-
;\&
■•'■.■-;' :
AMSTERDAM,
Bydd JANSSOONS tan WAES.BEE.GE.
M D C C X L I V.
__:__|_____
-ocr page 3-
HET EERSTE
H
C A B I N E T
VAN
FRED ER IK RUYSCH,
Med. ^Doiï. Hoog-Leeraar in de Ontleed en Kniidkunde : Medelif
in de Keyferlyke Academie in 'Duytfchland', en van de Koninklyke
Maatfchappye der Geleerde in Engelandt em Vrankryh
Met Kopere Platen.
-ocr page 4-
T O T D È N
L E E Z E R.
Et is nu Jès-en-dartigh 'Jaaren geleden, dat ik de Boeken der
Anatomiften begon te Iefen: Edog ^nademaalmy in defelve vee-
Ie duyf ere faken voorquamen , die ook/elfs door hare Figuren
my geen genoeg faam ligt quamen te geven: Soo refolveerde ik
het Jnymes felfs in de hand te nemen
, en tot mjjn onderwerp
te verkiefen-, niet alleen de Lyken van Menfchen , maar ook der Beeft en-,
en of dat my de allerkleenfe deeltjes, wat groot er voor myit oogen zoude
komen: foo hebbe ik geen Vaarden, noch Koeyen gefpaard.
Nadien my onder tuffchen verfchey de faken voorquamen, dewelke my waar-
dig fcheenen bewaart te werden, en om hare weeke en vleeflghefeljftandig-
heyd niet wel bewaard konden werden: foo hebbe ik daar toefeer veele mocy-
te aangewent , infonderheyt ontrent de Herjfene , die veele andere deelem
in Jagjotigheydt komen te overtreffen.
Nu fcheen het my toe , dat ik een goede en bequame manier uytgevonden
had, maar vond my wel haaf bedrogen, daar najloegh ik een gants andere
wegh in, die my niet minder verleyde -, en foo bragt ik veele 'Jaaren door,
[onderyets goets uyt te werken, ontrent de confèrvatie der gejeydejaghte
deelen, tot dat ik eyndelyk daar toe quant, dat door my niet alleen vleejïghe
deelen, als mede de Herjfene, maar ook felfsgeheele menfchen met alle hare
ingewanden veele Eeuwen, en mogelyk voor altoos, foo ik meen,fonderbe-
dervingh Jutten konnen bewaard worden.
Ik hebbe kleene Kinderkens, die ik over twintigh jaaren heb gebalfemt,
en tot nu toe foo netjes bewaard, datfe eer fchynen te Japen-, als ontzielt
te zyn.
Tcrwylik my befigh hield, om het balfemen grondigh teonderfoekett,foo
quamen my ondertuffcheu %>eele ctvrietffè bakert voor, tot welkers bewaring
foo veel moeyte niet behoefde aangewend te worden, als daar zyngemeene Jl-
ders, Slagaders, Wat er vat en, Zenuwen, en andere deelen meer, die ik
van tyd tot tyd quam te bewaren, dewelke ook tot foo groot een getal toe-
namen , dat een gantfche Kamer defelve niet koude onthouden-. En alfoo wierd
ik gedwongen een tweede daartoe aan te leggen, en defe al mede niet ge-
noeg fiam zynde 3 ook een derde te gebruyken, en dat alleen tot de Anato-
mïfche zaken.
En nadien het my verdrietigh zoude geweeft zyn, geduriglyk de ligha-
men der menfchen te doorfnujfe ten-, foo hebbe ikmy,van mynejonkheyd aan,
• ■ '.                                                ■ -■ k: ..:.;' -V                                                                     .','.'.;, »% ..': ,.'■                                 een
-ocr page 5-
TOT DEN LEEZEL
een Lhf hebber van de Kruyden en andere Gewajfen geweehyzynde \ondèr-
tuffchen ook weder begeven tot het onder fiek der felve Gewajfen, en hebbe
met een onvermoeyde arbeydhet foo verre gebraght , dat ik
, foovaninland-
f the als uytheemfche Planten, een kleen Kamertje daar van vervult hebbe ,
die foo eteriykzyn ge'droogt, als immers mogelyk is ge weeft.
Hier ijl niet by gebleven, maar hebbe my verders begeven, tot het on-
der foek van kleene vreemde 'Diertjens* Viftchen en Bloedeloos geftptys , foo
m vogbtigkeyd, als gedrooght zynde , waar mede ook een klein Kamertje
is vervult geworden.
'Dit nu alles door Gods goedheyd uytgevoert, en tot mynejaar en gekomen
zynde \ foo is myn voornemen nu een geheele andere weg in te ftaan, en een
gerujïer uur te foeken
, om Gode dank te figgen voor defe over grote gun-
Jie aan my bewefen , dat hy my toegevoegbt heeft foo veeltyds , om dit alles
te kannen uytvoeren.
Ouder tuffchen om het verjbek van eenighe te voldoen , foo is "'t voorne-
men {foo my God"t leven foo langh believen fal tejparen) een Lyfte tema-
ken van alles wat in myne kamers gevonden werd,
En hoewel het een geringhe. zake zoude zyn , een geheele Catalogus van
alles tevens uyt te geven: Joo is echter myn voornemendfelvighe fiukswyfi
te verrighte , beginnende die dingen, dewelke in de onder f e Kamer gevon-
den werden.
In. de ze ft aan twee Kabinetten uyt Indiaanfch Hout cierlyk gemaakt.
In de twede Kamer vier groot e Kabinetten, als mede veele middelmati-
ge , waar van het ie vervult is met de herten van Menfchen.
Het tweede is befiet met Longhen van Menfchen, als mede met Herten
daar de Longhen nogh aan v aft fitten: En dat alles , foo als Jy in
V men-
ft hen lichaam gelegen hebbe.
                                                -
Het \ds onthout in figh ds partyen der Vrouwen tot deVoortteelïngh ge-
de ft'meert.
                                                                                          >
Het 4 k het gedarmte "van 'verfcheyde Kinderen feer net geconfirveert.
Het 5* een hoope witte en feer konfiighgemaakte Geraamtens van Muy-
fin, dewelke rontom, en of 't Geraamte van een Rot met feltfame gefien
verbeelden te bejprmgen.
Het Gie verfien met Moer-koeken: en foo voorts zyn de refie gejloffeert
met verfcheyde zaaken. %
In defe gefiyde tweede Kamer werden nogh vier Ceder Houten Kaften
gevonden, verfien van vier nette Geraamtens vanjonghë Luyden.
In de derde Kamer ftaat een Tombe verfien van verficheyde Geraamtens
van Kinderen y als mede aght groot e Kaften, waar 'm verfcheyde Anato*
mi-
-ocr page 6-
TOT DEN L E E ZE R. I             c-:
mifche zaken te zien zyn; ook, onthoud deze Kamer verfcheyde Lyken van
Jongelingen, die van over vee Ie jaar en cierlyk zyn geconferveert geworden.
Nu is het voornemen eer ft te btfchryven, en in V ligt te geven, ''t geen in 't
eerfte Cabinet van de eerfte en onderfte Kamer gevonden werd,metintentie
van alles wat inyder deel te zien is, vervolglyk te ver haleh.
En alles wat my van plaats tot plaats voorkomt, 't geene ik voorwbë-
kent, of voor onbefchreven kome aan te zien >oft geen ook by anderen niet
wel in Figuuren afgeleelt is, 't zelve zal ik in Figuuren daar tujfchen
voegen
$ en alzoo zalyder Cabinet zyn eygene Catalogus hebben.
¥)e nuttigheyd die my dunkt daar in tefteken, is deze. Niemand heeft
tot nu toe alle myne Rariteyten gezien, en dat om de veelheydder zelve,
en kortheyd des tyds: Het is my ook onmogelyk te bedenken, waaryder voor-
werp is geplaatft, 't geen my meermalen moeilykheydgebaart heeft; en hier
door zal men zulks konnen voorkomen.
Maar zodanig een algemeene Lyfte gemaakt zynde, zalmen aanftonds
konnen weten, waar_ dit of dat geplaatft is : Zoo iemand ook de Catalogus
zal gelezen hebben, 't geen hy zien wil, kan men hem aanftonds toon en,
*De eene menfeh heeft zin in 't eene, een ander in 't andere te zien , en
alzoo zal men een yder vergenoeging konnen geven, en dat met weynig ver*
lies van tyd.
*Daar en boven, zoo iemand twyfeit aan 't ware wezen, van't geen in
de Figuuren afgebet It is-, zoo zal men hem zulks haaft konnen laten zien,
*Dit is by andere Anatomiften nog in geen gebruyk ge weeft, namentlyk
dat men de objecten, waar na haar e Figuuren zyn ge/heden, by haar be-
waart zyn-, hier van daan komt het, dat zommige ons vee Ie zaken op de
mouw gefpelt hebben , die nooyt in 's menfehen lighaam getoont konnen
worden.
          %
Vaart ondertujfchen wel, Beminde Lezer, en wilt dezen mynen arbeyd^
niet zonder groot e on koften volbragt jzynde, met uwe gunfte vereeren.
Q.q q                                 HET
-ocr page 7-
49»            I. ANATOMISCH CABtNET
HET EERSTE
ANATOMISCH
C A B I NE T,
cr ;Van gevlamt Indiaans Hout cierlyk gemaakt, waar in defe vol-
, yi gende Zaken gevonden werden. x
[Oor eerft itaater aan de linker zyde van de grond een Pedeftal
van Notebomen Hout gemaakt-, waar op een artificiële Rots ge-
plaatft is, toebereyt uyt fteenen, die in 's menfchen lichaamzyn
gegroeyt, hebbende tot haar fondament een natuurlyke Steen-
rots, die met foo veel kleene en groote fteenen, uyt 's menfchen lichaam
gekomen, beleyt is, dat alles, waar men ziet, een t'famenftel van fteenen is,
dewelke in's menfchen lichaam zyn gegroeyt.
Alle dele Steenen, uyt verfcheyde partyen van 's menfchen lichaam ge-
komen zynde, differercn veel van den anderen in couleur, figure, groote
en fubftantie.
Onder, alle defe Steenen, zyn die met de letteren A, A. A. getekent, de
kleenfie,door .de waterwegen gelofi
, defelve dienen alhier tot het bedek-
^en.yan de twtuurlyke Steenrots ,voornamelyk oj> die j> laatfen, daar de
groote Steenen 3 de natuurlyke Steenrots niet en konden dekken.
B. Èen Steen, van gedaante de knop van een Wandelftok gelykende ,en
is defelve van onsna de dood uyt de water-blaas gefneden.
G. Èm f een van een Steenfnyder uyt de Wat er-blaas gefneden ^ van-
gedaante een Moerbejie gelykende.
D. D. Steenen, dewelke uyt een oude Vrouw van tachentigh jaren zyn
gefneden, welke verwonderinghs waardige Hifiorie befchreven Jlaat
, in
myne Anatomifche en Chirnrgicale Obfervatien in 't Jaar
1691. in71 licht
gegeven. Ziet aldaar de eerfte Obfervatie. 'De Tatient hadde ontrent
zo jaren een uytfinkinge van hare geheele Lyfmoeder gehad
, en te gelyk mede
een uytfinkinge van haar e JVat er blaas, foo datmen de geheele Lyfmoeder,
met de f famengevoeghde blaas in de hand konde nemen, en defelve wat
drukkende fcheen het ons toe, ja wy en twyfelde niet 3ofde ïiytgefacktedee-
Im waren met fteenen gevult
, H welk de uytkomfle ook leerde. Want een
-ocr page 8-
Van F R E Dt I Kï R üWC^i        i*r
openinge gemaakt zyndej zoo hebben wy in allèryï spetten daar uyt ^ge-
kregen, welkers feitfaame gedaante in de hoeken de fes Steenrots'te zien is.
Op wat ongehoorde wyze de lyderjfe haajiig tot genejinge is gekomen, kan
men nazien in de gealleggerde Obfervatie.
E. Een Steen ttyt de PVat er blaas gejheden.             \ ^y{l **a 'JJ .,
• F. w* Op dezelve wyze uytgehaalt. f                                   ; ^
G. Een fiuarte Steen, na de dood, uyt het bekken van de nier géfnéclen^
pan gedaante een klaauw Gember verbeeldende,
H. — Uyt defèlve plaats gejheden-, 'Deze is omvangen vaneenglinflë'
rende Jw art igheyt, 't welk men meermalen bevintin de Sitenen, die in die
p'laatzen gevonden worden.
\. Een andere Steen, door V hoeflen opgegeven, en dat ttyt de keel, na
dat de lyder een zeer geruymen tyt geklaagt had, over het ongemakkelyk
infwelgen van Jpys en drank.
K. K. Twee fleentjens door het hoeflen uyt de Long voortgekomen.
L. L. Twee groot e St eenen, verbeeldende 2 Rotsjens, deze zyn na de
dood uyt een der borflen van een ft o koude Vrouw ge fne den.
M. Een Jwarte Steen, omvangen van een zeer dikke ",gr"aauwè\ én harde
fchorjfe, dezelve is door een Steenfnyder uyt de ÏVat er blaas ge fne den,
JSJ. Kalkachtige Sieentjens, uyt de kneukels van een podagreufe oude
Vrouw gejheden. 'Deze aan een hairtjen hangende, werden gehouden in
de rechterhand van een geraamte van een onvoldrage Kindje van ontrent
vier maanden dragts, ftaande het zelve benevens de gezeyde Steenrots.
Het zelve geraamte heeft in zyn Imker handeen neus doe kjen ^ gemaaktvan
een zeer dun vlies ken, waar door duyzende van fyne Jlagader hens loopen,
V zelve quanfuys na de oogen brengende, als wilde het de miferien der men-
fchen al fchreyende uytdrukken
5 en de oograden opwaarts na den Hemel ge-
ftrekt zynde, is dejjelfs devys:
                                                   «
De Mcnfche van een Vrouw geboren, en eenen klcenen tyd
leevende, is vol van gebreeken.
O. Een zeer groote Steen, van gedaante een Steenrots]e gely kende, deze
is in de dootkifte van een verrot menfehe gevonden , en dat tujfchen des»
zelfs beenen.
F. — Vyt de Wat er blaas gejheden.
Q. —. Een groot er.
R. — Een groote, van gedaante een klaauw Gember gelykende-, deze
fit noch in een der Waterpefm begin, of bekken.
Q.qq 2                                 s. Een
-ocr page 9-
m             i.j ,TA^ A T O M IS C.H CABINET
S. Een groote Steen door een Operateur uyt.de Waterblaas gefneden y
wiens fchorjfe graauw is.
T. Een zeer rouwe fwarte Steen, o_p dezelve wyze bekomen.
V. Verfcheyde feuarte Steentjens, na de dood uyt de Nieren ge/heden.
W. Een Steen, die in een der ÏVaterpeefen is bly ven fitten, waardoor
die Waterpeefe is komen te verfloven
, en het Meysken, out ontrent ^ja-
ren
, is komen te over ly den. Wat alfmerten dit ¥)ogterken, door dit on-
geval uytgeftaan beeft, zulks kan ik niet, als met beweginge dêsgemoets3
naden f en.
- ,,
X. X. X. St eenen, na de dood, uyt de Gal-blaas gefneden.
Alle de reflerende zyn of door de waterwegen geloft , of na de dood
uyt de Water-blaas, of Nieren gehaalt.
Tuffchcn en rontom deze gezeyde Stcenen, werden gevonden takken van
ïlagaderen, reprefenteerende takken van bladerloofe boomen, dewelke door
konft opgevuk zyn, met een zeer roode en wafchagtige ftofFe, waar door
de Steenen niet alleen , maar ook zelfs de geheele Steenrots een onderlinge
vaftigheyt bekomen. Ook zoo geven deze takken een aangenaam geiichte
aan den befchouwer: en zyn dezelve genomen uyt verfcheyde deelen dts
lichaams, zoo van menfehen , als beeften.
Ontrent deze Steenrots ftaan 3 Geraamtens van onvoldrage kinderkens
van ontrent 4 maanden dragts, van het eerfte is hier boven gefproken, waar
tegen over het tweede geplaatft is, hebbende in deszelfs rechterhand een
feyflen, waar mede het fchynt te willen treffen, met dit devys:
9M dood en fpaart ook zelfs de weerlooze Jeugt niet.
Het derde Geraamte ontrent van dezelve ouderdom is boven op de Rots
geplaatft, hebbende in deszelfs rechterhand een Snoertje van kleene en fijne
Peerelrjens, waar na het met de voorfte vinger van de linkerhand fchynt
te willen wyzen, en het hooft opwaarts gewent zynde , als wilde het na
den Hemel zien, heeft tot devys :
Waarom zoude ik die dingen willen beminnen, die in de PVerelt zyn ?
Tegen over deze gezeyde Steenrots vint men een Noteboome Pedeftal
met Longpypen bezet, zoo van Menfehen, als van Kalveren } en op dit
Pedeftal werd nog m 't midden een tweede Pedeftal gevonden, mede van't
zelve hout gemaakt, verzien van twee kleene geraamtens, van Kinderkens,
mede ontrent van 4 maanden dragts; hier van zoo is't, datheteene, door
deszelfs verbeelde geften 'Denwcritum verbeeldende, 's menfehen doen
,
                                                                                          fchynt
-ocr page 10-
Van FREDRIK RUYSCH,.               493
fchynt te belachen. Het andere heeft een neusdoekjen in zyn rechterhand,
't welk aan 't rechter oograt gebragt zynde, den fchrcijcnde Heraclitum
verbeeld.
Het devys van het eerftc is,
Nadien men in dit leven zoo veele wederwaardigheden moet uytftaan: zoo
is "'t
, dat ik daar van vry gemaakt zynde , femme loos, tri ump heer.
Van het tweede,
Wy van dit zoete leven berooft, en van de borflen afgerukt, zyn
van de nare dood weggenomen , en in
V duyfere grafgelegt.
Aanmerkt ten eerften, dat dit neusdoekje gemaakt is van een zeer dun
vliesken, doorwrocht van een ontelbaar getal van zeer rode flagaderkens,
dewelke flangs-wys loopende, een waarachtig borduurfel zeer aardig ko-
men te verbeelden, waar van den Propheet Davidfprcekt in den 139. Plalm.
Ten 2. Dat de beentjens van de Bekkeneeltjens in die tydllraalwysuyt-
groeyen, gelyk 't water, dat 's winters komt te bevriezen, kan men hier
bequaamlyk zien.
Op de voorfte zyde van 't gezeyde grootfte Pedeftal werd gevonden:
'De Longepyp van een Kalf, met een roodwajfge ftojfe opgevalt
, en om-
gekeert, verbeeldende alzoo een getakte en bladerlooze boom, en is deze
getekent L.
A.
Aanmerkt dat ik deze takken zoo gedroogt hebbe, datze byna haare na-
tuurlyke geftalte gehouden hebben, en wyken zommige voorwaarts, an-
dere achterwaarts.
B.  Een fuk van de Long van een Kalf, opgeblazen , gedroogt, en in
moten gefneden
, op dat men des zelfs vooze en blasswyze fubjlantie be-
quaam zoude mogen zien.
C.  Eenfukje van de Long van een Menfih, op dezelve wyze toebereyt,
op dat niet alleen des zelfs blaaswyze fubjiantie
, maar ook eenigefteentjens
konde gezien worden, die in de Long gegroeyt zyn.
D.  Een omgekeerde Longepyp van een kleen Kint, waar aan noch vajl
zitten des Longs-ader en Slag-ader.
E.  Een omgekeert Longepypje van een kleen Kintje van ontrent 4 maan-
den dragts.
F.  Een f uk van een Longepyp, met een witte wafchagtigeftojfe vervult,
waar langs eenige takjens van de
Arteria bronchialis loop en, dewelke ma
een rootwafchagtige Jlojfe vervult zyn, en is dit uyt een Kalf genomen.
Qjiq 3                                      G. Een
\
-ocr page 11-
494            ï- ANATOMISCH CABINET
G. Een Long-pyp van een Kalf y oj> de oude manier■, ontrent pyj'dren
geleden
, van my opgefet en bewaart.
                                                   ƒ
N°. III. Tuflchcn deze 2 Steenrotfcn werd een zeer wit geraamte ge-
zien, van een Dochterken van 3 of vier jaren, 't zelve opeenNoteboome
Pedeftal zittende, is op een nieuwe en byzondere wyze toebefeyt, niet al-
leen daar in beftaande, dat het meelt overal met zyne natuurlyke banden
vereenigt is, maar ook zoo zyn deze banden verzien met hare flagaderkens,
dewelke met een rootwaflige itoffe opgevult zynde, de leden haar alfints
bloetroot vertonen. Wanneer men deze banden met vergrootglazen be-
fchouwt, zoo komen ons niet alleen de capillare takjens der flag-aderen m 't
gezichte, maar ook zelfs die gene, dewelke zeer veel fynder zyn.
Ontrent dit Geraamte flaan verders deze volgende zaken te conlidereren.
Ten eerfle. Het bovenfte deel van de Herflenpanne is met zyn natuurly-
ke pannevlies bekleet, waar door zoo veel flag-aderkens loopen, door kon-
fte zoodanig mede gevult, dat het pannevlies root van couleur is.
Ten 2. Van deszelfs linkerhand na de borft gewent zynde, hangt af een
Milts flagader, op dezelve wyze opgevult, en is deze uyt een Kalf genomen.
3.  De rechterhand vat een zyde draat, waar van afhangt het herte van
een Jonge, zoo hard gemaakt, dat het een fteenig herte fchynt te zyn, en
zyn deszelfs ooren mede opgevult met dezelve ftofFe.
4.  Aan het gezegde herte is de groote Slag-ader vaft, zoo als die uyt
de linker holte van 't herte voortkomt 5 ook ontbreekt 'er niet aan deszelfs
diameter, geftalte noch loop.
5.  Hoe uyt het bovenfte van de groote Slag-ader 3 takken voortkomen,
dewelke opwaarts loopen , namelyk twee Slaap flagaders , als mede de
linker onderfleutelbeenige flag-ader, kan men hier bequaamlyk zien. Ook
is 't hier fonneklaar te bemerken, dat de rechte onderfleutelbeenige Slag-a-
der uyt de rechter flaap Slag-ader haar begin neemt.
6.  Ook is hier te zien, dat beydede wervel-beenige Slag-aders A.A.als
mede de inwendige Mamtakken B.B. haar oorfpronk nemen uyt deonder-
fleutel-beenige Slag-aders, C.C.
7.  Hier kan men ook befchouwen, datuytdevliefigefak,of grond van
de longs-ader 4 takken voortkomen, 't welk van my voorheen argebeelt is9
in myn Antwoord op de tiende briefs-wyfe Voorftellinge.
8.  'T en is ook niet duyfter alhier aan te merken, hoe dat de Longs
Slag-ader, aan de grond van 't Herte, in een rechter en linker deel verdeelt
zynde, verders ook gefubdivideert word.
9.  Ook hoe de kroonwyfe Bloetvaten over de oppervlakte van 't Hert
komen te loopen, en alsmen Vergroot-glafen wil gebruyken, foo kannien
de allerfynfte takjens in 't gelichte krygen.
                                        Dit
-ocr page 12-
Van F RE DRIKR.UYSCH                'w
Dit herte hangt aan een zyde draad, gelyk ik hier boven gefeet heb
met een opfchnft.
                                                                  £CICgc neD,
XT rtr /JMmfeb?n Leven hangt aan een Zyde draad.
JNo. IV. Aan de rechter zyde van dit Geraamte ftaat een Vies w^r .V.
onthouden wordt 't Hooft eenes kints, leggende in een BalfamLieToch
tigheyt, 1 welk met een levendige couleSr foo net bereyc en bewaart &
(fonder een.gh blanketfel) dat hetWr gelykt na 'thooSeSS
als geftorven kind, hoewel het al eenige Jaaren alfoo is bewaart ee worden
Hier ontrent ftaat verders te confidereren                          "ugtworaen.
Ten eerfte. Het bovenfte gedeelte van de Hersenpanne, mde de Her-
fTenen fohWg genomen zynde, foo ift, dat haar de tien paar Zenuwen
die de HerfTenpan van onderen en van vooren doorbooren: veel SS
en difimder laten zien , als wel in 't hooft van een vers ge Wminfche
dodende, en alfoo genoemde bykomende Zenuwen SSS^Stt
2. Ook kanmen hierfeer klaar zien, voornamentlyk in de linker zvde
e lagnte tak van de pehonrzem
dat de faghte tak van de gehoorzenuwe, van de harde takonderfchëyffi
3- De zydelyke groeven van 't harde of dikke Harren-vlies van WII'
opent zynde, foo komt ons nu hier de vierde groef m 't ZthL
4.  De Treghter,vaft zittende aan het Fluym-kliertje, ziet men door de
veelvuldigheyd van de Slag-aderkens, die met een root wafchagtige ftofTc
vervult zyn, de gantfche Treghter bloetroot te maken.
5.  Het fluymkliertje in de paardenzadel zittende, is in fyn midde,
daar het aan de treghter vaft is, eenigfmts verheven.
6.  Aan de zyden van dit Fluymkliertje, als mede aan de zyden van de
gefight-zenuwen, kan men de afgefneden üronken van de Slaap-flagaderen
bequaamlyk zien.
7.  Het aangeügte, nog ook de lippen zyn geenfints gerimpelt, en
levendig van couleur.
- N°. V. Aan de linker zyde van 't gefeyde Geraamte wert gevonden een
tweede Glas, met defelve vochtigheyt ten deele vervult, waar in onthou-
den word, 't hooft eens kinds, op defelve wyfe toebereyt.
,'1! Hier ontrent Jiaat te noteer en*
Ten eerften. Binnen in de gront van 't Hooft, aan de rechter zyde,
werd een overtollige Zenuw gevonden, benevens het dwalende paar*
2.   Hier kanmen ook klaarlyk zien, dat de uyteynden van de Reuk*
zenuwen het See£been doorbooren. ;
3,  In dit Hooft befpeurtmen elf of 12 paar Zenuwen -3 dewelke de Hers»
fen-panne komen te doorbooren.
Vlï.V                                                                                                              4. H.Ct
-ocr page 13-
0             I. AN A TOM IS C H CABINET
, 4. Het dwalend paar doorboord hier wederzyts, op twee verfcheydc
plaatfen de Herffen-pan, en dat feer digt by den anderen.
5. Ook kanmeri hier zien, dat de bykomende Zenuw, foo wel in de
rechter als linker zyde, met verfcheyde wortelen, of beginfelen, uyt ver-
fcheyde plaatfen is voortkomende.: 4 a
; 6 Hoe peesachtig het harde HarfTenvlies is, kanmen in dit Hooft be-
merken. >
No. VI. Achter ider defer twee gefeyden Hoofden werden gevonden
de dunne, en gedroogde darmen van een Kind ,*tuffchen de 3 en 4Jaren;
het darmfcheyl daar noch vaft zittende, kanmen bequaamlyk zien, de na-
tuurlyke omwindingen van 't gedarmte: hier toe heb ik defelve met een
root wafchagtigc ftoffe opgevalt, op dat fy haarc rondigheyt wederfoude
krygen, waar mede fy begaaft zyn, wanneerfe in 't leven metfpys, drank,
of wint vervult zyn. Aan dit gedarmte zitten ook noch vaft een gedeelte
van den Colyk darm, als mede den blinden Darm, nevens desfelfs worm-
\vyfe Aanhanglel, tèn eynde men hare geftel in die ouderdom zoude kun-
nen zien.
Alles wat nu volgt\, is geplaatjl oj? de 'Planken van '/• gefeyde Cabinet.
' "                  D'EERSTE PLANK.
N°. I. Het dunne gedarmte van een jongh gebore Kintje, opgevult en
gedroogt, waar aan noch vaft zitten een gedeelte van denColykdarm,als
mede den blinden darm, en deszelfs wormwyfe aanhangfel , al mede tot
het felve eynde toebereyt5 op datmen het geftel van den blinden darm,
die hier feer na by de natuurlyke geftalteniffe komt, zoude konnen zien,
verfcheelende feer veel in defen ouderdom van de voor verhaalde -, wantin
jong geboore kinderkens, wort den diameter van den blinden darm kleen-
der en kïeender, en dat zonder merkelyke uytfettinge, en verandert alfoo
in-het wormwyze uytfteekfel: maar in die gene, dewelke ouder zyn ge-
worden, ziet men dat den blinden darm aan eene zyde ruymer en ruymer
word, en uyt deze uytzettinge komt het wormwyze uytfteekzel voort:
ïoo dat in die Jaren den diameter van den blinden darm, nietfucceilivelyk
en vermindert. '' -
In dit gedarmte is de natuurlyke ruymte geconferveert -, ook zyn de dar-
men fonder rimpelen uytgefet,
No. II, -Een Glas, onthoudende in fich een voght, en daar in een ge-
deelte van de Milts Slagader, en dat uyt een Kalf, Defe is met eenroo-
de wafchagtige ftoffe vervult, in plaats van bloed $ desfelfs uyteynden
ver-
-ocr page 14-
Van FREDRIK RUYSCE                497
oerbeelden afgefleete penceeltjens, gelyk ik zulks ook afgebeelt heb in de
Milts Slag-ader van een Menfch , en dat in myne Antwoord op de vierde
voorgeftelde Brief aan d'Hecr DocTror Cam/domerc, ziet aldaar Tab. 4.
N°. III. Een kints Armtje, in de zelve vochtigheyt bewaart, én zoo
curieus toebereyt, dat het de levendige gefteltheyt niet en behoeft te wy-
ken, zynde blank van couleur, met ecnige natuurlyke rodigheyt vermengt.
Het hantje onthout in zich een polypeufe ftofïe, doorkonft uyt het bloed
van een Varken toebereyt , namentlyk , het bloed uyt een vers gekeelt Var-
ken wiert met een hand, zoo lang gints en weder bewogen, tot dat het
koud geworden zynde, de gezeyde polypeufe fnbftantie ïn groote quanti-
teyt zich opdeedc, en daar nevens ook eenige klompjens vet of fmeer, die
haar in 't bewegen of roeren uyt 't bloet opdeden , en haar vaft vereenig-
den aan de gezeyde ftoffe, gelyk zulks in de Figuur van deze tweede Tafel
aangewezen word met de letter E. Deze gezeyde klompjes vet zyn zeer
wit, ook hardachtig, ront en van verfcheyde groote, en wierden in 't roe-
ren ook omvangen van een vlies-gelykend dekfel, 't welk nog te zien is:
want door dit dekfel vereenigde zy haar aan de polypeufe ftoffe, gelyk ze
daar nog aan vaft gchegt zyn. OndertufTchen ftaat te letten, dat de hand,
waar mede het bloed geroert wierd, fuyver, en met geen vreemde vette
ftoffe befoetelt was, gelyk ook niet het bloed zelfs.
Hier uyt moet men befluyten , dat het bloed week vet in zich heeft,
't welk in de cellekens overgegaan zynde, aldaar komt te ftollen.
En (laat ook te confidereren oatrent dit Glas, waar in het gezeyde Armtje
is geplaatft> als ook mede ontrent allede volgende glafen, dat defelvedigt
toegemaakt zyn met beklectfels , van verfcheyde partyen afgehaalt zyn-
de, als van darmen, heriTenen, &c. en dat in plaats van blafen. Ook zyn
zommige Glafen gedekt met het vel van een Menfche. En komen ons aïle
deze dekfels zeer root en cierlyk voor, nadien derzelver bloetvaatjens on*-
telbaar zynde , met een root-wafchagtïge ftofïè opgevult zyn : Zulks is
niet alleen aangenaam te z4en, maar brengt ook nuttigheyt aan, voor een
die de cours dezer Slag-aders naauwkeurig nazien wil,
Ni> IV. Een half Hooftje van een jong geboore Kintje3 na de lengte
in twee deelen verdeelt, waar in gezien kunnen werden
Ten eerden. De ware inwendige gefteltheyt des Tongs, zoo wel van
deszelfs achterftc deel, of grond, als van het voorfte en uyterfte, en dat
zoo, als men die van ter zyde ziet,,
2. De openinge of het mondeke des Canaals, die van 't verhemelte na
het oor gaat, kan men hier bequaamlyk zien, en werd deze openinge be-
ft r r
                                         kleet
-ocr page 15-
498              I. ANATOMISCH CABIN.ET
kket met een vlies , wiens flbertjens of draykens in haren Iccp zeer aardig
verbeelden de vloet van 't water in een naauw riviertjen of geute , in wiens
midden eenig beietfel gelegt zynde, 't water gedwongen word zydelyk af
te ftroomen.
3.   Dat het bekleetfel van het tuffchen-fchcytfel van de Neus, met zeer
veel, ja een ontelbaar getal van flag-aderkens verzien is , blykt uyt dit
ituksken , 't welk na de verdeelinge noch is gebleven.
4.   De fponeieufe beenderen van de Neus, zyn van een dekfel bekleet,
waar door ook duyzende van kleene Slag-aderkens pafTeeren.
5-. Een van de bny-tanden van de onderfte Kaak, na de lengte geklooft
zynde, bevint men uyt drie verfcheyde zelfftandigheden te beftaanj waar
vaa de buytenfte witachtig is , de middelfte graauw, en de derde weder
wat lichter graauw van couleur.
6.  Dat de Hanekam, in die tyt, geheel en al kraakbeenig is, als mede
het tufïchen-fcheytfel van de Neus, blykt hier klaar 5 ook datze onderling
met vermengrage van fubftantie vereenigt zyn,
7.  Als het zeer helder weer is, zoo kan men door de vliezen die de fpon-
eieufe beenderen bekleeden, veele kleene ronde lighaamtjens zien „ dewelke
klierkens genaamt worden.
8.  Ook de overbiyfzelen van het feyfTen-wyzc uytfteekzel, daarliet zich
vaft maakt aan de Hanekam, en aan de inwendige tafel van 't voorhoofts been»
9.   De alzoo genoemde Klieren van 't Verhcmelte komen ons ook wel in 't
gezigte, al fchoon men geen vergroot-glafcn en gebruykt.
ro. Men kan de fweetgaten van 't vel hier ook zeer klaar zien.
N'. V. De rechter Nier van een jonge, in dezelve vochtigheyt gelegt:
Deze is zoodanig gebalfenit, en geconferveert, dat de zelve in couleur, en
andere natuurlyke hoedanigheden voor een levendige Nier, (of .een, die
uyt een fris en fchielyk geftorven menfche genomen is,.) niet en beheert
ie- wyken.
Aanmerkt ten eerden, dat op dezes Miers opperfte zyde gelegen is de
By-nier: Deszelis onderfte is te zamen gevoegt met een gedeelte van den
Colyk-darm, als mede met den blinden darm, en worm-wyze uytfteek.:
En zyn alle deze geconferveert zonder rimpelen.
Ten 2. Dat het opperfte van de ware Nier met de By-nier door een by.-
zondere t'zamcnvocginge te zamen zyn gehegt, en dat door Yliefen: Waar
toe de By-nier van onderen uytgeholt is, om alzoo het bovenfte deel van
de ware Nier te ontfangen, gelyk men ziet te gefchieden in die foorte van
Articulatie, die men Arthrodia noemt. .
JS°. VI. Het Been vaneen kleen kindje, levendig van couleur zynde
hangj
-ocr page 16-
f
Van F R. Ë D R I K R U Y S C H.           * 499
hangt in een vlesje met heldere vochtigheytj het vel en vet voor een ge-
deelte van onderen weg gefneden zynde, vertoonen haar
Eerftelyk. Eenige Spieren, in haar natiiurlyke plaatzen, welkers vlie-
zig bekleetfel in 't geheel niet is weg genomen , ten eynde men deszelfs
bloedvaatjens zoude kunnen zien.
Ten 2. Kan men hier zien de Pefen der Spieren , dewelke onder des
voets bnygers en afleyders gerekent werden, en dat alles noch in haarena-
tiiurlyke plaatfe. Deze gezeyde Peefen , onder de buytenfte Enkel paflee-
rende, en hare natiiurlyke, en levendige couleur behouden hebbende,zyn
ook van veele zigtbare Slag-aderkens verzien.
3.   Deze gezeyde Peefen zyn in een zenuwachtige koker beflooten, ter
plaatfe daar zy door des buytenfte Enkels groeve komen te loopen, om niet
200 licht uyt hare plaatfe te kunnen wyken.
4.  Op dat de bloedvaatjens onder de nagels loopende , met vergroot-
glazen bequaam konde gezien werden, zoo zyn van my de nagels weg-
genomen.
JNU. VII. De Maag van een jong-geboore kindje, geopent, en 't bin-
nenfte buytewaarts gekcert, op dat
Ten eerden, het fluweele vlies van de Maag, door de veelheyt van op-
gevulde bloedvaatjens, bloedroot geworden zynde, gezien konde werden.-
Als mede waar des fpys-leyders, of flok-darms eynde in de Maag is,'t welk
hier zeer klaar in 't gezigte komt, door de vericheydentheyt van haare
cou leuren.
2.  De Poortier j of uytgang des Maags , waar aan een ftukjen van den
twaalf-vingerigen darm valt zit, kan men in deze omgekeerde maag ook zien.
3.   Het Net, als mede een gedeelte van de Colyk-darm is hier ook aan
vaft. Dit Net is zoo cierlyk toebereyt, geconferveert, ook met veel fyne
Siag-aderkens doorweven, dat het de fynite licht-roode zyde ftoffe repre-
fenteert, en zyn deze Slag-aderkens, gelyk hier blykt, uytftekend veel
in getale.
N \ VIII. Een (luk van den nugteren Darm uyt een Menfche, 't welk
in een vochtigheyt hangende , zync natiiurlyke couleur behouden heeft,
en in 't zelve kan men deze volgende zaken zien.
1.  De alzoo genoemde oog-luykende Klapvliefen (liever latwyze onef-
fentheden) van den nuchreren Darm , onder dewelke een is , die na
de lengte van 't gedarmte loopt, contrarie alle de andere, 't geen zeer zel-
den gevonden word.
2.   De Solitaire of eenzame Klieren van dien Darm (van my niet alleen
Solitaire, maar ook Baftaart-klicren geheten zynde) in groote met het
Rrr 2                                           hoofd
-ocr page 17-
5oo             I ANATOMISCH CABINET
hoofd van een groote fpeld overeenkomende s puylen hier ter plaatfe uyt.
3. De Pool, ofruygheytvan'tbinnenfte, offluweele Vlies dezes Darms,
is hier zeer curieus te zien.
N°. IX. Het Herte van een jong kindje, in dezelve vochtigheyt han-
gende , en zoodanig geconferveert, dat 'er niet het min'fte onnatuurlyk rim-
peltje in te zien is ; en hangt zelve als in zyne natuurlyke fituatie. Aanmerkt
Ten eerfte. Dat beyde de ooren van 't herte niets van haare natuurlyke
groote verlooren, en hare natuurlyke geftalte behouden hebben, en dat de
linker Oor een Hanekam gelykt.
2.  Dat de nederdalende ftronk van de Hol-ader aan haar begin afgefne-
den zynde, een tamelyke!groote holte nalaat: De opgaande ftronk daar-
en-tegen, met een root wafchagtige ftoiFe opgevult zynde , werd aan de
zyde van 't rechter Oor gevonden.
3.   Ook kan men de ftronken van de Longs Slag-ader, en die van de groote
Slag-ader, te gelyk zeer klaar zien, en dat in hare natuurlyke plaatzen.
N°. X. De Slag-aderen, die door het dunne Herflen-vlies verfpreyt zyn,
of liever,, die door toedoen van 't dunne Herflen-vlics in ordereby een ge-
houden werden, ten eynde dezelve niet van een zoude komen te wyken,
en onder een verwerren. Aanmerkt ondertufTchen, dat op verfcheyde plaat-
zen te zien is, dat deze fynfte Slag-aderkens de fchorffige fubftantie van de
Herflene komen voort te brengen , gelyk ik breeder vertoont heb in de
figuuren van het 12. Antwoord, op de XII, voorgeftelde Brief van d'Heer
Do£tor Etmuller.
N°. XI. De Nier van een jong kind, na de lengte in twee gefpouwen,
op dat het inwendige gezien konde werden j in dat gedeelte , 't welk 't
naafte is aan de grond van 't Glas, kan men deze volgende zaken zien.
1. Het ware Geftel des Niers, beilaande, myns dunkens, voorname-
lyk uyt twee verfcheyde zelfftandigheden, nameiyk uyt bloedvaten, en pis-
vaatjens, doorvlochten met weynige Zenuwkens, en Water-aderen.
1. Hoewel dat haar kleene Klierkens fchynen op te doen, in dezedoor-
gefnede Nieren ; zoo meen ik echter, dat men door de wonderlyke con-
itru&ie der bloedvaten bedrogen word} gelyk ik zulks in de Lyfte van 't
tweede of derde Cabinet3 van meeninge ben uyt te drukken door verfchey-
de Figuuren, die na het leven zullen gefneden werden,
3. Deze Slag-aderen zyn konftig opgevult, als mede voor een gedeelte
de gemeene Aderen} ik zegge voor een gedeelte , nadienze niet alle ver-
vult zyn geworden5 en hier door komt het, dat ons dtzQ fubftantie twee-
couleurig voorkomt, als root, engraauw: maar alle de bloed-vaatjens op-
gevult zynde, zoo komt ons deze fubftantie een-couleurigvoor, gelyk wy
namaals
:.
-ocr page 18-
........< m<**-~**i^'~*mm**'mm
«■^■^HB
Van FREDRIK R'UYSCR.             5öi
namaals in andere, van my'tocbereyde en geconferveerde Nieren zullen
aanwyzen, en ook in Figuurên laten afbeelden.
4.  Dat de Tepeltjens der Nieren niet anders zyn, als een t'zamenftel van
fyne Pis-vaatjens, door d'Heer BeUinus uytgevonden , kan men hier ge-
noegzaam zien* edog niet zoo klaar, als wel in de volgende.
5.  Ook dat de gezeyde Tepeltjens eenige mondekens, ofte openingjens
hebben, gelyk de tepels der Vrouwen borften , is hier evident te zien
fchoon men geen vergrootglafen tot hulpe neemt, en dezeopeninetjensre-
fponderen op de takken van het bekken der Nieren.
6.  Als mede dat het binnenfte en eyge Vlies van de Nieren, 't geen hier
afhangt, taay en fterk is, na proportie van 't geen het komt te bekleden
zulks zal niemant tegenfpreken, die het onderzogt heeft.
                        '
7.  Hier blykt het ook, dat de Nieren in die tyd, zeer ongel yk zyn van
oppervlakte, even of dezelve fan veele deelen te zamen geftelt waren,
8.  Al wie wat naauw toeziet, kan hier licht in zyn gezigte kryo-en het
Bekken van de Nier, als mede deszelfs takwyze Pypen, nadieo de Nier
in twee gefpouwen is.
9.  Als mede een gedeelte van de Pisleyder^ uyt het Bekken voortko-
mende.
N°' XIIA.ïlet: dunne Gedarmte van een jong geboore kind, opgevuld
met een wafTchige ftoire, waar aan noch vaftgehegt zyn den blinden Darm,
als mede een ftuk van den Colyk-darm.
         -
Aanmerkt ten eerften. Nadien dezelve noch aan het darm-fcheyl vaft zit-
ten , zoo hebbenze hare natuurlyke fituatie, en omwindingen behouden.
2. Deze Slag-aderen, door het gedarmte loopende , zyn op de boven-
gemelde wyze vervult.
                                      C
DE TWEEDE PLANK.
No. I De Gal-blaas van een Menfch, waar aan noch een ftukje van de
Lever valt zit, en zoo in een vogt hano-t.
Aanmerkt ten eerften. Deze Gal-bhas is met een watfchiVe ftofTe ge-
vult, op dat deszelfs capaciteyt en figuure, bcquamelyk zouden kunnen
gezien worden.
                                                          *
2. Ook zyn deszelfs Slag-aderen mét dezelve ftoffe vervult
JftHier blvkt hec «totf, dat de Slag-aders van de Gal-blaas niet alleen
gedeftmeert zyn ten dienfte yan de Gal.bkas om haar van fl aderlyk
de Leve/'1?ffen/ T?t t^e l°°^n VerdcrS af tot de f»bft^tie van
de Lever, dit heeft de Oütleders misleyd j want zy zagen deze takjens
Rrr 3                                          langs
-ocr page 19-
5o2             I. ANATOMISCH CABINET
langs de grond van de Gal-blaas lopende, aan, voor byzondere wortelen
van de Gal-blaas, waar door zy waanden de Gal tot de Gal-blaas te komen.
Ziet verders over deze materie in myn Antwoord, op de 5. briefswyze voor-
lïelling, alwaar breder over deze materie werd gefchreven.
N°. II. De Tong van een menfch ,. leggende in een heldere vochtig-
heyt, om de kleenigheden beter te mogen zien.
Aanmerkt ten 1. Deze ons levendig voorkomende, is van boven verzien
van on-tally ke Te-peltjens, dewelke verfcheyden zyn van gedaante, en groore.
2.  Hier van zynder fommige plat, met een openingetje in 't midden,
rontom 't welke een rond groefje loopt; andere daar-en-tegen zyn kegels-
wysj andere fehynen een rond hoofdje te hebben , gelyk zommige Cham-
pinjons.
3.  Door deze Tepeltjens kan men de opgevulde bloedvaatjens zien, hoe-
wel niet zonder toedoen van vergroot-glafen.
4.  Het Strotten-hoofd met deszelfs klapje vertoont zich hier zeer leven-
dig, en ftaat het Strotten-hoofd open, gelyk het gemeenlyk doet, buyten
de tyd van 't fweïgen.
5.  Onder het klapje of dekfeltje van 't Strotten-hoofd , komt ons hier
ook voor den ingang, of begin des keels.
6.   Door het klapje ziet men zeer veele kleene ronde kliertjens loopen:
7.  Als mede langs beyde de zyden van de Tong de Slaap-flagaderen,
8.  De Strot-klieren ziet men ge pi aa til te zyn aan't achterfte en opperde
van de Lucht-pyp.'.
N°. III. Een kinds Tong, met een gedeelte van de linker zyde van de
Kinne en Lip.
Aanmerkt ten 1. De Tong, door toedoen van een doorntje opgelicht
zynde, kan men van onderen zien een gedeelte van de onderrongige Ze-
nuwe en Slag-ader; deze Zenuw loopt langs de zyden van 't onderfte des
Tongs, en niet onder het toomtje, zoo dat zy geabufeert zyn, dewelke
voorgeven, dat deze Zenuwen onder het toomtje, of tongriemtje gevon-
den werden.
2.  Aan de linker zyde van deze Tong ziet men de flag-aderkens in zoo
groot een menigte loopen, datze zeer aardig eenbladerloos boflehafitjeko-
men te verbeelden.
                                                               . :\
3.  Dat de onderfte kaaks-klieren wederzyts van een quyl-vat verzien
zyn, is wel bekent- dat ook deze quykvaten aan de zyden van 't tong-
riemtje, haar quyl in de mont uytftortcn , daar van kan niemand onkun-
dig zyn, die maar de eerde beginfelen in de ontleet-kcnft geleyt heeft:
piaar te toonen door hoe veel openingen ieder dezer quyl-vaten, 't quyl
-ocr page 20-
Van FREDRIK R ü Y S C H.-              503
in de mont uytftorten , zulks eri is yder mans doen niet. En daarom en
heeft men ook nooyt gezien, dat de Anatomiiten in hare publyke verto-
ningen zulks hebben aangewezen: zco nu iemand begerig is zulks in dit
voorwerp te zien, en dat op een helderen dag, zoo zal hy klaarlyk kun-
nen bemerken, dat de linker canaal of quyl-vat op drie verfchcydc plaatfcn
't fpeekfel in de mont brengt 5 waar toe aan de Imker zyde van 't toomrje
drie opene mondekens gezien worden -, ik hebbe in andere meermaals onder-
vonden ieder canaal wederzyds 2 en 3 openingen te hebben, In zommige
kan ik nkt meer als eene opeiinge vinden; of de refte dan in, of na het
fterven, zoo digt gefloten zyn geworden , dat men ze niet konde zien, is
my onbekent,
4.  Dat 't vel van een menfehe dricderhande fweet-gaatjens- heeft, heb ik
in myne publyke demonftratien meermalen getoont : in dit voorwerp kan
men'er tweederhande klaar zien» maar de derde foorte en komt ons niet
helder genoeg te vQorfchyn,
5,  De tepeltjcs van de tong en kan men in dit klccne voorwerp niet zoo
wel, als in de voorgaande zien.
N°. IV- EenVlesken metvogt, waar in te zien is, een oingekeert ituk
van de Colyk-darm, een weynigsken voor die plaats afgefneden, daar ze
de name van de Coly k-darm aflegt , ende de name van regten darm aan-
neemt ; 't zelve is uyt een kint genomen, en hangt aan een paartshayrrje.,
Aanmerkt ten eerden. In dit omgekeerde voorwerp, in 't welke het bi'11-
nenffe buytenvvaarts is gekeert, kan men zonneklaar deszelfs openingtjens
zien, dewelke zoo veele zyn,, en ook zoo digt aan den anderen ftaan, dat
men 'er geen punt van een zeer fyne naaide tuffen zoude kunnen fleken,
zonder dezelve te raken, waar door 't zeer aardig een Zeef verbeeld Of
men dezelve openingtjens Pori of Sweetgaatjens zal moeten noemen, of mon-
dekens van canaalrjens, en- of door haar wat uytgeftort word in 't gedarm-
te, en of zy iets tot haar,nemen, om elders te brengen, is met geen ze* "
kerheyt te zeggen.
2.   De alzoo genoemde darm-klierkens komen ons hier voor als kleene
holletjens, en zyn dezelve hoog root, om dat de vaten van 't gedarmte,
met een rootwailige itofre opgevult zyn, en na myn meninge, zyn deze
klierkens niet anders als bundel-of penceelswyze uyteynden van de bloet-
vaatjens van 't gedarmte.
3.  In de grond van 't glas werd nog daarenboven gevonden-een fluk van-
den nugteren darm , 't welk met een infehieting befèt is, dat is7 by ma-
niere van overftropinge is het eene deel van den darm in het andere volgen-
de in gefchoten. Dit doodelyk ongeval,, is het ware mifererc mes» dat isr
oat>
-ocr page 21-
504              I ANATOMISCH CABINET
ontfermt u mynder, geheeten, en werd daar ter plaatfe den darm geheel
verftopt j zoo dat die luyden alles uytbraken , wat men haar komt in te
geven, met zeer fware pyne de*ï buyks , en andere ongemakken meer. En
is dit ingefchote ftuk des darms van my gefneden u^yt een jonge, out om-
trent agt jaren.
N°. V. Een Vies met het agterbreyn , en het begin van 't rugmerg,
't welk het langagtig merg geheten is.
Aanmerkt ten eerften. Üm het inwendige te zien, zyn de zydén wat
weg gefneden.
2.   De alzoo genoemde billen en tefticulen der herffene , zyn hier wat
onder een geconfundeert geworden, wegens der zelve zagtigheyt , waar
mede zy al aangedaan waren, eer ik het voorwerp in 't glas dede.
3.   Van het pyn-kliertjen voor de billen gelegen , heb ik een kleen moot-
je afgefneden, om alzoo het inwendig geitel te zien , en is het zelve wat
poreus , gelyk zulks blykt in dit voorwerp.
4.  Het vliesje, 't welk het gezeyde klierken omvangt, is na proportie
van 't kliertjen vry dik.
5.  Dat dit kliertje gcenfmts overeenkomt, met het wezen van het voor-
of agter-breyn 5 ook niet overeenkomftig is met de andere klieren onzes
lighaams, ben ik door veel onderzoekens gewaar geworden.
6.  Onder de gezeyde billen komt ons voor een gedeelte van 't fpinne-
webswyze vlies, en onder het zelve het dunne herfiënvlies.
7.  Dit glas wat omgezet, komt ons voor een gedeelte van de gezigt-
zenuwen, dewelke hier zeer poreus bevonden worden: als mede de reuk-
zenuwen , langs dewelke flag-aderkens loopen.
8.  Eyndeling kan men hier ook befpeuren eenige dikke takjens van de
flaap.flagaderen, dewelke onderling vercenigt zynde , langs de on<terfte
zyde van 't dunne herflenvlies komen te loopen.
No. VI. De Neus met de bovenfte Lip van een Kint, in een heldere
vogtigheyt aan een hayrtje hangende.
Aanmerkt ten eerften. Tweederley Sweetgaten doen haar hier op, maar
de derde foorte kan men niet ter deegen zien, 't en zy dat men het objécl:
in water geweekt zynde, met de vingers komt te perilen. Dat 'er nu on-
der deze Sweetgaten eenige zyn, dewelke vcrordineert zyn, om eenige
overtollige of onnutte vogten uyt te laten, geeft ons genoegzaam te ken-
nen het fweeten; Ook eenige om iets inwaarts te laten gaan , 't welk ge-
noegfaam blykt, door de Medicamenten, van buyten geappliceert zynde,
als Spaanfche vliegen, Quik-filver en diergelyke.
1. Inde grootfte en wytfte fweetgaten ziet men de vel-kliertjens naakt
en
-ocr page 22-
T VU F R E DR I K RU Y S C H.:                505
en bloot leggen, voornamelyk in die fweetgaatjens, dewelke hier wat wyt
komen te gapen ontrent de Neus.
";' 3. Eenige vel-kliertjensj in de groote fweetgaatjens van de Neus zitten-
de^ zyn qualyk geftelt, vergroot, en tegens de loop van de natuur, wit
van couleur, welkers fweetgaatjens gezien kunnen werden verftopttezyn.
; Pe-Lüyden, met dit ongeval bezet zynde, duwen met de vingeren dik-
wils dezeontaarde kliertjens uyt haar vel, onder de name van piryftjens
in 't aangezigt: en werd in dezelve veeltyds gevonden een bryagtige itoffe,
ook wel kleene wormtjens.
                                                               : I
4.  Hier kan men zeer klaar zien de bepalinge, waar hét vel des aange-
. zigts komt te fcheyden van 't vliezige bekléetfel van de bovenfte Lip: want
daar men geen fweetgaatjens meer ziet, daar is 't, dat het vel ook af-
gefcheyden word.
5.  Het bekléetfel van 't onderfte deel van de bovenfte Lip hier wegge-
nomen zynde, vertoont zig dat deel des Lips, als de pool van 't fluweel,
zeer ruyg, waar van hier breeder ftaat gehandelt te worden, want zulks
confiderabel, en de moeyte weerdig is.
N°. VII. Een geè'xcarneerd of ontvleeft Levertje van een jong gebore
Kintje, met deszelfs galblaasje, ik zeg geè'xcarneerd Levertje, om dat on-
ze voorgangeren alzoo gefprooken hebben, maar zulks heeft geen eygen-
fchap; beter zoude men zeggen, de bloedvaten, die met haare uyteynden
het voornaamfte van de Lever uytmaken, zyn hier van haare fappige uyt-
eynden gefcheyden.
Aanmerkt ten eerften. 't Is wonderlyk om te zien, hoe groot een onder-"
fcheyt dat 'er is tuflchen de uyteynden der bloetvaten, niet alleen ten op-
zigte van haren cours, maar ook wegens hare tajighcyt, en broosheyt. De
bloet-en galvaten des Levers zyn aan hare uyteynden zoo taay en onder-
ling yereenigt, dat zy geen curieufe fcheydinge, 't welk, als boven ver-
meit is, excarnatie geheten is, toelaten ^ ten zy in een zeker gebrek, itt
dewelke de Levers een tegennatuurlyke zagtigheyt bekomen.
De uyteynden dezer vaten zyn bundelwys, of penceelswys vantoeftel^
en werden deze bundelkens kliertjens geheten, maar t'onregt, alzoo buy-
ten der vaatjens eynden, geen kliertjens aldaar gevonden werden.
Deze gezeyde bundelswyze uyteynden zyn ook geen klouéntjenswyze
geflingerde vaatjens, maar dezelve zyn penceelswyze bundelkens, waar vari
yder der zelve in geen byzonder vliesken beftooten werd, 't welk-aan een
klier, zoo men zeyt, eygen'isj maar deze zyn, gelyk gezegt is, penceels-
wyze bundelkens, dewelke alle te gelyk van haar gemeen vlies omvangen
worden, 't Is wel waar, dat de gezeyde bundelkens haar zoo aardig kliert-
X .
                                              Sss                                            jens
-ocr page 23-
joó              L ANATOMISCH CABINET
jens verbeelden te Zyn, dat zulks my, en andere voorheen heeft bedrogen,
en dat voornamelyk in de Lever van een Varken, 't zy men die rau of ge-
kookt komt te beichouwen: Edogh, de zaak nauwkeurig ingezien zynde,
zoo meen ik, dat men ze geenfints daar voor houden moet} te meer* al-
zoo tot haar geen byzondere vaatjens loopen, om haar eenige bloedige
ftofFe toe te brengen, 't welk ook in een ware klier gezegt word vereyft te
werden, maarzy zelfs der bloetvaatjens tiyteynden zynde^ en hebben zulks,
tot het uytvoeren van haar werk, niet van noden. Zoo dat 'tgebfüykdes
Levers, niet haar pretenfe kliertjens, maar haarer bloetvaatjens tiyteyndeij
toe te fehryven is.
2. De flagaderen van de galblaas , (die men Arterie cyfiic* % of fljig-
aderen van de galblaas heet,) en verzien niet alleen de galblaas vaneen ge-
noegzame quantiteyt flagaderlyk bloet, maar dezelve loopen verder tot in
de Lever, welke verdere takjens over de gront van de galblaas loopende,
te onregt worteltjens van de galblaas zyn geheeten geworden. Zulks kan
men hier zonneklaar zien.
N°. VIII. De Nier van een Jongen of Meysken in twee deelen gefpou-
wen, om alzoo 't inwendig geftel te kunnen zien.
Aanmerkt ten eerften. De tepeltjes van de Nier kan men hier béfchey-
delyk zien met veele gaatjens doorboort te wezen, zynde die openingen tjens
waar door de piile zig komt uyt te ftorten in de Nierbuykskens, dewelke
niet anders zyn, als holle fcheuten of takjens van 't bekken der Nieren^
2.  Deze gezeyde tepelagtige verheventheden of tepeltjens zyn overal
'niet eenvoudig in de Nieren, maar op verfchèyde plaatfen gekoppelt, ge-
Jyk zulks in die, en andere voorwerpen biykt.
3.   Deze Tepelrjens (zynde een t'zamenftel of byeenkomfte van de uyt-
eynden der pis vaatjens) hebben hare natuurlygegroote,fbrme, en couleur.
4.  Ook zyn zommige dezer pis vaatjens in deze Nier vervult geworden
van de roode wa/ïïge ftoJFe, waar mede des Niers flagader van my was ver-
vult geworden, 't welk playfierig is om te zien, en waardig, zoom y dunkt,
aangemerkt te werden.
                                                          0         yfi; %Ci
Ik hebbe ook verfchèyde Nieren, welkers pisvaatjens al te zamen ver-
vult zyn geworden, met het opvullen van hare Slagaders, waar van hier
na breder zal gefproken werden, als ik het ware en wonderlyke geftel der
Nieren zal laten afbeelden, en dat zoodanig, als ik nog van geen ander
voor my heb zien doen.
N°. IX. Een opgefpouwe Nier van een kind, zoo curieus geconfer-
veert, dat het zyne natuurlyke, enlevesidige couleur nog heeft. Indeaelye.
kan men zoo wel als in de voorgaande, de Tepeltjens zktL
V:
                                                                                               N°..X.
-ocr page 24-
Van F RE DRIK R U Y S CR               W
N°. X. De elfde, en ook delaatfte, of twaalfde Ribbe, metderzelver
Spieren, en dat uyt een kindje: waar ontrent aan te merken ftaat, dat men
daar ter plaatfe nooyt een openingc maken moet, om etterige ftorfe uyt de
borft te ontlaften, nadien men hier klaar ziet, dat deze tuflehenribbige Ze-
nuwen, altoos geen cours houden, gelykde andere, want dezelve loopen
difewils in 't midden van dé fufTchcnribbige Spieren, gelyk hiertegen is.
/ N*. XI. Een ftuk van de Colyk-darm, wiens binnenite en ruyge vlies
zeer rood zynde , ten dcele van de andere gefcheyden , nederwaarts af-
hangt , onthoudende in zig de baftaart-kliertjens van 't gcdarmte.
t Aanmerkt ten i. Dat deze kliertjens in hare natuurlyke lituatie zynde,
té naafte haar vereenigt houden aan hec zenuwachtige vlies, geven ons hier
genoegzaam te kennen de putjes, die als voetftappen, in 't zenuwachtige
vlies nagebleven zyn.
2.  Als mede zoo blykt het hier klaar, dat deftronkjes der Slagaderkens
ran 't gedarmte meeft haar laten vinden in het zenuwachtige vlies.
3.  Ook dat het tweede en vleefige Vlies van 't gedarmte, hier mede ge»
fcheyden en afhangende, met gantfch weynige bloed vaatjes verrykt is.
4.  De rondloopende en beweging toebrengende übren of draaykens van 't
vleefig vlies, kan men hier ook bequaamlyk zienj als mede beyde de zyden
van't ruyge vlies, nadien het ten deele van 't zenuwachtige vlies gefchey-
den is.
N°. XII. Een ftuk van de Lever van een waterzuchtig menfehe.
Aanmerkt ten 1. In 't Jaar 1696, heb ik het doode lighaam van een wa-
terzuchtig Man geopent, wiens Lever geheel en al uyt loutere blaaskens
was beftaande, onthoudende in haar een heldere en taaye vogtigheyt: van
deze Lever ziet men hier een ftuk zoo cierlyk gebalfemt en geconferveert,
in een heldere vogtigheyt, dat hec fchynt nu vers uyc het lighaam gefne-
den te zyn.
2. In deze Lever was met het minfte takjen van de Poon, of Hol-ader,
noch ook van de Levers Slag-ader , veel min van de Galwegen te zien,
hoewel den Lyder tot die tyd toe geleeft heeft.
Uyt deze Aanmerkinge meen ik klaar te blyken, dat niet alleen de Water-
vaten, maar ook de Bloed-vaten , en andere meer , kunnen ontaarden, in
water-blaaskens, of geley gelykende blaaskens, gelyk hier gezien kan wer-
den. En 't geen noch meer te verwonderen is, de bundelwyzeuyteynden
dezer vaten, (die men te onrecht klieren noemt) zyn niet alleen verandert
ia de gezeyde blaaskens, maar ook zelfs de ftronken.
t £4p. XIII. Een groot gedeelte van het dunne Herflen-vlies, en dat uyt
een eerftgeboore kkidje,
Sss 2                                         Aan-
-ocr page 25-
5o8               I. ANATOMISCH CABINE T
Aanmerkt ten i. Dit Vlies is zoo dun en teer, en zoo zeer mét arferikëns
bezet en doorweven, dat men naauwlyks iets vlieligs zien kan : zoo dat
men fchier zoude zeggen, dit vliesken uyt loutere bloedvaatjes te beftaan.
Hier uyt, meen ik, dat men zoude kunnen befluyten, dat deze Artericn,
of Slag-aderen, niet alleen gedeftineert zyn om dit vliesken te voeden, en
te verwarmen, want daar toe had zoo dun een vliesken zoo zeer veel Slag-
aderen niet van noden -, maar deze gezeyde vaten zyn gedeftineert, zoo ik
meen, om de fchorflige fubftantie der herflene te formeeren j en zouden de-
ze bloedvaten niet onder een verwerren, en uyt hare plaatfèn verzet wer-
den , door deze of gcene oorzaken, zoo moeftcn zy iets vliefigs hebben,
om haar in ordre te houden, en daar toe meen ik dit vlies te dienen, als
mede om met de gezeyde bloedvaten, de omwindingen der herflenen van
den anderen te fcheyden.
t Van de veelheyt en cours der gemeene Aderen zal ik hier niet fpreken,
om datze in dit gedeelte van 't dunne herffen-vlies niet zyn vervult gewor-
den , en by gevolg niet wel zigtbaar zyn.
                                        ~ ;;
2. Nadien de uytwendige groeven der HerlTencin een jong geboore
kindje niet zeer diep gaan $ zoo is't ook, datdeaanhangfelen van't dunne
herïlen-vlies niet groot zyn, 't welk ons hier voordeelig is, om de veelheyt
der Slag-aderkens, en ook haren cours te bequamer te kunnen zien. Ziet
de fig. van dit voorwerpi Tab. 4. fig. 3.
Nu. XIV. De Tong van een Jongen, met het klepje van het Strotten-
hooft, begaaft met hare natuurlyke couleur, door dezelve Tong ziet men
ontelbare Tepeltjens verfpreyt, van verfcheyde gedaante en groote. Ziet
verders de uytlegginge over de 4. Tafel, fig, 6. /• <£&*>
N°. XV. Het Oog, met alle deszelfs Spieren , waar over heen bloed-
vaten en een zenuw loopen, en dat uyt een kleen kinder hooftjen.
Aanmerkt ren 1. Deze Zenuw, boven over het Oog loopende, enzyne
natuurlyke plaats en couleur behouden hebbende , is meerendeels gedefti-
neert om de geeften te brengen tot de voörhoofts Spier.
2. Als men het Glas omzet, zoo komen ons de Slag-aderen voor, de-
welke wederzyds door het bekkeneels vlies loopen, even boven het ooge-
rat, en dat ilangswys ; ook ziet men aldaar de takken van de gezeyde Ze-
nuw, die haar door de voörhoofts Spier verfpreyden.
No, XVI. De Tepel van de borft van een Walvis, hangende in een
vlesje met heldere vogt.
Aanmerkt ten 1. Dat het oppervelleken, als mede het netwyze lighaam
(van d'Heer Malpghius uytgevonden) van deze Tepel afgefcheyden zyn,
ten eynde dat de. ontallyke tepeltjens, in't vel zittende, te bequamer gefien
konde
-ocr page 26-
Wm Hp R #3* R; I K Rftj Y S C #:.j         f<^:
ïconde berden, voor zoo veel zy buyten het vel uytfteken y zynde lang-
werpig rond van figuure.
                                                                     
2. Deze
Vel-tepeltjens zyn van de Plaatfnyder wat grooter gemaakt^
als zy in 't leven zyn.           ; '         r
:, 3,; De Tepel van de borft is aan haar uyterfte uytgeholt, ziet de 4. Plaat,
Figuur 1.                                                                                             t's.
N^. XVII De Tepel van de borft vaneen Walvis, het ópper-vellekcn,
als mede het netwyze lighaam niet afgedaan zynde , waar door de Tepel
egaal van oppervlakte is, ende des vels tepehjens- gezien kunnen werden ,
zonderde mmfte uytpuylinge. Ziet, de 4. Plaat, Figuur ;r. ...;.;
Aan de ^yde van de Tepel des borfts , vertoone ik een kleen ftukjen
van ?t netwyze lighaam van de Tepel van de borft afgefcheyden, op dat-
men deszelfs gaatjens, en ook zyn dikte te gclyk beter zoude kunnen be-
merken 5 ziet Figuur 8. Letter a/ .
DE D E R D E P LAN K.
' ■; .;;., ai..::.:'.;':.' ; , -......1: : ! I ■■ ' 3J13JJ3 r- p g , ; . | ; ;-..: 'v.'-;,.....,
5 ,;N°. 1., Een Vlesje, en daar in een ftuk van de Tepel van de borft va&
een Walvis, zoodanig toebereyt, dat men de Melk-canaal zien kan.
Aanmerkt ten 1. Deze Melk-canaal is in de Walviflen eenvoudig. ,;.
2,  Het is aanmerkensweerdig, dat dezelve canaal geveurt is.
3.  Ook dat de randen der veuren of fieuven wonderlyk zyn gekrult en
gefronfelt, waardoorden uytgang van de Melk, buytcn zuygeiis tydt, be-
quaam verhindert kan werden, Ziet de 4. Plaat, Figuur 5.
In 't zelve vlesje is noch een tweede Melk-canaal van de Tepel van een
Walvis, zoodanig toebereyt, en uytgefpannen, dat (men de gezeyde veur
ren daar in. beter zien kan, edog zyn de kanten der veuren niet. zoo zeer
gefronfelt: Of dit nu is gekomen, om dat de Melk-canaal wat meer uyt-
geipunnen is, en of het een andere oorzake laeeft, zulks is my onbekent.
Ziet de 4. Plaat, Figuur 2. f
                                                          :l
N°. II. Een vlesje met een ftukje van de Tepel van de Borft van eea
Walvis.
Aanmerkt ten 1. Het opper-velleken en netwyze lighaam zyn hier weg
genomen.
■> 2. Des vels Tepeltjens heb ik in't water als ontbonden en los van een
gemaakt, waar door dezelve 't hayr van 't rel eencs Hornds zeejr aardig
verbeelden. Ziet hier over de uytlcgginge van de 9. Figuur van de
4. Pkat.
No. III, De Tepel, en [areola] omloopende kring van een Vrouw? J3orft.
Sss 3                                                Aan-
-ocr page 27-
,fï©\          1 ANATOMISCH CABINET
Aanmerkt ten i. Het opper-velleken, als mede het net-wyze lighaam^
zyn maar ten deele van het vel afgefcheyden, waar door ook de kleenfte
helft zich bruynachtig vertoont $ maar daar het vel zich witter opdoet,
aldaar zyn de gezeyde dekfels weg-genomen, waar door men ook op de
ontblöoèe plaatze des vels tepeltjèns zien kan, dewelke anders onzigtbaar
zyn. Ziet de 4 fig. Tab. 4.
                                                     . 1
2. Hier kan men ook zien, dat de Tepel van de Borft eenes vrouws
met veele gaarjens doorboort is, geheel anders is *t gelegen met die van de
Borft van een Walvis; en zyn defe gaatjens niet anders, ais mondekens
van de Melk-eanaaltjens, waar door de melk ilch komt te ontlaften.
■3. Het foude feer qualyk te doen zyn voor een Ontleder^ des vels te-
peltjens aan de Tepel van de Borft te vertoonen, ten zy men defelve van
7t opper-huydeken en netwyfe dckfél ontbloot zyndc, in een heldere vog-
tigheyt komt te hangen, gelyk ik hier doe.
N°. IV. Een ftuk van 't vel van de \_flanta£edis~\ bal van de voet, met
^en byna natuurlyke roode couleur begaaft.
Aanmerkt ten x. Het op per-velletje, als mede het net- wyfe lighaam,door
d'Meer Malpighius uytgevonden, hangen te famen ten deele van 't ware
vel af.
2.  Het buytenfte en eerfte dekfcl, zynde het opper*velletje, vertoont
fich hier in dit Voorwerp witachtig van couleur; en het tweede, of net-
wyfe, iri tegendeel geel, en dat alles feer klaar.
3.  Opk kan men hier, by helder weer, door toedoen van rergrootgla-
fen, op oncallyke plaatzen, bequaamlykzien, het voornaamfte en gcvoe-»
lykfte deel van de cepeltjéns des vels} nadien defelve eenigermaten in dit
voorwerp buyten het vel uytftekcn.
N°. V. Een ftuk van de Longepyp, na de langte open gemaakt, en
dat van een Jonge, of van een Meysken.
Aanmerkt ten eerden. Her inwendige, of zenuwagtige Vlies, 't welk
de inwendige oppervlakte bekleet, is vervult van ( aUoo genaamde ) kliert*
jensi dewelke kleene hollptjes komen t$ verbeelden.
               i i
2, Van agteren vint men aan dit voorwerp een \_glandula congkbatd\
-eenvoudige, klier hangen % waar ter plaatfe men in ons lighaam veele foo-
danige, en van verfcheyde groote ordinaris vint.
                                  1-
M *„ VI. Een glas p onthoudende in zich een ftuk van 't binnenfte eti
ruyge Vlies van den Endeldarm van een Menfeh, *t welk hy na veele on*
lydelyke fmerten geleden te hebben, ?iet eenige bloedige ftoifeis quytge*.
worden.
K". VII. Een ftuk.van de ftreng van de Navetftreng.
Aan-
-ocr page 28-
Van F REDUI K RUYSClT.                511
-Aanmerkt ten eerften. Dat de ftreng feer voos is, blykt uyt dk ftuk,
en wert/defe vofigheyt toegefchreven de name van fappige of fapvoerende
vaten/ook foo wort 'er gemeentyk, door het perflen, een flymerige ^en
heldere vogtigheyt uytgeperft.
Ten 2» Soo zietmen hier ook klaar de drie bloetvaten, daar de ftreng
doorgefneden is -, hier van zyn de twee naaufte de ilagaderen , cnde de
wytfte de ader.
N°> VIII. Een groot ftuk van 't net van een jong gebore Kintje, 't
welk in een vogtigheyt hangende, feer net te voorfchyn brengt alle des
felfs (lagaderkens, zynde bloetroot van couleur: en dat eenwelgefteltnet,
gantfeh geen gaatjens heeft, blykt hier klaar: foo dat, als men ons in 'c
net gaagens komt te vertoonen, foo moet men fulks de ruwe handelingc
van den Ontleder, of voorgaande ongemakken van den Patiënt, toefchry ven,
Nü. IX. Eenftukjevan 't onderfte des ruggemergs, waar in klaar te
zien zyn.
Ten eerften, Dat des felfs fchorfïge deel uyt loutere bloetvaatjens is
beftaande.
2.  Dat de fchorffige fubftantie de binnenfte plaats komt te befltten.
3.  Het is meer als wel bekent, dat het binnenfte Vlies van 't rugmerg
flagaderkens heeft: maar hoe defelve loopen, zulks en heb ik nergens foo
afgebeelt gefien, gelyk ons defelve hier voorkomen.
4.  Men kan hier ook zien, dat zelfs de zenuwen feer veel flagadcren
befirten, ook hoe defelve loopen.
5.  Dat de Arterikens langs de ecne zyde van 't buytenfteen dikfte Vlies
flangwys loopen, en langs de contrarie zyde een byfondere loop hebben ,
kan men hier ook zien.
N■■'. X, Een ftuk van een menfche Milt, hangende in een vogt, wiens
flagader met een rootwaflïge ftoife vervult is.
Aanmerkt ren eerften. De uyteynden van de aderen zyn niet opgevult,
en daarom is haar couleur graauagtig.
2.  Hier kan men ook zien, dat de uyteynden der ilagaderen, eer datfe
haare vaftigheyt komen te verlaten, en in een fappige enfmeitbarefubftan-
tie komen te veranderen, van figure over een komen, met afgefïet^n pen*
ceeltjens.
3.  Als mede dat de gefeyde fmeltbare en fappige roode fubftantie, op
verfcheyde plaatfen aan de uyteynden gelaten zynde, eenigermaten voor
kliertjens foudc kunnen aangefien worden, maar de zake beter ingefien zyn-
de, foo is de Milt t'eenemaal kliereloos. Ziet hier over verder na myn^
antwoort op de vierde voorgeftelde Brief y waar in den beminden leferook
desfelfs figure zien zal,-
                                                              N >, xi.
-ocr page 29-
5ix             I. ANATOMISCH CA B INET
N<^ XI. Een ftuk van't langwerpig!merg uyt een Kind, waar in te
zien zyn ten , ,::;, • tj*y''3cnufi
                                   ■ ■•■■;."., niw <o
;ri. Die ivytpuylentheden, dewelke olyfs-wyfe lighamen geheeten wpr*
den, als mede ten
* 2. pie gene, dewelke pyramidwyfe lighamen genoemt zyn,
Ten 3. Die fleuve, in 't midden dcfergefeydelighamengeplaatft zynde*
4. Het ronde of ringwyfe lighaam van D. Hr. Willis.
y 5., Een gedeelte der beencn of fchenkels van 't langagtig merg, ten
6. Soo ftaat aan te merken, dat de flgure Ka dit felfde voorwerpgefner
den, te zien is, in myn antwoord, op de i4f!c voorgeftelde Brief, Tab.
14. Fig. 4*                         ■>* '."...'..■.;? :'-■■'n iih. Ui r"".:. m aoif-i&j ■■"!'■■■ „ \:r:.v;-nk'9,
, N°. XII. Een van de Hals wervelbeenderen van een kleen Kint, waar
in nog een gedeelte van 't rugmerg is blyyen zitten.
't Selve toont ons ten ilten feer klaar aan, dat het fchorilige gedeelte^
uyt loutere bloetvaatjens is beftaande.
2. Ook zyn de twee op zy loopende wervel-flagaders hier voor een ge-
deelte te zien.
' NvXIII. Een ftuk van den bogtigen Darm > wiens natuurlyke gedaan-
te en couleur, (als van een levendig menfche^), feer wel bewaart zyn, en
datuyt een kleen kint.
                                                              .,; 2 y.
Aanmerkt ten eerften. Door het Darmfcheyl ziet men niet alleen de
aderen en flag-aderen, niaar ook zelfs de zenuwkens verfpreyt te zyn, en
dat feer veel in getale, na welkers quetflnge fware toevallen en onlydelyke
pynen komen te volgen.
2. Des Darmfcheyls flagaderen door het gedaraite haar verders verfprey-
dende, en een ftuk weegs over desfelfsdarmsbuytenftegefienzynde,fchy-
nen wel fchielyk afgebrooken te werden en te verdwynen, edog defelve
lopen binnewaarts, na het zenuwagtige vlies
> aan wie fy hare voornaamfte
takken overgeven. _ ...•
                                   .,. . . : , ; r'             £v
XIV. Een ftuk van 't dunne herffcnvlies van een jong Kintje, waar in
klaar te zien is de 't famenkomfte en 't vereenigen van de flaap-flagaderen,
met die van de wervelflagaderen.
                    -, <                              .
N°. XV. De Tong van een Jonge, hangende in een Vies met heldere
vogtigheyt, ten eynde verfcheyde zaken klaarder voor ons gefigte komen
zouden.
                                                         g         1 jA
Aanmerkt ten eerften. Langs de bovenfte vlakte des Tongs kan men
de cours der flagaderen diftin£telyk zien,/nadien defelve met een wit-was-
fige ftoffe vervult zyn.
                                                                     ; .
i 2. De grootftedefer uyt de keel voortkomende, loopen door het mid-
den
-ocr page 30-
Van FREDRIK RUYS CE                513
den van de Tong, en haare takken meeft na beyde de zyden des Tongs}
geheel anders gaat dit toe ontrent het onderftedcs Tongs, alwaar twee flag-
aderen na de lengte des Tongs loopen, een pink brecte van den omtrek
van de Tong, en geven deze twee flag-aderen zoo veele takjens uyt waart s
na den ommetrek, dat zy een kleene boflehafïe van bladerlooze boompjens
verbeelden. Ziet de derde Plaat, en daar in de 4. Fig.
No.'XVI. Zes ftukken van ribbens , met hare tuflchenribbige fpieren,
en dat uyt een kleen Kint.
Aanmerkt ten eerden. Het vervullen van hare flag-aderen meteenróot-
waflïge ftoffe, is oorzake, dat ik die flag-aderen , (van my uytwendige
tuflchenribbige flag-aderen geheten} uytgevonden heb, waar van ik nooyt
iets befchreven heb gevonden3 pok heeft men ons die tot nog toe door geen
figuuren afgebeelt.
2.  De fpruyten of takken dezer flag-aderen , door het beene-vlies der
ribbens loopende, hebben eenen cours, ganfch verfchcyde van die geene,
dewelke van buyten door de tuflchenribbige fpieren loopen. Ziet de 3. Plaat,
Fig-3- ■■■ - . ' .:." j: --,                               ' Isiw ' lab
3.  't Is vermaaklyk om te zien, hoe perfect dat de takjens van de uyo-
wendige tuflchenribbige flag-aders, de cours van de bewegende draatjens
der uytwendige tuflchenribbige fpiertjens komen te volgen.
4.  De takjens van de gezeyde uytwendige tuflchenribbige flag-aderen,
ziet men op verfcheyde plaatfen verdubbelt te zyn , tuffen welke verdub-
belinge eene ader komt te loopen, gelyk men altoos befpeurt in de Navel-
ftreng van de Nageboorte, alwaar mede eene ader van twee flag-aderen
vergezelfchapt word.
5". Als men 't glas omzettende, de contrarie zyde beziet, zoo komen
ons alleen, die flag-adertjens in 't gezigte, dewelke verfpreyt zyn door die
oppervlakte van 't borlt-vlies , dewelke 't naaft aan de Longe is : Deze
haar begin, nog ook haar eynde, zyn niet wel te zien, zoodatzeconfuus
door 't gezeyde vlies fchynen te loopen.
No. XVlï. Een rye, of rifte tanden, uyt de eyer-ftok, of balletje van
een jonge Vrouw, na haar dood, gemeden , waar van ik hier een kleen
verhaal doen zal. Omtrent 4 of 5 Jaren geleden, is ons voorgekomen een
Vrouw;, out omtrent 24 Jaren, vaneen phlegmaticq temperament, zynde
van een fware ziekte bevangen, namently k gedurige koortfe, en klaagde over
pyninden onderbuyk, en dat niet zonder benauwtheyt voor't herte: Deze
geftorven zynde, wierd ons gelegentheyt gegeven om haar lighaam te laten
openen, in prefentie van eenige ervare Heeren Doctoren en Chirurgyns. »
Myn Zooii bezyde des Lyfmoeders linker zyde, (zoo ik wel onthou-
T11 /                                   den
■ ""■ ■ .■ ' .                                                                                                                                    - ... >. ■ '■''.'.'■■                                                                                                                                                                       <**i . -
,                                                                                                                         ■ . ......                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                            v ^ ■■ ■■• ■
■ • ■                                                                                                                                                                                                                                  y
.... .                                                                                                                                                 .■■.■.                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                              /
-ocr page 31-
f i4            X 1ANATOM1SCH CABINET
den heb) eenige hardigheyt gewaar wordende, fnyt dié uyt, en vertoon-*
de ons dezelve; wy bevonden het de Eyëfftok te wezen 5 ik opende de-
zelve van eene zyde, en wy bevonden dat'er een tant in. zat, ja een kieze
of baktant, het verdere opende ik niet, maar hielt de reite dezer tanden
in haar vlies befloten > met meeninge, wanneer my gelegefitheyt voorquam
om publyk t'Anatomifcren, de rcfte ook te ontbiooten. Deze gelegent-
lieyt my voorgekomen zynde, verhaalde ik het voorval , en bragt de ge-
heele rifte met tanden te voorfchyn} ook zo opende ik nog een kleen ge-
deelte van degezeyde riftc, en vertoonde alzoo ook een tweede tant, die
een Honts tant gelyk is. Deze twee ontbloote tanden , als mede alle de
refte ten deele ontbloot , ten deele nog in haar dikvlies befloten zynde,
werden by my in een vogtigheyt bewaart, gelyk de Fig. 1. Tabi 3. komt
aan te wyzen.
                                                                                      v
Aanmerkt ten eerften. In deze rifte tanden, dat ik, tot meerder certi-
ficatie van dit wonderlyke voorval, de twee ontbloote tanden aan eene zy-
de nog vaft heb laten zitten aan haar dikke vlies.
                           r;
%. Gelyk men in de kleene kinderkens nooyt komt te befpeuren, dat de
tanden volkomen of volmaakt zyn, alzoo mede is't, dat in deze ontblote
tanden het uyterfte van de wortel komt te ontbreken.
3.   In kleene kinderkens zyn de tanden hol , deze in tegendeel zyn
gantfch gefloten, en zónder eenige holligheyt.
4,  Hoe veel tanden dat 'er nog in 't dikke vlies verders beflötbn zyn,
kan ik niet zeggen J aangezien ik het verder nog niet geopent hebbc.
NvXvTÜ. Een kleen gedeelte van de onderfte kaak eenesjonggeboore
Ktnts, van zyne vliezige deéltjens nog omvangen , waar in twee tanden
gezien worden.
Aanmerkt ten eerften. Het geheelc gcftel dezer tanden, eer jdatze Uyt
hare-kasjens komen te puylen, zyn in die tyt zagt van fubftantie, waar
door men hier zeer veel flag-aderkens ziet pafTeren. ; /; : v
2. Een dezer twee tanden, na de lengte opgefneden zynde, is van door-
gefnede flag-adcrkens-zeer wel voorzien. Ook zoo ziet men diftin£telyk
de flag-aderkens door het vliesken, dat de tweede Tant omvangt, 't welk
jiog voor 't grootfte gedeelte ongequetft is gebleven. ;'
\ 3. Hoewel de Tanden in dien tyt geheel en al zagt zyrii, zoo verfchilt
nogtans de buytenfte zelfftandigheyt veel van de binnenfte. Dfe buytenftc
beftaat uyt twee zelfïtandigheden, die verfcheyden zyri van couleur, ge*
lyk^rïier evident gezien kan werden , maar de binnenfte in tegendeel is
eencouleurig en zagter,
N°. XIX. Een ftuk van het dunne herflen-vlies, waaraaii een gedeelte
van
-ocr page 32-
Van F ït E DR I K RüYSCrl.                515
van de fchorftlge zelfftandigheyt van de Jjerftenen vaft zit, en kan men"
zeer klaar zien, dat deze fchorftïge ftoffeuyt loutere uyteynden van bleet-
vaatjens haar beftaan heeft.
Aanmerkt ten eerften. Ik zégge haar geftei geheel uyt loutere bloetvaat-
jens te beftaan: maar of deze alleen te houden zyn voor -uyteynden der
ilag-aderkens, dan of dezelve ook vergezeifchapt gaan met aderkens, en
heb ik tot nog toe niet konnen uytvinoen, hoewel 't waarfchynlyk is.
2. Deze gezeyde* uyteynden van blqetvaatjens worden van plaars tot
plaats zagter en zagter, zoo datze ten laatfte in een bryagtige ftofFe, in
wat waters gedaan zynde , kan gedifïblveert werden , 't geene ook plaat/c
heeft ontrent de 'milt , gelyk ik zulks aangewezen heb in rnyn Antwoord op
de vierde voorgeftelde Brief, aan den wel geoeff enden Heer J. Campdomerc.
"3. Indien men deze fchorffige ftoffe door konft komt te verharden, zoo
verheft ze deze eygenfchap, en vertoont haar klontcrig.
4. Hier kan men zien, dat de fchorllige zelfftandigheyt geenz*ints uyt
kliertjens haar beftaan heeft. Ziet verders hier over na myn Antwoord op
de 12. voorgeftelde Brief, Tab. 14.
N°. XX. De Milt eenes Kinds, zqo net geprepareert en bewaart,datze
fchynt vers uyt het lighaam gehaalt te zyn.
N<\ XXI. Het oor van een Kint, 't geen van zyn natuurlyke couleur
niet fchynt afgeweken.
Aanmerkt ten eerften. De fweetgaatjens open ftaande, zitten zoo digt,
by een, dat ons dit deel zéefswys voorkomt..
2. TufTchen deze fweetgaatjens, kan men door toedoen yan vergroot-
glazen, de bloetvaatjes met een rootwaflige ftofïè opgevult, klaar zien.
D E L A A
Onderdit Cabinet onthoud in zig Cedere vierkante Doozen, waar van de
i. Vervult is met gedroogde en opgefnede ftukken van den nugteren
darm van een .Menfch , op dat men 4q kliertjens en andere zaken zkix
konde. [l\(0
Aanmerkt ten eerften. Deze klieren zyn van dat ilag, die men niet on-
dier de eenzame, maar tropswyze klieren ftelt.
2. De bloetvaatjens , door deze kleene kliertjens loopende , zyn voor
ons gezigt niet t'eenemaal: verborgen, nadien ze met een roótwaffige ftoffe
zyn vervult.
-3. Dé flag-aderkens, dewelke door het buytenfte en gemeene vlies dezes
d&rms Ipopen, hebben een geheel andere cours , als die geene, dewelke
haar door de andere vliezen der darmen veifpreyden.
4. De latwyze ringen , by andere dóglüykende klap-vlïezen geheten
Ttt 2,                                       zynde,
-ocr page 33-
<i6             I. ANATOMISCH CABINET
zynde, werden in dit ftuk van den bogtigen darm nog gevonden, hoe\veJ
het droog gemaakt is.
5. Niet alleen de gezeyde latwyze en halfmanige ringen, maar ook zelfs
het geheele ftuk dezes darms, zyn hoog root, en dat wegens het opvullen
van hare flag-a4erkens met een rootwaflïge ftoffe.
DE TWEEDE VIERKANTE DOOS
Onthoud in zig verfcheyde ftnkken van Menfchen darmen.
A.  Een ftuksken van den nugteren darm, na het opblazen gedroogt en
opengefneden, op dat men de oogluykende en halfmanige klap-vliezen, of
latwyzer ronde uytpuylentheden zoude komen te zien.
B.  Stukken van den Colyk-en Bogtigen darm, met den geheele blinden
darm, en wormwyze aanhangfel, alsmede dat gedeelte van't darmfcheyl,
't welk eygen is aan 't gezeyde uytfteekfel. En is dit genomen uyt een
jong geböore Kintje. Door 't gezeyde wormwyze uytfteek, ziet men zoo
veel flag-aderkens loopen, dat het in 't geheel hoog root is geworden, na
dat ik dezelve vaatjens met een rootwaffige ftoffe vervult hadde.
Hier ziet men den blinden darm in jong geböore Kinderkens veel te ver-
fchillen van die, dewelke eenigejaren out geworden zyn: want in geene
bemerkt men den diameter van plaats tot plaats te verkorten, ende den blin-
den darm nauwer en nauwer, en eyndeiing in het wormwyze uytfteek ver-
andert te werden. Maar in deze, dewelke eenigen tyt ter werelt zyn gc-
weeft, daar gaat het zoo niet toe, gelyk naheen getoont zal werden.
C.  Een ftuk van den Colyk-darm; met deszelfs \meficolon] grove darm-
fcheyl, waar door ontelbaare opgevulde flag-aderkens komen te loopen.
D.  Een ftuk van den Bogtigen darm, na het droogen open gemeden ,
wiens flag-aderen zoo veelvoudig zyn, dat zy een boffchafitje^Komen te
verbeelden.
E.  Een ftuk van den Colyk-darm, wiens banden, voor het drogen los
gemaakt zyn, op dat men klaar zoude kunnen zien, dat den Colyk-darm
niet dikker van zelfftandigheyt is, als de andere darmen, en dat de differentie
alleen voortkomt wegens deszelfs banden, en oogluykende kiapvliezeH,
IN DE DERDE CEDERE DOOS
Werden gevonden twee Nieren van een Menfch, grooter als men gewoon-
lyk komt te zien: Hieraan zyn de groote flag-ader, en hol-ader nog vafL
Deze Nieren zyn tegens de gemeene loop van de natuure, verzien van
twee overtollige Niers flag-aderen.
A.A. Der
-ocr page 34-
Van FREDRIK RUYSCE               517
A. A. Der Nieren flag-aderen.
B. B. De twee flag-aderen der Nieren, die men hier overtollig ziet.
C.  De ftronk van de groote flag-ader even onder het middel-rift afge-
foeden, en met een rootwaffige ftoffe vervult.
D.  De ftronk van de hol-ader even onder het middel-rift afgefneden, ca
met een witwaflïge ftoffe opgevult.
E. E. De heuptakken van de hol-ader.
F. F. Des groote flag-aders heuptakken.
G.  De onderfte darmfcheyls flag-ader.
H. De bovenfte darmfcheyls flag-ader.
I. Des maags flag-ader.
K. De linker nier-ader, voortkomende, tegens degemeene loop der na»
tuure, even boven de verdelinge van de hol-ader in heup-takken.
L. De regter nier-ader op haar gewoone plaats uytfpruytende,
M. De linker zaad-ader, fpruytendë uyt de nier-ader.
N. De regter zaad-ader, voortkomende niet alleen uyt de regter nier*
ader, maar ook uyt de hol-ader zelfs.
O. O. De Pisleyders flangswys loopende.
IN DE VIERDE DOOS                     / v
Vint men eenige zeer klcene Vliegen, als mede de doppen of fchellen der
Popjens, waar uyt zy voortgekomen zyn j en zyn deze Popjens in 't wa-
teren door de waterwegen ten lyve uytgedreven.
Een zeker voornaam Perzoon, eenigen tyd van jeukte en ongemak tuf-
fchen zyn fondament en fakje klagende, als mede van moeilykheyt in 't ma-
ken van zyn water, verzoekt eerft een bequaam Chirurgyn, en daar na ook
My, om ons dit ongemak voor te houden : Wy vonden het water geen-
fints qualyk geftelt te zyn, als alleen dat 'er in de grond van 't glas veele
langwerpige lighaamtjes lagen, die hy ons zeyde veele dagen daar in ge-
zien te hebben.
Dit ziende, verzogt ik, eenige met my te mogen nemen in een doosje,
om die nauwer te examineren, 't welk my toegeftaan wierd: Maar als ilc
den volgenden dag het doosje open maakte, vond ik't zelve met zeer veel
kleene Vliegskens, en dopjens, waar uyt deze Vliegskens gekomen waren,
bezet te zyn : Hier over verzet zynde, nam ik een Vergrootglas, en be-
vond de gezeyde rond en lange lighaamtjens niet anders geweeft te zyn als
kleene Popjens, dewelke deze Vliegskens voortgebragt hadden. Alle deze
Vliegskens in 't doosken levendig zynde, vlogender verfcheyde hier en
Ttt 3                                          daar
-ocr page 35-
M'            l. ANATOMISCH CABINET
daar weg, onder deze vond ik 'er een, die nog'aan het dopje van 't Popje
vaft zat, 't welk.my alle twyfel weg nam. Ziet de 5. Fig. van de derde
Plaat, .Éett. B. door een Vergrootglas, als mede Lett. A. zonder Vergroot-
glas afgebeeït. C. en D. verbeelden 2 Dopjens mede zonder eenige ver-
grporinge.                            riokm''&m'^.*t:<-^* :M ui >'r.>!.:"« sQ
Zoo hier iemand komt te vragen, hoe, en waar uyt deze popjens zyn
voortgekomen in de krop van de blaas, zoo dient tot Antwoprd, nadien
de watergang een opene weg is, zoo behoeft men na geen andere te zoe-
ken, die minder bequaam zyn. En alzoo is 't waarfchynlyk, dat 'er zeer
kleyne Wormkens door de watergang gepaiTeert zyn, tot aan de krop van
de blaas, alwaarzy zyn blyven zritteri , tot datze de gedaante van Popjens
aannamen. Wanneer ik deze Hiftorie een voornaam Heer verhaalde, zoo
gaf hy my tot Antwoord, dat hy zulks niet alleen aan hem zelve ook eens
had geobferveert, maar dat hy 't zelve nog eCns in 't water van een Vrouws-
perfoon ondervonden had. 't Is niet on waarfchynlyk, zoomy dunkt, te
geloven, dat den menfche zulks onderhevig worden op het Secreet zit-
tende , voornamelyk als iemand langwylig zyn verblyf aldaar komt te ne-
men, en dat op zekere tyden , wanneer zulke Wormkens haar opdoen,
*t welk mogelyk zelden voorvalt, en daarom ook zulke ongemakken niet
veel voorkomen.
UYTLEGGING van de derde PLAAT.           , <
De eerfte Figuur wyft ons aan een rye Tanden, dewelke in een der
Eyerftpkken, of Baliekens van een Vrouw zyn gegroeyt.
              , ; , ;
A.  Een Honds-tand.                                                      ',-. ■ u >
B.  Een der Baktanden of Kiezen.                            .;,.,/
C.  Ben gedeelte van: de rye of ri/i e, waar in de re ft van de tanden nog
zyn bejloten
, zonder de m'wfie ontbloot mg van dezelve. ' \;-
D.  Een gedeelte van *t .dikke vlies , waar in de gezeyde Tanden voor
een gedeelte nog zyn gefloten, en voor een gedeelte ontbloot.
         „i
De tweede Figuur wyft ons aan dezelve Tanden , zoo als ons die. aan
de contrarie zyde voorkomen, met een gedeelte van 't gezeyde dikke
Vlies.
A.  IDe Honds-tand*                               ,
B.  T)e Bak-tand.                                     :':;:,              : ,;
C. D. 'Dezer Tanden mderfte deel, of "wortelen, dewelke nog niet vol-
maakt, ook niet bol
j maar met een been hardt ft ojfe vervult zyn.
De derde Figuur toont ons een ftuk van de Borft, namentlyk eenige
Rib-
>
-ocr page 36-
Vm F R È D R I K RÜYSC H.               fty
Ribbens met haar tuflchen-ribbige Spieren , als mede de uytwendige tuf.
fchen-ribbige Slag-aderen, en dat uyt een klcen Kind.
A. T>e afgejnedene Ribbens.
B'. 'De tujfchen-ribbige Spieren.
C. *De uytwendige tuffc hen-r ibbige Slag-aderen (aldus van my geheten^)
hopende niet alleen langs de on derft e > maar ook bovenfte rand van de rib-
ben s. Nu deze komen niet inmiddels voort uyt de groot e Jlag-ader> nog
ookfiyt dé inwendige mam-takken > maar de inwendige tujfchen-ribbige fiag-
?
aderen brengen de uytwendige voort.
De vierde Figuur wyft ons aan de Tong vair een Jongeling, zoo als
men die van onderen ziet.
A. *Des Tongs vliejïg bekleetzel, V welk ons hier vry dik voorkomt^
wegens deszelfs omjlag.
b. B. cDe onder-tongige Jlag-aders, welkers veelvoudige taks kens, een
blader loos bojfchafttjen komen te verbeelden.
In de vyfde Figuur werden eenige Vliegen y en fchellen van Paapjens
verbeelr.
A.  Een kleen Vliegje met deszelfs dopje > daar het Vliegje uytgeko*.
men is.
B.  Het zelve door een vergrootglas gezien en afgeieelt.
C.   Twee aan den anderen gevoegde 'Dopjens, waar uyt e!e Vliegen
zyn voortgekomen.
                                         \                               ri * ■
D.  Een afgezondert dopje.
UYTLEGGING van de vierde PLAAT,
De eerfte Figuur wyft ons aan de Tepel van de Borü van een Walvis,
A.  Een ft uk van 't vel van de Berft.
B.  TDe Tepel van de Borft.
C.  <\Des vels Tepeltjens van de Tepel van de Borft buyten 't velnytpuy-
lende > dezelve konnen heel klaar gezien werden zonder vergrootglazen
te gebruyken
} en zyn deze in dit ohjeffi wat groot er afgebeelt*
D.  *De holte aan V uyterfte van de Tepel,
De tweede Figuur reprefenteert de algemeene Melk-canaal van de Borft
van een Walvifch, waar in alle de andere melk-vaatjens haar komen te ont-
laften: en is deze canaal van zeer veele fleuven verzien.
In de derde Figuur werd vertoont een gedeelte van't dunne herften-vlies
van een jong geboore Kintje, 't welk dan ter tyd zoo dun en teer is, dat hec
in dunte en teerheyt een fpinnewebbe nauwlyks behoeft: te wyken.
-ocr page 37-
52o            I. ANATOMISCH CABINET
Ondertuiïchen ftaat te confldereren , dat de bloetvaten haar 2joo veel-
voudig door dit gezeyde Vlies komen te verfpreyden > dat dezelve tot het
wezen van 't dunne herflen-vlies meer fchynen te contribueren, als de ove-
rige vlieiïgheyt, dewelke voornamentlyk fchynt gedeftineert te zyn 3 om de
bloetvaten t'zamen te houden~, ten eynde zy niet onder een zoude verwerren.
De vierde Figuur verheelt ons de Tepel van de Borlt van een Vrouw,
met deszelfs omme-fchreef, of kring.
A.  Een gedeelte des krings van het opperhuydeken ontbloot3 waardoor
het vel des krings ons witagtïg voorkomt.
B.  Een gedeelte des krings van 't opperhuydeken niet ontbloot ,wes hal-
ven het vel zig aldaar bruyn vertoont.
C.  Degaatjens of monde kens van de melk-canaaltjens, die hier in de
Tepel van de borft zigtbaar zyn.
D.  De Tepeltjens van V vel van de Tepel des borjts 3 als mede die van
de krings puylen eenigzints uyt 3 en worden dezelve meer hier in't vel ge~,
zien door vergrootglazen 3 als op andere f laat f en. Hier door komt het te
gebeuren, dat de tepel van de borft van haar oppervelleken ontbloot 3 veel
jwaarder pyne komt te verwekken
, als wel op andere plaatfen van ons
lighaam vernomen werd% alwaar de tepeltjens van
V vel niet zoo ver buy-
ten het vel uytjieken. Dit is ook de reden9 dat de kloven, ontvellingen,
&c. hier ter plaat ze ook qualyker te genezen zyn: in tegendeel de Tepels
van de borji wel gejtelt} en van haar oppervelleken niet ontbloot zynde
,
verwekken de zuygende kinderen aan de voed/Iers een aangenaam gevoe-
len
, door het geduurig trekken aan de Tepel; maar niet alzoo wanneer zy
de borji by nagt elders komen te vatten.
De vyfde Figuur toont ons een gedeelte van de Tepel des Borfts van een
Walvifch, wiens melk-canaalgeveurt, en als met fronzels gekerft is.
De zesde Figuur wyft ons aan de Tong van een Kind met het ftrots-
klapje^ in dezes Tongs oppervlakte zitten ontelbare Tepeltjens 3 die het
mafte werktuyg van de fmaak zyn.
A.  71e Tong.                                                             y
B.  De Tepeltjens s van gedaantekleene\Jungi~]padde~floelkensgelykende9
onder deze zyn 'er ontelbaar e 3 dewelke ons boogs-wyze voorkomen: 'Deze
heb ïky door een vergrootglas gezien zynde
, grooter laat en tekenen als V
leven, en dat bezyde deze Tong3 onder diegeene y dewelke hier puntig ge-
zien werden: 'Deze puntige heb ik hier ook laten verbeelden
, nadien my
dezelve zeer dikwils puntig voorgekomen zyn in andere Tongen.
C.  Een rye van groote Tepeltjens, dewelke plat en rond zyn, in 7 midden
verzien van kleene gaatjens ofmondekensfondom dezelve loopt ook een kring.
V. Hef
-ocr page 38-
Van FREDRIK RUYS C H.                 52*
D.  Het flrotte-hooft met verfcheyde kliertjens bezet.
E,  Groot e Tepeltjens aan de grond des Tongs t onder het f rot ten-hooft.
In de zevende Figuur werd een gedeelte van de Tepel van de Borft van
een Walvifch vertoont s wiens opperhuy deken, en netwyze lighaam van
Malpighius nog niet zyn weg gedaan} weshalven de Veltepeltjens buyten
het vel niet uytpuylen.
De achtfte Figuur ftelt ons voor oogen een ftukje van 't gedeelte van de
Tepel des Borfts van een Walvifch met deszelfs ontdaane vel-tepeltjens,
en hangt hier van af een ftukje van deszelfs net-wyze lighaam.
A.  Het Net-wyze lighaam.
B.  *De ontdaane Vel-tepeltjens.
De negende Figuur verheelt ons een ftukje van de Tepel des Borfts van
een Walvifch, wiens Vel-tepeltjens van myn ontdaan zyn in fchoon wa-
ter , dat is j yder Tepeltje is uyt veele zenuwagtige draatjens te zamen ge-
ftelt , maar zyn deze draatjens op de wyze van nat gemaakte pencecltjens
van een geweken y en verbeelden deze draatjens hayrtjens te zyn.
Ondertuflchen moet men aanmerken 5 dat van my in dit ontdoen gantfeh
geen ge welt aangewent is; alleen had ik twee dekfels, waar mede het vel
is omvangen, weg genomen.
Dit experiment fchynt te confirmeren, dat de Vel-tepeltjens haarbeftaan
hebben uyt de uyteynden der zenuwen, nadien de zenuwen ook zelfs uyt
een ontelbaar getal van zenuw-draatjens té zamen zyn geftelt, dewelke aan
haar uyt-eynde de Vel-tepeltjens uytmaken. In de menfche heb ik nooyt
deze ontdoening der Vel-tepeltjens konnen té wege brengen, nadien deze
hare draatjens al te vaft aan een verbonden zyn. Aan de linker zyde van
deze Figuur ftaan eenige Vel-tepeltjens óic niet ontdaan zyn, en fcherp
toeloopen.
Vvv                                          HET
-ocr page 39-
522             IL ANATOMISCH CABINET
HET TWEEDE
ANATOMISC
CA BI N E T.
AAN DEN GOED-GUNSTIGE LEZER.
E Goetgunftige Lefer zal ook e enige faaken in dit f wede en an-
dere volgeitde Cabinet ten befc breven vinden, van dewelke ook
al gewag gemaakt is in 't eerfte. IVeet dat zulks niet/onder
reden gedaan is ; .want na dat de befchryvinge van 't eerfte Cabinet
m 't ligt gegeven is, fio heb ik nog verfcheyde faaken naaukeurigeff
itytgevonden) dewelke my, doenmaals nog onbekent waren. Verjcheyde
zaken zyn ook van tyd tot tyd netter en curieufer van my toebereyd ,
nadien ik gedurig nog befig ben in
V openen en onderfoeken van het
men fchen lighaam. Ook zult ge, zien, dat de onderwerpen van den
anderen verfchillen, ten opfigte van "'t ge ene aan d'eene en d'andere vaft
gehegt is. IVanneer ik de befchryvtnge van 't eerfte Cabinet in 't ligt
iaf > fi was my n0& n*et bekent de behandelingen , waar door de le-
vers , fonder haare pretenje klieren te weren,die daar waar'lykniet te vin-
den zyn, zo toebereyd worden, dat alle de vaten, Qde allerkleynfte niet
uytgefondert
) die de menfche lever by na uytmaken, gefien kunnen werden.
Hoewel ik nu dit en andere dingen meer, ondervonden heb, foo en kan ik
egter van my niet verkrygen, de voorgaande faken te verwerpen, en andere
in plaat f e te zetten. Laat deze b en ook te gelyk gene bef houwt werden,
dewelke in een tyd van
37. jaren van my toebereytzyn, en zoo zal het bh-
ken, datniet zonder reden, alle de faken, met een zeer grootenarbeyd toe-
bereyt zynde, van my in
16. en meer zoo Cabinet ten als kaffen bewaartwor-
deni en f aan alle defe toebereytfelen van \t lighaam door malkan deren, op
dat
-ocr page 40-
Van FREDRIK RUYSCE               9*3
dat het te aangenaamer voor 't oog ons Joude voorkomen: anders en foude
het my ook wel niet mogetyk geweeft zyn
, het eene Cabinet te vervullen %
alleen met herten van menfchen, op verfcheyde wyfe toebereyd\ het andere
met kleyne Ktnderkens, een ander alleen met kinderen boeft/ens ,&c. Edog
zulks zoude voor
V ooge foo aangenaam met zyn geweeft.
In dit twecle Cabinet werden fes Planken gevonden,op welkers
eerfte en onderfte deze navolgende zaken geplaaft zyn.
Not I, r* En vlesje onthoudende in flgh 't ooge van een Walvis, over dwers
l^in twee gefneden, en foo toebereyd, dat de dikte van 't harde
vlies Sclerotica als mede de bloetvaten van 't aderaghtige vlies kunnen wer-
den gefien, en dat in een heldere voght.
Aanmerkt ten eerften, dat het Oogh van een Walvis feer kleyn is, als
men het komt te vergelyken by de groote van de Vis, want het en is niet
grooterals een middelmatige Oranje Appel, gelyk de 1,2,3^ en 6. Fi-
gure van de eerfte Plaat, Thef. 2. aanwyfen.
Ten tweede, foo kan men de bloedvaten van 't aderachtige vlies klaar en
diftin£t zien, alhoewel defelve niet opgevult zyn. Hier van loopt eeneen-
fame en groote tak rontom even boven het druyve vlies, en dat aan desfdfs
rand, fyne grootfte takken opwaarts verfpreyende -, maar in den menfeh lo-
pender feer dik wils, ( foo niet altoos *) /es groote takken, en dat op fes ver-
fcheyde plaatfèn, in 't midden van her aderagtige vlies, en niet rontom de
gefeyde rand, en dat foo op, als nederwaarts haar verfpreydende. Ziet in
de 13. vaorltel brief 8. Fig. van de 16 Plaat. En dat van een Walvis,
Fig. 6. Tab. 1. van dit tvvede Cabiner.
Nu. II. Een vies met voght, waar in onthouden werden drie voorwer-
pen ; het eerfte is eenes Jongens Ooge, 't welk over dwers opgefneden is;
desfelfs buytenfte is het harde vlies-des oogs, her binncnile is het mergag-
tige nette vlies. De Figure hier van ftaat afgebeelt ïn de 13» voorftel
brief Fig. 15*.-
Het tweede voorwerp is een menfche ooge, wiens harde vlies \_Scleroticd\
ten deele afgenomen zynde, het aderagtige vlies [Cboroidea ,~]metdcsfc\ü
Uagaderkens feer bequaam in.'c gefïgte komt| want de flagaderkens zyn
vervult met een rootwailige ftoffe. Waar benevens men ook de loop der
flagaderen en zenuwen over de gefigt-zenuw befchouwen kan.
Het derde voorwerp is de cryftaline vogtigheit, wiens helderheitbend-
.men is door de vogt, waar in datfè gelegen is j foo datfe haar nu wel geheel
wit vertoont, egter is desfelfs groote, nog ook de'natuudyke geftalten/H;
verandert.
                           -            Vvv 2                                m UI
-ocr page 41-
524             II,. ANATOMISCH CABINET
Ne. III. Een doorgefnede menfehen Ooge, om alfoo het inwendige te
kunnen zien 5 in desfelfs agterfte gedeelte heb ik het buytenlle of harde vlies
" Sekrotica] ten dcele afgefcheyde van het naaftaan volgen de aderagtige
Choroidea J waar door niet alleen het aderagtige, maar ook felfs het Ruy-
"chen ylks [Rujfchiaua'] klaar voor komen 3 zynde nog onderling ver-
eenigt.
Aanmerkt ten eerftcn , dat men het nettevlies \_Retha~\ met desfelfs
fiagaderkens na wenfeh hier zien kan, en komen defelve uyt het midden
ckfes oogs voort.
Ten twede, in het twedc en voorfte deel clefes oogs, kan men ook van
agteren of van binnen zien, den hayrwyfe band, \_ligamenthm Ciliare~\
met des felfs opgevulde fiagaderkens; als mede het aanhangfel van den ge-
feyden band, en ook de plaatfe, alwaar gelegen hebben de cryftaline en
wateragtige vogten.
Wie kan dan verders in twyfel trekken, defe en ontallyke andere zaken,
zonder vooroordeel ingeüen zynde, dat defe onze manier van bereyden en
vertoonen, feer veel van de gemeene maniere en wyfe verfchillende 3 te
verkiefen is-, want ik vertronwe, dat het onmogelyk is, defe en gene dingen
foo accuraat te vertoonen, ten zy men de voorwerpen aldus voor oogen
houd, en hier door foo hebben ons onfe voorgangeren in de Ontleedkonfte,
veele zaken op de mouw gcfpelt, die men nu bevind anders te zyn.
N°, IV. Een V lesje, en daar in twee voorwerpen. Het eerfte aaneen
hayrtjen hangende, is het agterfte deel van een Menfehen Oogj in 'tfelve
befchout men het harde \_Sclerotica~\ en aderagtige vlies \_Choroidea~\ en
daar nevens ook twee zenuwkens, (hayrwyfe bants zenuwkens [_Ciliares~]
van my geheten zynde van 't voorwerp felfs afhangende, zynde zeer fagt
en breekfaam.
Het tweede voorwerp is het voorfte deel van 't felvige Oog, waar in
zeerfraay gezien kunnen werden de Ruyfchen en aderige vliefen [Ta/iica
Rttyjchiana
Ö? Choroidea >~) niet tegenftaande datfe nog onderling vereenigt
zyn j het binnenfte is het Ruyfchen vlies, doorweven zynde met flagader7
kens5 welkers cours veel verfchilt van die van het buytenfte of aderio-e
[Choroidca~] want defe en gene lopen kruyswys door malkanderen. Daar-
enboven zoo kan men hier zien5 dat den hayrwyfe band van veele fiagader-
kens verzien is.
                                                                     r
N"i. V. In dit Glas met vogtigheyt ver vult, zyn twee voorwerpen, waar
van het eerfte ook aan een hayrtje hangende, 't agterfte gedeelte is van een
Menfehen Oog, over dwers ^dtacden zynde3 in dit voorwerp zyn deze
volgende zaken te zien.
Tca
..,.-.                                                                              i.. , i            l                                                                                                    «■» *■**• *^eT3 tT™
-ocr page 42-
Van FR E DR IK R U Y S C H.                f 25
Ten eerften het harde vlies, [Sclerotïca} als mede het aderige"[Choroi-
dea~\
vereenigt met hec Ruyfchenvlies [Rnyfchhna,"] en loopen der felver
flagaderken mede kruyswys, gelyk hier voeren is vermeit.
Ten tweden, foo kan men hier ook zien eenig ovefblyffèl van de flaga-
derkens, van 't nette vlies, \_iietkularis^\ fpruytende uyt dezyden van de
inplantinge van de gefigt-zenuw m 't harde vlies.
Het andere voorwerp, gelegen in de gront van 't Glas, is het Voorde
deel van 't Oog, wiens ageerfte zyde ons hier voorkomt, namentlyk den
hayrwyfe band met des felFs aanhangfel, en zyn defc befet met een fwarte
natuurlyke ftofre,
N°.'VI. Het Oog van een Menfch zoodanig omgekeert, dat men de
binnenfte oppervlakte zien kan. ■'■■'■*
                                               ^pi'
Aanmerkt ten eerften, dat het vlies [ Sc Ie rot ka"] weggefneden zynde,
alleen het aderige en Ruyfchen vlies, yChoroïdea f§ Ruyjchïana~\ gezien
werden, waar aan vereenigt zyn den hayrwyfe band met des mm aanhangfel.
Ten tweden, foo is hier een kleen gedeelte van '"'t aderige vlies van het
Ruyfchen afgefcheyden. Het afbeeltfel hier van wèrt gevonden in 't ant-
woord van de 13 Brief Fïg. 10.
Ten derden, de flagaderkens die door de hayrwyfe band, als mede, de-
welke door des hayrigen bands aanhangfel loopen, kan men hier ook by
helder weer klaarlyk zien.
N°. VII. Een Vlesje met vogt, waar in een Menfchen Oog bewaart
word, wiens harde vlies £ScUroticar] ten deele weggefneden zynde, deze
volgende zaken gezien kunnen werden.ö
               :
Ten eerften, fob vertoont zig hier het aderige Vlies [ChoröMea~\ zeer
root, nadien desfelrs flagaderkens, zeer veel in getale zynde, met een root-
wafïige ftofre opgevult zyn.
Ten tweeden j verneemt men hier fes of feven witte zenuwkens regt uyt
te loopen, langs des aderige vliefes oppervlakte, en zyn deze zenuwkens
hairwyfe bants zenuwkens, van my geheten, dewelke8 na dien datze wit
van couleur zyn, ligt önderfcheyden worden van de blóetvaten dewelke
zeer konftig opgevult zyn met een root-waflige ftoffe. De reden nu, waar-
om deze gezeyde zenuwkens in de gemene Anatomifelie behandelinge niet
gezien werden, is alleen deze, namentlyk, dat de: bloetvaatjensen zenuw-
kens een en dezelve couleur hebben, ten zy men de blóetvaten eerft komt
op te vullen. e^P3*™ ■ '"'■'■ ' ■ — -':<:y: -: ' W '•■
                  tumM
Ten derden 3 deze gezeyde: zenuwkens langs het aderige; vlies [ choroi-
dea~\
lopende, en fchynen geen een zigtbarige takje mede te deelen aan het
adetige vlies, maai als zy aan den hayrwyfen-band, en aan des felfs aan-
*             Vw3             ,imluQ$ ï /-ft hang-
-ocr page 43-
526            IL ANATOMISCH CABINE T
hangfel gekomen zyn, daar door zienwe datfe haar komen te verfpreyden*
hier om ook fo ift, dat ikfe de name heb gegeven van Nervï Ciliares , of
hayrwyfe bants zenuwen.
.Ten vierden, defe gefeyde zenuwkens aldus lopende, werden den mee-
meeften tyd vergezelfchapt van flagaderkens, de welke een flangswyfe cours
nemen. In dit voorwerp ziet men maar een flagaderken ," maar in ande-
re meer.
                 :' j                ... .-.■■ : ;■, :,t\ n .
Ten vyfdcn. Het aderige vlies is in 't midden open gemaakt, op dat
men het nettevlies [Rm$a ] zoude zien, 't welk zoo zeer van flagaderkens
is verrykt; dat het fchier fchynt uyt defelve te beftaan. Ziet verder hier
op na het fchriftelyk antwoort op de voorgeftelde 13 Brief, met des felfs
figuren, alwaar breder over defe zaken gehandelt word.
Ten 6. Niet alleen dat men hier de gezigt zenuwe klaar zien kan, maar
ook felfs die gene, dewelke hem vergezelfchappen.
Ny. VIII. Een Menfchen Oog, in ronte een levendig oog gelykende.
Aanmerkt ten eerften,dat uyt den Oog-appel een gefwelleken komt uyt-
puylen, 't, welk men Staphyloma heet, nadien dat ,het hoornvlies [Cornea]
meteen kleen gaatjen doorboort is5 met welk ongemak iemand aangedaan
zynde, foo is 'ernweynig hope van herftejlinge, want het gefigt worden zy
gemeenlyk quyt.
Ten tweden, door het harde vlies [Scïerotica) lopen veele opgevulde
ilagaderkens. n:> foh* cstj m msrf-i^o» ?jtr, </&*Vf ■>■■■ j
Ten derden i aan de zyde .van.'t,-Öp'g hangt een gedeelte van de opper-
fte oogfchel, dewelke root voorkomt^ wegens haar opgevulde flagaderkens.
1 Ten vierden,, fop kan men hier ook beyde de Traanftippen zien.
~i .H?.,!^. Een (luk van 't oog van een Wal vis, na de lengte in twee ver-
deelt zynde, x&\\ eynde men het inwendige geftel zoude kunnen zien,
* Hier; omtrent ft$atjt$ lekten, dat het aderige vlies \Choroided^ voor een
;groot .gedeeke gefeheyden is van 't Ruyfchen-vlies[ Ruyfchiana y~\ foo dat
*iefe jtwefe vkefen vpor een gedeelte gefeheyden, en voor een gedeelte nog
aan den anderen VMfo zittende,klaar gezien en onderfcheyden kunnen wor-
den, en kan men- fulks op twecderley wyze aanmerken, eerftelyk als men
defelve van vobrén befchouwt, foo komt het Ruyfchenvlies van binnen in
.'t gefigtey;eii;y»p! buyten het aderige. Ten twede, als men defe ppgefne-
-de vliêfeni Yan.terizyjde; op de i§eè ^efGhouwt,, daar ze gecjueftzyn, zoo be-
vint men defelve in couleur te verfchillen in dit voorwerp, want het bin-
-iienfte £n Ruyfchefïfvto J| witagtig^.enhetbuytenfteofaderagtigeisfwart-
zagtig. ,• bi , .,r:, T: ■ '
                                            ,          ('1 "
;.■.■./JN J.:„X.;Het Oog van een Mcnfch, met des felfs/piejcen,, natuurlyker
-ytyiÊ root van couleur.
            , * f ^ <                                               Am
-ocr page 44-
Van F RE D R I K R U Y S C H.                5^7
Aanmerkt ten 1. Dat de bol desOogsftyfgemaaktzynde^het Oogzyne
rondigheyt behouden heeft.
                    J                             ■:«.*-.;•
Ten „tweede, langs de oppervlakte van't harde vlies worden zeer veel
waarfchynlyke vaatjens of canaaltjens gezien, dezelve hebben eenige gelyke-
nifle met de watcrvaatjens [ vafa lymphatïca~\'. Ik zegge waarfc.feyn.Iyke yaat-
jens, om dat ik harer wefen niet vafl: derf voorftellen, voor dat ik "'t zelve-
nader zal onderzogt hebben. Dezelve komen my voor, gclyk gezegt is9
als warent watervaatjens\, blinkend-, en doorzigtig; edog, dewyi ik in de-
zelve geen klapvliezen hebbe gevonden, zoo kan ik my hier in niet vol*
doen.                                     , ,                                    ■"......■■
Ten derden, over deze zaak heb ik voorheen ook gewag-gemaakt, in
myne briefswyfe Antwoort aan den welgeoefenden Heer Wedélius,, over
de vliefen der Oogen,.,f. 13. ; d
                                  >x 'sM v.■•• h i
Ten vierden s de peefen der Oogfpieren een weynig van het Jiarde vlies
afgefcheyde zynde, geven klaar te kennen dat het harde vliesidikker word
ter plaatle, daer de gezeyde peefen haar met het harde vlies vereenigen ;foo
dat indien iemand dezer peezen nytfpanzel voor geen bezonder vlies wiker*?
kennen, foo moet hy egter toeftaan,datdithaaruytfpanzélofverfpreydinge
tot verdikkinge, en verfterkinge, van 't harde vlies veel komt t; contribueren.
Ten vyfden, de beweegingmakende draatjens, dewelke de Oogfpieren
maken, kan men hier klaarder zien, als wel in een verfch-geftorvemenfeh.
Ten zesden. De ilagaderen dewelke langs de gezigt-zenvwloopen,,kan
men hier zien ïlangswys haar cours te neernen,; als mede hoe dat de zenu-
wen na de bol van 't Oog loopen, dewelke van my hayrwyze bands zenu-
wen [Ciliares Nervi~\ zyn geheten.
         J&um
NJ. XI. Een Glaasje, waar in een Menfchen Oog geconfervcert word,
word, 't zelve is dwers doorgefneden, en dat zonder eenige voorgaande
opvullinge der vaten.
Ten eerften 200 laat zig hier van zgteren, of van binnen zien, in zync
natuurlyke plaatfe, en ftant de hayrwyze band [ligéi?nw%tum.Cifyare~\ als
mede des felfs aanhangfel. [/y^a^kr Ciliariu'] :•.,
Ten tweden, foo komt ons hier te vooren, hoe, en op wat wyze den
aanhang van den hayrwyze band af komt te wyken, van dat deel van het
hoornagtige vlies '\_Cornea~\ 't welk den Oogappel [TiiplLa"] komt re ma-
ken,' om alzop/pjaats re verlenen aan de waterige vogtigheyt.
               j
Ten derden, zoo blykc het hier^ dat de gezigt-ztnüwe voos,.en met
twee 1 vliezen(bekleet is„ ujj ml ïm tapn i) \ :?<-:'. -:- I a :
Ten vierden, zoo virit men op de grond van dit Glas de cryMaliine,ren
glasagtige humeuren, dewelke, hocwelze van de vogt, daarze in leggen,
iiaare
-ocr page 45-
528            IL..ÏAft'A*TÖMlSCH CABINEf
haarë helderheyt verlooren hébben,:nogtans hier van my geconferveert zyn
geworden, om alzoo te toonen, hoe de glasagtige vogt de cryllaline, als
m haar fchoot, komt te bevatten.
'Ten vyfden, het overblyfzel van de zwarte verwe of ftoffe,'t welke van
het Ruyfchen vlies afgehaalt is, zit hier nog vaft aan de tedere vlieskens
van de glaasagtige, en cryllaline vogten, en dat in de gedaante van fwar-
te draden.
                                                        '
N°. XII. Het Oog van een Jonge, waar van het harde vlies voor een
groot gedeelte weggenomen is, op dat men het Ruyfchen en aderagtigc
vlies zoude kunnen zien. En deze beyde in 't midden doorgefneden zyn-
de, kanmen ook het netwyze vlies befchouwen.
Aanmerkt ten eerften. Op dat men de flagaderkens van't netwyze vlies
\Retina~] dewelke zeer fubtyl zyn, zoude kunnen zien 3 zoo heb ik desfelfs
flagaderkens met een roodwaffige ftofïe opgevult.
Ten twede. Het vliefige van 't netwyfe vlies [ Retina ] is zo fyn, dat
het in 't eerfte opflag van 't oog naulyks gezien kan werden , al zyn fchoon
onze oogen door vergrootglafen verfterkt,
Ten derden. Soo en verfchynt ons hier niet het mergige wezen van 't
netwyfe vlies j of nu het zelve door deze vogt geconfumeert is, dan of het
van den beginne af niet geweeft is, en kan ik niet zeggen.
N°. XIII. Een Menfchen Oog over dwers opgefneden.
Aanmerkt dat ik hier de flagaderkens, die door 't Ruyfchen en Netwyfe
vlies lopen, opgevult hebbe, met een rode ftoffe, en alzoo kan men te be-
quamer zien, waar de gezeyde vliezen komen te termineren, 't welk is aan
't eynde van den hayrwyfe band.
No. XIV. Het voorfte deel Van 't Oog van een kleen Kind, 't zelve
zoodanig omgekeert, dat het binntnfte het buytenfte is geworden, waardoor
het geitel van den hayrwyfe band ons naakt en klaar voorkomt.
Aanmerkt ten eerften, Hoewel de flagaderkens, door den hayrwyfe band
verfpreyd, en opgevuld met een roodc waffige ftoffe, hier wel kunnen ge-
zien werden -y zoo ift nogtans klaarder re zien , als men een vergroot glas
voor 't ooge houd.
Ten twede, Den hayrwyfe band is met zyn natuurlykc fwartverwige
ftoffe bezet, uytgenomen hier digt aan des oogappels rand.
Ten derden: De glaasagtige en cryftaline vogtigheden vertoonen haar
op de grond van 't Glas, aan deze ziet men nog een portie van de na-
tunrWke fwarte ftoffe vaft zitten, van het Ruyfchen vlies afgefcheurt
zynde,
                          'r nsv 1                     ^ 'f;
,• JN. XV. Het oog van een Kalf, over dwers door gefneden, ten eyn-
t - •                                                                                                   de
-ocr page 46-
Van FREDRIKRUYS CE                 fi9
de men het inwendige geftel zoude kunnen zien: in het zelve dunktmy dat
ik wat nieuws ontdekt nebbe, namentlyk, van over veele Eeuwen af heeft
men het voor vaft en zeker gehouden, dat den hayrwyfe band, [hgamen-
tum C Ui ar e 2
als een fpiertje zoude zyn, 't welk ik van gelyke ook zelfs
heb gemeent, meteen vooroordeel ingenomen zynde, gelyk het blykt uyt
myne dertiende Bnefswyze Antwoord: Edog in dit Kalfsoog heb ik voor de
eerfte reyze bevonden dat den hayrwyfe band geenzints te confidereren of
te houden is vooreen fpiertje, 't welk gedeftineert zoude zyn tot het bewe-
gen van den Oogappel, en cryftaline vogt> maar dat in tegendeel dat ge-
heele werk afhangt envolbragt word van het aanhangzel des gezeyden bants,
als mede van die fpierige cireul, diemen digt aan den Oogappel vind van
agteren geplaatft te zyn. Het aanhangzel van den hayrwyfe band, [proce£-
fus ciliaris~\
heeft zyn beftaan uyt fpierwyze draatjes, die na de lengte lo-
pen , welkers pecswyze draatjens klaar kunnen gezien worden haar te ver-
fpreyden en te eyndigen in de tweede en kleenfte, van my alzoo genoem-
de, cireul, dewelke gelyk gezegt is, van agteren geplaatft wort, aan de
kant of rand van de Oogappel. Daar benevens zoo ift, dat het uyterfte
van den hayrwyfe band f tig. Ciliare~] geenzints degezeydepeeskens komt
te maken, nog ook van haar te geven, gelyk de Autheuren zeggen, maar
dit haare gezeyde uyteynde kruit zig om , en wykt van het gezeyde aan-
hangzel af (Ziet de eerfte Plaat van dit z Cab. fig. 7. lett. c.} en alzoo
fchynt het dat den hayrwyfe band geen zoodanige gemeenfcliap heeft
met het aanhangzel , gelyk de Oude Schryvers gewaant hebben.
Deze zaken in een Kaifs-oog gezien zynde, heb ik my weder begeven
tot de voorwerpen of oogen van Menfchen, in dewelke ik voormaals ook
wel meende zoo iets te zien, maar door een vooroordeel ingenomen zynde,
yerzuymde ik het naauwer te onderzoeken. Maar nu zoo bevindeik, datter
in deze zake geen ander onderfcheyt en is, tiuTchen de Oogen van Men-
fchen en Kalveren , als alleen dat alles grooter is in die van de Kal-
veren.
In de gezeyde klcene cireul, van agteren digt aan de Oogappel geplaatft
zynde, en werden niet alleen ingeplant de peeskens van de hayrwyfe band,
om den Oogappel te verwydeh als het nodig is, maar het uyterfte vanden
kleene cireul fchynt my te beftaan uyt circulaireen beweegingmakendedraat-
jens , die den Oogappel, vernaauwen, wanneer wy fterk verligte zaken nau-
keurig willen befchouwen. Ik bekenne, wel waar te zyn, dat men deze
gezeyde rontomlopende draatjens niet zoo klaar zicnkan,of men is genootzaakt
de oogen des verftants te hulp te roepen; edog nadien den hayrigen band,
nog ook des zelfs aanhang tot het toe nypen en vernauwen van den Oog-
Xxx                                          ap-
-ocr page 47-
f 3o IL ANATOMISCH C A B I N E T.
appel gedeftineert zyn , zoo vind ik geraatfamer hier toe te yerkiezera
deze kJeene circul, digt aan den Oogappel geplaaft zynde.
Sommige houden voor den aanhang van den hayrwyfe band eenige fwarte
draatjenswyze overblyfzels, die men ziet aan te kleven aan het zeer dunne
vliesje, dat de cryftaline en glaasagtige vogt komt te ontvangen, nament-
lyk als men het oóge opgefneden en de vogt daar uytgehaalt heeft: edog
en zyn deze niet anders als afgefcheurde deeltjens van die fwarte ftoffe $
waar mede den hayrwyfe band, en ook des zelfs aanhangzel, en het Ruy-
fchenvlies, in een natuurlyke ftant, van bezet zyn; maar het aanhangzel
der hayrwyfe band is geplaatft onder den hayrwyien band zelfs, enkomen
uyt dezelve voort peeswyze draatjens, welkers eynde is in den klcenen cir-
kel, gelyk voorheen van my gezegt is.
Aanm. daar en boven, dat het tweede deel dezes Kalfsoogs, 't welk op
de grond van het vlesje geplaaft zynde, in zyn holte omvangen is met hec
Ruyfchenvlies, het welke digt by de gezigt zenuw blaauw van couleur is,
en het aderige in tegendeel is fwart van verwe.
Ten tweeden. De gezigtzenuw loopt krom en niet regt uyt na het oog,
in een Kalf! \
                  <;?;rx-p.                      i -imti %u
Ten derden. Hier kan ook werden gezien het netwyze-vlies, 't welk
met zeer veel flagaderkens verrykt is.
N°. XVI. Een gedeelte van 't harde vlies van een menfcheOoge, waar
van eenige hayrwyfebants zenuwkens afhangen, hier van werdender in
d'eene meer, in d'andere minder gevonden. Dit voorwerp is afgebeelt in
de XVI. Plaat van myne XIII. Briefswyze Antwoord, fig. 12.
N°. XVII. Het Oog van een Walvis, na de lengte opgefneden.
Aanmerkt ten eerften. Een gedeelte van 't Ruyfchenvlies is van 't ade-
rige vlies afgetrokken, op dat niemand van des zelfs wezentlykheyt en zou-
de twyfelen, en is het Ruyfchenvlies hier zoo dik als een papier. Ziet van
't 2. Cab. de eerfte fig. van de eerfte Plaat.
           zla , /
Maar in een Menfch heb ikze voorheen afdoen beelden in myne Ant-
woord op de 13 voörgeftelde Brief, in de 16. plaat.
De tweede PLAN K.
N°.I. T TEt agterfte deel van 't harde vlies van een Kinds Ooge, met
>, ■ Jfl een gedeelte van de gezigt zenuw 3 wiens bekleetzel in twee vlie-
zen gefeheyden is.
                           ,                        .
Aanmerkt dat deze twee vliezen met den andere, over een komen en
«d'eene niets byzonders en heeft van d'andere, als alleen dat het buytenfte dik-
ker
-ocr page 48-
van FREDRIK RUYSCH.                 531
ker is. Ziet het af beeltzel hier van op de aanfton ts aangeroerde plaatze» >
No, II. Het agterfte van een dwers doorgcfnede Oog van een Jonge5
in wiens holte men zien kan het Netwyze-vlies, 't welk hier golfe-wyze
zig vertoont, tegcns de loop van de natuur aan, 't welk ik voormaals ook
gezien hebbe. Het af beeltzel hier van wert uytgedrukt in de bovengezey-
de Plaat fig. 19. van het Briefs-wyze Antwoord.
Aanmerkt dat de Oogfpieren hare natuurlyke plaats behouden hebben,
inzonderheyt de regte.
In 't zelve GJas hangt ook aan een hayrtje de Regenboog van een Men-
fchen Ooge, dewelke ik voorheen in fig. heb doen verbeelden; en 't geen
ik daar over heb gefehreven, in de uytlegginge van de XVII. Fig. van de
bovengemelde Brief, zal ik hier eens verhalen.
'Den Regenboog^ 't welk een vlies is, fchynende door 't hoorn vlies heen,
word van voor en in den omtrek vereenigPmet het aderagtige
, en van ag-
teren aan het Ruyfchenvlies
; en kan het zelve met regt in twee cirkels ver-
deelt worden, waar van de grootfle eyndigt daar de flagaderkens agter-
waart s ombuygen en, te rug lopen, of daar de vezelen , liever peezige
vezelen van het aanhangzel van den hayrwyze band van agteren ko-
men te eyndigen , gelyk gezien kan werden in de
17. en 18. fig.
van de 16 "Plaat in 't Antwoord, op de Briefwyze voorflellinge. De
andere cireul, veel kleender eyndigt aan de oogappel. 'Den grootfle
cirkel des Regenboogs is verzien van ontallyke flagaderkens, dewelke met
een wonderbaarlyke cours verfpreyd zyn door den gezeyde Regenboog,
gelyk de gezeyde figuren komen aan te wyzen: want als dezelve geko-
men zyn tot den kleenen cireul, zoo ijl, dat dezelve weder te rug loe-
pen, en haaralzoo boogswys omkeer en, welkers boogwyze omkeringen weder
nieuwe en klynder takskens te voorfchyn komen, dewelke ook op dezelfde wyze
haar om keren, en te rug lopen
$ wanneer deze gekomen zyn aan den rand of
eynde van den oogappel, moge ly kom dat het bloet in altegrooten drift wat ver-
hindert zoude werden,en niet zoo ligt buytenzyne vaten zoude lopen,
door
een uyterlyk gewelt, of andere oorzaak , en dat in bloetryke Menfchen.
N°. III. Het Ooge van een Jonge, dwers door gemeden, op dat het
Ruyfchenvlies, als mede het aderige vlies, en andere zaken te voorfchyn
zouden komen. In dit voorwerp is het netwyze vlies niet in 't geheel
geconferveerti maar alleen een portie van 't zelve, en dat aan 't onderfte
gedeelte, alwaar de flagaderkens vervult zynde, des zelfs wezen ver-
toonen.
Een gedeelte van 't gezeyde Ooge, 't welk het naafte aan de grond van
de vies geplaaft zyndc, is het Druyve en^Hoorn-vlies, welkers agterfte
Xxx 2                                      wezen
-ocr page 49-
5P           II A N A TOMISCH CABINE T.
wezen hier in't gezigte komt, zynde namentlyk den hayrwyfen band,
met deszelfs aanhangzel, en pee'zige draaden, of vezelen.
'; N°. IV. Het Hoornvlies, met des zelfs vereenigde Bint, Aderig, en
Ruyfchenvlies3 als mede den hayrwyzenband, met des zelfs aanhangzel,
&CC. Ziet verders in de uytleggin-ge van de 4 Fig, van deeerfte Tafel van
dit tweede Cabinet.
N°. V. Het hooft eenes Kints, leggende ineenvogtigheyt,'t welk zon-
der eenig blanketzel of verwe, zoo curieus geconferveert word, dat het 't
hooft van een fris en levendig Kind verbeelt; en is 't zelve van overveele
jaren van my alzoo bewaart worden.
Aanmerkt ten eerften. Het opperfte van 't bekkeneel, als mededehers-
fene weggenomen zynde, zoo komen ons hier te vooren de 10 paar zenu-
wen , den Tregter rood van couleur, wegens de opvullinge van des zelfs
kleene bloetvaatjens met een rootwaflige ftoiFe.
Ten tweeden, Het tufichenfcheytzel, waar door het voor-en agter breyn,
ter zyde van den anderen gefcheyden word, verbeeldende een overdwerfïe
feyffen, (indien het geoorlooft is3 alzoo te fpreken,,) kan men hier ook
klaar zien.
Ten derden. De Oog-raden ten deele van 't harde harfTenvlies. ont-
bloot zynde , komen ons ligt root voor , wegens de opgevulde flaga-
ders.
Ten vierden. De opperfte Lip werd in een Menich door een eenigen
band vaft gehegt aan de opperfte kaak, edog zoo vint men hier twee zoo-
danige banden.
                                  Rt
iSK VI. Een Glas, onthoudende in zig een gedeelte van de blaas vars
een fwangere Vrouw, dewelke, geduurende haredragtmetonverdraaglyke
pyne, en gedurige begeerte tot het maken van haar water, gequelt zynde,
ten laatften is komen te derven. Het lighaam geopent, en een viermaan-
dig Kinfje.daar uytgehaalt zynde, heb ik de blaas verrot en bedurven ge-
vonden, Edog 't geen ik meen aanmerkenswaerdig te zyn, is; dat aan
alle de draden of zafèlingen van de#e blaas, hingen zeer veel kleene {teent-
jes als zantjes. Ziet de 2. fig« van de tweede Plaat van dit tweede Cabinet,
en 't onderwerp zelfs t'mynen huyze,
N°. VII. Een vlesje met heldere vogt, waar in drie voorwerpen leggen,
waar van 't eerfte aan een hayrtje hangende, een gedeelte is van een Men-
fchem Qoge, waar in zeer perfeéfc te zien is het onderfcheyt tnfTchen het
Ruyfchen en Netwyze-vlies van buyten bezet met een fwarte ftoffe, waar
mede men in tegendeel meeft ziet de binnenfte oppervlakte van 't Ruyfchen
vlies begaaft te zyn. Ook werden hier des hayrwyzen bands zenuwen
-ocr page 50-
van FREDRIK RUYSCH.                5J3
gezien, dewelke over de oppervlakte van 't Netwyze vlies loopen.
In de grond van deze Vies ziet men de verdere twee gezeyde voorwer-
pen, waar van het eene een Menfchen Ooge is, op zoodanig een wyzetoe-
bereyd , dat het voorfte gedeelte , 't welk het hoorn vlies [Cornea'] is
geheten, weg. gefneden zynde, de cryftaiine en glasagtige vogten, gezien
kunnen werden, en dat in hare natuurlyke plaat zen: OndertuiTchen moet
men noteren, dat deze vogten, tegens de natuure, haare doorzigtigheyt
en helderheyt verloren hebben, als mede datze harder zyn geworden van
deze. onze vogtigheyt.
Daar en boven kan men hier ook zien , het overige van de
Avarte ftofFe , 't geen van 't Rufychen vlies , en hayrvvyze band
afgehaalt zynde, aan de gezeyde vogten in de ronte ftraalwys vafthoud.
Deze ftraalwyfe ftoffe , of ftralen zyn breder in de viervoetige die-
ren , die de Autheuren niet fchynen geobferveert te hebben, dewelke de
ogen van Kalveren, in plaats van die van de Menfchen in koper afgebeelt
hebben.
Het derde voorwerp , leggende mede op de grond van deze Vies ,
is het hoorn vlies \_Cornea\ in wiens binnenfte zyde , of wezen gezien
worden,
                                           *                                         *
De hayrwyfen band, met des zelfs aanhangzel, als mede den kleenen
circul, waar in de peeskens van het gezeyde aanhangzel komen te eyndi-
gen, dewelke den Oogappel verwyden j als mede de rontom lopende ve-
zelen of draden, dewelke den Oogappel vernaauwen. Zietdeeerfte Plaat
van dit twede Cabinet fig.4. 5.en 7.
N°. VIII. Het netwyfe vlies van een Kinds Oog, dryvende in een hel-
dere vogtigheyt.
Aanmerkt eerftelyk. De flagaderkens zyn met een rootwafllge ftofFe ver-
vult, waar door het netwyze vlies zigroot vertoont, en is 't zelve zoo
dun, dat het een fpïnnewebbe in dunte op veele plaatzen komt te over-
treffen.
Ten 2de. In 't gezeyde netwyze vlies en is niets mergagtigs te zien, maar
is het zelve geheel en al uyt bloetvaatjens beftaande; of nu het mergagtige
in dit voorwerp afgegaan is, in de behandelinge, of niet, zulks en kan ik
niet voorzeker zeggen. OndertuiTchen is het wonderlyk om te zien} dat
dezer bloetvaatjens uyteynden zoo fubtyl zyn, datze ons als donsagtig voorko-
men ,nogtans is alles hol enmeteenroodwaïTige ftoffe vervult, zonder welke
opvullinge deze gezeyde uyteynden ons gezigte ligt zoude komen te ontgaan,
alwaar het fchoon, dat we vergrootglazen tot hulp namen. Ziet hier op verders
Xxx 3                                            na
>
-ocr page 51-
534 II. ANATOMISCH CABINET
na ons Antwoord op de i$ Briefswyze voorftellinge. Tab. 16. Hg. 7.
en 16.
N°. IX. Een Vlesje onthoudende in zig 't Steen-been ,met deszelfshalf
circulwyze canalen; als mede het flakkenhuysje, 't welk van ter zyde open
is gemaakt, om alzoo het dunne beenige tunchenfcheytzel niet alleen, maar-
ook het zeer dunne vliesken te zien, 't welk de holte van'tflakkehuysjen,
als mede deszelfs tuflchenfcheytzel komt te. bekleden, en dat met des zelfs
flagaderkens, dewelke konftig opgevult zyn.
Nu. X. Een overdwers doorgelnede menfchen ooge, waar in den hayr-
wyze band zig root vertoont, wegens de opvullinge der bloetvaatjens, e-
dog des zelfs aanhangzel \_procej[us Ciliaris~\ komt ons graauwagtigvoor,
nadien deszelfs bloetvaatjens niet en zyn opgevult.
In 't agterfte van dit glas komt ons in gezigte het agterfte van 't harde
vlies, als mede het Ruyfchen vlies, 't welk zeer rood is.
N°. XI. Een over dwers doorgefnede menfchen ooge, om alzoo het Ruy-
fchen vlies te kunnen zien 5 in 't zelve vertoont zig ook den hayr-wyze bane^
met deffelfs natuurlyke fwarte ftoiFe bezet.
Hier ftaat ook te letten, 't geen wonderbaarlyk te zien is, datmen hier
zelfs, in 't gezigte krygt die flagaderkens,met een rood waflïgeftciFever-
vult, dewelke daar loopen langs dat inwendige gedeelte van de oppervlak-
tes van 't hoorn vlies, 't welk oogappel is geheten, welke flagaderkens in
de oogappel van een gezont en welgeftelt menfch noyt gezien worden, eg-
ter blykt het nu hier, datze daar zyn, en mogelyk zouden zy noyt haar
vertoont hebben , ten ware ik dezelve door deze onze konfte ontdekt
hadde.
Ten tweeden kan men hier ook zien, de flagaderen, dewelke de gezigt
zenuwen vergezelfchappen, en loopen dezelve in dit en andere voorwerpen
flangswys, als mede kan men hier.
Ten derde zien, die za'gte oogzenuwen, dewelke haer bezyden aan de
gezigt zenuwen voegen 5 als mede het netwyze vlies, 't welk uyt de grond
van 't oog voortkomende, met geen mergagtige ftoffe bezet is, of dit zoo
van natuure gefchapen is, of niet, zulks is my onbekent.
N°. XII. Een Vlesje met vdgt, en daar in een omgekeert fluk van 't harde
vlies van een menfchen oog, met deflelfs gezigt zenuwe, omalzoohet
Ruyfchen en aderagtige vlies te kunnen befchouwen.
Aanmerkt ondertuflehen, datter een fubtile portie van 't netwyze vlies,
uit het midden van 't harde vlies, komt uitpuylen.
N°. XIII. Een over dwers doorgefneden oog van een menfch om het
inwendig geftel te kunnen zien.
N°. XIV.
-ocr page 52-
van FREDRIK RüYSCE                53f
N°. XIV. Een Kinder hooftje, leggende in een vies met heldere vogtig-
heyt , wiens kouleur ons zeer levendig voorkomt ; zoo dat de Oogen
geflooten zynde, 't hoofje van een flapend Kindje gereprezenteert word.
Aanmerkt ten eerften, het bovenfte gedeelte van de her/Ten-panne, als
mede de herflenen weggenomen zynde, zynde flagaderen, diedoordehers-
fenen verfpreyd waren, nagcbleven.
Ten tweeden. Aan beyde zyden kan men ziendeflagaderkens van 'tbe«
kleetzel van de gezigt-zenuwenj als mede de overblyfzelen van de reuk-
zenuwen. ■'
Ten derden. De overblyfzels van de zeyffen zyn nog aan dehaanekam
vaft blyven zitten, in dit voorwerp.
Ten vierden. Dat gedeelte van 't harde harflenvlies, 't welk zeer
vaft vereenigt is, aan het bovenfte van de Oograden , is vervult van
flagaderkens.
..Ten vyfden. Op wat wyze de flagaderkens het dunne harflenvlies door-
wandelen, omtrent het begin van de gezigt-zenuwen , zulks kan men hier
ook zien.
N°. XV. Een menfehen Ooge, in een heldere vogtigheyt hangende, 't
welke zoodanig toebereyd is, dat men de Regenboog [ Iris] bequaam
zien kan.
Aanmerkt ten eerften. Hoewel de flagaderkens, door den Regenboog
verfpreyd zynde, vervult zyn geworden, zoo kan men egter deze niet zoo
welzien, als wel daar ze van agteren, door des zelfs wezen,'t welkhayr-
wyze band geheten is, komen te lopen.
Ten tweeden. Die Zenuwen, en flagaderen, dewelke de gezigt-zenu-
wen vergezelfchappen , kan men hier klaar zien; als mede twee zenuw-
kens, dewelke hayrwyze bands zenuwkens van my geheten zyn, deze loo^
pen langs de oppervlakte van dit voorwerp, en zyn ook des te klaarder re
zien, om dat de flagaderkens met een roodwafiige ftoiFe opgevalt zyn.
N°. XVI. Het agterfte gedeelte van een Kinds Ooge, waar inhetRuy-
fchen vlies zig zeer rood komt te vertoonen-, daar en boven komt 'er uyt
het midden van 't Oog een' gedeelte van het netwyze vlies.
No. XVII. Een gedeelte van de Longe-pyp van een menfeh, leggende
in een vogtigheyt, op dat de alzoo genaamde kliertjens ons zouden voor-
komen, zynde dezelve zeer veel in getale, en verfpreyd door de inwen-
dige oppervlakte van de Longepyp, tot bevogtinge van dezelve.
De
-ocr page 53-
536 . II. 'ANATOMISCH CABINEÏ
De derde P L A N K.
N°. I. T^En onvoldrage Kinds levertje, 't welk geexcarneert öfont-
Jtivleeft is, foo men gemeenlyk fpreekt, dat is, na myn feggen,
een Levertje ontbloot van alle des felfs bloetvaatjens fapryke uytenden,
dewelke t' onreght klierrjens geheten worden s op dat men der vaten cours,
getal, &:c. naaükeurig konde zien.
Hoe groot een onderfcheyd daer is tufïchen de ware gefchapenheyt der
gefeyde vaten van de Lever , ende de Figuren , dewelke de Autheuren
afgebeelc hebben, kan men hier zien.
in het excarneren der Levers zynfe gewoon met hare nagels, houte mes-
kens, &c. het alfoo genoemde vlees van de vaten af te doen, waar door de
vaten langer en langer wierden , eyndeling ftaken fy de uyteynden , niet
alle, 't welk onmogelyk is te doen , met de punten v,xn fpelden , op een
plank, en droogdenfe alfo, waar door defelve een onnatuurlyke geftalte
kregen : Dit aldus verright zynde, gaven fy 't felve aan de tekenaars o-
ver, en dtk wederom aan de plaatfnyders , waar door ons fommige Au-
theuren ontallyke verdigtfelen op de mouw hebben gefpelt.
Van over- veele jaren af, heb ik mymet grootevlyt beneerftight om't ge-
fret van de Lever te onderfoeken, waar door my feer dikwils de vingeren
door 't koude water verdooft wierden ; edogh noyt konde ick fulcks na
wenfeh Verrigten, als nu voor eenige jaren, wanneer ick quam uyt te vin-
den een fekere manier van doen , waar door de bloetvaten bevryd worden
van ai't geene, 't welk ons gezichte eenigzints komt te verhinderen, in 't
befchouwen der vaten, en dat zonder eenig gewelt daar op te doen, waar
door 't getal der takjens geenfints komt te verminderen, nog ook in lang-
te komen toe te nemen , 't welk van de gemeene behandelinge niet en kan
gezegt worden.
Aanmerkt ten eerften, dat de Poort-ader veel meer kleene takjens heeft,
als wel de hol-ader, want des Poorts-aders takjens leggen ftik digt op den
anderen, en zulks meene ick confiderabel te zyn , ja myn vertrouwen is,
dat ons tot nog toe de huyshoudinge, en't waregebruyk der bloetvaten niet
ten volle bekent is. Meent ondertufïchen niet waarde Lezer, dat ick hier
eenig onwaarheyt ter nederftellej zoo 't u behaagt, en verwaardigen zult,
my te bezoeken, als dan zultge zien, dat zulks waar en waaragtig is. 't Schynt
wel een wonderlyk zeggen, dat de Poort-ader meer takjens heeft ais de Hol-
ader ; egter zoo ifl met de waarheyt over een komende. Ziet de z Plaat
van dit 2 Cab, Fig. 1, 3, 4.
Uyt
-ocr page 54-
Van FJIEDRIK RüYSC H.jf            537
Uyt deze Helling konde ick wel veele fpeculatien voortbrengen, die ick
hier niet en lal aanroeren, aengezien ick voorgenomen heb in dit werk kort
te zyn, om dat ick voor myn Dood , zoo 't God behaagt , alle myne Ca-
binetten voorgenomen heb te befchryven.
Ten tweeden. Nadien het my niet mogelyk is geweeft , de ilronken van
de Hol-en Poort-ader in haar natuurlyke plaatzen te houden , na dienfe
in een vogt hangen 5 hier door is het gekomen , dat de ftronken van de Hol-
ader, als mede des felfs takken afgeweken zyn, van de takken van de Poort-
ader; en alzoo is de Hol-ader 't naaftaan de grond van de Vies geraakt.
N°. II. Een Vies met vogt , en daar in twee voorwerpen , waar van 't
eérfte en opperïte het Oog van een Menfch is , hangende aan een hayrrje,
't zelve van alle zyne fpieren ontbloot zynde, is vervult met wint, om
alfoo desfelfs ronde forme te zien.
In dit Voorwerp blykt het, dat de gefigt-zenuwemet twee bekleetfels
is omvangen.
Het tweede Voorwerp zyn twee Oogfcheelen van een Menfch , met een
goede portie van't vel van 't voorhooft.
In de rand van beyde defe Oog-fchellen kan men hier klaar zien , niet
alleen de twee traan ftippen, maar ook felfs de mondekens der canaaltjens,
die een doorgang verleenen aan zekere vogtigheyt.
N°. III. Een Menfchen Oog , hangende in een vogt, wiens mufculen
gefcheyden, ende de zenuwen bewaart zyn.
NJ. IV. Een omgekeerde Maag van een Menfch, waar door. de binnen-
fte oppervlakte van buyten, werd gezien. In dezelve en komen ons niet
alleen ontallyke fweetgaatjens te vooren, gelyk ick dezelve hier heb laten af
tekenen, in devyfde Plaat, flg. 2, maar my zyn in dezelve eenige andere
verfchynfelen boven den uytgang van de maag voorgekomen , namentlyk
ontallyke en feer kleene vierkante celluleufe tuiïchen-icheytfelen, van ver-
fcheyde groote, hebbende eenig over een komen met die , dewelke in de
Magen der Schapen gevonden werden, en wel in dat deel, 't welk in onze
tale de kraag geheten is. Edog zyn deze zeer veel grooter in de Mage der
Schapen, als wel die der Menfchen. Ziet de 5 Plaat fig. 4. en #.
Hier zal my mogelyk iemand willen vragen, wat gebruyk deze gc-
feyde celluleufe tufïchen-fcheytfelen hebben ? Waar op tot antwoord
dient, zoo lang als ons de waregefteltheyt der deelen onbekent is} zoo en
zullen wy over 't ware gebruyk niet regt kunnen oordeelen •, My aangaan-
de, geheel en al geve ick my voor tegenwoordig over, om, zo veel my mo-
gelyk is, de ware gefchapenheyt der deelen te onderzoeken , met verwag-
Yyy                                                 tin^
-ocr page 55-
f3S            II. ANATOMISCH CA BIN ET
tinge dat andere, 't zelve zullen doen ontrent het gebruyk , aangezien 't
my nu moeylyk zoude zyn, 't beyde gader waar te nemen.
Ook kan men hier zien hoe de inwendige vouwen van de Maag geftelt zyn.
In 't zelve Glas doet zig ook op een kleen ftukje van een onvoldrage Scha-
pe Maag, waar in de gezeyde vierkante celluleufe tuflchen-fchey tfels werden
gezien.
N". V", Een Vles, waar in onthouden word het Armtje van eenKintje,
wiens handje een om gekeerde blaas van een Menfch vaft houd.
Aanmerkt ten eerften. Den Arm en hand hebben een natuurlyke couleur
in het vel, en werden geen rimpelen nog onnatuurlyke vouwen gevonden -,
en is deze blaas uyt een dood Menfche gefheden, dewelke met de fteen ge-
quelt was, waar door deze blaas zeer verdikt was geworden.
Ten tweeden. Deze Blaas is zoodanig omgekeerd, dat de binnenfte opper-
vlakte, hier nu is geworden de buytenfte, ten eyndedatmen die tegen na-
tuurlyke takkige uytgroeifels zoude komen te zien , dewelke fomtyds ge-
vonden worden by luyden, die de fteen hebben -, en zyn deze hier confidera-
belgroot, Gelyk de eerfte Fig. van de 6 Plaat, van dit twede Cabinet komt
te vertonen.
In andere Voorwerpen werden dezelve fomtyds ook wel grooter gevonden.
Tuflchen deze takkige uytgroeifels, door het vryven van de fteen voortko-
mende , verbergen haar fomtyds de fteenen. even alleens , gelyk men ziet
dat de kaats-ballen, noten, en andere zaken , haar komen te verbergen in
grafïige gewaffen; hierdoor gebeurt het fomtyds, dat in't afhalen van de
Steen, den Steenfnyder niet alleen de Steen , maar zelfs de takkige uyt-
groeifels met de tange komt te vatten, waar door dik wils doodelyke toe-
vallen veroorfaakt worden , en dat ift eygentlyk , 't geen men zeyt,
van 't aangroeyen van de Steen aan de Blaas , wanneer na het afhalen iet
vJefigs of vlieflgs in 't hol van de tang blyft zitten. Want zoo oyt een Steen
is komen vaft te groeven aan de Blaas, zoo ift zeer raar. Ondertuflehen kan
ick ook nauwlyks geloven, dat oyt een Steen gevonden is geworden tufTchen
de vliefen van de Blaas (gelyk fommige voorgeven) ten zy dat dezelve, of
wel de Pislyders , daarfe haar in de Blaas inplanten, voor heen gequeft of
verfworen zyn gewceft.
                         *
Ten derdenzoo is deze Blaas zoo dik, datze de pink van een Menfche
in dikte komt te overtreffen.
Ten vierden. De ornamenten van'tCatoen, en Franje, waar mede den
Arm verciertis, zyn hier toeftrekkende : Ten eerften zoo werd hier door
de wonde gedekt, dewelke door 't affetten des arms veroorfaakt is 3 ten tweede
zoo geeft zu lks een cieraat aan 't onderwerp zelfs.
                            N °. VI.
-ocr page 56-
Van FREDRIK RUYSCH.                 j39
N°. VI. Een waterhoofdig Kindje van fes maanden, of tuffchen de fes-
de en fevende maand gebooren, wiens hoofje in groote het geheele verdere
gedeelte van 't üghaamtje komt te overtreffen $ en ftaan nevens 't zelve nog
vyf vleflen, onthoudende in haar zoodanige zaken , die ongehoort zyn: Wes-
halven ick van meninge ben het verhaal, zo kort als mogely k is -t hier te doen.
Een zeekere eerbare Vrouw , die nog in volkome gezontheyt tot Amfterdam
woont, voor eenxgejaren fwanger zynde, raakte in den arbeyt, de byzynde
Vrouwen deden my roepen , nadien 't werk niet naar wenfch ging; edog eer
dat ickdaerquam, zoo was 't gezeyde water-hoofdige Kinrje al geboren s na
dat de Vroetvrouw de nageboorte had gekregen, zoo vernamfe de baermoe-
der nog bezet te zyn, en haelde in myn bewezen uyt dezelve, op verfchey-
de reyzen, een byzondere vreemde ftoffe , dewelke in 5 verfcheyde vleflen
van my nog bewaart word} en is dezelve ftoffe fibreus of dradig , zagt,
ceiluleus, hollig en bollig, opfommigeplaatzenhard, ookfponcieus, waar.
uyt deze volgende zaken komen uy t te fteeken.
Het eerfte glasj getekent N°. VIL onthoud in zig een groot gedeelte
van de boven gemelde vreemde ftorTe, waar uyt een beentje of voetje voort-
komt, van een fchepfeltje, van tweea drie maanden dragts , zonder zigt-
baar üghaamtje j nevens dit gezeyde beentje komt ons nog een ander fcheen-
loos voetje te voorfchyn, en dat uyt dezelve ftoffe. Indien men deze vks
eenweynigommedraayt, zoo vernemen wy daar wederom in dezelve ftorTe,
de groote en kleene elleboogs pypen van een fchepfelken by na vander zel-
ve ouderdom, hier van is het vlees afgegaan, wegens de tederheyt, en 't
rou behandelen, eer my de vrinden't zelve ter hand wilden ftelien.
Onder de gezeyde voet komt'er een vinger of toon te voorfchyn , zon-
der een merkelyke hand. Op deze plaats heb ick een doorntie geftoken, op
dat het ons te vecrdiger in 't gezigte zoude komen.
Regt tegen over het gezeyden werden twee voerjens gevonden zonder
datmen fchenen, of dyen zien kan-, her verder is confus en verwart, datter
niet zekers van te zeggen is. Ziet de 3 Plaat %. 3. van dit 2. Cabinet.
In de 2 Vks3 getekent N°. VIII. werd ook gezien een groot gedeelte
van de bovengemelde vreemde ftoffe ,. in wiens opperfte gezien word een
dy-beentje, 't welk vlees-loos , ja ook been-vlics-loosis, 't zelve leyt over-
dwers; de knyehier van, kraakbenig zynde, heb ick ook met een doorn tje
aangewezen. Onder deze gezeyde knye, ziet men nog een tweede knye,
en onder deze knye komt een eenige toon te voorfchyn 3 als mede zoover-
tooncn haar onder 't gezeyde verfcheyde ledematen , als voetjes en handt-
jes, waar van d'eene meer , d'ander min volmaaktheyt heeft. Ziet de 3
Plaat, iig. 1. van dit 2 Cab.
                   Yyy 2                                   Jn
-ocr page 57-
540          II. ANATOMISCH C A B I N E T.
In de derde Vies geteekent N». IX. werd een groter deel van de gezey-
de ftofFe geconFerveert; in dezelve kan men deze volgende zaken befchouwen.
Uyt het onderfte gedeelte van deze Fubftantie komen twee qualyk ge-
maakte beentjens , als mede een armtje te voorFchyn , hier onder zyn de
fcheentjens byfter krom.
Deze gezeyde ledematen komen voort uyt een rond gedeelte van de ge-
zeyde ïloffe, dewelke een buykje verbeeldende, in 't midden verzien is van
een uythangfelken, ?t welk een roedeken reprefenteert.
Deze gezeyde Vies wat omgedrayt zynde, vertoont zig aldaar een voet-
je, zonder een merkelykicheentje. Ziet de 3 Plaat, fig. 2.
De vierde Vies geteekent N°. X. onthoud in zig een groot gedeelte van
de gezeyde (Toffe , uyt wiens onderfte een bil voortkomt met een geheel
been, dat is, dye, Fcheen, een voet, langs dezelve lopen depeeskensvan
de ipiertjens zigtbaarlyk, alzoo het vleefig wezen te niete gedaan is.
Dit gezeyde voetje Fchynt uyt het lidt te zyn , nadien de onderfte aanwaF-
Fen van 't Fcheen en dye-been uyt haare natuurlyke plaatzen geweken zyn.
