GESCHIEDKUNDIGE
BESCHRIJVING VAN HET VERMAARDE
STADHUIS
VAM
AMSTERDAM.
DOOR.
( JAN F O K K E.
MET AFBEELDINGEN,
|
||||||
te AMSTERDAM, bij
JOHANNES ALLART; RtDCCCVIIÏ»
|
||||||
/
|
||||||
VOORBERICHT.:
|
||||||
JDaar het zijne Majesteit de Koning van
Holland behaagd heeft Amfterdam voor, zijne zet el ft ad te kiezen , konde men tot hoogstdsszelfs verblijfplaats aldaar, geen luisterrijker, en met de Jzoninglijke waar-, digheid meer overeenkomend gebouw vin- den, dan het alomberoemde Stadhuis, bin- nen de wwmemde /lad. Daar hetzelve dus eene aanmerkelijke verandering onder- gaat , hebben^ wij gemeent, niet alleen de Amflelburgers, maar ook elk Nederlan- der , die toch de liefde tot zijn land als aangeboren is, geen ondienst te zullen doen, met hen eene nette en naauv/keurige Befchrijving van het Stadhuis te geven, én dezelve met ophelderende aantekeningen te verrijken, waardoor dezelve ntst des te meer graagte gelezen zal worden. Wij hebben den grooien /lads Historie-
[chr ijver jan wagen aar, veelal op
|
||||||
ïv VOORBERICHT.
op den voet gevolgd, doch daar zijne Be-
fchrijving van Amfterdam, reeds voor meer dan veertig jaren in 't licht verfchenen is% kan men ligtelijk bevroeden, dat ''er f e der d dien tijd, niet weinig verandering zoo in de /lad, in V algemeen, als am het Stad- huis in^t bijzonder, is voorgevallen;waarom wij dan onze Befchrijving ook zoo ingericht hebben, dat wij dit treffelijke gebouw, zoo a's het nog in den voor gaanden j are geweest is, befchouwd hebben, waardoor onze ar- beid geenszins voor overtollig gehouden kan worden. Om dit Werkje nog meer luister bij te zet'
ten, heeft de Uitgever van deze Befchrijving, hetzelve doen ver fier en, met twee Platen, waarvan de eene, het Stadhuis van vo~ re'n, en dé andere, de platte grond der groote Burgerzaal 9 voorfielt. |
||||||
BERICHT VOOr d«l BINDER.
De Plaat van 't Stadhuis ts plaatfen
voer bladz. i.
De Plaat der platte grond te plaatfen tegen over bladz. 54*
|
||||||
GESCHIEDKUNDIGE
; BESCHRIJVING ':
VAN HET VERMAARDE
STADHUIS
VAN
A M S T E R D A' M.
|
||||||
Onder alle gebouwen, daar niet al- inleiding
leen onze Voorouders, maar ook alle befchaafde volken , liet meeste werk van maakten-, muntten inzonderheid hunne Tempels en Raadhuizen uit, die 7Àj beiden als heilig befcliouwden, ora dat, in de eerstgenoemde den Gods- dienst , en in de laatstgemelde het recht geoefend en gehandhaafd wierd. Het "was ook ora deze rede, dat dezelve al- tijd op ruime pleinen of hoogtens ge- plaatst wierden, ora des te beter in 't gezicht der Inwoners te vallen; ook bragt men alles bij, wat de kunst fconde uitvinden, om dez"e geftichten A aan- |
||||||
A 3D II A 1 S va à A AC S T X :R D A M
val» voir e ai te ><i,eai. |
||||||
'M }■, T
|
||||||
2 BESCHRIJVING van
aanzienlijk en luisterrijk te maken,
waartoe tijd, moeite nog kosten ge* fpaard werd (V)« Dat deze zucht, in later tijd, niet verdoofd is geworden, blijkt als nog, uit de onderfcheidene Raadhuizen in de Nederlandfchs Steden, die , als 't ware, tegen elkander wedij^ veren, om ieder met een voortreffelijk Stadhuis, na gelang van de magt of rijkdom der Ingezetenen , te pron- ken (b*). Het is dus geen wonder, dat zulk eene aanzienlijke 9 en door den Handel en Zeevaart rijk geworde- ne Stad, als Amflerdam, met een Raadhuis pronkt, dat verre weg, all» de andere Raadhuizen hier te lande overtreft, en door geheel Europa be-r loemd is geworden. (a) Onder alle anderen kunnen hier van ten
bewijze ftrekken , hec vermaarde Capitool te Rome, en de beroemde Tempel van Diana te Ephefen , oadar de aloude ; en de pragtige St.Pieters Kerk, mede te Rome, benevens het kosrbaare Stadhuis te Londen, onder de nieu- were konstwetken van die foort. (b~) In 't laatst der voorgaande Eeuw heeft
men nog te Groningen, en in 't naburige Jfieesp, nieuwe Raadhuizen ge.itigc, die beide Stedea , eer aandoen» |
||||
ni4 JSTADHÜI S 3
Alvorens tot de Befchrijving van dit Onder-
voortreffelijk GeBouw over te gaan» het^üer- zullen wij echter eerst een kort be- oudfte _ richt geven van het Oude Stadhuis, in welles plaats het tegenwoordige is ge- fticht geworden. Zoo dra Amfterdam Stads rechten en eené Stedelijke Regee- ling verkreeg (O? had de Stad onge- twijfeld een gebouw nodig, daar de Wethouderfchap vergaderde en 'de ge- meene zaken beftuurd konden worden. Ook wordt in de oudfte keuren der Stad, en dus in de Veertiende Eeuw, reeds gewag gemaakt van het Stede- huis. Na alle waarfchijnlijkheid en volgens het gemeene gevoelen, heeft hetzelve geftaan, omtrend of bij de St. Olofs of Oudezijds Kapel, daar de Stad vermoedelijk het eerst is begon- nen gebouwd te worden (d), fchoon men
(V) Zulks gefchiedde in 't jaar 1301. wan-
neer GUI VAN HENEGOUWEN, Bisfchop van Utrecht, Heer van Amftel geworden was.
(d) Het komt mij zeer waarfchijnelijk voor,
dat Amfterdam zijn eerste begin van Visfcfcers genomen heeft, die daar, aan het IJ, eenige hut- ten of laage huisjes gebouwd bobben, wier ge- tal, Yan tijd tot tijd, toegenomen zijnde, al- A 2 lengs- |
||||
4 BESCHRIJVING fcA<N
men nogthands uit geen echte befchei-
den volledig bewijzen kan, dat het oud* fte Stadhuis ter dier plaatfe geftaan heeft, is het echter zeker, dat de St. Olofs- poort, van ouds af een gevangenis geweest is, en dat de gevangenisfen, zoo als de kundige wagen a ar, in zijne 'Befchrijving van Amflerdam, te regt aanmerkt, gemeenlijk in, of nabij, de Stadhuizen plagten gebouwd te worden. De groote vondel plaatst dit alleroudfte Stadhuis, mede in den omtrek van de meergenoemde kapel, daar hij, in zijne Inwijding van het Nieuwe Stadhuis, zingt: Het
lengskens tot een dorp zijn aangewasfchen, welk
dorp eindelijk, door de vlijt en kunde der Inge- zetenen, zoo in den koophandel als zeevaart, zulk een magtige Stad geworden is, waarvan de Dichter antonides zeer geestig zingt: Kwam nu een Visfchar, die voor viermaal honderd jaren,
Heeft met 2,ijn kleine boot liet eenzaam IJ bevaren , — Uit d'ijzre flaap oniwaakt, opboden uit de kolk. — En hoorde 't zeeverlies van fchepen ligter zetten, Als hij voorheen de fchaê van zijn gefcheurde netten.—» £ . Wat zou hij denken ? als dat al 't ontaiujfc zand In menfehen was verkeert, gelijk a's Pyrrhaas fteenen,.
Zijn laage hutten, wijd geftrooid in woeste veenen, Tot trotfche Hoven, uitgedegen rei aan rei. enz» |
||||
het STA DH U l S. 5
Het eerfte fcondt daar 't IJ zich uitftrekt in zijn bedt
Met biezen,riet en helm , geboort van wederzijde. Daar d'Amfterbeer, van cwts, de zeekapelle wijdde, Tcreere van Godts Held, Sint Olof. (e)— — En indien wij op het verhaal van
MELCHioR FOKKENS ftaat mogen maken, dan vond men nog ten zijnen tijde, onder het huis, in de Oudezijds, Kapelfleeg, waar nog heden het Oude Stadhuis voor te lezen ftaat, een over- welfde kelder, in wier muren groote ijzere ringen , met dikke traliën, waren, en die dus tot eene gevangenis of boeijen gediend heeft, hetwelk, tot geen onvoldoend bewijs zoude ftrek- ken, dat het voornoemde Gebouw hier ter plaatfe werkelijk geweest is. Op
welk een tijd en om welke oorzaak dit
(*?) Deze is niet, zoo als jz. le long ver-
keerdelijk meent, St. Odulf, een priester in Fries- hand, die in de negende Eeuw geleefd beeft, maar Olof of liever Olaus, een der eerfte Chris- ten koningen van Noorwegen, die in de eifde Eeuw bloeide, en door ka nut , koning van Denemarken, oragebragt werd. Zijn beeldtenis is nog lang aan 't gewelf der Oudezijds Kapel te zien geweest, doch in 't einde der zeven- tiende Eeuw, bij gelegenheid eener venimme- ling aan de kerk, verdwenen. ■f* o |
||||
6 BESCHRIJVING van
dit Stadhuis verlaten, of tot een ander
gebruik gefchikt is geworden, is, uit mangel aan echte befcheiden, onbe- kend (ƒ). Zeker is het echter, dat, in 't begin der "Vijftiende, reeds van een ander Stadhuis, op den Dam, toen ter tijd de plaat/e genoemd, in de Stads Handvesten, gewag gemaakt wordt. Befchrij- Dit tweede Stadhuis ftond meer voor- vmg van waards naar de Waag en Kalverftraat,
het twee- ö de stad- en was voor het grootfte gedeelte van
gebakken fteen opgemetfeld. De Vier- fchaar, en de noordelijke zijde van hetzelve, waren* van witten fteen ge- houwen , en het eerst tot een Stadhuis aangekogt, van Katrijn Mathyfen Heingenszoon Weduwe, die het toebe- hoorde, en wier erfgenaam Jan Beth Walichszoon, bij een R.entebrief' van den jaare 141B, van Stads wege, bo- ven hetgeen hij reeds ontvangen had, vier goude Engelfche Nobelsn jaarlijks bc
(ƒ) Het is hoogstwaarlchijnlijk dat verfchei«
den echte berichten, de oudheid der ftad be- treffende, zoo in den brand van het oude Stsd- tv.ïis, in 't jaar 1452 , als in dien van den ,are 1652, ongelukkig verloren zijn geraakt. |
||||
ïTETT STADHÜï S. f
beloofd werd. De Stad was èr egter
nog maar korten tijd meester van ge- weest,,toen hetzelve, den drieëntwin- tigflen van grasmaand des Jaars 1421, door een feilen brand vernield, of ten minften zwaarlijk befchadigd werd. Nadat men het weder herfteld had, verhrandde het andermaal den drieën- twintigden van Bloeimaand, des jaars 1452. Sederd werd het beter dan te voren herbouwd, en kort daar na met het daar nevensftaande St. Elifabeths Gasthuis en Kapel vergroot; zoodat het nu, uit drie aan elkander getrok- ken gebouwen beftondt, en dus, naar dien tijd gerekend, geen onbillijk voor- komen , en ruimte genoeg in zich be- vatte , om de Regeerders hunne werk- zaamheden, zonder hinder, er in uit te kunnen laten oefenen. De Vier- De Vier- fchaar in dit gebouw, die eenige voe-fchaar* ten voorwaarts uitgetimmerd was, had rondom ijzeren trail;:,, waarmede de- zelve afgefloten konde worden (g), en
(j-) Boven deze ijzeretr traîîen zag men eeni-
ge beelden van oude Hollandfche Graven en Gravinnen, waarvan wij nader, in de Befchrij- A 4 viag |
||||
8 BESCHRIJVING vas»
en tusfchen welke in later tijd, eenigs
haakbusfen, wel tot twintig toe, ge- plaatst waren, om in tijd van gevaar, den Dam fchoon te kunnen houden, en alle aanval van buiten af te kunnen weeren (/z). Voorts pronkte dit Raad- Toren, huis met een taamlijk hoögen Toren, die met een goed uurwerk en flagklok voorzien was, en in 't jaar 1563 ver- nieuwd is geworden. De fpits der To- ren, in 't jaar 1601, wel zes voeten over zijde geheld zijnde, werd met zon- derlinge behendigheid, tot ieders ver- wondering, binnen den tijd van drie dagen, wederom regt gezet. Doch de- zelve werd nugthans, veertien jaren la- ter, ving van het nieuwe Stadhuis, een omftaiidiger
bericht Zullen geven. Qî) Zulks bleek , wanneer de Çraaf van Lei-
cester, op wien men een flinks vermoeden had, in 't jaar 1587 , op dit Raadhuis onthaald werd, daar het volgende Rijmdicht voor de Vierfch'aar te lezen was : Oft 'er verraad,
Of oproer kwaad, Wierde vernomen, Zal men tot baat, • Cefchut op fcraat, Hier uit doen komen» |
||||
het ST AD HU I S. $
ter, om de bouwvalligheid van den To-
ren, die om deszelfs ouderdom voor het infïorten deed vreezen , geheel weder afgenomen, en de Stads klok, in 't jaar 1615 boven'tplat gehangen(/•)• Voorts ^ vond men er een groote Zaal, waarin en Ver- niet alleen de Vroedfchap der Stad, in het. maar ook de Gemagtigden der Water- zelve- fteden, uit Noordholland., hunne Ver- gaderingen hielden. Voor den ingang dezer Zaal las men de volgende vier Rijmregels, die niet goude letteren ge- fchreven waren, Die Bondtgenooten der opinieufer Anabaptisten,
Overvielen deefe plaats en 't Stadhuis 's nachts f elf uuren ,
'5 /Inderdaeehs voor negen uuren fyn /J, me't macht en listen ,
Gefagen , gevangen en moesten Jufticy lefuuren (7),
Behalven dit gedenkiluk van den ge-
weldigen tianflag der Herdopers op de frad.
0 Men befloot echter, federd, de flagklok
*p de Janrodenpoortstoren te plaatfen. (Ji) Dit werd te dier plaatfe gefteld wegens
den mislukten aanflag der Herdopers, op de (lad, voorgevallen den elfden van Bloeimaand des •jaars 1535. A5
|
||||
to BESCHRIJVING van
ftad, hingen ook nog in een vertrek,
bezijden de voornoemde zaal, gewoon- lijk het gefchilderde kamertje genoemd, vèrfcheiden tafereelen, die dezelfde ge* fchiedenis afbeeldden en door den Am- fier damfchen Schilder Doove Barend, kort daarna, vervaardigd waren (7). In 't Noordelijke gedeelte van 't Raadhuis, vond men ook nog eene groote en bree- de kamer, van waar, uit de verifiers der voorpuije's Lands Plakkaten , en dê ftedelijke Keuren, den Volke voorgele- zen en afgekondigd werden. De kame* van Burgemeesteren, die 'er flegts maar* tamelijk uitzag, kwam vlak onder dè Toren, (m) en daar nevens waren ook de vertrekken voor de Schepenen, The- faurieren, Secretarisfen enz., terwijl de Weeskamer en Wisfelbank op de tweede of
• (/) Schoon wage-war duidelijk zegt dat deze
flukken van Dirk Eernara'szooii waren, kunnen riezelven echter , mijns bedunkens , met meer recht san diens Schilders vader, Doove Parend, toe- gefchrevei} morden. Dirk was, volgens het le- ven der Schilders door K. Vermandel, nog maar .één jaar oud toen dien oploop voorviel. (»ü?) Dk was de rede» dat van ouds de Akten
yan Burgemeesceren uit het Torentje gedagtekend werden. |
||||
het STADHUIS. it
<?f bovenfte verdieping waren. Beneden
van dit gebouw, naar de zijde van de Vogelfteeg (n) vondt men de gevangen- plaatfen, die echter in 't jaar 1557» aan de andere kant met nog eenige hokken vermeerderd werden (0). Na dat dit gebouw derdehalve Eeuw- **et ?ud« ö _ ' Stadnuis
ten dienfte der Regeering gebruikt was geheel
geworden, en men reeds met het bou- braud.
wen van een ander bezig was, werd hetzelve, in den nacht, tusfchen den eerden en tweeden van Hooimaand des jaars 165s, onvoorziens in de asfche gelegd. Groot was de verbaastheid der Burgerij wegens dit ongeval, doch nog grooter hunne voorzichtigheid in 't ber- gen van 't geld der Wisfelbank , en der Weeskamer, zoo als ook het in veiligheid ftelien der papieren van de Secretary, en
(«) De Fogelfieeg was tusfchen het oude Stad-
huis en de nieuwe Kerk, die toen, voor op dèn Dam tot den Nieuwendijlt, rondsom met huizen bezet was, boven welke de Kerk uit- ftak, die men, op den,Dam zijnde, zoo geheel niet, als tegenwoordig, in 't oog kreeg. (o) Deze andere zijde heette toen, zoo als
ook nog heden, de Gasthaisfteeg, wegens het Se. Elifabeths Gasthuis, dat, zoo als wij gemeld feçbben, aas 't Stadhuis getrokken was. |
||||
'AW* 1
|
|||||
is BESCHRIJVING van
en al het geen men, zonder levensge-
vaar, wist te redden. Ondertusfchen had de vlam zoo fel en' fpoedig de overhand genomen , dat alles , wat brandbaar was , verteerd werd, en 'er niets , dan alleen een gedeelte van het muurwerk van den Toren fiaan bleef, het welk echter, ee- nige dagen daarna,om ongelukken voor te komen , op last der Regeering, om- verre gehaald werd. Het eigentlijke Stadhuis en het daaraan getrokken St. Elizabeths Gasthuis, waren tot den grond toe afgebrand. (/>) Ook waren veele andere gedenktekenen , en onder an*
(ƒ>) Het St. Elifaheths Gasthuis, het welk
Ook wel bot Oude en II. Gcesti Gasthuis genoemd is geworden, was, reeds omtrent het midden
der veertiende Eeuw in wezen, en opgericht door een Gilde van mildadigé lieden die 'er het tefluur en de zorg over hadden. De zieken uit hetzelve werden in den jare 1488 , naar het Sr. Pieters Gasthuis in de Nes overgebragt, om dat het toen reeds grootendeels aan het Stad- huis getrokken was. Vermoedelijk werd het toen gebruikt om misdadigers in op te fluiten, waarvan «Ie benaming van Qasthuisboeven, die Kien dikwils in de oude Keuren der ftad vind, en van dezelfde betekenis als thans het woo.d Rasphuisboeven is,waarfchijnlijk haren oorfprong kad. |
|||||
het STADHUIS. 13
anderen ook de fchilderijen van Dosve
Barend, door de vlammen verteerd. Geestig belchrijft de Dichter vondei, dit ongeval, in de volgende fraaije vaer- fen: Merkueius verfinkt in 't fmitshoï van vulkaan.
Beveelt hem 'smiddernackts dien ouden romp te foopcn. Vulkaan toen V nachtglas net ten halven was verloopen ,
De wachters van den flaap befchooten flom en ftil, Fer gaten hunne vacht, voltrekt saturnus wil. Ontfteekt het folderveen van boven met zijn vonken, Het veen geraakt in brand dat eertijds lagh ver- dronken , (jfy Dus brandt het vuur de balk , de folder en het dak, De gantfche ftad waakt op, de vlam gaat op en ftak Hst Torenbuskruid aan, nu rusten geene bedden, De trouwflen fchieten toe , en reppen zich, en redden De brieven , boeken , geit, Trefoor en bank en f chat t En bergen in dien noodt de ziel der gantfche jladt, ' Terwijl de vlam in top blijft weiden als een wonder, Uit gunst die 't vuur ons droegh, dat tijd gaf, om van onder
Te redden haaf engoet, ten oorbaar van 't gemeen, Dus liet vulkaan hier niets, dan muurwerk, puin en /leen. Daar
. (j) Het fchijnt uit deze regels te blijken
dat de brand, op de bovenfte verdieping, daar men de turf, tot gebruik van het Stadhuis be- waarde, zijn aanvang heeft genomen. |
||||
14 BESCHRIJVING van
Verga- Daar men niet de bouwing van het
fenPder" nieuwe Stadhuis nog lang na zoo verre Regee- niet gevorderd was, dat het bekwaam den zoude zijn geweest om door de Regee- brand. x^ gebruikt te kunnen worden, fchoon' men 'er al vier jaren aan gearbeid had, vondt de Wethouderfchap zich genood- zaakt toevlugt te moeten nemen tot het' Admiraliteitshuis of zoogenaamde Prin- fenhof, (f) in het welke dan ook de Burgemeesteren, Schepenen , Secreta- ïisfen en de Weesheeren vergaderden. O) De verdere Heeren kwamen op het Westindifche Huis bij elkander. De 'Wisfelbanlc werd naar den Janroden- poortstoren overgebiagt, en in de ruime verwulfde kelders, onder dezelve, ge- plaatst , terwijl de bovenvertrekken tot gebruik der Boekhouders, Ontfangers en
(r) Dit gebouw kreeg deze naam, inzon-
derheid na 'c jaar 1618, wanneer Prins Mau- rits 'er eenige dagen gehuisvest was geworden. (s) In de eerde verwarring die het gemelde
ongeluk veroorzaakte, hadden Wethouders, in de herberg de Prins , die achter of bezijden de Waag ftond, hunne Vergaderingen gehou- den , tot dat op het Admiraliteitshuis alles, toe derzelver ontfaugst aldaar,in gereedheid gebragc was. |
||||
het STADHUIS, is
en mindere bedienden, klaar gemaakt
Xfzxen. Voorts werden 'er ook eenige kamers boven de ftads Waag ingeruimd, tot uitvoering der pleidooijen en von- nisfen over lijfftrafbare zaken, werden- de , bij de uitvoering der vonnisfen, het Schavot voor de Waag opgericht. Het duurde ruim drie jaren eer alles weder in zijne oude plooi kwam, en de ge- heeie Regeering hare werkzaamheden, met meer gemak en welvoeglijkheid, voort konde zetten, te meer daar het oude Stadhuis, fchoon dikwijls ver- groot, toch veel te bekrompen was, om de menigvuldige Collégien en Amb- tenaren , die 'er, ten dienfte der ftede, moesten arbeiden, met fchik te kunnen bevatten, ook had de bouwvalligheid van 't zelve reeds lang om een ander en beter geroepen. De toenemende welvaard der ftad, Oer-
kenbaar aan de menigte huizen en ge- f^Ie-0* bouwen "die 'er van tijd tot tijd geftigt fchrii moesten worden, om de ontallijke me- hetNieu- nigte inwoners te kunnen bevatten, J^04" die van alle kanten hier na toe fnelden, gevoegd bij de rijkdom der inboorlin- gen, door den koophandel en zeevaard ver-
|
||||
r-
|
|||||
i6 BESCHRIJVING van
verkregen, en die ondanks den oor-
log, (f) van dag tot dag aangroeide, hadden de Vroedfchap reeds eenige ja- ren te voren bedagt doen zijn, om een nieuw Stadhuis, de luister der ftad meer waardig, te doen ftigten. Immers in 't jaar 1639 , begon men over deze zaak al ernftig te raadplegen. Hoewel 'er met bouwen nog geen begin gemaakt werd, kogt men echter reeds verfchei- den burgerhuizen, inzonderheid in de Vogel- en Gasthuisilegen, die eerlang in Bloeimaand des jaars 1643 afgebro- ken werden. Kort daarna Haakte men eenige tijd dit werk, eensdeels om de duurte der bouwfloffen, en anderdeels om het herbouwen der nieuwe kerk,
die in 't jaar 164.$ afgebrand was, Qi) en dus liep het aan tot in de Zomer des Jaars
(/) De oorlog met Spanje, die na 't eindi-
gen van 't twaalfjarig Beftand in den jare 16*2 1, weder begonnen was, woedde ten dien tijde nog even fel dan te voren. (ji) Dit ongeluk viel voor den ejfden van
Louwmaand, van gemelde jaar, op den middag, en was door de onvoorzichtigheid der Lood- gieters , die aan 't dak werkten, veroorzaakt geworden. |
|||||
het STADHUIS. $
|
|||||
jaars 1648, eer de huizen van de noord-
zijde der Gasthuisfteeg, benevens allé die voor de nieuwe kerk {tonden, af- gebroken werden. Ondertusfchen had men al eenen geruimen tijd te yoretl inet graven begonnen, en in 't begin van het bovengenoemde jaàr waren reeds de roosters ïn 't fondament gelegd, 't Getal der houte paaien, die in 't zel- ve geheid wierden, beliep over de der- tienduizend zeshonderd en vijftig. In 't laatst van Wijnmaand des jaars 1648, werd door de jonge Heeren pan- Dé CRAS,DE GRAEF,VALCKENIER en f™*'^
SCHAEP, den eersten fteen van 'tGe-'c Ge- bouw gelegd, aan den zuidöostelijken iegd7se= hoek, naar de Kalverftraat, ten aan- zien van eene overgroote menigte men- fchen, die toegevloeid waren om deeze plegtigheid té zien. Op den fteen, die van wit marmer, en omtrent vier voe- ten dik was, las men de volgende woorden; Bezen eerften Fondàmentfleeû ït
gelegd door GERBRAND PANCRAS, JACOB DE.GRAÊF, B SIJ-
|
|||||
i8 BESCHRIJVING van
|
|||||
SIJBRAND VALCKENIER
en
PIETER SCHAEP.
