Re*r
r
|
||||||||||||||||
[PLOO
|
||||||||||||||||
S V. AM 5TE
|
||||||||||||||||
DE BOUWORDE
VAN 'T
stadhuis van Amsterdam!
E N D E
SMAAK der NEDERLANDEREN,
TEN OPZIGTE DER
KONSTEN en WEETENSCHAPPEN,
VERDEDIGD,
TEGEN DE ONGEGRONDE BERISPINGEN
VAN DEN HEER C. j IN ZYNEN BRIEF AAN DEN
P H I L O S O O P H.
|
||||||||||||||||
t
|
||||||||||||||||
Te A M S T E R D A Mt
By YNTEMA en TI E BOEL,
MD CC LX VII, "^uWülwfc^ÏÏ^H" itöSTff UUT ~ i
|
||||||||||||||||
[ oevi RIJK&UNIV£WStTSnrUTRBCHT \
|
||||||||||||||||
JDË BOUWORDE
|
|||||
TAN 't
STADHUIS van AMSTERDAM,
En dé
SMAAK der NEDERLANDEREN, TEN OPZICTE DER
KONSTEN en WEETENSCHAPPEN*
VERUEDIG0.
Dat het Vernuft en het Oordeel twee veffchil-*
lende Zielsvermogens zyn, welke juist niet altoos in dezelfde perfoonen ,in den zelfden trap* gevonden worden, is door de ondervinding be- vestigd ; en ook even gemaklyk valt het te betoo- gen, dat (het laatfte van wezenlyker nuttigheid en noodzaakelykheid zynde,)een man van een beza- digd en doordringend Oordeel, te fehatten is , bo- ven iemand, die alleen in vlugheid van Vernuft uit- munt , en even daarom wel flaagt in fommige onder- neemingen, doch te gelyk, dikwyl, in veel e bui- tenfpoorigheden vervalt ; doordien hy^ in zyne A vaârt?
|
|||||
% DE BOUWORDE JVAN ''f STADHUIS
vaart, niet door den regten Leidsman beltierd
wordt. Hoe menigvuldig, hoe duidelyk de feha- deJyke gevolgen ook zyn, welke hier uit in allerlei gelegenheden voortkomen ; ver kroos het gemeen > dat zich doorgaans door uiterlyken fchyn laat misleiden, de vrugten van een' vluggen geest, boven de blyken van een bondig Oordeel te ftel- len. Immers is dit de heerfchende gewoonte van onze dagen ; in welke, de fpeelingen en vrugten van een fchitterend Vernuft, geduurig bezig om iets uit te vinden, en alle voorheen aangenoome denkbeelden in een veragtelyk licht te plaatfen, met verwondering, door veelen worden aange- beeden;- terwyl de werken van het Oordeel, die door naauwkeurig onderzoek regt gekend , en door aanhoudende befpiegeling verbeterd wor- den , als te veel vermoeijende , worden agter de bank geworpen. Niemand, die door geene onweerftaanbaare drift tot de Weetenfchappen aangefpoord wordt, behoeft langer, door menig- \'uldig leezen en overdenken, waar door men, wel eer, den toegang tot de Geleerdheid kreeg, en zich eenen weg tot roem en onfterflykheid baande, zyne herfenen aan 't werk te houden. Indien hy alleen in ftaat is, om den Leezer, op cene aangenaame wyze,te verrasfen, met nieuwe invallen, geteeld op den weelderigen grond zy- ner verbeelding, kan hem de agting van veelen zyner Tydgenooten niet ontgaan ; en zo hem het aanzien van beroemde voorgangeren al eenigsr zins
|
||||
VAN AMSTERDAM ENZ. VERDEDIGD. 3
zins in het licht mogt ftaan, het zal hem, by de
meesten zyner Verwonderaars, gemakkelyk val- len, de grondflagen van hunnen gevestigden roem te ondermynen, om zyne agting op deszelfs puin- hoopen te vestigen, en te meer aanziens te gee- ven ; indien hy flegts hunne kundigheden en ge- voelens , al is hy 'er maar zeer oppervlakkig in ervaaren, in een verkeerd licht weet te plaatfen , en belachelyke gevolgen uit dezelve te trekken. Het zyn niet alleen de Schriften der Geleerden, maar allerlei gewoonten, verordeningen, verrig- tingen en werken van vroeger dagen, hoe wys bedagt, hoe konftig uitgevoerd, welke dit nood- lot ondergaan moeten. — En zullen wy ons hier over verwonderen, daar zelfs de gewyde Schrif- ten ; daar zelfs de Werken van den grootften Konftenaar en Bouwmeester, van zulk eene mishan- deling niet bevryd blyven ! Dat het dan niemand onzer Medeburgeren ,
hoe vreemd het hem ook in het eerst moge voor- gekomen zyn , langer tot verwondering ver- ftrekke,wanneer hy, door iemand, die zich een* Nederlander noemt, zynen Smaak, in het ftuk van Poëzy, Schilder-, Beeldhouwkunst en Mu- zyk, belachelyk ziet afmaaien, in een' zekeren Brief, C. ondertekend, en in het 93^ Vertoog van het,in veele opzigten, nuttig Weekelyks Papier, den PHiLosooPH genaamd, op den i2den Octo- ber deezes jaars, uitgegeeven ; en daar en boven tot bevestiging van dit alles, den zelfden Brief» A a Schry- |
||||
/
|
|||||
'4 ' DE BOUWORDE VAH 'T STADHUIS
Schryver ten uiterfte laag ziet vallen , op het
voornaamfte onzer Amfterdamfciie Praalgebou- wen ; waarin wy, te vooren, alles wat de Konst der Nederlanderen vermogt, in een kort begrip, meenden te kunnen toonen, ja het welk wy, wel eens, naast de berugte wonderen der Waereld durfden ftelien. De aanleiding daar toe, zoekt de Brief-Schry-
ver, uit het Gebrek van Smaak, „ welk hy bevindt „ onder de Ingezetenen van onze Republyk te „ heerfchen; in zo verre, dat onze Landgenoo- „ ten geheel geenen lust hebben , om dat aan- „ genaam vermogen onzer Ziele, waar door wy „ vermaak gevoelen in de gewaarwording van „ wezenlyk fcboon, te willen volmaaken ; maar „ de zorg daar van, voornaamelyk, aan de En- „ gelfchen en Franfchen willen overlaaten, ter- „ wyl zy , onverfchillig voor de fyne aandoe- „ ningen, die zy niet gevoelen, om dat zy ze „ nooit hebben aangekweekt ; en onbekwaam, „ om zelve eenige bepaalingen te maaken, by „ andere Volken gaan verneemen, hoe dedingen „ hun moeten voorkoomen, of aandoen." Een zeggen, dat, hoe fterk het zyn moge,
egter, door den Schryver, voorts uit de Poëzy, de Muzyk en de Bouwkonst der Nederlanderen naar zyn wyze van denken, onwederfpreekelyk, bevveezen wordt. Zeker, geen korter weg was 'er , om zich
boven genoegzaam alle Geleerden en Konftenaars onder
|
|||||
VAN AMSTERDAM ENZ. VERDEDIGD. $
onder zyne - Tydgenooten en Medeburgers te
verheffen, dan dat onze Brief-Schryver, wien 't bezitten en beoefenen van dat edel en ver- heeven vermogen van den geest, den Smaak, boven anderen , ten deel viel, zig bevlytig- de, om het misfen daar van, in zyne Landslui- den , op te merken, aan te toonen en door te ftry- ken ; te weeten, op dat elk zig over hem, als over den Man van Smaak zou verwonderen, en zich aan zyne voeten nederzetten, om voor die fyne aandoeningen ook vatbaar , en tot het ge- bruik maaken van dat aangenaam vermogen der zie- le , in flaat gefield te worden. Dat ondertus. fchen de Brief- Schryver zich, ten onregte, zo hoog poogt te verheffen, zal uit zyne wyze van voorif ellen, en uit zyne onervaarenbeid in 't gee- ne hy poogt te berispen, aan ieder Leezer van eenige kundigheid, by het overweegen van zy- nen Brief, terftond, overvloediglyk blyken kun- nen. Schoon de befchryving, die, in't begin, en
op het einde van den Brief,'van het vermogen van onzen geest, overdragtelyk Smaak genoemd, ge-- geeven wordt, tamelyk goed is, zouden wy eg- ter , wanneer 't aankwam op een onderzoek, of de Brieffchryver zelf wel, in eenen goeden Smaak, van den Smaak gefchreevenhebbe,misfchien groo- telyks van hem, en van zyne verwonderaars ver- fchillen : immers, wie zoude, in eehe verhandeling over den Smaak, niet verwagten, dat het voor- A 3 ftel'
|
||||
6 DE BOUWORDE VAN 'T STADHUIS
ftel van zaaken zelve met de regels van den goe-