Of nu deze quade gefteltenifTe in de baarmoeder voortgekomen is3 oFniet,
zulks en kan ïckniet voorzeker zeggen.
Boven deze gemelde bil vint men een tweede overdwersleggend Fcheen-
beentjen, als mede het kuyt-beentje, dewelke van haar vlees ontbloot zyn-
de, ons bloot voorkomen.
Boven de gemelde beenderkens komt ook te voorFchyn, uyt de meer ver-
haalde vreemde ftolFe, een voetje , 't welke geen gemeeaFchap Fchynt re
hebben, met de aanftonts vermelde beenderkens.
Deze Vies een weynig omgedrayt zynde, vertoonen haar de beginzelen
van twee hantjens, waar van yder voorzien is van 3 niet wel volmaakte vin-
gerkens, hoewelze met nageltjes bezet zyn. Ziet de 3. Plaat, rig. 5,Cab. 2,
In de vyFde Vies geteekent N". XI. is mede een gedeelte van dezelve
lïoife, in dezelve en vint men geen volmaakte zigtbaare ledematen.
Hier fcaan ook deze volgende zaken aan te merken. Ten eerften , dat
alle de bovengemelde ledematen Fchynen te zyn van zoodanige FchepFelke-ns,
die ontrent 3 maanden zyn gedragen.
Ten tweeden. Darmen nergens een volmaakt hooftje kan zieny hoewel
datter ook ronde onvolmaakte lighaamtjens onder vermengt zyn ., dewelke
nahooFrjens gelyken.
                                                                 _,-,.
Ten derden de bovengemelde beenderkens waren alle met vlees omvangen,
zoo dra alFe terwerelt quamen, edog doorliet onfagt handelen iiler op vee-
Je plaatzen 't vlees aFgegaan, eer my deze zaken ter hand geftejt wierden.
Ten
. } . ■■:■*-.v" * i*■■;■--■--■■ -!■-/• ■• * -->.■ *■■& .* .■■.* ■■-■ M
-ocr page 58-
Van FR E D RIK RUYSCR               f4r
Ten vierden. Dat ons hier een ruym velt open ftaat,' om over deze zaken te
raifonneren, ma:r ziilks zoude buyten myn oogwit gaan, nadien ick voor-
genomen hebbe, kort te zyn. Dit alleen zal ick zeggen , namentiyk dat
ik van gevoelen ben j dat op die punt des tyts als deze juffrouw fwanger
wierd, verfcheyde eyerkens te gelyk aangeraakt , of vrugcbaar geworden
zynde , onder een zyn verwart geworden, alsze 't famen te gelyk door de
eygen wegen in de holte van de Baarmoeder zyn gekomen.
Ten vyfden. Soo Maat ook aen te merken , dat zy ftaande haar eerfte
Huwelyk, noyt gekindert beeft, als mede dat dit de eerftereyze was,dat-
ze quam te bevallen van haar tweede Huwelyk, waar nadatze ook nog ver-
fcheyde kinderen gebaart heeft, die gezont en welgeftelt waren.
JN°. XII, Een Vlesje met de flagader van een Kalfs milt , dezelve is
met eenrootwaillge itoffe opgevult, wiens takjens in fappige en /meitbare
bundeltjens termineeren.
Aanmerkt dat deze bundelkens dikker zyn in een Kalfs milt, als wel in
die van een menfch $ en bygevolg zynze ook in defelve zigtbaarder; daar
en boven komen zy ons ook klaarder voor in een mik van een Kalf, omdat
de ader takloos is; maar in een menfch kan men alle des aders takjens niet
zoo wel opvullen, waar door ons de milt dradig voorkomt, en 't gezigt
meermaalen bedriegt.
N°. XIII. De milt van een menfch, leggende in een helder vogt, ten
eynde men alles te klaarder zouden kunnen zien.
Aanmerkt ten eerden. Dat zoo dra als ick deze milt met een rood-waf-
fige ftoffe vervulde, zoo wierden ook te gelyk zeer veele aderkens vervult,
't welk indien het niet altoos en gefchiet, zoo gebeurt het egéer zeer dik-
wils, waar door ons dan hier zeer veel aderkens root voorkomen, de an-
dere in tegendeel zyn graauw van couleur gebleven : indien iemand zulks
niet wel ohferveerr, zoo zoude hy ligt een verkeert oordeel vel-
len , en fuftineeren 3 dat het aderige wezen , fïbreuze deekjens waren.
fchoon men in tegendeel befpeurt, dat de milt vdii een menfch geenfibren
of draatkens heeft, hoewel die der Kalveren daar van vervult is. Ziethec
antwoord na op de 4, voorgefteide brief.
Ten tweeden. Staat aan te merken, dat de milt vanden mercfehe van
binnen gants geen klierrjens heeft, nog ook eenigen cellekens , hoewel
eenige Authcuren dezelve befchreven, en ook afgebeelt hebben,
5. Onder dezer flagaderen uyteynden zynder verfcheyde , aan dewelke
de fapryke uyteynden nog vaftzitten.
N°. XIV. Een Vlesje.met vogt, waar-in oathouden word een Jongens
Yyy 3                                      maag:,
-ocr page 59-
Stf               II. ANATOMISCH CABINET.
maag, met des zelfs flok-darm, als mede het voorfte gedeelte van't Net,
't welk van den bodem des maags afhangt.
Aanmerkt ten eerften. Dat deze maag niet alleen zyn natuurlyke en le-
vendige couleur, maar ook zyn forme en groote behouden heeft.
Ten tweeden. Soo komen ons in dezelve voor de flag-aders , dewelke
langs de buytenfte oppervlakte loopen , maar die gene , dewelke haar on-
trent de grond vertoonen, fchynen haaftig te eyndigen , en als afgefneden
te worden, daarze in tegendeel na binnen lopende, haar voornaamfte tak-
ken door het zenuwagtige vlies verfpreyden, waar door het zelve veel ry-
ker van bloetvaatjens is, als wel het vleilge, of gemeene, of ook wei het
fluwcele Vlies, 't geen aanmerkens weerdig is: jaa daar uyt zoude men mo-
gen oordeelen , dat de uyt eynden der flagaderen in dit vlies iets uytwer-
ken, 't geen in de andere vliezen van de maag niet en werd volbragt: want
zoo groot een quantiteyt bloets , als wel hier ter plaatze werd gevonden,
en heeft dit zenuwagtige vlies niet van noden tot deflelfs verwarminge, nog
tot hare voedinge. Myn vertrouwen is, dat uyt de vogten, die in de flag-
aders van dit gezeyde vlies onthouden worden, een fereufe vogtigheyt ge-
maakt en gefcheyden word, waar door het gedarmte, bevogtigt word, en
alzoo fchryf ick dit toe aen de uyteynden der gezeyde flagaders , 't geen
andere toege-eygent hebben aen zekere byzondere ronde lighaamtjens, die
zy kliertjens noemen, by my niet anders zynde als die gezeyde fappige uyt-
eynden der bloetvaetjens , dewelke als ronde , en ook rond en lange bun-
delwyze bollekens haar vertonen.
De reden, waarom ick zulks heb begonnen te fuftineren is deze , wan-
neer iek de flagaderen van 't darm-fcheyl quam op te vullen met rood- waf-
fige ftoffe, zoo wierd dezelve verders voortgedreven tot in de holte van 't
gedarmte , en dat door deze alzoo genoemde kliertjens , en zulks weder-
vaart my zeer dikwils. Daarenboven zoo heb ick den 12 vingeren darm
wiens bloetvatjens opgevult waren , omgekeert en in een vogt gehangen,
na dat ikze in fchoon water te weke geftelt had, en alzoo bevond ick, dat
de alzoo genoemde geerftwyze kliertjens van den 1% vingerigen darm pen-
ceels wyze geftelt waren. Edog hier van breder m de befchryvinge der vol-
gende Cabinetten.
Ten derden. Zoo ftaat hier te confldereren, dat de fïokdarm van deze
maag alzoo toebereytis, datdemufculaire draden. die na de lengte loopen^
en waar door de flok-darm wert verkort, wanneer zulks nodig is, hier zeer
klaar te zien zyn.
Ten vierden. Op wat wyze, dat de zenuwen, die door de maag pafleren,
langs
-ocr page 60-
Van F R. E DUIK RUYSCH                 5-43
langs de zyden van den flok-darm lopen, kanmen hier aan eenezyde zien.
Ten vyfden. Zoo blykt het hier, dat het Net verzien is met duyzende
van flagaderkens, door dien dezelve tot haer uyterfte vervultzyn, meteen
roodwaflïge ftoffe. En nadien ick tot nog toe niemand gevonden hebbe, die
het zelve dufdanig in figuren heeft doen verbeelden ; zoo dogt het my de
moeyten waardig te zyn, 't zelve in deze myne Plaaten in te voegen. Ziet
de vyfde Plaat, Fig. 1. Thef. z.
Ten fesden. Zoo blykt het hier klaar5 dat het Net in een welgeftelc
menfche met geen gaten doorboort is , niet tegenftaande dat fommige Au-
theuren 't zelve ter contrarie met gaten befchrevên,. en ia figuren verheelt
hebben. Ègter zoo dientmen agtinge te geven , dat, ten zy men 't zelve
zeer omfigtig komt te behandelen, 't zeer ligt gaten in zig krygt«
Nü. XV. Nieren van kinderen in een helder vogt geconferveert zynde;
waar van de bovenfte aan een hayrtje hangende , natuurlyker wyze, rood
van couleur} dezelve is ten deelegefcheyden, van't buytenfte en fmeer vlies,
ten eynde men die ongelyke oppervlakte zoude komen te zien. Deze on-
gelykheyt of onefTenheyt is zoo confïderabel in die ouderdom, dat de Nie-
ren van jonge Kinderen haar verbeelden t' zamengeftelde klieren te zyn, 't
welk nogtans zoo niet en is.
Dit gezeyde Smeervlies, is bezet metontallyke platte, ronde, langron-
de , ja ook hoekige fmeer-deekjens; en dit kan men klaarder zien in pas
gebore Kinderkens, als in bejaarde Perzoonen,
           ;
Deze gezeyde deeltjens zyn eygentlyk de fmeer-cellekens van Malpigius,
ontrent dewelke men te confidereren heeft, dat alhoewelze fmeer*cellekens ge-
heten worden , en in de Koeyen en Schapen waarlyk zulks zyn> egterzoo
kan men met waarheyt niet zeggen , dat een Menfch zoodanige fmeer-cellekens
heeft,nadien ganfch geen [^&/j-]fmeer of talk in'sMenfchen iighaam gevonden
word j want 't geen men ontrent het hert, net, darmfcheyl en nieren,fmeer heet,
in de gezeyde Beeften, Jt zelve is waarlyk \Twguedo~\ Vet in de Menfchen>
en
by gevolg zoo is die verdeelinge, dewelke de Aurheuren maken van Vet en
Smeer, (anders Talk geheeten) rakende 't lighaam van een Menfch, gants
onnut, aangezien niet alleen in een levendig , maar ook zelfs in een vers
geftorve menfche , het vet niet alleen onder 't vel, maar ook zelfs ontrent
het harte, en d'andere gezeyde deelen , zeer zagt is , fmeltende ligtelyk '
door 't handelen onzer warme vingeren. Ja 't zelve zoude menigmaal inde
Somer van al te groote beweginge in een levend Menfche komen te fmelten, ten
ware het in decellekens by een gehouden wierd. In de Paerden vint men me-
de geen fmeer, maar alleen zagt vet, 't welk meermalen door al te groote bewe-
ginge en verhittingein de holtevan-harenbuykuytgeftort word, inzonder-
heyt als hare ingewanden met veel vets bezet, en de cejlekens al te teer zyn.
Bier
-ocr page 61-
544            II- * A Nd'T OMISCH C ABINËT
Hier vooren heb ick gezegt, dat's Menfchen vet zeer week is , en dat
niet alleen in een levendig, maar ook zelfs in VERS afgeftorve menfchen,
om dat ick door ondervindinge bevonden hebbe, het vet van eenMenfche
in Smeer of-Talk öntaartte worden, en dat in vette Lyken, dewelke twin-
tig en meer Jaaren begraven waren; In dezeontaardinge in de graven voort-
gebragt, en word het vet niet alleen hart, maar 't word ook wit van couleur.
Staat ook aan te merken, dat zoodanige veranderinge in alle Lyken niet
te vinden is; maar alleen in die geene, dewelke zeer diep , en in vogtige
plaatzen begraven zyn.
In de grond van deze Vies werden nog daar en boven Nieren gezien van
Kinderen, dewelke rood van couleur zyn.
         aï isif?
N°. XVT. Een Vlês met vogt inzig onthoudende dewaterblaas vaneen
Jonge, met het agterfte gedeelte der roede, als mede de voorftanders.
Merkt aan, ten eerften, dat dit gezegde deel der roede , van een Paarde
haayrtie afhangende, zyn natuurlyken plaats, figuur, omkromming on-
der de fchaambeenderen, als mede zyn dikte behouden heeft.
2.  Dat by defpongieufe zenuwagtige lighamen, de groote, en kleyncj,
met een wafchagtige ftoffe vervult zyn.
3.  Dat het zenuwagtige fchot, tulTchen de twee groote fpongieufe lig-
hamen gelegen, duydelyk in dit voorwerp gezien kan worden, gelyk me-
de de voorftanders, onder de fchaambeenderen uytpuylende.
4.  De piflyder van de eene zyde is verzien van verfcheyde flagaderen,
als mede van zenuwen, die volgens de lengte zich verfpryden.
N°. XVil. Een Vies, in wiens vogt gezien word de Poort-ader van
een Kalfs lever, zeer konftigniet een geel-waflige ftoffe opgevult. Onder
alle de preparatien, die ick oyt gemaakt hebbe , en is deze geenzints van
de minfte, aangezien des zelfs aMerfynfte takjens vervult engeconferveert
zyn , en zyn deze zoo groot in getale,, als ick noyt zulks gezien hebbe.
Niv XVIII. De fchamelheydt van een Meysje, met de natuurlykecou-
leur verzien, en zodanig bewaart, dat het nu verfch uyt het lighaam ge-
fcheyden of gefneden fc hynt te zyn.
f Merkt aan, Ten eerften. Tufichen de nymphen onder den pisweg,
kan 't [Hymen'] maagde-vlies zeer duydelyk gezien worden.
2.  Boven den pisweg vertoont zich het hooftje van de [Clitoris] kitte-
laar , met defTelfs [(Pr<epitium~] voorhuyt.
3.  Onder de gemelde fchamelheydt kan men zeer naauwkeurig zien, waai-
de huydt van de [T?erm£um\ bilnaadt eyndigt, en gelyk als ineen röodt
gelyk vlies verandert, daar in tegendeel de huydt eenigzints ruuwer ver-
Icheynt.
De
-ocr page 62-
Vari 1FJR E D R IK R^U* S 8 H. JI        545
De Vierde PLANK,
N°. I. TjEn Kints Oog met een kleen ftuk van 't voorhooftsbeen.
Jti Aanmerkt ten eerften, dat hier het oograd weggenomen is,
op dat alzoo de Spieren des Oogs in hare natuurlyke plaatzen zouden kon-
nen werden gezien.
Ten tweeden. Hoe, en op wat wyze een zenuw over de gezey de /pie-
ren komt te loopen , en zoo verders door een gat van 'c voorhoofts been
lopende , zig komt te verfpreyden door 't vet, voorhoofts fpier en vel,
zulks kan men hier zeer bequamelyk zien,
             .
Tenderden. Deze Spieren hebben hare natuurlyke couleur.              u
Ten vierden. De Vies een weynig omgedraayt zyndc , zoo vertoonep
haar het harde, aderagtige, netwy ze, en Ruyfchen vlies.
!
JSK II. Een gedeelte van de Moerkoek, met een waflige ftoffe vervult. * *
Aanmerkt ten eerften. Dat in de Moerkoek gantfeh geen kliertjens zyn
te vinden, hoewel de Autheuren 't zelve fuftineeren, zulks blykt hier klaar-
lyk. Ick zegge klaarlyk, nadien dit voorwerp op zoodanig een wyze toer
bereyt is, dat niemand, dit gezien hebbende ,7aa$;clefWaarheyt nadeezen lan-
ger zal twyfeïenj want ick en hebbe niets van't zelve voorwerp wegge-
nomen ,. ook en heb ick 't zelve met geen vingeren geknufFek of gevreven,
alleen maar heb ick met een waffigé. ftpfib de vaten vervult, en dat met zoo-
danig een behendigheyt, dat niet liet minfte takje ongcvult of ledig is gebleven.
Ten tweeden. Nergens heb ick eenige uyteyndens van bloetvaten ge-
vonden , die zoo groot een overeenkornj|e hebbe met die, dewelke defchork
lige fübftantie der herflene maken, als wel die van de Moerkoek. ,
Ten derden. Hoewelder meer inwendige partyen zyn, dewelke uyt lou-
tere vaten haar beftaan hebben, gelyk de Milt en andere deelen meer, zoo
en heb ick'er npgtans geen gevonden,, -wiens kleene takjens zo menigvul-
dig
zyn, als wel die van de Moerkoek.;, Ziet de 6 Plaat van dit tweede
Cabinet, reprefenteerende de figuren van takken, van > Milt, leyer, nieren,
Moerkoek en andere meer.
                                                            .ff Q-m\ 3^|*
Deze dingen wel doprzien zynde , zoo zal men „ligt kunnen jp0r4eelen,'
dat deuyteynden ,der bloetvaten van den anderen veel komen te vérichii-
len, en dat riièt té vergeef^! ,.
         [)             u; ?                            -,-)
Ten vierden. Dat 5e bloetvaten,, die de Moerkqek maken ,'geenzints
verëèriïgt worden ," met cue van de Lyfmoeder, b$bic\$lyoo)^Qmmmite
vertonen, in de befch^vjnge. van ?.tt derde Qabinet.^-daar. by voegende eeni-
ge zaken die'van andere niet en zyn geobferveert.
;! »i ■               A
Ziz °                             N*. III.
-ocr page 63-
54<S II. ANA T OM l S C H CABINE!
N°. III. Een ftuk van de Moerkoek, wiens bloetvaten , de moerkoek
zelfs zyn, h eb ick opgevult mét een ligt roode waffige ftoffe.
Dit, en het even voorgaande voorwerp, leggenin een heldere vogt, fonder
't welke wy het zoo curieus niet en zoude kunnen zien.
N°. IV. Een ftuk van des Milts flagader uyt een Kalf, vervult meteen
roötwaftïge ftoffe , wiens uyteynden verfleeten penceelen verbeelden y 't
geen ick bevonden hebbe , nog in de Moerkoek, nog in de fchorïïïgefub-
ftantievande herflène, eenige plaatze te hebben.
Si e; V. Een ftuk van de zydedes Levers van die waterzugtige , waar
vati gewag gemaakt is , in de befchryvinge van 't eerfte Cabines
Hier in word meede vertoont dat alle de bloetvaten , niet het minftè
uytgezondert , ontaart zyn in Waterblaasjens. Ziet het tweede Cabjnet.
Fig. #r< •: c "-hp ; ^h-r^moji
                                A
Staat ook aan te merken dat het vlies, 't welk deze Lever bekleet, zeer
dik is geworden j afe nlêede dat de gefneede zyde, van ter zyde gczkn
Zfti&Q
, een fapryké fpmcc kbmt te verbeelden.
-i AfepVl; Eén Vfesje ia zig onthoudende een ftuk van 't oppervelleke van
een Kint, m wiens&innënftë oppervlakte gezien konnen werden de byfte-
te kiecne uyteynden Waa-d*é vel tepekjens j die, na myn opinie, 'topper-
veileken maken; wantmyns bedunkens zoo is het oppervelleken niet an-
ders als een uytgroeizei van des vels tepeltjens , dewelke daar ter plaatze
zoo fexqüifit een gevoelen niet hefcben , als wel een weynig dieper ; en
alzoo zeytmen ook wel dat het óp^veMefcen niet en gevoelt, om dat het
on$ geen ^pyne komt aan te doen, als tót^qneft is geworden -3 nögtanszoo
heeft het een gevoelen o|5zynéwyze,
Van over veele Eeuwen heeft men wel vaft geftelt, dat het oppervelle-
ken een geftel was, 't welk uyt onnutte en uytgedréeve vogten, door de
uyterlyke koude, quam te verdikken, en alzoozyn beftaan kreeg, gelyk
men ziet in bry, dewelke kout geworden is. Edog, dewyl de Kinder-
kens> zo dra zy geformeert zyn m's moeders lighaam , daar de uyterlyke
koude afet i>y komen kan, van dit veilëken niet ontbloot zyn, zoo vervalt
deze hare ftellinge.
\ N°. VII. Een Glaasje in zig onthoudende een gedeelte der flagaderen,
dewelke door het mergagtig deel van de herffène loopen , en dat uyt een
jong geboore Kr'ntje : Onder deze flagaderen , werden der vèrfcheyde
•gevonden i Wlkërs uytëynden het ware bloetvatige wefenvandefchorffige
lubftantie Van dé herflène maakt. ;
N°. VIII. fc$€t' worauVyfé uytftèekfèl van den blinden darm van een
Menfch, defelve is na de lengte opgéfneden, en ineen vogt geïegt, ten
cyn-
-ocr page 64-
eynde sAc'ém baftaart klierkens zeer klaa;r in't gefigce zoödetf UóÉen, en
als dan zoo blykthet, dat dit gezeyde wormwyfe uytfteekzel eën groote
overeenkomfte heeft mer dat van de hafen, alhoewel hetzooruym nietenis,
Beyde deze uytfteeken zoo vaneen Menfch-J als van een Haas, zyn fm
hinnen zoo talryk van gezeyde klierkens, datze zoo digt nevens den an-
deren zyn; geplaaft,datter nauwlyks eenigeledigefpatietuflchenbeydejmté
gelaten. Deze gezeyde klierkens zyn zo zagt, dat men dit uytfteefczeizëèr
omzigtig moet handelen, anders zoo vcrdwynen de klierkens, of ten min-
ften zoo vermindert haar getal,
                                                       '■•■/
N\ IX. Een droog criftalline glaasken, waar m f aan een hayftje hangt
het geraamte van een Weft-Indifch Vogeltje, 't welk zoo kieetris,dat het
te bedugten is, of 'er wel oyt ergens een kleender gevonden'is; 't Setve
is van een Vogeltje, 't welk by de Portugezen geheeten is3 Pegafrol, in
onze tale Bloem-fpegt. Deszelfs beenderkens zyn zeer teder, en op zöttt*
mige plaatzen een zyde draat in de dunte overtteiFendéi
No. X. Een glaasje, waar in bewaart word, ëeri fttikje van 't vlies
Chorion, van een Schaap, aan 't zelve- zyn nog eenige cotyledones.
Aanmerkt ten eerften. Dat deze cotyledones niet anders en 2tyW %
als kleene moerkoekskens, waar van het vlies Chorion vervult is*
Ten tweeden, 't Is zeker dat hier in geen klieren gevonden werden.
No. XI. Het hoornagtige vlies van een Menfchen oog, het welk vart
agteren gezien zynde, aan komt të wyzen, hoé dat in een* levendig Men-
fche, de hayrigen band, als mede deszelfs aarihangzel van den oogappel
kunnen af en aan wyken; Hierom h<Mt object in een heldere vogtgeïegt,
gelyk het ook in 't leven alzoö is gelegen. Aanmerkt hier nevens ook deri
kleenen circul, loopende rontom den oogappel, waar in de pefige draat-
jens van het aanhangzel des hayrigen bands eyndigen, en dit is dezelve cir-
cul, die ik vertrouw begaaft te zyn met rontom loopende draaffcens, roC
toenypinge, en vernaauwinge van den oogappel.
                    /
Alle deze zaken kan men hier zien met ontelbare bloetvaatjens VOorztóH
te zyn.
N°, XII. Het zagte gedeelte van 't verhemelte, zynde het bekleetzel
van't verhemeltevan een Kind, door wiens oppervlakte mew niet alleen ver-
%reyd vind dé mondëkëns van dé klierkens van 't verhemelte, dewelke ook
eenig fnot van haar geven, maar ook zelfs de tepeltjens van 9 vérhëmeltë
dewelke hier wat karnen uyt fëpuylën, en zyn deze Véél kleëndë* als zant-
jes, dienftig zyndë om dé fmaak te ©nderfcheyden. Ook zoo zietmen hief
die rende, en latwyze-overdwerffe ongeiykheden van 't verhemelte.
Z z z 2                                          N°.
-ocr page 65-
5^8             II. ANATOMISCH CABINET
iistf*. XIII; De Tong van een Schiltpad, wiens bovenfte zyde voorzien
is van ontelbare tepeltjes, gelykende van figiire die van de Tong van een
Os, zynde mede lang fcherp-toeloopende
} en met een bekieetzel, als van
een opperhuydeken omvangen. . 4 i ..,,...jv oos
                                    ;
K1'. XIV* Het Oog van een Jonge, hangende aan een hayrtje, deszelfs
harde vlies is wat omgekeert: op dat men de Choroidea of het aderagtige
vlies, van flagaderkens zeef yerrykt zynde, konde zien.
; Aanmerkt ten eerften. Als men 't bovenfte van dit Glas wat nederwaarts
doet hellen, zoo kan men het netwyze vlies, van flagaderkens vervult zyn-
de, bequaamlyk zien, als mede ;
               ;,>                        . *..-.; , .,1
Ten tweeden. Hoé ^ en op wat wyze de flagaderkens door den regen-
boog verfpreyd worden?
                       .                                       ntmiK/j-d-xï,
N°. XV. De Lever van een pngebore Walvisje, dewelke ontvleeft is,
gelyk men gemeeniyk fpreekt.1 '
                                  -?. ^               . „;
Aanmerkt ten eerften. Dat dit walvisje omtrent een elle lang was>
Ten tweeden. Darter geen kliertjens in de Leyer gevonden zyn. :
Ten derden. De bloetvaaten, die yoor 't grootfte gedeelte: des levers
geftel uytmaken, kunnen hier klaar gezien werden, voornamentlyk derzel-
yer uyteyndén, iv < ^fK>b$ivX3
             fu(l          ■■■''.■■■< jisd Ta■%ïmwA
N°. XVI. Het oog van een kint, 't welk op de gront van 't glas is
geplaaft, en zoo toebereyt, dat het harde vlies weggenomen zynde, het a-
derige vlies in 't gezigte komt, en dit afgefcheurt zynde, kanmen ook zien het
netwyze vlies, als mede den regenboog met hare opgevulde flagaderkens. Hier
ontrent ftaat ook aantemerken, datter door het buytenfte vlies, 't welke
de gezigtzeniiwe omvangt, vele flagaderkens, en zenuwen flangswys ko-
men te lopen. Deze zenuwen geven takjens van haar aan den hayri-
■gcn band. • ■.■•■ n'.i mm*
                           ■■■■'• f
N°. XVII. Een Vlesje met vogt, in 't welke aan paartshayrtjens twee
voorwerpen hangen, waer van het eerfte en opperftè hetfteenige been van
't gehoor zynde, zo toebereyt is, dat de holte van 't doosje [capfa~] ge-
opent zynde, het hamertje, en aanbeeltje, met haare vliesjens omvangen
zynde, in haar natuurlyke plaatzen gezien kunnen werden.
Aanmerkt ten eerften. Het beene vliesken van deze gezeyde beender-
kens is voorzien van veele opgevulde bloetvaatjens. .
;
ü Ten tweeden. Spo k,m men hier ook zien her aanbeeltjen met deszelfs
zeer dunne fpiertjen.
;                                     • >                                        :
. Tenderden. Door het opgefcheurde trommelvliesken, werden hier on-
telbaare bloetvaatjens verfpreyt. Ziet deze hare figure in't antwoortopde
8 voorgeftelde brief, aan den welgeoeftenden Heer Gixtz.
Het
-ocr page 66-
T van FREDRIK küYSCH.                 ^
Het tweede voorwerp is het oor,'t weltnatuurlykerwyzegecoulcurt is,
zonder eenig blanketzel, of opgefmeerde verwe.
N°. XVIII. Een ftuk van de moerkoek van een vrouw.
Aanmerkt ten eerften. De bloetvaten, die de moerkoek maken, heb ik
geheel en al opgevuit met een rootwafïïge ftoffe, op dat, zooder nog iets
anders in de moerkoek gevonden wierd, 't zelve te voorfchyn zoude ko-
men, maar heb niets gevonden dan bloetvaten. Van alle oude eeuwe is 't
voorzeker gehouden, dat de moerkoek vereenigt wierd met de baarmoeder,
door de uyteyndens van de wederzytzc bloetvaten -, zulks werd hede ten
dage gefuftineert en van eenige Anatomiften, die geenzints, van de ge-
ringde zyn. Edog wat van deze zaakezy, zulks zal men ligt kunnen
uytvinden, indien men met ons deze zelve weg wil inflaan.
Ik had tot dien eynde dikwils de bloetvaten, die de moerkoek maaken,
vervult met een rootwafïïge ftoffe, en heb bevonden dat de moerkoek niet
alleen omvangen is met een vlies aan diezyde, dewelke na het kintgewenr,
en Chorion geheten is 5 maar ook zelfs aan die zyde, daarze haar met de
lyfmoeder komt te vereenigen, bevinde ik de gezeyde koek bezet te zyn 9
met iets, 't geen na een vlies gclykt, 't welk vereenigt is met de uyteyn-
den der bloetvaten.
                                           "
Deze gezeyde vliefige ftoffe bros en geenzints taay zynde, kan men be-
fwaarlyk van de koek affcheyden , en dezelve fchynt ten opzigte van des-
zeik
wezen, eenige overeenkomft te hebben met het vlies Chorion,'t welk
ook zeer bros is, en zoude men mogen zeggen, dat dit gezeyde vliefige
wezen een continueel lighaam is met het ware vlies Chorion.
Ten tweeden. Soo ftaat hier aan te merken, dat my dit niet in 't ge-
zigte en zoude gekomen zyn, ten ware dat de gezeyde bloedvaten des koeks
opgevuit waren geweeft, want hier door zoo vertoonde zig de gantfche
koek root, en /t gezeyde vliezig wezen witagtig of graauw, en dat over
die gantfche oppervlakte des kceks, dewelke zig aan de lyfmoeder ver-
eenigt.
Ten derden. Soo ftaat aan te merken, datmen deze koek zagtjens moet
handelen, anders zoo komt deze laaft gezeyde oppervlakte te fcheuren en
gefcheurt zynde, zoo verdeelt de koek zig in veele knobbelige deelen of
.lobben, waar door" de gezeyde vliesagtige ftoffe gebroken zynde, niet wel
te obferveeren is.
           -                             
Ten vierden. Dat deze gezeyde vliesagtige ftoffe van my verfcheyde
malen bevonden is , in een fteenige zelfftandigheyt verandert te wezen, en
dat op verfcheyde plaatzen, niet tegenftaande de kinderen nog ai wejge-
ftelt ter werelt quamen.
Zzz 3                                Deze
-ocr page 67-
55o II. ANATOMISCH C ABINET
K Deze zake aldus gevonden zynde, ditnkt my nier uyt te kunnen beflofen
worden, dat de bloetvaten deslyfmoedersnietimmediatelykvereenigtwor-
den met die van de moerkoek, of liever met die, dewelke de moerkoek
maken -t maar dat deze hare vereeninge gefchiet door het tuflchen komen
van 't gezeyde vliesagtige wezen.
Hier ftaat nu wel een ruym velt open, om daar in te treden, ende te
onderzoeken, hoe dan , dit toegeftaan zynde, hetvoetzel voor 'tkint uyt de
lyfmoeder tot het Kint gebragt werd, door wat wegen zulks gefehiet, waar
het toebereyt word, &c.
Edog, om myne palen niet te verre uyt te zetten, dunkt het my niet
raatzaam hier inne te treden, nadien myn voornemen alleenig, daar toe
ftrektj om een lyfte of befchryvinge te maken van alle myne toebereyde en
geconserveerde zaken: en wat aangaat des Kints voetzel, waar het toebe-
reyt word &c. Zulks zal uyt het gevolg van my verhandelt werden.
N°. XIX. Een ftuk van 't binnenfte of derde vlies van de lyfmoeder uyt
eenfchaap, 't welk bevrugt was, door 't zelve loopen duyzende vaatjens,
die tot nog toe zyn onbekent gebleven, waar in 't voetzel van de vrugt
gemaakt en toebereyt word. En zyn deze wormwyze vaatjens van my ge-
heten om datze wormwys gekromt door het gehele gezeyde vlies lopen ziet
de VI. Plaat. Fig. 6. van 't 2. Cab.
Deze vaatjens quamen my voor eenige tyt in 't gezigte , na dat ik
de bioetvaten des lyfmoeders met een rood-waiïïge ftoffe opgevult had,
waar na my deze wormwyze helder fchynende vaorquamen, en de bloetva-
ten gantfeh root. 1
                                                              , >
In deze gezeyde wormwyze vaatjens vertrouw ik, dat het voetzel toebe-
reyd word, en niet in eenige pretenze kliertjens des lyfmoeders, dewelke
niemand tot nog toe heeft kunnen tonen.
Hier zal mogelyk iemand komen te vragen 5 of vaten bequaamheyt heb-
ben om eenige byzondere vogten te bereyden ? dient tot Antwoort: Na-
dien het vaten zyn die 't zaat in de tefticuien bereyden, alwaar geen kliert-
jens gevonden worden, en ook geen klieren binnen in de lever en zyn,
en nogtans werkzaam in 't toebereyden van de gal, gelyk hier voor vermeit
Haat; zoo en kan ik niet zien, waarom zulks in de Baarmoeder ook niet
en zoude kunnen gefchieden, in deze nieuw uy «gevondene vaatjens.
         .?.
Waar heen het gezeyde voetzel verders pafleert, zullen, wy in*'c toeko-
mende verhandelen.
N°. XX. Het aderagtige, en ook't Ruyfchenvlies van een Mmtekm,
Oog> dewelke zoo toebereyt zyn, datze beyde gader gezien kunnen wer-
den. Ook kan men hier zien, hoe groot een onderfcheytdatter:isttiffchea
I                     de
-ocr page 68-
Van FREDRIK RUYSCH               tfi
de cours der bloetvaatjens van 't eene en 't andere vlies, Ondertuflchen
ftaat te letten, dat de inwendige oppervlakte hier omgekeert zynde, uyt*
wendig voorkomt, en is dit object in een vogt bewaart, op dat men het te
beter zoude kunnen zien.
De Vyfde PLANK.
J^o. I. TjEyde de oogfchellen van een Kalfsoog.
Xj Aanm, ten eerften. Dat alle de mondekens der vaatjens,
die inde randen dezer Oogfchellen zitten, en vogtigheyt doorlaten, hier
gezien kunnen worden 5 en is de gezeyde vogtigheyt taay geworden zyn-
de, (van de vogt, daar 't object m hangt, ) zigtbaar in de gezeyde mon-
dekens } waar dat het eenigzints komt uyt te puylen.
Ten tweeden. Uyt het traan kliertje komen veele hayrtjens voort.
Ten derden. De traen ftippen zyn hier zeerruym.
N°* II. Het Oog van een Menich , waar aan vaft zitten vyfoog-fpie*
ren, de fesde ontbreekt aan dit voorwerp; en zyn deze fpieren natuurly»
ker wyze root van couleur.
N°. III Een ftuk van de fchorflige fubftantie der herflene, hangende
in een heldere vogt, zonder 't welke het niet mogelyk is i het ware
wezen deflelfs te zien. Hier blykt het klaar, dat het fchorfige wezen der
herflene geenzints klieragtig, maar uyt loutere bloetvaatjens is beftaande.
Hier toe zoo heb ick deze bloetvaatjens met een rootwaffige ftofte vervult:
men ziet hier en daar ook wel wat van de mergagtige fubftantie , aan defi
fchorilige vereenigt te zyn , edog dezelve is niet rood geworden , vaa de
gezeyde opvullinge.
N\\ IV. Vlieskens, met hoeften uyt de long-pypgeloft zynde, dewel-
ke , zoo zy niet te houden zyn voor ftukjens van het inwendige vlies van
de longpyp, egter zeer groote overeenkomfte met dezelve hebben , want
zy zyn taay, en met ontelbare gaatjens doorboort. Een jonge out ontrent
agt jaaren, in een fware hoeft vervallende met een geduurige koorts lofte
en dat by beurten, verfcheyde vliefige deeltjens, dewelke met veele gaatjeus
doorboort, en taay waren, waar na hy eenigen tyd is komen te overlyden:
edog het openen van dcffelfs lighaam konde ick van de ouders niet ver-
krygen , weshalven ick niet zekers daar van kan oordeelen.
N«. V« De lever van «en muys, hangende aan een hayrtje, in een Vlesje
met heldere vogtigheyd vervult.
Aanmerkt ten eerften. In deze lever zyn twee kleyne ronde gefwelle-
keijis, in grootc met.eengemeeneerweteovcr eenkomende, gevonden. Een
der*
-ocr page 69-
ff»            II. ANATOMISCH CABINET
derzelve geopent zynde, bevond ik, dat het gezeyde gefwellekën niet an-
ders was als een vliesje, onthoudende in zig een worm , zynde een ftroo
breet, wit, en een vinger lang, van figure en forme, de gemeene, en in
leden verdeelde lint-worm, gelyk zynde.
Ten tweeden. Deze worm kan men zien in de gront van het Vlesje, als
mede het tweede gefwellekën, dat nog niet geopent is.
N°. VI Het lelieken des keels van een jonge, wiens bekleetfel als voor
een opperhuydeken, op die piaatze verftrekkende, ten deele weggenomen
is, ten eynde deflelfs lange draden, als in een middelpunt byeenkomende,
gezien zoude kunnen werden.
N°. VIL De[Tfexus chorideus~\ netwyze vlegting, zeer root geworden
zynde, wegens het vervullen van de flagaderkens. In dezelve zyn geen zigtbare
klierkens, maar 't fchynt een continuatie te .zyn van de gezeyde flagader-
kens , of deze flagaderkens fchynen in de gezeyde netwyze vlegting
te veranderen of te ontaarden , want als men de flagaderen opvult, zoo
werd het vlegtzel ook vervult: edog hier van breeder ter plaatzen alwaar ik
voorgenomen heb van de t'zamengeftelde, en door een gevlogte klieren te
handelen. De fig. van dit bovengenoemde Chorions wyze vlegtzel kan ge-
zien werden in het antwoord, op de twaalfde voorgefteldebrief.
N\ VIII- De flagaderlyke vaten , door het dunne herflen-vlies ver-
fpreyt, en dat uyt een kleyn kint.
2nu. IX. Beyde de oogleden van't oog van een menfeh.
Aanmerkt ten eerften. Dat de traangaatjens in de groote hoek gapende,
of openftaande, hier gezien kunnen werden -, als mede die mondekens der
kleene Canaaltjens in beyde de randen der oogfchellen.
Ten tweeden. Dat het traan kliertjen met veele mondekens verzien is,
blykt hier klaar.:
N°. X. Een jong geboore kints long, metherte, fwezerik, en gedeelte
van 't herte faksken; de longe-pyp, de ftronk van de groote flagader, en
desfelfs drie opgaande takken na boven. ,
Aanm. ten eerften. Alle deze zaken zyn hart gemaakt, na datze zyn ver-
vult j en werden alzoo buyten de vogtigheyt bewaart.
Ten tweeden. Zoo vertoont het zig hier, hóe de groote flagader, met
de longs-flagader te zamen vereenigt zyn in. een kint , zoo lang het in.'s
moeders lyveis.
Ten derden» Ook zyn hier bewaart die groote klieren, dewelke van buy-
ten onder het ftrotten hooft leggen.
Ten vierden. Zoo kan men hier ook befchouwen de bloetvaten, dewel-
ke dppr het herte faksken loopen.
'          Ten
-ocr page 70-
'■■
Van FREDRIK R'UYSCE                 ff 4.
Ten vyfden. De regter zyde van de long is in drie groote lobbens of
quabben gcfcheyden,- in de linker komen ons maar tweede voren, 't geen
men zeer veel ziet gebeuren.
Ten fesden. Het hertje , fteen hard gemaakt zynde , heeft zyn natuur-
lyke plaatze, tuffchen de twee groote lobbens behouden.
N°. XI. De beenderkens van 'tarmfje, en handje van 't geraamte van
een vrugtje van ontrent drie maanden dragts, leggende in een heldere vog-
tigheyt, op dat men zoude kunnen zien, de ware gefteltenifle dezer been-
derkens van zoo een ouderdom j 't geen men te vergeefs zoekt indegeraam-
tens van zoodanige vrugtjens, dewelke men gedroogt, heeft.
Nj. XII. Het oppèrvelleken van een fwart menich, 't welk in een vog- •
tigheyt bewaart word; uyt desfelfs inwendige oppervlakte befpeurt men de
afgefcheurde nablyfzelen van de vel-tepeltjens,
N°. XIII. Een gedeelte van'tnetwyze lighaem, 't welk boven op't vel
geplaatftis, en dat van een walvis. Hier ontrent ftaat te letten, datdegaa-
ten zeer ruyrq zyn, als mede dat het netwyze lighaam zeer dik is in die dieren.
N". XIVT Een Vlesje met vogt, waar in eenige der baktanden met haar
zagte inwendige ftoffe bewaart worden , en dat van een kint van ontrent
acht maanden.
N°. XV. De beenderkens van 't gehoor van een kleynkint, ineenvogt
geleyt
N°. XVI. Een ontbonde bal van een Menfch . dat is zoodanig toe be-
bereytj dat de zaatmakende vaatjes van malkanderen afgefcheyden zyn, op
dat men zo veel te duydelyker zien kan, dat het maakzel der ballen geen^
zints uyt klieren, maar uyt vaatjes beftaat.
■ N°. XVII. Eens menfehen oog, in de vogtigheyd bewaart.
Aanm. ten eerften. Dat dit oog zyn natuurlyke ronde forme behouden heeft.
Ten tweeden. De fpieren van dit oog hebben haar natuurlyke roodc
couleur.
Ten derden. Hier kan men ook zien, hoe de flagadcren en zenuwen o-
ver de gezigt zenuwe loopen.
Ten vierden. Van dit oog wort mentie gemaakt 'm het antwoord,
pp de 13 voorgeftelde brief, alwaar men dit verhaal vind. fol. 13. Onder
dit pezig uytfpanzel laat zig zien de
[tunica fclerotica,] dewelke de 3. /j,
zynde zeer hard, dik , en geenzints aj?orzigtigi het voorfie deel daarvan
is't hoorenvltes geheten r om dat het zoo helder en doorzïgtig is
, als be-
reyt en gepolyft hoorn. In fommige bevint men dezelve meer
, in andere
wat minder uytpnylend te wezen. <Door 't gezeyde vlies
, dunkt my dat
ick zeer veel nieuwe uytgevonden vaatjens zie loopen
, haren cours 'm de '
Aaaa                                          lengte
-ocr page 71-
546          II. ANATOMISCH CABINET.
lengte, of na de gezigt zenuwe, nemende -, deze, hoewelze de gemeene eh ,
bekende wat ervaren wat gelyken
, zoo meen e ik egt er., dat ze van dat Jlag
niet zyn
, nadienze daar ten volle niet mede overeen komen: Ik hebgezegt,
dat het my dunkt zulks te zien, om dat ik in een zake van zöo veel belang
niet geerne iets zoude willen invoeren
, ten zy dat ik daar van geheel ze-
éer ben geworden.
N°. X VIII. Een gedeelte van 't harde vlies , waar aan vaft zitten de oog-
fpieren , en flagaderen, door de gezeyde fpieren verfpreyt.
De Zesde PLANK.
N°. I. T^ En doorgefpouwe Nier van een jonge , om alzoo het inwendi-
XJrfge te kunnen zien.
Aanmerkt ten eerften. Eenige van de Nier-tepeltjens zyn van my ge-
queft door het opfnyderi, andere in tegendeel zyn geheel en gaaf, op
dat men alzoo alles zoude kunnen zien, 't geen in deze tepeltjens te
confidereren is.
                                  ......
Ten tweeden. Op verfcheyde plaatzen en komen ons niet alleen in 't ge-
^czigte de pypjens van 't bekken ; maar ook zelfs alle de pifcanaaltjens van
d'Heer Bellinus eerft ontdekt, en dat alles zeer klaar. Ontrent welke
Pifcanaaltjens het zeer confiderabel is, datze alle te gelyk met een rootwaf-
fige ftofTe vervult zyn geworden. Terwyl ik dezes niers flagaders opvul-
de, (en zulks gebeurt my nu altyt) zoo wierden ook te gelyk op-
■gevulc de pypjens van 't bekken, en ook het bekken zelfs. Hier uyt zoo
ïchynt het my toe, dat de Pifcanaaltjens continueel zyn, metdeuyteynden
der flagaderkens der nieren, 't zy dat deze vereen iginge gefchiet metdeuyt-
eynden, of elders. Myn zeggen en zal ook niemand hart voorkomen, van
dat het te bedugcen is, dat deze pifcanaaltjens van Bellinus vereenigt zyn,
met de flagaderkens van de nieren , indien men maar eonfidereert, dat
tot noch toe niemand eenig kliertjens heeft kunnen toonen tuffchen de zaat
flagaderkens, en die der vaatjens ,die het zaat maken ,ende des tefticulen we-
zen zelfs uytmaken: als mede datter niet een eenig klierrjen gevonden word
tufïchen de wormwyze vaatjens, die door het binnenfte vlies der Baarmoe-
der lopen (hier voren kortelyk aangewezen,) en tuffchen des Lyfmoeders
flagaderen. Daar en boven* kan ik by helder weer klaar toonen, dat de
fchorfïige fubftantie van de herffene niet anders is als kleene bloetvaatjens,
om niet verder te fpreken , van 't geftel des Levers, en van de Milt, 't
welk ook niet anders en is, als een t'zamenftel van vaatjens, en niet van by-
zondere kliertjens. Deze zaken dan in confideratie genomen zynde, heb
ik
-ocr page 72-
Van F R E D R I K R U Y S C H....           547
ik gedbrdeelt, dat het niemand hard zoude voorkomen , wanneer ik giffen- .
der wy ze-zegge, dat het gezeyde te bedugten ftaat. Ondertuffchen is myn .
voornemen alle mogelyke middelen in 't werk te ftellen , om hier van
meerzekerheyts te bekomen , op dat alletwyfel mag weggenomen werden»
Iemand zal myn mogen voorhouden, dat de Heer Malpighius der Nie-
ren klieren befchreven heeft, die hy wil tufïchen de gezeyde vaten geftek
te wezen, en zeyt datze ront, en doórzigtig zyn, ook datze in den rug,
of bultig deel der Nieren gevonden worden, &x. Hier op tot antwoord,
dat my niet onbewuft is, dat 'er eenige weynige ronde, en doorfigtige lig-
haamtjens gevonden worden in de Nieren van een Kalf, 'm groote met de
eyeren der VifTen overeen komende, als men dezelve met een vergroot-glas
beziet: maar deze zyn zeer weynig, ten opzigte van't lighaamvandenier,
ook heb ik ze tot nu toe niet in den rug, maar in 't midden van de nieren
gevonden. Of nu ook deze lighaamrjens klierfjens zyn, of niet, 't zelve
is by my tot nog toe twyfelagtig.
7,ven laaflen ftaat hier ook nog te confidereren, dat de uyteynden van des
niers bloetvaatjens,op een wonderbare en krinkeiwyze manier door een gevlog-
ten leggen,gelyk te zien is in de 6. Plaat in de 7. Fig. van het 2. Cab. en zulks is
niet te vergeefs > maar veel eer te bedugten ,dat de klenfingen der humeuren,
ja ook de bereydinge der vogten in ons lighaam afhangende is, van de ver-
fcheydentheyt van configuratie, als mede van het onderfcheyt der uyteyri-
den van de bloet vaten, en andere canalen, en is deze, als boven vermeit is,
zeer confiderabel. Hier over zullen wy verders handelen in de befchryvin-*
ge van de volgende Cabinetten, by dewelke ftaan gevoegt te werden de
Figuren van geheele nieren.
N°. II. Beyde de Oogfchellen van een Menfchen Oog, in dewelke, ne-
vens de gaatjens of mondekens, die men in beyde de randen vint, ook ne-'.
vens de traan gaatjens, nog daarenboven zigiets byzonders opdoet, waarin
ik my nog niet kan voldoen.
N°. III. Een Vlesje met een Menfchen Oog , wiens flagaderen opge-
vulc, en het harde vlies weg gefneden zynde , komt ons in 't gezigte de
Choroidea, of het aderige vlies, met een kleen gaatjen doorboort zynde,
op dat de glaasachtige vogt te voorfchyn zoude komen, dewelke van na- '
ture helder en doorzigtig is, maar nu ons hier dof, en witagtig voorkomt,
wegens de vogtigheyt, waar in dit oog bewaart word..
Aanmerkt ten eerften. De bloet vaat jens van 't vlies Choroidea met een
rootwaffige ftoiïe opgevult zynde, geven ons gelegentheyt, om zeer klaar
te kunnen befchouwen de witte zenuwtjens, die over 't zelve vlks lopen,
na de ciliare of hayrwyze bant,
Aaaa z                                           Ten
-ocr page 73-
<4*            'IL ANATOMISCH CABINET
.                                     ...                                                                                                               f                                                  ? •
..- Ten tweeden. Het Ruyfchen vlies is hier niet te zien, omdatdeCho-
• roidea of't aderige vlies niet genoegzaam open gemaakt is.
Ten derden. Zoo kan men ook hier zien de flagaderen en zennwes,
dit langs het buytenfte vlies van de gezigt zenuwen lopen.
N„. IV. Een Vlesje met vogt, waar in ons te voren komt, het fteen-
agtig been van 't gehoor, hangende aan een paartshayrtjen, en dat van een
onlangs gebore kuifje. > •
Aanmerkt ten eerften. Dit been is in twee deelen verdeelt, namentlyk
in een fteenagtig been, dragende de name van 't geheel, en in een fchub-
wyze been, en al wat in yder ons voorkomt, zal ik aanroeren.
Ten tweeden. De holte van 't fteenagtig been, het doosje of bufTe gehe-
ten, zynde de holte, dewelke ons even agter het trommelvlies voorkomt,
is met een zeer dun vliesje bekleet, 't welke men over 't hooft zoude zien,
ten ware de flagaderkens, door het zelve vliesje loopende, en met roode
ftofte vervult zynde, deszelfs wezen ons quame aan te wyzen.
Tenderden. Het ftegelreepje, zynde eender gehoor beenderkens, zit
nog in zyne natuurlyke plaatfè, dat is in het ovaals wyze gaatje; 't zelve
is ook met een zeer teder vliesjè bekleet, waar door men ook zien kan flag-
aderkens te loopen.
                   ! / : ,;.....
Ten vierden. Hier ziet men ook niet alleen het ronde gaatje, 't welk de
weg tot het fkkke hu ysje baant, maar ook 't vliesje, dat den omtrek van
't gezeyde gaatje, als mede de holte van't flakke huysje., en deszelfs bee-
nig tuÜchenfcheytfel komt te bekleden.
In het tweede gedeelte van 't gezeyde been , zynde het fchubwyze ge-
deelte, 't welk hier ook aan een paartshayrtje hangt, kan men deze vol-
gende zaken befchouweni
Ten eerften. Dat het trommel vliesje van twee op den ander leggende
vlieskens te zamen geftelt is, buyten hetiiytwendige dekfel, 't geen in jong
geboren kinderen gevonden werd, en aan het trommelvliesje vaft zit.
Ten tweeden. Dar men deze twee vlieskens van den anderen kan fchey-
den^ even gelyk de Ckóröidea van de Rnyfthiana in de oogen, zulks kan
men hier ook beichouwen.
Ten derden. In dit voorwerp is een kleen gedeelte van 't buytenfte vlies-
je gefcheyden van 't inwendige, maar in andere, die hier na zullen verhan-
delt werden , heb ik voor Vgrootfte gedeelte deze twee vliezen van den
anderen gefcheyden.
f Ten 4,. Zoo kan men hier zien, dat het buytenfte dezer twee vliezen, met
ontallyke flagaderkens begaaft is, daar het inwendige in tegendeel, hier geen
flagaderkens heeft, mogelyk om datze niet opgevuit zyn geworden.,
Ten
-ocr page 74-
VanFREDRIKRUYSCH. .              H9
Ten vyfden. Dit trommel-vliesken is nergens met een gaatjen doorboort,
maar alzints in den omtrek vereenigt met het ronde beentje. ■'
- Ten zesden. Zoo kan men hier befchouwen, hoe het aanbeeltje zig komt
te vereenigen met het hamertje , ook ais mede op wat wyze het hamertje
• vaft gehegt is aan het trommel-vliesje, 'en zyn deze gezeyde beenderkens ook
van een vliesje bedekt, waar door veele flagaderkens heen loopen.
Ten zevenden. Het vierde beentje van't gehoor, vaft gehegt zynde aan
het bovenfte van 't ftegelreepje , kan men hier zeer perfect zien : En *dat
meer is, de flagaderkens door 't vliesje van dit vierde beentje loopende
zyn hier voor onze oogen geenzints verborgen.
N . V, Een ftuk van de bovenfte kaak van een kleen Kint, waar in men
klaar zien kan, dat de tanden der kinderkens, eer datfe fteen of been-hard
worden, van verfcheyde couleur en felfftandigheyt zyn 3 want de buytenfte
is wit, de volgende kooit in couleur over een met het kraakbeen , de derde en
binnenfte, de refte in veelheyt te bovengaende , is faght en met veele bloet-
vaatjens voorzien»
N°. VI. Een gedeelte van de navelftreng van een kalf van een Zeekoe
waar aan een ftukje van 't vlies Chorion vaft zit , vervult met ronde Mg.
"ha.amtjcns; en zyn deze in groote overeenkomende met Spaenfche erten
Linfen , en ook groote fpelde hoofden; Edog van wat gebruik dezelve zyn'
en heb ick niet kunnen lütvorfTen.
          ,                                                     '
N'. VII. Een ftuk van de neus van een jonge, dewelke na de lengte op-
gefneden is , om al zoo deszelfs tufïchen fcheytzel ,. met zyn bekleetzel te
kunnen zien.
Aanmerkt dat het tuffchen-fcheytzei met zyn bekleetzeJs nog omvangen
zynde, ons gelegentheyt geeft, om aan beyde zyde een byzondere canaal
te zsen, waar door het fhot zig ontiaft. Van eene zyde heb ick 'er een
verken borfteitje in geftoken, op dat- den ziender 't zelve aanftonts in W-
zlgte zoude komen. Hiervan iri't toekomende breder.
M . VIII. Het dunne herflen-vlies , van een jong kint , 't welk in een '
vogtigheyt dryit, 't zelve is zoo teder en fubryl , darmen naaulyks , be*
halven de bloetvaten iets vhezigs in 't zelve belpeuren kan ; ja het fchynt
'dat dit dunne herffenvlies* by na alleen uyt bloetvaten beftaat,. dewelke,
door toedoen van iets vliezigs in hare plaatzcn gehouden worden, op dat-
ze niet onder een en zouden komen te verwerreii; dit en is niet te'toonen
ten zy de flagaderen tot hare eynden toe vervult zyn geworden., met een
rood-waffige ftoffe, want dat gedaan zynde, zoo bevintmen alles watflaz-
aderlyk of aderlyk is, van een roode couleur, en 't geen overigh is 't zel-
ve is te houden voor't vliezige.
                                                            '
Aa-a-a y                             N \ IX.
-ocr page 75-
ffo IL ANATOMISCH CABINET
N°. IX. Een Vlesje met vogt, waar in twee voorwerpen bewaart wer-
den i het eerfte zyn twee oog-fchellen van een menfeh, welkers ilagaderkens
vervult zyn , en zoo komen ons dezelve root voor.
Het andere voorwerp zyn ook twee oogfchellen van een menfeh, welkers
ilagaderkens niet en zyn vervult.. In deeze kan men zien de traanftippen,"
als mede in hare randen de mondekens der zeer wel bekende canaaltjens,
met een taye en harde vogt in deze voorwerpen vervult.
'N°. X. Een Vies onthoudende twee menfehen oogen, over dwers door-
gemeden , in welkers holte liet netwyze vlies klaar gezien kan werden met
een mergagtige ftoffe bezet; dicht by deze ziet men hetRuyfchen vlies, be-
zet met een fwarte ftoffe.
                                                       ,
N°. XI. Een Vlesje, waar in twee voorwerpen gevonden werden, waar
van 't eene is een dwers doorgefnede ooge van een Kint, hangende aan een
hayrtje,
Aanmerkt ten eerften, dat hier een gedeelte van 't netwyze vlies , uit de
grond van 't oog voort komt, waar ontrent te obferveren ftaat, dat alle de
bloetvaatjens tot den eynde toe opgevult zyn , en dat gedaan zynde , zoo
komt ons het netvvyze vlies voor, als een geftel van bloetvaatjens dewelke
door iets vliezig? in hare piaatzen werden gehouden. Het mergagtig we- •
' zen is in dit voorwerp naaulyks te bemerken , maar in andere kiaarblyke-
lyk genoeg.
Ten tweeden. De Ilagaderkens van t Ruyfchenvlies zyn hier opgevult,
'en hoezeer verfcheyden dezelve zyn, van die van't netwyze vlies, tenop-
zigte van naaren cours , zulks kan hier mede gezien werden.
Ten derden, ïn dit voorwerp blykt het ook genoegzaam dat den hayr-
wyzen band, geenzints 't werk van een fpiertje uytvoert, maar wel des-
zelfs aanhangzel. £iet de eerfte Plaat van dit 2. Cab. Fig. 4. 5. en 7.
Ten vierden. Zoo is hier ook klaar te zien, dat het Ruyfchenvlies, zig
uytftrekt tot het eynde van den hayrwyzen band.
Het 2dc voorwerp in de gront van dit zelfde Glas geplaaft, is het agterfte
van 't Ooge , wiens ilagaderkens zoodanig geheel en al opgevalt zyn ,
dat ten laaften daar door een tegens natuurlyke uytfpatring voorgevallen is,
en zulks kan ligt gebeuren in die handeling • wanneer men niet omzigtig ge-
noeg is.
N \ XII. Een gedeelte van de milts ilagader uyt een Kalf, deze opge-
vult zynde, bevintmen, des zelfs uyreynden bundelwys geftelt te zyn.
No. XItl. Een ftukje van de fchorilïge fubflantie der her/fene van een
Menfeh, waar in klaarlyk blykt, dat dezelve niet anders en isy als eenza-
menftel van bloetvaatjens. Ten dien eynde zoo heb kk de gezeyde uyteyn-
..«'■'.               .                                                  de
-ocr page 76-
/ van F R E D R I K R U Y S C H.                tf*
den met een root wafïïge doffe vervult, en daar na in deze heldere vogrge-
hangen, en zonder dat zoo is 't onmocgelyk, de waarheyt van die zaak na
te voriTen. Ziet verders over deze zaake myn -Antwoord op de 12 voor-
geftelde Brief, alwaar't zelve m©tilgiiren afgebeelt is.
N°. XIV. Beydé de amandelen van een Menfch, met des zelfs tuUcnen*
ftaande lelleken. Hier kan men zien hoe celluleus, of hoe ryk vankleene'
holletjens deze onze amandelen zyn; als mede hoe veel , en hoe groot der
zelve openingen zyn, dewelke na de keel open ïlaan, en dat dikmaal in een
fris en gezont Menfch. Ondertulichen (laat aan te merken, dat deze ope-
ningen klaarder te zien zyn, wanneer de amandelen gefwollen zyn, en zulks
heeft deChirurgyns, die in de konfte van Ontledinge niet al te wel geoet-
fent zyn, zeer dikwils bedrogen, dewelke alszy deze openingeinde aman-
delen zagen, zoo waanden zy dezelve verfworen te zyn , daar ter contra-
rie deze openingen natuurlyk zyn, alleen maar dan ter tyd meer gapende.
No, XV. Het omgekeerde harde vlies van een menfche Oog, uyt wiens
midden een gedeelte van 't netwyze vlies voortkomt.
No; XVI. Beyde de,oogfchellen van een Menfch , waar in de gaatjens
of mondekens, dewelke in de randen zitten , als mede de traanflippen ge-
zien kunnen werden.
©e LAA onder dit tweede Cabinet onthoud in zig verfcheyde <vierkante>Ce~
der e cDoozeni waar van de Eerjie geopend zyn de
, ons vertoont word.
N°. I. Een ftuk van 't vel van een Kint , wiens flagaderkens met: een
root-wailige floffe vervult zynde, 't vel root voor komt.
Aanmerkt dat de uy teynden van de gezeyde vaten in haren loop een an-
dere cours houden, als wel di&9 dewelke wy aanflondszullenaanwyzen.
Daar benevens zoowort'er in de zelve Doos gevonden.
No, 11. Een iluk van 't buyfenfle vlies des L\fmoeders van een Kalt,
wiens flagaders met een rootwaïlïge doffe opgevulr zyn , en is der zelver
coursen getal verfcheyden van die, dewelke door't vel lopen.
N(>. III. Een ftuk van 't vlies Chorion uy teen Kalf, wiens flagaders uyt-
eynden zoo curieus opgevult zyn met een geel-wafïïge floffe, datdeopgen
der gene die dit voorwerp komen te zien, daarop verlokt werden.
No. IV. Een fluk van 't zelve vlies , met grooter takken van flagaders
voorzien.
In de tweede Cedere DOOS werden deze volgende zaken gevonden.
N°. I. Het bovenfte deel vaft de herfTen-panne, van alle bekleetzeJen
ontbloot, om de vliezige fontanel te zien in een jong gebore Kind.
Aan-
-ocr page 77-
tfz^ II. ANATOMISCH C A B I N E T.
Aanmerkt ten eerften, dat deze fontanelle vervult is van opgevulde flag-
aderkens, dewelke geenzints kunnen werden gezien, ten zy datter een op-
vullinge voor af gaat.
Ten tweeden. Zoo kan men hier ook zien , dat de beenderkens van 't
hooft in een jong gebore Kint niet door naden , maar door toedoen van
vliezen te zamen zyn gevoegt.
Ten derden. Zoo blykt het hier dat deze gezeyde vliezen niet anders
zyn als" een gedeelte van 't harde heriïen-vlies , en van 't harfTenpans vlies.
Ten vierden. In een levendig Kint, werden de beenderkens van de
herflenpanne, boven op 't hooft, niet te zamen geftelt door onderling aan-
raken , nog ook door naden, maar dezelve ftaan wat van den anderen.
Ten vyfden. Zoo ftaat onste confidereren, dat deze diftantie in d' eenegroo-
ter, in d'andere kleender is, egter worter altoos eenige gevonden , 't geen
by alle autheuren niet werd geobferveert in haare figuren ; te meer na-
dien deze diftantie ook niet werd gevonden , als men het geraamte van
een jong gebore Kintje, op de geineene manier , komt te maken : Want
als men de beenderkens komt te drogen , zoo verheft men de natuurlyke
diftantie, 't en zy dat men 't geheele hoofje met Catoen zoodanig komt op
te vullen, dat de beenderkens in 't drogen geenzints töt elkander kunnen
getrokken werden.
Ten zesden. Hier ziet men ook dat het Voorhoofsbeen in een jong ge-
bore Kindje uyt twee ftukken is beftaande.
N°. II. Het bovenfte gedeelte van de herflenpanne van een kleyn Kint-
je j waar in de voorgemelde diftantie vernietigt is ^ maar de vliezige fonta-
nelle, .dewelke altoos na eenigen tyt nog gevonden werd , kan 'er gezien
werden.
Aanmerkt ten eerften. De gezeyde fontanelle werd niet precys op 't
jaar gefloten; maar fomtyts vroeger' of later na de gefteltcnifle van 't Jighaam,
als mede na dat de beenmakinge min of meer vigoreus is.
Ten tweeden Dit gezeyde gedeelte van 't bekkenetli; nog metdeszelfs
pannevte omvangen, wiens flagaderkens opgevult zya met een rootwaïli-
ge ftoffe.
Ten. derden. De feyzenwyze groef is met dezelve (toffe ook opgevult.
No. III. Het bovenfte gedeelte van de herflenpanne van een Kintje yan
ontrent 7 maanden dragts , 't zelve is nog bekleet met het vel
Aanmerkt ten eerften. Dit vel kan men van 't been afnemen, om dat het
apart is gedroogt: en alzoo werter gelegentheyt gegeven, om de binnenfte
oppervlakte te befchouwen met des zelfs opgevulde bioetvaten.
Ten tweeden. Zoo blykt het hier dat het vel zoo vol van bioetvaten is,
dat
-ocr page 78-
Van FREDERIK RUYSCH,.             ffj
dat dezelve al te zamen opgevult zynde, het geheele vel zig zeer root ver*
toont.
Ten derden, 't Gezeyde vel is zeer digt met fwaré hayr bezet, hoewel
het maar van een zevenmaandig Kantje is.
N'. IV. Het bovenfte gedeelte van 't vel van een vet Kints hoofje, waar
in men kan zien, dat niet alleen ontrent het opper maar ook 't voorhooft
veel vet gevonden word, in vette Luyden, 't welk tegen 't gevoelen van
zommige aanloopt, 't Gezeyde vel is ook byzonderlyck met veel hayr bezet,
In de derde DOOS werd gevonden het vlies Chorion, uyt een Kalf.
Aanmerkt. Dat ick niet alleen de groote en kleyne takken met een root-
waffige ftofFe opgevult hebbe, maar ook zelfs die gene, dewelke zoo kleen
en fubtyl zyn, dat, als menfe van 't ligt afgewent, komt te befchouwen, zy
haar als kleyne vlakjens vertonen. Edog met een vergroot glas daar by ko-
mende, zoo bevind men middag klaar , dat het de uyteinden der flagader-
kens zyn, dewelke in cours verfcheyden zyn van die, dewelke in de vlie-
zen van de Lyfmoeder gevonden werden»
Het vierde DOOSJE
Onthoud in zig de cryftalline vogtigheyt, uyt het Oog vaneen Schaap,
omvangen met het fpinnewebbe vlies, {tunica Araned] door 't welke zeer
veele flagaderkens loopen. Over het wezen van dit vlies zyn 't de ontle-
dèrs niet eens $ eenige verzaken het zelve , andere trekken 't in twyftei j ee-
nige admitteren 't zelve, zelfs ben ick daar over in twyfrel geweeft, wat ik van
die zaak zoude geloven 5 maar als ick de flagaderen van een fchaaps oogemeü
eenwafïïge ftofFeopgevult hadde, zoo opende ick het oog, en de vliezen
doorzoekende, zag ick zeer veel rode flagaderkens door het fpinnewebbe
vlies verfpreyÊtezyn.
KDit Ziende, dede ick deze cryftalline vogtigheyt met des zelfs omvan-
gend vliesje in een Vlesje met heldere vogt j als ick nu's anderendaags de-
ze nieuwe' üyrvindinge wilde bezien , kende ick niets minders als ro-
de flagaderkens befchouwen. Hier van was dit dereden : Ick had, gelyk
gezegt is, des oogs flagaderkens vervult met een waflige ftofFe , dewelke
wel voortgedreven was tot aan de cryftalline vogtigheyt, edog was dezelve
daar blyven ftaan, niet kunnende verder penetrèeren tot m de flagaderkens
van 't ipinnewebs-wyze vlies, 't welk de cryftalline vogtigheyt omvangr,
alzóo 't blöet, te gelyk met de waflige ftofFe voortgedreven zynde, de ge-
zeyde flagaderkens van t fpinnewebs wyze vlies zoodanig had vervult, dat-
ter geen occafie overig wierd gelaten voorde wajTigeftoffej omin de bloer-
vaatjeris te kunnen komen.
                  Bbbb                                          Als
-ocr page 79-
5f4            II. AN-ATOMISCH CABINET
Als ick-nu die alles in een Vlesje mee vogt gedaan had , is het bloet
niet alleen haaftig verdwenen, maar ook by gevolg raakten die zeer fubtile
flagaderkens wel haaft uyt myn gezigte j Als 't nu voor de tweede reys
kwam te gebeuren , dat my zoodanig eenopvullinge voorkwam, zoowaft,
dat ick met meerder vcorzigtigheyt hier mede handelende, my aanftontsna
den plaatmyder begaf en liet hem dit in aller yl in koper fnyden. Ziet de
eerfte plaat van dit 2. Cab.F^g. 8. Hier ftaat aan te merken, dat ick de
gezeyde vogtigheyt met des zelfs vliesken, en met bloet vervulde flagader-
kens in't gezey de vierde Doosken nog beware. In 't droogen van dit voor-
werp, is deze cryftalline vogt wel wat rimpelig geworden, edog zulks
kan men niej: voorkomen, eertyts heb ick de figure van dit vlies in koper
laten fnyden, zonder bloetvaten, om dat ick die doenmaals nog nietkpndc
ontdekken , wegens de dikte myner inftrumenten. ,
                      !v., .,,
Het vyfde Ceder DOOSJE ,fV",;
Onthoud in zig een fchede gemaakt van 't vel van een Kint, waarin een
mesken en vorkjen fteken, welkers handvatjens gemaakt zyn van 't fcheen
been van een menfch, waar in gants geen holte bevonden wierd, 't welk
zoo ongemeen is, dat het mogelyk noyt voor heen voorgevallen , en voor
een zeer raare zaak te houden is.
Aanmerkt ten eerftcn, dat deze handvatjens zeer wit zyn , en cügt aan
?Ê ftaal met een verguit banden zyn omvangen.
                                rjfcvmo
Ten tweeden. Het vel van 't kint vertoont zig root, wegens de menig-
te der opgevulde flagaderkens , dewelke in 't bereyden van 't vel, hare rö^
de waffigeftoffe geenzints verloren hebben, 't geen vermakelyk is om te zien.
In het fesde Notebome DOOSJE werd gevonden een gedeelte van de
flagader van de milt van een Kalf, dewelke ontvleeft is , zo men gemeen?
lyk fpreekt, dat is., van alle des zelfs fappige uyteynden berooft.
Aanmerkt ten eerften. Deze flagader is vervult met een geel-waffige
ftoffe, en heeft alle des zelfs Jdeyne takjens behouden % zynde deze hare uyt-
eynden bewaart tot het fappig wezen toe.
                ^ ;| , - .
ij;.. Ten tweeden. Hoe moeylyk het is alle deze takjens op hare natuurly-
ke plaatzen te behouden , en het eene takje boven het andere te bewaren ,
en zoo te drogen, dat te gelyk alle deze takjens behouden blyven , weten
die gene* dewelke haar met dezen handel bemoejen., (
Het "zevende DOOSJE van Indiaanfch hout toegernft, onthoud in zig het
gedarmte van een kleyn en onvöldrage Schaapje} dewelke met een wit waf-
fige ftoffe opgevult zynde, zeer curieus toebereyd en geconferveert zyn. K
I Staat aan te merken dat deze darmtjes aan haar darmfcheyl nog vaft zit-
tende, haaxe natuurlyke plaatzen behouden hebben. De flagaderkens door
-ocr page 80-
van FREDERIK RUYSCH.              fff
't darmfcheyl loopende, zyn met een geel-wallige ftoife opgevuït, en om
dit aan t oog aangenamer voor te Hellen, zoo zyn dezelve op (wart Flu-
weel geleyt.
In het achfte DOOSJE werden fteenen gevonden en bewaart , dewelke
een Paert door den afgang geloft heeft, zkt de II. Plaat van dit 2. Cab.'
fig. 4. 5. en 6»
                                             
Hoewei datter onder de Geneesheeren gevonden werden, de welke niet
kunnen geloven, dat men Steenen door den ftoelgang kan komen te loflen;
zoo iftegter, dat gulks waar ende waaragtig zynde, van my ook is onder-
vonden , dat een zeekere Jodinne , onder andere ongemakken , als onma-
tige vloet, colyk in de maag &c. gequelt zynde, van den wei-ervaren Heer
Do&or Rocamora, een purgatie is voor fch ree ven, waar door zy in den af-
gang een zeer groote fteen quyt is geworden, die my van de man des pa~
tients^ als mede van hare vrienden is getoont.
Den Heer ProfefTor Nicolaus Venette , heeft een Tra£taat, gefchreven
over de gevallen van de fteen , 't welk noyt genoeg kan werden geprezen.
Hy verhaalt verfcheyde exempelen van 't lofle van fteenen door de ftoelgang.
Ook zoo vint menby Coiterus, Scaliger , en andere Autheuren meer zoo-
danige voorvallen.
Hier ift waardige Lezer, dat ick UE. kom te vertoonen, fteenen, de-
welke een Paert door de gezeyde wegen geloft heeft, en zyn dezelve my
mildelyk ter hand gefteld, door den Heer M. G. Blok, JVÏed. Do&., en
zeer curieus onderzoeker van de geheymen der nature, waarby hy dit ver-
haal my ook toegezonden heeft.
Ift't Jaar 1698. is een Taart, ftaande teJVeenen op de f al des Keyfirs*
quyt geworden dvor de ftoelgang
xx'xvj. fteenen, en dat binnen detydvan 6
wekem Het "Paart
, voor zoo veel zy konden gewaar wórden, die het zel-
ve opdoften
, uyt des zelfs werkingen en apetyt, was ge zont en welge/le/t.
^epe twee fieenen heeft den af diender van de ftal gegeven aen den Ed:
Heer W ildebr and \ in die tyd Secretaris van zyn Kon: Majefteyt vanSwe-
den ^ aan 't Hof van zyn Keyf. Maj. en nu Secretaris van den zelve by
haar Hoog. Mog. de Heer en Staten Generaal der vereenigde Nederlan-
den
, 'm 's Gravenhage. 'De gezeyde Heer JVildebrand zegt , dat bv
verftaan heeft
, dat een T>oc7: tot fVeenen > bevonden heeft, deze fteenen
in kragten over een te komen met die van de Bezoar
, wanneer men ze in eef
groot er quantiteyt komt te gebruyken.                                              " ......*
**\ ïscönfiderabelmynsdünkens, datickdegrootftefteen gebroken hebbend-
de, indeszelfsbinnenfte en midden, een haver graynfje heb vinden zitten,
gelyk als men gewoon is te vinden in \t binnenfte van de Bezoar fteerï een ftuk>
-ocr page 81-
5f<5          II. A'NAT OM IS CH CA BIN ET
Uyt legging van de
,             .:             EERSTE PLA AT,
'■Sr- ,1: *■''■"> "tiï:'*J ï""" '*!' '                                ■ '■ v;''                                                   ■''"':. 'i. ■•                   ,:";■■'                                                                                                      '-*«
.fSjÈfr «r/7* FIGUUR, "
B^èiejit het oog van een Walvis, 't welk zoodanig is toebereyt engejhe»
Wft,ï dat men niet, alleen 'tgejiel van het harde vlies, maar ook dat van 't
J'rM^fihenen aderige'te'gelyk zien kan.
y .
                       :v,„.,
A.   ityff aan de .dikte van 't harde vlies, digt by de gejïgt zenuwe.
B.  'Deszelfs dunte, aan de zyde van den oog-afpel.
C.  Een Jitik wan't Metwyze vlies.
D.  D. Twee ft tikken van het aderige vlies , zoo als het zig van buyten
vertoont
5 dezelve zyn omgewend, en van 't Ruyfchen vlies afgefcheurt;
en loop en door de buytenjle oppervlakte zeer veelby een gevoegde bloetvaten.
E.  Twee gedeeltens van 't aderige vlies , zoodanig van 't Ruyfchen afge-
fcheurt , dat ze van onderen daar nog aan vaft zitten, waar door zy nu
hier van die zyde gefien werden
, dewelke met het Ruyfchen vlies ver*
eenigt was, voor des zelfs affcheuringe. Ondertu£chen zoo Jlaat hier
Y^aan te merken, dat men de bovengemelde bloetvaten van deze niet zoo.
,wel' zien kan, als van de andere of buytenjle ,.getekent met let. D. D.
ifetf.J'wyft\aan het Ruyfchen vlies, 't welk in 't ooge van een JValvis de
dikte heeft van een dik papier.
De tweede FIGUUR,
■ Wyft ons aan het oog van een Walvis, en dat na de lengte door geJhe de n>.
A.  Het Netwyze vlies.
B.  Het aderige vlies, aan wiens binnenft e zyde het Ruyfchen nog vaft zip.
C.  Het harde vlies,
v De Jerde F I G U U R> \
Wyft ons aan't meefte gedeelte van de twee opper ft eoogfchellen van een,
, tnenjch.
                 ,                    ........ : ...,...'.
A.  De hayrtjens der oogjchellen.
B.  B. Die mondekensder canaaltjens,waar door een zekere vogt komt té.fa*
G 'De traanftippen.
I), Het traan klier tjen, waar in verfcheyde gapende mondekens, of gaat*
Jens gefien worden,
                                                                         'De
-ocr page 82-
^ van F RE E» E HIK R ü %üS^H,ïf          Sf?
: ;         '          ' <De vierde FIGUUR, ' ?" "
^ iïf
Verheelt ons de agterfe zyde van het hoorn-vlies, #>tf £w/ menfche, waar
'm ons te. voren komt de rand van 't hoorn-vlies > de hayr-wyze band,
den kleene circul van den reegenëoog, en oog-appel.
A.  De hayr-wyze band.
B.  Het Jpierige aanhangzel van den hayr-wyjè band.
C.  'De kienen circul van den aanhang des hayr-wyjè bands , waar i» de
peeskens van
V gezeyde uytfteekfel komen te eyndigen. T>eze gejeyde
kienen circul van het vytjïeekfel van den hayr-wyfc band van voren ge-
Jien zynde, word van my geheten, den kienen circul van den regenboog,
want 't geen van buyten regenboog word geheten, is van binnen de aan-
hang van den hayr-wyfi band genoemt.
D.  Ti eJ oog-appel.
E.  T)e rand van 't hoorn-vlies.                                           ,. • \ . * j
Inde vyfde F I G U UK, ;. '
Word vertoont het Jpieri? aanhangzel van den hayr-wyfe band, met
des felfs pefige fiberkens, &c. aanmerkt ondertujfchen dat deze figuur ge-
maakt is door toedoen van een vergroot glas
, waar door dat dejelve hier
veel grooter vertoont werd, alsze wel natuurlyker wyfe is,
A.  T)e pefige fubftantie van den hayr-wyJen band.
B.  Het Jpierig wefen van den hayr-wy fin band.
C.  1)e circulaire fibren, of rontoni hopende draden, van den kienen cir~
cul, dienende om d' oog-appel te vernauwen., dewelke den p laatfny der
hier wat te per f e B heeft verheelt , want in 3t voorwerp zelfs zynfe
/do wel niet te zien. ,
                     . , _
. T2)ff^/,iGU,U^>;,
Vertoont een dwers doorgefnede oog van een Walvis.
A.  Het harde vlies, H welk wonder lyk dik is: -
B.  Het harde vlies.,, wiens, dikte hier ter plaatfe welfihynt vermindert\i'e
zyn, Wddr• Bet aderige vlies puyltfyw
qyt, datmen dpsjèlfs-ware dikte niéfweïfienlimt.                 ,* S »
C.  Het aderige vliet. m * %)            .** ' <&* ?** X^^Wé
D.  T)e blbetvaéèn, dóór het dderige vlies verjpfeyf:
3' E>en fegader hopende rontom het adersge vlies, uyt dèfelvè hopen on*
' tèWaretakjensopwaart^
! i^ tiw&v™& »W iuttfc vto|iw >■ ... .
Bbbb j-»^ *&»TO m^\%\> %?tg 4%/^
-ocr page 83-
55&           n. ANATOMISCH CABINET.
F.  *De kleene circiil van den regenboogh 9 en werd de groote geteekent
G.   1)en QQgh-a]>ptk , ft. --^»5*^4 ^AWm ■";
.':. .sA ^:v;-k< •'. <T>e j^vendë F^frtJ XI R. ,'"/:';.;Y;: , "
Vertoont het hoorn-vlies van een kalfs oog y zoo als het van agteren ons
voorkomt. In het zelve komt'ons'alles groot er tevooren als wel in een
'" menfch.■
                     ''','.'                v - '■"': ****
A. "De rand van't harde vliësV- U;-vé\%p -V-^-.y>
-*■■■ ■'■ s,Si w v. J. 4 '■ ï «J
M.^èéayr^wyzenb4n^'^^ ",-^':^'^%v^ ?::; v..;,
G. ^ffif aanhangzel *van den hayrwyz&n* band. *
D.  IDen kienen ëirculvan het' aanhdngzldvan den hayr-wyze band', door
dewelke zeer dik en digt komen te Mof en alle de peeskens van 't ge-
zeyde aanhangfel
, en dat regt uyt.
E.  T>en oog-afpel.                                    -Vi
Ind^achtjU ï1 Ï'G P.Ü R.
^^tf^^^^l^^^'ll^^^^z^^ i^^^^l^f^^K^ het oóg van een kalf, met
m
- dts zelfs omvdngend vlies kenV 't welk het jjrinnewehbe vlies geheten is,
'to waar doorl"'peW^^èlè7opgvi^Me ^gddtrke^s- loopen:- *;v
i'w.
'Tte-itegm.depMrA JttJfc U R. ■ a\ y^ «.12 .A
^ffirtwnt de cryftallme vogt.uyteen Walvis $ yt Is te; verwonderen;,
,^ dat deze cryfalline vogt,, *Zf mede het geheele oog , .söö by zonder kle en
'i\^pyn^,n^.proportkvandeigro§ie van't ligbaam van deze yisr
Uytleggmge van de
.                 T "w e e b e p ra 'tr.
<De eerfie^ "Ss^kXk^ tfvJU' t\*nW &t&& -.« .A '
Vertoont het grootji^g^0e,jymimp.mge.keerde èlaasvan ee?& menfch-,
deze hare 'inwendig,opge^l^
                               $$fe^^%m& >
en is dezelve bezet mei een ontelbaar getal van iïliejigeen takk^g&uytj
wajfen-, en dat van,,yMgenJwt:W
A. yjf ongemeene dtktè van drWaas, V ^»c gemee&js. amaiegj^nfr^de-
^S^ki'mt de f een gequelt zyn %
dd d a
                                  k B.' B.
-ocr page 84-
B* B. ffUefige en takkige gy^w^ÉiS|ói^ %u^ 'Vit\t^ c-k, • ,.
C.  'De grond va» de blaas b met geen uytgroeifels befet, nadien dezejplaat-
ze van de f een niet en is beledigt. M
D.  'De buytenfte oppervlakte van de blaas 9die hier nu door het omkeren 'i
j de binnen fië is gewórdem^ '^
l&?; rtó&n §ihkxw?$?£W 033 ?J.. -
ft••;> n- • tu d !i-. 3lod^ de tweede •;J|; X SaBhKflPfe&b "iufï           ' il
Werd getoont een /ruk va» de-Maas van eén fyanger gaande Vrouw'r
waar van de fiber en of draden alzinis met feerkleenè ft eentjes befet zyu.
7^37? <?#ƒ ^^« ^ y?///é ^j; levers van een waterzugtig menfche*
A. 7> oppervlakte^dewellébyftëpongdjkisyW'egensi décèUuletifegefteltheyt.
B.  Cellekensy of blaas kens % een taye fubtantic in haar onthoudende -, enzym
deze zoo menigvuldige dat de gantfche lever x daar uyt isbeflaaitde.
. 5üV nd iwv t In de jdmdimM I G U -U R. Jhoov •., osfe >,/;:*
/Fm/ vertoont een f een ^dewelke èëtifaért géloft Ikeft door 't fondament".
<De vyfde F-I G ü U R                        >
ons aan eenftuk van een groot e ft een y die't zelve paert door bet
fondament quyt is geworden : en is deze ten deele.door eenzfiag, ten deek
door brekmge in twee deele; geftheyden. ■■ In't midden van dezelve wierd
een kleyn kuyltje gevonden^ *'-fwë>k een graantje, haver $ w
V gedarmtè vaft
gezeten zynde, gefor meert-heeftx terwyl't zelve alfints omvangen wieril
van de fleenigefubftantie.
A.  Verfcheydefteenigefchellen3waar uyt ditfiukfteens uytwendig hèefiaande,,
B.  Tfe binnen/Ie fubftant ie des ft eens , in dewelke deze fteen min fcheldér
tig wordbevondffl\>
^ ,;, H :. •, ^'Jtt^ a*'.v t-r,- -.v.vv:-? '•.
C.  Het kuyltje, van het graantje haver voortgebragt* ' y
%>e zjfd*^ «KG V ü^{'
ons aan het aHa^fr deel des fteefis x w,aarin hst havergraantjenas
het breken des (leemt is btyven zitten.
A* Bet gedeelte, des fieens % *t welk door dejzaag >isgeftheyden.,\:x$\
$L
^g# É^^^^JAiW^^^gewtlt gefooken^-
,C, Het haver graantje 3 zittende in 't midden van de ft een.
^^hnmerkt ondertujjchen
, dat dm Ed: Weer Bkk y dit gedevltina \j$gi
beeft
-ocr page 85-
f te II. MWê TOM I;S^!W C A B I N E T
heeft genomen y zoo dat ter maar een ft uk in myn Qabinet gevonden word
De DÉ R t> EP LAAT                -
VErbeelt een waterhoofdig Kint, van zes of feven maanden -y wiens hooft
byfter groot is.
Ik heb een Huk des moèrkéek^ gelégt tuffchèn 't hooft en handen. ten
eynde't hooftje^ in de. vogtigheyt leggende, in 't midden van 't glas ge-
dwongen wiera te blvvÊn leggen., én is^dit ftuk moerkoeks rou afgebeelt
otn dat myh Voornemen niet ert was, des zelïs ware gefteltheyt hier te vér-
tonen , maar zal den beminden'leezpr 't zelve vinden in de VI. Plaat. Fig.
4. van dit tweede CaBinet."
Vfe^^l4v^P^||«^tllëa5 Y^^^^$8fe£ er* yteemde fubftantie, ver-
vult met veeleKinderkens, ontrent 3 maanden gedragen zynde; enzyn
deze zaken te voorfchyn gekomen , even na de geboorte van het voorge-
melde ^wateiiioofd ig kin tje van dezelve wrouw. -
                   , ^ \
Wyft ddiï'eéiï gédeW&fyoé ven, èyzó0eré en vreemde fiéfiantie , met
fa-lietdybëeh ^Pwelkèard}èk ontbloot isj'.nJèn vlees en been ev lies.
B.;Eenëenige vingen'of Won ± %twëlknietwël te ónder fchey den isr -
&U0^^aakbeènigékfoiefifayf\ geflaatft ontrent de knie van een tweede
dybeen. .                                               t ^\tt^'-\
D. Nóg een kraakbeenige'knie,/ &                                                       A.
&;<Èen^6eU~--y:>'^^*- »& *» ,i«w ïV wUm\\44\V^:^sb\ >Q .tl
F. Een hand, wiens vingeren onvolmaakt of wan/chapen zynïiK
H. 2?t?# welgemaakte hanft, r         * ;f
I. 2%w vingeren, dié niet zoo wêl gefihdfm zyn.
Vertoont een grtfotér gedeelte van dé bovengemelde fubftantie, metveK
fchey de Ledematen ook voor'aiéH%i^^^'i'-[iUï'ineaie--'ëen Schep feitje van dte
zelve ouderdom, i&iénshóöfje en bo?ft'zoodanig verwart3en begroeyt zyn
indiêftojfè} dan meuze niét zien en kan*
                   J            - h. Twee
-ocr page 86-
i Van FR E D É R I K % UèY S C U           ?W
A.  Twee heetten krom en wan/chapen3 itaar nevens-nog'een
B.  krom armtje gevonden word.                                                  ' ;'
C.  Een voetje voortkomende uyt het boven fle gedeelte van de/e /elf/tandïg*
heyt
j V /elve heeft geen gemeen/hap met bet voorgaande.
D.  Vliefige, en ook kraakbenigerondagtige deeltjens,
E.  Fiberkens 3 ofwelhloetvaatjens, 't welk niét wel te onderfiheyden is-y
nadïenze niet opgevult zyn.
F.  Een groot vlies met een taye Jlymerige /toffe vervult.
G.  Iets, 't geen eenbuykje verheelt3 uyt wiens midden een verheve deelt*
je uytpuylf, als ware het een roedeken.
.
?\ :           \.*f .:■,'■ .*■-■*** , ■;.' .'                IV r-* Ji «A ■'*>■?■/.• % W ''" „ * *i*v, \ ** i-l'^v- w-i** ^a^V- - ** ",y.v. ,>",,,; ■■■■•.■,. *.:x
Verheelt een kleynder portie van de/elve fubftantie 3 waar in de/e volgen*
de zaakën zich omdoen
                                                                   :%-
A.  T^edye van een Kintje van ontrent 3 maanden dragts. .v A v
B.  Het fcheen-endybeen3 vaneen ander Kintje3 dewelke van vleefèh éd
heen-vlies ontbloot zynde 3 over dwersgep laaft zyn.
C.  Het voetje van 't /elve Kintje 3 zoo het Jchynt 3 want het is eenwey-
nig van de gezeyde beenderen af/taande. Hier doet zignog een hyzonde-
re vinger oj>
, den welke ick aangewee/en hebbe met dezelve letter C.
e dog met een by zonder linie. *st
D.  Twee voeten zonder /cheenen o/ dyen 3 voortkomende uyt een geheel a
,_'•
n
der e 3 en tegens over /taande plaat ze.
E.  Een /beentje,                                                                   * :*
F.  Een voetje.                                                                                  ^
Tle uytleMinee van de vierde?■■-■ jF'.ï G'U^ U^ Re ■.'/'..;!-« »3
PFaar in ons vertoont werd een gedeelte van de bóijengemelde zeifftandig-
heyt 3 zonder dat men daar e enige ledematen in zien kan.
           . „„
A.  Celluleu/e en ten deele kraakte enige partyen. "
B.  Vliezige deeltjens.                                                                       P1
C.  Vatige deeltjens.                                                                    > l *A
w*j -,.;;;. . . .^ftde'vyfde 'F I G U U R.                   • '• ' M
Werd ook gezien een portie van de bovengemelde /ubjlantie, yyt wiétis
onderfte gedeelte voortkomt een geheel been, _
A.  Een vlees loos /c heenbeentje.
B.  Vatige deeltjens. *                                 ,           . ., "•: i"^
Cccc                                         C.Vlie^
-ocr page 87-
<;6z           II. ANATOMISCH CABINET
C.  Vliezige en celluleuze deeltjens.
D.  Het voetje.                                                *,
E.  Het dy beentje.          ;,
DeVY.FDE PLAAT,
1
            In de eer/ie F I G XJ U R
W£>/ vertoont de maag van een Kikt, met des zelfs flokdarm, en
het Net.
A.  Deflok -darm , met des zelfs fpierige draden , dewelke na de langt e kopen.
B.cSlagaderen, looiende dóór het bovenf/ê yan de maag.
C. Slagaderen, door het onderfle gedeelte verfpreyt, welkers groote tak-
kenjchielyk fchynen a/ge/heden te worden , daar ter contrarie zommige
der zelve
, ten deele binnewaarts kopen , andere werden ook verfpreyt
door het Net.
B.  *Des maags uytgang. Ky$*\\ ' &** ays-iw
E. Het Net-3 met duyzende vm frlóetvdbtjèns 4 en gantfch geen gaatjens
bezet.
F: De krop, of ingang des maags.
■^V-.,** \'" ' '        "jtó ftwofe F I G U ü R . ..< ; v;
Werd ons 'verheelt eenjluk van een omgekeerde maag, van een bedaagt
menfche.
A.  'De inwendige rimpelen, en vouwen van de maag, die een weyniguyt-
f eken, buyien de inwendige füperficie.
B.  Ontelbaarg ppénivgtjes Of gaatjens , die men [pori] noemt.
•;;.,- v;, <v,; Ui«flU *>*& F r Gu W &< v,^M,,- • ..-, ,.;. ■ ^
Verheelt een flitk vaneen omgekeerde menfche maag, boven den uytgang
afgefjteden.
A.  Die plaats, alwaar geen rimpelen of vouwen, maar wel eenige ronde
verheventheden, bergswys, haar opdoen.
B.  Celluleuze tujfchen fcheyt[zelen , Of nieuwe verfchynfelen, waarvan
hier voor e ment ie gemaakt word.
CL^'Dé^'MaagS-'^tg£n^:-r^-'^^s^:' \y J*fcN* U'.V'.'                           . Vt""3 "ï
£>* ïW F ï G U U R.
Vertoont ons emflukje van de maag, waarin de gezeyde celluleuze tuf
-ocr page 88-
van F HEDERÏK R ÜYSGH, .II          $<%
fchen fchytzekn werden aangewezen, en dat doêr eet* %é¥groot glas
waar dosr alles hier groot er voorkomt, als wel natuur Ijker wyze.,
Hier moet men aanmerken , dat deze gezeyde tuflchenfcJieytzelen ook
gevonden worden in dat gedeelte van de maag der herkauwende dieren, 't
welk in onze taaie geheeten is de Kraag 3 en dat dezelve aldaar zeergrootj
en vierkantig zyn , 't welk een yder meer als wel bekent is. In een menfch
zynze daar en tegen zeer kleen, en van verfcheyde forme en gedaante.
.>; ö u o l ï - • ■•* & «y
Uytlegginge vaii de
'■..;/• j *■■.,„■•*>                      \'-*.'*it* 4 ü:-- - ■!* ■
2 E SD,E ^LAAT,
v-iU .*.$$ l\\
, -t: f :>frxi63 ;; (1 <%)* eerfte F ÏXÏjJU U'R,-^1
! I js nfiv 2ib5 cnawioov f i,[ . i >nv$ fesv avlsxab pVs qisv/ioov ï* ni
ÏT79 #tf# *<?# y?a>é #0# ^ /<?07l? W<?r cksbr £W ^##,' < ui
w. ^33iii;v irr,X* *®e tweede F,II*G,U U R. ■ .. •'dr^.;
Een fiuk van de ader en jlagader van eenJ^rkpekjuyiheen ¥rww*',n
T>e derde FIGUUR.
Een takje van de hol ader des levers uyt een menfik.
"De vierde FIGUUR.
Een tak van de Toort ader uyt een menfch,
-            "                  "De vyfde FIGUUR.
Een tak van de Jlagader van de Milt 3 uyt een Kalf,
*De zefde FIGUUR.
Een gedeelte van het binnenfte vlies der baarmoeder van een bevrugtSchaap■,
waardoor duyzende van op nieuws uyt gevonden wormwyze vaatjens ver-
Jpreytzyn-, deze zyn doorfchynend 3 en bereyden die &apj?ige Jloffe toe
, de
welke dien/lig is om de vrugt te voeden
, zoo lang dezelve in de lyfmoedet
haar verblyf heeft,
"De fevende FIGUUR,
Werd ons voorgeflelt de worm-wyze cours, van de b loet vat en, dewef-
C c c c 2                                              ke
-ocr page 89-
5Ó4          IL A NATOMilSCH; CABINE T.
key voor -t grootfle gedeelte 9 de fubftantM den nieren ttytmakenl
Aanmerkt óndertuïTchèn, dat hier niets voorgehouden word, als alleen
die gezeyde cours der bloctvaten 3 myn voornemen is in't toekomende
de uyteynden van yder takjen te verbeelden , want yders uyteynde doet
zig"op als een kleyn kluwentje^ die van delever en milt daar en tegen als
kleyne penceeltjënsi
In de achtfie F I G UU R.
1 t
Werd verheelt een fiuk van het vlies Qhorion uyt een Kalf, wiens
bloetvaatjens tot het eynde toe vervult zynt
De B. Leezer aanfchouwt hier/wel zeer kleyne en fyne takjens y edog
in 't voorwerp zyn dezelve veel fynder, ja 't voorwerp zelfs van 't ligt
af gezien zynde, zoo vertoonen haar deze uyteynden, op verfcheyde plaat-
zen als vlakken.
Daar en boven is't confiderabel dat het uyterfte dezer vaaten in op-
zigte van cours 3 gantfeh geen overeenkomft heeft met die van de nie-
«en, lever, milt, of moerkoek;
V'i T T 1 ¥ ;.'"ï f '"^ öS'Tt,,\v >(T>
./ft, ';.i>         \J ».,/ JL        i,            <:<*ï > ■>*-> -' ...1-
< , s ■'■/-.                          ■>. • -
./i '..i •„# l/ J. '.1 'ÏAi \ i>\ •-.! -J?>..i.
S,, Sfe',ï '^";:V. ;"■-'■ "^4 ,,' /. ÏXtl V-
/■;. i IJ ;./ I ':
/•Vl'V.'V'',"; : '\:'-:.V.--„ViV1ï-.1":- "^"ll
■■* ■'■■■• * ,'■! " #* ■■■■ \ r« #>■■!■•, ■ r. *-ji 1 *<
;Vi ¥;:
-ocr page 90-
Aan den Edelen en zeer beroemden Heer, >
JOS. PITTON TOURNEFÓRT,
Trince der Kruydtkundtgen dezer Eeuw, <Boc?or der MedmnCche '
Faculteit wegens de Koninglyke Academie der JetlZ
ft happen te Tarys,
; En '
Hoogleeraar der Kruydtkunde in 'sKonings Ttiyn,
word dit
DERDE CABIN ET
Tot een Teken van oude Vriendtfchap Eerbie-
diglyk opgedragen van
FREDRIK RÜYSCH.
HET DERDE
>'Mn.
OMISCH
C A B I N E T.
$j£±jr «** ïés lés»»
■ . S 5 «y« «,„ , ^ g,„„, hm »,„ „ „ m„,,k Strarotf
Cccc ?
J                                       waac
-ocr page 91-
566 II. ANATOMISCH CABINET
waar op aHe deze Steenen van Menfchen zyn vaft gemaakt, dewelke zoo
veel in getale zyn, dat men de natuurlyke Steenrots geenzints meer zien
kan.
X)tZQ gezeyde Steenrots, van dit derde Cabinet , overtreft in grootè die
geene, dewelke in de befchry vioge van het eerfte Gabinet afgebeelt ftaat.
Ziet de Figure van deze tweede Steenrots van dit 3. Cab. Fig. 1. dewel-
ke de groote Poëet en Profeftbr Petrus Francius met eenige Vaarzen in 't
Latyn verciert heeft, en hier vertaalt zynde , aldus luiden:
WAT ZYN WE TOCH.' \VAt BLYFT 'ÉR OVER NA ONS DOODT.
ACH' ZIET HET, 'T IS M/VAR BEEN, GY ZIET HET DOR EN BLOOT:
BLAAS STEENEN! ZIET GY HIER, BY ROTSEN EN BY HOOPEN :
MEN LEERT HOE 'T LEVEN WORT DOOR STORM VAN SMERT BELOOPEN:
DIT TOONT ONS RUISCH , IN ZYN VERSTANDIG TAFEREEL,
'T JUWEEL DER ARTSEN , DAT DEN AMSTEL VIEL TEN DEEL.
In het opperfté Sim déze Steenrots vindrrtên 't geraamte van een onvol-
drage Kintje van ontrent vier en Wh halve Maand dragts, wiens knietjens
geboogen zynde , het hoofdje opwaarts gewent is, als wilde het den He-
mel befchouwéri 5 -hebbende in zyn bandje een ftuksken van 't dybeen , 't
welk door fcherpe humeuren bedorven en uytgegeeten zynde s van de na-
tuure uytgedreven is , waar door het den ellendigen ftaat van de menfchen
fchynt uyt te willen drukken, met dit opfchrift
AG MOODTLOT. AG BITTER NOODLOT!
*
.-Onder de Knietjens van dit geraamde vindmen een jgroot Huk van een
fteeri, 't welk ia zig lleeftfeen'meikelyké holte, waar in onthouclen is &-
weeft een andere Heen-, alseéhèickepit, dit ftuk is in dikte over eenkomem-
de met die van een Schryf pen. Ziet Letter A.
Aanmerkt ondertufifchen , dat zomrrfge SteMen der Menfchen fee zamen
worden geÉelt uyt^dttone, andere iiyt-dickeichülen/offchelfers, gelyk
zulks blykt uyt de Steenen, die tot deze Steenrots gebruykt zyn.
Hier uyt biykt het klaar, dat de Steen-fnyders zomtyts te onregt bë-
fchüldigt werden, (ai is 't dat zy hetbehoorlyk behandelt hebben) wanneer
de Steenen in 't uythalen komen te breken, 't geen nogtans haar niet altoos
is te wyten: want zoo de Steenen uyt dunne fchelfers beftaan , breken zy
ligtëlykin liet üythaïêft.
                                   ...
Aan de zydê van het bovengemelde geraamte , ïlaarriög ëéh ander ge-
raamte van omtrent drie Maanden dragts , t zelve heeft ift zyn éèh 'handje
éèn zèèr dun tackje van ëën flag-adér, met e%n ïodd waflïgê ftórre , tot
Ket ëynde toe opgevult ; in deffèlfs ander handje , heeft het een ftokje,
de
-ocr page 92-
Van FREDERIK RUYSCH                567
gemaakt uyt draden van de water-blaas van een Vrouw , welke draden
van de natuur mer zoo veel zandige flcentjes bezet zyn,, dat mennauwlyks
yers anders dan zandige {teentjes zien kan.
Aanmerkt ondertuflchen , dat de Blaas, waar uyt dezegezeyde draaden
genomen, en tot een zeer dun ftoekje zyn gemaakt, geheel en al tezamen
geftelt was uyt zodanige draaden, die alzints met zandige fteentjens bezet
waren j zoo dat ons deze geheele Blaas in de eerde opflag van 't oog, als
fteenig, of liever als uyt zandige fteentjens fcheen te zamen geftelt te zyn.
Van deze Blaas bewaare ick een groot ftuk in myne Balfamike vogtig-
heyd, opdat zy haare natuurelyke gefteltenis zoude behouden.
Ditgezeyde kieen geraamte fchynt met het ftoksken te willen aanwyzen
de geftalte van zyn hoofdje: want hier mede de opperhoofds beenderkens
aanrakende, fchynt het te willen aanwyzen de dwalinge der Ontleeders f
dewelke fuftineeren, dat de opperhoofds > en andere beenderkens van 't
hoofd, in die tyd kraakbeenig zyn, daarze in tegendeel vliezig zyn.
Daar en boven kan men in dit kleene geraamte ook klaar zien, waar dat
de beenagtigheyd zig eerft aan 't hoofdje komt op te doen; dog hier van bree-
der in het toekomende.
Voor dit geraamte zyn drie Menfchen Steenen geplaatft, in opzlgte van
figure, couleur en fubftantie vanden anderen onderfcheyden. Ziet Let-
ter B. C. D.
Onder deze komt ons in 't gezigt een groote fleen uyt een menfeh, met
de Letter E. getekent : zynde dezelve glad en blinckend, ook van cou-
leur en gedaante zoo naaiiw over een komende met den Bezoar-fteen , dat
men ze daar van qualyk zoude konnen onderfcheyden.
Hier onder vind men nog twee Steenen, dewelke zeer veel van den an-
deren verfehilïen , gelyk zulks de Letter F. en G. aanwyzen. Hier van
isdeeene door een Steen-fnydcr afgehaald, in de oppervlakte als met hor-
rekjes bezet
, maar de tweede is effen en glad, als ware dezcl ve gepolyft in de-
welke men nog ziet de kneepe van 't inftrument, waar mede dezelve is uytge-
haalt.
^ Deze bovengemelde Pedeftal 3 waar op de Steen-rots Haat , is ook ver-
ciert met de milt van een Kalf, dewelke zeer cierlyk en net is toebereyt,
en des zelfs flag-ader met een roodwafchagtige ftoiFe opgevult} men kan
in deze zeer klaar zien de groeven, die in plaats van tacken des Aders, in
dezelve gevonden werden. Hoe groot een onderfcheyt dateer is tuffchen
de Milt van een Menfeh, en die van een Kalf, heb ik aangewezen in myne
yierde Bricfswyze Antwoord, aan den geleerden Heer Campdomerc.
Omtrent de grond van. de gezeyde Pedeftal zietmen een groote en ïwar-
te
-ocr page 93-
568             II. A N AT OM IS C H C A..B/I N E?/ .
te Steen, dewelke in plaats van met de Letter H. met een flip aangewezen
werd j en zyn deze Steenen de filmde , want ik heb ondervonden,
dat onder deze f war te Steenen, zeer veele zyn, (zoo niet alle) die met
breekzame fchorfïen van buyten bezet zyn, welke in't wateren ftukswyzë
te vooren komen , het binnenfte of de pitnablyvendej en deze Steenen
van een Steen-fnyder afgehaalt zynde, komender de Patiënten zelden vanopj
■My gedenkt nog, dat ik eertyds geobferveert heb , dat een Jongman
dik wils fwarte fchorfie in 't wateren quyt raakte, dewelke de fchorfle van
fwarte boonen geleken : en zo gaatiw deze uytgewatert waren, warenze zagt,
en by gevolg lofte.hyze zonder groot ongemak of pyne , maar een weynig
tyds daar na, namen zy een fteenige hardigheyd aan.
I. Eengroote Steen uytdunne fchelferste zamen geftelt.
Voor op de grond van't Pedeftal, vindmen een zeer groote, enwonder-
baare Steen, getekent met de Letter K. dewelke myn Zoon na de dood uyt
de Blaas gemeden heeft, en is dezelve te zamen geftelt uyt zes ronde Stee-
nen, yder omvangen van een ronde en fwarte fchorffe , waar van yder de
groote van een N. Mufchaat komt te over treffen , en boven deze zes te
zamen gefielde Steenen, heeft hy doenmaals ook nog een zevende gevon-
den van dezelve grootte8, leggende los boven op de zes te zamen vaft zit-
tende Steenen.
L. Een groote Steen, een Moerbefie van gedaante gelykende.
Tegen over het laatft gemelde kleene geraamte, vind men nog eender-
de geraamte van ecnqnyoldraageKintje, van ontrent vier Maanden dragts,
'c zelve heeftin zyn handje, een party darmtjens van een onvpldrage vrugtje
uyteenSchaap, dewelke met een fwart-wafchagtige ftofFe opgevult zyn,
reprezenteerende \_Meconiimf\ de fwarte darms vuyligheyd , die men in de
Kinderkens vind, zoo lang zy in Js Moeders lighaam gehuysveft worden:
deze darmtjens zyn nog vaftaan haar Darmfcheel, en de Slagaderkens met
een wasagtige ftoife opgevult; hetomhelft ook met zyn ander handje de
proepareerende zaadvaten van een Mansperzoon, dewelke met een róod-
waflige ftoife vervult zyn : Het devys van dit geraamte is.
'T EERSTE ITIR , DAT MY 'T LEVEN CAF
'T ZELVE HEEFT MY HET WEDER BENOMEN. ,
Conïidereert ondertuflehen B. Leezer, dat alle defe kleeneGeraamtens,
die op defe en andere Steen-rotfen ftaan, geen fteunfel hebben van dit, of
dat yiertje, houtje, of koperdraatje, gelyk de Ontleders gewoon zyn te
doen, maar defelve ftaan op haar eygen beeneri.
M. M. Twee te famen gevoegden Steenen, en boven defelve nog een
van middelmatige groote, getekent met de Letter N.
.O, Een
-ocr page 94-
van FREDERI K RU Y S CR             ]fy
O* Een groote Steen gelykende een feer grootc Moer-befiè.
P. Een andere rouw van oppervlakte.
Voor op het Pcdeftal leyt een kleen geraamte, zynde het vierde in or-
dre 3 en is het felve van ontrent drie en een halve maand dragts, in wiens
handje onthouden werd een bloedloos Diertje, het welk men Ephemeris
en in onfe tale Haft noemt, waar van getuygt word, dat het 's morgens ge-
confidereert moet worden als een Jong geboore Kindje, 's middags als een
Jongeling, en 's avonds als een uitgeleeft en ftervend Menfch: weshalve
om de kortheyd des levens af te beelden, ,200 heeft het gefeyde kleen ge-
raamte dit bloedeloofe Diertje in de hand, met dit opfehrift:
GELYK EEN BLOEME DES VELDS BEN ïli SCHIELYK OPGEGAAN, EN WEDEROM
WEG-GERUKT.
Aanmerkt dat de Beenderkens van dit geraamte feer mt zyn, en dat
het geraamte natuurlyke gefte heeft in 't leggen en aangrypen.
                 >•
Q. Q. Twee van die hoekige Steenen, waar van gewag gemaakt is ia
de befchryving van 't I. Cabinet Tab. I. Lett. D. D.
R. R. Twee rouwe Steenen, waar van de eene aan de voetjens van 't
laaft gefeyde geraamte is geplaaft, de tweede tegens het hoofd van het
zelve.
                                                                                        fi
De reft van de Steenen zyn alle door de Waterwegen geloft, of na de
dood uyt de Blaas of Nieren gehaalt.
Daar en boven komt ons hier op defe Pedeftal te vooren, het Scheevlies
van een der Tefticulen van een Mans perfoon, 't welk geftelt is op een
kleen rond particulier pedeftalletje 3 ftaande mede op de groote Pedeftal,
en is dit Scheevlies als met wind vervult, en ook met dellelfs optrekkend
Spiertje, en opgevulde Bloedvaatjens voorlien.
Voor 't laatfte komt ons hier nog te vooren het vyfde geraamte vaneen
onvoldraage Kintje, van ontrent drie en een halve rnaanr, van wiens hantje
afhangt aan een haartje, een Steentje, 't welk door 'thoeftenüytdeLong
geloft is, met dit opfehrift.
ACH, HOE ELENDIG IS DE STAAT, DER MENSCHEN IN DIT LEVEN?
Tuflchen alle defe Steenen ftaan tacken van Slag-aderen, reprefènteeren-
de bladerlofe tacken van Boomen, dewelke in plaats van bloed, met een
Rood^wafïïge (toffe konftig opgevult zyn, waar door niet alleen de ftee-
nen, maar ook de Rots zelfs, vaftigheyd bekomen. Hoe fu btyl deuyteyn-
den van de gefeyde Slag-aderen zyn, blykt uyt defe bygevoegde Figuur.
Op defclve plank, waar op de Steen-rots is 'geplaaft, komt ons aandes-
felfs regier zyde voor.
                            Dddd                            Nü. V
-ocr page 95-
I
*/o HL A N A T O M ï S C H; CABINET,
N°. I. Een vlesje, in zig onthoudende, in een feer heldere vogt, het
armtje en handtje van een jong geboore kindje*
Aanmerkt ten eerften: Hoewel dit voorwerp lange Jaarenalzoo bewaart
is geworden, zoo fchynt het nogtans nu nog te leven, door dien het met
zyn natuurlyke roode couleur begaaft is.
                         ü^buoiMo
Ten tweedenj de Diipofitie van de Handen Vingeren,, is zoodanig,
datfe zoo een;natuurlyke actie verbeeld, gelyk men gewoon is te doen, als
men met de voorfte Vinger, dit of dat wil aanwyfen. *■?*. ; -
De voorfte uytgeftoke vinger, wyft ons aan eenige moten van het agter
breyn van deherzene van een menfche, in wiens mergagtige fubftantie als
verheelt ftaan eenige tacken vanboomen4 y ,
Ten derden: Om alle afkeer te weeren, en tot cieraad , is dit Armtje
omvangen van een gaafe mouwtje met Franje.
N°. II. De Keel, Tong, en een gedeelte van de onderfteKaack, van
•een kleyn Kind, zoo curieus toebereyt en geconferveert, dat alles nog
ichynt te leven.
                                                                          .
Aanmerkt ten eerften. Dat men zeer bekwamelyk zien kan in de linker
zyde, waar dat de Stronken van de Ondertongige flag-aderen loopen, en
wat cours zy komen te houden, nadien zy tot dien eynde met een Rood-
waillge ftoffe vervult zyn.
*. Ten tweeden. Ook kan men hier klaarlyk zien de natuurlyke geftalte
van 't Strotte-hooft, alsmede des zelfs fplete, dewelke de toegang is tot de
Long-pyp.
Ten derden. Zoo doet zig aan de grond van de Tong niet alleen op
een zekere ruyge geftalte, die na de langce des Tongs is loopendei alsme-
de de rye groote tongs Tepeltjens, dewelke rond, plat, en met een gaatje
en rond circultje begaaft zyn, maar ook de andere Tepeltjens , hoewel die
in dit voorwerp niet zoo diftincl: gezien konnen werden, als wel in die Ton-
gen , dewelke in 't tweede Cabinet gevonden werden.
N°. III. Een glaasje, en daar in de Poort-ader van de Lever van een
Kalf, wiens zappige uyteynden, en niet die gepretendeerde' klierkens (de-
welke in der daat niet gevonden werden, ) weggenomen zyn; en zootoe-
bercyd zynde, kanmen duyzende van kleene uyteynden der Adertjens zien.
Aanmerkt ten eerften. Deze gezeyde Poort-ader is vervult meteen Geel-
wailige ftofte. ;
Ten tweeden. Zoo heb ik op verfcheyde plaatzen de gezeyde zappige
fubftantie aan de uyteynden laaten zitten, dewelke niet min met de gezeyde
Geel-waffige ftoffe doordrongen is, ende zoo doende, ziet men zonneklaar
dat het wezen van de Lever geenzints klierig van fubftantie is : Ja ik fa.
ftineer-
-ocr page 96-
Van F R E D E; R I KR U Y S C H.           ^71
Aineere, dat die fappige uyteynden van de Poort-ader, 't zelve werk doen,
't geen onze voorzaaten de klieren toegefchreeven hebben. Ziet verders
hier over na het 2 Cabinet.'
N°. IV. Het hooft van een kindje, wiens opperfte gedeelte van de Her-
fen-panne afgenomezynde, de HerlTens te voorfchyn komen; Deze haare
fchorfllge fubftantie, uyt bloetzaatjens beftaande, weggenomen zynde , zoo
vertoont zig de Merg-agtige zelfftandigheyd.
Aanmerkt teneerften, dat het door de natuurlyke couleur, en geflote
oogjens, het hoofdtjé van een flapend Kindtje komt te verbeelden.
Ten tweeden. Zoo komt het uyterfte van het Tongetje te voorfchyn,
door dien het Montje een weynig open ftaat, en dé Lipjens wat van den
anderen geweken zyn , en komt ons dit uyterfte te vooren , wegens de
puntige Tepeltjens, die haar hier duydelyk vertonen.
Tenderden* Het uyterfte van de boven-lip, van zyn bekleetzel of dek-
zel ontbloot zynde , komt ons ook ruyg te vooren, voornamentlyk in de
linker zyde : En is deze ruygigheyd niet anders, als zeer veel by een-
ftaande Tepeltjens 3 edog hier van zullen wy wydloopiger fpreeken in 't toe-
komende.
Ten vierden. In 't Vél vartde Lippen, Wang, en de Neus, zïenwy
hier twee-derley fweetgaatjensj maar gants geen in 't uyterfte of roode deel
der Lippen, aangezien dezelve met geen Vel o vertogen zyn ; en alzoo
kan men de Lipi en voorlip, van den anderen te lichter onderfcheyden.
Ten vyfden. In 't agterfte van 't Hooftje komen ons hier veel opge-
vulde ilag-aderkens te vooren, zynde die geene, dewelke door de herf-
fenen haar hadde verfpreyt.
No. V. De Roede Van een Jongsleen met deifelfs fkkje, natuurlyk
rood van couleur.
Aanmerkt teneerften. De Water-canaal loopt hier niet natuurlyker wy-
ze langs de onderfte, maar langs de bovenfte zyde van de Roede, 't welk
tegens de loop van de natuur is: En zoude in zoodaanigeen voorwerp
hec uythalen van de fteen niét wel te doen zyn,'
Ten tweeden. Niet alleen dat de twee Spongieus-zenuagtigelighamen,
dewelke/het grootftê gedeelte van de Roede uytmaken, als mede net klee-
ne zenuwagtig lighaam rood van couleur zyn , wegens de Rood-waftige
ftoffe, daarze mede opgevult zyn, maar ook zelfs de zydelyke fpieren ,
die de= Roede perflen, zyn ook hier van zeer rood geworden. Ziet de k
Fig. van de 2. ]?]aat vart dit derde Cabinet:
iii Nq. VL Een Americaanfch Negrinhétie van ontrent 6 maanden dragts,
houdende in deilelfs regter handje een takje van de Longe-pyp, dewelke
Dddd %                                            yan
-ocr page 97-
f/a III. ANATOMISCH CAB1.NET.
van zyn blaaskensrwyze f^bflantie, van de Longe zoo curieus gefcheydéa
(^^^t^^00s^^^é^f^Mh$Üf^^^ti werden: maar wat een on-
clèrfcheyd tüflchen dit voorwerp, en der Figuuren van anderen afgebeelt,
en in'iligt gegevenJ'Ziet de z, plaatvaft dit derde Cabinet, ,V'i .■■■ (/I
N°. /VIL Een Moerkoëkje , 't welk na het uytfchieten, of wel na het
fmeiten j of verteeren van 't eerfté beginzel van het fchepzeljken, eenigè
wèeken in de Lyf-möeder nagebleyen is, waar 4001* 3 wegens het inkrim-
pen en vernaauwen van de Baarmoeder, (om weder te komen tot defTelfs
vóörige ftand) zeer verhard is geworden , en ook de forme van de Baar-
moeder zelfe eenigzints aangenomen heeft.
                       . . • ; ; e T
)
Aanmerkt ten eerften. Zoodanige Moerkoekjens zyn my menigmaal voor-
gekomen .,.,dewelke de Baarmoeder ,zelfs verbeelden, wantzy alsdanrond-
fbrn als befloten zyn » zonder eenige opening gewaar te werden, en waren
deze niet alleen hard, maar ook* zoo verbeelden zy niets minder te zyn , als
Moerkoekjens. r ; —-- .--vu- ;H r^-ne "'frn;
Dit nü van -my opgefneden zynde, bewaare ik hier, om niet alleen de
buytenfte maar ook de binnenfte fupierficie tekonnen zien.
Ten tweeden Zoodanige Moerkoekjens, op die wyze ontaard zynde,
werden gemeenlyk Züygïes genaamt, van die,geene, dewelke weynig
er varentheyd. hebben, daar nogtans in tegendeel dezelve niet anders zyn,
"als zoodanige gezeyde Moerkoekjens, ofook wel andere vleezigegefwel-
len, dewelke aan een dunne hals of fteel afhangende, te eeniger tyd uyt
de Lyfmoeder iiytgedreven; werden. ■Ziet hier over myne Anat. Chirur-
gtcale aantekeningen na.
        , ■ i1:
Tenderden. Het glaasje waar in dit" voorwerp gelegen is, heb ik , in
plaats van 't zelve met een: ftuk van een blaas te binden, met een gedeelte
van een gekeerde Moe rkoek toegedaan, dewelke met een rqod-waflïge ftof-
fe is. opgevult, en fteken deiTelfs, takjens boven uyt, Verbeeldende takjens
.van rood Mofch;
             ;           :                    '              ■'■.-.
~; ,jSI°...,-VÜi. Een vlesje met vogt , in zig onthoudende een Moerkoëkje
van een Menfch, 't welk t'ee|iemaal in Water-blaaskens is verandert.
.Aanmerkt dat de Moerkoek uyt loutere bloetvaten haar beftaan heeft,
dewelke door toedoen van 't vlies [Cborioti\a,m een verbonden zyn. De-
ze bloetvaten verar>deren; zomtyds ten deele, zomtyds geheel en al in Wa-
ter-blaaskens, de vrugtjens voor af geftorven zynde. Dit heb ik ook on-
dervonden van de Lever van een menfclie, dewelke ten enemaal in blaas-
keis Was verandert, ziet het tweede Cabinet. Tab.a.Fig.III.
N°. IX. Een vlesje, waar in te zien is, een gedeelte van de herffenen van
een WaterTzugthoofdige Jonge van ontrent 8 Jaaren oud,
7i,f                                                 ' r '                                                       ■ Aan-
-ocr page 98-
Van FRED,ERIK'RUYSCH                573
Aanmerkt ten eerften. Dat hy met deze quale, (zoo ik wel onthouden
heb)* ter wereld gekomen is.
Ten tweeden Dat dit gedeelte van de HeriTene, als in een ander wezen
verandert is.} aangezien het niets minders komt te verbeelden x als natuurlyke
herffene: want het fchynt eer een vreemde zelfftandigheyd, zeer gelyk
zynde, die geene, dewelke befchreven en afgeteekent ftaat in het tweede Ca-
binet. Tab. IV. Fig. 1.2. 3-4- en 5.
N°. X. Een flesje in zig onthoudende twee gedeeltens van een mannely-
ke roede, waar van'er eenfehyfje dwerfch, en. een volgens de lengte open-
gefnede is,
Merkt aan, dat deze gedeeltens zeer net, & zodanig tocbereydt zyn,
dat het ware fpongieuze maakzel duydelyk te voorfchyn komt, ais mede
het middelfchot, en de pis weg.
N°. XI. Een vlesje met een HoenderEy, zeer aardig verbeeldende een
gedeelte van de Colyk-darm, als mede den Blindedarm, met deflelfs worai-
wyze aanhangzel. Ziet in dit derde Cabinet. Tab. 3. Fig. 4»
N°. XII. Een gedeelte van een bogtige darm van een onvoldrage vrugt,
wiens bloedvaatjens ledig, maar de holte van 't gedarmte met wit waiTige
ftoffe vervult is.
NB. Hier nevens een gedeelte van't gedarmte van een kind, 't welk met
een rocd-waffige iroffe is vervult.
N°. XIII. Een vies met vogtigheyd, waar in bewaard werd hetOpper-
velleken van de geheele hand van een kleen kind s het zelve is zoo konftig van
't onder gelegene Netwyze lighaam, als mede van't Vel, afgefcheyden, dat
het ongefchonde te voorfchyn komt, en een withandfehoentje verbeeld.
Aanmerkt ten eerften. Alle de Nageltjens zyn hier aan het Opper-velle-
ken nog vaftzittende, gelykalsin 't leven, hoewelze van 't Tepel-agrige
lighaam van't Vel, waar uyt zy voortkomen, zeer behendig afgefcheyden
zyn-
Ten tweeden. De Ontleeders zeggen wel eenparig, dat het Opper-vel-
leke, ('t welk zoo wel als de Nagels, herkomftig is van de Vel-tcpeltjens)
in twee en meer fchelfers kan gefchilt, en verdeeld werden: Edog zulks kon-
nenzy nergensaanwyzenals onder aan de Voeten, en binnen in de palmen
der handen.
Hier nu zietmen op de rug van de hant rt zelve in twee gefcheyde tezyn^
jt geen my noyt heeft mogen gebeuren van andere vertoont gezien te heb-
ben ; en kan ook zulks niet als met de grootfte behendigheyd gedaan werden.
Ickhebgezegt, dat hetOpper-velleke binnen inde hand, en onderaan
de voet, door andere Ontleeders in twee kan gefchilt of verdeeld werden '
Dddd 3                                    gelyk
-ocr page 99-
574          Hl: ANATOMISCH CABINET
(gelyk ik ook zelfs dikmaals in 't openbaar getoont hebbe) maar nu ben
ik van gedagten dat dit Opper-velleken zig op zyne tyd affcheyd
van het Vel , 't zy alleen , of te gelyk met het Netwyze lighaam, als heb-
bende uytgedient, terwyl datter een ander van nieuws of daar onder
gegroeyt is, wanneer'er dan een nieuw Opper-velleke aangegroeyt is, eer
dat het uytgediende en oude niet geheel en al komt te fcheyden , maar zig nog
vaft houd aan het nieuwe , zoo ontmoeten wy een, twee, drie, ja vier-
voudig Opper-velleke, onderde voeten en binnen inde handen.
Yets diergelyks fchynt my voor te komen inde fchorfTeeenigerHeefters,
dewelke ook gewoon zyn haar buytenfte fchoriïe te vernieuwen, door dien
een ander onder haar aangroeyt, en de buytenfte af ftoot , wanneer dan
ook de buytenfte op zyn tyd niet geheel afwykt, dan komt daar ook
een verdubbeling, van de uyterfte fchorfle , dewelke als uytgedient heb-
bende fplyten fcheurt.
                                                 X
Ten derden. Het word by een yder wel voor waarheyd aangenomen ,
dat het Opper-velleke de wortels der Nagelen dekt: Maar of zulks
ook niet wel plaats heeft ontrent de wortels , en *t uytfpruyten van
't Hayr, dat roeren zy niet eens aan ; nogtans zoobevinde, 't zelve zoo
wel in'teene, als in 't andere, en datt eenige Mathematifche linienhoog:
Edog terwyl dit Opper-huydeken niet omgekeertis, zoo kan men het hier
niet zien, maar myn voornemen is, zulks in 't toekomende aan te wyzen,
nevens de Figuuren.
Ten vierden. Het is ook aanmerkens waardig, dat in dit voorwerp de
Nageltjens der vingeren ligter gefcheyden zyn van de Tepel-wyze ligha-
men, waar uyt zy voorgekomen zyn, als wel van 't Opper-velleke, waar
aan zy nog alle vaft zyn zitten blyven : Hier van meene ik de oorzake
te zyn, dat de uyteynden van deze Tepeitjens (dewelke te gelyk de Na-
gels, en het Opper-velleke voortbrengen} zeer zagt en week zyn? het Op-
per-velleke in tegendeel taayer en harder, en dat wegens de uyterlyke
togt.' ■ ;'*' ;.                                                    ..* ]                  .':
Ten vyfde. Dat het Opper-velleke zeer vaft gehegt is aan dé Nagelen,
. bevindewyduydelyk, niet alleen in dit afgeftorven en bewaard voorwerp,
maar ook in een leevendig lighaam j maar de Nagelen uytgroeyende
verlaat het Opper-velleken de wortelen der Nagelen aan defTeifs uyterfte,
nadien het Opper-velleken het verdere uytgroeyenuyt de natuur verhindert
\verd: Ja, indien het deNagelen in tyds niet verlaat, moet men met de puncl:
van een mesje het Opper-velleken van de Nagels losmaken , anders zoo
komender kleene fcheurkeiis in't Opper-velleken, 't welkgrocte pyne ver-
oorzaakt. Ziet Tab. 3. Fis:. 2. van dit derde Cabinet.
*                                              No. XIV.
-ocr page 100-
van FR'EDERIK RUYSC H.                57*
N°. XIV De Arm van een kindtje, dewelke met natiuirlyke roode
couleur begaaft is, en dat zonder eenige rimpels
Deze Hand onthoud m zig een worm van Guinea, die de menfche al-
daar ter plaatze in de beenen zittende, zeer veel ongemack aandoet •, de-
ze lengte, alsmede zyne dunte, zyn zeer conliderabel, hoewel hy zyne
natuurlyke dikte behouden heeft.
De Vingeren zyn zoo natuurlykgeboogen, dat niemand, in 't leven, yets
bequamer zoude konnen tuflchen de vingeren aangrypen.
Dit gezeydeArmtje is vercierten bekleetmeteenmouwrje, uyt fyn Lyn-
waat toebereyd, waar aan eenig Frange werk gehegt is, om de wonde des
Arms te bedeckea, en alle afkeer weg te nemen.
N°. XV. Ailedeteeldelenvaneen Meysje,
Aanmerkt ten eerften. Dat nietalleen de lippen van de fchede, de Nym-
phen, en Kittelaar. ïn dit voorwerp gezien worden, maar ook het maagde-
vlies 5 voor deezen heeft men get wyfFelt, of dit vlies 'er wei gevonde wierdtj
maar nu kan 'er voor de geene, die in de ontleetkonft meer geoefTent zyn,
niets bekender wezen, gelykerwys ook alhier in dit voorwerp zelfs aange -
toont wordt.
Ten tweeden. Alhier komt de aars, met rimpels bezet, ook te voorfchyn.
N°. XVI. Een vies in zig onthoudende een heldere vogrigheyd, en
daar in het Hoofd van een kintje, wiens oogjens zyn gefloten, op dat het
2011de verbeelden het Hoofd van een flapendkind.
Aanmerkt ten eerften. In den Hals , alwaar het Hoofd is afgefneden,
ziet men deafgefnedene Longe-pyp, en agter deze, de afgefnedene Slok-
darm , en flaap Slag-aderen , en der Wervei-beenderen Slag-aderen.
Ten tweeden. Hetlighaam vanheteerfte Wervel-been , overdwers door
gefneden vertoond zig hier zeer rood ; de oorzaak hier van is, omdat de om-
leggende Slag-aderen met een rood-wailige ftofFe opgevult zyn (gelyk in 'c
leven met bioedj) uyt welkers uyteynden de gezeyde roóde ftoffè uytgevloeyt
isy gelyk men ziet in een levendig en wel gefteld menfeh , zooveel
roode ftoffe uyt der Slag-aderen uyteynden uytgeftort te werden in dedee-
len, als tot der zei ver voeding noodig is} welk rood zap , in de uyteyn-
den der Slag-aderen bewerkt werd uyt het Slag-aderlyke bloed.
Ten derden. Kan men hier ook zien het afgefnedene Rug-merg,
als mede deflelfs buytenfte en dikfte bekleedzel.
Ten vierden. Zoo men het glas wat omdraayt, vertoonen haar het
Agrer-breyn, hetPyn-kliertje,en de alzoo genaamde Ballekens, Billen en aars,
Ten vyfden. Hier doen haar op twee mooten van het agter-breyn,
om de waare geftalteniftedaar van te konnen zien, zyndedezeuyt een an-
der Hoofd genomen.
                                                               Mo. XVIL
-ocr page 101-
57& IÏI. ANATOMISCH CABINËT
N°. XVII. Boven op het gezeyde glas, vind men het Harte, van een
] onge met de Longe daar aan, alles fleen hard gemaakt zynde.
Aanmerkt ten cerften. Alle de vaten van het Hart, en de Longe zyn
met een rood-waszige ftofFe geyult.
Ten tweeden. Het Hart en quabben van de Long hebben haarenatuur-
lyke plaatze behouden, ook komt ons der Longe Slag-ader, fpruytende
uyt des Hartsregter holte, zeer klaar te voorfchyn, als mede de ftronk
van de groote Slag-ader, met deszelfs drie na boven lopende tacken.
Ten derden. Hier laat zig ook zien de wederkeerende Zenuwe ,
en daar nevens deze volgende zaaken, namentlyk de opgaande ftronk van
de Hol-ader, beyde de Ooren van 't Harte, de Croon-vaten, de verdee-
ling derquabbens van de Long, en datwederzyts , deSlok-darm, Long-
pyp. &c.
N°. XVIII. Een hard gemaakt Herte met de Long van een kind, ge-
plaatft op een Pedeftal.
In dit voorwerp, kanmen befpeuren boven 't geen men gezien heeft in
't aanftonds aangeroerde, de nederdalende ftronk van de Hol-ader, als
mede die van de nederdalende groote Slag-ader, en alles in haare natuur-
lyke plaatze , tuffchen de groote verdeeling van de Long.
N". XIX. Een vlesje met vogtigheyd waarin te zien is , het Vel van
de Voet, en daar nevens ook het Netwyze Lighaam van Malpighius ,
met het üpper-velleke; en zyn deze zaaken ten deelen nog aan den an-
deren vaft, ten deelen ook van een gefepareert, en van't Vel afhangende,
op dat men alles te bequamer zoude konnen zien.
Aanmerkt ten eerften. In een groot deel van 't afhangende Opper-vel-
lekc kanmen aan deszelfs binnenfte Oppervlakte nog zien de uyteynden
van de Vel-tepelrjens, die van 't voornaamfte deel der Tepeltjens afgewe-
ken zyn, en hier eenigzintsuytpuylen..
Ten tweeden. Het Vel van ter zyde gezien zynde, komen ons in ge-
zigte de gezeyde uyteynden der Tepeltjens.
Ten derden. Hoewel het Vel in dit voorwerp zeer rood is , wegens
haar opgevulde bloedvaten } zoo is 't egter , dat het Netwyze lighaam ,
als mede het Opper-velleke van zigtbaare bioetvaatjenszyn ontblood, zoo
dat die Autheuren geabuzeert zyn, dewelke aan deze gezeyde voorwerpen
bloedvaten toefchryven.
Ten vierden. Dit glas is gedekt (in plaats van een ftuk van een blaas)
met het Vel van een Hoofd van een kind, waar door heen lopen zeer veel
bloetvaatjens.
N°. XX. Een onvoldrage kindje, van ontrend zes maanden dragts.
Aan-
-ocr page 102-
van F RED ERIK RUYSCH.            577
Aanmerkt ten eerften. Het zelve is zeer curieus bewaard, in een vog-
tigheyd zonder eenige de minfle rimpel, blank van couleur , houdende in
des zelfs regterhandje een gedeelte van het dunne Herzen vlies van een an-
der kindtjej door het welke duyzende van Slag-aderkens loopen. Ziet
hier op verders na het eerfte Cabinet.
Ten tweeden. Op deszelfs fchouder hangt een groot deel van *t vlies
\Amnios~\ uyt een Schaap , 't welk om de veelheyd der bloedvaten t in-
zonderheyd van Slag-aderen, zeer rood is.
Het devys ©p dit kindje is.
GELYCK EEN SCHIPPER VAN DE WOESTE BA AREN GESLINGERT; ALSOO MEBE,
ZOO DRA ICK JONGSKEN UYT MYN 'S MOEDERS LIGHAAM WAS GEBOOREN,
WIERD ICK, TER NEDER GELEGT ALLE HULPE VAN NÖODEN HEBBENDE.
No.'XXI. De Longe-pyp van een on voldrage Schaapje, meteen geel-
waffige ftofFe vervult, en omgekeerd zynde, ftaat het op een voetje of Pedc-
ftallctje. Het zelve verbeeld zeer aardig een bloemtje, nadien alle Blaas-
wyze vlieskens zeer konftig daar afgedaan zyn.
DE TWEEDE PLANCK.
N°. XXII. Een vlesjemeteen heldere vogt, waar in te zien zyn, de
Teel-deelen van een Jongske , dewelke zoo natuurlyk zyn gebalzemt en
geconferveert, datze nu eerft vers uyt het lighaam fchynen gehaald te zyn.
Aanmerkt ten eerften. Niet alleen zyn van my de groote Spongieuze
lighaamen met een roodwaszige ftofFe vervult, maar ook zelfs het kleene
Spongieuze lighaam, 't welk van onderen de Water-canaal omringt.
Ten tweeden. De op zy ftaande Spieren, dewelke de Roede , als 't
nodig is, perflen, zyn van dezelve ftorFe gevuk en rood geworden.
Ten derden. De Water-canaal, die in een wel-gedelt menfeh onderde
Roede tuffchen de twee groote fpongieuze lighaamen loopt , heeft hier
in dit lighaam een onnatuurlyke fituatie, want dezelve loopt langs den rug
Van de Roede, 'twelkiknoyt voor heen gezien heb. Ziet Tab. 3 Fig. 1.
van 't derde Cabinet.
No, XXIII. Een vies met zeer heldere vogt, waar in gezien word een
deel van *t aangezigt van een kindje, 't welk zeer levendig van couleur is :
Het voorhoofd weg genomen zynde, werd deflelfs plaats vervult met de
Slag-aderen van de HeriTene , dewelke, in plaats van bloed, met een rood-
waszige ftofFe zyn vervult, en deze zyn zoo menigvuldig , dat het een
kleen krepel Boflchafitje komt te verbeelden,,
Eeee                                      Am-
-ocr page 103-
5;8            III. ANATOMISCH CABINET
Aanmerkt ten eerften. Het Opper-velleke van de Neus en Lippen heb
ik weg genomen , ten eynde de groote , en ook de kleene fweetgaafjens
klaar konden gezien werden.
Ten tweeden. De Voorlippen, of het roode en opperfte der Lippen,
raken malkanderen, aangezien het mondje geflooten is: ontrent deze Voor-
lippen ftaat aan te merken, uyt wat ftofïe dezelve beftaan, aangezien de
Autheureh-daar ontrent niet luyt roepen, ja toC nog toe, niemand het
zelve aan den dag gebragt heeft.
Nadien ik dan voor eenige tyd bezig was in 't onderzoeken vandedee-
len des Aangezigts, en dat door onze op nieuws uytgevonde manier, zoo
had ik het bekleedzel van de Voorlippen weg genomen, gants geen Vel
onder het zelve vindende, 't geen my tot een dieper onderzoek aanleydjng
gaf:                                  '                           ' ' '■"•":
Eerftelyk, fchoot my te binnen, hoe j vinde ik hier geen continuatie
van 't Vel, zoo kan ik ook dit bekleetzel geen Epidermis of Opper-vel-
leke heeten, hoewel rjet daar mede continueel is, en een over een komfte
daar mede heeft: wat was hier nu anders te doen, als het ondergelegen©
jeerfr. te onderzoeken, en zoo quam my te binnen, deze Voorlippen van
haar bekleetzel omblood zynde, in myne heldere vogt te leggen , om daar
na naaukeurig de zaak te befchouwen > wat gebeurter ? Als ik een wey-
nïg tyds daar naa deze Voorlippen bezag, zoo quamen zy my voor als
rood Fluweel, en deze zaak nader van my onderzogt zynde, zoo bevon-
de ik de Voorlippen te beftaan uyt loutere Tepeltjens, niet uyt Vel-te-.
peltjens, aangezien hier geen Vel te vinden is, maar uyt Zenuwagtige
'Tepeltjens $ zo dat het bekleetzel der Voorlippen de naame toekomt van
Tepel-bekleetzel van de Voorlippen ; welk bekleetzel niet anders is, dm
eenxiitipanzel der Zenuw-tepeltjes f 't geen ook eygen is aan het Opper-
velleke. Hier van komen die groote pynen der Voorlippen, in de zo ge-
naamde gekloofde lippen, en ontvelling (gelyk men gemeenlyk zegt)
maar beter zou men zulks heeten, fcheuren enook ontblooting der Voorlippbn.
Hier van daan komt het ook, dat men zoo befwaarlyk tot genezing komtj
wanneer deze Voorlippen verfweeren, of verdicken.
Ick hebbe hier vooren gezegt, dat deze Voorlippen my voorquamen als
rood Fluweel, door dien ik der zelver 51ag-aderkens met een rood-waszi-
ge ftorTe vervult hadde, en deze ge vult zynde, zoo nemen ook deze Te-
peltjens een rood-agtigheyd aan, gelyk zy ook doen in een levendig en
fris menfeh door den toevoer van bloed.
Ten derden. Dat ons deze Voorlippen als rood Fluweel in myneCabï-
netten voorkomen, 't geen men in een levendig menfeh , die. wel gefteit
is,
-ocr page 104-
Van FREDERIK RUtSCH           579
ïs , niet en bemerkt, daar van is de reden, het niet wegnemen en affchey-
den van 't bekleetzel der Voorlippen: want dit weggenomen , en 't voor-
werp in een vogt gelegt zynde , wyken de Tepel'tjens van een , en zoo
is 't dan, datfe 't hoofd öpfteken, en over eynde ftaan, daarze in tegen-
deel in een levendig menfch door dit bekleetzel als in den band gehou-
den, en by rhalkandere gedrukt werden, geiyk men ziet het gras, en ook
het riet, 't geen van de wind na eéne zyde werd geperft , of toehelt.
Indien dit imant in een levendig lichaam wilde onderzoeken, dan moet
hy den Zomer en een gezont en jeugdig lichaam verkiezen, gebruykende
daar toe een vergroot-glas; dog s' winters laten ze zich zo niet zien} en
dat dit ook in de huydt-tepeltjes van den duym plaats heeft, zulks is aan
yder een bekent. Dog op datter egter gants geen twyfel over zoude bly ven,
wegens deze uytvinding : Zoo is 't, dat ik zulks niet in een, maar in veele
voorwerpen vertoon.
Weet ondertufïchen B. Lezer dat deze Voorlippen van dit voorwerp
niet zoo rood zyn , als wei die geene, dewelke in 't vierde en volgende Ca-
binetten werden gevonden.
                                       *
No. XXIV. Een vlesje met vogt, waar in te zien is een gedeelte van
des Longs Slag-ader met een geel-waszige ftofFe opgevult 5 haare takx-
kens zyn zoo zeer veel in getaale, dat het voor die geene y die het gezien
hebben byna ongelooflyk fcheen te wezen , want het verbeeld een kleen
BofTchafitje.
Aanmerkt ten eerften. Deze Long Slag-aders tak is door zoodanig een
konfte, en met zoo een zagte en opgehevene hand toebereyt, en van zyne
tegen overftaande Longsaders, en Longs-pyps-takjens afgefcheyden , dat
ik, zonder roem, mag zeggen, datter van deze tack, geen tackjens en ook
zeer weynige uyteynden zyn afgebroken.
Deze veeiheyd van takjens hebben oiis de Autheuren nergens in haareFi-
guuren aangewezen.
Ten tweeden. De tacken zyn niet alleen ongefchonden, en tot een toe
behouden gebleven, maar ook derzelver uyterfte uyteynden , dewelke an-
ders met de Longs-blaaskens zyn vereenigt. Deze en diergelyke dingen be-
fchouwende , kan zig niemand genoeg, verwonderen , dat een menfch
lange Jaaren in gezontheyd leven kan, zonder eenige mangel,. aangezien het
minfte talde of blaasje verftopt of ontftelt zynde, wyken wy van onze
volmaakte gezondheyd af: Zoo dat wy met den Jlpoflel Taulus gedwon-
gen zyn uyt te roepen, O diepte des rykdöms Wil
No. XXV. Een ftuk van de Moerkoek, op dezelve wyze met céngeel-
waszige ftofFe opgevult, en in een vogt gecoriferveert.
Aanmerkt ten eerften. Niet hetalderminfteKliertje, nog ook yetskïier-
E e e e 2                                          ag-
t
-ocr page 105-
5?o III. ANATOMISCH CABINE T.
agt.igs werdter gevonden in de Moerkoek, zoo datze alle geabufeert zyn,
die zulks in haare Schriften voorgeven.
De geheéle Moerkoek beftaat uyt bloetvaatjens , waar • aan het vlies
Chorion , Amnios , en de Navelftreng vaft fitten: voeg hier by, dat
vliezig wezen, 't welk van my nieuwlyks is üytgevonden , 't welk vaft
zit aan de inwendige Opper-vlakte van de Moerkoek, die met de Lyf-
moeder vereenigt is : Waar van in 't toekomende breder zal gehandelt
werden, als ik zal gekomen zyn tot de befchryving van die Moerkoe-
ken, waar aan dit vliezige wezen nog vaft zit.
. Ten tweeden. Hier kanmen ook zien , hoe groot het onderfeheyt
is tuflchen de Slag-aderen van de Long , aanftonts aangewezen, en die
geene, dewelke de Moerkoek maken: dit onderfcheyd isvrygroot, niet
' alleen ten opzigte van haar cours ontrent deuyteynden, maar ook wegens
haar geftalte.
Ten derden. Deze haare uyteynden hebben eenige overeenkomfte met
die, dewelke de Schorzige fubftantie der Herflene maken. Ziet het twee-
de Cabinet, Tab. VI.
N°, XXVI. Een vies, waarin bewaard wert een ft uk van een Vrou-
we Borft, dewelke qualyk was geftelt, namelyk: fpongieus in 't aanraken ,
en gefwollen, in wiens midden ik zekere ongemeene zagtigheyd vernam,
en na het afzetten, in een vogt gelegt zynde, deeden haar zoo veele vaat-
jens op, dewelke ontdaan waren van 't geen haar anders by een houd,
dat byna het geheele ftuk uyt vaarjens fcheen te beftaan.
Deze, en andere zaaken hebben my aanleyding gegeven om de geftel-
tenifle der Borften naukeuriger te onderzoeken, en wat ik daar ontrent al
, heb geobferveert, is myn voornemen in de befchryvinge der volgende Ca-
binetten teopenbaaren.
N«. XXVII. De Swezerik vaneen kind, zeer net toebereyt en be-
waart •, deze zyne bloetvaatjens zyn meteen rood-wafïïge ftofFe opgevult,
waar door dat dezelve ons rood voorkomt.
N<j, XXVIII. Een kleen gedeelte van een menfche Long, wiens Slag-
aderen met een geel-waszige ftofFe opgevult, en ten deele van haar Blaas-
wyze ftoffe afgefcheyden zynde, ontdaan, en naakt ons voorkomen* E-
dog hoe moeyelyk het is zulks te doen, weten zy beft, die wel eens de
handen hier aangeflagen hebben.
                            %
.No. XXIX. Een vlesje met vogt, waar in te zien is , het agterbreyn
van een menfeh, zoodanig van my verhart, datmen het als een verffe kaas
ihyden kan.
                                                                    v • »
Aanmerkt ten eerften Dat het zyn natuurlyke couleur, langte, dikte
, en breete behouden heeft, zonder eenige rimpels-
                             Ten
-ocr page 106-
van F REDE RIK RUYSCE                ?8i
Ten tweeden. Ontallyke Slap-aderen, met een waszige ftofFe opgevuït,
?:iec men hier door het dunne HeriTen-vlies lopen, en zulks is zeer aange-
naam voor de oogen des zienders.
Ten derden. Het 2de HeriTen-vlies van 't agterbreyn , namentlyk het
fpinne webben gelykende vlies, komt hier klaarte voorfchyn en datgolfs-
wys als men het vlesje beweegt.
Ten vierden. Het begin van 't rugmerg, is hier nog vaft zittende aan
't agterbreyn, en van vlieskens nog omvangen 5 zoo dat hier gelegentheyt
is om te zien beyde de Wervels-flagaderen, als mede waerze te zamen ko-
mende, de nek blag-ader voortbrengen
Ten vyfde. Ziet men hier, zoo zeer veele takxkens der Slag-aderen,
dewelke uyt de nek Slag-ader voortkomen , en hoeze door het ronde lig-
haam verfpreyden.
No. XXX» Een vlesje vervult met vogt, onthoudende in zig het bo*ft-
je van een kleen kintje.
Aanmerkt ten eerften. Het zelve is met een zeer natuurlyke couleur
begaeft, en zietmen door dezelve veele fweetgaatjens gerangeert.
Ten tweeden. De Vel-tepeltjens komen ons veelvoudig voorin den om-
trek van de Tepel, als mede in de Tepel zelfs.
N°. XXXI. Een vlesje met vogt vervult, waar in te zien is het agrer
breyn van een menfch, zeer net geprepareert, en geconferveert 3 en zyn
deffelfs Slag-aderen vervult.
N°. XXXII. Een groot ftuk van een nugteren darm,zoodanig omgekeert,
dat deflelfs binnenfte oppervlakte hier buytewaarts is gewent; en alzoo ko-
men ons de baftaart kliertjens in 't gezigre , dewelke hier uytpuylen, in
groote van fpeldehoofden. Daar en boven doen haar hier de ronde-latwy-
ze verheventheeden op, dewelke Oogluykende klapvliezen geheten worden.
Aanmerkt ondertuilchen, dat men deze gezeyde latwyze verheventhe-
den beter zien kan ineen verfch lighaam of in een bequaame vogr, als in op-
geblaze en gedroogde darmen, gelyk wy voorheen met de andere Ontleders
plegen te doen 5 want zy verliezen in 't droogen haar natuurlyke geftelte-
nifle.
N°. XXXIII. Een gedeelte van de Herflene van een menfch, 't welk
in een vogtigheyd is gelegen , welkers Slag-aderkens opgevult zyn ,
waar door de Schorflige fubftantie rood geworden is, en alzoo op de wit-
te en mergagtige fubftantie zittende, doet het zig op , als waare het een
rood mofch, 't welk uyt een witte aarde voorkomt.
Aanmerkt ten eerften. Dat de Schorzige zelfftandigheydgeenzintsklier-
agtig, maar uyt bloetvaatjens te zamen geftelt is > en zulks blykt voorna-
Eeee 3                                      menu
-ocr page 107-
|Si III. ANATOMISCH CABINET,
Uientlyk in dat deeltje, 't welk in de grond van 't vlesje gevonden werd,
alwaar men ziet, dat de uyteynden der Slag-aderkens in een mergagtige en
weeke of fappige fubftantie veranderen. Dit zappige gedeelte der uyteynden
van de Slag-aderkens, verheft zyn holligheyd met, want in 't opvullen
werd het alzoo wel rood als boven dit fapagtige gedeelte.
Ten tweeden. Die liibtile Slag-aderkens, dewelke hier bliytendeSchorf-
fige fubftantie uytfteken, zyn voor het grootfte gedeelte tackjens van de
Slaap-flag-aderen, dewelke door het dunne Heriïen-vlies loopen, wel-
kers uyteynden nederwaarts zacken, ten laatfte in een weeke en zappige
fubftantie veranderen, diemen de Schorffe der Herftene noemt 5 gelyk zulks
ook plaats heeft in de Mild, en eenige andere ingewanden* Ziet hier o-
ver na het antwoord op de IV. en XII. voorgeftelde brieven.
Tenderden. In dit gezeyde deeltje kan men ook verfeheyde zappige
uyteynden zien, dewelke door toedoen van de vogt, daarzc in leggen ,
van een geweken zyn, en zulks kan alletwyfel der geenen wegnemen, die
tot nog toe, deze onze uytvindingen niet hebben willen avouè'ren.
N°. XXXIV. Een. ftuk Vels van de Voet, 't welk zeer rood is, we-
gens de opgevulde Bloedvaten.
Aanmerkt ten eerften. Alle de uyteynden der Slag-aderkens zyn zoo
konftig opgevult, dat men naauwlyks een takje bevind misgedeelt te zyn-,
maar het Netwyze lighaam van Malpighius , als mede het Opper-velleke
hebben haare couleur behouden, zonder roodigheyd aan te doen, waaruyt
genoegzaam af te nemen is, dat die Authetiren geabufeert zyn , dewelke
aan het Netwyze lighaam of ook aan 't Opper-velleke Bloedvaatjens heb-
ben toegefch re ven. v '
Ten tweeden. Het Netwyze lighaam, als mede het Opper-velleken;
zyn voor 't grootfte gedeelte van 't Vel afgefcheyden , op dat in' het ont-
bloote Vel de Vel-tepeltjenste v'oorfchyn zoude komen, en zyn dezébuy-
ten het Vel een wynigsken uytpuylende, ontelbaar veele. Hier van daan
komen ons die onlydelyke pynen over , wanneer het Vel van de ballen
der Voeten ontbloot is van deze gezeyde dekzels.
Ten derden. Hier zietmen ook , dat het Netwyze lighaam met höt
Opper-velleke nog vereenigt, en omgekeertis, opdat het Netwyze lighaam
konde gezien werden;, hetzelve is geelagtig van couleur, maar het Opper-
velleke in tegendeel witagtig.
N°. XXXV. De Nier van een onvoldrage Schaapje, midden do'o£'■
gemeden , waar in men ziet dat het Tepel-Wyze lighaam na de lengte van
de Nier loopt, 't geen in een Menfch geen plaats heeft.
On-
/
-ocr page 108-
-----■,.■«!!. :ji^ ... jji;uiipj|4Mji|ui
»■ --------------------------------------
Van FREDERIK RüVSCE           583
OndertufTchen is het te verwonderen, dat zommige , die niet onder de
geringfte der Anatomiften te Hellen zyn , zoodanige Nieren der Schapen
ontleedende, dezelve hebben laten in Figuuren verbeelden , als warenze
na. Menfchen Nieren, gemaakt, *t welk my,. en anderen eertyds Heeft be-
drogen.
N°. XXXVI. Het Tyd , of Slaapbeen van een kindje, verzien met
het ongefchonde Trommel-vliesje waaraan het Hamertje en Aanbee/tje na-
tuurlykerwyze nog vaft zitten.
Aanmerkt ten eerften. Door het vliesje, 't welk hetgezeyde Hamertje
ert Aanbeeltje bekleet, kan men de cours der Slag-aderkens bequamelyk
zien,; en deze Siag-aderkens zyn met een rood-waszige ftorTe vervult, zon-
der 't welke zy niet ligt te voorichy n zoude komen.
Ten tweeden. Het Trommel-vliesje is van gelyke voorzien van Slag-
aderkens , die op de zelve wyze zyn vervult.
Ten derden. Dat het Trommel-vliesje van twee op den andere leggen*
de vliesjens, of moten is beftaande,. kan men hier zien aan 't bovenfte, al-
waar het eene ten deeleis gefcheyden.
Ten vierden. Hierzietmen ook beydede Spierkens van 't Hamertje,
dewelke nog aan het Hamertje vaft zitten.
Ten vyfden. Een van de Spierkens van 't Hamertje is rood , wegens
het opvullen van zyne Slag-aderkens, en deflelfs peeze witagtig.
N". XXXVII. Het fteen en Sehub-wyze been, aan den andere nog
vaft zittende, uyteen'kleen Kinds hoofdje,
Aanmerkt ten eerften. Dat het Trommel-vliesje uyt twee vlieskens te
zamen is geftelt, zulks blykt ook in dit voorwerp; want het eene is ten
deele weggenomen, en het tweede geheel gelaaten, ook zietmen hier waar
het Tydbeen van het Steenbeenafgefcheydun word.
Ten tweeden. Hier kanmen ook zien , dat het Trom mei- vliesje
van Bloed-vaatjens voorzien is , dewelke op een zonderlinge wyze loo-
pen, gelyk ook in't voorwerp waar vanaanftonds gehandelt isj de cours
van deze vaatjens door het gezeyde vlies lopende heb ik, afgetekent Tab.
9. Fig, 9. in 't antwoord van. de VIII. voorgeftelde Brief.
N", XXXVIIL Een ftuk van de Moerkoek, waarin niets klierigs te
vinden is, hoewel zulks van de ondéeders voor vaft gefteld word} maar
de geheele Moerkoek beftaat uyt bloetvaatjens, gelyk zulks hier blykt.
OndertuiTchen ftaat aan, te merken , datter eenige overeenkomft is
tuflehen deze Bloedvaaten, en die geene, dewelke het fchorfïige wezen
van de HerfTene maken, hoewel egter de uyteynden dezer bloedvaten, die
de Moerkoek maken, zoo zagt en zappig niet zyn, als de andere.
-ocr page 109-
5*4          UI. ANATOMISCH CABINET
No. XXXIX. Een Maagje van een jong Kindje, 't welkomgekeertis,
Op dat men de natimrlyke rimpels, en ookdebinnenfteen ruyge rok of vlies
zoude konnen zien.
N°. XL. Het dunne Herffen-vlies vanden jong geboore kindje, 't welk
200 dun is als een Spinne-webbe, de Slag-aders in tegendeel ontelbaar}
waar uyt met regt geoordeelt mag werden, dat de gezeyde Slag-aders niet
alleen gedeftineert zyn om voedzel aan dit zyn vliesje toe te brengen, maar
ook tot een ander gebruyk 3 Ja ik oordele, dat dit vliezige wezen inzonderheyt
dient ook om allede bloed vaatjens by een te houden, op datze niet zou-
de vaneen wyken : De Slag-aders dienen voornamently kom met haar uyt*
eynden de fchorffige zelf ftandigheyd der Herffenente maken} deze gezeyde
zyn vaten met een roodwaszige ftoffe opgevult, en dat tot haer uyterfte toe.
N°. XLI. Een doorgefnedene menfche Nier, om het inwendige te kon-
nen zien, leggende in een vogt.
Aanmerkt ten eerften. Wanneer ik des Niers Slag-ader opvulde meteen
food-waflige ftoffe, liepen ook te gelyk de Pis-canaaltjens van de Hr.
Uellinus vol} en zulks gaf my een oorzake van twyfelen, wegens het we-
zen der alzoo genoemde Nier-klierkens, die men in s"1 menfchen Nieren voor-
geeft te zyn, in beeften vind ik meenigmaal ronde ligjhaamtjens, dewelke
een gelykeniffe hebben met de Geerft-klierkens, edog deze zyn gants wey*
nlg, en ik kan my niet wel inbeelden, dat deze lighaamrjens waare kliert-
jens zyn, gedeftineert tot het fcheyden der piffe , aangezien ik dezelve
Zoo perfe£t niet kan zien in de Nieren van de Menfchen, maar in tegen-
deel bevind ik de uyteynden der Slag-aderen zeer wonderlyk gekromt en
geflingert, gelyk te zien is in dit derde CabinetFig. 3. Tab. IV.
Indien ymand deze gezeyde geflingerde uyteynden der Slag-aders voor
klieren houden wil, zoo zegge ik zulks onbetamelyk te zyn , nadien de Au-
theuren door een klier niet anders verftaan, als een byzonder lighaam oflig-
haamrje, 't welk op zig zelfs beftaat, en 't geen met een particulier vliesje
omvangen is, en tot welk lighaam of lighaamtje zeekere bloetvaatjens zyn
gedeftineert, die daar in loopen. Indien egter benevens deze bovengemel-
de omgeflingerde bloedvaatjens, nog eenige andere lichaamtjes in s' menfchen
nieren zoude mogen gevonden werden, die van een ander nacuur zyn, 'c
welk ik geheel en al niet wil negeeren, hoewel ikze niet duydelyk kan zien ,
zoo zynze mogelyk tot eenig ander gebruyk gefchapen.
Ik heb hier vooren gezegt, dat wanneer ik des iSiers Slag-ader opvulde, *
dat doen ook te gelyk de Pis-canaaltjens van de Heer Bellmus vol liepen:
Denkt ondertuflehen niet dat my zulks naderhand noyt meer gebeurt is,
want zoo menigmaal als ik het nu doe , zoo gebeurt het my altoos j en 't
-ocr page 110-
van F R E D E R I K R U Y S C M.           ftf
is niet gclooflyk dat zulks altoos zoude gebeuren, indien het bloet eenige
pretenze klieren eerft moeft aandoen, om de PisVan 't bloed te fcheyden, ook
dat in deze opvulling de wasagtige ftoiFe éerft eenige kliertjensmoeften aan-
doen , eer datze tot de Pis-canaaltjens quamen,
Daarenboven ftel ik den waardige Lezer hier voor eenige Nieren, in
dewelke men met de oogen zien kan, de continuiteyt van de uyreynden
der Slag-aderen met de Pis-canaaltjens van Bellinus, en dit dunkt my
een on wederfp rekel yk bewys te zyn.
Hoe, en op wat wyzenuhetaderlyke bloed te rugge keert, waar de a-
ders haar wederkerend bloed ontfangen -, of dit nu gefchied door eenige
onzienlyke mondckens, die met die Slag-aderken s vereenigt zyn, al eer de
Slag-aderkens haar met de Pis-canaaltjens komen te vereenigen 3 of alle de
uyteynden der Slag-aderen in de Pis-canaaltjens van Bellinus veranderen
of niet ? kan ik niet zien En'dewyl myn gezigt zoo fnel niet is3 zoo
kan ik die knoop niet ontdoen.
Dit alleen geloof ik, dat de bloedt vaten der Nieren niet te vergeefs zoo
wonderbaarlyk zyn omwonden en geflingert, dat men zulks nergens meer in
't lighaam vind, gelyk hier te zien is in dit derde Cabinet Tab. IV. Fig.
2. en 3. en'tobject: by my bewaard werd, om by den heldere dag te ver-
toonen: En alzoo meen ik , dat dat geheele werk, 't geen de pretenze
Nier-kliertjens is toegefchreven, alleen afhangt van de cours en byzonde-
re conftitutie der uyteynden van de vaatjens.
Confidereert ook, dat in de Zaad-ballekens geen klfertjens gevonden wer-
den, en dat haare werkzaamheyd ook alleen beftaat in de hoedan igheyd der
vaatjens, 't welk ook te zien is in de vaatjens van de Lyftnoeder van my
onlangs ontdekt, dewelke een zeeker voedend zap toebereyden voor de
vrugt, waar van ik heb begonnen te handelen in de befchryving van myn
tweede Cabinet.
Ick laate ftaan die ingebeelde kliertjens van de Milt, Lever, enz. die ook
nergens te vinden zyn.
Nog ftaat ons aan te merken, dat hoewel in deze Fig. *. VI. Tab. van
dit derde Cabinet de omwindinge der bloed vaatjens alleen maar afgebeeld
ftaan langs de rug dezes Niers, zoo is 't egter , datze even zoo digt en
ontelbaar zyn in 't binnenfte der Nieren, ja tot digt aan de Tepel tjenstoei
de plaatfnyder heeft zulks niet konneri verbeelden zonder die Canaaït-
jens te vcrduyfteren dewelke in deze figuur vertoont wordenjik zal zulks klaar/
vertööneh iii 't volgende vierde Cabinet, in 't welk bewaart werden op-
gefpöuwen en hard gebalfemde Nieren van Menfchen, in dewelke zulks'
klaar blykt; En dit is 't geen ik meermaal gezegt heb, datmen de deelen des
F fff                                      Lig- >
-ocr page 111-
f86 III. A NAT OMISCH CABINET
Lighaams niet alleen in 't nat, maar ook zommige droog gemaakt zynde,
moet befchouwen, en vertonen, na dat de voorwerpen zyn.
Ne. XLIl. Een vlesje metvogt, en daar in een onvoldrage kindje van
ontrent 4. Maanden dragts, leggende zagtjens op het Moerkoekje in plaats
van een Oorkuffentje.
