in ’t felve gelegen.
Uytgegeveiï
J ' f AMSTERDAM,
By JOAN BLAEV.
M D C LXIIIL
-ocr page 6- -ocr page 7- -ocr page 8- -ocr page 9-
Grootte. Deek» ttrtijti. Et is onfeecker van waer Afia haren naem heeft. Sommige meenen van het morafch Afia; andere van Afia, de moeder van Prometheus en laphets vrouwe ; eenige andere gelooven van den Hippia by Euftathius :s is niet alleen grooter als Africa en Europa, maer oock veel heerlijc-ker : want hier is het menfchelijck geflacht van niet gefchapen ; hier fijn byna alle de Hiflorien van het Oude en Nieuwe Tefta-ment gefchiet. In dit landt heeft onfe Saligh-maecker de menfchelijcke natuure aengeno-men, en fich felven vertoont. Hier heeft eerfl: de Chriften-kercke onder de duyfterniflen der Heydenen gebloncken , als de flrerren in der nacht. Afia heeft allereerft: de manieren, ceremoniën,Godtsdienft, talen, en konften andere volckeren geleert. Hier fijn de eerfte Monarchien geweeftjte weten,van Aflyrien, Perfen, Babylonien,en Meden. Ten laetften is ’er by de kerckelijcke en wereltlijcke Schrijvers geen deel des werelts meer beroemt. In ’t noorden grenft het aen de Schytifche zee,in ’t ooften aen de Chinefche,in ’t zuyden aen de Indifche zee, in \ weften aen de Roo-de-zee, en den Ifthmus, die tuflchen de voor-fchreven inham en de Middellandtfche zee light: voorts aen de Middellandtfche zee de Archipelagus, de Propontus, Pontus Euxinus ofte Mare Maggiore, het Meotifche meir, de rivieren Tanais en Dwina. De grootfte lengte is tuflchen den Hellefpont en de uyterfte grenfen van China i loo Duytfche mijlen.De breedte tuflchen Malacca, de uyterfte Caep van Indien, en de Caep Tabin is ftijf i ooo mijlen. Het is aen Africa met den Ifthmus gehecht, de refte wort van het water befpoelt. Eertijdts wierdt Afia gedeeldt in Groot en Kleyn. Groot Alien begrijpt i Syrien, weick in Phœnicien en Palæftinen gedeelt wordt ; 1-Groot Armenien, dat onder den Turck, en Kleyn Armenien , dat onder de Perfiaen ftaet;3 Chaldæen54 Arabien,’t weick drieder-ley is,P^rró’^,dat is, ’t Steenachtige; ’t Woefte; en Felix, ’t Geluckige ; 5 Perfien : voorts Tartarien,Hircanien, Baólria, Parthen, Indien, en de Indiaepfche eylanden. In Kleyn Afien fijn Phrygien, Myfien, Lydien, Carien, Æolien, Ionien, Dorien, en het eylandt Rhó-dus. |
Nu ter tijt wort Afien in vijf principaelfte Ma deelen gefcheyden,waer van het eerfte Tarta-rien is ; het tweede, China ; het derde, Indien met fijne eylanden; het vierde, ’tPerfiaen-fche Rijck ; en het vijfde, het Turckfche. De eerfte Monarchen van heel Afien fijn Äfoitar-die van Aflyrien ge weeft, waer van de laetfte Sardanapalus was, een onkuys en ontbonden menfch. Daernae is ’t Rijck aen de Meden gekomen , en van defe op de Perfen , onder welcke de Koning Xerxes vijf jaren gereet-fchap gemaeckt heeft,om de oorloge, die fijn vader tegen de Griecken begonnen had , uyc te voeren,en heeft een brugh over den Hellespont geleydt, en uyt Alien in Europa een leger van 1000000 mannen gebracht, en me-nighte fchepen, doch heeft met foo grooten macht niet uytgerecht ; maer in tegendeel, nae dat fijn volck verdreven was, en de brug door ftorm gebroken, is hy met een viflchers fchuyt over de zee naer Afien gevaren.De laetfte van ’t PerfiaenfcheRijk is Darius geweeft, die van Alexander de Groote verwonnen is, en den wegh gemaeckt heeft tot de Monarchie van Macédonien. Nae dat de Romey-nen Macédonien bemachtigt hadden, en een groot deel van Afien verovert, hebben de Parthen, te voren een Hecht volck, een machtigh Rijck in Afien opgerecht, en de Romeynen groote fchade gedaen , tot ter rijdt datfe van de Tureken en Saracenen geplaeght wierden, enhaer Rijck bedorven. Ten laetften is de naem en macht der Perfianen wederom opge-ftaen onder de Sophi, en van haren Koning Ifmael verfterekt en vermeerdert. De voornaemfte rivieren van Afien fijn, de Tigris, Euphrates, Ganges en Indus. De Tigris,nu van deinwoonderen Tgil ge-noemt, ontfpringt in Groot-Armenien in een vlack veldt ; daer hy langfaem vloeyt, heet hy Diglito ; en daer hy fneller loopt, Tigris, nae een pijl, dien de Meden foo noemen. Als hy door c Arethüfchemeirgepafleert is,verbergt . hy fich in een fpeloncke van de berg Taurus, en bottelt aen de andere fijde wederom uyt. Daernae loopt hy door het meir Thofpiten, en valt weder in eenige holen, en komt nac 1 y 000 treden voorden dagh. Hierna vermeerdert met vele rivieren uyt Armenien en Aflyrien , fcheyt hy Mefopotamden van Aflyrien, en ontrent Seleucien in twee canaleii verdeelt, loopt met de eene naer Seleucien, met de andere naer Ctefiphonten,en maeckt een groot eylandt. Daer defe twee armen weder in mal-kanderen komcn,wordthy Pafitigris genoemt, en ftort fich korts daernae in de Chaldeefche A nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meiren. |
noviter deliiieata
-Intbes
iruienins.
JjeLuiiiiitiv
i'ui’.i a tr
2?z«Aÿrxllb^l.fS;amp;?S
a. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;».ihnaifff
Ayaman«
'^Jlt;Arabia
hiz\zuJer*^.Lt3 Iw/ihis
m . ..z J nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A iei iiJ
lgt;
ß
Ci- h'lMit-u
quot;9
‘ib.tji ,ialt; L bil.
.tH,.
•Mil l’l'ï
110 12
T. bie
■s
U.fl.Mhrr^»
■ ll.illmt
• Lhi
-'nJti 4V
''-•ttjitt
t^angetieiL
P?'
v.jlt;
‘^l'e••‘•^JV•l•^eJjfc,
reir/ni'
. in.ini.i.
• iii.K'ni, ,
neemv^
»? l’fZx'.’i
41,, lt;gt;quot;■''
I.ij IJi.iiiiiA
Chin,: lij es.
quot;'•ƒ'] r*Ai
•’ïquot;quot;*®
lljsceviree
IV'I'quot;'
■’' . ■'quot; iV
Î. ntw
lava n'‘'-'£i_:.—'
Cim Ilh^l orJ: HoVanJie t’iwi
Euphratn. meiren. Daer nae fpreyt hy hem wijde uyt, en vale door twee monden in de Perfiaenfehe Zee. Euphrates,nu van deinwoonderen Frat ge-noemt, ontfpringt oock in Groot-Armenien, en wort in fijn begin Pyxirates geheeten j en, daer hy in den bergh Taurus loopt, Omira ; maer als hy daer doorgebroken is, Euphrates. Daernae befpoelende Mefopotamien aen de flincker,en Syrien,Arabien,en Babylonien aen de rechter-handt, verdeelt fich in vele kleyne rivieren ; met een van de felve loopt hy naer Seleucien in den Tiger; met de anclere,Regio genoemt, voorby Babylonien in de Chaldee-fche morafTen , van waer hy in de zee placht te ftorten ; daer nae,[als de boeren defen weg geftopt hadden om haer ackers te bewateren. alleen aen de Europers en andere natien,maer felfs aen vele volckeren door welcker landt hy komt vlieten,cn oock aen die van Bengala, in welck Rijck hy in zee valt. Hy wort van alle de Indianen voor een heyligh water gehouden; en vele gelooven, dat hem, wie fich cens daer in waft, fijne fonden vergeven fijn,en wie fich daer in niet waft,niet faligh kan worden. Uyt welcke oorfaeck daer grooten toeloop is van alle Orientaelfche geweften. en bedeckt Mefopotamien met fijne wateren. Delndus,eertijts van de inwoonderen Sandus genoemt, heeft nu by verfcheyden volckeren verfcheyde namen,als Synd, Duil,Inder en Caercede.Hy ontfpringt op den bergh Pa-rapamifus, uyt welchen negentien rivieren in hem loopen , waer van de voornaemfte fijn Hydafpes en Hypafis,die de palen ge weeft fijn van Alexanders voyagie. Hy valt met feven uytloopen in de Indiaenfche zee. De Ganges is een van de vermaertfte rivieren van de werelt; fij n begin is onbekent, niet een Bay van de Noordt-zee gehouden hebben. Induit CMtes. |
De rivieren die indeSwarte-zeeloopen fijn Thermodoon en Iris; van Pamphylien,Halys; van Galatien, Parthenius en Sangarus; van Bi-thynien, Rhindacus; van Phrygien, Simois en Scamander ; van LydieUjCaycus en Hermus; Cayftrus en Mænander van Carien; Xanthus van Lycien. De Cataracten oft Sluyfen van Pamphylien oftCaramanien; Cydnus van Ci-licien, die voorby Tarfus, het vaderlandt van den Apoftel Paulus, loopt ; Orantes van Syrien ; lordanes van Paleftinen. Afphaltes is een groot meir, daer fich de lordaen in ftort. Taurus is de grootfte, en als een vader van alle bergen in Alien; die fomtijds Imaus, fom-wijl anders geheeten wort, nae de plaetfen en volckeren daer hy aen grenft. Hier is oock de Cafpifche-zee, nu ter tijde Uleïreu, de Zee van Sala, Bachri, en Chualensko genoemt, rondtom met vaft land omringt, foo dat de oude Schrijvers haer te onrecht voor |
Ndia, het edelfte en behe deel des werelds, lbo alle Schrijvers een-drachtelijck betuygen, en het grootfte onder eenen naem begrepen, leyt bepaelt met de rivier Indus ( daer het de naem af draeght) en de Arabifche Zee aen het weft,met het geberghte Taurus aen’t noord,de groote Oofteriche Zee aen ’t ooft, en met de In-difthe Zee aen’t zuyd. De riviere Ganges deelt het in twee , waer van de Oude het oofterfche, India buy ten den GangeSjhet weftelijckfte,India binnen den Ganges, nu Indoftan geheeten,heb-hen genoemt. Heten is niet alleen bovenalle andere landen rijekvan ontallijcke voickeren, menighte van fteden en vleckenjmaer oock by-na van allerhande dingen, wat de aerde, foo tot nootdruftals tot luftenvermaeckdermenichen. voortbrengt. Het wort met menighte van groo-Sitgt;iere»gt; te en kleyne rivieren doorwatert, welcke te fa-men, met de nabykomende kracht der Sonne, het landt alle dingen in overvloedt doen voort-rrticht^ brengen. Van allerhande koftelijeke Ipeceryen, laerhej/dt. yveliieckende gommen, en droguen, dierbare peerlen,edele gefteenten,fchoone zijde,endier-gelijcke ontelbare dierbare waren, deelt het aen alle andere landen des geheelen aerdtrijeks mildelijck in overvloedt mede. Deelen. Indien is in verfcheyden Koningrijeken en Landtfehappen verdeelt, daer van fijn de voor-lnaerafte,het lant der Mogolen,Decam,Malabar, Narfinga,Orixa, Pegu,Siam,en Cambodja: daer benevens fijn fulck een menighte,foo groote als kleyne eylanden in de Zee alomme en daer by verlpreyt, dat raen’t met recht een wereldt van eylanden Ibude mogen noemen j daer van fijn de voornaemfte, die van Maldiva, Zeylon, Sumatra, lava, Borneo, Celebes, Mindanao, LufTon, Banda, Amboina, en de Molucken. 't Landt ' Het noordelijckfte deel van Indien , daerde van de grootc Mogol, ccn der machtighfte Princen der aerde,over neerfcht, onder wien ftaen,fbo Bote-quot; rus fchrijft,47 Koningrijeken, heeft aen het oo-ften en noorden Tartarien en het geberghte Taurus,aen ’t weften de riviere Indus,aen ’t zuy-den Decam en Orixa,begrijpende aen ’t zuyden de Koningrijeken Cambaya en Bengala. Cambaya, gelegen acn de nytgang van de ri* viere Indus,een van de vruchtbaerite landen van hcellndien,provideertbyna alle de omliggende plaetlen van granen,als tarwe,rijs,erweten,oock boter,olie,en andere lijftochten,heeft een groote ftadt van de felve naem. D’inwoonders des lants, genoemt Gufaraten en Banjanen, fijn fub-tijleengeflepen kooplieden: daerwortgroote menighte kottoenenlijnwaet gemaeckt van alle foorten, het Ibmmigefoo fijn, dat het alle PIoU lants lijnwaet in fijnheyt te boven gaet. De koftelijeke verwe Anijl oft Indigo waft alleen in dit landt, wort daer bereydt, en van daer aen alle plaetfen der Aerde vervoert. Van daer komt Apa. |
oock veelerley edel gefteente, als Elpinellen, Granaden, lacinten, Amatiften, en menigerley medicinale droguen. Aen’t uyterfte naer ’t zuy-,den leydt de vermaerde fortrefle Diu, van de Portugefen gebouwt en bewoont. Decam paelt in ’t zuyden aen Malabar, in het Decam. ooft aen Bilhagar en Orixa, in’t noorden aen Cambäja,in’t weft wort het met de Zee belpoelt: ' is gedeelt in Cuncam , Canara, en Ballaguate , welck fijn de hooge bergen tegen Orixa,die niet gelijck andere boven op ongelijck, maer vlack en als lchoone weyden fijn , daer over by de Indianen foo genoemt, want Balk boven, en guatc bergen beteeckent. De Portugefen noemen het heele landt Decam,’t volckDecanijns en Canaras. Beder is de hooftftadt, daer de Koning fijn hofhoudt. Goa de voornaemfte koopftadt,niet Goa. alleen van dit quartier, maer van geheel Indien ; daer woont de Viceroy van Portugael,de Aerts-biftchop, des Konings Raedt en Cancellery, en van daer worden alle plaetlèn in Indien, onder ’t gebied des Konings van Portugael,geregeerr. Hier is de ftapel van alle koopmanfehappen en Orientaelfche waren , daer over is daer groote t’famenkomfte van kooplieden, uyt Arabia, Per-fia, Armenien, Cambaja,Bengala,Pegu, Siam, Malacca, lava,Moluccen,China, amp;c. Daer woo-nen onder malkanderen Indianen, Heydenen, Moren, loden, Armeniers, Gufaraten,Ban janen, en alle Indiaenfche natiën, houdende elck fijn wet en geloof vry en vranek, uytgenomen alleen dat haer verboden is de ceremoniën van dooden te verbranden, en eenige fchandaleufe heyden-fthe fiiperftitien in ’t openbaer te doen. De andere fteden fij n Cintapor, Dabul, Bafnin,ChauI, Damaon, aen de zee-kant gelegen. Chaul heeft chauh een goede haven, menighte fthepen, machtige rijeke koopluyden, en eengrooten handel naer Ormus, Cambaja,Sinde,Bengala, amp;c. Niet verre van daer is de oude ftadt, bewoont van de na-turelen des lants, daer veelerley fchoon verlackt werek gemaeckt, en allerhande zi jdewerek geweven wort , als grofgreynen, fatijnen, taffeta* nen, armofijnen, en diergelijeke ftoffen, in fulc* ke menichte, dat heel Indien en de omliggende plaetfen daer mede gerieft worden,fulcks dat die Van Chaul daer door een grooten handel hebben, die de ongefponnen zijde uyt China halen, daer doen /pinnen en weven, en gewrocht zijn-de,over al diftribueren. Defe landen fijn vrucht- ' baer van rijs, erweten, boonen,Indiaenfche noten, daer uyt veel olie gemaeckt Wortj daer waft oock overvlocdigh veel gengber, dan wort om de menichte weynigh geacht. In dit lant, achter Ballaguate , en in twee oft drie bergen byBifnagar,groeyen de diamanten, waer van de Koning van Bifnagar groot profijt treckt^want alle die vijf-en-twintigh mangelijns en daer boven wegen, moeten hem op lijïftraffe gebracht worden. In het lant Decam is een berg gehecten Rocca Velha, daer de alderbefte gevonden worden,welcke de ervaren luweliers uyt de andere weten te onder/cheyden. Men graeft-fe uyt de mijnen gelijck het gout; daer men het B nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eene |
A/alabar, Narßft^ä. Ortx4. eene'jaer graefc de diepte van een mans lengte,-op de ïèlve plaets vint men binnen drie ofte vier jaren weder diamanten die van nieuws fijn aen-gegroeyt. Malabar,beginnende by C. de Rama,gelegen tien mijlen zuydwaert van Goa, ftreckt naer het zuyden tot de Cabo de Comori,de uyterfte punt van’t vafte lant. Aen de zeekant leggen defê navolgende fteden, Onor, BarIàlor,Mangalor,Ca-nanor, Cranganor, Cochin, en Coulam, daer de Portugefen hare fterckten enbefettingen hebben. Calicut was eertijts de voornaemfte ftadt, en de woonplaets van de Samorijn ofte Keyfer, gelijck oock noch, die daer breet en wijdt over de omleggende plaetfen plagh te heerfchen j maer is, federt de aenkomfte der Portugefen al-daer,feer vermindert,en byna te niet geworden. Aen alle de voorfchreven plaetfen waft veel peper, en ontrent Cochijn flechte kaneel, die fy noemen Canella de matte, dat is, woefte kaneel. De fchepen uy t Portugael komen ordinaerlijck eerft tc Goa, daer ly loffen,en daer nae langs defe kuft aen de voorfchreven plaetfen gaen laden, maer meeft te Cochijn, dat is een groote volckrijcke ftadt, weynigh minder als Goa, hebbende een goede haven. Weynigh van daer te landewaert, in een plaets geheeten Cochijn Dacima,in de ju-rifdiólie der Maiabaren , woont haren Koning. De Maiabaren fijn van coleur pick fwart, hebben ’c hair glat en feer fwart, doch van aenficht, lijf en leden, geproportioneert als die van Europa ; is wreedt,flout,opgeblafen,en het befte krijghs-volck van heel Indien ; groote vyanden van de Portugefen ; in afgodery en fuperftitien gelijck de andere Indianen. Zijngedeeltin tweederley foorten van volck,Nairos en Polias: de Nairos fijn edelen en foldaten, die alleen de wapenen mogen handelen, doorboren de lellen van hare oo-ren met groote gaten , die fy recken datfe op de fchouderen hangen,-houden dat voor een fchoonhey t, hoe langer hoe fchoonder : Polias, fijn de boeren, viffchers , en hantwerckers, by de Nairos een flecht veracht volck. Ooftwaert van de C. de Comori,van Negapa-tan totMufilapatan,leythetKoninckrijck Nar-finga,wiens Koning genoemt wort van Bifnagar, na de hooftftadt des lants, telandewaert in-ge-legcn,daer hy fich onthoud.Aen die kuft leyt de ftadt S, Thomas, van Portugefen bewoont; was eertijdtseen machtige ftadt geheeten Maliapor. De Indianen feggen dat de Apoftel S. Thomas daer het Euangelie gepredickt, en met mirakelen het volck bekeert heeft ; van welckers Chri-ftenen af-komft de Portugefen t’haerder aen-komft daer noch vonden. Orixa leyt noordwaert van Narfinga , ftrec-kende ooftwaert tot aen de riviere Ganges: alde-fè kuften van Narfinga, Bifnagar, en Orixa, van Negapatan tot aen de Ganges ofte Bengala,wer-den t’famen met eenen naem genoemt de kuft van Coromandel; is een gefont lant,en van goede lucht,uytnemende rijckenovervloedigh van allerhande lijftocht, daer alle vreemde natiën beter als in eenige andere quartieren van Indien aerden mogen. Daer wort,befonder te Negapatan, S.Thomas, en Mufilapatan,groote meriich-te Indiaenfche kleeden, en feer fchoone kottoe- |
Î E N. nen lijnwaet van alle fborten gcmaeckt,oockfèer fijn,met diverfche koleuren, lof en figuerwerck, fommige met gout en filverdraet doortogen,feer konftigh, tot verwonderens toe ; foo dat het om fijn fijnheyt en fchoonheyt boven zijde ge-efti-meert en dierder verkocht wort; defe worden daer met groote menighte verhandelt,en in alle quartieren van Indien, ja tot in Europa vervoert. Bengala heeft de Ganges aen ’t ooft, het Ko- jßengala. ningrijek Pegu aen ’t weft.De Ganges is eene der grootfte rivieren der aerde.De Indianen houden die voor heyligh, en wie fich daer in wafcht, dat hem fijn fbnden vergeven fijn ; en wie fich daer in niet en wafcht, niet faligh kan worden : waer over daer een groote toeloop van volck met fii-perftitieufe cereraonien te fien is: die rivier heeft veel crocodilen , gelijck de Nijl in Ægypten. De hooftftadt des lants is Chatigam. Dit lant is uytnemende vruchtbaer van al dat tot des menfehenleven noodighis, byfbnder van rijs, dat daer in meerder menighte waft als in eenigh lant van Indien : hoe veel fchepen fy daer mede afladen, die van alle quartieren daer komen,foo en is ’er nimmermeer gebreck: vee en vogelen is daer oock in grooten overvloedt, fulcks dat men een os, om een Larijn, dat is de waerde van ontrent tien ftuyvers,en een kandil rijs,groot veertien Hollantfche fchepelSjOm anderhalve Larijn koopt : fchapen, hoenderen, fuycker, boter, en andere eetbare waren, naadvenant. Daer wort oock menighte van kottoenen lij nwaet gemaekt, en van daer alomme door Indien vervoert. Sy fpinnen daer garen van feker geelachtigh kruyt, genaemt kruyt van Bengalen , daer van fy lijnwaet maken dat de fijde in fchoonheyt overtreft. Daer te lande fijn veele van die heeften die men Rinoceroten noemt, erf-vyanden van de olifan- ' ten,wiens hoorn,tanden,vleefch,bloet en klaeu-wen, fèer ge-eftimeert worden tegen fenijn. De Koningrijeken Aracam en Pegu, hebben-de Bengala aen ’t weft, en Siam aen ’t ooft, fijn ’ rijck van gout en edelgefteent,als van robijnen, efj^inellen, faffyren, jacinten,granaden, en diergelijke: het zegeHack wort hier gemaekt,en van daer aen alle deelen der aerde verfónden. Olifanten fijn daer ingrootemenighte,foo men ge-Iooft,meer als op eenige andere plaets.Wanneer daer een vreemdeling komt om te handelen, wort hem gevraeght hoe lang hy meent te bly-ven ; dat verftaen hebbende, worden hem ver-fcheyde dochters aengeboden, daer hy een uyt kieft, en daer over met de vrienden accordeert, haeltfe dan t’huys die dient hem daeghs en ’s nachts als fijn flavin en huysvrouw ; vertrec-kende , betaelt hy aen de vrienden de geaccor-deerden prijs,en fy keert met deught en eer weder by haer vrienden. Soo fy komt te trouwen, al was het met eenigh perfbon van aenfien, en de felfde vreemdeling wederkomt, hy eyfcht haerweder,fy komt,en dient hem den tijdt fijn-der refidentie als te voren, fonder tegenfèggen van de man, enkeertdaer nae weder tot hem fonder eenige fchande. Te Martavan, een ftadt aen het zuydelijckfte van Pegu, worden aerde potten gemaeckt van allerhande groote, die men Martavanas noemt, en in alle plaetfen van Indien, oock tot in Spanjen vervoert; die worden |
I N D den inhuylèn en opfchepen in plaets van vaten gcbruyckc : fommige fijn foo groot dat ’er twee pijpen nat in gaen mogen, en feer goet, om water , oly, en wijn in te bewaren» S»4w» Het Koningrijck Siam paelt in ’t weft aen Pegu , in ’t ooft aen Cambodja. De koning is feer machtigh , maer placli veel machtiger te fijn , jaeeenvandemachtighftevan Orienten; had onder fijn gebiedt niet alleen Siam , maer dien langen uytfteeckenden arm van Pegu tot aen Malacca , en den hoeck Sincapura ; dan is (eer vermindert met oorlogen tegen den Koning van Pegu, dienhy jaerlijcks tribuyt moet betalen. Aendevoorfeyde arm, in verfcheyde Ko-ningrijcken verdeelt, leyt de ftadt Tanafferijn , daer de Portugefen groote vaert hebben, en ftercken handel drijven met waren die daer komen uytPegu en Siam. Wat meer zuydwaert leyt het Koningrijck en ftadt Queda , daer veel peper waft. Bynae aen’t eynde, niet wijdt van den uyterften hoeck genaemt C. de Sincapura, leyt de vermaerde ftadt Malacca,die is bewoont, benevens de natuurden van ’t lant, van Portugefen , die daer een ftercke forterdTe hebben , voor de Capiteynen een van de profijtelijckfte plaetfen van geheel Indien ; maer is nu onder de gehoorfaemheydt van de Hollanders gebracht. Daer is oock een BifTchop gelijck te Cochin, maer fjn beyde Suffraganen van de Aertz-bi(^ |
ï Ë N. fchop te Goa. Hier is de ftapel byna van geheel Indien, w'ant een groote menighte (chepen uyt alle quartieren daer gaen en komen, hare koop-manlchappen te loden,laden,verkoopen en vermangelen, foo van China, Molucken, Banda,la-vaj Borneo,Sumatra, en andere omliggende ey-landen, als van Siam,Pegu, Bengala, Coromandel , en alle andere quartieren van Indien» Dé Portugefen die met naer vrouwen en familien daer woonen, zijn niet feer veel, om dat het een ongefonde plaets, van fware lucht,en onvrucht-baer is ; alle lijftochten, en wat tot onderhoudt van’t leven dient, moetmeeftvan buyten daer gebracht worden,-niet te min is daer groote ver-keering van allerhande volcken , die met fche-pen daer komen om hare reyfen te volbrengen , en dickwils op de Moufbns moeten W'achten,dat zijn de winden , die daer by getijden wayen , te weten, heteenehalf jaernaerhetooften, het andere naer het weften. Alle jaren komt hier een fchip uyt Portugael, dat daer geladen en afge-veerdight wort ; dat is altijdt wél foo koftelijck als twee andere,die in andere plaetfen van Indien geladen worden. De tael die men daer fpreeckt, heet Maleys, wort gehouden voor de befte en gefchicktfte van alle talen van Orienten , en in alle omleggende landen en eylanden , bynae als eene gemeene tale gebruyckt,gelijck by ons da Franfche. |
INDISCHE EYLANDEN.
Ntrent fêventigh mijlen van de Caep de Comori,naer het zuydweft,leggen de eylanden van Maldiva, met een fmalle ftreeck,hondert vijftigh mijlen lang; men feyt dat ’er wel elf duyfent zijn, dan is onfe- ker , want fy fijn ontelbaer. De inwoonders is een volck die vanMalabar gelijck.Sommige van 1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n J nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O* dele eylanden worden bewoont, fommige niet ; zijn laegh, gelijck het landt ontrent Cranganor en Cochijn , foo dat eenige dickwils met de zee overloopen en bedeckt worden* Geen be-fondere waren fijn daer, dan Indiaenfche Co-quos noten, en Cairo de bolfter van die noten dat de kennip van Indien is,daer van fy haer tou-werek en kabels maecken. Sulcke note-boomen fijn daer in foo groote menighte, datfe daer geheel Indien en alle Orientaelfche landen mede voorfien» Een faeck is daer aenmerckerts-waer-digh : fy maecken hare fchepen met maften,en al dat daer toe behoort,uyt hout defer boomen, fonder eenen yferennagefmaer naeyen ofte binden die met koorden , van de bolfter der noten gemaeckt,te famen; de zeylen van de bladen,de lading der fchepen, oock de proviande, eten en drincken zijn die noten. Somma, het fchip met al dat ’er aen en in is, is altemael van dien eeni-gen palmboom, en die vruchten het eenigh onderhoud daer die eylanders van leven. Zeylo». Zeylon , een van de befte eylanden die men weet, is feer rijek van volck , die haer Singales noemen, fijn van wefen en manieren de Malaba-Aßa. |
ren feer gelijck, oock met lange opene ooren gt;nbsp;maer niet foo fwart,fijn fèer vernuftigh,en groote konftenaers, om in goudt, filver, yvoor; yfer, en andere metalen te wereken. Plet is verdeelt in verfcheydenKoningrijeken en Köningen,van welcke de grootfte en machtighfte is de Koning van Candii, een groot vyant der Portugefen,die daer een ftercke fortereffe hebben,genaemt Co-lumbo, en geftadigh oorlogen tegen de voor-fchreven Koning van Candii ; het is een bergh* .achtigli landt, onder anderen is ’er een bergh, genaemt Pico de Adam,die men houd dehoogh-fte te fijn van gantfeh Indien. De Indianen ge-looven, dat daer het Paradijs is geweeft, en ('eggen,dat op dien berg de voetftappen Van Adanii in de fteen gedruckt, noch tellen fijn. Al-derhande vee en gevogelte is’er, in groote menighte : Indilche vruchten, coques, oranjen, limoenen , citroenen, en meer andere, fijn daer ovcrvloedigh en fchoonder als elders*Daer Waffen oock eenige note-mufeaten,folie,en planten van peper, maer de alderbefte kaneel waft daer met geheele groote boffehen en wilderniflen,die van daer aen alle geweften der wereldt vervoert wort. De kaneel waft aen boomen van grootte als de olijf-boomen met bladen als laurier-bla^ den , hebben witte bloeylemen, en een vrucht van grootte gelijck defwarte olyven , de boom heeft twee baften, de tweede is de kaneel,die af-gefineden en aen vierkante ftuckskens in de fon-ne te droogen wortgeleyt,is eerft afch-verwigh, dan door de warmte der fonne rolt fich in een , en wort roodt, gelijck wy die hier te lande fien : C nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fte |
I N D de boom fo ftaende, heeft over drie jaren weder andere haften als voren. Daer worden ook eeni-ge diamanten gegraven,en menighte van ander gefteente gevonden, als faffyren, robijnen,topa-ien,fpinellen,granaden,de befte van heel Indien. Daer is oock een groote vilTchery van fchoone paerlen, oock mijnen van goudt, filver en andere metalen j byfonder groote menighte van olifanten , die men houd dat in verftant en vernuft die van alle andere landen overtreffen, en dat de oliphanten, van andere plaetfen by defe komende, die eeren en reverentie bewijfen. SuwMYa. nbsp;nbsp;Het eylant Sumatra is verdeelt onder verfchey- den Köningen, daer van die van Achem aen het noordelijckfte van’t eylandt demachtigfte ün een groot vyant van de Portugefen is j heeft de ftadtMalacca dickwils benauwt, en groot leet gedaen. ’tHeeft rijcke mijnen van edel gefteente , goudt, filver, en ander metael, daer fy treffelijck groot gefchut af weten te gieten , en oock wel gebruycken. Veelderhande Ipeceryen, wel-rieckende houten, wortelen en medicinale kruyden fijn daer overvloedigh; befbnder waft daer menighte feer goede pepersheeft oock veel /zijde, en een fwevel-bergh daer een fonteyn aen leyt, daer, foo men fèyt, loutere balfem uyt vloeyt: wilde oliphanten fijn daer met groote menighte in de boffchen en wilderniflen , oock veel tamme die de Koning houd voor fijn dienft en vermaeck. In de ftadtManancabo , aen de weft-fijde van het eylandt, worden de gevlamde poinjarden,Crifes geheeten,gemaeckt, welke in de omleggende contreyen hoogh en voor ’t befte geweer geacht worden. De Portugefen hebben dickwils getracht dit eylant een voordeel af tefien, dan hebben tot noch toe niet können opdoen. lava. lava heeft overvloedt van rijs en allerhande lijftochten van vee, als fchapen,verckens,hoen-- deren, amp;c. daer waft oock menighte van goede peper. Het lant is onder verfcheyden Köningen verdeelt, als daer fijn die van Bantam, lacatra, Tuban, Palambuam, en andere. De grootfte en machtighfte van allen is de groote Mataran, foo fy hem noemen, woonende te landewaert, byna aendezuyd-fijde van’t eylant. De voornaemfte koopftadt aldaer is Bantam, daer allerhande natiën van Orienten komen, als Portugefen uyt Malacca en andere plaetfen van Indien, Chine-fen,Arabiers, Perfianen uyt Pegu,Siam, en meer anderequartieren,die daer grooten handeldoen met allcrley Indifche waren. Ontrent twintigh mijlen van daer, te Iacatra,heeft de Dollantfche Ooft-Indifche Compagnie een royael Fort ge-maeckt, en Batavia genaemt, daer haren Gouverneur generael en Raet van Indien refideert, en van daer over alle plaetfen en fchepen haer fubjeót commandeert.Voor weynig jaren quam de groote Mataran, geaffifteert met meer als tachtigh duyfent mannen van den Koning te Bantam, defè plaetfe belegeren, om te winnen 5 maer moeft met verlies van veel volck vertrec-ken, en de plaetfe verlaten. Het volck aen de |
I E N. zee-kant fijn veel Mahumetiften, te landewaert in en aen de zuyd-fijde Heydenen. Borneo,gelegen onderden Equinoóliael,ftrekt naer’t noorden tot bynae op de acht graden breette, is het grootfte van alle Indifche eylan-den , dan tot noch toe niet ten vollen bekent : het brengt voort, behalven al wat tot onderhoud des levens noodigh is, verfcheydenfbor-ten van edel gefteenten,oock eenige diamanten, kleyne paerden, Agaricus, en groote menighte Campher,den alderbeften van geheel Orienten, die waft aen boomen fo groot als note-boomen, is een gom die in’t binnenfte vandeftamofte boom groeyt, en als fweetende door de baft als droppelen uytdringt,en dan door de fon wit ge-maeckt wort. Daer fijn verfcheyden fchoone zee fteden, als Borneo , in welck, foo men feyt, wel 25000 fielen woonen,leyt in’t water byna als Venetien: voort Sombas, Succadano, Bandar-maffin, en meerandere. De Koning van Borneo is Mahumetaens,met de welck nieraant als dooreen tolckfpreken mach.Het volck is witachtigh, fcherp van vernuft, nietfb bedrieghlijck als die van de andere eylanden , niet-te-min afgoden-dienaers. Het eylant Luftbn, dat men,met vele andere te famen daer ’t mede omcingelt is , de Luflbns heet,is inhet jaer 1564 van de Spangiaerden,komende uyt nieuw Spangien, eerft ontdeckt j die worden oock geheeten Las Manilhas,nade Stad t A/amlhas. Manillia j oock de Philippinas, na den naem van de Koning van Spanjen Philippus de tweede. Defe eylanden hebben eertijdts behoort onder de kroon van China,dan fijn nu onder de Cafti-lianen. Syhebben overvloet van koorn,en jacht van menigerley wildr,alderhande vee,als offen, koeyen, geyten, verekens, amp;c. De Chinefen brengen daer uyt haer lant groote menighte fij-dc, kottoen, porfeleynen,buskruyt,‘fulphur, fal-peter, yfèr, ftael,quickfilver,koper, meel, en ontallijke curieusheden,het welk de Spangiaerden van daer naer Mexico en nieu Spanjen voeren. Banda is een eylant veel kleynder als eene van Banda. de voorfchreven,maer niet min vermaert,om de groote menighte notemufcaten,en folie,die daer alleen waflen, en alle andere deelen der wereldt mede gedeelt worden. De boomen daer die aen waffen,fijn depeer-boomennietongelijck,doch korter en ronder van bladeren. De mufeaten fijn met drie haften bedeckt, de eerfte is gelijck de groene bolfter van ockernoten, die rijp wordende, open fpouwtj dan fiet men de tweede, de folie, als een netjen en fcharlaken roodt, om de derde, dat een houten baft en bruyn van coleur is j als de folie rijp wort, fcheurt die oock, en krijght een oranje-verwe : binnen de houten baft leydt de note. Men macckt defe geheele fruyt ofte appelen veel in gefuyckerde confer-fien, die isfeer lieffelijck, en gaetalle andere confituren in delicaetheyt te boven. Van deMolucken fiet de befchrijvinge nevens de byfondere kaerte van die eylanden. |
E Mogols en Tartaren fijn een volck met twee vericheyden namen, lt;:B: gemerkt het lant daer-ÿ lè uyrge/jiroten fijn, de ? inwoonders MoghalhcQ-I ten y denude Schrijvers Schythien over den berghlmae,cnfómmi-geoudTartarien.Hier-omis dat liaer Prince de Groote Mogol genoemt wort, gelijck men den Keyfer der Tureken, den Grooten Turek noemt. Van het woordt Mogol, met veranderinge van een letter, komt Mo^or,dat nu door heel Europa in’t gebruyck is, gelijck Teixera, in alle de fpraken van oofien ervarep, en Robert Covart, die langen tijdt in ’t hof van den Grooten Mogol verkeert hebben, getuygen. Sy komen alle over een dat de Mogols oft Mo-gors rechte Scythen oft Tartaren fijn. Greote des De Heerlchappye van defen Prins ftreckt fich van ’t Koningrijck Makron in de Perfiaenlclie Golfe tot de riviere Ganges : maer men kan nau-lijcks de lekere grenfen daer van ftellen , om dat hy dickmaels veel verlieft, en wederom veel wint. In ’t jaer 1782 ftreckte fijnenftaetin’t noorden tot den bergh Imae, nu Cumae genoemt, die hem van de Tartaren fcheydt : in’t zuyden tot Calacuyt, de Bay van Bengala, en de Indiaenfche zee in de lengte van Cambayen : in ’t ooften tot het uyterfte van Bengala : en in ’t weften tot de rivier Indus,en de palen van Sophi. Soo dat fijnen omloop toen was ontrent ^oo mijlen : de lengte van ooften tot weften 600, de breette van noorden tot zuyden 400. Maer nae dat hy Bengala verloren heeft, en andere Rijc-ken bekomen, als Caximir, Breampur en Meli-que de Decan,en de landen der Paktanen,die Pe-rufehi Bottantes noemt, heeft hy niet meer als 4000 Engelfche mijlen, dat is 1333 van de onfè, in fijnen omloop, gelijck Purchas, uyt het ver-hael van de Engellche die daer gereyft hebben, fchrijft. landen die Dele Prins befit het meefte deel van Indien aen defe fijde van de rivier Ganges, nu Indoftan genaemt, gebied oock over de Koningrijeken Sendt oft Sinde,diePerufchi dengeneraele naem Indufthan geeft,en over die van Agrah oft Agra, van Lahor oft Multon, Dely, Mandou oft Man-dao, Sy troll oft Citor , Vtradde, Cambaye oft Guzarate, Caiximir, Xifchande, en een deel van Dekan. Hy befit oock’t Koningrijck Breaum* pur, en de Koning van Badaxa, gelegen ontrent Lahor,kent hem voor opper-heer. Ely heeft mede onder fijn gehoorfaemheyt de Morquima-chen, Mogoresoft Mogols, Coronans, Bollo-chen, Bulloiren, Hendours, Puttans, Akeylbren, en andere. Hy heeft daer-en-boven ’t Koningrijck Kabul,oft het oude landtfchap Arachofien, gelegen tuftehen Indien en Perfien, welck alleen fijn voorlaten behouden hebben , nae datfe van alle hare andere landen berooft waren.EIet groot Aßa^ |
Koningrijck Bengala heeft hy van fijn oude vy-anden de Patanen,die het t’onrecht belaten , gewonnen, en hielt’tfelve noch in’t jaer 1582, in welck hy eenige oproeren ftilde. Daer nae hebben de 12 Heeren, die Mogol Gouverneurs ge-maeckt hadde van 12 Koningrijeken van Bengala , t’famengelpannen tegen Mogol, en elck lieh abfoluyt meefter gemaeckt van ’t landt dat hy regeerde , en den Koning van Aracon hadde oock fijn deeldaer in, in’t jaer 1602. Sommige deelen dit groot landt, gelijck M. Deelinff^ Haukius Engelsman verhaelt, in vijfgroote Ko-ningrijcken,waer van het eerftc genoemt is Pen-gab, (welck Ibnder twijftel is’t landt ontrent het zuyden geheeten Pengab, dat is tefeggenvijf wateren , gelijck ick verhaelt heb in de befchrij-vinge van dele rivier ) waer van de hooft-ftadt is Lahordiet tweede Koningrijck is Bengala,wiens voornaemfte ftadt is Sonargham : det derde Malua, in welck Vagain de beroemfte ftadtis : het vierde Dekan, waer van Brampor deprinci-paelfte is : het vijfde Cambage,wiens hooft ftadt is Amadavar. Boterusleytjdat de Mogol heerfchappye heeft over 47 Koningrijeken,want hy Ichrijft hem toe heel Indiam Citeriorem, dat is, Indien gelegen aen dees fijde van de rivier Ganges. Dit groot landt is meeftendeelovervloedigh in eetwaren, lbo dat tuflehen de twee rivieren In-dus en Ganges,-die bynae defen heelenftreeck vervaten als eenen hof, noch vele andere fijn, die ’t heel vruchtbaer maecken. Van Cambaye tot Lahor en vint men bynae niet als wildernif fen en drooge fandige plaetfen,behalven 20 mijlen eer men aen de ftadt Lahor komt, daer het aerdrijektamelijekgoetis : voor de refte fijn ’er geen riverkens, beecxkens oft fonteynen , maer veelfandt, dat de windt Ibmtijdts in de locht heft,en de menlchen bedeckt en voor altijdt be-graeft. Defe oorfaeck en de vreelê der roovers heeft den reyfenden man genootfaeckt hem niet alleen op den wegh te begeven, maer te gaen met gefellchap, en troupen oft hoopen, diele Cafiles en Caravanen noemen. Op den wegh fijn putten 40 oft JO vademen diep,daer ly het water uyt trecken met de offen diely in haer wagens gebruycken.Van Surate rot Brampore is een ge-noeglijcke landouwe vol rivieren en waterlpron-gen 5 maer van Brampore tot Agra is den wegh berghachtigh en mocyêlijck voor de kemels, doch fiiyver van roovers. De Mogols gebruycken in de oorloghlancien, Sterckteeh Ichilden , Turckfehe pijlen , buffchen, grofge-Ichut, panfiers, cortelaflen en diergelijcke wapenen. Haer bogen fijn lbo groot en ftijf, dat de fterckfte van ons die niet foude können fpannen. Maer de Mogols en Tartaren fijn van groote kracht,en heel bequaem om fulcks fonder moey-te te doen. Sommige feggen,dat den Grooten Mogol feer Mach machtighis,als hy fijn krijghsvolckbyeen heeft, om dat onder fijn gebied Itaen Ibmmige groote $ D nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Heeren |
CanJalfAr
o Coadu.
Camrfe O
tvit*
lt;$(
^.I,ACCA
«Z*rlt;wK
SinJ.
20
SAL CH
4îi
S-narAS
Jluîûtt'iA, Germanica^ comtnuft*^
SptctAt^^ viro
D.IOHANNT HVYDEKOPER,
C^uib.,(D[Hnino in .^ürfinvutt.Z^eer^£k e.tc.VrbiA »Am/le.riianten/is ßSenatori
taitj JnAictC •AffdÏortt^ahulam^
Re/butos
CotaAAA
0'‘“‘
(RattUp^
k'..lt; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ganowfo
-Tudati^ufr ^otis
Kanduana
Bakar
leivall
CltMiruiy
3°
G-otcAnaa
'TioltHPaA
’Patran
'Nar ring; a
C^S
Sanball
Comotctvquot;
Colpetir
-F 0
'TßtutMeAtA
® SnntAtvty
Heeren en Capiteynen, waer van ekkop fijn ey-gen beurle onderhoudt tien, twaelf, jaeveertien duyfent paerden ; en andere van minder macht, feven oft acht duyfent. Eick van haer lieden onderhoudt oöck veel oliphanten -, en den Grooten Mogol, behalyen veel volcks te voet en te paerde, die in garnilben liggen, brengt alleen te velde vijf duylènt gewapende oliphanten, en meer als’them belieft. Soo dat in gantfchfijn Jlt;ijck vijftig duyfènt oliphanten gehouden worden , om in gelegender tijdt hem te dienen, en oock lbo veel paerden, met ontallijck voetvolck. Die aen Tartarijen grenfen gebruycken Tarta-rifche paerden, die leelijck maer fterek fijnjMo-gol en de voornaemfte Heeren rijden op Arabi-Iche, de gemeene man fitten op inlandfche.
Andere fchrijven , dathyin koeten tijdt der-tigh duyfent oliphanten in ’t velt kan brengen, tachtentigh duyfent paerden, en xooooo voetknechten, die altijdt fèven oft acht mijlen in’t rondt ontrent hem fijn.’ So dat, als iemant komt om den Koning te fpreecken,oftfijneygen faken te verrichten , de eerfte wacht diehy ontmoet ley t hem als Hellebardier tot de andere, en foo voorts van handt tot handt, tot dat hyaende ftadt komtjdaer fich de Koning onthoud, daerfè gebracht worden by de gene die laft hebben haer t’ontfangen. Maer het is van noode dat het eerfte corporaelfchap, ’t welck haer aen’t tw'ee-de brengt, befcheet neemt om fich daer mede te ontlaften , diefgelijeks doen d’andere : en door defe middel hebbenfe kennis van alle die komen en wegh gaen. Defe wachten worden alle weke betaelt. De lijfwacht wort alle dage verandert, en hebben alle acht dagen maer eens de wacht.
Teixera, die allerbeft ervaren is in de faecken van Ooften, feyt dat ordinaris in de armaden van Mogol fijn looooo paerd-ruyters ,en bynae fbo veel paerden , om alles dat van noode is aen te brengen, behalyen de gewoonlijeke garni-foenen van defe Koningrijeken. Het getal van ’t voetvolck fchrijft hy ongeloofelijçk te fijn. Maer het meefte deel der Mogols vecht te paerde, daer fy haer op doen binden om vafter te fitten. Hy verhaelt oock dat de Groote Mogol op fijnkoftentwee duyfent oliphantenhoudt,- ge-lijck oock Bramah Koning van Pegu dede, toen hy in goede voorfpoet was.
In’tjaer i6ii wiert gefchreven, dat’er toen ter tijdt vier perfbonen waren, die 12000 paerden onderhielden, te weten den Koning Mogol, fijn moeder, Sultan Pervis, foon van Mogol die hem in ’t Rijck fbude volgen, en een van ’t Konings bloet genaemt Chan Azam. Daer fijn negen die men als Hertogen acht, defe onderhouden 9000 paerden, en achtien van ftaet gelijck Marqiiifen, die 5000 befbrgen, andere foo veel als Graven, 3000, andere van minder aenfien als Vicomten oft Baronnen 2000, die noch Iaeger fijn, 1000, die noch geringer fijn 400, en de al-lergeringfte 20. Dele worden alle Manfîbards geheeten, en fijn drie duylènt in getal. Daer fijn noch vijf duylènt diefe Haddies noemen, die men alle maendt betaelt voor lès paerden. De eerfte vier dan brengen t’famen 48000 paerden, de drie volgende 27000, lbo dat defe twee eerfte
lborten van Heeren t’famen hebben /yooq paerden. De achtien van 5000 paerden, brengen t’famen 90000, welcke gevoeght by de andere maccken honjert en vijf-en-tfeftigh duyfent.De drie duylètit Manfibards, onderhoudende elck twintigh paerden,brengen by een 60000. De vijf duyfent Haddies, elckmetlèspaerden, maken 30000 paerdenj welcke met de andere bekopen t’famen twee hondert en vijf en vijftigh duylent. Als wy by dele voegen die 2000,1000, en 400 moeten opbrengen, v/ort hare macht lèer ver-fterekt. Hare Capiteynen oft Manfîbards, ver-wittight fijnde,moeten in leven nachten 300000 paerden in ’t veldt brengen. In’t heel Rijck fijn 40000 oliphanten die hem eygentlijcktoe-be-hooren, oft die den Adel onderhoud. M.Clarke Engelsman fchrijft van 50000. Mr^er’t gene ge-noeghfaem te kennen geeft de macht van delen Prince, is, dat alleenin’tlandt der Hendouns welck niet heel groot is, de Gouverneur ordinaris onderhoud 40000 paerden, en de tenten van Mogol lbo veel plaetle beflaen als de ftadt Londen , en 20000 menlchen heeft die hem dienen en ’t leger volgen. Nochtans met al dit volck en macht en kan hy de drie Hoofden der rebellen niet overwinnen : te weten Amber Chapa in Dekan , de lbon van Muzafer, die men oock noemt Bahador in Guzerat,en Raga Rabana tot Malua, noch oock de Kesbuten.
Men heet defen Prince Keyfer van Genge; en T'àeic» hy noemt fich lèlven Patelcha Selham Schog, welck beduyt, Heer van de groote munte. De Groote Mogol Sultan Geladin doet fich Akebar noemen, dat is te leggen , Groot fonder weerga; want Kebar beteeckent in ’t Arabilch Groot, en A die’er voorftaet, Ibnder weerga, welckis den lèlven naem, die de volckeren van Arabien Godt geven,als ly leggen, Alach Kebar Akebar,dat is, Godt groot fonder gelijek.
De oude wodninge van defe Köningen was tot WeoKtnge. Dely, de hooft-ftadt van een der Koningrijeken van Indoftan. Maer Akebar veranderde eerft fijn woonftede tot Agra ; daer nae, om dat twee van fijn kinderen hier geftorven waren, heeft hy de ftadt Pateful oft Fateful doen bouwen, en nae de overwinninge van het Koningrijck Lahor, hiel hy fich tot Lahor. Nu ter tijdt is Mogol een deel des jaers tot Lahor,en’t andere deel tot Agra, alle beydehooft-fteden van twee Koningrijeken, gelegen in ’t midden van Indoftan. In ’t jaer 1610 washy meeft in de ftadt Agra.
Delè Mogol is foo moedigh en groothertigh, HeerHjck^! dat hy voor fijn vader Akebar een begraeffenilfe heeft doen maken, kollende een millioen gouts.
Daer hadden voor delèn vijfjaren lang 9000 ar-beyders aen gewrocht, en konde nochtans niet volmaeckt worden, als in den tijdt van de vijf volgende jaren.Dit werek is t’eenemael van een-derley koftelijck marmor, begrijpende twee En-gelfohe mijlen in het rondt. De magnificentie en macht van delèn Prince kan men oock Ipeuren, uyt dien dat Akebar, treckende tegen den Ko-ningvanDekan in’tjaer i ƒ98, foo veelgereet-fchap medenam,dat hy 800 oliphanten,en meer als yooo kemels noodigh hadde , om fijn tenten te dragen, en dat 70 oliphanten en 700 paerden alleen
-ocr page 20-DE GROOTE MOGOL.
alleerl met de bagagie van fijnen Secretaris geladen waren. Hy heeft vijf ofte fes Köningen tot valTalen oft onderdanen , die hem ordinaris dienen, en fomtijdts heeft m’er twintigh getelt. De Köningen, die valTalen van den Grooten Mogol fijn, komende ter plaetfe daer hy is, buy-gen haer hooft tot der aerde toe, diefe op den felven tijdt met de handen raecken, voorts hem allengskens naderende, doen defelve eerbiedin-ge verlcheydereylên,tot datfe dicht by hem fijn. Daer nae worden fy onderlbcht offe gewapent zijn, dankomenfe den voet des Koningsaen-raecken, die hem niet en roert ,• maer het groot-fte teecken van vriendlchap is, fijn handt op haer fchouder te leggen. AKfe van verre komen, brengenlè groote giften mede.De Köningen van Indien die geen valTalen fijn, buy gen mede haer hooft als ly hem fpreken , in teecken datle hem ceren. Hy is in der waerheyt Koning van de fchoonfte en befte landen des wereldts, en van kloecke volckeren, als de Tartaren fijn. Soo veel de vrouwen van Mogol belangt, de Groote Akebar had eenmenighte uyt al fijnKo-ningrijcken.Delchoonftewoonen opeen befon-dere plaetfe van andere afgefcheyden,en worden van de eunuchen oft gefneden bewaert. Daer is op Hjf-ftraf verboden,datniemantdoor de ftraet magh gaen , die tegen over de voor-lchreven plaetlè komt.De Koning wandelt in degaleryen, daer ly haer kamers hebben, welcke als hy voor-by gaet,fteltficheen iegelijck in haer deur,doende hem de eerbiedinge,en hy laet fijn neusdoeck aen die hem meeft behaeght, die den lelven bewaert en hem ’s nachts weder geeft. De foon en luccelTeur van Akebar hadde in het jaer 1609, toen Robert Covert daer was,tien wettige vrouwen, duylènt concubijnen ƒ en twee hondert ge-fhedene,om de felve te bewaren. Voorts doet hy fich aen tafel en in fijn kamer dienen, van de ichoonfte dochters en vrouwen die men kan vinden. Mogol houd oock tweemael ’s jaers merekt van edele en voorname vrouwen in fijn paleys, die gemeenlijck over de 2000 fijn, waervande llecntfte geringe lolfrouwen fijn. Men fiet hier veel treftelijeke vrouwen met een wacht van veel gefnedene, en brengen alle faecken van grooten prijs, en doen koopmanfchap. De Koning, om tijt te verdrijven,is makelaer van alles dat ’er gekocht en verkocht wort, en neemt lèkeren penning van ’t hondert voor fijn moey te : in ’t laet-fte van de merckt,die acht dagen duurt, geeft hy al fijn winfte aen de Dame die hem beft bevalt. De groote Mogol houd een groot getal Edelmans, die hem altijts vergelêllchappen. De offi-cien oft dienften, die alleen ’t paleys des Konings aengaen, hebben de Eunuchen oft gefneden,die alles beftellen. De groote Threforier is byna de machtighfte van alle de Officieren des Koning-rijeks. Soo dickmaelsals hyuytkomt, fithyop een oliphant, en is gekleet met eenen langen gouden oft filveren laken rock. Somtijdts doet hy hem in een handlietiere oft koetsken dragen, als in een wiege. Voor hem gaen vier hlvere Icepters, en tien ftandarden. hen iegelijckeert hemgelijckden Koning. Diein’tjaer lóiodit officie bediende, onderhiel 400 oliphanten.ioo Croon ‘Jfjrefórnr, |
kameelen en dromedariften , en 1000 paerdeh*. Dele doet recht aen die onder fijn gebiet ftaen. Daet fijn tien Viceroys oft Stadt-houdersgC- Fïaroir fteltover verlcheyden volckeren,als Guzaraten, Bulloiten,Puetanen,Bullochen, Multanen,Ïndo-ftanen,oft die van Lahor en Agra, Hendouvengt; en andere. De groote lufticier oft Rechter was in’t jaer Groots 1610 een van de rijekfteEunuchen oftgelubden, die 20 oliphanten hield,i yo kameelen en drome-dariflen, en yoo paerden. Daer fijn noch andere Rechters en Wet-houdels daer men voor dingt, die vonniften met de levende ftem, en niet met fchrift. De Koning Echbat verhoorde felf tweemael daeghs de partyen, niet fittende , maer ftaende, hebbende by hem fes mannen in de rechts-faken ervaren , die hem de requeften en begeerten der kooplieden voor hielden,en delèlveonderwelèn, hoefe haer moeften dragen in ’t kuflen van ’s Konings voeten. Op den felven tijdt hadde hy eeni-ge Secretariflen, die de vonnilfen en antwoorden des Konings op-lchreven : gelijck de Köninck van Perfien, en de Princen van alle die landen oock doen.Sijn naelaet,die nu regeert,heelt voor fekeren tijd tweemael ter weke, Dijnsdaegs en Donderdaegs, audiëntie gegeven : daernae heeft hy alle dage te recht gelèten op een Ko-ninglijcken ftoeJ, daer een iegelijck in fijn orden voor hem ftondt.Hy lat binnen een roodt parek, hebbende maer vijf perfoonen by hem,en de andere daer buyten.Dit parek is drie voeten hooger als d’andere plaets daerfe altemael ftaen. Sy worden van de dienaers in orden geftelt, en daer fijn Ibmmige andere,om ’t volck in orden te houden. Een van de dienaers ftaet recht in ’t midden mee den beul voorden Koning, daer noch veertigh andere van’tlèlveampt by fijn,Ibmmige met bijlen op de lchouder, en Ibmmige met roeden. De Koning neemt in defe plaetlè alle dage kennis der faecken van d’een en d’ander,eenige uren lang. Als’er een arm menlch recht van den Koning begeert, treckt hy een lèecker koorde, hangende aen tweepylaren ontrent daer den Koning fit. Defe is vol bellekens, welcke als den Koning hoort, lèndt hy terftondt om de oorlaeck te weten , en doet hem recht. Akebar hadde byna de lèlve manier. De misdadige worden op verfcheyden manie- Maniev rengeftraft. Want eerft naeyt menie in dchuyt van een os oft elèl die vers afgetrocken is , om^ datle den ellendigen menlch Ibude pramen alfte droogt.Men doetlè lbo gaen door de heele ftadt, met de hoornen van den os oft ooren des efels boven uytfteeckende,tot meerder fchande: daer nae onthalft men fommige , en andere krijgen pardon oft genade dele fijn gemeenlijck groote Heeren des Koningrijeks : die van Hechten ftaet fijn, worden gehangen oftgeinpaleert, datis, van ondereen pael door ’t lichaem gefmeten,da£ hy boven door den hals oft hooft uyt-komt. Als de edelmannen ter doot verwelèn fijn,bewilligh£ de Koning,datfe tegen een leeuw lijf om lijfmo-: gen vechten , ’t en ware datle crimen lælæ Maje-: ftatis begaen,dat is,iet tegen de perfoon des Ko-I nings,oft ftaet des Koningrijeks gedaen hadden» D X nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iNie- |
£(rtfjttb. Niemant voert den tijtel van Sultan als de Zónen van Mogol. De naèrn Mirza geeft men loo wel fijn broeder als fijn foonen. Can is loo veel als een Hertogh. Haer eertijtels fijn naeadve-nanthet getal der paerden, diele op dekoftdes Konings onderhouden, daer hier boven van ge-feyt is. De Mogol gaet hem allcjaer twee maenden met de jaght vermaken. Als hy uyt het paleys komt, loo hy te paerd gaet fitten, is ’t een teec-ken, dat hy ter oorloge treckt j foohy opeen oliphant oft in een koetle rijdt , gact hy ter jaght. |
Hy houd goede vrede met den Koning van rcrboKds. Perfien,daer hy mede verbonden is,die oock aen malkanderen Gefantenfenden.Hy helpt lomtijts oock den Sophi tegens den Turek.Dele vriendt-fchapis begonnen,toen Xa Thamas te hulpe gekomen isHomayon Mirzach,die men gemeenlijk noemt Emmaupadxa, foon van Babur, en vader van Akebar, als fijn Viezir Xyrkan tegen hem oorloghde, en dwong in Perfien te vluchten. |
M O L’ V C C E N.
E Molucfche eylanden zijn van de Cadilianen eerft gevonden, en nae groot gefchil om der ïèlver befit,tuflchen de Cafiilianen en Portu-gefen ontftaen, zijn/è den Koning van Portu-gael als verpandt, en daernae met het Ko- ningrijckPortugael aen deCaftilianen gekomen. De voornaemfte van die fijn van de Vereenigh-de Nederlanden voor fommige jaren ingenomen , en ten minden met negen kadeelen ver-derckt. ’t Eylandt Banda hebben de voornoemde Nederlanders oock bekomen, en daer een fterck kadeel geleght. De felve zijn oock mee-der geworden van ’t eylandt Amboina, en hebben denPortugelên allen koophandel in defè ey-landen benomen. Sy handelen mede lbo derck met de Chinelèn als de Portugelèn , aen welcke Portugelèn fy defe kuden onveyl maken : foo dat de Hollanders nu veel jaren meer lchepen met allerhande Ipeceryen, behalven kaneel, geladen uyt Ood-Indien gekregen hebben, als de Portu-gefen, en den koophandel van Indien meed naer haer getrocken j vele van hare fchepen, met In-diaenlche waren geladen, genomen, ofte doen fincken: daerenboven hebben de Portugefen de vorige jaren groote fchade geleden , door dien vele karaquen in de zee vergaen oft gedränt fijn. |
Onder deMohiclche eylanden fijn defe vijfde voornaemde , Ternata, Tidora, Motir, Ma: hi an en Bachian, waer van Ternata het noordelijckde is. Ontrent Ternata aen de noordzijde light een kleyn eylandeken Hceri genaemt. Ternata en Ti-dora leggen lbo na by malkanderen,dat men met een grof-gelchuts kogel van d’een kud de andere kan bereycken. Tuflchen defe twee leght het eylandt Mzf^rm.Machian en Bachian fijn de zuy-delijckde.De inwoonders van Ternata fijn groote vyanden der Portugefen,die ’t meede deel van Tidore befitten. Defe eylanden leggen gedreckt langs de wed-kud van Gilolo. Sy hebben veel hooge bergen, byfbnder Ternata, daer een fol-ferbergh is, die met een noorde-wind vuur fpout. Het grootde heeft naulijksóooo fchreden in den omloop. De omgang van alle t’fàm’en is ontrent fès-en-twintigh mijlen* Het aerdtrijck is dor als een fpongie, en treckt al den regen, eer hy in de zee loopt. Hier walTen verfcheyden fpeceryen, ’ als noten-mufcaet,madigh, gengber, peper, aloë en fantalhout, maer belbnder groote menighte nagelen, die alleen daer walfen,en eênige in ’t eylandt Amboina, daer alle landen der aerde mede voorden worden. Rijs, kooien,en andere vruchten , dienende tot’s menfchen onderhoudt, zijn hier niet, meer door onachtfaemheydt der in-Woonderen, als onVruchtbaerheyt der aerde. De kruyt-nagelen vindt men meed in Machian ën Ternata, in Bachian weynigh, in Tidore en Motir tamelijck. Sy waffen op hooge boomen, die op ’t geberghte onder andere daen, ontrent een halfmijle van de zcekud. De bladeren zijn als van laurieren, doch wat dunner, en met fcharper fpitfen ; de bloemen komen voorts als een rondt fchildeken,en gelijcken de bloemen van orangie-appelen, zijn eerd wit, daernae groen, ten laet-den roodt en hardachtigh, groen zijnde, gaen in lieflijckheyt van reuck alle gebloemte ter werelt te boven. Als de bloem valt, fiet men de vruchten voortkomen als nagelen, daer van fy oock den naem by de Nederlanders hebben. De bladeren geknauwt, hebben den fèlven fmaeck als de vruchten. De boomen hebben maer eens in ’t jaer rijpe vruchten , hoewel dat men daer altijdt bloemen, onrijpe oft rijpe vruchten op vint. De tijdt dat menfe pluckt, is Augudus, September, Oólober en December. Rondom die boomen wad geen gras, nochte eenigh kruyt, want de boomen trecken alle vochtighey t naer haer. Ge-meenlijck als fy bloeyen, regent het derck vele dagen nae malkanderen, niet fonder groote fchade der bloemen,want fy können de vochtighey t en koude winden niet verdragen : nochtans zijn de vruchten niet weyniger,want als de regen ophoudt, en ’t aerdrijck weder verwarmt wordt, brengen de bloemen nieuwe vruchten voort. Men plucktfegemeenlijck de vierde maent nae datfè gebloeyt hebben. Als fy die willen plucken, maken fy ’t onder de boomen fchoon en eden , en latenfe in’t plucken neder vallen, vergaderenlè dan, en brengenfè by den anderen 5 in ’t gemeen fijn op de boomen de nagelen meerder als de bladeren, ’t Gaet met defe nagel-boomen anders als met de'boomen hier te lande, die dickwils vol bloeyen, en weynigh vruchten krijgen, maer aen defe worden alle bloemen nagelen. De nagelen die onder de boomen vallen en blijven, waden feer haed op, en eer acht jaren brengen fy weder nagelen voort. De boomen können, foo men fèydt, hondert jaren oudt worden. Sy fijn foo vruchtbaer,dat men van eenen twee baren plukt, dat is, 12 jo Hollandtfche ponden, want een bar weeght 625 ponden. Als men die eerft aftreckt, zijnfe wat root, maer in de Sonne gedrooght, wordenfe fwart. Somwijl moet menfe, om den geftadigen regen, by het vuur droogen,foo datfe van de roock fwart worden , en by de Nederlanders meer geacht, hoewel die in kracht en deugt niet beter fijn als d’andere. De boomen groeyen foo gèweldigh, om de vruchtbaerheyt der aerde, dat ’er heele boftchen van komen : defe deelen de inwoonderen, en bewaren de vruchten, om op gelegen tijdt te verknopen. De inwoonders van defe eylanden fijn matigh lang, van goet fatfoen, en bruyn van coleur. Haer kleedinge is fchoon en eerlijck, te weten, eenen rock tot de knyeri toe van fraey zijden laecken , hoewel fy oock byfbnder laecken hebben , datfè van fchorffen der boomen konftigh maken. De vryers en jonge mannen dragen kottoenen ringen op ’t hooft, diefe op feeftdagen met ver-fcheyden bloemen çieren. Haer bovenfte kleedt E nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ontrent |
PoTTEB AC\lt; E lts
ekcliciTt
I ’ LJ._____
____pOilBDIWaCOr------MiMifrrr- '
Ihairtnbmiiiil nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^BUIHBIIW
^lilbana Germanica, comfmulia.
GatliccL communia .
MHiuiimiiiiiiiiiigr muHmiiBmiimB ‘ ' anhiitiUiiuiuua
MOLVCCÆ
CELEBERRIMÆ
outrent de borft is open,en heeft wijde mouwen, diefe können vouwen en naer de fchouderen ftooten,fo datfygemeeniijkmetde armen bloot gaen. Op feeftdagen beroocken fy haer kleede-ren met een lieHelijcken reuck. Die ontrent de zeekant woonen, houden de wet van Mahumet, - van de Arabifche koopluyden , die eertijdts daer plegen te komen, daer toe gebracht ; binnen in ’t landt zijn noch veel Heydenen, diefe Alfoures heeten. Van natuur fijnfè beleeft en geipraeck-laem, niet hoovaerdigh ofte fpijtigh; lbo dat de , burgeren van een ftadt en gemeente vriendelijk en geruft met malkanderen leven. Met haer na-buurerten volckeren van andere eylanden heb-benfe dickmael oorlogh. Sy gaen heel behen-digh en dapper met de wapenen om, en wijcken geen volck van gantfch Indien in ftrijdbaerheyt, principael die vanTernata : houden’t voor groo-te fchande in den ftrijt te vluchten,al is de vyand machtiger. Haer wapenen zijn een Iwaerdt en fchilt, met een helmet op ’t hooft : de Iwaerden fijn als meffen daer de punt afgebroken is, ontrent ’t geveft dun, beneden breedt en fwaer : de fchilden van licht hout, fonder yfer, twee (pannen breet, en vier voeten lang, daer fy ’t geheele ■ lichaem mede befchermen. Defè wapenen ge-bruycken fy foo voorfichtigh en handigh , datfe haer geheel leven daer in geoeffent fchijnen te hebben. Sy oorlogen mecft ter zee met galeyen en fcheepkens, die fy Cortöf4; noemen. Voorts fijnfe lief-hebbers van ledigheydt, en fchouwen den arbeydtjbehalven de knechten en flaven. Sy hebben ^een huysraedt als eenen pot, en een oft twee aer'de fchotelen tot noodighgebruyck, een of twee matrafferTvan fchorffen der boomen gevlochten , daer de edelen en de gemeenen man op fit, en flaept. Sy hebben geen geldt, beminnen nochtans ’t filver, alleen om daer eenige beèckers ofte vaten van te maken. Sy hebben een eygen tael, die niet gemeyns heeft met de andere Indiaenfche fpraecken, en fchrijven met Arabifche letteren. Sy mogen fbo veel vrouwen trouwen als ’t haer luft, maer de koft fielt haer de maet. Sy fijn heel jaloers van haer vrouwen en dochters, foo dat fy niemant in haer huys laten komen, om de fclve te befoecken ƒ maer wil iemandt haer (preken, die moet in ’t portael ofte de deur blijven flaen. |
Voor defèn tijdt heeft eick van defè eylanden fijn eygenKoning gehadt. In ’t jaer 1604 waren Machian en Motir onder den Koning van Ter-naten ; Tidora en Bachian hadden haer eygen Köningen. Defe hadden altemael haer afkomft uyt een geflacht,foo lang de onderdanen können gedencken. De Portugefèn fijn eerft tot Terna- T^frnataon-ta gekomen,en van de Koning Chajanirus vrien-delijck onthaelt, die haer toe-gelaten heeft daer een kafleel te maken : maer, nae datfe qualijck met de inwoonders handelden, en den Koning omgebracht hadden, fijnfè van de Ternatanen voor vyandcn gehouden,foo datfe,door gebreck van levens-middelen, ’t kafleel moeflen verlaten, . ’twelck de inwoonders bemachtight hebben. Nu ter tijdt hebben de Spangiaerden een fchans in Ternata, Gamalamme genoemt, aen de zuydzijde. De kafleelen Dangilen S.Lucia leggen op de frontieren tegen de Hollanders.. In ’t felvc eylandt befitten de Hollanders ’t fort Malayo^aen de ooflzijde, welk nu de hooft-fladt en Koning-lijcke woonplaets is, en de principaelfle colonie der Hollanderen in defè contreye. Hier fijn oock het kafleel Tolucco, en de redout Tacumina acn de noordzijde. Heel Tidora is onder de Spangiaerden, en Ttdora, heeft geduurige oorlogh met die vanTernata. Hier leght het kafleel Marieco/t welck de Hollanders eenigen tijdtgehadthebbenj maer, van de vyandt benauwt, fijn genootfaecktgeweefl het felve te verlaten. Het eylandt Motir is van niemant noch befèt, A/otir, maer iegelijk even na. Doch gemerckt daer niet veel profijt van te verwachten is, wort het van de Hollanders en Spangiaerden weynigh geacht. Machian is heel onder de Hollanders,die daer Machian, twee kafleelen gemaeckt hebben, als Gnoffaquia en Taffafoa. Bachian is mede Hollandts, in wiens hoeck , Bachian, Labouo genoemt, leydt het kafleel Barnelpeldtj ge-heeten nae den Advocaet Barueveldt. * |
Ofte
Het Rijck van de Groote Cham.
Talent Ltecht, Frucht-toet hey t. fley/èren. Et Rijck van Tartaria, oft Tataria ( als Leunclavius meent dat men feggen moet) is grooti want bchalven een goet gedeelte van Europa, bellact het oock geheel Sarmatia Afiatica met Scythia en Scrica, ’c welck men nu Cathaja noemt. Het heeft den naem Van de riviere Tartar , die dat deel be-fproeyt, dat van ons Magog, en van de inwoonders Nongul genaemt wordt. In ’t ooften paelt het aen ’t Rijck China; in ’t zuydcn aen Indien, de rivieren Ganges, enOxum; in het werten aen de Cafpifche zee, Polen, en Mofcovien ; en in het noorden aen de Ys-zee, alwaert’t gantfeh onbekent is. De lucht is hier ortgematight en wondeibaer ; want des fomers dondert en blixemt het dacr foo vreeflelijek, dat de menfehen van angrt en vreefe rtetven ; fomwijl is ’crgroo-tc hitte, rtracks wederom groote koude, en fnceuw. Dacr wacyen menighmacl foo rtcreke winden, datfe de gene die te paerde rijden, ophouden, ja de menfehen ter aerden werpen, de boomen omkeeren, en veel fchade doen. Des winters regent het daer nimmermeer, des fomers dickwils, macr t'elcke reyfe foo weynigh, dat de aerde dacr van nau-lijcks nat wort j nochtans feyt men dat het een vruchtbaer landt is van tarwe, rijs, en diergelijeke vruchten; en oock overvloedigh in zijde, genber, kaneel, peper, nagelen, rha-barbar, fuycker, mufeus en piek ; en op fommige plaetfen oock in gout en rtlver. Daer wart weynigh wijn , en geen in heel Cathaja. Daer zijn oock fwarte rteenen , die men uyt dc bergen graeft, defe gebruyckenfe, by gebreck van hout, tot brant. Hier is oock overvloet van orten, geyten , boeken, en verekens. De paerden zijn ’er in groote me-nightc, gelijck oock de vefanen, kranen, en diergelijeke vogelen. Indatdeel vanTartarien , daer de Zavolhenfche Tartaren woonen, feydt men, dat een zaet is, het meloen-zaet gelijck , doch klcynder en langwerpigh, van wclck een plante wart drie voeten hoogh, die ly Bortaretz noemen, ^t welck een lam te feggen is, om dat het de gedaente van een lam heeft, met vo'eten, klauwen, ooren, en gcheele hooft, uytgcfondert de hoornen, het is met een dunne fchors overtogen, dacr van de inwoonders mutfen maken. Men feght dat ’et binnenfte van defe plante oft kruydt, vlecfch heeft als een kreeft, en uyt de wonde bloet vloeyt ; oock dat het fonderling foet is, en dc wortel uyt der aerden fchietende, tot aen den navel toe opgaet ; het leeft (gelijck een lam in een vette wcyde ) foo lang het met dc omwaflen-de kruyden befet is; cn als de felve ontbreken, teert het uyt cn vergaet. Men feght oock, dat fulcks niet alleen gefchiet by geval oft verloop des tijts, maer oock, als men de omwaf-fendc kruyden met willens affnijt.oft van daer ncemt,-en dat meer te verwonderen rtaet, is, dat’et oock van de wolven cn andere verflindendc heeften gefocht cn begeert wort. In de ftadt Quelinfu zijn hennen gevonden, die in plaets van veeren, hayr als fwarte katten hebben, en leggen goede eyeren. Den eerften Tartar!fchen Keyfer, die dit Rijck verkregen , en aen het felve goede wetten gegeven heeft, feydt men geweeft te zijn Changius Canù ofte Charnus, Paulus Venetus noemt hem Ctnchis , hy leefde omtrent het jacr on-fes Heeren nor. Voor hem was dit volckwoeft van leven, fonder goede zeden, w'Ctten, cn burgerlijeken omgang , onder dc Scyten woonende , den nabuuren cijnsbaer, van wegen het vee, daer fy mede omgingen. Van defen Changio hebben alle de andere Vorften des Rijeks haren oorfprong. |
Defe heeft in korte tijdt fijn Rijck uy*’gcbrcyt, van China af en de groote zee, tot aen de Cafpifche zee. Sijn fone was Jococham , die gegenereert heeft Zaincham den derden Keyfer, die van andere Bathi genaemt wort; defe heeft Rus- , lant, Polen,Sleficn, Moravien en Hongarien verwoeft. Sijn fone Ternir Cutlu is de vierde in de fucceflie geweeft, en is 'die Tamcrlanes (inde hiftorien , van wegen fijne fonder-linge tyrannyen, vermaert ) die gantfeh Afien verwoeft heeft, cn tot in Ægypten doorgedrongen is : hy heeft den Turekfehen Keyfer Bajazeth verwonnen, cn met gouden kluyfters gebonden, en in een yferen kevie door Afien met fich gefleept. De vijfde wasTcmir Czar, die , tegen de Kruys-Hccren in Pruyflen kloeckclijck vechtende, door ’tfwaert (foomenfeyt) is omgekomen, De fefte was Mac-met Czar, fone van Tcmir Czar ; defesfone ArmetQzar, was de fevende ; defen heeft gegenereert SziachmijÉ den achtften Keyfer, amp;c. Tartaricn wordt in veel declcn gefcheyden, als in klcyn Deelirgct Tartarien , ’t wclck fich tot in Europa ftreckt, cn leydt befloten turtchen den Boryfthenes en Tanais, begrijpende Taurica Cherfoncfus, in ’t wclcke woonen de Preco-penferen. In Woeft-Tartarien, in het welck veel horden ofte gcmccne vergaderingen zijn. In Zagatar, ’t welcke ey-gentlijck Scythien is, tuftchenden bergh Imaus bertoten. Cathay, en het Rijck van Tangut ( het wclck is der ouden Scythien, buyten den Imaus , en het landtlchap Serica) is oockeen gedeelte daer van; eneyndelijck’t oude Tartaricn, acn Ptolemæus onbekent. De hooftftadt van Tartaryen is Cambalu, by de riviere Cawhaltt Polifangi gelegen, den omloop der felver begrijpt vier-en- de hoeft-twintigh Italiaenfche mijlen ; daer zijn 12 poorten , buyten welcke oock foo veel voorfteden zijn. Dit is een trcffelijcke en rijeke koopftadt, van geftcenten, gout, filver, en zijde* Men feydt dat ’er alle dagen duyfent wagens met zijde geladen, boven andere waeren, uyt China gebracht worden. Bchalven defe, zijn ’er andere trclFelijckc fteden, als Sa- Ordert marcanda, van Tamerlane gebouwt; Caindo, een vermaer- (leden. de koopftadt in dc uyterfte dcelen van Tartaryen, met veel meer andere, die wy om kortheyts wille nalaten. In Tartarycn zijn vele mcyren, waer van wy hier de twee Me]nngt;, voornaemfte füllen verhalen. In de provincie Caniclu is een meyr, in het welcke fulckcn overvloet van peerlen is, dat de waerde daer van foudc verminderen, indien yder foo veel wegh dragen mocht, als hy begeerde ; dacrom heeft de Groote Cham op lijfrtraffe verboden, dat niemant, fonder fijn confient, peerlen in dit meyr mach viflehen. Het ficlfidc nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, meyr is oock vifichrijek. In dc provincie Caraim is mede nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t een meyr, dat overvloedigh is in viflehen, ’t welck honderc mijlen in fijnen omloop begrijpt. Dit landt wort met veel rivieren befiproeyt, onder wclcke Rivkrent dc groote riviere Pulifiachnis is, die haer in de groote zee ontlaft ; in de fielve können vele geladen fichepen opwaerts varen. De riviere Caromoram is met geen brugge beleyt, overmits haer groote breette en diepte ; fiy valt oock in den Oceaen. Quiantu is een halve mijle breet, diep, en Vifichrijek. Quiam, wordt na Paulus Venetus fichrijven, voor de grootfte riviere der werelt geacht ; want fiy op fiommige plactfien tien, op fiommige acht, en op eenige oock fies mijlen breet is, maer de langte ftrcckt haer omtrent honderc dagh-rcyfien. In de ftadt Ganda is het groot en voortreffelijeke Paleys Geho/ewtn, des Grooten Chams Cublai, met marmor en gout rijeke-lijck verçicrt. In de ftadt van Cambalu is een ander, dat fieerkonftigh gebouwt is, en wel vier mijlen in de ronde heeft ; waer van yder zijde, ofte vierkant, een mijle beflact : daer is een feer dicke muur , tien treden hoogh, die aen de buytenftc zijde wit en root is.In alle de vier hoeken van defe muur rtaet een groot en fichoon Paleys, als een Karteel, ge- H nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lijck |
IjA^^GVami^tcfiria ^uortun utcola poeitnfnr
Moti’ik Yquot;^,- -
w pio riynaPt^ftt
Chrzan \i fainitar.
i/lrtun in quopr.rfîdia aolla « irat'^l’ntaA.un aontra irrtm»
aPj$sf A ^fianrt^ n^hinch.' sultarTa.
tPiend A
.Itaxiifo
KttilT 111 CiL cointnu m it
Ba.-f.yhn Â
iP^pPI deferiuni jpar ^uadlm Ch.Uhaiuni aunt \a reJaunt rartari.
^anta quot;
1'vs.cn
'4
Cfnii'i
( lA Ji. CI AK tPblta.M
^•^nhand
CL
A[ AG-N I
I gjl nüfra Kit : harn
MO O LI
Z247
•«
magnum aivno
tun. et flenle
üvj^aüx hahaPaS.
: ' mill: in airautfu.
In. .teßrn, Zn^ et Zebu hemine. Ulufioniius et
t att^ton jirtmai'ta Tatyu^^e, in'bs euhts in gt;nbsp;jl.r pat'fim fttnt Cbri/1t
Cer^uth
Xiainxii
C. Sanet
A- ____
-- dAaamtar.A
.hanidah
'untihn
T A R T A lijckoock în’c midden van icgelijck defer muuren fooda-nigh Paleys is, foo dat der felve acht in ’t getal zijn. In yder van defe Paleyfen worden bewacrt alderhande wapenen,in-ftrumcncen , gcfchut, bogen, pijlen, pijl-kokers, fporen, toornen, lancen, vuyft-hamers,pefericken, ofte fweepen, en meer diergelijcke, ten oorlogh dienende. In ’t midden van het binnenfte Hof ftaet het Païeys des Konings, daer de felve refidcert. Dit heeft van binnen geen folders j de vloer is tien palmen hooger als de gront van buyten j het dack hoogh, en fchoon gefchildert -, de muuren van alle dc falen en gemacken blineken van gout en filvcr j overal fiet men fchoone fchilderyen en verfcheyden oorloghs gefchiedenif-fenj alles van levende coulcuren en glinfterentgoutblinc-kende. flegterin^e, De Groote Cham heeft onder hem twaclf Baroenen, die over vier-en-twintigh Provinciën geftelt zijn; haer ampt is, over een yder Provincie twee Gouverneurs te ftellen , en de Koninglijeke heyrlegcrs, in de plaecfen daer fy vertoeven, alle nootwendigheyt te bcftellen. Wat fy befluyten, dat ge-venfe den Koning te kennen ; die het met fijne authoriteyt bekrachtight. De quactdoenders worden by de Tartaren aldus geftraft : Soo iemant een kleync dieverye begacn heeft, fonder ’t leven te verbeuren , die wort fevcnmael met een ftock gefla-gen , ontfangende 17 ofte 27, en oockwel 47 flagen, tot 100 toe, nae de grootheyt dermifdaetj en wordenaltijdt tien flagen daer by gevoeght ; foo dat fommige van defe flagen fterven. Als iemant een paert, ofte iets anders, dat den doodt waerdigh is, geftolen heeft, die wort met eeufwacrt door het lijf en ingewant gefteken : die fijn leven vry wil koopen, moet negen-dubbelt weder geven, De overfpeel- |
R Y E N. ders, foo wel man als vrouw, worden nae de wet gedoodt. De Tartaren worden in Horden oft gemeenc vergaderingen afgedeelt ; doch gelijekfe verfcheyden Provinciën , en verre van malkandercn gelegen, bewoonen , foo zijnfe oock verfcheyden van zeden en leven, gt; Het is een vierfchotigh volck, breet en vet van aenficht, InwoonJe-met verdraeyde en holle oogen, van wegen den baert zijnfe vreefrelijck,andcrs kael en glat:fterck van lichaem,flout van gemoedt, en können de honger enarbeyt wel verdragen. Soo fy honger ofte dorfl krijgen , alsfc rijden, openen ly dc paerden een ader, en drineken het bloet. Het is een god-loofe en barbarifchc natie. Haer recht beflaetin hare wapc-nén. Veel hebben geen huyfen, macr in flede der fclvcr ge-bruycken karren. En door dien datlè geen fckere woon-plaetfcn hebben, maer fleets heen en weer fwerven, nemen ly de flerren , infonderheyt Polum arilictim ofte Noord-fler, tot haer baeck ofte Icydtsman, Sy bly ven niet lange op een flede, wantfy het voorongcluck achten. Sy gcbruyckcn geen geit, doch wiflelen waer omwacr. Sy feggen datfc Ifmaëliten zijn, en willen oock daer voor gehouden wefen. In ’t jaer 1246 hebbenfe Mahomeths leere aengenomen. De Tartaren gebruycken grove fpijfe, vooral vleefch, rauw ofte half gaer, melck en kacfe ; onthouden haer van verc-kens-vleefch, drineken melck van merry-paerden, ’t welck fy weten te bereyden, dat het witte wijn fchijnt, doch is een onfmakelijeken dranek. Sy zijn morfigh in haer kort, want fy met geen tafel-laken hare tafels dcckcn,gebruycken oock geen fervetten, ofte hant-doecken, nadienfe noch handen, noch ’t lichaem, ofte dc kleedercn wafl'chen. Sy drineken water, melck, en bier van heerfe gebrouwen. |
Ofte
Het Rijck van de Sophi
Elijck ’t Perfifche Rijck van de Sophi eertijdts wijdt ver-maert was, alfoo is het oock noch hedens-daeghs. De Perfianen worden oock oft Azamii, nae het Rijck Azamia, genaemt, het welke, nae fommiger gevoelen , eertijdts Aflyria geheeten wierd. De naem Perfia komt van Perfide; Chefelbas worden fy htjt’ genoemt, van wegen een roodenTulbandt oft hoedt diefy op haer hooft dragen ; en nae haren Prince Sophi, werden fy Sophianen geheeten. Het Rijck van Perfen is gelegen tuflehen het Turekfehe Rijck, de Tartaros Zagatheos, het Rijck van Cambaja, de Hircanifche ofte Cafpifche zee, en Sinm Perßeus ofte Golfo di Perfia. In het ooften pack het aen Indien en ’t Koning-rijck Cambaja, van het welcke het met bergen en woeftijnen gc-fcheyden wordt : In ’t noorden zijn de Tarters, by de riviere Abiano ofte Oxus ; het overige wordt van de Cafpifche zee befloten; in’t weften zijn de Turcken, by de riviere Tygris en het meir Ciocho ; en in ’t zuyden wordt het van de Perfifche en indiaenfehe zee befpoclt. Welck begrijp verre ftreckt ; want het ontrent 3 8 graden van ’t ooften naer ’t weften beflaet, cn ontrent zo van ’t zuyden naer ’t noorden. Van de locht fchrijft Qj^urtius in zijn vijfde boeck op defewijfe: Daer en is geen gefonder landtfehap in geheel Afia ; want het heeft een getemperde locht : van d’eene fijde is het door-gaens berghachtigh en vol bolTchen, wclcker fchaduwen de hitte verlichten ; van d’ander zijde heeft ’et de zee tot een gebuur, die met een matige lauwigheyt de aerde verwarmt. Doch is het in alle geweften niet even gelijck van natuure; want daer‘t fich ftreckt naer de Perfifche cn oock naer de Cafpifche zee, is’t, van wegen de bequaem-heyt der rivieren, matigheyt des lochts, en foete koele winden , gantfeh geluckigh en wel gezegent ; cn geeft, als cen milde voedtfter, grooten ovcrvlocdt van vruchten, en gedierten, menightc tarwe, garfte, heerfe, en diergelijckc gewafl'en, oock metalen en gefteenten ; daer waft oock veel wijn cn allerley fruyten, als Paulus Venetusgetuyght ,• de refte leght, van wegen de hitte en drooghte, meeftendeel woeft. Oorfpreng. Detlinge. De Perfianen zijn langen tijdt onbekent geweeft, en hebben ecrft van de Koning Cyrus ’c begin haers naems en vermacrtheyts gekregen; die, als hy den Meden en Lydiers het Rijck ontweldight hadde, de monarchie cerft in Perfien gebracht heeft, naelatende een groot en blocyendRijck, welck te voren kleyn cn ongeacht was, infonderhey t, nae dat hy Afien cn heel Orienten onder zijn gcweldt gebracht hadde. Cambyfes is fijnen vader in’t Rijck gevolght, en heeft Ægypten noch dacr by gevoeght : van hem af is defe regeringe ftacnde gebleven tot op Darium, en heeft 150 jaren geduurt, foo (X-Curtius feer nacu en vaft rekent ; waer .mede oock den H. Hieronymus over het 9 capittel Daniclis overeen komt. Darius dacr nae, van Alexander de Groote overwonnen zijnde, heeft het Rijck met het leven verloren, cn is de monarchie op de Griecken gekomen : doch Perfen in zijn wefen en weerde gebleven ; en wordt noch op heden van de Sophis geregcert, en onder demachtighfte Rijcken van heel Orienten gerekent ,• en hoe\yel *t felve een tijt lang, dan van dcSaracenen, dan van de Tartaren is onderdruckt geweeft, is ’t nochtans onder de regering van Koning Ifmacl Wederom opgekomen. DeLandtlchappen die onder het Rijck van Perfien ftaen, |
zijn Meden, Aftyrien, Sufiana, Mefopotamien, Perfis, Pasgt; thia, Hyrcania, Margiana, Badrianaj Paropamiflus, Aria, Drangiana, Gedrofia, cn Carmania. Meden wordt hedens-daeghs Servan geheeten, cn is tufo Âkelcit» fchen Perfien en de Hyrcanifche zee gelegen ; in ’t ooften heeft het tot frontieren, Hyrcanien en Parthien ; in’twe-ften groot Armenien en Aflyrien. Het wordt in groot ofc zuyd Meden, en in Atropatiam oft noorder Meden gedeelr. Het deel in ’t noorden is van wegen de koude weyniger bewoont; de voornaemfte ftadt isSumachia, de andere zijn Derbcnti, Eres, Sechi en Giavot. Het ander deel is beter bewoont en bebouwt ; de voornaemfte ftadt is Tauris, gelegen aen den voet des berghs Orontis, ontrent acht dagh-reyfens van de Cafpifche zee. Defe oontreye fchijnt der Ouden Ecbatana geweeft te zijn ; alwaer de Koningen van Perfien des fomers haer hof hielden. Bynae in de felve ftre-ke zijn, Turcoman, Sara, Sultan, Nafliaum, Ardovil, en Marant. AlTyria, hedens-daeghsArzerum genoemt, paeltinhcc ooften aen Medien, in ’t weften aen Mefopotamien, in het noorden aen Armenien, en in ’t zuydcn aen Sufiana ; eertijdts is het verdeelt in de Provinciën, Arrapachites, Adia-bena, cn Sittacena, en’tgebiedt van deftadtNinive, aen den Tigris, welckers ftadts omvang (joooo treden begreep, foo fommige fchrijven. Sufiana wort hedensdaeghs Chus ofte Cafiftan genoemt, cn heeft den naemvan haer hooft-ftadt Sufis, die in den om-Ioop 15000 treden heeft. Athenæus feght, datfc foo nae de bloemen genoemt is ; want Sufan in de Perfifche tale foo veel te feggen is als een lelie. Mefopotamia wordt in de H. Schrift Padan Aram, en Mefipn» hedens-daeghs Diarbecha genoemt. Dit landt is tuflehen den Euphrat cn Tyger gelegen, waer van het oock den naem heeft. Dit landt is niet over-al even vruchtbaer, want een dcc! wordt van de rivieren vet gemaeckt, een deel is gantfeh dor. De voornaemfte fteden zijn, Orfa, cn Caramit, de Hooft-ftadt van geheel Mefopotamien, welckc den Turekfehen Keyfer Selymus den Sophi afgenomen heeft. Merdin is de woon-plaetfe van denl itriarchderChaldecrs, cn totMo-fus onthoud fich de Patriarch van de Neftorianen; wiens autoriteyt tot in Indien en Cathaja ftreckt. De hooft-ftadtvanPerfis (welck landt nu tertijdtFarfi ofte Farfiftum genoemt wordt ) is Seras, eertijdts Perfepolis genoemt. In dit geweft woonden in vorige tijden de Magi. Defe ftadt noemt Plinius ’t hooft van ’t Perfifche Rijck, en Curtius den Koninglijeken ftoel van gantfeh Orienten. Hyrcania wordt nu Girgiam, Corcam, ofte Dargument ffjycania^. genoemt. Het leydt dicht aen de Cafpifche zee ; waer van fy oock de Hyrcanifche zee geheeten wordt. De fteden aldaer zijn Hyrcana, van de Scythen Carizath geheeten, Bcfta en Mafandra. Margiana, nu Ifelbus genoemt, is in ’t noorden met de MargMn/t. riviere Oxus bepack. De voornaemfte ftadt aldaer is Jo-dion, van de Ouden Antiochia genoemt. Baólriana wordt hedens-daeghs Batter oft Charaflàa ge- BA^rianai heeten, en is een gedeelte van Tartaria Zagathæa; de fteden zijn Baólra, nu ter tijdt Bochara, en Iftigias. Paropamifliis is een gedeelte van Baélriana, aen den berg ParopamifTum. Tegenwoordigh wordt dit landtfehap Can- mijfta, dahar oft Ambleftum genoemt. Candahar is de hooft-ftadt, en een vermaerde koop-ftadt. Aria heeft den naem van haer hooft-ftadt Eri, welckc in haren om-loop 13000 treden begrijpt. Carmania, Circam, ofte Chirmain, ftreckt fich tot aen Cferwani^» deindifche zee toe, en tot aen Gedrofium, heeft veel fteden en havenen. De hooft-ftadt aldaer is Chirmain. Ia |
A-prcfllJCS c OTVF ITsriA
.Uelu’liW.t
la»aä
hb^
/l/^Æ
ca:^vm !
'tiitxtniu.
aliindaiis
h..
CaÇnm
Ofcna
J - - ^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i
f'Q', V\ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\
Ccßun Jinck
G I AS
i^KAN. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;M~i‘ lunlmu ^qenufS
P.n„len, i
BaAaqlan
^rajena
*tl^P^bat
nett Jo À
(CinutftnAo
REISEltlAu., ^ana A
nr nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;AHevei..
Bufana nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X
--- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;®*- ^otatus A . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^arutirh L^ Caltan » fiobat- A
^J^vre ^ “■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
A - .lèu Cioaent
” Evalam
Paonaéhi
Zuzatt^
^ufnaua, A
Baitgoch lÀ
. CheAulteran
35
Bnßacb
Btauis
O s rt
ß^nJar/i
Hefirtum
^^HcJitneran
Sul 'Tru^tco Cancn.
Pii^irPtAla^,,gni nia^„anu4fiaij.an.„ 'corufti inter^^alla. fn-ottunturiauir m /* u-.. L ! -n r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^^rMi*ra et vox
liiuaEuMPara/au^ti nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Crlitri Er.
aUtri^er^ tacarum jyiaiuiai num^rant ,
'■B Of
ffraJitnunijfrunt BiaU
■5F=^
, -------- - So
Mliurii. G^ma^nUu -comniti^
KVB RVM
PERS
In Carmania zijn oock de Rijckcn, Macran, Eracan, Guadel en Patan.
Godrofia. Gedrofia wordt van fommige voor Guzarate gehouden, doch donrecht, nademacl Guzarate hcc RijckvanCam-baja felfs is.
Babylonien. Babylonien is tuffchen de Perfiaenfche zee en Mefopo-tamien gelegen, en wordt ter rechter en ter flinckcr fijde met Sufiana en woefi: Arabien befloten, en heeft den nacm van de hooft-ftadt Babylon. Chaldæa hangt aenhetfelve. In Chaldeen was Ur, van Jofepho Ura gcnoemt, van waer dat Abraham, door Gods bevel, nacr Haran in Mefopota-mien getrockcn is.
Rivieren. Dit Perfiaenfche Rijck heeft veel rivieren, als Carnac, Araxes, cn Cyrus, in’t noorder-deel van Meden j inAfly-rien is deTyger; inStifianaEnælcusj in Mefopotaraia dp Euphrates j in Margiana.Oxus, Arius en Margis -, in Baétria-na Ochus, die fehip-rijek is,cn meer andere. In Aria, Arius, Tonclctus, Arapenis , en andere.
Daer ontbreken oock geen bergen, onder welche de voornaemfte zijn, in Meden, Orontes; in Hyrcania,Co-ronus, en Taurus, die dwars door Perfien loopt, en naer de by-woonende volckeren verfcheyden namen krijght.
Bojfchen. Daer zijn oock vecl bolTchen, principalijck in Parthen, cn in t noorder-quartier van Hyrcania, alwaer groote bof-fchen zijn, vol eycken, pijn- cn maft-boomen. In defe onthouden haerveelwreedewilde dieren, als tygers, luypar-den, en panthcr-dieren. Aria en Perfis zijn oock geheel met bo flehen en bergen befet.
Gebouwen. In dit Rijck, cn byfonder in Babylonien , zijn vecl kofte-lijcke en trcffclijcke gebouwen geweeft. Van dc heerlijcke brugge, die de Koninginne Semiramis over den Euphrat ge-maeckt heefe, mach men Icfen Munflerus in zijn vijfde boeck, die oock in ’t felve boeck bcfchrijft, den hangenden ofte hoogh op-gcmctlelden Hof van Semiramis. In Sufiana, in de ftadt Sufis, is cen flot geWeeft, daer de Köningen van Meden woonden, welck flot, als Cafliodorus getuyght, van Mennone met een wonderlijcke konftgebouwt was ; want de ftecnen daer van in het goude gevat waren : wclck werck van den felven auteur onder de fevenwonder-wcrcken der Werclt is gerekent.
Zeden. kofen eertijdts hare Köningen uyt cen geflacht. Wie den Koning niet gchoorlacmde, wierde’t hooft cn armen af-gchouwen, cn foo onbegraven wegh geworpen. Voor den Koning te lachen oft tc fpouwen, hieldcnfc voor een
Ï E N.
groote misdaet. Eenydervan haer trouwde Veel vrouwen om kinderen te winnen, fy hadden oock veel concubinen. Van groote en gewichtige faken beraet-flaeghden fy alleen by den dronek, meenende dat de ract-flaginge vafter en bondiger foude wefen, dan die fy nüchteren deden. De bekende vrienden, en die van een ftaet waren, kullen malkan-deren in ’t ontmoeten, macr die van minder llaet aenbaden de andere. Sy begroeven de doode lichamen in deaerdc, die van te voren met was beklevende. Doch fommigc fchrij-ven, datfe de afgeftorvenc buyten de Heden op een feker veldt plachten tc dragen, dcfelve daer nacekt leggende, om van de vogelen cn honden verflonden tc worden ; jae, dat noch meer is, fy en mochten gantfeh niet lijden, dat de doode beenderen begraven oft wegh gefloten wierden. En als cen lichaem niet terflont verflonden wierdt, achten fy ’t voor een quaet teccken , oordeelende fuperflitieufelijck, dat dien afgeflorven moefle van onreyn lichaem en gemoct gewecHzijn, enoverfulcksdehellewaerdighwas; dacrom ny van zijn vrienden bcklacghtwiert, als die nae dit leven geen geluckfaligheyt tc verwachten hadde : maer foo icmanc haefligh verflonden wierd, dien hielden fy voor geluckfa-ligh. Hedensdaeghs zijn dc feden der Perfianen veel ge-fchickteren beleefder als der Tureken, Tartaren, enSara-cenen ; want fy van natuuren liberael cn courtoys zijn,de gc-leerthcyt en viye konflen feet beminnende , voor al de AHrologie, Medicine, en Poëfyc. De Perfianen ceren hare ouders, beminnen haer broeders, en achtenfeerdcedele geflachten ; waer in fy van de Tureken vcrfchillen, die geen onderfebeyt van geflachten maecken. De vreemdelingen ontfangen fy vriendelijck , en traftecren die wel; maerfy zijn feer jalours : dcthalven fy hare vrouwen, in de tegen-woordigheyt der vreemden, niet tc voorfchijn laten komen, niet tegenliaende fy die in waerden houden, daer in tegendeel de Tureken de hare niet anders als Haven achten. Dc Perfiaenfche vrouwen zijn fchoon van gedaente ; allerhande handt-wereken zijn by haer in gebruyck, cn infonder-hcyt het weven en bereyden van fijde lakens, die door geheel Syrien en andere Orientaelfchc landen verfonden worden. Eertijdts aten fy de vruchten van de terebinthus, eyc-kelen, en wilde peeren: hare dagelijekfehe fpijfe, nae het loopen en verfcheyden oeffeningen des lichaems, was hart broodt, daer dronekenfe water toe. Tegenwoordigh wordt daer grooten handel gedreven met peerlen, Ipecerycn, macr voor al met fijde, die daer ovcrvloedigh is.
Noem.
'Öttowdn-’
IO
zijdt heerfchen, dooronfe llappigheyt en tweedracht j hebben haren naera en af-komft van dele. Poftellus meent datlè van de Hebreen To-garma genoemt worden ; waer mede oock ftemt Benjamin Tudelenfis. Defe Tureken noemen haer lèlfs Mefulmans , dat is, befnedene, ofte, lbo het andere uy tleggen, recht-geloovige j want ly geen Tureken willen geheeten wefen, houdende dien naem als fmadigh, allbodie in de He-breeulche tale ballingen beteeckent, oft, als andere willen, verdervers.
Dit Ottomannifche of Osmannilche Rijck ,
ta/chKiickj ’t welck leer groot en machtighis, begrijpt in \ fich veel landtfehappen van Europa, Africa, en
Het deel van het Koningrijck Hungarien , en _ , 1 « nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 II Deelen 'Jw»
de landen benoorden Griecken leggende, kleyn Ettrckyc». Afien, Cyprus, Marocco en Fez, zijn nevens hare byfondere kaerten belehre ven : Van Griec-ken, Arabien, Ægypten , en.Barbarijen, füllen wy hier een weynigh leggen, foo veel de kort-heydt toclaet.
Grieckenlandt wordt in ’t weften met de loni- Grieckcn^ lche zee, in ’t zuyden met de Libylche , in’t 00-ften met de Ægelche oft Archipelagus befpoelt, en in ’t noorden met de bergen van Thracien , Myfien, en Dalmatien gefcheyden. Dit landt was eertijdts de moeder en fonteyne van wel-fpreekentheyt, geleerdtheyt, en aile konften. Daerom noemt Diodorus Siculus Athenen een gemeene lchooledesmenlchelijcken geflachtsj Cicero noemtlè de edelftevande heele wereldt. Van dele hebben niet alleen de Romeynen, maerbynae alle de natiën van geheel Europa de wetenlchappen gekregen. Haer voornaemfte geleerde mannen zijn geweeft Mufæus, Solon, Socrates, Xenophon, Plato, Ariftoteles, liberates, Demofthenes, Thucydides, en meer andere.
in EnYopA.
In vorige tijden was ’t een vry landt, maer om dat het over de naebuurige heerfchen wilde, is ’t felver van Cyrus, Xerxes, en andere Konin-van Ragufa af,omvattende voorts den gantfehen gen van Perfen gequelt, en daer nae onder de Archipelagus en den Propontis, meteen goet’ macht van Philippus, Alexander, ende volgen-deelvandeSwarte-zee,totaendeftadtTheo-
Afia.
In Europa ft reckt het fich langs de zeekuft, en de Golf van Venetien, van de frontieren
In jlfrica.
In
Vrucht-batrhejdt.
dofia, die men nu Caffa noemt , gelegen in Taurica Cherlbnnefus, welck begrijpt ontrent 800 mijlenj binnen landts ftreckt het fich van de ftadt Rab in Hungaryen tot aen Conftantinopolen , de uy terfte palen van Europa.
In Africa heeft de Turck de gantlche zeekuft, van de ftadt Bellis de Gowera af, tot aen Sinus Arabiens oft de Roode-zee,weynigh plaetfèn uy t-gelondert, die onder den Koning van Spanjen hooien.
In Afia verlpreyt het fich oock wijt en breedt, tot aen Perlen, en de Indilche zee.
Dit Turcklche Rijck is overvloedigh in allerhande vafte zaden , als tarwe, garft , haver, rogge , boonen, heerlè ,en diergelijeke ; rijs, vlas, kattoen j daer zijn oock wijnftocken, en groote menighte van meloenen, pompoenen, concom-mcrs^ noten, appelen, peeren, granaet-appelen, orangie-appelen ,kaftanien, vygen, kerlfen, en meer andere fruyten : doch niet door het gantlche Rijck, want daer zijn eenige plaetfen , als doorgaens in Cappadocien en kleyn Armenien, daer geen van alle dele vruchten waften, van wegen de groote koude aldaer.Daer fijn mijnen van goudt, filver, ylèr, koper, en aluyn, oock groote verfcheydentheydt van gedierten, inlbnderheyt veel kameelen, muylen, en vee. De Turcklche paerden , en genere ufe wreede honden van Turckyen worden leer geprefen.
Afia,
de Köningen van Macédonien gekomen, totdat het met Perfèn van de Romeynen bemachtight is. Toen het Roomfche Rijck tuffchen de fonen van Conftantinus de Groote gedeelt wierd, is het den Keyfer van Conftantinopolen ten deel
gevallen, en daer nae van de Gothen, Bulgaren, enSaracenen berooft en verwoeft, tot dat het ten laetften onder de flavernye der Tureken gekomen is.
De principaelfte fteden waren eertijdes Athe-nen, Lacedæmon, Delphis, Argos, Mycenen,en Corinthen.
Devoornaemfte rivieren fijn Strymon, Cha-brius, Echodorus, Axius, Erigon, Lydius, AliaC' mon, en andere, tot 3 z toe.
Hier zijn oock de vermaerde bergen, Oira,^‘^T’’* Pelion , Olympus , Parnallus , Helicon, Cythe-ron,Hymettus, Pindus, Oëta , Taygetus , en andere.
Ægypten is een oudt landt, daer de kinderen van Ilraél lange jaren ge woont hebben, foo men in de boecken Moyfis lien kan. Het grenft in het weften aen den Nijl, de woeftijnen van Barcha, Libyen,Numidien, en het Koningrijck Nubien, in ’t zuyden aen de velden van Bugien, en den Nijl. Leo Africanus fchrijft dat het in driengc-deelt is, te weten Sapid, ’t welck is het bovenfte deel oft Thebais, beginnende aen defrontieren van Bugia, en ftreckende tot Cairo toe : Erifia, dat het weftelijckfte deel is, en ftreckt van Cai-
K nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ro tot
^lmtnonts
Matni Duels
Mofeoviæ confiul
CvLtur^j'a
Seront-
.dtact
Cremuet .
CtiiMaici 40
drin
dJar
?^ta. CafarjHai,,
A RA E IA
.M C.'R.lumfia.alimRsrciimtn,. erant fjtrm «sOririm mtnura. Rijii run.ym, et SelJeai. ejtfoii. haie vere Selimaimeriim imferium Iiiui^k, ct ultra extenjitur .
..............
J^crJpn^
^tduetiara Clduetiat^
Sahahemi^a |OV behtJiAy
Hic Prefiiter lohnnes tathu \ rSthiopiat rex ton^e tatejue imperitat
Tq/ndur ^.^dtna. TÂfuadt udt ^JiemetiaJ^^ub Ctf^nir
iHutuiIch
Dilcordia maximæ
æ creicunt
dilabuntxir.
45
Haß GlRATi.
'’À ïgt;
ro tot Rofetto : Maremma, het oofterfche deel. Stede». Hier waren eertijts veel deden, onder andere Syenne, Thebe, Tentyra, Heliopolis,Memphis, Babylon, Alexandria, en Peluhum, waervan noch foin mine overinh zijn. Eertijdts heeft dit landt, op verfcheyden tijden ,• verfcheyden Köningen gehadt, als de Pharaones, en de Ptolemæos, die lange tijt ge-regeerthebben. Daer na is’t aen de Romeynen gekomen, totdathaer Rijck verfwackte , wanneer de Saracenen, inwoonderen van ’t geluckig Arabien, Ægypten vcrmeeftert hebben onder haren Overften Sultan, nae welchen alle de andere delen naem behouden, die vele jaren gere-geert hebben, tot datfe van de Turcken overwonnen zijn. rrucht^ Niet tcgcndaendc dat het hier nimmermeer baerhejt. gftregent, noclitansis’teenvruchtbacr landt van tarwe, rogge, haver, boonen, en dier-gelijcke zaden. De oorfaeck hier vanisdeNijl, die midden door het landt vloeyt, jaerlijcks overloopt, het aerdtrijck bedeckt en met flijm en flijck vet maeckt : Soo dat luftinus in fijn hi-ftorie getuyght, dat’er geen landt vruchtbaer-' der is van voetfel tot des menlchen onderhoud noodigh. Plinius lèyd mede , dat de grootheyd des RoomlchenRijcks fonder de vruchtbaerhey t van Ægypten niet lange foude geduurt hebben. Vele oude Schrijvers hebben dit landt eenge-meene fohuure en Ipijs-kamer van de gantfche weereldtgenoemt. Hier zijn oock vette weyden en veel vee, als buffels , olfen , fohapen , geyten, kameelen, paerden, cfels, en andere. Barbaryen ftreckt fich van Ægypten af tot aen de engte van Gibraltar, en begrijpt de twee Mauritanien, te weten , Tingitana , en Cæfa-rienfis, eygentlijck Africa geheeten, daer-en-boven Cyrenaica, Marmarica, met het buyten-fte Libyen. De hillori-fchrijvers van onfon tijdt bepalen dit landt in ’t ooften met de woeftijne van Marmarica, nuBarcha genoemt, tot aen datdeel van denbergh Atlas, welck nu ter tijdt Mejes geheeten wordt : in ’t wellen met de Atlantifche zee; in’t zuydenmetden voorfchreven Atlasj in ’t noorden met de Middeliandtfohe zee. Jau'ooKde- De volckeren van Phœnicien hebben eerll dit landt bewoont, met eenige andere , die hier uyt Alien en Ægypten gekomen waren ; daer nae is het van de Romeynen bemachtight,en van haer op de Grieckfohe Keylèrs gekomen : naderhandt hebben de Wenden, oft Vandali, Saracenen, en de volckeren van Arabien’tfelve verovert : he-densdaeghs is’t eensdeels onder den Turek, eensdeels onder fijnen eygen Heer , dienlè Serif noemen. De Koning v.an Spanjen befit oock eenige kalleelen. Barbaryen begrijpt, behalven de Koning-rijeken Marocco en Fez, oock dat van Teleuli-num en Tunes. ’iremifin. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tcleufinum, oft’t Koningrijck Tremilcn,ey gen tlijckAHz^r/?z?w/^ïC^ey^zm«yh genoemt, ismeell onbewoont, rouw, en droogh, befonder daer ’tfich naer’t zuyden llreckt; omtrent de zee-kull is’t tamelijck vruchtbaer. |
Hier fijn weynigh Heden en kalleelen^ De Steden. hooftlladtis Teleufina, eertijdts groot, maer nu vervallen. Algier leydt oock in defe lireeck, vermaert door de lchip-breuck van Keyler Karei de vijfde , gevangenifl'e en llavernye der Chrillenen, en zee-rooverye der Turcken. Nu ter tijdt ilïe foo fterek, datfe voor onwinbaer gehouden wordt. In dit Koningrijck zijn noch twee goede havens, Horam ofte Oran, met een fterek kafteel, en Marca Eliabari, die nu beyde onder den Koning van Spanjen llaen, en van de Spaenfche kooplieden veel befocht worden. Het KoningrijekTunes begrijpt kleyn Africa, Tftnet. oneen groot deel van Numidien. Dit Landt is naer het oollen heel onvruchtbaer, en heeft groot gebreck van water : van de riviere Majori, tot aen de rivier van het landt Melrata is ’t tamelijck vruchtbaer van kooren, vee , en menighte van boomen, befonder naer ’t wellen. Hier leggen de Heden, Bugia, groot en volck-rijck j ConHantina rijck en luHigh, met hooge muuren omringt5 Hippona oft Bona, van de Romeynen gebouwt , daer de H. AuguHinus Billchop geweeH is s Tunetum oft Tunifi, was cer-tijdts een kleyn Hedeken, maer heeft feer toegenomen door de ruïne van Carthago. Aen de engte van het nacH-gelegen meyr lagh dat Hercke kaHeel Goletta, ’t welck Keyler Karel de V ingenomen had , maer is naderhandt van Uchali BaHa gewonnen, en gerafeert. Carthago is van de Phœniciers lang voor de Hadt Romen gebouwt. Sy was groot, riijek, en foo machtig, datfe met de Romeynen om de heerfchappye des weereldts Hreedt : hier is Tertullianus, en de H. Cyprianus geboren. Arabien is in dryen gedeelt, te weten, in Pe- Mien, trea, dat is, het Heenachtigh ; Deßrra, dat is, het woeH en onbewoont j enFdiXj dat is, hetge-luckigh. In Arabien leght PalæHina , dat men oockhet Landt van beloften heet, om dat het de loden belooft was, en Terra Sangla dat is , het Heyligh landt, om dat ChriHus onfe Saligh-maecker hier gebooren , en geHorven is, het heylige Euangelium verkondight, fijn kereke op-gericht , en de Sacramenten in-gellclt heeft, amp;c. DeprincipaelHeHadtislerulalera, die met hare kereke wijdtloopigh befohrevenis van Flavius lofephus, en in onfe tijden van ChriHianus Adrichomius, die de curieufon leler befienkan. Men leeH dat het Rijck der Turcken aldus pe^indeï fijnen aenvang heeft genomen ; Haer ecrHe Keylèr Ottomannus was een T artar , en fol-daet van den Grooten Cham, Hout van gemoe-de , en boven andere Herck van lichaem : delè, onder fchijn van eenigh onrecht hem aenge-daen, is van de Tartaren afgeweken, en heeft in Cappadocia de wegen en bergen beginnen te befetten ; hy hadde in fijnen aenvang maer veertigh ruyterens doch zijn’er hem veel toegevallen , op hope van buy t, als oock eenige van wegen begane fchelm-Hucken, door welcher hulpe hy Cappadocien, Ponto, Bithynia, Pamphylia, en Cilicia, alle feer machtige land-* fehappen, ingenomen heeft, ontrent hetjaer ChriHi |
T V R C Chrifti 1300. Hem is gevolglit zijn foon Orcha-nés j dele heeft hetRijck, dathy van fijnen vader verkreegh, metdefèlvepraétijcken, doch met meerder rijckdom en macht, behouden, en verbreydt, daer toe hem dienende de tweedracht onder de Chriftenen j waer door hy Myfiam, Lycaoniam, Phrygiam, en Cariam getemt, Nicæam ingenomen , en zijn Rijck tot aen den Helleipontum toe verbrcyt heeft. Toen ter tijd twiftten de Palæologi met de Can-tacuzeno,- dies liethy fich voorïlaen, datfoo liyfich defen Cantacuzeno gunftighbetoonde, dat hynoch in’t Chriftenrijckfbude ontboden worden, gelijck niet lang daer nae gebeurde. Hy is dan over gefcheept, en heeft zijne naeko-melingen den wegh gebaentom Europa te plagen. In het eynde fijns levens ongeluckighmet de Tartaren vechtende, is hy omgekomen, nae dat hy een-en-dertigh jaren geregeert hadde. Nae hem is fijn fone Amurathes gevolght5 dele was een /onderling konftenaer van veynfen, in kloeckheydt van gemoedt, lijdtlaemheydt in arbeydt, in goede krijghs-difcipline, niet minder als fijn voorlaten ; want hy de twiften, gelijck verhaelt is, onder de Griecken met veynlèn gevoed heeft ,• welcke als fy nu door de oorloge vermoeyt en uytgeput waren, is hy in de gehuurde lchepen der Genouelèn uyt Afien over den Helielpontus in Thracien gevaren. In het jaer 1363 heeft hy Gallipolis, in de Cherlónelus gelegen, gewonnen, waer mede hy een groot deel van Thracien gekregen heeft ; daer nae overw'on hy Myfien, de Bellos, en Triballos. Eyndelijck , als hy Hadrianopolis ingenomen hadde, en fich meende meefter te maecken van Servia en Bulgaria, is hy van een onderdaen van Lazarus, Heer of Delpota van Servia, (die hy van te voren in eenen ftrijdt gevangen hadde) met een poingaert doorfteken. Hy liet twee lonen nae , te weten, Solyman en Bajazeth : dele, fijnen broeder gedoodt hebbende, is aen het Rijck gekomen, en heeft terllondt gelocht geheel Thracien onder hem te brengen. Hy was een man van fcherpen vcrftande, begeerigh naer grooten ftaet, vaerdigh om iets te beginnen, en vlytigh in zijne adminiftratie, onvermoeyt in denarbeyt, ver-fiende om fijnen llagh waer te nemen, en llandtvaftigh om fijne laeckenuyt te voeren. Als hy gantlch Thracien in zijn ge-welt hadde, wierp hy llracks zijn ooge op Con-ftantinopolen, doch vondtgoedt, eerft Thef-falien, Macédonien , Phocis , en Atticas te overweldigen : het overige van de Myfiers (die hedensdaeghs Servii genoemt worden ) en : van de Illyriers (nu Bosniers geheeten ) en van de Triballis (die men nu ter tijdt Bulgaren noemt) heeft hy fich oock meefter gemaeckt, doodende den Prince van Bulgarien. En na dat hy Conftantinopolen acht geheele jaren belegert hadde, ishy op-gebroken, vreefendede aenkomftder Hongaren en Françoylèn, (van de Keylèr derwaerts tot outlet gelonden ) en is haer tot aen Nicopolis in ’t gemoet getrocken , heeft haer aengevallen en overwonnen, alfoo dat het meefte deel van de Franfche Overften |
K Y E N. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n daer doodt bleven of gevangen wierden. Baja-zech, door dele overwinninge moedigh gew'or* den, heeft Conftantinopolen wederom belegert , en twee jaren foo benauwt, dat gt;nbsp;ten ware Tamcrlanes de Groote Cham van Tartarien, met vyer en fwaerdt geheel Afien hadde begonnen te verwoeften, de lieden innemende, en alles tot roof maeckende , het met de belegerde ge-daen hadde geweeft : door dit geruchte ver-baeft , ishy met fijn heyrleger in de palen van Galatien en Bithynien getrocken j alwaerftren-gelijcktotheellaetin der nacht gevochten wier-de , en Bajazeth de nederlage kreegh , en gevangen bleef ; men dede hem goude boeyen aen fijn beenen, en wierd alfoo ineen yfer kouwe door gantfeh Afien, ontrent drie jaren lang, gevoert; daer nae, verftaende dat hy in Tartaryen fonde gebracht worden, heeft hy fijn hooft tegen de yfere kouwe aen ftucken geftooten, en is foo geftorven. Hy heeft geregeert dertien jaren en fes maenden,naelatende vier lonen , Cala-pinus, Moyfes, Mahomet, enMuftapha. Caiapinus is fchielijck geftorven; zijn Ibne Orchanus wierd van fijn oom Moyfes om-ge-bracht ; die daer nae van fijn broeder Mahomet oock gedoodt is. Defe Mahomet heeft de gant-Iche Walachie en Macédonien ingenomen , de Turcklche ftandaerden tot aen delonilche zee geplant.Hy nam fijn refidentie te Hadrianopolis; en , nae dat hy feventien jaren geregeert hadde, is hyin’t jaer 14x2 geftorven. Daer na heeft Amurathes de tweede het Rijk AmuTA-quot; verkregen ; defe, door hulpe der Genouefen, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. in Thracien over-gelcheept, heeft fijnen oom Muftapha, die van de Griecken meelt bemint was , overwonnen ; Theftalonica , die leer oude, machtige , groote, genoeghlijcke, en wel-gelegene ftadt, toen ter tijdtonder de Ve-nctianen ftaende , gedeftrueert; Cyprus, E-pirus, en Ætolia fich oock onderdanigh gemaeckt. En merekende dat de vriendtlchap van Georgius, Prince van Servia, hem dienftigh foude zijn, om fijne heerlchappye te vellen, en der Chriftenen liant te fwacken, heeft hy de felve op allerhande wij fen gelocht, en fijn dochter getrouwt. Op dele vriendtlchap dan en zijne krachten betrouwende , heeft hy Belgradum belegert, daer leven duyfent Tureken voor gebleven zijn. Door dele viólorie hebben de Chriftenen eenen moet gekregen, en den Turek het hooft geboden. Vladillaus,Koning van Polen en Hungaren, hadde loannes Hunniades om fijne kloecke daden Vaiygt;oda j dat is , Vorft van Tran-filvanien gemaeckt. Defe is in Servia gevallen, en heeft de Tureken daer uyt gefiagen, en noch daer nae, aille in Tranfilvanien geruckt waren, vele verflagen. Naederhandtheefthy in Bulgarien les-mael op eenen dagh den Tu'rcK llagh gelevert, en t’elckens de viólorie behouden , vier duylènt Tureken, en dertien Capi-teynenderlanitferen gevangen. Amurathes,by-nae uytfinnigh door lbo veel verlies, en vergrämt om dat Vladiftaus het beftandt, met hem gemaeckt, niet hielde, heeft al fijn krijghs-volck byeen vergadert. Toen ter tijdt was het L nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leger |
Mahomtt de IL leger der Chriftenen by het Varnenfer meyr. De Turck heeft de fpions omgekoft, en de Ge-nouefen looooo ducaten gegeven , datfehem , beneden Gallipoli, uyt Afien met’er haeft in Europa lieten komen. Vanbeyde fijden heeft men drie heele dagen achter malkanderen gevochten, en Amurathes den ftrijdt behouden , die met recht de Chriftenen van hare ontrou-wigheydt befchuldighde. De Koning Vladis-laus is hier gebleven ; Hunniades ter nauwer noodt ontkomen : de Cardinael lulianus, die, fbo men fèydt, geraden hadde den treh^es te breken , van fijnpaertgevallen , en ineen bofth geftorven. Hier mede is’t hert van Amurath verheven , die den muur, op den Corinthifchen Ifthmus gemaeckt, dede af-werpen : en is daer-nae geftorven in Prufia, een ftadt van Bithynien, daer in die tijdt de Turckfthe Keyfers hacr hof hielden. Hem isgevolght Mahomet de tweede. Dele heeft, door den moordt fijns broeders, zijn Rijck beveftight, en Conftantinopolen in het jaeri4y3, den dertighften Mey, vechtender-liandt ingenomen. Twee jaren daer nae is hy voor Belgrado gekomen , doch veel volcks daer B.ÿitzethei Sdjn-.us. Solyman’ nus. Stljmus II. voor latende, en gewondt, was gedwongen te vertrecken ,- daer nae heeft hy de landen Bulgaria , Dalmatia , Croatia, met Ralciaingenomen. Trapezuntien , en het eylandt Metclino , mitsgaders fommige andere eylanden van den Ar-chipelagus, hebben haer oock moeten overgeven.Eubœa heeft hy mede gewonnen,inetTheo-dofia, een ftadt der Genouefen, nu ter tijdt Capha geheeten. Bajazethesde tweede, heeft met de Venetia-nen geoorloght, en haer Naupadten , Methonen , en Dyrrachieu' afgenomen, en geheel Dalmatien verwoeft, en is ten laetften van fe-nijn geftorven. Sijn Ibne Selymus heeft fich meefter van het Rijck gemaeckt ; en nae dat hy de ftereke ftadt Alcairo in Ægypten gewonnen hadde, en den Soldaen gedoodt, heeft hy voorts Alexandrien, en’t geheele Ægypten onder fijn gebiedt gebracht , en Damafcusingenomen. Solymannus, de eenige ßnc van Selymus, is in fijns vaders plaetfe gekomen. Hy heeft Belgrad, een fterekte , niet alleen van Hungaryen, maer oock van heel Chriftenrijck, gewonnen. Het eylandt Rhodus, met Gran , Buda ofte Offen, en meer andere fteden verovert. Weenen in Ooften-rijck heeft hyvergeefs belegert, en is eyndtlijck, in’t 47 jaer fijns Rijeks, by Zigeth geftorven. Hem is gevolght Selymus de tweede. Dcfè heeft acht jaren beftandt met den Keyfer Maxi-miliaen de tweede gemaeckt, en den Venctianen het eylant Cyprus af-genomen ; hy heeft oock Tunis en Goletta verovert, en is in ’t jaer 1575 geftorven. Na hem is Amurathes de derde gevolght ; en na delen Mahomet de derde : defe heeft fijne regeeringe begonnen met de moordt fijner broederen , die achtien in ’t getal waren. Nae defen heeft Achmetes geregeert, daer jimurathes IIL ^ckmttes. |
nae Muftapha broeder van Achmetes ; en onlangs Osmannus, die om-gebracht is, omdat by tegen de Polen ongeluckigh gevochten had-de» Nae defenis Mudapha voorfchreven wederom Keyfer geworden , en nae hem Amura-thes de vierde, broeder van de voornoemde Os-mannus. De Turck heeft in alle fijne heerlijckheden vier rijcke en machtige fteden , te weten, Con-ftantinopolen , Alcairo, Aleppo , en Tauris. Van Conftantinopolen, eertijdts Bizantium, is elders gefproken. Aleppo is de grootfte ftadt van Syrien, een vermaerdekoopltadt, jae als een middel-pund, daer alle waren van Afien gebracht worden. Taurifium oft Tauris, was eertijdts de grootfie ftadt van ’t Rijck van Perfien , alwaerfe by onfen tijdt afgeftheurt is. Alcairo of Cairo is de hooftftadt van alle de fteden van Africa. DeTurcken maecken groote Mofqueenofte c Kercken, trefFeli jcke Cavafteryen ofte Gafthuy-* fen , badt-ftoven, water-ley dingen, bruggen, en andere gemeene koftelijcke en heerlijckc wercken. Onder welcke dekercke van S. Sophia, binnen Conftantinopolen , is wel het fchoonfte gebouw dat men met oogen befchouwen magh. Defe is noch in wefen , ais Bellonius getuyght, en overtreft verre het gebouw van het Pantheon te Romen. Kortheydt halven gae ick voorby het Koninglijcke Turckiche paleys, en veel oude en gedenckwaerdige gebouwen. De Ottomannifche regeeringe is gantlch ty-rannifth , want de Turckfche Keyfèrfoo abfo-luyt regeert, dat fijne onderdanen haer niet anders als fijne ftaven dorven noemen ; ja dat meer is, niemandt is daer een Heer van fich felfs,noch van fijnhuys dathy bewoont, oft van’t landt dat hy bouwt en havent; behalven eenige wey-nighfamilien binnen Conftantinopolen, welcke fulcks door fonde.rlinge privilegie van Mahumet de tweede vergunt is. De Religie, oft, om beter te leggen, de fiiper-ftitie der Turcken, is van Mahomet verdicht in het j aer onfes Heeren ó x 2, ten tijde van Keyler Fïeraclius. Dele Mahomet, lbo men feydt, is te Cyrenen geboren,'van een waerlègger,en Ifmae-litifche vrouw. Hy was argh en loos, fterck van lichaem, wreet van gelicht , vreefelijck van ftemme, en ftout om alles te onderftaen. Hy heeft fijns meefters vrouwe, dievijftighjaren oudt was, gètrouwtom harenrijckdom, met welcke hy te beter fijn leere tegen het oudt en nieuw Teftament heeft können voortplanten. Sijn mede-hulper was Sergius, een monick, die om de ketterye van Neftorius uyt Conftantinopolen verjaeght, en in Arabien gevlucht was. Soo heeft hy dan een nieuwe ketterye gemaeckt uyt de loodfche wet, en het gevoelen van Neftorius, welcke die van Arabien, en de nabuurige landen aenvaert hebben. En om dathy de vallende fieckte Ibude bedecken, die hy door on-matigh eten en drincken gekregen hadde, feyde hydat de Engel Gabriel met hem /prack. Ely hadde een duyve gewent uyt fijnoore te eten, en feyde, dat dit de H. Geeft was, die hem alles |
N.
IX
openbâcrde. Hy fchreef eeti boeck van fijn nieuwe wet, en bondt een papierken aen de duy-ve, daer in gefchreven ftont : Die den flier het jock aen doet, fal Koning wefen. Hydeedden Alcoran tuflchen de hoornen van een flier binden. Als def'e fchielijck met Vreefe van vele, voor den dagh quam, liep hy terflont na Mahu-met, gelijck hy te voren geleert en gewent was. Mahumet ontfing de wet, als uyt den hemel ge-Ibnden. Sergius het papierken openende, las het in ’t openbaer, en braght het jock, welck Mahumet den flier aendeed , en wierdt terflont Koning gemaeckt, en Sergius een Propheet ver-klaert. Defe wet leert, dat ’er een onlichame-lijck Godt is; dat Chriflus geen Godt, maer een groot Propheet is, doch Mahumet grooter, en van Godt felfs gefunden. Datfe in ’t Paradijs füllen komen , die hem geloovcn, welck na eeni-ge duyfent jaren geopent fal worden j daer vier rivieren vloeyen van melck, wijn , honig, en water : daer oock paleyfen en huyfen van gout en paerlen zijn , foet vleefch van vogelen , en aller-îey fruyten, diefe al liggende onder de fchaduwe van de boomen füllen eten. Hy laet de mannen toe vier wettige vrouwen te hebben , en fôo vele concubinen aide können onderhouden. Hy feyt dat de Son en de Maen op paerden rijden, en dat de Son fich’s avonds in warm water wall, en I ’s morgens vroegh op flaet : dat de Herren in de locht aen gouden ketenen hangen : dat de men-fchen van een Echel of bloedtfuyger komen , en diergelijcke raferyen meer. Het is te verwonderen en te beklagen, dat foo vele menfehen fulc-ke plompe en fpottelijcke fotternyen gelooven. Want bynae geheel Afien , het meefle deel van Africa, en een groot deel van Europa , flaet on*-der’tRijck der Tureken, en heeft de wet van Mahumet aenvaert. laehet lantvan degroote Cham ,oft Tartarien, de Perfianen, en fommi-^ ge volckeren van Indien gelooven meefl defè droomen. Defèlve Tureken eeren en voeden katten, honden , viffen, en vogelen, en meenen datfe hier mede Gode dienfl doen : foo dat men te Conflantinopolen op gefette uren , de voor-Ichreven beeflen fpijfe fiet voorfetten , te weten, gekoockte rijs, en gebraden vleefch , datfe daer toe in de halle gekoft hebben, datfe oock aen lange flocken plachten te doen , en de felve beeilen toe te reycken. Somtijdts koopenfc oock vogelen, en laten de felve door medelijden en barmhertigheydt vry wegh vliegen. Sy achten ’t voor groote fonde het papier wegh te werpen , oft daer op te treden 5 foo fyeen fluckop de aerde fien leggen, dat nemenfe met eerbiedinge op, en placken’t tegen de wandt, offleeken’t daer tuflchen. Augerius Busbequius verhaelt, in den brief dien hy van fijn legaetfchap gefchreven heeft, dat de lanitzers, die hy tot ley ts-mannen naer Conflantinopolen had , op feke-ren tijdtgrootelijeks klaeghden, omdat fijne dienaren het papier tot vuyle faken befighden. De oorfake van defè eerbiedinge aen ’t papier is, om dat de wet van Mahumet daer in gefchreven ftaet. Sy feggen , datfe over eenen langen gloe-yenden rooiler moeten gaen , cerfè in’t paradijs können geraken, en dat dan defe opgeraepte papierkens onder de planten van haer voeten füllen komen fpringen , om datfe te minder verbrandt fbuden worden. |
Nae dat Mahumet zijn wet gemaeckt , en heel Arabien verwonnen hadde, is hy ten laet-flert met fenijn omgebracht, oudt 40 jaren , andere feggen 60 jaren. Sijngraf is, gelijck Var-tomanus fchrijft, te Medina , een fladt van Arabia Petrea , en wordt van de Saracenen en Ma-hümetiflen met groote eerbiedigheydt dick-maels befocht. Hy verhaelt oock, dat toen hy te Medina was, feecker Kapiteyn vier duyfent faraphen, welck een foorte van geldt is, aen den priefler geboden heeft, om het lichaem van Nabi , dat is den propheet, te mogen fien j wien de Mahumitifche priefler antwoorde; Suit ghy met uwe oogen , die foo dickmaels gefondight hebben , derven aenfehouwen den genen , om wiens wille Godt almachtigh hemel en aerde gefchapen heeft ? De Kapiteyn feyde wederom : lek bekenne dat ghy de waerheyt fpreeckt, maer laet my toedatick Nabimagh fien, enick fal ter-flondt daer nae , ter liefde van hem, mijne oogen uytkrabben. De gaflhuyfen van de Tureken , feyt de voor- Gaßhuy fchreve Busbequius , zijn gerieflijek en be-f*** quaem, wel gebouwt, en in verfcheyde kame-ren gedeelt. Uyt defe wordt niemandt gefloten, oft hy Chriflen oft loods is , rijck oft arm. Plier logeeren oock de Singiacci,als fÿ op de reyfè fijn. Haer manier is, datft een yder die daer wil komen, denkofl geven. Als’t etens tijdt is ,komt een van de dienaers met een houten fchijve, bynae foo groot als een tafel; in’tmidden van de felve is een fchotel vol gekoockte gerfl, met een fluck vleefch ; rondtom de fchotel leggen fbm-mige brooden, en fbmwijl wat honighs. Is het dat’er iemant van qualiteytis, die fulckswey-gert, en feght dat fy fel ver kofl heeft, foo bidden fy dat men haer armoede niet foude verfraa-den, dat den Baffen oock ’t felve gegeven wordt, en de manière van de plaetfe fulcks mede brengt. Defen bry houdt Galenus voor gefbndt ; daer-en-boven heeft hy eenen liefelijeken fmaeck De reyfende man magh drie dagen lang in defe gaflhuyfen blijven, en eten ; maer men vindtfe over al niet : de Tureken noemenfe Imaret. De gemeene herbergen heetenfè Cara'ïgt;an far ai, jJerhergent die daer veel gebruyckt worden. Het zijn groote gebouwen, wat langer als breedt ; in’t midden van de felve is een plaetfe daer men de kemels, , muylen, karren , en bagagie fet ; rondtom defe plaetfe is een muur, ontrent drie voeten hoogh, dicht aenden wandt, daer’tgantfche gebouw mede befloten wordt. Defe muur is boven vlack en effen , en tuflchen de drie en vier voeten breedt. Hier flapenfe , etenfè , en koockenfê, alleen door den voorfchreven muur vandekee-mels, paerden, en andere beeflen afgefcheyden, gt;nbsp;die onder aen den muur vafl gemaeckt zijn , en met het hooft over den felven kijeken, en by hare heeren flaen als fy haer warmen oft eten, fomtijdts een fluck broodts,een appel, oft dier^ gelijeke genietende. Wy |
Wy hebben oockin Servia, feydc Busbe^^^^^’ gefien de manière van de dooden te begt^i'^^^’ Het doode lichaem ftondt in de kerck liet aenficht ongedecktj daer nevens was broodt, vleeïch, en een kanne wijn geftelt : de huys-vrouwe en dochter ftonden daer by met haer befte kleederen verciert. Des dochters hoedt was van pauwen pluymen : de laetfte gifte daer de vrouwe haren dooden man mede vereerde, was een purpuren hoedt, gelijck de houwbare dochters in dat landt dragen. Hier nae hebben wy het droevighbeklagh en lijck-fang gehoort,daer mede fy den dooden vraeghden, wat goedt en trooft hem gebroken hadde , en waer mede fy aen hem verdienden, dat hylè alleen en bedruckt liet : en diergelijeke meer. De Prieftevs waren van de Griecklche religie. |
Het Eylandt
C Y P R V s. /
Yprus , gelegen in ger, Sabellicus, Volaterranusgt; en allerbeft laden inham Ifticus, cobus Zieglerus. tuITchen Cilicien en Middellandfche zee i daer eertijdts, foo de oude hiftorien getuy-gen, feven Koning-rijcken in ^aren. De lucht is hier foet, cn het landt vruchtbaer. By de Griechen wierd het eertijdts Maria, dat is geluckig, genoemt. Het heet Cyprus van de menighte des kopers, dat de Grieckfche lioemen, en hier, foo men meent, eerft gevonden is. Hier waft veel riet daer men fuyc-ker van maecktjoock wijn, foo goede als mak vefey. Daer worden veel kamelotten van gey-tenhairgemaecktjdiebeneffens andere waren, als honigh , olie, foüt, limoenen , citroenen, dadels , óCc. in verfcheyde landen gefonden worden , met groot profijt der inwoonderen. Defe eylanders zijn heel welluftigh , welcke de oorfaeck is, dat het van de Poëten de Go-dinne Venus toegeeygent is , diefe Cypria en Cypriden heeten. Het begrijpt in fijn omloop omtrent hon-dert en vijftigh mijlen. De lengte, tuftchen Capo S. Andrea, en Capo S. Epiphanio , is 40 mijlen j de grootfte breedte 15 mijlen. In ’t noorden ftreckt het naer Cilicien, in het ooften is de Syrifche zee, in ’t weften de Pamphilifche , in’t züyden de Ægyptifehe. Diodorus Siculus fchrijft infijn 16 boeck, dat in dit eylandt negen fchoone fteden ge-weeft zijn, waervan elck fijnen Koning had-de,die nochtans alle onder den Koning vanPer-fien ftonden. Ammianus Marcellinus fchrijft van haer vruchtbaerheydt aldus : Cyprus is foo vruchtbaer van alles, dat het geen uyt-landtfche hulpe behoeft, en kan een laft-dra-gend fçhip van onder tot boven optimmeren, en met feylen en alle noodige gereetfehap voorfien,en vol koftelijeke goederen geladen, in zee ftieren. Sextus Rufus feyd van het fel-ve aldus : Cyprus, vermaert door haer rijek-dommen, heeft de armoede van Romen be-weeght, om haer meefter daer van te maec-ken; foo dat wy dit eylandt meer door gierig-heydt, als door recht hebben verkregen. De oude Werelt-befchrijvers Strabo , Mela , en andere, hebben dit eylandt oock geprefen; en van de naevolgende, Benediëtus Bordonius, Vadianus, Paus Pius de ii, Dominicus Ni- |
Het is certijdts in vieren gedeelt, te weten, Salamina, Paphia, Amathufa , en Lapithia. Salamina wierd foo genoemt na de ftadt Sa-lamine , hier van Teucer gebout, als hy van fijn vader Telamon uyt het eylandt Salamine, tegen over Attica gelegen, gebannen Was. Den naem Amathufa heeftfe van de ftadt A-mathuntus, Venus toegeeygent, daer Ado-quot;''*' nis eertijts geviert is. Van defe feydt Virgilius in fijn tiende boeck : Eß Amathus, eß celßi mihi Paphos, at^pae Cjthera. En Ovidius : Pißcofamque Çnidon, gravidaynque oAme^ thunta metallis. Hier van zijn die van Cypers genoemt. Paphia heetfe na de ftadt Paphus, en Laparhia nae de ftadt Lapathos, die een ha-ven en timmerwerf heeft, daer Plinius van ** ’’ vermaent in ’t 3 i cap. van fijn vijfde boeck* Hier is de vermaerde bergh Olympus, diefe oiymput, Trohodon noemen, met allerhande boomen befet, en vol kloofters, in welcke Grieckfche monnicken woonen , Qalojert genoemt. De rivieren Lycus en Pediæus, ,oft Lapi-thus, komen uyt de bergh Olympus, waer van den eerften naer ’t zuyden , en den anderen naer het noorden loopt. Eer de Romeynen dit eylandt bemach- oudere-tighden, wierdt het van Köningen geregeert, waer van de laetfte, Ptolemæus genaemt, hoorende dat de Romeynen gereetfehap maeckten om Cyprus in te nemen , hem fel-ven vergeven heeft. Voorts heeft Porcius Cato de rijekdommen van Cyprus te Roomen gebracht. Nae de deelingevan ’t Roomfche Rijckis’t onder de Grieckfche Keyfers ge-weeft. In ’t jacr 1181, als Richardus, Koning van Engelandtjfijn foldaten naerlerufalem regens de Saracenen voerde , en door ftorm aeil dit eylandt gedreven wierd , wilden hem de inwoonders niet laten landen , dacrom heeft hy ’t felve met gewelt ingenomen , en aen een Fransman,Guido genaemt,gegeven.Van dien tijdt heeft het onder Köningen geftaen, tot dat het in de macht der Genuefen quam , die het befeten hebben Van’t jaer 1473, tot 1570,Wanneer de Turekfehe Keyfer Selymus ’t felve gewonnen heeft. Eertijdts waren hier fchoone fteden, als stede»'^ Paphos, nu Bafo genoemt, daer de inwoonderen leggen dat Venus eerft uyt de zee ge- M nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fproten |
-^^LlLia.t’icL Italtcd
Q
4ififara
O
I^à/aai
C. êleni \
C. Carnujc/jifti
—--.QeMne^
iS. Zacarta fi
, CDe^h'tJterra
v nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Chiant a
O ^dn^onr
O ''^ZSzz/’z?
'iijaiidp
Capo Ptoitco
Itnu
SanaJiJi.
•^ochtrottt
O
,Sïtit/Ïk'
Canacarta j^tùnep
•ÄP
S.Tütv
vnpoitp
S. TLirt/t
Ir^itnta.
Hiorijo
« 4lt; O
fi 'Irai'.
s. Pitnttrt
•4por,t/lo
fi
- iroj^t-o
Cttocor
'^oh-plasi
O
O ^icba
.^iorSO
• 'iYicltita
Cnirafa fi »/ÜirtJa
CeusauH
a,.5a
Sciulura
S.Pac a ^M.asnta
Ipso
O
s ' P Pù^razi
G-aLtu '^tûcoiila.
O
Zorxt
® ïuiejra ^dSoioïp^
zp^i’*** 'TS^ria
Catnara
.ij^o 0'”^
Stodart
\Âti^i Q jio^S
^ParJäiQ
S^^arufO.
Siaa^ora.
Livi
fi
'Piejio
Staurimac
^.Jiaràto .'prioùtdi^
f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O
O*'^E*Zj, t/daria ‘ O
Q Patamei ^chaci
O Caruisi
O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O (
^ilondo J
'Paliponi
CajrJor
O Cbimi
fi
Cabia.
^^l/'auda fi patana
Sonacha
“ ^duaia iùts
Mot^t Catn
Kicosia,iJÄÄ
ama^UÄta,
-Aiaima
era O Sosomano
MUia
lasltta
Hali
Q '4?uMtto nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t
Q i, aloyau ta
'Pt^atamiA O
Cacop^^^
J ’ 9
•dr^ùu
leno
Colore •^op/ien.
Q Capura
^iass2 ^tenara
O
CanantA
O Strrmata.
CPi^o
•^44ovaatJ!^
S.Jiartftû
P.Pbiio Q
Ôro^p
Laiatto
fi
^crt
lertnùîi
Cohtü
O
Litro^onai
lt;i Diiùhp
.^isho
O
Cato4i
fi Dimitid
CopM
SsJiarina
Calaj^ato
X^t^alalio
^Peni^no
fproten is. Salamis, die in een luftigen inham op de ooftzijde lagh, daer men naer Syrien overfcheepte.Naderhandc ifte Conftantia ge-noemt, daer Epiphanias Biflchop geweeft is. Amathus en Ceraunia, nu Cerines en Lape-thus geheeten.Nu ter tijdt zijn de voornaem-Nicofta. fte, Nicofia, in het midden van’t eylandt ge-legen, en Famagufta , alwaer het Koninglijc-Â ke hof is, en ’t recht van een Biflchoplijcken ftoel, en een bequamc haven tot den koophandel. Sy is van natuere en door naerftig-heydt der Venetianen foo fterck gemaeckt, datfedicn machtigen vyandt lange heeft können wederftacn. Nochtans heeftfe Selymus, als oock Nicofia, met het geheel eylant ingenomen, alshy den folemnelen eedt, nae de doot van fijn vader Solimannus, gebroken hadde , alleen door begeerte van te heer-fchen. Want als Nicofia in’tjaer 1570 den 2.6 Augufti ingenomen vas, heeft de Veldt-overfte Muftara den 19 September van ’t fel-- ve jaer Famagufta belegert : en om dat de Venetianen het niet te hulp fouden komen,heeft
Selymus een vloot van 3oofchepen toegc-ruft om op de Veneetfe Golf te rooven. De Venetianen hebben daer drie kloeckeen vêr-ftandige mannen tot Overften geftelt, om de ftadt te befchermen, Marcus Antonius Bra-gadinus, Aftor Ballionius,en Ludovicus Mar-tinengus. Defe hebben de ftadt over de elf maenden bewaert, daer nac , fiende dat ’er geen ontfet quam , en geen amonitie meer hebbende om de ftadt te befchermen , zijnfe met Muftafa geaccordeert, datfe behoudens lijf en goet met hare foldaten fouden uyttrec-ken,den tveeden Augufti 1571. Na de vrede heeft Muftafa, tegen ïijn belofte, defe Overften met 5 o van de oudfte foldaten doen ne-derhouwen, als fy in fijn tente de fleutelen der ftadt brachten. Bragadinus heeft hy deneufe en ooren doen affnijden, en als hy in de ftadt gekomen was, levende ’t vel aftrecken, ’tfel-ve aen een fpietfe hangen, en voor een vaen-del gebruyckenlatenj en Laurentius Tepolus, dien hy te Alexandrien Conful gekent hadde, doen hangen.
Cïenfèn.
l.ucht en fyneht~ haerhe^t.
Eertijdts kleyn
N.
It Afia wordt, tot ondcr-fcheyt van groot Afia, kleyn Afiageheeten. Want tocn de Romeyncn dit lantit tot een Provincie maeckten , hebben iy’t alfoo genoemt na het vafte landt Afia. De Turcken noemen het he-densdaeghs Natolia oft Ana-tolia^ ’twelck beteekenteen plaetfe naer’t ooften gelegen J nae hét Griccxlche
woort Anatolia, (als Bellonius in fijn Reys-boecken ge-îeerdelijck geobferveert heeft, ) hetwelck ooften beduyt. De nieuwe Schrijvers noemen ’t oock fomwijlen groot Turckycn. Marius Niger fchrijft, dat het, vail de Europi-fehe, nieuw Turckyen , en van de Barbarifche genoemt wordt i tc weten, dat deel, dat naer het noorden Bi-thynia , Galatia en Cappadocia begrijpt j doch het zuy-deiftegewcft, daer Lycia, Cilicia en Pamphylia in is,wordt, na fijn feggen, Cattomanidia genoemt.
De palen van Natoliën zijn , in ’t ooften de riviere Euphrates 5 in ’t zuyden de Middellandtfche zeej in het we-ften ftieckt het aen den Archipelagus van Grieckénlandtj en in’t noorden wordt het van de Swarte-zee ofte Mar ma-giore befpoelt. Soo begrijpt het dan datgeheele halve ey-lant, ofte Cherfonejus, weick tuflehen Pontus Euxinus, of de Swarte-zee, en dé Cilifehe, en de Pamphylifehe zee,uyt-geftreckt leyt. De breette defes lants, na Plinius fchrijvcn , is omtrent zooooo treden , van iffico finit af, die nu Golfo de Lajazzo genoemt wordt, en de Amantcùpartis, tot aèn Trapezuntien toe, in den mont van Pontus Euxinus gelegen; waer in hy met Herodotus over-een ftemt, die fchrijft, dat de Ifthmus van kleyn Aften (foo noemt men het lant,dat tuftichen twee zee’n leght) vijf dagh reyfens breet is.
In getempertheyt van lucht, en vruchtbaerheyt des aert-rijeks, wijekt Natolia geen landen ; het weick oock Cicero, met defewoordengetuyght: Weet, ghy Roomfcheburgers, dat het inkonien van andere Provinciën foodanigh is, darmennauwelijeks defelvedaer mede befchermenkan, maer Afia is foo vet en vruchtbaer, foo overvloedigh aen koorn, allerhande vruchten en weyden, dat het lichtelijck alle andere landen te boven gaet. Hier uyt kan menge-noegh fpeuren, w'at een wel gezegent landt dit eertijdts ge-wceft is, daer de velden koorn-rijck, de weyden vet waren , cn de rivieren gout voort-brachten; in ’t kort, al war’s men-fchen herte wenfehen konde, was daer in overvloet te krijgen. Hier zijn vruchtbare wijnftocken en olijf-boomen. Nergens terwerelt is een landt meer met aertbevingen ge-quelt, oft daer meer fteden vergaen zijn : in de tijden van den Keyfer Tiberius, zijn ’er twaelf op cene nacht ingevallen, als Plinius in fijn tweede boeck Verhaelt.
In dit Afia zijn eertijdts groote en treflijeke Rijcken ge-weeft, te weten de Trojanen, des Konings Crœfi, Mithri-datis, Antiochi, de Paphlagoniers, Galateren, Cappado-ciers,en meerandere.
Cyrus, Koning van Perfien, hééft dit landt eerft ihge-nomen en geregeert ; daer na de Maccdoniers ; na de doodt van Alexander de Groote hebben het fijne Veldt-overftcn, gelijck oock Syrien, Ægypten , cn Babylonien onder malkander verdeelt ; namacls is het van de Romeyneh gcplon-dert; en eyndelijck feer jammerlijeken van de Turcken foo verwoeft en bedurven, dat daer hedensdaeghs niet ge-denekwaerdighs overigh is , maer t’eenemael geraeckt onder de ellendige tyrannye en flavernye des Turekfehen Keyfers j want alle heerlijekheyt, edeldom , en geflachten zijn onder een gemengt, daer en geit geen afkomftc meer,
C.XA4.
maer zijn de inwoonders anders niet dan flayen des Türck-fchen Keyfers, die daer in verfcheyden Provinciën cn Rijcken fijne Beglerbèys en Sangiacken houd.
In Natolia zijn defe nabeichrevene landtfehappen; Pon- Deeün^e. tus, Bithynia, het eygen Afia, Lydia, Galatia, Pamphylia, Cappadocia, Cilicia, en Groot-Armenien.
Pontus en Bithynia waren eertijdts met de tuifchen-loo- Tonttts en pende riviere van een gefcheyden, doch zijn naemaels rot eenlandtfehapgebracht, darmen nu ter rijdt Burfia ofte Becfangil noemt Dit was eertijdts ’t Rijck van Mithridates i de voornaemfte fteden van ’t felve lant waren, Chalcedon , Nicomedia, Ccrafus, Prufa, aen den bergh Olympus gelegen, daer de Turekfehe Keyfer, eer hy Conftantinope-ien won, fijn hof placht te houden, Nicæa enHeraclea Ponti.
Het eygen Afia, nu Sabrum ofté Sarcum genoemt, wordt -^4 fro-^ in ’t ooften met Galatia, in ’t noorden mét Ponto en Bithy- F™’ nia bepaelt, dé andere deelen worden van de zee befpoelt : het begrijpt Phrvgia , Lydia, bcyde de Myfien, Caria, Æolis, Jonias, ent)oris. Phrygia is tweederhande, groot cn kleyn. Groot Phrygia ftrcckt naer ’t ooften, in ’t lelve zijn wcynigh fteden , maer veel dorpen; deftadt Mida-jum leydt by ’t water Sangario , na den Koning Midas alfoo genoemt, wiens rcfidentie het was ; daer is oock Apamxa, de grootfte ftadt van Phrygien, niet verre van de Mæander gelegen ; de fteden Docymæum, Synadar én Peflinus. In kleyn Phrygia ofte Troas, zijn Ilium en Troja geweeft, vermaert door de gedichten van Homerus en Virgilius, oock Pergamus, welcke eerft een kafteel was, cn van Koning Attains tot een groote ftadt gcmaeckt is,het vaderlandc van Apollodorus Rhetor en Galenus. Bellonius fegt,dat van Troja noch eenigeoverblijffelenzijn, tc weten, fommigc begraefFéniflTcn van marmor, fondamenten van muuren, en toorens, eenige ftucken van pilaren, en poorten. In dé felve ftreke leght ’t voorgeberghte Sygæum, met de ftadt, daer de Griccken haet leger-plaetfe hadden, alwaer oock het graf van Achilles is.
In Lydia, vvelckc Provincie oock Matonia genoemt wort, Lydia ofi leght de ftadt Sardis, de koninglijeke hof-houdinge van Maonia, Creefus. Myfia leyt aen den Hellefpontus, by Troas, aldaer lagh de ftadt Lampfacus, een Colonie der Pariorum, en Abydus een volck-plantinge der Melefiorum. Caria is tuf-fchen Jonia en Lydia gelegen, dé hooftftadt daer van was eertijdts Miletus, welcke fommige feggén dat nu Malaxo is, doch vergiflen haer, want Malaxo der ouden Mylafla is, welcke van Plinius, in’t derde boeck in’t xpcapittel, een vrye ftadt genoemt wordt. Op heden leght daer noch Ma-gnefia, by de riviere Maiandrus. Langs den oever by het ey-1'andt Chio, was Jonia, daer ’eertijdts de vermaerde ftadt van Ephefien geweeft is. Tuflehen dit landt cn Lesbo lagh Æolis, Welckers zee-fteden warenMyrina,Cuma nu ter rijdt Caftro, én Phoeæa nu Foglia vecchia genoemt. De provins cie Doris is aen de Carparthifche zee in den Cherfonefus gelegen, de hooftftadt daer van was Halicarnafl'us, het va-derlant van de vermaerde Hiftory-ichrijVers Herodotus en Dionyfius; en de koninglijeke refidentieMaufoli.