Der Heeren Burgemeesteren Soonen
en Neeven. (v)
Den a8 October M.DC.XLVUL Tot Bouwmeesters van het Stadhuis
Bouw- wiercjen aans-efteld de vermaarde t. a-
meesters ° ■> van hetcOB VAN CAMPENT) eil DANIEL
Stadhuis» STAL-
. (y) De toen regerende Burgemeesteren waren:
Mr. WOUTER VALCEENIER, Dt. GERARD
SCHAEP, GERBRAND CLAESZ, PANCRAS CU CORNELIS DE GRAEF, (»>) Deze Bouwkunstensar was Heer va»
Randebroek en is, om zijne kunde, zoó wel bin-
nen als buiten zijn Vaderland, vermaard geworden. Onder andere fchoone Gebouwen, door hem geftigt,
bevond zich ook de prachtige afgebrande Amficr*
damfche Schouwburg, en het hnis van Prins Joan Maurits, in àmHaag, benevens de Graftomben, van de Admiralen Tromp, van Galen en andere Nederlandfche Zeehelden, Van kampen was ook geen onverdiéaftelijk Historiefehilder, en overleed den vierden van Lentemaand, des jaar» 1658, en wierd te Ameifoort begraven, daar men op zijn graf of zerk de volgende woorden leest: «f Aartsbouwheer uit den Stam
;VAN KAMPEN rust 'hier onder ; XSie 't Raadhuis te /imflcrdxm Cellist heeft, V acht/ie wonder. |
|||||
n È T STAD H U ï Si if
stalpart, wier ontwerpen van
't Geftigt, na veel raadplegens, voor de besten gehouden werden. Voords, had de Vroedfchap, de Heeren c o r- kelis de GS.AEF, Burgemeester, ANTONY OETGENS VAN WAVE-
REN, JAN HUIJDEKOPER eit Jan coKNELis geeevink, aange-
fteld om opzicht over 't bouwen te hebben. Van toen af viel nïen vlijtig aan 't werk, doch twee jaren later werd de bouwing weder eenigzins ge- ïtremd', zoo door de onlusten met den Stadhouder, (x) als door den kost- baren en vernielenden oorlog met Engeland, (y) waardoor de Vroed- fchap befloot'in den jare 1653, toen die oorlog op het hevigst was , flegtS maar eene verdieping op het ge- bouw te zetten ; doch men veranderde ech-
(#) Te weten met Prins TVillem den twe-
<3en, die', in.'c jaar ió^o, Amsterdam wilde ïtelsgeren; ' (j) Dezelve begon in den jare 1652, en
bragt, fchoon dezelve flechts kort duurde, den Lande eene onberekenbare fcïiade aan, waarvan inzonderheid de Stad Amsterdam het grootfté gevoel had. B a
|
||||
so BESCHRIJVING vas
|
|||||
echter welhaast weder van gedachten,
na dat de Vrede met Engeland, in 't' jaar 1654, gefloten, en de inkomften der ftad zich toen weder in een voor- > deliger ftaat bevonden, waardoor men dus geraden vond het Stadhuis, vol- gens het eerfte ontwerp, te volbouwen. Inwij_ Sederd zette men de ftichting met zoo ding van veei yVer voord, dat de Wethouder- fchap, op den negenentwmtigften van Hooimaand des jaars 1655, hare intrede in 't nieuwe gebouw deed. Deze pleg- tigheid gefchiedde met allen luister. Voor- middags woonde de Regeering, in de Oude en Nieuwe Kerk, den Godsdienst bij, en begaf zich van daar naar het nieuwgebouwde Raadhuis, daar eene prachtige maaltijd voor dezelve bereid was 5 terwijl de Schutterij des na- middags , vóór het gemelde gebouw, in de wapenen verfcheen, alles onder een groote menigte van aanfehouwers, die van alle oorden der ftad faamgevloeid waren , om deze plegtigheid bij te woo- nen. Voords werd ten gemelden tijde alles weder naar het nieuwe Raadhuis overgebragt. Sedert voltooide men het dak, dat grootendeels met leijen gedekt werd
|
|||||
het S T A D H U I S. ai
werd. (z) Benige jaren later werd de
kap van zwaar Iersch hout vernieuwd. Het Stadhuis, [wiens Inwijding dooruetstad-
den grooten vondel , Ca) met een tref- Jm!s vsn ° ' v J buiten,
felijk vaers is vereerd geworden, flaat
genoegzaam in 't midden der ftad, aan
den Dam ; met den voorgevel naar het ■ Oosten gebouwd, en heeft boven den grond, drie verdiepingen. De onderfte is twaalf voet en negen duim, de mid- denile en bovenfte, ieder zesendertig voeten hoog. Het dak, dat vierkant is en niet fpits toeloopt, heeft de hoogte van ruim vijfentwintig voeten. 'In 't midden van hetzelve legt een vlak loo- den plat, het welk honderdtwintig voe- ten lang en ruim zesenvijftig voeten breed
(z) Wij zeggen grootendeek om dat een ge-
deelte van 't zelve in den jaare 168* nog met toode pannen gedekt is geweest. (V) Deze-vermaarde Dichter wierd te.Keulen t
den zeventienden van Slachtmaand des jaars 1587, geboren, doch heeft den meesten tijd zijns le- vens te Amfierdam doorgebragt, daar hij ook, op den Singel, tegen over de Warmoesgragt, v den vijfden van Sprokkelmaand des jaars 1679, in den hoogen ouderdom van tweeé'nnegentig jaren overkeden , en in de Nieuwe Kerk ter aarde be- fteid is geworden. 6 3
|
||||
sa BESCHRIJVING van
breed is. Voords is het gebouw, langs
den voor- en agtergevel, tweehonderd tweeë'ntagtig voet en vier duim, en van het midden - uitftek van den voor- tot dat van den agtergevel, tweehonderd vijfendertig voet en vier duim diep. De hoogte van het geheele gebouw, de Toren 'er echter niet hij gerekend, is honderd zestien voet, terwijl de Toren, zoo verre dezelve boven het dak uitfteekt, met deszelfs kap en lan- taarn , zesenzestig voeten hoog is. In den voor- en agtergevel zijn drie uk- Hekken, v/aarvan de middenften negen- entagtig voeten breed zijn, en ruim ze- ventien Voeten vooruit fpringen. De Zijgevels of wanden, die eveneens ge-
bouwd zijn, hebben mede drie dierge- lijke uititekken, waarvan de middenften flegts een weinig vooruit fpringen. De tusfchenruimten in de voor- en agterge- vel zijn even breed, te weten ruim vier- envijftig voet, doch die van de uitftek- ken der wanden, beftaan ieder maar uit ruim negentien voeten in de breedte. Het onderde van 't Stadhuis en dat men als, deszelfs voetftuk kan rekenen, is rond- om het gebouw, tot aan, de eerfre lijst, |
|||||
agt,
|
|||||
het S T^AD HUIS. S3
agttien voet en ruim vijf duim hoog.
Voords is het gebouw,onder den grond, tot omtrent zeven voeten boven 't hei- werk , van gebakken fteen opgemetzeld. Eindelijk beftaat al het boven dan grond ftaande buitenwerk, uit witten gehou- wen Bremer en Benthamer Heen. Het voetftuk van het ge ?'ord yerli h„
door tweeënzeventig, eenigzins lang- ting,
werpige venfterramen, die van buiten met dikke, zoo koperen als ijzeren tra- liën, bezet zijn, verlicht. Drie vindt men in ieder der agt uiterfte uitftekken der voor-, zijd- en agtergevels, vijf in ie- der der vier tusfchenruimten van de voor- en agtergevels, en twee in ieder der vier tusfchenruimten van de zijdge-
vels. Agttien diergeiijke ramen ftaan ook in 'c midden -uitftek van denagtergevel, een ten noorden, een ten zuiden en zes aan 't westen, ter wederzijde van een eenvoudige langwerpige vierkanten in- ingangen gang, die met twee deuren des nachts gefloten werd, en naar welken nien, langs zes fteenen trappen, opgaat. Het middenftuk van de voorgevel, heeft, in de plaats dezer lichten , negen ronde bogen , naar welken men met vier ftec- B 4 nen |
||||
a4 BESCHRIJVJNG vaw
Hen trappen opgaat, zeven dier boge»
zijn in 't midden, Ch) voords een noord- waards. en een zuidwaards, dochwelka twee laatften met ijzeren traliën geflo- ten zijn. Aan eiken, midden - uitftek van de zijdgevels zijn zes lichtgevende ramen, in 't voetftuk. De buitenfte lijst, die hetzelve dekt, is aan de vier hoeken van het gebouw, en aan da twee hoeken van het midden-uitftek van den voorgevel van zes grpote lantaarns voorzien. Aan 't midden -uitftek van den agtergevel, zijn mede, aan de twee hoeken, diergelijke lantaarns geplaatst, aan ieder hoek één, en op de kleine fteenen , yaor het gebouw , heeft men , nog onlangs, drie eerlijke lantaarns, op
jpzeren ftangen, gezet, een naar de zijde van
Q) Of men bij de bouwing van 't Stadhuis^
2iet de zeven boogen of poortjes heeft willen zinfpelen op de zeven Fereenigde Gewesten, fchijnt nergens te blijken, en is dus zeer onze. ker, doch vaster gaat het dat verfcbeideti vreemdelingen dikwils met dezen naaren toegang en de duistere trap die naar de voortreffelijke Burgerzaal gaat, gefpot hebben. Een deftiger opgang zoude ook de luister van dit heerlijk Gebouw juist nie: verhindert hebben,. |
||||
het STADHUIS. 25
van de Nieuwe Kerk, een naar de zijde
van de Kalverftraat, en een in 't midden»
Langs de ramen van het midden-uitftek,
en de twee tusfchenruimten van 't voet-
ftuk van den noorder voorgevel, door
welken de gaanderij voor de gewezen
Gijzeling Ce> licht fchept, vind men een
ijzeren hek, van zware , lange en fcherpe
fpiesfen, het welk tot verzekering van
deze plaats diende.
Langs de tweede verdieping van ?t zuilen en
. r Venfkr-
gebouw en boven de lijst van 't voet-ramen.
ftuk telt men vierennegentig zuilen, van
de Romeinfche bouworde , (d) die, de Bafimenten en Kapiteelen 'er bij gere- kend, zesendertig voet en vijf duimen boog zijn. In ieder midden-uitftek van
den voor- en agtergevel ziet men'er,
agt van voren, en twee van elke zijde, çn ill ieder buitenfte uitftek van de voor- agter- en zijgevels, vier van vo- ren en een naar elke binnenzijde. Eens- ge-
(c) De Gijzelaars zijn reeds, voor eenige
'weken, in 't Nieuwe Werkhuis,bij de Plantaadj.e, verplaatst geworden. (V) Ook wel de Gecomfofeerde geheten, om
dat zij meestal uit de andere Bouworden is zaraengeftekJ, B 5
|
||||
s6 BESCHRIJVING van
gelijks fiaan in elke tusfchenruitnte vat!
den voor- en agtergevel, vier zuilen, en in ieder uitftek van de zijgevels, ze- ven. Tusfchen ieder paar zuilen zijn •twee vehÏÏerraiöén boven elkàndereu, wier breedte gelijk is aan dié der eeffte verdieping boven den grond, doch met ;dat onderfcheid, dat het bovenfte juist vierkant en het oridsrite tweemaal zoo
hoog is als het bovenfte Daarenboven is in elke tusfchenplaats van de zijge- vels, een rond licht, in 't midden van vier even groote vierkante lichten, door middel yan het welke de trappen en portalen, die toegang tot de derde ver- dieping geven, verlicht worden. Tus> fchen alle deze yenfterramen vertoonen zich fieiiijk uitgewerkte nederliangende Festonnen, terwijl de ronde venfters met eenen fraaf gehouwen krans omhan- gen zijn. Boven de kroonlijst der meer- genoemde zuilen, ftaat, langs de derde verdieping van het gebouw, een gelijk getal van Corimifche zuilen, en men vind 'er ook een gelijk getal van ven- fters en festonnen in denzelfden rang, grootte en gedaante , als de anderen , zoo^ dat de lichten, zoo wel als de zuilen en lie-
|
||||
het STADHUIS. 27
fieraden der derde verdieping, regt bo-
ven die der tweede geplaatst zijn. In elke tusfchenruimte der zijgevels, even onder de kroonlijsten der tweede en der- de verdieping, zijn nog zes lange, doch even breede lichten, drie onder en drie boven, die tot meer verlichting der trap- pen dienen, in alles vierentwintig in getal. Op de kroonlijst der tweede rei zuilen Arenden
rust het dak, en op ieder der vier hoe- „en op°" ken van hetzelve ftaat een vergulden kei-hct dak* zerlijke kroon ,(<?) die door vier vergulden Arenden, dieHaarttegen ftaart gekeerd, en op een wit fteenen voetftuk liaan, gedragen word. Voords fteken uit bet dak , welk zesendertig dakvenflers heeft, agttien witte ft?.enen fchoorfteenen, welken eveneens gebouwd, en aan alle fteeasn" zijden met festonnen verfierd zijn. On- der ieder der vier binnenwaardfche hoe- ken van de zijdaken, is een groote wa- Water- terbak gemetfeld, die altijd rijkelijk van bakken< frater voorzien is, om 'er zich bij onge- luk (V) Ter gedachtenis van het fchenken der
^Keizerlijke Kroon op Stads Wapen, door den
Roomsen-KoningMaximiliaan, in dsn jare 1488.
|
||||
ft8 BESCHRIJVING van
luk van brand, van te kunnen bedie-
nen. Daarenboven heeft men ook, bo< ven de Krijgsraadskamer, twee brand- fpuiten, en in ieder van de vier water- bakken legt eene buis, die onder het dak uitkomt, en aan welke, indien 'er brand ontftaat, de flangen der brand- fpuiten gefchrpefd kunnen worden. De zolder onder het dak heeft een ftcenen vloer, en loopt langs de drie zijden der twee open binnenplaatfen, oostwaards, tot tegen het voetftuk van den Toren, en westwaards tot aan het houten ge- welfvan de Krijgsraadskamer,van welk genoemde gewelf, zij, met een houten befchot, afgefloten is. De voor- en agtergevel van dit heer-
lijk gebouw, pronkt met eene grootfche Fronie- en fierlijke Frontefp'tes of kap,'die twee- fpies of entagtig voeten breed, en in 't midden
kap van . _ den voor- agttien voeten hoog is. De voorgevel
doet zich, even.als ook de agtergevel, zeer fraai op, en beiden zijn verfierd meteen aanzienlijk getal marmeren beel- den , die meer dan levensgrootte, door Artus Quetlinus, (f) op-eene kundige wij-
(/) Quellinus was een Antxcrpam. r
van
|
||||
het STADHUIS, fy
Wïjzfe zijn uitgehouwen. Jn den voor=
gevel word Amjîeràam\xzSs> eene Hate- lijke maagd verbeeld, met de keizerlijke kroon op het hoofd, en houdende ftads Wapenfchild op de regterknie. Zij zit op een pragtigen zetel, die door twéé Leeuwen bewaard werd, en heeft een olijftak in de regterhand. Aan dezelfde zijde vertoond zich Neptumis op zijne fchelpkoets en met den drie tand gewa- pend, (g) Vier zeenimfen reiken de maagd 9
■ v
Tan geboorte, en een Broederszoori van Erasmus
Qiiellinus, een vermaard KunstXchilder. Fonde! noemt AR TU s het licht der Beeldhouwen j en den Nederlandfchen Fidias, en laat zich dus op
*S mans beeldcenis, door 4e helt Stokkade ge-
fchilderd, horen:
Stokkade maalde aldus de helft van 't zichthre deel
FanARTUS fidias. Waarom hem niet geheel, Of teffens lijf en ziel, zijn kunst met al haar vonken ? ZA6 heeft quell in zich zelf in marmer uitgeklonken. (g) Neptunus wierd bij de oude Heidenen voor
den Koning der zee en Vader der dromen en bronnen gehouden, en gezegt een Zoon van Saiurnus en Ops te zijn. De Romeinen vereerden hem met Schouw en Ridderfpelen, en hadden aok Tempel* en Altaren voor hem opgericht. |
||||
3o ËESCHPvIJVING van
maagd, van wederzijden , bloemkransfen
toe, terwijl twee anderen haar aard- en boomvruchten in den fchoot werpen; Voor den gevel dobberen twee Tritons én andere Stroomgoden en Godinnen. Drie metalen beelden, die ieder twaalf voeten hoog zijn, ftaan op de lijst der Frontefpies. De Vrede in 't midden, met den palmtak in de regter- en de flangen- ftaf van Mercurlus in de linkerhand, en aan de beide kanten de Voorxigtighsiâ
en dé Regtv aardigheid.
Fronte- In de Frontefpies van den agtergevel
kapSv"n vertoont zich de Koophandel der Stad,
den ag- ju de gedaante eener aanzienlijke Vrouw,
* met den gevleugelden hoed van Mer-
CÙur Op het hoofd. Zij is omringd van
allerhande Stuurmans Gereedfchap, en
men ziet de mast, het roer en de aange- slagen zeilen, van het Koggefchip, uit het zegel der Stad, agter haar. Voor haar zitten het "IJ en de Jmfîel, in' de gedaante van twee aloude Stroom- goden, terwijl de bewoners der vier delen van de Wereld, haar, zoo van de eene als de andere zijde, de vruch- ten van ieder Gewest aanbieden. Op dé
|
||||
het STADHUIS* p
|
|||||
de ïijst ftaan, even aïs op die van den
voorgevel, mede drie even groote me- / talen beelden. Atlas die de Hemelkloot op zijne fchouders torst in 't midden, en de beelden der Matigheid en der Waakzaamheid, ter wederzijden. De Toren van het Gebouw, rijst stadhuis
midden uit den voorgevel, en rust op orett" een voetftuk,. dat maar weinig over het dak uitfteekt, en mim negenen- dertig voeten breed 'en diep is. De Toren die rond is, en tot aan den kap toe, door agt halve Corimifchs zuilen onderfteund word, is eenenveertig voet en drie duim hoog. Op de kap, die zeventien voeten hoog is, rust een lantaarn van ruim agt tvoet, en die van een windwijzer voorzien is, het bovengemelde Koggefchip, uit het ze- gel der Stad, verbeeldende. In de Toren hangt een kunftig Klokkenfpel, bene- vens de gewoonlijke Slagklokken. De Ton van 't fpeelwerk weegt vierdui- zendvierhonderd en vierenzeventig pon- den , en heeft verre over de zevendui- , zend gaatjes tot het ftellen der noten. Voords telt men in dezelve zevenen-, dertig Speelklokken, van welken 'er: |
|||||
S2 BESCHRIJVING van
vijfendertig, door middel van de trom-
mel werken, (k) óver- Het Stadhuis tot dus verre van bui- denL-0t ten » zö° naauwkeurig als mogelijk was * rchrij- befchreven hebbende, gaan wij nu over het^srad- om hetzelve, met dezelfde uitvoerigheid, huis van vail binnen te befchrijven, en beginnen met den grond der onderfte verdieping » •waar men eenige ruime overwelfde helders en vertrekken heeft, die tot onderfcheiden gebruik dienen. Voor- eerst vind men.in den noordelijken vleugel, diepe overwelfde Gevangenkel- ders, alwaar de misdadigers opgefloten worden, en naar welken men, uit de woning van den Cipier ^ met vijftien fteenen trappen, nederwaards gaat. Deze kelders fcheppen licht van de noordelijke open plaats. Drie dubbele hokken, in vijf gevangenplaatfen verdeeld, zijn oost- waards. De gang voor ieder dub bel hok is met een zwaare deur afgefloten, waardoor de misdadigers, die in dezelve opgeflo- ten zijn, de gelegenheid benomen word,
(Ji) Michiel Survaas Nouts, een Delvenaar
van geboorte , is de eerde Klokkenist en Tonnist 'van het nieuwgebouwde Stadhuis geweest. |
||||
ÉZT S T A D H U i S. ii
word, «m niet elkander te kunnen'
ipreken; Diergelijke deuren zijn 'er öbk nb'ofdwàârds, alwaar men twee paar enkele hokken vind. Alle deze hokken zijn ook hog daarenboven met bijzondere deuren afgefloten, én ieder hok is met eerie kribbe eri heimelijk gemak voorzien. Aan dezelfde zijde is ook iiog een Wijnkelder» een Bier- kelder, eëh Stookkelder, een Turf hok en twee provifiekelders, welke lâatfte ten gebruike van den Cipier zijn. In den zuidelijken vleugel vari het ge- bouw , zijn twee zeer groote overwelfde Kelders, met eenert zwaren muur van elkander âfgefcheiden. De eerfte j dié haren ingang beöosteri de zuidwester
opgangen naa* de tweede verdieping heeft, dient tot berging van allerhande gereedfchappen, ten gebruike van den Esfaijeur van de Wisfelbank ^ en loopt tot voor onder zijne kamer; De andere ftrekt tot eene bewaarplaats van deii1 •Schat der Wisfelbank $ en legt onder de kamer van dert Ontfariger der ëven- gemelde Bank. Deze kelder heeft voords eenen zörgvuldiglijk afgefloten toegang, van welken CcÖLnisfarisferi C der |
||||
34 BESCHRIJVING va»
|
|||||
der Wisfelbank de fleutels in bewarin?
hebben. Gaande- Boven deze Kelders, op de onderfte de vier-vei'dieping, is eene lange Gaanderij, die fchaar. tien voeten diep is, en zich langs de geheele breedte van het midden-uitftek des Voorgevels uitftrekt. Ter weder- zijden dezer gaanderij, geraakt men doos twee bogen, die door zware houten deuren gefloten kunnen worden ; ver- der binnenwaards, buiten deze gaanderij;, ziet men in de pragtige Vier-fchaar, naar welken de- bogen, aan de zuid- zijde, den naasten toegang geven. De Vier- De vierschaabl die dertig voeten varTbui- breed » »ege«tien diep..; est vierenvijftig ten. voeten boog is,, word zuidwaards met
twee zware koperen deuren gefloten „ die elf voet hoog, famen zes voet breed en naar boven doorl.ugtig-en. met kunftig gewerkte traliën voorzien zijn. Op die der oosterdeur legt een geesfel, over welke twee blikfemfchigten., in 't midden ^met arendsvleugelen gedekt» kruisfelijigs geplaatst zijn. Op de tra- liën van de westerdeur leggen een regt en een gevlamd zwaard, mede kruisge wij ze over elfemderen vastgeftrikt. Ieder deur heeft;
|
|||||
het STADHUIS as
heeft daar benevens, ook drie gebogen
boomtakken, tusfchen welken het zegel in de wester, en het wapen der ftad ïn de oosterdeur, zijn vastgemaakt. In 't midden , daar de 'deuren eikanderen ïaken, ziet men een ftam van een boom, mét een flaiig omftingerd, zin- fpelende op de eerfte zonde onzer ftamvader en moeder. Beneden, daar deze deuren niet doorlugtig zijn, ziet men eenige doodshoofden en kruislings leggende fchenkels, en men leest op de eene en dé andere deur het be- kende vâers van virgilius. BiSCiTE JUSTITIAM MONITI, ET RON TEMMERS DIVOSa
Dat is.