Het zelve is van de mannelyke fexe, en heeft deffelfs natuurlyke couleur
behouden •> het heeft dit devys.
O WAT BEN ICK GELUCKIG, TERWYL MYNE BEENDEREN , NU ZOO ZAGT-
JENS LEGGEN TE RUSTEN!
N°. XLIII. Een menfche Nier, opgefpouwe, om het inwendige te kon-
nen zien.
Aanmerkt ten eerften. Dat veele zaaken in deze Nier ons klaarder voor-
komen , als wel in de bovengemelde.
N°. XLIV. Een groot ftuk van den Nugteren darm Van een Menfch,
welk zoodanig omgekeertis, dat de binnenfte Opper-vlakte hier nu is ge-
worden de buytenfte, en zoo komen ons in 't gezigte de ronde Latwyze ver-
hevendheden , die by andere de naam dragen van Oogluy kende Klap vliezen.
N°. XLV. Het Agterbreyn van een Menfch met haare aanhang, het
onderftebovenwaarts gewent, waar door het begin van het rugge merg bo-
ven op dit voorwerp gezien word.
Aanmerkt ten eerften. Dit Agterbreyn leyt in eenvogt, en heeft op't
gezigtzyne natuurlyke geftalte behouden, ja van zyne lengte, dickte, bree-
të, nog couleur yets verlooren.
Ten tweeden. Alle de Slag-aderen zyn hier bewaart en opgevult met
een rood-wafïige Itofïe.
Ten derden De <Pkxus Choroideus of Aderlyke vlegtinge, kan men
hier voor een gedeelte zien, zonder eenige de min fte quetfing van't Agter-
breyn 3 en zulks kan ik in andere Agterbreynen aanwyfen: deze vlegting
is ligt rood van couleur , van wegen zyn vereening met de uyteynden
eeniger Slag-aderkens. Ziet hier over na myn Antwoord op den voorge-
leiden Brief van. de Herflene.
Ten vierden. Deze gezeyde vlegting (voor zoo veel zy buyten het ag-
terbreyn uytpuylt) is hier alleen bekleet, en omvangen van het vliesje
Arachnoidea, en niet van 't dunne Herflen-vlies j zou dit in alle voorwer-
pen zoo zyn ?
                        1
Ten vyfden. Het fpinnewebs-wyfe vliesje of (MembranaArachnoïdea )
is hier zeer klaar te zien, alsmede hoe, en op wat wyze, de Slagaderen
over de Oppervlakte van 't Agterbreyn loopen.
Ten
-ocr page 112-
Van F R E D E R I K ït U Y S C H.               587
Ten zesde. Hier kan men ook zeer wel zieny het voortkomen van
de Nek Slag-ader, uytde twee Wervelbeens Slag-aders.
N°. XLVI. Een vlesje met vogt, waarin geconferveert werd hetBorsjc
van een jong Kindje, in wiens Tepeltje , de Vektepeltjens klaar konnen
gezien werden.
D E DER DE PLANK.
N°. XLVII. Een droog vlesje met een gedeelte van de bogtige darm
van een onvoldrage vrugcje, welkers Slag-aderkens vervult zyn met een
geel-waflige ftoiFe.
N°. XLVIII. Een vlesje met vogt, waar in zig onthoud het doorzig-
tige Hoorn-vlies van een Menfche Oog.
N°. XLIX. Een vlesje, waar in een Balletje van een onvoldrage vrugtje
bewaard word, langs wiens Oppervlakte, als mede over de byftaanders,
men veel Slagaderkens ziet loopen, dewelke met een rood-waflige ftoffe
vervult zyn.
N°. L. Een vlesje met Liqueur, waar in gevonden werd een Balletje
van een onvoldrage Kindje, wiens preparerende vaatjens zeer curieus toe-
bereyt en opgevult zyn met een waiïïge ftoffe, alsmede diegeene, dewel-
ke langs het Balletje en over de Byftaander loopen.
N°. LI. Het Net wyfe vlegtfel van een Kind, 't welk zeer rood is, we-
gens het opvullen der Slag-aderkens met een rood-waflige ftoffe.
N°. LIL De Nier van een Menfch door een Teering als uytgedroogt,
en in groote zoo zeer vermindert, datze niets minder als de Nier van een
bedaagt menfche komt te verbeelden.
Aanmerkt: Dat het doorzigtige, 't welk aan de zyde werd gezien, het
bekken en Pisleyder is.
N °. LUI. Een vlesje met vogt, waar in het Hoorn-vlies van ten Menfch
te zien is, als mede de Glafe en Kriftallyne humeuren.
Aanmerkt: Dat deze Humeuren haar doorzigtigheyd verloorenhebben,
van wegen deze vogt, daarze in gelegen zyn.
N°. LIV. Een vlesje, 't welk op dezelve wyze in zig onthoud een t'za-
mengeftelde Tepel van een Nier. Ziet de IV. Tafel. Fig. 6. van dit derde
Cabinet.
No. LV". Een ftukje van 't Opper-huydeke van een Vinger, waar aan
de Nagel nog yaft zit j deffelfs inwendige Opper-vlakte is vervult na de
lengte lopende met kamswyze ftralen.
N°. LVI. Een vlesje met heldere vogt, waarin te zien is het Opper-
Ffff %                                       vellekc
-ocr page 113-
0 III. ANATOMISCH CABIN ET
velleke van een handje van een on voldrage vrugtje van ontrent 4 Maanden
dragts, 't welk een kleen Handfchoentje komt te verbeelden.
Aanmerkt: Dat alle de Nageltjens daar nog aan vaft zitten.
N°. LVII. Een vlesje met Liqueur, waarin twee voorwerpen gezien
werden , 't eene is zeer rood, wegens de opgevulde bloetvaatjens, en het
zelve is het agterfte van de Sc(erotica , Choroidea en Ruyfihiana-, ook is
hier de opperfte oogfchel nog aan vaft, wiens Qppen lakte ook zeer rood
is, van wegen de gezeyde opvulling der bloetvaten : alzoo mede vertoonen
haar hier de Oog-fpieren in haare natuurlyke plaats, die niet minder van
rodigheyd voorzien zyn.
Het tweede voorwerp is het Oog van een kleen kindje, midden door-
gefneden, en omgekeert, zoo dat de inwendige Oppervlakte hier nu is
de buy tenfte*
Aanmerkt ten eerften. In het regter gedeelte kan men het Ruyfche vlies
zien, uyt wiens midden de overblyfzels van het Netwyze vliesuytpuylen:
In het linker deel kan men niet alleen het Ruyfchen-vlies zien , maar ook
de hayrwyze band, met deflelfs aanhangfèl.
Ten tweeden. Hier kan men zien dat de Slag-aderkens door het Ruyfchen-
vlies verfpreyt zynde, hare takskens mede deele-n aan de hayrwyze band en
deszelfs aanhangfèl.
Ten derden. Deze witte omtrek, dewelke hier buyten het Ruyfchen-
vlies uytfteekt, is de Tunica Sc/erotica of het harde vlies.
N'\ LVIII. Een ftuk van de Nageboorte , waar in niets klierigs kan
werden getoont, want defubftantie van de Moerkoek geheel enaluytvaat-
jens is beftaande. Dit gedeelte is met een rood-wafïige ftoffe opgevult.
N°. LIX. Een vlesje, waar in bewaard werd een drooge Waterblaas
van een Rot, waar in twee kleene fteentjens van my gevonden, en daar
nog in gelegen zyn: dit quaad is mogelyk familiaar in de Rotten, al-
zoo my zulks meermaals is voorgekomen.
No. LX. Een vlesje met vogt, waar in aan een Hayrtje afhangt, een
van de hals Wervel-beenen, in wiens groote eneygen gat of opening een
gedeelte van 't Rugge merg zit, wiens inwendige fubftantie zig rood ver-
toond, wegens het opvullen der Slag-aderen , dewelke de fchorfige fub-
ftantie van't Rugge-merg voortbrengen > dog de bpytenfte of Mergagtige
fubftantie is wit gebleven.
Daarenboven zietmen hier aan beyde de zyde de afgefneden Wervel Slag-
aderen , zittende in de gaten van de dweriTe uytfteken van de wervels.
No. LXI. Een ftuk van de Neus, na delengte doorgefneden, op dat
men des Neus tuflchen-fcheytzel en andere inwendige deelen van 't zelve
-ocr page 114-
van FREDERIK RUYSCH.             <8o
in t gezigte zoude krygen en is het zelve van een kindiegenomen
«^ïïSSÖ"-          dlt TWflèheh-fch^d *'^- fee-
Ten tweeden, Benevens het buytenfteen dikfte dekzel van 't Tuflchen
fcheytzel, heeft het even zoo wel als de beenderen, nog daarenboven eetrfc
je, waar door hetimmiddels omvangen,en hetkraakbeenig vlies geheten werdr"
Ten derden. In 'tagterfte en onderfte van't gezeyde Tuikhen fcEw
zei werden 5 ook wel 6 fehuynfe groeven gevonden .VanwelkerSEL"
de Autheuren gants geen gewag maken, egter moet men JetwLnZ
iSSl&EP*?zyn-Ziet de IV-P1^ Fje- »• ~ö'. t
Ten vierden: in een der tanden, van dit voorwerp na de lengte doorre
fnede zynde, kanmen dnederhande fubftantie zien, namentlvk f en T,SZ
buytenfte ls, en twee, die daar aan volgen
             'ame<itiyK een, die de
m,WH Vyfren: *? 'C V°0rfte Va" 'C Tuflthen.fcheytzel ontrent het verhe
melte doet lig wederzyts een gatje of mondjeop, van een zeker rL£;.
van wiens wezen en gebruyk fk tot nog toe nie« in de ïud u en hS -'
vonden, mogelyk d.ent deze weg, nevens de bekende om eenig• fnotrlw"
ge vogtin de Neus af te voeren. Ziet de IV. Plaat. Fig V fett E
LXI1. Een vlesje met vogt, waarin bewaart werd'een gedeé/r,
van een der darmen van een Schaapje, 't welk pas gebood is $
"
»*f^^
Sgmff^rnStO0SO^
i^^s^cSa^'^die doordedarmen • - d-*m
va^i^V^^S^^ * jonden heb in ***
Aanmerkt ten eerften. Dit Havr 't welt ït („w^n         • i
Welk ik voor heen befchreven^toLÏSyTlatorócH^
Chirurgicale aanmerkingen Fol. ,J5 op de naam van Hayrig Jeztd J"
" t dat ik dit Hayr wat ontdaan heb, en 't zelve heb iafen ?n u "
BS5SK fflsasrr-l™ *»5 JÊSSt
-ocr page 115-
59o            111. ANATOMISCH QABINET
geopend zynde, deed fig eerfb op een papagtige ftoffe, en die weg geno-
men zynde, vertoonde fig het Hayr, 't welk als in een klouwe, digt in
een zat.
Ten vierden. Dit hayr is een vinger, en ook wel een fpanne en meer
lang, t'eenemaal overeenkomende met het Hayr des Hoofds, uytgenomen
dat het fchynd met geen wortelkens begaaft te zyn; Ziet in myne obfer-
vatien hoe het geftelt was eer het was uytgehaali, en in dit derde Cabinet.
Tab. III, Fig, III. hoe het zig, ontwart zynde, nu opdoet.
N°. LXIV. Het been van een jong geboore Kindje, waar aan gants
geen vet te vinden is, en zoo verders heb ik alle de Vet-cellekens opge-
blafen, en het been gedroogt zynde, zoo ziet men het hier in moten door-
gcfneden, waar door het celluleufe wezen, onder het vel geplaat ft zynde,
zeer curieus aangewefen word.
N"« LXV. De Herflene van een Schaap, op de manier van de Hr.
Willis, zoodanig van de omfittende fiberkens en vlieskens ontdaan, datmen
feer veel van de innerlyke deeltjens zien kan.
Den zeer vermaarde Willis, fpreekt van dit toebereytzel aldus.
Om de ontleding van de grote Her Jfene na behoor en tedoen, meen ik, dat-
men fulkx niet moet doen na de gemeene wyfe: maar als men de geheele
f f amen jf el van de Her Jf enen uyt bet Hooft genomen heeft
, moet men voor
eerji, het agterjfe van de grote Her Jfene y daar het met het agterbreynyen
het verlengde merg vereen igt is
, alfints affcheyden van devlieskens, en zoo
veel doenelyk is van de onder gelegene delen afknippen en los maken; als dan
zal het ligt te zien zyn
, dat defubftantie van de grote Her Jfene met degefeyde
lighaamengeenfints vereenigtis^maargeheel en alvry en onafhankelyk van
defelve
, uytgenomen datje onderling fUperficïeel vaji gehouden werden door de
vlieskens; ja wanneer men dit agterfle deel der HerJJene
, oj> de gezegde wyze
afgefcheyde zynde
, voorwaarts ppjlaat, of na voor en komt te wenden^ zalmen
de
(alzoo genaamde ) fehenkels van 'tverlengde merg geheel en al bloot zien ,
ook datfe van V Agterbreyn en Voorbreyn diftinktelykonderfcheyden zyn.Ver-
ders zalmen
, door het gefeyde losmaken en opligten vatft agterjïe der Herjfe-
fie zien
, dat 3 groeven, uyt de vouwen van de HerJjene voortkomendd y als
tot een open ofleedigeplaatze, in een znllen lopen fêc.
.
Defe Methode van vertoonen, oordeele ik nevens de Heer Willis pryfe-
lyk te zyn, want zoo doende vertoonen haar zonder jfnyden, gelyk hier in defe
Herffene, de Tefticulen, Billen, Pyn-klierke, de voorfte groeven, de Beenen
of Schenkels van 't verlengde merg, het Wormwyfeuytfteekfel, het Agter-
breyn, het Neiwyfe vlegtzel, de kamers van de gezigt Zenuwen 6cc.
Aan-
-ocr page 116-
Van FREDER1K RUYSCH            59*
Aanmerkt daarenboven; dat defe Herflfene fteen hard zyn gemaakt, zon-
der gerimpelt te zyn , alleen is de couleur niet wel gereferveert geworden.
N°.' LXVI. Een viesje met vogt, waar in te zien is, een ftuk van de
Colyk-darm, wiens bloetvaten vervult zyn, gelyk ook die geene, dewel-
ke door het Darm-fcheyl van de Colyk-darm loopen.
Aanmerkt ondertufïchen , dat dit gedeelte van de gefeyde Darm, zoo
curieus toebereyt en geconferveert is, datmen zoude zeggen, 't felve nu
vers uyt het lighaam gehaait te zyn.
N°. LX Vil. Een viesje, waar in ons voorkomt het geraamte van een
zeer kleen Weft-indifchs Vogeltje 't welk Coluhrïtie is geheten.
N°. LX VIII. Een viesje met vogt, waar in geconferveerd werd, een
gedeelte van 't dunne Herffen vlies, wiens bloetvatjens tot de eynde toe
opgevult zyn.
Aanmerkt ten eerften, dat defe vaaten zoo veelvoudig zyn, dat het ge-
heele voorwerp byna alleen uyt bloetvatjens fchynt te beftaan j maar het
vliefïge is zeer weynig en zeer dun.
Ten tweeden, dat ik dit vliefïge wefen door ziekte zomtyts zeer ver-
dikt heb gevonden.
Ten derden. Zoo dit voorwerp gezien word 5 zonder voorgaande op-
vulling der bloetvaatjens, komt het ons veel dicker te vooren, als het wel
in der daad is -} de reden hier van is, dat ons defe gezeyde kleene bloet-
vaatjens altoos bloedeloos voorkomen, en alfoo fchynen zy het viieske te
verdicken.
N". LXIX. Een ftuk van een Moerkoek van een vrouw, meteen was-
fige ftoffe vervult, en dat tot alle defer vaatjens uyteynde toe waar door dit
geheele weezen ons zeer rood voorkomt.
Aanmerkt ten eerften, dat de Moerkoek gants geen klierrjens heeft, ja
de geheele Moerkoek uyt bloetvatjens is beftaande , 't welk hier zeer klaar
kan gezien werden.
Ten tweeden, zoo kanmen hier ook zeer diftinct zien, op wat wyfe de
uyteynden defer vaten loopen, en hoe veelfe verfchiilen van die andere
bloetvaten.
Ten derden. De uyterfte uyteynden defer vaten komen ons zoo fubtiel
Voor, als was het eenig dons.
Ten vierden; zoo den Beminde Lezer defe en andere vaten ten myne
huyfe belieft te zien, zoo zal hy ligtelyk met my in een gevoelen komen,
dat het niet vergeefs is, dat de uyteynden der bloetvaten, d'een vand'an-
dere zoo zeer veel komen te verfchiilen, en dat het maar verdigtzelen zyn
van de Autheuren, die altoos voorgegeven hebben, dat de klierrjens van de
Moer-
-ocr page 117-
592         III. ANATOMISCH CABINET,
Moerkoek een byfondere werking deeden, daarfe in tegendeel noyt zoo-
danige kliertjens hadde gezien of getoont.
Defe en geene knopen aldus losgemaakt zynde, zoo mag ik met regt
vragen wie nog weygeren zal toe te liaan, dat het onderfoek van de uyt-
eynden der vaten, zeer dienftig is gewed voor de geleerde werelt, waar
toe ik zoo groot een arbeyt, en zoo groote onkoften hebaangelegt,endat
zoo veel Jaaren: Laat de fpotters, die dog niet anders pryfen als 't geen
uyt haar eygen koker voortkomt, hier mede railleèren, ik zal daarom niet
nalaten te doen, 't geen ik vaft vertrouw, tot nut van 't gemeen te zyn.
N°. LXX. Een vlesje met vogt, in hg onthoudende het Steenbeen met
de Gehoor-canaal.
Aanmerkt ten eerften. De gefeyde canaal heb ik geopent, op datmen
de natLiurlyke gefteldheyd, en de plaats van 't Trommelvliesje zoude kon-
nen zien»
Ten tweeden: Dat het Trommelvliesje feer fchuyns in 't uyteynde van
de gefeyde canaal gelegen, en het Trommel vliesje met veele bloedvaatjens
voorilen is } kanmen hier zeer klaar zien.
N°. LXXI. Het begin van 't Rug-merg met een gedeelte van 't Ag-
ter-breyn.
Aanmerkt ten eerden, dat dit voorwerp uyt een Schaap genomen is, en dat
men daar in zien kan de derde en vierde holligheyd, het Pyn-kliertje, de Tefti-
culen en de alfoo genaamde Billen, de Twee fchenkeïs van't Lankwerpig
merg alsmede het Wormwyfè uytfteekfel
Ten tweeden, dat dit voorwerp en defe manier van balfemen en prepa-
reeren, over de 30 Jaaren oud zynde, veel verfchilt van die geene, de-
welke ik nu in het gebruyk heb: want hier door de voorwerpen welfteea
hard en onvergankelyk worden; edog fy veranderen veel van couleur en
gefteltenifle.
N°. LXXII. Een vlesje met een gedeelte des Milts-flag-ader met een
rood-waffige ftoffe opgevult waar in duydelyk gefien werden de Bundel-
wyfe uyteynden, die haar als verfleeten penceeltjens opdoen. Hier eeni-
ge kliertjens te foeken, zoude niet anders als moeyte te vergeefs gedaan
zyn, alfoo die daar niet te vinden zyn.
Aanmerkt: Dat op verfcheyde plaatzen wel eenige kantige, ja ook wel
ronde ftukskens aan vaft zitten, die ik met voorbedagte raad daar aan gela-
ten heb, op datfe in eenige verbeeltenhTe, van kliertjens, ons zouden voor-
komen ; maar alsmen die met de punt van een naald aanraakt en van een
doet, zoo doet zig het abuys op.
N°. LXXIII, £en gedeelte van de Milt-ader uyt een Kalf, met een
wit-
-ocr page 118-
Tm FREDERIK RUYSCH.           f93
witwafïïge ftofFe opgevult, waar in de Bundel-wyfe uyteynden niet min
kJaar gefien werden.
N°. LXXIV. Een Huk van de Regte-Darm uyt een menfch, waar in
niet alleen de baftaart kiiertjens, maar ookduyfendevanfweergaatjens(foo
menze alfoo noemen mag} gefien worden.
Aanmerkt: dat defe fweetgaatjens, zoodigt byeen Maan , dat men naau-
lykx de punt van een naald daar tufTchen h zoude konnen zetten.
N°. LXXV. Een vlesje met vogt, waar in de Long vaneen kleen
Schaapje onthouden werd, waar in de ontelbaare verdehnge van deffèlfs
quabbetjes niet alleen, maar ook de alderfubtielfle uyteynden der bloet-
vaatjens, te zien zyn.
N°« LXXVI. Een vlesje met heldere vogt, en daar in het Steenbeen
van 'C gehoor van een jong geboore kindje, waar in duydelyk te zien is,
dat het Trommel-vlieskein die kindertjes met een particulier bekleetfel bedekt
is,'twelk een vlies gelyk is,ik feg,gelykis,omdatik'ergeenbloetvaatjens
door heen fie loopen, maar het Trommel- vliesje is met feer veel bloetvaat-
jens voorfien, gelyk in dit en andere voorwerpen te zien is.
Aanmerkt ten eerften: Dat dit bekleetzel in zommige objecten dik is,
maar in dit zoo dun, als een dun vliesje.
Ten tweeden: itaat te conildereren , van waar het af kom dig is, hoe
het na de geboorte het Trommel-vliesje weder komt te verlaten, en van
wat gebruyk het is ?
Aangaande het eerften: NamentJyk van waar het afkomlrig is Nadien
het beenig deel van 't gehoorgat of canaal in de kinderen, in 's moeders
lighaam leggende ,gants en gaar nog ontbreekt., zoo ishetTrommel-vliesje
nader aan de oppervlakte van 't hooft, en dan zoo meen ik, dat het Op-
per-veiïeke ook felfs het Trommel-vliesje komt te bedecken, en dat by ge-
volg 't gefeyde bekleetzel niet anders is > als Opper-vel.
Wat het tweeden belangt: Hoe het na de geboorte het Trommelvüesje
weder komt te verlaten. Jk vertrouw dat in 't groeyen van 't beenige en
kraakbeenige gehoor canaal, dit bekleetzel komt af te wyken, om dat het
Opper-velleke niet mede kan geven, nog fig uytrecken.
Wat het derden, Namentlyk het gebruyk van dit gefeyde bekleetzel aan-
gaat i 't is buyten twyfel, dat het felve dienftig is, om het Trommel-
vüesje , 't welk in die tyd zeer dun is, te befchermen van onheyl, 'tgeen door
't water, waar in het kind, in 's moeders lyve zyndc,gedompelt legt, zou
kunne beledigt worden, welk vogt zomtyts fcharp en Hinkende wordt, waar
door het Trommel-vliesje van fyn natuurlykegeftalteniiTe zou hebben konnen
stfwyken. Voegt hier by, dat dit bekleetzel, zoolanghctnognadegeboor-
*"' Gggg                                          te
-ocr page 119-
594, III. ANATOMISCH CABINET
te by blyft, het Trommel-vliesje ook befchermt van de koude lugt.
ïmand zoude my hier mogen tegenwerpen , en feggen, indien dit ge»
feyde bekleetzel afkomftig is van 't Opper-velleke, waar komt het dan van
daan , dat het ons (gelyk ik gefegt heb) zomtyts zoo dik voorkomt3na-
dien het Oppervelieke van fyn natuur zeer dun is , edog dit gefeyde be-
kleetzel is ook niet zoo dik in een welgeftelde ftaat, maar quaiyk geftelt
zynde, zoo komt 't te verdikken, infonderheyd van wegen een nieuw we-
der ondergroeying van een ander Opper-velleke, gelyk men ziet te ge-
beuren in de palm van de Hand, en bal des Voets.
N°. LXXVII. Een gedeelte van de flokdarm van een menfeh, hangen-
de in een heldere vogt, waar in zoo wel de uytwendige en na de lengte
lopende, als de inwendige en ronde Fibren gelien konnen werden.
N°. LXXVI11. Een vlesje fonder vogt, en daar in een gedeelte van de
JBogtige-darm 't welk na de lengte opgefneden is.
Aanmerkt: Dat de bloedvaten zoo veelvoudig hier door zyn verfpreyd,
dat het onderwerp dieswegen geheel en al zeer rood is geworden, en zyn
dcfe raten tot de eynden toe met een rood waffige ftoffe vervult,
N°. LXXIX. Een vlesje zonder vogt, in zich een moot van de Mannely-
ke roede onthoudende.
Merk aan. ten eerften: de bereyding daar van is zodanig. Ik hadde het cellu-
leufe vlies, gelegen onder de huydt ('t welk een vervolg van 't [Membram
T>artos\
vlezige vlies is) maar niet de zenuwagtigefpongieufe lichamen, met
wint opgeblazen, en aldus hebbe ik de roede gedroogt: de gedroogde roede ,
verdeelde ik in moten, waar van ik 'er nu alhier een vertonen.
2 Defe moot wort geheel en ai ceiluleus bevonden, fchoon 'er geen vet in de
roede is j en deze cellulofïteyt (als ik zo fpreken mag) kan men het de geheele
lichaam door onder de huydt vinden: Dog byna overal, uytgenome de roede,
zyn de gemelde celletjes met vet bezet, waar door ze ons onzichtbaar voorko-
men , en worden gezegt [Membrana Adïpofa\ het vetvlies, ofte het [jPingue-
do]
vet onder de huydt gelegen.
3. De Ontleders fpreken wel mQt\_Malj>ighius]in de openbare ontledinge en
vertoningen van vetcelletjes, maar ze vertonen dezelve niet: Ondertuflchen
hebben de nieuwsgierige leerlinge geen gelegentheydt om die celletjes te zien,
maar door deze beryding kunnenze gemakkelyk vertoont worden, ja zelfs alle
de celletjes onder de huydt gelegen, zo ze maar ontlaft, en met wint opgevult
worden, zyn over al lichtelyk te vertonen.
N°. LXXX. Een vlesje met vogt in zich onthoudende een gefwelleke,
't welk men na zyne gelykeniffe Polypus heet, hetisinmynbyzynvaneen
Chirurgya uyt de neus van een menfeh uytgetrocken,
■'                                    Aan-
-ocr page 120-
Van FREDERIK RUYSCH.               S
Aanmerkt: Dat op de grond van 't glaasje gevonden werd een ftukske
kraakbeen, 't welk in 't uyttrecken gevolgt is5 beter was 't geweeft,
indien alléén een gedeelte van 't binnenfte bekleetzel van 't kraakbeen ge-
volgt was.
JNo. LXXXI. Een vlesje met vogt, waarin zeer klaar konnen gezien
werden het Opper-velleke van een menfeh, en het Netwyfe lighaam door
Malpighius eerft ontdekt.
Aanmerkt: Dat het Opper-velleke fig van buy ten wit opdoet, maar het
Netwyfe lighaam van binnen ligt geel. •
No. LXXXII. De regter dye en 't voetje van 't felve kind, waar van
gewag gemaakt is.
De celluleufc preparatie is defelve met de voorgaende.
In dit Cabinet werden nog verfcheyde Ceder-hout e laaden gevonden,
waar in defe navolgende zaaken te zien zyn.
DE EERSTE LAADE onthout in %.
N°. I. Des Milts Slagader uyt een Kalf met een rood-wafllge floffc
gevult en gedroogt > deffelfs uyteynden zyn byna ontelbaar en met groo-
te vlyt in de toebereydinge geconlerveert.
N°. II. Een ftuk van de Colykdarm uyt een Kind-, dezelve is met een
rood-waiïïge ftoiFe opgevult.
Aanmerkt ten eerften: Dat deffelfs dickeDarm-fchcylof \JMefocolon\ met
deffelfs opgevulde Slagaderkens, behendig geconferveert zyn.
Ten tweeden: Op wat wyfe de ondeffte Scheyl-flag-aderen tacken ver-
leenen aen de Colyk-darm, fulkx kan men hier klaar zien.
N°. III. Een groot ftuk van de Colyk' darm uyt een Jonge, meteen
gedeelte van de Bogtige-darm, de geheele Biinde-darm, en deffelfs Worm-
wyfe aanhangzel.
Aanmerkt ten eerften: Hoedanig de klap-vliefenvan de blinden, of fo men
liever wil van den Colyk-darm, geftelt zyn, als mede op wat wyze de
bloetvaten door deze gezeyde Klapvliezen haar verfpreyden 3 fulks kanmen
hier klaar zien, in defe, opgeblaafe en gedroogden darm.
Ten tweeden: Het gebruyk van deze Klapvliezen is veel beter te vat-
ten uyt een opgeblafe en gedroogde darm, als wel in een verffe.
Ten derden: de Cellekens van de Colykdarm zyn foo duydelyk niet in
kinderen, als wel in een bejaarde.
N°. IV. Een groot ftuk van de Colykdarm met deffelfs fcheyl, geno-
Gggg 2                                        men
-ocr page 121-
596            HL. ANATOMISCH C A B 1 N E T
men uyt een kind, welkers bloetvaten met een rood-waflige ftofFe opge-
vult zyn.
Aanmerkt: Dat de blinde darm aliengskens, vernauwt en ten laatftein het
Wormvvyfe uytfteekzel komt te veranderen, jcanmen hier zeer fraay zien.
N°. V. Een mes met een Vork, welkers handvatzeis gemaakt zyn uyt
het fcheenbeen van een menfeh waar in geen holte wierd gevonden, die men
anders altoos daar in vind, wanneer het been gefont en welgefteltis,fulkx
is my maar eenmaal voorgekomen. Uyt dit felfde fcheenbeen zyn ooktoe-
bereyt de handvatfels van dat Mes en Vork, dewelke in 't tweedeCabinet
gevonden worden.
Aanmerkt ten eerftcn, Dat in plaats van Haye vel, derzelver koker ge-
maakt is van leer uyt een kinds vel toebereyt, 't welk wegens de opge-
vulde bloetvaatjens zeer roodt is.
Ten tweeden; toen ik het vel van 't kind tot Leer bereyde, zoo heb ik
het zelve zeer omzigtig moeten hanteren, op dat de opgevulde bloetvaat-
jens de rood-wailige ftofte mogte behouden,
IN DE TWEEDE LA A DE werden onthouden.
i
N°. I. Het bovenfte van bet Her (Ten-pannetje van een kindt, wiens
Fontanel vlies ongefchonden is.
Aanmerkt: Dat in dit voorwerp, de Opper hoofds beenderen niet ver
van den andere (laan.
N'». II. Het bovenfte van het HerfTen-panneke, in 't welke deOpper-
hoofds beenderen de wyte van een fchryfpen van malkanderen ftaan te ga-
pen, 't welk hier ook plaats heeft in de twee Voorhoofdsbeenderkens, de-
welke immers foo ver van der gemelde Opperhoofds-beenderkens afftaan -, en
deze afftand kanmen beter zien in de gedroogde, als wel in verfche Hersenpan-
nen j maar zeer bez waarlyk is het, deze afftant te bewaren in Hooftjens van feer
jonge kinderkens. Dat deze afftand voordelig is aan de baring, daar aan is
niet te twyfelen.
No. 111 Het opperfte deel van 't HerfTen-panneke van een jong geboo-
re kindje, waar in de gefeyde beenderkens niet ver van den andere ftaan.
N°. IV. ......■ , waar in defe beenderkens van den andere ftaan, ter breete
van een dunne fchryfpen.
Aanmerkt: Dat in defe en andere het Fontanel vliesje fonder rimpels en
uyfgeftrekt ftaat, gelyk als in een levendig kind.
jsK v. -—; waar in de gefeyde beenderen digt by een ftaan.
Aanmerkt ten eerden: Dat in dit voorwerp het Fontanel vliesje byfon-
v der
-ocr page 122-
Van F R E D E R I K RUYSCH           597
der kleen is, waar door men feer veel bloetvaatjens ziet pafleeren.
Ten tweeden: Dat het pannevlies root is , wegens de opgevulde Slag-
aderkens.
jsfo, VI.— waar in het Panne-vlieske, om die felve oorfaak zig root
komt te vertoonen.
N°. VIL —in dit voorwerp is het harde Herflfenvlies gebleven , aan
het voorwerp vaft zittende.
Aanmerkt: Dat de Zeyfen-wyfe groef met lugt vervult zynde 5 heel per-
fect ons hier voorkomt, met deffelfs opgevulde bloet-vaatjens.
No. VIII. — dit voorwerp is nog met het natuurlyke vel bedekt,
wiens Slag-aderen met een waflige ftofle opgevult zyn, op dat men de
cours eri 't getal der felve zoude konne zien.
N°. IX. Het opperfte gedeelte van 't vel van 't Hoofdje van een kleen
Kindje.
Aanmerkt: ten eerften dat de Slag-aders met een rood-waflige ftofTe
opgevult zyn , dewelke zoo veel in getal zyn, dat 't geheelc vel daar
van zeer root is geworden.
Ten tweeden : Het vel heeft zyn natuurlyke verwulfts wyze forme
gehouden.
N°. X. — in dit voorwerp is het vel met veel vet befet, en zyn de
Slag-aderen mede opgevult.
N°. XI. Een zeer rood verwulftswys vel van 't hoofd van een Kind,
met hayr befet, welkers voorfte gedeelte ver uytfteekt.
No. XII. Nog een ander 't welk ook zeer hayr-ryk is.
De reft van de laaden zyn vervult met allerhande zeer witte beenderen 9
infonderheyd van kinderen.
Uytlegging def
FIGUREN,
De Uytlegging yan de eerfte en twede plaat is hier voren gedaan.
Uytlegginge van de
DERDE P ,L AAT,
m* ecrfle FIGUUR,
Verbeeld de Reedt en V zakje van eenjonghske.
■A. Het inwendige deel van de Rwdc.
                  G ggg 3            B. Het
-ocr page 123-
598 III. ANATOMISCH CAB1NET
B.  Het water candaltje lopende, onnatuuriyker wyfe, langs den rug van
de Roede.
,■',-.>
C. C. T)e 2 groot e Jponcieufe, ofzenuagtige fponcieufe ligchamen,
D.  D. T)e /pieren, dewelke de roede £ er £ en, van haar begin afgefneden.
E.  Het kleine Jponcieufe, of zenuagtige fponcieufe ligchaam, 't welk on-
natuur lyk om het bovenfie van de water-canaal loopt.
F.  Het tujfenfcheytfel van de roede.
Q. Een gedeelte der f agaderen langs de rug van de roede lopende.
H. Het/aksken.
                                      ^ i
I.' Het gedeelte van de roede, 't welk buyten het ligchaam afhangt.
K. Het vet, waar van het bovenfie van V fakjen rykelyk voorfien ts.
u'.v .;.;.- ::.v: // "De tweede F I GU U R,
Verbeelthet opperveHeken van de hand, van een jongsken, fonder quet-
Jinge geheel en al afgefiheyden van 9t onderge lege netwyfe lighaam, en
Fel, verbeeldende een wit handfchoentjen.
A.  T)en rug van''t Oppervelleken* ; ..;
B.   Een klein gedeelte van de verdubbeling van 't oppervelleke, 't welk hier
afgefiheydent is, op den rug.
!
■■ ■'-,- V ; <\
C.C. C.C.C. Il)e nageltjens, dewelke, hier, aan 't Oppervelleken noch
vaft zitten
5 defe zyn in 't\ affcheyden van 't Oppervelleken alleen van
?t vel, en niet van 't Oppervelleken afgeweken.
... .■\'-.;-,-"V..'.'.2)tf derde F I G U UK,
Vertoont ons een bundel hayr, 't welk in eengefwel (Atheroma geheten)
gevonden is, en dat in 't net van een waterfugtige Vrouw.
ipe vierde F I G IUR,.
TVy ft ons aan een hoender Ey,'t welk van een ordinaire harde en wit-
te f chorffe is omvangen-, 't felve verheelt zeer aardig de blinden darm,
en dejfelfs wormwyfe aanhang fel.
In de vyfde, FIGUUR,
; Werd afgebeelt een kleyn hoender eytje, 't welk gevonden is in ee»
groot hoender ey.
.M et             . t ..->;V                                                                  fDt
-ocr page 124-
vaa F R E D E R I K Tl U V S C H;              199
T>e zesde F I G U U R,
Wyfi 6ns aan een hoender ey, verbeeldende de roede en fakjen van een
jongen, waar aan ook zelfshet voor huytjen nieten fchyntte ontbreken.
Uytlegginge van de
VIERDE PLAAT.
<Deeerfie FIGUUR,
VErtoont het aangefïgt van een kleyn kint, het voorhooft weg geno-
men zynde.
A. Een hoof van Jlag-aderen , bedekkende de wonde, die ik te we ge bragt
in 't wegnemen van
V voorhooft, om alfoo alle afkeer weg te nemen
in
V beften van dit voorwerp: i)eze Jlag-aderen zyn dezelve, die door
de herjfene verfpreyd en van my opgevult waren
, met een roodwaJJige
ftoffe-
B.'De voor lippen, van haar de kzel of bekleetfel ontdaan, om alzoo de
Zenuw-tepeltjens, waar uyt de voor lippen haar bejiaan hebben, te kun-
nen zien.
^De tweede FIGUUR,
.-ir/i%■.-, \"■-..;,. ■ ■■_'"■;                                              ■'■' "■■ ■■■:'., \ '■'■'■'■ :■■<■"•■■.-••■'",'-,-, ■'"'■
Betekent een menjche Nier, zoo als ons die van buyten voorkomt.
A.  1)e£elfs oppervlakte, waar door ontallyke bloetvaten verjpreyt zyn,
in de gedaante van wormtjens.
B.  1)e afgefnede Nier Jla%-ader.
C.  2)<? afgefnede Nier-ader.
D.  Een gedeelte van des Niers bekken, buyten de Nier uytpuylende, en
van veele jlag-aderen voorjien.
<Dederde FIGUUR,
Vertoont een doorgefnede menfche Nier, om 't inwendige te bezien.
A. Wyjl ons aan-, dat zeer veele uyteynden van de Jlag-aderen wormswys
komen te veranderen en te ontaarden in de Viscanaaltjens van d'Heer
üellmus, waar mede zy verenigt zyn.
Aanmerkt ondertujjen, gelyk boven aangewefen is, dat foodanig een
'wormwyjè loop der Jlag-aderen, niet alleen te vinden is in de Oppervlak-
te
-ocr page 125-
6oo III. ANATOMISCH CABINE T.
te der Nieren, maar dat ze ook zelfs overvloedig veel gevonden werden in yt
binnenfie der felye, gelyk myn voornemen is zulks in 't IV. Cabinet te ver-
beelden-, maar in deze Fig. heb ik mee ff voorgenome deverenigingeder Jtae-
aderen met de Tis-canaaltjens van Bellinus te verbeelden , waar ontrent
nog te confldereren ftaat
, V mik in de befchryvinge hier voore
uytgelaten is, dat deze Jïag-aderen, eer zy komen in "Pis-canaaltjens te
veranderen, als poreus haar opdoen, gelyk hier Tab. IV. Fig.
3. te zien
is, en noch nader afgebeelt Jiaatte wordenin't vierde Cabinetmet eennader
befchryvinge.
B.  Een kleyn gedeelte van de buytenfte Opp er-v la kt e.
C.  C. Z)e Tepeltjens met veele gaatjens ofmondekens voorfien, Ut door-
gang van 't water.
D.  <De Tisleyder.
E.  E. Het geopende Bekken,
'De vierde FIGUUR,
Vertoont een dun dr-aatje van een zenuwe ,'twelke in ontelbare zeer
fyne draatjens verdeelt is, dewelke zoo fyn zyn als rag.
KDevyfde^ IGUUR,
Een gedeelte van de Neus, na de lengte opgefneden, en dat van een kint.
A.  Een gedeelte van 't voorhooftsbeen.
B.  <De hanekam, die, wegens dejonkte, feenemaalkraakbeenig is.
C.  Een deel van de Neus.
D.  D. Borfteltjens, die gefloken zyn in de Canaaltjens van de Neus.
E.  Een van de gezeyde Neus Canaaltjens.
F.  Bloetvaatjens door het dikke bekleetfel van des Neus tttjfchenfcheyt fel
verfpreyd, en zyn deze voomamelyk Slag-ader ken s.
G.  Schuynffe groeven.
H. Een der Jnytanden.
I. Het immediate bekleetfel van't kraakbeenig tuffenfeheytfel van de Neus.
T)e zesde FIGUUR,
Vertoont een Niertepel, dewelke getakt, en uyt 3 Tepeltjens te famen
is ge/ielt.
E Y N D E.
HET
-ocr page 126-
9
,1 van F R E D E R I K RUYS C H.          6ox
H E TV I ER DE           ^
A NAT OM IS G.H
C A B I N E T,
Vyt Noteboome Hout toeher eydy waar in defe navolgende zaaken
gevonden werden.
De eerfte en onderfte PLANK,
N°. I-Tlen vlesje met vogt, waar in onthouden werd het fchub-wyfe been
i^van een klein Kind, waar in té zien is het kringswyze baentje,-
aan 't welke het trommelvliesje in de rondte over al verenigt is.
Aanmerkt ten eerften, Dat het gezeyde vliesje dubbelt is, gelyk zulks
blykt aan de bovenfte kant, alwaar ik. een ftukje van 'teenevliesje/t welk
met bloetvaatjens vervult is, afgefcheyden heb, en het tweede, is onge-
fchonden en heel gebleven, waar door men in dit voorwerp gants geen
bloetvaatjens ziet loopen, weshalven het zich hier doorzigtig vertoond.
Ten tweeden, Ziet men hier het Trommel-vliesje nergeris van 't alzoo
genoemde rond of kringswyze beentje afgefcheide, maar alzints daar aan
vereenigt te zyn.
. Ten derde, blykt het ook hier,dathetTepel-wyze^procejusjuyt&eck-
zei, in die tyd, geheel en al nog komt te ontbreekej zoo dat dit gezey-
de uytfteekzel gehouden moet werden voor een waarachtig \ApophyJis~\
aanwas van 't been.
N°. II» Een gedeelte van 't Aangezigte van een k leen Kind, wiens
Voorlippen, van haar bekleetzel ontbloot zynde, ons als Fluweel voor-
komen. Ziet de Figuur van de Voorlippen in myn befchryving van 't
derde Cabinet afgebeeld.
Aanmerkt ten eerden, Dat dit voorwerp in een vogt bewaard werd, om
dat men anders de Fluweelheid niet zien kan.
Ten tweede, dat dit deel des Aangeligts een natuurlyke en levendige
couleur wederom gekregen heeft, en met geen rimpels bezet is: Zoo dat
het niet fchynt van 't leven berooft te zyn,
N°.III.Hct hoofd van eenKind in een liqueur gcconfervecrt:wiens bovenfte
gedeelte van 't Bekkeneel weggenomen zynde, men den doorgang van alle Z.e-
• - .                   Hhhh                                       nuwen
-ocr page 127-
*
4<si IV. ANATOMISCH CABINET,
nuwen zien kan/dewelke door het onderfte van de Herfenpanne ten
Hoofde uytloopen, waar toe de Herfene uytgenomen zyn.
Aanmerkt ten Eerften, Dat het Eerde paar of Reuk zen uwen, voor 't
f rootfte gedeelte op 't Seef-been is blyven leggen, en alzoo komen ons niet
uyfler voor der fel ver fcheuten of verdeelingen, zoo als die door het Seef-
been pafferende haar komen te verfpreyden, door het vlies dat de Neus van
binnen is bekledende, als mede tot deflelfs Zenuwagtige tepelkees.
Ten tweede, blykt hier ook, dat de Gefigt-Zenuwen, ook zelfs van een
vliesje bekleed zyn, daar zy nog binnen in de Herfen-pan gelegen zyn.
Ten derden, Zoo ziet men hier ook den Tregter en dat even agter de
verceniging der gezeyde Gefigt-Zenuwen; als mede beyde de Slaap-SIag-
aderen met een roodwaffige ftofre vervult: En ook onder de zelve het der-
de Paar Zenuwen,na de ftellinge van Willifius, wiens gevoelen ik volgen
zal in 't optellen der Zenuwen, die door de Herffen panne paffeeren.
Onder dit gezeyde derde Paar doet zich hier ook op, het vierde Paar
Zenuwen, 't welk als fyne draaden nederwaarts afhangt.
Hier nevens ziet men ook zydelings over de andere itaan het vyfde en
zesde paar, als mede het zevende paar, 't welk tot het werktuyg van 't
gehoor gaat, en het agtfteof dwalend paar.
          • , \
De reitcrende Zenuwen konnen hier niet gezien werden, wegens het be-
ginfel van 't Ruggemerg, waar mede het grootegatvan'tagterhoofdsbeen •
hier nog bezet is.
Ten vierde, de Voor-lippen, van haar bekleetzel ontbloot zynde, zoo
komt ons hier in 't gezigte derzelver tepelwyze ruygte, waar van breder
is gehandelt in de bclchryving van 't derde Cabinet.
Ten vyfde> Het Aangefigt verbeeldende, wegens deffelfs roodecouleur,
6 't Aangezigt van een levend Kind.
N°. IV. Êen vlesje in zig onthoudende een ftukje van de bogtige-darm,
't welk zoodanig is gemeden en geprepareert, dat men alle vier de vliefen
bequaam zien kan.
                                                                   1             *
Aanmerkt ten Eerften, Dat het vierde of Fluweel-ruyge vlies, nog alzints
vaft zit aan het Zenuwagtige vlies , zoo dat men het obje£t van voren be-
febouwende, hetruyge, en van agtere het Zenuwagtig vlies zien kan. Van
deze gezeyde vliezen hangen af de twee refterende,namentlykhet Vlefige-
vlies, wiens vlefige draden na de ronteloopen, en het gemeene vlies, voor-
zien met draaden, die na de lengte loopen.
Verders is hier aan te merken, hoe klaar en diftinft alle de vier vliezen
gezien konnen werden , als men de zelve zoo toebereyt zynde, in de li-
queuc komt te hangen : En deze manier van doen is op publike Schouw-
'toonee-
-ocr page 128-
———■
Van FREDERIK RUYSCH           603
tponeelcn voor .deze gants ongcbruykelyk geweeft. Zoo dat 'er, als ik
dit eerft te berde bragc, veele waren, die met veragtinge zeyden , zulks
rioyt gebruykelyk, ja onbetamelyk te zyn, maar nu .zie ik, dat die zelfde
Veragters van dat doen, 't zelve ook beginnen in 't werk te (tellen, zien-
de dac het onmogelyk is, zeer veele 4deene deelrjens te vertoonen, en in't
gezigt te krygen, ten zy men de objecten in een vogt komt te hangen, i
NJ. V- Een gedeelte van 't dunne HerfTen-vlies, 't welk de HerfTene
irrimediatelyk omvangt en bekleed, en dat met defTelfs aanhangfels, dewel-
ke haar Slang-wyfe krommende, haar komen te zetten tuffchen de omwin-
dingen' der HerfTene,
Aanmerkt, Dat dit deel in een vogt hangt, en ten zyzulksnietgefchiet,
zoo is 't onmogelyk, dat men defTelfs waare geftel kan vertoonen j en zyn
defTelfs Slag-aderen zeer net en konftig vervult meteen rood-waffige ftoife.
N°. VI. Het dunne Herflen-vlies, 't welk het Agter-breyn immediate-
lyk bekleet, met defTelfs half-maans-wyfe uytfteekzels. Deze komen onsme-
de zeer klaar voor in een vogt : Het zelve voorwerp is rood wegens de
vêelheyt der opgevulde Slag-aderen.
Aanmerkt daar en boven, dac op de rug, of buytenfte oppervlakte vaii
dk vlies, hier en daar, voornamenclyk van ondere ook nog leyt en, dryft
een gedeelte van het "derde Herflen-vlies (Tunica Arachnoidea'^)
Door dit derde vlies, ziet men geen Bloet-vaatjens verfpreyt te zyn,
hoewel het dunne Herflen-vlies daar van zeer rykelyk voorzien is.
N°. VIL Een vies met vogt, en daar in de milt van een merifch,. wiens
Slag-ader geheel en al, en defTelfs Ader ten deele vervult is met een rood-
waifige doffe, waar door op verfcheyde plaatzen deze ftofre zich afch-
verwig vertoond, namentlyk van wegens de gebrekkelykheyd van de ver-
vulling des Aders, en het vlies, dat de Milt bekleet, is voor een gedeelte
daar nog aan vafl blyven zitten.
Aanmerkt ten cerflen, Dat zoo wel der menfehen , als der Dieren Mil-
ten, gants geen klieren in haar onthouden, gelyk hier te zien is.'
Ten tweeden, Zooftaat ons te letten, dat in 't geftel van de Milt der
menfehen, (het welk t'eenemaal van vaten is toebereyt) der zelver vaten
uyteynden veel tayer zyn, als in de viervoetige dieren: zoo dat haare fap-
pige uyteynden niet zoo fagt zynde, geenfints in fimpel waterkonnen wer-
den gedufolveert, gelyk wel in zornmige dieren.
Ten derden, Zoo zoekt men hier te vergeefs dat dradig geweef, 't welk in
een Kalfs Milt te zien is, tn 't zelve moet men ook oordeelen van de gepreten- •
deerde en geimagineerde cellekens, die niet te vinden zyn in de Milt van een
menfeh. Ziet hier over na het antwoord, 't welk ik gegeven heb op de vierde
voorgefteldeBrief.
           . LI; f Hhhh 2                          No, VIII.
-ocr page 129-
604.            IV. ANATOMISCH CaBINET
Np. VIII. De bal van een Menfch in tween verdeelt, met de aanklevende
opgevulde zaadtvaten 3 als mede het Scheevlies.
Merk aan. tin eecftej hoe talryk de flagadertjes door de bal en't gezeg-
de fcheevlies verfpreydt zyn, kan men hier zien.
2.  De zaadtvaten door de ballen lopende , verfpreyden haar met hare ftronk-
jes door de tufïchenplaatzen der zaadt vaatjes, en delen haare takjes mede zyde-
lings aan de zaadtvaatjes , met de welke zy (na myn gedagten) vereenigt wor-
den, ja ik vermeyne, dat de iaafte uy tendens der flagadertjes ontaarden, of ver-
, anderen in de gemelde zaadtvaatjes.
5. In 't midden van den bal kan men verfcheyde gapende montjes zien,die ik
. aanmerke als poorten, waar door het zaadt, in de ballen üy tgewerkt zynde tot
de byftanders gevoert wort.
]\K IX. De teeldelen van een Meysje, in een vogt bewaart. •'/         " "
Merk aan,, ten eerfte. De fehede is Volgens de lengte geopent, op dat
. het binnenfte klaar blyke* •
. . 2. De bovenfte doorn vertoont, ja ver vult den uytgang van den pisweg. '.
3.   De kittelaar en Nymphen komen boven den gemelderi uytgang te
voorfchyn.
3. De onderfte doorn is gedoken 'm de mondt des baarmoeders uyt wel-
kers 'oppervlakte ontelbare zenuwtepeltjes üytpuylen h waar door dit deel
zeer gevoelig is.
f. De gemelde tepeltjes zyn niet minder in getal verfpreydt door de rim-
pels van de fehede. Van onderen kan men de baarmoeder zelfs, en't glas
pmgedraayt zynde, de waterblaas zien.
,6. Ter zyde van onderen komen ook de eyerneften, die zeer kleynz^n,
te voorfchyn, als mede de eyerwegen met haar lofwerk,
> ■" N °. X. De Longe-pyp van een Schaap meteen Rood-wafllge ftoffe op-
gevulf, hangende in een vies met vogt, waar ontrent te confidereeren ftaat,
hoe byzonder curieus de uyteynden gezien konden werden, als men't voor-
werp in een vogt komt te leggen.
                                               . '
• No, XL Een vies met vogt, in zigh onthoudende de Poort-ader des
Levers, uyt een Kalf, zoo curieus opgevult, dat deffelfsuytterfteuyteyn-
den niet ydelzyn gebleven, en hier ook nog te zien zyn.
• Aanmerkt ten eerften, Dat op zommige plaatzen de Sappige uyteynden
van deze Poort-ader gefcheyden, en öp andere plaatzen gebleven zyn.
Ten tweeden. De tackjens van de poortader zyn zoo menigvuldig, en
.zoo dun aan haare uyteynden, dat niemand zulkx zoude konnen gelood-
ven^ indien hy dit niet had gezien, aangezien geen van de zelve weg ge- •
• laakt zyn in de behandeling.
Ten derden, Hoe veel de Figuuren, die de Autheuren in haare fehrif-
ten
-ocr page 130-
'il Van F R EDE R I K C R ü YS'C W            605
ten afgebeeld hebben, verfchülen van de waare gefchapentheyd, fulkxkan
men hier nu zien. *
           ; .f                              '•
No. XII. Een Armtje van een kind, levendig van couleur, hangende
inCenvogt, in wiens handje gehouden werd een Tefticul, zoodanig ont-
wonden, dat het komt te verbeelden een bundel verwart gaare.
. N°. XIII. Het Hoofdje van een kleen kind, in een vies met vo^t <*e-
eonferveert, wiens opperfte gedeelte van de Heriïen-panne weggenomen
is, ook zyn'er de HerfTeneuytgenomen, maar alle de Slag-aderen, dewelke
door de herffene, en door het dunne herflen-vlies lopen, zyn hier in de hoi-,
te des hoofds gebleven.
Aanmerkt ten eerften. Dat het Aangelichte zeer fchoon, welbefne$len ,
en levendig van couleur is.
1 Ten tweeden. Niemand zal zonder verwondering konnen aanfehou-
wen, hoe byzonder veel en fyn, de gezeyde Slag-aderen, met een rood-
waflige ftoiFe tot het uyterfte toe opgevult, haar in die deelen onthouden.
Ten derden, de uyterfte uyteynden der gezeyde Slag-aderen, zyn niet
alleen zoo fyn als hayr des hoofds, maar zelfs als dons, welkedonficrheyd
ook fekerlyk hol en continueel is met de Slag-aderen, nadienfe hier telfs
rood en opgevult is. <.. ;
             rnhmm p&A f r-
N°. XIV. Een v lesje met vogt^en daar in een ftuk van den bogtige darm
van een menfeh, levendig van couleur, waar in zeer duydclyk te zien is,
een infchieting van 't gedarrate, dat is, het eene gedeelte van de darm
is opgetrocken en gefchoten in 't volgende gedeelte van 't gedarmte, waar
door die darm t'eenemaal op die plaatfe is verftopt geworden, en werd dit
ongemak, t'onregt een krinkel of draying van 'tGedarmtegeheeten , maar '
beter is de benaming van ontfermt u mynder^ aangezien de menfehen in
deze quale vervallende, met een onlydelyke pyne aangetaft werdeny ja m
gevaaf des levens geraaken; egter zoo ifler geen exempel van, dat 'r ge-
darrate als dan omgedraeyt werd, maar wel dat het eene in 't andere komt
te fchieten.
Aanmerkt daar benevens, dat dit ingefchote ftuk darras vol van wormen
zit, hoepels-wyfe na de rondte omgedraayt/
N°. XV, Het Oog van een Hoen, leggende in de vogt, waar in te zien
zyn het oog-blickendevlies met deiïelfs katrol fpiertje.
Nh. XVI. Een kleen nageboorte, 't welk een Vrouw afgegaan is, en
waar in het byfter kleen en teer fchepzelke is komen te vergaan, voordat/c
de nageboorte quyt is geworden, waar óp dan de Nageboorte van de-Lyf*
moeder zoodanig is geperft: geworden, dat het niet minder, als een Na-
ge'boorte gelykt, maar de forme van een Peer aangenomen heeft.
>N°. XVII. De Nier van een onvoldrage fchepzelke, eenigzints onr-
daan en- los gemaakt..
                                  H h h h 3,                               Der
-ocr page 131-
êoé IV, A N A T O MIS C-K CABINET
Dc'TWEEDE PLANK.'
' N\ XVIII. fjEt Doodshoofdje van een- Henne, op wiens boven fte een
£™X ronde, en beenige verheventheyd gevonden werd, kroons-
wyz-e, van binnen hol, enmetdeholligheydvan't hoofd correfponderende,
N '. XIX, Een onvoldrage Kindje omtrent vier maanden dragts,'t zel-
ve is gelegen in een vogt, en Over het zelve is geftrekteenftukvan't vlies
Chorion van een Schaap, 't welk met ontelbaare opgevulde bloet-vaatjens
voorzien is. Het zelve is van de mannelykc Sexe, en deflelfs Opfchrift is.
'T SELVE UUR GAF, EN 3ÉNAM MY WEDER 'T LEVER
N\ XX. Het fteen been vaa een jong Kind, waar in het ftegel-reepjc
zyn natuurlyke plaatze bezit.
* Aanmerkt ten eerften, Dat dit ftegcLreepje met een been-vüesje omvan-
gen is, waar door heen men*ziet loopen een menigte van opgevulde Slag-
aderken s.
                                                                                                                     '■*■
Ten tweeden. Dat dit Beentje 'm zytï natuurlyke plaatze gehouden werd,
, door een byzonder bandje, kan men hier klaarlyk zien.
N°. XXI. De Sweferik van een Menfch zeer curieus in een vogt be-
waart, wiens natuurlyke fplyting in twee deelen, men hier bequaam zien
kan.
N°. XXII. Het Slakke-huysje uyt *t Steenbeen van een menfch met de
beenige canalen, dewelke zeer konftig zyn geprepareert, en in een vogt
geconferveert."
N '. XXIII. Een vlesje met vogt, waar in te zien is de Borft van een,
bejaard Man, met deffelfs Tepel
Aanmerkt ten eerften. Hoc zeer kleen dezelve is, wanneer al het vet
weg gedaan is.
                                        t        t.
Ten tweeden, de Melk-canaalen, zyn, na 't weg doen van 't vet, zoo
zeer infgetrocken, dat de Tepel, des Borfts groöte dikwils komt te over-
treffen , gelyk hier te zien is.
Wilt oiidertufïchen Waardige Lezer niet denken, dat het met de Borft
van Magere oude Vrouwen anders is gelegen: want het vet verteert zyn-
de, zyn de Melk canaalen, die 't grootfte gedeelte van de Borft uit-
maken , ook zeer in een getrocken , gelykmen hier ziet in de Borft van
een Man.;
Deze Melk-canaalen3 zetten haar byfter uyt tentyde van't fwanger gaan,
en als de Vrouwen zuygende Kinderen hebben. Men obfervcert dikwils
dat
-ocr page 132-
Van F R E DE KIK EU Y S C H, -V          éoy
dat de Waterbkas van een gezont Menfeh, na 't ontkften van't water de
groote van een Ocker-noot niet komt te overtreffen (wegens het inkrimpen
der fibren) en dat deze wederom door den toevloet van 't water, zig zoo-
danig komt uyt te zetten, dat 't zelve geloft zynde, byna een waterpot,
kan vervullen: zoo dat het zoo wonderlyk niet is , dat de Melk^canaalen buy-
ren de tyd van Melk-making, zoo-zeer komen in te trekken.
N°. XXIV. Een *vlesje met vogt, in zig onthoudende het Trommel-
vliesje-van een Menfeh, waar aan het hamertje nog vaft zit.
Aanmerkt: dat door dit gezeyde vliesje veel ronde lighaamtjenszyn ver-
(preyt, dewelke kleene kliertjens verbeelden te zyn, maar ik houde dezel-
ve voor verftopte bloet vaatjens, gelyk men zulks in andere deelen des lig-
haams ook veeltyds ziet.
JN". XXV. Het Aanbeeitje, met het aangehegte vierde en ronde beent-
je'van 't gehoor, deze zyn in een vogt bewaart, ten eynde men bequame-
lyk zoude konnen zien, dat het gezeyde vierde beentje, een byzonder beent-
je is, zittende tuflehen het Aanbeeltje en het Stegelreepje, waar aan het
door vliesjens is gehegt.
Deze 'en ontelbaare andere zaaken konnen. zoo diftmél: niet gezien wor-
den , in gedroogde beenderkens: en dit is de reden dat ik-met zoo
veel moeyte en pnkoften , duyzende van voorwerpen iri een vogt be-
ware.
N v XXVI. Het Oor van een bejaart Menfch, 't welk in een vogt be-
zwaart zynde, nu. nog fchynt te leven.
N .- XXVII, Een vlesje waar in te zien is het gedarmte vim een on- *
voldrage Vrugrje; de Moet-vaatjens, door 't gedarmte loopende, zyn op
verfcheyde plaatze zoodanig vervult, dat zelfs de uyterfte uyteynde niet
ledig zyn gebleven.
N°. XXVIII. Het fchub-wyze been vaneen jong geboore Kindje, met
deffelfs Trommel-vliesje, en buytenfte bekleetzel, waar van ik ment/e gemaakt
heb in de voorgaande befchryvinge myner Cabinetten.
Aanmerkt ten eerften, Dat het gezeyde buytenfte bekleetzel, by na ge-
heel van my afgefcheyden is, van 't Trommel-vliesje, alieen is 't op eene
plaats nog daar aan vereenigt gebleven.
Ten tweeden, dat dit voorwerp, van een hayrtje, in dit vlesje afhangt.
£J°. XXIX. Een nagebleve. moerkoekje, 't welk eenige tyd in de Lyf-
moeder is blyven zitten, na dat het Schepzeltje gefmolten of vergaan was-,
, waar door het moerkoekje zoo is geperft, gedrukt en verhard, dathetceh
alzoo genoemde Zuyger gelyk fchynt te zyn, gelyk men voor deze dit
ook t'onregt een Suyger heeft geheeten.
N<\ XXX.
0
-ocr page 133-
%| IV. ANATOMISCH CA B1NET
N°. XXX. Pe Blaas van een jong geboore Kindje, welke opgcfnede
zynde in een vogt bewaard werd: deze haare inwendige oppervlakte is hier,
•   nu omgekeert zynde, de uytwendige geworden: zoo dat wy nu hier het
inwendige geftel bequamelyk konnen zien. .Het bovenfte doorntje wyft
ons een gat aan, 't welk net mondeke is van de Urachus, of Pisvat, 't
welk in de grond van de Blaas -; veeier Kinderen zit, zoo lang zy in 's Moe-
dere lighaam gehuysveft werden. - u
                                             ...
Dit canaaltje zou men met regt mogen noemen het blinde canaaltje*van de
Blaas,° ik zegge het blinde canaaltje, om dat deze Waterblaas opgeblazen
zynde, de wind niet door laat tot het al zoo genaamt Water- vlies, het wel-
ke in der daad van niemand ooyt is aangewezen in 's Menfchen lighaam,
hoewel men het zelve tot walgens toe in verfcheyde Figuren afgebeeld ziet.
Ik heb deze zaak menigmaal onderzogt, maar noyt in jong geboore Kin-
deren bevonden , dat de wind door de Blaas heen gaat tot zoeeningebeèlt
vlieske; want de wind ging niet verder als een pink breet hoog.
             •.
N°. XXXI. Een ftuk van de Vinne van een Walvifch, waar in de Vel-
tepelrjes klaar te zien zyn.
N°. XXXII. Een Hoender Eyj ^erbeelende in groote en gedaante de '
yrugt van een Dadel, ,
         ; :? .03- :
N°. XXXIII. Een ftuk van een Kinds nugteren Darm, wiens buytenr
fte oppervlakte door omkeeringe hier nu is geworden de binnenfte, ten
eynde men in dezelve zoude mogen zien alle de latwyze verheventheden,
als mede het fluweele Vlies, en de alzoo genoemde Darm-klierkens.
Aanmerkt hier eenige ronde lighaamtjes uyt de oppervlakte uyt te puy-
len, van groote, kleene fpelde hooftjens gelykende, en dit zyn de alzoo
genoemde eenzaame Darms-kliertjens.
N°. XXXIV. Een dubbelde Navel-ader van eenjong Wal visje,'t welk
•   my uyt Groenland ij02 gebragt is. i
Aanmerkt dat deze Navel-ader niet alleen dubbelt was buyten den buyk
van 't Walvisje, 't welk in Kalveren gemeen is, maar ook was zy dubbelt
binnen in de buyk; edog eer datzé tot in de Lever ging, vereenigde zy
haar onderlingh.
. • N°. XXXV. Een vlesje met vogt, waar in beyde de Nieren van een
onvoldrage Vrugt bewaart werden, en is derzelver oppervlakte zeer onef-
fen, zoo datze als van kiene klieren te zamen geftelt fchynen te zyn, en
zulkx is gemeen aan zoo tedere fchepzelkens.
Nu. XXXVI. Een vlesje met beyde de Oog-fchellen van een kind, in
dewelke men klaar zien kan beyde de Traan-ftippen, alsmede dé gapende
mondekens der Canaaltjens, waar door eenige vogt pafieert, waar van ik •
tegenwoordig voorgenomen heb, niets te zeggen.
                             Aan- t
-ocr page 134-
van #R-E B>E;R £ fg R U/Y *S <S H.          6o$>
Aanmerk daarenboven, dat door de binnenfte oppervlakte zeer veel te-
pelagtige Jighaamtjens puylen, dewelke ik niet zoude gezien hebbe, ten
ware de Bloed-vaatjens met een roódwailige ftoffe vervulr waren ge-
weeft.
Deze gezeyde Ikhaamtjens maken de binnenfte oppervlakte 3 der Öog-
fchelen zeer gevoelig.
N° XXXVIL,Het Ruyge^of Fltiweeje vlies van de Nugtere darm,
gantfch en gaar van 't Zenuwagtige vlies afgefcheyden, en in een vlcsje men
vogt gehangen, het zelve .komt ons voor rood van couleur, wegens het
vullen der bloed vaatjens met een roodwaflïge ftoffe f maar in een natuurly-
ke ftaat is dit vlies graauw couleürig, ten ware het gedarmte in 't leven
met ontftekinge aangedaan wjerd, dan zoo vertoond zig dit vlks> ook zeer
rood, wegens de veellieyd van £ bloed, 't geen daar in zyn cours verhin-
dert werd, en zoo mede moet men de zaake conftdereeren in dit ons voor-
werp: want ik haddebloetvaten van 't darm-fcheyl tot het uyterfte toe ver-
vult met de gezeyde ftoffe, waar door.het gezeyde gedarmte zeer rood wierd^
en by gevolg ook dit gezeyde ruvee vlies. r,v „..
                      .-,......
N°. XXX VIII. Een vlesje met vogt waar in te zien is een Ribbetje
van een onvoldrage kindje, 't welk in een Zuuragtige vogt, zoo zagten
buygzaam is geworden, dat ik 'ei* een knoop in gelegt hebbe.
No. XXXIX. Het Oortje of de lel van 't Oor van een kind, waar in de ver-
deeltheden van *t kraakbenig deel des gehoorgats, klaar aangewezen werden,
N°* XL. Een vlesje met vogt, in zig onthoudende een zeer kleenSchep-
zeltje van een menfeh, wiens na-geboorte ongelooflyk groot is, het Schep-
zeltje daarentegen is veel kleender dan het zaad van een Cauwoèrde.
Aanmerkt ten eerften, Dat het Navel-ftrengetje ontrent twee duym
breed lang, en ontrent het buykje byna zoo dik is als het Schepzèltje
zelfs..
            I \>., a»7 eirid ! : .:                                - "• rbv/li • ■ 3 ■■■            :
L                                                         _                                     *........                                         ,
Ten tweeden, de Hantjens en Voerjens ais rouwe en onvolmaakte klompt-
jens, verbeelden in groote, en forme p kleene fpelde hoofdjens.
Ten derden, Het Hoofdje is byna in groote al de feft vaïï 'H ScHep-
aeltje gelyk.
              "          ;- bsöiïj                                                * •'">•
Ten vierden, Niemand iffer, die met zekerheyd zeggen kan, van wat
ouderdom deze zoo zeer kleene Sehepzeltjens zyn, als zy ons ter hand wer-
den gefteld, aangezien zomraige zeer langzaaml andere zeer ras in groote
toenemen, en befwaarly k is d it altoos u y t des moeders mond met zekerheyd té
vernemen: zulkx.moefVrneh hoorenitytdemond van zoodanige vrouwen, de-
welke diftmcTrèlyk altoos weten de-punt des tyids van haar ontrangen J maar dit
al te naukeurig te onderzoeken laat, de eerbaarheyt niet toe.;
YJtX S:VI
                                      Iiii                                          Des-
-ocr page 135-
I
éio IV A N A T €> M ï S G H C A fe I N E T#
Deffelfs ojtfchrift is.
HOE GERING IS 'S MENSCHEN BEGIN?
;           D È D E R D É P L A ISt K.
Nrt. XLI. tjEn gedeelte van de Lorigs-ader Wiöns fyhetikjeris duy.
J3 fent maal meer in getal, en öök anders geftelt zyri, als
andere die in haare figuuren afgebéelt hebben.
Aanmerkt, Dat hier de uyterfte fappige üyteynden ( daarfe haar zagtig-
hëit aannemen) hier konnen gezien werden.
N°. XLII Een onvoldrage kindje van iöfitrent Vier maanden èragts, 't
welk zeer wit, en van rhy meer als 36 Jaaren lang £na rriyti onthoud) in
een vogt bewaart is; 't zelve heeft nog zyn natuurlykè lïtuatie óf poftuur
't welk de Schepzelkens meèft iiï 's nioëdërs lyf hebben, en höéwëlrhèri dit
in de eerfte opflag van 't oog voor een knejgtje zoude aanzien, zöö is 't
nogtans een meyske, en zulkx hééft plaats irt alle JmlsySkëns van die ou-
derdom:
                                                                                     r •
:         Deflelfe ópfchrift is,           :          t
VAN DIE TYD' AF DAT WY 'T LEVEN ONTFANGEN^ ZETTEN WY
ONS WEDER TOT HET STER\ EN. /
J N°. XLIII. De Tong van een jong geboore kindje nog aan te agter-
werkje vaft zittende.
                                               . , -.            >: -■
Aanmerkt ten eerften, Dat men hier klaarblykeiyk de wegen zien kan, waar
fpys en drank na de Maag, en de lugt in en uyt de Long gaat, alsmede op wat
wyze in 't doorfwelgen van fpys en drank het klapje van de ftrot gefloten
werd, op dat het voetzel niet na de Long zoude gaan,
             vz.mt\ ,
Ten tweeden, Deze gezeyde partyen zyn zoo rood, als of dezelve éeïlt.
vers uyt het lighamn waren gefneden.
N°. XL1V. Het Hcrte en Long van een jong geboore kindje, leggend®
in een vogt, levendig rood van couleur. ,
Aanmerkt ten eerften, Dat men hier zeer wel zien kan de Slagadètffcêws,
die door het Herte-fakxke verfpreyt zyn, dewelke meefl: haare oorfpröfit
hebben van den middel-fehots flagader.
Ten tweeden, kan men hier ook zien, hoe deze flag-aderke^shaói^*m,l
ders verfpreyde'n door een gedeelte van 't middefrift, 't welk ftief öog kan
• vaft gebleven is.                                      .. ,         .                         :..: ^. .:..
N°. XLV
-ocr page 136-
vjsn f g. S D .ERIK, & tl Y S C H. f           ót*
N°. XLV. Een vies met vogt, waar in bewaart werd een kindje van
omtrent zes Maanden dragts, houdende in zyn regter handje een takje van
dat PaiHe-bloems gewas, 't welk ^eHr.Pifo befchryft met de naam van
Murucuja, ook draagt foet op zyne jfc^ic^ren be£ Moerkoekje.
Het hoofdje is bedekt n>ef Jbet vligsje Chorïort van mn varken , waai* in
eenige holte en napjesTwyzie jighaamtjefll gezien koonen werden, dewelke
Jcetabuk gejietf n yf$r£m > 5ezeJy§ .zp iniet grooter als fpelde hoofde
jens.
DeflHfs opfchrift is.
'Alle in^oöndèrs 'des aardryks, het zy arm, qf ryck. kon-
Niik CHARONS BOOT NIET ONTGAAN.
N°. XLVl. Een glas zonder vogt met het dunne gedarmte van een zeer
kleen kalfje, 't welk aan" kaajr eyge 4armfdieyl nog vaftzittende, opge-
blazen, en haar' flagaderkens zeer konftig vervult zyn met een rood-
waffige ftofre.,
           '         . fthij^qo %h ^U
N°. XL VIL Een menfehe. Oog, leggende ineen vogt, wiensfpiertjens
gefepareert, eii de Slag aderkensopgevult zyn.
N°. XLV1Ü. Een droog glaasje waar in te zien is een zeer kleen Eytje
van een hoen, 't welk uy't een grooter hoender ey -gehaalt is.
N?, XLIXf. Ee® iklegne TToraèe via «Nooteboome hout, waar op gele-
gen is een kindje van oaatrent fèven Maanden dragts, van nu ontrent over
de veertig Jaaren||,een|la«dgebalzemit3-opdatheteeuwe lang konde bewaart
werden.
Aanmerkt ten eerften, Dat deze manier van balzemen voor veertig Jaa-
ren uytgevonden is* want voor die.tyd was my niemand bekend, èie, de- •
ze methode gebruykte, edog naderhand heb ik een veel deftiger manieren
wyze uytgevonden, waar door ik de ligliaamen van de meniche zoodanig
balfeme, datzena veele Jaaren nog fGhynen te leven /gelyk ik zulks
niet alleene tnvynen Jluyze, imaar zelfs opk eenige reyze publikelyk ge-
toont heb.
Dit lighaarntje is wel fteen hard geworden, maar 't zelve is riïet t'eene-
maal zonder rimpels, oek yercoont 't geen levendig Schepzelke:
Ten tweeden, Dat het met een nagt gewaadje bekleet is, en overdekt
met een vliesje Amnios geheten en dat uyt .een Schaapje; door het
zelve loopen byfter veel roode qpgevuicle Slag-aderkens , en dat in
plaats van eenig geborduurt zydeoverfpreizeltje, deflèlfs opfehrift is.
Iiü 2                                        Vah
-ocr page 137-
6x2 1 V. A K A V Ö M I S C H GAB I"N E T
rtï'V'^hff' m«ï b*i3W .j"-"'w ;<d BI H&W »1BÖ"? -33ttï 2Ö.kf f15,3 J#..JX ■'"'' K
VAN TMOÉDliRS LYVE TEN GRAVE.
ft^V:öt:ift1 s'133 SfDÓtfï ; 1 '•'."'' •'" ■ ■• ■ ■• "3*                           '■••':'- '■ '-■"•
/ vAgter dit lighaamtje ftaan twee geraamten s van kinderen, mede yam
ontrent zeven Maarfden dragts > zynde tweelingen. -> >ioo ;v
xi i Hier van ftaat héteerfte aan't hoofdén-end van'icgcbalfémt kindje, dra-
gende in deflells linkerhand een ftuk van ?t nét ^'^n5 ^laats^a^' &n:rneus-
doek, die het na de Oograden wendende een fchrëyéhd voorwerp komt te
verbeelden.
-Met dit opfchrift.
ALLE WEGEN VAN DE DOOD TE ONTVLUGTENZYN GESLOO-
■ ■' ■■"'■«>> »i                         ■ ■                       '' VT ""'.1;; ; '-'Y'S "'"*/-."                - ? ■• ' lO*v£'
TEN, ZOO WEL VOOR DE RYKEN ALS ARMEN.
Het tweede geraamte» aan de voeten geplaatft zynde, draagt in deflelfs
linkerhand een ftuk van 't gedarmte eenes kinds, en in zyn regtérhand een
Slag-ader uyt de*Müt, met een roodwafïïge ftofte opgevultv '\
lU
Met dit opfchrift:                      •-'
N A DE DO O D 'BEN IK NOCHV 0 Ö RDÉE UG •
331 £1331-
JNJ'0. L. Een drooge vies , waar in een opregte [p/ica polcmica ]
Meerevlegt van een menfch bewaart werd;
                                     --
-N^LÏ. Een vies met zeer veel fteenen, gevonden in een waterblaas van
een Koe -f het is aanmerkenswaardig dat het binncnfte vlies van defe water-
blaas, fteenig was geworden 3 wiens figuur te fien is Tab, ir. iFïgi lï. 'van
dit IV. Cabinet.
N°. LIL Een vies met een fneeuwit Kindje , van ontrent 6 maanden
dragts, leggende in een vogt, 't welk in zyn regterhandje heeft een takje
van de roode Cicers, en met deflelfs linker armtje omvat het een ftuk van
't vlies Amnios»
                   ^sikc.%1                                         ^'C0 '.
Hf. LUI. De Lyf-moeder van een vrouw, met al't geen daar aan vaft
is y namentlyk de Eyerftokkeo 3 Eyeirweegen , en der zei ver lof of Sazel-
werkjen.
Aanmerkt, Dat deflelfs mond natuurlyker wyfe gefteld is 9 en in dos-
felfs omtrek zeer veele kleene, niet doorgaande, maar blinde kuyltjens ge-
vonden werden,
                 w#:o^                                    ,.'..-•-■ tüi&i
. -N». LIV. Een vhs meteen raare Africaanfche Slang, in wiens bek ont-
houden word een menfche Schepzelkey't welk zoo kleen is% dat het nau-
lyks de groote van een lid van een vinger halen kan.
J
-ocr page 138-
Vdn F R E D E R 1 K HU ¥ SfiC 'M              61$
DefTelfsopfchrift is:
... ftlS ACH NOOTLOT,ACH DROEVIG NOOTLOT!-
Aanmerkt, dat de armtjens en beentjes haar vertoonen als kleéne ronde
lighaamtjens of kleene fpelde-hoofdjens , maar vingers en toonen kan men
nog niet zien. Wie moet zig dan niet verwonderen , dat 'er ontleeders
werden gevonden , dewelke veel kleender Schepfelkens hebben doen ver-
beelden in haare boeken met handen en voeten , vingers en toonen \ leg-
gende in zoodanig een poftuur als of ze drie a vier Maanden outwaaren,
daar fy in tegendeel 'm die tyd na de lengte uytgeftrekt zyn , en haar nog
niet krommen. O dwaasheyd en ftoutheyd^ waar door de Studenten qua-
lyk onderwefen, ja bedrogen werden!
Menigmaal-werd my gevraagt , waarom ik met zoo veel onkofteri en
moeiten zoo veel kamers met zaaken heb toegefteld , waar op ik haar tot
antwoord geeve, zulks gedaan te hebben, op dat niemand zoude denken,
veel min zeggen, dat myn uytgegeve figuuren qualyk en niet na de voor-
werpen zelrs zyn gemaakt, want nu iemand hier over in twyffel zynde ,
werd hem niet geweygert, te komen zien , of het overeenkomftig is met
de zaake zelfs of niet : En indien alle Ontleeders zo gedaan hadden, of
gedwongen waren ge weeft zo te doen, alsdan zoude fy ons zo veel verkeer-
de figuuren niet opgedrongen , nog ook uyt andere autheuren genomen.
hebben.—;7 ïnhuQ ab ,.-:
N°. LV. Een onvoldraage Schaapshoofdje zonder mont, gefneden uyt
de Lyfmoéder van een Schaap.
Aanmerkt ten eerften, Dat de oogen niet ftaan op haare gewoone plaat»*
ze, en het gantfche Hoofd qualyk geformeert is, zonderhetminftebewys
vaneen mont, dog depooten, en't verdere waren welgefteld : Zo ddtze
geabuzeert zyn , die oordelen dat, de vrugr dcor de Navelftreng niet
gevoed werd, 't welk zeer klaar blykt onwaar re zyn , maar of het ook
maar alleen door de ftreng gefchiet, dan of die vogt in't vlies Amnios be-
flooten , zulks ook magtig is te doen , dit is nog niet ai te wel bekent t
dog hier van breeder in 't toekomende.
No, LVI. Een zydelyk gedeelte van de ÏJorft van een jong gebooren
kindje, wiens uytwendighetuiTchen-ribbige Slag-aders, onlangs vanmyuyt-
gevonden, gezien werden, alsmede de takjens die daar uyt voortkoomen ,
dewelke regt en ook fchuyns nederwaarts loopen door het bcene vlies van
de Ribbcns • maar de takjens, dewelke door de tuiTchea-ribbige Spieren
loopen, nemen een en dezelve loop met de draden der gefeide Spieren.
Iiü 3                                  . K°.
-ocr page 139-
' \
614 IV. A N AT OMISCH CAB1NET
N°. LVII. Een droog vlesje , waar in-'t Os iEthmoides in zyn
geheel bewaart werd.
N°. LVÏÏL Een gedeelte van't dunne HeriFen-vlies, wiens Slag-ader-
kens vervult zyn.
                                                                    ,
Hier ftaat aan te merken dat naulyks iets moeijelyker is te doen, dan dit
gefeyde vliesje van de fchorfige fubftantie van de Herflènen gefcheyden
zynde, uyt te fpreyden en zoo re drogen , gelyk men ziet hier van myge-
daan te zyn.
De VIERDE PLAN K.
N6, L1X. TpJ en vlesje met vogt, waar in te zien is, een uytgerafelde of
i"l« ontdane Tefticul.
Hier blykt het klaar, dat deflelfs wefen niet anders is, als een bundelke
van witte vaatjens.
3^0. LX. lien geëxcarneert Levertje , (zo men zulks t'onregt noemt}
van een kleen Kalfje.
                                             1 &.'; ,, *;.; ,
t Aanmerkt ten eerften, Dat ik van dit Levertje niets heb weggedaan als
alleen het vlicsje, dat de Lever omvangt: nogtans komen ons alle de
vaten , die de felfs-ftandigheyd van'de Lever uitmaken hierin 't gezigte,
en zyn dezelve met een Geel-waffige ftofte opgevult. Ziet hier over na de
befchryving van het tweede Cabmet,
Ten tweeden, komt ons hier ook in 't gefïgte de Du&us Vehofus öf
Aderige Ganaal, mede opgevult zynde. »
                     <-:          l .
N°. LXL Een vlesje met vogt, waar in bewaard werd een ffoik van't
vlies Ghörion ., en dat uyt een bevrugt Varken , 't zelve vliesje is aan de
buytenfte zyde ruygagtig, gelyk het ruyge of Fluweel vlies van ons ge-
darm te. * :
■■;'                                    ""■- ..40*000 ^r---/.■"::.■•■\/. m;00: o-
Hier ftaat te noteeren, dat derzelve holle h'ghaamtjes of buskens (aceta-
bula)
weynig door het gefeyde vlies verfpreyt j ook niet grooter zyn als
ipeldehoofden.
N°. LX'IL De teeldelen van een Meysje, waar in de Lippen, Nym-
phen, Kittelaar, het hoofdje van de kittelaar, het Maagdevlies en de pis-
weg gezien kunne \verden, welke zaken alle haar natuurlyke couleur be-
houden hebben.
                                                         \i:i           <
N°. LXIII. Een vlesje met vogt, waarin te zien is een gedeelte vm de
Rugge-graat van een jong geboore kindje , 't welk na de lengteis opge-
fpouwen, op dat men het inwendige geftel zien konde.
Aanmerkt ten eerften, Dat de lighaamen der Wervel-beenderen rood zyn
-ocr page 140-
1 Van F R E D E R ÏK R U Y S C H.            6i{
geworden van de aangebragte Rood-wafiige ftofTe, waar mede de Slag-ade-
ren van de Rugge-graat vervult wierden?
Ten tweeden , Kan men hier zien confiderable hoUigheden (die ik
van niemand tot nog toe heb zien vertoonen nog afbeelden ) deze zitten
tuflchen de tuffchen-fcheytfelen der lighaamen van de wervelbeenderen in,
en zyn ook in levendige , en verfch geftorvene lichamen met een lymige
en heldere vogt vervult, gelyk als in de andere junétuuren te.zien is.
Ten derden , De Lighaamen der Wervel-beenderen , zyn niet alleen
voorzien van de uytwendige en genoeg bekende banden , maar hebben nog
daarenboven zeer korte en inwendige banden, dewelke onderling zeerdigt
by een ftaan » en zeer veele in getal zyn : Defe na de ronte lopende zyn
geen Ströo-halm lang, en indien men de Wervel-beenderen in haarejunctu-
ren over dwers doorihyt en van malkanderen fepareert, zo is 't dat defe ban-
den (die ik de inwendige banden noeme) ons voorkomen , als ajuyn over
dwers doorgefneden, en dat fchub-wys.
Ten vierden , Ran men in dit vlesje mede zien een wervelbeen van de
Lendenen van't zelve kindje, aan een hayrrje hangende, waar indegezey-
de banden te zien zyn»
N°, LX TV. Een onvoldrage meyske van ontrent fes maanden dragts,
wit van couleur, en vcele Jaaren by my in een vogt zodanig bewaart zyn-
de, dat het niet als de ziel fchynt verlooren te hebben.
Dit heeft een poftuur van een flapend kindje,
. :.
                               Met dit opfchrift:
NOCH LEVEN NOCH DOOD ZYN HIER NA GEBLEVEN,,
N°. LXV. Een vlesje met vogt, waar in bewaard werd een Tefticul.
Aanmerkt ten ecrften, Dat het witte en eyge Vlies Jiier niet is afgedaan.
Ten tweeden , Dat de Zaad - fhg - ader wederzyds in twee takken zig
komt te verdeelen, waar van de eene na de Tefhcul , d'andere na de by^
ftaander gaat.
Ten derden , Dat deze Slag-aders niet zo flangs of klauwiértjens-wyfc
komen te lopen, of gedraayt te werden, gelyk m de honden.
Ten vierden, Dat het uytfchietend vat, door zyn witte couleur ligt te
onderfcheyden is van de bloetvaten, die met een Roodwaflige ftoife opge-
vult zyn.
Ten vyfden, Dat het Scheevlies van ter zyde opgefneden i$, om de ge-
feyde vaten te konnen zien.
N". LX VI. Een vlesje met vogt, en daar in een gedifforveerde TefticuL
N°. LX VII. De Endeldarm van een kind met defïelfs fondament, 't
zelve
-ocr page 141-
6ï6             IV. ANATOMISCH CAB1NET
zelve is zodanig omgekeert, dat het binnenfte hier is geworden het buitenfte.
In dit obje£fc ontmoeten ons ontelbaar veel alzo genoemde kliert jens-, die
haar opdoen als kleene kuyltjens, ook ziet men hier aan 't fondament zeer
veele niet doorgaande hollekens.
' N°. LXV111. Het geraamte van een Mol, 't welk zeer net en fchoon
voorkomt met een poftuur , als wilde het op een gevulde Slag-ader op-
krüypen.                         ,;r;: ". .li 3b fj'i-.-iü                         .;v 'h^~ 'LH.'j
N °, LXIX. Een ftukje van de onderfte kaak van een menfch, waar ia
te zien is, dat taflchen het kneukel-wyfe uytfteek , en de plaats daar het
zig inzet, een hart vlies tuflchen beyden komt, mogelyk om geen geiuyd
te geven, als men in't kauwen van de fpys is, 't geen het gehoor hinder-
lyk zoude geweeft zyn. .
                                                               > ,
Aanmerkt, dat dit voorwerp in een vogt a*an een hayrtje hangt, 't welk
-yaft gehegt is aan 't gefeyde vlieske, 't welk zo dik is, dat hetbyna Kraak-
beenig bevonden werd te zyn.
                                    ou
JNK LXX. Een omgekeerde blaas van een Koe.
r Aanmerkt ten eerften, Dat het binnenfte vlies zeer verdikt is, enopver-
fcheide plaatfen verfteenigt, en met verhe ventheden bezet geworden, wel-
ke verheventheden in fteen verandert zynde, metier tyd zyn afgevallen in
,de holte van de Blaas , gclyk deze te zien zyn in 't bovengemelde vlesje,
getekent N\ LI. ,.,,.,
                                                           i ;. :
Ten tweeden , Hoewel dit voorwerp van my is gevonden in een Koe,
zo is'er egter niet aan te twyfelen ,, of zulk een ongeval komt ook zom-
tyds den tne&fche over, waar doof mogelyk de Steenfnyders fomtyts geabu-
feert fyn geworden , wanneer fy haar conductor gebragt hebbende in de
Blaas, gezegt hebben de lyder een fteen in de blaas te hebben, en de fnee
gemaakt zynde» geen fteen hebben konnen krygen.
N°. LXXI. Een curieus geraamte van een Kat, in wiens Blaas-ik een
fteentje ontdekt heb.
Aanmerkt , Dat dit objec~b in zyn muyl een ftuk van een menfche darm
heeft, verbeelende het zelve op te eeren, welk ftuk desdarmskonftigop-
ge vult is met een roodwaftigc ftoïFe. Die heb ik hem in de muyl gegeven,
om dat deze Rat zig niet ontzien hadde menfche vlecfch te ecten : Want
als ik over eenige Jaren Anatomifchc inftrutlie gaf , hadde ik.de Spieren
van den arm geprepareert, om den volgende dag te vertoonen, en. als ik
het kleed, van 't lighaara dcda wegnemen , om de Spieren te vertoonen,
zo had deze Rat niet alleen dele geprepareerde Spieren verfcheurt én opge-
geten, maar ook zelfs een. groot ftuk van de wang gebeten.
: Dit ziende., - gaf ik lajft om. dcfe dief, was Vmogelyk 3 op te vangen,
't welk
-ocr page 142-
Van FREDERIK RUYSCH           6t?
't welk ons ook wel gelukte, en alzo kreeg ik gelegentheyd om hem ook
publyk te openen, en dat op het lighaam, 't welk hy zo lelyk mishandelt
badde, en vond in deflelfs Blaas een kleen fteentje', het welk hier in't zelve
glas, daar zyn geraamte in bewaart werd, aan een hayrtje ophangt.
JSI°. LXXI1. Een van de napjens of buskens , {Acetahtlum feu ^U-
centuia)
van de nageboorte van een Koe, met een Rood-waffige ftoffever-
vult, en dat tot de uyterfte fappige uyteynden toe, waar omtrent te confi-
dereeren ftaat.
Ten eerften , Dat in deiê lighamen gants geen klieren te vinden zyn,
nog ook iets, dat na klieren gelykt.
Ten tweeden , Dat der zelve beftaan alleen is uyt loutere bloedvaten,
welkers uyteynden haar by na laten aanzien, als ofze trekpenceelen waren,
met dat onderfcheit nogtans, dat de waare trek-penceelen haar beftaan heb-
ben uyt ontelbaare kleene hayrtjens, deze in tegendeel uyt een fingulieren
enkelt takje, 't welk zeer rameus ist of op zy de veele zeer kleene takjens
van zig geeft.
N°. LXXIII. Een vies met vogt, en daar in een kleen ontvleeft Le-
vertje, zo men gewoon is te fprecken, waar nevens gelegen zyn twee ftuk-
ken van't vlies van de Lever van een bedaagt menfeh, dewelke zo dik zyn
als een pink: dit vertrouw ik veroorzaakt te zyn door een voorgaande ont-
ftekinge.
N°. LXXIV. Een vlesje , waar in te zien is , een {luk van de Endel-
darm van een Jongeling: hier in ziet men, dat het vlehge vlies gefcheyden
is van't Zenuwagtigé vlies.
Aanmerkt ten eerften, Dat'er zeer weinige Slag-aderen door het vlefige
vlies loopen, maar duyzende door het Zenuw-agtige vlies , hier van heb
ik voorheen breder gefproken.
Ten tweeden, Kan men hier bequaamelyk zkn9 dat de alzo genoem-
de
darms-kliertjens niet anders zyn als bundeikens der uyteynden van bloet-
vaten, en blykt zulks veel klaarder als het ligt van de kaars tot hulp ge-
nomen, en't zelve agter het fubjeft gehouden word.
Ten derden , Komt ons hier het Zenuw-agtig vlies van voren in 't
gezigt, 't welk ongefchonden is , en vervult van alzo genoemde kliert/es,
welke hol, en in 't midden als met een kuiltje uitgeholt zyn.
4 LXXV. Het geraamte van een zeer kleen Papegaytje van Guinea,
't welk men Peroquitje noemt.
N°. LXXVI. Een ftuk van de riugtere darm van een menfeh, h welk
in vogt gelegt is.
Aanmerkt ten eerften, Dat het vleeflge vlies van 't Zenuw-agtige arge-
_' Kkkk                                   nomen.
-ocr page 143-
6i8 IV. ANATOMISCH C A B 1 N E T
nomen, nederwaarts hangt, en aan de grond van de vies raakt.;
Ten tweeden , Zo is ook het ruyge-vlies ten deele afgefcheyden van 't
Zenuw-agtige, en hangt alzo ook nederwaarts: Dit aldus gefcheyden zyn-
de, zo zyn alleen maar de voetftappen of bewyzen van de latwyfe verhe-
ventheden, die men Oogluykende klap-vliefen noemt, gebleven.. Ziet hier
verders op na myn antwoord op de elfde voorgeftelde Brief.
De VYFDE PLANK.
N°. LXXVII» "FT en droog glas, waar in te zien is een Steen, dewel-
|2#ke uyt de blaas komende, geenzints de hardigheyd
van een Steen had , maar fagt , en flym.fteenig was , maar nü gedroogt
zynde, heeft dezelve een Steen-hardigheyd aangenomen.
N°. LXXVffl. Een ftukje van de fchorfige zelfftandigheyd van de
Herffenen van een menfeh, ia wiens onderftc gedeelte klaar te zien is, dat
de fchorfige fubftantie niet anders is,als alleenuyteyndenderbloet-vaatjens*
Aanmerkt ten eerften, Dat fulks boven aan zo wel niet kan gezien wer-
den , om dat daar ter plaatze de bloet-vaatjens , zoo wel niet vervult zyn
geworden: Ja het is my tot nog toe onmogelyk geweeft de geheele fchor-
fige fubftantie der herffenen zo te vervullen, dac *er niet hier of daar eenig
deel onaangeraakt zoude blyven.
In 't midden van dit voorwerp is ook een gedeelte van de Merg-agtige
fubftantie aan blyven zitten, en is het zelve wit van couleur, de fchorfige
fubftantie in tegendeel ligt rood.
N°. LXXIX. Een omgekeerde Endel-darm van een Jongen, waar door de
binnenfte oppervlakte nu is geworden de buytenfte. Hier in kan men zien eeni-
ge latwyfe uy tfteekfels, dewelke zelden in de regten darm gevonden werden in
kinderen, en loopen deze niet alleen over d wcrich, maar ook na de lengte van
die darm , 't welk zeer gemeen is, in 't dunne gedarmte van kalveren.
, Ook kan men hier zien, de alzo genoemde Darms-klieren, alsmededuy-
zende van kleene Sweet-gaatjens , zo digt by een ftaande , dat men geen
naaide tufïchen dezelve zoude konnen fteeken.
N°. LXXX. Een droog vlesje, waar in te zien is een oprechte (Hernia
gutturis)
of Strots-breuke, en dat uyt een End vogel.
N". LXXXL Een droog vlesje , waar in bewaard werd.een gedeelte
van't harde Herflen-vlies , wiens Slag-aderen tot het uyterfte toeopgevult
zyn ,, *t welk men beft zien kan}, als men het voorwerp tegens de kaars
komt aan te zien.
Deze manier van vullen was my eertyds zoo moeijelyk , dat ik naulyks
cenige manier of wyze heb weten uyt te vinden, waar door men zulks moeft
4                                                                                          doen,
-ocr page 144-
_-----------------------,-------,,. .,„„,-,,..„.------„-----^^-^^.^^™                                 ...„.„..^„„^, ,.VJ,„.U :..,»t i .. ..—w^m----------              i i . ■■ i,—,.—,i           ii n                                    ij, , .....i.sammiBBp _
van FREDERIK RUYSCH.
doen, want de uyterfte uyteyndcn zyn als dons en nogtans vervult.
No. LXXXII. De Voet"van een kleen kind , leggende in een vogt,
veele van deffelfs peezen zyn gefepareert, en ontbloot , en wel voor eerft
die van de fpander of uytftekcr des groote toons, dewelke tot de 3 lecden
des toons loopen, om alzoo de groote toon regt uy t te fteken, of op te halen.
Ten- tweeden , Ziet men hier ook de peefe van de Afleyder des
voets, dewelke onder de buytenfte Enkel door een fleuf loopt, die tot dien
eynde aldaar gevonden werd, en verders van de dwerffe band omvangen
zynde , looptze fchuyns onder de bal des voets , en plant hem in dat
'beentje van de voorvoet, 't welk aan de groote toon vaft zir.
Ten derden, Ontmoeten ons hier ook de vier witte peezen des uit-
terfte der toonen, t'zamengevoegt zynde door een vues, 't welk hier zeer
bequaam gezien kan werden , waar door ook zeer veele opgevulde Slag-
aderkens paffeeren. Op dat dit alles op zyn plaats zoude blyven, wer-
den deze zaaken niet, alleen door de dwerffe band by een gehouden, maar
ook nog door een byzondere band , gelyk zulks te zien is even voor de
rand van 't afgemede vel.
Ten vierden , De pees des Spiers , die de voet aanleyd , is hier ook
ontbloot.
Ten vyfden, Kan men hier ook zien de t'famenkomfteof vereeningeder
kuytfpieren, by het hielbeen, alwaar zy mede ontbloot zyn.
Ten zesden , Kan men hier ook zien de kooker, waar in verborgen
werden de peefen der Spieren, die de voet buygen, en ook uy twaarts trekken.
No. LXXXIIL Een vies met vogt, waar in te zien zyn drie Fallopi-
aanfe Spieren uyt een lighaam, 't welk ik voorheen noit geobferveert heb^
zomtyds gebeurt het wel, dat men'er maar een vind, ook is't zo heel raar
niet, datze beyde gader ontbreken, maar drie heb ik 'er maar eens gevonden.
N°. LXXXIV. Een vlcsje met twee Nieren van een Jongen, waarvan
d'eenevan een paarde haayrtje afhangende, de by-nier nog op zich heeft zitten.
Aanmerkt, Dat de by-nier op de Nier zit, even ai eens als het fchaaltje
op de Eykelen. De tweede N ier is doorgemeden , en legt op de grond
van de vies, waar in men zien kan de N ier-tepeltjens, die haar natuurlyke
couleur weder gekregen hebben; een derfelve werd door een doorntje aan-
gewezen.
N°. LXXXV. Een ftuk van een Lind of breede worm , dewelke na
haarc natuurlyke geftalte vol ledekens is, en dat uyt een menfeh,
il -^XXVI. Een ftuk van een Lind-of breede-worm uyt een menfeh,
dewelke een andere gedaante heeft, zoo dat het voor een andere foort te
houden is,
Kkkk 2                                          No.
-ocr page 145-
6io IV. ANATOMISCH CABINET
N0. LXXXVII. Een Levertje van een Jonggeboore kindje, 't welk
in vogt bewaart werd, 't zelve is zo vaft van vatige f ubftantie, dat men
het niet heeft konnen ontdoen, of excarneeren, zoo men gewoon is te zeg-
gen,- In 't zelve kan men aanmerken, dat de Slag-ader van de Gal-blaas
zeer veel takxkens aan de Lever mededeelt 3 en deze uyt de grond van de .
Gal-blaas komende wierden eertyds aangezien voor worteltjes van deGalblaas,
waardoor men waande deGaltekonnenafvloejentotindegrondvandeGal-
blaas:datter egter fomtyds zodanige worteltjens in de hals enGal-canaal zyn ge-
vonden , is my genoeg bekent-, maar niet uyt de grond herkomende.
N°. LXXXVTIJ. Een vies met vogt, Waar in te zien is de Tepel van
een vrouwe Borfl , uyt wiens oppervlakte verfcheyde Veltepeltjens uytfte-
ken, dewelke van haar uytwendig bekleetzel ontbloot zynde fwaarepynen
veroorfaaken. Ziet verders hier op na de befchryving van 't I. Cabinet,
waar ook de figuuren afgebeelt ftaan,
Nu. LXXXIX, De inwendige mond van de Baarmoeder van een vrouw
in een vogt geconferveert, en van de eene zyde geopent, ten cynde men
het geftel van den inwendige hals zoude konnen zien, en is dezelve met
veele veuren en holletjens begaaft.
No. XC. Een glaasje waar in te zien is een ftuk van de Pens-fak van
. een Man, èie door waterzugt is komen te fterven, 't zelve is gantsen gaar
vervult met waterblaaskens.
'„' N°. XCI. Een vies met vogt, waarin bewaard werd een ftuk van de
nageboorte van een vrouw, dewelke met een waffige ftofle opgevalt is,en
•dat tot het uyterfte toe, waar door het blykt, datter geen kliertjens in de
moerkock te vinden zyn, gelyk de Autheuren gemeent hebben.
Ik had voorgenomen in dit vierde Cabinet in te voegen de figuur van
een geheele Moer koek met deflelfs vliefen, waar onder een vlies of be-
kleetzel is, 't welk die zyde des Moerkoekx bekleet, die tegens de Lyf-
moeder aanzit, maar de plaarfnyder heeft my drie maanden opgehouden,
zoo dat ik gedwongen ben geworden, om dit in 't vyfde Cabinet in te
voegen.
N\ XCIL Een omgekeerde Maag van een menfeh, zo dat hier alleen
de binnenfte oppervlakte voorkomt.
Aanmerkt ten eerften, Dat dit gedeelte van de Maag zeer rood is9 we-
gens de opvulling der flagaderen, waar door het ruyge vlies hoog rood
is gewordeni Hier uyt kan men giften, dat de Slag-aders in een levendig
meofche, met haar ingeflote vogt, dit ruyge vlies fterk bevogtigen, ge-
lyk hier geziea wort in de opvullinge met root wafch.
Ten tweeden , Hier vertoonen haar veele, alzoo genaamde klicrt-
:                                                      jcn$
-ocr page 146-
V«n FREDERIK 'R U Y S C H.               foi
jens, en dat gelyk als kleene kluytjens: in een ander voorwerp 't welk ik
beware, komen zy ons voor als ronde uytpuylendelighaamtjens, voortko-
mende uyt de inwendige oppervlakte van den endeldarm, dewelke fchynen een
zamenftel van uyteynden der bloetvaten te zyn 5 Dat dit ook plaats heeft
in de andere darmen, heb ik meermaals ondervonden: namentlyk dat deze
kliertjens zomtyds haar vertonen uy tpuylenderwyze, en. zomtyds ook als
kleene kuyltjens uytgeholt.
Ten derden, Komt ons ook hier voor de waare gefchapenheit van de
poortjer, om dat de maag omgekeert is.
No. XCIII. Een ftronkje met deffelfs takjes van een Polypus, 't welk hoe-
ftende uyt de Longepyp gekomen is, wiens figuur te vinden is in myn ant-
woord op den zesde voorgeftelde briefin de 7» Plaat.
OndertufTchen ftaat hier aan te merken, dat dit voorwerp zoo groot een
gelykenifTe heeft met een tak van een ader of Slag ader van de Long, dat
het niet te verwonderen is, dat zommige autheuren diergelyke zaaken ge-
houden, befchreven, en afgebeeld hebben voor bloetvaten, die zy voorga-
ven, de lyders al hoeftendc, uyt haar Longe, uytgeworpen te hebben.
N°. XCIV. Het Maagekuflen van een kind, waar aan de Milt ook
vaft zit.
Aanmerkt ten eerften, Dat de bloetvaten zodanig zyn opgevuk, ende
het Maage-kufTen daar door zoo root is geworden , datter geen twy-
fel is aan te flaan > of het Maage-ku/Ten, zoo wel als de Milt, beftaan
uyt loutere vaten.
Ten tweeden, kan men hier ook zien, op wat wyze de bloetvatende
Milt en MaagkufTen aandoen.
N'. XCV. Een vies met vogt, waar in hetvoorfte gedeelte der manne-
lyke roede wert onthouden.
Aanmerkt ten eerften. Het blykt hier dat 'er door de oppervlakte van 't hoofc-
je ontelbare zenuwtepeltjes verfpreyt worden, voornamen tlyk tu/Tchen devoor-
huyten 't hooftje:deze tepekjes brengen die geneuglykheydt aan in't byflapen,
maar in hoerejagers, een onverdraaglyke pyn, wanneer de gezegde tepekjes
met zweren bezet zyn: Want deze tepekjes nemen dikwils, in deze hoereja-
gers, wanneerze door een onzuy veren byflaap met een vuyle hoer in een druy-
pert vervallen, eerft de natuur van vergift aan, en dan delen ze zulks aan 't ze-
nuwachtig mede.
Hiervan daan worden de gemelde tepekjes ook zeerdikmaals met een ver-
zwering aangedaan, dien wy Chankers noemen.
Zekerlyk ontkenne ik niet dat de gemelde quaadtaardigheydt in 't byflapen
ook door de zweet oftogtgaten der roede uyt de fchede van de hoer kan door-
Kkkk 3                                   drin-
-ocr page 147-
6iz IV. ANATOMISCH C A B I NET.
dringen in de roede, en zo verder tot andere delen^maar 't blykt by de ondervin-
ding dat de gemelde tepeltjes zeer dikmaals aangedaan worden.
Ten i. Om dat deze tepelcjens niet te voorfchyn komenden zy in die genen ,
welke in 't minnefpel bezig zy n, of wiens roede ftyf is, is 't te geloven, dat ze
hier om niet aangemerkt zy n: want ik hebbe geen fchry ver gelezen, die dezelve
befchreven, ofte afgebeelt heeft, daarom zal ik ze binnen kou gefchiktelyk la-
ten afbeelden; en wat ik daar en boven omtrent deze delen hebbe aangemerkt,
ben ik van voornemen daar na bekent te maken.
N°. XCVI. Een gebalfemt Herte van een menfche, 't welk gedroogt
zynde', op Fluweel , in een kisje van Indiaans hout bewaart word,
•alle deffelfs bloetvaten zyn zoodanig met een Root-waffige ftoffe vervult,
dat ons niet alleen de hayrwy ze of capillaretakjens, maar ook zelfs deze haare
uyterfte uyteynden, als dons in 't gezigte komen, en egter met dezelve
roode ftoffe opgevult: en indien iemand by helder weer, een vergroot glas
komt te gebruyken , zal hy deze roodwaffige ftoffe uyt deze donfig-
heyt als een wolkjen bemerken uytgevloeyt te zyn van 't Herte; Op dezel-
ve wyze vertrouw ik, dat het geene in 'tSlagaderlykebloettot voetzelvan
't Herte dient, door het Herte verfpreyd werdj want het m zyne vaten
4 befloten blyvende, kan 't geen voetzel toebrengen aan eenige declen.
Aanmerkt ten eerften, Dat beide de ooren, als mede beyde de hollighe-
ken van't Herte vervult zyn, en al zoo kan men haarer beyder geftalteniffe
bequaamlyk zien, dewelke niet weynig verfchik van die , dewelke de
autheureo met figuuren afgebeelt hebben -, door deze oorkens loopen ontel-
baar veel bloetvaatjens, gelyk te zien is in de. Plaat. III. Fig.l.enll. van
dit IV, Cabinet.
Ten tweeden, Aan de nederdalende ftronk van de holader zit nog een
kleen ftukje van 't middeirift vaft, op dat men zoude kunnen zien, hoe
zeer kort de partye van de nederdalende ftronk is, tuffen het Herte ende
het middeirift in een menfche, maar in de viervoetige dieren als Schapen,
Kalveren is deze partye veel langer, om dat het Herte verder van 't mid-
deirift af ftaat: Hier van daan komt het ook , dat het Herte van de gezey-
de dieren zig al§ een ronde pyramide vertoont, maar in een menfche niet
alzoo: want die zyde van 't Herte, dewelke op 't middeirift leydt, is in een
menfche plat, en de andere zyde bultig.
                         ^\\ , ;
Aanmerkt ondertuffchen,dat ons de Herte van geftorvc Menfchen met al-
toos zoo voorkomen, inzonderheit, als zy door ziekte uytgemergelt zyn,
waar door zy flap en flenterig zyn geworden, maar in vigoreufelighamen,
zulkrï zy ons altoos zoo voorkomen, 't Herte met bloet vervult zynde 5
dat d«ze zyde plat is, komt van het leggen van 't Herte op het middeirift.
-ocr page 148-
Van 'F R E D E R I K R U Y S C H.            6t$
Ik heb hier vooren gezegt, dat het Herte zoo een formc heeft in eenvi*
goreus lighaam, nu zo komt ons hier een Hert voor, wiens beyde hollig-
heden, als mede bcyde ooren vervult zyn, 't welk in een levendig menfche
door bloet gefchiet, egter met dat onderfchey t, dat in levendige de oor-
kens en holligheden nooyt te gelyk met bloet vervult worden, maar als de
ooren vol loopen, zyn de holligheden leedig.
Ten derden , Komen in dit Herte voor de ftronk van de groote Slag-
ader, uyt wiens opgaande ftronk, of liever bogtige omkrommin ge, boven
het Herte 3 takken voortkomen, dewelke opwaarts na 't hooft loopende,
ondertuffen ook de armen, hals, en aangezigte van hare takken mededee-
len. Ook zyn hier nog aan 't Herte vaft gebleven de ltronken van de
Longe-ader en Slag-ader.
Ten vierden, Het uiterfte van 't Herte verdeelt zig hier in 2 punten,
welkers tuffchenfcheytzel gemeenlyk met vet vervult werd.
Ten vyfden, De Harten op myn manier gebalfemt zynde, konnenhon-
derde van Jaaren-bewaart worden, en dat levendig van couleur en zeer aan»
genaam van reuk, zonder de minfle bederving-, weshalyen ik niet noodig
heb het Herte, HeriTene, nog ook andere ingewanden uyt de lighaamen
te nemen, wanneer ik dezelve kom te balfemen, en is deze methode by
gevolg veel beter, als die van anderen, dewelke genootzaaktzyn de inge-
wanden uyt te nemen, en apart te doen begraven.
De groote lieden in Engeland zyn gewoon tot een gedagtenifle van haar
ovérleedene Vrouwen, uyt een vlok des hayrs een ring te laten maken, wel-
ke hayren zeer konftig door een gevlogten zyn: maar veel confiderabelder
zoude het zyn, indienze de Harten zelfs van haar beminde aldus gebalfemt
zynde, in een goude of ziivere bus bewaarde, tot een eeuwige gedagtenis-
fe, waar door onze konfte zoude komen te floreeren.
N \ XC VIL Een gedeelte van een mannelyke roede,opgeblazen,gedroogr,
en in moten gemeden, op dat men de grote zenuwagtige/pongïeufelichamen,
en het kleyne, als mede de pxsweg zoude konnen zien.
N\ XCVIII. De Maag van een kleen en onvoldragefchaapje; 't zelve
is opgeblazen en gédroogt, op dat men de 4, deelen des Maags, die van
roalkanderen veel verfchillen, bequaam zoude kunnen zien.
Aanmerkt, Om dat men de Maag van een fchaap in 4 deelen kan ver-
deden, en dat de fpys van de eerfte in het 2. en zoo verders voortgeftoo-
ten werd, daarom zegt d'Hr. Prof; Barthoïinus en andere, dat de OfTen
en Schapen 4 magen hebben.
In dit Cabinet zyn ook veele laatjens, waar in veele Indiaanfche d/ert-
jens gevonden werden , waar van ik nu niets zeggen zal, nadien myn
nae-
/
-ocr page 149-
6z4 IV. ANATOMISCH CABINET
mening is , een aparte catalogus te maken van alle de diertjens, die ik
bezitte.
Onder alle deze Laaden ifïer nog een zeer grootelaade, waar in geplaaft
zyn verfcheyde Anatomifche zaken , meeft alle in Ceder of Noteboome
kasjens,
A. A, Een paar Muylen uyt menfche leer toebereyt.
B.  Een Coldertje van Menfche leer gemaakt, op wiens rugge de voet-
flappen of reliqiüen der brand-merken ftaan.
In 't Ecrfte kisje werden verfcheyde Lyf-moeders gevonden van Vrou-
wen j dewelke fteen hard gebalfemt zyn en der zelve holligheden met eenigc
yafte ftofFe vervult, op datze haare natuurlyke fïguure zoude behouden,
en dat zonder eenige rimpels.
De Eerfte dezer is met Lett. C getekent, en is die zelfde Lyfmoeder,
die ik in myne Anatom: en Chirurgicaale obfervatien befchreven heb , obferv.
LXXXV. met dit opfehrift. Waarfchynelyke uytberfi'mg der Maand-jïon-
den in
V bekken door de Eyer-wegen of Trompetten.
Aanmerkt ten eerften, Dat dit de lyfmoeder is van een vrouw, die haar
verandering op die tydt hadde, in welkers holte eenig geklontcrt bloed gevon-
den wierdt, waar mede ook zelfs de Eyer-wegs holte vervult was , daar bene-
vens vond men op de Eyer ftok van de zelve zyde een deel geronne bloed.
Wanneer nu deze Lyf-moeder met haar aanhangzelsmy ter handgefteld wier-
den , zoo dogt het my, dat het de moeyte waardig was, dezelve te balfc-
men, en zoo dan verders te bewaaren, 't geen is ook gedaan hebbe.
Ten tweeden, Dat ik het geklonterde bloed, dat in de holte des Lyf-
moeders zat, als mede het geen op de Eyer-ftokken was komen te druppen,
en daar eenigzints aan vaft zat, te gelyk met de reft, zoo heb toebereyt,
dat men het op deze tyd hier nog zien kan.
Ten derden, Ook kan men hier de bewyzen van de Eyeren in de-Eyer-
ftokken nog zien, als mede de breede, en ook de rond-en lange banden,
ende de inwendige mond des Lyf-moeders &c.
Aan de tweede Lyf-moeder getekent Lett. D. werd een derde rond-en
Jange band gevonden , 't welk ik niet weet meer als eens gezien te
hebben.
Aan deze Lyf-moeder zyn de Eyer-ftokken, Eyer-wegen, met haar zaa-
zelinge of lofwerk nog vaft.
Het derde voorwerp in dit kisje, getekent Lett. E. is de Eyer-ftok van
de Lyf-moeder van een Vrouw, met deflelfs breede band, waar door on-
taliyKe vervulde Slag-aderen loopen.
Het tweede Kisje,
N'.I.
f
-ocr page 150-
Lïvfci F R E D E R I K R U..Y SCH. , ,          éi*
N*. I. Een Njeir van een menfch dewelke zeer rood is, wegens het op-
vullen der Slag-aderen meteen Rood-waflïge ftofFe ■, dezelve^sdoorgefneden,
op dat men het binnenfte geftei zonde konne zien. ,
                 : ....■
Aanmerkt ten eerften, Dat deze Nier zo hard als een fteen geworden is, na
deszelfs opdroging. Deze opdroging is zoo nootzakelyk, na het opvullen
der vaten, dat niemand het waare geftei der zciver aanwyzenkan, tenzy
men zulks doet. Deze Nier heb ik befchreven in 't derde Cabinct, en heb
de Fig: daar ook by gedaan, met die beloften, dat ik in deze vierde Ca-
binets befchryving, nog yets byzonders daar by zoude doen, maar de fchaars*
heyd der voorwerpen, van menfehen Nieren hebben myn voornemen ge-
ftremt.
Aanmerkt ondertiuTen, Zoo ymand in dit voorwerp die wonderlyke
worms-wyze cours der bloet-vaten zien wil, dat het noodig is, het voor-
werp of met Campher of Spyk-oly eerft te beftryken j deCampher-oly agtc
ik om reden, beft te zyn -, daarenboven moet men een heldere dag ver-
kiezen , ja een Sonne-fchyn.
N'. II, De helft van een menfche Nier, op dezelve wyze toebereyr.
Het derde Kasje is van Nooteboome hout toebcreyd, waar in onthou-
den werd een tak van des Milts-flag-ader, met een waillge ftofFe opge vult,
en zoo konftig uytgefpannen en gedroogt, dat ik zonder roem derf zeggen,
dat ik niemand gevonden heb die heefc derven zeggen, zulkx ooyt meer
gezien te hebben: want de uyterfte uyteynden zyn zoo fyn als hayr, ea
nogtans gevult, uytgefpannen en gedroogt, hoewel die fyne tackjens aan
haare ftronk zyn gelaten, en boven malkanderen ftaan; op dat men het
nu met een goede diftin£tie zoude konnenzien, zoo legt het op een ftuk
zwart fluweel.
Aanmerkt ten laatfte, Dat deze op een curieus voetje ftaat, van note-
boome hout gemaakt.
In 't vierde Kasje, uyt Indiaanfch houttoebereyd, werd bewaardliet op-
per- velleke van de groote linker, en de volgende toon.
Aanmerkt hier, dat deze voorwerpen zoodanig toebereyt en gedroogt
zyn, datze geheele toonen van een levendig menfch komen te verbeelden,
want zy zyn wit men ziet 'er geen rimpels in> ook zittender de Nagels
nog aan vaft, gelyk in een levendig menfche. ~
Het vyfde Kasje van Cederhout gemaakt, onthoud in zig eenige Kalfs
Milten, waar van de eerfte Lett. A. ontvleeft, (zoomen gemeenélyk ipreckt,
hoewel oneygcntlyk) opgeblafen, en opgedroogt is, nu al over de 40 Jaa-
ren geleden, en't vlies weg gefneeden Zyndc, zoo kan men zeérdiftin&c-
lyk zien alle die doorboringen van de Milt-ader, egter zoude men zulkx
te vergeefs zoeken in de Milt van een menfch.
                 LUI- Am-
-ocr page 151-
6z6 I V. A N A T O MI SCH CABINET
Aanmerkt ten eerften. Hoewel de ader vol gaatjens is, egter is dezelve
rond en lang gebleven , 't welk aardig is te zien. Wiït egter , waarde
Lcezer, niet gelooven, dat defe Ader, door de gantfche Milt zig zo ver-
fpreyt, en aldus geftelt is, het contrarie heeft ons voorheen den welgeoef-
fende Hr. Higmortis al bekent gemaakt: Zy loopt nauwlyks een vinger
lang alzo doorboort W en-na heen zo verdwyntze geheelylc, geen takken
altoos van haar gevende^ maar in plaats van takken dezes Muts, zö wor-
den'er groeven gemaakt, die haar takwys komen te verdeelen, en dat door
de geheele Milt.
%cn tweeden , Hier -komen ons ook te vooren de dwerffe draaden y en
dat in haare natuurlyke plaatze.
o Over de tweede Milt Lett. B. getekent, loopen ontallyke opgeblaafen
water-vaten. ,Want als ik de Milt met wind vervulde zo wierden te ge-
lyk de water-vaten vervult,
                                                                '
Pe derde en vierde Milt, zyn met de Lett. C. C. getekent , en haar
Slag-aders met een Rood-wafllge ftoffe vervult.
Uytlegging van de eerfle
A
A
L
De E E R S T £ F I G U U R.
ertoond de helft van een menfche Nier , zodanig door gefne den , dat
men de cours der vaten
, en inzonderheid die der Slag-aderen, veel
klaarder zien kan als wel in de IV. *Plaat, in de derde Fig. van ytIII.
Cabinet
, waar in ik voornamentlyk voorgenomen hadde de vereeniginge der
Slag-aderen met de ^Pis-canaaltjens van de Heer Bellinus, ttvertoonen:
Maar in deze Figuur heb ik getragt zeer dïfiinfö,die worm-wyfe cours
der bhet-vaaten dan te wyzen
,. zq als die door het binnenfle wezen
der Nieren loop en*
A. Het Miytenfle weden des Niers , alwaar men de bloet-vaten worms-
wys-ziet' loof en
, gelyk ik zulks ook klaar aangewefen heb in't voorgaan-
de*Cabinet. ■ :,. > ,.,,^.r...                                                      ■ V;,Jj                - il
B.Het bmnenjïe wefendes Nier s,, alwaar de bloed-vaten-, al immers zo
"wel die'worms-wyze -cours houden
> dis langs de buytenfie oppervlakte.
Aanmerkt ten eerden, Dat dele geZeyde cours der bloet-vaten in deze
Figuur, zo fubtiel uytgèvoert is f dat men dezelve zondervergroot-gla-
fen qiialyk kan opvolgen.
                                                               *cn
-ocr page 152-
*w m & s n wate i K t Kv y & en. &?*
Ten tweeden , dat pien ;iiier geen gaatjejis:yii§|, war van in 'tIII#
Cabinet gefproöken is, om datfe in 't opdroegen, dezes Niet£ yerdwee-
, "£? zyjl:. & -% \ I ::s^ & www *>Wr* *'»\ tVx'i\vv.n; < tas 0 bn^
C.  1D* iV/w Tepeltjens. , ftvt!ln t& »* ***W **«*£ taw^ mu»
D.  üfttf Bekken des Niers.
E.  iZte ^w/te vtf* 't Bekken, ^aa? fa dezeÏÏipeltfetys depife uytperjfen.
- a . -u? - De Tweede F j G |^^\J; '
Een Tefticulvan een menfeh 3 dewelke feenetnaal als uytgerafelt is%
zynde niet anders als een bundelke van zeer fyHe vdatjens.
{                 De Derde F I G U U R                              •**
/5?5y? 0#J" <z^# een waare Meerevlegt.
De Vierde F I G U U R?
Vertoond het Hoofd van een onvoïdragè Schaapje ^ V welkmonjlreiii
is, en geen mond heeft bekomen m de formatie.
De TWEEDE PLAAT               '
Vertoont ons de Blaas van een Koe, alzo omgekeert, dat óns hier dei
hinnenfte oppervlakte te voorfchynkomt > vol van knobbels.
De Eerfte F I G U U R '
A.A. Vertoont *De gezeide knohbels die tot fteen geworden zyn.
B. Zagte Knobbels. , ^ ... , , j »^Xi^ '-ipv/?, s^
r)e Tweede [FT Q U U BJ
Vertoont vier f eenen, die in de holte van de gemelde blaas gevallen
waren.
De Derde F I G U U R.
Wyft ons aan eenige fteenea % dewelke ten deele door myn vingers % ten
deele van felfs gefcheyden zyn van de inwendige oppervlakte des blafes.
1/111 2^ '^- ^*»9 ?'v';-'^\. ''•*•" ••"'.; De
■••
-ocr page 153-
&8           IV. ANATOMISCH CABINET
De BE R D E P LAAT
Verheelt het Hart van een menfch , V welk met Rood-wafflge floffe
geheel en al opgevuk is, ten eynde men de cours der vaten, als mede de
waare figuur van't Hart, en der Oor en zoude konnen zien.
'''*■* V'.J ti V.\ .'\ Vfe
De Eerfte FIGUUR
f:
A. Het Hart, zo als het zig vertoont aandejfelfs platte zyde , dewelke
tegen het Middel-rift aan gelegen heeft.
B.. %)eftronkvan de Kroon-ader met dejfelfs takken..
CC. C, C. *De takken des Kroons-Jlag-ader, wiens uyterfte uyteynden,
zo fyn zyn als dons, en egt er met een Rood-wafflge ftojfe vervult*
D.  Een gedeelte van 't Regter Öor,wdardoor ontallyke Slag-ader loop en-t ytge-
heele Oor kan men niet Jïen, wanneer
V Hart aldus wort voorgeftelt.
E.  Een (luk van 't nagebleeve Middel-rift.
F.  'De nederdalende jironk des Hol-aders , dewelke het Middel rift komt
tedoorbooren.
G.  2fe vlieJïgeSak , die als de grond is van''t linker Oortje, en met 't
' zélve een gëmèene holte uytmaakt.
H. 'De Jironk van de groot e Slag-ader, uyt wiens rugge drie takken voort-
komen y dewelke opwaarts gaan.
Aanmerkt oridertiifFchen,dat deze gezeyde takken ons op zodanig een wyze
, voorkomen, dat men hier de platte zyde, (het Hart alzo gekgt zynde) ziet.
1.1.1. "De drie takken van de groote Slag-ader opwaarts kopende.
K. 'De opgaande Jironk van de Hol-ader.
£,. Een gedeelte van't Linker OorJi
'1
M. M. 'De takken van des Longs-ader.
N. Een van de takken van des Longs-Jlag-ader; maar het Hart aldus ge-
plaaft zjynde, komen de overige takken niet te voorfchyn.
Öe Tweede F I 6 U U R
A Het zelfde menfchen Hart, zo als het ons voorkomt met zyn bultige
zyde y gelyk het ■ natuurlyker-wyfè in 't lighaam is gelegen.
B, De takken des Kroons-ader.
■'
C. 'De takken des Kroom-üav-ader*", ,i «*r-wi
. Het regter Oor.
E.  hoerige takken■vop?tkoï®enfaUyt--bHrte]sffi"0<nr* '• a&& vtft %<.
F.  Het linker Oor.y --X i^vVffó^Ptft «$& $$$> m:^i ^W\%1 'v' '\ -"■.■'■
G.  'De jironk van de groote Jlag-ader.
H. De ftronk van de^Longs flag-ader.
Ir U)e opgaande ftronk van de tfyUader. .                                   HET
-ocr page 154-
Van F E. E D f R 1 K R. U Y S C H. .          «,,
HET VYFDE
ANATOMIS GH
■ C A B I N E T,
In zig onthoudende vyfTlanken, waar oJ> defe navolgende
zaken geblaat ft zyn,
Opde EERSTE PLAN K.
No. I. rj en Vies met vogt, waar in te zien is, 't Hoofd van een Kind
;
          waar van het bovenfte des Pans afgenomen is, om alfo een ge-
deelte van de hemenen te konncn zien.                                                b
Aanmerkt ten eerften, Dat het gezeyde deel der herfïenen nog bedekt is
met het dunne hcriTenvlies, waar door heen feer veele opgevulde flae-ader
kens paiïeeren ; ook ziet men in 't felve vlies ontelbaar veel ronde witte
lighaamtjcs, die ik oordeel niet anders te zyn als ver, hoewel andere de-
zelve voor klierkens hebben gehouden.
Ten tweeden. Boven het gezeyde ftuk van de Herffenen, doet ziVwe-
derzyts op de Aderwyfe vlegting , en is defelve wit van couleur , om dat
de bloetvaten niet opgevult zyn.
Ten derden, Zo ziet men, even onder het in 't ront afgefnede vel het
vet, m defelfde couleur en gedaante, gclyk in't bovengemelde dunne Her-
ien-vlies.
No. II. Een vies met vogt, waar in te zien is het Armrje van een eerft-
geboore Kindje, 't welk levendig van couleur is, in wiens Handje onthou-
den werd, een ftuk van't Opper-velleke van een Menfch , in dat gedeel-
te, 't welk naaft aan de pink as, kan men bequamelyk zien alle de uyrfteek
telkens van't Oppervelleke, waar van de Hayrtjens omvangen werden ter
plaatfc, daar zy uyt't vel voortkomen, en dat eenigelinien-hoqg, en defe
uytfteekfelkens van 't Opper-velleke komen ons hier omgekeert voor dat
js, iy werden hier gezien aan de inwendige Opper-vlakte, en dat wegens
haare overftrooplnge, anders komen zy uyt de Opper-vlakte voort.
tiet zelve ziet tóen in 't uyttrekken van de Handfchoenen, wanneer men
üeielve .uyttrekkcndc van boven .aangrypc, als dan zoo is't, dat ook haare
L111 3                                      ,uyt-
-ocr page 155-
65o          V. A SP A T OM I S CH CAB1NET
fteekfels, die de vingeren dekken, als overftroopt en omgekeert werden*
N°. III. Een Armtjevan een Kind , op dezel&ie wyze geconferveert ,
defleSfs hand onthoud in zig het netwyfe lighaam van een Schiltpad.
Aanmerkt» Dat de gaatjens van't Net-wyfe lichaam in dit dier zeer ruym
zyn. en dit gezien zynde , kan men ze irt een menfch ook veel eerder in
t gezigt krygen.
Nu. IV. Êen Armtje van een Kindje , levendig van couleur , in wiens
Handje onthouden wert een ftuk van de Tong van een Kalf, 't welk zo-
danig is bereyd , dat men deze navolgende zaaken klaar zien kan.
Aanmerkt ten eerften, Op wat wyze de Zenu w-tepeltjens, door het Net-
wyze lighaam des tongs pafieerende , in *t vlakke des tongs komen teeyn-
digen.
Ten tweeden, fo vertoonen haar defe Zenuw-tepeltjens naakt, en van
haar dekfel t'eenemaal ontbloot, langs de Opper, vlakte dezes voor werps.
Tenderden, kan men hier zien, dat defegezeyde Zenuw-tepeltjcns aan
't eynde komen te verdikken, cn't is ook waarfchynelyk, dat de beklced-
fels van de tong, uytfpanfels zyn van de gezeyde tepeltjens.
N°. V. Een Handje van een jong gebooren Kindje, mede hangende in
een vogt, en vattende tuflchen devingertjens een ftuk van't Opper-velleke,
en ook het Net-wyfe lighaam van den menfch, door de Heer Malpighius
eerft uytgevonden*
Aanmerkt ten eerften, dat het Opper-velleke asgrauw, en het Net-wyfe
lighaam geelagtig van couleur is.
                                                    ,i
Ten tweeden, dat de Tepeltjens , door toedoen van een vergrootglas,
zigtbaar zyn; namentlyk dat gedeelte der zelve, 't weikin 't Net-wyfe lig-
haam is blyven zitten, als men het van't vel quam te fcheyden.
Ten derden , dat defe Tepeltjens hier ook wat komen uyt te puylen,
buyten de Opper-vlakte van dit Opper-velleke , en dat wegens het lang
weéken in het vogt.
N°. VI. Een Armtje van een jong Kindje, mede levendig van couleur,
in wiens handje gevonden werd het harde of dikke Herflen-vlfes van een
menfch, waar door men de opgevulde Slag-aderen menigvuldig ziet loo-
pen: ook ftaat hier aan te merken, de ongemeene dikte, tayheyd, hardjg-
heyd en peesagtigheyd van 't gezeyde vlies.; --.rï
No. VIL Een Armtje van eén Kindje levendig rood van couleur, waar
aan niet de minfte oiinatuürlyke rimpel gevonden werd : tuftchen deszelfs
vingertjens houd het een tak van de paffie-blom met deszelfs vrugtvaft, in
welke vrugt mede niet een rimpel te zien is , hoewelze fagt m 't aantaften
is : ook vind men aan deszelfs uyterfte de nageltjens des bloems nogvaft
zitten.
                                                                                              No,
-ocr page 156-
van F RE DE RIK RUYSCH.             631
N°. VIII. Een ftuk van de Maag van een jong geboore Kind , aan
wiens onderfte een groot gedeelte van't Net vaft is, 't welk in de toebe-
reidinge gants en gaaf is gebleeven , zo dat 'er niet een eenig gaatje in te
vinden is, en fy by gevolg geabufeert zyn , dewelke fuftineren , dat het
Net natuLirlykerwyze vol met gaatjens zoude zyn. Het is wel waar, dat
het ons vol gaatjens voorkomt, als men het onfagt handelt.
Aanmerkt daarenboven, Dat dit gedeelte des Maags zeer rood is, inzon-
derheyd het Fluweele en Zenuw-agcig vlies, wegens het opvullen der Slag-
aderen,
N°, IX. Een geheele Moerkoek van een menfch , welke zeer rood is,
wegens het opvullen van alle de Bloet-vaten, welkers zamenftcl de Moer-
koek maakt.
Aanmerkt, Dat op verfcheyde plaatzen dit bekleetzel kan gezien werden,
*t welk de binnenile oppervlakte van de Moerkoek (die aan de Baarmoeder
gehegt is) komt te bekleden , en op dat zulks bequamer zoude gezien wer-
den , hangt deze Moerkoek in een groote vies met vogtigheyd -t van dcfe
zaak zal wyders gefproken worden, als ik tot de derde Plank van dit Vyf-
dè Cabinet zal gekomen zyn.
No. X». Een vies met vogt, waar in bewaard werden de Bioetvatender
HerfTens van een menfch, opgevuld met een Geelwafllge fubftantie.
N°. XI. Een vies in zig onthoudende het dunne Herflen-vlies , wiens
Bloet-vaten tot het alderuyterfte toe opgevult zyn.
Aanmerkt, Dat derzelver uyteynden zo dun zyn , datze haar als dons
vertoonen, egter is deze donfige fynheyt met een waiïïge ftofFe vervult.
N°. XII. Des Milts flag-ader uyt een Kalf in een vogt geconferveert,
en met een Roodwafïige ftofFe opgevuld, wiens uyterfte takskens haar all
half verfleeten pénceelen vertoonen.
N°. XIII. Een glas met vogt conferveerende daar in het geheele dunne
Herffen-vlies van een menfch, 't welk byna ongefchonden van de HeriTe-
nen afgenomen is, deze haare Slag-aderen zyn wonderbaarlyk vervult, zo
dat haar uyterfte uyteynde eenig dons vertoonen.
Aanmerkt ten eerften, Dat in dit dunne Herflenvlies , hier en daar vet
gevonden werd, 't welk meermalen komt te gebeuren.
Ten tweeden, Dat men de uytfteekfels van het dunne HerfTenvlies, die
haar tuffchen de omwindingen der Heriïenen invoegen , hier zeer bequa-
meiyk zien kan»
                                r , r,
1* No. XIV." Een gedeelte van de Nugtere darm uyt een menfch , zoda-
nig omgekeert, dat de binnenfte Opper-vlakte nu hier de buytenftegeworr
den is, en alzo is't dat men de latwyfe verheventheden (dewelke de Heer
Kerk-
-ocr page 157-
6$i         V. ANATOMISCH CABINET.
Kerkring oogluykende klapvliefen heeft gelieven te noemen,) als msde de
zogenaamde klierkens klaar konnen gezien werden.
Deze eenzaame en geerft - gelykende kliertjens puylen uyt , als kleene
geerftkens, daar men in tegendeel die geene, dewelke veel by een ftaande,
en als by een gekoppelt zyn, meeft hoiwys, en ingedooken vind, 't welk
ook plaatze heeft in die van de Endeldarm.
N°. XV. Een Kindje van omtrent vyf maanden dragts, leggende in een
vogt, 't welk als van een zeer raar en mooy Africaanfch Slangetje aangetaft
werd, waar door het deszelfs hoofdje , alsagterwaarts door vreezefchynt
te buygen, om dien vyand quantfuys te willen wyken, metditdevys.
DE WERELD IS EEN TRANENDAL.
N\ XVI» Een Armtje van een kleen Kindje levendig van couleur, in
wiens handje te zien is een gedeelte van de Herflenen eenes Kinds , waar
van de fchorzige ftofFe afgenomen zynde, de groeven, en de omwindingen
van 't medullaare wezen byzonder curieus gezien kunnen werden, als mede op
de grond van de vies de Slag-aderen , die door het dunne lierflen-vlies
loopen, zynde met een Roodwaflige ftoffe opgevult.
Nf?. XVII. Een vies met vogt waar in te zien zyn eenige takken van
de Hol-ader des Levers, die opgevult zyn, welkers takjensnkt alleen veel
minder in getal zyn, als wel die van de Poort-ader , maar ook zelfs heel
anders van conftitutie, 't welk klaar te zien is in de voorgaande en navol-
gende Levers, daar de Hol en Poort-ader nog aan den anderen vaftzitten.
JS1°. XVIII. Het gedarmte van een Jongeling, 't welk opgevult is met
een Rood-wafiïge ftoffe, deze haar Bloet-vaten zyn ook opgevult.
N°. XIX. Een opgefneede Galblaas van een menfeh , waar in te zien
zyn twee fteenen, zo groot als Noote-mufchaaten.
Aanmexkt ten eerften, Dat deze fteenen van fatzoen niet overeenkomen
met die geene, dewelke dikwils in de Gal-blaas zitten , want deze zyn
ront, fwart, en als een Noote-Mofchaat groot; de andere in tegendeel hoe-
kig, wat uytgeholt, of met kuyltjens begaaft, kleen, effen, glat, geel-
agtig en als gepolyft.
Ten tweeden, In de binnenfte Opper-vlakte vint men zeer veele kleene
kuyltjens, reprefenteerende ingetrokke kliertjens, gelyk men ia de Endel-
darm veeltyds vind.
N°. XX. Het Hoofdje van een Kindje van ontrent negen Maanden,
wiens opperfte van de panne , als mede de Herffens weggenomen zynde,
befcheydentlyk konnen gezien worden de reuk-zenuwen met haar fcheuten
en
-ocr page 158-
Van F REDERIK RUYSCH.               633
en doorgangen door het Seef-been , die haar dan verders gewoon zyn te
verfpreyden door het vlies v«n de Neus, en deflelfs tepeltjens.
Aanmerkt ook dat het agter-breyn , nog in zyn natuurlykc plaatze is
blyven zitten.
■'^w De T W EEDE'PUNK,
:;, -l^LUi-i'U-lM'I/i^i^Wïj ■. .. ;: ,-:=.^,i «:*>:A i!^«» . 'J'. lil <5j . v '-'- ' - ■■;.■'■
N°. XXI. "TJ en Vlesje, waar in droog bewaard werd een ftuk van 't
ri Vlies Chorion uyteen Koe, waar door haar zeer veel
kleene begin-zelen van Moer-koekjensverfpreyden: in deze is befcheydentlyk
te zien, dat de Moer-koekjens niet anders zyn , als een t'zamenftel van
bloetvaatjens zonder eenige tuflenkomende kiiertjens.
Hier ftaat nog te confidereeren , dat deze gezeyde Moer-koekjens by
zomrriige Autheuren geheeten zyn Maarjens, Acetabula j maar dewyl an-
dere hier mede alleen betekenen zekere kleene holletjens , die men in de
uytgefette en verheevene deelen van de Baarmoeder der Koeyen vind, ter-
wyl ze bevrugt zyn: zoo dunkt het my beter te zyn , de benaminge van
Moer-koekjens te behouden^ aangezien zulks een yder kennelyker is.
N°. XXII. Een Vlesje met Vogc, waar in gevonden werd een ftuk van
de Herffene van een Kind, wiens fchorilige zelfftandigheyt weggenomen
zynde, d'omwindingen, en haar byftaande groeven veel beter konnen ge-
zien worden.
N°. XXIII. Het Oor van een bedaagt menfch, 't welk van een leven-
dig Oor niet kan onderfcheyden werden, in 't zelve ziet men ontallyke
gapende Swectgaatjens,
N°. XXIV. Een Vlesje met Vogt, endaar in een ftuk vart 't dunne
Herilen-Vlies van 't agter-breyn, uyt een jong geboore Kindje.
Aanmerkt ten eerften, dat men hier duydelyk zien kan de uytfteek/êls
of aanhangzels van 't gezeyde Vlies, dewelke haar zetten tufFchen de moo-
ten van 't agter breyn.
Ten tweeden. Dat dit Vlies byfter dun is, en zeer ryk van bloetvaat-
jens, dewelke, op datze niet uyt haare plaatze door deze of geene oorza*
ken zoude komen te wyken, zoo is't, datze door deze vliefige fubftantie,
die in die tyd niet dikker is als een fpinnewebbe, gehouden werden. Dac
dit alzoo is, zal klaar blyken , wanneer men de bloedvaten of alleen dé
Slag-aderen van dit Vlies met een geverfde wa/ïige ftoffe komt te ver-
vullen-, tot de uyterfte uyteynden , dan komt het vliefige ons wit
voor.
Maar zoo iemand zoude willen oordeelen van de dikte van 't dunne
Mmmm                                   Herflen-
-ocr page 159-
634          V. ANATOMISCH C AB I NET
Herflen-vlies, zoo als het ons voorkomt, zonder dat de bloetvaten opge-
vult zyn, zoo zoude men ligt bedrogen werden, aangezien het ons dikker
voorkomt, wegens de bloetvaten, dewelke na de dood meeft altoos voor
het grootfte gedeelte ledig zyn , waar door ze het gezeyde Vlies fchynen
te verdikken.
N°. XXV. De Panne van het Naam-loofe-been van een onvoldrage
Schepfeltje, onder wiens midden men zien kan de zenuw-kraakbenige band
voort te komen, leggende dit in een glaasje met vogt.
Aanmerkt ten eerften, dat deze band vry breed en uytgeftrekt is aan des-
zefs voortkomen of grond, en dat tot verfterking van het junctuur. Ook
is dezelve zoo ver met de panne vereenigt, tot onder aan de rand van de
panne, alwaar 't de panne verlatende, zig komt te planten ia't hooft van
het Dyebecn. v
Ten tweeden, dat deze band ons hier rood van couleur voorkomt, we-
gens het opvullen der Slag-aderkens.
N°. XXVI. Het gedarmte van een onvoldrage Vrugtje, meteenfwart-
waffige ïrofFe opgevult, op dat het ons zoude voorkomen , gelyk het op»
gevult is in levendige voorwerpen met een fwarte ftolFe , die men Meco-
nium
heet.
Aanmerkt dat deze haare Slag-aderkens zeer curieus opgevult z*yn.
N°. XXVII. Een Vlesje met vogt, onthoudende een van de Moer-
koekjens uyt een Schaap, 't welk met een geel- wafligc ftoffe is opgevult.
Dit voorwerp komt ons zo curieus voor, dat niemand 't zelve als met
verwondering kan aanfehouwen 5 want het vervullen der Slag-aderkens,
de verdeeling der Takjens, en de fappigheyd der uyteynden, moeten ons
gezigt aanlokken, ja vervoeren.
N°. XXVI11. De Nier vaneen onvoldrage Vrugtje vaneen Schaapje,
wiens Slag-aderkens niet opgevult zyn, zoo dat ons alles als verwart voor-
komt } maar als deze haare Slag-aderkens vervult zyn, zoo kan men des-
zelfs waare wezen befchouwen, gelyk zulks blykt in de voorgaande voor-
werpen.
N°. XXIX. Een Vlesje met vogt, waar ia te zien is de Long vaneen
Slang.
                                                  7
N°. XXX. Een ftuk van de Hol-ader des Levers , of liever die deS
Levers bultige gedeelte maakt : hoe veel, en waarin de Hol-ader der Le-
vers verfchilïende is van de Poort-ader r, is. in 't II. Cabinet met Fig:.
vxrbeek.
                                                       ,;M
N®. XXXI. Een droog Vlesje, waar in bewaard werden eenige Steenen,
die in.de Gal-blaas van een menlch gevonden zyn, en hoewel d^ezc geel-
-ocr page 160-
Van K REDERIK RUYSC H.           6tf
agtig hoakig en blinkend zyn, zoo heb ik ze nogtans zomtyds fwart, rond, en
ongelyk van oppervlakte, ja rou in 't aantaften gevonden, in groote een
Noote-mufchaat gclyk zynde, hoedanig te zien zyn in dit zelfde Cabinet.
N°. XXXIL Een droog vlesje, waarin gevonden werden eenige Sree-
nen , die uyt die zelfde plaatfe tot in de holte van 't gedarmte zyn gedre-
ven , en zoo verders door de ftoelgang geloft.
Omtrent deze fteenen bemerkt men zoo groote ligtigheyd , datze in 't
water geworpen zynde, komen te dry ven.
N°. XXXIII. Een glaasje met vogt, waar in te zien is*tOog van een
Hoen, 't welk zoodanig toebereyt is, dat men de Oogblikkende Spier met
deffelfs peefen bequamelyk zien kan ; deze zyne peezen loopt onder een
andere Spier door, gelyk als door een catrol.
N°. XXXIV. Een waare infehietinge van't gedarmte, dewelke na zeer
heevige pynen, de oorzaak des doods in een Jonge geweeft is,
Aanmerkt, Dat dit glaasje in plaats van een ftuk van een blaas, gedekt
is met een ftukjc van een menfche vel, wiens bloecvaatjens zookonftigzyn
opgevult, dat het vel gants rood is geworden.
N°. XXXV. Een droog glas, waar in gevonden werd een ftuk van de
Hals-ader van een Paard.
Aanmerkt, Dat aan het bovenfte van dit voorwerp , alwaar een takje
komt uyt te fpruytcn, twee klapvliezen gevonden werden , die de ver-
keerde loop des bloets tegenftaan.
N°. XXXVI. De Sweferik van een Kind , die ons rood voorkomt,
wegens het opvullen der Slag-aderen.
N°. XXXVII. Een vlesje met vogt, waar in. bewaart werd het Steen-
been van een kleen Kind* in wiens bufle o f trommeltje, 't welk hier geo-
pent is, te zien is het Stegel-reepjc in zyn natuurlyke plaatfe, omvangen
zynde van een zeer dun vliesje, waar door heen veele bloetvaatjens loopen.
Aanmerkt daarenboven, Dat het vliesje, 't welk de Buflc of Trommel
bekleed, zeer rood is» wegens het opvullen der Slag-adertjens.
N°. XXXVIII. Een vlesje met vogt, in zïg onthoudende de derde
Band des Levers, die wel zeer dun, maar egter fterk is, door wiens toe-
doen de rand des levers in de linker zyde ontrent de punt van 't borft-
been gehegt is aan het Middel-rift, hier door is 't, dat de Lever in
zyn plaats gehouden werd, en niet te veel na de regter zyde.kan toe-
fen'eten.
Aanmerkt ook, dat aan deze derde Band nog vaft zit een ftukje van 't
Middel-rift, en van de Lever : ook is deze Band met veel opgevulde
Slag-adertjens voorzien.
Mmmm %                            N°. XXXIX.
-ocr page 161-
6$6 V.ANATQMI S.C H CJBINET
N?.-XXXIX. Een droog glaasje , waar in gevonden werd de roede
van een Kind, .-wiens celluleufe vlies met wind vervult is. Over deze ma*
terie kan men nazien myn antwoord op de XV. voorgeftelde Brief, alwaar
ik dit vlies afgebeelt heb.
JNo. XL. Een glaasje met vogt, op wiens grond gezien werd de Long
van een zeer kleen én onvoldraage Kindje, dewelke fris en vers was.
Aanmerkt dat ik zeg, dat dit Longetje op de grond van 't glaasje gele-
gen is, aangezien de Longe fris en welgeftelt zynde, nooytdryft in eeni-
ge vogt, ik fpreeke van Kindertjens , • die in 's Moeders lyve fterven, en
nog niet geademt hebben: zoo dat zy, die my voorheen contrarieerden en
ftoutqlyk tegenfpraken, zulks of door onwetentheyd, of door quaadaar-
digheyd hebben gedaan, 't geen ik haar van harte vergev'e.
N°. XL1. Een vies met vogt, waar in een ftuk van 't vlies Chorion,
van een Jong geboore Kindje te zien is, 't welk ik in twee vliezen, van
den andere zeer verfchillende, heb gefchcyden} hier van is't een, 't welk
kindwaarts geplaaft is, zeer dun, en als doorzigtig zynde, van my-vobr*
taan geheeten 'Pfeudo-alantois, waar mede ik te kennen geven wil, dat'er
een alzoo genoemde Alantois in den menfeh niet te vinden is : maar het
ander dat niet doorzigtig, dikker, zeer broos, en beyde de oppervlaktens
van de Moer-koek bekleet, kan men de naam van Chorion wel laaten be-
houden, want de bloedvaten worden daar door by een gehouden en on-
derlleuntj alleen zoude ik goetvinden , dat men dan dat gedeelte, 't Welk
van de Moer-koeks oppervlakte afwykt> en waar door men zelden eenige
bloedvaatjens ziet paueeren , de naam van [_M-embrana villofd]Noppg vlies
des Moerkoeks
noemden, aangezien ik oordeele,dat het een byzonder gebruyk
heeft; namen tlyk, 't voedende fap uyt de uyteynden van de Slag-aderen der
baarmoeder te ontfangen, en door zyn noppen 't zelve in te trekken en te be-
houden , tot dat de uyteynden der aderen 't zelve van de moerkock na haar ne-
men , endoor de Navel-ader tot de vrugt voeren, even gelyk men ziet te
gebeuren in 't Fluweele vlies der dunne darmen, waarin zig de Ghyl zet-,
tot datze van de worteltjens van de Melk-aderen opgenomen en ver-
ft.uur t werd,
Ik, zegge, dat het voedende fap, waar door de Vrugt gevoet werd, in
de uyteynden der Slag-aderen des Lyfmoeders toebereyt werd , welk'ge-
bruik de Aurheuren eertyds toelchreven aan eenige alzoo genoemde, en-
nooyt getoonde kfiertjens van de Lyfmoeder.
Daar is nu niet meer aan te twyfeien, of de uyteynden der Slag-aderen
van de Lyfmoeder nemen eenige verandering aan, waar door zy bequaam
werden tot het bereyden van 't voetfel uyt het Slag-aderlykebloed. Inde
Scha-
-ocr page 162-
Van FREDEUK RUYSCH           617
Schapen veranderen haar deze uyteynden der Slag-aderen van de Lvfmoe-
der m wormwyze vaayens, zonder eenigetufkhenkomende kliertjens, £L
Jyk ik deze afgebeelt hebbe in de befchryvinge van 't II. Cabmet • ol zulks
ook plaatfe heeft in de Lytaoeder van een Vrouw, dat heb ik tot nasoe
niet genoegzaam onderzogt.
                              .                            ^>
Om dan weder te komen tot de weg., waar van ik wel zonde afdwalen
zoo zeg ik, dat dat gedeelte van 't Chonon, 't welk ik het Sappige of Ele'
Vlies noeme, met alleen dat deel van de holte des Lyfmoeders komt te ffi
den, dat buyten de koek, en genoegzaam bekent is, maar ook zelfs de 0£
o^aatit. ^1"^ > dle "* de Lyfaoete zi« °< ^gens de LytX
Dit zal wel beuzelagtig en voor ongelooflyk van zommige opeenomen
werden, egter zullen zy het alzoo inderdaad en. waarheyt blvindfn de
welke op een bequame wy ze de Moerkoek door de navel Slag-ader tot dé AZ'
eynden toe met een rood-waffige ftoffe zullen komen te vervullen, want7oo
doende zal de geheele Moer-koek ,(die anders niet is, als alleen bloetvafen en
vliezen,) een roode couleur aannemen, en dit gezeyde Vlies blyft zvn as-
verwige couleur behouden. Dat ook dit Vlies continucel is met het an
dere fapp.ge gedeelte, zal men dan ook klaarlyk koanen zien Ziet £
1. Plaat. Fig. 1. van dit V. Cabinet.
                                              - de
Iemand zal mogelyk vragen-, indien dat gedeelte van het Vlies Chn
non 'twelkikvlokkigoffanpig heb gehelen, continueel^\&&
diel,- waar door alle d.e Bloedvaten lopen, en Chorion heet , wat reden
is er om deze twee deelen met verfcheyde benamingen te noemen > Ikanr
«orde, zulks niet zonder reden te zyn, om dat, L, ik n^n,"zy ^
fcheyde zyn in haar gebruyk , want dat gedeelte , waar door zoo JrZr
een memgte van Bloedvaten, loopen , datW deze Bloede en%W
op datze niet zouden van een komen te wyken-, maardoor het anderded'
v n my het Sappige of Noppige Vlies geheeren, ziet men zeer raar eemte
bloetvaarjens paffeeren, ook 1S het zelvige ruwer, ennietzooftevie Den
nugteren Darm .s ook. wel continucel met den. twaalfvingerige en Boette
Darm, maar zy komen met overeen in alles, en daarom zoo heeft mfn f 1
ook byzondere namen.gegeven. Het Darm-fcheyl is een Vlies 't Llt
continueel is met httMeficolon, maar nogtans heeft bet verfchevde namen
SSsürys?gedeeltc het dunne £>-* M * > mSSSt
èiftfe MMM^ WMr Ibewaart wwd « Èfc
Mmmm j                            N».XUU.
-ocr page 163-
<Jj8         V. ANATOMISCH CABINET
No. XL1II. Een droog Glas, en daar in het Gedarmte van een onvol-
drage Vrugtjc, 't zelve is met een rood-waffige ftoffe opgevult.
De D E R D E P L A N K.
N°. XLIV. "jQ en Vlesje met vogt, waar in te zien is een kleen ftukje
lT. van de fchorffige fubftantie van de Herffene van een
menfch, 't welk ontdaan zynde en aan een hayrtje hangende , klaar doet
zien j dat de gezeyde fchorffige ftoffe niet anders is, als een t'zamenftel van
B loet vaatjens , en wel inzonderheyt van Slag-aderkens: enzyndezeBloet-
vaatjens, de fchorffige fubftantie makende , zoo fubtiel, dat dezelve met
het eerfte opflag der oogen gezien zynde , een rofTe dons verbeelden ,
wegens der zelver opvulling met een rood-waffige ftoffe.
N°. XLV. Een Vies met vogt, in zig onthoudende een ftuk van de
herffene uyt een menfch, wiens fchorffige fubftantie niet ontdaan zynde,
zig^ rood opdoet wegens het opvullen der Bioetvaten , de mergagtige of
medullaire fubftantie is in tegendeel witagtig.
Aanmerkt ten eerften. Dat 'er in de mergagtige zelfftandigheyt veele
roode flippen gezien werden, die niet anders zyn , als vervulde en door-
gefnede B loet vaatjens.
Ten tweede, hoewel de mergagtige zelfftandigheyt de fchorffige in veel-
heyd overtreft, zoo is 't egter, dat op verfcheydc plaatzen , in den om-
trek der Herflene, de fchorffige dikker is, als de mergagtige, gelyk men
zulks hier ook zien kan.
N°. XLVX Een Vies met vogt, conferverende een ftukje van de Herf-
fene, wiens fchorffige of uytwendige zelfftandigheyt in 't geheel niet is
vervult met een rood-waffige ftoffe, weshaiven men niet te regt zien kan,
wat van deffelfs hoedanigheyt is.
N°. XL VIL Een ftuk van een Moerkock van een Vrouw,'t welk met
een geei-waffige ftoffe is vervult, en is deffelfs oppervlakte, die zig met
de Lyfmoeder vereenigt (gelyk hier voren is gezegt) met een Sappig of
Vlokkig dekzel nog bekleet.
N°. XLVHI. Het Agter-breyn van een jong geboore Kindje, met des-
zelfs ronde verheventheyt, dezelve is in twee gefpouwcn, en werd hier in
een vogt geconferveert.
Aanmerkt ten eerften. Dat dit voorwerp aan een hayrtje ïn een witte
en heldere vogt hangt, ten eynde het inwendige geftel te beter zoude te
voorfchyn komen.
                                                   .
Ten
-ocr page 164-
Van FREDERIK RUYSCH.              639
Ten tweeden. De geheele fchorflïge ftofFe is rood, wegens het opvul-
len , gelyk hier vooren gemelt is , het mergagtige wezen is in tegen-
deel wit.
Ten derden. Dat de fchorflïge fubftantie uyt Bloedvaten beftaat, wyft
dit voorwerp ons zoo evident aan, dat niemand het zelve gezien hebben-
de, aan de waarheyt zal konnen twyfelen.
N°. XLIX. Een ftuk van de Herfiene uyt een menfeh , waar in dé
rcreeniginge der gezigtzenuwen, als mede haar voortkomen uyt der zei ver
bïnne-kamers, bequaam gezien konnen werden.
Aanmerkt daarenboven , dat het wormwyze uytfteekfel van 't Agter-
breyn, in wezen niet is verfcheyden van de reft van't Agter-breyn, maar
is met het zelvige over een komende.
. N°. L. Een ontvleesde Lever van een Kalf, gelyk men gemeenlyk,
edog te onregt fpreekt.
Aanmerkt, dat het zelve in een vogt hangt, op dat men de verdelinge
der takken en takjens te beter zoude konnen zien.
No. LL Een Vies met vogt, waar in te zien is een Kind van ontrent
vyf en een halve maand dragts , 't zelve houd in zyn regter handje een
ftuk van 't dunne HerïTen-vlies, 't welk vervult is met roode opgevulde
Slag-aderkens, met dit devys:
              ,,.
WAT IS 'T LEVEN? EEN VOORBYGAANDE ROOK,
EN VERDWYNENDE BOBBEL.
Aanmerkt, dat dit Kind zoo is gelegen in deze Vies, gelyk het ge-
meenlyk jn 's Moeders lyve ligt.
N■>. LIL Een ftuk van de Herffene, met het geheele Agter-breyn.
Aanmerkt ten eerften , dat c!e cours of loop der Slag-aderen , langs de
oppervlakte van't Agter-breyn, hier zeer bequaam kan gezien worden,,
om dat de Slag-aders opgevult zyn..
Ten tweeden , kan men hier ook in 't gezigte krygen de verecni-
ginge der Nek-flag-aders met de twee Wervel-flag-aders , als raede der
zeiver verdeelinge in takjens, en voornamentlyk ook een gedeelte van 't
derde HerfTen-vlies , het Spinneweb-wyze vliesje , Tunica Arachnoidea
geheten zynde, 't welk leyt en drilt of flu£tucert in 't glas, als men het
zelve wat beweegt.
Ten derden, Het Worm-wyze uytfteekfel, met de twee op zy ftaande
uytfteeken van 't Achter-breyn , konnen hier ook veel klaarder gezien
werden, als wel in een vers afgeftorven lighaam.
Ten vierden, Watterzy van de fmaldeelinge of fubdivifie van de fchorf-
%e
-ocr page 165-
64© V.-ANATOMISCH CABINET
fige zelfftandigheyd des Agter-breyns , in duyzendé van vierkante deelt-
jens, waar van ik niet alleen gehandelt heb , maar die ook heb laten af-
beelden in 't antwoord op de XII. voorgeftelde Brief aan de Heer Etmul-
ler, zulks kan men hier ook zien.
Ten vyfden, Dit glas is gedekt, in plaats van een blaas, met een ftuk
van een vlies, waar door heen duyzendé van bloctvaatjens komen re paf-
Teren, en zulks heb ik ook gedaan ontrent meeft alle de glazen, waar van
voorheen is gefprooken, en die nog -Haan befchrevcn te werden > de ree-
den die ik hier toe had, was niet alleea tot cieraad van 'f oog, maar ook
om dé verfcheydentheyd van de cours der bloetvaten te konnen zien.
v N°. LUI. Een Vlesje met vogt, en daarin een gedeelte van de beent»
jens des voor-voets van een Vrouw, wiens voet met een wind-doorn S^ïna
yentofa
was bezet , en zyn deffelfs beenderen van de voor-voet als in een
gefmolten, en in een ander wezen verandert, verbeeldende niets minder,
als beentjes van die plaatze.
N°. LIV. De dunne darmen van een onvoldrage Vrugtjc , dewelke
zeer curieus vervult en bewaart zyn , en derzelver bloet-vaatjens met een
gcel-waflige ftofFe opgcvult. '
,N°. LV, Een glas, en daar in een Kindje van drie en een halve Maand
dragts, wiens Hoofdje gelegen is op een Moer-koekje in plaatze van een
oorkuffentje, met dit devys:
VAN ALLE ONHEYLEN BEVRYD, RUST IK HIER IN VREEDE.
N°. LVI. In't midden van deze plank ftaat een groote Pedeftal, en
daar op een natuurlyke Steenrots, voorzien niet alleen van fteenen , die
uyt 's menfehen lighaam zyn gekomen, maar vind men op de zelve ook
menfche Nieren, water-pezen en vliezen, waardoor heen vervulde bloet-
vaten paflTeer-en .5 zoo dat deze natuurlyke Rots onmiddelyk niet kan gezien
werden.
Daarenboven is deze Rots overal bezet met bloetvaten, dewelke opge-
vult zyn met een rood-waflige ftofFe, reprefenteerende roode Coraal-
takken.
In 't opperfte van deze Rots doet zig op g het geraamte van een Kindje
van ontrent zes maanden dragts, en dat met zulk een poftuur , buygingc
des Lighaams, en na vooren wendinge van 't Hoofdje, alsof het gefprek
wilde houden met het geraamte van een ander van dezelve ouderdom,
(want het zyn geraamtjens van tweelingen) ftaande op de grond van de
gezeyde Pedeftal, en aan de voet van de Rots, met dit opichrift:
WENSCH
-ocr page 166-
Van FREDERIK RÜYSCH,               64,1
WENSCH EN TYD BEDRIEGEN ONS, DE DOOD BELAGHT ONSE
SORGE; EN ALSOO IS 'T LEEVEN NIETS.
Het tweede geraamte, ftaat aan de voet van de Rots, deszelfs Hoofdje
is na boven gewent, als wilde het 't eerfte aanfehouwen en toeluyfteren,
en heeft dit tot devys:
'T LEVEN IS VAN MY GEVLODEN, ZOO DRA HET MY [
WAS TOEGEBRAGHT. '
Het onderfte geraamte heeft in zyn linker Handje een preparatie, die ik
over 40 Jaaren prepareerde, op de wyze als men doe gewoon was, &c,
Nog ftaat'er op de voet des Rots het geraamte van een Kindje van on-
trent drie en een halve maand dragts, in wiens regter handje onthouden wer-
den eenigc takken van flag-aderkens , dewelke konftig opgevult en gedroogt
zyn: deze haare uyteynden zyn zeer fyn, en curieus uyt deLonggehaalt.
Peszelfs devys is:
NIETS ISSER SWAAR VOOR HEM DIE WIL.
No. LVII. Een vies met vogt, waar in te zien is een onvoldrage Moer-
koek van een Vrouw, waar van de Figuur te zien is in de I. Figuur van de
1. Plaat.
Aanmerkt ten eerften, Dat die oppervlakte, welke zig met de Lyfmoe-
der verecnigt, gantfch ongefchonden is, weshalven deze oppervlakte niet in
vecle knobbelagtïge verdeeltheden is gefcheyden, gelykze ons meel!: voor-
komt, wegens het ruwe aantaften: maar dezelve is gaaf en geheel geble-
ven, zoo dat men het donzige, of zapagt/ge vlies, waar van hier vooren
is gefprooken, byna gants en gaar hier zien kan: door deze oppervlakte
loopt in een welgeftelde Moer-koek , altoos wel yets groevigs, edog
het zelve werd door het gezeyde vliezig wezen bedekt, ten zy dat door
't rouw handelen de Moer-koek, als in veele deelen, verdeelt wordt.