Galatia, oft Gallo-Græcia heeft den naem van de Gallis, Galati/t, die met de Griecken vermengt zijnde, eertijdts de plaetfen bewoont hebben, die aen Pontus Euxinus, tuffchen Pontus en Cappadocia leggen. De fteden waren Ancyra, nu ter tijdt Anguri geheeten, vermaert door het camelot, dat van ’t geyten hair aldaer geweven wort. Synope, het vader-landt van Mithridates, Amifus, nu Simifo genoemt. In dit lantfehap is oock Paphlagonia, hedensdaeghs Romi geheeten. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Cappadocia, nu Amafia genoemt, ftreckt fleh van Ga- Cappadä-' lacia af tot aen den Antitaurus,- in ’t zuyden is Cilicia, en quot;lt;*•
N nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in’t
'-^•
»
NATO
^in’t noorden Ponrnsïinxiftiis: de lengte dacr van is meer dan4000 treden. Alhier inde veldenThemifcyriis waren certijts de bloeyende Rijcken der Amazoniers, welcke Titianus , als Ifiodorus fchrijft, feer aerdigh en bevalligh Een-borftige genoemt heeft. De lieden defer Provinciën zijn Trapezuntien, Themyfcira, Amafia, het vaderlandt van Strabo, Iconium, en Maza.
Ljeia, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lycia is nacll Caria gelegen ; de voornaemlle lieden zijn,
Patara en T elmelTus.
Tamphyüa. Volght Pamphylia, alleenlijck door de riviere Catara£le van Lycia afgelondert ; in het felve hebben geweell de Heden, Sida, Attalia en Afpendum ; dit lant met Cilicia, wort op heden onder den naem van Carainania begrepen.
Cilicia, De hooftlladt van Cilicia is nu ter tijdt Hama ; van den Ouden Tarfus genoemt, die was ’t vaderlant van den Apo-lle 1 Paulus, een oude woonplaetfe der geleertheyt, by ’t water Cydno gelegen. Strabo prijll de hooge Schole defer lladt. Daer leyt oock de Adena, en, by den bergh Taurus, Heraclæa.
X/«/» A- K.leyn Armenien llrcckt fich tot aen Euphrates, in ’t we-wenien. nbsp;nbsp;nbsp;llcn woit het met Cappadocien bepaelt.
Kivieien. De rivieren van Natolia zijn Iris (nu Cafalmach genoemt ) Halis, Ottomangiuck, Parthenius, Dolap, Sanga-ris, Sangri, defe ontlaflen haer alle in den Pontus Euxinus. In Propontidem vloeyen Afcanius, Rhindacus, Afopus en Granicus. In Hellcfpontum Simois en Scamander, die oock Xanthus genoemt is- In de Archipelagus loopen,Cai-cus, Hermus, Caillrus, Mæander, die, als Prufxus fchrijft, 600 bochten heeft. In de Middellantfche zee begeven haer Calbis, Xanthus, Limyrus, Catarades, en meer andere, zee’n defes lants zijn Pontus Euxinus, ofte de Swarte-zee, de Archipelagus, de Pamphylifchc zee, Propontis, Hellefpontus, Mare Icarium Myrtoum, en die van Rho-dus ; alle defe zijn dit landt feer dicnltigh, foo tot de fchip-vaert, als vilTcherye.
L ï A.
De vcrmaertlle bergen zijn, Horminiiis in Ponto, My-fius die oock Olympius genoemt wort^ de Sinnadifche bergen, van wegen de treft'elijcke Heen-putten vermaert -, Ida, m Phrygia, door den ouden twifl der godinnen, en ’t vonnis van Paris bekentj Tmolusin Lydia, die gout voortbrengt ,• Argæus in Cappadocia; Amanus (nu Monte Negro genoemt) in Cilicia, op den welcken hooge Ceder- en Genever-boomen groeyen, en de bergh Sabina, daer ver-Icheyden medicinale kruyden walTen: hier zijn oock de bergen Dindyma en Chimæra, die vuur fpouwt gelijck Ætna, welckers vlamme (als Plinius fchrijft) grooter wort, als men daer water op giet, en wordt met hoy uytgeblull. Dit is de topof’t hooghlle van den bergh Taurus, alwaer fijne heuvelen beginnen; bovenop defen berghwoonen leeuwen, in ’t midden gcyten, van wegen vette weyden, en aen den voet kruypen de ferpenten : hier van hebben de Poëten een monder-dier gedicht, dat vuur fpouwt,hebbende een hooft en bord als een leeuw, den buyck als een geyte, en den dacrt als een draeck, om ’t welcke te temmen, Bellerophon gefonden was. Daer zijn noch andere bergen, als Antitau-rus, Scordifcus, amp;c. die ick om kortheyts wille na late.
In lonia was eertijts binnen Ephefien de kodclijeke Tem-pel van Diana, toen ter tijdt door de geheele wcrclt vermaert , en onder de feven Wonder-wereken getclt. In defe geweden zijn nu noch feer vele gad-huyfen, die deTurc-ken Carbachara noemen j en men vindt door het gant-fche Turekfehe gebied anders geen herbergen,als defe gad-huyfen. Want de rijeke Turekfehe Landvooghden, willen-de eenigh godtsdiendigh werek doen, terwijlen fy leven, laten fulcke en andere heerlijeke wereken door een yver bouwen; na dien fy meedendcels geen bloetverwanten kennen, dien fy eenigeweldaet mochten betoonen,meenendc datfe hier mede veel goets doen, en gemeenlijck dichten* fe, by defe gad-huyfen, een tempel, rnet een bad.
N vorige tijden was de vcrmaertfte Provincie nan den ßne Cham Gekken-, he^dt. Het is oock het landt van Beloften geheeten, om dat het den Outva-deren. Abraham, Ilaac, en lacob , van Godt belooft was. En nae dat de oude inwoonders hier uyt verdreven,en de Ihaèliten in haer plaetfe ge-ftelt waren, is ’t ludæa genoemt. Ptolemæus en andere noemen nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, naede Paleftijnen , vermaerde volckeren , in de H. Schrift Philiftiim genoemt. De Chriftenen heeten’thet Eleylige Landt. Dit leght in’t midden der weereldt, tuf-lchen de Middellantlche zee en Arabien,van het welcke het met een lange ry bergen over den lordaengelcheyden wordt; en ftreckt van Æ-gypten, nae Herodotus gevoelen, ofte, als andere raeenen, van het meir Sirbonis,tot Phænicien toe. In ’t ooften wort het met Syrien en Arabien bepaelt;in ’t zuyden met'^de woeftijne Pharan en Ægypten;in ’t weften met dé groote oft Middel-landtlche zee, en in ’t noorden met de bergh Li-banus. Lucht, J^rucht- Dit landfchap wort, boven alle andere,lbnder-ling geprelen van wegen de gelbnde en getemperde lochtj alwaer de winter niet te koud, noch de fomer te heet is : en inlbnderheyt van wegen de vruchtbaerheyt des aerdtrijcks, en overvloet van allerhande vruchten , dienende niet alleen tot des menlchen onderhoud,maer oock tot wel-luftj deshalven het van de geeftelijcke en werelt-lijcke Schrijvers hoogelijck gepreïèn wort. Mo-fes heeft den Ifraeliten van het felve geprophe-teert Deut. cap. 8, verf 7,8,9. Het loude te lang vallen te verhalen alle de getuygenilTen van lo-fephus,Plinius,en meer andere,die /y van de lon-derlin-ge vruchtbaerheyt defes lants geven. Die daer af meer begeert te weten , lefe Brocardas, die het ièlfs gehen heeft. Onder die dingen die tot welluftjoft tot de medicine dienen,wort voor Idlianus de apoftaet den loden verlofgaf, den al geprelen de edele ballèm , die dit lant alleen felven wederom op te bouwen , die door eenigh van Godt gegeven was, maer wederom ontnomen is : de koftelijcke fpeceryen, de maftic, en twederley foorten van noten, te weten, amandelen,en piftacien. Uyt de bergen wort yfer en koper gegraven. Het is overvloedigh van foete wateren, en luftige weyden ; het heeft oock vele fchapen en runderen, en melck : daer is oock goede jacht van wilde geyten , hafen , wolven, herten, leeuwen, beeren,en kameelen; patrijfen, quackels, en diergelijckegedierten, en andere (horten van vogelen. |
die , naede Ihaéliten hebben ontrent 450 jaren van Vorften lcheydinge der natiën ofte Rechters geregeert geweeft,tot op den tijdt hy den Babylonlche to- ^yan den Propheet Samuel; welcke Vorften niet ren, dat bewoont heeft, allegader van een geflacht waren,oft uyt lëkeren Raet verkoren wierden, maer men nam daer toe Fc^ecrin^e. Het landt Canaan hadde dertigh Koningrijc-ken en Köningen ( behalven de Sydonifche en nng. Paleftijnfche aen de zee-kant gelegen ) toen het van de Ilraëliten verovert wierd, die meeft de oude inwoonders doodden ofte verdreven. De de befte uyt alle ftammen. Daerna is defe rege-ringe van Godt verandert, op het ernftigh ver-loeck des voicks, in een Koningrijck, welcke vele jaren geduert heeft. In het lèlvehebben des Ifraeliten vele ellenden en jammeren uytgeftaen, tot datfe eyndelijck het Rijck gantlch verloren hebben. Wat voor veranderingen defe natie . overgekomen hjn, en met hoe veel oorlogen ly geplaeght is,(’t fy fulcks gelchiet is door haerey-gen hartneckigheyt, daer'mede fy noch haer ey-gen, noch eenige vreemde regeringe wilden onderworpen hjn, oft datlè door hare londen den toorn Gods verweckt hadden , ofte dat de uyt-lantfche Heeren begeerigh waren defe geluckige landen te incorporeren) getuygen niet alleen de geeftelijcke, maer oock de weereltlijcke Hiftori-Ichrijvers. Dan hjnfe gekomen onder het jock van hare nabueren, dan onder de Egyptenaers, Chaldeen,Meden, Perlen, Macedoniers, en Ro-meynen , tot datle den Sone Godts en Heylandt desmenlchelijckengeflachtsfelf aen hetkruyce genagelt hebben ; daer op menigerhande plagen en ftraffen gevolght hjn. Want Titus Velpaha-nus, na dat hy, in hetjaer73 na Chrifti geboorte , het loodfche landt gewonnen, en lerufalem ingenomen had , heeft niet alleen veel duyfent loden gevanckelijck weghgevoert, en veel met honger,peftilentie, vyer, en Iwaert omgebrachtj maer oock den Tempel, met alle hjn cieraet, en alle andere heerlijcke gebouwen verwoeft en bedorven , gelijck de Heere Chriftus haer voorfey t hadde. Daernae heeft Ælius Hadrianus de ftadt ' wederom opgebout, maer de plaetlè wat verandert. Doch den ouden Tempel Salomons heeft mirakel verfchrickt, het begonnen werck nae-gelaten hebben. In’t jaer ói y heeft Chofroes, • Koning vanPerfien,de ftad gcwonnen,en 90000 menfchen gedoot j die daernaevandenKeylèr Heraclius overwonnen en gevangen wierd. In ’t jaer 6^6 heeft Haumar, Prince der Saracenen, het heele loodlche landt onder hjn gebied ge-bracht,en is 450 jaren in ’t gewelt der Saracenen gebleven. In’tjaer 1097 (als by den Paus Vrba-nus de I I,in ’t Concilie van Clermont,de heylige oorlogh befloten was,om wederom het H. landt O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te |
Llt;aiagt;^
-Ä/zA?,r
Cahaflv
If^cuni oiv;
oraz itinsris, x.
fufrunt, tooo
^teft
V0rtt.i,,jfa,„i
''Saljilon Æg-ipti
jnTérx^^
‘^‘ÿHna/a ®
Scctt^
^iclach-
rX’-''
\ CaJnrl
^^j/hroltio^alts
Thitraa ^r^^nttur llraelenL
fit nt. ' 'eXethJdÀiÿ
ZejîKer 5;
ic con^tmhtr
ntons gx
eey
l^aLiUul
IcfUamp;fc
4. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
Ji -Kama. I
HatOifHt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
JEIain
Teri’a Maa t a n
mmatta.
roa
^ata.
Celt;lax
'jEMalhtniSL
Iafce.s
erra,^
SLFo,u £l,n
ewig
amp;alaatlA
^Carnauit
SAN CTA
mee
quot;Têrret
-iäL.Zoha
Regnutn Zoba
. - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dgt;arbx
Tibetatn
G erra.
j/eLzxa^
te winnen, ) heeft Godefrid van Bouillon een groot heyr Chriftenen veriamelr,(want men fey t dat’erwel driehondertduyfent voetknechten, en hondertduyfent ruyteren waren,)en daer mede de Saracenen verdreven. In het jaer U'S y heeft Saladinus, Koning van Perfien, de Saracenen wederom daer in gefielt, doch weynigh tijts daernae is ’t van de Chriftenen weder verovert ; en in het jaer 1217 van de Saracenen weder verkregen : tot dat eyndelijck,nae verfcheyden veranderingen , de Turckhetfèlve in ’t jaer iyi7 geheel verovert heeft. Dit landt begrijpt Idumæa , ludæa , Samaria, en Galilæa. Idumæa begint aen den bergh Cafïîus,ofte, aïs andere feggen,aen hetmeyr Sirbonis, en flreckt fich naer’tooflen tot aen ludæa. In het felve fijn de fteden , Marefà, Rhinocorum , Raphia , Anthedon, Afcalon, Afotus, en Gaza. ludæa is het voornaemfle deel van Paleflina, tuffehen de Middellantfche zee, en den Lacus Aßha/tites ,ofte Doode zee. Samaria, en Idumæa gelegen het heeft fijnen naem van den flamme luda. Hier in fijn eertijdts veel fleden en vlecken geweefl ,• de vermaertfle van allen was Hierufa-lem, de hooftfladt des loodtfchen landts, door de geheele werelt vermaert. Ten tijden vanPto-lemæus wierd fy Ælia Capitolia genoemt, heden wordt fy van deBarbarifeheinwoonders, Coz, Gods ofte Chutzgeheeten. Behalven lerufàlem, fijn in ’t loodfche landt meer andere fleden en vermaerde plaetfèn, als lericho, loppe, nu laffa genoemt j TurmsStratonis, naemâcïs C^efarea heeten ; Bethlehem,Chebron ofte Hebron, van te voren Arbee j item Mambre en Cariatharbe, dat is te fèggen, de fladt van vier mannen. Over den lordaen is Macherus, een fladt en flerck ka-fleel. Hier fijnoock geweefl Sodoma en Gomorra , dio om hare grouwelen gantfeh omgekeert fijn. Daernae volght Samarla,in’t midden tuffehen ludæa en Galilæa gelegen. Dit landt heeft den naem van de hooftfladt Samaria , welcke van Amri, Koning van Ifrael gebouwt is, en nu ter tijdt Sebafle genoemt wordt. De fleden aldaer fijn Sichern, naemaels Neapolis geheeten ,• Capernaum, Bethzaide, en Chorazin. |
Galilæa leyt tufîchen den bergh Libanus en Samaria, en wordt in Opper en Nedcr-Galileen gedeelt.Opper-Galilæapaelt aen Tyrus,en wort anders Galiltca Gentium, ofte Heydenfeh Galilæa genoemt. Neder-Galilæa leyt by het meyr Tiberias ofte Genezareth, In het felve fijn de fleden Naim, Cana , Nazareth en Gadra. Voorts flaet te weten,dat het gantfehe Heylige landt gelegen is tuffehen twee zeen, en den lordaen. Het heeft veel meiren, die bequaem fijn tot de-fcheep-vaert, en vifch-rijek. De riviere lordaen, van de Hebreen larden genoemt,onderfcheyt dit landt,fbo lang als het is,in twee deelen. Hieronymus fchrijft,dat defè riviere uyt twee fonteynen, niet wijt van malkanderen gelegen, lor en Dan genoemt,twee-hoornigh voort-komt, de welcke verfaemt fijnde, de riviere lordaen maken. De voornaemfle bergen fijn , Hermon in het ooflen, en Tabor in het wellen, beyde groot en hoogh : de andere bergen Ebal,Betlioron,Mifpa ofte Mafpha, en Bethel, worden onderden bergh Hermon gerekent: Gelboe, Gerezim, Sa-rona, en Carmel by de zee gelegen, behooren onder den berg Tabor. Daer fijn noch de bergen Sion , Moriah , van Olyven, Calvarien, en meer andere. Oock fijnder veelfchoone wouden Bojfcher. ofte boffehen. In dit landt, infónderheydt te lerufalem, fijn Gebomd veel heerlijeke gebouwen geweefl, als, Mons Do-musj en het kafleel van de lebufeen , op welck de Koning David de Arcke des Heeren brengen liet, alwaerfè gebleven is, tot de tijdt dat den Tempel van Salomon gebouwt en gewijt is : de overblijffelen defer plaetfè kan men noch fien ; jaemenwil feggen, dat op de felve plaets de Heer Chriflus het Paefch-lam met fij ne Difeipu-len gegeten heeft. Aldaer fiet men oock de be-graefniffe des Konings Davids, ’t welck tot noch toe den naem behouden heeft van Davids toren. Op den berghMoriah fiet men oock eenige over-blijffelen van Mello. Voor al is daer geweell de treffelijcke Tempel Salomons, aen welcke hon-dert vijftigh duyfent menfchen,feven jaren lang, geduerigh gearbey t hebben j van welckers heer-lijckheyt men lefen mach in het eerfle boeck der Köningen , het fèfle en fevende capittel,- in het tweede bocck der Chronijken,het derde en vierde capittel. De wetten en ordinantiën defès volcks fijn befchrevenindevierlaetflebocckcn Moyfès. |
Rabien , in ’t geheel aengemerckt , worde door de Hebreen Ha-rab, Hereb, oft Eteb , genaemt en vervat d’Ammoniten, Moa-biten , en verfclieyde andere volckeren daer de H. Schrifture van Ibreeckt : behalven die fijn ’er de Scenitilclie Arabiers, by de Hiftory-ichrijvers vermaert, de Mincers, Sabeers, en anderen , van welcke Strabo , Plinius en Pto-lemeus gewagh maken. Doch de voornaem-ften fijn de Agareners en Sarafynen^ d’eerfte deler twee worden van d’oude Arabiers lelf Ek Hegarim oft El-Magherin , inwoonders van Arabia Petrea, geheeten ; d’andere worden oock van de gemelde Arabiers El-Sarak, oock Arab , en hare naburen Arabiftan genaemt. Cedaente. Het is byna vierkant, en is meer dan een Half-eylant ; want de zee befpoelt het aen drie hjden : te weten , de Perfifche golf of d’engte ^enRn, van Haimuz , die het van Perlien'lcheyd , aen d’ooftfijde; ten wellen heeft het de Roode zee, oock d’Arabifche golf, oftStraet van Mecha, geheeten , die het van Africa affondert ,• en ten zuyden d’Indifche zee : de noordfijde is belet met eenige rivieren , van welcke d’Euphrates'de voornaemlle is, en paelt daer mede aen Syrien en Chaldeen. DeeUng. Rivierin. Hoedanig“ hejt. Arabien wort in drien gedeelt, namelijck , Arabie Petrea, ’t Geluckige , en ’t Woelle, van welcke wy in ’t bylbnder füllen Ipreken. Wat de rivieren belangt, welcke in yder Lantlchap füllen belchreven worden, llaet hier alleen t’aen-mereken , dat d’Arabiers voor de namen der groote rivieren het woort Xat Hellen, en voor de kleyndere dat van Kor oft Wed , gelijck men in Spanje belpeurt aen de Wedelquebir, Vedya-na, en andere, nu door verandering Guadalque-bir en Guadiana geheeten. Alle drie d’Arabien fijn lbo heet van lucht, wanneer de zon die naerdert, dat men daer fonder den dauw , die des nachts valt en d’aerde ververll, niet foude können woonen , dan alleen in weynigh plaetlèn , als by eenigh llaende water oft rivier en daerom te minder , dewijl ' het daer foo weynigh regent, infonderheyt op de landen ontrent de zee gelegen ; doch de gene die wijt van de zeckullen fijn , hebben nu en dan regen op hare tijden des jaers. Aen de fijde die naer Perfien llreckt, waey t des Ibmers een wonderïijc“ wondcrlijckc wint , die d’inwoonders Gurim kfwmt. noemen, en bynauyt het zuydwellen komt, welcke foo heet en droogh is, dat hy alles waer op h.y blaeft verbrant, doet het leder t’famen trecken, verdrooght het aengeficht en de handen , en doet fich , als hy ’t lichaem aenraeckt, als een vuur gevoelen. Doch als hy op’taller-Aßa. |
llercklle waey t, foo is het water koelder dan in alle andere tijden. Dit lant heeft veel water, fonteynen, en rivie- wateren. ren , infonderheyt aen de fijde van de Perfifche golf; oock fijn hier veel warme wateren in groeten overvloet,dienlligli tot de genefing van ver-fcheyde fieckten. Hoewel vele plaetlèn in dit lant dor en droogh aiertrijekf fijn, evenwel is ’t overige vruchtbaer, en van alle noodige dingen voorfien : ja men liet in ’t be-Ibnder een Huck lants tuflehen den Tyger en den Euphrates, ’t welck lbo vet en vruchtbaer is, dat men genootlaeckt is de beeilen uyt de wey-de te drijven, op datfe door overtollige vettig- ' heyt niet fouden verllicken en llerven. Dit landt is op fommige plaetlen moeralfigh, en on-bequaem om faet t’ontfangen ; foo dat men van de gene die vergeefs werek doen fegt, datlè het holle Arabien belàeyen. Het is oock lbo fant-achtigh in eenige deelen , dat het grootlle deel der pelgrims, die naer Mecha reyfen , genoot-faeckt fijn fich naer ’t zee-compas te richten, en foo groot een gevaer als de fcneeps-lieden loo-pen ; want lbo fich de wint wat te llerck verheft , fijn ly terllont met lant bedeckt : en vele van hen, om fich van ’t Hof te bevrijden, gaen in beflote kaflen , en ontfangen de lucht door kleyne venHers. Hier fijn oock goede weyden voor allerley flagh van beeHen, inlbnderheyt voor kameelen.’t Landt brengt voort vele dade-len, lamoenen , en velerley loorten van vruchten in volkomen rij pigheyt. De wieroock waH ^ieroocks alleen in Arabien , en de beHe te Dofar : dit is een Hagh van gom , die , gelijek de benjoin , van de tacken der boomen valt.Hier is oock een andere gom, die wy geelen Amber, de Medicijns Karabe , doch d’Arabiers Karobah noemen. Arabien geeft oock Myrrhe , hoewel het groot-He deel van d’andere fijde der Roode zee uyt Ethiopien, en van de kuil van Melinda, afkomt. Het verlchaft veel Manna , en men brengt fekere foort van Bafore, ’t welck den dickHen honigh gelijekt. Door geheel Arabien vint men de vermaerde droogerye , die de Do-dloren Schem Anthos noemen , en de Spanjaerden Paja de Camello, oft de Mechaj dat is, Stroo der ka-meelen , oft van Mecha ; en beyde delè namen fijn eygentlijck , dewijl Mecha in Arabien legt, en ’t kruyt van dele droogerye tot voedtlel voor de kameelen Hreckt.In ’t bylbnder worden in dit lant gevonden verfclieyde foorten van balfem , nardus, kaneel, en andere koHelijckegewal-fen. Men fiet hier veel Ichoone paerden opvoc- Dieren. den, als oock kameelen, en andere dieren , van welcke men in de befondere deelen fal Ijire-ken. D’ouden verhalen een gedenckwaerdige faeck van de Hangen van Arabien , te weten , datlè fich in ’t gemeen dicht by den balfem houden, en foo fy iemant bijten, foo is de wonde O 2“ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daer |
85
Zo
Hontde Sjtooto aaueluo a/an
ff. Joa Ciknij
Aaioda bo
tfe^^tihuea Jdahumetb/ juccejeorum Omart^, Oemitni et ^babAeri.
Cob^
tertiun
TKeaui^^
Lacac/t
cTtHiffietro
wlt;rtiî
/Zsgt;
Meriyc dies .
AIAANZ I^IF
Alibinali
Gubelnaman
r ZoCotoXa In.Fula.iHmc oatana
DarJuri
ARA daer door fonder fenijn. Men vind hier oock den Heen, die men maenlleen noemt, dus genaemt om dat hy de macn vertoont, en die in ’t walTen en afnemen gelijekt. cedM»ie D’Arabiers fijn in ’t gemeen leelijck, mager , tvoick^ droogli en bruyn , als, door de hitte gebrant ; ly hebben een vrouwelijeke Hem, en fwarte oogen, met een fel en wreet gelaet,- en fommige fijn gen tot dievery , en lchamen fich niet, te Helen als fy können , nochte te begeeren die dingen om niet diefe op geen andere wijfe können verkrijgen ; en ’t quaetHe is, datfe eyfehen als of geryen daer wy alreede van gelproken hebben , ly gunH bewelèn, en hoefe meer eyflehen hoe- en verfcheyden andere dingen. Ie meer begeeren, en fich onverladelijck too- De Köningen van Arabien hebben vele wa- waftne», nen. Sy fijn oock leer bygeloovigh, wraeck-gierigh , trachten na onruH en verandering in denStaet, onkuys boven de mate, jafelftot Uttwe^ tijcken. 74(1. Sodomie genegen. De gene die hier en daer door’t lant reylèn, fijn in ’t gemeen harders, die fich beefigh houden met het vee te hoeden, en Ibmtijts daer nevens hunne rooveryen plegen: anderen begeven fich tot de koopmanfehap; en vele tot het jagen van harten, danen, llruylÏen, en andere beeilen. Maer ly beminnen lbo leer de luyighey t, datlè gantlch geen lant bouwen , om te layen en ma-yen, doen geen hantwereken , nochte trachten hun levens onderhoudt door behoorlijeken ar-beyt eerlijck te winnen : doch die in de Heden hunne valle woonplaetfen hebben, leven op een andere en betere wijfe. Sy nemen foo veel vrouwen als ’t hen gelieft , Ibnder van de vorige te fcheyden , ge-lijck de Turcken : doch fy hebben de gewoonte dat ly die koopen, en met geit betalen : ly trouwen oock niet buyten haer geflacht. Bedujine». 7urkimA»s. Haer tael is byna door de geheele weerelt verlprey t. In ’t meefte deel van Africa wort die in de Godtsdienften gebruyckt j en alle de Ma-hometanen Ipreeken en leeren geen andere in hare Icholen. Alle d’Aliatifche volckeren , uyt-geleyt eenige afgodifche Indianen , dienen lieh van dele tael ; lelf in Europa is ly leer gemeen : want door geheel Grieckenlandt, Macédonien, Thracien, op vele plaetlèn in Sevenbergen, Walachien, Moldavien , Hongarien , Servien , Bulgarien, Bosnien, Sclavonien , en Dalmatien , is fy genoegh bekent. Dat meer is, men heeft van d’Arabiers en in hare tael, de belle boecken van de Sterrekunll, en van ’t oeffencn der Geneeskunfl. Sommige Arabiers, diele Beduynen noemen, reylèn gedurigh met hare huysgefinnen door de woellynen van Arabien. Dit volck is leer arm, en naeckt, oft met beelle-vellen bekleet : ly fijn fnoode roovers, en loopen hier en daer om water te foecken, en met een te verlpieden waerfe eenigen roof mochten bekomen. Men fiet oock in Arabien vele Tuikimans oft Turcomans, dat is, ware Turcken, eerll uyt Turkellan gekomen, die fich in ’t velt houden , en de plaetfen bewoonen die d’Ara-biers te voren belàten ; men fiet hen met haere huysgefin en beeilen in hoopen, diefe Tayffes, d’Arabiers Cabiley, en de Tartaren |
Horden noemen , ’t welck lbo vele bediiyt als flammen oft gellachten. Sy fijn llerck loo te voet als te paert, kloeck van leden , en vol van moedt. Sy leven van haer vee ; maer vinden fy eenige gelcgentheyt om te rooven , foó nemen fy die in achting. Haer vrouwen fijn oock flerck, en lijn in ’t gemeen beehgh met het vee te hoeden. De rijekdom van dit lant bellaet meell in het Rijckdow groot getal der paerden , waer mede d’inwoon-ders tot in Indien handelen; en in de groote me-nighte van hare kemelen en geyten; in de droo-penen om mede te können lchieten ; doch d’Arabiers , die langs ’t landt loopen, gebruycken fpielfen tien oft twaelf vademen lang, van In-dilch riet gemaeckt, met twee yfers, welcke ly op de fchoLiders dragen, als ly te paert oft op haer kemels fitten, als onfc pieckeniers de hare , en weten die kunlligh te handelen. Hare ge-meene wapenen fijn oock bogen , pijlen, Iwaer-den , lchilden , en m-oote, breede en c-ekromde poinjaerden. ' D’Arabiers, die geen valle woonplaetfen heb- R(geerini. ben , en van ’t een geweft nacr ’t ander rcyfen , fijn in geflachten verdeelt, en hebben Heeren diele Xeques noemen , die in’t gemeen eenigh gefchil maken oft voeden. D’anderen llaen ten deel onder den Turcklchen Keyfer, oft den Sophi van Perfien, oft onder bylbndere Köningen en Heeren , die een van defe twee Princen onderworpen fijn ; oft fy fijn vry , oft leven als een Republijck. D’Arabiers geven haren Koning de naem van Sultan,ofte Maleck; defe laet-lle naem beteekent oock in hare tale een en^el .* Ibmtijts wort hy Xeque genaemt, hoewel dat woort gemeen is, en beteeckent een oudt man , oft Hooft van eenigh volck. Den Bafla van Caire belliert, in de naem van den Turcklèn Keyfer, Arabie Petrea, en een deel van het Woelle , alwaer den Beglerbeg van Bagadad oock een deel regeert : het Geluckige Arabien , voor dat deel dat den Grooten Heer befit, llaet onder de Beglerbegs oft Gouverneurs van Aden en Zibit. Het grootlle deel van Arabien wort door Ma- Momtu-hometanen bewoont, van welcher geloof wy elders Ipreken. Hier fijn oock Chrillenen, en chrißene». lelf Arabifche monicken in de kloollers van den bergh Sinaï, niet wijt van de lladt Tor, en langs de Koode-zee , en in de wilderniflen , welcke de gewoonten van de Grieckfche kereke volgen. Rabie Petrea, dat defè naem heeft van de Nam(ti, hooftftadt Petra , ( hoewel het andere, miHchien door dwaling in ’t woort Petra, Steen-achtigh Arabien noemen , ) wierd eertijts Na-bathea , en in de H. Schrifture Syrie Sobah gehee-ten,begrijpende de landen van Kedar, der Ama-lekiten, en Madianiten ; hedensdaeghs wort het Barraabf en Bengaucal, of Rathalalhaga genaemt. Het paelt ten oohen aen een deel van Woeft CnnQr: Arabien j ten wellen aen de woeftijne van Egypten , |
pten, gelegen tüffchen de Roode zee,en deMid-delanclche,- ten noorden aen Paleftine en Syrien; en ten zuyden aen de Roode zee, en de bergen van Geluckigh Arabien. TUitfeit- Dit geweit heeft weynigh bewoonde plaetfen, als fijnde vol woeftijnen , in welcke d’Ifraèliten by na veertigh jaren bleven. Men het in ’t landt van Geocal, dicht by Egypten , Caras met fijn woeftijne, door andere Charac genaemt, eer-tijts een voorname hadt, doch nu maer een kleyn hedeken ontrent een dagh-reylè van Pe-De» bergh tra j cn daer by den berg Hor , ontrent welcke Godt de vurige hangen onder ’t volck fond, na datfo wegens het manna tegen hemgemurmu-Elia^ar, teci't hadden : voorts Eliagar, en de berg Oreb oft Choreb, een deel van den bergh Sinaï , waer MoyfeSjOp den fteen flaende,’t water in grooten overvloet quam uytfpringen ; by welcke Elias hch oock een langen tijde onthiel. Men het beneden den top van defon bergh , in een dal, ter plaetlè daer men houd dat Elias woonde , een kerek gebouwt ; en aen den voet des berghs een kleyn klooher Saranda Pateres genaemt. Marat is hier niet wijt af, waer de bittere wateren van Moyfos , alleen door ’t inwerpen van hout, foet wierden gemaeckt. Daer na komt men by den bergh Sinaï , door d’Ouden Mons Melanes, of Swarte , genaemt, en nu Tur door d’Arabiers , Sur door de Joden, en Turla door de Tureken , gelijck oock ’t geheele geweft. Hy leght in het lant van Madian, en men het hier een groot kloofter S. Katarine geheeten , in ’t welcke men de pelgrims ontfangt; het is aen de voet van den bergh Horeb gelegen, en met hooge muren omringt, ona de roovers buy ten te houden : hier ruft het lichaem van de gemelde S. Katarine, van ’t welcke men fegt, dat de beyde handen noch geheel hjn gebleven, peüwjîÿ- De woeftijne Pharan heeft geen water, en is daghreyfen groot van den bergh Sinaï tot aen Kadesbarne. In defo woeftijne waren d’If-raêliten 38 jaren, fonder datfe ooit water en Manna gebreck hadden , en fonder dat hunne kleederen en fchoenen verfleten,-in welcke oock jneer dan fesmael hondert duyfent mannen, be-halvcn de vrouwen en kinderen, fturven. Daer na komt men by den bergh Outh , Ma-Jittr,. gara, en Sadmor; en van daer by de ftadt Petra, van Jofèphus, Arecem en Arcen, en nu Arach ofteHerach genaemt : ly legt in een valeye geheel met bergen gefloten, en is gelijck onge-naeckbaer. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, . : Bosra, hedendaeghs Buffereth en Burfoth ge-lt; heeten, wort in dit lant geftelt door.Ptolemeus, die het Boftra noemt : in defe ftadt is Keyfer Philippus geboren. Aen ’t eynde van defo Pro-Ninivt. vintie het men de ftadt Ninive, een ander als die van Aflyrien, welcke die van ’t lantNeneve noe-' men. Hier is oock de ftadt Alfor, de voornaem^ fte van een Koninekrijek, in de woeftijne , in ’t welcke noch overigh is de naem der Ilmaëliten. |
R-thhath. j Men het hier noch d’overblijffelen-van Rab-bath Moab, door d’inwoonders Rhabmathon geheeten. Doch de vermaertfte plaets van dit pr* lant is Tor, eertijts Hermopolis genaemt, naer jvelcke men gaet van de bergh Sinaï door een groote vlackte, die hch tot aen de Roode zee uytftreckt, op wekkers oever Tor is gelegen : men noemtfe een ftadt, om den grooten deurtocht, hoewel het maer een kleyn vleck is. I lier gingen de kinderen Ihaëls deur de Roode zee , die op defe plaets de breette heeft van drie mijlen. Dit lant heeft weynigh water , dan alleen op Hoedanig-cenige plaetfon , die d’Arabiers boven andere beminnen. Oock is het aen alle hjden woeft , ^ertrijek, onvriichtbaer, oneffen , en foodanigh met fant vervult, dat ’er de wint fomtijts een bergh van maeckt ; foo dat men in defe woefte geweften , daer men geen wegh kan belpeuren, in ’t reyfon het compas moet gebruycken. Het heeft geen graen, uytgefeyt in de valleyen van den bergh Sinai , daer men eenige vruchten verfamelt. Oock is hier kool, latuw, beete, uyen, loock , en ^ruchun diergelijeke gemeene kruyden, en allfem. Doch ly worden foer verquickt door hare ftereke wijnen, dewijl dArabiers die Chriftenen hjn, dArmeniers en Griecken de wijnftocken planten en bearbeyden. Dit lant brengt den witften al-bafter voort ; en d’oevers der zee geven korael, dat d’Arabiers Chavein noemen, en van binnen By Tor wort veel vifch gevangen, en in ’t by- nßh. fonder die groote zec-lchildpadden, wekkers ^cbtidpad^ deckfol oft /child /bo groot is als een huysdeur. Hier hjn groote kudden van beeften diefe Gazeles noemen , die op den bergh Sinaï loopen, en door ’t lant vele kemelen, en andere ret* dieren. D’Arabiers van ditgeweft hjn verfohrickelijck aen te hen door hun lang hair. Sy hebben geen andere oeflening dan te rooven , om ten kofte van een ander te leven. De voornaemfte houden hch in de fteden ; maer ’t gemeene vokk woont in hjne tenten , en voeden vele kemelen. Sy eten ’t vleefch noch half raeuw , en drineken niet dan de mekk van hare kemelen, behalven de Chriftenen, die wijn gebruycken. In de ftadt Tor komen in ’t gemeen de Cara-vanen , die van Meke, van Geluckigh Arabien, enuytdlndienpeper, gember, noten-muska-ten, nagelen , lack, drak^enbloet, en macis her* waerts brengen. Dit lant wort beftiert door den Ba/Ta van Cairo, als oock een deel van Woeft Arabien. De ftadt Arach oft Petra, en andere plaetfon, hjn door Arabi/che Mahometanen , die de Joden Gug , en de Tureken Mugug noemen , bewoont. In Arach hjn oock eenige Chriftenen , na hunnen gordel gebynaemt. Op de berg Sinai woonen Grieck/che en Arabifohe Calogers oft monicken ; en te Tor hjn Grieckfche, Ara-bifche en Armeni/che Chriftenen ; oock eenige Joden, die in de ftadt en op den bergh Sadmor woonen. GELVCRIGH ARABIEN. 'Eluckigh Arabien , eertijts Sabea en Saba ) en door de Hebreen Seba genaemt, heeft die naem van Saba, foon van Chus ; van de nieuwe Latijnfche Schrijvers wort dit lant het P nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tweede |
Cren/êgt;gt;gt; Onfrir'^’ J^oniftck: rtjckeH' Rivitït»gt; Stede». Adedine» tweede Arabien , en nu door d’Arabiers felf Ma-watto geheeten. Het paelt ten noorden aen Aralïic Petrea en ’t Woefte , van welcke het door de bergen by na in ’t midden met twee armen gefcheyden wordt, een der felve komt uyt by de haven ofte ftraet van Babelmandel,en de tweede by de Caep van Rafalgate ; de zee befpoelt het aen d’andere fij-deuj want het heeft d’Arabilche golf ten wellen, de golf van Ormuz of van Perhen ten oollen , en de groote Roode zee , met de Caep Fartach, en ’t Koninekrijek Aden , ten zuyden. D’om-gang langs den oever is ontrent ^yookleyne mijlen. Het vervat verlcheyde koninekrij eken , van welcke de voornaemlle fijn die van Aden, Fartach , Zibit, en een deel van’t Rijck Ormuz. Vele rivieren befproeyen dit landt,van welcke de voornaemfte fijn de gene die haren oor-Iprong ontfangen uyt de bergen Anna, Balcath, Élon , Zimas, Bendecar, Sabel, en andere : fy worden Caybar , Lantrecath, Cozerath, Nazeran , en Zibeth geheeten, welcke laetlle de naem draeght van het koninekrijek daerlè deur loopt. De vermaertfte Heden langs de zeekuften, als men uyt Arabie Petrea komt, fijn de koop-ftadt Imbo, daer na Zezzan, dicht by ’t ey-lantCamaranj enin’tlant, niet wijt van’t gemelde Imbo , legt Azzelan , en Medina Tal-nabi, dat is, Stadt van de Propheet. Defe naem Medine is gemeen , cn beteekent een bewoonde plaetfe, endaerom fijn d’Arabiers gewoon daer eenigh ander woort by te voegen, om die t’onderlcheyden j daer uyt komt, dat men in Spanje fiet Medina Celi, Medina Cidoni, dat men Sidonia noemt, en Medina del Campo , (namen door de Arabilche Mooren, als ly Spanje belaten , aen die Heden gegeven; ) maer de Perfianen en Aiabiers noemen defe Hadt door uytmuntentheyt Medina , en fomtijts Medina el Naby, dat is, Hadt van de Propheet. Sy heeft ontrent 300 huysgefinnen : hare wallen en huy-fen fijn van Heen gebouwt. De Mezquite oft kerek defer Hadt, waer in men de kift van Mahomet fiet, is vierkant, hondert treden lang en tachtentigh breet. Sy heeft twee poorten , en een overwelft dack, dat op 400 colomraen van witte Heenen ruH, waer aen ontrent drié duylènt lampen hangen. In ’t inkomen van dele Mezquite fiet men een toren van vijf treden in -t vierkant, in welcke de'kiH van Mahomet is te fien, hoewel andere feggen , dat Jdie te Meke geëert wordt. Wat belangt het gevoelen «van lómmige , dat het een yfere kiH is, en dooreen zeylHeen 'om hoogh in’t gewelf isgetrockeriq en dus als in de lucht hangt, is een grove doling ,• want de Prins Radzivil heeft die ondecktj, en aen de weerelt getoont, als hy lèyt gt;nbsp;dat hy te Damas van verfcheyde Tureken, die van hunne pelgrimagie , gedaen te Meke , wëder-^ keerden , had verHaen , dat fijn kiH niet in de lucht hangt, maer feer verheven op dunne colommen in een enge en donekere plaets Haet, die geen licht dan van eenige lampen ontfangt : in voegen dat de gene diefe van verre belchou-wen , meenen datfe om hoogh hangt; maerals men naerdert,foo belpeurt men datle op öelom-men is geHelt. |
De Hadt Meke oft Mokah, eertijtsMochu- Me^eoft ra geheeten , legt vier goede daghreylen van Medine ; en is leer fchoon , en volckrijck : ly heeft ontrent lés duylènt huyfen, die wel gebouwt fijn ; en is niet met muren belloten, maer met bergen diele rontom omringen ; lbo dat 'men alleen op vier plactfen daer in kan komen. In ’t midden defer Hadt fiet men een fchoone ronde kerek van Heen gebouwt, die rontom meer dan negentigh poorten heeft, en is geheel overwelft. In ’t middelHe deel der felve liet men een toren, alwaer, gelijck ly léggen , Abraham fijn eerHe huys bouwde ; of liever , als Joannes Andreas Alphaqui légt, waer Ifmaèl d’eeiHe Beitalla, of Huys Godes, oprichtte; welcke vijf oft fes treden in’t vierkant heeft. De haven van Meke is de Hadt Ziden,die eer- zide». tijts geen muren noch graften had ; maer dicht by de zee feer fraye huylen. Dele plaets wort van de Moren foo heyligh als Meke en Medine gehouden ; en men begon die , na dat men de Portugefen gefien had , met muren t’omringen : fy legt ontrent twaelf mijlen van Meke. D’in-woonders feggen, dat het graf van Eva in een kerek is, die niet wijdt van de Hadt is gele* gen. Zibit volght daer na,welcke draeght de naem vanKoninekrijek , van welcke ly de hooftHadt is : ly legt tuHchen twee bergen ontrent twaelf mijlen van de zee , en is rijck, lehoon ; en wel gebouwt. De Tureken hebben in ’t jaer 1538 dele Hadt vermeeHert. Aden is oock de hooftHadt van een koninek- e» Jde», rijck van de lèlve naem, eertijts Madoce ge* noemt , en gelegen als aen de mont van de Roode zee in een valleye , aen d’een fijde geflo* . ten met Hercke muren, en aen d’andere met bergen op welcke vijf kaHeelen fijn , daer men wacht houd , om de afvarende en aenkomende lchepen. De Hadt heeft ontrent fes duylènt huylen , en was eertijdts aen ’t vaHe landrge* hecht ; macr ly is door kimlt als tot een ey landt gemaeckt. » ’t Koninekrijek’ Aden heeft op de felve kuH de Heden Hodeida en Maha , door de Tureken S/g«» ingenomen; en de Heden Cubit enZazer. Vijf^ tien mijlen van Aden fiet men in ’t vaHe lant de Hadt Lagi, gelegen in een vlackte, en feer wel bewoont^: en een daghreylb van daer legt de Hadt Ajas tuHchen twee heuvelen ’’in ’t midden van welckeis een valleye, waer in de mareke wort gehouden. Twee daghreyléns van daer fiet mett de feer Hercke Hadt Dante, gelegen op eenén bergh*; eri twee andere daghreylèri verder Me Hadt Almacharana op den top van een bergh, feven mijlen hoogh, op welcke niet meer dan twee perlbonen nevens elckander,om’ de fmalte van de wegh, können klimmen ; doch de Hadt leght vlack en effen, en is wel gebouwt: twaelf mijlen van hier komt men by de Hadt Reame, die ontrent twee duyfent huylen heeft, Reumt» en aen d’een fijde een bergh met een Herckka- - Heel. |
7ae[e,
JiMiier,
en andere
en Fartochi kontnck-rijcktti.
^orianlt’
Sabtit
*t Htjck^ Çrmm»
Tfaetfeniif
7 va fie landu
Refubtijc-l^en.
plaetftn op dekxß,o» in 't lernt.
ARABIEN. nbsp;nbsp;nbsp;i6
ftecl. Sana leght wel dertien daglireyfèn van daer op een bergh , en heeft byna vier duylent huysgefinnen : hare muren fijn tien vademen hoogh, en twintigh breetj foo dat ’erachtpaer-den nevens den ander fonder hinder op können loopen : fy heeft ichoone huyfen , en haer omring is lbo groot, datlê vele wijngaerden , velden , en tuynen op onfe wijle , in fich begrijpt. Taelè leght drie daglireylen van Sane op een lioogen fcrgh ,• en een daghreyfe verder is Damer, een ftadtvan vele rij cke kooplieden bewoont. Als men weder aen de kuil komt, tuf-Ichen Aden en de Caep van Fartach , vint men de plaetfen Abiam, Ar, Canacam, Brum, Argel, Xael hooftlladt van ’t koninckrijck Herit; en de lladt Cayem oft Caxem, leven mijlen verder wellwaert aen dan de Caep Fartach gelegen.
Wat belangt het koninckrijck Fartach oft Fartas,welcker inwoonders Fartachins genoemt worden , het heeft de Heden Xelèqui, Diuphar ofte Dieulphar, en Pecher, langs de zeekulten, en fijn hooftlladt Fartach oft Fartas : doch nu llaet Diuphar oft Dophar onder’t gebiedt der Turcken. Daer na fiet men Norbante byna tegen over Curia Muria ; en in dit lant hebben d’Ouden de Sabeers, oude volckeren, geplaetft. De lladt Saba oft Sabah is op een hoogen bergh, met boomen verciert, en meer dan óoo Franfche mijlen van Jerufalem, gelegen. Van Curia Muria tot aen de Caep van Ralalgate, welcke fommige Facalphat, en d’ouden Siagre noemden, fijn ontrent 120 mijlen langs de kuil, die leer dor is en daer begint het gebiedt van ’t koninckrijck Ormus , welck aen Arabien grenll ; en van daer tot aen de Caep van Mo-candan , Afabore door Ptolomeus genoemt, fijn ontrent 87 mijlen langs de kuil, op welcke men fiet de volgende plaetfen van ’t lèlve ko-ninckrijck , als Calayate , Curiate, Maleate, Soar, Calaya , Orfacan , Doba en Limma , dat acht mijlen op defe fijde van de Caep Mocandan legt ; en al het landt dat tulïchen defe twee Ca-pen fich uytllreckt, wort in d’Arabilche tael Hyaman genaemt, ’t welck is het ware Ccluc-kigh Arabien, en het vruchtbaerlle deel van het gantfche Arabien.
Als men verder in ’t lant gaet, vint men de plaetlèn Gibilie , Gublelchama een konincklijc-ke ftadt; daer na Herbaliama, Corla, Negrame en Amanfiphilirine met fijn koninek j noch verder Cafimurt, Maraine, Elachaier, en Alibinali, de hooftlladt van fijn lant ,• oock is ’er Magia-raba, Haim, Halla, en Moffa, een konincklijcke lladt. Wijders ontmoet men Miga,Mirigate,Sire, Dephine , Carut, Marimate, en Apole.
Rontom een groot en wijt uytgellreckt velt fiet men de Heden en Republijeken Mantile, Nazzua , Balia en Zacchi, foo dicht by een gelegen , dat men op d’een plaets de haenen van d’andere hoort kraeyen.
Als men by de Caep van Mocredam komt, vint men op de kuHen Corlcan , Dadene, Rac-colime, Calba en Bochabla, Berou eertijts Bi-lene genoemt, Puzze, Moei, Macin en Lima s en in het lant Tiagorzata, Canta, Zochar en Ormagade. Wijders voortgaende langs de kuH,
liet men Martimoz , Feid , Carburfe, Malcalat hooftHadt van een koninckrijck ; TomuHe, en Imen oft Imin. Daer na vint men LaHach , een vermaerde Hadt, en ’t hooft van een Provintie gelegen by ’t eylant Barhem , en een der gene welcke de Turcken in dit lant befitten. De haven van Katife oft Elkatife , die haren naemaen de Perfilche golf meedeelt, behoort oock tot dit lant, en ’t Gouvernement van Laffah, en is mede in de macht der Turcken : fy legt op de Perfilche golf, recht tegen over Baharem. Daer na komt men by Alazze , daer WoeH Arabien begint.
’t Geluckigh Arabien gaet in gefontheyt van JJoidanèi-lucht d’ander twee Arabien te boven. Almacha-
ra en Reame genieten de beHe lucht van de weerelt j lbo dat fommige van hare inwoonders een hoogen ouderdom, jalbmtijts tot iiyjaren, bereycken. Doch te Ziden is een ongefon* de lucht, waer door daer vele fieckten heer-fchen.
Dit lant wort oock meer ververH door fon-teynen dan de twee andere deelen j evenwel ontbreeckt hen water op verfcheyde plaetlèn, als in Almachare , daer ly tot vertrooHing een regenback hebben, die foo groot is dat hondert duyfent menfehen met haer water hunnen dorH können leHchen -, doch op andere plaetfen is geen ander water dan dat ’er door de kemelen gebracht wort.
Dit landt is feer vruchtbaer op de plaetfen die van eenige rivier belproeyt worden, en brengt veel garH,en groote menighte van graen voort, nevens d’uytnemenHe vruchten der weerelt, als citroenen, oranje-appelen, vygen en perficken van feer goeden fmaeck , pompoenen, loock, en ajuyn ingrooten overvloet. Hier lijn oock veel palmboomen , myrrhe , wieroock, en calfia : doch by Dualfar oft Diufar vint men de beHe wieroock van Arabien , en in een onge-looflijcke menighte.
Dit deel van Arabien voedt veel leeuwen, luypaerden , tijgers , muyl-efels, paerden, offen en fchapen. De kemelen gaen hier by heele troepen ; en de fchapen hebben feer lange Haerten , ja op fommige lbo groot en fwaer datlè meer dan veertigh ponden wegen , en defe flagh hebben geen horens, en können nau-lijcks gaen om hare vettigheyt.
De zee verfchaft hen oock rontom de kuHen veel vifch} maer by Maleate is die in fiilck een menighte, dat men heelc fchepen daer mee bevracht , om naer Indien te voeren : oock worden niet wijt van d’oevers paerlen gevonden , en een koHelijeken Heen, die fommige Cornaline noemen.
De bewoonders der zeekuHen fijn van een Zedm. oly-achtige verwe, byna als d’Abylfinen oft Ethiopers j maer in ’t lant fijn die van Alma-chara blancker dan andere ; doch die van Reame fijn ten meeHendeel fwart. Sommige hebben aengemerekt, dat die van dit lant fijn van een fchoonder geHalte, en veel aengenamer dan d’andere Arabiers.
Sy fijn groote jagers ,quot;arbeydfaem , hoovaer- Gmegent-digh, vermetel, en oorloghslieden , van een
goet
A R A ' goet verftant, en hooge gedachten, én die treffclijck weten te fpreken , en dat alleen door een natuurlijck vermogen : fy houden fich bee-figh , om de kennilÏe der kruyden , tot de Me-dicijn-kunft dienftigh , te bekomen ; fommige nemen een groot behagen in de Poche, èn vele van hen begeven hch tot den koophandel. De rijckdommen van dit lant beftaen in dro-f^oophan- gerycn juweelen , en paerden. Den voor-naemhen handel te Aden gelchiet meeft in meede oft krappe, waer van ly jaerlijcks twin-tigh duyfent lallen verfenden, met paerden, roofe-water, drooge rahjnen, en opium. Sy handelen llerck op Caire , en door geheel Ooft-Indien. Te Aden wort de marckt’s nachts gehouden , om d’overgroote hitte des daeghs j en al de fchepen, die van Indien, Ethiopien en Per-hen komen, fetten hch hier ten ancker, om hch t’ontladen , en andere waren in te nemen. Fegctring. Dit lant gchoorfacmt ten deel den Turck-fchen Keyfer , welcke, federt het jaer i ƒ38 , de koninckrijcken Aden, Zibit en Zidem be-ht ; hy onderhoudt te Aden een Beglerbey, die over alle defe gewellen gebiedt. Calife, niet wijdt van de grenlèn van Ormuz gelegen , en Maleate, hjn mede onder den Grooten Heer federt het jaer 1542. Doch verre het meelle deel van Geluckigh Arabien is noch vry van de Turcklche heerfchappye. D’inwoondcrs hjn Mahometanen, gedeelt in verfcheyden feélen, gelijck men belpeurt aen de gene die op den bergh benoorden Ajaz woo-nen, welcke aenMahomet, Hornar, enhjne medebroeders, gelooven ,• maer die van den anderen bergh volgen de leeringen van Ali, en de meeningen der Perhanen, leggende, dat * d’andere ketters hjn , foo datfe daerom fomtijts d’een den ander ombrengen. Dtvniete De dcvotie te Medine gelchiet aldus : niet -^ijjt van dele-ftadt ftaet een put, daer de Caravane hch een dagh ophoudt, en yder hch waft en reynight ; daer na gaet men in de ftadr, en in den tempel, daer men de dootkift van Mahomet het, (niet te Meke oft Mecha; ) hier doet yder hjn gebeden en andere plechtelijck-heden en ceremoniën , en belchouwt de graf-ftede. Maer men het hier geen ylère oft ftale kift, noch zeylfteen, daer ’t gerucht foo veel van fegt door een byna gemeene doling : van hier gaenfe naer Mecha , daer ly oock hunnen Godtsdienft, na hunne wijfe, verrichten. De Mahometanen houden voor een fekere faeck, dat de gene die in pelgrimagie naer Medine gaen, en tegenwoordigh hjn op de grootefo-'lemniteyt oft hooge feeft die daer in September,wort gehouden,geheylight en faligh hjn, en niets meer noodigh hebben om in ’t Paradijs te komen ; in voegen dat fy de lèlve Agi, dat is, Geheylighde, noemen. WOEST ARABIEN. Natren. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;TOefl Arabien, dat de Hebreen Kedar , V/A/ jongfte Schrijvers het Eerfte oft ’ Neder-Arabien, en de Barbaren het Arabien van Sam oft Xam , dat is, van Syrien |
BIEN. x noemen, om dat het daer aen paelt, wordt oock Beriara geheeten. Dit lant paelt ten ooften aen dat van Babylon Crenfe». langs de bergen die hch van den Euphraet tot aen de Perhlche golf uytftrecken 5 ten wellen breyd her hch uyt tot aen Trachonitides, Arabie Petrea , en Syrien ; ten noorden grenft het aen Mefopotamien ,• en ten zuyden aen de bergen van Geluckigh Arabien , en ten deel aen de Perhlche golf. Hoewel dat dit deel van Arabien het Woefte ,wort genaemt, foo is ’t evenwel op fommige plaetlèn , infonderheyt by den Euphrates , bewoont. Men het niet wijdt van de Perhlche zee de plaetfen Carmodibara, Cues , Coftache, Conga, Monahon, Ratama, Toron aen de mont der riviere Carazzar, en op den Euphrates het men Ana met hjn woeftijnen ,• de naem ■ defer ftadt beteeckent moeyte ofgramlchap, en ly ftreckt hch uyt tot aen de beyde oevers der riviere, lbo dat d’een fijde als in Melopo-tamien, en d’ander in Xam oft Arabiftan is gelegen: ly is met muren , doch die out hjn, omringt , en heeft een fterekte aen de noordhjde : nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. fy bellaet uyt twee ftraten, d’eerfteaen d’eene , de tweede aen d’ander hjdc van den Euphrates , yder ontrent twee mijlen lang; enbeydemet ontrent vier duylènt huylèn voorben. Als men van daer naer Alep gaet, ontmoet men een groot dorp , Sukane genaemt, van ’t Arabilch woort Sukan , ’t welck lbo veel beduyt als koken oft heden , gelegen tulTchen twee bergen, met een Sterekte in ’t midden. Van daer komt men by de placts Taybah, dat ontrent Tajbak, -250 huyfen heeft, en een fterekte vanaerde ƒ zooden , op de verwoeftingen van een ander, dat van Heen was, gebouwt. Mexat Ali oft Mam Ali , welck beteekent j/«« Melquite oft Bedehuys van Ali, is oock een ftadt van dit geweft , gebouwt, byna duyfent jaren geleden, by een lac dat den Euphrates maeckt, of op een van hjne armen , twee dagh-reylen van Bagadad. Mexat Ocem , dat is , de Mcfquite van A^xat Ocem, leght in defe lant-llreke : ’t is een open plaets, doch met vier duyfent huyfen voorben, waer van eenige feer wel, na de wijle van’c lant, dochlaeghhjngebouwt. . Men plaetll hier oock Chrau en Beriana, met chraut» hjn woeftyne, in welcke men veeltijts, als men Bmanti, van Damas naer Bagadad reyft, een groot ge-raes in de lucht hoort, als van volck te paerde, en vele diergelijeke vreemdigheden, die de Ca-ravanen verbaeft maken. Saba, hedensdaeghs Similcalac geheeten, is'Sa!)a,eft oock een ftadt van dit Arabien : fommige mee-nen , dat de drie Magi oft Wijfen , ( die men oock de drie Köningen noemt, ) uyt het geflacht van Balaam en der Zabaïllen hjn gelpro-ten, welcke d’opftandinge der dooden geloofden ; en datlèuyt dele ftadt van’t Woefte, én niet uyt het Geluckigh Arabien , naer’tjoot-Iche landt hjn gereyft. Dit landt heeft meeft over al een ge temper- Hoedanig-de lucht, behalvcn aen de hjde van ’t landt heyt-van Bagadad, daer de lelve dicker is en vol ne- 'veligc |
ARABIEN. nbsp;'17
velige dampen,uyt ooifaeck van de moerafTchen die den Euphrates voortbrengt, als hy fich over ’t platte lant uytlpreyt ; en te Sukane , dat oock een ongefonde lucht heeft. Defe Provintie ftreckt fich wijt uyt, maer ’t meefte deel is berghachtigh,dor en vol landt: fy heeft niet verre van Babylon feer groote woefte velden, en in ’t ooften eenige moeral-lchen j doch niet tegenftaende de fware lucht, hitte en dichte regenvlagen , groeyen hier uyt-nemende vruchten op de plaedèn die bebouwt lijn en de wijnftocken wallen in d’aerde die afgelchoten is, en dat in fulck een menighte dat men fich moet verwonderen. Dat gedeelte leght naer ’t wellen , dat met foo vele lantber-gen belet is, door ’t welcke men met het compas als op de zee , moet reyfen : maer de plaetfenin de vlackte, die bequaem lijn om tarwe en haver voort te brengen , geven veel voordeel aen hunne meefters. Crane» e» De landerycn ontrent den Euphrates gelegen, vrw/;«». overvloet van garft en dadelen ; en die van Mexat-Ocem veel tarwe, garft, erten en boonen , vruchten d’onfe gelijck ,• maer hier lijn weynigh boomen. « Gedierte. • In dit lant fijn oock een groote menighte rammen, lchapen en geyten, en diergelijcke dieren die de heyde beminnen j oock leer veel kamelen , om de groote weyden in de woe-ftijne , en de goede lucht. Maer men vint hier weynigh of geen Iwijnen. yijlchen, Den Euphrates heeft vele goede vilTchen niet ■ wijt van Ana, en op andere plaetfen ; en die van Mcxat-AIy hebben ’er een groote menighte in een lac oft ftaende water dicht by de ftadt maer de Moren maken ’er weynigh wercks af, en etenfe felden.^ ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' i lt; Ceßalte D’inwoonders van het woeft Arabien fijn van £j.^ye geftalte , en komen veel tot hoogen ouderdom. Die vantMexat-Aly fijn meeftendeel» wit, gelijck als die van Ana ; en de vrouwen van Sukane munten uyt in fchoonheyt. * ‘ Gene^erfthe. Dic vau Mcxat-Aly fijn quaet-aerdigh , en al de wegen van dit lant fijn vol roovers. Dochgt; dit is in tegendeel in hen te prijfen , datlcaen^ .. ' aHej die door ’t lant reyfen, ofte.fich by hen ■ ophouden , van hun broot» aenbieden , wacrin d’Arabiers meer te roemen fijn dan vele andere volckeren.’ ” nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ OefeHin- Die in de woeftijne woonen , leven als har- * ders , flapen in tenten , waerom de Griecken hen Scenites en Nomades noemen : maerd’an-deren houden fich beefigh met den koophandel oft den lantbouw. |
Dit lant ftaet onder ’t gebiedt der Turcken, Goftver»e’ uytgefeyt de Provintien Agiaz-Rach en Tif,die den Koning van Perfen voor haren heer erkennen ; en dewijl hy een belchermer is der Maho-metanen, die de feéle van Aly volgen , lbo heefthy altijt deel aen de heerfchappy. Hoewel denTurckfchen Keyfer hier lanitlers enTimares onderhoudt, lbo ftaen evenwel defe landen in ’t byfonder onder Arabifche Köningen en hee-ren, die d’inkoraften der lelve genieten, en daer af den Grooten heer een kleyne Ichatting , tot erkentenis van opper-heerlchappy , uytkee-ren. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, Die van Mexat-Ocem fijn Mahometanen , ji^ahewe^ gelijck alle d’anderen in dit lant j maer ly fijn tanen der Raphazis oft Xyahis, dat is , die fich houden aen de feéte van Aly , even als de inwoonders van Mexat-Aly 5 en om dele oorfaeck hebben ly een doodelijcken haet tegen alle andere feden en Godsdienften , foo der Moren , als Joden , en Chriftenen 5 infonderheyt de tweelaetftc, die daer niet mogen woonen. In ’t gemelde Mexat-Ocem is een Melquite oft kerek, aen Ocem, foon van Aly, gewijdt, die hier begraven is, en in dele plaets van doift fturf j en daerom houden ’t de Moren , infonderheyt die ' van defe lede, voor een werek van groote ver-dienftën, dat men, om de liefde Godts, een yder die het eyft te drineken geeft. In de Mefi. quite van Aly fijn vele treffelijcke ftucken, en onder andere drie groote goude lampen , met koftelijcke.fteenen verrijekt, door verlcheyde .»■ Princen vereert, ’t Is oock een der vermaertfte’ Mefquiten van geheel Alien , daer, de Perfianen in groote menighte haer pelgrimagie komen verrichten , en maken defe plaets uytelmaten^ rijck , lbo dat ’er ontrent het graf van Aly meer dan twee duylènt lbo goude als filvere lampen hangen,- en defen tempel is met meer dan vier, hondert Zeythes , die de Turekén Alphaquis noemen, welcke.lijn als de Priefters by de ChrU* .. ftenen, voorfien. 1 - Ana wort van Joden en Moren oft Mahome- /ode». tanen bewoont. De Jodenj genieten hier byna de felve vryheden als de ^Moren, die in twee fadien lijn gedeelt,- want d’^^ne, uyt d’oude, inwoondersdeslantsgelproten, gelooven niet* in Mahomet-dan door dwang j hunne voorou-^ ders aenbaden de,zon, en men gelooft,datfe in 1 ’t heymelijck de felve fuperftitie plegen. D’an- j dere Moren fijn van andere plaetlèn hier geko?, men om te woonen, en volgen de doolingen van Mahomet. |
EYLANDEN onder Arabien behoorende.
so RI DAN oft ZOBETH. l/af»e». TT Et eerfte eylant van Arabien, gaende van |
1 I ’t noorden naer ’t zuyden , is Soridan, dat Gelege»- quot;^d’Arabicrs Zobeth noemen : het legt niet heji. verre van’t vafte lant cn de ftadt Tor, welcke men recht tegen over den bergh van Marfo-van fiet, en ftreckt ten ooften naer een kaep van Arabien, die tien of twaelf mijlen in zee uyt-fteeckt; ten zuyden is Ethiopien, tenweften ’t lant der Troglodyten , en ten noorden Pale-ftine. Dit eylant is redelijck wel bewoont , en heeft verfeheyde welgebouwde plaetfen. ’tAertrijck brengt hier geen graen voort, Krtechfe». foo dat het van ’t vafte landt moet komen,hoe- Q nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wel |
A R A B 1 E N.
wcl dat cenigc op de heuvelen, als de bequacm-Ite plaetfen , garft , haver en geers faeyen. Daer waft oock rijs, erten en booncn in overvloet, welche ly in plaetle van broot gebruycken. Gtnegent- D’inwoonders hjn feer welluftigh j en onder andere gebreken , uytermaten onkuys ,• en om die te vermeerderen , gebruycken ly ftkcre wormkens, die ly toebcreyden en eten. Sy leven meeft van vilch , waer in oock haren groot-ften handel beftaet. rrxpMw. 5y vergiftigen hare pijlen en lancien, van riet gemaeckcj loo dat men van hare wonden //(trfchap- niet kan genelèn worden. Sy ftaen onder den p)quot; Turek, en lijn Mahometanen en hoewel dat-fe altijt eenige Chriftenen onder haer hebben , ly worden daerom niet beter, dewijl die met hen op den quaden wegh ten verderve loopen. Z E I B A N. HEt eylandt Zeihan is ’t grootfte in d’Ara-bifche golf, en behoort tot Geluckigh Arabien; ’t leght feftien mijlen van de kuft van Alep. Het ftreckt van noorden ten zuyden , lijnde dertigh mijlen lang, ‘en een weynigh meer dan twaelf breet. C A N A R A N. j ‘= iTaiutit. quot;p^It eylant wort van d’Arabiers Cademoth, I Idoch in ’t gemeen Canaran genaemt, en leght niet wijt van Arabien , van Ziden 170 mijlen, en jo van DalacciaoftDalacca, een eylant van Africa in de lèlve zee , doch feer dicht by Zezzan, een plaets van GeJuckigh Arabien, vier mijlen van de kuft gelegen , en drie mijlen van Zazer, een ftadt van ’t Ko-ningrijek Aden, en 44 mijlen van Bebel-man-del, byna in ’t midden van d’Arabilche golf. Groettt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;In haren geheelen omring heeft ly vierSpaen- Z/rtivw«. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vijf Franfche mijlen. Sy heeft twee havens, waer van d’een Becdanic geheeten, gevaerlijck is in ’t inkomen, en d’andere Kal-vacaljaen de llincker lijde van d’ingang liet men een kleyne forterelfe, waer op men nacht en dagh wacht houdt y uyt vreele van overvallen te worden. De ftadt, die dicht by de haven ley t, heeft niet meer dan drie hondert huyfen, hoewel datlè eertijts een redelijeke en fraeye plaets was ; maer ly is verwoeft door de Porta- * gylèn onder Alphonfe Albuquerque. |
Dit eylandt heeft vele ververftingen , en ver-leyde fonteynen van foet water, ’t Is het htjt. befte , het vruchtbaerfte , en vermakelijekfte van defe geheele golf. Het heeft feer dichte bolfchen , en brengt vele dadels , gember, geers, en andere vruchten voort. Oock is ’er veel groot en kleyn vee. D’inwoonders lijn fwart,en van coleur ah d’E-thiopiers , en kleyn oft van middelbare geftalte. der inuocn-Sy lijn van aert als d’andere Arabiers, en hou-den ftch meeft beeligh met viftchen. De mannen gaen naeckt, fonder iets op ’t hooft, aen de voeten, en voor de lchamelheyt te dragen, dan een linnen doeck. Sy brengen op de kullen van ’t vafte landt vele dadelen, gember, en hare andere vruchten. Dit eylant behoort aen den grooten Turek, welckers volck hier feker Italiaen , een geefte-iijek perfoon fijnde, ombrachten, alsnyin’t jaer naer Ethiopien wilde reylen. D’inwoonders lijn Mahometanen. C V R I A M V R I A. SOmmige achten Curia Muria voor een enckel eylant, hoewel het in twee bylbn-dere en afgefcheyde eylanden beftaet. Sy leggen niet wijdt van Bebelmandel, en vier oft vijf mijlen van ’t vafte lant van ’t koninck-rijek Fartach, oock niet verre van de Caep de Guardafu tegens ’t noorden, recht tegen over Norbante, een ftadt van Geluckigh Arabien. Hier rontom wordt veel vilch gevangen, en onder andere witte fchildpadden, met feer fchoone jfchilden of deckfels. D’inwoonders oeffenen lieh in den landtbouw, en vlieden den oorlogh. De kooplieden halen van hier de fchilden iceofba»-of lchélpen der lchildpadden , van welckc men allerley frayigheden maeckt ,• en brengen haer in wifleling veel rijs, tarwe, en Indilch lijn-, waet ; en dus wint men aen wederlijden, en d’eylanden worden van alles voorlien, en volck-rijeker. In’tjacr 1503 waren d’inwoonders Mahorae-tanen , en ’t is niet waerlchijnlijck datfe ledert «««. van opinie lijn verandert; want alle d’omgele-gen geweften lijn van dele peft der dwalingen befmet.’ |
De Erentfefte, Hoogh-Achtbare, Wijfe, Voorfienige feer Difcrete Heeren,
DE HEEREN
BEWINDHEBBEREN
VAN DE
GENERALE N EDERLAN DSCHE GEOCTROYEERDE OOSTINDISCHE COMPAGNIE.
YNE HEEREN,
Verfcheyde redenen hebben my als gedwongen, uwer E. Hoog-Achtb. de-fen Sinefen Atlas ( die ick uyt het Latijn van de E. H. Martinus Martinius
Neerduyts heb doen fpreken ) toe te eygenen. Een der felve acht ick gants onnodigh aen te wijfen, te weten de nuttigheyt der Landt-befchryving; want indien men het voordeel, dat uyt de Landkunde te bekomen is, met levendige voorbeelden begeert te beveiligen, men kan van de waerheydt defer faecke geen beter getuygen , onder alle volckeren des Aerdt-rijcks, als uwe E.H.A. voortbrengen. Andere te verhalen llrijd tegen uwer E. H. A. wijfe heusheyt, nademael die van geen ding minder kennilfe als van eyge deughden en welverdiende lof wil dragen. Een reden evenwel kan
-ocr page 59-ick niet verfwijgen, welcke is, dat dit Boeck van de E.Martinius op uwe Schepen,en als onder uwe befcher-ming, uytder Sinefen fchriften, (diehyons als zijn moederlijcke tale menighmalen voor-las) in ’t Latijn is befchreven,en alfoo ten dienfte van’t Gemeen, en ook van die gene die de Geleertheydt en goede Konften beminnen, overgebracht. In voegen, dat de wereldt uwer E. H. A, ten deele daer voor danck fchuldigh is ; en infonderheyt ick, indien uwe E. H. A. gelieven fich te gewaerdigen, dit werck, en den arbeydt by my daer toe aengewendtjOm’t felve in ’t licht te brengen,onder uwe gunftige befchuttingte nemen. Welck vertrouwende , ick wenfche uwer E. H. A. langdurige voor. fpoet , en dat uyt defe Befchryving veel heerlijcke vruchten mooght trecken in het tijdtlijck, door uyt-breyding van uwen handel. ende een onwaerdeerlijc-ken fchat bercyden in ’t Geeftlijck, door voortplanting van de Chriftelijcke Religie, in het bekeeren der blinde Heydenen, tot eere van Godes Heylige Naem, en befte van ons lieve Vaderlandt. Met welck eyndi-gende ick altijts blyve
Erentfefte, Hoo^-Achtbare, hPÿÇe, ÏAorfienige, lt;
Jeer Tiijcrete Heeren,
I
Xjwer E. H. A.
Dienft-bereyde
-ocr page 60-P R I V I L E G I I
FERDINAND! IIL
ROMANORVM IMPERATORIS,
Germaniæ^Hungar. Bohem. amp;c. Regis, amp;c.
Aera Cæfarea Majeftas, Auguftali benignitate, favo-re ac patrocinio commoda eorum, qui in difciplina Geographica excolenda amp;nbsp;amplificanda gnavam po-nunt acfedulam operam,fufcipiens provehendajcon-fideratâ deinde fubmiffiffimaruni Ioannis Blaeu pre-cum æquitate , iifdem tanto annuens facilius, quanto judicat indi-gnius, eum, qui rei litterariæ juvandæ, curiofoque aliorum ftudio excitando pariter aepromovendo enixius infudaverit^fperato ope-ræ atque impendii fui fruePu exui ; Imperiali privilegio munivit diâumi. Blaeu Typographum Aniftelrodamenfem Hæredefque ipfius ; ne quis citra voluntatem ejus, aut ipforum , ad quindenos annosproxiniosjfextam partem Majoris Atlantis fub nomenclatu* ra Sinenfis, cum deferiptione P. Martini Martinii,ejufdemque ta-bulis, in toto five in parte, una alterave forma, vel alia lingua, intra fines Sacri Romani Imperii, Regnorumque, Provinciarum ac Do^ miniorum S. Cæf. Majeft. hæreditariorum, recudere, vel alibi im^ preflam importare, vendere , aut diftrahere clam vel palam aufit. Si quis migraflSt, non folum libris hujufmodi, quos quidem loh. Blaeu, aut ipfius Hæredes , ubicunque deprehenfos , five propria authoritate,fiveMagiftratus loci illius auxilio apprehendere ac fibi vindicate poterunt, de faéto privari ; fed amp;nbsp;viginti quoque marca* rum auri puri puti, ex ferqifle Fifeo Imperiali, ex altero femifle loanni Blaeu , aut Hæredibus ejus , pendendarum mulélam dare, . damnas fit. utlatius in literis S. C. M. fubfcriptione amp;nbsp;figillo mu-nitis, Viennæ 7 lanuarii,
ferdinandvs.
V'. FERDINANDVS COMES CVRTIVS.
'M mandatum S. Cièpirete Majcflatis proprium
JOANNES WALDERODE,
-ocr page 61-EXTRACT uyt de PRIVILEGIE van de Hoog. Mog. Heeren STATEN GENERAEL.
E Staten Generael der Vereenighde Nederlanden , hebben geconfenteert, geaccordeert ende geoótroyeert gt;nbsp;aen Joan Blaeu Boeckdrucker tot Amfterdani, omme voor den tijde van twintigh achter-een-volgende jaren,met feclufie van allen anderen, binnen de voorfz Landen te mogen doen drucken, venten en verkoopen , de Kaerten van de Provinciën van China, met de Geographifche befchrijving , onder den naem van den Chinefchen Atlas , verbiedende allen ende iegelijeken binnen den voorfz tijdt, den voorfz Atlas in’t geheel oft ten deele nae te drucken, ofte doen nadrucken, uytgeven, verkoopen , oft elders nagedruckt binnen de opgd-melde Landen te brengen, op de verbeurte als breeder in de originele brie- , ven van Oótroye, verleent in den Hage den xx Martii, m d c l v.
Onder ftont W. RIPPERDA v\
Ta adomantie Tpan de felve in ai/entie tem den Griffia
J. SPRONSSEN.
EXTRACT uyt de PRIVILEGIE
der Ed. Gr. Mog. Heeren
STATEN VAN HOLLANT.
E Staten van Hollant enWeft-Vrieflant hebben geconfenteert, geaccordeert en geodlroyeert aen Joan Blaeu t’Amfterdam,dat hy , gedurende den tijdt van twintigh eerft achter-eenvolgen-de jaren,alleen fal mogen drucken, uytgeven en verkoopen dit Boeck , genoemt den Sineßhen Atlas, oft een Geographßhe Beßhriß n^ing ^an 7 Bijek Sina, met alle de Kaerten van ’t felve, befchreven door
Martinium. Verbiedende allen ende eenen iegelijeken het voorfz Werek in defe ende eenige andere talen ofte formaet, ende onder wat pretext her felve foude mogen aengewent werden , nae te drucken ofte verkoopen, oock elders nagedruckt, binnen den voorfz Onfen Lande te brengen ende te verkoopen , op verbeurte van alle foodanige nagedruckte , ingebrachte ofte verkochte exemplaren , mitsgaders van de kopere Platen tot het felve werek behoorende, ende daerenboven een boete van foodanigh een fom-me van penningen, als breeder blijekt by d’originele brieven van Oólroye, verleent in den Hage, onder ’t groote zegel van den felven Lande, den xi Mey, M D c L V.
J. CATS v\
Un ter ordonnantie y^an de Staten ondcrteeckcnt
herb; van B E A U M O N T.
-ocr page 62- -ocr page 63-fl
RE GXVM. ”
tKKKIISf
-^^0
Septen
'1' w r ü
^SS
i‘°
35
KlAlsiG
J .'JÓMTfW-
yjo
^35
J. Je. ZFatuo
'M' ]l
man
R I i^S HIES.
^50
T. sierra-
SZ' Ót^tnum- ÿie^tCcA 'JPcêb^rcttce. .
L'MRT'j
j.C)gt;
CoÏtJ^ta^
i'*fAïquot;'
O ta
3°
n
2i
VAN
’t U Y T E R S T E nbsp;ASIA,
Of Landt-befchrijving van ’t
s I N E s C H E nbsp;R Y C K.
VOORREDEN aen de LESER,
» In de weick ’t geheel uytterfte Afia in ’t algemeen befchreven wort.
lemandt, dan de de tijden gèfchreven, begrijpt byna drie gene, die onkun-' duyfent jaren voor de geboorte van Godts digh en onervaren in faken is, kan log-henen dat Afia het
zoon, gelijck klarelijcker blijekt nyt ons Kort begrijp der hiftorien van t uytterfte
edclfte van alle lant-fchappen, die defe onfe aerdtfche Globe oft bol begrijpt, noch is, en eertijdts van ’t begin der dingen
geweeft heeft ; vermits dit deel de verma-kelijcke lufthoven, van Godts handt geplant , die men gemenelijck het Paradijs noemt, en ’t eerfte van alle andere landen d’eerfte menfehen, en onfe ouders in haer fchoot ontfangen en gequeeckt heeft ; en ’t welck , door de voortplanting van ’t menfehelijek gedacht, haer voort-plantingen deur d’overige deelen van de weerelt wijdt en breet verfpreyt heeft. Dit heeft de eerfte de feden , Godtsdienft en plichtelijckheden , de rechte middel van te leven, de letteren, en d andere wetenfehap-
heeft Godes Zoon lelf, de voorfpraeck en
dat fy toen alreê de letteren , de wijsbegeerte, die tot de zeden behoort, en de wiskon-ftige wetenfehappen voornemelijck gehadc hebben ; ’t welck d’oudtfte obfervatien en waernemingen der fiarren klarelijck tonen; en de wetten van te heerfchen, uyt d’oudtfte boeken getrocken,en tot aen defe tijden noch overgebleven, aenwijfen.
’t Landtfchap,’t welck ick hier’t Uyttet- Waeyof» fte Afia noem, wordt van fommigen Serica, en^uan van anderen Sina^ oft ChinaiCn van de Tat-tars C^^.!ï^z/;;2genoemt,gelijck oock JVian- de namen gm, met welckenaem voornamelijck niet Too feer ’t landtfchap , als de Sinefen felven genoemt worden : wantbetekent m hun tael barbarifche en woefte men-fchen, daer rneede Tartars gemenelijck de Sinefen befpotten ; feker geen oneyge be-fpotting voor de verwaentheydt en hoogh-moedt der Sinefen. De Turcken oock, en de Moren , met de Saracenen , die alle drie
jaren, volgens de verfierde, en valfchelijck verdichte gezantfehappen van hun Konin-gemeene zondtvioet der weerelt) geen deel gen, te voet deur Laor en CaÇcar naer Sina ouder, edelder, oft beter bewoont geweeft, trecken, noemen het oock Catajurn , van 'van'tuy- Uytterfte,’t zy men op de burgerlijc- ’t welck wy terftondt hier na breeder füllen ke middel van regeeren, oft op ’t gebruyck fpreken. Doch ( het welck met recht in en kennis der letteren fier. Want des felfs yder groote verwondering ontfteeckt ) alle hiftorie, door de Sinefen felven van feer ou- defe vreemde namen fijn geheel by de Si-
Voortref-felijck-heydt
terße A~
Maer in Afîa felf heeft (ten minften na d’al-
Laor
defe vreemde namen fijn geheel by de Si-A nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nefen
X nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V o o R R nefen onbekent, foo men defe eenige uyt-fondert, namelijck , vermidrs (y, 'gelijck ick gpfeyt heb , dus uyt fmaet en lafter door de Tartars genoemt worden. Maer de Sinefen noemen hun Rijck^Z?;^«-, en Qhungqtie, welcke beyde namen het van fijn voortreffelijckheyt gekregen heeft : de lefte bediedt foo veel, als Middel-Rijck ; ( want fy gelooven dat fy in ’t midden van het Aerdtrijck gelegen fijn ) en ’t eerfle, te weten Chun^hoa, beteekent tuyn , oft eer een bloem. Defe twee namen hebben gemeen, en nreeft beftan-digh ge weeft ; doch federt fijn ’er ver-fcheyde anderen , naer de verfcheyde gevolgen der verfcheyde geflachten en heer-fchappyen by gekomen. In defer voegen wordt dit Rijck nu van de Tartars T^'z-geheeten, ’t welck eertijdts ‘Taiming , en voor drie hondert jaren nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge noemt wiert. Men magh dieshalven wel met recht vermoeden, dat dit het Rijck der Hippophagen is ; want fy nuttigen oock het vleefch van paerden, often, oft van andere heeften,hoewel dit by de Tartars meer gemeen is. Maer van waer de Sinefen, oft eer Chi-^Tslne- nefen, hun naem gekregen hebben , blijckt y?» hun klarelijcker uyt mijn Epitome of Kortbe-grijp,in welck ick betoon dat die van Cirii hehhen. Kcyzerlijck geflacht, gefprooten is. Maer de genen, die feggen dat defe naem uyt een benaming, gemeen onder de Sinefen, namelijck Cïng , fijnoorfpong heeft, dolen naer mijn oordeel, en miften de rechte wegh : want alle de Sinefen, die aen defe en gene fijde in die plaetfen met d’In-dianen oft Rortugefen handelen, en met hun fchepen naer Indien trecken, fijn gewoon uyt beleeftheydt d’anderen niet Cing, maer Cia in hun moeders tael te noemen : invoegen dat de geletterden alleen, oft die een cierlijcker tael fpreken , Cing feggen ; welcke tael aen de kooplieden uyt Qhincheu en ^l^angtung, die tot noch toe byna alleen van de Sinefen te fcheep gevaren hebben , ten meeftendeel onbekent is. Ick geloof eer dat het heele Rijck de naem van d’inwoonders - der ftadt Chinches gekrc-’ gen heeft : want defe fijn meeft gewent met hun fchepen deur geheel Afia te fey-len ; daer af de Portugezen en Indianen lichtelijck de naem van C\)ina gefmeedt hebben. Sommigen leyden defe naem af van de Sionen ; want, feggen fy, in de Sio-nifche tael betekent Sina een uytmuntend E E D E N en voortreftèlijck landtfchap. Doch dewijl ick niets lekerder hier af kan vinden , foo durf ick niets feker daer af verfekeren. |
Dit fy meer dan genoegh, voor foo veel Grenzen de naem aengaet, om ter faeck te komen. lek noem’t het uytterfte Afia; het uytterfte uyt oorfaeck van de plaets, daer ’t in leght, die warelijck d’uytterfte is : want het is aen d’ooftfijde van de zee Eoum befloten ; ver-midts men uyt d’ervarentheyt felve bevindt dat d’Indifche zee, tot noch toe Eoum genoemt , niet fekerlijck d’uytterfte is. Defe Zee wordt van de Sinefen Tung, dat is Oofterlijck geheeten ; en befpoclt van ’t noorden naer ’tzuyden , en van ’t zuyden naer ’t weften byna dit geheel uytterfte A-fia, dat aen de noortfijde van ’t oude Tartaria , en van de koninekrijeken jSliuche, ISHulhan^ en een deel van ^an^u befloten Wordt door defe vermaerde muur, die door de fchriften der Schrijvers foobekent is, en met fware gebouwen in de zee zelve in Leäotung met haer uytterfte grenzen fich opheft, daer ’t hangendt eylandt Corca fich noortwaerts uytftreckt : van daer loopt defe muur met een lange ftreeck , die byna aen malkander is, in ’t geheel van fteen ge-maeckt, drie hondert Duytfe mijlen verre, tuftchen de toppen der bergen naer het weften , daer fy aen d’oever van de Gee-le- oft Safffaen-vloet ( van de welck hier nae breeder gefproken fal worden ) een eynde neemt. Voorts, dit Rijck, fich meer naer ’t noorden buygende , wordt door het koninekrijek Tanju, en door een fandige wildernis befloten, door welcke wildernis het van ’t Rijck Samahari en CaÇcar afge-fcheyden wordt. D’overige landen,die nch naer ’t zuyden ftrecken, worden omringt * en omhelft door de Rijcken van Prefle Ioan, Geo oft Qangingu,{y2n de Sinefen met een gemeene naem Sifan genoemt) P'thet Laos, MeUy Pegn, daer het aen Bengale reyckt,en eyndelijck PÓ/nkmg en Cochinchina y van de Sinefen Ktaochi geheeten. Het ftreckt fich tot omtrent dertigh graden in de langte uyt, te weten van ’t hooft,oft van de zeebergh der ftadt Ningpo y van de Porto gefen Liam^o genoemt, tot aen d’Ama-felfche, oft Damafifche bergen. De groot-fte breedte is van d’achtiende tot aen de twee-en-veertighfte graed noorder-breedte. Dit geheele landtfchap, foo groot en ruym als ’t is , wordt van een , en foo groot een Oppervorft geregeert en beftiert, dat men niet tonrecht feght, dat het in grootheydt |
van
van heerfchappy tegen geheel Europa weeldigh en in overvloet te voorfchijn ko-magh dingen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men, gelijck Indiaenfche vijgen, Palm-no- 4ijcke Veflin- heydt en plaets met d’andere aenpalende deelen der weerelt naerftighlijck by fich felf overweeght, men fal feggen dat het van natuur als tegen d’andere landtfehappen ge-plaetft , en als tot een veiling der felver ge-maeckt is : want alle des klfs toegangen fijn foo en2 en gefloten , dat het, door fich felf van d’overige landen afgefcheyden,een weerelt in de weerelt felve fchijnt te maken. Ter plaets, daer ’t fich naer de zee ftreckt, heeft het byna geen diepte van gront ; en der felver ftranden fijn door de ftormen bekent, en dooi de klippen en bancken,die fich hier en daer op verfcheyde plaetfen onder ’t water verfchuylen, feer vermaert ; ’t welck oorfaeck is dat de groote fchepen gelijck oorlogh-fchepen,endiergelijcke anderen, daer geen veylige toegang en fekere reê hebben. Naer ’t noorden is defe groote woefte wildernis, en de muur, daer toe de konft de natuur, foo fy ergens mifl, geholpen heeft. Naer’t wellen wordt het door de feer hoogc Damafifche bergen , die aen malkander vall fijn, van ’t overige Alia, en van de mindere koninekrijeken afgefchey-den, die met een breede tulTchen-ruymte, De Klimaten van 't uy-terfle K^ßa. ftendeel onder de getemperde zona. Dies- begeeren ftaet,foo fijn ’t de reuckeryen van halven , dewijl het fich in foo groot een breedte uytftreckt, foo befpeurt men daer in oock verfchcyde gematightheden van lucht en gront, naer de verfcheydenheydt der landtlchappen,en der tijden van ’t jaer: in voegen dat, gelijck alle landen niet alles können voortbrengen, men oock niet fe- Vrucht-haerheyt. Het klimt op van de tweede tot aen de fefte Klimaet ; in voegen dat de grootfte fo-merfche dagh vijftien uren lang is , die van dertien tot vijftien aenwaft : want in Hainan ofc Ainan is de langfte dagh van dertien , en in ’t landtfchap Peking en Leäotung van vijftien uren. Het Teght met een leer kleyn deel onder de z,ona tor-rïàa, oft brandende zona, maer ten meeeven kout en even heet fijn. De plaetfcn , die naet ’t noorden ftrecken 3 hebben dick-wils groote koude 3 en veel en dick fneeu, die veeltijdts lang duurt, te lijden , dacr de vloeden dick en hardt bevriefen. Maer foodanigh is ’t niet in ’t zuyderlijck geweft, daer men grooter hitte gevoelt, en daer alder hande vruchten van by na geheel Indien ten, Mangas, Ananas, en anderen. Maer in ’t noorderlijck geweft vint men druyven , vijgen, kaftanien, alderhande noten, per-ficken,que-appelen,peren,en andere vruchten, die men in Europa aen de boomen fiec hangen, van de wekken wy hier na befon-derlijckin yder landtfchap füllen handelen. |
Dit landtfchap heeft overal een vruchtbare gront,, aengename lucht, weeldigc beemden, en zout in de zee-plaetfen, en in de vloeden. Jae het fchijnt dat de natuur en konfl: gcfamentlijck hun milde en vrolijc-ke handen , tot volmaking van dit landtfchap, te wcrck hebben geftelt : in voegen dat men niet weet wie van beyde, de vruchtbaerheydt oft de fchoonheydt,meeffc aen d’ander verplicht is. Doch dit moet men belijden dat het gene, ’t welck elders by deelen te vinden is, hier in alles en vol-komentlijck gevonden wordt : foo dat men met meer recht van dit landcfchap,dan eertijdts van Romen, feggen magh : ÓAl wonder, dat men z^iet, wijckt 'voor ’t Sinejche landt 5 ligatuur heeft hier het geen, dat ergens was, geplant. Jae daer is naeuwelijcks iets, ’t welck het van buyten behoeft te begeeren,dewijl daer in veel dingen gevonden worden , die men elders vergeefs foeckt, en meeft begeert worden. Men magh het met recht een kort begrijp van de weerelt, oft ’t gefteente van de ring, dat is van de weerelt, noemen, in ’t welck men meer fchats en waerdig-heyts vinden fal, dan byna, om foo te fpreken , in ’t geheele overige deel van de weerelt. Doch indien ’er iets is, dat daer te Indien, die echter foo nae daer aen , en in bequame plaetfen wafien, dat fy om de ge-ftadige handel van weêrfijden niet foo fcer worden , en foodanigh tot een bandt en hulp-middel, om vriendtfchap en gemeen-fchap met de gebuuren aen te gaen, ver-ftreckc , dat Godt daer door klarelijck fchijnt te toonen dat, gelijck yder landtfchap niet alles voortbrengc, het een landt de hulp en vrientfchap van ’t ander fchijnt te verfoccken. Het wierd eertijdts in twaelf landtfchap- Verfihey-pen gedeelt door hun Keyfer Xunus, en daer na in negen , door des felts navolger y vus, omtrent twee duyfent twee hondert Aßa, |
tl
tl
V OORR EDEN
en feftigîi jaren voor Chriftus gehoor re : want toen begreep het in (ich geen ande-ren ? dan de noorderlijeke geweften , byna van de veertighfte graedrnooider-breedte , tot aen de dart]ghfte,daer de groote vloedt Kiang tot greiispael aen de landtfehappen verftceckte. Sedert fijn alienors de zuyder-lijcke geweften onder gebracht, en van hun woeftheydt in deSinelchebeleeftheydt on-derwefen : en toen is eyndelijck dit geheel Sinefchc Rijck in vijftien groote landtfehappen gedeelt. delen fijn fes,die aen de zee leggen, fchafpen. Peking y Kantungy Kiangnan oft iSlanktng , Chekïang y Fokien y en F^i^angtung» hier naer ’t noorden leggen de middellant-fche landtfehappen, ^^angßy Kian^fi, Huquangy Honan y en Kanß 'y en eyndeîîjck de genen , die fich naer ’t weften ftrecken, Kenßy ^ucFueny Fl^etcheUy en Funnan. Het heeft noch het landtfehap Leäotung naer ’t wellen van ’t landtfehap Peking, daer dc-fe groote muur begint, en ’t hangend ey-landt Corea , dat acn ’t Rijck fchatting be-' taelt. Het teldt hier by noch veel geburi-ge cylanden, die fchatting betalen , onder de wekken Hainan oft Ainan het voor-naemfte is. Ooftwaerts van daer, niet verre van Amacaum, fijn ontellijcke anderen, dickwijls foodanigh aen malkander ge-voeght, dat fy eer een , dan veel fchijnen. ’t Naefte eylandt hier aen is Form o fa, van de Sinefen Lieùkieù genoemt, tegen over ’t landtfehap Fokten. Van daer naer de zeebergh LFingpo light het eylandt (hea-xan y nu vermaert en veel bcfocht. Daer fijn noch meer eylanden naer’t noorden , tulTchen Corea en Sina , van alle welckc wy op fijn plaets füllen fpreken. Gedaen- gedaente van ’t geheele Rijck van te. Sina is byna vierkant ; en dus wordt het in de kaerten van Sina vertoont. Twee zeebergen loopen echter verre in zee uyt, die van de Sinefen Fung genoemt worden;d’een aen de (ladt Ningpo , uyt de welcke men een korte overvaert naer Japon heeft, dat men omtrent in veertigh uren tijdrs bezey-len kan ; d’ander in ’t landtfehap Kantungy aen de (ladt Tengcheu , daer de zee met een arm tu(rchen Corea en de (Irant van T)oltngen tn de me une en oude kaerten. Sina invloeyt. Defe zeeboefem verfchilt niet veel van de Venetiaenfche Golf, die tulTchen Italien,Albanien en Iftrien vloeyt. |
Men befpeurt hier uyt heel klarelijck twee grove en dicke dolingen, die men in veel kaerten van Europa bemcreken kan : d’eerke daer fy defe groote muur en hét konineklijek Peking op de hooghte van vijfcigh graden Hellen, ichoon de miiurfel-ve nauwelijeks twee dagh-reyfens van de iladt Peking is, welcks hooghte niet boven de veertigh graden is, gelijck my heughc dat ick met mijn mackers dickwijls waergenomen , jae oock op negen-en-dar-tigh graden en negen-en-vijftigh minuten bevonden heb. De andere doling, niet minder dan d’eerlle, is dat fy voorby Sina noch een an- 7 be-der fœr vermaert Rijck verdichten, ’t welck L fy Catay noemen, met de Heden Qjßnßayy Camkalu, en meer anderen , fchoon er voorby de muur geheel niets anders te vinden is, als Tartars, die met paerden en wagens, fonder in Heden te woonen , rontom (werven, namelijck F^an^ta^ iFiuche y han , en anderen, meer naer ’t noorden gelegen , die om hun borHharnafien en helmen , van huyden der vilTchen gemaeckt y door de Sinefen Yup'i Tartars genoemt worden. De Tartars, uyt defe uytterHe ooHerfche geweHen getrocken , en deur ’t landtfehap Lcaotung ingetrocken , hebben nu onlangs dit UytterHe Afia ingenomen. Maer wat Camkala , L^mfai , Ca^ tay en Aiangin is, fal ick hier nae klaerder dan de middagh toonen , daer ick noch meer andere dingen aen den dagh fal brengen , uyt de wekken men klarelijck het gene, ’t welck by M. Paulus Venetus is , en tot noch toe aen veel menfehen oor-faecken van dolingen fijn geweeH, verHaen fal. Niemant behoeft te deneken dat ick dit uyt mijn eyge harfienen fmeed , oft felf verdicht : neen feker, ick belijd oprechte-lijck dat ick hier getrouwelijck handel, en dat ick dit alles uyt de boecken en landt-kaerten der Sinefen getrocken heb , die fy felven van yder landtfehap gemaeckt en gedruckt hebben, en die ick by my heb, en bercydt ben om aen yder,nieusgierigh daer naer lijnde, te vertoonen j hoedanige vlijt ennaerHigheydt ick hier in gedaen heb, fal de gene, die niet heel onkundigh in de Landtbefchrijving is, lichtelijck mereken. Maer om van defe dolingen weer op de over-wegh te komen , dit UytterHe Afia is, ge- '^^oet'van lijck ick gefeght heb , vruchtbaer en over-vloedigh van alle dingen , die tot nuttig- nootfake-heydt van ’t leven,en tot onderhouding der menfehen dienHigh fijn. Het heeft koeyen, fchapen, geyten, ganfen, endvogels, hoenders , en andere diergelijeke beeilen. Het vloeyt |
vloeyt voornamelijck over van varckens, die men byna in alle huyfen vindt,en die fy met een wonderlijcke kond: meften en vet maken. Dit varckens-vleefch is by hen een leckerny, en wordt meed van de Sinefen gebruyckt, die dat het geheele jaer deur boven alle andere gerechten begeeren, om dat ’et een feer foete fmaeck heeft. Het gemeen volck fpaert oock geen paerden , muylen en ezels, jaeoock geen honden,die aen de tafelen der Grooten opgedifcht, en dierder dan ’t vleefch,verkocht worden. Zy hebben overal geen gebreck van tarwe, rijs, ( de welck by hen in plaets van broot gebruyckt wordt ) geers, en andere aerdc-vruchten , die alle daer gevonden worden , gelijck oock een groote overvloet van al-derhande boomvruchten, behalven aman-del-boomen en olyf-boomen. Het draeght veel van foodanige boomvruchten, die wy noch nooyt in ons Europa gehen hebben. Zy hebben oock de grootfte verandering van moes-kruyden, en grooter vermaeck, en veelvoudiger gebruyck, dan by d’onfen. Wijders,veel,aen de meyning van’tverhuy-fen der fielen vaft fijnde,onthouden fich van ’t vleefch , uyc oorfaeck van Godsdienft. De vloeden krielen hier van vifTchen niet min, dan in eenige andere landen : en Sina krijght niet alleenlijck een groote overvloet daer af uyt de zee,en uyt de meeren,maer voedt die oock gelijckd’Europers de tamme beeften voeden. Want dewijl fy tufl'chen d’ackers, met rijs befaeyt, daer geen beeken deur gaen, grachten en watergangen moeten maken , door de welcken îÿ, om dat ’er gebreck van regen is, uyt noodt het landt befproeyen, op dat het gewas niet van hitte verbranden fou, foo ver-forgen fy daer in fpijs aen de vifTchen , en voornamelijck waterlinfen j het welck te weegh brengt dat men jaerelijcks in May-maent feer veel fchuyten vol water deur Sina fiet fwerven, daer kleyne vifchjes in verkocht worden, die men bequaem acht om gevoedt en opgequeeckt te fijn. Maer fy werpen de genen , die grooter fijn , en uyt de zee gebracht worden,in vracht-fchepen, en bedecken hen met ys, dat fy in de winter hier toe bewacrt hebben, en , die met touwen by daghen nacht voorttreckende , breno-en hen tot in ’t hof van Peking felve : jae fy bewaren hen dickwijls levendigh en varfch een heele maent lang. Doch fy leggen de genen , die fy niet goedt können houden , in fout, oft in pekel, dewelcke dan , als flechter fpijs, aen ’t hechte volck verkocht wordt. |
Zy hebben foo groot een overvloedt van fijn lijnwaet, dat ick verfeeckeren durf dat ’er uyt het eenigh landtfehap Chekiang meer te voorfchijn komt, dan byna uyt het overige van ’t geheele aerdtrijek. Zy winnen twecmael des jaers zywormen aen,met de welcke fy , gelijck de jaerboecken van dit feer oude volck verhalen , twee duyfent en acht hondert jaren voor Chriftus ge^ boorte omgegaen hebben. En dieshalven is feerwaerfchijnelijck dat het gebruyck, en de konft van de fijde van hier tot d’an-dere volckendeurgedrongen is: jae vele be-veftigen met reden , dat het gebruyck van • de feylfteen, en druckkonfi; van hen tot ons overgekomen is, vermidts, beneffens de Ivonifche Tartars, veel Europers in Sina fijn ingetreden, gelijck oock de H. Oderi-cus (van de welcke,volgens hacr gewoonte, de hooghgeleerde Bollandus en Henfche-nius in Aètis Santorum feer verftandelijck handelen ) en Fr. Aytonus uyt Armenien* Wyders, niemant fal tonrecht vermoeden dat M. Paulus Venetus, en anderen , defe konften tot ons gebracht hebben, vermidts de jaren, daer in die gevonden fijn,nietveel daer af verfchillen. Zy hebben het katoen-faet niet langer dan omtrent over vijf hondert jaren van d’uytheemfchen ontfangen : maer fy hebben nu foo groot een overvloet daer af, dat men gelooven fou dat fy byna aen de geheele weerelt kleederen van katoen können befchaffen , en dat fy gewoo-nelijck laken van katoen maken. Het heeft gebreck van vlas, inaer niet van hennip , van de welcke fy met een wonderlijeke nuttigheydt fomer-kleederen maken. Jae dit landt draeght oock dun vlas, dat aen de boomen waft , daer af wy in ’t Landtfehap Xantung füllen fpreken. Defe vruchtbaerheydt en overvloedt der Gerijf dingen moet ten meeftendeel aen de naer-ftigheydt van ’t volck , en aen de vloeden en binnen-zeen,die ’t landt befproeyen,toe-gefchreven worden. Hier fijn vele en ver- ' fcheyde binnen-zeen, die, behalven de ne-ringrijeke viftchery, de rijs-veldcn , daer in gefaeyt wordt, met water befproeyen. De rijs waft hier tweemael des jaers : en men vindt hier, tot vervoering der waren , foo groot een getal van fchepen, die herwaerts en derwaerts varen, dat’et her geloof overtreft. Doch hoe groot het gerijf der rivieren is , kan men ten minften hier uyt B nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;befpeuren, |
VOORREDEN
Mijnen. Gelât. befpeuren, dat men van Amacaum tot aen Peking, byna fes hondert mijlen verre, te fcheep kan varen , behalven een daghreys verre, in de welck men over een bergb reyft, die de fcheepvaert afbreeckt. Jae men vaerc oock te Ichcep van Chekiang naer Sugt;chuen, deur geheel Sina in de langte, daer het fich van t ooften naer ’t wieden ftreckt.Oock vindt men nausrelijeks eenige ftadt, tot dewelcke de wegh te fcheep , oft te water niet open is, vermidts men overal grachten en vloeden fiet,die oft door men-fchen handen,oft door de natuur gemaeckt fijn. In dit geheele uytterfte deel van Afia fijn deurgaens ontellijcke Mijnen van alle metallen, die koftelijck en rijck fijn. Men heeft by openbaer verbodt verboden gout en filver uyt te delven ; om dat, gelijck fy feggen , door de doodelijeke dampen, die uyt d’aerde rijfen , de menfehen in de mijnen dickwils fneuvelen , welckers leven de Keyfers en Köningen hooger behooren t’achten dan ’t goudt en filver, om ’t welck wy ’t ingewant van ’t aerdtrijek deurfnuf-felen , en uytholen, en ’t boven-deel van d’aerde leegh en ydel van menfehen maken. Yder heeft vryheydt om ’t goudt aen d’oevers der vloeden te vcrfamelen -, en in defer voegen verkrijght men foo groot een ménighte daer af, dat het hier eer een koopmanfehap is, dan een betaling van de koopmanfehap. Zy gebruycken geen ge-flagen munt, maer betalen malkander met filvere plaetjes, die fy (om alle bedrogh wegh te nemen) t’elckens deur fnijden, en weer fmelten , daer toe fy fchacren hebben, en een weeghfchaeltje by fich dragen, dat in een kasje belloten is, ’t wclck hen tot op de knien hangt. Zy llaen allcenlijck met de ftempel van d’overigheydt kopere munt, omtrent een oortje waerdigh , met een gat daer in, die fy aen een fnoer rijgen, en dus by hen hangen, om d’oneffenheydt van ’t filver goet te maken , oft om flechte waren te koopen.Zy delven uyt de mijnen quickfilver, metael,yfer,tin,koper,minie,la-zurfteen en vitriol. Behalven dit maken fy oock wit koper,gelijck filver, ’t welck veel dierder dan geel koper is.Sy maken van ge-fmoke yfer veel dingen , die met onfe Eu-ropers gemeen fijn ,als gefchut , kloeken , potten, vijfcls, ovens, en diergelijeke andere dingen. |
Men kan nauwelijeks feggen hoe verre dit uytterfte Afia alle d’andere deelen van de weerelt in overvloedt van volck over-treft. Doch ick heb dit bevonden dat men vloedt niet allcenlijck in de Heden , vlccken ,-dor-pen en aen de vloeden , maer oock op de^^ gemeene weegen buyten op \ landt een groote menighte van menfehen ontmoet: jae men fou meenen dat men, ergens wandelen gaende, een heir fagh , oft in de jaer-marekten van Europa quam. ’t Is dan geen wonder dat de Portugefen, toen fy daer eerft in ’t landt quamen , dickwijls vraegh-den oft de vrouwen daer vijf oft tien kinderen in een dracht baerden. Anderen fey-den , dat hier bewegende fteden waren ; Want over al is foo groot een overvloedt van fchepen,dat fy,des nachts ftil leggende, de ruymte van een groote ftadt befiaen, en de gedaentc daer af vertoonen. Sy houden hier in niet alleen hun gefin , maer oock al-derhande heeften en vogelen , en voorne-melijck varekens, hoenders , en eindtvo-gels ; ’t welck veroorfaeckt dat het water byna niet minder , dan het landt bewoont wordt, voornamclijck foo wy van de zuy-derlijcke landtfehappen fpreken ; want in de noortfche landtfehappen is de fcheepvaert niet foo gemeen. Wijders, indien wy de Sinefche boecken gelooven , infonder-heydt de genen , die voor geloofwaerdigh gehouden worden, dewelcke ’t getal der menfehen van debefondere landtlchappen, fteden en andere plaetfen ( behalven noch de genen , die van ’t gefin van ’t koninek-lijck bloedt fijn, d’overigheden, gelubden , krijghslieden , priefters , vrouwen en jongens) acngetekent hebben, men lal daer in acht-en-vijftigh milliocnen, negen hondert en veertien duyfent,twee hondert vier-cn-tachtigh (58, 5^14,184) perfoonen vinden. ’t Is dieshalven geen wonder dat iemandt gefeght heeft dat het twee hon-dert milliocnen van menfehen in fich begrijpt j want men kan dit getal lichtelijck, en fonder eenige moeyte uyt de Sinefche wetten uyt-reeckenen,vermidts yder huys-vader, op verbeurte van fware ftrat, gehouden is een fchrijftafeltje aen de grootfte deurlt;van fijn huys te hangen, daer in fy ’t getal der bewoonders, hun ftact, wie en hoedanigh fy fijn , uytdrucken. Wantfy ftellen over alle tien huyfen een tienman , die fy Ptfang noemen , wekkers ampt het is dit getal op te nemen, en , indien men in de telling gefondight heeft, lu leks aen de Stadts-vcoghden bekent te maken. Dit wordt in tijdt van beroerten heel ftrenge- |
VAN DE SINESCHE ATLAS.
’/ Getal dergroû-te en mindere ficdcn.
Onder-fcheyt.
Sineßn Jcherp
U an 'vernuft.
lijck waer genomen, jae foodanigh,ctat nie-mandc vermagh eenieh menfch in te ne-
O
men, welcks naem met uytgedruckt is, foo hy daer een weynigh blijft.
’t Getal der lieden, die in grootheydt en voortreffelijckheydt uytmunten, is hon-dert en vijftigh, en dat van de mindere Heden twaelf hondert fes-en-twintigh alle met hooge muuren en diepe grachten ver-fterckt, fonder noch veel v^eerbare plaetfen hier onder te tellen, gelijck ontellijcke burghten , lloten , fchanflen vlecken en dorpen, die dickwijls voor onfe Heden niet veel wijcken , wekkers getal foo groot is, dat men dat nauwelijcks berekenen kan. Dit veroorfaeckt dat ick fomtijdrs by my felfs gedacht heb dat, indien defe muur naer’t noorden geheel Sina omringde, die ’t geheel uytterHe Alia als tot een eenige Hadt fou maken , die noch tamelijck dicht van huyfen,en vol gepropt van inwoonders fou fijn, vermidts men nauwelijcks uyt een plaets gaet, of men vindt voort een ander, die wel betimmert is. Het meeHe deel van defe Heden hebben noch voorHeden , die aen bevarelijeke vloeden leggenten die fich wijdt en breedt uytHrecken, en om de ge-fondtheydt van hun lucht te prijfen fijn.
Wijders, ’t onderfcheyt tuffehen de Heden en gemeenten is dickwijls niet feer groot,foo men niet anders dan op de grootheydt fiet, en beHaet alleenlijck in de ver-fcheyde tytelen en benamingen der Over-Hen, en in d’achtbaerheydt naer de burger-lijcke wetten , en naer de gewoonte der Si-nefèn. De Heden overtreffen gemeenlijck de gemeenten in waerdigheydt, en niet in overvloet van inwoonders, oft dingen. De Heden worden 'Em , en de gemeenten (Jbeu oft Hien genoemt. De vlecken en dorpen fijn dickwijls in grootheydt, en rijckheydt van koophandel by de Heden te gelijeken , voornamelijck de genen , die fy Chïn noemen, vermidts fy geen muren hebben, gelijck oock geen eyge overigheden, en dies-halven niet de naem van Hadt voeren,maer van de naêHe overigheden geregeert worden.
AriHoteles woorden, van d’Afiaenfche volcken gefproken , betoonen dat de Sine-fen fcherp van vernuft fijn. WyEuropers, leght hy, overtreffen de Sinefen in Herck-heydt, en de Sinefen ons in fchranderheydt van vernuft. Sy fijn loos en fchalck, en heel deurtrapt en onvertfaeght in onverwachte en fchichtige voorvallen. Sy fijn
oock naeiHigh en kloeck,en laten niets,dat nut is, verderven. In foo groot een over-vloedt van koHelijeke dingen vergaderen fy oock de fnoodHe vodden,die fy bewaren, als beenderen van honden,veeren van hoenders , borHels van varekens, jae oock de vuylHe uytwerpfelen , daer fy oock koop-manfehap mee doen. Hoe naerHige werek-lieden en konffenaers fy in de hantwerc- ^iedc2 ken fijn , befpeurt men genoeghfaem, en overvloedigh in de dingen, die van daer tot ons gebracht worden , gelijck alderhande. fijde kleederen,porceleynen, koffertjes,met lack en goudt beHreeken , kleederen met de naelt beHecken , en andere diergelijeke dingen , van de wekken echter gewoone-lijck het beHe niet tot ons gevoert wordt. Sy wereken ebben-hout, elpen-been , ko-rael, amber, jafpis, het alderhardtffe marmer, en andere koHelijcke Heenen , daer af fyheerlijcke wereken maken. Sy weten met gefmolte peck het amber foo leven-digh nae te botfen,dat ’er het ware en rechte amber fchijnt t’overtreffen. Sy hebben al over lang geleert van rijs feer helder glas te maken , dat echter breekt, en by ’t onfe niet te gelijeken, fchoon het naeH daer aen komt. Sy moeten echter verre voor ons fwichten in de SchilderkonH, vermidts fy noch geenbequame fchadu we können ma-ken , en de handeling van de koleuren met olie te mengen en te temperen noch niet geleert hebben. Sy weten echter de voge-Ïen en bloemen foo met verwen, als met fijde draden, met de nacldt geHickt,te ver-toonen, dat fy feer na aen de natuur fijn,en met recht by alle tot een verwondering Hrecken. Hier was, voor ’t vinden der Eu-ropers, een feer oudt gebruyck van de fcheepvaert, en van de zeylHeen, jae oock van de druckcry, gefchut en buskruyt, alle ’t wekk fy lang voor d’onfen gevonden hebben, gelijck ick een weynigh te voren aengewefen heb.
wat fal ick van de landtbou fpreken ? fy hebben die , naer de verfcheyde hoedanigheden der landen, tot fekere regelen gebracht. Sy verheffen defe boven alle andere konffen , en feggen ( gelijck oock recht is ) dat de menfehen (onder defe konH niet können leven. Sy befcheneken dieshalven de landtbouwers met groote voorrechten , en manen de felve lieden foodanigh tot wereken aen, dat fy nauwelijcks een voet landts ongebouwt en ledigh laten leggen. Daer de landen onvi'uchtbaer fijn,malten fy , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die
Landt-boftw. I
die door vlijt en naerfligheydt vruclitbaef , en meften en queeken hen, op dat fy,twee-maçl ’s jaers gebout, niet uytgemergelt fou-den worden. Indien ’er gebreck van water is, foo maken fy grachten, deur de welcken fy het water een verre wegh uyt de vloeden leyden ;’t welck veroorfaeckt dat men by-nae deur geheel Sina met fchuytjes trecken kan. Sy brengen oock het water uyt de lage plaetfen om hoogh,en dit met een kleyn licht gereedtfchap, van vierkante planckjes gemaeckt,’t welck het water in groote overvloedt opneemt,bynaop een felve wij-fc, gelijck by ons met ronde ballen , aen een yfere keten vaft gemaeckt. quot;bonder- Om ’tvcmuft det Sinefen te toonen, fal iijckewy- een wonderlijcke vidchcry,die ick daer heb, hier by voegen. Daer is by hen een vogel, kleynder dan een gans, de raven niet ongelijck, lang van hals, met een arendts beck , die aen’t uytterfte tamelijck krom is. Men leert defe vogel de vilTchen, gelijck de honden de hafen, te vangen. Sy fluyten defe vogel met een yfere ring de hals foo nau toe,dat hy de groote viffchen, die hy gevat heeft, niet infwelgen kan , die de vincher dan nacr hch treckt. Maer de groote viffchen , diehy in de wijdte van fijn keel niet vatten kan , grijpt hy met de beek, en voert die om hoogh,en toont hen met gedruys aen de vifleher, op dat die te hulp komen fou. lek heb fomtijdts drie oft vier van foodanige vogelen gehen , die een vifch vaft hielden, en malkander in de roof aen te brengen, hielpen. In defer voegen worden vilfchen van fes en meer ponden gevangen. En dewijl dele viftchery groote winft aen de viflehers geeft, foo fijn fy gedwongen voor yder vogel fekere (chatting te betalen. |
Bouw-kunß. In de bouwing en heerlijckheydt der huyfen,en in de beftandigheydtder gebouwen moeten fy verre voor ons wij eken ; maer in torens oft bruggen te maken , fijn fy ons gelijck,oft overtreffen ons miffehien. Behalven de feer hooge torens, die konftig-lijck gebout fijn, vindt men daer oock veel bruggen, die om hun eierlijekheyde en grootheydt aenmerckelijck fijn. Hoewel hun huyfen niet foo heerlijck fijn, foo worden fy echter gemackelijeker, en van binnen fuyverder dan d’onfen gevonden. Sy houden niet veel van hooge huyfen , daer veel folders in fijn , en maken hun huyfen felden met meer, dan met twee folders, ver-midts fy moeyelijck achten op trappen te klimmen. Sy bewoonen alle het nederfte deel van’t huys , en deden dat bequame-lijck in een ectfael en ffaepkamer. Sy maken hun huyfen van buyten met weynigh versiering, behalven de groote deur, en andere buyten-deuren , die aen de huyfen der rijeken koftelijck genoegh lijn : maer van binnen hebben ly geen gebreck van ver-maeck en aengenaemheydt. Alle ’t geen , dat fy hebbcn,blinckt van hun lack,’t welck fy c'ie noemen. Hun huyfen fijn gemeene-lijck van hout, jae oock hun konings-huy-fen , doch fodanigh , dat hun wanden ten meeftendeel van gebacke fteeii opgehaclt fijn, die allcenlijck hun ectplaetfen en woo-ningen van malkander fcheyden : want hun dack felf fteunt op houte pylers, welcks tighelen alle van aerde gebacken fijn , gelijck d’onfen. Sy houden van geen vein-fters,die hun uytfichtnaer de ftraethebben, en die van d’ingeboornen voor onbetame-lijck geacht worden. Sy maken verfcheyde voorhoven , ’t een dieper dan ’t ander ; en ’t geheymfte oft uytterfte wordt van de. vrouwen bewoont, welckers enge bewaer-nis tot fedigheydt en voorfichtigheydt alle gevangeniften van Europa, om foo te fpre-ken, overtreft. In de verfcheydenheydt en volmaeckt-heydt der wetenfehappen fijn fy veel min-ßhappen. der dan wy, lchoon fy die veel hooger dan wy achten. Sy hebben byna niets, dat waer en leker is,behalven de wetenfehap der ftar-ren , van de welcke fy de konft van oordelen hooghft achten. Sy hebben de Philo-fophie , die wy Sede-konft noemen , al van oude tijden eenighiins uyt de gronden Van de natuur en reden tamelijck begrepen. Sy fpreken en fchrijven heel hoogh van de deughden , en brengen alles tot de goede beftiering van de Gemeente. Dat fy feer fcherpfinnigh van vernuft fijn,kan men ten minften hier uyt befpeuren,dat fy onfeTel-konft , Meet konft , rekening der ftarren , jae oock de Reden-konft, met Sinefche letteren gedruckt, voort leeren , en heel ge-fwindelijck alles verftaen. Sy hebben, volgens hun gewoonte , veel boecken van de Bouw-kunft, Geficht-kunft, Ontlecdt-kunft, en andere handtwereken, met figuren gedruckt. Wat de Genees-kunft aengact, daer in zv c nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jï c GcHCfS- overtreffen ly ons verre, loo men op d oer-fening fiet. D’onfen difputeren wel wat meer dan fy,en bedeneken de faeck dieper, maerfy genefen beter en lichtelijeker de fieck- |
VAN DE SINE fieckten. Sy hebben feer oude boecken van de natuur der kruyden, fteenen en bcmen, in een lighaem vergadert, en met hun af-becldfels, naer de wijfe van onfe Diofcori-des, verçiert. Wyders, hun nieuwe en oude boccken begrijpen oock in fich d’oorfae-ken, tekenen, uytwerckingen , en d’andere cygenfehappen der fieckten : in voegen dat fy ten meeftendeel hun genees-middelen van enckele dingen , en ongemengde foppen maken. Sy branden en fnijden , maer houden ’t openen van d’aderen voor een feer groote doling, en brengen het bloedt liever met vallen, en met andere verkoelingen tot behorelijeke tempering ; en fy feg-gen,dat men *t fop,in de pot kokende, niet moet uytftorten, om dat te matigen, maer dat men ’t vuur daer onder weghnemen Croote moet. Sy hebben foo fekere kennis en er-z-fwww varentheydt van de (lagh derflagh-ader, dat fy ^loor des felfs klopping fomtijdts oock by hen. de verborgcii fweeren ontdecken. Sy merc-ken fes bewegingen van de flagh-ader in yder handt, drie voornaeme , en drie van minder belang, die alle tot de verfcheyde deelen des lichaems behooten : d’eerfte tot het hert, de tweede tot de lever, en de derde tot de maegh, en dus daer nae d’andere bewegingen tot d’andere leden. Als fy de fiecke belichtigen, foo duurt het onder-- foeck van de pols oft flagh-ader omtrent een half uur, met groote ftilte van yder, en niet fonder verdriet en af-keer van de kranke ; in voegen dat fy daer uyt befpeuren waer uyt de lieckte fpruyt, en in wat deel des lichaems die fijn plaets heeft , en recht daer af oordeelen. Sy fijn groote liefhebbers van d’Alchimiftery , en , om defe oor-faeck over al fwervende, belooven niet al-• leenlijck goudt, maer oock onfterffelijck-heydt in dit leven ; in ’t welck fy byna naer een felve wit doelen , als onfeEuropers, te weten treffelijck te liegen, en de al te lichtgelovigen en gierigaerts met defe bedriege-ryen in ’t net te krijgen.
Sy betoonen oock dickwijls hun fcherp-finnigheydtfeerqualijck indeurtrapte liften en bedrogh , daer mee fy anderen bedrie-Cßabe g«- Wijders, fy fijn gefwint, vlugh en deslic- gebuyghlaemvan lighaem, en levendigh haems, van geeft, en verduldigh in d’arbeydt, maer minder in de honger ; vermidts fy de halve ' dagh , en voornamelijck de voormiddagh fonder t’eeten over te brengen byna voor doodelijck achten.
De kooplieden fijn naerftigh en kloeck,
S C H E ATLAS.
en vyanden van alle ledigheydt en traeg-heydt. Daer de minfte hoop van winft fich vertoont, valt hen geen arbeydt fwaer, om dat fy dickwijls t nut boven ’t eerlijck ftellen. Zy zijn vaft en fterek van lighaem, en oeffenen hun krachten van jongs aen. Zy zijn wit van ver we, en overtfeften fom-tijts d’Europers,en fijn ten meeftendeel hen gelijck,uytgefondert in hun platte neus,dunne baert, naeuwe, uytftekende, en langwerpige oogen , en in hun breet en byna vier-kantigh aengeficht.Zy alle,foo weimannen als vrouwen,hebben behagen in fwart hair; en verachten,]a fchricken van de gele en rode koleutjmeer dan eertijts deThebanen.Dc vrouwen fijn ten meeftendeel klein van ge-ftalte,maer vrolijck en aengenaemvan aen-geficht. Sy ftellen het voornaemfte deel van de fchoonheydt der vrouwen en ver-çiering in de kleynheydt der voeten ; het wèlek veroorfaeckt dat fy aen kinderen , eerft geboren fijnde , de voeten heel dicht bewinden en knellen,en met windtfels foo-danigh knijpen, dat fy daer nae niet walTen können. Jae men vindt daer lieden met foo kleyne voeten , dat fy in grootheydt naeu-welijcks de geyten en often overtreffen. Se-kcr , een wonderjijeke en bclachelijckc fot-heyt in foo verftandigh een voick,het welck Helena , foo die voor haer quam , om haer groote voeten lelijck achten fou ; in voegen dat hier alle vrouwen,om aen de mannen te behagen defe pijn gewillighlijck lijden.
De Godtsdienft oft eer feóle der Sinefen Codts-is drievoudigh : d’eerfte en oudfte Philo-foophfch,de tweede afgodifch, en de derde geheel Epicurifch en welluftigh.Sy noemen die Sankiao, dat is,drievoudige leering. De Philofophifche ftceckt onder d’andere twee in waerheydt en achtbaerheydt uyt, en heeft de heerfchappy van ’t Rijck in handen : want de Pnilofophen alleen worden tot de regeering van de gemeente genomen. De naem van defe fcóle is lukiao, die eertijdts een opperfte begin erkent heeft : want d’oude boecken der Phiiofophen verhalen veel dingen van de Hemel, van d’opperfte Keyfcr,en van de beftierder aller se^eder dingen. Sy belijden dat fy des felfs natuur PhUo-en wefen niet kennen , en niet weten op^/’^'^^* wat wijfe hy gedient moet worden; en dies-halven oordeelen fy dat het beter is alle Godtsdienft nae te laten, dan daer in te dolen. De navolgers van defe fede behartigen dieshalven niet meer,dandegerechtige en volmaeckte regeering van de Gemeen-
C nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te, en
ÏO nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;VOOR
te,en d’ocffening der fedelijcke deiichden. Defe Philofophie handelt van de hemel,aer-de, en menfch , als van die dingen , op de welcken alles fijn bewegen heeft. Sy noemen defe drie 3ançat. De wetenfchap van de hemel en aerde is in’t geheel naturelijck, daer in van de beginfelen der dingen , van de teling, van ’t bederf, van de bewegingen der hemelen, en der ftarren, van de Itarren-kunde in de beyde deelen , en eyndelijck van de landen, en van der felver bouwing , meting, óCc. gehandelt wordt. Macrde wetenfchap van de menfch beftact geheel in de feden, te weten,waer door de menfch een gefellig dier is,en de reden en beftiering begrijpt, daer in vijf voorname ordeningen oft benamingen fijn. D’eerfte is van vader cn foon , in dewelcke fy fulck een gehoor-faemheydt voorftellen , die eer te verwonderen, dan nae te volgen is : de tweede van gemael en gemalin, daer van ’t onderfcheyt der felver, van de huwelijeken Sóc. gefpro-ken wordt : de derde van de Koning en fijn onderfaten, daer in fy van de getrouheydt, en van de vadedijeke liefde der koningen tot hun onderdanen fpreken : de vierde van de vrienden, daer fy van de vrientfehap handelen ; en de vijfde van de broeders, daer in de liefde der oudtften, en gehoor-faemheydt van de jongften uytgedruckt is. Daer nae komt men tot een ontellijck getal van mindere feden en geboden , die de heusheydt, goede uytwendigc feden , fe-digheydt, ontfachelijckheydt,en diergelijc-ke dingen betreffen.Defe wetenfchap prijft feer hoogh de voorfichtigheyt, godtvruch-tigheydt, en kloeckmoedigheydt, door de welcke wy ons felven verwinnen , verheft en verhooght de gerechtigheydt, en defe deucht, daer meê wy anderen naer ons felven meten en fchatten , oft by ons gehje-ken,en fielt daer in de hooghfie top van de volmaecktheydt. Defe feóle bekommert fich geenfins met d’aenfiaende dingen,daer af der felver navolgers niet twifi-redenen , infonderheydt door defe reden overreedt, dat men niet anders, dan ’t geen , dat voor oogen is, en dat men voor fich fiet, wel en recht fchicken oft verfiaen kan. Sy leert oock, dat men alle deuchden, foo uytwen-digh , als inwendigh , naerfiighlijck moet eeren,en dit om ’t eyge goet van de deucht, oft om fich felf, fonder naer eenigh ander gemerek te doelen. Oeffen de deucht,feg-genfy,fonder dat ghy andre vergelding verwacht. De deucht is aen fich felve genoegh,
REDEN
en daer is niets fchoonder in de weereÏt,dan fy. Men vind noch veel andere heerlijeke dingen in de boecken defer Philofophen, foo dat onfe oude Philofophen noyt ge-lijcke, oft beter dingen, dan defe fijn , bedacht oft gedroomt hebben.
De tweede fede is afgodifch , die fy -^fgodi-hao noemen. Defe pefi heeft weynigh Chrifius geboorte de Sinefen befmet, en voert het gevoelen van de verhuyfing der fielen van ’t een in ’t ander lichaem in. Sy is tweevoudigh, d’een innerlijck,en d’ander uytterlijck , die de beelden eert. Sy leert, dat na de doodt de verhuyfing der fielen tot firaf der fondaers gefielt is, en onthout fich gedurighlijck van al ’t gene dat geleeft heeft. Seker, een belachelijcke wet, en door de priefiers van hun aenhang felve verworpen, die fyechter nootlaeckelijck achten, om de ruwe menfehen van fonden af te trecken , en tot deuchden aen te manen. D’innerlijcke verhuyfing der fielen is treffelijck, en het heerlijckfie deel van de fedelijcke Philofophie : want het heeft fijn opficht op de geheele ydelheyt der pafiien, ort der bedorve tochten des gemoedts, en op der felver verwinning. De gene, die van defe fede fijn , feggen dat de fielen der menfchen,naer dat fy hun hartstochten onderworpen waren , in d’onredelijcke dieren verhuyfen , en kennen nae de doodt geen loon en geen firaf, behalven ’t ydel. Sy willen oock dat ’er in dit leven geen waer-heydt is, dan naer dat het van ons begrepen wordt, en dat het felve goedt en quaet is, naer de verfcheyde opficht. Doch hier af wordt in’t kort begrijp van onfeSinefche Hifiorien, federt het be2:in van de wecrelt, breeder gehandelt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
De derde feóte is byna Epicurifch , en ^picuri-fieldt het geluck in de wellufi , en belooft ƒ hefe£ie. (daer fy oock naer tracht ) door geneesmiddelen een lang , jae onfierffelijck leven aen ’t lichaem. Sy heeft wonderlijeke kon-fien bedacht, om de wellufien te verkrijgen, en te vermeerderen, en beweert dat’er nae de doodt niets is. Vele Magi, oft wij-fen fijn van defe fe(fte,die \yarelijck de boo-fie en fnoodfie van alle is. Gaf Godt dat-fe alle eyndelijck in beter en befiandi-ger beginfelen van ons geloof, cn van de ware en algemeene Godtsdienft verandert wierden,en dat de rechte kennis van de ware Godt by hen plaets kreegh. En feker, de hope hier af is niet kleyn, vermidts de Philofophen d’Europifche leering van de feden y
-ocr page 75-VAN DE SINESCHE ATLAS. ii
Deuch-den. Gehoor-Jaemheyt tot hun otfders en overig-heden. De wapenen veracht. den,die met hen overeen komt,prijfen ; jae foodanigh, dat niets, dan d overnatuielijc-ke beginfclen alleen aenhen fchijnen t’ont-breken. Sy beminnen naturelijck alle deuchden 3 en der felver navolgers, fehoon fy felven niet vry van fonden fijn. Sy betoonen fich loos en liftigh , en bedecken hun gebreken op een wonderlijeke wijfe , op dat fy voor d’oogen verborgen fouden fijn. Sy verswonderen fich over de kuysheydt en be-dwingfaemheyt j fchoon fy die niet bewaren. Sy achten ’t voor fchande en ellende geen kinderen te krijgen , en spillen dat de weduwen bedwingfacm fijn.Men vindt fielden onder ecrlijcke vrouwen dat fy, haer gemael verloren hebbende, s^eêr aen een ander trouwen. Sy rechten zegebogen voor de kuyfche weduwen op, en ftellen op-fchrifcen daer aen, tot een eeuwige geheu-genis. Sy hebben behaegen in een fedige en ftatige nederigheyt in woorden en werc-ken, en betoonen fich nederigh, fchoon fy met de deucht van nederigheydt niet be-gaeft fijn. Sy overtreffen verre d’andere volken in gehoorfaemheydt tot d’ouders en overigheden : hen niet te voeden , in alles niet te gehoorfamen, hun laften en fwarig-heden niet te willen op fich nemen, en eenige oorfaeck van ongeneucht hen aen te doen 3 s^ordt by hen voor doodt-fonde geacht. Men geeft d’eerlijckfte plaets aen de meefters,fchoon fy in waerdigheydt veel minder dan de leerlingen fijn,en men geeft aen' hen een waerdiger benaming. Men acht voor misdrijf als men hen in alles, in quot;c wclck fy de hulp en arbeydt der leerlingen verfoecken , niet byftaet. Sy achten niets gruwelijeker, dan de redenen , daden en gebaer , daer door men wreetheydt oft gramfehap betoont. Wyders, fy bedecken d’innerlijcke gramfehap en haet, en verbergen haer geheel. Sy begeven fich op de s^e-gen, fonder met eenige wapenen verfien te fijn,vermidts fy achten dat wapenen te dragen , en oorlogh te'voeren heel onbetame-lijck voor de menfehen is ; en dieshalven worden de krijghs-lieden voor d’erghfte menfehen geacht,en byna gelijck vyanden veracht en verfmaedt. . Hoe hoogh fy de letteren en geleertheyt tot de let- achten , blijekt ten minften hier uyt, dat teren, voot geen ongeletterde d’ingang tot de gemeente , oft tot de beftiering van ’t Rijck open ftaet. Hoe iemandt in de letteren meer geoeffent is, hoe hy in rijekdommen en ftaten meer uytfieeckt. Hier uyt fpruyt, en hier in befiaet al d’adelijckheydt. Daer is nauwelijeks een boer onder hen, die niet tot aen fijn vijftien jaren in de letteren bee-fich is. Hier is fwarelijck iemant te vin-edeldom daer in befiaet, en van de letteren |
op geboorte, oft bloet, behalven in de ko-nincklijcke gedachten alleen : en hoe iemandt hoogcr plaets in de Gemeente bekleedt , hoe hy met hooger eernamen en eerbiedigheydt van yder geè'ert wordt, daer in men niet fiet van sde, oft van waer hy gekomen is. Hun huswelijeken worden oock heel an- Wyfe vart de huwelijeks-gifte aen fijn bruydt : jae de flechte lieden koopen de bruydt in eeniger wijfe van haer ouders. Maer de gene, die van eerlijeker fiaet fijn , voor d’uythuwing van hun dochter gefcheneken ontfangen hebbende , betalen dickwijls die weer met gelijeke , oft met grooter waerde. De gene, die te famen füllen huwelijeken , hen malkander niet, en hebben geen fa-menfpraeck, oft openbare handeling; maer d’ouders van wecrfijden maken’t huwelijck door hun vrienden. In defer voegen word de bruydt, die te voren nooyt genen is, in een draegh-feetel naer het huys van haer bruydegom gebracht, daer een groote me-nighte van menfehen tot gefelfchap voor gaet, die oock op de heldere middagh licht dragen. De knecht brengt de fleutel van de draegh-feetel aen de bruydegom,aen de welck alleen het geoorlofc is die t’openen, en fijn bruydt, hoedanigh fy oock bevon- , den wordt, t’ontfangen. De man magh, nae ’t overlijden van fijn vrouw, een ander getal van trouwen, jae oock fonder fchande een boe- ‘trouwen lin houden ; foo ongerechtigh is hier ’t lot voor de vrouwen. De gedienfiigheden en belceftheden by Verfehey-de Sinefen fijn niet alleenlijck overtolligh , maer oock walgelijek. D’eerlijckfie plaets ^hLl’he^yt. wordt onder de medeburgers altijdt aen d’oudtfie overgegeven,en onder de vreemdelingen aen de gene , die uyt de verfte plaets komen. Wy nemen d’eernamen van de waerdigheydt van’t geflacht, ofc van de macht des ampts, en fy van d’ouderdom alleen. Hoe men iemandt ouder noemt, hoe de benaming waerdiger is, daer in fy echter hun trappen hebben. D’overfien alleen vermogen de namen van Icky dUi aen |
VOORREDEN
-aen hun onderfaten s oft de meefters aen hun knechten gcbruycken.Maer van d’eer-fte ouderdom af neemt yder naer de trap , die hy betreedt, en met wie hy fpreeckt, de benaming voor fich. De Sinefen fijn in d’openbare byeenkomften heel gelwindt en vaerdigh in ’t groeten, volftandigh in de maeltijden , feer beleeft tegen alle hun geficht, bloot fier. Sy verbergen hun han-gaften , en foo feedigh en befadight in hun den in hun mouwen , die , gelijck alle kleeding en gebaer, dat ’er nauwelijeks iets hun kleederen , van fijde fijn. Iets uyt de bygevoeght fchijnt te können worden , handt van een man te nemen, is daer on-voornamelijck de Philofophen en Overig- gebruyckelijck : maer ’t gene , het weick heden , die d’anderen in fckere Stoïfche men geeft, wordt op een banek oft tafel ffaetigheyt overtreffen. In d’openbare ftra- gefet, en dus van de vrouwen , die door ten luyde re roepen, klappen, herwaerts en ’t openen van hun kleedt de handt ont-derwacrts om te fien, en d’oogen overal te decken» aengetaft. laten fwieren, en gefwindelijck te fcheuren J ~ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'__ ______ wordt den bedorve menfchen toegepaff die van waiter is, oft van wijn , met rijs ge-Men hoort hier feldcn valfchelijck fweren, koockt. Sy wecken fekerjcruyt, daer wel oftvuylen onfuyver fpreken. Sy komen bekent, Cha genoemt, in kokendt water, alle wel gekleedt, en dicht gedoft , en met en drinckcn het dus heel warm in. Toen gedeckte hoofden te voorfenijn. Sy bewij- ïcic dax gewent was, prees ick de Sinefen , fen eerbiedigheydt met een laege buyging en verfoeyde d’Ëuropers, die vermaeck in van ’t geheele lichaem,en met gedeckte en foo killen Je dranck fcheppen : want fy, gevouwe handen. Indien twee malkander daer warme dranck drinekende , leffehen gevouwe handen. Indien twee malkander ontmoetenden beydeftaen blijven,foo buy- gen fy fich gelijekelijek naer een felve fijde. De vreemdeling neemt de rechte fijde in , maer in ’t wandelen de flineke ; op dat fy met de wayer , die fy altijdt by fich dra-gen , met windt te maken geen ongemack Ten. jae ly werefiTHaer niet van de fleen , aen des andersaengefichtveroorfaeken fou- ^’t voet-euvel,flerecyn, en diergelijeke ande- î den. De fpijs in ’t eeten met de vingers re quälen.___ , aen te roeren wordt oock by ’t gemeene volck plomp en onbetamelijck geacht : want fy weten behendighlijck met twee lange ftockjes, van ebben-houdt, elpenbeen , oft van andere floffe gemaeckt, de koft aen de mondt te brengen. En dies-halven worden alle fpijfen , voornamelijck worden ; ’t weick, als men ’t gewendt is, aengenaem en gemackelijck valt, fchoon het in ’t begin eenighfins moejelijck is. Klederen. nbsp;nbsp;Hun kleederen fijn ruym en wijdt, en foo lang, dat fy tot op de hielen hangen , van voren open , die fy deurgaens by de rechte fchouder, en onder d’arm toe binden. Hun mouwen fijn oock ruym, en wijdt. Sy dra-fen hun hayr foo lang , als ’t waffen wil, ammen ’t met de kam , en binden ’t boven op ’t hooft rondt op , met een huyf, van paerde-hayr gemaeckt,daer fy een ronde oft vierkante bonnet oft hooft-deckfel op fetten , aen ’t weick men yders flaet en wacrdigheydt bekennen kan. Sy veranderen fich naer de verfcheyde foorten van menfchen. De lange rocken der vrouwen bedecken oock hun voeten geheel,en reyc-ken van de hals af tot aen de hielen ; in |
voegen dat men aen hen niets, dan ’t aen- Hun dranck moet altijdt warm lijn, *t fy Pranck. ffcHorff, en doen de vochtigheden opdro-gen; ’t weickEëh byna hooyt doetfpuwen,^ en geen fleen, en rauwigheydt in de maeg, ’ gelijck in defe landen, veroorfaeckt, en dat Ïy minder en niet foo fware fieckten gevoe- i De gemeene wcegen verflrccken met Treffe-recht by alle menfchen voor een wonder, en lijn foo wijdt, als ’t mogelijck is, rot ge-mack der reyfcnde lieden gemaeckt. Sy fijn voor eerlt effen gemaeckt, en daer nae met Ifeenen gevloert in byna alle de zuy-derlijcke Landclchappen , in de welcke de paerden en wagens niet foo veel gebruyckt worden. Men vindt defe effe wegen oock tuffchen de hooghfte bergen , daer men met het weghdeÏven der rotfen van weerlij den, en met de toppen der bergen tot aen de grondt effen te maken , en de dalen te vullen, een deurgang maeckt, en door defe middel de wegen deur ’t geheele lantfchap grootelijcks verkort. Men vindt hier op fe-kere tuffchen-ruymte, te weten aen yder paelfteen, die tien Sinefche ftadien begrijpt, feer vaerdige en gefwinde loopers, door de welcke in feer korte tijdt de bevelen der Köningen en Landtvooghden overal gebracht worden. Dit veroorfaeckt dat daer niets vreemt oft nieu gebeurt, dat niet binnen |
de revs van een dagh uyt maken, ftaen gemeene konineklijeke huyfen, Cung quon cn Telt ge noemt, daer in deLandtvooghden en overigheden ter herbergh gaen, en op des Könincks koften ontrangen vorden , foo fy flechs eerft een tafeltje voor uyt feilden , daer door men van hun komft en vaerdigheydt vervittight vordt, en met eenen bekent maeckt in velcke dagh fy aen yder plaets füllen komen. Als iemant van d’overften verfchijnt, foo is alles ter-ftondt vaerdigh, niet alleenlijck fpijs, maer oock paerden , draeghfeetels, dragers, en oock fchepen , indien het noodigh is ; en d’overfte, die komen fal, fchrijft in het tafeltje, van de Sinefen genoemt, al het geen dat hy begeert. D’oevers der vloeden fijn oock niet anders, dan de gemeene vegen, verciert, fonder eenigh beletfel van bomen , oft van andere dingen , die ten minften vijf ellebogen van’t vater af moeten ftaen ; op dat de fchepen , die men voort-trcckt, daer door niet verhindert fouden
de voorfteven met groote goude letteren de waerdigheydt van yder overfte, die in ’t fchip is, uytgedruckt ; en op de fijden van ’t fchip ftaen fijde vlaggen van ver-fcheyde verven, daer de vint feer verma-
nen veynigh dagen deur ’t geheele Rijck ken galderyen met traliën uyt, daer langs bekent is. Aen alle achtfte paelfteenen, die ’ nbsp;nbsp;' ’ dat de reyfigers eenigh ongemack daer af gevoelen. Hetfchip, geheel met lijm oft rootfel beftreken, is heel vermakelijck om te fien, uyt oorfaeck van de vondcrlijcke glans, en verfcheyde aengename verven : in voegen dat het,van binnen çierlijck met goudt 5 geheele ftcden , vogelen en vildt-vang gelchildert, vel befiens-vaerdigh, en feer dienftigh om te gebruycken is. De langte der fchepen is gelijck de gemeene galeyen , en byna van een felve hooghte en breedte. Men treedt met een ladder van omtrent acht ellebogen daer in ; en heeft burght, daer de fluyters en tromllagers fich in onthouden , die met een gedurigh ge-fpeel d’ooren vermaken. Ditgefpeel, van dat fy,foo het fchip van eenigh ander overfte komt, naer de vaerdigheydt van het ampt, dat yder bekleedt, malkander vijc-ken. Men vindt hier geen tviften, gekijf oft ftribbelingen j en alles is in fekere rege-vorden : jae de vallen fijn in veel plaetfen len en vetten bepaelt. Dieshalven is aen van vierkante gehouve fteen uyt de gront opgehaelt, en de grachten der vloeden naer vereifch der faken met fteene bruggen, die Veel bogen hebben , overvelft : in voeden dat de Sinefen met recht niet al-O
kelijck in fpeelt. Als het ftil is, fijn ’cr lieden , die het fchip met de boot voort-trec-
trcffelijckheydt, maer oock voor d’uytftec-kentheydt van geen andere volcken, vie fy oock fijn, befvijken. Wijders , de genen , die dat, ’t velck ick terftondt feggen fal, niet met hun oogen gefien hebben, füllen , gclijck ick acht, het fvarelijck gelooven ; vant in ons Europa is niets, dat hier by halen kan, te vinden. De voorname fchepen der Overften en Grooten fijn gelijck leer hooge huyfen , die feer hoogh opgebouwt fijn,en ter lijden in verfcheyde flaepkamers verdeelt vorden. Het hof,tamelijck groot, beflaet de middelfte plaets , daer de tafels in ftaen , met de fetels, die konftelijck ge-maeckt fijn, oock veinftcrs en deuren, van hout gevlochten , en met verfcheyde krullen en ftricken verçiert.Sy gebruycken daer
Koßelijc-ke en wonder-lijcke Jchepen.
leenlijck niet voor de Romeynfche voorken , oft met riemen voort-roejen , die gelijck de ftaert van een vifch geroert vorden , op een feer gemackelijcke en dienfti-ge vijfe ; ’t velck geen kleyn be vijs van ’t vernuft der Sinefen is, vermidts het fchip fonder een ige beveging van’t vater, oft ophaling van de riemen, jae met een eenige riem , voortgedreven en beftiert vordt, en dat hier een bootsgefel met fes oft acht van d’onfen gelijck is.
De huyfen der gemeene lieden binnen uuyfen de vallen fijn niet feer koftelijck ; ver- der ge-midts fy meer op ’t gemack, dan op de glans en verçiering fien. Maer de huyfen der rijcken fijn ruym en heerlijck,doch die van d’Ovcrften en Stadtsvooghden overtreffen alle d’anderen, en mogen met recht van viffchen met harde fchelpen , oft feer konineklijeke voningen genoemt vorden. fijn fijde laken, met deurfchijnend vas be- In yder hooftftadt fijn vijftien oft tvintigh gomt, die beft het deurdringen van de vint foodanige huyfen , dickvijls meer, en in afveeren, en met verfcheyde gedaenten d’andere fteden ten minften acht, in de van bloemen, boomen, en van andere din- kleynfte fteden vier , alle van geftalte gegen verciert fijn; en buy ten de fchepen fte- lijck , behalven dat het een grooter dan
D nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’t an-
-ocr page 78-t ander is, naer de waerdig’aeydc van d’O-vei'fté. Defe huyfcn,op des Konings kollen gebonwt, verftrecken tot wooning aen de Landvooghden,k:rijghs-overften,ott Raets-hecren. De Koning van Sina verfchaft niet alleenlijck defe hoven en fchepen, maer oock alle noodigh huysgewaedt, fpijs en knechten. Wijders , ’t gene, ’t welck hier in aen te mercken ftaet, is dat, als de landtvooght ineen ander landtfchap treckt, oft in fijn ampt fterft, f’c ^relck dickwijls om’t half jacr gebeurt) het geoorloft is fonder fehande al ’t huysgewaedt oft d’inboel, gelijck men ’t genieenlijck noemt, wegh te dragen ; ’t wefck voor de nieuwe Landtvooght ailes nieu bereydt wordt.
De grootfte paleyfen hebben vier oft vij f der Lant- voorhovcn , met foo veel huyfen voor de ■voogh- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de voorgevel fijn drie poor-
ten,daer af de grootfte in ’t midden is; en de beyde fijden der poorten fijn met marmere leeuwen gewapent.Aen de grootfte poort is een pleyn,met traliën befloten,die van’troo-de Sinefche lijm glinfteren.Men fiet daer in twee gelijcke torens, met gereedfehap van defangkonft en met trommels,die op d’uyt-en ingang van de Stadtsvooght, oft als hy naer de rechtftoel gaet, geroert worden. Binnen de poort is een groot neêrhof voor de genen , die 'gedingen hebben , oft een ftaenplaets voor de genen die iets verfoec-ken. Aen weêrfijden fijn vertrecken , oft kleyne huysjes', daer de beforgers van het Iaeger recht in woonen. Hier by fijn noch twee hoven , om d’eerlijckfte vreemdelingen , die derwaerts komen om de ftadts-vooght te fien, t’ontfangen. Hier in fijn de feetels, en d’andere dingen , tot d’ontfan-ging der vreemdelingen gefchickt, daer aen de rechte fijde de Raedts-perfoonen, en aen dellincke fijde de krijgnslieden geplaetft worden. Als dit hof voorby is, vertoonen fich drie andere poorten , die niet, dan als de Stadtsvooght voor de rechtftoel fit, ge-opent worden , en daer af de middelfte de grootfte isjdaerde grooten en edelen alleen deur mogen gaen ; en d’anderen hebben hun deurgangdeur de genen, die ter fijden ftaen. Dan volght’er weêr een groot pleyn, aen welcks eyndpalen een feer groot hof is, met feer groote pijlers befet, ge-noemt, daer in de Stadtsvooght recht fpreeckt, en daer de fchrijvers, pleytbefor-gers, en openbare bedienaers aen weêrfijden hun woningen hebben, die niet met de landt- oft ftadtsvooghden verhuyfen, maer
gedurighlijck blijven, en alle op de gcmeé^ ne koften onderhouden worden , cn van d’een tot d’ander heer overgaen, fonder , eenighfins van plaets te veranderen. Daer nae volght het binnenhof, treftelijeker dan ’t eerfte, Su tang, dat is geheym, genoemt, daer in de grootfte vrienden alleen ter fa-menfpraeken groetenis toegelatcn worden. Hierrondtom woonen de knechten van ’t huys , en d’eyge huysgenoten der ftadts-voogden.Na defe volght de grootfte poort, en ’t huys van de ftadtsvooght, van fijn gemalinnen en kinderen ; en daer in alles heel çicrlijck en gemackelijck is. Men vindt hier boftchen,tuynen,poelen, en andere dingen, • die tot vermaeck, oft tot welluft behooren.
Hier fouden eenige dingen van de gerne- cemeene ne beftiering, en van de gedaente van het Rijck by te voegen fijn; maer anderen heb-ben dit genoegh voor my gefchreven, oft ick heb byna alles verhandelt in mijn Kort begrijp van de Sinefche Hiftorie. Ick fa! echter veel dingen hier byvoegen , om begeerte t’ontfteeken ; op dat niemandt fou klagen dat ’er iets gebrack, daer over ick felf eerft verwondert was. De koning felf is volkomen heer van yders leven en goederen. Hy alleen is volkomen hooft van allen; en dieshalven magh het Sinefche Rijck met recht volmaektelijck Oppervorftelijck genoemt worden, ’t welck van de vader op de fonen, oft, als ’er defe gebreken , aen de naefte maegen van de Koning komt. D’oudtftc van de fonenneemt de beftiering van ’t Rijck aen. Alle d’andere fijn konin-gen met de naem , tijtel, en eerbewijfing, maer niet in macht en authoriteyt. Aen yder van hen wordt fekcre ftadt toegewe-fen, met inruyming van paleys, pracht, bediening , en onderhouding , die warelijck konineklijek is, doch fonder eenigh recht op de burgers. Jae fy ontfangen alle drie maenden fekere inkomften van de ko-nincklijcke Landtvooghden , op dat fy ge-lijckelijck niet foo veel fouden vergaderen, dat fy krijghsbenden in de wapenen können brengen. Uyt de toegewefene ftadt te trecken wordt voor een feer hoogh misdrijf geacht. Het geheele Rijck wordt fooda-nigh van een Keyfcr beftiert, dat niemant fonder fijn racdt iets doen magh. Hy is de gene, die de Landtvooghden en ftadtsvooghden ftelt. De hoven in de hooftftadt fijn fes in ’t getal : d’eerfte is van overigheden, en Lypu ; de tweede van de fchatkift , oft inkomften, Hupu ; de derde van de fe-den
ken is. Sy noemen hem oock gemeenlijck Hoangtii dat is geele Keyfer,oft van d’aerde, die fy geel van verwe noemen ; en onder-fcheyden hem dus van Tangti, dat is, opperfte, oft hemelfchc Keyfer. D’eerfte, die de naem van Hoangü voerde, hecrfchte twee duyfent fes hondert feven-en-tnegen-tigh jaren voor de geboorte van onfe Za-lighmakcr Jefus Chriftus ; en om des felfs uytfteekende deughden fijn federt (te meer dewijl de naem oock aengenaem is) alle Keyfèrs Hoangü genoemt, gelijck by ons de Keyfers van Cæfar.