den Smaak overeenftemde? Maar kunnen daar- toe tegenftrydigheden, wanorders en verkeer- de benaamingen van zaaken, uit onkunde of on- ©plettenheid voortfpruitende, behooren? Op de eerfte bladzyde, fielt de Schryver, „ dat
„ de Smaak, die • onder ons gevonden wordt, 3, nog meer in de Weetenfchappen, dan in de „ Konften moet gezogt worden :" En oogenblik- kelyk daar na fchryft by, „ dat de meesten onzer „ zogenaamde Geleerden enkele navolgers, de „ de meesten onzer Schriften, laffernijen, op. „ warmfels en eeuwigduurende vertaalingen zyn „ van vreemde , ook prulfchriften, terwyl de „ Engelfchen, Franfchen en Duitfchers zichnim- 5, mer verwaardigen, de werken der Nederlan- „ deren, in hunne taaien over te brengen:" en dat, daar't bekend is, dat deeze zelfde Engelfchen en Franfchen, die, nevens de Duitfchers, op de volgende bladzyde, onze Leermeesters in den Smaak genoemd worden, geene moeite of kosten ontzien, om de Konstwerken der Nederlandfche Schilderen van vroeger en laater' tyd magtig te worden, en, met dezelve, als de edelfte voort- brengfels der Schilderkonst, die zeker onder de fraaije Konften de eerfte plaats verdient, te pronken. Zyn dan deeze Natiën, zo zeer voor- ingenomen met de werken der Nederlanderen, dat zy, in het verkiezen van al het andere, een goeden Smaak behoudende, dezelve alleen in dit ééne
|
||||
VAN AMSTERDAM ENZ. VERDEDIGD, 'f
ééne ftuk verloochenen ? Of kan men eene Schil-
dery voortrefFelyk noemen, waarin geen de min- fte Smaak heerscht? Dan zal 'er, wyl niemand van een gezond verftand, ligtelyk, een van bei- de zoude willen dryven, zoo wel in werken van Konst, als in de Weetenfchappen, by de Neder- landers Smaak te ontdekken zyn. Maar, moge- lyk zal de Schryver, zich door eene verontwaar- digende drift vergisfende, hebben willen fchry. ven , „ de Smaak , die nog onder ons gevon- „ den wordt, is nog meer in de fraaije Konfteri 5, dan in de Weetenfchappen te zoeken." Mea zou dit, ten minfte , uit het volgende kunnen opmaaken. Aan foortgelyke tegenftrydigheid maakt zich
de Schryver fchuldig, wanneer hy, van de Poëzy fpreekende, eerst erkent, dat eene enkele Stad van Neêrland misfchien op de meeste en beste JLatynfche Digters van geheel Europa mag boor gen,en pogenbliklyk daarop hunne werken van Schoonheid en Smaak zegt ontbloot te zyn. Kan men dan een goed , een uitmuntend Digter » zonder Smaak, begrypen, of zyn die van andere Natiën armhartige prulfchryvers? De wanorde ontdekt zich ook op de.volgende
bladzyde van den Brief, daar de Schryver, zich, tot bewys van zyne Hellingen , bepaalende tot de Poëzy, Schilder- en Beeldhouwkunst en Muzyk» met de Poëzy begint, de Schilder- en Beeldhouw- kunst overflaat, en,ter loops,iet van de Muzyfe A4 gerept |
||||
I' DE BOUWORDE VAN 'T STADHUIS
gerept hebbende, zich, op het allerbreedfte uit-
laat over de Bouwkonst der Nederlanderen, van welke hy, in de optelling der ftoffen, die by ver- handelen wilde, geen woord gemeld hadt Indien de Schryver dit met oogmerk gedaan
heeft, om zich te meer van alle Artuten te onder- scheiden ; de methode ook geheel uit het fchryven te verbannen, en daar door de losfe manier der Fran- fchen,om eenenweelderigen geest des te vryer loop te geeyen, nader by te komen; zullen wy het zeker- lyk moeten toefchryven aan den doorflraalenden y ver, tot verbetering zyner tydgenooten; welke in tefchikken zoude zyn, indien'er minder haate- lykheid en meer bezadigdheid mede gepaard ging, Maar wat zullen 'wy, ter verfchooning van de
door den Brief-fchryver verkeerdelyk gebezigde, en onder elkander verwarde konstwoorden, wel- ke een leerling in de Bouwkonst ligtelyk ontdek- leen zal, bybrengen? Moeten wy dit aan dezelf* de drift, die hem onoplettend maakte , of aan onbedreevenheidin deeze Weetenfchap toefchry- ven ? Ik weet wel, dat een oppervlakkige ken- nis van allerlei zaaken, zonder eene waare be- dreevenheid in een enkelen tak der Weeten^ fenappen , thans het eerfte vereischte is, in zulk een', dien men een' man van bon gout en van ron-> verlutie plagt te noemen ; een' man die in Haat is p.m overal van te fpreeken, en alles met een mees- teragtigen en beflisfenden toon te beoordeelen : Bjaar hy dient > ten minfte^ de voornaarafte deer |
||||
VAN AMSTERDAM ENZ. VERDEDIGD. 9
len met hunne eigen naamen te kunnen noemen.
Immers is de onkunde, en het verward gebruik van de benaamingen der voornaame deelen, in eenen openbaaren berisper, onverdraaglyk. Om nu niet te melden van eene oneindige hoogte
van verdieping, een onnatuurlyke hooge muur, een fchadwmagtige trap en foortgelyke uitdrukkingen, omtrent welken men zoude kunnen vraagen, is dat Smaak? is dat Schoonheid? En zouden zulke winderige uitdrukkingen niet beter op den Parnas van Zwanenburg, dan in eene openbaare les over den Smaak pasfén ? Doch op dat het niet zoude fchynen, dat wy, alleen aan de buitenfte fchors knabbelende,geen' lust hadden, om tot het pit en merg door te dringen, zo zullen wy van de uit- drukkingen tot de zaaken zelven overgaan, en het bewys ten laste der Natie, aan de waarheid en de regels van eenen goeden Smaak, ter toet- fe brengen. Het is naauwlyks der moeite waardig de aanmer-
kingen , over de Digt- en Speelkonstder Nederlan- deren , te wederleggen. Van de laatften bewyst de Schryver niets, en ten opzigte van de eerften be- ftaat het bewys, in het aanroepen van de oude prullekraam der HeidenfcheGoden en Godinnen, waarvan meest alle onze Latynfche Gedigten zou- den opgevuld zyn. Maar, fchoon wy alles toeftaan, wat men hier omtrent met redelykheid vorderen kan, te weeten, dat dezelve, niet in alle, maar in zeer veele Puikgedigten gemeld, ja ten onregte A £ gQ. |
||||
ï© DE BOUWORDE VAN 'T STADHUIS
gemeld worden ; is dit alleen genoeg, om te be-
wyzen, dat alle onze Digters geen' Smaak heb- ben ? Waren dan de Gedigten der Oudheid, der Grieken en Romeinen daar van beroofd, by wel- ken , de verfchyningen en verrigtingen der Goden de fcheering en inflag hunner beste Verzen uit- maakten ? Misfchien zou de Schry ver van zulke gedagten niet geheel vreemd zyn ; om dat de Ouden de Engelfchen en Franfchen, de keur- meesters van den goeden Smaak , niet hebben Kunnen raadpleegen , en deeze hedendaagfche Gedigten, vooral die der Franfchen , meerea- deels, zeer wyd van die der Ouden verfchillen. Of is het gebruik van dezelve niet het best te dulden, in zulke taaien, waar in de gefchiede- nisfen, of liever verdigtfelen der Heidenfche God- beden ons zyn nagelaaten , en tot veelerleije Zinnebeelden en fraaije Spreekwyzen aanleiding gegeeven hebben? Doch,'t zy mec onze Latyn- iche Digters zo 't wil, weet dan de Schryver niet, dat, federtlang, de besten onzer Neder- duitfche Digtcrende Godenkraam zorgvuldig ver- myd hebben, zonder dat hy zich alleen op JufFr. van merken behoeft te beroepen , op wier Poëzy wy egter niet minder grootsch zyn dan hy. Doch zo het hem te veel moeite was, om te ge- waagen van een aantal van Digters, welker wer- ken , de vertaaling en herhaalde leezing van vreemden dubbelwaardig, in aantal noch in ge. wigt, voor die van andere Natiën, behoeven te wy-
|
||||
VAN AMSTERDAM ENZ. VERDEDIGD. TI
wyken ; zoude hy zich ook van den naam of