Ten tweeden, Zoo kan men nu hier klaar zien, dat het donfige vlies
continueel en vereenigt blyft, met dat dikke deel van 't vlies Chorion^ 't
welk die Moer-koeks vlakte bekleet, dewelke na het kind ziet, en waar
dqor heen alle de bloetvaten loopen, en by een gehouden werden: Zoo
dat, gelyk hier te vooren is gezegt, het dikfte deel van 't vlies Chorion9
beyde de oppervlakfens van de Moer-koek bekleedt.
Hoe verre ift dan van de waarheit, 't geen de ontleeders eertyds waan-
den, namentlyk dat de bloetvaten van de Moer-koek haar immiddels met
die van de Lyfmoeder vereenigden.
                      N n n n                 Wat
-ocr page 167-
64% V. JAi NATOMISCH CA11NÊT,
Wat verders hier ontrent te confïdereren valt, heb ik hier vooren ver-
handelt 5 nu, tot voldoening van die genen, welke my voormaals hebben voorge-
worpen , wat ik van 't alzo genaamde vlies Alantois en deszelfs vogt in de hee-
ften oordeelde, zo bekenne ik gaarne, dat ik my daar ontrent nog niet kan vol-
doen , veel min weet ik te fp reken van 't vlies Alantoïs en deszelfs vogt in een
menfch: nadien ik dit noyt gevonden hebbe, en door de fchaarsheyd der
voorwerpen, kortheyd des tyds, en byftre onkoften, diQ 'm veertig Jaar
Van my gedaan zyn, ben ik te rug gehouden: 't geen ik egter daar ontrent
geobferveert heb, zal ik hier in 't kort verhaalen.
JMoyt is my een eenig pis-vat, eVrachusi ineen menfch voorgekomen,
't welk ik bevond toegang te hebben tot een al zoo genaamde Alantois of
pis-vlies, 't zy door blaafen of infpuyting van vogten. Het pis vat word
wel aan de grond van de blaas gevonden eenige opening te hebben , ontrent
een vinger breed hoog, maar dan komt de wind te ftuyten: en verders is
die niet te brengen.
Het vlies Cborion, gelyk hier boven gezegt hebbê, kan men in twee
deelen fcheyden, tufïchen dewelke zomtyds eenige vogtigheyd gevonden
werd, maar dat is,zoo ik meen, tegens de loop van de natuur} daarenbo-
ven zoo ziet men 't geheele lighaam door, dat meeft alle de vliezen ver-
dubbelt zynde, wel eenige vogtigheyd plaatze geven, om daar voor ee-
nige tyd te huysveften, maar zulks is al mede onnatuurlyk, en deze ver-
dubbeling van de Cborion en verzameling van vogtigheyd tuffchen des-
zelfs verdubbeling, geloof ik oorzaak geweeft te zyn van haare dwaling
ontrent dat alzoo genoemde vlies Alantoïs in de menfehen.
Ten derden, In dit glas werd ook een ftuk van een Moer-koek gevon-
den, wiens donzig of zappig vlies afgefcheyden is, op dat men het geftel
der bloetvaten bequamelyk konde zien.
Ten vierden, Des ftrengs bloetvaten opgevult zynde, kunnen hier be-
quaam gezien werden.
JN<\ JLVIII. Het been van een kleenKind, 't welk natuurlyker wyze
rood van couleur voorkomt, leggende in een vogt.
Aanmerkt ten eerften, Alle de fpieren, die het fcheen-been t>uygen,. en
op 't agterfte van 't dye-been geplaaft zyn, kan men hier zeer bequaame-
lyk zien, namentlyk de fnyders-fpier, de fchraale-fpier, de half zenuw-
agtige, de half-vliezige en twee hoofde-fpieren. Tuffen deze fpieren kan
men de zenuwen zien, dewelke door het Heylig-been lopende haar door
de dye verfpreyden, als mede der zei ver twee takken of fcheucen onder de
vouwen van de knie, waar van de buytcnfte en fchraalfte door dip (pieren
loopt, dewelke op 't kuyt-beeh leggen -, de tweede en dikkere tak, kx*
pende
-ocr page 168-
; Van FREDERIK RUYSCH.           643
pende tuflchen het fcheen-en küyt-been, geeft een tak van zig, dewelke
ttiflchen de twee hoofden van de buytenfte kuytfpier nederwaarts afloopt
na de hiel.
Ten tweeden, van vooren doen zig op een gedeelte van de fpieren die
het fcheen-been uytftcken, namentlyk de breed-peefige, de regtc, de on-
gemene grote uytwendige, de ongemene grote inwendige, en zyn alle
dcfe fpieren natuurlykerwyzc rood van couleur.
N°. LIX. Een vies in zig onthoudende het Hart en Long van een
Jong geboore Kindje.
-Aanmerkt ten ecrften $ Dat alle de blaaskens van de Long met een •
wafïïge ftoiïc opgevult zyn, waar door de geheele Long rood en natuur-
lykerwyze uytgefpanne voorkomt.
           :,
Ten tweeden, Tuffchcn de twee groote lobbens van de Long, ziet men het
Hart, natuurlyk van couleur, en van plaatze geenzints verandertzynde.
Ten derden, Des Longs flagader, de groote flag-ader met deflelfs drie
groote afgefnede en opwaarts lopende takken; als mede de flag-aderlyke
weg, en oorkeas des Herte kan men alle hier zoo perfect zien, als of men
het in een levendig menfch zag.
N '. LX. Een vies met vogt, in 't welk te zien is-, een naying van de
peeze van de kuyf-fpïeren.
N°. LXÏ. Een v lesje met vogt, waarin te zien is het ftecn-been van ■
een menfch, met deiielfs drie beenige Canaalen, het flakke-huysje, met
deffelfs rond-lcpsnd plaatje [Lamina fpralis') bekleet met een uytne-
mend dun vliesje.
N°. LXII. Des Milts flag-ader uyt een Kalf met een geel-wafllge
ftoffe opgevult, leggende in een vogt, op dat men de fappigeuyteynden
konde zien, dewelke half-vcrfleete penceeltjens komen te verbeelden*
N°, LXIII. Een droog glaasje, waar in aan een hayrtje hangen drie
Lighaamtjens, dewelke van Andere voor fteentjens zyn aangezien, edog
ik houde de zelve voor beentjens , de welke den wel-geoefrende Hr.
Dr. Quina gevonden heeft in 't Pyn-appels kliertje Glaudula Tinealis
van een Vrouw.
N°. LXIV. Een Kindje van ontrent drie maanden dragts , 't welk
in een vogt zeer curieus bewaard werd, met dit devys:
Gelyk een Schipper word in Zee
Gefolt
, gejlingert door de baar en;
Zoo lag ik naakt mmagtig meé
Ter aarde > omringt van veel ge vaart».
Nnnm                                  Tertvyl
-ocr page 169-
6f4 V. ANATOMISCH CAB1NET
Terwyl ik geene hutye vond
Toen
V levens licïSt my eer ft beftraaide %
En ik9 na myn geboorte (iond
Dit
'j Moeders lyfy hier adem haalde.
N°. LXV. Een vies je met vogt, waar in ons voorkomt een gedeelte
van 't agterbreyn, als mede het verlengde rug-merg.
Aanmerkt ten eerrren, Dat het wornvwyze uytfteekzel hier klaar ge-
zien kan wexden, als mede de twee uytfteekzels van 't agterbreyn, de-
welke -byzyde het wormwyze uytfteekzel geplaaft zynde, een groote
overeenkomft hebben met het gezeyde worm-wyze uytfteekzel.
Ten tweeden. In 't verlengde Rug-merg kan men hier de olyf-wyze,
ook de pyramied-wyze lighaamen bcquamelyk zien, en dat niet alleen van
onderen, die befchreven zyn van den deftige Ontleeder VieufTens, maar
ook zelfs van boven ; deze zyn uytgevonden , befchreven en afgebeeld
van my, in myn antwoord op de XII. voorgeftelde Brief, Tab. XIV.
Fig. V.
N°. LXVI. Een ftuk van 't agterbreyn, als mede van 't verlengde
merg uyt een menfeh.
Aanmerkt ten eerften, Dat de merg-agtige draaden van 't verlengde
rug-merg tweederhande zyn> namentlyk, eerft komen ons voor zoodani-
ge, dewelke na de ronte loopende van my uytgevonden zyn, en onder
deze j de langwerpige, dewelke ik heb doen afbeelden in 't bovengemel-
de antwoord.
Ten tweeden, Zoo kan men hier ook zeer diftind zien de twee fplee-
ten, die daar gevonden werden in 't begin van 't rug-merg, waar van de
eene aan de voorfte, de andere aan de agterfte zyde geplaaft zyn. Ook
ziet men hier de twee uytfteken, dewelke van 't agterbreyn na de ronde
verheventheyd lopen.
N°. LXVII. Een ontvleeft Levertje, gelyk men gemeenlyk (hoewel
abufivelykj fpreekt.
De V I E R D EP LA N K*
N°. LX VIII. T^E aderige vlegting van een Kind, waar ingantfeh
\J £;cen klieren, zoo roemrugtig van de Autheuren
voorgeftelt, te zien zyn, aan 't zelve is noch vaft gehegt het Fyn-appels
kliertje, leggende op de grond van 't Vlcsje.
                  ""■■} «s> f
Aan-
-ocr page 170-
Tan FREDERIK R U Y S C*H.              g|g
Aanmerkt, Dat deze gezeyde vlegting niet anders is als Slag-ader-
kens, op 't gezi'gt fapagtig, en wat van de Slag-aderlyke geftalteniife
afwykende.
Ten tweede, Dezelve zyn wonderlyk geflingert, en zoo Sïangswyze
kruypende, datze eeniger maate in 't eerfte opflag deroqgenkleenekliert-
jens reprafenteeren. Ziet hier over na het antwoord op de XIL voorge-
ftelde Brief; Tafel XV. Fig. 3.
                       / : /.
N°. LXIX. Een vlesje met vogt, waar in te zien is een na de lengte
doorgefnede ftuk van 't Groote of Heylig-been j aan deflelfs bovenfte is
ook nog vaft gebleven een doorgefnede ftuk van de laafte Wervel-
beendere van de Lendene: als mede aan 't onderfte het gehele, na de leng-
te doorgefnede, Staart-beentje.
Aanmerkt, Dat dit voorwerp zoodanig na de lengte doorgefneden is,
op dat men het onderfcheyd zoude konnen zien, dat daar is ruflchen de
tuffchen-fcheydzels der lichaamen der Wervel-beenderen van de ruggegraar,
en die van 't Groote of alzoo genoemde Heylig-been.
TufTchen de tuflchen-fcheydzels der Wervel-beenderen van de rugge-
graat werd een kleene holligheid gevonden, en daar in een vogt, gelyk
als in de andere junttuuren des lichaams: Deze holligheyd is hier nog te
zien tuflchen het lichaam van het laafte Wervel-been van de lendene \, en
ruflchen dat van het eerfte Wervel.been van 't Heylig-been.
Jn tegendeel zoo ziet men tuffchen het lichaam van de eerfte en tweede
Wervel-beenderen van 't Heylig-been naulyks eenige holte, en ru/TcIien
de reft gantfch geene, en zulks is ook niet nodig, nadien de Wervel-
beenderen van 't Heylig-been onderling door Kraak-been aan den andere
gehegt zynde, gantfch onbeweegelyk zyn, Jn tegendeel, dewyt datrer
evidente beweeginge in de Rugge-graat is, zoo wafler die holte en vog-
tigheyd immers zoo dienftig, als in de andere junclruuren.
Op de grond van deze vies is ook te zien een ten deele ontdaane Tetti-
cul van een Manspcrfoon. Ziet 't V. Cab. Taf. III. Fig. 2.
No. LXX. Een vlesje met vogt, de vrouwelykheydt van een kindt
bevattende, welkers lippen haar natuurlyk wezen, zouder rimpels, be-
houden hebben.
Merkte dat een van deze lippen, wegens de opvulling der b/ced ri-
valen, roodt van couleur is, en dat daarenboven, de opperhuydt af-
genomen zynde, twee zoor ten van zweetgaten te voorfchyn komen.
Maar de nymphen worden met geen huydt bedekt, en daarom heb-
benze, zodanige zweetgaten niet.
Nnnn 3                              N<\ LXXI.
-ocr page 171-
646          V. A N A f O M ï S C H C A B I N Ê T
N°. LXXI. De Hom van een jong Wal visje, wiens halve zyde rood-
agtig is, wegens het opvullen der bloétvaten.
N°. LXXII. De Slag-ader uyt een Kalfs Milt, met een waffige ftofFe
opgevult, wiens fappige uyteynden op verfcheyde plaatzen overgebleven
zyri, andere daarentegen weggenomen zynde verbeelden de uyteynden van
verfleeten Penceeltjens.
N°. LXXIII. Een vlesje met vogt, waar in onthouden werd het dun-
ne HerfTen-vlies, met deflelfs aanhangzels, dewelke haar komen te zetten
tulTchen de omwindigen der Herflenen.
Aanmerkt ten eerften, Dat deflelfs Slag-aderen ten uyterfte eynden toe
opgevult zyn, waar door het geheele voorwerp rood is geworden,
Ten tweeden, Dat dit dunneHerlTcn-vlies op vcrfcheide plaatzen niet
vet is voorzien.
N°. LXXIV. Een vies met vogt, waar in te zien is een Kindje van
een Amerieaanfche Negerinne van omtrent feven Maanden dragts, wiens
opperhoofdje niet alleen vervult is met fwarte hayrrjèiis, maar ook zelfs
liet voorhoofdjè tot op de Wyn-brauwen , 't zelve is gelegen in zoo een
poftüur , gelyk de Kinderen menigmaal in 's Moeders lyve zyn ge-
legen.
JS!°. LXXV. Voor het gezeyde Kindje vind men een Indiaanfch korf-
je, waar in gelegen is het Hart van een Jonge, met deflelfs Longe.
Aanmerkt, Dat de bloétvaten, als mede beyde de Ooren van 't Hart
met een Rood-wafïïge ftofFe vervult zyn, en heeft het Hart zyn natuur-
lyke plaatze behouden; ook zyn de blaaskens van de Long met ecu Wit-
waflige ftofFe vervult, en dus doende komen ons deze zaaken voor, als
in een levendig menfeh.
N°. LXXVL Een vies met vogt, en daar in een Moer-koek van een
Vrouw met deflelfs Navel-ftreng, waar van alle de bloet-vaten vervult
zyn met een Roöd-waiÏÏge ftoffe, én is deflelfs fappige of ruyge vlies weg-
genomen, op dat men klaar konde zien, dat de geheele Moer-koek niet
anders is als een t'zamenftel van bloétvaten, waar tullchen gantfeh geen
kliertjens te vinden zyn.
N". LXXVII. Een vlesje met vogt,. onthoudende een groot ftuk van,
't dunne Herflen-vlles, wiens bloet-vaten byzonder mooy opgevult zyn.
N°. LXXVIILEen gedeelte van't onderfte der Herflenen van een menfeh,
met het geheele agter-breyn, zoo als het ons van onderen voorkomt.
Aanmerkt ten eerften, Dat tuffchen de twee deelen van't Agter-breyn,
ook twee byfondere uytfteekzels gevonden werden, m iuflehen de#e w«fc
derom het worm-wyze uytfteekzel.
Ten
-ocr page 172-
Ten tweeden, de twee Olyfs-en Piramiedswyze lichaamtjens, dewelke
van de Heer Vieuflens befchreven en afgebeelrzyn, kan men hier bequa-
naelyk zien, als mede de Reuk-en Gezigt-zenuwen &c.
Teri derden, De bloetvaten van deze Herflene zyn niet vervult, en
daarom komt ons dit voorwerp voor, wit van couleur.
' N°. LXXIX. Een glaasje met vogt, en daar in een ftuk van dcj-jrf-
fenen, pamentlyk het verwelfzel met deflelfs tw^éalzpö'genoemde armen.
De twee op zy ftaande holligheden of groeven zyn het opperfte der twee
voorfte Herffenrgroeven: In 't agterfte van dit glas komt ons nog voor*
een ander deel van de Herflenen, en ook van 't dunne HerfTenvlies uyt een
Kind, wiens blpetvaatjens vervult zyn met een rqpdwafFige ftoffe.
N°." kXXX. Een vlesje met vogt, in zig onthoudende een over langs,
doorgefnede Tepel van de bprft van een Walvis.
Als men dit voorwerp van vooren ziet, zoo ziet men een doorntje
daar in fteken, 't welk ons aanwyfl: den Melk.-canaal , dewelke niet
alleen geveurt, maar ook zelfs gefazelt is.
Als men het ^elve glas omkeert, zoo doen zig op, voor eerft een in-
geftoke doorn, en dat aan de linker zyde van 't voorwerp, aanwyzende
het uyterlyke bekleetzel des Tepels, het doorntje aan de rechter zyde ,
wyft ons aan de zenuw-agtige Tepeltjens, dewelke ontdaan zynde, re-
prefenteerenze hayrige bundelkens. Ziet hier over verders na het I. Cabi-
net, Tab. IV. Fig. I.
N°. LXXXI, Een droog vlesje waar in bewaart werd een zeer wit ge-
raamte van een Muys, dewelke op een van de agterfte pooten ftaande,
fchynt te danzen; tuffchen deffelfs agterfte pooten werd gevonden een
vrugt van een grote ftekelige Indiaarifche Vyge,'diebyfteryolvandoornr-
iens bezet is.
N°. LXXXII. Een vlesje met vogt waar in te zien zyn, dedarmrjenjs
van een Jong Wal visje.
N°. LXXXIII. Een vlesje, met vogt waar in t$ zkn is de Poort-ader
uyt een onvoldrage vrngtje, en zyn defielfs uyteynden wonder]yk ver-
vult en. bewaart.
No. LXXXIV*. Een ftuk der Herflenen uyt een Menfch , wiens
fchorfige zelfftandigheyd rood van couleur is , wegens het opvullen
der bloet-vaten, dewelke de fchorflige fubftantie zelfs zyn. Deze Fj-
guur vind men afgebeelt in 't antwoord op de XII. voorgeftelde Brief,
Xab. ^iy. Fig. II.
-ocr page 173-
&f$ WA NA TOM I SCfl CABINET
De V Y F D E P LAN K.
No.XXXXV. TTEt regter Oor van een menfche Hart, wiens binnen-
llfte oppervlakte buytenwaarts van my is gewent, op
dat men de vleeftge ftutzels beter konde zien.
Aanmerkt ondertiuTchen , Dat deze ftutzels niet alleen op ver-
fcheyde plaatzen aan 't Oor vaft zitten, maar ook in haar midden
daar van zyn gefcheyden , 't welk deze, doorgeftooke borfteltjens aan-
wyzen.
N°. LXXXVX Een vlesje met vogt, waar in te zien is een ftiik of
moote van de Herflene van een Menfch, wiens fchorflige zelfftandigheid
wegens het opvullen der bloet-vaatjens rood vorkomt.
Aanmerkt, Dat men in 't mergagtige wezen hier ook een fchorfig we-
zen vind.
N°. LXXXVII. Een droog vlesje in zig onthoudende Slag-adcrlyke
takken, die met een rood-waflige ftoffe zyn opgevult; op den grond van
dit vlesje vind men een wit geraamte van een Muys, in een zcltzaame po-
ftuur geftelt zynde.
Nu. LXXXVIII. Een vlesje in wiens vogt bewaart werd eenftukvan
de Colyk-darm van een menfch, met deflelfs blinde-darm en worm-wyzs
uytfteekzel: dit voorwerp verbeelt nog levendig te zyn.
N°. LXXXIX. De Neus van een menfch in een vogt bewaart, waar
in te zien zyn deflelfs kraak-beenige verdeeltheden, die niet vyf in getal
zyn, gelyk de Autheuren fchryven, maar agt. Ziet het antwoord op de
VIII. voorgeftelde brief, Tab. IX. Fig. V.
No. XC. Een Zaad-bal van een Menfch, wiens fchee-Vlies geopend
zynde, de bereydende Vaten gezien konnen werden. - -
Aanmerkt ook, dat door het buytenfte van 't gezcyde Vlies zeer veel
opgevulde Bloet-vaten loopén , ook ziet men hier het opfchortendt
Spiertje, 't welk witagtig hier; nu voorkomt, om dat deflelfs vaatjens
niet opgevult zyn.
N". XCI. Een vies met vogt, en daar in twee Miltjens van Jong ge-
boore Kindertjens, welkers bloet-vaten , die de Milt maken, opgevult
zyn met een rood-waflige ftofle. Aan deze Milten zitten de Maag-kuf-
« fekens nog vaft, die om dezelve rêede zeer rood eouleurig zyn.
N°. XCII. De helft van een menfche Neus, zeer levendig van cou-
leur , in wiens vleugel het teken van een kinder pokje is gebleven, het
welk een Sterretje komt te verbeelden.
Aan-
-ocr page 174-
• van FREDERIK RÜYSC H,- -           649
Aanmerkt ten eerften, Dat men in 't vel, ontbloot zynde van 't opper-
velleke,, tweederhande zweet-gaatjeos zien kan, namentlykgroote enkleenc
Des Voorlfps ruygc gefteltheyd vertoont zich hier ook, om dat deflelfs be-
kleetzel niet weg-genomen is. Ziet hier over na het IV. Cabinet.
Ten tweeden,.dat in de traan-canaal een pennetje is geftooke, om het
uyteyndc defes canaals tekonnen zien in de holte van de Neus.
N°. XCIII. Een vlesje met voght, in zig onthoudende het gedaante
van een jong geboore Kindje, en zyn dezehaare bloetvatjens opgevult.
Np« XCIV. Een ftuk van 't vel van 't Voorhoofd van een jongh ge-
boore Kindje, met deszelfs opperde Oog-fchel, levendig van couleur.
Aanmerkt, dat aan de uyterfte omtrek hier gezien werden alle diemon-
dekens, waar door een vogt pasfeert, 't welk het uyterfte der Oog-fchel-
len tebeftryken.
N°. XCV. Het aengezigt van een jong geboore Kindje, zeer levendig
van couleur, rondt om 't zelve zyn gelegen de opgevulde Slag-aderen van
't dunne Hersfen vlies,
N°. XCVI. Een droog vlesje, en daar in een ftuk van 't vel tot leer
bereid, en in draden uytgerafelt.
                     ' •         \ f-|
No. XCVII. Een vlesje met ° vogt, waar in gezien werd een ftuk van
des Longs Slag-ader zeer konftig opgevult met een wafchagtige ftorfè.
No. XCVIII. Het Agterbreyn van een kleen Kindje, op dezelvewy-
ze geconferv'eert.
N°. XCIX. Een menfehen Oog met deszelfs Oog-fchellen5 op dat het
Oog zyn rondigheyd zoude behouden, is 't zelve opgevult.
N°. C.. Een droog glaasje, en daarin het Kloot zakxke van een menfeh,
't zelve is opgeblafen, en opgefnede, op dat men bequamelyk zoude kon-
nen zien deszelfs tusfchen-fcheydzel, als mede de celluleuze geftelt-
heyd van 't vlies "Dartos. Ziet deszelfs Figuur in 't antwoord op de I.
voorgeftelde Brief. Fig. I. Tab. I.
No, CL. Een ftuk van een omgekeerde Kronkel darm uyt een Kind, om
de rimpels, dealzoogenoemde klieren, het Fluweele vlies, en zweetgaat-
jens, die een zeef verbeelden, bequamelyk te konncn zien.
. N.°.. CII. Een droog glas met een ftuk van de Colyk-darm, met des-
zelfs Blinde-darm, worm-wyze uytfteekzel, en èen gedeelte van de Bog-
tige darm.
                                                                       .           ,         ' .f
„Aanmerkt., Dat het Klap-vlies of Klap-vliezen van de Colykdarm hier
bequaam kohnen gezien werden; het zelve is genomen uyt een Jonge.
N?.t CIII,, De helft van een Nier, na de lengre doorgcfnede, op dat
Oooo                                             men
-ocr page 175-
■■
■■■■
6*>ó V.'ANATÓMISCH CABINET'
men deszelfs inwendige gefteltheyd zoude konnen zien; hier van is gehan-
delt in de voorgaande Cabinets befchryvingh.                             • '
••■u J^o. Cl V. Een geopende Blaas uyt een menfeh, waarin te zien is des zelfs
ongelyke binnenfte oppervlakte een vinger dik te zyn, veroorzaakt door
een fleen, die men in de Blaas gevonden heeft. .
N°. CV. Een droog vlesje, waar in gezien werden de geraamtens van
twee Muyzen, die zeer curieus toebereyt zyn, een van de ztlve hout in
zyn linker poot de ftaart van een Aal, dewelke zoo toebereyt i's, dat men niet
alleen de graaten, maar ook de onderlinge vcreeninge der vinnen zeef cu-
rieus zien kan.
No. CVÏ. Het Maagje van een jong-geboore Kindje, met deszelfs
twaalf vingerfgc darm, in een vogt: deszelfs Slagadcrkcns zyn tot de
uyterfle uyteynden vervult.
N*. C VIL Het vlies Chorion met deszelfs Moer-kockjens, een fpelde
hoofd in groote niet overtreffende, uyt een Zogh of Varken ■, des zelfs
bloetvatjens zyn zeer volmaakt opgevult.
, , D E G R O T E h A*A D E. V.'
•i- .y. j! .
onder dit vyfde
CABINET
Onthout in &tg verfcheyde cederen vierkante kiftjens of doozen.
In de I. "dezer werd gevonden een Doods-hoofdje van een jong Kind,
3t welk ons zeer fraay voorkomt, en is't zelve in twee deelen verdeelt, In
de holte van 't bovenfte deel, ziet men het harde Herszen-vlies, met des-
zelfs bloet-vaten die zeer konftig opgevult zyn. * * - ,
Aanmerkt teneerften, Dat de Zeyzen-wyze groeve opengebleven is, zoo
dat deszelfs wezen zeer diftinft gezien kan werden.
Ten tweeden, Dat het vlicsje, 't welk Fontanella heet, natuurlyker
wyfe gefpannen ftaat, zonder cenige rimpels.
In het ander, of onderfte deel van dit Doods-hoofdje, kan mendéfe na-
volgende zaakenzien.
                                          .-•..?
Ten eerften, dat Het bekleetzel van't verhemeïte rood is, wegens haar
opgevulde bloetvaatjens.
Ten tweede, dat beyde de Trommel-vlieskens zeer rood zyn, wegens
haar opgevulde Slag-aderkens.
Ten
-ocr page 176-
1 van F R E D E R IK R U Y S C H,             6<}i
Ten derde. Dat het Agterhoofds-been, in die tyd beilaatnyt vier beender-
kens.;.:.'                                                                                                                   * ■ ',:/fi
Ten vierden, ziet men hier,dat 't onderfte Kaakebeen , 't welk uyt
2 'ftukken beftaat, door een vliefïgh en" Kraak-beenig toedoen g'cmeenelyk
rereenigt zynde, -hier nog een overtollig beentje bezit, 'c welktuftchende
gezeyde vereeniging werd gevonden, *.
In het II. Oedere KASJ E werden gevonden dé Zaad-blaaskens uyt
een Hengft, dewelke zeer aardig twee Gal-blaaskens uyt een mcnfch ver-
beelden , dewylze gants geen cellekens hebben.
In het III. werden gevonden voor eerft het binnenfte vlies van deLyfw
moeder van een Koe, gelekent met Lett. A. In defe ziet men die uyt-
• puylentheden, dewelke altoos gevonden werden in zwanger-gaande Koc-
yep, deze * werden van zommige Cotyledones geheeten, van andere ook
hoewel t'onregt, het tweede deel van de Moer-koekjens.
De Moer-koek als Moer-koek kan in geen twee deelen verdeelt werden,
om dat zy eygentlyk een deel is van de vrugt, en niet des Lyf-moeders;
maar dat uytpuylend deel van de Lyf moeder is niet anders als een
uytbotting of uytzetting des Lyf-moeders, geduurende het zwanger-gaan,
die haar op die plaatze laat vinden , daar de Moer-koekjens met haar ver-
eenigt werden : en defe Cotyledones of uytbottinge des Lyf-moeders heb-
ben veele zeer diepe holletjens, waar in haar komen te zetten de penceel-
wyze bloet-vaten die de Moer-koekjens eygentlyk conftitueeren $ en hoe-
wei men in de Vrouwen die veelheyd van zoodanige uytpuylentheden des
Lyf-moeders niet vind, geduurende het fwanger gaan, zoo is't evenwel
dat ik bevonden heb , dat ter plaatze daar de Moer-koek zigh vaft maakt
aan de Lyt-moeder, ook een uytpuylentheyd gevonden werd m de Lyf-
moeder.
                        »                                                   . ** ; y
Aanmerkt ook^ dat dit binnenfte vlies des Lyf-moeders zeer ryk is van
bloetvaten , inzonderheyd ontrent die plaatze daar de Moer-koekjens haar
laten vinden. Het buytenfte vlies des Lyf-moeders van een Koe, gereken t
Lett.B, heeft ook veel bloet-vaatjens,maardefe verfchillen veel van de gezeyde.
Het IV. KISTJE of vierkante Doos onthoud in zig het Net van al
het vet ontbloot, verbeeldende een ftuk zyde Floers.
In,het V. werden gevonden twee hart gebalzemde menfehen Nieren ,
dewelke monftreus groot zyn, en zynder zelve bloet-vaten met een Rood-
waszige ftoffe vervult.
Aanmerkt- ten eerften, Dat de Nier-aderen zeer ongewoon hier voortko-
men uyt de Hol-ader een weynig hooger als ter plaatze, daar de Hol-
ader haar in twee Heup-takken komt te verdeden.
- J
                                           Oóoo 2              .                          ïea
-ocr page 177-
6Si          V. ANATOMISCH C A B I N E T
Ten tweeden, zyn de twee Pis-leyders ongewoonelyk ruym , en
met een Wit-waszige ftofFe opgevult, 'en hebben in 't opvullen haarc gints
en weder lopende cours hier behouden.
             <
Tenderden, Yder.Nier heeft "twee Niers flag-adcren, waar van de
eeneuyt't bovenfte, d'andere uyt het onderfte der Nieren voortkomen.
Ten vierden, ziet men hier , dat de nederdalende dronk van de
groote Slag-ader van zig geeft de Maagsflag-ader , en onder deze de
opperde darm-fcheyls flag-ader , ook de nier^flagaderen, de onderfte darm-
fcheyls flagader,der Lendenen llag-aderen , enz. beyde de Zaat-aderen ko-
men hier uyt die der Nieren voorc.
          ":
In het VI, vierkante KISJE vind men het'Middel-rift, en deszelfs me-
nigvuldige pezen uyt een Jonge, waar aan nog vaft zitten een deel van de
groote Slag-ader ,'en Harte zakxke: 't zelve is zoo coebereyt, dat men zeer be-
quaam de vereeniging. van 't Harte zakxke met het Middel-rift zien kan.
In het VII. werd bewaard de Borft van een kleen Kind, geopent zyn-
de, om te bequamer de lighamen der Wervel-beenderen te konnenzien,
als mede het beloop; der Ribben; I : i ; /
Aanmerkt ten eerften, Dat de tuflehen-ribbige Slag-aderen niet alleen
uyt de nederdaalende ftronk van de groote Slagader voortkomen, maar
ook zelfs uyt de Mam-takken, en zulkx kan men. hier te bequamer zien,
om dat defe vaten zyn opgevult met een Rood-wafchagtige ftoffe.
Ten tweeden , Dat de opperde Ribben na boven, en de onderfte na
beneden loopen.
                            r
Ten derden, Hoe de Slag-aderen van 't greote of Heylig-been weder-
zyts loopen.
                   ;             ! t ,:'
In de VIII. Doos of KISJE vind men nog tweeNierenuyt eenmenfen,
de welke vervuit en hart geblalfemt zyn met een (tuk van de HoLader, en
beyde de Nieren-aderendaar aari, daarbenevenszyn 'er nog aan vaft de lin-
ker Zaad-ader ,voortkomende uyt de ftronk des hol-aders * ook zynder de
twee pis-leyders met haar bekkens, en de twee by-nieren noch aan vereenigr,
dit alles kan hier gevoegelyk gezien werden.
Boven de gezeyde groote Laade werdender nog vyf wat kleender ge-
vonden , dezelve zyn voorzien van Hoorntjens, Schulpen, en andere zaa-
ien», die ons zoo uyt Ooft-als Weft-Indien zyn toegezonden, waar van
ik hier na miifchien zal handelen*.
VER-
-ocr page 178-
van F R E D E R I K KVtSC H.          S53 ?
VERKLARING V ^
Der Figuuren van 'c
V Y F D E CA BI NE T.
De EERSTE PLAA.T.
(> 4;
            De.EERSTE FIGÜUH
Wyfl ons aan de na-geboorte van een Menfch.
A.  TOe oppervlakte des Moer'koe'ks, dewelke tegen de Lyf-moeder aan*
zit 3 en met een ruyg bekleetzel bezet is.
B.  Het myg-agtige gedeelte van 't Vlies Chorion 3 't welk van de Moer*
koek af-hangt.
                            j ?            7 |
C.  Het dunfie gedeelte van 't gezeyde vlies Chorion 3 afgefchyde van V
dikke en ruyge gedeelte, 't welk te onregt voor het vlies Alantois werd
gehouden.
                                                                   *
D.  i$V# gedeelte van de Moer-koek, ?if ie;?/é ontdaan is van V gezeyde
ruyg-agtig te,(leef zei, klaarlyk aanwyzende, dat des zelfs wezen niet an-
ders is
j als een ffamenjielvan blo et-vat en, zonder het tnjfenkomen van
eenige de min/Ie zoo zeer beroemde kliertjens,
E.  ^De Navel-flreng.                 •■ \
F.  *Dat gedeelte van 't ruyge-vlies, 't welk de oppervlakte bekleet 9 die
na de Lyf-moeder ziet
, <?# <^z^r #^*/<f vereenïgt is,
G.  Een gedeelte van het vlies Amnios.
De Tweede F I G U U R
^Jy/? ons aan het af heelt zei van de nageboorte van een onvoldrage 3 ett
ontrent twee maandig Schep feitje
, V ï#Ü #<« ?/ vergaan ofjmelten van'è
Schep feitje, nog 'm de Lyf-moeder meer en meer is geperft en verhard
geworden ■> en hierdoor is
V, dat het niet minder als een nageboorte komt
te verbeelden,
                                           ♦*
A.  *Des Moer koekjes uy ter lyk wezen.
B.  £># opening van my door de fchaar gemaakt. om in de holligheyd U
konne zien.
.
C.  Zk» gédeejtevan 't geronne bloed, 't welk in de inwendigen halsvan>
de Lyfmoeder hetft gezeten \ en z'tg hier als een fteeltje opdoet,
- vlr
O000 3 •                              Aan-i
-ocr page 179-
"■"■■■*—mmmm
i;^4 H ^A-N;AT()MISCH CABINE T
.Aanmerkt ondertujfen, dat het Schep/eitje van die ouderdom vernietigt
of gefmolten zynde
, het Moer-koekje en vliezen met veel bloed gemeenlek
bezet zyns waar door de nageboorte veel groot er en dikker fchynt tewee~
zen, als zy in der daad is. ouv' nmnorl .v/ï
T q Oê TWEEDE PLAAT, U
T, \ De Ecrfte FIGUUR
t
Stelt ons voor oogen het af gezaagt Hooft van een 'Dye-been.
A.  Het gladde, en'■ uyterlykê deel, 't welk met kraakbeen bekorft is.
B.  Hét inwendige Sf oncieusbeenige gedeelte.y ,
,y .C.Het Jmytenfie en groevige deel,, met geen kraakbeen omvangen.
D. *Be uytérlyke vajtbeenige fihïlle des beens, dewelke zeer gering zyn-
.rjfey aan de eene zyde naulyks te zien is.
'De Tweede FIGUUR
. fffyftans.aatt                                        't^Dyebeen van een Jong, dog
volwajfen T? er zoon, *t welk .van de twee Trochanteres, of al zoo genaamde
1 uytwajfen, ( die ik 'BafaarUuytwaJfén meme^) ontbloot is.
.". A. Het afgezaagde gedeelte van't gezey de been.- ,-
• v, B. iHefrileenfte uytjieekzely waar. wan door 't koken . de kleene Tro-
ühanter afgeweken is. _
. At%ix\'\%%\% ^W'ivi >£ \,%^ ^ s. .' =5^ '^ v^v. *•*
C.  ^De hals van H 1)yebeen, waar van het Hooft is afgezaa^t} omal-
Kzoo het inwendige Spon cïeus-b e enig wezen, als mede de dunheyd van de
vajfbeenige en uytwendige fchille te konnen zien.
D.  T>e gezeyde beenige fchille, die aan de eene zyde byjler dun is, en
* sorzake geeft tot het, ligt breken des beens op die £ laatfe.
E.  ¥)$ Sponcieufë'beenigheyd van den hals van dit been,
'•' . vv;ü:.^r v-;-i ;v..-fDi: ^ FIGUUR'^ '■*' -
,* Verbeek^ de kleene Trochanter > die door het koken van V w<&zr<? *&^
des ^yebeens is afgeweken.
             '■•■'- **& t v ü 'vk-x*&.\
De Vierde FIGUUR           J              j, ""
. \'             « "■ *\« '■ # - *         > *                                  1                                                    (L «V''■'.' - 't," ■■ *          i                                                                                                                      r f
Wyft aan loet bovehfe gedeelte 'van-d'd Herjfen-pdnne vaneen kleyn Kind,
,in-wie&s h&tte. nog vajl zit hst harde HerJJen-vlies t met deszelfs faga-
dereU) diemeteenroQtwaJpgefojfeofgévultzyn,
. °,-^ 4 \
U 1- '■':.                                                              ■ ' ■ -                                 f        O f"» i'« f } '
-ocr page 180-
. van: F R E 6 EÏRPl^ Mtf'tFV s'C-H/V          ^
A.  2?<?# gedeelte van de buytenf e oppervlakte, van de Herjfenpanne.
B.  2>? Cö«rj- dezer Slagaderen door hef t ar de Herffenv lies.
C.  'Derzelver cours langs de zyde van {$ Z,eyfen^wyze qytfieekztl'on-
der de Fontanella, %
                                                      .rtwA i&feY* ■
D.  T>e Groeve van den Ztyfen-wyze tiytjleckv$% •-.:-^tf&io? .0
E.  'De Zeyfe.                                                                         ,\wA\^
In De DER D E BX AIA T
*
Werden vier Figuur en gevonden >> waar van de
■V?»., -*'.! •
V:%:,:1, A Xte Eerfle , ,f .1 .C*yU; JJ, %^v /f<-          *i<ft3
Ö//J- vertoont een gedeelte van de Staart 5 * # Heylig been vaneen kïndt 3 #/}
0Zé*</<? m? *&*>/ i;^# to lighaam van het laatfte Wervelbeen van de Lendenen -} *
dit alles werd in twee deelen na de lengte verdeelt zynde 9 op zyde ge-
zien.
, >xvv^«A^&ftV.<f'*ï t'-rA as iww't 3^ ^0»,$^ '-si,^,,.!^ tou&Vti^
A.  Fen gedeelte,van ft lighaam van het laaf e wervelbeen■'■vm^We Éten*
denen.
B.  ƒ:&>£ nytwendig en Sponcieus-beenige/gedeelte.
C.  jD* ^ö//<? tujfchen het lighaam van het laaf e Wervel-been der Len-
denenen 'teerfe van 't Heiligbeen.
D.  f) e fpatien tuffen de Lig hamen der IVervel-beenderen van 't Heylig-
been
, dewelke ook wel eenigzints holligheden verbeelden, egter geen hol-
ligheden zyn
, ziet men ook dat ze van boven affuccejjlvelyk minder en
minder daar na gelyken.
De Tweede FIGUUR
Eetter A. Ver tornt een gedeelte van de Rugge-graat van een jong Kinty
t welk in twee deelen na de lengte gefchey den is 3 en zydelmgs kan gezien
Werden.
                                                     ,                     *
Letter B. B. 'De inwendige Jponcïeus-beenige fubflantie der Wervel-
beenderen.
C.  C, *De holligheden, die men tujfchen de lighamen der Wervelbeen- . *
deren vint.
D.  Een gedeelte van 't ruggemerg.
E.  Des zelfs bekleetzef V welk met het harde Herjfen-vlies een conti*
meel Ihhaam is.
*• *. %)e Kraakbeenige, en <Doorn-agtigeuuitfteken.. , t
De
-ocr page 181-
6tf         V.hAi^A'FP'M IS CH^ C A;B 1 N E;T .
,i.l«.)v,«i, .ö gfcï Derdé FI-GÜÜR
AlTU^VA *A-A; ', <,»-.■. ■ U, , -.-■■.;. ■-'-.'_;■/ ■■ J "_ ■•■'■:y.-.. ';,h ": '"A'AV ■ AA, ,A.::
Letter A. Vertoond ons het Lighaam van een Wervel-been des Rugge-
graats dpart.
B. *De Mootwyze Banden tujfchen de Ughaamen der Wervel*beenderen
geflaaft.
In de Vierde FIGUUR.
Werd verbeeld een gedeelte van een ontaarde Voorvoet > wiens fubftan-
tie veel zagter als been ij-geworden
, wegens een voorgaande IVint-doorn
QSpina Vent o fa). Alle deze Koeten zyn tot een Lighaam geworden % en als
in een eefmolten.
, . r, .
                                . ,.,.,..
itm^m\ <& kot Dp Vyfdë; FIGUUR
"VA 'V', V-V **y-'- ( 'ÏJJÏV-(vi h4j.Hv "i ' ■/ 5 '' V/"                                                                  S '■ • ' '
^ Vertoont ons drie beentjes off/eentjes in het Tynappels-kliertje (Glan>
dula Tinta/is) vaMeen Menftè
                        hangen aan eenhayrtje.
v!- * .
~yl fjfn V ttWJ t\A : ' »M \-V> /AA ;' ' "',. - V. ■ ' '
lift "VteiSS i,v% .:':'-
Ai "V»5 • '
.5'!
* - ■ ■"*■
0 Ü.V
* ' .■
J Ü ü
V~%'5S^;tr*i\ '-''■■' .'■'''".. V' V'A IV . :.■ . jj '$A
rif oo                                                      C*
«                             .V. o
mwkt vr:,, :
>
si
,,5                                             *:.-V       O
, .:'', ,\,V.'.. : A ; -' ' ..'?
m"AA%'T\i^ '%'ü ■
,,«*>' "*4
;:".. ■ ■ .                                                                          .                            'Ui va- ' 'V..■ -
6 o                         o                               pj£j
'
-ocr page 182-
1 €j
HET S E S D E
r^
C ABIN ET
VAN
FREDERIK RU Y SCH,
-&W. <D<?#. Hoog-Leer aar m de Ontleed en Kruïdkunde : Medelit
in de Keyferlyke Academie in'DuytfchlandV en van de Kminklyks
Maatfchappye der Geleerde in Engdandt en Frankryk,
u o
-ocr page 183-
BEMINDE LEESER.
DEwyl nu het Sefde Cabinet in 't Itght is gekomen, waar in , als
mede in voorgaande
, en volgende zaken werden gevonden , de-
welke waarlyk als nieuwigheden te houden, en aanmerkens waar-
dig zyn : Zo it myn voornemen private Collegien ten mynen lluyfe daar
over te houden, en dat
Vgehele Jaar door, /onder ophouden, van twaalf
tot een of half twee uuren. In dit CoUegie falik alle partyen, ja ook alle
de kleenfte deeltjens van 's manfchen Lighaam aanwyfen , die voor't
grootfte gedeelte, in een feer heldere voght gehangen zyn, waar door vee Ie
zaken klaarder kunnen werden gezien, als buyten de Voght, gedrooght
en hard gemaakt zynde. 'Dewyl eghter eenige zaken bequamer ge/ien kun-
nen werden, na datfe ver hart en droogh gemaakt zyn , zal ik die,
in T)oofen en Kasjens bewaart werdende , ook aanwyfen, over alles
een kleen difcours voerende. Nadien nu onder alle defe toebereytfelen
•veele buyten haar plaatfe zyn genomen -, zal ik daar toe een Lighaam
nemen, om defelve in haar natuurlyke plaatfe aan te wyfen
; ook is myn
meen in ge een reys of twee wat te Anatomiferen in
V lighaam zelfs, voor
die geene 3 dewelke begeerigh zyn , de handelingh daar van te zien. 1)it
alles verrigt zynde, foo is de meninghe over te gaan, (voor die gene die
nog tyt over igh hebben, en haar vertlyf nogh wat kunnen verlengen,} tot
het vertoonen van de viervoetige bieren, Vijfen, Hoorens, Schelpen
,.
Capellen, Vogels, en veele Zee-zaken, die al te famen voor 't meerendeel,
uyt Ooft en IVeft-Indien overgebraght zyn
, en zyn defe foo groot in getale,
dat ik van die zaken
, ontrent de 1500 Vleffen vergadert hebbe , uyt geno-
men die gedrooght zynde in cDoofen en Kasjens werden bewaart: foo dat
'er al vry veel tyds vereyft werd voor die geene, dewelke alles met een
naukeurig oogh willen befien, en zal ik daar toe nemen alle dag een uur,
en dit van
12 tot een of half twee uuren. T)ie zaken nu, die het V
menfchen lighatm betreffen, en in 16 Cabinetten opgejlooten zyn, defe mee*,
neik in vier of vyf weken af te zullen doen.
vooiu
-ocr page 184-
Fag; 6f9
VOOR L O P E R
Van het Sefde
ANATOMISCH CABINET,
Van den 'Profejfbr
F R E D E R I K R U Y S C H,
Aar in aangewefen word, datgeenfmts den ProfejforVieuf-
fens , maar ik
, de eer/ie uitvinder van verfcheyde nieuwig-
heden ben
, die hy in fyn traStaat, V welk den naam draaght
van een
Nieuwe ftelling der bloecvaten in s' menfehen lighaam a
heeft laten invloeyen. Na dat ik van nu ontrent over 14 Jaaren uytgevonden
hebbe een nieuwe manier van ontleden , prepareren
, en vertoonen, waar
door de partyen t ja de allerkleenjie deeltjens van Js menfehen lighaam zeer
klaar voor ons gefigt gebragt worden
, en zonder welke ik meene 3 dat
zulks te doen, onmogelyk is.
In't Jaar 1696 heb ik begonnen met het uytgeven van eenige brieven,
die my vraags-wyfe wierden voorgeftelt met hare antwoorden, en daar toe
dienende Figuur en-, in defelve werden zeer veele nieuwe, en vanmyuyt-
gevonde zaken verhandelt
, nadien ik doenmaals een methode uytgevonden
had, waar door de lighaamen der menfehen na haar dood, als weder le-
vendig ons voor oogen komen, gelyk van een yder werd getuygt
, die my
dies wegen dagelyks komen befoeken s en
V zelve komen te zien: onder
dewelke ook is geweefl den Eerwaardige Heer 'Papin, doenmaals uyt
Ooft-In dien gekomen zynde, dewelke op defe myne lighaamen verfcheyde
Latynfè vaarfen maakte, onder dewelke dit in't Neerdnyts overgefit,
ook gevonden werd,
Hoogleeraar Ruyfch, uw konfl:, doet 't doode Kind
Herleven, en ons nutte Leering geven,
Ook zonder tong. Het fpook dat all' verfïind.
Begind dus voor fig felven ook tebeeven.
Pppp 2                                        'Daar
-ocr page 185-
6*0               VOORLOOPER
'Daar'en hoven was het doenmaals geenfints gebrqykelyk , dat de Tro-
fe f/oren
, in de Anatomie e enige geprepareerde zaaken in een vogh-
tigheyd hangende
, medebragten , om die dan daar nevens te vertoo-
nen ; ge Ijk ik doenmaals begon te doen; want ik meende
, dat de Anato-
mifche vertooningen
, dewelke gefchieden 'm vers afgeftorvene menfihen, niet
zoo bequaam waren
, alsmen die niet doet ver feilen met geprepareerde za-
ken
, in een vogt opgehangen zyn de: en alzoo heb ik eenige reyjen% ont-
leedkundige vertooningen gedaan in de lighaamen van Jongelingen lange
t Jaar en na haar dood 3 gelyk zulks blykt tiyt de gedrukte bekentmakingen.s
waar onder ook defe volgende is geweefi.
BEKENTMAKIN.GH.
Beminde Lefer. Sec.
NAdien myn gewoonte is, alle Jaareneen of twee publyke ontledingen
te doen, en een geheel Jaar geen gelegentheyd heb konnen krygen,
om 't zelve in een vers afgeftorve menfeh teverrigtenj zoo is myn voorne-
men , den eerfte Dingsdag van de Maand Auguftus, een aanvangh te nee-
men, met een publyke ontleding, ophet Thcatrum Anatomicum, endatin
defelfde lyken der drie Jongelingen, dewelke nu ontrent 10 Jaaren gele-
den, geftorven, en in het Jaar 1695. in July, en 1696. in O&ober,
publyk vertoont zyn.
Dcfe gefeyde Lighaarnen hebben haarc natuurlyke geftalteniffe, door
onfe konft weder gekregen, die fy hadden , wanneer fy nogh leefden ,
en wat meer is, dezelve zyn van tyd tot tyd nogh meer en meer opgeheldert,
gelyk zulkx dan zal konnen gefien werden.
De eerfte defer verheelt een flapende Jongeling, fchoon en welgemaakt
van tronie, met rode wangenen lippen, effen van vel, zonder rimpels, en
dat alles zonder eenigh olanketzel of vcrwe befmeet te zyn, gelyk
zulks gebleeken is in 't Jaar 1696, wanneer ik op 't verfoek van zeker
Heer, defe zyn tronie met Zand, Zout, Zeep, wateren een doek, by-
na tot ontvellinghtoe, fterkvreef, in't byzyn van alle die geene, dewel-
ke de gefeyde Anatomie met haare prsefentie vereerden.
Deflelfs HerfTene, Maagh, Darmen, Lever, Milt, Nieren, Hart,
Longh en andere ingewanden zyn nogh zoo fris en welgeftelt, datzein.
't aanfien die yan veele levendige menfehen overtreffen.
-ocr page 186-
van het Sefde CABINET,                  661
Dit Lighaam is myn voornemen na gewoonte aangekiect te vertoonen,
zonder't zelve te ontleden, en zoo ongefchonden te bewaren.
Hét tweede in tegendeel, is van my inde gefeyde J'aaren publykontleer,
deftelfs Spieren gefcheyden, en zoo vertoont.
Het derde heb ik zoodanig ontleed, dat jk yder deel apart konde ver-
toonen, ten eynde die geene, dewelke wat verre al ftonden, yder deel wat
nader toegerykt koft worden.
Omtrent defe gezeyde lighaamen ftaat te confidereeren, dat alles in haar
veel klaarder, diftinclrer, en netter zal werden vertoont en gefien, als wel
mogelyk is te doen in een vers afgeftorve menfche: nadien het meer als
kennelyk is, dat alles wat in een menfeh uyterlyk aangenaam is voor't
oog, door 't fterven weg genomen werd, en van wefen verandert en aï-
foo mede is 't, dat de inwendige partyen vanhaar natuurlyke geftalteook
veel verliefen, ja de allerfubtielfte deeltjcns haar voor onfe cogen verber-
gen.
Nu door defe van ons uytgevonde konft, werd aan de afgeftorvene Lig-
haamen haar natuiirlyk wezen zoodanig wedergegeven, dat menfe van een
levendig en ilapend menfeh niet kan onderfebeyden, zynde alle de Leede-
maten, die in afgeftorvene ftyf en onbeweeglyk zyn, in defe zoo beweeg-
lyk, als in een levendig menfche.
Daarenboven geven de dooden wel haart een onaangename reuk van haar;
defe in tegendeel zyn aangenaam van reuk.
In defe Anatomifche verhandeling is myn voornemen niet alles in die
ordre te verrigten, gelyk men gewoon is te doen, maar zal defelve hou-
den als een naleüng van myne voorgaande Anatomifche demon ftrarien,
en in defelve veele zaaken die van andere genegiigeertfyn , als mede eeni-
ge nieuwigheden, aanwyfen.
Ten Eerfte, is myn voornemen van de algemeenedekfels of bekleerzeJs van
'rlighaam te beginnen, en by die gelegenrheyd ook te vertoonen het beldeet-
zel van de Voorlippen, 't welk nog voor een Oppervelieke, nog voor
Vel, gehouden kan werden, nadien daar ter plaatze geen vel te vjnden is.
Dit aangewefen zynde, zal ik de waare felfftandigheyd der Voof-
lippen felfs vertoonen , dewelke ik voor drie Jaaren uyrgevonden, en
in de befchry ving van myn ótróe Cabinet met Fig: afgebeelt hebbe, 't
welk ons zal ontdetken, wat de oerzaakeis, dat qualyk gefteldt, of van
haar btkleetzel beroofde Voorlippen,-zoo veel pyns verwecken.
Ten tweede, Meen ik de borften te vertoonen , en nadien óie van
defe Jongelingen te kleen zyn, om alles 't geen in de Borften te zien isT
aan te wyfen, zoo is 't voorneemen tot meerder verktearinge, verfcheyde
Pppp 3                                         Bor-
-ocr page 187-
662                 VOORLOPER
Borden van afgeftorve Mannen, Vrouwen, zoo van fwanger gaande,als
van foogs zynde, ook van Jong geboore kinderen, en een ftuk van een
Walvis Borft, als mede een van een Koeje uyer mede te brengen.
Ten derde, Zal van my aangewefen werden het onderfcheyd van defer en
geener'bloetvaten uyteynden, niet alleen ten opfigte van haaren loop, maar
ook wegens haare felfftandigheyd ,waaraande Ontlcders nietgedagt hebben.
Ten vierde, De Vereenïginge der uyteynden der Slag-aderen van de
Nieren met der fel ver Pis-canaaltjens, mede in't derde Cabinet afgebeelt.
Ten vyfde, Dat men te vergeefs eenige gaten in een welgeftelt Net
van een menfeh foekt.
Ten zesde j is myn voornemen té vertoonen die feldfaame en Worm-
wyfe cours der bloetvaten, die het grootfte gedeelte van de Nieren uyt-
maken , gelyk in 't derde Cabinet ook afgebeelt is, als mede
Ten zevende, Dat des Levers en Milts felfsftandigheyt uyt loutere
bloetvaten, en geen klieren haar beftaan heeft.
Ten agfte, Datter geen van de Vliefen der Darmen meer voorfien is
van Bloet-vaten als wel het Zenuagtige vlies, 't welk daar van alsdoor-
zaeyt is, en dat van wegen de alzoo genoemde Darm-kliertjens, dewel-
ke haar beftaan in dit vlies, uit der bïoetvaatjens uyteynden, krygen.
Ten negende, De Manier en wyfe, hoe men alle de vier vliefen der
Darmen op 't bequaamft voor oogen ftellen kan 3 om yders wefen diftin£te-
lyke te zien.
Ten tiende, Dat de Poort-ader veel meer tacken en tackjensheeft,
als de Hol-ader, voor zoo veel als de Hol-ader zigdoorde Lever verfpreyt
of liever voor zoo veelfe de Lever helpt maken, en dat zulx aanmerkens
waardig is, zal niemand meene ik , tegen fpreken»
Ten elfde, Op watwyzemende gemeenfehap van de holte van het der-
de paar Beenderen van de opperfte kaak, met dat Van de Neus weder-
zyts beft kan aanwyfen, alsmede de gemeenfehap van die Canalen , de-
welke van 't verhemelte des Monds, na het werktuyg van't gehoor kx>
pen : ook de communicatie van de holte, die men onder de Paarde-zaal
vind , met de holligheyt van de Neus.
Ten twaalfde , Zoo is myn voornemen defe demonftratien te vermen-
gen met eenige Chirurgicaale operatien -, onder andere zullen wy een ge-
brooke been nerftellen, verbinden, en by dieoccafie eenige feltzaamne-
den ontrent het fcheen-been vertonen, als daar zyn,
Len Scheenbeen, wiens binnenfte tafel in de gedaante van een holle
pyp, na een voorgaande caries geheel en ai van de natuur uyt geworpen
is, de groote van anderhalve vinger lang, waar van, zoo my berigt is,
de
-ocr page 188-
van het Sefde C A B IN E T.                 663
de Hr. Proff: du Verne ook een exempel voorgekomen is.
Een fcheenbeen daar gants geen holte in te zien-is.
Een dat men btiygen kan als een ryske enz. enz.
Hoe men beyde de tafels van 't icheenbeen cp 't klaarfte vertconen
kan.
De manier en wyfe om de bloetvatjens die door het vlies loopen,
't welk binnen in 't fcheenen dyebeen gevonden werd, beft kan aanwy zen.
Met defe demonftratien ben ik van meening een aanvang te nemen,
gelyk hier voore gefegt is, de Eerfte Dingsdag van de maand Auguftus
1703 ten 3 uuren, op 't Theatrum Anatomicum , en zulks tweemaal
des weeks vervolgen, -namelyk Dingsdags en Vrydags , en dat inde Ne-
derlandfche en ook Latynfehe Tale, na vereyfch van zaken. Waar tce alle
Liefhebbers van de gefeyde Konft worden genodigt van.
Fridekicus Rüy'sch,
Profefjor, en van de
Overluyden van 't Chirurgyns Gild.
Hier na zoo heb ik myne geprepareerde en geconfervetrde fukken o*
penbaar beginnen te maken
, by manier van befchryvinge der Jlna-
tomifche Cabinetten
, waar in de felve bewaard worden, en hebbe daar
ook zeer veele Figuur en ingevoegt
, dewelke na 't leven zyn gemaakt;
nu defe Cabinetten of kaf en zyn XVI in 't getal, waar van ''er al
Vyfuyt gegeven zyn
, en nadien 'er veel tyds vtreyft werd, om dit
werk tot perfectie te brengen en onder tujjchen dagelyks vele menfc hen deze
zaken komen zien
, waar door haar gelegentheit gegeven wort, om't een of
't ander ziende te vragen
, aan te tekenen, en anderen daar over tefchryven}
'.t gene zy zien en horen.
Hier door is 't ook niet te verwonderen, dat zommige myne uyt vindingen
voor de haar e komen te debiteer en
, en zulks is my niet alleen gebeurt
wegens zaken
, die ik noch niet had befcbreven, maar ook zelfs van die
ge ene) dewelke al voor eenige Jaar en van my zyn befchreven, met Fi-
guur en afgebeelt
, en met den druk bekent gemaakt, gelyk ik nu weder zie
gedaan te zyn van de Heer en ReymondVuujjens
, MedicynMr. te Mom-
pellier s
, en *Dr. Hovius te Enkhuyfen.
12e Eerfte de/er heeft onlangs een traÏÏaatje in 'tligtgebragt, wiens
titul is een
Nieuwe ftelling der bloetvaten van's menfehen hghaam } in
t zelve zie ik
, dat hy zich toefchryft, de uytvtnding van verfcheyde
zaken
, die van my eerft nytgevonden, ook voor eenige Jaaren befchre-
ven
.
-ocr page 189-
664,                        VOORLOPER
ven, en met Figuur en afgebeelt zynde f wereltkundig zyn gmnaakt.
Onder alle ttieuwighedzn die ik in 40 Jaar en uyt gevonden, en in 't ligt
ge b ragt hek, is'er geen van meerder belang, als dat van de fchorjfige fub-
ftantie der herjfene , dewelke te onregt gehouden werd voor een waare
fzamenjlel van kliertjens , gelyk zy die daar -voor niet alleen hielden
,
maar heb ben ze ook als kliertjens afgebeeld, daar dezelve van my gevon-
den is te beft aan uyt loutere bloedvaatjens.
Wanneer ik in 't Jaar 1698. de manier uyt gevonden had, waar door
zulks klaar bleek
, is de Heer Michiel Erneftus Etmullerus, die niet
minder ge leert, als curieus is, in 't onderzoeken van Anatomifche zaa-
ken, my dikmaals komen bezoeken , om myne toebmeyt zelen te zien , on-
der dewelke geen een was, waar over hy meer zig verwonderde, als wel
over deze dons Slagaderen van de fchorjje der herjfene, met regl alzo ge»
naamt, nadien zy zofyn zyn als dons, waar uyt de gezeyde fchorjfe is
beftaande: ja de gezeyde Heer
, dit Qals verbaaft') ziende, raade my dit
wereldkundig te maken, als zynde een zaak van groot belang, wes halven
hy my eên voorftellender-wyze brief fchreef, in 't Jaar
1699 , die men
nevens het antwoord nog te koop vind, en met Figuur en verrykt, by de Jan f
foons van Waesberge, Boekverkoopers op 't Water.
Na dat den gezeyde Heer Etmullerus, in den briefverhaalt had, wat 'er
gezeyt was van andere wegens het alzoo gewaande klier ig weezen van de
fchorjjige fubftantie der Herjfene, en getoont had^ dat ze gezamentlyk daar
in overeen quamen, zelfs de Heer Vieujfens niet uyt gezondert, die van't
zelve gevoelen was, vermaande hy my , met deze woorden
; Weshal-
ven verzoeke ik , dat gy deze waare gefteltemfle van de fchorïTe der
Herflene wilt bekent maken, deflelfs wezen afbeelden , en zyn gebruyk
aanwyzen.
Ik ben niet alleen verwondert , dat de Heer Vieujfens deze myne ge-
fchriften, zoo hy zeyt, niet gelezen, o$k nooyt van iemand zulks ver-
ft aan heeft, dat ik in die tyd zulks al wereldkundig gemaakt had, maar
ik verwonder my veel meer, dat hy na myne uytgegeve ontdekking , zyne
eer-ftle ft e Hing van een klier ig wezen verwerpende, myne voetftappen van
agter na gaat, gelyk zulks blykt uyt zyn befchryving van de Zenuwen
in 't X. Capittel, alwaar hy dusdanig fchryft;
DeHerfTene beftaat uyt twee verfeheyde zelfsftandigheden} namentlyk
grauwe en witte. De grauwe fubftantie, 't zy men dezelve iu zyn natuur-
lyke ftaat befchouwt, of na dat men ze in water of in Olie gekookt heeft,
zoo is die egter zagter als wel de witte , en als men ze accuraat met ver-
groot-glazen ziet, zoo bevint men dezelve uyt ontallyke aaneengevoegde
bolle*
-ocr page 190-
van het Sefde C A B I. N E T.                   66?
bollekens te beftaan , dewelke eenigfints ovaal van Figuur zyn : zoo dat
dezelve zeer wel komt te verbeelden een lighaara dat van geconglomeerde
kliertjens zyn beftaan heeft. Nu deze kliertjens perflen den een den ander.,
waar door zy ftompe hoeken krygen, gelyk van de wel-geoeffende Heer
Malpighius aangemerkt is, waar van d'eene van d'anderen onderfcheyden
is, door byna gelyke tufTchen fcheydingen , en werd dit door defe erva-
rentheid beveftigt, namentlyk, wanneer men f wart gemaakte Brandewyn
komt te gieten op de fchorfige fubftantie der herffenen, die men gekookt
en van't dunne herlTenvlies heeft ontbloot, welke fwart gemaakte Brande-
wyn zigdan zodanig komt te voegen in die tuflehenfcheytzelen der kliert-
jens, dat na een fagte afvaging met wat Boom-wol, ontallyke deeltjens,
de gefeyde tuflchenfcheytzelen bezittende, en de gezeyde kliertjens ver-
tonende, zonder vergrootglazen ligtelyk konnen ontdekten gezien wer-
den , 't welk ons zoo niet zoude voorkomen, indien de fchorilïge fubftanT
tie van zodanige deeltjens beftond, dewelke niet over een quamen met een
ovale of lang en ronde Figuuren.
Ziet beminde Lefer, 't geen eertyds ACCURAAT gefien wierd,
zoo hy zelfs zeyt, na het kooken der herjfenen in Oly
, V geen eertyts
SEER WEL een klierig wezen vertoonde, en V geen LIGTELYK
door vergrootglafen wierd ontdekt, namentlyk, defchorjjige fibftantie der
herjjenen een klierig wefen te zyn
, dat word nu , na myne uytvinding,
van de Hr. Vieujfens gehouden voor vaatjens: en alzoo is 't, dat de AC-
CÜRATE befchouwmg en de LIGTE ontdekking dezer zaaken , zoo
ligt een keer komen te neemen by de gezeyde Heer Fieujfens, na dat hy
nu al weer op dezelve wyze de Her f enen vyf uuren in de Oly komttek.-
ken-3 maar het zal ons veel
LIGTER zyn, deze zaaken wel overwoo-l
gen zyn de
, te oordeelen, dat de berey dingen die door het koken in Olyge-
fihieden, gants en gaar onnut
, ja ? eenemaal verwerpelyk zyn : endatis,
V geen ik aan de Hr. Fieuffens zelfs ook heb gcfchreven , namentlyk dat
zodanig prepare eren 1 als onnut te verwerpen is, en dat ik de HerJfenen
als in ftaat van leven behoude
, alleen maar de ftag-aderen van defchorjjt»
ge fubftantie konftig opvullende , met een roodwajfige ftojfe in plaats van
bloed> tot dat ik vertrouw de uyt erft e uyteynden vervult te zyn
, na dit
doen, zoo/ny ik een ft uk van de Her Jf ene
, en hang het zelve aan een
hayrtje des hoof ds in een zeer heldere vogt
, en zoo vertoon ik de gezeyde
fchorsfe of fchorsflge fubftantie alleen te beftaan uyt loutere bhedvaaf-
,
jens, en wel 'mzonderheyt uyt don fige Jlag-aderkens, en geenflnts uyt in-
gebeelde kliertjens.
\ Nu dit zegge ik niet alleen, maar ik doe zulks zien, en dat niet alleen
Q q q q                                    door
-ocr page 191-
666                V O O R L O O P E R
door vergrootglazen , maar ook zonder dezelve : tot meerder verkeeke-
ring
zoo bewaare , en vertoon ik ontallyke veel van zoodanige ftukken
fmynen huyze.
Zoo dra my dejfelfs Tr aflaat ter hand gefield wierd, zoo heb ik hemt
gelyk ge zegt is} een brief laten toekomen -, in de welke ik hem toonde, dat
niet hy ,. maar ik de uytvinder ben, van die zaaken
, die hy voor de zyne
uyt geeft, en dat zulks ook blykt uyt myn fchriften , als mede uyt de Leyfi-
Jiger verhandelingen
(A£ta Lipiienfïa.)
In deszelfs antwoord verontfihuldigt hy hem , zeggende, dat hy niet
heeft geweeten , dat ik die zaken al over vee Ie jaar en heb uyt gevonden ,.
ook dat hy de Leypjïgcr verhandelingen niet heeft gelezen; derhalven zoo
heb ik hem wederom voor de tweedemaal een brief 'lal"en toekomen
, enver-
zogt
j niet te willen weygeren my te houden voor de eer ft e uytvinder, en
dat niet alleen wegens de gezeyde Schorsfe der hersfene, maar ook zelfs
rakende de hmmediate vereeniging van de flag-aders der Nieren, met die
van de fPis-canaaltjens , gelyk zulks blykt uyt de befchryving van myn
Cabine19 in 't Jaar
1701. gedrukt, alwaar dit volgende gevonden
werd
; Ik heb ook Nieren , welkers Pis - canaaltjens allegader gcvult
zyn geworden na het vervulJen van de Niers-flag-aderen : waar van hier
na verders zal werden gehandelt, wanneer ik (zoo God wil) het waare
en wonderlyk geftel der Nieren zal komen af te beelden.
In de befchryving van myn III Cabinet, uyt gegeven inrt Jaar 1703.
vitit men deze woorden: Hier en boven zoo vertoon ik ulieden de Nie-
ren, in dewelke te zien is de continuatie der Slag-aderen met de Pis-canaalt-
jens van de Heer Bellinus befchreven en afgebeelt, en zulks meene ik een
onwederleggelyk argument te zyn, &c.
'Daar en boven zoo heb ik dit uyt gevondene fublyk vertoond in V Jaar
1703. gelyk het blykt uyt de bovengemelde Bekentmaking.
Hier by komt nog die groot e, van my uyt gevondene ontdekking , we*
gens het bekleetzel des Moer-koe ks fuperficie, die na de Lyf-moeder ziet $
of met de Lyf-moeder vereenigt is : Als mede myne uyt vinding van de
worm-wyze vaatjens van de Baarmoeder, van alle welke zaaken zig de
Heer Vieuffens ook als de eerfte uytvinder wil maaken , in zyn gezeyde
Traéfaat.
IVaar over kan fich ymand meerder verwonderen , waardige Lezer,
als dat hy my tot antwoord geeft, dat hy myne Schriften, die over veele
jaar en zyn uyt ge geven, en met Figuur en ver feit, nietalleennoytheeftge-
fien, maar ook van niemand heeft verft aan, dat ik die zaake vertoont of
uytgegeve hebbe, zoo hy da# die niet gefien heeft , nog ook de LeyJ>ftger
ver-
-ocr page 192-
,-'
van het {Sefde C A B I N E T.               667
verhandelingen (A&a Lipfïenfia) zoohyzeyt, niet gelezen heeft, inde*
welke deze en anderen van rnyne uitgevondene zaaken overvloedig aan-
getekent ft aan
, zoo zal de Hr. Vieujfens de noqyt genoeggeprefen Phyfi-
ologia Medica van de Hr, Trsfejfor J. Goth. Bergerus in 't jaar 1701.
uytgegeven, af par ent wel geften, en doorIe'fin hebben, dewelke onder an-
dere van rnyne uytvindingen deze woorden ter nederftelt op 't
118. blad»
Indien wy de gefteltheyd der andere werktuygen , die verordineert zyn
tot eenige affcheyding wat nauwer komen te bezien, zoo zullen wy die
geheel anders bevinden te zyn, als men wel meenden ; Onder deze is te
confidereren de Schorfige fubftantie der herfTenen, diemen waant te wefen,
gelyk Malpighius voorgehouden heeft, een t'famenftel vanklierigekernt-
jes of befikens , maar een naukeuriger onderzoeking leert ons dezelve ge-
heel en al uyt ontelbaare bloetvaatjens te beftaan, dewelke door het dunne
herflen-vlies, die dezelve tot een fteunfel komt te verftrekken, zoodanig
verfpreyt werden > dat de uyteynden der flag-aderkens eyndelyk voorby de
uyteynden der Aderen gekomen zynde, fappig werden, en de afgefchey-
de vogt aan de mergagtigc draden (Fibr^e medullares) overbrengen , en
deze bloedvaatjens, waar uyt de Schorfige fubftantie beftaat, zyn zo fyn
als dons, en konnen ook zonder merkelyke quetfing van de mergagtigc
fubftantie gefcheyden werden. Nu dat die grummeltjens , dewelke haar
opdoen door het kooken der herfTenen in oly, of andere vogt, envanBid-
loo voorgeftelt werden, niet anders als uytwerkzels van de konft , en te
ouregt voor kiiertjens gedebiteert werden, fpreekt van 't felfs , ook zoo
word zulks naarftig van Ruyfch aangewezen. 'Dit zyn de woorden van
den *Profcjfor Bergerus, dewelke zulks niet zoo volkomentlyk zoude heb-
ben voorgefteld, indien hy zulks van over veelejaaren fmynenhuyfeniet
hadde ge/ten,
Wy zullen de Figuuren van de gezeyde fchorsfe zien, na vyf uuren
kokèns in oly, indien de Hr. Vieujfens dezelve ons zal konnen voor/ixellen
,
gelyk ik gedaatt hebbe, zonder de min ft e koking (liever deftru&ie of ver-
nieting) edogh zulks zal hemfwaar vallen te doen, ten zy hy tot hulpe
komt te gebruyken rnyne uytgegevene Figuuren.
Een y der kan de hersfeue van ven Schaap, of van een ander voorwerp
in Uy koken-, edogh niemandzal bevinden
, door dat toedoen, deze ft hors-
fi ®yt dons fyne vaatjens te beft aan, aangezien ik oor deel de ze manier van
dom daar Me gants en gaar onnut te zyn: ja ik heb zelfs de hersfene vyf
mren lang m oly laten koken
, en dat gedaan zynde, bevond ik dezelve
zoo verhard te zyn
, dat ik die tot pulver tusfehen de vingeren kon vry-
t^*: zo& 4%t ik met regi durf zeggen, mop ymand het waar e dons-fyn-
Qflqq %                                     vatig
-ocr page 193-
668                          V O O R L O PER
va tig ge ft el van de fihorsfe der hersfene gezien te hebben, naemvyfutirig
ge kook in oly , gelyk zulks ook blykt uit deze bygevoegde Figuur en
, die ik
heb laten afbeelden, om de differentien te zien tujfchen deze beide firefiara-
tien. Nadien nu het fesde Cabinet onder de Vers is , waar in veele aanmer-
kenswaardige zaken ter neder werden gefielt, die ik menigmaal eenyder heb
laten zien: zoo ben ik te raadegeworden eenigeder zelver hier te verhalen.
Of de e erf e Tlaat werd gevonden een Geraamte van een Kindje, 't welk zoo
groot is als een kleene vinger, van wiens r egt er handje aan hayrtjens drie
onbevrugte eyerkens van Vrouwen afhangen.
'Daar en boven werd of dezelze Tlaat gevonden een Geraamte , e e®
weynig grooter als het voorgaande, het zelve heeft in't linker handje een
hayrtje, waar aan vaftgehegt is een bevrugt menfche Eytje
, V welk van my.
niet is of ge/heden.
Nog een derde Geraamte van een fchefzelke, 't welk een weinig groot er is,
als het aanftonds gezeide, 't zelve draagt ook aan een hayrtje een bevrugt
Eytje
, 't welk ofgefneden is, waar in ik niets lighamelyks heb gevonden.
Of de II. Tlaat werden vyf Figuur en gevonden, waar van de eerfte aan-
wyft, 't Geraamte van een f chef ft Ike van ontrent drie maanden dragts, wiens
linker handje aan een hayrtje heeft hangen het beginzel van een menfche
fcheffelke
, de groot e van een luys of latuw zaadje, van des zelfs regt er hand-
je hangt af aan een hayrtje'H beginzel van een menfche fchefzelke
, zoo groot
als een anys-zaadje.
jDe II Figuur verbeeld een menfche fcheffelke, zoo groot als een ge feit
garft e koorntje.
De III. Figuur verbeeld een menfche fchefzelke r een weinig grooter als
't laaft gezey de.
De IV. alweder wat grooter.
De V. weder wat grooter, en zoo werd'er in dezelve vervolgens grooter
en grooter aangewezen: en zyn deze alle afgebeeld na de voorwerfen
, zoo
als tot mynent bewaart worden.
                                r
Ook werden in de befchryving van 't VI. Cabinet verbeeld de Lyfinoe-
ders van vrouwen, waar in ver ft heide notable zaken aangewezen werden:
Onder deze is'er een uit eenvrouw, na haar dood van my uitge/heden, de-
welke in over ff el van haar man betrapt, doorftoken is geworden, in wiens
baarmoeders holte, als mede in haar eyerwegen, de natuur des overffeelders
nog zit, en voornamelyk inde eyerwegen, die daar van nogofgevult zyn.
In de Eyerftok van de baarmoeder van een andere vrouw, kan men nog een
bevrugt Ey zien zitten, &c.
Daarenboven is't aanrnerkenswaardig, dat in dit FI. Cabinet gezien
kan
-ocr page 194-
vanhet Sefde C A fi M N> E T/                669
kan werden, dat de uiterfte uiteinden der opgevulde Jlag-aderen van*t har-
te > haare rootwajjlge ftoffe op veeleplaat zen uitgang hebben gekregen, bui-
ten haar e vaatjens, en dat in de gedaante van een wolkje, zonder eenige de
minfte tegennatuurlyke uytfpatting,
^/y-é /jé zulks eenige reyzen heb ge-
getoont
j en van meening ook ben naheen in Fig; af te beelden, zoo als die
fmynen huyfe gezien kunnen werden
5 en in deze gczeide opvullinge is'er
geen tegennatuurlyke uitfpattinge gejchiet , ai^ders zoude het niet wolks-
wys, maar als kleene ronde bolle kens voorkomen.
Hier uit vertrouw ik, dat het in een levendig menfehe byna alzootoe-
gaat \ namentlyk, dat'er zooveel vogtigheid- door de uiterfte uiteinden der
flag-aderen, in de gedaante van een damp of rook uitgevoerd werd, als nodig
is tot voedingevan t her te.
Noeh werdender in dit fes de Cabinet, ender de 'Pers zynde i veele zaken
verhandelt en befchreven, dewelke fmynen huyfe met groot e on koften werden
bewaart, niet alleen, ten einde alle twyfelïngen weggenomen zouden werden,
maar ook om over dezelve dagèlykfe coUegien te kunnen houden, en dat niet
alleen des Winters, maar ook desSomers, ja zelfs inde Hondsdagen: want
alles is zoodanig toebereid, dat de kleenfte deeltjensvan 's menfchen lighaam,
by helder weer gezien kunnen werden.
Op dat ondertusfchen den Eerw. Lezer zien mogte wat dat 'er zy van de
ware ftruföuur der Nieren, zoo ben ik te rade geworden in deze Voorloper
van't fes de Cabinet eenige Figuur en daar van alhier te verbeelden -, want
als ik zag de Figuur en van een Schap e Nier, afgebeelt door d'Heer Vieus-
fens, in zyn traffaat, wegenszyne
nieuwe ftellinge der bloedvaten inden
menfch, zoo vond ik daar eenige ongewoene zaken; derhalven heeft het my
mede goet gedagt, een Schape Nier te verbeelden
, zoo als ons die voorkomt,
opmynemanier geprepareert zynde, óm dlzoo het onderfiheyt dezer twee
toebereydfelen te vertoonen.
*De eer ft e en II. Figuur wyzen ons eer ft aan dezelfde Figuur en van
menfehe Nieren, van dewelke ik gewag gemaakt hébbe in het e erftë Cabi-
net van't Jaarij
'01. en der zelver Figuuren heb laten verbeelden in't III.
en IV. Cabinet
1703, en 1704. T)e overige verbeelden ons de Nieren van
Schapen, en dat zonder de minfte deftruBie of 'vernietinge van de zelve,
door te weyken in water, tot dat ze beginnen te bederven, ook zonder de-
zelve te kooken, maar alleen door het opvullen der bloedvaten, toebereyt
zynde.
J
Q.qqq.3                            ver-
-ocr page 195-
6f®
VOORLOPER
VERKLAARING DER FIGUUREN.
De I. Fig. wyft ons aan een Nier , 200 als die ons van buyten voor-
komt, voorheen op de IV. Plaat van 't III. Cabinet 1703, afgebeelt, en
uytgegéven. ,
                                    \                       .f
A.  Des Niers oppervlakte, door dewelke ontallyke bloetvaten wormswys
loopen, 200 als ons die met vergrootglafen voorkomen.
B.   De afgefnede Nier-flagader.
C.  De afgefnede Nier-ader.
D.  Een gedeelte van 't bekken des Niers, 't welk buyten de Nier uytpuy-
lende, voorfien is van veele ilag-aderkens.
De II. Fig. verbeeld een doorgefneede menfche Nier, op dat men't in-
wendige geftel zoude kunnen zien, en komt defclve overeen met de III.
Fig. van de IV. Plaat van 't III. Cabinet, uytgegéven in't Jaar 1703,
A.   De uyteynden der Slag-aderen van de Nier, dewelke flangs-wys loo-
pen , eerfe haar in de piscanaaltjens van Bellinus inenten.
B.   Een kleen gedeelte van de oppervlakte des Niers.
C.  De Nier-tepeltjens, op veele plaatzen met kleene gaatjens als door-
boort , tot doorgang van de pis,
D.   De Pisleyder.                     A^vltmiw^ ViViiVk -nY
E.   Het geopende Bekken.                                ^ r ,
De III. Fig. verheelt een Schape N*êr, dewelke ook langs den Rug of
bultig gedeelte doorgefneden is, om het inwendige te kunnen zien.
A.  De flagaderen, die de piscanaaltjens voortbrengen, of in de zelve ver-
anderen.
B.  Het tepelagtige lighaam, waar ontrent te confidereeren ftaat, dat in de
Nieren der Schapen, maar een eenig tepelagtig lighaam gevonden werd,
't welk fig halfmaanig opdoet, gelyk hier aangewefenwerdj indemen-
. fchen in tegendeel vind men veele tepelwyfê lighaamtjens.
C.   De afgefnede flagaderkens.
D.  De rand van 't bekken met veel vets befet.
E.   De holte van 't bekken, waar in van my een ftukje van een pennekeis
geftoken.
F.  De rand van 't tepelagtige lighaam, waar in veel gaatjens of monde*
kens der piscanaaltjens zitten.
G.  De Nier-ader.
H. De Nier-flagader.
I. Een gedeelte van de Pisleyder.
De
-ocr page 196-
Van het Sefde C A B I N ET.                 671
De IV. Fig. vertoont ons een Schape Nier langs den rug dqorgefne-
den, wiens rand van 't tepelachtig en halfmanig lighaam van my omgefla-
gen is, op dat de bloet vaten eenigermaten te voorfchyn zouden kernen,
ik zegge eenigermaten, om dat ik hier niet voorgenomen hebbe de gant>
fche cours der felvér te verbeelden, nadien zulks in de volgende Cabinet-
ren aangewefen zal werden.
A.  De flagaderkens, in piscanaaltjens veranderende, alwaar aan te merken
ftaat, dat de gezeyde arterikens eer zy in piscanaaltjens kemen te ver-
anderen , zelfs ook nog eenigc veranderinge aannemen, en ziüks meet
ik naheen nog wat naukeurigcr onderzoeken, eer ik zeggen kan, waar
in het beftaat: dit is altoos zeker , als ik de flagaderen van de Nieren
„ kome te vervullen, dat dan ook te gelyk de piscanaaltjens vol loopen,
zo dat dit twee continuele lighamen zyn.
B.   De pis-canaaltjens.
C.  Den doorgefnede rand van 't bekken.
D.  D. De rand van 't tepelagtige enhalfmanige lighaam, 't welk met veelé
gaatjens als doorboort is, tot paflagie van de pifle.
E.   De buytenfte oppervlakte van 't bekken, alfints met ongel of reet befet.
F.   De afgefnede Pisleyder.
G.  De afgefnede Nier-ader.
H. De afgefnede Nier-flagader.
I. De inwendige fubftantie van de Nier, dewelke ons hier wel voorkomt
in de gedaante van Nier-tepeltjens, maar defelve moeten daar voor niet
gehouden werden, aangefien de Nieren van een Schaap niet meer als
een eenig halfmanig tepelagtig lighaam hebben, gelyk hier vcoren ge-
zegt is} maar de bloedtvaten door het lighaam der Nieren Jcopende,
fchynen aldaar tepels te formeren , en zyn ook deze vaten met vcei
roers befet, waar door fy in de cerfte opfigt van 't oog ons veeldikker
voorkomen , als fy wel in der daad zyn , 't welk in dc(e Figuur ock
uytgedrukt word.
De V. Fig. verheelt de copie van de Fig., dewelke den Heer Vieuflens
in zyn tra£taat van de nieuwe Jielïwge der bketvaten m *s men Je hen lig-
haam
heeft laten invoegen.
A. A. A. A. De uytwendige of klierige fubftantie des Niers uyt een Schaap.
B.  De kleenfte ilagaderlyke boogen, geplaaft een weynig boven de grcotc
boogen.
C.  De flagaderen verfelt met hare aderen, dewelke uyt de bovenfte, en
agterfte zyden van de groote flagaderlyke boogen voortkomende , het
bultige gedeelte des Niers komen te maken,
D. De
-ocr page 197-
éfè           VOO RL O PER. van het Sefde C ABI NET.
T). De groote flagaderlyke boegen-.                               - An'^           l
Ep Dat gedeeke van de vatige vlegtmge des Niers, dewelke van de groote
: en kleene flag-aderlyke boogen omfchreyen werd.
F.  De kleene flagaderlyke boogen. -, ; {- ,
G.  Dat.gedeelte van de vatige vlegting der Nieren, 't welk vanden rand
van 't bekkë uytgeftrekt is, tot de kleene flagaderlyke boogen.
H. De holte van 't bekken.
I. De vliefige buyskcns, voortkomende uyt de verlengde rand van't bek-
• ken,, of de vliefige ftutzels van de flagaderlyke boogen, welkers wan-
den of zyden feer fyn uytgeftrekt worden, daarfe haar tot flagaderlyke
en aderlyke boogen fetten.
              , i; -                         
pst Het mondeke van de Pisleyder. » ' v - y•■> w-Mumm i
X. X. Slagaderlyke fcheuten of takken, voortkomende uyt de groote flag-
aderlyke boogen.
In de VI. Fig. wort ons aangewefen een ftuk van de fchorfllge fub-
ilantie der herflene van een Menfch, dewelke t'eenemaai uyt bloedt vaat-
jens, en infonderheyt uyt flagaderkens isbeftaande, dewelke foo fyn zyn,
als dons. Defe toebereydinge is alleen gemaakt door het konftig opvullen
van de flagaders der herflene, en dat met een roodwaffige ftoftè.
In de VII. Fig. werd ons verbeelt een ftuk van de herflene van een
Schaap, vyf uuren lang in oly gekookt zynde: in't felve kan men niet het
minfte bloetvaatje fica, aangefien door zulk koken de herflene als in een
ander wefen komen te veranderen: ja door het kooken is het felve foo ver-
hard geworden, dat men het met de vingeren tot een poeder kan vryven$
bygevolg is foo een toebereydinge gants en gaar onnut, om het ware ge-
itel deiïelfs na te vorfTen. < v> ;/ «
De VIII. Fig. verbeelt ons een ftuk van de herflene van een menfche,
't welk op defelve wyfe gekookt zynde, even foo onbequaem is geworden
tot het onderzoek van 't boven verhaalde.
                          ltt«ra
HE X
-ocr page 198-
:,          .... •             j o I ' ; U I A' . 1
HET S E S D E
.'-- .■•*
A NAT OM IS GH
C A B I N E T,
Op wiens eerfie P L ANKy defe navolgende zaaken ge-
plaatft zyn.
N°.I. T\& partyen tot devoorttelinggedeftineert, uyt een klein Doch-
JL/ terke, die zoo fraay zyn geconferveert, datze nog fchynen
te leven, want alles heeft zyn natuurlyke couleur niet alleen, maar ook
vintmen daar gants geen onnatuurlyke rimpels in j dezelve worden in een
zeer heldere vogt bewaart.
Merk aan ■> ten eerfte, dat de lippen van de fchede, den Venusberg,
Nymphen, en andere omleggende delen, geenzints van haer natuurlyken
ftaat zyn afgeweken. Maar de kittelaar komt hier niet te voorfchyn we-
gens de bedekking der Nymphen.
2.  Dat het maagdevlies voor *t grootfte gedeelte alleenlyk te zien is3
wegens zeker tegennatuurlyk ttytwafch, voortkomende uyt het beginzel
van de fchede.
3.  Dat den aars, die van natuurrimpelagtig is, zich als in een gezonde
en Jevendigen ftaat onder de fchameJheydt vertoont.
4.  Devies omgekeert zynde, laten zich zien de Waterblaas, en daar on-
der, de baarmoeder met de aangehegte eyerneften, trompetten, ronde en
brede banden -, daar en boven kan men hier ook zien de kittelaar , voor
zo veel dezelve zig onder de huyt verfchuylt.
5.  Schoon de beenen of fchenkels van den kittelaar afgefneden zyn, ech-
ter oordeel ik dit aanmerkens waardig, namentlykdat het lichaam van den
kittelaar door de opvulling der flag-aderen ook tegelyk vervult is, gelyk-
we zien te gefchiedenin de opvulling van de fchaamelflagader, alwaar de
zenuwagtige fpongieuze lichamen altydtook vervult worden met de zelf-
de ftof , waar mede de flag-aderen gevult worden.
6.  De baarmoeder, als mede de andere delen aan de baarmoeder vaft-
gegroeyt, zyn wegens het opvullen der flagaderen roodt van couleur.
Rrrr                                     No. II
-ocr page 199-
$?4 VI ANATOMISCH CABINET
No. II. Een beentje van een Kind, wiens couleur ons zeer levendig
voorkomt.
Aanmerkt ten eerften, Dat het Vel aan 't buytenfte des Scheens na de
lengte geppent is, ten eynde de Spieren, die daar onder het Vel leggen ,
gezien konden werden, namentlyk de uytwendigen buyger, denafleyder
des Voets1, als mede de loop der pefen dezer gezeyde Spieren onder den
uytvvendige enkel.
Ten tweeden. Die Slag-ader, dewelke langs den rug of opperfte des
Voets loopt, is van my met een roodwaflige ftoffe vervult, op dat men
defïelfs cours bequamelyk zoude konnen zien j deze haare voornaamfte
Takjens lopen langs de zydc der Toonen, en niet langs het bovenfte der
zelve} de Pefen der uytftekers daar ea tegen nemen haare cours over de
rug der Toonen, en niet langs haar zyden. Dit alles werd in een helde-
re vogt bewaart, op dat het zyne natuurlyke geftalte zoude conferveeren.
N°. Illi Een glas met vogt, waar in onthouden werden, het verhe-
tnelte van een Jonge, een gedeelte van de Neus, en deflelfs bovenfte Lip,
il h^t welke zoo natuurlyk van couleur en zoo wel bewaart is , dat men
verfcheyde zaken beter zien kan, als in een levendig rnenfeh.
Aanmerkt ten eerfte. Dat men hier zien kan, twee openingen van zeer
korte canaaltjens, die men even agter de fny-tanden vint, waar door de
fnot uyt de Neus tot in de mond komt; door dezelve heb ik een draat
garen doen pafleeren, op dat men die aanftonds in 't gezigt zoude krygen5
maar, ftaat te letten dat men hier in alle menfehen geen twee openingen
Vint j want in zommige is dezelve eenzaam, ook kan men deze niet ont-
decken in veeïe doode Ligbamen door haare byzondere engte.
> Ten tweeden. De klieren van de Neus, kanmen hier duydelyk zien,
ddor dienze ons rood voor komen, wegens het vervullen der flag-ader-
kensj en z,yn deze kliertjens niet anders, als fyne bundelkcns deruyteyn-
den van de flag-aderkens, dewelke de Neus bevogtigen; deze alzo ge-
naamde kliertjens zyn hier duydelyk te zien, 't welk men in een levendig,
als mede in een pas geftorve msnfch zonder deze onze konft te vergeefs
zou zoeken.
Ten derden. Ook kan men deze gezeyde kliertjens verfpreyd zien door
het bekleetzel van 't verhemelte, even voor de lelie des Keels, als mede
4pox de, bovepfte Lip,
                                                               ; .
N°. IV. Een vies met vogt, en daar in een ftuk van een menfche Milt,
wiens vlies of beldeetzeU ïö eea wel geftelt menfche byfter dun zynde,
hi$z de dikte van den rug vai* een rnes halen fean* en dat mogelyk door
een voorgaande oatu^kirig, .-;..:.../
                       .v, u ■'''-;„,
-ocr page 200-
Van F R E D E R I K R U Y/S C Rv          6^
N°. V. De Lyfmoeder van een Vrouw, dewelke wemjg dagen of uu-
ren ('t geen niet zoo perfèd te zeggen is) voor haar dood bevrugt was ge-
worden , en is deze Lyfmoeder even zoo geftelt, gelyk ik die gewoon ben
te zien, kort na de bevrugting> namentlyk wat vergroot, deflèlfs fubftan-
tie veel verdikt, de binnenfte oppervlakte fluwelig of donzig en zagt^; 't
welk in de eerfte dagen ordinaris zoo bevonden werd, gelyk ik gezegt
hebbe : daarenboven heeft'er een van de Eyertjens, desEyerftoks, 't
welk ik vaft ftel bevrugt te zyn, een groote verandering aangenomen", als
zynde niet alleen veel grooter geworden, a(s een van de anderebyftaande
Eyertjens , maar ook vinde ik, na het openen van dit bevrugte Eytje
het binnenfte als gecoaguleert en geftremt te zyn A 't welk men hier nog
zien kan, het tegendeel zietmen in de andere byleggende Eyertjens, die
mede over dwers.geopent zynde; gants ledig zyn, wegens het uytvloeycn
van haar vogt, door het openen. Dit bevrugte en opgefnede Eytje komt
ons hier van binnen as-grauw voor, het buytenfte in tegendeel wit van
couleur, en zulks kan men zeer perfeft zien, alzoo het alles in een-zeer
heldere vogt gelegen isvv/ : n:, itv/
                                            . K
Indien alk Ontladers zoo gedaan hadden, en de onkoften/möeyte, en
andere zaken haar niet hadden te rug gehouden, zoo zouden wyveelver-
der gekomen zyn inde kennifle van 's menfehen Lichaam: ook zoude men
. de Jeugt niet opgehouden hebben, met het difputeeren over het zyn én niet
zyn dezer en geener kleine deeltjens, die zy noyt dog konde vertoonen.
Wanneer ik voor dezen de Ontleders quarn vragen', ofte zy dit of dat
my geliefde te vertonen, 't geen zy door Figuren hadden afgebeeld-, zoo
kreeg ik wei haatteen kort antwoord, namentlyk, zodanig is 'tmydoen-
maals voorgekomen, en nu kan ik u zulks niet vertoonen, en daar mede
moft ik heenen gaan: Nu, op dat ik my van zo een onnozel antwoord niet
zoude bedienen, conferveer ik alles, wat van my door Figuuren werd
afgebeeld, en zulks niet zonder groote koftent edog kan het zelve veele
Eeuwen zo gehouden werden, en dat in de zelve ftaat, waar in het nu is,
zonder de minfte verandering. *;
...07                                                                             :"
Al wie voorheen gefien heeft defe myne manier van prepareren, zoo in,
als buyten dê vogt, gelyk ik nu 40 Jaaren lang gedaan heb, die zal Wél
haaft konnen begrypen dat deze toebereytzels onbederfelyk zyn, indien
men die bewaart, gelyk als ik gewoon ben te doen.
Om dan weder te komen op den weg, waar van ik wat ben afgeweken,
zoo ftaat verders te obferveeren, dat ik digt aan 't bevrugte Eytje jeen
doorntje geftookén heb, op dat men met de eerlïe opflag van 't oog,, het
bevtügte Eytje goude den , daarenboven 200 werd de holte des
Rrrr z                                         Lyf-
-ocr page 201-
676 VI. ANATOMISCH CABINET
Lyfmoedcrs ook opengehouden door een doorn tje, op dat men defïelfs
binnenfte ruygagtige oppervlakte zoude konnen zien: dit voorwerp is
roodagtig, wegens het opvullen der Slag-aderkens.
N°. VI. Twee Pap-gelwellen \_Atheromata~] dewelke tuflchen de Spie-
ren van den hals van een Os gevonden zyn, waar van 't eerfte overdwers
geopent zyndej zeer aardig komt te verbeelden een nesje van een Indiaans
Vogeltje, 't welk van d'Hr. Pifo 'Pegafroe en gemeenlyk Colubriefje al-
hier geheten werd* het buytenfte van dit Pap-gefwel is een t'zamenftel
van oprecht hair , 't welk 'm de rondte zoodanig is gelegen, zonder toe-
doen van menfchen handen, dat niemand het zelve tot nog toe zonder ver-
wondering heeft gezien; het binnenfte wezen was een pap-agtige ftofFe j
dewelke nu door de vogt, waar in het is gelegen , is verhart, en van
couleur fwartagtig geworden, Ziet de IV. Plaat Fig. V. van dit Cabinet.
Uyt het tweede Pap-gezwel, 't welk mede geopent is, komt een bun-
del regt opftaande hayren, zeerdigt by een, tevoorfchyn , en is dit hayr
ander half duym lang. Ziet de IV. Plaat* Fig. VI. van dit VI. Cabinet.
N°. VIL Een vlesje met vogt waar in bewaard werd een gefingeert
Vlies, 't welk door de konft gemaakt is, uytdewey of hethuyagtige ge-
deelte myns bloeds, en dat alleen door 't roeren en bewegen van 't bloet
met een takje met bladeren van 't gewas cPortulacaaffinis plant £ afr kante
frutkofa
, tot dat het bloet quam te ftollen, en op dat het te beter na een vlies
zoude gelyken, zoo is 't dat ik een takje, met kleine bladerkens voorfien
zynde, uytgekozen heb, door welkers toedoen deze ftofFe zig te beter
konde uytzetten tot een vliesagtig wezen.
Ondertuflchen ftaat ons hier aan te merken, dat door dit onwaare vlies
of vliesagtig wezen zeer veel draaden of zazelinge loopen, die geene ge-
lykende, dewelke in 's menfchen lighaam van de natuur werden voortge-
bragt. Als men,dan ziet, dat deze en geene zaken uyt bloet, datbuyten
zyn vaten is geraakt, voortgebragt werden, zo is 't niet te verwonderen,
dat veele bedrogen zyn geworden, door de vloed der Vrouwen, welkers
bloed nu deze, dan geene forme komt aan te nemen, wanneer het in de
fcheedc, of ook wel in de inwendige hals des Lyfsmoeders, na eenige uu-
ren is komen te ftoHen, en voornamentlyk in die geene, welkers huy des
bloeds te dik en te taayis geworden. Ja hier door zyn zommige zoo verre
bedrogen geworden, datze ons voor, monfters wilde opdringen, zoodanige
gecoaguleerde ftofFe. Nu, op dat ons 't gezeyde te beter vlieGg zoude
voorkomen, zoo moet men 't zelve na de ftolling een dag of twee in 't wa-
ter leggen, op dat de rodigheid daar uyt mogt getrokken werden.
No. VIII. Een ftuk van de Borft van een Vrouw, met deszelfsTepel>
waar
-ocr page 202-
,. Van FREDERIK RüYSCH.           677
waar ran het oppcrvelleke is afgehaalt, op dat de Vel-Tepeltjes te bequa-
mer konde gezien werden.
Aanmerkt ondertufTchen, dat ik wel 'm 't eerfte Cabinet een Tepel van
de Borft heb doen afbeelden, maar in defe komen ons de Vel-Tepelrjens
veel klaarder in 't gezigte, zo dat ik te rade ben geworden, dezelve voor
de twede maal in dit VI, Cabinet af te laten beelden. Zie de 1. Plaat Fig. II.
Wat ik verders van de Tepels heb gefchreven kan men zien 'm 't I. Cabi-
net. in de IV. Fig. van de IV.Tlaat.
No. IX. Een droog vlesje, en daar in een ftukje van denbogtige Darm
van een Menfch, waar in te zien is een zeker Vlies, 't welk van my het
celluleufe Vlies der Darmen is geheten.
Aanmerkt ecrftelyk : tot nu toe heb ik vier Vliefen in 't Gedarmte ge-
fielt , waar van namentlykhet 1 fte en buytenfte het gemene V lies geheten is,
het 2. 't Vlefige, het3.'tZenuagtige, het 4, 't Flueele Vlies $ edogdewyl
tuflchen het eerfte en tweede veeltyts vet gevonden werd, inzonderheyd
in Vette Pcrfoonen, en datter nergens vet gevonden werd, als alleen in
een byzonder Vlies, zoo heeft het my goed gcdagt het vyfdehier by te
voegen, als mede bequaamelyk door een Figuur af te beelden, nadien ik
zulks noyt in Figuuren verbeelt heb gezien, ziet de z. Fig. van de 6 Plaat.
Ten tweeden. Dit celluleufe Vlies, is zoo confiderafeel, gelyk men hier
zien kan, datter in 't celluleufe Vlies, 't welk onder het Vel geplaaft ist
naauwlyks meer cellekens gevonden werden. Onder het Vel draagt het
in vette Perfoonen, de name van vet, als wanneer alle de cellekens met
vet vervult zyn; in de Waterzugtige, welkers deelen onder 't vel met
water bezet zyn , zitten deze cellekens dikwils vol water, en in zeer
vermagerde Perfoonen, komt het ons als een zeer dun Vlksje te
vooren, zonder dat men deze cellekens dan zien kan, ten zy dezelve
met wint opgeblazen werden.
N°. V. Een geheele Moer-koek van een Vrouw, dewelke van my zoo-
danig is toebereyt, dat men het geheel geftcl der Bloet-vaten, waaruytde
geheele Moer-koek beftaat, zeer klaar zien kan, 't welk niet zoude kon-
nen gefchieden, ten waren men het ruyge gedeelte van 't Vlies Chorion
(waar van gehandelt is in de Befchryving van 't V. Cabinet) eerft wegna-
me, de Bloet-vaten tot haar uyterfte toe vervulde, en dan de moerkoek in
een heldere vogt gelegt wierd.
No. XI. Een Vies met vogt, waar in te zien is, een ftuk des Le-
vers van een Waterzugtige, dewelke geheel en al niet anders als een 't
zamenftel van ronde Blaaskens of cellekens was geworden, met een ge-
latineufe of lymige ftofFe vervult zynde.
Rrrr 3                                       Aan-
-ocr page 203-
67g             VL AN ATOMISCH C AB1NET
Aanmerkt: Nadien de Lever een t'zamenftel is alleen van Va-
ten j zonder tuffchenkoming van eenige kliertjens , of andere t'zamen
geronne doffe [Tarenchymd] (gelyk men zulks zeer bcquaam't mynen huy-
ze zien kan) zoo kan men naulyks bezeffen, hoe alle die groote en kleene
vaten, ja ook zelfs alle de allèrkleenfte Takskens zoude konnen in Blaas*
kens veranderen, ten zy men ook een celluleus Vlies 'm de Bloervaten
komt te ftellen, gelyk ik zulks ooktoonen kan : Nu deze cellekens van
dit celluleufe Vlies in een [hydrops vaftulofa] Ader-water-zugt (op dat ik
deze nieuwe benaming gebruyke) vervult Zynde met een water-agtigc of gelati*
neuzevogt, zoo moet de gantfche holligheyd der Aderen door den aanpers
dezer vogten toegedrukt en gefloten werden.
N°. XII. Een droog vlefïic, waar in té zien is, een gedeelte van de
Rugge-graat van een zeker vier-voetig dier, 't welk my ombekent, uyt
Africa gezonden is.
Aanmerkt ten eerfte. Dat byna alle deze wcrvel-beenderen onderling
zoodanig zyn gekoppek en aan een gehegc, zonder ecnig hulpmiddel van
banden of peezen, dat men haaralzints kan bewecgcn, zonder los te gaan.
Ten tweeden. Zoo is het aanmerkens waardig darter eeoige wervelbeen-
deren dooreen Beenige verecninge, Ancylofis, tegens de loop van de na-
tuur aan een gegrocyt zyn, *t welk men in oude Menfchen.ook dikwils
ziet gebeuren.
N°. XIII. Een droog vleille, waar in bewaard werd het geraamte van
een Kindje van ontrent'tien weken dragts, in wiens regter handje vaft werd
gehouden een ribbctie van een jong geboore Kindje, 't welk geboogen is
op de wyze van een wyngaarts klauwiertjcj en zulks is door konft te we-
gen gebragt, door dien de vogt, waar in het voorwerp was bewaart, te
zuur geworde zyndc, de Ribbens zoo week had gemaakt, dat men de-
zelve als een ryske of touwtje konde buygen. Agtcr dit geraamte werd
een tak'van een op gevulde Slag-Ader gevonden, dewelke een Boomtje
verbeeldende het geraamte tot een fteunzel verftrekt.
Mo, XIV. De Long, Hartj en een gedeelte van de Borft van een
Kind, zoo als ons dat van agteren voorkomt.
Aanmerkt ten eerfte. Dat alle deze partyen haar natuurlyke plaatze be-
houden hebben ^ zoo als die in 't lighaam zyn gelegen.
Ten tweeden. In 't zelve voorwerp kan men de Arteria Bronchialis ,
uyt de groote Slag-Ader gemeenlyk, maar hier uit een tuffen-ribbige Ü:
voortkomende, zien, als mede de ongepaarde Ader (A&ygoi)metdeszelfs
tuffchen-ribbige takxkens en dat geheel rood, wegens het opvullen der
zclye met een rood-waflige ftoffe.
-ocr page 204-
van FREDERIK RUYSCH.            6?9
No. XV. Een glas met vogt waar in yets vliefigs te zien is, nament-
lyk een zeker Vrouwsperzoon, na datze bevrugt was geworden, en het
fchepzelke by haar was vergaan , of buyten weten had geloft , raakte na
heen ook het beginzel of onvolmaakte Moer-koekje quyt, wiens opper-
vlakte alzints bezet was met gcronne bloet, waar van ik een gedeelte af
nemende, ia fchoon water leyde, op dat alle roodigheyd daar uyc
zoude trekken: Dit gedaan zynde vertoonde zig dat gcronne bloet zoo
aardig een natuurlyk Vlies, dat my dagt de moeyte waardig te zyn, 'c
zelve te besvaaren : want het fchynt niet mogelyk te wezen, dat het Bloed
uyt zyne vaaten geloopen zynde, in zoo een ftoffe kan veranderen.
Hier door is 't dat veele voorheen zyn bedroogen geworden in haare
meeninge^ wanneer de Kraamvrouwen zoodanige ftofle quamen te lofTen ,
datze zulks voor nagcbleve Vliefen van de nageboorte, hebben aangezien.
N°. XVI. Een doorgefnede Nier van een Menfch, waai1 in veel duy-
delyker de veranderinge der Slag-Aderkens der Nieren in deJPis-canaalt-
jens van Bellinus afgebcelt, als wel in de voorgaande, en van my be-
fchrevene Nieren te zien zyn.
Wanneer dat ik dezes .Niers Slag*Ader opvulde> zoo is 't, dat te gc~
lyk ook deszelfs Pis-canaaltjens vervult wierden : daarenboven , zoo ziet
men in dit voorwerp niet alleen zeer diftin£t des Nicrs Tepelrjens , die
niet anders zyn als een t'zamenftel en by een kornfte van alle Pis-canaalt-
jens, maar ook de cours der uyteynden van de Slag-Aderkens, dewelke
eer zy in de Pis-canaaltjens komen te veranderen, haar ronde cours ver-
wuTekn in die der Slangen.
N°. XVII. Een Huk van de Maag van een groote gefchobde Haagdis*
die men de Negundofche Duyvel heet, dezelve heb ik omgekeert, en 'e
binnenfte buytewaarts gewent, en alzoo komen ons hier voor ontrent den
uytgang van de Maag groote uytpuylende Tepeltjens, waar vanzommige
Piramiedwys, andere langwerpig rond zyn.
N°. XVIII. Een vies met vogt, in zig onthoudende het Hoofd var*
een Jong geboore Kindje, 't welk zeer levendig van couleur is, de Hert
fene hier uytgenome zynde komen ons de Zenuwen in 't gezigr.
N°. XIX. Het Beentje van een jong geboore Kindje, wiens Voetje
esjï kleen Crocodilletje fchynt te trappen, welk Crocodilletje wederom;
door zyne geften het Voetje fchynt te byten, en dit alles zeer levendig;
van couleur.
- N°. XX. Een Armtje met deszelfs Schouder-blad,, en Borftbeentje van
eefl Jo*g geboore Kindje.
Aanmerkt ten eerfte. Dat het Vel voor 't meefte gedeelte weggenomen
Is?
-ocr page 205-
68o -VI. ANATOMISCH CABINET
is, op dat men niet alleen de Bloet-vaten, maar ook de Zenuwen, en haar
natuurlyke plaatze tufleheo de Bloed-vaten zoude komen te zien.
Ten tweeden. Dat liet Vlees alzints zigals levendig komttevertoonen,
als ook mede de vingertjens.
Ten derde. De Vingertjens hebben haar Vel behouden, om haarc na-
tuurlyke geftelteniffe en actie, dieze verbeelden, te aangenamer voor 't
oog te maken j want tuflehen de Vingertjens werden gehouden hetgroote
gedarmte van een onvoldraage Kalfje, 't welk maar weinig weeken was ge-
dragen 5 door dit gedarmte, 't welk nog vervult is van fwarte Darms-vüy-
ligheyd, die men (moeconium) noemt, loopen de opgevulde Slag«Aderkens
zoo curieus door, dat het oog hier door zeer voldaan werd.
N '<-\ XXI. De Lyf-moeder van een Vrouw, dewelke van haar Man in
overfpel gevonden zynde, dood geftoken wierd. Als ik geroepen wierd,
om het Lighaam te openen, zoo bevond ik de Lyf-moeder wat meer als
ordinaris verheven, waar uyt ik vermoeden kreeg, dat zy bevrugt was ge-
worden ,* weshal ven ik de Lyf-moeder mede nam, om dezelve naukeurig
te onderzoeken; dezelve geopent zynde, zoo heb ik bevonden, dat des-
zelfs wezen of zelfftandigheyd wat dikker was, en dat de holte des Lyf-
moeders niet alleen, maar ook beyde de Eyer-wegen of Trompetten, ver-
vult waren merwei gekookte Manlyke natuur, of ten minftea met die (tof-
fe , in 't aanzien en met de couleur overeenkomende.
Dit ziende, zoo heb ik wel met alle omzigtigheid dit alles in myne ge-
woone vogtigheid geïegt, maar de Lyf-moeder geopent zynde, en konde
het gezeyde daar in niet geheel en al bewaart werden $ egter zoo iffer een
gedeelte van in blyven zitten, 't welk door toedoen van myne vogt in de
holte is komen te ïlremmen, als mede in de mond van de Baar-moeder.
De Eyer-wegen of Trompetten ongefchonde zynde, zyn nog t'eene*
maal daar van opgevult, waar aan als ik maar fagtjens quam te drukken,
't zelve daar uyt liep. Als men nu eonfidereert, dat de Vrouwen ons
zeggen, dat zy (indien niet altoos} ten minften den meeftentyd) befwangert
werdende, gevoelen de natuur des Mans meerendeels by haar te blyven;
en ter contrarie, dat het haar anders weder afgaat -, wat zal men hier van
anders gelooven, als dat de ftoffe van de natuur, en niet alleen deszelfs
dampen of geeften, tot dit werk vereyfl: werden -, men zal mymogelyk hier
tegenwerpen datter Vrouwen zyn gevonden, dewelke, zeggen bevrugt ge-
worden te zyn, hoewelfe de natuur des Mans niet by haar 1 behielden, zoo
zy meenden, eghter zoo is 't gelooflyk, en zeer apparent, dat die te min-
ften zoo veel by haar hebben gehouden, als vereyfl: wierd tot de vrügt-
baarheyd.
Of-
-ocr page 206-
ran FRÉDERIK R U Y SC H. .1            6Sr
Offer nu ook zoodanighe diertjens in der Mannen natuur huysveften,
dewelke dit of dat toebrengen tot de bevrughtingh, dat zal ik hier niet
aanroeren, aangelien zulks buyten myn oogmerk zoude zyn, nadien ik
in dit werk niets voorgenomen heb te befchry ven, als 't geen in myn X VI." v
Anatoinifche Cabinetten gevonden en getoond werd.
Alleen befluyt ik uythet gezeyde, en 't geen na heen volgen zal, dat
de dampen of geeften des zaads niet genoegzaam zyn tot de bevrug-
tingh, maar dat de fubftantie felfs daartoe vereyft werd , en tot de Lyf-
moeder moet ingaan.
De Eyerkens der Vrouwen , die door de natuur des Mans bevrngt
worden, en na heen door de Fyer-wegen of Trompetten afge voert na des
Lyf-moeders holte, zyn in dit voorwerp zoo wel niet te zien, als wel
in de volgende, om dat ik die daer toe niet heb bercyt.
Of nu m die a£fcte, het be vrugte Ey geheel en ai uyt de Eyer-ftok werd ge-
perft, dan of alleen het binnenfte of't ingeflotene uyrgangh neemt, daar over
heb ik lang inbedenken ge weeft, egter zoo geloof ik nu het Iaatfte, om dat
in de Eyeren der Hoenders het buytenfte bekleetzel, zeer vaft zittende aan
1de Eyerftok, het doirniet volgt, maar aan de Eyer-ftok kelkjens-wys vaft
blyfc zittea: Daar en boven zoo is "alles in de beginne in de Baar-ruoe-
der zoo teer, datter niets gevonden werd, 't geen na 't buytenfte en dik»
fte fchelle van 't Ey gelykt, maar 't geen in de Eyer-ftok na blyfc, con- .
fidereer ik, als het kelkje van 'tEy, waar ontrent ik bevonden heb, dac
deflelfs holte, na het afgaan van het binnenfte des Eys, byzonder rouw,
zagt, rood en bloedigh ist gelyk men ook zoodanig h dat deel des Lyf-
moeders vind, waar aan dé Moer-koek heeft gezeten, even na het baaren: .
Izoo dat den uytgang van 't Ey uyt de Eyer ftok geconfidereert kan wer- -
den, als de eerfte en Ey tjes baring.
Daar en boven is *t befwaarelyk te gelooven , dat in 't uytperflen
van het binnenfte des Eys, de buytenfte fchorfte ook zoude komen te
volgen, en tot de Eyerwegen ingaan, nadien de zelve byfter vaft ver-
eemgt is met de geheele Eyer-ftok.
OndertufTchen zoo ftaat te letten, dat ik met het inwendige des Eys
niet alleen verftaa , die vogt, waar van het Ey vervult is9 maar met
defe vogt ook te gelyk die zeer tedere Vlieskens, die defe vogt immc*
diatelyk komen te omvangen.
Nu beken ik hier wel, een ruym Velt te openen, waar in diepte
weyden , myn mening niet is9 nadien ik confidereere, defe myne be-
fchry vingen alleen te moeten gehouden werden voor Catalogen myner Ca-
S s s s                                    binetten.
-ocr page 207-
682 VI. A N AT O MÏSG H C 4 B I NE T
binetten, wcshalven het genoeg is in dezelve 't een en't ander in te voe^
'gen, 't geen ik geobferveert hebben, en't geen ik vertoonen kan.
N°. XXII» Een Been van een jong geboore Kindje , zeer levendig,
van couleur,
                                        '
Aanmerkt ten eerfte. Dat het Vel afgehaakt zynde, de Spieren ge-
zien werden, als mede de Zenuw van 't Dye-been, dewelke in 't vou-
wen van de knie ontbloot zynde, in tween verdeelt werd, en uyt defe
rerdeeling komt een tak. voort, dewelke langs de rug van de buytenftc
Kuyt-fpier na de voet loopt, en dat op de zydevan 't hielke, defe ver-
ders in takken verdeelt zynde , verfpreyt zig door het buytenfte des
voets.
              . . .-.'                       .::,♦ o ... \ ; ..-.         L-fi rn' % iwb a\v
En op dat dit alles zyne natuurlyke geftalte zoude behouden, zoo
heb ik het in myne vogt gehangen. '•, v
                       i-t | -b p.
JNK XXIII. Een Vies me%t vogt, waar in gevonden werd het Armt-
je van een jong* geboore Kindje, 't welk van geftel en couleur nog fchynt
te leven, en op dat het niet zoude fchynen ledig, en buiten wefk-
zaamhcyd te zyn, zoo vertoont het een gedeelte van't dunne HerfTen-
vlies, 't welk van deflelfs voorde vingertje afhangt, wiens Slag Ader-
kensmeteen rood-wafllge ftofTe opgey uit zynde, 't geheele vliesje byte
rood maken j en 't gene hier nog aan re merken ftaat: door dit Vliesje zyn by-r I j
ftcr veel witte Lighaamtjens, zoo kleen als fpelde hoofdjens, verfpreyt,. de-
welke van zömmige te onregt ktiertjens genaamt worden, dog ik houde
haarvoorvet.
                                            > tï'ci^b; %sé an < ..... ?f! Ai$\;'.
. N0. XXIV. Een vies met vogt, waar in te zien is, een geheele Moer!-
koek van een Vrouw met deflelfs NaveUftreng.;
               'htm
Aanmerkt ten eerfte. Dat het ruwe deel van 't Vlies Chorion, op
verfcheyde plaatzen gefchonden en ook weggedaan is, om dat de uyt-
cynden der Bloet-vaten van de Moer-koek zoude konnen geilen werden.
3'j Ten tweden. De Bloed-vaten, des Moer-koeks geftel makende, zyn
tot het uyterfte toe alfints vervult.
N°. XXV. Een heel groot onnatuurlyk lighaam, alzints me£ korte
witte, en ook fwarte haayren befet, 't welkeen Koe door de Tecldee-
len geloft heeft, waar aan een lange band, als een ftcel hangt, gelyk
de Plaatfnyder het zelve hier heeft afgebcelt, in de VI. Plaat van 't
VI Cab.
Aanmerkt ten eerfte. Dat dit Lighaam gants geen ingewanden heeft,
maar was van binnen met water bezet, m ;*
             n uï ! m r
Ten tweden^ Dat het met de eerfte'opilag van't Oog, een flapend
hondje verbeek, 't welk het hoofdje en pootjens ceuigzints verbergt, ge-
lyk
-ocr page 208-
vm FREDERIK RüYSCE              683
lyk de honden wel meermaals doen, als fy haar tot het flaapen gaan ne-
derleggen.
Ten derde. Deze fteel ©f band'verbeele de Navel-ftreng te zyn; of
nu dk voorwerp daar aan vaft gehangen heeft in de holte des Lyf-mocrs,
zulks kan ik niet zeggen, cgter zoo is 't waarfchynclyk.
Dit ziende heb ik beginnen te denken, of diergelyke voorwerpen niet
wel voorheen ook andere voorgekomen mogten zyn, en zulks oorzake
gegeven hebben, van dat men heeft begonnen te fpreken van Suygers,
en zulks van de Koeyen, tot de Menfchen overgebragt te zyn, nadien
de Vrouwen ookwel zomtyds onnatuurlyke zaaken loflen , waar van
hier voren gefprooken is y maar ware Suygers met hayr bezet, en die
een byzonder leven zouden hebben, geloof ik noyt gezien te zyn, tee
meer alzo men my dikwils voorwerpen t'mynen huyze gebragt heeft, die van
Vrouwen waren afgegaan, en die fy my voor Suygers wilde opdringen..
Indien 'er oprechte Suygers waaren, zoo zoudenze buyten twyffel my
in zeven-en-dartig Jaaren wel eens zyn voorgekomen, aangezien ik daar
toe een zeer groote gelegentheyd gehad heb, wegens, de geftadige om-
megang met Vroet-Vrouwen, welkers examen ik nevens de Hecren ƒ#-
fpeïiores CoUegii Medici nu zeven-en-dartig Jaren bygewoont hebbe»
waardoor fy gewoon zyn my alle vreemde zaaken ter hand te frellcn,
om het zelve te onderzoeken, en aizoo bragten zy my dikmaals geron-
nen bloet, 't welk na de gedaante van een dier ecnignnts geleek, zom-
tyts vertoonden zy my vleezige gezwellen j die uyt de binnenfte opper-
vlakte des Lyf-moeder waaren uytgewaflen , en afgevallen, en niet zel-
den kleene nageboorten s, dewelÉe als ontaarden verhard zyn geworden,
en in groote menigte t'mynen huyfe bewaart worden ; zoo dat ik ver- -
trouw, datter geen waaragtige Suygers gevonden werden, daar zoo veel
met onwaarheyd van gefegt word, datze leven, veel min datze zoude
konnen vliegen, en haar onder de rokken derailïfterende Vrouwen, ko-
men
te verbergen.
N°. XX VL Het Armtje en Hand van een kleen Kindje, tuifchen
wiens Vingertiens gehouden werd een ftukje van de Long, over dwers
doorgefneden , waar in de Blaaskens, die de fubfrantie des Longs uyt-
maakt, gapen en openftaan, gelykfe doen in het inademen, en dat zon-
der van my opgeblazen te zyn, zoo dat men hier haar natuurlyke groo--
te en ruymte zien kan.
§& .XXVII. Een Vhs met vogt, waar in te zien is het Armtje en
Hantje van een jong Kindje, 't welk zoo rood en levendig van couleur
is, dat niemand dit voorwerp voor een dood Armtje zoude aanzien, ten
Ssss z                                                waa-
-ocr page 209-
68* VI. A NATO MIS CH CA BIN ET
waare hy bemerktedat 't zelve van 't Lighaamtje afgefcheyden was,
Aanmerkt dat het tufïchen de Vingertjenseeniïukie van de borft van een
verfchgebore Kindje houd, 't welk me"de levendig van couleur, en zoo toe-
bereid is, dat detufïchen-ribbige Zenuwenen ook haare cours ,perfe£tkonnen
gezien werden, waar omtrent te letten ftaat, darde Zenuwen niet altoos haar
200 juyfl: verbergen in de groeven der Ribbens, dat zy daar niet wel eens
buyten en bezyden dezelve zoude loopen, gelyk hier gezien kan werden,
zoodatfc in 't maken van een openingh in de Borft, QParacentejïs~)\td
eens konnen gequeft werden, gelyk ik voor heen wei gezien heb in 't
doorboren, waar door de lyder in ftuypen quam te vervallen, ende den
Chirurgyn genootzaakt wierd op te houden om vorders voor te gaan.
N°. XXVIII. Het Beentje van een kleen Kindje, zoodanig toebe-
reyt, dat de uytwendige bekleetzèls als Vel, vet &c. weggenomen zyn-
de, de Spieren van 't Been , en van de voet gezien konnen werden,
meteen roodeen levendige couleur begaaft.
. N°. XXIX. Een Armtje van een Kindje zeer levendig van couleur,
tuflehen wiens Vingertjens aan een hayrtje afhangt, een ftuk van de.Blaas
vaneen Menfch, dewelke in zyn leven met de fteen gequelt was.
, Aanmerkt hier , dat door het geduurig vry ven van de Steen , de bin-
nenfte oppervlakte ons hier ongelyk en als getakt (om zoo te fpreken}
voorkomt, ziet hier over verders na het II. Cabinet.
N°. XXX. De Lyfmoeder vaneen Vrouw, dewelke van buyten be-
let is, met zeer groote, middelmatige, en ook klyne gefwellen.
Defe gefwellcn zyn Scirrheus, '^Scïrrhï felfs, waar van datter zom-
mige met, andere zonder fteeltjens aan de Lyfmoeder vaftfïtten; dit al-
les werd in een vogt bewaart, op dat het zyne natuurlykegeftalte zou-
de behouden.
                                                                             j
N°. XXXI. Een Vies met vogt, en daar in een groot gedeelte van
't Rugge-merg, met deflelfs alzoo genaamde Paardeftaart, en dat uyt
een Menfch. Dit alles is zeer wit, en wel geconferveert.
N°. XXXII. De Lyfmoeder uyt een Vrouw, dewelke, weynig da-
gen voor haar dood, bevrugt was geworden, gelyk zulks is blykende uyt
het geftei des Lyfmoeders, als mede uyt dat van een der Eyeren.
Aanmerkt ten eerfte: de Lyfmoeder is grooter uytgcfet , als wel in
• die geene, die niet bevrugt zyn.
Ten tweden, de hoiligheyt van de Baarmoeder bevond ik ongelyk
en rouw van fuperficie, gelyk ik zulks in andere meer geobferveert heb na
de hevrugting.
                          *
Ten derde, De mond des Lyfmoeders is wyt uytgerekt en rouw.
Ten
-ocr page 210-
T van BR E D E :|;IK K U Y S C H,             68f
Ten vierde. In een van de Eyerftokken is iiog te zien de voetftap of't
teken daar het Eytje uit geparft is geworden ; want het kelkje of dopje,
't welk van my gehouden werd voor het buytenfte bekleetzel van 't Èytje,
ziet men nog zitten in de Eyer-ftok , en is het zelve pok nog bol en als
befet met een roode ftofïè, die nu wel wat maflïef is geworden door de
liqueur, daar het Jaren lang in gelegen heeft, maar van my voorheen eerft
rood en rouw bevonden wierd. In 't midden van 't gezeyde Kelkje is
ook iiog te zien een openingje , 't welk van my gehouden werd voor het
mondeke van de holte , waar uyt het Eytje gekomen is, welk nu zo-
danig weder ingekrompen is, dat het nu als een kleen gaatje ons voor-
komt.
                                                                                             4„ ...
Ten vyfdc. Voor 't inwendige des Eys houde ik, gelyk te vooren ge-
zegt is, het vogt des Eys , te gelyk met de dunne Vlieskens C/jo-
rion
en Amnios, en voor het Kelkje , dat dikke veileken of Vliesken,
't welk na blyft, als het gezeyde uytgeperft is j 't welk klaarder te zien is
in de Eyerftokken der Vogelen, m
Ten zesde. In de holte van de Baarmoeder heb ik alleen maar wat
vogt gevonde.
N°. XXXIII. Het grootfte gedeelte van de Maag van een Jonge,
wiens binnenfte oppervlakte van my buytenwaarts is gewent of gekeert,
en is deze zeer rood wegens het opvullen der Slag-aderen.
Aanmerkt ten eerfte. Hier komen ons niet alleen in't gezigte de nai?uur-
lyke rimpels van de Maag, maar ook zelfs duyzende van kleene Graant-
jens van 't roode wafch, dewelke in't opvullen, door de uyteynden van
de Slag aderkens als uytgeparft zynde, aan de inwendige oppervlakte zyn
blyven hangen: de Maag was ook zelfs hier van voor een groot ge- *
deelte vervult geworden, 't welk ik ook dik wils bevonden hebbe in bet
Gedarmte. Hier uyt vermoede ik , dat by ons leven , zoo lang
wy gezont zyn , onze Maag eh Darmen geduurig bevogtigt werden,
door een vogtigheyd* die uyt de uyteynden van de Slag-aderkens als uyt
zypelt, welke uyteynden der Slag-aderkens als bundels-wys gcconfrï-
tueert zynde, Kliertjens geheten worden, die van my klaarder inde Dar-
men als wel in de Maag getoont konnen werden -, ziet hier over in 't
breede de voorfchrevene Cabinetten»
Ten tweden. Ziet men hier, dat het grootfte gedeelte van 't/Net aan
de grond van de Maag vaft zittende, zoo dun is als een Spinnewebbe,
en met geen gaatjens doorboort jondertufTchen is het zelve met duyzen-
de roode Slag-aderkens als doorweven, 't welk zeer aangenaam is om
te zien.
            .
sss 5                                        Ten
-ocr page 211-
■ ^ ■
68fc VL ViA>tf KT 0MI S* H 0Iil#E T
Ten derde. De Milt aan de MaagJ nog* vaft zittende, is gants niet ver-
andert van zyne geftaltenifle: Want dezelve heefthaaregrootte, figuur en
couleur, gelyk in't leven. ■ •-.
               L
Ten vierde. Een ftuk van de Twaalf-vingerige Darm, met de Maag
vereenigt zynde, is mede rood van couleur , wegens het opvullen der
Sïag-aderkens. n ï&tirMt , rfcorl; rrj-ph:;. m ; hê! nrm-£ rM t&
Ten vyfde. Met gezeyde ftuk van de Maag hangt aan een Paards-
hayrtje, vaft gehegt zynde aan het vleefige Vlies des Maags, 't welk zoo-
danig is gefcheyden, dat men de draden van het vleefige Vlies duydelyk
zien'kan.
          ,,                                              L"d i^c . "
N°. XXXIV. De Dye, Been en Voet van een Jong Kindje , alles
zoo curieus geconfèrveert, dat men zoude zeggen , het leven daar nog
in-te zyn. >
                   asm i^bg vi -<(■'* ?**f ~,-:., y*ri t ci-'r^-T
t - Het Voetje fchynt te trappen op een Slangetje, 't welk de name draagt
van Rotte-vangertjej öf Schiet-flangetje , en getreden zynde, fchynt het
zelve te gapen: dit alles is levendig van couleur.
N-'; XXXV. De Armen Hand van eenkleen Kind, wiens Vingert-
jens het Oor van een Menfch vafthouden : dit alles is zoo levendig van
couleur en gedaante, datter nietsïchynt aan te ontbreken , hoewel deze
zaaleen veele Jaaren zoo bewaart zyn geworden»
                       
N°. XXX VL Den Arm van een Kindje, wiens Handje het Hart van een
bedaagt Perzoon fchynt vaft te houden, en dat in een vogtigheyd.
- Aanmerkt ten eerfte. Dat dit Hart van buyten rouw, en als getakt is,
(zoo het geoorlooft is aldus te fpreeken) door welke rouwigheyd het ver-
eenigt is met het Hartefakske, en dat wegens voorgaande ontfteking dezer
partyen, waar door den lyder met onverdraagelyke pyn wierd aangedaan,
en dat niet zonder geduurige Koortze,
Ten tweden. Terwyl het Armtje, Handje, en Vingertjcns nog fchy-
nen te leven, zoo is't dat hier door alle afkeer weggenomen werd,
/Op de Tweede P £> A NK ': ^
ÏVerden veel zaaken gevonden tot de wortleeling gedejf meert.
N°. XXXVII. Tl En droog Vlesje , waar in drie Eyertjes van een
lil Vrouw, dewelke aan drie bayrtjens hangen met een
roodwaffise ftorTe vervult. Zietde I. Fig. in de I, Plaat, van't VL Cabinet.
No. XXXVIII. Een VlesjemeVyogt, w^vmonthoudm en bewaart
werd een bevrugt Eytje van een Vrouw, 't welk uyt de Baarmoeder voort-
geko-
-ocr page 212-
ïvm TFiRfJ)D| & I Kj R U Y SCE f? £8?
gekomen, en van my ©iigfefchöndenfeewaart, en geheel is gebleven ., om te
konnen toonen hoe een hevrugt en afgedreeve Eytjc van gedaante zig; op-
doet, als het zelve eenige dagen in de Baarmoeder opgehouden is. ,
En nadien: het geheel en ongefchonden is,.gebleven ^ zoo kan men niet
zien, hoe het yan binnen gefteltlis,:maar van. buyten kan men het begin-
zei. van de Na-gebobrte befehoiiïwen.. Ziet dc:H. Fig, van de I. Tafel
van 't VL Cébimt,ii i ü^khtéim (mm$iM*iWi ti^u^wtrPM
•    No. XXXIX: Een bevrugt: Eytje van- een Vrouw, 't welk uyt de
Baarmoeder is te voorfchyn gekomen} het zelve is ook als het voorgaande
in een vogt bewaart ^ ipaar voorheen van my open gefneden , in wiens
holte nog gants* geen begihzebvteeen Schepzelke is te, zien, fchpon het
vers en wel geftelt is , en daar toe ook zelfs vergrootglazen gebruykt
werden j ofnu* hetbegittzj2l.ya& 't.Schepselkedaaria gefmolten en vergaan
is, zulks kan ik; niet zeggen.
           " . ï&id'ih "
, Jsfo^XI^ Het Na-geboortentje en Vlieskens van het alleresrfte begin-
zei van een Schepzelke, dewelke in een bequaame vogt bewaard, en van
my aan een zydekgeopeni zyn$ er*faei»an.ier;^lv^,holte niet met alle ge^
vonden, gelykmy/ zulks meermalen voorgekornea. is .$ wamieer my zooA-
danige voorwerpen niét aanftonds ter hand MiecAogfftekj goo dat ik ge-
loof ?da 0 het I bëginzel van 't Schepzelke gefmolten pf vernietigt was, voor
dat het my, ter hand geftelt is geworden * ziet hiei van de V. Fig. in de
I. Plaat van dit yi. Cabinet* .,: i ii..
         . • :t ' /, r ;. , it
Aanmerkt ondertuffehen , -dit Jast /ostde»ie.;gedefelte van dit voorwerp
niet:behoort tot het begihzeiiVan%M
                                 is niet anders
als geronne bloed, 't welk ik zondenihetXèólVerp ^; lpe.tzeri nie| zoude
hebben; konhén removeren, ülsiq -;h(Umnfi :.\-.. gsdg ' I . ..
N°. XLL Een Vies met vogt in zig( onthoudende een bevrugt Ëyrje
van een Vrouw, 't welk van my opgefneden is, waar in pok van-my niets
gevonden is. om 3§ii^|J ^hs^^khc-i^l tugji fakai^ .
          .^}l::v- -.-■.' :,
N°. XLII. Een Nageboorte, dewelke na het vernietigen.van'r Schept
zelke, eenige tydin de Baarmoedervaneen Vrouwrissbly vhn-zittép, waa^
door het niet alleen een ander gedaante aangenomen heefti maar qpk zelfs
harder geworden zynde, niets minder als.jQaeenNa-geb,QP£tegelykt. Ziet
de IV. Fig. van de eerfte Plaat van't VI. Cabinet.,
                 om naM
No. XLIII. Een Vies met bequaame;Vogt, waarin tezienis^et eerfte
bëginzel van de Menfchwerdmg of Schepzelke, methetbeginzel van.de
Na-geboorte, en is het Schepzelke niet grooter alsjeen JUiys^pj-j Latuw
zaadje.' fc pt I           : s mq*t$wz<mi $üa&.3fi ooi b@ ï''ii£jm$sfïo ■■■'■;■
- Aanmerkt ten eerfte, fat het Schepzelke nog vaft hangt door toedoen
•  *>'(!               ...... ■"                                     • /                                 ran 't
-ocr page 213-
68:8 VI. A K% T O^Ml S € MQCAïBl HE T
van 't Navel-ftrengje aan het fogiffzel van de Na-geboorte ^ welk Navel-
ftreneje niet dikker is als een fyn of dun draadje; j j >f( r>ijo:
Ten tweeden,• dat ons in die tyd de Schepzelkens voorkomen als een rouw
en brigefbrmeert wit Klompje \j hoewel men ze befehouwt met vergroot-
glaazën van de Heer Leeuwenhoek, dewelke wyook in óns gebruyk hebben.
W die tyd kan men nog geen Hoofd, veel min oogen of ledematen .zien; Jaat
andere zeggen, fchryven en in Figuuren verbeelden Schepzelkens van wey-
nig dagen met Haridjens, Voetjens, Hoofdjens &cc. men kan uyt deze myne-
voorwerpen wel haaftzien, wat van haar zeggen, fchryven en afbeeltzels
aan te nemen of te verwerpen ftaat j ik laat ftaan, 't geen zommige voorgeven,
van datzè in de Eyeren vatikle Vrouwen Schepzelkens met Armen,, Beenén^
en Hoofdjens konden zien. fcj^'.'stöö &fl kuèo na t ê. il^$i^p^ ire'ïièv
Laat ons zoodanige Schryvers, 'tgeen zy zeggente konnentoonen ^ ons
eens voorhouden , gelyk ik hier en elders doe.^ elan zoözullen:wy haar toe-
ftemmen j maar veel zekerder, én met meerder waarheyd fpreekt den vroo-
menjobnier van Cap» io. alwaar hy tot den Almogende zegt, Hebt gy my
niet als Melk gegoten, en als Kaas ^doem runnen
£ En voorwaar in die tyd
zyn wy als Kaas geronnen, en als een kieen ftukske zagte witte Kaas komt het
my voor, gelyk hier tot myrienHuilë te zien isJi-," ;; ;rv.;w-v 7 j ;i
Ten derde, Meermaals zynrhy zoodanige voorwerpen en 't beginzel van
Schepzelkens voorgekomen, dewelke onder myn handen quamen te fmelten,
en alzoo vernietigt wierden y maar nu zoo heb ik een liqueur, waar in zodani-
ge zaakéri gélegt zynde, aanftoridsverharden, en zoo kan,ik ze nu voor
altoos bewaaren zonder eenige verandering, ja ook dé bederving. Ziet de
LFig. van de II. Plaat van't Vl.Cabinei:. ;!i >I'>v f \ tfoph
N °. X LI V. Het beginzel van een Schepzelke van een Menfch, in grootte
met een Anys-zaad over een komende, 't welk ons hier voorkomt zonder het
beginzel van het Moer-koekje, waar van ik het heb moeten affnydenom de
Ouders wille. Dit beginzel van het Schepzelke hangt aaneenhayrtjedes
Hoofds, valt gemaakt aan deftelfs Navei-ftrengtje> en is het bovenfte van
dit voorwerp, waar aan het hayrtje vaft gemaakt is, het begin van 't Navel-
ftrengtje, 't welk na proportie van 't beginzel van 't Schepzelke zeer dik
is, en het onderfte het begin van't Schepzelke..
                                   ■>
Men moet hier aanmerken, dat ik dit voorwerp, als mede het voorgaan-
de zoo dra zy ter Wereld quamen met fygen handen zeer voorzigtig heb
gehandelt en geopend, zoo dat buyten alle bedenken, dezelve zoo wa-
ren geftelt, gelyk ons hier in dè Figuuren, en t'mynen Huyfe in we-
zen voorkomen; en zoo ik deze voorwerpen zelfs niet had gehandelc*
zoude ik nauwlyks hebben konnen gelboven, dat de Schepfelkens /o. die
tyd
9
-ocr page 214-
van FREDERIK RU Y S C H.              689
tyd zoodanig van forme of gedaante waaren, gelyk dezelve zyn, en hier
afgebeelt hebbe, geenzïnts de gedaante van een Menfch hebbende. Opdat
ik nu dit alles in zyn natuurlyke geftalte zoude confcrveeren , heb ik de-
ze, voorwerpen aanftonds in een bequame vogt gelegt, waar in zy zyn
gebleven zonder de minfte verandering. Ziet de Fig. I. van de II, Tafel
van dit VL Cabinet.'ü trjj :i-m,
                                -'hhh .:>. .
N°. XLV. Een vlesje met vogt, waar in te zien is een Schepzelke van
een Menfch, in groote met een gepelt Garfte Koorn overeenkomende..
Aanmerkt ten eerfte. . Het begin van de Navel-ftreng is in dit voorwerp
wel zeer dun , maar heeft egter een Water-gezwelletje in zig , zoo groot
als een fpelde-hoofd, 't welk ik voorheen meermaals heb gezien.
Ten tweeden. Hoewel het beginzel van 't Moer-koekje byfter groot
fchynt te zyn, ten opzigte van't Schepzelke, zoo ftaat hier te confidere-
ren, dat alles tot het Moer-koekje niet behoort, 't geen ons hier als een
Moer-koekje voorkomt 5 want voor het grootfte gedeelte is 't niet anders als
geronne bloed, 't welk zig zoo vaft vereenigt heeft met het Moer-koekje,
dat men inde eerfte opflag van 't oog , hier in ligt zoude konnen bedro-
gen werden.
Ten derde. In dit voorwerp kan men nog Hoofd, Oogen, nog Lede-
maten zien. Ziet de III. Fig. van de II. Tafel van dit VI. Cabinet.
N°. XLVI. Een vlesje met vogt, waar in te zien is het beginzel van
een Menfchc Schepzelke, een weynig grooter en dikker als een onge-
pelde Garfte Koorn, waar aan het Na-geboortcntje nog vaft zit. Ziet de
IV. Fig. van de II. Taf. van 't VI. Cabinet.
Aanmerkt ten eerfte. Dat men in dit voorwerp, wat grooter en dikker
zynde als een ongepeld Garftje, de beginzelen der Ledematen nu al be-
gint te zien in de gedaante van groote Santjens of kleene ronde Spelde-
Hoofdjens.
Ten tweeden. Dat men in die tyd , gelyk hier blykt, het Hoofdje
van 't Lighaamtje nu al kan onderfcheyden.
Ten derde. Ook kan men de Oogjens nu al beginnen te zien, als klee-
ne fwarte ftipjens.
Ten vierde. Bevint men het Navel-ftrengetje omtrent een duymbreed
lang te zyn.
Ten vyfde. Tufïchen de beginzels van de onderfte Ledematen, begin-
nen haar de fchaamte te ontdekken, en wat uyt te puylen , cdog zonder
het onderfcheyt van Sexe te konnen zien, 't welk geenzints te verwonderen
is, nademaal het ia Schepzeltjens zelfs van drie Maanden bezwaarlyk te
onderfcheyden is, ten zy men met groote opmerking daarop let. Hier van
T111                                          daan
-ocr page 215-
69© VI. A N A T O M I S C H C A B I N E T
daan komt ook 'tabuys? dat men nooy t of zeer zelden in de aantekening
der Ouders (hoewelze in de enderzoekinge opmerkende zyn ge weeft) vin-
den zal, dat haare Huysvrouwen ontydig van Schepzelkens van drie of
vier Maanden verloft zynde, als Knegtjens teBoekftaan, aangezien dat-
ter zoo groot een overeenkomft is in die tyd tuflchen de Knegtjens en
Meyskens, dat men het bezwaarlyk kan zien, ten zymën daar van gewaar-
fchouwt was* Hierom heb ik dat hier willen vermanen. . .
         ,■■■■■/.■
N°. XL Vil. Ben vlesje met vogt, waar in een Schepzelke van een halve
duym groot > 't welk aan een haayrtje hangt, vaft gemaakt aan 't Navel-
ïlrengetje, 't welk zoo dik is, dat het 't Schepzelke in dikte niet behoeft
te weyken -y of dit nu is door eenigc ziekte of natuurlyker wyze , kan ik
niet zeggen. De beginzeis* der öpperfte én onderfte Ledematen zyn een
gemeene fpelde-hoofcf in groote en gedaante bynagélyk. Het-hoofdje is
na proportie vari't Lighaamtje zeer groot, nu kan meri de Oogjens di~
ftinëfc zïér>, en is ook het begin van 't Moer-köekje gaaf en wel gefteld
Ziet de V.-Fig. van de II. Taf. van dit VL Cajrinêt'."
JN°. XLVIII. Een Menfche Schepzelke, van omtrent een duymbreed
groot, 't welk aan een haayrtje in een vogtigheyd hangt, vaft gemaakt
zynde aan 't Navel-ftrengetjey ontrent wiens Ledematen te coniideree-
ren ftaat, dat de opperlte veel volmaakter geworden zyn als wel de
onderfte ; dewyl men de Vingerrjens nu al klaar kan zien, en dat aan
beyde de Handen, maar aan de Voëfjens word men nog geen Toont-
jens gewaar; >-'; .:;■•* "->ïp
Ook zelfs vertoont zig nog geen Scheentje nog Voetje aan de lin-
ker zyde ^ iatWaar zig maar alleen een heuveltje laat zien, 't welk voor
het dytje is te houden.
                                   j
Het is in d.e KikvorfTchen zeer gemeen , dat de voorfte Pooten eer
te voorfchyn komen, als wel de agterfte 5 en in plaats van de agterfte
Pooten, zoo komen zy~als met een ftaarrje té voorfchyn.
Ook moet men hier aanmerken, dat dit Schepzelke ons verheelt van
de Vrouwlyke ièxe te zyn ; hoewel véele het contrarie zullen fufti-
neeren, ten zy dat dezelve beter onderrigt zyn, door het zien van zoo-
danige, die nog wat ouder zyn geworden. Ziet de II.Fig. vahdèlIL
Taf. van dit VI. Cabinet.
N°. XLIX. Een Menfche Schepzelke, 't welk van gelyké op de-
zelve wyze aan een haayrtje is hangende in een vogt, eenigzins ouder
en grooter zynde als het voorgaande* waar van alle dè Ledematen tot de
Vingers en Toonen incluys, ja ook zelfs de Oogappeltjens haar vertonen.
Zki de III. Fig. van de III. Plaat van 'c VI. Cabinet*
         'fo-
-ocr page 216-
aw jF R EDE RIK R U-Y, &,C H, T» £9l
Ik zoude vertrouwen, dat dit Schepzelke ontrent van twee Maanden is>
ik zegge ontrent, aangezien 't niet wel mogelyk is zulks zo perfeët te dc-
termineeren gelyk van deze zaak wat meer zal gezegt werden in de expli-
catie van de Figuuren, alwaarze in Figuuren na den anderen volgende,
by der hand zyn.
Staat ook aan te merken, dat niet alleen dit voorwerp, .maaroQkalIe.de
andere haar natuurlyke geftalte geconferveert hebben, ja ook zelfs van cou-
leur niet verandert zyn, 't welk zeer aangenaam voor 't gezigt is, en dat
ook zodanige kleene Schepzelkens van een duymbreed groot al voorzien
zyn van een Opperjelleke, kan men alhier aanfchcuwen.
N°. L. Een Menfche Schepzelke van ontrent twee duymbreed groot,
op dezelve wyze geconferveert. .,,,,
             T, j" nyJ m'-         .           f
Als rnen my dit Schepzelke bragt , vond ik het Buykje gebqrften
te zyn, zoo dat de Darmtjens, 't Levertje , en het Netje bloot gezien
konnen werden.
N°. LI. Een/Menfche Schepzelke ontrent zoo groot, als een onzer
grootfte Vingeren, 't welk van 't Vliesje Amnios als van een zeer dun en
doorzigtig Lywaatje is omvangen. Niemand zou dit Schepzelke houden
vari Vrouwlyke Sexe , ten zy dat hy andere en grootere nauwkeurig be-
zien had, en dat wegens de byzondere lengte van de [Clytoris~^ Kittelaar,
dewelke in die tyd Zeer lang uythangt.
No. Lil, Een Menfche Schepzelke, 't welk gelyk ook't voorgaande in
een vogt bewaart werd , en is het zélve ook ten naaften by van dezelfde
groote, overwiensfchïelyk overlyden-» de 'Ouders niet behoefde eenige
droef heyd te ftellen, aangezien het zelve ter Wereld zoude gekomen zyn,
niet alleen met een gefpouwen boven Lip d maar ook met een van een ge-
weeke verhemelte en Haafe-mond.
Staat ondertufichen aan te merken, dat ik dit en diergelyke voorwer-
pen, dewelke pnnatüurlyk van gedaante zyn , niemand vertone , ten zy
men my zulksycrgt. op dat niemand met eenige fchrik of afkeer myne
zaaken zoude befchouwen , dewelke buyten dat by zonder aangenaam zyn
voor 't Oogden geheel en al verfchillen van die toebereydzeïen, dewelke
ten toon gefield werden , in verfcheyde Anatomifche Schouw-Plaatzen,
welkers voorwerpen men liever ten grave mogte brengen, als datze ten
toon werdeftgeftelt.
Nadien men hier nu ziet, dat zoo kleene en teedere Schepzelkens be-
vonden wefdenj, al bereyts met zoo groote ongemakken bevangen te zyn,
zoo ftaat hier aan te merken en te overwegen, of het apparent is, dat de
Kinderen,.4k vaü meerder groote zynde, haare Ledematen, die eerfl
1KI <>Y±                                Tttt z - ,                             wel
»
-ocr page 217-
692 VI. ANATOMISCH CABINET
wel geftelt waren, in 's Moeders lichaam konnen komen te verminken, en
vernietigt te werden door fchrik, of aanzien van dit of dat fpektakel ? my
aangaande, ik wil dit oordeel gaarn aan andere overgeven , nadien ik in
dit myn doen niet anders voorgenomen heb, als dat te befchryven,'t welk
in myne Cabinetten gezien kan werden -3 en oordeele ik zulks profytelyker
en meer dienftig te zullen zyn.
N°. LUI. Een Menfche Schepzelke ontrent van de zelve groote, wiens
overlyden niet minder gelukkig is geweefr, als het voorgaande, aangezien
deflelfs Armen, Handen en Voeten zeer krom in een getrokken zyn, enby
gevolg een zeer elendig leven zoude hebben moeten leyden.
N°. LIV. Een v lesje met vogt, waar in onthouden, werd een Meyske
van ontrent drie en een. halve Maand dragts, 't welk als omvangen is van 't
Vliesje Amnios; in dit voorwerp kan men al weder zien dat de Schépzel-
kens in die tyd Knegtjens komen te verbeelden, om de voorverhaalde
reden.
No. LV. Een Menfche Schepzelke, mede van de Vrouwlyke Sexe,
byna van dezelfde groote en ouderdom, 't welk van gelyke geftalte zynde,
in een vogt zeer cierlyk bewaard werd.
         ; «liK;
N°. LVI. Een vlesje met heldere vogt, waarin gèconferveert werd een
Meyske wat grooter als het voorgaande, v
N °. LV II. Een Knegtje van ontrent vier Maanden dragts, wiens Hoofdje
gedekt is met het Vlieske Amnios uyt een Kalfje, waar door heen zeer veel
opgevulde bloedvaatjens loopen, 't welk zeer aangenaam is om te zien,
N°. LVI1I. Een Knegtje van ontrent zes Maanden dragts, 't welk met
het Hoofdje om laag, en met de Voetjens om hoog gelegen is.
N°. LIX. Een Meyske van ontrent zes Maanden dragts, wiens fchaam-
deeltjens nu al zoodanig zyn verwaflen en verandert, dat men deszelfs fexe
ligt onderfcheyden kan.
                                                         i >
Aanmerkt dat aan de zyde van 't Hoofdje, deszelfs Moer-koekjé word
gevonden, waar tegens het met het Hoofdje legt, als tegen een Oor-
kuflenrje. In deflelfs linker Handje houdt het 't gedarmte van een on-
voldraage vrugtje van een Menfch , 't welk opgevult zynde, ons zeer
cierlyk voorkomt,
                                                          ) bfb*? ■ ; i
Daarenboven kan men de Slag-Aderkens , die door dit gedarmte loo-
pen, klaar en diftinft zien j voornamentlyk die geene, dewelke door het
buytenfte vliesje, na de lehgte loopen.
N°. LX. Een Meyske van ontrent zes Maanden dragts,* 't welk een
flapend Kindje zeer aardig verbeeldt $ hét Hoofdje is met een Kroontje
van Kruyden en Bloemen verderf, en dit alles in een heldere vogt.t nt
N°. LXL
/
-ocr page 218-
van F R E D E R I K RUYSC Hl            é93
N°. LXI. Een Kindje van ontrent tiuTchen deagt en negen Maanden
dragts, wiens Hoofdje niet alleen voorzien is met een Kroontje van Kruy-
den en Bloemen, maar als een kleen lief hebbertje der gewaflen , is 't zel-
ve alzints als met Kruyden , Bloemen en Vrugten bezet , en inzonder-
heyd met Africaanfche, Americaanfche, en ook Afiatifche gewaflen : Als
daar zyn takjens van de Thee-boom, als medeNotemufchaat-boorn,Kniyt-
nagels takjens , ook van de Kaneei-boom , de eerft opkomende Bladeren
van de kleene Americaanfche itekende Vygeh, ook takjens van de fwartc
en ronde Peper , dewelke de Edele Heer Pieter de Wit, Bewindhebber -
van de Ooft-Indifche Maatfchappye my mildelyk mede gedeelt heeft. Na-
dien veele diertjens haar gewoon zyn te onthouden onder de gewaflen -, al-
zoo mede is 't, dat onder alle deze ook verfcheide gevonden werden, die
uyt die zelve Landftreken tot ons over geftuurt zyn, als Scorpioenen en
Slangetjens, zoo uyt Africa als ook uyt America, Haagdiflen, waar van
datter een den hals van 't Kind fchynt aan te grypen , waar door het
Kind, als hier door verfchrikt, het Hoofd agterwaarts fchynt te wenden
of te flaan.
N°. LX1I. Een kleèn Vlesje met vogt, waar in te zien zyn verfchey*
de flukskens van een zeer fwarte fteen, en dat uyt een Menfch , dezelve
zyn zeer broos , en om ze in haar zagtigheyd te bewaren , heb ik de-
zelve in een heldere vogt geleyt , om altoos te konnen toonen, dat ons
zoodanige fteenen zomtyds voorkomen ; en zyn deze foorte van een zeer
quade natuur.
N°i LXII-I. Een Lyf-moeder, dewelke waarlyk uytgezonken is,, of uyt
het Lighaam gehangen heeft, en om te toonen hoe het gefteltis met zoo-
danig een quaal, heb ik dezelve in een vogt bewaart. Ziet de II. Fig,
van de II. Plaat.
Aanmerkt ren eerfte, dat dit deel ons zeer leVendig voorkomt^ ,.
Ten tweeden, dar de oppervlakte van dit uyrgezonke voor werp isygent-
lyk is het inwendige Vlies van de fchee des Lyf-moeders > 't welk, te ge-
lyk met het wezen van de. Lyf-moeder uytzinkt: Maar de geheele
Lyf-moeder werd zoodanig van 't gezeyde Vlies verborgen , dat men
niets inmiddels van de Baar moeder zien kan, als alleen deszelfs inwendige
mond } en in dit ongeval werd de Baar-moeder niet omgekeert , maar
de zelve zakt alleen neder ten lyve uyt. Maar in 't uytzinken van
de Baar-moeder na de verlofling , zoo is 't dat de Baar-moeder zom-
tyds geheel en al omkeert, en zoo ten lyve uythangt , zoo dat des-
zelfs inwendige oppervlakte als dan uytwendig ons voorkomt. Indien
men in dit ongeval de Baar-moeder niet aanftonts inbrengt, ftaat de
Tm 3                                   dood
-ocr page 219-
6^ Vi ANATOMISCH CAB1NET
; dood voor de deur. Ziet hier verders over na myn Anatomifchc Ghirur-
gicale obfervatien,
-i Ten derde. De inwendige mond des Lyf-moeders i% zeer ongelyk we-
gens eenige klcene groefjcns van de inwendige hals , dewelke door de
iwaarte en drukking van de Lyf-moeder eenigfints te voorfchyn komen.
•No.: LXIV. Een vlesje met vogt, waar in te zien zyn de tandjens van
een jong geboore Kindje met haar zagte inwendige fubftantie; ook ziet, men
hier het Plocg.yzer been van een klcen Kindje, 't welke zeer wit is.
N°. LXV. Een ftuk van de Moer-kock van een. jong geboore Kindje,
zoodanig opgevuit met een waflige ftofFe, dat ons het uyterftc dezer vaten
als dons, zonder iets klierigs, voorkomt,
-No. LXVI. Een droog vlesje, waarin bewaart word eenftukjevaneen
Vliesje, waar door opgevulde Slag-Adertjens heen loopen , welkers uyt-
eynden ons in de eerfte opflag van de oogen voorkomen , als klcene vlak-
ken, wegens haar fubtieiheyd.
m&fyti LXViï. Een Vlesje met vogt, en daar in het Na-geboortëntje
van een kleen Schepzclke, 't welk dik, hard , en Peers-wys zig ver-
4p@fafc.T;i jvn tvth: ~1 m
                   'ilvü :.'.; " <vju.';! rr.il
Aanmerkt, dat zoodanige voorwerpen haar Peers-wyzc gedaante niet
krygèn van 't Moer-koekje zelfs , maar van 't geronne bloed , waar van
datzc alzints bezet werden, en aldus behouden zy niets minder als de ge-
daante van een Moer-koekje, en werden deze zaken t'onrcgt ons alsZuy-
gers voorgehouden van die, die hier in onkundig zyn.
N°. LXVIII. Een Vies met vogt, in dewelke de Vrouwelykhcyd van
ccn rnenfchelyke vrugt, omtrent van vier Maanden dragts , is begrepen $
maar als ik 't zelve in den eerftcn opflag aanfehouwde, verbeeldde het zo
naauwkeurig de roede met balletjes van een Jongetje , dat het zeer veelc
zou bedrogen hebben , en zulks heb ik in die ouderdom nooyt anders
gezien, ■
N°. LXIX. Een kleen Cabiaetje van Indiaanfch Hout , waar in vyf
Geraamtjèns ^ van zeer kleenc Kinderkens, gevonden werden, dewelke in
dit VI. Cabinet afgebeelt ftaan , en is het klcenftc zoo klcen , dat men
uauwlyks een klcender zoude konnen maken. ,..>._ . ;
■N°. LXX. Een vlesje met vogt, waar in bewaard werd een ftuk van
de Colyk en bogtigc Darm, tiyt ccn kleen Kind.
Aanmerkt ten eerfte. Dat in deze praeparatie de Klap-vliezen van den
Colyk-darm ons voorkomen in de gedaante van een ronde Circui, en zoo
komen zy ons altoos te vooren, wanneer de Colyk-darm niét is opgekk-
Zea met wind, of «opgevüit met darms vuyligheydj maar opgcvult zynde,
-ocr page 220-
van F R E D E R i K RU Y S C H.               *$$
zoo doet zig deze Circul op in de gedaante van twee tegen s de andere ftaaur
de Klap-vliezen (gclyk ik de Heer Kerkringh toonde , wanneer hy een
Figuur daar vaa zoude laten maken,) om de wederkeering van de vuylig-
heyd uyt het grootc gedarinte te beletten, dat die niet weder quamen tot
het dunne gedarmte.
Ten tweeden. Zoo ziet men hier een worm even boven de Klap-vlicze&
of Circul uyt te ftekem
Ten derde. Het glas omgekeert zynde , zoo doet zig hier ook op het
Worm-wyze uytfteekzel, en zyn deze zaaken zoo vers, fris en natuurt
lyk van couleur, dat men zoude zeggen , dezelve vers uyt het lichaam
gemeden te zyn.
                                                                        s
K°; LXXI. Een vlesje met vogt, waarin van gelyke bewaard werd
de helft van een der uytpuylentheden des Lyf-moeders van een hevrugtc
Koe, waar aan op yeele plaatzen nog vaft zit een van de Moer-kocks-
kensj op andere plaatzen in tegendeel is 't Moer-koekje daar van afgc*
trokken, ten eyndc men die byzendere diepe holletjens konde zien, die
daar zitten in de gezeydc uytpuylentheden van de Lyf-moeder, wanp
neer het beell befwangert is;
                                                  -• t %^iX^
Staat hier aan te merken, dat de takjens der bloedt-vaatjens, die.de
gantfche Moer-koekjens maken, haar komen te zetten in die diepe hóljétr
jens, op dat de Aderige takjens 't voedzel daar uyt zoude haaien , welk
voedzel men in groote menigte ziet uytvloeyen , als men de Moer-
koekjens daar van affcheyt , geheel anders als ia de bevriigte Vrou-r
wen, waar in men zulks niet ziet, maar deze hebben een geheel andere
huyshouding. Ziet hier op na het V. Cabinet. ^
                                Vi
N°. LXX1I. Een Glaasje met vogt, waar in te zien is een van de gè,
zeyde uytpuylentheden van de Lyf-moeder van een bevrugte Koe , waar.
in de gezeyde holletjens veel klaarder konnen werden gezien, tot welker
eynde het Moer-koekje geheel en al daar van afgehaalt is.
JSK LX XIII. Een f tukje van de fchorflige fubfrantie van deHeriTenü
van een Menfch, dewelke t'eenemaal uyt bloet-vaatjens is beftaande, 't welk
20 wel in dit ftuk te zien is, als in die Van de voorgaande Cabinetten; /
Niemand heeft my tot nog toe bezogt, die ik het zelve heb laten ziejj,
wanneer het helder weer was, dewelke aan de waarheyd van myn zeggen
en toonen gctwyfelt heeft, maar zy hebben alle, niemand üytgezonderf.x
't zelve voor waarheyd aangenomen » en veele hebben gezegt; ik zoud§
zulks nooyt hebben gelooft, indien ik het niet hadde gezien. Wil egtcr-
iemand nog daar aan twyfelen, onj dat hy hét niet heeft gezien, wel'! he*
geloof kan ik hem niet geven , maar wel het gezigt daar van , laat een
ieder
-ocr page 221-
$g$ VI. ANATOMISCH CABINE T
ieder tot my komen, als het een helderen dag is, niemand word het be-
fchoüwen daar van geweygert. :*,vj}\
Men behoeft juyft geen vergroot-glazen te gebruyken , die een goet
gezigt heeft kan het wel zien , zonder behulp van dezelve , als zynde
een klaare zaak. Maar zoo iemand ter loops myne Cabinetten komt te
zien, en dat by-duyfter en regenagtig weer (gelyk veele dagelyks doen,
en hier en daar wat, zonder opmerking, befchouwen) zoo is 't onmoog-
lyk, zoodanige fubtiele zaaken grondig te zien ; onder zoodanige is hy
ook mogelyk geweeft, dewelke een onvoorzigtig en verkeert raport gedaan
heeft aan den Heer Profeflbr G. Chr. Schelhamer, hem zeggende, dat hy
myne zaaken ziende, zoodanig een t'zamenftel van vaten niet heeft kon-
nen zien, als ik hem de fchorifige fubftantie der Herflene (zoo hy zeyt)
vertoonde.
                                                                       -..>.:..
Ondertuflehen zyn in myne handen gekomen de Difpuiten van den
met regt zeer beroemde Heer Profeflbr G. Chr. Schelhamer , waarin
ik deze volgende zaken zie ter neder geftclt. Maar of de fchorfftge fub-
fiantie der Herjfene
, waar in de animale geeft en werden gefcheyden of
bereyt, uyt loutere mondekens
(ik heb gezegt uyt de takjens , welkers
tryteynden zagt, week en donzig zyn) beft aan, gelyk deTrofesfor Ruyjch
Zeyt gezien te hebben
, daar over fchort ik myn oor ceel op , want ik
kan niet vatten
, hoe een grauwe couleur uyt een t'zamenftel van bloet-
vaten zoude konnen voortkomen, dewyl in de Acberige vlegting
, daar uyt
beftaande% zulks niet gezien word, ook zoo heb ik geen volkome vertrou-
wen in de vergroot-glazen
, om zagte en glibberige deelen des lighaams
daar mede te befchouwen
$ weshalven ik van meeninge ben, dat met meer*
der reden overeenkomt te geloven
, datter eenige lighaamtjens tutfehen
beyde komen
, waar door, S§c.