Niemandt befit een voet landts, fonder fchatting aen de Koning te betalen; en dies- ^en 'uan hal ven is ’t geen wonder dat hy foo groote jarelijckfche inkomften heeft, dat’er boven de gemeene koften der koninekjes , landtvooghden en krijghslieden, noch meer dan feftigh millioenen kroonen jarelijeks in de konincklijcke fchatkift gebracht worden ; invoegen dat de geheele fomma tot hondert en vijftigh millioenen kronen reycken kan, daer af de koning echter niets naer fijn luft magh nemen , maer het wordt alles in de gemeene fchatkift gebracht. Als de Koning by gefchrift onderftant van d’overften der fchatkift verfoeckt, foo verkrijght hy altijdt het gene dat hy begeert. Hoewel de Landtvooghden alle op des konings wenek fien , en naer hun waerdigheydt ordening onder malkander houden , foo bedient echter yder fijn landtfehap met volle macht, ’t en ware van de hooger overigheden iets anders aen hen bevolen wierd. In dit Rijck fijn foo veel gemeene ampten, en foo groot een/overvlocdt van vooßhden en gebieders, dat men fwarelijck d ordening daer af verftaen kan : en dieshalven komt daer alle drie maenden een boeck te voor-fchijn,daer in hun namen,vaderlandr,ampt en waerdigheydt verhack ftaet ; welcke faeck hier heel noodtfakelijck is , en feer dienftigh voor de gene , die hun vrienden uyt oorfaeck van hun ampt, naer de Sine-fche wijfe , oft door brieven hen om hun ampt, nieuwelijeks verkregen , willen begroeten. Daer heeft een tijdt geweeft, in de welck men elf duyfent overften getelt heeft, fchoon echter alle de gene, die van minder achting fijn , niet met wit gefchre-ven worden. De gemeene naem der Sino fche Overften is §jp)n fi, en by d’uyt-heemfehen PManâarinen , milfchien hierom, dat fy over d’anderen gebieden. De gene,die meer hier af begeert, lees ons Kort
den en gewoonten , Lypu ; de vierde van de krijgh, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de vijfde van de gemee-
ne gebouwen, CungpUy de fefte van de misdaden , Htngpu genoemt. Aen defen be-hooren niet de handelingen van ’t geheele Kijck, maer de beradingen : want de landt-vooghden vermanen en fmeecken door 1 meekfchliften de Keyfer, die , nae dat de faken overwogen lijn, hen naer ’t hof, daer aen fy behooren , fendt, om naer vereyfch van de faeck onderfocht te worden. Nae dat men alles rijpclijck overwogen heeft, foo bieden de by(ïcters hun vonnis fchrif-telijck aen de Keyfer over, die hy dan naer fijn believen oft verandert, oft beveftight ; en om dit beter uyt te wereken , foo ver-kieft hy eenige opperfte Philofophen van ’t geheeleRijck tot fijn helpers,die fy (Jolao^ oft çaipang noemen, dat is helpende beftier-ders, die d’eerfte plaets nae de koning be-kleeden, cn, als men van faken handelt, by hem fijn, en met hun raeden hem helpen : maer hy wordt van d’andere overften nau-welijeks gefien. Wyders, dit is heel feld-faem in dit koninekrijek , dat, fchoon de Keyfer nooyt, of byna nimmer uyt fijn hof komt, hy echter de ftaet van ’t Rijck , en van alle Landtvooghden volkomentlijck kent ; en dieshalven alle jaren aen yder landtfehap fijn befichtigcr fendt, met bree-de macht over alle de Landtvooghden , als fijn gefant, die fijn landtfehap befichtight, cn de deughden en gebreken aller landtvooghden naerftighlijck onderfoeckt j op dat hy , weer in des konings hof gekeert, den Keyfer van alles fchriftelijck bericht fou geven. Kort, de Sinefen vOlgen in hun gemeente de beftieringvan een welgefteldc geeftelijeke ordening ; 't welck oock geen wonder is, dewijl de Sinetche Philofophen foo veel duyfent jaren lang gefweet hebben om die volkomen te maken , en fich byna nergens anders mee bemoejen. En feker, de gene , die naer een Gemeente wenfchte, in de welcke de Koning philofopheerde , oft een Philofooph geboodt, fou dit Rijck geluckigh achten. De Keyfer van Sina wordt van de fijnen ‘Tie neu genoemt, dat is,Zoon des hemels,en fchoon by dit volck de Hemel, Godt, en d’opperfte Godtheydt dick wij Is de felfde is, foo geloven fy echter niet dat hun Keyfer van de hemel geteelt is, maer noemen hem des felfs foon , om dat hy , boven alle fterffelijeke menfehen aengenaem , van de hemel, gelijck fy achten,met d’opperfte wacrdigheydt befchon-
VOORREDEN
^‘le van ^^§*^’1? ’ heyligc Tocht van d’eerwaerde Sina wel^ Vader Nicolaes Trigautius, oft het Verhael ^'vc^h^'b d’cerwaerde vader Alvares Semedo j van dit Rijck gcfchreven : macr de gc-fehrifeen van anderen ken ick niet foo goet, om dat fy ten meeftendeel alleenlijck gehoorde dingen, iiyt het verhael van anderen verftaen , te voorfchijn brengen, die van misftagen , en dickwijls oock van leu- H^e ft eden de Sine fen by- gcncn vol lijn. Ick fal in de befchrijving der fteden niet lang wefen, om dat fy ten meeftendeel by-na gclijck lijn , en alleenlijck in de groot-gcitjci:. beydtjoft koophandel malkander overtref- |
alle SX/z/J bebben breede en hooge muren, van gebacke oft gehouwe fteen gebout,en met een aerde wal verfterckt. Daer rontom is wijls te famen , daer in het uurwerek met water gemaeckt, d’uren acnwijft ; vermidts het water, van ’t een in ’t ander vat vloejen-dcjde tafel,daer in demereken der uren en tijden fijn , om hooge heft, daer een in de felve plaets op paft, en op yder uur met het kloppen op een groote trommel een teken geeft, en gelijckelijck buyten de toren een tafel, met d’uur van de dagh , in letters van een elleboogh groot, uytfteekt. Dat de liefhebbers der aeloudhedenhier aenwijfen oft fy iets können bybrengen , om d’oude waterwijfers beter te verftaen,oft duydelijc-ker te verklaren. Defe torenwachter heeft oock de toeficht over ’t vuur, en fiet uyt de hooghte over de gehecle ftadt, en foo haeft als hy fiet dat de brant onverwacht in eenigh huys vat gekregen heeft, foo roept hy, door ’t ftaen op de trommel, alle menfehen tot bluftchingvan de brant. Degene, door welcks onvoorfichtigheydt eenigh huys verbrant is, heeft fijn hals verbeurt, en dit uyt oorfaeck van ’t gevaer der huy-fen, die, dicht aen malkander ftaende, ten meeftendeel van hout gemaeckt fijn. cen groote gracht, en vierkante hóoge torens , die op fekere tuftchen-ruymte van malkander ftaen , niet ongelijck met defe oude muren der Romeynen , die noch in welen lijn. Yder dubbelde poort heeft dubbelde deuren,daer eenpleyntuffchen leght, dat tot d’oeffening van ’t krijghsvolck ge-fchickt is. De gene, die d’eerfte deuren oft poort ingegaen is, ftet noch dander niet, om.dat ly ter lij den,en niet daer tegen over ftaet. D’eerfte , met een dubbelde muur gewapent, vertoont de gedaente van onfe bolwercken. Boven de poorten felve fijn Hoogeto- hooge en treftelijeke torens, van de Sinefen Leu genoemt, als foo veel wapen-plactfen tot de wacht der krijghs-lieden, en bewarenis der wapenen : feker een treffe-lijck werek, indien het met foo trelfelijcke befchermers verlien was. Buyten de poorten ftrecken de voorfteeden fich lang en breedt uyt, daer dickwils geen minder getal van menfehen in woont, als in de ftadt felve. Yder ftadt, en byna alle gemeenten hebben een weynigh van de wallen, in een luftige plaets, die veel bewandelt word, ten minften een toren van de genen , die van ’t oude waengeloof van ’t volck voor een voorfpoock van geluck oft ongeluck verdicht wierdt te verftrecken. Hier fijn oock veel treftelijeke kereken , die wonderlijck van gebou en hooghte fijn; doch ick fal die hier nac breedelijeker befchrijven, daer uyt men lichtelijck kan vermoeden hoedanigh fy geweeft hebben. Van defe verfchilt niet veeLhet gemeen toren, gebou, ’t welck fy CuleUy en wy uurwijfers-toren noemen. De Landtvooghden , by malkander eten füllende, komen hier dick- r' Niet verre van de torens is byna altijdt Kereken. een heerlijeke prachtige kerek der afgoden , en daer by een deurgaens koftelijcke tempel, aen de bewaring van de ftadt ge-wijdt: en hoewel fy nu de beelden overma-tigh eeren, foo heeft ’er echter een tijdt geweeft,in de welck fy niet,dan de befcherm-godt, oft geeft daer in eerden. Alle dele Lantvooghden,hun eerfteoverigheyts ampt aennemende, doen eedt, en beloven dat fy ' getrou füllen fijn, opficht en regel op de gerechtigheydt nemen , en roepen de geeft felf tot getLiygh,entot een wreker der boosheden. De fteden en veftingen ontfangen oock yeeien geen kleyne versiering van de zegebogen, treffeiftc-van de welcken veel in verfcheyde plaetfen ftaen, gclijck oock torens van gehouwe fteen , oft van marmer, die met koftelijck gefnede werek verçiert, en feer uytftceken-de fijn,’t fy men op de heerlijckheydt, oft op de konft fiet. Defe fijn geen anderen , dan eertijdts by de Romeynen voor de genen , die groote dienften aen de ftadt oft gemeente gedaen hadden , opgerecht wier-den ; dickwijls oock voor de burgers, die om hun geleertheydc in hooge achting fijn gekomen; daer af wy op fijn plaets breedelijeker füllen fpreken. Wijders, dit is by ’t meerendeel der fteden en gemeenten gemeen, dat fy een lchool |
School fchool van Cungfotius houden, die noyt by de Sinefen hoogh genoegh geprcfen kan woi'den. Defe Ichool is heel trefFelijck en heei'lijck , en voor foo groot een dichter waerdigh , fonder dat men echter eenigh beeldt ofc afgodt daer in vindt. Sy is voor d’anderen gefloten, en ftaet voor de ftuden-ten alleen open, en dit noch maer in fekere dagen. De meefters verklaren daer de boeken en leering van defe Cung^uiws , als fy d’intreê daer in doen , ontfangen hun graden oft trappen van geleertheydt ; en doen vele dingen , om de vernoeming van hun gemoedc, over de leer, die fy van hem ont-rangen hebben , te betuygen, ’t welck aen fommigen , die de faeck niet wel en deur-fichtighlijck aenfchouwen, heel waengelo-vigh fchijnt. Dit is byna aen alle gemeenten gemeen , en dieshalven fal ick , dewijl het alles gelijck is, my niet verletten met yder in ’t befonder te befchrijven. Doch indien ’er iets vreemt daer in voorvalt, foo fal ick dat fonder verdriet, ter believen van de geleerden en nieusgierigcn, aenteeke-nen. Honâer- nbsp;nbsp;nbsp;Nac de befchrij ving der Steden fal ick de lijk wd(n~ bergen , niet verre daer af gelegen, optel-geioofder [en, Sinefen fijn in die te mereken en ^indege- kiefcii niet min forghvuldigh j als daenten wacngcloovigh, cn meenen dat daer in alle derber- huu geluck en vootfpoet gelegen is, en dit om dat de draken, die fy ’t hooft van ’t gc-luck achten, daer in woonen. Dit veroor-faeckt dat fy , om graffteeden te bouwen , naerflighlijck de gedaenten van den bergh onderfoeken , alle d’aderen en ingewanden deurfnuffelen, en geen koften oft moeyten fparen , om een geluckige aerde , te weten ’t hooft, de ftaerc, oft ’t hart van een draeck te verkrijgen ; want fy achten dat daer uyt alle geluck nae wenlch voor de nakomelingen van de gene, die begraven is,vloejen fal. Vele , imdefe konft ervaren, 1 werven deur dit geheel uytterfle Afia, die op de gedaenten en aderen der bergen letten,niet anders dan de Starrenkenners op de famen-komingen en aenfehouwingen der ftarren, de Handbefienders op de handen,en deGe-fichtkundigen, daer toe de Sinefen fèer genegen fijn, op de geftalte, en op de trecken van ’t gehele lichaem. Wonderlijck waen-gelooèdaer in fy echter heel buyten’tfpoor loopen. lek geloof dat dit de vondt van fe-ker Philofooph is, om dus de godtvruch-tigheyde en gedienftigheydt der levendigen aen de dooden te vermeerderen. Want de |
Sinefche bergen fijn ten meeftendeel met Alïèie^ groote dorpen befet, en door de heerlijeke genge* graven , luftige boftchen , en aengename boomgaerden vermakelijck : en dewijl de Sinefen, uyt oorfaeck van hun wackerheytgt; niets ongebout laten verfticken,foo maken fy de bergen vlack en efFen,om rijs daer op te fayen : doch hier af füllen wy el ders fpre-ken. Wijders, daer de boftchen en boomgaerden , en d’aengename uytfichten den menfeh toelachen, worden kapellen der afgoden , die door hun grootheydt en glans uytfteeken , gebout. Hier fijn oock kloo-fters voor d’offeraers, die weynigh hier nae op fijn plaets befchreven füllen worden. In de dichte doornboftchen woont een volck, dat noch onbefchaeft is, en fich niet voor de Sinefen gebogen heeft. Onder* Ick dael van de bergen af tot de groot- vloeden. fte vloeden en waeteren : want dewijl d’en-ge plaets der kaerten nauwelijeks alle der fel ver naemen kan begrijpen , foo heb ick , op dat ’er niets aen gebreken fou, ten min-ften de bergen , en de vermaertfte vloeden fchriftelijck willen noemen. Want om alles ten nauften in de kaerten uyt te drucken , foo fou men voor yder ftadt een be-fondere kaert moeten maken gt;nbsp;’t welck een groote moeyte en arbeydtjcn noch grooter koften fou fijn ; dewijl yder ftadt, met de vlecken en dorpen daer onder gelegen, gelijck een groot landtfehap maeckt. Indien daer in de bergen en wateren iets gedenek-waerdigh is, dat ick felf gefien , oft uyt de Sinefche Weerelt-befchrijvers verftaen heb» foo heb ick het niet achtergelaten. Ick maeck onderfcheyt tuft'chen de rivieren, vloeden,bceken cn ftroomen. Ick noem de gene rivieren, die foetelijck afftroomen, vloeden die gefwindelijeker affchieten,bee-ken die kleyne rivieren fijn , en ftroomen , tuffihen die uyt regen oft gefmolte fneeu gefpro-ten, langs dalen en ftrenge plaetfen ftorten-de afkomen, die echter ten meeftendeel bevarelijck fijn, oft ten minfte kleyne fche-pen können dragen, oft vlotten , met bondelen ricts te famen gebonden. Eer ick de handt van de kaert heffe, moet ick hier twee de vermaertfte vloeden van dit Uyt-terfte Afia befchrijven , die, foo om de fcer lange ftreken landts, daer fy deurvloejen , als om de groote menighte van water, defe plaets eyffchen, dewijl fy d’edelften fijn. De vloer, die de Sinefen Tartgçu Kiang, en by verkorting Kiang, oft loon van de XS/* zee noemen,verkrijght niet tonrechtd’eer- Tangfti |
•iS
VOORREDEN
fte plaets voor Ech. Defe decdr geheel Sina in zuyderlijck en noorderlijck , vloeyt van ’t o o Ren naer ’c weften, cn heeft verfchey-de namen naer de verfcheyde landtfchap-pen , daer hy deurvloeyt. Hy worde voor eerft JAinkiang genoemt, naer de bergen , van de welchen hy fijn ooriprong heeft, die ter plaets, daer ’t Landtfehap Suchten meeft naer ’t weften ftreckt, naer Si-fariy oft Priefter lans landt feer verre nytloo-pen , naer ’t noorden hun wortels hebben , niet verre van de hooftftadt Guei, daer de vloet uytftroomt, en met groot gewelt van water de hooftftadt felve befpoelt ; en, fich van malkander fplijtende, fich in verfcheyde tacken verfpreydt, om foo te fpreken , en een groot deel van ’t Landtfehap, als ey-ïanden geprangt,in haer fchoot bevat. Aen de ftadt Sincm verandert hy van naem, en wordt T'akiang genoemt, en , van daer veel onbekende beeckjes vergaderende , vloeyt aen de ftadt Sw in de vloet Mahti. Van daer krijght hy aen de ftadt Litt cheu de naem van Ltttkiang, Nan hier ftreckt hy fich naer de ftadt Chung Kin^i en ontfangt de groote vloedt Pa, met des felfs naem. Daer na voorby de ftadt cheu ge-ftroomt,trecdt hy in’t landtfehap en krijght weêr dc naem van ^akiang , niet verre van de ftadt King chet4, Dus verre vloeyt hy deur afgebroke dalen, met veel drajingen, en met groot gewelt van water, en barft dickwijls uyt deur vermaerde klippen , en fchrickelijeke fteylten, daer de Si-nefen, op hun konft en naerftigheydt fteu-nende , geluckelijck in varen , en ’t gevaer lchuwen. Van King chett af wordt hy allengs befadighder, daer hy deur Tang üng, een meir naer ’t noorden, vloeyt, en , daer deur, en voorby de bygelege hooftftadt gevloeyt, in ’t landtfehap Ktangfi treed, en daer, door ’t meir Pengfi oft Pojang groo-tclijcks vermeerdert, de naem van Tangça Kiang verkrijght ; en van de ftadt Kieu-kiang tot aen de zee naer ’t ooften, bondert mijlen en meer verre , is defe vloet foo ftil en fiecht,dat men, de feylen uytfpannende, de vloedt recht en dwars met fchepen kan kruyflen. Seker, een wonder om te feggen, dat hy deur foo lang eenftreeck lants,voor-namelijck by nieuwe en volle maen , het vloejen en ebben van de groote zee gevoelt , en die bereyckt, en dat de zeevifch dus verre tegen de golven opworftelt. Hy verfpreydt fich hier op de breetc van twee mijlen, en befproeyt het geheel Landtfehap |
N^w^/zi'^j’twelck hy vrüchtbaer maeckt,tofc dat hy,deur de h\.2.àzKiangntng^anders Pranking, gevloeyt, en te Chinktang een groote opening voor fich gemaeckt hebbende,fich in de groote zee ontlaft. Hy vat in fijn uyt-gangen een eylandt en ftadt, door donder-ftandt der krijghslieden en fchepen heer-lijck gebout. Onfe kaerten, die volgen,füllen veel fteden en vlecken , aen weêrfijden De tweede plaets behoort aen de vloet ceele Hoang genoemt, dat is Geel te feggen ; vloet want dus klinekt het in de Sinefche tael, vermits hy naer de koleur, die hy vertoont, de naem voert. Toen ick hem eerft fash, meende ick dat hy een moerafch was; maer ’t gewelt van fijn water, en des felfs groote kracht vertoonde hem in korte tijdt heel anders ; vermits hy, met een ongelooftelijc-ke fnelte afftortende , niet toelaet dat de fchepen tegen ftroom opvaren , ten zy de groote menighte der menfehen , tweemael meer dan ergens anders gewoon is , het fchip tegen de ftroom optreckt , en des felfs kracht tegenworftelt en verwint. Hy is fomtijdts een half myl breet, en fomtijdts meer ; en foo lang, dat hy fich tot acht honderc mijlen en meer uytftreckt. Hy wordt van de Sinefen byna in defe woorden befchreven : De vloet Hoang heeft fijn oorfprong tuftchen de zuyderlijcke bergen C^tgjsnlun, die van d’inwoondcrs gemeene-lijck Otunlao genoemt worden. Het water komt in de meir, die daer uyt fpruyt, uyt meer dan hondert fprongen te voor-fchijn. Defe meir wordt Stng cieti ge-iioemt , en beflaet in ’t vierkant tachtigh ftadien ; en de vloet, hier in een gracht geprangt, maeckt een weynigh daer nae een andere meir , weynigh kleynder dan de voorgaende. Sedert vloeyt Hoang noorde-waerts, en neemt weereen keer naer fijn oorfprong. Daer nae befpoelt hy ’t Landtfehap Kenfi, en fpoed fich recht wech naer fijn oorfprong. Dan loopt hynoordewaerts voorby landige velden , of een woefte wildernis , en ondergaet van hier naer ’t zuy-den Sinajen barft deur Kantung in zee uyt. Dus omtrent luyd de Sinefche Schrijver. Defe vloet dan van dit uytterfte Afia is de tweede in grootheydt, en in vermaertheyt van naem ; en , niet voor de Sinefche wetten vreefende, vermits hy van d’uytheem-fche volcken voortftroomt, neemt fijn in-ganekinSina, en, fich als over de haet wrekende , daer meê de Sinefen d’uyt-heem- |
VAN DE SIN ESCHE ATLAS.
Iieemfchc volcken vervolgen , en aen hen d’ingang verbieden, overftroomt dickwils door fijn overvloeyingen wijt en breec d’ornleggende lantlchappen , en verändere dickwjls van gracht, vermits het flijek, dat hy mee fieeptjdefelve ftopt j in voegen dat hy gedrongen is fich elders t’ontlaften. Ick acht dat het geberghte Qjtenlun , aen ’t welck hy fijn oorfprong verplicht is, vol-komelijck ’t Amafefche gebergte is, en dat het felfde niet verre gelegen is van d’andere Konineklijeke ftadt van groot 2dogor, die fy Laor noemen , of van ’t Koninekrijek ^ebet j ja de gelegenheydt der plactfen en landtfehappen overtnygt dat de Gangen in Bengale, Jï^efon in Laor Hißor en Qam-bogia , en andere niet onbekende vloeden, in de felve bergen ,op\rellcn. Wyders, de Sinefen wijfcn aen dat meer en feer groote vloeden , die naer ’t zuyden vlieten , hier Loop van uyt huii oorfprong treckeii. Vootts, de-àe Geele fc Geele vloct Sifan, en onmetelijc-ke ftreken lants, die den Sinefen geenfins onderworpen fijn , voorby gevloeyt fijnde, raeckt aen hun heerfchappy ter plaets, daer de ftadt Lingao niet verre van de gemeente King in ’t landtfchap Xenß is, by ’t welck defe groote muur fijn uytficht heeft naer ’t ooften , däer hy niet foo feer voorby loopt, als wel aenfpoelt en eygen wordt. Daer nae koomt hy, fich ooftwaerts buy-gende, aen dele woefte wildernis, daer hy ' lieh weer noortwaerts keert, en, als in der vyanden landen met een gefwinde loop omtrent twee duyfent ftadien verre verby de wildernis geloopen hebbende , fich zuydwaerts keert, en , deur Se , een poort van de groote muur, geftort, grenspalen tuftchen de Lantfehappen Xenfi en Xanfi ftclt. Daer nae koomt hy aen Honan, federt aen Xantnng , en loopt een deel van fijn wegh deur Ktagnan , een groot landtfchap , tot dat hy aen de ftadt Hoaigan met groot gewelt en holling fich in de zee ftort. Hy heeft eerdjdts fijn gewoone loop deur Peking ^nXantnng gehadt, maer de Sinefen hebben door hun vlijde en arbeydt fijn gracht verre van daer afgebracht, om dat ny defe Lantfehappen, die fich in lange en breede vlackten uitftrecken , door fijn uyt-fpatting en overvloeying geheel affpoelen fou. Sy hebben echter de gracht gelaten , die noch ’t oude padt van de Hoang, oft Geele vloet, aenwijft. Sijn water, heel flij-kigh en modderig, heeft een geele koleur, dat, gelijck de Sinefen feggen, in geen duyfent jaren, ja nimmer, klaer en fuyver kan Worden, ’t welck by hen een fpreeckwoort heeft gemaeckt, als fy van een fware en by-na onmogelijeke faeck fpreken ; te weten, als de Geele ^loet klaer wordf. De fcheeps-lieden fuyveren dit water tot gebruyck met aluyn , dat fy daer in doen 5 want als ’er aluyn ingedacn is, foo finekt de flijek tot op de gront van ’t vat j in voegen dat het vierde deel onder in foo dunne modder be-ftaet, dat hy niet lijdt dat iemandt dit flijek grijpen kan. Men vindt d’andere groote vloeden , die aen yder Landtfchap eygen fijn, in de kaerten ; en oock het gene, dat aenmerckens-waerdigh is, in de befonde-re fteden. Men fal daer de binnenzeen, moeraftchen , fpringbronnen en meiren vinden 5 op dat eyndelijck de volkome kennis aller dingen van dit uyttcrfte Afia aen onfe Europers deelachtigh fou worden. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' |
Terwijl ick defe dingen met ’er haeft in De muur de kaerten aenmcrck,had ickbyna overge-flagen het verhad van defe groote muur^quot;’ van Sina, door de gefchriften van foo veel fchrijvers vermaerc, mee de grootfte verwondering van onfe,en van de voorgaende eeuw verftaen, die een eeuwige geheügenis waerdigh is, daer af’t gerucht by onle Europers wel vermaert, maer echter, gelijck ick fie , noch heel duyfter is. Defe muur omringt niet een , maer wel vier geheele Landtlchappen, hoewel my dunekt dat hy niet foo lang is, als men hem tot noch toe geacht heeft ; want ick kan niet bevinden en fijne dat hy boven de drie hondert Duytfche mij- langte. len,vijftien in een graedt gerekent, lang is: dewijl de geheele langte daer af,van de zee-boefem, daer de vloedt Talo uyt het oofter-lijck Tartarien invloeyt, tot aen de bergen van de ftadt Kïn, by d’oever van de Geele vloedt, niet boven de twintigh graden is , fchoon het gene , dat hier oft daer fchijnt t’ontbreecken , door des felfs bochten en kromten genoegh vergoed wordt.Hy loopt eenparighlijck voort, fonder ergens afgebroken te fijn , behalven aen de noorder-lijcke deelen van de ftadt Swen, in ’t Landtfchap Peking, daer hy afgefheden is door een kleyne engte van fchrickelijeke en on-toeganckelijcke bergen,die defe vafte muur aen malkander hechten, en oock daer hy de Hoang, oft Geele vloedt van de hals van Se deur laet gaen : maer d’ander mindere vloeden, uyt d’uytheemfche geweften der-waerts vloejende, gaen onder gewelffelen en |
1
-ocr page 84-
en bogen, die als fteene bruggen fijn, deur. Voorts beftaet hy op fich feit, en byna van een geftalt, niet alleenlijck in de vlackte, die in defe gewcften felden gevonden wordt, en oock niet alleenlijck langs de booghte der bergen, maer oock ter plaets, daer hy deur de bergen heen loopt. Defe muur heeft in fekere tuflchenruynitenhoo-ge torens, en oock eenige poorten , om ter plaets, daer ’t de noodt vereyfcht, deur te gaen , en dicht daer by feer ftercke burgh-ten, bequamelijck gefchickt,niet alleenlijck tot bewaring van de muur , maer oock tot de wooning der krijghslieden, gelijck in de kaerten te fien is. Want de Keyfer van Sina heeft en onderhoudt tot des felfs bewaring, foo verre als hy fich van ’t ooften naer ’t weften ftreckt, niet minder dan een rnil-lioen krijghslieden , gelijck fy feggen , oft tien hondert duyfent mannen. De muur is dartigh Sinefche kubiten, oft ellebogen hoogh, en twaelf, ten meeftendeel vijftien breet. De Sinefen noemen hem gemeen-lijck Vanïï nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is muur van tien duy fent ftadienj met wclck getal fy niet de ware , macr cen overgroote en wonderlijcke lanckheydt acnwijfen. Want dewijl twee hondert en vijftigh Sinefche ftadien een graedt op de middellijn uyt maken, foo fou des felfs langte tot geheele veertigh graden uytgeftreckt worden , dewelcken meer ruymte beflaen , dan dit geheel uytterfle Afia fich in de langte uytftreckt. Dit werck heeft fijn aenvang genomen onder Xius Keyfer van Sina, de fiichter van ’t keyfer-lijck geflacht, die alle Keyfers van Sina in grootheydt van wercken , en in heerlijcke daden , foo in vrede als in oorlogh, gelijck geweefl;, oft overtroffen heeft. Defe, nae ’t overwinnen van de flam Qheva geheel Sina onder fijn heerfchappy gebracht hebbende, en van een kleyn koninckje Keyfer geworden,heeft de Tartars in vele en groo-te neerlagen verwonnen, en defe groote muur gemaeckt,om voortaen hun invallen in Sina te beletten, en hen,als met een eenparige wal af te fluyten , en buyten te houden. Hy begon dit werck in ’t twee-en-twintighfle jaer van fijn heerfchappy , het welck twee hondert en vijftien jaren voor Chriftus geboorte was ; en voleyndighde dat in vijl jaren met een ongelooffelijcke menighte van menfehen, die daer aen werekten. Want hy deê deur geheel Sina uyt tien driemannen verkiefen, die aen defe muur arbeydden : in voegen dat hy , in verfchcyde deelen van ’t Rijck begonnen , in de tijdt van vijfjaren met een ongeloof-felijcke gefwintheydt volbout wierdt, cn dit met foo vafl: en beflandigh cen werck , te weten van key-fteenen , en andere vafle fteenen, dat, foo men ergens in de voegen der^fteenen een nagel inflaen kon,de gene, die daer gewerekt hadden , fulcks met verlies van ’t leven mollen betalen. Aen de zeeboefem, in de welck het bemn van defe muur eenige fladien verre in t water uyt-loopt, fijn, gelijck de Sinelen fchrijven,om de grondtveft onder’t water te leggen, veel fchepen , niet vol van fteenen , macr van klompen ruw yfer gefoneken : in voegen dat defe muur , op defe grontveft fteunen-de , fich weftwaerts, en naer ’t landtfehap Leaotung vertoont. Daer nae neemt hy fijn loop naer Peking , en verftreckt voort aen de Landtfehappen 'Xan[i en Xenfi tot cen wal. Hy gaet echter niet recht deur, maer loopt fomtijdts krom naer de verfcheyde gelegenheydt der plaetfen : feker een heer-hjek, groot en verwonderens-waerdigh werck, ’t welck tot aen defe tijdt byna fonder breuck oft hinder, tegen foo veel rampen der tijden, gebleven is. Nu is noch alleenlijck overighdat ick hier eenige dingen byvoegh , die grootelijeks dienftigh fchij-nen om ’t gene, dat volgen fal,lichtelijcker te verftaen. |
’t Eerfte daer af is een feer kort begrijp van de geheele Sinefche Tijt-rekening,om te begrijpen in welck jaer de geflachten der Keyfers, die genoemt füllen worden , ge-weeft hebben. Men moet dan weten dat dit Uytterfte Afia eerft feven Keyfers heeft gehadt, van welckers verkiefing deur Hemming d’crffenis gehangen heeft, namclijck federt het jaer voor Chriftus geboorte twee duyfent acht hondert feven-en-veertigh,tot aen twee duyfent twee hondert en feven} voor welcke tijden , de Sinefen felven in hun hiftorien belijden dat fy niets hebben , ’t welck waerachtigh is ; ledert heeft de heerfchappy erlfelijck geweeft. Tvus, van de fijnen de lefte tot Keyfer verkofen,was de ftichter van het eerfte geflacht, Hiaa genoemt , ’t welck begon in ’t jaer twee duyfent twee hondert en feven, en duurde tot in ’t jaer duyfent feven hondert fes-en-feftigh , in ’t welck het geflacht Hiaa gedempt , en dat van ILanga opgekomen is. Het derde was Cheua , ’t welcK, toen het voorgaende gedempt en vernictight was, fijn begin nam in’t jaer elf hondert twee- |
en-twintigh, en feer lang heerfchte, te weten tot aen de jaren voor Chriftus geboorte twee hondert fes-en-veertigh , in welck jaer de ftam Cina begin nam , en niet langer in wefen bleef dan tot het jaer twee hondert en fesjop de welcke gevolght is de ftam liana i welcks nakomers gehecrfcht hebben tot aen ’t jaer twee hondert vier- en-feftigh nae Chriftus geboorte. Sedert volghde Qyna tot aen ’t jaer vier hondert en negentien, in ’t welck vijf koningen gelijck fchappen voor de Koning. Doch waren, die onderling tegen malkander oor- de maet,en de wijfe van meten ver-loghden, \Xtai genoemt, tot dat, alle d’an-deren verdelght fijnde , de ftam Fanga alleen de heerlchappy van dit geheel Uyter-fte Afia aenfich trock, en behield in ’t jaer fes hondert en achtien nae Chriftus geboorte. Maer niet lang daei na wierd de heer-Ichappy weer gefplift, en in verfcheyde faólien gedeelt,en de hoofden van de twee-fpalt en afval wierden Fïeutai genoemt. Maer eyndelijck heeft in ’t jaer negen hondert drie-en-twintigh de ftam Sunga wetten aen de geheele heerfchappy van Sina gegeven , het welck fy behouden heeft tot in ’t jaer twaelf hondert acht-en-feventigh, in welck jaer defe ftam , die toen bloeydc en machtigh was, van de Tartars, met een groot deel van’t Rijck , ondergebrachten verdelght is j in voegen dat dit hier waer blijekt : Fe handel 'van de menfeh hangt aen een dunne draet : ’t Ge^al ßaet “vaß, maer in haer felfs on'vaße ßaet. In defe tijden , dat is omtrent d’ondergang en ’t eynde van dit geflacht, quam Marcus Paulus Venetus, en weynigh voor oft nae hem veel anderen, in Sina, met de Tartars, die ^elijena ftam op de troon ftclden, de- yder plaets is. welcke de heerfchappy in handen hadt tot in ’t jaer dertien hondert acht-en-feftigh,in en de ftam Fa iminga opftont, die nu , terwijl wy ’t treurfpel aen lagen , weer van de gt;nbsp;Tartars bynaverdelght is,en in’t jaer feftien hondert vier-en-veertigh hun ftam Faicin-1 ga hebben beginnen te noemen. Hotdanig Het twcede is de maet van Sina te we-de Maet ten. Ick heb hier boven aengeroert dat de ^•4« stna Sinefen geheel Sina vierkant noemen en fchilderen. En fekcr, fy fijn niet verre van de waerheydt verdoolt. Sy wiften certijdts naeuwelijcks dat’cr andere landen buyten Sina waren, en konden fulcks fwarelijck gelooven, en verfeekerden dieshalven dat |
S C H E ATLAS. u het Aerdcrijck vierkant, en de Hemel rond was. Dit is oock d’oorfaeck dat alle maten van Sina vierkant gemacckt wordenjen dus wierd wel eer in feer oude tijden het geheele landt van Sina in heel kleyne vierkante ftucken ge-deelt, om de Konincklijcke inkom-ften lichtelijckcr te vergaderen : want de landtlieden befaeyden en bouden een van de -negen Landtfchilt weynig van Straboos, Melaes, Plinius en Solinus meting. Wy dee-len onfe wegen met fchreden , mijlen óCc. en fy met Fh , Chang, Li, Fh , fan, ’t welck ick verklaren fal. De minfte maet dan is Zj,van de wekken tien een Fuen maken, tien Fuen een p^77,tien fun een Chettien Ch'e een CLam j maer fes CLe een i en drie hondert en feftigh een Li’, tien Li een en acht fu , oft tachtigh Li een ç'an ; welcke Sinefche namen byna geheel met d’onfen over een komen : in voegen dat wy naemacls onfe namen ful- ^'an is een daghrcys, namelijck foo veel, als de Sinefen in yderdagh met wandelen afleggen. yerfchej-âenMten. E» S Ä ■ ** â C • ** co bgt;3 O to ick fal Li een ftadie noemen , hoewel fy omtrent twee van onfe ftadicn begrijpt. C'he fal ick een cubitus, oft elle-boogh heeten, en Lüh een fchre-' de, want dus betekent het in de Si-nefche tael. lek fal CLam een roede heeten , en beftaet in tien cubi-ten, oft in een fchrede,en vier cubi-ten. D’overige maten'fijn in dit werek niet nootfakelijek. Maer dewijl ick bevind dat naer Fu noemen wy paclftcen,oftpy-1er j want fy rechten in dit geheel uyttèrfte A fia, aen yder pu, een boogh, (gelijck ecrtijdts deRomey-nen pylers aen yder duyfent fchre-den) daer in fy fchrijvcn en aenwij-fen hoe verre oft naby men aen een fekere maet op de middel lijn tnegentigh duyfent Sinefche fchreden een graedt uytmaken, en dat drie hondert en feftigh fchreden een Sinefche fta-F nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die y- |
die Liytbrengen , foo bevindt ick dat twee hondertenvijftigh fladien een graed geven: in voegen dat vijf-en-twintigh Radien fes Italiaenfche mijlen groot fijn; want een Ita-liaenfche mijl begrijpt in fich 4^ Radien , vermidts een fehrede fes cubiten oft ellebogen beflaetjfoo heeft een graed vijfhon-dert en veertigh duyfent cubitenoft ellebogen. Doch een Radie fal met twee duyfent een hondert en feRigh cubiten,oftmet twee hondert en feRien roeden {periids}çrQ^ lijck fijn. |
Hier fiet ghy een Sinefche wegh-reke-ning, gelijck die van de Sinefen felver, volgens hun Radien, befchreven is, doch niet de naukeurighRe , dewelcke dit volck van plaets tot plaets heeft, maer alleenlijck van hooftRadt tot hooftRadr,welcke afgelegen-heydt uyt de volgende tafel in de gemeene hoeck der gegeven plaetfen blijcken fal. |
Pe- |
Kiang- |
Haiig-cheu. |
Hu-quang. |
Xau-tung- |
Xan-Ü. |
Honan. |
Such 11 en. |
Fo-kien. |
Quang-f“’’g- |
Quang- |
Xenfi. |
Kiang- |
Yunnan. |
Quei-ebeu. | |
Pe- |
0 • |
24^? |
3340 |
2;27 |
925 |
1230 |
*315 |
4730 |
5'220 |
5545 |
5015 |
2390 |
2980 |
5570 |
4730 |
Kiang-quot;'»g- |
2435' |
0 |
920 |
1630 |
1783 |
2270 |
4580 |
2795 |
4555 |
4117 |
2355 |
1594 |
5035 |
4000 | |
Haiig-cheu. |
334'’ |
920 |
0 |
132J |
2^00 |
3190 |
I02f |
3960 |
1870 |
3^75 |
3750 |
3270 |
1170 |
4590 |
3550 |
Hu-quang. |
2y27 |
1630 |
0 |
175° |
2100 |
1212 |
3860 |
2O2J' |
1980 |
2487 |
loiy |
lt;535 |
3040 |
2000 | |
Xan-tung- |
1783 |
2/00 |
izyo |
0 |
1730 |
980 |
4210 |
4150 |
4980 |
4250 |
3320 |
3077 |
5240 |
4200 | |
Xanfî. |
1230 |
2270 |
3190 |
2100 |
173° |
0 |
”55 |
267J' |
^260 |
5230 |
4380 |
1890 |
^660 |
5'40 |
4100 |
Honan. |
“IJ |
102^ |
1212 |
980 |
^^55 |
0 |
332y |
4420 |
4210 |
3700 |
1240 |
2^20 |
43T0 |
3270 | |
Su-chuen. |
4730 |
4780 |
39^0 |
38(5o |
4210 |
26^^ |
3320 |
0 |
4883 |
4035 |
3100 |
2350 |
34iy |
2170 |
1130 |
Fokien. |
P2O |
279; |
1870 |
202 y |
4iro |
7260 |
4420 |
4883 |
0 |
1420 |
3460 |
yioo |
1790 |
5130 |
4640“ |
Quang-tung- |
,yr |
3lt;ï7r |
1980 |
4980 |
5'230 |
4210 |
4037 |
1420 |
0 |
1230 |
4810 |
25'lt;So |
3570 |
iido | |
Quang-fi. |
375° |
2487 |
4^50 |
4380 |
3700 |
3100 |
34lt;ïo |
1230 |
0 |
3750 |
2515 |
3380 |
2350 | ||
Xenfi. |
2390 |
3‘i-7o |
201 ƒ |
33io |
1890 |
1240 |
235:0 |
5100 |
4810 |
3750 |
0 |
37lt;5o |
3810 |
2810 | |
Kiangfi. |
2980 |
^^94 |
II/O |
^35' |
3077 |
3660 |
2y2O |
34ïy |
Iy''90 |
2560 |
2515 |
1 37lt;ïo' |
0 |
3990 |
2950 |
Yunnan. |
Ï5'7O 1_______________________________ |
45'90 |
3040 |
5240 |
7140 |
4310 |
2170 |
5130 |
3570 |
3380 |
3810 |
3990 |
0 |
1040 | |
Quei- j cheu. |
4730 |
4000 |
3550 |
2000 ’ |
4200 |
4100 |
3270 |
1130 |
4640 1 |
1160 1 |
2350 1 |
2810 29^0 1 |
1040 |
0 |
Wat d’uytfpraeck der vocabulen, woor-jpraeck den oft namen aengaet, hier Raet aen te Acrbena- nierckcn dat al ’t gcne,’t welck ick met ehe ‘ fchrijf, uytgefproken moet worden op de Spaenfehe wijfe, oft gelijck de Hetrufchen de c voor de vocalen t oft e, en op een fel-ve wijfe naer de Spaenfehe tael defe letter ç met een haeckje behoort uytgefproken te worden , oft byna gelijck de 23 der Italianen. En overal daer men dit teken ' boven de letter fiet, fal het een Rijve uytblafing der Griecken fijn. lek fchrijf oock fomtijts eenige dingen met de Spaenfehe j, dewelke uytgefproken moeten worden gelijck d Italianen Gt en Ge^o^t naer de Spaenfehe wijfe. ’tGeen iek met K fchrijf, fal gelijck
d’Italianen hun Che oft Chi uytgefproken worden, als of het en Qm was, en voorts d’anderen gelijck fy luyden. Daer by, fchoon dickwijls ons een felve naem voorkomt, foo is echter de betekenis en eharaófer by de Sinefen feer verfcheyden : want fy hebben veel chara(Rers,en weynigh benamingen , en veel gelijck-luydende benamingen. lek fchrijf veel dingen met ngt die anderen met m uytfpreken j gelijck ^/f2^,daer voor anderen Pekim fchrijven,om dat de m in alle filben met een open mont uyt-gefproken moet worden, gelijck de Portugefen gemeenlijck doen, anders word de Sinefche uytfpraeck leer weynigh uyc-gedruckt.
Om
VAN DE SINES
Omdat ick aenteken onder wat geftarn-tc yder ftadt en landtfchap gelegen is, foo heb ick goet gevonden de acht-en-twintigh namen en langten der Sinefche geftarnten hier by te voegen, met de tekenen der Planeten,onder Welcker invloejingen fy gefegt worden te fijn , die geheel met onfe lonne-loop overeen komen. Ick fiel defe langten op’tjaerna Chriftus geboorte feftien hon-dert acht en-twintigh verbetert, in welck jaer de verbetering der hemelloop in de Sinefche Almanach gefielt is, om dat dit het eerfie jaer van de Keyfer (^ungcWmïus was, die de felve verbetering van de Sinefche Almanach aen de Vaders van onfe Societeyt bevolen heeft,onder de welck die oock volbracht is.
Nu is noch overigh dat wy, eer wy tot de befondere Landtfchappen komen , de geburige landen, die onder de heerfchappy van Sina fiaen, kortelijck verklaren, en voornamelijck hooren wat de Sinefche Landtbefchrijvers felven daer af feggen. Ick fal van Jaßonj Qorea en Leäotung, naer de kaerten , van yder in’t befonder handelen.
CHE atlas.
Langie». |
Graden. |
Teyck. | ||||
Kfo. |
^9^-. |
3'9 |
i8 |
39 |
t£hs | |
Kang- |
? |
209 : |
14 |
14 | ||
Ti. |
h |
21^ : |
Î4 |
9 |
y4 |
in |
,Fang._ |
O |
^37 : |
48 |
27 |
48 |
m |
Sin. |
g |
242 : |
34 |
2 |
34 |
• gt; |
Vi. |
2yo : |
7 |
20 |
7 | ||
Ki. |
g |
: |
43 |
43 | ||
Tei). |
V |
277 : |
3 |
3 | ||
Nieu. |
î |
298 : |
S4 |
28 |
14 | |
Niu. |
h |
306 : |
33 |
6 |
3? | |
Hiu. - -g- |
o |
318 : |
’4 |
18 |
14 | |
Guei. |
g |
328 : |
13 |
28 |
13 | |
Xe. |
d |
348 : |
20 |
18 ( |
20 |
X |
Pi. |
2 |
4 •• |
I |
4 |
I |
y' |
Que^^ |
IJ •• |
32 |
37 |
V | ||
Leu. |
î |
28 : |
4lt;5 |
28 |
4Ó |
y' |
Guey. |
h |
41 : |
46 |
11 |
4lt;5 | |
Mao. |
Q |
37 |
73 |
37 |
’t/ | |
Pie, |
d |
16 |
3 |
16 |
H | |
Sang. |
77 ; |
14 |
17 |
n | ||
ÇU. |
s |
78 : |
3y |
18 |
33 |
n |
Cing. |
it |
90 : |
8 |
0 |
8 |
25 |
Qo’ei. |
$ |
120 : |
33 |
0 |
33 |
a |
Lieu. |
B |
i2y : |
9 |
3 |
9 |
Si |
Sing. |
O |
142 : |
2.Z |
9 | ||
Chang, ß |
lyo : |
3i |
0 |
3'7 | ||
Ye. |
168 : |
3lt;^ |
18 |
3^ | ||
Chin. |
3’5 |
y |
30 |
' :£ia |
VAN t OOSTERLYCK TARTARIA.
Ooßer-lijck Tartaria. Oor eerft ontmoetmen dan Niuche , een Koninckrijck der Tartars, noch ten mee-fiendeel aen d’Europers on-bekent, van’t welck de Sinefche Landtbefchrijver dus fpreeckt : Dit Koninckrijck wordt ter places, daer het fich wefiwaerts uytfireckt, door de landen van Kilangho bepaelt, reyckt in’t zuyden aen Qorea, nu noch van oude tijden Soxin genoemt, en dit alleen-lijck voor foo veel als ’t het lantfchap be-fiaet, ’t welck aen de vloet Quentung gelegen is , daer het naer ’t oofien legt, en daer het noordewaerts fijn uytficht naer Qaiyuen heeft. Dit volck wordt Kin genoemt. De fiam Hana heeft dit geweft Telea , en de Koning Gaei heeft Hoekte genoemt. Onder de fiam T'anga voerde het de naem van Vtcus ; maer onder ^at-minga, die in de felve tijdt hier eenige ye-ftingen fiichtte, wierdt het KJiuche gehec-ten, onder welcke fiam het eenige tijdt gewent was fchatting te betalen. Dit zegt hy van de gelegenheyt en naem : wat de zeden aengaet,daer afzegt hy : zy woonenin onderaerdfehe holen, en kleeden zich met vellen van beeften. Zy fcheppen groot vermaeck in kracht en fterckheydt, en verheugen zich in diefte , en in rovery. Zy verflinden ’t raeuwe vleefch, en maken van gemale geerlfe, met water gemengt, hun dranck , oft bier. Hun konfien fijn behèn-dighlijck met pijlen te fehieten, fich tot de jacht te begeven j en gelijck de gedaenten van defe Barbaren veel en verfcheydenfijn, foo hebben fy oock verfcheyde zeden. Dus fchrijft de ànefche Schrijver in ’t kort; ’t welck wy wat breeder füllen verklaren. Hoewel ick fonder veynfen gaerne beken, dat ick defe landen noyt met mijn oogen gefien heb, foo fal ick echter uyt de Sine-fchc |
V vJ V? Jx fche kaerten, jae felf uyt de genen van de Tartars, iets by dit verhael doen , dewijl ick feer gemeenfamelijck met hen in Sina omgegaen heb , en dit met foo groote naerftigheyt en fekerheydt, als my moge- outheyt Men belpeurt voornamelijck d oudheyt van dit oofterlijck Tartaria hier uyt, dat daer af gewach gemaeckt wordt onder de ftam PLana, die voor de gewoone rekening van Chriftus geboorte twee hondert en fes jaren begonnen is : en men vindt federt noch van hen verhaelt , doch onder een verfcheyde naem, naer de Sincfche wijfe. ’t Volck daer af is Km genoemt, ’t welck gout beteekent; en fy worden gemeenlijck Heeren van de goude bergen genoemt: want men acht dat fy een landtlchap hebben , ’t welck feer rijck van goudt is. De grenspalen van dit Tartarien fijn naer het noorden en noordtooften JKiulhan , een ander Koninekrijek der Tartars^ naer’too-ften het Koninekrijek dat oock den Tartars toebehoort, ’t welck van de zee befloten is, die tuftchen Japon en’t oofter- Tartars •vyanden der Sine- het aen Corea, een hangend Eylandt, daer ’t landtfchap Leaotung aenkomt , van de welcke het door defe groote muur afge-fcheyden is ; dc groote vloct Linhoang, die tuffchen dit Rijck der Tartars en Ki-van't fcive. Defen hebben onder alle de Tartars al-tijdt de grootfte vyanden der Sinefen gc-fen , wie weeft, cn , onder Sunga, een Keiferlijcke rw wan- ftam, een inval doende , de Sinefen foo fware neerlagen aengedaen , dat de Keifers gedwongen waren uyt de noortfche Landt-fchappen naer de zuyderlijcke landen te vertrecken,cn dat fyde LantfchappenZf^o-tung, Pecheli, Xanfi, Kenfi, en Kantung innamen, en ’t geheele Sina lichtelijck onder hun heerfchappy gebracht fouden hebben,foo de gebuurige Tartars van Samaha-nia,hun voorfpoet benijdende,na dat fy een groot deel van Afia in hun macht gebracht hadden, niet deur de zuyderlijcke en wefte-lijcke Landtfchappen van Sina ingevallen waren , en hen een fware oorlogh aengedaen hadden , en van de welcken zy eyn-delijck oock geheel uyt Sina verdreven wierden Î jae fy, in’t oofterlijck Tartaria ingevallen, veroverden dat oock ten mee-ftendeel ; van welcke oorlogh Marcus Paulus Venetus handelt. Sedert hebben |
fy, veel ftrijden tegen de Keifers van ’t zuy-derlijck Sina geftreden hebbende, tot loon van de verwinning de geheele heerfchappy van Sina verkregen , en de ftam Ivena opgerecht , namelijck in ’t jaer twaelf hon-dert negen-en-feventigh; doch hier af breeder hier na , als wy wijdloopiger van (Jatay en Ç^Xangin handelen. Defe Tartars, Kin genoemt hebben meeftendeel ingenomen. De gene, die luft heeft, lees ’t gevolgh van defe oorlogh in ons boeckje van deTartarifche oorlog,daer acngewefen wordt hoe fy gefegt worden fchatting aen ’t Rijck van Sina te betalen, en redenen worden verhaelt, waerom fy afgevallen fijn, en oorlogh aengevangen hebben. Laet ons nu tot nun feden komen. Wat ^onderaerdfche holen aengaet, die, Woonin-gelijck de Sinefen feggen , van de Tartars der bewoont worden ; in defe woorden be-fpeurt men een proef van hact tot de Tartars , of eer eenvonekje daer af : want fy woonen niet foo feer in holen en kuylen, als in fchoone tenten, om foo te fpreken. En feker, ick heb by hen hutten gefien , beter dan oyt in eenige plaets ; want fy be-ftaen uyt zijde lakens , met deurfchijnend was beftreken. Sy fijn oock van lijnwaet, en van vellen gemaeckt, die fy met groote gefwintheydt oprechten en neêrleggen : en als fy de felve hooger boven d’aerde opheffen, en in eeniger wijfe in de lucht hangen, foo behangen fy die rontom met netten van tamelijck dick tou gemaeckt, tot op de hooghte van vijf oft fes voeten , daer hier en ginder ftockjes tuftchen ftaen , by-na op een felve wijfe , als in.Italien de harders hun hutten vaft maken. Maer op dat men dit net niet fou fien, foo bekleeden fy dat met tapijten , die fy oock op de vloer fpreyden , op de welcken fy kruyftelings iitten, en op hun kniejen hun maeltijdt houden , fonder op ftoelen te fitten ; maer fy hebben alleenlijck lâege tafels, die niet fwaer en koftelijck fijn. Defe gewoonte van fitten is byna deur geheel Afia gemeen, uytgcfondert by de Sinefen , die hooge ftoelen, de welcke koftelijck uytgewerckc fijn, hebben, gelijck oock tafels, die voor d’Europifche niet befwijken : in voegen dat fy onder d’Afianen in de zeden van te leven nu naeft met d’Europersfchijnen overeen te komen. Want behalven dat op d’aerde te fitten, en fonder tafel t’eren, onge-macke- |
mackelijck eh onbetamelijck is , foo word het oock van de Sinefen voor woeft en barbarifeh geacht. De Grooten hebben andere hutten voor hun Gemalin en kinderen, anderen voor hun knechten, voor dc koken , en voor andere dingen, foo ge-maeckt en gefchickt, dat fy niet meer dan een huys fchijnen. Oft in dit Tartarien dc hondert en vier-en-twintigh Reden oft veftinsen , die men onder de ftam 1'vena daer gefticht heeft, noch in wefen hjn , oft niet, darf ick niet verfekeren. lek heb echter uyt hen felfs verftaen , dat ’er geen gcbreck van laege hutten , en wallen van opgeworpe aerde gebreken, voor de boeren en oude lieden, die niet verre van hun huyfen gaen , oft lieh op verre rcyfen begeven. De naem felf, daer meê defc Tar-tars lieh noemen , wij ft aen dat jM^ioncheu een groote ftadt is : want als men hen vrae^t van wat lant fy lijn , foo antwoort het meeftendeel dat fy uyt nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge- fproten fijn,en verfekeren dat dit de groot-fte plaets van ’t Rijck is ; ’t welck oorfaeck is dat fy van de Sinefen deurgaens cheugin genoemt worden, dat is,menfchen uyt MMoncheu. Voorts de Tartars hebben verroerelijeke fteden , en fwerven met hun vee, en geheel gefin, om naer de gelegent-heyt des tijdts van weyde te veranderen, op een felve wijfe gelijck wy van de wefter-fche Tartars lefen. Hun kleederen fijn ten meeftendeel van vellen, en oock van zijde en katoen, die fy deurgaens van de Sinefen koopen, en oock dickwils met de felve volckeren verwifte-len ; namelijck huyden van wolven , bei-ren, vollen , ' bevers, otters, marters, en Moskovytfchc muyfen , die wy gemeene-lijck fabels noemen, en van andere dier-gelijcke heeften. Hun kleederen fijn feer lang, en hangen tot op de hielen, met enge mouwen , die in gedaente van een paerts-klaeii uytgaen. Sy gorden fich met een breede gordel, aen de welcke aen de beyde lijden twee kransjes hangen, daer oock,om ’t aengeficht en de handen te fuyveren, een mesje aen hangt, en t'^ee talTchen, daer fy taback, naer de welcke zy feer gtaegh fijn, en diergelijcke dingen in bewaren. Sy ont-fangen hun gaften met het fuygen van taback , die, naer de grootheydt van ’t gefel-fchap,doorde knechten aengebracht word, na dat de pyp alreê aengeftelcen is : Seker, een wonderlijeke kracht, oft eer gebreck van dit kruyt, ’t welck byna de heele wee-rek dcurgedrongen , en by velen al te gemeen is. Aen de llincke zijde hangt de houwer op foodanigh een wijfe , dat men ’tgeveft van achter aenvat en uyttreckt, en ’t lemmer en fcherp naer voren hangt j ’t welck veroorfaeckt dat fy, te paert fittende , die gemackelijck van de rug met de rechte handt uyttrecken. Sy hebben laer-fen , of van zijde , of van paerde-leer ten meeftendeel gemaeckt. Sy doen geen fpo-ren aen. De hoet- paft hun naer ’t hooft, hun mutfen fijn ront en laeg, daer buy ten een lijft van koftelijck bont rontom gaet. Dit vel befchut het aengeficht van de wint, en d’ooren van de koude. In de zomer ge-bruycken fy een hoet, van matten oft ftroo gemaeckt : maer foo veel als het deckfel van ’t hooft ■ boven de lijft van ’c bont uyt-fteeckt, foo verre is hy met root lijnwaet van alle zijden bekleed, oft met de fwartc oft purpere manen der paerden , die fy feer çierlijck verwen. |
In geftalte en gedaente des lighaemsver- ceflalte fchillen fy niet veel van de Sinelen. Zy fijn witachtigh van verwe, vaft en beftandigh van leden , weynigh van Ipraeck en niet klapachtigh ; en voorts in d’andere zeden niet ongeiijck met onfc geburige Tartars van de ^ofphorus , behalvcn dat fy, uyt het gebuurfchap van de Sinefen, meer fachtfin-nigheydt fchijnen ontfangen te hebben. ’t Gene, ’t welck de Sinefen van hun zeden. kracht en fterekte feggen , is waer, indien fy hen by fich fel ven gelijeken : maer foo men dit in ’t algemeen aenfiet, foo fijn fy alle Afianen, en geenfins' by d’Europers te gelijeken , fchoon fy hier in meeft van de Sinefen verfchillen, dat het meefte deel van hen,federt hun eerfte jaren af,in de krijghs^ oeftèning onderwefen , en daer in gewent worden. D’aerde is hun bed , daer fy een tapijt, met de welcke fy hun zadel vcrçie-ren, opfpreyden. De fpijs, die fy nemen, verfadight. Sy nuttigen ten meeftendeel vleefch, en hebben geen affchrick van fpijs die half gekoockt, oft half gebraden is. Sy dooden oock kemels en paerden , om die t’eten , en fijn heel tot de jaght overgegeven. Sy hebben gieren , in plaets van onfe vakken , en heel treffelijke jaght^honden. Sy fijn feer ervaren in pijlen naer een ge-ftelt merek te fchieten , en Worden daer in van hun teere jaren af onderwefen. Sy fijn roofgierigh, en verwaerloofen niet de gele-gentheydt vante rooven , als hun die voor- omt. Sy hebben yfere helmen, geheel |
met d’onfen gelijck, uytgefondert aen dat deel, daer mee wy’t aengedcht befcher-men , dat fy MontdeckCel noemen. Hun borllharnaflen fijn niet van een plaet ge-maeckt, maer van verfcheyde ftucken van platen , met yfere nagels te famen vaft verknocht , de welcke , als de Tartarifche ruytery voorttreckt, door het famenbofien een groot gedruys maken, ’t Gene,’twelck men wel voor wonder magh achten, is dat, fchoon fy gedurigh te paert fitten , en fchoon hun geheele krijghs-ordening in ruyterbenden beftaet i niemant van hun de paerden befiaet, oft fulcks doen kan. Men vindt by hen byna geen Godts-dienfi. Sy hebben een affchrick van de Mahometfche Religie , en een quaedt gevoelen van de Turcken , die fy Hoei Hoei noemen, en daer af fy qualijck-fpreken. Miifchien is hun haet hier uyt gefproten, dat fy eertijdts van de Sinefen, door de Turckfche benden geholpen , uyt hun wooning gedreven fijn , namelijck van de ftichter der ftam 'Ta.iminga , toen in tegendeel de Chriftenen , voornaraelijck uyt de Neftoriancn, de Tartars holpen, van ’t welck elders te feggen fal fijn. Men kan echter bewijfen dat ’er ecnige godtsdienft, ofc eer waengeloof , van d indiaenfehe Priefterstot hen deurgevloeyt is. Wantfy hebben eenige Priefters, die fy Ltuma, noemen , en beminnen. Wijders, fy verbranden de lijeken, ’twelck heel gemeen by d’Indianen is, en de vrouwen en knechten, paerden en wapenen worden in ’tfelve vuur geworpen. Sy fijn echter ten hooghfte bekommert wat na de dood fal gefchieden,en om de ftaet van de ziel, oft om d’onfferf-felijckheydt. Sy ontfangen lichtelijck de Chriftelijeke Godtsdienft , en veel van hen hebben nu de Chriftelijeke wet aengeno-men. Wie fal loghenen dat door Godde-lijcke fchicking hen defe wegh tot de Si-nefen geopent is ; op dat fy dus de wegh der faligheyt, het waer geloof, en de fuyvere Godtsdienft fouden vinden ? vermits men anders feer fwaerelijek tot hen fou komen, ja dat men anders byna niet doen fou können , ’t welck nu heel lichtelijck gedaen word ; ja byna op een felve wijfe als Godt eertijdts toeliet dat Romen, de behcerfchfter der volcken, van de Barbaren ingenomen en verdelgt wierdt, op dat in defer voegen de Gotthen, Wandalen en anderen de Chriftelijeke Godtsdienft fouden indrineken, en met het ware licht des seloofs verlicht worden. |
De tael van ’t volck is gemackelijck, cn Aer fchijnt eenige gemeenfehap met de Perfi- tartars. fche te hebben. Eenige van hun letteren komen in eeniger wijle met fommig-e van d’Arabiers feer na overeen. Sy dalen in ’t leien van boven naer beneden , gelijck de Sinefen, en gaen van de rechte naer de flineke zijde, gelijck de Hebreen en Ara-biers, ’t welck oock by de Sinefen gemeen is. Sy hebben een ander Alphabet dan de Sinefen, welcks letteren, fchoon verfchey-den van gedaente , een felve uytfpraeck , hebben, als d’onfen , te weten ABC, fchoon fy feggen dat fy feftigh en meer letters hebben , en niet alleenlij ck vier-en-twintigh, om dat fy een klineker met een medeklineker oock een letter van ’t a b c noemen , als, la, Ie, li, lo, lu, pa, pe, pi, po , pu , ÔCc. De Sinefen fchrijven dat in dit Tartaria WonAe-rubynen en koftelijeke paerlen gevonden worden, die men miflehien uyt de zee, tiif-fchen Tartarien en Japon gelegen , vifcht.. Sy feggen oock dat men daer koe-viftchen vindt, die in grootheydt onfe koeyen overtreffen , en dickwijls niet minder dan een roede lang fijn, en echter geen fchubben oft hoornen hebben. lek geloof dat dit een felve vifch is, als de gene, die van d’eer-waerdige Vader Chriftophorus Acunha breedelijck befchreven wordt in de be-fchrijving van de vloet der Amazonen, die hy felf geheel befichtigt heeft. Dit boeck, in ’t jaer feftienhondert en veertigh te Madrid in de Spaenfche tael uytgegeven, noemt defe vifch ^efee buei. By de Tartars is oock feker llach van een gier, die fy gemeenelijck Haitungcing noemen, en die, lchoon hy kleynder van ' lighaem is dan d’anderen , fich echter foo ftout en moe-digh toont, dat hy dickwijls de wilde ganzen aentaft en vangt. Het grootfte geberght in dit Tartarien is Kin genoemt, dat is goude, van ’t w’clck naemfle mifichien dit volck de naem heeft. Dit ge-berghte is tweevoudigh , ’t een naer ’t oo-ften, en ’t ander naer ’t wellen, dat noordc-waerts een lange ftreeck aen malkander uyt loopt, gelijck byna d’Alpen , oft d’A-penninus in Italien. Daer is noch een ander feer hoogh gcber^htCiChang pe, dat tot duyfent ftadien voort loopt. Hier in is een binnen-zee van tachtig ftadien, daer twee vloeden uyt vlieten , d’een naer ’t zuyden , Talo,cn d’ander naer ’t noorden G^g^enthung genoemt. Uyt het felve geberghte fpruyc |
VAN DE SINE de vloct Sunghoa , die niet verre van daer fijn v^ater met ào-G^^enthung vermengt,en, diis te famen gevoeght, en fijn loop naer |
S C H E À T L À S. 'L-g ’t ooften nemende , fich in de zee Eoum ontlaft. |
U Voight ^^iulharij'z welck, een koninckrijck der Tartars fijnde , oock aen iSliuche behoort ; en een deel daer af ftreckt fich naer ’tnoordooft en naer het noorden. Men
vindt hier in niets, dat veel van de voor-Taruri^ gaende dingen verfchilt. De naeften hier JcheTuft, gen fijn de Tartarifche nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet,verre van
de Zee, dus genoemt, om dat fy helmen en borft harnaïlcn van de hartfte en fierckfte vellen der vifTchen maken. Hier aen volgt oft het Landtfchapjdat van de Sinefen 'ïeço ge-noemt wordt, een wonderlijck groot vaft landt, fonder twijffel ’t felve j dat men gc-meenlijck JeJJo noemt, daer de Sinefen de groote binnen-zee Pe plaetfen.
Onfe Malfæus befchrijfc defe dingen ( lib. 4 epift. ) byna met foo veel en de felve woorden,als deSinefen.Dit heel groot Landtfchap, daer in wilde en woefte men-fchen woonen , leght naer ’t noorden aen ’t landt van Japon, drie hondert mijlen van de ftadt J\deaco, ofte twee hondert vier-en-vijftigh mijlen. Sy bekleeden fich met vellen van heeften , fijn ruw en hairigh over hun geheel lichaem, groot van baert, cn feer groot van knevels, die fy met een ftockje op ftrijcken , als fy drincken füllen. Dit volck is voornamelijck gtatigh naer wijn, wreedt en woeft in d’oorlogh, en een fchrick voor de Japonners. Zy, in de ftrijd gewond , walfchen hun wonden met fout water af,’t welck d’eenige hulpmiddel voor dit volck is. Men feght dat fy een fpiegel op de borft dragen, te weten een ftuck koper, dat heel beftandigh tegen de pijlen is, ’t welck oock van ’t meefte deel der rijcke Tartars gedragen wordt. Zy binden hun fwaerden foodanigh aen ’t hooft, dat het hecht tot op de fchouders komt. Zy weten van geenGodtsdienft,en fijn alleenlijck gewent eerbiedigheydt aen de Hemel te
bewijfen, amp;c. Vele fijn in verfchil oft dit Landtfchap JeJfo ( dus noem ick het met d’Europers, cn laet de Sinefche naem Teço achter) een vaft landt, oft een eylandt is : maer indien wy de Sinefen willen geloven, foo is ’t eygentlijck een deel van ’t onbewoonde Tartarien , en een vaft landt met ISiulhan en ; en echter volghtniet dat Japon geen eylandt is, ’t welck door een enge ftraet van Jeßb afgefcheyden wordt. Doch ick wil hier in niet achterhaelt fijn, dewijl ick mijn geloof niet in een onfekcre faeck wil te pand ftellen. Ick fend de Lefer weêr tot de kaert, in welcks aftrecking ick de Sinefche uytgedruckt heb.
Wyders, de Sinefen fchrijven dat voor-by de landen van Leaotung naer ’t noord-ooft het vafte landt fich uytftreckt tot op fes duyfent ftadien, die byna vier-en-twiii-tigh graden uytbrengen : daer uyt blijckt dat de geweften landts feer groot fijn naer Gfw'vira in America, te weten tot aen de Straet van Anian ; en oft defe engte van ^nian in de natuur en in ’t wefen is, oft niet, durf ick niet verfekcren, vermidts ick niets feker daer af ondervonden heb. Doch ’t gene, ’t welck ick in ’t Kort begrijp der Sinefche Hiftorien verhael, beweert echter dat ’et een ftraet is. Maer indien Gbdc geeft dat ick, beneftens mijn medebroe-ders,door fijn gunft weêr gefont en behouden in Sina keer, (dewijl wy voorgenomen hebben ’t licht des Euangeliums tot dele onbekende cn groote landen van dit uyt-terfte Afia , cn van Tartarien over te dragen,) foo kon lichtclijck de gelegentheydt voorvallen, dat defe dingen, die by óns van klcyn belang fijn , en niet diep ter herten gaen, ten opficht van de zaligheydt der fielen, tot de volmaecktheydt van d’Aerdt-befchrijving , in ’t licht quamen , cn voor alle de gene , die naer de wonderen defer landen nieusgierigh fijn,ontdeckt wierden.
VAN
-ocr page 92-iS
-VOORREDEN
VAN ’t KONINCKRYCK TANYU-
Y füllen nu ’t ooflen verlaten , en ons een weynigh nàer ’t we-i^flen keeren , naer ’c welck het groot en fcer machtigh Rijck der Oofterfche Tartars leght, ’t welck, van ’c wellen van de vloedc Quenth^ng beginnende, een onmetelijeke vlackte van Tanden tufichen de velden van de woefte wildernis, oft dorlligh fandt van XamOiCn tuf-fchen de Sinefen bellaet. Daer fijnoock , groote flreken van landen voorby defe wildernis tot aen ’tonde Tartarien gelegen,die van de Sinefen Samakania genoemt worden : en defe ftreeck landts wordt eygent-lijck van hen 'T^ata genoemt, met een be-dorve naem, uyt oorfaeck van de letter K , die by de Sinefen gebreeckt. Het fchijnt dat M.Paulus Venetus kennis aen de naem van dit Landtfehap, en aen ’c volck gehadc heeft, vermidts hy het ^angti heeft genoemt , met weynigh verandering in de naem. De Sinefen lchrijven dat dit volck een weynigh fediger is, dan d’Ooflerfche Tartars. Het fchijnt een feer oude volck , omdat daer af gewach gemacckt wordt onder d’eerlle Keyfers der Sinefen in hun jaerboecken ; dewijl fy dickwijls de flaet der Sinefen ontroert hebben, cn oock eeni-ge malen verwonnen fijn. De Keyfers van Sina hebben ’er oock dickwijls voortplantin-
door de Koning van ’t wellerlijck Tartarien overwonnen, hielpen mee onder de ftam Sunga , om ’t Rijck van Sina te veroveren , daer af de flam luena gefproten, en Sunga geheel verdelght is, te weten, twaelfhondert acht-en-feventigh jaren nae Chrillus geboorte. Defe flam Hena beflier-de Sina in tamelijeke vrcedlaemheyd feventigh jaren lang; in voegen dat ’er uyt de felve negen achtet-een-volgende Tartarifche Keyfers waren. Maer weynigh tijdts daer nae wierden fy wéér van Hungu^us uytge-ftooten j en het vaderlandc wierdt verlofl in ’t jaer onfes Heeren dertien hondert acht-en-fefligh, in welck jaer de flam Hoaimin-ga de heerfchappy in handen hadt, daer af elders meer gefproken wordt.
De Sinefen befchrijven de feden defer Seden^ Tartars in defer voegen : fy fwerVen met hun vracht-beellen om Water en kruyden te halen. Sy kleeden fich met vellen van bée-flen,en maken hun hutten van tapijten. Sy, vergrämt fijnde, verfchoonen oock hun vader en broeder niet. Sy verbranden de lichamen der overledenen. Als fy hun doo-den naer ’t lijek-vuur brengen , fingen en fpringen fy in ’c gefelfchap van alle hun vrienden. Anderen hangen de lijeken aen boomen, en laten hen daer drie jaren lang hangen,doch verbranden eyndelijk het gebeente. Dus fchrijven fy, daer toe ick niets
gen van volckgebracht,(gelijck ick in mijn
Kort begrijp kortelijck verhael, ) daer uyt heb, dat ick hier by voegen kan.
miffehien hun fachter feden gefproten fijn. I n is een geberghte,op’t welck eertijdts roortref-
hen : Sy fijn van veleiley geflachten , en onder de Keyfer Hz^'ö«^’ó,van de flamÄ-hebben van de byfondere Keyferlijcke ;7^ï,in dewelcke de Koning en alle deGroo-ten van ’t Rijck fneuvelden. Jae als fy nu
flammen verfcheyde namen verkregen. De flam Hïaa die d’eerflc heerfchende flam
was, heeft hen met de naem van Hittncho , Qheva liienjnn, Cina en Hana byna met een felve benaming Hiungnu genoemt. Sedert hebben fy van de verfcheyde Konin-
noch over dit geberghtegaen , foo fuchten cn weenen fy gemcenelijck , en betoonen groot medelijden met het rampfaligh lot der hunnen. Lankiufiu is een ander ge-berghte , op ’t welck, onder de felve ftam Hanai tot feventigh duyfent Tartars leven-digh van het Sinefche heyr gevangen 'W'ier-den. Jengen wordt de bergh der maeltijdeii genoemt, om dat Hiäo'vus daer op maeltij-den voor fijn krijgslieden aenrcchte, na dat
gen, verfcheyde namen gekregen, en fijn onder de flam Tanga T7?otó^,onder Svtnga lCicheu geheeten. In d’ondergang van de flam Hana fijn defe Tartars van de Koning Vüon ondergebracht, en niet lang daer na van de weêrfpaltige Q^ijù byna geheel ver- d’Overfle van fijn wagenen eil paerden een delght. Sedert is het Rijck aen Tho Ki've feer groote , en alreê de derde verwinning gekomen,in welcke tijdt fy geen kleyn ver- op de Tartars behaelt hadt. Ktnüiis oock lies van de ftam Tanga geleden hebben , een geberghte in dit gewefl. Van de vloeden en oock verwonnen wierden. Maer fy, vind ick niets, dan dat in de kaert te fien is.
De
De fchapen fijn in dit Tartarien tame-lijck groot, en heel foet van vleefch. Hun ftaert is feer dick,engemenelijkeenige ponden fwaer. Sy hebben vele en treftdijcke paerden, fchoon fy kleyn van hoorn aen de voeten fijn,en een kleyn en kort hooft hebben , ’t welck byna aen alle paerden der Tartars gemeen is, die,met een wonderlijc-ke gefwinthcydt in hun loop alle anderen overtreffen. Hier is oock groote overvloet van kameelen , en van andere diergelijcke beeffcn. Maer ’t gene , ’t welck my voor-namelijck by hen nieu en wonderlijck fcheen , fijn defe twee dingen : eerftelijck dit gereedtfchàp, van gebogen yfér oft koper gemaeckt, met een ftaele tongetje , ’t welck , tuffchen de twee lippen en het tongetje d’adem ftuytende, daer de voorfte vinger by komt,die het tongetje beweeght, een geluydt uyrgeeft, gelijck ’t fpeeltuygh dat men te Neurenbergh maeckt, en T'romp noemt. De Tartars hebben dan diergelijcke Trompen , die fy op een felve wijfe te paert gebruycken , in v^elckers ge-klanck fy fich verheugen. lek kon niet vernemen van waer fy die gekregen hebben , nochte dat fy die felf maken, oft met d’Europers eenige handel drijven, ’t Ander is feker kruyt, ’t welck , gelijck fy feggen , op de fteenen waft. Dit is onverbrande-lijck, hoewel het, in ’t vuur geworpen , lang daer in blijft leggen. Het wordt wel roodt en eenighfins gelijck vuur ; maer uyt de gloed genomen,wordt het wel haeft foo wit als te voren , en gelijck met d’afch-ver-we. Het waft niet feer lang , maer draeght een knop, gelijck korte hennip, en is echter in fterekte daer meê niet gelijck , maer breeckt veel hacftiger. Als het in water leght, vergaet het tot flijck , en wordt ter-ftondt bedorven. Miffchien hebben d’ou-de Romeynen hier af hun lt;ïAsbeflon , oft hun lakenen gemaeckt, in dé wclckcn fy de lijeken der overledenen verbranden ; op dat d’alch niet met het houdt vermengt, en onderfcheyt gemaeckt fou worden. Want ick kan Iwarelijck bewogen worden om te gelooven dat dit van Amiant-fteen is,gelijk de Porcacchi in de lijek-vaerden willen, en Anfelmus Boetiüs de Boot van gefteenten, oft, gelijck andere nieuwer Schrijvers, van pluym-aluyn , oft Talck, oft Moskovifch glas, van wclcke dingen, gelijck de Tartars van dit kruyt, fy een altijdt-durend lemmet maken, quot;t welck men nooyt behoeft te fnuytcn 5 maer als het door d’aenwaftende vuyligheydt vervuylt, foo wordt het alleen-lijck in ’t vuur geworpen, om het vuyl, dat daer aen vaft ^-^as, door de brant te fuyve-ren, dewijl d’onbederffelijcke ftoffe het vuur kan tegen ftaen. |
VAN ’t RONINCKRYCK SA MAHAN IA.
Aer is, behalvcii Tanju, in Tartarien noch een ander Koninekrijek , het welck de Sinefen nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noe men. De naem en de gelegen heydt wij ft aen dat dit |
Samarcanà is. Het leght naer ’t zuydoo-ften der ftadt Socheu, by de Sinefen leer fterek, naer ’t weften van ’t geberghte Imâi. De Sinefen vérfekeren dat hier in treffelijeke fteden, huyfen , en heerlijeke paleyfen fijn, naer de bou-kunft gemaeckt; dat de Koning daer in witte kleederen ge-kleedt is, goude en filvere vaten tot fijn huysgewaedt gebruyckt, en de Ipijs ge-mcenlijck met fijn handen aentaft. Daer is iets, dat my beweeght te gelooven dat defe landen niet verre van de Cafpifche zee af gelegen fijn, en dat het Badriacnfch Alexandria , eertijdts van Alexander de Groot by de Baétrianen gebout, niet verre daer af is. Uyt dit Landtfehap -^aren defe Tartarsj uyt de ftam 0nchi, van de welckc Venetus handelt, die in ’t Sinefche Rijck invielen ; jae ick acht niet fonder reden dat defen de felve fijn , die, uyt de landen der Sinefen 2eftooten,fich onder de veldt-over-fte Tamerlanes begaven, ’tRijck van de groote oprechtten, en, Bajazéth gevangen hebbende, byna geheel Afia in hun macht brachten. Want Tamerlanes heeft nooyt, dat ick heb können verftaen , oft uyt hun Hiftorien opfpeuren, tegen de Si-nefen oorlogh gevoert. Tamerlanes bloey- aenge-de,nae dat de Tartars, door de ftichter van ^oert. de ftam ^aiminga, uyt Sina verdreven waren , en heeft nooyt oorlogh naer ’t ooften gevoerc,oft eenige tocht derwaerts gedaen; maer hy trock eer naer ’t weften , deur het Rijck J\d.ogor tot aen Perßen , en tot aen andere plaetfen, die meer naer ’t weften ftrecken. Men fal dit lichtelijck begrijpen, foo men in acht neemt dat Tamerlanes niet lang heeft geleeft,en gebloeyt omtrent H nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het |
3Ö nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;VOORREDEN
het jaer onfes Heeren veertien hondert en fesj in welck jaer over het geheele Sinefche Rijck het gebiedt hadt de Keyler Taicun-giis 3 uyt de ftam ^aiminga 3 neef van die Hunguuusy die, naedat de Tartars uyt Sina verdreven waren , het Rijck en de vry-heydt weer oprechtte, en , van de fnood-fte ftaet, (want hy was een Priefter, en openbare dief; tot d’opperfte Keyfer wierd^ |
Hier aen leght, foo ick my niet vergis , het Rijck Cafiar ; maer de gene , die meer hier af begeert, lees de Reys-befchrijving van onfe Benediólus Goes, in de heylige tocht van d’eerwaerdige vader Nicolaes Trigautius befchreven. |
VAN ’t KONINCKRYCK SIFAN.
Nder de naemSifan worden niet groot, oft prijfen ’t niet hoogh. De Si-by de Sinefen alle grenfen van nefen ftellen de palen van dit Rijck tuf-’t Rijck , die naer ’t weften fchen de bergen Mn , en de Gcele vloet, leggen, begrepen ; voorna- die daer deur loopt.Maer de bergen loopen melijck de genen, die van wijdt en breedt uyt,en vervoegen fich eyn-’t Landtfchap Xenfi tot aen delijck met de bergen G^j/enlnnyoit ^ma-^unnan reycken. Sy begrijpen in'fich de fifche bergen,uyt dewelcken de Geele vloet Landcfchappen Vifkçang) Kiang en Tibet ; fijn oorfprong heeft.
welcke namen veel volcken in fich betree- Daer naer ’t weften is een groote bin-ken,die,gelijck de Sinefen feggen,wel meer nen-zee, Kia genoemt, uyt dewelcke de firong dan hondert byfondere volken uytbrengen. Ganges 3 en veel andere vloeden , in onfe Onder defen fijn Geo en ’t Rijck CangingU3 kaert befchreven, hun oorfprong hebben.
’t welck Venetus Priefter-Ians landt noemt. Defe inwoonders volgen ten meeften-
De Sinefen , hoewel fy anders verachters deel de leering Fe , en geloovcn de verhuy-der uytheemfchen fijn, prijfen dit landt, en fing der fielen van ’t een in’t ander lig-feggen deurgaens dat daer in goede feden haem. Sy gieten heele treffelijcke fchoone fijn , heerlijcke wetten voor de Gemeente beelden van koper,maken vermaerde tapij-en heerfchappy bloeyen , en veel fteden , ten,en hebben overvloet van de befte paer-met grachten en wallen fterck gemaeckt, den. Doch ick vindt, behalven dit, niets gevonden worden : ’t welck feker een groo- wonderlijcks by hen.
den. Doch ick vindt, behalven dit, niets
te en hoogh-achtelijck getuygenis van de Nae Tibet komt het KoninckrijckyVïzfz/, voortreffelijckheydt des landts is,en dituyt ’t welck aen ’t oofterlijck deel van Bengale dc mont van fulcke karige prijfers : want gelegen is. P fy, groote dingen van fich felven gevoelen- derlijcke deelen quot;junnan de,quot;achten ’t gene,dat aen anderen behoort, van Sina.
Daer nae volghc aen de zuy-!, een Landtfchap
’t KONINCKRYCK
LAOS.
g E Sinefen noemen dit Ko-ninckrijck Laoqno , van’t welck, behalven de naem, Ji» Europa naeuwelijcks iets fe~ ker gehoort heeft. Doch ick fal hier met weynigh woorden dit befchrijven , foo uyt het gene, ’t welck de Sinefen in hun boecken daer af verhalen , als uyt het verhael van d’eerwaerdige Vader Maria Lcria , Jefuyt, de-welck ick in gefchrift by my heb , en die ick in hooge achting hou , als van een waerlijck Apoftolifch man, en die veel jaren in dat felve Rijck met de verkondiging van ’t Euangelium hefteed heeft. |
Dit Koninekrijek Laos, fegt Leria, legt in’t midden van’t zuyderlijck Afia, en is aen alle zyden ten minften hondert mijlen van de zee gelegen , en dieshalven is daer gebreck van vilch ; en hoewel zy in ver-Icheyde vloeden gevangen worden , foo fijn fy daer echter feér dier, en naeuwelijcks tot gebruyck oft eten bequaem, dewijl fy weynigh deugen. Sy hebben overvloet van buffels en varckens-vleefch , dat daer voor een feer geringe prijs gekocht wordt. Men |
VAN DE S I N E S C H Ê ATLAS. 3t
Men vindt daer oock feer veel hoendersgt; Van de welken men met gemack tien voor een Iulius, oft vijf oft fes ftuyvers koopt. Het heeft alle vruchten die met geheel Indien gemeen fijn , en naeuwelijcks eenige vruchten van Europa, foo men de granaet-appelen uytfondert, gelijck oock de wilde druy ven,die niet onaengenaem van fmaeck fijn. Het geheele l.antlchap is feer vrucht-baer van rijs , en lijdt geen gevaer van droogte, dewijl de vloeden de geheele Lomer deur van de groote golven fwellen , om dat het fneeu op de bergen T'tbet ( ick geloof dat hy ‘junnan vil feggen, het Wclck feer na aen Thibet is ) gefmolten fijnde , de vloet foo doet rijfen , dat hy , gelijck het water van de Nyl het landt van Egypten, het geheele Landtfchap onder-fet : ’t welck fekerlijck een groot bewijs van de Goddelijcke voorforg is, dewijl het in dit Rijck niet meer dan twee maenden in t jacr regent. Dan word ’er geploegt en gefaeyt, en indien de vloeden niet over-vloeyden , foo fou het landt onvruchtbaer Worden , en d’oogft van droogte verbranden , ja ’t Landtfchap naeuwelijcks van inenfchen bewoont können fijn. Wijders, ï gene, dat ick nu feggen fal, is geen minder wonderdaet van de natuur, te weten, dat de halm van de rijs niet hooger waft, dan het'water geklommen heeft ; ’t welck oock in Ston en Camboya gebeurt. En dit is d’oorfaeck dat de gene , die in hun fchuytje fijn , voor een gewoonte hebben de rijs, als hy rijp is, te myden ; in voegen dat de wortel altijdt in ’t water blijft, fonder ’t welck hy fterven fou, om foo te fpre-ken, felf eer hy geboren 'was. De felve vloet, die ’t Koninckrijck van Laos deurfnijdt, en door fijn omkeeren en bochten ’t geheele landt befproeyt, verdeelt fich als in twee armen, van de welche d’een, in ’tvoorby loopen het Koninckrijck van Ston raeckt,en dander ’t rijck van (Jamboya, daer hy foo ruym en diep word, dat de grootfte fchepen daer tachtigh mijlen verre op können komen. |
Het Koninckrijck van Laos heeft defe ongelegentheydt, dat defe vloet daer niet geheel omloopt, en het niet van alle zijden befproeyt, gelijck hy ’t Koninckrijck van Sion doet. Men is dieshalven gedwongen groote moeyte te doen om daer beecken te brengen , en grachten te graven, op dat het landt niet onvruchtbaer fou worden. Men vindt daer Benjoin, feker flach van uytmuntehde wieroock ; oock veel elpenbeen , en elefantêil. Dit landt brengt oock Rhinoceroten voort,die doot-vyanden van d’elefanten fijn , en welckers hoornen by de Sinefen noogh geacht Wordeui Men vindt daér oock falpeter, yfer, cn mijnen van gout en filver, gelijck oock van ’t be^ fte en fijnfte tin. Men liet ’er mee Muskits, die uyt het naefte Koninckrijck van Ltt koomt : maer indien men ’t beeft, daer de muskus af komt, in dit Rijck brengt, foo fterft het terftont, gelijck de vifch buyten ’t water. Dit volck gebiuyckt fekere filve-re munt 5 maer indien fy geringe dingen, die van heel kleyne waerde fijn,willen koo-pen, foo hebben fy kleyne fchulpen , die fy Caoxis noemen , van de welcke twaelf hondert omtrent een Ryxdaler uytbrcngenï men heeft echter aen hondert o-enoeph^ DO om een hoen te koopen. De moeder-tael van dit volck heeft een weynigh gelijck-heyt en maeghfchap met de gene , die in ’t Koninckrijck van Sion gebruyckt word. De Koninckhjcken , daer dat van Laos aenpaelt, fijn Tungking en Cochinchina nacr va» da ’t noordooften ; dat van Qhangfa naer ’too-ften, ’t welck het door defe wildernis be-paelt j Qamboya en Sion leggen naer ’t zuy-den; en Pegu naer ’t wèften ; het paelt naer ’t noorden aen ’t Koninckrijck van Lu, of, om beter te feggen , hetLantfchap Junnan in Sina : daer fiet ghy alle de genen,met de wekken dit volck gemeenlchap heeft 5 maer fijn voornaemfte handeling is met de gene van Tungking en Camboya : ’t welck byna al ’t gene is, dat onfe l.eria daer af fegt. Laet ons nu weer tot onfe Sinefche Schrijver keeren. Het Koninckrijck van Laos, fegt hy, heeft een aenhang van ’t Sinefche Rijck, en in ’t Landtfchap van Jun-nan begrepen geweeft 5 hoewel het,na d’af-val van de gene, die Heer daer af was, vry gebleven is , cn fijn rechten behouden heeft : het wierd Chaoxuipuen genoemt* En des felfs volck is hooghmoedigh, ver-waent, en opgeblafen. Sy fchilderen hun geheel lighaem , en hun winckbraeuwen met een naelt, en geven fich felven daerom kleyne ftceckjes. Sy woonen in hooge huyfen. Wat het overige aengaet, t welck hy befchrijft, dat verfchilt nergens in van ’t gene, dat wy hier voor aengeroert hebben. ’t Midden van dit Koninckrijck legt op Höogte de hooghte van negentien graden noor-der breette, en ftreckt fich tot byna op - 1 ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;twee- |
twee-en-twintigh graden uyt ; de minftç hooghte is van leventien graden, ’t Geheei landt ftreckt fich in een ruyme vlakte uyt, die door een groote vloet , dwars deür 'junnan loopende, in ’t midden deurgefne-den word. Defe vloet, die Lun'gmuen ge-noemt word, vliet met groote Ineke voort, uyt oorfaeck van ’t groot gewelt des waters. Sy fijn dieshalven fomtijdts gedwongen de fchepen , om deurtocht te geven, uyt het water te trecken, en , hen een wijl over’t landt getrocken hebbende, weer te water te fetten , om de gevarelijeke plaet-fen en afgronden te fchuwen. |
Wijders, de Sinefen tellen eenige bergen ,’ die ’t Koninekrijek Laos in eeniger wijfe omringen. D’eerfte word KMu ge-noemt, aen welcks voet eertijdts een ftadt van de felve naem was,daeraf men noch de puynhoopen fiet.^^^’w is een andere berg, daer in de Sinefen veel vreemdigheden aenmereken, te weten een groot hol, aeii-genacm om taenfehouven , dat fyCinghtu noemen; daer na een koftelijcke brug, ge-lijck fy’t noemen, want de naem Pao heeft een felve beteeckenis ; gelijck oock een feer prachtige tempel der afgoden , Peyun geheeten. Men vindt daer oock Gat en Siangi die mee Gançu geneemt word. De Sinelen noemen de grootfte van hun vloeden Lungmuert, welcks landt-naem ombekent is, de tweede LaiÇuy en eyndelijck de binnen-zee Lang. |
HET KONINCKRYCK GANNAN.
Ene , het wclck van de Si- drie van fijn Stedehouders, uyt de ftam Ly nefen Gannan genoemt gefproten , gedoot wierd, dewelcken dit word, begrijpt in fich het Koninekrijek aen fich trocken. De Keyfer 1 Koninekrijek ‘Tungking^ lunglous, de beroerten van dit Rijck veren ILtaocht)0^i Qochinchinai ftaende,deê twee van defe weêrlpaltige Ste ftaende,deê twee van defe weêrlpaltige Stede welcken met een ouder . dchouders dooden, terwijl de darde met de naem Phankiao genoemt fijn , en onder de kam Qtna niets anders dan de heerlijekheyt ' Stang was. Hiaoùas , van de ftam Liana , de groote teen over de naefte kleyne teen gebogen lagh , ’t welck ten meeftendcel luft, dan heer van’t Rijck was. Defe, vereen eyge aerdt van dit volck is. Maer de drietigh van de wecrfpaltigheden van dit ftam Tanga heeft dit Koninekrijek Ktäo- volck, en dat onwaerdigh voor fijn begeer-chea geheeten. De Sinefen hebben echter lijekheydt achtende,gaf het aen Ly te leen, 'en macckte hem koninekje op defe voor-waerde , dat hy alle driejaren een Gefant met groote gefcheneken aen hem fenden fou. In defer voegen wierden defe landen weer van ’t Sinefche Rijck afgefneden, omtrent het jaer nae Chrifti geboorte veertien hondert acht-en-twintigh. Dit Landtfehap vondt echter dus geen ruft* : want nae dat een feer ftrijdtbaer Keyfer, macckte fich meefler van alle defe landen,daer hy voort-plantingen bracht, en de wetten en befiie-i'ing van Sina oprechtte, en eerfl de naem van lCiaochi aen hen gaf, om dat hun tenen aen de voeten kruyswijs lagen,te weten dat van defe landen gemaeckt, en dit, gelijck fy feggen, om de woefte feden van dit volck. Macr de rechte oorfaeck hier af is dat fy altijdt liever hun eyge recht wilden behouden , en hun eyge Koning hebben , en oock om dat ly in krachten en fterkte des lichaems de Sinefen overtreffen,en dieshalven lichtelijck hun vryheydt konden befchermen. In d’opkomtl van de flam P'aiminga wierd dit volck door Gungu^us ondergebracht, over omtrent twee hondert en tnegentigh jaren. Maer dit Landtfehap wierd aen Chin , feker koninekje , te leen gegeven, dieweynigh tijdts daer na door vlucht wegh raeckte , en macckte dit Koninekrijek weer tot een Landtfehap. Maer foo haeft als hy de wapenen necrgeleght hadt,quam Ly de vluchteling weer te voor-fchijn , die de Sinefche Stedehouder verdreef, en ’t Rijck weer acntaftte, nae dat hy feer voorfichtighlijck een gefantfehap aen de Keyfer gefonden. hadt. Siijenteus had toen het roer in handen, een man , die de ruft beminde , en eer een flaef van de wel-het met inlandtfche beroerten geplaeght had geweeft , wierd het in drie deelen ge-deelt, van de welcken ’t een Koninekrijek Laos y ’t ander L^angking, en ’t derde Çochtn-china maçckte hoewel fy niet anders fijn dan deelen der Landfehappen van^^^w^yZ en Junnan , de welcke alle van de Sine- |
ESCHE ATLAS.* 53 fielt , en drilleken aenbied ; in voegen dat fy, drolleken fij nde , lichteiijck gevat wor-’ den, van welckers bloedt feer kofielijeke purper-verwe geniaeckt wordt. Men vind by hen noch een ander dier, Fefe genoemt, met een byna menfehelijek aeiigefichc be-gaeft, lang van armen, fwart en hayrigh van lichaem, dat gefwindelijck voort gaet, en de menfchen verflind , en , als het de menfeh eerft fiet, in lachen nytbarfi , even als een menfeh,en hem met geluyt en Hein aen fpreeckt.
ICeMleu is een bergh,aen welcks voet een Voorna-^ fiadt van gelijeke naem is. De bergen Ghien , Lung 3 Gaï en Siang hebben niets, dat aenmercKens-waerdigh is.
De vloet LniÇu is een der voornaemfien. vloeden, lek vind niet dar de Sinefen iets meer aen-geraerekt hebben ; en dewijl ick defe landen felf niet befichtight heb , foo heb ick niets daer by te voegen.
Dewijl ick defe dingen afgehandelt heb, foo fal ick my tot de befchrijving van yder Landtfehap voegen, en hier toe ’t gene by-brengen , dat ick felfs gefien heb , ( want ick heb feven Landtfehappen daer af bewandelt ) oft dat ick uyt de Sinefche Lant-befchrijvers getrouwelijck heb opgefpeurt : want fy hebben feer naeukeufige boec-keii, als tot een lighaem gebracht, in de welcken fy de namen en gelegenheydt der fieden , vlecken, vloeden , bergen , en der andere dingen , die hier toe behooren, be-fchreven hebben, fonder echter iets nacu-keurighlijck van de langte, breette, oft tuf-fchen-ruymte aen te merckeii. Maer dewijl ick felf dit in vele plaetfen waergeno-men heb, foo heb ick lichteiijck, doch niet fonder moeyte, aen andere fieden hun be-hoorlijcke plaets können toewijfen, voor-namelijck geholpen door de Sinefche kaer-ten en boecken, die ick als mijn eenigc fchat van daer gebracht heb.
VAN DE SIN fen LeaOi dat is woeft , genoemt worden , gelijck de Sinefche Schrijver in defer voegen fchrijfc : Defe inwoonders fijn woeft, onkundigh van gerechtigheydt en bcleefc-heydc, en laten hun hayr tot op hun fchou-ders Waffen, fnijden hun bacrt affcheppen vermaeck in hun lichaem te waffchen , duycken heel konftelijck in ’t water, woo-ncn in Jaege hutten , hebben geen kennis van de trappen der Overigheden , en onthalen hun gaften met bladen van ^etel en oAreca welcke in ’t zuyderlijck Afia heel gemeen fijn. Dus fchrijft defe Schrijver,die gewent is d’uytheemfchen te verachten.
Defe landen fijn warelijck heel uytmun-tende , en feer vruchtbaer van alle dingen , die tot het leven der menfchen behooren. tael, en Sy hebben een felve Godsdienft als de Si-nefen j en een felve wijfe van letteren en fchrijven : fchoon hun tael en uytfpraeck heel anders is, foo betekenen fy echter by alle een felve ding,niet anders dan een fchil-dery , die van verfcheyde volcken met een veifcheyde naem genoemt wordt, en echter door des lelfs aenfchouwing her felve , dat men daer meê meent, uytdruckt. Sy hebben overvloedt van fijn lijnwaet, fijde en katoen. Defe feer foete olie oft vocht, van de Portugefen Kofamalia genoemt, druypt hier van de boomen af. Men vindt hier oock een groote menighte van arents-hout, purpur van verwe , ’t welck van de Spanjaerden Lacca genoemt wordt. De Si-nefen gebruycken dit hout om hun fijde ftoffen te verwen. De gene , die meer hier af begeert, lees de trefrelijcke gefchriften van de E. Alexander van Rhodes, die hier veel jaren lang in de wijngaert des Heeren dapper gearbeyt heeft.
De Sinefche Schrijver feght oock dat hier veel Simmen fijn, en onder anderen fe-ker flagh, Singßng genoemt, die men , om hen te vangen , wijn in de boffehen voor-
I
’t EERSTE
-ocr page 98-
I heydt het cerfte is. i Het heeft lijnnaem vandeKonincklijc-5^^ ke ftadt Treking, het welck foo veel als Wat de gematigtheydt des hemels, en des lants aengaet, de koude is in dit Landt-De grenlen van dit Landtfehap lijn heel fchap grooter,dan de hooghte van de Pool Grerifin. nqorderlijcke hooftftadt bediedt, tot on-derfcheyt van de zuydcrlijckc hooftftadt, l^anking geheeten , hoewel Pecheli d’eyge naem van ’t Landtfehap is. In dit Landtfehap heeft federt veel jaren de fetel der Keyfers geweeft, infonderheydt heydt. der gener , die nae Chriftus geboorte gc-heerlcht hebben : want de Hammen van Leao’va,, Kina, Ivena , en eyndelijck de Tartars, die aen de ftam T'aicinga ’t begin fijn geweeft, hebben hier de fetel van hun groot j en heeft naer ’t ooften de zeeboe-fem , tuffehen Corea en Sina onderfchept, geinenelijck Çanghai genoemt, naer het noordoofterlijeke landtfehap ’t noorden defe groote muur,tegen dmv allen der Tartars gebout,en een deel van het oude Tartarien, 't welck tufTchen defe wildernis, oft fandige landtftreeck Xamo legt; naer ’t weiten heeft het fiin uvtficht naer ’t Landtfehap Xanß, van ’t welck het door een lange reeks van bergen,!//???^ genoemt, afgefcheyden word; naer ’t fuydtweften verftreckt de Geele vloet, deur Xanß ingetreden, tot een grenspael tuftchen dit, en het Landtfehap Honan j eyndelijck, naer het fuyden en fuydooften word het aen ’t Lant- midts de koude hen van alle lijden bevangt, ( ’t welck in ’t midden van de November gebeurt; ) in voegen dat fy vier maenden lang zonbewegclijck moeten vaft blijven ; want het ys Imelt niet voor ’t begin van fchap ILantung gevoeght, daer tuflchen beyde de vloec (^ueï deurvloeyt,en aenbey-de toe grenspalen verftreckt. Defe geheele Provincie vertoont byna de gedaente van een rechte driehoeck. |
Dit Landchap heeft eertijdts in verfchey-dedeelenbyfondcre namen gehad,en is dik- oudena-wijls Jeu en Ki genoemt.Het heeft acht feer groote fteden , van de welcken yder over veel minder fteden heerfcht,ja foodanig,dat byna yder ftadtlichtelijck een geheel Land-fchapfou können uytmaken.Want als men Cetaider defe acht groote fteden daer by telt, foo be-A^^»-grijpt dit Landtfehap in lieh hondert vijf-en-dertigh fteden,alle met muren en grach- ■ ten omringt, die ick in mijnLand-befchrij-ving alleenlijck aenwijfen fal, vermidts de Sinefche Landtbefchrijvers felven de plaet-fen, van muren onverften, in hun boecken oft kaerten niet aentekenen, dewijl het getal daer af loo groot is. Onfe kaerten vertoonen echter eenigc der voornaemften hier af ; want d’engte der kaerten , en de fchaersheydt van tijdt laten my niet toe de namen van alle defe plaetfen te noemen. tigh graden boven de kimmen verheven is : en nochtans bevriefen dickwijls geheelc vier maenden lang alle de vloeden foo hardt, dat men met paerden en wagens, en met feer fware vrachten onbcfchroomde-lijck cn fonder gevaer op ’t ys magh lopen. Men kapt oock feer groote ftucken van dit ys, die voor d’aenftaende fomer tot wel-luft bewaert worden ; doch niet om de dranek kout te maken , die ly altijdt warm gebruycken,en t’elckens kroelen met fuyp-draneken in drineken. In defe maenden lijn alle de fchepen foo vaft in ’t ys bevroren, dat fy niet können voortkomen , ver- Maert. Defe bevrieling van ’t water ge-fchiedtten meellendeel io een dagh,fchoon het |
14a
sÀ
Leaa
Vt^an.
I yr^ih^ta C^ea Jlyeßat, lt;fc Ot^inum. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'Tœderat^.
flu..
I ^uan
E3
Chat^an
J^ac^an.
jl^'
jloelf
Fu
Vuhe
X.tttǣ
i hachtf^
Si,
VuJztar^
CKan^t
0-
Gueikoei
Verÿau ।
G-ittiÛ£U-
Ctwfttti
T lenxan, Ji.
Taxe BtunKt
Çatflroany nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C
^^7..,. ^hoflm^ i
Tünaciff
Gin, k
ClÂ^
^yiL
2/Uf^1UL
^eucfitw
^ehiar^
âr
Xif^yutt.
Gu£L
yB^cat.y
Chamuen.
^attsunq
amp; CfMit
JÜBU.
TvngcKang
anjing
Notarum Explicatio.
M Vrts .
Có'ita^ nuyer. üt Cataract^ . L .Lacut.
. ^ov
Ktprulics
PEKING ofc P E C H E L I.
het vele dagen om te fmelten behoeft, en dit noch van ónder op. Seker, dit is geheel wonderlijck, dat men daer geen foo grootc koude lïeC oft gevoelt, dat fy d’Europers kan dwingen fich in de ftoven te begeven , oft machtigh is om in Europa ys voort te brengen. Om dan d oorfaeken defer dingen op te foecken, moet men daer fijn toevlucht tot d’onderacrdfche dampen en uyt-blafingen nemen , daer de falpeterige gront van dit geheel landoock toe helpt; ’twelck veroorfaeckt dat, fchoon het daer felden regent/s uchtcns alles vochtigh fchijnt, het welck met het rijfen van de fon opdrooght, en tot heel dun ftof wordt, dat, van de wint Getal der men-/chen. in de lucht geheven j als dicke wolcken maeckt, alles deurdringt, en befmet : feker een moeyelijck en affchuwelijck ding. Het Sinefche boeck, ’c welck het getal des volcks van ’t gehele Rijck begrijpt, telt in dit Landcfchap vier hondert achtien duy-fent, negen hondert negen-en-tachtigh huys-gefinnen, en vier-en-dartigh hondert duyfent twee-en-vijftigh duyfent , twee hondert vicr-en-vijftigh menfchen , behal-ven d’overigheden, krijgslieden , en anderen, die men uytfondercn moet,gelijck ge-feght is. De fchatting,die van rijs, geerfie, oft tarwe betaelt wordt, is fes hondert duyfent elf hondert drie-en-vijftigh facken ; van on-gewerckt fijn lijnwaet twee hondert vier-en-twintigh ponden , van de welcken yder pont twintigh oneen uytbrengen ; van ge-werekte fijde vijf-en-veertigh duyfent,hondert vijf en-dartigh ponden ; van katoen dartien duyfent feven hondert achc-en-veer- Schattin-^en. tigh ponden ; van bundelen ftroo oft hoy , tot des Konings paerden te voeden, feven-en-tachtigh hondert duyfent, feven-en-dar-tigh duyfent, twee hondert vier-en-tach-tigh. De gewichten van ’t fout,van dewelcken yder hondert vier-cn twintigh ponden begrijpt, hondert en tachtigh duyfent, acht hondert en feventigh. Ick verfwijgh noch d’overige fchatting die van gelt, en van de tol'plaetfcn voortkoomt. Defe ejipgen füllen den genen niet groot fchijnen , die de fchattingen der andere Landtfehappen overweeght. Defe Provintie, hoewel feer vlack, heeft verre boven d’anderen een fan- dige en onvruchtbare gront ; en het volck ’ onbequamer en ruwer dan d’anderen volck. t^ot de konften en leer-oeffeningen, is vaer-diger tot d’oorlogh, gelijck byna aile noor-derlijcke Sinefen fijn, foo fy mec de fuyder-lijckc geleken worden : want de laetften overtreffen in vernuft en beleeftheydt, en d’eerften in krachten , fchoon fy niet foo gcoeffent en befchaeft van feden fijn. |
De befonderheden, die in dit Landcfchap fijn , fuit ghy in de befchrijving van yder ftadt vinden. Ick fal noch een ding hier by voegen, te weten,het middel van te reyfen, dat in defe plaetfen niet ongewoon, en oock niet ongemackelijck is. Zy hebben een wagen , met een rad , foodanigh gemaeckt, dat er elfen plaets voor een om in ’t midden te fitten is, terwijl twee anderen aen weêrfijden fitten , en de voerman de wagen met houte bomen parft en voorc-drijft, niet met minder fekerheydt, als ge-fwintheydt. Hier uyt fpruyt mifibhien de op fabel van dat de wagens daer van de wint voorcgedreven worden , en dat de Sinefen die met feylen op ’t landt voort ftieren, ge-lijck de fchepen in zee, fchoon hier toe een feer bequame vlackte is, en wy gefien hebben dat fulcks ergens is gebeurt. lek heb in d’algemeene befchrijving van dit uytterfte Afia belooft dat ick van Cataj waer, fou handelen; op dat onfè Europers, Catay foeckende, voortaen niet verre daer af fou-den dwalen, vermidts fy geenfins ’t gene verftaen , dat by Marcus Paulus daer' af ge-fchreven is. Cataj dan is waerlijck niets anders, als fes noorderlijeke Landtfehappen van dit Uytterftc Afia, die door de groote vloedt Kiang van de negen fuyderlijcke Landtfehappen afgefcheyden worden.Marcus Paulus noemt defe negen ’t Koninek-rijek KLangin gelijck d’eerfte fes Catay. Geen wonder, dewijl die noch dus van de Tartars genoemt worden,gelijck oock van de Moren , die gewent njn alle drie jaren fchatting aen de Keyfer van Sina te brengen. En dewijl de naem van de vloedt Kiang i en ’t getal van de Landtfehappen , foo der gener, die naer ’t noorden , als der gener, die naer ’t fuyden leggen , met de genen, die in de befchrijving van M. Paulus Venetus £ataj en tMangin genoemt worden, foo twijffel ick voortaen niet, oft Catay fal in dit uytterfte Afia fijn. Hier koomt noch by dat d’eerwaerdige vader Matthæus Riccus, Jefuyt, onfe medebroeder, voor d’eerfte macl eking gekomen, daer een Turek vont, die een leeuw tot een gefchenek aen de Keyfer van Sina gebracht hadt. Defe,naerftelijck en naukeurighlijck ondervraeght hoe het Rijck van Sina ge-noemc wierd, antwoorde dat het Catay ge-heeten |
heeten wierd , en was, en dat de Koninek-lijcke ftadt de naem van CanPoaln voerde. Benediólus de'Goes,een broeder van onfe ordening , heeft niet lang daer na dit door een treftelijeke getuygenis, en door fijn ey-ge ondervinding beveftight. Defe, in ver-fcheyde talen van Afia, en voornamelijck in de Perfiaenfche fpraeck geleert, wierd van de E. Nicolaes Pimenta, Vifitator van Indien , uytgefonden, om naer eeni-ge fekerheydt van Caiay te vernemen, op dat hy daer, door d’onfen , ’t licht des Geloofsjcn des Euangeliums invoeren fou. Defe, byna’t geheel innerlijck Afia^deur-getrocken, quam eyndelijck met de benden der Moren,die fy Caravancn noemen. Katten tot zgt;er~ maeck. in Catay, namelijck by de Sinefen felven, by de welckc toen alreê over lange tijdt lieden van onfe Societeyt geweeft hadden. Hy, met fijn medebroeders eenigc kennis gemaeckt hebbende, en fich tot de rcys ‘ naer Camhaluj oft Pekt/tg bercydende, viel in een fieckte, en ftorf in Sina felve, daer hy, naer Catay foeckende , de hemel, ge-lijck wy verhopen, tot vergelding van fijn kommer en arbeydtvond. De gene , die luftigh is om de befchrijving van fijn reys te lefen, hy fal haer in de Chriftelijcke reys van de E. Nicolaes Trigautius breede-lijck bcfchreven vinden. In dit Landtfehap fijn heel witte katten, • lang van hair, en met hangende ooren, die gelijck'de kleyne hondjes van Malta gehouden worden , en tot vermaeck aen de vrouwen ftrecken. Sy vangen echter geen muyfen , mifichien om dat fy al te teeder-lijck opgevoedt worden. Daer is echter geen gebreck van andere katten , die muy-len vangen,fchoon men die niet foo hoogh acht , en dieshalven milTchien te beter Onder Sï'ven vijfde Keyfer van de ^enli^ef- Taimingaiin ’t veertien hondertfte jaer hebbers na Chriftus geboorte, verbrandde het T4Z/ oude Keyferlijck Hof, in welcke brant het gout, ßlver en koper onder malkander fmolt, daer feker flach van metael af quam , ge-lijck de genen , die by ons naer oude dingen foecken, achten dat het koper van Co-rinthen geweeft heeft, daer af men veel vaten maeckte, die koftelijck en van hooge achting fijn , infonderheydt om reucke-ryen en parfumen te maken. Sy worden kleyn Landtfehap uytmaken. De namen oock dickwijls tot het koken van Cha ge- deler fes-en-twintighfteden fijn,i Xz/z/f/Vw, bruyckt. Voorts, de Sinefen fijn niet min, x Xüny, 3 Changp'mg, 4 Leanghiang^ dan de Japonners, begerig naer defe vaten 5 Mtejurii 6 HoaijO) 7 iCug^rii 8 ']ungcin'gi ct P'un* |
alleen , maer oock naer alle aeloude dingen, namelijck naer oud gereetfehap, oude letters en gefchriften, en fieenen, die fy ge-bruycken om inckt van te maecken, en boven paerlen en koftelijckc gefteenten achten , en Cutung noemen ; en dele alge-meene naem geven fy aen alle oude ko-ftelijokheden. D’eerfte oftKonincklijcke ftadc D’Eerfte en voornaemfte der groote fteden wordt JPuntien gehoemt, als • oft men den hemel gehoorfamende feyde. Sy heeft noch een andere naem , te weten Peeking, uyt oorfaeck van de noord-fche konincklijcke fetel der Keyfcren. Ick heb dickwijls op des felfs hooghte van de Pool gelet, en bevonden dat ly met over de xuntien. veertighfte graêdt gaet ; vermidts fy op ne-gen-en-dertigh graden en negen-cn-vijftigh minuten Icght.Wat de lengte van defe ftadt aengaet, allbo ick bevinde dat by onfe Eu- Eerfie ropeers groot verfchil is over het begin des felfs, hebbe goedt gedacht over defe ftadt den cerften Meridiaen te ftcllen , en van daer ooftwaerts en wcftwaerts te tellen. Uyt de tafelen van d’eclipfen , oft verduy- als ineenige andere fteden van Sina,)bevind ick dat fy van Ter Goes inZeelant afleght in ’t geheel feven uren ^6 min. die 1151 graden Middel-lijns uytmaken. Indien men dan ftelt dat Ter Goes fes-en-twintigh gradenvan ‘Tenerijf'a afleght, foo fal men de Middagh-lijn van defe ftadt bevinden hon-dert vijf-en-veercigh graden , oft hondert acht-en-veertigh graden 2. o min. foo men ftelt dat Ter Goes negen-en-twintigh grad. 10 min. gelegen is van de eerfte Meri-diacn : oft noch anders ; naer dat men de eerfte Middagh-lijn verfcheydelijk neemt. Defe ftadt heeft recht over fes'-cn-twin-tigh fteden, over dewelcke fy gebiedt, als de voornaemfte en hooftftadt, ’t welck , haer ge* d’anderen verftaen wil hebben, namelijck dat yder hoofcftadc veel andere fleden onder lieh heeft, met de welcke fy als een |
PEKING ofc PEGHEL ii
37
I o Hianghoj 11 Oj i San-hOi 13 Vucing^ i^Taotij 15 Cho g, i6Fang-' xan j 17 Pa G , 18 Vengan , nbsp;nbsp;nbsp;Pacht ng
1.o Paounff ,2.1 Ki Q, zt. JoÜen.'L j Pung-jidrngi 1.^'^anhoa y P ingko j 1.6 Ppne. Lenigen van defen fijn grooter en heerlijc-ker, die ick met die teken o aenwfijs, en van de Sinefen Chen genoemt worden 3 en d’anderen noemen fy Ht en.
Het landt van dele ftadt heeft verfchey-de namen gehadt, naer de verfcheyde Key-fers : want de Sinefen hebben voor een gewoonte dat, als de ftam , die gebiedt, verandert , fy oock de namen der lieden , ten minden van eenigen , veranderen. Onder de llichter van d’eerfte Ham, die by de Sinefen geheerfcht, en ’t geheele Rijck in negen Landtfehappen gedeelc heeft, behoorde dit gewelf onder ’t Landtfehap Kit en onder de conftellatien van Vi en Kt, lijck de felve Keyfer beval. Onder de Ifam Chtva wierd dit Landtfehap Jeu genoemt; onder de Ham Xan^ko onder Hana Qjtangyang, en van Cyn wierd het ^y^ag geheeten ; onder Sanga voerde hec de naem van nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in weicks uytgang en
eynde Mï Paulus Venetus in dit uytterlle Afia gekomen is, met de Tartars ; en toen defen weer verdreven waren , heeft het de namen van Peking en Xunt ien van de flam P'atmtnga verkregen , die het noch heden behoudt.
Dit is hier aenmerckens-waerdigh , dat defe ftadt van de Tartars Camhala genoemt wordt, ’t wclck de ftadt des heeren betekent ; en hier af koomt de ftadt Camhala by M.Paulus Venetus : want alle de dingen, die hy in ’t vierde boeck, in ’t darde capic-rel befchrijft, komen met defe ftadt overeen , vermidts ly , toen Paulus Venetus in Sina quam, de hooftftadt der Tartars was , die haer toen alreê ingenomen hadden , te weten in ’t jaer twaelf hondert en tien,lang voor de koomft van M. Paulus Venetus in Sina,die,gelijckuyt desfelfs fchriftenblijkt, daer in quam in ’t jaer twaelf hondert vijf-en-feventigh , te weten toen de Tartars de zuyderlijcke deelen van Sïna oft Kiangin overwonnen, 'van ’t welck hier na breeder.
De Keyfer Kaiçungus, die omtrent het jaer onfes Heeren veertien hondert en vier heerfchte, heeft defe ftadt grootelijeks verkiert ; want hy was de eerfte van de ftam Paimtnga, die fijn fetel daer in vefte, en de ftadt nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verliet,om de Tartars,van fijn
grootvader uyc de buurlanden verdreven ,
Vcrfchcy-de mi-men.
Cambal» wat.
lichtelijcker tegen te ftaen , foo fy eenigh geweldt pooghden te doen. Hy deê vierkante muren maken, die in hun omme-kring veertigh Sinefche ftadicii lang, en twintigh ellebogen breedt waren, ftelde veel torens, die van alderhande wapenen verlien waren, in behorelijeke ordening,en liet een diepe gracht, die van alle lijden hec werek omringde, maken. De ftadt heeft Groote twaelf poorten , daer van alle lijden het grootfte deel van Sina naer toe vloeyr. Alle'^^^^^zT 5’ -IJ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I J P rtjekdom
d overigheden en amptlieden ,en de gene , vandefi die tot geleertheydt gevordert willen wor-ßadt. den, moeten iiyt geheel Sina derwaerts komen : want de geheele beftiering hangt aen defe ftadt, als aen ’t hooft van ’t Rijck.
Wanneer de ßadt Xuntien gebout is.
De rijekdommen van’tgeheele Rijck vloe-jen derwaerts, en de waren worden van alle lijden daer naer toe gevoert. Dit veroor-faeckt daer een ongelooffelijcke overvloct van alle dingen , en geen minder menighte van menfehen. Hier gebreeckt niets tot ge-bruyck, oock niets tot welluft. Veel duy-fenden van konineklijeke fchepen (om de gene van de befondere lieden voorby te gaen ) worden daer alleenlijck gebruyckt om kleyne fnuyfteringen naer het Hof te brengen ; want de Sinefen bededen alle hun vlijt en naerftigheydt in ’t maken van bevarelijcke vloeden en vaerten deur byna heel Sina, door middel van de welcken dc wegh naer ’t Hof, foo üyt de züyderlijcke, als uyt de noorderlijeke Landtfehappen open is : feker een overwonderlijck werek, ten deel van natuur, en ten deel door kond toegedelc, en veel hondert mijlen fooda-nigh gebruyckelijck gemaeckt, dat alle de fchepen eyndelijck in Ktencin, een treffe-lijckc koopdadt, te famen komen , en van daer naer Pektng opvarenDit veroorfaeckt dat defe ftadt, hoewel anders ih een on-vruchtbaer landt gelegen , echterde hoorn van overvloèt aller dingen genoemt magh worden, foo dat dit fpreeckwoort heelwaer bevonden wordt, Hat 'er in Peking niets wafl, en echter niets ontbreeckt. Ick heb dan goet gevonden de befchrijving van defe ftadt uyt de Chriftelijeke reys van de E. Nicolaes Trigaucius by de Sinefen hier by te voegen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tapâ 3.
Ick fou,feght hy,de hoogh-achtbaerheyt van defe ftadt ongelijck doen, en te groote begeerte in de lefer ontfteken, foo ick niets daer af fprack. Defe konineklijeke ftadt light in ’t uytterfte koninekrijek naer hec noorden, en is niet verder, dan hondert Ita-
K nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;liaen-
-ocr page 105-
'Cedaente der fladt î’tking. vindt geen andere plaets, daer men , door ’t Hof oft llijck gedwongen, meer te paert, krijghslieden houden by nacht op defe mu- oft op eenigh ander vracht-beeH fit, die overal op de kruys-wegen , aen de Hadts- O mack •van ’tfiof. liaenfche mijlen van defe vermaerde muur, die tegen de Tartars gebout is. De Hadt JSlanking overtreft haer in grootheydt, en in goede ordening van Hraten, fwaerte van gebouwen, en veilingen ; maerfy overtreft l^anking in menighte van inwoonders, en in ’t getal van krijgslieden en overigheden. Naer ’t zuyden wordt fy van twee hooge en Hercke muren omringt, die foo breet fijn , dat’er lichtelijck twaelf paerden nef-fens malkander können loopen, fonder dat d’een aen d’ander hinderlijck is. Defe muur is van gebacke Heen gebout, behalven dat in de gront de geheele laH van de muur op feer groote Heenen Haet. Het midden van de muur is met dichte aerde , in plaets van Heenen,gevulc,en fy overtreft veel in hoogte de genen , die wy in Europa om de Heden bouwen. Defe Hadt is naer ’t noorden niet meer dan met een muur omringt. De ren niet minder de wacht, dan oft alles in een lichte vlam van oorlogh Hont. By dagh houden de gelubden de wacht aen de poorten, oft fy feggen,dat fy de wacht houden; maer ’t is eer om de tollen in te vorderen , ’t welck echter in geen andere Heden gebeurt. Men fiet des Keyfe«s kof binnen de muren, naer de zuydfijde, byna voor de poorten van de Hadt, en Hreckt fich uyt tot aen de muur naer de noordfijde;in voe-bellaet, dewijl ’t overige van de Hadt fich aen weêrfijde van ’t hof uytfpreyd, ’t welck wel wat kleynder is, dan ’t hof van ]Slan-kingi maer door ’t vcrmaeck , en door de treSelijckheydt vergoedt wordt. Want door ’t afwefen der Köningen vervalt dat haem, dat van fijn fiel berooft is : maer wordt door der felver tegenwoordig-heydt meer en meer verciert. |
Heel weynigh Hraten van de Hadt king fijn met gebacke Heen , oft key Heen beHraet ; en dieshalven kan men fwarelijck fcggen in welcke tijdt de gang daer moeye-lijckH is : want des winters is het flijck even hinderlijck, als des fomers het Hof. En om dat het lelden in dit Landtfchap regent,foo wordt d’aerde heel tot Hof, ’t welck van de acht, elders vreemt fou fchijnen. Wan* daer is niemant, van wat ftaet hy oock is die te voet gaet, oft te paert rijdt, fonder een kleedt, dat van de top van ’t hooft tot op de borft hangt,en ’t aengeficht bedeckt, ’t welck foo gemaeckt is, dat men daer deur fien kan, en echter van ’t Hof bevrijdt is. Dit kleed heeft in defe ftadt noch dit gemack , dat men niet fonwil bekent kan worden; ’t welck veroorfaeckt dat men van ontellijcke groeteniffen vry is, en dieshal-ven veel en groote kolf en fpaert, daer in men anders door vele toeftels vallen fou. Want vermidts het by de Sinefen niet heer-lijck geacht wordt in de Heden te paerdt te rijden , en in draeghfetels te fitten koHe-lijck is, foo kan men door defe middel fijn gevolgh fonder fchande verminderen.Men de gewelffelen , die daer veel fijn , hun op-fitters verwachten , en voor weynigh geldt een geheele dagh bereden worden. En dewijl ’er een ongelooHelijcke menighte van menfehen in de Hadt is,foo leyden de muyl-drijvers hun beeHen dickwijls by de toom om, en openen de wegh. Sy fijn oockheel kundigh in de'wegen; en fy kennen de huyfen van alle de Grootcn.Men vind daer oock een boeck, in ’t welck alle de namen der Hadt, wijeken, wegen en Hraten feer getrouwelijck aengewefen worden. Men fiet daer niet alleenlijck paerden,maer oock draeghfetels en dragers, die fich gelaten eerbiedigh tot Overigheden te fijn , en fich veynfen de Grooten te willen dragen,fchoon fy meer loon eyTchen , dan men gewent is te ISlankingiO^z elders te geven. Dus fchrijft Trigautius, die byna een felve gevoelen, als wy, van Camhalu en (^atay heefr. min He wint, die waeyt, opgeheven en gedreven word ; in voegen dat ’er geen plaets in huys is, daer het niet deurdringt, en alles befmet. De genen, die naer de middel van dit ongemack te weeren, fochten , hebben een gewoonte ingevoert, die, gelijck ick grijpt in fijn ommekring twaelf Sinefche Ha- Voorts, daer fijn veel heerlijeke gebouwen voor yder van d’Overigheden , die in defe Hadt woonen,die, fchoon fy in groote, vaHigheydt, en glans defe grove marmere gebouwen niet gelijck fijn, echter veel ruy-mer bevonden worden foo veel de vlacke gront aengact, en gemackelijcker tot het menfehelijek gebruyck, ja netter dan d’on-fen fijn. Des Keyfers hof, dat aen de noord-fijde van de Hadt leght, overtreft verre de ßrs hof. pracht van d’onfen , ’t fy men op de grootheydt , oft op de verçiering fiet. Het be |
PEKING ofc
Radien, en heefc vier poorten , naer de Vier deelen des weerelcs gekeert,daer af de gene naer de fuydfijde meeft gebruyckt worde. Het is van drie muren omringt, die hoogh en fterek fijn. Binnen de twee eerften en uytterften fijn de lijfwachters, de gelubdcn, daer de grootfte Landtvooghden in mogen komen, om daer hun faken te verhandelen. De Keyfer woont in de lefte , die Veel grooter is dan d’anderen , ten opficht Van de kamers, hoven, boflehen en poelen. Niemant mach hier in komen , dan de ge-lubden en vrouwen, dewelcke de Koning tot alle dienften gebruyckt. De trappen en wacrdigheden der bedieningen fijn hier verfcheyden. Daer is niet meer dan een wettige Koningin ; d’anderen fijn boelinnen , van de welcken fommigen de Koning bedienen, anderen op de kamers, anderen op de kleederen,fommigen op t hof paffen,en anderen mindere dienften doen.Ick heb ge-hoort dat ’er wel vijf duyfent van foodani-ge vrouwen fijn. Dieshalven , fchoon ick niet meer dan een hof noem , foo begrijpt het echter vele in kracht, daer alles in een gefchickte en bequamc ordening geplaetft is. D’eerfte en voornaemfte plaets is die van de Keyfer, van d’eerfte Keyferin, en van de kleyne Vorften,d’ander voor d’oude Keyfe-lin, desKeyfers moeder. Alle de kinderen, uyt hun kintfche jaren gekomen , nemen yder een hof in. D’andere koninginnen , oft vier voornaemfte boelinnen hebben yder hun hof, naer de vier fijden des wee-relts gelegen. Daer is noch een ander hof voor d’oude mannen, als een oud mannen-huys, oft ^rjtaneum f Athenen , en eynde-lijck veel anderen, die anders gebruyckt worden. Men vindt daer noch vele treffe-lijcke huyfen voor de gelubden en d’andere boelinnen , en voor der felver dienftbo-den : anderen voor de werek-lieden, en voor de Priefters der afgoden , en voor andere diergelijeke menfehen : want daer fijn meer dan vijftien duyfent menfehen, die in dit hof woonen,en gevoedt worden. Bene-Aïaeckfel (fen iiinewacrts fiet men vele marmere en et gewelffelen , wandelryen , pylers en beelden, heel konflighlijck gemaeckt. Alle de regelen blineken van geele, dat is ko-nincklijcke verwe, jae foodanigh , dat de gene, die hen van verre fien, meènen dat fy van goudc fijn , voornamelijck als de fon haer ftralen daer vlack op fchiet. Al ’tgene dat van houdt gemaeckt is, blineke van goudt,oft is met dit koflelijck lijm, Qie ge-
P E C H E L I.
noemt, beftreken, en glinflert als een fpie-gel. Sy hebben niet foo vele folderingen als wy. Hun huyfen fijn echter feer hoogh, op dicke en ronde pijlers gebout, van alle fijden effen en gelijck,daer in fy achten dat hun geluck beftaet. ’t Is wonder van waer foo veel en foo groote pijlers komen : want men kan eenigen nauwelijeks met de bey-de armen omvatten ; en fy fijn fomtijdts vijftien, jae twintigh ellebogen hoogh , en ftrecken alle in ’t loodt op malkander. De vloer leght op dicke balcken, omtrent drie ellebogen boven d’aerde,foo vaft en fterek, dat het de gront felfs fchijnt. Deur ’t hof vloeyt oock een vloet,door konft gemackt, die oock groote fchepen kan dragen,en die fich binnen ’t hof in verfcheyde grachten verdeelt, tot gemack,en tot vermaeck. De-fe vloet fpoelt daer aen veel bergen , door konft gemaeckt, en die aen de ware bergen felfs nijt können geven, om de voortref-fclijckheydt van de konft, daer in de Sine-fen feer kcurfinnelijck, ick fwijgh wacngc-loovigh, fijn* Sy maken die heel eierelijek Vanpuynhoopen,toc vermaeck en verwondering van d'aenfchouwers. Sy planten daer op oock boomen en bloemen , in een vreemde en treffelijcke ordening. Men fiet veel foodanige bergen in de hoven en tuy-nen der rijeken : en men kan de ftant en gelegenheydt daer af uyt eene verftaen, die van d’eerwaerde vader Trigautius befchre- ^Lib. 4, ven is. Ick heb in diergelijeke hoven van cap. 6. Sina (fonder van d’anderen te fpreken , die niet fonder vermaeck aengefchout, en mif- te bergen, fchien oock niet gelefen können worden,) een bergh gefien , uyt verfcheyde onge-fchaefdc marmer en door konft gebout. Defe, tot holen konftighlijck uytgehou-wen, begrijpt in fich kamers, falen , trappen , vijvers, boomen en meer andere dingen , in de welcken de konft tegen de natuur fchijnt te ftrijden. Sy doen dit onS door de koelte der holen de hitte van de fomer te bedriegen , als fy in hun ftudien , oft in hun maeltijden befigh fijn. ’tGene, ’t welck de fchoonheydt daer af vermeerdert , is dat defe bergh als een doolhof gemaeckt was ; want hoewel hy geen groote plaets beftoegh , foo hield hy echter de genen , die alles wilden omgaen, twee ofte drie uren op, en men ging deur een andere poort uyt. Daer fiet ghy ’t gene ’t welck Trigautius hier af fchrijft.
In ’t felve hof is een plaets, die lichtelijck dertigh. duyfent menfehen kan bevatten.
-4^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;c EERSTE L Vijf duyfent krijgslieden bewaren in yder wacht de poorten van ’t hof, met vijf ele-phanten , uyt het Landtfchap ^Hnnan gebracht. Indien ick hier van de poelen^ vijvers , tnynen , bofTchen , cn van d’andcre vercierinsenen aenklevin^en van’t hof fou fpreken , foo fou ick een boeck behoeven , om alles te noemen. Ditcenige fal ick ’er noch byvoegeiijdat ’er niets'fchoon,en by-na niets goet in t geheele Sinefche Rijck gevonden , oft van d’uytheemfche volcken daer ingebracht wordt, ’c welck niet ter-ftont naer ’t hof gaet, en nimmer daer weer uyt koomt. Toereken Jcfuyten befitteii in defe ftadt twee der]e- kcrcken, aen de ware Godt gewijdt, d’een fnyten. oudt, en d’ander nieu , die de Tartars onlangs aen hen toegeftaen hebben. Buyten de muren van de ftadt naer hetweften is noch een andere heerlijeke kerek, van de Keyfer Vanlieus ƒ tot het graf van de E. Matthæus Riccius, gegeven. Men gaf aen hen defe kerek om de treffelijeke veidien-ften van defe Apoftolifche mannen, en om fijn groote en onvermoeyde arbeydt in dit RijcK, gelijck oock om veel van fijn boec-ken in de Sinefche taefifoo van ons geloof, als van andere Europifche dingen , en van de wiskonftjdaer gedruckt, die noch heden by de Sinefen in hooge achting fijn, en die fy hoogh verheffen 5 jae foodanigh , dat ’er nauwelijcks een kint is, die des felfs naem, €11 des felfs geheugenis,by dit volck aenge-naem , niet keijt. Daer is oock een groot en aengenaem bofch , met een paleys daer by, van ’t welck men de befchrijving en aftreek, in ’t koper gefneden , bredelijck kan fien by NicolaesTrigautius,aen ’t eynde van de Chriftelijeke tocht by de Sinefen. Ick fal dit hier niet byvoegen, omgeen gedaen werek re doen. Defe ftadt heeft oock kerc-ken der afgoden, en veel groote torens, foo buyten als binnen de muren, van de welchen vijf d’anderen in treffelijckheydt, en in pracht van gebou overtreffen. Vruch- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;landt van defe ftadt brengt veel goe- ten. de appelen voort, gelijck oock peren,pruy-men , en menighte van graen en geerfe, en byna alderhande flagh van erten, boonen , êCc. Sy gebruycken kolen in plaets van hout, die fy uyt het geberghte liie delven. Sy hebben mee noten en kaftanien, gelijck oock vijgen en druyven, van de welchen fy echter geen wijn maken. Aen de noordfijde van de ftadt is de bergh Tsenxeu , daer de graven der Key- |
ANDTSCHÀP fers fijn , niet min prachtigh , ah wacrtgó- Aenmerc-loovigh, vier mijlen van de ftadt gelegen, keiijckfie Ick fal defe graven niet befchrijven , dewijl ick niet daer by kon komen 5 macr fulcks in de ftadt iSlanking doen, vermidts ick van een vriendt, die de toeficht hadt, daer gebracht, die graven gefien heb. Naer ’t noordweften van de ftadt is de bergh Jo-ci'Ven^ op de welck men ’t heerlijck hof van de ftam luena fier,daer de Tarrarilche Keyfer in de fomer, om de hitte te fchuwen, ge-wonelijck fijn toevlucht nam. By de ftadt Chang p'tng is de bergh Pefeu , daer twee ftroomen naer ’t dorp te famen lopen. Niet verre van de ftadt P^a is de bergh ï^an^ heel vermaert door een aengenaem riedt-bofch van twaelf ftadien , in ’t welck een heerlijck gebou is, gemaeckt om daer de geeft te verluftigcn. Men fiet daer oock de höoge en afgebroke bergh P^uon , die tot verfcheyde hooge toppen rijft, op welkers eene top een feer groote fteen is,die op de minfte aenraking lieh beweegt en verroert. kcwjotien begint de bergh Ten, de grootfte van allen , cn die fich meer dan duyfent ftadien uytftreckt. By Ji^ngjung is de bergh Chi’nquon , die veertigh ftadien beflaet , en naer de fuydfijdc fekere top heeft , die , naer de verfcheyde verwen der fteenen,bloem genoemt wordt. By Çunhoa is de bergh A/w^y?/^,dus genoeme naer een onder-aerdfcli hol, ’t welck, als doorboort, een ander gat ontmoet,dat een flickering als van de maen afgeeft. Niet verre van Ftngco fijn de bergen en amp;‘7;//,daer men kolen oft leem-aerde uyt haelt, ’t welck men tot branding, in plaets van hout, gebruyckt. De vloet To heeft fijn ooïfprong in de berghuyt de poel St, naer ’t weften van de bergh , welcks poel in grootheydt tien ftadien uytmaeckr. Van daer vloeyt hy naer ’t hof van de Keyfer, en,vüel bochten, door konft gemaeckr,omgelopen hebbende,befproeyt het geheele hof,de tuynen en boflchcn,cn maeckt verfcheyde poelen. De vloet Lùkeù, die oock Sangcan genoemt wordt, vloeyt deur naer ’t zuydt-weften van de konineklijeke ftadt, daer hy ondereen treffelijeke brugh deurvloeyt, aen de welcke men veel fteene bogen telt. Aen dezuyd weftfijde van de bergh Ften-xeu is een poel, die uyt negen fpringbron-nen fpruyt ; en dewijl dit getal by de Sinefen voor geluckigh wordt gehouden , foo heeft dat dock hetwaengeloof der konink-lijcke graven vermeerdert, daer af de poel Kiên- |
PEKING eft - « nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* ' Kiemng, ofc der negen draken geheeten worde. By de lladc CAo is een feer lange gracht, door konft gemaeckc, Tocang genóemt, Vc'lcks water het Inftigh Landtfehap , dat daer aen leght, wonderlijck vruchtbaer maeckt. De tweede ftadt P A O T I N C. DEfe groote ftadt heeft oock een feer aengenaem landt, en overvloet van alle dingen. Men telt twintigh fte-den, die onder haer gebied ft a en, i Paoting, Mî^onchîng, 3 Ganßt 4 Tinghing Stn-chmg, 6 Thang, y Toye, 8 Kmgtu, ching, IO îPuoriyi i Hiung^i t, Khi o, 14 Kinçe^ I 'TunglOi i G an nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Qaoyangi 18 Singan i^Te q , 2.0 Laixui : aen de welcken P^us -, naer ’t verfeheyde deel van ’t Landtfehap, daer fy in'leggen,verfeheyde ftcllingen toegefehreven heeft. Men acht dat een deel hier af onder Vi en Ki, en een deel onder Kiao en Pi leght. Dit geheele Landtfehap behoorde onder de felve T^u$ aen Kichcu, genoegh vermaert om dat het defe groote Veldt-overfte des Konings 7^« Loijus voortgebracht heeft,van ‘t welck wy breeder in onfe verkorting fpreken. In de ^’jdt der koningen wierd fy Qhao genoemt, van de ftam Kan a SintHi^xx van Sunga Pao-chei4 : maer fy voerd de hedendaeghfche naem van de ftam Paiminga. Men fiet naer ’t zuydooften feer oude puynhoopen van muren, twee duyfent en vijf hondert jaren voor Chriftus geboorte van de Keyfer Chiienhioo gebout. Sy heeft feven kereken, aen helden gewijdt, en een aenj^'v;^/, d oudfte Keyfer. De dranek van defe ftadt, van rijs gemaeckt, wordt grootelijeks ge-prefen, en voor wijn gebruyckt. Hier lijn oock feer goede en groote kaftanien. By Äo« is de bergh Tkfy daer in, ge-kelijckfte- lijck men fchrijfc, desKeyfers Ja^vi moeder bergfn. gekeft heeft. Naer Kiung is de bergh Pa-'hiung,\iyz de welck een heldere fpringbron tulTchen d’engten derfteenen ontfpringt. By Ïó” leght de bergh Lungcie^ daer in men de fpeuren van een draeck fiet. De wegh deur de bergen is hier moeyelijek, uyt oor-faeck van een vefting , daer voor gebout, langs dewelcke de wegh tot aen de ftadt PhaiturK^ open is. Niet verre van Punglo is een d^ , met feer hooge toppen van ber*« |
P E C H E L L nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4^ gen beftoten,tot het welck de toegang deur een eenigh eng voetpadc open leght, dewelcke in tijde van oorlogh, om de feker-heydt gefocht,en van vele be'wandelt wort. De vloet Kiutho befpoelc de ftadt Pun- vloeden-, gloycn heeft fijn oorfprong in *t Landtfehap ' Kanfii naer de zuydfijde der bergen Pinhi j en van daer deiir de ftadt Keuping vloeyen-de , koomt in dit Landtfehap , ’r welck hy byna geheel naer ’t doften voorby vloeyt gt;nbsp;en fich aen de vefting Pi en ein in zee ftort. Naer de zuydfijde van de ftadt is de poel Lienhoa feer kleyn,maer echter aengenaem, door de bloemen van de felve naem ver-maerc, die aen des felfs burgers en inwoon-ders tot vermaeck ftrecken, en dickwijls met gafteryen geviert wordt. lek befchrijf defe bloemen elders, en op een bequamer plaets. De poel is naby aen de gracht van de ftadt. De vloet I n neemt fijn oorfprong uyt het geberghte T^jcn van daer noordewacrts afvlocyende, omringt de ftadt van de weft-fijde , en maeckt door fijn bochten ’c ey-landc Pehoa. De derde ftadt H O R I E N* De Leek felve heeft de naem van Ho-kien (’t welck foo veel is als ruftchen de vloeden) aen defe ftadt gegeven ; om dat het landt van de felve door verfeheyde vloeden, als een eylandt, omringt wordt. Hoewel fy eertijdts onder de ftam ouden^ Che^a PungyamiCn onàciHana Poihai ge-noemt wierdc, foo heeft echter de ftam fy 3 en de ftam dat fygeheeten fou fijn. Onder Pvus behoorde fy aen ’t Landtfehap Ktche. In de rijdt der koningen heeft fy verfeheyde gevallen gehad, en nu onder dc , koning Qt3 dan onder ChauSi en dan onder Jen geweeft. ’t Landt is hier vet en klcyachtigh, en ftrcckt fich uyt tot aen d’ooftzee,daer heele ruyme velden fijn, in de welcken fout uyt het zeewater groeyt. Het heeft weynigh bergen , en die noch heel kleyn fijn. Men vindt hier vifchrijeke waters, die overvloet van treffelijeke kreeften hebben, De voor-naemfte kereken fijn aen vier helden ge^ wijdt. Het heeft achtien fteden onder fich^ I Kokien, 1 Hien, 3 pCeuching 4 Soning^ steden. lt;nbsp;GMeu 3 Kiaoho 3 y Cmg 3 8 Hingci 3 É nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cin- |
Aenmer-kelijcke bergb.
Wonder-lijcke poel.
Steden.
I Nanpij 1J ^enxariy 18 Kingyun.
Hier is niet meer dan een berghjdie aen-merckens-waerdigh is, by de ftadt Cmg, iwelcks top lieh in een lange en breede vlackte verfpreydt; en om lijn vette en vruchtbare gront hoogh geprefen wordt, daer oock een vleck op is. De bergh felfs
o,iL Mkiao, te , en drie-en-feventigh ellebogen hoogh.
'' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, De kerck wordt Lunghing genoemt. Daer
fijn noch andere plaetfen aen helden gewijdt, en voornamelijck vijf, van de welc-ken d’een aen de ftichter van de ftam Hana
wordt Si genoemt.
By de ftadt Hien is een feer diepe poel, Vo genoemt, welcks water , als men een ftcen daer in werpt, foo root als bloedt wordt. Indien ’er bladen van de byftaende boomen invallen , foo vlieden ’er terftondt fwaluwen uyt ; in voegen dat de bladen fel-ven in vogelen fchijnen te veranderen , ge-lijckmen van d’Yrfche eynd-vogels vertelt. Doch ick laet dit geloof aen de Sinefen.
De vierde ftadc
C Hinting is een groote en volckrijckc ftadt, die over een feer groot Landt-fchap gebiedt, in ’t welck twee-en-dertigh fteden fijn, en dat naer’t noorden van de bergen Heng^ en naer ’t fuyden van de vloer tJnth'U'S befloten wordt. Dc namen der fteden fijn, i Chinting,r Cingking^ 5 Hoèloy 4 Lingxei^i Khochingt 6 LocPmg^ n Hukte. 8 Ping'xan, Heupingi i o Ping g ,
11 Sinloi 12. Kioyang'it 3 Hintang^iy Kt o, 15 IKancung, 16 Sinho gt;nbsp;17 Çaokiang \%Vuyei (ynii-G
'L'L Hukiangi Chao o 3 Pehtangi Lungping.'i-^ ([aoye^'LyLinching.'L'è Can
Gude nA-men.
Kerck.
Niet verre van de ftad Cingking fiet men Aenmer^ de feer hooge bergh ^'angnten, die fijn top keUjeke tot boven de woleken opfteeckt. Op dele bergh is een fpringbron,die gefont en heyl-faem is. De koningin Xayangti heeft hier oock een heel prachtigh kloofter der afgoden gebout, daer veel offeraers in woonen , tot een eeuwige gedachtenis van dat fy , in defe bron cewallchen,van een oude fieckte gebetert, daer uyt gekomen is.
By Ktoyang is een bergh , welckers fpringbron oock een ader van heylfaem water heeft. Men vind daer op oock vreemde kruyden,die van de Sinefen feer gefocht ■worden , en andere dingen , tot de genees-konft dienftigh.
O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
De ftadt Kt leght by de bergen en Haopuon i van dewelcke de lelie vermaert is door de neêrlaegh, met de welcke Han-[intus Chinjukks verwon.
W.ma is een bergh by Çanhoang^ dus genoemt naer de vijf paerden,van dichtefteen gefneden, boven dewelcke de ftam Sunga een feer prachtige kerck , oft eer een ftft, om hen te decken, sebout heeft.
, . ö
By Jymgctn is de groote broeck en poel rioeden Talo.
Niet verre' van Heuping is een kleyne , . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ poel, uyt twee kleyne bronnen fpruytende,
Ganping, i sjaoyangi van de welcke d’een feer kout, en d’ander feer heet is,fchoon fy feer na by malkander fijn.