werken van Juffr. de neufville en andere Digteresfen hebben kunnen bedienen. Maar de nadere overweeging van deeze gezegdens , en de volkomener verdediging van den Smaak, die 'er, tot nog toe, in de fraaije Konften en Wee- tenfchappen onder ons gevonden wordt, aan an- deren overlaatende,diede verdienften onzer Na- tie , ten deezen opzigte weeten te waardeeren ; zullen wy alleen ftaan blyven by dat geen, waar- op de Brief-Schryver de voornaamfte fterkte van zyn bewys gegrond, en waartoe hy de grootfte kragt vanzynenberispenden geest uitgeput heeft. Het zyn niet zo zeer de byzondere Gebouwen der magtige Kooplieden van Amlterdam; in wel- ker huizen, als zo veele Vorftelyke Paleizen , alles wat tot gemak en fieraad dienen kan , mooglyk meer vereenigd is, dan in eenige Stad der waereld ; welke de Schry ver niet ongemoeid konde voorbygaan, zonder zich aan de Balcons, naauwe Veniter-raameu,groote Schoorfleenman- tels, en ruime Vertrekken der oude ; en weder integendeel aan de groote Venfterraamen, platte Gevels, ruime Trappen en bekrompen Vertrekken der laatere Gebouwen geflooten te hebben ; fchoon de eerften, naar den Smaak der Italiaanen, de ou- de Meesters der Bouwkonst, en de anderen naar het voorbeeld der Franfchen, anderszins den goeden Smaak met de Engelfchen gemeen heb- bende, gezegd worden gebouwd te zyn, en de Schry-
|
||||
12 DE BOUWORDE VAN 'T STADHUIS
Schryver zelf niet fchynt weeten, hoe hy het
hebben wilde ; maar het Hoofd-gebouw van Neêr- lands Hoofd - Stad zal de rykfte ftof tot eenige befchouwing , en te gelyk den grootften roem voor den Schryver uitleveren, zo hy, met ee- nigen fchyn, dat geene zal kunnen berispen, het welk te vooren als een proefftuk van goe- den Smaak gehouden wierdt. De Heer C. houdt, naamlyk, het tegendeel ftaande, en merkt dit Gebouw aan, als het flerkfte bewys van de Folgzugt en het Gebrek van Smaak in de Nederlan- ders. Het is zeker, dat het Stadhuis van Amfterdam
gebouwd is volgens de Bouworden der Grieken en Romeinen :doch het is geen navolging van ee- nig ander Gebouw dat ons bekend is, ja wy ge- looven ook dat de Schryver daar van geen weer- ga ten voorbeeldc weet, vermids hy dat zekerlyk by zyne befchuldiging zoude Jiebben aangewee. zen; en daarom zullen vvy het zo lang als oor- fprongkelyk aanzien, tot ons het tegendeel getoond is. Dat het, volgens de bovengemelde orden, ge- bouwd is, kan voor geene reden van befchuldi- ging, maar moet, veel eer, tot roem gerekend worden ; want de beste Gebouwen van Europa : zyn, zincs veele eeuwen, volgens deeze orden vervaardigd. De verftandigfte Bouwmeesters heb- ben decze orden verkooren, om dat 'er , tot heden toe, geen evenrediger gevonden worden. Het voornaamfte, immers, dat men in de Bouw-
konst
|
||||
VAN AMSTERDAM ENZ. VERDEDIGD. I3
konst moet in agt neemen, is, dat het geheele
Gebouw, en ieder Kamer in het byzonder, ge- fchikt zy , naar het geen daarin verrigt moet worden. Voorts, dat de fterkte en fchoonheid van het geheel , met de juiste evenredigheid , naar de regels der Symmetrie, gepaard gaan. En dit meenen wy in het Raadhuis onzer Stad te kunnen vinden, en agten dat hetzelve voldoet aan alle de bovengemelde regels, zo lang de ge- breken ons niet klaarder worden aangeweezen. Te zeggen: „ het uitwendige van den gevel is „ eenvoudig, de ingang niets minder dan grootsch. j, en zekerlyk te laag," heeft weinig betekenis zonder nader verklaaring over de woorden, een- voudig , grootsch en laag : behalven ook dat het woord uitwendig, ten opzigte van den gevel, hier overvloedig is , dewyl het tegenovergeftelde , namelyk het inwendige van den gevel, met be*- trekking tot de befchuldiging, geene plaatsman hebben. Wat de eenvoudigheid betreft; dezelve heeft, in
de Bouwkonst, zo veel plaats in een deftig Paleis, als in een gemeene Stulp, en drukt, in 't alge- meen , eenen volkomen en eigenaartigen Haat uit, dewelke niets overtolligs heeft : en dit ver- dient immers geene berisping, maar goedkeuring, als voldoende aan het oogmerk der Bouwkonst. Plet is derhalven zeker en waaragtig, dat dit
Gebouw, op eene eenvoudige wyze, de groot- heid en deftigheid van deszelfs einde beantwoor- dende > |
||||
14 DE BOUWORDE VAN 'T STADHUIS
dende, ieder die het befchouwt, ontzag en eer-
bied inboezemt, en derhalven den roem van alle Kundigen, zints zyne fligting, heeft mogen weg- draagen. Om niet te fpreeken van de evenredigheid van
deszelfs hoogte tot aan het dak, flaande, van voo- ren en van agteren, tot de geheele breedte, byna als i tot 3, noch van zyne regelmaatige afdee- lingen in verdiepingen; flaande het voetfluk, tot de hoogte van de eerfle, en zo ook tot de tweede ordonnantie of verdieping, als i tot 2, en dus het voetfluk tot beide, als i toe 4, nagenoeg, hetwelk de beste evenredigheden zyn ; en om voorby te gaan het gepast getal veniteren in de breedten varr ieder hoofddeel, en wel byzonder in die van vooren en agteren volgens de oneven getallen van 3,5,7» welker welflandigheid overvloedig aan de Bouw- kundigen bekend zyn ; laaten wy ieder oordee- ]en, over het byzonder en ryk Vernuft, dat men alleszins by het nader en nader befchouwen van den voor- en agtergevel gewaar wordt. Geen Ka- piteel , Architraaf, Fries, of Kroonlyst befchouwt men, of dezelven zyn volmaakt volgens de re- gels der Bouwkonst. Alle de Festoenen, Bloem- kranien en afhangend Loofwerk, die van rondsom dit Gebouw vertieren, draagen de merktekenen, van Kennis en Oordeel; ieder is byzonder, en allen drukken zy het een of 't ander onderwerp uit. Hoe toepasfelyk zyn de Zinnebeelden in de Frontefpiefen geplaatst, op de Vrede, den Koop- handel |
||||
VAN AMSTERDAM ENZ. VERDEDIGD. 1$
handel en Zeevaart, die bronnen van onzen weî-
ftand! hoe gefchikt praalen de metaalen Stand- beelden, van Vrede, Voorzigtigheid en Regt- vaardigheid , aan den Voorgevel; en de Atlas, tusfchen de Maatigheid en Wakkerheid, aan den Agtergevel, op de Lysten der Frontefpiefen ! Wy worden niet minder verrukt, zo door de
goede fchikking van de Pylasters met hunne wei- geregelde Kapiteelen, als door de juiste overeen- ftemming van de bovenfte , met de onderde Modulons. Hoedanig redden zy zich, in de in- en uitftaande hoeken ! Niet alleen vast, maar fierlyk en welgeproportioneerd, vertoont ziclï de Tooren op dit groot gevaarte : men ftaa, waar men verkieze ; overal heerscht, in den zelven, eene evenredigheid, overeenkomftig met de re- gels der Bouwkonst en des Perfpecïiefs. Ieder befchouwe flegts hetzelve, en men zal 'er van overtuigd zyn. Dus zoude men zeer onagtzaam , of weinig
vatbaar voor den goeden Smaak moeten wezen, om zo fchielyk den Bouwmeester van het Stad- huis , den grooten van campen, te veroor- deelen, „ als een Architect die niet bekwaam „ was, om een Gebouw zo uitgeftrekt als dit is „ te ordonneeren." Wat, ver volgens, den ingang betreft, „ die eerst
„ te laag, wat verder te eng gekeurd, en vervol- „ gens kleine Poortjes genoemd wordt ;" wy zulleii ons niet ophouden met dien te verdedigen, door veel©
|
||||
lô" DE BOUWORDE VAN 'ï STADHÜÏS
veele voorbeelden in de deftigfle Gebouwen in