Eer dat ik kome tot het antwoord op de ftelling van den Heer Profeflbr
Schelhamer, zoo heeft het my goet gedagt voor af te zeggen, dat ik van
geen meeninge ben om met iemand over deze of geene zaken in difpuit te
treden , op dat ik van myn voornemen in 't verder onderzoeken van 't
ware geftel onzes lighaams niet zoude werden afgetrokken, aangezien ik
vertrouw meer dienft aan \ gemeen te zuilen toebrengen, met onderzoe-
ken als met difputeeren. Ondertuflehen werd een ieder verzogt om te
komen zien, 't geen ik ter neder ftcllc 5 en zoo dan egter nog iemand
zoude mogen gevonden werden, dewelke meer geloof geven wil aan zyn
oogen des verftands , als wel aan zyn lighaamelyke oogen , ik geef een
ieder zyn oordeel vry j dit voor af gegaan zynde , zal ik kortelyk toe-
treden tot het gezeyde.
Aan-
-ocr page 222-
van F R Ê D E U ï M R U Y S CE JV 697
Aangaande het eerfte, namentlyk dat de gezeyde Heer Pr. Schelhamer
gelieft te zeggen, dat hy zyn oordeel fufpendeert ontrent myne ftelling,
van dat de fchorflïge fubftantie der herflene uy t vaatjens zoude zyn beftaan-
de, daar op dient tot antwoord: dat ik my daar over mede heb verwon-
dert, en ook zulks nooyt zoude hebben gelooft, ten waar ik het gezien
had: want het zoude my ook als een onmogelyke zaake voorgekomen zyn,
als men my zulks hadde gezeyt, zonder 't zelve te toonen.
OnderturTchen moet de gezeyde Heer weeten, dat ik nooyt zoude zyn
gekomen tot deze uytvinding , ten waare ik in 't onderzoeken een ander
middel in 't werk geftelt hadde, welke voor my niemand by der hand ge-
nomen heeft: want het is niet doenlyk , het waare geftel dezes deels te
onderzoeken (zonder myne voorgegaane prasparatien j in lighaamen die vers
geftorven zyn door 't mes, gelyk de Ontleders gewoon zyn te doen, of door
een onnutte koking der Herflene in Terpenty n,Ölyf of ook wel Lyn-olie, &c.
Het mes is onbequaam, om de zagtigheyt: doorliet kooken in de ge-
zeyde Olyen, werden de HerfTenen als in een ander wezen verandert; en
hier door is 't, dat zommige haar verheelt hebben te konnen zien , dat
deze fchorflige ftoffe klieragtig was ,'. en zulks hebben zy niet alleen met
woorden en fchriften ter neder geftelt, maar hebbendcr ook Figuren van
laaten maken, dewelke t'eenemaal voor beuzelingen te houden zyn,en ver-
worpen zynde, moeten wy een geheel andere weg inÜaan , dewelke vry
zekerder zal werden bevonden} namentlyk door het konftig vervullen der
Slag-aderen met een roodwaflige ftoffe, 't welk gedaan zynde, zoo moet
men een ftukje van de fchorflige fubftantie der HerfTenen afnemen, en aan
een haayrtje des hoofds laaten hangen , in een bequame vogtigheyd; daar
na het haayrtje tuften de vingeren genomen zynde, maakt men eenige be-
wegmge van 't afhangend voorwerp, 't zelve opwaarts trekkende, en dan
weder latende zakken, het welk door deze beweging zig ontdoet, en
in byfter fyne takskens, vertoont, dewelke donzig, zag t en zeer te-
der zyn. t)eze methode heb ik niet alken ondernomen om de gezeyde
fchorfle na te fpeuren, maar is by my ook gebruykelyk ontrent zeer veel
andere deelen, zonder dewelke, myns bedunkens , het niet mogelyk is,
het waare geftel der zelve te onderzoeke/i.
Wie zoude ooyt gelooft hebben, dat 'er zoo groot een ondcrfcheyt is
tuftchen de uyteynden der bloedvaten, gelyk ik albereyts aangewezen heb
in de voorgaande Cabinetten, ten waare men zulks ten mynen huyzehad
gezien? De fehorftlge fubftantie der Herflene komt ons in de afgeftorvene
lighamen graauw voor, en 't fchynt wei dat de Heer Profeflbr Schelhamer
zig daar aan komt te ftooten , edog ik niet alzoo : óf nu dezelve in een
V v v v                                          leven-
-ocr page 223-
é98 VI. UNA T O millSC;fT Q A B I N E T
levenidig én gezond inenfch rood, of asverwig is ? fculkslakte ik daar,, het
zy zoo of anders, dit zeg ik alleen demonftrabel of toonbaar te zyn, dat
de uyteynden der Slag-aderkens zolder eenig middel op verfcheyde plaat-
een komen te ontaarden, e*i als in andere vaatjens te veranderen: en alzoo
Jean men zien de uyterfte uyteynden der Slag-aderen van de Nieren in de
pis-vaatjeri$ te veranderen, of datze in een löopen, de Zaad Slag-aders in
de Zaad-vaatjens, daar het Zaad zyn eerfte bereydzel in krygt, de Slag-
Slag-aderkens óie in de Ventriculen van deHerflene gevonden werden, in
dé aderige vlegting: alzo mede de Melk aderen van de eerfte zoorte in die
van de tweede, 't welk ik meenigmaal ondervonden heb door het opvullea
der zelver met wind, zoo datze mede onderling , zonder eenig tuflchen-
komen, vereenigt zyn. ^pnq^tds^pwvio^'^it:ntv:
Ja ook mede 3e Slag-aders, die shaardoor de Moer-koek komen te ver-
fpreyden ^ of liever die te 'gelyk met de aderen de Moer-koek maken, deze
komen ook wel voort uyt de heuptakken des kinds; edog in 't maken des
Moer-koeks., zoo is 't, datze ook van een andere natuur worden ■, want
men kan ze wegens hare dunte, inde Moer-koek «auwlyks onderfeheyden
van de aderen des Moer-koefes : zoo dat-men alhier mede eenige verande-
ring der Vaten te confidereeren heeft; ja ik vertrouwe, dat de geheeletoe-
bereyding en fcheyding der humeuren en vogüen, als fpeekzel, melk, het
zaad, &e. alleen afhangt van de hoedanigheyt, veranderingen verfcheide
cours der nyteynden van de Yaten,,maar niet van andere deeltjens, nogge-
fteltenifle der(Tor?j of togtgaten,diemenons op die plaatzen niet kan toonen.
Hoedanig dan op verfcheyde plaatzen de couleuren der vogten ons voort-
komen in haar vaten, alzoo mede vertoornen haar vaten zelfs gecou leurt te
zyn. £>e Gal geel van couleur zynde, deeld dezelve mede aan de Gal-blaas
en aan de Gal-canaal > het Zaad, zoo lang het in de Teftieulen zyn ver-
blyf neemt, is graauwagcig , en zoo werden ook deszelfs vaatjens bevon-
den te zyn, egter zoo zyn zy continueel met de uyteynden der Zaad Slag-
aderkens, zonder tufichen-koming van Kliertjens of andere zigtbare ftoiFe:
om.'kort te zyn, ik vertrouw, dat de uyt-eynden der Slag-aderen in de
fchorftige fubltantie der HerfTene te conftdereeren zyn, en vergeleken kon-
nen werden met de bloemen van de Bloem-kool $ deszelfs fteel, als mede
de bladeren zyn hoger groen digt aan de aarde, als aan 't bovenfte van de
plant, wegens haar zap; de fteel verandert ten laatfte aan haar opperftein
witte bloemen^ de bloemen zyn continueel met de fteel, ègter zyn ze niet
^alleen teerder en zagter ais:Üe fteel ^maar werden ook van een endere na-
tuur j alzoo mede is 't, dat men de fchorftige fubftantie der Herflene, die
niet anders is als tedere uyteynden der flag-aderen > hier ffiéet aanmerken
'■j V Y 4                                                                                        &1$
-ocr page 224-
■"'"■"
van « FREDE IL IK ILXI Y S O Hfp# ^
als de bloemen dezer Vaten ; deswegen ziet men ook zpo groot, een on-
derfcheyd tuffchen de uyteynden dezer en geener vaten , gelyk ik in de
voorgaande Cabinetten aangewezen heb, 't welk niet te vergeefs is , want
indien der flag-aderên gebruyk alleen was bloed te brengen tof de partyen
van ons ligbaam, en dat der Aderen, om het overtollig bloed weder te rug
te brengen, gelyk men heden ten dage vaft fteltj waar toe dan zoo groot
een onderfcheyt, en niet van een en 't zelve maakzel en cours tot haar
uyteynden toe?
Indien deze fchorflige fubftantie in een levendig en wel geftelt menfeh
graauw van couleur is, 't welk ik niet wil tegenfpreeken, zoo zal ze haar
couleur dan hebben van die vogt, die in haar onthouden werd; in de ont-
fteking der Herffene, razerny en overgroote gramfehap, is 't zeer apparent,
dat deze fchorffe rood van couleur is, om dat het Slag-aderlyke bloed door
een byfter fterke drift buyten zyne paaien verder werd gedreven rj: als het
behoort, zoo dat deze uyteynden der Slag-aderkensin plaats van eengraau-
we vogt, fchóon rood bloed in haar dan onthouden, op dezelfde
wyze , als wanneer ik de Slaap-flag-aderen met een roodwailige
ftoffe op vuile, waar door de fchorffe gants rood wordt, en dat zon-
der de allerminfte uytftorting (jsxtravajatione) 't welk een zeker be-
wys is, dat deze fchorffe haar béftaart heeft uyt loutere Slag-aderkens, die
men niet alleen met vergroot-glazen, maar zelfs ook zonder die zien kan :
En zyn deze om haar fynheyd en zagtigheyd, veel verfchillende van die
Slag-aderkehs j die dóór de Spieren, en veele andere partyen loopen.
Als ik nu hier zegge , de fchorffige fubftantie der Herffene te beftaan
uyt der Slag-adereh uyteynden, zèo zal my mogelyk iemand vragen, of
daar dan ook geen uyteynden van Aderen gevonden werden, om het over-
tollige weder te rug te brengen ? deze zoude tot antwoord van my lcry-
gen, dat het my tot nog toe onmogelyk is geweeft eenige Aderkens aldaar
te ontdekken: In myne manier van opvullen, zoo werd dit zeer langzaam \
ea zonder eenige force> gedaan, en daar toe neem ik de Slag-aderen, en niet
eenige Aderen h en dewyl in dit doen de fchorffe'gants, rood word , zoo
kan men geen feparatie en opgevulde Aderen zien j het fchynt my toe, dat
het overtollig bloed, 't welk.te rug gaat, zulks al doet, eer dat het de
fcho,rffe komt te maken.
Ik zegge, dat heb my niet mogelyk is eenige Aderen-in de fchorffige
fubftantie te ontdekken , en dat het wa#rfchynelyk is , het wederkeerend
bloed al te rug te keeren, eer dat het de fchorffe genaamt werd. Nu het
woord waarfchynelyk geeft genoeg te kennen, dat ik,daar opzoovaftliiet
wil ftaan ■, Want men kan zoo precies niet zeggen, waar ter plaatfe de weder*
Vvvv 2                                  keer
-ocr page 225-
7oo VI ANATOMISCH CA B IN E T
keer gefchiet} want in 't opvullen der Slag-aderen, werden meeften tyd
ook te gelykde Aderen opgevult, als mede in't vervullen der Aderen,
loopen ook de Slag-aderen vol: Zoo dat men niet perfect zeggen kan,
hoe het met deze zaak toegaat.
                                   > >
Om nu niet al te wytloopig te zyn, zal ik hier van affeheyden, op dat
ik niet afgetrokken werde van myn voornemen 5 want ik voornamentlyk
voorgenomen heb alle myne curieufe Anatomifche zaken in 40 Jaaren verza-
melt zynde, te befchryven, en dat op de wyze van een Cataloge, en zulks
gedaan zynde, zoo is 't voornemen, zoo de Heere my belieft in 't leven te
laten over te gaan tot het befchryven der Cabinetten, welke met de Water
en Land-dieren, bloedelooze dfertjens en andere zaken bezet zyn , welke
KafTen en Cabinetten ook veel in getale zyn. „ ::}L_ n
N°. LXX1V. Een Vlesje met vogt, waar in te zien is een vandeuyt-
puylentheden van 't binncnfte vlies des Baar-moeders van een Koe, dewel-
ke van een van de Moer-koekjens omvangen is geweeft. .;
Aanmerkt ten eerften. Dat in de gczeyde uytpuylentheyd altoos zeer
veele en diepe groeven gevonden werden, waar in zig zetten de takjens
van de bloet-vaatjens, die de Moer-kock maken.
- "Ten tweden. Dat in de gezcyde groeven verzamelt werd het voedende
zap des vru^ts, 't welk van de tippen of uyterfte eynden der Aderen opge-
nomen en na de vrugt gevoerd werd, 't welk geen plaats heeft in de Men-
fchen; Want de Lyf-moeder van een Vrouw is verfteken van zoodanige
groeven. Ziet verders hier over na de befchry vingvan 't V. Cabinet, al-
waar hier van breder is gehandelt. ; ^- rt, f r t h ^ m J: -tih
N". LXXV. Een ftukje van de fchorïlige fubftantie der Herüene,
hangende in een heldere vogt, waar in niet minder klaar te zien is , dat
dezelve uyt loutere bloet-vaatjens is beftaande.
N°. LXXVi. Hen droog vlesje met het dunne gedarmte van een jong
(rebooi-e Schepzelrje, 't welk zeer curieus gevult en toebereyt is. ,,.
N<\ LXXVII. Een ftuk van de Aderige , Hever Slag-aderlyke vleg-
tinge, 't welk in een vogt bewaart werd , en is het zelve zeer rood we-
tens het opvullen van de Slag-aderen der Herffene.
                          «
No. LXXVIII. Het Oortje van een jong geboore Kindje, 't welk een
levendig Oortje verbeeldt.                 .                               ^ r is ...
N°. LXXIX. Het geheele dunne Herflen-vlies van een Menfch, wiens
bloet-vaten, en ook derzeïver uyterfte takjens met een rood-waflige ftoffe
opgevult zyn. ijBGuysiKïg^fï «rii sfo mé- !*&■■ 'm ymimrms^ ;■.-►■ •
Aanmerkt ten eerften. Dat men hier zien kan, dat allede blag-aderen,
waar mede het dunne HeriTen-vlies voorzien is , haar cours na beneden
zetten,
^
-ocr page 226-
van F R E D E R I K RUYSCH.               701
zetten, ten eynde zy de fchorffige fubftantie zoude maken ; derzelver
uyterfte takjens zyn zoo veelvuldig , dat niemand dit voorwerp, nog ook
de voorgaande, zonder verwondering kan befchouwen.
Ten tweden. Komt ons dit dunne HeriTen-vlies op vcrfcheyde plaat-
zen hier dikker voor, als men gewoon is te zien, en zulks heelt ook meer-
malen plaats in andere vliezen.
N°. LXXX. Een Vlesje met vogt, en daar in de fchede van een Baar-
moeder van een Schaap, waar in drie of vier vcrfcheyde, en na den andere
ftaande, engtens, als monden, gevonden werden.
N°. LXXXI. Een geopend Moer-koekje, aan wiens Navel-ftrengetje
afhangt een Menfche Schcpzeltje van een halve duym groot.
Aanmerkt ten eerften. Dat deszelfs Hoofdje ontbreekt, alzoo het zelve
in 't openen van de vliezen van 't Moer-koekje door een fchaartje by onge-
luk afgefneden is.
Ten tweden. Is 't confiderabel, dat deszelfs opperfte en onderfle le-
dematen eenige gelykenifTe hebben met de hoofdjens van kleene fpelde-
kens, zonder dat men de Dycn 9 Beenen, Handen of Voeten ordente-
lyk zien kan.
                                                              \;
Ten derde. Is de Navel-ftreng na proportie van 't Schepzelke zeer dik.
Ten vierde. Hoewel ons hier de Naa-geboorte, of liever het beginzej,
van de Naa-geboorte vry groot en dik voorkomt , ftaat hier wederom te
letten, dat, gclyk hier vooren gezegt is, zoodanige Moer-koekjens meeft
altoos met zeer veel geronne bloct alzins bezet zyn , en zulks heeft ook
plaatze in dit voorwerp.
Ten vyfde. Moet ik hier die geene, dewelke haar tot de ftudie der
Medicynen begeven, vermanen, dat 'er veele geweeft zyn, die geroepen
waren by Vrouwen, die na datze twee Maanden fwanger geweeft waren,
quamen te vallen in een Mis-kraam, en ziende dat 'er een groot na-werkje
te voorfchyn quam, beelden zy haar in , dat 'er noodzakelyk nog een
Kindje te verwagten ftond, in groote na proportie met het Moer-koekje
overeen komende ; zoo dat zy tot dien eynde afdryvende Medicamenten
ingaven, tot groot nadeel der Kraam-vrouwen: Als men ondertiiiTchen het
na-werkje ter degen examineerde, bevont men het Moer-koekje zeer kleen,
en meeft geronnen bloet te zyn, waar van het beginzel van 't Schepzelke
vernietigt, gefmolten, of afgezet was.
No. JLXXII. Eengroot gedeelte van de Poort-ader gelegen in een hel-
dere vogt, nadat dezelve zoo konftig was toebereyt, dat onze oogen haar
daar in verluftigcn; want de uyteynden zyn zeer fubtiel, en egter zoo kon-
ftig vervult, dat ik durf zeggen, diergelyke nooyt gezien te hebben.
Vvvv 3                                         Aan-
-ocr page 227-
jo% VI. ANATOMISCH G A B IN E T
Aanmerkt ten eerftea.Dat my in dezes deels tocberey ding of preparatie niets
klierigs of eenige byzondere geronne ftofFe, .(^arenchyma9ygpnaamt ontmoet
ïs, maar zynde uy terfte bundelwyzeen fappigeuyteynden zeer fyncn als in
een ander wezen verandert,, egter continueel met detakjens van de Poort-
ader, en met wafïige ftofFe vervult, zonder eenige, de minfte uytftom'ng,
(extravafitio."] Op dezelfde wyze draagt hetzig toe met de takjens van de
Hol-ader, door de Lever verfpreyt zynde, 't welk ik in de voorgaande Ca-
binetten, als mede in de uytgegevene Brievengetoont heb, ennamaalsnog
verder meene te vertoonen.
Alle de takjens van de Poort-en Hol-ader zyn ontrent haar uyteynden
zoodanig gedifponeert en geftelt, dat, 't geen de Ouden een byzondere
geronne ftoffe, of't geen de Ontleeders van deze Eeuw kliertjens van de
Lever geheeten hebben, wy niet anders noemen dan bundelwyze en fap-
pige uyteynden der bloed-vaatjens. Ik beken, dat ik voor deeze, met een
vooroordeel ingenomen zynde , ook lange Jaaren in die zelfde dwaling
ge weeft ben.
                                                                         , < n i
Het is over de 40 Jaaren geleden, dat wy ten dienfte van de Heer
Johan van Hornc , ProfefTor in de Anatomie tot Leyden , myn waar-
dige Promotor , zömtyds Levers quamen te excarneeren, (zoo was men
gewoon te fpreeken) en wat wierd 'er gedaan? alle de uy terfte uyteyn-
den der vaten wierden met de nagelen, met een ftomp mesje en andere
inftrumenten weg-genomen, gelyk zulks nog blykt uyt de uytgegevene
Figuuren van zommige Autheuren , als mede met die 40 Jaarige prepa-
ratien , dewelke ik van die tyd af ter gedagteniiïb tot nog be-
waare i maar nu, door deze myne nieuwe methode, word'er niets weg
genomen, en zoo toone ik die bundel-wyze en fappige uyteynden, diezy
voor byzondere Lichaamtjens en Kliertjens hebben gehouden, f
Den Heer ProfefTor Schelhamer fchynt onze ftelling, wegens de uyter-
fte uyteynden der bloet-vaten , tegens te gaan , gelyk zulks blykt SeB.
XIIL The f. SeleB.
alwaar hy zegt , geen volkomen geloof te geven,
aan de vergroot-glaazen, ontrent de zagte deelen^ dewelke wegens haare
vogtigheydglibberig zyn
, S§c.
Ik zal zyn Edelheyt kortelyk hier op antwoorden, namentlyk, dat ik
zelfs in 't onderzoeken geen volkome geloof geeven kan aan de deelen,
zoo lang zy nog zagt, flibberig, en niet bequaam gemaakt zyn door onze
preparatién. Zoo iemand de HerfTenen , dewelke van een zeerzagte zelf-
ftandigheyd zyn, onderzoekt, zonder voorgaande preparatie en ma-
tige verharding, als mede zonder de artiflcieele vervulling 'der bloedt-
vaten, zal 't hem zeer moeijelyk, ja onmogelyk zyn , om 't waare ge^
-ocr page 228-
van FR£ DE R I KR U Y S CH.               703
der Herflerie te onderzoeken. Alle wie tot nu toe, zonder het gebruyk
der vergroot-glazen , deze myne préparatïen gezien hebben , van haar
heb ik gezamentlyk hooren zeggen, datze klaar en diftin£fc konnen zien,
't geen ik haar deswegen voorhiel, voornamentlyk die geene, dewelkeby
helder weer my zyn komen bezoeken.
Tot nader verklaring , zal ook dit aan zyn Edelheyt dienen , dat
zoo meenigmaal als ik in myne ichriften zegge , dit en dat door toe-
doen van vergrootglazen te konnen zien en toonen, dat zulks alleen aan
myn ouderdom toe te fchryven is, als die nu in myn fevenen-feftigfte
Jaar getreden zynde , myne oogen gants niet gefpaart hebbe; maar an-
dere, welkers oogen vry wat fnelder konnen zien, die zien de dingen
klaar zonder het gebruyk van vergrootglazen, immers getuygen zy
het alle te zarnen, niemand uytgezondert. *
No. LXXX1II. Een Pis-blaaske van een jong geboore Kindje, 't welk
van my digt aan de roede geopend zynde , zagtjens met Cattoen opge-
vult is.
Aanmerkt ten eerfte. Dat ik beyde des Navels-flag-aders, loopende
langs de zyde van de Blaas, met een rood-wafïige ftofFe opgevult heb-
be 5 en dat
Ten tweden , het Pis-vat, [^Örachus~\ , tufïchen de gezeyde Slag-aders
te zien ïs, zonder de minfte opening, die zommige, nogtans te onregt,
fuftinceren in dezelve te zyn.
Ten derde. Kan men hier ook zien het beginzel van de Navel,
ten gedeelte van de Navel-ftreng , als mede de cours der Slag-aderen
door de Blaas.
N°. LXXXIV. Beydelde Nieren van een jong geboore Kindje.
Aanmerkt ten eerfte. Dat het vette of buytenfte vlies, daar de Nie-
ren in beflooten leggen, zig meeften tyd opdoet, als waare het een t'za-
menftel van een klierig vliesje , 't welk een onervaare Ontleeder zou
konnen misleyden.
Ten tweden. Komen ons de Slag-aders hier zeer aangenaam voor,
gevult zynde met een geel-wailïge ftofFe, en zeer aardig door het ge*
zeyde vliesje loopende.
N°. LXXXV. Een glaasje met vogt, waar in te zien is de Lyf-moe-
der van een Vrouw, wiens inwendige mond onszoovernaauwt voorkomt,
dat men daar nauwlyks het hoofd van een fpeld in zoude konnen fteeken $
en ïs deze onnatuurlyke verenging ook onder de oorzaken van onvrugt-
baarheyd te ftellen.
ycrdèrs ziet men hier aan eene zyde, dat het alzoo genoemde Loft
werk
-ocr page 229-
704 VI. A NA T O MI S G H CABI NE T
werk van de Eyer-wegen of van de Trompetten van Fallöpius, aart eene
zyde veel duydelyker te zien is als wei aan de andere zyde.
                    5
N°. LXXXVL Een Vlesje met vogt, waar in bewaard word de Lyf-
moeder van een Vrouw , wiens inwendige mond des Baar-moeders natuur-
Jyker wyze is geftelt.
N°. LXXXVII. De Lyf moeder van een Vrouw na de lengte opge-
fneden, en in een heldere vogt gehegt, ten eynde men des Lyf-moeders
holte , als mede de holligheyd van de inwendige hals kondc zien.
Aanmerkt ten eerfte. Dat, hoewel de Heer Regnerus de Graaf (die
een zeer goed Ontleeder is geweeft , en in 't befchryven der Teei-deelen
vaneen Vrouw, alle andere Schryvers overtroffen heeft} voldoet my geen-
zints in het uytgeven van zyne Figuur, rakende de holligheyd van de in-
wendige hals-, weshalven ik raadzaam heb gevonden zulks te veranderen.
Ziet de 111... Fig. van de IV. Plaat van 't VI. Cabinet.
Ten tweden. Hoe dik de mond van de Lyf-moeder is, zuikskan men
hier zien, nadien dezelye na de lengte opgefneden is: Ook komen ons hier
in de holte van de inwendige hals des Lyf-moeders voor die lat-wyze ver-
heventheden van de zelve.
N°. LXXXVIÏ1. Het grootfte gedeelte van de Poort-ader des Levers,
opgevult met walllge ftofTe, wiens uyterfte fappige uyteynden zelfs hier
nog geconferveert zyn geworden. In deze preparatie is 'er niets wegge-
nomen , ook gants geen byzondere kliertjens zyn ons in dezelve voor-
gekomen.
N°. LXXX1X. Een Vlesje met vogt, en daar in een groot ftuk van
de Navel-ftreng van een pas geboore Kind, wiens Ader en twee Arterien
opgevult zyn, cm alzoo te bequamer te konnen zien derzelver plaatze
en voortgang.
Aanmerkt ondertufTchen, dat dit voorwerp een levendig ftuk des Navels
ftrengs komt te verbeeldt»
N°. XC. De Naa-geboorte van een zeer kleen Schepzelke, wiens op-
pervlakte, dewelke naaft aan 't Kind ftaat, of na het Kind ziet, vervult
is van ronde knobbels. Ziet de VII. Figuur van de III. plaat van't VI.
Cabinet.
Ik kan my niet genoeg verwonderen, dat niet alleen de Naa-geboorte,
maar ook deszelfs ftreng zoo veel verandering onderworpen zyn ieeenon-
natuurlyke ftaat, waar van ik in myne Cabinetten gewag gemaakt hebbe,
e,n naheen nog doen zal, van welke zaken ik byna niets gelezen hebbe by
andere Autheuren.
N°, XCL Een opgefnede Mond en inwendige Hals van de Baar-moeder,
om
-ocr page 230-
▼au- F1 R È h E R^ I K R O Y S <D Hé V %m
«m?te becjuamer te köririen zien dèr klver inwendige gehalte, t'eenemaa*
overeenkomende met het voorwerp van N°. LXXXVIl, en by gevolg
aan de waarheyd aldaar vöorgeftelt, niet is te twyfelen.
N°. XCII. £en vlesje met vogt en daar in,óc Long van een jong ge*
boore Kindje, tiüTchen wiens Long, het Hart, in't JHtarte-fakxke nog
beflooten zynde, zyn■ natüurlyke plaats en geftake Heeft behouden, f' ;
Aanmerkt ten eerfle, dat men hier bequamelyk zien kan, voor eer ft de
verdeeling des Longs in een rechter en linker gedeelte of quabbe, als mede
de volgende fmaldeling, voor eerft van die van de regter quabbe in drie
deelen, en die van de linker, in twee deelen/en hoe alle deeze te gelyk
wederom gefmaldeelt werden in duyfende van zeer kleene quabbeties, 4
c Ten tweden, zo zyn,hier de Slag-aderen van 't Harte.faekxke vervulü,
zoo dat men haar cours bequaam zien kan, Ja het Harten Long ver tooneh
haar levendig van couleur.
                                                          bs föd
N°. XC1II, Een glas met vogt, waar in geconferveert werd her be-
ginzel van de Naa-geboorte van een zeer kleen Schepzelke, waar aan het
begin van een Navelftrengtje nog vaft zit, en aan deflelfs uyterfte het
beginzel van de Menfch-werding nog kan geilen werden, maar het zelve
is meerendeel geünolten, om dat zy het my te laat ter hand hadden ge-
field, '■'•!;'
                                                                                  ./<
N<\ XCIV. Een groot ftuk van de Herflene van een Menfch, door
my voor dartig jaaren fteen hard gemaakt zynde.
                     .             11
: Aanmerkt ten eerfte. Dat het de menfchen vreemt voortkomt, dat hout
en andere zaaken in deze en geene rievier gefmeeten zynde, in fteen kó-
men te veranderen, maar zulks moet ons tot grooter verwondering ftrek-
ken, dat de Herflene, die van een zeer zagte (toffe zynde, fteen hard
konnen gemaakt werden, en dat door onze vogtigheyt: Ook heeft ze niet
alleen de gezeyde hardigheyd, maar glinftert als een glinfterende fteen.
Ten tweeden. Dat dit voorwerp zes-en-dartig Jaaren geleden: van my
toeberyt zynde, onbederfelyk is, en dat zy, die na my komen zullen,
het, zoo ik vertrouw , duyfent en meer Jaaren zullen konnen houden
zonder bederving, aangezien alles, wat zoo toebereyt is, geenbederffe-
lykheyd onderworpen is.
                                                      !"J
N<\ XCV. Een vlesje met vogt, waar in te zien is een ontdaane,
°f op een byzondere wyze üytgerafelde Tefticul van eeri mansper-
soon,
                                                                                           .r .
au H% DCGVI. Eert droog glas waar in' gezien word een gedeelte van de
^"gge-graat uyt een onbekend Indiaanfch dier, wiens Wervel-beenderen
onderling aan een houden, zonder eenige banden; egter zoo kan men dit
tm£ Xxxx
                                        voor-
-ocr page 231-
7o6 VJ. ANATOMISCH CAB1NET
voorwerp alzints buygen en bewegen gelyk als jn een leven-
dig
dier.
N°. XCVII. Een vies met vogt, waar in vertoont werd het Aan-
gezicht van een Jonge , zeer levendig van couleur, wiens koo-
nen niet alleen levendig rood zyn, maar ook de Voor-lippen: Ook zyn
de Voor-lippen van haar beklectzel ontbjoot, waar door ons die nu als
Fluweel voor komen,
                                               >
No. XCV1I1. Een kleen ontaard Moerkoekje, hard, en als in een
ander wezen verandert, 't geen eertyds voor een zuyger aangezien en
gehouden wierd.                                                        /
No. XCIX. Een droog vlesje, waar in bewaard werd, een Kindje,
niet grooter als een gepeld Gerfte-koorntje, met deflelfs Navel-ftrengtje,
't welk van my hard gemaakt is, en ftaat hier te confidereeren, dat my
het zelve over 40 Jaaren gegeven is van den Wytberoemde Geneesh: Hel-
vetius, woonagtig in s'Gravenhage.
N°. C, De Naa-geboorte van een Kindje van ontrent drie Maanden
dragts, werdende in een vogt bewaart -y het zelve, is veel grooter ge-
worden , door dien het met geronne bloet bezet is, gelyk ik meermaals
aangewezen heb, in andere Moer-koeken, en dewyl zulks meermaalen
komt voor te vallen, zoo moet men omzigtig zyn, om geen abufief oor-
deel te vellen, wegens de tyd, hoc lang zoodanig een Vrouw zwanger
is geweeft.
                                                  -...i ti'sAl »2                          "("■
Daarenboven ftaat hier aan te merken, dat de uyteynden der bloet- vaten
dezes voorwerps fchynen een begin aan te nemen van een verandering in
blaaskens, 't welk in 't volgende voorwerp veel klaarder kan gezien wer-
den.
N°. CL Een Naa-geboorte van een Kindje van ontrent vier Maan-
den dragts, -leggende in een vogt, 't zelve is een tyd lang in 's Moe-
ders lichaam gebleven, na dat het Schepzelke ter wereld is gekomen,
of in 's Moeders lyve vergaan is geworden, waar door het in een rond
wezen is verandert, zonder de minfte holligheyt, zodat het niets minder
als de geftalte van een Moerkoekje heeft behouden.
No. CU. Een Naa-geboorte van een Schepzelke van een Menfch van
ontrent drie Maanden dragts, 't welk in een vogt is geleegen, 't zelve is
een tyd lang in 's Moeders lyve gebleven , Ba dat het vrugtje was afge-
gaan.
Aanmerkt ten eerfte, datter deze Naa-geboorte veel geronne bloet aan
zich gehegt heeft.                  , <n !                               m
nh Ten tweden, dat de uyteynden der bloet-vaatjens eeniger-maten eemge
-ocr page 232-
T jvan FREDtRIK RUYSCH.               707
Verandering aangenomen hebben, en haar ook totbeginzelsvan waterbkas-
kens hebben gezet: en alzo ziet men, dat aan haar uyterite eynden, zeer
kleene ronde knobbeltjes zitten , als zandjes. Ziet de 111, en VI. Fig, van
de V. plaat.
N°. CIII. Een vies met vogt, waar in te zien is, deNaa-gcboortcvan
een Kindje van omtrent 4 maanden dragts, waar aan ook veel gerofrne
bloet vaft zit* deze Naa-gcboorte heeft ook aangenomen de gezeydc
verandering in watcr-blaaskens, dog wat grooter en zigtbaarder als wel
in de voorgaande. Ziet dé V. Fig. van de V. Plaat.
N°. C1V. Een vies met vogt, in fig onthoudende een ftiik van deNaa-
geboorte, die tenenemaal in water-blaaskens is verandert.
Aanmerkt. Dat hoewel het bezwaarlyk is te gelooven , dat de ^Na-
geboorte, die geheel en al niet als een t'zarnenftel van de bloet-vaten is,
kan veranderen in waterblaaskens , namelyk zoo wel de groote
als de kleene vaten, ja ook de allerkleenftc, egter heb ik ondervonden,
dat zulks niet buyten de waarheyd is, ook heb ik zulks al over veele Jaa-
ren bekent gemaakt, en door Figuuren doen verbeelden, ziet hier op na
myne Anatom: en Chirurgicale aanmerkingen in de Fig. 34*en rfet Tot
die tyd toe had ik in geen Auteur van zodanige zaaken yetsgelezen, veel
min eenige figuuren daar van afgebeelt gezien: Maar na heen heb ik ge-
zien, dat een ander van deze zaake ook figuuren heeft uytgegeven, die
men zien kan na de myne gemaakt te zyn, dog met eenige verandering,
om niet t'enemaal met de myne over een te komen, dit is gedaan, zonder
eenige meritie van my te maken, maar zulks moet men laaten pafleeren met
de andere abuyfen van hem begaan zyndé.
Op wat wyze de bloed-vaten in water-blaaskens konnen veranderen,
zulks heb ik hier vooren aangewezen, en gezegt, datter tuffcheiï de vlie-
zen of rocken der bloet-vaten ook een gevonden werd, die men bequame-
lyk kan noemen het celluletije vlies, wiens cellekens door zekere quade
gefteltenifïe, met een waterige ftoffe vervult werdende, de holte der bloed-
vaten zoodanig werd geperft, datter gants geen holte meer te vinden, of
te zien is, en zoo werden deze bloed-vaten t'enemaal vernietigt, zo y/$l
de kleene als de grote.
N°. CV. Een vies met vogt, waar in te zien is, het Steen-been uyt
een Menfch, 't zelve is zoodanig toebereyt, dat men niet alleen de drie
beem'ge Canaalen, maar ook die holte zien kan, die men het Portaal
noemt, als men het voorwerp maar komt te houden voor een brandende
kaars, of voor het ligt van de Sonne, en dit alles is toebereyt zonder ee-
nige quetfing der canaalen. Ook doet hier zigop hetflacké huyske.
Xxxx 2                                      No. CVI.
1
-ocr page 233-
;o8 VI. A NA T O M I S C H G A B I N E T
N°. CVI. De Maag van een Jonge, wiens Slag-aderen vervult zyn
met een wit waffige ftofFe , in deszelfs midden komt ons voor een zeer
konftig opgevult takje , het welk het alzo genaamde wonderbaarlyk Net
zeer wel verbeeldt.
Ondertuflchen zoo ifler niet aan te twyfelen of alle de tackjens door
de gantfche Maag zyn zodanig geftelt, hoewel zy haar hier zoodanig niet
vertoonen, wegens de onvolmaaktheyd dezer opvulling.
Aanmerkt ook, dat de loop dezer bloet-vaten byfter veelverfchiltvan
die der Nieren; des Milts, Moer-koeks en andere deelenmeer, Y welk
myns dunkens, aanmerkens waardig is.
N°. CV1I. Een Tefticul op een zonderlinge wyze ontrafelt of ontdaan.
N°. CV1II. Het Levertje van een onvoldrage Schepzelke,. 't welk
ontvleeft is, zoomen gemeenelyk, dog t' onregt, fpreekt, want in dit deel
niets vleefigs, nog yets klierigs of diergelyke ftofFe,. te vinden isi ver-
fcheyde zynde van de uyteynden der bloed-vaten.
Aanmerkt ondertuflchen, dat de uyteynden des Poort-aders tackjens
byzonder fraayhier kon nen werden gezien 3j alzoo zy zeer wel bewaart
zyn, maar cUe ^cr hol-ader niet alzoo.
                   '■ t
tN°,. CIX. Een ft uk van de fchorflige fubftantie der Herffene van een
Menfch H hangende aan een hayrtje, waar in haar vatig geftel gezien kan.
werden.
No. CX. Het Armtje van een jong Kindje zeer levendig van couleur,
in wiens handje gehouden werd een ftuk van deszelfs Borftje , of wel
van een ander Kindje: De Spiertjens van't Borftje zyn zoo rood van
couleur, datze in een levendig Kindje niet rooderzynte zien.
N°. CXI. Een droog glas , én daar in het geraamte van een muys
zeer net, en zoo fubtiel toebereyt, dat men. de beentjens van Y gehoor
in het Steen-been zien kan.
Dit geraamte op een der agterfte pooten ftaande,. zonder eenig fteun-
zel van hout, of koperdraad, fchynt te danzen,
No, CXIl. Een vies met vogt,. in fig onthoudende % het binnenfte
vlies van de Lyf-moeder uyt een Koe, dewelke in ronde en harde bol-
lekens is komen verandert , en dat, zoo ik meen , door verftöpping
der uyterfte uyteynden van de bloed-vaten, gelyk ik zulks voorheen in
zommige voorwerpen getoont heb, en na heen ook in andfcre meen te ver-
toonen.
No. CXIII. De Nier van een hond, wiens inwendige felftandigheyd
/die niet anders is als vaten) t'eneraaal geconfumeert zynde, een worm in
zig onthoud, die vry groot is.
N°. CXlV. Een vies met vogt, waar in te zien is een gedeelte van
een
-ocr page 234-
van F RE D E R I & R Ü Y S C H.               709
één ontdaane Tefticul van een Schaap, die een groote overeenkomft heeft
met die van een Menfch.
N°. CXV. De Mond of beyde de Lippen met een gedeelte van de
Wang van een Menfch.
Aanmerkt ten eerfte. Het buytenfte gedeelte van de onderde Lip is
nog met zyn bekleetzei omvangen, maar het binnenfteis'er van gedaan,
zo dat men alleen in't binnenftevan dit voorwerp zien kan alle de Zenuw-
agtige tepeltjens, verbeeldende eenig Fluweel.
Ten tweden. Zoo ftaat te eonfidereeren, dat het inwendige bekleetzei
van de Wange geen waaragtig en gemeen vlies i$s gelyk zommige gewaant
hebben maar het heeft dat met de Voorh'ppen gemeen, dat het niet anders
is, als een uytfpanzel van de Zenuw-tepeltjens , 't geen ik bemerkt heb
ook plaats te hebben in het oppervellëke van ons vel, hier van daan
komt het ook , dat het gezeyde uytfpanzel gequeft zynde , ons geen
pyn aan doet, gelyk zulks ook plaats heeft in't oppervellèke van ons vel.
N". GXVL Een vies met vogt^ en daar iri een ftuk van de Tong van
een Kalf, wiens Tongs-tepeltjens zeer rood van couleur zyn, en dat
wegens het opvullen der Slag-aderkens, nadien deze Tepclkens van bloed-
vaatjens zéér wel voorzien zynVnV;J* l
No. CXVIÏ. Een ftuk van een Menfche Longv in een vogt bewaart
zynde, wiens roode couleur zeer wei geconferveert is.
Hier omtrent ftaat verders aan te merken, dat ik het buytenfte vues hier
en daar van afgefcheyden heb, ten deele om de gefteltheyd van 't gezey-
de vlies, als mede om de veelheyd der bloed-vaten , ea ook haar na-
tüurlyke cours voor oogen te ftelleh: Hierom is't dat ik des Longs
blaaskens ongdchonden heb gelaaten om haare natuurlyke geftekheyt te
konnen toonen, zoo als die is iri't uy tademen*
JSlo. CXV1I1. Eén ftuk van 't Darm fcheyl, 't welk ons hier als blaas-
kens -wyze voorkobmt, wegens het opvullen van 't zelve met wind, endat
wegens eenigc qualykgeftekheyt, waar mede dit voorwerp is aangedaan ge-
weeft in 't leven.1
Aanmerkt ten eerfte Dat het Darm-fcheyl uyt twee vliezen beftaat,
zulks is kenbaar, maar hier heb ik een derde vlies by gevonden, 't welk
ik meede het celluleufe vlies van 't Darm-fcheyl noemc, 't welk tufTchen
de verdubbeling van 't fcheyl zit > het zelve beftaat uyt duyzende van
klecne cellekens, dewelke wy niet komen te zien^ ten zy dezelve met
wind of water vervult zyn geworden. In een wel geftelt menfch zyn zy
voor 't oog onfigtbaar, hoewelze in vette perzoonen met vet bezet zyn,
en dit vlies als dan volkomen overeen koomt met ons ondervellig vlies, of
wembrana adifofa.
                              Xxxx 3                                Ten
-ocr page 235-
fio VI. JL » ^ T p M ï S G H -CA;BI NE T
Tea' twedcn is 't. confiderabel ;c dat de gezeydp blaaskcns ons hier
niet alleen zeer duydelyk voorkomen, maar dat zy door een onnatuurlykc
ongefteltheyc voort gebragt, en uyt het lighaam gefneden, zoodanig be-
waart zyn geworden, dat zy haare natuurlyke bol-ronde Figuur volko-
mcntiyk behouden hebben, en dat alleen, om dat zy in een bequaame vogt
bewaart zyn geworden, zonder het welk zulks onraiogelyk zoude zyn ge-
Ten Derden. Door deze en diergelyke wyze van doen, kan men genoeg-
zaam zien, hoe dienftig het is, de toebereydzels in een vogt te bewaren ,
omze zo te konnen toonen, als men publyk komt te Anatomizeren ; zoo
dat zommige te onregt dit doen in my voorheen veragt hebben,, toep ik dit
eerft in 't gebruyk-bragt.-t-?fj^ih.^;:!,'<vnj7^^: 3b p:m fovtiix .■■
N°. GXIX. Een vies met vogt:,.-waar.in.te zien, is een Wervelbeen
of twee van een jong geboore Kindje, waar aan nog een ftuk van 't Mid-
del-rift, als mede beyde de nieren vaft zitten: deze zaken zyn zoo na-
tuurlyk geconferveert, dat men zoude zeggen, dezelve verfch uythetlig-
haamrje genomen te zyn,
                  ;.-.,..'" 'iJfïxrx■)■■■■[■■ ,'ï .-.-. |
Aanmerkt ten eerfte, dat de #pper-vlakte der twee Nieren óngelyk is,
waar door dezelve als in veel deelen fchynen yerdeeltte zyn, ^n zulks ziet
men altoos 'm de kleine kinderen.Vj^/f ^ iU: $ui\
Ten tweden, op de linker Nier is de by-nier nog gelegen , even al
eens als een aker of Ekel op zyn fchaakje, . l
Ten derde, hier ziet men duydelyk , dat de By-nieren vereenigt zyn
met het Middel-rift, diaphragma, door het tuffen komen van haar vette vlies.
Ten vierde, dat de inwendige fubftantie van 't Rugge-merg fchorflig
is, en uyt bloed-vatjens js beftaande, byzonderlyk uyt Slag-aderkens,
zulks blykt in dit en meer andere,,van my geconserveerde, voorwerpen,
N°. CXX. Eén droog glas, waar in bewaart word de Naa-geboorte,
welke na proportie van 't Schepzelke byzonder groot fchynt te zyn; aan
deszelfs navel-ftrengtje is gehègt een Schepzelke van ontrent een halve
duym breeds grote, 't welk gebooren is zës uuren na dat de Moeder van
een voldrage vrugt verloft was geworden, zynde een zeekcr bewys van een
over bevrugting, fuperfcetath, ziet bier verders over na myne Anatom: en
Chirurgifche Obfervatien in 't Jaar 1691 uytgegeven, alwaar dit volgen-
de nevens de' Figuur ge vonden, werd.. ; fefbl
®t?I Huysvrouw y&n een&ekerCbirurgyn iet Jlwjlerdam is verloftvd.fi etn
voldrage Kmd,m^Ë J^iari
686// welk levendig Aloë km fierk/was: zesuuren
daar na zoo verlofte>zynog van een Schepzelke y wiens jbrme en groot e
gezien kan worden in de XV.Figlndit Schepzelke washetmnmerkenswMr-
-ocr page 236-
T l^fl F A E D'Él ï KMiOtl YS CM. 17 711
dig* dat de Navel-flreng zoo vol wasyan water^èlaaskens 9 dat dezelve
niet anders feheen te zyn, als een 't zamengeftel van blaaskensr vervult
met een wateragtige vogt-t dog waar dit van veroorzaakt is, zulks is
niet wel te zeggen.
Uyt de befchryring des Moerkoeks, die ik zeyde van byzondere groot-
te te zyn, blykt het dat ik in die tyd geabuzeert ben geworden: want
deze zyn groote is vermeerdert door het geronne bloed, en dit heb ik
doenmaals alleen voor de Moer-koek aangezien, daar de Moer-koekjens
in die tyd zeer kleen zyn.
Aanmerkt ook , dat dit Schepzelke voor het droogen van my door
een waiïïge ftoffe is vervult geworden , zonder 't welke het zyne na-
tuurlyke groóte niet zoude behouden hebben in 't drogen.
N<>. CXXL Een vies met vogt waar in te zien iseendoofgefnedeftuk
of moote van 't Agter-brcyn van een Menfeh, wiens fchorflige fubftantie
vervult is met een rood-waflïge ftoffe, waar door dezelve ons rood voor-
komt, het mergagtig wezen is in tegendeel wit gebleven.
No. CXXII. Een droog glas, en daar in het geraamte van eenMuys,
't welk zeer curieus tóebereyt zyndé, op een zynér agterfte poten flaat:
in een der vOorftê hout het een paarts-haayrtje, aan wiens uyterfte een zeer
groote zwarte tand van een Indiaanfcbé Spinnekop vaft gehegt is.
No. CXXI1I. Een droog glas, waar in te zien is het Vel van 't op-
perde van 't hoofd van een Menfeh, wiens Slag-aderen opgevult zyn met
een roodwaflige ftoffe, en dat zoo kónftig, dat niet het allerminfte tackje
onaangeraakt ichynt gebleven te zyn, zoo dat Ons dit vel als ontftoken
voorkomt.
                                  '.nsrr^üs-jg&cS i&L ;.." n{ r^j -jj di^u i?b
Ondertuffchen is het te verwonderen, dat dit gantfche vel in 't droo-
gen behouden heeft de Figuur van 't bekkeneel, waar door het een fcho-
teltje, zonder eenige rimpels verbeeldt.
No. CXXIV. Het Tyd-been in twee deelen gefcheyden, in wiens
cerfte en buytcnfte deel, 't welk eygentlyk 't Tyd-been geheten isy 't
Trommel-vliesje te zien is, zynde vervult van Slag-aderkens, en is aan't
gezeyde vliesje nog vaft zittende het harid-vatje van 't hamertje, en aan
deilelfs hoofdje het aanbeeltje. M\,>,
              ^. . , x;tV! »..
: Sta,at verders te letten, darter tegens de loop van de natuur in 't mid-
den van't Trommelry toje een kleen gaatje gezien werd.
tvNp.GXXV. Het Hart yan een Menfeh zoo hard gebalzcmt, en ëoo
danig.toeberyt,4^at het eeuwen lang kan bewaard werden.
Aanmerkt ten eerfte, dat alle de vaten, en inzonderheyd de Slag-aderen
zagtjens met een rood waiïïge ftoffe zoodanig opgevult zyn, dat de uy-
terfte
_______.^__^__a.
__________
-ocr page 237-
,-*
7m VI.•***«A(TJOiMJI SjCBlQAU^ET
terfterüytfcynden^ zo J^nt&l& do»?r^ynd^^^^e^^^^fe^i^e^M
uyttogt hebben gegeven; en dat door het fpierig wezen van'tHartliéen',
in de gedaante'van een rook, 't welk zeer aangenaam voor't gezigt is.
Ten tweeden. In deze zagte vervulling is 'er gants geen onnatuurlykc
uyrfpatting veroorzaakt geworden: Want als dan zoude de gezeyde ftoffe
niet in een gedaante van een wolkjeiof rook haar vertoonen,; maar welals
tonde boUekens.
                 , -              ,. ■■ -j :i : > ,
La Ten aderden. Zoo is 't te'gelopyen,' dat in een levendig eh wcigcftelt
menfch, het bloed door de gezeyde uyteynden geperft werd tiyt de vaten:
want terwyl de flagaderen gedeftineert zyn, om het: voedzel tot de fpie-
ren te brengen, zoo moet het vpedzel uyt de vaten komen$jÉn zyn,deze
uyterftè uyteynden anders geftelt, als in de Lever of Müt? niet alleen ten
öpzigte van haare loop, maar ook wegens haare zeljfiftandigheyd en di&
pofuie. ; Ziet de zesde Figuur vande Y^f\aa^.r\.Vii~^\ (- nj&v siüo^V
.1 Ten vierden. Het verfpreyden der flag-aderen doorde vliezen of roc-
ken van de groote ilag-ader kan men pok hier zeer curieus zien, als
,medë' • >'. f[£ r yntt;s,ï$a ';""ï ni i ïeL na 2&q ••-• «J- W '
; Ten yyfden. De ftronk van de .grpote^ Slag-ader en; hoe datze drie tac-
ken opwaarts zend,- pok de verdere jftronken van!tdes Longs-ader, Hol-
ader, Kroon-aderen &cv en dit alles in zyn natuurlyke plaats.
Ten zesden. I)e Oorkens van/t Hart met dezelve roode ft ofte op-
gevult zynde, zoo komt ons derzelver natuurlyke figuur curieus te voo-
ren. Ziet verders, V^: Lezer, over het Hart, het UI, eninzonderheyd
het IV Cabinet, alwaar de figuuren der Harten afgebeeltftaan , zelfsmet
de uyterftè uyteynden der Slag-aderen.
                                         c? ,
V E R K LA R I N GE
&er Figurpn van. dp eer-fle T'laat, van V VI. Cahinet*
V'Erbeelt het geraamte van een menfche fchep zeiken, de groote vaneen
pinck
, in 'mens r egt er hdndtje verheelt word een eytje van een Vrouw,
H welk niet bjevrugtis \ en wjèrt het zelve aangewezen mét de letter A.
'T) es zelfs linker h'andtje'houdrdriehaj'rtjensvajï, waar van drie eyert-
jens afhangen
, die ook niet bévrUgt zyn geworden, èn zyn deze^va»
verfcheide groote.
              [9- *-lW*^'w^'^W;^ #:$"? m
83?S -                                                         cjje
-ocr page 238-
|PW|IBppMjl),JIJitl...lll;,.,-,.!..«i..--^-'~^-.-'-......-*-            -; ■ '■          ---------------■"»■-----.'--iWUSIIii; ».*«;» ■■ "" i           ■ ..n.........«« '■' .nu......m., i 11 i ui .1 i... I. . il II .. VM^^W
van FREDERIK RUYSOH.               fi$
"De tweede F I G U U R.
Vertoont het geraamte van een kintje , 't welk een weynig
grooter is, als het voorgaande} van des zelfs regter handtje hangt af aan
een hayrtje een menfche eytje, 't welk bevrugt geworden zynde, uyt de
baarmoeder is geftoten of geloft, na dat het in die plaatze vry wat vergroot
was geworden s 't Zelve is van myn niet geopent, zoo dat men het in-
wendige geftel niet kan zien.
A.  *De beginzel der vliezen.
B.  T>e beginzelen der bloetvaatjens, dewelke het Moer koekje begonden te
maken.
"De T>erde FIGUUR.
Verbeek het geraamte van een menfchefchepzelke, hebbende de groote van
een voorfte vinger van een menfche, van wiens regter handtje afhangt aan een
hayrtje, het eytje van een menfche, 't welk van gelyke groote, en ook be*
vrugt is geworden j 't Zelve is van my opgefneden, maar hebbe niets zigtbaars
in 't zelve gevonden.
A.  Het buytenfte van 't eytje ^ yt welk ons va/culeus, of 'als een f zamenjlel
van kleene bloetvaatjens
, voorkomt.
B.  ¥)e holte van't bevrugt e eytje.
<De Vierde FIGUUR.
Verbeek het begin zei van een Moerkoekje, 't welk eenigen tyd in des Lyf-
moeders holte is gebleven,na dat het fehepzelke daar uyt geloft was geworden,
waar doorliet verhard, en van zyn natuurlyke geftake is verandert geworden.
<BeVyfde FIGUUR.
Vertoont het beginzel van een Moerkoekje van een zeer kleen menfche
fehepzelke.
A.  Het begin zei der bloetvaatjens.
B.  Ge klontert bloet, V welk aan het zelve va(l zit.
De II. T A F E L verbeek vyf voorwerpen, waar van
DeEerfte F I G UUR.
■|~1.0;>1"
Ons vertoont het geraamte van een kintje van omtrent drie maanden dragts;
van dés zelfs handen hangen af, aan twee hayrtjens, twee beginzelen van
Yyyy                                               men-
.......a
-ocr page 239-
{■•■
714, VI. ANATOMISCH CABI NE T
menfche fchepzelkens, waar van het eerfte van de regter hand afhangende
in groote met een anys-zaatje overeenkomt. Het tweede van het flinker
hantje afhangende komt in groote over een met een luys, of latuw-zaatje,
en hangt het zelve nog aan zyn navelftrengtje en moerkoekje vaft.
i 1; ; Verklaringe van 't eerfte beginzel van de Menfchwerdinge.
A.  Het beginzel van V navelftrengtje, 't welk immers alzo dik is, als
het/chef ze Itj e zelfs, 't welk ik meermaalen ondervonden heb.
B.  Het fc hef ze ltje zelfs, in groote een anys-zaatje geenzinsovertreffende*
Verklaringe van 't tweede beginzel.
C.  Het beginzel van 't Moerkoekje.
D.  Het beginzel van 't fchefzeltje zelfs, hebbende de groote van een latuw*
zaatje ofluys.
^Tw^FIGUUR.
Toont ons aan een menfche fchepzelken, hebbende de groote van een gepelt
gerfte koorntje;'t zelve is nog vaft aan des zelfs Navelftrengtje en Moerkoekje.
A.  Verheelt het h'ooftje,
B.  V Lighaamtje > waar aan nog ganfch geen begin zeis van ledematen gezien
kunnen werden.
C.  Het Navelftrengtje.
D.  "'t Moerkoekje.
"De'Derde ¥ IGÜ.Ü fU
Toont ons aan een menfche fchepzelken, omtrent van die zelve groote.
A.  Het nageboortentje, 't welk na proportie van 't fchepzelke, byfter groot
ons hier voorkomt
, en dat van wegens het geronne bloet, 't welk zoo
vaft is gezeten en vereenigt met het Moerkoekje
, dat men het daarvan
niet af kon de halen
, zonder het Moerkoekje tequetzen.
B.  Het beginzel van V Navelftrengtje , 't welk in een waterblaasken
is verandert.
C.  Hetfchepzelke , wiens hooftje van V lighaamtje nóg niet wel is te
onderfcheyden.
Tie Vierde FIGUUR.
Wyft ons aan een menfche fchepzelken, een weynig grooter als het
voorgaande , wiens hoofrje nu al onderfcheyden word van 't lighaamtje:
ook zoo doen haar hier nu ook al op de allereerfte beginzelen der uyterfte
ledematen, én dat als kleene heuveltjens.
                                        A. Het
.i,,,,,;..,.,..,,,,,.,.........._________________________________:„__^. .;::,..„;,.....-...,^_;.,■:,.........?..,****---------------—«sm^S
-ocr page 240-
ran F R E D E R I K RUYSCH.             717
A* Het Moerkoekjes buytenfte oppervlakte,
B. 'Des zelfs inwendige oppervlakte,
C* 't Hooft/e.
D. V Lighaamtje.
DeVyfde? IGUÜR.
Verbeek een menfche fchepzelke, omtrent een duymbreetgroot, wiens
hooftje van 't lighaamtje nu niet alleen is te onderfcheyden , maar ook
vertoonen haar de uyterfte ledematen in de gedaante van groote heuvel tjens
en dat wel aan te merken ftaat, des zelfs navelftrengtjes beginzel is byna
zoo dik in dit voorwerp, als het fchepzelken zelfs, en dat zulks meermalen
voorvalt, heb ik door ondervinding ondervonden, mogelyk door een
quade geftelteniffe.
De III. PLAAT vertoont ons VI Figuren, waar van de
Eerfte ons voor oogen ftelt 't geraamte van een kintje van
omtrent vier maanden dragts , des zelfs regterhandtje houd aan een
hayrtje des hoofts, een menfche fchepzelke, wat groter als het laaft ver-
haalde, wiens uyterfte ledematen nu al wat meer komen uyt te botten s
egter zoo kan men der zelver vingertjensnognietonderfcheydentiyk zien.
Hier ftaat ons ook nog te confidereren, dat deszelfs navelftrengtje, waar
aan het gezeyde hayrtje vaft gehegt is, ook byzonder dik is} en werd in
de twede Fig dit fchepzelke aangeweezen. Én het geene in de derde Fig.
geteekent is -, ook aan een hayrtje van de linkerhand afhangende , is een
menfche fchepzelke, al weer een weynig grooter als het aanftonts verhan-
delde. In dit fchepzelken kan men nu al zien de vingertjens zoo van de
handen, als voeten: en is des zelfs navelftrengtje vry watdunder, zoo dat
men hier ook heeft te confidereren de verfcheyde werkinge des natuurs.
Verders ftaat te letten dat ik de gezeyde fchepzelkens, zoo lange
zy nog zoo onvolmaakt zyn, dat men en nog vingers nog toonen aan
kan zien, heb geheten en geftelt onder de Embryones fchepzelkens dat is
een onvoldrage kintje of vrucht, en de andere onder de benaminge van Foetus,
De Vierde FIGUUR.
Vertoont een menfche fchepzelken, 't welk mede aan een hayrtje des
hoofts afhangt, 't zelve is al weder wat grooter, als't voorverhaalde , en is
des zelfs navelftrengtje by na van gelyke dikte met het kaft verhandelde.
i
<De
yyy
-ocr page 241-
V
7i6 VI. ANATOMISCH CABINET
DeVyfdeF I G U U R.
. Verheelt ons een bovenatimrlyk gezwel, 't welk in onze tale Pap-ge-
zvvel is geheten, en dit mag men met regt een Hayr-pap-gezwei noemen,
wegens het hayr dat in 't gezwel gevonden is j 't zelve is gevonden tuffen
de fpieren van den hals van een Os, en verheelt zeer aardig eenneftjevan
een zeker Indiaans Vogeltje, 't welk wy Qolubritje noemen.
A.  De hayr en krmgwys en rontom Jt gezwel lopende,
B.  Fapagtigejïoffe, van binnen in V gezwel zittende.
De ZesdeF 1GUÜR.
Vertoont een tweede Hayr-pap-gezwel, nevens het voorgaande tuffen de
fpieren yan den hals gevonden: uy t des zelfs inwendige ftofFe komen regt op
ftaande hayren voort, 't welk een aangeftoke watervuurbal verbeeldt,
A. Een vafte, harde, en vreemde foffe.
B,De hayren.
; De Zevende FIGUUR.
ï Verbeek deNageboorte van een kleen menfche fchepzelke/t welke eenigen
tyd, na het afgaan van 't kintje in de Lyfmoeder is gebleven, waar na de bin-
'nenfte oppervlakte met ronde en harde knobbeltjens is begroeyt geworden.
%: .'i Moerkoekje. ■
                        <
B; L£>e 'knobbeltjens. ï
-;; Verklaringe van de IV. PLAAT, waar op gevonden werden drie
Figuren, hier van is de eerfte
De Lyfmoeder van een Vrouw, dewelke weynig dagen voor haar dood j
-bcvrugt is geworden.
J|è *% Lighaam van de Lyfmoeder.
            ;|>
^. ^es zelfs dikte.           ,                     5
0. /Des Lyfmoeders holte.
T>. *Deplaats, daar de Trompetten of Eyerwegen haar zetten inde holte
van de Lyfmoeder,
E.  %>e geopende Eyerfiok.
F.  1)e rond- en lange banden, voorheen de ronde banden geheten zynde.
<y. 1)er zelver zazelingen, by andere het lofwerk geheten.
H. 13e Trompetten of Eyerwegen.
1,  ïte Eyerkens 3 buyten de Eyerftokken uytpuylende.
i.                                                                                                  K. De
•""^"
-
.__________
-ocr page 242-
van FREDERIK RUYS C H. f           jri/
K. De brede banden des Lyfmoeders}
L. De holte der Eyerwegen.
M. 'De rand van de holte der Eyerwegen.
N. Het bevrugte Eytje, wiens inwendige vogt verandert, en als geronnen
is, moge Ijk van de vogtigheyt, waar in ik het ge legt hebbe: en is het zei'
ve door de bevrugtinge vergroot geworden.
O. O. De Eyertjens, die niet zyn bevrugt geworden-, dezelve zyn over
dwers oj>geJheden} en haar e inwendige vogtigheyt geen zins geronnen 9
hoewel het in dezelfde vogt gelegen is.
P. De over dwers oJ>geJhede bloedvaten,
Q 'De inwendige mond des Lyfmoeders,
DeTweede FIGUUR.
Wyft ons aan een uytgezakre of uytgezonke Baarmoeder.
A.  Het voorfte gedeelte des Baarmoeders, dewelke bezet ofte omvangen
is van de fchede des Baarmoeders
, zoo dat men de Baarmoeder , zelfs
niet immediatelyk zien kan
, V welk in alleuyt zinking van de Baarmoeder
j> laat ze heeft indien dezelve uit zinken
, namentlyk buyten debaringe.
B.  De inwendige mond der Baarmoeder y waarin verfcheyde zeer kleem
Jleuven of groeven vanden inwendige hals des Baarmoeders gezien wor-
den
, en dat wegens de fierffmge, waar van de Vrouwen in dat voorval
veeltyts zeer geincommodeert worden,
->; •: ' De Derde FIGUUR.
Is een afbeeltzel van den inwendigen mond, en inwendigen hals des
Baarmoeders, de welke hier na de lengte geopend zynde, haar inwendige
gefteltheyt bequamelyk gezien kan werden.
A. A. De zyden des Lyfmoeders mond, na de lengte geofient zynde.
B.  De holte van den inwendigen hals des Lyfmoeders.
C.  V e Jleuven of groeven.
Verklaringe van de V. PLAAT waarvan de eerfteFig. aan wyft de Baar-
moeder van een Vrouw, dewelke maareenige uuren, na datze vanhaar
Man in overfpel gevonden zynde, dood geftoken wierd, en is jdeszelfs
Baarmoeders holte niet alleen, maar ook beyde Trompetten of Eyerwe-
gen bevonden met manlyk Zaad vervult te zyn+
A,  '/ Lighaam des Baarmoeders,
B.  Des zelfs holte,                        Y y y y j                              CV
-ocr page 243-
»
7iS VI. A 3ST Af T Ö JSÏ II CH CAB1NET
C.  't Manlykzaad, nu wat verhard, wegens de vogtigheyt, waar in V
voorwerp is gelegen.
D.  £><?# inwendigen mond, waar in nog wat van 't zaat is blyi'en zitten.
E.  Qe ronde en lange banden.
F.  *De Eyerwegen of Trompetten,
G.  De Eyerftokken, die men voorheen der Vrouwen Tefticulen heeft geheten.
De Tweede ï 1GUÜR.
Verbeeld een ftuk van den bogtigenDarmvan een Menfch, wiens celluleuze
en fponcieuze Vlies opgeblazen, gedroogt, enoverdwers doorgefneden is.
A.  V Gezeyde ftuk van den bogtigen <Darm van een menfeh.
B.  Het celluleuze Vlies,             , 1 *v~
. D^ derde en vierde FIGUUR.
Wyzen ons aan, (tukken van de Nageboorte van een menfche, waar
van de geheele Moekoek, een tyd lang in de Baarmoeder is bly ven zitten,
na dat het Kint ter werelt was gekomen, waar door d' uyteynden derbioet-
yateii de natuur van waterblaaskens, op verfcheydeplaatzen, hebben aan-
genomen.
DeVyfde FIGUUR.
Verbeeld een ftuk van de Moerkoek, waar in 't gezeyde veel duydelyker
kan werden gezien, doordien de blaaskens nu vry grooter zyn geworden.
'""t'jb-zLi n'4Wf:'/7^.ï'VP?^N^ï?ï l G V U R'
Verteönt een ftuk van de Nageboorte, dewelke nu geheel en al tot water-
blaaskens was geworden, gelyk dit alles 't mynen huyze zoo te zien is,
alsof het nu vers uyt het lighaam was gekomen.
De VI. PLAAT vertoont ons een zonderling en tegensnatuurlyk voor-
werp,, 't welk een Koe afgegaan is, 't zelve is byna alzints bezet met
! korte, zwarte, ook witte hayren} ook ifler een langefteel aan vaft.
A; Het hayrig ligbaanf;
B; De /?eel.: ! "                 ' -•'••'• "•-•* **;•
C.  Het hairlooze gedeelte* : r.-vi:/ hm
D.  De hayrenv.
;V\\(ie nu alle deze onvolmaakte fchepzelkens die ik hier heb doen af-
* .$.                .;•:-.: - r h : l r ,                                     bed-
-ocr page 244-
van FREDERIK II U Y S € H.                719:
beelden , met opmerkinge befchouwt , zal ligteiyk met my toe-
ftemmen j dat het zeer bezwaarlyk zy te oordeelen, uyt der zelver groo-
te, van wat ouderdom dezelve zyn , ofte hoe lange datze zyn gedra-
gen } te meer nadien wynige Vrouwen gevonden werden , dewelke
den precifen punt des tyds van Bevrugting weten aan te merken. Daar en
boven verliezen zoodanige kleene en onvolmaakte Vrugtjens zeer dik,-,
wils 't leven in de Baarmoeder, en blyven egter nog voor eenigen tyd in
dezelve j zoo dat ik oordeele by na omnogelyk te zyn ,,. te willen oordee-
len van den precifen tyd, en dat uyt de groote der zelve: Zoo dat ik met
omzigtigheyd hier heb willen nalaten, van met afluranrie daar van te fpre-
ken, hoewel andere zulks gants abuzivelyk gedaan hebben. Omtrent vol-
maakte fchepzelkens van 3,4,5. Maanden, kan men met wat meerder zeker-
heyd van deze zake fpreken, om datze veeltyds levendig ter werelt komen,
als mede ia meerder quantiteyt ons toegebragt worden.
y - jMif
HET
ï ■•' • •**■
-ocr page 245-
7jo VII. ANATOMISCH CABINE T
HET ZEVENDE
ANATOMISCH
C A B I N E T.
P wiens grond gevonden word een Graf-ftede of Tombe, uyt
verfcheyde zo uyt Ooft, als Weftindifche fchoon gemaakte
Hoorntjens, Schulpen, en Zeetakjens toebereyd.
In het opperfte van de zelve, ziet men ook die vreemde Schulp,
wiens rand getopt en van Fab: Columna befchreven is 3 met de naam van
Concha exotica margine in mucrones exeunte.
In de holte van deze Schulp ftaat het geraamte van een Kindje van on-
trent agtien weeken dragts , wiens regter-handtje in zig onthoud een Milts
flag-ader, dewelke gevult is met een rood-wasfige ftorfe, verbeeldende
alzoo een roode Coraal.
Deze gezeyde Tombe onthoud in zig een tweehoofdig en voldrage
Kind, voorzien met drie Armen en twee Beenen , 't zelve heb ik al over
veele Jaaren gekogt, zynde door andere gebalzemt en hard gemaakt, zo
dat zodanig een balzameeringe met de myne geenzints over eenkomende
nog natuurlyke couleur, nog gefteltheyd behouden heeft.
Aanmerkt daar benevens, dat niet alleen uyt dezes Kinds oogen-raden
HaagdifTen en Slangen voortkomen, maar over het ganfche lyf fchynende-
zelve ook te kruypen, welke zaaken in de waare graven der afgeftorvene
menfchen meermaals werd gezien, in vreemde en flang-ryke landen, gelyk
zulks kenbaar is.
ÏVanneer deze Tombe gezien wier d van den Eerwaardigen Heer, Her-
manus Schyn, Bedienaar des Goddelyken fFoortsby de Mennoniten>
en voornaam Geneesheer te Amfterdam
, behaagde het hem dit Werk^ met deze
volgende verzen te vereeren.
SIC TRANSIT GLORIA MUNDI.
Deez* Tombe een Meefterftuk uit Hoorentjens en Schulpen,
Daar 't Ooft en Wefter Strant der Indien meê praalt,
Door Zeegewas gehegt, en konftig opgehaalt,
Verftrekt de Lykbns om dit Monfter te beftulpen.                               Een
-ocr page 246-
van FREDERIK R U Y S C H.               721
Een menfchlyk Schepzel, maar helaas! te veel ontaart,
Als met twee Hoofden, met drie Armen, en twee Beenen
Voorzien} door Balfemkunft zo hart gemaakt als fteenen.
. Dog door deez' grooten Man voor d'ondergang bewaart.
Voorwaar een Monfter der Elenden en gebreken,
Daar 't menfchelyk geflagt te droevig onder zugt :
Een bittre nafleep van die eerfte Zondevrugt,
Doen 't Menfchdom van den Boom des Levens wiert verfteken.
Helaas! wat ziet myn oog in deeze Tombe ai reen
Om 't pronkftuk van Gods hand met tranen te befchreyen ?
Wie weigert my dit Lyk ten duiftre grave leyen
Met droef heit? daar de Dood zelfs in het f wart komt treén. A -
Ik zie twee Schepfeltjes, geplaaft wat meer verheeven
Deez' Grafplaats, in 't Geraamt den grooren rouw bekleên:
Zy fchynen 't fïlte nat te droogen van de leen,
Eri ftrekken 't Sinnebeelt van ons elendig leven.
Deez' heeft in zyne hand een Breuk, en die een Borft/r
Wiens Ribbens zyn geknakt, en wederom genezen.
O Wyt Vermaarde Heer! uw kon ft werk doet my lcezen
De brosheit van den Menfch, die quaai by quaalen torft.
Helaas! wat baart een zonde al rampen en elenden! -
Wat fleepc een eenig quaad een bondel plagen meê!
Hoe ftorrzy 't pronkftuk van Gods vingVen in een Zeê
Van fmerten zonder tal, en ziektens zonder enc(en !
N°. II. Aan de regter zyde van deze Grafftede ftaat het Geraamte van
een voldrage menfche fchepzel, in deszelfs regterhand dragende en vertoo-
nende f om al zoo eenige werkzaamheit te verbeelden) een ft uk van de bog-
tige Darm, waar in gevonden werd een byzondere en regens natuurlyke ver-
trekplaats, wiens uyterfte de rauyl van een hond is verbeeldende. Dit ft uk
Darms heb ik zeer veel jaaren bewaart, ook doen afbeelden in myrie Anato-
mifche en Chirurgicale Obfervatien, gelyk ik nu, weder heb gedaan. Ziet
de IV. Plaat van de IL Fig. in die VIL Cabinet.
No. LIL Aan de linker zyde van dit Graft ftaat noch een tweede Men-
fche Geraamte , ontrent vab! de zelfde ouderdötïi, hebbende "in beyde de
handen een grooten flag-ader met Saffraan-couleurig-wallige ftofFé vervult.
mu*¥                                          Zi z z z                                          De,
-ocr page 247-
• ——•^^^■^^™
VIL ANATOMISCH CABINET
7t%
,: ■*•/ '
De Eerde PLANK.
N°.IW T*\e Poot van een Varken , uyt wiens linker zyde als menfchc
U Vingers fchynen voort te komen.
N°. II. Een zeer curieus Geraamte van een Muys, wiens voorfte en lin-
ker pootje in zig onthoud een ftuk van de Lever door balfamatic verhard,
wiens oppervlakte fchynen.deals gecorrelt met ronde korreltjens, kleene kliert-
jens verheelt j en zulks heeft my niet alleen, maar ook zeer vermaarde Ontlee-
ders voor deze bedrogen, voor zeker houdende, dat dit gekorl, Kliertjens
waren, dewelke als byzondere lighaamtjes op haar zelvefchenentebeftaan,
en yder met een byzonder vlieske omvangen te zyn , tot welke alzoo ge-
noemde Kliertjens de bloetvaatjens zoude na toe loopen: daar ik nu in te-
gendeel, dit geftel beteren op een gants nieuwe manier befchouwende, be-
vonde en getoont heb, dat deze lighaamtjes, na datze ontdaan, en in een
heidere vogt op zyn gehangen, niet anders zyn als uyterfte fappige uyteyn-
den van Bloetvaatjens, dewelke penceels-wyze haar dan vertoonen , gelyk
ik hier van in 't voorgaande breder heb gehandelt.
Daar en boven heeft dit Geraamte in deszelfs regrer pootje, een vlies,
waar door duyzende van bloetvaatjens loopen , welkers uyteynden, hoe-
wel zoo fyn als katoen of dons, egter vervult zyn geworden.
N°. V. Een zeer wit Geraamte van een Mol, in wienstoebereydingniet
de allerminfte aan- nog uyt-was zyn vernuft, 't welk een aangenaam gezigt
geeft.
iSK VL Een ftuk van de Nugteren darm van een Vroumenfch , waar
in dit aanmerkelyk is, namentlyk,
Wanneer als ik het Lighaam, waar uyt dit ftuk darms genomen is, open-
de, en dat in de Somer, zoo vond ik al het gedarmte als bevrozen, en als
met ysagtigheyt bezet te zyn, blinkende en eenigzints hardagtig.
Door wat ziekte deze Vrouw is komen te overlyden, is my niet bekend,
dewyl ik het niet heb konnen of durren navorflehen, en dat om zekere
redenen.
N°. VIL Het Oor van een Kind levendig van couleur , waar aan nog
vaft zitten het Steen- en Slaap-been, dewelke eenigzints van den anderen zyn
gefcheiden, op dat het Trommel-vlies, de Beenderkens van't Gehoor, als
mede de Snaar, konnen gezien werden.
                             ,
N°. VIIL De Nier van een Kind, waar op de By-nier nog zit, gelyk
een aker in zyn kelkje of dopje.
Aanmerkt, dat men hier zeer wel zien kan, dat deBy-nieren harebïoet-
vaten,
-ocr page 248-
van FREDE1UK HU YSCH.                723
vaten, niet alleen krygen van de Nier-vaten , maar cok zelfs van die, de-
welke het Middel-rift QJDiaphragma) voorzien.
N°. IX. Beyde de Oogfehellen van een Menfch, in welkers omtrek be-
quaam gezien konnen werden, alle die kleene mondekens, als mede de twee
Traanftippen: en is deszelfs binnenfte vlies zeer rood, gelyk men in een
ontfteking dier deelen meermalen ziet; maar hier is zulks veroorzaakt,we-
gens het opvullen der bloetvaarjens.
N°. X. Het Hoofd van een Kindje, levendig van couleur.
Aanmerkt ten eerften. De regter Lydende Zenuw is hier dubbelt, 't welk
raar is, en zelden gezien werd,
Ten tweede. In de regter zyde vint men ook de Zenuw van 't zesde
paar (na de optellinge van IViUïJius*) op twee verfeheide plaarzen 't Bek-
keneel te doorbooren.
Ten derden. Dat gedeelte van 't dunne Herflenvlies, 't welk de Reuk-
Zenuwen komt te ontfangen, is hier van veele Slag-aderkens voorzien.
Ten vierden. Beyde de Voor-lippen van haar bekleerzel ontbloot zyn-
de , komt ons zeer klaar derzelver fubftantie te voore, dewelke behalven
de bloet-vaatjens niets anders is , als een zamenftel van Zenuw-Tepelt-
jens, dewelke eenig fluweel verbeelden.
Ten vyfden. Het dikke of harde Harflen- vlies , ziet men hier zeer cu-
rieus bewaart te zyn, verbeelende blinkende witte zyde.
Wanneer de Heer Johannes Pluimer, zeer vermaard Digter, dit Hoofd,
en andere zaaken, en voornamentlyk dat Jongske van ontrent 8 Jaaren out,
en van my dertien Jaaren bewaart, en gebalzemt, zag, zoo geliefde het
hem deze balfaroatie te vereeren met deze Veerfen.
Had dit lief Jongske, toen het /Kerf, omtrent acht jaaren?
Hoe kon men, naar zyn dood, hem dartien Jaar bewaaren ?
Ru YSCH heeft alleen die kracht, zyn kunft en wys beleid,
Geeft 's Lichhaams wezen, en zich zelfs de onfterflykheid.
No. XI. Een Vies met vogt , waar in bewaard werd de Milt van een
Dogter, zynde een Reufinne, waarin, wegens deszelfs groote , klaarlyk
Mykt, dat'er niets klierigs, dradigs, of vlieiigs van binnen in de Milt van
een Menfch gevonden werd, gelyk ik zulks in 't Jaar 1696. niet alleen ge-
toont, maar ook zelfs wereltkundig, en met Figuuren afgebeeldt hebbe.
Ziet het antwoord op de vierde aan my voorgeftelde Brief.
Nadien het gezeyde zoo klaar gezien werd in deze Reufinne haar Milt,
wegens deszelfs groote, zo heeft het my goed gedagt voor de tweede reyze
Zzzz 1                                         een
-ocr page 249-
7H VIL ANATO^MISGrl CABINET
een Figuur daar van uyt te geven. Ziet de 1. Fig. van de I. Plaat van dit
VIL Cabinet.
- N°. XII. Het halve hoofd van een Kind , na de lengte in twee deelen
verdeeldj en in een heldere vogt bewaart,* in*tzelve zyn deze navolgende
zaken te coniidereren.
Ten eerden. De Trechter en Fluym-klier na de lengte doorgefneden
zynde, ziet men de Tregter door de veelheyd van opgevulde flag-adérkens
zeer rood te zyn.
Ten tweeden. Ook kan men hier zien , dat 'er in jonge Kinderen,
voornamentlyk in die geene , die pas geboren zyn , geen holte gevonden
werd onder de Faardezadel, gelyk zulks de Ontleders ook zeer wel hebben
aangeweezen. Als mede
Ten derden. Dat de Gezigt Zenuwen, inmiddels ook bekleet zyn van't
dunne HeriTen-vlies, waar door heen hier gezien worden zeer veel Slag-
aderkens te loopen.
Ten vierden. Ook vertoonen haar hier de lydende Zenuwe van eene
zyde, als mede die van 't vyfde paar (na de optelling van de Heer Wit-
lijïus)
en een gedeelte van 't dunne HerfTen-vhes , waar mede het vyfde
paar Zenuwen omvangen werd.
Ten vyfden. Komt ons ook in 't gezigt beyde de takken van de Gehoor-
Zenuw, namentlyk, de harde en ook de zagte tak, dewelke ik door toe-
doen van een doorntje van den anderen heb gefepareert. Als mede
Ten zesden. Dat de fchorflge fubftantie van 't beginzeldes rugge-mergs
uyt loutere bloedvaatjens, en inzonderheyd uyt flag-aderkens, die zoo fyn
als dons of katoen zyn, haar beftaan heeft.
Ten zevenden. Het glas omdrayende, vind men ook in't zelve een ge-
heele Milt van een Menfch.
N°. XIIL Het dunne HerfTen-vlies van een Jongeling , in dunte byna
overeenkomende met een Spinne-webbe * en zyn de flag-aderen daar door
heen loopende, met een roodwafiige ftoife opgevult, weshalven dit Vhes
ons zeer rood voorkomt.
! N<\ XIV. Het Been van een Kind, natuurlyk van couleur, onderdes-
zelfs Voetje vind men een ftukje van 't gecarieert Bekkeneel van een zeer
vermaarde Hoer, genaamt Anna van Hoorn , eertyds zeer wel bekend by
alle die geene, dewelke het hoerewerk zeer toegedaan waren , onder de*
welke zommige nu nog in 't leven zyn, zoo men my onderrigt heeft.
Waarom 'er een ftuk van 't Bekkeneel onder 't Voetje is geplaaft,
zulks kan men ligtelyk bevroeden, nadien deze Ligtekooy deze ellendige
ouale niet is overgekomen x zonder haar verfoeijelyk bedryf: want in zo«
^
                        v                                                                          danig
-ocr page 250-
van FREDERIK RüYSCH.               72?
danig water, vangt men zulke viflchen 5 dit word alles in een heldere vogt
bewaart. ■•■•'■
                                                        ,                ■ ,- r«
Ook heb ik het gebeente van een haarer voeten bewaart , 't welke op 't
water als een veder, dryft.
N°. XV. Een vies met vogt, en daar" in een frukvande Bogtige Darm,
hebbende een tegens natuurlyke vertrekplaats.
Aanmerkt ten eerlten. Dat dit vertrek fakswyze aan 't eynde blind is$
of zonder opening, en dat deszelfs uyterfte, het hoofd van een Hond ver-
beeld. Ziet de IV. Tafel van de lil. Fig.
Ten tweeden. Meermalen zyn my zodanige vertrekplaatzen voorgeko-
men, in 't openen der afgeftorvene Menfchen ; ook heb ik in 't Jaar 1698.
een derzelver door Figuuren laten afbeelden in myne Anatoniifche en Chi-
rurgicale Obfervatien. Nu heeft het my goet gedagt dezelve hier nog eens
nevens een tweede te verbeelden. Ziet de JI. Fig. van de IY- Tafel van
dit VIL Cabinet.
Ten derden. Alle de zodanige vertrekken komen meeft, zonietaltydt,
voor te vallen in den Bogtigen Darm > en nadien deze Darm in 't onderfte des
Buyks voor 't grootfte deel gelegen is, kan het wel komen te gebeuren, dat
zodanig een vertrek-plaats in een liefch-breuk zit, zonder die zware toeval-
len , dewelke een liefch-breuk ordinaris verzeilen, gewaar te worden.
N°. XVI. Een gedeelre van 't binnenfte vlies des Lyfmoeders van een
bevrugt Schaap, in 't welke ons zeer klaar voorkomen alle die worm-wyze
vaatjens , dewelke ik heb laten verbeelden in't Jaar 1702,. en dat in't
IL Cabinet,
Aanmerkt ten eerden, Dat deze worm-wyze vaatjens continueel zyn met
de uyt-eynden der Slag-aderen, gelyk in de Tefticulen der Menfchen j dat ook
haar onthoudende vogt overgegeven word aan de verhevene en bultige dee-
len des Lyfmoeders, en zoo vorders opgenomen werd van de uyteyndensder-
Aderen van de Moerkoek, is by my buytenalle twyiFel.
Ten tweeden. Deze vaatjens komen ons ligfeJyk te vcorfchyn , wanneer
men flegts de vliezen Chorion en Amnios werende , de Lyimoeder in ge-
meen water eenige uuren laat weeken , als wanneer zy ons zonder eemge
konfte zo ligt voorkomen, dat ik my niet zoude verwonderen , datze door
andere in andere Landen ook waren uytgevonden: egter zo heb ik my deze
uitvinding toegefchreven, nadien ik, voor myn uytvinding, niemand heb
gevonden, die deze vaten publyk gemaakt, of door Figuren afgebeelc heeft.
N°. XVII. Een Vies met vogt, en daar in een groote tak van de Hol-
ader des Levers, welkers uyteynden te vergeefs voor kiierrjens werden ge-
houden, gelyk hier gezien kan werden.
Zzzz z "                          No. XVIII.
-ocr page 251-
72G VII. ANATOMISCH CAB 1 N E-T
No* XVÏII. Een Kinds Armrje, in wiens handje onthouden werd een
kleen Zeevisje, van my wegens de gelykenifle, een Zeebaarsje geheten.
Aanmerkt, Dat de Hand en Vingertjens zoo aardig het Viske fchynen
ajin te grypen, als of het alles levendig was, en dat in een heldere vogt.
N°. AlX. Een ftuk van een Meniche Maag, op dezelve wyze bewaart,
waar in te zien zyn het ware geftel der rimpels, die in de Maag gevonden
werden 5 als mede alle die openingetjens , moadekens , of fweetgaatkens,
waar van het binnenfte vlies vervult is.
N°. XX. Een ftuk van een Menfche Darm, ontrent een handbreed lang,
waar in op twee verfcheide plaatzen een infchieting (Sufieptio) gezien
werd, ea zit in een der zelve een groote worm , die daar ook ten deelen
uythangt.
N°. XXI. Een Arm van een Kind, in wiens handje gevonden werd een
buykige Hoorn, waar uyt te voorfchyn komt een Indiaanfe Bloedzuyger,
die zeer groot is.
No. XXII. De aderlyke vlegting ^Plexus Qhoroideus uyteenReufiüne,
dog zeer teder, na proportie van 't geheele Lighaam.
:                    De Tweede PLANK.
N°. XXIII. T T et Hoofdje van een pas geboore Kindje van een Nege-
JL J. nnne, waar in aan te merken ftaat,
Dat niet alleen dit Hoofdje, maar ook het geheele Kindje met Kindere
Pokjes bezet waren, hoewel de Moeder ten tyde hares dragts van geen pok-
jens aangetaft was geworden, en nadien het Hoofdje fwart en onaangezien
was, zco heb ik het zelve , om alle affchuwelykheyd te myden, rondom
met opgevulde Slag-aderen van een ander voorwerp bezet.
N°. XXIV. Een Moer-koek van een Menfch geheel en al rood , we-
gens de opvulling der bloedvaten, daar de Moerkoek uyt beftaat: op ver-
fcheide plaatzen ziet men het alzo van my genoemde fapagtig vlies, 't welk
de oppervlakte des Moerkoeks bekleet, die tegens de Lyfmoeder aan ge-
zeten heeft.
No. XXV. Een gedeelte van de fchorfige fubftantie der Herffene van
een Menfch, waar in het ware vatig geftel van de zelve te zien is.
N°. XXVI. De alzoo genoemde Paarde-ftaart van een Menfch, zo als
die gezeten is in de eyge gaten van de Lendene wervelen.
N \ XXVII. Een groot ftuk van de Colyk en Blinde-darm , met des-
zelfs worm-wyze aanhangfel uyt een Menfch.
In deze werden zeer klaar gezien de Klap-vliefen van de Colyk-darm,
als
-ocr page 252-
van F R E D E R I K R U Y S C H. •          72/
als mede deszelfs drievoudige Lat-wyze uytfteckzels, Oog-luykende Klap-
vliezen by andere geheten.
N<>. XXV11I. Een fyn glas, waar in bewaart werd het Hart van een
Menfch, zynde zeer rood wegens het opvullen der Bloet vaten, ookbyftcr
verhard wegens onze manier van balzemen.
Aanmerkt ten eerften. Dat het uiterfte of punte van dit Hart in tweën
is gefpouwen, waar van 't langfte gedeelte voortkomt van de regter zyde
des Harte.
Ten tweeden. Kan men hier ook zien, hoe en op wat plaats de Ader
zonder weerga {Fena jizygos) voortkomt uyt de opgaande Stronk van de
Hol-ader, aan wiens zyde hier ook kan worden getoontdeSlok-darm, die
een tak van de gezeide weergaloze Ader ontfangt, als mede de verdeling
van de Keel of Hals-ader Q/ena Jngularis') in een uyt, en in een inwen-
dige tak.
No. XXIX. Het Hoofd van een Jonge van ontrent zes Jaren, 't welk
zo fns is bewaart, dat het aangezicht nu nog fchynt te leven, hoewel het
over veele jaren is geftorven: en zyn deszelfs oogen gefloten, verbeeldende
alzo het Hoofd van een die flaapt.
Aanmerkt ten eerften. Dat het bovenfte van de Heriten-panne afgeno-
men , en de HerlTene uytgenomen zynde, doet zig hier op het harde Her/Ten-
vlies, als fchoon wit blinkende zyde.
Ten tweeden. Door het overblyfzel van de Reuk-zenuwen ziet men veel
bloetvaten verfpreyt te zyn. Als mede
Ten derden. De Zenuwen, zoo als die door de grond van de Herflen-
pan uytlopen.
Ten vierden. Door het Aangezigt, 't welk zonder de minfte rimpel is
bewaart, ziet men veele kleene ontvellingtjens, waar van de Lyder in zyn
leven aangedaan was.
Hier door komt het, dat men hier en daar eenige roode vlakken komt te
zien, nadien de roodwaflige ftorTe aldaar een uytgang nam, in 't vervullen
der vaten van 't Aangezigt.
No. XXX. Een droog glas, waar in te zien is , en bewaard word de
Blinde-darm, en een groot ftuk van de Bogtige, en ook Colyk-darm, en
dat uyt een Kind van ontrent vyf Jaren: merk aan, dat, alhoewel de Dar-
men met geen wind opgevult zyn , evenwel dezelve haar ronde uyt-
fpanning hebben, 't geen ik nooyt voorheen by andere gezien heb ge-
daan te wezen , en zyn cjezelve zeer rood wegens der Slag-Aderen
opvulling.
No. XXXI. Het Hoofd van een Kindje , % welk zonder eenige rte
pels
-ocr page 253-
7i8 VIL ANATOMISCH C A B I N E T
pels in een vogt is gelegen, en 't Hoofd van een levendig Kind ver-
beelC.
Aanmerkt, Dat ik het bovenfte van 't Bekkeneel en de Herffene afgeno-
men, en het Agterbreyn omgekeert zynde, weder in't Hoofd gelegt hebbe,
ten eynde men de Slag-aderen der wervelen van de Hals, en de daar uyt
voortkomende Hals Slag-ader in 't gezichte zoude krygen.
N°. XXXil. Een droog glas , waarin te zien is de Blaas van een Menfch,
dewelke van drie Pis-leyders is voorzien', waar van 'er twee in de linker
zyde geplaaft zynde in een loopen , eer zy in de Blaas zyn gekomen,
en alzo doorboren zy dezelve met een eenvoudige opening.
Nu. XXXIII. Een Vies met vogt, waar in onthouden werd een groot
deel van 't dunne Herffen-vlies van een Menfch, wiens Slag-aderen opge-
vult zynde., zeer,rood haar opdoen, en alzoo hebben zy deze couleur;ook
medegedeelt aan 't gezeyde dunne Herffen-vlies.
Np. XXXIV. Een deel van't harde Herffen-vlies jan een Menfch,
't vvelk mede in een vogt is gelegen.
slJDezes deeïs alzoö genoemde lange GroefF {Sinus Longitudinalii) geo-
pent zynde, kan men klaar zien die kleene ronde Geerftgely kende Lig-
haamtjens, dewelke ons den Heer Tacchionus heeft ontdekt, en zyn dezelve
niet grooter als het hoofdje van een gemeene fpeld, ten waare men de zelve
met vergrootglazen quam te zien, of als 'er twee aan een zaten.
N°. XXXV- Nog een deel van 't harde Harffen-vlies van een Menfch,
in wiens lange Groef niet het minite der gezeyde ronde Lighaamtjens ge-
zien of gevonden werden; edog buyten deze Groef hangt 'er een vliesje af
van de binnenfte oppervlakte van 't harde Harffen-vlies 5 't welk van die
kleene en ronde lighaamtjens vervult is, maar van dezelve heb ik nietkon-
nen zien, dat 'er het minfte takje van een Wa,ter-vaatjen uyt voortkomt.
"No. XXXVI. Het harde Herffen-vïies van de Reuzinne, onlangs van
my ontleed,,\Mi wiens langaguge Groef eenige zoodanige Lighaamtjens ge-
zien worden &maar dezelve zyn zeer Meen na proportie van haar lighaam,
ia overtreffen al mede gèenzints het hoofd van een kleene fpeld. , . ,
N°, XXXVII. Een glas met vogt , en daar in een {tuk van het buyk-
vlies van een waterzugtige Vrouw, 't welk zoo vol zit van een lymig wa-
ter, dat men het buykvlies nauwlyks zien kan. Ziet de III. Figuur van
de II. Plaat van dit VII. Cabinet.
             * . , ,}
. Ook waren de Klieren van 't Darm-fcheyl even zoo vervult met Water-
blazen QHydatides) zoo dat alle remedien vergeefs in't werk geftelt zynde,
y
de Lyderffe het leven heeft moeten verlaten; en nadien men zulks zeer veel
ziet voorvallen in waterzugtige menfehen , zoo is 't datze zelden of nooyt
r                                                                . gene-
aammÊÊÊÊÊm
-ocr page 254-
——^^-
m^mmmmmmm
van FREDERIK Rü YB G H.                729
genezen, wanneer men haar den buyk" door deze of geene wyze opent
om 't water te ontlaften.
                                                             " ■ rj '
N°. XXXVIII. Een glas met vogt, waar in te zien is een'overdwers
doorgefnede ftuk van de borft vgn een Kind, en nadien het Hart, en de
Longe met een wafïïge ftoffe zyn vervult, zoo kan men zeer curieus en be-
quaamzien, niet alleen, hoe dat de long en't hart in het in-en uytademende
geheele borft vervullen, maar ook de platte form, die het onderfte van deLong
en ook het Hart krygen, om datze het middelfchot raken, en daar op leggen
Daarenboven zoo komt ons hier in dit voorwerp nog voor, wegens hét
dwers doorfnyden van de Borft, het dwers doorgefnede Rugge-merg wiens
uytwendige of merg-agtig deel {pars medullaris) wit van couleur'is en
het inwendige of fchorfige gedeelte (jxzrscortkalis) root, wegens het op-
vullen der Slag-aderen, waar uyt de fchorfige fubftantie meeft is beftaande.
N°. XXXIX. Een glas met vogt, en daar in een takje van een Kaapfé
Heefter, met porcelyne bladeren, 't welk befchreven is in 't eerfte Deel van
de Amfterdamfe Tuyn.
Het onderfte gedeelte van dit gezeyde takske is bezet met een gemaakt
en onwaar vlies, 't welk uyt myn eygen bloed, na een aderlating van my
is toebereyd, en dat alleen door geduurig roeren van 't takje door het bloed
tot dat het koud wierd : dit gedaan zynde, heb ik het takje met ftyf ge-
ronne bloed bezet zynde, in fchoon watergelegt,'t water dikwils ververH:
en 't geronne bloed eenige reyzen tufïchen de vingers geduwt, waarna het
zyne roodigheyd verlatende, een witte couleur aannam, verbeeldende alzoo
een waaragtig vlies, 't welk zig rondom de bladerkens zeer vaft quam te
zetten, waar door heen menigte van waarfchynlyke membraneufe draden
(Fibra) loopen j zoo dat wie het ook ziet, 't zelve als een waaragtig vlies
uyt een Menfch genomen, voorkomt. Ziet de VI. Fig. van de III Plaat
in dit VIL Cabinet.
Staat ook te letten dat zulks niet zal gelukken , wanneer men het bloed
niet aanftonds komt te roeren, eer dat de geeften vervlogen zyn.
In 't eerlle Cabinet vind men byna dezelve preparatie , en dat uyt het
bloed van een Varken h en dewyl zulks geroerd was met de hand en vinge-
ren, in plaats van met een gebladert takje, zoo doet dat zig op in de ge-
daante van een polypeufe zelfftandighey t, waar door heen haar ook laten
Zien eenige ftukskens vet. Ziet de II. Plaat van het I. Cabinet.
No. XL. Een Vies , waar in te zien is een ftuk van de bogtigë darm
uyt een Menfch, leggende in een heldere vogt, op dat men zeer klaar en
diftina zoude konnen zien het vyfde of fluweele vlies, waar over zoo veel
waters vuylgemaakt is, namentlyk, watvooreen wezen dit bekleetzel zy,
:v/                                             A a a a a                                        ^
-ocr page 255-
73© VIL ANATOMISCH CABINET
en of liet ook wel voor een vlies te houden is-, alle welke opinien bier op
te halen, zoude niet alleen verdrietig, maar ook onnut zyn. Ik wil liever
de curieufe®Lief hebbers tot het zien nodigen , op dat zy mogen befchou-
wen wat van de waarheyd is.
Het waare en Tepel-zenuwagrig geftel der Voorlippen , heb ik befchre-
ven, en met een Figuur doen afbeelden in't JII. Cabinet, in dit VU.zien
\vy het Tepel-zenuwagtige inwendig bekleetfel der wangen: met hetzelve
te onderzoeken bezig zynde, quam my in de zin, dat het niet ondienftig
zoude weezen , eerft het fl uwee Ie vlies des Maags, en dat der Darmen te
doorfnuffelen, nadien deze alle continueele Lighaamen zyn.
In dit onderzoek dogt my beft te zyn het gcdarmte en Maag zoodanig
eerft te bereyden, datze haar als in een levendig Menfch quarnen te vertoo-
nen> en dat door het opvullen der vaten, en in een beqiiame vogt te wey-
ken> Dit viel zoo wel uyt, dat ik zonneklaar bevond, het Fl uwee Ie vlies
yan de Mm&% Darmen, Wang, en Voqrlippen ». byna van een en 't zelve
geftel te zyn, namentlyk een t'zamenftel van Zenuw-tepeltjens;? Bloetvaat-
jens (die zoo fyn zyn als dons of kattoen) en een bekleetzei {Epthelia)
voortkomende uyt de uyteynden dezer Tepeltjens.
\ Aagt$erkt ten eerften. Dat dit Tcpelwyze lighaam in de Voorlippen dtm~
<k$ is* al&in o!e Maag of Darmen.
                        : ; ,, ,. i
Ten tweeden. Dat dit in allelighamen niet even klaar te zien is, wts-
halven men in verfeheyde lighamen zulks moet navorffchen.
Ten derden. In de Vooriippen komen deze Tepeltjens niet klaar te
voorfchyn, ten zy dezelve van haar bekleetzei eerft werden ontdekt.
Ten vierden. Staat ook te letten, dat deze Tepeltjens veel dikker zyn,
als de uyteynden der Zenuwkens zelfs , waar uyt ze voorkomen, 't geen
men ook ziet in de uyteynden der Slag-ader;kens , van de ingewanden, de-
welke ook dikker zyn, als wel de Takskens zelfs.
Ten zesden. Het gebruyk aangaande, ik vertrouw dit Tepel-zenuwagtig
Lighaam het werktuyg.te zyn van 't gevoel > en hier van daan komt het,
dat dezelve Tepeltjens van haar bekleetzei (Epif/pe/ia') ontbloot zynde,
't zy door fcherpe humeuren,, vehemente medicamenten of andere zaken,
de Lyders zoo pynelyk zyn>
N°. XLI. Een Vies met vogt , waar m onthouden werden beyde de
Lippen en Voorlippen ^Prolahi*) als mede een deel van de Wang, en dat
uyt een Menfch.
                                                                            .
Aanmerkt hier, dat de Lippen en Wangen haar beftaan hebben uyt een
©ppervelleken {Epidermis} vel % vet,, Mufculeufe , Klierige , eri ïepel-
aenuwagtige fubftantie,, al§rfledftuy% een iftweudig bekleetzek (JEftihelia),
waar
-ocr page 256-
vm F R KjD ERIK RMJ Y S C H.              731
waar by men zoude mogen voegera het netwyze ligbaam van Malpfghius,
hoewel het hier ter plaatze wegens deszeifs dunte naauwlyks gezien kan
werden in een Menich.
In dit gepraspareert voorwerp ziet men ook , na het fcheyden van haar
uytwendig bekleetzel {Epithelta) het Tepel-zenuwagtig wezen, de Klie-
ren der Lippen, het vel, het vet, de reft komt ons hier niet in 't gezigt.
N°. XLII. Het Oor van een Kindje levendig van couleur.
N°. XLIII. Het gedarmte van een jong Schaapje, zeer net toebereyt,
en in een drooge vies bewaart.
N<\ XLIV. Het gedarmte van een Kindje van ontrent vier Maanden
dragts, zeer wit5 't zelve houd in zyn handje het zeldzame zaad van de
Talega Tajdmli Hort. Mal. hebbende de gedaante van een Zon.
■N°. XLV. Een Vies met vogt, waarin bewaart werdeen hand vaneen
Kindje j 't welk een (hik van 't dunne harfien-vlies uy t een Menfch vaft houd,
't geen zeer rood van couleur is , wegens her opvullen der Slag-aderkens,
tot het uyterfte uytey raden toe.
N°. XLVI. Een groot ftuk van des Longs Slag-ader in vogt opgehan-
gen , dezelve is zoodanig toebereyt , dat men derzelver zagte en ïappige
uyteynden zien kan, en is deze preparatie onder alle de voorgaande, uyt-
ftekend wel uytgevallen.
N°. XL Vil. Een drooge Vies met de geraamtens van twee muyzen,
waar van de eene met een der agterfte pooten zig ftaande houd op een kleen
Eytje van een Hoen, 't welk in een gemeen Hoender Ey in 't opflurpen is
gevonden, en uytgehaalt.
.Aanmerkt , dat deze twee Geraamtens op den andere zittende , gants
geen vreemd fteunzel hebben tot haar vaftmaking, maar ftaan op hare eyge
beenen, hoewel andere Ontledershet contrarie gewoon zyn te doen.
N°. XLVIII. Een Vies met vogt, waarin te zien is de Adedge vkg-
tinge van een zinneloos Schaap, (zoo het geoorlooft is aldus te fpreeken)
wiens Bloetvaatjens als in kleene ronde bollerjens verandert zyn.
Aanmerkt, dat dit Schaap, als van zinnen berooft , liep nu tegens dè
Muur, dan weder in 't Water, zondereenigebezeffingej edog nadien ook
zelfs de Herffene ontrent de zyde van de regter holligheyd eenigzins fcedur-
ven .waren , kan men dit quaad in 't geheel aan de Aderige vlegtinge
niet toefchryven: egter heugt het my, dat ik een zinneloos Menfche heb
geopend, wiens Aderige vlegtinge alleen qualyk geftelt was.
N°. XLIX. De Herffene van dit gezeyde Schaap, levendig van couleur.
N°. L. Een Vies met vogr, en daar in een Menfche (chepzelken , wat
grooter als een latuw zaadje.
Aaaaa 2                                     Aan-
-ocr page 257-
m VIL A NA TOM ISCH C AB1NRT
Aanmerkt, dat in het VI. Cabinet twee Schepfelkens gevonden werden
met dit in groote byna overeenkomende j en nu doet zig hier het derde op,
't welk om beter gezien te kunnen werden, zoo heb ik op zy een doorntje
geftoken. Aan de vlieskens van dit Schepfelken hangt een groot ftuk ge-
ronne bloets : zoo dat men't beginzel van het Moerkoekjen befwaarlyk
zien kan. i'-mi
N°. LI. Het Geraamte van een Kind van ontrent 7 of 8 Maanden oudt
van wiens-regter handje afhangt een van my geprepareerde Darm-breuk,
ontrent welk ongemak deze volgende zaken gezien werden.
A.  Een ftuk van 't Buykvlies, 't welk in zig bevat het dunne gedarmte
van een Kind.
B.  Een gedeelte van Y verwyderde Buyk-vlies , 't welk tot in 't fakske
is komen te verfakken, wegens deszelfs uytfetting. Het vel zelfs is hier
weggenomen, zoo dat het verwyderde Buyk-vlies hier als een fakske ons
voorkomt.
C.  Het Schee-vlies, 't welk geopend is, waar in de zaatvaten worden
gezien.
Iemand deze zaken beziende, zal wel haaft konnen oordeelen ■> dat de ge-
zeyde Vaten niet inmiddels zyn gelegen in't verwyderde Buyk-vlies, maar
wél datze van buyten tegens het zelve aanleggen, en daar aan wel vaft ge-
hegt zynde, haar bekleetzel daar van ook fchynen te hebben , en niet van
de binnenfte oppervlakte van 't Buyk-vlies , gelyk ons de Autheuren ver-
keerdelyk hebben aangewezen , welk bekleetfel Schee-vlies is geheeten,
(Tunica Pagwalis') En nadien alle deze zaken zoodanig van my zyn toe-
bereyd, datze ons als een levendig Darmbreuk voorkomen , zoo moet men
confldereeren, dat ik dit ongeval tot dïeri eynde alzoo heb toegéfteld, op
dat het haar zeer volmaakt zoude voorkomen, die in de Medicyneen Chi-
rurgie haar komen te oeitenen , want veele hebben een verkeerde verbeel-
ding van dit ongeval gehad.; Op dat nu dit alles haar natuurlyke forme en
rondigheyd zoude hebben, zoo hebjk deze breuke opgevult met Gattoen,
en het gedarmte met wind.,,; néanis Rt&'-ïiK tm-M
               '< , ïii&J
Dit gezeyde Geraamte fchynt een Neusdoekje te houden voor deszelfs
Oogen-raden, gemaakt uyt een Vliesje, waar door heen duyzende vanop-
gevulde Bloed tvaatjens loopen ry verbeeldende alzoo een , die bitterlyk
fchreyd. .' b of: mrïtx mb £ lm ^ftn. jsd : i l i o^'Mra^ftttal
N°. LIL Het Geraamte; van een Meyske ontrent van dezelfde ouderdom,
van wiens regtér hand af hangt het gebeente van de Börft vaneen Kind on-
trent vyf Maanden püdy waar ontrent ik oordeele deze volgende zaken aan-
merkelyk te zyn, namentlyk:
                                              ,, / r«oo
csllA                                             Ten
-ocr page 258-
van F R E D E R I K R U Y S C H.               733
Ten eerften. Dat zeer veel Ribbens van de regter zyde op veele plaat-
sen gebroken , en weder geheelc zyn geworden , waar door ze ook nog
zeer krom ftaan.
Ten tweeden. Staat ook te letten, dat de Breuken dezer Ribbens niet
volftrekt zyn geweeft, want dan zoo zoudenze met meercalleusheyd bezet
zyn geworden -, edog wegens der zelve zagtigheyd , zoo zyn de Breuken
onvolmaakt, en als gekraakt geworden; of dit nu is veroorzaakt door knel-
ling en compreflie, of wel dat het Kind is getrapt geworden, weet ik niet,
hoewel zulks waaffchynelyk is, nadien aan beyde de zyde dé Ribbens zoo
qualyk zyn geitelr.
Ten derden. Verfcheyde Ribbens zyn op twee plaatzen op dezelfde wy-
ze gebroken geweeft.
Ten vierden. Alle deze Ribbens fchynen ontbloot te zyn van haar harde
en blinkende uyterlyke fubftantie, waar van anderzintsde welgeftelde Rib-
bens voorzien zyn: Hier door is 't ook datze veel te zagt zyn.
Van deszelfs linker handje hangt ook af de geheele blinde Darm van
een Schaap, met een ftukje van de bogtige Darm , zoo dat men hier zien
kan, hoe groot her onderfcheyd is tufTchen die van een Menfch, en die
van een Schaap.
N°. LUI. Het vel van 't bovenfte deel des Hoofts van een Menfch,
't welkeen fchoteltje verheelt-, het zelve is vol van opgevulde Bloetvaat-
jens , zoo dat het geheel en al bloedrood ons voorkomt,
; De Derde PLAN K.                   'I
■ - IL-D'Q til/-/ t
N°. LIV. J2 en Vies met vogt, in welke legt de roede met de bal-
i> lenes van een kint, fchynende als levendig te wezen.
N°. LV. Het voetje van een Kindje in heldere vogt, 't welk zoodan/g
is toehereyt, dat de banden, inzonderheyd de ronde en lange, gezien kon-
nen werden.
Aanmerkt ten eerften. Dat de ronde en lange band zig. niet opdoet,
ten zy de Knie-fchyf van de Pefen der Spieren afgefneden zynde, neder-
waarts hangt. Ziet de I. Fig. van de IU. Plaat van dit VII. Cabinet.
Ten tweeden. Verfcheyde Spieren afgefneden zynde , komt ons hier
bloot in 't gezigt die Zenuw, dewelke door het agterfte van 't B^tn
loopt.
                                                                             :
N^>. LVI. Beyde de Nieren van een Jonge , waar van d'eene nog is
voorzien van deszelfs Bynier, en een der zelve Nieren is na de lengte op-
Aaaaa 3                                     gefne-
-ocr page 259-
-----
w
—-
754 VIL ANATOMISCH CABINET
gcfnedén, om alzoo eenige inwendige zaaleen te konnen zien , namenrlyk
de Nier-tepels, de Pis-canaalrjens, 6cc.
N°. LV1I. Hen ftuk van deBorft van een Kind, waar in de Spieren weg-
genomen zynde, die holligheden gezien werden, dewelke tuffchen de Ligha-
men der Wervel-beenderen zitten, waar van verders kan werden nagezien
het V. Cabinet, in de 11. Fig. van de 111. Plaat.
Ook kan men hier zien de uytwendigetuflehen-ribbige Slag-aderen, van
my eertyts ontdekt, en afgebeelt in 't I. Cabinet , in de'III. Figuur van
de III. Tafel
N°. LVIII. De Arm van een Kind , in wiens handje gevonden werd
een kleen Campernoelje (-Fmguï), dewelke een Moerkoekje met deszelfs
dikke vlies verheelt.
                                                                 •>,!
Aanmerkt ondertuffchen, dat deze kleene Campernoelje van my gevon-
den is op een gedeelte van een Menfch, 't welk ik had bewaart in een vies
met een matelyke quantiteyt van vogt, en hier uyt is het zelve gegroeyt,
Xiet de I. Fig. van de II. Tafel van dit VII. Cabinet.
Nö. LIX. Het Geraamte van een Kind van ontrent fes Maanden dragts,
van wiens regter handje afhangt een ftukje van 't Vlies van een Menfche
Long, 't welk bloetrood voorkomt, wegens het opvullen der Bloetvaten.
Dit gezeyde Geraamte is byzonder wit van couleur.
""'•-N*». LX. De teeldeelen van een Meysje in vogt" bewaart, waar in te
gien zyn het maagdevlies , het hooft van de kittelaar met de voorhuyt,
de Nymphen, de mont van de watergang, enz.
N°. LXI. Het Geraamte van een Rot, 't welk mede zeer wit zynde,
van geen vreemd toegebragt fteunfel van hout of yzerdraat voorzien is,
maar ftaat op d'eene voet} *t zelve verbeeld een danffend Geraamte, in een
vreemd poftuur, Tuffchen deszelfs voorfte poot en hout het vaft een ftuk
van een Menfche nugtere Darm {intejtinumjejunum) ,/*twelk zeei"rood
is wegens het opvullen der Bloetvaten,
- Nü. LXIÏ. Een Vies met vogt, waar meen-groot ftuk van de nugtere
Darm van een groote Walvis werd bewaard , waar ontrent te zien is die
groote overeenkomfte , die de zelve heeft met de nugtere Darm van een
Menfch. Alleen ziet men dat de inwendige fuperficïe, die ik latwyze ver-
heventheden heb genoemt, en by andere bekent ftaan met de naame van
oog-luykende Klap-vliefen 4 niet na de ronte des Darms , maar confufelyk
foaar opdoen, als de inwendige rimpels der Menfchen magen zonder eenige
orde te houden.
cN°. LXÏII. Een ftuk van de opperfte Kaak vaneen Schaap, waarin te
ï. \
-ocr page 260-
: van F R E D E R I K R U Y S C H.               jf$
zien zyn ajle die Slag-aderlyke fnotterige vaten , dewelke verfpreyt zyn
door het bekleetzel van dé onderfte fpongieuze Heenderen van de Neus,
dewelke zeer digt en niet een regte .cours by een lóopen tot het uyterfteder
Neusgaten,
Wanneer ik in deze vaten een byzondere cours zag, en datze nauwlyks
eenigc zy-takjens van haar gaven, ook datze zelden met bloet vervult ge-
zien wierden, zoo heb ik beginnen te twyfeien, en te onderzoeken wat van
de zelve mogt zyn.'
Hier op zoo heb ik ds Slaap-ilag-aderen op myn manier vervult, waar
door zy alle te gelyk ook zyn vervult geworden , (gelyk de II. Fig. van
de III. Plaat van dit VIL Cabinet aanwyft) 't welk my tot een bewyswas,
dezelve continueel te zyn met de Slag-aderen. Nu heb ik ook verders be«
vonden door het perfien van dit bekleetzel na het uyreynde van de Neus,
daar door een heldere en dunne fnotterige vogt uytvloed, voornamentlyk,
na dat dit voorwerp een dag in 't water gelegen heeft, 't geen genoeg-
zaam te kennen geeft, dat deze vaten te houden zyn voor uytwerpende
canaalen.
Daarenboven komt my nog iets zeldfaams voor in deze canaalen, 't*welk
nog niet ten vollen onderzogt hebbe, weshalven zulks genootzaakt ben uyc
te (teilen tot op een ander tyd.
Verders Itaat ie letten, dat hoewel deze vaten zoo diftincT: in een Menfch
niet werden gezien •, zoo is 't evenwel , dat ik nauwlyks twyfele, of zy
werden mede in de neus van een menfch gevonden.
N°. LXIV. Een zeer wit Geraamte van een Kind van ontrent vyf maand-
den dragts, wiens linker handje een ftuk van een menfche darmrje draagt,
welkers bloetvaten curieus opgevult zyn.
No. LXV. Een Vies met vogt, waarin onthouden werd een ftuk of
tak van de Longepyp, dewelke ik tot de uyterfte eynden toe opgevult heb
met een roodwafïïge ftofTe.
leder Ontleder die dit voorwerp ziet, zal wel haaft konnen oordeelen,
dat de Figuuren by andere uytgegeven , geenzints overeenkomen met dit
voorwerp. Ziet de lil. Fig. van de III. Plaat van dit Cabinet.
Na. LVI. Een ft uk van de regte Darm uyt een Jongen , waar in de
alzoo genoemde fweetgaarjens of mandekens, zoo digt by een ftaan, als of
het een Seef ware. Ziet de IV. Fig. van de III. Plaat van dit Gabinet.
No. LXVII. Een gedeelte van de Maag van een onvoldrage Schaapje,,
door 't zelve loopen overvloedig veel opgevulde bloetvaatjens.
No. LXVIII. Een zeer curieus Moerkoekje van een kleen Menfche
fchepzelke, waar aan een groot ftukgeronne bloed vaft zit, 't welk de
T i
                                                                                         k grootc
-ocr page 261-
7}6 VIL ANATOMISCH C A B I N E T
groote van 't Moer-koekje wel fchynt te vermeerderen, egter zoo behoort
het daar niet toe, gelyk zulks van my ook is aangewezen , in't voorgaande
VI. Cabinet.
                                                           
N°. LXIX. Het Geraamte van een Muys, ftaande alleen op een der ag-
terfte pooten als danflfende, en dat zonder eenig vreemt fteunfel, hetzelve
houd in zyn regter en voorite poot een ftuk van een opgeblazc Ader, de-
welke opgefneden is, om alzo de eenvoudige Klapvliezen te zien, dewelke
gemeenelyk geplaaft zyn voor de üytgang der takken van de Aders.
In deszelfs linker poot houd het een ftuk van een Bloed-ader uytde hals
(venajugularis~) van een Menfch, 't welk van twee tegen den ander ftaan-
de Klapvliezen voorzien is.
               ;
N°. LXX. Een Vies met vogt, waar in te zien is de Borft van een
Vrouw, dewelke na de lengte opgefneden is, om deszelfs inwendige ge-
ftaltete konnen zierij waar ontrent te confidereeren ftaat, dat nog in deze,
nog ook in andere welgeftelde Borften, geen zoo zeer berugte kliertjeris
te vinden zyn.
.-::,w■■■>:,,. L-JBcWwèe P.L A N K. • ..
No. LXXI.
TT? en droog Glas, waarin bewaart werd een ftuk van de
Nugteren Darm uyt een Menfch , wiens tweede of Cel-
luleus vlies zeer perfecl: gezien kan werden.
N°. LXXIL Een ftuk van 't Darm-fcheyl, wiens flag-aderen opgevult
zynde, de Klieren van't Darm-fcheyl bloed-rood haar vertoonen.
, N°. LXXI1I. Een ftuk van 't vel.van een Oliphaiit.
N°. LXXIV. Een moot van een menfche roede, waar in te zien is,
dat het kleene fpongieuze Zenuwagtig lighaam de gantfche watergang om-
ringt i en dat dit niet alzints zoo gevonden werd, heb ik hier voorheen
getoont.
Merkt ondertuflehen, dat in dit voorwerp alle de drie Spongieus-Zenuw-
agtige Lighamen met een wafligs ftoffe zyn opgevult.
Nu. LXXV. De Lever van een Kind van ontrent zes Maanden dragts,
dewelke fteenhard gebalfemt, en van over zeer veel Jaaren by my is be-
waard geworden.
N°; LXXVI. Een Doods-hoofd vaneen Schiltpadde, wit van couleur
zonder de onderfte kaak.
                   bh ua'-t
UYT-
-ocr page 262-
FREDERIK R U Y SCH.
ni
U Y TL E G G I N- G E
Van He PLAATEN van 't
              '
*
Z
TT':*1:!
VENDE CABINE T.
De Ecrfle TAF EL.
e I. FIGUUR wyft ons aan de Milt van een Jonge Reufinne.
A.  De uyterfle uyteynden der bloetvaten, dewelke ontdaan of vani den au-
der e\ geweken zyn, zyn zo fyn alsdonsof'kattoen -, e dog, voor dat ze mt-
daan waren, verbeelden zy Klier tjens te zyn.
B.  'Des zelfs uyteynden, die ten deele ontdaan zyn.
C.  Een gedeelte van de fuperfic'te dezes MUts, dewelke niet ontdaan is*
D.  'Des Muts jlag-ader.: 11 ;         3 n x
E.  'DesMUts Ader.
F.  Groote kuyltjens , voortkomende door het afhalen van 'f Vlies, 't welk
de Milt bekleed:
G.  Kleender kuyltjens, door dezelve oorzaak voortgebragt.' - 5
Door de IL FIGUUR werd verbeeld de aderlyke vlegting (Tlexus Cho-
roideus) uyt(
dezelve Reufinne, dewelke wel zeer lang, maar ook zeer
teder van wezen is. \ik ns t laddV; 'ji mï:
De III. FIGUUR verheelt een ftuk van 't harde Harflenvlies uyc een
Menfch, wiens oppervlakte hier gezien werd.
A.  Een ftuk van 't harde Harffenvlies.
B.  Veel byeenftaande Geerftge ly kende Lighaamtjes, dewelke het hoofd van
een kleene fpeld niet overtreffen.
C.  Dezelve Lighaamtjens haar eenzaam vertoonende.
D.  De Kuyltjens, dewelke in de langwerpige groef gevonden weraefi*
E.  Een ftuk van 't harde Harffenvlies, bezyden de langwerpige groef.
F.  *De langwerpige groef opgefneden, en op de zyde wat omgeflagén, om
des zelfs holte, en
V geen daar verders in is, te konnen zien.
De IV. FIGUUR vertoont ons de gezeyde Lighaamtjens, dewelke ttyt
de groef zyn genomen, èn zyn eenige der zelve als met fleentyens
voorzien.
Bbbbb
-ocr page 263-
7! 8
VIL A N A T O M I S C B C A B I N E T
De Tweede PLAAT         ' !
Verbeek ons vyf FIGUUREN, waar van de
I# "K en ^rm Van een Wni vertoont 5 in wiens hand onthouden werd een
EjXfungus~\ Campernoelje, dewelke van my gevonden ïs op een ftuk
vlees van een Menfch, verbeeldende een kleene Nageboorte.
A.  Een vliesgely kende uytjpanxel, V welk het vlies Choricn niet qualyk
gelykt.
B.  Een^dmfermeljisj[ em kleen Moerkoekje niet qualyk gelykende. , .'s
De i£ FIGUUR-verbeeld eehifcuk van de HeriTene uy t een Menfch, langs
-Vawiens oppervlakte boven 1att dunne Harflen-vlies veel blaasjens werden
gezien van verfcheyde fbrme, verbeeldende niet onaardig eenige water-
vaten; dezeegter zyn niet anders, als afwykingen en verheventheden
Van 'cSpinneweb'gelykende vlies {Tunica Aracbnoidea) welke verhe-
ventheden haar opdoen, als men behendig met een blaas-pypje tuffchen
het Spinnewebs wyze en dunne HarfTen-vlies blaaft. Myii voor-
sVüëènieri was wel deze Harflenè te bewaren \ maar nadien hctmy onmoi
gelyk was, de wint te houden in deze verheventheden of valfche vaat-
jens, heb ïktïezelve niet bewaart. Ziet verders, hier over na mynAna-
''kbmifche Programma,, 't welk van de Somer in druk isuytgegaan, waar
ij;ih ik gezegt hebbe, nooyt eenige opregte Waterva'ten in Harflenè, nog
in deszelfs vliezen gevonden te hebben, en dat ik my ook zeer veel zal
BZ
-verpligteh aan hèm,-. Idie my 't minfté! takje van een waar watervat (Vas
Lymphaticum)
voorzien met twee tegens den andere ftaande Klapvlies-
jens, zal aanwyzen.
                                                          . . ,
A;~ Eengedeelte van dei Harftene. \ ^avi-^V^ rviO-^V^ftfeV^rtW, ',nv
B. Zoo genoemde, dog valfche IVatervatm. ,~% Vv*«V\^\.*wAi \-
De III. FIGUUR wyft ons aan een ftuk van 't buykvlies van een water-
zugtige Vrouw, 't welk vervult is van waterblaasjens.
ju Een ftuk van 't buykvlies.
B, Waterblaasjens.
.
UYTLEGGING van de IV. FIGUUR.
:iii
A.  Een ftuk geronne bloed.
B.  1)i vliezen, dewelke het begin fel van V fchepfelke omvangen.
C. Het
-ocr page 264-
dvw il&ft EDE R I K R ÜY S CR               ,739
C.  Het beginman 't Navelftrengetje > 't welk het beginzel van 't fchepzeltje
in dikte byna overtreft.
„7- ::ii;ii;:r r
D.  i&tf Hoofdje van 't Schepzeltje y waar in men het begin van eender twee
oogen zien kan.
%. Tieszelfs ruggev,j                       h                                       ! /J 41
De V. FIGUUR wyft aan beyde de Lippen vaneenMenfchmeteenklecn
gedeelte van de wangen.
A Het 'vel met deszelfs vet. .:
B.  Het bekleet zei der Lippen, en dat der wangen.
C.  T)eZenuwigeTepeltjens, fluweelgely kende.
D.  T>e opening des monds.
.VERKLARING van de III. PLAAT.
IN de I. FIGUUR werd ons aangewezen de onderfte aanwas van't JDyc-
been, met deszelfs Kniefchyf, en ronde en lange band,
/, T>e onderfte aanwas van 't 'Dy e-been.
B.  De ftag-aderkens hopende langs de zyde van' t Kr dak-been.
C.  De ronde en lange band, waar door de Kn ie/c hyf onder andere ook vdftge»
hegt werd aan de onderfte aanwas van 't Dye-beeit.
D.  De vaten, en inzonderheyd de Jlag-aderkens 3 dewelke door het kraak-
been van de Knie fchyf loop en.
E.  Het overblyfzel der 'Pezen van de fpieren, dewelke het fcheen-been uyt-
ft e ken, waar aan de Kniefchyfook vaft zit.
F.  De afhangende Kniefthyf
De IL FIGUUR wyft ons aan de fponcieufe beenderen van de Neus van
een Schaap.
A.  Een gedeelte van'ttujfchen-fcheytzelvan de Neus 3 'twelkwat uytzyn
plaats is geduuwt, om alzoo de fponcieufe beenderen beter te konnen zien.
B.  Een van de opperfte fponcieuftè beenderen, door wiens bekleetfel veeleva-
ten loopen, en dat met een andere cours s als wel die
, dewelke door het be-
kleetfèl van de on derft e fponcieufe beenderen haar verfpreyden.
,
C Het onderfte gedeelte van V tujfchenfcheytfelvan de Neus.
D.  Een van de onderfte fponcieufe beenderen, door wiens bekleetJèl zeer veel
Jlag-adèrlyk-fnottenge
(Arterio-pituitofa) vaten loopen, en dat op een ge-
heel andere wyze, als wel de Slag-aderkens van 't bekleetfèl der opperfte
fponcieufe beenderen.
E.  De monde ken s der vaatjes, waar door het dunne fitoiterige vogt in de le-
vendige uytloopt
, en uytgeperft kan worden in de doode voorwerpen, en dat
tn 't onderfte gedeelte van 't gezeyde fponcieus been.
Bbbbb 2                                          De
-ocr page 265-
,;4o VII. ANATOMISCH CABINET
De III. FIGUUR betekent een tak van de Longe-pyp, dewelke tot hetuyt-
rerfte toe met een roodwaiïige ftoffe is vervult.
Hier kan men nu zien het groot onderfcheyd tuflchen deze.Figuuren, en die,
dewelke van andere in 't ligt gegeven zyn.
De IV". FIGUUR wyft ons aan een ftuk van de regte Darm uyt een Jongeling,
• waar van men in de binnenfte oppervlakte befchouwen kan de ontelbaare
openingtjens of mondekens.
De V. FIGUUR verbeelt een ontaarde flag-aderlyke vlegting uyt de Herffe-
ne van een Schaap.
A.  Het vïiefig wezen, "'t welk nederwaarts afhangt.
B.  Des zelfs uytgeftrekt gedeelte.                     
C .Slag-aderkens voor het grootfiegedeelte dejlag-aderlyke vlegting makende,
in ronde bolle kens verandert.
De VI. FIGU UR wyft aan
A.  Een tak van een Afrikaans gewas 3 't welke genaamt werd Afrikaan/e
plant met por celeyn-bladeren >in' 1
1. deel'van de Hort.Amftelod.^/^r<?ttf#.
B.   De kleene vyfbladige hloempjens, met haar bloeyen d f eeltje.
Q Eenvals of onwaar vlies, van my toebereyt uyt myn eygen bloed na een
aderlating} door het gints en weder fingeren van een takje door het bloed,
-hMïkt verders de befchryving hier boven vermeit.
-*C- -V-.r/ \V. De yierde TA p E L.
N de.I. FIGUUR werd verbeelt een ftuk van de Colykrdarm 3 metdes-
% zelfs blinde Darm, en worm-wyze uytfteekfel, uyteen Reufinne.
A.   Een deel van de Colyk-darm.                          . ../„■-.«■*',
B.  Een deel van de bogtige 'Darm*
C.  Het wormwyze uytjïeekzel.
De IL' FIG UUR verbeelt een ftuk van de bogtige Darm uyt een Mcnfch,\vaar
in gevonden werd een tegens natuurlyk vertrek.
A.  Het onnatuurlyk vertrek \ het hoofd van een viervoetig gedierte ver-
, beeldende.
B.  Een deel van den bogtige 'Darm.
De III. FIG UUR verbeelt ons byna het zelve uyt een ander Menfch.
A. Het onnatnurlyk vertrek.
B* Een deel van de bogtige 'Darm.
.f
HET
wam
-ocr page 266-
van F RE DE RIK R U Y S Q H.)
HET ACHTSTE
741
ANATOMI SC H
CA B I N E T,
Op wiens grond , of eerde Plank , deze navolgende
;r zaaken gevonden werden» ;'.'!
No. I, ü^Ëi^ïEn kleen kasje uyt Cederen hout gemaakt, waarin be-
waard werd het Geraamte van een jong geboore Kindje,
't welk geen Herflene in deszelfs hoofdje had, als het ter
Waereld kwam.
Aanmerkt ten eerften, dat dit Doodshóofdje zonder, eenige holligheyd
bevonden werd, 20 dat het niet het allerminfte gedeelte van Herflene in
zig heeft konnen onthouden.
Ten tweede, alle de Wervelbeenderen van den Hals zyn niet alleen van
achteren in tween.gefpouwen, en zonder rugmerg, maar ook zelfs eenige
van de bovenfte des Borfts; edog de onderfte van .de Borft, als mede die
van de Lendene, waren welgeftelt en ongéfchonden : zo dat ik in de on-
derfte Wervei-beenderen van de Borft een weynigje welgeftclde Rugmerg
heb gevonden -y in de holte der Lendene Wervei-beenderen, waren de Ze-
nuwen welgeftelt.
Ten derde, alle de andere beenderen zyn van natuurlykegroote, en ook
welgcconditioneert.
                                                    ..,
Ten vierde, al wie de Figuur van dit Geraamte zien wil,, die kan dezelve
binden in de (Sfleci/egio) naleezing van de Ed: Heer lier kring, alwaar
men dit Geraamte na 't leven afgebeeld kan zien, doch kleender als't leven.,
Qiet deze naam, Een Monfler, V welk beter een nikker als menfih gelyk is.
N°, II. Boven dit kasje is nog een ander geplaaft , mede uyt Cederen
hout, waar in gevonden werden drie opperdelen van Herflen-pannen, van pas
geboore Kinderrjens, waar onder een is, aan't welk nog vaft zit het harde
Harflen-vlies, voorzien met zeer konftig opgevulde flagadcren.
Bbbbb 3                                       Aan-
-ocr page 267-
»a'iW . i. »im ii)««ïv»i'l«ii.ï|iratMMt
WI09Mi"i'^;''"K:j;fm^m^mamtfa
' ifib VlllJ l tèl® X ^ ö MI II SHC3HÏ C1BI i-N; E T
Aanmerkt hier, dat de langagtige groef van 't harde Harflenvlies ook
vervult is geworden-, wegens de artificieele opvulling der* flagaderen, het
geen de Heer Willis, en ook zyne navolgers, fuftineren, imraediatelykte
gefchieden door de flagaderen > maar dat het contrarie daar van waar is,
Blyl|t hkr k|aar fri)dit foonferp^ " waafïl^meiHpm zien, dat deze opvul-
ling! van dJlanglgtige groef omniddelyk^oort&ekomen is uyt de Aderen.
en niet uyt de Slagaderen: want de Slagaderen Vervult zynde, zo wierden
ook aanftonds de Aderkens op verfcheyde plaatzen vervuh; , wegens haare
onderlinge mondelyke vereenigingen •> en zo is yerders deze ftofFe uyt de ge-
zeyde Slagaderen overgegaan tot de Aderen , en uyt deze Aderen in de lang-
werpige Groef.
... Nu deze onze opvulling gefchiet niet meteenig, gewelt, gelyk zommige
voorgeven\ maar zagtjens en'rnet verdrag : hierom is 't óök, tiat men niet
de allerminfte uytfpattihg in dit voorwerp Zien kan. Daarenboven zo is't,
dat deze waffige ftofFe (die men hier ziet in de langwerpige groef) myn
gevoelen .zal/eérfterken,.. aangezien, dezelve zper ongelyk, en als gebroken
lof varteen gefcheydeq. is* in fegefideel^ziet men ^ei.ïiier in de Slagaderen
egaal j ;efei^ ,en;als rood lco?§al ^nnis! deze ongelykheyd van wafFige ftofFe
in de gezeyde groef voortgekomen wegens het bloedt, 't welk tot in de
groef .Voortgedreven zynde.,zig niet egaal beefrkonnen vermengen met de
wafllg&ftoffe. &/ 33'ij3bs^ aïlni . ,....., ?,,d :.?.;■: .. ,i\ :J) ., 4
In het tweede en derde voorwerp van 't opperfte dezer HarfFen-pannen,
kan men ldaarlyk zien de manier en wyze , hoe het Bekkeneel ontrent de
naaden des, Hoof ds ftraalswys groeyt •, en .znlks komt geenüns voort
uyt het harde Ilarffenvlies, nog ook uyt het vlies , dat het Bekkeneel van
buyren is bëkïcedende , maar uyt een lymige ftofFe, die tuffen beyde de ge-
zeyde vliezen in zit.
                                   >'m,v ;          k;-: -rr'-rU
"-Daarenboven kan men hier ook zien, hoe groot de diftantie is % tuf-
fchen de Opperhoofds en Voorhoofds beenderen van een- jong geboore
Kindje, welke diftantie in.'t baaren zeer voordeelig is j dog dezelve, die
in de eene grooter, 'm d'andere kleender is , is van de Autheuren in haare
afbeeldingen, mi ik zxq^ niet al te wel uytgedrukt , om datze dk hebben
laten afbeelden na drooge Geraamtens van pas geboore Kinderkens , waar
inzig zulks niet vertoond*u ; .
Ook kan men hier zien het, waaré geftel van de Fontanelie of opening
des Hoofds in pas geboore Kinderkens, en dat zo als 't in *t leven is.
'■ No. UI. Een Ivasje uyt indiaanfch hout gemaakt;. in wiens laatjens bef.
waard Averden verfcheyde darmkens- van kleene Kinderkens, op verfcheyde
wyzen toebereyd. ,;'! sLlu-iZ 30 : \i\c,ö'A " ï& 2mn u
               > h-avtïuii
' rjViJtt                                     NO. IV.
-ocr page 268-
van ^F R E DIE R I K RüYSCH! / 'f^:
No. IV. Boven dit gezeyde Kasje vind men een kisje, of vierkante doos
uyt zodanig hout ook toebereyd ,-: v/aar in bewaard word een fliik van de
Borft van een Kind, door het balfemen hart gemaakt.
             ? gon sfrtófli
Aanmerkt ten eerfte, van binnen is het Borit-vlies QPleura) voor een ge-
deelte gefcheyden van 't volgende Celluleuze-vlies , waar onder dan het
Ribben-vlies QPerioftiumy in 't gezicht komt, zoo dat 'er driesyliezen in
de binnetifté oppervlakte van de Bord gevonden werden, f*
                   rsifn
Ten' tweede y kan men in dit gebalfemde voorwerp ook-zien detufichen-
ribbige vaten j want de flagaderen vervult zynde, zoo is 't ook, dat te ge-
lyk dopr die zelvige opvulling de Aderen vervult zyn geworden.
Ten derde, op wat wyze de draden van de in en uytwendige tulTchen-
ribbigé fpieren geflelt zyn, zulks kan men hier ook zien, als mede de ver-
eeniging vande tufTchén-ribbige vaten met die van de inwendige Mamtakken.
N°. V. In het volgende kasje ,v uyt het zelve hout gemaakt, werd gè*
vonden een mönftreuze en zeer groote Nier'uyt een Menfch, dewelke\een*
vies is verbeeldende, en om deze fbrme te houden in zyn natuur! ykpoftuur,;
zo heb-ik ze met'Kurk öpgevult.* i'| s - iv « «^: ^w 3t tiRsWaük uhnSf : J
N°. VI. Een Kasje uyt Cederen hout gemaakt, in wiens
Bërfte of öriderfte laadje gevonden werden de beenderkens van 't gehoor,
en dat in een zeer grooté cjuantiteyt, deze zyn gehegt op de toppe vah.-dè
doorne van de doornige kaarfè uyt America, met zeer lange doorne, (Cereï
Amer: fpnofifpinïs iongijjifnis^)
en zyn deze van'onder gehegt, of vaftge-
maakt, op kleene pedèftalletjes van Indiaans hout.
                   •. ,v:;ntib
Aanmerkt. Zommige dezer beenderkens van 't gehoor zyn zodanig vaft-
gehegt aan de gezeyde doorntjes ,' datze haar natuurlyke plaatze verbeel-
den, zo als die in 't hoofd of in de bulTe {Capfef) geplaaft zyn -, andere in
tegendeel zyn apart op doorntjes vaftgehegt, alle het welke zoo toebereyd
zynde, geert een aangenaamheyt aan de befchouder.>
Onder alle dezt voorwerpen , die veer in getal zyn , werd ook een
doorntje gevonden , Waar aan gehegt zyn de beenderkens van 't gehoor uys
een pas geboore Kindje , dewelke onordentelyk aan,eeu vaiVzyn, 't wellf
ongetwyfelt een doof heyd aan die zyde zoude veroorzaakt hebbeny incfiea-
't in het leven had gebleven.
De tweede Laade onthoud in zich kleene pedeftallerjens, waar aan vaftf-
gemaakt zyn mee de gezeyde doorntjes, enrandere behoeftens, de werktuy-
gen van't gehoor, namentlyk de dfie halfmanige Canaalen, :met haar por-
taal XVeftibulum) Slakkehuyske, en dëszelfs beenig tuflchenfcheytzel enz.
Daarenboven kan men hier ook zien eenige der Tyd-beenderen van jong
geboore Kinderkens, onder dewelke nog een gevonden woré, waar aan nog
zitten
-ocr page 269-
744 VIII. A,N ATOMISCH CABI NE T
zitten het ronde beentje (os.Orhicularej en ook twee gehoor-beenderkens,
namentlyk het Hamertje en het Aanbeeltje : Ook is 't Steekje aan 't Ha*
mertje nog vaftzittende aan 't Trommelvliesje, 't welk met veel bloet-vaatjes
verrykt is*
Men moet daarenboven aanmerken i dat het gezeyde Trommelvliesje in
dit voorwerp nergens gekweft of afgefcheyden is van't ronde beentje, veel
minder van de natuur met eenige opening is voorzien of begaaft gewor-
den: ook zo heb-ik onlangs de holte daar de beenderketis van 't gehoor in
zitten QCapJa') met quikiilver vervult door de Canaal van Euftachius > maar
gants geen qiukfiiver konde zyn uytgang vinden naar buyten in 't uytwen*
dige oor.
             r/r,                           tjurb                           „3ti:;b osT
•  Datter egter in welgefteide Menfchen, zo een opening gevonden werd,
tuiïchen het Trommelvliesje en't Ronde beentje, zulks geven eenige voor:i
edqgikheb het tot nog toe niet konnen vinden', sbcreafci
                     'X
i' De zelfde Laade, als mede de volgende derde en vierde, zya ook voor-
zien met verfcheyde werktuygen van 't gehoor , dewelke al te zamen hier
te vernaaien en aan te wyzen , vinde ik niet raadzaam,, ook laat: zulks de ; I
tyd niet toe. iw&n .-ni ,'i \ \&ma% :.'mrï th
                .■-■.■;-M n;>?i J !
f'N^.;¥II. Boven dit Kasje is nog een kleender geplaaft, in zigonthou-
dende de Lyfmoeder van een Vrouw, dewelke ontrent vier Maanden fwan-
ger was geweeftj in deze Lyfmoeder werd het Kind nog gevonden, 't welk
van my te gelyk met de Lyfmoeder is gebalïemt, en fteenhard gemaakt zyn-
de, nu van my al over 44 jaren zyn geconferveert geworden, met dit opfchrift:
• bac Tn deselv£ Geformeekt, Gestorven, en Begraven.             11
I Aanmerkt ten eerfte , dat het wel zeker is , dat de Lyf- of Baar-moeder f
een ronde gedaante aanneemt, tentydedatze bevrugt is geworden, maar dat I
zy die ronte gehouden heeft in 't prepareren en balfemen > is van geen kleene
confideratie, ja zeer moejelyk om te doen j immers zo vee Ie als ik 'er voor deze
van andere heb gezien,: dezelve waren in een gekrompen 3 en in een gehecie
andere gedaante verandert. - %hM:
Ten tweede, In die tyd van fwanger gaan, zo is''t, dat de Eyer-wegea
niet alleen, maar ook zelfde ronde en lange banden, die gemeenely kalleen
lange banden geheten zyn, verre wyken van de grond des Lyfmoeders, ea
zulks is hier klaar te zien.
                          >
Ten derde, hoe naauw de Scheede des Lyfmoeders haar vereenigt
met de regten-Darm en Blaafe , byna zonder het tulTchenkomen van iets
anders, kan men hier zien 3 waar door de Scheede in een fwaare baring
ontfto- I
-ocr page 270-
T 'Van F R E D E R I K i Kt XTIYPS & AJ. .II * > 7^
ontdoken, en met verderving bezet zyndej den regten-Darm, als mede
de hals van de Blaze, niet zelden te gelyk ook met dezelve quaale aan-;
gedaan werden.
Ten vierde, in deze toebereyding heeft ook de Blaas zyne natuurlyke
rondte behouden, en dat zonder deuken of putten, hoeWelzeopgeblazen,
door 't balzemen verhart, geopent en 44, jaaren lang zoo is bewaart gewor^
den ; ,en hoe befwaarlyk het is zonder deuken deze rondte zoo lange jaaren
te bewaaren, weeten zy alleen, die zig tot dat doen begeven.
Ten yyfde, aan de zyde van dit voorwerp hangt aan een zy de draad een
duk van een Blaas van een ander perfoon, waar in klaar te zien is de fchuyn-
fehe,inplanting der \Vater-peezenin de Blaas, 't welk het zelve doet, 't geen
de Klapvliezen gpAYOonzyn te yerrichten.
         • ■ , n . ■ / .■
3TfM^Ö^ip^|i§:>|ei^e^iöhjfès des Lyfmoeders haar komt te ver-
lengen iri de bevrugte Vrouwen, zulks kan men hier zien} want zoodanig,
een verlenging met de voorde vinger onderzogt zyndc, geeft onder ande-
ren tekenen, ook te kennen een Vrouw bevrugt te zyn.
N°. VIII. Op de grond van dit Cabinet werd ook een Scheenbeen
van een-Menfch gevonden,- 'fc^k injmyne'Anatomifche en./Chirutgi-
cale Aanmerkingen in 't Jaar ? 691. .uytgegeven, befchreyen en afgebeelt
daat: en nadien de Plaatfhyder 't zelve niet ai te wel verbeeld heeft, zoo
ben ik te rade geworden, 't zelve op nieuws weder tje doen verbeelden}
te meer , alzoo het zoo een raare zaak is , dat-ymand daar aan;zoiide
konnen twyffelen.LrTo I;V/ Kn ::"
                       !fi)
Het is aanmerkenswaardig} dat in dit Been, ('t welk lange tyd door
de bederving uytgegeten zynde,)Jieprlaaden door de kragt van de* na-
tuur, uyt deszelfs holte isjuytgeworpen een hal duk bcens , Tondagtig
van gedaante. Ziet de 11,111,. en IV. Fig. van de III... Plaat van dit
Cabinet»
                                                                       - • ■;...... j-
Confidereert daarenboven^ datdeHerflen-Panne yaneenMenfch £weeop
een leggende Schyven heeft, die men\TafeJt noemt■rfTabulas). en dat
tuffchen dezelve een fpongieus-beenige fubdantie;zit:J 't welk„59///öV.ge-
heeten is, en dit alles is zoo gemeen, dat:de]rr\ipde,BaiirEfc]ieerderdaar:van
niet onkundig is} edog, dat het Scheen-been niet ten eenemaaLdaar,van'ont-
blood is, ook in eenige Menichen/ twee Ta& 1$ ; ,en cenoweynigsW van het
Diplöe daar in geyonden wgrd^, ,zulks; is^ aan,i^v^iriïwïtoekent j ik damsX
toe,' dammen het. in alle Scheen-beenderen Rietteöïtójöljenjjegterajzo, heeft
het in zomrmge plaats7/ gely-k "men zuljcs ten mynen hu,yze kan zien. \M >j|
yo^^^^g«R^if^;S!!nfi^R3i^i! J?6W5 iVienfeh: meermalen bevpn*
den zonder Diplöe, en de twee- Tafels met ^anderen vereenigt-tezym?
v c c c c                                        D.it
-ocr page 271-
74,6 VIII. A N A tOMISGH CAB1NET
Dit Scheen-been, waar van wy nu handelen, is buyten twyffel ook met
twee Tafels, en tufichen dezelve met Diplöe voorzien geween:, zo dat den
etter ten laatfte tuffen de twee Tafels is gepenctreert, en het Diplöe ge-
confumeert zynde , is de binnenfte Tafel van de buytenfte komen te fchey-
den, en is zo verders van de natuur uytgeworpen in de gedaante van een
ronde Fiftul of Pype.
. De zeer welgeoeffende Heer Profeflbr du Veme, heeft dit voorval, zo
my berigt is, ook gehad; zo dat ons niet zelden zodanige voorwerpen voor-
komen, daarwe ons zegel niet zouden willen aanhangen, ten waar wy zulks
quamen te zien.
Dagelyks komender te mynenhuyze, die myne geprepareerde zaken zien-
de, volmondig zeggen, nooyt zoude ik het gelooft hebben, zo ik dit zo
klaarlyk niet had gezien. Ziet, gelyk boven is gezegt, de lij III, en
IV. Fig. van de 111. Plaat.
De Tweede P L ANK.                     /
N°. IX. T7 en droog glas met het dunne gedarmtevatïceh Kind, waar
.li aan nog vaft zit het Darm-fcheyi met de opgevulde Bloed-
t'it'             vaatjens.-         iïL] w&s.V ^&'C«ta;i*
N°. X. Een ftuk van de Lever van een Watefzugtig Menfch.
Aanmerkt. Dat de gantfehc Lever uyt Blaasjens wasbeftaande, dewelke
in haar onthielden een lynpvaterige vogt: en alzo waren alle de Bloedvaten,
zo groote als kleene, waar üyt byna de gantfche Lever is beftaande, in zo-
danige Blaaskens verandert. Ziet hier over na het voorgaande VII. Cabi-
net, waar in verders over deze zaken gehandelt werd.
No. XL Een droog glas, en daar in een gedeelte van de Borft van een
Kind, 't welk door het balzemen hard gemaakt is.
Aanmerkt ten eerfte, dat het afhangende ftukje Vels, zeer vol is van
opgevulde Slag-aderkens, die zo fyn zyn als Dons of Catoen.
Ten tweede, dat het Borft-vlics (memhrana pleur a) voor een gedeelte
hier van 't ondergelegene Celluleufe Vlies, ook van 't Beene-vlies is gefe-
pareert, en afhangent/
IS°. XII. Een droog glas met twee Water-Peefcn van Menfchen, waar
van de eene de natuurlyke geftalte en wyte, die een ftroo-halm niet over-
treft, aanwyft. d'Andere in tegendeel , is door de menigvuldige
fteentjes, die daar door zyn gepafleert * zo wyt geworden , dat men daar
in, op zommi ge plaat zen, een pink fteken kan, en is zulks te houden voor
een beneficie van de natuur: want als de fteentjes door de Pisleyders paffe-
-ocr page 272-
van FR.EDUIK' RCUi Y SC H. JJI7 747
ren, ('t welk niet zonder groote pyne toegaat) zo verwyden zy dezelve|
en zettenze uyt , en na der zelver uytzetting , zo blyven zy alzo verwy-
dert. Het contrarie blykt in de Blaas en Lyfmoeder, na het üytdryven
van 't Water of Kind ; want als die haar ontlaft hebben , krimpen zy
weder in, en krygen haar voorgaande geft al te.
N°. XIII. De Elleboog en Handje van een Kind in een vies metvogt,
zodanig toebereyd, datze nog fchynen te leven.
Aanmerkt ten eerfte, dat het Handje een gedeelte van't dunne Herflen-
vlies fchynt gegrepen te hebben, en alzo hangt 'er een gedeelte van 't zelve
van de Vingertjens, die aardig zyn gebogen, af, waar in men de byzondere
fynte der Slag-aderkens zien kan, dewelke mede als dons voorkomen , en
zyn derzelver donfige uyteynden niet anders als deekjens van de fchorfige
fubftantte der Herfïene , zulks zoude niet klaar konnen gezien werden,
ten ware het in de vogt gelegen was , en dat de Slag-aderkens opgevuk
waren met een rood-waffige Rofik.
Ten tweede, aan de eene zyde heb ik een takje Wynruyt geftoken, op
dat het voorwerp te beter in 't gezigt zoude komen, zig nu aan eene zyde
houdende. , :&ul n.v;o os r^vliiiv
N«. XIV. De Hom van een kleen Wal visje , 't welk in een vies met
vogt gelegen, zeef wonderlyk van maakzel is.
JNK XV. De Moerkoek van een Vrouw , die ontrent zeven maanden
zwanger was geweeft; dezelve is hard gebalfemt, ftaande opeen I3edeftal: On*
trent dezelve ftaat te confidereeren, dat deszelfs Navel-ftreng na de kant
maar een duymbreed van de omtrek zig gezet heeft/'t welk zeer voordeel ig
is in 't krygen van de Koek, na dat bet Kind ter wereld is gekomen j want
'm die gelegentheyd,. fcheyd zig de Koek ligt van de Baarmoeder af j in
tegendeel, wanneer zig de ftreng ver van den omtrek , en na 't midden
van den. Koek komt te zetten, dan zyn de Vroedvrouwengenootzaakthaar
hand in 't lighaam te brengen, en met haar voorfte vinger de Koek te door*
booren, en zo verders van de Lyrmoeder te fcheyden. Hier over kan men
nazien myne Anatomifche en Chirurgicale aantekeningen.
Aanmerkt ten eerfte, dat de Moerkoek door het balfemen verhard zyn*
de, haar natuurlyke ronte heeft behouden : dat nu zulks moeyelyk is te
doen, zal niemand ligt tegenfpreekem
Ten tweede, zyn alle de groote bloedvaten, waar uyt de Moerkoek is
beftaande, opgevuk, zo dat men haare cours met plaifier kan vervolgen* !
N^, XVI. Een droog glas , waar in gevonden werd een ftuk van 't
Vel van een Menfch, waar door zo veel met rood was opgevulde bloet-
vaatjens loopen, dat dit Vel byfter rood zig vertoont, en met vergroot-
Ccccc 2                                    gïaazen
-ocr page 273-
73,8; VUL A N A:TJO< M^I S C H ^A B I NE T
glaazen gezien zynde, vindden derzelver uyteyndeti zo Fyn als dons of
Catoen.* ^ %$ a$*i:{'c >$ ,, *:<>, inr:>'::'yü :%pyls&: pt» pa m
.No. •XVII. Een glas met vogt in zig onthoudende een groot ftukvande
Tefticul van exn fchaap 't welk ik heb ontwondem
Aanm. Dat de Tefticulen der mannen uit loutere' vaten haar beftaan heb*
ben, -zulksheeft ons:de voortrefföiykö "Öritleder Règnerus de Graaf'ont-
dekt, met wie ik veele jaaren een ^Vriendelykeommegang heb gehad;
-nDatmèn deze vaten in een menfche Tefticifl zeer klaar zien kan, is een
yder genoeg bekent}<edog dit ftuk van de Tefticul kan niemand, als met
de al Ier groot ft e verwondering van Gods vermogentheyt aanfehouwen ,
wegens de veelheid en fubtielheid dezer ontdaane vaatjèns. ' *;;
N^.iXVIlL Met geen minder verwondering kan meh dit ftük van 't
4unne Herflen-vlies befchouwen, ■• waar door heen duizendë, ja ontelbaarc
blocdvaatjens pafleeren. - itb t ïi // a3§-;
Al wie dit voorwerp komt te zien, die Heeft ligt konnen afnemen, dat
het duizenfte deel dezer flag-Aderen genoeg waren, om aan dit vlies 't
voedzel en warmte toe te brengen, aangezien het by na( zo dun is in dit
voorwerp, als het rag van een Spinne, derhalven zo zyn haar uiterfte uit'-
eynden tot een geheel ander gebruik gedeftineert, namentlykom dèfchorfi-
ge fubftantie van de Herflene te maken; *Hieri van komt het ook dat men dit
vlies van de fchorilïge fubftantie der herflene, zoo befwaarlyk kan fchey-
den in een welgefteltheyd van de zelve inleen dood lighaam: hier van is
verders gehandelt in de voorgaande Gabinetten, en brieven^» *j>'.'>* im,i
N°. XIX. Het Net van een menfeh-zeer nerjens bewaart in een yogt,
in't zelve kanmen niet het allerminfte gaatje' zien. 01
N°. XX. Een ftuk van de-Op'perkaak uit een onvoldrage kalfje , waar
in rnen; kan zien de flagaderlyke fnotvaten, dewelke döör het Êekleetzcl
loopen, waar mede de onderfte-fponcieufe beenderen van de neus bedekt zyn;
deze vaten loopen zeer dik en digt by een,: en dat met een regte cours, tot
het tipje van de Neus, hier cwer kan men da zien het VII.' Cabineten def-
zelfs Figuur in een hamels opper-kaak, t'eenemaal overeenkomende met dit
voorwerp.                                             'M :>
Aanm. ten i. Dat in dit voorwerp de fpelonk van den curieufe Ontleder
Higmorus afgebeelt, van my hier is open gemaakt, ten eynde men het
zeer dun vlieske, den gezeyde Spelonke van binnen bekledende, van ons
konde gezien werde, en het is verwonderings waardig té zien, hoe zeer
veel (lag-aderkens, door dit gezeyde vliesken pafleeren."
Ten tweede, in de Traanweg {^DuBus Lachrymdlii) heb ik een Stilet
geftoken . om alzo deszelfs cours en. eynde te konnen zien.
h                                                 . :                                           N°. XXL
■t
-ocr page 274-
van FRED ER IK RUYSC H.                749
N°. XXI. Een vlees-agtigè klomp, dewelke van een oude vrouw uyt
haar baar-moeder is afgegaan, welke t'onregt van andere voor een Mo/a
aangezien en gehouden wierd.
En wat men te houden heeft voor een zoo genaamde Mola kan men na
zien in myne Anatom. en Chirurg. Obfervatien, ook in de voorgaande Ca-
binetten.;
N°. XXII. Een vies met vogt, waar 'm gezien word de arm en hand
van een kind, 't welk levendig van couleur is, 't zelve heeft in zyn hand-
je een Surinaamfe hagedis, van de Inwoondere Sauvegarde geheten ; de
vingertjens van 't kinds handje zyri zoodanig geboogen tot het aangry*
pen, als of zy levendig waren. ;
JM°. XXIII. Een droog glas, en daar in een (tuk van de bogtige , en
Colyk-darm, als mede de Blinden darm uyt een hond.
Hier ffaat aan te merken , hoe groot een onderfcheyt 'er is tuffchen
de Blinde-darm van een menfch en die van een hond, ais mede tuffchen de
Klap-vliezen van de Colyk-darm dezer beyde; in die der menfchen is de
Blinde-darm zeer kort en ruym, in honden heel lang en wyd. In den in-
gang van de Coiyk darm vindmen eygentlyk in de honden, geen twee re-
gens den andere ftaande Klapvliezen, gelykdie indemenfehen haar opdoen,
na dat deze darm is vervult met vuyhgheyt of met wint, maar in des zelfs
plaats vinden wy een ronde circtil, gelyk ook in de menfchen gezien werd
als de Colyk-darm opgeblazen,. of met vuyligheden vervult is.
N°. XXIV. Een vies waar in te zien is de onderfte Kaak van een
menfch-, waar aan de Tong, natuurlyk van couleur, nog vaft zit, en dat
in de vogt. <
Aanmerkt, dat alle Zenuw-tepeltjens hier zeer aardig , uyt de oppervlak-
te van de Tong haar komen te vertoonen, als mede aan de zyde van 't
toomtje des Tongs de 'mondekens van de kaaks quylvaten 5 ineen der zelve
heb ik een doornrje van de Americaanfche doormge Karffen (Gm Ameri"
vxhi fpinojï)
geftoken.
                                       ilM
Ntf. XXV. Het Hart van een jong kintje met deflelfs (honk van de
groote flag-ader, door het balfemen fteen-hard ge worde zynde j uyt het bo-
venfte van de groote flag-ader komen drie kloeke takken, dewelke na boven
lopen, waar van de middelde een der twee flaap-flag-aderen is-, namentlyk
de linker, de rechter in tegendeel ziet-men hier uit de regter fleutel-beeni-
ge flagader voort komen : uyt de flinker zyde doet zig op de Onder fleu-
tel-beenige, en uyt dezelve de linker wervel-beenige, Onder-oxelige, de
Musculen ook de inwendige Slinker Mam-flagader, en dat te confidereren
Haat, alle deze zaaken hebben haare natuurlyke plaatze en courSi
Ccccc 3                                        Daar-
-ocr page 275-
750 VIII. ANATOMISCH CABINET
Daarenboven kan men hier zeer bequamelyk zien de halfmaanige Klap-
vliezen j te onregt by andere Sigmoides geheten, ik zegge te onregt , na-
dien zy in 't geheel met de halfmaanige Klap-vliezen over een komen , en
alzoo moetmen geen byzondere naam maken buyten noodzakelykheyd } de
Kkpvliezen van't Hart, dewelke half-maanig zyn , ftaan in 't uytko-
men der flag - aderen uic het Hart, en die voor de Aderen des Harts
flaan, zyn alie drie-puntig.
In het zelvet voorwerp kanmen niet alleen de half-maanige Klap-vlie-
zen in 't uytkomen van de groote Slag-ader zien, maar ookdeflelfs Ooren
van 't Hart.
N°. XXVI. Een vies met vogt en daar in het dunne Herflen^vlies van
een menfeh, wiens Slag-aderkens zeer curieus vervult zynde, menopzom-
mige piaatzen zeer bekwaam zien kan de fchorfige fubftantie van de Hers-
fene.
N°. XXVil. Een vies met vogt, waar in gezien werd een ftuk van de
borft van een kleen kind, waar in zig vertonen de uitwendige Tuffchen-
ribbige flag-aderen, dewelke van my ontdekt, en afgemaalt zyn in het eer-
fte Cabinet. .
Aanmerkt dat de flag-aderkens, dewelke door het beene-vlies der Rib-
bens loopeti, liaar cours by na regt op en nederwaarts houden, detakxkens
daarentegen, dewelke uyt haar voortkomen, en den loop der fibren van de
TufTchen-ribbige fpieren volgen, dezelve hebben eenfchuynfe loop, en dat
alles is nog klaarder te zien in het eerfte Cabinet.
N°. XX.VIIL Het geraamte van een muys, 't welk zeer net gepreparcert
en bewaart isj 't zelve zit op't doods-hoofdje van eenkraayj 't welk zoo
fubtiel geprepareert is, dateer niet het minfle beentje , nog eenig natuur-
lyk gaatje in 't hoofdje voor het gezigt verborgen is.
N°, XXIX. Een vies met vogt, en daar in een ftuk van de Nugteren
darm uyt een menfeh, 't welk het binnenite buytenwaarts gekeert zynde ,
alle de alzoo genaamde Kitertjens, uytpuylender wyze haar laten zien.
N°. XXX. Een droge vies, waar in de waterblaas van een fchaap met
de roede, 'm dewelke de pis weg in 't geheel gebreektj maar omtrent de
krop van de blaas ziet men een gat, door 't welke de pis geloft is.
In een menfeh heb ik meermalen aangemerkt, dat het uytwendige ge-
deelte van 't hooftje der roede van de waterweg berooft was , zynde dan
eengattuiïchen het onderfte gedeelte van de voorhuydt, en 't hooftje.
Menfchen, die dit gebrek hebben, zullen hare vrouwen zelden bevrug-
tmy dewyl het zaat niet regt uyt in de mont van de baarmoeder voortfehiefj
hier van heb ik breder verhandelt in 't VI, Cabiner.
No. XXXI.
-ocr page 276-
E*., -
van FREDERIK RUYSCH,               7St
N°. XXXI. Een ftuk van den Nugteren darm uyt eea menfch, waar
in de circuiaare verheventheden, dewelke denEd: Heer Kerkring Oog-luy-
kende Klapvliezen geheten heeft, gezien worden.
Edog tot dien eynde word dit ftuk darms niet bewaart, maar alleen om te
toonen wat dat daar zy van de uytfpatting der wallige ftoffe, dewelke
haar in 't tiytfpatten opdoet als kleene bollekens, wanneer men het vervul-
len der vaten niet behoorlyk doet, en zulkx ziet men zelden in myne pre-
paratien.
No. XXXII. Een vies met vogt, waar in gezien werden twee fchapen
Milten uyt eenlighaam, en op dat ik dezelve wat vanden andere zoude fchei-
den, om beter te werden gezien, zoo heb ik tuflehen haar beyde een takje
van dé doornige cichorey gelegt.
Ons komen dikwils Milten voor, dewelke als in tween gefpletcn of ge-
fpouwen zyn, en voor twee Milten van zommigc werden gehouden, maar
de zoodanige moet men voor eene Milt houden, naardien de zelve maar een
Milt-ader en Slag-ader hebben.
In deze in tegendeel, heeft yder zyn eyge Ader en Slag-ader■, daar en
boven lagen zy verre van een in 't lighaam.