5 X Tnenxi. In de verdeeling van T'^us behoorde dit geweft aen ’t Lantfehap KtcheUi onder de ’ heerfchappy der conftellatien M-ao en Pi. De ftam Cheva noemde dit landt Pingchen , en Hana Uengxan , en de ftam Uengcheu. Het voert heden de nacm van de ftam Taiminga. ’t Gene, het welck hier felden gefien wordt, is , naer de ooft lij de van de ftadt, een groote en heer-lijcke kerck, aen d’afgoden gewijdt, welc-kers achterdeel een groot hof bellaet, dat in negen kamers gedeelt is. Defe kerck is vijf folderingen hoog, die gefamentlijck hondert en dartigh ellebogen uyt maken. In de binnenfte ingang is een heel groot beek, feer konftigh gehouwen , ’t welck fy Qupnin noemen, een maeght van gedaen-
De vijfde ftadt
U N T
’t y Andt van de ftadt Xunte is wel feer Desfelfs ! nbsp;nbsp;kleyn,maer vertoont luftige,en (om
foo te fpreken) toelachende velden. ' Sy heeft niet meer dan negen fteden onder fich,die echter alle vermaert en wel bevolkt fijn. Des lelfs landt is heel fterek, en door d’omkeer der bergen van d’invallen der vyanden befchermt. Het heeft menighte van poelen en wateren, het welck groote vruchtbaerheydt daer aen veroorfaeckt, en heeft groote overvloedt van vifichen en kreeften. De fteden , daer onder gelegen , stedem fijn I Kunte, i Xaho, 3 JPanho , 4 P'ing-hiang.
ei*
Oude na~ meii. Vermaer-de bergen. Vloeden, Igt;e •vrucht Linkto. P E K Î N G oft hiangi s nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6 iCiulOi y Thangxan, 8 ISlwkieUi Gin. De Keyfer Tvus ftelde dit landt onder ’c Landtfchap iGchetd' en de Conftellatie ykDö. De Keyfcrlijcke flam Qheùa heeft het ïTingque genoemt. In de tijdt der Köningen wierd het nu Cyn i en dan Chao ge-heeten ; onder Hana Siangque onder Sun-ga Sinte , en onder ’Taïminga 'X.unte. Men vindt hier feer goeten fijn fanr, omfteenen te polyfien,’t welck ick dickwijls gebruykt heb om seficht-slafen temaken, dat heel O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o wel 2:elLickre, Het is beter dan ons amenl en tripoli ; want het, flijpt af, enquetft niet, en word deur geheel Sina verkocht. Men maeckt hier oock aerde vaten , maer die by ’t porceleyn van ’t Lantfchap Kiamß niet te gelijcken fijn. De Sinefen halen van hier hun proeffteenen, om ’t gout te proeven , en andere fteenen, die om hun vcrwc en hardigheydt in hooge achting fijn. Binnen de wallen is een ftecne brugh. Hier fijn twee voorname kercken , aen helden gewijd, d’eerfte aen de Keyfer '\aOi d’oudfte , bp de bergh ^ao, en d’ander by Nuikteu. De ftadt Xaho heeft een feer vermaerde en uytgeholde bergh T^ang genoemz , dat isjbadftoofjom dat hy warm water opgeefr, ’t welck de fchurfcheydt verdrijft. Eungcio is een bergh by T^uikieUy van de welck de Genees-meefters vreemde geneesmiddelen plucken. Daer is oock de bergh Cu, dat is een wees, om dat hy fich tot een enckele top opheft, en van alle d’anderen verre afgefcheyden is. Chochang is een vloet by Ptnghiang, die fijn oorfprong in ’t Landfehap Xanfiheeft, niet verre van de ftadt Lu , in ’t geberghte Kieu , en vloeyt van daer deur Ptnghiang, by de ftadt pLingci, en mengt fich in de vloet Guei. Palo is een groote vloet, daer af ick in de ftadt Chinting gewach gemaeckt heb. Hy wordt oock Q^n^o genoemt, en is door fijn viftchen,kreeften,en watcr-vrucht, Linkio genoemt, vermaert. Dcfe heeft een vrucht, byna van gedaente gelijck de drie-fpitfige diftel, even als een driefijdige pyramide , fich van alle fijden vertonende. Hy is groen en dick van fchors,en root van boven aen d’eynden , en wordt fwart als hy drooght. Het binnenfte is heel wit, van fmaeck gelijck een kaftanie , en foo groot als drie oft vier kaftanien. Hy wordt deur geheel Sina in alle ftaende wateren ge-faeyt, heeft feer k ley ne bladen , en kron- |
P E C H E L I. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;43 kelt fich een groot ftuck weeghs op ’t water in veel bochten om , en verberght fich ten meeftendeel onder ’t water. Defe poel ftreckt fich uyt tot aen de ftadt ICiulo. De felle ftadt Ctv A N G P I N G. DEfe is de hooftftad van andere negen, welckers namen fijn i Quanting, steden. 1 LCio cheUyt, Fihiang,^ Kice, 5 îLan-tan, 6 Qigang^ingq Chinggan,^ ^uei,^ Cin-gho. De Keyfer Tvus heeft certijdts dit ge-weft onder de fclve conftellatien , en onder ’t felve Landtfchap, als ’t vorige, geftelr. In de tijdt der Köningen was dit hetKoninek-rijek van Cyn, daer na Chao, onder deftam Cina pLantan. Het heeft fijn hedendaegh-fche naem nu van de ftam pLana behou den. Onder d’andere kercken is een aen menfehen gewijdt, die nimmer fterven, ujeke^^ maer,gelijck de Sinefen verdichten,onfterf-felijck fijn. Sy feggen dat daer foodanigh een heldt verfchenen is, en feker arme jon gen , ick weet niet, wie, alfoo onderwe-ïen heeft, dat hy federt een treffelijck Wijs-begeiige, en om fijn groote wetenfehap een machtigh Overfte van ’t Rijck geworden is. Men vindt hier niets befonder van de vloeden oft bergen. De fevende ftadt TAMING. De voornaemfte ftadt van dit zuyder-lijck Landtfchap is Earning, welcks landt naer’t noorden van de vloet (juei, en naer ’t zuyden van de Geele vloet gefloten wordt* Dit landt is overal van vloeden en ftaende wateren befproeyt, en heeft een binnenzee van tachtighftadien in d’omgang, die van leckere viflehen overvloeit. De gront is feervruchtbaer,en’t land vermakelijek. Fuus heeft het eertijdts ge-deelt in twee Landtfehappen ; het noorder-deel behoorde aen ICicheu, en ’t zuyderdeel aen Pen, ’t eerfte onder ’t ft arretje Xe en ’t lefte onder Pie. De feer oude ftam Xan-ga heeft hier eertijdts de fetel van t Rijck gehouden. De ftam Cheva heeft haerT^;/^-ping, en Eanga Etenhiung genoemt. Sy voert heden de naem van de ftam Sunga*^ en heeft elf fteden onder fich, welckers namen fijn, I Earning, t- Earning, 3 PPanlo, steden, (quei, Gmgjung i 6 PPuthoang, y Siun, 8 pPoa i |
4
'c EERSTE LANDTSCHAf
bergen. Vloede», % Hoa^ 9 Kat Qj 10 Changyuen, 11 ^ung-wng. Hier fijn vier voorname kercken, en veel voortreffelijcke gravennen oncler defen een feer oude, te weten van de Keyfer Ca-y over vier duyfent jaren gebout, en door d’ecrwaerdige geheugenis van d’ael-oudheydt vermaert. By Cingjung is de bergh C'teu door Cavus graf vermaert. By de ftadt Stun is de bergh Feukteu , die naer de weftfijde een poel heeft, de welche, uyt d’omftorting en inflorping van fekere ftadt 5///«, daer fijn oorfprong heeft. Hier is oock de bergh Çuktni de hooghftc en fteylftc van alle ber- By Nuihoang is de poeLZ//^z^, tachtigh ftadien groot ; by de felve ftadt is de poel Caokt, en noch een ander, die grooter is , Changfung i oft genoemt, beyde broeckachtigh. De vloet ^uei vloeyt voor-by J^uthoang en Siun^ twee fteden, daer de twee vloeden Kï en Chang in malkander lopen, en de naem van Guei behouden.- Hy vloeyt by T^tencin in zee. D’achtfte ftadt J V N G P I N G. E ftadt nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftreckt fich recht |
Cinfèng een wortel. ooftwaerts af van de Konincklijcke tot bergen en heuvels op. En dewijl fy aen de boelem van de zcQ,lt;^ang genoemt, gelegen is,foo heeft fy niets van’tgeen gebreck, dat tot onderhouding van ’t leven nootfa-kelijck is. Hier is groote overvloet van vif-fchen. Men vind hier oock de treffèlijcke wortel GinÇeng , by de Japonners iSltfi, in geheel Sina vermaert. De Sinefen noemen hem dus, om dat hy de gedaente van een man vertoont, die de beencn wijdt van malkander fet : want Gin betekent een nienfch. Hy fchijnt wel ons M.andragora te fijn,behalven dat hy veel kleynder is.Ick twijffel echter niet oft het is een flach daer af, vermidts hy gelijeke gedaente en kracht heeft. lek heb echter tot noch toe geen bladen daer af können fien. De wortel, droogh fijnde, wordt geel, en heeft byna, jae fonder byna, geen vefelen oft draetjes, daer deur hy fijn voedfel fuyght. Hy is heel befaeyt met kleyne fwarte aderen, als met inekt getrocken. Als men t knauwt, heeft het een onaengename fmaeck , en is met eenige, doch weynige, bitterheydt vermengt. Het vermeerdert grootelijeks de levendige gceften,fchoon men nauwelijeks het twaelfde deel van een once verordent. Indien men een weynigh meer daer af neemt, foo geeft het weer krachten aen de fwacken , en verweckt een aengename warmte in ’t lichaem. Het wordt met Ma-riaes bad fgelijck ly ’t noemen,) gekoockt, en dus gebruyckt, en geeft een welriecken-de reuck , gelijck de ftereke kruyden. De genen , die ftereker en heeter van natuur fijn, geraken in gevaer van ’t leven , foo fy daer af gebruycken , uyt oorfaeck van d’al te groote vermeerdering en overvloejing der geeften. Maer het is feer wonderlijck nut voor de fwacken oft vermoeyden, en voor de gene , die door een lange fieckte, oft door eenige andere oorfaeck,van krachten uytgeput fijn. Het herftelt fomtijdts aen de genen, die op hun uyttcrfte leggen, foodanigh de levendige krachten, dat fy dickwijls tijdt krijgen om andere geneesmiddelen te nemen , en hun gefontheyde weer te krijgen. De Sinefen vertellen meer andere wonderen van defe Ginfeng. Men geeft drie ponden filver voor een pont van defe wortel. In ’t geweft van defe lelve ftad wordt oock tin gegraven, en papier ge-maeckt. Onder 'ïurts behoorde dit landt aen ’t Landtfehap Ktcheu. De ftam Cina noemde het Lèaofi, en de Köningen van Guei noemden de ftadt felve Lulung^ en de ftam Tanga JPingcheu. Sy heeft fes fteden onder fich, i J^Tig^ing^y Ctengan^ 3 Vuning^ stede». 4 Changlji^ Lo o, 6 Loting. Men vind hier twee vermaerde kercken. t Landt van defe fteden ftreckt fich niet verre uyt, en is in een bequame plaets, om ’t Rijck van Sina te bewaren, gelegen, en van de zee, bergen en vloeden omringt. Des felfs vermaertfte bergh is in ’t eylandt van de bergh G/,dacr af wy terftont breeder füllen fpreken. De bergh Jang, nacr ’t zuydooften van Berge». de ftadt gelegen,geeft veel vloeden en bee-ken uyt, en des felfs top is hoogh en ver-fchrickelijck om aen te fien. De bergh Lungci^en is niet.verre van Ciengant en heeft een fpringbron,daer fy by komen om van de Draeck regen te verfoecken en te verkrijgen , als het weer te droogh is. Tu is een feer hooge bergh, met luftige en oude boomen befet. Naer’t zuydweften van de ftadt Si^en is ^'^oede». een feer heete bron , en noch een ander by Chechtng nacr ’t weften, daer in men lichte-lijck eyeren kan koken. I n is een poel van dar- |
PEKING oft dertigh lladien by Changli, die overvloedt-van vruchten,Linkio gcnoemt,van viftchen, kreeften,en meer andere dingen heeft. Hy is heel lang, en ontlaft fich in zee. By de ftadt Lo is een fpringbron, foo klaer als kri-' Hal, en feer aengenaem. Steden bujten d’ordening. DEfe lieden fijn in heel goede plaetfen , van nature fterek , tegens het fchichtigh geweldt, en tegen d’uyt-vallen der Tartars, foo fy miftchien poogden voorby de muur te trecken , gebout. D’overftcn der krijghslieden hebben hier allen fijn 13 'Xnngaiy en 14 Ttenein, hun woonplaets. i LenVing, i Jungning , Xanghai, een feer groote veiling, leght 3 Taogan. D’eerftc heeft overvloet van in ’t cylandt Cu, alwaer de Zeeboefem nch hun woonplaets. i Tenktng, i Jungning , 3 Taogan. D’eerftc heeft overvloet van wijngaerden en druyven; maer fy können, oft willen (’twelck waerfchijnelijeker is geen wijn maken , en vernoegen ftch met een dranek , van rijs gekoockt, die feker leer treftclijck is, ja foodanigh, dat d’Euro-pers felfs geen wijn daer voor foecken, dan om Mifle te doen. De ftadt Taogan heeft een groote brugh,van gehouwe fteen,langs de welcke men over de vloet Lukeu oft Sankan gaet. De ftadt fclven leght aen de noordfijde van de vloet. Men liet hier naer De veiling T^iencin leght in d’uytterfte Treffest zuydooften de puynhoopen van een feer zeeboefem ^angy en in een hoeck, daer de vloeden van ’tgeheeleLandtfchap te famen ioopen, en, een lange wijl langs feer hooge en ftereke wallen geloopen hebbende, fich in zee ftorten j een koopftadt, die byna fijns gelijck niet heeft,foogroot is deplaets, foo groote rijekdommen fijn daer, en foo groot een pracht, en menighte van volck wordt daer gevonden. Alle de fchepen van de zee, en uyt de middellantfche plaetfen van Sina,moeten derwaerts komen ; en dit oude ftadt, die de puynhoopen van Hoang-tius genoemt worden : want fy vertellen dat Hoangtius hier defe ftadt gebout heeft, foo veel als men uyt de fpeuren van een overoude en afgeflete geheugenis bemerc-ken kan. De bergh Tan leght aen dc noort-fijde van Tenking, daer op miftchien van des weerelts fchepping af d’eerftc oorlogh gevoert is, vermidts Xinnungus hier van Hoangtius gedoot is, na dat hy hondert en veertigh jaren gchcerfcht had. Defe ftrijdt JE.erfle oorlogh. fen,twee duyfent fes hondert feven-en-tne-gentigh jaren voor Chriftus geboorte. De Veßingen dif LandtÇchap. MEn telt veertien Veftingen, die ge-bout lijn om defe vermaerde muur te befchermen. Onder d’anderen is ’cr een , die de tijtel en naem van ftadt draeghtjiV/w-v genoemt,die door lij n groot-heydt en overvloedt van volck vermaert |
P E C H E L 1. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;45 is, en byna over d’anderen gebiedt. Hier fijn veel duyfenden van krijgslieden tot be-fetting ; en van hier verforght men d’ande-re veftingen. Men delft hier uyt de naefte bergen feer klaerkriftal, marmer en porfyr-fteenen. Het grimmelt hier van geele muy-fen, die wat grootachtigh fijn , naer welc-kers vellen de Sinefen leer begecrigh fijn» De namen der veftingen fijn,i Si^ven^zßine-ker Vanci'ven, 3 rechter Vanci^en 4 HoaL gan, 5 Cn'i^ingi 6 Lung muen^ y Chnnggan, 8 Che chtngi Jüncheu, ( welcke alle negen onder de ftadt Si^en ftaen ) loVuningy 11 7//, I i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; macr de grootfte van noordewaerrs uyeftreekt, daer devloet Lin-hoanq. iivt Tartaricn komende, invak. Hier met de zec , te weegh brengen dat men de muur lichtelijck befchermen kan. Na dac de Tartars èiZwiLedotung ingevallen waren, heeft men dat met een groote befetting,foo van fchepen,als van krijgs lieden, verfterekt, en gelijck een breydel den Tartars voorgeworpen. veroorfaeckt daer fulck een overvloedt van fchepen , dar het byna ongelooflFelijck is. Ick was twee dagen befigh met daer deur te trecken, daer fy aen de beyde oevers aen ancker lagen. Al’t gene, dat naer Tekin treckt, wordt daer deur gevoert, en men verkoopt daer de befte waren , om dat de handel daer vry is, en dat men geen tol be-taelt. By Jnncheu is een bergh, Lungmuen ge-noemt, dat is Draecks poort, om dat defe vloet tuflehen twee bergen uyt Tartarycn in de groote muur vloeyt. |
Ls men Landc-fchap PekifJ^ deur-getrocken is, vertoont fich ’tLandt-fchap Xanfi naerde wefdijdc. Dit is in grootheydt, edel-heydten menighte van volck niet by te gelijcken; maer overtreft het echter in vruchtbaerheydt van alle dingen , en oock in oudheydt : want de Hiftorien van dit volck verhalen dat d’eerfte inwoonders van Sina daer hun woning hebben begin-maken. Dit Landtfchap is niet foo ^tgheydt. gtoot als d’anderen,maer aengenaemenge-fondjcn in vele plaetfenberghachtighjdoch echter niet ongebout,en heeft veel bolTchen en velden in de bergen, ’t Landt is overal goedt en vruchtbaer ; en men vind nergens iets ongebout.Hier is overvloet van koorn, en een groote menighte van vee.Het brengt wel weynigh rijs voort, maer d’overvloedt van geerlTe vervult het gebreckdacr af, ’t welck de Hechte lieden indcLandtfchap-pen , die meer nacr ’t noorden leggen, ge-menclijck gebruycken, ’t welck van d’onfe in gedaente en verwe niet veel verfchilt,bc-halven dat het wat kleynder is, en geen oigt; aengename fmaeck heeft, ’t Volck is hier oprecht en eenvoudigh van feden, en echter beleeft en gedienftigh. De vrouwen worden daer om hun fchoonheydt en be-vallijckheydt geprefen. Dit Laudtfchap voert de naem van quot;^an-•uan als oft men naer de weftfijde der bergen tr/zfr. fcyde , te weten naer de plaets gt;nbsp;daer in het gelegen is, want het wordt door de bergen pTeng van ’t Landtfchap Peking afgefchey-den. De grenspalen van dit Landtfchap Cremfii- ßjn naer’t uootden de o-roote muur, die fonder op te houden van ’t ooften naer het weften deur ’t ^eheelc Landtfchap loopt. Daer voorby is t Koninekrijek Tanjn, en de woefte wildernis, van de Sinefen ILamo genoemt. Daer na is het befloten door de groote en fnelle Geele vloedt, die, groote golven makende,van’t noorden naer ’tzuy-den vliet. Defe rivier vloeyt deur tulfchen dit en ’t Landtfchap Xenfi, en , lïch recht ooftwaerts naer de grenfen van dit Konink-rijek ftreckende,maeckt een fcheyding tuf-fchen ’t Landtfchap Honan. Dit gcheele Landtfchap leght als tuflehen evenwijdige linien ,doch acn d’een fijde langer, welcks eene fijde door defe groote muur, de twee anderen dóór de Geele vloet, en de vierde fijde door de bergen Heng bepaelt is. |
’t Landtfchap Xanß telt niet meer dan vijf fteden, die twee-en-tnegentigh minde-ßeden, re fteden onder fich hebben, fonder van de veilingen te fpreken, die op hun plaets ver-haelt lullen worden. In ’t boeck van deSi-nefche Telling wordt gelèght,dat dit .Lant-fchap vijfhondert negemen-tachtigh duy- ender fent negen hondert en negen-en-vijftigh huysgefinnen, en vijftigh hondert duyfentquot;^^^”* vier-en-tachtigh duyfent en vijftien , dat is, over de vijf millioenen mannen begrijpt. De fchatting van ’t koorn oft geerfte is schat-twec-en-iwintigh hondert duyfent vier-en-tfeventigh duyfent en twee-en-twintigh fac-ken. Het betaelt vijftigh ponden van’t fijn lijnwaet ; en vier duyfent feven hondert en feventigh fijde lakens van alderhande llagh, die alreedeopgemaeckt fijn; vijf-cn-dartigh hondert duyfent vier-en-veertigh duyfent acht hondert en vijftigh bundelen hoy oft ftroy, tot voeder van des Konings paerden; vier hondert en twintigh duyfent gewichten fouts, yder gewicht van hondert vier-en-twintigh ponden j en dit alles fonder d’inkomft der tollen oft andere fchattingen te tellen. Dit Landfehap brengt druyven,en wijn-gaert-botcen voort. Defe druyven fijn de druyven foetfte , die in dit-geheel uytterfte Afia ge- gemackt. vonden worden ; in voegen dat, foo de Sinefen wijn van druyven wilden maken , fy hier treftelijeke en groote winft fouden doen. Maer fy droogen die alleenlijck , en worden van de kooplieden deur geheel Sina gevoert,en overal verkocht,gclijck oock de noten. De Vaders van onfe Societeyt, die in dit Landtfchap de Godtsdienft bevorderen, maken wijn van druyven tot het plegen van de Mifte , uyt het welck de genen , die in de nacfte Landtfehappen fijn , hier. |
HET TWEEDE LANDTSCHAP XANSI. 47
liier af, als van lijftocht, verforghc worden, ïn plaets dat men die te voren met feer 'groote koften , gevaer en kommer uyt A-macao moeft doen komen. Wonder^ Ecii ding is in dit Landtfchap , daer af lijck'vuur ft vcrhacl alleen wondeilijck is,dat is,putten ^byde^Si^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;watct by ons. Men ncfen. die overal; en fy worden feer vorderlijk, en met groote fuynigheydt tot het koken van de Ipijs gebruyckt. Syfluyten de mont van de putten foodanigh , dat fy eenige kleyne garen voor de ketel open laten , die daer aen können komen : in voegen dat d’inwoonders gewent fijn daer hun Ipijs by-na fonder eenige moeyte te koken. lek heb hooien leggen dat dit vuur fomtijdts dick is,weynigh blinckt,nocht glans geeft. Het is wel heet, maer het verbrant echter niet het hout, dat men daer in werpt : jae als men ’t in groote rieten doet, kan men ft lichtelijck dragen daer men wil ; in voegen dat men ft overal tot koken kan gebruy-ken, en dit door ft openen van ft riet, daer het dan uytbarft, en ft gene, ft Welck teer is doet koken , tot dat het geheel verkoockt is. Seker,een groot wonder van de natuur, indien ft waer is ; want ick het felf niet gefien , en dieshalven wijs ick de Lcfer op deSinefche Schrijvers,die ick in de dingen, de welcke ick onderfocht heb, felden leu-genachtigh heb bevonden. In dit geheel Landtfchap worden oock fteenkolen uyt-gedolven, gelijck te Luyck by Nederlandt. De noorderlijeke Sinefen gebruycken die dcurgaens om vuur te ftooken, en hun Hoven neet te maken. Sy morflelen die eerft, ( want fy delven dickwijls heel groote en fwarte fteenen uyt ) Horten en mengen die dan ( gelijck oock in Nederlandt ; met water, en maken klompen daer af. Sekcr, fy können fwarelijck vuur vatten , maer als ly ft eens gevat hebben, foo duren fy lang, en branden fel. De Hoven fijn ten meeHen-( gelijck in Duytslandt ) van gebacke Heen, maer als kleyne bedHeden gemackt : in voegen dat fy in de kamers geen kach-gels, maer bedHeden fchijnen, daer men des winters oock bequamelijck op leggen kan. Onfe Societeyt heeft veel kereken in die Landtfchap, maer niet meer dan twee daer fy vafte wooning hebben. Men vindt hier overal een groot getal van Chriftenen. De plaetfen, daer d’onfen hun fetels, oft refi-dentie hebben,gelijck fy’t noemen,fijn met de naem van Jesus gemerekt. |
D’eerfte ftadt, oft Hooftftadt T A I Y V E N. De Hooftftadt T^aiy^ven heeft altijdt, Gelegen-^ om d’oudheydt van haer oorfprong, heydten en om de pracht en waerdigheydt van haer gebouwen, by de treffelijekfte He- ^ande den gefteit geweeft. Sy heeft Hercke wal- fladt, len , en foo groot, dat fy in hun omkring drie mijlen begrijpen. Sy is vanbinnen met burgers vol gepropt, en leght in een aenge-nanie en gefonde plaets , die vermakelijck om t aenfehouwen is, uyt oorfaeck van de groene heuvels en bofchachtige bergen,dic haer omringen. Naer ft weften vloeyt de vloet Vuen voorby de ftadt, en maeckc d’aenleggende plaetfen wijdt en breedt vruchtbaer. Sy was eertijdts, cn toen de ftam Cheua heerfchte, de fetel der Köningen j want de broeders derKeyfers hadden nier hun heerfchappy. Men noemde het toen ft koningrijck iang , daer nae Chao : maer federt heeft de ftam Cïna , na ft verdelgen der Köningen, haer Cinyang ge-noemt. De ftam ^anga heeft hier de fetel van ft Keyferrijck geftdt, en toen is hetTf-Ving genoemt. Maer de ftam van \[tai heeft het Stking, en de ftam Sunga Uotung geheeten.De ftam ‘Tatminga heeft de naem, die ft noch heden voert, daer aen gegeven , daer in oock de Soon van de ftichter der ftam 'T‘aiminga gehcerfcht heeft. Dewijl dan dit Landtfchap de wooning van foo veel koningen geweeft heeft, foo is ft geen wonder dat er foo veel en foo heer- t^eeriijc-lijeke gebouwen in gevonden worden, on-der de welcken het konineklijeke hof het voornaemfte en treffelijekfte is, aenmerc-kelijck om fijn grootheydt, en verandering van ftgebou. Wyders, in de geburige bergen fijn oock vermaerdc gratfteden , daer in de Sinefen niet min prachtigh dan waen-geloovigh fijn. Sy worden van marmer, oft van gehouwe fteen gemaeckt, en be-flaen dickwijls groote plaets. Men maeckt hier oock,alleenlijck tot praehgewelflêlen, die feer konftelijck gebout fijn,zegebogen^ die niet voor de genen van de Romeynen behoeven re wij eken, beelden van helden cn doorluchtige mannen, en van verfchey-de dieren , infonderheydt van leeuwen en paerden. Dit alles wordt gefielt in een fe-kere ordening, ft een na ft ander, en op een behorelijeke proportie, die wel waergeno- |
men
Steden-, Ker eken, Treffe-lijcke herben. 48 nbsp;nbsp;nbsp;HET TWEEDE men wordt ; cypreflen,die ruytswijfe ftaen, en oude boomen daef nimmer bijl aen-koomt : alle ’t welck ick dickwijls gefien heb , terwijl ick naer verfcheyde graven ging. De Keyfer ftelde dit geweft onder ’t Landtfehap Kichen, in de conftellatie Seng en Qngi om des felfs verfcheyde gele-genheydt. ’t Lant van de ftadt is feer groot, en begrijpt in fich vijf-en-twintigh fteden , welckers namen fijn, i n~aiyveniV H^aiffveny 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 ffacOi S K'tyC Swkeuq Cingyynen^ 8 Kiaochingi Venxw, i o Xengyang’, 11 IL Cingloy 13 Hokio , 14 Pmgting o , 15 Lo-ping,ï6 Che0,17 Tnngßangyi% T^ai 0,15) Mtaij 2. o Kiechiy 2.1 Cofan 0,11 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 2.3 pfing, 2.4 ’Taote Q,2.^ Hiang. Men vindt in dit geweft oock de wortel Ginfeng, en over-vloedt van Muskus, ’t welck ick elders be-fchrijfiom de draet van defe twift over defe faeck by d’Europers af tefnijdenj oock overvloedt van azurfteen, welcks verwe gemeenlijck over-zeefeh genoemt wordt. Men maeckt hier oock aerde vaten,die niet te verachten fijn. Men vind daer in de Geele vloet, behalven andere viftchen , noch fekere fiagh van vifch, Xehoa genoemt,om de fteen-vlecken, die hy op fijn huyt heeft. Defe vifch wordt nergens gevonden , dan by de ftadt Paöte, en wordt by de leckere lieden in hooge waerde gehouden. Men liet in dit landt veel heerlijeke kerken , aen helden gewijdt, daer af feven de voornaemften fijn. D’eerfte wordt Çnhta genoemt, op de bergh Infi'uen, ter eeren van Hanfinins een dapper Veldt-overfte, geboutj en een ander in de ftadt,aen Sian-gnSi een voorfichtigh koning , uyt de ftam Chaos, gewijdt, van welcks beeltenis , uyt koftelijeke fteen gehouwen, fy fchrijven dat fy, van de beelcfnijder volmaeckt lijnde, fich van felf ophief, en naer de bereyde plaets, daer fy ftaen fou, toe ging. Dus fpot de duyvel met d’elendige Sinefen. Hoewel in ’t geweft van defe ftadt veel bergen fijn , foo vind ick echter weynigh , die aengemerekt dienen,behalven de bergh Kiechenin2.^ï het noordooften van de ftadt. Hy wordt Kiechen genoemt, ’t welck betekent het fchip bindende. Want fy verhalen dat de Keyfer P^ns fijn fchip aen defe bergh gebonden heeft, toen hy de vloedt Puen leydde. Aen de ftadt ICiaoching is de bergh tJuki've , daer een groote menighte van ’t befte yfer uytgedolven wordt, van ’t welck men veel gereedfehap giet. By de |
noemt, door een heerlijeke kerek der afgoden, en kloofter vermaert,daer in veel prie-flers, de duyvel dienende , een gemeen leven hebben. By Cofan is de bergh is, fneen, daer af hy de naem heeft, om dat hy byna altijdt wit is. De bergh Xe len is oock aenmerckens-waerdigh, fchoon hy in fchrickelijcke en naeckte toppen beftaet. Hy overtreft alle d’anderen in hooghte, en behoort aen ’t landt van de ftadt Hing. Cyn is een ftroom aen de ftadt Taiffven, yie^den. welcks een arm,naer ’c noorden vloeyende, de gene is, welck de koning Chipens delven deê, om de ftadt, die hy belegert hadt, en niet winnen kon,van ’t water re berooven : ’t welck men breeder in mijn Kort verhael van de Sinefche hiftorien fal vinden. Naer de weftfijde van de ftadt is een vloet,Zzgt;z^ genoemt,nacr de wilgen, dieaen de beyde oevers in groote menighte ftaen, genoemt. De Sinefen tellen de wilgen on- Gebruyck der de boomen , die aengenaem om t’aen-fchouwen fijn , doch niet de gene , welc-^^*’ kers tacken recht op ten hemel klimmen , maer eer de genen , die hun tacken fooda-nigh uytfchieten, dat fy van boven neêr-waerts buygen, als oft fy touwen, met bladen verciert, waren, en die tot op d’aerde hangen, die fy met hun handen foodanigh maken, dat d’uytfteekende tacken naer d’aerde buygen , vermidts fy aerde daer op leggen : in voegen dat de tack , die alreê naer d’aerde gebogen is, daer in wortel krijghr, en een andere boom maeckt ; welkers tacken , alle krom lijnde, aen d’aen-fchouwers tot vermacck ftrecken. De Sinefen doen dit oock veel met andere boomen, gelijck wy met de doornen en hagen gewent fijn. / De tweede ftadt 1. P^nggyang^ een ftadt van dit Landfehap, is wel de tweede in getal en plaets maer fy wijekt niet voor de hooftftad, ’t fy in grootheyt van landt, in uytfteekcnt-heydt, oft in ’t getal der burgers : een geweft, ten deel vlack, en ten deel berghach-tigh , vruchtbaer van gront, van ’t welck niets ongebout leght, dan ’t gene ’t welck van eenige fchricKelijeke bergen befetis. Het heeft een gefonde lucht, en is over al van fteden en vlecken vol gepropt. Ja de ftadt |
N s î.
ftadt felvc overtreft oock in onde edelheyd de hooftftadt, en magh met recht onder de voornaemfte fteden van dit uytterfte Afia getelt worden. De Keyfcrßt'vuf,nooytge-nocgh van de fijnen geprefen , heeft hier fijn feed gehadt twee duyfent drie hondert en feven-en-vijftigh jaren voorde gewoone rekening van Chriftiis geboorte. Defe ftadt leght aen d’ooftfijde des oevers van de vloet ^Hen , die van de hooftftadt afftroomt, en langs de wclck de waren opgevoert wor-steden. den. Sy gebiedt over vier-en-darcigh fteden j welckers namen fijn , i Pingyang - 1' SiangUui 5 Hungt ung, Fe/txan, Chao-ching^ 6 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yToiafïgf Jeching, c) lCïöyao,io Tuenß^\ i Fu^m. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lm- ein, 14 Tungho, Txi, 16 Fan Qiuen, vj Ho-cm, 18 Kiat q, 19 Ganye, 1. o H^ia, 11 Fenhi, 2.1. Pmglo, 2.3 ^niching, 2.^ Kiang, 2. Cie-xan , 2.6 ‘Kiang, 2.y Tuenkio , i8 Ho o , 2.9 Kie ci, 3 o Hiangning, Cie q , ^2. Pa-ning, 3 3 Xeleu, 4 Tungho, Vcrfcheyde vloeden maken ’t land,ront-om de ftadt gelegen , vermaert en vriicht-bacr.De Geele oft Saftraen-vloet Ipoelc aen des felfs weft- en zuydfijde. De vloeden Fuen en Hoei deelen dit landt,’t welck Key-fer aen’c landfehap Kichevi toefchreef, en aen de heerfchappy der conftellatien en Seng toe-eygende. Het heeft eertijdts aen de koningen daer na aen , en federt aen Chao toebehoort. De Keyferlijc-ke ftammen Cina en Hana hebben ’tonder de landen van Hotung getelt.De ftam Kan-Q nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft defe ftadt Cmcheu, en Pin- genoemt, cnHena, een ftamder Tartars, gaf aen haer de naem van Cmning, çx{^^9i2XX\P‘aiminga heeftaen haerde oude naem, die fy van Keyfer ^alt;vw gekregen had, herftclt, naer de welck fy noch heden Pinyang genoemt wordt. De ftadt Hia verdient hier een befondere plaets en lof, om dat fy de geboortc-plaets van de Keyfer is, daer in hy oock fijnKeyferhjcke fetel ftelde, van de welcke hy de naem van d’eerfte Keyferlijcke ftam, die hy by de Si-nefen ftichtte, gegeven heeft , en wilde dat xereken fy Hl à am genoemt fou worden. Kiang en , grootc fteden , fijn vermaert door de twee kereken , aen de ware Godt gewijdt, daer twee Priefters van de Jefuyten de Chri-ftelijcke Godtsdienft waernemen : feker te weynigh arbeyders voor foo groot een ooghft, |
In ’t landt van defe ftadt fiet men twaelf aenmerekelijeke kereken , van de welcken kante en gehouwe fteen gemaeckt is, en veel fteene pylers heeft. Daer is noch een ander by Piüpmgy die feer heerlijck,en met konineklijeke koften gebout is. De Keyferlijcke ftam Sunga ftichte haer ter eeren van feker getrou Veldt-overfte , en tot een voorheek en aenmaning der anderen. Golung is een grootc bergh by Si angling, cn, fich noordewaerts keerende, neemt fijn kelïjcke loop naer de fteden Fuenfi en Puenxan , bergen^ ftreckt fich van daer weer zuydwacrts, en reyckt tot aen de fteden Kioyao, en Pe* chmg, daer hy fich met de bergen ver-cenight, en op een ftreeck tot aen ’t Landfehap Kenß, en noch verder weftwaerts voort loopt. Een deel der bergen by Kiögyao word dc bergh Kiao genoemt, daer de kroon van d’oudfte Keyferen d’andereKey- ' ferlijeke verçicringen begraven fijn. is een bergh by de ftadt P'u, hierom aenmerckelijck, dat defe twee Phi-lofophen , van konineklijek bloet gefpro-ten, en de heerfchappy verfmadende, fich daer verfchuylden, om de boosheydt van de Keyfer (^heuus, die fy niet wilden dienen, gelijck ick elders aenwijs. Hier is oock de bergh Lie, daer Kunus, een man vanheel goet leven , en een feer vermaert Keyfer by ditvolck,cen landtbou-wer was, eer hy tot Keyfer verkoren wierd. Defe bergh brengt tot noch toe geen doornen, en geen quade oft fchadelijeke wortelen voort, ’t welck , gelijck fy verdichten, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* uyt de verdienden van defe man fpruyt. De vloet Hoei is eyge en befonder aen ’t landt van defe ftadt, heeft fijn oorfprong by Peeking, en, recht weftwaerts vloeyende, loft fijn water in de Geele oft Safffaen vloet. By Fan ci’ven ftroomteen water uyt hetge-berghte, dat in de winter feer heet,cn in dc fomer feer kout is. Aen dc voet van de bergh Teidgyang is een poel, tamelijck groot, in de welck, gc-lijck fy fchrijven, de Keyfer Kunus gemee-nelijck vifehte. De poel '^eu , dat is fout, begint by de groote ftadt Kiang,ç.ï\ ftrcckt fich van daer uyt tot aen ’t landt van de ftadt Gangye ; en des lelfs ommekring befiaet hondert en veertigh ftadicn. Dele poel is heel foutjge-lijck zee-water j en men maekt fout daer aft De |
LANDTSCHAP eenige van defe boomen met de bijl te durven aenroeren.
De ftadt So heeft de bergh J//f7^,aen de welck Gfiei, des konings waerdftc Pfalter-Ipeelfter, die daer begraven is, de naem gegeven heeft.
By Quangcloàng is de bergh Uiang, aen-merkelijck om fijn groot en oud bofeh van pijnboomen , in welcks midden een kerck voor d’afgoden , en een kloofter voor de Priefters is.
Tape is een bergh by Lingkieugt;, van de welck men foo roode aerde krijght,dat men die dickwijls^i plaets van vermiljoen ge-bruyckt, om daer mede roode Sinefche fe* gels te maken.
Daer valt niets in ’t befonder van de vloeden te feggen , dan behalven ’t gene , dat in de kaerten is ; doch naer de weftfijdc van de ftadt is een kleyne poel,van de vloct Poelen. gefproten, die de poel IGunçn genoemt wordt, dat is, van een vroom man ; want hier woonde de gene, die ’t goudt weer
By de ftadt So, in ’t geberghte Tenking, is een poel van onmetelijcke diepte,die een ftadie in fijn omkring begrijpt.
De vierde ftadt
L V G A N.
De Keyfer begreep het land van de ftadt Lugan in ’t landtfchap-AT-fA6’//,onder de conftellatien van Sang en Qtng. De ftam Qhe^a ftelde daer een Ko- oudheyt. ning, en maeckte daer af’cKoninckrijck Liheum t ’t welck de koningen Han federt, en daer na Chao veroverden. Maer toen alle de Koningen verdelght waren , heeft d’cerfte Keyfer van de ftam Cina defe ftadt T^antang genoemt. De ftam Tanga noemde haer Cnaojy Sunga ChaotCy en de heden-dacghfche naem heeft fy van TaimingaA^c daer yoor een van fijn maeghfchap een ko-nincklijcke fetel ftichtte , en een heerlijck paleys daertoe boude,door’t welck fy rijck en machtigh geworden is. Sy leght aen de noordfijde van de vloet Chang,in een plaets, die tamelijck aengenaem is. Het landt is niet feer groot ; maer des felfs enge palen worden door ’t vermaeck weer vergoot Sy wijekt voor weynigh anderen, en heeft overvloedt van al ’t gene, dat tot het leven, voedfel en kleeding noodtfakelijck is. Sy heeft niet meer dan acht ftedcn onder haer
JO HET TWEEDE
De derde ftadt *
T A I T V N G.
derde ftadt is in oudcheydc noch nigheydt. IJ in grootheydc niet by d’anderen te gelijcken, maer fy is feer trefFelijck om haer fterckte en vaftigheydt, foo uyt oorfaek van de bequaemheydt en gclegen-heydt van de plaets, als' om de fterckte van haer wallen. De ftadt felve , en ’t geheele landt leght tuftchen bergen j en naer het weften, daer ’t landtfchap niet foo ruw is, en voor d’inval der Tartars meeft bloot legt, vind men veel veftingen, in de welcken,ge-lijck oock in de ftadt, een groot getal van krijghslieden , en een ftercke befecting is. na- Dit geweft wierd eerft door de Köningen wen. ChaOi op ’t eynde van de ftam Ghe^a, den Sinelén onderworpen gemaeckt, en toen 'Tetie genoemt. De Keyferlijcke ftam Cina noemde het ^unchungy Tanga quot;^unclneu , en federt heeft het gedurighlijd de naem van Taitung behouden. Defe ftadt voert heer-fchappy over elf ftedcn , i Taitung, i Ho-aigm^ 3 Hoenjueni 4 o, 5 ’Xanin, 6 So q, y Aiaye,^ Guei 0,9 G^uanglingi 10 Gl^ang-chang j II Lin^iea. Men vindt in de bergen heel koftelijcke azurfteen. Sy, gelijck oock d’andere ftedcn, geeft feerkoftclijckc vellen van heeften uyt. Men vindt hier een groote macht van porfyr en marmer-ftee-nen, gelijck oock de fteen jafpis, die ver-fcheyde verwen heeft. Sy heeft vijf voor-treffelijcke kercken,en een aen fekcr waerd gewijd, die een feer groote hoop gouts ge-trouwelijck a^n de foon van feker gaft, die fijn vader focht, de welcke by hem geftor-ven was, weer beftelde, fchoon de foon , noch niemant anders, iets van ’t goud wift. Defe deught, by de Sinefen wonderlijck, wierd foo hoogh by hen geacht, dat de ftadt hier af de naem van PToatgin (’t welck de Godtvruchtigheydt omhelïèndc betee-kent) kreeg, en dat fy voor defe man een kerck houden, tot bewijs van fijn aengena-me geheugenis ; de kerck felve wordt Changgin, dat is,altijdt Godtvruchtigh, genoemt.
Bergen. B/ Hoenj^en is een deel van de bergh H^w^,daerdeSinefcheKruytkenners van alle fijde naer toe komen,om felfame bloemen, entreffelijcke geneesmiddelen uyt dekruy-den te plucken en vergaderen, fonder echter ( ick weet niet door wat waengeloof}
-ocr page 121-Q S L nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;p
men weeren-vleefch wecckt, *t welck ick weet niet hoe gekruyt is. De Sinefen houden defe dranek in hooge achting, geeft goet voedfcl, en is foet en aengenaem van fmaeck.Sy noemen die gemeenelijck Fang-ciéuy als oft men geyte-wijn feyde. De ko-ning, die van de ftam LFaiminga is, woont binnen de wallen , daer men een heerlijck en vermaert paleys gebout heeft. Buyteil de poort naer d’ooftfijde,fiet men noch een paleys, dat oock’koftelijck en oud is, daer de Koning }ang gewent was des fomers de hitte van de fon t ontvluchten. Hy heerfch-te in’t fes hondert en tiende jaer naChriftus geboorte. Daer fijn vier vermaerde kerc-ken,aen helden gewijd. Dit landt heeft gebiedt over acht fteden,die alle van ’t ooften naer’t wellen tulTchen de vloet Fuen en dc Geele vloet leggen , wekkers namen fijn , I Fuencheu, i HUoy, 3 F^ingjaOi^ IQaihieUi steden. 5 FhinghiangiS Lingxe^j '^ungning lt;7^, 8 Zw.
De Keyfer Tuns begreep dele ftadt onder ’t landtfehap ICicheu, onder de conftel-latie Seng, Sy was eertijdts onder de ge-hoorfaemheydc der Köningen Cyn, daer na Gueii en Chao. De ftam van en Hana hebben haer met een felve naem LLaiy^en genoemt; Fanga noemde haer Haocheu^ en Faiminga heeft haer de naem, die fy noch heden heeft, gegeven.
De bergh Vanhu , naer ’t wellen van dc root-ftadt gelegen , is de hooghfte van alle ber- naernfie gen , en voert de naem van tien duyfent menfchen,die,toen een groote overvloejing van water het landt rontom bedeckte, op des fells top klommen,en dus,gelijck men feght, het gevaer van ’t water ontgingen.
By TFiäoy is de bergh Caotang , op de wekkeveel baden en warme fpringbron-nenfijn, en oock veel putten metfulck vuur, gelijck ick hier voor verhaelt heb.
In de vloeden is niets befonder, behal- Vloeden» ven een groote ftorting van water, oft een fluys in ’t geberghte {yyFingjao^ wekks geruyfch veel ftadien verre gehoort wordt} in voegen dat het niet veel voor ’t oude geruyfch van de Nyl befwijekt.
Daer fijn oock vele warme en kokende fpringbronnen by Hiaoy , die de gene van Futeoli in Italien eenighfins gelijcken j en indien de Sinefen naerftiger en nieusgieri-ger naer defe dingen waren, fy fouden hier uyt lichtelijck de felve werekingen können vinden j want men vind ’er van delelve die verfcheyde fmaeck en verwe hebben.
X A î
Sfeilen. gebiedt, wekkers namen fijn i Lugan, i. ChancUi 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sianghengi Luchingy
6 l-JptqHarii y Liching^ 8 Fïngxun. Sy heeft niet meer dan twee aenmerckelijcke kerc-ken , d’een aen '^tnnungus in ’t geberghte ^Peco, dat is, van alderhande vruchten, daer men oock een put fiet, by de welckc, ge-lijck fy fchrijven, yLinnungtis, d’eerfte Key-fer van Sin a , doch ick weet niet van wie , de faden van tarwe, geerfie, en aerdtvruch-ren ontfangen , en de middel van te oogh-Ifen, en d oogft in te krijgen, geleert heeft. De Poeten louden hier milïchicn feggen dat Qeres in Sina gereyft heeft. Xtnnungns leerde federt de felve konft aen fijn onder-faten j en defe kerek is tot een eeuwige ge-heugenis van foo aengenaem een faeckmet gvoote kolf en gebout.
Voortref- Fakieu is een bergh by Changçu, dus ge-feitjckße noemt uyt oorfaeck van de tortelduyven ,
Diiclen, Men vind daer veel bof-fchen,en oock een kaftecl,tot bcfcherming van ’t Landtlchap.
Lin is een bergh by FunlieUiQ^ de welck LLeuyuiyAck ervarentfte fchutter,met feven pijlen feven vogelen in de vlucht d’een nae d’ander fchoot.
By Luching is de bergh F^/w/fz/jdatis,koe verbergendej want fy fchrijven dat hier.een wreede en verwoede koe heeft geweeft, door veler doot vermaert, die eyndelijck van feker onbekent man in ’t hol van de bergh gebracht wierd,cn dat men hen bey-de federt niet weêr gefien heeft.
Vloeden. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vloeden is my niets gedenek-
waerdigh voorgevallen, behalven dat de vloet Chang fijn oorfprong heeft by Lugan in de bergen, die by de vloet Sin leggen.
De vijfde ftadt
FVEN CHEV.
Geleden. A Ls men de vX^^tFuen optreckt,vind ^9'^- /A men aen de weftfijde des oevers, in
’t midden tulTchen de hooftftadt en de ftadt Ptngyang, defe ftadt Fuencheu, aen een plaets, die tot de koopmanfehap feer bequaem is. Sy heeft haer naem van de vloet. Dit landtfehap krielt wel van bergen, maer is echter niet ongebout : want het heeft overvloedt van vruchtdragende ackers, groene boftchen , en veel wcyden , 7’reemde die voor’t vec fcct aengenaem fijn. Men dranek. maeckthier een heelkoftelijcke dranek van rijs, die voor onfe wijn niet wijekt, daer in
Dc
Hoeda-nigheyt. groots Gemeente oft 'vleck Sin. Nh dat wy de groote fteden befchre-ven hebben Joo fijn ’er noch eenige groote Gemeenten, die van de Sine-fen Chett genoemt worden , die , fchoon fy over eenige andere gemeenten gebieden , echter niet de naem en waerdigheydt van ftadt hebben. D’eerften van defe gemeenten is Sin^ die in haer enge hoeck landts, de welck noch vol van bergen is, twee anderen begrijpt, te weten, de tweede Simden , en de derde Vuhiang. Dit ge we ft van dit Landtfchap is het hooghfte, en heeft een kouder en dicker lucht, dan gemenelijck d’anderen. Hier fijn eenige foo hooge bergen, dat de gene die daer overtreckcn, lich-telijck een merckelijcke verandering van de lucht gevoelen; in voegen dat hy fomtijdts niet dick genoegh fimijnt om adem te fcheppen, en fwarelijck ingetrocken kan worden. De vloct Chochang heeft in defe bergen fijn oorfprong. Hier fijn drie voorname kercken,en een daer af devoornaem-fte , die eertijdts veel van de koningen be-focht wicrd,naer ’t zuyderdeel van deftadt, Venchung genoemt, in de welcke een groote boekery, en Koninklijcke boeck-oeffen-plaets gevonden wordt, daer in veel van d’oude koningen in de letteren en geleert-heydt beefich geweeft hebben. T'weede groote Gemeente Leao. De Gemeente Leao begrijpt twee anderen onder fich , te weten Juxe en Hoxun. Dit geweft verfchilt niet veel van ’t voorgaende, en word naer ’t oo-ften met een lange reecks van de bergen 'Heng beftoten. Het wordt heerlijck gehouden om de wortel Ginfeng , en om de muskus , daer af het overvloeyt. Het heeft twee voortreffelijeke kercken,van de welc-ken d’een van de Keyferlijcke ftam Cheva^ voor fekcr veldt-Overfte,gebout is, die daer een treffelijke verwinning behaelde, fchoon hy foo gewont uyt de ftrijdt quam , dat hy terftont daer na ftorf. Men fiet daer oock fijn graf, ’t welck feer heerlijck is. |
De derde Gemeente f e. De Sinefen fchrijven dat hetgeweft van de Gemeente Çe veylighftvan d’inval dervyanden isjwant herword van alle fijden van de Geele bergen, en van de vloer Sin befloten : in voegen dat men daer nauwelijeks in kan komen, om dat de toegang en opening der bergen foo eng is. Dele Gemeente heerfcht over vijf anderen, I Çf, 2. Caoping, 3 '^angching, 4 Linchuen^ 5 Sinxui, die alle in de vlackte der dalen leggen , behalven Caoping, op ’tgeberghte Hanuang gelegen, op een hooge plaets ge-bout, daer een aengename uytlicht over de bygelegene dalen is. Men vindt hier niets Roed-gedenckwacrdigh , als de vloet Han, dat is roode vloet ; om dat des felfs water root als bloedt fchijnt.De Sinefen fchrijven dat defe vloet eertijdts klacr heeft geweeft,en dathy door’tbloet van T«,ccn feer getrou Overfte der koningen CZz^Ojfijn roode verwe gekregen, en tot noch toe behouden heeft, om dat hy aen d’oever van defe vloet fijn haut geweidighlijck aen fich felf geflagen heeft. Veflingen. Dit Landtfchap telt in ’t geheel veertien groote veftingen, met wallen beftoten , voornamelijck tot de be-fcherming van de groote muur, en tot vey-ligheydt der wegen. Eenigen daer af overtreffen in grootheyt en menighte van volck de Gemeenten felve. De namen daer af fijn, I GneijveniZ. '\eugue'hT, ^oguei^àf Maye, Vangitn, 6 '^angho,y Caoxan,^ Henching, 9 Chinla, I o Cingy^en, 11 P'mgluj 12. Chttng-tan, 13 Gentangj id^Tangxmg. |
HET DERDE LANDTSCHAP
S I.
It vermaerde Landje fchap Xenfi met recht tegen al-ie d’andere Landt-fe fchappen van dit uytterfte Afia,voor-namclijck om de grootheyt en oud-heydt, om dat het
van oude tijden af de fetel van byna alle Keyfers van Sina geweeft heeft, te weten, van 't begin der Sinefen tot aen ’t eynde van de ftam Hana^ dat is,tot aen het twee-hondert en vierenfeftighfte jaer naChriftus geboorte. Dit wierd oock, foo veel men uyt d’oudc laerboeckcn kan merken , eerft door d’inwoonders van Sina bewoont ; en ick geloof uyt veel bondige redenen, dat fy van ’t weften naer ’t ooften voort getroc-ken fijn,niet lange na d’algemenezondvloec over ’t geheele Aerdrijck. Voorts,dit Lant-fchap is van de noorderlijekften een der gener die meeft naer ’t weften ftreckt, en aen deKoninkrijeken van Prtejier^oan,Caf-car en Tebet reyckt, de welcke alle van de Sinefen met een gemeene naem Sifan ge-noemt worden. Het ftreckt fichoock weft-
Men feght dat dit Landfehap in fich be-grijpt acht hondert een-en-dartigh duyfent te va» , een-cn-vijftigh huysgefinnen, en negen-en-dartigh hondert duyfent vier-en-dartigh''^^^^.’ duyfent, hondert en fes-en-feventigh man- vleet van nen,en voor gewoone fchatting betaelt ne- ^tnge». gentien hondert duyfentnegen-en-twintigh duyfent, feven-en-vijftigh lacken tarwe oft geerfte, drie hondert léftigh ponden fijn lijnwact, negen duyfent twee hondert ach-tien ponden van alderhande öpgemacckte fijde^, feventien duyfent hondert twee-eri-feventigh ponden katoen,hondert acht-en-twintigh duyfent, feven hondert en feven-tigh ponden katoen-lijnwaet, en vijftien hondert duyfent, veertien duyfent feven hondert negen-en-veertigh bundelen hooy voor des Konings paerden, behalven noch veel andere tollen en fchattingen.DitLant-fchap begrijpt in fijn fchoot acht edele fte-den , en hondert en feven mindere fteden , behalven d’andere veilingen en krijgsge-bouwen,van de welken negentien de voor-naemften fijn , dacr af wy hier nae füllen fpreken.
De lucht van ditgeweft is foet en aengc- Heeda-naem,en ’t landt vruchtbaer om d’overvloe- nigheydt-.
waerts uyt voorby de grenfen van Tanju een koninekrijek der Tartars, daer af het door de groote muur,endoor eenige veftin-gen , daer by gebout, gefcheyden wordt. De groote muur gaet niet deur dit geheele Lanatfchap,maerkoomt alleenlijck tot aen d’oever van de Geele vloet: ’t overige, over de vloet gelegen , heeft geen muur , en is echter tamelijck veyligh, vermidts het tuf-fchen brandende fand-vlackten,entuftchen de breede en diepe Geele vloet beftoten is. Dit Landtfehap wierdt eeitijdts meer dan nu gebout. De felve Geele vloet, tufl'chen dit en ’t Landtfehap deurvloeyende , verftreckt naer ’t ooften tot grenspael ; in voegen dat defe groote Geele vloet byna drie lijden van dit Landtfehap befpoelt. De vierde fijde , die naer ’t fuyden overigh is wordt van een deurgaende reeks van dicke bergen beftoten , door de welcken het van Honarij Suchiisnj en Hiiqnang afgefcheyden is.
, jing der ftromende wateren, en overvloedt van landtbouwers : in voeden dat het landt al ’t gene in groote menighte voort brengt, dat tot gebruyck van ’t leven nootfakelijck is. Hier fijn vele goudt-aderen , en in foo groot een overvloet, dat, fchoon het door de wetten van ’t landt verboden is ’t ingewant van d’aerde te deurfnuffclcn, oft mijnen t’openen,een ontellijcke menighte van menfehen hun koft gemackelijck winnen met dat uyt de ftroomen te vergaderen, die ’t meê fleepen , en met fant vermengt, afdrijven , van het wclcke het dan gefuyvert word. Dit volck is ten meeftendeel heufeh, beminners van vreemdelingen,en facht van feden, en niet foo onbequaem tot de befig-heden van de geeft, als wel d’andere noord-fche Sinefen.
Dit Landtfehap heeft een ongemack,dat het meer gebreck van regen heeft,dan d’andere noordtfche landtfchappen,en dickwijls sprM-foo groot een afbreuck van de fprinckha- hanetii
54
nen lijdt, dat, fchoon d’overigheden alle niemant, dan de Gefant, met eenkleyn ge-* ftaten van menfehen dwingen buyten in felfchap,om fijn ftaet te toonen, tot debin-’t velt, als tot d’oorlogh en dooding der nenfte deelen van ’t Rijck,en voornamelijk fpiinckhanen te gacn , fy echter fomtijdts alles foodanigh verdelgen , dat men byna niets groen op ’t velt fiet : ja'fy fijn dickwijls in foo groot een menightc, dat fy , als oft fy met een cklips drcygen , dc Son ver-duyfteren, en dat alles, ’t wclck het men- wijls beproeven. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gewach macckt, en onder de twaclf kofte- Dit Landfehap brengt oock vele en tref- hjeke fteenen telt,die aen Aäfons kleedt ge-felijcke geneesmiddelen voort, en voorna-melijck Rheubarbar, ’t welck niet wilt is, Eheubar-bar van Sina. fchelijck ooghbereycken kan,met defefeer laftige bloedeloofe heeften befet is. Dc Sinefen hebben echter geene af keer van de fpijs der fprinckhanenj ja vele van hen houden die koftelijck en voor een groote lec-kerny, als fy gekoockt fijn. Schoon dit landtfehap feer weynigh rijs voortbrengt, foo is ’t echter feer vruchtbaer van tarwe en we, tot fekere hooghte gewaffen , dwingt hen dickwijls hun fchapen in d’ackers te fetten, om oock in de winter'd’ooghft te doen af-eeten, die, gelijck men gelooft, in de lente weer uytfpruytende, meer krachts heeft, ’t welck onfe Europers oock dick-gelijck eenige achten, maer alleenlijck een naerftige bouwing behoeft. De Sinefen noemen ’c gemeynelijck T^aihoang. De wortel is tamelijck vaft, met veel uytfleekende knorven. De bladen verfchillen niet veel van onfe kools-bladen, die fy echter in groothcydt overtreffen. Sy fteken een gat in de wortel, hangen die in de fchaduw op, en maken hem droogh ; want als hy in de fonnefchijn hangt , verliefthy fijn kracht. Het meeftendeel van ’t Rheubarbar, dat tot ons gebracht wordt, koomt uyt dit landt-fchap,en uyt een ander landtfehap. Sichren genocmt,namelijck over de zee van Indien, oft Cafiar, oAflracanta en RuJferij oft deur ^ebét, JVLogor en Perßen, Want de gene , (gelijck ick wel weet) die wil dat de Rheubarbar in defc ge weft en waft, is niet feer in faken ervaren. Maer men feght dat wy hem van daer hebben , om dat die volcken hem koopen en brengen , en om dat men niet weet dat hy uyt Sina gebracht word. Want de Tureken en Samarcaners trecken door de verdichte Gefantfehappen van hun Köningen byna jarelijeks in Sina, ’t welck fy Catay noemen, om onder de fchijn van dit gefantfehap vryelijeker met dc Sinefen te handelen , die echter geboden hebben dat |
tot het hof des Keyfers tePekin magh deur-dringen. D’anderen moeten buyren de muur , in de fteden Canebeu en Socheu blij- ven , daer d’Onder-koning van dit landtfehap fijn fetel heeft,die op dusdanige handelingen, en oock op de Tartars felven, op dat fy niet ylings een inval fouden doen , naerftighlijck waeckt. Maer ick fal hier af bequamelijeker op fijn plaets fpreken. Sy ftellen den fteen jafpis onder de kofte- De]afiis lijekfte fteenen j want die is hier in groote by de si-waerde, en in hooge achting, en word van de Sinefen Pu genoemt. De kooplieden krijgen hem uyt het Koninekrijek Tarken , en verkoopen hem hier met groote win ft. Hy gelijekt d’Agaet oft Jafpis van Europa, behalven dat hy meer glans heeft, en wit-achtigh is, om dat hy meteen heldere blauwe verwe ondermengt is. lek word lichte-lijck bewogen om te gelooven, dat dit een van de gene is, daer af de Heylige Schrift voeght waren, indien men maer een vierkant foo groot kan vinden , dat d’een fijde daer af een halve palm groot is , dacr af de waerde onwaerdeerlijck fou fijn, en van dc Keyfer alleen gekocht können worden. De landtvooghden en voornaemften van d’o-yerigheydt maken hun gordels en boorden van de ftucken en broeken van defe fteen : maer d’anderen hebben die van goudt, fil-ver, elpenbeen, oft van andere diergelijeke ftoffe, naer yders ftaet en waerdigheydt,die hy bedient. Defe kooplieden koopen en voeren een groote menighte van Rheubarbar, Muskus en diergelijke dingen van de Sinefen wegh, die defe waren feer tijdighlijck naer Can-cheUj de koopftadt, voeren, foo hacft als fy hooren dat defe benden van handelacrs voorhanden fijn. Maer op dat niemant langer fou twijffe-len wat muskus is, foo fal ick ’t gene feg-^^Xz^f/ gen , dat ick meer dan eens met mijn eyge muskus oogen gefien heb. Het is dan een knorf oft gefwel acn de navel van een beeft , dat een kleyne beurfc gelijekt, en in een dun vel en fijn hayr overtrocken beftaet. De Sinefen noemen het dier felf X?, daer afkoomt,’t welck reuck van het dier oft reuck afgevende, ’t welck muskus is, bete-kent.Ditdier heeft vier voeten,gelijckt wel een |
een kleyn hert, behalven dat het hayr wat fwarter is, en geen hoornen heeft , welcks vleefch, doot lijnde, van de Sinefen oock voor fpijs gebruyckt word. In dit Landt-lchap, gelijek oock in Suchueny ^unnan.Qn de plaetfen naeft aen ’t wellen gelegen , word een groote overvloet van muskus gevonden , gelijek ick op lijn plaets verhalen fal. Indien defe knorven oft fackjes füyver en onvcrvalfcht lijn , foo worden fy hoogh geacht, en geven foo krachtigh een reuck af, dat fy de reuck-ader felve befchadigen , gelijek een al tekrachtigh licht oft gedruys aen d’oogen en aen d’ooren fchadelijck is. Maer d’argliftige kooplieden vullen de fack-jes,vande huyt van ’t felve beeft gemaeckt, met het bloet,vel, en andere nietige dingert van ’t felve beeft, daer fy een weynigh muskus by doen , en dat als fuyvere en onver-valfchte muskus verkoopen. |
Men maeckt in dit landtfehap van lchape-wol, als van geyte-hayr, een geeftigh laken en kleet, ’t welck het laken der Milaners, dat fy Sayetten noemen, oft fteen wierd gevonden in’t jact feftien kon-derc vijf-en-twintigh, terwijl in de ftadt Sa-ny^en d’aerde tot een groeve uytgedolven wierd, oni daer de grontveft van een milur te leggen. De beftierdcr Van de plaets, van defe gevonde fteen bericht, en de reekenen van defe eerwaerdige oudheydt, van de welcke de Sinefen groote liefhebbers lijn , van naby bellen hebbende, deê terftont een gefchrift tot lof van de fteen uytkomen, en op een andere fteen van de felve groote de befchrijving van de gevonde fteen fetten , en dit alles met de felve letteren en merken, daer hy getrouwe forgh voor droegh. De vaders van onfe Societeyt hebben een af-beelcfel naer ’t oorfpronekelijek, met d’uyt-legging tot Romen gebracht, daer het heden, met de bedieding, die in ’t jaer feftien hondert een-en-dartigh te Romen gedruckt wierd , in de boeckery van ’t Profefti-huys der Societeyt J e s u bewaert wordt. De fteen is vijf palmen breet, een dick, en by-na tien lang; en vooraen is een kruys,byna gelijek de Ridders van Malta dragen. De niets toegeeft, oft dat verre overtreft. Men gene, die meer kennis daer af begeert, belie |
Be chri-ßelijcke wet by de Sinefenz achten lijn, en andere diergelijeke dingen , en voornamelijck fcherpe hoeden op onfe wijfe, doch echter fonder randen, die by de Sinefen gemenelijck van de krijgslieden en mannen gebruyckt worden,van alle’t welck dit landtfehap byna ’tgeheele uytter-fte Alia verforght. Wat hetgeyte-hayr aen-gaet, fy gebruycken daer af niets anders , dan ’tgene dat het diepfte ftaet, en ’t fachte winter-hayr, ’t welck het fachtfte en fijn-fte is. De Sinefen noemen het winter-hayr, om dat het in de winter op ’t lijf van dele beeilen waft, als oft de natuur aen hen een befchutting voor de koude gaf. ’t Gene,’t welck voornamelijck ditLant-fchap vermaert maeckt, is defe feer oude fteen , daer ten deel met Syrifche , en ten deel met Sinefche letteren de Goddelijeke wet op gefneden is, door de nakomers der Apoftelen tot de Sinefen gebracht. Men leeft daer op de namen der BilTchoppen en Priefters van die tijdt,en oock de voorrechten en gunft-bewijlingen der Sinefche Key-fers. Defe fteen begrijpt oock in lieh een korte, maer feer beknopte en wonderlijeke verklaring van deChriftelijke wet,in een feer welfprekende Sinefche ftijl gemaeckt, daer af, met Godts hulp , in de tweede Decade ,van ons Kort begrijp der Sinefche Hillo-rien, breeder gefproken fal worden. Defe de E. Athanalius Kircherus gefchreven , daer hy die heel breedelijck uytgebreydt fal vinden, oft oock in ’t verhael van Sina , door de E. Alvarez Semedo gemaeckt. |
De vaders van onfe Societeyt hebben „ , dan dele vergete kennis van Godts wet,die ]efuyten door foo lang verloop van tijdt uyt de ge- weer Tjer-, heugenis der menfehen uytgewifcht was, wéér ingevoert, en opgerecht, vele kereken aen de levendige en ware Godt gebouwt, de welcke van een groot getal Chriftenen befocht, en met groote Godtvruchtigheyd geviert worden. Twee van onfe vaders bouwen hier met groote wackerheydt defe nieuwe wijngaert des Heeren, van de welcke d’een lijn fetel in de hooftftadt felve geveft heeft,en d’ander reyft dickwijls deur ’t Landtfehap , om de Godsdienft re ver-breyden, en de welftant der lielen te bevorderen , daer de noodt meeft vereyfcht, om aen alle, die ’t begecren , het broot der za-ligheydt te breken en meê te deelen. De eerfte en Hooftlladt I G A N. Croot~ Jgan , de Hoofcftadt, indien ’er een is, heydten wijckt voorweynigh anderen,foo men op had- gelegenhcydt in een luftigh en |
HET DERDE en fchoon landt, op haer oudtheydt,fterck-heydt en vaftigheydt der muren, op de fchoonheydt van haer uycficht, en op de grootheydt van toeloop fiet. Haer muren hebben drie Duytfche mijlen in hun omkeer, en lijn foo fterck en heerlijck , dat de genen, die daer woonen,feggen dat fygou-de wallen heeft, daer torens , d’een hooger dan d’ander,en koftelijckgewerckt,opftaen, op een behoorelijcke wijdte van malkander gefet. Sy heeft in haer wallen niet meer dan vier poorten , tot beter bewarenis, en grooter fekerheydt. Haer oudtheydt kan men hier uyt afmeten, dat drie Keyferlijke flammen daer in geheerfcht hebben, te weten Che^at Cina en iTana : en dieshalven is defe ftadt vol van heerlijcke gebouwen,foo buyten als binnen de wallen. De vermakc-lijcke aenfchouwing naer de ftadt vermeerdert noch der felver fchoonheydt : want hoewel fy aen de zuyder-oever van de vloet Guei gelegen is,foo is fy echter foo opgaen-de, dat de gebouwen, allengs met de bergh oprijfcnde,gelijk met de wallen als een groo-te fchoubnrgh, aengenaem om te lien, lieh vertoonen,daer d’ondergelegene vloet noch groote fchoonheyt en nuttigheyd toe doet, lek fou een geheel boeck behoeven,foo ick alles, ’t welck hier wondeilijck is, wilde ophalen. Maer om ’t gene , ’t wclck waer-digh is geweten te worden , niet voorby te gacn, foo fal ick alleen, dat hier volght, in wcynigh woorden verhalen. heeft drie bruggen over de vloet Cjusi, d’een aen dooft lij de , de tweede in ’t midden , en de darde naer ’t wellen , die alle vele en hooge boogen hebben, van ge-houwe vierkante fteen gemaeckt, met yle-re balckcn, leeuwen-beelden, en diergelijc-kc verçieringen, tot vaftigheydt en verçie-ring van ’t gebou. De ftadt Lanüen heeft een vierde brugh, die defe drie niet on-gelijck en is. Ick vind niet de moeyte waer-digh om d’anderen, van minder naem en achting lijnde, hier op te halen. Daer is oock een tooren, Ten genoemt, dat is, met negen ronden,die negen folderingen hoogh is,en alle d’anderen van defe plaets in hoog-heydt en glans overtreft. Hy is geheel van fteen, en van binnen met marmer bekleed. Maer wy füllen elders beter plaets hebben om defe fware gebouwen te befchrijven. Treffe- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wcftlijdc vau dc ftadt is een be- itjcke vy- Ilote water , oft vy ver, Vijang genoemt, van alle lijden met een muur befloten , die in lijn ommekring dartigh ftadien bellaet, |
LANDTSCHAP een deel van de bergh Lunçxen behelft, eil tot aen de vloedt Guei reyckr,daer uyt men grachten, poelen en ftaende waters graeft, om daer vlottende toonneelen voor de fcheeps-ftrijden te vertoonen.Men telt binnen de muren feven prachtige paleyfen , en feventien falen,oft toonneelen, met gewelf-felen overdeckt, om de geeft te verheugen, in ’t geheele parck van de vijver gebout, onder de wclcken leven d’anderen in groot-heydt en vcrçiering overtreffen. Men liet hier oock de prachtige graven der oude koningen , en onder delen de graven van ^T;;//,J^;7;/j’,enU't;//a’,dic,lchoon oudtlijnde , echter niet veracht behooren te worden. Sy heeft veel kercken,onderde wekken i^^^cken. elf in grootheydt en glans uytfteeken. Maer onder foo vele kereken , aen d’afgo-den gewijdt, is echter een heylige plaets en kerek , door de Jefuyten aen de ware Godt gewijdt, de welcke in de ftadt felve ftaet, enwaerdighis om niet onder de,minften getelt te worden j en die van de Sinefen en Tartars, door de naerftigheydt der onfen Chriftenen geworden,veel befocht is.Want vermidts een kleyne koning in defe ftadt woont, met een tamelijck getal van Tartars, foo hebben lieh niet wcynigh van hen tot het Chriftendom begeven , en lieh onder Chriftus vaendel laten infchrijven.God, die foo goedt een werek begonnen heeft, geef dat dit een goede voortgang en aen-was magh hebben. In Tt)W deeling behoorde dit gewelf aen ’t landtfehap Tung^onder de conftellatie van Cing en Quei. Het was ’t vaderlandt van de Keyferlijcke ftam Che-va , en der felver fetel, en van de ftam China ^^nangchung ^e^”^ genoemt. In de tijdt der koningen heerfch-te hier de koning Qyn^ daer na Guei, en federt SujïiSy maer na ’t verdelgen der koningen, noemde de ftam Sunga haer Tunghtng, y^ena Qanß, en Taiminga, alleenlijck de lilben verfettende, Sigan, ’t welck ruft van ’t wellen betekent. Het landt van de ftadt heeft veel bergen, die ten meeftendeel aengenaem lijn, be-flaet een ruyme plaets, en heeft overvloet van al ’t gene dat nootfakelijck is. Men telt daer in fes-en-dartigh Heden, i Sigan, steden. 2. Hienyang,} TTingpingj^Linchang,^ King-yang, 6 Caoling, 7 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8 Laht'ien, 5) Lt^^o, I o Kan g o, 11 Chingan, 11 T'ung o, 13 Cha-oje, 14 Hoyang, i y Chtng 17 Hanchingi 18 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0,15) tToayyni t. o (guei- nan^ |
narii 11 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11 Conan, 13 iCanjang,
14 ^angnan, 'Llt;ÿ Tao q , 2. 6 Sanjuen , T^ungqnon, 1.^ TPing, Kien , 5 o Pungciuen, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 3 z. ^ungxen ,
3 3 Tuen o , 34 ICtinhoa, 3 5 Xanxui, 3 ó' Chanoun.
Men vangt hier feer Veel herten, hafen , dafien, en diergelijeke wilde heeften. Daer is oock een flach van vleermuyfen , foö groot als onfe hoenders , w^elckers vleefch van de Sinelèn boven dat van dé leckere hoenders geftelt wordt. Men vindt daer oock feker kruyt, ’twelck, geeten lijnde, rerftont de droefheydt verdrijft, en gelach en vrolijekheyt verweckt. Dit kruyt groeyt voornamelijck op de bergh ISlieuxeii, en w’ordt van de Sinefen genoemt. Men delft hier oock fpier-witte aerde uyt, de wœleke van de vrouwen in plaets van blanc-ketfel begeert en gebruyckt word , om dat fy hun fchoonheydt vermeerdert, vermidts fy, in water geweeckt, alle fwarte plecken des lighaems afwifcht en verdrijft.
De ftadt Sanj^ven verdient lof om haer muskus, en om haer ftoffen, van geyte-vel-len gemaeckt, daer af een grootc overvloet is, en men hier een rijeke en overvloedige merekt heeft.
De ftadt Linchang heeft een bergh , LT mon genoemt, op de welck een bron is, die ’t kriftal gelijck is, en een w^onderlijcke na-
Vreem-dighe-den.
rreffelyc-ke her“
^ron-van tuLir heeft: want hoe^rel het ^sf^ater nau^Xi^e-
wonder-lijcke nA-tuttr.
lijeks vier ellebogen hoogh is, foo is echter het bovenfte feer kout, en in de gront foo heet, dat nieinant fijn voeten op de bodem kan houden.
Men fiet by Lantïcn de bergh Jö , daer uyt blaeu minerael gedolven word,’t welck men,gclijck weede, gebruyckt om de klee-deren te verween. Hier is oock de bergh Ciepuon, die groot, en f^arclijck om op te klimmen is, op de wclck een veiling tot befcherming van de wegh is. By Wucung is de bergh , die van de waengeloovige Sinefche berghkenners in delfde plaets onder de geluckige bergen gctelt ^mrdt. Sy fcggen dat men , foo men daer op de trommel floegh , blixem , donder en groot onweer verwecken fou ; en dicshalven is fwarelijck verboden ,-en gantfeh ongeoor-loft daer op de trommel te llaen.
By Xunhoa is de bergh CancinjenA^t is, de bergh van de foete bron ; want hier is een bron van feer foet water, boven de
Î S I. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;57
De vloet Guèi befproeyt nâer ’t noorden de ftadt, maeckt de w^eyden vruchtbaer, en heeft fijn oorfprong by de ftadt Gueif^en , in dat deel van ’t Landtfchap,dat fich weft-vfgt;aerts uytftreckt, en neemt fijn loop haet ’t ooften, en, fich een weynigh zuydwaerts kecrendc,valt in de Geele vloet, en pooght vergeefs door fijn klaer water d’anderc klaerder te maken. De vloet King, die wel bekent is , vloeyt oock aen de noordfijde Van de ftadt in de vloet Guei.
De vloet Tae vertoont fich oock op de llooghfte en bloote top van de bergh plani van daer hy met groot gedruys en geWelt van water ylings afftort.
Naer de zuydlijde van de hooftftadt is Poelen, een leer groote poel. Pan genoemt, die uyt oftmee^ de toevloejing der vloeden fpruyt. Naer d’ooftfijde van de ftadt Tungquon is noch een andere poel. Naer ’t zuydooftcn van de ftadt is noch een poel , met handen gemaeckt , cn uyt de vloedt Guei met grachten gegraven, van de Keyfer Pliaonju^ tot stheeps-eerlijck vcrmaeck van de geeft gemaeckt llryden en verkiert, daer hy noch een heerlijck pa-leys , boflehen cn çierlijcke bloemen by- ^ermaek. Voeghde j in welckc plaets hy , om fich te verheugen , dickwijls gafteryen met de fijnen hield, en oock tooneel-fpeelen , en andere fchou-fpeclen aen hen vertoonde. De felve Keyfer deê oock naer ’t zuydwcften Van de ftadt een andere poel graven, Ouen-rning genoemt, in de welcken hy dickwijls fijn krijghslieden te fcheep tegen elckan-der deê ftrijden , om hen allengs tot de fcheeps-ftrijdcn te gewennen, want vermidts hy voorgenomen hadt oorlogh tegen de zuyderlijcke Landtfehappen te voeren, daer alles van fchepen en water krielt, foo onderwees hyde fijnen,door dele fpeel-oefteningen tot d’aenftaende ftrijden , om hen daer door,naer de Romeynfche wijfe.
uyt de leer-jaren te brengen. Hy deê oock naer ’t zuyden een andere groote poel maken, en daer by een aengenaem parek, ST len genoemt, daer hy na defe fpeelen fich tot ruften begaf. Hy ftelde in de felve poel oock een grootc fteenc vifch, en rechte die, gelijck een klip , onder ’t water op, om de fcheepslicdeiijherwaerts en derwaerts voor-by varende,de klippen cn baneken te leren mijden. Men feght dat defe vifch,foo dick-wij Is als ’er regen voor-handen is,een groot getier maeckt, miïTchien uyt de weêrgalm welcke een fael en heerlijck huys', tot ver- van eenigh weêrkâetfendt geluydt. Sy feg-maeck en verlufting van de geeft,gebout is. gen oock , dat defe Keyfer fomtijdts in fijn sinefen.
P nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;droom
-ocr page 131-
droom fagh dat defe vifch, met d’angel gevangen, byftant van hem verfocht, en hulp begeerde, en dat fy warelijck in de volgende dagh de vifch met d’angel in defe poel gevangen bevonden, en dat de Kèyfer, aen fijn droom gedenekende, de vifch los liet, €n hem vry liet gaen : daer by, dat de Key-fer,met de viffchcry befigh,in fijn net twee paerlen vondt, van de Sinefen Aiinq^^ue ge-noemt, dat is, fteenen van de klare Maen, ï Vungciang , Kïxarii 3 Taoki, 4. Pufung, stederk lAuii 6 Lindeni y Lung q:, 8 L^ingjang. |
Tvus heeft dit landt gelijck een hooft-landt gedeelt. De ftam Che'ua heeft het onder ’t Landtfehap Ki geftclt,’t welck van de {lichters van de ftam Che^a,r\och koninek-jes fijnde, befeten wierd. Sedert heeft het koninekje dn het felve landtfehap te leen gehad j en van daer hebben de koninekjes |
afgaen van de Maen grooter en kleynder worden, gelijck men oock van de Selenite verfekert. Sommigen van de Sinefen vel- d’uytheemlche volcken gefproten is. De fekeren dat ’er noch diergelijeke fteenen in ftam Uana heeft dit landtfehap Hingking Sina fijn , jae noch in ’t paleys gevonden genoemt ; en ’t voert heden de naem van worden j maer fy willen dat de prijs daer af de ftam L^'anga. Het deelt fijn papegayen onwaerdeerlijck is. Als de Keyfer defe ftce- fihenek njan de danekhare ^ifih, die ick ^an dangel ^erlofi, en nbsp;nbsp;nbsp;gelaten heb. De tweede ftadt Sineßhe fhenix^ gemeenelijck Lung genoemt wordt : en Ciang betcekent by hen geluck 3 uyt welc-ke twee defe naem te famen gefet is. Sy foo groot gedruys en gekraeck uytgeven , fchilderen en befchrijven defe vogel met dat men ’t dertigh ftadien, en noch verder, een wonderlijcke verfcheydenhcydt van verwen , en feggen dat hy altijdt alleen, en feer felden, tot een feer goet voorteeken De ftadt Lungciang leght aen de noor-dèrlijcke oever van de vloet Ling. Sy voert de naem van de vogel Phenix , een vogel, die by de Sinefen voor een teeken van feer groot geluck geacht, en, ge-van ’t Rijck, verfchijnt. Ick, wat my aen-gaet, kan lichtelijck gelooven dat’er een Phenix is, oft ten minllen feker flach van Arenden, die vreemt, en verfcheyden van verwe fijn, met welcks afbeeltfels de Sinefen gemeenelijck hun tapijten en koftelijc-ke kleeden vercieren. Defe lladt is tame-wen, die niet te verachten fijn , en onder defe vijf, die uytfteccken. ’t Gehcelc landt wordt gebout. De lucht is tamelijck foet en getempert, het landt vruchtbaer van de vloeden, en tuflchen-vloeycnde beeken ; want daer fijn vijf vloeden, die dit Landtfehap deurfnijden , dat van feer hooge bergen , als met een ftereke wal, omringt is. Defe ftadt heeft acht lieden onder fich, baent, van de welcke , gelijck ick in mijn Kort begrijp vertoon, de naem van Sina by men. |
en andere fprekende vogelen byna aen alle andere landen mee. Men vind hier feker flagh van fwarte flangen, van de welckeii een tegen-vergift tegens feer veel fieckten gemaeckt wordt. By de ftadt Lingyang Wordt een vifch gevonden , van de Sinefen Steen genoemt, die, gedrooght en tot Hof gemaeckt, en op fijde lakenen gefpreydt, hen tegen de motten befchermt en bevrijd. De bergh Ldan y om fijn grootheydt voornamelijck t’aenmercken , begint aen de ftadt ld , en ftreckt lieh van daer deur ’t landt der lieden Lmntien en Llu. ^Paoki heeft de bergh Chinçang y welcks top de gedaente van een haen gelijckt. Men feght dat, als ’er ftorm oft donder tc verwachten is, des felfs holen en winckels kan hooren. Hier is oock de bergh KecUy oft der tien fteene trommels, van de koning Smjenus daer geflclt; op dat de jagers,het wildt fien-de, daer meê een teeken fouden geven, en d’anderen verwittigen. Hier is mededebergh7^/pdgt;,die alle d’anderen in hooghte’overtreft,en in ’t midden van de fomer fijn witte toppen , van fneeu blinckende , vertoont, en tot by de ftadt KLui gefien wordt. Niet verre van hier is oock de bergh G[uan y daer op een treftclijeke veiling is, tot befcherming van ’t Landtfehap, daer op men valcken en gieren, die tot de vogel-jaght gebruyckt worden,en ftoute en edelmoedige roofvogels fijn, vangt. De voornaemfte vloeden l^n LungyGuei, en Ling. Aen d’ooftfijde van de ftadt is een poel, tame- |
X E N s I.
tamelijck groot, genoemt, en noch een ander, die grooter is, by de ftadt Lung, geheetcn. De derde ftadt HANCHVNG. Over-'vloet njan dingen. Steden. Oude na~ men. De vloet Irlan ooft^aefts afkomen-de,befpoelt de wallen van defe ftadt, die haer naem iTanchung van de faeck felve aekregen heeft,vermidts der fel-ver landt byna geheel tuftchen d’oofterlijc-ke vloet Han^ en de wefterlijeke vloet Uan leght. Het landt felf rijft op tot feer hooge bergen dicht by malkander, die vele en aengename velden in fich befluyten , daer men al ’t gene , dat tot het leven noodigh is, in overvloet kan vinden. Hier is boven al een groote menighte van honigh en was, en veel muskus en cinnabar. Men ontmoet hiçr oock dickwijls op de wegen geheele benden van herten en daften, en een groot getal van beeren , vyanden van de herten. De Sinefen houden de voorfte voeten der beeren in hooge achting,en tot groote lec-kerny. Defe ftadt heerlcht over feftien fte-den, die een feer groote ftreeck landts, teil meeftendeel '^oeft, uyt oorfaeck van de bergen,bedaen. De namen der fteden fijn, I Hanchung, i Paoching,} nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tangs ç 6 Funv. 7 M-ien^ 8 Ninffkiaw o,-ciTcn, 15 Sïnjang, 14 iTanjn , i ; Peho, In de deeling van T^us verkreegh dit Landtfchapcen lelve plaets,als ’t voorgaen-de ; maer de Keyfer, die een Starrekenner heeft ge weeft, wilde dat het onder de con-ftellatie van Te en Chin fou wefen. Het behoorde eertijdts aen de koninekjes Cin, die van hier begonnen het Rijck in te nemen , en ’t geheel geflacht van Qhe^a te verdelgen. Hier is t oocFi^QxLieHpanguSiAc ftich-ter van de ftam pTana , de wapenen tegen de ftam Cina aentaftende, en de naem van Veldc-overfte verlatende, de konineklijeke naem aen-nam, en d’eerfte defe ftadt Han-chang noemde. De ftammen ‘Tanga en Sunga veranderden die in pTingyven ’y maer ‘Tawiinga gaf haer weer de felve naem. De ftadt is ruym en volckrijck , in een plaets, die van natuur fterek is, gelegen, met bergen en bolTchen, als met een vafte wal, be-floten , en altijdt in d’oorlogen, die in Sina gevoert fijn, van groot belanggerekent. |
Men fiet hier vijf voortreftelijeke kereken, aen helden gewijdt, onder de welchen een is, aen Changleangus toegeeygent, tot een change aengename en eeuwige geheugenis van een overwonderlijck werck,daer af ick terftont fpreken fal ; cn ick geloof dat ’er in de geheele weerelt , foo verre als die bekent is, geen ander by dit te vergclijeken is. TufTchen defe en de hooftftadt was een af-gelege en kromme wegh , en nauwelijeks eenigh recht voetpadt,uyt oorfaeck van de hooge en woefte bergen, en de diepe dalen en belemmeringen 5 en dieshalvcn waren fy genootfacekt gemeenelijck ooftwaerts om te trecken, en de grenfen van ’t landtfehap Honan te naderen , daer na weêr noorde-xvaerts te keeren, en de wegh te hervatten : in voegen dat men een wegh van meer dan twee oLiyfcnt ftadien moeft af leggen , in plaets dat men nauwelijeks tachtigh ftadien hadt te reyfch, als men de reys over ’t ge-berghtc nam. Dieshalven , toen de ftam Cina vcrdelght was, en Lieupangns tegen Pïiangy^us om de hcerfchappy ftreedt, vierden van Changleangus , Lieu^angus ge-troufte en voorfichtighfte Vcldt-overfte gt;nbsp;defe Woefte bergen, yffelijcke kuylen, en diepe daleii effen gemaeckt, om de vluchtende Vyanden te voorkomen, en hen de vegh af te fnijden* Defe bergen dan wier-den met een ongeloöffelijcke gefwintheyt, en groote arbeydt effen gemaekt ; in welck Verek hy veel höndert duyfent menfehen, en fijn geheele heyr deê wereken, en aen yder bende feker deel van een bergh toe wees, ’t welck fy effen en beganekelijek fouden maken : in Voegen dat men daer muren van de bergen fagh rijfen, die van weêffijdeil in ’t loot opgingeujcn foo hoog waren,dat fy byna aen de hemel fchenen te rcycken, en de Wegh felf naulijeks ’t licht, fchoon het van om hoogh valt, kon krijgen. Hy deê op fommige plaetfen brug- Wondet-gen maken , en balcken met plancken bc-leydt, van bergh op bergh toc-ftellen , en gaten tuffehen de famen-voegingen der^^r^f-,^* bergen en klippen houwen en graven, op de wekken de balcken fteun fouden hebben, voornamelijck daer de vloeden,uyt de bergen vallende, als een wegh baenen, wekkers paden hy dickwijls volghde.Maer ter plaets, daer de dalen breeder lijn,deê hy pylers fetten ; en byna het derde-deel van de wegh beftaet in dusdanige bruggen, die op fommige plaetfen foo hoogh fijn, dat men nauwelijeks fonder fchrick de bodem |
van
HET DERDE 1, ANDTSCHAP
Aenmer-keltjcke bergen. van d’afgront kan fien. De wegh is föo breetjdat er vier ruyters fijde aen njde können rijden ; en defe wegh wordt noch onderhonden tot gemack der reyhgers, en dieshalvcn fijn in fekere plaetfen huyfen en herbergen , oni de reyfende lieden te ont-fangen. De geheele wegh is met aerde bedeckt ; en op dat de reyfigers geen gevaer fonden lopen om van defe bruggen in d’af-gronden te vallen, foo heeft men van weerlij den galderyen en honte oft yfere leuningen gefet. De felve is foo lang, dat fy van defe fiadt af flreckt tot aen dat deel van de hoofeftadt, ’t welck weftwaerts leght, daer des lelfs eynde omtrent dertigh ftadien van de ftadt af is. De Sinefen noemen defe brugh QtentaOi oft de weghder leuningen. De bergh begint by Sihtang , en loopt van daer voort tot aen ’t Landrfchap SuchMerii aen de ftadt Pa. By Ltoyang is de bergh PonÏH, dat is, van de koftelijeke vrou ; want men fiet daer de beeltenis van een feer fchoonc vrou , niet door konft gefneden , maer van de natuur gemaeckt. • Çuking is een feer hooge bergh, en heeft een lchrickelijcke afgront by Styang. is oock een bergh,by de ftadt Pung^ in de welck twec-en-feventigh holen eet^c worden. Daer is oock’t geberghte Piankii in ’t welck een groote poel is. Niet verre bergh Vutu^ uyt de welck dit \oang. ininerael getrocken wordt, ’t welck de Sinefen Hiunghoang noemen. Sy houden dit als een opperfte en belchuttendc hulp-mid-del tegen alle vergiften,tegen quade koort-fen , en tegen de fchadelijcke hitte van de hontsdagen, en nemen dat in, in wijn ge-weeckr. Het is root en geel van verwe, en met fwarte ftippen gemerekt. Het gelijekt de krijtfteen , oft harde aerde, en vcrfchilt van verwe niet veel van vermiljoen, be-halven dat het wat naer ’t geel trcckt, en onbequaem om mee te fchilderen is. lek heb noch een kleyn ftuck van defe geneesmiddel by my, maer ick fie dat het by de Gencesmeefters van Europa niet bekent is ; en ick vindt geen gewach daer af Schrijvers. by onfe De vloet Uan, foo d’oofterlijcke, als de wefterlijeke , befit hier d’eerfte plaets. De eerftc heeft fijn oorfprong uyt de bergen van de ftadt QiXinchea, en d’ander ont-fpringt boven de ftadt Pum, en fy vloeyen beyde voort met een groote overvloet van water, en'deur een groote ftreeck landts,cn können overal fchepen dragen. D’andcfen van minder naem lult ghy in de kaert vinden. |
De vierde ftadt pingleang. De ftadt Pingleang heeft een landt dat overvloedt van alle dingen, bergen , die aengenaem om faenfchouwcn , en niet fchrickelijck lijn , en vermakelijeke wateren heeft. Sy gebiedt over tien lieden, I Pingleang, x Çungfin, 3 Hoating, 4 Q^i- steden, ny^en, 5 Ku’^’ven o, 6 King o , 7 Lingfai, 8 Qhoangleang, 9 Lungte, i o Cingning o. In dele ftadt fijn drie kereken , aen helden gewijdt, die d’anderen in pracht en heerlijckheydt overtreffen. Men fiet ’er oock een heerlijck paleys der koningen van de ftam Paiminga ; vermidts een van defe kleyne koningen daer gewoonelijck fijn hof hield. De Keyfer Tnjus hechte dit ge-weft aen ’t Landtfehap Tung, en wilde dat oude nu-het onder de conftellatien van Cirigen Q^i fou fijn. Het wierd onder de ftam Hana Ganti, en onder Sunga Kingy^en genoemt, dat is, oorfprong van de vloet King ; en fe-ker , d’oorfprong van defe vloet koomt by defe ftadt te voorfchijn. Maer anderen hebben haer altijdc Pingleang geheeten, om de By Chingyuen is de bergh Jo,op de welck glinfterende fteentics, de diamant niet on-^,..1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iT-r - nuemfle gelijck, gevonden worden ; en by noating is een dal van dertigh ftadien lang, en foo diep en eng, dat het licht daer fwarelijck in kan komen, en echter is daer een groote en gemeene wegh, met vierkante fteen ge-vloert. vloeden. De vloet King vloeyt aen de weftfijde van de ftadt, en fich van daer ooftwaerts buygendc,neenit fijn loop deur een gedeelte van de ftadt,en, van daer weer een bocht zuydwaerts nemende , ontlaft fich naer het ooften van de hooftftadt in de vloet Gaei. De vijfde ftadt DEfe ftadt leght aen de zuyderlijcke Gele^i^en-oever van de vloet Guei, byna recht he^dt. naer het wefterlijck deel van de voor-gaende ftadt, en wierd eertijdts van Puas in een felve plaets, als de voorgaende, geftelt. |
Ê N S î/
S leden. Sy is ccnkoopftadcjdie overvloet van volck heefc, en cen bequanie plaets tot de bewa-rins; van ’t Sinefehe Rijckjvermidts fy door de llrafheydt der bergen, en door de kona-merlijckheyt der wegen de lagen der vyan-den vruchteloos m-aeckt, en daerom by de Keyfers van Sina altijdt in hooge achting heeft geweeft. ’t Gene , dat haer verniaer-der macekt, is een gratfteê, ’t oudfte dat ’er by menfehen geheugenis is, namelijck dat van FohiHs , d’eerfte Keyfer by de Sinefen : want fy feggen dat hy by de ftadt Cm boren wierdt. Men vind hier een gi ôote overvloet van muskus : en men telt feven-tien Reden , die dacr onder behooren , 1 (jmgc\jang,2- Gantmg,jPloeinmg,/\.T^ung-gueiy Chang,6 ISlmgyueni y Fokiang, 8 SF ho,lt;) Chingiio CmG,^ n Cmgan, ii xuty nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iQat 0,15 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 16“ Floei q-. Oude nA-men. un^oangi daer af hier voor gefproken is. Men vindt hier ook eenige blaeuwe fteent-jes, die een weynigh naer ’t fwart trecken , en met witte aders onderfcheyden lijn. De-fe worden by de Grooten hoogh geacht j want fy gelooven dat defe fteentjcs,tot feer fijn ftof gemaeckt, en tot een genees-mid-del ingénomen, heel dienftigh hjn om ’t leven te verlangen. De ftadt heeft drie voorname kereken ; d’een daer af, aen FohtUs moeder gewijdt , overtreft d’anderen in grootheydt en pracht. In de tijdt der oorlogen , toen de ftam Qheva eyndighde, behoorde dit geweft aen ’t volck Kïangtung. De ftam liana noemde haer F'hienxui, nae ’t verdelgen van de LandtvooghtZ^^z/^j/jVan de ftam Ci'na daer geftelt. De ftam ^anga noemde haer (guei Mytfle-kende bergen. By Hoeicin is een feer groote en hooge bergh, Si^e genoemt, uyt oorfaeck van dat hy altijdt met fneeu bedeckt is. By Fobang is de bergh Xecf/,dus geheeten naer de ftee-ne trommel,van de weick de Sinefen fchrij-ven dat fy waergenomen hebben , dat er, foo dickwijls als hy geluydt afgeeft, oor-logh te verwachten is. By de ftadt Ching is de bergh Loyo^ daer een leer groote beeltenis van een leeu is, uyt welcks mont een bron vloeyt.Daer is oock de bergh (^heuch’ij die tot aen de grenfen van de ftadt Stho ftreckt, en op de top een groote vlackte van omtrent twintigh ftadien heeft. |
Sy fchrijven dat Ly de ftadt Cin, op dc bergh Fochung, cen kruyt waft, Hoaco gè^ noemt, dat, gecten lijnde, onvruchtbaef maeckr. Daer fijn noch meer andere bergen , op de welcke niets, dat verbalens* waerdigh is, gevonden wordt. By de ftadt Ching is een kleyne poel, Watertn, rontom met boomen en bloemen beplant j de burgers noemen die hun vermaeck, en loopen daer dickwijls te famen, om hun gafteryen te houden. By de ftadt Cm is de poel Tienxui, ofc van hemelfch water, om dat des felfs water vele fieckten geneeft. Niet verre van daer, by de ftadt V^cn, is de poel Ften, hondert en twintigh ftadien groot. By Leangtang is cen kleyn eylandt Fipà geheeten en by Siho een aengename bron* De fefte ftadt L I N Y A O. van de INdien wy een weynigh naer ’t weften voort-gaen , foo füllen wy daer de ftadt Ltnyao vinden, ten mi often hierom ver-maert, om dat de groote muur hier een eynde neemt. Sy heeft tot grenspalen dc bergen, die aen d’oevers van de Gcele vloet leggen.Een Konïng uyt de ftam Faiminga, . die hier fijn fetel vefte, vereierdehaer groo- andere telijeks. Sy word oock geprefen om d’over- dingen, vloet van ’t sout, ’t weick uyt het fandt in wordt. Dit ftadt heeft Ures, oft wilde often , en heeften , den Tyger feer gelijck, gemenelijck van hen Fau genoemt; welckers vellen Vari de Sinefen tot kleedercn gefocht worden* Hier fijn oock veel fchapen, gelijck in Per* fien en Tartaryen,met lange cn dicke ftaer-ten, welcks vleefch dat van andere heeften in foctheydt overtreft. Hier is verfcheyde flach van appelen en peren. Men vind hief drie voorname kereken. In Fvus verdec-ling krecgh dit geweft oock plaets hy het voorgaende, daer de heerlijckheydt yan 57- geweeft heeft. De ftam Cina, defc landen ingenomen hebbende, noemde het LungÇh de ftam Sunga gaf het de naem van TencheUiCïï de Koning S^i' noemde het Kirt-th dat is,goudt-landr, om de menighte van ’t goudt ; het behoudt de hedendacghfchè naem van de ftam Flanga. De ftadt leghc op een bergh , daer af fy cen deel in haer wallen beftuyt,die Faoting genoemt word, Q nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cn |
en over vijf fteden gebiedc^welckers namen fijn, I LmjaOy l Gueij^eriy} Lan A^ICin^ 5 Ho a. De bergh Caolan omhelft de ftadc als een tooneel, en is van alle fijden aenge-naem om t’aenfehouwen. Hier is oock de groote bergh Pexe, op de ‘welck de ver-maerde Veldt-overfte Leanghoejus , van de Tartars belegert, en geen water tot vervar-fching van fijn heyr krijgen könnende, een offer en gebedt, gelijck men feght, aen de bergh deê , om dranek voor ’t heyr te verkrijgen , en dat’er terftont een fpringbron verfcheen.By deftadt Ho is de bergh Ciexe^ die twee feer hooge toppen uytfteeckt, tuf-fchen de welcke de Geele vloet, als deur een poort ingelaten , fich omwentelt. Boven de ftadt Lan is een luftigh dal, ’t welck van de befproeyende vloet vruchcbaer ge-maeckt wordt, en overvloedt van vee en vruchten geeft. Het dal wordt Tu ge-noemt,’t welck niet qualijck op mijn vader-landtfche rivier Etßh paft. De Geele vloet is aen de weftfijde van de ftadt Lan. De vloet Tao rolt voorby de wallen van de ftadt, met groot gedruys van water, en gerommel ; de bron daer af is in SifantO^t in Prieß er Jans landt, oft in Hbet. De fevende ftadt K ï N G Y A N G. |
E ftadt King’jang wordt om haer vafte en ftercke wallen , en om haer diepe grachten, die haer omringen , worden. Hier waft feker flagh van rijs, welcke feer dienftigh is om ’t lichaem van binnen te fuyveren , en de blaes van het overtollige t’ontlaften. Hier is oock feker kruyt, gelijck een geel hayr-bofch , van de Sinefen Kin Ju genoemt, dat is, fijn goudt lijnwaet, oft goudc fijde draden. Dit kruyt is bitter van fmacck,en echter eer kout dan heet van hoedanigheydt en kracht, en verdrijft alle fchorftheydt van ’t lichaem. Men vindt hier oock een flach van boonen , die een vaerdige hulp-middel tegen alle vergiften fijn. Defe ftadt heeft- gebiedt over vijf fteden, welckers namen fijn, i ICmgjang , steden. geprefen,en is een treffelijeke vefting tegen d’inbreuck der Tartars. Sy heeft oock vele kafteelen , na by de groote muur gelegen. Dit geweft behoorde eertijdts niet aen het RijcK van Sina, maer aen h‘et Tartarifch T^an^a. Doch yiius , d’eerfte van de ftam Cma , de Tartars daer uyc drijvende, nam dat in, befloot het binnen de groote muur, en noemde het Peti.Dc Ham f anga noemde het iCincheu ; maer de naem , die ’t nu voert, heeft het van de ftam ^unga gekregen. Dit geheele landt wordt van verlchey-de wateren en vloeden befproeyt, daer aen de bergen en groote vloeden als tot een wal en grachten verftrecken.Hier fijn oock drie vermaerde kercken,daer af d’een,feer groot en heerlijek lijnde, in de ftadt ftaet, in welcks eene fael, op groote pylers fteunen-de , feven-en-dertigh gefchilderde beelden der Köningen van de ftam Cheva gefien 2. iToxiy 5 Ho an, 4 Hing o, 5 Chinning. Naer de noordtfijde van de ftadt is de Voortref^ bergh , vermaert door doorfprong van de vloet He. By de ftadt Hoan is de bergh Mlum, daer op een vefting is, tot bewaring van ’t landtfehap. By Chinning is de bergh 7Lo,op de welck feven-en-twintigh menfchelijcke beelden, naer ’t leven uytge-druckt, gefîen worden. De Sinefen verdichten dat de natuur,cn niet de konft,hen daer geftelt heeft. De vloet Hoan fpoelt aen de ftadt Hoan, yiocden. die haer naem van hem draeght. Pefuen is een vloet aen de ooftfijde van de ftadt Kingyang. De kaert fal d’andere vloeden en beeken acnwijfcn. Men moet echter de poel Pepao, aen de noordfijde van LCmg-J^^g gelegen, niet met fwijgen voorby gaen : genjek oock niet de poel by Hoxui, door fijn feer klaer water vermaert. De poel ILahu is langer, en ftreckt fich uyc tot aen de grenfen van de ftadt Hoxui, en begint aen de ftadt Hing. De ipoc\Hoama, aen de noordfijde van Kingyang leggende, beflaet een plaets van vijf-en-veertigh fta-dien. Men vind daer oock twee foute poelen,daer uyt men veel fouts krijght,en dies-halven Tenchi, dat is, fout-poelen, genoemt worden. By de ftadt Chinning is een aen-gename fpringbron, foo klaer als kriftal, f-tngxui geheeten. D’achtfte ftadt J E N G A N. It geweft behoorde eertijdts oock niet aen ’t Rijck van Sina : maer de Keyfer l^ius was d’eerfte, die het innam , en in de groote muur belloot. Defe ftadt leght aen de noorderlijeke oever van de poel Lieü, in een yermakelijcke plaets, daer |
I.
daer overvloede van aile dingen groeyt. ’t Gene , ’t wclck ’t vermaeck van de ftade Vermeerdert, is een bergh , in de wallen felf bedoren , en aenmerckelijck om ver-feheyde , foo gemeene j als belbndere , ge-» bouwen. Dele ftade heeft gebiedt over negentien lieden , \Jengan, 2. Ganpii, Can-ci’venyâf. Gantingi^ Paogan^G Tchuen, y Jen-chuen^ % Jenchang, nbsp;nbsp;C'tn^ien , i o o , II Cochuen^iTL Chungp^ii:^ Tkiun^i^ Suite Qj 15 Mche 3 16' TTm o j vj Upao 3 18 ySinmo3 15? Hier in de bergen druypt en vloeyt defe •vloefvitn leemachtige vocht, die men geme-âingen. nclijck petrolic , oft fteen-oly noemt, en die fy tot kaerfen gebruycken,gelijck oock om de fchorftheydt te verdrijven. Wyders, het landt grimmelt oock van koftelijeke bceften-vellen 3 en voornamelijck van fa-bels-vellen. Het heeft oock overvloet van verfcheyde marmers. Het draeght een Tiebloem blocm, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genocmt j de Sinelen hoti- Meutan. dcn dic in hooge achting en noemenfe ]Pieatan3 dat is, byna Koning der bloemen. Sy is grooter dan onfe roos, fchoon fy haer in gedaente gelijekt, macr ly fprcydt hare bladen meer uyt. Sy befwijekt voor onfe roos in retick , macr overtreft haer in fchoonheydt. Sy heeft geen doornen , en is witter van verwe, als uyt purper en wit te famen gemengt, fchoon er oock roodc en gecle gevonden worden. Sy waft op een krcupcl-boom, onfe vlier-boom niet ongelijck , en wordt deur heel Sina in de tuynen der rijeke lieden gequeekt, en dat met groote konft en vlijt : want menmoet-fe des fomers in heete plaètfen tegen de hitte van de fon bcfchutten. Men telt hier niet meer dan twee kereken , aen helden ge wijdt. Voerna,- D cciftc bergh , Chingleang genoemt, lc2:ht naer ’t noordooften van de ftadt Ten-‘ gan. In een van des felfs holen het men een wonderlijck heyr van beelden , te weten tot een getal van tien duyfent, die alle van harde fteen gefneden fijn, lommige klcynder, fommige grooter , en dit door t bevel van fekcr Koning , die hier in een-facmheydt gelecft heeft. Aen d’ooftfijde van Tchuen is de bergh ÇiS^engmuen, die in de Geele vloet een ey-landt maeckt. By de ftadt Peu is de bergh Ingtao , van de karlTe-boomen dus genoemt. |
By de ftadt Pkiun is de bergh Tohoa, die van een paleys, daer op gebout, de naem heeft. By JencTang is de hooge bergh To-chen3 kommerlijek van opgang, en ichric-kelijck om t’aenfchouwen, en van alle lijden foo fteyl,dat een kleyn getal van krijgslieden lichtelijk een groote macht van men-fcheh können ophouden,en afdrijven;maer van binnen fijn ’er vlecken , en vlacke vel-den.By de ftadt Taohoa is eenhol,daer roo-deaerde oft vermiljoen uytgegraven wordt. By Cin^ien is de vloet Vutmg ; men vloeden. noemt hem gemenelijck ongeftadigh , om dat hy,door fandige dcurwadingen vlocyen-de, nu fecr hoogh, en dan leer laegh is. De poel Lieu leght naer ’t zuydcn van de ftadt ^engan 3 en wordt dus om de wilgen-boo-men, daer af hy overvloet heeft, genoemt. By Taogan is de vloet Kiemo, welcks Water Water, gelijck fy feggen,foo licht is, dat het geen hout oft fchip kan dragen ; vermidts latuur. het foo haeft, als ’t ’er in gelet wordt, als oft het in de lucht was , te gronde gaet. rCapen'plaetpn oft Veringen. Na dat wy de groote en kleyne fteden befchreven hebben,foo fijn’ernoch de wapen-plaetfen overigh, name-lijck de veilingen , foo buy ten , als binnen de groote muur gelegen, tot bewaernis van ’t Rijck , gelijck oock de gene , die deur ’t Landtfehap verfpreydt fijn,en voornamelijck de foodanigen , die in ’t wefterlijek deel leggen,tegen de Koninekrijeken Caf-car 3 SamaTan , ^wTanyu, daer af defe negen volgende de voornaemften fijn, i So-^ cheu o, X Xacheu ® ILancheu o , ^fung-chang o , 5 Leangcheu q 3 6 Choanglang 0 , y Sining 3 8 Chiny Q3 Culang q. Daer fijn meer,die kleynder fijn,te weten, i TSTinghia, 2. ]Siinghiachung3 3 Taocheu Q3 4 Mneheu lt;53 j Ho^eu o , 6 Cinglu3 y Pultn3 8 Chinfan, ^etU3 'i- o ITantungi 11 Pinglu311 JPlingxa3 13 GHei3 14 Sengquei. Maer als men van ’t ooften naer ’t wellen gaet, vindt men in de groote muur defe volgende veilingen, I SemHen3 x Kunhang, 3 Hoama3 Pecho, Taxum3 6 Pukiije 3 en meer anderen van minder naem en achting. In Cancheu, een krijghs-ftadt 3 houdt d’Onder-koning fijn hof, maer niet de fel-ve, die in de hooftlladt Sigan woont. Hier woonen oock d’andere voorname overigheden , aen de welcke de bevelen uyt het hof felve gebracht worden. Defe ftadt is feer fterek tegen alle ftorm en der Tartars, en heeft in fich veel uyt-gelefe krijghsdie-den. |
Q het derde LAN den , yder in fijn benden verdeelt. Ront-om de ftadt is een fandigh landt, geel van vcr^e , daer men heel lelden boomen oft kruyden vind, en een deel van de wildernis lamo is, mifichien ’t gene , het welck van d’Europifche Weerelt-befchrijvers met de naem van Lo^ aengewefen wordt. Socheu is oock een feer ftercke ftadt,daer de Landtvooght, die daer is, groote macht en achtbaerheydt heeft. Sy is in twee delen gedeelt, van de welcke ’t een door de Si-nefen, van de Turcken en Aftracaners Ca-tayers genoemt,en ’t ander deel door de Sa-racenen en vreemdelingen bewoont word, die , van de wefterlijcke plaetfen derwaerts treckende, om hun handel te drijven, daer Lmcn komen. Hier af krijght de gebu-rautay Hgc wildemis de naern van Caracatay^ het welck ’t landt der Catayers betekent, om dat hier overal oock veel Sinefen woonen. Men vindt hier oock verfcheyde vreemdig-heden , te weten , iSlinghia , van de bergh tJolan , als van een wal, belloten , welcke bergh driehondertftadien beflaetjdaer men oock veel wilde paerden fiet fwerven. In Taocheu vindt men veel muskus. Mincheu heeft overvloet van veldthoenders, en wol-dragende hoenders. In Hocheu is veel hen-nip, oock muskus , myrobalanen , en riec-kendt houdt, ’t welck Sandal gelijckt. Voorna- Hiaikcu is een bergh aen d’oever van de meber- Gcelc vloet, by l^inghia, deur welcks eng dal de Geele vloer deurbrcekt : op des felfs top fiaet een toren, die, fchoon hy van ouderdom ten meeftendeel neder gevallen leght, noch honderc en tachtigh trappen in fich begrijptj feker een wonderlijck werck, vermidts men de bou-ftofFen op foo hoogh een bergh heefc moeten brengen. Maer |
DTSCHAP XENSI. ’t gene, ’t welck meer verwondering ver-oorfacckt, is dat ’er by Chegan aen d’oever een brugh is, F/ gcnoemt,die met een ccni-gc boogh van d’een aen d’ander bergh reyckt : dcfe boogh is veertigh Sincfche roeden lang, dat is, vier hondert ellebogen. De hooghte, recht neer te meten,is vijftigh roeden , en de Geele vloet neemt fijn loop hier deur.Men fegt darmen drie jaren tijdts in ’t maken der lelve beficet heeft ; en de Sinefen noemen hem met recht de vliegende brugh. By Talm is ’t geberghte He , dat van de Tartars, om voeder voor hun vee en heeften, veel befocht wordt. Men vindt daer in veel vloeden en beeken , ’t welck over-vloet van goedt gewas veroorfaeckt : ’t ander geberghte , dit gelijck , is KÜteu , by Leaagcheu , ’t welck van de Tartars oock befocht wordt. De Sinefen ftellen naer’tzuydweften van wateren. Sochet/ de zee oft poel Cirtg , dat is, fwarte zee,die hondert en vijftigh fladien groot is. By Hmghia fijn twee foute poelen, d’een soate grooter dan d’ander, in de wekken , door poelen. behulp van de natuur felve , fonder eenige arbeydt der menfchen , fout voortgebrachc wordt. By Cancheu is de vloet Jo , van de Sine- vloet van fen met recht dus genoemt, ’t welck fwack ronder-betekent j vermidts hy uyt foo licht en dun water beftaet, dat ’et oock geen ftroo kan dragen. Hy vlocyt naer ’t weden : maer de Sinefen verhalen niet hoe verre hy fichuyt-ftreckt, oft waer hy deur vloeyt. By Xancheù is de poel Hùngyen, dat is, soute van root fout ; want men maeckt hier root fout. De kaerten füllen ’t overige aen wij fen. |
*MRMIWMW9lt;
t^o
oC Ori.
KacHny
5. Vtif^hóy
Tuftgchang
'JCtuttehtt^
Caatof^
^.Pajttttff
Chaaiÿftiy
Tàthitay A
Chatuc 'iy îo.
À '^iiiyatu
dattypc^.
ûtutktet
'4’
Chuchh^,
G-echt
Gaitatu
•Xeiû-
Chutmtutv
S. 3laana
g ^cheu.
Ventety
'ianioü
BTHOPOXIS ,-^.Âta-yà, Vrbs . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_tl T^fann.
■^ Côtitai mtyor. Jl. mans .
ƒ -lAl à. T-o^he
3^ n ts
ijrcnßn.
Over-vloet van aerdt-vruch-ten.
Gevögelt.
pen is ^antung het vierde,’t welck men niet tonrecht voor een eylant van won-derlijcke grootheyt houden magh. Het wordt naer ’t noor
den, ooften en zuyden van de zee befpoelt, en naer ’t weften overal van vloeden om
Daer is foo groot een meenighte van vif-fchen in de poelen, vloeden en zee,dat men daer lichtelijck voor een halve ftuyver tien ponden vifch kan kopen, ’t Is een von-derlijck, ja een byna al te groot bewijs van de mildadige natuur tot dit volck , dat de fijdc daer acn de boomenden op’t veldt van felf waft, de welcke daer niet van tamme fijdwormengefponnen wordt,maer van an- sÿde,die dere wormen,de rupfen niet ongelijck,niet tgt;fgt;deboo-in ’t rond, oft als in een ey-treek, maer tot
1 J nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J- II nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op tvelt
ringt, en kan dieshalven overal met fche-
pen bevaren worden. De grenfen daer af koomt. Defe fijde is wit, en hangt by dra-fijn , naer ’t noorden ’t Landtfehap Peking, den aen de hoorntjes en hagen , en word en de Zeeboefem ^ang, en is naer ’t ooften van de wint herwaerts en derwaerts geflin-van de zee befloten. De vloet Ci fnijdt dat in ’t midden deur ; en naer ’t zuyden is het Landtfehap Plankingj en de zee ; doch het wordt door de Geele vloet van nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a£-
gefcheyden. ’t Overige is befloten in de vloeden , welcks gracht met handen gemaeckt is, en naturelijck is^ De menighte der vloeden , poelen en beeken maken de gront van dit geheel Landtfehap vruchtbaer, en overvloedigh van alderhan-de noodige dingen, foo van koren en rijs, als van geerfle,fpeltc,garfl;,verfcheyde flagh
gert, en in defer voegen vergadertj cn men maeckt, als van oprecht fijn vlas, daer af fijde lakenen, die, fchoon fy een weynigh
ruvrerjfîjn dan dehuysfijde,echter in krache
en fterekte de prijs behalen*
Dit Landt brengt oock verfcheyde foor- Menigh-ten van feer goede peren j kaftanien, en an-dere fchelp-vruchtcn voort, en oock foo groot een menighte van pruymen, dat het die, gedrooght lijnde, gelijck oock de var- * fche peren, acn d’andere Landtfehappen mee deelt. Wyders, hier is een flach van
van boonen , en ander aerdt-gewas. De drooghte alleen,en de menighteder fpring-hanen hindert dickwijls ,Vermidts het daer felden regent. Het begrijpt echter in fich foo ruyme en vruchtbare velden, dat men
appelen, van d’inwoonders St/fu genoemt, appel die,fchoon fy in andere Landtfehappen ge-vonden worden , hier echter in grooter overvloedt fijn, Defe, op een felve wijfe , als de vijgen in Europa, gedrooght, worden feght dat ineen eenigh vruchtbaer jaer lieh- vooralle tijden van’t jaer bewaert,en van de
het voor tien jaren genoegh is ; jae dat het fe appelen fijn een Weynigh grooter dan noch aen d’andere Landtfehappen re hulp d’onfen, rondtachtigh van gedaente, roodt van verwe , en hebben in de fpieren beent-De hoenders en eyeren worden hier voor jesj oft korrclen,die plat en ront fijn, en foo fwaer als een ftuyver : dit alles is in een har
kan komen.
een geringe prijs gekocht, en de vette kapoenen gelden niet veel meer ; en ’t geen, t welck nergens anders gedaen wordt, is dat men de groote en vette hoenders voor minder prijs koopt, dan de kleyne en kiekens. De failanten,veldthoenders,quac-kels, gelijck oock de hafen, fijn hier oock feer goedt koop : want de Sinefen fijn nergens foo feer, als hier,tot de jaght genegen. Men vindt hier oock wolven , die aen het landt en aen de menfehen fchadelijck fijn.
de fchors, gelijck oft ’t hout was, befloten. Sy fijn echter niet in ’t hart van d’appel, maer hangen aen malkander in’t vleefch naer de fchil. Sy leggen niet plat, maer ftaen met ’et eynde om hoogh. ’t Getal daer af is onfeker. Men vind ’er fomtijdts tiengt; en fomtijdts vijf, fomtijdts meer, en fomtijdts min, naer dat d’appel groot is, ja men vindt fomtijdts geen korrelen. Het vleefch van d’appel is rootachtigh, en rijp
R nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fiinde
/
-ocr page 142-
66 HET VIERDE fijnde wordt facht, gelijck een mifpel, en feer foet van fmaeck j gedrooght fijnde ge-lijckt het de korft van honigh,oft van fuyc-ker Î in voeden dat het de fchors van een oranje-appel, in fuycker ingeleydt, fchijnt. Daer fijn oock eenigen , groen van fchors , diejtijp fijnde, niet facht worden; maer, gelijck onfe appelen, met een mes, oft met de tanden gefchilt worden.D’anderen verfchil-len niet van de roodtachtigen. Defe vrucht wordt nergens, dat ick wçet, buyten Sina gevonden. De boom , daer hy op waft, is middelmatigh groot, en behoeft naiiwe-lijcks eenige opficht. 7 Getal Het boeck van Sina, ’t welck ’t getal der tier me»- menfchen, die in yder plaets fijn,in fich be-Jchen. grijpt, telt in dit Landtfchap feven hondert feventigh duyfent vijf hondert en vijf-en-vijftigh huysgefinnen, en feven-en-feftigh hondert duyfent negen-en-vijftigh duyfent fes hondert en vijf-en-feventigh mannen. Aeràt en volck is gtover en plomper van geeft , natuur dan d andere Sinefen. Wey nigh van hen njAnhet klimmen tot de trap der geleertheydt op. 'uoick. können echter d’arbeyt en koude ver- , dragen,en fijn fterck en ftout. Ickheb hier dickwijls jongens gefien , die niet alleenc-lijck in de koude des winters naeckt fpeel-den ; maer fich oock in de killende vloeden ploften , daet in fy ootU , gelijck men feght, gewaffehen worden fob haeft als fy geboren lijn. Dieshalven, dewijl fy daer-om foo|geduldigh in d’arbeyt,en foo ftout-inoedigh fijn, foo is ’t geen wonder dar dit Landt foo veel roovers en affetters voortbrengt, die , fomtijdts in krachten en getal toenemende, geheele heyren uytgemaekt, naer ’t Rijck getracht, den Keyler felf tot een fchrick geweeft , en dickwijls aen des felfs Landtvooghden veel moeyten verweckt hebben. Sy hebben eertijdts foo ver-maerde hoofden onder hen gehadt, dat fy der felver namen aen de fpeel-kaerten van Sina, tot onderfcheyt van waerde en hoog-heydt, gegeven hebben : want defe Sine-fche kaerten verfchillen niet van d’onfen , noch in getal, noch in de faeck felve, en fy hebben oock vierderhande verwen ; maer in plaets van koningen, ridders,voetknechten oft vrouwen, vertoonen fy de hoofden defer rovers, met de namen daer by; op dat de fpeelders folven , die fomtijdts licht tot roovery vervallen, oock in ’t fpeelen een af-fchrick van d’ondergang , en van ’t quaedt eynde der roovers louden hebben. Dit Landtfchap heeft in defe oorlogh |
L ANDTSCHAP der Tartars veel geleden, uyt oorfaeck van d’al te groote ftoutheydt van ’t volck , en ontemmelijek gemoedt : want fy, fich nu van, en dan tot de Tartars begevende, hebben groote neerlagen geleden, door de wel eken een groot deel van ’t volck ver-delght, en byna ’t geheele Landtfchap ver-woeft is. Men telt in dit gehele Landtfchap Xan-tung fes voorname fteden , en twee-en-tne-gentigh mindere fteden. De fchatting van Schatte geerfe, rijs en tarwe beftaet in acht-en-twintigh hondert duyfent twaelf duyfent een hondert en negentien facken ; van de gefponne fijde betaelt het vier-en-vijftigh duyfent negen hondert en tnegentigh rollen ; van Katoen twee-en-vijftigh duyfent vier hondert negen-en-veertighponden;van ftroo en hoy acht-en dartigh hondert duy-knt vier-en-twintigh duyfent twee hondert en tnegentigh bundelen ; behalven noch d’inkomft der tollen , van de welchen het drie op de vloet heeft, langs de welcke alle fchepen naer Tekmg varen : want hoewel de tol oft fchatting der deurvarende waren niet groot, maer kleyn, en van feer weynigh belang is,foo is echter de verfchey-denheydt en overvloet daer af foo groot, dat ick felf van de Landtvooghden heb horen leggen, dat dit tot tien millioenen , oft tot hondert mael hondert duyfent goude kroonen bedroegh , behalven noch’t gene dat de toefienders heymelijck daer af voor fich nemen,-en naer hen trecken. De vloet quot;jun is de voorn aemfte oorfaeck }un,een van de vermeerdering der rijekdommen van dit Landtfchap. Sijn gracht is door konft , en met handen gedolven , langs de den ge~ welck byna uyt het geheele Rijck alle lche- graven, pen en waren naerdeKeyferlijcke ftadtTf-gevoert worden. Defe groote gracht begint aen de noordfijde van de ftadt So-cterii aen d’oever van de Geele vloet, uyt de welcke de fchepen , van alle lijden aenko-mende , in de vloet ^un gebracht worden, die van daer tot aen Ctningy en daer na aen de ftadt Lincing reyckt, daer hy fijn water in de vloet Guei ftort. En dewijl in defe gracht het water voor de groote fchepen in veel plaetfen te laegh is,foo heb ick over de twintigh fluyfen getelt, van vierkante en gehouwe fteen, en feer vaft en fterck ge- der sine-bout. Ick verfwijgh noch de haven, daer fi». vele fchepen in komen, en die fy met groote cn dicke plancken fluytcn , en daer mcê ’t water ophouden. Daer na winden fy, met |
■Hen
X A N met een gerectfchap , da er toe gemaeckt, defe plancken gemackelijck op en geven dan deurgang aen ’c water , en aen de fehe-pen, tot dat ly aen de tweede duys komen, daer fy op een felve wijfe handelen , en dus al voort, tot dat fy alle fluyfen deur getroc-ken fijn. Maer ter halve wegh , eer men aen Qining koomt, laten ly uyt de poel Cang^ deur een groote lluys,foo veel water, als fy begeeren, inkomen, en floppen oock de poel in tijdts,op dathy niet leeg loopen, cn de gront niet droogh laten fou : want het water van defe poel is hooger, dan in ’t byleggende landt ; en dieshalven fijn in een kleyne llreek landts ten minften acht fluyfen, gemenelijck Tung ‘Ta genoemt, om dat fy d’al te groote menighte waters, uyt de poel flroomende, en met groot ge-welt aenparffende , bedwingen en ophouden. Maer als de fchepen aen de poel felf gekomen fijn, foo hebben fy, op dat men niet genootfaeckt fou fijn over de poel te Varen , aen des felfs oever een gracht ge-maeckt, die aen de beyde fijden met dijc-ken wel verfien is, op dat de fchepen ge-ynackelijck daer deur fouden varen. Seker, indien de gene, die fich bemoeyen met de wateren te leyden, en de bouw-meefters van Europa dit werek aenfehouden , en de langte van defe water-gracht,oft de hoogh-te en dickte van defe dijckcn,oft de vaflig-hcyde der fluyfen , van gehouwe fleen gemaeckt, en de flerckte van ’t werek aen fa-gen , fy fouden fich over de naerftigheydc der Sinefen, en over der fclver wereken, die nauwelijeks van eenigh ander volck volbracht fouden können werden, verwonderen. Aen yder fluys fijn mannen , die van de gemeene penningen betaelt werden,om de fchepen aen te halen,en voort te helpen, tot dat fydeur de fluyfen getrocken fijn. Dit fy genoegh van de vaert Jun , oft van de water-gracht, die met handen gemaeckt is,voor foo veel aen ’t Landtfehap Xantung behoort. Wy füllen elders van ’t gene handelen , ’t welck d andere Landtfehappen aengaet. Hier fiet de Lcfer hoe de fchepen uyt de Geele vloet naer Peking varen; maer hoefy inde felve vloet komen, füllen wy hier na fien. |
U N G. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^7 De eerfte oft Hooftfladt I N A N. E Keyfer plaetfle de Hooft-fladt Cinan, en des felfs gewefl in 'vande het Landtfehap Chmeheu , en Helde haer onder de conflellatie van Guei. Maer fy heeft nu van feer oude tijden af, van Ci de grootfle vloet van dit Landtfehap , dc naem van Cinan gehadt ; en fy was toen het hof der Köningen Gy, en na dat defe verdelght waren,heeft de fladt van de Ham pPana de naem van Cinan gekregen , om dat fy wardijck aen ’t zuyderlijck deel van dc vloet Ci leght, ’t welck Cinan betekent. Sy heeft federt van naem verandert, en wierdt onder dc ftam Tanga Linchi genoemt ; maer T'aiminga heeft aen haer de rechte naem van Cinan weêr gegeven. De fladt is groot en volckrijck , en om Gelegen-dc pracht cn grootheydt van haer gebou- °C' II- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;rt' bequaem' wen vermaert. Sy leght in een moeraliige plaetSjCn heeft poelen binnen en buyten de wallen, en worde dieshalven geheel met fchuytenbevaren,doch foodanigh,dat men die ookgantfeh tevoetbegaenkan,en heeft hier toe een groot getal van fleene brug-^ gen, onder de welcke de brugh Pehoa is, die veel bogen heeft, en aen een eylandc in de ^^oeïTaming reykt,en,van daer voort-loopende, fich tot aen d’andere oever ftreckt, en van de wallen der ftadt beiloten wordt : daer is noch een andere brugh, genoemt, over de felve poel Taming van vierkante Heen gebout, die voor d’eer-ftc niet befwijekt. Een Koning uyt de Çi'àVsxT'aiminga heeft in de felve ftadt fijn fctel gehadt : maer na dat defe ftam hier van dc Tartars verdelght was, is ’cr niets, dan ’t paleys, en de luftno-ven gebleven. Hier fijn veel kereken voor d’afgoden, en voor de helden, en onder de-fen tien , die boven d’anderen uytfteeken : maer noch overtreft hen verre de kerek ‘Tango , eertijdts van Hoangtias gebout, in Kerc^ de welcke, gelijck fy fchrijven, twee-en-fe-ventigh vreedfame koningen, liefhebbers van de vrede, en yverigh in de dingen van de Godtsdienft, geleeft hebben ; ’t welck oorfaek is dat fy van prachtige en heerlijc-ke wercken,cn van deurluchtige gebouwen ' blinekt, en de priefters, die men daer Ton-z,ien noemt, groote inkomften hebben. Men fiet hier op de bergen eenigc grafftee- den, |
a HET VIERDE LANDTSCHAP
Hoeda-nigheydt •van het landt. Voorname ber~ ^en. Wateren en vloe-den. den, foo van Köningen , als van groote Vorften.DcPricftersvandcSocieteyt Je s u hebben in defe ftadt oock een kerck , aen de ware Godc gewijde, en twee vaders, die daer in de wijngaert des Heeren , en in de verkondiging van Gods wet naerftighlijck arbeyden. De uytfteekentheydt en voortrefïelijck-heydt van dit geweft en landt is foo groot, dat het byna voor geen van de noorderlijc-ke Landtlchappen befwijekt. Het kooin waft hier in overvloet. Hier is een groote inkomft van tarwe en geerfe, en geen ge-breck van vee en heeften. Het telt dertigh fteden onder fich , i Cinan, x Changkieu , 3 Ceup'mgi 4 Chagxan, 5 Sinching, 6 Ctho, y Cttung, 8 Ctyangi^ Qhichuerii 10 11 LinjCi IX Charjgc'ingi 13 Ftching, 14 Ctng-ching j 15 Ltng , 16 T'aigan q , vg Sint ai, 18 Laiùùi Fe 0,10 Fep^ing^zi Pingyuerii 'Ll. Voting QjL 3 TangfiriiL^ naifong,L Lo-ïtngyL6 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pin o,x 8 LiciniL^ Chen- hoa, o P'uta'i, 1-foang is een groote bergh,die by kieit begint, fich van daer tot aen Cichuen uytftreckt, en aen Ceuping eyndighr. De bergh Changpe begint by de ftad Changxan, en ftreckt fich uyt tot aen Ceup'ingj op de welck voornamelijck een kerck der afgoden is. Fai is een feer holt;^e en groote bergh by ^Paigan, De Sinelen maken die veertigh ftadien hoogh, en feggen dat men op des felfs top, in ’t cerfte hanen-gekray, de fon kan fien. In dit geberghte fijn veel holen, feer hooge toppen , en veel kereken der afgoden , met een ontellijck getal van Priefters, die daer byna op een felvé wijfe leven, als by ons de kluyfenaers. By Laiuu is de bergh Faxe , daer yfer uytgedolven wordt. De zee fclve fpoelt aen de landen der fteden Pin^ Lïcini Haifumt en Chenhoa. Binnen de hooftftadt felve acn'de weftfijde , is de poel 74;;z/«^,dacr een gracht uyt komt, die fich tot aen C^^oyng ftreckt,welcke poel oock in de felve ftadt is. Uyt defe tWee poelen fijn de heele ftadt deur verfcheyde tref-felijckc vaerten en grachten gemaeckt, die haer overal bevarelijck maken , en d’uyt-gang aen de poel Ctoxan hebben, die buy-ten de ftadt aen de noordfijde is. De grootfte poel is by ChangkieUj Pe'jun genoemt, die overvloet van viflchen,van dc vrucht, die men Linkio heet, en van bloemen heeft, Lien geheeten, die ick elders befchrijf., |
Aen de zuydfijde van Qinan telt men twee-en feventigh bronnen,van de welcken d’een , Ktuto genoemt, d’anderen in voor-treftelijckheydt van water overtreft. De vloet Po vloeyt by Changkieti en neemt fijn oorfprong daer by in’tgeberghte Hofien. De tweede ftadt Y E N C H E V. ’t T Andt van defe ftadt was onder dc 1 Keyfer Tnjus in tweedeelen gedeelt, van de Welcke ’t een aen ’t Landt- ’ fchap Tencheu , en ’t ander aen Swehea behoorde; in voegen dat het onder twee con-ftcllarien was,te weten,onder nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en Lei4. Maer ’t is nu geheel tuftchen dc twee ver-maerde vloeden Ci en de Geele vloet be-floten,van de welcke de Ci dat van ’t noorden,en d’anderdat van ’tzuyden befproeyt. Het landt heeft veel aengename velden , bofchachtigc bergen, vifchrijeke poelen en vloeden,is feer geböut, en heeft een lief-fclijcke lucht, en een gront, die van alle dingen vruchtbaer is. Het was eertijdts ’t Koninekrijek Z;/; en de hooftftadt wierd yianggang genoemt. Sedert hebben de Köningen dat ingenomen, De ftam St4gt;nga heeft haer Faining genoemt : maer fy heeft byna altijdt de hedcndaeghfche naem van Tencheu behouden ; en gebiedt over feven-en-twintigh fteden , i Tencheu, x lCioheu , stede«. 3 iFiujang, 4 Ceu, 5 Feng t 6 Te 3 y Ktu-hiangyZ Tut ai, 9 Fan ,10) Chinguu, ji ÇaoQ, IX ^ao, 13 Fmgt'ao, 14 Cining g, i ICiaci-ang , 16 ICiuye , 17 Kiunching , 18 Fung-p'ing o, 19 Venxang, xo Fungo, LtPingyn, Xx '^angco, X3 Xeuchang, X4 To , nbsp;nbsp;4^'an- ching, l6 Fi, xy Suxui. Onder defe fteden behoort ver d’eerftc plaets aen Cining, die oock de hooftftadt felve in giootheydt, menightc van volck, overvloet van waren,en in achting en edel-heydt overtreft, ofc gelijck is, vermidrs fy in ’t midden van de vaert 'jun gelegen is, daer alle fchepen deur moeten,van de welcken fy Col eyfcht, en daer oock vele waren van de kooplieden , die daer te famen komen , verhandelt worden. Defe ftadt is niet on-edcl, vermidrs fy een koning uyt de ftam Faiminga gehadt heeft : maer ’t gene, dat haer naer ’t oordeel der Sinefen meeft vermaert maeckt, is dat Cungfutius, defe foo vermaerde Philo-fooph, |
Voorname bergen. fooph,oft ^ijsbegerige,in haer landt geboren is, te weten, in de fladt Ceu , daer veel kereken , aen fijn naem gewijdt, fijn , tot bewijs van een aengename geheugenis der nakomelingen. Daer fijn voornamelijck vijftien , die foo aen hem , als aen andere helden, gewijdt fijn, in de welcke men vele graven liet, daer onder dat van Cungfu-tiui ’t voornaemfle is. Sy feggen dat het landt rontom /lt;zzz-goudt voortbrengt, en dat men daer in oude tijden goudt vergaderde, daer af de lladt de naem gekregen heeft : want Kin-hiang beteekent foo veel, als goudt landt ; doch het goudt wierd infonderheydt uyt het geberghte Kiuye gegraven. By Kioheu is de berg Fang * door de graven der ouders van Cungjuüus vermaert. Hing, een bergh by iKtng7^/7^,word om de menighte der abricofen dus genoemt. Changping is een geberght by de lladt Ceu, in ’t welcke, gelijck fommigen feggen , Cungfutius geboren is, in een ftadt, die een felve naem, als de bergh had, daer de puyn- |
’t Eweft van de lladt Funchang be- oude na-hoorde, ten tijden van de Keyfer 7fyz/j’,acn ’tLandtfchap Tencheu, en ftont onder de conllellatienvan Guei cnKé. ïn de rijdt der koningen wierd het ten deel aen fz,ten deel aen Guei,en ten deel aen Qhao toegefchreven. De ù^mHana noemde het 6z7Z7,en Fanga Fop’ing : maer Sunga noemde de ftadt felve Foeheu. Sy voert haer he-dendaegfehe naem van de ftam Hena, heeft een vlack en vruchtbaer landt, dat groote overvloet van alderhande vruchten voortbrengt , jae foodanigh , dat men daer geen gebreck van ’t gene vindt, dat tot het ge-briiyck oft ’t leven der menfehen nootfake-lijck is. De zywormen fpinnen hier een groote menighte van fijde. De hooftlladt felve, te weten Funchang, is heerlijck en vermaert,en heeft gebiedt over achtien Heden - T Fi^nrh^nff . o F/f.ne've . 2 Poffinoquot; . Steden, |
tamelijck aengenaem , en vol van dorpen. By Funping is ’t geberghte Fung, foo in bolTchen en ackers afgedeelt, dat het een 15 Fo o, Fan, 17 ^tioncFing, 18 Choa^ feer fchoone fchildery vertoont, en de Si- ching. vloeden. Poelen. nefen dat by ’t fijde damall gelijcken. By Taigan is d’oorfprong van de vloet VeUy van daer hy byN/w^j^w^ en Venxang voorby vloeyt. Su is een vloet by de lladt Suxui, daer hy fijn oorfprong heeft, en de naem aen defe lladt geeft,en daer na vloeyt hy deur de landen der lieden van KiöheU en Cimn^. De poelen fijn , i l^anuang by de lladt Veriii. “Toxani 3 Vaulit4S by T^ingtao^^ Leang-xan by T^ung^ingy 5 ƒ «/z, dat is, de poel des donders, by de lladt Cao : want in ’t midden is eenlleen,welcks lichaem een draeck, en welcks hooft een menfch vertoont. De Sinefen noemen hem de geeft des donders, en fchrijvendat,als men aen des felfs buyck flaet, daer ’t geluyc van de donder uytkomt. Daer fijn noch vele andere poelen van minder naem en achting, ^y'^tng^ang is oock de bron T^ao , dat is, de bron des roovers, daer uyt Cungfutius eertijdts niet wilde drilleken, fchoon hy groote dorll had, om dat hy ’t roovers water genoemt wierd, foo groot een afkeer had hy oock van de namen der fonden. |
4 Choangpingj y JCeu, 6 Sin, 7 Cingping , 8 Keu, Lincing o i o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;11 Cao^ tang 0,12. Gen, 13 Hiactn ,14 Vuching Onder alle defe lieden munt Lïnctng in menighte van volck, in overvloet van dingen, in heerlijckheydt van gebouwen,en in vermaertheydc van koophandel uyt, en wijckt voor weynigh lieden^die in ’c gchce-le Keyferrijek fijn : want defe lladt leg ht in een plaets,daer de vloet Ä^^en de vaert ']un te famen komen ; ’t welck oorfaeck is Sina daer aen komen , en dat' daer van drie overften tol en fchatting van de waren ge-vordert wordt. Sy heeft vele heerlijeke gebouwen, en niet weynigh kercken^ en daer Heerlijc-by een toren buyten de wallen , die alle d’andere dingen, foo in heerlijckheydt, als in grootheydt van ’t werek, overtreft. De gedaente daer af is acht-kant, en van de gront negen folderingen hoogh , en heeft recht opgaende tnegentigh ellebogen uyt de grontvell, en de breette daer af pall wel op de hooghte.Het buytenlle van de muur is van fijne porceleyne aerde, met haer na-turelijcke beelden gefchildert en verciert. Van binnen is de muur met marmer van verfcheyde verwen bekleedt, die foo effen |
ner.
70 HET VIERDE LANDTSC HAP
ner, die daer in fien, vertoonen,even als een klare fpiegel, infonderheydt als ’t marmer fwart is. Men klimt daer op langs een wen-tel-trap, die niet in ’t midden van de toren, maer tulfchen twee muren gemaeckt is, op de welcke men op alle folderingen kan gaen, en van daer naer de fchoonfte galde» ryen, van marmer gefneden , die vergulde yfere traliën hebben , de welcken de toren rontom çieren. Buyten de toren , aen de galderyen , en voornamelijck aen de top, hangen kloeken en fchellen, die foodanigh gefchickt fijn, dat fy,van de wint bewogen, een foete toon af geven. Op de hooghfte foldering is éen afgodt, aen de wclckc de toren gewijdt is, van vergult gegote koper gemaeckt. By defc toren fiet men eenige nauwelijcks elders grooter overvloet van noodtfakelijeke dingen, en die tot feer lae-ge prijs. Daer is oock foo groot een overbouwen der Romeynen können ontftee-' vloet van viffehen, dat men alleenlijck van de vellen der Squarüen, die fy gemenelijck Segrin noemen, groote winft krijgt. Men befpeurt d’edelheydt van de ftadt ten min-ften hier uyt, dat men daer een koning uyt de ftam T'aimmga gevonden heeft.Sy heeft gebiedt over veertien fteden, i Cingcheu, steden. i Lïnchïi 3 ^Pohïng, 4 Cao'^j^en, y Logan,_ 6 Xeuquangy 7 Changio , 8 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 9 (jan~ kiuj I o Chuching, 11 jMungin, 12- Ktii' o , I 3 Txùt, 14 Gechao. bouwc, die lichtelijck nijt in d’oude ge- ken. Defe toren is een van defc torens, die, gelijck ick gefeght heb, -«^aengeloofFe-lijck van de Sinefcn sefticht fijn gt;nbsp;vermidts fy menen dat hun geiucken voorfpoet daer in beftaet. Ick heb hier af een korte be-fchrijving gemacckt, om dat ick felf daer op geklommen ben, en alles met mijn oogen naerftighlijck aengefchout heb ; en hoewel daer in Sina veel fchoonder fijn,foo kan men hier tiyv , aE uyt Je Hjen van J.C leeuw , van d’anderen giffen , dewijl fy ten meeftendeel malkander gclijcken,en op een felve wijfe gebouwt fijn. Daer is onder anderen een voorname Mingxe genoemt,,’t welck de fteen des gcluyts betekent. Hy leght niet verre van Caotang. Op de top van dit gebergh-te ftaet een pijler van hondert roeden hooghjdie met een vinger nauwelijeks aen-geroert, geluyt gelijck een trommel geeft, daer af de bergh oock de naem heeft. vloeden, De vaert fnijdt het landt van defe ftadt in ’t midden deur, en valt te Lineïng in de vloet Guei, De kaerten füllen ’t ove- rige, dat de vloeden betreft, aenwijfen. De ftadt C^uonching heeft een poel, PPo genoemt , in de welcke de koning Guei _ tijdts kranen met groote forghvuldigheyd men ’er een weynigh kout waters op ftort, voedde. De Sinefen houden nu defe voge- daer een damp uyt koomt, en gefwindc-len oock gaerne in huys , gelijck oock de lijck deur ’t water tot op de gront dringt, herten: want,dewijl defe dieren lang leven, ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;” foo verhopen fy dat fy oock, als fy hen in buys hebben, en dickwijls aenfchouwen , door der felver aenblafing, langer füllen leven. |
De vierde ffcadt De Keyfer VviiS fchreef het landt van de ftadt Cingchen acn ’t Landtfehap van de felve bynaem toe , en fteldc dat onder de conftellatien van en Guei. Het heeft onder de koningen Ct geweeft. De ftam Hana noemde het Pehai en onder de ftam Sunga wierd het Chinhat heeten. De ftam 'Taiminga is de ftichter van de hedendaeghfche naem. Het heeft geen gebreck van bergen ; maer de zee en vloeden maken ’t vruchtbaer. Men vindt In defe plaetfen krijghtmen een fteen Koe-ßeen. uyt de maegh der koeyen, die van de Sine-fen Plieuhoang genoemt Wordt, dat is, het geel der koeyen , om dat hy ten meeftendeel geel van verwe is. Hy verfchilt echter in grootheydt, en is dickwijls foo groot als een ganfen-ey , en echter niet foo vaft en dicht als de fteen Befoar, maer veel fachter ; en wordt van de Sinefche Genees-meefters meer geprefen, en gefocht. Men fou feggen dat hy in facht krijt,maer dat geel en droogh is, beftaet. De Sinefen fchrijven dat hy feer kout van hoedanigheydt is, en voornamelijck dienftigh om de finekingen ftofdaeraf, in fiedendt water geworpen , i eer-' hetfelve terftont ftilmaeckt; en dat, als Ick acht dit de felve fteen, die van Bello-nius,in’t derde boeck fijner vreemdighedcn in ’t 46 capittel, daer hy van de vleefch-hou^ers der Turckcn fpreekt^gal-fteen gc-noemt word.D’Arabiers noemen defe ftecn |
Het
-ocr page 147-Het groote gcbcrghtc Langfie loopt tot aen Chuching, en ftreckt fich van daer ooft-•vraerts tot aen de zee uyt. Men vindt daer in veel dorpen, van de Keyfer gebout; want hy fondt dervaerts dertigh duyfent tnenfcheiij om dat te bevolcken, en te be-woonen.By Txui is de bergh9^pz^’w,welcks top , effen en vlack fijnde , een veldt van tneeentigh ftadien vertoont.
De zee befpoelt de ftedcn Logan
Chuching,Gechao,oft ten minften der lelver landen. De Sinefen fchrijven, dat in de geburige eylanden een kruyt waft, het welck fy Lungßn noemen, dat aen de paer-den,als fy ’t eten,groote kracht en gcfwint-heydt geeft. Devloet ICopoi heeft fijn oor-fprong in ’t geberghte J^en vloeyt van daer deur de ftadt iGn,
De vijfde ftadt
TENGCHEV.
Oewel het landt van dc ftadt T“eng-cheu ten meeftendeel vaft landt is, foo leght echter de ftadt felve in een
ftreckt fich als een enge hals in zee uyt. De bergh Cheuj leght oock aen de noordfijde van LengcheUjCn heeft naer dezee-kant een ronde fteen, die van de Sinefen Chuy dat is, paerel, genoemt wordt.
De zee fpoelt naer ’t ooften, weften en Wateren. noorden aen de ftadt Lengchept.^y Laigyang is de poel H^ang. De bron Uanuen is een wonder van de natuur, daer gefamentlijck heet en kout water uytkoomt, van ’t welck de bron de naem heeft, die by Chaoynen gelegen is. ö D
De fefte ftadt
L A I C H E V.
cylandt, tamelijck verre van ’t vafte landt, daer een feer bequame haven , een groote vloot van Sina , en een maghtige beÏetting van Sinefen is, die in een bequame haven aen de zee-boefem ^ang leght. Defe ftadt heeft gebiedt over acht fteden, welckers namen fijn, i Tengchetii'L Uoangj-^ Foxan^ 4 Leuhïa , 5 Chaoynen , 6 Laiyangj 7 L^in-~ ghai o, 8 Venteng. In T'vns verdeeling wierd dit ge weft by ’t landtfchap Cingchen getelt, en onder een felve conftcllatie , als t voor-gaende, geftelt. Het volck Gaoj heeft hier eertijdts gewoont, toén het den Sinefen noch niet onderworpen was, ’t welck ten tijden van de ftam Hiaa gefchiedde. In de tijdt der Köningen behoorde het onder k koninekrijek Ci. Het voert de heden-daeghfehe naem van'de ftam L^anga. Hier fijn drie voortreffelijcke kereken. Maer ’t genc,’t welck men hierwonderlijck vind, is dat het riedt daer vierkant is,tegcn de gewoonte van de natuur,die dat ten meeften-decl rondt maeckt. Men vindt hier een menighte van oefters,een leckere fpijs voor de leckere menfehen. Hier is oock deKoe-fteen ISltenhoang.
Tengheng is eenbergh,aen dc noordfijde van T'engchen gelegen , feer vermaert door deneêrlaegh, die de koning Civ^inUan-Çinïus ontfing. De bergh ChifeO' by Foxan
E naem van defe ftadt is van d’out-fte voicken Lai gefproten , die van de koningen Ci onder hun gehoor-faemheydt gebracht wierden. Na ’t verdelgen der koningen heeft de ftam Hana haer Lunglai genoemt, doch heeft byna altijdc feer vaft de hedendaeghfche naem behouden. Het geweft van de ftadt LaicheU' leght op een zee-bemh, welcks drie fijden van de zee , en een fijde van de bergen befloten worden. Het heeft onder fich leven fteden, I Laicheu, 2. F'ingtu, ,3 Vt, 4 Changye 5 ICtiiQ Quornteiy Ciente. Men vint daer vijf Voorname kereken, en daer rontom aen de ftrant vele veilingen. LnjHS ftelde dit geweft in een felve plaets,als de Voorgaenden.
Hoang is een bergh naer ’t zuyden van quot;Treffe-de ftadt Laichen en is aldus genoemt lijckeber-van een fekere maeght, aen de weicke men oock een kerek gewijdt heeft, ter gedachtenis van haer maeghdelijcke ftaet. Aen dc ftrant van de zee, by de ftadt Kiao is de bergh Lachn j en by Cieme is de bergh Lao^ die naer de zee uyt loopt.
De zee vloeyt van de noordtfijde in de yyateren ftadt Laichen, en ftreckt fich uyt tot aen de fteden Changye, Vi, Kiao, en Cieme. Men vindt (om d’anderc dingen voorby te gaen) niet meer dan twee vloeden, die aenmerc-kens-waerdigh fijn : d‘eerftc is Kiao by Fingtn,^\\z genoemt, als of men lijm-vloet feyde,om datfijn water Ilijmigh en modde-righ is : de tweede is de vloct Vi by Caomie, daer af Hanftnins de loop ftutte met fachen vol fandt, die hy daer in wierp, en dus den vyandt groote fchade aen dee ; gelijck ick breeder m mijn Kort begrijp verhael. By T'ingta is een bron van feer fchoon water, die Senjo genoemt wordt.
-ocr page 148-HET VIERDE LANDTSCHAP XANTUNG.
Eylanden. MEn telt in ditLandfehap oock eeni-ge eylanden, die men in de kaert kan vinden. De voornaemften fijn defe volgende, naer ’t weften , niet groot,maer echter heel gehont, 2. ’t eylandc ‘Eienheng in de zee by Caomie. Dit is het eylandt, daer vijf hondert Philofophen fich felven in zee wierpen, om de haec vanKey-fer Ems tot de geleertheydt, gelijck mijn Kort begrijp aenwijft. ’t Eylandt Xaynueni dat,wel bevolckt is, is ’t grootfte van alle , die in de zeeboefem fijn,daer een feer bequame ree voor de fchepen is, daer af men feer lichtelijck naer Corea , Peking en Eedotung over-varen kan. Defe plaets is oock feer bequaem om groote reyfen aen te vangen. Sy fchrijven oock dat het feer rijck van gondt is, en treffelijcke mijnen heeft, die echter bewaert worden , op dat niernandc daer delven fou. |
oft SchanJJen. OVeral, daer de zee wat afwijekt, oft daer een ree voor de fchepen* is, voornameiijck aen de monden der vloeden, heeft men veftingen gedicht, die dickwijls foo groot fijn, dat fy in menighte van volck veeltijdts tegen de groote Reden niet befwijeken. Der lel ver namen fijn defe n , I Piingcing , i Cinghai, 3 Chingxan, 4 (gueihaii S ’danxan, 6 Kixan., y Ct'venxani 8 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Siaoye, i o Haiçang t 11 P'un~ 12. Chin^ 13 Xechin. |
'Oi.E
^39
~^KKKÊt^^Br
1 I -
IfO
'VantuJl-
'^ùu/lo
2/ûeitkia
ta Al. y
J,uxan
Xanyang
amp;. O^ûuun. '^eMtctamp; 'Foéâzratie.
-138
^39
130
$eptentrio. i/i
1//
liantcoL
lyUgafl
Xtudmen.
jiuguaty
'ÎZfâf» jt.
O
O ^t/ukan.
Sievaa
Meridie s.
Çocli)^
Chatjyco
■ Siioa.
-^ars
! Siyàÿ
CfiayaM.
5/X
Cttù^a^
Sir^oM
gt;33
Kotarum Kxplicatio .
MKTaoporis.
Jit Vrbs .
Ä Cii'itas miÿor .
Cts/^iis -fftÉnor.
Chaytat,
Mao
Cttxi-
^3/
75
HET VYFDE LANDTSCHAP
N.
I E gelegenheyt van de plaets felve heeft I denaem v'^wHonan I aen dit Landtfchap à gegeven ; want dit i beteekent aen het Î zuyderlijk deel vân _ nbsp;nbsp;nbsp;lt;nbsp;de vloet, vermidts het aen d’oever van de Geele vloedt gelegen is, die , recht van ’t weften naer ï ooften vloeyende , dit van de lantfchappcn ^anÇi en Peking affcheyt, fchoon het aen d’ooftfijde eenige fteden en landen heeft, die hun uytfÏcht naer Peking Crenfin» hebben.Des feifs grenfen fijn,naer k ooften en zuydooften P4ancheli oft Nanking : naer ’t noorden en noordooften Pecheli oft Peking , en aen eenige landen Xantung : naer t zuyden en zuydweften Pluquam^ en naer c weftcn paelt het aen Suchaen, en ’t overige aen Xanfi. De Sinefen verfekeren dat dit l.antfchap in ’t midden van de weerelt gelegen is : want vermidts fy gelooven dat ’er nauwelijks andere landen buyten hun Sina te vinden fijn , en befpeuren dat dit Landtfchap in ’t midden van nun landt leght, foo geloven fy lichtclijck dat dit in ’t midden van Edelheyt, de weerelt is. Het heeft in feer oude tijden dickwijls de fetel der Keyfers geweeft, daer toe het voor d’anderen verkofen wierd om ’t gerijfvan de Geele vloet, en om d’onge-looftelijcke aengenaemheyt en vruchtbaer-heydt van ’t geweft. Dit Lantfchap ftfeckt fich in de vlackte uyt, en heeft echter ruwe bergen, voornamelijck ter plaets, daer het fich meeft weftwaerts uytftreckt. Het landt is echter overal vruchtbacr, en nergens on-gebout, behalven ter plaets, daer weftwaerts wreede en ruwe bergen fijn. Men vindt veel bofte hen op ’t geberghte. De landen fijn feer vruchtbaer van tarwe , rijs, en van andere vruchten. Daer is oock geen minder macht van kleyn en groot vee. De lucht is daer foet en getempert, en maeckt een gefonde wooning in vele plaetfcn. Het Vrucht- Landtfchap is vol gepropt van groote en ftejen, vlcckcn en dorpen, en foo befproeyt van vloeden en beeken , dat ce-nigh ander Landtfchap nauwelijeks by dit geleken kan worden. Het ontfangt veel vloeden , die van elders komen, en heeft oock vele, die daer hun oorfprong hebben. Het brengt byna alderhande vruchten, die wy in Europa hebben, voort, en dit in foo groot een menighte, dat fy voor een feer laege prijs verkocht worden» Eyndelijck , het grimmelt in overvloet van dingen , die niet allecnlijck tot het leven noodtlakelijck, maer oock tot welluft dienftigh fijn; in voegen dat het geen wonder is dat het van de Sinefen hun fpeeltuyn genoemt wordt : want het oofterlijck deel daer af is foo ver-makelijck, en wordt foo foghvuldighlijck gebout, dat men veel dagen lang kan rey-len , als of men in een hof wandelde.t lek heb dieshalven fomtijdts gedacht, dat, ge- -lijck Italien de tuyn van Europa genoemt worde, dir landtfchap pConan oock eenigh-fins het Italien van dit uytterftc Afia gehee-ten magh worden. |
Het noeck van Siiia , ’v Weick het getal der menfehen in fich begrijpt, telt in dit Landtfchap vijf hondert negen-en-tachtigh duyfent twee hondert fes-en-tnegentigh huysgefïnnen , en een-en-vijftigh hondert duyfent fes duyfent twee hondert en feven-tigh mannen. De fchatting van de tarwe oft rijs is vier-cn-twintigh hondert duyfent veertien duyfent vier hondert en feven-en-feventigh facken, van fijn lijnwaet onge-werekt drie-en.-twintigh duyfent vijf hondert en negen ponden,van verfcheyde foor-ten van fijde negen duyfent negen hondert en ncgen-cn-vijrtigh ponden, van katoen-lijnwaet, ’t welck daer echter niet veel is, driehondert een-en-veertigh ponden, cn twee-en-twintigh hondert duyfent acht-en-tachtigh duyfent feven hondert en vier-en-veertigh bundelen hooy voor des Konings paerden. Dit Landtfchap telt acht groote fteden, en hondert mindere fteden , behalven de veftingen cnkafteelen, daer af wy op fijn plaets in ’t befonder füllen fpreken. |
De
-ocr page 153-1
74 HET VYFDE
De eerfte oft Hooftftadt C' A I F V N G.
DEfe ftadt was groot, rijck, wel bt-volckt, en door de pracht van hacr gebouwen vermaert: maer fy wierdt in ’t jaer feftien honderteen-en-veertighby-na geheel van ’t water verdelght, nae dat fy kloeckmoedighlijck een lang belegh van veel maenden tegen de weêrlpannigen van de Keyfer der Sincfen tegen geftaen hadt. Sy is echter weêr eenighfins in haer vorige glans geftelt. Defe lladt leght omtrent twee mijlen zuydwaerts vandeGeele vloet, in een laege plaets, by de vloet Pien , die haer van ’t ooften , zuyden en wellen be-fpoelt , en een tack en arm van de Geele vloet is. En dewijl het water van de Geelc vloet hooger is, dan de Had Oaifung felve , foo heeft men groote en hooge dijckenvan vierkante Heen , drie hondert en meer fta-dien verre , gemaeckt, die ’t water inhouden en bedwingen, en ’t gevaer daer van af-keeren. Defe ftadt fou geheel veyligh ge-weell hebben, foo de knjghsliedeh,die daer binnen waren, felven de dij eken niet hadden gebroken, om , gelijck fy waenden , de weêrfpaltigen, die de ftadt. benauäen, m ’t water te doen verdreneken. Maer d’over-vloejing en ondergang troffen de lladt felve , en met de lladt oock de kerek en de Prieller van onfe Societeyr.
De Keyfer Tvhs hadt het landt van defe lladt in twee Landtfehappen gedcelt, en ’t een deel aen ’t Landtfehap TerijCn ’t ander aen ’t Landtfehap Th toegewefenj en in defer voegen oock onder twee conllellatien geftelt, te weten, onder Kio en Qang, Onder d’eerlle Keyferlijcke flam Piiaa wierdt fy PPao genoemden de Keyfer Chungtingns van de felve Ham voerde daer fijn fetel. En hoewel de Keyfers federt van woonplaets verwiffelt fijn , foo heeft echter defe lladt altijdt een koning gehadr,en een treffelijck koninekje uyt de Ilam nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; en vele
anderen van konineklijeke afkomll hebben daer gewoont. Inde tijdt derkoningen Gueï was ly ’t hooft van’tkoninckrijck , en wiert toen Taleang genoemt. Onder de Ham T‘anga wierd iyP 'tenc\)eu geheeten. Onder Wtaï was fy ’thof van’tkoninckrijckZe^w^, en wierd Leangchen genoemt. Onder de Ham Ktna voerde fy de naem van Tlanking, dat is, fuyderlijck hof j en onder ^uena die
landtschap
van Ptenleang. Maer fy heeft tegenwoor-digh haer naem van de flam Taiminga. Sy begrijpt in haer landt vier-en-dertigh Heden , I Oaifungi i ChinlieUi 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 Tung-
hin,^ Taïkangi6 Guetxi^y Qucichuerii^ pw-ïm, 9 PukeH, ï o (JanngmcH, 11 ^angùùi tl 13 Pungkieùi 14 ^encini 15 La' niang, 16 Qhin 0,17 'X.angxm 18 Sthoa , \^Htangching,'LQXtnkiet4i'Li nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Li-
Siangchingi 'L^fjenchingi 15 Chang-coy nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sinchingii.^ Mie,(hingQ»
3 o ^i^ngy^angi} i Jungçe^^y. Hoirie 3 Sùxùii 3 4 Jfîing. Onder defen is St/^chmg vermaert , uyt oorfaeck van de geboorte van Hoangtiw de tweede Keyfer van Sina.
De hooftlladt begrijpt in fich een ontel-lijcke menighte van prachtige gebouwen , torens,graven en hoven,en daer boven tien heerlijcke kercken,aen helden gewijdt. By de fladt Chin is een lufthof, met een muur beiloten, en daer in paleyfen, falen , en andere dingen , die tot vermaeck der oogen, cn des geefts behooren. Hier is oock een kamer, foo konllighlijck gemaeckt, dat fy door een gemaeckte koude alle hitte van de fomer befpot.
T is een feer vermakelijcke bergh bin-nen de wallen, door fijn hoven , boffchen me her-en gemeene en befondere gebouwen ver-rnacrt. De bergh by Stangching wordt Van de Sinefen feer hoogh geprefen , ver-midts fy achten dat ’er in fchoonheydt, in gedaentCjfdaer af fy feer waengelovigh onder hen fijn,)en in gelegenheydt geen in de heele weerelt gevonden wordt, die hier by te gelijcken is. Hy wordt d’eerfte in de boeken van Pungxui gellelt, die van k geluck en lot der bergen handelen.
De bergh ICçh is by Sinching, daer men een hol liet, van pPoangtiHS verçiert, daer, gelijck fy feggen, de Keyfer des fomers ge-menelijck woonde.
De vloeden ICinxui Ta, Jz/, de Geele vloet, X^eleangLPi^n en anderen befproeyen ’t landt van defe hooftlladt,en niet de vloeden van T aam. Daer fijn twee kleyne poelen Si, d’een wellwaerts van de Hadt /ƒin, en d’ander by ^nling. Daer fijn noch twee andere feer kleyne poelen, Lieu genoemt, naer de wilgen , daer af fy overvloet hebben j d’een is by de lladt (hin, en d’ander by Sinchin.
Daer is oock de poel ICinming^Qi fchceps-llrijd-placts naer ’t wellen van de hooft-fladt, van de Keyferlijcke Ham Sunga ge-boüt, om lich in de fchecps-llrijden t’ocffe-
nen.