Volgens de vertaling van vondbl: LEERT REGTVAARDIGHEID BETRAGTEN,
«N GEEN CODHEêiN TE VERAGTEN. (/) Be-
(«) Deze woorden riepen Thefeus en ffitgfùtj
Wanneer zij op eene gloeiende fteenrots vastge- klonken zaten, de moedwillige Thesfalkrs t dié enkel van roof en buit leefden, toe, orn hen té vermaaen zich aan hun voorbeeld te fpiegeleoi |
||||
%6 BESCHRIJVING van
Behalven deze deuren heeft men nog
drie openingen, 'aan de westzijde van de voorgemelde gaanderij, die agt en een halve voet hoog, zes voet breeds en mede met getakte koperen traliën be- zet zijn. Om ieder der drie middenfte tra- liën zijn twee Hangen geflingerd, met Mer- curius gevleugeldeiihoed boven elk paar. Onder aan de lijst der drie koperen tra- liën , vind men zes ronde gaten, om in tijd van nood daar fnaphanen of dierge- lijk 'fchietgeweer te leggen, ten einde den Dam te kunnen beftrijken en het Stadhuis tegen overweldiging te befcher- men. Eindelijk zijn ter wederzijden van den ingang der Vierfchaar, twee , et! régt daar tegenover * nog Wee kleine boogswijze openingen, insgelijks met getakte traliën bezet. Van binnen is de Vierfchaar grooten*
Dezelve deels van wit marmer gebouwd. Vlak
van bin- , , t» i , »en. m t westen is de marmere Regtbank,
tot welke men langs drie diergelijke
trappen opgaat, en op welke bank de Schout en de negen Schepenen gezetes zijn, wanneer aan de ter dood veroor- deel- |
||||
het S T A D H U I S. 37
deelden het doodvonnis voorgelezen
Word. Ten noorden, oosten en zui- den, ziet men twee reijen geftreepte of uitgeholde zuilen, ieder van reen of twee paar boven eikanderen. In de vier hoeken ftaan halve zuilen, de onderde van de Jonifche en de bovenfte van de Çorintifche orde. Ten westen heeft men ook eene diergelijke rei Corintifchx zui- len. Beneden ziet men echter, in de plaats van de Jonifche zuilen der over- zijde, twee paar naakte vrouwenbeel- den, die drie vakken van een fcheiden, en regt boven den zetel der Regteren komen. Deze beelden ftellen de ver- oordeelde misdadigen voor. De twee buitenflen bedekken , als uit fchaamte,
hare aangezichten met de handen, doch de handen der twee anderen zijn op den rug vastgebonden. >De drie vakken zijn allerkeurigst door den bovengemelden Ouellinus bewerkt en in marmer uitge- houwen , en itellen drie aloude gefchie- denisfen voor, die op het Rechterampt betrekking hebben. In het midden ziet men Koning Salomo>,, het duistere ge- fchil tusfchen de twee vrouwen, over C 3 het |
||||
SS BESCHRIJVING van
het levende kind beflisfchen. (&) Ja n
vos heeft 'er het volgende vaers op gemaakt: (7)
De wijste Koning fcheidt hei duistere kmkeeleti,
Om y moeders hart te zien, beveelt het kind te declm Boor V fnijdend fcherpe zwaard, fluks is de zaak gedaan , Daar Gods geest 't recht befehijnt, daar kan 'tnooiê
hvalijk gaan. In het noordelijke vak doet de Ko»
meinfche Burgemeester Brunts zijne twee 2oonen onthalzen, (jn) waarop de vol- gende regels van vos liaan: De firenge Brutus, flip op heiige, vaste wetten,
Zag liever hoofdeloos zijn zoons, dan V land befinetten. De
(*) Deze Gefchiedenis word omfiandig in den
Bijbel befchreven i Kon. 3. y. 16 tot 28. (J) Deze zinrijke dichter, een Amfterdammet
van geboorte, was flechts Glazemaker en Schil- der, en overleed in zijn Geboorteftad; in 't begin van Zomermaand des jaars 1667• Hij heeft ook een gropt gedeelte der glazen van hej nieuwe Stadhuis gemaakt. (m) Junius Brutus oeffende deze ilrenge ftraf
Om dat zijne Zoonen met den verdreven koning larquinius tegen de vrijheid van Rome zaamge-; fpannen hadden, en wierden dus als verradeis van hun Vaderland geftraft» |
||||
het STADHUIS. 39
iie Burgemeester zelfs [preekt vonnis'k wil dees daad.
Hij lijdt met fchand' de dood,dieflad en land verraadt. En in het zuidelijke vak laat Zaleukus,
Koning van Loeris, zich een oog uit- Itekeft, om één der oogen van zijnen misdadigen zoon te behouden. (») Op welk geval' de meergenoemde vos deze toepasfing gemaakt heeft: Ziet hier een vaders hart, die, 'om zijn zoon te fparek ,
. Zich zelven niet en fpaart,zoo kon hij 't recht bewaren.
Zoo lijden PMe de fchuld, era V gruwlijk overfpel.
De ziel, die vrij wil zijn, houd' 't lichaam uit dees hel.
Tusfchen de twee paar genoemde
vrouwenbeelden, ziet men twee fmaller vakken, die fierlijk met lofwerk door- 'wrogt
(V) Zaleukus, een wet uitgegeven hebbenda
dat een overfpeter die op de daad betrapt werd, met het verlies van beide zijne oogen geftrafc zoude worden, was zijn eigen zoon de eerde dié deze ftraf verdiende. De Inwoners van Loeris, poogden , uit acting voor des vaders verdienften , hem van deze ftraf te bevrijden, doch da ïecluvaardige vorst zulks niet willende gedogen, en echter mededogen met zijn zoon hebbende, beüoot hierop, om het regt zijn gang te doen gaan, dat men hém en zijn zoon ieder ééa oog uit zoude fteken, waardoor het vonnis ia volle kragt bleef. C 4
|
||||
4P BESCHRIJVING vam
wrogt zijn. In het noordelijke is het Stack
Wapen, en in 't zuidelijke het Rogge- fçhip uit het zegel der ftad afgebeeld. In, 4 posten, tegenover de gemelde vakken, uraan, tusfchen de Jmijche zuilen, me- de in diergelijke vakken, de beelden der Gerechtigheid en Voorzigtigheid, £pch kleiner dan levensgrootte. Boven deze vier vakken zijn ook nog agt lang- werpige fmalle vakken, waarin de Wa- pens van agt, zoo regeerende als ou d- Burgemeesteren, die in 't jaar 1658, wanneer deze Vierfchaar voltooid werd , in 't leven waren, zijn te zien, zijnde'er juist in dat jaar, vier van de twaalf over- leden. Voords ziçt men in'tverhemelte, boven den zetel derRegteren,eenkruis- wijze geplaatst zwaard en palmtak, ge-
dekt door het alziend oog in een be- ftraalden kring, boven de Regspleging van Salomo, twee bondelbijlen boven de Regtsöeffeningen van Brums en Za- kukus, en twee verfchrikkelijke Medu- zaashoofden, boven de fmalle vakken uitgehouwen. Het marmeren geftoelte van den Secretaris, die de doodvonnis- fen lezen moet, is in 't midden der Vier- fchaar, regt over den ingang. Op dit |
||||
pet STADHUIS. 41
geftQelte is van voren, de Stilzwijgend-
heid afgebeeld door eene yrqu*v die den vinger pp den mond legt, en een doods- hoofd , benevens een vliegende Gans, met een fteen in den bek, bij zich heeft. In den rug van het voorgenoemde ge- ileelte, zijn fchreijende kinderen, met een doodshoofd, insgelijks in marmer afgebeeld, ter wederzijden van hetzelve zijn twee flangen, die elk een appel in den bek hebben, kunftig uitgehouwen. Twee diergelijke flangen, om een bpom geflingerd, ftaan ook regt ©ver dit ge- ftoelte, in ?t zuiden, ter wederzijde van den ingang, en de Jonifbhe Colommen, mede in marmer uitgehouwen. In 't vak, regt boven den zetel van den Se- cretaris en tusfchen de Corintifche zuilen in 't noorden, ftaat de maagd van Am- fier'dam, qp een langwerpig vierkant zwart voetftuk, in de regter arm heeft zij den flangenftaf van Mercurius, en met beide handen, houd zij ftads Wa- penfchild voor de linkerborst. Op haar hoofd heeft zij de keizerlijke kroon, en aan hare voeten twee leg- gende Leeuwen. De Wapens der vier Burgemeesteren, onder welker R-egee- C 5 ring, |
||||
BESCHRIJVING vas
|
|||||||
4*
|
|||||||
ring, de eer ft e fteen van het Stadhuis
gelegd is, hangen aan vier fierlijke fes- tonnen , ter wederzijde der maagd , en op het zwarte voetftuk leest men, met gouden letteren : iv. Cal. Nov. cis. ia. c. XLviM.
>
QUO COMPOSITUM EST BELLÜM
QUOD rOIDERATI INF. GERMAN
POPULI CUM TRIBUS PHILIPPff
ÏOTENTISSIMUS IIISPANIARUM REGIBUS TERRA MARIQUE PER
OMNIS FERA ORBIS ORAS ULTRA OCTOGINTA ANNOS ÏORTITES. 6ESSERUNT ASSKRTÀ PATRIAE I.IBERTATE ET RELIGIONE AUÎPICI IS COSS.
PACIFICATOR UM OPTIlIOKüM 0ERBR. PÀNCRAS, JAC. DE GRAEF, StJB. VALCKENIER, PET. SCBJEf, ÇONSULUM FILII EI AGNATI FACTO PRIMO FUNDAMENTA I.AP1DE BANC CURIAM F U N D A R UN T„ dat is,'
Den tiegenentwintigflcn van IPïjnmaawl (o) 'det
jaars éénduizend zeshonderd agténvèirtig, waar'
(,o) Bijzonder is het dat men hier den negen-
entwintigften leest, daar anders, volgens 'iet fehrij-
|
|||||||
ïîet STADHÜI S. 43
waar in de oorlog dien de Vereenigde Neder»
lar.dfcke Volken met drie Filippen, de mag- tigfle Koningen van Spanfe, te lande en ter zee, fchier door alle de deelen der waereld, meer dan tagtig jaren lang, dapperlijk ge-, voerd hadden, geëindigd, en de Vaderland' fche Vrijheid en Godsdienst bevestigd werden ; hebben , onder de begunftiging van Burgemees- teren, de beste Vredemakeren, Gerbrani Paneras, Jacob de Graef, Sijbrand Valcke- tiier en Pijler Schacp, der •Bargetneesteren Zoonen en Neeven door het leggen van den_ eer/ïen grondfleen , dit P.aadhuis ge/ligt. Ter wederzijde van het genoemde
yoetftuk, ziet men twee Stroomgoden, verbeeldende het IJ en de Âmitel, leg- gen. Het eerstgemelde, welk ten wes- ten lege, heeft een ftevenkroon op het hoofd, een roer in de linkerhand, het dmfïerdamfche Koggefchip met aangefia- gen zeilen, agter zich, en een zeegedrogt voor de voeten, en ftort een vischrijken ftroom uit het watervat, waarop hij leunende verbeeld is. De Amftel, die zich ten oosten vertoont, zit rondom in
fchrijven van w agena ar, het leggen van den
«erften fteen van het Stadhuis, overal, op dea sgtentwiütigften van wijnmaand gefield wordt* |
||||
44 BESCHRIJVING van
in biezen,lis en andere ftroom- en floot-
groente, Zij heeft een kroon van wa? \erloof op het hoofd, eene kruik op den fchoot, terwijl een Otter beide de poten om zijn linkerbeen geflagen heeft. In 't zuiden der Vierfchaar heeft men ook nog een vak, dat met twee houten deuren, die in Burgemeesters kamer- open gaan > gefloten is. In deze opening plaatfen zich Burgemeesteren, wanneer de Vierfchaar gefpannen wordt. Aan de west- en oostzijde der Vierfchaar, zijn ook nog boven, tusfchen de Corintifcke , zuilen, drie langwerpige openingen, die doorgaans, inzonderheid aan de west- zijde, open gehouden worden, (fçhoon zij voortijds met glasramen plagten ge- floten te zijn) om meer licht op den grooten opgang ; agter de Vierfchaar te krijgen,, het welk ook de rede is dat men het gewelf der Vierfchaar niet be- fchilderd heeft. Het gewelf boven den gemelden opgang was eertijds befchil- derd met een vlugt vogelen en twee kindertjes met een wimpel in de han- den, waarop men deze woorden las: AUDI ET ALTERAM PARTEM,
dat
|
||||
he* STADHUIS.
|
|||||||
4ÎA
|
|||||||
'dat is,
HOORT EN WEDERHOORT;
doch dit alles is al voor eenigè jaren
overgewit geworden.
Aan beide zijden van de Vierfchaar Vertrek-
vindt men een ruim portaal, uit hetg|"ft^er
welke men langs eenen opgang van ze- verdie-
rf, ping vatj ventien en zeven fteenen trappen, van 'C stad-
de eene en de andere zijde $ naar dehuis* tweede verdieping gaat. Be hamer der fiads roedendragende Boden is tegen over den noordelijken opgang, en tegen over den zuidelijken, vindt men flegts eene looze deur. Voords komt men in eene gaanderij, die ten zuiden, rondom eene groote langwerpig vierkante open plaats loopt. De voornaamfte vertrekken der eerfte verdieping hebben aldaar hunnen
ingang. Eerst ontmoet men twee Ver- trekken der Boekhouders van de Wisfel- hank, daarna drie kamers der Commis- farisfen van dezelfde Bank 9 allen oost- waards gelegen. In den zuidöostelij- ken hoek zijn twee gemaklijke fteenen opgangen , naast eikanderen , waar- mede men naar de tweede verdieping gaat, en die des namiddags, beneden tüQZ
|
|||||||
4$ BESCHRIJVING Va~n
met twee deuren, en bovèri met een
ijzeren hek, gefloten worden. Hierop volgen, in 't zuiden, het vertrek van den Ontfanger en dat van den Esfaijeur van de Wisfelbank, waarop men weder- om, in den zuidwestelijken hoek, eert. dubbelen opgang naar de tweede ver- dieping heeft, die eveneens, als de voorgemelden, des middags gefloten wordt gehouden. In 't westen der gaan- derij , ontmoet men de vertrekken der Concherge of kastelein van het Stad- huis, die te gelijk het hoofd der roeden- dragende boden is. Twee grootc poor- ten, ten noorden de gaanderij, geven toegang tot dé open plaats. In de
gaanderij, die regt agter den grooten
dubbelen opgang naar de tweede ver- dieping legt, zijn vier openingen, die naar buiten met glasramen, en naat binnen met ijzeren traliën, bezet zijn „ en ilegts een weinig licht, van eene meer betimmerde open plaats, dan de voorgemelden, ontfangen. In deze gaan- derij heeft men vooreerst de kamer der Burgerwagt, daarna een vertrek dat door den Ontfanger van de Wisfelbank, tot berging van ongemurit zilver als an-
|
||||
het STADHUIS* 47
anderszins, gebruikt wordt Çp), bij ieder
van welke twee kamers, nog een bij- zonder vertrek is (q) ; ook vindt men ter wederzijden nog twee vertrekken, die tot berging van turf en hout, af andere noodwendigheden dienen. Iti den noordoostelijken hoek dezer gaan- derij, is mede eenen opgang naar dö tweede verdieping, die met een ijzer hek afgefloten is, en flegts. bij. bijzon- dere gelegenheden geopend wordt. De Wooràfchrijver heeft bij dezen opgang eene kleine kamer, daar hij. 't Wagt- WQord fchrijft, verzegeld en aan de provoosten en kapiteinen, die de wagt hebben, rond brengt. In de agtergevel van het Stadhuis Grooj
heeft men weder een aanzienlijk por-£°rtaal ■*■ cn ver-
taal, waarvan 't gewelf op zes zwaar© trekken
■uierkante fteenen pielaren rust. DitmtMlvl portaal is tweeëndertig voeten breed, en tweeënveertig voeten diep. In 't zuiden van hetzelve, heeft men eerst den
fj>) Te voren werd dit vertrek gebruikt, om
Vr de Stads accijns van V Deestiaal te ontfangen.
* (#) Hier is de ftads Tekenfchool, opgerigt
]q den jare J 766, eeaige jaren gehouden geworden.
|
||||
*S BESCHRIJVING van
den ingang naar het gróotë vertrek def
Concherge, welk met een gang, vân dé lichten" aan de ftraat, afgefcheiden is » en daarna den ingang naar een kleiner vertrek vàn de gemelde Cöncherge, en verders een doorgang naar de gaanderij, rondom de zuider open plaats en naar het voorfte gedeelte van het Gebouw.; In 't oosten van dit portaal,, gaat men door een ruime poort, in een vertrek dat door de Ruiterwagt, die de bewa- ring van het Stadhuis aanbevolen is4 gebruikt wordt (f). Ten noorden van dit portaal, is den ingang naar de wo- ning van dén Cipier, waar men eerst ïn een voorhuis, vervolgens in een portaal, en uit hetzelve in de Verhoor- kamer komt. In dit vertrek worden de befchuldigden, op aanklagte van den Hoofdofficier, door Schepenen, ge- hoord, en plagten hier ook, eer de pijnbank afgefchaft was, gepijnigd te werden, waarom men ook in 't ver- wuift, dat in twee vakken verdeeld is, £ak=
(r) Dit vertrek was voorheen tot een Wapen-
kamer gefcMkt geweest* |
||||
r
|
|||||
ti> T s ï a D h u i s. m
fakkels -, roeden, nijptangen etl ander,
foltertuigö kunftig uitgehouwen is*/. Twee toegangen zijn 'er, uit de Boeijen, tot dit vertrek; een waarlangs de ge- vangenen derwaards gebragt worden, als dezelve tot kalsftraffen gevorderd, of» zoo als men het gemeenlijk noemt, Capitaal voorgefteld worden * en een waar langs men die geenen brengt, die flegts blootelijk worden verhoord. Naast de bovengemelde verhoorkamer is een Slaapvertrek, waarop eene groote zaal volgt, en eindelijk nog een tweede vertrek, allen ten gebruike van den Cipier. Agter deze vertrekken loopt ten oosten een brede, en lange gang-, die met een deur aan 't groote portaal uitkomt en waarmede men naar de boeijen en gijzeling gaat. In dezen gang heeft men ten westen twee ver- trekken , waarin de misdadigers gebragt. Worden, wanneer zij verhoord , op .de pijnbank gebragt of'Capitaal voorge* fteld zullen worden. In een andere gang, die oostwaards, langs de zuid- zijde der noorder binnenplaats loopt, zijn drie afgefloten gevangenplaatfen, die elk uit twee hokken beftaan. En D even |
|||||
}&} BESCHRIJVING van
(fiven drie zulke gevangenplaatfen vindÊ
inen ook in den gang, langs de noordzijde der gemelde binnenplaats, die tot een Schouts Gijzeling dienen. De Civiele Gijzeling, die regt agter deze is,beftaat uit vijf ruime gevangenplaatfen, van- welke het oostelijkfte gedeelte voor vrouwen gefchikt is, en die allen van de vereischte kribben en heimelijke gemak- " ken voorzien zijn. Voor deze gevan- genisfen loopt een gang, die zijn licht ontfangt van tusfchen het Stadhuis en de Nieuwe Kerk. Voords vindt men , in den eerstgemelden breeden en langen gang, oostwaards een ruimen afgang, Haar de rro-order binnenplaats, alwaar dezulken, die ter dood verwezen zijn , 's daags voor de uitvoering van het von* nis, de dood aangezegd word. Çf) De gemelde plaats is, zoo wel noord- als .zuidwaards, met hooge houten befchot- ten betimmerd, op dat men de misda- digen uit de gaanderij niet zoude kun- nen bekijken of toeroepen. In alle deze • befchrevene gaanderijen en portalen der on-
(j~) Deee Plegtigheid word doorgaans het 0aaa
ander den blaauwe.-t hemel geheten. |
||||
het STADtîlIl S. 5t
ënderfte verdieping, zijn , óp bëkwamè
afftanden, lantaarnen geplaatst om de- Zelven bij den avond behoorlijk te kun- nen verlichten. Thands komen wij, langs den groo- In_àrg
ten trap, agter de Vierfchaar, naar de ^vtwee- tweede verdieping, en op de Burger-dieping; zaal, dié een meesterftuk van geregelde bouwkunde is. In de voórnaamfte in- gang van voren zijn twee geweldig zwa- re doorlugtige deuren van koper, waar in twee boomftammen , door bladen ge- dekt , twee zonnebloemen en twee zwa- ie palmtakken afgebeeld zijn. Aan elke zijde van dien ingang, ziet mert eert boogswijze open vak* het welk ook met dikke koperen getakte traliën ge- floten is, over welken twee ankers kruiswijze leggen,,en in 't midden iweê Hangen gezien worden. Boven deze operi vakken heeft men twee langwerpige vierkanten, en in ieder van dezelveti zijn twee kruiswijze liggende palmtak- ken afgebeeld, die een ftevenkroon onderfteunen, Over Welken, een flange van koper gegoten, in de rondte ge- , legen isi D à Bin-
|
||||
■i^HHH
|
|||||
Se BESCHRIJVING van
Befchrij- Biniienwaards is dezen ingang, aan
fierfdeu beide de zijden, met half doorgezaagde van den- witte en bonte marmeren zuilen bezet, die, bij drommen, tegen eikanderen ftaan, en wier hoogte, hare Capheelen en lijst 'er bij gerekend, omtrent zestien. voeten hoog zijn. Boven de lijst dezer zuilen vertoont zich, op een voetftulc van anderhalve voet hoog, de Stad. Amflerâam, in de gedaante van eene zedige maagd -, gezeten op eenen lagen zetel van witten Avendelfleen uitgehou- wen , hebbende in de regterhand een' olijftak en in de linker verfcheiden vre- depalmen. Zij heeft Stads Wapen op haar borst en twee leggende Leeuwen voor hare voeten. Een Adelaar zet haar de keizerlijke kroon op het hoofd, ter- wijl de Sterkte en Wijsheid, benevens vier Wigtjes, met hoorns van overvloed voorzien, hare zijden bekleden. Hoog boven deze beeldtenis, flaat een groo- te lopende uurwijzer, en in de Fries van dezen ingang ziet men de Vier Ge- tijden des Jaars, kenbaar aan de vruch- ten die zij bij zich hebben, met een zandloper in 't midden, fraai in wit marmer uitgehouwen. Een
|
|||||
het STADHUIS. 53
Een diergelijke fchoone ingang, te- Ingang
genover de laatstbefchrevene', heeft p0'rtaai
men ook ten einde der groote zaal,van ^che"
° penska-
naar het portaal van Schepenskamer, mer.
die ook, ter wederzijde, met even zulke tegen eikanderen flaande halve Corinti- fche zuilen bezet is. Öp de lijst dezer zuilen, heeft men ook een voetftuk van anderhalve voet hoog, op welke het beeld der Gerechtigheid rust, dat eens- gelijks uit witten Avendelfleen gehou- wen is. Zij heeft het zwaard in de reg. ter, de fchaal in de linkerhand , en een zon agter haar. De onwetendheid en twist worden door haar vertreden. Het beeld des doods, met een uitgelopen uurglas bij zich, is aan hare regterzijde, en aail hare linkerhand vertoont zich het beqld der tugïigkg, dat de Romeinfche bun- delbijl in den regteriirm houd, en een' houten ftelt, van welke twee zware Jboeijens nederwaards hangen, op den fçhoot heeft. Boven de dood ziet men twee gevleugelde Wichtjes, het eenc met een blixem in de handen, en het andere met geesfelroeden op de fchou- der, en boven de tugtiging vliegen twee Harpijen. Tegen het gewelf, boven het D 3 beeld |
||||
S4 BESCHRIJVING van
beeld der Gerechtigheid, is de opftacdrng-
■ten jongften dage,in beelden, die twee- maal zoo groot als het leven zijn, door Adriaan Bakker, gefchilderd. («) Befcbrij- De burgerzaal heeft eene langte van gJooteder honderd -twintig, eene breedte van Burger-, jUim zesenvüftig en eene hoogte van •
zaal en . " „, , .. j Gaande- agtcnnegentig voeten. 1er wederzijden
W"' dezer zaal lopen twee breede gaande-
rijen, noord- en zuidwaards langs de bovengemelde plaatzen,en wordendoor twee reijen venfterramen, boven elkan-r deren, verlicht, doch de onderfte rei, die op de noordelijke openplaats uit- ziet, word door houten luiken, van binnen gefloten, tot op de helft dier ramen. Voords word de zaal zelve, door drie reijen verifiers, boven eikan- deren, verlicht, hoewel de helft der onderfte rei, aan de noordzijde, mede gefloten word gehouden. In de gemel- de gaanderijen vindt men de ingangen naar
(») Deze bekwame kunstfchilder is te Am-
fterdam , in 't jaar 1668, overleden. Hij fchil- derde bistorieftukken en portretten, en is om gijne kundig getekende naakten zeer beroemd geworde». |
||||
F"^
|
||||||||||||||||||||
JPZATTE GROND DEK TWEEDE VERDIEPIJTG
|
||||||||||||||||||||
VAM BET STADHUIS TE AMSTERDAM.
|
||||||||||||||||||||
=1
soc
|
||||||||||||||||||||
Ca / ' ' ] i
U-CAOnt vnn 1 • je ze Ja 40
Cr. 'Tnejaartc Ordj'nar/s en yertreAAen.