N°. XXXUI. Een vies met vogt, waar in te zien zyn de Milt, Maag
en 12 vingerigen darm van een jong geboore kindje.
Aanm: ten eerfte, dat men in de maag zien kan, dat de Croon-bloed-vaten,
zoo dra zy aan de grond van de Maag gekomen zyn, aanftonts haar komen
te verbergen, loopende alzoo na de binnen fte vliezen van de Maag, en in-
zonderheit na't Zenuw agtig vlies.
Ten tweede, met een alzoo groote helderheyd kan men hier zien de t'za-
menhegting des Maags met die van de Mik, en dat door een bloed-ryk
vlieske, wiens bloed vaarjens korte vaten Q^afa brevid) zyn geheten.
Ten derde, in de 12 vingerige Darm van my opengemaakt zynde, kan
men befcheydentlyk en perfedfc zien de opening of detirgang, waar door de
Gal en Maage kufTens-fap haar uytftorten in de holte van de gezeyde Darm;
en dat ook deze opening geftek is, als in k midden vaneen verheventheyd
of bergskens, als waare het een navekje, zulkx is hier ook niet duyfter
te zien.
No. XXXIV. Een vies met vogt in zig onthoudende een ftuk van de
Moerkoek van een vrouw, tot het uiterfte toe vervult met een wafïigeftof-
fe: in de zelve kan men zo wei als in de voorgaande befchouwen, datter
niets klicrigs in de Moer-koekcn gevonden werd, en zulkx niet zynde in
200 een groot en aanzienelyk deel, nog ook in de Tefticulen der man-
nen, zoo hebben n:eeft alle, die myn werk met haar lighaamelyke 00-
-ocr page 277-
752 VIII. ANATOMISCH CABINET
gen, en niet met de oogen des verftands gezien hebben, (^oculis mentis}
toegeftaan, dat myn Helling, rakende de genaamde Kliertjens der ingewan-
den infallibel is: ondertuflchen zo verhindert my geenzints het zeggen van
zommige, dat zulkx maar alleen een queftie is wegens de benaminge, deze
antwoorde ik, zoo ymand een Ader wil noemen een Slag-ader, en een Slag-
ader een Ader, ik mag zulkx wel lydeh, edog men behoorde zig te hou-
den aan de bepaling die van outs gemaakt is, namentlyk dat het lighaamen
zyn, die op haar zelve beftaan, en yder in een particulier vlies beflotenis,
tot welk lighaam de bloed-vaten loopen. f
           ; . 0 ,.,.,.
Ook zoo wykt niet minder van de waarheyd 't geen andere voorgeven,
namentlyk, dat alle de Klieren niet anders zyn als omwindingen van bloed-
vaten ; dit is wel eenlgzints waar ontrent de Nieren., welkers bloed - vaten
uyteynden een ronde cours nemen, en is 't ook Wel in de Klieren, van 't
Darai-fcheyl, maar zulkx heeft geen plaats in andere Ingewanden, gejyk
men zien kan in alle Cabinetten, ook is 't geen boon waardig dat anderen
voorgeven, namentlyk dat mogelyk in myne prseparatienen aizóo genoem-
de ontvlezing Qexcarnatio^) de kliertjens vernietigt worden. Ik toone
veele Ingewanden, welkers bloed-vaten uyteynden zagtjens vervult zyn ,
en zonder eenige alzoo genoemde excarnatfe bewaart worden: ja ik kan my
niet genoeg verwonderen dat men heden ten dage het woort van excarnatie
nog gebruykt * dat doen is in voorige tyden van andere , en ook van ons
in gebruyk geweeft, edog 't zelve is gants en gaar onnut ter onderzoeking,
nu late ik alles geheel, gelyk het den Schepper van 't geheel al gemaakt
heeft, alleen het omleggende Vlies afnemende om de vaten te zien> en
wil ymand verders blind zyn en blyven, ik zal my daar aan niet gelegen la-
ten zyn.
N°. XXXV. Een ftuk van de Herflene in een vogt bewaard, nadathet
zelve op de manier van de Hr. Vkujfens, vyf uuren in de oly gekookt was,
waar in het zeer klaar blykt, dat door het kooken in oly de fchorfige fub-
ftantie van de Herflene gebragt en verandert wert in een ftaat, in welke het
niet mogelyk is het geitel van de fchorfle te vertoonen, dezelve uytbloed-
vaatjens te beftaan, van deze zaak heb ik wydloopig gefchreven in myn
voorloper van 't VI. Cabinet, zoo dat niet de Hr.Profeflbr Vïeuffens maar
ik te houden ben voor den ontdekker van deze zaake , namentlyk dat de
fchorfle der herflene beftaande is uyt bloed-vaatjens, gelyk ook een yder my
daar voor is houdende.
No. XXXVI. Een vies met vogt waar in bewaart werd een negrinnetje
van ruym vier maanden dragts, wiens hoofdje bedekt is met het Water-vlies
{Amitios^).
No. XXXVII-
-ocr page 278-
van FREDERIK RÜYSCH,                ^
No. XXXVII. Een geheele Lever van een jonge, door het balfemen
hard gemaakt, en van over veele jaaren bewaart, (taande op een Pedeftal:
defleffs. Slag-ader is alleen opgevult, om bequamelyk te konnen zien, hoe
deilelfs Galblaas Slag-ader daar uyt voortgebragt werd. . Hier en boven kan
men alles zien, wat zich in de buytenfte oppervlakte van de Lever op-
doet.
             .'                                       f I,>:
N°. XXXVIII. Een vies met vogt, in zig onthoudende de Slag-ader
van de Milt uyt een kalf, dewelke zeer curieus is toebereyd.
No. XXXIX. De Maag vaneen jonge, dewelke opgeblazen, gedroogr,
gebalfemt, en zeer veele jaaren bewaart is; deze zit op een Pedeftal in een
poftuur, gelyk de zelve haar in 't lighaam komt te vertonen, 't welk alle
autheuren in haare figuuren niet hebben geobferveert.
N°. XL. Een vies met vogt en daar in een gedeelte van de onderfte
Kaak van een kleen kind, waar in te zien is het ronde Kraakbeentje,'t welk
tuflchen het gewrigt van de Opperfte en Onderfte Kaakgeplaaft, en tot de
beweeging aldaar zeer noodzakelyk is. .
N°, XLL De geheele Moerkoek van een vrouw in een y]es met vogt
bewaart, waar ontrent te conlidereeren ftaat, datze zodanig is bewaart, als
of die nu eerft was uyfgedreven , en voor den dag gekomen, namentlyk
met deflelfs vliezen en bekleetzel, waar van voor heen in 't 4de CabineC
gehandelt is > alleen zyn de bloed-vaten van my zagtjens vervult gewor-
den.
De IV. PLANK.
N°. XLII. Het hoofd van een kind in een heldere vogt, 't welk van
een levendige couleur is.
Aanm: ten eerfte, dat het bekleetzel van de Voorlippen Qprolabia) weg-
genomen zynde de Voorlippen Zenuw-teepelig zyn.
Ten tweede, de Oorkens hebben een byzondere levendige couleur en ge-
fteltenis.
                                                                  . 3
Ten derde, de Zenuwen, die uyt de Herflene voorkomen kan men
hier allegader zien, de lydende of gemoed bewegende zelfs niet uytge-
zondert zynde.
Ten vierde, het harde Herüen-vlies, door de grond van 't hoofd ver-
fpreyd, is zoo curieus bewaard dat het wel fchynd witte zyde te zyn.
No. XL1II. Agter dit Hoofd doet zig op het geraamte van een vogel-
tje, 't welk niet alleen zeer wit is, maar ook ontbreekt'er geen eenig been-
Ddddd                                        tjc
-ocr page 279-
7S4 VIII. A^ATOMISCHCABINET
tje aan, en men kan ook alle de natuurlyke gaaten daar in zien, zulks
is my tot nu toe by andere nooyt voorgekomen.
N°. XL1V. Een droog glas met de helft van eendoorgefnedeNier,de-
welke door opvulling rood van couleur is.
Hier in ziet men niet alleen de Slag-aderen, maar ook derzelve continu-
atien*of vervolgen tot inde Pis-canaaltjes, dewelke te gelyk vervult zyn
geworden.
                                                     V
N°. XLV. Een drooge vies en daar in een groot gedeelte van de dunne
darmtjens van een onvoldrage vrugt, deze heb ik meteen wit wafligeftoffe
vervult, 't welk zeer aardig aan 't gezicht voorkomt, wegens deflelfs nec-
tigheyd.
Np. XLVI. Achter het gezeyde voorwerp werd een monftreus voldra-
ge kindje verborgen, om niet van een yder gezien te werden, 't zelve heeft
wel een levendige couleur, edog delTelfs rechter handje ftaat zeer krom ge-
bogen , en 't heeft niet meer dan drie vingeren , ook heeft het regter
voetje niet meer als drie toonen, en de groote toon ftaat wat wytvan de
andere: Aan de linker zyde ontbreekt het geheele been, alleen vertoont
zich, daar een kleen heuveltje ontrent de linker lies 5 als mede aan het wee-
ke des buyks een vlezig gezwel -, alle de andere ledematen zyn wel ge-
itel t.
                                                                                             ').,Ji
N°* XLVII. Een vies met vogt, waar in te zien is een omgekeert
ftuk van de Slok-darm uyt een Schtlpadde, 't welk van duyzende van Ze-
nuw-tepels voorzien is* deze zyn zeer langen dik, overeenkomende met
die geene , dewelke gevonden werden in de Wang van een kalf.
Hier ftaat aan te merken, dat 'er wel zommige Ontleders gevonden wer-
den , dewelke van verftand zyn, dat zoodanige Zenuwtepeltjens in de
Slokdarm van een menfeh niet gevonden worden, en zulks komt voor van
wege haare tederheyd en kleente: ik bekenne wel dat zy naulykskonnen
gezien werden in een menfeh, zonder voorgaande prseparatien, dat zy daar
egter gevonden, en van my getoont konnen werden is zeker, en daar aan
zal niemand langer twyfelen, die myne laafte Cabinetten zal hebben ge-
zien en gelezen, en voornamentlyk dit voorwerp van de Schilpad. Ziet
de IV. Figuur van de x. Plaat van dit Cabinet.
N°. XLVIIL Boven het voorgaande monfter werd gevonden een glas,
en daar in het geraamte van een onvoldrage kindje van omtrent 6 maanden,
van wiens beenig handje afhangt, de inwendige gefteltenis van't Strotten-
hoofd, en dat zeer rood wegens de opvulling der Slag-aderkens,
SN°. XLIX. Een droog glas, waar in te zien zyn twee voorwerpen uyt
een Hen, waar van 't eene beftaat uyt twee beenderkens uyt de vleugel ,
de-
-ocr page 280-
van FREDERIK RUYSCR              7^
dewelke tegens de natuur te zamen zyn gegroeyt door een beenige veree-
ningej het andere mede uyt twee beenderen uyt de vleugel, waar van het
eene, voorheen gebrooken zynde, van de natuur weder aan een gegroeyt
is, en dat alleen door een fponcieus beenige fubitantie,, gelyk mentuffchen
de twee tafels van 't bekkeneel ziet, ontbreekende hier alleen de buytenfte
en harde fchorffe van 't been, en zulks komt voort wegens gebrek van die
ftoffe, dewelke in een gezonde ftaat daartoe gevoert werd.
Hier van daan komt het ook dat de beenderen op die wyze onvolmaakt
genezen zynde, om de geringfte oorzaken wederom komen te breken: dat
dit ook in de menfehen plaats heeft, daar aan is niet te twyfelen , nadien
datter menfehen gevonden werden, die na de genezing der been-breuken,
zeer ligt, ja zelfs in 't gaan haar beenderen wederom breken : en
zoo komt het dat de Chirurgyns die over zoodanige breuken gegaan heb-
ben, hoewel onfchuldig, ja fchoon zy alles hebben gedaan, 't welk nodig
was, t'onregt gelaftert werden.
N°. L. LenFedeftal, waar op twee voorwerpen geplaaft zyn, naraent-
lyk de gedeeltens van de Bogtige, en Colyk, met deflelfs Blinde-darm, en
dat uyt een pas geboore kindje.
In deze kan men zien het onderfcheid tullen die van een bedaagt
menfeh , en van dis dewelke pas geboore zyn: namentlyk in een jong
geboore kindje word den Coly k-darm ontrent deflelfs begin nauwer en nau-
wer, en alzoo verandert dezelve in 't Worm-wyzeuytfteekzel, zonder dat
men zeggen kan, hier of daar is des Blindedarms begin: maar in een be-
daagt menfeh doet zig de Blinde-Darm op in de gedaante van een vertrek-
plaats, meteen verheventheyt, uyt wiens zyde dan het Wormwyze uyt-
ileekzel zig opdoet.
N °. LI. Een droog glas waar in een confiderable groote Waterblaas in
onthouden werd, dewelke ik over zeer veele jaaren heb gevonden hangen-
de onder aan de Lever van een menfeh.
No. LIL Een Pedeftalletje waar op gezet is het regter Oor van 't Hart
van een os, ontrent voor 30 jaaren van my door het balzemen hardt ge-
maakt , waar ontrent te confidereeren ftaat, dat het in 't toebereyden zyn
natuurlyke groote en forme heeft behouden, 't welk zeer moeyelyk is te
doen.
No. LUL Een vies met vogt, bewarende de fchamelheydt van een
(Tfeudohermaphroditus) baftaart manwyf, zynde een Schaap 5 't is my
nooyt gebeurt ware manwyven te zien, en ik oordeele ook, dat ze vanan^
deren nooyt gezien zyn; behalven dat dit zeer verre van de inftelling der
nature zoude afwyken, zyn 'er my wei zeer vele zogenaamde manwyven
Ddddd 2                                        ver-
-ocr page 281-
75-6 Vul. ANATOMISCH CAB1NET
vertoont , en die ze daar voor uytgavenj maar wat dieper onderzocht •
zynde, hebbe ik bevonde, dat byde de fchamelheden nooyt zo volko- J
men ge weeft zyn, datze te gelyk andere bevrugten, en van anderen be-
vriigt konde wordenj en dat meer is, het lidt, dat ze voor de roede
gehouden hadden, was niet anders, als het lighaam van den kittelaar te-
gens de wetten der nature verdikt, en te verre buyten de fchede hangen-
de, gelykerwys men in de fchamelheydt van een fchaap alhier zkn kan.
't Geheugt my ook een menfch onderzogt te hebben, oudt omtrent 24
Jaren, die my in den eerften opflag van 't gezigt fcheente zyn van 't man-
nelyke geflagt, maar na een naauwkeiiriger onderzoeking bleek 't, dat ze
van 't vroLiwelyk was. Het lidt, dat men 't mann.elyknoemde, hongwel
redelyk lang af, maar de pis weg ontbrak 5 als zy het aangezicht van moye
vrouwlieden aanfchouwde, zeide zy, dat het lidt ftyf wierdt, maar het te-
gendeel, zo zy hare oogen op mannen wendde $ of dit nu waar geweeft is,
ofte niet, daar twyffele ik aan, ten minfte ik heb 't niet gezien.
Twee knobbeltjes, als balletjes, wierden 'er ook in byde deliefichenge-
vonden, maar ze zyn geen ware balletjes geweeft: want, wanneer my dit
voorwerp uyt een fchaap voor een man wyfovergehandigt wierdt, zeide my
de Slagers knegt, hier brenge ik u een manwyf, zynde een fchaap, met bal-
letjes verzien; en als ik de zelve onderzogt> waren ze niet anders, als
(tumores adipofi} fmerige gezwellen, balletjes verbeeldende. Derhalven
zegge ik, dat ik nooyt een oprecht manwyf gezien hebbe, fchoon 't my
dikmaals gebeurt is, vele zogenaamde manwyven te konne onderzoeken.
In dit voorwerp van een ichaap was de fchede en de pis weg open, maar
't zogenaamde roedenhooftje niet 5 't welk in der daadt niet anders was als
het hooftje van den kittelaar, en daarom ook niet doorboordt; maar dat
deel, 't welk de vrou wel yke roede genaamt wort, of't lichaam van den
kittelaar, als mede delTelfs voorhuydt, waren groot genoeg, gelyk de 5,
Fig. van de 2. Plaat van 't 8. Cabinet aanwyft.
: No. LIV, Een drooge vies waar in het Net-wyze lighaam van Malpi-
ghius, 't welk zeer curieus is geprepareert, en als een zeef doorboort.
No. L V. Een droog glas 't welk voorzien is met een vlies, wiens Slag-
aderen zoo byzonder curieus zyn opgevult met een rood-waffige ftoffe, dat
ik noyt yets curieufer heb gezien, want derzelver uyterfte uyteynden zyn
zoo fyn, dat men niets fynders zoude konnen bedenken, en echter opge-
vult.
N°. LVI. De grond of opperfte van de Blaas van een pas geboore kalf-
je, met deffelfs Pisvat (Vrachus).
Aanm: dat dit Pisvat, in de kinderkens die pas gebooren zyn, wel om-
trent
-ocr page 282-
van F i.E DER I K RUYSOH.             1sf
trent een vinger breed open is, maar niet verder, edog in kalveren heeft het
een verdere opening, gelyk het hier is blykende, maar of het ook in haar
geheel en ai doorgang neemt, tot in het alzo genoemde Pisvlies (Alontois)
mag men nog wel verders onderzoeken: altoos, 't is zeker zulks geen plaats
re hebben in de on-of pas geboore kinderkens.
Nu. LV1I. Achter deze gezeyde glazen komt ons voor een grafïlede ,
'r welk kondig is t'zamen gefield van zeer witte beenderkens, en voor 't groot-
ftegedeelte, van die van kleenekinderkens, fteentjens en vliezen, zeer aar-
dig met opgevulde Slag-aderkens als een borduurwerk doorweven.
Aanm: ten eerfte , dat in deze grafftede is gelegen een fteen hart gebalzemt
kindje van ontrent zes maandendragts,"'t welk van my in Mumiam verandert
zynde, nu ontrent %o jaaren lang, bewaart is: deiTelfs hoofdje isgekroont
met een kroontje van natuurlyke bloemen en vrugten, als daar zyn de Africaan-
fche duy zend bladmet geele bloemen
, Arabifche Stachas , jier kriekende A~
fric: Conyzamet geele bloemen
, A/rie. Mefembrianthemum van Breyni'us ,
Limonium van Rauwolfius, Afric. Rynvaar met tienmaal kleender bloem-
kens
van de Hr. ProfefT: en Collega C. Commelin befchreven, Ver keus gras
met Mo jachtige bloemen. &c.
Ten tweede, dezes kinds Navelftreng is wel afgefneden, edog beyde deNa-
vel-flag-aderen, en de eené Navel-ader kan men nog zien , als wat opgeblazen.
Ten derde, in deflèlfs Linkerhandje heeft het ook een bouquetje van zulke
en diergelyke natuurlyke bloemen, waar onder de bloemen van de Afric. Leo-
nurus
van Breynïus en verfcheyde zoorten van Gnaphalium uytfteken, met
haar natuurlyke couleur. Dit ruykertje, onder zyn neusje houdende, verbeelt
hec daar aan te willen rieken.
Ten vierde, de deur of ingang van 't graft, is toegeftelt,
Ten eerfte, uyt het opperde van 't Bekkeneel van een jong geboore kindje,
wiens harde HarïTen-vlies, en SeyfFe, natuurlyker wyzeaan 'tBeckeneelnog
vaft zittende, zyn zeer wel vervult met roode opgevulde flag-aderkens, 't welk
het gezigte veel voldoening geeft.
Ten tweede, uyt marmere fteentjens, en beenderkens van jong gebore kin-
derkens, als mede vliezen met opgevulde bloed-vaatjens doorweven.
Ten derde, zommige dezer beenderkens zyn nog natuurlyk te zamen ge- *
voegt, onder dewelke ook gevonden werden de beenderkens van de hand, die
in haar onthouden een Slag-aderige dikke tak van een opgevulde Slag-ader,
verbeeldende een Stokske, ofweleenbladerloozetak van een boom: alsme-
de de Wervelbeenderen van de hals, die onderling nog vereenigt zyn&c.
Achter deze graffteede zyn gefield twee geraamtens van on voldraage kin-
derkens > van ontrent 7 maanden, zynde tweelingen, welke het gebalzemde
Dddddj*                                     kind-
v
-ocr page 283-
1S% VIII. ANATOMISCH CABINET
kindje als befehreyendernetgebooge knietjens, de neusdoekjens in haare hand-
jes aan haar oog-raden houden, welke gemaakt zyn uyt zeer dunne vjieskens 3
waar door heen zeer veel curieufeopgevulde flag-aderkens paffeeren.
Wanneer den zeer waardige Hr. Dr. en Leeraar derMennoniten Herm:
Schyn dit graf t en deffelfs toeftel zag, vereerde hy 't zelve met dit graffchrift.
OP ' X ■ S I E R L Y K R O T S J E,
(Verbeeldende een Grafllede,) ~ J
En het kondig balferacn der Lyken, door den Vermaarden en Zeer-geleerden Heere
FREDERIK RUYSCH;
Hoogleefaar der Ontleed- en Kruytkunde &c.
,,: ■- Ahior es Fatits-h.ji"}
IS 'r fpook ? of is het ernft ? zie ik de dooden fchreyen >
En onder eenen vloed van tranen 't lyk geleyen
Huns makkers na het graf? zie ik hun harten leet,
En beide wang en oog afdroogen met een kleet?
O neen! Hoogleeraar Ruyfch, door edle konft gedreven,
Schenkt aan de dooden zelfs de fchaduw van het leven;
En ftreeft natuur voorby door wakkerheid van geeft,
Die wel de Leeden fchikt op een gepafte leeft,
En in haar nette form en fchoonheit kan bootfeeren;
Maar haaren ondergang niet veiligen nog weeren,
Wanneer de felle dood den draad des levens fnyt.
Zie hier ontzielde leen waar aan geen grafworm rv|t
Zie deze dooden eens de wreede dood braveren.
Ai! zie de Tombe: zie de Lyken: zy trotferen
Verderf en ondergang. Hoe fierlyk leit dat Lyk!
- Eén ander Maufolee! niet opgebouwt uit flyk,
TTiras of Metfelwcrkj maar Ribben, beenen, fchonken.
Door Aderen gehegt, en tot een Rots geklonken,
Waar van het Bekkeneel den mond der graf plaats fluyt.
Maar zagt. Ai! luyftcr toe: daar komt een zoet geluyt
Van onder deze Rots: my klinkt een ftem in de ooren;
My dunkt, zy roept ons toe, en laat zi^ aldus hooren.
Bc-
-ocr page 284-
van iFRB DiER I K LUYSCE
75-9
Befchouw Aanfchopwers 't Konftig graf. ?
Befchouw 't gebalfemt Lyk ter deegen.
Befchouw de Rots vry allerwegen,
En pryft hem die 't dit weezen ga£
Maar leer uit myne Lykbus fterven. A *->t\
Geen balfem hout den ed'len geeft,
Die leeft gelukkig of bedeeft,
In God te zien* of dien te derven.
Wilt gy onfterflyk zyn na 't Leven ?
Gy moet den geeft eerft Gode geven.
,j,                              Hermannus Schyn.
Op het zelve.
L/Eez' Rots verheelt het graf van een gebalfemt kind,
Niet opgebouwt uit fteen,- maar Ribben, beenen, fchonken,
Door Aderen gehegt, en tot een Rots geklonken,
Waar van het Bekkeneel den mond der Grafplaat bint.
Swygt oud Egypte van uw bal/emen der Lyken,
Heer Ruyfch verdient de Kroon, en gaat met Lauren ftryken,
jHermannus Schyn.
N°. LVIII. Een pedeftalletje waar op geplaafi: is een ftukvan de Poort-
ader des Levers, ''t welk op verfcheide plaatze in een beenige zelfftandig-
heyd verandert is.
4 LIX. Een vleflle met vogt, waar in te zien is een ftuk van 't Ag-
ter-breyn van een menfch, wiens fchorftige fubftantie in duyzende deeJtjens
verdeelt is, ziet hier op na de Fig. van de XII. voorgeftelde brief.
No, LX. Een vies met vogt waar in te zien is een fluk van de bogrfge
Darm van een jongeling 3 wiens vlezig vlies weggenomen zynde, doen haar
hier op de circulaire of rondlopende draaden {Fibra circutares.)
Daarenboven kan men zien hoe weynig Slag-aderkens door het <re~
Zeyde vlies pafTeren, in tegendeel hoe zeer het Zenuwagtig vlies met SJag-
aderkens verrykt is.
Nadien ook dit ftuk darms aan 't eyndc is gebonden, fteekt 'er een
gedeelte van't fliiweele vlies, (van my het Tepel-wyze vïics geheten,) bui-
ten uyt, 't welk zeer rood is door de veelheyd der op myne manier opge-
vul-
-
-ocr page 285-
;6o VIII.1 J A3 H KV® MM S * tïCI c A É I W E T
vulde Slag - aderkens , we|%?i de 3 alzoo genaamde klierkeris voortbren-
gen,
                                .iwgttb -iM 3i-fJ «t»U*^M r wuo
N°. LXI. Een vies met vogt, 't welk in zig onthoud een zeer vergiftig
dier, by de Indianen Gecko geheten, 't welk in zyn bek houd (als wilde
het vernielen) een menfche fchepzelke van omtrent 3 maanden dragts.
Nl\ LX1L Een knegtje van ontrent 5 maanden dragts, wiens hoofdje
ten deele als van een helmtje is bedekt door 't Watervliés, ^if^iöj)endat
van wegen het gebrek van vogt, waar in de kinderen in's! moeders lichaam
komen te leggen, en wort zo een kind gezegt met een helm gebooren te
zyn, 't welk gants redeloos te houden is: dit voorwerp word in een vochc
bewaart.
                        , p-
N°. LXIII. Een droog glas, waar in een ftuk van 't gedarmte van een
haas te zien is, wiens wentel-traps-wyze vlies zeer wel hier kan gezien wer-
den.
                                     /;7; :yjii ':P'
N°. LXIV. Twee ftukken van de eynde van de Roede eenes Walvis ,
dewelke in een vogt gehouden werden % waar van 't eene aan een hayrtje
hangende, ons doet zien dat dé draaden-van 't groote fponcieus zenuwag-
tig lichaam, veel digter by een zitten^; als dat van,'t.kleene fpóncieus-ze-
nuwachtig lichaam, en zulks ziet men geheel contrarie in de menfchenp
Het onderfte en tweede gedeelte ópnBe grond leggende, is het uyterfte
van deiïelfs roede, waar aan geen hoofdje werd gevonden, v
N°. LXV. Een gedeelte van de Eyer ftok van een fchil-padde, waar
aan veel Eyeren nog hangen.
N°. LXV1. Het Aangezicht van een jong geboore kindje, 't welk ik
zonder prasparatie zoo heb gelaten, gelyk het my ter hand gefteld wierd,
dat is, zonder het ftellen in ftaat van leven $ 't zelve is gelegen op een ftuk
van een Moer-koek, 't welk zeer curieus is toebereyd, alle de uyteynden
der vaten opgevult zynde.
N°. LX VIL Een zeer groot droog Glas, waar in te zien is een groot
Hart van een menfch, wiens bloed-vaten tot een toe opgevult zyn, waar
van het zeer rood van couleur is geworden. >
Hoe de groote Slag-ader uyt het Hert voortkomt, als mede hoe Veel
takken dezelve voortbrengt} die na boven loopen, kan men hier zeer klaar
zien.
Daarenboven zoo komen alle de Stronken der vaten van 't Hart ons in't
gezicht, namentlyk, die van de Hol-ader, zoo op als nederwaarts gaande,
des Longs-aderen en flag-aderen, de Kroon-vaten, als meede des Harts-
ooren. '
                            :?/: u'         -. o ■
En nadien meerendeels aan de punt van 'ê Hart, veel vets gevonden
werd
-ocr page 286-
Van FREDERIK RÜYSCH.                761
werd, waar door het effen en zonder fcheyding zig vertoont, zoo is 't,
dat ik van de punt dezes Harte alle het vet heb gefchcyden, waar door het
uyterfte, of punt des Harte zig in tweè'n verdeelt.
Hier komt my in de zin, dat ik onlangs bygewoont heb een Man, die
van zyn leven met een mes beroofd wierd door een booswigt, deuyterlyke
wonde deede zig op ontrent de linker Tepel, en dezelve was niet breeder
als een duym: egter vonden wy het Hart van de punt af tot byna aan des-
zelfs grond (ba/ïs') als in tweè'n geklooft, en zulks moet ik bekennen nooyt
meer gezien te hebben, hoewel ik nu meer als 40 jaaren het fchouwen der
nedcrgeflagene heb moeten bywoonen: buyten twyffel heeft hy na defteek,
ook een fneede gegeven in het Hart.
N°. JLXVI11. Boven op't voorgaande glas, is mede geplaaft een droog
glas, in zig onthoudende een beenige fubftantie, 't welk voortgekomen is
in de beenderen van de voor-voet, dewelke na een bederving (Jfina
ventofd)
poreus geconfundeert 3 en als in een gefmohen zynde , verandert
zyn in een zelfftandigheyt , die niet minder als beenderen van" de voor-
voet haar opdoen.
De V. PLANK.
N°. LXIX. Een Vies met vogt , en daar in een ftuk van 't dunne
HariTen-vlieSj waar aan nog een gedeelte van de fchorflige fubftantie der
HeriTene vaft zittende, uyt loutere Slag-aderkens beftaat.
N°. LXX. Een groot ftuk van de Maag vaneen Vrouwsperfoon, wiens
fluweele of liever Tepelagtig vlies op veele plaatzen verfwooren is, zynde
bezet met poeder van Rottekruyt , 't welk zy had ingenomen , cm een
cynde te maken van haar leven, wegens aangedane verdriet.
Hier blykt klaar , dat zy ongelyk hebben , die voorgeven , dat die
geene, dewelke door ingenome Rottekruyt komen te fterven , alleen haar
bloedt zoude ftollen ; ik heb verfcheyde zodanige -voorvallen byge-
woont , maar nooyt heb ik bevonden dat het bloed geftremt of geftolt,
maar wel dat de maag verfwooren was: edogh, indien zommige menfehen
haaftig zyn komen te fterven, eer dat 't venyn zyn kragten ten volle heeft
konnen uytwerken, zo heb ik altoos gevonden, dat'er door de Maag veel
rood-bloedige flippen verfpreyd waren.
N°. LXXI. Een Vies met vogt, waarin gezien word een tak van de
Longs-flag-ader, met een roodwaflige ftoffe zeer konftig cpgevult : het is
te verwonderen, hoe dat'er zo zeer veel kleene takskens zyn , die tot het
uyterfte opgevult zyn 5 als mede hoe vcrkcerdelyk en gebrekkig eenige
E e e e e                                       Autheu-
-ocr page 287-
;éï VIII. ANATOMISCH CA BI NET
Autheuren dezelve hebben laten afbeelden : al wie dit voorwerp ziet, en dat
met aandagt, zal over de wonderwerken Gods als vcrftelt moeten ftaan.
Aan het onderfte van dit voorwerp hangt nog een takje van de Lugt-pyp >
wiens uyterfte uyteyndens niet minder zyn in getal en fynte,
N°. LXXII. Een Vies met vogt, daar in een zeer groot gedeelte van 't
dunne Harflcn-vlies van een Menfch. Deszelfs flag-aderen zyn geheel en
al konftig opgevult, en dat als boven met een roodwaiïige ftof , waardoor
zig dit vlies zeer rood opdoet; deszelfs uyterfte uyreyndenzyn zoofynals
dons of katoen.
N°. LXX1II. De Nier van een Kind in tweé'n opgefpouwen , wiens
vaten ook opgevult zyn ; en nadien dezelve langs de rug of ronde zyde is
open gefneden, zo komen ons de Nier-tepeltjes niet alleen op verfcheyde
plaatzcn in 't gezigt, maar ook zelfs de mondekens of openingtjens , waar
door de pis tot in de buyskens van 't bekken zypelen.
N°. LXXIV. De Arm van een kleen Kindje, wiens bloedvaarjensont-
bloot zynde in 't gezigt komen; in deszelfs handje houd het een Africaanfe
Chameleon.
N°. LXXV. Een Nier van een Kind, op wiens oppergedcelte deBy-
nier nog vaft zit, en niet aan de zyde van de Nier gevonden werd, gelyk
zommige Autheuren hebben doen verbeelden in haare Platen,
N°. LXXVI. Een Bal van een menfch ten deele uytgerafelt , om
haare vaatige of canaalige geftalte te zien.
No. LXXVil. Een breede of Lintworm eenige ellen laag , en in een
vogt bewaart.
N°. LXXVIU. Een opgeblaze mannelyke roede, hardt gebalfemt, en
in moten gefneden, op dat deszelfs inwendige zenuwagtig en fpongieuze
geftel gezien kan worden.
N°. LXXIX. Een Vies met vogt, en daar in een ftuk van de Milt van
een Menfch.
Waar ontrent aan te merken ftaat, dat de Ader- en flag-aderlyke ftronk,
maar niet de uyterfte takjens vervult zyn met een wit-wailige ftoffe , om
alzoo tekonnen zien, hoe het zig opdoet zonder vervulling, namentlyk,
zonder klierige, celluleufe of draadige fubftantie. Ziet hier over na den
IV. voorgeftelde Anatomifchc Brief.
N°. LXXX. Een Hart van een Kalf, ftaandc op een Pedeftal, 't welk
over de 25 Jaaren geleden van my is toebcreyd, en fteenhart gebalfemt -,
deszelfs Slag-aderen zyn met Qiiikzüver vervult.
No. LXXXI. Een Vlies in een droog Glas, waar door heen zeer veel
fyne en menigvuldige opgevulde flag-aderkens loopea.
N0. LXXXII-
-ocr page 288-
■uaoBi^BnM»
————■—■■
Van FREDERIK RÜYSCH,             7^
N°. LXXXII. Een droog Glas , waar in bewaart word een zeer wit
Geraamte van een onvoldrage menfche fchepzeltje van ontrent vier maan-
den dragts 5 aan deszelfs linker handje heeft het afhangen het gedarmte van
een Kikvors, 't welk opgeblazen, en zo wel bewaart is geworden , dat
men in 't zelve niet het alderminfte deukje vind.
N°. LXXXI1I. Een Vlesje met vogt , en daar in het Oortje van een
jong Kindje, 't welk heel levendig van couleur en gedaante is.
N°. LXXX1V. Een zeer wit geraamte van een Muys, in wiens regter
pootje vaftgehouden werd het geraamte van de ftaart van een Aal, 't welk
zoo curieus is toebereyd, datter niets aan manqueert , zelfs niet het min-
fte gaatje tot doorgang van de Zenuwen en bloedvaten: dog zulks is moe-
jelyk te doen,
Nff. LXXXV. Een droog Glaasje , waar inde beenderkens van twee
menfche vingeren werden bewaart, dewelke zeer wit zyn geprepareert.
N'1. LXXXVI. Een Pedeftal, waar op gezet is een JMier van een
Menfch, door toedoen van de Kork zoodanig toebereyd , datzv de natuur-
lyke geftalte, groote en figuur, hier door weder heeft gekregen.
N !. LXXXV II Het gedarmte van een onvoldrage Vrugtje van een
Koe, 't welk opgeblazen-, door het balzemen verhard en gedroogd zynde,
zyn natuurlyke geftalte heeft behouden 5 deszelfs flag-adéren zyn ook cu-
rieus opgevult.
N°. LXXXVIII Een ftuk van de Rugge-graat van een kleen Kind,
dwerfch doorgefneden
              \, , .
Waar ontrent te conftdereeren ftaat , dat de fcborflige zelfftandigheyd
van't Rugge-merg, die zyn zitplaats heeft in't midden, of van binnen in't
Merg, uyt loutere bloedvaatjens , en wei inzonderheyd uyt Slag-aderkens
is be(taande : zulks kan men hieSlag-aderen,
De VL
wegens 't opvullen der
PLANK.
N°. LXXXIX. Een droog Glas , en daar in de Lever van een jong
geboore Kindje, die door het balzemen hard gemaakt is.
Aanmerkt, dat deze L ever de natuurlyke geftalte en groote behouden
heeft, wegens het opvullen der bloedvaten.
No. XC. Een ftuk Veis vrin een Menfch, 't welk zeer rood is, wegens
hetkonftig opvullen der bloedvaten: *en zyn deszelfs vaatjens zo veel, dat
het Vel alleen uyt bloedvaatjens fchynt te beftaan.
No. XCI. Een Vies met vogt, dewelke in zig onthoud een takje van
de Hol-ader des Levers, met een waifige ftoiFc opgevult.
Eeeee 2                               N°.XCII.
-ocr page 289-
764 VUL ANATOMISCH CABINET
N°..XCII. Een ftuk van de Nuchteren-darm uyt een Menfch, waarin
het Fluweele (van my genaamt Tepelig) Vlies , als mede de verhevent-
heden of oogluykende Klapvliezen, zeer fraay gezien werden.
N°. XCI1I. Het Hart van een Schaap over veertig jaaren toteenMumie
gemaakt op de oude wyze, 't zelve ftaat op een Pedeftalletje.
No. XCIV. Een gedeelte van de groote Slag-ader , met een ftuk van
des Longs Slag-ader, tuffen dewelke de flag-aderlyke canaal (du£tus arte-
riojits)
uyt een pas gebore Kalfje , te zien is , en dat op een Pedeftal}
men kan deze gezeyde canaal hier in dit voorwerp beter en duydelyker zien,
als in een Menfch.
N°. XGV. Wormen uyt de Lugt-pyp van de Long gehaalt, dewelke
zeer dun zyn.
No. XCVI. De Nier van een Kindje, welke zeer rood is, wegens 't
opvullen van de Niers flag-ader.
Aanmerkt, dat in 't opvullen niet alleen de Slag-aderen, de Pis-canaalt-
jens, de Buyskens of fcheuten van't Bekken , en het geheele Bekken,
maar ook zelfs de Pisieyder tot onderen toe vervult zyn geworden, en dat
wegens de onderlinge vereeniging en continuatie van alle deze gezeyde
canaalen.
N°. XCVII. Een Vies met twee voorwerpen ineen vogt, waarvan het
eerfte en boven fte is het Oppervelleken {Epidermis) van een menfch.
Het onderfte is een ftuk oppervels van de muyl van een Walrus.
Aanmerkt ten eerfte. Wanneer het oppervelleke of bekleetzel van 't vel
van een Menfch, en dat van 't onderleggehde Netwyze lighaam gefchey*
den is , dan verfchynen en vertoonen haar ontelbare en zeer fyne verhe-
vene deeltjens, of lighaamtjens, namentlyk uyt de binnenfte oppervlakte
van 't gezeyde oppervelleke, ontrent twee linien lang, dewelke ik houde
voor omgekeerde kokertjens van de hayrtjens, als mede van Zenuw-tepel-
tjens, waar mede zy in't vel zittende, bedekt werden.
Het Oppervelleke en Zenuw-tepeltjens nu ontvelt of afgefcheyden zyn-
de van 't Vel, zoo volgen ook de kokerrjens, en zoo is 't, datze ons dan
omgekeert te vooren komen als kleene dunne verheventheden -, zulks komt
ons klaarder voor in dit van een Walrus muyl.
Ten tweede. Deze kokerkens zyn niet anders als continuatien en ver-
volgen van 't Oppervelleke, en het Oppervelleke van de Zenuw-tcpelt-
jens j gelyk opk mede de hayren en nagels , dewelke ik houde voor uyt-
fpruytzels van de uyteynden van de Zenuwen 5 en nadien de hayren die-
per voortkomen uyt de uyteynden der Zenuwen, alwaar zy zeer gevoelig
zyn, daarom gevoelt men zoo groot een pyn in 't uyttrekken der hayren.
No. xcvin.
-ocr page 290-
wn FREDERIK RÜYSCH,               76s
N°. XCVI1I. Een beentje, uyt de vleugel vaneen Endvogel, over
dwars gebroken, en van de natuur zeer vaft weder aan een geheelt.
N°. XC1X. Een ftuk des Levers van een Menfeh , op wiens opper- v
vlakte men de bloetvaatjens, wonderlyk geftelt zynde, kan zien.
N°. C. Een ftuk van de Netwyze vlegting, {plexus choroidem*) waar
in niets klierigs te zien is, maar dezelve beftaat alleen uyt vaten , gclyk
ik in 't antwoord op de XII.. voorgeftelde Brief heb gefchrcven, en inFig.
afgebeeld.
N°. Cl Een ftuk van de Herflene van een Menfeh, ontrent 40 Jaaren
geleden, van my zoo hard als fteen gcbalzcmt, 't welk ys-agtig glinftert -,
in dezelve kan men de bailekens, en de alzoo genoemde billekens, ook het
Pynappekklierrje, bequamelyk zien.
Verders vint men aan 't binnenfte van de deur dezes
Cabinets hangen.
N°. CII. Een monftreus groot Gezwel, door het balzemen fteenhard
gemaakt , 't zelve is bezyde de mond van de Baar-moeder uytgewaf-
fchen.
Aanmerkt. Deze Vrouw fris, gezond, en omtrent 4 maanden zwanger
zynde, verviel in een fware vloet, en na eenige dagen in een mis-kraam,
waar na de vloed eenigen tyd duurde, en dat zonder ordre j eindelyk be-
gon zy te klagen van een ongemak ontrent de inwendige mond van de Baar-
moeder: weshalven zy een Chirurgyn ontbood , dewelke de zaak onder-
zoekende, verbeelde zig dit ongemak te zyneen overftelping van de Baar-
moeder , na de gezeyde mis-kraam : naderhand, de aangewende reroedien
niet helpende, ben ik ook by haar geroepen, my zeggende, dat benevens
haar gezeyde quaal , 't geen dagelyks vermeerderde , de vloet noch
al onordentelyk voortging $ weshalven wierd ik verzoge de zaak te
willen onderzoeken , 't welk doende , bevond ik een vleezig en week-
achtig gezwel ontrent de mond van de inwendige Baar-moeder 5 en nadien
my dogt, dat men het vergrooten of toenemen niet konde beletten , veel
minder het gefwel zoo diep zittende extirpecren , heb ik haar geraaden,
't zelve zoo te laten betyen , tot dat het wat meer na buyten was komen
nytgroeyen.
Ondertuflchen binnen een jaar grooter en grooter geworden zynde , en
die onordentelyke vloed nog al niet cefTerende , zo is 't gezwel buyfen de
fcheede komen uytpuylen. Wanneer men my weder verzogt f?y de
Lyderffe te willen komen, dit aldus bevindende, raade ik haar aan , darzc
Eeeee 3                                     tegens
-ocr page 291-
766 VIII. ANATOMISCH CABINET
tegens de volgende dag, nevens my, ook zoude doen roepen den welgc-
ceffendc Heelmeefter Comelis Roekelman , dewelke voor den gezette tyd
daar komende, vond de vloed die uyt het gezwel voortquam, zoo onma-
tig, datze fcheen aanftonds te zullen fterven, het gezwel zoo de by (taande
Vrouwen zeyden, in weynig uuren zoodanig toegenomen zynde, dat het
de groote van een pas geboore kindje niet behoefde te wyken, en den ge-
zeydc Heelmeefter haar in die ellendige ftaat vindende, nam een koorde,en
bint het zelve zoo diep af, als 't hem mogelyk was, en doet haar op't bed
leggen, de vloed aanftonds ophoudende.
Wanneer ik nu wat later by haar quam, zoo wierd my verhaald watter
gepafleert was, ik ontftelde my over het relaas , want ik vreesde , dat in
dit binden de Blaas ook mogt in 't fpel gekomen zyn, want men kon niet
weten, wat het voor een gezwel was, eeril dogt het ons te konnen zyn
een onnatuurlyk vleezig zagt gezwel, ook was 't niet buyten fufpicie, dat
het de Baarmoeder zelfs was, 't zy omgekeert of zonder omkering te gelyk
met de blaas, enz.
Ik nam het gezwel, zoo gebonden zynde, in myne handen, en geen in-
wendige mond des Baarmoeders vindende, bedaarde ik weder voornament-
lyk, als men my zeyde, dat de Lyderfle na het binden haar water nog had
konnen maken.
Ondertuflchen verminderde dit gezwel van dag tot dag, want het gaf
veel waters van zig door de zweetgaatjens ; na weynig dagen wierd het af-
gefneden, en was het doe nog zo groot, dat ik een emmer eyfte met wat
waters daar in, oni 't in zyn wezen te laaten, want ik was van zins om 't
in die ftaat te bewaren, waar in ik het vond, tot nader onderzoekmge.
In 't onderzoeken quam my de fubftantie voor als waare het die van de
Baarmoeder, weshalven ik voornam 't zelve naheen aaauwcr te onderzoe-
ken , als de Lyderfle geheel herftclt zoude zyn , wanneer ik bevond de
mond van de Baarmoeder, als mede de omleggende deelen natuurlykenwel
geftelt te zyn; zoo dat het gezwel niet anders is geweeft, als een vleezig
gezwel op verfcheyde plaatzen met water-blaasjens vervult, 't welk uit de
zyde van de Baarmoeder was komen groejen : dit gezwel is van my ge-
balzemt en verhard, en dat op een by zondere wy ze, want nergens werden
daar eenige kuylen of putten m gevonden h ook heeft het zyn natuurlyke
groote, zoo veel doenelyk is geweeft, behouden.
Ik heb hier voóren gezegt, dat ik vcrftelt ftond, wanneer ïk dit mon-
ftreus gezwel zag afgebonden te zyn, om dat ik vreesde de blaazein't bin-
den mede mogt begrepen zyn y nadien ons van te vooren niet was bekent
geweeft. of het niet de Baarmoeder zelfs waare: want indien het de Baar-
D
                                                                                                  moeder
/
-ocr page 292-
van FREDERIK RUYSCH.               j6?
moeder zelfs ge weeft was , die ook meenigmaal na de baring zig om-
keert , en in de gedaante van een vleezig gczv/el vertoont , als wan-
neer de Lyderffe noodzakelyk zoude hebben moeten fterven: want de Baar-
moeder uytzinkende, namcntlyk zonder omkeering , moet de blaas ook
uytzinken, wegens die nauwe verbintenis en t'zamenhegting ontrent der
beydcr monden : hierom oordeelen zommige te onregt , dat de Vrouwen
noch in 't leven konnen blyven , na dat men haar een uythangende Baar-
moeder afgebonden heeft; myn fuftenue is, dat zulksnietmogelykis}zon-
der te gelyk de Lyderffe het leven te benemen.
Voordo Jaaren heb ik, verzogt zynde om deze operatie by te woonen,
gezien, en dat in 't Gafthuys dezer ftede , door een temeraire Chirurgyn,
nevens de Doctoren van 't Gafthuys} en de ordinare Chiriirgyns van 't zel-
ve huys, haar met groote perfuafie verzekerende, dat hy zulks konde doen,
en wel zonder eenig gevaar. Wat gebeurfer? hy nam een dikke en lange
naaide met een fterk dun tou wetje, waar mede hy het uythangende gezwel
tot aan de gront tuflehen de lippen , waar uyt het gefwel hing , door-
boorde 3 en wel fterk toebond 5 edog, des anderen daags moeft zy deze ope-
ratie met de dood bekoopen, en zoo wierd my gelegentheyd gegeven om na
te vorflehen, wat de oorzake was van zo haaftige dood. Het lighaam geo-
pent zynde, vond ik niet alleen de gantfche Baarmoeder uyt het lighaam te
hangen, maar ook zelfs een van de Eyerftokken met deszellsEyerweg in 't
midden van de fehee te zitten.
Hierom acht ik zeer nodig de Heelmeefters te waarfchouwen , van zoo
een onnutte en fchadelyke, ja grouwzame operatie nooyt te willen onder-
nemen, om alzo door dit doen niemand ter dood te brengen -, want hy is een
gelukkig man, die door gevaren van anderen leeren.
Nadien dan deze waarfchouwing van my gezeyd word zoo zeer nood-
zakelyk te zyn, en dat niemand daar aan zoude twyfeien , namentlyk dat
de Lyfmoedcr uyt het Lighaam hangende, de blaas als dan mede in 't fpel
komt , en dan ook te gelyk uytzinkt , zo zal ik hier eens weder-
om in de geheugeniffe brengen en vernaaien de Hiftorie van my befchreven
en aangeteekent in myne Anatomifche en Chirurgicale Obfervatien in't Jaar
1691. uitgegeven, waar van men hier ook de Figuur vint. Ziet de 111. Fig.
van de 11. Tafel van 't VUL Cabinet.
Onder alle ongemakken en qualen, dewelke den menfeh ellendig maken,.
heeft geenzïnts de minfie plaats de Steen , wanneer die zig in de
^at er blaas onthoud. 'Dit ongemak} hoewel het zeer menigvuldig in Hol-
land gevonden werd> zo is
V egt er 9 dat zulks ons zeer zeldzaam en nooyt
-
                                                                                               gehoor t
.••
-ocr page 293-
76S VUL ANATOMISCH CA BINET
gehoort in 't Jaar 1681. is voorgekomen , en dat in een Vrouw van 80
Jaar en, zeer vermagert, en met een uyt zinking des Baarmoeders 20 Jaa-
ren lang bezogt, niet zonder een onlydelyke pyn in 't lojffen van haar wa-
ter , zoo dat ze liever tienmaal had willen fierven, als langer zoo te le-
ven , inzonderheid de twee laatflejaaren.
Eyndelyk is zy te raden geworden my te verzoeken by haar te komen ,
als wanneer zy my klaagde wegens ongemak in H water maken, en uytzin-
king van haar Baarmoeder. Ik verwonderde my over het klagen , nadien
ik nooyt gewoon was zoodanige klagten te hooren van Vrouwen , welkers
Baarmoeder uything
, en zeyde dat het te vreezen fiond, datter eenig an*
der ongemak by moefi zyn, 't welk zig daar onder verborgen hield. *Deze
ellendige Tatient zulks hoorende
, weygerde my niet de zaake nauwkeuriglyk
te laten onderzoeken
, nadien ik anders met geen zekerheid daar van konde
oordeelen: aldus vernam ik, de Lyfmoeder , wat groot er geworden zynde,
buyten haar Lighaam te hangen
, van groot e en forme gelyk hier afgebeelt I
fiaat in de III. Figuur van de II. Tafel van 't VIII. Cabinet.
Wanneer ik deze Lyfmoeder bet aft e, fcheen het my toe, dat ik 'er fiee*
nen in gewaar wierd, en zulks bedroog my ook niet
, hoewel ik my abu- ,
zeer de in de forme der ff een en, want ik meende dunne en platte fieenen te
voelen, in gedaante van leyen
j edog na het openen, vond men dezelve hoe*
kig en dik, gelyk de Fig. in 't voor zeyde boek aanwyfi. Nu konde men nog
al niet zeker zeggen, of die fieen en in de holte of in de vliezen van de Baar- .
moeder zaten, of ook wel in eenig deel van de blaas.
Zy fcheenen wel gep laat fi te zyn in de holte van de Baarmoeder, dewel-
ke geheel en al buyten het lighaam hing
, (gelyk de figuur aanwyfi} zonder
in 't minften te konnen zien eenig bewys van de blaas. 'Dit nu alzo on-
der zo gt zyn de, raade ik haar aan, dat men de fie enen daaruyt moefi zien
te krygen, door het maken van een opening; hier op wierden geroepen
Mr.
Pieter Adriaansz. en Andries Boekelman, beyde wel ervarene Chirurgyns,
dewelke myn voor ft el goetvonden, en de operatie tot den volgenden dag wil-
den uytftellen
; maar als die arme oude Vrouw hoorde fpreken van uytftel,
begon zy te lamenteren en te roepen, o\ my ellendige
, gy lieden zult niet
wederkomen, gy zult my verlaten, &c. waar over wy bewoogen zynde %
hebben de operatie aanfionds in
V werk gefield, alleen door het maken vsiti
een /nee na de langt e van de Baarmoeder 3 en hebben uyt de wonde ge haalt
\%fieenen, en dat in een oogenblik, ten deele door een tangetje
, ten deele
met vingeren
j derzelver Figuur en groot e kan men zien in 't gezeyde Boek.
In deze operatie had zy niet veel pyn geleden} want die gedaan, en van
de lafi verloji zynde, was zy aanfionds buyten pynen, die zo veel Jaaren
had
-ocr page 294-
van FREDEUIK RUYSCH,          : 7Ó9
had geleden, en begon toe weder op te quicken in mafelyke gezondheyd. In
het doen van deze operatie zag men , behalven eenige druppelen blo€ts , ook
wat helder vocht uit de wonde vloeyen, waar uyt wy vermoeden > de blaas
Her in 't /pel gekomen te zyn, en zulks quam ons ook te hlyken na dat wy
den volgenden dag door eenfpuytje wat waters door de piscanaal in de blaas
bragten, welk water door de wonde weder uyt quam: hier door, als mede
door de pijfe, die in 't vervolg uit de wonde voortquam, wierden wy ge-
waar , dat de fteenen hadden gezeten in dat gedeelte van de blaas
, het ge-
ve te gelyk met de Baarmoeder uyt het lichaam was gezakt.
'Deze lekking van de pis gaf ons geen kleen 01;gemak in 't genezen van de won-
dert welk nogtans kort daar na zeer welgelukte,en dat op deze volgende wyze-,
na eenige dagen wierden de lippen van de wonde met den balfem Arcaits be-
treken, en men bragt de lippen te zomen met een hegtplaijfer of langwer-
pig reepje gefneede iywaat, bef reken met wat diapalma
, daar wat terpen-
tyn in was gefmolten 3 om beter te kleven, en was het zelve gefheden gelyk
de
4 Fig. van de gezeyde obfervatie aanwyft.
Edog na dien dit doen ons oogmerk niet konde voldoen, wegens het gedu-
rig uytfypelen van de pis, bedagt Mr. Andries Boekelman een ring van dun
geflage loot
, wiens beyder uyt einden w&tomge kromt zynde , t'zamen wier-
den gehaald met een draad > gelyk de Fig. aldaar aanwyft waar door de
lippen, zo digt aaneen wierden ge haalt
, dat'er gantfch geenpis konde uyt-
'vloeyen, en alzo floot de wonde toe binnen drie dagen.
In deze genezing komen ons verfcheyde vreemdigheden , ja verwonderens
waardige zaken voor.
Ten eer pen, dat de uythangende Baarmoeder met zig heeft genoomen zo
groot een deel van de blaas, 't welk,zo het ooyt voor deze gezien is , ten
minften zeer raar is, hoewel deze twee deelen met den andere vereenigt
zyn, en dat ontrent de monden of halzen.
Myn vertrouwen is, dit gefchied te zyn, wegens de veelheyd der ft ee-
nen, .waar door de perjïngen ge duur ig haar zo zwaar opdeeden, dat zulks
tüet heeft verhindert konnen werden.
Ten tweede-> dat het uyt gezonkene niet anders verbeelde, als alleen de
Lyf-moeder, effen en zonder eenige uytpuylentheden, hoewel dit voorwerp
wet f eenen vervult was.
Ten derde, dat alle de ft e en en by na een en dezelve forme'hadden , en dat
zo glad als waren zy gefleepen op een f een.
Ten vierden, dat deze wende zo is komen te fuyten, hoewel in 't vlie-
zige deel van de blaas verrigt zynde
, waar dóór de pis gejladig uytvkey-
deu.                     \l j . ..;,;-'■■
F f fff                                    Ten
/
-ocr page 295-
7/0 VUL ANATOMISCH CAB1NET
■71?» vyfde, dat alle deze fi e enen niet hebben konnen zitten m dat deel
van de blaas
, V welk de Baar-moe der omvangen hadi en zo, te gelyk uit'
hing, want daar toe was geen plaat ze geweejl voor zo veel ji eenen, maar
dezelve zyn van het dieper gedeelte des blaas komen zakken 'm 't uyt ba*
/en.
Ten zesde, dat het fnyden dezer ft e en en is gefchied in zo een oudevrous
en dat met zodanig een geluk
, want de vrouwen worden by na nooyt van de
fïeen gefneden-, maar werden haar uyt de blaas gehaald door infirumenten >
na het verwyden van de pis-canaal.
Na. CI11. Aan de,zyde van 't gezeyde voorwerp, ziet men hier ook
hangen het Dye-been van een oude vrouw welke over zeer veel jaren was
van boven neder gevallen, waar door zy haar Dybeen brak 'm den hals van
*r gezeyde been j omtrent welk ongelukkig voorval te conftdereeren ftaat.
7 'JCén1 eerfte 5 dat die lydereffe niet alleen hier door mank ging tot den
eynde liaares levens, maar dat na haar dood in 't openen van 't lichaam
bevonden wierd, de gantfchc hals van 't Dy-been te ontbreeken, en gants
en gaar te niet geworden te zyn, zo datter niet het minfte van te vinden
was, gelyk de wel geoeffende Heelmeefter Gerrit Bor/l, aan veele Domo-
ren en Chirurgyns, diQ daar prefent waren in 't openen van 't lichaam }
toonde, en heeft my dit been tot een teken van vrindfehap gegeven \ om in
mynerariteyt kamers re bewaren.
                             ^ > ■ y> 4 ■#»«,.-
Ten tweede, dat het Dy-been van een menfeh zelden door ityterlyk ge-
weld uyt de panne van 't nameloofe been fchiet , wegens die, groore en
fterke fpieren en banden, dis dit lid omvangen en verfterken, edog door
toevloed van humeuren gebeurt dit meermaalen, gelyk zulks genoeg be-
kent is.
30. Het Dy-been breekt ligt ia deflelfs hals, wegens haar fe-
derheyd, want de hals van 't Dye-been beftaat voor het grootfte gedeelte
uyt een fponcieus-beenige fobftantie^ in gedaante als het diplöe van 't bek-
keneel, en is deze fponcieus-beenige fubftantie wel bezet met een vaft bee-
nige korft, èdog dezelve is zeer dun : hier om is 't dat 't ligter komt te
breken als te uytleden. Ziet de 1, 2 en 3 Fig. in de %. Tafel van het ƒ.
Cabinet, en wat ik verder daar over gefchreven heb.
Ten vierde, de bovengenoemde Mr. Borft9 dewelke in zyn beroep en
bediening groote gelegentheyt gehad heeft om oude vrouwen , dewelke
mank gingen, na haar dood te openen,, heeft my gezegt, dat hem zooda-
nige voorvallen agt maal waren voor gekoomen, voornamentlyk van oude
'ma-nkgaande vrouwen, en heeft altoos bevonden dat het Dy-been in den
hals was gebrooken, en geen van de zelve uyt het lidt gefchoten.
VER-
-ocr page 296-
van FREDERI K HjITYIS JC H, I J         tffi
A      'T    C;
VERKLARINGE
tsmvf
Van de I. PLAAT.
/                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                         ■ . . .                                       ."                                                 -;■' ,'i ' '■
" ' - **■
A.  "HEn Graf {lede, onthoudende in zig een onvoldrage ktntjevan ontrent
f-'zes maanden dragts, 't welk tot een Mumie toebereyd is
, omtrent
twintig jaren geleeden. ^Deze gezeyde Tombe is gemaakt uyt Menfchen
heenderen,en wel voornamentlykuyt die vankleene kinderkens
,als meede
uytfteentjens^aan een gehegt met vliezen
, waar door heen ontelbare Slag-
ader kens loof en
, ook uyt f ronken en takken van Jlagaderen, verbeeldende
alzoo e enig geboomte, of liever rood c oraal ontrent dit gr aft.
B.    'De mond of ingang des gr aft s, wiens grond of voornaamfte deel is het
bovenfte van^t Bekkeneelvaneen kint^t welk van buytenaljïnts bezeten
beleydis met de boven gemelde zaken. 'Deffèlfs binnenüe offervlakte in
tegendeel is noch bezet met 't harde har$en-<vlies.
C.  "Be Zeyjfe.
D.  Het harde harjjenvlies 9 waar door heen zeer veelof gevulde Slag-ader-*
kens loopen.
E.  't Hooft van V gezeyde kint, en daar of
F.  Een Kroon van natuur lyke bloemen 3 als daar zyn, de Africaanfeflin'
kende conyfa s van witte s gele en rode Gnaphalium, &z.
G.  H. Twee geraamtens van tweelingen % van ontrent zes maanden dragts%
leggende of hare knietjens achter het graf
I. I. Slagader lyke ft^ronken, verbeeldende eenig geboomte.
K. T)es elleboogs beenderen, en die van de hand, waar mede aangegrefen
fchynt te werden een flagadertyke tak.
h.
L. Twee neusdoekjens, uit een vlïesjen toebereyd > waar door heen duy»
zende van fyne jlagaderkens pajferen, en werden deze met de rechter-
hantjes aan de oograden gehouden.
M. Het doodtshooft van een onvoldrage kintje van ontrent 4 maanden
dragts.
Ff fff*                                          De
-ocr page 297-
n% VIII. ANATOMISCH CABIN E T
De II. PLA AT.
Is voorzien met vyf voorwerpen, waar van het eerfte
A.  Aanwyft een ftuk des Lyfmoers% wiens binnenfte oppervlakte in duyfen-
de van kleene ronde lichaamtjens verandert isy dewelke kliertjensvet
•■
beelden.
B.  'De gezeyde lichaamtjens.                tr
De Verklaring yan de II. Fig.
A- Een ftuk van de onderfte kaak,
B.  *De onder/te lip, nederwaarts ge duwt ^ en van dejfelfs bekleetfel ont-
bloot
, om de Zenuwtepeltjens bequaamlyk te kunnen zien.
C.  *De Zenuwtepeltjens van het Tandt-vlèes.
D.  ^De Zenuwtepeltjens van de voerlip*
UYTLEGGING van de III, FIGUUR.
A.  ^De fchamelheydt van een Vrouw.
B.  *De Baarmoeder hangende buyten 't lichaam1, en met een zeer groot ge-
deelt e van de wat er blaas bedekt.
C JDe inwendige mont van de Baarmoeder*
D.  <De langwerpige f ie de van den Chirurgyn gemaakt* -
E.  *De' droppeltjes pis uyt de blaas, wegens de gemaakte infnyding, voort'
- "Vkeyende.
.....
■■
r v         De IV. FIGUUR;
Een ftuk van deftok-darm van een waterfchildpad'y met dejfelfs Zenuwte*
peltjens..
UYT-
-ocr page 298-
fWtfFm&BÏÏÏ™
van F R £ D E RIK RUYSCH.
UYTLEGGING van de V. FIGUUR.
773
Betekenende de fchamelheydt van een Manwyf, genomen uyt een Schaap.
A.  De huydt digt by den aars.
B.  De aars.
C.  De vrouwelykheydt.
D.  Het hooftje van den kittelaar, zeer groot geworde zynde.
E.  De voorhuydt van den kittelaar*
F.  De hals van den kittelaar.
Des III. TAFELS Vcrklaringe.
De I. F I G.
A.  Het boven ft e hooft van V ^Dybeen van een Menfch.
B.  De boven ft e aanwas des Dybeens.
C.  De fpatie van den hals, alzoo den geheelen hals ontbreekt, als zynde
na den val te niet e geworden.
D.  Den kleene Trochanter.
FIGUUR II.
A.  Het bovenfte deel van V fcheen-been, door bederving verteert*
B.  De bovenfte aanwas.
O,. De bederving> of weg-etingé.
D, De beenige fype\ die eygentlyk de binnenfte tafel is, door de fcherpte
des etters van de buytenfte afgefcheyden > en van de Heelmeefter met de
band mtgehaalt.
■FIGUUR III,
2)? gezeyde Fiftel ofpype in zyn geheel van het fcheenbeen
Fffff3
FIG.
-ocr page 299-
m VUL A N 31 T O MIS CH CABINET
F I.G 'ü ü R I V.
A* Htt fonemttlt-c gtdeeke -van het fiheen-been. .
B. fT)£ twede wegetinge (Caries) uit wiens holte een beentje is koomen te
groeyen C.
FIGUUR V.
Toont ons aan 2 beenderkens uit de vleugel van een Entvogel.
A.  *De groots fy]>.
B.  *De kleene pyp,
C.  T>e onvolmaakte en zwakke begroeyinge> wegens het defeêf van de buy*
ten/Ie harde korft.
: j .o o ï ->ï
HET
i: ,
-ocr page 300-
HET N EG EN DE         **
ATOMISGH
C A B I N E T,
O J G E D R A G E N
AAN DEN ZEER BEROEMDEN,
ZEER AANZIENELYKEN 3 EN ZEER ERVAREN HEER,
ANDREAS GUNDEISCHEIHERUS ,
_ ; OPPERGENEES- EN RAADTSHEER
VAN DEN DOORLUCHÏIGSTEN.EN MACHTIGSTEN
KONING VAN PRUYSSEN,
ZEER GROOT KRÜYDTKENNER, enz.
rör ££2V TEKEN ÉN TANT VAN EEN
ONSTERFLTKE VRIENTSCHAT.
Door
FREDRIKRUISCH.
VOOR-
-ocr page 301-
ANATOMISCH CABINET
XA
I
.;;
OORREDEN
' Aan den Gócdwilligen
E
,T
'■*.. ,■:.
Et is een out zeggen, wie haaftig geeft, die geeft tweemaal. Ik
\ bekenne, my voor dit maal zulks niet toe te komen; dewyleikal
over lang belooft hadde
, dit negende Cabinet uit te zullen geven, *t
welk nu eerjï volbragt hebbe.
Egt er twyfele ik niet of gy zult my over zulks ontfchuldigen, confi-
der erende niyne veelvoudige, zoo private als publike bezigheden, onder
dewelke geen/mts de mtnjte plaat ze heeft , het bezoeken der kranken, 't
welk hart genoeg aangaat, als mede het gedurig onderzoeken der af ge ft ur-
ve menfchen lichamen,
V welk my veel werk gegeven heeft; en dat niet
alleen nu, maar al over de
50 jaren, en by gevolg de meefie tyd van myn
leven, daar mede doorgebragt hebbe, gaande thans in myn J 6 jaar.
Staat ook aan te merken, dat ik nooyt zoo groote gelegentheyd gehad'heb-
be om de -Lyken der menfchen te onderzoeken als op deze tyd, en e enige ja-
ren herwaarts.
'Dat ïk" dê gégevene occafienniet en hebbe verruimt*, wete'n zy, die my
grondig kennen-, maar nagt en dag de zieken te bezoeken, en zoo haaf 'den
morgenftond haar vertoont, de lichamen ie doorfnuffelen, zal my by alle bil'
lyke middelaars tot verfchoning moeten verftrekken , dat ik dit negende
Cabinet niet eer ter perjfe gebracht hebbe.
Al wie nu dit negende Cabinet met aandacht wil door zien, zal bevinden, dat
hem verfcheyde zaaken zullen voor„ komen r, die hem ten hoog ft en zullen
fchyneh vér wonderens waardig te zyn\ 'J~
3*
fVant wie, zoude ooyt hebben konnengekoven, dat' door een by zondere
konfte, de uyterfte zappige of mergachtige uyteynden der bloed-vaten der
ingewanden zeer klaar zouden konnen werden voor het oog gebracht, zon-
der kwetzing der ingewanden, zelfs zonder verbreking van haar e over-
trekzel of vlies: daarenboven dat men ze kan zien in haar natuurlyke
plaat ze en forme, niet alleen door vergrootglazen, maar ook zonder de
zelve.
Ik bekenne wel dat niemand aan dit myn ongehoord zeggen zyn zegel'licht
-ocr page 302-
r van F R E D ERIK RUYS C H. ;            7jj
zal willen hangen-, echter is het waar en waarachtige en die ten mynen
huyze. zulks dagelyks zien, ft aan als ver ft e ld; ik twyffele ook niet, ofzy,
die haar werk maken van de deelen der lyken te doorzoeken , zullen hier
over verwondert zyn:
want die hebben buiten twyjfel wel bevonden hoe
moeyelyk het is de uyterfte uyteynden der vate?i natevorfthen-, en hier door
is 't, dat de waar e geftalte der zelve is verborgen gebleven-y hier van is

't ook , dat geenzints van de gering (te Ont Ieders in een verkeerd verfland
zyn geraakt
, waanende, dat vee Ie ingewanden uyt praten/e Klieren bc-
(iaan, daar Jy in tegendeel alleen uyt vaten met haar fippige of mergag-
tige uyteynden continueel zyn met de fronken der vaten, gelykerwyze als
'm de Bloem-Kool, wiens ftronk uyt gaat in bloemen zonder dateer ietstus-
fchen komt, daar een klier in tegendeel een lighaam is dat van zig zelfs
beftaat, en van een by zonder vlies omvangen is.
Onder alle is ''er myns bedunkens niets wonderlyker 3 als dat de fchorjfe van
de herjfenen 3 dewelke zoo week als dikke brej is, egt er uyt loutere jappige
uyteynden der Slag-ader kens is beftaande, en niet uyt prat enfe Klieren.
Wie kan zulks ge loeven, ten zy hy het f mynen huyze komt te zien yja
onder alle
V geen ik in 's menfehen lighaam uytgevonden heb, is dit, zoo ik
't szeggen durf, het allervoor naamfte.
W'eshalven zaly der moeten bekennen dat het onbetaamlyk is, dat de Hr.
Martinus Lifter , Engelsman, en voorftxander van de Klieren der inge- .
wanden, in JynTracHaat van de Humeuren, my te onregt befchuldigt met
te zeggen, dat ik hier en daar zulks valfchelyk voor geef, welke aanvry-
ving beter op hem paft , omdat hy wil oordeelen van zaaken, die
hy nooit heeft gezien: zulke tegenftrevende menfehen zyn zeker qualyk te
verdragen : want )Jy oordeelen van zaaken , daar Jy geen kennis van
hebben.
'Daarenboven valt hy my onregt matig op verfcheyde plaat zen in 't zelfde
TraBaat aan , zeggende y dat ik dit en dat gevoel , en ook gefchreven
zoude hebbe, 't geen ik nooyt gedagt, of door Schriften heb bekent gemaakt,
en onder andere, dat ik zoude ont kent hebbe, dat'er Klieren in's menfehen
lighaam zoude gevonden worden: dat ik niet zoude befpeurt hebbende Te*
fiiculen op haar zelve Klieren te zyn , dat ik gewilt hebbe dat de Klieren
van de herjfenen niet als een vette felfsftandigheyd zoude zyn , &c. maar
Waarom geen boek of plaats aangewezen waar ik dat gefchreven heb ? al
wie myn fchriften doorgelezen heeft, zal het in tegendeel bevinden.
Ondertujfchen wil ik die beft hermer met geen hevigheyd beflryden , om.
dat hy op verft heide plaat Jen met myn gevoelen niet overeenkomt, als mede
dat hy myn zaaken heeft willen beknibbelen en kleyn maaken
, maar hy wil
Ggggg                                 ■ liever
*
-ocr page 303-
7X%X IX. A WA* TOM I S C H G ABINET
liever aM't oude gevoelen V welk van over eenige eeuwen als onwrikbaar
is gehouden
, zich vaft houden, aangezien het hem niet heeft mogen gebeu-
ren alle die waar e verfchyningen en öpregte toehereydfelen
, ten mynen huyft
te zien.
Met geen minder verwondering heb ik geleezen in eenTractaat, wegens
9een reyfe door Engeland en Holland gedaan , en beft breven door den fcherg-
zinnige Heer Chrifliaan Henr. Erndl, alwaar hy op de S'3. f# 84,. bladz. zegt.
Ik hebbe de Hr. Ruyfeh menigmaal bezogt, ook geen uur verzuymt ,
wanneer hy ten dien Me der vreemdelingen, zyn konftkamer licc zien, en 't
geen daar in was verklaarde.
De ongeloofelyke meenigte van geprepareerde Anatomifche en die verbaasde
fchat van natuurlyke zaaken, die hy bezit, verftomt de curieufe aanfehou-
ders, 't getal der zelver te willen optellen, was niet anders als in een ruime
zee zich te begeeven, waar van getuigenifle konnen geven de ftaaltjensvan
de 7 doenmaals uitgegevene boekskens, onder de benaming van fchat-be-
waarkaflen, om nu noch niet te fpreken van zyn obfervatien en Anatomi-
fche brieven, dewelke apart zynuytgèkomeft. •;
Ik kan echter niet nalaaten te fprëkefl van 't geen onder \ zyne het al-
ler raarfte is, namentlyk de Mumie van een Jonge van 8 Jaaren , wiens
lichaam hy met vogt en door konft, zoo hy zegt, zoo cierlyk na deflelfs
■dood bewaart heeft, dat de couleur en conJiftentie van 't vel en Spieren,
zich voor 't gezicht en aanraaken , als natuurlyk en levendig zig opdoen;
alle de deelen en ledematen van deze Mumie zyn niet al te hard gemaakt,
maar vertoonen haar zagtjes als warenze noch met haar zappen en bloed
vervult en vigoreiïs.
Het is een wonderbaare konfte 't geen die vermaarde man in 't toeberei-
den van deze Mumie te wegen gebracht heeft," overtreffende alle geloof-,
waardigheid, ten zy men het zelve komt te zien, en hoewel verfcheydent-
]yk van de preparatie van dit lyk geoordeeld werd door zyn wederftrevers,
zoo is 'er nochtans niemand die tot noch toe iets diergelyks uit kan werken
ën vertoonen.
' De Heer Rauw heeft dikmaals gezegt, als men hem over deze wonder-
lyke zaak zyn gevoelen verzocht te hooren, het zyn loutere bedriegeryen
met die Jonge, hy heeft die ellendige het. oppervelleke afgehaald, zoo
dat het vel, met deflelfs fpieren noch vol bloed 2ittende, verbeelde al zoo
eenigfïnts de couleur van 't .natuurlyk lichaam ; andre giften op 't veryde-
. len, én uythalcn van de lugt, waar in hy het lichaam zoude bewaaren ter
tyd en wyl hy 't kwam te vertonen; •
Maar alle deze giftingen zyn van kleen gewigte: toont het, en danzo°
zal ik zeer gaarne tot u gevoelen overgaan.
-ocr page 304-
*           van F a E D ERIKRUYSC H.               fy$
Hoe is't mogelyk bid ik y'dat de Heer J. Ja'c. Rauw zulks konde zeg-
gen y nadien ik publyk en in Jyn iegenwoordigheyd eenige reyfen't zelve ten
toon gefield heb
, ja ik heb wederom voergeuomen in de eerfte ontleding (zo
het God den Heer e belieff) die by myte verrigten ftaat
, 't zelve lighaam,
't welk nu o-per- de
19 Jaren is ge f tor ven \ weder te laten zien in een ge-
fialte, als ofhet nog leefde,-
              \, i                     L :,
Niemand, zal zulks voor bedrog konnen houden, ten Jy door haat of nyd '
aangedaani zynde
, zyn zinnen verbuyft waren; en wat het oppervelleke
betreft
5 namentlyk , dat ik dat van't lighaam afgefchilt zoude hebben,
zulks is ook onwaar, en zoo ik zulks gedaan hadde, zoude men dat voor
bedrog houden ? maar zoude de jongen daar door ellendig geworden zyn
? ,
Ik ben dikmaals genootzaakt het oppervelleke hier of daar af te haaien $
wanneer ik de Zenuw Tepeltjens wil vertoonen
} en of de Spieren nogs vol
bloed zitten y laat ik anderen oordeelen , en dat toe gefl aan zynde y zoo
zoude het 'nog geen bedriegeryen zyn,
Der halven zoo den Ttofeffor Rau zulks veelmaal heeft ge zegt , gelyk»
de Heer Erndl verhaalt y zoo heeft hy ver keerde lyk van myne zaaken ge-
fprooken y en dat zoo zynde
, zoude ik antwoorden s indien hy beter had
geleerty zoude hy betef doen..
                       ,?:
Bedrog aan te rechten is altoos verfoeyelyk, en zulks. betaamt, in-*
zonder heyd' gants niet voor een oud Man
, wiens dood voor zyn e deur e
ftaat + en indien de Heer Erndl zulks niet met den druk gemeen gemaakt
-hady zoo had ik dat ligt in dewind ge'fiagew, enmetsdaar of geantwoord%
maar nu zulks ter perffe is gekomen y hebbe ik my moeten verdeedigen.
T>it nu tot mynverdeediging byggbrëgt■zynaei, zal'ikverderstoetreeden
tot het vervolg
, 't geen ik nog te zeggen heb , namentlyk 3 in dit negende
Cabine t komt ons nog voor een uitgebraakt
25/'ertj'e, alswaar ehetl een kleen
hofidje, hebbende vier pootjens
3 een (taartje, mondje, tonge, met iets9 het
geen na een navelfrengetje gelykty het zelve bewaar ik 'm een vogt te ge-
• lyk met het beurswyze fakske
, waar in het} in plaats van een nageboorte'■»
heeft gelegen.
                       .■ : M ;\
Hier mede beminde Lezer vaart wel; en de ^Drukfouten, die 'er inge*
floopen zyn
, verzoek ik, dat gy zult met een goed hart verbeteren.
,1, f) ... » _...... ,. ;,            ,                           ,                               t ■
Ggggga*          \                  HET-
-ocr page 305-
|tf IX. A N A T OM I S C H CABINET . ' '
HE T N E'GEND E
A N ATOM I SGH
C A B I NET,
              Oj> wiens grond deze volgende zaken gevonden werden.
• .                                                                                                                                                                                                                                                                                                                    ■„.#".."
■■:■■ .%..:■                                                                                                                                                                               -:■-.:...-.■»,■■■'■■■■ ,:■■-,'---.-■■                              % ' 't '                                            ' '■- f, '■■ s "°tl                                                        ' ';ï"*'"                     ■•'■-■                         > "
■'' #>; _                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                   ■ ' ' ,'' ' " ' ,                'm "                                                                        "' ■'' '"' -i
N°. I. T7 En ronde doos, waar in bewaard word de lyfmoeder van een be-
. Eivrugt Schaap, welke van my over veele Jaren toebereyd, ge-
• <balfemtj en hart gemaakt zynde, cierlyk bewaard is.
Aanmerk ten eerften. Wanneer dit Schaap eenigen tyd bevrugt was ge-
\veeft, is 'er ontrent de plaatfe, daar de lyfmoeder is gelegen, een abfces
of fweringe gekomen, dewelke van zelfs opengebroken zynde, zyn'ermet
den etter verfcheide beentjes uytgedreven, 't welk ook wel zomtyts voor-
valt in de Vrouwen.
Na dat het Schaap was geftorven , heb ik deszelfs lyfmoeder. ge-
opent, en in hare holte vecle beenderkens gevonden, dewelke daar nog in ■
leggen.
Ten tweede. Des Lyfmoeders Hoornen , dewelke niet anders zyn,
als een gefpouwentheid des Lyfmoeders in twee*delen, zoude men te ver-
geefs zoeken in de Vrouwen, hoewel Carolus Stephanus, en andere zulks
vaftgeftelt hebben.
Deze Lyfmoeders Hoornen zyn zeer wel toebereyd, en werden dezelve
gezien met hare opgevulde flag-aderen met een rood-waffige ftoffe,
N°. II. Een doos met een gefpouwe ftuk van 't bovenfte van 't Scheen-
been, van een Menfch , 'die veele jaren in 't graf had gelegen.
Aanmerkt ten eerften. Nadien dit been droog en faploos is geworden,
kanmen de fponcieus benige zelfftandigheyd beter zien.
'Ten tweeden. Alwaar de fponcieus-benige fubftantie eyndigt , daar
laat zig het merg van 't been zien , in deflelfs holligheyd -s en is hec
zelve in 't graf verhard, wit, en gekorrelt geworden, gelyk 't daar nog in
is overgebleven i en zulks heb ik altoos zoo gevonden, in de lyken , die
over veele jaren ter aarde waren beftelt.
Ten
-ocr page 306-
.Van FREDERIK RüYSCH: '         jfffe
Ten derden. Hier uyt kanmen befpeuren, hoe groot een overkomfte dat
'er is, tuflchen het vet van een Mens, en het merg der beenderen j want
het vet datmen in de dood-kiftèn vind, na dat de menfchen 25 Jaren zyn
begraven geweeft, heb ik bevonden in vette luyden, dat haar vet ook was
verandert en verhard, wit, gelyk ik hier vooren van het merg der been*
deren gezegt hebbe.
Ja ik vertrouwe dat het merg der beenderen niet dient om 't been te
voeden, gelyk men zulks van alle oude eeuwen gelooft heeft, maar dat het
• zelve de beenderen vaftigheid geeft, door deflelfs bevogtinge. In dit ge-
voelen wierd ik meer en meer beveftigt, na dat my ter hand wierd geftelt
het Scheen-been van een afgeftorve mens, in't welke ik gants geen holïig-
heid en vond: zoo dat ik hier van eenige handvatten heb laten maken , on-
der dewelke eenige met ftaal voorzien zynde, als mefïen en vorken, in my-
ne Cabinétten bewaart worden ; en dat nog in fcheden gemaakt uit het vel
van een Jonge, waar door heen by duyzende van bloetvaatjens lopen, de-
welke met een rootwaffige ftofle vervult zyn, waar door de fcheden gants
rood zyn.
N°. 111. Een doos met een hart gezwel in de navelftreng, waar van ik
noyt voor heen had gelezen, ook nooit had gezien: echter heeft zig zulk*
opgedaan in een jong gebore kintje van een Slager.
Wanneer ik en den wel ervarene Meefter *Pieter Adrïaanfz,. Verduyn •
van de Ouders wierden verzocht, twyfelden wy over dit gezwel, als we
het eerft quamen te zien> want het ons als. wat ftrekkende na een breukje,
't welk digt aan de buik zat, voorquam.
Endeling vonden wy geraden, (terwyl de Vroed-vrouw voor onze kom*
fte de ftreng afgebonden en afgefneden had achter het gezwel, na de Moer- •
. koek) een tweede afbindinge m 't werk te ftellen , en dat'voor hetgefwel,
naden buyk toe, dit gedaan zynde, verftierf het gefwel na weynigedagen3
en afgefneden zynde , heb ik bevonden 't zelve ten deele van een vleezig,
ten deèle van een byzondere en vreemde ftoffe te zyn, met weynige voch-
tige humeuren, ündertuflen fcheen het .kind door dit gefwel niets quaats
geleden te hebben, terwyl het fris en gezont ter Werelt quam.
No. IV. Een doos met veel verfcheyde raare ftukken van occidentaal-
• fche Bezoar fteenen: als mede veele heele fteenen, zittende in een dikvlie-
zige beurs, waar in ze gebooren zyn , 't welk ik oordeele aanmerkings
waardig te zyn. .
            .
No. V. Een doos met een hart-aders uytfpatting , en dat vaneen tuften
ribbige flag-ader uit een menfch, in groote met een hoender ey overeenko-
mende.
                                          '-'■                                                , .
Ggggg 3                                 Aan-
......---------------------------'----------
-ocr page 307-
7l% IX/ ANATOMISCH CABINET
Aanmerkt ten eerfte: Dat het verwonderingsweerdig is, dat zoo een kleen
flagaderken zich zoo heeft kunnen uitzetten 't welk ik drie of viermalen
gezien hebbe. Het was een Jongman, wiens ongemak ik hier voorftelle,
dewelke van over*langen tyd geklaagt had over benautheit wegens die dee-
len, die het herte naby zyn gelegen, ende ten laaften door zeer zware be-
nautheyd, en mocylyke hoeft aangedaan zynde, fchielyk gefturven is.
Ten tweede: Ik en was niet minder verwondert, jaontftelt, datditge-
zwel Aneitrïfma zoo vaft aan de ribbens, en aan de lichaamen der wervel-
beenderen was aangegroeyt. dat ik 't zelve niet zonder hamer, en beyteï*
wyze Inftrumenren, daar van konde fcheyden.
jM°. VI. Een vierkante Doos uit Indiaans hout gemaakt, en daar in het
oor vaneen Menlch, 't welk hard gebalzemt is, en wiens flag-aderkens tot
een tos, vervult zyn met een rood-waffige ftofle, waar door het geheele
voorwerp gants root is geworden.
In dezelve Doos kanmen ook zien de Hol-ader van een Mensj voor zoo
veel dezelve, met haare drie takken, door de lever is verfpreyd, derzelve
uiteynden afgebroken zynde.
No. VIL Een vierkante Doos als vooren, en daar in de long van een
Jongeling, wiens cellekens, tot een toe, vervult zyn met een wit-waffigc
ftoffe > en zoo kanmen zien de ware figure van de ftaat des longs in het in-
• halen des adems.
N°, VIII. Een Doos als vooren, waar in gevonden word een arm van
een kleen kind, met deszelis fchouder-biad, en Sleutel-been: ea zyn die
al door balfamatie verhard, en van over zeer veele Jaaren zoo gecon-
ferveert.
Aanmerkt ten eerften. Dat het fleutelbeen gebroken is ge weeft , en
na een qualyke-herftellinge, genezen is in een half manige figure.
Ten tweede. Het vel des arms geopend zynde kanmen des arms flag-
ader zien, inzonderheid op die plaats, daarmen de pols dagelyks .voelt.
Ten derde. De bloetvaten tot het uyterfte vervult zynde, brengen 't vel
een zeer roode couleur aan. .
Ten vierde. De Nagels fteken wel buyten uyt, niet om dat ze na de
dood zyn gegroeyt , gelyk men ten onregten eertyds geloofde , ja als
een onwrikbare waarheyd wiert gehouden; maar wegens het intrekken, *
verdrogen, en verharden dezes voorwerps, om nu nog niet te fpreken,
• - van dat men geen nagels gewoon is te korten, als men ziek te bedde
leyt.
                                          :.; &hm 'v ' ■ »m
Het vel, en de h&yren, zyn delen deslichaams, dewelke een gemetf*
leven hebben met het geheel, en derhalven ook met de reft komeii te
fier-
-ocr page 308-
van FREDÉRIK RUYSCH.,;          783
fterven, want dit heb ik ondervonden, door dien ik, tot dien eynde,dik-
wils de graven ben ingegaan., en iioyt het contrarie bevonden heb.
N°. IX. Een doos als vooren, wa^ar in vcrfcheyde deelen des lichaams .
van jong geboore kinderen gevonden worden.
A.  Een Armtje,wiens vel geopent zynde,daar in gezien werden de vervulde
bloetvaten, die daar door verfpreyd zyn, ook deszelfs zenuwe en fpieren,
B.  Het voetje van een Kintje, by na op dezelve wyze toebereyt.
C Een Kinder voetje, door wiens vel haar vertoonen de opgevulde
bloetvaten.
D. Den rug van een Kintje, met de fchouderbladen, tot een mumie van
my toebereyd.
N°. X; Een Doos, als voren, waar in gevonden worden drie Menfche
Nieren, dk door gefpouwe zyn, in dezelve vertonen haar de uitzetfels,
of takken van 't bekke, en de Nier-tepels > nadien de flag-aderen vervult
zyn, zoo zyn deze Nieren zeer root van couleur.
In 't midde van deze Doos komt ons te voorfchyn een ftukje van een
menfche Nier, wiens hart- of flag-aderkens, en pis-canaaltjens, (die de
tepelkens maken) geheel en al vervult zyn.
Aan de zyde van deze sdoos doet zig ook mede op een menfche Nier^
dewelke uitgedroogt is, deszelfs uitzetfels Qfirodu&iones*) van 't bekke puy-
len zoo buyten de Nier uyt, dat het bekke zelfs drievoudig voorkomt: .
ook is de pifleyder zoo zeer verwydert, dat men 'er by na een pink in kan
fteken.
                                                  ,: ^ ïyoci.,;. n&y'U *h
N°. XI. Een vierkaate doos met verfcheide darmtjens van kleene Kin-
dereni onder alle meede een deel van den blinden darm, met deszelfs aan-
hangzel, en dat van een jong gebore Kintje, om alzoo het onderfcheyd te
zien, die daar is tuffen dit voorwerp in een jong gebore Kint, en dat van
een bedaagt Menfch.
N°. XII. Een doos als vooren, waar in ons voorkomt een ftuk van den
colyk-darm, wiens hartaderen wonder! yk vervult zyn, en dat mejt een rood-
waffige ftoffe, zelfs die vette aanhangzels van deze darm niet uitgezondert
zynde.
. N°. XIII. Een vierkante Doos, als vooren, waar in bewaard werden
twee voorwerpen, waar van het
ie. Iseen ftuk van 't beene of doodts-hoofts herflen-Pan, met een gedeel-
te van dat van het aangezigt. Waar in men zien kan ten eerften de
fpelonke van HigmorUs> alzoo geheten, öm dat Higtnorus die eerit afge*
beelt heeft.
2e. Het
• '
-ocr page 309-
784 IX. ANATOMISCH CABINE T
ae. Het gat, of opening-, waar door deze holligheit, met dat van de
neus gemeenfchap heeft aan beyde zyden.
* 3e, Het vHesken, of b'ecne vliesfeen, 't welk de fpelonke van binnen
bekleet, waar door heen zeer veele opgevulde flagaderkens paflerenj waar
door ook dit vliesken root is geworden, en is het zelve zoo fyn als
fpinnerag.
- 4e. 0e beenige trane-weg, met des zelfs vliesken, waar mede deze weg
of canaal, bekleet is van binnen, mede zeer rood van wegen het opvullen
der bovengezeyde flagaderkens.
5e. Beyde de fponcieufe beenderen van de neusgaten, van eene zyde,
narhentlyk het bovenïte en onderde, met derzelve bekleetzel, om dezelve
reden ook rood van couleur.
? 6e. De Euftachiaanfche Canaal.
7e. De holte van 't voorhoofts been, ai mede bekleet van zoo een fyn
vliesken, 't welk niet min rood is, als de bovengemelde.
ge, De gemeenfchap van deze voorhoofrs beens holte met de neusgaten,
is hier zeer klaar te zien.
9e. De helft van de holte van de Paardezadel met deszelfs inwendig vlies-
ken, waar door heen ook de bloetvaatjens lopen.
ioe. De trechter (in 't midden van de Paardezadel) wiens holligheyd
bewaart en nog open is, gelykze in een levendig menfch haar opdoet.
In het tweede voorwerp word onsgetoont, een fchryf-pens breete, voor
het benig deel van het gehoor gat.
ie. De plaatze, daar het kneukei-wyze uitfteekzel van de onderde kaak
zig komt te zetten , met deszelfs beweeglyke kraakbeen; namentlyk boven
de grond van het juk been, alwaar de overbiyfzeien der banden noch 0-
verig zyn..
No. XIV. Een doos als voren, en daar in
ie. Een ftuk van de borft van een kint, zoodanig toebereyd, dat men
klaarlyk zien kan de tuflen-ribbige vaten, met haren cours: Daar en boven
zietmen ook (dit vlies wat opgeligt zynde) het celluleufe vlies, en daar
onder nog het benevlies.
2e. Het borftbeen van een kint, met de aangehegte kraakbeenige deekn
der ribbens ook de tuflènribbige en inwendige mam-takken. *
-'3e. Een ftuk van de borft met den arm, en fchouderblad, waar door
heen overvloedige bloetvaten pafTeren.
-ocr page 310-
Van FREDERIK RUYSCH,             ?8:j
De Eerfte PLANK.'
N°. XV. Een Doos als vooren , en daar in de Lyfmoeder van een
Kraamvrouw, van over veele Jaaren van my bewaart.
Aanmerkt ten eerften , Hoe groot de Lyfmoeder nog is in een Kraam-
vrouw van 14 dagen, als mede het veranderen van plaats dereyerftokken,
eyerwegen, en banden, dewelke ten tyde des dragts (wegens het uitzet-
ten van den bodem des JLyfmoeders,) verder van haar grond afftaan.
Ten 2. De pisblaas is in dit voorwerp heel klein , wegens het loffen
des waters in't fterven, en datfe na heen van my niet en is opgeblafen.
Ten 3. De mond van de Baarmoeder is 14 dagen na de verlofllnge zeer
wyt openftaande gebleven , gelykze nog is , 't geen ook dikwils in de
Kraamvrouwen gebeurt; zo dat zy haar niet wel beraden, die al te vroeg
haar kamers verlaten, waar doorze de mond des baarmoeders nog niet wel
gefloten zynde , aan de koude lugt bloot ftellen.
N°. XVI» Een doos als vooren, waar in twee voorwerpen gevonden
werden, waar van het
1. Is een Eyerftok, en Lyfmoeder van een Henne.
Aanmerkt. Onder de eyeren (of liever dooren van eyeren) die met geel
wafch opgevult zyn, werd'er een of twee holle vliefen gevonden, gelyk
een tregter, waaruytde dorens zyn gevallen in de Baarmoeder, en
werden deze nageblevene holle vliezen kclkjens genoemt, van den uytfte-
kende Ontleder Regnerus de Graaf-, dewelke my als een boefemvriend is
geweeft over 50 en meer Jaren.
N°. XVII. Een vierkante doos, van Indiaans Hout gemaakt, als vo-
ren , waar in gevonden word de Maag van een Schaap, feer cierlyk toe-
bereyd : namelyk alle de flagaders zyn niet alleen gevult, maar ook kan
men zien deflelfsIV deelen, als eerftelyk de Maag, het Net, den Omafus,
en Abomafus.
N°. XVIII. Een doos als vooren, en daar in een gebalfemt, en hart
gemaakt Kintje van 7 maanden dragts, 't welk feer veele jaren van my is
bewaart geworden.
Aanmerkt ten eerften, het Hooftje en uyterfte ledematen zyn 'er afge-
nomen.
Ten 2. Alle de flagaderen gevult, ende het borftbeen opgeligt zynde,
komen ons in't gezigte her Herte, de Longe , en Sweferik. Den buyk
geopentzynde kan men zien de Lever, Maag, Darmen, en Blaas, ook
de navels flagaderen, het zakxken, en roede, en dat alles inzynenatuur-
lyke en eyge plaats.
                           H h h h h                                  No.
-ocr page 311-
7M IX. ANATOMISCH CABINET
N°. XIX. Een doos als vooren , waar in bewaart worden verfcheyde
ftukken van de borft, en dat van jonge geboren kinderen, onder dewelke
men kan zien, (met de letter A getekent) de uytfpruytzelen van de inwen-
dige mam-takken, lopende door de tufïenribbige ipatien, die haar ten laa-
* ften vercenigen met de tuffen-ribbige flagaderen , dewelke haren
eorfprong hebben uit de ftronk van den groote flagader.
Lett. B. Vertoont ons een gedeelte van de borft, wiens borftvlies Q^leurd)
ten deele van't ondergelege celluleus vlies , als mede van het ribbe vlies,
afgefcheyden is.
C. Een gedeelte van de borft , waar aan nog vaft zit, een ftuk van 't
middel-fchot, met twee gaten doorboort, tot pafïage vas deflok-darmen
hol-ader: aan de zyde dezer twee gaten komen ons mede voor, een klee-
ne gedeelte van de groote flagader.
N°. XX. Een doos met verfcheyde gedeeltens vandenavelftreng, waar
van fommige met, andere zonder knoopen zyn.
Onder alle deze is 'er een getekent met Nu. 1. Dewelke bezet ismeteen
knoop van monftreufe groote: en zyn de knoopen niet anders als dwaal-
kourffen van de navelzaten , dewelke door haare verdikkinge , knoopen
verbeelden.
N°. IL Een gedeelte van de Navel-ftreng uyt een Kalf, beftaandeuyt
twee aderen, en twee flagaderen 't tegendeel in d'iG der menfehen waar in
men maar ene ader en twee flagaderen ontmoet. Aan dit voorwerp zitte
nog vaft twee navel-flag-aderen, en ook de blaas.
N°. XXI. Een doos ais vooren, met twee nageboortens van tweelin-
gen '$ welkers water-vlies (jmnios} van my in twee deelen is gefpouwen,
't welk fomtyds ook wel van de natuur voorkomt , in een levendig kint.
Hier van daan komt het mogelyk , dat veele Ontleders gewaant hebben,
en wel zelfs, die van deeerfte rang, dat 'er tuffen de Chorion , en Am-
mum , nog een derde vlies geplaaft was , 'tgeenefy het pis-vlies noemden.
Deze twee moerkoeken heb ik van den anderen gefcheyden , 't geen
gemaklyk gefchied, wanneer ymand dezelve onvoorzigtigaangrypt, want
de voornaamfte vereeniging hebbenze door de gezeyde vliezen, en aankle-
vende bloetvaatjens, en niet door mondelinge vereeniging, zo datze ligt
wyken, gelyk twee byeenftaande gras-planten , wanneer die uit de aarde
gerukt werden.
No. XXil. Een rotze gemaakt uyt ftukken van andere rotzen , witte
coralen, en rode opgevulde flagaderen, dewelke daar door heen gevlog-
ten zynde, roode coralen verbeelden.
Deze Rotze op een pedeftal van Cederhout geplaatft zynde , onthoud
in deffelfs holte eengroote crjftallyne vies met vogt, en daar in werdge-
-ocr page 312-
Van FREDERIK R U YSCH            ftfi
vonden de lever van een Kint, door wiens opper-vlakte zo veel
bloetvaten gezien worden , dat de gehecle lever bezonder rood zig op
doet.
Boven op het Dekzel van dit glas , met zyde bekleet zynde, wert ge-
vonden nog een tweede kleyn rotsje, waar uit voortkomen opgevulde flaga-
deren, zo uit de lever als andere deelen, verbeeldende roode opftaande
korale takken,
           — n-
N°. XXIIL Een Pedeftal van Cederhout gemaakt j en daar op een
rotsje met zeer veel opgevulde bloetvaten, in wiens midden uitgeholt
zynde , geplaaft is 't hart van een menfch , met deszelfs afgefneden
ftronken.
Aanmerkt ten eerften, dat dit hart door het balfemen hart gemaakt 3 en •
rood is geworden door de opgevulde bloetvaten. !«
Ten 2, Dat het hart zyne natuurlyke forme heeft behouden, uitgezon-
dert dat beyde de oorkens te gelyk met de twee holligheden van 't hart te
zamen zyn vervult, 't geene in een levendig menfch nooyt gefehiet.
Ten ^.Kanmen hier ook klaar zien, dat 'er. uit het regier oorken ee-
nige aderen fpruyten; zoo dat niet al de bloetvaten voortkomen uit de
kroon-ader, gelyk men voorheen gelooft heeft.
4.   Op wat wyze des longe-flagader, in de long komt, na deszelfs
verdeelinge, komt ons hier ook te voren.
5.  De ftronk van de grote flagader3 met zyne drie opwaarts gaande uk-
ken , als mede ten
6*. Een gedeelte van den flok-darrn , en longe-pyp, ftaande digt by de
driegezeyde takken, die hier zeer wel te zien zyn.
7.  Den op-en neergaande ftronk van de hol-ader, met meermaals ge-
zeyde ftpffe opgevult zynde, kanmen haare continuatie, als in ftaat van
leven zienj als mede dat het regter oor, wegens des zelfs ruymte, een
groote ontfanger des bloets is, contrarie dat van 't linker oor, dat zeer
kleen is.
8.  Hoe en op wat plaatfe, de ongepaarde ader (vena Azygos) uit de
ftronk van de opgaande hol-ader voortkomt, zulkx kanmen hier ook zien,
en van gelyken.
Ten 9. De ware forme der ooren van het herte.
Nö. XXIV. Een vies met vogt, en daar in een navelftreng, met een
kleen ftukje van de nageboorte, aan wiens rand gehangen en vaftgezèten
• neefr, een been van een kint, ziet Tab. 1. Fig. 2.
Ik twyfele niet, of het zal zommige wonderlyk voorkomen, die'dit
geval lezen Namentlyk een zekeren vrouw op de Hacrlemmerdyk wo-
Hhhhh 2                                     nende,
-ocr page 313-
>
78S IX. ANATOMISCH CABINET
nende, veriofte voorleden jaar van een fterk, gezont, en wel gemaakt
kint, aan den rand van de moer-koek hing apart nog een kints been, ge-
lyk den plaatïhyder hier ook afgebeelt heefr, ziet de 2 Fig. van de Plaat. 1.
Daar en boven, ter plaatfe, daar de ftreng de moer-koek raakt, of zig
vaftmaakt, daar had zig ook een gefwel (^atheroma) vaftgezet, gelykuit
deze fig. blykt.
Aanm: ook ten 2?. dat dit been beftaat uyt een dybeen, voet^ en drie
toonen met zeer veel vet bezet, zonder eenige fpieren.
3e. Dat de beenderen, geheel en al hol zyn, fiftuleus, van wezen zeer
dun , en zonder eenige fponcieus-beehige iiibftantie aan beyde de uit-
eynden.
My heugt, dat ik over 50 jaren, een fchaap geopent hebbe, uit wiens
hals een geheel been uitgegroeyt was, in wiens beens holte ik mede ganrs
gee.n fponcieus-beenige fubftantie hebbe gevonden, ook gants geen fpie-
ren , maar in deze hare plaatfe, was het been bezet met vet.
N°. XXV. De maag van een jonge, met katoen opgevult, en zo toe*
bereyd, dat het 't leven zelfs verbeeldt.
De Tweede PLANK.
N°, XXVI. Een Grafftede, of Tombe, gemaakt uyt flukjens van Steen-
rotfen, witte beenderkens van kinderen, en bloctvaten, roode koralen ver-
beeldende , en als uit de fcheuren van de Rots voortkomende.
De deur of ingang van 'tGraft is het bovenfte van de herfTen panne van
een kind , door wiens harfTen [panne vlies veele vervulde flagaderkens
ïoopen.
DefTelfs inwendige oppervlakte is nog met het harde harfTen vlies veree-
nigt, waar door heen ook veele opgevulde flagaderen Ïoopen. En in defTelfs
midden is de feyffen ( Falx") in haar natuurlyke ftaat, defTelfs flagader-
kens niet uitgezonden zynde, dewelke daar door heen Ïoopen.
Uyt de gezeyde zeyffen komt ook voort een tegen natuurlyke uitfpat van
een rond en lang vliesken, als ware het een Zenuw.
In dit voorwerp is de zcyzen-groef open gebleeven. In de grafftede leyt
het geraamte van een onvoldrage kintje van ontrent 7 maanden dragts, en
is het zeer net en curieus: in defTelfs regter handje heeft het 't geraamte
van een muys, 't welk mede heel konftig en net toebereyd is, en fchynt
met defTelfs voorfte pooten aan te grypen eenige vliezen, waar door heen
«en hoop opgevulde bloctvaeten zeldzaam pafTeren > en is zulks
van
-ocr page 314-
Van F RED ERIK RUyCE             789
van my aldus toegeftelt, op dat de voorwerpen , van wat geflagte die ook
zouden mogen zyn, by my 'm bezigheyd zoude gevonden werden. Als
mede ten eynde ik in eenkleen beftek veele zaken by een zouden hebben.
Boven op de Grafftede is gezet een hart van een kint, 't welk gebal-
zemt en verhard is toebereyd, wiens ftronk van de groote flagader, zoo
op j als nedergaande, niet alleen nog overig zyn , maar ook die van des
longs ader, en flagader, ook van de op en nedergaande ftronk van de holle
ader, en die van de ongepaarde zelfs niet verwaarlooft zynde.
              . :,;
TuiTchen de takken van de opgaande ftronk, leunt het geraamte van
een onvoldrage Kintje, van ontrent 4 maanden dragts, en dat op deffelfs
armtjè , houdende in zyn rechter handje, een kleen takje van dé longs
flagader, 't welk opgevult, en zoo konftig is bereyd, dat men de zeer
dunne takxkens daar van zien kan. Het hooft ten Hemel opwaarts gewend
zynde, verheelt het Gods wondere werken te willen vertoonën. '
N°. XXVII: Een droog glas, met een gedeelte van 't vel, van 'top-
perfte des hoofts, van een jong Kintje, het welke, wegens de opvullin-
ge, zeer rood voorkomt: zoo dat men de ware plaats, en cours, van de
voornaamfte en allerkleynfte takjens, als mede hare mondelinge vereenigin-
gen wederzyts zien kan, nam: flagaders met flagaders.
Op de mond van deze vies is gezet een klein rotsken, doorvlogtcnmet
opgevulde bloetvaten, rode coraaien verbeeldende, en tulïchen deze we-
derom , verfcheyde ftukken van 't vel van 't hooft van een menfch, wel-
kers oppervlakte van zeer veel heele kleene bloct vaatjes voorzien is, die
haar als zeer fync mos vertoonen. De inwendige oppervlakte is nog met vet
bezet, en doorweven met duyzende van bloetvaatjens, die verfcheydent-
lyk, en ook flangswys lopen.
N°* XXVI11. Een drooge criftallyne vies met een milt van een Kalf,
waar in men klaarbly kei ykzien kan, wat van zyne ader zy, nam: hoe de-
zelve , in de milt komende aanftonds poreus, en doorgaat word, en een
weynig verder, geavanceert zynde in draden, en eyndeling gants vernie-
tigt word: zoo dat in plaats van aders takken,' alleen hollen groeve haar
opdoen.
Op deffelfs mond is mede een rotze gezet, in wiens holte onthouwen
word een ftuk van een Kalfs-milt, op dat het te klaarder zoude blyken,
't geen hier te voore gezegt is, als mede wat 'er te houden is van demilts
draden der Calveren, dewelke alleen aiaar dienen, dat de milt door fter-
ke aandrang van't flagaderlyke bloet haar niet zoude boven maten ■uit-
zetten; het. welk in den menfch geen plaats en heeft, om dat deffelfs
müt niet alleen een flagader-maarook een gemeene ader heelt, dewelke den
Hhhhh 3                                       flagsu
-ocr page 315-
t$o IX. A N iyr O M I Si C H'CABINET
flagadêr >yblyft„,tot7h$t gyterfte van de mik, ën dat met gelyke tre-
den, ! Urytf . sëiic^üg si i ■-,: & ■••...•
Derhalven zyn die menfchen geabufeert, dewelke de milt derCalveren,
niet die der „menfchen gelyk ftejlen, en de dwerffe draden, voor zenuwen
houdend Niet minder dwalenze, dewelke de milt klieren toefchryven,
als mede hiiyskens of cellekens, want zulks toone ik aan yder, die my
komt bezoeken, gants-onwaar te zyn.; Zoo dat, al wie van de milt eém-
ge reden wil voeren, en deflelfs ware gefteltheyd verhandelen, die en moet
daar toe geenzints de milt van Gameren, maar van menfchen gebruyken.
En hoe verkeerdelyk zy ook oordelen, van de alzoo gezeyde miltsklie-
ren .-yl hfeb ik overvloedig voor heen aangewezen, en belove nog in toeke-
nnende* zoo het God, belieft, van deze zaken een nieuwe afbeeldingere to-
nen, gelyk ik in dit 9e. Cabinet hebgedaen, ontrent de lever, nam: zon-
der eenige quetzinge des levers, zonder voorgaande kokinge 5 zonder en
ook met verhardinge, zonder wekinge^'n water, zonder te laten verrot-
ten, ,en ook verre vaneenig ge welt daar op te doen. -
Als dan zal men m.y in 't.toekomende niet meer accufeeren (ten minfte
't/zoude heetabfurdzyftQ; van dat Ruyfchde klieren door het pretenfe
ontvlezen, Qexcarnané&:^, Vernietigt, ^r -v ;..u
33r^^^DCIX;,. ^ea^eielVaüiiit indiaans hout/gemaakt \ waar op gezet is
een rots.van witteeoralen,.yêele:bloetvaten , enz: Indeflelfsholte vintmen
efen vies len daar ineen kintje van ontrent 6 maanden dragts, 't welk met
een water hooft, óf m&iïxips hooft, geboren is. En dewyle het in een
heldere v©gt k gelegen^? mtékomt dit gebrek zeer netjes voor.
• 1 TerwyV dit Kiqtje,hier. Cehynt als. van een WefMndies raar Slangetje
aangegrepen'te worden: zooyerbeelt het afemet eenige ©ntfteïteniflè en
jöjpgjBr:monde 'tzelve vara:zigfe'werenl? -f?]--; acomb ri.f- il
Boven op het dekfel van,'t glas is mede geplaaft een kleen rotsje, mee-
rendeel gemaakt uyt ellendige -zaken, die 't menfchen ligchaam gewoon
zyn te beftormen, als ftenen, fhikken Van bedurven kaken, beenderkens,
die op verfcheyde wyze bedurven, en van de natuur uitgeworpen en ge-
fcheyden zyn. Onder deze ileenen komt ons eerft een voor van zonderlin-
ge grdote, van gedaante een moerbefie gelykende, en een ander, by na
van dezelve grote met verfcheyde bulten bezet, van couleur bruyn, de der-
de nog grooter, en wel eiren van oppervlakte, maareen ftukje van de
bovenfte fchelle afgekraptgynde, zoo komt ons een twede fchelle voor,
dewelke vol van bultjens is voorzien, de 4e., hoewel kleender als allede
anderen, is egter de voornaamfte, nam: een van die, waar van gewag ge*
maakt is in myne AnatomifcheenChirurgifcheobferviitien. Zie daar van de
cerfteplaat van myn Obferv. Anat.Cliir.
                                             On-
-ocr page 316-
Vsfov 'F REDERIK R.UYSCE II 79*:
Ontrent de bovengemelde kaak* is M volgende aanmerkens; waardig.
Een jonge en ligtveerdige Dochter met Venus ziekte befrnet zynde, wierd
door een Chirurgyn gebragt tot een quylinge, door toedoen van mercu-
riale middelen, en na dat doen, haar onderlte kaak bedurven zynde* be^
gon aan een zyde te wiggelen: weshalvenzymy,myxiZoon, enMeefteif,
Fieter Verduyn by haar verzogt te komen: en als we bevonden een groop
ftuk van de onder kaak, los zynde,te bewegen, zoo trök'er' de voörzeyde
Heelmeefter dat ftuk uyt. Maar wat gebeurt 'er? eenige dagen daar na,
konmen ook met ligtigheyd nog een grooter ftuk bewegen, 't welk onder-
vonden zynde, zoo trok den Heelmeefter 't zelvemedtf uyt, en na zulks
volbragt was, bevontmen dathet't boyenfte gedeelte tfandeand^ftek^ak
was, te gelyk met het kneukel^yzeuytiïeek^pmceffusco^éyl/forms')
des niet tegenftaande, konde de lyderne, na de genefinge zeer wei kau*
wen, en duydelyk fpreken, ja ook zoo wel, als of zy ontrejit e& deelen
noyt ongemak hadde gehad.
N°. XXX. Een dootshooft van een kint, wiens bekkeneel op verfchey-
de plaatfen met een ftenige ftoffe bezet is. \
Aanmerkt ten eerften. Ik hadde het hooft geftoken in een vogt, om
't zelve te bewaren $ welke vogt te zamen vermengt was uit verfcheyde
vochten, namentlyk van geeft van wyn, vankoorn, füyker, enookArachj
Na eenige maanden bevond ik 't hooft op verfcheyde plaatfen meteen fte-
nige ftoffe bezet te zyn, en zulks gaf my aanleydinge om 't zelve te be-
waren.
Het dekfel van 't glas, waar in dit voorwerp bewaart word, is bezet
met verfcheyde zaken, die gepetreflceert zyn, als mede met fteen bezette
zeetakken.
N°. XXXI. Een droog glas, met het hooft van een Americaans vier-
voetig dier 't welk van de Nederlantfche inwoonders, ^uafi geheten is:
en is het zelve wegens zyn wezens geftalte, veerdige beweginge, en fno-
digheit, met een aap eenigzints overeen komende, gelyk ik heb bevon-
den , wanneer het t' mynen huyze leefde.
N°. XXXII. Een jong gebore kinrje van een Moorinne van ontrent 7
maanden dragts in een vocht bewaart.
N°. XXXIII. Een glas met vocht, en daar in een kints arm * wiens
'handje een ftuk.van de nageboorte aangrypr, en is dezelve cierlyk gepre-
pareert.
                                        .v            ,,■'■.-..',                 ■,            
No. XXXIV. Een Kints nier in een vogt, deftelfs oppervlaktcis oneffen,
en gebult, gelykze meeft altoos voorkomen, contrarie ia een velwaflè
me-fifck Óp deffelfs opperfte is nog gezeten de fcy-nier pp de wyze van
1                                                                                                                                                                                                                                                     ,
-ocr page 317-
ftV IX. ANITÖMISCH CAB IN E T
een Aker in deiïelfs doppe, en niet gelyk verfcheyde Auteuren hebben doen
afbeelden, nam: aan de zyde van de meren.
N°* XXXV. 't Vel van 't Hooft eenes Kints, als een catotmutsjetoe-
bereyd, waar door heen ontelbaar veel flagaderen loopen, 't welke met
dè dikwils verhaalde ftoffe vervult zynde, komt ons dat vel heel rood
voor."
                            i&- raiq
N°. XXXVI. Het dunne herflen-vlies van een menfeh, in de vogtbe-
waard, 't welk curieus toebereyd, en zeer rood is. En kan men hier nu
zien hoe dun het is, want zonder dat de bloetvaten opgevult waren j
heeft het ons voorheen bedrogen, namentlyk, nadien de bloetvaten, aa
het affterven, meeft altoos ledig zyn, zoo ift, datzc van couleur met 't ge-
zeyde vlies overeenkomende , tot des vlies dikte 't hare fchenen toe te
brengen; daar het in tegendeel van wezen zeer fyn en dun is.
N°. XXXVII. Een ftuk van het oppervelletje van de bal des voets van
een menfch, in vogt bewaart, uvt wiens inwendige oppervlakte ontel-
bare nablyffels van de vel-tepeltjens uitpuylen, dewelke het oppervelletje
voortbrengen, door haar uytbreydinge , gelyk ik voorheen ook hebbe
vermeit.
N°. XXXVIIL Een ftuk van de moerkoek, 't welk zoo curieus toe-
bereyd is, datmen klaarlyk zien kan, dat 'er niets kiierigs in een welge-
telde moerkoek is te vinden , nog ook dat de uyterfte uiteynden dezer
vaten voor omwindingen der vaten te houden zyn, maar ter contrarie,
voor zappige,*en weeke uiteynden, gelyk als in de milt, fchodïe der her*
{enen y en andere'deled.-pv.vuK-''--'':';;;■ 'm wnw -tm
         r-i
$ N°. XXXIX. Een droog glas, met het geraamt van eeu kleen Afri-
caans Parkitje.
* N^i XL. Een Pedeftal) uyt Indiaans hout, waarop gezet is een Rots,
in wiens holte gevonden word een groote tak van des longs flag-ader, wer-
dendè onthouden in een glas met vogt: en dewyl dezelve opgevult is,
kan men derzelver uyteynden zeer wel zien.
Daar en boven is 'er nog aan vaft een gedeelte van de long, het welke
in ontelbare lobbekens verdeelt is, ten eynde ik de partydige menfehen
benemen mogte het vermoeden, of het wel een ware tak van een longs
flagader is,
N°. XLI. Het ey van een hoen, in de vogt bewaart> wiens gedaante
of figure een kruypende flange verbeeldt.
N0. XL1I. Een gedeelte van het dunne herflen-vlies in een vogt, wiens
oppervlakte bezet is met verfcheyde kleene deeltjens; dewelke eenige ge-
houden hebben voor kliertjens, maar dewyl ze van verfcheyde forme of
gedaan-
-ocr page 318-
i Van F R/E P Ef R 1 K R U Y S C K.              f9}
gedaante zyn, en haar als vet vertonen,} zoo heb ik ze liever tyillen hou-
den voor vette uitpuylentheedep: te meer om dat ik in de verdubbeling
van het dunne herlfen-vlies eenige reyze vet gevonden hebbe.
N°. XLIII. Een refticul van een menfch, met ftudie van my ten dele
ontwerd, om de fynheyd dezer vaten te zien, en in 't geene niet ontwert
is, kanmen nu ook zien de worm-wyze vqortkruypende cours derzelver.
f          Op de Derde P L ANK.
N°- XLIV. Het bovenfte deel van het dybeen van een hinkende oude
Vrouw, in de vögt bewaard. .
Na dat deze lyderze van over veelë jaren haar dy-been had gebroken,
en eyndeling was komen te fterven', zoo hebben wy haar doode lighaam
geopend, en bevonden, dat den gehelen hals van 't gezeyde been ontbrak,
en dat het hooft van 't been Weder vaft gegroeyt was opeen legereplaatze
van 't zelve, waarom ik befloot, dit gebrek in yogt te bewaren,
ten eynde niemand zoude twyfelen aam de waarheyd van dit geval, ver-
ders, zie wat ik over diergelyke gevallen géfchreven, en ook heb laten
afbeelden in myne voorgaande VIII. <2ablnet4
N o. X L V. Het herte van een jong gebore kintjë, hart gemaakt, en ge-
zetóp een ftuk van een rotze, waar in de waregroote, en fofme van bev-
de des harts oóren kunnen werden gezien.
N°. XLVI. Een glas met vogt en daar in een groot gedeelte van hët
dunne herffenvlies van een menfch, wiens flagaderen geheel en al vervult
zynde, 't zelve ons zeer rood voorkomt. \
No. XLVII. Een ttuk van den nugteren darm op een Pedeftaltje gezet,
waar in niet alleen alle de latwyze verheventheden, of oogluykende klap-
vliezen,maar ook zelfs haare flagaderen vervult zynde, ons voor ogen komen;
als mede het celluleufige geftel van den gezeyden darm, en deffelfs fcheyl.
N°. XLVIII. De Hiftoriedie hier volgt, is zoo zeer ongemeen, datze
het verftand van een menfch by na overtreft ; ook zal niet ligt ymand
zyn zegel daar aan willen hangen, ten ware hy het zelfs met zyne oogen
gezien, of de volgende getuygenhTe gelezen had: ja ik zegge, met den
zeer beroemden Profeiïbr Bartholinus, in zyn tra&aat wegens de pngewo-
ne wegen y,an baringen, dat de, onkundige def Medicynfche Hiftorien,
zullen menen,; dat ik nieuwe beuzelen hier verbale, daar het oncjer-
tuffchen waar isl .'tgeen ik Kier ter neder frel. .
         - , »«•'
amentlyk, een zekere oude Vrouw, wonende, op de Wcftier Schel-
le
                                          li{ii                                          Ifojfi
-ocr page 319-
ff4 IX. A M ATOMÏS <5 H CA BINËT
Kng, en nü nog in ?t leven f zoo ik meen) heeft in haar *8e. Jaar, voor-
lede jaar, een kleen vier-voetig diertje ten monde uitgebraakt, 't welk na
een hontje fweemt, of gelykt, in 't welke klaar te zien zyn, het hooft,
de mond, tong, pooten, ftaart, en iets, yt geen na een Navel-ftrengetje
gelykt.
Dit diertje is rny gefchonken, te gelyk met het beursje, 't welk dik is
van fubftantie, rond, en plat, als een vyge, waar in het in plaatze van
een nageboorte heeft gelegen.
Na dit gefchenk, heb ik verzogt van den gever, dat hy wilde onder-
zoeken wat van de waarheyd van dit geval was, en dat uk de gene, die
daar ontrent waren gëweeft, als deze oude Vrouw 't zelve ten monde uit-
wierp. Hier op heb ik den zender deze ondervraginge overgezonden.
Ten eerftén, de naam van de lydtfter. M.,',                   " ;:«
ï. Haar Ouderdom,                 "\
3.   De plaats, daar het voorgevallen,\^as.'^^ "J]
4.  Haar manier van Ieeven.          *\         /                                  l'
f. Wie daar prefent was geweeft, al& Jet uitgebraakt wierd.
6. Wat ongemak zy voor, èii na, dït.uitbraken, geleden had. *;.vJ'"•.
"JC In wat vogt zy het bewaart hadden,/
8.  Of het nu in grote vermindert was.
9.  Èn ten laatften, of dit bekléetfel, 'twelk een waaragtig én dik
beursken verheelt, geopent is gewprdën, in 't uitbraken, dan of men het
rnet een mes ©f fchaar open gedaan heeft, „ ,
: ■;                                                                                       *           ' .-'                                                             ., - Jf'
v ■                                   #                                                   *                                            i                         r%                                                        j                                                                                                   ■• *                    *'?■                  f
Vol^t het Antwoord,
ï. Ma&r naam is Grietje Willems, Hiiys-vrouw van Adriaari Leeuw,
Visvef koper.
% Üut agt-en^zeventig Jaarem
: ^. Wöonagtig op de Wefter-Schelling.
iHi^. Eer ze het quyt raakte, was haar ete'nslufl niet groot, en in het
t&itbraken zoo benauwt, datze aanftonts meende te fierven, zoo dat
5.  Jaeomyntje Alberts, haar dogters dogter, haar moeyen andere Bu-
üen voort moéft gaan roepen. ;\
* é.Z^y'hadden het in een Vuurteft gefmeten j én dakf weder uifgeno*
fljtnzynde, in brandewyn geleyi en ten laaften hebben zy 'er olyf oly by-
gevoegt, om C zoo 2y meenden) 't zelve beter te Bewaren, waardöothet
wat i^ veritïynf. ' '
                                               ' ;:: R } c-L-v •"_
V*1a!            "                                 .....;ii                           ,                  AT-
-ocr page 320-
Ym FÏLEDERIK mKIY SC H.              f9f
ATTESTATIE.!
/j^y ondergefihreven getuigen, ///£ tf//£r verft aan te hebben uit de mond
van de Lyderffe, van haar man, en andere vrouwen
, die daar by of om*
trent zyn geweeft.
ADRIAAN BYMAtf
Bedienaar des Goddelyken Woor ds*
;                                  ADRIAAN KLEIN
Subftituyt B ai Ij uw.
Zoo mi ondertuflchen ymand aan deze zaak geen geloof wilde geven,
die kan by haar gaan, dewylfe (zoo ik meen) noch in 't leven isj ik kan
aan deze zaak niet twyfelen, nadien de bedriegers, die de menfchen
willen dupeeren, zulks merendeels doen om daar door te profiteeren: maar
deze oude Vrouw heeft 'er niet met alle voor gehad , alzo het my vry*
willig is aangeboden. sim.
Ontrent dit baaren of uytwerpen door de mond, agte ik aanmerkens
waardig te zyn, namentlyk dat dit gefeide diertje met volmaakte leden
voorzien zynde, niet gelegen heeft in de vliefen Chorion en Amnios, maar
in tegendeel, in een dik en plat beurflle, waar aan het vaft had gefeten
met yets, 't geen na een Nayelftrengetje geleek, Ziet de Fi-g. van de
jde plaat.
Hoewel ik hier, U. L. een ruym veld fehyn geopend te hebben, zoo
is egter myn voornemen niet om my daar in lang op te houden, want ik
zoude een laft op de fchouderen haaien, dié ik onmagtig was te dragen;
derhalven wil ik dit liever overgeeven aan de Philofophen , dewelke meer
ervaaren zyn in 't doorzoeken van geheymen.
Daarenboven zoude ik ook buyten myn beftek gaan, nadien ik maar
voorgenoomen heb, die zaaken te befchryven , dewelke in dit negende Ca-
binet gevonden werden } daarom moer ik beknopt zyn in 't aanhaalen van
de Auteuren dewelke gefchreeven hebben van de wonderlyke baring, die
door de mond en fondament zyn voorgevallen. Ziet de Ephimer; van 't
eerfte jaar inde 108 Obferv. en dediflbrt. van den Heer jacobus Stangius €nz.
Ik zal derhalven in de verdere befehryyinge yan dit Cabinet voorts
gaan; alleen maar dit voorftel voorhoudende, namentlyk, of het voor
onmoogelyk moet werden gehouden, dat dit gezeyde Beursje met %
I i i i i 2                                         geen
-ocr page 321-
796 IX. tl ;N:A T O.M I SCH ^C A IB ï NE T
geen het in zig onthoud, een pap-gefwel {Atheroma) geweeft zoude zyn ?
Öm dat het bekent is, dat 'er in verfcheyde deelen van 'simenfchen lighaam
diergelyke gezwellen gevonden werden : ja in myn Cabinetten werden ook
verfeheide zaaken gevonden, die daar voor opkomen > als een reye men-
den manden in de ballekens of eyer Hokken der vrouwen, hoofthayren,
ook gemeene hayren, en andere zaaken meer van my gevoridep. t
N°. XLIX. Een pedeftai van Indiaans hout, waarop gezet is een
klept ftukje yan\de Lever van een menfch, waar in een nieuwe verfchy-
ning te voore komt, waar van ik een weinig verder gekomen zynde,
breeder zal verhandelen.
N°.; 18 Een pedeftai van 't zelve hout, waar op gezet is een Armtje
van een onyoldrage vrugtje gebalfemt en hard gemaakt, in wiens vuyft
onthouden werd een bondelke merifche hayr, 't welke op verfcheide plaat-
ie met een fteenftoffe omvangen werd , op die wyze als de verfteende
heefterkens. :t-A.f i •h.i'u '.ttvvmdi*
               '->'< . sr';s vtcii •,•-, mJ
Dit gezeyde bundelke is van een bedaagde JufFr. door de water-wegen
gelpir, ce gelyk met een etterige^ftorTe} zoude dit niet wel geweeft zyn
een Pap-gefwel, in een ulceratie<verandert f zie de x. Fig. van de 2d? Plaat.
Omtrent het buygen van de Elleboog werd mede gevonden een bundel
rnenfchen Hayr, 't welk ik gevonden heb, na het affterven van een Vrouw
in een Pap-gefwel; 't welk gezeten was in 't Net, en is van my befchre-
ven in myne Anatomifche en Chirurgicale Obfervatien.
                    rm
Aandezyden van dit pedeftai vertoond zig ook een hoope hairvaneen
jonge Dogterj 't welk van zig zelf in haar fchoot quam af te vallen , een
dwerffe vinger breed van het hoofd, en dat is aanmerkings waardig van
de gantfche omtrek des hoofds, even als of men dezelve met een fchaar
in een ogenblik te gelyk hadde afgefneeden j zy verhaalde ons, dat zulks
haar lm voor de fefte reys was overgekomen.
           .            i .
--Daar is aan de waarheid niet re twyfelen van dit geval, nadien de ly-
derfle een vroom en eerlyk leven geleyd heeft, wiens Vader ook een eer-
lyk en deugtryk man isy en nu nog in 't leven zynde, tot Haarlem prac-
tifeert als Med: Doclror,:met naame Butler, i ^ >i) V;d
Ik agte ook wonderlyk te zyn, dat in deze maagt, dewelke nu in den
Here is ontflapen, zulks de zesde reyze 't hayr op de gefeyde wyze in
haar fchoot vallende, ook nog was vervallen in een ander ongewoon on-
gemak ^ namentlyk aan de regter zyde van de voorhand kreegze een ligt
gezwel met een onlydelyke pyn, 't welk baar noodzaakte tot Amfterdam
te komen, om geholpen te werden, men deede my, nevens de. weierva-
rene Meefters Chirurgyns Pieter Adriaanfz. Verduyn en deflelfs Schoon-
zoon Gomarus van Bortel roepen* \
-ocr page 322-
van FREDERIK RUY;SGR              797
Wy vonden geraadzaam, dewyl de pyn niets luifterde na verzagten*
de en pynftiilende Remedien x 't zelve te openen, 't welk gedaan zynde,
vonden wy 't vervult met ronde, korlige harde eri. witte lighaamt-
jens, in grote van kleene fpeldeknoppen, dewelke zoo vaft gehegt waa-
ren aan de Peezen der Spieren, dat men dezelve daar bezwaarlyk van kon-
de aftrekken: de pyne verders niet wykende , zyn de verzagtende fto-
vinge wederom aangewent, dog ai mede te vergeefs, weshaiven wy het
quaal tegen gingen met een gloejend yfèr, dog ai mede te vergeefs eti zon-
der eenige verligting,
                                                                       t
Naa eenige weeken wierd de linkerhand met dat zelve quaad aangedaan,
en ten laaften met zeer zwaare pynen beladen zynde, is zy in den Heere
ontflapen. -                                                                     / "
N°. LI. Een vies met vogt en daar in een arm van een jong kint, t
welk ons levendig voorkomt; in deflelfs handje heeft het een moot van
een doorgefnede Tefticul of bal, van een Menfeh, dewelke byfter groot
en in kraakbeen verandert is.
                                  *
Aanmerkt. De lyder was van boven neder gevallen , en had daar door
gekregen een fwaare kneuzing aan zyn regter bal, waar door de aangewen-
de remedien geen hulp toebrengende, het als een kinder hoofd groot en
hard was geworden,.en den lyder niet zonder groot ongemak en pyne de
weg konde betreden, derhalven hy gedwongen wierd om met de zeer wel
Ervarene Heelmeefter van Bortel daar over te confuleeren, dewelke my
daar nevens heeft doen roepen, en dewyl de lyder onmagtig was geworden
om zyn beroep waar te nemen, hebben wy hem geraden tot het wegne-
men van de Tefticul, 't welk ook kloekmoedig en wel uitgevoert is ge-
worden door de gezeyde Heelmeefter, de lyder had het in 't éerft redelyk
wei, maar na heen in een Koorts vervallende, kreeg hy het zeer quaad,
en verviel in een onvolmaakte \_Spasmus) klem in de mond, 't geen meer-
malen gebeurt na 't wegnemen van de zodanige Tefttcukn: nogtansnaar het
gebruik van verfcheide middelen, is de lyder ten laaften herfteld gewor-
den, en leeft nog in een goede gezontheyd.
Aanmerkt verders, dat deze Tefticul, naar het wegnemen drie en een
half pond woeg, en 't geen aanmerkens waardig is, alle de zaadvaatjens
waar uit den Tefticul by na geheel en al beftaat, waaren in een gevloeit
en kraakbeenig geworden. ;
                                                        "         
Dit geheel voorwerp heb ik tot mooten gemeden, waar van ik er eeni-
ge bewaar, de binnenfte moot was van Diameter zeven duymen. Zie
de 1. Fig. van de 3de Plaat.
4an de zyde van deze moot, dewelke hier in de vies onthouden wert
liiii 3                                        vind
-ocr page 323-
79B           IX. ANATOMISCH CABINET
vind men ook een ft uk van de Lyfmoeder van een Vrouw, wiens inwen-
dige oppervlakte bedorven, en in een ander wezen verandert zynde, be-
zet is met veele heuvelrjens , die in groote met zwarte Peper overeen-
komen.
N°. LIL Een ftuk van 't agter Breyn van een menfch, aan wiens op-
pervlakte van onderen haar vertoonen de mindere verdeelingen van de
SchorfTe in een ontelbaar getal van kleene deeltjens, gelyk ik voorheen
heb doen afbeelden in myne antwoord op de brieven, die my voorge-
meld zyn.
Daarenboven, ziet men ook op wat wyze, dat dit Agterbreyn door-
gefneden zynde zig als takken van boomen vertoont.
N°. LUI. Een droog glas, waarin bewaard werden de flag-aderen,
die door de Herflene, en dunne herflen vlies verfpreyd, en met een rood
waflige ftoffe vervult zyn, dewelke van wezen zoo fyn zyn als ofze Wa-
tervaten waaren, 't welk mogelyk en ligtelyk andere bedroogen heeft,
waanende dat zoodanige Vaten door de HerfTene verfpreyt waren, de-
welke ik nogtans nooyt heb gevonden, nog gezien, datze van andere ge-
toont zyn geworden} weshalven ik dezelve onder den uytvaart der ge-
waande kliertjens der fchorfllge fubftantie van de Herflene, ftelle.
Ondertuflèn moeft men de oorzaak van deze tederheyd onderzoeken,
en waarom de flag-aderen die door de Herflene, en door het dunne Herf-
fen-vlies loopen, zo dun van fubftantie zyn: want indien zy alleenftrek-
ken om het flag-aderlyke blced na de Herflene te voeren, waar toe dan
die dunne tederheyd f
Ik meyne, (onder verbetering) dat al 't geene de Aucteuren gefufti-
neert hebben, gemaakt te moeten werden in haar voorgewende Klieren van
de fchorfGge fubftantie van de Herflene, 't zelve volbragt te werden in
de uyteyndens der flagaderkens: en nadien deanimaalegeeften zeer fubtiele
lighaamtjes zyn, gelyk als brandewyn, die zoo dikmaals overgehaalt is,
dat 'er zoo ymand dezelve van een hooge plaats al druypende zoude
willen uytgieten , geen een druppelke van op de aarde zou komen,
maar onder wege wegvliegen: zoo ook deze dierlykegeeften,dewylzeniet
' minder fubxiel zyn, als de gezeyde dikwils overgehaalde geeft van Brande-
wyn, hebben moogelyk ook zoodanig een werktuyg van nooden, 't welk
zoo fubtiel is, als wel deze flagaderkens zyn, dewelke opgevult naaulyks
aangeraakt konnen werden zonder te breken, het welk in andere deelen
onzes lighaams geen plaats heeft.
Al wie met my gezien heeft, het groote verfchil, dat 'er is9 tuffchen
de bloedv^ten der ingewanden , ten opzichte van haar fubftantie, coars
                                                                                        en
-ocr page 324-
van F R E D E R I K R U Y S C H,               799
en ftructuur, die zal ligtelyk met my van gevoelen zyn, zulks niet vrug-
teloos van de natuur (wiens werkmeefter God is) al zoo zonder oorzaak
gefchikt te zyn!
Eertyds heb ik de figuur van de Nier doen afbeelden, en uytgegeven,
waar in ik vertoont heb , de cours des Niers-ilag-aderen i maar die der
Nier-aderen , konde ik niet doen verbeelden, want als ik de Slag-aderen
opvulde, zoo liepen de Aderen ook vol, en wierden alzoo door een ver-
werf wegens haare mondelinge vereeningen.
Maar nu ben ik gedwongen een andere weg in te flaan, en hebbe haar
Aderen vervult, 'en dat zoo kondig , dat men niet min de allemyterfte
takjes der Aderen kan zien met vergrootglazen, die zoo fyn zyri als dons,
ja fynder als het geweef van een fpinne.
Edog wat een groot onderfcheyt wegens de cours der flagaderen enge-
meene aderen in de Nieren! als ik zulks voor de eerfte reyze zag, was ik
als verftelt, en al wie het van my ziet vertoonen, zyn daar over gecoii-
fterneert geweeft.
Indien God Almagtig my 't leven nog wat zal believen te fpaaren, zoo
heb ik voorgenomen de waare geftalte der Nieren wereldkundig te ma*
ken , dewelke waarlyk geheel anders is, als ik van andere tot nog toe heb
zien verbeelden.
N°. LIV, Een vies met vogt waar in onthouden werd een gedeelte van
de Herfïene van een menfeh , alwaar haar vertoonen de Reuk*
zenuwen, de ftronken van de Slaap flag-aderen, het dunne Herflen-vlies
vervult van flag-aderkens, als mede de afgefnedene Hals ilag-aderen en
haar vereeninge met de Slaap flag-aderen,- en de gezigt-zenuwen, enAch-
ter-breyn. Op dat nu dit voorwerp van haare plaatze niet zoude afwy-
ken, heb ik een tak van een Orangie-boom daar tegens aangezet.
Boven op het dekzel van 't glas werd gevonden een kleen Rotsjö
uyt fchulpen , en vervulde Bloedvaten gemaakt, in plaats van roode
Coraal takken.
                                                v
Np. LV. Een Menfche Milt, met hagel wy ze verheventheden bezet *
dewelke de Autheuren voorheen meenden, dat het Kliertjens waren, daar;
het ondertuflehen niet anders zyn als heuveltjens,. dewelke Kliertjens ver-
beelden , en voortkomen wegens veïftopping van- de uiteynden der vaten.
Boven op het dekzel, vind men ook een kleen Rotsje, in wiens mid-
den hol zynde, gevonden werd een glas met vogt9 endaar in eenftukvan
de Milt van een Menfeh, en nadien deflelfs vlies afgenomen is, zoo doet
zigniet anders op, als Bloed-vaten, dewelke de Milt maken..
N°. LVI. Een pedeftal uyt Indiaanfch houtj waar op gezet is eert
glas
-ocr page 325-
8oo            A N A T O M I S C H C A BI NET
glas met vogt, waar in gezien werd het Hoofd van een kind,.'t welk
een levendig hoofdje verbeeldt, deszelfs voorlippen , als mede het
uyterfte van de Tong, zyn rood van couleur, en het verbeeld, de
ogen toegeflooten zynde, het hoofdje van een flapend kind: en het vel
nergens gerimpelt of met kuyltjens bezet zynde , geeft * voor de oogen
een aangenaam gezigt.
                                                                       *'•?,
• rHet boven fte van 't Bekkeneel afgenoomen zynde, kan men de Reuk-
zenuwen zien, met deffelfs bekleetzei van 't dunne Herflenvlies, en de
opgevulde bloedvaatjens, die daar door heen loopen.
■ De Chorionfche ader-vlechtinge komt hier ook in 't gefigt onder
de overgeblevene Slag-aderen van de Herfïene.
Het harde Herffen-vlies komt ons hier voor van couleur, als witte
zyde..' ■'■'-''.:'                                                        »\v rfï-(\                   -.:■:-■-■ i , u .v *>
Het ondervellig vet heeft ook zyne natuurlyke couleur behouden,
r Op 't dekfei van 't glas, is nog een ander glas gezet, en dat in 't mid-
den van een kleen Rotske, 't welk verciert is van alle kanten met opge-
vulde Slag-aderen: en in dit glas kan men zien een gedeelte van de Herf-
fene van een Menfch, wiens fchorfle zeer rood is, wegens het opvul-
len der Bloed-vaarjens met een roodwaflïge ftoiïe.
                     > .
N°. LVII. Een groot ftuk van de Naa-geboorte van een menfch, t'fa-
mengefteld alleen uyt Bloedvaten, dewelke haar geel vertooaen, wegens
de ftoffe die ik daar toe gebruykt heb.
Deze haare fappige uyteynden kan men hier zeer duydelyk zien.
N°. LVIII. Een droog glas, en daar in 't Geraamte van een onvol-
draage Kindje , van omtrent zes maanden dragts, in wiens opgeheve
handje gehouden werd een opgefnede Galblaas van een menfch, in wiens
binnenfte gezien werden verfcheyde celluleufe vliezen, daar zwartagtige
fteentjens inleggen, dewelke hy, 't hooft opwaarts gewent zynde, fchynt
te willen bezien.
                                                     ,/ & , luqlüd
N°. LIX. De Lever van een Jonge, dewelke zoo konftig toebereyd
en gevLilt is} dat alle de uyterfte uyteynden der Bloed-vaatjens ons in
't gefigt komen.
                                                       *, • r=                   '
*   Hoewel van over lange tyd my bekend is geweeft, de Lever, alleen
uyt Bloed-vaten te beftaan, en niet uyt Klieren, gelykikbefchreeven heb,
en ook doen afbeelden; maar dit heb ik voorgehouden in een ontdaane
of ontbondene Lever, wiens omvangend vlies afgenomen zynde$ iri een
vogt bewaard werd.
                                                        /
' En nadien in dat toebereyden , de Bloed-vaten van haare natuurly-
ke cours en plaats afweken, 'zoo ben ik te raade geworden, een andere
weg
-ocr page 326-
* ■                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                          ■ ■■■*■.
I ,                Van FRED'ÈRIK RUYSCH.., 801
weginteflaanj derhalven heb ik deflelfs vaten vervult, èn degeheele
Lever, op een byzondere en konftige balfamatie hard gemaakt, en nadat
doen, dit geheel voorwerp voorgehouden, 't omvangend,vlies zelfs niet *
afgenomen zynde, en zoo komen Ons de uyterftezappige uyteynden; zeer
klaar in 't gezigt, in de gedaante van rondagtige fterwyze lighaamtjes,
ert met geen byzonder vlies omvangen: deze uyteynden werden van Mal- •
pichius zeskantige korreltjes, geheten, en de gantfche Lever houd'hy
voor een. f' zamengeftelde Klier*, daar men in tegendeel bevind, dat het
I. geen byzondere deeltjens zyn, die op haar zelve beftaan , en ook met
geen byzonder vlies begaaft 'zyn, zonder 't welk de vdornaamfte Ontle-
ders niet gewilt hebben, eenig deel met de naam van Klieren te betekenen,
• of te noemen.
                      _         
Voor zoo veel de geheele Levér een zagt deel is, 't welk op zig zelfs
l * beftaat, en met een byzonder vlies omvangen is, zoo is 't niet ongerymt,
dezelve de naam te geven van een Klier> maar ik zegge, dat dezelve niec
uyt Klieren beftaat, en zoo ymand het tegendeel wil ftaande houden, hy
toone zulks zoo klaar, gelyk ik doe, 't geen ik zegge.
Deze zaak kan men by appelen en peeren nietqualyk vergelyken, wel-,
kers fteeltje uyt veele holle draaden -beftaat, dewelke verders gekomen
zynde,.zagter en zagter werden, en zoo ineen mergagtige fubftantic
. veranderen, waarin het zap gehuysvefr- is, even zoo .ook in een menfehp
Lever, alwaar het fereufe gedeelte van 't Bloed mede is gezeten in de
zappige uyteynden van de Bioed-vaten, waar- van ik iets overeenkomftig
" vertoöne, in deze myne toebereyding -, want na het vervullen van alle de
uyteynden der Vaten, kan men zien, dat de waffige ftofFe in de gedaan-
te van een dauw of rook eenen uytgang neeme uyt de alleruyterfte zap-
pige uyteynden, en men kan zulks zeer klaar zien in dit bovengemelde '.
voorwerp, voornamentlyk als men het komt voor te houden in een hel-
der" ligt, en'dat door toedoen van vergrootglazen. Ziet de U Fig,
van de fc Plaat.
| , Al wie dit ten myne huyze hebben gezien, zullen zeer ligt de gepre-
tendeerde wezentlykheyt der Klieren van binnen in de Lever .verwerpen ,
en met my* houden, dat zulks niet anders is, als een continuatie der Bloed-
vaten, dewelke veranderen in zappige rontagtige en als fterwyze bun-
. delkens.
. Wy bemerken ook in de Blomkool, dat de fteelen ten laatften uytgaan
of eyndigen in bloemen, dewelke niet anders zyn als uytfpruytzelsvande
fteel, dewelke geenzints op haar zelve beftaan, of van de fteel gefchey- * ,
den-, maar waarlyk continueel met de fteel zyn.
Kkkkk                               Ik' V
-ocr page 327-
^mmmmmmmmmam
----------___
IX. ANATOMISCH CABINE T
Ik hebbe hiervooren gezegt, dat de roodwafllge ftofFe (gelyk het bloed
in een levend lighaam) uyt het uyterfte der vaten, in deze myne' opvul-
ling in .gedaante van een dauw uytgaat, maar ziet dat niet aan W. L.
als of zulks een gebrekkelyke opvulling was j want als dan zoude die
ftoffe niet uytgaan in de gedaante van een dauw, maar in t'zamen geloo-
pene ronde bollen.
                                                                 ' •. -.
Wanneer my dit verfchynzel voor de eerfte reyze in 't gezigte quam,-
berfte ik als - met ontfteltheyd uyt, Goede God, hoe wonderlyk is uw
doen", 't geen gy my hier openbaar maakt, zelfs in 't allerjkleenfte van'
uwe werken! en om de waarheyd te zeggen, 't is geen kleene zaake
nu te doen zien 't geene zoo lang voor onze oogen verborgen is gebleven,
namentlyk de gantfche Lever van een Menfch, omvangen met zyn eygen
vlies, zonder te kooken (gelyk de Ontleders plachten te doen, om de ge-
pretendeerde wezentlykheyd der Klieren te beveiligen) en zonder onnut-
te ontdoening (gelyk ik nog van andere zie doen) ook zonder eenig ge-
weld daar aan te doen , te laten zien, de uyterfte uyteynden van de Bloed-
vaten van de Lever, in haare natuurlyke plaatsen geftalte.
. Deze wonderbaare toebereydinge zal voor myinftaan, regens de tegens-
trevers, dewelke gezegt hebben, Ruyfch vernietigt de Leverklieren in
het ontdoen des Levers.
. Op dit glas doet zig» noch een tweede vies op, voorzien met verfchey-
de ftukken van de Lever van een Menfch.
In deze gezeyde Lever, die ik zoo hard, door 't balzemen,- als hout
gemaakt heb , en dezelve door een zeer fcherp mesje in mooten of ftuk-
ken gemeden heb, ftaat aan te merken, dat deze mooten van ter zydebe-
zien zynde de zappige uyteynden haar immers alzoo wel opdoen, ais de
boomtjens-wyze verbeeldzelen in zekere fteenen, die met een zaag in pla-
ten verdeelt zyn: dit experiment heb ik niet alleen menigmaal in dele-
ver gedaan, maar ook zelfs in de milt, en Nieren, in dewelke de gezey-
de zappige uyteynden haar niet duyfterder opdoen : ü wat onderfcheyd
komt ons niet te vooren in die verfchynzelen!
Om nu voort te gaan , zal ik 't zeyl intrekken, en my begeven tot
de volgende voorwerpen, die mede zeer konftig zyn toebèreyd, na-
mentlyk:
No, LX. Twee nieren van een jonge als in 't leven verbeeld} de eene ,
aan een hayrtje afhangende in een vogt, ende welke op zyn bovenfte ge-
deelte noch heeft zitten de bynier (Ren Juccenturiatus} even als een aker
in zyn dopje , *t welke de Autheuren geheel anders verbeeld heb-
ben»
N°. iXL-.
i
-ocr page 328-
Van FREDERIK RUYSCH.            . go*
No. LXI. Een droog glas, en daar in een kalver Milt, wiens zappige -
uyteynden weg gedaan zyn, en dat door deflelfs ader en groeven, welke .
groeven daar zyn in plaats van adertakken, maar zulks heeft geen plaats'
in de menfeh, en 't geen hier aan te merken ftaat, het vlies dat de Milt
omvangt is nergens gequeft.
Op 't dekzel van 't glas werd gevonden 'een andere Milt van eenkaif,
"op dezelve wyze toebereyd, uytgezondert dat het vlies, 't welk de'Milt
omvangt, weg gedaan is, ten eynde men de dwers bandige ftutzels beter •
zoude konnen zien.
Deze dwers bandige ftutzels moet men voor geen Zenuwen aanzien , 't
welk de Auteuren, en wel. die, dewelke niet zyn van de genngften, ge-
daan hebben, .
N/. LXII. Een zeer groote Pedeftal uyt indiaans hout, voorzien met
i^ fleflen, waar in onthouden werden, 't geene tot de maag en darmen
behoord, onder deze is de ie. let. A. getekend, waar in onthouden
werd een zeer groote maag van een Reufinne: op deflelfs dekzel ziet men
een groote Zee-oor, en daar in is gelegen de maag van een jong geboorè
kind, dewelke omzet is met zeer veel flag-aderen die opgevuld zyn, en
ons gelyk als roode coraal takken voorkomen.
, Let. B. Een glas en daar in een ftuk van de colyk-darm van dezelve
Reufïnne, 't vVelk zoo wyt is, dat men 'er een kind van zeven maanden
dragts in zoude konnen verbergen.
Op het dekzel ftaat ook een groote Zee-oor, endaar in verfcheydc
(lukken van 't gedarmte, namentlyk van de nugceren darm met deflelfs
latten, of oogluykende klapvliezen van Kerkring, een ftuk van de bog-
tige darm met deflelfs vervulde bloedvaten, als mede een ftuk vandebog-
tige darm» met een gedeelte van 't darmfcheyl, 't welk vol met water-
blaasjes zit, ook een gedeelte van 't gedarmte van een hond, 't welk iets'
byzonders heeft, ten opzigte van de Bloetvaten, alle.deze zaken worden •"
droog geconferveert.
Let. C. Een vies met vogt, en daar in een infchieting van de Bogtige
darm" van een* menfeh.
• Let. D. Een ftuk van de maag wiens wonderbaare t'zamenftel van 't
. ruyge ylies hier kan gezien werden, en zyn deflelfs vaten niet vervuld.
Let. E. Een gedeelte van een menfche darm, 't welk bezet is meteen
Koope kleyne lighaamrjens , die men klieren noemt.
Let. F. De mont van de maag van een jong kindje, dewelke geopent
is, op dat de langwerpige riii pelen van binnen konden gezien werden,
en zyn deze rood wegens het opvullen der vaten.
Kkkkk 2 •                                 Let, *
-ocr page 329-
804. IX. ANATOMISCH CABINET
Let. G. Een ftuk van de Nugtere darm, waar in niet alleen de latten
of oogluykenole klap-vliezen , maar ook zelfs de zenuw tepeltjens gezien-
werden, v
Let. H. Een droog glas, en daar in ben ftuk van de darm eenes kinds,
waar in het celluleufe vlies mee een roodwailige ftoife opgevult is, daar .
en boven vertoonen haar ook 'in 't zelvige voorwerp de zenuw-tepeltjens.
en dat in een droog voorwerp. .
Let. I. Het ruyge-vlies van een menfche darm, *t welk gefcheyden'is
jan 't zenuw-agtige, zoo dat 'er niet aan te twyfelen is, dat het een
' waaragtig vlks is, en geen flymefige fubftantie, gelyk de ontleders ge-
wilt hebben -, deze is om dezelve reden rood van couleur.
Let. K. Een ftuk van de colyk darm, omtrent de rechten darm afge-
fneden zynde, waar in verfcheyde verfweeringen te zien' zyn, dewelke
voortgekomen zyn uyt een voorgaande roode-loop.
Let. L. Een omgekeert ftuk van de bogtige darm, waar in verfcheyde
alzoo genaamde eenzaam ftaande klieren gevonden werden.
Ler* M. Een droog glas waar in gevonden werd. een ftuk. van een
honsdarm , waar in haar een groot gedeelte van. klierige lighaamtjens
opdoen.
Let. N. Een vies met vogt, en daar in een ftuk van de Nugteren
darm eenes kinds waar door henen een groot getal bloedvaten pafteren.
Let. O. Een droog glas in zig onthoudende een ftuk van 't darm-
fcheyl, waar door veele klieren loopen ; deze beftaan uyt va-
ten , dewelke .een wonderbaare cours houdende, klaar gezien können
werden.
Let, P. Een ftuk van een menfche Maag, wiens vaten opgevult zyn?
dej.die wonderbaare geftekheyd van 't binnenfte vlies in 't gezigt komt.
Let. Q^ Een ftuk van de Colykdarm uyc een kind, langs welker in-
wendig vlies veel kleyne kuyltjens haar laten zien, dewelke een fpelde
hoofd groot zyn, dezelve werden van de Auteuren klieren geheeten, *•
Let, R. De Bünde-darm van een kind, geheel verfchillende van die
van een oud of bedaagt rrienfch
ï'. N°. LXIII. Een Pedeftai uyt Ooftindifch hout toebereyd, en daarop'
een rots, in wiens midden gevonden werd het Herte van een menfeh,-
door het balfemen hard gemaakt, waar in eenige zaaken voorkomen, die
ik meene aanmerkens waardig te zyn.
Ten m Uyt de fubftantie van 't Hert komen verfcheyde Adertjens te.
vöorfchyn , ók haar in 't regter oor ontlaften, zoo dat al het wederke-
rend bloed van 't Herte niet werd gevoerd na de Kroonader, gely^ d
Ten
Auteuren voorgeven.
-ocr page 330-
Van FREDE.RIK RUYSC H.         . Sof
Ten 2e. De Slok-darm of fpysleyder, die tendeele gebleeven is aan
dit voorwerp, die loopt niet perpendiculaar nederwaarts, maar als ge-
kromt , 't welk zomtyds in een levendig menfch kan gebeuren
door ftuypen, en hier door weder een benaude doorzwellinge van de
fpyze.
                                                                                .             
Ten. ge. Dat de Longe-pyps Slag-ader {Arttr: Broncïjialis^ in dit
voorwerp voorkomt boven het uytkomen van de tuflehen ribbige Slag-
aderen, kari men hier duydelyk zien. •
Ten 4e. Nadien alle de Bloedvaten van dit Herte opgevult zyn, zoo
kan men haare natnurlyke cours veel duydelyker zien , als wei in een vers
voof%erp.
Ten 5 e. Beyde de hart Ooren opgevult zynde, kan men haare waare
figuur zien, dewelke veel verfcheelt van de figuuren, die van de Auteu-
ren zyn voorgehouden.
De Vierde
PLANK.
' N°. LX1V. Een drooge vies, en daar in het geraamte van een Mos,
't welk zeer net en wit is. r
                                                           ^
N°. LXV. Het geraamte van een Voorn.
N°. LX-VI. Twee tongen- van kinderen in vogt, waar van de boven-
fte dat byzonder heeft, dat door deflelfs midden een opgevulde flag-adcr
loopt: daarenboven werden in deze beyde de Tong-tepels gezien , dewej-
ke door deflelfs oppervlakte verfpreyd zyn.
N°. LX VIL Een ftuk van de Hals-ader uyt een paard»
N\ LXV11I. Een gedeelte van het voorhoofds been en neufe , waar
in het kraakbeenige tuflehenfeheytzei van de neus niet alleen bedekt is
met het dikke en uiterlyke bekleetzel, die men het fnotterige vlies noemt,
rnaar ook met een dunder, en daar onder gelege vlies (Epichondrion)*t
welk in de neus met de nagels of andere oorzaken afgefchrapt zynde,
befwaarlyk met een nieuw bedekt werdt, .
                               • . .^
Nu. LXIX. Een ftuk van de.bogtige darm, wiens bloed-vaten zoo
zeer zyn opgevult, dat het geheele voorwerp zeer rood is.
Nü. LXX. Een'Pedeftal, en daar op het herte en long van een kind,
Aanm: het Herte heeft zyne natuurlyke plaatze behouden, als mede
deflelts groote, hoewel het door het balfemen hard gemaakt is*
Het regter Oor met een roodwaflige ftoiFc opgevult zynde, heeft
Kkkkk.3                                      def-
-ocr page 331-
g©£ IX, ANATO'MISGH C A B I N E T
deflelfs natuurlyke groote en for-me behouden, 't tyelk ook te verftaan is
Van de op-en nederwaarts gaande (bonk van de Hol-ader.
Dat 'er ook in een natuurlyke ftaat maar drje ftronken uyt de groo-
te Slag-ader voortkomen, dewelke opwaarts gaan, tyykt hier ook
klaarlyk. ..
. *Dewyl de Longe met die zelve ftofTe vervult is, verbeeltze hier
ook de natuurlyke groote, in die ouderdom en dat in het inhalen des
adems.
                                       . <..,,
Hier nevens verdeelt zig de regter zyde of Lobbe in drie, en de linker
zyde in twee deelen, en zulks werd meeft altoos zo bevonden inde Long
. der menfchen.
                                                                              ^
/Het bovenfte e.n uytftekend vat is de Longe pyp, die ook zyn plaats
behouden heeft in die toebereyding.
N°. LXXL Een geheele Moerkoek gefpannen op een ïluk kurk, deze
haare vaaten zyn vervult, namentlyk de twee flagaderen des ftrengs, en
die van de Moerkoek met een witte , en van de Ader met een roodö
frofïe.
No. LXXII. Een pedeftal als boven, en daarop een vies met vogt,
-i^aar in een gedeelte van de Rugge-graat, in twee deelen gedeelt, om
' een gedeelte van de Paarde ftaart te konnen zien in het eene ftuk, en het
Ruggemerg in het andere en ; dit alles als in een levendige ftaat.
~v jSJo; LXXI1I. Her onderfte gedeelte van 't Voor en Agter Breyn over
dwers gefneden, en door het balfemen hard gemaakt, met de gezigt en
Réuk-Zenuwen als mede de Trechter &c.
Hoewel deze alle haar natuurlyke groote by na behouden hebben, zoo
is 't egter, datze haar natuurlyke couleur verlooren hebben.
N°. LXXIW Eén vies bewaarende in een vogt, het opperfte ge-
deelte van 't Dye-been van een cude vrouw, dewelke van over veele Jaa-
feri was vervallen in een Dye-beens breuke.
En nadien my niet alleen na baardood gelégentheyd is gegeven om 't
lighaam te befchouwen, maar ook aan de Hr. Dr, Ger. Sermes zeer waar-
de opziender van 't Collegie der Do&oren, en aan de welgeoefïende Heel-
• rriéefter'Jacob Borft, hebben wy bevonden, niet alleen den hals geheel ,
en al te ontbreeken, maar ook dat de natuur in plaatfe van den hals, ver-
fcheyde harde,, dikke, rond en lange banden gefubftitueert had , door
welkers toedoen het hooft van 't Dye-been \v-eder vaft gegroeyt was
aan 't opperfte van 't Dye-been, ondertuflehen is het te verwonderen,
dat de gezeyde banden voortkomen uyt beyde de inwendige gequefte
deelen,
-ocr page 332-
Van FRED ERIK Rü.YSCH              807. ' -
deelen, maar niet uyt de uitwendige oppervlakrens van dezelve* , Ziet-
de 1. Fig. van de ie. Taf.
                                                             '.'■''
Deze gezeyde banden zyn zoo dik en fterk , dat de IyderiTeeenige Jaa-
ren over de ftraat (hoewel mank) heeft konnen gaan.
En nadien ik zulks voorheen nog gezien, gehoord, rof gelezen heb,
dogt het my goed, dit ongemak in een vogt te bewaaren, ten eyndenie-
mand aan de waarheid van deeze zaak konde twyfeïen.
                           s *
N°. LXXV. Twee Kalfs harten, dewelke van de Hr. Steno, {die ,
een zeer uytftekend Ontleder is geweeft) fpt een teken van vrindfchap
voor my zyn toebereydj en zyn defTelis beweegdraaden in deze zeer klaar
te zien, en dat aanmerkelyk is *, dit zyn de twee laafte voorwerpen9 die .
hy voor zyn dood uytgevoert heeft, zoo dat ik die ook tot zynergedach-
teniffe zal bewaaren.
JDe Vyfde Pi] A N K. -
■ *„:■.'                                                     *\ y: 41. ■ '~ "■"'* . ■■ ■ * ■■>- ■ ■: ' V" s '■'■
No. LXXVI. Een ftuk van de Nugteren darm van een .merifch, uyt
■ wiens binnenlte oppervlakte de Zenuw tepelrjens uytpuylenj waarvan
in toekomende breeder te handelen myn voornemen is.
N°. LXXVII. Een gedeelte van de Longe'-pyp, dewelkq gedroogt
zynde, haar takjens uitgefpannen zyn, en aan een dezer hangt nog een^
opgeblaaze en gedroogtlobbeke.
                              r, •
N°. LXXVIII. Een vies met vogt 'm zig onthoudende een ftuk van
de Galvoerder des Levers, wiens inwendig Vlies,bezet is met een fteeni-
ge frofïe, en dat uyt'een Os. :jiUi
N°. LXXIX. Een vies met vogt, en daar- in een takje van de
■Longs Slag-ader, wiens uyteynden zeer wel te zien zyn, wegens de
opvulling, • . . "            ;-,., .•■.;•-.<. . r:hj"i^Qi T&fcvsi bl' 'mi
No. LXXX. Een-droog glas, en daar in drie fteenen uytde Galblaas
van een menfch, die zoo ligt zyn, darze op *tj water dry ven, en $$zq *'■. ;
zyn ook driehoekig.
N°. LXXXI. Een droog glas met een ftuk van de regre darm ujtjeen
menfch, waarin ronde lighaamtjens (dewelke van andere Klièrtjcns/én
van my uyteynden der Bloedvaarjens zyn geheten}. buyten de inwendige
oppervlakte uytpuylea, en haar ais küyltjens opdeden voor datfe geprae-
pareert en gebalfemt warenfi en nu te voorfchyn komen als kleyne heu-
vel tjens.
Hier uyt blykt het, hoe noadig het is9 dat men de dealen steslighaams ,
wel
-ocr page 333-
8o8 ' IX. ANAT OM I SCH GABINET
we.l en op verfcheyde wyze moet .toeberyden, om de waare gefteltheyd
in't gezigt te brengen. .
. Door de uyteynde dezer Slagaderkens werd de wey-achtige vogt in de
holte van het gedarmte ontlaft, tot derzelver bevogtinge, het welk blykt
in 't vervullen van de Slag-ader van 't Qarmfchyly want als men* haar tak-
jens vervult met een waftlge ftoffe , zoo is 't». dat door deeze zoo ge-
naamde Kliertjens, de gezeyde ftóffe alztnts loopt in de holte
• van 't gedarmte j en zoo het deeltjens waren, die op haar zelve befton-
den, en met een byzonder vlies omvangen waren, zoude zodanige
ftoffe nauwlyks zoo ligt in de holte van 't gedarmte overgaan.
Daar en boven komen ons in dit (tuk van 't Gedarmte zo groot*een ge-
tal van fweét gaatjens in 't gezigt dat men nauwlyks de punt van een naald
daar tufTchen zoude konncn zetten, zonder dezelve te raaken; ftaat
ondertulTchen te aanmerken, dat ik, om ze klaar te zien, myn oog met
een vergroot glas moet wapenen en dat wegens haar kleynte, maar die
heldere oogen hebben, die behoeven zulk een hulpmiddel niet, om ze
te zien. '
• • '*'. N°. LXXXII. Een Knie van een kind op een ftuk van een rotz,
waarin te zien is de waare verfpreyding van de Bloedvaten in 't Vel van
een menfch, dewelke geheel verfchilt van die, dewelke de Lever, Milt,
Nieren en andere deelen maken.