-ocr page 154-
vele jnaimer-fteencn o vaer- ncn. Kaiçungus oeffende hier gemenelijck lijn krijgslieden. Dit is een feer vermakc-lijeke vloet,daer men veel paleyfen enkerc-ken der afgoden fiet. Men liet hier overal fcn der Poëten , tot lof Van de poel, inge-fnéden fijn. Daer fijn noch andere kleyn-der poelen,een daer af Xungmuen genoemt, uyt oorfaeck van de klaerheydt des waters, en om dat ’er geen mofch oft kruyt in waft. Hy is na aen de ftadt Qhiri. De ftadt Cliuhgmeï^ begrijpt in haer geweft de poel Putten, de grootfte van allen in dit Landt. Daer is oock een feer klare bron in ’t ge- De tweede ftadt Et heel geweft van defe ftadt wordt naer ’t noorden van de Gecle vloet, en naer ’t zuyden van de Hoaii twee feer groote vloeden , befloten. Haer edel-heydt en voortreftelijckheydt is foo groot, dat fy nauwelijcks voor eenige ftadt in dit Landtfchap behoeft te wijcken. Sy is ver-maert om haer vette gront,en gcfonde lucht. Sy kreegh onder Keyfer T‘vus een felve dee-ling als de hooftftadt Caitung. Haer edel-heydt blijckt ten minften hier uyt, dat de koningen Sung in defe ftadt hun koninck-lijcke iètei gehadt hebben. In de tijdt der koningen was dit geweft onder de drie koningen Ci, en Qttei gedeelt. Maer de ftam Cina , hen alle verdelght hebbende , noemde dit geweft Xangkieu , pPana gaf het de naem van CiugjangyÇ,ï\ Sunga Ingtten. Het voert de hedendaeo-hfche naem van de O koningen XXtai. Dit geweft heeft onder fich negen fteden, die alle in overvloet van te, X Pltngltng,-^ I^iaye,^ '^ungchtngy 6 juchin^i 7 Ciu o, 8 Hiaochtngi 9 Xeching. Hier lijn orangie-appelen van alderhan- de flagh , en infonderheydt uytmuntende verfcheyde ftagh van ’t befte Sftem-kruyt granaten , van Weickers overvloet en voor-treftclijckheydt de lefte ftadt de naem van Xechiriff heeft, als oft men de wallen der naer ’t zuyderlijck deel van de hooftftadt, is een brugh, van vierkante fteen gemaekt, en een ander,die defe niet ongelijck is,buy-ten de wallen van de ftadt '^ungchin^. Men vindt hier drie kerckenjaen helden gevdjd, cn heerlijcker dan d’anderen. |
A iSJk nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7ƒ Dit geweft, dat feer vlack is, heeft wey- Voorna-nigh en kleyne bergen , daer af men niets wondcrlijck, dan alleenlijck de naem, by de Sincfche Landt-befchrijvers vindt. By Loje is de bergh In, en by ^ungching de bergen Kang cn Tu. De Geele vloet, de vloeden Pien en du Watere^^ befproeycn dit landt. Aen de zuydfijde van de ftadt Qfteite is de poel Plan, die van een brugh , vele bogen hebbende, in twee deelen gedeelt word. Aen de weftfijde van de ftadt Ciu is de poel Si. De kleyne poel Chokin verdient oock lof, want daer by Voonen veel werckers van fijde lakenen, die door de voortreftelijckheydt van ’t water daer gelockt worden, van ’t welck de fijde , en de fijnfte draden, daer in gewaf-fchen j een wonderlijcke glans krijgen daer af de poel oock de nacm heeft, ver-midts het waftching van fijde damaft be-teekenti De derde ftadt DEfe ftadt Changte leght in’t noordct-lijekfte deel van dit Landtfchap j en wordt van de Landtfchappen Xanß cn JPeking als in een enge hoeck gedruckt, dieshalven fy geen groote breedte beflaec. ’t Landt is meeftendeel vlack, vruchtbaer van grontjCn vet van aerde. Het heeft wey-nigh bergen, die noch feer kleyn fijn. By de ftadt is crecn,grootcrdand’andercn, de magneet, oft feyl-fteen gcnoemt, naer de feyl-fteen, die daer uytgedolven wordt. De Keyfer Tuns heeft dit geweft aen het Landtfchap Ki toegewefen , en dat onder de conftellatien van Xe en Pi geftelt. In de tijden der koningen behoorde het aen het koninckrijck Guei. De ftam Cina noemde het pPantan-y en federt tfderdt de hooftftadt Siangcheu geheeten. De tegenwoordige naem heeft fy van Mtai. In dit gebeft word gevonden. Hier is oock een vifeh, die van de Sinefen Haiul vifeh genoemt wordt,dat l^cke is, kint van de vifeh ; want als hy gevangen '^ordt, maeckt hy een gehuyl als van een fchreyend kindt. Des felfs geftalte koomt met die van de krocodil over-een. Hy heeft een feer lange ftaert, en vier voeten. Des felfs vet, eens aen ’t branden geraeckt, kan met geen water, oft door geen konft uyt-geblufcht worden. Men telt hier fevcn kerc- |
kereken : maer de gene naer de weftfijde nni,cn 3unga gaf aen haer de naem v.ang^f/-van de hooftftadt, aen gewijd, over- c\)eH. Sy voert de tegenwoordige naem van treft d’anderen in pracht en grootheydt. de ftam Taimtnga. Aen de zuydfijde van Dit geweft heeft in fijn gebiedt feven fteden, i Changte,2. Tangin,^ Linchang,^Lini J'corna.-me her- By l^angtn is de bergh 3ïmeH, uyc de welck de vloet Tang fijn oorfprong heeft. De ftadt heeft de bergh T'^ang^QQ fteyl en ruw, dat men fwareiijck daer opkan klimmen. Op des felfs top is echter een vlackte, op de welcke vele,in tijdt van oor-logh, ’c onweer daer af ontgaen. By de ftadt is de bergh Ç//,op de welck de ko-ning Ci veel goudts verborgen heeft, en alle de genen , die dat verborgen hadden , doot floegh, op dat fy fulcks niet ontdec-ken foLiden. Doch de foon van een defer wcrck-lieden,noch een jongetje fijnde,nam gemerek op de geheele faeck, en, groot geworden , droeo;h het goudt wech. Men D nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O delft hier oock de befte feyl-fteen. Vloeden vloeden Lo en Ganyang , die oock Von genoemt wordtjgaet deur de ftadt Litt, en verfchuylt fich eenige ftadien verre onder d’aerde, en barft daer na weer uyt. |
De vierde ftadt Efe hooftftadt heeft onder de Keyfer een felve plaets gekregen , als de voorgaende.Sy leght aendezuyd-fijde van Changtej^en de zuyderlijcke oever van de vloet Gnei, die in t landt van defe de hooftftadt fiet men een hcerlijck en tref-felijck gebou , op die plaets gebout, in de welcke Keyfer LI?//// de groote Philofooph Liult;vangn3 ontmoette, welcks raden en deught hem hielpen om ’t Keyferrijck van Sina te verkrijgen. ftadt fijn oorfprong neemt. Dit geweft Keyferlijcke ftam Xanga \\cHt\YCt Xinui, wijekt verre in vruchtbaerheydt voor d’an-dere landen , en heeft echter geen.gebreck van nootfakelijeke dingen, uyt oorfaeck van ’t gerijf der vloeden , fchoon de gront anders fandigh en weynigh vruchtbaer is. De hooftftadt is edel door een koning uyt de ftam Taiminga, die daer in fijn fetel ge-hadt heeft. Men telt hier feven heerlij efce kereken, aen helden gewijdt,en fes fteden, die daer recht ontfangen, i Queihoei, i (0-ching, 3 Sinhiang, 4 Hoekia, 5 Xi, 6 Hoei. De Keyfer tlz/z/j, de fnootfteKeyfer IQeo gedoot hebbende,die in defe hooftftadt fijn hof hield,veranderde de naem van defe ftad. I f ? 1 De gracht van de ftadt Cijuen is oock een vijver , in de welcke fich verfcheyde flagh vanvilTchen onthouden.Daer is oock een heerlijck gebou, Tehiang genoemt, ter geheugenis van foodanigh een man , die , toen hy een gemalin trouwen fou, dus, ge-lijck men feght, de hemel bad : ïck bid om geen rückdommen, oft weüttfien, en daerom tang getelc.De ftam Hana noemde haer Ho- 'luil ick geen ^roa trouwen j maer ick bid al-^ leen- Cude n-A” wen, en noemde haer Pinan, en ftelde Qangstous daer in tot koning.In de tijdt der koningen behoorde fy aen de koningen Guei. Onder de ftam Cina wierd fy by de landen van Ho- De ftadt IG heeft niet verre van fich het bergen, geberghte IQ, dat door fijn fchoone bof* fchen vermakelijck is. Hier is oock de bergh Cingnien , in welcks hol een ftaende water is ; en indien men eenigh hairigh deel van ’t lighaemdaer in wafcht,foo word het terftont kael. De vloet (^uei vloeyt aen de noordfijde vloeden. van de hooftftadt, en heeft fijn oorfprong in ’t wefterlijck deel. De vloet IQ vloeyt voorby dc ftadt IQ, De vijfde ftadt E hooftftadt Hoaiking heeft wel een fecr kleyn landt, maer echter een foete en gefonde lucht, en vrucht-Lave gront. Naer ’t noorden wordt het van de bergen, en naer ’t zuyden van de Geele vloet befloten. Hier in fijn fes fteden, i Uo-aiking.t Cijùen, 3 Sie^ùù^^ Vuche^^ Meng^ 6 Ven, In de deeling van de Keyfer Tvns behoorde dit geweft aen ’t Landdchap onder de conftellatien van Xe en Pi. De en de ftam Che^a Sany^en genoemt. In de tijdt der koningen wierdt het nu Gueii dan Cma noemde het Sanchnen t Hana Honui, Tanga Ho aie hen, en Taiminga pToaiking, In defe ftadt plagh een koning uyt de felve ftam te woonen , daer door fy edel en rij ck geacht wiert.Men heeft hier drie vermaerde kercken,en wonderlijeke genees-middelen, die ‘t aen d^andere Lantfehappen meê deelt. |
Hergett. leenlijck om deu^hdeltjcke fonèngt; Hy kreegh dan by defe vrou drie fonen,die aile groote Philofophen en Landtvooghden wierden. opende, uyt het welck flijmigh,vet en dick lt; water vloeyt, ja foodanigh, Jat het tot vele fijn, i Honanz JenÇu, 3 Cung, 4 dingen , in plaets van olie, gebruyckt kan 5 Tyangy 6 Tengfungy y Jungning, 8 Singan^ worden. De fmaeck daer af is niet onaen- 9 Mtenchiy i q Cao, 11 %?« 0,12. Lingpao, Vlecclen. Aen de noordfijde van de hooftftadt is de bergh ‘Tat, die eertijdts, een groot ge-druys uytgevende, van malkander fcheur-de, en een hol van drie hondert roeden worden. De fmaeck daer af is niet onaen-genaem. De bergh Tanguo fchijnt een paleys,met boftchen en boomen bekleedt,en leght niet verre van de ftadt Cvgùen. De vloet Ki heeft fijn oorfprong in ’tge-bcrghte Vanguo , verfchuylt fich daer nae onder d’aerde, maeckt federt de poel Taye, en , daer uyt vloeyende , wordt de vloet Ci genocmt. De fefte ftadt HONAN. DEfe ftadt heeft de naem met hethee-le Landtfchap gemeen. Sy leght aen de weftfijde van de hooftftadt, aen de noorderlijcke oever van de vloet Qo. De Sinefen willen dat defe het middel-punt, oft de navel der weerelt is, om dat fy in het midden van Sina leght. ’t Omleggende landt heeft overvloet van bergen, en wijckt echter niet voor veel anderen in acnge-naemheydt en vruchtbaerheydt der dingen. De hooftftadt felve is feer groot, en rijck van inwoonders, en heeft een koning uyt de ftam Tatminga gehadt. Men vindt hier dertien vermaerde Kercken, voor helden opgerecht, van de welcken d een over de vloet Qo is, aen d’ooftfijde van de hooftftadt, onder de wclcke de vloet, als onder ’t gewelffel van een brugh,deur vloeyt. De-fc ftadt heeft d’eerfte Keyfer van de ftam Sunga aen de Sinefen gegeven. De Keyfer Cnjtts heeft defe ftreeck landts aen ’t landtfchap TÙ toegefchreven, en onder de con-ftellatie van ^Kd^ao geftelt. De Keyfer Vüs, voorgenomen hebbende tegen de ftam X^^^^t’oorlogen, verforghde fich hier van wapenen, en van alle andere dingen. De ftam Ctna noemde haer Sanchuen, ’t welck drie wateren betekent j want de hooftftadt felve Icght warelijck tuftchen drie vloeden. Sy voert de tegenwoordige naem van de ftam Hana, die, uyt de noorderlijcke ge-weften gedreven , tôt dcfe ftadt haer toe-vlucht nanl,en daer in de Keyferlijcke fctel ftichte , die daer niet lang duerde. De ko-ning Guet noemde defe ftadt Cocheû, de |
Kinch an g:, maer Taimtnga heeft haer de naem Uonan weêr gegeven. Men vind in dit geweft veertien if eden, lt;welckers namen 15 Keuhiang, 14 Luxi. Onder defe fteden verdient Tengfung Wel dat men daer niet foo gefwindelijck overloopt, vermidts de Sinefen haer in het middel-punt, cn in de navel van de weerelt ftellen. Men fiet daer binnen noch een jy^rek'-groote regel, op een vlack ftuck kopers in tuygh^om t loot opgerecht, en in verfcheyde deelen dehoogh-gedeclt,gelijck oock op de vlackte een ge-trocken lijn, oock in fijn deelen gedeelt, middel op welck gercetfehap Cheucungus, defe •van de groote Starre-kenner en Wis-konftenaerby de Sinefen , en eertijdts opperfte beftierder van ’t Rijck, de middagh-fchaduw waer-nam, en daer uyt de hooghte van de Pool, en d’andere dingen , die men ’daer uyt be-mereken kan , op-fpeurde. Hy leefde elf hondert en twinrigh jarpn voor Chriftus geboorte. Men fiet hier oock een toren, op de welcke hy gemenclijck de loop en omkeer der ftarren ga floegh, Qi^onfing tai ge-noemt, dat is, toren om de ftarren faen-fchouwen. Defe felve Cheucungus had toen alreê een befondere kennis van de naelt,en van de zeyl-fteen, gelijck ick klarelijeker in mijn Kort begrijp der Sinefche hiftorie vertoon. Dit landt heeft vele en heerlijckegravetti en rondtom de wallen van de hooftftadt felve feer fchoone tuynen , en vele vijvers. By de ftadt Ken, in een groote kerek , fiet men twaelf beelden,die op hun grontveften ftaen , en van de Keyfer Ktus feer wonder-lijck enkonftigh gegoten fijn. Het groote geberghteT^ mang leght aen de noordfijde van de hooftftadt, en ftreckt fich van daer uyt deur de landen van Cung en cKKCengcin. logtian is een dubbelde bergh, naer ’t zuydweften van de hooftftadt, daer de vloet In, als deur een poort, in ’t midden deur vloeyt.By de ftadt Ifiang fijn de bergen King, uyt de welcken koper gedolven wordt : en fy fchrijven dat de Keyfer Hoangtius ter felve plaets het koper kreegh, van ’t welck hy ’t gereecfchap van |
HET V Y F D E |
L ANDTSCHAP |
fijn buys, en van d oorlogh maccktc. Dit is een der oudfte mijnen, daer af men ge-heugcnis heeft. T is een vloet, die fijn oorfprong in de tjergen van de ftadt LukÏ heeft. Zo is een ren. andere voorname vloet. Men vind noch veel andere vloeden, die niet feer vermaert fijn. Aen d’ooftfijde van de ftadt '^enfr is een poel, die in de fomer kont,en in de winter heet water heeft. Tmg is een feer fchoo-ne bron,aendezuydfijde van dehooftftadt, by de welck men een ftelling van fteen ge-maeckt heeft, op dat de nieusgierigen hem beter fouden können aenfchouwen. De fevende ftadt N A N Y A N G. DEfe hooftftadt jSlanyan^idie een der voornaemften is, leght aen de weft-fijde van de vloet To^oo vruchtbaer cn overvlocdigh van alle dingen,en foo vermaert, als ecnigh landt van Sina. Men vind hier dertien fteden, i jSlanjangii. Chinp’ing, ^Tieyangi 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6 l^anchao, y quot;TengOi 8 l^uihiangi i o Chechuerii II Tu Oi II Vuggangi 13 Dit landt is ront-om met bergen vloeden befloten, en van groot belang tot de bewarenis van 't Sine-fehe Rijck: want het heeft foo grooteover-vloet van leef-middclen , dat het oock met gemack groote heyren van nootwendige dingen verforgen kan. De Keyfer T'uus fchreef het aen ’t landtfchap ']u toe, en wilde dat ’et onder de conftellatie van Chang fou fijn. Het was in feer oude tijden een cyge koninckrijck van de ftam THaay eer fy ’t Keyferrijck aen fich trock.Onder de ftam Che^a wierdt het Xtnpe genoemt. Sedert hebben de koningen Çu dat befeten , en daer na Han. Hervoert de tegenwoordige naem van de ftam Cina ; en Sunga en ‘Tanga hebben ’t V'oncheu geheeten.Defe hooftftadt is wel bevolckt,en rijck van fchatten, cn brengt voort ’t gene wy hier voor verhack hebben, azur-fteen, en een flagh van Wonder-, flangen, met een gefpickelde huyt, en met witte plecken onderfcheyden-. De Genees-J meefters gebruycken defe flang,in een vies wijns geweekt,tegen de beroertheydt. Men vindt hier oock vele heerlijeke gebouwen , en negen kercken,aen helden gewijdt. Een koning uyt de ftam Taiminga heeft hier oock fijn wooning gehadtj’t welck de ftadt feer vermaert heeft gemaeckt. |
Aen de noordfijde van de hooftftadt is Bergen. k geberghte Tu, in ’t welck fes-en-dertigh ftaende wateten gevonden worden. By Tluihtang begint het geberghte Taipe , het welck tot acn Che^uen reyckt. Daer is oock ’t geberghte Tienchi, daer een poel is, welcks water wonderlijck goedt is om de fieckten van ’t herte te genefen. De vloeden To oft Pè, Pie, Cht en Hoai maken dit geWeft heel vruchtbaer. Macr ’t gene,’t welck met meer reden verwondering veroorfaeckt, is de vloer Tan , die by T^uihiang vloeyt, in de welcke heel roode viflehen gevonden worden , die alleenlijck in ’t begin van de fomer verfchijnen,en gevangen worden , en fich in d’andere tijden van ’t jaer verfchuylen. De Sinefen fchrij-ven en verdichten dat, foo men de voeten met het bloct van defe viftchen wreef, men lichtelijck op ’t water fou können gaen. Doch ick laet het geloof van defe en dier-gelijcke dingen aen de fchrijvets. Ick, wat my aengaet, heb dit landt nooit gefien , cn ƒ dieshalven kan ick niets fekcr daer af feg-gen. Sy voegen hier noch by dat, indien men dan’t water beroerde,alle defe vilÏchen terftont boven ’t water fouden komen , cn de geheele vloet root en vlammigh maken; daer af hy de naem van 'P'an vocrt,dat root betekent. By de ftadt Teng is een kleyn eylandt, Pehoa genoemt, dat is, van alle bloemen , daer op een paleys is, tot vermaking van de geeft gemaeckt. By PTuthiang is een bron, welcks water by de Sinefen in hooge achting is, om dat men gelooft dat het den menfeh lang doet leven. De achtfts ftadt JUNIN HEt geweft van defe ftadt leght aen d’oever van de poel als men ooft-waerts aen^act. Het is naer ’t noor-den van bergen , en naer t zuyden van de vloet Hoet befloten.Hier waft het koftelijck kruyt Cha, ’t welck de Sinefen noyt ge-noegh können prijfen, en dat fy dagelijcks gebruycken ; gelijck ick elders breeder befchrijf. Tvus ftelde dit geweft ouder een felve Landtfchap , als ’t voorgaende , cn voornamelijck onder drie conftellarien, naer de verfcheyde deelen van ’t landt, te weten, onder Kio, Kang en Tt. In de tijdt der |
WWW
M O
der koningen behoorde een gedeelte daer af onder de koning nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en ’t ander onder
de koning 'Xïn. De ftani C/;/^ noemde dat Sanchuen^ en pTana ^unam, om dat het aen de zuydhjde van de vloet leght. De ftam heeft het Cat de ftam Sunga pToatkang geheeten. De ftam ‘Tatminga heeft het de naem , die ’t van gekregen hadt, beveftight, en laten houden : en hier heeft oock een koning uyt koninek-lijck bloet gewoont. Men telt hier acht kereken , aen helden ge wijdt, en veertien fteden, daer ’t over heerfcht, i Junihg, X 'J^angçai String, 4 Stnçat i Siüp’ing, 6 Chtn'^jangçj Singganglt;^-i% Loxan^^ Kwxan^ ° nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11 Ç)jgangxany 12. Cuxt^ 15 Ste,
^angchïng.
Bergen ^tenchung is een b er ph aen de noordftjde v^njuning, die fy oock ’t middel-punt der weerelt noemen.
By Sw^ang is een feer hooge en verma-kelijcke bergh. Men heeft dickwijls aen-gemerckt,dat,foo dickwijls als de wolcken des felfs topbedecken,het fekerlijck inkorte tijdt fal regenen.
Hing is een bergh by QgMngxan, die fijn naem van de pruymbopmen heeft,de welc-ke daer in overvloet fijn.
rtoeden. De vloet Ming heeft fijn oorfprong in ’t geberghte by Singsang.
De vlocc oft vloeytdeurde ftadt Qu^ng. is een vloet, daer af een ftadt de naem heeft. Aen de weftfijde van de hooftftadt is de poel Si aengenaem en
N A Nf.
vermakelijck oin t’aenfehouwen , en ver-maert door twee gebouwen , daer op ge-timmert tot onthaling en vermaeck der burgers*
grooie ftadt: J IL
DEfe plaets heeft by de Sinefeii noch de naem en waerdigheydt van een hooftftadt niet verdient, fchoon fy in voortreffelijckheydtvan landt,en vrucht-baerheydt van gront met veel hooftfteden gelijck is. Sy gebiedt echter over vijf fte-den, namelijck gt;, i Ju s 2. Luxan 5 ICta 4 Paofung, Tgang. Sy leght felve aen de noordfijde van de vloet Ju daer af fy de naem heeft, welcks oorfprong oock niet verre daer af is. Onder de Keyler Hus behoorde fy aen ’t Landtfehap ^u, onder de conftellatie van Chang. In de tijdt der koningen ftont fy onder de koning Han , en behoorde federt aen Honan. De ftam Pan^ ga noemde haer Linju, cn de ftam T'aimin-* ga fteldefe onder haer eyge recht,en noem-defe ^u.
De bergh Lu leght by een ftadt van gc-lijcke naem, die van de bergh dus gen o eine wordt.
Aen de weftfijde van de hooftftadt J« is een poel van hondert ftadien ; en naer het zuydweften is een bron van heet water, daer af hy Ven genoemt wordt.
De vloet Sien heeft fijn oorfprong in het geberghte Ki» by de ftadt Lengfung^
HET
So
HET SESTE LANDTSCHAP
S u c H U E N.
ît Landtfchap, dat men gemeenelijck Suchuen, dat is, vier wateren noemt, is feer groot,en wij ckt voor geen ander Landtfchap, ’t fy in grootheydt, oft in overvloet van din gen. Egt;e groote vloet Kiang fnijdt dit in Gelegen- ’t midden deur ; en dieshalven magh ’t een af noorderlijck, en ’t ander ’t zuyderlijck genoemt worden.Dit Landtfchap is nader aen Indien, en verfchilt oock niet veel in feden met d’Indianen. Het wort door een gedurige reecks der Damafefche bergen van’t koninckrijckT/A^? afgefchey-den ; en heeft geen gebreck van bergen en wateren. Het befluyt dickwijls in fich oock vermakelijckc vlackten, en velden, die den menfch fchijnen toe te lachen ; en is feer vruchtbaer van alle dingen, die tot onderhouding van ’t leven nootlakelijck lijn. Het vloeyt oock over van fijde, en van de befte genees-middelen, foo van kruyden , als van dingen, die uyt de mijnen komen , de welcken gemenelijck van daer tot ons Radix Si- gevocft wotden. D oprechte Sinefche wor-«4, oft tel wordt in dit Landtfchap alleen gevon-vindt de wilde overal. De-fe beyde worden van de Sinefen Foltn genoemt. Maer byna alleen de wilde wordt tot ons gebracht, welcks pit van binnen in ceniger wijfe met root geverwt is.Sy wordt echter niet foo groot, als de rechte Sinefche wortel, en is niet foo groot van krachten, fchoon fy niet geheel van des felfs kracht berooft is. Maer de ware wortel,gelijck ick ; . gefeght heb,groeit alleen in dit Landfchap, en dit in d’aerde felve, byna gelijck deHol-landtfche aerd-akers, oft gelijck by d’Indianen de Paraten gemenelijck wallen en voort-fpruyten , infonderheydt in d’oude boftchen der pijn-boomen ; en dieshalven fchrijven fy dat defe wortel uyt het lijm, oft peck van de pijn-boom voortkoomt, ’t welck op d’aerde gevallen,wortelen fehlet, en een kruydt wordt, dat een groot ftuck weeghs langs d’aerde kruypt, en terftont dicke wortels in d’aerde fehlet, jac dickwijls foo dlck word , als een klndts-hooft, en van gedaente gelijck de Indlaenfchc noten , die wy kokus-noten noemen. De fchors fchllt oock niet veel van koleur, fchoon fy niet foo hard en dlck is,maer veel fachter en dunder. Onder de fchors is een noot, oft wit en bol vlecfch,’t welck by de Sinefen in hooge achting is, en van hen in hun genees-middelen gebruyckc wordt; hoewel fy , als fy defe wortel niet hebben , de wilde oock niet verfmaden , maer die is niet foo goedt van wereking. |
Het Rheubarbar van dit Landtfchap is oock het treftelijekfte ; en het volck van bar. Tibet en JPIo^or,dat in dit Landtfchap handelt , brengt het gemenelijck van daer tot ons. De voornaemften onder hen lijn de priefters der afgoden , die van d’Indianen Lama genoemt worden. Eenige vaders van onfe Societeyt hebben hier fommige van defe gevonden , die Suratte , Goa , en een groot deel van het naefte Indien befocht, en kennis aen de Portugefen hadden. Hier is oock groote overvloet van tweederhande Amber. amber, namelijck van geele, gelijck Polen aen ons fendt, en voornamelijck van root. Sommigen achten dat dit uythetgefuyvcrt mergh der pijn-boomen lijn oorfprong heeft, en door lanckheydt van tijdt hard en deurftchtigh wordt. Ick fclf heb geilen dat de Sinefen feer konftelijck van peck oft hars amber koockten, en die verkochten , de welcke foo fchoon was, dat fy de rechte amber overtrof. D’aentrecking vanftroo, oft van eenige andere lichte en drooge dingen is geen fekere proef van de ware en on-Vervallchte amber : want dit nagemaeckte, door konft toe-geftelt, heeft oock een aen-treckende kracht, foo het gebroken wordt., Ghy fuit in de belchrijving van yder hooft-ftadt al ’t gene lien, dat in dit Landtfchap aenmerckelijck is. De grenfen van dit groot Landtfchap Grenfen. lijn, naer ’t ooften iLuquangy naer ’t zuyd-ooften Queicheti, naer ’t noordtooften en noorden Xenß,naer’t noordweften de volc-ken van Coninguangi, en Kiang, oft defe landen , in de welcke M. Paruus Venetus Prteßer |
overvloeyt, van de welchen liier geen ge-wagh gemaeckt wordt. De lchatting van de rijs befiaet in een-en-fefiigh hondert duyfent fes duyfent fes hondert en feftigh fac-ken , van de gemaeckte en ongemaeckte fijde in fes duyfent drie hondert en negen-cn-dertigh ponden , vän katoen in vier-en- ftighcydc voor de Chrifienen , daer fijnde , feventighduylènt acht hondert een-en-vijf- arbeydden. Maer in defe lelie oorlogen is tigh ponden , van fout in hondert negen- de geheele hooftfiadt, jae oock ’t gantfche en-veertigh duyfent een hondert feven-en-^ Landtfehap verwoefi , en de vaders wareil feventigh gewichten, behalven noch de tollen , die in dit Landtfehap op twee tol-plaetfen ontfangen worden. Xz///, d’eerfie van de Ham Cinat, bracht Schat“ ting. Sûitt-fut‘ ten. Pr'teßer fielt, die van de Sinefen Sifan genoemt worden.Naer’t wellen is T^thet^cn in ’t uytterfie zuyderlijck deel raeckt het aen ’t Lantfehap Junnan. ’t Geheele Lantfehap belluyt in fieh acht hooftfieden, en, behalven vier krijghs-fieden, hondert en vier-en-twintigh fteden, fonder noch de mindere plactTen en veilingen. Het boeck, ’t wclck de naem van telling der Sinefen voert, telt in dit Landtfehap vier hondert vier-en-fefiigh duyfenteen hondert negen-en-twintigh gefinnen, en twee-en-twin-tigh hondert duyfent vier duyfent een hondert en feventigh mannen, fchoon het min-fie deel van dit Landtfehap in dit boeck dit gewefi onder de heerfchappy van Sina, omtrent tweehondert en vijftigh jaren voor Chrifius geboorte,gelijck ick in mijn Kort begrijp der hifiorien aenwijs. Want daer waren toen twee heeren uyt het bloet des Keyfers Hoangüus, Pa en Cho genoemt, die, onder de Ham Hiaa weêrfpaltigh geworden, federt noyt het Sinefche Rijck onderworpen waren, als onder Kina. In dit geheel Landtfehap wordt overal een groote menighte van yfer uytgedolven, gelijck oock van tin en loodt. Men vindt hier oock feer fchoone lèyl-fieen. Maer ’t gene, ’t welck in de heele weerelt vreemt fchijnt, is dat hier in de bergen fout-putten fijn , uyt de welcke ’t geheele Landtlchap van fout verforght wordt. Seker^ een groot bewijs van de goddelijeke voorforgh voor die menfehen , dewijl dit deel van Sina feer verre van de zee afgelegen is, en niet, dan met groot ongemack, fout van elders kan halen. Defe putten fijn fomtijdts over de hondert fchreden diep , in gebouwde bergen , en in een foete gront. De mont van defe putten is nauwelijcks drie oft vier palmen wijdt. Sy boren dit fout daer uyc met |
rSCHAP SUCHUEN. Sr een yfere handt, die, in d’aerde gefet, door fijn gewicht en vingeren daer deur dringt, en daer na trecken fy aen een touw , door ’t welck de liant, door een befonderekonfi, lieh felflluyt, en d’aerde vat, die fy uyt de put trecken, tot dat fy foute aerde en water vinden. Sy fcheppen dan dit water met een vat, dat fy neer laten faeken. Dit vat heeft eenkleyn gaetje op de bodem,’t wclk,leegh lijnde, van ’t indringend water geopent wordt; maer als ’t vol is, en met het ton op-gehaelt wordt, dan Hopt het gat fich fel— ve j en dus treckt men ’t foute water daer uyt, dat, in ’t vuur gekoockt, de waterachtige vocht van fich drijft , en feer wit fout op de gront laet, ’t welck echter een wey^ niHifoeter, als het zee-fout is. De Societeyt J e s u is oóek in dit voeght is, leght het koninekrijek King, dat 'tKonink-fijn eyge recht heeft, en geenfins onder rijk King, de Keyfervan Sina fiaet, en alleenlijek uyt eerbiedigheydt de kroon en konineklijeke tekenen van de Sinefche Oppervorfi ont-fangt. Voorts, defe bergh-woonders willen geenfins toelaten dat dç Sinefen binnen hun geberghte komen. lek noem dit ko- Landtfehapj, dat van alle de Sinefche Lant-fchappen meeft naer ’t wellen leghc, deur-gedrongen j in welcks opperllc hooftlladc twee Priellers waren , die met groote naer-dicshalven gedwongen elders te vertreckcii foo veel moorden en Woerfiortingen , daët fy ongefchonden uytquamen , behouden fijn ; doch fy meenen,indien Godt het toc-laet, weêr derwâerts te keeren. In dit Land-fchap, op feer hooge bergen, naer ’t noord-oofien, daer ’t aen ’t Landtfehap Honan ge-wellen, uyc het Lantfehap Huquang vluchtende , gefticht is j die, de beroerten van d’oorlogh, en de baldadigheydt der krijgs- , lieden fchuwendedn de tijdt der koningengt; op’teynde van de Harn Che^a, dit feer innamen. Hier fijn ooefc aengename dalen, en wel-geboude velden. Hier woonen landtbouwers, die,van de be-roovingen der vyanden feker, tulTchen de klippen en fteenen(ô groote fchande!) veyliger fijn dan onder de menfehen; foo is daer oock den eenen menfeh des anders wolf. X nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D’eer- |
D’eerfte oft oppçr Hooftftadt H I N G T V. Efe opper Hooftftadt overtreft d’an-i deren, die minder in grootheydt, in in defe hooftftadt is een wonderlijeke facck, die waerdigh om t’aenfchouwen is. Een fekere vogel, van de Sinefen Punghoa-pracht van gebouwen , en in rijck- f^ng geheeten , heeft een beek foo root als vermiïjoen ; en de groote verfcheydenheyt heydt van volck fijn. Sy is oock een rijcke koopftadt, en heeft, om vermaerder te fijn, oock een koninguytde ^^raP’aiminga ge-hadtjdie alleenlijck in grootheyd van heer-fchappy, en in d’eernaem van ’t Keyferrijck voor de Keyfer wecck , en voorts met een konincklijcke pracht en waerdigheydt heerfchtc. Sijn paleys, dat vier Italiaenfche mijlen in fijn omkring had , was in ’t midden van de ftadt, en met vier poorten ver-çiert. Daer voor,naer de zuydfijde,was een ruyme ftraet, met veel ftcenc bogen verkiert , die heerlijck gemaeckt waren. Defe ftadt is heel met water afgedeelt, en overal van bevarelijcke grachten deurgefneden, daer veel fteene bruggen over gebout fijn , en de wallen der grachten fijn van vierkante gehouwe fteen opgehaelt. Men telt hier feven kercken, aen helden gcwijdt, en een, Cho genoemt, aen de koning ^ançungo ge-heylight, ter geheusenis van dat hy hen de konft van lijnwaet te wercken , cn fijdwor-men te queeken, geleert heeft. Sy was eertijdts,eer fy onder ’tRijck van Sina ftont, de woon-ftadt der koningen Cho j de ftam Pïana noemde hacr QjMng-han, en hield eenige rijdt haer Kcyferlijcke fetel daer binnen.Sy voert haer tegenwoordige naem van de koningen Cyn, De ftam T'angu heeft hacr Kiennan gchceten. Defe ftadt leght in een eylandt, t welck van de vloeden gemaeckt wordt. Het landt is ten deel heel vlack, en ten deel berghachtigh. De gront is foo vruchtbacr, dat men geen deel daer af ongebouwt laet. De velden fijn overal van water befproeyt, dat door grachten oft door de natuur daer gebracht IS, voornamelijck naer ’t ooften , daer deur een feer vermakelijeke vlackte een wegh van drie dagh-reyfen is 5 in welcke wegh men over meer dan hondert ftene bruggen moet gaen,dic alle op vele bogen fteunen. Dele hooftftadt gebiedt over dertigh fteden, i Chingtu, i Xoanglieu^ 3 Venkiang, 4 Sinfan, 5 Sinïu, 6 Kinfang, 7 Ginxeu 8 Ging fing, 9 Pi, 10 Çu 11 P[uikiang, regen niet grootcr,en doordedrooghtcnict kleynder wordt. _ nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De vloet/ó)7is aen de zuydfijde van de 16 Kien 0,17 CujangK^ \ung]ang,i^Sincin, hooftftadt, gemenelijck Dam a fee nu! ge |
1.0 HajîQ, Il Xefangi JïdienchOi ^5 7^-ji^ng i 14 Jvîîen Changmmg , t-6 Lq-ktang, zy Allein Venchuent Guet o, 5 O Pao, fijner verwen treckt yder in verwondering op. Hy groeyt uyt een bloem , Punghoa genoemt, daer af dit vogeltje een felve naem als de moeder heeft. Hy leeft foo lang, als de bloem duert ; ja hy fchijnt een levendige en vliegende bloem , foo wel ge-lijckt hy de bloem in fchoonheydt, en in de korte tijdt van fijn bloeyen. By de ftadt Çu is de hooge bergh Jeking, die tot boven de woleken ftijghr. By de ftadt ffuon begint het geberghte Cingchingi en beflaet meer dan duyfent ftadien landts. Dit geberghte word by de Sinefen voor ’t vijfde onder de voornaemften getelt. Sy verdichten dat de Kmfienià^x. is,d’onfterffe-lijcke menfehen, daer te famen komen. De ftadt Gan heeft by fich het geberghte Lung-^^«,dat door fijn bolfchen en bronnen ver-makelijck is. Men fiet hier de puynhoopen van ’t paleys der koningen Cho , die daer gcmciiclijck des fomers hof hielden, omde hitte te lchuwen. By de ftadt Cunning is een bergh, Tog^ùng genoemt, in de welcke Simmen gevonden worden , die in groot-heydt cn geftalte de menfeh feer wel ge-lijcken, en de vrouwen beminnen , en, als fy macht hebben , hen pogen tot onkuys-heydt te verrücken. Dicht by de ftadt Ke-fang is een feer hooge bergh Tafung , die tot aen de hemel feit fchijnt te reycken, cn daer uyt de hooghte een vloet fteyl afvalt, en door fijn neêrftorting groot gedruys veroorfaeckt. De bergh Pin, by de ftadt Guei leggende, is hem byna in grootheyde gelijck,en foo hoogh, dat de Sinefen fchrij-ven dat fijn hooghte feftigh ftadien begrijpr. Van des felfs top fiet men de hooftftadt felve over d’andere bergen heen. In dit geberghte is d’eerfte oorfprong van de grootc vloet Kiang^ die van daer tot aen de landen van Priefer fan voort loopt. Piencht is een geberghte by Men o , in ’t welck een noemt, |
s U C H U E N.
noemt,om dat de fijde,daer in gewaflchen, een wonderlijcke glanskrijghr.De vloetTo vloeyt by Stfan heen, en is als een arm, van de vloet Kiang afgeleyd en afgefneden, die door’t gebiedt van de Keyfer Tnjus gedolven wierd, om d’overvloej ingen en iiytbar-ftingen van de Kianq te beletten. De vloet Chu loopt voorby de ftadt en word ge-menelijck de vloet der paerlen genoemt, om dat men daer by nacht een flickerende klaerheyd in het, die fy karbonckelen achten, oft defe koftelijcke fteenen, die van de Sinefen Xemmg^^^x. is, nacht-lichters,gehee-ten worden. De poel Si omringt de wefter-lijcke voorftadt van de ftadt ^un^ing^ daer men veel gebouwen , tot verlufting van de geeft, gemaeckt heeft, die, de poel omringende , d’oogen in verwondering optrec-Kcn. Defe poel word om fijn vermaeck de welluft der inwoonders genoemt. De vloet Co belpoelt de ftadt Kan. Men foeckt dit water , om ’t yferwerek fcherp te maken, daer toe het bequamer is,dan eenigh ander Water. Naer ’t zuydooften van de hooftftadt is de plaets, tot de fcheeps-ftrijden gefchickt, oft de poel Toiung, die van de koning Suius gemaeckt is, tot oefFening fijner krijghslie-Hen , toen hy voorgenomen had regen de koning Chin t’oorlogen. Vanfm is een poel van veertigh ftadien , als tot een gracht van de ftadt daer geleydt cn gemaeckt, vermidts d’aerde daer uytge-haelt is, om de wallen van de ftadt te vullen : doch aen de noordfijde van de ftadt is hybreedcr.By K^a/kiang is een water-bron, die nu hooger , en dan laeger word ; men heeft gemerekt dat hyd’uren van’t vloeyen . cn ebben van de zee volght, fchoon hy verre daer af is. De tweede hooftftadt P A O N I N G. De Hooftftadt T^aoning leght aen de oofterlijeke oever van de vloet Kia-Itng i welcks landt van bergen , als van een kroon, omringt word. Men vindt hier groote overvloet van muskus, en noch gaooter van dafTen. De hooftftadt felve is tamclijck fchoon , en om haer gemeenc en befondere gebouwen aenmerekelijek. Men vindt hier vier voorname kereken , en fy heeft gebiedt over tien fteden , i Paoning, 2. ^an^ii 3 iKan^i^i 4 Gp^angj^cn, j Pa o, Gelegen-heydt. |
6 Chaohoai^Tungkiangi^ K'ten^^i^^uiungi I o Plankiang. De Keyfer Khs telde haer onder ’t Landtfehap Leang^ cn wilde dat fy onder de conftellatien van Qing en Ggnei fou fijn. In de tijdt der koningen behoorde fy onder de koningen Pa. De ftam Kana noemde haer Paß, Pan^a Langcheu, en me». Sanga Gante. Sy voert âc tegenwoordige naem van de ftam luena, om d’enge halfen der bergen,die weynigh toewegen hebben, daçr noch fterckeveftingen by gebout fijn. De fchrijver van Sina merckt hier een ding ^oom aen , dat wondcrlijck om te feggen is, en 1/4«won-dit van fekere boom , Ciennien genoemt, dat is, van duyfent jaren. Defe boom was in de kerck der afgoden van de ftadt Kieny foo overmatigh groot, dat twee hondert fchapen onder een tack konden ftacn , cn rondtom gaen , fonder gefien te worden , fchoon men dicht aen de tack quam. Dit is mifichien een der boomen , die in heel Indien hun tacken ter aerdc hangen latende, tot verfcheyde boomen walTchen. De Portugefen noemen defe boom Pajs. ■ Aen d’ooftfijde van defe hooftftad fijn de pVorname bergen Puon en ç^^ienping , die om hun berge». boflehen en velden vermakelijck fijn. By Çangki is de feer hooge bergh '^untai, die dicshalvcn de troon der woTcken genoemt wordt. By de ftadt Pa is de bergh J0, daer koftelijcke fteenen uytgedolven worden ; maer men kan fwarelijck daer op komen , uyt oorfacck van de ruwe wegh , en fteyle opgang. Daer is oock de berghPingLeang, op welcks top een groote vlackte is, rondtom met bergen van dit geweft omringt, die daer tot wallen verftrecken. De vloet Pa geeft de naem aen de ftadt Pa , daer hy voorby vloeyt. Hy wordt Pa genoemt, om dat hy met fijnkcerenen bochten byna het merek maeckt, het welckT^« gefeght wordt,en by hen foo veel betekent als, ’t is genoegh. Aen de zuydfijde van de hooftftadt is de vloet Haitang, dus geheeten naer de me-nighte der water-roofen, die Haitang genoemt worden. De derde hooftftadt X U N K I N G. HEt landt van defe ftadt heeft oock geen gebreck van bergen. Het heeft echter een grooter vlackte , dan de voorgaende hooftftadt. Hier is een groote over- |
overvloct van fijde, oranje-appelcn,en van riet, en andere dingen. Men vindt hier fcker flagh van wortelen, die îÿ Scorz^anera overal een gi’ootc menighte van de trefie-noemen. Het draeght oock kaftanienjdiegt; lijeke vrucht Z/cA^jdaer af ick elders bequa- een weynigh tijdts in de mont gehouden , melijeker dc befchrijving fal doen. Dit lant gelijek fuycker fmelten. De Keyferï^;^;^ ‘Voed oock klappende papegayen,en ande-Ichreef dit geweft acn ’t landtfehap Leang toe, en ftelde t onder de conftellatien van Seng en Cmg. Onder de ftam Qheua wierd het geweft Jungchen geheeten , onder dé ftam lliina dchooftftadt felve der ’Tanga Tranke ; en van Sunga en van de genen, die federt gev/eeft fijn , is fy met de tegenwoordige naem genoemt.Sy heeft drie voorname kereken , en heerfcht over tien fteden, ï 'X.unhdn'a 8 Tacho, Gochi, i o Lmxui. lernen, Aen de weftfijde van de hooftftadt is de bergh Co, door de bolfchen van d’oranje-appclen vermaert. De ftadt Sike leght op - cen bergh van de felve naem. Daer is oock ZZanmin, een feer groot gcberghtc,’t welck twaelf feer hooge toppen opftecckt. Hier op fijn negen fout-putten. Vloeden. De vloet Chuen rolt by Çi^ginggan over de fteenen heen; en daer fijn les-en-dertigh water-ftortingen, die fy Catadupen oft CaÇ-caten gemenelijck noemen , uyt de welcké t water tuet oer», nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gérlntys en ^eraes af valt. De bron Tteju, aen de weftïijde van de hooftftadt afdruypende, word om de foetigheyd van fijn water gemenelijck dc melck-bron genoemt. De vierde hooftftadt S I V C H E V. E hooftftadt Sif/chei/ is vermaert, en word veel befocht, om dat fy een |
genoemt wordt, om dat hy een groot gc-druys maeckt. Aen dc weftfijde van de koopftadt is : want twee groote vloe- hooftftadt is oock een poel van vijftigh fta-dien lang, maer niet feer breed. By Chang--ning is een bron,die van vele oude boomen den i die fchepen können dragen , vloeyen acn de wallen van de ftadt, naer d’ooftfijde, te famen, tc weten de Kiang en D’een vloeyt af uyt d’eerfte hooftftadt, en d’andcr uyt de groote poel Jdahu, daer af hy dc naem, en daer by een groote aenwas van water gekregen heeft. Wyders,de ftadt is rijck, en vol gepropt van inwoonders. Men vind daer vele, foo gcmcene,als befon-dere gebouwen , die niet te verachten fijn, onder de welcke drie kereken , aen helden van defe,van een vreemdeling gekocht, om hem in fijn landt te voeren,en toen hy hem uyt Sina wilde dragen,tot fijn nieuwe mee-fter fprack : Ick hen een ‘vcgel ^an Sina ; ick begeer niet tot d'ujtheenjfchen te gaen ï ,en dat hy weynigh tijdts daer na ftorf. Maer wie fal gelooven,dat de heeften oock fulck een ingeborene liefde tot hun vaderlandt hebben,en dat niet alleenlijck de menfehen van Sina, maer oock de vogels van dit lant niet gâerne elders verhuyfen , en fich hard-neckighlijck aen de wetten van hun vaderlandt binden ? Dit geweft wierd eertijdts van de koning Sui ]ungcheu genoemt. De ftam Tanga noemde ’t Tianki j eii de tegenwoordige naem voert het van de ftam Sunga. Dc hooftftadt heeft gebiedt oVer tien fteden , I Stucheu i 1 ZCtngfu, 3 Tuxun , 4 TIanki, 5 Tinguen, 6 Cnarigningi^ ^unlieni 8 Cung» CaOi I o Lungchang. De bergh Teching leght acn de zuydfij- voorname de van de hooftftad, gemenelijck dc fteene wallen geheeten; en dc gehcele bergh is van feer hooge toppen omringt. De bergh Ha-njang is by Tingfu ; maer by Tuxun is dc bergh Lingg^^en aen d’oever van de vloet Kiang. Naer de zuydweft-fijde van de hooftftad Wateren. is de vloet 'Kemuen oft Heng, die met een groote macht van water neêr-ftroomt, en daer van een catadu^e neêrftort, die kloek De vijfde hooftftadc INdien ’er in dit uytterfte Afia eenige ftad isjdienaer een van Europa in pracht |
Ring , UI uui nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelegen , lu
fehüyne opgang de gebouwen,als een fchou- heydt.
gewijd, uytmunten. ’t Landt is ruw , uyt king, in het geberghte gelegen , in welcks oorfaeck van de bergen , en echter vrucht- !
baer van alle dingen , die tot gebruyck van burgh, allengs mee rijfen; en, t een hooger ’t leven behooren , als oock van Indiaenfch ‘dan ’t ander,aengenaem om t aenfehouwen
-ocr page 167-s U C H U E N. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8c
fijn , en d’oogen der aenfchouwers tot fich trecken, infonderheyd der gener, die langs de vloet in çierlijck vaertuygh heen en weer gevoert worden. Chungking betekent in de Sinefche tael dubbeld vermaeck, om dat fy door haer fchoonheydt cn licflijckheydt de genen verquickt, die by de waterftortingen de kommer en moeyte der zeê-reyfen uyt-geftacn hebben, cn van’t gevaer vermoeyt Daer by , defe plaets is ecn vermacrde ; want fy leght aen de famen-vlocjing van twee groote vloeden,dc Ta en Kiang. Sy tele fes heerlijcke kercken onder haer vermaerde gebouwen. Men maeckt hier feer çierelijeke koffers van riet, dat verfcheyden van verwe is. Hier fijn veel bloemen van Kieutang , en hier is oock de foetfte vrucht Lichia , die, rijp geworden , van hier door loopers,daer toe gefielt,noch Varfch naer des Keyfers hof gebracht Worden. Het grimmelt hier van de belle vif-fchen, en voornamelijck van fchildpadden. Dit landt,fchoon fich wijdt uytbreydcnde , is ten deel vlack,en rijft ten deel tot bergen en heuvels. Het geniet een gefonde en gcmatighde lucht, en heerfcht over twin-tigh Heden , i Chungking, i Kangcin ; ChangxeUi Taço,^ }ungchueni6 ^ankiüi y ^ungchang, 8 Kiktang IKanchuen, lo Kiukiangji i Ho QiizTungleangji^ Tin-gy^fn, 14 Ptexanj 15 Chung 0,16 Pungiu Kienkiangi 18 Peu o , Vulungt 2.0 Pengxui. ^er en D’eerfte bergh is wardijck verwonde-rens-waerdigh. Hy leght aen d’oever van de vloet Peu.cn in ’t geweft van defe hooft-ftadt, en van de ftadt Tunchuen. Want fy hebben van defe bergh een afgodt, die niet alleen gcdrochtelijck,maer, om foo tefpre-ken, oock berghachtigh is, gemaeckt, die fy Pe noemen,en met gekruyfte beenen fit, en, de handen op malkander leggende, die in de boefem fteeckt. Men kan de groot-heydt daer af hier uyt begrijpen , dat men d’oogen, ooren , neusgaten , en mont twee Italiaenfche mijlen verre kan fien. Onfe opfoeckers der Aeloudheden moeten dies-halvcn geenfins voor wonder achten , dat Dinoftratus, de vermaerde bouw-meefter, gelijck Vitruvius verhack , eertijdts aen de' groote Alexander beloofde een beeldt van de bergh Athos te maken, ’t welck in fijn een handt een groote ftadt, en in d’ander handt een vloet oft poel fou houden , die water in overvloettotgebriiykdefinwoon-ders verfchaffen fou j dewijl k hooft alleen vàn defe afgodt tot beyde genoegh is.Nacr de weftfijde van de ftadt is de bergh Cy-lïyun i door fijn aengename boffehen ver-maert. Dicht aen de ftadtHo leght de bergh sinefche LungmuenA'àzti op een feerheerlijekekerek der afgoden heeft geweeft , met een boec-kery, die in dertigh duyfent Sinefche boec-ken beftónt, Siyulus boeckery genoemt j om dat die , terwijl hy Landtvooght was j opgerecht wierd. By Piexan is eenvlackte van t^Jree hondert ftadien, de Welcke dc bergh Chungpie veroorfaeckt. By Pungtu is een bergh Pingtu genoemt, vermaert onder de twee-cn-feventigh bergen , die van ’t boeck Taofii geprefen worden. By Teng-xui is de bergh Ponten, daer op feer vele fout-putten fijn. |
Hoewel ’er veel groote vloeden deur Vloeden, ’t landt van defe hooftftadt vloeyen, foo is hier echter niets acnmerckelijck dan’t gene dat dc kaerten vertoonen. De vloet Kim-gyo , by de ftadt Chung, verdient dat toen nier gewach daer af maeckt, dicj van fteyle klippen omringt, meer dan vijftigh roeden hoogh, met een fchrickelijck gedruys , uyc het geberghte afvalt,en beneden overal aeii d’oevcrs oude hooge boomen heeft* De fefte hooftftadt CL V E I C H E V. DEfe hooftftadt is een der gehet van ditLandtfehap , die toeeft naer hetheydt^ Xveften ftrecken, en leght acn de noorderlijeke oever van dc vloet Kiang : en om dat fy de gene, die naer dit Landtfehap trecken, eerft voorkoomt, foo heeft fy een tolhuys,daer men tol van de gebrachte waren betaelt. Dit veroorfaeckt groote rijekdom cn weelde aen de ftadt, die met haer felve over dertien fteden gebiedt, I Queich eu yi. Qoxany^ Tachang, ^Kaning, y ^unyangi 6 Van , y Cai, 8 Ta o gt;nbsp;Sinning , I o Leangxan, 11 Kienxi, 12. Tung-hiangy 13 Tatping. De Sinefen prijfen dit land als feer vrucht-baer , eri laten daer oock niets ongebout leggen, behalven ’t gene, ’t welck de fteen-achtige bergen van de landtllcden, die feer naerftigh fijn, ontrooven, voornamelijck in de noorderlijeke deelen , daer foo groote en breede bergen fijn , dat fy fchrick ver-oorfaken, op de welck tot noch toe een woeft en onbefuyft volck woont, ’t welck niet onder dc Sinefen ftaet. Men vindt hier Y nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vele |
HET SESTE LANDTSCHAP
vele fout-putten, oranje-appelen, citroenen, veel muskus, en een groote menighte van veldc-hoenders. Hier fijn drie voorname kercken. Onder de Keyfer Tfv/is was dit landt in twee deelcn gedeelt, daer af’t een deel aen Leang, en ’t ander aen King behoorde* De felve Keyfer ftelde het oock onder twee conftellatien j te weten, onder Gtiâe nA- Chin en Le. Onder de ftam CheiJa behoor-de het aen ’t koninckrijck onder liana wierd het nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genoemt* De ftam Langa noemde het eerft , daer nae O^icheUiWamp;XcV.Q naem het noch heden behoudt. Aen de noordfijde van de hooftftadt is dc bergh Chekia,d^Qr op noch de puynhoo-pen van de konincklijcke ftadt der konin-gen ]i/fi gefien worden , van vierkante ge-houwe fteen. By Çoxan is de bergh Han, hoogh en fteyl. Daer , aen d’oever van de vloet Kiang , is oock de bergh Ço, dus ge-noemt om dathy deSinefche letter vertoont. By de ftadt Van is de bergh Th-he 3 die met fijn eene top foo hoogh op fteeckt, dat oock geen vogelen daer boven over durven vliegen. De bergh Si leght aen de weftfijde van de ftadt Van , daer op men noch een ver makelij ck hof van de ftam Snnga fiet, daer men een poel, bol-fchen en vruchtdragende boomen in vindt. Tunghoa is een bergh, op de welck de ftadt • Ta geb out is. By Leangxan is de bergh Ca^eangiàiç. fichduyfent ftadien uytbreyd, ten deel naer ’t ooften, en ten deel naer het weften. De bergh Kehiang word dus naer d’overvloet van muskus genoemt ; want Kehiang beteekent muskus. Op ’t gebergh-te Ç03 daer af ick hier voor gefproken heb, is een opgaende wegh van honderc en fe-ftigh ftadien lang. VlotAen, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aeii d’ooftfijde van de hooftftadt in de Kiang^zw heeft fijn oor-fprong uyt de poel Cingg^^eny die in quot;t vierkant hondert ftadien begrijpt. Men noemt hem Cing, dat is, klare vloet, om dat hy , boven d’anderc vloeden van dit Lantfchap, een kriftallijn water doet af vloeyen. Daer is noch een andere groote poel, by de ftadt Ta , Vanking genoemt, welcks oever van boflchen, ackers, bloemen en vruchtdragende boomen vol gepropt is, en veel dorpen heeft. By Taningi in ’t geberghte, fijn veel fout-puttcn. I |
De fevende hooftftadt L U N G G A N. DEfe hooftftad leght aen d’oorfprong van de vloet Len. Defe plaets word niet donrecht de fleutel van ’t gehele Landtfchap genoemt : want fy leght feer bequaem om t geweldt der vyanden af te weeren ; ’t welck veroorfaeckt dat fy meer krijghsveftingen heeft, fchoon men daer niet meer dan drie fteden vind , welckers namen fijn, i Lngan, 1 Kiangggen , 3 Keci-^en. Men kan de krijghs-veftingen in de kaert fien. Men moet hier niet met ftil-fwijgen voorby gaen , dat Keciven de ge-boorte-plaets van defe groote Keyfer en Starre-kenner d’eerfte van de Keyfer-lijcke ftam Hiaa , gcwceft heeft ; en dies-halven heeft men een heerlijcke kerck , ter geheugenis van foo groot een heldt, opgerecht. Defe Keyfer fcheef dit geweft aen ’t Landtfchap Leang toe, en ftelde ’t onder de conftellatien van Cing en ^^/.Dc ftam Cina wees het aen ’t landt IQang toe. De ftam Hana noemde de hooftftadt felve In-pingi Tanga Lungmuen ; fy voert de tegenwoordige nacra van de ftam quot;Tairninga. Cungtungi^ eenberghaendenoordfijde bergen. van de hooftftadt,van daer hy met een lange ftreeck tot aen de landen van Sifan , en tot aen d’Amafefche bergen uytloopt.Naer de zuydooft-fijde is de bergh Kemuen 3 die een fcheyding is tuflehen Sifan oft Trießer Jans landt, en Sina. De vloet Len heeft fijn oorfprong aen de jri^eden. zuydweft-fijde van de hooftftadt, van daer hy een lange ftreeck deur ’t Landtfchap afloopt , tot dat hy fijn water met de vloet Pa vermengt, en fich gelijkelijck by Chnng King in de vloet Kiang ontlaft. De achtfte hooftftadt M A H IT. DEfe ftadt leght aen de noorderlijcke Gelegen-oever van de vloet -KLahn, by een heydt, poel, die gelijcke naem draeght. Sy heeft alleen over haer eyge , en over geen andere fteden gebied. Sy heeft echter vele vrye plaetfen en krijghsveftingen by fich leggen.Defe hooftftadt wierd eerft gefticht van de Keyfer Hiaou^ns, toen hy de reys naer Indien deur defe geweften voornam. |
bergen. Hy noemde defe plaets Jangco. De ftam ’Tanga gaf haer federt de naein, die fy noch heden heeft, de welche paerts-poel betekent : want fy fchrijven dat ’er in defe poel een paerr,gelijck een draeck, gehen is,daer af de poel, de hoofeftadt, en de vloet de naem gekregen heeft. De bergh King betekent fpiegeljdus ge-noemt naer een kriftallijne vloet, die aen des felfs voet ontfpringt. Aen de weftfijde van defe hooftftadt is oock de bergh Taloi dat is, der groote herten ; want fulcks betekent dit woort, daer af hy oock overvloet heeft. Wateren. Hier fijn oock veel wateren, die alle, be-halven de poel,met foo groot gewelt voort-vloeyen , dat, foo fy in Europa waren, men die voor onbevarelijek fou achten;’t welck echter door de naerftigheydt en arbeyt der Sinefen verwonnen wordt. D’eerfte groote ftadt TVNGCHVEN. A dat wy de hoofefteden befchre-ven hebben, füllen wy eenigen van de bekentfte fteden daer byvoegen, die vele anderen onder fich begrijpen. En hoewel fy door hun grootheydt enmenigh-te van volck lichtelijck de naem en waer- Hoeda- digheydt van hooftftadt verdienen, foo be-fitten fy die echter niet ; op dat dit Landt-fehap niet meer hoofefteden en ftadts-vooghden fou hebben gt;nbsp;als Peking en Pranking. D’eerfte ftadt is Tungchuen o, die over acht fteden hecrfcht, i Tungchuen, 1 Kehungi 3 ^enfingi 4 Chun^iang , 5 Sui-ningi 6 Fungki, 7 GanjOj 8 Lochi. ’t Geheele geweft is vol van vloeden, en nighejdt. overal wonderlijck vruchtbaer, feer gefont van lucht, en vlack in veel plaetfen. Het heeft weynigh bergen, en die niet fchricke-lijck en fteenachtigh;maer ten meeftendeel gebout, en met dorpen befet. Men vindt hier overal een groote inkomft van kafta-pruymen. Het draeght oock fuyc-vloet van fuycker, en des felfs han~ Liytgeparft wordt ; en fchoon ’er al van oude tijden fuycker-riedt geweeft heeft, foo konden fy echter geen fuycker daer af krijgen, tot dat, gelijck fy felve feggen , feker Indiaen , een priefter der afgoden, dit aen d’inwoonders wees. Want toen d’efel, die hem droeo;h , in dit riedt tradt, en van de heer van d’acker gevangen wierd, die hem |
niet wilde los laten voor dat de fchade vergoedt was, foo leerde de Priefter, om fijn efel weer te krijgen, aen hem de middel van fuyckcr uyt het riedt te koken. By Chungkiang is de bergh Tungquont Berge^^ daer koper uytgedolven wordt, en by Lochi is de bergh Ciepaon , vermaert door fijn boirchen , wateren en wonderlijcke ver-fcheydenhcydt van fi;eenen,een feer fchoo-ne fchildery vertonende. De bergh Tago is by Kinkia vijftien ftadien van de ftadt gelegen. De vloet Feu is aen de weftfijde van de floepen. ftadt. Aen de zuydweftfijde is de vloet %?, welck fijn oorfprongen opwelling heeft by 'de groote ftad Kien\ç.w^w\ verfcheyde bochten voortloopende, voorby de ftadt hung fijn loop neemt; De tweede groote ftadt M V I C H E V. A En dezuydfijde van de opper-hooft-ftadc leght J\4.uicheUi welcks geheels Landtfehap van twee armen des vloets Kiang omringt is. De ftadt felve leght in de poclHö^/z, die aen haer tot een gracht vcrftreckt, en van cenige fteene bruggen aen d’over*oCver gehecht is. Sy heeft vier voorname kercken,en gebiedt over vier fteden, I ^L^uicheu, x Tengxan, 5 Tanleng, 4 Cingxin. De bergh Gomui is een deel van ’t geberg- ■Bergen. te Min i loopt tot op drie hondert ftadien uyt, tot aen ’t zuyderlijck deel van de ftadt. Aen de weftfijde is oock de bergh Teping, wclcks top des nachts gelijck een ontftee-ke kaers licht. De vloet Che vloeyt voorby Pexan, en Vloeden Wordt oock Hoanglung genoemt, dat is, geele draeck ; want fy fchrijven dat men,in de tijden van de ftam H2:;;;^,daer een draeck van geele verwe gefien heeft. Men noemt de poel Koan de kring ; want hoewel het grootfte deel daer af naer ’t weften van de ftadt Muicheu is, foo omringt hy echter haer geheel, en heeft ront-om aen d’oever feer lchoone gebouwen, en een feer lange fteene brugh, Siue genoemt; al ’t welck gelijck een ring maeckt, daer af de ftadt met recht het hooit genoemt magh worden* Dc |
HET SESTE LANDTSCHAP
Chymia hebben dieshalven hier iets, daér uyt fy d’oLidtheydt van hun konft können trecken, beter dan van hun fabelachtige Adofès , oft ^aria , fijn fufter , oft van de Pjthagoriflen , gelijck wy van de verdichte en nageaepteGrieckfche quifters fien doen.
De vijfde ftadt
L 1 V C H E V.
’t Eweftvan de ftadt ZwWbegrijpt Gelegen-in fich vier fteden, i Ltucheu,-!. l\a- heydt. ki, 3 Hokiang, Kiangan. D’eerfte ftadt Liucheu leght aen de noordcr-oever van de vloet Kiang , in een aengename plaets, die van de kooplieden veel befochc wordt. Men vindt hier veel azur-fteenen , die in groenheydt van verwe uytmuntcn. Defe ftadt heeft eenige gemene gebouwen, die feer vermaert fijnjen,onder anderen,een aen d’ooftfijde van de ftadt,daer twee vloeden in malkander loopen, en een poel maken. Dit gebouw is van de ftam Sunga ge-maeckt, om de poel t’aenfchouwen. Men vindt daer vele falen, en oeffen-kamers j en men gaet daer om goede cier te maken.
Aen de zuydfijde van de ftadt leght de roomawe bcrgli Vau , op de welck de lucht dusda- bergen. nigh van natuur is,dat des felfs inwoonders noyt voor de koorts vreefen, en dat, foo fy die hebben , fy lichtelijck daer afgenefen worden, behalven in de maenden van Maert en April : want de genen, die in defe twee maenden van de koorts befocht worden , hebben geen hulp-middel, nocht hoop van leven,
Acn de zuydweft-fijde van de ftadt is de bergh Tang , welcks top als een dobbel-fteen op gaet, en die dicht acn de groote vloet Kiang leght.
De vloer ^u vlocyt aen de noordfijde van de ftadt, en loopt van het noorden af deur de ftadt Çu, by de hooftftadt.
De derde ftadt
K I A nbsp;T I N G.
ftadc nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beeft, uyt oorfaeck
heydf. I J van de poelen en vloeden , een vcr-makclijck landt,en wijckt byna voor geen andere ftadt in vermaertheydt en uyt-muntentheydt. Men vindt hier overvloet van muskus, rijs,en andere noodtfakelijcke dingen. Sy gebiedt over feven andere fte-den, I Kiating Qii. Gornnij-^ Hungtaj^ Lai-kiangi lCiengue 'h 6 Jung, j (^ueijuen. Men vindt hier twee voorname kereken.
Bergen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de noordtfijde van de ftadt is de
bergh (t^ienkiang , by de welcke de vloet ICtang , beneden acn de voet, byna als een rechte lijn, langs afloopt,fchoon hy elders veel bochten heeft, jungte is een bergh, en geeft de naem aen de ftadt Jung. Hy is de nooghfte en grootfte van alle de bergen , die in dit geweft ftjn. Men fier daer vicr-en-twintigh fteene huyfen, oft feer diepe holen.
beek Chocung,die men aen de noord-* fijde van de ftad Kiaüng fiet,is aenmerkens-waerdigh. Want men fchrijft dat fekere vlco felÉc ucYci wandelendc , een riet in ’t water vondt, uyt het welck fy een ftem hoorde, en dat fy, het riet uyt het water treckende, daer een kindt in verborgen vondt, ( want dit riet van Sina is foo dick als een kleyn vaetje, ) dat fy t huys bracht, en opvoedde, t welck niet lang daer na Telang geworden is, en in defe geweften, die naer ’t weften ftrecken,begin aen’t koninckrijek Telang gegeven heeft. ç::^tngjue is een kleyne poel, aen d’ooftfij-de van de ftadt. By Laikiang is ’t eylandt Ho, heel çierelijck met riet en bloemen befet.
De vierde ftadt
R I V N G.
De fefte ftade
De ftadt Kiung hecrfcht over twee anderen, i Kiung, 2. Tagye, 3 Tu-kiang, daer niets gedenekwaerdigh voorvalt, behalven dat men van Totan, een klcyne poel by , fchrijft, datHo-angtius daer fich in de Ch^mia, die men ge-menelijck oAlchymia noemt, oeffende 3 cn ^Mde * twee duyfent en vijf hondert jaren voor chymia. Chiiftus geboortc. De liefhebbers der |
Y A C H E V. DEfe ftadt is een der wefterlijekfte fteden, en by ’t koninckrijek Tibet gelegen. Sy fprceckt recht over vier fteden , i Tacheu, i. ^ingxan, 3 Jungking, 4 Luxan-y cn fy heeft veel krijghs-veftingen, tot bewaring van ’t Landtfehap. By Mwgxan is de bergh , ^ung ge- -bergen, noemt, |
S U C F noemt, die met vijf toppen ten hemel ftijght, op welcks hooghfte top Manna vergadert wordt, k welck de Sinefen Pinole noemen , dat is, bevrofe dan. ^unakïnn heeft een bergh, IQunglai geheeten , op de welck in de fomer oock ys gevonden word. Bergen. Vloeden. MEn vindt in dit Landtfehap vier oorloghs-ftcden , i Pungebuen , z. W.mung3 3 U/^, 4 Chinhiung. Sy werden krijghs-fteden genoemt, om dat der felver inwoonders gemenelijck oude krijghslieden fijn , oft der felver kinderen, en kindts-kinderen , aen de welcke deKey-fer van Sina de foldy van hun ouders geeft, en aen yder van hen landen uytgedeelt heeft} en, als d’oorlogh ophoudt, hen door defe middel van mafkander fcheyd. Hy beloont hen dus, en heeft hen tot alle dien-ften vaerdigh, als hy hun hulp behoeft, en brengt hen in befetting in alle de grens-plaetlèn van ’t Rijckb D’eerftc ftadt leght aeh de bergh Mlung, en aen de goudc-voerende vloet Kinxa, en heeft overvloet van goudt.De tweede ftadt leght in een reecks van fchrickelijeke bergen , op de welckén de ftoutfte gieren gevangen worden. De derde ftadt leght in een pläets, die byna van gelijeke geftalte is ; en dele alleen brengt pijn-appelen op ’t geberghte voort. De vierde heeft overvloet van muskus, voedt een groot getal van veldt-hoenders, cnfekerllagh van witte boonen,die,om hun hardigheydt, van de Sinefen fteen-boonen genoemt worden : dit fijn vruchten , die aen boomen wairchen,cn heel dienftigh fijn om de hert-pijn te genefen. De bergh \Xlung leght aen d’oever van de vloet Kinxa 3 van daer hy lieh wijder dan hondert ftadien uytftreckt. De bergen Pdin en Wmuen fijn by Ufa 3 daer afdeWe toppen fchijnt te hebben, die als in de lucht hangen,foo dat hy onge-bout,ontoeganckelijk en verfchrickelijk is. By Chmkiung is de bergh die de gedaente van een menfch,met een ncêrge-boge hooft, vertoont. De vloet Kinxa, oft van ’t goüde fandt, loopt deur de ftadt Kungchuen, uyc de welcke een groote menighte goudts van d’inwoonders vergadert wordt, en ’t landt van plnmung rijck maeckt. |
krijghs-fieden en ‘veßingen. tegen de bergh-lieden en woefte men-fchen van G^Heicheu, lek fal de namen der plaetfen hier Hellen, eri , indien ’er iets aen-merekens-waerdigh is, dat dacr na verhalen , I Po 0,1 Jungning, 3 Tcnyang 4 $ Pemaii 6 Ptenciverh nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pïng-* chai Qi Sungfan, 10 P'iekhn. Ktenchang Il Cïengueï, 13 PJtngpo, 14 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;15 pw- c 'tng, 16 Hoetchuen , 17 Hoangchuen, 18 p-lung^ nbsp;nbsp;iPwgini 1 o Le y z. i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2. i Lun-^ g^o i z.'} Suîïgguei i 14 Cincti z.^ Techang, z.6 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;} 2-7 Kwng^u. i z.% Chungço , z. c) iLoangpingi 3 o Q, 3 Chin3 z. Pan-tang3 3 Chaohing Oj 34 Hieu, Xeße. De eerfte ftadt Po voed elephantcn , en heeft overvloedt van honigh en was, en brengt een genees-middel voort,die Hiung-hoang genoemt wordt. De tweede ftadt Jungning grimmelt van oranje-appelen 3 en van moedige paerden. De vijfde Pemui is vermakelijck door ’c foet gefang der nachtegalen. De felle heeft overvloet van vif-fchen , muskus en woldragende hoenders. Hun wol is byna gelijck fchape-wol; fy fijn kleyn, feer kort van voeten, en echter Hout en moedigh, en verftrecken aen de groote vrouwen tot vermaeck. Men vindt dierge-lijcke hoenders in ßamboje, doch die fijn niet met wol, maer met pluymen bekleedt. Men pluckt hier oock het kruyt Cha ,» dat foo vermaert is, en ’t welck men elders be-fchreven vind. Het geweft.^ ©,dicht daer by, was certijdts den Sinefen niet onder-worpen,maeris in de tijd der Köningen vet- Efe fteden en veftingen fijn voorna-d’oorfprong en heeft veel van T'tbet. Defe hebben een feer lange en dicke ftaert, mec gekrult hayr, die van de Sinefen gefochc worden, om hun vaendels daer meê te verçieren. Hier worden oock tapijten van ’t hayr der heeften geweven. De gene, die van delfde tot aen de feven-tiende veiling volgen, fijn alle een algeme-^ ne Slot-vooghc onderworpen, de welche van de Sinelen TùÇu genoemt wordt. De ftam îîana heeft defe wefterlijckfte lande-ryen onder t Rijck van Si,na gebracht, nae dat hy ’t koninckrijckÂ7//w^ heel verdelgt, oft fekerlijck veel verfwackt hadt. Defe ftreeck landts wordt om ’c vermaeck der |
HET SESTE LANDTSCHAP SUCHUEN. Bergeis. bergen , cn om ßjn vette gront hoog:b erc-prelen ; en men vind er oock aznr-fteen. By de ftadc Ly is de bergh. , foo rijek van boflehen en boomen , dar bet dc ruyrate van hout aen ’c gebeeleLandcfebap befchaft. By Tm^chat is de bergh Peern , daer af men aengemerckt heeft,dar,foo bet ■winter-fneeu op des felis top fmelt, dit een teeken van een vet en vruchtbaer aenftaen-de jaer is : in tegendeel, indien het fneeu tot aen de fomer blijft leggeu , foo is ’t een quaedt voortecken. By Ktenchang is de bergh Ttexe,, die de naem van d’ylere ftee-nen heeft : v^ant hy heeft foodanige fteencngt; die , in ’t vuur gefmoltcn , tot klaer yfer af druypen , ’t wcick leer bequaem is om ßvaerden en houwers af te maken. |
Men vind van de vloeden mets gedenck-waerdigh, behalven ’t gene , dat men in de kaerten fiet. |
©
5? « ä
^3
Uaw Sucres Cceraramp;ie
amp;C. Oi^tnum. ^etatcie. TFBedamp;ratie, ,
Notarum Kxplicatio .
ilà Metropoli
Cniiiay ttuvor.
'^orta£àa .
ij^ ^r^ßftZ^o/iin
O
Ch^tt/t
ja
Av kina
amp;
TU ä
,3-.
Cifiót^
Çanciiien, w
Taÿi.,4^
^o^art
^Titt^U
G-a^ùt
Çiofty ^o
‘‘^iuttjyi’ '‘latMaan
jfMayxzff
TCian^h
'^1^-4 uf^ctu^n
Tten^o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y*
'iChiièchetL
jlaan^eeff^
iStô3ûiSmenfM,jutfrum.3Sigt;
0
1
-ocr page 175- -ocr page 176-91
HET SEVENDE LANDTSCHAP
H U O U A N G,
revenir de Landrfchap van die Liytcerfte A fia , kan met recht tegen cJ d’anderen in groot-heydt, aèngenaem-|w heydt en vrucht-baerheydc firijden. Het is ten meeften-, deel vlack , en deiirgaens met vloeden en poelen befproeyt. Het voert fijn naein van de groore poel Tungüng ; w^ant betee-kent poel, en iiytgebreyd. De groo-te vloet IQang InijSt dit Landtfehap in het midden deur, en deelt het in zuyderlijck en noorderlijek. Het behoorde ecitijdts aen de koningen C^, en wierd het Landtlchap , daer die machtighfie koningen hun ietel hadden geveld , voor de welcken de Keyfers felven verfchrickcen , vermidts fy hen in krachten en vermogen Over- gelijck waren, oft overtroffen. De Sineien, lorillende , noemen ’j- gemenelijck Jumichiü-, dat is, ’t landt der vilTchen , en van de rijs. Men noemt het oock de korenfehuur van Sina, gelijck eer-tijdt3 Sicilien de korenlchuur van Itahen genoemt wierdt, en die om d’overvloet van alle dingen , en voornamelijck van aerdc-vruchten , die ’t niet alleenlijck aen fijn in-woonders, maer oock aen de geburige landen foo mildelijck mee deelt, dat het tot een fpreeckwoordt by de Sinefen geworden is , dat d’overvloet van ’t Landtfehap Ktangfi aen geheel Sina al ’t gene kan toedienen, dat tot de vroegh-kolt noodigh is, ^2X. ïiuogbiang geheel Sina rijekelijek kan voeden en verfaden. En fcker, de voor-treffelijckheydt, en vruchtbaerheydt der ackers van dit Landtfehap is foo groot, dat het fchijnt dat ’er niets by gedaen kan worden. In ’t geberghte fijn veel bofichen, en overal is overvloet van graen en rijs. Hier is een groote menighte van vee,en loo veel vifch,dat het alle geloof overtreft, ’t Is dies-halven geen wonder dat men daer vijftien groote fteden, en hondert en acht mindere Heden vint,behalven noch ontellijcke vlec-ken en dorpen, en fonder d’oorlogh-lteden en veftingen. |
’t noorden ’t Landdehap Irfonan ; naer het noordweften reyckt ’et aen de grenfen van %?z?yzjnaer ’t wellen is ’t van Suchuen beflo-ten j naer ’t zuyden heeft het Qj^ngÇij naer ’t zuydweften QuetcheUj naer ’t ooften Kiang (i) en naer ’t zuyd-ooften Gluant ung. Herb^oeck der telling by de Sineien relt in Getal der dit Landtlchap vijf hondert een-en-derrigh me»-duylent fes hondert en fes-en-tachtigh ge-A^^'*-linnen,en acht-en-veertigh hondert duylent drie-en dei'tigh duyfent vijf hondert en tne-gentigh mannen,behalven de genen,die hier van uyrgefondert moeten worden , gelijck ick hier voor gefeght heb; en behalven alle de genen , die van ’t konineklijek gedacht fij n,welckers getal ick hier heb willen byfteL Ien,om dat fy ten meeftendeel in dicLandc-Ichap geleeft hebben. Want ick hebfelf van de Landtvooght, die hen beforght,gehoorr, dat ’er over de drie hondert duylent deur geheel Sina verfpreyt fijn, die alle nakomelin- ' gen van fekerL/^;^^«^«/, de Hichter van de Ram nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fijn,die, over twee hondert en tnegentigh jaren de Tartars verdrijvende, ’t Rijck innam. Maer defe felve Ram (foo groot is de verandering der menfchelijcke dingen) is nu byna geheel weêr van de Tartars verdelght. De fchatting van de rijs bedraeght een- schat^ en-twintigh hondert duyfent feven-en-fc- tin^. High duyfent vijf hondert en negen-en*vijT tigh facken, van de gewerekte fijde feven-tien duyfent negen hondert feven en-feven-tigh rollen, ’t Overige moet men in de be-fondere befchrijving der fteden foecken. De eerfte oft Opper-hooftftadt G. DEfe eerfte Hooftftadt Vuchang is een feer groote ftadt, vermaert door de pracht der gebouwen binnen en buy-ten de wallen. Men fiet hier een heerlijck Hoeda-paleys des konings van de ftam Tatmmga , ^igheydt die daer fijn fecel gehadt heeft. Hier fijn vijf^”J^“ kercken,die in grootheydt en pracht boven d’anderen uytmunten. Sy leght aen de zuy- |
hoUi niet verre van Kaje, in t welck Cheu-komen , oft met de menfehen van ’t Rijck y^us3 de verwinning op Çaocao verkregen ^u leven ; en ’t kan niet gefchieden dat de hebbende,maeitijden vootdekrijghs-lieden toning goedt is , die quade hovelingen by fich heeft, grelijck het niet gefchieden kan dat iemant*de tael van lt;^u leert, die altijdt Oude nu“ men. 'Bergen. fchoon fy daer niet dicht by gelegen is, foo kan men echter heel te water derwaerts komen door middel van vaerten, die aen alle fijden gegraven fijn. WyderS, het geheele landt heeft overvloet van beeken en wateren, die d’ackers vruchtbâer maken , oock bergen, uyt de wekken knftal gegraven wordt. Men vind hier oock het kruyt Cha3 en maeckt ’er een groote overvloet van papier, Van ’t riet, dat daer Waft, en oock van des felfs bladen. Defe ftadt heerfcht over negen fteden, wekkers namen fijn gt;nbsp;i Vu^ chan g, 2, Vu change 3 Ktayu^ 4 Puki3 PJie fining 3 6 Çungyang 3 Kungehing 3 8 H/ng-^ue Q3 Taye^ i o P'ungxan. Eertijdts, te weten in de tijdt der koningen , heeft hier het koninckrijck Çu geweeft , in ’t welck het volck niet de Sinefehe, maer een andere befondere tael fprack, gelijck Cun^fuüus felf getuyght, als hy feght : Indien de koningen Godtvruchtigh willen wefen , foo moeten fy by de Godtvruchtigen verkee-ren, gelijck de gene,die de tael van ^u wiD len leeren, in ’t koninckrijck Çu moeten by de Sinefen verkeert. De ftam PLana heeft defe ftadt Kian^ia genoemt. De koning U, die hier fijn konincklijcke fetel gc-hadt heeft, noemde haer met de naem , die fy noch heden behoud. De ftam Sunga3^^, naem veranderende, noemde haer PngcheU , en Kanga Vueing 5 maer de ftam Kaiminga heeft haer de naem Weergegeven , en 0/-f^hang geheeten. Onfe Societeyt heeft in defe eerfte ftadt een kerck, aen de ware Godt gewijdt, gehadt, die nu fonder Prie-fter is,uyt oorfacck van ’t gebreck der Chri-ftenen. Naer de zuydooft-fijde van de ftadt Vuchang is ’t geberghte Kaquon , wekks ftee-nen en aerde als goudt blincken, en dat door de heuvels en dalen vermakclijck is. By de ftadt Vuchang is een bergh van gc- fich in de groote vloet Kiang ontlaft. Defe lijcke naem,op de wekk,gelijckmen feght, ftadt heeft overvloedt van dingen, die daer een man verfehenen is, hayrigh over ’thee-le lighaem , tien ellebogen hoogh, en dit onder de ftam Cm a. By ICayu, aen d’oe- pie 3 vermaert door de groote neêrlaegh , die Çaocao daer vân Cheuy^iiS ontfangen heeft. By Knngyyang is de groote bergh |
Lungei^en, van omtrent twee hondert fta-dicn J daer een ruym hoi in is. De ftadt ifine^jue heeft het geberghte Chung, in het welck een poel van feer fwart water,gelijck inckt, geficn wordt. Hier is oock de bergh Kieuoyuoni dat is, der negen paleyfen , dus genoemt om dat de fonen van de koning Cgyngan daer negen paleyfen voor fich deden bouwen, om daer in te ftudeeren. Daer fijn twee poelen Kun genoemt, Wateren. een by Kiayu^ en d’an der by Puki. De bceck Pian vloeyt uyt het geberghte Vuchang 3 welcks water, kouder dan de gewoonte, daer de lucht matight,felf oock in de hondts-dagen. En dieshalvcn deden de koningen daer over de beeck een paleys Richten , ’t welck fy in de fomer gemcne-lijck bewoonden, om de al te groote hitte te fehuwen. De vloet Lo vloeyt deur ’t midden van de ftadt. Lu is eeri eylandt by de ftadt Vuchang , in de vloet ICiang. bereydde 3 en alle de tafelen met bloemen vcrçierde , daer afhet de nacm van Sanhoei heeft, ’t welck bloemen ftroyen betekent. Uyt het geberghte van Taje valt ce water byna vier hondert roeden diep. De tweede ftadt E ftadt pPan^ang heeft poelen bin- -Gelegen-^ nén en buyten de wallen , en is heel ^eydt. bevarelijck,en ’t gantfehe lant is van vcle fchcep-varende vloeden deurfneden.En hoewel het niet meer dan f^ec fteden in lich begrijpt, foo is echter des felfs vrucht-baerheydt foodarligh, dat het voor vele,die rijeker fijn, niet wijekt, vermidts het naby acn de vloet PPan gelegen is 3 te weten in een plaets, daer de voorgenoemde vloet lieh in de groote vloet Kiang ontlaft. Defe gebracht worden,en groote bequaemheydt om die daer te brengen. Men vangt hier een groote menighte van wilde ganfen ; en men vindt hier alderhande ftagh van citroenen en oranje-appelen. Hier fijn oock vele wonderlijcke en prachtige gebouwen, en een feerhooge tDic^iXeleuhoa genoemt. naer |
N G.
BŸon- Jchult hc-fchermt. 'Bergen. Wateren. naev ’t noordw^eften van de ftadt, dio door ßjn voorcrefFelijckheydc lichcelijck aile anderen overtreft. Sy verhalen dat d’oorfaeck, daerom die geboot wierdt, dusdanigh was : Hier was fekere fchoon-dochter, die groo-te cerbiedigheydt aen haer behuwde moeder betoonde; en, om haer t onthalen , een hoen, koftelijck toebercyd, eens voor haer opdilchtc. De behuwde moeder , nauwe-lijcks hier af ge'ëten hebbende , ftorf ter-ftont. De fchoon-dochter wierd, als oft fy haer vergift toegereykt hadt,naer ’t gerecht gebracht, bcfchuldight en gedoot. Terwijl men haer ter doot bracht, wierdc fy by geval voorby een boom van granaet-appclen gevoelt ; fy, hier een tack vattende , deê , gelijck men feghtjn defer voegen haer ge-bedt : Indien ick mijn behuwde moeder ^er-gifiight heb , fio moet de bloem njan defe tack ßer^en') maer indien ick onfchuldigh ben , dat (y dan terjl ont ur acht en ^vóórtbreng. Toen ly defe woorden nauwelijcks uytgefpro-ken hadt, fagh men ( ’t is wonder om te feggen; de boom met granaet-appelen beladen. Ter geheugenis van defe facck hebben de burgers op gemeene koften een toren gebout, die om defe oorfaeck Xeleuhoa genoemt is, ’t welck granaet-bloemen betekent. Hier fijn twee fteden, die van haer beftiert worden, i Hanyang^ 2. Hanchuen , die beyde de naem van de vloet Han kregen hebben. Men vindt hier geen bergen, die ge-denek-waerdigh fijn, behalven de gene die fy Kieuchin , dat is, der negen maeghden , noemen : want fy fchrijven dat daer negen fufters i tot d’Alchimie feer genegen , hun maeghdom eeuwighlijck bewaert hebben. Sullen wy niet gelooven dat defe de negen Mufen der Sinefen geweeft hebben ? De bergh felf leght aen de zuydweft-fijde van Hanyantr. Binnen de wallen is de poel Lango^uon , en naer de weft-fijde van Ilanyang de poel T^aipe. Beneden aen de zuydfijde van de bergh Kieuchin is een poel van twee hon-dert ftadien groot. De derde ftadt siangyang. |
Hoeda-nigheyt en gele-genheyt. DEfe ftadt leght oock aen de vloet Hb:«,aen des felfs wefterlijeke oever: fchoon het land niet heel vlack,maer, uyt oorfaeck van de bergen, ruw en wreed is, foo is fy echter vermaert, en weeldigh, foo om de tegenwpordigheydt van de ko-ning , die fy uyt de ftam Kaiminga gehadc heeft i als om de groote menighre goudts , die in dit geweft uyt het fandt gt;nbsp;’t welck dö gene, die fich daer op verftaen , waftchen en havenen, vergadert wordt. Want hoewel het verboden is mijnen t’openen , foo is echter aen yder veroorloft goudt uyt de vloeden en beeken, foo veel als fy können, te verfamelen. Men delft hier oock azur-fteen uyt, groen van verwe , en vitriol. Men vindt hier vele veldt-hoenders, en een groote menighre van oude pijn-boomen , die in de bouwing der Sinelen tot pijlers der huyfen feer bequaem fijn,behalven een groot en heerlijck paleys des konings, en noch drie kercken,aen Helden gewijdt, die defe ftadt verçieren. Dit geweft heerfcht over feven fteden , en heeft eenige krijghs-veftingen,die tot besrarenis van ’t land lijn. De namen der fteden fijn , i Siangyang, 1 Ichingi 3 iKanchangj^^aoyangi^ Coching, 6 Gjuanghoa, 7 Kiun o. By ^aoyang is de brugh Soxoang, die, in vele bogen gedeelt, en door de koning Guei heel van gehouwe fteen gebout, de beyde oevers van de vloet Idan te famen voeght. Dit geweft was eer-tijdts onder ’t Landtfehap King^ onder de conftellatien vanp en Chin.^^e ftam Che^a noemde het Coteng. Defe ftadt voert de tegenwoordige naem van de koningen Guei, die de wallen van de felve gebouwt hebben. By de ftadt Kiun is de feer groote bergh Bergen-Vutang, die feven-en-twintigh toppen ten hemel opfteeckt, fes-en-dertigh heuvels, en vier-en-twintigh poelen heeft, en daer veel Waengeloovige prachtige kereken der afgoden, met de woningen der Priefters,op fijn j want d’andere Priefters deur geheel Sina worden hier gewijdt, te weten, de genen , die d’inwendige leering der afgoden , en van de verhuyfing der fielen volgen , door de welcke fy een fedelijeke fcheyding der fielen van ’t lichaem verftaen. Sy fijn dieshalven in gedurige bepeynfingen be-figh,als de genen, die d’uytterlijcke verhuyfing der fielen in andere lighamen gelooven. Sy ontfangen hun wyjing, als uyt d’onfuyverfte bron , uyt de bergh Ktentai, in ’t Landtfehap Chekian, daer d’opperften der Priefters woonen. Doch ick fal, met Godts hulp,breedelijcker van defe Sinefche leeringen fpreken in het tweede di^el van mijn Kort begrijp der hiftorien van Sina^ A a nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;In |
P4 HET SEVENDE
In dit geberghte waft een kruyt, dat altijdt , groen is, donder-bacrt genoemt.
De bergh Co geeft de naem acn de ftadt Cochmg j daer een flach van riet op waft, dat niet meer dan drie jaren duurt ; want d’oude ftam , een nieu riet uytgefchocen hebbende, fterft, als met een drie-jarigh leven vernoeght,na dat het een nieuwe Ipruyt gefchoten heeft.
Vloeden. He vloet Han vloeyt uyt het Landtfchap Xenß deur de grenfen van defe ftadt in dit Landtfchap , en, een lange ftreeck voort-geloopen hebbende, vermeerdert eyndelijck het water van de vloet Kïang by de hoofc-ftadt Hanyang.
De vloet Stang is aen de noordweft-fijde van de hooftftadt. Hier fiet men een dier, dat met een paert niet ongelijck is, behal-ven dat het veel fchubben, en klauwen ge-lijck een tijger heeft.Het is woeft en wreet, en taft menlchen en heeften aen , en dit voornamelijck in dc Herfft , in de welck het meeft uyt het water koomt, en op het landt fweeft.
De poel Chinchi/ is tuflchen een kerck der afgoden by Hlanchangycn word de poel der paerlen genoemt. Want indien de genen , die langs des felfs oever wandelen , hard op d'aerde kloppen , loo fiet men ter-ftont water bellen van alle fijden daer op komen, even als paerlen ; en men kan fwa-relijck feggen oft dit door konft, oft door natuur gefchied. Aen de weft-fijde van de hooftftadt is een cylandt, Kiaßung genoemt.
De vierde hooftftadt
T E G A N.
DE Keyfcr Tlt;vhs fchreef’t geweft van de hooftftadt ’Tegan aen ’t Landtfchap King toe , en ftelde dat onder de conftellatien van Je en Chin. De hooftftadt felve heeft verlcheyde namen gekre-lt; gen,naer de verfeheyde geflachten,die daer Oude »4- geheerfeht hebben. De ftam Qina, aile ko-ningen verdelght hebbende , heeft haer Tiankiun genoemt; maer Hana noemde haer Ktanghta, Sunga Ganlo, Tanga Gan-hoang. Sy heeft de tegenwoordige naem van de ftam Sunga verkregen ; en heerfcht over fes fteden die haer onderworpen fijn , I Tegan^ i Jnnvnung'i} Hiaocan,/\. Inge hing, Vreewt 5 ^^i Ingxan. In dit Landtfchap is een »rfx. vreemt ding, te weten wit was, t wclck van
LANDTSCHAP
kleyne wormenbyna op een felve wijfe ge-maeckt wordt, als debyen hun honigraten maken. Defe raten fijn veel kleynder,maer feer wit ; en defe wormtjes fijn niet tarn , maer wildt. Men maeckt kaerflen van defe vergaderde raten , gelijck van ons gemeen was gemaeckt wordt ; maer fy lijn veel witter , en worden , om dat fy meer koften,byna alleenlijck van de Grooten ge-bruyckt : want behalven hun wittigheydt geven fy noch een foetc reuk af,alsfy branden , fonder eenige fmetten en plecken te maken, fchoon het gefmolten op de klederen valt. Sy geven oock een feer klaer en gematight licht af.Het land van defe hooftftadt is aen de noordfijde van bergen , en naer de zuydfijde van vloeden befloten, daer af het oock in ’t midden deurgefne-den wordt. Men telt hier oock drie voorname kereken.
De bergh Tahung,^ç, grootfte en fchric- Bergen. kelijekfte van alle , begint naer ’t noorden aen Suicheu , en heeft een poel op de top.
By Ingxan is de bergh T«w^/z^^,daer in men een groot hol van ongrondelijeke diepte fiet. Daer is oock de bergh AjfjOp de welck men noch de puynhoopen van d’oude ftadt Kieyang fiet.
De vloet fJhe vloeyt voorby de ftadt Sui, Wateren. en fcheyd het heele landt in twee deelen. Junvnung , een groote poel van tnegentigh ftadien, leght aen d’ooftfijde van de hooftftadt.
De vijfde hooftftadt
HOANGCHEV.
De hooftftadt Hoangcheu leght op celegen-de noorderlijeke. oever van de vloet heßdt. Kiang, welcks wallen hy oock be-fpoelt ; is dieshalven rijck van volck, en groot : want de fchepen en waren hebben hier geftadigh hun doortoght deur. Sy is oock vermaert, om dat een koning uyt de ftam Taiminga daer gewoont heeft, en om dat men hier een flagh van flangen vindt, die fy tegen de melaetsheydt gebruycken , gelijck wy boven verhaelt hebben , en die oock alle oude fchurftheyt weghnemen. Dit geweft brengt oock witte alfien voort, foo wordt hy om fijn voortreffelijckheydt van de Sinefche Genees-meefters genoemt, de w^elcke fy meeft aen verbrande leeden gebruycken. De Keyfer heeft dit gewieft op een felve wijfe als het voorgaende
H U O U A N G.
Oude namen.
Bergen.
Waieren.
Vreemt 'verhael
van een ßhildt-^adt.
gedeek. In de tijde der koningen behoorde het aen ’t koninckrijck Hoang. Sedert hebben de koningen van Çu dat ingenomen. De ftam Hana noemde het S 'tlo ; en het heeft de tegenwoordige nacm al over lange van de ftam Tanga verkregen. Het landt van defe hooftftadt is wel gebout,behalven aen de noordfijde , daer fchrickelijeke bergen beginnen; voorts is ’t aengenaem dooide poelen en vloeden. Het befliryt, behal-ven de krijghs-veftingen , negen fteden in lieh, r HoangcheUi i Lofien 3 JHachtng, 4 Hoang pi, s Hoanggan, 6 Hixui. Ki. q, 8 Hoangmui, 9 Hoangci.
Ciii Tao is een bergh, aen de noordfijde van de hooftftadt, daer op fteentjes gevonden wordeiij dieftn de fonnefchijn geleght, root worden ; en anderen worden geel, en bewaren eenige rijdt hun verwe, miftchien gelijck de fteentjes van Bologne , die oock eenige tijdt het licht van de fon behouden, en in duyftere plaetfen bliiicken.
« De ftadt Q^ifCachin^ heeft een bergh JUo-/• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rT 1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I
geheeten,die met boflehen en boomen belet is,en groot getij f aen de burgers geeft. De bergh Suçu is by Hoangmui, op welcks top een kerek is,aen de vier treftelijkfte Ge-nees-meefters ge wijdt, gelijck oock een toren van negen folderingen.
De vloer Ki vloeyt voorby de ftadt Kt, die de naem daer af heeft. By Hoangpi is een poel. Vu genoemt, dat is, krijghs-poel, vermidts hy een plaets van de fcheeps ftrij-den der koningen heeft ge weeft. By Hoang-mui is noch een andere grooter poel, Wheu geheeten. Tegen over de ftadt Ki, in de vloet Ktang^x^ het eylandt iTiaofo. De poel Kinxa leght aen de o'oftfijde van de ftadt Ki, en de poel Tatpe omtrent Hoangmui.
De bron Loju maecktde ftad Ktxui ver-maert ; want om dat de dranek Cha daer gemaeckt wordt, heeft fy de derde plaets van voortreffelijckheydt by de Sinefen verkregen.
In de vloet Kiang , tegen over de hooftftadt, is ’t eylandt Tequej, oft van de witte fchiltpadt, daer , gelijck mei-i feght, een wonderlijeke gefchiedenis aen een krijghs-knecht gebeurt is, die , van de vyanden in de vloet geworpen , van een fchiltpadt aen d’andere oever is gevoert,gelijck Arion onder de dolfijns ; en men feght dat dit een danek-bewijs van de fchildtpadt fcheen,die van defe krijghs-knecht een lange tijdt op-gevoedt, en vrywilligh in vryheydt geftelt was. Hoewel dit miftchien niet veel van
een fabel verfchilr, foo is dit echter geenfins fabelachtigh , dat hier groote fchiltpadden gevonden worden’. Hier fijn noch andere kleyne en fchoone fchiltpadden, die overal in de huyfen tot vermaeck gehouden worden , en niet grooter dan vogelen fijn. De fchiltpadden worden Loman genoemt.
De fefte hooftftadt
K I N G C H E V.
DEfe hooftftadt leght oock aen de celegen-noorderlijcke oever van de vloet heydt en lCiang, en wordt naer de noord- en edelheyt. ooftfijde van de poel Tung omringt. Sy wordt dieshalven voor een leer ftereke ftad gehouden, die van de pogingen en aenloo-pen der vyanden feker is. Sy is oock feer vermaert door de heerlijekheyd der gebouwen , en door de treffelijckheydt van haer koophandel. Kort, fy is een ftadt, die van feer oude tijden het hof van ’t koninckrijck Ç// geweeft heeft, daer Henus, een Koning uytde ftam Leanga,ü]n fetel hadt geveft.Sy heeft een feer luftigh, vruchtbaer en groot landt, in ’t welck niets van ’t gene , dat tot het leven noodtfakelijck is, gebreekt. Sy heeft het gebiedt over dertien fteden , I ICingcheu, v Cunggan, 3 Kexeu, 4 Kienli,
Sungki,6 Chikiang,y llingQ),^ Chang'jang, Itu, I o '^uengan, 11 o, r 1 Hingxan, r 3 Tatung. Sy heeft in Tvï4^ verdeeling een felve plaets, als de voorgaende hooft-, ftadt, gekregen. De ftam Hana heeft haer Ktngcheu genoemt ; en fy heeft federt die naem altijdt behouden. Men vindt hier een kruyt, dat fy van duyfent jaren noemen , jae dat fy onfterffelijck fchrijven te fijn. Dit kruyt, in water geweeckt, en ge-droneken fijnde, verandert het wit in fwart hayr, en is dienftigh om ’t leven te verlangen. Hier is oock overvloet van oranjeappelen, en feer koftelijeke fteenen, met de welken de Sinefen hun inekt,gewreven fijnde, foodanigh temperen,gelijck onfe fchil-ders gemenelijck met de verwen doen.Hier fijn vijf voorname kereken, aen helden gewijde
De bergh Vang is oock gedenck-waer-digh , en , gelijck men fchrijft, foodanigh van natuur, dat men in de lenten , en in de herfft , daer geen wint gevoelt, en in de fo-mer gedurighlijck wint uyt de holen fend , en dat in de winter de winden daer op een felve wijfe vanbuyten in de holen dcur-bla-fen.
96 HET SEVENDE fen. Daer is oock de bergh Kieucanq , die , fich tot in de vloet Ktang uytftrecKt , en met fijn dubbelde heuvels, als met dijcken, het water breydelt, en de fcheep-vaert lang en kommerlijck maeckt ; en heeft fijn begin by Sungkt.Vgt;y de ftadt is de bergh Ç///^?,daer op men een paleys der oude ko-ningen fiet.
Hoeden vloet IQang koomt uyt Suchten by tn ^vate- Patung in dit Landtfchap. De poel T'ung aen dooftfijde van de hooftftadt beflaet vier-en-veerdgh ftadien. Hy voedt fijn be-woonders met vifichen, en vcrmaeckt hen door fijn fchoonheydt; want men gaet der-waerts om malkander te vergaften.
By de ftadt Chikiang is’t eylandt Pelt,dat is, van hondert ftadien. Men fch rijft dat hier eertijdts negen-en-tnegencigh kleyne eylandtjes fijn geweeft, die , door d'aenwas van ’t fandt, en door de afneming van 't water tot een eylandt fijn geworden.
De revende hooftftadt
Y O C H E V.
E groote poel Pungùng fnijdt het heydten | J landt van de hooftftadt Tocheî4gt; in t midden deur j want een deel daer af is aen d’ooft en ’t ander deel aen de weft-fijde van de poel. Wyders, de vloet Kiang fpoelc naer de noordfijde aen de wallen van de hooftftadt, daer drie vloeden te famen loopen, te weten de Kiang, Siang en Pung, de welcken het landt feer vruchtbaer maken , en overvloet van vifch veroorfaken. ’tls dan geen wonder, dat de geleerde fchrij-vers defe hooftftadt de mont der drie vloeden noemen. Hier koomt oock van alle fijden een groote menighte van fchepen , en overvloet van aengebrachte waren. Men vindt hier in ’t geberghte d’azur-fteen , en noch een ander, die groen van verwe is ; en, tot ftof gewreven, een feer klare groene verwe aen de fchilders verftreckt. Hier is een groote menighte van citroenen, en ' oranje-appelen, en een ongelooffèlijcke overvloet van alle dingen. Defe hooftftadt krijght noch groote glans uyt het paleys van een koning uyt de ftam Kaiminga ; vermidts daer een koning geweeft is : het welck groote pracht aen de gemeene en befondere gebouwen veroorfaeckt heeft. Men telt hier drie heerlijcke kercken aen Helden ge wijdt.
Defe hooftftadt behoorde eertijdts aen
LANDTSCHAP
de heerlijckheyt Sanmao , geraeckte federt aen ’t koninckrijck Lo , en daer na hebben de koningen van die ingenomen ; maer de ftam Cma heeft haer weer aen ’tKeyfer-rijck van Sina gebracht. Sedert heelt de ftam Sunga haer Paling geheeten.De naem Tochea, die fy van de ftam Kanga gekregen heeft, is haer tot noch toe bygebleven. Sy heerfcht over acht fteden, i Tocheu, x Lin-ßang, 3 JPoajung, 4 Pingkiang, 5 Pung o , 6 Kemuen, Çuli, 8 Ganhiang.
Aen de zuydfijde van de hooftftadt is de lerge». bergh Pacio, door een heerlijcke kerck der afeoden , en door een kloofter vermaert , ’t welck tulfchen twee kleyne poelen gelegen is.
De bergh, oft ’t eylandt Kiün in de poel Pungting , ftreckt fich naer ’t zuydtweften van de ftadt uyt.
Daer is oock de bergh Uxz’,naer'tzuyd-ooften,op de welck kleyne fteentjes gevonden worden, wclckers ftof de Genees-mee-fters' voornamelijck tegen de quälen van de keel, die de hals fchijnen te fluyten , ge-bruycken.
By Ltnßang is de groote bergh Pajun , op de welcke wel feventigh heuvels getelt worden. Daer is oock een andere bergh , '-1 ung genoemc,dat is,hondert ftadien,door debolTchen der pijn-boomen vermaert, te weten omtrent noayung. Uyt het geberghte Pangtai wordt talck , oft Moskovifch glas gegraven.
By Pingkiang is de bergh Piengo, vijf hondert ftadien groot. Hy wordt in de boecken van Kaußu de vijf-en-twintighfte in ordening onder de vermaertfte bergen getelt. De Genecs-meefters van Sina roemen dat ’er hondcrtderhande flagh van gc-nees-kruyden op fijn.
By Ganhiang is de bergh Hoang, dat is, de geelej want de geheele aerde, en deftee-nen van defe bergn vertoonen een goudt-verwe, daer af hy oock Ktnhoa, dat is,gou-de bloem, genoemt wordt.
De groote poel Pungting neemt fijn be- Wateren. gin aen de zuydweft-fijde van de hooftftad.
Sy feggen dat defe poel uyt een overftol-piug geworden is ; en dieshalven fijn daer noch vele eylanden in, daer veel menfehen op woonen , en daer oock heerlijcke kercken der afgoden, en kloofters, met een feer groot getal van Priefters gevonden worden. Hier is oock een drijvend eylant,in’t welck mee een kloofter gefticht is. Men behoeft niet te vreefen dat d’aerde van dit eylandt
los
H U Ct
los en van malkander fal gaen, vermidts de wortels der boomen , en van ’t riet, deur een gewaden, verbonden, en gedurigh aenwadende, ’t landt onaffcheydelijck t’la-men-hechten.
Daer is oock ’t eylandt Kinxa, van het goude fant dus genoemt.
D’achtfte hooftftadt
A.
A En d’oofterlijcke oever van de ver-maerde vloet Stangfiet men de hooftftadt Changxa, aen de welcke de ftarretjes CZz^w^x^^jonder welcksinvloeying men haer feght te wefen , de naem hebben gegeven; endefe ftarretjes fijn in ’tgeftarn-te van Chm. Het landt van defe ftadt is ten
Van waer Changxa de naem heeft.
deel vlack, en ten deel ftreng door de bergen, vet en vruchtbaer van gront, gefondc van lucht, en overvloedigh van alle dingen. Hier wordt oock een overgroote menigh-te van rijs gewonnen, die oock in de groot-fte drooghtc van ’t jaer niet heeft voor drooghte te vrefen, vermidts het land overal van poelen en vloeden befproeyt is ; in voegen dat, foo’er regen gebreeckt, men ’t water uyt de vloeden in d’ackers brengt, oft dat de boeren dat met feker gereedt-fchap heel konftighlijck uyt de poelen op-heftèn. Hier worden oock op fijn tijdt j te weten in de Mey-maent, feer fmakelijeke viftchen gevangen , die van de Portugefen Sauel genoemt worden. Men graert feer fchoon vermiljoen, oft cinabar uyt de bergen. In de felve ftadt heeft een koning uyt de ftam Taiminga fijn fetel gehouden , en dieshalven heeft^de ftadt door haer prachtige gebouwen, enpaleys feer vermaert geween:. Men vindt hier fes heerlijeke kerc-ken. Sy heerfcht over elf fteden, i Chang-xa^ X Stangfan, 3 Sïangin, 4 IShinghiang, 5 Lieayangi6 Ltlingij J^yang, 8 Sianghiangy
Xe tij I o Ganhoay 11 ChaUng o.
Defe hooftftadt wierdt eertijdts onder de ftam Che^va Changxa, en onder Sunga Vugan geheeten;doch fy heeft meeft altijdt de naem van Changxa behouden.
Aen de weftfijde van de hooftftadt is de bergh dat is, talck,vermidts daer een groote menighte daer af uytgedolven wort. De Genees-meefters van Sina achten dat,
Hoeda-tiigheydt •van het landt.
als men defe talck totftof maeckt,met wijn mengt, en die in drinekt, dit tot een lang leven feer dienftigh is. Aen de weftfijde van
U A N G. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5)7
de hooftftadt is oock de groote bergh Tolo, die aen de bergen j£eng loopt.
By JSlinghiang is de grootfte bergh van hondert en veertigh ftadien groot, Tagtiei gcheeten. By Ltenyang is de bergh Taihu, die drie groote toppen opfteeckt, tuflehen de ^elcke een feer diepe en breede poel is. Daer is oock ’t geberghte Xepi, in ’t welck mede een poel van veertigh ftadien is, die SPexagenoemt Wordt, daer vier be.cken uytvloeyen ; d’een is de beeck Lieu ; en d’anderen loopen naer de vloet ^ufing.^cn vindt hier oock de bergh T^ungfangy in ordening de dertiende der bergen , die in de boecken van TauÇu geprefen worden. De bergh Sucung behoort aen de ftad Xp«,daer op een bron van feer heet water is, en die fes-en-dertigh heuvels heeft. Men vint hier noch andere grove en fware bergen.
De vloet Mielo vloeyt voorby Sianggyn , vloeden. en is hierom vermaert, om dat hy d’oor-faeck van fekere viertijdt, by de Sinefen Tauonu genoemt, geweeft heeft. Defe vier- seheeps^ tijdt wordt deur geheel Sina met groote ftryden toeftel,blijdtfchap en vrolijckhcydc gehou-den , namelijck op de vijfde dagh van de vijfde maent,ter geheugenis van feker tref-fclijck en aetron Landtvooght, die, van de verraders gefocht lijnde, nch in de vloet ^ielo wierp. Hy was feer aengenaem en bemint van t volck, daer over hy heerfch-te, en daerom hebben fy tot fijn eer in de felve dagh fcheepsftrijden tot vermaeck in-geftelt, en gafteryen opgerecht, als oft fy eenighfins noch hun Landtvooght fche-nen te foecken; in voegen dat dit foo verre tocnam,dat nu deur geheel Sina desgelijeks gedaen wordt, ’t wÆk te voren niet dan op een plaets gefchiedde. De gene, die in defe ftrijden loopen en fich vermengen, hebben leer fchoone en vergulde fcheepjes, die in verfcheyde geftaltcn gelijck draken gefneden fijn. Dc verwinners hebben oock hun loon, uyt het gemeen voorgeftclt, dat dickwijls veel koft.
De vloet Lofeu loopt dicht voorby dc ftadt XeUj en wordt om de voortrefFelijck-heydt der lampreyen, die daer fijn, geprefen.
De ftadt Siangyn heeft niet verre van fich de poel C'm^pö,te weten aen de noord-fijde van de ftadt, die oock ’t landt van de ftadt Locheu befproeyt, en fich daer met de poel Lungting vermengt.
’t Eyland Ki^e is by Xehoa, en wordt de oranje-appel genoemt, om dat’et overvloct den.
B b nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daer
-ocr page 183-^8. HET SEVENDE LANDTSCHAP
daer af heeft. Aen de noordfijde van de ’t wclck tot d’opvaert noodigh is, gercet hooftftadt is oock een kleyn eylant, Î
hebben ; want anders fou ’er geen middel tuftchen de woefte bergen njn, om de fchepen ftil te houden.
quon geheeten.
De negende hooftftadt
P A O K I N G.
De tiende hooftftadt
HEt 'landt van defe hooftftadt is vol gepropt van bergen, voornamelijck naer ’t zuyden, daer het fich tot aen de bergen van ’t Landcfchap Ç^uangft uyt-ftreckt. Het heeft echter geen gebreck van aengename velden, en luftige dalen. Defe hooftftadt is foodanigh , dat fy een koning uyt de ftam TatwingA gehadt heeft. Sy heerfcht over vijf fteden , welckers namen fijn, I Paokingi i SinhoAi 5 ChingpUs 4 chang o, 5 Sintng.Vgt;e hooftftadt lelve leght dicht aen de vloet , die groot gerijf aen haer geeft. Sy behoorde eertijdts aen het Oudena- konincki'ijck Dekoningen U,defe lan-den ingenomen hebbende, noemden haer XAoling.Y)c. ftam T'anga heeft haer Xaocheu geheeten.Sy voert de tegenwoordige naem . van SungAi en telt drie heerlijeke kereken , aen Helden ge wijdt. Sergen De bergh Liing is aen d’ooftfijde van de hooftltaclc, cn itéecKt vier toppen , ciie in d’omkring gelijck fijn,foodanigh om hoog, dat fy van alle fijden de felve fchijnen. In ’t midden daer af is een poel, uyt de welck twee wateren ftroomen : ’t een is de vloet Lten, die by de ftadc Siangkiang vloeyt, en ’t ander is de vloet Chao. By ’t geweft van de ftadt Vuchang is de bergh ]^/«,denegen-en-feftighfte der bergen, die in de boecken van genoemt worden , daer in men een-en-feventigh opgaende heuvels telt. Hier is oock de bergh lCinching, d’acht-en-feftighfte der gener, die genoemt fijn. By Sinning is de bergh Changmo , foo breedt en foo kommerlijck om op te komen, dat de wilde en woefte menfehen, die geenfins onder de Sinefen ftaen,daer veyligh,en naer hun rechten leven. rUeden vloet Gu heeft fijn oorfprong in het geberghte van dc ftadt Vucang, van daer hy langs klippen en afgronden afwcntelt, en acht-en-veertigh plaetfen heeft, die men fwarelijck bevaren kan. Doch een plaets , aen de noordfijde van de hooftftadt, overtreft die alle, en is foo fteyl en afgebroken , dat fy gedwongen fijn daer een groote dickere kopere pijler op te rechten, daer fy de fchepen aen binden, tot dat fy al ’t gene, |
De vloet Ching fpoelt aen de zuyder- Gelegen-lijcke wallen van dele hooftftadt,van heydt. de welcke,gelijck oock van de vloet Siangi een deel van haer landt, gelijck een hangendt eylant, befloten wordt. Dit lane heeft geen gebreck van bergen ; doch fy fijn ten meelfeildeel niet woeft, maerwel gebouwt en aengenaem.Behalven dat men hier byna al ’t gene vindt, dat tot het leven noodcfakelijck is, foo vlocyt het over van veldthoenders, van papier, en van talck. De filver-mijnen fouden het feer rijek maken , indien ’t geoorlofc was die c’openen. Het behoorde eertijdts aen ’t koninckrijek Ç//. De ftam PCana noemde het Qj^eiyang, de koning U Siangtung , de ftam ^'anga Hunan : maer de tegenwoordige naem, van de koningen Leang aen hen gegeven , is haer van de ftam Taimmga\\QX.^P\t. Dele Mootcitadt neerc onder lieh negen fte-7 Cpueiyang o, 8 LinuUi Lanxan. De bergh aen de weftfijde van de hooftftadt,heeft overvloet van filver,gelijck des felfs inwoonders gelooven , die oock fchrijven dat daer mijnen geopent hebben geweeft. De bergh Heng begint aen de ftadt Hengxan , en beflaet tachtigh ftadien. Men telt daer op twee-en-feventigh top-pen,tien groote holen, acht-en-derrigh wa-ter bronnen , cn vijfen-twintigh beecken. By Luiyang is de feer groote bergh Heuki, die, gelijck men feght, feventigh toppen heeft. De ftadc Ling heeft by fich de bergh Vanyang, die drie hondert ftadien beflaet, en met oude boflehen befec is. By Çp^ei-'^jang is de bergh '^eyen^^ç, fteene fwaluw ge-noemt, om dat men dacr, als ’er regen gevallen isjfteenen vindt, die geheel de fwalu-wen gelijcken; jae de Genees-meefters on-derfcheyden die in mannetjes en wijfjes, naer de verfcheydenheydt der verwen , en gebruyeken hen tot het maken van geneesmiddelen. De bergh Hoayn , die vermake-lijck om t’aenfchouwen is, leght in de landen van de fteden Linun en Lnnxan , en wordt |
H U nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;U . A N G,
rleeden. \f^ordtoni fijn wonderlijcke fchoonheydc en vcrmacck de bloem genoemt. De vloet U koomt uyt de hoofcftadc J«?7^,en vloeyt deur by de fladc Changning. De vloet Ching vloeyt aen de noordfijde van de hooftftadt,en heeft fijn oorfprong in ’t ge-bergtOjaen d’ooflfijde van dehoofcfiad Pao-king. Aen de ooftfijdevan defe hooftftadt is oock een feer diepe poel, welcks water groen is,dat,gelijck fy leggen,feer bequaem is om dranck oft wijn van rijs af temaken. C eie a CK-heydt en hoeda-fiigheyt. Oude na~ wen. Delfde hooftftadt C H A N G T E. De hooftftadt Changîe leght tulTchen de vloeden, en by een groote poel, aen de noorderlijcke oever van de vloet Jucn , die daer fich van fijn water in de poel ontlaft. Byna de gcheele ftadt, jae ’t geheele landt kan met lchepen bevaren worden : fekcr, een kleyne ruymte, maer feer vermakelijck en vruchtbacr, en dat in vruchtbaerheydt en voortreffelijckheydc lichtehjkveel anderen overtreft.Defe hooftftadt heeft oock bewoont geweeft van een koning uyt de ftam Taiminga, welcks prachtigh paleys noch in dele hooftftadt is, die over vier fteden heerfcht, welckers namen fijn, I Changte , 2- P'aoy^en, 5 Lun-gyang, 4 '\uenkiang. Onder de ftammen 'X^nga en Che^a , eer het landt onder de heerlchappy van Sina geftelt wierdc, woonden hier de volcken Mnnyen ; maer de koning van heeft het ingenomen , en nae ’t verdelgen derkoningen is het van de ftam Cina Ktuchung genoemt ; van Hana wierd het eerft Vuling geheeten ; maer nae dat d’ongetrouwe Hta-ngyvia de koning van Ç« gedoot hadt, en nae dat het volck van defe ftadt,deernis met hun konings lot hebbende, fijn uytvaertmec groot geween volbracht hadden,noemde de felve HanaiHian-gy^ui verdelght hebbende , de ftadt Hing, ’t welck landt van gerechtigheyt betekent. De koningen van U noemde haer Vucheu. De nacm,die fy tegenwoordigh voert,heeft fy van de ftam Pa'anga gekregen. Hier fijn drie feer heerlijeke kereken, en overvloet van azur-fteen. Men vergadert hier oock manna, en alderhande flagh van oranje-ap-pelen, onder de welcken oock de gene lijn, die van de Sinefen winter-appelen genoemt worden : want als de tijdt der anderen voorby is, foo worden defe eerft in |
de winter rijp , en fijn heel fmakelijek. Sy hebben oock ceder-vruchten,die fyafgods-handt noemen ; want der felver uytterften eyndigen in fekere ftaertjes , als oft het vingertjes , en teenen waren. Sy fijn niet bequaem om t’eten , maer, t’huys in de flaep-kamer gehangen,geven een foete reuck af; en dieshalvcn maken fy dacr toe fijde netjes, heel konftigh gewerekt. De bergh Lo, dat is, der herten, om dat Bergen. daer overvloet van herten fijn, leght aen de weftfijde van de hooftftadt. De ftadt T^-oyven heeft niet verre van fich de bergh Lolo, de twce-en-veertighfte in ordening onder de voorname bergen in de boecken van Haofu, Naer de noordtweft-fijde van de hooftftadt is een groot hol, Lungmuen genoemt, voor ’r welck een brugh is, die naturelijck van d’een aen d’ander bergh reycktjheel kantigh,enfoodanigh,dat d’een fijde fich omtrent twee ftadien uytftreckt, daer een vloet onder deur loopt. De poel Pungting reykt tot aen de gren- Wateren. fen van de fteden Lungyang en ^uenkiang. Daer is oock de poel Chexa , die met de voorgenoemde poel te famen loopt. De vloet Lang is aen de zuydfijde van de hooftftadt, en koomt uyt de ftadt ^in-' cheUi daer hy Vven genoemt wordt, en naer ’t zuyden van de groote ftadt Tven in dit Landtfehap komt. Hy heeft fijn oorfprong in ’t Landtfehap QueicheUi^en de zuydfijde van de veiling Patping. ’t Eylandt ICiije is by Lungyang y byna twintigh ftadien lang, vruchtbaer van oran-je-appelen , naer de welcken het oock Ki-dat is, oranje-appel, genoemt wordt. De twaelfde hooftftadt X I N C H E V. DEfe hooftftadt leght in een lant, datGelegen-kommerlijck is, uyt oorfaeck van de menighte der groote bergen, uyt de welcken quick-filver,en een groot getal van azur-fteen,die groen van verwe is,gegraven wort. Sy fchrijven 00k, datfevol van gout en filver fijn. Een deel der bergen wordt van wilde en woefte menfehen bewoont, die, gelijck de Sinefen verdichten, van feker dier, (fy willen dat ’et een hont geweeft heeft,) en van des konings dochter gefpro-ten fijn. Sy feggen dat defe dochter in de tijdt van drie jaren les jongens en fes meys-jes baerde,die,fich in ’t huwelijck te famen |
voe-
/
-ocr page 185-
Steden. Bergen. Vloeden^ ÎOO HET SEVENDE voegende, d'oorfprong van dit gedacht ge-weeft hebben. Defe bergh-liedcn worden Vulinman genoemc?t Is geloofelijck dat de Sinefen dele fabel verdicht hebben, om dat fy nauwelijcks gelooven dat alle degene, die geen Sinefen, oft in de Sinefche leden opgevoedt fijn, menfehen können wefen. Dit gewed behoorde eertijdts aen de ko-ningen van De dam Cina noemde het Kiuchung y Kmgcheu, 'X.'anga, Lukï ; gaf het de naem,die ’t noch heden behoud.Het heeft gebied over feven deden, i Tincheu^-L Lukt, Xinki, Xopu, 6 Kiu^angi y De bergh nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leght aen de noordwed- fijde van de hooftdadt en is in ordening de fes-en-twintighde der voorname bergen in de boecken van Hier is oock de bergh Siaoye, dacr men duyfent boecken gevonden heeft, die, gelijck men gelooft, daer verborgen wierden, toen de Keyfer d’ondergang en verbranding der boeken gefworen hadt. By ICiujang is de bergh Locung, daer, gelijck men feght, een vogel leeft, die nimmer geluydt maeckt, dan als ’er regen voorhanden is,’t welck van de landt-lieden voor een fekere regel genomen wordt. In ’c felve geberghte is een glOULU nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cj nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f Ia.-.xx- dert duyfent bunderen landts bedaet. Aen de oodfijde van de hooftdadt is de vloet Xin, aen de zuydwed-fijde de vloet Tuen. Acn de zuydfijde van Lukii daer het woede volck, van ’t welck ick gefproken heb, in de bergen woont, worden vijf bec-ken gctelt, namelijck JJwngy TeUiTueriiXin cnATuon. Men fal d’anderen in de kaert fien. Steden. De dertiende hooftftadt « JVNGCHEV. DEfe hoofdadt leght tulfchcn aenge-name en groene bergen, by de vloet Sïang^zïi is de zuyderlijckde van alle dc deden van dit Landtfehap, in de welcke oock een koning uyt de damT^/w«^^ fijn fetel heeft gehadt ; en dit is de oorfaeckdat men daer binnen de wallen ccnheerlijckpa-leys fiet.Hier is oock een feer fchoone heu-vel,van boomen en huyfen befet.Men vind hier meê vier kereken,aenHelden gewijdt. Defe hooftdadt gebiedt over feven deden , I ^ungcheUi-L Kvyangi 3 Tl au o, 4 Tunggan, 5 ]Xtngy‘veni 6 ^ungntng, 7 ICtanghoa. Dit gewed behoorde eertijdts aen ’t ko- |
LANDTSGHAP ninckrijck Çu. De dam Uanu noemde het , ’ Linling. Sedert heeft het onder de konin-gen van U gedaen, en wierd^^ngyang ge-noemt. Het heeft de naem,die ’t heden be* houdt, van de dam T^'anga. Naer de wedfijde van de hooftdadt is de bergh /6z/;/^jo,aenmerckclijck om d’o-vervloet en fchoonheyt van riet. By ’Xun^ gart is d’alderhooghde bergh van dit gewed, Su^ang genoemt. Aen de noordtfijde van de hooftdadt Vloeden. vloeyt de vloet Sïung-, die in de grenfen van dit, en van ’tLandtfchap Qt^n^t fijn oor-fprong aen de bergh Sïung verplicht is. Dit water is feer klaer,en gelijck kridalj in voegen dat men alle de deentjes, die op de gront leggen, fien en tellen kan, fehoon hy dickwijls eenige roeden diep is. De vloet Xao befpoelt byna de hooftdadt felve aen d’oodfijdc,cn vermengt fich naer ’t noorden met de vloet Stang. Hy heeft fijn oorfprong in de bergen naer de zuydtwedfijde van de dadt iSltngyeuen, die genoemt worden, daer oock de poel T^ien is. Ick gae d’andcre dingen van minder naem en achting voorby. Maer by de dadt Tau is een groote waterval, die terdont een neeten, geel van verwe, walTen. Men vind felden elders defe bloemen van dusdanige verwe. Doch ick fchrijf breeder hier afin een ander places. De veertiende hooftftadc CHINGTIEN. DE Keyfer Tlt;vui heeft het gewed van de hooftdadt Chtngüen aen’tLandtfchap King toegefchreven, en dat onder de condellatien van Jt? en Chin ge-plaetd. Het behoorde eertijdts aen de Woningen van Çz/, en wierdt Ingchung gehee-ten. De dam Hana noemde het ^unxe. De dam TTaiminga heeft het de naem en waer-digheydt van hooftdadt gegeven ; want fy voerde te voren allcenlijck de tijtel van dad : maer tegenwoordighlijck gebiedt fyover feven deden, i Chingtienii. Kingxan,^ Cien- steden. kiangi^Miengyangi^KingltngiCKtngmuen o, jKangyang.X^eSz hooftdadt leght dicht by de vloet ITant aen d’ooderlijcke oever, en is met bergen en wateren, gelijck met een feer dereke wal,omringt. Sy heeft een lant, dat vruchtbaer van alle dingen is, die tot het |
Ü A N G.
lOI
het menfchclijck gebmyck noodtfakelijck fijn. Men vindt hier fes kerken,die aen Helden gewijde fijn. De bergh Kingmuen leght by de ftadt i die gelijcke naem voert, en heeft eertijdts tot een ftercke muur en grcnspael tuflehen de noorderlijcke Landtfehappen aen t ko-ninckrijck verdreckt. De bergh by de ftadt nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is in ordening de drie-en-dertighfte in de boeken van Taufr. Aile de boomen en fteenen , die men daer op vindt, fijn root. Hier is oock een beeck, die van feer foet en welrieckendt water vloeyt. Wateren. Voorby Cienkiang vloeyt een vloetvan gelijcke naem. De bron Stnlo, die in’t geberghte King--y'ven is gt;nbsp;verdient hier plaets te hebben, om de voortreffelijckheydt van haer water* De vijftiende hooftftadt CHINGYANG. De hooftftadt Chmgyang is de noor-derlijckfte van ditLantlchap,en feer dicht by’t Landtfehap Xenfi, en ontfangt d’eerfte her ftroomende water von d’oofterlijcke vloet Han. Defe vloet bevangt met een grootc bocht en omkeer defe hooftftadt,en befprocyt daer na d’ove-rige landen van dit Lantfchâp. Sy héerfeht over feven fteden, namelijck i Chingyangy X 'Sang i 3 Choxan, 4 'X.ancw , 5 Choki, 6 Chingfii 7 Saokang, Onder de Keyfer Tvus heeft fy een felve lot en plaets, als de voorgaende hooftftadt. Oude na- gekregen. Toen fy aen de koningen Van behoorde, wierdt fy Siekioje genoemt i uyt oorfaeck van de menighte van het tin, dat daer altijdt gevonden is, en uytgedol-ven wordt. De ftam Hana heeft haer dies-halven Sie, dat is, tin , genoemt. De ftam T^anga noemde haer Hanfung, byna als oft men zuyderlijeke vruchtbaerheyt feyde,uyt oorfaeck van de gront des landts , en der ackers. Sy voert de tegenwoordige naem van de ftam Taiminga. Hier waft fekere plant,die, gelijck onle aerdveyfom hoogh kronckelt, en bloemen voortbrengt, die geel, en een weynigh blceck fijn j welckers eynden der tacken feer dun fijn, gelijck fij-de diÏaden. Men feght dat,als men een tack-je daer af op het bloote vleefch bindt, dit een feer foete flaep veroorfaeckt,endieshal-ven word fy Munghoa, dat is, flaep-bloe-m, genoemt. |
Aen de noordtweft-fijde van de hooft- Berden. ftadt is de bergh T^ienÇin, wclcks opgaende heuvels, gelijck wallen gt;nbsp;een vlackte van hondert ftadien omringen. De Genees-meefters komen hier dicKAvijls, om vreemde genees-kruyden te vergaderen. By Choxan is de bergh Çanglo, op de welck,gelijck men fchrijft,fekcr landt-man eenige jaren lang kaftanicn vergaderde, die hy voor aenftacnde tijden bewaerde,om de hongers-noodt, die hy vöorfagh dat voorhanden was, te voorkomen : in voegen dat hy dus fijn mede landt-lieden byftont, op dat fy niet van honger vergaen fouden. Hier is oock de bergh HlutGiaa, die de naem voert van feker vrou JHaiqua , die fy als een goddin houden en eeren , welcks prachtige kerek hier gefien wordt. Sy ver-fekcren , dat de kracht van defe vrouw foo groot was, dat fy de hemel, gebroken fijn-de, weêr maeckte en te famen foudeerde, gelijck de Mahometaiien van demaen ge-looven. De vloet Lungmaen vloeyt aen dooft- vloeden^ fijde van de hooftftadt, daer hy oock fijn oorfprong in een bergh van gelijcke naem heeft. By Choxan is de vloet Qangyang, loka «ratel fmetten uyt de kleederen weghneemt, en, gelijck men fchrijft, feer dienftigh is om alle yfer-wcrek fcherp te makeri, vermidts het eene verborgene fcherpigheydt fchijnt te hebben. Hier is oock de vloet Xangyung, in de welck een cataàu^a, oft waterftorting is ; en indien men een fteen daer in werpt, foo begint het terftont te donderen en te regenen. De eerfte ftadt C 1 N G C H E V. DEfc ftadt leght in een feer ftercke en bequame plaets, en heeft onder fich drie anderen,daer over fy gebiedt, te weten , I Cingchen, 2. Hoeitang, 3 Tungtao, 4 Suinïng. Des felfs grenfen lijn de bergen van ’c Landtfehap Qwicheu. De bergh Si is van alle lijden fteyl en af-gebroken, en feer moeyelijck om op te klimmen,en heeft echter eenige vlackte op de top. De bergh Seçu is feer hoogh en groot, en is een fcheyding tuftchen ditLantfehap en Qwichea, en begint by Sungtao. By Hoeitung is de poel Cingpo, in de yUeden. welck groote klippen en fteenen fijn, daer Ce nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de |
de drinke-broêrs dick wij Is opklimmen, om daer hun gafteryen te houden. Hier is oock de beek Hmg , die uyt negen beeken be-ftaetjWelckers namen (i]niLangyù,î:£iung, '^in. Lung, Sm, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hmng^ De tweede ftadt C H I N C H Ë V. DEfe ftadt Chmcheii paelt aen ’t Lant-fchap Gljiantung, en leght tufTcheii twee vloeden. Haer landt is vol van bergen , die echter niet ongebout fijn. De ftadt felve is groot, wel bevolckt en ver-macrt. Sy heerfcht over vijf andere fteden, I Chinches i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 Hing- ’ 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ij^eitung. Defe lefte is (ecr vcrmaert door de heerlijcke fteene brugh , in veel bogen verdeelt, die geheel van gehoiiwe fteen gemaeckt, en meer dan hondert Sinefche roeden lang is. Men vindt in dit landt drie voorname kercken. De bergh Ho^ngceng leght aen de 2uydt-fijde van de ftadt, en de vloet Chin heeft daer in fijn oorfprong. De bergh Te pao, by }^nghing gelegen , is hoogh en fteyl, maer om nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ukv/i* v.»»? tnaert. Ten is een kleync poel, in ’t geberghte |
TLenieu, by Hingnïng -, feer heet op de top 5 felf in 't midden van de winter. Hier komen tweemael des jaers wilde ganfen vliegen , als fy naer ’t noorden en zuyden trecken; en dieshalven wordt hy Ten , dat gans betekent, genoemt. Krijghs-ßeden. NU volgen elf krijghs-fteden , in de welcke burgers, onder de krijghs-lieden vermengt, woonen. Hun namen fijn , ï Xi o , 2- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 Taocmg, 4 Tlanguei,^ lC.ijung,6 Xangki,y Lankiang, 8 Sanping,]^ngting, i o Ttenkia, 11 }ung-mui. De ftadt leght dicht aen de vloet T, en heeft eenige mindere kafteelen onder fich. Men vindt hier muskus. De ftadt Paocing heeft overvloet van quickfilver. De bergh Keßng ftijght op tot boven de wolckenj en men fegnt dat’et daer ongemeen kout is,miftchien omdathy te hoogh is, en tot aen het tweede geweft van dc lucht reyckt, ’t welck gemenelijck kout genoemt wordt. De bergh Tuting is hoogh en breedt, en cn vruehcbate fijs-ackers, en feer oude boftchen. |
lÄ
tfio
U'S
ïgt;Wr
c
1)
3,amp;
Chaliy
ûhttt^
Jluÿtuy
f'»'-
7!janK4Ug
Hoeielieu
/»Ji
[u'ncte ! -1
Xe.udiatÿ
J^jucheu.
Kînhoa/
TKotariun Xxplicatio -liÛE-TKOPOriS . ^.WM.
Yrbs.
Xiciang
Smchmg
CiantOaS nuÿor.
Ctyü:a^ tttinor .
’X-'Torrtni .
X .lacuj .
Cttm,£rtiftle^ta iSacrce. Cc^arzce. ^ty. O^ittum, '^elßtca, '^oêèera.tie..
ißog^^
dies
tg.6
lOJ
HET ACHTSTE LANDTSCHAP
Ec Landtfchap 7Û-pack aen de ooftfijde van Hu-auangyçw is niet veel klcynder dan ’r gemelde Landtfchap, fchoon dat de ko-ren-fchuur van dit geheele nyrterfté A- fia genoemt wordteen dit,te weten Voor een ontbijdc alleen genoegh is. Dit befluyt in fich ( gelijck oock ’t ander ) een groote poehgemenelijck Poyang genoenit, die in grootheydt wcynigh voor de poel Tungting wijckt. Over feer oude tijden , eer het onder de hcerlchappy der Sinefen-ftont, behoorde deel daer af aen de koningen van Ç^,en een ander deel aen de Vorften van U. Crenfin- Maer heden heeft het defe grens-palen : aen d’ooftfijde wordt het van ’t Lantfchap Chekiang befloten , aen ’t zuydöoften icyt^c het aen FoA/tfW,naer't zuyden aen ^antung^ en naer ’t noorden aen Kiangnan ofte Pranking, ’t Overige wordt van Huquang omringt. DitLandtfchap begint aen ’t zuyden met dicke en breede bergen, vermidts de bergen van drie Landtfchappen , te we-Bergh- tengt; van Ktangfh Qaangtung en FöA/ó’7/,hier •voUken famen komen, in de welcke een woeft vanSinA. onbefchaeft volck woont,’t welck noch niet onder de heerfchappy van Sina ftaet, jae dat noch dickwijls uyt fijnfchuyl-hoec-ken durf uytbarften, en roof uyt de bygele-ge landen wegh-drijven j doch niets, dat - groot oft heerïijck is, aenvangen, vermidts men overal kafteelen enveftingen,met hun befcttingen, vindt, om d’uytfpattingen en overvallen der bergh-lieden te verhinderen. Maer hoewel de Sinefen gepooght hebben dit volck te dwingen, foo hebben fy echter tot noch toe niet können uytrechten , uyt oorfaeck van d’enge intochten, en ontoe-ganckelijcke ingangen der bergen , in de welcke aengename en welgeboude velden fijn. |
De voortreffelijckheydt en edelheyt van ’t Landtfchap Kiangfi beftaet hier in , dat het vol gepropt van inwoondcrs, en een vruchtbare moeder van alle noodtfakelijc-ke dingen is; en overal van beeken,die vele fteden hebben , en van vloeden en poelen befproeyt wordt, en daer boven noch met defe feer hooge bergen, als met een ftercke wal, van alle fijden oinringt is, en veel a-ders van goudt, filver, loodt, yfer en tin heeft. Men fiet hier overal foo groot een menighte van menfchen, dat het landt by-na te kleyn is om die te bevatten. Men noemt dieshalven deur geheel Sina defe in-woonders muyfen, om de menighte der menfchen, en om de vruchtbaerheydt der vrouwen. Dewijl dan dit volck foo tal-rijck Nederige is, dat het nauwelijcks t’huys Rede kan yin-der den, foo verfpreyt het fich overal, en fwerft deur dit geheel uytterfte Afia , en pleeght ’ verfcheydc en fiechte dienficn , en ongeachte handtwercken : jac fy begeven fich veeltijdts tot kleederen te maken, tot Voor-leggingen, en tot toveryen. Sy fijn van na-LUUL fpMvlfdVLLl CU vVv-icvj 1 ah , foo tegen fich felven, als tegen anderen. Men fiet nauwelijcks iets heerlijeks onder hen; en de Sine-lèn fpotten en lachen meer met hen , dan d’Eüropers en Italianen in hun Lefina , oft klucht-boecken. Sy fijn behalven dit feer tot wacngeloof overgegeven. Sy onderhouden ten meeftendecl ernftighlijckde vallen der afgoden , en onthouden fich van feke-re fpijlen , volgens de leer van de verhuy-fing der fielen van’t een in’t ander lighaem; ja foodanigh, dat fy niets,’t welck leeft,dur-ven dooden, oft van een ander gedoot lijnde, eten. Men vindt vele onder hen , die geworpe beenen der koeyen, en der andere beeilen te vergaderen, om,als fy gallen füllen hebben oft galleryen houden , die in hun porceleyne lchuttels te doen, die fy op de leegc tafel fetten, om, naer de gewoonte van’t volck, hun gerechten,fpits opgaende, daer mee te vullen; op dat fy niet gedwon-» gen fouden fijn, meer fpijs te bereyden, en grooter kollen te doen. Dit volck is echter fpits en fcherp van vernuft ; en veel van hen worden naer de trappen van hun ge-leertheydt verheven,en dan klimmen fy op tot de hooghlle waerdigheden, Maer |
ÏO4 HET ACHTSTE LANDTSCHAP
Maer om tot de fchatting en telling van dit volck te komen , men Iclirijft dat ’er in
Getal Aer dit Landtfchap dertien honden duyfent drie-en-feftigh duyfent fes hondert negen-
WAren en rnen^ fihen.
O'vey-‘
•vloet VAn forceleyn en vip fihen.
VlX-LWlllUgll gVllllllVlJ } Vil ViJh-Cll-lCJLLIgll hondert duyfent negen-en-veertigh duyfent en acht hondert mannen fijn ; en dat de fchatting van dc rijs, die ’t betaelc, feftien hondert duyfent feftien duyfent en fes hondert facken is, ongewerekte fijde acht duyfent twee hondert en dertigh ponden , en gewerekte fijde elf duyfent vijf hondert en feftien rollen. lek gae de tollen en fchat-tingen der andere dingen voorby.
Dit Lantfehap Kiangß is gcdeclt in dertien groote en treffelijeke hoofefteden , die men foo veel kleyne Landtfehappen fou mogen noemen , daer feven-en-feftigh fteden onder ftaen , geheel met poelen en vloeden befproeytj in voegen dat men daer overal met fchepen varen kan. De vloet Can fnijdt dat van’tzuyden naer’t noorden in ’t midden deur gt;nbsp;en is ten minften hierom feer vermaert, om dat hier alleen, cn dit noch in een eenigh dorp,het befte en voortreffelijekfte porceleyn van heel Sina gemaeckt wordt j welck dorp niet alleen aen dit uytterfte Afia,maer oock aen ’t ove-rigc van de weer el r -----’’T—- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;”/
fien, belchatc : doch breeder hier af op fijn plaets. Hier is oock een groote menighte van viffehen, voornamelijck van falmen , cn fteuren. lek heb eens een van defen,
' wegende hondert en feftigh ponden , voor fes Julien , oft realen van achten gekocht, cn een falm van tien ponden voor drie oft vier ftuyvers ; maer meer hier af in de be-fchrijving van yder ftadt.
lefihry- Dewijl ick dickwijls van de bloemen verhaelt heb, en dit Landtfchap meeft daer overvloeyt, foo fal ick die hier kortelijck befchrijven ; want het deelt niet alleenlijck fijn bloemen, maer oock fijn gedrooghde vruchten aen d’andere Lantfehappen mee.
' ' Defe bloem, die van de Sinefen Lien^zn van de Portugefen 'Fula de Golfoit genoemt wordt, waft in de ftaende wateren, ( welc-kers ftilte en onverroerelijekheyt het flijm veroorfaeckt) tot twee oft drie ellebogen hooçh, en geeft een glans af op de vlackte van t water. De fcheuten onder aen de
wortel fijn hardt en fterek ; en een wortel draeght dickwijls veel bloemen. Syfijn ver-fcheyde van verwe, purper,wit, gemengelt, root, en andere diergelijeke. Sy overtreffen in grootheyde onfe lelien, en oock ver*
re in fchoonheydt ; doch fy moeten echter in rcuck , die fy niet hebben , voor de lelien wijeken. Sy fchijnt een feer groote tulp , daer af fy oock niet veel in gedacnté verfchilt. Als fy haer bladen opent, heeft fy de geftalte van een omgeboge lelie : jae haer uytgeholde bladen , fich uyt d’engte allengs in de brcetteuytftreckende, maken dat fy een teene korf gelijekt, met foomen rondtom omgebogen , en met een dunne draet, daer noch ronde bolletjes in ’t midden ftaen, gelijck het geel van de lelie. Na de bloem volght de vrucht, die de gedaante van de vrucht des pijn-booms heeft, grooter dan de palm van de hant, en foo dick als een vuyft. De top , oft ’t fpits van defe vrucht is vaft aen een kleyn fteeltje, d'aer aen de bloem vaft geweeft heeft. De ftam ftaet opwaertsjn de welcke veel huys-jes en raten fijn,daer in veelderhande vruchten fijn ; in voegen dat de top alleen Uyt-fteeckt, Defe vrucht, die fich langwerpigh vertoont, is foo groot als onfe haie-noten, oft als groote boonen : en dieshalven is het geen wonder, dat Diofcorides defe vrucht miftchien d’Egyptifche boon genoemt heeft. Sy is met een groene fchors, doch wat facht, bedeckt, en van binnen is een --vic neut, feer foec van fmaeck , foo wel als hy varlch , dan als hy gedrooght is. Sy is by de Sinefche Genees- meefters in feer hooge achting, en geeft veel voedfel: dieshalven geven fy die aen fwacke lieden, die nu eerft nae de fieckte weêr gefont worden. De bladen van de ftam fijn feer groot, en ten meeftendeel rondt van gedaente, en fwemmen op t water, gelijck gemenelijck onfe plompen,en fijn met lange fteelen aen de wortel vaft, en dickwijls foo groot, dat het middel-punt twee palmen verre van de kanten ftaet. My gedenekt dat ick dickwijls diergelijeke bladen oock in de ftaende wateren van Europa gefien heb, doch geen bloem oft vrucht. De hoveniers, kramers, en andere voorkoopers van diergelijeke kleyne waren, gebruycken defe bladen, gedrooght fijnde, in plaets van papier, oft pe-per-huyfen, daer fy de verkochte waren inbinden. De wortel felf is oock heel trefFe-lijck , en heeft fijn gebruyck , vermidts hy dickwijls foo dick als een menfehen arm waft , en twee oft drie ellebogen diep in ’t dunne flijm verborgen is. Hy is heel verdeelt in knobbels en knoopen,gelijk’t riet; want hoewel de buy tenfte fchors t’eenemael heel is, foo is echter het binnenfte als met groo-
I*.-
groote pijpen deurboort. Sy is feer Vit nincklijcke hooftftadt : want dé Prieftcr van yleefch, en gelijck onfe diftel, fchoon Chu,Àic de Tartars uyt Sina dreef,nam hier fy veel onfmakelijeker is, en om dat fy de naem van Kóning aen , en noemde haer feer kout is,des fomers een welluft enkofte- ■ Hungtti,\ welck het groote hof beteekenti Maer hy, federt door véél verwinningen opgeklommen , voerde fijn konineklijeke ftoel tQjTanhngjCn noemde haer toen weêr met de oude noicmlTanchang. Defe hooftftadt gebiedt over feven fteden , i jTan- steden, chang, X Fungchmg, 3 Cinhien, 4 Fnng ßn, 5 Cinggan, 6 jTing 7 Vaning. De gront Hoeda-eh d’ackers van dit lant fijn feer vruchtbaer. lijckheydt : in voegen dat er niets onnut in defe bloem is. Voorts, ’t is feer verma-kelijck dickvijls heele poelen met bloemen befet te fien, geen vilde bloemen, die geen vruchten voortbrengen maer door men-fchen handen gefaeyt, en tamme bloenlen, velckers bouving alle jaren vernieuvt, en ’t faet in ’t vater geworpen wordt, ja oock in de hoven en tuynen , en in de voorhoven der paleyfen, in groote gebacke vaten, die fy met flijm opvullen, vermits de Groo-ten, door hun fchoonheydt aengelockt, die uyt vermaeck queeken. De eerfte hooftftadt Ctlegcn-heydt en ver” waert-heydf, Ocvel défe hooftftadt niet van de grootften noch van de vermaertften is , foo is fy echter treftelijck en aen- d’anderen. Sy verdichten dat in defe plaets, die büyten de Vallen is, eertijdts feker man heeft geVeeft, die veel afmen in hun noodt té hulp quam , en veel dingen mildelijck aen ’t volck mee deelde, vermidts hy door de Chimie geen valfch, maer oprecht filver maeckte. Sy voegen hier noch by dat hy, door goddelijeke konften , een draeck, die de vallen nauvelijeks iets in’t geheel ge- de ftadt met ondergang dreyghde, met aer-. de overftolpte, en hem aen een feer groote ’ yfere pij lef bond, die men noch heden bin dé lieden, en niet foo kleyn, oft fy begrijpt ten minften twee mijlen in hacr omme-kring. In defe ftadt fijn (’t velck ick nergens anders Bevind ) re ^elijrlr twe-e- Loningen uyt de ftam T'aiminga geveeftjen onfe Societeyt heeft hier een heerlijeke kerek , aen de ware Godt gevijdt, én een hüys,dat naer de gelegenheyt van de plaets bequaem was, genade. Maer toen fy van de Tartars, die haer eerft ingenomen hadden, weer afgevallen was,is fy van hen geheel aen ’t vtiur overgelevert j in voegen dat ’er behalven bleven is. Maer fy, federt veer opgebout, Oude nawen. overigheden, doch echter geen Priéfter oft kerek, vermidts de arbeyders daer foo veynigh fijn. |
Dele hooftftadt leght aen ’t zuyderlijck begin van de groote poel Toyang, ih eeii cylandt,’t welck de poel felf niaeckt.Sy Vas in oude tijden de grens-paelen lantfehey-ding tuftchen de koninekrijeken Çu en U. Onder de ftam Cina behoorde fy aen ’t lant Kteukiang. De ftam ïïand noemde haer Juchang. De ftam Tanga gaf haer de naem, die fy noch heden heeft. De ftam Sunga veranderde die inZf/w^A/«^;maet T^aiminga heeft haer de voorgaende herftelt. Sy Vas voor omtrent drie hondert jaren Cen koMen vindt nergens iets ongebout ; en het landt is foo vol gépropt van landtbouwers, dat fy nauwelijcks eenige plaets tot veyde voor ’t groot en kleyn vee overlaten,behal-ven voor de varckens, die fy overal buycen en binnen de vallen met groote naerftig-heydt meftcn,en die in de ftadt felve in foo groote overvloet fijn, dat men nauwelijcks over de ftraten een déurgang kan vinden ; foo groot een menighte van varckens vind men overal. De ftraten fijn echter niet vuyl en kladdigh : want de Sinefen vergaderen heel forghvuldighlijck de meft defer dieren, die fy verkoopcnjomde landen daermeê te meften. Men vindt in defe hooftftadt vier feer ixofcktn . moer de gene i dié van lÿcke d’yfere pijler de naem heeft, overtreft alle kerek, nen de kerek, in een put, fiet ; kort, dat hy felf, met fijn geheel hüys en gefin, ten hemel gevlogen is. Om defe oorfaeck heeft men, door overgroot waengeloof van het volck , die dat Godsdienft en Godtvruch-tigheydt achten, een kerek gebout, die in der daet groot, hcerlijek en treftelijck is, en by een kloofter van Priefters ftaet. Aen d’andcre fijde van de kerek houd men een eeuwige marekt, in de ,velcke niets van het geen gcbreeckt, dat men bcgecren kan. By Turigßn is de bergh Techang, van de vclcke ’t Väter, met een groote ftorting , hondert roeden afvalt, daer af de bergh oock de naem van Techang, dat is, van D d nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hondert |
laß HET ACHTSTE LA ND T S C H A P
bondert roeden, gekregen heeft. By ^ungching is de bergh , die in de boecken van noqi de negen-en-dertighfte getck wordt. De vloet Chan oft is aeii de weft- fijde van de hooftftadt; doch ick handel elders van des felfs oorfprong. Naer’t zuydooften van de hooftftadt is de poel Tùngi die om fijn uycnemende viflchen,en fecr klaer water geprefen wore. De grootc poel Poyang begint aen de noordooft-fijde van de hooftftadt, en word oock de poel Penult genoemt. By Cinhicn is t eylandt Pungma, aen d’ooftfijde van de hooftftadt’t eylandt Pe-hoa , en aen de weftfijde ’c kleyne eylandt De tweede hooftftadt I A O C H E V. '1 hooftftadt leght aen de noorder-he^dt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lijcke oever van de vloet Po j en is feer fchoon cn vcrmakelijck. Het landt is heel eften, en met wateren en vloeden befprocyt, ’t welck groote vrüchtbaer-heydt aen de landen veroorfaeckt. Sy heerfvht over (even fteden.-Weickers namen fijn , I J aocfJCMf, X lùkani Loping-, 4 Leu-leang, Tehing, 6 Gangin-, Vannien, Een koning uyt de ft am TCaiminga heeft oock in defe hooftftadt gewoont. Maer ’t gene, VanwAer ’t wclck haer meeft prij fTelijck maeckt, is tforce-- nbsp;nbsp;nbsp;menighte der Sinefche fchuttels,die men |
daer maeckt, de welcke men ( ick weet niet van waer de naem koomt) gemene-lijck porceleyn noemt, en die in ’t geheele Rijck nergens beter gemaeckt worden, als in een dorp van de ftadt Peuleang : want fchoon fy d’aerde, daer af’t porceleyn ge* maeckt wordt, elders halen, foo heeft het echter geen gelijekenis by ’t gene , dat in dit dorp gemaecktwordt; jae ’t gene, daer over men fich te verwonderen heeft,is datfe d’aerde, daer af fy ’t porceleyn maken, niet uyt dit Lantfehap halen,maer uyt de hooftftadt Hoe ich eu in ’t Landtfehap Kiangnan ■ doen komen,daer fy’t niet können maken, fchoon daer overvloet van foodanige aerde is j ’t welck fommigen de tempering van ’t water toe fchrijven. De Sinefche vaten cn fchnttels dan , die van boeren en grove menfehen in de potte-backeryen gemaeckt worden,komen uyt het dorp van defe ftadt Peuleangi op een felve wijfe als die van Payence in Italien.Ditporceleyn is verfchey-de van verwe,fchoon het alle van feer fijne, ja fomtijdts deurfchijnende aerde is,die met geele verwe beftreken wordt, en daer men verfcheyde gedaenten van draken op fchil-dert, en voor de konincklijcke hoven toe-fchickt. Voor ’t gemeen maeckt men por-celeynen van geele, roode en blaeuwe verwen. Om dit te fchilderen,doen de Sinefen gemenelijck weed daer toe, ’t welck hier in groote overvloet gevonden wort,infonder-heydt in de zuyderlijcke Landtfehappen , daer fy ’t oock tot het verwen der kleede-ren gebruycken. ’t Is te lang om hier te verhalen , hoe deurfchijnende en wonder-lijcke vaten hier gemaeckt worden. Mén kan geen gedaente oft bloem fchildcren, oft fy bootfen die op ’t porceleyn na. Hoe groot een overvloet van defe vaten bier is, kan men lichtelijck uyt de genen befpeu-ren , die wy in ons Europa dagelijeks fien. Maer ick ben verwondert van waer dit gerucht plaets gegrepen heeft, dat defe ftoftb van eyer-fchalen,oft van geftoote zee-fchul- Waeraf pen bereyd word, de welcke,naer ’t verhael van eenigen,van de vaders voor hun nae-ne-ven hondert jaren lang opgefloten wordt, wordt, Maer feker , de genen , die kennis hier af hebbeii;, weten wel dat dit belachelijck , en geheel verdicht is : want alle defe vaten worden van aerde , die men uyt de bygele-ge ftadt Hoeicheu naer dit dorp voert, gemaeckt» Defe aerde is niet vet,gelijck krijt, maer gelijck feer klaer fijn fant,dat fy wecken , en , water daer op gietende, in een klomp rollen : ja fy morflelcn en pletten oock het gebroken porceleyn, en maken daer weer nieuwe vaten af, doch die krijgen geen foo groote glans en fchoon-heydt, als de voorgaenden. Wyders,’tgene, ’t welck defe vaten achten doet, is dat fy oock, fonder fich te befchadigen,dc fpij-fen al kokende können lijden.- Ja ’t gene, ’t welck noch wonderlijeker fchijnt,is dat, als men de ftucken met een kopere draet weer te famen bind , fy ’t nat inhouden, en de vocht niet uytlaten. En dieshalven gaen de porceleyn-lappers deur geheel Sina^ en gebruycken,om kleyne gaten te maken, een dril, welcks punt van diamant is, gelijck de ’glafe-fnijders gemeenelijck by ons gebruycken , oft eer de gene, die te Milanen het bergh-kriftal deurbooren. Dit gewelf behoorde eertijdts aendeko-ningen van LI. De ftam Cina noemde het Po'^ang, Het voert de tegenwoordige naem |
van
K I A N G S I.