Italië ; noch aanmerken, dat men dergelyke in- gangen vindt , in de meesten der hedendaagfche Paleizen te Rome en te Venetië : maar alleen zeggen, dat 'er, naar onze meening, veele rede- nen waren om den ingang zodanig te maaken} en onder anderen, op dat 'ef, op éénen tyd, verfcheiden menfehen te gelyk zouden kunnerl in- en uitgaan, en in veel grooter menigte dan door eene enkele poort. Daar by ook, op dat men, by noodzaakelykheid, zich beter in ftaat konde (lellen, om het Raadhuis, tegen de aan- vallen van oproer, roofzucht enz. te verdedi- gen , ten welken einde, ook de zes ronde gaten in de drie middelfte koperen traliën van de Vier- fchaar gefchikt zyn, om, in tyd van nood, den Dam,door fchietgeweer, te verdedigen; en laat* ftelyk zoude de ingang, die zeer wyd en der- halve ook zeer hoog hadt moeten wezen, te veel plaats in den Voorgevel weggenoomen hebben. Ook vereischte de Vierfchaar eene plaats in het Oosten, en daar men den blooten Hemel konde zien. Met alle deeze v»reischten, wenschten wy, dat deSchryver enBerisper een gefchikter ingang hadt aangewezen. Te zeggen , dat deeze poortjes, te laag, te eng, en te klein zyn, zonder te melden waarom, of aan te toonen hoe ze wezen moes- ten , beduidt niets : alzo 'er geen laag, eng, of Klein is, zonder betrekking tot zekere hoegroot- heid. Dat dezelven,ondertusfchen, van eene goe- de |
||||
VAN AMSTERDAM ENZ. VERDEDIGD* I^
de proportie zyn, en overeenkomftig toet die
der Venfteren , dat is, dat hunne wydte $ tot hun- ne hoogte is, als i tot 2, is eene zekere waarheid. Ter naauwernood is de Sehryver zyne zo-
genaamde enge Poortjes doorgekomen > of het eerlte, dat hem ontmoet, verwekt zynen kie- fchen Smaak tot afkeer ; „ de Marmere Vier-; „ fchaar, namentlyk, door koperen Traliën be- „ fchouwd, welker omtrek zeer klein is naar de „ oneindige hoogte van de verdieping." Waarop wy , om de fpreekwys van oneindige hoogte niet weder aan te roeren, het genoeg oordeelen, den Leezer het oud gebruik te binnen te brengen, volgens welk, de vonnisfen onder den blooten hemel plagten geleezen en uitgefprooken te wor- den. Daar zulks zyne ongemakken medebrengt, in deeze gewesten, en niet wel plaats kon vin- den in dit voorfte gedeelte van het Raadhuis , werwaards ieder een, gereeden toegang moet heb- ben, heeft de Bouwheer zulks wyslyk willeri vervullen, door de hoogte van de verdieping, waarin het gezigt van den aanfchouwer zich als verliest. ,, De Viërfchaafj vervolgt de Sehryver, hoe
„ kostbaar ook, is, voor zo verre de fchoonheid ,, in eene volmaakte Unitas of houding beftaat, „ zonder eenigen Smaak', zo ten aanzien van de „ Bouworde als Basrelieven." Hy hadt hier van ten minden eenige voorbeelden moeten geeven , die het bewys daar van uitleverden. En zo 'er B éït
|
||||
I
|
|||||
jg DE BOUWORDE VAN 'T STADHUIS
dit één is, dat de Kroonlyst (zyn Ed. meent de
Architraaf, of heeft geene duidelyke bevatting van de negen deelen eener bouworde,) ge- fchraagd wordt door Vrouwen-Beelden, die hy zekerlyk alleen aanhaalt , om zynen aardigen kwinkflag te doen gelden, wegens „ die ongeluk- ,, kige Vrouwen, die den Amfterdammeren niets „ misdaan, nog eenige trouw of weldadigheid, „ die eene eeuwige gedagtenis verdiende , be- „ weezen hebben;" zo beduid het niets : en nog minder de berisping „ dat men aan dezelven, te- j, gen het oud gebruik, de armen gelaaten heeft." De Schryver fchynt geen onderfcheid te weeten, tusfchen Caryatiden, en Termen ; welke laatften, al van ouds , alleen zonder armen , tot aan den buik toe, en het overig gedeelte, als in een ko- leer , verbeeld worden. Maar de Caryatiden wier- den niet alleen met de armen, maar ook met de voeten verbeeld, en zo ook de Perfaanen. Het is eene verkiezing, die de Architect, met
vryheid, en volgens de regels der, konst, gedaan heeft, welke al van ouds in gebruik was, wanneer de Doriiche orde als een Man, de Jonifche als eene Vrouw, en de Corintifche als eene tedere Maagd verbeeld wierd. En zyn oogmerk was, om deeze Vrouwen bekwaamlyk tot zinnebeel- den van fchuld, een eigenaartig fieraad voor ee- lie Vierfchaar, te doen verftrekken. Waarom ze ook, in houding en ftand,de vrees en fchaam- te uitdrukken. Wy
|
|||||
VAN AMSTERDAM ENZ. VERDEDIGD. ï$
Wy hadden, met reden,byzyne befehuldiging,
een bewys verwagt, waarom de Basrelieven ia de Vierfchaar te zwaar zyn, en daar by eerie maat van de bekwaame grootte der Beelden, de- welke hy nu ongefehikt keurt, naar de hoogte van de kroonlyst,- het welk niets wezenlyks tö kennen geeft, dan een grilzieke bedilzueht, diei naauw antwoord waardig is. Wy meenen het te- gendeel , en denken, dat dezelve, minder verhee- ven zynde, onkenbaar zouden worden, als ge- plaatst in een daglicht, vlak van vooren, waar' in een fïaauw Basrelief geene uitwerking kant doen: en wanneer de Beelden kleinder waren, zoo zouden het poppen gelyken , wanneer 'er het levensgrootte bykwam, te meer, daar nooit de Beelden geproportionneerd worden naar de kroon- lyst. Dit zoude het zelfde zyn, als of men, irf een gebouw, de hoogte van een kolom wilde re- gelen , naar de hoogte van het dak. Betreffende de Zinnebeelden, welke hem niet
gepast voorkomen; dat van Salomo, verbeelden- de het beflegten van het zo beruchte duistere' verfchil tusfchen de twee Vrouwen, over het lee- vend Kind, gaat de Schryvër voorby, met aart te merken, „ dat 'er, met betrekking op onze j, wyze van Regtspleegen, wel wat op te zeg- „ gen zoude zyn." Wy meenen dat dit, nevens de anderen', tot
een Historieel Zinnebeeld gefchikt is ; om aan ie- dereen uit te drukken, hoe een wys beleid in 't ge^ |
||||
»0 DE BOUWORDE VAN 'T STADHUIS ,
regtelyk onderzoek veeltyds de waarheid agter-
haalt, en geenszins om tot een algemeen voor- beeld ter navolginge te dienen. Doch dat van Zakukus, den Wetgever van Loeris, eene Stad in het beneden Italie, by onzen geleerden Brief- Schryver, kwalyk Sekucus genoemd, houdt hy voor geen voorbeeld van Regtvaardigheid. Wy i houden het, met onzen grooten Architect, vol-
gens de wyze goedkeuring van de Magiftraat van dien tyd, voor een voorbeeld van fterke zugt tot handhaaving van de wet : waar van wy onze Leezers gemaklyk meenen te kunnen overtuigen , wan- neer wy hun kortelyk het geval voor oogen ftellen. Zaleukus, in eene wet tegen de Overfpeelers, bevolen hebbende, dat hun, van de misdaad over- , tuigd zynde, beide de oogen zouden uitgeftoken
worden, hadt zyn Zoon het ongeluk van de eer- fte zich hier aan fchuldig te maaken. Wat zyde ilond de Vader hier te kiezen ; zyn Zoon vry laatende , maakte hy zich aan eenzydigheid fchul- dig, en beroofde zyne wet van alle kragt : wierd de ftraf met alle naauwkeurjgheid uitgevoerd; zyn eigen, zyn eenigen Zoon, wierd niet alleen van bet gezigt, en dus van een der grootfte geneug- ten des leevens beroofd, maar daarenboven tot de regeering onbekwaam gemaakt, en zyn Ryk van een' wettigen Opvolger verfteeken, die de genegenheid der onderzaaten zo verre verwor- ven had, dat zy yverige fmeekers om vergiffe- nis by den Vader wierden. Daarenboven wierd zyn »
|
||||
VAN AMSTERDAM ENZ.