YL.Wees-Aa/ner en yertreAAen.
I. ^feerefan/ en s^erf/rAAen.
is |
||||||||||||||||||||
y
|
||||||||||||||||||||
N". SeAoia\s Aamer
O.ScAe&enen Ejc/rae>ra/'nari<£:
I? . SeAepenen OtttözarAs:
|
||||||||||||||||||||
T. (terneene Jreijpven.
V. GaA/ert/en. . ~W. Gre>otre Zaa/. l&..2ra/> naarae Xri/ysraaaisAanter. I. ^Zrajo naar a'e 2aren.
Z .Opene ^Aaatzen. |
||||||||||||||||||||
B ,3i io-aemeesters Aami •
C .J)erze/fer ?>er/reA. Yj.DeReytAanA. E .iTu/ti/te Âamer. E. JtaaaiiAamer. |
||||||||||||||||||||
ItC—duAarantie Aameren ?>era*eAAen. Q.TCrfrvAAenaerAdyvea&n en trocar"
L ,sQ<werAa/es3eeeâ/Aamere/i yertreAAfn. R .Cûmm/sAarùAen )»an A/eene ïaAen. M. JteAenAamer en rerSreAAen. S. "TA&txt/r/e JZjareiardinartls. |
||||||||||||||||||||
het S T A D H U î S. 55
îiaar alle de vertrekken van de tweede
en de opgangen naar de derde verdie- ping, welke vertrekken allen boven de gaanderijen, en de kamers der tweede verdieping komen, zijnde boven de eigenlijke zaal niets dan liet grootc en brede plat van het Gebouw". De bei- de gaanderijen zijn zesendertig voeten hoog, en van dezelfde hoogte zijn ook Burgemeesters vertrek, de Raadkamer, een gedeelte van Sçhepens kamer en de groote Secretary. De andere kamers zijn, door een tusfchenzoldering, in twee even hooge verdiepingen, ieder van agttien voeten, onderfcheiden. De zaal en gaandereijen, zijn, zoo-sieraden
wel als derzelver zuilen, beelden enva!1 de"
w zelve.
fieraclen, meestal van wit marmer ge-
bouwd, en zijn beide ter wederzijde, met geflreepte.Corintifche zuilen bezet, tusfehen welken de venfterramen gefteld zijn. Langs de zaal vindt men twee reijen zulke zuilen boven eikanderen, zeven op een rei, doch maar een rei in de gaandereijen, om dat dezelve veel lager van verdieping zijn. Men ziet hier dus tweeënzeventig marme- ren zuilen, en 't gewelf der gaajiderei- D 4 jen |
||||
50 BESCHRIJVING van
jen rust' op platte zuilen en is met
allerhande loofwerk verfierd. Verhe- De kap of verhemelte der zaal, die melte-der . ,
faal, van onderen befchoten is, rust op de
liist der tweede rei zuilen van de zaal, welke lijst van Benthemer fteen gehou-; wen en aartig verfierd is. Het gewelf dezer kap is in 't begin der vorige Eeuw, zeer kunftïg, naar de ordon- nantie en de tekeningen van Jan Goe- ree (V) befchilderd geworden. In dit kunstwerk vertoont zich de Amfler- damfche Maagd, in 't midden, zittende in eenen wagen, die door twee leeuwen getrokken wordt, op de wolken ; houden^ de een gelauwerden bondeibijl in haar fchoot. Neptunus bied haar de fteven. kroon, Mercur'ms zijn' flangenftaf en Çijbele de fleutels aan, die de gantfche aarde voor haar ontfluiten. Verfcheiden wicht-
(v) Jan Goeree, was een zoon vati den be-
roemden IVïlhelmui Goeree, fchrijver der Jood- fche en Mofaifche Oudheden, en tevens een treflijk plaatfnijder en tekenaar. Hij overleed den vierden van louwmaand, des jaars 173.*? Zijne uitge. geven Mengelpoëzij word meer om derzelver aartigbeid dan wel om haare kunst of verdienfte geprezen, |
||||
het STAD H U IS. 57
Wichtjes, de kunden en wetenfchappen
verbeeldende, drijven rondom haar op de wolken, terwijl Hercules den Nijd, den Laster en andere gedrogten, met gijn-knods op de vlugt jaagt. Twee fraaigefchilderde lijsten:omvangen den wolkliemel, waarvan de buitenfte, die ter Wederzijde, met een halfrond infpringt, het IJ en de Aniflel, benevens twee kindertjes met ftadswapen en andere geraden vertoont. Daarenboven ziet men twee gecornhte halfronden, met /de wapens der Heeren Dirk Bas en
Francois de Vroede Çw), en ter weder- zijde van deze wapens zijn de Zon en Maan, Cijbele en Vulcanus geplaatst. Op de vier hoeken van de lijst zitten de Geregtigheïd, met het afbeeldzel yan keizer Justiamis (x) bij zich, hou-
(w) Deze Heeren waren in 't jaar 1705,
toen het fchilderwerk geëindigd werd, Thcfau- rieren der ftad. (x) Justinianus, een der grootfte rechtsge-
leerden van zijn tijd, is jn 't jaar 527, kei- zer van Rome geworden, en is, drieentagtig jaren oud zijnde, in den jare 5Ö5 overleden, na eene roemrijke regeriDg van ruim agtendei> ïig jarea. D 5
|
|||||
K
|
|||||
se BESCHRIJVING van
houdende een weegfchaal in de regterhand'
en rustende "met den linkerarm, op het Corpus Juris of wetboek van denboven- gemelden keizer, voords de Wijsheid, Wakkerheid en Vootziithheid met haare* O O
gewoonlijke bijfïeraden. Binnen deze
lijst, die in 't graauw gefchildcrd is, heeft men een twede lijst, eensgelijks in 't graauw gemaald, uk welker vier hoeken, vier wapehfchilden met bon- delbijlen te zien zijn. Ieder dezer wa- penfchilden wordt door drie wichtjes phderfteund, en op de fehilden zelve zijn: de wapens der Burgemeesteren, 'Nicólaas Wïtferi, Jeronimo de Haaze de Georgia, Gerbrand Pancfas en Joan Graafland, afgebeeld (y). Voords zijn deze beide lijsten nog daarenboven met fraaije bloemkranfen, zwevende -engel- tjes en andere aartlgheden, verfierd. Alles is door Jan 'Hoegzaad en Gerard JiLademaker (z) in eene zeer fraaije ma- nier (■ƒ) Deze vier Heeren waren in 't jaar 1705
regerende Burgemeesteren van Amjlcrdam. (z~) Hoegzaad was een der beste leerlingen
van den vermaarden Gerard âe Lairesfe, en heeft onder anderen veel voor koning Willem den Derden, op het pragtig Itistliuis liet Leo, ge- fchil-
|
||||
het STAD II U I S.- go
nier gefchilderd. Aan cl e andere zijde
der zaal, boven den grooten ingang en tegenover het bovengemelde ftuk van Bakker, vindt men nog, van de- zelfde kunftenaars, eene afbeelding der Stads Regering,in de gedaante vaneene vrouw, die een ftaf in de regterhand houdt,en een fchrijfveer bij zich heeft. Voor haar zit de -Eendragt, en bied haar eenen granaatappel ■aan , zij is verzeld door de Staatlumde, met twee aangezigten', en een verrekijker in de hand. Verders ziet men de Ruien, met een wetboek, pasfer en toom in de hand, uit den hemel nederdalen, om de Regering te beftralen « en te verlichten, die omringd is van de kunften en den overvloed, rerwijl de List en de Twee- dr agt voor haar de vlugt nemen. De ingelegde vloer van deze zaal, Kundige
plagt voortijds, nog meer dan het fchil- ten'vioei derwerk, uit te munten, door derzel- ver
fchilderd. Raiïeniaker, mede eea Amfterdammer
van geboorte, en leerling van den portretfchil- der van Goer, is in den jare 1711, h den ouderdom van flechts agtendercig jaren , overleden. fïaagzaads fterfcijjti vind men nergens asngeiekend. |
||||
Go BESCHRIJVING van
ver kunftige hemel- en aardkloten,
waarvan de eerfte thands nog maar in wezen is. In dezelve vertoont zich de noordpool en de gefterntens, zoo als ze doorgaans verbeeld worden, be- nevens de hemelkringen, die van geel koper, in 't marmer van de vloer, uit- gewerkt zijn; Jammer is het dat de beeldtenisfen, in dezen platten hemel- kloot, door den tijd en 't gedurig lo- pen over dezelve, al zeer veel uitge- fleten zijn. Op deze hemelkloot, maak? te de fchrandere dichter Conflantijn ffuigem het volgende vaers; Leert, onder het gewemel
Van *t woelige Stadhuis, Gedenken aan den Hemel, En treedt vrij in V gedruis, Als van der Aard"1 verrezen, Op Star en Zon en Maan : Hier WOrdt U door bewezen Hoe dat het eens na dezen
De Zaligen zal gaan. Ter wederzijde van den voornoem-
den hemelkloot, lagen eertijds, naai- de beide einden der zaal toe, twee platte halve aardkloten. In die ten oosten lag, waren Europa, dfia en Afrt*
|
||||
iiET STAD'HÜ IS. 6i
Africa, en in die ten westen, America
afgebeeld. De kusten konde men door gekleurde fteenen onderfcheiden, en de evennagts lijn, de zonneweg en de verdere kringen, waren van geel koper gemaakt. Op deze waereldklo- ten pasten de volgende woorden, vaa den evengenoemden Huigens (ay. Die op 'dit vloeren kt,
En op dit 'teerlijft ■welven, Moet zeggen bij zich ze/von : Voorzeker deze Wet Befiaat in al haar leden Uit hoog vernufte Hén ; Zij leren ons met reden De Waereld te vertreden En opwaards aan te zien* Toen deze knnstftukken mede, door
het menigvuldig betreden der zaal, van derzelver oorfpronklijk fieraad meestal beroofd waren, nam men wel vóör, de halve aardkloten te vernieuwen, doch men wierd welhaast genoodzaakt van dit
(*) Deze vermaarde Staatsman is, in lentemaand
des jaars 1687, op zijne buitenplaats, Ifofwijk genaamd, en bij 's Hage gelegen, in een hoe- gen ouderdom overleden. |
||||
ê* BESCHRIJVING van
dit voornemen af te zien, doordiende
ftof, v/aarmede de landen en wateren onderfcheiden moesten worden, niet beftendig genoeg bevonden werd. T)\xà liet men de plaats der halve aardklo- ten j zeer kunftig, met wit marmer^ aanvullen , zonder 'er de vöTige afbeeld- zels in te plaatien. Eefchrij- Dé agt vleugels def vief gröote bo- fieraden* §Èn ^er gaanderijen, zijn rondom met van de hangende festonnen , klauterende Aap-
bogen der gfâu-jes en Eekhoorntjes, en allerhande loof, derijen. gehi0emte en vruchten verfierd, en heb-
ben daarenboven, in de rijzende krom- ten der bogen, de vier Hoöfdftoffen 9 doof agt leggende Avendelfteenen beel- den van negen voet, op tweederlei wij- zen, afgebeeld, boven welke beelden OOk groote festonnen, Vân twintig voe- ten lang, te zien zijn, en die alien hare toepasfelijke fieraden hebben. In de bogen ten oosten der zaal vertoont zich eerst het vuur, in de gedaante van een Jongeling met een lugtig kleed om' het bloote lichaam. Hij heeft een blixem In de regter- en een fakkel in de linker- hand. Voor hem ziet men een Sala- mander in de vlammen. In de feston 5- bo-
|
||||
het stad ri u i s. 64
boven zijn hoofd zijn -tv; cd wichtjes" in 't
vuur leggende afgebeeld, benevens al- lerhande gefchut, vuurfteenen en vuri- ge zwaarden. Na het Vuur volgt de iuGT. Zij is verheelt als eene naakte gevleugelde vrouw* wier' hoofd met Herren gekroond en door wolken over- fchaduwd word. Zij ondeïfteunt met beide hare handen het zwerk en heeft een' Arend en eene Rave Voor hare voeten. In de feston, boven haar ziet men een Paauw op de wolken, voords vier blazende winden en allerlei vliegend gevogelte. Het water volgt hier op, en wordt aangeduid, door eene naakte vrouw, met een fcheepsroer en eene kroon van paarlen en zeegewasfen op het hoofd. Voorcis ziet men 'er ook riet en lis, uit het welk een Dolfijn te voorfchijr* komt. Aan haar linkerzijde vertoont zich een haak, riem en ander fcheepstuig «, en voor hare voeten leggen kreeften , krabben en diergelijke waterdieren meer. In de feston, boven dit beeld zijn twee kindertjes die op een zeefcheip zitten en water uit hare kinkhorens blazen, wijders rietgewas, visfehen, horens, fchelpen enz. Eindelijk volgt op het Wh-
|
||||
64 BESCHRIJVING van
Waier de À k ît d p. , onder de gedaante
van de Godinne Cijbek. Zii praalt met een ftevenkroon op het hoofd, en heeft een zuigend kind aan de borst. Agter haar is een kernel met een aap op de rug die den toom voert. Een Leeuw is nevens haare regterzijde en een' Wolf en eene Slang vertoonen zich voor haare voeten- In de feston boven haar ziet men twee naakte kindertjes op een hoop vruchten zitten. In 't midden is een hartenkop, en daar onder ter we- derzijden een aap en allerhande aard- vruchten. In de bogen, ten westen der zaal zijn dezelfde vier Hoofdftoffen nog 'eens afgebeeld, doch op eene geheel andere wijze en niet andere bijfieraden. Het vuur wordt hier verheelt door eene Moorin, die met beide handen een fchotel van een zonderling maakfel vast houd, en waar in een Fenix zich ver- brand. (£) Aan haare linkerzijde heeft zij
(h) Men zegt dat 'er ilegts maar eene Fenix
in de wereld is, die zich in Arabfèn zoude onthouden, en » na honderd jaren geleefd te hebben, zich op een bed van geurige kruiden, door de zon aangeftoken , Iaat verbranden, |
|||||
PR
|
|||||
het S T AD H ü IS. 65
izij de zoii en wordt toords door eerf
der vier winden aangeblazen; Boven haar ïn de feston, hangt het wapentuig van den Krijgsgod j nevens twee fmeeden- de wichtjes, en 'onder dezelven een keten Biet vuurfteenen en vuurfiagen behan- gen. De iügt wordt hier vertoondv door eene fehoone maagd, met een* Paauw in de regterarm en een Chaîne-- leon (c) op de linkerhand;, terwijl de liairlokken haar lugtig om het hoofd zwieren, en het gevogelte, in hetver- fchiet , onder haar heen en weder zweeft; In het feston boven haar ziet men twee kindertjes bellen blazen, daarenbovea zijn hier ook de winden, reigers, pa« radijsvogels en ander lugtge dierte, afge~ beeld, 't Water word hier afgebeeld door eene naakte zeenimf, met eenem fpuitenden waterbol in de regterhand ± «en vat daar zij met de linkerarm op leunt
sn uit wiens asfche weder èen nieuwen vogel
Fenix te voorfchijn zoude komen. (c) De Ouden geloofden dat dit dier enk*f
van de lucht leefde, en allerhande kleuren aan- nam, doch de latere Natuurkundige» hebben! feet tegendeel bewezen. E
|
||||
66 BESCHRIJVING van
ïeunt j en dat water en fchelpvisfchen uit<*
werpt, en eene krans van watergroente Op het hoofd. Voor haâr legt allerhande zeegewas en agter haar vertoont zicfê een rietbosch. In de feston ziet men twee zeewichtjes, elk met een loopend watervat op den fchoot, en eene fnoer Jiorens en fchelpen aan de bennen, de- welken door een ander wicht, mét een fchildpad aan den ftaart, gegrepen wor- den. De aarde vertoont zich hier als de Godin Flora, en in de regterhand heeft zij een fikkei, en dé linkerhand houd zij op eenen grooten aardkloot. Maar hoofd is met een bloemkrans verfierd en een lioorn van 'overvloed legt voor hare voeten, waarvoor ook eenige Hangen en padden kruipen, terwijl men agter liaar een wijnftok ziet groeijen. Boven In de feston ziet men, in 't luidden, een flang die zich om een boom geflingerd. heeft, wijders twee kleine Saters of Boschgoden, een' Leeuw benevens eene Leeuwin en verfeheidenerlei aardvruch- ten. Boven de vier voorfchreven bo- gen, ftaan in groote nisfen, de model- len der vier zijdbeelden die, buiten, op de voor- en agtergevels van 't Stadhuis ge-
|
||||
het STADHUIS. C7
gezien worden, (d) 't Model van 't
beeld der Vrede dat op den voorgevel ftaat, is hier op gelijke hoogte, boven een grooten ingang naar de Burgerzaal geplaatst, en dat vaii den Atlas die in \ midden van den agtergevel is, boveii den ingang naar 't portaal voor Sche- penskamer. De Hemelkloot, die hij torst* is echter maar voor de helft te zien.
- Thans zullen wij de agt witte marme- Marmeren
,,•,,.... . , Beelden
ren beelden die m de agt .gezigten derdergaarU
gaanderijen liaan \ op Bene naauwkeu- dM»iefc rige wijze, die dezelven ©verwaardig zijn, gaan bczigtigen. Deze uitmuntend fraaije af beeldzels zijn zes voeten en ze- ven duimen hoog, en rusten op agt om~ trent even hooge langwerpig vierkante
voetftukken. Vier dezer voefcftukkeh die ten noorden en ten zuiden zijn, hebben alleenlijk aan de kanten, keurlijk ge- werkte festonnen, doch de vier andereri ten oosten en westen, hebben dezelven ïn 't midden. Het eerfle beeld hët welk in de noordoostelijke gaanderij , tus- fehen de Raad- en Weeskamer ftaat, is de
X/) Zie hier voren bladz. 28 en %i,
E 3 |
||||
è8 BESCHRIJVING van
Cijbek. de Godinne Cijbele. (e) Men ziet haar
als eene bedaarde zedige vrouwe, met een ftedenkroon op het hoofd, een fleu- tel en fchalmei in de linkerhand, en twee Leeuwen voor hare voeten. Met de regterhand ligt zij haar opperkleed , wiens zoom met loof en bloemen door- -werkt is, een weinig op. In 't voetftuk zijn twee hoornen van overvloed, twee fakkels, een herdersfiuit, en eenige ge- leedfchap'pen töt deft Landbouw behoo- lende, afgebeeld. Het tweede beeld, in de zuidoostelijke Gaanderij, tusfchen Burgemeesters vertrek en de Thefaurie, üfcttw.ftelt de Godinne D/tfWtf (ƒ) Voor. Zij
is verbeeld als eene jeugdige nimf -, inet eene halve maan op het hoofd, ee- nen boog op den fchouder en eenen fak- fel in hare regterhand. Een weinig ag- ter
(e) Ctjbele wordt gehouden voor dé moeder
der goden, en fomtijds ook wel Vesta genoemd„ loewel de geleerde D. van Hoogflraten van me- ning is dat Cijbele en Festa twee bijzondere per- foonen zijn. ( ƒ ) Diana was, volgens de lieidenfche dich-
ters, de dochter van Jupiter en Latona en de zuster van Apollo. Zij was voords de godin der jagt en bleef eeuwig maagd* Men houdf baar ook wel voor ds Maan. |
||||
het STADHUI S. *9
ter haar, ter linkerzijde, vertoont zich
çene hinde, en voor hare voeten ziet men twee zeegedrogten benevens eenige kreeften en krabben leggen. Op 't voet- fhik ziet men allerhande jagtgereed- fchap, waar onder een bundel jagers- netten , om de keurlijke uitvoering, in- zonderheid uitmunt. Het derde heeld9 dat, met den rug naar 't zuiden » tus- fphen de Thefaurie Ordinaris en.de Se- cretarij voor den zuidöostelijken opgang naar de derde verdieping ftaat, is Mer- Memi* curias, (g) i" de gedaante van eenenrm' fchqonen, jongeling. Hij heeft een ge- vleugelden hoed op het hoofd, een' fjangenttaf in de regter- en een ftok- beurs in de linkerhand, yoords heeft hij een kraaijende haan, en een bok benevens zich, aan wederzijden. Op het voet- ftuk
£§■) Mecrurius wordt gehouden Voor den
god des koophandels, en was de zoon van Jupiter en Maja, de dochter van Atlas. Voords was hij de bode der goden, ook wordt hem de Bitvinding der letteren toegefchreven. De onde Romeinen (lelden zijn beeldtenis veeltijds op da openbare wegen. De Amfterdamfche Beurs pronkt ook nog met een kunftig uitgehouwen fteenen beeld van dezen God, door Balthazar Eggerh ver- vaardigd, E 3
|
||||
?o BESCHRIJVING van
iiuk en in de twtà bogen van den ge-
melden opgang, hangen, aan beide kanten, festonnen van graanen en loof faamgevlochten. Het vierde beeld, het welk mede met den rug naar 't zuiden 9 voor den züidwestelijken opgang, tus* fchen de Secretary en de Thefaurie Ex- ppiter. traördinaris te zien is, yerbeelt Jupi* ■ ter, 0i) die zich in de gedaante van een fterk gefpiérd man, hairig van lichaam en ruig van baard, vertoont. Hij heeft een Arend, met een donderkloot on- der de linkerpoot, bij zich, terwijl hij zelven den blixem in>de linkerhand houd. Ter regterzijde van hem ftaat een Ram, en op het voetftuk , zoo wel als in de; bogen van den opgang, vertoonen zich, ter wederzijdens festonnen van eiken- loof (Jt) Jupiter werd bij de verblinde Heidenen
voor den grootften God van den hemel gehou- den, en was een zoon ran Satumus en Ops. Hem werden veel groote daden toegefchrevea, en niet minder flechte en onkuifche bedrijven, die niet alleen door Arnobiusr Minucius Felix en andere vermaarde mannen, onder de eerfie Christenen befchimpt en beftraft werden, maar. waarover zich ook de fehranderfte onder de Heidenen zelfs gefchaarad hebben. |
||||
set STADHUIS. 71
loof en koorn. Het vijfde beeld, niet
den rug naar 't westen ftaande, is ge* plaatst tuslchen den ingang der Thefau- rie Extraördinaris en de kamerder Com- ïïüsfarisfen van kleine zaken, en ftelt Apüüa (O voor, in de geftalte van eenen /ipoiio fraaiien baardeloozen Jongeling, wiens krullende hairlokken hem langs het hoofd hangen. In zijn linkerhand houd hij zijn boog en met de regter grijpt hij naar- den pijlkoker, die hem over den linker fchouder hangt. Zijn kleed zwiert hem lugtig van de fchouders. De Draak Pïjihon legt aan zijne voeten en agter hem ziet men een harp ftaan. Diergelijk een harp is ook,benevens een fchalmei, zakpijp, fluit en ander fpeeltuig, op het voetftuk, zeer kunftig, uitgehou- wen. Het zesde betld0 ftaande tusfchen de kamer van Schepenen Extraördinaris
en
. (f) Apollo, een zoon van Jupiter en Latsna,
wordt aangezien voor den God der dichtkunst, ook wil men dat bij, ten dienst der menfchen, de Genees- en Heelkunst uitgevonden keef:. Voords overwon hij den draak Pijthon, naar welke overwinning hij ook Pijtheus genoemd is geworden. Hij werd ook wel voor de 20a ■gehouden.. E 4
|
||||
T£ BESCHRIJVING vak
¥ars'. en de Rekenkamer, verbeeld Mars. (jk^
Hij vertoont zich in volle wapenrusting", met zwaard, fchild en heirbijl en'een gevleugelden draak op zijn helm. Een wolf ftaat agter hem en een rave aan zijne voeten. Op het voetftuk vertoont zich allerhande oorlogs- en wapentuig. Het zevende beeld, het welk voor de tW'èe noordwestelijke opgangen naar de fcnm. de derde verdieping ftaat, vertoont Vé-
nus , (7) als eene fchoone naakte vrouw, àïQ alleenlijk eenen higtigen fluijer voor den middel1 houd. Haar hoofd is bedekt met een krans van mirthe en roozen. In de linkerhand heeft zij eenen appel. Aan haar regterzijde ziet men een zwaan, en aan de linker eene duif, ook is zij door twee gevlerkte minnewigtjes verzeld. Het Voetftuk daar zij'op ftaat is, zoo wel als
(k~) Mars was de God van den oorlog, es
de zoon van Jupiter, bij zijne egté gemalin Jurt.0. Buiten zijne woeste krijgsbedrijven vindt rnen weinig aanmerkelijks van Sera aangetekend* <J) Vernis, de godin der liefde, was, vol-
gens het zeggen der oude dichters, uit bet ■fchuim der zee geboren, en aan den manken God ftijcanys gehuwd, boe wel zij Mars, Adonis e,u snderen , veel meer dan haren echtgenoos, beminde,, |
||||
met STADHUIS 73
|
|||||
•als de gemelde twee bogen, met afhan-
gende festonnen verfierd, aan welken reehorens, fchelpen, mirthe en roo- 2en, boog en pijlkoker, kam, borftel, fpiegel, paarlfnoer en diergelijke oj>- tooizels, gehegt zijn. Voor den dubbe- len noordöostelijken opgang, naar de kamers van Huwelijks- en Zeezaken vindt men het agtfte beeld, zijnde Satur- saturmu r.us. (m~) Hij is afgebeeld als een Grijs- &art, met een' kalen kruin. In de reg- terhand houdt hij een kind daar hij de L tanden in zet, en in de linker heeft hij
een fikkei. Voor hem legt een zand- - ïooper, en agter hem vertoonen zich
-een koqrnfchoof, ploeg en kouter ; ein- delijk ziet men aan zijne regterzijde een hoofd met twee aangezichten. .Op het voetftuk en in de wederzijdfche bogen van den opgang zijn, zeer aartiglijk, allerlei aardvruchten, adders, haspels, vlas en momâangezigten, uitgehouwen. De
(m~) Saturnus word gehouden voor den tijd,
en was de zoon van Caelus, den hemel, en Veita,
de aarde. Zijn drie zoonen waren Jupiter, de
Çod des hemels, Neptunus, de Cod der zee„
>■ Plate f de God der helle.