I 07
brtigh. van de ftam Sunoa. Dit landt wordt naer o t noorden en öoften van bergen befloteh , uyt de wekken ter plaets, daer fy den naer ’t ooften ftrecken , de porceleyn-ftoffe ge-'cedenek- Jolven wordt. De brügh van de ftadt Gan-gedenckwaerdighjcn wordt de brugh van onderdanigheydt en gehoorfaemheydt genoemt. Want fy feggen, dat e^en dochter , van feer rijeke ouders gefproten , ih d’eerfte dagen van haer huwelijck haer ge-mael verloor ; en dat fy (dewijl het by eer-lijcke lieden, gelijck defe gehouden wierd , ongeoorloft is van nieus te trouwen) fich in haer weduwelijeke flaet, door de tegeil-woordigheydt van haer vader en moeder vertrooft , feer wijs en gelijekmoedigh droeghjmaerdatfe,toen haer ouders gekorven waren,en fy fich van alle trooft berooft fagh , defe ftcene briigh , met veel bogen en gewelffelen onderkheyden, deê bouwen,en in dit werek alle haer rijekdom tert meeftendeel befteedde ; voorts, dat fy, die volmaeckt fiende , fich daer af in ’t Water kortte, en terkont verdronek. DeSinefen achten dit beyde voor een Godtvruchtige faeck , die fy liever wreecheyde en kleyn-hartigheydt behoorden te noemen. Om defe oorfaeck dan wordt de brugh Hiaolie genoemt, ’t welck uytkekende gehoor-faemheydc beteekent. De bergh beflaet het oolterlijcfc deel van de hooftkadt, en is in ordening de twee-cn-vijftighke van de vermaerde bergen. De bergh Xehung by Tukan wordt de keene regenboogh genoemt, om dat het water, daer af vallende, aen d aenfchoüwers een gedurige regenboogh vertoont. De bergh Cienfo is by de hooftkadt aen d’oe-ver van de poel. By Tukan is de bergh Hun^yai, die nacr ’t noordweken oock aen de fdve poel Poyang rcyckt. De poel Poyang oft Pengü koomt tot in (jg hooftkadt j een deel daer af, dat fich naer Tukan uytkreckt, wordt Canglang genoemt, daer ’t eylandt is. De vloet Po vloeyc aen de zuydfijde van de hooftkadt, cn heeft fijn oorfprong in de bergen van de kadt Hoetkt, langs de welck het fant,om porceleyn te maken, met fehe-pen gevoert wordt* bergen, |
De derde höoftftadt Ct V A N G S I N. DEfe hooftkadt leght tuffchen feer Gelegen-dicke en hopge bergen , die echter heydt. niet geheel ongeboutfijn: want men vindt hier veel vlecken en dorpen , uyt de wekken, aen d’ookfijde van de hooftkadt. deur de hooftkadt loopt, fijn oorfprong heeft. Macr dewijl dit ge wek de grenfen Van drie Landtfehappen, te weten, van Ki-ang fi, Pokien en Chekiang behclk, foo heeft het dickwijls afbreuck van de roovers geleden , die fich lichtelijck hier in de bergen verfchuylen. Men kan ’t echter gemacke-iijek tegen de pogingen der vyanden be-fchermen, en dit om d’enge openingen der bergen, door de wekke alleen d’ingang open is, en daer de Keyfer van Sina oock eertijdts befetting heeft gehad. Men maekc hier overal overvloet van feer goet papier , en nergens beter kaerfien van ofle-fmeer. Drie voorname kereken fijn in defe hoofc- JJit geweit behuuidc ppreijJts ten deel aen de koning van U,en ten deel aen de ko-ning Van Çu, en onder de kam Cina aen ’t gewek van Hoeiki. De kam Plana noemde het Juhan, Panga en Sunga noemden ’t Sincheu, en P'aiminga heeft het Qï^ngjïn van de gene , die in de boecken van Paofr genoemt worden, vol van oude boffehen , vermaert door fijn bloemen cn geneesmiddelen , en die oock feer goedt krikal voortbrengt. By Jeyang is de bergh Paofung, daer op de top een huys van keen kaet, wekks hooghte deur de wokken dringt. By defe bergh is oock een feer oude brugh, vijfdgh roeden lang. De bergh Stang by G^eiki is feer hoogh, en breydt fich wijdt uyt, en foodanigh in velden eii ackers gedeelt, dat hy oock wey-nigh voor de vlackte wijekt, en veel dorpen in fich begrijpt. Hier is oock de bergh Lun^u, de twce-en-dertighke der voor-naemke bergen. Hy voert de naem van draeck en tyger,wanthy heeft twee toppen om hoogh , van de wekke d een d’ander |
1
-ocr page 196-/
V
ïo8 HET ACHTSTE L A N D T S C H A P
vloeden.
fchijnt te willen verdrucken ; dehooghftc telt, dat de bergh, fchoon het overal en wordt Lungy dat is, draeck , en de laeghfte
dat is, tyger, genoemt.
De vloet Xangjao vloeyt aen de noord-fijde van de hooftftadt; des felfs oorfprong is in de bergen van de ftadt ']oxam , van daer hy zuydewaerts deur ’t landt van defe
pen hebbende, fich in de poel T^ojang ver mengt, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
De vierde hooftftadt
rondtom klaer weer fchijnt, altijdt vol van nevelen oft woleken is, jae foo , dat men die nauwelijeks uyt de poel kan fien,fchoon hy ’er naby is. In defe geberghten fijn veel kereken,die om de grootheydt en menighte der afgoden wonderlijck fijn. Hier is oock een groote brugh, heel van gehouwe fteen gemaeckt, die een heel dal met fijn bogen en verwelffelen deckt. Niet verre van hier is een groot kloofter , Qaeï^ung geheeten. Defe hooftftadt brengt oock '
Efe hooftftadt leght niet verre van de poel T^oyang , te weten aen des felfs wefterlijcke oever. Defe poel fnijdt dit landt in ’t midden deur, en deelt het in twee deelen. Het wordt van de Si-
Ovex’* vleet.
nefen hooghlijck geprefen , foo om de vruchtbaerheydt der bergen, als der ackers. Men fiet hier een groote overvloet van alle dingen. De landen ftaen Weeldigh van rijsgt; koorn, en aerdtvruchten. De bergen ge-
hennep voort, daer- af fy fomer-kleeden maken, die tegen de hitte en ’t fweet feer bequacm fijn.
De bergh QMngliü is in ordening de achtfte onder de voorname bergen : hy leght aen de noordweft-fijde van de hooftftadt, en beflaet een plaets van vijf hondert ftadien. Hier fijn kluyfenaers,van de wclc-
ke ick hier voor gefproken heb.
By Tuchang is de bergh '^uenxin , d’een-en-vijftighfte onder de voorname bergen.
De poel Toyang reyckt aen de zuydooft- Wateren, acrdtvruchtcn. De Bergen ge- fijdevande hookftadt, daer hy omtrent
Kliiyfe-naers. vloet van hout, en de poelen en de vloeden verrijeken ’t heele landt met vifch. Het be-ftiert vier fteden, i JSlaukang , x Tuchang, 5 Ktenchans. i G-'O^y i iv,.. tijdts aen de koningen van De ftam Cin^ fchreef het aen ’t landt Kieukiang toe. De ftam Uana noemde het Teiigfe en de ftam Tanga Kiangchea ; maer het heeft de tegenwoordige naem*van Siinga. omtrent hondert mijlen van de zee afgelegen is, foo Worden daer echter veel zee-vif-fchen gevangen, als fteuren, dolphijns, en falmen : ja de vloet van de zee loopt oock dus verre op , voornamelijck als het volle gemenelijck onder 3c wonder-teekenen ge- en nieuwe maen is. Maer de loop van dc vloet Hier fijn veel prachtige kereken , maer de voornaemften fijn op de bergen G^uang-liu en ']uenm, die fy waengelooffelijck aenbidden, in de welcken ontellijcke kluy-fenaers en priefters woonen, die men met recht martelaren oft flaven van de duyvel fou mogen noemen. Yder van'hen is in fijn hutje , daer hy fich geheelijck en ftandt-vaftighlijck tot quelling van fijn lighaem begeeft, jac tót verwonderens toe. Sy ge-looven, dat fy nae dit leven een falige ftaet füllen verkrijgen, dewijl, nacr hun gevoelen , de fielen van lighamen füllen verwifle-len. Seker, indien fy foo veel voor de ware Godt deden, foo foudenfy onfe oudekluy-fenaers, die gewillighlijck kruys en lijden geleden hebben , ten minften gelijck fijn , jae hen miftchien overtreffen. Men feght fen,als dagen in ’t jaer fijn. Dit wordt oock gen dat hy omtrent drie hondert ftadien lang is. |
Aen de weftfijde van de hooftftadt is de L’ion Lieriy welcks water, door fijn val, een laken, van lilvere draden geweven, fchijnt, en daer na dertigh beeken maeckc. Dit water word by de Sinefen voor feer treffelijck gehouden. De vijfde hooftftadt eil ver- lijeke oever van de vloet Kiang gelegen , ter felve plaets, daer hy fich met het water van de groove poel Poyang vermengt. De gene, die ’t niet gefien heeft, fal nauwe- Menigh^ lijeks geloDven hoe groot een menighte te van van fchepen hier gedurigh is : want hier d’uytgang uyt defe ftadt tot aen de zee j en hier vergaderen veel fchepen, om gefa-mentlijcfc voort te varen.Hoewel defe ftadt |
vloet tot aen de zee is foo traegh, dat men die naiiwelijcks met d oogen fien en be-fpeuren kan ; in voegen dat men gemac-kelijck overal te fcheep kan fcylen; en dies-halven verandert de groote Takiang fijn Kiang de naem in Tangçukiang 't welck de foon van ^de^-^l'e^^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;betekent,en die gemenelijck by ver korting Kiang wordt geheeten:want feker, hy gelijckt wel naer fijn vader,foo ingrooC-heydt, als in de diepte van’t water ; en is dickwijls een Duytfche mijl breet : oock kan men daer op niet fonder gevaer feylen. Het Keyferrijck heeft in defe hooftftadt cen feer rijcke tol, daer de Landtvooghden des Keyfers groote fchatting vergaderen. Gelegen- Sy leght aen de noordfijde van d’opper-hooftftadt felve , wordt aen de znydtnjde van't geberghte G^iiangliù beftoten , en is naer’t noorden en ooften van water omringt. Men vindt hier veel heerlijcke kerc-ken,cn treffelijcke en prachtige foo gemene als befondere gebouwen. Defe hooftftadt heeft gebiedt over vijf fteden, i Kien-kiang, 1 ^egan 3 Kuichang 4 5 Pengçe. Dit geweft behoorde van feer oude tij-deel aen de koningen van Ça , en men, ten deel aen de koningen van U. Onder de ftam wiert het met een felve naem, als heden,genoemt. De ftam iPana noemde het ^achang, De koning Swm noemde het weêr Kïeukiang , de ftam Sunga P’ing-kiang, en Taiminga gaf het weêr d’oude naem. bergh Kaca leght naer de zuydooft-fijde van de hooftftadt, en maeckt cen ey-landt in de poel. By Tegan is een bergh, Poye genoemt, die dertigh ftadien beflaet, en, gelijck een wal, een groot deel van de ftadt omringt. Hier is oock de bergh Çljienlan , op de welck foo groot een fteen is gt;nbsp;dat hondert mannen lichtelijckdaer op können leggen, fonder malkander te raken. By pCukeu is een bergh, Kechang ge-noemt,dat is,fteene kloek,vermidts de golven , van de wint gedreven , en daer tegen aen flaende, een fchrickelijck gedruys maken. Siaocu is een bergh byP^’W^fÉ’,gehecl on-toeganckelijck , leght in een poel van alle fijden met water befloten, en heeft aen de zuydfijde een kleyne ree voor de fchepen. Op d’oever van de groote vloet by Pengçe is de bergh Kiatang , door de fchip-breuck van vele fchepen vermaert. Want indien |
GSI. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10^ de fchip-licden cen weynigh van d’oevers afdwalen i foo worden de fchepen lichtc-lijck door t gewelc der golven wegh-ge-ruckt, en naer defe klippen gedreven, daer fy in ftucken ftootén* Van de vloeden , die men in de kaert vloeden, vindt, valt niets voor datgedenekwaer-digh isi De fefhe hooftftade KIENCHANG. DEfc hooftftadtKienchang isheerlijck Gelegen* en vermaert, en by ’t Landtfehap Po-kien , in een berghachtigk^gt; maer echter aengcnaem en vruchtbaer landt, gelegen , in ^t velck fy vijf fteden belluyt en beheerfcht, i Kienchang, x Sinching, 3 Pianfangi 4 Qt^nchangj^ Lukt. Een koning uytde ftam Taiminga heeft defe hooftftadt bewoont, en daer een konineklijek paleys gehadt, ’t fy men op de grootheydt van ’t gebouw,oft op de heerlijefcheyd fiet. De hoven waren daer wonderlijck aenge-naem , en ’t huys-gewaed feer koftelijck , maer de pracht der lijf-wachters overtrof dit noch alle. Twee poelen verçieren defe hooftftadt, d’een binnen de wallen,endander niet verre van daer, die echter door ge-grave grachten fijn gerijfen rijekdom aen de ftadt mee deelt. De Jefuyten hebben hier oock een kerek, aen de ware Godt ge-wijdt, en cen groot getal van Chriftenen gehadt : maer nu is ’er geen Priefter, die daer een vaftc fctel oft ftoel heeft. Sy heeft twee treffelijcke kercken,aen Helden gewijdt. Men maeckt hier van rijs feer goede Treffe* dranek, die beter dan de wijn in Europa is, en wordt gemenelijck cKiKacu geheeten, die met recht onder de leckernyen van Sina getelt magh worden. De rijs, die in dit landt waft, overtreft d’andcren van Sina fo-danigh , dat fy van daer aen de Keyfer felf gebracht, en om haer voortrcffclijckheydt filver-graen genoemt wordt. Men maeckt hier oock alderhande ftagh van feer goede lakens. Dit landt behoorde eertijdts aen de ko- oudena* ningen van Çu. Onder de ftam Cina be- men. hoorde het aen 2ùgt;«^MW^,onder Plana aen quot;juchang. De ftam Tanga heeft het Kien^u geheeten. Het heeft de tegenwoordige naem van Sunga. De bersrh ^^TKCacu is in ordening de fes- Bergen. E e nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en-dcr- |
IIO HET ACHTSTE en-dertigbfte der gener, die in de boecken van Taufo genocmt worden, en beflaet veertigh ftadien, aen de weftfijdc van de hooftlladt gelegen.
By Q^ncnang is de bergh Chun^oa daer men in ’t geheel byna niets anders,dan toppen fiet, onder de welchen niet meer dan een groen , en met boomen beplant is. Daer is oock eenheerlijckekerck der afgoden.
Wateren. De poel, dic binnen de hooftftadt is, wordt Ki7^(juei , en de gene, die daer buy-ten is, wordt Ktao geheeten. By iSlari--fung is oock de kleyne poel V^nÇui»
L AN D TS C H A P
Dc vloet Lienfariiàxc aen de noordweft-fijde Van de hooftftadt vloeyt, is gedenck-waerdigh; want des felfs water word meeft van de Sinefen gefocht,om water-uurwerc-ken daer af te maken , vermidts men oordeelt , dat dit minder , dart cenigh ander , de veranderingen van de lucht onderworpen is.
By ICmki is d’aengename bron Aiing en in de oeflfen-fchool van de hooftftadt de poel Hifjdat is, fwart, van het feer fwarte water dus genoemt.
De achtfte hooftftadt
De fevende hooftftadt
L I N R I A N G.
V U C H E V. Aengena- 1 E Sinefche Weerelt-befchrijver be-1 y fchrijft het landt van defe hooftftadt in defer voegen : het heeft windige holle bergen, aengename wateren, en leght tuftchen de grenlèn van Fokten en tung. Het vermaeck, en d’aengenaemheyt der bergen is daer foodanigh, dat ’et fchijnt dat men nauwelijcks iets daer by voegen kan. llyt defe bergen vloeven vloeden en beeken, die t geiivcie landt befproeyenj in voegen dat het om fijn vruchtbaerheyt, en om degefondtheydt van de lucht te prijfen is, foo cenigh land geprefen magh worden. Over-. Het geeft de befte oranje-appelen , en foo Ww. groot een overvloet van leet-middelen, dat men niet kan klagen dater iets ontbreeckt, om heerlijck en wel te leven. Men vindt hier eenige treffelijcke gebouwen,en onder defen vijf kercken, aen Heiden gewijdt. Hier is oock een ope vaert uytdelè hooftftadt naer de poel Fojang, daer af fy groot gerijf en voordeel treckt. Sy beheerlcht fes lieden, i Vucheu, x Çunggin, 3 Kinkïi 4 T-hoangj 5 Logan-i 6 Funghiang. Bergen. Aen d’ooftfijde van de hooftftadt is een bergh,Tangkiu genoemt, daer op is, gelijck Wonder- fy verhalen, een wonderlijcke beeltenis, die . een menfch vertoont, de welche, gelijch ’ fy feggen , naer de verfcheyde tempering van d’aenftaende lucht, verfcheyde verwen aenneemt, daer uyt d’inwoonders lichte-lijch de toehomende tijden van moy weer oft regen befpeuren. vloeden. KinFi heeft niet verre van fich een feer groote bergh^unglin genoemt,daer op men les-en-dertigh toppen telt, en die tot aen de grenfen van nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en ÏQenckmng voort loopt. |
De hooftftadt Linkiang leght recht Gekgen-naer ’t weften van de voorgenoemde, aen de noorderlijche oever van de „aem. vloet Can , welchs water , ooch in de ftadt heydt. geleydt, geen hleyn gerijf aen de burgers geeft. De Sinefen fchrijven,dat het geweft van defe hooftftadt niet min aengenaem en vruchtbaer is, als k voorgaende. Defe ftadt heeft veel vaert van fchepen ; en de gene , die langs de vloet Can varen , homen ooch gemenelijch hier deur. Sy heeft onder fich vier fl-eden, i Linkiang, i Sinkin, 3 Sinyu, 4 Hiakiang. In de tijden ' der honingen heeft fy nu onder de honingen van Çu, en dan onder die van U geftaen. Onder de ftam Ctna behoorde fy aen Kieukiangi onder Flana aen quot;\uchang ; en dc tegenwoordige naem heeft fy al over lang van de ftam Sunga behouden. Men vindt hier drie heer-lijche herchen, aen Helden gewijdt. Aen de noordfijde van de hooftftadt is Bergen. de bergh Comuo, die in de boechen van F'auÇu voor de drie-en-dertighfte getelt wordt. De Sinefen merchen veel wonder-lijche dingen hier in aen , daer af hen , gelijck fy fich inbeelden, groot geluck fal toekomen , ’t welch ich overtolligh acht hier by te fchrijven. By Sinkin is de berghy^, de feventiende der gener, die genoemt fijn. De bergh e^ung by Sing^u is foo hoogh , dat hy tot boven de wolchen fchijnt te ftij-ffcrt ; doch is echter heel aengenaem door lijn boftchen en velden. By Sinju vloeyt de vloet Fu , oft F^en , wateren. welchs oorfprongby de hooftftadt ]uencheu uytbarft. Hier is ooch de poel Fungkoang niet feer groot; maer dit is in hem wonder-lijch, dat hy door de regen niet grooter, en door de drooghte niet hleynder wordt. Kia- |
Kian Ktafung is een eylandt by de wallen van de hoofcftadc, in devloet Canz daer is noch een ander eylandt, Pehoa gcnoemt, binnen de hooftftadt,in de poel felE De negende hoofcftadt K I E G A N. A En de wefterlijcke oever vandevloet Can leght de hooftftadt Kiegani^2.ct de vermaerde klippen van Xepatari Cevare- hun begin hebben. Want van dcfe hooft-ftadt langs de vloet af te varen is vol van gé-vaer, en leer verfchrickelijck, uyt oorlacck van de menighte der fchepen , die daer fchip-breuck geleden hebben , om dat er overal baneken en fcherpe klippen fijn, daer de vloet met een gefwinde loop over rolt.Men telt hier achtien plaetfen,daer,gé^ lijck men gelooft, het mcefte gevaer is, uyt het welck de naem van Xe^atan fpruyt, ’t welck achtien catadupen , oft waterftor-tingen betekent. lek benfelf, doch niet fonder vrees , hier deur gevaren , en mee Gods hulp gefont en behouden daer af gekomen , fchoon ick onder weegh veel fcheepjes ontmoette, die rarapfalighlijck acn de fteenen en klippen in ftucken gefio ten waren. En dieshalvcn neemt byna yder fchip een lootsman uyt defe ftadt, die hen deur defe plaetfen brengt, die foo gevare-lijck fijn : doch het grootfte gevaer is op de plaets, die fy Ifoangcung noemen. ’t Landt van defe hooftftad is byna over-al ongelijck, uyt oorfaeck van de bergen en heuvels, die ten meeftendeel van goudt en filver fwanger fijn. De velden en vlack-ten fijn aengenaem ; en men fiet ’er nooyt gebreck van water , oft gevaer van al te grooce drooghte. Defe hooftftadt heeft onder fich negen ftcdcn,namelijck, i Kie-gan, 1 Tathoj 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;]ungfrng, y Gan- fo , 6 Lungcinjen, 7 Vangan, 8 ^nngfin ^tingning. In d’oude tijden heeft defe hooftftadt een felve plaets en lof, als de voorgaende, gehadt. De koning en de ftam P^anga gaven haer eerft de naem van ^aïmïnga heeft die in Kiegan verandert, een naem , die van ’t geluck der bergen genomen is j want ÏGe betekent B/ Ganfo is een feer grootc bergh , U/z-gcnoemt, die acht hondert ftadien o o landts beflaet. Niet verre van '^ungßn is dc gtoote en fteyle bergh Cien, |
G S Î. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;m By Ganfo is dc poel ftMzgt;,dat is,honigh- Wateren, poel, dus gcnoemt om de lieffclijckftó vifch,die hy voed. Kien is een poel by Kie^ xui, Igt;e vloet Can loopt aen d’ooftfijde voorby de hooftftadt. Niet verre van Kiexni is de vloet Zzzjdes felfs oorfprong is by Jnngfung in de bergen, en ontfangt acn de waflcn felf twee \doe-den, namelijck Kanglu^ en HiaïUi en,federt naer ’t weften vloeyende, en fich daer nae eenighfins naer ’t noordooften buygende , verandert van naem, en wordt nu Lujuent en dan Lu^o genoemt. De vloet Kte oft Ven vloeyt deur ’t landt van Kiexui en maeckt met fijn bochten byna defe letter S , de welcke Kie dat is, geluck , genoemt wordt. Hier af heeft oock de ftadt de naem van’t welck geluckigh water betekent. De beeck ^enting X^y^ungfin 'w^ordtde fluyt genoemt, om dat des lelfs water, ge-fwindelijck langs de klippen vloeyende, een foet geruys, en door haer afvloeying als een aengename ftem uytgeeft. De tiende hooftftadt X u I C H E V. A En dc noord weftfijde van dc vorige . hooftftad,niet verre van de vloet Ho- „a^mhejt ayangAc^t de ftadt KuicheUj de ge- 'van het luckige genoemt, ’t welck de naem fCui felve betekent; en dit om de fachte en ge-fonde lucht,en om de vruchtbare ackers en landen, ’t welck men lichtelijck hier uyt befpeuren kan, dat fy alleen voor fich felve drie hondert duyfentfacken rijs voorfchat-ting betaelt, fchoon fy niet meer dan drie fteden onder fich heeft, namelijck, i Kui^ cheUi X KangcaO) 3 Sinchang. ’t Landt van defe hooftftadt wordt van alle fijden met bergen cn boïTchen befloten , die aengenaem om t’aenfchouwen fijn. Men vindt hier veel dorpen , die overal beyolckt fijn, en oock deurgacns groote vloeden, in de welcken afvijlfel van goudt en filver gevonden wordt. Uyt de bergen word oock azUr-fteen gegraven,en defe groene koleur, die van de Sinefen Kelo genoemt wordt. Onder dc ftam Tanga wierd fy om d’over-vloet van rijs MAa genoemt, dat is, rijs-ftadt ; doch voert de tegenwoordige naem van de ftam Sunga. Aen d’ooftfijde van de hooftftadt is de ^ergea.^ bergh TajUi in '^elcks vermakelijck bofch een |
een heerlijcke kerek der afgoden geßen wordt. By Xangcao is een berghjdie fy Lin^ung noemen, op de welck, na dat het ’s daeghs geregent heeft, des nachts akijdt een groo-te vlam flickert, maer niet by droogh weer. Dit volck, dat feer tot waengeloof overgegeven is,gelooft dat defe vlam de geeft van de bergh is ; en dieshalven is omtrent de ftadt Smehang een heerlijcke kerek van het vuur. De poel Cho beftaetuyt feer klaer water, en is byna noyt beroert, en niet verre van Sinchang gelegen, De vloet Xo is by quot;Xangc^o 5 des felfs oorfprong welt op omtrent de ftadt die onder de volgende hoofeftadt ftaet. ’t Gerucht is eenparigh, dat het water van defe vloet, gedroneken fijnde, van vele fteckten geneeft. Binnen de wallen felf is een bron van feer goede water, Puenfi^è genoemt. D elfde hooftftadt JVENCHEV. t Eweft van defe hooftftadt verfchilt in vruchtbaerheydt, oft in ver-maeck.Het gelijekt feer wel met het Lant-fchap I-[uquang, daer aen het feer naby is. Het beheerfcht vier fteden, '^uencheU) i Fh-eny, Pinghiang, 4 Vrinçai, In de tijdt der koningen heeft het nu aen ’t koninekrijek U, en dan aen dat van behoort. De ftam iFana noemde het M;^/7;maer Tanga heeft het met de tegenwoordige naem benaemt. Men graeft hier vitriol en akiyn j en telt ’er vier voorname kereken , die aen Helden gewijdt fijn.- De bergh Nz^w^,oft d’acnfchouwelijke, is aen de zuydfijde van de hooftftadt. Hy wordt alleen aenfchouwelijck oft fienelijck genoemt , om dat hy van alle fijden door fijn fteyle fteenen fchrickelijck, en om fijn fteyken en afgronden alleen gefien, en niet begaen kan worden. Hy begrijpt in fijn ommekring drie honden ftadien j en daer vloeyt een bron uyt,die ’t geheele jaer deur foo kout water opgeeft, dat niemant het drineken kan, ’t en fy het te voren eenige tijdt in de fon geftaen heeft. De vloet Xo wordt oock Kïn genoemt ; doch ick heb daer af breeder hier voor ge-fproken. |
De poel Tung , aen d’ooft-fijde van de hooftftadt gelegen , wordt het vermaeck van de ftadt genoemt ; want de Sinefen be-foecken die veel om hun gafteryen te houden ; en om defe .oorfaeck is aen des felfs oever een paleys, en verfcheyde falen , tot verluftiging van de geeft gemaeckt. De poel ç:F)^ingjo verftreçkt tot een gracht aen de hooftftadt, en koomt overal in de ftadt met grachten , daer fchepen in können varen ; aen d’ooftfijde vereenight hy fich met de voorgenoemde. De twaelfde hooftftadt C A N C H E V. DEfe hooftftadt leght aen de plaets * Gelegen-dger de twee vloeden Chang en Can te famen vloeyen , die, fich aen de noordfijde van de hooftftadt uytbreyden-de, eenighfins een poel maken. Sy wijekt nauwelijeks voor d’eerfte hooftftadt, jae fy overtreft haer,als men op de groote inkom-ften van de fchatting , en van de koophandel, en op de groote toevloeying fict. Hier heeft een Onder-koning fijn fetel, die niet minder dan d’Onder-koning van ’t Landt- is : want hy beforght vict Lantfchap-pen, daer af hy oock de naem draeght, te weten, van Kiangfh Huquang, Fokten , en G^uanlung,niet dat fygeheelijck onder hem ftaen ; maer hy gebiedt over twee fteden van yder Landtfehap , die naeft hem fijn. D’oorfaeck waerom defe Onder-koning ' dus buyten de rijgh geftek wierd , is dat de roovers dit geweft dickwijls met veel rove-ryen plaeghden. En vermidts de vlucht naer verfcheyde Landtfehappen voor hen open ftont, (want de bergen van byna vier Landtfehappen komen hier by malkander) foo kon men hen- fwarelijck vangen. En dieshalven wierdt een befonder Onder-koning geftek , om dat ter plaets, daer veel hoofden fijn , veel finneh , en geen eenig-heydt gevonden wordt. Men nam dan van yder Lantfehappelijek Onder-koning twee fteden af ; in voegen dat defe nieuwe Onder-koning , met krijghs-benden verfien, en overal ftereke wacht ftellende, door fijn heylfame raedt de raden en krachten der ’ roovers en af-fetters vernietighr. Men heeft oocks tot onderhouding van dit krijghs-volck, een gemeene tol opgeftek, die de kooplieden gewillighlijck betalen ; op dat fy, van de roovers feker, hun waren fonder |
K I A N G s I.
iij
fonder vrees fouden mogen vervoeren.
lange brugh , daer ( foo brugh. ick my niet vergis) hondert en dertigh fchepen onder leggen, te Wetenjter plaets, daer de twee vloeden aen de wallen te famen ko-
gelijck geglomme kolen fîet. Ecnîgen achten dat dit dangen oft fpinne-koppen fijn die, gelijck fy verdichten , fckere koftelijc-ke fteenen i die fy aen ’t hooft dragen , ad’ werpen, en daer na weêr infwelgen.
By Sinfung is de groöte en dicke bergh Hiang, vermaert dóór de wonderlijeke ge-nees-kruyden, die hier gevonden Worden : men telt hier op tnegentigh feer hooge toppen. By jXingtu is de bergh Xïnctng , de vijf-en-dertighfte der gener, die in de boec-
men. De fchepen lijn met yfere ketenen onderling aen malkander gebonden, en met fware balcken overfpreydt, daer dicke plancken op leggen. Op de brugh felf is de tol-plaets ; want een Van de fchepen is foodanigh gemaeckt,dat het lichtelijekge- vi|t-en-dertighlte der gener, die in de boec-opent en gefloten wordt; op dat de fene- ken van ‘TauÇu geprefin worden. De Sine-pen , de tol betaelt hebbende, deurvaren fche Landt-befchrijvers feggen , dat men fouden. Aen d’oever van de vloet, by de hier wilde beeften,en heel onbefuyfde men-ftadt Sinfungyis een treffelijeke toren, die in fchen , die naer de wijfe der woefte heeften heerlijekheyt boven d’anderen uytfteeckt, leven,vind, die fy nimmer elders als hier,en
;
Oude namen.
gemenelijck, naer ’t voorheek van Severn^ leven-foldering, d’achtkantige negen-fol-dering noem. Maer dewijl ick anderen, defen gelijck, elders befchreven heb, föö fal ick hier van defe niets meerfeggen.
Dit geweft behoorde eertijdts aen de ko-ningen van U, een weynigh daer nae aen die van Sedert is ’t onder de ftam Ci-
De vloet Can heeft lijn oorfprongaen vloeden. de ftadt en, van daer noordewaerts niet verre van de hooftftadt afvloeyende, äen de welcke hy de naeln geeft, ontfangc daer de vloet Chang, die aen de weft-lijde van ]gt;langan , op de grenfen van het Lant-fchap Huquangy lijn oorfprong neemt. Defe tWee vloeden , te famen vloeyende, deelcn bynae ’t heele Landcfchap in het midden deur, en, voorby d’eerfte hooftftadt gevloeytj vergrooten de poel
na Kieukiang, en onder ïCana Changcan genoemt. Het heeft tot noch toe de tegenwoordige naem, die ’t van de ftam Sun-ga gekregen heeft, behouden. De hooft- jung. ftadt heeft van binnen en buy ten veel heer-lijeke gebouwen ; maer ’t fou te lang fijn men, te weten TaOy Lien en V'o. yder in ’t befonder te verhalen. Doch onder defen lijn tV^ee heerlijeke kereken. Sy heerfcht over twaelf fteden, ten meeften-
By Lungnan loopen drie vloeden te fa-
De dertiende hooftftadt
N A N ga:
Witer-fnolens.
deel in de bergen gelegen, i CanchéUi x U tu, 3 Sinfung, 4 hiingque , 5 Hoeichâng , 6 Ganjuen^ iSlingtu, 8 'X^Aïn, Lung- quot;TX h hooftftadt iXangan is de zuyder- crette nan, i o Xeching , 11 Changning, 12. Lang- | lijekfte en uytterfte ftadt van dit koo^fladt. nan. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Landtfehap ; en haer wallen wor-
Op de vloet, langs de welckc men hier den van de vloet Chang befpoelt, t welck afvaert, fijn treffelijeke warer-molens, daer in haer groote koophandel veroorfaeckt ;
der Sinefen kan fpeuren, byna op een felve naer G^antung, oft uyt Çlidantung naer ’ ’t overige van Sina gevoert worden, hier aénkomen moeten , en geloft lijn : want als men over de bergh gekomen is, wor- ^ergen. bout, die fy gebrüycken om het water uyt de vloeden naer de rijs-ackers te doen loopen, te weten met groote en hooge raden , daer men kleyne vaten aen vaft maeckt, die door ’t gewelt en de loop van de vloet opgeheven, en omgedraeyt worden. Defe molens blijven ten meeftendeel niet op een plaets vaft , maer können ftch roeren , en met fchepen overal, daer men wil,gevoert, en tot malen geftelt worden. |
Aen d’ooftfijde van de hooftftadt is de bergh T^ienchOi daer op men ’s nachts licht, datmen hen met het voor-ty langs de vloet Chang verder voeren fou. Andere waren worden,geloft lijnde,van arbeyders te landt door de bergen nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;naer d’uytterfte plaetfen , en voornamelijck naer de hooftftadt l^anhtung gevoert. Defe ftadt is dies-halven groot en rij ck, en heeft voor-fteden, die grooter fijn, dan de ftadt felve. Sy heeft onder fich vier fteden , i Jgt;langan, i l^un- |
,14 HET ACHTSTE kangj 3 yiangjeu, ^^ungy. Oock fijn hier drie voorname kercken. Dit geweft behoorde eertijdts aen ’t ko-ninekrijek U , en wierdc onder de ftam Cï-na en ïïana in een felve plaetSjals het voor-gaende,gefielt. Het heeft de tegenwoordige naem van de flam Sunga, |
LANDTSCHAP KIANGS I. Aen de wefl-fijde van de hooftftadt is de bergh Sihoa^ dat is, wefterlijeke bloem, feer aengenaem en wel gebouwt ; en dies-halven fchijnt hy de naem van bloem niet onwaerdigh. Van d’andere bergen valt my niets gedenekvaerdigh voor. |
? TaiAû
Or^mum^e^TFæ^ratte.
o;
8^
'N’ota.rvvjtii X^stplic atAO .
Mxtkotoxis .
mtmi.
N'-e'oi .
Civitas m^yor.
Co^a^ narurr.
,4 .^4mm g .
h, hacux ■
Tt^XOft.
g In^XOft
cüL;
^Taiha.
C^erfxa.
NANKING.
tfr O .
ha^an
Ci£/txafc
jg
tï' Ö
Hangcheu
8°
^9
IJJ
HET NEGENDE LANDTSCHAP
KIANGNAN;
Anders in ’t gemeen genoemt
nanking.
Oewel die groot Landcfchap Kiang-nan^Qixw fijn ftaet en heerlijckheydc, de tweede plaets in dit uytterfte Afia befit, te weten d’eerfte na Peking, de welckc d’eerfte hooftftadt,
en de fetel der Keyfers is ; foo kan echter, als men des Keyfers tegenwoordigheydt alleen uytfondert, Peking geenfins met dit edelfte Lantfehap geleken worden j dexrijl die alleen daer aen ontbreekt,om de kroon,
De Ttr-tars hebben de 'versieringen •van de ßad 'uer-delght.
en de waerdighfte plaets van dit heel uyt-terfte Afia met recht te verkrijgen : want hier heeft, eer de Keyferlijcke ferel naer P#»-gevoert wierdt, ’t oude hof der oude
Keyfers geweeft ; en de ftammen U, Cyn SungyChLeang^CWmiZW Panga hebben naer ’t zuyden hun vafte fetel, en nun Keyferlijcke ftoel geftelt : oock heeft hier de ftam P^aiminga eenige tijdt gcheerfcht,tot dat fy naer P^ing verhuyfde ; op dat de Keyfer te lichter van naby de pogingen der Tartars, foo fy iets aenvingen , tegenftaen fou. Hoewel defe dingen dus, gelijck ick ge-feght heb , gegaen fijn , foo fijn echter tot aen onfe tijden in d’Opper-hooftftadt van dit Landcfchap , nu Ktangning genoemt, het paleys des Keyfers, en alle overigheden, gelijck in de Keyferlijcke hooftftadtPeking^ gebleven en onderhouden,fchoon weynigh voor defen de Tartars de konineklijeke pa-leyfen,die warelijck heerlijck waren, en alle de prachtige gedenek-teekenen tot aen de gront verdelght en verwoeft hebben , om hun liaet, overlang tegen de ftam Paiminga ontfangen,uyt te fpuwen,en om de begeerte van hun wraeck, tegen haer en ’t hare opgenomen, te verfaden ; vermidts fy cer-tijdts van defe ftam fchandelijck uyt Sina verdreven waren. Seker, foo heerlijeke en treftelijeke wereken, dat fy met recht on
der de wonderen des weerclts geftelt mogen worden : voornamelijk de prachtighfte graven der Keyfers, die meer dan eens verwondering in myontfteeken hebben,en op een heel barbarifche wijfe verdelght fijn. Sy, hier mee niet vernoeght, hebben oock de naem van de hooftftadt, en van ’t Lantfehap verandert,en ’t Lantfehap Kiangnan^ in plaets van Banking y en de hooftftadt Ktangning geheeten , die te voren Ingtien genoemt was : ja fy hebben defe hooftftadt oock van haer koninklijeke naem en waer-digheyde, en van alle haer overigheden, did aen een konineklijek hof behooren , berooft.
By d’edelheydt en vermaertheyt van dit T andrfrhAp knnmf noch deS felfs groote koofhan^ ruymte cn treftelijeke vruchtbaerheydc, en de groote koophandel,vermidts het d’edel-fte lieden van geheel Sina in fich begrijpt ; en foo groot als byna ’t getal der hooftfte-den en fteden fijn,foo veel groote kooplieden kan men daer befpeuren. Hier is overal foo groot een menighte van kooplieden, cn foo groot een toevloeying van waren gt;nbsp;dat ’et byna’t geloof der menfehen overtreft ; en ick magh felf wel met recht vree-fen dat ick de gene, die dit nietgefien hebben , fwarelijck fal können overreeden om my hier in te gelooven. Seker, ick fou felf, indien een ander dit verhaelde , fwarelijck können toeftaen , foo ick het felf niet met mijn eyge oogen gefien , aengefchout, cn daer over verbaeft geweeft, en dickwijls tot my felf gefeght hadt : my dunekt dar ick Ongeloof-hier alle de fchepen, die in de heele 'Teerelt felijeke fijn, in dit eenigh Landtfehap (ie te famen komen , als men op der felver getal en me-nighte fier. Want dewijl dit heele Landtfehap van vloeden en poelen deurgefneden is,en de wegh van daer naer alle deelen van dit heel uytterfte Afia open is, en alle fchepen , waer fy oock verder willen trecken , hier moeten te famen komen, foomoet nie-
ïi^ HET NEGENDE niemant vreemt achten , dat hier foo groot een menighte van fchepen is want alles koomt herwaerts uyt de vloet Kïanq , deur vaerten, die uyt de natuur, oft met handen Tie vloei ^uiangi volgens M.Vaulus Venetns, Katoen-werckers. gemaeckt fijn. Hier is de vloet, die van M.Paulus Venetus nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genoemt word, en dit Landtfchap in ’t midden deurfnijdt, en , daer deur geloopen hebbende, in zee loopt deur een groote mont, die veel mijlen wijdt is, daer de grootfte fchepen oock in können komen. Dit Landtfchap heeft weynigh bergen behalven aen de zuydfijde. Hier is overal een groote overvloet van fijde,en oock van katoen, jae foodanigh, dat men feght, dat d’cenigeftadXlt;^w^^^i met de toebehorende dorpen wel twee hondert duyfent wevers in fich begrijpt; daer af’t grootfte deel, jae ’ de geheele menighte , met weven van katoen befigh fijn.Maer ’t gene,’t welck noch wonderlijeker fchijnt, is dat de vrouwen in dit werek meeft uytfteecken , vermidts de mannen voornamelijek. met het bouwen van de landen,en met d’andere handelingen fich bemoeyen: ja men vind daer mannen. die, terwijl hun vrouwen het katoen werc-ken en weven, hun kinders als voedfters beforgen en opvoeden, ’t Is dieshalven geen wouden J^t defe ftadt alleen aen de Keyfer totfehatting betaelt, en dit enckel van katoen, een fomme van twee hondert en vijftigh duyfent dukaten. Want al het gene, dat in ’t Lantfehap Nlt;^/7^/z?^gemaekt wordt, overtreft, gelijck men acht, alle andere dingen, elders gemaeckt, foodanigh , dat men by gelijekenis feght, dat de befte dingen uyt Jyanking komenj in voegen dat defe eenige bygevoeghde naem de prijs en waerde vermeerdert. De Portugefen noemen dit Lantfehap gemenelijckZ^;z^w, en dolen hier in met die van Fokten , daermeê fy groote handel doen, en die, ruw in het fpreken fijnde,volgens een gemeen gcbreck van dit volck, al ’t gene, dat met n begint, in I veranderen. De grenfen van dit Landtfchap fijn,naer *t ooften en zuydooftcn dc zee, naer ’t zuy-den ’t Landtfchap Chekiang ; naer ’t zuydt-weften weidt het van ’t Landtfchap Kiang-[i gefloten ; aen de weftfijde heeft het p[u-quang , naer ’t noordweften heeft het Honan, en ’t overige wordt van Kanïung om-helft. Crenfcn, Het is in’t geheel in veertien hooftfte- fchap verfpreyt, hebben niets, dan yder een den, als in foo veel mindere Lantfehappen, Harder van noode. Maer dewijl dit Landt-vcrdeelt, en heeft onder fich hondert en fchap ’t eerfte in edelheydt van de zuyder-lijckftc |
tien fteden, en byna ontellijcke mindere plaétfen. Men telt daer in negentien hon- Getal dert duyfent negen-en-feftigh duyfent acht van ie hondert en feftien duyfent gefinnen, dat is, byna twintigh hondert duyfent j en negen-en-tnegentigh hondert duyfent feven-en- fchat-feftigh duyfent vier hondert en negen-en-twintigh mannen, dat is, byna tien millioe-nen. De fchatting van de rijs is meer dan negen-en-vijftigh hondert düyfent vijf-en-tnegentigh duyfent vier-en-dertigh facken; en het betaelt van d’ongewerckte fijde oft merf fihen, en garen niet meer dan fes duyfent acht hort-dert drie-en-feftigh ponden ; van alderhan-de gemaeckte fijde-lakenen acht-en-twin-tigh duyfent vier hondert en twee-en-vijf-tigh ftucken j twee duyfent feven-en-feven-tigh rollen van geweve hennepdoeck.Voor de fchatting van ’t katoen is geldt geftelt ; ' acht-en-vijftigh hondert duyfent vier duy-. fent twee hondert en feventien bundelen ftroy oft hoy, tot voeder voor des Konings paerden ; feven hondert duyfent vijf duyfent een hondert pont fouts ; ’t welck, by malkander gebracht, een ongeloofFelijckc menighte gelts uytmaeckt. Daer by, ick heb van d’opperftemeefterder fchattingen, in eenige dingen mijn vrient, onlangs ge-hoortjdat dit eenigh Landtfchap jareujeks, alles by malkandert gerekent, twee-en-der-tigh millioenen duk^aten in des Keyfers fchatkift bracht.Dit is geen foo groot wonder, dewijl ’er,behalven de fchattingen hier voor genoemt, noch vijf tol-plaetïen fijn gt;nbsp;en alles,dat uyt de hooftftadtTÏ««^:^^ oft daer in gevoert wordt, fekere tol moet betalen-. De inwoonders van dit Landtfchap fijn Aerit feer befchaeft , gedienftigh en beleeft, fchrander van vernuft,en tot de boeck-oef-vindt men veel geletterden, die daer op de proef geftelt ■worden. Sy fijn oock kloeck en naerftigh in de handtwercken , en daer in feer vlytige werck-lieden. Dejefuyten hebben in dit Landtfchap x^echri-een grooter getal der gencr, die Chriftus fieiijcke navolgen, dan elders, daer wel dcrtigh Prie-fters toe van noode waren, fchoon ’er niet meer dan drie van onfe Societeyt fijn.Men vindt hier overal veel kercken , aen de wa-reGodt gewijdtj twee fijn ’er in d’eerftc hooftftadt ; en d’anderen , deur ’t Landt- |
K I A N G N A N ofc NANKING. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;117
lijckfte is, foo heb ick goede geacht iets hier by te voegen , om volkome verftant van Marcus Paulus Venetus te krijgen. Voor eerft moet men weten, gelijck ick el-dels aengewefen heb, dat defe negen Lant-fchappen met een gemeene naem van de Tartars genocmt worden , en dat M.Paulus Venetus in Sina gekomen is toen de Tartars d’oorlogh tegen lAangin voerden, na dat fy niet lang te voren Cataji oft de noorderlijcke Landtfehappen van Sina ingenomen hadden, die de wefterlijcke Tartars, niet den Sinefen , maer de oofter-lijcke Tartars ontweldight hadden. Want d’oofterlijcke Tartars van Km, in Sina getreden , hadden de Keyfer felf verwonnen, en hem gedwongen de vlucht naer de zuy-derlijcke geweften te kiefen. Maer uyt de hiftorie van Sina blijckt,dat de Tartars van Km al lang te voren , te weten twaelf hon-dert en fes jaren voor Chriftus geboorte in Sina ingevallen fijn, en deur de noorderlijcke geweften een ingang met de wapenen voor fich gebaent hebben ; en dat eyü-delijck de wefterlijcke Tartars van Sama-hanïa een groot deel van Afia ingenomen, en d’oorlogh van afgedaen hebbende, oock de wapenen tegen de Sinefen aen-namen, en,op de zuyderlijcke Landtfehappen aenvallende,alreê deur nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en^^f^
cheù 'vci ’t Lantfehap Sudiuen gekomen waren, en, deur de landen van nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oft
ßer^oan getrocken, in de noorderlijcke Landtfehappen inviclen,daer dit Völck, eer fy de Keyfer van Sina met oorlogh moey-den j de Tartars van Kin geheel uyt Sina drcven.Daer na hebben fy verfcheyde Keyfers , d’een na d’ander, van hun onderfaten verkofen, en in verfcheyde Landtfehappen de Wapenen voerende , met oorlogh ver-volght,tot dat fy eyndelijck,in ’t jaer twaelf hondert negen-en-feventigh, het geheele Rijek van Sina tot loon van hun verwin-W4er,en ning Verkregen. Maer M. Paulus Venetus
is voor d’eerfte mael in Sina gekomen in TnsVene- 1^^^ twaelf hondert vijfen-feventigh, ge-/«ƒ lijck uyt fijn fchriften klaer genoegh blijekt, in Sinais fonder tc weten dat de noorderlijcke Lant-fchappen certijdts aen de Sinefen hadden
’ geweeft : want defe Tartars, die in xie tijdt van M. Paulus Venetus heerfchten , hadden defe landen van andere Tartars ontfan-gen , eil niet van de Sinefen : oft hy heeft die, naer de wijfe der Tartars, Catay ge-noemt ; ja ick fou durven verfekeren dat M. Paulus Venetus deur de zuyderlijcke j
en niet deur de noorderlijcke Landtfehappen in Sina is gekomen j ’t welck ick uyt lijn fchriften kan aenwijfen , en oock om dat hy geen gewach van defe groote muur maeckt ; niet om dat, gelijck fommigen wanen,defe muur toen van de Tartars neêr- Boling -geworpen was, ’t welck valfch is, gelijck i d’ervarentheydt, met d’oogen beveftight, en alle hiftorien van Sina getuygen j maer om dat Marcus Paulus Venetus foo verre niet gekomen is : hoewel de felve Venetus feght ( ’t welck dit mijn feggen noch beveftight) dat hy biiyten ’t koninekrijek Q:Xangin niet meer dan twee Landtfehappen gefien heeft, foo doolt hy naer mijn oordeel, dewijl hy teti minften vier bewandelt heeft, gelijck ick elders fal vertoonen , daer meer gelegentheyd om van defe faeck te fpreken fal fijn. Maer welcke fijne fte-den Gjjünfaii Singui^ Cingianfu, en vele anderen geweeft hebben, fal ick klarelijck toonen,foo uyt fijn eyge gefchriften,als uyt de gelegenheydt en namen der plaetfen.
D'eerflé oft Opper-hoofeftade
K I A N G N I N G,
eertiidts I n c i é n en Nanking genoemt.
GXtejuj, Koning van ’t Rijek Çu y oude na-heeft d’eerfte grontveft van defe men. hooftftadt geleydt, en haer Kinling y
’t welck ’t goiide Landtfehap betekent, genoemt. D’eerfte van de ftam C/zz^jde naem veranderende noemde haer Kïoltng. De koningen van U, die in defe ftadt hun hof hielden, hebben haer Ktenje genoemt. De ftam Tanga heeft haer met de naem Ki-angning geheeten , die weer van Taiminga inverandert is. Maer de Tartars, die nu Sina befitten , hebben de naem van Kiangmng weer te voorfchijn gebracht. Defe ftadt leght (indien’er een in dit geheel uytterfte Afia is ) in een feer aengename plaets, en op een vette gront, dicht aen de NÏQçx. Kiang, aen d’ooftfijde, van de welck men met recht maghtwijftden oft fijn ver-maeck , oft nuttigheydt grootft is : want ' defe vloet vloeyt niet alleenlij ck voorby de ftadt, maer men kan, door middel van grachten, met handen gemaeckt, oock met groote fchepen deur de heele ftadt varen. Defe hooftftadt overtreft, naer’t gevoelen der Sinefche Landt-befchrijvers,alle
G g nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fteden
-ocr page 209-I iS
lijckheyt njan de ßadt.
fteden van de geheele weerelt, niet alleen- met fijn meridianen en parallelen onder-lijck in grootheydt, maer oock in fchoon-heydt. En feker, indien wy rechtvaerdige oordelers der dingen willen fijn , men lal
fcheyden. Het fw^eede is een Armiüa. ^qua-toriaim drie circkels beftacnde, de horifon.
Jlduttr»
ttng.
jidAthe-matifche inßru-menten.
Wat het binnenfte aengaet, dat is ten mee-ftendeel vlack, behalven dat men hier en
meridiaen en verticael-cirkel, die fich met haer pennetjes be^eeght. Het derde inftrn-
d’onfen gelijek. Yder inftrument heeft daer eenige aengename heuveltjes fiet. Sy twaelf voeten in de recht deurgaende lijn, is vol van paleylèn, kereken, en feer hooge Sy fijn alle van vergult koper, en feer kon-ftelijck gewerekt. De voeten, daer fy op ftaen, fijn gegote kopere draken , alles feer fraey en konftelijck gemaeckt, dat oock
torens, van de welcken een onder d’ande-ren uytmunt, die door fijn heerlijckheydt de gene verre overtreft, die ick in Lincing, een ftadt van ’t Landtfchap nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;be-
fchreven heb. Defe ftadt heeft veel fteene
Tycho Brahefelfnietdaer opte berifpen fou weten, ’t Is nu drie hondert envijftigh bruggen, die op veel bogen en gewelffelen jaren geleden , dat defe inftrumenten hier fteunen, en wijckt voor geen anderen in van de Tartars uyt de ftam J///?w^geftcItfijn: gemene en befondere gebouwen, in foetig- doch fy behouden noch hun eerfte fchoon-neydt en mildtheydt des hemels, vrucht- heydt, als oft fy nu eerft gemaeckt waren, baerheydt van gront, uytftekenthcydt van vernuften , befchaeftheydt en beleeftheydt van feden,en treftelijckheydt van tael. Hier
heeft een feer groot paleys ge weeft, vierkant van gedaente , welcks eene fijde twee hondert fchredenmeer dan een Italiaenfche mijl lang was , ’t welck van de muur, die ’t grootfte en voornaemfte deel van de ftadt omhelft, befloten wierd. Defe muur heeft twaelf poorten, die met yfere platen befla-gen , en vai* 'quot;’«Arfiiden met gefchut befet fijn , en in haer ommekring twintigh italiaenfche mijlen begrijpt. Hier komt noch een derde ftadts-muur by, die niet met een deurgaende regel voort-gaet, maer alleen-lijck in die plaetfen, daer het grootfte ge-vaer fchijnt te dreygen , en daer de konft acn de natuur behulpkh kan fijn. De Si-nefen befchrijven des felfs grootheydt, als fy nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ruyters, des uchtens
vroegh deur een felve poort uytgefonden , om van malkander af d’omkeer te doen , eerft des avonts d’een d’ander ontmoet hebben : daer uyt men lichtclijck de maet en grootheydt van de ftadt verftaen kan. De krijghs-befettingbeftaet in veertighduyfent krijghs-knechten. lek ga hier met voordacht de hoven, bolTchen, poelen, en d’an-dere dingen in de ftadt, die gedenekwaer-digh fijn, met ftilfwijgen voorby. lek moet center iets van defe toren fpreken , die, op een uytftekende heuvel ftaende, met recht de wis-konftige toren genoemt magh worden , vermidts men daer drie inftrumenten van defe konft of wetenfehap bewaert, die, gelijek ick acht, huns gelijek, oft geen beter in de weerelt hebben, ’t Eerfte inftrument is een bol, oft een hemelfche Sphera,
Maer wy moeten een weynigh buyten de hooftftadt gaen, foo wy de graven der Heeriijc-oude koningen wat naerftighlijcker willen befichtigen. Daer is een groot bofch, met j^eyfers, pijn-boomen beplant, aen de noordt-ooft-fijde , dicht by de wallen, van alle fijden met muuren omringt, ’t welck in fijn om-mekring twaelf Italiaenfche mijlen groot is, en een bergh, daer de graven fijn, in fich befluyt. Doch het fou te lang vallen , die hier van ftuck tot ftuck te befchrijvcn j en oock iv ’t nier de plaets niet.’t Luft my echter een treffejijcke kerck,die in dit bofch is, eenighfins met defe woorden af te fchilde-ren. Dit is feker een koninklijck werck,’t fy men op de fwaerte, oft op de heerlijckheyt fiet. Het is heel van hout, behalven de muren, die van gebacke fteen fijn, en ftaet op een hooge heuvefoft op een hooghtc,ront’ om met vierkante fteenen opgehaelt. Hier fijn vier trappen met veel treden, van dicht marmer,die fich naer de vier deelen des we-
relts ftrecken , langs dewelckc men naer dit gebou gaet. Men vindt hier vijf portalen , van de welcken yder twee rijgen van pijlers telt, die wel van hout fijn,maer lang-werpigh, rondt, en wondcrlijck gladt ge-fchaert, en foo dick, dat twee mannen die nauwelijeks können omvademen. De hooghte komt oock wel met de dickte, en gevoegelijckheydt over een j want fy fijn vier-en-twintigh ellebogen hoogh, daer fware bakken dwars over leggen , op de welcken weêr kleynder pijlers ftacn,die het dack dragen , welcks gcwelffel koftelijck gewerekt, en met goudt verçiert is. De deuren van’ de kerek fijn met gefnede lauweren, en met vergulde platen beleydt. De wan-
vandelryen buyten,de veynfters, met kringen en bochten verciert eh uytgefneden , worden met gevlochte draet bekleedt, op dat de vogelen , dacr op fittende, dat niet vuyl fouden maken. Dit draetwerck is echter foo dun en fijn , dat het ’t inkomende licht niet verhindert ; ’t welck in groote en prachtige gebouwen , en voornamelijck in de paleyTen, gebruyckt wordt. In de I buyclc, oft in ’t midden van de kerck, fijn twee troonen, feer heerlijck gemaeckt, en met koftelijcke gefteenten verciert. In ’t bovendeel van defe tronen fijn twee ftoc-len, op d’een daer af fit de Koning, terwijl hy offert/twelck aen hem alleen in de kerk veroorloft is. D’andere ftoel wordt voorde tegenwoordigh was, om ’t offer t ontfan-gen. Men fiet echter geen beelt op defe ftoel, die voor haer ledigh ftaet. Buyten de kerck in d’ope lucht fiet men veel altaren opgerecht, van roodt-achtigh marmer, de welcke de fon , maen, de bergen en vloeden van Sina vertoonen. De Sinefen feg-gen , dat alle defe dingen buyten de kerck geftelt fijn , op dat fy niet van iemant aen-gebeden fouden worden , en dat men weten lou dat fy van de gene gefticht fijn , de welck in de kerck van de Keyfer fclf ge-cert wordt. Rondtom de kerck fijn ver-fcheyde kamers, oft eer cellen, die, gelijek fy willen, certijdts baden fijn ge weeft, daer de Keyfer, als hy offeren fou, en fijn medehelpers fich eerft wiefl'chcn. Daer fijn feer breede wegen, die naer defe kerck, en naer de konineklijke graven ftrecken,van weêr-fijden met oude pijn-boomen in vijf rijgen beplant, en op een behoorelijeke en gelij c-ke ruymte van malkander ftaende. Men moght eertijdts, op verbeurte van ’t leven , niet een tack daer af fnijden, oft fchenden. Men fiet nauwelijeks een boom op de bergh , die ’er niet met de hant geplant is. Hier hebt ghy in’t kort de befchrij ving van ’t bofch, en van de kerck, die ick felf gefien heb. Want terwijl ick te Elanktng verkeerde,ftont die onder de toeficht van de groote Eunuc huSj die toendeChriftelijeke Gods-dienft aengenomen hadt. Daer fou meer van ’t bofch,en van de graven derkoninek-lijcke ftadt Peking te feggen fijnj maer men moet die nu met de gedachten begrijpen , vermidts de Keyfers felver dacr tegenwoordigh fijn. Doch die en defe graven fijn nu geneel van de Tartars verdelght en ver-woeft, alle boomen omgehouwen , de graven opgedolven , en de kercken en paley-fen neêrgeworpen. De ftadt felve heeft echter weynigh , oft niets van haer eerfte glans verloren, behalven het konincklijck paleys. Men telt daer noch over de tien hondert duyfent hoofden, behalven de groote befetting der Tartars. Want de Landtvooght der zuyderlijckeLandtfchap-pen voor de Tartarifche Keyfer houdt fijn wooning in defe ftadt. |
In de maenden van April en May wordt Crootr hier in de groote vloet Ktangi dicht aen de hooftftadt gelegen , een groote menighte van feer goede viflehen gevangen, die van de Sinelen quot;X-iyu en van de Portugefen Sauel genoemt worden, in wclcke tijdt de Keyfer feker groote Eunuchus fielt, die defe vifichen, gevangen fijnde, levendigh, en in ’t ys begraven, metfehepen, daer toe ge-fchickt, ( welck ys fy in de winter vergaderen, en de geheele fomer deur hier toe bewaren , genjek by fommige volcken van Europa oock in ’t gebruyck is) met groote forghvuldigheydt naer Peking tot de Keyfer lelffendt ; en hoewel men meer dan twee hondert Duytfchc mijlen reyfen moet, foo wordt echter defe reys in feer korte tijdt,te weten in acht oft tien dagen, afgedaen. Want defp Khepen worden ’s nachts en ’s daeghs voortgetrocken, en dit van menfehen, die daer toe gefielt fijn : en als d’een party moede is, foo komen ’er weêr nieuwen aen, die ter befcheyde plaet-fen , gelijek onfe pofien, altijdt vaerdigh fijn. Men fendt oock een gefchrift voor uyt, die d’uur van de dagh, in de weickc ’t fchip aenkomen fal, aenwijfij en in defe faeck te mifien ftreckt oock tot gevaer van ’t leven voor de Landtvooght. Men fende yder weeck in defer voegen twee fchepen , foo lang defe viflchery duurt. Men fpaert oock geen kofien,foo de Keyfer flechts defe leckere vilTchen fmaken magh , die hy oock aen fijn Overften meêdeelt. Men verfendt oock op een felve wijfe uyt defe Cefihenc-ftadt alle drie maenden vijf fchepen , met lt;uan koftelijcke fijde rollen, en alderhande la--^^^-kenen geladen, die men te hoof naer de Keyfer fendt. Men noemt defe fchepen LungychuenyoXs of men fchepen met draeks-kleederen feyde, om dat fy aen de Keyfer, welcks wapenen draken fijn, gefonden worden. Wat my aengaet, ick heb nooyt iets dusdanigh heerlijcker en fchoonder gefien, als defe fchepen ; en ick acht oock dat men ’t niet lichtclijck fal vinden : want |
HET NEGENDE LANDTSCHAP
Kercketi der Je lernen. fy fijn rondtom verguldt, en met roodc verwe gefchildert,en fchijnen uytfteekende heerlijck , en boven maten koftelijck. En indien de fchepen der andere Landtvoogh-den , daer af ick hier voor gefproken heb , defe fchepen van L^anking ontmoeten;, foo moeten ly voor hen wijcken en ftrijcken. Maer onfe Societeyt heeft onlangs defe ftadt met een andere verciering verciert, te weten met twee kereken , aen Godt ge-wijdt, en een kappelle aen S. Michiel op een heuvel, die daer af debefchermer is. In defe ftadt fijn oock feer veel menfehen, die van over lange ’t ware licht des geloofs, en de ware Godt aengenomen hebben. Sy heerfcht over feven fteden , i Kiangning, 1 Kiuggung, 3 Ltejang, 4 Liexw, 5 CaQXun, 6 Kiang^u, y Loho, By ïCiuyung is de bergh Mäo, die d'eergt; fte plaets van geluck en vermaeck in de boecken van Laufu verkregen heeft. is een bergh, aen de noordooft-fijde van de hooftftadt, daer een kerek der afgoden is, in de welcke duyfent en meer beelden der afgoden fijn. De bergh Fang , aen de zuydooft-fijde van de hooftftadt gelegen , is ten minften hierom gedenekwaerdigh, dat fy van de Kcyfci t deurboort wierdt ; in welck werck,gelijck men ïtgiujvijr uuyrcnt mannen beligh fijn geweeft : want hy hadt van de bergh-kenners, defe bedriegers,(die, ge-lijck wy elders gefeght hebben, voorfpoet oft tegenfpoet uyt de gedaenten der bergen ramen) gehoort, dat defe bergh het Rijk aen een ander aenftaende Keyfer voorfey-de ; en dieshalven deê hy, om defe noodt-fchickelijcke invloeying wegh te nemen , defe bergh deurgraven. Walteren. De bergh San is aen d’ooftfijde van de hooftftadt, van de welck een gedeelte tot in de vloet Kiang voort-loopt, en met vele dicke en yfere ketenen omringt is, op dat, gelijck deSinefen heel belachelijck feggen, hy niet wegh vluchten fou ; maer in der de fchepen met haken fouden tegenhouden : want dewijl defe klip feer hardt is,foo fouden fy nauwelijcks op eenige andere wijfe het llooten en breken van hun fchepen können beletten. De poel Cïenïi^ oft van duyfent ftadien , by Lieyang, paelt aen de poel Buyten fekere poort van de hooftdadt, die fy Taipin^ noemen,naer’t zuydweften, is de poel Uiùenûù, die kleyn is. |
De poel LLanyang is by Liexui, en raeckC van daer tot aen de grenfen van de ftadt Taiping. Aen de zuydfijde van de hooftftadt is ’t eylandt Pelu, in de vloet Kiang, hierom vermaert, om dat niet verre van dit eylant, onder de ftam Sunga de legers der zuy-derlijcke Landtfehappen geflagen en ver-ftroyt wierden. ’t Eylandt Changcung is by de hooftftadt felve. Keuxi^, een kleyn eylandt, leght nacr ’t zuydtweften. De tweede hooftftadt fvngyang. De Keyfer T'vuüs heeft hetgeweft, Q^de»a-daer in nu de hooftftadt Fungyang men, gelegen is, aen ’t Landtfehap Tang toegefchreven, en dat onder de heerfchap-py oft conftellatie van ’t geftarnte Ken ge-ftelt. In d’oude tijden der koningen heeft het koninekrijek, Tuxan genoemt, hier geweeft : federt hebben de koningen van Çu dat ingenomeUk De ftam Tlana maeck- . te daer weer een fchatbaer koninekrijek, ChU'ngli genoemt, fonder dat echter met de iraem cn waerdigheydt van hooftftadt te befcheneken : want daer was toen niets, dan een ftadt, Haocheu genoemt. Maer vermidts een kleyne ofFeraer, d’eeffté van tinfen de ftam Taiminga, een burger van delèftad 'verheer^ was,foo heeft hy fijn vaderland grootelijeks verheven en veredelt ; en, de ftadt vergroo-tende, nieuwe en ftereke wallen gemaeckt, die vijftigh ftadien in hun omkring hadden. Hy verheerlijekte oock wonderlijck de graven fijner voorouders, dewelcke tot aen die tijtduyfter en onbekent hadden geweeft , en vergierde hen met een koninek-lijcke pracht. Hy vermeerderde oock de ftadt met groote en prachtige gebouwen , begiftighde haer toen met de tijtel van hooftftadt, ftelde daer een Onder-koning, gaf haer gebiedt en recht-pleging over achtien fteden , en was d’eerfte, die haer Fungyang noemde, ’t welck edelheydt van de Phenix betekent. Kort,hy ftelde haer tot de naefte aen de Keyferlijcke ftadt. De namen der fteden, over de welcke fy gebiedt, fijn, I Tungjang, 1 Linhoai, 3 JLoaijtien, steden. 4 Tingyuen, y Vho, 6 Ifungy 7 Keu, 8 Ho-kieu, 9 tiP^ungching ,10 Su o, 11 pTiutai, 11 Kienchang, 13 So o » 14 Lingpi, 15 ingo. |
K I A N G N A N ofc NANKING. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;m
15 îng Tacho i 17 Hao o, 18 Ingxan. , Hcc lande van defe ftade heefc geen ber-Hoeda- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i nigheydt gcbrcck, macc worde van grooce vloe^ -vanhet dcn befprocyc en vruchebaer gemaecke, ’c welck een weelderige en aengename grone veroorfaekc ; doch is meeft hier door vermaerc ) om dae twee van fijn inwoon-dersjvan flechee ftaee geboren, cor de hoog-fte waerdigheydc van ’c Rijck verheven rlt;rrzw,w- ßjn. D’eerne van hen was iMpangui ge-pQgpQj. che,uyc de ftaee van roover ’t hoofc n I i 1 n opfteekende,ae ftam verdelght,en die van hiana geftiche heefc. Defe wasj aen de noordfijdc van die landt, niec verre van de ftadc Pöz, geboren. D’ander was Chu^ een feer fteche offeraer, en daer na een roover , de welckcjde Tartars verdreven hebbende, , Keyfer van Sina,en een ftichter van de ftam T'aimïnga geweeft heefc. De Keyfer heefc defe landen oock niet weynigh veredelt, om dat hy van de Keyfer Tauw in de ‘ ftadt ^^ao tot een koninekje verheven alleenlijck Keyfers, ter der macL oock de ftichter der Philofophen phiiofo- aen de Sinefen voorcgebracht,te weten Lao-fben, jausy die voor Cï4gt;ng^ttiis felf heeft geleefc, en de feóle van Epicurus , oft eer een , die hem gelijck was, den Sinefen geleert. Men feght dat hy in de ftadt Man geboren was. Gelegen- Defe groote hoofeftadt legnt in het ge-heydt en berghte,en befiuyt binnen haer wallen vele heuvels,die alle door de gemeene en befon-dere gebouwen aenficnlijck fijn. Sy heeft fes treffelijcke kercken , aen Helden gewijdt ; en in defe bergen groeyc talck,en allTen, die van de Sinefen root ge-noemt wordt, en die fy wel begeeren om in de genees-middelen te gebruycken. bergh '^unmu is by Linhoai. ]unmu bergen, betekent talck , naer welcks overvloct de bergh felf genoemc is. By de ftadt Xeu is de bergh Çukin, daer men een groot ftuck goudts vond,’t welck men tegen vele fieckten gebruyckte j en dieshalven acht men gemeenlijck dat het door- de Chimie gemaeckt was. De bergh Moyang is by Uiutai ; hy wordt de harders-bergh genoemt, om dat, gelijck men feght,een feer fchoone maeght hier eertijdts dit ambacht gepleeght heeft. rloeden. De groote vloet Uoai fcheydt ïiet heele landt in ’t midden deur, en heeft fijn oor-fprong in ’t Landtfehap Honan , in het ge-berghte van de ftadt Tungpe , van daer fy deur Honan heen vloeyt, en aen de noord-fijde in de ftadc Hokieu koomt, en, een feer lange ftreeck voort-geloopen hebbende,by Hoaigan ’c water van de Geele vloet vermeerdert , en met de felye heel ongeftuy-migh en verbaeft in zee valt. |
De vloet heeft fijn oorfprong by de ftadtv^ö , aen d’ooftfijde van de poel, die men aen de heuvel Lung fiet. TLinglung is een eylandt in de vloet, by Linhoai, De derde hooftftadt S V C H E V. De gene, die eerli uyc de Sinefen de- oer-fe landen bewoont heeft, was Tai-fp^'^^^g peus de ftam Che^a , gelijck ick breeder in mijn Kort begrijp der hifto-^^«^^’,,^, rien verhael : want hy , een menighte van nien, menfehen uyc de noorderlijcke Lantfehap-pen meê nemende , veftte fijn wooning in defe landen, en was d’eerfte, die defe menfehen, te voren woeft en onbefchaefc, be-fadighde, en tot heufehe feden pooghde te brengen. Daer na, te weten in de tijde van de Keyfer Vui^ verkreegh dit geweft de ko-nincklijcke tijtel en waerdigheydt,en wiert het koninekrijek IT genoemt. Maer nadat defe koning verdelghr w^as, hebben de ko-ningen van ^ue dit geweft met de wapenen ingenomen , maer niet lang ingehouden , volgens de loop en omkeer der weercltfchc dingen : want de koningen van ^ue wiet-den oock door die van ^u verdelght, en ’c lande weêr ondcr-gebracht. Eyndclijck heeft de ftichter van de ftam Cina alle de koningen overwonnen, en defe landen aen k Landtfehap Hoeiki tocgefchreven. D’eet-fte, die dele hoofeftadt Sücheu genoemc heeft, was de koning Suius. De ftam Tan^ lt;a heefc haer Changcheu , en Sunga Ting- iang geheeten j maer Taiminga heeft haer de naem van Sucheu weêrgeseven. li zT* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r Ö Ö Toen dofteraer Chu de wapenen tegen de Tartars aentaftte , deê defe hooftftadc, met de fteden, die onder haer ftonden, en alle de fijde van hun hoofeftadthielden,een lange tijdttreftèlijckc tegenftant: want een der Tartarifche Vorften befchermde haer eenige tijdt tegen de verwinnende wapenen van Hunguu ; en dieshalven moet fy , gc-lijck een ftadt, die eertijdts weêrfpannigh heeft geweeft, federt die tot aen defe tijden een overgroote fchatting betalen , jae foo • groot, als nauwelijeks twee geheele Landt-chappen opbrengen. Maer de vrucht- H h nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;baer- |
baerheydt van dit landt, en d’overvloet det waren is foo groot, dat fy weynigh gevoelen van defe laft heeft. Want fy magh met recht onder de treffelijckfte koopfteden van dit geheel uytterfte Alia getelt,en voor fteden, die om hun rijckdom, fen. vermaek en welluft het paradijs des weerclts van de Sinefen genoemt hjn , geftelt worden. Het Sinefche fpreeckwoort luyd oock dus:X^«/y^’z^ t'ien i angihi^ nbsp;nbsp;nbsp;fi{iangiA2X. isj’t geen de hemel om hoogh is,dat is Suchen en Hangchen op aerde : maervan defe lefte füllen wy hiernafpreken,vermits die d’eerfte ’Trefelij- hooftftad Van een ander Lantfchap is. Defe fladt, foo groot als fy is, leght in een ftille Jie goet water om te drinken heefr,dic 'van de nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' hooftfladt men echter eer een poel,dan een vloet magh Sttcheu. noemen. En men kan hier,gelijck te Vene-tien,overal te lant en te fcheep deüt de ftadt komen. Doch defeftad overtreft hier in Ve lijcke koópfladt. netien, dat het water heeft, ’t welck bequa*-.mer om te drincken, en voor de menfchen te gebruycken is. Men vindt hier, foo wel buy ten als binnen, ontellijcke bruggen, doch echter niet foo vcel,als d’eerfte hooft-ftadt Hangchen heeft. Onder defen fijn vele treftelijck gebout, en alle van dichte fteen, fomrriig«n ygd bogcn , en eenigcn , over enge waters iu dc rtadc gvkgv» , met een gewelf. De ftraten en huyfcn ftacn op maften, die met heyen en blocken in de gront geheyc worden, gelijck by ons in brocckachtige plaetfen gedaen wordt. De tacken der vloeden, en de grachten fijn be-quaem otn fchepen te voeren , langs de wclcken van de ftadt af tot aen de zee ingang voor groote fchepen open is, die niet verder, dan drie daghreyfen, daer af is. Defe ftadt leght oock by de groote poel , uyt de welcke de vloeden in Zee loopen. Men fiet dieshalven daer gedurighlijck een ongelooffelijcke menightc van fçhepcn, waren en kooplieden. De wallen van de ftadt hebben veertigh ftadien in hun omkeer : maer indien men de voorfteden daer onder telde , foofoudenfy fonder twijffel over de hondert ftadien groot bevonden worden. Hier gebreeckt niets van ’t gene i dat ten dienft van ’t leven, oft oock tot eer-lijck vermaeck behoort. Want dit is een der vermaertfte plaetfen van ’t Rijck , daer de waren uyt Portugael, Indien, Japon , en alderhande goederen, oft uyt vreemde ko-ninekrijeken , oft uyt die van Sina felf gebracht , komen , en verkocht worden : in voegen dat van hier een gedurige vaert, en fecr machtige koophandel het heele jaer deur naer d’andere Landtfehappen ,van het Rijck is., En op dat de fchepen , deur de poel varende , in geen gevaer fouden geraken, foo heeft men die met dijeken en dammen foo gcdwongen,dat fy een gracht oft vaert van defe ftadt tot aen Chmkiang ’ gemaeckt hebben , daer men met een vallende gracht tot in de vloet Kiang koomt ; op welcke plaets het water van defe gracht met een groote fluys opgehouden wordt, die fy openen oft fluyten,naer dat de noodt vereyfcht. Een groot deel van defe gracht is aen weêrfijden met vierkante gehouwe fteen opgehaelt. Maer ter plaets, daer men van defe ftadt naer VSciang gaer,is een ftene brughvan drie hondert bogen,ja milTchien meer, door de Welcke de vaert der fchepen van de vloet ^aï afgefcheyden werdt, en daer de genetl, die de fchepen voorttrec-ken,feer bequamelijck ovéf gaen : want hy is hierom getimmert, op dat de fchepen , foo de wint ging leggen, niet gen ootfaeckt fouden fijn ftil te blijven. |
Men feght dat de lieden van defe ftadt grootelijeks tot leckerny en overdaet van fjpijs genegen fijn. • Ja fy overtreffen oock d’anderen in de gerechten met fuycker, fuut, cUivK CU wijn toe te maken. Men vint nauwelijeks genegen landt, daer de butter en melck meer gebruyckt Wordt : ja my gedenekt niet dat ick eldcrs,als in defeftad, butter gefien heb. Men maeckt hier oock de befte dranek, die fy uyt rijs parffen, en in plaets van wijn gebruycken. Sy noemen defe dranek Sanfle^ dat is, van drievoudige withcydt, die deur ’t heele Rijck, ja tot in Peking gevoert wordt, ’t Is dfeshalven geen wonder, dat ter plaets, daer fulck een over-vloet van welluften is, fommigen die meer beminnen, dan fy bchooren,cn,dus hun leven in welluften verllijtcnde,in een oogen-blick ter hellen dalen. Hier fijn menighte van fchepen, alleen tot welluft en vermaek gebouwt, met goudt, en andere levendige en fchoone verwen verciert, die eer heerlijeke huyfen dan fchepen fchijnen , in de welcken defe overgegeve menfchen en drinckebroêrs fich in de wijn en minne-ryen yerdrineken en verderven. Hier is, gelijck ick een Weynigh te voren gefeght heb, overvloet van alderhande waren,gout, muskus, fijn lijnwaet, fijdc lakenen , met goudt en filver ingewerekt, van al ’t welck alle drie maenden, gelijck uyt Ktangning , vijf groote Konineklijeke fchepen, met fluweel. |
KI A N G N A N O fluweel, en mec verfcheyde koftelijcke dingen , naer de Keyfer gevoert worden. Dit volck overtreft d’andere Sinefen in keür-lînnelijckheydt vankleeding en hair, en in befehaeftheydt van feden. Eyndelijck, dit Int is dé ftadt, die van Marcus Paulus Venctus, cAp. -van naer de wijfe der Tartars, Sin^uï genoemt 'tzboeck. Wordt i hec welck voornameTijck hier uyc blijcktjdat hy haer aen d’oofterlijcke oever van de yloet Ktang fielt : daer na,dat hy wil dat fy drie daghreyfen van Ch'mkiangfi^ gelegen is, ’t welck op de felve maet uyt-koomt, gelijck ick hier na breeder toonen fal : ten derden fchrijft hy, dat die feer edele ftadt vijf daghreyfens van Sïngui leght : en feker, defe ftadt, die van M. Paulus Venetus2^'z?y^/ genoemt wordt,is even verre hier af gelegen ; daer af ick in ’t volgende Landtfehap fal handelen.
De ftadt Cinginguï was een dér gener j die onder defe hooftftadt ftonden, de welc-ke van de Tartars tot aen degront verdelgt is, uyt oorfaeck van ’t dooden der ners\ al ’t welck in ’t Kort begrijp der hifto-rien van Sina klaerder bJijeken lal, daer in wy, met Godts hulp , foo klaer, als ons mogelijck is, de geheele oorlogh der Tartaren voor d’oogen,en voor ’t gemoedt füllen vertonen. De hooftftad Suchm hecrfcht over feven fteden , i Suchen, i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
3 Changxo , 4 llktang, Kiaüng 6 ‘Tai-cang y j Çungming, De Jefuyten hebben binnen en buyten de ftadt Changxo veel kereken, aen de ware Godt gewijdt,en een groot getal van Chriftenen , die dagclijeks leer toenemen. Hier fijn oock veel kereken der afgoden , daer men de beelden der vruchteloofe góden uytgenomen , en die men aen de ware Godt geheylight heeft.
Buyten de wallen van de ftadt Suchen is een tol plaets, daer niet de waren, maer de fchepen alleen, naer hun laft en groocheyt, ' fekere tol betalen. Ick heb van d’Overfte van defe tol, die my een vrient is, gehoort, dat d’ontfangft van dit haven-geldt wel tien hondert duyfent dukaten bedraeght : daer uyt lichtelijck te verftaen is hoe veel, en hoe groote fchepen langs defe vloct varen,dewijl de gemeene fchepen der Landt-vooghden, en alle des Konings fchepen,die naer de hooftftadt varen, niets betalen. Ick heb echter niet können vernemen , noch uyt de boecken van Sina, noch uyt de bc-fchrijvingen der anderen, hoe groot een fchatting defe ftadt jarelijeks aen de Keyfer betaelc : maer ick durf dit echter voor fe-
F T NANKING. 113 ker toefeggcn,dat alle d’andere hooftfteden te gelijck, doch Kiangning uytgcfondert, niet foo veel geven , als defe alleen 3 want d’enckele fchatting van de rijs bedraeght wel twee millioenen dukaten.
Aen de zuydwcft-fijde van de hooftftad is de kleync bergh Lignten, die om de me-nighte fijner gebouwen aenmerckclijck is, en dicht aen de poel quot;Tai leght.
Aen de niont van de vloct is de bergh Suï^ daer een heerlijeke kerek der afgoden, en een kloofter is. Binnen de ftadt Changxo is de bergh Tu, die cenige ftadien verre weftwaerts uytloopt.
De poel Tai is aen de zuydwcft-fijde Wateren, van de hooftftadt, en foo groot, dat de Sinefen feggenjdat hy fes-en-dertigh duyfent bunderen landts beftaet.
iCang is een poel by de ftadt Changxo, ^ungtmg, een groote en aengename berghi maeckt een eylandt in de vloet TSai, en is door de veelheydt der ofFeraers kloo-fters vermâert.
Drie vloeden omringen de hooftftadt felvc gelijck een poel, van daer de wegh te water naer verfcheyde geweften open ftaet. D’eerftc defer drie vloeden wordZ^zz, de tweede, naer de ftadt \Xkiang ftrecken-de. Sung, en de derde T^/2^ gcnocmt, om dat hy fijn loop naer ’t ooften neemt.
De vierde hooftftadt
SVNGKIANG.
ALs men , van Suchen vertreckendc, fich een-weynigh naer ’t zuydooften keert, vertoont fich daer dc groote hooftftadt Sun^iang, door haer prachtige gebouwen vermaert, en geheel in ’t water gelegen 3 in voegen dat men die geheel te water deurreyfen kan. Sy is in hooge achting om de menighte van ’t katoen, en over-overvloet van katoen-lijnwaet, en katoene 'uloetvan lakens, van de welcke fy niet alleenlijck dit groot Rijck,dacr men fich gemenelijck des winters met defe ftoffen kleed,verforgt, maer die oock aen d’uytheemfche volcken meêdeelr. Wy hebben hier voor van dc ftadt Xanffhai, die defe hooftftadt onder-worpen IS, gefproken. Men moetdesge-lijcks van d’andere fteden deneken, op dat ick niet genootfaeckt fou fijn een felve ding dickwijls te herhalen. Hoewel dit geweft in grootheyd voor veel andere hooftfteden wijekt, foo befwijekt het echter niet voor hen
-ocr page 215-
Gelegen-* heyât en namen. hen in vruchtbaerheydt en vettigheydt van gront. Men telt daer niet meer dan drie ftedeiijdie alle in grootheydt,menighte van volck, en verfcheydenheydt van waren by de groote hooftfteden geleken können worden.Der felver namen fijn, i X Xanghai, 3 Gingen, De nooftftadt felve leght dicht aen de zee, en heeft aen de mont van de vloet eeh krijghsvefting en befetting ; en de fehepen trecKen van nier over naer Japon. Sy hadt in onde tijden een felve lot, en ftont onder een felve Landtfchap, als de voorgaende hooftftadt. De ftam ’T'angiX^ noemde haer Ifoating ; fy voert de tegenwoordige naem van de ltamy^^(?;7^î,gelijck oockde tijtel van hooftftadt : want fy hadt te voren geen andere naem , en voorrechten , dan van een ftad,en ftont onder de hooftftadt Sucheu.Sy heeft drie treffelijcke kercken, aen Heiden gewijdt. Maer’t gene, ’c welck defe ftadt meeft taivM veredelt, is het groot getal der gener, die chrtfle- jqçj. Chriftelijck gelooD en de ware Godts-dienft omhelfen , cn vele kercken , in de welcken de dienft van de ware Godt meeft gepleeght wordt. In d’eenige ftadt Xanghai hjn meer dan eens over de twintigh duy-fent ChriftencrL gptelt : ja men vindt daev gehcele dorpen , die 't licht des Euangc-Jiums aengenomen hebben , en fich vaft daer aen houden. Llyt defe feer rijeke ftad, minite om het plegen van de ware tor, en Godsdienft feer geluckigh is, was gefpro-ten defe feer vermaerde Sinefche Doótor , hooghgeachte belijder van de Chrifte-lijeke Godtsdienft, Paulus 3 deer en fteun 'Viin 'tge- van onfe reys,en noyt van iemant genoegh geprefen, en die in alle Chriftenen van Europa oft nijt ontfteeken , oft fchaemte verwecken kon. Defe, de Sinefche hoogh-moedt der Philofophen vertreden, en alle verwaentheydt van fijn landaerdt ter fijden gcftelt hebbende, ftelde de Chriftelijeke leering en ootmoedigheyt boven alle rijek-dommen , en boven de hooghfte ampten , en betoonde grooter blijdtfehap om de kennis van Godt,en van de goddelijeke wetten, dan om de hooghfte waerdigheydt na de Keyfer, die hy verkregen hadt. Defe ftadt IS nu oock niet min geluckigh enver-inaert om d’oeffening van de Chriftelijeke Godtsdienft: want in ’t jaer feftien hondert negen-en-veertigh heeft de dochters foon van defe groote Paulus de ftaet van Dodor der cerfte ordening verkregen , na dat hy |
in de ChriftelijekeGodsdienften feden oh-derwefen was. En dewijl hy noch een jongeling is, die nauwelijeks het twintighfte jaer van fijn ouderdom volleeft heeft, en met een treffelijck vernuft is begaefc, foo verhopen wy dat hy niet alleenlijck tot dc waerdigheyt,maer oock tot de godtvruch-tigheyd en yver in de voortplanting van de Chriftelijeke Godtsdienft van fijn Grootvader fal komen, oft, ’t welck echter fwaer is, hem daer in overtreffen. lek fou een kort begrijp van ’t lof des grooten Paulus hier byvoegen, foo dat niet alreê van de E. Alvarus Semedo , in fijn verhael, gedaen was,en foo wy dat niet breeder fouden doen in de jaerboecken van onfe Sinefche be-fending, die wy in ’t licht füllen geven van ’t jaer m d c x , tot aen ’t jaer m d c l, die ick met my uyt Sina gebracht heb. . De bergh Km is byna d’eenige, die ge- Aenmer-^ denekwaerdigh is ; hy leght aen d’oevervail kelijeke de zee,naer’tzuydooften van dehooftftad. Hier is een groote vefting, met een ftereke befetting van fchepen en krijghsvolck, tot bewaring van de haven. Naer ’t zuydooften van de hooftftadt is wateren, de zee, tegen over Nrngpo^foo dicht aen de hooftftadt, dat men, gelijck fy verfekeren, in de ftilte van nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het gekray der ha nen van d’een aen d’ander oevei' kan hoo-ren. Uoangpugt; is een groote vaert, aenmerc-kelijck om de hooge golven die fy opwerptj een werck,van menfehen handen gemaekt. Sy leght aen d’ooftfijde van de ftadtK^ng-hat, en neemt hacr loop van daer tot in de zee. '^ungyCCYï bron van feer treffelijck water, is in een kerek der afgoden van de ftadt Kanghai, De vijfde hooftftadt CHANGCHEV. E hooftftadt Changcheu is de naefte Gelegen-* aen de voorgenoemde vaert, langs de welcke men te fcheep uyt de hooftftadt Si^cheu tot aen de vloet Kmng treckt. Des felfs oevers by defe ftadt lijn van weêrfijden met vierkante gehouwc fteen, van de gront af tot boven toe, opge-haelt en fterek gemaeckt, byna grooter en heerlijcker dan elders. Daer by, hier fijn noch eenige zegebogen opgerecht, die grootelijeks tot pracht en heerlijckheydt |
KJ A N G N AN ofc NANKING. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iij'
van de ftadt diénen. Sy gebiedt over vijf foo koopt yder daer afin vaten, die daer toe gemacckt fijn, ert dat voor een feer geringe prijs, hoewel men foo vele , als men begeert, om niet kan krijgen,foo men daer wil blijven. Ja dit water wordt oock van hier naer de verftgelege Landtfehappen , en oock tot in cTopper-hooftftadt Peking , gevoert : want fy achten ’t feer bequaem om hun dranek Cha te maken;cn om defe oor* 2. De beße 'vaten tot Chain de ßadt Gni- fteden, welckcrs namen fijn , i Changcheti, dacr de vloet JCtang rondtom loopt, eer hy in de zee valt. Het heel 2;eweft van de hooftftadt wordt van defe vloet, en van de vaert, hier voor genoemt, omringt ; en ver-midts het op foo vele plaetfen van defe wateren befproeyt wort, foo overtreft des felfs vlackte door haer vruchtbare grondt, en door haer vruchten, vele andere landen. Sommio-e van In fekere bergh by Vtifie wiert certijts feer goede tin uycgegraven ; maer toen de ftam iiana begon te heerfchen,wierdcn alle mijnen ten meeftendecl ledigh gedolven; daer af de ftadt VuÇie genoemt wierdt, ’t welck fonder tin betekent. Hier fijn vijf kereken, aen Helden gewijdt. De genCjdie aen LLat-ftichter van ’t volck, gewijdt is,niet verre van de ftadt Vuße gelegen , overtreft d’anderen in grootheydt. De ftadt Gnihtng heeft oock niet vergeefs defe nacm , die roem der aerde betekent,de welck aen haer gegeven is, om dat men daer aerde vaten maeckt, die fy als de bequaemfte gebruyc-keUjOm hundranek, Cha genoemc,te mem gen, en die daer uyt te drineken. En dies-nalven ftellen de Sinefen die boven de vaten van ICïangpi fchoon defelve hecrlijcker en deurfchijnender fijn ; vermidts defe vaten eenige fmaeck en reuck, daer de Sinefen naer trachten , aen defe dranek geven : fy werden dacrom by hen feer hoogh geacht ; en de geheele ftadt is ten meeften-deel in dit werek befigh. defe vaten worden feer dier verkocht , en overtreffen oft gelijcken dievanPortugael, die men Ejiremofia noemt. A/)? is een bergh aen de ooftfijde van fiCy daer tin uycgedolven wordt. By IQang'^n fiet men de bergh Chtn door een fabelachtige hiftorie der Sinefen vermaert, vermits fy willen dat daer een Vltcden. De beeck Leang vloeyt tiyt de kleyne heuvel Eloei in de poel by F^//f',cn heeft fijn oorfprong uyt de bron , die Hoet genoeinc is, welcks water de tweede plaets van voor-treftelijckheydt by dit volck verkregen heeft. Ja ick felf heb by ervarentheydt dit water foo goet gevonden , dat ick acht dat de Sinefen hier in gcenfins van dèwaerheyt afdwalen. Het wordt om defe oorfaeck oock overal van de Grooten feer begeert ; want dewijl hier vele fchepen deur varen, faeck koopen fy ’t gcmenelijck. |
De fefte hoofcftadt UI- gcncii, ciic QC gcicnrntcn van ivi. Paulus Venêtus lefen, füllen klaerdcr y^netta dan dc middagh-fon bemereken, dat cingiam» de plaets en naem van defe ftadt defelve isi die hy CinLiam noemt : want defe ftadt leght aen d oever van dc vloet LCtang , aen d’ooftfijde van de vaert,die met handen ge- Aen d’andere fijde van de vaert, te weten aen de weftfijdc , op des felfs oever , heeft fy een voorftadt, die voor de ftadt felve in menighte van volck niet befwijckc. Daer , fijn eenige bruggen , die de ftadt aen de voorftadt vopcrpn Ak men ovct dc bi'ug-gen en een Ïluys gegaen is , vindt men een gracht, die fich wijdt uytfpreydt, en gelijekelijek ’t water uyt de vloet Kiang, en dc vloet van de zee ontfangt. ’t Is nauwelijks uyt te fpreken hoe groot een menighte van fchepen hier ’t geheele jaer deur is : want alle de genen,die uyt het Lantfehap Chekiang^en uyt d'andcre ooftcr-lijcke fteden komen, en naer Peking, oft elders heen willen,fijn genoodtfaeckt hier ftil te wefen, om hun maften op te rechten, en hun feylen op te hijfl'cn ; want fy können die tot dus verre niet gebruycken, om d’al te groote menighte der bruggen , die hen voorkomen. Maer van defe tot aen d’op-per-hooftftadt Teking worden geen brug-is, en opgetrocken kan worden. Dele ftadt wordt oock met een nacm , die haer wel pafi, Ktn^eu genoemt/t welck foo veel is, als oft men mont van ’t hof feyde , om dat hier altijdt fchepen fijn , die gedurighlijck van defe ftadt naer des Key fers hof varen : daer uyt men lichtelijk van demenighte der waren, en van ’t gerijf, dat mén daer vindt, oordeeUn kan.By defe hooftftadc fijn eeni- |
12.(5
HET NEGENDE LANDTSCHAP
ge feer vermakelijkc bergen,op de welcken groote en keerlijcke kercken der afgoden fijn.' lek heb op een van defe bergen een toren van dicht yfer , oock op een yfere voet gefticht, gefien, omtrent dertigh ellebogen hoogh , als een pyramide van ge-ftalte, geheel van de gront tot aen de top met verfcheyde gedaenten, en voorname-lijck met lauweren verçiert.' Defe hooftftadt word om haer voortref-felijcke Genees-meefters,die onder deSine-fen meeft overtreffen, geprefen. Dit gewelf heeft oock overvloet van goede karffen : en men telt daer niet meer dan drie Ifeden, I Chmkiangi x T'anyang^ 3 Kintan, T.ergen. Dg bergh Km maeckt een eylandt in de vloet Kïang, aen de noordwell-fijde van de hooftftadt. Hier op fijn eenige heerlijeke kercken der afgoden, en kloofters, vol van ofteraers. Defe bergh, die foo door de natuur , als door konft gebout is, heeft feer groot vermaeck in fich; en men vindt daer een bron , welcks water in hooge achting by de Sinefen is, en wordt gemenelijck de bron Chungleang genoemt. De fevende hooftftadt A KT O C. H E V. Cclegen-heydt en edelheyt. ALs men over de vloet Kiang getroc-ken is, vind men aen ’t kafteel_g^^-een groote lluys,die ’t begin van een gracht is, met de handen gemaeckt, langs dewelckemen tot defe edelftehooft-ftadc Xangc^jeu treckt. Defe plaets is een welbevolckte koopftadt,daer de Keyfer een tol heeft, die veel opbrengt. Hoewel er geen gebreck van alderhande en verfcheyde waren is, foo vergadert fy echter de grootfte rijekdom van t vervoeren van het lout ; want aen d’ooftfijde van de ftadt fijn veel fout-pannen , in de wekken ’t fout op een fclve wijfe, gelijck in Europa op vele plaetfen , van zee-water gemaeckt wordt. Hier is dicshalven een groot getal van dusdanige rijeke kooplieden, die ’t fout in de middelfte Landtfehappen verkoopen, en daerom vind men de heek ftadt deur groote en prachtige huyfen defer kooplieden, die, omloo te fpreken , byna tot aen de hemel bouwen. Defe hooftftadt is in veel plaetfen van verfcheyde grachten met foet water deurgefneden, daer vier-en-twintigh fteene bruggen met veel bogen over leggen ; ick vcrlwijgh noch dc mindere bruggen,die in |
groot getal fijn. Buy ten de hooftftadt, aen de weftfijde,is een gracht, met handen gemaeckt, die de ftadt felve van de voorftadt aflcheydt,dewekk fich een heek Duytfche mijl uytftreckt; maer fy is in de Tartarifche oorlogh heel verbrant. Maer k gene, ’t wclck defe ftadt befmet, Bevrou-cn lafterlijck maeckt, is dat men hier de vrouwen te koop vind: want daer woonen vele,die kleyne dochtertjes koopen, hen te-derlijck opvoeden , hen keren fingen , en voornamelijck op fnaren fpelen, gedichten maken, konftighlijck fchilderen , en gee-ftigh op ’t fchaeckbort fpelen,en meer dier-gelijcke konften , daer in fy hen onderwijlen. Daer na bieden fy hen aen de Groo- Hoeda-ten voor een menighte geks tot boelinnen nigheydt. te koop aen. De lucht van defe ftadt is foet en gematight, en’t landt aengenaem en vruchtbaer , maer d’inwoonders meeft tot welluften en leckernyen genegen. Sy heeft tien fteden onder haer gebiedt, i Tangcheu^ 1 Tchini 3 Taihing, 4 Caoyeu o, 5 Hmghoa, 6 T^aoyng^j T^ai o, 8 ^ucaOi^ T^ungj loHai-muen. Onder de Keyfer Tuns behoorde fy aen ’t Landtfehap Tangchen^ en ftont onder de heerfchappy der geftarnten Ten en Sy was onder de macht der koningen van U , en daer na van Tue ; en toen delen ver-iiagen waren, heelt dc koning van Çn haer ingenomen. De ftam iTana noemde haer Kiangtn, Snjus was d’eerftc, die de tegenwoordige naem aen de ftadt gaf. De ftam Kanga noemde haer Pangchen, Namen. Bergen en ivate~ ren. Wat de vloeden en bergen aengaet,men vindt niets hier af, dat gedenekwaerdigh is, behalven de poel Piexe, aen wekks begin de ftadt Caoyen gelegen is, daer een gracht, met handen gemaeckt, in dc poel koomt,daer uyt fy oock haer water krijght: en op dat de fchepen niet genoodtfacekt fouden fijn de poel felf t’overvaren, foo heeft men aen des felfs oever,van vierkante gehouwe fteen, een vaert gemacckt,feftigh Itadien lang 3 fekcr , een heerlijck en won-derlijck werck,vermidts men fwarelijck kan bedeneken van wacr foo vele en foo groote witte fteenen gebracht fijn,fchoon het hee-le omleggende landt geen bergen heeft. De achtfte hooftftadt H O A 1 G A N. DEfe hooftftadt Tfoaigan is geen een, maer twee fteden , die echter met een deurgaende rijgh van wallen nbsp;nbsp;nbsp;dcgadt. floten |
K I A N G N A N ofc NANKING.
floten fijn. De gene, die fich zuyd^raerts ftreckc, worde eygentlijck pCoaigan noemt, en de gencnacr ’t noordooften Ten-ching. De voorftadt van d’een defer twee Reden vermeerdert der felver grootheydt byna een Duytfche mijl, en ftreckt fich aen weerfijden van de vaert uyr. Langs defe vaert kooitit men in de Geele vloet; en hier fier men overal foo sroot een menishte van menfehen , overvloet van alle dingen , cn foo groot een getal van kooplieden , die herwaerts en derwaerts trecken, dat dit ge-noegh fon fijn om daer af vele andere Reden te maken. On- D’onder-koning, die voor d’inkomRen dcr-ko- des Keyfers forgh draeght, houdt fijn fetel in defe Radt,en heerfcht met breede macht tn. Aenwer' kel^cke (atadn-fen, oft watervallen. oMCï feven zuyderlijcke Landtfehappen. Sijn laR is de toevoer, en d’andere dingen, die tot het leven noodtfakelijck fijn,ter be-hoorelijcke tijdt uyt de Landtfehappen te vorderen, die in de konineklijeke fchepen, welckers getal byna ontellijck is, naer Ti?-gevoert worden : maer als fy aen defe hooftRadt Hoaigan gekomen fijn , befich-tight, en onderfoeefc d’Ondcr-koning alles , en, behoorelijck onderfocht hebbende , fendt het naer ’t hof. In de voorRadt fijn oock twee tollen , in d’een wordt tol van de waren, en in d’andci tol van de fchepen, die den koning niet toebehooren, naer der felver mate en grootheydt,betaelt. Dit geit is gefchickt om de gracht en fluy-fen t’onderhouden , en alles by de catadu-pen, oft watervallen in goede Rant te houden , fchoon echter een groot deel daer af in des Keyfers fchatkiR koomt. Wantin defe vaert fijn , aen de noordtfijde van de hooftRadt, drie catadupen , oft watervallen : maer d’eerRe , de naeRe aen de vloet jToaij is feer kommerlijck , ja de kommer-lijckRe van allen ; want het water valt hier met een groot gewelt, uyt de vloet Hoai, die hooger is, uytbarRende, die, op dat hy ’t heele omleggende landt niet dickwijls overRelpen fou, in fware dijeken bedwongen wordt, daer noch een catadupe oft waterval by koomt, die fy Tienß noemen , dat is, uyt de hemel vliegende, met welcke woorden fy het groot gewelt van’t water, cn de fnelle val en neêrRorting uyt een hoger plaets betekenen. De fchepen fijn fom-tijdts in groote fwarigheydt, om over defe plaetfen te geraken. Dieshalven worden hier eenige honderden van mannen op des Keyfers koRen onderhouden , die ter rechte tijdt vaerdigh fijn, en met het winden van raden de fchepen voortbrengen,fchoon men dus noch niet fonder groote fwarigheydt ’t gewelt van ’t water fou können verwinnen , foo men niet door een andere Ruys, daer gebout, het volgende water, foo veel mogelijck is,opRopte. |
De hooftRadt iToatgan leght in een Gelegen-broeckachtige plaets, die echter vruchtbaer heydt. van rijs en koren is. De Radt is niet alleen-lijck edel, maer oock rijck, en met heer-lijcke gemene en befonderc gebouwen ver-ciert. ’t Geheele landt is van vloeden deur-fneden,en met poelen befproeyt. Men vind tien Reden daer in, i Hoaigan , x Cingho, 3 Gantungi^ Taoy^veny 5 M-oyang, 6 Hat o, 7 Can^Ui 8 Pi o, 9 Soct-ven, i o Ciuning. Onder de Keyfer T^us behoorde dit lant aen ’t Lantfehap PangclneUy onder ’tgeRarn-te Ten. Het Ront eerR onder de koningen van It, daer na onder die van en federt van Defe hooftRadt was onder de Ram Cina niet meer dan een Radt,Hoaijn geheten. pTana noemde hacr Linhoai. Sy heeft de tegenwoordige naem en waerdigheydt van de Ram Sunga. lek heb in dit geweR meer quackels cn faifanten, dan elders, ge-fien. Men vindt hier oock vele en heerlijc-kc kereken , en (’t welck eld^v^ KIden gevonden wordt) vier leer hooge torens, van gedaente foodanigh , als ick lommigen elders befchreven heb. Hier is een eenige aenmerkens-waerdige Bergen; bergh, die in zee by de Radt Hat opReekt, cn Tochett genoemt wordt. Op defe bergh is een prachtige en feer wonderlijeke kerek der afgoden, met een klooRer der olferaers daer by, tot de welcke uyt geheel Sina de vreemdelingen tefamen komen,die fich tot de waengeloovige feden der Sinefen overgegeven hebben. Men feght dat in dit ey-landt goudt-mijnen fijn. De groote poel Xeho, die overvloet van Wateren. viRchen heeft, belproeyt de landen van t::^oyangi Qanyu^ Hat en Gantum. De groote poel Hung leght aen d’ooR-fijde van de hooftRadt ; hier in waRcn defe hooge rieten, die fy ’t geheele landt deur in plaets van hout gebruycken : want dit lant, dat heel vlack is, heeft geen ander hout, ja byna oock geen boomen. Niet verre van daer fijn de foutpannen , setgan-daer overvloet van fout koomt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nen. |
De
De negende hooftftadt L V C H E V. De hoofcftadc Lucheu , in een aenge-naem en vruchtbaer lande gelegen 5 fpreeckt recht over acht fteden , by-na alle aen d'ocver van de vermaerde poel Çao gelegenjdie niet alleenlijk fijn bewoon-ders met een aengenaem gelicht verheugt, maer oock met vilTchen fpijft, en met lijn, water de velden foo vruchtbaer maeckt,dat men overal groote overvloet van graen en vruchten vindt. De namen der fteden fijn, I Luchei^i^. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lukian4 Vuguei o, ^ao, 6 Logan q , ’•j ^ngxan^ 8 Hoxan, Sy was in oude tijden in een felve plaets, als de voorgaende hooftftadt, geftelt. Onder de ftam Chenja was dit geheele landt een ko-ninekrijek, dat fijn cyge rechten hadt, het koninekrijek Lùçù genoemt : maer de ko-ningen van namen ’t niet lang daer na in.Onder de Keyferlijcke ftam Liana wierd het Lukïang genoemt. Het voert de tegem woordige naem van de Keyfer Sujus. Het gene, ’t welck defe ftadt voornamelijck by de Sinefen vermaert maeckt, is dat aen dooftfijdv. ƒ aer af de kleyne koning LLan-gus de Keyfer Kiëüs in de Itrijdt nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v, en ’t Rijck ingenomen heeft. Defe hooftftadt wordt grootelijcks ge-prefen, foo om haer voortreffelijckheyt,als om de overvloet van ’t kruyt Cha, ’t welck ick op fijn plaets een weynigh hier na be-fchrijven fal. Men maeckt hier oock heel goet papier, en telt ’er twee voortreffelijeke kereken, en een heerlijeke brugh by Logan. In de poel ^ao is de bergh Cugt;, dat is, wees, om dat hy, daer alleen ftaende , een eylandt maeckt. By Lukiang is de bergh Laifa, door fijn bölfchen aengenaem, en die met dubbelde toppen een groote ftreeck lants voortloopt. De bergh Kiutrng^in de boeken van Tao-d’achtiende genoemt, is by de ftadt ^ao. Ç^o,een groote poefen Loi een mindere poel, komen by Lukiang te famen. De tiende hooftftadt f G A N K I N G. A En de noorderlijeke oever van de groote vloet Ktang leght (Ranking, een ftadt, die onder d’edelfte fteden |
V «IA M.AV nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gVLVlV WUlUl y nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V dU p gt;nbsp;jt waren en rijekdommen bloeyt ; want al i,e. ’t gene, dat uyt andere ge weft en naer LI an- quaem-^^^g g^voert wordt, moet eerft deur defe ftadt trecken. En dewijl fy aen drie Landt-fchappen paelt, en tot krijghstochten feer bequaem is , foo beroemt fy fich op haer Onder-koningjdie een ander is,als deLant-vooght van ’t Landtfehap. Defe onderhout een groote befetting van krijghslieden in de vefting LTaymuen , die de poel Poj/ang^ en de vloet ILiam befchermt, daer de ftam Langa een yfere pijler, drie roeden hoogh, en behoorelijck dick deê oprechten , niet van verfcheyde ftucken, maer van een heel yfer. Dit geheele landt is open , aengenaem, en vruchtbaer van grondt. Men telt daer in fes fteden, i Gankang^ i Pungchingi 3 Cien-xan-gt; 4 TaihUi 5 So fungi 6 Vangktang. Dit landt, eertijdts Von geheeten , wierdt door de koning van ondergebracht j van de ftam Panga '\ucheu, en van Sunga Gan-king genoemt. is de bergh Peu, daer een By PungePtng bron is, welcks water wel van twee hon-dert roeden hoogh nederwaerts valt. Hy leght aen d’oever van de vloet Kiang, vol van holen , en met vele duyftere ingangen uy igcliolt. De bergh Siaocu by Sofang heeft twee feer hooge toppen , tuftchen de welchen , in ’t midden van een ondergelege dal, de * vloet Kiang een wegh voor fich baent. Op een van defe toppen fiet men een groote kerek en kloofter der afgoden. De vloet LGang maeckt een eylandt gt;nbsp;Sanglo genoemt, ter plaets daer hy aen de grenfen van de ftadt Sofung raeckt. D’elfde hooftftadt T A I P I N G. De vloet Kiang , en de poel Pairing fnijden ’t geweft van defe hooftftadt deur, en befproeyen ’t. Dit landt is ten deel berghachtigh , en ten deel vlack ; en de gront is hier, gelijck oock elders,feer vruchtbaer. Het heeft in fich drie fteden , I Paipin^i i Vuhu, 3 Pachang 3 onder de welcken Vuhu edel en rijck is : want ly heeft een tol, en leght in een eylandt, het welck fijn oorfprong uyt de vloet IGang neemt, die fich daer in twee tacken deelt, |
Qiarnen.
ier*en.
Wateren.
fernen.
K I A N G N A N ofc NANKING. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1x5
de welcke echter weernaerN^;?^«^ te fa- aengenaem omt’aenfchouwen,dat hydeur-gaens de welluft der inwoonders genoemt
men komen.
Dit geweft behoorde eertijdts onder het koninekrijek van U, daer na van ]ueyfedert van De ftam Cina heeft het onder
’t landt Chang gcftelt.Deftam Hananoemde de hooftftadt Kanyang^ Kanga Hanyü, en Sunga zz\.^Pingnan,Q.w daer na Kaïping, welcke naem fy noch heden behout.
De bergh Kienmuen is aen de zuydooft-fijde van de hooftftadc, en wordt des hemels poort genoemt ; want de vloet Kiang wordt hier van twee heuvels te famen ge-
wordt.
By ^aiping is de bergh Lugvnucn, mec dichte en duyftere boftehen bedeckt. Men feght dat de kruyt-kenners hier wonderlijc-ke genees-kruyden plucken.
De dertiende hooftftadt
E hooftftadc Chtcheti Icght aen de
prangt, daer hy in ’t midden deur loopt.
De fteen Htao is een eylandt, heel van nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;______
fteen,en vol van holen.Het fchijnc van tuf- rondtom tot vele hooge bergen rijft, fteen te fijn , en voert de naem van de menighte der nachtvogels, die in defe fteen neftelen en woonen.
Hier valt niets befondersvan de vloeden
foo men feght, drie hondert ftadien groot is. Hy neemt fijn begin aen de zuydooft-fijde van de hooftftadt, en loopt van dacr uyt tot aen de ftadt Liexui.
De twaelfde hooftftadc
en
weynigh vlacke velden heeft,foo is het echter rijck, en van alle noodtfakelijeke din-
gen overvloedighlijck verforght : en indien daer iets gebreeckt,de vloet ZÓ4:w^,die dicht daer by is, kan haer alles toedienen. Defe hooftftadt hcerfcht over fes fteden , i CZ?/-
It geweft heeft fes fteden , welckers
lïng. De hooftftadt felve leght aen de vloet Von^ die aen d’ooftfijde daer voorby loopt, en de fchepen in de groote vloet Kïang brengt, ’t Geheele landt is woeft door de bergen. Binnen de wallen felve fijn fchoo-ne en aengename- heuvels, boflchen en voortreffelijcke gebouwen. Men vindt hier een groote menighte vankaftanien, noten, en peeren. Men maeckt hier een groote overvloet van papier van’t riet,dat in ’t water geweeckt is, en van der felver bladen. By de ftadt King fiet men een heerlijcke kerck, die de kerck van ’t rieckend hart ge-noemt wordt; want de naem Hiangfin betekent een felve ding in de Sinelche tael. Defe is aen vijf maeghden gewijdt, die,van de roovers gerooft fijndejiever wilden fter-ven , en fich van de roovers laten dooden, dan fchade aen hun kuysheydt lijden.
Binnen de wallen is de bergh Ling^ang^ die men eer voor een aengename heuvel houden magh.
- De bergh Ki by de ftadt Klingque is foo
te, 6 Tungliett. En men vindt hier vier voorname kercken.
Sy behoorde eertijdts onder’t koninek-rijek van U, daer na van ']üe, en federt van Ç«. De koning Leang heeft het TKanling, en nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gjViiMviiiv. Het voert de te
genwoordige naem van de ftam Kanga.
De bergh Hing is by KUngling, en heeft Bergen, de naem van d’abricofen , die daer in overvloet fijn.
De bergh Ktèuhoa, oft der negen toppen , om dat ’er foo vele fijn , vertoont de gedaente van een neergeboge bloem.
De veertiende hooftftadc
E hooftftadt Hoeicheu is de zuyder-
t welck in detijdt derkoningen een felve plaets en ftaec,als het voorgaende,verkregen heeft.Sy voert de naem van deKey-ferlijcke ftain Sunga. Haer landt heeft overvloet van bergen , en paelc aen de Landt-fchappen Ktangfi en Chekiang. Sy be-heerfcht fes fteden, i HoeicheiPi. Hieuning^ 3 Vnjuen 4 Kimaen s ^n 6 Cieki.
Defe hooftftadt wordt oock onder de Schran-rijekfte hooftfteden van dit Rijck getelt. De koophandel bloeyt hiervoornamelijck, indien fy elders bloeyt. Sy heeft een gema-tighde lucht. D’inwoondcrs fijn naerftigh
K k nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en
Sinefche inch. Wä.t het kruyAt Ch^i is. 150 HET NEGENDE en loos, voornamelijck in de koophandel ; cn men vindt nauwelijcks een vermaerde koopftadt in geheel Sina , die van hen niet beli cht wordt. Ja men vindt byna geen eenige wiflel-banck en leen-huys, oft de burgers van defe ftadt befitten daer d’eerfte plaets ; foo feer worden fy van de Woecke-raers gcfocht, foo om hun kennis der dingen en waren, als om hun vlijdt en wacker-heydt. Dit volck is fpaerfaem, nietkeur-Endelijck in fpijs, en in de nuttiging der dingen met het minfte te vreten j doch ftout cn wel gemoedt in de koophandel. In defe hooftftadt wordt oock de befte inckt van heel Sina gemaeckt, die niet foo weeck als d’onfe is, maer tot langachtige kleyne klompjes gebracht,die vaft en dicht fijn,gelijck ’t roode krijt,en met de gedaen-ten van bloemen , dieren en mommeryen verciert, door de welcken fy eenige veerfen tot lof van d’inckt maken,cn daer de naem van de maker opgefchreven is : want de konft van inckt te maken word in Sina,by de liefhebbers der ftudien,voor eerlijck, en voor een vrye konft geacht, gelijck oock d’andere dingen,die tot de ftudie behooren. Sy gebruycken defen inkt byna op een fel-ve wijfe, gelijck onfe fchilders de verwen; want fy wrijvctx nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;u J Jr* wecken hem met water, cn fchrijven niet, maer fchilderen hun letters met een pinceel. In defe hooftftadt worden oock feer treffe-Jijeke kofFertjes van alderhande flach gemaeckt, met Sineefch lack verlackt,die alle d’anderen, elders gemaeckt lijnde,overtreffen. Men vindt hier oock aerde , die tot porceleyn-werek gcbruyckt, en van daer naer Kiang fi ge voert wordt. In de bergen van dit geweft fijn mijnen van goudt, nlver en koper. Men vindt nergens beter en vermaerder bladen van Cha^ als hier, de welcke ick,ten dienft van de nieusgierige lefers, en naerfti-ge kruyt-kenners, befchrijven fal : |
Dit is een kleyn blacdje,even als ’t gene, ’t welck de fmack oft run der leer-bercy-ders voortbrengt : ja ick geloof byna dat het feker flach daer af is ; doch dit is niet wildt, maer tam,geen boom, maer een rijs, ’t welck fleh in verfcheyde tacken, oft eer rijsjes verfpreydt,en niet veel van de fmack-blocm, oft run-blocm verfchilt, behalven dat de bloem van Cha een weynigh meer naer ’t geel treckt. In de fomer geeft ’et lijn eerfte bloem uyt , die weynigh reuck heeft, en daer nae in eene groene befye , L A N D T S C H A P verandert) de welcke namaels fwart w'ordt. Om de dranek Cha te koken foeckt men ’t eerfte lente-bladt, dat facht is, en heel forghvuldighlijck, ’t een na ’t ander, met de handt gepluckt wordt. Dan maken fy dat in een ylère ketel, met een langlaem en kleyn vuur eenige tijdt warm. Daer na leggen fy het op een fijne en fachte mat, om dat te wrijven, en fetten het, dus ingewonden , weer op ’t vuur , en wrijven het van nieuws, tot dat het, weêr gewreven , en te famen gerolt, heel droogh is. Sy bewaren dat in vaten , die ten mceftendeel van tin fijn , en bewaren ’t forghvuldighlijck van alle vochtigheydt, en uyt-ademing. Defe bladen, dus toegemaeckt fijnde, worden , fchoon men die lang bewaert heeft, in fie-dendt water geworpen, en krijgen dan hun vorige kracht weêr, die fich overal ver-fpreydt, en , indien fy goct fijn , een foete reuck aen ’twater,eneen aengename fmaek geven , ( infonderheydt als men ’t gewende is, ) en ’t water groen maken. De Sinefen roemen hoogh van de krachten en eygen-fchappen van defe warme dranek,gebruycken de felve gedurighlijck by nacht en dagh, en ontfangen hun gaften daer mee. Doch defe dranek is* foo veclderhande en verfrhpyzrlpn lt;lat: tgt;y Uc Sinefen fclvC dc waerde van een pondt opklimt van een blanck tot twee en meer goude kroonen. Defe kracht wordt daer aen voornamelijck toegefchreven,dat de Sinefen van geen voeteuvel , en fteen wetea. Indien men na de maeltijdt iets daer af nuttight, foo neemt het alle rauwigheydt van de maegh wegh : het is fondcrling tot de teering dienftigh ; jae het neemt de dronekerts de dronek wech , als fy ’t innemen, en geeft nieuwe krachten om te drineken. Het verlicht de gebreecken , die uyt de dronekenfehap fpruyten, vermidts het opdrooght, en do-vertollige vochtigheden verdrijft. Het ver-jaeght de flacp uyt de oogen der gener die waecken willen , cn ontflact de gene die ftudeeren willen van fluymerigheydt. Het heeft verfcheyde namen by de Sinefen, naer de verfcheyde placifen; en gelijck dat van defe hooftftadt het befte is, foo wordt het oock Sunglocha genoemt. . De gene, die breeder befchrij ving hier af begeert , befie het gene dat de E. Alexander van Rhodes daer af in de Franfche tael ge-fchreven heeft, die wijdcloopiger hier van fpreeckt in ’t befchrijven van ’t koninek-rijek Titnkingi in ’t eerfte deel, cap. i y. De |
Sert'cn. O
f^loeäcn.
K I A N G N A N ofc NANKING.
De grootfte bergh, die men hier vindc, is de gene , die fy Hoang noemen , aen de weftfijde van de hoofcftadt, in de welcke vier-en-twintigh beeken , en t^ree-en-der-tigh hooge toppen getelt worden , behal-ven noch achtien duyftere holen.
De bergh 76 is by Hieuningt en fteeckt fijn top daer meer dan honderc roeden in de hooghte op. Hier is een fteene brugh over een feer diep dal.
De vloet Singan loopt voorby de hooft-fhadt felve , en neemt daer oock fijn oor-fprong aen de weftfijde. Hy wordt daer na door vier beeken vergroot,van de wekken d’een uyt de bergen van de hooftftadt felve , d ander uyt Hieuning, de derde uyt Vuyen, en de vierde uyt Cieki vloeyc. Defe vloet ftort neerwaerts deur dalen en klippen tot aen Singan , een fladt in ’t Landt-ichap Chekiang^ in welcke wijdtte drie hon-dert en feftigh waterftortingen getelt worden : de gene, die fy Luicung noemen , by de hooftftadt Hoeicheu, is de kommer li jck-fte om over te komen.
De eerfte ftadt •
Q. V A N G T E.
E andere fteden fijn de gene, die de Sinefen niet Fti , maer Cheu noemen, en hebben mindere fteden on
die de Tartars verdreef, hier fijn roovery gepleeght heeft.
De derde ftadt
C H V C H E V.
Efe ftadt heerfcht over noch twee anderen, Ci^enciao en Laigan, wekks geweft door de poel U, die by Ci-
•venciao begint, en naer Laigan toeloopt, befproeyt en vruchtbaer gemaeckt wordt. Men vindt hier oock veel bergen , wekkers namen in de kaert te vinden fijn.
De vierde ftadt
S I V C H E V.
Efe ftadt fpreeckt recht over vier fteden, Siao, Tangxan, Lung en Loi Sy leght niet verre van de Geelc
der fich,die men Hien noemt. Van de foo-danigen fijn ’er vier in dit Landtfehap ; d’eerfte is nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;feer vermaert, en rijck
door d’overvloet van fijde , die een andere ftadt, Ktenping geheeten , onder fich heeft. Sy reycken beyde aen groote , maer echter aengename bergen , daer af de voornaem-ften fijn Heng en Ling. Heng, de hooghfte, leght aen de weftfijde van de ftadt, en dringt deur de wokken, en heeft echter op de top een bron , die akijdt water opgeeft. Maer de bergh Ling, die niet in hooghte voor d ander befwijekt, heeft een kommer-lijcke en fteyk heuvel , vijftien ftadien groot, daer een hol is, in wekks ingang men een fteene beeldt van feker offeraer vindt, die , gelijck men verdicht, daer in verandert is.
I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;T
De tweede ftadt
H O C H E V.
E ftadt Hocheti, die noch een ander onder fich heeft, Hanxan genoemt, is daer door bekent,dat defe offeraer.
vloet,die dit geweft in ’t midden deurfnijd; en is de veerfte noordewaerts van ’t ge-heele Landtfehap : ’t is een plaets van leer groot belang, vermidts fy aen de grenfen van vier Lantfehappen paelt. Aen de noord-ooftfijde van de ftadt Suicheu fiet men een biugh, die op 't water drijft, vermidts fy op vijf-en-dertigh groote fchepen leght, die met fware yfere ketenen aen malkander gefloten fijn. Daer is noch een andere kleyn-der brugh over de vloet Pien. Defe ftadt is oock vermaert om dat d’eerfte van de Key-ferlijcke ftam Hana, de ftadt Poi ingenomen hebbende,van daer de wegh voor fich baende, om ’t geheele Rijck te veroveren.
By de ftadt Pung is de poel Ta, aen de wateren, welcke, gelijck men feght, Lieu^angus moeder, een boerin fijnde , van een geeft befwangert wierdt, en daer na de ftichter van de ftam LPana baerde. Hier is de ge-denekwaerdige beeck Su by de ftadt Loi, in de welcke, gelijck men feght, op ’t eyn-de van de ftam Che^va, defe negen kopcrc vaten , de negen Landtfehappen van Sina uytbeeldende, en van d’oude Keyfer Tvu$ gegoten, geworpen , en tè gront gefme-ten wierden, en federt niet weer gevonden fijn , hoe groote naerftigheydt de ftichter van de ftam Cina daer oock toe deê. Defe vaten waren in foo hooge achting , dat de gene, die hen verkreegh , by ’t gemeen ' voor Keyfer wierdt gehouden , gelijck ick breeder in ’t Kort begrijp mijner hiftorien aenwijs.
HET
132.
van Japon, endePhilippijnen, ja oock Indien, en de verftgelege landen van Europa. Defe lakenen , hier beter dan in eenigh ander landt van Sina , worden hier voor foo gering een prijs gekocht,dat men daer lich-telijcker tien fijde kleederen kan dragen,als een lakens kleedt in Europa. De moerbefyen worden hier , gelijck by ons de wijn-ftocken,jaerlijcksgefnoeyt j en fy laten die niet tot hooge boomen opwallen : ver-midts fy door lange ervarentheydt geleert hebben,dat de bladen der kleynfte boomen het befte garen,cn de voortreffelijekfte draden voortbrengen. Sy weten dieshalven d’eerfte wereking volmaecktelijck van de tweede draet af te fcheyden. D’eerfte is de gene, die van de vroege , fachte en dunne bladen,daer af de wormen gevoed worden : en d’andere wereking en draet koomt van de fomerfche en harde bladen ; foo groot een verandering veroorfaeckt alleenlijck de in ciefc kleyne beesjes. lek heb dickwijls by my felf gedacht , dat uyt d onkunde van defe facck veeltijdts voortkomt,dat de fijde,die in Europa gemaeckt wordt, byna altijdt dicker en grover is als die van Sina. lek wijs hier ’t onderfcheyt tulTchen d’eerfte en tweede fpinning aen, om dat ick fie dat het aen het meefte deel onfer kooplieden onbekent is, fchoon de prijs daer af by de Sinefen heel verfcheyden is. Want de befte fijde wordt in de lenten, en de hardtfte in de fomer gemaeckt, en echter beyde in een jaer. D’opvoeding en onderhouding defer wormen is overal de felve , en is foo veel kommer en moeyte onderworpen, als in eenige plaetfen van ons Europa gedaen wordt, ’t Is dieshalven valfch en geheel verdicht, dat hier alle fijde van de fijdwormen op de boomen van felf, fonder toedoen en naer-ftigheydt der menfehen, voortgebracht wordt.
De fchatting, die ditLandtfehap aen fijn Keyfer beraelt, is byna oneyndelijck groot. Die van de rijs alleen beftaet in vijf-en-twintigh hondertduyfent tien duyfent twee hondert negen-en-tnegentigh facken , van d’ongewercktc fijde drie hondert en feven-tigh
Et Lantfchap Che-kiang wijckt voor geen anderen, als voor de twee Key-ferlijcke Lantfchap-penjn tekenen van edelheydt, fchoon het eertijdts, voor-namelijck onder de
ftam ^unga, een Keyferlijck Landtfchap was. Doch het overtreft verre d’anderen , nietingrootheyt en ruymte;maerinvrucht-baerheydt, aengenaemheydt en rijckdom. Het befluyt in fich elf hooftfteden, die by-na als foo veel Landtfchappen fijn ; want een daer af,te weten HancheUii^sx bequaem fijn om een geheel koninckrijck daer af te maken. Defe elf hooftfteden hebben noch onder fich drie-en-feftigh fteden , die byna een ontellijck getal van vlecken en kaftee-len under fich hebben , behalven noch de dorpen,die voi
Cr enfin. De grenfen van dit Landtfchap fijn , naer ’t ooften de zee , daer de korte overvaert naer d’eylanden van Japon is, in de welcke, gelijck fy feggen , men met een voorfpoe-dige wint van de zee-bergh J^mgpo in de tijdt van een dagh, oft weynigh meer, fey-len kan. Nacr’t znyden en zuydweften ftreckt het aen t Landtfchap 'Fokten 5 en ’t overige is van ’t Landtfchap Kungnan befloten. ’t Ge weft is ten deel vlack,en ten deel berghachtigh, gematight van lucht,en aengenaem, door de menighte der bronnen, vloeden en poelen, die de ruymte van water opgeven ; kort, geluckfaligh door de vruchtbaerheydt en verfcheydenheydt van alle dingen. Het heeft aen dezuyd- en weft-fijde veel bergen, maer die alle gebouwt,en aengenaem fijn, behalven hier en elders eenige fteenen en klippen , daer uyt men echter veel ftoften krijght, om fchepen, huyfen , en andere wereken te maken. De njioetvan boffchen der moerbefyen fijn hier overal jijde. gemeen, en het voedt foo groot een menighte van fijdwormen, dat het niet alleenlijck fijn eyge Landtfchap , en geheel Sina overvloedigh van alderhande fijde lakenen verforght,maer oock de bygelege eylanden
-ocr page 224- -ocr page 225-ts»
Cutn^rtJfiteÿw SacrcC- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Notarum
METROPOLIS .
il .
Cu'ita.s fftafar .
bang
Tn kil a
3-
wgt;
29
HET TIENDE LANDTSCHAP CHEKIANG. 133
tigh duyfent j vier hondert en fes-en-feftigh ponden , en van de gewerckte fijde twee duyfèrit vijf hondert vier-en-feventigh rollen , behalven noch de groote Keyferlijcke fchepen,Z//z7^j'6’tew genoemtjdie viermael s jaers geladen metfijde, die heel konftigh-lijck gemaeckt is, naer ’t hof varen. Defe fijde wordt met goudt, filver, ja met de veren van verfcheyde vogels, cn met draken heel konftelijck ingeweven , en met een wonderlijcke verfcheydenheydt der koleu-ren gewercktj en defe kleederen mogen van geen anderen gebruyckt worden,als van de Keyfer , en van fijn hovelingen, oft van de genen , aen de welcken hy die door een fonderlinge gunft toeftaet j gelijck by ons de kruyfen en lieveryen,tot onderfcheyt van flaten , gedragen worden. Wat het hooy oft ftrooy aengaet, het geeft feven-en-tach-tigh hondert duyfent vier duyfent vier hondert een-en-tnegentigh bundelen , en vier hondert vier-en-veertigh duyfent feven hondert negen-en-feftigh gewichten , behalven noch twee gemeene tollen , die in d’eerfte hooftfiadt van dit Landtfchap fijn, d’ecrfte van de waren in ’t noorder-deel van de hooftfiadt, de tweede van ’t hout in het , züyder-deel. Want dewijl de Sinefen al meefi hout gebruycken, daer mee fy huy-. fen i fchepen , graffieeden, baren en meer diergelijcke dingen maken, en vermidcs daer feer rijcke houtkopers fijn,foo krijgt de Keyfer jarelijcks ecu groote fchatting daer af. Ja,ick heb van gelootwaerdij^e mannen gehoort, dat de jaerlijekfehe fchatting van dit Laiïtfchap meer dan vijftien millioenen kroonen bedroegh. Het boeck, ’t welck de telling van ’t Sinefchc volck genoemt wordt, fchrijft aen ditLantfehap toe twaelf hondert duyfent twee-en-veeitigh duyfent een hondert en vijf-en-dertigh gefinneUien vijf-en-veertigh hondert duyfent, vijf-en-t^intigh duyfent vier hondert en feventigh Aerdt mannen. Het volck van defe plaets is ge-vriendelijck gt;nbsp;treffelijck van ° ’ vernuft, tot de dienfi der afgoden , en tot waengeioof overgegeven* Dieshalven, als fy in de waerheydt onderwefen fijn,foo nemen fy lichtelijck het ware geloof, en de Chrifielijcke Godtsdienfi aen ; en vele van hen hebben alreê Chrifius aengenomen,en fijn volkomelijck in’t geloof, en in onfe leering onderwefen. Dit geheele landt is overal van beecken, rivieren envloeden,en van bequame grachten , met handen, oft door de natuur ge |
maeckt , deurgefneden : ja ’t fchijnt als of men in Nederlandt, oft in plaetfeil, dicht aen de zee gelegen, was, en dat dit hen noch overtreft. De konfi en vlijt der men-* fchen hebben veel grachten der vloeden , van de noordfijde komende , foo dienfiigh tot het menfehelijek gebruyck gemaeckt, als of de natuur felve hen daer toe gemaeckt hadtjen men kan fwarelijck begrijpen en gelooven j hoe de menfehelijeke krachten genoegh hebben geweefi,om defe were ken te volmaken. Want men fiec hier veel breede en diepe grachten, een feet lange fireeck landts deurgegraven , en van weêrfijden met vierkante gehouwe fieen uyt de gront opgehaelt, hooge bruggen j met vele bogen, die de lafi, hen opgcleght, bequamelijck dragen : in voegen dat men deur dit geheele Landtfchap te landt en te water kan reyfen , fchoon het geheel van byna ontellijcke kleyne eylanden deurgefneden en gedeelt is. D’andere vreemdig-heden , die hier fijn , fuit ghy in de befon-dere befchrijving der fieden vinden. * D’eerfte oft Opper-hooftftadt HANGCHEV. P dat de Weerelt-befchrijvers van Europa niet langer fouden dolen in de fiadc Q^nfai van Marcus Paulus Venetus te foecken , en die belachelijck te ‘ befchrijven, foo fal ick hier de felve vertoo-nen , daer af de Befchrijving van des wee-reldts begin oock niet dc fehaduw getroffen heeft : en indien Godt het toelaet, foo' hoop ick allengs het toonneel der Sinefchc fieden, van de Sinefen felve lange voor die van Europa gedruckt en nooytui Europa gehen , gelijck ick feker weet, te vertalen* Maer om nu ’t gene, dat voorhanden is, uyt te voeren , foo fal ick door iekere blijeken bewijfen dat defe fiadt de felve is gt;nbsp;dat defe die van de felve Venetus nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genoemt fiâdt het wordt ; Want dit is de genegt;die van dat is, SMeù , vijf dagh-reyfens afgelegen is, foo wy van ’t voorttrecken van een heyr fpreken, daer in, gelijck klarelijck blijekt, de gemelde Venetus geweefi heeft j want anders fou het nauwelijeks vier dagh-reyfens verre fijn. Dit is de gene, die in fijn tijdt het hof der Sinefen was, en van de felve Sinefen, in de tael der geletterden,7lt;7?7^-fa doch in de fpraeck der gemeene lieden, die niet foo cicrlijck fpreken, KingÇai ge- L 1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noemt |
is de felve, die in een moeraifige plaets leght, en door veel grachten, daer in fche-penen tegen ft Rijck tMnngin voerden , te pen varen können,gedeelt. Dit is eyndelijck weren, nadatfy aengevangen hadden de zuyderlijcke Landtfehappen te veroveren, Maer om tot de faeck felve naerder te ko- noemt wordjdaer uytby de gemelde Vene-ttis de naem van gefproten is.Hier ftaet t’aenmercken dat King^ een naem van waerdigheydt is, aen de konineklijeke fteden gemeen , doch niet aen een alleen eygen en befonder, vermidts het warelijck konineklijek betekent,fchoon de felve ftad dickwijls een andere eyge naem heeft, ge-lijck defe, die îîancheu genoemt wordt, en onder de ftam Sunga Lmgan wierd gehee-ten , om dat Caoçungu^, de tiende Keyfer van defe ftam, voor de Tartars van Kin vluchtende,hier fijn konineklijek hofveft-te; en dieshalven is fy in de tijdt van Vene-tus KingÇn genoemt, wat anderen daer oock van gevoelen. Dit is gefchiedt in het jaer elf hondert vijf-en-dertigh na CÏiriftus geboorte. De ftam Snngn heeft oock in de Ïelve ftadt hof gehouden,tot dat de wefter-lijcke Tartars van de groote Kan d’oofter-iijeke Tartars van Km uyt Catay verdreven , dat is, uyt de noorderlijeke Landt-fchappen,en daer na hun verwinnende wa-men, dit is de ftadt, die feer hooge en byna ontellijcke bruggen heeft, foo binnen de wallen , als in de voorfteden , en die oock niet veel van tien duyfent füllen verfchillen, die Venetus telt, foo men de zege-bogen oock voor bruggen rekent, de welcke om hun gewelffelen by de gemelde Venetus oock miftchien in plaets van bruggen gc-ftelt fijn , op een lèlve wijfe gelijck hy de tygers leeuwen genoemt heeft, fchoon de lefte geheel niet, en d’eerfte byna in geheel Afia gevonden worden. Doch indien men feght, dat hy niet alleenlijckde gene, die binnen oft buyten de ftadt,maer alle de bruggen, die in ft heele l.andtfchap fijn, daer in gemeent heeft, foo hadt hy fijn getal (’t welck by de volcken van Europa fwa-relijck geloofwaerdigh geacht fal worden,) noch mogen vermeerderen ; foo groot een menighte van bruggen en zege-bogen is hier overal. Tot beveiliging van defe faeck koomt hier noch by een poel van veertigh Italiaenfche mijlen, die fy Sihn noemen, de welck, fchoon hy niet binnen de wallen is, echter de ftadt van ft weilen naer ’t zuyden fondere huyfen overal befet, dat men niet buyten, maer in een groote ftadt fchijnt te wefen. Wyders, d’oevers fijn van weêrfij-den met vierkante gehouwe fteen opge-haelt ; en men heeft een breede wegh , tot vermaeck der wandeiaers, gelaten. Voorts, eenige wegen ftrecken oock over de poel heen,daer toe veel hoogc bruggengemaekt fijn, onder de welcken de fchepen deurvaren , en de Wandeiaers de iieele poel langs henen herwaerts en derwaerts können bewandelen , en die van M. Paulus Venetus miifchien onder de ftadt gerekent fijn. Dit is de ftadt, die binnen de wallen , aen de zuydfijde, een bergh heeft, Chinghoang ge-noemt,op de welck de toren met de wachters is, daer de plaetfen der uren met een water-uurwerek gemeten , en aen een/afel met groote vergulde letters aengewefen worden. Dit is de ftadt, welcks ftraten alle met vierkante fteenen beleydt fijn. Dit (om d’andere dingen voorby te gaen, ) de gene, uyt de ’«^elcke de Keyfer naer de zee vlood , en dit langs de groote vloet Cien-welck meer dan eenDuytfche mijl breedt is, en naer ’t zuyderlijck deel van de een lange ftreeck heen befpoelt, en daer uyt fy vele grachten in de ftadt gebracht hebben. Des felfs oevers fijn foo met kerc- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ ken, klooftets, paleyfen, luftplactfen en be- ick hier voor gefeght heb,feer groote brug- |
ftadt vloeytj foo dar hier niet de vloet ont-gefchreven heeft,en die van daer ooftwaerts naer de zee uyrharft, daer af echter defe ftadt foo verre gelegen is, als Venetus wil dat fy daer af leggen fal. ïck voegh hier noch by , dat dele ftadt meer dan hondert Italiaenfche mijlen in haer ommekring heeft, foo men de feer groote voor-fteden daer by telt, die van alle fijden breedt uyt-loopenjin voegen dat men tot vijftigh Sine-fche ftadien van ft noorden naer ft zuyden recht uyt kan wandelen , en dit deur ftraten , die vol van volck fijn, en daer in men geen plaetfen vind,die fonder menfehen oft huyfen fijn. Byna op een felve wijfe kan men oock van ’t werten naer’toortengaen. Dewijl dan , volgens de hirtorie van Sina , de tijdt, naem, befchrijving, grootheydt, en alle d’andere dingen aenwijfen, dat defe ftadt G^HinÇat is, foo wordt ’er voortaen geen plaets van twijfFeling gelaten : maer wy füllen noch meer hier af fpreken ter plaets, daer wy M. Paulus Venetus Cngui Clg/elinfn en Vugui füllen aenroeren. Voorts, behSven ontellijcke, en, gelijci |
gen , fieC men hier overal veel zegebogen; ja men vindt in een eenige ftraec van de hooftlladt, die fy de ^roote ftraet noemen, drie hondert zegebogen , die alle tot ge-hengh-tekenen van welbediende overheyts ampten, oft als openbare uytroepingen der burgers om hun verkrege deught, oft door t bevel van de Keyfer felf, om hun treffe-lijeke byftandt aen de gemeente betoont, opgerecht lijn. Defe bogen ftaen in de vermaertfte ftraten, daer de meefte gang is, van prachtige fwarc fteenen opgebou\srt,en heel konftelijck gefneden. De Gotfche bouwery is by hen meeft in achting* Defe zegebogen beftaen yder in drie gewelffe-len, de grootfte in ’t midden , en de kleyn-Ifen aen de beyde fijden , deur de welckc, gelijck deur ruyme poorten, de AVegh open js. De lijden der bogen fijn met leeuwen , oft met andere marmere vercieringen ver-ciert, en boven van alle fijden met mom-tiiygh , vogelen , bloemen en Hangen foo-danigh gefneden , dat fy in alle aenfehou-wers verwondering veroorfaken. De plaet-fen, daer men geen beelden liet j fijn cicr-lijck deurgefneden , en dickwijls -met kley^ ne dingen, oft uytfnijdfelen, als in de lucht hangende, verciert. Ja ick ben dickwijls by mijn felf verwondert geWeeft,hoefy dusdanige groote fteenen foo deurgeboort hebben , dat fy daer af als een keten van vele ringen gemaccUt hebben. De geheele boogh wordt ten meeftendecl iu drie folderin gen onderfcheyden , en is van achter en voren fich felf foodanigh gelijck, dat men van weêrfijden een felve boogh fchijnt te lien. Defe drie pijlafters worden met hun necr-ftucken en hooftftucken van malkander gefcheyden. Boven aen ’t hooft van het werek, onder de vergulde bovenlij ft Wordt in een blaeuwe fteen,metgoude hooftlette-ren de naem van de Keyfer gelefen , onder welcks heerfchappyhet gebouw opgerecht is. In k midden is een feer groote vlacke fteen , daer met goudt oft blaeu de naem , ’c vaderlandt, ftaten, gedichten , en lof van de gene , tot welcks eer dit Werek is ge-maeckt, in gefneden is. Indien de huyfen van weêrfijden met defe gemene gebouwen overeen quamen , foo fou men niets trelfe-lijcker vinden , oft heerlijeker können bedeneken , tot pracht en verciering der lieden. Defe hooftftadt heeft oock vier groote torens, in negen folderingen onderfcheyden. ’t Getal der kereken, foo buyten als binnen de ftadt,is byna oneyndigh; en men
lêght dat er wel vijftien duyfent priefters fijn. Men telt hier, foo binnen de ftadt, als wevers in de voor-fteden, Wel feftigh duyfent wevers,fchoon d overige noorderlijeke lieden, vlecken en dorpen daer af oock volgepropc fijn. Ja hier is foo groot een menighte van menfehen , dat men feght dat de ftadt alle dagen tien duyfent facken rijs verflindt; en yder fack bevat in fich foo veel rijs,als hondert melifchen beqüamelijck in een dagh tot hun voedfel behoeven. Wyders, hier Worden yder dagh duyfent varekens ge-doot,behalven de koeyen,boeken,fçhapen, honden, ganfeh, eyndtvogels en andere diergelijeke heeften , fchoon echter een groot deel der burgers fich van vleefch onthoudt , die volgens d’aenhang der afgoden eenighfins een eeuwige vallen onderhouden. Hier is oock geen minder overvloec van vilfchen , die noch levendigh deur de heele ftadt te koop gedragen worden , van welcke defe onthoudelijeke Pythagoriften oock afkeerigh fijn, vermidts fy niets, dat oyc levendigh geweeft heeft, durven aen-roeren.
De Jefüyten hebben in defe felve ftadt Oock een kerek, aen Godt gewijdt, naet ’t begrijp van de plaets prachtigh en heer-lijck, en in de voorlieden twee kapellen, lek heb in defe plaetfen vier jaren lang be-figh geweeft in ’t geloof, en de Chriftelijc-ke Godtsdienft voort te planten,en ben ge-noodtfaeckt geweeft niet alleenlijck in defe hooftftadt, maer oock in de geburigc fte-den cen groote menighte der gener, die dö Chriftelijeke wet aengenomen hadden, te laten, van de welcke ick tegen wil en dank afgeruckt ben. Doch ick hope, met Gods hulp, in korte tijde, beneffens mijn medebroeders, gefont en behouden weer te kee-ren , en groote winft te doen. Dit geWeft behoorde, in oude tijden aen de koningen van U, daer na aen die van ]ue ; en een weynigh daer na wierdc het van de koningen van Çu ingenomen. Chw noemde het C'tenfang , gaf het eerft de naem van men, Hanqcheu\ onder de Ham Tança wierd het ]ùhanç gcheeten. Sanga noemde het Lin-^ gan , en Taiminga weer Hangchea. Het heerfcht over acTit Heden, i Hangchea , 2. pfainmg 3 Tayang, 4 Jahang, Lingan , 6 Tucien^ y Sineningj 8 Changhoa.
In dit ge weft üjn byna overal tygers, die van Marcus Paulus Venetus leeuwen , miflehien door misverftant, genoemt worden.
-ocr page 230-
ijö HET TIENDE LANDTSCHAP Bergen, ßjdc van de hooftftadt, op de -w^elck fv^ee feer hooge toppen fijn , tegen malkander over, en foo hoogh , dat fy de hemel felf fchijnen te raken. Op beyde defe toppen is echter een kerck der afgoden, en een toren van negen folderingen. yieceng is een bergh aen de noorderlijc-ke oever van de poel Si, op de -w^elcke een heerlijcke to oren j en een kerck der afgoden is. ken d’overige priefters fpijs toe dienen, die De bergh T^iénkino begint by Lingan, en ' defe kluyfenaers by een tou af laten facken^ is in ordening de vier-en-dertighfte der gener , die by de Sinefen geprefen worden. Hy is heel groot en fteyl, en heeft veel bofichen , en aengename 'rijs-velden in de dalen. Van hier wordt een öneyndelijeke Sinefche kamper-noelien. door ’t lichtgeloovigh waengeloof daer gelockt worden. De heuvel wordt Tilaifung genoemt, dat is, met vliegen komen, een naem van feker Indiaenfch priefter geno-iïyt,en wordt T'tenmögenoemt, dat is, he- men, die , hem eerft fiende, gelijck men mels-oogh, om dat ’er twee poelen op de feght, feyde ; dat is de heuvel, die wy in In-' twee toppen fijn , die fy d’oogen noemen, daer mee hy de hemel aenfehout. By Changhoa is de bergh Cienking^G^ de welck een matige poel is, die twee hondert dien milfen; warelijck,'hy is hier gevlogen. Si is een vermaerde poel, die door fijn Wattren, vermaek fijn inwoonders geluckigh maekt. Hy heeft d’eerfte plaets verkregen, om dat aen des felfs oofterlijeke oever de hooft-om dat hy defe guide vifchjes voortbrengt, ftadt felve gelegen is. Men heeft echter die om defe oorfaeck by de Sinefen Kinjü « - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cv. genoemt worden ; want fy fijn geel van verwe, en hun huyt glinftert, om dat fy op fekerc tuffchen-rnymten metgoude ftrepen ^otide '^^JJchen. ;gen is. Men ncerc ecnter een wegh met Irenen beltraet,feven ftadien lang . tudchen de poel en de wallen , die feei: bequaem om te wandelen is. De ge- Aengent^, Sina gevoert, die fy fouten en droogen, en ’t geheele jaer lang bewaren : en als fy die ’willen koken,foo wecken fy heneenige tijd in ’t water, daer door fy hun eerfte varfig-bun deren landts beflaet, hierom vefmäert, als met goudt Hof overfpreydc. Sy fijn niet grooter dan een vinger, en echter met een driefpitfige, tweefpitfige, en oock dickwijls met een enckelde en breede ftaert gewa-pent j en dieshalven aengeiiaem en verma-kelijck om t aenfchou'wen. Sy fijn in hooge achting by de Sinefen , die hen forgh-vuldelijck t’huys, oft in hun lufthoven voeden i en dit in treffelijcke vaten , daer toe gemaeckt. Ja de Grooten felven fijn dickwijls gewent hen met hun eyge handen de fpijs toe te reycken, en met hun te fpelen, als oft ly willen welck een heer fy dienen , aen de welck fy de geneughte van fijn te-genwoordigheydt wilden betuygen. Een van defe vilTchen wordt fomtijdts voor twee oft drie goude kroonen verkocht, als fy naer wenfeh der Sinefen in alle deden yolmaeckt fijn. |
De bergh Ttencho naer de wefifijde van de hooftftadt is ten deel fchrickelijck, en ten deel aengenaem. Hy heeft een heuvel, Tilatfung genoemt, heel van fteen, van binnen met holen. Hier fijn heerlijcke kcrc-ken der afgoden , en kloofters, en , gelijck men feght, over de drie duyfent priefters, die daer ■woonen, vàn de welcken feer vele, in een eeuwige en gewillige gevangenis gebonden, de holen bewoonen, aen de welc- daer uyt klimmen kan. Sy ontfangen, by-na op een felve wijfe , dickwijls groote ael-moefien van de bykomende aenlchouwers | want defe plaets word het geheele jaer deur, en voornamelijck in de May-maent, niet alleenlijck van de vreemdelingen , maer oock van de Sinefen felven befocht, die tigh ftadien, van alle lijden met ■'vallen, oft kende beeken vallen, y der in fijn gracht onderfcheyden. Rondtom de bergen liet men kereken, paleyfen, kloofters, oefiFen-plaetfen , bolTchen, graven, en aengename tuynen. D’oever van de poel is met breede ■wegen van vierkante fteen beftraet; en in de' poel felve fijn oock wegen, met bruggen , op dat de fchepen daer deur fouden können varen ; in voegen dat men de geheele poel oock te voet befichtigen kan. Defe wegen worden van weêrfijden met boomen , op een rechte regel gefielt, befcha-duwt, namelijck van perfick-boomen , ap-pel-boomen , oft wilge-boomen. Overal fijn wandclryen, met leuningen en traliën , tot gemack der wandelaers. Seker, men ■weet niet wat inen daer in eerft fal prijfen gt;nbsp;de |
CHEKIANG,
de wonderlijcke voortrefFelijckheydt van de natuur, oft van de konft, die’t werck van de natuur vermeerdert, oft eer overwonnen heeft. Al ’t water daer af is deur-fchijnend, en foo klaer als kriftalijn, ja foo^ dat men oockïminfte fteentje op de gront het leggen. Ter plaets, daer ’t water by d’oevers ondieper is, fiet men dat met de bloemen Lien bedeckt. Daer is geen uyt-gang voor de fchepen in defe poel, ver-mides het water alleenlijck aen de noordt-fijde van de hooftftadt, deur kleyne beekjes fijn uytgang heeft, en in defer voegen de grachten en vaerten vervult.Men maekt
dagh, de gcheele ftadc, en des felfs beftier-ders , en meeftendeél d’uytheemfchen en
vreemdelin
en,om het wonder-
Wclîu^l-fen.
lijck geweldt der invloeying van die dagh met hun oogen t’aenfchouwen. Men kan dan klarelijck mercken j dat defe vloeying van de zee, fchoon fy fich eenighfins naer de fiant van de maen fchiekt, niet al-leenlijek aen de maen, maer oock aen de fiaet van ’t aerdtrijck, aen de verfcheyde vloeyingen en ebbingen der firanden, ja oock aen de verfcheyde aenfehouwing en invloeying der fiatren, en aen d’onderaerd-fche uyt-ademingen en hoedanigheden, die daer uyt fpruyten, befiaen En dewijl in de
echter in defe poel veel fchepen , die men met recht vergulde paleyfen fou mogen noemen, foo blincken fy alle van verfchey-den verwen , en van flickerendt goudt : in voegen dat fy alle de toeftcl der gafteryen, fchoufpelen en andere fpelen tot fich tree- eenighfins te gevoelen, en de bodem van ken ; ja foodanigh dat ’er niets is, oft de de zee oock ontftelt te worden , die ver-fwelgers cn drinckebroêrs, flaven van de welluft , vinden ’t hier in overvloet. Defe
maent van Ödober byna de groo^fie ver-» andering in’t heele jaer gefchiedt, vermidts de fomer en herffi allengs tot winter ney-gen, foo fchijnt onfe weereldt dit oock
Wonder-iijcke •vloeying •van de
Zee.
fchepen, van alle dingen verfien, varen met vermaeck en in vcyligheydt de heele poel deur , fonder voor fiorm en fchipbreuck te vreefen, foo fy aen fich felven, door te veel
fcheydelijck betrogen wordifnaer de vcr-fcheyde geft^Ice der geweften en landen ; want men fiet in Indien, als de winter voor
handen is,de groote zee als boven gewoonte vergrämt, en foo groot een menighte fants aen de ftrant opwerpen, dat fy byna
drineken , en overvlocying van wellufien,
1. ’t Is dieshalven fomers weer geopent en gefuyvert worden. Men fiet dit noch veel klaerder aen de
geen ramp veroorfaken.
geen wonder, dat de Sinefen defe plaets en nooftftadc de tuyn der welluften,of’t aerd-
fche paradijs noemen.
De vloet Che geeft de naem aen dit Landtfchap,cn fnijdt het byna in ’t midden deur. Maer by de hooftfiadt verandert hy van naem, en wordt Cientang genoemt ; en ter plaets, daer hy fijn oorfprong heeft, in ’t gebershte van de fiadt Hoeichei/, wordt o o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1
hy Singan geheeten. Dele vloet Iwelt op d’achtiende dagh van d’achtfte maen, te weten in onfe Oólober, door d’invloeying van de zee tot een machtige en verwon-derlijcke hooghte, en dit tot aen de hooftftadt fclve : in voegen dat de Wijsbegerigen hier uyt ruymc ftoffe van te twiftredenen können krijgen. Seker, men bemerekt hier het heele jaer deur cen groote vloeying en ebbing ; maer defe vloet overtreft verre d’anderen in kracht en menighte van water : want hier in komen feer groote golven , die als bergen rijfen, de welcke een feer groot gedruys en gebruyfch veroorfaken , en alle de fchepen , die fy ontmoeten , omwerpen en infwelgen. Eynde-lijck, defe vloeying is foo vermaert, dat in die dagh, omtrent te vier uren na de mid-
firant van de Caep de bonne Efperance, en dit in fekere tijden van ’t jaer , in de welc-ken het fonder mifien fiormt, fel waeyt, en de zee fchrickelijck bewogen is. Maer ick laet dit aen de gene, die van de hemel-fche wereken handelen , en aen de befpie-geling en aenfehouwing der naturelijcke Philofophen oft Wijsbegerigen.