|
VERDEDIGD.
|
||||||||
21
|
|||||||||
zyn Ryk blootgefteld voor de gewoone onheilen
van oneenigheid, zo men, in zyne plaats, een ander ftondt te kiezen. Hoe kon het Regt vol- daan, en barmhartigheid geoefend worden? hoe het belang des volks, en van 's Konings huis wor- den vereenigd ? hoe, eindelyk, de ongekreukte regtvaardigheid eens Rigters, en de vergeevende goedertierenheid eens.Vaders,in denzelfden per- foon, indezelfde daad, vereenigd worden? De fchranderheid, de grootmoedigheid van Zaleukus, gevoelig voor de yverige beden zyner onderzaa- ten, weet hier toe een middel.Zich zelve, in de betrekking van Vader , aanmerkende als één met zyn' Zoon, die uit zyne lendenen gefprooten was, verkiest hy de helft der itraffe te draagen, om voor grooter fmerte, die de volflage blindheid van zyn Kind hem zekerlyk veroorzaaken zoude, be- waard te blyven : hy liet zich, zo wel als zyn Zoon, één oog uitfteeken, om dus aan de wet te voldoen, die twee oogen van den misdaadigen vorderde. Wie moet niet, met ons, de zonder- linge blyken van geftrengheid en medelyden, in dit geval zoo nadrukkelyk vereenigd, veel eer zyne verwondering, dan zyne berisping waardig keuren? Ondertusfchen, vordert dit voorbeeld ook geene flipte navolging, dan alleen, voor zo ver 'er, in 't algemeen, door geleerd wordt, dat aan de wet moet voldaan worden, al zou het den Regter vry wat kosten. „ Op het ftuk van Brutus, meent de Schryver B.3 » ook |
|||||||||
22 DE BOUWORDE VAN 'T STADHUIS
j, ook veel te kunnen zeggen , doch gaat het, als
„ zyn hoofdoogmerk niet betreffende, voorby." Wy behoeven het derhalve niet te verdedigen , en te minder, om dat het van zelfs fpreekt, dat het pen voorbeeld van onzydigheid is, welke geen bloed of mededogen plaats geeft , daar het 's Lands Hoogheid geldt. Ver dan van dat deeze Zinnebeelden niet ge-
past zouden zyn, agten wy, dat dezelven, niet ■ gepaster te kiezen waren, noch, om een volmaak- te Unitas of houding uiE te drukken, volgens or- de beter geplaatst konden worden. Want, wor- den 'er, in een R'igter drie voornaame hoedanig, heden vereischt ; fchranderheid om den fchul- digen te ontdekken ; onzydige regtvaardigheid , pm, zonder aanzien van perfoonen, de wetter» te doen gelden; en tevens menschlievende goe- dertierenheid, om de ftraffen naar bevinding van zaaken te maatigen : zo wenschten wy wel on- derrigt te worden , hoe men, uit de oude of nieu- we gefchiedenisfen , gepaster en doorlugtiger Voorbeelden zoude kunnen bybrengen , welke, pp eene treffende wyze, den aanfchouwer zynen pligt herinneren; waar toe ook zekerlyk geval- len moesten verkoorcn worden, die aan elk van çen weinig beleezenheid konden bekend zyn , wyl ze anders hun doel zouden misfen. In 't kort, van rondsom pronkt deeze Vier-
schaar met gepaste Beelden en eigentlyke fie- ïaaden, alle Zinnebeelden van geregtigheid, |
||||
VAN AMSTERDAM ENZ. VERDEDIGD. 23
wysheid, voorzigtigheid, ffilzwygêndheid, ver-
leiding, zonde, ftraffe en dood: en wie is'er, die dezelve ooit befchouwde, en niet opgetoogen flondt, over het vernuft der vinding , en de kunst van uitvoering van dit meesterftuk, welks hek, of traliewerk zelfs aan het oog van den be- risper wonderen van konst zou hebben kunnen ontdekken, en hem opgetoogen houden, wanneer hy, van boven, de voorwerpen, waar van de Openbaaring, in de gefchiedenis van den Val, ge- wag maakt, en van onderen, de zegentekens des doods, zo gepast, zo onbedwongen, afgebeeld zag, als of de Architect een ieder herinneren wilde, by welk geval, de zonde en de dood, als door ee- ne geopende deur, in de waereld zyn ingedrongen. Wat de Trap betreft, wy meenen, dat 'er, zelfs op de donkerfte dagen van het jaar, nog
zo veel licht op valt, dat men, zeer gemaklyk, tree voor tree , kan onderfcheiden ; en zon- der het toeval van fibaduia is geen trap te maa- ken. Deeze brengt ons op de Zaal, welke de Schryver, naar verdienften, „ grootsch, weitsch „ enryk vercierd noemt :"hy meent zelfs, dat de Bouwmeester hier in zyne kragten heeft uitge- put; doch waarom, blyft onzeker. Wy kun- nen niet denken, dat de Heer C. dit zoude wil- len toefchryven aan den Vloer en de Zolder, of aan de Corintifche Pilasters, die zyn Ed. Pilaa- ren noemt: zekerlyk by verzinning; want wy ftellen vast, dat zulk een groot Criticus het on- B 4 der- |
||||
$4 DE BOUWORDE VAN 'T STADHUIS
■derfcheid tusfchen Colommen, of ronde Zuilen»
Filaaren, of vierkante Zuilen, en Pilasters, of Zuilen , die een vierde van haare breedte uit den muur fteeken, zeer wel weet. „ Dat de Schepenskamer, zyn oordeels ,
95 niets verheevens heeft, en om den Schoor- j, fteen gebouwd fchynt ," komt ons onbe- gryplyk voor. Wat verheevenheid wordt 'er meer tot een Schepenskamer vereischt ? Of verftaat hy, door het verheevene, eene over- tolligheid van fieraaden , die zëkerlyk geens- zins voegde aan eene Kamer als deeze is. Is dezelve niet bekwaam tot het geen daar in ver- ligt moet worden ? Zitten Schepenen daar in te bekrompen ? Is de Balie voor de Advocaaten en Procureurs te groot of te klein ? Of is 'er geene plaats genoeg voor de Toehoorders? Zo de herisper dit alles beter wist te fchikken, was hy verpligtjom het, by zyne befchuldiging, aan te toonen. Dat de Kamer, aan alle deeze ver* eischten, volkomen voldoet, is zo zeker, als dat de Schoorfteen om de Kamer, en de Kamer geenszins om den Schoorfteen gebouwd is, wel- ke Schoorfteen van rondsom met een fraay Bas- relief, op de wyze der Antieken, in de Fries van de ly-sE des mantels pronkt, en met een toepasfe- 3yk Schilderftuk, door Ferdinand Bol, op eene kon- ftige wyze, gefchilderd, verfierd is. Belangende de berisping op de Burgermeesters
Kanjer», moeten wy vraagen, wat de Schryver hm
|
||||
VAN AMSTERDAM ENZ. VERDEDIGD. 25