E 5 '"
|
|||||
?4 BESCHRIJVING van
Schüder- De vier hoeken der eaanderiien wa«
ïn de ren gefchikt, om in dezelven agt ge- ^re^"n,fchilderde tafereelen te plaatfen,die aan derijen. Covert Flink, in't jaar 1659, aanbefteed werden; de modellen hiertoe had hij reeds vervaardigd, doch de dood belet» te hem het werk te volvoeren, («) het geen -federt door andere meesters vol- tooid is, hoewel 'er maar zes tafereelen van voltrokken zijn, tot wier befchrij- ving wij nu over zullen gaau. Zij ver- beelden allen den oorlog tusfchen de Batavieren en de Romeinen. In het eer? île ftuk, boven de Thefaurie Ordi- naris, ziet men Claudius Chilis de Ba- tavieren aanfpooren om de Wapenen op ta vatten. Hetzelve gefchied bij het licht der maan en na de maaltijd die in ?t heilig Bosch gehouden wordt. (0) Dit ftuk
(«) Deze vermaarde fchilder wss, in den
jare 1616 , te Kleef geboren, eft overleed te Amfiertlam, den tweeden van wintermaand, de$ jaars 1660, nog maar even vierenveertig ja~ ren oud. (o) De meeste Nederlandfche gefchiedenfs-
fchrijvers, zijn van gevoelen, dat dit geheiligd woud, het Schakerbosch, dat tusfchen Foorburg en Foorfchoten plagt te leggen, geweest is. |
||||
«ET STADHUIS. n
ftuk is door Jurrian Ovens (/>) gefehil-
derd. In het tweede , daaraan volgende ftuk, door Jan Lievens vervaardigd, (#) en hetwelk boven een der dubbele opgan- gen naar de tweede verdieping is, word Brinio, Overfle der Kaninèfaten, (ƒ) pp een fchild om hoog verheven , en , volgens de wijze van dien tijd, tot Veld- pverfte ingehuldigd. In het derde ftuk, boven de opgangen naar de kamers der Çommisfarisfen van Huwelijks- en Zee- zaken, heeft Jacob Jordaans, (s) in het jaar 1661, de overrompeling der Romei- nen Q~) Deze kunftenaar is naderhand hoffchilder
yan den Hertog van Holflein geworden, en is in een hoogen ouderdom overleden. (<?) Lievens was te Leijden, in 't jaar 1607,
geboren, en een uitmuntend historie- portret- en landfchapfchilder. Zijn fterftijd is onbekend. (f) Onder de Kaninèfaten worden de Noord-
hoilanders in 't algemeen , en à& Kennemers in "t bijzonder , verdaan. (f) Jordaans was te ontwerpen, in 't jaar
1595» ter wereld gekomen, en heeft zich door zijne kunst zeei vermaard gemaakt. Hij fchilder- de meest in de manier van den grooten Rubbens. Zijn beste ftukken vindt men op het huis de oranjezaal, ia 't Haagfche Bos. Hij overleed te Amflerdam, in den jare 1678, vierentagtig jaren oud zijnde. |
||||
f$ BESCHRIJVING vas?
pen in derzelver tenten bi] nacht en faîc*
kellicht, afgebeeld. 'In het vierde ta- fereel boven den ingang naar de Wees* kamer, vertoont zich de hevestiging der Vrede tusfchen den Romeinfchen Veld- heer Cerialis en het dappere krijgshoofd der Batavieren, de bovengemelde Civi- lis, mede door Jordaans gefchilderd. In het voetftuk, dat in Fresco of natte kalk gemaald is, wordt vertoond hetop- regten der zegetekens door de Batavie- ren op de Romeinen veroverd. Hetzelve ziet men, boven den opgang naar de kamer van Commisfarisfen van den hon- derdften en tweehonderdften penning. Het zesde iluk, dat boven de ingan- gen der Thefaurie Extraördinaris en der kamer van Commisfarisfen van kleine zaken is, vertoont de Onderhandeling tot de Vrede met de Romeinen, op de afgebroken brug, over den ftroom Na~ balia, tegenwoordig de Rivier de Waal. (f) Beide deze Hukken zijn door een'en k
(J) Sommigen menen dat deze brug over den
JJsfel gelegen heeft, en gronden deze mening op het bericht van Ptolomeus, die, bij deze rivier, «en ftad plaatst, door hem Nabalia geheten. |
||||
het S T A D II U I S. * îi
te Grand vervaardigd, (#) doch hebben»
zoo van de vogtigheid der muuren, als door de onkunde, van de geenen die ondernomen badden dezelven te her- ftellen, vrij veel geleden. 00 , De twee vakken boven de ingangen der kamer van Schepenen Extraördinaris en der Rekenkamer , en boven den noOïdwss- telijken dubbelen opgang, naar de der- de verdieping,zijn, tot heden töe jledig gebleven, Voords is de noordelijke boog aan de overzijde der gaanderijen -9 door Jacob Jerdaans, met het verdaan van Goliath 9 door David, béfchilderd, en de zuidelijke , met dat der Filistijnen door S'mfonb van denzelfden meester. De fchoone Burgerzaal dus naauw- Vertrek-
keurig bezigtigd hebbende, zullen wij ^e^r nu de voornaamfte vertrekken der twee- verdie- de verdieping, die op de zaal of depm£* gaan-
(«) Ik vind van dezen fchildef nergens iets
aangetekend. Vermoedelijk is hij eer. buitenlan- der geweest, die zich flechts eer.ige tijd binnea onze ftad heeft opgehouden. (v) Men was eerst van mening geweest, hier
de overwinning bij Bon, en het innemen van Castra Fêtera, of het oude leger, te doen fchil- isïen, doch znlks heeft geen voordgang gehad. |
||||
?8 BESCHRIJVING VAri
gaanderijen vàn dezelve, hunnen ingang
hebben, met dezelfde naauwtceurigheid tneeste?" ^fchrijven •> en met de Burgemeesters Kamer. Kamer èeneri aanvang maken; Deze kamer die twintig voeten en ruim negen duimen breed en dertig voeten diep is , ontmoet men zuidwaards van den voor- Hamen ingang in het oosten. Boven den ingang Van het vertrek zelve, ziet men 9 • ter wederzijde van een kunftig gebeeld rond, twee naakte kindertjes, die ieder eenen bondelbijl, als het teeken der Burgem eesterlij ke waardigheid, in de •hand houden. Zij zijn verzeld door twee Arenden, ieder een fpiegel met een -flang omfiingerd, in de hand houdende. Boven dit rond, is, in een vierkant, Mercurius uitgehouwen, bezig zijnde Argus, (w) die een waakzamen hond agter zich heeft, in flaap te fpeelen. Be»
; ; (w) De fabeldichters, verhalen dat • Argus
door Juno aangefteld om Iö, die door J'n- fiter in een koe herfchapen was, re bewaken,> honderd oogen had. Vondel fpree&c 'er in zijne vertaling vsn QvidiuSy dus van: Bij Vf as, dat wonder is, begaaft met hónderd oogen.
Twee f iepen op kun Beurt-, en de andere onlsiogen Van wehkSraatiw, flohdtn op het vcldhunfchihh'agtulK |
||||
eet STAD H U î Si f§
Bezijden en boven het voornoemde rond ^
hangen festonnen van eikenloof, gra- naatappelen g diajiven, Indisch graari en ander gewas, alles këurlijk in maf-' mer gehouwen. Binnen in de kamer zijn vier witte marmeren zuilen, van de Corimifche orde, aan wederzijden ; Ten zuiden.heeft men een :zeef Fraaijeri normeren fehoorfteenmantél ,• die op* ■vier diergelijke marmeren zuüeh rust j twee ronden én twee platten. Voor dé* ze fchootfteëft was de langwerpige vief-' kante tafel, die met een fraai tapijt be- dekt was, en waaraan voortijds de vief regeefende Burgemeesteren zaten. Çx) In de Fries van den fchoorftéen mantel is de zegepraal van den Jlomeinfchen Veldheer Quintus Fabius Maximus, zeef geestig,in 't klein ,in wit marmer Uitge- houwen. X>e vleugels der openingen, doox1
(.v) Ann deze tafel vond men ook de fchroeF,
«Jaar de brievenen andere gefchriftvin, met (lads zttgel, verzegeld wierden. Ook itonden hier vier fraaije floelen, met groen fluweel bekleed, en, zoo als ook de kusfens, met fta-ds wapens in goud en zilver verfierd. Voorts fconden de vooifchreven tafe! en ftoelen, op een kostbaar tapijt, waarmede de grond der kamer bedekt was. |
||||
S© BESCHRIJVING vak
door, welken men in de Vierfehaar kaft
zien, doch die nogthans meestal geflo- ten gehouden worden^ zijn met uitge- houwen festonnen verfierd, die aan rin- gen hangen, welke in de muilen van twee leeuwenkoppen zijn vastgemaakt» Jn de westelijke festan vertoont zieh feen zwaard, een bondelbijl en twee fchalen, benevens een' wimpel, waar- op het woord fok. T it er , dat is'fthek- moediglijk, te lezen ftaat. In de oos- telijke feston, ziet men s een paar groo- te kruisgewijze geplaatfte fleutels, eens fcheepsroer, verder granen en vruch- ten, £n mede eenen wimpel, met het* woord PRUDBNTER, dat is yoorzig' üglijk. Voords zijn de posten der hou- ten deuren van de opening, die in de vierfehaar uitziet, met gefneden loo.fr werk verfierd. In 't fchoorfteenftuk dat door Jan Lievens gefchilderd is (y)9 ver-
Qf) Ik kan niet begrijpen waarom de ftads
historiefchrijver, J. Hagenaar, deze kunstfehiï- der, Jan Lievens den ouden noemt. Wij yindeâ maar van eenen Lievens gewag gemaakt. De va- der van dien kunftenaar, was, volgens A. How iraken een borduurwerker, en naderhand eeà pagier ,en heeft dus de fchilderkunst niet geöeffentk |
||||
het STADHUIS; 8i
vertoont zich de meergemelde veld-
overfte Fabius Maximus, die door zgn zoon Suesfo, Burgemeester van Rome zijnde, wanneer Maximus aan hem, als Gezant van Rome gezonden wierd, ge- boden werd van zijn paard te klimmen, alvorens hem aan te mogen fpreken*. (z) Onder d^t kundige tafereel ftaat het volgende vaers van vondel: De zoon van Fabius, gebied zijn eigen vader
Van ,t paardte ftijgén , voor /lads eer en agtbaarhtkh Die kent geen bloed, en eisckl dat hij eerbiedig ntdef.. Dus eert een mm van flaat het anipt kern opgeleid. 't Zolderftuk van deze voortreffelijke
kamer, door Joannes Bronkhorst gefchil- derd, is in tweeën verdeelt -, en ftelt de Burgemeesterlijke agtbaarheid voor j ïn de gedaante vaii eene deftige vrouw * die twee fleütels in de regter- en een* fcepter in de linkerhand houdt. Dé Bijbel ftaat aan haare regter-, en veeler- lei oorlogsgereedfchappen leggen aan haare linkerzijde. Zij is door verfcheideii wicht-
(2) Volgens de Romeinfche wetten, iflögt
niemand te pnard zittende, de Burgemeesters na- deren of aanfpreken. |
||||
8* BESCHRIJVING van
dichtjes omringt, waar onder een haar
met de regterhand een palmtak, en met de linker een krans van eikenloof toe- reikt. Voor de glazen zijn mede dier- gelijke wichtjes verbeeld, die een bon- delbijl en keizerlijke kroon dragen. Tus- fchen de twee deelen van dit zolderftuk pronken de wapens van de Burgemees- teren Joan Huydècoper, Ridder, Hee* van Maarsfeveen, Cornells de Graef,Vrï}- heer van Zuidpolsbroek, Joan van de Poll en Hendrik Dirkszoon Spiegel, die dè eerden waren welke in 't nieuwe Stad- huis zitting namen. Alle deze wapens Zijn kunftig in hout uitgehouwen en verguld. Tegen over den fchoorfteen heeft men ook nog twee fchiiderijen, in zwarte ebbenhouten lijsten,waarvan het «ene het oude Stadhuis verbeeld, en door Pieter Saanredam^a), in 't jaari 657, naar
(jt) Saanredatn, werd, in den jare 157^,
in 't dorp A^fend^lft geboren, en is te Haarlem overleden. Op zijn bovengenoemd tafereel , heeft de dichter, P. van Rixtel, het volgende vaere gemaakt: JDat oud gebouw ge'jlsopt aan vonken,
Lag leng in asfehi en pain verzonken-, En
|
|||||
)
|
|||||
het STADHUIS. »3
îiààr 't levert getekend, en vijf jaren na
den brand gefchilderd, is. Het andere tien jaren later, té weten in 't jaar 1667, ge- maald.^ ^njacob van derUlfi, en vertoont het tegenwoordige Stadhuis. Zij worden door de kenners voor uitmuntende kunst- ftukken gehouden, inzonderheid dat van Saanredam. Eindelijk hangt bier ook, nevens den fchoorfteeri * naar de gla- zen , het bekende vaers van den Dichter Conjlaniljn Huigens, in een tafel van zwarten toetsfteen, die Weder in eene zwarte ebbenhouten lijst gevat is, door Elias Noski (£) gefnéden. Wij kunnen niet van ons verkrijgen om dit voortref- felijk gedicht, fchoon dikwüs gedrukt, onze
En wieri niet meer genoemd, Indien
Het zich nist vp 't paneel liet zien ,
Boor SASNRED^HS pal feel tn verven.
Die Jpaargeest, heeft het voor zijn jlervea,
Herboort, en eer het lag gshakt,
De dooi, die 't al vernielt, ontrukt,
En leert in Jch'lderkiinst aanfehouwettf
De nietigheden der gehouwen.
Terwijl mijn Burgsmeesterzaal
Nog glans nekt uit die oude praalt
(f) Deze was een Sokemer van geboorte "
en heeft, volgens het fchrijven van F. von Zefen, hier ter fcede, op de Lauwriergragt gewoond. F z
|
||||
i4 BESCHRIJVING van
onze lezeren te onthouden* Dus luid
het; G E L U C K
aan de E. E. Heeren
REGEERDERS
van
AMSTERDAM,
in haar
Nieuwe Stadhuis, Doorluchte fikheren van 's waerelds achfle wonderV
Fan foo veel fleem om hooghopfoo veel hauts van onder, Van foo veel kostelycks foo konflelyck verwrocht, Fan foo veel heerlyckheyts tot foo veel nuts gebracht. Cod, die u macht en kracht met reden gaf te voegen , God geev'u in't gebsuw, met reden en genoegen, Te toonen wie gy zyt; en, daar ik 't al influyt. Heyl zy daar eeuwig in ? en enheyl eeuwig uyt'. Is ,t ook foo voorgefchickt, dat deefe manure muren Des Aerdrycks uytcrfte niet hebbeu te verduren;- En werdt het nodigh dat hei negende vcrfchyn, Om 's achtfle wonderwerks Nakomeling te zyn ; Cod, uwer y ad? ren God, God ttoer kindren vader, God, foo naby u, zy die kindren foo veel nader f Dat hare welvaert noch een huys bouw en befit, Daer by dit nieuwe fia , als 't oude flondt by dit„ CONSTANTER.
Anno cioioctx.
Burge- Naast Burgemeesters kamer, treedt
meesiers men ten Zuidcn jn Burgemeesters ver- vertrek. , '..- ' ... ö . trek, het welk vijtenveertig voet en
ruim
|
|||||
'
|
|||||
het STADHUIS. 85
ruim zeven duim breed en zestig voeten
diep is. Boven den ingang heeft men ook een open rond, en ter wederzijde van hetzelve twee naakte wichtjes die haare armen om een zeegedrogt gefla- gen hebben, benevens twee horens van overvloed. Dit vertrek is voorzien van twee fchoorfteenen, welker mantels elk op vier ronde -en vier platte gekleurde Corintifche zuilen rusten. De Friefen dezer beide fchoorfteenen zijn zeer aar- tig, met loofwerk en naakte kindertjes veriierd. Ieder fchoorfteen is voorzien van een uitmuntend tafereel.; dat van de noordelijke verheelt Fabritius, in 't le- ger van Koning Pijrrhuss die alles, hoewel te vergeefs, aanwend, om dien
edelmoédigen Romein, zoo door rijke
gefclienken, als door 't gebriesch van eenen Elephant, in zijnen pligt te doen wankelen. Het is door Ferdinand Bol gefchilderd, (c) en onder hetzelve leest men
(?) Bol was te Dordrecht geboren, doch,
reeds van zijn twee of drie jaren oud , te Am- fterdam opgevoed, alwaar hij ook, in een ver- gevorderden ouderdom, in 't jaar 16S1 , over- laden is. F 3
|
||||
Zó BESCHRIJVING van
men de volgende dichtregels, door den
grooten vonpel vervaardigd: Fabrieius 'houdt fiant in Piirrhus kgertenten,
Het gout verzet hem niet ^ door fehatidelijke zucht^ Noc'i Elefants, ge&riesch en felle dreigementen. Zoo zwicht geen man van ftaat voorgaven noch gerucht,. In het zuidelijke fchoorfteenftuk heeft
Covert Flink, den Romeinfchen Burge- meester Marcus. Cufius a,geheeld, daar- hij, de rijke gefchenken der Samniten verfmadende, zich op zijne landhoeve 7 met eenvoudige aardvruchten geneert Onder dit ftuk heeft denzelfden dich- ter deze vier regels gemaakt : Op 'j Burgemeesters, wacht magh Rome veilighftaepen,
Als Markus Kurius, het aangeboden gout Verfmaênde,zich genoeght met een gerecht van raeper^ Zo Wordt door Maetigheit en Trouw de Stadt gebouwt* Ter zijde van den fchoorfteen ziet men
de wapens der twaalf Burgemeester ça en oud Burgemeesteren, die 't eerst in dit vertrek zitting genomen hebben, in üerlijke festonnen, hangen. Ten westen van het vertrek zijn ook dier- gelijke wapens, tegen het gewelf, in vier vakken, afgebeeld, en het gewelf zei-
|
||||
hst STADHUIS. 87
zelve, is, door Joannes Bronkhorst,
met agt vierkante zolderftukken befchil- <lerd (i), waarin kindertjes, die palm- takken, eiken kransfen en andere zin- nebeeldige voorwerpen dragen, uitge* beeld zijn; voords ziet men 'er ook, voor den fchoorfteen, deze woorden van Horatius. lene consilium DATIS, STET CAÏITOLIÜM FUL-
gens, dat is : V Raadhuis zal luister- rijk jlaan blijven, zoo gij zagielijk regeert. Voortijds was dit vertrek met kostba- re tapijten behangen, doch thands is hetzelve verfierd met drie iïaaije fchut- ters ftukkeil Ce) , het zuidelijke verbeeld een fchutters gezelfchap, door Govers Flink geschilderd, het middenfte is een
dier-
(ƒ) Bronkhrtt was een Utrechtenaar van ge-
boorte , en eerst een g'.asfchilder, tot dat hij. in 't jaar 1639, zich op het fchilderen op doek en paneel toele', het welk hem ook zeer wel gelukt is. De drie kundig befchilderde kerkgla- Zen , in de Nieuwe kerk, te Amjierdam , zij a mede van zijne hand. (<?) Deze fchilderijen plagtçn eertijds in ds.
groote zaal der kloveniers doelen te hangen , doch zijn, om dat zij groot gevaar liepen_, van befchadigd te worden, voor vexfcheiden jaren, üenvaards gebragt, F*
|
||||
88; ' BESCHRIJVING vAN
|
||||||||
diergelijk gezelfchap, door Adriaan.
Bakker, en het noordelijkfte vertoont het corpolaalfchap van den kapiten van Zwieten, gereed om Maria d&Medicis (f) in te halen, wier, fteenen borstbeeld ook in dit ft uk, hetwelk door Joachim ■S-andrart (g, vervaardigd is, gezien wordt. Van de tafel hangt een rol papier, Op welke deze vijf regels van Vondel, doch die echter thands meest uitgefleten zijn, te lezen waren:. De vae\l van Zwieten Wacht om Media's te onthaelen.
Maar voor zo groot een zielvaltDam enMarkt te kleen, En 7 oog der Burgerij te zwak voor zulke ftraelen. Die Zon van Çhristenrijk is vleesch,noch vel,noch been; Vergeef het danSandrart dat hij haer maelt vanflsena
I '
■Thefau- Op Burgemeesters vertrek volgt de
rie Oral- Ihefaurie Ordinaris , boven wier ingang. |
||||||||
cans.
|
||||||||
men
£ƒ■) Deze Ongelukkige koningin , bevond"zicb'a
^n 't jaar 1638 ,na dat zij uit Frankrijk verdreven was, hier ter fted.e, en werdt met ongemeeni pracht en ftatie ingehaald. Zij is, in 't jaar 1642, te Keulen, in eenen behoeftigen ftaac overleden» (jr\ Hij was te Frankfort aan den Main, in
\ jaar 1605, geboren, en heeft hier te lande , daar hij vçrfcheiden jaren gewoond heeft, veel gefchiidi-'rd, tot dat hij weder naar Duitsehland trok, alwaar hij, te Neurenburg, in den iare 1683, overleed,, |
||||||||
het STAD HU I S. 89
men even'zulk een rond, als,boven
Bet laatst befchrevene vertrek ziet. Eertijds was liet portaal van deze ka- mer , van boven met een hemelsblaauwe lucht, waarin allerhande gevogelte zweefde, befchilderd, doch is tegen- woordig overgewit. In 't zuiden van dit vertrek, dat tweeëndertig voeten breed, en vierendertig voeten diep is, heeft men mede een zeer fraaijen fchoor- fteenmantel, rustende op witte marmeren zuilen, die naa,r de Corintifche orde en kunftiglijk met loofwerk voorzien zijn. Ten wederzijden, tegen den fchoor- fteenmantel, ziet men de wapens der Thefaurieren Nicolaas Tulp en Cornells van Dronçkelaer , die 't eerst zitting in
deze kamer genomen hebben. Het
fchilderftuk, in den fchoorfteen, is van Nicolaas de Heli Stokade (A), en verbeeld de Egiptifche koornmarkt, onder het befluur van den aartsvader Jofeph. Onder aan de lijst zijn deze re-'
(Jï) Van deze bekwame fchilder- die te Nij>
wegen, in 't jaar 1613, geboren was, ziet men hier te lande weinig Hukken, doordien hij zijn meesten leeftijd te Rome en Veneticn doorge- feragt heeft. F 5
|
||||
9o BESCHRIJVING van
regels geplaatst, die ^aan Vondel toege-
fchreven worden, hoewel ze in zijne Ujitgegeven gedichten niet te vinden zijn: Geheel Egijpte brengt den Rijcksvoogt fchat en have.