Aen de noordtfijde van de hooftfiadt gt;nbsp;daer men het water van de poel deur een fluys uytlaet, indien hy door d’al te groote regen te groot geworden is, fiet men een feef prachtige kerek der afgoden, Chaoking genoemt, daer men een gedurige marckc van de vreemtfie en voortrcfi'elijckfie dingen houdt, die daer, foo uyt Sina, als uyt d’overige deelcn van de weereldt gebracht worden. Maerindienick hieraf, gelijck oock van d’andere geringe dingen defer hooftfiadt een befchrijving wilde maken , foo fou ick een geheel boeck behoeven; en dieshalven fal ick hier niet meer af feggen*
De
E hooftftadt KiaWing leght in een feet aengenaem en vruchtbaer landt, dat van alle fijden met poelen , en met grachten , door konft gemaeckt, be-fproeyt is. Men voedt hier oock overal foo groot een menighte van fijdwormcn,dat‘er in de lenten geen huys is, daer men geen van defe wormen vindt.De ftadt felve leght in foet water,en is door de pracht en groot-, heydt der gebouwen , en door haer rijck-dom vermaert. Men doet daer de watergrachten van alle fijden inkomen , die met veel bruggen belcydc fijn. D’oeversfijn, gelijekwy boven gefeght hebben,mctvafte fteenen opgehaelt ; in voegen dat de wegh voor de fchepen te water, en voor de voeten te landt ^en is.Dit is hier wonderlijck, dat’er langs alle ftraten wandelryen heel konftighlijck gebouwt fijn gt;nbsp;daer onder men, fchoon het regenachtigh weer is, droogh en veyligh wandelen kan. Hier fijn oock veel zegebogen , foo buyten, als binnen de ftadt : namelijck aen de weftfijde van de felve, op d’oever van de vaert, in een eenige placts,langs de welckc men naer de fchepen gact,vijftien,die van dichtevierkante marmer gebouwt fijn j daer men oock een brugh liet, die uyc veel bogen be-ftaet, en feventigh Sinefche fchreden lang is. Hier is oock een treffelijek gebouw van negen folderingen. Alle de wallen der grachten fijn met vierkante gehouwe fteen opgehaelt, en tot defe grachten foo veel bruggen, dat ick, uyt defe ftadt naer d’eer-fte hooftftadt varende, veertigh met veel bogen getelt heb ; want het getal der kley-ne bruggen is byna oneyndigh. Dele hooftftadt heerfcht over fes fteden, I lCiahingi i Ktaxen^ 5 Haijeny 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 6^unghiang. Sy waseertijdts niet meer dan een ftadt, de hooftftadt Su-cheu onderworpen. Onder de ftam T'angu behoorde fy aen Hangcheu. Maer fy,fedcrt in rijekdom en grootheydt toenemende, verkreegh onder ^aïminga de waerdigheyt van hooftftadt, en wiert Kiahing genoemt, fchoon fy te voren Siucheu geheeten was. In dit geheel geweft waft- in ftacnde wateren een vrucht, die ront van gedaente is, van de Sinefen ^eci genoemt, die in grootheydt de kaftanie niet verre overtreft : de |
neut is met een feer dunne huyt, die fwart van verwe is, bekleedt ; en de pit van binnen is feer wit, vol van fap, aengenaem van fmaeck, en een weynigh harder, als die van dc gemene appelen,en wat fuurachtigh. Indien men gelijekelijek met defe vrucht kopere munt in de mont fteeckt, foo fal men die foo gemackelijck, als de vrucht, met de tanden kauwen , en tot bequame fpijs maken , en dit door een Wonderlijcke kracht van de natuur, ’t Welck ick felf tot verfcheyde reyfen beproeft heb.ln de herfft worden in ’t geweft van defe hooftftadt vo- , gelen gevangen, tivangeto genoemt, die iy Heang-in hun wijn, van rijs gekoockt, weeken en do. Confijten , en t heele jaer deur verkoopen. Hier is overal een groote overvloet van fijde, en van vooi'treftelijcke kreeften. Aen de noordweft-fijde van de hooft- heuvel Mtai, op de welck de Landtvoogh-den vijf huyfen , tot verluftiging van de geeft i gebouwt hebben , daer fy dickwijls komen om hun gafteryen te houden , daer af de heuvel de naem van Utai heeft, het welck vijf altaren betekent. In dit geweft, dat vlack is, wordt geen andere bergh, die gedenekwaerdigh is, gevonden. De zee raeckt aen de grenfen van de Watert». ftadt H^^Ê'w,daer grootc foutvlackten fijn, en veel fouts gemaeckt wordt. is voortreffelijck door haer prachtige gebouwen, vermaeck der velden , lieft'elijck-heydt der wateren , en aengcnaemheydt der bergen. Hier wordt een groote over-vloet van fijde lakenen gemaeckt, gelijck oock feer treffelijke penceelen,die deur geheel Sina, om te fchrijven, gebruyckt worden. Men pluckt hier meê het bladt Cha, ’t welck fy ICiaïcba noemen. Hier fijn vijf kercken,aen Helden gewijd.De voornaem-fte is binnen de wallen, aen de vijf eerftc Keyfers van Sina gewijdt. ’t Lanr van ebeu eertijdts eenkoninekrijek, dat fijn eyge recht hadt, en toen T^ung genoemt wierdt : |
Oude nd-wen. wiei'dt : maer het xîderd door de koningéii van U, daerna door die van , en federt door de Vorften van Çz# ingenomen. De ftam Cina noemde het ; en ’t voert dè tegenwoordige naem van de ftam Tanga. Sunga heeft het Chaoking geheeten ; maer Taiminga- noemde het weêr Hucheti. Hoe groot een overvloet van fijde daer is, kan men hier uyt befpeuren,dat de ftad Teeing alleen vijf hondert duyferlt goude kronen voor de tiende van defijde lakenen be-taelt. Het fpreeekt recht over fes fteden , I Hucheu, 2. Changhingi 3 Qankie Oj, 4 uf-emgi Hiaofungi 6 Vukang. De vierde hooftftadt N I E N C H E V. Sinefihe gom. Dit geweft is in veélplaetfen ongelijck door de bergen en heuvels ; en dies-halven magh defe hooftftadt met d’andere geweften van dit Landtfehap niet in grootheydt, oft in menighte van in-woonders geleken 'borden. Doch dit is feer vorderiijck voor haer , dat twee vloe^ den,die fchepen können dragen,by de wallen felve in malkander komen. Sy is oock vermaert door de handel van ’t papier, dat van hier verfonden ^ordt, en de ftadt rijck jmaeckt. Men graeft hier oock koper Üyt de bergen, en vergadert hier veel gom, oft lijm van Cicit wclck uyt de boömen druypt, en gelijck de vocht van terebintyn is. De Sinefen vergaderen die in de fomer, fuyveten haer, en geven haer fulck een verwe,als fy begeeren. De goudcgeele is de befte,daer na volght de fwartfte. Als fy noch niet heel 'droogh is, geeft fyeen vergiftige damp uyt, daer af de gene , die haer niet ge Went fijn^ in ’t aengeficht fwellen, en blceck worden ; maer dit is oock lichtelijck te genefen. De gene , daer men de koffertjes mee verWt, wordt langfamer droogh , ’t en fy men die in een vochtige plaets brengt ; maer als fy eens gedrooght is,wordt fy nooit wederom weeck. Hoe heerlijck, fuyver cn treftelijck dit werek is, heeft Europa al over lang bevonden, en dit uyt de koffertjes,die uyt Japon en uyt Sina in groote menighte gebracht Worden. |
Defe hooftftadt heeft gebiedt over fes fteden, i ]Sifenchei/i z J^ungan , 3 Tungliü, 4 Swgan,^ Xeptchang,6 'Puenxui. De hoofc-ftadt felve wierd eertijdts Sintü genoemt, Van de ftam Tanga Lochen, van Snnga Tlienchen. Aen d’oever van de vloet is een feer vermakelijeke heuvel, daer op een gebouw is, van feven folderingen , cn een kerk der afgoden : dit geweft heeft vier kerken , die aen Verfcheyde Helden gewijdt fijn. De bergh aen de noordfijde gele- Bergen. gen , omringt byna de hooftftadt, en begrijpt in fich twee poelen , die na aen malkander fijn : het water van d’een is altijdc feer klaer, cn dat van d’ander alcijdt ge-roert. De bergh Ltichnn^ is in ’t dal Kienliy^2.ci de vloet dwars deur loopt. Hy is feer vermaert, om dat men daer de kereken en kamers van de Philofooph Tliençûlin fict, dié alle van de voorby-varende lieden gemene-lijck bcfocht worden , ter geheugenis van foo groot een man. Men feght dat hy fich a;an de hier tot de viffchery begeven heeft,toen hy rhilofi--fich verfchuylde, op dat hy niet gedwon-gen fou fijn de lantvooghdyen,die hem vaii deKeyfer aengeboden wierden , aen te nemen j daer toe hy eyndelijck felfvan de Keyfer, die by hem qüam, en hem , van de ftaep overvallen , in een arm bedje vondti genoodight wierdt : in foo hoogh een achting Waren eertijdts de goede en geleerde mannen by de Sinefen, ja oock by de Key-fers felven. De vijfde hooftftadt K I N H O A. EEn fabel heeft de naem aen defe höoftftadt gegeven : want fy feggen dat by defe ftadt in ’t geberghte Ve-nns flar tegen een ander, die fy Vùnïù noe-men, f’t welck krijghsvrouw betekent, dé’^'^ Poëten fouden Paflas feggen) om een bloem getwift heeft; en dat, vermidts Venus d’o-verhandt behieldt, die fy ILinfmg, ofc goude ftar noemen, de ftadt daer af de naem Van Ktnhoa gekregen heeft, als oft men Venus-bloern feyde. De ftadt was eertijds groot, cn door haer gebouwen heerlijck; maer fy is in defe lefte oorlogen door de Tartars, die fy een lange tijdt treftelijck tegen ftondt, ten deel, doch niet geheel, verbrant. Men heeft haer echter eenighfins weer opgebouwt, en voor-namelijck de groote brugh aen de weftfijdd van de hooftftadt, die haer voorgaende glans weer gekregen heefu By de ftadt Lanki fiet men oock een brugh , die op fchepen |
140 HET TIENDE fchepen leght, beter dan d’oude,die van de Tartars verbrant is. In geheel Sina is geen plaets, daer men beter dranck van rijs en water koockt, als hier. Sy deelt oock haer groote gedrooghde pruymen aen anderen meê, gelijck oock haer voortreffelijckfte hammen , die deur dit geheele Rijck in de hooghfte achting worden gehouden. Men vindt hier meê een groot getal van Chrifte-nen , en by mijn tijden wierd ’er in de ftadt Lanki een kerck begonnen.
Defe hooftftadt beheerfcht acht Reden , I Kinhoa, x Lankt, 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,4 7quot;^,
5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 6 Vuj Pukiang 8 Tangki,
die alle ten deel in ’t vlacke landt, en ten deel in de bergen gelegen fijn, en een groote menighte van rijs voortbrengen. Dit volck overtreft d’andere Sinefen in moedt en ftoutigheyt,gelijck fy dat klaer genoegh tegen de Tartars bewefen hebben. En om defe oorfaeck heeft dit gewefi: veel moeten lijden , en is elendighlijck van de vyanden verwoeft.
ottâena- Onder de koningen heeft heteenfelve plaets, als ’t voorgaende gewefi:, gehadt. Dê koning van Leang noemde het d’eerfte VucheUjAc Ram Sunga PaoüiL altijdt met de naem van een defer twee Rar-ren. Maer de Ram Taimïnga heeft het Df bloem Kinhoa geheetcn.Hier waR de bloem, die van de Portugefen in Indien genoemt wordt ; ( ick vindt nergens des lelfs Latijnfche naem. ) Hy waR op een kleyn hoorntje, en is een feer witte bloem, den Jafinin niet ongelijck, behalven dat hy veel bladen heeft ; hy geeft oock een feer foete reuck af, veel cdelder dan AcJaÇmin, ja foodanigh,dat van een bloem een geheel huys rieckt. Hy is by de Sinefen met recht in hooge achting ; en men tewacrt fijn boom naerRighlijck in vaten, daer toe ge-maeckt, tegen de koude van de winter, ’t Gene , ’t wclck hier dickwijls in my ver-wondering veroorfaeckt heeft,is fekcre vet-tigheydt, die van de boomen koomt, daer boomen afi gelijck van ongel, feer goede en witte -éizöwz. kaerRcn gemaeckt worden , die, fchoon men hen handelt, de handen niet befmet-ten , en geen Ranck maken als men hen blufcht. Defe boom wordt van de Sinefen Kieuyeu, genöemt, en is tamelijck groot, van gedaente en bladen gelijck onfc pere-boomen. Hy geeft een witte bloem , gelijck de karfle-boom. Na de bloem volght een befye , die heel rondt is, foo groot als een kars, die van een fwarte en dunne fchors
LANDTSCHAP
bedeckt is. Dc pit van binnen is wit ; de welcke te voorfchijn koomt als de befye rijp is, vermidts de fchors dan breeckt. Sy vergaderen defe befyen , en koken die in heet water; dan wordt de pit weeck, en als fy kout wordt, foo Rremt fy, gelijckongel. Wat de neut, die blijft, aengact, dewijl fy vol van olie is,gclijck onfe olyven, foo wecken fy haer, en parRen daer olie uyt, die niet tot de fpijs, maer tot de lamp be-quaem is. In de winter fchijnen de bladen van de boom als van koper te fijn , en worden heel roodt. Ick heb dickwijls vermaek gefchept in ’t fien der bladen van defe boomen , die foodan^h fchenen, als of ’er geheele roode boflehen waren. De bladen vallen eyndelijck oock af, en omdatfy cenige vettigheydt in fich hebben , foo fijn fy een aengename fpijs aen dc fchapen en koeyen , die , defe bladen etende, feer vet worden.
De bergh Kinhoa is drie hondert en fe-Righ Radien groot, daer op, gelijck men verdicht,ecn twiR tuRchen de Rarren heeft geweeR. Hy is de fes-cn-dertighRe in dc boeckenvan Kaoxi/ycn lesrht aen dc noord-fijde van de hooftRadt.
By Tu is de grootRe bergh van aile, Aj-genoemt, toc welcks opklimming men negen dagen tijdts behoeft: op de top fiet men een paleys.
By Pukiang is de bergh Sienhoa, daer op, gelijck fyfchrijven,de dochter van defe feer oude Keyfer Hoangtiui geleeft, en daer tot aen de doodt haer maeghdom voor ecu-wigh bewaert heeft. Dit is een heel won-derlijckc faeck by de Sinefen, en feer oudt, indien ’t Rechts wacr is.
By ^ungkang is de bergh Tangnien^ daei* men met een Reene trap opklimt : op de top is een groote brugh, die over een dal Icght.
Dc vloet Ko heeft fijn oorfprong by de Vloeden. Radt Cinyuni die onder de hooftRadt Chu-cheu behoort, van dacr fy weftwaerts voor-by de ftadt vloeyt, en fich terftont nacr de ftadt Lanhi ftreckt.
De fefte hooftftadt
K I V C H E V.
De hoofeftadÂ/^fZ?^’/^ leght aend’oo-ftcrlijcke oever van de vloet Chang-yo , en grenft aen ’t Landtfehap To-kien,yxgt het welck de wegh derwaerts dcur de bcr-
-ocr page 235-G H E K de bergen feer ftreng en fwaer is, en drie daghreyfen lang. M.Paulus Venetus noemt het Lantfehap Fokien FugWj en defe hooft-ftadt Cugui : want de Tartars feggen Gut j in plaets van Cheu ; in voegen dat de gemelde Venetus van Ktucheu lichtelijk Cugut heeft können inaken.Dit blijekt noch klaer-der in de naem der ftadt Cjj/elinfu , daer de felve Schrijver, de bergen overgetrocken fijnde , gekomen is : want dit is een feer groote hooftftadt, die nu oock van de Si-nefen Ktennïngju genoemc wordt, daer af ick in ’t volgende Landtfehap handel. Defe hooftftadt is oock de zuyderlijckfte vah dit Lantfehapj en dieshalven heeft de vool-feyde Venetus die de lefte in nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-
noemt. Hier uyt blijekt dan klaer en vaft genoegh de waerheydt van ons gevoelen ; in voegen dat de volcken Van Europa niet meer behoeven te twijffelen van Catay gt;nbsp;IFiangin i F^tFtnÇuïi en van andere dierge-lijckc plaetfen , tot noch toe onbekent gt;nbsp;iil welckers Landtbefchrijving en vertooning men tot noch toe foo grove dolingen heeft begaen, en vele gepooght hebben M. Paulus Venetus, fchoon tonrecht, van leuge-lien t’overtuygen. Dat dan de genoemde Venetus fijn lof en eer behou, die hy verdient heeft, fchoon hy hier en daer, naer de wijfe der Tartars , de namen verandert heeft, vermidts fy hem niet in de Sinefche taelvoor gefproken wierden. Doch hier af breeder beneden.
Defe hooftftadt, gelijck de voorgaende, heeft onder de koningen verfcheyde avonturen gehadr. De ftam Cma, geheel Sina verovert hebbende , noemde haer TJaimo, ïiunu Sïngan : fy heeft dé tegenwoordige naem van de ftam F'anga ; en gebiedt over vijf fteden , i Kïucheu, x Lung^èU t
ChangxaUi 4 IGangxan, 5 Cathoa.
De bergh Lano leght aen de zuydfijdc van de hooftftadt, en is d’achtfte in de boeken van Tuoxu. De bergh Ci^en heeft fijn begin by de ftadt Ktangxart, van daerhy tot meer dan driehondertftadien uytloopt. Dit is de wegh om naer Fokieu te reyfen, daer men veel en kommerlijeke tóppen der bergen over moet, en voornamelijck over de ftrenge en fteyle top, Sienhou genoemt, die fy, om lichter daer over te komen, naer de wijfe van een wentel-trap , met een trap van drie hondert en feftigh treden hebben gemaeckt ; want foo veel vlackten, met fteenen beleydt, worden daer gevonden. Op de top is een heerlijeke kercKder afgo-
I A N G. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;141
den, en niet weynigh herbergen j daer de genen, die reyfen, altijdt iets gerect vinden om t’eten en te drineken.
By (^aihoa is de bergh Cutien, daer op tijgers en flangen, die geen qUact doen, ge-vonden worden : en fchoon de tygers el- hinderen^. ders in de geburige geweften feer wreedt fijn , foo fijn fy echter hier foo tarn , dat fy niet hinderen j maer de flangen hebben geen vergift.
By Qaihoa is een kleyne poel, Fehiai ge- w^teref^, noemt, om de witte kreeften, die hy voortbrengt 5 want Pehiai betekent witte kreeft.
De fevende hoöftftadc
C H V C H E V.
Dit geweft befluyt in fich groote en dicke bergen, tuflehen de welckc veel dalen, feer vruchtbaer van rijs, fijn:en dewijl fy fwarelijck uytgevoert kan worden , foo wordt fy daer voor een geringe prijs verkocht. De hooftftadt Chucheù lelve, die feer rijck van volck is, leght aen d’oever van de vloet T//;?^,langs de welcke de vaert tot aen de zee voor de fchepen open is. Men fiet hier oude boftchen , en pijn-boomen, voornamelijck naer de afge-broke en fchaduwachtige plaetfen , uyt de welckc de Sinefen ftofte halen omhuy-fen en fchepen te bouwen. Men feght dat by de ftadt Sunghiang (dat is,landt der pijn-boomen ) foo fware en dicke boomen gevonden worden , dat tachtighjnannen die niet können omvademen, ja dat ’er fijn,die in de holte van haer ftrüyck acht-en-dcr-tigh mannen können bergen. Defe hooft- ' ftadt fprccckt recht over tien fteden, i Chu“ Stedefti cheu , X Cingtien 3 Ctnyùn , 4 Sungyang, 5 Suichangi6 Lungeivenç/ Kingyveni^
Si‘venptngi i o lCtngntng, Sy heeft drie voorname kercken. Men macckt hier vaten vän wat grover aerde , als het porce^ leyn,tot gebruyck van ’t gemeen volck. Sy heeft in de tijden der koningen by na een felve lot en plaets gehadt, als de voorgaen-de. De ftam Tanga noemde haer iTocheu, en Taiminga heeft aen haer de tegenwoordige naem gegeven.
FCoçangi een groote bergh, is d’achtien- Bertrm. de in de boecken van Taoxu, en beflaet drie hondert ftadien. De Landtbefchrijvers van Sina fchrijven dathaer hooghte totduy-fent roeden reyckt,en dat des felfs top geen veranderingen van de lucht onderworpen,
N n nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cn
-ocr page 236-
Vloeden, Sineeßh riet. î4i HET TIENDE en veyligh van donder en regen is. Hy neemt fijn begin by nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftreckt fich uyt tot aen de zee. Op d’andere bergen is niets, dat gedenck'v^aerdigh is. Devloct Lung begint aen de weftfijde van SuichangyCn reyckt van daerzuydxï'aerts aen de hooftftadt, daer hy de vloet L^ung ontfangt, en de rivier V^onxa wordt. Lujeu is een beeck by Kingning, groen door de groote boflchen van riet. De Sine-fen noemen dit riet met een gemene naem CAöjfchoon ’er veclderhande ßagh af is. De Portugefen in Indien noemen ’t en ’t een is grooter dan ’t ander. Het is alle by-na foo hardt,als yfer, en dickwijls foo dick, dat men ’t met geen twee oft drie handen omfpannen kan : en hoewel het van binnen hol, en met fijn knoopen en leden af-gefcheyden is foo is ’t echter feer fterck , en kan de laft, daer op geleght, fekerlijck dragen. Het is dick wij Is drie, oft meer rieten hoogh j anderen , die minder fijn , wafien niet hooger, dan een halve roede. Sommige hebben een ftronck, en groen 1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• r- ' y r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 r houdt. Eenige fi)n piek iwart, en delen ten meeftendeel dicht, gelijck fy in Indien Lriannetjes ^ambu feggen. Dit riet is ver-makelijck om te fien, foo om fijn langwerpige bladen, die als van ’t fwaertkruyt fijn, en aen de toppen fich ombuygen, als om dat ’et het heele jaer groen is. Hoewel dit riet foo hardt is, foo können echter de gene, dieverftant daer afhebben, dat in kley-ne draden en firepen fnijden , daer af fy matten, koffers, kokers, kammen,en ander diergelijck kleyn hnysgewaedt maken. Ja fy können oock hun huyfen daer af bouwen, en gebruycken die voor ftijlen aen de kleyne huyfen. Van het dunfte riet maken fy fpieffen , die fy aen ’t eynde met yfer be-fiaen. Kort, men gebruyckt het noch tot veel ander gebruyck, te lang om hier te verhalen. Het is feer bequaem om grachten en waterleydingen te maken,dewijl het van natuur deurboort is. Het is oock feer treffelijck en befonder om lange verrekijc-kers te maken , vermidts het licht, lang, recht en fterck is. Dit riet, varfch afgefne-den , en in ’t vuur geworpen , geeft water uyt,gelijck alle hout; en dit waterwort van de Geneesmeefters naerftighlijck gcfocht. Want als men het ingedroneken heefc,ver-drijft het uyt het lichaem alle verrot bloet, dat door ’t vallen , oft door ’t ftooten uyt fijn plaets geraeckt is. Als het noch dun is, eneerfttevoorfchijn koomt, wordt het. |
landtschap eer ’t bladen fehlet, met vleefch voor fpijs gebruyckt, gelijck rapen , oft gekoockte diftelen; ja als men dat in edick lçght,wort het, gelijck fuit en toefpijs, het heele jaer deur voor leckerny bewaert, niet anders, dan by ons de kleyne komkommers, oft augurekes, en venckel, in edick geweeckt. De achtfte hooftftadt X A O H 1 N G. De hooftftadt Xaohing wijekt wel in cetegen-grootheydt voor d’ecrfte hooftftadt, heydten maer overtreft haer in glans en net-tigheydt. Sy is vermaert om de menighte der geleerde en geletterde mannen, en om de fchrandere geeften, die daer in fijn. Sy leght in een bequame plaets, in ’t midden van een water , dat men drineken kan , en gelijekt beter , dan cenige andere , de ftadc Venetien,bchalven dat ly haer verre in fuy-verheydt van water, en van alle andere dingen overtreft, en geheel in witte, vierkante gehouwe fteenen beftaet, die de Tiburtyn-ïche feer wel gelijeken. Men vind hier geen ftraet fonder watergracht ; en aen weêrfij-den fijn feer breede ftraren , met de felvc fteen beftraet. De muüren der huyfen fijn oock daer af gebouwt; ’t welck elders by de Sinefen geheel de maet te buyten gaet, en nauwelijeks meer te vinden is. Men fiet hier oock binnen de wallen veel bruggen van de felve fteen, en oock niet weynigh buyten, die grooter fijn,en op behoorelijc-ke plaetfen over de grachten leggen. Men vaert drie dagen lang ooftwaerts langs defe vaert,welcks oevers van weêrfijden met defe vierkante fteen opgehaelt en verciertfijn. D’uytgang daer af is met een fteene wal ge-ftopt, op dat het water niet geheel wegh-loopen , en de gracht verlaten fou. Men vindt hier aen defe dam mannen geftelt » die de fchepen opheffen , en in de naefte gracht brengen. Eyndelijck , de kleyne lchuytjcs können langs defe vaert naer de ftadtvaren; maerdegrootefchepen moeten over de zee. lek ben dickwijls in defe reys over defe vier dammen heen ge-fcheept. lek heb oock by de hooftftadt een groote menighte van heerlijeke zegebogen gefien , die men hier bequamelijck bouwen kan. Want by deftadt Staoxan is een fteen-put,daer uyt het grootftedeel der Sinefen fijn fteenen haelt. Het landt van de hooftftadt is ten meeftendeel vlack, en |
met
CHEKIANG. nbsp;nbsp;143
Âerdt-van het VO lek. Tier gen. met vloeden en wateren befproeyt. De hooftftadt felfis edel, en met veel heerlijc-ke , foo gemeene als befondere gebouwen verciert, en heeft een fuyvere en gefonde lucht. Sy befchaft de gaeufte voorlpraken en pleytbeforgers aen geheel Sina ; ja loo , dat ’er nauweujeks eenighLandtvooght is, of hy heeft een Rechtsgeleerde van defe hooftftadt by fich. Sy beheerfcht in ’t geheel (even fteden , i Xaohing , x Siaoxan , 3 Chùkij ^'^uyao, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6'^mg-,y3tn- chang. Sy voert haer tegenwoordige naem van dc ftam Sunga^ en Tanga noemde haer ^ucheH. Men vindt hier vijf kereken , en twee gebouwen van negen folderingen,die alle prachtigh en heerlijck fijn. De bergh Hoeiki leght aen de zuydooft-fijde van de hooftftadt, en is delfde in de boecken van Taoxu, daer af eertijdts het Landtfehap Hoeiki fijn naem gehadt heeft, *c welck defe Oofterfche geweften in fich befloot.De bergh Suming heeft Van de vier holen , naer de hemel open , de naem der vier klaerheden gekregen : hy is in ordening de negende van de voornaemften 3 en heft verfcheyde toppen , tot twee hondert en tachtigh, ten hemel op. Men feght dat hy achtien duyfent roeden hoogh is, en twee hondert en tachtigh ftadien beflaet 5 hy neemt fijn begin by juyaOi^y\ loopt van daer naer Hmgpo uyt. By de ftadt Xing is de bergh Tanchi, de feven-en-twintighfte in de boecken van TaoxH. Hy heeft fijn naem van de roode poel ; Want des felfs water is foo root, als bloet 5 en Tan betekent by de Sinefen root, en chi een kleyne poel. By Sinchang is de bergh Tocheii , de vijftiende in getal ; daer is oock de bergh TienlaOi^c leftiende in ordening. Dit ftaet hier aen te mereken, dat defe bergen in de boecken van Taoxu waengelooftelijck ge-prefen worden , om dat ly door dc me-nighte der heerlijeke kereken, en der kloo-fters voor de priefters vermaert fijn , daer dickwijls loo groot een menightc van huyfen, en getal van ofFeraers by is, dat dit met recht groote verwondering en ver-baeftheyt in d’aenfchouwers ontfteeckt. Dc negende hooftftadt G P O. |
NIngpo is defe hooftftadr,welcks zee-bergh van de Portugefen , die daer quamen om hun koophandel te doen , met een bedorve naem Liampo ge-noemt wierdt. Men feght dat men van defe zee-bergh, by klaer weer, de bergen van Japon kan fien : maer de groote wijdte, die wy in onfe kaerten klaer genoeghtulTcheil beyde vertoonen , fpreeckt fuTcks tegen* Onder de koningen van ^ue wierdt defe hooftftadt ^ungtMng genoemt. De ftam Ci- oudenak na heeft haer aen ’t L.andtfchap Hoeiki toe-gefchreven. De ftam Tanga noemde haer ti^ingcheUj Sunga Kingenen, en Taiminga Hlmgpo, ’t welck betekent de baren ftillen- Hoeda-de. De lucht is hier byna overal fuyver en »^gheydt-, gefont, het geheele landt open en aenge-naem , en de gront vruchtbaer , behalven ter plaets, daer hy door de bergen en klippen ruw en fchrickelijck is. Het heeft overvloct van zec-vifch , foo varfch , als in de fon gedrooght, van aldcrhande oefters, krabben en kreeften, die het een groote menighte aen ’t geheele Rijck meê deelt. Men vangt hier dc vifch Harder ’t heele jaer deur. In ’t begin van de fomer vangen • fy een Vifch Hoang genoemt, dat is, geele vifch , naer de geele verwe, daer af hy de naem heeft. Hy is foo teer, dat hy buyten het Water niet een uur fonder bederf kan blijven. Maer dewijl hy om fijn foete en aengenaeme fmaeck overal begeert wordt, foo leght men hem in ys, en verkoopt hem dus ; en om defe oorfaeck wordt oock in de winter het ys bewaert. Defe hooftftadt Wordt voornamelijck óm ’t Vernuft der in-woonders geprefen ; vermidts het in yder befonder onderfoeck niet weynigh geleerden aen ’t Rijck geeft. Alle d’inwoonders fcheppen groot vermaeck in het nuttigen Van foute Ipijs 3 en dieshalven feght men en roemt men gemeenelijck van dit volck, dat fy oock naer de doodt niet bederven , vermidts fy, noch levendigh lijnde, fich felven foo rijekelijek met foüt fouten. Defe hooftftadt heerfcht over vijf fteden, Î NingpOj x Çuki, 3 Tanghoa, 4 Tinghai, 5 Siangxan, lek ga de vermaertfte gebouwen van defe hooftftadt met ftillwijgen voorby. Maer dit moet ick echter feggen dat de voorftadt alleen , die fich naer het noorden ftreckt, vier ftadien lang is. Aen d’oofterlijcke oever van een gracht, met handen gemaeckt, fijn veel zege-bogen gt;nbsp;en twee torens van fevén folderingen* Dc. wallen van defe gracht fijn met gehouWC fteen , twintigh ftadien lang, opgehaelt 3 aen welcks cynde het water,op dat het niet in de vloet fou loopen , door een dam op- |
ï44 het tiende
gehouSen wordt, over de welcke men de ïchuyten in de vioet brengt. lek heb dick-wijls in defe ftadt geweeft, om dat dacr een groot getal van Chriftenen is. Mén vindt daer in oock twee poelen , d’een naer de fon , en dander naer de maen genoemt gt;nbsp;daer fecr lange bruggen over leggen, fchoon de heele hoortftadt van gegrave grachten deurgefneden is, en geheel met Ïchuyten deurgevaren kan worden.
De ftadt ^uki heeft oock vele in lieh , die de doornen der afgoden verlaten , en fich in Chriftus aengename weyde begeven hebben. Men vindt dacr fekere brugh, die van fteene pijlers, en houte balcken be-ftaet 5 en hondert roeden lang is. Daer is noch een ander, feer hoogh , en van drie bogen lang, geheel van dichte fteen ge-maeckt.
bergen, B/ is de bei'gh , daer op een prachtige kerek der afgoden is, die van dit volck s heel tot waengeloof overgegeven , veel befocht wordt, om daer geluckige droomen , en der felver verklaring, door fekere voorgacnde plechtelijckheden, te verfoecken.
De bergh Sumïng, daer af hier voor ge-fproken is, ftreckc lieh uyt tot aen het zuydweftcii van defe hooftftadt.
UTizirz-f;!. ßy ftadt Tmghai is de zee, die muen genoemt wordt, in de welcke een efFe fteen , als een pijler, opgerecht ftaet ; en als de fchepen daer voorby varen, werpen de bootsgefellen , ick weet niet door wat waengeloof bewogen , iets in zee ; en indien fy dit niet deden,foo fouden fy meenen dat fy een rampfpoedige reys fouden hebben.
Men fchrijft dat er by nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een
kleync gt;nbsp;maer echter diepe poel is, Taopoi genoemt, welcks water, indien defe ftadt een oprechte ftadtsvooght verkregen heeft, heel helder, jae klaerder dan kriftal wordt ; maer indien de ftadtsvooght quact is , fob wordt het water modderigh en fwart. Doch ick beroep my op de Schrijvexs, in defe en diergelijeke dingen.
De tiende hooftftadt
T A I C H E V.
HEt land van defe hooftftadt is groot, en grimmclt van bergen. Men telt daer in fes ftedcn,i‘7^/6'/j6’^^,i Hoang-men, 3 Tjentaii 4 Sienkm, j H^inghai^^^Tah
Î. ANDTSCHAP ping. De hooftftadt felve leght op eeii hoo* ge bergh , en behoorde in de tijdt der ko-ningen nu aen die van U , dan aen die van 7ue. De ftam Cina fchreef haer aen ’t ge-weft van Q:Xinchung toe. De ftam Hana noemde haer Changgan , Tanga Haicheti, en federt Taicheti ; welcke naem fy tot aen defe tijdt behouden heeft. Sy vergaderen aen de bygclege zee hiiyden van hayen, le-kere by ons onbekende vifch , die fy met groote winft naer Japon voeren , om daet lcheeden tot houwers af te maken.Sy brengen die oock deur geheel Sina.
Aen de zuydfijde van de hooftftadt is de bergen. bergh Caicho , de negentiende in de boec-ken van Taoxr^ : by Hoangnieu is de bergh tweede in ordening. Alle de ftee-nen,die men daer vindt,foo groot alskleyrt, fijn vierkant van geftalte ; ’t welck grootc verwondering in de Sinefen ontfteeckt, die heel waengeloovigh in de bergen fijn. By Tiental is de ber^ Cheching , de fefte in de boecken van Taoxu. Hy is byna heel root. Hier is oock de bergh Tentai, in de bergh-kunde der Sinefen d’eerfte en vermaertfte in de boecken van Taoxtt, en de geluckigh-fte van allen, gelijck fy achten. De byge-legene ftadt voert oock de naem van defe bergh. Ick kan fwarelijck uytfprekcn hoe vele en hoe heerlijckc kercken der afgoden , en kloofters daer op fijn* Hier woo-nen d’Archimandriten oft hoofden van de fefte -, die fy d’uytterlijcke noemen, namelijck de gene, van de welckc de foo-danigen , die tot de doling van de verhuy-fing der fielen van ’t een in ’t ander lichaem overgegeven fijn , hun wyjing en ordening deur het gehecle Rijck ontfangen ; gelijcK de geneUjdie alleenlijck d’innerlijcke oft fe-dige verhuyfing toclaten, uyt de bergh tang, daer af ick hier voor gefproken heb. Men gelooft dat defe bergh wel ach-tien duyfent roeden hoogh is, en acht hondert ftadien beflaet.
By iHinghai is een groote bergh, Ten--mnen geheeten , drie hondert ftadien lang* Hier fteeckt in de zee een berghachtigh ey-landt op, Tohoan genoemt, het welck een koftelijeke kring beteeckent, van een heel goede ree voor de fchepen dus genoemt. Dit eylandt wordt geheel van bergen , gelijck ecu ring, omringt, en ftaet byna voor geen dwarrei-winden bloot, vermidts het maer een kleync mont tot d’inkomft der fchepen heeft. By Tatping is de bergh FangehingiO^ de wclck de koning van ]ue, ver-
KIAN
145
verwonnen en neêrgevelt fijnde, federt als een onbeämpt man leefde. D elfde hooftftadt V E N C H E V. Gefaeyde Geßer}, De hooftftadt Vencheu leght by de zee, in ’t uytterfte deel van dit Lant-fchap ; en vermidts fy in een moeraf-fige plaets gelegen,en door haer grootheyt, en pracht der gebouwen vermaert is, foo noemt men haer gemenelijck kleyn Hang-cheu. Hier is een feer groot getal van zeé-fchepen, en een groote toevloeying van in-woonders en kooplieden j want daer is een bequame ree voor de fchepen in de groote vloet, die tot aen de wallen van de hooftftadt, ja noch verder,het vloeyen en ebben van de zee gevoelt. Defe hooftftadt heeft vijf fteden onder ftch,wekkers namen fijn,i Venchet^,!. Xui-ganj 3 Locingy 4 ^mgyang^ Taixun. Dit geheel geweft is ten meeftendeel met bergen befet. Maer aen de zuydfijde, eer men aen de fchrickelijcke bergen van Fokien koomt,heeft het een feer vruchtbare vlack-te, die ftch wijdt en breedc verfpreydt. Voorts, het gene ,’t welck defe hooftftadt iafterlijck maeckt, is een onbefchaemde fonde van ’t volck, en een ingewortelde gewoonte van een vuyle en onbetamelijcke ongebondenheydt, ja foo , dat men , alle fchaemte weghwerpende, in defe gruwelen openbaerlijck fondight ; hoewel de Landt-vooghden gepooght hebben defe al te groote ontucht te bedwingen, gelijck oock eertijds by de Romeynen door de wet Sea-tinia gedaen wierdt, foo is die echter al-tijdt weêr opgeborrelt. Hier ( ,’t welck elders ongewoon is) groeyen kleyne oefters, die men in Waterachtige velden faeyt j het welck in defer voegen gefchiet.Men breekt eenigen van defe oefterSjCn ftrooyt die hier en daer by druppen in *t veldt, als oft het faet was ; daer af federt oefters van aenge-name fmaeck groeyen. Dit geweft behoorde eertijdts aen de koningen van 5 daer na hebben de koningen van U dat ingenomen. Leangui heeft hetJ^/«^M, de ftam ’Tanza eerft TunAta , en namaels Vencheu. en T^aimïnlt;ia weêr Fencheti’ Swiga 'X.wgan, 'Bergtn. genoemt. |
Aen de zuydweft-fijde van dehooftftad, in de vloet, is de bergh Cù^ù, geheel van het water omringt. Daer boven óp is een feer treftèlijcke kerek der afgoden, en een kloofter. By Suigan is de bergh Sïennien, de fesen -twintighfte in de meergemelde boecken van Taoxu. Tentang is een groote bergh by Locing, in de welcke een poel is, niet feer groot, te weten van tien ftadien. Men noemt hem 2fWZ7^,dat is,het badt der ganfen; om dat de wilde ganfen, naer de verfcheyde tijden van ’t jaer van landt veranderende, hier ftil blijven, als fy ovcrtrecken. / iCrijgh's-^eßtngen. De voornaemfte krijghs-veftingen lijn, I Chinxan, i Kinxarh} Hing-hai, 4 Gjjio , 5 Ninghat, 6 dokt, 7 SinhOi 8 XetiCi Tuontuni i o ^umuen, 11 Tungchi, 12. Haigan, 13 lining, 14 FTai-fang, 15 Hlan. De Sinefen hebben die op de kant van de zee gebouwt, voorname-lijck tegen d’invallen der Japonners,en om rot bewaring van de zee te dienen. In de zee fijn oock veel cylanden, dicht van landtlieden en viflehers bewoont : maer Cheuxan overtreft' alle defen in grootheyd, en in getal van inwoonders. Het koninekje Lu, voor de Tartars vluchtende, weeck derwaerts, met veel anderen , en veel Sinefen quamen by hem gevloden j en dit is, gelijck men fchrijft, a oorfaeck dat het nu foo volgepropt van menfehen en inwoonders is, dat men daer twee-en-feventigh vlecken telt, byna alle aen de zee-ftrandt, daer de vloeden,oftde boefemen van de zee een bequame ree voor de fchepen maken. Hier fijn nu verfcheyde fcheeps-vloten, en de koning is daer veyligh voor de ruytcry van de Tartars. In defer voegen is van een eylandt, dat eertijdts onbewoont was, een aenmcrckelijck koninekrijek geworden ; en de Tartars, vreefende dat men van die kant een inval in het vafte landt fou doen, onderhouden een groote befetting in de geburige ftadt Ttnghai, met een fcheeps-heyr van Sinefche bootsgefellen , die onder hen ftaen. De Sinefen fchrijven , dat dit eylandt oock eertijdts een machtigh koninekrijek heeft geweeft, en Changque genoemt wierd; maer dat het alle fijn edel heydt en krachten verloor , toen de Sinefen alle handel met des felfs inwoonders verboden : in voegen dat het geheele O o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eylandt |
i4lt;f HET TÏENDE LAND cylandc fich van felf aen de Sinefen overgaf , het welck echter toen van byna nie-mandt, als van eenige boeren en viffchers bewoont wicrdt. Het wordt echter dick-wijls van de Sinefen waengeloovelijck be-fochtj die, uyt oorfaeck van de godsdienft, |
TSCHAE CHEKIANG. veeltij dts derwaerts trecken i want daer was een kcrck, en veel Priefters, die daer woonden; dewijl hen docht dat defe plaets ick weet niet met \velcke Goddelijekê kracht en hooger deught begaeft was. |
Xotarum Kxplicatio.
Metropoms .
Vrts.
CtyitiU ittyor.
Ctytta^ tiunor .
js: ''Perr'^oMme .
jJ.*- tStatui£ji}Mtue. .
. WütUl .
J^.'^orrRtL^ .
‘Xaüg1ja:fig
vni^8r-
^oc1jttn0
Vxouu
Cigt;‘oigrmg
S'heideajf : »gt;£ lt;
Piling
Cjkang’clie«
IMPERII SINAKVM
Venclieu
0/^^. JielgtCie, 'Jlt;ωe,t'cit{e.
lungtwen
■ I, F O R-
incolis
amp;UM.S
JSVXJ CV.
’47
HET ELFDE LANDTSCHAP
N.
It Landfchap leght dicht aen de zee,in een plaets, die be-■ quaem is tot de fcheepvaert en tot [ de koopmanfchap. I^et heeft overal ovetvloet Van bergen, maer die deür-gaens door de boomen en bofTchen aenge-naem fijn, voornamelijck by de fteyle en bosachtige plaetfen en heuvelen , die niet bequaem om te bouwen fijn, daer üyt fy vele en goede materialen krijgen, die dien-ftigh fijn om fchcpen, en andere gebouwen te maken. Daer fijn byna overal wa-ter-wellen en fpringbronnen, die met kley-ne moeyte afgeleydt worden, om d’ackers, die ten meeftendcel met rijs befaeyt,en feer vruchtbaer fijn, te befproeyen. Ter plaets, Az7lt;//Jrdaer de natuur bequame vlackten gewey-sinefen gett heeft, hebben de menfehen die door hun vlijdt en naérftigheydt gemaeckt.Meii vlridt overal bergen , die met recht voor groene toonneelen aengefien können worden, daer men met trappen, als een wentel-' gemaeckt, opklimt, door de welchen 4 men van d'een aen d ander vlackte kan ko men/ Want dewijl de rijs niet, dan in het water , wil wallen, foo moet fy oock heel vlacke velden hebben; ’t wclck aengenaem en vreemt om te fien is : ja fy ley den oock dickwijls het water, dat tot befproeying ' noodigh is, door middel van buyfen van d’een naer dander bergh. Sy gebrüycken tot defe buyfen groot en dick riet, dat op de bergen Waft. Dusdanige landtbouwing is byna deur geheel Sina in ’t gebruyck, maer nergens foo gemeen,als in dit Landt-fchap, om de menighte der bergen. |
Koophan- Gcne, ’t welcK de rijekdommen van del der dit Landtfehap , en d’overvloet der dingen fokten- claer in vermeerdert, is de groote koophan-del, en de naerftigheydt en fchranderheydc der kooplieden. Want men vindt nauwe-lijcks eenige Sinefen , f behalvcn de genen van dit Landtfehap ) die fich op Zee begeven, oft, tegen de wetten van ’t Rijck, naer d’uytheemÏche volcken ter koophandel trecken j in voegen dat fy vele en koftelijc-ke waren uyt het Rijck van Sina voeren,en tegen vreemde waren verwiftelen, die fy meê brengen. De goederen, daer fy mee handelen, fijn muskus, gefteenten, quick-filver, lakenen van fijde, hennip,en katoen^ en andere koftelijeker waren; daer by yfer, van ’t welck fy veel aderen hebben, ftael, en veel gereedtfehappen , konftelijck daer af gemaeckt en gegoten. Uyt dit Landtfehap fijn ten meeftendcel defe opkoopers, die naer Japon; Formofa , de Philippinen ; dc Celeben, Java, Carriboye,Syon, en naer diergelijke plaetfen en eylandenvand’Afia-tifche en Indiaenfche zee trecken, en, groote winft gedaen hebbende, weêr naer hun vâderlandt keeren, en met filver, nagelen , kaneel, peper, fandalhoudt, amber, korael, en met diergelijeke waren beladen fijn. WavAt al ’t gene, ’t welck de vreemden byna tot noch toc van de. Sinefen hebben verkregen,is uyt dit Landtfehap gekomenjfoö men flechs het gene üytfondert, het welck de Portugefen van Macao uyt hebben gehadt, en ’t welck de Sinefen uyt Sina derwaerts hebben gebracht. Hoe groot een menighte van grootè over-fchepen, die fy Changé an en JPancung noe- 'vleet vart men, hier is, kan men hier uyt verftaen, dat dit Landtfehap , toen de Keyfer voornam tegen de Japonners t’oorlogen , aenböodt een brugh van fchcpen, acn malkander gebonden , uyt dit Landtfehap tot aen ’t ey-landt Japon te maken; en fy fouden fonder twijffel fchepen genoegh daer toe vinden , foo defe groote en ongeftuymige hooftftof-fe, ick meen de zee; dit Wilde lijden. Uyt dit Landtfehap , door de gedurige Van wacr fcheepvaert deur geheel Indien overlang vermaert, is M.Paulus VenetUs naer Indien getrocken , en weer naei' huys gekeert : want dit is ’t land,’t welck hyR^^/// noemt, volgens een naem , die van d’eerfte hooft-ftadt FocheMgt; voort-koomt. Ja my dunekt waerfchijnelijck te fijn, dat hy door de fcheepslieden van dit Landtfehap, die hem voerden , kennis van d’eylanden der ooft-zce gekregen heeft. Want ick bevindt fc-kerlijck uyt de hiftorien der Sinefen,en uyt veel ‘ , |
V
-ocr page 245-
Aerdt en fèden Han het 'uolck. veel andere blijcken gt;nbsp;dat die van Sina alle defe geweften befocht, en defe zeen dcur-gefeylt hebben ; gelijck oock aen d’India-nen wel bekent is : ja,m'en vindt geen duy-fter bewijs van dat fy in de zeeboefem van Perfien, en in de Roode zee , dic fy de ^ee Erythrina noemen, geweeft hebben : doch ick handel elders breeder hier af.Maer men gelooft dat fy defe reyfen nagelaten hebben , uyt vrees voor de Portugefen, na dat die een groot deel van Indien geluckelijck verovert hadden. ’ Het volck van dit Landtfehap is geheel tot fijn fchandelijeke begeerlijekheden en welluften overgegeven , en door de fonde van de beyde ontuchtigheden verfoejelijck, en echter fchrander en liftigh. Sy gebruyc-ken niet alle een felve tael, die naer de ver-fcheyde hooftfteden verfcheyden is; ja foo-danigh , dat d’een d’ander fwarelijck kan verftaen. De geleerde fpraeck der geletterden , aen alle andere gemeen, is hier min dan ergens anders bekent,en in ’t gebruyk. vers uyt ; en fy worden in ’t gemeen voor ____________________________________ _______ wreeder, dan d’andere Sinefen, gehouden , het getal van ’t geheele Sinefche volck in en behouden iets van hun oude onbefuyft- fich begrijpt,feght dat’er in dit Landtfehap fehe». heydt ; vermidts fy oock deleffe de be-fchaeftheydt der wetten en feden van Sina Sy fijn echter ten meeftendeel fchrander van vernuft, doen groote naetfiigheydt in de kennis en wetenfehap der geleertheydt j en veel van hen worden ooch hi yder bc-fondci undcifocck vermaerdc Doóforen. Dit Landtfehap levert oock veel zec-roo-âengenomen hebben.k Koninekrijek Min, oft eer verfcheyde heerlijekheden , over de welckcn de heeren van Min geboden , wierden eertijdts onder dit geweft^getelt. Maer dewijl dit volck een tael en uytipraek der letteren, die van d’anderen verfcheyden is, heeft, foo is ’t geenfins wonder dat men by de Schrijvers der Sinefche faken ( ick meen de gene, die uyt het verhael der in-woonders van dit Landtfehap hun brieven gefchreven hebben ) foo veel namen en woorden’vindt, die niet onder Sina.behoo- |
de wapenen over, en fijn foo veel te be-ftandiger en godtvruchtiger, als fy traegh in ’t acnnemen waren. En hier uyt fpruyt dat *er naüwelijcks een hoofeftadt, oft ftadt in dit geheele Landtfehap is, in de welckc de Jefuyten geen kerek, aen de ware Godt gewijdt, en heerlijck verçiert, hebben. De monicken der ordening van S. Dominicus hébben oock in dit Landtfehap een kerek, in ’t vleck ^mgteu, ’t welck aen het landt van de fladt Toning behoort j en dit is oock d’eenige plaets, die tot noch toe deur geheel Sina tot onfe hulp gekomen is. Godt geef dat ’ef veel dusdanige hulp-ben-den 'aen ^t Sinefche Rijck komen,en in veel duyfentmael duyfent toenemen ; ’t welck de wenfeh van alle,foo Van d’onfeh, als Van de Sinefen is, die Chriftus kennen. Dit Landtfehap is een der minften van crenfen ’t heele Rijck, en heeft tot grenfen naer het va» het ooften , zuydooften en zuyden d’Indiaen-fchc zee, en wordt naer de zuydweft-fijdé^^^ van Ç^uanîung beflot^n. Aen dé Véft- eii noordooft-fijde reyckt het aeii de grenfen van Ktangfi j en k overige 'rordt van het Landtichap Chekiang beUoten. Het heeft acht hooftRcdcu , cii acht-eii-veertigh ftc-den, behalven noch veel krijghs-veftingen, tot befcherining van de zee , en bewaren is der haver.ca gebouwt. Het boeck/twelck twee hondert gefinnen,cn achtien hondert duyfent twee duyfent fes hondert feven-en-feventigh mannen. De fchatting van de schat-rijs beftaet in acht hondert drie-en-tach-tigh duyfent hondert en vijftien facken. Het betaelt hondert vier en-tnegentigh ponden fijn lijnwaet,’en fes hondert rollen gewerekte fijde.Maer de grootfie fchatting befiaet in de fchepen , die naer de groot-heyde en laden moeten betalen. Anders is ’er geen tol in dit Landtfehap. Defe Provincie heeft ten meeflendecl |
ren , ja die grove dolingen veroorfaken , welckc voornamelijck fpruyteii uyt d’on-kunde van dit volck, en uyt de valfche oft de zec-boefems afgebroken. Hier is een onervaren vertellingen.
DeChriftelijckeGodsdienft heeft in dit
is. Sy wordz van vele eii gröote vloeden befproeyt ; en de fttant is door vcrfchey-
, Voort- .
breyding, Landtfehap geen kleyne aenwasgekregen: van het want hoewel d’inwoonders die in d’eerfte chriflen- byeenkomfien fwarelijck können aeniic-men , foo geven fy echter, van krachtige redenen en blijcken ovcrtuyght,liclitclijck
dom.
groote overvloet van vifch, en van d’ande-re dingen , die de zee voortbrengt , voor-namelijck aen de ftrant, en oock deur het heele Landtfehap , vermidts het aen de zee leghr. Het deelt fijn gedrooghde, gefoute, en oock veel varfche vifch met groote winft aen de middellanden mee j en men fesht
lèght dat ’er mijnen van gout en fil ver fijn ; maer men heeft tot noch toe geen andere , dan die van tin en yfer, geopent, ver-midts de begeerlijckheydt der menfchen, met yfere wetten gebreydelt, tot noch toe hier niet aen d’anderen o-ekomen is. D eerfte oft Opper-hooftftadt F O C H E V. Edelheyt. Treffe-lijcke hrugh. Otide na-tnen, en des felfs cudthcyt. DEfe eerfte hooftftadt Focheti is feer vermaert, en overtreft byna d’andere hooftfteden van dit Landcfchap , voornamelijck in pracht der gemeene gebouwen , koophandel, en menighte der kooplieden, gelijck oock in geleertheydt en gelegenheydt : fy heeft een vruchtbare gront, vifchrijeke zee,en bevarelijeke vloeden. Ja de groote fchepen van Sina felve hebben een ope en breede wegh uyt de zee rot aen de zuyderlijcke wallen,^daer de voorftadt Flantai is, en een feer koftelijeke brugh over de zeeboefem. Defe brugh is hondert en vijftigh roeden lang, en anderhalve roede breet, geheel van witte fteen gebouwt, en van meer dan hondert hooge bogen onderfteunt. Sy is van weêrfijden met leuningen en wandelryen verforght en verciert,daer,op een behorelijeke tuftchen-den,en op fteene voeten gefet,ftaen* Toen ick dickwijls over defe brugh gegaen hadt, geloofde ick dat ick nooyt te voren beter , gefien hadt, oft immer fien foLi,fchoon ick eertijdts vele voorname bruggen van Europa hadt befichtight. Maer die van Sï-^jencheu dwong my van gevoelen en mee-ning te veranderen , gelijck ick terftont fal feggen. De Sinefen fchrijven dat ’er by de ftadt Facing een brugh is, hondert en tachtigh roeden lang, die met defe te l^an-tai gelijck is. Ick ga veel andere bruggen, buyten en binnen de wallen gelegen , met ftilfwijgen voorby, om dat fy ten meeften-deel met defe gelijck, dat is, alle feer treffe-lijck fijn. Defe hooftftadt heeft feer veel kercken, aen Helden en afgoden gewijdt ; maer de gene , die aen de zuydfijde van de brugh te J^antai is, overtreft alle d’andere in pracht en grootheydt. Men o-elooft dat dit gev^eft eerft van de Sinefen onder de ftain Cheva bekent geworden is : want daer wordt niet eer in de Sinefche boecken gewach af gemaeckt, onder de naem Van Min. Het ftont echter niet onder de Keyfer,macr onder de heeren |
i E N. ’ 14^ van Jkfz;/.D’eerfte,die dat onder bracht,AVas deftichtervan deftam ^z^.Maerd’inwoon-ders fchudden wel haeft het jock af,en bleven vry tot dat Fhaoüüs, de ftrijdbaerfte en geluckighfte Keyfer van de nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat geheel,met alle de zuyderlijcke Lantfehap-pen, voor eeuwigh onder ’t Sinefche Rijck bracht,en daer het koninkje Vùchüng ftelde, die in defe hooftftadt fijn koninglijeke fctel vcftte.De koning Qjn noemde de hooftftad C^ngan, Suius Mwclieu , de ftam Tanga KiencheUi daerna Facheta, welcke naem ledert de ftam Taiminfra behouden heeft, O Defe hooftftadt gebiedt over acht fteden gt;nbsp;I Focheu, v Catieni 3 Mincing, 4 Changlo , 5 .LienFiang, 6 Loyuen, 7 ^angfo, 8 Facing. In ’t Landt van defe hooftftadt wordt een groote menighte van feer witte fuyc-ker gemaeckt, ên dit is d’eerfte hooftftadt uyt d’oofterlijcke Landtfehappen, daer die gemaeckt wordt ; daer uyt, naer mijn oordeel , klaerelijck blijekt dat defe ftadt M. Paulus Venetus Fugai is; en fchoon fy niet defe groote vloet heeft, die haer in ’c midden deurfnijdt, foo heeft fy echter een, die tot aen de wallen reyckt,en voor binnen de ftadt geacht magh worden , öin dat ’er aen des felfs oever een groote voorftadt is. In de zuyderlijcke deelen van dit Landt- ne fchap, en voornamelijck in ’tgeweft van 'vrucht defe hooftftadt, is een groote ovcrvloet van defe vrucht, die van hen Lichi, en van de Portugefen uyt Machaa Lichias genoeint wordt. Hy v^aft op groote en hooge boomen , die van bladen de lauwer gelijeken. Uyt het uytterfte der tacken fpruyten troffen , in de welcke, gelijck in druyven, de vrucht is, maer dunder, en die aen lange ftaertjes hangt. De vrucht vertoont geheel de gedaente van een kleyn hart, en is foo groot, als een groote neut, en heeft eenige gelijckheydt met een kleyne pijn-appel.Hy is ruygh, maer niet dick van fchors, en niet dicker dan een vel : in voegen dat men die lichtelijck met de handt afbrcecken kan. Van binnen is een fapige neut, wit van ver-we, feer foet van fmacck, en van reuck gelijck een roos. Defe vrucht,rijp gewordenj is purper van verwe ; en de boomen felven fchijnen rondtom als met purpere harten verciert,en door hun aengenameacnfchou-wing d’ogen der byftaenders aen te lachen. Van binnen in de pit is een fteen, die , hoe hy kleynder is,hoe de vrucht beteren voor-treftelijcker is. Ick heb dickwijls by mijn fclf overdacht, dat men met recht defe P p nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vrucht |
vrucht dekoning der vruchten moght noe- tigh ftadien is, en die overal op de heuvels men, die , als oft hy gelijekelijek tot eten , en tot geneught der aenfehouwers gewaf-fen was, foo vermaeckt, dat men nimmer Ben (tn~ 'âere 'vrucht Lun^yen, De wrucht Mttigin- neut heeft my dickwijls gelijck baneket van gewronge roos-fuycker gefmaeckt ; en hy fmelt oock by na op een fel ve wijfe in de mondt. Daer is noch een ander ronde vrucht, van fchors de voorgaende niet ongelijck ; fy noemen hem Lungjen, dat is, Draecks-oogh.Hy is niet foo groot,als de voorgaende, maer een weynigh kleynder en ronder, byna gelijck onfe groote karffen,doch echter een weynigh harder van fchors, als de Lichi, en wat meer met fchillen bedeckt. De Sinefen droogen defe beyde vruchten ; en men verkoopt die oock gedrooght deur geheel Sina, én dit voor een leckemy^ Hy kan echter niet met de varfche geleecken worden, dewijl de foetfte vocht daer byna geheel uytgedrooght is» Men parft oock vocht uyt de LicPMi^vz van deSinefen wijn genoemt wordt, wel foet, macr heel felden gevonden. In dit landt is noch eètt vrucht, Van de Sinefen Ç^Màtiginli^genoemt, dat is, pruymen van de fchoone vrouw. Sy fijn fchoon en groot, en overtreffen in grootheydt en oranje-appels,citroenen en lamoenen voortbrengt. t kleyne fchuytjes,die geen een roer hebben, voortreffelijckheydt de pruymen van da- gelijck anderen, maer twee ; die lang uyt-fteecken, ’t cen aen de Voor- en ’t ander aen maft : fy fijn meer palTer-rondc, dan lang-werpigh rondt. De Jefuyten hebben in defe felve hooft-ftadt een verblijf oft wooning,een kerck,en een groot getal van Chriftenen. Maer op dat ick in defe befchrijving niet overal gedwongen fou fijn onfe kereken aen te tekenen , dewijl ick kort poogh te fijn, foo heb ick bevordert dat men de naem J e s u’s op de fteden en plaetfcn,daer onfe kereken fijn , gefchreven heeft, die in defer voegen lichtelijck voor d’oogeii van de nieusgieri-ge lefer oft aenfehouwer fal verfchijnen. Aen de zuydfijde van de hooftftadt is dc heuvel Ketitai, aen de welcke defe brugh eyndight,daer af ick boven gefproken heb. heydt der bootsgefellen Hier op is een heerlijeke kerek der afgo- gen, dit fpreeckwoort on den, Nantai genoemt. De feer hooge en groote bergh Sine Pnng neemt fijn begin aen dc noordfijde van de hooftftadt, en loopt van daer voort tot aen ’t landt der fteden Cuüen-, lt;:::Xmcing yuen, De bergh Pang is aen de zuydfijde van de hooftftadt,in de welck een dal y an yeer- |
By de ftadt Cutien is de bergh Hhoai oft der vijf bloemen, dus genoemt naer de vijf hoogllfte en gelijeke toppen, van de welc-ke yder, gelijck fy fchrijven , duyfent roeden hoogh is. By Jungfugt; is de vermaerde en feer hoo-ge bergh Caocaii de fevende in de boecken vail , vermakelijck door lijn oude boffeheU , en door fijn kloofters der afgoden vermaert. De vloet Min vloeyt aen de zuydoofi:-lij de van de hooftftadt : hy heeft fijn oor-ktang by de ftadt Lungciuen, van daer hy voorby Puching vloeyt, daer na voorby dc hoofeftadt Kïenning^ en Jenping en ’t vleck '^wkeu ; en na dat hy door d’aenWas van water grooter geworden is, koómt hy in ’t lant van d’eerfte hooftftad,en valt daer na in de zee.‘ Hy rolt van Puching tot aen het vleck Xwkeu met groot gedruys en gcwclt deur dalen en klippen, en wordt daer na ftil en vrccdfacm.Hy fy dan foo gewcldigh, als hy is, hy wordt echter door Je Sinefen, volgens hUn gewoone naerftighcydc, bevaren , en dit door een vreemde könft van d’achterfteven* Met defe roers ftieren fy hun fchuyten lichtelijck en gefwindelijck deur de rotfen en klippen , die hen voorkomen , als oft fy paerden met de toom breydelden. lek ben tWcemacl defe wegh in dusdanige fchuyten afgekomen, doch niet heel fonder angft, dewijl dick wij Is tuf-fchen de klippen foo weynigh ruymte is, tuftchen deur te können , vermits de klippen de fchuyt van alle lijden fchijnen t’om-ringen ; ’t Welck veroorfacckt dat men hier dickwijls fchipbreuck lijdt. Uyt defe kom-merlijcke fcheepvaert, en uyt de naerftig-I is, gelijck fy feg-onder de Sinefen ge-^ fproten i dat de bootsgefellen van yfer, en de fchuyten van papier fijn , om dat defe fchuyten van dunne plancken , die nauwe-lijcks können tegeni{aen,gcmaeckt fijn, ja ’t roer felf is niet feer vaft daer aen , macr alleenlijck met cen dunne teen gebonden. Dit veroorfacckt dat, fchoon de Ichuyraen de klippen ftoot, hy echter niet brecckt, om |
F O K om dat hy wijcken kan. Met hoe groot gcwclt en macht defe vloeden uytbarften en afvallen jkan men hier uyt klarelijckver-ftaen, dat men uyt Tuching tot aen d’cerfte hooftftadt de reys in drie dagen voltrecken kan, en om die op tc varen geheele vijftien dagen noodigh fijn.
Dc tweede hooftftadt
C I V E N C H E V.
De hooftftadt Ci^encheu is groot, en bloeyt door fijn handel en rijckdom-men. Sy beflaet een groote ruynitc door de glans, heerlijckheydt en fchoon-heydt van haer gebouwcnjkercken en ftra-ten, die alle met een dubbelde rijgh van vierkante gebacke fteenen heel cierlijck gevloert fijn. Indien men ergens treffelijc-heerlijcke huyfen vindt, foo is ’t hier, prachtige gebouwen heerlijck uyt-fteecken. lek ga feer veel zegebogen, die overal ftaen, met fwijgen voorby. Maer de kerek der afgoden Qiiyuen verdient, dat men daer aen gedeneke, en fich daer over Verwondert, om dat fy in ’t midden van twee gebouwen van feven folderingen be-floten is, daer af yder hondert fes-emtwin-tigh roeden hoogh is : want men telt ach-tien roeden tuftchen de twee folderingen. De wandelryen en lijften van yderfoldering fteken foo verre uyt, dat men de torens rondtom van buyten omgaen kan, die alle van fuyvere marmer-fteen gemaeckt fijn, in de toren is in yder vierkant een koper oft marmer beelt van d’afgodt Te opgerecht; alle welcke beelden foo treffelijcken konftelijck gehouwen fijn , dat de Sinefen toemen dat fy niet van een menfeh fijn gemaeckt , maer van iemant der gener, die, gelijck fy feggen, nimmer ftervemen die fy onfterffeiijck, oft Xinfien noemen.
De hooftftadt felve leght aen de zee , in een aengename plaets, daer, deur een bóe-fem van de zee,feer groote fchepen tot aen de wallen , en aen weerlij den van de ftadt können komen. Want de hooftftadt leght op een zee-bergh, van weêrfijden niet water beflöten,behalven aen de noord- en aen de zuydooft-fijde. Aen d’overfijde van het water op de ft rant fijn eenige vlecken , wel bevolckt, en vol van koopmanfehap, voór-namelijck in de plaets, die naer ’t noordt-weften ftreckt, Lo^ang genoemt, die by groote fteden geleken kan worden^daerde-
Î É nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N '. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;151
fe brugh begint, die gelijeke haem als de plaets draeght ; en ick heb reden om te twijftelen of er noch foodanigh een brugh, als dcfe,in de geheele weereldt te vinden is. De Sinefche fehrij ver fpreekt daer af in defer Vermdér^ voegen : de brugh Logjang leght aen dé noordweft-fijde van de hooftftadt, over de vloct Loyang. Men noemt haer oock de brugh Vdingan. Sy is gefticht door de^ ftadtsvoognt Çaijang, en ftreckt fich in de langte over drie hondert eh feftigh roeden, eri in de breedte tot anderhalve roede uyt. Eer defe brugh gemaeckt was, moeft men met fchuyten daer over varen : maer uyt oorfaeck van ’t geweldt der vloeying eri ebbing foneken hier jaerlijeks een groote menighte, met de genen ; dié ’er in waren, Çaijang, voor de Welftant en behoudenis der menfchen,en infonderheydt der fijnen, beforght, begeerde daer een brugh te bouwen : maer vermidts hy overwoogh dat dé krachten der menfehen geenfins tot dit werek genoegh waren , én fagh dat men, uyt oorfaeck van de groote diepte des waters, de grondtveft niet fou können leggen, foo badt hy de geeft van de zee acn,en verfocht dat hy de vloct fou weêrhouden , en ( indien men ’t gelooven magh ) verkreegh fijn bede. Na dat alle de zeen ftil waren, en de vloet 'een-en-twintigh dagen opgehou- । den hadt, wierdt de grondtveft geleght,ert. ' veertigh hondert duyfent kroönen aen dit werek befteedt. Daer fiet ghy ’t gene dat hy ’er af feght. Maer laet ons , de fabelen verlatende, tot de brugh komen, die ware-lijck in alles verwonderens-wacrdigh isi Ick heb haer tot tweemael met vcrbaeft-heydt befichtight,en alles forghvuldighlijck aengemerekt. Sy is heel van fwarte gehou-We fteen,en heeft geen bogen oft gewelffe-* len, maer meer dan cjrie hondert pijlers, van groote fteenen gebouwt, die alle de ge-daente van een groot fchip hebben, en van weêrfijden fpits uytloopen,opdatfy te minder gewelt en ftoot van ’t water fouden lijden. Boven aen defe fteenen, daer fy van d’een aen d’ander pijler vaft gemaeckt fijn, fiet men vijf fteenen, die in alles malkander gelijeken, en de ruymte,die de brugh breet IS, beftaen. Yder fteen is achtien van mijn gemeene fchreden lang, die ick,defe brugh fachtelijck bewandelende, tot mijn maet gebruyckte, en twee fchreden breedt, en oock foo dick , oft diep : in voegen dat ’er veertien hondert van defe groote fteene balcken, om foo te fpreken, fijn,die in alles mal-
-ocr page 249-
malkander gelijcken. Scker, ccn heel won-dcrlijck werck, niet alleenlijck hierom, dat defe groote en grove ducken op defe pijlers leggen , macr voornamelijck om dat men foo veel en foo groote balcken , die even groot fijn , ergens heeft können vinden en uythouwen. En op dat de gene , die over de brugh gaen , geen gevaer van daer af te vallen louden loopen , foo heeft men aen vreêrfijden leuningen met leeuwen , die op hun grondtveften ftacn, gcmaeckt,en meer diergelijeke vercieringen daer by gevoeght. Voorts ftaet aen te mereken , dat ick hier niet meer dan een deel van defe brugh be-fchrijf, namclijck dat, ’t welck tuftchen het vleck Logan, en ’t kafteel op de brugh fclf gebouwt is : want als men dit deel over is, loo volght een ander deel, niet veel kleyn-der dan 't voorgaende,en voorts in alles ge-lijck. Wat de koften aengaet, men fou die miftchien in Europa kleyn tot foo groot een werek achten : maer dit ftaet hier aen te mereken , dat het grootfte deel der ar-beyders by de Sinefen om niet moeten dienen , als ’er iets, dat gemeen is, gemâeckt ■wordt. Wat de gene , die betaelt worden, aengaet, het loon daer af is eynigh , dat het loon van ccii wei'ck-man in Europa daer voor tien wereklieden genoegh is. LTyt defe hooftftadt, en uyt d’anderc plaetfen , die daer onder behooren , varen nu en oock eertijdts, veel fchepen naerver-fcheyde geweften, om hun koophandel te doen. Dit doet my vaftelijck gelooven,dat f, M. Paulus Venetus quot;Zarte niet verre van hier heeft geweeft j want hy verfekert dat het vijf daghrcyfens van FoeheUjt welckhy Fugui noemt, gelegen is,en defe ftadt leght even foo verre van daer, Ick 'w^eet wel dat. Zarte geen Sinefche naem isj en dieshalven quot;juena maecktehaer onlangs daer na tot een is geloofelijck dat dit een naem is,daer mee hooftftadt, en bouwde oock de ftadt iPan-de Tartars en uytheemfehen hier eenige cing'^ ’t welck my vaftelijck doetgclooven vermaerde zee-haven aengewefen hebben. De befchrijving van de volgende hooftftadt wijft oock fulcks aen, in de welcke wy veel tekenen füllen vinden , die bewijfen können dat defe plaetfen in oude tijden van deChriftenen befocht fijn. Defe hooftftadt gebied over feven fteden, I Civenchei^,!. LPangan,-^ Hoeigany^Pehoa, 5 Ganki36 Pungganty'^ungchung.Sy behoorde eertijts onder de heeren van ZFn. Lean-gn^ noemde dele hooftftadt iPangan,^^ ko-ning SuiHsVenling3^,x\ SungaPinghai.Sy voert de tegenwoordige naem van de ftam P^an-ga^^y füllen van Glt;anhai3^,ztx kleyne ftadt, |
en treffelijeké koop-plaets, defe hooftftadt onderworpen, onder de veftingen fpreken. Paocai is een bergh, op wclcks top een T^ergh. toren van negen folderingen uytftceckt,die aen de fcheepslieden een baeck-toren , en een feker teeken van dat fy na aen de ftrant fijn,verfi:reckt. Men fiet hem aen de zuyd-fijde van de hooftftadt. De derde hooftftadt CHANGCHÈV. CFlangcheti , de zuyderlijckfte hooftftadt van dit Landtfehap , voert haet naem van de groote vloet Chang, welcks wefterlijeke oever fy leght ; en fy wordt van de zee, die dus verre vloeyt,be-, fpoelt. Aen de zuydfijde,daer de vloet aen de ftadt koomt, is een brugh, die warelijck heerlijek genoemt magh worden , heel van HeerUjc^ gehouwe fteen, en fes-en-dertigh hooge en ke brugh. groote bogen lang, en foo breedt, dat aen weêrfijden huysjes en winckels der verkoo-pers fijn , daer altijdt marekt wordt gehou^ den, en daer men al ’t gene,dat by de Sine-feii voor koftelijck wordt geacht,oft van elders uyt de vreemde koninkrijken gebracht, verkocht word. Want de waren komen ge-durighlijck van d’edele koopftad Fliamueni gelijck op fijn plaets gefeght fal worden. Defe hooftftadt heeft onder fich tien fte^ den, I Changcheü 3 2. Changpu, 3 Lugnïen, 4 ISlancing,^ Changtai36 Changping,^ Ping-ho , 8 Chaogan, p Plaicing , i o LJingyang. Ick bevind dat defe hooftftadt eerft onder de ftam Panga defe naem heeft gekregen, en dat fy toen eerft met de voorrechten van ftadt befchoneken wierdt. Maer de ftam dat ’er toen al veel fchepen op defe plaets quamen , en dat hier omtrent M. Paulus Venetus Zarte heeft geweeft. Hier komt 'noch by , dat ’er in defe hooftftadt vele en tekenen klare tekenen en fpeuren der Chriftenen 'vande fijn gevonden, en oock binnen de wallen niet weynigh gefnede fteencn,daer opmen het teken van ’t heyligh kruys fiet, en oock äienß. van de heylighfte Maeght Maria , Gods moeder , met de hemelfche geeften , dic ter aerde geknielt fijn, beneffens twee hangende lampjes. Ja in ’t paleys van lekcr ftadtsvooght heeft men gevonden een heerlijek marmer kruys,dat van deChrifte- |
'ïreffe-lijcke or/inje^ appelen. Tergen. n’en , na dat fy verlof van hem hadden gekregen, van daer is gevoert, en met groote godtvruchtigheyt en toeftel in onfe kerck, die in defe hooftftadt is, geftelt. lek heb hier oock , beneffens mijn medegenoten , by feker gelettert man een oudt boeck gehen , feer naerflelijck met Gotfehe letteren gefchreven, en dit op dun parekement, in plaets van papier. Het grootfte deel van de Heylige Schrift was daer in gefchreven ; en ick deê mijn vlijt om het boeck te krijgen. Maer de heer daer af, fchoon een heyden, kon door geen beden , oft door geen beloften van geldt daer toe bewogen Worden, en feyde'dat men dit boeck , als een kofte-lijck ding, in fijn gedacht bewaerde, en dat het over lang van fijn voorouders afgekomen was. Defe groote hooftftadt is rijde van in-woonders, en door de voortreffelijckheydt der gebouwen en gauwe verftanden ver-maert. Men vindt hier oock fchrandere en machtige kooplieden. Voorts, dit volck is liftigh en boos van aerdt, en tot de fchan-delijckfte welluften overgegeven. In ’t ge-weft van defe en de voorgaende hooftftadt waft een groote menighte van treffelijeke oranjc-appelen,in grootheyten fwaertemet de grootften van Europa gelijck, doch fy overtreffen d’onfen verre in reuck, fmaeck en aengenaemheyt.De gedaente en eygen-fchap van de boom heeft weynigh onder-fcheyt van d’onfe, maer is byna de felve. Doch de vrucht vcrfchilt hier in,dat hy,ge-ëten fijnde,een muskadel-drnyf fchijnr,ver-midts hy geheel van een felve reuck en fmaeck is ; in voegen dat tot noch toe Italien oft Spanje niets foeter van fulck een vrucht gefien oft gefmaeckt heeft. Voorts, defe vrucht is foodanigh van natuur,dat hy iichtelijck van fijn goude en dicke fchil af-fcheydt, en dat oock de fpicren tuffehen de velletjes,daer mee hy bekleed en onder-fcheyden is, in hun deelen met een felve gemack gefcheyden worden. De felve vrucht, met de fchil tuflehen plancken ge-parft, wordt met fuycker ingeleydt,en ’t geheel jaer deur bewaert. Sy verquicken en vermaken met defe vruchten niet alleen hun Sinefen, maer oock de uytheemfehen. Naer d’ooftfijde van de hooftftadt is een bergh, Cto genoemt, op de welckey gelijck fy fchrijven , een fteen is, van vijf roeden hoogh, en achtien breedt,die, foo dickwijls als ’er onweer voorhanden is, fich rept en roert. |
Daer,doch naerder aen de hooftftadt,en dicht aen defe bergh , is een ander lCieu-lang genoemt, om fijn kriftalijne bron ge-prelèn» De vierde hooftftadt K I E N N I N G. A En d’oofterlijcké oever van de vloec , is de hooftftadt IQenntng , die in blijeken van edeldom wel voor d’eerfte hooftftadt wijekt, maer niet in grootheydt ; want haer landt is groot en ruym, en daer fijn feven fteden in , i Kien-ningi Kien'^Mg, 3 Zunggan, 4 Puching, 5 Chingho , 6 S/^ngki, 7 Xeuning. Sy behoorde eertijdts oock aen de Heeren van Mn, De ftam P^anga heeft haer Kiencheu geheeten j en Sunga heeft haer de tegenwoordige naem gegeven. Ick heb hier voor al aengewefen, loo uyt de naem als uyt de plaets, dat defe ftadt M. Paulus Venetus Qjpelinfo is. Sy heeft in defe lefte Tartari-fche oorlogen veel fchade geleden : want 'Kienning vermidüs fy van hen afgevallen was, wierdt ‘verwoeß. fy van nieus belegert,en na een lang belegh gewonnen , en geheel aen ’t vuur ten roof gegeven ; en alle de genen, die men daer in vondt, wierden met het fwaert verdelght. Defe brant verflond de kerck der Jefuyren, en daer bleef niets overigh , als de heerlijc-ke brugh over de fnelle vloet Min. Defe brngh was met dack gedeckt, en aen bey-de de fijden huyfen en winckels geftelr. De pijlers fijn alle feer hoogh , en van ge-houwe fteen,en ’t overige van houdt. Men ging langs defe brugh naer een feer prachtige kerck , aen d’andere fijde van de vloet gebouwt. Defe brugh is van nieuws in haer oude glans herftclt ; en hoewel men begonnen heeft veel gebouwen weder- '' om op te rechten , foo verfchillen fy echter veel van hun oude heerlijckheydt en voortreffelijckheydt, hoewel deverbrande fteden van Sina veel lichter weer opgebouc worden, dan die van Europa, vermidts die van Sina ten meeftendeel in houte huyfen beftaen. Daer is noch een andere heerlijc-ke brugh by Ktenyang , Choking genoemt, foo lang, dat fy aen wcêrfijdcn drie-en-fe-ventigh winckels begrijptjdefe is oock heel met een dack bedeckt. Voorts, Kienning is niet een van de min-fte kooplieden ; want alle de waren , die langs de vloet op en af gevoert worden , q nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tree- |
Ï54 HET ELFDE LANDTSGHAP
trecken hier deur, en als fy aen de ftadc Placing gekomen fijn, worden fy geloft, en van arbeyders tot aen een vleck Pmgh/^ ge^-noemt,onder de ftadt Kiangxan behooren^' de,gedragen, en dit over hooge bergen, en diepe dalen, een wegh van drie daghreyfen verre. Andere waren worden op een felve wijfevanTzz/^Z//^ tot aen Puching gebracht. Defe geheele wegh is foo veel, als voor de menfchen mogelijck was, geeffent, en met vierkante fteen beleydt. Men vindt hier overal vlecken en dorpen , om de rey-figers te herbergen. De waren,te voren gewogen , worden aen de waerden in bewaring gegeven, die , hun recht daer af ont-fangeii hebbende, hen door arbeyders elders doen dragen , daer de koopman hen fonder eenigh ongemack,en getrouwelijck ontfangt j en indien men iets mifte, foo moet de waert fulks betalen. Onfe inwoon-ders van Europa fouden nauwelijeks geloo-ven, foo ick feyde , dat hier altijdt wel tfen duyfent arbeyders vaerdigh ftonden,om de laft t’aenvaerden , die fy gratighlijck opnemen , en in defer voegen hun koft winnen met gedurighlijck heen en weer oVer defe höoge bergen te gaen en te keeren.DeSine-fen fijn feer ervaren in laften te dragen 5 en defe grove menfchen louden aen onlèpradli-fijns groote moeyte berockenen, om d’oor-faeck en redenen daer af te vinden,foo fy hen oock grof gefchut,cn diergelijeke laften van weêrfijden aen fulck gereedtfehap fagen hangen, dat fy oock lichtelijck deur d’eng-ten der bergen können voeren : en hoewel fommige voorgaen en andere volgen , en veel fchreden van hun laft af fijn, ïoo können fy echter dc laft met hun draegh-boomen en touwen foo gelijck deelen , dat fy alle de laft gelijekelijek dragen, fchoon d’een wat verder, en dander wat nader by is : en in defer voegen fiet men de Sinefen oock groote marmer-fteenen,en heelc boomen lichtelijck op hun fchouders dragen.
De ftadt P'üching heeft een tol-plaets, uyt oorfaeck van de deurtocht der waren , daer echter feer weynigh tol betaelt wordt, te weten tot vermaking der wegen, en om de brugh t’onderhouden. Defe brugh, die uyt veel fchepen beftaet, de welcke aen malkander gebonden fijn,leght aen d’ooft-fijde van de ftadt Puchmg. Men vindt in dit ge weft twee heerlijeke kereken aen Helden gewijdt, d’een van Chù^encungids, die de Philofophy van Cungfi^thiS loo geleer-delijck verklaert heeft, dat hy warelijck
Cautve Sineßhe arbey^ •der5.
voor een treffelijck leeraer gehouden word) en dat fy alle, volgens des Keyfers bevel, gedwongen fijn des felfs uydegging te ge-bruycken.
Naer ’t noordooften is de feer hooge Bergen. bergh Xtn, daer men boven alle bergen de fon uyt de zee kan fien rijfen.
By Ktenyang is de bergh Wlung^ die van vijf heuvels,en een in ’t middcn,befloten is. Defe eene heuvel wordt in de Sinefche tael paerel, en de vijf worden draken genoemt.
Hier is oock de bergh CMojuen^, de dertiende in de boecken van Paoxu. Maer de bergh Vuy, by de ftadt Çùnggan overtreft hen alle in naem en grootheydt. Op defe fijn vele kereken der afgoden, kloofters der priefters, en kluyfenacrs, en onder de-fen oock niet weynigh overften ,’ die met gefchore hoofden d’afgoden dienen, en alle weereldtfche rijekdommen cn wacr-digheden verachten. Maer onder defe Haven des duyvels heeft Godt oock fijn die-naers verkofen,van wclcke faeck d’uytgang feer wonderlijck is. Onder defe priefters was als fekcr opper-hoofc, en overfte y«an twee kereken , Chang genoemt. Defe , alreê hoogh van jaren fijnde , veranderde fijn twee kereken in godt-gewijdeplaetfen, en brack alle d’afgoden door fijn eygc handen met de bijl aen ftucken. Hy ftelde in , der fclvcr plaets in d’ecne kerek het beeldt van Chriftus, onfe Heer en Zalighmaker, en in d’ander dat van deheylighfteMaeght, wonder-Godts moeder. Defe, noch een jongchng fijnde, woonde by feker ander overfte van de kerek gt;nbsp;by de welckc hy naerftighlijck diende, om alle de gewijde geheymenifteil van die aenhang te begrijpen. Maer terwijl de kerek-overfte , van jaren gedruckt, en van fieckte overvallen , allengs de doodt naerderde , vraeghde defe leerling hem, oft hy defe wet, die hy tot noch toe geleert hadt, machtigh cn bequaem achtte om de falighcyt te verkrijgen, oft niet : daer d’ou-de man op antwoorde ; neen, mijn foon , maer wy weten geen beter. Doch heb goede moed : na verloop van veertigh jaren fal ’er iemandt fijn , die u de ware wegh ter faligheydt toonen fal. Hy , dit gefeght hebbende , ftorf. Maer Chang, niet ver-noeght met de lefte woorden van fijn mee-fter, als een fekere godfpraeck , wel t’ont-houden, fchreef die oock forghvuldighlijck op. Eenige weynige jaren daerna wierdt de ftadtsvooght van Puchingi met alle fijn
-ocr page 252-N.
na in defer voegen tot de ftadtsvooght : Dit is 'ivarelijck deÇe 'ivet, en dit de màn, (met de vinger op de vader wij fende }die my de 'ware 'wegh ter filtgheyt toonenigelijck mijn meeßer my o'uerlang 'uoorfight heeft. Men befagh toen het boeck,dat tot geheu- fenping genoemt,de ftam Danga ICienched, genis gefchreven was, en ’t jaer, daer in Sunga Jyankien^ en Daiminga weêr '^enfing. fulcks gefchiedde , en men bevondt dat dit Defc hooftftadt gebiedt over feven fteden , het vcertighfte federt fijns meefters overlijden was : in voegen dat hy, fonder langer te wachten, alle afgoden afwierp, hen met de voeten vertradt, en vol gramfehap en heftigheydt hen verweet dat fy hem foo lang hadden bedrogen. Men vindt in defe felve plaetfen noch veel Chrifteneii, en fangen, en ontbood dickwijls de E. Simon van Cunha uyt de ftadt Kïenïng toc fich , om aile de geheymeniflen van onfe Godts-dienft uyt Chriftus wetten te leeren , en de Sacramenten van hem c’ontfangen. Defe ftadtsvooght voerde eens, na dat de gewijde dienft gedaen was, defe vader naer de vermaerde bergh Vuy , om die te befichti-gen. De priefters, onder de welck Chang d’eerfte was, liepen hen te gemoet,omhun ftadtsvooght t ontfangen. En vermidts ’er in ’c fpreken dickwijls gewach van de Chriftelijcke wet gemaeckt wierd , fuchte veel kluyfenaers, die een godtvrüchtigh etl gemeen leven onder malkander voeren : en indien defe lefte oorlogen fulcks niet verhindert hadden , men fou hier treftelijeke verkondigers van Gods Woort hebben hen voortkomen ; doch wy twijffelen niet oft dit fal noch op fijn tijdt gefchieden, en dat fulcks een rijeke oogft veroorfaken fal. |
Tü Leang is een bergh by P uching, die een der tien grootften van ’c uytterfte Afia is. Van de vloeden valt niets befonder te fchap ontfangc. De ftadt is niet feer groot, maer echter niet min cierlijck en aengc-naem. Haer wallen ftrecken fich oock uyc tot over de hooghfte bergen , die van buy-ten byna ontoeganckelijck fijn; en dieshal-ven is de ftadt feer fterck, en, om foo te fpreken,dc fleutel van t geheele Lantfchapi Sy heeft oock dit boven d’anderen befon-der, dat d’inwoonders daer in ’t gemeen de tael der geletterden fpreken ; vermidts men uyt iSlanking een voortplanting naer defe ftadt gebracht heeft.Ghy fuit die oock nauwelijcks ergens vinden , dat men ’t water deur grachten uyt de bergen byna in yder buys gebracht heeft. Men vindt hier drie voorname kereken, en twee bruggen i over yder vloet een , die uyt fchepen, aeil malkander gebonden, beftacn. De koning Cjnw heeft haer d’eerfte ouâenA me». 'iga Jylankieni en I am :1e hooftftadt gebiedt I '^en^ingy x Cianglo, 3 Xa, 4 Leï^ki, 5 Xun^ chang, 6 ‘^unggan, 7 Datien. Men feght gemenelijck van de ftadt Xa , dat fy van lil-ver is, om dat fy in vruchtbaerheydc van grondt, en in overvloet van gewas voor geen ander wijekt. Sy lagh eertijdts aen d’andere oever j maer de Kcyfer beval dat men haer verwoeften,en geheel onbewoont fou laten, en d’inwoonders aen d’andere oever voeren, om dat ick weet niet wat loon fijn vader in d’eerfte plaets gedoodc hadt : want men oordeelde, naer de Sine-fche wetten, dat foodanig een misdaet foo groot een ftraf verdiende. Defe ftadc 'Xa heeft oock een brugh, die in der daet heer-lijck, en met dack bedeckt is, daer op veel winckels der verkoopers gefticht fijn. De Jefuyten hebben hier oock een kerek ver- |
fal vinden.
De vijfde hooftftadt ENFIN
X ld veil uvigiij U.1C met iijii iieuvvieil byna de heele ftadc Cianglo omringt. Daer is oock de groote bergh ‘Techang , die niet alleenlijck tot aen de grenfen van ’t Landc-fchap iCiangß ftreckt,maer hen oock deur-dringt.
In ’t landt van de ftadt Xa is een groote en fteyle bergh Lfuon ge noemt, op de ■^^elckejgelijck menfchrijfc,een hairachtigh beeft, den menfeh heel gelijck , gevonden wordt.
Efe hooftftadt klimt allengs op yail d’oever des vloets deur bergen en heuvels : in voegen dat fy aen alle de gene, die voorby varen, een aenge-naem gcfichc verleent, en cierlijck in d’oo-gen fchijnt. Aen d’ooft-poort loopen twee vloeden te famen , namelijck eX^in en Si, die daer een poel maken , daer fy om defe oorfaeck de lchepcn uyt byna ’t heele Lanc- ^Ven, niec verre van de ftadc,gefticht; waren.
' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dê
Tae^ang is een bergh, daer op dekonin-gen van gemenelijck de hitte van de fo-mer ontvloden,daer toe vcle grootegebou-
HET ELFDÉ
I. ANDTSCHAP
il F
De fefte hooftftadt T I N G C H E V. Sergen, Wateren. H Et landt van defe hooftftadt behoorde eertijdts oock aen de hecren van De koning C^nns noemde het Sinlo. Sy nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de tegenwoordige naem van de ftam Tanga onder de welcke fy noch een ftadt, en geen hooftftadt was. Maer de ftam Taimtngatdc naem in wefen latende, verhief haer tot groote heerlijckheydt, en ftelde haer tot hooft van acht fteden , Welckers namen fijn, i Ttngchett, i TSUng-hoa , 3 J^ang^ng 4 Typing 5 Cingliet^^i 6 Lienching, y ^j^eihoa, 8 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dit Jandt grimmelt van bergen, en heeft echter overvloet van alle dingen, die tot het leven noodtfakelijck fijn, ’t Landt is echter feer ongefont. In ’t geberghte, daer dat op fijn grootfte is, woont noch een wildt en onbe-fchaeft volck, dat fijn eygc wetten heeft,en geenfins onder de wet van Sina wil buygen. Want de bergen van drie Landtfehappen , hier te famen komende , maken diepe en ontoeganekelijeke dalen. De bergh ^uihoa, flengciiacm en groen, geeft groot vcrmaeck aen d’inwoonders van de ftadc JSlinghoa, voornamclijck in de lenten. De gene , die hier meê gelijekt, is de bergh Kin oft guide bergh,dus genoemt om fijn goudt-mijnen , die de ftam Sun ga geopent heeft. Defe,by Kanhang gelegen, is foo fchoon , dat hy een vermakelijeke fchildery gelijekt. Hier in fijn drie kleyne bracckjes, die ’t ruwe yfer, dat men daer in werpt,in koper veranderen. De bergh ^ung is by CinglieUy en feer hoogh,fchrickelijck, en heel ontoeganckelijck. De braeck Cingçao , een bunder landts groot, is niet feer diep, en leght aen d’ooft-fijde van de hooftftadt. By defe braeck fijn boomen , die altijdt groen, en met bladen bekleed fijn. By Vuping is de poel Loxui, oft van groen water, dus naer de groene verwe genoemt, daer af’t water foo inge-droneken is, dat het al ’t gene,’t welck daer meê gewafien is, met een felve verwe verwt. In de vloet, langs de welcke men naer ^nping vaert, fijn veel waterfchuttingenen plaetfen, die, door haer drayende wateren, leer gevarelijck fijn. Men vindt voorname-lijck twee by Cingïieu,, d’een Kteulung , en d’ander Q^angcung genoemt. Als de fchepen voorby varen, foo worden , om dat fy van ’t gevaer van breken bevrijdt fouden fijn , cenige bootsgefellen voor-uyr gefonden , met bundelen ftrooy in de handen , dact ’t fchip met gemack aen ftoot, en voorby vaert. |
De fevende hooftftadt H I N G H O A. De voortreffelijckheydt van ’t landt defer hooftftadt is foodanigh,dat het door fijn vruchtbare ackers in dit Landtfehap de prijs behaelt. De hooftftadt felve is reyn en fchöon , en wordt om dc menighte der geletterden, en om de voof-treffelijckheydt der fchrandere geeften ge-prefen. Men vindt daer oock veel zegebogen,en op de geburige heuvels nictwey-nigh heerlijeke graven. Men kan hier uyc verftaen hoe vruchtbaer d’ackers fijn , dat, fchoon fy niet meer dan twee fteden onder fich heeft, fy echter tot de konincklijckc fchatting twec-en-feventigh duyfent facken rijs betaelt. Defe fteden fijn , i Hinghca , i. Stenltea. ’t Landt is foo vol gepropt van vlecken en dorpen, dat het heel geweft voor een ftadt gerekent magh worden. Alle de wegen fijn hier foodanigh met vierkante fteen beftraet,dat men langs de felve, een roede breedt, meer dan feftigh mijlen verre kan gaen;en fy fijn foo net en fuyver, dat ick in geheel Sina niets netter gefien heb. De hooftftadt heeft twee heeilijcké bruggen, d’een aen de noord-en d’ander aen de zuyd-fijde. ’t Heel geweft heeft overvloet van fijde. Men vindt de vrucht Lichia nergens beter,als hier, en oock geen • beter Harder-viftchen in geheel Sina. Hier fijn vijfkereken , aen Helden gewijdt, die heerlijeker dan d’anderen fijn. De koning Suius heeft defe hooftftadt Tutien gehee-ten. Sy voert de tegenwoordige naem Hinghoa van de ftam Sunga , ’t welck een oprij fende bloem beteekent. Sedert heeft de felve ftam haer Hingan gchceten. Maer Taiminga heeft haer weer Htnghoa genoemt. De bergh Uucung leght aen de Zuydfij- Bergen, de van de hooftftadt. De ber^h-kenners van Sina merekert hier veel wondcriijcke dingen aen. Hy vertoont acht vlackten , oft aeiigefichten , door de wekken hy een recht achtkant fchijnt. Aen de zuydooft-fijde van de hooftftadt fiet |
FOK ßet men de bergh Qoching ; acn de voet is een vleck,daer leer rijcke kooplieden woollen , die feer fchrander fijn, en hun koophandel deur geheel Sina drijven. Dit vleck magh warelijck in pracht en heerlijçkhcyc van gebouwen by de höoftftadt geleken worden : doch het heeft geen wallen , en geen voorrechten en naem van hooftftadt. Wateren, Beneden aen de bergh Chinjueriy aen de noordfijde van de hooftftadt, is de poel Chïing, op welcks oever een heerlijck pa-leys gebouwt is, in tien kamers gedeelt, daer, foo dickwijls als ’er regen oft onweer voorhanden is, ’t geluydc als van een kloek gehoort wordt. Op de top van de bergh Hucüng is een put, Hiat genoemt, welcks Ifjcke water hooger en laeger wordt, als of de zee daer in vloeyde. De achtfte hooftftadt X A O U U. E hooftftadt 'Xaoüü is de noorder-lijckfte van dit Landtfehap. Sy was eertijds niet aenraerckelijck 5 ftont onder de heeren van ; en wierdt eerft onder de ftam Tanga met wallen, en met de naem van hooftftadt befchoneken. Sy heeft echter altijdt de naem van gehadt; en begrijpt onder fich vier fteden, I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Taming, ^IQennïng. Maer dewijl dit ge weft in een ftercke en bequame plaets, en op de grenfen leght, aen wegen,daer de deurgang feerkommer-lijck is, foo heeft het eenige veftingen die dcurgaens van de fteden oft hooftfteden niet verfchillen, dan dat fy krijghsbefet-ting van binnen hebben , en voorts de fel-ve gedaente van wallen en ftraten, niet. anders in de krijghsveftingen, als in de hooftfteden : want de krijghsveftingen worden hier anders onderfcheyden, ^s in ons Europa,daer de fchanften en veftingen van de fteden verfchillen. lek wil dat men dit, ’t welck ick hieraenmerck,overal oock van ’t ander verftaen fal,fchoon ick deurgaens in de kacrten bevordert heb,dat fy als krijghsveftingen afgeteekent ftaen , om hen door dit merek van de fteden, die geen krijghsveftingen fijn , forghvuldigh fonderfeney-den. Defe hooftftadt wordt oock de fleu-tel van ’t wefterlijck Landtfehap genoemt. De fachte en vredige beeck (jao vloeyt in dit landt, daer uyt kleyne beeekjes geleydt fijn, die fich deur de heele ftadt verfprey- |
I É N. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1^7 den. Aen de noordfijde van de hooftftadt over de vloet is een heerlijcke brug, drie-en-feftigh roeden lang, de voorgaende ' bruggen niet ongelijck.Dacrfijii oock twee treftelijcke kercten. Het gemefcn volck van defe hooftftadt weeft feer uytftekende lakenen van ruwe hennip, die in de fomer om de koelte, en om dat fy door ’t fweet niet vLiyl worden, en haeft droogen, geme-nelijck gefocht, en in hooge waerde fijn. Naer ’t zuydooften is een groote bergh, bergen. Cietai genoemt, die fich tot aen de grenien van Tingcheu en ^enping uytfpreydt ; daer een bron op is,die tegen vele fieckten heyl-faem is. Kmyao is een groote bergh,die vierhon-dert ftadien in fijn omkring heeft, en aen de grenfen van Kiennmg en Ninghoa reykt, Hy heeft fijn begin in het geweft van Tailing. De eerfte ftadt F Ö N 1 N C. Y heeft onder fich drie fteden , i ro^ ning , 1 Fogan, 3 J^ingte, die in een ruym en uytgeftreckt landt leggen, daer in veel bergen fijn. Hier is echter geen, gebrcck van dingen, die tot gebruyck van ’t Icvèn nöodtfakelijck fijn. Fontng is een fchoone en groote ftadt, die veel nuttigheden van de zee ontfangt j om dat fy dicht daer by gelegen is. Voorts, de wegen deur de bergen fijn feer kommerlijck, en nau-welijcks te bereyfen , voornamelijck naer ’t noorden, en zuydooften. Aen de weftfij-de van de groote ftadt, dicht aen de muu-ren,is een bergh, fwaer van filver,gclijck de Sinefchc Landtbefchrijvers feggen. Hier is niet meer dan een kerek, aen Helden gc-wijdt ; maer ’t gene , ’t welck men hooger moet achten, is dat Godt felf daer geenge-breck van een kerek heeft, te weten in een vleck , Tingtei/ genoemt, gelijck ick hier voor verhaelt heb, die nieuwelijeks door de geeftelijeken van S. Dominicus ordening gefticht is, de welcke oock d’cenige kerek is, die fy nu in ’t Rijck van Sina be-fitten, fchoon fy te voren in cgt;^^4z/^,een ander dorp , oock een kapel gehadt hebben, in ’t buys van feker Chriften, doch die is in delefte oorlogen geheel vernielt. Ick heb dit hier aengemerekt, op dat de lefers en aenfehouwers der kacrten niet verwondert fouden fijn , als fy fien dat overal R r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de |
ijÊ HET ELFDE I dekereken, aen de ware Godt gewijdt, met de naem van Jesus Societeyt, en niet van andere , getekent fijn ; want dewijl ick in mijn kaerten niets anders, als hooftfteden en fteden vertoon, foo heb ick defe kerek, die in een dorp is, f van de welke ick om ’t oneyndelijck getal, om ‘het eng begrijp der kaerten , en om andere redenen geen gewagh in dit mijn werek maeck ) in de kaert niet können aenteke-nen , en meer dan genoegh geoordeelt dit in de text felve, gelijck ick elders gedacn heb, in te voegen. lernen. Lungxeù is een feer hooge bergh , aen welcks voet de ftadt Zoning leght. De bergh Kung aen de zuyderlijcke dee-len ftijght oock tot een groote hooghte De bergh Kankin leght aen de zuydlij-de van honing, aen de ftrant van de zee. Sy fchrijven dat in feer oude tijden defche-pen hier gemenelijck aen quamen. De bergh ^alao leght aen de noordooft-fijde van honing , en heft fes-en-dertigh hooge toppen op. bergh Kalao vloeyt in de herfft een beeck, welcks water blaeu van verwe is5 en de inwoonders waflehen dan haer la-• kenen daer in , ’t welck aen hen tot blaeu-we verwe verftreckt. X V 7 moeten hier voor eerft en voor-W befchrijving van Ganhai en fUet/èn, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kiamuen maken, twee plaetfen,van de Sinefen krijghs-veftingen genoemt, die door de heerlijckheydt der gebouwen,me-nighte der inwoonders, en vermaertheyde van koophandel veel hooftfteden overtreffen. Toen ick my op wegh begaf, om weêr naer Europa te keeren, reyfde ick met een Sineefch fchip uyt de vefting Ganhai naer de Philippijnen. Men vindt nier een groote overvloet van waren, en van Sinefche fchepen ; want hier is een gerij ffelijeke haven, en een bequame ree voor de fchepen. Sy leght aen een vloet,daer in de zee vloeyt en ebt. Aen d’ooftfijde van de vefting is een heerlijeke brugh , twee hondert en vijftigh fchreden lang, heel van fwarte fteen, en op veel bogen gebouwt. Men moet byna het felve van Kiamuen verftaen, dat in een eylandt leght, niet verre van ’t vafte landt 5 maer (janhai hangt |
aen ’t vaftc landt. De waren worden van daer weêr andere nieuwe waren herwaerts gebracht. Defe plaetfen waren eertijdts in ’t befit van defe groote en vermaerdc zee-roover Iquon^ by d’uytheemfchen, en voor-namelijck by de Spanjaerden , Portugefen en Hollanders wel bekent, die dickwijls een vloot van drie duyfeilt groote Sinefche fchepen heeft gehadt. Eyndelijck, ’t gene, dat tot verheerlijeking van defe twee plaetfen dient, is dat de Hollanders, hen eenige malen gefien hebbende , overal verkondigen dat dit groote en rijeke fteden fijn, fchoon fy echter van de Sinefen niet onder de foodanigen getelt worden. D’overige veftingen, tot bewaring van de zee, fijn , i ^umuen , x Voning^ 3 Kng-hat, 4 oKKuihoa, 5 Ke , 6 Katkeu, 7 Van-gan-V Chungxe,^ ’Tungxany io Kiuenchung^ 11 ‘Junçtinv^ ’t anders A En dit Landcfchap behoort oock het groote eylandt I^ormoja , dat federt • eenige jaren feer vermaert is geworden , fchoon het den Sinefen niet onderworpen is, maer fijn inwoonders, en fijn eyge recht heeft. De Sinefen noemen dat Talieukieü, dat is, grooter Lieukieu, tot on-derfcheydt van een minder. De Portuge-fen, dickwijls d’eyge benaming wringende en veranderende , noemen ’t Leauio. lek acht dat ’et de naeni van van de Spanjaerden gekregen heeft j toen fy aen des felfs noorderlijckc zee-bergh , daer hy fijn punt in zee uytftceckt, de vefting Ki-Inng bouwden. Dicht by ’t felve eylandt, in een kleynder eylandt, Kaiman genoemt, hebben de Hollanders oock een vefting,die fy nicu Zeelandt noemen ; dit is een vier gelijekfijdigh kafteel, met vier punten , op de wijfe van Nederlandt gebouwt. Voorts, fchoon hier een kommerlijeke en onveyli-gc haven voor de fchepen is , foo houden ly fich echter vaft aen defc haven. Macr de Spanjaerden hebben defe hun vefting Killing ofc van felfs verlaten , oft fijn van de Hollanders daer uyc gedreven^ en alle de muren en huyfcn leggen nu totdegront toe verwoeft. Dit kleyn eylandt leght O |
FOK leght van Formofa omtrent een halve mijl, aen de zuydtfijde , en is van ’t vafte landt omtrent veertigh Duytfche mijlen af. Dit groote eylandt Formosa neemt fijn begin omtrent op een-en-twintigh graden benoorden de middel-lijn, en fireckt fich uyt tot een weynigh over de vijf-en-twin-tigh graden. Wyders, de ftrant van dit ey-landc, gelijck oock de kuft van Sina, loopt noordooft aen. Het wierdt eertijdts van de Sinefen bewoont j maer des felfs in-woonders hebben heden de Sinefche fe-den geheel vergeten. Sy hebben echter een leive gedaente en geftaltcnis des lic’ haems ; de mannen fijn opgefchoten van en lichaem, en fterek, maer luy,en onlijdfaem d’arbeydt ; en dieshalven leggen hier de mofers. landen in vele plaetfen ongebouwt ; en fy ploegen en bouwen nauwclijeks foo veel ackers, als tot de lijftocht, en tot d’andere dingen , die tot gebruyck van het leven nootfakelijck fijn , genoegh is. Maer om cenighfins in de fchaersheydt van hun lijftocht te gemoet te komen , foo gaen fy dickwijls ter jaght op de herren , die hier feer veel in getal fijn. Sy kennen geen honing oft hooft van hun volck ; en yder leeft vry en ongebonden naer fijn eyge rechten. Sy leven echter dus niet in vrede met hun vrienden en geburen ; maer het een dorp neemt dickwijls de wapenen tegen ’t ander aen ; en fy voeren oorlogh met hun geburen.Sy fijn eenighfins heufeh en beleeft in’t handelen met de menfehen, en hebben geen afkeer van de vreemdelingen , ’t en fy dat fy eenigh ongelijck van hen geleden hebben. Sy, met boogh en pijlen gewapent, keeren lichtelijck hun te-gen-ftrevers, die met gewelde op hen aen-komen, oft hen drucken,en weeren hen af. Eenigc geeftelijeke mannen , Spanjaerden van geboorte , hebben dickwijis beproeft of ’er geen bequame middel fou fijn om hen tot het Chriftelijk geloof te bekeerenj ' maer men heeft tot noch toe weynigh uyt-gewerekt, om dat, gelijck fy feggen, dit volck noch te woeft, en t’onbeïuyft is : en indien eenigen daer ons geloof hebben aengenomen, foo waren ’t voornamelijck van de genen , die uyt het vafte landt van Sina derwaerts toegefchoten waren , om hun koophandel tedoen.Indien fy iets nieu lien, oft dat hen aengenaem is, foo vragen ly onbefchaemdelijck, en fonder oordeel daer naer, volgens de gewoonte der kinderen j en indien men hen iets daer af geeft, |
I E N. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;155? foo fijn fy terftont te vreden. Sy gaen alle des fomers naeckt ; en fijn ’s winters niet wel gekleedt. De vrouwen fijn kleyn van geftalte , en vlieden d’aenfchuwing en ge-meenfehap der mannen, volgens fekere in-aebore fchaemte van hun natuur. Vele O vaii^efe lieden woonen op feer hooge bergen, en laten niemant tot hen opklimmengt; maer komen felven af, om hun handel té doen. Dit eylandt heeft overvloet van herten gt;nbsp;wilde fwijnen , hafen , faifanten , duyven , nieren koeyen , en diergelijeke heeften , foo tam-me, als wilde. Men feght dat het vleefch der koeyen daer veel foeter is, dan dat van d’andere heeften : maer dat van het wildt fwijn is niet foo gemeen , en wordt onder de leckernyen getelr. Hier is een groote menighte van gengberwel-rieckendt arends-hout, Indiaenfche palm-noten, mu-fen , en diergelijeke andere vruchten. De grondt is overal vet, en indien men die op de Sinefche wijfe bouwde , foo fou hy fonder twijffel een groote menighte en overvloet van vruchten geven. Hier fijn groote en oude boomen , die van felf gewaften fijn, en groote fchaduw maken, en de ftra-len van de fon van de velden afweeren , die oock door hun groen gras aengenaem fijn. Niemandt van de gene , die eenigc kennis van dit eylandt hebben, twijftelt oft men vindt hier goudt in de bergen , maer niemandt heeft daer tot noch toe durven inkomen. Uyt de bergen vloeyen vloeden en beecken , die het geheele eylandt be-fproeyen en vruchtbaer maken. De voor-naemfte waren der inwoonders fijn vellen van herten , en der felve drooge fenuwen , die de Sinefen tegen lakenen en fijde ver-wiftelcn : want de gcdrooghdc fenuwen der herten worden voornamelijck van de Sinefen gefocht, tot leckerny der fpijfen, en tot toeftel van de tafel : want fy, in water geweeckt, en gekoockt lijnde, hebben een feer aengename fmaeck j en de Sinefen gelooven dat defe fpijs dienftigh is om het leven te verlangen j welck gevoelen milfchien van ’t lang leven der herten , cn van hun hooge ouderdom , die fy overal verkondigen, gefproten is. Sy fijn dieshalven gewent de hunnen byna altijdt in defer voegen onfterffelijck te fchilderen : fekcr grof man, dick van dgiejen , welcks dicke buyck anderhalf voet diep is, fit ne- Afgodt der met gekruyfte beenen, en heeft aen fijn rechte fijde een hert, dat lang leeft, |
HET ELFDE LANDTSCHAP F O K IE N. Î ^lt;s tn fijn meefter van ter fijden met gunfli-ge en blijde oogen aenfchoutj aen de flinc-ke fijde fiet men een oyevaer,die fijn bochtige en gepunte beek naer fijn meefter op-lleeckt. Hy felf, fijn handen by fijn mouwen in fteeckende , heeft een gr ijle baert, die lang neêr hangt, en de borfi b^en een weynigh open , op dat men de vettig-* heydt te meer fou fien , met groote acht-baerheydt en betamelijckheydt geklcedr* Defe beeltenis wordt ergens voor een af-godt ge-eert, en van defe dwafe hcydenen voor een teeken van geluck geacht. |
Chan^^
Ctütert,
HET
TWAELFDE LANDTSCHAP
Q^U A N G T U N G.
Schat^ It feer edel en rijck Lantfchap Qt^ng-tung heeft tot fijn grenfen aen deweft-fijdc ’t Landtfchap i naerhet noordt-weften en noorden Kiang/I, van .welck Landtfchap het door een gedurige reeks van bergen afgefcheyden is. Fokten Icght aen de noordooft-fijde,daer feer booge bergen, en de vloetT?;/^ tot grenspalen fijn^Al t overige is van de zee beflotcn , ^t welck veroor-Ïaeckt,dat men dacr veel havens, en bequa-nie reen voor de fchepen vindt. Dit Land-fchap heeft in fich tien hooftfteden,en drie-en-fcventigh fteden,behalven de trclfelijckfte koopftadt der Portugefen , gelijck ick daer af op fijn placts bequame-hjcker fpreken fal. Men feght dat er in ge-voedt worden vier hondert drie-en-tachtig diiyfent drie hondert en feftigh gefinnen, en negentien hondert duyfent acht-cn-fe-ventigh duyfcnt twee-en-twintigh manneni Hetbetaelt voordefchatting van de rijs tien hondert feventien duyfent feven hondert twee-cn-feventigh facken, feven-en-dertigh duyfent drie hondert cntachtigh gewichten fouts, daer de tollen, en de fchatting der fchepen niet bygevoeght fijn. Dit Landfchap heeft ovcrvloet genoegh van dingen , die tot onderhouding van het leven noodtfakelijck fijn, gelijck oock van koftelijcke waren, die ’t van felf waflcnde voortbrengt, oft door konft, en naerftig-heydt der menfehen maeckt. ’t Overige koomt met wcynigh moeyte uyt d’andere deden van ’t Rijck. Het is ten deel vlack , en ten deel berghachtigh , voornamelijck daer ’t fich naer ’t zuydcn ftreckt. De velden fijn foo vruchtbaer in rijs, en van koren,dat men daer jarelijeks twccmael faeyt, foo datfe ’t faet met groote woecker weêr opgeven. Want dit geheele Landtfchap gevoelt des winters geen ongemack van de koude ; in voegen dat de Sinefen een gemeen fprceckvoort daer afhebben : name-lijck, dat ’er drie feer ongewoone dingen in dit Landtfchap fijn,de hemel fonder fneeu, de boomen altijdt groen , en inwoonders die altijdt bloedt fpuwen; om dat men hier nimmer fneeu fict,dc boomen nimmer van bladeren ontbloot fijn , en de menfehen •bladen van Betel en Areca, met kalck toe-gemaekt, gebruycken, ’t welck het fpceck-lel roodt maeckt, om dat fy dit gedurigh-lijck knauwen , gelijck deur geheel Indien in ’t gebruyck is; hoewel Mathiolus eertijds in fijn tijdt niet wilde gelooven dat dit dus was. |
Indien wy op de waren en koopman-fchappen,die in dit Landtfchap ter merekt komen, fien,foo füllen wy bevinden dat ’cr nauwelijeks iets gcbreeckt, dat heerlijck , oft van groote waerde is. Men vindt hier een ongelooffelijcke overvloet van goudt j ., gefteenten, paerelcn, fijde, tin, quickfilver, luycker, koper, yfer, ftael, falpeter, arends-houdtjcn andere welrieckende houten. De musketten, van dit yfer gegoten , barften f’t welck wonder is) nimmer in ftucken : maer indien fy met bofic-kruyt overladen fijn , oft anders d’al te groote kracht van ’t vuur niet können verdragen, foo klieven fy van malkander, en gaen fomtijdts los, fonder d’omftaenders te befchadigen , mif-fchien om dat men hier ’t yfer op hoüdt-kool fmelt, ’t welck eenige fachtigheydt daer aen geeft, en eenige bolligheydt daer aen lact, het welck de gegrave kolen niet doen, macr’t yfer verharden. Hier fijn oock vele en voortreffelijcke vruchten, die wy in 0iis Europa hebben , als granaet-appelen, druyven, peeren,' neu- ten, ten , kaftanien , en noch anderen , die aen *-defe landen befonder en eygen fijn, als mu-fen, ïndiaenfche neuten, Ananen, Lichia, Lungyenj en eyndelijck oranje-appelcn, en alderhande citroenen , jae oock van defe voortreffelijeke , daer af ick een weynigh te voren in ’t Landtfchap Fokten gefproken heb. Behalven defe is ’er noch een befon-derflagh, van de Sinefen Teuçti van de Portugefen '^amboa , en van de Hollanders rempel-Pompelmoes genoemt.Sy Wallen aen Hekel- c r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noemt, S 1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;boomen, |
1^2. HET T W A E L F D boomen,gelijck gemenelijck de lamoenen; doch defe boomen fijn grooter. De bloem is echter heel gelijck, en wit, met een foete reuckjdaer men leer welrieckent Water uyt-trecken kan. Wat de vruchten aengaet, fy overtreffen in grootheydt oock de grootfte citroenen, ja fy worden foo groot, als het hooft van een menfeh, oft milTchien noch, grooter. De fchil is met d’andere oranjeappelen van verwe gelijck;depit is vanbinnen roodtachtigh, en heeft een foctigheyt, die met eenige amperheydt vermengt is. Kort, hy gelijekt in fmaek feer wel de druy-ven, die noch niet rijp fijn ; en dieshaiven wordt daer oock Vocht om te drineken uytgeparft, gelijck in Europauyt de morellen, peeren en appelen. Defe vrucht,t’huys opgehangen, kan een heel jaer lang goedt
men ’t gemenelijck ohras de fila grana. Sy maken van hun leem Cie heel konftigh en fuy ver veelderhande werken, en verkoopen die voor een feer geringe prijs, daer over men fich verwonderen moet. Want dewijl men daer lichtelijck koft en kleederen kan krijgen,foo fijn de werek-meefters met een kleyne winft te vreden.
Aert cuun het 'volck.
D’onder-koning van ’t Lantfehap Quan^- w^erdig-tung Wordt voor een der eerfte Lantvoogh- ^9^ den gcftelt ; want vermidts dit Landtfehap op d’üytterfte grenfen van ’t Rijck gelegen is, en feer verre van d’oppcr-hooftftadt, des Keyfers woning,leght, en voorts geheel van de zee befpoelt wordt, foo fijn daer dick-wijls de wegen met affetters, en de zeen met zee-roovers belemmert. Dieshaiven is geftelt, dat d’Onder-koning van Glnantung oock macht over ’t Landtfehap
Het volck van dit Landtfehap is heel fou hebben, fchoon dat oock, gelijck d’an-geeftigh en naerftigh : en hoewel fy niet deren, fijn Onder-koning heeft. Ja om de vaerdigh van vernuft fchijnen, om nieuwe felve oorfaeck heeft oock d’Onder-koning vonden te bedeneken, foo können fy ech- daer niet, gelijck in d’andere Landtfehap-ter ’t gene, dat van anderen gevonden , oft pen, fijn fetel in d’eerfte hooftftadt,raaer in konftighlijck gemaecktis,lichtelijck nama- de hooftftadt Chaoktng , die op de grenfen ken. Ja fy fien nauwelijeks iets vreemt , in van ’t Landtfehap Q^ngfi leght, welcks Europa gemaeckt, en tot de Portngefen,of wooning bequamer en dienftiger fchijnt. tot anderen gebracht, oft fy können ’t ter- Doch d’Opperhooftman van de zee heeft ftondc na maken , ’t fy het van goudt , oft echter fijn wooning in d’eerfte hooftftadt. van fijde geweven , oft van eenige andere De Sinefen noemen hem ITaitao, die op de ftofte gewerekt is. Want fy können alle pogingen der zee-roovers let ; om welcke gedaenten en bloemen konftelijck uytdruc- faeck hy groote macht heeft.
ken ; cn fy hebben federt korte tijdt van Dit Landtfehap begon oock eerft de Si- oade hun glas ( dat fy ten ipeeftendeel van rijs nefche Keyfers gehoorfaem te worden op me».
n»~
maken, cn veel fijnder ch dunder is, als ons
glas,en dieshaiven veel broofer,) oock glafe brillen gemacckt,mede rondt cn hol,die fy fonder breken in kafien fetten. Dat meer is, fy gieten oock glafe driehoecken ; en hoewel fy nergens na foo volmaeckt fijn als de gene van ons Europa, foo verfchillen fy echter niet veel daer af, fchoon voor de koomft der vaders van onfe Societeyt by de Sinefen de middel en konft van glas te maken , gelijck ick acht, daer noch heel onbekent waren. Sy maken oock defe draeywereken , die in kleyne en groote raden met tanden beftaen , fchoon fy noch
geen verftant van onfe kleyne uurwereken hebben,die foo konftigh en teer fijn,dat fy geen begrijp daer af können krijgen. Sy maken van getrockc goudt, met een won-dcrlijcke konft , feer fijne en dunne ketenen, kasjes en andere diergelijeke dingen ; welck werek, foo my dunekt, ick nergens
’t eynde van de ftam Chevat en wierdt het koninekrijek van ]gt;lanive genoemt. Het bleef echter niet lang onder de Sinefen ; want het viel van hen af,en kende geenan-deren,als hun koningen van N^ww.Maer Hiaodus , van de Keyferlijcke ftam Uana, veroverde felf defe landen , en brache hen • onder fijn heerfchappy ; en federe hebben fy de Keyfer van Sina onderworpen ge-weeft. lek heb my dick wij Is feer verwon- Menigh^ dert over de menightc der eyndvogels in die Landefchap , en over de naerftigheyde der inwoonders in der felver opvoeding. En dieshaiven fal ’c niee ongerijmt fijn iets hier af in ’t kore ee verhalen; wane hoewel fy deur heel Sina gevonden worden, foo is ’er nocheans geen places,daer men er meer fier als hier,door’t ftadigh opvoeden.Sy leggen d’eycren in een warme oven, ofc behendig-lijck in een meflhoop , en kippen hen uyc fonder dat de moeder daer op fie, gelijck van d’eyndvogels van Egypten verhack worde.
-ocr page 263-worde. Sy voeden dickwijls eeil groote menighte van defe eyndvogcls in kleyne fchuyten, met de welcke fy, om hun voedfcl te foecken , hen aen de ftrant van de zee , oft aen d’oevers der vloeden voe-renj op dat fy, als ’t water gevallen is,en de ftrant bloot leght, oefters, kreeften, moffelen , oft andere bloedeloofe heeften van de zee tot hun fpijs en voedfel fouden foecken. Men fiet dickwijls veel fchuyten te famen komen , en veel benden ftch in het water, oft op de ftrant onder malkander vermengen. Maer foo haeft als de nacht, oft d’avondt aenkomt, foo keert yder weer nacr fijn fchuyt, gelijck de duyven naer hun neft,en yder koomt weêr tot fijn fchip, foo haeft als men op een becken , als oft men d’aftocht floegh , geflagen heeft, Sy fouten oock defe eyndvogels,op dat fy langer fouden duren , fonder daerom iets van hun foetigheydt, oft gewoonc aengenamc fmaeck te verliefen. Men fout oock d’eye-ren, na dat men ’t fout met witte, oft krijtachtige aerde gemengt heeft,daer meê men hen bedeckt ; in voegen dat dit mengfcl oock deur d e fchael van d’eyeren dringt : Welcke faeck by d’Europers heel nieu en ongehoort is, en daer uyt men ’t vernuft der Sinefen bemereken kan. Want indien men d’eyeren in fout alleen , oft in pekel doet, foo füllen fy daerom niet fouter fijn: maer als fy met krijt, oft wit leem beftre-ken fijn , foo dringt het fout daer deür, en is een aengename en een gefonde fpijs, ja foodanigh, dat de Genees-meefters van Sina haer oock aen de fiecken toeftaen. Voorts, men fal d’overige eygenfehappen in de befondere plaetfen , en in d’eyge bé-fchrijving der fteden vinden. Doch men moet de roos van Sina niet met fwijgen voorby gaen, te weten de gene,die in yder dagh tweemael van verwe verandert,en nu
s heel purper , en dan fneeu-wit wordt. Sy mift echter de foetheydt van de reuck, en waft aen een boom. Defe verandering van verwen heeft my altijdteenige geheymenis der natuur gefchenen, welcks onderfoeck ick aen de kruyt-kenners laet, die ’t geluft heeft nieuwe gevoelens van de natuur der verwen , en van d’invalling en weêrfchij-ning van ’t licht te fmeden.
D’eerfte oft Öpper-hooftftadt
*t Tquot; Andt van defe édele hooftftadt be- oudena^
I hoorde eercijdts aen de koningen van Jÿlanî'ue. De plaets,daef nu defe hooftftadt is,was toen onbekent,cn Jang-ching nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hiaovtds, alle dezuyder-
lijcke Landfehappen overwonnen hebbende , en in defe plaets de Wallen wat uytfet- , tende , bouwde de hooftftadt C^angeheu i en ftelde daer een kleyne leen-koning in; . C^nus noemde haer Sinhoet, Suïus TancheUi de ftam Tanga en Sunga met een felve naem Cinghai, maer Taiminga heeft haer d’oude naem van Q^ngcheu weêr gegeven. Het landt van defe hooftftadt befluyt in fich vijftien fteden , daer ick de plaets, van de Portugefen J\dacao genoemt, niet onder tel, fchoon fy oock in dit landt gelegen is. D’eerfte is QuangcheU, x 'Xunte, 3 Tun^-guon, 4 Cengchingi ƒ Hiangxan, 6 Sinhoei 7 Cingjüeny'^ Sinning,^ ^unghoai\Q Lung^ muen, 11 Sanxui, 12. Lien, 13 Jan^xan^, i 4 Lienxan:, 15 Singan.
Dit landt is nacr c ooften , noorden en Grenfiit weften van bergen, en ’t overige van de zee j befloten j en is overal vail ruym water be- ’ fproeyt. Het heeft oock in verfcheyde plaetfen aengenamc en vruchtbare vlack-ten. De hooftftadt felve is niet allcenlijck om haer grootheydt vermaert, fchoon fy met haer voorfteden vier Duytfche mijlen beflaet ; maer oock door de pracht der gebouwen, menighte van inwoonders, ert door haer gelegenheydt. Want hoewel fy een weynigh van de zee gelegen is, foo heeft fy echter tot aen de ballen van de hooftftadt ruyme grachten , daer groote fchepen in können varen , van de welcke fy aen alle lijden omringt wordt. D’een poort naer de noordfijde is aen’t vafte lant. D’overvloet der waren, en de toeloop der kooplieden koomt met de gróotheydt van de koopftad wel overeen;’t wclck oorfaeck van groote rijekdom en nuttigheydt is.IIyt defe hooftftadt worden jarelijeks een groote menighte van waren gevoert, en van de Vreemdelingen oock derwaefts gebracht.
De Portugefen alle , die te ^^^hCacao woo-neu, krijgen groote rijckdoinmen hier af: dommen. want fy hebben jarelijeks tweemael verlof öm daer op de marekt te komen , en tot die tijdt uyt te blijven. Sy waren gewent dertien
-ocr page 264-dertien hondert kiften met alderhande flach van fijde lakenen , in defe tijden met fich derwaerts te voerenden in yder kift waren hondert en vijftigh fijde ftucken fluweel,damaft,en andere diergelijeke waren : fy brachten gewonelijck oock van daer twee duyfent en vijf hondert goude broo-den, gelijck fy hen noemen ; en yder broot woogh tien To el, gelijck fy feggen, en yder Toel was met dertien ducatons,oftPhilips-ftucken in gewicht gelijck ; in voegen dat yder goude broot omtrent dertien oneen fwaer was. Sy brachten oock gemenelijek acht hondert ponden muskus meê.Ickver-fwijgh noch het fijn lijnwaet, d’ongewerkte fijde, goudt-draet, koftelijeke fteenen, paerlen, en vele andere dingen. DePortu-gefen handelen hier niet alleen, maer voor-namelijck de lieden vanSion,Camboye en andere geburige volcken ; ’t welck hier foo groot een menighte van fchepen veroor-faeckt, dat men feggen fou dat ’et een ge-heel bofch was; daer uyt men lichtclijck de hjekdom van defe hooftftadt kan giften. Men moet het fclve oock verftaen van d’e-dele ftadt Ifiangxanim de welcke rijeke en voorname kooplieden woonen.
JAacao wordt,fondertwijftel,al overlang 1^4» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;koopfteden van geheel Afia
’ getelt; en ick vertrou dat ’et beter is geheel van haer te fwijgen , dan te weynigh daer af te feggen. Doch dewijl fy van anderen in ’t breede befchreven is, foo fal ick hier,in korte woorden, het gene, dat hier noodtfa-kelijck is,begrijpen. Defe ftadt leght in een kleyn hangend eylandt,van een grooter ey-landt,op de zee-bcrghjcen plaets,die fterek, en met geen menfehelijeke krachten t’o-verweldigen is, acn alle fijden van de zee beftoten, foo men de noordfijde van ’t lant, daer fy als met een tong aenhangt, uytfon-dert. De zee , die daer rondtom fpoelt, is niet diep , en dieshalven können de fchepen daer nauwelijeks toegang vinden , als deur de haven felf, die een ftereke veiling heeft, daer de fchepen felven, die in de ha-^te. ven willen wefen , niet aen mogen ko^en. Hier fijn veel vermaerdeen treffelijekégrove ftucken gefchuts ; en ick meen dat ’er oock nergens, als hier, foo veel en fob goede ftucken gegoten worden : want men giet hier gemenelijek nieu gcfchut van Ja-ponfeh en Sineefch koper, daer af geheel Indien verforght wordt. Soo verre als de wegh te landt open is,fiet men geheel geen boomen, ofc eenige belemmeringen, maer
alles is vry en open voor d’oogen.Menvind hier niet meer dan twee kafteelen,op de geburige heuvels gebouwt, die , wel verheil lijnde,groote fterekte en fekerhcydt aen de ftadt tegen de vyanden geven. Ter plaets, daer nu de ftadt is, was eertijdts een afgod, Ama, geheten ; en vermidts hier een feer goede haven voor de fchepen is, die van de Sinefen Gab genoemt wordt, foo is hier uyt de naem van lt;^magt;ca.o gefproten, fchoon het anders nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genoemt moeft wor
den. Dele plaets dan , die woeft en ongc-bouwt gebleven was, is van de Portugefen begonnen gebouwt en bewoont te worden ,• ja felif met toeftemming en believen van de Sinefen : in voegen dat fy niet lang daer na tot een vermaerde en welbevolckre ftadt geworden is, en dit om de menighte van alle dingen, die uyt Europa, oft uyt geheel Indien door de fchepen der Portuge^ fen derwaerts gevoert, oft oock uyt Sina daer gebracht wierden. En hoewel defe ftadt,om de vermaertheydt van haer koophandel, inwoonders en huyfen, en voorna-melijck der kloofters,befien behoort te worden, foo verheft haer echter inceft dat niet alleen d’onmatelijcke begeerte der men-fchen defe handelaers in ’t uytterfte ge weft des weerelcs heeft gevoertj maer dat oock , op dat de grenfen van ’t Rijck der Portu-gefeh lieh niet wijder fouden uytftrecken, alsd’yvervan hun Chriftelijeke Godtsdienft te verbreyden, niet weynigh geeftelijckc mannen en priefters in defe ftadt te farnen fijn gekomeiijdiede heyligcdienllden Portugefen toe-dienen , oft aennemen d’uyt-heemfehen , fchoon binnen ’s landts geboren, tot Chriftus te brengen. Ja van hier fijn alle de vermaerde en uytftekende rey-fen, om de Chriftelijeke Godtsdienft, naer ügheydt Japon, Sina, Tungkin, Cochincina, Cam- derPor^ boye , Laos, en d’andere geweften gefpro-ten, dewelke, door d’aelmoeften der kooplieden van Portugael, grotclijcks geholpen en gevordert fijn. Defe ftagh van godt-vruchtigheydt heeft in defe ftadt meeft ge-bloeyt; en dieshalven hebben met recht de Köningen van Portugael haer met de naem en voorrechten van hooftftadt befchonc-ken, en met verlof van d’Apoftolifche ftoel een Biftchop voor haer verkregen 5 op dat de majefteyt der goddelijeke en gewijde dingen daer,by de vreemde volcken,re groter , en de bediening en ’t ampc te hecrlijc-ker fou worden, ’t Gene, ’t wclck in dit Landtfehap wonderlijck gevonden wordt, is de
-ocr page 265-Q_ U A N G is de boom, die van de Porciigefen yfer-houdt wordt gehceten , en niet tonrecht, vermidts het in verwe, gewicht, cn hardig-heydt met het yfer gelijck is, ja oock niet op ’t water drijft,maer finckt. Van dit hout wordt het hardde en gedurighfte gereedt-fchap gemaeckt.
De Societeyt J e s u heeft in defe eerde hooftdadt O^ngcheu oock een kerck, aen de ware Godt gewijdt. Binnen de wallen lijn drie aengename heuvels,door de trede-lijcke gebouwen aenmerckelijck : deerde JuefïeHy d’ander Van, en de derde Gheti- ge-Ber^en. noemt. By ^unte is de bergh Lungnien , om fijn kridallijne bron vermaert. Men vind daer op fekere ruwe deenen,in vreemde en wonderlijcke gedaenten bedaende, die van de Sinefen gefocht en gebruyckt worden om kond-bergen te maken.
is een bergh by TJungwn aen de zee-drant, daer fes-en-dertigh kleyne ey-landcn getclt worden.
De bergh Huteu by ’Tungiion maeckt in de zee een hoogh en groot eylandt , daer men op acn feylt, en ’t welck voor een baken aen de genen dient, die te feheep naer t Landtfehap Quangtwig trecken.
Lofeu is een grootebergh,die,van cljing beginnende,fich tot aen de dadt Volo dreckt, de welcke een van de genen is, die • onder de hooftdadtlloetcheu behooren.
In de zee by Stnhoei is ’t eylandt, en de bergh Taimtien,yAn de welcke de lede Key-fer van de dam Sunga^ door de Tartars van de dam '^uena verwonnen, uytgedreven, en fich tot d’uytterde noodt gebracht fiende , fich , met fijn opperde Landtvooght, en grootde vrient, heel in wanhoop lijnde, in zee dortte , cn beyde , malkander omheld hebbende,van de golven ingel wolgen wier-den.
is een groote cn ruyme bergh by Cingytien , van daer hy naer ’t Landtfehap Q^ngfi tot aen ’t landt van de dadt pFo-aicte uytloopt. Hier in woont noch een woed en onbefchaeft volck , ’t welck den Sinefen niet onderworpen is.
Zuydoodwaerts van de hooftdadt is een gylandt,Tiga genoemt, en noch een ander oodwaerts, dat vijftigh dadien groot is, Liechi genoemt,beyde in de zee gelegen,die naer’t zuyden tot aen de hooftdadt dreckt.
By TPunguon is ’t eylandt Xanhu^ dat is, van korael, dus gehceten om dat feker vif-fcher eens een tack van root korael daer uyt 2;ehaelt heeft.
tung. ’
De tweede hooftftadt
X A O C H E V.
MEn vindt niet eerder gewagh van ouAe nA^ dit gewed , als op ’t eynde van de dam Cheva-j en toen wierd het Pe-gao genoemt. Daer na quam ’t aen de ko-ningen van ; en onder de dam Ctnà wierdt het onder de landen van PTanhai ge-telt. De dam pPana noemde het Qiuyangg en het heeft fijn tegenwoordige naem van de dam Paanga. De E. Nicolaes Trigautius befchrij ft dele hooftdadt een weynigh bree- cap. i. der,en,volgens fijn gewoonte, feercierlijck aldus : de hooftdadt XaGcheM^ leght tufichen twee vloeden, die men bevaren kan,en hier te famen komen, d’een befpoelt aen d’ood-lij de ’t Landtfehap Planhiung en d’ander vloeyt uyt .het Landtfehap Huquang, eri heeft fijn gelicht ten weden nacr de hooftdadt. De wallen van de dadt, en de huyfen der burgers, fijn in ’t midden van ’t landt j dat tufichen de vloeden leght : en dit is d’oorfaeck dat de huyfen daer niet feer groot en ruym fijn , en dat d’inwoonders tot d’andere huyfen landt acn d’andere oever van weêrfijden foeckeii , om daer te bouweni Maer vérmidts de wederlijeke oever meed bewoont wordt,foo is daer een brugh van fchepen, die aen malkander gebonden fijn. Men telt in dele, hooftdadt wel vijf duyfent gefinnen. Dit landt is feer vruchtbaer, in rijs , appelen , oock vifch , vleefch en kruyden. Maer de lucht is on« gelont, en de hemel dreng. Ben 'iveynigh daer na ‘voeghf hy 'er hy ; Men vondt daet een klooder in een aengename vlackte,aen alle lijden van vermakelijcke heuvels beflo-ten, dewelcke , meer door kond, dan door natuur, foodanigh met vrucht-dragende boomen bekleed fijn, dat men, gelijck het fchijnt, niets aengenamer kan fien,voorna“‘ melijck op dat de goedertierentheydt des hemels hen van de winter,die hen van hun bladen beroven kon,befchutten fou. Voorts, de vlackte brengt rijs en andere aerdvruch-ten voort, en dit infonderheydt door middel van een gedurigh-vloeyende beeck, die ’t midden van de vlackte befproeyt. Op Heerfijck fekere heuvel, die in ludigheyt boven d’an- klooger. deren uytfteeckc, en van een bron, die feer fmakelijck water in groote menighte op-geeft,befproeyt wordt,fiet men dele kerekj een feer groot gebouw , by dit kloofter,
T t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daer.
-ocr page 266-
daer , gelijck men feght, duyfcnt priefters der afgoden woonen, die, door de mildadi-ge en verkeerde godtvruchtigheydt der , voorouders, heeren van dit landt fijn. Dit kloofter is gefticht over omtrent acht hon-jaren, van feker man, die fy LuÇu noe-ftf, men, dewelck hier,gelijck fy feggen,in een groote waen van heyligheydt gebloeyt heeft, die hy door fijn ftreng leven ver-kreegh. Sy vertellen oock , dat hy altijdt een keten op fijn bloot lighaem droegh,en dat hy gemenelijck des daeghs foo veel rijs fifte en buylde, als duyfent monnicken da-gelijcks tot hun leeftoght behoefden. De-• le keten hadt fijn vleefch foo bedorven, en fulck een verrotting daer in gemaekt,dat ’er de wormen in grimmelden ; en indien een van defe wormen ter aerde viel, foo raepte hy die weer op,feggende:hebt ghy gebreck om te knagen ? waerom vlucht ghy dan ? Sijn lijck wordt dieshalven in defe plaets bewaert, en men heeft, om hem t eeren, , van de welcke d’eerfte uyt nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, en dander uyt Quangfi voortkoomt. De plaets, in de welcke de vloeden te famen komen , wordt om de menighte der fchip-brcucken feer veracht ; en dieshalven is aen d’oever een kerck der afgoden ,• die van de gene , dewelcke overvaren füllen , befocht wordt, daer fy gefchencken brengen, om een geluckige reys te verwerven, en de godtheydt te verfoenen. By Ginhoa is de beeck /lt;7?7XGWelcks in-Woonders overvloet van riet hebben , het welck fy in foo dunne en fijne draden weten te fnijden,dat fy oock kleederen daer af maken. De beeck dat is, der Perficken , is by Ingte 5 fy wordt dus genoemt om dat haer oevers met perfick-boomen beplant fijn. . De derde hooftftadt bloeden. defe vermaerde kerck gebouwt, daer men uyt het geheele Rijck in pelgrimagie naer toeloopt : want hy en alle fijn wercken worden in hooge eer gehouden. Defe die-naers der duyvelen fijn in twaelf ordeningen gedeelt, en yder ordening heeft een. overfte, behalven de gene, die met groote macht over ’c geheele kloofter gebiedt. De bergh , daer op ’t kloofter is, wordt Jslanhoa genoemt; en de bron die daer vloeit,en fijn oorfprongdaer op heeft,voert de naem van Çao, en leght ten zuydooften van de hooftftadt, daer in drie andere vermaerde kercken fijn. De Societeyt J e s u heeft oock in defehooftftadt een kerck ge-hadt, hoewel hen die nu ontbreeckt. ’t Geweft van de hooftftadt is ten mee-ftendeel van bergen vol gepropt, en wordt de noord-poort van ’t koninckrijck ]ue ge-heeten. Sy heeft onder fich fes fteden, I ^aocheUy 2. Locloangi 3 Ginhoa, Ungjuen, 6 Ingte» By Lochang is de bergh Chang, daer op fwart riet waft, van ’t welck de Sinefen hun fluyten,en veel andere dingen maken , die van ebbenhoudt fchijnen gemaeckt te fijn. Lichi is een bergh by Wngyuen, in de welcke een poel is, die uyt acht beecken fpruyt ; des felfs water is foo gefont, dat men ’t deurgaens voor een genees-middel gebruyckt. De vloet, die naer ’t zuyden is, wordt Siang en Kio genoemt. Hy fpruyt uyt de famcnvlocying van de vloeden Chinen |
N A N H I V N G. De gerte, die de vloet Chin opva-» ren,krijgen defe hooftftadt,die naeft aen d’oorfprong ’van de vloet is, in ’t geficht. Sy is de noorderlijckfte van die Landtfehap, en een rijeke en welbevolckte koopftadt; want fy ontfangt de waren, die van alle fijden aenkomen , en die van dragers een dagh-reys verre over ’t geberghte gedragen worden; gelijck ick hier voor van de ftadt Puching in ’t Landfehap Fokten ge-fproken heb. Defe ftadt heeft dieshalven een tol-plaets, daer men tol betaelt ; en dewijl ick dickwijls hier af gefproken heb,foo moet ick nu iets van des felfs matigheydc feggen : want feker, defe lieden, die men eertijdts woeft en onbefuyft geacht heeft, hebben iets,’t welck d’Europers hier in wel mogen leeren. De waren worden hier nimmer uyt het fchip geloft, op dat men hen befichtigen fou , indien de kooplieden gc-trouwelijck hun boeck willen toonen,daeE in de menighte en ’t getal opgefchreven wordt. Doch foo iemant, geen koopman fijndcjdeur treckt,en eenigen van defe waren, die van ’t een naer ’t ander Landtfehap gevoert worden, by fich heeft, foo eyfchc men echter niets van hem : want de klederen, en tot op iemants lighaem te foecken, de handt uyt te reycken, oft te bevelen een deel van ’t lichaem t’ontblooten,en dierge-lijcke andere dingen,die in eenige plaetfen wanfchickelijck gedaen worden,is hiervoor wreedt, |
wreedc, onbeleeft, en voor de menfch on-
doch de viftchen , die men daer ih Vindt, lijn niet fwart, maer in hooge achting-.
quot;Ce'éjfen-’de rvegh. lijck de voetgangers, maer oock het paer-de-volck, en de gene, die fetels dragen, be-quamelijck daer over tot op de top können reyfen. Op de top van defe ge-effen- glo jy Hingningy 8 Ploptng, Changning de bergh is, tot een eeuwige geheugenis van foo treffelijck een daet, een kerek ge-bouwt, en die aen de Landtvooght gewijd, daer in de danekbare nakomelingen kofte- Oude na,--nten. tijdts op ’t midden van de wegh, daer men gemenelijck de laften droegh, een ruwe en lleylc bergh, Qp^ailin genoemt, die groot ongemacfc aen defe dragers véroorfaeckte. Maer feker Landtvooght deê hem eynde-lijck op fijn eyge kollen wechnemen : in voegen dat nu defe wegh foo efteh, en met gehouwe fteen beftraet is, dat niet alleen-lijck wierooken, en aengename reuken aen hem offeren. Sy eeren hem echter niet als een godtheydt, maer men bewijft aen hem allcenlijck een danckbaer gemoedt. Men fiet daer oock op de top van de bergh een toren van negen folderingen. Dit geweft behoorde ecrtijdts oock aeii de koningen van Ç^, en onder de ftam Ci-na aen J^anhai^onAet JrTana aen Qi^^i^angi en defe hooftftadt wierdt Hiangchea ge-noemt. Sy heeft de tegenwoordige naem van de ftam Sunga ; en heerfcht niet meer als over twee ft eden, i Uanhiungj-L Xihing. In dit geweft wordt fekej^agh van fteen gevonden, foo hardt, dat men fteene bijlen en meffen daer af maeckt. Daer is noch een ander fteentje,den Sinefchen inekt feer ken , om op efte en witte tafelen te fchrijven. jMmlin is de bergh, die vlack gemaeckt is. Hier op is de kerek ^unfang, aen de De hooge en groote bergh Tienfong is aen de noordfijde van de hooftftadt. By Xthing is de bergh Siecung, die in fchoon-heydt en vermaeck alle d’anderen , die in dit geweft fijn, overtreft. De vloet Chin heeft hier fijn oorfprong; en men vaert langs de felve tot aen de zee ; vloeden, |^y fnij het geheele Landtfehap in twee deelen, en, dick wij Is van naem verwif-felende , wordt nu Stang, en dan Kio ge-noeint. De vloet v^P^^ekiang, dat is, inckt-vloet, heeft feer fwart wajCf r,dat d’inckt gelijck is : |
De vierde hooftftadt Et landt Van de hooftftadt Uoeicheu wordt voor het befte van dit Landt- van fchap gehouden.Het is vlack en aen- ’/ landt^. genaem, vet en vruchtbaer van gront j en heeft oock veel bronnen van goedt Water. Men telt daer in tien fteden,i Hoeicheftii. Po- steden. lo, j Uaifung^^Hotüeni^ Lungchueny6 £han-i®^anggan.Sy heeft in oude tijden een felve lot en^aets, als de voorgaende hooftftadt, Leangfis heeft haer Lean^oa^Saius Lnng-cheu, en de ftam Panga Haifung genoemt. Sanga heeft aen haer de naem gegeven,die fy noch heden behoudt. Dit landt, dicht aen de zee gelegen, heeft overvloet van vifch, oefters, en feer fmakelijeke kreeften. Defe zee voed foo sroote fchiltpadden, dat Schih-de gene, die hen van verre lien , meen en dat het rotfen en klippen fijn : ja fommigen fchrijven,dat fy’er geften hebben,die boomt-'^ jes en kruyden op hun rugh gewaflen droegen. De Sinefen können van der fel ver huyfen en fchilden , die fy verfcheydelijck hande gedaenten bereyden, veel en vreemc huysgewaedt maken. Dit is oock een wonder in de natuur,dat fyhet dier Hoangcioyü, dat is, geele vifch, vogel noemen; want het vifihccn is geen vogel, en oock geen vifch , maer beyde. In de fomer is ’t een geheele vogel, geel van verwe,die over de bergen vlieght ; maer als de herfft voorby is, treckt hy naer de zee, en wordt weer een vifch, die fy in de winter alleen vangen , en , gelijck de Si-nefen fchrijven, heel foet van fmaeck is. Defe hooftftad telt,onder d’andere heei-lijcke gebouwen, drie kereken, aen Helden gewijdt, en t'^ee voorname bruggen, van de welcken d’een , aen d’ooftfijde van de ftadt, daer de twee vloeden te famen vloe-jen, veertigh groote bogen heeft. Dander is naer ’t weften, heel van fteen, en, op veel gewelffelen fteunende , over de poel Pung. Ja de poel felf is rondtom in een fteene wal beftoten , en , op dat het water niet wegh loopen fou, met fluyfen gemaeckt, deur de welcke fy foo veel water uyt- en inlaten, als de noodt, oft de nuttigheydt, om de |
Bergen. de rijs-velden te befproeyen , vereyfcht. Groot net. JJ’ateroff. Lo^eîi is een bergh by ToZo , en een der tien grootften van ’c gehecle Rijck der Sinefen. Hy heeft fijn begin aen de famen-vloeying der bergen Loy en Veu, en ftreckt fich uyt tot aen ’t landt van d’eerfte hooft-ftadt. Men feght dat hy drie duyfent en fes hondert roeden hoogh is, en dat fijn ommekring drie hondert Radien begrijpt : hy heeft vijftien opgaende toppen , en vier hondert twee-en-dertigh holen, lek ver-fwijgh noch vele andere dingenjdie van de Sinefen , te naukeurige onderfoeckers der bergen, aengetekent worden, om datfy by my kleyn van belang fijn. lek treek ooek alles kort te famen , om my foo haeft , als mogelijck is, .van dit moeyelijck werek t’ontfiaen. Dit moet men eehter niet voor-by gaen , dat ’er feer lan^ en dick riet op wall, het welck byna al t ander overtreft, welcks ftronck foo .dick is, dar men ’cnau-welijcks met tien palmen omfpannen kan. Hö is een feer groote bergh by Lung-chuen , daer op men drie hondert twee-en-feventigh heuvels telt. De vloet ‘Tiin-g heeft fijn oorfprong in de bergen van de hoofeftadt Canchett, in ’t Landtfehap Kiangß gelegen, vloeyt deur de ftadt Hayuen, en oock deur defe hoofc-Radc, cn loopt van daer in de zee. De poel 'Eung is aen de weftfijde van de hooftftadt, en heeft tien Radien in fijn om-kring. Hier in fijn twee eylanden , daer in men eenige gebouwen vindt, die tor ver-maeck van de geeR voor d’inwoonders ge-Richt fijn , in de welcke fy hun maelcijden en gaReryen houden. De geheele poel is rondom , volgens de gewoonte, met een Rcene wal opgehaek. Een brugh deelt defe poel in ’t midden deur, en Rreckt fich van ’t een tot aen ’t ander eylandt, en tot aen de beyde oevers. De geheele oever is befiens-waerdigh om de fchoone boomen, tuynen, en luRhoven, die daer geRelt fijn. De vijfde hooftftadt CHAOCHEV. HEt geweR van defehooftRadt Rrcckt fich meeR naer ’t ooRen in dit geheel Lantfehap. Een gedurige Rreek van groote bergen fcheyd het van Fokien af. En dewijl het byna overal overvloet van water heeft, foo is het vruchtbaer van gront, behalven ter plaetfe, daer ruwe en fchrickelijeke bergen fijn. Het heeft gebied over tien Reden , welckers namen fijn, I Chaochea,'^ Chaoyang, 3 Kie^ang^i 4 Ching-hiangi 5 Jaoping^ 6 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 Hoeilai,^ Ging*' |
haiy Puningi i o Ptngg^’ven. De zee en haer vloet Rreckt fich aen dc wallen van de hooftRadt, die aen d’ooRfij-’ de een heerlijeke brugh heeft, vijf roeden breet, cn hondert en tachtigh rocden lang. Defe brugh wordt Cichaen genoemt, daer onder de vloet Go deurvfoeyt. In defe hooftRadt fijn twee vermaerde kereken. Sy wierd onder de koning Cyn Tgan, en onder Leangus Ingchea genoemt. Swus is de vinder van de tegenwoordige naem. De Ram Kanga noemde haer Chaoyang ; maer de Ram Katminga heeft haer weêr de naem van Chaocheu gegeven. De bergh Sangpu by Kieyang Rreckt fich fr^ortref-uyt tot aen de zee , en Rijght aen de Rrant felijeke met een feer hooge top tot een fcherpeheu-vel op. Men feght dat hier eenige vreemde bloemen fijn, en oock vogelen,die nergens anders gevonden worden. By Kiejang is een bergh van gelijeke naem,die fich als in twee armen oft tacken verdeelt, daer af d’een naer de Radt Hing-ningi en d’andcr naer de Radt Haifung uyc-loopt. De bergh Pehoa by pToeilai heeft fijn naem van de bloemen j want hy geeft het heele jaer deur velerhande der felvc naer de verfcheyde tijcj^n van ’t jaer. By Chmghiang fijn oock groote bergen, welckers omwegen feer breet en diep fijn gelijck holen , en noch niet befien van de Sinefen. Sy verhalen dat vele menfehen daer in verloren fijn , die daer in getreden waren om de felve te befichtigen , fonder dat men weet wat fy ge worden,oft waer fy gebleven fijn. Aen d’ooRfijde van de hooftRadt is dc Watefe». poel Kung, en aen dc wcRfijde de poel Si, van de welcke yder omtrent tien Radien groot is.' Sy fijn feer aengenaem door hun boffehen, heuvels en gebouwen; in voegen dat het eer een fchildery , oft een werek door konR gemaeckt, fchijnt, dan een Ruck , dat onvoordacht van de natuur dus is gefchickt*; foo aengenaem is ’t gelicht alleen daer af. Aen d’ooRfijde van de hooftRadt is dc vloet Ço, daer krokodillen in fijn, die oock de menfehen verflinden. |
De fefte hooft ft ad t Treffe-lijckheyt deßr fiadt. fteden, de toeloop is, foo is de ftadt groot en heerlijck , en om de befondere en ge-meene gebouwen befienS-waerdigh geworden. Defe ftadt heeft oock veel gerijf van hoorde dit geweft aen Tegao, en onder Ci-defe groote vloet, die, uyt het Landtfehap na aen iS^anbai. Leangus noemde het Cao-Quangß met een groote menighte van va- ^angt Saius Sigan, de ftani Tfanga Xuichea ; ter vermeerdert, aen de zuydfijde voorby maer de tegenwoordige naem heeft het van . Pe fonder heelt. E groote Onder-konihg der twee Landtfchappen,dacr af wy hier voor gefproken hebben, maeckt defe hooftftadt vermaert. En vermidts hier van alle fijden, als tot het hooft, en de bron der defe hooftftadt loopt. Buyten defe ftadt felve, naer d’ooftfijde, op d’oevcr van de vloet is een feer treffelijck gebouw van negen folderingen, een der gener, daer aen , gelijck ’t oude waengeloof van dit volck fich inbedde,’t geluck van ’t landt beftont. Hier is oock een uytfteekende kerck, in de welckc men de beeltenis van feker Landt-vooght fiet J die in fijn heerfchappy van fes jaren groote dienftcn aen dit geheel geweft gedaen hebbende, over omtrent feftigh jaren,volgens de gewoonte van ’t volck, defe heerlijcke beeltenis en het by-gcbouwdé werck , tot een bewijs van een danckbaer gemoedt, verworven heeft. By defc kerck, en buyten de hooftftadt is een dorp, oft eer een voorftadt, met boomen , en aengena-me tuynen beplant* Defe fladc heerfcht over elf fteden, welckers namen fijn, I Chaoking, i Sfthoeii 3 Sinhinff, 4 Tangctiun^ geweft worden eerft paeuwen gevonden , die oock aen de volgende Landt-fchappen gemeen fijn 5 foo wilde , te weten in de boffehen en bergen , als tamme , die men in andere Landtfehappen felden vindt, en nict,als uyt defe landen gebracht. offè- oft Men vindt in fekere vloet een vifch,die van Koevijeh. jg Sinefen de fwemmende koe genoemt wordt, die uyt het water op ’t landt koomt, en dickwijls tegen de tamme koejen vecht, en met de hoornen ftoot. Maer indien hy lang buyten het Water blijft, foo wordt de hoorn facht en flap, en verlieft fijn hardig-heydt : in voegen dat hy gedwongen is fich weêr in ’t water te begeven, daer hy weêr vifch wordt, en fijn voorgaende hardigheyt |
T U N G. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;16^ in ’t water weêr krijght. Hier waft oock ,, o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;VfCCTnt veel welrieckendt houdt, te weten, arendts-hout, en ’t gene ’t welck van de Portuge-fen ^ao de roÇa, oft rofen-hout genoemt wordt. Sy gebruycken dat gemenelijckom koffers, tafels, ftöèlen en diergelijeke dingen te maken , om dat men nauwclijeks eenigh beter hout vindt. Het is van ver-we roodtachtigh fwart, daer eenige aderen deur loopèn i ’t welck foodanighfehijnt als oft het, tegen danek van de rtatuür,met een konftige handt dus géfehildert was. Ondçr de Keyferlijcke ftam Che^a be- Aen de noordfijde van de hooftftadt is 'Ber^eft, de bergh 7/w^,daer op,gelijck men fchrijfr, een fteen van twee hondert roeden hoogh te fiends. De bergh Chïn, oft der kuysheydt, dus genoemt naer een maeght, die daer op tot vankuys--^ aen de doodt kuyïchelijck geleeft heeft, heydt. om aen haer bruydegom, aén de welckc fy verlooft was ,en die van een tygcr verfcheurt wierdt,haer trou en belofte te bewaren. Sy had tot defe bergh haertoevlucht genomenj om dat haer ouders haer wilden dwingen dat fy een ander trouwen fou. Defe bergh leght in ’t landt van de ftadt nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daet op fijn twee kercken, aen defe maeght ge-wijdt : in foo hoogé achting fijn defe onge-woone deughden by dit volck. By Smhiftg is een bergh,Ttenlu geiiocmt, vol van holen , en fchrickelijck om t’aen-fchouwen. Men fchrijft dat daer op een bron , oft eer een ongenaeckbare poel is , ujcke die , indien men daer van om hoogh een hron. fteentje in werpt,een gerommel en gedruys als dat van de donder uytgeeft, en dat dé lucht terftont ontroert Wordt,en regen valt : in voegen dat dit de draecks-poel genoemt wordt. Sommige willen dat ’er in de Rhe-tifche Alpen een diergelijekc poel is. I-iailittg is een bergh , oft eylandt, drie hondert ftadien gröot, en wordt oock Lo'-chetf genoemt. Hy is dicht by dc oever van vermaert, dat hy groote boömen voorc-brengt, die fy yfer-boomen, oft yfer-houdc noemen* De |
(1
170
HET T WAELE
De fevende hooftftadc
DE LANTSCHAP
It geweft behoorde eertijdts aen de koningen van ^ue : maer de ftam Ci-na, de koningen verdelght hebbende , ftelde het in de landen van jSlanhai. Oudena-’ De ftam tTana noemde defe hooftftadt
ken, oock hardt als fteen worden.
vloet tot aen de hooftftadt felve , en geeft een ingang aen de fchepen van Sina; het wclck veroorfaeckt dat alle dingen in groote overvloet van alle lijden naer defc ftadt komen.