hier door ge<?« aangenaamen ingang verftaat : mangelt
het aan opfchik, of is dezelve te moeilyk om in te gaan ? Onzes oordeels, is daar geen gebrek aan; want dezelve is, gelyk de andere Kamer, met gepaste Zinnebeelden, en daarenboven van. een bekwaam Voorportaal, tot meerder geheim- houding van zaaken, voorzien. Daarby mee- nen wy, dat dezelve niet grooter behoeft te zyn, ten opzichte van het geen daar in verrigt wordt door vier Per foonaadj en, die zeldzaam een groot getal van menfehen te gelyk hooren : zynde tot byeenkomften van meerder en tevens aanzienly- ker Perfoonen het Vertrek van Burgemeesteren gefchikt: welke Kamers beide aan de waardigheid van dit Ampt volkomen voldoen. Doch deeze Vertrek - kamer noemt de beris-
per, „ bovenmaaten ruim, zonder het oog te „ ftreelen, of iets te vertoonen, 't welk evenre- „ dig is aan het gebouw." Zyn Ed. fchynt veel te ftellen, doch niets te bewyzen. Hier moest hy immers opgegeeven hebben , hoedanig dezel- ve wezen moest, en daarby verklaaren, wat hy door het ftreelen der oogen verftaat. Wie het ooit met kundige oogen befchouwde, heeft het altyd voor een zeer deftig en welgefchikt vertrek ge- houden, het welk, in alle deelen , aan de einden » waar toe het verordend is, voldoet, en om hier van overtuigd te zyn, nodigen wy ieder onbe- vooroordeeld mensch tot deszelfs befchouwing. Wegens de Raadkamer, moeten wy het zelfde
B $ zeg- |
||||
%6 DE BOUWORDE VAN *T STADHUIS"'
zeggen; en wat de berisping van het te groot
zyn der Beelden, in de Schilderitukken, naar de grootte van 't vertrek aangaat ; wy agten, dat het van groot nut zoude geweest zyn, indien de Heer C., op die plaats, eene bepaaling van*de grootte der Beelden en de bekwaame verheid van afftand gegeeven, en zyne befchuldiging beves- tigd had , door een Mathematifche regel, om de grootheid der Beelden, naar de grootheid der vertrekken, en de verheid van afftand, te fchik- &en : het geen den leergierigen Schilders van een groot nut zoude geweest zyn. Hy houdt zich ondertusfchen verzekerd, „ dat een iegelyk wel „ verbaasd is over dat Schildery, maar dat zyn „ ziel geen vermaak gevoelt, in deszelfs be- „ fchouwing." Wat is 'er toch in dat ftuk dat verbaazen kan ? De Historie zelve kan geene ver- baazing, maar wel eene aandagtige eerbiedigheid verwekken. Doch hoe het ook mag genoemd worden, 't is zeker, dat het onze aandagt trekt : en dit is het vermaak, dat onze ziele geniet, in des- zelfs befchouwing. Maar mooglyk, zegt iemand, hoe kan men naar de grootte der Beelden vraa- gen ? „ De berisper toont ze aan, in de konfli- „ ge Basrelieven , die naast de Schoorfteenert „ zyn,en door Engelen gehouden worden,wel- s, ke eene bekwaame grootte hebben. Doch wie zal ons, voor eerst, zeggen, of zyn
Ed. fpreekt, van de grootte der Basrelieven zeL ven, of van de Beelden, die daarin gevonden war-
|
||||
VAN AMSTERDAM ENZ. VERDEDIGD. 2/
worden, en of hy fpreekt, van derzelver wee-
zenlyke grootte, of van derzelver evenredigheid tot de ftukken. Men dient dan daaromtrent eene nadere verklaaring; vervolgens een bewys, dat de Beelden in de groote Schildery ook zo groot zyn moeten, af te vvagten, en te gelyk eene op- heldering van dit zeggen, in 't Hot zyner beris- ping van de Raadkamer : „ Zo waar is het, dat „ de Smaak iets is, 't welk oorfpronkelyk tot „ onze Natuur behoort, en dat wy in de fraaije „ Konften onmiddelyk, en zonder voorafgaande „ redeneering oordeelen," De Krygsraads-Zaaien, welke hy, „ eenvou-
„ dig , en van hoogte en breedte immer zo „ wel geregeld" noemt, doen hem denken, op de Schilderyen, dewelken daarin geplaatst zyn, j, Sommige Schilderftukken , zegt hy, zyn „ overheerlyk ; maar de Smaak van den tyd 5, munt in verfcheiden derzelven zeer uit." Hier fchynt egter Smaak, maar, mooglyk, een Jlegte Smaak, by de Oude Hollanders, plaats gehad te hebben. Doch wy zullen dit overftappen, en re* den tragten te geeven, waarom de Schilders de Burgers, in de Schuttersflukken, op de Krygs- raads-Kamers, eetende en drinkende hebben af- gebeeld. In de eerfte plaats, hebben deeze Maaltyden
zelve, welke tot eene uitfpanning en blyk van erkentenis voor getrouwe dienften verflrekten, enzGS oordeels, alleen, gelegenheid gegeeven , tot
|
||||
SS DE BOUWORDE VAN *T STADHUIS
tot het fcbilderen van deeze ftukken, en men is
derzelver oorfprong verfchuldigd aan de .gulle Vriendfchap, en de byzondere hoogagting voor raalkanderen, die de Schutters bewoog, om de gedagtenis levendig te houden van de ongeveins- de vrolykheid, gepaard met eene agtbaare ftaa- tigheid, die gemeenlyk hun dapperen en braaven inborst verzelden. Doch zo men, ten anderen, al meenen mogt, dat deeze Schilderyen haaren oorfprong hier aan niet verfchuldigd waren, maar alleenlyk de afbeelding deezer wakkere Mannen bedoelden, kon- de Schilder daar toe geen gefchik- ter gelegenheid verkiezen, dan de jaarlykfche Maal- tyden der Schutteren. Zy waren, op die tyden, by malkander, en de Schilder was minder gebon- den in de fchikking zyner Ordonnantie, tot de gelykenis der perfoonen, dan of dezelve in ryen > of gelederen ftonden. — Ieder verftandig Schil- der zou dit doen : want waren zy, in zulk een getal, als in een Raadsvergadering, in ordre, Baast elkander zittende, afgebeeld ; wat fchikking, wat bevalligheid, zou 'er in de houding der Beel- den doordraaien, welke men, gelyk iemand aan- merkte, met éénen flag, de hoofden zoude kun- nen afmaaijen ? Of hadt de Schilder het geval van onderlinge famenkomst,in een'vryen fland,ver- iooren ; hy zou zich zeker niet min hebben blootgefteld aan de berisping van den Schryver, wiens fyne aandoening, door het optrekken van een Laars} geërgerd wordt, en den Schilder poogt ver-
|
||||
VAN AMSTERDAM ENZ. VERDEDIGD. 29
, verdagt te maaken, als ware hy verlegen geweest
met zyne a&ies.