En leeft nu zeven jaer bij V uitgereickte graen. Het vrije volck door-noot wort's Konings eigen flaeven. Eens mam voorzichtigheit kan duizenden verzaén. Tegen over dit fchoorfleenftuk ziet
men een fchilderij, waarin papieren,, rekeningen, pergamenten en andere brie- ven, fchetfen enz. als aan een nootebo- men fchot opgehangen, zeer natuurlijk door Cornells Brizé (i) gefchilderd zijn, Aan beide zijden van het gemelde tafe- reel ziet men ook twee fraaije fchilde- rijen van Bartholomeus van der Helst, waarop eenige Thefauiïers of Overlie- den der Schuttersdoelen zijn afgebeeld, en die, vermoedelijk, ook eerst op de Clo- ve • (J~) Op dit fcbrift heeft Joost van Vondel het
volgende bijfchrift gemaakt: Men riep de drukkunst en de fchrij'fktinst zal verwildren,
'JNu Holland ons verbiedt 't gebruik van't Fransch papier. Ontjla u van die zorg, [prak Amjlels Trezorier: BRizé Be/lelt papier, als hij zig za tot [children. Bezie het tafereel: wat ziet,gij daar om horig? Papieren, itek en brief: of fihij» bedriegt ont oeg. |
||||
het s T a D. h u i a: 91
vcniersdoelen zullen gehangen hebhen.
Verders hangt boven den ingang naar 't vertrek der Thefaurie, een zeer uit- voerig fluk, zijnde eene naauwxeurige afbeelding der ftad Amjleraam , zoo als
dezelve in 't jaar 1536, wanneer dit flak
gefchilderd is, 'er uitzag. De gragten, ftraaten en gebouwen, kan men 'er zeer duidelijk in ondericheiden. De maker van hetzelve is Cornells AnthomSZ.oon, {k) die 'er veel eer mede heeft ingelegd, (O Het zolderftuk van deze kamer is door Cornells Holftein gefchilderd, (jn~) en in vijf paneelen afgedeeld. In 't middenfte vertoonen zich çenige kindertjes, die koorn en koornmaten dragen, en in de vier kleine hoekpaneelea, zijn de vier
te-
(£) Cornells jinthoniszo&n, is -in 't jaar
1547 , Raad der ftad geworden. Z\\n geboorte ifl fterfcijd is onbekend. (/) Die ftuk is, door den fchilder zelve, eeni-
ge jaren later, in houtfnede, in twaalf bladen, uitgegeven, en aan keizer Karel den Vijf dm., opgedragen. De afdrukken van hetzelve, zijn ^oor den tijd, zeer zeldzaam, geworden. («) Van dezen kunftenaar vindt men in ds
ichilderboeken weinig bericht; alleenlijk weet men dat hij een Haarlemmer van geboorte vyas. |
||||
92 BESCHRIJVING van
tekens der vruchtbaarfte maanden vais
't jaar, lcunfUg uitgebeeld. Secreta- Het daaraanvolgende vertrek is de Se- Tije. °
eretarije, die twee voornaame deuren
of ingangen heeft, doch van welken maar een gebruikt word. Boven de eene deur flaat een huilende hond uitgehou- wen, het lijk van zijnen vermoorden llieester bij zich hebbende, in 'c ver-
fchiet ziet men de hand met het zwaard
yan Scevola, (») boven een brandend altaar, zinfpeelende op de getrouwheid. Boven de andere deur vertoont zich eene zittende vrouw, leunende opeen Dolfijn, met den vinger op den mond, en eene vliegende Gans, met een Heen in deu bek, zinfpelende op de geheim?* hou?
C») Mucius Cordus, een voornaam Romein, in
Zijn aan flag Op het leven van koning Porfiana
gemist hebbende, en bedreigt om, door pijni-
ging de namen zijner medepiigdgen te ontdek- ken , ftak zijn gewapende hand in 't vuur en Het dezelve, onverfchrokken, voor een groot gedeelte verbranden : daar zijne hand hier door onbruikbaar geworden was, moest hij zich fe~ dert van zijne linkerhand alleen bedienen , waar- van hem den naam van Scevola, dat is Links, bijgebleven it. |
|||||
.'■
|
|||||
het STADHUIS. 03
houding (0). Boven de posten der
beide deuren, hangen, aan kooiden met kwasten, ftads wapen en zegel, zegelringen, brieven, enz. in marmer uitgehouwen, (ƒ>) Voor den fohoorfteen van dit vertrek* hetwelk dertig voe- ten diep en ruim zevenenveertig voe- ten breed is, hangt het portret van Maria de Médias, koningin weduwe van Frankrijk (ja). Zij is , levensgrootte en ten voeten uit, door Gerard Hond- horst gefchilderd (f). Voorts hangt in dezelve kamer ook een af beeldzel van keizer Karel den Fijfden, dat al zeer oud,
(V) Men zegt dat de ganfen , die in 't vlie-
gen vrij wat geluid maken, eu dus zich zelve veeltijds verraden, wanneer zij over het Tauri- fche gebergte, wa'ar zich veel arenden' onthou- den , vliegen, een keifteen ia den bek nemen, om dus tot zwijgen gedwongen te zijn. (j>) Diergeh'jke fieraden zijn ook in de noor-
der gaanderij, langs de posten der Asfurantie «n Defolate Boedelsk-amers te zien. (f_) Zie den noot (ƒ) op bladz. 88.
(;•) Hondhorst, een der beste leerlingen van
'Abraham Bfoetnaert , was in 't jaar 1592 , te Utrecht geboren, en , om zijn uitmunteiu penfeelwerk , zoo hier te lande, als aaa vreerade boven, zeer gezogt en bemind. |
||||
Pi BESCHRIJVING van
Oud , en waarvan de fehilder onbekend*
Is. Boven dit vertrek vindt men in eenè gaanderij, een groot getal van allerhan- de registers, in eene nette orde ge- plaatst, zoo als ook beneden eenige. registers in kasfefi te vinden zijn. Tot deze karfler, die gewoonlijk de groote Secretarije genoemd werd-, behoren ook ïiog drie kleiner vertrekken, als dat der eerjle jlads Klerken, de kleine Sëcrë~ tarije geheten, waarin de geheime re- gisters bewaard Wordenj het vertrek der Ordinaris Klerken, en eene gehei- me kamer voor de Secretaris/en. Tbefau- Op de Secretarije volgt de Thefaurie. rie Ex- Extraördinaris. Boven derzelver ingang traördi- . ,
naris. ziet men een rond, en twee horens
van overvloed, die ter wederzijde, door kindertjes vastgehouden iworden , en verder eenige landvruehten, waar op twee haanen ftaàn. De fraaije fchoor- fteen van dit vertrek is met ioofwerk, en de zoldering, met verfcheidene zin- nebeelden , befchilderd. Commis- De kamer van Commisfarisfen van klei* farisfen_ ne zaken, die naast de voorgaande is, ne zaken, heeft mede een' fraaijen fchoorfteen en befchilderde zoldering, en boven den in-
|
||||
het STADHUIS. 95
ingang dezelfde fieraden, als die der
Thefaurie Extra'ór dinar is. In deze ka- < mer plagt, in vroeger jaren een heele grooie en zeer nette waereldkaart te hangen, doch is reeds voor langen tijd niet meer ia wezen, of te-a minsten 'eÈ van daan genomen. Thands volgt de grootè en uitmuntent Schepe
fraaije Schtpenskamer. Dezelve is ruim kamer, tagtig voeten breed, en tweeëndertig voel: en negen duimen diep, Voor deze kamer is een ruim portaal, en aan wederzijden van hetzelve vindt meii een vertrek, voor de deurwaarders der Vierfchaar en andere bedienden van 't Stadhuis. In de Fries, voor den in- gang van 't portaal, ziet men twee horens van overvloed, dé eene is ge- vuld met boeijens en ketens, en met hulst, distels en ander ïcherp loof, omringd, ook ziet men 'er een hand, die een geesfel houdt, bij j zoo als ook eene voetmaat en een gevleugeld oog •• de andere horen bevat allerhan- de vruchten , die door eene hand uit- gereikt, en door eene andere hand aan- gegrepen worden , benevens eene voet- maat. In den eenen vleugel van het por-
|
||||
<?6* BESCHRIJVING var
portaal, ftaat de knods en leeuwen-
huid van Hercules {.?), en in den an- deren , een toom en gebit, aan riemen en fnoeren hangende, in wit marmer * zeer fraai uitgehouwen. Boven den' ingang der kamer, leest men; AUBI ET ALTERAM PARTEM*
dat is :
Hoor ook de eindere pürüje» Naar 't noorden is deze kamer, door
een gewelf, in twee verdiepingen ver- deeld, waarvan de bovenfte tot een Schoutskantoor verftrekt. Het boven- genoemde gewelf rust op een dwars- balk en vier fierlijk bewerkte en ver- gulde Bremerfteenen zuilen ; onder dit gewelf is eene verheven zitplaats voor Schout en Schepenen. Het overige van het fteenen gewelf, is , omtrent het jaar 1745 , met verfcheiden zinnebeel- den, in vijf vierkanten, befehilderd ge-
(V) Hercules was de zoon van Jupiter en
Alcmene, en met eene zonderlinge flerkte be. gaafd. Ontwijfelbaar hebben de Heidenen hun- nen Hercules, van" den fterken Sitnfon , wit àk II. Schrift, ontleent |
||||
het STADHUIS. 3jfc
geworden ; voörmaals was het grootffië
gedeelte van deze kamer, door Eras- inus Quellinus (7), met de Geregtigheid j de Voorzigtigheid en de Sterkte , befchil- derd, doch de vochtigheid der muren had hetzelve zoo merkelijk befchadigd * dat men genoodzaakt was het te doen. overfchilderen. Voords zijn in 't gewelf nog tien andere vierkanten, waarin de wapens van den Schout en van de negen Schepenen, die in 't jaar 1655 regeerden, afgebeeld zijn. , De groote ïchoorfteen in dit vertrek rust op vier bonte marmeren zuilen en is verfierd met een uitmuntend tafereel, door Fer- dinand Bol gefchiiderd. («) Het ftuk fielt voor den Godsknecht Mofes, daar hij
(?) Erasmus Qhe'Mnm was, in 't Jaar 1607,
te Antwerpen geboren , en eerst meeseer in dé wijsbegeerte, binnen zijn geboorteftad , vervol- gens leerde hij de fchilderkunst, bij den groo- ten' Ruivetis, waarin hij een vöortreflijk mees- ter geworden is. (i<) Sol, te Dordrecht geboren', en te Am-
sterdam opgevoed, was een der beste leerlin- gen van Rembrand, en is, rijk in jaren en ver- mogen , in den jare 1681 , hier ter ftede, daar hij Regent Van een der Godshuizen geweeSï is, overleden. ■Q
|
||||
$8 BESCHRIJVING van
hi) met de tafelen der Wet Van S haï
afkomt. Men plagt 'er het volgende- vaers onder te lezen : tlebreeuwfche Mo f es heeft de Wet van God ont fangen,'
Waarmede hij r.aar V volk, van boven wederkeert , J)at hem eerbiedig groet, en welkomt met verlangen,- De vrije /laat luikt op, als ''t volk de wetten eerh: In de Fries van den fchoorfteenman-
t'el is, in zeer kleine beeldjes, het dansfen der Israélite» om 't gulden kalf, zöö"kunftig in marmer uitgehouwen „ dat hetzelve nevens de beste Antieken gefteld kan worden Voor den noorde- lijken fchoorfteen van deze kamer is, in 't jaar 1765, ook een fchilderftuk ge- plaatst. Hetzelve verheelt de Gereg- tigheid, zittende op een' verheven zetel. Zij is door de Wakkerheid en Standvas- tigheid verzeld en fcliijnt met de Wijs- heid, Voorzigtigheid en Godsvrucht te raadplegen. Geweld en Bedrog wijken, voor haar, terwijl zij door de Gelukza- ligheid bekroond wordt. Under aan 't ituk ziet men de beeldtenis van Keizer Jus'tinianus, benevens verfcheine Rechts- geleerde boeken. Dit tafereel is door ïàute
|
||||
■het S T A D"H V I S. . |9
Louis Fabrkius du Bourg gëfchilderd. (y)
Wij eindigen de befehrijving van Sche- penskamer met het volgende gedicht, het welk zeer kunftïg door A. Periïng, een vermaard Schrijfmeester binnen de- ze ftad, gefchreven is, en 't welk eertijds in deze kamer > ook gezien •werd: FIAT JUSTITIA, NE PEReat MUNDUSi
dat is,
Beet gerechtigheid, op dat de waereld in fiand'l/lijvèi
|
||||||
i.
; \
Gelukkig land, daar V recht gaat regij
Geen oog en {laat op heer of knecht, Noch acht en geeft, op hooge staateN, O/armen, van '? gelul verlaten. 2,.
Daar nacht en dag een wakker oor,
/tan twee partijen geeft gehoor j Niet past op klagen, kennen , fmeken, Maar dfeen en à1 ander V zijn laat fprekeii. Daar
A') Hij Was Koster van de Amftelkerk, een
braaf en zedig man, en is, den zestienden vati llsrfstaiaand des jaars 1775 overleden* G a |
||||||
roo BESCHRIJVING van
3-
Daar geen vervloekte gierigheid,
De grtnden van de vetten leidt,
Noch om het recht wal krom te draai}V;;,
De R e c H ï e. a hem mei goud laat paaijen.
4'
Baar eigen zucht van eer of ft jat,
Geen waarheid drukt, ;;och door de hû'it t
Of liefde /preekt, of voor of tegen ;
Maar 't recht pasfeert zijn regte wegen.
5-
Daar groeit en bloeit de ware deugd,
God leeft daar zelf als in zijn vreugd, En zegent met zijn zcgclirsonen i Die in dat land als rechters wioi.cn, é.
Daar zucht noch weemv , noch wees, noch kind,
Doordien men ïn die rechters •vind, En man en vaders als herboren ; Dikmaal te vroeg voor ons verloren, 7'
Daar klaast en weent geen armen bloed, Verdrukt te zijn om 't zober goed, In 't zuivre zweet bij hem bekomen, En naderhand weer afgenomen, 8.
Een dief hout daar, uit vrees van ftraft
Fan "'t geld en goed zijn klaauwen af, V Een ij der leeft daar even veilig ,
Daar 't recht gehouden word voor heilig.
|
||||
het STADHUI S. loi
9-
Gelukkig driemaal is dat land,
Geen onhtU fiqat daar voor de hand, Alen fc..?-T de minsten daar niet klagen. Gun BïsR hier altijd zulke dagen. Na Scliepenskamer volgt de kamer Schepe-
van Schepenen Extraördinaris, waarvan "Sordi- de zoldering, met aartig loofwerkenzin* naris- nebeelden, befchilderd en verguld is. Bo- ven den ingang van deze kamer ziet men fchreijende kindertjes en woedende wol- ven , met doode fchapen, naekte wich- tjes, doodshoofden en fchenkels , onder hunne klaauwen, benevens eenig oor- logstuig. Alles zinfpeelende op het beeld van Mars, 't welk tusfehen de ingangen van deze en van de Rekenka- mer geplaatst is. De fchoorfteen > in de kamer van Schepenen Extraördinaris is verfierd met een ftuk van Jan Lievens, verbeeldende de Geregtigheid. Zij houd ia de regterhand het bloote zwaarden, in de linkerhand de weegfchaal, en is door de Vrede en Voorzigtigheid ver- zeld. (V) Voords hangen ook ia deze ka-
(w) Dit ftuk plagt voor den kleinen fchoor-
&een, in Schepenskamer, te ftaan. G5
|
||||
psi BESCHRIJVING vas
kamer nog twee Schutters gezelfchap-
pen, uit een-der Doelens herwaards ge- bragt. « In liet eene, waarvan men niet weet, door wien het gefchilderd is, zijn vierentwintig Schutters afgebeeld. In het. andere, door N. Elias, in 't jaar 1639, gemaald, ziet men drieëntwintig Schut- ters, wier namen men leest op eerj; briefje, het welk, gelijk als tusfchen de lijst en 't fchilderij, fchijnt ingeftoken, te zijn. Onder de Officieren vindt men de namen van Dirk Tijenburg, Capitein ? Pieter Adriaanfsn Raap , Luitenant » Fredrik Bontemantel, Vaandrig en Pie- ter Hasfelaar, Sergeant, en onder de Schutters zijn de bekendftè namen die van Hans Bontemantel, Guillehnus Bar- teloti, Nïcolaas Calkoen, ÏVijnand Smit, enz. ■Rekeu-* De Rekenkamer, wier ingang cnzol- a:uer" dering even als die van Schepenen Ex- traördinaris veriierd is^ heeft ruim twee- entwintig voet breedte en is vierender- tig voeten diep. Men ziet 'er, buiten de noodige tafels, ftoelen en?., niet: arvdtrs dan twee groote wapenborden van oude en hedendaagfche Rek^n- meesteren. . ■.-■.. Naast
|
||||
het STADHUIS. ï©3
Naast deze volgt de Defolaate Boedel- Defoiate
hamer. Boven den ingang van dezelve kamer, is het verdigtzel van Icarus en Dedalus, kunftig in marmer uitgehouwen. (#) Voords ziet men 'er ook zeer aartig, ledige kisten, brieven, papier en reken- rboeken, die door ratten beknabbeld worden , afgebeeld. Voor den fchoor- fteen heeft Theödorus de Keizer, fjy) in "l jaar 1657, de gefchiedenis van The,' feus en Ariadne gefchilderd. (z) Op
(x) Dedalus, die door Minos, koning vaa
iCreta, gevangen gehouden wierd , maakte voor hem en zijn zoon Icarus vleugels, door middel van welke bij zijnen kerker ontVlugtte, en vloog laag bij den grond. Icarus, zijns vaders raad verachtende, zweefde vooruit, en te na bij de zon gekomen zijnde, fmolten zijne wasfcbe vleugels, waardoor hij in zee plofte, en verdronk. Een fraai zinnebeeld voor dezulke die hun ftaae • te hoog in top voeren, en dus, mee lesras', in eene diepe zee van armoede ftorten. GO * Of deze fchilder, waarvan men weinig
bericht vind, van het msagfehap van den ver- gaarden beeldhouwer Hendrik de Keizer is gc- weaSt, is mij niet gebleken. (z") Ariadne, de dochtervan Minos, koning
■;van Creta, werd door TVkf/aw, die zijn! leven aan haar verfchuldigd was, na dat hij met haar uit haar vaders hof gevlugt was, op het eirand Waxes gezet, en op eene lafhartige wijze verlaten» G 4
|
||||
ïo4 BESCHRIJVING van
Asfuran- On deze kamer volst de Asfurantï&
tie Ka- ° ' ■ per. Kamer , die met de vorige even zoo
breed en diep is als de-Secretary e met haare vertrekken. Boven de deur der Asfurantie Kamer, vertoont zich, in eeu ftille zee, den fpeelenden Avion, zit- tende op een' Dolfijn. (V) Hetfchoor- fteenftuk (in het vertrek verheelt Tke- feus, die, na 't verdaan van den Ceninü- rus, de kluwen welke hem uit den Doolhof van Minos gehiüpen had, aan Ariadne terug' geeft. Hetzelve is mede in 't jaar 1657,doch door Willem Bras- femerij., gefchilderd. Weeska- Na dé Asfurantiekamer, heeft men ?er' de Weeskamer, boven den ingang, ziet men, ter wederzijde van eene ronde opening, twee leeuwen leggen, en twee naakte wichtjes , die, nevens de- Zelve, op eenige aard vruchten zitten; zijnde deze ficraden toepasfelijk op het beeld van Cijbele, dat tusfehen deze en de Raadkamer geplaatst is. Voor- dele (a) Arion was, doof de zeerovers, die hejn
gevangen genomen hadden, in zee gefmeten, aJ- waar. hij door een dolfijn opgenomen, e» «r/?l§en$ aan land gezet werd» |
||||
KET STADHUIS. los
deze plagt de zoldering' van 't portaal,
voor de kamer, met allerhande gevo- gelte , dat in een blaauwe lucht vloog, befchilderd te zijn, doch is, al federd lang, even als dat van 't portaal voor de Thefaurie Ordinaris, overgewit geworden. De " zoldering van deze kamer, is, door Cornells Holfleln, kun- iliglijk befchilderd, in 't midden van dezelve vertoont zich eene bedaagde vrouw, in een donker purperverwig kleed ; zij is op de wolken gezeten, uit welke verfcheiden gevleugelde kin- dertjes het hoofd fteken. Voords rust zij met haar linkerhand , die een weeg-
fchaal voert, op een boek, terwijl zij
met haar regter, den flip van haar kleed ophoudt, om eenige vliegende wichtjes daar onder te bedekken. In de vier hoeken van dit zolderftuk, zijn vliegende kindertjes afgebeeld, benevens eenige bijfieraden, zinfpelende op de zorg VOor de weeskinderen. Tusfcherc de venders plagt een gedeelte van eeti ft.uk van Rubèens te hangen, doch het- welk thands op de Rariteitkamer ge» G 5 plaatst |
||||
ïq6 BESCHRIJVING- van
plaatst is (_b~). In 't fchoorfteenflfcufe 9
hetwelk mede door den bovengemelde» J-Jolftein gefehilderd is , z-iet men den Griekfchen wetgQvexLycurgus, ziinen neef tot zoon en erfgenaam aannemen. Jan Vos maakte 'er het volgende vaers op» Lyciirgus houd zijn neef voor wettig erf van V /and.
Ds huif) eter voogaen ftr^kt de weezeen mondt en handt. Hier leert men d''Eigenbaat den wees zijn erfrecht ; geeven.
..goo blijft dès Paden zorg, als,t lichaam fferfi ,«?.'*
leeven, RaadiU- Op de Weeskamer volgt de voor-
aer. treffelijke Raadkamer, welke geen der ïninfte vertrekken van het Stadhuis is „ en dus wel waardig naauwkeurig be- fchreven te worden. Boven derzelver ■ louzen ingang , zijn bijna dezelfde fiera.- 'den als die der Weeskamer uitgehouwen. De kamer zelve, die, even ais Burge- meesters vertrek, vijfenveertig voeten en ruim zeven duimen breed, en der- tig voeten diep is, heeft mede twee fchoor-
■ (i) Van deze kaöier , en. dat ftuk, zullen .«$,
,0J> #ija cijd 9 naauwkeurfger melding doen. |
||||
het 'STADHUIS. flë£
fchoóffteenen, welker mantels op ag£
bonte marineren Corintifche zuilen, vier ronde en vier platte, rusten. Op de Friefen is allerhande loof en andera yerfierfelen, zeer kunftig in 't klein , uitgehouwen. In het noorder fehoor- fteenftuk, hetwelk, door Govert Flink, zeer fraai gefchilderd is, wordt koning Salomo biddende verbeeld; de nemel- fche Wijsheid daalt uit de wolken, en belooft hem, op zijn gebed, verfland, rijkdom en eere ; aan den voet van dif fchoone tafereel, leest men de vier volgende dichtregels: Daer Salomons gebodt en of er Qodt behagen,
Wordt hem ds Wijs&eit''s nachts belooft uit'''s Heuieh troon ,
Met eener, rijkstroon, Eer en veel geiveni'ch'te dagen ,J Waar Wijsheit raden mag, daer /pant de ftaet de kroon Cc).
In 't zuidei fchoorfteenftuk, door
jfoannes Bronkhorss vervaardigd, ziet men'Mofes, die door zijn fchoonva- der.