*r N°. LXXXIII Een ftuk van de Lever van een waterzugtig menfch
't welk t'eenemaal in dikke blaaskens verandert is, zoo dat alle de vaten,
en öqk haar uyteynden de natuur van waterblaazen aangenomen hebben,
Ziet een ander gedeelte daar van afgebeeld m 't eerfte Cabinet.
N\ LXXXIV. Een (hik van de Slag-ader van een Kalfs Milt, ca
die opgevult.
Nü. LXXXV. Een Bal vaneen Menfch, wiens eigen vlies afgeno-
men zynde, men de waare cours der vaatjens zien kan > dewelke het be-
gin van't zaad maken.
                                         
N°. LXXXVI. Een vies met vocht, en daar in de Long van een on-
voldrage vrugt van een menfch, en nadien dezelve op de grond van 't
glas gevonden werd, is 't een zeker bewys dat het kind in s'moeders
.lighaam geftorven is.
N°. LXXXVII. Een volle vies met vogt, en daar in een ftuk van
een menfche Long, wiens Bloedvaten oa tel baar en vervultzyn: en nadien
de Blaaskens van de Long niet zyn gevult, kan men de cours der va-
ten zeer wel zien.
N°. LXXXV1II. Een glas met vogt, en daar in een gedeelte van
- *                                                                                                   de •
-ocr page 334-
van FREDERIK RüTSCH,            809
de Tefticul van een Menfch, dewelke niet alleen uy tgerafelt of ontwon-
den is, maar ook door konft ontledigt van deflèlfs nog onvolmaakte zaad,
om daar door te konnen zien die byzondere en waare dunre dezer vaat-
jens, dewelke by na zoo dun en fyn zyn, als een Spfnnewebbe. Ziet de
ge. Fig. van de 3 e. Plaat.
N°- LXXXIX. Een Nier van een jonge, waar in te zien is de waa-
re cours der bloedvaten, dewelke niet overeenkomt met de figuur van de
Hr. Vieujffens, namentlyk met alle die boogen ('t welk in een menfch
geen plaats heeft) maar gelyk dezelve waarlyk haar loop hebben.
N°* XC. Een fles met vqgt, en daar in een groot ftuk van de Long-
van een menfch, waar door heen een gedeelte van de Slag-aderen loopt,
en dat in haar natuurlyke plaats en cours.
N°. XCI. Een ftuk van de Borft van een jong geboore Kindje door
het balfemen verhard.
N°. XCII» Een doosje met twee groote fteenen, dewelke dé zeer
welgeoeftende Amfterdamfche Heelmeefter en Steenfnyder Gommarus van
Bortel9
gehaald heeft uyt een Vrouw van 68 Jaaren, en dat door't fny-
den , op de wyze gelyk zy gewoon zyn te doen in de mannelyke fekte.
Deze operatie heeft hy gedaan in 't byzyn van my, nevens de Overluy-
den van 't Chirurgyns Gilde, en dat zoo ras en vaardig, datiknooyt ge-
lukkiger operatie in 't fteenfnyden gezien hebbe : en dat aan te merken
ftaat, tot nu toe heeft de lyderfle geen de minfte toeval gehad. Ziet de
i. en 2. Fig. van de 5. tafel.
Een zoodanige operatie heeft hy voor eenige weeken ook gedaan in een
jonge Dogter, en dat mede zeer gelukkig. Ziet de Fig. dezes fteens op
de zelfde plaat Fig. III.
In Vrankryk voeren de fteen-fnyders heeden ten dage deze operatie
ook zoo uyt in de Vrouwlyke Sexe, namentlyk door het fnyden gelyk
in de mannelyke Sexe.
De wyze van dit doen heeft den welgeoeffende Mr. Chirurgyn *Di<mis
ook befchreven.
Ik heb deze operatie voorheen zien doen, van eene, die in die kon-
fte zoo wel niet geverfeert was, en dat met een zeer ongelukkig fucces,
hydeede zulks door een fneede te geven in de Scneede des Lyf-
moeders.
Ondertuffchen meen ik beft te zyn, dat men dk werk verrigt door het
verwyderen van de Water-canaal, en bequaame tangen, wanneer de ftee-
nen kleyn zyn, en groot zynde door het fnyden, gelyk men doet in de
mannen, en dat om het lek gaan te vermyden.
LI 111                            No.XCIII.
-ocr page 335-
8.io IX. A N A T O MIS G H C A BI NE T
NQ.: XGIII. Eeji, onvoldraage Groenlandfche Zee Eenhoorn , in de
vogt. Zie de 5,-» Fig* van êéy&, Plaat.
"De volgende zaaken, hangen aan yt binnenfte van de deur van 't Cabi-
net, namentlyk:
                    ;; tn :"":-
N°. XCIV". Eenzeker vlies, wiens flag-aderen met quikzilver zyn
vervuld.
                         f f
N°V XCV; Een Gal-blaas van een Os, dewelke zig verdubbeld ver-
toond, om dat zy in twee'n is gefpouwen, dog maar een uytgang heb-
bende, zoo kanmenze voor geen dubbelde Gal-blaas houden.
U Nl\' XC.VL' Een ftuk van de Coiykdarm van een zeer groote' ruymte.
j 2 jqo. XGVII. Een ftuk van de borft van een jonge, wiens tuflchen-
ribbige fpieren daar nog aan gelaten zynde, derzelver fpier-draaden klaar
konnen gezien werden. I n }
N°. XCVIII* Een beenig Papgefwel uyt de Long van een Os*
N°. XCIX. Een droog ftuk van de Long van öen menfch, waarin
haar opdoen de Longblaaskens zoo als die zyn in haare natuurlyke groo-
te in 't inhalen des adems , en zyn dezelve zeer kleyn.
N°. C. Een ftuk van de Long van een Schaap zoodanig toebereyd,
dat de geftalte der Longblaaskens in 't gezicht komen, en zyn dezelve
zeer kleyn in opzicht van die der Menfchen.
N°. CL Twee zeer groote Nieren van een Schaap, en dat wegens
derzelve onnatiiurlyke uytzetting veroorzaakt, door dien het water belet
wierd tot, in de blaas te komen.
Aanmerkt ten eerften. Deze watejpeezen zyn zoo zeer verwyd en uyt-
gezet, datze een dikke pinxternakel of peen in haar konnen onthouden,
en haar cours na de waterblaas naauwer en naauwer geworden zynde,
eyndigen zy in een rond blaaske, in groote met een ockernoot overeen-
komende, in deze blaaskens, of iiitipanfels, (daarfe haar met de pis-blaas
vereenigen) is een zeer kleyn gaarje te vinden, waar door de pifTe eenig-
zints gelëgentheyd gelaten is, om in de blaas te komen.
Ten tweede. Aan de beyde 11 iteindens dezer Nieren is derzelve gedaan-
te' gebleven, als of die noch haar natuurlyke geftalte behouden ^hadde,
maar in 't midden zynze vliezig, wegens die byzondere uitrekking.
. N°. CU. Twee Jong geboore varkentjens, dewelke met den andere
zoodanig vereenigt zya, dat zy maar een buyk hebben. .
N°. Cl IL Een "ftuk van dë'Coly k-darm , van een jong geboore
"Paardje, wiens KJap-Vliéfen van de coiykdarm vereenigt zyn, zoo dar
'fe na de geboorte iniet konde in' 't leven blyven.
-ocr page 336-
Van FRED ER I K R U Y S C H/ i 8it
■ V E R K L A A R;*I N G-f
der FIGUREN! .
VAN 'T IX. CA BI NE T.
De E E R S T E P L A A T.
De Eerfte FIGUUR
M£V de letter A getekent, vertoont ons het bövenjle gedeelte of
hoofd van 't 'Dye-been.
B.  1)e dikke en harde banden dewelke in de plaatfe van de afwegende
hals zitten, en de Trochanter met het Hoofd vereenigen: deze ban-
den komen niet voort uyt de buitenfte > maar binnenfle oppervlakte
dezer twee gefeyde deelen.
C.  Wyft ons aan de plaat ze daar de hals van V been voorheen gezeten
heeft 3 en nu geheel en al ontbreekt.
De Tweede FIGUUR.
Verbeeld een Dye-been van een jong geboore kind, hangende uyteeé
pap-gefwel {Atheromd) van de naa-geboorte.
A.  A. Is de Navelftreng.
B.  B. Het Tap-gefwel 3 't welke voortkomt uyt het midden tfan dé
Moer koek
, welke Moer koek wegens oude fitperftitie verbrandt is,
C.  T)e T)ye.
D.  T>e uyterfle voet met drie toonén.                - v
.                             De Derde F I G UU R.
Verbeeld een dwers afgefnede rtioöt, van de Dyé.
A.  Het vel,
B.  B. Het Vet, waar mder niets Vleêfïghs is te vinden:
C.  Een rondfiukje van V 'Dyebeen.
LI lil i                                   De
-ocr page 337-
ïii IX. A N A T OMISCH CABINE T
De TWEE D E F L A A T.
De Eérfte F I G' U Ü R.
Wyft ons aan de arm van een onvoldrage Kind, 't welk door het
balfemen fteen hart gemaakt is» in deflelfs vuyftje onthoud het een
bundel haayr met een fteenige ftoffè bezet, gelyk als in de hoorn*
agtige Zee heéfters.
Een gedeelte van den Arm.
B.  Het Haayr.
C.  Haayr, 't welk ik in een Tap-gefwel heb gevonde.
D.  Haayr, 't welk van V Hoofd als in een ogenblik afgevalten is y als
of het met een Schaar afgefneden was.
'                                                                                     *"%                                                                                      $ „ ■■■■
De Tweede FIGUUR.
Een vies met vogt en daar in een viervoetig, diertje, een hondje gely-
kende, 't welk door de mond uitgebraakt i&
A.  *£ Hayrtje waar aan het hier ophangt.
B.  jfcAr, V ^» na een Naveljlrangetjegeijkt..
C.  *Dë twee agterfle pootjens.
D.  Het Staartie.
Jt. Het Schouder blaadje van een ssy de ten deele otilbUod, wegens het ge-
durig handelen van de Menjchen.'^
F.  1)e voorjie pootjens.
G.  Het Hoofd.
H. *t Opgefperde Mondje y waar in zeer klaar gezien word het tonge*
tie, 't welk hier niet klaar genoeg vertoont werd.
1, Het Beursje waar in het gezeten heeft, 't welk hier gezien werd-
van die zyde of oppervlakte daar het diertje uitgeborften is.
K. Het Rotfie in wiens holte het vlejjie is gezeten*.
De Derde FIGUUL
Vertoon* ons het beursje vau agteren» ; A ;!
De DERDE PLAAT;
De Eerfte F I G UUR.
Verbeeld ons> in een Ües met vogt den arm- van een Jong geboore
_/-
                                                                                      Kindje,
-ocr page 338-
Van FREDERIK R U Y S C H.            813
Kindje, 't welk in zyn handje onthoud een moot van een monftreufe
menfche Zaad-bal in kraakbeen verandert zynde $ en nadien ik de-
zelve in mooten heb verdeelt, zoo komt ons hier een van de kleynfte
te vooren.
A, Het bovenjïe des arms, met een doekje omvangen en gebonden.
B* 'De vingeren van *t handje.
C.  *De moot van de Zaad-bal.
D.  Een gedeelte van de Lyfmoeder van een Vrouw $ wiens inwendige
oppervlakte voor
V groot f e gedeelte verandert is 'm ronde heuvel-
tiens of gezwelletjens.
De Tweede FIGUUR.
Verbeeld ons een ftuk van 't Vel van de voet van een Menfch, 't
welk zo zeer verrykt is van bloedvaten, dat men met de punt van
een naald daar in niet zoude konnen fteken zonder quetzing dei-
vaten , maar zulks heeft de plaatfnyder niet volkomentlyk konnen
afbeelden.
A.  Het Vel.
B.  'De Vaten, voornamentlyk de Slag-aderen, welkers cours geheel en
alverfchilt van dte ge ene x die de Milt y Nierenoi Lever
, Moer-
koek 3 &c. uitmaken.
De Derde FIGUUR.
Vertoont ons een ontrafelde menfche Teftïcul, wiens Zaad-vaatjens
van haar zaadige ftoffe door konft ontleedigt zyn, en dat volbragt
zynde > komen zy ons voor zoo fyn, als dons*
A.  Het Witte of eigen vlies.
B.  De Vaatjens, die rt zaad ten rouwe maken.
De VIERDE PLAAT.
De Eerfte FIGUUR.
Verbeeld de Lever van een Jongeling.
■&. A. A. De Subfiantie des Levers, noch omvangen van zyn eygen
vlies.
B. B. B. <De mergige of fappige uyteynden der vaten , dewelke zoo
veel in getale zyn
, dat de plaatfnyder dezelve qualyk alle heeft
L 1111 3                              konnen
-ocr page 339-
(^PPPPPfffPW^f......*'W->"-' »*«**
^■"^"
IX. ANATOMISCH CABINE T.
^yikgnnen verbeeldeny en als hg dat al gedaan had3 zoude de gantfche
Figuur zeer fwart zyn geworden»
*De afgefnede flronk van de Hol-ader*
D,  'Die van de <P oor t-ader.
E.  2> Galblaas y zoo zeer verryktvan vaten, datter geen naaide gunt
kan tuffchen geftooken werden.
F.  *De Navelband met dejfelfs Sbagh-aderen opgevult»
G, T>e derde bant des Levers, waar door de Lever in zyn plaats ge-
houden wert.
De Tweede FIGUUR.
Verdeeld een gedeelte van 't VHesje dat de Lever omvangt, onder 't
t welke de fappige üyteynden der bloedvaten haar opdoen , zoo als
' idie door vergroot glazen te zien zyn*
De Derde F I G UUR.
Noch een gedeelte als gezegt is met zoo een vergroot glas gezien,
waar door de gezeyde üyteynden wat nader komen aan haare natuur-
lyke grootev -
De Y Y F D E P L A A T.
: De Eerfte en Tweede FIGUUR.
Verbeelden ons twee fteenen uyt een Vrouw van 6*8 Jaargehaalt, en
dat door het fnyden als men in de mannen doet.
De Derde F I; G U U R.          >
De voorfte gedaante van een fteen op die zelve wyze uytgehaalt van
; een Vryfter.
De Vierde FIGUUR.
Deflelfs gedaante van agteren. ,
: '"         De Vyfde F I G UUR.
Een onvoldragc Groenlantfch Zee-Eenhoorntje.
-ocr page 340-
i
t<r
Het grootc en Koninglykc
C A B 1 N E T,
Zynde het Tiende der
ANATOMISCHE
CABINETTEN
VAN
FRED ERIK RUYSCH,
Profejfor van de Anatomie en Kruid-kunde, Lid van de Keizerlyke Academie
der Natuur Ontdekkeren
, als oek van de Koninglyke Engelfche Sociëteit.
In 't welk de voornaamfte deelen des menfchen Lighaams zeer
cierlyk zyn geprepareert en geconfervcert.
-ocr page 341-
«■mHHNMHMM
CS i
m
% ,„.,.,,.«.
-ocr page 342-
AAN ALLE OEFFENAREN ■
'^ DER GeNEESKONST EN WysGEERTË,
W ENSCHT
F RE DR IK RUYSCH
VEEL HeYL.
'■«f!» . 'i 'j 'M'
lïiW
A dat de Weergaloze Aiidreas Vefalius rityrir V uytgeven van
zyn pnvergelykelyk werk over 't maakzel van -'s menfthën
Itchaam aan de geneeskundige waerelt verfchenenwas
,heb"
ben de befte kenners dezer konft geoordeelt
, dat de Qntleet-
kunde nu ten eenemaal voltooyt
, en niets van belang overig
was om te ontdekken
, daar de ndkomelingfchap e enige lof mede konde
behalem Maar men heeft bevonden
, dat de zaak geheel anders èeflmdt,
zo ras als de zeer nauwkeurige Ontleederhanh(A:EuRachiusjsynevin~
dineen bekent maakte
, en de grootfte onder de Ont lederen Gabriel Fallo-
pius zyne aanmerkingen of 't werk van Vefalius uytgaf. Dewyl Ve-
kliiis zelfs 9 waarlyk met een groot e openhartigheyt
, opent lyk in zyn
antwoort op de aantekeningen van
Fallopius erkende , dat men vele en
zeerfraye zaken aan *t vernuft van
Fallopius, eertyts zyn leerlingen
nu zyn tegenftrever
, verfchuldigt was.
                                      ,
In V vervolg toonden Julius CaiTerius, en Cafparus üfellius, dat'er-
na deze brave vinderen nog hoop overig was gebleven
, om vele frayeen
nuttige zaken te ontdekken
;, waar van tot een klaarblykelyk voorbeelt
vertrekken konde
G. Harvaeus , die na zo veele beroemde ontdekkingen
door een onvermoeyde naarftigheydt die dingen heeft uytgevonden, wel-
ke zy alle niet geweten hadden
, en welkers nuttigheydt in de genees-
kunde zo groot was
, als van alles y dat alle de andere met malkanderen
ontdekt en nytgewerkt hadden. ,
t
? W?ü ;
Schoon dit doorlugtig Britfche Cieraat veellicht toegebragt heeft, ech-
ter heeft zulks niet belet > dat
Pecquetus, Barcholinus, Lowerus, Wil-
lifius, Graaffius, Swammërg^mmius, Malpichius, Nuckius , Du Ver-
neyus, en andere daar na ook hebben konnen uyt blinken,
         
Hier door aangemoedigt zynde* heb ik altydt geoordeelt 9 dat ik volgens
M na m m m                                         de
-ocr page 343-
Aan alle de ÖeHferiaren der Geneesjconft en Wysgeerte,
de Wet van Hippocrates eens anders werken wel roemen, maar zodanig,
dat ik ze navorfchen, bekragtigen, en zntf dé gelegentheydt gaf, verbe-
teren, en voltooyenmóeft.
Waarom ik over vyftig Jaren het gevoelen van de Bils, in dieft tydt
de vermaartfie van alle Ontlederen zynde
3 alleen ondernam te onderzoe-
ken
, en met proefftukken te wederleggen : ik maakte waerelt kundig de
ontdekking der Klapv liezen in de water-en melkvaatjes,en van de longepyps-
Jlagader. Mn heb ik opentlyk, en met'eridaat
, en met woorden ver~
klaart $ dat ik de konft uyt gevonden hebbe , waar door ik de fynfte bloet-
vaten% der ze her eyndens, en haar beloop kan vervolgen, ontdekken en
vertonen»
Van dien tydt af heb ik vervolgens tot dezen hogen ouderdom toe,
dagen en nagten beft eet ■> om met alle moeite een kennis van dat maakzel
te verkrygen9 waar mede Godt ons fzamengeftelt heeft.
V Heeft den
Scbeffer behaagt
, dezen onvermoeiden arbeit met zo veel geluk te be-
kronen
, dat ik eyndelyk door verfcheide konft en alle hinderpalen over-
wonne
, en met myne oogen tot in de binnenfte fchuylhoeken der natuur
doorgedrongen hebbe; zo dat my eindelyk na zo veele pogingen en her-
haalden arbeit
, het ware maakzel der kleinfte deeltjes klaar gebleken is<
Zo gaauw als ik deze konft geleert hebbe , heb ik by de eerfte gelegent-
heit énige proeven daar van aan fraye liefhebbers laten zien -t waar
door veeh befcbeide oordeelaren zich niet gefchaamt hebben haar vorige
gevoelen af te leggen , verbeteren
, en een gehele nieuwe gedaante te
erkennen.
Nadien myne hooggaande ouderdom niet toelaat op een langer leven te
hopen
, hebbe ik nu voorgenomen de proeven van allé myne ontdekkingen
te verzameleni en dezelve tot een lichaam te fchikken, opdat het met
recht kan genaamt worden,
De Snykamer van Ruyfch. In de toeft e l-
ling daar van heb ik de gemene weg van een enkel gefchrift niet willen
gebruyken, maar ik hebbe de werktuygen zelfs Van't Itchaam, zoals ik
m door myne konft verkregen hebbe, en welkers befchouwïng my zelfs
de kennis toegebragt heeft, voorgeftelt. 'Derhafoen dit werk van 7t
hovenfte haayr begonnen zynde , heb ik 't volbragt tot in de verbor*
genfte vertrekken der ingewanden
, zonder een uyt de middelfte deekn
tujfchen deze uyterfiens over te flaan: Zo dateer van een
vezel, vlies,
vat, yier, ingewant, kraakbeen , been, nagel, haayr , eyndelyk van
yder deeltje een naakte gedaante, en ware beeltenis van't hooft tot de
voeten toe, alhier te voorfchyn komt.
v J& ik zal hier ook nog een doodt menfchelyk lichaamtje tyvoegen,
zynde
-ocr page 344-
Wenfcht FREDRIK RUYSCH veel Héyl.
zynde (jdoor een konft, die my alleen eygen is) zodanig toebereit, dat de
glans en bevalligheit niet alleen het leven verbeelden , maar zelfs over-
treffen ; want de couleur, vleezigheit
5 ge/ialte, en buigzaamheit der
ledematen, die in een doodt men fch weggaan, worden hier te gelyk be-
waart, en eenigermaten zodanig verbetert, dat het den aanfchouwer
tot zich-lokt en verluftigt. Niemant zou deze zaak geloven
, tenware
hy zulks met zyn eyge oogen befchouwde.
Op dat dit werk niet van een korten duurzaamheit wezen zou, hebbe
ik alles door myne balfemkonft zodanig toebereit, dat de delen niet al-
leen vyftig jaren , maar zelfs eeuwen onbedurven konmn blyven, 't welk
dit werk grotelyks aanpryft. *Daar en boven heb ik myn beft gedaan,
om^taffchuwelyk gezicht der ontlede en afgefnede delen met we/gepafte
cier zelen zodanig te verbeteren, dat het de ogen niet mishagen , nog
enige fchrik en walging veroorzaken zal.
Eyndelyk is yder byzonder deel met getallen befchreven, de welke
overeenkomen met een naamlyft aangaande deze delen gemaakt , waarin
op deze getallen, die yder deel aanwyzen , een klaar en naauwkeurig
verhaal gevonden wort.
^er halven zal een ygelyk , deze verzameling befchouwende , uyt de
naamlyft
De Ruyfchiaanfche OntJeetkunde konnen leren , bevryt van alle
wal^lyken arbeydt, morzige handeling, of vuyle ft ank.
jil wie van deze fchat bezitter zal wezen , hy zal die konnen ge*
bruyken, of om zich met de befchouwing van
V maakzel des menfchely-
kctl lichaams te vermaken, en op die manier zich zelfs te leren , ofte
om in een hogëjchool, alwaar de feugt in de Wysgeerie 'en Geneeskonft
onderwezen wort, de ware t'zamenjielling der deelen te vertonen
; al-
dus behoeft men niet op enkele woorden, of gijjing, maar op zyn ogen te
vertrouwen.
JVaarom ook zelfs Koningen, 7rineen , 'en Bezorgers van gemene
beften
, of Hogefc hooien deze verzameling, verkregen hebbende , hare
Hogefihoïen daar mede zoude konnen begiftigen, zullende eeuwen lang
duren
, zo dat het een Cieraat is, en te gelyk een duur zaam en zeer nut»
tig werktuyg om te onderwyzen.
Terwyl ik nog in 't leven ben, zet ik dit werk, V welk ik zelfs vol*
tooyt hebbe, nu te koop, op dat ik voor myn doot verzekert ben, dat9er
e&n volkome gedachtenis van myne vindingen in wezen is : want na myn
tïopt zou zulks niet licht ge fch ie den. 'Dit Cabinet zal in myn huystezien
zyn voor diegenen , dewelke zekere bewyzen hebben, dat ze kopers van 't
geheel konnen en willen zyn.
Mmmmm %                                      Op
-ocr page 345-
Aan alle de Oeffenarén der Geneêskonll en Wysgeerte'.
Op dat de Koper niet vreze, dat deze bëry dingen zullen bederven
zal ik, als hy ze gekogt heeft , en na dat we over de prys eens zyn ge-
worden , hem de konft van bewaren bekent maken , die ik gebruyke
, en
grotelyks verjchilt van dte van anderen: want dat myne verjchilt, leert
de vergelyking van de berydingen, die by my gevonden worden
, met die ±
welke andere vertonen. Ik zal hem insgelyks de manier aanwyzen, waar
mede ik het bewarende vogt, daar de flèjfen mede gevult worden , be-
ryde, en, als de noot vereyfcbt, zulks wederom opgegoten wort
; maar
om dit voor te komen, zal ik deflejfen zodanigopvullen, en digt Jluyten,
dat ze vele jaren geen toe doening benodigt zullen hebben,
Terwyl ik ondervonden heb , dat de* verfcheyde bereyde delen van
*s menfchen lichaam, ook verfcheyde vogt en vereyfchen, waar in ze be-
waart worden, of dat ze ander zint s haar glans verliezen, zal ik den
Koper dit geheym , en meer andere
, onder vertrouwen van ftilzwy-
gentheydt, openbaren.
Indien dan Trineen , Hogefehooien , Maatfihappyen , of by zondere
luyden in deze fraye zaken zin hebben, zy zullen konnen bekomen al-
les , 't gene door een by zondere konft, en een arbeydt van byna zeftïg
jaren gewerkt , nergens ter waerelt te zien , of aan geen eeuw be-
kent is.
j \                 .■:.'.                                                                           f iTfi i"ï"f tr\ ■fT': s                             •■ i
-ocr page 346-
Pag. 821
T JT ¥ I J
HE T TIENDE
A N ATOMISCH
C A B I N E T.
De eerftc groote PLAN K;
N°. I. T? En Pedeftal van Ooft-Indifch hout gemaakt , waar op zes
|j kleendere Pedeftalletjens ftaan,. waar van het
Éerfte met de Letter A. getekent, voorzien is met een bondelke haayr,
anderhalve vinger lang.
Dit bondelke is van my gevonden in een Pap-gefwel {Atheromd) van
een overledene Waterzugtige Vrouw, en dat in 't Net; deze haayrtjens
door een vergrootglas gezien zynde, werden bevonden plat te zyn.
Het tweede Letter B. is voorzien met haayrtjens , die van zelfs, en in een
ogenblik, van 't hoofd zyn afgevallen, als of zy met een fchaar afgemeden
waren. Ziet deze Hiftorie in 't IX. Cabinet befehreven.
Het derde Letter C. Haayren uyt de bovenfte lip van een Walrus:
dat deze Wortels hol zyn, kan men hier zien, eveneens als in de vede-
ren der Vogels.
Het vierde Letter D, Een bondelke haair van een viervoetig dier, met
naame {Ichneumon) oï Pharaoos Muys , die zïg 'm de wildernifTe van
iEgypte onthoud,, waar van deAutheuren zeer veele zeldzaamheden ver-
haaien. Ziet hier verders over na Jac. Wernerus.
Het vyfde Letter E. Een kleen gedeelte van een Poolfche Meervlecht
(Tlica Tolonica) waar van Sennertus en andere gefchreven hebben.
Het zesde Letter F. Een bondelke bonte l3orftels uyt de rug van een
Weft-Indifch Varken,
Aanm; de Inwoonders van America vernaaien A dat de Navel van dit
beeft op de rug geplaaft is: maar nadien ik 'er nog geen jong geworpen
van gezien heb , kan ik daarom niet met zekerheyd daar van zeggen j
edog eens heb ik een oude onder myn handen gehad, in wiens buyk geen
Mmmmm 3                                        de
-ocr page 347-
&22 X. ANATOMISCH CABINET
de minfte teken van een Navel gevonden wierd; maar in de rug cjuani
een verheventheyd voor, of dit nu de waare Navel, of iets diergelyks
was, durf ik niet zeggen.
Dit heb ik egter ondervonden , wanneer ik het vel had geopent, 20
• deeden haar zeer veel fitbren of draden op , dewelke van dat heuveltje
voortkomende, haar door 't vet en fpieren van den rug verfpreyden : of
nu deze vaten zyn geweeft, om de Vrugt te voeden , en naderhand ver-
droogen, twyfele ik , nogtans zulks niet ontkennende , om dat ik in 't
eerfte Cabinet der dieren befchreveen afgetekent hebbe een viervoetig dier,
met de naam van viervoetig dier, een Padde gelykende , uyt wiens rug
de jongetjens voortkomen, en dat uyt kleene celletjens, met haar Navel-
ftrengetjens, geen gemeenfchap met de holte van de buyk hebbende. Ziet
het bovengezeyde Cabinet.
Daarenboven word 'er in myn Cabinet bewaard 't geheele vel van een
Americaans Varken, op wiens rug ook een heuvel gevonden word, zon-
der de minfte verheventheyt onder aan den buyk, en zulks geeft my aanley-
ding cm te geloven, dat die dieren haren Navel op de rug dragen.
N°. II. Een Fedeftal, als 't voorgaande , met zeven kleender ronde
pedeftalletjens voorzien.
Op het eerfte Letter A. getekent, is geftelt een vlesje met vogt, in
zig onthoudende een gedeelte van de huyd van een menfch, waar van
het oppervelleke en net-wyze lighaam, van Malpighius befchreven, af-
hangen, :.''■
                                      r/f3- :: rJ'\:':' liV"
Aanmf Het buytenfte van't vel af hangend€ v en witfte gedeelte j is
het Oppervelleke j maar het inwendige , dat ligt geel is, werd het Net-
wyze lighaam genaamt: maar nadien het Net-wyze lighaam geelagtig is.
en daar en tegen de huyd zeer rood y wegens de opvullinge der bloedva-
ten , zoo biykt het zekerlyk, dat door het Net-wyze lighaam geen bloed-
vaten loopen, alhoewel zeker Profeflbr dezelve heeft laten afmaaien.
Op het tweede Letter B. Een vlesje, als het voorgaande toebereyd,in
zich onthoudende een gedeelte van het Oppervelleke van een jong geboore
kindje, uyt wiens binnenfte oppervlakte de overblyfzels van de huyd-
tepeitjens puylen.
Op het derde Letter C. Een vlesje, als 't voorgaande, en daar in een
gedeelte van de opperhuyd van een zeker Mansperzoon, die behebt was
meteen horribele Leproosheyd, in wiens oppervlakte veel beter konnen
gezien werden de overblyfzels van de tepeltjens van de huyd.
Op het vierde Letter D. Een gedeelte van de huyd van een 's Menfchen
Hoofd, 't welk zoo vol van opgevulde bloedvaatjens voorzien is, dat
men
-ocr page 348-
-"......ijlffim*:
Van FREDER1K RUYSCH.v          823
men geen punt. vaneen fpeld kan zetten zonder quetzing derzelver, en
haar cours is zeer verfchillende van die der ingewanden.
Op het vyfde Letter E. Een gedeelte des huyds van de Bal van een
Menfche Voet, wiens uyterfte uyteynde der bloedvaten zoo net vervult
zyn, dat niemand het zelve kan zien , als met de grootfte verwondering
der Werken des Allerhoogften.
Op het zesde Letter F. Het oppervelleke van de Bal van de Voet,
waar in niet alleenlyk de parallele linien, maar ook deszelfs afgebrookene
nablyfzels van de Vel-tepeltjens gezien werden , en dat met vergroot-
glazen.
Op het zevende Letter G. Een verdikt oppervelleke en Net-wys Iig-
haam van de Bal van de Voet, dat in verfcheyde mooten verdeelt is.
N°. III. Een vies met vogt, en daar in een Pap-gezwel {Atheroma^
het welk gevonden is tuffchen de Spieren van de hals van een Os;
Aanmerkt ten eerften, Dat dit gezeyde gezwel beftaande is uyt een by-
zondere, en van my nooyt voorgekomene zelfftandigheyd, namentlyk 't zelr
ve is geel, week , blinkend , gelyk als 't vet van vers gekookt Oflen-
vlèefch, dat nog warm is, waar onder zig ook waaragtig vet laat zien.
Ten tweeden, Nadien ik in alle haayrige Pap-gezwelkn altoos heb ge-
vonden, dat de haayren bondels-wys, ende confuys door den anderen za-
ten: deze daar en tegen komen met haar wortels voort, uyt die gezeyde
blinkende en geele zelfftandigheyd, en zyn dezelve zeer digt by elkan-
der ftaande.
Of nu deze geele zelfftandigheyd te conlidereeren is , als niet wel ge-
fielde en t'zamenvloeyende zenuw-tepeltjens, ftaa ik in twyffel? maar dat
de haayren onzes lighaams van de Zenuw-tepeltjens voortkomen , daar
twyffel ik niet aan , en daar van is ook het uyttrekken der zelve zoo
pynelyk.
N°. IV. Een glas als vooren, en daarin een gedeelte van 't Opper-
velleke, uyt wiens binnenfte oppervlakte de overblyfzels van de vel-te-
pelrjens voortkomen en nog uytpuylen.
Op dat dit voorwerp dichter aan 't glas zoude komen, heb ik daar ne-
vens gezet takken van de Americaanfche doornagtige veelhoekige Cereus.
Nevens dit glas, doet zig een anderen kleender glas op, 't welk met een
ftarretje is getekent, waar in haar veel kleender het oppervelletje en net-
wyze lighaam van de bal des voets uyt een Neger latea zien , zonder
vergroot-glazen. Ziet de I. Figuur van de III. Tafel.
N<>. V. Een Pedeftal, waar op geftelt is een Vies, in zig onthou-
dende een kleen gedeelte van 't dunne Herflen-vlies, met de ontwondene ■
fchorffe
-ocr page 349-
224. X. ANAT OM I SCH C AB.INET
fchorffe van de Herffene , 't welk heel kleen is, maar egter zeer fraay
geprepareerd
Op deszelfs grond werd ook nog gevonden een kleen gedeelte van 't
gezeyde j 't weïk zoo teder is, dat het byna een menfche begrip te boven
gaat, en daar in mede de Almagtigheyd ues Heeren uytblinkt.
N°. VI. Het opperfte van 't Bekkeneelrje van 't Doodshoofdje van
een jong geboore Kindje, waar in ons voorkomen
Ten eerften, De zeyfe uytgefpannen als in't leven, loopende na de
lengte.
                                                                                           , :..;,..
Ten tweeden, De Fontanel is ook uytgefpannen.                           f v
Ten derden, De binnenfte oppervlakte is nog voorzien met het harde
Herffen-viies, waar door de opgevulde flag-aderen aan wederzyde voort-
komende, elkander ontmoeten.
Ten vierden, De langagtige groef, als in een levend lighaam, open.
ftaande.
                                                                         «
N°. VII. Hst Agter-breyn van een Menfch in de vogt, en op dat het
van zyne plaats niet zoude wyken, heb ik daar hy gedaan een tak van de
groote Americ. doornagtïge Opuntia. :
                                           *:
Pit gezeyde Agter-breyn is van my voor eenige Jaaren zoo net toebe-
reyd en bewaard, als of 't nu eerft uyt het hoofel genomen was.
Boven op 't dekzel is nog een andere vies met vogt geftelt.
N°. VIII. Waar in een gedeelte van de Herffene van een oud Menfch
is te zien, wiens fchorffe rood is, wegens het opvullen der bloed vaatjens,
die de fchorfïïge fubftantie uytmaken, daar en tegen is de mergagtige zelfs-
ftandigheyd wit gebleven.
                                      ,1
En boven op dezelve vies is noch geftelt een kleen doosje, waar in
N°. IX» De Beendcrkens van het gehoor zeer net gevonden worden.
Aanm: Daarenboven, dat de eerft gezeyde Vies als tuffchen een Rots ge-
field is, omvangen zyade van roode opgevulde bloedvaten, in plaats van
roode Coraaltakken , waar onder gevonden werden , die zoo dun zya
als dons.
JNo. X. Een Vies met vogt, waar in onthouden word het dunne Herf-
fen-vlies, daar nog eenige ontbondene deeltjens van de fchorffe der Herffe-
ne aan vaft zyn.
Dezelve is tegens de loop van de natuur aan de eene zyde verdikt, en
■ de bloedvaten zyn vervult met een ligt roode waffige ftoffe.
N °. XI. Een gedeelte van de huyd van een Walrus, waar in zeer fraay
te zien zyn de Tepeltjens van de huyd , en derzelver afbrekingen , dtf
' aan 't Net-wyze lighaam vaft zitten, 't geen ook in de Menfch en andere
, vi4               °                                                                        voor-
-ocr page 350-
van FREDERIK RüYSCE              Zxf
werpen gezien kan worden, en 't geen te confldereeren ftaat, is, dat zy
kleender en min fpitzig haar opdoen in een menfche, wanneer het Opper-
relleke van 't ondergelegene Vel afgehaalt is.
Na. XII. Een Pedeftal, waar op ik gezet heb de takken van de flag-
aderen, dewelke haar door de Herflene verfpreyden , waar onder eenige
zeer dun, en byna donzig haar vertoonende , nograns vervuld zyn , en
eenigzints verfpreyd, en dat in een drooge gedaante.
Deze gezeyde takxkens zyn zoo teder en dun van wezen, als of hejt Lym-
phatike vaten waaren, en by gevolg werden zy door het handelen ligt ge-
brooken. Ziet hier over verders na, het 9 Anat. Cabinet.
'N<>. XIII. Een vies met vogt vervuld, en daar in een gedeelte van het
dunne Herflen-vlies 't welk verdikt is geworden j aan 't zelve hangen op
verfcheydeplaatzennogSlag-aderkensdie in de fchorsfige fubftantie veran-
dert zyn
N°, XIV". De Tong van een menfch in een vies met vogt bewaart, in de-
zelve zyn te zien driederhande Tong-tepelrjens, als mede de Klep van het
Strotte hoofd met deflelfs opgevulde bloedvaten»
N°« XV, Het Agterbreyn van een menfch 't welk 'm een vogt bewaart,
en zoo toebereid is, datmen het beginzel van *t Ruggemerg zien kan, en te
gelykmetdes Nekx, en Wervel-beenderen Slagaderen.
In 't midden van dit Agterbreyn , kanmen ook zien de Brug van Varolius,
en 't bol rond-wyzelighaam: over alle deezezaakenpafleerenbyfter veel zeer
roode Slagaderen, 't welk aangenaam is om te zien.
Op het dekzelvan dit glas, nog een ander glas
N ". XVI. geftelt, 't welk in een vogt onthoud beide de Oogfchellen van
een menfch welkers binnenlte oppervlakte rood van couleur is geworden,
door het opvullen der Bloed-vaten, waar door zy als ontftoken voorko-
men : daarenboven vertonen haar zeer klaar de mondekens dewelke in de
rand van beyde de Oogfchellen zitten, waar door zig een zeker vogt
ontlaft , waar van hier na breeder zal gefproken werde, volgens eygen
ondervinding ontdekt.
N -'. XVII. Een glas met vogt,en daar in byna het geheele Dunne Herflen-
vlies van een menfch, 't welk byna zoo dun is als een fpinnewebbe} en na-
dien de Slag-aderen vervuld zyn, kan men haar dunheyd des te bequamer
zien, maar in een afgeftorve menfch fchynt dit vlies zoo dun niet te zyn 3 ten
zy na het gezeyde opvullen, want zonder dat, zyn zy meeft na de dood ydel
of leedig en zonder bloed, waar door zy dan ontelbaar zynde in menigte,
eenige meerdere dikte fchynen toe te brengen tot het gezeyde vlies, hoewel
het-in een natuurlyke ftaat byna zo dun is als een fpinnewebbe, weshalven
jN nnnn                                               my
-ocr page 351-
|2<| X. A NA TOMISCH CABINET
my dit dunne Herffenvlies toefchynt voornamentlyk te dienen om alle desfelfs.
bloedvaten door haar toedoen by een te houden , opdat zy niet zouden ko-
men te verplaatzen : ook komen ons hier op verfcheydeplaatzen de uytèyn-
dea dezer Slag-aderen voor in fchorffe verandert zynde.
N '. XVlil, Een vies met vogt,en daar in de Tong van een mejiich
verbeeldende de Tong van een levendig menfch.
In dit voorwerp komen ons in 't gezigt des Tongs tepelrjens, de Lel ^ de
Klep van't Strottenhoofd, deafgefnede Slok-darm, als mede de afgefnede
Longe-pyp,
Ontrent het uyterfte van de Tong is defzelfs bekleetzel wel weggeno-
men, dog het Netwyze lighaam heb ik daar niet konnen ontdekken, maar
ia de Tong van een Os kan men het door 't fepareeren ligt in het gezigte
krygea.
             ;
Op het dekzel ftaat een ander droog glas
(N°. XIX ) voozien met een gedeelte van de Tong van een jong ge-
boore kindje, waar door heen duyzende van Slag-aderkens loopen'.
N°. XX. Een menfche Tong netter als de voorgaande toebereyd, en
ineen vogt gelegen en bewaart, met elefïelfs Strotten-hoofds kleppje, en
zyn fnotterige kliertjens.
Op 't dekzel ftaat
{No. XXI.) een droog glas, waar in ons voorkomt een gedeelte van
(Je Tong van een jonge, wiens Bloedvatjens zoo cierlyk zyn toebereyd,
dat het geheele voorwerp zeer rood te voorfchyn komt.
N°. XXII. Een groot glas met vogt, en daar in het Hoofd van een
kind> wiens oogen toegefïoten zynde *, een leevendig en flaapend kinds
hoofdje verbeeld, deszelfs wangecjens zyn rond uitgezet zonder rimpels,
de Voorlippen rood, en zeer net. toebereyd , en eenige jaaren van my
bewaart.
Aanm: Het bovenfte gedeelte is afgenomen, endeHerffene daar uit ge-
nomen zynde, kan men onder het Vel de natuurlykegefteltheyd van't Vet,
de uytgang der Zenuwen uyt het Hoofd, de Tregter &c. zien.
■"N<v XXIII. Het Oog van een menfch met deszelfs twee oogfehellen,
waar ontrent te confidereeren ftaat, dat uyt de binnenfte oppervlakte van
de Oogfehellen ontelbaare Zenuw-tepeltjens voorkomen en gezien wer-
den, waar van dat cenflbele gevoelen, inzonderheyd wanneer zy ontdo-
ken zyn.
N°. XXIV. De Aderige vlegting zynde een vervolg van de Slag-ade-
ren, dezelve beftaat niet uyt klieren gelyk zommige willen, maar uit Slag-
aderen,
-ocr page 352-
Van F R E D E R I K KUt Sf C H*              Uf
aderen, dewelke als in een ander wezen verandert, 2yn. Ziet wat ik ovêi*
deze materie gefchreven heb, en doen afbeelden in het antwoord op de
XII. Efift. jinat. Twbletn*
Nü. XXV. Een glas met vogt, Waar in bewaart werd een gedeelte
van 't dunne HerfTenvlies, waar aan nogvaft zit een kleen gedeelte van dö
fchorfle der Herffëne: deszélfs Slagt-aderkens »yn vervult met een vlecs-
agtige rood waflige ftoffe , waar door dé fchörfle ook maar ligt rood ge-
coüleurt is geworden.
In't midden van dit voorwerp dóet zig óök de aderige vlegting <óp9
dewelke geenzints* gelyk gezegt is, uit klieren, maar alleen ttyt de uyt«
eynden der Slag^aderkens beftaande is^ dewelke wondérlyk gedtaayt en in
een byzonder wezen verandert zyndè^ nochtans hoizyrt, en mét deSlag-
adefkens cóntinueeL
JNK XXVI. Een gedeelte van 't Agterbreyn van een menfch, met eeft
gedeelte van 't langagtige merg, als mede het Pyn-appels wyze Klierfjé,
werwaarts haar voegen de opgevulde Slag-aderkefis;
Op dat nu het Pyn-appels wyze Kliertjé gereder te voorfchyn zoude
komen, zoo heb onder 't zelve een doorntje van een Meloen diftel ge-
ftooken.
Hier nevens (laat te confidereeren, dat ik agter dit voorwerp gepïaaft
heb een tak van een Africaanfch gewas met deszélfs vrugten , ten eynde
het voorwerp niet van zyne plaatze zoude wyken , als men de vies komt
te bewegen.
Men kan hier ook klaar zien, hoedanig de Slag-aderen over het Ach-
terbreyn loopen.
N \ XXVII. De regter zyde Van 't aangezigt van een jonge in een
vogt, 't welk als levendig voorkomt.
Hier in is voor eerft te zien een gedeelte des Tongs, met deszélfs Ze«
nuw-tepeltjens.
Ten tweeden, Hoewel de roode Voorlippen niet geheel en al vanhaar
bekleetzel zyn ontdaan , zoo verbergen egter de Zenuw tepeltjens haar
niet in het geheel.
Ten derde, Zoo komen ons ook klaar voor de Bloed-vaten , dewelke
door de Kiezen loopen, nadien dezelve met een zaag doorgezaagt zyn*
't welk ook in andere doorgezaagde beenderen plaatze heeft j maar dit kan
niet werden getöont, ten zy de Bloed-vaten opgevult zyn.
Ten vierde , Dat 'er ook in 't midden , of binnenfte der Tanden eert
holte is vööf de Zenuwen en Bloedvaten , - voornamentlyk in de jonk-
heydj zulks i$ tmtt als wel bekend j maat dat door die 2eer harde fub*
Nnnnn 2 •                                ilantie
-ocr page 353-
S28 X. ANATOMISC H C A BI N E T
ftantie de gezeyde Bloedvaten ook heen lopen, bemerke ik riu eerft in dit*
voorwerp.                                                     . ./•.;' nóv ■ .■'•.■•■■■ : «VJcrn sssi*
N\ XXVIII. Een gedeelte van de HerfTene van een menfch , wien&
Slag-aderen in 't geheel niet zyn vervult, zoo dat de fchorffige fubftantie
geen roodigheyd aangenomen heeft.
En nadien dit gedeeltedey: HerfTene de gelykheyt van kaas* die nog niet
zeer hardis geworden, had gekregen, zoo heb ik dezelve in ft uk ken gefcheurt,
waar door haar nu hier zeer veel ftraalen opdoen , dewelke mergige trek-
kingen of draaden verbeelden , zulks zoude iemand konnen bedriegen,
wanende dat het natuurlyke mergige trekkingen of draden waren.
In dit voorwerp blykt het ook, hoe zeer diep het dunne HerfFen-vlies
op verfcheyde plaatzen zig tuflehen de groeven van de HeriTene ver-
voegt , zoo is 't dan ook , dat die fchorfïe niet alleen gemaakt werd in
de bovenfte oppervlakte van de HeriTene , maar ook zelfs in de fleuven,
en dat van de uyteynden der Slag-aderen , dewelke door het dunne
Herffen-vlies verfpreyd werden. ;,,
                                    ., , u.:
N°. XXIX. Een vies met vogt, endaar in een onvoldrage , en nog
onvolmaakt menfche vrugtje ontrent een duym groot y 't welke, door een
hayrtje aan het Navelftrengetje vaftgemaakt is.
Ontrent dit voorwerp is aan te merken,
Ten eerften, Dat 'er geen deukjens of putjens aan gevonden werden,
maar glad, en van een natuurlyke efTenheyd, als mede dat het fneeuw-
wit is.
Ten tweede, Hoedanig de ledematen door de tyd moeten voortkomen
uyt het lighaam zelfs , kan men hier zien , dewelke in dit voorwerp on-
trent drie linien groot zyn. Ziet de lil. Fig. van de III. Taf.
Ten derde, Het Navelftrengetje, waar aan het Kindje gehegt is door
het toedoen van een hayrtje , is in zyn omtrek doorzigtig , maar van
binnen duyfter, mogelyk wegens het begin van 't voorkomen der bloed-
vaten.
                                                                                :|, :■',-„■;. nh
Ten vierde, Van wat fexe het is, kan ik nog niet zien. js
Ten vyfde, De uyterfte voerjens en handjens tot nu toe nog ontbre-
kende, zoo is 't dat 't geen uyt het lighaamtje uytpuylt als afgehouwen
ledemaatjens haar vertoonen, en hier uyt heb ik bevonden dat de voetjens
en handjens na heen voortkomen.
Ten zesde, Ik kan met waarheyd zeggen, dat ik noyt een fchoonder
en cierlyker voorwerp van dat flag gehad of gezien heb. !
JNK XXX. Een Vies met vogt, en daar in het beginzel van't Rugge-
merg van een Menfch, met het bol ronde lighaam, alsmede niet alleen de
. { nn                                              boven-
-ocr page 354-
^^——~—
Van FREDERI K RUYSCH,               829.
bovenfte piramids wyze lighaamen, die van de Heer-Vieujfens befchreven
en afgèbeelt zyn, maar ook de onderfte , waar van ik de afbeelding heb doen
maken, ende van my in't eerfte Anat. Gabinet befchreven zyn.
In dit voorwerp komt ons ook voor die fpleet , die hier het beginzel
van 't Rugge-merg in een rechter en linker zyde verdeelt: als mede de
toegang tot de vierde Breyns holligheyd, 4 •?
Op 't dekzel is nog een andere Vies
>;N°. XXXI. Gefteld, en daar in een gedeelte van de fchorfige zelfs-
ftandigheyt van de Herflene , 't welk met de eerfte opflag en haaftelyk
gezien zynde, ymand zoude konnen bedriegen, oordeelende dat zy Klie-
ren zagen, daar in tegendeel 't zelve naukeurelyk bezien zynde, hetklaar-
lyk .blykt-j dat het niet anders is als fchorfïige deeltjens, die nog niet ont-
daan zyn j en blykt zulks te klaarder , als men het voorwerp in den om-
trek befchouwt , alwaar diergelyke lighaamtjens zyn ontdaan, jaa ons
zoo dun als dons voorkomen, en egter vervult zyn, met een ligt roode
wafïige ftoffe.
jN°. XXXII. Een Pedeftal, waar op gezet is een Vies met vogt, in
zig bewaarende een ftuk van de Herflene, door my vyf uuren langinOIy
van Olyven gekookt, gelyk de Heer Vïeujfens gewoon is te doen: Maar
zulks is een verkeerde en onnutte manier van prsepareeren , want na het
kooken in de oly, doet zig niet het mtnfte op , dat iets lykt na bloed-
vaten , 't welk een yder kan beproeven: zoo dat de Heer Vieuffens geen-
zints te houden is voor den Inventeur, van dat de Schorfle der Herflene
alleen zouden beitaan uyt bloed-vaatjens: want niemand heeft tot nog toe
(myn wetens) zulks my konnen nadoen, of iets dat 'er na geleek te wege
gebracht.
Op het dekzel zit een andere VJes met vogt,
Nu. XXXÜI. Waar in te zien is een gedeelte van 't dunne HeriTen-
vlies, 't welk byna zoo dun is als een fpinne-webbe, waar door egter zeer
roode opgevulde Siag-aderkens loopen, welkers uytterfte uyteynden inde
fchorfle der Herflene zyn verandert, en van my zoodanig ontdaan , dat
men zeer klaar zien kan , dat de Schorfle uyt bloed-vaten zyn beftaan
heeft, gelyk gezegt hebbe.
No. XXXIV, De Tepel van een Vrouwe borft , met deszelfs ronde
kring;. ,-..,.■, %
Aanmerkt ten eerften , Dat deze kring gemeenlyk in de Vrouwen
bruynagtig is , maar in dit voorwerp, van zyn bekleetzel ontbloot zyn-
de , komt het vel ons daar onder wit voor.
Ten tweede, Nadien de Tepel mede van zyn uyterlyk dekzel ontbloot
Nnnnn 3                                            isr
-ocr page 355-
ƒ                .                                                               -
83o X. ANATOMISCH CABINET
is , komen ons aldaar te vooren de Zenuw-tepels, èenige overeenkomtt
hebbende met de Zenuw-tepels van 't hoofdje van de Roede. Ziet het
eerfte Anatomifch Cabinet. Waar in ook de Figuuren gevonden werden
van de Tepeltjens van de tepel des Borfls van een Walvis -3 maar nadien
de Plaatfnyder dezelve aldaar in de Tepel van een Vrouw niet al te klaar
had afgebeelt, hebben wy nu dezelve in dit X. Cabinet verbetert. Zie
de II. Fig. van de III. Taf.
N°. XXXV. Een menfche Hart> wiens bloedvaten nevens alle beyde
deszeifs Ooren zyn vervuld, zoo dat men de waare gefteltheyd enfiguure
zien kan: en nadien zy opgevuld zyn, moet men egter niet aanmerken,
dat zy in 't leven alle beyde te gelyk uytgefpannen zyn , want als de
Ooren vervult zyn, zoo zyn de holligheden van 't Hart leedig p en tér èon*
trariealsde Ooren leedig zyn, dan zoo zyn de holligheden vervuld.
Deze gezeyde vaten zyn zoo volmaakt opgevuld" met een rood-waffige
ftoffe j dat het geheele Hart ons zeer rood voorkomt. =
Ja men kan hier ook zien, hoe dat die gezeyde iloffe uyt de allemytêr-
fte uyteynden der Slag-aderen in de gedaante vaneen dauw, haaruytgang
hebben gezogt, tuflchen de vleezige fibren van't Harte, 't geen ik geloof
in *t leven te gtfehieden door de voedende wey van 't bloed: daarenboven
kan men in dit Hart zien alle deszeifs dronken , namentJyk de op en ne-
derwaarts gaande (tronk.van de Hol-ader, de Ader zonder weergaa, de
Hart-ader met deszeifs drie daar uyt opwaarts loopende ftronken; alsmede
de vier Longs-aderen, en Slag-aderen; ook de Kroon-ader en Slag-ader *
dewelke hier ook opgevült in 't gezigte komen.
;N>o. XXXVI. De Swefenk van een Kind, zoo netjenstoebereyd, als
of zy nu eerft uyt het lighaam genomen was.
JSfo, XXX\ il. De Lel des leeds van een Menfch, waar in men zien
kan klieragtige lighaamtjens, welke defnotterige ftorFe voorbrengen: maar
om dat zy te beter in 't gezicht zoude komen, heb ik een takje van Tithy-
malus Cypariflias daar nevens gefield, door wiens toedoen , zy beter na
de wand van 't glas gedrongen werden.
H°. XXX VIII. Een Jongmarts hart door het balzemen verhard, waar
in ons zeer fraay voorkomen, deze navolgende zaken, namentlyk,
Teneerften, Alle beyde de Stronken van de Hol-ader met derzelver
regter oor, welke ons hier voorkomen als uyt een vertrek-plaats.
Ten tweede, Beyde de ft ronken van de groote Slagvader, mèt de drie
Opwaarts gaande afgefnedene takken.
Ten derde, De Kroon-ader.
*tm viëfdfe, De vier takken van de Löög-adéf.
*'. ïiïüV.i                                           Ten
-ocr page 356-
van 'F R E D E R I K RUYSCH.               831
Ten vyfde, De Longs Slag-ader uyt de linker holligheyd fpruytende.
Boven op 't dékzei van dit glas werd gevonden
]SK XXXIX. EenPedeftal, voorzien met de driekantige Klapvliezen
van de linker holligheyd van 't Hart,
. N°. XL. Een droog Glas, en daarin het linker Oor van een menfche
Hart zoodanig toebereyd, dat men de waare geftalte daarin zien kan.
N°. XLI. Een Pedeftal , waarop een regter Oor van 't Hart van
een menfch gezet is, mede zoodanig toebereyd , om deszelfs waare figuu-
ren te zien.
No. XLII. Een droog Glas, waar in onthouden werden de Long,
en Hart van een Jonge , hard gebalzemt.
In dit voorwerp kan men zien,
Ten eerften , hoe de Groote Slag-ader geplaaft is aan de zyde van
des Longs Slag-ader , alwaar zy alle beyde uyt het Hart voortkomen.'
Als mede
Ten tweede, De verdeeling van de regter zyde van de Long in drie
lobbens, de linker daar en tegen in twee, 't geen ik gemeenlyk alzoo
ondervinde.
N°, XLQI. Een gedeelte van een Kalfs Longs Slag-ader , met een
geel-waflïge ftoffe opgevuld, en zoo toebereyd, dat de uyteynden in 't
gezigt komen, dewelke zeer veel verfcheelen van die3 dewelke zommige
Au&euren hebben doen afbeelden na Kalvere Longen , in plaats van die
van Meufchen.
N°. XLIV. Een ronde Pedeftal, waar op gezet is een gedeelte van
een menfche Long, die na de Balfamatie hard gemaakt is: dat deze ver-
deelinge en forme der lobben van de Long van een menfch niet overeen-
komt met die der Kalveren, word ik nu gewaar : daarenboven blykt het
ook, dat veele Autheuren in 't onderzoeken en maken derriguuren van de
Longe dikmaals gebruykt hebben die der Kalveren, en van andere dieren ,
't welk my nu genoegzaam blykt uyt haare figuuren.
Aan de zyde van dit voorwerp is ook gefteld
N°. XLV\ Een kleen gedeelte van een Kalfs Long, waar in ons voor
oogen komt de verdeeling van de bloed-vaten in yder ïobbetje, 't welk ook
verfcheeld van die der menfchen.
Nu, XLVI. Een gedeelte van de Longe-pyp van een jong geboore
Kalfje, met de lobberjens van de Long, die opgevuld zyn met een geel-
waflige ftoffe, en die zoodanig van elkander gefcheyden zyn, dat men de
waare geftalte zien kan, die niet overeenkomt met die van een menfch.
De
-ocr page 357-
8$z        X. ANATOMISCH CABINET
De tweede groote PLANK.
N°. 'XLVII. Een Glas, en daar in een omwinding van de bogtige darm
vaft een Kindje, dat zeer net en rood is, door het vervullen van de Slag-
aderen , en zyn deze Darmtjens droog bewaart , nogtans zonder deuken
ofte rimpels.
Boven op 't dekzel werd gevonden een glas
N°, XLV1II. En daar in een ftuk van de Colyk-darm, waar in het
tweede of celluleufe-vlies te zien is.
N°. XLIX. Een Vlesje met vogt , en daar in een omwindzel van Darmt-
jens van een jong geboore kindje, welker bloed-vaten vervuld zyn.
Op het dekzel ftaat een ronde Pedeftal , waar op geftelt is, :
N°. L. Een gedeelte van de bogtige en Colyk-darm, met deszelfs
Worm-wyze uytfteekzel, zynde door de opvulling zeer rood.
N°. LI. Een ftuk van een omgekeerde Nugtere-darm in de vogt: en
nadien de inwendige oppervlakte , nu de uytwendige gemaakt is , kan
men zeer netjes de eenzaams klieragtige lighaamtjens van de darmen , die
ligt-rood door de vervulling zyn, zien.
Nü. LIL Een droog Glas, in zig onthoudende een groot gedeelte vaa
de Nugtere-darm van een kind, om dezelfde oorzaak zeer rood, in deze
Darm komen ons ook de klieragtige lighaamtjens zeer rood voor.
Op het dekzel is geftelt
N°. LUI. Een gedeelte van de Bogtige-darm , waar aan vaft is een
gedeelte van't Darm-fcheyl, deszelfs bloed-vaatjens zyn mede opgevult
en net geprx pareert.
No. L1V. Een droog glas, daar ons op de grond voorkomt een ge-
deelte van de Bogtige en Colyk-darm , met deszelfs Worm-wyze uyt-
fteekzel: en nadien m de Colyk-darm een opening van myn gemaakt is,
komen ons in 't gezigt de gapende Klap-vhezen van dezelve.
Op het dekzel is een andere Vies geftelt met vogt
N°. LV. Met een gedeelte van de Bogtige Darm die omgekeert is, zoo
dat na de binnenfte zydedebuytenfte is, alwaar gezien werd een bondelke
van klieragtige lighaamtjens , uyt de binnenfte oppervlakte voortkomende.
Nq, LVL Een menfche Moerkoek in de vogt, zoo toebereyd , dat
men zeer klaar zien kan datze niets klierigs bezit, veel min uyt Klieren
beftaat in een gezonde ftaat: want alle de vaten en haar uyteynden zyn
tot het uyterfte toe opgevult, zonder geweld of gepretendeerde, en zoo
genaamde ontvleezing daar aangedaan te hebben.
Op
-ocr page 358-
Van FREDERIK R U Y S C H.              833
Op het dekzel is een droog glas geftelt,
Nü, LVl'l. Waar in een gedeelte van 't Net zoo dun als een fpinne-
web, en zoo fyn als of het zyde was.
No. LVIII. Een gedeelte van een opgevulde Moerkoek in de vogt,
die niet minder vertoond te beftaan als uyt loutere bloed-vaten , zonder
tuffehenkomen van eenige Klieren.
Op deszelfs dekzel werd gevonden een droogh glas.
Nj. LIX. Waar in bewaart werd een gedeelte van de Naveïftreng,
wiens vaten met wind vervult zyn ge weeft.
N°. LX. Een gedeelte van een menfche Moerkoek in de voght, daar
in gezien werd het bekleetzel, waar mede de Moerkoek bezet is op die
plaatze, die na de Lyfmoeder ziet, welk bekleetzel van my zapagtighof
vlokagtig genoemd werd in 't $ \ Anat. Cabinet.
Het zelve is niet anders als een voortkoming van 't Ader-vlies, 't welk
beyde de oppervlaktens van de Moerkoek is bekledende, zoo dat de bloed-
vaten van de Lyfmoeder met de vaten van de Moerkoek onmogelyk met
eikanderen konnen vereenigen, en dat is ook waarfchynelyk om dat de
Moerkoek niet een gedeelte van de Moeder, maar van het Kind i$.
N°. LXI. Een gedeelte van een Menfche Darmfcheyl, met deffelfs
Klieren. Deze gezeyde Klieren zyn zeer rood wegens haar vervulling,
waar door het fchynt dat zy een t'famen geftel van bloed-vaten zyn: want
de zagtheyd daar van komt voort uyt de uyterfte zappigeuyteyndenvan
de bloedvaten: 't welk de oude (JParenchyma) of t'zamen runninge ge-
heten hebben.
Daar en boven kan men hier ook zien hoedaanige loop de gezeyde
bloed-vaatjens hebben, die niet als in een gedaante van een klouwe, ge-
lyk zommige gewiit hebben, maar dar dezelve in tegendeel op en neder-
waarts lopende zyn, blykt hier klaar.
Nü. LXII. Een gedeelte van de bogtige darm in de vogt, waar ia
te zien is deffelfs infehieting.
Aanm. dit gezeyde ongemak is zoo gemeen, dat ik, nevens mynzoon
dit niet alleenlyk in een en 't zelve Lighaam op vier of vyf plaatzen heb
gevonden, maar ook in veele anderen , die ik geopend heb, om dat my
de occafie voorkomt om veele lyken te openen } ja my geheugt dat wy
'er drie agter elkander alzoo geopend hebben, w^ar in ons zulks voor-
quamj zoo dat ik geloof dat diergelyks meermalen gefchied, als men wel
voor heen heeft gelooft.
Waarom men altoos bedagt moet zyn, als ymand plaagt van onlyde-
lyke pyne in de buyk met braakinge en een befloote lighaam, zonderpy-
Ooooo                                          ne
-ocr page 359-
834 X. A N AT O M I S C H C A B I N ET
ne in 't water te maken, dat die in dit ongemak vervallen zyn, daarom
oordeele ik het befte te zyn, in plaats van pynftillende en windbreeken-
de medicamenten aanftonds, na gezette clyfteren, by pozen van boven een
fterke purgatie in te geven, en om de braaking wyders voor te komen
dat de lyders een weynig Brandewyn na de ingeving in haar mond hou-
den : maar andere geven die patiënten tot een half pond quikfilver in
andere een kogel van zilver of goud, welke middelen mede niet te veras-
ten zyn.
Nu* LXIII. Een Pedeftal voorzien met drie glazen, waar van het
ie. In zig onthoud, een gedeelte van de Mberkoek , wiens bloedvaten
(waar uyt zy beftaat) beginnen in Water-blaasjens te veranderen, welk
ongemak voorheen gehoude wierd voor een valfche bevrugting.
Het xe* N°. LXIV. en daar in de voortgang van 't zelfde ongemak.
Het 3e. en Grootfte N°. LXV. waar in een geheele Moerkoek zoo
groot als hy is 3 in Waterblaasjens verandert is, 't welk raar om te zien
is 5 wie zoude konnen gelooven, indien niet door ondervinding geleert
was, dat de bloedvaten zoude konnen veranderen in Waterblaasjens ? ik
heb voor deze wel diergelyke uytgeworpene blaasjens des lyfmoers ge-
zien, maar konde niet navorfchen wat zulks beduyden : maar naderhand
quam my een Moerkoek te vooren, dewelke ten deele in Waterblaasjens
verandert was, en zoo heb ik ontrent twintig jaaren geleden, die ver-
keerde mening en dwaling ontdekt.
Een anders droog glas is gefteld op 't dekzel, van dit glas,
N°. LXVI. en daar in een kleen gedeelte van de Moerkoek, wiens
uyteynd,en der bloedvaten, door een byzondere konft, zeer fubtïel zyn
uytgefpannen, 't welk ik zeer moeyelyk oordeel te zyn , om de weekheyd
van haar zelfstandigheid. \
N°. LXVII. Een zeer wit en zoo net, en van veele jaaren bewaard
kindje van ontrent 6 maanden dragts , even als of het nu eerft ter We-
reld was gekomen; en om dat het niet zoude fchynen ledig te zyn, zoo
heeft het in zyn rechter handje een gedeelte van een rood ontbondene
Moerkoekje,, waar in mede blykt datter niets klierigs in is.
Boven op het bekleetzel ftaat nog een andere drooge vies,
N°. LX VUL En daar in het Slaap-of Schub-wyze been, en ook
de beenderkens van 't gehoor van een jong kindje, alle zeer wit en net
toebereyd. U'j:.t-iTJio^
N°. LXIX. Een droog gedeelte van 't Net, zónder vet, 't welk
zeer fyoe zyde verbeeld.
NQ- LXX. Een zeer cierlyk gedeelte yan een menfche Net, waar in
ons
-ocr page 360-
Van F R E D E R I K R U Y S C H.              83?
ons voorkomt, dat het zelve in zommige zoo dun, in ftaat van gezond-
heyd is , als een fpinnev/eb , behalven op die plaatzen , die met Vet be-
zet zyn, waar door het zomtyds zo dik word, dat het 30 ponden zwaar
bevonden is geworden , gelyk men lezen kan by de Hr. Bartholimts.
Alhoewel in dit voorwerp de bloed-vaten niet vervuld zyn, * nogtan^
is 't hier zoo vol van bloedvaten, dat niemant het zelve zonder ver>
wondering kan aanfehouwen, gelyk in meer andere voorwerpen kan ge-
zien werden.
Daar en boven werd hier ontdekt het bedrog van andere begaan, na-
mentlyk dat het Net in een gezonde ftaat, als een vis-net met gaatjens
zoude doorboort zyn, 't welk het ligtelyk door rouwe handen ver-
krygt.
N°. LXXI. Het Armtje van een kind in de vogt, tufleherr wiens
vingertjens gehouden werd een takje van de ordinarie paffiebloem.
In de huyd van de bal van de hand, alwaar het oppervelleke en Net-
wyze Lighaam van Malpichius weggenomen zyn, kan men zeer klaar
zien de uyteynden der bloedvaten , als mede de afgebrookene Vel-te-
peltjens.
. Nü. LXXII. Een vies met vogt en daar in het Scheenbeen en voet
van een jonge.
Al wie dit voorwerp voorkomt, zal belyden, dat het zelve zeer aange-
naam , voor de oogen komt wegens deflelfs couleur, dewelke als levendig
zig opdoet, te meer nadien 'er gants geen deuken nog rimpels in werden
gevonden.
Aan de buytenfle zyde van de gezeyde voet komt ons in het gezigt
een gedeelte van de Moerkoek, op dat het voorwerp niet van zyne plaat-
ze zoude Wyken, en is dit gedeelte ook zeer net toebereyd.
Deze gezeyde Voet trapt op een gedeelte van de Colyk-darm , waar
in, hoewel niet omgekeerc , (dat men wel moet aanmerken} vertoond
werden Klieragtige Lighaamrjens: deze darm heb ik genoomen van een
zekere afgeftarvene huwbaare Dogter, dewelke bevrugt zynde, vanhaar
vryer wierd verlaten, en door het inneemen van Rottekruyd, haar van
't leven had beroofd ; en nadien dit een verfoeyelyke zaak is} word des-
zelfs gedarmte als met de voet getrapt, op dat zelfs geen voet in myne
Cabinetten zoude fchynen ledig te zyn, 't geen ik in alle myne Cabinet-
ten (zoo veel het mogelyk is) zoek te myden, want al wat by my woö-
nen wil, moet niet leedig, maar werkzaam zyn.
Op het dekzel is een ander glas,
Nu. LXXI1I. geftelt, waar in een gedeelte van de Heriïene van een
Öoooo 2                              Menfch,
f
-ocr page 361-
836 X. ANATOMISCH CAB1NET.
Menfch, by na zoo hard als fteen, en blinkent als Walfchot, welk Wal-
fchot ook geenzints te houden is voor 't zaad van een Walvis, maar wel
voor de Herffene van een kleender zoorte van WalvifTchen, die genaamt
werd Caftinjot.
i N°. LXXIV. Een Pedeftal waar op een vies geftelt is met vocht, in
zig onthoudende een on voldra ge Menfche vrugtje van ontrent 6 weken
dragts , dat aangegrepen werd van een kleen heel mooy twee couleurig
Ooft-Indifch flangetje.
# LXXV. Het Hoofd van een Kindje, als levendig zigvertoonen-
de j wiens opperfte gedeelte van het Beckeneel afgenomen en het Voor-
breyn uitgenomen zynde , het Achterbreyn met defTelfs bloed-vaten,
als mede het harde HarfTenvlies in 't gezigt komen 5 dit vlies is blin-
kend en wit als zyde*
No. LXXV1. Een onvoldrage blind gebore Katje , onvolmaakte twe-
lingen verbelende, voorzien met agt pootjens, twee (taarten, en een hoofd.
NJ. LXXVIL Een Pedeftal en daarop een gedroogt Levertje van
een Kind, wegens de opvulling der bloedvaten zeer rood, waar in zeer
klaar vertoond werd , 't zelve uit geen klieren te beftaan, (hoewel de
Lever in't geheel, niet zonder reden voor een klier kan werde gehouden.).
Aanm. Dat dit voorwerp ongefchonde en geheel, ja zelfs, het om-
vangende Vlies niet is afgenomen, zo datter van niemand gezegt kan
werden, dat die gefupponeerde klieren, in de alzo genoemde ontvlezing
zyn verbroken, nadien hier een geheele Lever vertoond werd, en wat
een onderfcheid datter is, tuffchen de uiteynden van deze vaten, en van
die dtr Nieren, alsmede van die van de Milt, kan men ook in d;t Ca-
binet zien ; zo dat 't geen 't welk de Auteuren gemeent hebben toebereyd
te werden, in die gewaande klieren, het zelve volbragt werd in de ui-
terfte uiteynden der vaten, die zo fyn zyn als dons, en verfcheidentlyk
van geftekheid van die, der andere ingewanden.
Deze uiteynden komen-ons wel voor als Klieren, maar zo imand met
een byzondere handeling deze vaten gevuld heeft, zal hy bevinden dat
het niet anders zyn als bloed-vaten met geen byzonder vlies omvangen,
tot welke pretenfe Klieren geen bloedvaten loopen, na de bepaaling der
Autheuren 't welk anderzints vercifcht wierdt: maar het zyn de bloed-
vaten zelfs, gelyk ik veelmaal gezegt heb, en geen particuliere deelc-
iens, die men de naam behoord te geven van Kliertjens.
De Galblaas is ook zeer ryk van haar opgevulde flag-aderen voorzien.
N°. LXXV1II. Een droog glas meteen menfche Gal blaas; dewelk
alhoewel maar opgeblazen ende gedroogt zynde, nogtans zeer netjes zon-
-ocr page 362-
Van FREDERIK RÜYSCH.             837
der kuyltjens bewaart is, welke zy anders na lange tyd daar in komen te
krygen, 't welk ik door de konft verhoed heb , en zoo heeft zy haar na-
tuurlyke forme behouden.
Daar en boven komt hier ons ook in 't gezigt de Gal-voerder mee haar
kromme coui s, die in de viervoetige beeften niet te vinden is, welke
kromheyd ons eerft vertoond en afgebeeld heeft den zeer ervaarene Heer
Mauritius van Reverhor ft, Profeflbr van de Heel en Snykonfl: in s'Gra-
venhage: en 't geen verders ftaat aan te merken, is, dat de kromheyd
van deze canaal, op verfcheyde plaatzen in defzelfs holligheyd eenige
verheventheden te wegen brengt, gelyk kleene klap-vlieskens belettende
de uytgang van de Gal, buyten natuurlyke ftimulatie of prikkeling van
de Gal-blaas.
Op het dekzel van dit glas is nog een ander droog glas gefteld,
Isl0. LXXIX. getekend, waar in een Gal-blaasje van een jong geboore
kindje is-, dit is ook opgeblafen en gedroogd, behouden hebbende zyn
natuurlyke forme, zonder eenige deuken, en zoo fchynt het te verbeel-
den een groote hang-paarl: de bloed-vaten die daar door heen loöpen zyn
vervuld, en dat zoo menigvuldig, dat het fchynt als of de geheele Gal-
blaas alleen uyt bloedvaten beftond.
N°. LXXX. Een groote opgevulde, en in de vogt afhangende tak
van de Poort-ader van de Lever, dewelke van 't omhangende vlies, en
uyterfte zappige uyteynden ontblood zynde, het getal van de takjens en
uyterfte uy teynden zoo fubtiel zyn, dat het byna onuy tfpreeklyk is; die dit
voorwerp gezien hebben, zyn wegens deszelfs nettigheyd en wonderbaar-
lyke ftructuur , als verlokt geworden.
N°. LXXXL Een pedettal, waar op gezet is de Voet van een kind,
zig als levendig vertoonende, de rug van defzelfs voetje heb ik geopend*
en het vel voor een gedeelte weggenomen ,. op dat de Zenuwen en Bloed-
vaten in 't gezigt zouden komen.
N(\ LXXXJJ. Een onvoldrage kinrjevan drie maanden dragtsinvogt
bewaart, waar van het hooftje van den Kittelaar tuflehen de lippen der Vrou-
welykheit zodanig uytfteekt, dat het een Jongetje fchynt te wezen, daar'c
in tegendeel een Meysje is-, zulks bevinde ik altydt zodanig in vrugtjes
van omtrent 3 of 4 maanden dragts; derhalven oordele ik, dat dit zelde
of nooyt de Ouders in hare Boeken te regt aantekenen , gelykerwys 't al-
dus blykt.
Onlangs baarde zeker Vrouw een onvoldrage kinfje van omtrent 5 of 4
Maanden, zynde niet van't Mannelyke^maarvan'tVrouwelykegeflacht;
alle de byftaande Vrouwen hielden 't zelve voor een Jongetje , dog na
Oo000 3                                        myn
-ocr page 363-
$88 X, ANATOMISCH CABINET
myn konft wierden zy anders van my onderregt, haar tekenne gevende,
dat het hooftje van den Kittelaar op dien tydt altydt zodanig uytfteekt,
dat het een Mannelyke roede verheelt; maar dat in't vervolg de lippen der
Vrouwelykheit zodanig aangroeyen en uytpuylen, dat het hooftje van den
Kittelaar byna gantfch uyt het gezicht raakt.
De derde groote PLANK.
N°. LXXXIII. De helft van een menfche Nier,. waar in de onge-
fchondene en geheele Tepeltjens gezien konnen werden, en dat in een vogt.
N°. LXXXIV. Een Nier van een Jonge in de vogt, alwaar de By-
nier op de bovenfte zyde van de Nier gezeten is , als een aker in zyn
kelk of dop.
Aanm. Dat dit en 't voorgaande voorwerp, zeer net toebereyd zyn ,
met haar opgevulde Slag-aderen , en 't geen aanmerkens waardig is, deze
By-nieren zyn zelde, of nooyt van een en de zelve figuur in de menfchen.
No. LXXXV". Een halve Nier van een menfch in een drooge vies,
wiens Slag-ader, en te gelyk de Ader vervult zyn -, de ronde
lighaamtjens , dewelke voor het opvullen, en ook voor de difïblutie,
haar als kleene kliertjens vertoonden, zyn nu in dit voorwerp ontdaan ,
't welk een bewys is, dat die gezeyde lighaamtjens niet anders zyn, als
een omwinding der Slag-aderkens of van uy teyndens der bloedvaatjens.
Boven op 't dekzel,
No. LXXXVI. Is geplaaft een gedeelte van een menfche Nier, wiens
Ader ik gevuld hebbe, op dat men het onderfcheyd der aderen en flag-
aderen eynden zoude konnen zien, zynde de uiteynden der Aderen zoo
wonderlyk van toeftel, dat ik onmagtig ben zulks met woorden te uy-
ten : de zeer wydberoemde Heeren Malpichius en Bellinus , fchenen
geen nalezing daar ontrent naargelaten te hebben, maar zy hebben nog al
veel'over het lioofd gezien , 't welk als in de put van Democritus nog
is verborgen gebleven, en wat wonder, nadien de Nieren zoo wonder-
baarlyk van (rru&uur zyn, dat de allerbequaamfte plaatfriyders naauwlyks
de waare geftalte daar van zoude konnen verbeelden.
In de voorgaande Anatomifche Cabinetten komen ons veele zaaken in
de Nieren voor, die in een vogt bewaart zyn j maar nu door een on-
vefzadelyke Jufte en begeerte, en niet zonder onvermoeyden arbeyd ver-
der en verder voortgaande, toone ik deze, £n "geene dingen in de Nie-
ren , die door een balfamatie verhard Zyn geworden, waar van de be-
fehouwers verfteld fraan: en hoewel ik duyfcende Anatomifche zaaken be-
2ïit, waar meede men het verzaken van de Godheyd tegen gaan kan, zoo
2oude dit alleen genoeg zyn.
                                                        Aanm.
-ocr page 364-
Van FREDERIK RUYSCH.              839
Aanm, verders, dat 'er ook een zeer groot ooderfcheyd onfiraat, ttif-
fchen de uyteynden der Aderen en Slag-aderen van de andere ingewand,
den, 't welk ik oordeele verwonderinge waardig tezyn, nadien zulks
(myns wetens) van niemand tot nog toe bekent gemaakt is.
Daarenboven zyn de Aderen der Nieren zo groot in getal 5 en van zo
een fubtielheyd, datze haar voor onze oogen zoude verbergen, ten waa-
re men daar toe 't gebruyk der vergroot glafen tot hulp quam te nemen.
Dit is 't geen ik in de voorgaande Cabinetten gefchreven had ^ nament-
lyk dat my eenige nieuwe verfchynzelen inde Nieren voorquamen, de-
welke ik beloofde nader te zullen uytvorfTen.
In dit X. Cabinet werden ook voorwerpen van menfche Nieren ge-
vonden, waar in duydelyk bJykt, niet alleen wat men houden moet voor
de prsetenfe Klieren der Nieren, maar ook wat de onderzoekers van de
zelve verleyd heeft, namentlyk in het doorzoeken der Nieren komen ons
dik wils ronde üghaamtjens te vooren , dewelke gelyk ik gezegt heb,
waarlyk niet anders zyn 5 als een omwinding der uyterfte uyteynden der
Slag-aderen van de Nieren ; maar als men de Slag-aderkens tot het uiter-
fte vervult, zoo ontdoen haar de zelve gelyk een klouvve gaare,
zoo dat zy niet minder zyn , als deelen, die op haar zelfs beftaan, en
met een vlieske overtrokken zyn, zonder het welk zy te onregt Kliert-
jens geheten zyn j en ftaat ondertuffchen aan te merken, dat zoodanige
omwindingen der bloetvaten in geen der andere ingewanden gevonden
worden.
No. LXXXVII. Een droog glas , en daar in een halve menfche
Nier, wiens eygen vlies ten deelen afgenomen zynde, men zeer klaar
zien kan, hoe de uyteynden van de Slag-aderen, en Aderen over de op-
pervlakte loopen.
Aan dit voorwerp is nog vaft een gedeelte van de Pis-leydcr met haar
opgevulde Slag-aderen.
Boven op 't dekzel is geplaaft.
No. LXXXVIIL Een halve Nier van een jonge, in wiens inwendige
oppervlakte ons zeer veel ronde en als klierwyze üghaamtjens te vooren
komen, die Klieren fchynen te zyn , dewelke, gelyk ik voorheen heb
gezegt, niet anders zyn, als in een gekronkelde bloed-vaatjens, waar
van eenige hier ontdaan zyn, eyndelyk veranderen die in de waterkanalen
van Bellinus: aan de buytenfte zyde komt ons by na het zelve verfchyn-
zel te voore.
N. LXXXIX. Een vies met vogt en daar in de Milt van een menfeh,
wiens Slag-ader ten deele opgevult is: daar in kan men zeer klaar zien,
datter
-ocr page 365-
840 X. ANATOMISCH CABINET
datrer geen overdwerfle fibren of draaden in de Mik van een menfch ge-
vonden werden, als wel in de Milt van een kalf: want zy zyn alle te ge-
lyk bedrogen geweeft, die gemeent hebben, dat de Milt van een kalf daar
in overeen quam met die van een menfch.
Daarenboven heeft niemand tot nog toe aangetoond, dat 'er in de Lever
't zy van een menfch of kalf, eenige Klieren , nog ook byzondere ver-
trekjes gevonden werden, dit heb ik in de voorgaande Cabinetten over-
vloedig genoeg getoond.
N°, XC. Een groot gedeelte van een menfche Milt in de vogt. def-
zelfs Ader en Slag-ader zyn zoo vervult, dat ze geheel en al zeer rood is.
In dit voorwerp zyn nog op verfcheyde plaatfen de fappige of mcrgag-
tige uyteynden aan vaft, dewelke de Auteuren gehouden hebben voor
Klieren, maar in tegendeel, zyn 't niet anders als het vervolg van de
bloedvaten met geen byzonder vlies omvangen.
N°. XCI. Een rond pedeftal waar op een kalfs Milt, wiens Slag-ader
ten deele vervult is.
Aanm. Ten ie. dat de takken van deze Slag-ader in de kalveren de groe-
ven vergefelfchappen, die in plaats van de Ader in dit voorwerp werden
gevonden*
Ten 2 e. kan men hier ook zien, hoe dat de Milts Ader in een kalf, zoo
dra zy in de Milt gekomen is, aanftonts poreus word, en meer en meer
voorlopende, en verminderende, werd zy als vernietigt , de Slag-ader
verlatende.
Ten je. blykt het dat de Milt van een kalf zeer fibreus is, welke fibren
voor een groot gedeelte overdwers lopen, 't welk ia 't navolgende voor-
werp zeer duydelyk voorkomt.
No« XCII. Een ftuk van de gezeyde kalfs Milt, zoo toebereyd, dat
de overdwerffe fibren ons zeer klaar in 't gezigt komen.
N". XCI1I. Een ronde Pedeftal, en daar op een geheele Milt vaneen
jong geboore kind, waar van het vlies daar het mede bekleedt is, niet is
afgedaan: defzelfs fïag-ader vervuld zynde, vertoonen haar de uyterfte
uyteynde onder het vlies.
Aan de zyde kan men ook het Maage kiuTen zien, dat mede zeer rood
is, om de reden, voorheen dikmaals vermeit.
N°. XC1V. Een groot ftuk van een menfche Milt, dat nog omvan-
gen is van zyn vlies: waar in zeer klaarlyk blykt, dat dit ingewand niet
minder als uyt klieren beftaande is, want de vaten daar van zyn geheel
anders geftelt, als die., welke de Nieren en Lever te zamenftellen, zoo
dat het onderfcheyd harer werking niet beftaande is in de verfcheydenr-
-ocr page 366-
Van FREDERIK RÜYSC H.               841
heyd der fweetgaatjens, die nooyt van ymand zyn voor oogen geftelt,
maar in de verfcheydenrheyt van loop, fïgure en iubllantie van 't uyterfte
der vaten: en nadien ik nu de gezeyde Ingewanden zeer klaar ver-
tone (zonder onnutte of ydele excarnatie) dat dezelve niet beftaanuyt
zoo genaamde Klieren, welke my niemand tot nog toe heeft konnen ver-
tone, zoo en zal my niemant met recht kunnen befchuldigen van te zyn
een deftrueer der der klieren , gelyk voor dezen verfmadelyk gedaan wierd.
No. XCV. Een droog glas, waar in de roede met het zakje van een
kint ophangen.
Het zakje zeer zinnelyk toebereydt zynde, heeft zyn natuurlyke ge-
daante behouden j 't zelve is wegens de opvulling der bloetvaten zeer root
van couleur.
Wanneer 't zakje met een pypje, tuffchen de huyt en 't vlezige ("van
my het celluleuze gezegde) vlies ingebragt zynde, opgeblazen wierdt,
heeft de roede zich ook door de wint opgerecht; en nadien het celluleuze
vlies van 't zakje aan een gefchakelt is met dat van 't geheele lichaam,
blykt het klaar, waarom de menfehen des Zomers (als 'er een zware flag
in den oorlog voorgevallen is) gefneuvelt en op den rug leggende-, bin-
nen vier en twintig uren menigmaal een ftyve roede krygen; ende dat we-
gens de geding der vochten in den celluleuzen rok, waar door het gehe-
le lichaam, 't hooft zelfs niet uytgezondert, op een wonderbaarlyke wy-
ze opzwelt.
Toen ik voor dezen van een Heer, die in 't leger gedient hadde, ge-
vraagt wierde, wat de- oorzaak van deze oprechtmg was, konde ik hem
de ware reden niet zeggen, maar nu heb ik zulks gezien in't dode lichaam
van een zeker man, dewelke door een geweldige doodt met een mes was
omgebragt, wiens lichaam tot bederving en gefting gekomen zynde, heb»
ben wy de roede opgerecht gevonden»
Boven op 't dekzel is gelreit een ander glas met vogt.
No.. XCVT. en daar in den Aars van een jong Kindje, als of het leven-
dig was , met deszelfs ployen en onder (te uitpuy lende ftrecp ; dit
voorwerp is zeer net geprsepareert.
Nó. XCVII Een moot van de roede in vogt bewaart, waar van de drie
zenuwagtige fpongieule lichamen, met een rode wafchagrge ftoffe opge-
vult zyn. In dit voorwerp komen ook de opgevulde bloetvaten, door den
rug en de zyde van de roede lopende, te voorfchyn.
N°. XCVIIL Een vies met vocht, bewarende het voorfte gedeelte der
roede.
Ppppp                                Merk
-ocr page 367-
842          X. ANATOM I SC HCABINET
, Merk aant Gelykerwys eerbaarheyts halven de krone der roede achter
hét roedenhooftje is afgeineden, aldus is ook een gedeelte voor de krone
weggenomen.
In dit gedeelte van 't roedenhooftje, zogy't van achteren befchotiwt,
komen 'er naar 't hoofrje toe de twee zentiwagtige fpongieuze grote lig-
chamen , als mede het kleyne, dat den pisweg omringt, te voorfchyn:
• Maar in tegendeel het voorfte befchouwende , ziet men het vierde ze-
nuwagtige fpongieufe lichaam, 't welk niet anders is, als een aaneenfcha-
keling van 't kleine fpongieufe lichaam, dat den pisweg omringt. Zie
wat ik over deze zaak in myne ontleet en heelkundige aanmerking ge-
fchreven, en hebbe laten afbeelden.
fn 't opperfte gedeelte van dit voorwerp vint men ook de zenuwagtige
„ tepeltjes, die ik in myne Anatomifehe Cabinetten heb laten afbeelden, en
welke de zeer fchrandere ontleder Morgagnius voor klieren befchreven
en afgebeelt heeft.
Boven Vkleyne zenuwagtige fpongieuze lichaam, komen 'er twee af-
gefnede bloet vaten te vore.
Nadien dit .alles met een rode wafchagtige ftoffe opgevult is , kan 't
zeer wel gezien worden,
• N°. XCIX. Een voetje, en daar boven op een rots , uyt ftukken van
•een anderen rots t'zamegeftelt 'm welkers holiigheydt een grote vies, waar
in een uytgerafelde grote bal van eea menfch befloten is: Hier kan men
zien, hoe dun deze vaaties zyn, die den bal voor 't groot fte gedeelte uyt-
iwaken, wanneerze van 'c zaat berooft zyn; want ze zyn zo fyn als
dons , in de welke echter het eerfte beginzel van 't Zaadt gemaakt wort,
zonder tufïchenkomft van voorgegeve klieren} en wat zou 'er in de weg
Wezen 3 waarom de andere ingewanden , die by na uyt enkele vaten
beftaan, zonder klieren, de vereyfchte vogten niet zoude toebereyden ?
N°. C. De Bal vaneen Menfch op een andere wyze, namentlyk de
' Üaadtftofte uitgedrukt zynde, toebereydt, zo dat de vaatjes, die den bal
uytmaken , zo dun zyn , dat ze de gedaante van fpinrag fchynen te heb-
ben, dog echter houdt men tot nog toe onwrikbaar, dat ze hol zyn.
•'■•' N°. Cl. De Zaadblaasjes van een menfch, met zaadt nog opgevult,
met hare uytwerpende vaten , Voorftanders , en 't Hanenhooft, (of't
\taruncitla] kleyne vleefchheuveltie) met den hanen bek van de Graaf,
N >. CII. Het Borftbeen van een jo'ng &ind met de afgefnedeneKraak-
èeenderen der Ribben-s: dit is zoo wel toebereyd, dat de Kraakbeenderen
als doorfchynen.de zyn.
: Daarenboven zyn niet alleen de flag-aderen, die over het Borftbeen en
Kraak-
-ocr page 368-
ï van FREDERIK RUYSCa             843
kraakbeenderen der Ribbens loopen, maar ook die, dewelke onder het
barft-been paffeeren, die men de inwendige Mams flagaderen noemt, zeer
mooy vervuld.
$p. CIII. Het gehele hooftje van een Mannelyke roede, met een gedeelte
der roede. Schoon ik de zenu wagtige fpongieufe lichamen met een rode wafch*
agtige ftoffe opgevalt hebbe, is evenwel het gehele hoofje wit gebleven *
en dat wegens de opblazing van 't celluieuze vlies onder 't dekzel van 't
hoofje gelegen.
N o. Cl V. Een Voetje en daar boven op twee moten van een Mannelyke
roede} nadien de roede is opgeblazen, gebalfemt, en verhardt, kan men
de drie zenu wagtige fpongieufe lichamen met den pis weg, en 't middel»
fchot zeer klaar zien.
N°. CV. Een droge Vies, en daar in de roede van een Jonge, met
het daar aan vaftzittende Balzakje, fchynende te leven.
Merk aan, dat den celluleuzen rok van deze voorwerpen opgeblazen,
en aldus de roede ftyf geworden is -t dit beeft de opblazing van den ge-
melden rok alleen veroorzaakt, zynde de zenuwagtige fpongieuze licha-
men ingetrokken en niet uytgefpannen: de huydt van 't Balzakje en do
roede is op verfcheyde plaatfen afgefneden, op dat het celluieuze vues, als
mede het middelfchot van 't Balzakje in 't gezicht zoude komen -, en dat
aan te merken is, het middelfchot met den celluleuzen rokt'zamenhangen-
de, is zo wel opgeblazen en Celluleus, als de celluieuze rok van 't zak-
je, die de vlezige rok gemeenlyk genaamt wort.
N°. CVI. Een Hardt en zeer groot geworde Baarmoeder van een \
Vrouw, 't welk ik in oude Vrouwen menigmaal ondervonde hebbe5 daar
en boven komt 'er in de bovenfte oppervlakte een ander en kieyn hardt^
gezwel voor den dag, als mede de eyerneften, de eyerpypen (de trompet-
ten van FaUopws genaamt) zynde dit alles zeer wel geftelt, en in een vogt
bewaart.
N°. CVII. Een vies met vogt, waar in een Baarmoeder met de onder-
horige delen} (zonderde Vïouwelykheydt) een van de eyerneften bedor-
ven, en door my geopent zynde, hadt een vreemde ftoffe in zich befkH
ten, 't welk door een ingeftoke doorntje aangewezen wordt,
N°. C VIII. De teeldelen van een Meysje, (zonder de fchamelheydt)
waar aan een gedeelte van den endeldarm, en de gehele Waterblaas
vaftzitten. V
JNadien de Baarmoeder tufTchen den endeldarm, en de waterblaasaltydt;
gelegen is, betekent zulks, dat een menfeh tufTchen ftront en pis geboren
wordt. Dit alles met een vleefchcouleur pronkende fchynt nog te leven.
Ppppp 2                            N°. ClXf
-ocr page 369-
8'44 X. ANATOMISCH CABINET
No* GIX. Een Vies met vogt de Baarmoeder van een Vrouw met de
aanklevende eyerneften, Trompetten, het lofwerk, banden, en een ge-
deelte van de fchede in zich onthoudende} nademaal alle de drie Baar-
moeders met hare aankleve in vogt hangen, en by gevolg haar natuiirlyke
plaats niet behouden, wort 'er in 't onderfte van dit Cabinet een gedroog-
de Baarmoeder met de onderhorige delen bewaart, waar aan de letters A.
B. O &c. gehangen zyn , tot opheldering van de voorgaande in vogt
bewaarde Baarmoeders , ten aanzien van de plaatzing dier delen.
N°. CX. Een Kindje van omtrent vier maanden en een half dragts,
zittende op een gedeelte van een Moerkoek, in wiens handje onthouden
werd een tackje van de Acacia Spinofa.
No. CXI. Een henne Ey met een ftaart.
-N°. CXII. Een vies met voght en daar in het onderfte van 't Rugge-
ge-mergh van een menfch met deffelfs paarde ftaart, 't welk niet anders
is, aUesn bondel van Zenuwen, die na de onderfte leden lopende, haar
voorraat verfchaffen van geeften.
Nadien nu de drie groote en breede planken befchreven zyn, zal ik nu
overgaan tot de drie fmaldefe planken , waar op mede verfcheyde raare
voorwerpen gevonden werden.
De eerfte kleyne PLANK.
N°. CX1II. Een gedeelte van 't vel van een onvoldraage Kindje,
Waar door heen zeer veel roode en fyne bloed-vaatjens loopen.
N°. CXIV. Een glas met voght in zigh onthoudende een gedeelte
van de Rugge-graat, waar in ons voorkomt een gedeelte van 't Rugge-
mergh, wiens fchorffige fubftantie in 't midden van de merg-aghtige ge-
plaaft zynde, ziet men te beftaan alleenlyk uyt bloed-vaatjens , waar
door die fchorfige fubftantie zig hier zeer rood vertoont wegens het
opvullen.
N°. CXV. Een vierkante Nootebooms Doosje, en daar in een Scheen-
beentje met de uyterfte voet van een Kindje door het balfemen hard
gemaakt.
Aanm: De opgevulde bloed-vaatjens van 't Vel zyn zoo menigvuldig,
dat de aanfehouwers haar niet genoeg konnen verzadigen in het aan-
üchouwen.
N°. CXVI. Een gedeelte van het Middel-rift, waar van ik 't zelve
zoude
-ocr page 370-
Van FREDERIK RUYSCH,             84f
zoude durven zeggen, als van de voce, wegens demenighteen fubtielheyd
der Bloedvaten, want allezynze toe het uyterfte toe vervult.
No. CXV1I. Een droogh gedeelte van 't Net, 't welk zig hier zoo
fyn opdoet, als een fpmnewebbe, egter kan het dikmaals zoo verdicken
en verzwaareri, gdyk Vefalius voorgekomen is, dat het vyf ponden kon-
de haaienv
N<VCXVIII. Hét Borft been met de Kraak-beenderen van de Rib-
bens van een Kindje van zeven maanden dmghts,
Aanm: Aan de voörftezyde vertoonen zigde bloed-vaten van 't vel,.die tot
het uyterfte toe opgevuld zyn: aan de agterfte of binnenfte zyde komt ons
voor een gedeelte van 't Borft-vlies, wiens bloedtvaatjens zoo fyn zyn,
als dons, eghter zyn zy tot een toe, geheel opgevuld. -Jm
N°. CXIX. Een gedeelte van een kalfs Milt, waar in men de poreus-
heyd van de Milt-ader kan zien, 't welk in de menfeh geen plaats heeft,
zoó als ik te vooren gezegt heb.
JN°. CXX. Een houte curieufe Komme vervuld met alle dedunneDar-
men van een jonge, zeer net geprepareerd en zeer rood, wegens de op-
gevulde Bloed-vateii.
NJ. CXXI. Het fcheen-been van een kind, zonder de uyterfte Voet
eri Dye , door wiens vel, de uyteynden der Bloedvaten gevuld zyn-
de, zoodanig lopen, dat men de waare cours en gefteldheyd daar van
zien kan.
N°. CXXII. Een vies met voght in zigh een andere vies met voght
behoudende, over wiens oppervlakte uytgeftrekt is een gedeelte van 'c
Net van een jong geboore kindje, 't welk zeer cieriyk zynde, ons
aantoond de manier en wyze hoe het vet zigh vergadert in haar cel-
lekens.
• N J. GXXII1. Een pedeftal, waar op gezet is een ftuk van de Longh
van een jongh geboore kindje, wiens Mag-aderen tot het uyterfte toe op-
gevuld zyn, waar door de geheele portie ons zeer rood voorkomt.
De Doorntjens van de groote gedoomde Weftindifche Vygen, wyzen
ons aan die wonderbaare cours, en 't groote getal der uyterfte eynden der
Slag-aderken. van dit ingewand. Uu
N°. GXX1V. Beyde de Ooghfchellen van een menfeh, welkers in-
wendighe oppervlakte met zeer veel Zenuw-tepelrjens voorzien zyn, waar
door de Ooghfchellen van binnen zoo gevoeligh zyn, datzenaulyksecnig
aanraken, ook geen'zand of yets; vreemds verdragen konnen.
In dit voorwerp doen haar niet alleen op de Traan-ftippen , maar ook
die mondëkens van: de uytgevendecanaaltjens, dewelke in de rand der
PPPPP 3                                  Oogh-
-ocr page 371-
H6 X. A^AÏÖMl S C H C A B I NE T
Oögh-fchellen zitten, dewelke van de Heeren Pröfeflbren Meybopm, en
Morgagnus afgebeeld zyn in haar fchriften. ■,•<. ,
Ontrent deze gezeyde mondekens heb ik geobferveert, dezelve niet an-
ders te zyn, als openingjens van kieene flangs-wyze lopende canaaltjens,
dewelke continueel en vereenigt zyn, met deuyteyndenderSJag-aderkens,
gelyk de uyteynden der Slag-aderkens van de Nieren met die der Pisca-
naaltjens , dewelke van de Profeflbr Bellinus, en na heen van my, en opk
van andere afgebeeld zyn geworden.
                                     :-{
Wilt ondertufïchen W, L. voor geen waarheyd aannemen, dat deze
gezeyde canaaltjens haar oorfpronk zoude hebben uyt gepretendeerde en
ingebeelde Kliertjens, want ik heb meermalen bevonden, wanneer ik de
dight byzittende Slag-aderkens vervulde, dat alle deze Canaaltjensppkvpl
liepen, zoo dat zy continueele lighaamtjens zyn^ ;;
N°. CXXV. Een vies met voght, waar in bewaard werd het Oogh
van een menfch, 't welk met een fchaartje geopend zynde, haar deze na-
volgende zaken opdoen. Aii
Ten ie. Een gedeelte van 't Witte, en ook het Hoorn-vlies, daarnevens
het Ruyfchen en Aderlyke vlies, en wat een onderfcheyd er is tuffchen
deze twee kan men hier zien. >bï iv'o ui ' ivx- '-üxH >< isil
2.e. Het Spinne-webs wyze vlies komt hier uyt het midden te voor-
fchyn.
3e. De Hayr-band, en deszelfs
4e. Voortgang, ais mede ,
                     j..
f*. De Regen-boogh, ook          e:ï
6e. Die circul in de omtrek van de Ooghappel, dewelke beftaat uyt
bewegende draaden, dewelke den Oogh-appei toetrekken. ,",/,
Staat verders te conildereeren , namentlyk,
7e. Dat de buytenfte oppervlakte van 't Qogh hier voorkomende, de
binnenftc is , ten- eynde het boven vermelde te bequamer konde gezien
werden. ■ ■■■>:'
                                 ;;acq- sfwji-hg vb lóo^ :,i.*             iu-rj%
N°. CXXVI. De grond van een gedroogde menfcbp Water-blaas,
ftaande op een pede (lal, door dezelve loopeniontelbaare cierlyk opgevul-
de bloed-vaten , welkers cours geenzints over een komt, met die geene,
dewelke door het Vel, Nieren, Milt, Lever, en andere deelen loopen.
N". GXXVII* Een groot ftuk van een fponcieus beenige fubftantie,
op een ftuk van een rots geplaafh 't 2elve heb ik gebrooke vaneen prpdi-
gieus, en byfter groot ftuk van dezelfde ftubftantïe, 't welk van zoo groot
een zwaarte was, dat ik 't zek*e te naauwer noodnvan de vloer'Jconde pp-
tillen; En nadien het ten desle zeer nauw <^
f n q ! q                                            beenige
-ocr page 372-
Van FR E DE R I K- RU IS CR              847
beenige fubftantie, de, welke gevonden werd* In de aanhangselen, der been-
deren der menfchen, en teil deden, met de fponcieufè beenderen van de
Neus der Kalveren, zoo\kan ik mét bedenken uyt wat dier't zelve voort-
gekomen is, ten waare uyr een Walvifch, dit alleen kan ik metwaarheyd
zeggen, dat het op onze zeeftranden gevonden is, en tot nu toe t'mynen
huyze dit groöte ftuk bewaard werd.
                            / ;}r> vïx
Nu, CXXVIII. Een droog glas, waar in onthouden werd, de Wa-
ter-blaas van een jorigh geboore kindje/met deszelfs Pis-vat, en twee Na-
vels Slag-aderen, en zyn deze alle zeer rood van couleur, wegens het op-
vullen der Slag-aderen, zoo dat men met geen punct van een naald in de Wa-
ter-blaas zoude konnen fteken, zonder quetzing der Bloed-vaten.
Nu. CXXIX. Een zeeker Vlies wiens llag-aderkens met een geel wafïï-
ge llofFe zyn vervult, en wel zoo konftig, dat de uyterfte uyteynden ge-
zien werden, dewelke zeer aardig gevlogten door den andere heenloopen.
Die geene die 't ook tot mynent gezien hebben, die hebben haar niet
genoeg konnen verwonderen, dat ik de bloedvaten zoo verre heb weten
te vervolgen, tot dat zy dons of catoens fynte gekregen hebben, en egh-
ter opgevult zyn geworden.
                                                   y/i ?y'. ;■*>
• ï ...., .. ,.. cl '                                             *                                                                                                        ::
- De tweede kleyne PLANK.
\
N°. CXXX. Een ftuk van 't Vel van de bal van de voet van een jon-
ge, wegens meermaals verhaalde opvulling zeer rood van couleur»
Ontrent de uyterfte eynden der flag-aderen, dunkt my dat ik iets by-
zonders verneeme i myn vo"»rnemen is 't zelve in 't toekomende nader
te onderzoeken»
Het gebeurt menighmaal, dat ons duyzende van kleyne ronde ligbaamt-
jens buyren op 't vel voorkomen, en daar wat uytfteken niet alleen in le-
vendige en doo'de menfchen , maar ook zelfs in de vogelen , waar uyt dat
de vederen voortkomen, gelyk onze hayren uyt de uyteyndeh der Zenu»-
wen: indien men die ronde lichaamtjens voor Vel-klieren wil debiteeren,
zuilender geen Vel-tepeltjens te vinden zyn , en in tegendeel zo-
rnenze voor Vel-tepeltjens wil houden, dan zullender de Vel-kJieren ont-
breken. Ik vertrouwe, dat die ronde lighaarmjöns, die by zommige buy-
ten het vel uytpuylen niets anders zyn, alsT^yteynden der Zenuwen,
én vóór Zenuw-tepeltjens moeten geboekt werden : temeer, omdatdeZe-
ouw-tepeltjens veelerhande zyn en verfchcyde van maakzel, gelyk als in
S n>tv -.^rJnii] de
-ocr page 373-
848 X. A N A T O M I S C H G A B 1 N E T
de Tongh, Tepel van de borften, Sehaamdeelen, Voorlippen van my in
't 3de Anat. Cabinet afgebeeld, üogfchellen en andere partyen.;
Weshalven ik oordeele dat het wel de moeyte waardig is, verders te
onderzoeken, wat daar fy van de oorfpronk van 't fweet, of wat de ge-
pretendeerde en alzoo genaamde Vel-kliertjens zyn ,■ gelyk Malpighius
fuftineert of de uyterfte uyteynden der flag-aderen , waar uyt het fweetals
een dauw voorkomt, gelyk ik fuftineere.
N°, CXXXI. Een ftuk van 't Vel van een menfche-hoofd, immers zoo
rood, als het voorgaande, wiens uyterfte flag-aderkens ten opzigte van
haar loop ook van de voorgaande verfchilien, gelyk het in de gezeyde
voorwerpen te zien is.
N<V CXXXIL Een kleyn ftuk van de Lever van een jonge, met des-
zelfs Gal-blaas ? en een gedeelte van 't vlies dat de Lever omvangt.
Aanm. Dat de Galblaas uytgefpannen en zonder deuken ons voorkomt,
en loopen door de zelve zoo veel flag-aderkens , datter geen fpatie overig
is, daarze niet in ons gezight komen.
Dit bovengemelde vlies is mede zeer ryk van Slag-aderkens, en lopen
dezelve by na op de zelve wyze, als de Zenuwen in de bladeren der boo-
men, en zyn derzelve uyterfte uyteynden als dons of katoen.
Staat ook verders aan te merken dat ik in 't vervullen alleen maar de
Slag-ader genomen heb, zoo dat nog de tacken van de Poort- nog Hol-
ader daar van medegedeelt zyn geworden, waar door dit gedeelte van de
Lever ons zwart voorkomt
j De Slag-ader van de Gal-blaas komt ons ook hier plyzierig voor, en als
zy Viet Gal-blaasje wel voorzien heeft, zoo loopen deszelfs takje.ns ver-
ders door de fubftantie des Levers, en dat in zeer groot getal ■, de Au-
teuren hebben óeie takjens t'onregt aangezien voor wortels van de
Gal-blaas.
N°. CXXXllï. Het halve aangezigt van een jong geboore Kindje,
In dit voorwerp kan men zien*
               ,0 i
Ten ie. De ruyghe verheventheden van de bovenfte Lip, na het weg-
nemen van 't biutenfte bekleetzel. Zie het 3e. Anat. Cabinet.
Ten 2\ Zoo komen ons ouk hier voor de Sweet gaaten van de huyd
namentl. daar het oppervelleke weg genomen is.
Ten 3C. De couleur van 't Aangezigt verbeeld die van een levendigh
Kind , zoo dat hier geen affehuwelykheid te zien is.
              /
JSK CXXXIV. Een gedeelte van de Bogtige, of Weeke-Darm van
een Jonghe zynde van eene levendige couleur 5 waar in ons voorkomt een
lnfchieting van 't gedarmte, als mede de Klieren Van 't Darmfcheyl die
verhard of fcirrheus zyn geworden.
                                  Na. CXXXv.
-ocr page 374-
Van F RED ERIK RcUYSCH.             84,9
N°. GXXXV. Een droog glas, waar in, aan een roode zyde draad
opgehangen is een fteen als Marmorfteen, die ik in een Galblaas van een
menfch gevoede heb, dezelve van ter zyde gezien zynde, verbeelt de
kop:.yan,een Üyl.AV.Xi>0-r-ir-; 3
N<v CXXXvX Een vies met Voght, en daar in een gedeelte van
de /VJTang van een menfch met een gedeelte van de onderfte-kaak. .
In dit voorwerp zien wy zeer klaar [na het wegnemen van 't inwendig
bekleetzel Epithelid\ zeer veel Zenuw-tepelrjens, en hoe groot een on-
derfcheid daar is tuffchen die geene, dewelke de bovenfte, en die$ de-
welke de önderfte plaatzen bekleeden., kan men hier zien.
En fchynen deze Tepekjens meerendeels van twee t'famengefteld t-e
zyn.
Daarenboven komen ons in 't gezigt de Tepekjens van 't Tandvleefch
waar door het Tand-vleefch zoo pynelyk is, als het van zyn inwendig
bekleetfel ontblood is. Ziet de 1.e. Tafel. 2«. Fig
N°. CXXXVII. Een droog glas, en daar in een gedeelte van 't vlee-
ifige deel des Middel-rifs van een Jonge, waar door ontelbaare opgevulde
Slag-aderen loopen, welkers kours zeer verfchillende is van die, die door
het vleezige deel pafleeren. ; r
N°. CXXX VIII. Een Tombe of-Graffte.de, daar in het geraamte van
een Kindje van ontrent twee-en-twintig weeken draghts.
Het zelve is zeer net ,„ maar niet op de gemeene maniere toebereyd, het
hoofdje is yerciert met een kroontje van zeer kleyne natuurlyke bloem-
kens, en voornamentlyk van de foorten van Xeranthemurn, die haar cou^
leur behouden 1 in zyn linker handje houd het een tack van een opgevulde
Slag-ader, een, rode Coraaltak verbeeldende.
             !
N°. CXXXÏX. Een Pedeftal waar op een kleynSteen-rotzjegeplaatil
is, in wiens holte gevonden werd een Eytje van een Hen, fi geen uyt
een ander houder Ey gehaalt is.
Het zelve is mede met een harde fchaal bezet, even eens als't Ey daar,
het uytgehaalt is. Siet Taf. III. Fig. III.
                               ']■.:.>
N°. CXL. Een gedeelte van de Longh van een onvoldrageKindje op?
eeti JPedeftalletje gezet, wiens Slag-ader vervultjis, waar door het geheel
róód is, en daar het doorntje van de groote Meloen-diftel geplaatft is,
aldaar komen ons de uyterfte uyteynden op een wonderlyke manier in 't
gezight. '.
                , > .              , ü ; n 11                - ' &
Nü. CXLI. Een vies met vogt in zig onthoudende een gedeelte, van
de Maag van *een menfch, dat, zeef rood is wegens meergemelde opvul-
ling der -bloedvaten.
                              n. ,
Qqqqq                                   Door
-ocr page 375-
Up X. iNlTOM I SC H ^C 4% ï NE T
Door de inwendige oppervlakte, (die zigh nu hier op doet als de tivt-
wendige) komen onsontelbareSweetgaatjenste voren: bfdeze üvteevende
of ontfangendezyn, zulks kan ik niet zeggen ? daarenboven vertoonen
ook haar m de inwendige oppervlakte in dit voorwerp de natuurlvke
rimpels.
                      U a:                                    T¥Jö            3
N^. CXII. Een gedeelte van de Maagh van een ander menfch, wiens
rimpelen in verlbheyde deelen verdeelt zyn, Kliertjens gélykeridè, maar
dezelve zyn niet anders als, verdeelde rimpels:
          L A ^"t I- ' wl.
^ Het bovenfte van dït voorwerp is,een gedeelte van de twaal£vingerieè
Darm, in wiens bmnenfte oppervlakte iets nieuws in 't gezigt komt waar
van hier na breder. r* 3 ï.: . .' '
           ax^uuqai ös8d r/-:i^,;..,;';,,..
m. CXLIIL De Maag van een jong geboore Kindje, uyt wiens bin-
nenfte oppervlakte eenige nieuwigheden in 't gezigt Romen, ziet hier van
het ze. Anat. Cabmet de 3e. en 4e. pjgt aiwaar lk de geftelthefd ym die
zaak alleen maar op eene plaats heb laten afbeelden, maar in dit voorwem
is 't te zien door de geheele inwendige oppervlakte.
^N«. CXLiy. Een pedeftal voorzien met een gebalfemde en opgeblaafe
Maagh van een jongh geboore Kindje.
                <                         ■ '
NUVFXJLV' EeQgedeeIce van d? N«ghteren-darp van eenjonghe
wiens bloed-vaten zyn opgevuld, en de Latten, of öogluykende klapviie-
fen komen nauyks voor den dagh, 't geen ik meermalen betonden heb
No.^cXLVI. Een vies met vogt waar ineen menfche Oogh bewaart
werd , txvelk^zoo toebereyd is, dat men klaarlyk zien kan het Aderde
alsmede het liuyfche vlies, w;v
              m sm^M- njoicrnoöv rö tmn§
Deze vliefen zyn voorzien van opgevulde Sïag-Aderkens " dewelke een
verfcheyde cours hebben ontrent haar looping, waar uyt blykt dat het
twee vhefen zyn.
                                     ' -                 .,:■ f /..' J' u ,
NP: CX}V}L '***<*% van een Kalf op dezelve wyze töëbereyd
waarin mede dezelve Vliefen te zien zyn, als mede de Hayrige band
{Ligatpenttm altare) met defTelfs aanhangzefr: m
          u 3 ^
No. CXLVIII Een droog gebalfemt Armtje,met d$ïeïfs Schouder-
blad van etn,'Kindje.) en ruv agaojX $b am n vbrs» m& ::M
Het Vél is zeer rood dêör'het opvullen dër bloedvaten tot hetUytërfre
tC% C pf^nT \" dlVV0^Werp verwonderings waardig is'om te zien.
N°. OXUX.Eert doorgefoedene' én zeer konftige eopgevu 1de Nier
van een Kindje, waar in niets, dat na een Klier geiykt, voorkomt,
De ronder^lierwyze Lighaamtjens^. waaf van ik voor deze gefproken
leb,, zyn w 't geheel ontbonden*
                              ^             < ™ .;«;
De
1
-ocr page 376-
Yin FR EDERIJC Kü YS C H.            8f|
De wegen van Bellinus zyn mede ia 't geheel vervult door het opvul*
len der Slag-adefkens.;:ji»l , u ■ \,;r; I ivrvAè l',n ho'snc
n ■ (q i.. - , - De derde- k!eyne. P. L A N K.                f .
nrNp. GL.. Een:Pedeftal, w4ar op gefët is een vies met voght, in zigh
onthoudende een Schepfeltje van een menfch j de groote hebbende van
ontrent een groot lid van een vingher, wiens uyterlyke leeden volmaakt
zyn, ziet de ie. Plaat, de ie. Fig.
r»Ontrent dit Schepzeltje is aan te merken
Ten je# Dat het zelve nogh in zyn water beflooten is, zoo als 't ia
's moeders Lighaam gelegen heeft, en dat in het witte vlies (Membrana
amnïos)
't geen zoo dun is als een Spinneweb.
Ten 2e. Dat deze voght mede zoo helder gebleven is, dat men het
Schepzeltje van alle kanten zeer fraay zien kan.
Ten 3e. Als mede, dat het in 't boven-gefeyde water van demoeder,
nu ook bewaart werd in myn balfamike voght, zoo dat het nogh hehou-
den heeft de natuurlyke en levendige witheyd, en zoo ook nog gefteld is
als of het nog in 's moeders Lighaam was • en nadien alle deze zaakeh by
na des menfehe verftand te boven, gaan , zoo is 't niet te verwonderen,
ook neeme ik het niet qualyk, dat eene van die geène, die myne fchriften
gewoon is te beknibbelen, gezegt heeft, dat zulks onmogelyk is, maar
dat deze voght daar uytgeuomen, en andere daar weder in gedaan is, want
ik-zoude zelfs qualyk gelooft hebben^ dat zulks zoo zoude konnen ge-
pnepareert werden,* maar die ?tr'voorwerp,- zonder vooroordeel beziet, zal
bevinden, dat zulks onmogelyk is geweeft, om te doen» wegens de teder-
heyd van dit vlies, de eerfte voght af te gieten, en daar andere wederom
ia te doen: daarenboven zoude zulks niet konnen gefchieden zonder
knooping van 't bovengezeyde hayrrje, waaraan het hangt, maar men
ziet hier de minfte knoop niet in, ik heb alléenlyk maar een fyn naaldje
met een hayrtje voorzien, genomen, 't welk ik met een fagte hand door
het vlesje en Navelftrengetje heb geftodken, en zoo in het vlefïïe gedaan,
en £ulks kan men hier zeer klaar zien; zoo dat niemand kan twyfelen,
die dit voorwerp ziet, gelyk mede niemand nu meer twyfeld, datter in 't
Qogh een, Ruyfehe-Vlies is, dat ook de Tchorfige fubftantie van de
Herflene niet anders is, als pulpeufe uyteyndert van de Slag-aderen,maar
dat 'er nog gevonden werden, die qualyk oordeelen van 't geitel van de
Lever, JNieren, en Milt, kan ik my niet genoeg verwonderen, nademaal
Qqqqq 2 .                             ik
-ocr page 377-
$$i X. A N^YTUÈÖDrfat $ ft SKIGÏATB J N E T.
ik zulks zonne klaar vertoon, en dat in geheele Ingewanden, en die nog
aan het verkeerde oordeel wil blyven hangen, laaten zy het tegendeel too-
nen, niet met dé oogen van gedagten, maar met die des Lighaams, 't
geen ik doe in myne uytgegevene, zaaken.
N°. CLL Een Pedeftal gemaakt uyt. broeken van een rots, eninplaats
van roode Corall-tacken heb ik genoomen tacken van roode.opgevulde
Bloed-vatën, waar op geplaaft is een rond mutsje of bonnetje, en dat van
't Vel van 't hoofd van een Kind, dat zeer rood is, wegens de menig*
vuldige opgevulde Bloed-vaten j de buytenlte oppervlakte is overal bezet
met blonte gekrulde hayren.
N°. CLII. Een vies met vogt, waar in ons voorkomt de Nier vaneen
3ongh geboore Kindje, wiens fwarte Gal-klier of By-nier nog op de Nier
is leggende, en is dezelve van zoodanige groote, datzy bykants in groo-
te met de waare Nier over een komt,
Aan 't bovenfte gedeelte van dit voorwerp is nog vaft een gedeelte van
't Middel-rift, voorzien zynde met opgevulde Bloed-vaten, én dat in
groot getal.
Aanmerkt ook dat de gefeyde fwarte Gal-klier, als in twêën is ver-
deelt»
N°. CLIII. Een vies op de zelve wyze toebereyd, én daar in een ge-
deelte van de Herffene van een menfeh, waar in zeer klaar te zien is,
dat de Scnorfige fubftantic beftaande is| uyt opgevulde Bloedvaatjens.
N<?« CLIV. Een menfche Ooi* in de voght, dewelke haar natuürlyke
roode couleur in't prepareren weder gekregen heeft.
         »rig' ' asab
N°. CLV, Een. gedeelte van 't|1 Ader-vlies {Chorion) 'm twee vliefen
verdeelt, 't geen in een levendig menfeh fomtyts ook wel gefchied, na-
mentlykdan, wanneer de vogt, die in*t witte vlies {Amnios) onthouden
werd, ten deele komt te fyperen tuffchen de verdubbeling in •, en als dan
komt 'er in 't baaren wel eens tweemaal een vlies te breken mét uytperfïïng
van water, en heeft zulks mogelyk oorzaak gegeven aan die geene, de-
welke een derde vlies ïn 't menfche Lighaam erkent hebben, van haar
\Allantotdes Membrand) Pis-vlies geheten zyndé} 't géén men egteFté
.vergeefs zoude zoeken in een geionde en welgeftelde ftaat.
,; JNo. CL VI. EenPedeftal, waar op geftelt is een gedeelte van de Nuch-
teren-darm uyt een menfeh zoodanig toebereyd, dat men de Ooghi-lüykén-
«de Klap*vlieien, (van my Latten ge naam t) niet alleen in {'t gefigt kómen,
maar zelf de opgevulde bloedvaten van de gezéyde Latten. -
sfa N->; GLV11. Een droog gebalfemt Oorrje van één Kind, waar door
duyfcnde van opgevulde bloedvaatjens loopen/ M r ttn
.                                                         N<\ CLVII.
-ocr page 378-
w
Vari F'R'ED ER IK R \J iY ;S C H.              g^
I           No. CLVIIÏ. Een gedeelte van de breede Worm, {Vermislapus) en
f dat in de voght.
N°. CLIX. Een gedeelte van de Nugteren-darm van een Kind, 't
welk zeer rood is, wegens het opvullen der bloedvaten, deszelfs Latten
puylen meer uyt in de binnenfte oppervlakte, als wel in de voorgaande ,
en daar door löopen ook zeer veel ja ontelbaare Bloed-vaten heen, 't geen
ik beken van te vooren zoo net niet gezien te hebben.
fi'No. CLX. Een gedeelte van het Darm-fcheyl van een Kind, waar
door eenige Klieren heen loopen, welkers vatig geftel, door het vergroot-
glas gezien zynde, zeer wonderbaarlyk is.
IDeze zyn niet als in een klouwe rondom lopende, maar dezelve heb-
ben een onordentelyke en wild door elkander loopende cours, en dat in
zoo groot een getal , dat gy niet anders zoude zeggen, of't waren niet
als vaatjens, welker uyterfte pulpeufe gefteldheid van een andere hoeda-
nigheyd is als in de Milt, en andere deelen.
N?. CLXL Een vies met voght waar in bewaard werd een Armtje
van een Kind, zoodanig toebereyd, dat het zeer wel overeenkomt met
-een Arm van een, die de Purper koortz heeft: tuffchen de vinghers houd
het yets 't geen na een dik en breed bekleetzel gelykt, dog
Het zelve is egter niet anders als verdikte huy ofwey van ontftoke
bloed, 't welk na het aderlaten op de oppervlakte van 't bloed gevonden
werd: Dit van my afgenomen zynde, heb ik in myne voght gedaan, waar
door het zoo een harden tayheyd bekomen heeft, dat het een vaft en dik
bekleetzel komt te verbeelden.
Np. CLXII, Een vies , en daar in een gedeelte van de Nughrere-
darm van een menfeh, uyt wiens inwendige oppervlakte uytpuylen Klier-
agtige Lighaamtjens, of eenzame Kliertjens.
N°. CLXIII. Een voetje verzien met zaadtblaafies van een Menfeh,
met een witte wafchagtige ftofFe öpgevult, en hardt gebalfemt} aan deeze
zit de voorftander, (of gelyk andere willen in 't meervoudig getal voor-
ftanders) vaft, als mede de uytwerpende vaten, dewelke, eerze zich in de
zaadtblaafies inplanten, de natuur der blaafles aannemen j daar en boven
ziet men ook het Hanenhooft, als mede de twee montjes der gemelde blaa-
fles , ende de montjes der voorftanders,
                                                 ,
! N°. CLXIV. Een vies met voght waar in de Gezight-Zenuwen. zyn
'geplaatft, dewelke uyt zeer veele Zenuw Fibren zyn t'famen gefteld,
verbeelende Indiaanfch riet;
sIk No. CLX V* Een Pedeftal, waar op gefteld is een quabbe van een men-
fche Long, wiens Bloedvaten zoodanig zyn vervuld met een geelwafllge
Qsqqq 3                            ftoffe,
--------
-ocr page 379-
S.f| X. A N AT OM ï S C H CA BINET
ftofïe, dat het geheele voorwerp niet anders fchynt te beftaan als uyt en-
kele bloedvaten. ' ,
                                                            .'v ..'i ) r jï
No. CLXVI. Een gedeelte van een menfche Long op een Pedeftal,
wiens verdéeling deri^uabben hier beter te zien «is, als in 't voorgaande
voorwerp.'
                                                   mtwuó »b m ?vü isam iiylW
N°. CLXV1I. Een groot, en wegens het opvullen zeer róo4, ge-
deelte van de Long van eenKaif, wiens quabbenss geheel van een ander
geftel zyn, als in een menfch, 't- welk hier klaar genoeg te zie® is:,. Ja
dit voorwerp wel bezien zynde is het ligt af te nemen, dat veele Anten-
rende Figuuren der Longen hebben doen af beelden na de Xongen 4sr
Kalveren, en niet na die der menfchen» .. >I* rm 01 2ii.33Ki.nvs swij
N°. C LX VUL Een gedeelte van een .menfche, Long, drooggeval-
femt, en 't geen aan te merken ftaat ,- al hoewel de flag-aderen opgevult
zyn, zyn egter de blaasjens van de long open gebleven, zoo datfe haar
nigte, form en groote behouden hebben. - ,.
               -i ^ b'<
N°. CL2ÊIX. Een quabbe van de Long van een jong Geboore,Kind-
je , waarin quabbeties werden gevonden met doorntjens getekent, op
welke plaatzen, die deeltjens ons voorkomen, als of die alleen uyt fappi-
ge uyteynden der flag-aderen beftonden* - uu 'Aib c:?/.j mi o
             >y vm
In 't onderfte van dit Cabinet zyn twee laaden, waar van de ie,
In zig onthoud, N°* CLXX. de Teeldeelen van een vrouw, dewék
ke door het balfemen, ontrent 40 jaaren geleden, zyn verhard, en op
een plank uytgefpreyd: defe haare Slag-aderen zyn met een roodwaflige
ftoffe opgevuld.
Door delletter A. werd ons de Nedergaande ftronk van de groote
Slag-ader aaogewefen, -^ ,
B.  B. De twee Nier Slag-aderen,----^ ^--. «\< {t;> : s ,!■ .           ^
C.  C. Der zelver verdeeling.......-1 -         - , 1 a a
D.  Vertoont ons de verdere^verfpreyding van de Nier^flag-aderen, en
dat aan de rechter zyde, welke preparatie zeer cierlyk is^i shoüv ab
E.  E. De By-nieren met kork opgevuld, waar van die, van de liefeer
zyde driehoekig is, en de rechter verbeeld de tong van een jongeling.
F.  F. De Slag-aderen van de By-nieren* uyt der Nieren Slag-aderen
voortkomende.
                                     iisiïroto'4 t'jb-£t\}mm-ah mm , taft
G.  De linker Nier met kork vervuld, op dat zy de rechte figuur zou-
de verbeelden, die zf had voor de opvulling, en deze is vooïzieo met
twee Niers-Slag-aderen , 't welk zelden gezien werd. l .. ^ ^ , »
H. Hl De twee Zaad-Sïag-aderen, voortkomende uyt de nederdalende
£ronk van de groote Slag-ajier, en dat onder der Nieren-Slag-aderen.
-ocr page 380-
Van FREDERIK RÜYSCH,             «,-$
L Des Maags-Slag-ader.
K. De bovenfte Darm-fcheyls Slag-ader.
L* L. Der Lendenen Slag-aders.
M. M. De Slag-aders van 't weeke der Lendenen.
N. N. Derzelver verfpreyding.
O. O. De Tacken dewelke uyt die verfpreyding voort komen, en ko-
men uyt de zelve ook voort die takken , dewelke door de Lyf-nioeder, en
deszelfs fcheede loopén*
F. De Lyfmoeder met kork toebereyd, op dat zy meede haare natuur-
lyke groote en figuur zoude verbeelden, behouden te hebben.
Q. Dè Water^blaasy dewelke door het opblaafen, ons als natuurlyk
voorkomt, zonder deuken of rimpels.
R. Des Lyf-moeders fcheede dewelke zeer rüym en wyd is, niogelyk
wegens het uytiïnken des Lyf-moeders, waar mede zy behelpt fchynd ge-
weeft te zyn in haar leven.
                                  ÏT!V'-*
S. De Water-canaal, met deflelfs open Maande mond.
T. T. De twee rond en lange banden van de Lyf-moeder.
V. V. De twee Pis-leyders.
Des Lyf-moeders twee brede bandenR, de Eyer-ftokken, -©n Trompet-
ten van Fallopius, mankeeren in dit voorwerp,. dewelke aan 't volgende
voorwerp haar laten zien.
N°. CLXXL Een doos, en daar in een ftuk van een Oliphands tand,
waar in een kopere kogel gevonden werd, dewelke daar in gefchooten is,
en het gat, waar door de zelve gezien werd, fs zoo naau, dat men de
kogel daar uyt geenzints zoude konnen uythalen zonder quetzing of bree-
king van dat ftuk des tands, Ziet de fig, 8. van de 2. taf.
N°. CLXX1I. Een doos, en daar in een groot ftuk van een Oliphands
tand met ontallyke beenige uytfpattingen, mogelyk door het fchieten,
gelyk als boven vermeld is, en zyn deze beenige uytfpattingen des Tands
zoo raar, dat zy als een kleyne rots fchynen te verbeelden. Ziet de II,
plaat. Fig.'p i ■' >ob , 1
             . rj v rjvq * T ' "'
N°. CLXXIIL Een vierkant doofie van Indiaanfch hout, waar in ge-
vonden werd het geraamte van een muys,; 't welk zeer net en curieus is,
tuflchèh deszelfs voorfte beenige pootjens houd het vaft, de Slag-aderen
van» 't "dunne' harffenvlies p die genomen zyn uyt een jong geboore
kindSjël "i:>^-JV J/?                      W ' '■ ■■ ■'>:■:, :ii ; ■■■
Nü. CLXXIV. Het fcheenbeen, 't welk door de weg-eeting (Carieï)
een 'quade conformatie gekregen heeft, 'm zoo verre, dat het van buyten
uytgegeten ïs geworden, bw ii
                                ; ? : ::          ' ;: .-
In-
-ocr page 381-
ftjB X. ANATOMISCH CABINET
Inwendig in tegendeel is de holten voor het grootfte gedeelte met
een zeer vaft en hard been vervuld geworden,. Ziet de IL Taf. Fig,
2. en 3.
De II. LADE onthoud in zig,
N°. CLXXV. De Teel-deelen van een vrouw ctoor het balfemen ver-
hard, en op een plank uytgebreyd, deze haare Aderen zyn mede met een
roodwailige ftoife van my vervuld, ontrent 40 jaaren geleden.
Let. A. De Baar-moeder met kork toebereyt en opgevuld, om alzoo
haat natuurlyke groote en fbrme te verbeelden. -;L
B.  De linker Eyer-ftok.               v :1 1 ' l j/
C.   De regter Eyer-ftok*
D.  D. De Eyer-wegen of Trompetten van Fallopius. i:-
E.  E. Deszelfs Lofwerk of Safelingen.
F.  F. De breede banden of vleermuys vlerken, door de welke vervul-
de aderen verfpreyd zyn.
                                                     q
G.  G. De rond en lange banden.
H. H. De zaad-aders, waar van de rechter haar oorfpronk neemt uyt
de Nederdalende ftronk van de Hol-ader, en de linker uyt dés linker
Niers-ader.
                              :i
I. De Water-blaas.              , t i «r
K. K. De Pifleyders.                                 /b -muU
L. De nederdalende ftronk van de hol-ader.
M. M. De uytmelkende of Niers aders, met haar verdeelingen.
N. N. De By-nieren, Niers-klieren, of fwarte gals buskens.
O. Den rechten darm» ,
« P. Defcheede waar in ons voorkomt het mondeke of opening van de
water-weg.
                      '                      i
N°. CLXXVI. De Ellepyp van een menfeh, door üytering (Caries)
gants ont-aard, gedeformeert, en wel zoodanig, dat in deszeïfs hollig-
heid een ronde en lange beene-pyp {Fïftuld) gezien werd, dewelke gantfch
en gaar van 't buytenfte van de Ellepyp gefepareert is geworden, 't welk
ik geloove veroorfaakt te zyn door de fcherpigheyd van de etter: in de
Anatomifche Cabinetten heb ik eertyds by na het zelve verheelt in een
fcheen-been. <
                                  :                         VIXX
Niemant zal konnen twyfelen zulks te konnen gefchieden, $k te rtfy-
nen huyfe gezien heeft een fchouder-been waar in zich opdoet een fpon-
-ocr page 382-
Van FREDERIK RUYSCH,              tff
gieus-beenige fubftantie, gelyk het diploe van deHer/Ten-panne, nament*
lyk tuflchen twee tafels, en dat het meer gevonden werd, weet ik door
ondervinding, en wat zouden dan konnen verhinderen, dat de etter defc
fpon gieus-beenige fubftantie niet zoude konnen weg-eeten door zodanig
een bederving, en als het gefchied, zoo komt de buytenfte gedaante des
beens, van de binnenfte geheel en al af te fcheyden.
Men moet ook confidereeren dat dit Elleboogs-been zoodanig gefteld
is, dat niemand defe gezeyde inwendige pyp kan uythaalen, en wederom
inbrengen, gelyk zulks blykt uyt de i. Fig. van de 3. 'laf.
Zoo dat hier door alle twyfelmoedige komt te verdwynen, zoo 'er eg-
ter ymand nog niet mogt voldaan zyn , en wilde tw'yfelen aan de waar-
heyd, die komen het zien te mynen huyfe, of hy kan by Clopton Ha-
vers gaan, die een Heer van ervarentheyd is, dewelke fuftineert, dat de
beeneters uyt tafels J^latnelW) beftaan, en dat zoo zynde, wie zoude dan
weygeren toe te (temmen, 't geen gezegd is ?
N°* CLXXV1I. Een ftuk van 't fcheen-been , na de lengte door ge-
zaagd , en is het zelve met een hard-beenige uytfetting uytgefet, het
buytenfte gecarieert, en de binnenfte fuperflcie is in die zelvige hoog-
te, mede uytgegeten en met een fpongieus-benige uytfpatting befet. Ziet
de i. Taf Fig 9 en 10.
N<-\ CLXXVIII. Een ftuk van 't fcheen-been, in twee deelen door-
gefaagd, wiens binnenfte oppervlakte zeer verdikt, verhard en topheus
geworden is, de inwendige oppervlakte daar en tegen is befet met een ca-
verneufe caries. ziet de 2. Taf. de Fig. 4 en 5.
En ftaat aan te merken, dat dit ftuk gezaagd is uyt het midden van 't
Scheen-been , alwaar de huyd fchrikkelyk om aan re zien en metverfchey-
de verheventheden bezet was. Ziet de 2. Taf. de 6. Fig.
N°. CLXXIX. Een groot ftuk van de Maag van een menfeh, door
het balfemen verhard geworden , in dezelve doen haar des Maags rimpelen
niet alleen op , maar ook de bloedvaten , dewelke wonderlyk tot het
uyterfte toe vervult zyn.
N°. CLXXX. Een vlesje met vogt, waar in bewaart werd een ge-
deelte van 't Opper-vel van een fwart, waar in haar zeer oogfchynelyk op-
doen de uyteynden van de Zenuwtepeltjens, hier aan zit nog vaft een ge-
deelte van 't vel, namentlyk aan defzelfs binnenfte zyde.
N°. CLXXXI. Een vierkante Noote-boome doos , en daar in een
groot gedeelte van't vlies, dat de lever bekleed van een menfeh, door
het zelve verfpreyden haar zoo zeer veel Slag-aderen, dat ik my daar over
niet genoeg kan verwonderen; ontrent derzelver alderuiterfte uyterfte uyt.
1                                              Rrrrr                                      eya-
-ocr page 383-
X, ANATOMI SCH CO I N £ T
eynden verneemeikpokiersbyfonders, 't welk de plaatfnyder met zvn
gravee^-yïer piet wel heeft konnen verbeelden.
          ^                        $-
Ën komt zulks ons ook niet in hetgezigt, ten zy men 't voorwerp van
W zyde^qmt te befchouwen, en dat by een heldere dagh, of in de Sma-
len van de zon.
                                                      , , p, ',
<f -> fi.rf"-1: E* - - £#J ■• V '** * ... . i ■■■■■■               ■.•..-■ j= E # i-3 i ..■■■                                        <■■■•• >. -V-/ - .                                                         - ■■■■■■                                            -                      f - ;■
Eertyds heb ik dit vlies af doen beelden in, myn Epift. Anat Frobl
mef h^are Slag-adei-fcens, maar wat ifïer een groot onderfchevd tuflchen
$e, en deefe Figuur! Ziet Taf. III. Fig. $
                     r *
In die tyd wierd ik verblyd , dat ik door een behendig behandelen
quam te ontdekken deze gezeyde flag-aderkens, dewelke my niemand oyt
had vertoont, en veel minder door figuuren van ymand had afgebeeld ge-
Zien, maar nu m dit 10. Cabinet vertoon ik niet alleen dezelve met zoo
gïpot een getal, maar ook met by zondere fynte de uy'teyndens.
N°- GL2CXXII. Een doos met een-ftuk van een opgezaagd Dyebeen van
een jong kind, in wiens holligheyt niet alleen te voorfehyn komt, 't vlies-
je Vwelk zoo fyn is als een fpinnewebbe, bekleedende het merg, maar
qpj de flag-aderkens , die daar door heen loopen , ziet de III Taf
Fig. IVV
Wanneer dit vüesje d^pr fcherpe humeuren aangetaft word, zoo ver-
wekt het onlydelyke pyn voornamentlyk in venerifcfae qualen.
Ontrent de bovenfte aangas dewelke in die jonge kinderkens, die nog
met en kunnen fpreken, geheel kraakheenig is, zoo bemerk ik, dat deze
aanwas uyt verftheyde deeltjens is beftaande, dewelke metter tvd tot een
Lighaam werden.
                    frj ,,                                          y
ï^&Si Sfilr8S2fliPi Een vlesje met Vogt in zig onthoudende een ftuk
van cien opperhuyd van 't onderfte van de voet van een S wart, waarin
zeer klaar te zien zyn de iiyteynden der Zenuw-tepelkens, zvnde troeos
gewy/e gcplaa(tf «v
                                                       fJ>-fV* -
j Aanm: dat aan de binnenfte oppervlakte het vel nog aan vaft affe om
afeoo alle twyfelagtigheyt weg te nemen5 en zulks agte ik raar te zyn
namentl: dat men na de doodde uyteynden der Veltepeltjens kan tonen!
Ziet Taf.' III. Fig. 3,
           -* ,
N». CLXXX1 V\ E^n; gedeelte van 't voorhoofd van een kleen kind-
je, waar in men zien kan de;cours en verfpreyding der Slagaderen van de
opperfte oogfchdjen voortkomende, uyt de groote hoeken der oogen.
Ziet Taf, III. Fig. 6. ïwoóiï-tip&W sne*
                            H -<
De
-ocr page 384-
Vari F R E D E R I K RüYSCk, . t!9
De uytlegging der Figuren. De Ëerfte % AFË L.
DE Ie. figure van de Ie. plaat wyft ons aan een glas? en daar in eeri
gedeelte van de wang en ondèrfte kaak van een menfch.
A.  *De buytenfte bekleetfelen des wangs,
B.  Het binnenfe bekleetfel,
C.  T>e zenu-tepeltjens met haar bekleetfel omvangen, en zyn deze zeer
kleen, weshalven dezelve niet al te wel afgebeelt zyn geworden.
"
D.  Het blaauw Zyde vèrferfel onder het glas.
E.  ^De bak~tanden.
De II. Fig. Wyft ons aan een gedeelte van het tepelig bekleetzel van
de wang, door een vergrootglas gezien zynde , wiens groote overeen
komt met de cryftaline vogt van een fchelvis ooge*
De III. Fig. verheelt eeri kleen menfche fchepfelken , 't welk nog ia
zyn vlies Amnios, en ook in de eyge vogt onthouden word, waar in het
geleegen heeft in 's moeders ligchaam térwyl het leefde.
A.  Het Vlies Amniös by na zoo dun als een fpiitnewebbe met haar ey-
gen vogt.
B.  Het Schepfeltje,
C.  Het doofie als mede het blauwe zyde verder fel daar de cryflallinc
vies in flaat*
De Tweede TAFEL.
De Ie. Fig. Verbeeld een elleboogs been 't geen door fcharpe humeu-
ren , mismaakt is geworden.
A. T)e inwendige beenige pyp , dewelke overal gefiheydètt is ïièn de buy-
tenfte beenige fubftantie.
Bi Een groeve.
                         .
O Het bovenfte van de fyp (olecranuni) of de knop des ellebotigs geheet en'.
De II. Fig. De buytenfte gedaante van een mismaakt fchéenbeeh 3 en
door de faagh in twee deekn verdeelt. -
A. A. ÜD<? holle groeven.
De III. Fig, De inwendige gedaante van 't zelvige bééri»
A. Een gedeelte van V been dat deer hard geworden t's5 en van de voor-
sgaande hpjlighédeno^tblootl1
             nr ,
E B. -,2)é S.pngMs,bUn'i^felfftandighèit.
De IV, Fig. Een gedeelte van 't fcheéhbeeh, mét eeri beenige tophus
bezet j en met de zaag in twèéïi verdeelt»
Ai 2>e inwendige gedaante.
M
                               Rfêii i                    :A. IDc
-ocr page 385-
86o X. ANATOMISCH CABINET
A, De /pongieus~beenige, en weeke uitfpattinge.
De V. Fig, Deszelfs beens uyterlyke gedaante.
A. Een zeer holle en harde tophus.
De VI. Fig. De huyd van 't voorgaande been, 't geen zeer oneffen
en affchuwelyk is om aan te zien.
De VII. Fig. Een gedeelte van een tand van een Oliphant, met ver-
fcheyde beenige uytfpattingen, door het fchieten van een kogel, mogelyk
veroorzaakt.
De VIII. Fig. Een kleen gedeelte van de tand van een Oliphant,
waar in gevonden werd een kopere kogel, die door het fchieten met een
roer daar in geraakt is.
A.  Het gedeelte van de Tand.
B.  'T)e kopere kogel.
De IX. Fig. Een gedeelte van 't fcheenbeen, met een tophus bezet ^
en na de tengte in twee verdeelt.
A. De buytenjie gedaante is bultig door de Tophus.
De X, Fig. De binnenfte gedaante van 't zelve been.
A.  De zeer harde en dikke beenagtige /ubflantie.
B.  'De uyt/patting , die met vee Ie holle tjens vervult is.
-                        De Derde TAFEL.
De I. Fig. Vertoont een fchepfekje aan zyn navel ft ren getje afhangende.
De II. Fig. Een gedeelte van het fchouderbeen van een jongske.
A.  De bovenfle Eptphyfis, of aanwas ten deele kraakbeenig, ten deele
uyt klyne beentjens beftaattde.
B.  De beenige deeltjens.
C.  De inwendige Jubflantie t wiens fpongieus\beenige ztIfftandigheit, met
een mergagtige vogtigheyd vervult, en befet is met zoo fyn een vlies-
ke
, dat het met een /pinwebbe overeenkomt. Dit is voor zien me top-
gevulde Slag-aderkens
, waar door het rood is.
De III. Fig. Een gedeelte van 't Oppervelieke van een Moriaan.
A* Het opper-velleke '/ welk zeer dik is.
B. Een hoop van tepeltjens. ,
ƒ De IV. Fig. Een gedeelte van 't Dybeen , van een jongske, in wiens
bovenfte kraakbeenige Epiphyfis ook verfcheyde beentjens gezien werden.
De V. Fig, Het vlies, van de Lever van een Menfch waar door veel
$n ontelhaare bloedvaatjens lopen.
De VI. Fig. Een gedeelte van 't voorhoofd vaneen jonge, door wiens
opperfte oogfchetlen de flagaderkens verfpreyd werden, dewelke voort-
komen uyt de groote hoeker* der oogen.
                                           DE
-ocr page 386-
mmmmm
-■■ '~~f
^-----
-ocr page 387-
D E
L A A T S T E
OEFFENINGEN
VAN
FREDRIK RUYSCH,
Medic. DoB. en Hoogleer aar in de Ontket-en Kruytkundei Me*
delït in de Keyzerlyke Academie in Duytfchtant
, en
van de Koninglyke Maatfcbappy der Geleerden
in Engelant, en frankryk:
Ofte het
Grootfte K A BIN E T van alle anderen, die
tot nu toe uytgegeven zyn.
Met Kopere Platen.
-ocr page 388-
-/;- , • -',';...; .                  PEN                 :               ;...,,„
ALLERPOORLUCHTIGSTEN, GROOTMAGTIGSTEN;
EN
ONVEK WINNELYKSTEN
Cv <£»■-- A A K.
PETER ALEXIOWITZ,
Keyzer van Groot Ruflandt, &C. &c. &c. &c.
DE laatfte vruchten myner werken, door een lange reeks
vanjaren enigermate ryp geworde zynde, heb ik geooi-
deelt, niet als op uwen roemwaardigften naam , Roemrugtigftc
Keyzer,
te moeten ingefchreven worden, menende, dat, na-
dien de Heydenen de eerftelingen en onvolmaakte beginzelen
harer werken, zynde zelfs nog in 't fpinrokke gelegen, de Go-
den
opofferden , voorwaar met groter recht de laatfte betracht
tingen van myne voltooyde konft aan Uwe Keyzerlyke Majefteh
toegewydt-mogen worden. Derhalven met de zeer vermogende
befcherming van uwen onfterflyken naam, gelyk als met een
bolwerk gedekt zynde, onderneem ik myn grootfte Kabinet
of flot van alle myne werken in zo vele Jaren uytgevoert, tot
opheldering der nieuwft ontdekte natuur en ontleetkundige za-
ken, aan 't openbaar mede te delen, op die allervafte hoop
voornamentlyk vertrouwende , dat de wytberuchtheydt uwer
zeer beroemde naam het 'grootfte gewicht tot het vereeuwigen
van deze myne laatfte werken zal toebrengen; ende, dat de
WJakemft© pralen uwer heerlykheydt nooyt gebreken zuilen ,
van
-ocr page 389-
van luyfter te geven aan deze mynen zweetigen arbeydt, waar
van gy U verwaardigt hebt voor een gedeelte de eerftelingen
over zeven Jaren met een grote naauwkeurigheydt te befchour
wen. Met recht, offere ik Uwe Majefteit deze nu voltooyde
werken op, gelyk als myn wel geliefden Benjamin, met de
gantfche Waerelt tot uwen roem betuygende, dat aan U, (die
zo wel tot inftelling der konften en Wetenfchappen, als over-
winning geboren zyt) het tegenwoordige welzyn van 't Ruffi-
fche Keyzerryk niet alleenlyk door de wapenen, maar ook door
de aanqueeking van allerhande ingevoerde wetenfchappen moet
toegefchreven worden.
O . .;. ..                                    K.JP i:.....Ê                                                       A--                          -.i >
*De minfle van-*üwe Keyzerlykeen Koninglyke %
Majefteits gunjielingen
,
FREDEIK RUYS CE
VOOR-»
-ocr page 390-
VOORREDEN.
Jlth ^ZP^J Go"***fiw Lezer, op nleUws in
xo een hogen ouderdom te voorfchyn ziet komen Z „TZi l
door de goetheydt van den goedertieren^ cTdt \Z'A F 'k
ken wederom ontdekt hebbe die il 21
         ' verfcheyde za-
geleerde Waereltwil mededelen^^l tiZvJZ Bg ʣ
ningen, of het Grootfte Ontleetkundi^e Cabinet J\e t
             ^T
overtreifende : waar in over de tweehondert eht^f voor£aan<*e
totnogtoe niemant door-figuren om-vertoont heeft ZVZÏÏ' T**
geheel anderegefteltenis , "niet Meen in delev^mfltu"^^
ƒ***„ f* *0#f frj »«* alleen in de lever ml'7Ï tak,hn?aft *
verfcheyde plaat zen dander, als een /PinnewetïTzl.T, ',?"■[ 1, °?
ook met een figuur afgebeelt hebbe. SeZmelJe ^, fHk * M,er
neerze het/arrnfchefl -verlate»,
^SSSfiSSfe-W
ttmraan; 't weit waarlyk te verwonderen is. ?'t"u'aukre ko? f» M*
Nadien''er onder de Schryvers zeer veel oerit,t«„;a ;,           V
».*«.«&*»» van deyMilt, tóSWÖL'S!^^
*™l>»&Seftf,Tr«yteenjder,d«
genoeg zalblyken, hoe de zaak gelegen is
                                   '
■Onderdedingen, die tegen de wetten'van de natuur in di, r>M
voorkomen, is'tvoornaamfte een/tuk van
SS^JTfi*
Mfc«6 M» «wjM*» dikte f want het benigZZZ7,^
           fih>
t*#* zo ms gemeenlyk omtrent als ^jet^^aThT^
Sssss                                         ,-,,
-ocr page 391-
■v o •* a u e,:;D; p /n*
iiU<fr #/* een duym van een menJtB\ ddar ek beven is *t inft geheel
celluleus geworden
3 mogelyk van een toevloeiende vogtigheydt 3 en een °
verouderde [Anafarca] water zitgt ?
Hier zuUenwe ook Hge/c bil van de zogenaamde huytkliertjes■, die
ik boude voor zenuwtep eitjes en werktuygen van 't gevoel p kunnen
beflijfen.
'. En die begerig is te zien, dat denbafl der herjfenen' vaatagtig is 5 en
geenzints uyt langwerpige ronde licbaamtjes beflaande ■, als mede den
nieuwen Oogrok
, die mjtn- Zoon Hendrik den Ruyjfchiaanfchen rok ge-
naamt heeft
, zal hy hier een goede gelegent beidt toe hebben.
<De Boerhaaviaanfche holletjes of groef/es > by de Schryvers klier tjes
genaamt) komen nergens duydelyker in te voorfchyn
s, als in de darmen
van een Walvis y en daarom heb ik haar ook een -plaats in dit Cabi-
net vergunt,
           *h                         %
Alhier vint men ook het netwyze lichaam van Malpighiusy gelegen
ander de Opperhuyt
, niet alken uyt Europianen 3 maar ook uyt een
Zwarte en halve Zwarte
, en een Walvis genomen, 't welk alle tegen-
fpraaken twift wegneemt 3 zo dat 'er na deze over 't ware wezen van't
gemelde lichaam niet meer getwyffelt moet worden. Ondertujfchen zyn
ze ook verre van de weg af, die vafi feilen
, dat het gemelde netwyze
lichaam niet over al onder de opperhuyt in ''t lichaam van een Menfch ge-
. vonden wort, dewyl ik 't tegendeel alhier voor 't oog doe blyken: tot dien
eynde heb ik ditCabinet verfiert met een fiukje van de Oppethuyt 3 aan
welk nog voor een gedeelte het netwyze lichaam, vafi zit ^ en voor een
gedeelte daar van afhangt. By dit alles worden ook de lepeltjes
, het net-
wyze lichaam
3 en't bekleetzel van een Walvistong vertoont.
Waarin [embryo humaniis"] een menfchelyk fehepzeltje , of''t eer {Ie
begin daar van
, van [foetus humanus] de Vrucht of een onvoldrage
Kintje verfchilt
5 is hier mede te zien-, ik hebbe eenige ongeboore blanke
Kindertjes
, van verfcheyde ouderdom 3 hier by gevoegt y als mede twem
witte Geraamtens van Kindertjes
■, die in Gr af f eden uyt koflelyk Oofl-
indifch hout gemaakt, neder leggen
3 en dat boven op ruflbedtjes , van
blaauwe zyde gewrocht.
Voor dezen hebbe ik ongemene [exoftofes] uytwaffmgen van beenderen
vertoont ï maar hier ziet men tot grote verwondering een uyt wafch van
een Ö lip bant s tandt
, en dat wel in des zelfs holligheydl gevonden : des-
zelf s afbeelding zal ik om de wonderiyke gedaante
3 w/t vierde tien tal
trachten te vertonen.
                     ^ i ; :> ';vk
Onder de Ontleetkundige vint men ook verfiheyde Kruydtkundige za-
ken,
-ocr page 392-
v O O R s. i E D E N
mentfyk vruchten, dis Teren, Vrnymèn, ^prkozen, enz Wit rZ
dat tkzojpreke) tot Geraamten* XebraZt hebbe en hll^J &
de onMMM
%*to Godts U doen Zn, 'enJZÈflT%' %
de geplrenïs én
V gebruyk dm- vaten te bevefiL„ TEtQ* °"trent
Buytendrt«Uesh titmsgrootfte Cabinet met 'enige dozenvoorrij
■waar in zeltzame kruydenen bloemen berret,?»
™«
              "'-voorzien,
met [papilionesj kapelletjes 7nanl%7nkia1 blT^T^
«yt beyde de Indien overibrazt ■ ÏdZ,
'ÜStÜ f'^f'dtertjes,
kruydtboeken vaar ,n ^Zen^^ke^ï^^
couleur vele Jaren lang behouden. In de levendige KruZZZl 7
* tot nog toe by andere gezien hebbe , en gelykifzelfs ^1^1' **
■weefl te doen wordt alles tufcbe» ^Zel gedrukt f^ft *V?
door ze van de natuurlyke gefteütnufafwjen ■ maar hier 't*'J'
jJnP l *■"*.*«*> »#* ***** zaken of t* tellen*!TLTin
tn^ZdeTe'ilTen' S$MM'*"*' W3rt
Int mendeL ui "'' SS* »»** *^W
i
i               V
a*\*« ^U'-vi:vuil i
''t _.. "■ ■'«,' ,                         '                      ' V
N V ■. "• -.....\ rt^W 'V ;            ■ 1 % :fcj '
*w^M4» «vans ;*m W V^. c r.<4\ i - ■. s.S :' ■,
-ocr page 393-
: a d h € o
VIRUM CELEBERRIMUM
FREDERICUM RUYSCHIUM,
Méé Doft. Anat. & Bótan. Trofeforem t Acad. Ca f Cur.
Collegam: Regia Societ. AngL Membrum.
Cum anno iEtat: 87.
CURAS POSTERIORES.
tderet.
«           O &F*** praftantes auget nova Cura lahores y
Pofterior quamvis tempore •> mole priori \
Nominibusque tibi y
Ruyfchi Clarijfime ^ mukis ,v
'Devincis doêfos nunc , velut ante 3 viros? , j, lys
Latare, abftrufos quisquis penetrare receffns y
Langaque natura numera nojfe cups}
^Pandit 3 in occultis fuerant qua tecJa latebris y
Et referat claufas Ruyfchius arte fores.
I nunc! Tyramidumjacles portenta, labores
Exfuperat tennis pagina ^ Memphi, tuos.
Quisquis er is, merito qui tot praclara fïupebis y
@hta locttples ecu/is offeret arca tuis -,
Quisquis erisy venerare
Deum, miracula dives
Qui tot in exiguo corpore fumma creat-,
JEtöratare Jèniy qui tot miracula magni
Numinis auxilio confpicienda dedit.
Felix\ Munerihus qui fk ditaverit Orbemy
Et fervet nomen poft fua fata fuum.
Gratulor annofim
, Ruyfchi Venerande, f ene Etam
Gratulor exacJos x non fine laude0 diesy
Et y quanquam diris debebis ceder e fat is
3
Magne l/ir y innumeros vivere digne dksy
*Pro meritis
3 $dedicum tibi quis obftrinxeris orbem,,
Vives, quantumvis mortuus, usque tarnen.
G '*■                                   JÖAK^EÊT OOSTERDYK SCHACHT:
-ocr page 394-
Pag; S69
DE LAATSTE
.!*                                                                                                                                                                                                                  ^                                                                                                                              ■. .-               'ƒ.'..'
O E F F EN IN G EN
Of het
ONTLEET KUNDIG
C A B I N E T,
Van alle de voorgaande 't grootfte.
De Eerfte PLANK.
N°. I. 1—T en menfchelyk Schepzeltje, een halve duym groot, van de
1H navelftreng door middel van een haayrtje afhangende, in
,■'•#—'een Vies met vogt begrepen.
N°. II. Een onvoldrage Kindtje, een wynig groter als't voorgaande,
hangende insgelyks in een met vogt opgevulde \lcs: 't is wit, en gelyk
of 't van daag geboren was, de buytenfte ledematen van 't lichaam zyn
volkomen, die in't eerfte ontbraken, en daarom geef ik't de naam van
een kindtje of vrucfotje.
NvHI. Een vies met vogt, bevattende een onvoldrage kindtje, om-
trent een vinger lang, van de navelftreng afhangende j 't zelve is wit, •
als of 't eerft geboren was.
No. IV. Een vies met vogt, waar in onthouden wort een onvoldrage
kindtje, omtrent van drie maandendragts, verbeeldende van 'tmannelyke
geflacht te wezen, daar 't in tegendeel van 't vrouwelyke is, 't geen ge-
sneenlyk in dien ouderdom,, en niet tegen de wetten van de natuur is-, 't
zelve is zeer blank , en als heden gebore,
N°. V, Een vies met vogt, waar in een onvoldrage kindtje van omtrent
vier maanden dragts (na myn oordeel} mooy en wit: hier zyn geplaatft twee
gedeeltens van de herflènen, genomen uyt een vrouw, die h^ar kindt ver-
ftikt, en in 't geheim geworpen hadde.
N°. VI. Een Vies met vogt opgevult, en in dezelve een gedeelte varr
t:\
                                           Sssss 3                                             de
-ocr page 395-
8ro XL ANATOMISCH CABINET
dë opperhuyt, en 't netwyze lichaam van Malpighius, uyt een halve
zwarttnne: en op dat deze delen des te beter te Vöorfchyn zoude komen,
heb ik 'er een tak van de kleynfte diftel van Alpnus by gevoegt, waar
door 't voorwerp tegen de want van 't glas gedrukt wort.
N°. VIL Een Vies met vogt, en in dezelve een gedeelte van de op-
perhuyt en 't netwyze lichaam, uyt een halve zwartinnej hier in ziet
men, dat het netwyze lichaam bleekzwart is.
+ VIII. Een Vies met vogt, en daar in een gedeelte van de opper-
huyt, en 't netwyze lichaam van een Europiaanfche Vrouw, 't welk by
na van de zelfde wittigheydt is, als de opperhuydt. Hier by is ge ie-
gen een tak van een Americaanfch gewas met een Porfellyn blad.
Nu. IX, Een Vies met vogt, waar in begrepen is de opperhuyt en %
netwyze lichaam van Malpghius, genomen uyt een Euröpiaan ; 't net-
wyze lichaam is wat geelagtig geworden , door de hitte van de zon, waar
door wy altydt zulks zien gebeuren.
N°. X. Een pedeftai of Zuylvoetje, en boven op 't zelve een mutfie,
in 't gemeen een Callotïe genaamt, uyt de huyt van een kind gemaakt,
waar van de flagaderen vervult zyn, en hier door is 't voorwerp zeer root
geworden. Dit is .een fraay voorwerp. '
                                      l
N°. XI. Een kleyn zuylvoetje, waarop insgelyks een gedeelte van de
huyt van't aangezicht, genomen uyt een Jongeling, gezet is, welkers
vaten vervult zyn, waar door 't zeer root geworden is.
N°. XII. Een kleyn zuylvoetje, waar op insgelyks een gedeelte van de
huyt van 't aangezicht van een vrouw, zynde op dezelfde manier bereydt.
]S°. XIII. Een kleyn Zuylvoetje, waar op een lofwerkie gezet is,
gemaakt uyt een menfche huyt, waar in vele, ja ontelbare huydttepeltjes
gezien, en óie verkeerdelyk van de Schryvers voor huydtkliertjes ge-
.houde worden.
N°. XIV. Een zuylvoetie, en daar op een lofwerkie gemaakt uyt de
huyt van een volwaflehe menfch , uyt welkers oppervlakte de huytte*
• pelties , gclyk als zantjes , uytpuylen.
N°. XV. Een zuylvoetie, waar op een lofwerkie gezet is, gemaakt
uyt de huyt van 't hooft, bezet met geelagtige haayren, waar aan nog is
blyve zitten de celluleuze rok met opgevulde flagaderen voorzien, ver-
fchillendein loop van die, dewelke door de huyt verfpreit worden.
N°. XVI. Een lofwerkie gemaakt uyt het vel van een onvoldrage
kindtje, waar van de flag-aderen vervult zyn: de opperhuyt, het netwy-
ze lichaam, en de celluleuze rok weggenomen zynde, komen de flagade-
ren te vöorfchyn, die aan beyde de kanten den ^elfden loop, behouden;
-ocr page 396-
\
Van FREDERIK R U YS € R              8/r
ia tegendeel, zo 'er kt$ van den celluleuzen rok (door welke ook zeer
vele flagaderen verfprek worden) overgebleven was, zou 't de aanfehou-
ders mislyden , 't welk ik eens heb zien gebeuren , wanneer my een ftuk
van de huyt, waar aan nog iets van den celluleuzen rok vaftzat, vertoont
wierd. Daar en boven moet men in dit voorwerp aanmerken , dat het zwarte
ftipje de huyttepelties aanwyft, dewelke met een vergrootglas befchouwt
zynde, als f 'uariola'} kinderpokjes zich vertonen.
N°. XVlI. Een zuylvoetje , waar op gezet is een ftuk van de huyt,
uyt een onvoldrage kindtje, door de flagaderen opgevult, waar door 't
hoog root geworden is, alhoewel het voorwerp zeer dun is.
Isfo. XVIII. Een zuylvoetje , waar op een ftuk of dwerfche moot
van de borftvaneenkindt, waaraan nog het hart en de long vaft zitten:
in dit voorwerp ziet men, dat het waar is, 't geene ik menigmaal in open-
bare leflen en vertoningen gezegt hebbe, dat 'er geen holligheyt onder 'c
borftbeen gevonde wort, fchoon verfcheyde Autheuren zulks voorgege-
ven hebben: alle de ingewanden van de borft zyn zo naauw en digt by
malkanderen gelegen, dat 'er gepn holligheyt kan overig wezen. De twee-
yerwige en grootfte borftel betekent het rechter hart-oortje, de klynder
het hart zelfs, de kleynfte het linker hart-oorrje. Daar en boven moet
men aanmerken, dat dit alles nog zyn natuurlyke plaats en grootte be-
houden heeft, zynde wegens de opvulling der vaten met een rode cou-
leur voorzien.