Of zou zyn Ed. liever een optogt van Burgers
gehad hebben, den een agter den ander, ja tien, twintig diep, naar de grootte van het Corporaal- fchap, de Compagnie of het Regement? dit geeft eene ftyve Ordonnantie, is gemeenlyk ontbloot van de werking van een goed licht en bruin, en men kan,daar en boven, de agterften onmooglyk. zo goed doen gelyken als de voorften. 't Is waar, Rembrand heeft geen maaltyd ver-
kooren: maar dat hy den optogt der Burgeren vertoond heeft, zo als het behoort, gelooven wy niet ; of het zoude, ter dier tyd, zeer onge- ( regeld hebben moeten toegegaan zyn, 't welk wy
nogtans wel beter weeten. Het is dan zeker,
dat deeze ftukken ten minften in geenen flegten Smaak gefchilderd zyn. Men befchuldige ons hier egter niet van kleinagting voor den konstryken Rembrand; want wy houden hem voor een groot Meester, onder de Schilders van Nederland; maar te zeggen, gelyk de Heer C. doet, dat hy even verheeven in Ordonnantie, als in Licht en Bruin geweest is, toont, aan ieder Kenner der Korist, op het allerduidelykfte , de onkunde van den Schryver. Integendeel, daar is niets verheevens in zyne Ordonnantien; zyne Perfonaadjen zyn doorgaans van een laag Karaéler,en eene gemee- ne geftalte: daar by zyn hunne gewaaden zelden of nooit overeenkomende met den tyd, dien hy i ver- |
||||
%0 DE BOUWORDE VAN 'T STADHUIS
verbeeldt, maar ten eenemaal gefchikt, naaï zyn *
bizarre denkbeelden. Ook zyn zyne Gebouwen,
waar in,en by hy zyne perfooneh vertoont,zeer ilegt of gering, naar de Gothifche wyze,en heb- ben niets van het verheevene. Wat zal men daa zeggen van de berispingen van een' Sehryver, die de verheevenheid van dit Schilderfluk, dat waar- 3yk met een ftout, ja met een al te ftout penfeel gefchilderd is, ftelt boven al de Triumfftukken van Alexander, door le Brun gefchilderd, welke le Brun, in verheevenheid van geest, in ordonnantie en in tekening, Rembrand, zo ver te boven gaat ; als Rem- brand, le Brun overtreft, in het licht en bruin en in 't coloriet. Wy zouden ook het geen hy ver- der over de ftukken van Flink en van der Helst zegt, ligtelyk kunnen verdedigen. Maar het zoude ons te lang ophouden, en, 't is ons genoeg, dat hy toeftaat dat deeze ftukken ten minften zo heeriyk van coloriet zyn, dat hy, die zich ze- kerlyk Smaak toeeigent, dezelven durft aanbe- veelen aan onze nieuwe Teken-Academie , by hem, verkeerdelyk, Schilder-academie genoemd. Wy jnoeten ons dan verzekerd houden, dat hy
deeze' ftukken voor heeriyk van coloriet houdt, fchoon het ftrekt, om het tegendeel van zyne ftelling te helpen bewyzen, te weeten, dat de Amfterdammers fmaak hebben : en dit hebben dezelven met alle Natiën gemeen, fchoon ieder derzelven, daar in iets byzonders heeft. De Ne- derlanders hebben, zekerlyk, over het geheet geno^
|
||||
VAN AMSTERDAM ENZ. VERDEDIGD. 3I
|
|||||
genomen, niet zo goed getekend, als fommige
andere Natiën : maar zyn, in 't algemeen , bekwa- mer dan alle anderen , in het licht en bruin, be- nevens het coloriet. Zy hebben altyd uitgemunt in het natuurlyk afbeelden van eenvoudige Fi- guuren, van Menfchen en Beesten, van Land- fchappen, Zeeën, Bloemen, Vrugten, enz. — Ja, ons Land heeft meer Oorfprongkelyke Koppen in de Schilderkonst voortgebragt dan in de Geleerd- heid : want, buiten Rubbens en van Dyk, die wel Nederlanders, maar niet in onzen vryen Staat gebooren zyn, mogen wy roemen, op eene groote menigte, en onder anderen , op Rembrand van Ryn, Genu Douzv, Melcbior de Hondekoeter, Paulus Potter , Philip Wowwerman , Adriaan Brouwer , Frans Hals , Willem van de Velie, Ludolf Bakhuyzen, Jan van
Hhizum, Cornells Troost, en meer anderen. En deeze mogen met rcgt Oorfprongkelyke Koppen ge- noemd worden, die hunnen naam by vreemde Volken doen klinken; zo dat ze derzelver wer- ken , met al hun vermogen, zoeken, duur betaa- lën, en daaglyks het land uitvoeren. Ik moet de naamen van de nog leevende zwygen , om dat ik my bezwaard vinde hunnen rang en ver- dienften te bepaalen ; alleen zegge ik, dat onze Waereld - Stad nog met braave Konflenaars pronkt,die het genoegen van hunneMecenaaten verdienen , en daaglyks behaalen. Onze wyze Magiftraat doet haare vaderlyke zorg, in 't by- / zonder, over de Tekenkonst, de Grondzuil van de
|
|||||
%l DE BOUWORDE VAN 'T STADHUIS
de Schilderkunst, waaken; en heeft, in navol*
ging van de voornaamfte Steden van Europa, nog onlangs, derzelver Teken-Academie ,met cè- ne aanzienelyke plaats, in het Raadhuis, vereerd. Het is 'er dan verre van daan, dat de Schilders, met Laires en Meijering, by ons uitgeftorven zyn ; en veel min de lust tot die edele Weetenfchap. Doch het verwondert ons, dat de Brief-Schryver Laires en Meijering byeen ftelt : dit paart mee elkander, als de groote Vondel met Jan Zoet. En zoongelykvormig als dit is, met zo veel vooroor* deel, of onkundigheid, is de keuze van Meije- ring boven Moucheron (*): ja, men heeft reden om te gelooven dat deeze ongerymdheid nog nooit eenig verftandig mensch ingevallen is. Meijering is geweest een zeer gering Schilder van de laag* fte clasfe; die al zyne Ordonnantien getrokken heeft uit de werken van Glauber , en dezelve heeft uitgevoerd, op eene zwaarmoedige wyze , en, op zyn Schilders gefprooken, met een droog penfeel. Hy is daarenboven, droevig en flegt van coloriet ; daar integendeel Moucheron iets ver- hcevens in zyne Ordonnantien heeft. En het ftaat aan den Heer C. te bewyzen uit welke prenten hy die te famen heeft gefield: ja, wy durven die zo Hout ontkennen, dat wy den Schryver be* Jooven eene Premie van honderd guldens, te be* taa-
(*) De Schryver meent hier zekerlyk de Jonge , zynde
Ifaac Moucheron, die een opvolger van Meijering was. |
||||
VAN AMSTERDAM ENZ, VERDEDIGD. %%
taaien by de Üitgeevers deezer Verdediging, zö
hy weet aan te toonen, waar die Werken vart hem gevonden worden, die hy voor zyne ür- donnantien heeft uitgegeeven , en uit anderen geftoolen zyn. Wel is waar, dat het coloriet vail deezen grooten Meester, eenigzins, zwaarmoedig en fomber is : doch het overtreft egter dat van Meyering zeer verre. Daar en boven is Moucberoft een man geweest, die in zyne Hukken getoond heeft, dat hy het licht én bruin, de Bouwkonst en perfpe£tief,in den hoogften graad, verftondt; en zeer wel in agt wist te neemen , waar hy fchilderen moest, om zyne Hukken te fchikken , naar de grootte der Kamers, en naar de afftan- den van waar dezelven gezien moesten worden: het welk nog blykt uit de fraaije Tekeningen , die hy daar toe doorgaans vervaardigde, en daar hy, gemeenlyk, de hoogte van de Lambrifeering en de breedte der Dammen by tekende ; welke Te. keningen, al federt lang, van tyd tot tyd, duur- der en duurder, door de Kenners, naar verdien- ften, betaald worden, en ieder meer gelden dan twintig van Meyering. Het is dan alles volftrekt onwaar, wat door den Brief-Schryver van deezen Konftenaar gezegd word, en by gevolg ten hoog- ften ongerymd zyne gepasfioneerde vergelyking: „ Zo monfteragtig groot als Ferdinand Bol, Govert a, Flink en Jan de Wit (hy meent Jacob') de Beel- „ den fchilderden in de bekrompen Vertrek- „ ken van het Raadhuis î zo Pöpagtig kleine C „ Land-»
|
||||
34 DE BOUWORDE VAN *T STADHUIS
„ Landfchapjes fchikken nu de weidfche Zaa-
3, len der ryke Kooplieden op." Verder verhaalt de Schryver , hoe men te-
genwoordig bouwt, en zegt: „ hierin is men j, gevorderd, dat men de Ornamenten geestiger ,, ordonneert, meer harmonie in de Kleuren 3, houdt, en meer Smaak in de Schildering der „ Behangfels toont." Omtrent de Ornamenten, blykt des Schryvers
onkunde, ten hoogfle ; want Ornamenten zyn de Lystwerken boven de Colommen, die wy niet denken dat hy meent ; maar hoof werken. Doch hier moeten wy hem weder tegenfpreeken ; wane de Loofwerken worden op verre na zo geestig niet geordonneerd als voorheen, 't geen blykt, als men de Loofwerken van het Stadhuis verge. lykt by die, welke tegenwoordig in zwang gaan. Van de Loofwerken van het Stadhuis, kan men zeggen, die Vrugt, die Bloem en dat Loof is het, én dit alles heeft betrekking op de plaats, waar voor hetzelve gefteld is. Men befchouwe flegts het Loof in de Vierfchaar, voor de Secre- tary , Asfurantie-Kamer , en die van Defolate Boedels , daar is geen hoek binnen of buiten dit konstryk Raadhuis, of het bevestigt ons gezegde door ondervinding. Daar en tegen, kan van de meeste Loofwer-
ken , welken men tegenwoordig maakt, noch de Schryver aan den Philofooph, noch de Beeldhou- wers en Stukadoor-Werkers zeggen, wat het is, of
|
||||
VAN AMSTERDAM ENZ. VERDEDIGD. 35
of wat het verbeeldt ; veel min, dat het eenige
betrekking, op het een of ander, zoude hebben. Belangende de Coleuren, het is zeker, dat,
onder anderen, J: van Huyzum, daarin een groot voorbeeld gegeeven heeft, 't welk de denkbeel- den onzer Schilders, den een meer,den anderen min, heeft opgehelderd. Doch wat den tegenwoordigen Smaak in de ge-
woone Behangfels betreft, deezen kunnen wy nooit billyken. Want alles daarin gelykt meer naar een Marionetten-Spel, dan naar de Natuur. De Beelden en Landfchappen zweeven, in een ïos en gebroken Krulwerk, zonder order en vol- gens een wanfcbapen verkiezing, tegen den wand: de hoeken boven en onder, benevens de middel- flukken deezer averegtfe K-rullen , zyn gevuld met Bloemen, Vrugten, Vogels, Vlinders, enz. Kortom, alles voegt zich zodanig byéén, als de voorwerpen onzer droomen. De Beelden en Ge- bouwen , in deeze harfenfchimmen, zyn meesten- tyd zonder proportie van het Landfchap, het Welk alles, zonder perfpeéiief, zonder houding, zonder waarneeming van licht en bruin, en bui- ten alles is, wat oordeel en konst genoemd mag worden: de Boomen hebben geen beftaan in de natuur: alles is buiten verdienften, en zo het geestig is, is 't verftandeloos geestig. Het fpyt ons, dat wy dit van onze anderszins
konstryke Eeuw zeggen moeten ; doch wy reke- nen ons vçrpligt dit den Bouwheeren van nieuwe C % Ge-
|
||||
36 DE BOUWORDE VAN 'T STADHUIS
Gebouwen onder het Oog te brengen, als die zich
ligtelyk vergaapen, aan fterke verwen en kakel- bonte kleuren, en de oude natuurlyk befchilder- de Kamers niet alleen veragtén ; maar zelfs ligt uitrooijen, om 'er deeze nieuwe o'nnatuurlykhe- den te plaatfen. Met deeze kleine uitweiding zal ik eindigen,
en het verdere, in den Brief van den Heer C. te vinden, overlaaten aan andere pennen. Voor het laatst moet ik egter nog eene aanmerking maa- ien , over zyne aanmaaning tot het leezen van eenige Schryvers, waaruit zyn Ed. zegt, dat on- ze Landgenooten kunnen leerendenken ,en zelve met Smaak en Oordeel leeren ordonneeren, „daar ,, zy nu, voegt hy 'er by, van onkundige Artis- „ ten afhangen." In welk licht befchouwt hy de Konftenaars?