. (c^ Vgn vvien $t vaers gçjitaaljt is, vii;d mei
^ergens, çenjeld:,van FqpJcI is' hec zeker niet. |
||||
io8 BESCHRIJVING van
der, de priester Jethro, geraden word,
om zeventig; oudften te kiezen, om nevens zich, het volk van Israël te richten. De geheele westelijke wand van deze Kamer, die voortijds flegts eenvouwdig behangen was, - werd in den jaare 1735 , door den beroem* den Jacob de Wit (W), op last der Regering , befchilderd, en 't werk bin- nen drie jaren tijds voltrokken. Het tafereel is vijfenveertig voeten breed, en negentien en een halve voet hoog, en Helt de bijeenkomst der bovengemel- de zeventig oudften voor, d'aar zij bij den Tabernakel vergaderen; een ftuk dat door kenners van de fchilder- en teken- kunst hooglijk geprezen wordt. De- zelfde kunftenaar heeft ook, boven de vier
(4s) Deze kunflenaar, werd in 't jaar 165*5,
te Atnflerdam , geboren , en leerde de kunst eerst bij Albert van Spiers, en daarna bij den beroem- den Antwerpfchen historiefchilder Jacob van Hall. Zijne minzaamheid en deugdzame levenswijze, zoowel als zijn kunstvermogen, hebben hem bij ' ieder in achting gebragt, waardoor zijn overlij- den , het welk op den twaalfden van flagtmaand, des jaars 1754, voorviel, met reden, doot «en iegelijk die hen gekend had, betreurd werd. |
||||
het STADHUIS. 109
vier deuren van de kamer, ter weder-
zijden der fchoorfteenen, in vier ronde Barsrelieven en roodâgtig graauw, de vier vereischten in de ouden, als de Godvreezendheid, de Waarheid, het Verftand en den Afkeer van de gierig- heid , «p eene gefchiedkundige en zin- nebeeldige wijze, afgebeeld : als de God- vrezendheid , door Abraham, zijnen zoon Jfaac willende offeren. De Waarheid door Jeremias, bij de ziedende pot en de Amandelroede, 't Verftand door Jo* feph, in Egipte koorn doende verza- melen , en de Afkeer van de gierigheid, door Eliza, dis de gefchenken vanNaa- vtan, den Syriër, van de hand wijst. Jeder dezer Basrelieven heeft een graauwtje onder zich, zoo kunitig ge- fchilderd, dat men het, in den eerflen opflag , zoude aanzien als in wit marmer uitgehouwen. [Onder dat van Abraham, vertoont zich een hond met een zegel- ring, een zwaard, ileutel en zegels, om de getrouwheid uit te beelden. On- der Jeremias, ziet men een bijkorf, haan, zeef, lamp, pen en inktkoker, vertoonende de Naarftigheid. Onder Jofeph, een uurwerk, toom en boog» |
||||
ïio BESCilRIjViNG van
aanduidende de matigheid in 't arbei-
den; en eindelijk onder Eliza, een zand- looper, een ftaf van Mcrcurïus, een boek en harp, om het fpreken van ge- paste redenen af te beelden. Tusfehen de verifterramen heeft dé Wit ook de Jiollandfche Maagd, inkde gedaante dei" Godimie Pallas, fj?) in hét graauvy,ge* fchilderd. In de regterhahd houd zij den fpeer, met den hoed der Vrijheid daar op, en met de linker rust üij op den Bijbel, die op een hoog voetftulè ftaat. Boven haar hoofd is het Kogge- fchip uit ftads zegel te zien. Voords heeft dezelfde kunftenààr, tusfehen dé Vier bovenfte eh de vier onderfte ven? fterramen, nog vier zinnebeelden in 't graauw gefchilderd. In 't eerfte, den Godsdienst verbeeldende , ziet men eeri Al-
(e) De fabeldichters mfelden van haar. dié
Ook dikwils Minerva genoemd word, dat zij dé dochter van Jupiter, en op eene wonderlijke Wijze geboren was, namenlijk uit het voorhoofd van dien God, en, met hulp van Fulcanns, die haren vader mee een bijl het hoofd kliefde, uit welke kloove, de Godin, van 't hoofd tot de voeten gewapend, te voorfchijn kwam. Voords werd zij, bij de Heidenen, als de Godin der Wijsheid gevierd, en talrijke offers aan haar taegebrasu |
||||
het STAD II U I S. ui
|
|||||
Altaar, de Tafelen der Wet, den Bij.»
bel en eene lamp. In het tweede, dé burgerlijke Eendragt aanduidende, eeiï Burgt, een' bondel pijlen, den hoed def Vriiheid en êenen krans van eikenloof» In het derde, den Koophandel verbeel- dende , Mercunus flangenftaf , een fchaaî én gewigt, vaten en pakken 5 en in het vierde, vertoonende de Scheepvaart det3 ftad, de voortleven van een fchip, tou- wen , ankers , compas, graadboog, riem 9 haak en andere fcheepsgereedfchappeiu In 't gewelf van deze kamer ziet me» de Amfterdamfche Maagd, zittende op eenen Adelaar in de wolken. Zij is doof de Wijsheid, de Kennis en de Regtvaar- digheid verzèld, benevens verfcheidene andere zinnebeeldige fieraden, doch die ter oorzake vart de groote hoogte va» het vertrek, weinig, of bijna niet, in 't gezicht der âanfchouwers vallen. Dit tafereel is door Erasmus Ouelllnus. oom van den vermaarden Beeldhouwer Artuè Quellinus Çf) gefchilderd. Voords ziet men, boven het groote ftuk van de Wit, in vier gebogen vakken, de waar- . ; dig*' (f) Zie hier voren, bl&dz. at in den neer»
|
|||||
i
|
|||||
lis. BESCHRIJVING van
üigheid en eïgenfchappen der Burgë-
lîieesteren en Raden afgebeeld: als ill het eerfte, de Burgemeesterlijke bori- delbijl, benevens een krans van eiken- loof; in het tweede, dezelfde bondelbijl, dooreenen gekroonden leeuw befchermd j' in het derde eenen Dolfijn, fpiegel, anker en Hang, tekens van voorzigtighëid en vertrouwen; en in het vierde, een Bijbel, oijevaar en haan, zinnebeelden van godsdienftigheid en wakkerheid. Eindelijk ziet men ook, rondom den fehoorfteen, de wapens der zesendertig Raden , die 't eerst in deze kamer zit- ting genomen hebben, Icunftig in houfe gefneden en met de vereischte kleuren befchilderd, en tusfchen de middenfte venfterramen hangen de wapens der zes- endertig Raden van 't jaar 1737, toen de Raadkamer op nieuw verfierd werd, Qjj in twee rei] en, ieder van agttieil
wapens, mede,als de vorige gemelden, in hout gefneden. Boven elke rei ftaan de
Q~) Do kosten-, die aan't verfieren der Raad-
kamer befteed werden, beliepen, in alles, der-* tienduizend tweehonderd zevenenvijftig guldens #n tien ftuiver». |
|||||
het STADHUIS. 113
|
|||||
de letters S. P. Q. A., dat is, de Raad
en V Volk van Jm (1er dam, en onder aan mdccxxxvii. Naast de Raadkamer heeft men de justitie
Justhiekamer, die, even als de Burge- kamer* meesterskamer, twintig voeten en ne- gen duimen breed, en dertig voeten diep is. Boven derzelver ingang heeft men ook eene ronde opening, en ter wederzijde van dezelve, ziet men twee kindertjes, die elk een böndelbijl dra- gen , uitgehouwen 5 onder aan zijn twee Arenden, met uitgefpreide vleugels, de eene heeft een bondel pijlen, en den anderen den flangenftaf van Mercurius
gevat. Boven dit rond is een vierkant,
waarin Amfion, op zijn harp fpelende , afgebeeld is (h). Van binnen is deze kamer, ten noorden en ten zuiden, bezet met vier Corintifche zuilen, van Breemer fteen. De vloer is fraai, inge- legd , (K) Amfioh, de zoon van Jupiter en Antiope,
was, zegt men , zulk een kundig harpfpeler, en wise zulk een aangenaam geluid voord te brengen , dat de fteenen zich van zelve, naar de kunst, op ei- kanderen fchütten, waardoor alzoo de fta'd Tliebs geftigï werd. |
|||||
JI4 BESCHRIJVING vàn
îegd, met drie wine marmeren kruisfen #-
uit het ftads Wapen, ten wedereinde van welken» twee gröote flagzwaarden leggen. Het zolderftuk van deze ka- mer , dat door Nicolaas de Helt Stokadé^ gefchilderd is, beftaat uit drie bijzon- dere verdelingen: in 't midden vertoont 2ich de Amflerdamfche Maagd, met de' keizerlijke kroon op het hoofd, eene Weegfchaal in de regter, en een fcèptery met een beftraald oog daar op, in de linkerhand. Wijsheid ep wakkerheid» die haar verzeilen, ziet men de boos- heid, het geweld, bedrog en andere ondeugden, met voeten treden. ïn het vak naar de trappen, is eene maagd afgebeeld, die met eenen geesfel de hôrfels verjaagt, terwijl twee ohnózel© naakte wichtjes zich onder haar kleed tragten te verfch uilen ; en in 't vak naar de glazen toe, is mede een maagd afgebeeld, die, met de leeuwenhuid van Hercules omhangen, en met zijne knod§ gewapend, zich fchijnt te bevlijtigen, om de eerstgenoemde maagd te hulp te komen. In 't noorden van dit vertrek is eenen ingang naar de Raadkamer* en ter linkerzijde, van binn&a den iri- Ln . gang, |
||||
hét STAD H Ü i S. us
gang, klimt men met fteenen trappen
naar de 'charterkamer, in welke brie- ven en geheime papieren bewaard worden. Men Vindt tusfchen de Burgemees-
ters- en de nu befchrevene Justitieka- mer, de Putje of Afleesplaats, zijnde ook eene gaanderij, langs het middenfte iiitftek van den voorgevel, en regt bo- ven de gaanderij, die voor de Vier- fchaar legt. Deze puije is tweeënder- tig voeten en negen duimen breed, doch niet meer dan tien voeten en ze- ven duimen diep. Voords heeft 2ij twee ingangen , een uit Burgemeesters- kamer, en een uit de Justitiekamer. Na 't fluiten der vrede met Karel den Tweeden, koning van Engeland, in 't jaar 1674, heeft mert, boven de twee' ingangen, binneriwaarts, met goudéri letteren, het volgende rijm gefteld^ boven den ingang der Justitiekamer *■ 't Onlanks door frans gewelt
Vernedert Nederlandt,
Caand' als dat was gefluit, In V Si'itfcke Pi-eevcrbant,
Droogt in de oranjeztn - De tranen uit haar oogen : H z m
|
||||
\
ii6 BESCHRIJVING vam
en boven den ingang der Burgemees-
terskamer : o Barge;' - Vaderen,
Gebiedend aan het IJ,
Dat dit tot vreugd van U, En Stadt en Staat gedij ;
Sao komt God onverziens V Vernederde verlwogen, (f)
Schavot Voords ïs bet onderftuk der Puijc ifi
en Kaak. ftfie afdeelingen onderfcheiden. In 't middenile is de Tijd, in 't zuidelijke het goed gerucht en in 't noordelijke het kwaad gerucht, zeer geestig, door Jo- annes Bronkhorst, afgebeeld. Voor een gedeelte dezer Puije en de
Juftitiekamer, rigt men, daags voor de uitvoering van openbare lijf- en hals- ftraffe, een houten ftrafplaats, gemeen- lijk het Schavot genoemd, op. De pa- len 5 (7) Dit kreupele vaers wordt door fommigen
san Vondel, en door anderen aan Joannes An- tontdes van der Goes, toegefchreven, doch zeer ten onrecht. leder, die maar eenigzins met vaerfen van deze puikdichters bekend is, ziet ligtelijlc dat dezelve nimmer ,uit hunne pen ge- vloeid '§i;a, hoewel zij beiden in dat jaar, toeu het gemelde rijm hier gefield werd, nog in leven waren. |
||||
het STADHUIS. 117
Jen, planken, leningen en 't geen 'er
verder toe vereischt wordt, zijn zoo- danig gereed gemaakt, dat het, binnen zeer korten tijd, in- en uit eikanderen kan gezet worden. Indien 'er flegts te pronk moet gezet worden , gebruikt men een kleiner Schavot, de Kaak ge- heeten, het welk alsdan voor het noor- delijkfte venfterraam der Juilitiekamer gefield word. De kamers en vertrekken der tweede Vertrek-
verdieping van het Stadhuis befchouwd derde** hebbende, gaan wij nu over tot het be vfrd!e" 0 J ping.
zigtigen van die der derde verdieping,
tot welke men, langs verfcheidene op- gangen , komt. De trap in't zuidoosten, gemeenlijk de Torentrap genoemd, op' gaande, ontmoet men aan de zuidzijde, drie vertrekken naast elkanderen,waarvan het middenfte dat vier venfterramen heeft, het grootfle is ; de twee anderen hebben ieder flegts maar een venfterraam. Deze vertrekken ,ralwaar te voren de minuten- kamers waren,zijn thans tot onderfchei- den gebruik gefchikt. Ten oosten van 't portaal,dat naar deze vertrekken toe- gang verleent, heeft men een langen gang f in welke aan 't zuidëinde den ïa- H 3 ■ gang |
||||
\
|
|||||
|i8 BESCHRIJVING vabj
gang van eene kamer is, alwaar eenige
papieren van Schepens Kantoor bewaard worden. Oostwaards zijn ook nog de ingangen van verfcheidene kamers, onder, anderen drie welke, reeds voor verfchei- • den jaren, tot Minuten kamers gefchikt zijn, en waarin alles zoo net en in orde plaatst is, dat de Minuten der No- tarisfen, doorgaands, zeer fpoediglijk kunnen gevonden worden. Aan 't noord- einde van dezen gang is eene deur van de Kunstkamer, (£) en in 't zuidëinde een vertrek, waar men voor eenige tijd den ftads Excijns van 't Beestiiial ont- fangen heeft, doch het welk tegen-* woordig weder tot een ander gebruik gefchikt is. Wanneer men nu den trap in 't noordoosten der zaal, tot op de;, derde verdieping optreed, vindt men rondom het portaal van den trap, vie? oude Scliuttersftukken, waarvan '«r een door Allion, twee door Voulus Moreel- zen en een door Cornells Ketel gefchil- derd is. (/) Ook hangt hier een ftuk an
(£) Van deze kamer zullen wij ftraks meer
én nader bericht geven. (/) Ketel werd te Gouda, iii 't jaar 1548 geboren ',
ia fchilderde foauijds, uit aartigheid ,niet alleen met •■ vvde
|
|||||
met STADHUIS. u*
vin Gerard de Lairesfe, Cm) verbeel-
dende Keizer Caligula die zijn paard Burgemeester van Rome maakt, doch het is flegts gedoodverwd en nimmer afgemaakt. Ten westen van het voorgemelde por- Kameï
taal komt men in de Kamer van het Groot- ^arn00hc" Kramers Gild. Dit is een aangenaam en Kramers lugtig vertrek, het welk twee venfter- xamen tegen het noorden heeft. De fchoorfteenmantel van deze kamer rust op houten piilaaren,en voor denfchoor- fleen zijn vier oude Overlieden van dit Gild, nevens den Gildeknecht, afge- beeld. Voords plagt boven de deur eenc oude
de linkerhand, maar zelfs met zijne voeten , het
penfeel tusfchen zijne teenen houdende. De tijd van zijn overlijden is onbekend. Paulas Moreelzett was een Utrechtenaar, in 't jaaf 1571 ter waereld gekomen, en in 't jaar 1638, als Schepen en Raad zijner geboorteftad, over- leden. Van 4Him hef» ik nergens bericht kua- nen vinden. (;») Deze beroemde kunftenaar was te Luiky
ÎB 't jaar 164a, geboren, en overleed oud, blind en behoeftig, te Amfterdam, in 'c jaar 1711, alwaar hij, op het Leijdfçhe Kerkhof, ter aarde befteld is. Zijn drie broeders en dri* soonen, zijn ook, meest allen, kuastfchilders geweest. |
||||
wo BESCHRIJVING van
oude fchilderij, verbeeldendende eenen
bekransten Gilde Os , te hangen , doch is thans elders geplaatst, (n) Verders hangen in deze kamer drie borden waar op de namen der Overheden te lezen zijn , en waarvan het nieuwfte met eene fierlijk vergulde lijst, voorzien is. Be- nevens dit bord hangt een zinrijk vaers van Hermanns Asfchenberg, (o) dat van den volgenden inhoud is : Toen Gisfing magtloos was om ieder ''t zijn'' te geven ,
In groot ofklein , in veelof weinig, zwaar ofligt, •■'?/ gerechtigheid, tot nut van''tfamenkven , ■. Gereed/chap haar ter hulp.de maetjt getal?tgewigt.
Wie vecht en trouw verbant, zich roekloos durft
vergeten , Zijh naasten in gewigt, getal of maat misleid, Verkrijgt it?f -:incP zijn loon, door''twroegendegewete",
Dat hem te n beul verjlrekt , en ramp op ramp bereid'. Laat dan de tromven V recht in al uw" handel blijker.
Zo zal'dei Hoogjlensgumtwo.it van u\idrempelwijke»-.
Oostwaards uit het meergemelde portaal
tredende, komt men in eenen korten gang,
(n) Wij zullen naderhand meer van dit ftuk
moeten fpreken. (0) Asfchenberg, werd, in't jaar 1752, over-
man vsn het Groot Kramers Gild, en over'eed als weeger in de ftsds waag, den agttienden vag. fiagtmaand des jaars 1792. |
||||
het STADHUIS, isî
|
||||||
gang, aan welks oostzijde de Regtka- ^g**J
vier der Diemer- of Watergraafsmeer is, Diemer- in welke rondom den wand, verfchei- den fchilderiien, en onder anderen een Hartenjagt, hangen. Voords is de ka- mer een welgefchikt en aartig vertrek, hebbende drie .venfterramen naar het oosten, en nog een kleiner vertrek met twee diergelijke ramen, naar de noord- en oostzijde. Aan 't zuidëinde van den gang vindt Kunstkrf
uier.
men de Kunstkamer , met derzelver Ka- binet. De Kunstkamer zelve werd, om-
trent het begin der voorgaande Eeuwe, opgerigt , en diende eenige jaren-tot een toon- en verkoopplaats van fchilderijen, tekeningen , prenten, beeldwerk en andere diergelijke kunst. (^) Boven de deur
0) De kunstfchüder Jan van Dijk, verkreeg,
in 't jaar 1748, van Rurgemeesteren, verlof, om zich van de kunsikamer, die toen merkelijk in verval geraakt was, te mogen bedienen , tot het geven van onderwijs in de meetkunftige be- ginzels dier kunst, en wel bijzonder in de door- zigtkunde, ook was hem het opzigt over deze kamer en over de fchilderijen van het Stadhuif opgedragen. H 5
|
||||||
«
|
||||||
ï22 BESCHRIJVING vas
deur zijn deze vaerzen van Jan Bap*
iista Wellekem te lezen: ï)e dichtkunst galmt van vreugt, nu dat haar [iomme
, guster, i« '/ nuedhuis aen het /jf, een eerplaets is vereert ;
Zü -fprakeloos, vint troost en fchuiflt nu veel geruster, Bii Thetni$,die,met recht, haareedlen geest waardeert, è Burgervaders ! ei i volhardt in kunst te oueekcn, Zo Word, ah Orfeus Lier , '/ penfeel een hemelteken. In deze kunstkamer bewaardt men
* onder andere fchilderijen, modellen en prenten, ook het portret van den ver*
maarden zeefchilder Ludolf Bakhui» zen, (#), houdende een ichrijfpen in d$ regterhand, en in de linker, een blad papier, waarop zijn eigen beeldtenis, als in zwarte kunst-, door hem zelveii gefchraapt, nog eens te zien is. i'it fiuk, het welk levensgrootte is , heeft deze
(q) Geboren te Embden, dan agttienden van
wintermaand, des jaars 1631. Hij leerde de fcbilderkunst bij Allard van ^.verdingen ea ver- vorens bij Hendrik Dubbels, en oveileed binnen AmRerdam, den zevenden van flagtmaand, in den jare 1709 agtenzeventig jaren oud. Bak- huizen was ook een uitmuntend kunftig fchrijver, waarom hij Eichzelven ook, met de fchrijfPen in de ba.id, ia het voornoemde tafereel heeft afgebeeld. |
||||
het STADHUIS, iag
deze kunftenaar, in 't jaar 1699, aan
de kunstkamer, waarvan hij en Michiel yan Musfcher (r) de eerfte opzichters geweest zijn, vereerd. In het vertrek, hetwelk het kunstkabinet [genoemd word, bewaard men eene verzameling van meer dan zevenduizend kunstprenten, van de vermaardfte zoo Nederlandfchc als Italiaanfche en Franfcke Meesters, die in tweeënvijftig boekdelen vervat zijn, en door den kunstminnenden heer Michiel Hinlopeh Cs), bij uiterfte wille, aan de kunstkamer gemaakt, en in 't jaar 1709, door den burgemeester M- colaas IVitfen, als uitvoerder dier wille 5 aan dezelve, ter beoeffening en befpie- geling der liefhebberen, overgeleverd zijn geworden ; deze kamer plagt daar- om ook dagelijks, des voormiddags van çlf tot twaalf uren, voor een iegelijk open
(r) Geboren te Rotterdam , in den jareio^
«n binnen Jnifterdam geftorven, den twintigften van zomermaand, des jaars 1705. (s) Deze ieverige kunstliefhebber overleed in den
hoogen ouderdom van eenennegeutig jaren, en had deze fraaije verzameling van prenten, zich, niet zonder groote kosten, door tijd ea vlijt, aan- (jefcluft. |
||||
m BESCHRIJVING van
|
|||||
open te ftaan, om de daar op zijnde
kunst te befchouwen. Ook vindt men hier op deze kamer verfcheidene boet- feerfels van beelden^ en andere fiera- den, die meest alle op het Stadhuis voorkomen. Vertrek- De vertrekken langs de oostzijde,
ken langs ■ , .. ., , . . . denoord. de zuidzijde, en een gedeelte van de
en west. noordzijde befchreven hebbende, laten wij die aan de noord- en westzijde volgen. De toegang tot die van de westzijde, en het andere gedeelte der noordzijde, is langs de trap in hetnoord- westen van de gaanderij der groote zaal. Allereest heeft men hier twee vertrekken, die naar 't noorden uitzien, en ten gebruike van de Defolate Boe- delskamer dienen; zij eindigen tegen den wand der kamer van het Groot- Kramers Gild, çn zijn zoo groot als twee der drie gewezen Minutenkamers in 't zuiden. Westwaards is een gang, aan ^welker zuidëinde, den ingang van eene groote kamer is, waar de uitge- diende boeken en papieren van de Re- kenkamer geborgen worden. Zij heeft vier venfterramen in het westen, en nog een klein vertrek noordwaards, het- welk |
|||||
het STADHUIS, las
|
|||||
Welk maar een venfterraam heeft, en
mede tot het zelfde gebruik dient. Meer noordwaards zijn ook nog twee vertrekken, die tot huishoudelijk ge- bruik van den cipier dienen, en naar het westen en noorden hun uitzigt hebben. De gewoonlijke toegang naar de ver- ve7°re"6
trekken der derde verdieping, aan de ken der westzijde, is langs de trap m t zuid-de. westen der gaanderij van de groote Zaal. In reen gang, ten westen * ont- moet men hier eerst een kamer, met een vertrekje daar nevens ten zuiden. De kamer heeft drie venfterramen, en zij plagten beide eertijds gebruikt te worden door de Super - Intendanten der zijden manufacturen, doch hadden nu geen ander gebruik, als dat men *er de gebeelde fteenen bewaarde, die tot de twee platte halve aardkloten, in den vloer der groote zaal, gefchikt waren. De gang, die naar de twee krijgs- GanS
raadskamers toegang heeft, is behan-dekrijgs-
gen met tien oude fchuttersftulcken,raads ki*
° ..' mers. onder welke de zoogenaamde braspen-
ningsmaalüjd uitmunt, in welk tafe- reel |
|||||
I
|
|||||
iî6 BESCHRIJVING van
ïeel eënige Si. Joris of vöetboogfchut-
ters verbeeld zijn, wier kleding aan de regterzijde groen, en aan de linker- zijde rood is. Het is door Cornells An- thoniszomif van wieri wij al meer ge- waagd hebben O), in 't jaar 1533, gefchilderd. Boven den ingang, naar de kleine krijgsraadskamer, ziet men, in een diergelijk ftuk, Claas Gaaf Lam- lertz, die in 't jaar 1529 fchepen de- zer Stad geweest is, met een kelk iri de hand, en verfcheiden andere offi- cieren en fchutters (li). Kleine ^e kleine krijgsraadskamer, waar krijgs- cölonellen alleen bijeen plagten te ko- mer# men, is een ruim vertrek, m hetwelke voor den fchoorfteen een fraai tafe- reel , van Paulus Moreelzen, te zien is ; tegen rover hetzelve, befchouwd men een optrekkend corporaalfchap, va!n 'f Vaandel van den kapitein Frans Ban- ning (?) Zie hier voren, bladz. 91 iu de noot.