Np. XIX. Een zuylvoet waar op geplaatft is een zeer groot ftuk van
't hart van een Meydt, die haar kint levendig in 't Sekreet geworpen en
aldus vermoort hadde j deze in de gevangenis vaftgehoude , en aldaar
overlede zynde, is van my in 't openbaar geopent.
De tweeverwige langfte borftel vertoont:, en dat wel duydelyk, dat
de hoog rode wafchagtige ftoffe gelyk een dauw een uyttocht gezpgt
heeft door de uyterfte uyteyndens der flagaderties, welke zo dun als
dons zyn.
De Korten tweeverwige borftel betekent de kroonvatem
De derde en kleynfte het linker hartoortje.
Dit is een zeer fraay en uytmuntent voorwerp.
N°. XX. Een vies met vogt, waar in een nier van een onvoldrage
kindtie, wegens de opvulling van de flagader zeer root geworden ; merk
aan, dat byde de vliezen weggenome zyn. ,
N°. XXI. Een groote vies met vogt, waar in een fchenkel met de voet,
van een Jonge van omtrent zeve Jaren oud, de fpieren zyn zeer net ge-
fcheyden, en hebben hare natuurlyke couleur, wegens de opvulling der
fla-gaderen, behouden.
                                                            N°. XXII.
-ocr page 397-
g7i XI. ANATOMISCH CABINET
N°. XXII. Een grote Vies met vogt, waar in begrepen is her hooft
yan een Jonge, omtrent zes Jaren oud, fchynende nog levendig te zyn:
de wangen, neus , en lippen zyn mooy root en zonder enige rimpels.
Het bovenfte gedeelte van 't hooft weggenome zynde, komen de opge-
vulde bloetvaten na 't uythalen der hemenen te voorfchyn.
N". XK1II. Een zuylvoetje , waar op de Oorklier uyt een verfch
gebore kalf. De Opvulling is gefchiet door de flagader, maar hoe zeer
verfchüt de gefteltenis dezer flagadertjes van diQ , welke in de kliertjes
van 't darmfcheil gevonde worden ! gelyk ik in de verhandeling over de
klieren heb laten afbeelden.
N°. XXIV". Een Vies met vogt, bewarende de baarmoeder van een
Vrouw, waar van niet alleen de bodem, maar ook de hals volgens de
lengte geopent zyn5 op dat derzelver gedaante in 't gezicht zou komen;
en aldus ziet men in den hals zeer vele dikke draden of fnaren; op dat
de hals open blyven zou, is 'er een doorn over dwerfch ingedoken*
Hier aan zitten nog vaft de trompetten en eyerneften, waar van het een e
eyerneftie, en deflelfs trompet wel geftelt zyn, maar 't andere is tegen de
natuurs wetten in iets anders verandert, en aan de trompet vaflgegroeit.
N °. XXV. Een droge Vies, waar in een Taradysvogeltie, zwart en wit,
bont van couleur, hebbende twee poten i deftaart is met twee zeer lange
en fneeuwitte veeren voorzien. Ziet Hermann. incatai. Muf.Zeylan: te
Zeylon wort het Walhuhora , dat is een Katoendiejie genaamt, in 't
Malabaarfch Codelade \ by Rayus in Synopf. avium manucodiata criftata
ex albo nigroque variata
; by de Heydenen Telleyeaco. Dit vogelde wort
onder de zeltzaamfte vogelties gerekenc j De Hr. cPaulus Hermannus,
voor dezen Hoogleraar te Leyden, is de eerfte ge weeft, die ons gele-
gentheidt gegeven heeft, om dit zeer volmaakte vogekie te zien.
N°. XXVI. Een zuylvoet, en boven op 't zelve het bovenfte gedeel-
te van 't benige hooft van een onvoldrage kindrje, waarvan de flagader-
ties door't pannevlies verfpreit, zeer wel opgevult zyn, als mede die,
dewelke door het dikke herflenvlies lopen: de langwerpige groeve is in
't gebroke met een wafchagtige ftoffe opgevult, om dat 'er bloettuflehen
byde vermengt is ge weeft , dewyl de uyterfte takies der flagaderttes my
fchynen hier en daar vereenigt te zyn, met de uyterfte takjes der aderen,
waar door't bloet, daar 4e aderties mede vervult waren, te gelyk met
de wafchagtige ftoffe in de langwerpige groef ingedrongen isj hier door
is miffchien de dwaling der Autheuren ontftaan, die zich inbeelden, dat
het flagaderlyke bloet in een levendig menfch door deüagaderen in de
gemelde groef zich onmiddelyk ontlaft, om dat, wanneer men Inkr »n
-ocr page 398-
Van FREPERIK RUY-.SCH.             %n
de ilaap ilagaderen fpuyt, dezelfde Inkt tot in de langwerpige groef
doordringt.
No. XXVII. Een Vies met vogt opgevult, waar in een uyrgerafelde
pruym, ofte het geraamte van een pruym, (op dat ik zo fpreke} van een
draat afhangende, op dat de gefteltenis en loop der zapvaten duydely-
ker te voorfchyn komen zou; welke vaten voor een gedeelte van de fteel,
en voor een gedeelte van [nucleus] de fteen of pit voortkomen.
N°. XX VIH. Een grote Vies met vogt opgevult, waarin bewaart
wort een dwerfche moot van een zeer groten bal van een menfch, wel-,
kers vaten, die het eerfte beginzel van 't zaat beryden-,• verwart, en in
een kraakbenige zelffrandigheyt verandert zyn. De gemelde bal was zo
groot geworden, dat dezelve in grootte het hooft van een menfehelyke
vrucht te boven ging.
Nu. XXIX. Een Vies met vogt, bevattende twee voorwerpen, waar
van het onderfte is een onvolkome fchepzeltje v.an een fchaap, van een
haayrtje afhangende, zittende nog in zyn eyge vogtigheyt, waar in 't
gezeten heeft, toen 't in de baarmoeder huvsveftej dit vogt is zo door-,
ïchynende, dat men 't fchepzeltje duydelyk zien kan, als of't buyten
't vogt hing: het bovenfte voorwerp is 't eyerftokje , waar in de voet-
fpoor van de plaats gezien wort, door de welke het inwendige van 't
ey uytgegaan is,
N<v XXX. Een Vies met vogt, waar in de teeldclen van een Meyfie
begrepen zyn.
No. XXXI. Een Vies met vogt vervult,waar in een zo genaamde
zuyger gevondewortj ik zegge een zogenaamde, om dat 'er geen op-
rechte zuygers gezien worden, dewylze gemeenlyk niet anders zyn, als
een moerkoek of moerkoekje, na 'c baren van de vrucht of een on vólko*
me fchepzeltje, overgebleven.
No. XXXII. Een Ziiylvoetje, en op 't zelve de huyt van 't hooft
. uyt een volwafFche menfch, de welke ons hier yoorkomt als een Kalot,
en wegens de opvulling der bloetvaten \ robe van couleur. In dit voor-
werp kan men zienf op wat wyze de flagaderen van byde de zyden tegen
malkanderen aanlopen. Dit voorwerp'is zeer fraay.
N '. XXXIII. Een Vies met vogt, waar in een ftük van een omge-
keerden endeldarm van een menfch legt, op dat men de Boerhaaviaan-
fche groeven, en de menigvuldige [jpori"] togtgaten zoude konne zien.
Np. XXXIV, Een Vks met vogt, bewarende een ftuk van een men-
fchen Oog, waar in èc-[tunka fihroticd] harde , de RuyfTchiaanfche,
en de net wyze rok gezien worden, door welke rokken zeer vele flagade-
ren verfpreyt zyn.
                       T 11 t t                         Na! XXXV»
-ocr page 399-
%14 XI. ANATOMISCH CABINET
N«. XXXV. Een Zuylvoetje, en daar op een ftuk van den omge-
wonden darm uyt een Jongeling, door den flagader en ader opgevult.
De tweede PLANK.
N°. XXXVI. Een Vies met vogt, waar in een (luk van een pees
van een ipier uyt een Walvis, welkers geftdteniswonderbaarlykis, zyn-
de een vinger dik, ook zeer hart, en onfcheytbaar.
. N°t XXXVII. Een Vies met vogt, verzien met een ftuk van een
kalfsmaag, waar in niet alleenlyk de gevoel tepelties duydelyk uytpuy-
len, maar zelfs ziet men hier klaar het netwyze lichaam.
N°. XXXVIII. Een Vies met vogt, waar in begrepen is een gedeel-
te van 't dunne herffenvlies , welkers Üagaderen tamelyk wel opgevult
zYn*                                                                                                                                                                                                ''•*■■:
N°, XXXIX. Een zïryl voetje, en op 't zelve een bal uyt een Kalfs-
maag.
Np. XL. Een Vies met vogt, waar in bewaart wort een gedeelte van
't achterbrein uyt een kalf} dit kalf hadde een half Jaar 'm de baarmoe-
der van de koe doodt blyven zitten, ende dat zonder verrotting, echter
niet zonder ilenterigheydt: Ik hebbe de flagaderen van 't gemelde achter-
brein zo net met een rgde wafchagtige ftoiFe opgevult, dat het nog als
levendig zich vertoont, De Koe, waar in 't kalf zo lang doodt gezeten
hadde, wiert in,November geflacht, was vet en wel geftelt, en is inde
huishouding van M,r. Cornelis Vos, tuynman van de ftads tuyn alhier,
opgebruykt. De zeltzaamheyt van deze zaak beftaat hier voornamentlyk
ifij om dat 'er niets in 't lichaam van viervoetige dieren, zelfs in dat van
een menfchJchielyker een verrotting onderworpen is, als de herflenenj
maar hier was het achterbrein zo wel in zyn geheel gebleven, dat de
flagadertjes opgevult konde worden. Zie het verhaal in het derde tiental
van de genees-en Heelkundige aantekeningen,
N°. XLI. EenV'lesvervultmetvogt,waarinhet geraamte van een peer
hangt, ons aanwyzende, dat de peren zo wel uy t zapvaten beftaan, als
de milt in, ons lichaam uyt bloetvaten met moësagtige uyteyndens, waar
van de peren ook verzien zyn.
N°. XLII. Een Vies met vogt, waar in legt een tweehoofdige vrugt
van een Duyf.
iN°. XLIII. Een Vies met vogt ge vult, bevattende een groot ftuk
nienfche vet, zodanig geftelt, als of 't nu verfch uyt het lichaam ge-
haalt was,
N°, XLIV.
-ocr page 400-
Van FREDERIK RUYSCE
No. XLIV. Een Zuylvoetje, en boven op 't zelve de lever van een
oavoldrage kindje , wiens uyterfte moesagtige flagadertjes zodanig opge-
vuit zyn, dat ze zich onder malkander verwarren, en geen takjes van
vaten gezien konne worden. Het tweeverwige doorntje wyft aan de
navelader, die nog openen met een rode wafchagtige ftoftè opgevalt is.
N°. XLV. Een Vies met vogt, en daar in het dunne herflen vlies,
genomen uyt een Vrouw, waar van de flagaderen opgevult zyn.
N°, XLVI. Een Vies met vogt, waar in gevonde wort, een ftuk
van een vrouwelyke nageboorte, welkers bloetvaten in Waterblaasjes zyn
verandert, waar van vele zeer klein, dog de meefte zeer groot voor-
komen.
                                                                 ,v
No. XL VIL Een Vies met vogt, en daar in de fchenkel of het
been van een verfch gebore kindt , met de voet , zich als levendig
vertonende} tuilchen de tonen wort 'er een takje van Granadiila met
een driepuntig blat, en een kleyne gele bloem vmTournefort vaftgehou*
den , waar van de bloem nog ongefchonde is gebleven,
N°. XLVIII. Een zuylvoetje, verzien met een oortje van een önvol-
drage fchaapje} waar van de flagadertjes zeer fraay opgevult en meteen
byzondere loop verfpreit zyn: ook word-en 'er nog, drie korre&gewyze
deeltjes in gevonden.
No. XLIX. Een Vies met vogt in zich onthoudende een lang ftuk
van den omgewonden darm uyt een Jongeling j de flagaderen van 't zei*
ve zyn fraay opgevult 5 de darm orngekeert zynde, laten zich hier ook
zien de zogenaamde eenzame Peyeriaanfche klieren, dewelke beter Boer*
haavïaanfche groeven
genaamt worden j 't is aanmerkelyk, dat deze ge-
melde klieren buyten de oppervlakte, die eygentlyk debinnenfte rok wört
gezegt, uytpuylen.
N^. L. Een Vies met vogt, waar in bewaart wort een arm van cea
onvoldrage kindtje, zich als levendig vertonende, in wiens rechter hanfc
het geraamte van een peer vaftgehouden wort, aan welkers uyterfte zap-
vaten nog een aanmerkelyk moes vafthangt.
N°„ LI. Het oog van een Walvis in vogt bewaart} deszelfs harde rofc
is aan de eene kant veel dikker als een duym y daar en boven ziet men hier
de kringsgewyze vezels, die den oogappel toetrekken, duydeiyker, dtsr
in
een menfeh of andere dieren , en dat zonder enige voorgaande tiery*'
ding, alleenlyk door een dwerfche fnee.
                                                 *
N°. LIL Een Zuylvoetje % en boven op 't zelve het hart en een ftufc
van de long van een verfch gebore kindtje*door zyn moeder vermoorü*
Het dunfte doorntje wyft aan de plaats, alwaar de longflagader, en-de
T 1111 z                                   grote
-ocr page 401-
S;<5 X..ANATOMISCH CA B'INET
grote flagader by malkanderen komen , en verenigt worden door den
ilagaderlyken weg. Het tweeverwigé döorntje vertoont de ftam van de
opklimmende grote flagader het grootfte tweeverwige err't dikfte doorntie
het rechter oortje van 't hart. De zwarte ftompe en korten doorn het
linker oortje. Het zwarte grootfte ftipje de long flagaderen. De drie
alleen ftaande ftipjes beduyden de drie ilagaderlyke buyzen of pypen op-
waarts ziende: de twee ftipjes de flaapflagaderen, de witte kortftedunfte
doorntjes de flaapflagaderen. Het döorntje met een rode zyde vlok bezet
de rechter onderlleutelbenige flagader. Met de zyde draat hadde ik het
gedeelte van de longe voor de opvulling gebonden. Het ftompe döorntje -
vertoont de borftklier.
j ^N^ LUL Een zuylvoetje , en op 't zelve een groot ftuk van een
Menfche darm, van welke de flagaderen niet alleen, maar ook de aderen
opgevult zyn, waar door 't zelve hoog root van couleur geworden is.
LIV. Een Vies met vogt, vervattende een Triapus Vegetabilii-van
Hermannus of [herba cantharifera] het kruykdragende kruydt van
lïumfih} Bandura te Ceylon, en fDaim Gindtte Ambon genaamt. Ziet
de Ephemerid.
                       >
. JSK LV* Het aangezicht van een Jongman, waar van de flagadereH
zyn opgevult, opeen zuylvoetje geplaatft.
', N°. LVI. Een Indiaanfche Brtljlang , van Hermannus in Muf. Zey-
lon :
en Ra}, in Synopf. animal. befchreven, by de portugezen Cobras
de Capélo,
en de Indianen Naja genaamt, hangende in een Vies met
vogt tii flchen de Efiiocymus oïCufcuta Juf er Ocymum; het gemelde ge*
was is met zaat beladen, 'tL welk in 't zelfde glas ook gezien wort.
N»; LVIL Een Vies met vogt, bewarende de twee oogrokken na-
men tlyk de [tunica fc krot ica~] harde , en de [tunica choroidea~] druy f be-
zie rok, zynde omgekeert, op dat niet alleen deze twee, maar ook de
RuyiTehiaanfche Rok te voorfchyn komen zou.
N°. LVIII. Een zuylvoetje, en boven op 't zelve een gedeelte van
deborft van een kindt. De Vaten lopende door de nbberis en tüflchenrib-
bïge fpieren zyn wonderbaarlyk opgevult: De lichamen der wervelbeen-
«jeren over dwerfch opengefneden, zyn ook vol met rode deeltjes, en dat
wqnderlyk is om te zien, het vlies dat het merg bekleet, is verzien met
byzondere flagadertjes, die zo fyn zyn, dat ze niet als op den middag
by zeer helder weder en door een. vergrootglas in 't gezicht komen; daar
en boven moet men 't oog een tydt lang op een en dezelfde plaats hou-
den; > zonder 't welke anders, onmogelyk was, het beloop dezer vaaties te
zienv
N°. LIX,
-ocr page 402-
Van F R E D E R I K RUYSCH,             %n
No. LIX. Een ftuk van een menfchc long, door de longader opge-
vult, waar door duyzenden van longblaasfies vervult zyn ; dog de gej
vulde blaasfies komen ons hier veel kleynder voor, als in 't voorgemelde
voorwerp, en zulks is gefchiedt door een zagter opvulling,
N°. LX. Een Zuylvoetie, en boven op 't zelve een ftuk van een
Koemilt j wiens moesagtige flagaderties weggenomen , en de milt met wint
gevult, en gedroogt zynde, ons wort aangewezen, dat de [ftamina f.
f brie]
draden van deze milt veel verder van malkanderen flaan , als van
een kalfsmilt, nademaal de mik in grootheyt toeneemt, en de draden in
getal niet vermeerderen.
De Derde PLAN K.
N°. LXI. Een Vies met vogt gevult, en daar in een ftuk van de len-
denen van een menfeh, in 't welke het ruggemerg tnet opgevulde dag-»'
aderen te voorfchyn komt.
No. LXH. Een Vies met vogt, waar in befloten is het Hart van een
on voldrage kindtie, met een rode couleur pronkende, en van een zeerfyn
draatje at hangende.
N«. LXÜI. Een Vies met vogt, waar in de nier van een Jonge, op
welke nog een bynier zit; byde zynze wegens de opgevulde flagaderen
met een.rode couleur verzien.
N°« LXIV. Een Vies met vogt, waar in een ftuk van een omgekeerde
omgewonden darm, uyt een Jongeling genomen} welkers binnenfte op-
pervlakte, van my de fluweel tepelagtigc rokgenaamt, in -é gezicht komt:
dit voorwerp is wegens de opgevulde flagader zeer root.
N^>. LXV. Een Vies met vogt, in dewelke de milt uyt een Jongman ,
waar van de flagaderen zyn opgevult, begrepen is.
Na. LXVI. Een. Vies met vogt, en daar in begrepen deopperhuyt en
't netwyze lichaam van een Walrus-.
N°. LX VIL Een Zuylvoetje, en op 't zelve het been met de voet
hart gebalfemt, en, wegens de opvulling door de flagader gedaan, met
een zeer rode couleur pronkende, genomen van een eerft gebore kindtie.
No. LX VIII. Een Zuylvoetie, en op 't zelve een ftuk van 't middel-'
rift, met de helft van 't harte zakje. De witte doorn betekent het ftuk
van 't middelrift, maar de fwarte het halve harte zakje. Dit is genomen
uyt een eerft geboren kindtie, en de opvulling is door de flagader ge-
fehiet,
Ttttt 3                      No, LXIX.
-ocr page 403-
S;a XI. ANATOMISCH CABINE!
N°. LXI&. Hen Zuylvoetie, en op 't zelve geplaatft een ftuk vaneen
ïcinderhoofc, waar in ons voorkomen, i. de zeer roode huyt van 't hooft.
z. her rechter Oortie, 3. het harde herfienvlies , mee derzelvcr flag-
aderties.
Nl>. LXX, Een Vies met vogt, waar in de roedeen het omgekeerde
Balzakje van een Jonge, waar van de opvulling door de flagader gefchiet
is. Op de gront van 't glas ziet men een ftuk van de mannelyke roede,
welkers drie zenuwagtige fpongieuze lichamen vervult zyn j daarbyvint
men nog een takje met de bloem en vrucht van de F/ospaff/onis Cttraffav.
hederghirfuto folio > fl. albo^ 'Par, Batav. Trodr. Sive flos pasjionis
alb. en reticulat, ¥*r. Bat. Granadilla fiore albo
5 fruclu retkulato*
Boerhaav.
N^i LXXI. Een Zuylvoetie verzien met een ftuk van een kalfsmilt,
als een lof werkie gevormt , waar van de flagaderen opgevult zyn 5 de
onderfte van deze uyteyndens zyn zo klyn, dat ze het menfehelyke ver-
ftant te boven gaan*
N°. LXXII. Een Zuylvoetie, waar op een halve nier van een menfeh
gefielt is} zynde door de ader de opvulling gedaan, om het onderfcheydt
tufichen de opvulling door de flagader te zien, 't welk aanmerkelyk is.
N°. LXX1II. Een Zuylvoetie, en daar op een lofwerkie, gemaakt
van een ftuk uyt den omgewonden darm van een volwafiche menfeh, wel-
kers uyterfte vaaties zo fyn als dons zyn.
JM°. LXX1V. Een droge vies, bevattende dehaayren, genomen uyt
een papgezwel van \ net, waar van een geval in myne ontleet en heel-
kundige aanmerking
te lezen is.
|$$ LXXV. Een vies mee vogt, vervattende de baarmoeder van een
vrouw, zo natuurlyk bewaart, als ofze dezen dag uyt het lichaam geno-
men was.
N°. LXXVL Een zuylvoetie verzien met de lever van een onvoldra-
geSchaapie, door de navelader opgevult j waar door dit voorwerp! ge-
heel anders voorkomt, als wanneer de opvulling door de flagader ge-
daan was.
Nc>. LXXVII. Een vies met vogt, waar ineenmenfehemilt, die voor
een gedeelt ontdaan is, befioten legt; deffelfs flagader opgevult zynde
toont klaar aan, dat 'er geen celletjes of draden in de milt van een menfeh
gevonde worden.
; N°. LXXVIIL Een vies met vogt, waar in deopligtende fpier van
de fchouder* <Je \Mwculus T^^oides~\ driehoofdige fpier genaamt, ge-
vonde wortj van deszelfs pees hangen boven de dertig fpierige lichaamties
af,
-ocr page 404-
Van FREDERIK RUYSCR              $T9.
af, die zeer naauwkeurig van malkanderen zyn gefcheyden , en dar
zonder enige quetzing van 't vleefch.
De Vierde PLANK.
N". LXXIX. Een Zuylvoetie verzien met den arm van een on voldrage
kindtje,'hardt gebalfemtj door de huyt zyn de bloetvaten zo menigvuldig
verfpreyt, dat het voorwerp daar door zeer root van verwe geworden is:
in de hant hout het vaft en vertoont een Eykebladt, welkers moes in 't
geheel by na weggenome zyncle, zeer fraay een netje verheelt.
N°. LXXX. Een grote vies met vogt, vertonende het kakebeen; van
een menfeh, met alle de tanden, die fneeuw wit zyn, verzien: de tong
is zeer root, uyt welkers oppervlakte de tongtepelties te voorfchyn ko-
men ; als mede de tepelties van het tantvleefeh. Daar en boven ziet men
aan de ene zyde het beweegbare kraakbeen, ?c welk aan 't [_proceJfus con-
dyliformis]
knokkelwyze uytfteekzel nog vaft zit. De opvulling is ge-
fchiet door de flagader. Boven 't dekzel vertoont zich een zeer netdoots-
hoorïïe van een onvoldrage kindtie.
N°. LXXXI. Een zeer fraay zuylvoetie, en boven op 't zelve de.
maag van een Jonge, door de flagaderen opgevult, en dat aan te merken
is3 deze maag heb ik zagties opgevult, waar door 't komt, dat 'er geen
kuylen ©f deuken in gezien worden.
1N|°. LXXXII. Een Zuylvoetie, en boven op 't zelve het borftbeen
met de kraakbeenderen der ribbens, door de flagader opgevult} duyzende
van uyterfte takjes, zo dun als dons, komen 'er te voorfchyn, en de
kraakbeenderen zyn doorfchynende.
N°. LXXXUI, Een Zuylvoetie, waar op gezet is een groot ftuk van
't darmfcheyl van een menfeh, met zeer vele groter, klynder, en zeer
klyne klierties verzien, welke laatfte voor de opvulling het gezicht ont*
vloden; en 't gene aan te merken is, de afbeelding van dit voorwerp is
voor een gedeelte afgebeelt in ons antwoort over het maaksel der klieren.
N°. LXXXIV. Een Zuylvoetie, waarop een ftuk van 't Darmfcheil
uyt een ander menfeh genomen; in 't zelve vint men veel wyniger klie-
ren ; echter is dit voorwerp zeer naauwkeurig toebereyt.
N°. LXXXV, Een vies met vogt, bewarende een groot ftuk van een
omgekeerden nugteren darm van een menfeh; in dezelve zyn niet alleen
de flagaderen , maar ook de aderen in 't geheel opgevult tot haar uyter-
fte toe, waar door't voorwerp zeer root van couleur, en als entftoke
ons
-ocr page 405-
Sgo XI. ANATOMISCH CABINE!
ons voorkomt. De latten , of latwyze uytpuylmgen (by andere oogluy-
kende klapvliezen) als mede de fluweele rok (by my de zenuwagtige flu-
wele rok) komen ook klaarblykelyk met de zelfde couleur te voorfchyn,
N°, LXXXVI. Een zeer zindelyke Zuylvoet, verzien met de lever
van een Jongman , opgevult door de grote ilagader* nogtans pronkt de
gehele lever met bloetvaten, 't geene ik oordele aanmerkens waardig te
zyn. Deze betyde lever overtreft verre alle de levers, die ik totnogtoe
hebbe bereyt: want by helder weer met het vergroot glas befchouwt zyn-
de, bevinde wy 't gehele voorwerp uyt enkele bloetvaten te beftaan,
maar niet uyt byzondere lichaamties , welke klieren gezegt worden ; Daar
en boven heeft het na de opvulling zyn natuurlyke grootte behouden,
en is geenzins groter geworden. De galblaas , als mede de navelbant
zyn ook vol met opgevulde bloetvaten.
No. LXXXVII. Een vies met vogt, bewarende de uyterfte voet van
een Jongman, waar van de flagaderen opgevult zyn: in de uyteynderis
van de tonen komen de Zenuwagtige tepelties te voorfchyn, namentlyk
daar ter plaatze, alwaarze met de nagels aan malkanderen gezeten heb-
ben. Boven 't voorwerp ziet men ook een tak van de /' Lichryfis Abor:
j4frïc\ falvïte folio odorato
van den Hr. Boerhaave befchreven ; en op
dezen tak is ook nog het dunne herflenvlies van een volwafïchen menfch
geftelt, waar van de flagaderen opgevult zyn*
N°: LXXXVI f'I. Een vies met vogt, waar in gezien worden het been
met de uyterfte voet, niet alleen zich als levendig vertonende, maar ook
naauwkeurig overeenkomende met die ziekte , de welke de bluts genaamt
wort, by dit voorwerp ftaat een tak van de MomordïcaZeylantcavfiam-
jtinea fronde
5 fructu breviore, door den Hr, Tournefort befchreven.
N°. LXXXIX» Een Zuylvoene, en op 't zelve een ftuk van een om-
gekeerden omgewonden darm van een menfch, in 't welke door een ge-
weldige opblazing een cellulofiteit te voorfchyn komt} ik laat de ontle-
ders oordelen, of dezelve voor 't zesde vlies der darmen gerekent moet
worden?
N°. XC. Een vies met vogt, vertonende den arm met de hant van
een jonge, fchynende nog te leven ; en op dat hy niet zou ledig fchyraen
te zyn, hout hy in zyn hant, en vertoont de flagaderen van het dunne
herflenvlies met een wafchagtige ftofTe opgevult: boven op 't dekzel ziet
men de kop van een donzigen diftel.
N°. XCI. Een vies met vogt, waar in begrepen is een ftuk van 't
dunne herlTenvlies, aan 't welke op verfchyde plaatzen de vaaties, die
den baft der herfTenen uytmaken, vaftzitten > boven op 't dekzel van de-
-ocr page 406-
Van FREDERIK RUYSCH,             881
ïse fles is een Zuylvoetie geplaatfl: , verzien met een (luk van 't dunne
herffen vlies van een onvoQrage kindtie, wiens flagaderen opgevult zyii,
en op de wyze van een lofwerkie gefchikt.
N°. XCil. Een vies met vogt, waar in dit alles klaarder gezien wort,
als in 't voorgaande glas, j,
         ;r,
N°. XCilI. Een vies met vogt, waar in dezelfde zaken veel duyde-,
lyker te voorfchyn komen, als in de twee voorgaande vleflen: in deze
leggen daar en boven nog enige ftukjes van den baft der lier/Tenen,
N°. XCIV. Een grote vies met vogt, bevattende het hooft van een
jonge, van omtrent een Jaar oudt> het bovenfte gedeelte van't hooft,'
als mede de herflenen weggenome zynde, komt het dunne herffen vlies met
zyn opgevulde flagaderties te voorfchyn} Het aangezicht, en de voorn
lippen fchynen te leven } zo dat dit voorwerp van een zeer groot belang
is. Boven 't dekzel van 't gemelde hooft ziet men een droge vies,
Nn. XCV. In de welke befloten is een Zuylvoetie, verzien met een
kleyn hoendereytie, 't welk met een harde fchaal bedekt is , en heeft de
grootte van een Notemofcaat, 't welk in een gemeen hoender ey gevondea
is. Op dit kleyne eytie zit een geraamte van een muys, pp wiens rug nog
een geraamte van een andere muys.
N°. XCVT. Een Ztiylvoet, waar op de groter bilfpier van een Jon-
geling gezet is: de opvulling is gedaan door den flagader, en hierdoor
is hy met een zeer rode couleur verzien,
JN°. XCVIL Een kleyn zindelyk grafie, gemaakt van Ooftindifch
hout, waar in een fneeuwit geraamte van een onvoldrage kindrje, zynde
omtrent van vier maanden dragts, in wiens rechter hant een Haft vaft
gehoude wort $ 't is een bloedeloos gedierte , dat maar eenen dag leeft,
en daarom heeft het tot opfehrift:
^ Zelfiie uury 4&t my V leven gaf % heeft rt my ook ontnomen,
N°. XCVIII* Een zuylvoetie, verzien met de lever van een onvol-
drage kin dtje, omtrent van zes maanden dragts: de opvulling is door de
flagader gedaan -3 op verfcheyde plaatzen komen .'er \acini hepatis\ lever-
korrelties in 't gezicht, als mede de opgevulde flagaderties in de galblaas.
Dit is een zeer mooy voorwerp., .
                   -I,               s ,
N<\ XCIX. Een Zuylvoetie., waar op een ftuk des huyts van een
Jongmanj 't zelve is met alle omzichtigheydt in 't geheel van den cellui
leuzen rokrnet zyne bloetvaaties ontbloot. De bloetvaten door de huyC
vérfprèyt, hebben een eenvoudigen loop, die aan byde de kanten van de
V V v v v                                   huyt
o
-ocr page 407-
882 XI. ANATOMISCHCAÈINE T.
huyt even eens is: integendeel, wanneer de celluleuze rok in 't geheel
Van de huyt niet afgéfchyden is, dan fchynen de vaten en de celluleüze-
rok een loop als de takken der bomen te hebben, daar nogtans de Vaten
van de huyt netswys gelegen zyn. Dit voorwerp moet men door 't ver-
grootglas by helder weder befchouwen, en dat tegen 't licht en van ter
zyde: daar en boven, als men 't voorwerp dus beziet, komen 'er ver-
fchyde kleyne korrelsgewyze deeltieste voorfchyn , voornamentlyk te*
plaatze, daar éeri doomtie van my is ingedoken,
Nö. C. Een Zuylvoetie en daar op een gehele fchaapsmilt, door de
jQagadèr met een gele wafchagtige ftof opgevult.
•N°. CL Een zuylvoetie, en daar op een ftuk van een kalfsmilt, door
den llagader opgevult: de korrelties daar Van zyn losgemaakt, zo dat de
donzige uyteyndens te voorfchyn komen: dit is zulk een uytmuntent voor-
werp, dat 'er de aanfchouwers verbaaft over ftaan*
N°. CU. Een Zuylvoetie, waar opeen groot ftuk vaneen menfche
long geftelt is, zynde de longader opgevult: in deze opvulling zyn de
longblaafies voor een groot gedeelte mede vervult, voornamentlyk alwaar
de twee witte doornries zyn ingeftoken. Het fwarte doorntie betekent het
celluleuze wezen, alwaar duyzenden Van bloetvaatics gezien worden»
" ' De Vyfder PLAN K> ;^
,J' ...."> ■/■■ ■ --. i -'"• . ''' "i jri "vï ,          ■■'■           ■ .-« ::.¥',                '•,-.; ■"■■. »t\ ' ] t j t ' =1'« *"t • -,<■ flt/M* M         r'f'""* ■ ■■"                V f V ' 1 *"'"
$i •■:■..•■.;.,.''.,...?■■■ ,.: ij <;% s ■,:■■ .^i.:-'. ■-?'- 3-~\"';z. ■'■>.--■'*; &*? •'■vv >&■'* ;^L*ia*», *|;f.*J« ;.i ,*—»«-i *„«-.£.... : v»-# ==■ ■...... ■ « ■ ■-■■
Nö. CIII. Een Zuylvoetie, en op H zelve een moot van een manne-
lyke roede, waar in men aritn kan, dat het tocdenhoofie beftaat uyt alle,
dat is>. de drie zenuwfpongieuze lichamen, gelykerwys ik over vele Ja-
ren in myne ontteet en heelkundige aanmerkingenheb laten afbeelden.
N°. C1V. Een Zuylvoetie, op 't welk ftaat een menfche Oortie,
zyndé Wegens de opvulling der flagaderties hoog root van couleur: ftaat
te letten, dat de natuurlyke geftekenis na 't. balfemen en hartmaken wel
genoeg bewaart, en 'tderhalvèn een zeef moóy voorwerp is.
'•N°. CV* Eert vies met vogt opgevult, waar in té zien is een ftuk van
de moérkoek van een Vrouw; dewelke in 't geheel verandert is in water-
blaaïïes, met een wateragtig Vogt opgeVültj welk gebrek van my het
water van de moerkoek genaamt word: van deze ziekte hebbe ik al over
vele Jareri gefchreven, en de zelve door afbeeldingen in myne bovenge-
melde aanmerkingen uytgedrukt.
In dezelfde vies worden ook nog twee ftükken van een andere moer-
koek vertoont, dienf ik door de ilagaderen hebbe opgevult, zo dat 'er
ontel-
a
*
-ocr page 408-
Van FREDER1K RVYSGH,            S%
ontelbare verfprydingen van vaten zich zien laten -, welkers uyterfte eya-
deris alïe in waterblaafïes verandert zynde, dikmaals een Emmer byna ver-
vullen können, waar door zodanige vrouwen van twee of drie kinderen
fwanger fchynerj te zyn.
N°. CS/L Een Zuylvoetie voorzien met een groot ftuk van het darm-
fcheyl van een fchaap, welkers flagaderen niet alleen, maar ook de ade-
ren opgevult zyn: de klieren van dit voorwerp (zo ik my niet bedriege)
zyn enigzints verfchülende van die, dewelke in Vmenfchen lichaam ge-
vonde v/orden, en dat niet alleen ten aanzien van de figuur, maar ook
der kleynfte ronde deelfies tuflchen de takmakingdezer vaten; hoedanig
de gemelde deeltics geftelt zyn, zal ik hier na,, zo 't Qod behaagt, uyt-
leggen,'1 'V'."..-.; •;                     ah i , ...
N°. Cyil.; Een Zuylvoetie, vertonende een gedeelte van de Moer-
koek, wiens vaten zeer fraay opgevult £yn. 't Is een van de befte voor-
werpen.
IsK CVIIL Een vies met vogt opgevult, waar in een baftaartvlezfge
zejfftandigheydt in gedaante van een vlies , door my uyt myn bloet ge-
maakt j alieenlyk door een omroering met een takje van den Goafche Ge-
nevërböóm5 de gemelde vezelagtige zelfftandigheydt heeft zich aan 't
takje gelyk als een baftaartvlies vaft gehegt j 't zelve vertoont zich alhier
fwartagtig, alhoewel 't in den beginne wit is geweeft.
N°. CIX. Een Zuylvoetie, waar op een gedeelte van een kalfslong
ftaat, het blat van een boom verbeeldende, en welkers llagacieren opeen
byzondere wyze lopende zeer tenger zyn, en by 't licht (als 't helder we-
der is) bezien moeten worden.
         .. /
N°. CX* Een vies met vogt r: waar in te zien is hee wondernet uyt een
kalfshooft, welkers llagaderen, die 't gezegde net uytmaken,. opgevult
zyn3 met recht heeft dit deel dien naam , om dat men nog begin nog
eynde daar in kan befpeuren.
                                                       
Np. CXL Een vies met vogt, vervattende een zeer firaaye losgemaak-
te of uytgerafelde bal van eën menfch, alle de ballen;, die ooyt van my
zyn uytgerafelt^ overtreffende j deze uyt&feling verheelt ; een dik en
groot bondelke zeer witte en fyne zyde. .,
N°. CXI1. Een èuylvoetie , waar in een ftuk van.de kuytfpierj
daar in te zien is, hoe.de wafchagtige ftorTs; uyt de uyterfte eyndens der
flagaderties in de vlezige zelfftandigheydf; uytgeftort, en 't voorwerp
daar door. root geworden is. ■ •
         > t •             »;
N°V GXÏÖ. Een vies met vogt, en daar m een ftuk van de huyt uyf
de voetzool i in.'t zelve vertoonen zich de opperhuyr, het netsgewyze
V v v v v 2                                 lichaam ,
■....:••.
-ocr page 409-
XI. ANATOMISCH" CABINET
lichaam, en het vel met zyne zenuwagtjige tepelties j de twee cerfte licha-
men hebben een en dezelfde couleur, en hangen van de huyt neder, die
voor een gedeelte afgetrokken en op den bodem verfpreyt is; maar deze
huyt heefteen rode couleur, wegens de opvulling der flagaderties gekre-
gen , en deflèlfs zenuwagtige tepelties puylen enigzints buyïen de opper-
vlakte van de huyt uyt*: -
               r
i N°. CXIV. Een vies met vogt, waar in een groot ftiik van den om-
>gewonden darm vaneen volwafTchen menfch, welkers vaten in 't geheel
opgcvult zyn, zo dat ze een ontfteking verbeelden} de inwendige op-
pervlakte, dewelke na den want van 't glas ziet, komt ons voor als een
verfchynzel van kleyne wormpies. De tak , waar door 't voorwerp tegen
de kant van 't glas gedrukt wort, is de AJparagus Africanus , tenuifo-
Mus
, viminalïbus virgis, foliis Laricis inftar ex uno jpunïïo numerojis,
Jiellatim difpofitïs 3 van Tluknet in zyn Amaltb. Botan. befchfêyen.
N°. CXV. Een Zuylvoetie, en boven op 't zelve een groot ftufc
van 't middelrift uyt een menfch , waar van de flagaderen niet
alleen door het fpierige deel, maar ook door 't vliezige lopende\
zeer zindelyk
opgevult zyrtj de loop van deeze vaten is ook van rnal-
kanderen zeer verfchillende.
No. GXVX Een vies met vogt, bewarende den omgewonden darm
van een verfch gebore kint; in 't zelve is een [Jufèeptio inteftinï] in-
fchieting van 't gedarmte te zien, 't welk zelde gebeurt in Jong geopre
kinderen.
N .GXVIL Een Zuylvoetie, waar op een fluk van een omgewon-
den kaitsdarm 4 door de holader opgevult y wiens uyteyridens zeer fyn
zyn. Het voorwerp zelfs verbeélt, en dat wel volmaakt, eenTonjtt ±
't welk
uyt liane gemaakt zynde { tot cieraat aan de voorhant gedaan
wort. Staat te letten, dat den loop van deze vaten niet overeen komt5i
met die van een menfch.
N°. CXVI1I. Een zuylvoetie, waar op gezet is een ftuk van't darrn-
fcheyt van een menfch met zeer vele klieren voorzien, door de flagader
opgevult, en dat met zo veel behehdigheydt, dat 'er in de zelve ronde
lichaamties, leverkorrelties verbeeldende , gevonde worden 5 dit is een:
van de befte voorwerpen.
N°. CX1X. Een Vies met vogt opgevult, in dewelke begrepen is een ge-
deelte van een omgekeerde maag , op dat men dcomdrayingen, die de
kronkels der herffenen van een menfch verbeelden, zien zou. De op-
vulling Tiier van is door de flagadergefchiet.
N^. CXX. Een zuylvoetie voorzien met een hardt gebalzemdè neus
wm
-ocr page 410-
Van FREDERIK RUYSCE              Sgf
vaneenmenfch , waar aan vaftzitten de bovenfte lip, tantvleefch, als
mede vier tanden j de opvulling is door de iïagaderen gedaan, waar door de
huyt een rode Couleur verkregen heeft ; daar en boven kan men de
fweetgaten door een vergrootglas zien; het beloop der iïagaderen door
de huyt, ziet men niet alleen , maar ook door 't tantvleefch en de voor-
lip i het bekleetzel van deze delen kan den naam van opperhuyt niet heb-
ben , om dat 'er geen huyt onder gelegen is, alleen een weefzel van ge-
voelige tepelties wort 'er gevonden.
Nu. CXXI. Een moot van een mannelyke roede, over dwerfch ge-
fnede, op dat niet alleen de groote twee zenuwagtige fpongieuze licha-
men, maar ook het kleyne of dat van de pis weg te voorfchyn komen
zouden. Dit is een zeer fraay voorwerp.
N°* CXXII. Een vies met vogt vervult, en daar in een onvolmaakt
fchepzeltie van een fchaap, zynde een duym groot, van een haayrtie af-
hangende , en dat nog in zyn eyge vogt en vliezen, welk vogt zyn
doorfchynentheydt niet verloren heeft.
No. CXXIII. Een vies met vogtj waar in te zien is een tweever wig
hondtie, tuiTchen zyn voorfte poten vafthoudendeeen onvolkome fchep-
zeltie van een Amerkaanfche Aap, van een fwartagtige couleur, en een
vinger groot.
N . CXXIV. Een vies met vogt, bewarende de maag van een onvol-
drage kindt, waar aan de milt en een ftuk van 't* net nog vaftzitten. De
opvulling is door de iïagaderen gedaan, die door 't net, dat zo dun is
als een fpinnewebbe, heen lopen, zynde zo fyn als dons.
N°. CXXV. Een zuylvoetie, en boven op 't zelve een groot ftuk
van den nugteren darm, door de ader en ilagader opgevult, en daarom
zeer hoog root.
De Zesde PLA N K..
- N°. CXXVI. Een zuylvoetie, waar op een groot ftuk van een
menfcbe milt, door de ader opgevult, gezet is: deszelfs [aan f] korrel-
ties zyn verfchillende van die van de lever $ alhier zyn ze enigzints los-
gemaakt.
N<>. CXXVII. Een zuylvoetie, waar op de opgevulde iïagaderen der
herifenen uyt een onvoldrage kindtiej dezelve zyn zeer teder, zo dat ze
zeer licht breken.
N0* CXXVIIL Een zuylvoetie , en daar op het linker Harroortie
y v v v y 3                                    van
-ocr page 411-
U6 XI. ANATOMISCH CABINET
van een; menfch, door de fïagader opgevult, het zelve heeft de gedaante
van een hanekam.
No. CXXIX, Een Zuylvoetie, en boven op 't zelve een ftuk van een
menfche milt, wiens fbgader ik voorgenome hadde met een rode wafch-
agtige ftoffe op te vullen, maar om dat zulks niet na wenfch fcheen
uyt te vallen, heb ik de ader ook met een gele wafchagtige ftoffe opge-
, vult, 't welk zeer wel gelukt is, en aldus vertoont zich het voorwerp
voor een gedeelte wel root, maar is voor 't grootfte gedeelte geel gewor-
den. Ondertuffchen moet men aanmerken, hoe groot het onderfcheydt
is tuffchen de gefteltenis der Vaten van een menfche milt, en die van
viervoetige beeften. Dit zeer fraay voorwerp is genomen uyt een zwaac-
lyvige oude vrouw.
No. CXXX. Een zuylvoetie, waar op een ftuk van een menfche long
ftaat, wiens bloetvaten met een rode wafchagtige ftoffe opgevult zyn.
CXXXI. Een zuylvoetie , waar op een ftuk van de maag van een
kindt, welkers flagaderen wonderbaarlyk fraay opgevult zyn.
N°. CXXXII. Een droge vies, en daar in de darmties van een onvol-
drage kindt, waar van de ilagaderen zeer wel opgevult zyn i en dat aan
te merken is, deze darmties hebben hare rontheydt in 't geheel zonder
deuken behouden.
No. CXXX1IL Een zuylvoetie, en daar op een lofwerkie, gemaakt
uyt een ftuk van den omgewonden darm van een menfch, door de holader
opgevult.
N°. CXXXI V. Een Vies met vogt waar in eenkindermuyltie, fteti-
nen&e op een ftuk van de Moerkoek, welkers flagaderen zyn opgevult.
N°. CXXXV. Een Zuylvoetje, en daar op het Hart van een onvol-
drage kindtje, opgevult door de fïagader 5 deze opvulling is zo fraay
gedaan, dat de uyterfte eyndens der flagadertjes daar van in 't gezicht
komen} daar en boven ziet men alhier nog een gedeelte van de ftam der
grote en Long-flagader, alsmede de plaats, daar deze twee flagaderen
by malkanderen lopen, de Jlagaderlyke buys of weg genaamt.
N°. CXXXVI. Een Vies met vogt, vervattende een ftuk van de ne-
derdalende grote flagader * aan wiens rechter zyde vaftgegroeyt is de
{duBus thoracicui] borftbuys, door my met een rode wafchagtige ftoffe
opgevult. Dit voorwerp is genomen uyt een bejaarde Vrouw.
N°. CXXX VII. Een Vies met vogt, waar in een groot ftuk van de
Maag van een kindt, door de ilagaderen tot het uyterfte opgevult; hier
by legt een takje van [Lychnis] Chnftus Ogen, met zeer kleynebioerntr.
jes en grasbladeren.
.                                          ,-N : i                    No. CXXXVIII.
-ocr page 412-
-—»-«■««■ '
Viui FREDERIK HüYSC H.              887
N°. CXXXVIII. Een Zuylvoetje, waar op een ftuk van een mcnfche
Nier, door de ftam van de holader zeer fraay opgevult.
_ N°- CXXXIX. Een Zuylvoetje verzien meteen groot ftuk van den
dikke darm genomen uyt een zwaarlyvige Vrouw j hier aan zit een ge-
deelte van t darmfcheil vaft, 't welk een Wayer verheelt De oovul
hng is door een tak van de holader gedaan. Dit voorwerp is insgelyks
N°. CXL. Een Vies met vogt, waar in twee Bynieren, welkers /W
aderen opgevult zyn, leggen,
                                                            o
No. CXLI, Een Vk$ met vogt, vervattende een Worm door de nk
wegen geloft, dog van andere Wormen verfchiïlenda.
                       P
N™ S^1L,?fn ?uylvoetJe» en d*ar op een lofwerkje, gemaakt van
een Menfche Vel, door de flagader opgevult; in 't zelve komen onlel-
bare tepeltjes te voorfchyn, dewelke van andere verkeerdelvk huvtk»i>r
ties genaamt worden,
                                                        J «tyuwwr*
N*.- CXLIII. Een Zuylvoetje, waar op het gedarmte van eenonvol-
drage kindt geplaatft is, zynde door de flagader opgevult; een gedeelte
van den Kronkeldarm geopent zynde, komt de dubbelde Klapvlies van
den Kronkeldarm te voorfchyn, moetende door een ingeftoke naak zeo
pent worden.
                                                                                  &
N°. CXLIV. Een Zuylvoetje, en boven op 't zelve een ftuk darms
van een Jongeling, verbeeldende een Zoutvat; zynde door de flagader
opgevult, en daarom met een zeer rode couleur voorzien.
JN°. CXLV. Een Zuylvoetje, en boven op't zelve een Vaandel ge-
maakt van den nugteren Darm uyt een Menfch, door de flagader opge-
vult , en daarom hoog root van couleur.
De Zevende PLANK.
m CXLVI Een Vies met vogt vervult, en daarin de Voet vaneen
onvoldrage Kmdt, hangende aan een haayrrje, en onder wiens uyterfte
voet gevonden worden de doornen van [ecbinomelocafioi] den indiaan-
ïche Doornappel, met dit opfehrift :
Langs doorn en kruys 3
Na
'i Hemels huys!
Dit voorwerp i$ door de flagader zo wel opgevult, dat het fchynt
te leven.
No. CXL VII.
-ocr page 413-
888 XL ANATOMISCH CABIN'ET
N°. CXLVIL Een Vies met vogt, begrypeade een of twee Wervel-
beenderen van den hals, met een ftuk van t ruggemerg uyt een onvol-
drage kindt: in 't midden van 't ruggemerg ziet men de baft , verzien
met een rode couleur , zynde niet anders als vaatjes, uyt flagadertjes
voortkomende.
Nu. CXLVIII. Een Zuyivoetje, en boven op't zelve een groot ftuk
van den Kronkeldarm uyt een Menfch, door een tak van de holader op-
gevuit : het beloop dezer takjes is geheel en ai verfchilicnde van die-
vaatjes , welke door den gemelden darm verfpreyt worden, wanneer^
de opvulling door een tak van de Poortader gedaan is. l ,
No. CXLIX. Een Zuyivoetje voorzien met het borftbeen, met de
kraakbeenderen der ribbens, en tuflchenribbige fpiereri, genomen uyt een
onvoldrage kindt 5 de opvulling van deze deelen is gefchiet door de flag-
ader, en dat met een goeden uytilag. In dit voorwerp zyn de been-
dertjes van 't borftbeen dubbelt, 't gene ik nooyt ondervonde hebbe.
Np. CL. Een Vies met vogt opgevult, en daar in twee ftukken van
de Moerkoek met een hoog rode couleur doortrokken, wegens de opvul-
ling der vaten tot het uyterfte toe.
Np. CLI. Een Vies met vogt, waar in een groot ftuk van de Moer-v
koek met een ftuk van de Navclftreng.
Let wel\ de oppervlakte, die na 't glas ziet, is nog met een zagter
bekleetzel bedekt, 't welk na de Baarmoeder ziet, en van 't vlies cho-
rion fchynt voort te komen, ten minften het wort 'er aan vaftgehegt. Hier
uyt oordele ik klaar te blyken , dat de Moervaten met de vaten van de
Moerkoek niet onmiddclyk vereenigt worden. Ziet het V.Cabinet, waar
'm ik breder over deze zaak gefchreven hebbe.
N°. CLII. Een Zuyivoetje, en daar op een groot ftuk vaneenKalfs
Long, wiens flagaderen tot het uyterfte toe opgevult zyn. Merk onder-
tufïchen aan, dat het beloop van deze vaten verfchilt van die gene, de-
welke lopen door de Long van een Menfch; derhalven hebben ons eeni-
ge misleydt, die bare figuren , na de voorwerpen der bëeften gemaakt
zynde, zonder een behoorlyke waarfchouwing m 't licht gebragt hebben. ]
No, CL1II. Een Zuyivoetje van lndiaanfch hout gemaakt, waar op
geftelt is het gedarmte van een onvoldrage kindtje , door de flagaderen
opgevult: in den omgewonden Darm is een \divertïculum\ vertrekje of
uytwegje van een duym groot, in welkers uyterfte drie blaasjes te voor-
fchyn komen, die de gedaante van fpeldeknopjes hebben. Dit voorwerp
JiQude ik voor zeer zeltzaam.
N °. CL1V. Een Zuyivoetje, waar op een halve Schaaps Nier ftaat,
.11'i 2 .,' • ',
                                                                                  die
-ocr page 414-
Van FIIEDERIK RÜYSCH,             g%
die doorde ader is opgevult $ alhier konnenwe zien , hoe veel onder-
fcheyt 'er is tuflchen deze en een 's Menfche Nier.
No. CLV*. Een Schoteltje, gemaakt uyt een fluk van den omgewon-
den darm van een Menfch, zynde opgeblazen en omgekeert, op dat 'er
zekere Celluleufiteyt te voorfchyn komen zou, die van anderen voor het
twede celluleiife vlies van 't gedarmte gehouden wort $ door dit Scho-
teltje zyn ontelbare adertjes, voornamentlyk van de takken der holader
voortkomende, verfpreyt, welkers beloop veel verfchilt van die} welke
van de poortader afkomftig zyn. In het gemelde Schoteltje legt een
klein ftukje Yzer, 't welk de kragt van een Zylfteen heeft, en is geko-
men van een yzer kruys, in de Nieuwe Kerk te Delft gevonden : Dit
heeft myn Neef, de zeer Eerwaardige en Wakkere Heer Henricus Rtiyfch,
Bedienaar des Goddelyken Woorts in de Gereformeerde Kerk te Delft,
my vereert , dewelke dit van den zeer Beroemden Heer Leeuwenhoek
gekregen hadde.
N°. CLVI. Een Zuylvoetje, op 't welke gezet is een (tuk van een.
Menfche Huyt, van den geheelen cellulcufen rok ontbloot, op dat de
ware loop der flagaderen duydelyk zou konnen gezien worden : want
zulks heeft zommige bedrogen, die de celletjes, met vaatjes en vet ver-
zien zynde, in't geheel niet weggenomen hebbende, een onderfchydene
loop vertoonden, zich verbeeldende, dat de huyt tweederley zoort van
vaten hadde. Dit voorwerp moet men tegen 't licht houden, opdat de
vaten duydelyker te voorfchyn zoude komene
N°. CL VII. Het been en de voet van een kindt in die gedaante, als
het leefde , zynde in vogt bewaart; hier by legt een tak van de Zeylon-
fche Mannetjes Balfamina, met een klynder rode vrugt, enz.
Nó. CLVI1I Een Vies met vogt, een fluk van de her/Tenen van een
Kalf omvattende, 't welk een halfjaar lang zonder verrotting in de Baar-
moeder van de Koe gezeten hadde; alleen was 't flap en flenterig ge-
worden: en dat zulks ook in de Vrouwen plaats heeft, bevinde ik, zo
de Baarmoeder maar , gelyk ik alvorens hebbe vermaant, gellote bïyfr.
Merk ondertuffchen aan, dat dit voorwerp van my door de flagader is
opgevult, en dat my geenzints gehindert heeft, dat dit Kalf zo lang
doodt in de Baarmoeder gezeten heeft. Zie verder van deze zaak in 7t
3. tiental.
N". CLIX. Een Zuylvoetje met de Kniefchyf van een Menfch voor-
zien , waar over ontelbare opgevulde flagaderen heen lopen , die niet tot
de kniefchyf, maar tot het overfchor van de fpieren , iüc den fchenkel
uytftrekken, behoren.
                                                          . ■
X x x x x                                 N°. CLX.
-ocr page 415-
t9o XI. ANATOMISCH C A B I N E T
N°. CLX. Een Zuylvoetje , en boven 't zelve een t'zamenftel van
verfcheyde dingen 3 die in een papgezwel van de Maag gevonden zyn,
namentlyk een wanfchape gebeente, haayren, en vier kiezen. Zie ver-
"der de gefchiedenis hier van met een verklaring beveftigr, in het der-
de tiental
N°, CLXI> Een Vies met vogt, omvangende een ftuk van een vier-
voetig gedierte, waaraan de fchenkel met de uytwendige voet, alsmede
een klaatvwtje, dog niet geklooft, vaftzit; dit is gevonden met de vier
kiezen, het wanfchape gebeente, en haayren in 't gemelde papgezwel.
j$p;. CLX11. Een Vies met vogt, bewaarende een groot gedeelte van
een Vrouwen [mamma] borft, fchynende nog te leven : de zelfftandig«
heydt van dezelve is geenzints klieragtig, maar zodanig, als'er nergens
in 't gehele lichaam gevonden wort, behalven in de byftanders van een
menfch , rnet welke de borft een grote overeenkomft heeft, als zynde
namentlyk van een zeer taaye, witte, en een vafte zelfftandigheydt, die
nooy t los kan werden gemaakt. De ronde deeltjes, dewelke men in de
borften vint, is een zuyver vet, de overige ftukjesin deuyterlyke tepel,
hebbende de grote van een kleyne fpeldeknop, houde ik voor zenuwte-
peltjes, die 't gevoel aldaar toebrengen. n
No. CJLXIII. Een Vies met vogt, eenige fpierdraden bevattende;
twee fpierdraden hadde ik in vele zeerfyne vezeltjes verdeelt, die zoo,
dun zyn als dons ; ik hebbe een tak van de doornagtige Pimpernel daar
by gedaan, op dat ze des te beter gezien konnen worden ; maar nadien
door 't ililftaan de vezelen gewoon zyn op de gront van 't glas te gaan
bitten, moetmen de Vies wat bewegen» waar door verfcheyde van haar
zich aan de doorntjes genootzaakt worden te hegten.
N°. CLXIV. Een Zuylvoetje, waar op een Ribbe van een kindt ge-
zet is, zynde zodanig omgckromt , dat 'er een C door verheelt wort 5
zulks hebbe ik, door toedoen van een weeking, in een zure vogtigheydt
te wege gebragt.
Np. CLXV. Een Zuylvoetje, waarop een door balfem verhart Hart
vatf een Jonge gezet is; zynde door de flagader opgevult, wiens uyter-
fte eyndens zeer klaar en duydelyk in 't gezicht komen.
Nu. CLXVI. Een Zuylvoetje, waar op een ftuk van den omgewon-
den en Kronkeldarm van een Menfch, waar in aan te merken ftaat, dat
den Kronkeldarm tegen de wetten der nature, zeer verwydert is, en dat
wegens een darmbreuk, daar hy in zyn leven mede gequelt was ; zulks
geheugt my meermalen gezien te hebben in Menfchen , die met breuken
bezet waren. Verders is in dit voorwerp aan te merken , dat, de wint
aange-
-ocr page 416-
Van FREDERIK RÜYSCH.             8^1
aangedrongen zynde, alhier zich aan 't gezicht vertonen, de twee klap-
vliezen, 't welk in een gezont en fris menfch niet gefchiet • want dan
komt ons aldaar een kring in de plaats van klap vliezen voor.
In een Darmziekte, die men Mi/er ere Mei noemt, wanneer dezelve
uyt een wint ontftaat, wort zomtydts het gedarmte ook aldaar zo verre
uytgerekt, dat 'er in plaats van een kring de gemelde klapvliezen te voor-
fchyn komen. Onder het zwarte ftipje wort de mont van het wormwyze
uytfteekzel gezien, welk uytfteekzel, niet opgeblazen zynde, alhier vol-
gens de lengte van den Kronkeldarm zich uytftrekt.
Ny. CLXVII. Een Vies met vogt, waar in een kleyn onvoldrag
Schaapje met de nageboorte, zich als levendig vertonende.
N°. CLXVIII. Een Vies met vogt, en daar in een ftuk vanden En«
deldarm uyt een Jongeling, in welke de zogenaamde klieren , of liever
de Boerhaaviaanfche groeven, alhier met een roodtagtige couleur zeer
klaar te voorfchyn komen. De tak, die het voorwerp tegen de want
van 't glas drukt, is de Acacia Jlfrkam fp'tnis albicantibus»
N°. CLXIX. Een Zuylvoetje, waarop een witte en grote haayrige
Bal uyt de Maag van een Koe.
                          t ?                     ;
N°. CLXX. Een Zuylvoetje, voorzien met de Galblaas van een
Menfch, met een wafchagtige ftoffe opgevult; alhier vertoont zich een
bogtigheyt in de galblaas, die in de beeften gemeenlyk regt uyt loopt.
N°. CLXXI. Een Vies met vogt opgevult, en daar in een ftuk van
ëen Kalfs Maag , als mede de zenuwtepeltjes , waar van het netwyze
lichaam met de tepel kokertjes afhangt.
N°. CLXX1I. Een Zuylvoetje, waar op ftaat een groot ftuk van 't
Darmfcheyl met xyn klieren, die, fchoon kleyn , echter zeer wel opge-
vult zyn, op dat het beloop der zelver flagadertjes in 't gezicht komen.
Daar en boven ziet men zeer klaar en duydelyk de vaatjes door de zelf-
ftandigheydt van 't darmfcheyl in menigte verfpreyt. Dit voorwerp is
genomen uyt het lichaam van een Menfchv
                       > r.o::....
, Be, Achtfte P LA N K. i
No. CLXXIII. Een Zuylvoetje, en daar op ftaande een groot ftuk
van't Vel van een Jongeling, waar van de flagaderen zeer net opgevult
en onder malkanderen verenigt zyn.
N°, CLXXIV. Een met vogt gevulde Vies, waar in het dunne herf-
fenvlies, door 't opvullen zeer roodt geworden, en gelyk als ontftoken,
hangende tuffchen een tak van den Goafehe Geneverboom.
Xxxxxi                         No. CLXXV.
-ocr page 417-
$9& XI. ANATOM I S C H GABI NE T
N°. CLXXV. Een Zuylvoetje, waar op een groot ftuk van denbog-
tigen of omgewonden Darm uyteen volwafkhen Menfch 3 in 't welke een
infchieting van den gemelden darm, alwaar de opening door my gemaakt
en mét een zwart ftipje getekent is, gezien wort.
No. CLXXVi. Een Zuylvoetje, verzien met een ftuk van een Kalfs
tong over lang gefneden, en door de flagader opgevult} in't zelve ver-
tonen zich de tongtepeltjes , en , dat aan te merken is , in 't midden,
alwaar ik het bekleetzel afgenomen hebbe , ziet men zeer klaar den loop
der flagaderen 3 dog van onderen , daar het bovenfte gedeelte van afge-
fneden is, konnen we zo wel, dat te verwonderen is, den loop der va-
ten befchouwen, als in de oppervlakte;
N°. CLXXVII. Een Zuylvoetje, en daar op een gróót ftuk van den
•Kronkeldarm, door de flagader opgevult, vertonende een gehele anderen
loop, als wanneer de opvulling door de ader gedaan was, waar op men
wel moet acht geven.
N°. CLXXVIII. Een Vies met vogt, bevattende* een ftuk van een
Kalfs Milt, die door de flagader is opgevult. Het Vlies van de eene
kant afgenomen zynde , heb ik een ligte ontvleziging (gelyk men ge-
meenlyk zegt) of liever een ontrafeling gemaakt i fchoori dit werk niet
geheel en al te mispryzen is, echter komt de loop der vaten in de Milt
veel duydelyker te voorfchyn na 't hartmaken van een opgevulde Milt,
De tak, waar op dit voorwerp zit, is de Merion Angujiifolïum Ode*;
ratum.
                                                             ": ,'
N°. CLXXIX. Een Zuylvoetje, op 't welke twee voorwerpen ftaan,
Waar van 't buytenfte is een gedeelte van den Endeldarm uyteen Menfchr
zynde de opvulling door de pöortader gedaan, waardoor ontelbare tak-
jes ,, fynder als fpinnewebbe zynde, te voorfchyn komen; de fcherpe punt
van den doorn betekent de uytwendige gedaante van den darm, het an-
dere tweeverwige doorntje doorboort het celluleuze vlies,.'t welke alhier
uytgefpannen en met een rode wafchagtige ftoffe Vervult is , hier door
is 'er zo groot een opzwelling ontftaan.
Het andere of't ondèrfte voorwerp, is een lofwerkje uyt een ftuk van
den nugteren Darm gemaakt. De opvulling is gefchiet door de flagader:
in dit voorwerp zyn alle de latten (anders gezegt de oogluykende klap-
vliezen} zeer klaar te zien.
No. CLXXX. Een Zuylvoetje met een groot ftuk van 't mïddelrifc, door
de flagader opgevult. Let wel, dat de flagaderen door het peesagtige gedeel-
te van'tmiddelrift heen lopende, een byzonderen loop hebben, verfchillende
van die vaten, welke door'tfpieragtige deel des rniddelrifts verfpreyt wor-
den.
                                                                               No, CLXXXI.
o
-ocr page 418-
:; Van F R E DERI K R U Y S C^H, ^ 8 '\
fto. CLXXXI. Een Züylvoetje , voorzien'met eènvmëé fclëynfté'
tanden van een zeer grote Zeevifch, Casjetkt, of Totvifch &enaamt
uyt,wiens agterhooft een ige tonnen van de herffenen of' t achterbrevn
Vergadert worden: 't welk gezuyvert zynde, verkeerdelyk [ftermamï
of walfchot genaamt wort.
                                          .,* .                 n
No. ■ CLXXXÏl. Eén Zuylvoetje, voorzien met het voorfte gedeelte
van een Kalfskop, door de flagader opgevult: Nadien dit voorwerp tot
Verfcheyde gebruyken gefchikt is,: daarom wort hier ook een verfchevde
geftcltcnis van vaten gevonden, en aldus komen de flagaderen door \
verhemelte verfpreyt, niet overeen mét die gene , 'dewelke door* de mont
of kaken veripreyt worden, en veel minder met die, welke men in de
holligheydt van 't voorhooft vindt s indien iemant verder onderzogt zal
hebben de langere vaten, die het fnot in de neusgaten voortbrengen of
liever maken, en u^t de flagaderen voortkomen (Ik meene die vaten
dewelke door de fpongieuzé beenderen vaii de neus lopen) Wat een on'
derfcheydc zal hy bevinden! Eyndelyk zo iemant een Kalfstong nabeho"
ren vervult, en daar na volgens de lengte in twee delen verdeelt zal heb-
bén, hy zal den loör) van alle de vatétï^o Wel gebaar worden als of
gfcde;^
nieren / en andere delen Van *V ménfchelyke lichaam niet verneemt. Alle
deze dingen aldus geftelt zynde , zal niemant anders konnen zéggen
dat dit alles van dehGoedmtirem 'Scheler zo verfchydentlyk isf ge*
fchapen, als om zyne ondoofgrondelyke magt en heerlykheydt te open-
baren.- - ' ' n&Iab^qoijww f ajioWtyoX natf .110X3 .
No. GLXXX1II. Èen Vies met Vogt,^^jnkgCihetGemmte van
een witte Pruym, wiens zapvaten, uyt welke deze vrugt beftaat ver
fchillen van die gene, dé welke een Peer uytmalcen ; en daar men' zich
over verwonderen moet, de vaten van deze Pruym komen voor een ge
deelte voort uyt de vaatjes van de fteel, en ren dele uyt de fteén
          "
H'■■No. GLXXXl^EéiiZuylvoetje, verzien met \_glanduh parotisï
de Oorklier uyt het hooft van een verfch geworpe Kalf; zynde de opvul
üng door de flagader gedaan .-ter kan men zien, hóe grorèiyks de loop
der flagadertjes van déSé klier verfchilt van de darmfcheils klieren van een
menfeh ; derhalven is 't een gewis teken , dat alle de klieren niet tot een
en 't zelfde gebruyk van den Goedertierenften Godi gefchikt, nogdatze
alleen bioet voerende, of bloetvaten zyq. :2ie hier, over, na myn derde
tiental der aantekeningen* , . .; : :
i -'*;,* i, ,„,.,...,• ;
N<\ CLXXXV. Een Zuylvoetje met een fhik vaneen Menfchemaag.
zynde de opvulling door défflagader gedaan, tl Staat te: letten, dat deze
Xxxxx 3                                     varen
-ocr page 419-
89* XL, A N A T O M.ÏSCH'CABINET
vateneen anderen loop hebben,,als die, de\yelke in den nugteren darm
gezien wort j waar uyc men dan beïluyten moet, alwaar een ander werk
moet verrigt wordm* aldaar is ook een ander werktuyg nodig,
N°. CLXXXVL fien Zuylvoetje, en daar op een ftuk van een man-
nelyke roede, waar van de celluieuze rok door een fterk aangedronge
wint geweldig uytgezet ,&; hier kan men ook zien, hoe dunde huytvan
dit deel is. ,
                                           i:VJ- :;:. .30;Ju
N°. CLXXXVIL Een Zuylvoetje, waarop, fiaat een halve Nier van
een Menfch, zynde door de ader opgevult. #
No, C LX XX VIII. Een Zuylvoetje, voorzien met een lofwerkje, ge-
maakt uyt een ftuk van een Sehaaps Long, zynde dqor de flagader op-
gevult, wiens uyteyndens desfynheytyaneen fpinnewebbe verre te bo-
ven gaan.;
        03ïa.p>,ij hi :.b m jbïü i:tl -xh „• ■. :*}} ■:■.-■■■-,
N". CLXXXIX. Een Zuylvoetje, voorzien met een lofwerkje, ge-
maakt uyt het vlies Ghorion yan een Kalf, zynde door de llagader op-
gevult, wiens uyteyndens zo fyn als. dons, en met een byzonderen loop
voorzien zyn, asbb vnn m sijansi iiip^i-ov r-j ïteh na f-
Nf.CXG. Een-Vies met vogfr^ yeryatten4e ,een onyoldrage kuidt
omtrent van yieq maandefl .dr-agts 5 't zelve legt met zyn hooft nederhan-
gende, en't lichaam omgekeerd, tuflTchen-een zeer fraay toebereyt men-
iche net. >. jj i< ;■-, s :,,.:,:'•':' tas < s&nvs •"./..■• ;.•;.>■
No.CXCI. Een Zuylvoetje, waar op een zeer fraay toebereyde en
door de flagader opgevulde;halve Nierevan een: Jongman,
No. CXC1L Een Zuylvoetje, 'waar op de Pan van 't heupebeen „uy,t
ceïi K.a\f ^ door 4ft «dUfi em ila@Éider Qpgoy#l£- - : . - *l» *<"! \*r
De Negend fe^X"M*jfo' ' v
No. CXC1IL Een Zuylvoetjei, waar op^een gwtVaandel, gemaakt
uyt een menfche huyt, in iwelk^^ ontelbare toyttepeltjes te voorfchyn
-komen.
                       :/ :> "•-■■', riohsV nis act iioori isi           '. • ■ r> .- :,j
i\i^r>& wel, dat deze tepekjes beftaaainietfityt^byzondere of enkele,
maar uyt zeer vele takjes van zenuwen, 't welk nóg klaarder bryktin.de
huyt van de tepels van Walvifch^mammen of borften, gelykikin't eerfte
Anatomifch Cabinet heb laten afbeeldend n é c ; ;.;-<■.
No. CXCIW Een Zuylvoetje , waar op een gehele Moerkoek van
een onvolkome menfchelyk fchepzeltje , zynde, door de ader zeer fraay
OpgeVUlt./. ',::;                        *-■■•-',' i$'{üfS             \'       \\          > + V\
N°. CXCV. Een Zuylvoetje^ voorzien mei: het bpvenfle gedeelte van't
-ocr page 420-
FR. E D E R I K R U Y SC R             g^
hooft van een onvoldrage kindtjey welkers flagaderrjes, zynde door het
dikke en dunne herfTènvlies verfpreyt, zeer wel opgevult zyn.
Staat te letten daar en boven, dat het bekkeneel op vele plaatzen ont-
breekt, 't welk ik meermale gezien hebbe , en in zodanig geval puylen
de herfïenen eenigzints door die ontbrekingen van 't been uyt: de vaten
welke ik hier bygevoegt hebbe, zyn opgevulde flagadertjes , dog zeer
teder en bros.
N°. CXCVï. Een Vies met vogt, bewarende den arm van een Jono-e,
welke nog levendig fchynt; in de hant wort vaft gehouden een zeer rode
door de flagaderen opgevulde Nier van een onvoldrage kindtje,
N°, CXC VII. Een Zuylvoetje , verzien met een groot ftuk van 't
darmfeheil uyt een Mehfch, waar in verfcheyde klieren te voorfchyn ko-
men ; dit voorwerp aldus bereydt zynde, verbeelt gekrulde kool.
N°. CXCV1II. Een Vies met vogt, waar in bef loten is een Zuyger,
dog verkeerdelyk alzo genaamt: om dat het niets anders is, als een nage-
boorte , die na de verloiling van 't kindt uyt de baarmoeder in de zelve
aldaar overgebleven, en door de perfïïng van de baarmoeder, tragtende
wederom haar natuurlyke grootheydt te verkrygen , zodanig gevormt is.
Dit voorwerp naauwlyks.de grootte van--een ey hebbende, is omtrent
vier maanden na de verlofïiiig van't kindt inde baarmoeder gebleven.
N°. CXCIX. Een Vies met vogt, in welke vertoont wort een uyt--
gerafelde of losgemaakte Bal van een Merifch, wiens vaten door een tak
van den Goafche Geneverboom verfpreyt zyn, pp dat men de fynheyt
der vaten des te klaarder zou können zien»' -
              gh
N°. QC. Een Vies met vogt, waar in het geraamte öf de aapvaten
van een Abricoos, die voor een gedeelte uyt de fteen, en ten dele uytde
fteel voortkomen j dezelve verfchillcn veel van die gene , dewelke de
Peren maken.'
                                                     'i: ,
:NC>. CC I. Een Zuylvoetje, en hoven op *t zelve f dèi .tweehoofdige
fpier uyt een Jonge, door de flagaderen opgevult.
1N*VCCII. Een Vies met vogt, waar m een ftuk van de «nageboorte,
door de flagaderen opgevultj alhier ziet men nog in de uyteyndeiis het
moesagtige der flagaderrjes.
                       L.l;v!i.
N°. CCIIL Een Zuylvoetje met een groot ftuk van den nugteren-./
Darm, welkers latten of oogluykende klapvliezen de trappen van een
Watermolen verbeelden.
MmCCIV. Een Zuylvoetje, waar op de knie van een menfeh; inde
zelve ziet men twee beweegbare kraakbeenderen, getekent met twee witte
ftipjes. De doorn onder de kniefchyf geftoken, betekent het kheragtige
lichaam^
o
-ocr page 421-
896* XI. A NAT O M ï i G H C A B I NE T
lichaam, alzo van de Schryvèrs genaatnt. Het zwarte ftipje wy ft de knie-!
fehyf aan. De opvulling is gedaan door de flagader.
                    . -, j,
N°. CC V. Een Zuyl voetje , voorzien met het dikke herffenvlies, gelyk
een hoefje uytgefpannen, waarin de langwerpige groeve open is gebleven.;
Het zikkelwyze uytfteekzei is ook in zyn natuurlyke itaat gebleven..
Merk aan, dat, fchoon de opvulling door de ilagaders gedaan is, ech-
ter geen wafchagtige ftofFe in de gemelde groeve gekomen is; ja ik oor-,
dele zulks nooyt te gefchieden , ten ware de uyterfte eyndens der flaga-
deren zich met die der aderen verenigt hadden , gelyk ik zomtyts ge-
zien hebbe.
                                                           tqi"i u:■ ,
N°. CCVL Een Vies met vogt, vervattende een ft uk van de opper-
huyt, het netwyze lichaam, en huyt van een Walvifch > door een doorn
wort de huyt van de opperhuyt afgeheyen, op dat de zeer witte zenuw-
tepeltjes-van.de huyt gezien konnen worden * en't geen verder aan te
merken is , het netwyze lichaam en opperhuyt hebben een gemarmerde
couleur, 't <welk dikmaals gebeurt, £elyk rny de Waivifchvangers ver-
haalt.hebben, '."-., :>,'.:,.C db n/iV gmfllSq'3Ü-ÏOüb-f!3 ? 05?3kbj|l5</;j 'i^ih
-Np, CGVlï. Een Zuyl voetje., vetzienmet het bóvenfte gedeelte van %
bekkeneel van een onvoldrage kindt, waariaaii het dikke herffenvlies nog
zo naauwkeurig en vaft van binnen zit, dat het nergens daar van losge*;/
worden is; daar en boven zyn de ilagaderen door 't dikke herffenvlies
vérfpreyt, met zo veel behendigheydt opgevult, dat de wafchagtige ftoffe
op venfeheyde plaatzen zyn doortqgt tot in de beenagtige zelfftandigheyj;
van de herffenen als een dauw gezogt heeft, gelyk:met de zwarte ftipjes
aangewexettwort.. Ik bekennë,r=dat my dit op deze plaateen nooyt meer
gebeurt is.
           r , .'•:'" »E r^u eiBe ■■■■-...■ i :..■) -cov 'S'.h t\« >V'V^ nW
' N°. CCVUI. Een Zuyl voetje , verzien met htt^Qs tali~\ koot en
[_os calcis~\ hielbeen, als mede een gedeelte van de huyt en 't ver. Van
ter zyden laat zich een ftuk vaneen pees zien,5 die wegens de ppvuHing
der ilagaderen zeer root van^puleer)is.R||sO sb'-ioob v?8r^[ n wn iöf
N°. CCIX. Een Zuyl voetje ^ meteen ftukyan de opperhuyt, en 't net-
wyze lichaam yan een -Walvifch }:opi de opperhuyt zyn éenige beesjes
vaftgemaakt, die men Waivifchluyzen noemt , zynde van een wonder-
baarlyke gedaante , welkers poten gewapent zyn met zeer feherpe na-
geltjes, gelyk haakjes, waar door m hier zeer valt aan malkanderen ge-
hegt zyn.                                                                                                       ji:4>1..,. ■:-■:,,;....■-.■
N°- CCX. Een Zuylvoetje, en op 't zelve een van de voorhoofts
beenderen, 't welk nog zeer blank zich vertoont, en dat van een onvol-
dragc kindtje, 't welk een Jaar en nog langer zonder verrotting in de
baar-
-ocr page 422-
Mw—^wi—^mwi wam
Van FREDERIK RüYSCH,            8gr
baarmoeder gezeten hadde, zynde alleenlyk wat flap en flenterig gewor-
den i eyndeiyk is 't door den zeer beroemden Heelmeefter TieterTkat-
r/jan,
in Oogftmaant 1722, omtrent den navel uytgcfneden, met behou-
denis van s Moeders leven, die tot dezen tydt toe nog gezont en fris is
Deze gefchiedenis, en wat daar by behoort, zullen wy , zo 't Godt wil*
met behoorlyke verklaringen in 't' vervolg befchryven.
                            '
Eehalven deze zaken, ziet men ook nog in de onderjle holligkeydt
van dit Cabinet de volgende.                    c
A.  Een Doos, waar in een groot ftuk van 't darmfcheyl van een menfch
welkers klieren in ileen verandert zyn.
                                              '
B.  Het Geraamte van een Peer, gemeenlyk, zo ik my niet bedriege een
Tete rceke f eet genaamt j 't welk 111 de zon befchouwdt zynde blvkt
uyt duyzenden zapvaatjes te beftaan, welke uyterfteeyndens het moes
dat aan malkanderen valt zit, behouden hebben. Het gemelde voor-
werp wort in een vogt bewaart, en op den bodem van't glas ziet men
een ge wafch van Tom nefort, Gun delta genaamt.
C.   Een zeer zindelyk Geraamte van een onvoldrage Kindrje, leggende
in een van Indiaanfch Hout gemaakte Grafftede, en dat boven op een
matras , gemaakt van blaauwe zydej het hout in de handen vaftdezeec
net toebereyde darmrjes van een onvoldrage kindrje, waarvan de flag-'
aderen opgevult zyn.
                                                                     & ,
D.  Een Geraamte van een onvoldrage Kindrje , omtrent van vier maan-
den dragts, op de zelfde wyze verciert; door het graft worden ver-
beelt eenige haften te vliegen, met dit opfehrift:
In V zelfde uur, daar ik 't levm in ontfangen heb,
heb ik V ook verleren.
E.  De Voet van een Vrouw , zeer volmaakt door de flagaderen opge-
vult, en daarom zo bloerroot van couleur, als of dezelve ontdoken
was ; maar de opperhuyt boven de tonen is zeer wit gebleven nade-
maal die geen gemeenfehap aan de bloetvaten heefr.
F.  Een Vies met vrgt , en daar in een tak van de Elifchryf; Afric.
falvia folio odoratO)
van den Heer Bcerhaate befchreven j deszelfs
bladeren zyn fraay bezet met een [polypis^ baftaartvleefchklomp
zynde van my door 't enkel roeren van veilen Oilebloet gemaakt. Dit
is een zeer mooy voorwerp.
G.  Het bovenfte gedeelte van de herflenpan van een Menfch, overal met
het pannevlies bedekt; welkers flagaderfjes zo net opgevult zyn, dat
het zeer uytnement root is.
yyyyy -                     h. Een
-ocr page 423-
898 XI. ANATOMISCH CABINET, &c.
H. Een ftuk van 't Dyebeen uyt een bejaart menfch , welkers zelfftan-
dtgheydt in gezonde menfchen zeer hart, en gemeenlyk een fchryfpen
dik isi maar is alhier uyt een voorgaande ziekteeen duym dik, en in't
geheel celluleus of fpongieus geworden, mogelyk van een verouderde
en voorgaande [oedemd] waterzugtige zwelling.
V E R. K URING der FIGUREN.
In de eerfte PLAAT
"Wort het Geraamte van een Peer afgebeelt, 't welk aldus is toebereydt, dat
men zeer klaar zien kan, dat de Peeren voornamentlyk uyt zapvaten met hare
uyterfte moesagtigheden beftaan: Ik zegge voornamentlyk, nadien de in-
wendige alzo genaamde baarmoeder hier niet te voorfchyn komr.
A.  Het fieeltje.
B.  Het overblyfzel van de fchil.
C.  *De zapvaten.
D. D. D. Korrelagtige 3 ronde deeltjes *> dewelke in verfcheyde 'Peren ge-
vonden worden, waar van zommigein eenfteenagtige zelfflandigheydt ver-
anderen
; deze deeltjes hebben in verfcheyde Teer en ook eep onderfcheydent-
lyke gedaante.
Y In de tweede PLAAT
Is een ftuk van't vlies chorion uyt een Kalf te zien , waar van de opvul-
ling door den navelader gedaan is; Hier ziet men hoe wonderbaarlyk de loop
dezer vaten geftelt is, en hoe veel zy van andere aderen verfchillen.
Merk ook aan, dat de uyteyndens van deze aderen niet in een moesag-
tige, maar in een donzige zelfftandigheydt op verfcheyde plaatzen alhier
eyndigen, 't welk overal zoude gefchiet zyn, indien de opvulling op 't
volmaakfte gehikt was geweeftj echter ziet men, dat de uyterfte eyndens
der aderen op verfcheyde plaatzen dunder als een fpinnewebbe zyn.
...'",...'.- In dè derde P L A AT.' y'v-".            —-!"::- j
Wert vertoont een ftuk van den omgewonden Darm, met een gedeelte van 't
darmfcheil uyt het lichaam van een menfch, verbeeldende een Wayer.
A.A. A. A. Het ftitkvan"'t darmfcheU ^ door''t welke verfcheide met een
rode wafchagtige ftojfe opgevulde takken van de holader verfpreit worden
,
waar uyt verfcheyde takmakingem voortkomen, die zo fyn als dons, en met
een by zonder en loop voorzien zyn \ of dit gefchiet om 't verfchilligegebruyk^
dat ze hebben ?
B. B. B. B. Een gedeelte van den darm.
VER-
-ocr page 424-
VERNIEUWDE OEFFENINGEN
VAN
FREDRIK RUYSCH,
Md.Z>o0or en Hoogleer aar in de Ontleedt en Krmdt kunde;
Medeltdt w de Keyzerlyke Academie in Wuytfchlandt
, en
van de Komnklyke Maatfthappy der Geleerden in
Enge landt) en VrankryL
Ofte het
NIEUWE ONTLEETKÜNDIGE
C A B I N E T,
Uytgegeven na de laatfte Oeffeningen.
*
Met Kopere Tlatcn.
-ocr page 425-
-ocr page 426-
H
AAN
DE Z£ER VOORTREFFELYKE, VERMAARDE,
. UYTMUNTENDEHEEREN,
ZEER WAARDIGE LEDEN
VAN DE KONINGLYKE MAATSCHAPPY DEK.
GELEERDEN TE PARYS,
                 *
ONDER DE BESCHERMING,
■ ■}■■ t ■■■                                    ■:■.."
VAN DEN DOORLUCHTIGSTEN, EN MACHTIGSTEN
.,',''.''" PRINS en KONING,
LODEWYK den VYFTIENDÉ,
W O R D T D I T
NIEUWE CA BI NET,
TER GEDACHTENIS VAN AANNEMING IN DE
VOORTREFFELYKE MAATSCHAPPY
* 4
OPGEDRAGEN
DOOR
FR E D RIK RUYSCH,
Nu Oadt een en f negentig Jaren.
yyyyy3
ZEER
-ocr page 427-
ZEER VOORTREFFELYKE
H E E R E N.
k, die nu den ouderdom van een en t'negentig Jaren
bereykt hebbe , zoude waarlyk in 't uytgeven van de
laatfte Oeffeningen, ftilgezwegen hebbe , gelovende dat
ik nutti°-heydt genoeg aan de Genees en Ontleedtkunde byge-
bragt hebbe, om een eynde van mynen arbeydt te konne ma-
ken. Maar ik gevoele nog, Vwtreffetyke Meeren, die vreugdt
en blydtfchap, waar mede myn gemoedt aangedaan wierdt,
wanneer my de Voortreffelyke Graaf Maurepas in 't voorledeae
Jaar de Koninglyke goedtgunftigheydt van den Onver winnety-
ken en Machtigen Vorft en Koning Lödewyk den vy f tiende
bootfchapte. Ik was waarlyk verftelt, toen ik las , dat ik in
UL. Maatfchappy aangenomen was , en dat wel in de plaats
van den Grooten Newton/ Ach! Hoe gaarne zoude ik nog,
fchoon ik aan de kortheydt van myn leven gedenke, iets wille
toebrengen tot voortzettingder>etenfchappeii! Gelooft, Foor-
treffelyke Heeren
, dat het aan myn wil niet ontbreken zoude,
indien 't de krachten maar toelieten, die door den onlangs ge-
dane val by na vernietigt en veel verfleten zyn. Ik weet wel,
dat myne beloften aangaande het uytgeven van 't kierde tiental
van aantekeningen
my fchuldig maken, maar ik worde, in on-
ze zo grote Stadt altydt zeer veel bezigheden hebbende, dik-
maals opgehouden, en lang ben ik belet geweeft door de ver-
handeling van de kringswyze Moerfpier, en de verloffing van
een teo-ennatuarlyke vaftzittende Moerkoek, welke ik tot on-
derwyzing derVroetvrouwen, heb moeten, en, in weerwil van
den lafter, willen in 't light geven. Maar zo men een zaak
uytftelt, men fcheyt 'er nog niet mede uyt.
Gy Lieden zult in dit Cabinet, ?eer Voortreffelyke Heeren,
■"l
                           Z \ ' ■'. -                             vinden
-ocr page 428-
3ö3
vinden verfchyde zeldtzame zaken, waar onder de eerfte plaats
verdient een Doofle, daar in een zeker gewas gevonde wort,
't welk ik in een ander gewas heb ontdekt , na dat het eerfte
zyn bediening waargenomen hebbende, veeleJaaren tot gebruyk
is geweeft j men heeft wel aangemerkt, dat deze of gene ge-
waffen uyt of by andere gewaffen voortkomen , dog zulks is
niet zeltzaam: maar ik fpreke van zodanig een gewas, 't welk
niemant eerder heeft konnen zien, als dat de Moeder van 't eer-
fte gewas uytgedient hebbende, geftorven, en het twede gewas
een Moedermoorder van 't eerfte geworden is ; voor welken tydt
nog ik, nog iemandt anders het zelve ooyt gezien heeft. Wy
zien wel dagelyks, dat 'er uyt de bomen verfcheyde [ favgi ]
Paddeftoelen voortkomen; maar dit gewas, daar wy van fpre-
ken, pronkt onder de andere uit. Daar en boven ziet men de-
ze gewaffen nooyt, ten zy het eerfte gewas verdort zynde„
geftorven is, waar op men wel ter dege letten moeten.
Indien ik voorgenomen hadde, een befchryving van dit ge-
was te geven, 't welk ik gemakkelyk zou konnen doen, zou
'er niet een ruym velt voor my openftaan , om daar over te
handelen? Om kort te gaan, zal ik maar alleen zeggen, dat
ik twee verfcheyde diergelyke gewaffen gezien hebbe: het eerfte
pronkt met vele witagtige takjes; maar 't andere is my zonder
takken voorgekomen, zynde zo dik als een wandelftok , waar
van ik maar een ftukje heb gekregen ; dit is hol en pypagtig
gelyk riet ; in de inwendige oppervlakte van deszelfs hollig-*
heydt is 't vol met ronde holle indrukkingen, gelyk als [crypte
f/fovea]
kuyltjes ofgroefjes, in een hoop by malkanderen ge-
legen , waar van wy na dezen verder zullen f preken.
7 en twede: in dit Cabinet is een aanmerkenswaardige tak van
een zeker [ plama arborefcem ] tot een boom opfehiecendt ge-^
was, dewelke zonder hulp van een fpeldt, touwtje , ftyfzel of .
van eenige andere ftoffe, aldus is toebereydt*, maar alleen door
een
-ocr page 429-
een verdeling der zapvoerende vaten in \lameUa] blaadjes, fchel-
fertjes of fchobbetjes, die anderzints [fik;-*] de vezelen, of
[ojja piantse] de beenderen van 't gewas, de ftam van 't gewas
uytmakende, genaamt worden. Deze vaten fchelfersof fchobs-
gewys aldus van malkanderen gefcheyde zynde, en (om zo te
ipreken) ontvleefcht, verbeelden een zeker boek met vele bla-
deren voorzien, welkers tuffchenplaatzen hier met [fce/eta vel
exuvia\
geraamtens van bladeren vervult zyn. Deze manier
van beryden is van wynige, voor zo veel ik weet, ofvannie-
mant te voren in't werk geftelt.
                             i
De Geleerde Lieden , die deze zeltzaamheden ten mynen
huyzen komen zien , vragen my menigmaal, hoe 't mogelyk
isy deze dingen'aldus te beryden? Ik antwoorde, dat ik zulks
te weeg breng door hulp van myne Lyfwachten, door welkers
toedoen ik verfchyde zaken ontdekt, en myne Cabinetten daar
mede verziert hebbe. Ik tragtte eens een werk te verrigten
door andere Lyfwachten (welkers naam te verzwygen, beter
is, dan te openbaren) maar deze diertjes deden haar werk ten
fpoedigfte af, en zo gaauw als ik haar hyligavont gaf, en in
een zeer zuyver glas zettede, 't welk met verfch geplukte bla-
deren. t>edekt was , belpottede deze beesjes myne weldadig-
heydt: want tot myne verwondering bevonde ik, dat dezelve
geheel en al onder een zeker Webbe bedekt waren j derhalven
was ik gedwongen, deze ondankbare uyt mynen dienfl te ver-
b
Daar na heb ik nog een andere bende van Lyfwachts gevon-
den^ vtn ik betL verwagting hadde d* **—' £
vergeeffch: want toen ik haar bladeren gat , die A ccift m
Zuvkerlooe geweekt hadde, aten zy niet alleen [pulpa^ hu
ÏS5^i-r-«IB * W frf;] iTr^teCe
DerhaWen gebruykte ik myne eyge Lyfwachts, te we e myne
vingeren, die zo"wel myn bevelen opvolgden, dat een ieder.
-ocr page 430-
die deze kond aanfchouwt, verdek ftaat. Maar wat is 'er aan
gelegen ? Immers die zich zelfs dienen kan, heeft geen ander
van noden.
My dunkt, dat 'er zeer veele hier tegenwerpen zullen, Wat
konnen ons dog deze zaken baten ? Ik antwoorde ; zekerlyk
zeer veel : want ze brengen een groot bewys of kracht aan
mync Helling aangaande de bloetvaten, 't geene ook die brave
engeleerde Heer D'. Bohlim , onze goede Vrient , in zyne
briefsgewyze verhandeling onlangs my toegezonden, duydelyk
aangetoont heeft.
Hoe groot een overeenkomde zienwe hier tuffchen de t'za-
mendeliing der bloetvaten in onze lichamen , en de zappige
vaten in de gewaffen, en derzelver bladeren ? Is dit niet zo veele
eeuwen lang voor ons gezicht verborgen gebleven ? Maar nu
toone ik aan, hoe onze Milt met de gewaffen en bladeren voor
't grootfte gedeelte overeenkomt. De Milt wort met eenweker
vlies bekleet , zo ook de peerdragende gewaffen : Gyl: zult
zeggen, des Milts vlies is verdubbelt -y 't is waar, maar het
vlies dezer gewaffen ook. De zelfdaridigheydt van de Milt
die voor dezen een{ parenchyma] bloetdolzel verkeerdelyk ge-
naamt wierdt, is niet anders als een t'zamenvlegting van vaten;
Van deze gewaffen en bladeren mag men ook 't zelfde zeggen.
De uyteyndens der bloetvaten van de Mik -eyndio-en van alle
kanten m een moes , rontom de vaten gelegen, 't Zelfde doen
ook de uyteyndens der zapvaten in de gewaffen en bladeren.
Eyndelyk, dit gezegde moes van de Milt is uyt vaten bedaan-
de, of 't zyn liever vaten zelfs: 't zelfde is ook zodanig in de
gewaffen.
Ten derde. In dit Cabinet vinden we den [mufculus Deltoi-
des] driehoekigen fpier , die by ons alle dagen den zwaarden
arbeydt verrigt; alhier toone ik aan, dat den zelven niet alleen
uyt drie, of vier, maar uyt vyftig, of zedig [lacerta] fpiertjes
*                                /^ z z z z                                       be~
■.
-ocr page 431-
beftaat, 't welk geen een Autheur zoo klaar en onderfchey-
dentlyk, als ik hier, voorgeftelt heeft.
Ten vierde. Wat de pezen en banden van ons lichaam aan-
belangt , dewelke zo lang voor bloedeloze deelen gehouden zyn,
dezelve vertoone ik in deze verzameling roodt, als of ze met
bloedt vervult waren, 't geene my de nooyt volpreze opvul-
ling der vaten geleert heeft.
Ten vyfde. Toone ik ook aan, dat iemant door een byzon-
dere konftgreep uyt het bloedt van een menfch , of andere die-
ren , baftaartvliezen maken kan , zo natuurlyk , dat iemandt
zeggen zou, deze vliezen zyn uyt het lichaam van een menfch
genomen! Een zodanig vlies wordt 'er in deze verzameling ver-
toont : 't zelve is toebereydt alleen door 't bloet te roeren met
een afgebroke takje van zeker gewas ; Ik hebbe ook aange-
merkt, dat het bloet door een doorgaande wondt van den buyk
uytgeftort, en van zyn olie berooft, diergelyks ons vertoont,
wanneer 't zelve door de geftadige \motm periftahicui] t'zame-
trekkende beweging der darmen zodanig geroert, gelchut, en
verandert is. 't Zelfde hebbe ik ook gezien in de doorgaande
wonden van de borft, alwaar 't bloet door de geftadige wer-
king van de Long in 't inademen zo tegennatuurlyk verandert
wort.
7en zesde. Indien iemant begeert te zien, hoe wonderbaar-
lyk een nagebleve Moerkoek (waar van ik onlangs opzettelyk
gehandelt hebbe) die uyt loutere bloetvaten en vliezen t'zame-
geftelt is, in [hydatides] waterblaasjes kan werden verandert ^
't welk men voor dezen onmogelyk geoordeelt heeft; hy kome
totmy, als dan zal ik 't hem zo duydelyk, als't middagligt,
aantoonen. Wanneer ik dit voor vele Jaaren aanmerkte, hebbe
ik wel veele tegenftrevers gekregen; maar nu overtuygt zynde
van de waare reden van deze aanmerking, zwygenze alle ftil.
7en zevende. Ik beware een doosje, waar in befloten is een
bladt
-ocr page 432-
biadt van de doornige Americaanfche Aloë, aan wiens uyterfté
zapvaatjes , wy op verfcheyde plaatzen door een vergrootglas
zien, dat een vaatagtig moes gehegt is j zo datwe moeten be-
kennen , dat dit moes een t'zamenftelling van aan een gefèha-
kelde zapvaten is. Als ik deze zaak voor de eerftemaal zag,
ftondt ik verftelt, om dat het maakzel der vaten van ons ligc-
haam , die in moes veranderen, ook op de zelfde wyze geftelt
«s. Ik twyfFele derhalven nu niet meer over de gefteltenis,
verandering, en overeenkom!! dezer vaten; dog van die vaten,
dewelke niet in een moes, maar in een fyne donzigheydt als
van een fpinnewebbe eyndigen, kan ik 't zelfde nog niet ver-
zekeren.
7 en acht/Ie. Wy zien ook in dit Cabinet het Geraam-
te van een Zuykerpeer, 't welk, in de zonnefchyn ge-
zien zynde, de zelfde figuur behouden heeft, die het van
de natuur hadde. Het maakzel van deze Peer is overai
met duyzende van zapvaatjes voorzien. Maar deze vaten
Jopen tot de [uterus pyi\ baarmoeder van de Peer, he-
dendaagfch alzo genaamt. Dit voorwerp pryft zyn meefter bo-
ven alle de andere, en 't is by my ook in een groote achting.
Zo nuttig, zo edel, ja byna nootzakelyk, is de ontleding
der gewaffen ! Zie daar , nu ziet men , dat 't zamenflel dei-
vaten in de gewaffen overeenkomt met de t'zamenftel der va-
ten in een menlch ! Deze zyn myne bezigheden ge weeft,
Poortreffelyke Heeren , terwyl ik in eenigen tydt geen doode
lichamen na myn begeerte heb konnen bekomen. Het behaag-
de my toen, al myn ledigen tydt tot het onderzoeken van de
gewaffen te hefteden: want het is my onmogelyk, eenen dag,
zonder iets te doen, voorby te laten gaan.
Behalven de bovengemelde zaken , luft het my, de ontle-
ding der Knollen hier nog by te voegen. Ais ik de Knollen,
Voortreffelyke Heeren, ontleetkundig onderzoeke, vinde ik *zo
Zzzzz %                             veele
-ocr page 433-
veele wonderwerken en geheymeniffen in de-zelve, dat il< 'èi*
over verftelt fta j voornamentlyk, wanneer ik haare zelfftandig-
lieydt overweege, dewelke zo wel uyt zapvaatjes beftaat, als
onze milt, lever, nieren, en andere deelen; of zulks wel ooyt
aangemerkt is , oordeelt , verzoek ik., gyl. zelfs. Maar nu
wprdt: die; ongehoorde zaak in dit Cabinet aangewezen. Zal
iemant vragen, of't niet raadtzamer was, het onderzoek dezer
gewaffen, dk van geen belang zyn, en niet als uyt water en
wint beftaan, na te laten ? Gewiffelyk niet, nademaal ik 'ei?
verfcheyde nieuwe dingen, ja-eer* zeker zap in dezelve gezien
hebbe, die my bewegen, deze edele Knollen voor te ftellen,
oordelende, dat zy zo wel als de Peeren , Appelen, of andere
gewafïèn, een naauwkeurige, onderzoeking waardig zyn. Ge-
denkt eens aan de>nut-tigheydt, die zy de zieke en zwakke lig-
hamen verfchaffen, en fchoon de menfchen haar al te veel daar,
mede opgevult hebben, echter hebben ze zelden de hulp van-
den Geneesheer van noden-,, daar 't in tegendeel dikwils ge-
beurt , dat men na 't inzwelgen van lekkernyen een Doétor,
moet halen. O! hoe gemakkelyk worden de Knollen verteert?
Hoe Iichtelyk voedenze ryke en -arme ? -Hoe heylzaam , hoe-
dienftig. ^yn^e in de fcheurbuyk , tering , hoeft, ea fprouw >
Zoudenze, dit.niet, tegenftaande, dan evenwel nog diennaam>
behouden, als of ze alleen uyt water en lucht beftaan ?~
Laten- we, ïity dez^loffejyke, [tubera terra] aardtvruchten wat
nader befchouwen , enzien;, hoedanig der zelver zelfftandig-
heydt, en maakzel geftelt is: Na een naauwkeurige onderzoe-:
king hebbe ik dienaangaande zo. veele zekzaamheden in deze
gewaffsn-ontdekt, dat ik'er my. over-verheuge ; derhalven heb-
ik ze waardig geoordeek, om, ze in myn Cabinet teplaatzen,
alwaar ze, met zo veel'luyfter uytblinken , als of ze [exotica
planta\
uytlantfche gewaffen waren: Ik zal eerft van de [cauda,
fyfla$fttd\
ftaarten [cortex] fchilhandelen, alszyndehet.eei4:e(
en
-ocr page 434-
en 't tweede deel.van de Knol. Ik oordeele* dat de Knollen
haar zap uyt: het aardtryk krygen door de ftaart j en fchoon
deze ftaart en ichii in de Geneeskonft dienftig zyn , echter
wordenze wegens het bittere zap weggeworpen , wanneer ze
op de tafel gezet worden ; ondertuffchen bef laat haar beyder
zelfftandigheydt uyt een weefzel van zapvaten., gelyk van de
Peeren, nogtans hebbenze een ander wezen en werking; der-
zelver uyterfte vaten zyn ook met moes bedekt : deze vaten
bereyden een bitter zap, dog.geen water.;,ze trekken 't water
wel uyt: de gront na„haar toe ^ maar ze bereyden daar uyt het
gemelde zap, op de zelfde wys, als de [pon hilar'ü] galpyp*
jes, door de lever verfprelt , en tot het bereyden van de gal
gefchikt, het. bloet. uyt de uyteyndens van de'poortader orit-
fangen.
Ook zie ik, dat 'er omtrent deze vaatjes duyzende witagtige
vaatjes in de Knol heen lopen , en die zeer'fcbnftig van my
uytgerafelt zynde, witte zyde vertonen, 't welk zeer moeye-
lyk is om aldus te bereyden. Daar na zie ik 't onderfcheydt
tuflehen de, vaten var.-de fehil-en de ftaart , fchoon ze met
malkanderen gemeenfèhap hebben, en vereenigtzyn: want die
de ftaart maken, gaan lynrecht op, maar zo ze de fchil nade-
ren j veranderen zy haar loop, en worden als een net in een
gedraayt, waarfchynelyk, om dat ze hier iets anders uytwer-
ken; want waar toe zou anderzints zo groot een onderfcheydt
van loop dienen ?
Wat nu het ware maakzel van de Knol zelfs 'aangaat ; Ik
zie, dat dezelve niet anders is, als een t'zamenftel van witag-
tige zeer zoete zapvaten, die wel kort zynde, een [conm ab-
Jci/Tm]
afgefhede top of kegel verbeelden, maar ook ontelbaar
zyn: toen ik dit gewas tot een geraamte bragt, droop 'er on-
der 't bereyden een lymagtig zap uyt, gelykerwys ik in zeer vele,
zo niet in alle gewaflen, dewelke ons voeden,zou konnen vertonen.
Zzzzm                            i. On-
-ocr page 435-
■"
*mm
2.  Onder het bereyden heb ik ook een wit-wyagtig vogt
aangemerkt, 't welk my ook menigmale gebeurt is, wanneer
ik de wortelen van [malva] kaasjesbladeren handelde.
3.  Bevinde ik1, dat deze Knollen in myn vogt gelegt, van
dag tot dag gelyk als van hare zelfftandigheydt verliezen, en
vernietigt worden.
Dit was 't, Foortreffeljke Hoeren, 't geene ik na 't uytgee-
ven van myne laatfte oeffeningen op nieuws heb uytgevonden,
en dat ik voor Ui: oordeel openlegge. Leeft lang gezont tot
nut der Wetenfchappen, en volhardt my als uwen Medebroe-
der te beminnen,
                                            j *r
Vaart wel!
Amfterdam.dea 20, July, in't
Jaar Onzes Heeren» 1728,
FREDRIK RUYSCH.
VER-
-ocr page 436-
VERNIEUWDE OEFFENINGEN,
■ ■ * ■■:■ '■■'■ ■•-:•"--'                                     ofte fier '"                                                      '';": ' '.'■'"•
NIEUWE ONTLEETKUNDIGE
C A B I N E T,
Uytgegeven na de laatfte OefFeningen.
De Eerfte PLANK.
N°. I, F7 en kleyne Zuylvoet, en op 't zelve een ftukje van de Na-
jOj geboorte van een Vrouw , waar van de bloecvaten zeer
fraay opgevult zyn.
N°. II. Een Zuylvoetje, en op 't zelve een ftukje van 't middelrift
van een Menfch , 't welk door de flagaderen zodanig gevult is, dat de
uyteyndens der vaten tot aan 't eynde toe zichtbaar voorkomen,
JNK III. Een Vies met vogt opgevult, en daar in een ftukje van de
opperhuydc, en 't netwyze lichaam, genomen uyteen halve Morinne.
N°. IV. Een Vies met vogt, waar in de vrucht van een Menfch;
een duym groot, zeer net bewaart wort, hangende aan den navelftreng
en 't vlies Amnios a geplaatft tuflehen- het Gewas dfclepades Jfrican:
Aizoides,
van Tournefort.
N°. V. Een Vies met vogt, en in dezelve een kleyne Indiaanfche
Slang, een Brilflang genaamt, te Zylon Na/a, -en by de Portugeezen
Cobras de Capello $ Ziet hier over na Raj'ms in Synopf. Animal. 330.
en Hermannus in Mufa^o Zeylan. No. 98.
N°. VI. Een Vies met vogt, waar in een zeer wit ftukje van de huy t vm
de mam van een Morinne, waaraan nog vaft zit, en van afhangt een zeer-
zwart gedeelte van 't netwyze lichaam 3 als mede van de asgraau we opper-
huydt,
                                                                                   No, VII.
-ocr page 437-
9iz XII. ANATOMISCH CABINET
N°. VII. Een Vies met vogt, en daar in de vrucht van een Menfch,,
hebbende zyn natuurlyke couleur, omtrent van vier maanden drachts na
de ontfanging^ leggende boven een ftufcvande Moerkoek, wiens bloet-
vaten vervult zyn : en op dat het kindtje verbeelden zou X_ce$haUa\
zware hoofrpyn te hebben , leunt hermet zyn hooftje op de regterhant.
N°. VIII. Een Zuylvoetje, en boven't zelve een naaide, waar op
een bondelke haayr zit, t'zamegeftelt uyt eenige zeer kleyne haayrtjes,
voortgekomen onder de.huydt, omtrent de wortel van de neus, en dat
uyt een jong Meysje: de gemelde haayrtjes t'zamegevoegt zynde, zyn
niet dikker als een draadt, en worden vereenigt dooreen lymige of pap-
agtige ftof; 't welk my gelegentheydt gegeven heeft, om te denken,
of dit gebrek jaiet te rekenen is onder een \_athtromd\ papgezwel, gele-
gen onder de huydt ? om 't zelve weg te nemen , is 'er wel een ervare
Heelmeefter bygehaalt geweeft, die, verfcheyde hulpmiddelen vruchte-
loos in 't werk geftelt hebbende, eyndelyk [caufiicaj brandende genees-
middelen gebruykt heeft, waar door de quaal wel voor een tydt fcheen
herftelt te zyn , dog de Lyderefle ftortte daar na wederom in , en dat
heeft eenige Jaren achter een geduurt, tot op dezen tydt toe : maar nu
komt twee of driemaals in 't Jaar, alleen door't drukken van de voorfte
vinger, de gemelde bondel haayrs te voorfchyn.
N°. IX. Een groote Vies met vogt opgevult, bevattende het hooft
van een verfch gebore Kindtje, welkers opperfte gedeelte van de Pan af-
genomen , en de herfienen uytgehaalt zyn : deszelfs aangezicht vertoont
zich zo fraay in onze ogen, dat het fchynt te leven.
K°. X. Een Vies met vogt.,, waar in een bal van eenMenfch, naauw-
keurig uytgerafelt, en zeer wk van couleur, befloten is > deszelfs vaat-
jes hebben zodxnig een gcfteltenis , hoedanig in 'c gehele lichaam , ten
opzichte van den üangswyzen loop, nergens gevonden wordt.
N'>. XI. Een byzonder Zuylvoetje, voorzien met verfcheyde \organa
audïtus~\
gehoor tuygen, namentlyk het flekkenhuys methetfchot, dool-
hof, de driepypen , het eyronde , ^en 't kringrondc gat.
N°. XII. Een zeer groot glas met vogt, waar in een groot hooft van
een Jonge 3 omtrent .aght of negen Jarenoudt, begrepen is , zo fraay van
gedaante, als of't leefde 3 alleen uytgenomen de oogen, dewelke zo kon-
ftig uyt glas gemaakt zyn,, datzcnatuurlyke oogen verbeelden 5 de hert-
fenen zyn hier ook uytgehaalt, zo dat de gezichtzenuwen met haar zeer
fyn bekleetzel, 't welk met zeer kleyne flagaderrjes voorzien is, duyde-
lyk te voorfchyn komen.
%% X11I. Eengroot ftuk van een menfche Hart in vogt bewaart,
alleen-
-ocr page 438-
Yan FREDERIK RUYSCH,           9i3
aileenly k, op dat het inwendige wonderbare maakzel te voorfchyn zou-
de komen: een tak van den Goafche Geneverboom achter het voorwerp
leggende, drukt het zelve na de want van 't glas toe.
N°. XIV. Een glas met vogt den arm van een menfchelyke vrucht
bewarende, dewelke nog fchynt te leven , in wiens handt vaft gehou-
den wort het Hart van een kindt, waar van de llagaderen zeer fraay
opgevult zyn.
N°. XV. Een glas met vogt, waarin een ftuk van den endeldarm
uyt een Menfch > in 't zelve zyn de zeniiwtepeltjes zichtbaar $ achter
dit voorwerp is een wilde appeldragende roos geplaatft, om 't zelve
tegen de want van 't glas te drukken.
N°. XVI. Een glas met vogt, waar in een gedeelte van 't dunne
herffenvlies, welkers flagaderen tot haar uyteyndens toe vervult zyn,
waar by legt de Murucuia van Tifi. Zie zyn Boek op de 70. en 71.
bladtz.
N°. XVII. Een doosje, en daar in begrepen een moot van eenMan-
nelyke roede, waar in te zien is een dubbelde bant der groote zenuwag-
tige fpongieufe lichamen, 't welk iets zeltzaams is.
«No. XVIII. Een ftuk van een Mannelyke roede, waar in een hoop
zeniiwtepeltjes, door de oppervlakte van 't hooftje der roede lopende,
en daar buyten uytpuyiende, te zien is, en dat in vogt.
N°. XIX. Een Vies met vogt, bevattende een ftuk van't bekleetzel
van een Walvistong, met het netwyze lichaam; hier by heb ik een ftuk
van zeer zeltzame gekrulde Kool gedaan, die ik nooyt gezien hebbe. .
N°. XX. Een voetje s en op 't zelve een ftuk van den omgewonden
darm uyt een Menfch > 't welk aovx ac roortaaer opgevult is.
De Tweede PLAN K.
N°. XXI. Een voetje, en op 't zelve een gedeelte van een 's menfche
middelriftj welkers vaten tot het uyteynde toe opgevult zyn.
N°. XXII. Een voetje, en boven op 't zelve een ftuk van een om-
gekeerde en opgeblazen darm, waar door de zenuwagtige rok celluleus
geworden is.
N°. XXIII. Een voetje, en daar op een ftuk van een Kalfsmilt, wel-
kers opvulling door de flagader gefchiet is 5 deszelfs moesagtige zelfftan-
digheydt weggenomen zynde, vertonen zich de vezelen of draden, de
groeven of fleuven, en opene plaatzen , al te onvoorzigtig celletjes of
huysjes genaamt, nademaal 'er eygéntlyk geen holle vliesjes gevonden
A a a a a a                                        wor-
-ocr page 439-
914 XII ANATOMISCH CABINET
worden, maaralleen draden of vezels 0 tuflchen welke het Moes zich
onthout.
N°. XXIV". Een Vies met vogt, bewarende een ftuk van een manne-
lyke roede; waar van de opvulling met een rode wafchagtige ftof door
de/lagader gedaan is. De drie zenuwagtige fpongienfe lichamen komen
alhier te voorfchyn: het bovenfte gat is een gedeelte van de ader, en het
onderfte de pisweg.
N°. XXV. Een Vies met vogt, v/aar in vervat is een Arm van een
Jonge, fchynende nog te leven; in dezelve wort vaftgehouden een ftuk
van een menfchelyke Moerkoek , welkers vaten tot het uyteynde toe
vervult zyn.
JS°. XXVI. Een Vies met vogt, waarin een ftuk van den omge-
wonden darm uyt een Menfch $ welkers vaten vervult zyn door den
darmfcheyls flagader} op dat de binnenfte gedaante van dit voorwerp te-
gen de want van 't glas zou komen, wordt het door een tak van de paf-
iïebloem daar na toe gedrukt.
Nu. XXVII. Een Vies met vogt;, waarin de grootfte toon van de
voet van een Menfch, van dewelke afhangt het netwyze lichaam, en de
opperhuydt, op dat de zenuwtepeltjes buyten de huyt eenigzints uyt-
puylende, te voorfchyn zoude komen.
N°. XXVIII. Een Vies met vogt, waar in een ftuk van den Endel-
darm uyt een Jongeling : deszelfs vaten zyn met een rode wafchagtige
ftoiFe opgevult: in de binnenfte gedaante ziet men de [crypt a f. lacuna
Boerhaaviana]
Boerhaaviaanfche groeven, of holtens, by andere klie-
ren genaamt, in de welke een lymagtig vogt, dienende om den gemel-
den darm tebeftryken en glat temaken, gemaakt en afgefchyden wordt.
N°. XXIX. Een Vies met vogt, bevattende eenige losgemaakte fpier-
draden , zynde fynder als fpinnewebben; deze fpierdraadtjes hangen in
een takje van doornagtige pimpernel, op dat men ze des te klaarder zou-
de konnen zien.
N°. XXX. Een Vies met vogt, waar in de darmpjes van een onvol-
drage kindtje 5 welkers bloetvaten in 't geheel vervult zyn , zo dat ze
zeer roodt zich vertonen : boven op 't dekzel van dit glas vindt men
een kleyn Zuylvoetje , waar op een \Vmbella Jiorïs Ammi Majoris]
kransje van de grote Ammi geplaatft is.
N3. XXXI. Een Vies met vogt, in welke begrepen is een ftuk van de
Moerkoek uyt een Vrouw 5 waar van de bloedt vaten, die de Moerkoek
uytmaken, wonderbaarlykopgevult zyn, zodatdefynfteuyterfteeyndens
in 't gezicht komen, en 't klaar blykt, dat 'er geen byzondere klieren in de
Moerkoek gevonden worden.
                                                N°.XXXIF.
-ocr page 440-
Van F R E D E R I K RüYSC'B,            9lK
•vt-N°: £XX1.L E/n VIes ?? vo& > waar ™ een ftuk van een »s menfche
Nier befloten is, die nog fchynt te leven , in dezelve komen twee of
drie niertepeltjes, door t mes een wynig opengefneden, te voorfchvn
en hangen nog in de pypjes van 't bekken. Een tak van de Ooftindifchc
Moldavica drukt het voorwerp na de want van 't glas toe , op dat het
wat duydelyker gezien zou konnên worden.
            *
Na ?/TXX.1Hl Een VleS T V°gï °PgevuIt > ^ar in men ziet een
van de Moerkoeken uyt een Koe ; de vaten van dezelve zvn zo verre
vervult, dat de uyterfte eyndens, die zo fyn als een fpinnewebbe zvn
m 't gezicht komen.
                                                   r                   * *
Na°' **c\IVaa Eeil besmet vogt, en daar in een baftaartvlies, van
my door t fchudden of omroeren uyt het bloet van een menfch, na een
aderlating gemaakt.
                                                                 *
No. XXXV. Een Vies met vogt, en daar in de opperhuydt, èn
netwyze lichaam van de handt vaneen kindc, een hantfchocn verbeel-
dende, waar aan de nagels nog vaft zitten : hier by is gedaan de Zev-
lonze Momordïca, met een roode vrucht.
                                ''
No.. XXXVI. Een Vies met vogt, waar in de tong van een Tonere,
met de natuurlyke couleur voorzien, in welke de tongtepeltjes gezien
worden als mede het ftrotklapje j hier by is een takje van (ermgiunï\
kruysdiltel geplaatft,
                                                                   .■ *
N". XXXVII. Een Vies met vogt, waar in befloten is een gedeelte
van t dunne her/Tenvlies van een verfcb gebore kindtje \ de flagaderen
van dit vlies zyn met een roode ftoffe opgevult, waar door ze zeer rood
te voorlchyn komen.
- No. XXXVIII. Een Vies met vogt, waar in de groote toon van een
oude Vrouw: de opvulling is gemaakt door de flagader, waar door de
zenuwtepeltjes onder de nagel zeer roodt in 't gezicht komen. Het or>
pervel en t netwyze lichaam zyn zeer wit, 't welk een klaar bewvs is
dat nog de opperhuydt, nog t netwyze lichaam met bloetvaten voor!
zien zyn.
N<>. XXXIX. Een Zuylvoetje, en boven op't zelve een ftuk vaneen
SchaapsLong, zodanig toebereydt, dat'er zeer veele longblaasjes gezien
konnen worden. Het voorwerp is roodt van couleur, wegens de opvulling
der vaten.
                                                                                r ö
De Derde PLANK.
No. XL. Een langwerpige Doos, waar in eenige by malkander ge-
voegde [lamelléé] blaatjes of khelferrjes van een boomgewas, namentiyk
Aaaaaa 2                                    japan
-ocr page 441-
9i6 XII. ANATOMISCH CABINET
Japanfche kaasjesbladeren, zeer witte zyde verbeeldende j en zyn niet
anders als verdroogde zapvate^n , die men wegens de droogte vezels
noemt, dog zyn alhier tot blaatjes gefchikt.
N°. XLI. Een Doosje, waar in een ftuk van een omgekeerden en
opgeblazen omgewonden darm uyt een Walvis, zo dat de zenuwagtige
rok opgeblazen zynde, celluleus is geworden*
N°. XLII. Een voetje, en boven op't zelve een Vaandel, gemaakt
uyt de opperhuydt van de voetzool van een zwaarlyvige Vrouw ; daar
in is 't onderfcheydt te zien,. • t welke gevonden wordt onder de voet-
zool , en alwaar 't daar van afgeweken is.
N°. XLIII. Een Zuylvoetje , en boven op 't zelve een groot ftuk
van een 's menfchcn Lever; wiens opvulling door de holader gedaan is*
Een twee couleurige doorn betekent de oppervlakte van 't bultige ge-
deelte, alwaar de \_acini rotundi~\ ronde korreltjes of peukeitjes onge-
fchonden zyn5 maar in 't tegenovergeftelde gedeelte zyn zy door't mes
gequetft. Dit voorwerp is een van 't befte.
ISI0. XLIV. Een Zuylvoet, en daar op een ftuk van een Kalfsmiltj
't zelve i$ dooi de flagader opgevult; 't is, mede een zeer fraay voor-
werp.
No, XLV. Een Zuylvoetje, waar op een Coupel, gemaakt uyt een
omgekeerde en opgeblazen omgewonden darm, en dat uyt een zwaarly-
vige oude Vrouw : de zelve is door de holader opgevult > en is zeer
fraay om te zien, wegens de nettigheydt van 't. voorwerp , en den by-
zonderen loop der vaten.
No, XL VI. Een Zuvlvoetje, en daar op een ftuk v*m een menfchs
huyt, waar van de ilagaderen met een roode wafchagtige ftoiFe opge-
vult zyn. In dit voorwerp komen de tepeltjes in 't gezicht. De bin-
nenfte gedaante wort met een zwart ftipje getekent, en aldaar ziet men
afgefnede zenuwtepeltjes, die van andere verkeerdelyk klieren genaamt
worden.
N°. XL VIL Een Zuylvoetje, en daar boven op een ftuk van de neus
van een verfch gebore Kindtje, door welkers bekleetzel Ilagaderen, voor-
zien met een byzondere loop, verfpreydt worden.
N°. XLVIII. Een Zuylvoetje, waar op gezet is een mannelyke roei-
de. Een tweeverwige doorn , zynde de grootfte, betekent het groote
zenuwagtig fpongieus lichaam; maar het kleyne gemelde lichaam, voor
20 veel 't het hooftje van de roede uytmaakt, wort aangewezen door
een fpeldeknop, die met een wit vlokje bekleet is; de pisweg wort met
een bloote fpeldeknop aangetoont y de celluleuze rok kent men door twee
kleyne
-ocr page 442-
Van FREDERIK RUYSCH.             $lJ
kleyne doorntjes } en ten laaften , wordt de dunnigheydt van de huydt
met een zwart ftipje onder het dun (te doorn tje betekent.
                   '
No. XLIX. Een Zuylvoetje , en daar op een deel van de mannelyke
roede ; in 't welke de drie zenuwagtige fpongieuze lichamen met een
roode wafchagtige ftofFe opgevult zyn ; deszelfs celluleuze rok onder
de huydt gelegen, is door 't opblazen zichtbaar geworden : daar en bo-
ven komt de huydt zo dun als papier te voorfchyn.
No. L. Een Zuylvoetje, waar op ftaat een moot van een mannelyke
roede. De twee groote zenuwagtige fpongieuze lichamen , leggende
onder de huyt, zyn met wint opgevult h daar en boven wordt hier ook
het middelrift van de roede gezien.
No, LI. Een Zuylvoetje, en boven op't zelve geplaatft een ftuk van
een Kalfsmilt, van zyn bekledent vlies ten eenemaal ontbloot. De op-
vulling is gedaan door de flagader.
No. LIL Een Zuylvoetje, en op 't zelve een Vaandel, gemaakt uyt
een menfche huydt, zynde zeer root wegens de opvulling der vaten
dewelke door het bovenfte of 't buytenfte gedeelte heen loopen : De
vaten , die hier ter plaatze loopen", verfchillen veel van die , dewelke
door 't binnenfte gedeelte verfpreit worden, om dat deze niet behoren tot de
huydt, maar tot het celluleuze vlies, 't welk ieraant gemakkelyk zou konnen
bedriegen.
De Vierde PLAN K.
N°. LUI. Een Vies met vngf vervult. bevattende de vrucht van een»
Schaap, hebbende de grootte van een pink, hangende van zyn eyge vlies
Amnion af, en zwemmende in zyn eyge naruurlyke klaare vogti^heydt
zo dat het zelve zeer duydelyk in 't gezicht komt.
No. LIV. Een Vies met vogt, waarin begrepen is een [embryo] kleyn
fchepzeltje van een Konyn , van agt dagen , zo groot als een gerfte
koorntje, hangende van de navelftreng , en 't eerfte beginzel van de-
Moerkoek.
No. LV. Een Vies met vogt vervult, en daar in een groot ftuk van,
een breede worm.
N°. LVI. Een Vies met vogt, waar in een bevrucht eytje, uyt ds
baarmoeder van een Vrouw voortgekomen, hebbende de grootte van een
Notemofcaat: uyt het vlies chorion fpruyt volkome het eerfte begin-
zel van 't Moerkoekje. Dit voorwerp heb ik nog niet geopent, zo>
dat ik niet wete, wat'er van binnen in gefloten is , en hoe langen»
Aaaaaa 3                                       ryds
-ocr page 443-
9i8 XII.. ANATOMISCH CABINET
tydt de Moeder zulks in de Baarmoeder gedragen heeft, 't Is een zeer
zeltzaam Voorwerp.
N°. LV1I. Een Vies met vogt, waarin \_fufceptio intejlinilleiVermino-
fa]
een infchieting van den omgewonden darm, door Wormen veroorzaakt,
genomen uyt een J onge. De Bloetvaten van dit ftuk darms zyn opgevult.
N°. LV1II. Een Zuylvoet, en boven op 't zelve de voet van een
Jongeling, hardt gebalfemt , en zeer root, wegens de opvulling der
bloetvaten , gedaan met een röode wafchagtige ftoffe.
N°. L1X. Een Vies met vogt, en daar in een ftuk van de opper-
huydt, het netwyze lichaam, en de huydt, genomen uyt een Zwartinne.
Staat te letten, dat dit voorwerp afhangt van de opperhuydt en 't net-
wyze lichaam , welkers buytenfte gedaante, de opperhuydt is , zynde
van een asgraauwe couleur, en de binnenfte gedaante, die zwart is, het
netwyze lichaam : het onderfte gedeelte, van de gemelde bekleetzeien
afhangende, is de huydt, en fchynt ons hier eenigzints zwart te zyn,
'f, welk zy van de opperhuydt gekregen heeft, dewyi de huydt van na-
tuur zeer blank en wit is.
JST°. LX, Een Vies met vogt, en daarin het geraamte van [malumar-
menïacum]
een Abricoos, wiens gefteltenis der vaten veel verfchüt van
die der Peeren en andere vruchten.
N . LXI. Een groote Vies, waar in een onvoldrage Kindtje van
omtrent agt Maanden dragts, fchynende nog te leven -t met het hooft
nederhangende, en toegefloote oogen, verheelt het te ilapen -, en met
zyn handen hout het een ftuk van een ontvliesde losgemaakte Kalfs
N<>. LXII. Een Vies met vogt, waar in begrepen is een Armtje van
een onvoldrage Kindtje , fchynende nog te leven h bezyden dit is de op-
perhuydt van dezelfde handt, en 't netwyze lichaam, zeer aardig een
handtfchoen verbeeldende, gelegen, zynde de nagelen zelfs daaraan ge-
bleven. Dit voorwerp is zofraay om te zien, dat het.de oogen van alle
aanfchouwers tot zich trekt. Hier by is geplaatft het gewas , [bal/a-
mina Mas Zeylon, fruttu longo flavo\
Zeylons Mannetjes balfemkruydt
met een lange geele vrucht.-
No. LXI II. Een Vies met vogt, waar in het geraamte van een Knol,
van welke de ftaart afgenomen is. ^ *
N". LX1V. Een Vies met vogt, en daar in een ftuk van 't dunne
herffenvlies van een onvoldrage Kindtje , omtrent van agt Maanden
dragts, waar van de flagaderen zeer mooy opgevult zyn.
                *
N°,- LXV. Een Vies met vogt, en daarin een ftuk van de Milt van
een
-ocr page 444-
Van FRE'DERIK RUYSCH,             9r9
een Vryfter , omtrent vyfentwintig Jaren oudt', zonder opvulling toebe-
reydti de uyteyndens der vaten verbeelden penceelen. Dit voorwerp is
my zeer dierbaar, om redenen, die ik hier verzwygen moet.
N°. LXVI. Een Zuylvoetje , en boven op 't zelve een kleyne moot
van een Walvis roede , waar in men ziet, hoe groote overeenkom!! 'er
is tuflehen deze, en die van een Menfch. De gaten in den omtrek zyn
de afgefnede zeer talryke bloetvaten.
N". LXVII. Een glas met vogt, waar in vlezige vezelen, in zeer
fyne donzige vezeltjes gefcheyden, befloten zyn -, deze vezeltjes zyn zo
teder, dat ze het fpinrag te boven gaan.
No, LXVIII. Een Zuylvoet, en op 't zelve de maag van een onvol-
drage Kindtje van omtrent zes Maanden dragts. De opvulling is ge-
fchiet door de flagader, waar door deze maag zeer roodt geworden is.
No. LXIX. Een Zuylvoetje, waar op een halve Long van een on-
voldrage Kindtje, met het hardtje, geftelt is j welkers flagaderen zeer
net zyn vervult. Het zwarte ftipje betekent een gedeelte van 't mid-
dehïft.
No. LXX. Een Vies met vogt, bewarende een ftuk van een doodrs-
hooft van een Kalf, en daar in het Wondernetj de flagaderen, die dit
net uytmaken, zyn zeer fraay opgevult, waardoor h voorwerp ook zeer
hoog roodt geworden is. Ik heb 't zelve genomen uy teen Kalf, 't welk
wel een half Jaar lang na zyn doodt in de baarmoeder van de Koe gedra-
gen was, waar van de gefchiedenis te lezen is in myne verhandelingen van
de Moerfpier, en de tegennafuurlyke vaftzitting van de Moerkoek.
N°. LXXL Een Zuylvoetje , en boven op 't zelve een ftukje van
den 'Krönkeldarm. De opvulling is gedaan door de holader. Merk
aan, hoe veel deszelfs getteltenis verfchilt van die, dev/elke men vint,
als de opvulling door de Poortader gedaan is.
De Vyfde PLANK.
N°. LXXII. Een Zuylvoetje, en op't zelve een ftukvandeAfricaan-
fche Aloë, op 't welk een wit geraamte van een Muys fpringt. Merk,
dat in de bladeren van dit gewas alle de zapvaten volgens de lengte ioo-
pen, zonder een zichtbare verfpryding van rakken.
Nl'. LXXIII. Een Vies met vogt, bevattende den Arm van een
onvoldrage Krndt, een levendige Arm verbeeldende , in wiens handt
een ftuk van een Kalfsmilt vaftgehouden wort.
'No, LXXIV. Een Vies met vogt, en daar in een ongebore Kindtje
van
-
-ocr page 445-
92o XII. ANATOMISCH CABINET
van omtrent drie Maanden dragts; in 't zelve ziet men in plaats van de
neus een ftukje vleefch, gelyk als een fnuyt; hier by is geplaatft een tak
van een gewas uyt het Eylant $t. Jago 3 namentlyk [lotus ftore £ullo\
klaveren met een bruyne bloem.
N°. LXXV. Een Vies met vogt , waar in begrepen k een (luk van
de Miltflagader van een Kalf, met een roode wafehagtige ftoffe ver-
vult: op verfcheyde plaatzen wort 'er nog een moesagtige zelfftandig.-
heydt aan de uyterfte takjes gehegt, maar op andere plaatzen wort die
niet gevonden; en zo zien we, dat de takjes eyndigen in de gedaante
van eenigzints verflete penceelen.
N°. LXXVI. Een Vies met vogt 5 en daar in een uytgerafelde of
losgemaakte bal van een Menfch > de vaatjes, die den bal uytmaken 0
zyn byzonder fyn. Dit voorwerp is mede een van 't befte.
No. LXXVII. Een Vies met vogt, en daar in de Arm van een on-
gebore Kindtje, die nog fchynt te leven j in 't hantje wort een ftukje
van 't dunne herflen vlies van een ander kindtje yaftgehouden, van welke
de flagaderen met een roode ftoife opgevult zyn.
N°. LXXV1II. Een Zuylvoet, en op 't zelve een halve Milt van een
Menfch, De opvulling is gedaan door de ader: de moesagtige uyteyn*
dens van deze ader vertoonen zich zo wonder fraay , dat ik oordeele,
onmogelyk te zyn, dat een Plaatfnyder dezelve na behooren door figuur-
ren kan uytdrukken. 4 ,5
N°. LXXIX. Een Vies met vogt, in de welke begrepen is de huydt
van de voetzool, met de opperlmydt, en 't netwyze lichaam , uyt een
tutopiaanfche Vrouw genomen ; de buvtenfte gedaante is 't netwyze
lichaam, zynde geelagtig. unaer air voorwerp vint men een ander ftuk
van de huydt van de voetzool, wiens buytenfte gedaante de opperhuydt
is. Hier by legt [herniaria] duyzentkoren.
N°. LXXX. Een Zuylvoetje, en boven op't zelve een roodt ftukje
van de huydt, genomen uyt een Jonge. De flagaderen vervult zynde,
komt der zelver loop zeer fraay te voorfchyn. Dit Voorwerp is van 't
befte zoort.
N°. LXXXI. Een Vies met vogt, in zich onthoudende de fchil van
een Peer, genaamt Toire Sin/oor , wiens uytwendige oppervlakte met
onnoemelyke peukeitjes bezet is, gelyk onze huydt met zenuwtepeltjes:
in de binnenfte gedaante in tegendeel komen de uyteyndens der zapvaat-
jes te voorfchyn , dewelke in de gemelde peukeltjes fchynen te eyndi-
gen : dit alles moet men in de zonnefchyn, met een vergrootglas be-
fchouwen.
No. LXXX1I.
-ocr page 446-
Van FREDERIK RUYSCH.            92l
N». LXXXII. Een Zuylvoerje, op 't welke een Vaandel gezet is,
gemaakt uyt de huyt van een Kindt, waar van de ilagaderen opgevulc
zyn. 't Is aanmerkenswaardig, dat men in het voorwerp , fchoon 't
hoog roodt is, zo 't zelve tegen 't licht bezien wort, nogtans naauwlyks
een ilagaderlyk takje ontmoet; maar van ter zyde befchouwt zynde, ko-
men 'er duyzende takjes in 't gezicht.
N°. LXXXIII. Een Vies met vogt, in welke begrepen is een ge-
deelte van 't dunne herflenvlies , genomen uyt een menfch : in 't zelve
blykt klaar, dat het (fchoon 't zeer dun is) een celluleuzen rok heeft;
ook ziet men op verfcheyde plaatzen , dat de wafchagtige ftoffe zich in
den ^emelden rok ontlaft heeft.
No, LXXX1V. Een Zuylvoetje, waar op een halve Nier van een
menfch gezet is: de opvulling is door de flagader gedaan.
No. LXXXV. Een Vies met vogt, vervattende een gedeelte van den
tepeligen rok van de maagpyp of flokdarm uyt een groote Schütpadde.
Dit voorwerp heeft een groote overeenkomftjnet den rok van't binnenfte
der wangen, en tong van een Koe. Alle deze tepeltjes hebben een vaft,
hardt, en puntig [cfithelia] bekleetzel: hier by legt een gewasje, God"
/the Genever
genaamr.
N°. LXXXVI. Een Zuylvoetje, en op 't zelve een gedeelte van den
nugteren Darm uyt een menfch, zynde door de Poortadcr gevult.
No. LXXXVII. Een Vies met vogt, waarin een ftuk van de huydt,
met de opperhuyt, en 't netwyze lichaam, uyt een Zwartinne. Het
bovenite zeer witte gedeelte, is de huydt, en 't onderfte, de opperhuyt
en 't netwyze lichaam ^ de opperhuyt is asgraauw, maar 't netwyze
lichaam zeer zwart.
N°. LXXXVIII. Een Zuylvoet, en op't zelve het hart, en de Long
van een kindt, beyde hardt gebalfemt, en door de flagader gevult. Dit
alles is in zyn iiatuurlyken ftaat gebleven.
N°. LXXXIX. Een Vies met vogt, waar in een fraay geraamte van
een Peer.
No. XC. Een Zuylvoetje, en op 't zelve een ftuk van den nugteren
Darm, genomen uyt een Jongeling , waar in men naauwlyks oogluy-
kende klapvliezen of \Juga ] latten zien kan , 't welk in dien ouder*
dom natuurlyk is. Vit Voorwerp pronkt met een hooge roode couleur,
wegens de opvulling der flagaderen.
Bbbbbb                                      De
-ocr page 447-
$iz XII. ANATOMISCH CABINE!
De Zesde FLANK.
No. XCI, Een Zuylvoetje, waar op geplaatft is een ftuk van't Vlies
chorion, met een gedeelte van \_cotjledonf. acetabulum uterinum^ aut
glacentula uterina
J een maatje, napje, busje, of liever moerkoekje,
genomen uyt een Schaap. Dit is een zeer zindelyk voorwerp, ■*
No. XGII. Een Zuylvoetje, en op 't zelve een Schelp, die men een
Kam noemt, waar in agt hoekige (teentjes, uyt de galblaas van eer*
Menfch, begrepen zyn. < -v*
No. XCIII. Een Zuylvoetje, waar op een ftuk van een- menfchelyke
Moerköek. De opvulling is gefchiet door de ader; •
N°. XCIV. Een Zuylvoetje, en daar op een gedeelte van dé opper-
huydt uyt de ftaart van een Walvis, zynde zeer zwart en dun.
N°. XCV. Een Zuylvoetje, en op 't zelve de \glandula conglobattf
ƒ fimplices~\ ronde of eenvoudige klieren onder \_parotis'] de oorklier
gelegen, zynde door de flagader gevult. Dit Voorwerp is wonderbaar-
lyk , ten aanzien van den loop der flagadertjes.
N°. XCVI. Een Zuylvoetje , waar óp een kleyn gedeelte van de
huydt van [rojmarus] een Walrus.
N°. XCVII. Een Zuylvoetje, en op 't zelve een ftuk van een Kalfs
Milt, waarvan de opvulling door de flagader gedaan is5 deszelfs loop
is zo wonderbaar en fyn , dat het door figuuren naauwlyks uytgedrukt
kan worden.^' y:
                fr: *<fT!n, *
en QJi 't zelve een Milt van een kindt.
waar van de opvulling door de flagader gedaan is-, de takjes van dezelve,
door de oppervlakte ziende na de Maag, verfpreit, kan men door hulp
Van een vergrootglas zeer wel zien.
N°. XC1X. Een Zuylvoetje, waar op geplaatft is een ftuk van een
menfche Milt, welkers flagader opgevult is. Dit voorwerp moet men in
de zonnefchyn door een vergrootglas befchouwen, en daar in vindenwe
eenige nog niet befchrevene zaken.
No. C. Een Zuylvoetje, en op 't zelve een opgeblaze en hardtgebal-
femde Waterblaas van een Jongman: dit voorwerp hout zyn ronde figuur^
zonder rimpels, en heeft wegens de opvulling der flagaderen, een hoog
roode couleur aangenomen.
N°. CL Een Zuylvoetje , waar op een ftuk van den nugteren
Darm uyt een volwaffche Menfch, wiens oogluykende klapvliezen,
of liever latten , zeer duydelyk te zien zyn. Dit voorwerp is zeer
roodt y
-ocr page 448-
Van F R! E D E R I K RUYSCH:            q2*
roodt, en heeft na de opvulling een ongewoons hardighevdt pc
kregen.
                                 ,                                                    ' B
N.°; C}1' Een ZuylvoeVe' e? °P 't zelve het linker hartoortje uvt
een Menfch, met een roode wafchagtige ftoffe opgevult, op dat des-
zelfs oprechte figuur beter gezien kan worden.
N°. CIII. Een Zuylvoetje, waarop een gedeelte van de Pislevder
van een Menfch , zynde door de opvulling der flagaderen roodt se.
worden.
                                                                                           ö
No CIV. Een Zuylvoetje, waarop een kleyne tong van een onvol-
drage kindtje van omtrent zes maanden dragts, zeer roodt van couleur
wegens de opvulling der vaten.
                                                            *
No. CV. Een Zuylvoetje, waar op een ftuk van een Lever uvt een
Jongeling van byna twaalf Jaren, waar van de opvulling door de flaga-
der gedaan is. Dit voorwerp is zeer fraay.
No. CVI. Een Zuylvoetje, waar op een in tweèn gefnede Schaapsnier
gevult met een roode wafchagtige ftoffe. In dit voorwerp blykt het groot!
onderfcheydt tuffchen een Schaaps, en een Menfche Nier.
De Zevende PLANK.
No. CVIL Een Zuylvoetje, en daar op een ftuk van de Maag uyt
een Jongeling , door de flagader gevult $ deszelfs loop verfchilt ten
cenemaal van die, dewelke men in den nugteren, of omgewonden darm
befpeurt. ;
iïï°' PYIUJ Een TZuy}voetJe . waar op geplaatft is een fpieragtige
zelfftandigheydt van den Arm van een onvoldrage Kindt, tent dieni eyn-
de bewaart, op dat het wonderbaarlyk getal der opgevulde flagaderen
te voorfchyn komen , en men zien zou, hoe de wafchagtige ftoffe ge-
lyk een dauw door de fpierige zelfftandigheydt uytgaat j 't welk Kts '
zeltzaams is.
N°. CIX. Een Vks met vogt, bewarende een gedeelte van de heriTe-
nen, met het dunne herffen vlies bedekt, genomen uyt een menfch : de
flagaderen van 't zelve zyn vervult.
N°. CX. Een Vies met vogt, waar in een halve Nier van een Menfch-
het ingeftoke doorntje betekent de Niertepeltjes, dewelke wegens de op-
vulling der flagaderen zeer roodt zyn.
N°. CXI. Een Zuylvoetje, en op't zelve een gedeelte van't darm-
fcheyl uyt een bejaart zeer vet menfch: door 't vet van 't zelve zyn on.
telbare opgevulde bioetyaatjes verfpreydt, waar door het geheele voor-
in bbbbb 2
                                    werp
-ocr page 449-
924 XII. ANATOMISCH CABINET
werp hoog roodt van couleur geworden is. De klieren van 't darmfcheyl,
door een vergrootglas befchouwdr, vertoonen zich ook met een wonder-
baarlyke loop van bloetvaten voorzien te zyn.
N °- CX1I. Een Zuylvoetje, waar op een gedeelte van een hardt
gebalfemde menfche Milt, welkers vaten zeer netjes opgevult zyn. Hier
kan men zien, hoe groot een onderfcheyt 'er is omtrent de vaten van de
nuk, lever, nieren, en van andere deelen. Let wel-, het tweeverwige
ingeftoke doorntje betekent de uytwendige gedaante.
N°. CXIII. Een groot glas, en daar in een onvoldrage Kindtje;
zynde een Jongetje , van zes of zeven maanden dragts, waar in aanmer-
kenswaardig is, dat het ftaat met geflote oogen, op dat het fchynen zou
als in gedagten te wezen. Ter zyde is 'er een ftuk van een ongevulde
Moerkoek gèplaatft.
                               ,
N°. CXIV. Een Zuylvoetje, waar op een Schapemilt,, door deflag,-
ader opgevult, welkers uyterfte eyndens zo dun als dons zyn. Dit is
een zeer mooy voorwerp.
N°. CXV. Een Vies met vogt, vervattende het geraamte van een
Zuykerpeer, met deszelfs moesagtige uyteyndens. Dit is een zeer fraay
voorwerp, en werdt in de %. plaat afgebeelt.
No. CXVI. Een Vies met vogt, onthoudende vier toonen van de
voet, uyt een volwaflche Menfch: Waar van de opperhuydt en 't net-
wyze lichaam afgenomen zyn, op dat de zenuwtepeltjes van de huydt,
by duy zenden buyten de huydt uytpuy lende, hebbende de grootte van
zantjes, te voorfchyn komen zoude. JSoven op het dekzel vintmeneen
a.tvder Vlesje, met vogt vervult.
N°. CXVII. Een Vies met vogt, waar in begrepen is een gedeelte
van de opperhuyt uyt het haa^yrige gedeelte van 't hooft, in dunnig-
heydt de opperhuyt van andere deelen overtreffende , zo dat de opper-
huyt in ons lichaam niet overal dezelfde dunnigheyt heeft.
• N°. CXVIII. Een glas met vogt, en daar in het dunne herffenvlies
van een onvoldrage kindtje. De opvulling is door de flagader gefchiet.
Hier moet wel aangemerkt worden , dat 'er op verfcheyde plaatzen
(rukjes van den baft der herffenen in gedaante van moes te voorfchyn
komen.
No. CXIX. Een Zuylvoet,. en boven op 't zelve een halve Milt van
een Menfch, vaneen wanfehape grootte, met een geele wafchagtige ftorFe
door de ader opgevult; in 't zelve moet men aanmerken, dat het beklee-
dende vlies zeer dik is, 't welk ik meermalen gezien hebbe, mogelyk
van een voorgaande lichte of zware ontfteking.?
No. CXX
-ocr page 450-
Van FREDERIK RUYSCH.             jty
No. CXX. Een glas met vogt, waar in de Arm van een kindt zich
als levendig vertoonende , in wiens handt een ftuk van den nugteren
darm van een Menfch, met zyne opgevulde vaten $ vaftgehouden wort.
Dit is een zeer mooy voorwerp.
N». CXXI. Een Vies met vogts waar in een groot gedeelte van een
menfchelyke nageboorte, zynde door de ader opgevult. Aan'teenedeel
pronkt het met een hooge roode couleur , maar 't andere is nog bedekt
met een wit, van my ontdekt bekleetzel, dat gedeelte, 't welk na de
baarmoeder toeziet, bekleedende.
N°. CXXII. Een Vies met vogt, en daar in een gedeelte van 't vlies
chorion uyt een Kalf j welkers vaten tot het uyteynde tce zeer wel met
een wafchagtige geele ftofFe opgevult zyn.
Np. CXXIII. Een Vies met vogt, en daar in [opium famiculi ma-
r mi folio]
Juffrouv/merk of Zelery met een blat van Zeevenkei, waar
van afhangt een kleyn menfchelyk fchepzeltje, zodanig gedrukt dat
het zyn natuurlyke gedaante verlooren heeft.
N°. CXXIV. Een Zuylvoetje, en bovenop't zelve een halve Nier
van een Menfch, door de ader opgevult, en zo hardt, als hout ge-
balfemt.
                                                                                        > B "
N°. CXXV. Een Zuylvoetje, waar op gezet is een ftuk van een Kalfs
Milt, wiens llagader zo naauwkeurig opgevult is, dat de uyteyndens,
door een vergrootglas befchouwdt, wolkjes verbeelden.
No, CXXVI. Een Zuylvoetje, waar op een halve mannelyke opge-
blaasde roede geplaatft is. De grootfte tweeverwige borftel betekent het
andere gedeelte van 't groote aenuwagf je fpongieus lichaam , en boven
deze is een tweede borftel, het celluleuze vlies, gelegen onder de huyt
aanwyzende: De kleynfte vertoont een gedeelte van 't kleyne zenuwag-
tig fpongieus lichaam, het buytenfte gedeelte van't hooftje uytmakende"
de ftompe borftel betekent een door konft gemaakte (namentlyk door
opblazing) [parafbymojiï] Spaanfehe kraag; deze borftel is onder de
kroon van 't roedenhooftje gelegen. De twee roode ftippen, die by een ftaan
beduyden denpisweg5 maar het roode ftip, dat alleen ftaat, betekent de
plaats, alwaar het kleyne zenuwagtig fpongieus lichaam eyndigt,.
De Agtfte PLANK.
No. CXXV1I. Een Vies met vogt, het geraamte van een Pruym be-
vattende, niet door hulp van beesjes, maar door myn eyge handen zeen
kpnftig bewerkt en toebereydt.
$bbbbb$                      jtfo. exxVIM,
-ocr page 451-
9*6 XII. ANATOM I SC HGABI-NET
N°. CXXVIII. Een Vies met vogt. waarin een ftuk van een men-
fchelyke nageboorte begrepen is ,. zynde door de flagader opgevult.
De Vaten van dit voorwerp hebben een overeenkomft met de vaat-
jes van den baft der herflenén , namentlyk ten aanzien van de fynig-
heydt.
N°. CXXIX. Een Zuylvoetje, waar op een ribbe van een kindt ge-
zet is, zynde door een weeking in een zuur vogt zodanig buygzaam
geworden, dat ik 't zonder moeyte tot dé gedaante van een P. heb kon-
nen brengen.
N°. CXXX. Een Zuylvoetje, waar op een hardt gebalfemde Milt,
en klierbedde van een Jongeling : de opvulling dezer ingewanden is ge-
fchiet door de flagader, en daar in kan men zien, hoe veel de vaten van
de milt en 't klierbedde van malkanderen verfchillen.
•N°. CXXXI. Een glas met vogt, waar opeen ftuk van een menfche
huyt, in 't welke duydeiyk uytpuylende deeltjes van de opperhuydt ge-
zien worden, van zommige [papula ] roodtgrondt genaamt, waar van
wy in 't toekomende zullen ipreken.
                                   ,
N°. CXXXII. Een Zuylvoetje , en daar boven op een ftuk van 't
Dy ebeen van een Menfch , wonderbaar! yk dik geworden : mogelyk is
zulks uyt een voorgaande waterzucht, of êenig ander ongemak ont-
ftaan.
                                , > -.•■
N°. CXXXIII. Een Vies met vogt, waar in een zeer fraay geraamte
van een Peer bewaart wort. >
N°. CXXXI V. Een Zeylonfche Zeyl vliegende Holotharius, vanden
Irlect Hermamnus! in süyn, Zeylonfeh .....Cabine*. Islc 38. befchreven , en
in 't Nederdaytfch een Be&aantje genaamt; 't is een zeer [animalcu*
ium venenatijjtmurn & cauftkum
] vergiftig en doorknagent diertje *
't welk als op de oppervlakte van de Indiaanfche Zee zeylende, in cou-
leur, namcnclyk een hemelsblaauweenroode, een regenboog, en in ge*
daante een opgeblaze, maareen holle blaas verheelt. Het bovenfte ge*
deelte verftrekt tot een Zeyl, en't onderfte, zynde met zeer lange draa*
den voorzien, tot riemen, 't Is in de maag van een vliegende Haring
gevonden; op den bodem van de Vies vint men een Zeeluys.
Nu. CXXXV. Een Vies met vogt, waar in een kleyne Baarmoeder,
genomen uyt een onvoldrage kindt, van omtrent zeven maanden dragts,
een Vleermuys met zyn vlerken verbeeldende} dit kindtje was in 't water
ondereen Rioel gevonden. In dit voorwerp, 't welk nog levendig fchynt,
kan men zien , hoe de inwendige mont van da baarmoeder in dien ouder-
dom geftelt is, namentlyk rimpelig en toegefloten.
N°. CXXXVL
-ocr page 452-
Van FREDÊRIK RUYSCH,          9z?
No, GXXXVI. Een Vies met vogt, waar in een Huk van een pees
uyt een Walvis 9 wiens wonderbaarlyke gefteltenis alhier gezien kan
worden. Achter dit voorwerp wort [chamajyce~] de laage duyvels-
melk gevonden 3 waar door 't zelve tegen de want van 't glas ge-
drukt wort.
N°. CXXXVIL Een Vies met vogt, waarin \_ftfcispaflinaea] een
Pylftaart, by Fab. Column, en andere befchreven.
                 
N°. CXXXVIII. Een Zuylvoetjc, en daar boven op een zeer mooy
lofwerk, gemaakt uyt ontelbare zapvaten van een Abricoos.
• N°. C XXXIX. Een glas met vogt> waar in een Nier met. de onder-
horige [ren fuccenturiatus~] Bynier.
No, CXL. Een Zuylvoetje, en boven op 't zelve een ftuk van een
Menfche Lever, door de ader opgevult; de vaten daar van verbeel-
den in haar uyteyndens een root wolkje* Dit voorwerp is mede een
van de befte.
N°. CXLI. Een Zuylvoetje, en op 't zelve een ftuk van een opge-
vult darmfcheyl uyt een Menfch, met zyne klieren.'
N°. CXL1I. Een Zuylvoet, waar. op twee ribbens met de zeer roode
tuflehenribbige fpieren, genomen uyt een kindt, geplaatft zyn. In dit
voorwerp kan men zien, dat de [ojjificatiö] beenwording geichiet door
vezels z dewelke volgens de lengte zich uytftrekken.
N°. CXLIII. Een Vies met vogt, waar in een Miskraam, nament-
lyk een kleyn menfchelyk fchepzeltje , hebbende de grootte van een
fpeldekop , van 't eynde van de navelftreng afhangende. In 't zelve
moet men aanmerken ; ten eerde, dat het fchepzeltje mismaakt is, en met
een zwart doorntje getekent wort: ten tweede, dat de navelftreng nog
vaftgehegt is aan 't eerfte beginzel van 't Moerkoekje, zynde met zware
geronne bloet bedekt. Ten derde, dat het voorwerp in 't geheel zwart'
is , 't welk men gemeenlyk , dog onvoorzigtjg , in 't Nederduytfch
\_placentula~] het Moertje noemt ; dewyl het geheele voorwerp byna
niet anders is als geronne bloet , welk voor een Moerkoekje gehou-
den is.
N°. CXLIV. Een Zuylvoetje, waar op een ftuk van den omgewon-
den Darm met een byzondere vertrekje , uyt een Menfch genomen, ge-
zet is. Het tweeverwige doorntje betekent het gemelde vertrekje, waar
door ontelbare opgevulde bloetvaten verfpreyt worden. Zie de Ontleet-
en Heelkundige Aanmerkingen.
* N°. CXLV. Een Zuylvoetje, waar op het gedarmte van een on-^.
vpldrage kindtje 3 opgeblazen , hardt gebalfemt f en zeer net bewaart.
Het
-ocr page 453-
9-i8 XII. ANATOMISCH CABINET
Het eene zwarte ftipje betekent den Endeldarm , de twee ftipjes den
blinde Darm, eyndigende in 't wormwyze uytfteekzel; de drie ftipjes
vertoonen den Kronkeldarm, en de vier ftipjes den omgewonden Darm.
De Negende PLANK. - ƒ
N°. CXLVI. Een Zuylvoetje , en boven op 't zelve beyde de oog-
fcheeien, met een ftuk van een Menfche vel, door de flagader opgevulr.
Dit is een zeer mooy voorwerp.
N°, CXLVII. Een Zuylvoetje, en hoven op 't zelve de waterblaas
van een Jongeling} waar van de bloetvaten in 't geheel opgevult zyn,
zo dat dezelve uyt enkel vaten fchynt te beftaan.
N°. CXLVI1I. Een Zuylvoetje, en boven op 't zelve een zeer mooy
lofwerk, uyt een ftuk van ?t dikke gedarmte van een Vrouw, gemaakt.
De opvulling is door een tak van de Poortader gedaan.
H°. CXLIX. Een Zuylvoetje, waar op een ftuk van een fpier met
de pees , wiens vaten opgevult zyn , waar door 't zeer root gewor-
den is.
N°. CL. Een Zuylvoetje , waar op de Lever van een onvoldrage
Kindtje , van omtrent ZQven maanden dragts, door de flagader op-
gevult.
N°. CLI. Een Zuylvoetje, waarop de Waterblaas van een onvol-
drage Kindtje, wiens flagader opgevult is, zynde daar door zeer root
vaw couleur geworden.
N°. CLII. Een 'Z*uyivoetjc, waar op ecu zeer rraay ftuk van de Moer-
koek, door de .navelader opgevult, welkers loop byzonder is.
No. CLUL Een Zuylvoetje, en daar op een ftuk van een Menfche
vel, 't welk vol met huyttepeltjes is: het zwarte vlakje betekent de in-
wendige oppervlakte..
N°. CUV. Een Vies met vogt, en,daar in het dunne herflenvlies,
wiens opgevulde vaten, zo dun als dons zyn.
N°. CLV. Een Vies met vogt,, waar in twee nageboortens van een
Varken, die, gelyk wel in andere viervoetige dieren , met geen Moer-
koekjes of napjes, maar met twee vliezen voorzien zyn j waar van het
vlies chorion in zyn inwendige oppervlakte ruyg als fluweel, maar uyt*
wendig gelyk en glat is,
N°. CLVI. Een Doosje, waar in begrepen is een Zuylvoetje, en bo-
ven op 1t zelve een in tween gefpleete Borftklier of Zwezerik uyt een
onvol*
-ocr page 454-
Van FR EDERIK RU YS C H.             920
onvoldrage Kindrje, door de flagader opgevult. Hier aan zit een ftuk
van 't hartezakje vaft, 't welk door de menigte van opgevulde zeer kley-
ne üagadertjes hoógroot geworden is.
Nu. CLVII. Een Zuylvoetje, en boven op't zelve een fraay ftuk
van een Ménfehe Lever, door de Poortader opgevult.
N°. CLV11L Een Zuylvoetje, en boven op 't zelve de helft van eea
Milt j genomen uyt een zwaarlyvige bejaarde Vrouw, door de ader op-
gevult. Dit is een zeer mooy voorwerp.
                              ;
N°. CLIX. Een Zuylvoetje, en daar boven op een ftuk van de Maag
van een Jongeling, opgevult door de ader.
# # #
# *
In 't onderfte gedeelte van dit Cabinet worden verfcheyde Laden ge-
vonden, waar in men de volgende zaken ziet.
In de Eerfte LADE
Zyn twee Doosjes ; het eene bewaart een bondeltje van zeltzame
Bloemen, dewelke nog fchynen te leven ; derzelver grootfte bloembla-
deren niet alleen, maar ook de kleynfte ('t geene ik te voore iiooyt
heb konnen doen) zyn uytgebreydt. Daarenboven is de couleur ook
zeer wel bewaart, alhoewel ze over veele Jaaren geplukt zyn ge weeft.
Onder deze bloemen munt uyt de bloem van de Ooftindtfche oprechte
China-wortel, dewelke een zoort van \_fenecio ] de Kruys-wortel ver-
beelt, als blykt uyt deszelfs wollige zaat', by dit bondeltje gelegen.
Daarenboven worden hier ook gezien een takje van her Americaanfche
doornige kruydt Mïmofa> als mede de groote Xeranthemum van de Kaap
de Goede Hoop met een witte bloem, enz.
                :
In 't tweede vint men ook een bondeltje met vreemde bloemen voor-
zien , waar onder uytblinkt \_fumeria\ de Duyvekervel met een witte
bloem door een zwart ftipje aangewezen j als mede de Amaranthoides
met een witte, en met een purpere bloem, uyt Africa oorfpronkelyk. •
In de Tweede LADE
Worden ook twee Doosjes opgefloten, met vreemde bloemen voor-
zien.
C ecc cc                                          In
-ocr page 455-
930 XII. ANATOMISCH CABINET
In de Derde LADE
Worden zes Doosjes bewaart.
In 't Eerfte
Is een Hoétje, gemaakt uyt het vel van een kinderhooftje , dat door
de flagader opgevult is.
In 't Tweede
Een takagtig gewas uyt een ander gewas. Ziet de I, Figuur van de
Plaat, in het Antwoort op den Brief van Vat er*
In 't Derde
Is begrepen een ander gewas uyt een ander gewas, in de gedaante vaa
een pyp, in wiens holligheydt verfcheyde groefjes, de Boerhaviaanfche
verbeeldende, geziep worden, als te zien is in de tweede Figuur van de
Plaat, in 't Antwoort op den Brief van Vater*
In Wierde-
Een zeer zeltzaam Boekje^ gemaakt uyt geraamtens van boomgewafr
fen, en dat wel biarsgewys by malkanderen gelegt 3 in de gedaante van een
bladt papiers , zonder gekookte fïyfzel, lym, naait, ofdraadt: tuflehen
de gezegde bladeren zyn geraamtens van verfcheyde bladeren van bomen
gelegen , 't welk 't oog van de Liefhebbers der Kriiytkunde tot zich.
trekt.
In 't Vyfde
Is een ftuk van 't dunne gedarmte uyt een verfch geborc Kalf, waar
van de flagader vervult is, en geefc ons te kennen , hoe groot het on-
derfchéydc tuflehen de loop en gefteltenis dezer vaten in een Kalf en een
Menfch is : zou 't dan ook wel ongerymt wezen, te flellen, dat het
Moer der beeften in allen deelen niet overeenkomt met dat tan een
Menfch ? Wat my aanbelangt, ik zou van dat gevoelen niet vreemt
wezen, voornamentlyk, ©m dat ik gezien hebbe, dat 'er- een groot on-
der-
Mi
-ocr page 456-
Van FREDERIK RUYSCH,           nt
dcrfcheydt is tuflchen de door konft gemaakte Vleefchvezelen uyt het
bloet van een Menfch, en vaneen Kalf. Indien de Autheuren van \jratts~
fujto fangmnis~\
de overgieting van' 't bloet dit wel aangemerkt hadden,
ze zouden buyten twyffel zich van zo een onnut en belachelyke werk
onthouden hebben.
In 't Zesde
Wort bewaart een ftuk van een menfche Lever, door de holader op-
gevult, waar door de peukeitjes-of korreltjes van de Lever duydelykte
voorfchyn komen, zynde wegens het opvullen met een roode wafchagti-
ge ftoffe, root van couleur geworden : wateygentlyk zodanig een peu-
keitje is, kan men hier klaar zien: Maar zo de opvulling door de Poort-
#der gëfchiet was, zou 'er ons een gantfch andere verfchyning voorge-
komen zyn j nogtans is de bereyding in die volkomenheydt, als ik gewenfcht
hadde, niet gelukt: want dat is byna onmogelyk om te doen,
ê
In de Zevende LADE
Worden yerfcheyde Doosjes bewaart, met vreemde bloemen vervult.
VERKLARING der PLATEN.
De Eerfte betekent
A.  Het geraamte van [hedera arborea] Klimop s bladeren.
B.  Het geraamte van [populus nigra] een zwarte Topuliers bladt.
C.  Het geraamte van 't bladt van een Zuykerfieereboom.
D.  Het geraamte van [fagus nigra] een zwarte Beukebooms bladt.
De Tweede vertoont het geraamte van een Zuykerpeer.
A.  We fiammen van de zapvaten.
B.  Een nagebleve jiuk van de fehil.
C.  Het Jfeeltje.
D.  'De loop der zapvaten.
Ë.E. Het moes, of de uyteyndens der vaten.
F. Het zwarte, en in zyn midden de baarmoeder van de 7eer.
. Cccccc 2                                           De
iTTiiftitifftfiy'
-ocr page 457-
93* XII. ANATOMISCH CABINETenz,
De'Derde wyft aan het geraamte van \Opuntta Jlmerïcanafpïnofd\ de
Amencaanfche gedoomde Vy'gh, in vier bladen verdeelt.
A.  Het e erf e bladt.                                                     ï:u i
B.  Het tweede.
C.  Het derde.
D.  Het vierde.
E. E. Ij e vereen iging van alle de bladen, die de Jiam uytmaken.
F. F. *De doornen.
G.  Een tweeverwige Americaanfche Schietjlang. -                       *>/