befchouwt hy dezelven als luiden, die alleen be- kwaame handen moeten hebben , om de denk- beelden , die anderen, door het leezen dier Boe- ken , gekreegen hebben, uit te voeren ? dan doet hy immers kwalyk, dac hy de Wit befcbuldigt, van zyn ftuk in de Raadkamer zo breed genoo- men te hebben, en zoude beter doen, die Wer- ken den Artisten aan te pryzen, om bekvvaamer te worden. Maar mooglyk zoude hy meer nut doen, van
den geenen die bouwen, en laaten fchilderen, aan te beveelen, zich te gedraagen, aan de or- donnantie van bekwaame Architecten en Schil- ders^ |
||||
VAN AMSTERDAM ENZ. VERDEDIGD. 2>7
ders, dewyl het niet wel mooglyk is, dat iemand,
buiten oefening en ondervinding, zo bekwaam kan zyn, als een ander, die zyn gantfchen leeftyd aan céne Konst befteedt. Doch deeze Boeken kunnen mooglyk goed zyn, om hunne Leezers zo veel kennis by te zetten, dat ze in ftaat zyn bekwaame Konftenaars te kiezen : en in dien zin billyken wy den raad, dien hy onzen Landgenooten geeft. Door deeze middelen zal men in ftaat gefield
worden, om veele misflagen, welke thans ze- kcrlyk in fommigen onzer Gebouwen heerfchén, te overwinnen ; men zal het Oordeel by het Ver- nuft plaatfen, en zekerlyk de beste, dat is de be- kende vyf regels van Bouworde volgen , om { een Gebouw zodanig te ftigten, dat het, in zyne deelen, en te famen in zyn geheel, voldoe aan
het einde dat men zich heeft voorgefteld: na- mentlyk flerkte, en beantwoording aan deszelfs oogmerk, met vermyding van het overtollige, eene gepaste fpaarzaamheid, en zo veele uit en inwendige fchoonheden als noodig zyn,om onze aandagt te trekken, en behaagen te verwekken. Wane wat de nieuwe Smaak van de Huizen onzer Eeuwe aangaat, wy kunnen dezelve met den Schryver geen verbeteringen noemen, om dat men den Italiaanfchen Smaak verliet, en, zonder op eenige Bouworde agt te geeven , te werk ging ; want dan zoude men moeten befluiten , dat het beter is zonder, als volgens een geregel- de Bouworde, te bouwen. Hier uit zoude eene \i C 3 me- |
||||
38 DE BOUWORDE VAN 'T STADHUIS
menigte -Bouworden ontftaan, en zelfs nog meer
dan agt, het getal, waartoe onlangs, de Boek- verkooper Ihrnardus Mourik, in zyn Bericht van Inteekemng op eene Verzameling van alle de Huizen der Heeren en Keizers Gragten deezer Stad, de Bouworden gebragt heeft. Wy kunnen niet denken , dat dit door den
Schryver zoude gebillykt. worden ; en befchou- wen zyn gezegde als voortkomende uit eenen on- bedagten yver tegen de lust van navolging; en aan de zelfde oorzaak moeten wy ook toefchry ven het verwerpen van de Heidenfche Goden en Go- dinnen. Wy keuren zyne Helling goed van ze nooit met de waarheden van onzen Godsdienst te moeten vermengen: maar oordeelen nogtans, dat zy zeer gefchikt zyn , tot zinbetekenende Beelden, 't Zyn zulke algemeene kundigheden, dat elk, wieMerkurius ziet,'er den Koophandel, wie Neptunus befchouwt, 'er de Zeevaart door .Yerftaat. Maar dat zy te overvloedig gebruikt, en veeltyds kwalyk geplaatst worden, is zeker. Doch dit alles bewyst geenszins dat deeze ge-
breken in den goeden Smaak te vinden zyn in ons Raadhuis : waarop en aan, zo binnen als bui- ten , geene Beelden of Sieraaden gevonden wor- den , die of overtollig,of zonder Smaak, en bete- feenis zyn : niets overvloedigs neemt deszelfs we- zenlyke fchoonheden weg, of bezwalkt den luis- ter van deszelfs wezenlyke waarde. Maar wy meenen genoeg gezegd te hebben, om de zwak- heid" |
||||
VAN AMSTERDAM ENZ. VERDEDIGD. 39
heid van de bewyzen van onzen berisper, ne-
vens zynen onbedagten y ver of onbedrevenheid , in een helder daglicht te ftellen : welke te onver- fcboonlyker zyn, om dat hy daar door de Eer van eene gantfche Natie, ja van zyn eigen Va- derland, als een onwaardig Medeburger, heeft poogen te bevlekken ; daar het veel eer zyn pligt was, dezelve, op eene betaamelyke wyze, op te houden, en de gemeene gebreken te bedekken. Gelukkig! dat de Engelfchen,Franfchen enDuit- fchers,in navolging van ons, volgens het zeggea van den Heer-C., hun Werk niet maaken om al- lerleie prullen uit het Nederduitsch te vertolken: zy zouden, uit de belydenis van een Nederlan- • der, wien men, in dit geval, tenminften, on- zydig zoude rekenen , tot meer onregtmaatige kleinagting van onze Natie, eene gunftige aan- leiding neemen. Vindt ondertusfchen, de Philofooph zich op-
gewekt en bekwaam, om den Smaak in Konften en Weetenfchappen , op de aanmoediging van den Brief-Schryver, in zyne Landgenooten aan te kweeken ; wy verzoeken, indien wy iets op hem vermoogen, dat hy, om aan zynen gewigtigen naam te voldoen, de voetftappen van voorbaa- righeid , onkunde en bedilzugt niet navolge , veel min zulk een' verkeerden Smaak in zyne Medeburgers zoeke te verwekken , als in den gantfchen Brief van den Heer C. doorftraalt. mm
|
|||||
•i
|
|||||
DRUKFEILEN.
BI. 21. reg. 5 Jlaat 's Konings lees des Wetgeevera
|
||||