(«) Deze Claas Gaaf, is, volgens een op-
fchrift, hetwelk after op den rug van het fcfeiN derij geplaatst is , de oud-overgrootvader vara den vermaarden Burgemeester Nkoiaas ff geween. |
|||||
"ftET STADHUIS, ia/
hing Kok, Heer van Purmërland en 11-
pendam, en in 't jaar 164s, op eeri geer fraâije en kragtige wijze, door Rembrand van Rijn gefchiïderd (v). In 't oosten van deze kamer, hangt ook een fchilderftuk van Jacob Bakker f», verbeeldende een corporaalfchap uit het Vaandel van den kapitein Jan van Floos* wijk. Behalven deze fchilderijen, han- gen hier ook nog vier oude en kleine, en drie groote en nieuwe fchutters- ïhikken ; in een der eerstgemelde, ziet Bien Cornells Lambertz Opzie, met een bonte mantel om het lijf (x). Ziin naam
(v) Deze door de geheele waereld bekende
iunftenaar, werd, den vijftienden van zomermaand, des jaars i6"e>6, op een koorenmolen, tusfchen Leiderdorp en Koudekerk geboren, overleed ie Amflerdam , in 't Jaar 1674 , en liet, wegen* zijn kragtig fcbiideren en geestig etfen, eenea ©nfterffelijken ro<;ra na. C»0 Deze moet niet verward worden met
Adriaan Bakker^ van wien w-ij reeds op bladz„ S4 gefproken hebben. Jacob Bakker was een ■Harlinger van geboorte, doch heeft den meestere tijd van Zijn leven te Amflerdam doorgebragc, alwaar hij ook, in den ouderdom van tweeën- veertig jaren, in 't jaar 1651 , overleden is. (#) Opzie is mede een oud - overgrootvader
?aa dm beroîîadeo BargeBeeiter^Y.^^w geween. |
||||
128 BESCHRIJVING van
naam ftaat in een opdragt op den rug
van 't ftuk te lezen. Nevens deze kamer is ook nog een klein vertrek. Groote Door een portaal komt men, uit de taa<fsS"k • ^e^ne » *n ^e ^roote Krijgsraadskamer],
mer. die zoo groot is als de Scliepenskamer, daar zij regt boven komt '9 zij is van. den kap, met een houten gewelf, af- gefcbeiden. Aan 't einde van deze. kamer, ziet men een lange tafel, voor de colonellen, en een kleine vierkan- te tafel voor den Secretaris der krijgs- raad. Drie reijen zitbanken, fehuins boven eikanderen j bezetten de drie zijden van dit vertrek ; hierop plagten zich, wanneer de groote krijgsraad ver- gaderde , de kapitéinen , luitenants en vaandrigs te plaatfen. In dit ver- trek vindt men een aantal fraaije fcliut- tersftukken, onder welken' dat van Bar- iholomeus van der Helst, het allermeest uitmunt; hetzelve is, in 't jaar 164!?, door dien bekwamen kunftenaar vervaar- digd ty), en hangt beneden aan de zuid- zij (f) Jammer is het dat men van dozen üitmun*
tenden portretfchilder zoo weinig bericht vin It : taen weet alleenlijk dat bij te Haarlem geboren |
||||
•JîET S TAD H U I S. Î2p
kiide dezer ka ni ér. In hetzelve wordt
een corporaalfchap burgers, uit het Vaandel van kapitein Cornells Jan ïVltfen^ aan een welvöorzienen maaltijd zittende, vertoont, op het tijdftip dat den gemelderi kajèitein, door zijnen luitenant, Johan van Waver en, niet de eeuwige vrede, tusichèn Spanje en den Staat, in 't voornoemde jaar gefloten, geluk gewenscht woi'dt. Ieder die dit fraaije tafereel ziet, kan zich niet ge- noeg verwonderen over de fchoone be- handeling, zoo wel in 't naakt der portretten, als van de bnderfcheidene ftöffe der kleding, de gouden en zil- veren kelken en andere dischfieradeh, die allen zoo natuurlijk als knrïftig af- gebeeld zijn (z). Men wil dat eertijds fchat-
is, in de doelenftraat te Amfierdam gewoond,
veel geld gewonnen, eene jonge vrouw en eenen zoon , die mede e?n fchiider geweest is, nagela- ten heeft. De tijd van zijn geboorte of overlij- den is nergens aangetekend. (*) De fchrijver van deti Wegwijzer door Am-
flei'dsm verhaalt, dat een grooc kenner en lief- hebber van de fchiiderkunst, zich, in 't bijzija van verfcheiden andere liefhebberen, deze woor- den liet ontvallen : Zoo 'er een fchilderij in de waereid aanhiddelijk is, zoo h het dit, en dus I H- |
||||
iSo BESCHRIJVING van
fchatten voor enkele gedeekens uit dît
iluk geboden zijn. Van dezelfde mees- terlijke hand, hangt ook nog, agter de zitplaats der collonellen , een a.nder Huk, negen jaren vroeger gefchilderdj een optrekkend corppraalfchap, uit het vaandel van den kapitein Roelof Bikker, voorftellende. In 't oosten van deze kamer, ziet men ook een groot {luk, van Gover; MUnk, rnede in 't jaar 1648 gefchilderd, zijnde een corporaalfchap uit liet vaandel van den kapitein Joan Huydecoper, Heer van Wlaarfcveen. Voords vindt me», 'er ook nog een fchuttersduk, van den jnre löag, waar- van de kunftenaar onbekend is. Met verbeeld den kapitein Albert Cqemqads Burg, den luitenantPieter Evertsz. Hulfi en den vaandrig Arend van Buil, aan eene tafel zittende, waarop men de te- kening van de Oude Waal der flad, vóór dat nog het nieuwe Waals Eiland, uit dezelve aangehoogd was, ziet leg- gen. Twee Sergeanten en agt Schut- ters , ftaan agter en bezijden de voor- noem- behoeft men naar geen andere landen te reizen,
em beier voorwerp te, zoeken. |
||||
het S T A Ö H U I S. ±3i
noemde tafel. Eindelijk, zijn 'er onder
de overige fchildeiïjen, ook eenigen, die in 't een of ander opzigt, de aandagt der befchouwers na zich trekken, (a) Boven de kamers der derde verdieping Vertrek-
heeft men ook nog verfcheiden vertrek- vj;" d °" ken, die -allen met gewelven van gebak- derda verdia-
Ken fteen gedekt zijn, welke gewelven ping. van boven, daar men onder den kap
komt, behoorlijk gevuld en met bakken
gevloerd zijn.
Het voornaamftë van deze vertrekken Wapent-
is de Wapenkamer. Eertijds befloeg ditt r*
vertrek de gantfche oostzijde, benevens een groot gedeelte van de noord- en zttktzijéë van het gantfche gebouw, en thans bellaar, zij nog de geheelc oostzijde" en het grootfte gedeelte van de noord- zijde. De gereedfte toegang naar de-. zelve is langs den trap, in 't zuidoosten der gaanderij op de groote zaal, ge- meenlijk de Torentrap geheeten. De ingang dezer kamer is, aan wederzijden, .tset zware houten deuren gefloten, err even
Ça") Alle deze fchiïderftufcken zijn, in 't be-
gin van den jare 1683, uit de cloveniers en' handboogs doelens, op het Stadhuis overgebragt; 1st
|
||||
«ga BESCHRIJVING van
even binnen den ingang is eene afge-
zonderde zitplaats voor den Commies der jirtillerij, en nevens dezelve een klein vertrek, daar mea het geweer fchoon plagt te maken. In de Wapenkamer zelve ziet men eene ontallijke menigte fchiet- en zijdgeweer, zoo dat men in tijd van gevaar, zeer fpoedig,een groot getal van ingezetenen 'er mede zoude kunnen voorzien. Alle deze geweeren zijn in eene nette en behoorlijke orde geplaatst, en men vindt 'er hedendaag- fche fnaphanen, met en zonder bajO' Betten , degens , draagbanden ,, kruid- tasfen enz. Daarenboven ziet men hier ook nog eenige zeer oude zijdgeweeren,- gladde ijzeren Curasfen , Harnasfen,, Helmen en ander krijgstuig, al- het wel- ke in dit vertrek, tot eene gedagtenis der oude wapenrusting , bewaard wordt. Andere ln '* zu^en boven de derde verdie-
vertrek» ping heeft men een lang vertrek, het welk weleer een gedeelte der Wapenka- mer plagt te zijn, doch-nu niet mees gebruikt wordt. In 't westen boven de kleine Krijgsraadskamer fe een groot ver- trek, waarin men eenige uitgediende papieren van de Wisfelbank gewoon is te
|
||||
het STADHUIS, in
tergen. Ook heeft men aan dezelfde
zijde, boven de vertrekken, die door den cipier gebruikt worden, een rui- me bergzolder, ten dienfte van deDefo- late Boedelskamer, als mede een ver- trek , gemeenlijk de Modelkamer genaamd, ModeN en tot berging van allerhande gemaakt amer' houtwerk en werktuigen dienende. In deze kamer worden ook de houten mo^ dellen van het Stadhuis, de Koepelkerk die men van mening was op de Boter- markt te ftigten, (b) en nog eenige an- dere modellen van gebouwen, bewaard. Niet verre van dit vertrek is de nieuw- lings aangelegde Rariteitkamer, waar- van wij zoo aanfto'nds emftandiger zul- len fpreken , benevens nog een ander vertrek tot onderfcheiden gebruik ge- fehikt. Boven alle deze vertrekken, onmiddelük onder 't dak en de Toren, vindt men dagelijks bedienden van den ftads Uurwerkmaker, Loodgieter en Lei- dek- (F) Dit model plagt voordezen, in een dsf
Kapellen van de oude Kerk, bewaard te wer- den, en was door Nicolaas Listing omtrend bet jaar i?oo vervaardigd, om naar hetzelve, eena nieuwe Kerk, ter bovengemelde plaatfe, te ftig- ien , welke zaak sgter geen voordgang gehad fceeft, I " |
||||
134 BESCHRIJVING van
|
|||||
dekker. Yoords zijn, onder het dak,
ten dienfte van het voornoemde werk- volk , het welk dikwils houtskoolen tot foldeeringen gebruiken moet, fteeneu ' overwelfde haarden gemaakt, en het is hun wel ftiptelijk verboden buiten de- zeiven te ftoken. Raritei- W& zullen onze befchrijving der ver- kamer, trekken en het Stadhuis eindigen met die van de Rariteitkamer, om dat de- zelve eerst in den voorleden jare aange- legd, en nog niet zeer algemeen bekend is geworden. In dit fraai gemeubileerd vertrek, ftaat een fieriijk gemaakte gla- zenkas , wier beide zijvleugels gefchikt zijn ter plaatfing van eenige diplomati- que boeken. In deze glazenkas, ziet men voor eerst 7 vier houten beelden (O, elk ter hoogte van drie voeten en zes en een halve duim, en die weleer ver- guld of gebronsd fchijnen geweest te zijn. Zij waren eertijds, hoven en tus-
fehen de openingen van de vierfchaar, in het oude Stadhuis, geplaatst (i). \ H
(V) De ftads historiefchrijver Wagenaar, noeiç;
dezelve, in zijne Befçhrijvit.g van Amflcrdaai jsekeriijk' bij 'verzinning, metalen. .(<•/) Zie hier voren, blad", 7. -,
|
|||||
'het STAD H U I S. i35
•Zij vertoonen graaf Willem den Zes-
den (js) zijne dochter Jacoba van Bei- jc.ren Cf), hertog Philips van Bourgon* dien Cg) en deszelfs vrouw Ifabella van Portugal (Ji), en verdienen eene bij- zondere opmerking, zoo wegens haare oudheid en naauwkeurige gelijkenis, als wegens de uitvoerige behandeling der klederen van dien tijd. Graaif fflit- ïem vertoont zich in een aloude maliën wapenrok, en met de ridderorde van St. Anthqnie verfierd (i) ', gravin Jacoba heeft eene zonderlinge tabbard aan en een vreemd hoofdliulzel, en heeft ook, even als Willem, een fchel, aan een koord, om haaren hals hangen; hertog "Philips ziet men in deszelfs krijgsge- waad
(e) Overleden den laatften van bloeimnand,
«des jaars 14.17,. (ƒ") Deze ongelukkige gravin flierf aan de te*
ring, den agtften van vvijnmaand, 143d. Co) Overleden den vijftienden van zomer-
maand, in dan jare 1467. (A) Dochter van jfohanries den eerflen, koning
yan dat rijk, en die haren gemaal nog zes jaren overleefd heeft, zijnde in't jaar 1473 overleden. Qy Deze ridderorde was door hertog Albert
van Beijeren^s graven vader, in het jaar 13 Sa, epgerigt geworden, u
|
||||
.j*6 BESCHRIJVING van
.waad, met een opgeheven zwaai:d ïit
de hand, en zijne vrouw Iiahetla, die een fpaansch hondje onder den arm boudt, in eene pragtige Rortugeefche kle- ding, die zeer aanmerkelijk van de fioUand/çlie klederdragt5 verfchilt. Op de bovenlijst der glazenkast vertoonerç zich tien metalen beeldjes, a\len ter hoogte van twee voeten, die van agte- i-en in den muur fchijnen vastgehegt te zrn geweest, en hier en daar nog blijken van eene ligte befchadiging dra- gen, Zij zijn mede uit het o.ude Stad- huis gekomen, en ftellen ook eenige HoHandfehe graven en gravinnen vóor(£): als Ada, dochter van graaf Dirk den Zevenden, overleden 13.18. Willem den Treeden, die ook Roomsch koning ge- Worden is, en in 't jaar 1256, door de boeren op het ijs, werd doodgeflagen. Jan den Tweeden , eerfte graaf uit het;
huis van Henegouwen (J), in 1304 over*
Ie-
(]C) Dezelve zijn Ihoogstwaarfcriijnlijk, tea
eiitfteh tot op Maria van Bourgondiën, voltallig geweest, doch meerendeels in den brand van tet onde ftadhuis, gefmolten en verloren gegaan. (V) Het was deze graaf, die de ftad en heer-
ïijkryid van Amfterdam , aan zijnen-broeder j Gaf Van Henegouwen, verkogt. |
||||
Jîet STADHUIS. 137
leden. Willem dm Derden* den Goeden
biigenaamd, geitorvcn in den jare 1337. Margaretha van Henegouwen (m~) , bene- yens haaren gemaal, keizer Lodewyk den Rijfden. Philips den Goeden , in deszelfs ftatiekleed, met de ridderorde van 't guide vlies («), henevens zijne twee vrouwen Michaëlle de France en 1/abella Man Portugal, en eindelijk zijne klein- dochter Maria van Bourgondïen, die in 't jaar 1482s overleed, en door wier huwelijk met Maximiliaan van Oos- tenrijk, de Nederlanden eindelijk onder het bewind van Spanje gekomen zijn. De- ze tien beeldjes ziin allen zeer kunftig bevverkt, en munten inzonderheid ia tekenachtige houding en fraai* e plooi- jing der klederen, uit. Voorts ziet men, in de gemelde kas, den uitfté- kend fraai bewerkten zilveren dri: k- hoorn?
(jff) Onder deze gravin, die in 't jaar 1355
Overleed, begon den zoo bloedigen en langduri- gen twist der Hoekfehen en Gàbeljaauwfchen, hier te lande. (»_) De ridderorde van 't Guide Flies, is door
lieitog Philips, irf den jare 14.30, ingefteld ge- worden, bij. gelegenheid van zijn huwelijk met de voornoemde Ifabslla. I5
|
||||
ï38 BESCHRIJVING vah
hoorn, van het gewezene Voetboogs-
Jchutters of St. Joris Gilde, welke hoorn ook in het fchoone fchilderftuk van B. van der Helst ; op de groote krijgsraadskamer, te zien is, en waarop •den dichter Jan Vos, het volgende hij- fchrift vervaardigde : Belfone walgt vanïloed, en Marsvervloekt het davren
Van 't zwangere metaal; het zwaard'bemind'Je fcheê; Dus biedt de dappre IVitz', aan d''eedden vanJVavren
Op 7 eeuwige verbmd, den Hooren van de Freê. r
Bij deze hoorn heeft men ook den
fcepter en Ordensband gevoegd, waar mede de fchutter die de papegaai getroffen had, als fchutters koning, op een jaar- lijkfchen maaltijd, veruerd was. Voords ziet men hier ook een fraàijen Drink- hoorn der St. Sebastiaans of Handboóg- fchutters, (0) welker patroon op liet zilveren voetftuk afgebeeld is. Zoo als ook
. (e) St. Sebastiaan was een Romcinsch Krijgs-
overfte, en werd in 't jaar 270, onder dé regeering van Keizer Domitt'anus, en op zijn bevel ^ om zijne gehegtbeid aan het Christelijke Ge- loof met pijlen doorfchoten , ondanks de achting die den gemelden Keizer hens toegedragen had» |
||||
hex STADHUIS. 132
.ook de ordeketen en den fcepter van
dat Gilde, als mede den Drinkhoorn, ordeteken en fcepter der oude Klove- niers, alle welke dingen, eertijds in de doelens deezer Had te zien waren ; doch ..reeds federt verfclieidene jaaren, op het Stadhuis zijn overgebragt gewor- den.- Onder de overige zeldzaamheden' die men op dit vertrek bewaard, be- vindt zich ook nog een zilver vergulden Lampetfchotel en Kan, waarin de voor- naamfte overwinningen in den oorlog tegen Spanje, als de zeeilag tegen, ■Bos/u, de flag in Vlaanderen enz. be- haald , fierlijk gedreven zijn (p). Nog .een anderen zilveren Lampetfchotel en Kan, die bij gelegenheid van de inwij- ding van het nieuwe Stadhuis in 't jaar 1655» gebruikt is geworden. Voorts vier zilveren Bekerfchroeven Qq~) als mede vier fluiten en een koperen Schuif- trompet, die weleer bij de optogten der trom-
■0>) Gemelde Schotel en Kan, zijn, in den
jaare 1607, vervaardigd geworden. (q) Op last der Thefaurieren der ftad, in den,'
jare 1606 , gemaakt, doch bij welke gelegenheid j| ptrbekend. |
||||
.14-0 BESCHRIJVING van
trom - fchutters, in gebruik waren, aïle.
welke dingen waardig zijn befchouwdte worden, Deeze kamer wordt ook niet weinig verfierd, door eene fchoone ftudie van den vermaarden Petrus Paulus Rubbens (Y), waarin men Jofeph , le- nende overeen osfenkop, en nog eenen over hera heenzienden Herder, ontdekt. Deeze ftudie is fiegts een klein gedeelte yan een groot tafereel, dat eertijds op de weeskamer van het oude Stadhuis gehangen en de Geboorte van den Hei- land in den ftal te Bethlehem^ voorge- fteld heeft, eu door den brand van het voornoemde Gebouw, zoo deerlijk be- fchadigd werd, dat 'er niet anders dan dit gedeelte van overgebleven is (O. Eitf*
(V) Deeze deftige Kunstenaar en Staatsman,
was te Keulen, den agt -en- twimigfieti van Zomermaand, des jaars «577, geboren, en overleed, ie Antwerpen, den d«riigfcen van.Bloei- maarid, in 'het jaar 1640. Zijn lijk' werd op eene zeer prachtige en luisterrijke wijze ter aarde befceld , en in de Sint Jam Kerk aldaar be- graven, waar men. zijne fraaije Graftombe nog Zien kan. (s) Bij welke gelegenheid, en wanneer, dit ftulç
vervaardigd is, en op het oude Stadhuis geplaatst werd, is nergens aangetekend. |
||||
het STAD ïï ü Î S. 141
Eindelijk vindt men hier ook nog een.
aartig overblijfzel der oude Schilder-' kunst, zrnde de afbeelding van eenen vetten * ilden Os, door Jacob Cornelisz* van Oostzaanen (?), in den jaare 1564» gefchilderd, op welk ftuk, men de volgende regels lees: Negentienhonderd en twaalf pont,
Heeft gewogen deze osfe al ruyrn, En was hoog feste halve voet als hy flond En dik X voeten ik liech niet eetie k'tiym, De lenghte was juist XII. voet rain HI, duym («). Ao. 15Ö4. Voords Maat, in de fries der lijst,
met zwarte en vergulde letters : > Dees . os. is . gewonnen . fcutterlic*
Fan . Jacob, Reyenzoon , Boon. Toen, ten . tweedemaal, die papegaay. Was geftelt, vast, fuver, fchoon, Aan
O) Van dezen Jacob Cornclisz,, werdt ia
de Schilderboeken, weinig gewag gemaakt. Vermoedelijk heeft hij echter te Amfterdtm ge- woond en gefchilderd. • ' 00 ^et was eene oude gewoonte der Gilde broeders op den jaarlijkfchen Gildemankiid eenen geheelen os te Aagten, na dat men dezelve eerst, niet groene kransferi omhangen, en door fpeeï- lieden voorgegaan r door de fiad geleid ted-. |
|||||
c
|
|||||
14* BESCHRIJVING van
Aan de liefhebbers der Schilder- çri
Oudheidkunde, heeft men, door daar- toe gemaakte fchikkingen, de gelegen- heid verfchaft, om deeze oude zeld- zaamheden en kunstfiukken, allen onze* • ftad betreffende, naar genoegen te kun- nen bel'chouwen. Aanmer- Het Stadhuis dus van buiten en bin* ov"rendenen befchouwd hebbende, zullen wij kosten hier nög eenige aanmerkingen, over de
van'tGe-, ■ , , ,
bouw. kosten van het bouwen van t zelve
Bijvoegen*.'. Dat het der ftad fchattén ge-
kost heeft, daar over zal zlcE niemand, die het naauwkeurig bezigtigd heeft, verwonderen, doch dezelven zijn echtefi zoo geweldig groot niet geweest, als fommigen zich wel verbeeld hebben. Niet alleen het grove werk van 't Ge- bouw, maar ook de beelden, de fclïii- (jierftukken, de koperen deuren en an- dere fieraden, waren aanbefleed gewor- den; de Frontefpies van den agtergevei was onder anderen, aan Anus Ouel^ linus, voor negenduizend vijfhonderd- guldens aanbefteed, doch men had hem - ook nog eene vereerin^: van vijfhonderd guldens beloofd, indien hij dit werk, fpoedig, en naar genoegen, afmaakte.. De
|
||||||
het STADHUIS. 14$
De .kleine fieraden op de groote zaal,
hebben Hechts ieder tusfchen de vijftig en zestig guldens gekost. Voor de koperen deur der vierfchaar, die drie- duizend vierhonderd vijftig ponden woog, was tegen agtentwintig ftuivers het pond betaald, doch voor de kope- ien deur der groote zaal, had men niet meer dan eenen gulden voorliet pond ge- geven. Het dak van het Gebouw wer<£" aan drie werkbaazen aanbefteed, voor agttienduizend guldens, ieder zesdui- zend, onder voorwaarde, dat het bin- nen den daartoe bepaalden tijd, gereed moest zijn, op verbeurte van zeshon- derd guldens, voor den geenen te be- taalen die in gebreken kwam te blijven. De fchilderftukken in de gaanderij der, Burgerzaal, waren ieder voor duizend guldens, aanbefh^ed, en voor het ftuk van jf. Bronkhorst, in de Raadkamer, is mede niet meer dan duizend guldens betaald. Men dient ook aan te merken dat, daar de Schilder-, Bouw- en Beeld- houwkunst, in den tijd toen het Stadhuis gefticht werd, bijna den hoogften trap van volmaaktheid bereikt hadden, dat eene menigte van allerhande kunste- naars |
||||
144 BPSetî; van het STADHUIS.
naars zich herwaards,- alwaar geld. erf
cere te verdienen was, heen begaven,; hetwelk ook gelegenheid gaf om het Gebouw fpoediger en met vrij wat min- der kosten , te völmaaken, dan tegen- woordig zoude kunnen gefehieden. Wat hier van ook irjn moo'ge, zeker is het dat het Stadhuis van Amfierdam ; hier te lande geene wedergade heeft, in an- v *cre landen door weinige Gebouwen
geëvenaard, en door nog minder getal
overtroffen wordt. gefluit. Wii beüuiten onze befchrijving met
de volgende fraaije Dichtregels van den vernuftigen Jeremias de Decker, daar hrj het Stadhuis van zich zelven dus fpreken laat: Indien ik , vreemd'ling ! wat breed loop in uw oogen.
Beticht mit niet daarom zoo fîrax van overdaad: Maar fnufelAmflerdam var. fti aqt e^ns door tot ftraat En leg dan mijn cieraad eens tegen zijn rermogen j Ik wedde dat gij dit nog swaèrder vind ah dat, En ftaende voet s herroept uw oordeel ah ligtvaerdig, En uitroept or>geveimt:'t een is hieSt ander waaroig s JDe fiad een zvlkjladhuis, V jiadnuheen zulke fimU #
»
|
||||