De bergh 'Feu , aen d’ooftlïjde van de Herge»: hooftftadt,is foo hoogh, dat, gelijck fy feggen, in de tijdt van de watcr-vloct der Sinefen defe alleen de top boven water uytge-fteken heeft, en dat daer op eenige men-fchen gefont en behouden afgekomen fijn..
zee , en van een eenparige reecks van ber- Caoleang is een bergh by fiente, en is , gen, als met wallen,befioten is. De namen gelijck men fchrijft, foodanigh van natuur, der fteden fijn, i CaoeheUy 1 HenpCi 3 Singi dat d’inwoonders des fomers niet voor hit-4 Hoa o, 5 Vuchuen^, 6 Keching.' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' te,en ’s winters niet voor koude vreefen; en
In dit geweft fijn veel paeuwen, en tref-felijcke en kloeckmoedige gieren tot de
Caoking j en fy voert de tegenwoordige naem van dekoningZflt;^zz^//5.Sy beheerfcht fes fteden , wclckers landt rontom van de
en van een eenparige reecks van ber-
marmers, die fy tot platen fnijden , en van de Sinefen gefocht worden , om tafels, en ander diergelijck huysgewaed af temaken. Wantfommigen daer af lijn van de natuur met fulcke mercken , oft anders van ver
men feght dat daer een geftadige lenten ïs.
By de ftadt Hoa is de bergh dat is, dierbaer, heerlijck en aengenaem om t’aen-fchouwen, en daer d’inwoonders dickwijU heen trecken, om hun geeft te verluftigen.
De achtfte hooftftadt
Vifch wet •vier eo?en.
WIJ Is de gedaente van bergen , waters en landtfchappen vertoonen. D’inwoonders viflehen paerlen in de bygelegc zee ; en defe viflchery is hier feer oude tuftchen dit Landtfehap, en ’t eylandt Hainan. Men vindt hier oock een llagh van feker vreemde vifch met vier oogen , en fes voeten, en die eenighlins de gedaente van de lever-vifch heeft. De Sinefen feggen , dat defe vifch oock paerlen uytfpuwt, behalven de gene, die fy van d’oefters krijgen. Sy fpu-wen milTchien de felve^uyt, die fy te voren met d’oefters ingefwolgen hadden.
Sy fchrijven oock,dat^’er in defe zee een ander dier is, met een vogels-hooft, en een vifch-ftaert, en dat hy koftelijcke fteenen
E hooftftadt Liencheu heerfcht over
3 Lingxarii 4 Xelien, Dit geweft is het wefterlijckfte van ’t Lantfchap Gjj/ang-tung , en feer na aen ’t koninckrijck Tung-Idng, van ’t welck het door een gedurige ïeecks van bergen , en door de vloet King gefchcyden is.Deweghvan hier naerT^zz^-hng is leer kommerlijck , deur fchrickclijc-ke en ontoeganekelijeke bergen : in voegen,dat defe twee geweftendoor de natuur gcdeelt fchijnen. Wat T^ungking aengaet, dat is van de Sinefen genoegh bcfchermt, en van de natuur verfterekt.
Dit geweft behoorde eertijdts onder het
by lieh heeft. Dit is feer waerachtighjwant landt van 'jHangao. De ftam Cina plaetfto oude na-het fijn fekere zee-kreeften , die gevangen het onder de landen van Siang.Hana noem-tulTchen defe hooftftadt en het ßee»wor- eylandt Hainan in ’t water leven. Sy gaen, den. en fijn van gedaente gelijck d’anderen,van de welcke fy niet veel verfchillen, behalven dat, als fy uyt het water komen,, en dc lucht gevoelen , terftont hard worden , en echter hun oude geftalte en.trecken behou-den, en feer harde fteenen fchijnen. De Portugefen en Sinefen felven hebben hen gaerne , en gebruycken hen tegen de heete koortfen. Daer fijn diergelijeke in fekere poel van ’t eylandt Hainan, die, uytgetroc-
de defe plaets Hopu, en Suius Hocheu. Dc ftam T^anga gat het de tegenwoordige naem , die van Sgt;Hnga in Kaiping verandert wierdjmacr Kaiminga deê het weêr Lienchet^
noemen.
Dit landt brengt oock paeuwen voort, paerlen , en veel andere koftelijcke werc-ken, van fchiltpads-fchilden gemacckt. Hier lijn twee treffclijcke kercken, acn Helden ge wijdt.
Acn de noordfijde van de hooftftadt is de feer groote bergh , die een ver-
‘4
ƒ
J
-ocr page 271-
W^tertn, borge vertreck heeft, en daer af ick defe fabel by de Sinefcn vindt, te weten, dat op defe bcrgh vruchten fijn, die men nergens anders fiet,daer af yder tot fadtwordens toe eten, maer niet mee nemen mash : en dat de gene, die dit beproeft hebben , nooyt de wegh konden vinden , om uyt dit doolhof te geraken. Sou dit niet mifichien het landt der Lotophagen wefen ? feker, de fabel gelijekt ’er w3 na. De ftadt King heeft de berghfl^»^dicht aen de wal. De bergh Lojang is by Lïngxdm en foo hoogh, dat de gene , die op de top wil klimmen, twee heele dagen daer aen moet belleden. Van de ftadt Kmg weftwaerts is de wegh deur de bergen feer kommerlijckgt; daer op Ma'jùenus tegen Kungking ten oorlogh treckende, kopere pijlers ftelde gt;nbsp;om in fijn weêrkecring de wegh te vinden* Menfiet noch een van defe pijlers op de afgaende top van Vuenmao, daer de grenspa el tulfchen ’t koninekrijek nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en de Sinefen is. De zee ftreckt fich naer *t zuydooften tot aen de hooftftadt, daer een treft'elijcke xeè voor de fchepen is, Chung gen o ernt. De vloet King heeft fijn oorfprong op de grenfen van ’tLandtfchap ’^Ijiangß, en loopt daer na aen d’ooftfijde Voorby de ftadt King, daer aen hy de naem geeft, en loft fich deur een breede mont in de zee. De vloet Lungmuen heeft fijn oorfprong in de wefterlijeke bergen van de ftadÄ//7^, en loopt van daer naer Kungking. Vijf kleyne poelen, U genoemt, omringen de ftadt King, De negende hooftftadt Cele^etü* hejdt. L V I C H E V. De hooftftadt Luicheu leght in een aengenaem en vruchtbaer landt, en overtreft verre in jvruchtbaerheyt en verfcheydenheydt van alle dingen, alle de hooftfteden van dit Landtfehap, die naer ’t wellen ftrecken. Sy leght dicht aen de zee -, en raeckt met d’ooftfijde byna aen de felve. De blixem heeft de naem aen defe hooftftadt gegeven gt;nbsp;om dat een bron , die aengenaem water heeft, uyt een bergh vliet, daer d’inwoonders een heerlijeke en waenseloovise kerek aen de geeft desblik-lemsjort aen Godt gebouwt hebben : want de Sinefcn ver dichten,dat ick weet niet wat |
N g; 171 geeft over dc blixem gebiedt, cn dat de blixem een ftuck van een gebrokc hamer de iSi als hy neer valt ; met wclcke hamer, ge-lijck fy verdichten,op feer grooté trommels quot;bonder gellagen wordt, en dat het gedruys en ge- hebben, rommel van de donder üytbarft; Want men hoort hier ’t heele jacr deur dickwijls fwa-relijck donderen^ ’t Genc/t welck aen defe ftadt ter weftfijdfe tot vercieting ftreckt, is de poel LohUiuyt de welck deur een gracht, .in de ftadt geleydt, weer een andere poel voortkoomt. Deft hoófcftadt heeft onder fich drie Heden, i LuicheUii. Suiki, 3 Siùüenz haer landt wierdt in oude tijden GaOionder de ftam Hann Siüütn^ en van Leangus Ho-cheu genoemt. Sy heeft de tegenwoordige naem van de ftam Kaiminga. Dit geweft heeft overvloet van vifch, paeuwen en paerlen.Hier is oockeen dier, ce/ivinde ’t welck van de Sinefen gefwinde koe ge-noemt wordt, en voor boven aen ’t hooft met een lange en ronde hoorn gewapent is. Sy fchrijven, dat dit beeft foo gefwind is, dat het gemackelijck in een dagh drie hondert ftadien afleggen kan. Wyders, in alle defe landen waflèn de /reemde rijs-tac-ken,die van de Sinefen 7^«£,en van de Por-tugefen Kota genoemt wordenjwelcke tou-wen,van de natuur gedraeyt, fchijnen. Het rijs, en fpreyd fich tot een wonderlijeke langte uyt, des felfs enkruypt voort,gelijck een tou,over ’tlant, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* en over de bergen. Het heeft fchrickelijckc doornen, en lange bladen. Het is niet dicker, dan een vinger,en verfpreyd fich dick-wijls een gehcele ftadie in de langte Uyt. Men vindt hier af foo groot een overvloet óp de bergen, dat het, in malkander verwart , oock de wegh kommerlijck voor dc herten macckt. Het is feer taey, en kan fwarelijck breken ; en dieshalvcn worden daer gemenelijck touwen voor de fchepen af gemaeckt. Men fcheyd het oock in fijne draden,en maeckt daer af korven, manden. ftoelen,en diergelijeke andere dingen, daev men op fit ; maer voornamelijck defe dunne en fachte matralfen, daer op het meefte deel der Sinefen, ja oock de koning felf, naeckt gaen leggen, als fy llapen willen. Dit gewaedt is feer reyn en fuyver,en in de fomer koel 5 en hoewel defe matralfen maer op de bloote plancken neer gefpreyd fijn, foo achten de Sinefen hen echter be-quaem,vermits fy van overlang gewent fijn dus te leggen. Ja fy maken van dit rijs oock bedden en kullens, daer fy,om ’t vcrmaeck, eenige neckende dingen in vullen. Dc |
'Beygeti^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De bergh ICïngluï is aen de züydfij dc van de hooftftad,daer defe bron uyt een blixem-flagh te voorfchijn quam. De bergh ^afanglai is naby aen lt;fe ftrant,in een eylandt van de zee,’t welck feventigh ftadien in fijn omkring heeft. In X dit eylandt fijn acht dorpen , rijck van in-woonders, welckers ambacht is paerlen uyt defe zee te vilfchen. De zee koomt tot aen d’ooftfijde van de jg weftfijde is de poel Lo-htt, die oock de poel Si genoemt wordt. De tiende hooftftadt E gene, die in defe hooftftadt wil komen , moet over een arm van de zee varen; want fy leght in ’t eylandt Uainani aen des felfs ooftfijde, op een zee-bergh, en is van alle fijden geheel met poelen en wateren befloten , door de welcke de fchepen oock een ope wegh tot aen de wallen hebben. Defe ftadt is ’t hooft van ’t eylandt, en heerfcht over dertien fteden , in ’t felve eylandt gelegen, i iCtuncloeu, 2. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lincao^4^'‘Tingani^ Venchang^ C HoeitungQ Lohoet,^ CherK^y^ Changhoay I o Van-Qy 11 Lïngxuiy ix 15 Cangen. Dit geheele eylandt is byna van bergen en oude boftchen befer,en vruchtbaer van alle dingen , die tot gebruyck van ’t leven noo-digh fijn. De ftranden worden van de Sinefen beheerfcht, en ftaen onder ’t gebiedt van dc Sinefche Keyfer. Maer in ’t midden van ’t landt is een volck, dat fijn cyge recht heeft,en niet onder de Landtvooghden van Sina wil buygen. Sy handelen alleenlijck met de Sinelen, die aen de ftrand woonen, en trachten voornamelijck naer fout en kleederen. De Sinefen fchrijven , dat ’er in de bergen mijnen van goudt en filver fijn; doch defe bcrgh-volcken willen ’t niet uytdelven, oft verwarelofen fulcks. Sy ver-. gaderen echter hier en daer eenigh goudt uyt het fandt, op d’oevers der vloeden. De Verfchey- paeden worden nergens meer , als aen de noorderlijeke ftranden van’t eyland gevon-haut. den. Op de bergen waft rieckend arents- hout, gelijck oock ebben-houtj rofe-boomen-hout, en ’t gene, dat men geme-nclijck brafilien-hout noemt, ’t welck de verwers overal deur geheel Sina tot hun ver-wing gebruycken. Hier waften overal groote en kleyne Indiaenfche neuten , en |
oock defe vrucht, die deurgaéns voor dc grootfte van de heele weerelt gehouden wordt,en die wy gemenelijck in Indien Ja-ca noemen , de welcke om fijn overmatige grootheydt niet aen de tacken der boomen waft, fchoon die oock groot fijn, maer aen de ftronek, als oft hy vreefde dat de tackeU weygercn fouden foo groot een laft te dragen , hoe grof en fterek fy oock fijn. Defe vrucht is foo hardt en dick van baft , dat , men hem met een bijl openen moet. Van binnen fijn ontallijcke huysjes,ofc blaedjes* in de welcke geele pit is, ’t welck het ge-iijck een kaftanie omringt. Defe neut, rijp geworden , is feer foet van fmaeck en aen ’t vuur gebraden,gelijckt onfekaftanien.Dic geheele eylandt brengt oock rijs oft rota voort, daer af ick hier voor gefproken heb; en voornamelijck ’t gene , het welck fy wit rijs noemen,’t welck het befte is. Het heeft oock overvloet van herten, verfcheyde vogelen , en vele dieren , foo tamme als wil-de. Wyders, aen de zuydfijdc van ’t eylandt vangen deSinefenwalviflchen,opeen felve wijfe als de Hollanders in dé Noordt-zee, niet verre van Groenlandc, daer af fy oock olie branden, om die daer na tot ver om ontellijcke andere dingen voorby te gaen , hier is een Wonderlijck kruyt, het Het welck fy Chifun^, oft toonende wint noe-men ; want de fcheepslieden feggengt; dat fy daer uyt können bemereken hoe veel ftor-men in ’t geheele jaer , en in welcke maent fy komen lullen , en dit uyt des felfs knoo-pen en Icdenjwanthoe ’er minder knoopen in fijn, hoe ’er oock minder ftormen in dat jaer füllen komen : en fy betuygen, dat fy uyt de wijdtte der knoopen van de wortel können weten oft bemereken in welcke maent de ftorm komen fal. fent ftadien groot is. De SocieCeyt J e s u heeft hierin een kerck,aenGodt gewijd,en een groot getal van Chriftenen. Eer de Si-nefen dit land onder hen gebracht hadden, wierd het Çao genoemt. D’eerftc van de Sinefen , die dit eylandt innam , was defe groote Hiaovpts, een Keyfer van de ftam Hana ; en vermidts hy daer veel paerlen vondt, foo noemde hy ’t Chuyaiy en fticht- fnerlcft. te in dit eyland een ftadt van gelijeke naem, de welcke de gene is, die nu Kiancheu genoemt wordt; want Chujai betekent ftrant der paerlen. Leangus noemde defe ftadt TaichcHy cn fy voert de tegenwoordige naeni |
Bergen.
Lißigh dier, aen *t welck men een kerck gewijde heeft.
naem van de ftam de welck van de roode marmer Kïùn daer af het overvloet heeft, genomen is. Het geheele eylandt wordt gemenelijck TrLaïnan, dat is,ten zuy-den van dè zee, genoemt.
Naer de zuydooft-fijde van de ftadt is de bergh , de vier-en-twintighfte der ver-maerdc bergen in de boecken van Taoxu. Hier uyt koomt een beeck, die rondtom vloeytiCn wel fes-en-dercigh keeren maekt.
Aen de zuydfijde is de bergh Kiùn in ’t welck dit root marmer is,daer af de hooft-ftadt de naem gekregen heeft.
By Lincao is de bergh Vifie, door de fa-bel-achtige vertellingen der Sinefen ver-maert. Want fy feggen dat hier op een feer liftigh dier gevonden wordt, ’t welck byna gebruyck van reden , en de gedaente van een hont heeft. Sy voegen hier noch by , dat hier eertijdts een van defe dieren ge-weeft heeft,’t welck het heyr der eylanders deur onbekende wegen geleydde, om voor de vyanden, die van Cochinchina quamen, de wegh te Hoppen, ’t welck oorfaeck van een groote verwinning voor d’eylanders was : en op defe plaets heeft men een kerek Voor dit dier gefticht.
By de ftadtF^/2 is ’t eylandt Tbchei^i\\on-dert ftadien groot. Hier op is een bergh , foo hoogh,dat hy deur de woleken dringt.
By de ftadt Tai is oock een feer hooge top’ Hocifang genoemt, die, gelijck fy leggen , foo hoogh is, dat de wint en regen (gelijck / men van d’Olympus verhack ) geen fcha-dc daer aen doen kan. Sy fchijnt de ftor-men van de zee te ftillen en te breken, daer af fy oock de naem van Hoeifung voert, dat is, de wint Rillende.
Van de zee , die de ftadt fCîùn befpoelt, Wateren. is dit aenmerckens-waerdigh,gelijck de Si-nefche Landtbefchrijvers feggen , dat men hier geen vloct en ebbe gevoelt, ’t welck echter in andere geburige plaetfcn gemeen is ; maer dat fy de halve maent lang naer ’t ooften, en d’andere halve maent naer het wellen vloeyt.
De poel T^ung is aen d’oollfijde van de hooftfladt ; hy is gefproten uyt d’onder-gang van een groote ftadt, en uyt een opening van d’aerde. ’t Overige kan men in de kaert fien. «
ICrijghs-'veßingen»
MEn telt hier in ’t geheel tien krijghs-vellingen,tot bewaring van ’tL.ant-fchap , en van de zee j de namen daer af lijn, i Teaching,r Tung o,3 ïJanxan, 4 Cinghai, 5 Ktaçu, 6 Kiexe , f Ciexing, 8 Ifiungi ^ungchingi i o Cwnling,
'74
HET DERTIENDE LANDTSCHAP
CL U
Grenfen. EtLandtfchap van Quangß is by de voorgaende Landt-fchappen, noch in grootheyt, noch in Koophandel, noch in vermaeck geen-fins te gelijcken , fchoon het tame-lijcke overvloet van ’t gene heeft, dat tot het leven noodtfakelijck is.Het begrijpt elf hooftfteden, met een krijghs-ftadt, die ne-gen-en-tnegentigh fteden onder fich hebben : en hoewel dit getal met dat van d anderen gelijck is, ja oock fommigen overtreft , foo wijckt het echter voor hen in grootheydt, en in menighte van inwoon-ders. ’t Geheele landt is vol van bergen,be-halven aen de znyderlijcke deelen tot aen de ftrantj daer alles wel gebouwt is, foo om de vlackte van de gront, als om dat d’in-vloeyingen van de lucht, die leven doet, daer warmer fijn. Wat de znyderlijcke dee-len aehgaet, dié ftacn ten meeftendeel niet onder de Keyfer van Sina.Het koninckrijck beftaet uyt ecnige landen van dit Landtfchap , die met flippen van de gene afgefcheyden worden, dewelcke onder het Rijck van Sina behooren. ’t Geheele Landtfchap wordt van vele en groote vloeden befproeycj van de welchen eenigen uyt andere l.antfchappen komen,en anderen daer in hun oorfprong nemen. Voorts flaet dit t’aenmercken, dat fy alle te famen , als met voorbedachte raet, aen d’ooftfijde in dit Landtfchap te famen vloeyen , loo wel de gene die van ’t noorden naer ’t zuyden , als de gene die van het weften naer ’t ooften ftroomen : in voegen dat fy,hun krachten te famen gevoeght hebbende , met groote kracht en ge welt van water in ’t geburigh Landtfchap tung inbarften. |
De grenfen van dit Lantfchap ßjj/angß fijn aen de d’ooft- en zuydooft-fijdc ’t Lantfchap Qjfangtung^x. welck oock ten deel aen de zuydei'lijcke geweften raeckt ; aen de zuydweft-fijde heeft het ’Tun^ing^ oft Gagt;~ de weftfijde wordt het van ’t Lantfchap befloten ; aen de noordweft-fijde paelt het aen ’t Landtfchap Gjj^eicheu^ en ’t Landtfchap Uuquang beftuyt het overige. Lenige deelen aen de noordfijde hebben meer ruwe bergen , en fijn minder gebouwt ; en by defe fteyle en bofchachtige plaetfen fijn hooge bergen, en veel wilder-niflen. Maer het oofterlijck deel is meer gebouwt, en heeft vloeden, die, fchoon fy een fnelle loop hebben , echter bevarelijck fijn : het wordt dieshalvcn van Sinefen , en van een volck , dat de Sinefche Keyfer onderworpen is, bewoont ; maer in de wefter-lijcke plaetfen woonen bcrgh-lieden , dié fich de wetten van Sina niet willen onderwerpen. In ’t boeck, daer in de geheele re-kening van ’t Sinefche Rijck gemaeckt is ) der men wordt gefchreven, dat dit Landtfchap hon-dert fes-en-tachtigh duyfent feven hondert negentien gefinnen, en tien hondert vier-en-vijftigh duyfent feven hondert enfeftigh mannen in fich begrijpt. De fchatting van de rijs beftaet in vier hondert cen-en-der-tigh duyfentdrie hondert negen-en-vijftigh facken. D’overige dingen, die tot dit Lantfchap behooren,fult ghy in de befchrijvino-der befondere fteden vinden. Voor defe lefte Tartarifche oorlogh, die, terwijl wy dit doodelijck fchoufpel aenfa-gen , geheel Sina clendighlijck geplaeght heeft, was de Chriftelijeke leer en Godts-dienft nooyt tot in dit Landtfchap deurge-drongen^ maer vermidts defe lefte Sinefche Keyfer, na dat de Tartaren andere Landt-vooghden in d’andere Landtfehappen ge-ftelt hadden,van de fijiie verkofen is,en veel van fijn krijghs-overften,die Chriftenen geworden waren , hem gevolght fijn, foo is door defebequame gelegentheyd te weegh gebracht, dat de vaders van onfe Societeyt hier tocgelaten fijn, en ’t Katholijck geloof wonderlijck verfpreydt hebben; daer af wy terftont hier aen, in de befchrijving van d’eerfte hooftftadt, meer füllen fpreken. De o-cne, die onfe kaerten aenfehou-wen , füllen terftont können fien hoe be-quamelijck en geriefelijck dit geheele Lantfchap van vloeden en wateren befproeyt, en ge deelt is; ja foodanigh, dat men fware- |
QVANGSI
ini^an
Sil^.
Sutfen
Co
SuomtM
CotMh.
CunaJiiti^
'ló.yua^-
TEororis.
Jèt Vf bs.
Sjcc: d^aanms
[J- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
'lZ'IêrrenS.
It Ims.
22
13^
‘bwHIBBHBW '
^33
■1-33-
^3B
Meridies
qua; lijck foodanigh een landt meer vinden fak De groote vloet Lj fluyt de zuydelijcke deelen van het wellen naer ’t ooften. De rechter vloet Puon deelt het Landtfchap in ’t midden deur, die op gelijcke wijfe van ’t wellen naer ’t oollen buyght. De vloet ‘Ttigni volght de felve loop. De llincke vloet, genoemt, heeft lijn voortgang by-na op gelijcke wijfe. D’andere vloeden,van ’t noorden naer ’t zuyden al krom om llro-mende,loopen met veel bochten en keeren tulTchen hun oevers voortjin voegen dat’et fchijnt dat men niets tot hun vermaeck en nut toedoen kan. Eyndeljjck, alle defe vloeden komen by de hooftlladt Guche^ te famen, en, dus vereenight fijnde,barllen |
G 5 nbsp;nbsp;nbsp;1. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lyj de felve bloem, die van de Turcken ,fin la-moen-fop gewecckt, gebruyckt wordt om de manen van hun paerden te verwen. De Sinefen maken daer af veel gerechten , die aen de mont en neus feer aengenaem fijn. D’eerfte hooftlladt leght aen de vloet oft Ly i aen des felfs oofterlijc-ke oever, die hier deur enge vlackten een fnelle loop heeft. Defe hooftlladt heeft onder fich negen Heden, i x Hing-gan , 3 Lingchuen , 4 Tangfo 5 quot;Jungning, 7 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;einen o , cgt; éjj^onyang. Wat de hooftlladt felf aengaet, fy is ta-melijck groot, en door haer heerlijeke gebouwen vermaert. D’onder-koning houdt hier fijn hof, gelijck oock een koninekje , uyt het geflacht van ‘Taiminga gefproteoi De Sinefche volckercn , die in defe Tar- |
D’eerfte ofc Opper-hoofcfhadc V E r L I N. EEr defe landen onder de heerfchappy van de Sinefche Keyfer gebracht wier-den,behoorden ly onder de heerlijek-heydt van PegaOi en waren d’uytterften der gener, die naer’t noorden onder dit Rijck Honden. Sy waren oock de grenfen van 't koninekrijek Çu. De Ham Cina j alles verovert hebbende , noemde hen d’eerHe uei |
fpruyt, de welcke, fchoon fy deur ’t heele landt van Sina gevonden worden , echter nergens meer in grooter overvloet fijn, als in dit Landtfchap, en voornamelijck in het landt van defe hooftlladt, die daer af de naem van G^^eilin heeft gekregen, ’t welck een bofch van ^^«-bloemen betekent.De-fe bloem waft aen een hooge boom,welcks bladen die van de lauwer oft kaneel-boom gelijeken. De bloem is feer kleyn, en geel van verwe, verfpreydt fich in boften, heeft een feer foetereuck ; en , fchoon fy open is, blijft een lange tijdt geheel aen de boom , fonder te verwekken. Als fy afvalt , fpruyt de boom na verloop van een maent wcêr uyt, en geeft in de herfft een nieuwe bloem. Sy heeft foo aengenaem en welriekend een reuck,dat fy ’t geheele lant, daer defe boom is, met haer foete reuck verquickt en overfpreydt. lek vindt de naem daer af nergens in Latijn : maer dit is kofeii. Sijn naem is ^unglie ; eh hy belit noch dit Landtfchap, en doet oock eenige tegenftant aen de Tartars. Hy is in orde-ning de felle van de genen, die van de fij- wiens nen tegen de Tartars by een gedurigh ge- moeder, Volgh in verfcheydc gewellen van Sina ver-kofen fijn. D anderen, van de Tartars ver- chrlfle-wonnen, fijn oock van hen gedoodt j maer nenfijn, defe llrijdt noch vromelijck. Sijn moeder , gemalin en foon doen belijdenis van de Chrillelijckc Godsdienft, daer af hy felf oock geen groote affchrick heeft : omtrent hem fijn gedurighlijck eenige vaders van ortfe Societeyt, en veel van dc voornaeni-lle Landtyooghden , die Chriftenen geworden fijn, gelijck uyt velé brieven en verhalingen blijekt, door de vaders van onfe Societeyt hier af uytgegeven, als oock door een Gefant, van des felfs moeder aen het Opper-hooft der Roomfche Kercke naer Romen gefoilden. In dit geweft worden vogelen met ver« fcheyde fchoone veelverwigc pluymen ge- ^an ver^^ vangen, welckers veeren, aengenaem en fiofoeyde^ fchoon om t’aenfchouwen, van de Sinefen in de fijde lakenen gewerekt worden. Men delft hier oock de treffelijcke fleenen uyt, die van de Sinefche Iludenten en fchrijvers gebruyckt worden om hun inekt weeck té maken, en te temperen,die fy met een pinceel , en niet met de pen nemen, en beter en netter hun letteren maken,als oft fy met de pen fchreven. Hier fijn drie vermaerde kereken , aen Put-van Helden gewijdt. By filmgan is een put van wonderlijcke natuur ; de helft van t ^ater is mod- |
7^ HET DERTIENDE LANTSCHAP is modderig, en d andere helft foo klaer als kriftal 5 en fchoon men dit onder malkander mengt en roert, foo fcheydt het fich echter weêr van een , en elck krijght fijn voor^aende wefen. |
Qtm is een bergh aen de noordooft-fijde hooftftadt 5 naer de menighte der 2^^^boomen dns genoemt, daer af de hooftftadt oock de naem heeft. Defe boomen lijden geen anderen daer fy waft en,en laten niet toe dat ’er andere boomen ter loop , en maeckt dickwijls groot gedruys als hy uyt de hooghte neêrwaerts valt, en ontfangt hier en daer veel beecken van onbekende naem. De poel Sï beflaet feven-tigh bunderen landts,en is aen de weftfijde van de hooftftadt. Men fiec daer in de heuvel ïn-i die gelijck een eylandt leght. De tweede hooftftadt L ï E V C H E V. |
felve plaets groeyen. is een bergh by de hooftftadt, daer op een treffelijck vertreck van geletterden is. De bergh Ly leght aen dezuydooft-fijde, vertoont de gedaente van een elefant, en is aen d’oever van de vloet. De bergh X/zz is aen de noordooft-fijde, daer drie feer hooge toppen op fijn, op een van de welcken een paleys ftaet, ’t welck , gelijck fy verfekeren , in ’t fuyvere geweft van de lucht, en boven alle woleken ge-bouwt is. By Uinggan is de bergh Ifaiyang, die fich tot aen Lingchuen uytftreckt. Hier op 'i'ijfchen water-hol, daer in men viftchen met »2r/W-vier voeten en met hoornen vindt. Defe «f». waengeloovige heydenen feggen , dat fy leckere fpijfen voor de draeck fijn,en daer-om durven fy die geenfins dooden. De bergh Jrfoa,Q^z bloem,(welckenaem hy door fijn fchoonheydt en aengenaem-heydt verkregen heeft, ) leght aen d’oever van de vloet Qwii by Tangfi, By Ji^ngfo is de bergh 'Èungçao'., hy heeft fijn naem van de vogel Phenix , als oft die daer fijn neft fpreydde : want Fi^ngçao betekent Phenix-neft. Sy fchrijven dat onder ’t neft een feer koftelijeke fteen van onwaer-deerlijcke waerde gevonden is. By de ftadt Cïuen is de bergh A/^z7^,daer op men een heerlijeke kerek der afgoden, en een kloofter fiet. Als men van de ftadt noordewaerts aen-gaet, is een opgaende gebaende weghover ’t geberghte, daer op feven heuvels fijn, die de gedaente van de grootebeer in de hemel vertoonen ; fy worden dieshalven Ciefing , dat is, de heuvels der feven ftarren genoemt. De vloet Lj oft Quei omringt de hooft-iloeden. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noorden naer ’t zuyden : hy heeft fijn oorfprong op dc grenfen van het Landtfehap Haquang, loopt van daer deur bergen en dalen, met een fnelle en fteyle |
’t quot;I” Andt van de ftadt LteucheUiOra met I onfe Sinefche fchrijver te Ipreken , ftreckt fich wijt en breet uyt, heeft feer klare wateren,en is vol van bergen. De hooftftadt heeft haer naem van de wilgen, als oft men ftadt der wilgen feyde ; want dit betekent Lïeuc\}eu. Sy heeft onder fich twaelf fteden, i Lieucheu^ v Coyungi 3 Lo-chmgi^ Lieuchingilt;ÿ J:Joatjuen,6 Xungq Loi--igïn, 8 Stang 0,5) nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o Ttn g,i i Cïen^ lâangi 11 Xanglin. Dit geweft behoorde in oude tijden aen oud^ TegaOi onder de ftam Cina aen Qt^iltriiOYz-der î£ana aen Hjolin. De koning Chin noemde het Siangi Tanga eeift Lucing, en daer na Lieuchen, welckc naem het tot aen defe tijdt behouden heeft, die haer van de vloet Liea koomt, daer fy aen leght, en die veel wilgen op fijn oevers voedt. Het brengt eenige uytmuntende kruyden voort, die feer dienftigh tot genees-middelen fijn, en dieshalven leer begeert worden , en onder defen het kruyt Pufa,ok onfterffelijck kruyt, gelijck de Sinelen dat noemen, om dat men ’t altijdt groen in huys kan houden. Men vindt hier twee voortreffelijeke kercken,aen Helden gewijdt,daer af d’een Lieuheugt; genoemt wordt, by een kleyne poel Locht, die door fijn vertreck-plaetfen en gebouwen vermaert is,en daer d’inwoon-ders dickwijls naer toe gaen. De ftadt Vuci^en wordt van de Sinefen geprefen , om dat des felfs inwoonders in voortreftelijekheyt van vernuft, en in fpits-vindigheyt van geeft boven d’aiideren uyt-mLinten,en om dat ’er veel tot Doóforen en Landtvooghden gemaeckt worden. cgt; o De bergh Sienne is aen de zuydfijdc van Bergen, de hooftftadt. De Sinefen merken hier veel wonderen acn,namelijck een groot hol,een feer hooge top, die, gelijck een muur, heel van een fteen, loot-recht op gaet, een ftee-ne huys,en diergelijeke dingen,diede Sine- |
vloeden.
Op d oever van de vloec naer ’c zuyd- De ftam Langa noemde defe hoofeftade ooften is de bergh Hocioy die van d’anderen afgefeheyden en befonder is.
By de ftadt Siang is de bergh 'Kintang y feer hoogh, en foo fteyl,dat men daer nauwelijcks een opgang kan vinden. Hy heeft echter op de top een vifchrijeke poel, en is
Gaocheti ; fy voert de tegenwoordige naem van deKeyferlijcke ftam Sunga. Men vind* hier twee kercken , die boven d’anderen
rondtom mec boomen en bloemen om-
uytfteecken.
De bergh Talleen is aenmerekens-waer- Bergen digh om fijn kleynheyde en langheydt j want vermidts alle d’andere bergen feer
ringe. De Sinefen,nieusgierigh in defe din- hoogh en grooc fijn, foo worde defe van dç gen, klimmen hier op mec grooce arbeyde; en feggen,dac hy,omd’aengenaemheyc van de places,eertijts veel befocne wierd van defe menfchen,die,gelijck fy verdichten, nimmer fterven , en Xinçieu genoemt worden.
De vloet Cin vloeyt uyt het landt Hoai-yuen , en, van daer afkomende, loopt deur Loyungy en deur de ftadt Siang.
De vloec Lieu vloeyc acn de weftfijde
Sinefen,als feer verfcheyden van d’anderen^
aengemerckt. Hy leght aen de noordfijde van de hooftftadc, daer oock cen groote bergh is, T^ienmuen^ oft hemel-poort, naer fijn twee toppen genoemt.
Aen de noordtfijde van de hooftftadc Wateren. vloeyt de vloet Lung, die oock Cohang en Lieu genoemt wordt, daer af hier voor ge-
van de hooftftadt. Hy wordt oock de vloec Çô en Kung genoemt, en heeft fijn oor-fprong uyc net Landtfehap Q^icheu, by ’c kafteel Cingping en, van daer voorby de hooftftadt Lucho geloopen, koomt in dit Landtfehap deur ’c geweft vân de volgende hooftftadc.
De vloec Lolo koomt acn de weftfijde van Uaiyuen in die Landtfehap , en, naer ’c zuyden ftreckende , vervoeght fich mee de vloec Çô by de hooftftadc. Des felts oorfprong is in ’t Landtfehap Q^icheu, by ’t geweft van de hooftftadt Lipingy niet verre van de veiling Cheki.
De vierde hooftftadt
De derde hooftftadt
N.
HEt lande Van defc hooftftadt is ten meeftendeel van vervarelijeke en fchrickelijeke bergen omringt, en leght dicht aen de berghlieden van ’t Lartt-fchap QueicheUy^iz noch wilt en onbefchaefc fijn j en uyt dit Lantfehap Qg^icheu komen de vloeden Lugni en Çô eerft in dit Lantfehap Q^ngfi. Defe hooftftadt heeft negen fteden onder fich, i lCingyuenyi. L~ien~ ‘ho, 3 Sugen, ^Hochi q, 5 lLinchtng36 PLan-chuen g, 7 LjpOy 8 Lunglan g, 9 Pangti.
Sy fchrijven dat dit geweft goudt voortbrengt; maer d’inwoonders vergaderen ’tal-lecnlijck uyt de vloeden. Men vindt daer overal Areca , kleyne Indiaènfche neuten , en de vrucht Lichias. Het behoorde eer-tijdts onder Pegao ; onder de ftam pPana behoorde een deel van dit geweft aen Kia-ochi, en ’c ander aen de hceren van Genan,
die deur ’t geweft van defe ftadt tuf-fchen enge en diepe vlackten deurvloéyt, en dickwijls ov^r klippen en fteenen met groot gedrùys heen wentelt, daer in meti drie hondert en feftigh waterftortingen telt; in voegen dat hy nauwelijcks bevaren kan worden. Defe hooftftadt hcerfcht over acht fteden, die alle tuftchen feer groote bergen befloten fijn , i Pinglq , x Cunching, 3 tu-chuen, 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;LipUi 6 Si engin y y quot;^unggan
8 Chaoping. Sy behoorde oilder de ftam aen ’t geweft van Qu^ilin ; de ftam ï^ana noemde haer nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en P'anga Lo-
cheu. De ftam Juena heeft haer de tegenwoordige naem gegeven.
Men vindt hier dit witte was, door defe bloedeloofc beesjes gemaeckt,dacr af ick
te voren
. Men maeckt hier
oock laken van de bladen der roode Mu-fen,een fekere boom in Indien. Hier is een groote overvloet van de vrucht LMa, welcks boomen aen de fladt Lipu de naem gegeven hebben.
Aen de zuydweft-fijde van de hooftftadc is de bergh Cai, die cot aen Lipu voort-loopt. Aen d’ooftfijde is de groote en ftey-Ic bergh Jung, daer op negen fpitfe en af^ gebroke heuvels fijn. Aen de weftfijde is de heuvel O^Monien^ dat is, top der oogen, dus genoemt, om dat hy op de top twee
van
van de natuur gemaeckt, dat fy aile konft lijck van een menfeh j en fchijnen t’overtreffen : want d’appels fijn feer klaer onderfeheyden ; en men fiet daer in de twee vochtigheden, gelijck in onfe ( «Jogen. By de ftadt Fnchnen is de bergh CWi in de welck met een blixem-flagh acht holen geopent fijn. Kiùe is een bergh by de ftadt Hdo , van de menighte en voortreffelijckheydt der oranje-appelen dus genoemt j want dit betekent Ifiüe. De heuvel To is tamelijck groot, en in ’t geberghte by Si engin, vâXi de buytenkant ontoeganckelijck 5 maer de natuur felve heeft in des felfs ingewant een wentel-trap gemaeckt, langs de welcke men opklim^ men kan. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j ViTAteren, Van de vloeden is niets gedenckwaer-digh, behalven twee feer aengename bronnen, daer af d’een, Caning genoemt, aen de noordfijde van de hooftftadt is ; d’andcr gt;nbsp;Toxan geheeten, is by de ftadt Xa. De vijfde hoofcftadt heb , aTle de vloeden van dit Landt-. fchap, als met voorbedachte raedt,te famen komen. Sy is de Voornaemfte ftadt aen d’ooftfijde, en feèr dicht aen ’t Landtfehap yùng, de grootfte van alien, die in dit ge-Qnangtung. Sy overtreft in koophandel welt fich in de landen der fteden van Re-li^tclijck alle de andere, daer af ’t gerijf lieu , Hingye , Tolin , en der hooftftadt Cin der vloeden de voornaemfte oorfaeck is. uytftreckt. Hier is oock de bergh TukiaOt Defe plaets is van groot belang , en wordt ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;— dieshalvcn oock de fteutel van het Landt- fchap genoemt. Men vergadert hier in de bergen vermiljoen, dacr af dit ge weft overvloeyt. Het voedt oock feer groote flangen : ja de Sine-feii fchrijven,dat fommigen daeraf foo lang worden, dat fy de maet van tien roeden be-reycken. Indien dit dus is,foo kan ick fwa- die meel relijck gelooven dat ’er langer in de wee-relt gevonden worden.Hier ßjn mede Rhi-noceroten en hier fpruyt oock de boom Qï^nglang genoemt, die in plaets van mergh een fachte pit heeft, het meel feer gelijck, ja het wordt in plaets van meel ge-bruyckt. Het is niet onaengenaem van fmaeckj en wordt in alderhande gerechten fy geven een fijn en feherp geluyt uyt, gelijck gemenelijck de vrouwen. De bergh Kiulieu, de grootfte in ’t lant edaen. Hier fijn fimmen, de honden ge- Pelieu^ycii^ct uyt vele toppen,en is detwee-jek, geel van hair, met een aengeficht ge- en-twintighfte in dc boecken yan |
Naer ’t zuydweften van de ftadt gelten is een diepe vlackte , daer men fwarelijck deur komen kan , en daer niet meer dan een eenige wegh is, langs de welcke men van defe fijde in ’t koninekrijek kan komen. Sy verhalen dat,om de groote kommer en moeyte deur dit kommerlijck padt, veel reyfigers fneüvelden, eer fy daer deur ^vorftelden. Sommigen noemen defe enge en naeuwe wegh Rienmuen , dat is, hemel-poort, anderen Qwïmuen dat is, poort der duyvelen. Defthooftftadt heeft twee kereken, aen Helden gewijdt. Sy wierdt eertijdts onder de ftam [-fana Kiao^ cheâ i onder Lcangus Chingcheu , en onder Suius Fungcheu genoemt. Sy heeft de tegenwoordige naem van de ftam Tanga ont-tangen : en hecrfchc over tien fteden , I Sucheni v Teng, y fung^ 4 Cengki, 5 Ho-aide, 6 Tolin o,y TopCi^ Reliett, Lochuen, I o Hingy e. De bergh Taynny^cn de noordooft-fijdö Bergen, van de hooftftadt gelegen , neemt fijn begin in ‘t landt van d’eerfte hooftftadt. By de ftadt Teng is de bergh Nan, die feer fchoon en aengenaem is. De Sinefen mefeken hier in veel vreemdigheden , die nauwelijeks Waerdigh fijn dat men hen hier de twinti^hfte in de boccken van TTaoxu ; wacr op acht opgaende heuvels, en twin-tigh holen lijn. De bergh Uan leght by Tolin j hy wordt Koude kout genoemt, om dat hy, üyt oorfaeck van te groote koude , niet van menfehen bewoont kan worden,fchoort hy binnen de Zona torn da, oft in ’t brandende geweft, gelegen is. By Rope is de bergh Ripjufi, hierom aen-merckelijck , dat men in des felfs klippen en fteenen veel voetftappeneil fpeuren van menfehen gedruckt fiet, van de welckc fommigevier palmen lang fijn. De bergh felfs is ruw en fchrickelijck, en tot dnyftere De |
S ï.
De bergh Hz? j oft vuur-bergh , dus ge-noemc om dac men daer aile nachten eeni-ge lichten, als ontfteeckekaerlTen, fiet dickeren. De Sinefen achten dat dit diertjes fijn, die wy nacht-muggen noemen,en dat die uyt de vloet op de bergh komen, en daer dus glinfteren. ^epao is een bergh, door de groote bóf-fchen der boomen , en Indiaenlch riet ver-maert, daer fich, meet dan in eenigh ander gewft, feer wreede tygers onthouden. ï’lüeden. Aeii de zuydfijdc van de hooftftadt is de vloet T'akiang, daer in alle d’anderen te fa-men loopen, te weten de Queh 'Euy en Teu, die oock hun naem in hem verliefen. De vloet Tung heeft fijn öorfprong aén de weftfijde van de ftadt Tung, van daer hy zuydwaerts vloeyt, en fich daer na weêr noordewaerts keert naer de ftadt Tung, aeii de welcke hy de naem geeft, en die hy aen de weftfijde laet leggen. Eyndelijck lofthy, aen de veftfijde van Gucheu, fijn water in de vloet ‘Takiang^ ■ ’t Eylandt Hi Lung is in de vloet 7^-kiang, aen d’ooftfijde van de hooftftadt, in ’t welck boftchen, met veel oude boomen gevult, fijn. onßhul- Aen d’ooftfijde van de hooftftadt is de digen kleyne poel Go,in de welck eertijdts de ko- Pegao tien krokodillen voedde, lenlry nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fthclmen en misdadigcn deê voor- gelAten. werpen, op dat fy hen verfcheuren fouden. Men Verhaelt dat d’onfchuldigcn nooyt van hen befchadight wierden : in voegen dat de genen , die van de krokodillen niet gedoot wierden , als fuyver van alle fchult wierden vrygefproken, en losgelaten; |
men fijn, i Cinch eu, 1 Pingnan, 3 Qtßei 4 Vucing. Dit geweft brengt feer treffelijcke kaneel voort, die van de gene van Ceylan hier in alleen verfchilt, dat de reuck daer af krachtiger, en de fmaeck , terwijl fy op de tong leght, feherper is. Hier is d’yfer-boom fl, dat veel harder dan onfe bos-boom. Men vind f hier een hoorn-beeft,de koe niet ongelijck, is, ° wclcks fpicr-witte hoornen ’t elpen-been ovcrtreffen.Dit beeft heeft groot vermacck in fout j cn dieshalven werpende jagers het heele facken met fout voor, daer het löo feer naer tracht, dat het, als fich felf vergetende, fich liever laet binden, als af te laten het fout, dat in de facken is, te licken ; en dus wordt het gevangen en gedoodt. Hier wordt oock eenige aerde, geel van verwe , gedolven, de welcke een vaerdige hulpmiddel tegen alle vergiften is. D’inwoon-ders maken hier oock lakenen van ’t kruyt Tu, de welcke beter fijn, dan die Van fijde , cn duerder van prijs geacht worden. De bergh Pexe is aen de zuydfijde van Bergen. de hooftftadt, en d’een-en-twintighfte in de boecken van Taóxu. Langxe is een feer groote en hooge bergh, aen de noordfijde van de hooftftadt,doorfijn boflehen en velden aengenaem. LTan is een groote bergh by de ftadt ÿuyi ; men telt daer op vier-en-twintigh heuvels. Op de bergh Pexê is een feer hooge top, L^ocieu genoenit,die fijn hooft tot boVen de woleken opfteeckt. ße fevende hooftftadt NANNING. |
De fefte hooftftadt C I N C H É V. *t y Andt van de hooftftadt Cincheu\gt;ç.-I hoorde eertijts aen de heerlijekheyt van Pegao , en onder de ftam Ctna aen ’t geweft van Qt^ilin. Leanggu noemde de hooftftadt Qi^i^ing, Suius jungping, en de ftam Tanga eerft Cmkiangscn daer na Cincheu ; welcke naem fy noch behoudt. Sy leght aen de famcn-vloeying van twee groote vloeden ; cn ’t geweft is tamelijck vermakclijck, en niet foo ruw en fchricke-lijck, als d’andere geweften. Men fiet hier een heerlijeke kerek, aen Helden ge wijdt : cn men vindt hier vier fteden, Welckers na- |
HEt geweft van defe hooftftadt ftreekt fich verre in de langte , en tot aen d’oevers van de vloeden Puon en Ly uyt : maer ’t is niet foo brect. Hier in fijn fes fteden,! flTanningyi.Lunggan,} Hengo, 4 Tun^iang, y Xangß^ o, 6 Smning o. Het is ten deel vlack , en rijft ten deel tot bergen en heuvels, en wijekt byna voot geen geweft in dit Landtfehap. De hooftftadt daer af leght aen de famen-vloeying van twee vloeden, die aen de zuydfijde der wallen fich tot een vloetmengcn,daer de vloet Takiang fijn naem verlieft. Een deel van *t zuyderlijck geweft wierdt door dekonin-gen van Tungktng ingenomen, toen fy tegen de Keyfer van Sina opftonden. Dit is d’ccrftc |
i8o HET DERTIENDE 1. ANTSCHAP
d’cerflc plaets, daer in dit uytterfte Afia aen malkander leggen. felver clefanten gevonden worden, die d’in-woonders tot de ftrijdt, en' in de ruytery gebruycken. De papegayen leeren hier oock lichcelijck fpreken, en fijn van groot- ’t gehe , ’t welck vreemder en wonderlijc-ker fchijnt, is dat men hier feker flagh van hoenders vindt, die katoen fpuwen, of lan- namen, in de gemeene tael der geletterden ge draden, gelijck men die in ’t fpinnen dus verklaert : maer ick weet niet hoe , oft van katoen maeckt, die fy, foo men hen nA' men. 'Eergen. niet vergadert, weer infwelgen , gelijck de .fpinnekoppen. Hier fijn oock groote yfer-varekens, die dickwijls hun pennen een el-leboogh hoogh opfteecken , de wclcke fy gt;nbsp;met het fchudden van hun lichaem, tegen de gene, die fy begeeren, können uytfchie-ten, niet fonder hen, die fy raken, te quetfen. Hier fijn drie voorname kereken, aen Helden ge wijdt. Eer dit geweft onder dc Sincfche heer-fchappy ftondt, wierd het onder de heer-ïijckhcydt van Pegao gcreekent : maer de ftam Cina ftelde net onder ’t geweft van (- Queileu. De ftam ïïan^ noemde het Toltn, de koning Cyn Xihing. Defe plaets wierdt eerft onder Suïui de ftadt yhoa genoemt j de ftam Tanga noemde haer Vute 3 Sunga heeft haer de tegenwoordige naem gegeven. , Aen de ooftfijde van de hooftftadt is een hooge bergh. Heng genoemt, om dat hy in ’t midden van de vloet het water van defel-ve,dat met groot gewelt overdwars ftroomt, ontfangt. De ftam Sunga heeft hier op, tot bewaring van ’t landt,een kafteel gebouwt. Sieulin is een bergh , om d’aengenaem-heydt der boomen het bloeyende bofch genoemtj want dit betekent Sieulin : hy is niet verre van de ftadt Heng. By Tunghiang is de bergh Suchang, daer yfer uytgedolven wordt. De achtfte hooftftadt en eertijdts om de vruchtbaerheydc der ackers meeft bewoont, en gebouwt. Maer vermidts het over de noorderlijeke bergen naer ’t zuyden lagh , foo is het van t Sinefche Rijck afgefneden , en ftact nu onder dekoningen van T^ungking.^cn telt hier drie-cn-twintigh fteden, die alle dicht |
Steden^ Ity Vanchingj Cvvenmmg ©,8 5^^-ching Q, Chiny've^ o, i o Sutung 11 Inn Q^ii. Q:^tngyn^ 0,13 Xanghia 0,14X/* ga// Qf 1 Lungmg q , 16 Tukie o, \’g xen:gt;i%JiAnkangi\lt;^Loyang,'LQT'olïng^'L iLungt 2.1. Kïang'i -L 3 Lope. Dcfe fijn alle Sinefchc met welcke namen fy door d’inwoondcrs van Tungking genoemt worden. Het is my Icet, dat niemandt van d’onfen een volkome kaert,en volmaeckte befchrijving daer af gemaeckt heeft, in de welcke men dc Tungkingfche namen , en der felver letters gedruckt,of ten minften verklaert vind. Maer ick weet dat fy voor grooter dingen hebben geforght, en fwaerder faken ondcr-ftaen , om Gods wet en de Godsdienft tc verbreyden,vermidts alreê vele inwoonders in datRijck tot de Chriftelijeke Godsdienft bekeert waren. Dieshalven is ’t geen wonder dat fy defe geringe dingen veracht hebben : ja ick foil felf nooyt gedacht hebben dit uyt te geven , oft de handt daer aen te flaen,om dat ick geen tijdt over gchadt fou hebben.foo ick mijn ftaet langer hadt können behouden. Maer na dat ick bevel had van Weêr naer Europa te keeren.heb ick dit werek eerft begonnen,en hier toe meer dan vijftigh Sinefché boecken met my genomen , om , met de felve te deurfnuffelen , cenighfins de walging van de zee,en ’t verdriet van de lange reys te verfoeten.Voorts, de Sincfche Landtbefchrijver noemt d’in-woonders van dit geweft woeft en onbe-Fuyft, om dat fy met de heerfchappy oock ten meeftendecl de feden van Sina verandert hebben : want fy gaen met lang hayr, en bloote voeten. Sy verwareloofen dc dienft en gchoorfaemheydc tufichen d’ou-ders en kinderen , twiften dickwijls tegen malkander, haten elckander om geringe oorfaken, en dooden d’een d’ander. S^y houden echter de Sinefchc letteren, en wijfevan fchrijven’, fchoon fy een heel andere en befondere tael fpreken , die verre van de Sinefchc fpraeck verfchilt. Sy verftaen echter de gefchriften der Sinefen , en lefen de Sinefchc boecken , en doen groote arbeydt met die te deurfnuffelen , fchoon fy de letters op een andere wijfe uytfpreken. En feker, dit ii fcer won-derlijck in de Sincfche letteren , dat fy van ßhelet-^ alle d’oraleggendekoninckrijckenverftaen ten. worden. |
Q U A N G $ I. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i8i
worden , fchoon men die vcrfcheydelijck leeft, gelijck de gene van Japofï, Cochinchina i Siamos en Qamboje. De gene, die meer hier af begeert, befte het boeck ’t welck de E. Alexander de Rhodes van hct koninckrijck T^ungkin? gefchreven heeft, onlangs in de Franfche tael uyrge-komen.
Bergen. SicuUng is ccn feet hooge bergh in dit geweft, by de ftadt Lung. D’anderen ftjn veel kleynder, en eer heuvels, dan bergen ; te weten Lc^un aen d’ooftfijde van de hooft-ftadt, daer oock Gomui is. De bergh Kin by de ftadt Ço is een weynigh hooger.
De negende hooftftadt
S V M I N G.
De SincfcheSchrijverfeght, datdefe hooftftadt het hof van’tkoninkrijck L^ungkingy oft Gannan is. Indien dit waer is, foo moet het de geiie fijn , die van d’inwoonders Sinhoa gênoemt wordt, hoewel, gelijck my gedenckt dat ick dickwijls heb hooren feggen , dat defe koning fijn hof op twee plaetfen houdt, d een naer het zuyden , en d’ander naer ’t noorden. Dit geweft behoorde eertijdts onder de heer-oudena- Iijckheydt vanPegao.De iï^mHana noem-de haer IGaochi. Par^a bouwde eerft de ftadt Suming ; maer uaiminga befchonck haer met de tytel van hooftftadt. Maer fy wierd in de weêrfpalt en afval der Landt-vooghden van Ly van ’t Sinefche Rijck af-gefcheurt. De Sinefen telden in dit geweft fes fteden , die hen onderworpen waren , welckers namen fijn,i Suming^-L Sumtng^-, ICangxe, 4 Hiaxcj Pingciang^G Chung o. Bergen. Pclo is een feer fchoone bergh byH/^ATG geheel met oude boflehen bekleedt.
De tiende hooftftadt
C H I N G A N.
HEt heel geweft van defe hooftftadt behoort oock aen het koninckrijck quot;Pungking, en heeft echter geen andere ftadt onder lich. Sy heeft eertijdts een felve plaets en lot,als de voorgaende hooftftadt gehadt, en was toen niet meer dan een vleck. Maer de ftam Paimingaj haer uytlêttende, en met wallen omringende, maeckte haer warelijck en met de tytel tot een hooftftadt. D’inwoonders verfchil-
len weynigh van de Sinefen, en gaen gaer-ne in ’t fwart geklcedt. Het landt brengt honig en was voort, en heeft oyervloet van ’t gene dat tot het leven noodfakelijck is.
Men fiet hier niet meer dan d’eenige bergh^^;?,die feer hoogh en aengenaem is.
D’elfde hooftftadt
T I E N C H E V.
Dit geweft is oock van het Sinefche Rijck afgefcheurt, en ftaet onder de koning van Pungking. Men telt hier vijf fteden, van de welcken ick niets vindt, dan de namen, die defe fijn , i Tiencheu, X Xanglint 3 Lung 0,4 G^^ite q, 5 Cohoa
De Kfijghs-hooftftadt
S V G E N.
Dit geweft befluyt in fich drie fteden, in de welcke eertijdts krijghs-lieden onder de burgers woonden. Maer het ftaet ,'nu alles onder de koning van Punning, De namen der fteden fijn, i gen, 2. Vù^^en , 3 Funghoa. Dit landt was eertijdts onkundigh in de letteren en ge-leertheydt, en woeft van feden. Maer toen het in ’t begin van de ftam P'airninga onder het Sinefche Rijck gebracht was, wierden daer de letteren, boecken en feden van Sina ingevoert. Doch het fchudde in korte tijdt het Sinefche juck weêr af, en behieldc echter al ’t ander.
De bergh Pbßeu is aen d’ooftfijde van de hooftftadt, dicht aen de gracht, alleen op fijn eyge laft ftaende.
By Vüjuen is de befgh IGfung] en oock de bergh Moye.
De eerfte ftadt
S V C H I N G.
DEfe heeft onderfich een andereftadt Ching genoemt,die beyde aen Pung-' king behooren. Dicht by de ftadt Suching is de bergh Lengjun^die feer hoog, , en fchrickelijck om t’aenfchouwen is.
Ferßheyde Steden.
NU volgen verfcheyde fteden,fom-mige grooter, en fonimige kleynder , de Welcke ick met hun tee-Z z nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kenen
lU HET dertiende LANTSCHAP QUANGSL
kenen onderfcheyden heb, i Sucheu Si-fingi y Sttling, 4 Fulao^^ Fukangi 6 Tuny Qi 7 Li 8 ^jteixun^^ Hiangun, Daer arick volgende gevonden heb. By Fulao is de feer hooge bergh by Fïtkang de bergh Ciccung j en lang by Suiting : hier is oock de bergh Xi^. Krijghs-^efiingen, |
Hier wären twee veftingen , op de grenfen van ’c Landtfchap gebouwt, daer t fich met ^unnan vervoeght, maer defe behoren nu oock aen Fungking\ der fel ver namen fijn, i Xanglui 1. Gan^ lung, daer defe bergen Lotfung, gangling en ^anpa getelt worden,De Sinefen fchrijveni dat de quäde feden hier groote macht hebben verkregen, voornamelijck dat d’in-Woonders met bloote voeten gaen, van ftroo hoeden maken j dat de vaders en ionen niet in een felve huys fijn nocht woo-nen,dat men weynigh onderfcheyc maeckt of het man oft vrouw isjmaer dat fy onder malkander vermengt leven , fonder eenigh Voorfchrift van wetten en fedigheydt. |
T^otarum Explicatio . ^èbllEIKOPOLlS .
Vrta .
Civitas -nuyor , i- Ctpiiaj ftufwr .
'^of^taiitta..
xîs
^ur^olûue .
-J? ^rÿeat^aJûae . yZawi/^^atke . -^ertur^oJätje. .
XMgtanff
Loj^u.
S^a0
^^•ftffctuen^
Ce^'^'
^aftng
0^:^.
\T^
1'
♦
htif.^tl-
égquot;»^
.
X^j“^
V SBe*
s.
Vncin«^'^'
j£ai^t««0
'- JO-
À .0. Lungk
* ß. àueir“«^
Jâfianff^at -■'ls^
‘^aclieu
‘Sngclteit
■ring»»»
*Xaluw
Xar^ma.
\oqM'
J^U»ML-
jHangfo
Staaci^t
Sxic: I. 'SUeu-.
Tl-ur imi mh« -mon-tH’tw habitaiït quot;Ktott-ta-Bi ■
DECIMAQVARTA.
fcheyde heeren , die dickwijls door hun tochten den Sinefen, in plactfen van ’t ge-weft woonendc die beter bebouwt fijn, groote overlaft aen doen. Sy hebben, als fakelijck, om Mardis Paulus te verftaen, then lüft, nu oorlogh, en dan vrede met gelijck de genen, die fijn fehriften lefen, hen, fonder echter de Sinefen te willen in Kchtelijck füllen mereken. Maer laet óns i hem verlatende,ter faeck,en tot ons Landt- alle derwaerts fchijnen te ftrecken,cn té fa-men te komen, daer een woeft en onbe-fchaeft volckin woont, dc welckc fich niet de wetten der Sinefen,noch hun feden willen onderwerpen. Het heeft fijn cyge recht, en is echter hier en daer onder verlaten ; want de Sinefen woonen in vlecken, veftingen en ftedcn. Dc Keyfer onderhoud bynainallc plactfen van dit Landtfehap gebruyckclijck is. Ick heb die echter in de kaert niet met het gemeen merek der krijghs-veftingen willen aenwijfen, op dat niet fou fchijnen dat in dit Lantfehap niets anders was, als krijghs-veftingen, dewijl fy warclijck, gelijck ick elders gefeght heb , nergens anders in van de fteden verfchillen, dan dat hier onder de burgers krijghslieden woonen, die hier voornamelijck gebracht worden, om de wegh,langs dc welcke men recht deur naer’t Lantfehap '^unnan treckt, te bewaren. Voorts, de Keyfers hebben , om dit Landtfehap beter bewoont en bebouwt te maken,dickwijls voortplantingen van volck derwaerts gebracht, ja oock vele van de Landtvooghden,ecnige misdaet bedreven hebbende , met hun geheel gefin in ballingfchap derwaerts gefonden. |
Dit ge weft wierd eertijdts niet onder de Landtfehappen getelt, maer een deel daer af behoorde aen Suchuen, een ander deel bracht het tot geftalte van een Landtfehap,' om dat I'uena, de voorgaende ftam der Tartars,veel kafteelen en krijghs-veftingen daer in gebouwt hadt. Want defe Tartars, onder de welcke M. Paulus Venetus heeft ge weeft, ]unchangi en diergelijcke ' koninekrijeken van Indien, buy ten de Venetus Ganges gelegen 3 verovert hebbende, fijn deur dit Landtfehap ingekomen, en van ” daer deur labef , ’t oofterlijck deel van chùen, deurgedrongen , en in Prießer ]ans landen, en eyndeujek in ’t koninekrijek Panyn, ingetredènu Sy, dat verovert hebbende , en deur dc wefterlijcke deelen van aen Huquang, en ’t overige aen de geburi- ge Landtfehappen. De ftam ^airmnga verloren was, foo fou ’er geen wegh naer JLenß weêrkeerende, fijn in Catay , dat is, in Sin a, gekomen, en hebben oorlogh tegen de Tartars van JCin aengevangcn , dié fy verwonnen, en obek Mangin innamens. Defe faeck is fcerdienftigh, ja geheel noot-fchap komen. Hier in fijn niet meer, als acht hóóft-fteden,die men eer hooftftedekensfou mogen noemen,tien ftcden,vier krijghs-hoofc-fteden , en oöck foo veel krijghs-fteden ; maer veel veftingen en kafteelen, daer af ick de grootften, om dat fy nauwelijeks voor de fteden wijeken, in de kacrt als fte-den aengetekent heb. Maer de kleynen fijn als veftingen onderfcheyden,gelijck ick boven vermàentheb. Het boeckvan deSinefche fchattingtelt in dit Landtfehao viif-en-veertio-'h dnvfent dric hondert en vijf gefinnen,die den Sine-fen onderworpen fijn,en twee honderteen- fihen, en-dertigh duyfent drie hondert vijf-en-feftigh mannen. De fc hat ting van de rijs gaet niet boven de feven-én-veertigh duyfent fes hondert acht-en-vijftigh facken. Het betaek noch vijf duyfent en negen hondert lakenen , van hennip en kruyt geweven : al ’t welck niet genoegh is tot onderhouding der befettingen.Doch de Keyfer beftelt het gene , dat ’er te kort is, om ’t Landtfehap te bewaren : want indien dit t ver |
lU het veertiend ’t vcrmaerde Landtfchap Junnan fijn. De Sinefcn fchrijven, dat de Bergen hier over-vloet van goudt, filver, quickfilver, en van diergelicke koftelijeke dingen hebben , al *t wiek men lichtelijck fou können krijgen , foo men de berghlieden bedwongen en onderworpen had gemaeckt. Maer nu krijgen fy van hen geen ander gewin , aïs\ gehe, ’t welck fy felven voor de ver-wifleling van ’t fout, en van d’andere dingen, die hen noodtfakelijck fijn, gewilligh geven. Crenfin, grenfen van dit Landtfchap fijn naer ’t noorden, noordweften en wellen het Landtfchap Suchuen ; naer ’t noordooften reyckt het aen ’t eynde van ’t Landtfchap Uuquang ; naer ’t oollen en zuydoollen Beert ’et fijn uytficht naer ; en het ' overige is van ’t Landtfchap ^unnan bello-tcn. lek heb van een Landtvooght, mijn vrient, die, noch jong lijnde, lange tijde met fijn gebanne vader in dit Landtfchap gewoont hadt, gehoort, dat et tullenen de bergen aengename en vruchtbare vlackten fijn, voornamelijck daer groote vloeden hun deurgang hebben, van de wekken vele, uyt andere ge wellen herwaerts komende, en andercn,die hier hun oorfprong nemen, en niet minder fijn, en van daer elders vlocyen , dit Landtfchap befproeyen. Seker, indien het landt hier wel gebouwt wierdt, foo fou ’t feer vruchtbaer worden , cn een rijeke ooghll leveren. Men kan hier alles , dat tot gebruyck van ’t leven noot-fakelijck is, voor een feer geringe prijs krijgen, behalven de klederen van lÏjde,en van njn lijnwact,die daer gebreken. Het heeft echter overvloet van koejen- en varekens-vleefch. Het geeft feer moedige paerden , cn de belle van geheel Sina; gelijck oock ’t geburigh Lantfehap Snehuen. Men vind nergens meer quickfilver als hier. D eerfte oft Opper-ho.oftfladt V E I Y A N G. ( |
HEt gewell van defe eerfte hooftftadt is vTacker dan d’andere dcelen van ’t Landtfchap, en dieshalven meell bewoont. In oude tijdt wierd het volck van dit gewell Ä/z^^^^jdat is. Barbaren naer ’t zuydweften, genoemt, om dat dit landt, ten opficht van ’t oude Sina,dus gelegen is. Het behoorde certijdts onder ’t feer oude E LANDTSCHAP koninekrijek Lx)uquei. Onder de ftam na wierd het van de Keyfer Uiaoult;vHS onder gebracht, die daer af de hecrlijckheydt van Ciangco maeckte.De ftam Sunga maek-te het weer tot een Landtfchap , en bracht een groote befetting van krijghslieden in de lladt, die hy felf gefticht had. De ftani Juena., defe landen feer lichtelijck veroverende , noemde hen ^unjucn^ dat is, ']üena begunlligende. De ftam n~aimïnga heeft hacr de tegenwoordige naem , en de waer-digheydt van hooftftadt gegeven,en gewilt dat fy over negentien veftingen , in plaets van Heden, gebieden fou, fchoon vele daer afin grootheydt wel met de Heden gelijck fijn, oft hen overtreffen. Der felver namen fijn, I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i Kînlùnn , 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ^^ahoa^ 5 Chingfany6 Gueifani^'Eangfanf 8 l/ungfan, 9 Qolung, i o Kinxe, 11 Siao-lung, 1X Lof an, 13 Talung, 14 Siaoching, T 5 l^anguai 16 Luxant 17 Ltf^anj 18 Tmg-^ fat 19 Mohiang. De Sinefen tellen hier vele volcken , die certijdts in defe landen woonden, de welke van feden verfcheyden waren,wekkers verhad te lang fou duren. Sy hebben eerH onder de Ham Taiminga de geleertheyt en feden der Sinefen aengenomen , en vele van hen fijn tot Doóloren gevordert. De Tartars van de Ham '\uena hebben buyten de wallen van de hooHHadt, aen de zuydfijdc, een heerjijeke kerek gebouwt. De bergh TunqèU word de kopere trom-1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I 5 mei genoemt, om dat, als er regen voor-handen is, men daer op ’t gedruys van een trommel hoort ï hy leght aen d’ooHfijdc van'de hooftHadt. Aen de noordfijdcis deberghjÇ^;;//^;?^, die feer hoógh, en in ’t vcrtrecken niet wel te lien is. Weynigh lieden van de hooftHad durven daer op klimmen , om dat hy al te woeH en kommerlijck is. De bergh Venpi, aen de zuydfijde van dc hooftHadt,Haet op fich felf alleen. Hy vertoont de gedaente van een gelijekfijdige drie-hoeck, met een feer fcherpe top, die in de hooghte oprijH. Van de vloeden valt niets befonders te feggen, behalven van een feer foete en klare bron,aen de zuydooH-fijdevande hooftHadt , daer af’t water in een gracht van fes ellebogen valt, de welck nimmer vermeert, oft oock vermindert, hoe veel men daer oock uyt fchept. Dc |
7
-ocr page 291-
De tweede hooftftadt » Oude na~ weu. Bergen. De ftam was d’eerfte , onder de welcke van die geweft gewagh is ge-maeckt,en toen wierd het iQnchung genoemt. De ftam Hana ftelde het onder ’c geweft van Vulrn. ^angO' noemde defe plaets eerft Such€i4gt; i daer na , onder ^aïminga wierd fy met de tijtel van hoofc-ftadt befchoncken. Sy heeft gebiedt over vier veffcingen, die onder haer ftaen , i S’//-cheUj X Ttijb) Xiki, Uoangtao, Dit geweft heeft overvloet van qiiickfil-ver, feer goede roode verwe,en andere dingen. De bergh-lieden van dit landt fehep-pen groot vermaeck in hun krachten , fijn ftout, en onkundigh in de letteren. Sy fchrijven echter hun famen-handelingen met fekere mereken op houte tafeltjes. In gevaer en fwarigheden gebruycken fy ftuc-ken der regelen tot hun toveryen. Sy doeri offeringen aen de duyvelsjOp dat fy ’t quaet fouden weeren. Hun hair hangt verfpreyd. Sy gaen met bloote voeten , die foo hafdt en eeltigh worden , dat fy niet fchromen op fteenen en doornen te gaen. Maer ver-midts fy heufeh cn beleeft fijn, foo hebben fy eenighfins de Sinefche tael ingelaten; en hoewel fy hun uytterlijcke feden behouden , foo fijn fy echter niet foo woeft , als d’anderen. In defer voegen fchrijft de Sinefche Schrijver van hen, daer ick niets by te voegen heb. De bergh (go leght dicht aen de gracht van de hooftftadt, aen de zuydfijde. Men kan daer nauwelijeks op komen , oft hem befichtigen,dewijl hy foo fteyl en afgebroken is. Aen de weftfijde fiet men de bergh De derde hooftftadt S V N A N. Dit geweft is van oude tijden her-waerts den Sinefen voornamelijck onderworpen geweeft, en onderbet koninekrijek van Çu getelt. De ftam Ctna, de koningen verdelght hebbende,heeft het Kmctmng genoemr. De ftam liana Itelde het onder t geweft van Vulin. Sums noemde de ftadt Vucheu, cn de ftam Tianga Suchen : maer de ftam Taimin^a noemde haer |
C H E Ù. Sunantzn. befchonek haer met de waerdig-heydt van hooftftadt. Sy heeft onder fich tweefteden, en vijf krijghs-veftingen,i Su-nan, x Vuc^juen^ 3 Inkiangi 4 Xuite, y Jÿla-niij 6 Langkii y Jeukt. De bergh Vanxing leght aen de Zuydfij- Bergen-. de van de hooftftadt, en is van aile fijdeh als in ’t loot recht afgefneden. Daer is niet meer dan een feer enge wegh , om daer op te komen ; en d’inwoonders, in tijdt van oorlogh derwaerts vluchtende, fijn daer veyligh. Aen de zuydweft-fijdc van de hooftftad is de bergh Lungmuen. By Vuchuen is de groote bergh ‘T'anien s en ick vindt hier af niets anders : want hier onthouden fich veel bcrgh-lieden,die oock aen de Sinefen niet bekent fijn. De vierde hooftftadt C H I N Y V E N. Efe hooftftadt heeft niet meer onder fich als een ftadt, en vier krijghs-veftingen, i ChinyueniT.. Xikien^^ nyungi 4 PienkyaOy ç Inxuï, 6 ‘Taiping. Dit deel van ’t Landtfehap behoorde eertijdts aen het koninekrijek Çu. De ftam ^uena heeft defe hooftftadt eerft gefticht. Dit land brengt de befte bloemen voort, die van de Sinefen höogh geprefen worden, en granaet-appclen , oranje-appelen , wilde hoenders, en andere diergelijeke dingen. In ’t geberghtewoonen noch bcrgh-liedeni van de welcken de Sinefche Schrijver dus fchrijft. Sy fijn wel barbaren j maer eem voudigh , en beleeft op fijn boerfch. Sy hebben geen fout, maer gebruycken in des felfs placts d’afch van het verbrande kruyc Kïue. De bergh Xeping reykt tot aen de gracht Bergen-. van de hooftftadt; hy word de fteene wand , genoemt, om dat ’er een rots is,die effen en gladt gelijck een muur op gaet, cn, gelijck men fchrijft, wel hondert roeden hoogh is* Sukiung is een bergh , aen de zuydooft-fijde van de hooftftadt, daer op eertijdts de ftadt Suuang heeft geweeft, die vergaen is. Hier , aen de weftfijde van de hooftftadt, is een bron van feer aengenaem water Vi genoemt. |
De vijfde hooftftadt X E C I E N. Bergen. Bergen. DEfe hooftftadt leght in het midden tuflehen Sunan en Suchen, aen de welck/^/^wlt;î 3 een ftam der Tartars, begin heeft gegeven, vcrmidts hy daer een heerlijcke vefting ftichtte^ die van de ftam T^aimin^a vergroot, en tot een hooftftadt gemaeckt wierdt. Sy heerfcht over drie krijghs-veftingen , i ^ecïen, -l Miaomin 3 3 Lungciuen 3 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De bergh-lieden hebben in dit geweft hun eyge letters, en gebruycken geen inckt om te fchrijven , maer fnijden met een pen in fachte planck-jes, om t’onthouden. Sy gaen alle blootsvoets, foo wel mannen, als vrouwen. Sy, fieck fijnde , roepen niet de geeften aen , maer de duyvels, tot dat fy ftervcn, oft van de fieckte verloft worden. Dit geweft brengt quickfilver voort. De bergh is aen de zuydfijde van de hooftftadt : aen d’ooftfijde is de bergh Hen. De felle hooftftadt T V N G G I N. De hooftftadt Tunggm bedaet het noorderlijck en oofterlijck deel van dit Landtfçhap, en leght aen de grenfen van ’t Landtfçhap Huquang. Dit geweft wierd eertijdts Kiman geheeten.De ftam Juena maeckte eerft een vefting daer af, die van Taiminga vergroot, en met de waerdigheydt van hooftftadt befchoneken wierdt. Sy heeft onder fich feven krijghs-veftingen , I Tunggin 3 2- Sengki, 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 4 Vanxan3 5 U/o, 6 Pingten, 7 Pingnan, 8 ’Pinchai. Dit landt heeft overvloet van gout,voor-namelijck by Tiki: overal word koper uyt-gedolven. De bewoonders der bergen waren eerft wreedt, woeft, verwaent, nardncckigh in hun recht, bedriegelijck , en gewent d ouden onder hen te dooden : maer nu hebben fy , feght de Sinefche Schrijver , door onfe ommegang , heusheydt en gerechtig-heydt geleert. Seer dicht aen d’ooftfijde van de hooftftadt is de bergh Tung, die defe hooftftadt als met een feer ftereke wal verfterkt. |
Aen de zuydfijde is de bergh T^ungyni : maer de bergh Venpi 3 naer’t zuydooften gelegen, is de hooghfte van alle, en ftijghc op tot boven de woleken. De bergh Pechangi aen de weftfijde van de hooftftadt, is aengenaem , en met bof-fchen bedeckt. Men fiet by pingten een Brenvm wonderlijeke bron, uyt de welck,deur een gaetje , tweederhande water vloeyt, ’t een helder en klaer, en ’t ander geroert en on-'fuyver. Dit water, buy ten de bron gekomen, wijekt van malkander in fijn loop, als of’t eene het ander verfmaedde. Het klare water wordt gebruyckt om dranek van de befte rijs af te koken. Defe bron wordt Cankeng genoemt. De fevende hooftftadt HEt geweft van defe hooftftadt leght dicht aen ’t Landtfçhap ÇpunngÇi\ men telt hier in vier fteden en elf krijghs-veftingen die onder Liling ftaen, wclckers namen fijn, i Li^ing31 ^nncung, 3 P'anki 3 4 Pacheu, 5 Hung o , 6 Çaotie, 7 Cu 0,8 Sixan , nbsp;nbsp;Huul, i o LeangÇai, 11 Geùyang^12. SinhoUiX^ Chunglin3\^ Che-^ kif 15 Lungli. Onder de ftam JPnnn wierdt dit geweft j onder W-tai behoorde het aen Suchen. De ftam Jnena bouwde het kafteel Punkt, ’t welck Paiminga in de hooftftadt Living veranderde. Sy wordt van de bergh-lieden pïiunuon genoemt, die een befondere tael, by de Sinefen onbe-kent, fpreken, en, fieck fijnde , beenen van hoenders aen de duyvels offeren. In dit geweft waft de befte wortel van geheel Sina , die fy Pulin noemen. D’in-woonders maken lakenen van ruwe hen-nip , oft van kruyt, dat de hennip feer wel gelijekt, van de Sinefen Co genoemt. Dó kleederen , van defe ftoffe gemaeckt, fijn feer treffelijck en bequaem voor de fomer. Hier is een kerek, aen een Heldt ge wijdt. Men fiet hier een vreemde brugh TPenfe • genoemt, dat is, van de hemel gemaeckt : wy foLiden hem brugh , van de natuur ge-bouwt, noemen. Hy beftaet van een fteen over de vloet Panki,en is twee roeden wijt, en twintigh roeden lang. \ De bergh Palung is aen de zuydooft-fij- Bergen. de van de hooftftadt. De bergh Kin^tngf die fyom fijnfehoon- |
Q_ U E I heydt en aengenaemheydt wand met gout gefchildert noemen, is aen d’ooftfijde van de hooftftadt. De bergh Tungc^uon by Tanki is de hooghfte en grootfte, en van alle fijden on-beklimmelijkjbehalven deur eenkleyn voet-padt;en heeft op de top een groote vlackte. De bergh Taiping is aen d’ooftfijde van de hooftftadt, daer de top Motien is,en aen de noordooft-fijde van de hooftftadt is het heerlijcke hoi Tungni, gelijck een buys uytgeholt. Het is vierkant van geftalte , en d’een fijde daer af is drie ftadien lang , en wordt in’t midden van eenbeeck, als een filvere riem, deurgefneden. D’achtfte hooftftadt T V C H O. De hooftftadt Tucho leght aen de zuydweft-fijdc van de voorgacnde , en feer dicht aen ’t Lantfchap Q^ng-y7,welcks lippen en tanden dit gcweftoock, met een Sineefch fprccckwoort, genoemt wordtjom dat het door fijn bergen,en door fijn fterckte, die ’t van de natuur heeft, dit Landtfchap als met lippen en tanden be-fluyt cn verfterckt. De hooftftadt leght dicht acn de vloet Co , aen des felfs wefter-lijcke oever , die , veel wateren ontfangen hebbende, van daer in Qaangfideurbarft. De berghlieden in dit geweft fijn hcufcher dan d’anderen , in de ftrijd ftout, mocdigh en fterck. Defe hooftftadt heeft onder fich |
C H E U. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;187 GROOTE STEDEN. De eerfte ftadt P V G A H D’Eerfte ftadt is Tugan o, die de fleutel van drie Landtfchappen genoemt wordt, vermidts fy tulTchen Qigeicheu, ^unnan en Q^ngß gelegen is. Dit geweft is niet veel meer gebou'K^t, dan d’anderen. De bewoonders der bergen fijn eenighfins fediger, maer fy betrouwen echter fich niet op de Sinefen. Sy fijn tot de koophandel feer genegen, volgen de fcóle der afeoden, en de leer van de verhuyfing der fielen , en eeren d’afgod Fe, deftichter van defelve leering. De Tartars van de ftam 'juena uyt het Landtfchap , bouwden defe ftadt ter plaets, daer deur fy ingetreden fijn , en noemden haer PugariiX. welck betekent ruft uytbreydendc. Dit geweft heeft overvloet van quickfilver, en vermiljoen , en brengt mufen voort, een feer bekende vrucht. Nacr ’t noordooften is de groote bergh Puonkiang, die fich tot aen Gannan, en tot aen de veiling Ganckoang uytftreckt. Aen de zuydweft-fijde is de bergh Tang-pi, daer uyt quickfilver, en het minerael Huinghoang gegraven wordt. De tweede ftadt |
itrgen. drie lieden, en negen veilingen , i Tucho, X Toxan ö, 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0,4 Cingpingy 5 Pang- xuiy6 Pinglangy-y Tingchet4gt;y^ Lotungy^ PTo-kiang, I o Lopïngy 11 Pingüngy ii Fungning. By Pinglang is de bergh Caiyang, op de welck een kafteel is. De bergh is feer groot en hoogh. Chiny is een bergh, tot wclcks vlackte niet meer dan een eenigh toe-padt is, op de welck een veiling tot des felfs be-waernis is gebouwt. By Fungning is de bergh iPinglang, op de welck men alleenlijck langs een lange fteene trap kan klimmen,die van de bergh-lieden bewaert wordt; in voegen dat fy dus feker woon en. By Pingcheu is de bergh Lotungy foo groot,dat hy een opgaende top heeft, die fich tot twaelf hondett roeden uytftreckt, en de top pfianglu genoemt wordt,die by Cingping ten hemel opftijght. |
J V N G N I N G. De ftam '\uena heeft oockdefeftadt gefticht, die twee kleyne krijghs-veftingen onder fich heeft,i '^ungningy X , 3 Ttnging. Sy heeft echter een groot landt,maer dat vol van bergen is,daer in vijf verfcheyde volcken woonen, van de welcke men niets anders fchrijft, als dat fy boogh, pijlen en feer fcherpe kleyne fwaer” den gebruycken ; dat fy de packen niet op handtboomen dragen, gelijck de Sinefen , maer op hun rug ; en dat de mannen en vrouwen , fonder kennis van hun ouders, (’t welck fchandelijckby de Sinefen geacht wordt) fich gefamentlijek in het huwelijck begeven. De bergh Hungyai is by nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, feer Bergen, hoogh, enfchrickelijk om t’aenfchouwen. Hicrisoockde heuvel Lungcing, heel groen van ’t Indiaenfch riet. De ' |
lt;8^ HET VEERTIENDE LANTSCHAP
De vefting Tinging heeft by fich de bergh die hondert ftadien beflaet : hier op is een kafteehtot bewaring van de wegh. De derde ftadt CHINNING. E ftadt Chinning beheerfcht twee krijghs-veftingen, namelijck Kang-Ç0 en Xeul. De bcrgh-lieden van dit ge weft, die de Sinefen niet gehoorfamen, hebben over-vloet van goudt en filver. Doch fy achten hem, die dat befit, niet rij ck, maerwel de gene, die veel koejen en often heeft ; en men verfoeckt van hen geen andere huwe-lijcks-gift als defe. De bergh Magan by nbsp;nbsp;nbsp;wordt om de ßedaente van een fadel ^agan genoemt, t wclck paerts-fadel bcteckent. De bron Caici, aen d’ooftfijde van de ftadt, is oock gedenckwaerdigh , orn fijn killend water, fchoon het gehecle omleggende landt van een onder-acrdfchc gloet heet is. ) De vierde ftadt G A N X V N. quot;Bergen. MEn fchrijft dat het ge weft van defe ftadt,gelijck oock van de voorgaen-den, eertijdts aen de heerlijekneydt van Hoangß) behoorde. De ftam Juena bouwde dele ftadt, en ftelde haer onder het Landtfehap ^unnan, maer de ftam Taimin-ga bracht haer onder t Landtfehap Quci-cheu. De Sinefen tellen hier drie bruggen , van de welcken de ftam '\uena twee ge-bouwt heeft, d’eerfte aen de ooftfijde , en d’ander aen de weftfijde van de ftadt. De derde wordt Ttenfing, dat is naturelij ck,genoemt,ftreckt fich tot over duyfent roeden uyt,en omringt de wallen van de ftadt, daer ’c water onder deur loopt. In defer voegen is aen weerlij den een uytgeholde wegh, die de boogh van de brugh gelijekt. Dele ftadt heeft onder fich twee veilingen , i iKingco, i Sipeo. lek vind hier geen andere bergh , als die van iKiencung^ aen d’ooftfijde van de ftadt, de welcke feer hoogh is, fchoon hy niet meer dan tien ftadien bellaet. |
KRYGHS-STEDENi daer af d’eerfte is P V T I N G. De krijghs-ftadt Puting geniet alleen haer eyge recht, en is van de ftam Juenn, gefticht. Sy Icght op de felve wegh, langs de welck men naer Sina gaet ; en fy wordt oock van de Sinefen bewaert. Sy willen dat een volck, Lotten genoemt, hier certijdts gewoont heeft. De bergh-lieden naer het noorden fijn hier woeft en onbefchaeft, en bemoeyen fich niet met geleertheydt oft wetten , die by hen oock in geen achting fijn. Yder doLt het gene dat hem luft ;* in voegen dat fy feer wilt en ongebonden van feden fijn. Naer ’t noordweften is de feer hooge en Bergen, kommerlijeke bergh Ki. , Acn d’ooftfijde is de bergh LAagan. Aen de ziiydooft-fijde van de ftadt is een aengename bron,welcks water, gelijck men feght, feer foet is om van rijs hunnen dranek, oft Sinçfçhe wijn te koken. De tweede krijghs-ftadt S I N T I E N. DEfe krijghs-ftad heeft onder fich vier veilingen,! Pingfa^i-Paping,Chea-ping,4 Cheuing. De feden der bergh-lieden van dit geweft verfchillen weynigh van de anderen. Sy hebben echter dit be-fonder,dat,aLs hun vader oft moeder fterft. fy bitterlijck weenen,en,tot een teeken van droefheydt, alle hun hair affnijden. Aen de zuydfijde van de ftadt Sintien is Bergen. de feer hooge bergh Pte, die tot boven de wolcken opftijght, en een fcherpe top, gelijck een pyramide opheft, daer af hy Pig genoemt werdt, ’twelck een pinceel, daer mee de Sinefen fchrijven, beteekent. Aen de noordfijde van de krijghs-ftadt is de bergh Tang Pao, die, gelijck men fchrijft, feer fchoon is, en vermidts hy een ’wonderlijcke verfcheydenheydt van verwen heeft, foo vertoont hy als een fchilde-ry. Naer ’t noordooften is de bergh ÇaP miao, uyt de welck water valt, dat uyt oor-laeck van de weerglans der fon een gedurige rc^enboogh vertoont. Aen de noordooft-fijde van de krijghs- ftadt |
U E I ftadt is een aengename water-bfon,van de Sinefen in hun tael F; genoemt. De derde krijghs-ftadt P I N G Y y E. H Et landt van dcfe krijghs-ftadt behoorde onder de ftam aen de heerlijckheydt van Kiuchung en hecrfcht nu over twee veilingen, i langy 2. Loping. Dit geweft brengt bloemen van Jafmin voort, de belle bladen van Cha^ en alderhande oranje-appelen. D’inwoonders maken lakens van ruwe hennip, die van de Sinefen Co genoemt wordt, fchoon dit eer een ander llagh van kruyt, dan hennip fchijnt. » De feer hooge beivh L^ie is aen de zuyd-fijdc van de ftadt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' De bergh Mocing by Lang^ is ruw en fchrickclijck door fijn lleenen , Ileyl j en fwaer om op te komen,en hier en daer met veel duyllere holen uytgeholt. De vierde krijghs-ftadt ' V N G L DEfe lladt leght aen de wellfijde van de lladt Siniten^ en heeft onder fich twee kalleden, i Tingfot 2. kaping. De bergh-lieden hebben door de gedurige handeling met de Sinefen allengs iets van de Sinefche feden aengenomen : fy gaen echter noch altijdt gewapent, fcheppen vermacck in d’oorlogh , en roemen hoogh op de wapenen. De lladt heeft aen dezuyd-well-fijde een lleene brugh , die tamclijck heerlijck is, Quangc^ genoemt. itrgen. ^^er groote bergh '\ungtao is by Ping-fa j en by L'aping is d’ontoeganckelijcke bergh Cohia^ die heel van lleen is. Krijghs-^efingen. NU volgen verfcheyde veilingen,tot bewaring der wegen deur ’t geheel Landtfehap verfpreydt, op dat de bergh-lieden de reyfigers niet fouden overvallen , en hen onverwacht verdrucken ; quot;t welck fy echter dickwijls doen,infonder-heydt als fy van de Sinefen verongelijekt worden. De namen deler veilingen fijn , I L^icie, 2, Gueicing , 3 (^anchoang , 4 Cing-ping, 5 Ptngpa, 6 Cannant 7 Ufa, 8 ILng- |
Ü. lung , Chexüi, i o Caili. lek fal hier van yder ’t gene, dat aenmerckens-waerdigh is, kortelijck by voegen. Aen de wellfijde vanL^icie hebben de Sinefen over een diep dal, daer een fnelle -vloet met groot gedruys en llortingvan water fijn loop deur neemt, met dicke yfe-re ketenen eenige ringen met haken aen vanyfere weerlij den van de bergh foo vall gemaekt,. ketenen. dat fy,plancken op defe ketenen leggende, een brugh daer afhebben gemaeckc , om een gebaende wegh te hebben. Pmgpa is d’eenige burght in dk Landtfehap , daer een foo groote vlackte is, dat men die nauwelijeks met het gelicht over-fien kan. Hier lijn acngename en vruchtbare rijs-ackers.By Uma fijn oock fchoone en vruchtbare vlackten. De bergh L\dohi aen d’oollfijde van Pi- Ber^eN^ cie is heel Reen-achtigh en fchrickclijck. Hier op is geen andere dan een wegh, daer niet meer dan een eenigh ruyterkan rijden, wclcke fich verre uytllreckt,cn van weêrfij-den gelijck met muuren recht in ’t loot op-gehaelt is. De bergh Loclnung is by Cingping , aen de noordhjde, tegen over de bergh TCo-cHng, daer veel bergh-lieden woonen. Hier is oock de bergh Loco, dat is,harts-hoorn, die van d’afgebroke lleenen, welc-ke hier en daer uytfteeken, de naem gekregen heeft. Vily is een bergh aen de zuydlijde van Gannan, welcks top, gelijck men aenge-merekt heeft,gedurighlijck van een wolek bedeckt is. Hier oock n aer ’t wellen is de bergh Peki, die uyt heuvelen bcllaet, de welcke niet minder hoogh,dan met boll'chen befet fijn. In de veiling Picie is een bron van aen-genaem water,Fo genoemt.Hiervalt oock, naer ’t oollen, het water met een groot gedruys van de bergh. By Ganchoang is een lluys, oft waterval, welcks water met groote fnelte twaelf roeden hoogh afilort. Binnen de wallen van Cingping is een kleyne poel, Ctfèng genoemt, daer uyc d’inwoonders water tot hun nootfakelijck gebruyck putten,vermidts fy hier geen put können graven, uyt oorfaeck van de groote en harde lleenen, die hen daer ontmoeten. Puon is een vloet, die aen d’oolllijde van Gannan vloeyt. Aen de zuydfijde van -de veiling is een bron van feer foet water, / Peio gcheeten. B b b nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Daer |
ï^ô HET VEERTIENDE LANTSCHAP QUEICHEIT.
Daer fijn noch eenigc andere plactfen poogcn de berghliedcn te bedwingen , ja van minder belang, die echter verfterekt, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“ en van dc Sinelen bewaert worden, en Uet ge» hruyck der kaer-ten by de Sinefèn feer ge» wcen^ die yder een Slotvooght hebben, de welck een perfcóle kaert van alle de plaetfen, die aenhem vertrout fijn, by fich bewaert, gelijck by alle Landtvooghden en Slot-vooghden deur geheel Sina gebruycke-lijck is. En dicshalven geloof ick, dat er naiiwelijcks in eenigh gewell van de wee-relt perfeóler kaerten der plaetfen fijn. Hier fijn dan veilingen aen alle lijden, daer wegen fijn, door de welcken de Sinefen onder te brengen* De namen deler voor-naemfte veilingen fijn, i 'Jun^ning, i tüng i 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, y Vaùen, |
6 ß^angüen gt;nbsp;7 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;DeTcaerten füllen d’overige namen aenwijfen. Aen de noordfîjdc van Xûitùng is de Bergen^ bergh X?f//^?^,in de welck een groot hol is. t overige is geiijck men in de kaertcn uyc-gedruckt fiet : want ick laet veel met voordacht achter, om geen bladen met onbekende namen te vutlen. |
Lxc. Jo -. mL Cum. ^riviltgüs
lungiiiiiir
v^X'
Surdon
8me.8.
C^^.X
T^aotüfL
‘Ea
C^eX
Hk.
X^elUf^
' Iha.
G-an^naa^
latgcmu^
CLgiaa
.r4let^kùu
XaXtft^
^5 fï ö
Xgt;aaaytm^\ ymu^ft . i
H*-
tiangn
À
X'â/uza
Tropicus
Catien .
0
^ótei
CoMf^
jLcwuefL.
mier ntee^^tmcla. Xût^ fzif^ r^t^aret.
Suming
SoJna^
i^omom
4z5
• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I^î
HET VYFTIENDE LANDTSCHAP
N.
Andtfchap i wordt van de
Sinefenindelefte placts en orde-
I het is echter niet ( voor het lefte te [ houden, foo men ' des fclfs edelheyt.
Gelegen- grootheydt cn ovcrvloet van koftelijckhe-aenmerekt : in tegen-feiijck- deel, het kan en behoort eer onder d’ccrfte heydt^ en voomaemfte getelt te worden. Van alle de zuyderlijckeLantfchappen van ’t geheel Sinefche Rijck ftreckt dit Lantfehap meeft naer ’t weften, cn leght dicht aen Indien , fchoon het nergens van de zeebefpoelt wordt. Het is echter niet verre van de zee-boefem van Fegu, oft quot;Bengale, en heeft dieshalven oock d’Indifchc hemel, en men ademt dacr de tempering van een warmer lucht, die ’t leven onderhoudt. Het is van vloeden en poelen heel deurgefneden cn befproeytj cn men vind ’er veel vermaerde beeken, die hun oorfprong daer uyt nemen. Het heeft geen gebreefc van bergen, die echter niet fteyl noch Ichrickelijckfijn, macr eer vermaeck en veel gerijf aen het Landtfehap geven. Voorts,het is deurgaens .elfen.
heeft tot grenspalen naer ’t zuyden . de koninekrijeken Laos en Lungking , oft Gannan't aen ’tooften en zuydooften is het van ’t Landtfehap Qj^ngfi befloten ; naer ’t zuydweften ftreckt het fich byna tot aen de zeeboefem van Bengale uyt,daer het aen Pegi/, Aracan cn diergelijeke koninekrijeken paelt j naer ’t weften heeft het tot grcnlen het koninekrijek en Pej gelijck de Sinefen feggen ; naer t noordt-weften heeft ’et de koninekrijeken, die van de Sinefen met een gemeene naem Sifan (niemant twijffelt of dit is ’t koninekrijek ‘llbet, ’t welck in dit geweft naeft aen dit Landtfehap is ) genoemt worden ; naer ’t noorden ftreckt het fich uyt tot aen het Landcfchap Sachuen ; en reyckt eyndelijck naer ’t noordooften aen d’uycterfte grenfen van ’t Landtfehap Q^icheu.
Seker,dit Landtfehap is feer rijck;en alle Rÿck-^ ’t gene, ’c wclck tot gcbruyck van ’t men-fchelijck leven noodigh is, wordt hier voor een leer kleyne prijs gekocht. Het gewicht van ’t goudt, ’t welck fy uyt het fant alleen, gefuyvert fijnde, vergaderen, is feer aenmerekelijek. De Sinelen verfekeren dat, foo men hier de mijnen moght openen , men nergens grooter menighte van dit metacl fou vinden. Hier uyt fpruyt by hen een fpreeckwoort en boertery, dat, als fy fien dat iemant prachtigh leeft, en fijn goederen deurbrengt, fy hem vragen , oft fijn vader ontfanger dcrkoninklijckefchat-ten in ’t Landtfehap '^unnan is. Dit Lantfehap brengt oock amber voort, doch wat rooder als dat van Polen; maer echter geen geel amber, dat daer niet gevonden wordt. Hier fijn oock feer goede paerden, en dc befte clefanten. Robijnen,faffyren,agaten, die men gemenelijck kats-oogen noemt, en veel andere koftelijeke gefteenten worden uyt dit Landtfehap gevoert. Het heeft oock overvloct van muskus, fijdc, benjoin, oft dit feer foet wieroock, dat van de boomen druypr, en vele andere dingen, die wy alle oock Uyt de Landtfehappen Peÿt,Laos en Qgungnan hebben, ’t Overige lult ghy in de bekhrijving derbefondere fteden vinden.
Men telt in dit Landfehap twaelf hooft- cetalder fteden,achc krijghs-fteden,vier-en-tachtigh fieden, fteden, en oock eenige andere krijghs-Z’^'^^Ï/^»» plaetfen en veftingen, van alle de weicke Wy op fijn plaets fpreken füllen , fchoon eenigen al overlang van dit Landtfehap af-gefcheurt, en ’tkoninekrijek Pungking oft G annan onderworpen fijn. Doch daer af hier na.
De Sinefen tellen in dit Lantfehap hon-dert twee-en-dertigh duyfent negen hon-dert acht-en-vijftigh gefinnen , en veertien fmnen^en hondert drie-en-dertigh duyfent een hon- men-dert en tien mannen. Het bcfiuyt noch^^^^^* vele volcken in fich , van welckers getal geen fekerheydt is,vermidts fy nauwelijeks den Sinefen gehoorfamen. Hier fijn oock eenige Heeren oft Hartogen , van de Sine-fen Luquon genoemt, die met onbepaelde
heer-
-ocr page 301-HET VYFTIENDE LANTSCHAP
Schat” Wyt-heemfihe feden^ Aérdt •van het •volck. heerfchappy heerfchen , ’t welck echter, indien ick wel onthouden heb,deur geheel Sina nergens in gebruyck is. Dcfe erkennen de Keyfcr van Sina foodanigh , dat fy echteropper-vorftelijck over de landen,^ die onder hen fijn, heerfchen, en die,als by erf-recht,aen malkander nalaten, en beftie-ren. De fchatting van de rijs beftaetin veertien hondert duyfentvijf hondert acht-en-feftigh Facken; en het betaelt fes-en-vijf-tigh duyfent negen hondert vijfien-feftigh gewichten fouts; behalven noch ontellijcke andere fchattingen der waren en landeryen. Dit Landtfchap , naeft aen Indien fijn-. de i heeft oock iets van de feden der Indianen : en voor eerft wordt hier niet het gene onderhouden, ’t welck echter in ’t grootfte deel van Sina gebruyckelijck is, tc weten , dat de vrouwen t’huys beflótenblijven,fon-der cenigh man te fien , en der felver ge-• meenfchap te vluchten, en byna ( ja fonder byna ) nimmer buyten ’s huys op flraet verfchijnen. Want mén ontmoet hen hier overal op ftraet, om hun koophandel te doen', gelijck in Duytslandt en Nederlant* ■ Wyders, fy leggen hier ten meeftendeel hun lijeken op een hout-mijt, en verbranden hen tot afch, fonder hen te begraven , ’t welck echter by de Sinefen naerftighlijck waergenomen word; fchoon de voornaem-ften van hen', en de gene , die fich tot de Philofophie begeven hebben, d’andere Si-' liefen volgen, en hen in ’t graf leggen. Sy werpen echter niet de levendigen met de dooden gelijckclijck op de hout-mijt, gelijck de gewoonte der Indianen is ; want de Sinefen achten dit onbefuyft, en onbe-tamelijck voor de feden der menfehen. De volcken van dit Landtfchap over-trelFen d’andere Sinefen in krachten, en in ' moed, en fijn niet foo vreesachtigh voorde wapenen en oorlogh, daer toe fy oock ele-• fanten onderwijfen en gebruycken. Sy fijn ■ oock heufeh en vriendelijck , en voorna-melijck fachtfinnigh,en bequamerdan vele om de Chriftelijeke Godsdienft aen te nemen. En hoewel om de groote tufichen-ruymten , en de rampen en overlaften der tijden en oorlogen , tot noch toe niemant der vaders van onfe Societeyt in dit Land-fchap fijn gekomen, fchoon fy fulcks dick-wijls voorgenomen, en meer dan eens aen-' gevangen hebben , foo hebben wy echter vele , uyt dat Landtfchap gefproten , het heylfaem water van de Doop toegedient, namelijck de gene, die of overften waren, |
daer d’onfen woonden, oft dickwijls tc hoof quamen , om tot de geleertheydt ge-vordert tc worden. En feker , indien eeni-gen van de Sinefen hun ontfange Godts-dienft door goede feden bewefen en be-veftight hebben , foo fijn het de volcken van ^unnan geweeft, die aen ons groote hope hebben gegeven , dat men daer geen kleyne vrucht fou doen , indien de heylige Wet,en ’t Goddelijck licht, en daer by het Katholij ck gelóóf tot in hun ge weften deur-drong. De landen fijn daer heel wit tot den ooghft,maer d’arbeyders feer weynigh. Godt geef dat'^er een grooter getal in lijn ooghltkoom , om dele groote landen tc beter t’ooghften’. De gene , die -d’eerftè 'defe landen ver- y^ranneer overde, was de Keyfer X///4',de Richter van ^uande ' de ftam C'triA ; maer fy, weynigh daer nae sinefen weer afvallende , wierden van het gcluckighfte en dapperfte hooft van de ftam i£ana overwonnen en ondergebracht. Ja de Tartars van de ftam '^uena, die veel voortplantingen daer gebracht had-den,hebben die niet weynigh verciert.Daer fijn dieshalven vele dingen in dit Lantfehap, die Marcus Paulus Venetus acnroert, tot noch toe qualijck , oft weynigh van d’Eu-ropers verftaenj foo om dat hy onbekende namen daer in heeft gebruyckt, als om dat hy, geen fekere ordening houdende, maer als by fprongen en afgebroken ,’ fijn faken fiadteder verhaelt, fonder eenige fekere mereken Lant-bc” daer by te voegen , uyt de welcke men verftaen kan waer af hy fpreeckt ; te meer dewijl hy in veel dingen der Sinefen , en in lusVene-hun tael en letteren onkundigh was : in welcke faeck ick geloof, dat ick, foo in de befchrijving der plaetfen , (van de welcken ick acht klare blijeken in dit werek gegeven te hebben , foo veel als d’onfen doen konnen,)als aen dedeurluchtigfteGemeente van Venetien , groote dienften gedaen heb, om dat ick een van hun voornaemfte Adel voorgefproken , en van de fmetten van valsheyt, en van d’andere lafteringen , die hem aengewreven wierden , gefuyvert heb ; hoewel defe befchuldigers eer berift pens-waerdigh waren, en noch fijn,om dat fy ’t gene,’t welck fy niet verftaen,foo lich-telijck veroordelen. Maer laet ons, dit verlatende, tot de fteden komen. De |
De eerfte oft opper-hooftftadt J U N N A N. Haem en outheyàt. Steden. DEfe hoofcftadc, en ’c geheele Landc-fchap voeren een felve naem, die h et zuyden der woleken betekent. Men vindt eerft ge wach gemaeckt van dit ge-weft onder de koningen van , die het noorderlijck deel daer af bciaten , en ’t ko-ninckrijck ^ten genoemt wierdt, met een naem, van een groote poel, die in dit landt Icght, genomen. Men vindt deerde ge-heugenis van defe hooftftad onder de dam Hana^ maer toen was fy niet meer dan een dadt, Techeu genoemt. Maer federt wierdt haer naem in '^annan verandert, toen de Keyfer Ir[iao^uSy^Q\M defe landen fwerven-de, daer in eenigö wonderlijcke wokken , aenmerckelijck om de felfame verandering der verwen , aengémerekt had. Cy-nus noemde haer nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de dam T^anga l^auning ; maer vermidts hy dit gewed fwarelijck kon bewaren , dewijl het verre van hem afgelegen was, foo verdeelde hy dat in fes heerlijckheden,en delde daer foo veel heeren, die jarelijeks fchatting fouden betalen. Maer de dam hen alle verwonnen hebbende, noemde de hooftdadt Chungking’, doch ^aiminga heeft haer d’ou-de naem weêrgegeven. Sy heerfcht over dertien deden, wekkers namen fijn, i nan, x Cuuiin, Tleang,^ Qaoming Qgn-ningi 6 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y Chingcung, 8 Giinningo., Lqçu, 10 Lofung, II nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sang'ao, Tf/JMen. Het landt van defe hooftdadt is feeraen-genaem en vruchtbaer, en door fijn trede-tijcke bergen , en voortrefFelijeke wateren vermaert,en hier en daer met heuvels befet, en voorts in een lange en breede vlackte verfpreydt. Het is prijfielijck om de ge-temperthcydt des hemels, bronnen , uyt-deekende vernuften, kracht der lichamen, en overvloet en verfcheydenheydt van alle dingen. Voorts, de hooftdadt lelve is foo-danigh,dat fymet recht niet voorde groot-dc en edelde deden van dit uytterde Afia wijekt. Sy bloeyt in koophandel en rijek-dommen , en is prachtigh van gebouwen , en in grootheyt en heerlijekheyt van kerc-ken, heeft vele groote en ruyme dratcn,en is aengenaem van gelégenheydt, vermidts fy aen de Hoorder oever van de groote vloer leght, die aen de wedfijde de wallen |
N A - N. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;19) van de dadt befpoelt, van daer men grachten , in de welcke de fchepen können varen , in de hooftdadt gebracht heeft. Binnen de wallen is oock een bergh, die aenmerckelijck is om fijn kereken der afgoden, gemcene en befondere gebouwen, en tuynen en boffehen. In de felve hooftdadt is, behalvcn vele gebouwen der Landtvooghden,een paleys, c welck van d’opperde heer, hMoquecung genoemt, bewoont wordt. De dichter van de dam TCiminga, gaf defe waerdigheydt en eer-tijtel aen een Overde van fijn heyr, een uyt de dam , die aen Hunguijus groote bydant deê , om de Tartars van de dam te verfiaen, en te verdrijven : in voegen dat hy, van kleyne beginfelen een treffelijek krijghs-overde geworden,om fijn heerlijeke verdienden defe erffelijeke waerdigheydt verkregen heeft, die met de gene van Hartogh by ons over-een-koomt, welcks fonen en nakomers tot aen defe tijde noch de felye waerdigheydt behouden. Hier waren eertijts verfcheyde volcken , seden wekkers namen, ten meedendeel onbe-kent, ick hier niet noemen fal. Hun feden ' en gewoonten waren oock feer verfchey-den ; maer fy hielden fich alle aen d’afgo-difche kering van 'Ce , en waren altijdt oe-figh met des felfs boecken te fingen. Hun voornaemde oedening bedont in d’oorlog, wapenhandeling, en landtbouw. Sy namen geen maegt ten huwelijck, foo fy niet eerd in ’t heymelijck van een ander ( dit fijn de woorden van onfe Sinefche Schrijver) onteert was. Sommigen van hen waren fwart-achtigh , gelijck dindianen , en d’anderen wit. Sy hebben vermaeck in paerden, daer fy alleenlijck een tapijt op fpreyden , en geen fadel opleggen. Dit landt brengt feer goede paerden over^ voort, die ten meedendeel kleyn van lig-haem , maer moedigh en derek fijn. Men vindt nergens beter tapijten. Men delft hier d’azur-deen , en de groene deen , en vele uytdeekende marmeren. Hier wad oock het rofen-hout, gelijck de Portugefen dat noemen j en hier fijn twee kereken , aen Helden gewijdt,die in heerlijckheydt d’anderen overtreffen. De bergh Uhoa is binnen de wallen , op Bergen'. de wekk een heerlijeke kerek der afgoden, een kloofter,en veel andere gebouwen fijn, gelijck ick voor verhack heb. Aen de wedfijde van de poel en hooft-C cc nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dadt |
ftadt is de bergh Kin^t, die feer groot en een over-groote ruymte : want binnen de breet is, en tot aen d’oever van de poel wallen felve is een paleys, tot vermaeck en reyckt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verluftiging van de geeft gebouwt, welcks Aen de noordfijde van de hooftftadt is omkring vijf ftadien begrijpt ; en ’t geheele gebouw rijft tot tien roeden in de hooghte op : daer uyt men lichtelijck de wonder- Water^ hron die de lam- de bergh X2w^,daereen bron van fcer kout water is, echter feer dienftigh voor de ge-verlamt fijn. De feer hooge bergh Lo aen de noordfij-de van de hooftftadt vertoont de gedaen-te van een flack ; men liet defe aen de noordfijde,en de bergh 'Kinÿi aen de weft-ßjde by de poel,om dat fy verre boven d’an-dere bergen uytfteeken. Naer t noordweften is de bergh daer veel kloofters der offeraers fijn. Waterend Gelegen-heydt cn groot-heydt. koude geweft van de lucht koomt. By C’jnning is de bergh Kinna^^xe, fwaer van goud is. De poel is aen de zuydfijde van de hooftftadt, en verfpreyd fich naer ’t wcften tot aen de wallen van de fclve. Men feght dat defe ftadt vijf hondert ftadien in haer ommekring heeft. De vloet Kinxa heeft hier uyt fijn oorfprong , en vloeyt uyt de zuydfijde van de poel noordewaercs aen. Het water van de poel felf neemt toe door de vloet T non, die uyt het geberghte Cao-^ mmg in de poel felf af-vloeyt. Dcfe poel wordt oock nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genoemt. tot aen de Men heeft oock uyt de poel Hen een gtoote vaert fteden Ganningy C^gtenyangi en Tumin uyt-ftreckt, en gemeenlijck uangcie genoemt word. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ De tweede hooftftadt fterlijeke oever,in een uytterfte hoek van de poel,die Siul genoemt wordt,en aen fijn bewoonders veel gerijf en vermaeck geeft. De Sinefen noemen hem een zce,om fijn grootheydt, fchoon hy veel langer dan breet is. Het landt van de hooftftadt Tali ftreckt fich meer weftwaerts, dan eeni2:h ander landt van het geheel Sinefche Rijck. Het is vlack en vermakelijck , en heeft een vruchtbare gront, behalven in eenige plaet-fen,daer ruwe en fteenachtige bergen fijn , en wordt oock van vele wateren befproeyt. De hooftftadt felve is fecr groot, en beflaet lijeke grootheydt van de hooftftadt begrijpen kan. Sy is rijck van volck,en begrijpt in fich vele treff‘clijcke,foo gemeenc als be-fondere , gebouwen. Sy heeft oock twee voorname kercken,aen Helden gewijd;om vele andere gebouwen der afgoden mét fwijgen voorby te gaen. |
Eertijdts, toen dit geweft noch niet on-der de heerfchappy der Sinefen ftont,wierd en out-het door de volcken van het koninckrijck beydt. men, welcks Rijck feer groot en machtigh heeft geweeft. H/^ow5,Keyfer van de ftam Hana i geheel Indien over de Ganges inge-nomen hebbende , heeft de grontveft van defe ftadt geleght, en haer Techet^ genoemt. De ftam Hanga noemde haer Taoehen. Sedert is fy van de Sinefen afgevallen, en onder ’t koninckrijck ^ung gekomen ; en toen wierd [yTTanchao genoemt. D’eerfte, die haer de waerdigheyt en tytel van hooftftadt gaf,was de Keyfcr van de ftam ^uena, die haer de tegenwoordige naem, en fes fteden gaf, daer fy over heerfehen fou, I Tali, Z Chao o , 3 ^nnnan^ 4 Henchuen, ƒ Lanÿiung^ 6 Tinchuen. De Sinefen houwen van een feer fehoo-ne en groote marmer-rots vele marmere tend platen ; en defe marmer-rots, van de natuur voortgebracht, is foodanigh met aderen , en met alle verfcheydenheyd van koleuren vcrçiert, dat fy bergen, vloeden, boomen , bloemen en andere diergelijeke dingen foo * geeftigh vertoont, als of fy door een kon-ftige hant,en met ’et pinceel van cenfchil-der, dus toegeftelt waren. De Sinefen, die dit marmer Hençang noemen, naer de bergh, daer uyt hy geklooft wordt, vercie-ren daer meê hun tafels, muren en diergelijeke dingen. In dit geweft waften oock vijgen , gelijck de gene van ons Europa, die van de Sinefen Vuhoaquo genoemt worden, om dat ’er geen bloem is, die, gelijck met d’andere vruchten , voor uyt koomt : want Vnhoa betekent fonder bloem, en^wö vrucht. Het brengt oock het blade Cha voort; en heeft overvloet van viflchen. De bergh Tïençang beflaet meer dan drie ^irgen. hondert ftadien , en leght aen de weftfijde van |
J U N van de hooftftadt. Men telt daer op negentien feer hooge toppen, en een ftaendc water , ’twelck foo diep is, dat men daer in nooyt gront gevonden heeft. By de ftadt Chao is de bergh Vung^-,daer men van opgeworpe aerde een heuvel fiet, Groö/tf onder de welcke meer dan twee hondert lt;^uy^cnt menfehen vandc koningvanN^^«-chao begraven fijn , de welcke in de ftrijdt tegen de Sinefen gedoot wierden , onder ’t beleydt van develdt-overfte T’angpenyuo. De ftam Hana defe fege verkregen heb- cAz#, 6 SutOi 7 (^onengt 8 Locungi^ (jannan, bende, veroverde’t koninckrijckN^wcA^ö, Defe hooftftadt heeft defe krijghs-veftin-’t welck al ’t gene, dat over de Gangen is, in gen tegen ’t gewoon gebruyck onder fich. fich begrijpt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;om datfy aen’t koninkrijck T^un^ïng paelt. By fengchuen is de bergh iCtço, door de De Keyfer van Sina is genootfaeckc hier menighte van de heerlijeke kereken der af- ftereke befettingen van krijghs-volck te góden, en door de kloofters der offeraers houden , om de pogingen der volcken van vermaert. tlyt defe plaets is eerft de ken- ^unÿtng tegen te ftaen,en te voorkomen : nis der afgodifche leer van lEe tot de Sine- want alle de landen, aen d’ooftfijde van de-fen gekomen : in voegen dat de ftam Hana^ fe hooftftadt in dit Landtfehap gelegen , ’t Rijck verovert hebbende,oock met eenen fijn door de koning van ^an^tng ingeno de Godsdienft van ’t verwonne volck aen-nam ; want de Sinefen eerden te voren nie-mant dan l^angti, t wclck opperfte Key-fer beteekent, daer by vele, en met groote reden, God hebben willen verftaen. lek ga veel bergen van minder naem en achting voorby. Doch ick moet de top Tlngß, in ’t geberghte van de ftadt Chao , niet vergeten , van de welcke fy fchrijven dat hy tot duyfent roeden boven d’anderen uytfteekt. Beneden aen de voet is een kafteel,tot ver- Eerft ontmoet men de poel Äz4,die,fich langte uytftreckende, d’inwoonders door haer vermakelijeke vertoning, en me-nighte van viflehen vermaeckt. In defe poel leggen drie bergen , die drie eylanden maken , behalvcn noch vier vlacke eylan- den, die feer vruchtbaer fijn. De geheele poel heeft negen inhammen , oft vertrec-ken , en heen fijn begin aen de hooftftadt Talty en fijn eynde aen de ftadt Lan^tung. Hier uyt heeft fijn oo^fprong de groote vloet Mofale, die, dit geheele Landtfehap deurgeloopen hebbende, in ’t koninek- - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ rijck Tttngking inbarft,en,door de menigh- drie toppen opfteeckt, in ’t midden van de te van water gewaften, defe groote vaert ’’ maeckt, langs de welcke de fchepen tot aen de konineklijeke ftadt van Tunning komen. |
De derde hooftftadc N. E hooftftadt Lïngan heeft onder fich tien fteden, i Lmgan^ x Ktenxui o 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Qmi o, 5 ]gt;ltng Sm^ en noch negen vcftingen , ilSlaleUi 2. ICtaohoa , 3 Vanglung, 4 Htyt^ng, s men, en ftaen noch onder hem. In oude tijden behoorde dit geweft aen ueer^ ’t koninekrijek Kisting, De ftam Hana, fihappj dit fich onderworpen gemaeckt hebbende, ftichtte hier de heerlijckhcydt Ciangho. Se; dert heeft het aen ’t koninekrijek QiXung behoort, en de plaets van defe hooftftadt wierd Tunghai genoemt. De ftam Sunga noemde haer Steuxan. De ftam Juena maeckte haer tot een hoofcftadt,die rondt-om met feer ftereke wallen omringt, en ta-melijck groot is.-Het land is ten deel vlack, en ten deel met bergen cn heuvels befet, en befluyt in fich twee groove poelen, en is daer by van verfcheyde vloeden deurge-fneden. Het is vol gepropt van fteden , veilingen, vlecken en dorpen. Het heeft overvloet van rijs, tarwe,honigh en was,eii brengt alderhande vruchten voort, die in Indien gemeen fijn. Hier is een kerçk, aen Helden gewijdt ; en een heerlijeke brugh, aen de noordfijde van de hooftftadt, die door de Tartars van de ftam ge-fticht is. By de ftadc Omï is de bergh Vchung, die Berden» welcken de ftadc leghr. By de ftadt l^ing is de bergh Vanfong, van d’oudc pijn-boo-men dus genoemt. Niet verre van ^unghai fchrijven , een bron is, ^elcks water, ge-droneken fijnde,het vleelch wit,en de magere lieden vet maeckt. By Mwgcvb is een feer hooge en groote 'Bron, dii wit en •vet maecktt |
HET VYFTIEN bergh genoemt,dacr op men twin-tigh hooge toppen telt. De bergh Puonchang beflaet het zuyder-lijck deel van de ftadt, en is feerhoogh, ge-lijck men fchrijft. Wateren. By de ftadt XeptfJg is de poel Tlwg , welcks ommekring meer dan hondert en vijftigh ftadicn groot is,en daer drie kleyne eylandcn in leggen. Daer is noch een andere poel, by de ftadt “Tunghai, van gelijc-ke naem,die tachtigh ftadien in ’t vierkant heeft. Des felfs oorfprong is by HoÇi, |
DE L ANTSC H AP Aen de weftlijde van de hooftftadt is de -^ergen, bergh ti^infung en Viki uyt de welcke meer dan hondert beeken ontfpringen ; en dieshalven is alles grocn,en door de vruchtbare velden aengenaem. ■ ßy ^l^i^ntung is de hoogc bergh Kteu-puon , die als met een diep hol innewaerts wijckt. By l^angan is de bergh ^iaolo j in de welcke een treftelijcke goudt-mijn is. De vijfde hooftftadt C H I N K I A N G. |
•M. Pati-ius Vene-tus Ar~ elaâit. De vierde hooftftadt ç U H I U N G. DEfc ftadt leght als in ’t hart van het Landtfchap, en des felfs landt is van alle fijden met heerlijcke bergen omringt , en van aengename vloeden deurge-fnedcn en befproeyt, die dit geweft als met een ftercke wal befluytcn, en tegen de vy-andcn befchermen. ’t Gewas is hier overal weeligh. Hier fijn aengename weydcnvoor ’t vee , en een feer gefonde en getemperde lucht. Men vindt hier d’azurfteen , en de befte groenverwige fteen. Dit geweft behoorde certijdts aen ’t koninckrijck en federt onder de ftam Uami aen Tccheü^ De koninck Cynw noemde het Ganchpù , de ftam Tanga Gueiçus en het heeft de tegenwoordige naem van de ftam TaimingaX)Q~ fe hooftftadt hcerfcht over feven fteden , I ^uhiungiV QtMngtung^ 3 Trng^uen^^Ting-■pieny 5 Okta, 6 IXangan o, 7 Chinnan, De Sinefche Schrijver feght, dat voor de koomft der Tartars van de ftam ]uena, äen de noordfijde van dit geweft certijdts feker koningrijk en volk heeft ge weeft, IGnchi ge-noemt; welckc benamingen goude tanden betekenen , dus geheeten om dat het fijn tanden met feer dunne goude plaetjes ver-fterekt. Dit is miflehien by M. Paulus Vc-netus ’t Landtfchap Arclaàa ; maer wy füllen daer af hier na wat breeder fpreken.Dit is hier feer wonderlijck, ’t welck dit volck eertijdts,en oock noch gewoonlijek deden, te weten , dat fy by de ftadt ITangan een groote fteen jarelijeks met goud bedecken, cn die eeren , en waengelooftelijck aenbid-dcn. Defe fteen is meer dan tien roeden hoogh, en wordt Xtnxe genoemt, ’t welck geeftelijeke fteen betekent. Dit waenge-loof heeft al federt de tijden der koningen van i^ung plaets gehadt. |
Dit geweft was certijdts in ’t koninckrijck Stnangj, en wierd in de tijdt der koningen ’t land van Tien genoemt. De ftam Hana lagh d’cerfte de grontveft van defe hooftftadt, na dat hy de ftadt Tni-uen gebout hadt.Swj noemde haer Qt^n^ cheu, en de koningen van JAung Hojang ; fy voert de tegenwoordige naem van de* ftam Juena,zn heeft onder fich vier fteden, I Chinkiang , 1 Ktangchuen, 3 Stnhmg o , 4 Tangçung, 5 Lunan^^, Defe hooftftadt heeft een landt, dat wel niet groot is, maer dat door fijn poelen en vloeden veel ver-maeck geeft. Sy felve is tamelijck groot en vermaerc, en in hooge achting om dc me- gende nighte van byna alle andere dingen , en fihurft-voornamelijckomd’overvloet derviftchen, van de welcke een feker fiagh is, daer af de Genees-meefters een vaerdige hulp-middel tegen alderhandcfchurft maken. D’inwoon-ders weven ook feer goede tapijten van lijn-wact en katoen. Acn de noordfijde van de hooftftadt ftact noch,tot aen defe tijdt, een groote fteen,dacr S/Wö,koning van Mung, de gefällten van een ander koning ontfing, en die,toen fy hem niet voldeden,fijnfwaerc trock , en foo op de fteen floegh , dat de fiagh drie ellebogen diep inging, en met drcygende woorden de gefanten dus aen-fprack : Gaet, en hoodfehapt aen u'iv koning hoedanige fivaerden by my fijn. Dit gefchie-de onder Hiaoa^us,à^czïù.e van de ftamH^-na, die ’t machtigh koninckrijck Ç:^ung, ’t welck van de Sinefen oock lAanchao genoemt wierd, aen ’t Rijck van Sina bracht. De bergh Tokeu , aen de zuydweft-fijde Bergen. van dc hooftftadt, aen d’oever van de poel T^lt;?«,isbofchachtigh,en beftaetin een top. De bergh Kinlien is aen d’oofifijde van de hooftftadt, in ’t midden der bergen gelegen , en in d’opgang van de fon heel van goude fchijnende. Dc |
J « N De ftadc Ktangchuen, heeft de groote bergh Â^daer uyt veel beecken vloeyen.By Kiangchuen is de bergh Puonquen die om fijn fteenen fchrickelijck is, en vecl holen heeft. In defe ongeboude klippen is een kloofler en kerck der afgoden , daer veel prieftcrs fijn. Wateren. Van de vloeden vindt men nauwelijcks iets, als ’t gene ’t welck in de kaert vertoont wordt. Aen de zuydfijde van de hooftftadt is echter de groote poel Ftifien, die hondert duyfenc bunderen landts be-llaet. By Pangçung is oock de poel in feer goede en vermaerde viffchen hjn,en onder anderen feker flagh van fwartachtige vife h i van de Sinefen Ctr^g genoemt, die , gelijck fy fchrijven , dienfligh tegen vele fieckten is. De felle hooftftadc M V N G H O A. Outheyàt en namen. Sereen. Sinulo , koning van ^iP^ung , heeft dele ftadt gebouwt, en haer Ç:P^ungre genoemt. De ftam pPana voeghde haer aen ’t geweft van Techeu-, çxïjuena gaf haer de naem die fy noch heden voert. Sy heeft niet meer dan twee fteden onder fich , I IMunghoa., i Linglung. Hier is een feer groote ovcrvloet van muskus, en nergens loo groote inkomft daer af, als in dit Lant-Ichap. Ten zuydooften van de hooftftadt is de bergh Guetpao , de hooghfte van allen in dit geweft. De bergh Pun^oang leght naer ’t ZLiydweften , en heeft fijn naem van de Sinefche vogel Phenix , die, gelijck fy verhalen , op defe bergh geftorven is , na dat hy cenigetijdt feeiTieffelijck gefongen had. Maer dit is feer vreemt en wonderlijck , in- dien ’t flechs waer is : ggen dat 11, alle de |
De fevende hooftftadt K I N G T V N G. DEfe hooftftadt heeft alleen, onder alle de gene die in de hooge en bree-de bergen leggen , haer eygc recht en vryheydt. Haer inwoondçrs hebben de lefte de Sinefche letteren aengenomen ; en vele gebruycken noch de wijfe van k fchrijven,diç in ’t koninekrijek PPiien gcbruyckt wordt,de welcke niet van de gene verfchilr, die by de Bengalers en Indiaenfche kooplieden in oeffening is. Planchao 3 koning van hct'koninckrijck Alung, heeft d’eer-fte srontveft van defe ftadt geleght,en haer Jnfeng genoemt, dat is, filver wordende,om dat het geweft daer omtrent niet weynigh filver-mijnen heeft. De ftam Juena noemde haer Cainan-y en P‘aïminga3 de ftadt ver-grootende, heeft haer met wallen befloten, die acht ftadien in hun ommekring hebben. ’t Geheele landt is voornamelijck feer vruchtbaer van rijs. Aen de weftfijde van de hooftftadt is een brugh over een feer •vanyßre diep dal : defe brugh is foodanigh, gelijck ick boven aengernercktheb,en beftaet heel uyt yfere ketenen, die twintigh in ’t getal, ' en yder twaelf roeden lang fijn. Als’er veel gelijck over defe brugh gaen , waggelt en beweeght hy fich, niet fonder fchrick der gener, die daer over gaen,uyt oorfaeck van de diepte,die daer ónder is. De Keyfer IMtn-gui van de ftam Pfana heeft defe brugh gebouwt omtrent het vijf-en feftighfte jaer na de geboorte onfes Zalighmakers. (pliCünglOf een feer hooge bergh, beflacc ^er^efh meer dan drie hondert ftadien,en leght aert de noordfijdc van de hooftftadt. Hier is oock de bergh 7kgt;7^M/,dacr een kafteel tot bewaring is. D’achtfte hooftftadt |
vergaderen, om als de doot van de Phenix te beweenen : d’inwoonders, dele dassen waernemende, klimmen met onfteeke licht des nachts op defc bergh , daer fy een on-tellijck gctal van defe befte vogels vangen. De bergh Ttenul leght aen de noordfij-dc van de hooftftadt, en wordt’s hemels oor genoemt, om dat daer foo fijn en aen-genacm een echogehoort wordt, dat men, hoe facht men oock fpreeckt, daer een weêrgalm en naeklanek hoort. |
Q^VANGNAN. DEfe hooftftadt is oock van de Sine-Iche heerfchappy afgefncden,en ftaet onder ’t koninekrijek Tungkingymcz noch een andere ftadt die onder haer ftaet, namelijck Pu o.Het geweft van defe hooftftadt is door ffroote en hooge bergen van de landen , die onder de Keyler van Sina ftaen , afgclcheyden , fchoon het felf feer vlack is.Geen deel daer af blijftongebpuwt D d d nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leg^ |
.ft
V I
h P-
'n
îr H il»
iÿi HET VVFTIENDE 1, ANDT SCHAP
S eden der inwoen-ders.
'Bergen.
Wateren,
Bergen,
Icggenjmaer ’t is overal vol van in woon ders en landtbouwers. Eyndelijck,het word om fijn voortreffelijckheydt en vruchtbaer-heyt gemenelijck het goude land genoemt. D’inwoonders, gelijck de Sinefen Ichrijven, fijn echter woeft en onbeftiyft, dooden malkander feer lichtelijck ; de mannen en vrouwen gaen met bloote voeten,korte klederen , en ongevlochte hair. Sy eeten alle bloedeloofe beesjes, ja oock wormen, flan-gen, en muyfen , die fy voor fpijs gebriiyc-ken.
De bergh Lienhoa is aen d’ooftfijde van de hooftftadt ; en om dat hy de gedaente van een omgeboge bloem heeft, word hy Lienhoa^ dat is, Z/gt;;/-blocm genoemt.
By de ftadt Tu is de bergh Toc’^uen dus genoemt naer een uytfteekende bron , die men op des felfs top fict ; want Loc^uen be-teekent een voortreffelijcke bron.
By ’t felve Th is de vloet, of eer de beek iKanmo, welcks water altijdt heet afloopt, en feer dienftigh tot bad-ftoven is, en daer by,foo men acht,van vele fieckten geneeft*
wilde en tamme pacuwen. Watd’oudc namen aengaet, icK bevind dat ’et de felvc geweeft hebben , als onder de hooftftadt Kingtung i die fecr na by defe is 5 en dies-halven fal ick die hier niet noemen.
Aen de weftfijde van de hooftftadt is de ^^rgen. bergh Polnng, die fijn toppen allengs hoo-ger en hooger opftccckt, en dit in defer voegen , dat men de rijfende golven van een verfteurde zee fchijnt te fien ; en dies-halven wordt hy Polung , oft genade der golven genoemt.
De bergh Plalo, naer’t noordooften ge-
pers*
D’elfde hooftftadt
1 V ' N G N I N G.
De negende hooftftadt
VANGS
Efc hooftftadtjmet hetland,dat daer onder behoort , gehoorfaemt oock de koning van nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, en heeft
gebied over vier Heden, i Quangfi i -l Sh-cung Qi 3 Mile 4 Viyj^ao q. Sy behoorde eertijdts aen ’t koninckrijck T^ien , en ^vas onder de ftam Hana een deel van ’t geveft TecheUiCn dit landt wierd toen Ciangho, en onder de ftam ^anga Kimi genoemt. De tegenwoordige naem koomt van de ftam ^uena.
Aen de noordfijde van de hooftftadt, dicht aen de wallen , is de bergh Vaco i en binnen de wallen felf de bergh Chunfien , daer op de ftadts-fchool was. De bergh Siaolung omringt de ftadt Mile.
De tiende hooftftadc
U E N.
E hooftftadt Chinyuen leght by ni in ’t midden van dit Landtlchap,aen de znydfijde van de hooftftadt King-ti^tng^ die vruchtbaer van filver is. Sy heeft onder fich een kafteel, oft vefting, Loco genoemt. In dit ge weft fijn veel bergen, en
DEfe hooftftadt is de noorderlijekfte van dit Lantfchap,en,aen ’t konink-rijek Sifan palende, heeft onder fich vier krijghs-veilingen , tot bewaring van ’t Landtfehap,! ’^ungning^v 3 Keiien^ 4 HianglOi 5 Kaïn. Men vindt in dit landt overvloet van defe befte koeyen , van de Welcken de gene handelen , die van ’t koninckrijck Leihet gefchreven hebben. Sy noemen defe koeyen gemenelijck Ly,welc-kets ftaerten de Sinefen tot vercieringen aen hun vaendels en helmen gebruycken : van ’t hair maken fy tapijten enkleederen, die beftandigh tegen de regen fijn. Dit ge-weft wierdt eertijdts Talang genoemt j en het heeft de tegenwoordige naem van de ftam '^uena.
Aen de zuydooft-fijde van de hooftftadt is de bergh Canmo^woeft en bloot,en heeft boven een groote vlackte,die heel van fteen is. Dé bergh Lopn is by VoluAc bergh Pono by Hianglo , en de bergh Lont by Loçuho.
Aç.n d’ooftfijde van de hooftftadt is een poel. groote poel, Luch genoemt, in de welckc drie eylanden^fijn , die malkander heel ge-lijcken ; en yder heeft een heuvel van hon-dert roeden hoogh.
De twaelfde hooftftadc
’ X V N N I N G.
De Sinefen hebben van ’rgeweft defer hooftftadt niets voor de ftam SHnlt;ja o aengemerkt.De Tartars van de ftam '^Hena hebben haer eerft ingenomen, en defe naem
J U N N À N.
Bergen, Vloeden. fe naem gegeven.De hooftftad heeft in haer ommekring niet meer dan twee ftadien.De bergh-woondersjgelijck de Sinefen feggen, lijn hier feer woeft, en onbefchaeft van fe-den. ’t Landt felfis byna fchrickelijck , en ten meeftendeel onvrnchtbaer. Daer is niet meer dan een ingang deur feer enge dalen-. D’inwoonders hebben lang en ongevloch-te hair, gaen met bloote voeten, vatten in ’t eten de fpijs met de handen aen , en willen geen hoekjes gebruyckcn , verbinden alle bloedeloofe beesjes, weten niet van kleederen te fnijden, oft van fpinnen; maer bewinden fich in eenhèel laken,en gorden dat aen de middel toe. Dus fpreeckt onfe Sinefche Landtbefchrijver van hen. lek, foo veel ick heb können begrijpen , vindt reden om te gelooven , dat dit geWeh eer-tijdts een deel van ’tkoninkrijck '^ungchang geweeh heefr,daer ’t aen paelt. Doch daer af hier na breeder. De bergh Loping is aen de noordweh-fijde van de hoofthadt, op een deel van de welcke fy felve leght. De bergh Jïdengpo is aen de iioordtfijde van de hoofthadt, daer op een wilt en ongebonden volck woont. De vloet ^anglang vloeyt aen de wehfij-de voorby de hoofthadt j hy is feer groot, en neemt fijn oorfprong in ’t koninckrijck Sifan, cn,van daer zuydwaerts af loopende, koomt by 'J^ng[nng in dit Landfehap , het welck hy in ’t midden deUrfnijdt j en , daer na aen ’t koninckrijck Lungting komende, loopt gefamentlijck met de vloet Xale, oft in zee. Wat de put^^oz^/« aen-gaet, ’t welck de naem van een vermaerde afgodin is, gelijck wy haer in de kaerten vertoont hebben ; fy fchrijven daer af dat hier feker oud man met fijn hock op d’aer-de heeft gehagen , en dus oorfprong aen defe bron gegeven, vermidts het landt te voren geen water had ; en defe faeck word voor een wonderdaet gehouden , te meer vermidts defe oude man federt niet meer te voorfchijn quam. KRYGHS-STEDEN. |
woonen. Defe eerftc ftadt heeft haer landt dicht aen ’t koninckrijck ‘Tungking leggen^ en is tegen alle de pogingen der vyanden wel verfien. Want behalvcn dat het fes heden, die fterek gebouwt fijn, en eenige ka-fteelen heeft, foo is het noch van de vloeden ‘Tepuon en iLaupuuri behoren , die uyt het geweh van defe hadt hun oorfpi'ong hebben. De namen der heden fijn, i Kio-cingjzTeco, 5 Chenje o^i^LoleangQj^ Ala-ïun^ój 6 Lol)wnçî o. D’inwoonders van dit geweh fijn feer naerhigh en vlijtigh in de 'tvolck. landtbouwjmaer fy fijn pleytgierigh,en foo tot rechten genegen , dat de boeren dick-wijls het gene, dat ly in ’t geheele jaer met hun fweet en bloet gewonnen hebben, aen de pleyt-banek te koh leggen. De Sinefen fchrijven , dat men hier éen wonderlijck ding vindt, te weten eenige vogeltjes, die de fwaluxven gelijeken, van de welcke fy oock de naem hebben ; want fy worden Xeyen genoemt, dat is,heen-fwaluw. Men heeft aengemerektdat fy groote en kleyne witte merken onder aen de büyck hebben, fwabnven. De Sinefche Geneesmeehers noemen de gene, die groote mereken hebben , man-netjeSiCn d’andere,met de kleyne mereken, ■lijfjes, en maken van defe vogelen een oogen-falf, die alle fchel-kruyt oft fwaluw-kruyt verre overtreft. De bergh 'Fukin is aen de wchfijde van bergen. de hadt. Sy fchrijven dat in dit geberghte een bron is,welcks water ’t vernuft der tin- ’ , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I J nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aai het deren vermeerdert ; t en wacr dat de Sine-fen dit verdichten, gelijck men in fommi- 'ver-ge plaetfen van Europa gewent is te doen, om de kinderen foo veel te lichtelijeker te bewegen,dat fy, de wijn verlatende, water fouden drinckeuj’t welck mengemenelijck met dusdanige redenen bevehight, dat het geel hair, en fchoonc oogen doet krijgen. By Chenye is de bergh XingungAi^ overal met bolTchen bedeckt is. Niet verre van Loïeang is de bergh Xe-muen^ op de welcke, tühchen de klippen , een wegh van tien hadien gehen wordt,dic Van weêrfijdenals eenheene bofch in d’00-gen der gener fchijnt gt;nbsp;die hem van verre aenfehouwen. |
De eerfte ftadt K I O C I N G. MY gedenekt dat ick eertijts gefeght heb , dat in defe heden de burgers onder de krijghs-lieden vermengt |
By Leço is de bergh Tcengi naer een bron genoemtj want Tinaer de gemeene tael van dit landt, betekent water, dat van de Sinefen Xuï genoemt Wordt. Alaltd'ng heeft de hooge top Qi^nfojovei de welcke een wegh is, met een kafteel tot verfekerinfx. |
HET VYF TIENDE LANTSCHAP
yUeden. De vloet ^exe begint aen de noordfijde van de hoofcfladc, en, haeft van naem veranderende,wordt de vloet nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men oock Ven noemt. Chungyen is een poel en ftaende water by Loleang, aen de voet der bergen Kie-hwng. De tweede krijghs-ftadt Y A O G A N. |
De vloet Kinxa, die uyt Stfnn droomt, neemt noordewaerts fijn loop deur t gewed van defe ftadt j en koomt aen d ooft-fijde van Ltnß in dit Landtfehap , en veel water vergadert hebbende , vloeyt deur de grenfen van G^t^eic^neH naer SHcï)uen. Hy wordt Kinxa genoemt,om lijn goudt fant, dat hy meê lleept. » De derde krijghs-ftadt C I O K I N G. |
Oude na- mvTf. A En de noordweft-fijde van d’eerfte hoofeftadt leght de krijghsftadt Tao-gan , voornamelijck vermaert om d’overvloet van de muskus.Sy gebied over drie fteden, i Taoganj 2. Tao o, 3 Tayao, alle de welcke door bolTchen en bergen, daer in veel vruchtbare dalen fijn , van een aengcnaem landt omringt worden. Dit geweft was eertijdts een deelvan ’ckonink-rijek TteniCn behoorde onder de ftam Hana aen Techeid^, welcke ftam hier de ftadt de haer Taochett] en fy heeft de tegenwoordige naem van de ftam '^uena. De Sinefche Schrijver feght,dat dit volck ftoutmoedigh is, tot woedens toe, vermidts fy d’oorlogh boven de vrede, en de wapenen en ftrijden boven dc oeffenino-en van de ruft ftellen , lchoon de vrede het befte van alle dingen is, die G ode oft de natuur aen de menfeh gegeven heeft ; ’t welck t’eenemael tegen d’eerfte beginfelen der burger-kunde by de Sinefen is, die de vrede , en niet d’oorlogh beminnen. Bergen. Wateren. de van de Itadt, dicht aen de wallen. Uyt defe bergh vloeyt een beeck, die de lladts-gracht vult, en de kleyne poel Pien. P'ung IS eenberghaend’ooftlijde,door lijn fchoo-ne en aengename boflehen vermaert. Lolo is een bergh aen de noordlijdevan de ftadtj en de bergh Luki is by Tayao. Naer ’t noordooften , niet verre van de krijghs-fladt,is een groote put,die fout water in heeft, ’t wclck men daer uyt fchept, om lijn wit fout te maken , het welck deur t heele geweft gebruyckt, en Peye nein g ge-noemt wordt, dat is, put van wit fout. De vond hier af word den fchapen toegefchre-ven , die hier gemenelijck d’aerde licken , met hun voeten fchrabben, en met de klaeuwen uythollen, tot dat men , op defe faeck lettende , hier foute aerdc en water |
ONder de ftam Hana behoorde dit geweft aen het koninekrijek ]ung-. çhang ; Tanga noemde het Ctochei^y en Juena Ctoktng. Het begrijpt in fich drie ftedsn, I Cioking, 1 Kienchuen g, 5 Xun o, en is geheel van vloeden en bergen bello-ten. D’inwoonders fijn fterek en moedigh, en gaen niet met de wayer , gelijck de Si-nelen , maer met boogh en pijlen gewa-pent. Het landt brengt muskus voort, en pijn-appelen. Men weeft hier treffelijeke tapijten, De bergh Kinhoa by dc ftad Kienchùeny Bergen. uyt het koninekrijek Si fan fijn begin nemende , ftreckt fich dus verre uyt. Men fchrijft dat hier goudt in groote overvloet is ; fekere top daer af fehijnt heel van gout te fijn. Patichang is een feer groote bergh aen de , zuydfijde van de krijghs-ftadt. By ICienchùen is de bergh Xepao y op de welck een fteenc pijler is, en de beeltenis van d’afgodt Fe. Men liet hier ooek een elefant, een leen , een kloek , en een trommel , alle van dichte ftcen. Yder beeltenis is verfcheyden van koleur: maer men weet niet van wie fy hier geftelt fijn. De vloet ÏCinxa befproeyt oock dit ge- vloeden. weft. De poel Kien is by Kienchùeny en heeft feftigh ftadien in fijn ommekring. Uyt dele poel vloeyen drie beecken , die dc Sinefche letter Chuen maken,te weten 111, dat is, water, daer af de ftadt de naem heeft. Aen de zuydooft-fijde van de ftadt is een bron van warm water, daer in de teerende menfehen, en de gene , die verftop-ping hebben, lichtelijck genefen worden , als fy fich daer in waftchen. |
gevonden heeft.
Dc
-ocr page 310-J U N
De vierde krijghs-ftadt
V U T I N G.
't Ewcft van defe krijghs-ftadc heeft -y oock een deel van ’t koninckrijck wf». nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;27^^ geweeft : de ftam Hana ftelde
haer in de landen van Techeti : Sums noemde haer^^^;zf/?r?/,en onder de ftam '^ricrdt fy Tncheu geheeten ; maer fy heeft de tegenwoordige naem van de ftam Jue-na. Sy heerfcht over vier fteden, i Vutingi 2. Holùo 0,5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lokiüen q, Sy leght
dicht acn ‘t gewcft van ha'er cerfte hooft-ftadt J en indien ’er eenige aengename en vruchtbare landtdouw is, foo is het defe , deur de wclcke de vloet Kinxa dubbelt deur vloeyt, en die noch van vele andere wateren befproeyt wordt.Dit is eenkrijghs-ftadt, die een ftereke befetting van krijghs-lieden heeft, vermidts fy op de grenfen van Gjjieicheu leght, daer fy van de volcken,die in ’t geberghte woonen,gevaer te verwachten heeft. Hier is overvlocc van muskus ; en vermidts hier aengename weyden voor de fchapen fijn, foo worden ’er veel kudden gehouden.
Sergen. ^Smong is een feer groote bergh aen d’ooftfijde van de krijghs-ftadt, die twaelf toppen op fteeckt.
By Lokiuen is de bergh iJingldeu,N2n alle fijden fchrickelijck en fteyl,doch op de top plat, daer men deur een feer enge opgang, die met een menfeh geftopt is,opgaen kan. Hy is in de tijd van oorlogh een goede toevlucht voor d’inwoonders.
Çokieu is een bergh by pfokio ; hy wordt gemenelijck de gedurige lenten genoemt, om dat hy geen , oft weynigh verandering van de tijden des jaers gevoelt,Gn gedurigh groen is.Aen de weftfijde is een groot holj gelijck een afgront, daer in men de beeltenis van een menfeh,en van feker beeft fien Men fchrijft dat, foo iemant by geval dit beek fiet, en luyde fpreeckt, terftont donder en onweer rijft.Doch ick laet den Sine-fen fulcks gelooven.
iKaieren. HoetnUo is cen poel naer ’t noordweften van de ftadt,vijf ftadien groot,en rondtom eierlijek van boomen befloten. Hy wordt dutZo- poel,die vogels geeft, genoemt, om dat de gels ver- bladen, die daer in vallen, niet alle , maer anderen, van feketc boom , in fwarte vogeltjes veranderen , met foo groote verwondering en verbaeftheydt der inwoonders, dat fy ge-
N A N.
looven dat dit geeften fijn. Dit feght de Sinefche Schrijver.
De bron Hiangxuiy dat is, van rieckend water, om dat het reuck heeft, voorname-lijck in de lente, in welcke tijdt d’inwoonders, uyt oorfaeck van de vreemdighcydti Godsdienft aen defe bron doen, en water, met wijn vermengt, oft met vocht, van rijs gekoockt, uytdrincken. Sy féggen oock dat dit water vele fieckten genceft.
De vijfde krijghs-ftadt
C I N T I E IM.
HEt landt van defe ftadt is niet minder vet en vruchtbaer,dan het voor-gaende, en Wordt van de landtbou-wers, die ’cr veel en yverigh fijn, gebouwcj en van de harders befocht. Men vindt hier veel dorpen, fchoon fy geen ftadt onder fich heeft. De ftadt felvc leght feet dicht aen ’t Landtfehap nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j en be
hoorde eertijdts oock onder’t koninkrijck van Tien, en wierd toen Cintien genoemt welcke nacm fy noch heden behoudt*
De bergh^^tfc^^ leght aen de noordooft-fijde van de ftadt, enbcflaet een plaets van vijftigh ftadien. Wcftwaerts is de bergh Into, die foo gefont een lucht geniet, dat de gencj die daer op woonen , niet van dc fiecktert weten, die uyt de winden, oft uyt een koude lucht veroorfaeckt worden. Des fömers is hier goed verblijf,om de hitte van de honts-da^en te fchuwen.
O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
ehe is een groote poel, die oock dc zed ypaterei^ genoemt wordt, en tuftchen ber
gen aen de weftfijde van de ftadt leght, in de wclcke alle bcccken uyt de bergen yloe-» nbsp;nbsp;nbsp;,
yen.
De fefte krijghs-ftadt
L I K I A N G.
A Lie d’inwoonders van dit geweft fijn uyt de voortplantingen der oude Si-néfen j dié herwaerts en défwaerts gebracht fijn, gefproten : en hoewel fy niet geheel de wetten der Sinefen volgen , om dat fy dickwijls uyt dc gebuurfchap der andere volcken andere leden aengenomer hebben,foo volgen fy echter de Sinefen ten meeftendcel na. Sy fijn grootelijeks tot dc dranek overgegeven, en fuypen gulfigh-7 WfZ’. lijck, en fcheppen dieshalvcn vermaeck in
E e e nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fingen
-ocr page 311-Sieden.
Oude namen.
Sergen.
Vloeden.
fingen en fpringen. Sy fijn feer ervaren in midts het feer na aen Liunÿing, en aen te paert te rijden , cn met de pijl te fehie- ’t koninckrijek Laos leght, foo heeft het ten. Sy bewooncn een feer vet cn goet landt, dat fwaer van goudt is. Sy hebben oock amber, en pijn-appelcn. De ftadt fel-ve leght voornamelijck in ’t wefterlijckc deel van dit Landtfehap, aen de noordfijde van de ftadt TLali, welcks geweft door de goudtdragende vloet KmHius in ’t midden deurgefneden wordt. Naer ’t weften is het van de vloet Lançang beftoten. Over de vloet LCinxa is een bron , van yfere kete-
een veiling , tot de bewaring van ’t landt, Lo^ïe genoemt.Het heeft overvloet van fijn lijnwaet en ebbenhout. Het brengt palm, voort, en oock Areca, ’t welck d’inwoon-
nen gemaeekt, tuffehen de dalen der bergen , gelijck ick hier voor befchreven heb. Defe krijghs-ftadt gebiedt over vijf Reden, I Likiang) x T^aoxan 3 Lan 4 Kiucin, Linfi. De flam Hana noemde defe plaets
en T^anga Hicheu : fy voert de tegenwoordige naem van de flam
De bergh St'ue aen de noordweft-fijde van de ftadt,naer ’t koninckrijekvan Hbet^ heeft fijn naem van de gedurige fneeu, die daer op nimmer fmelt ; want Si’ve betekent fneeu.
By Kïucïh is de bergh Kinma naer de fteenen van verfcheyde verwen , die een . paert vertooncn , genoemt.
De vloet Lançang vloeyt aen de weftfij-de van de ftadt Lan uyt het koninckrijek *TafanA^G^ uyt oock de vloet iKinxa koomt, die mede Li genoemt wordt. De Li vloeyt ooftwaerts, maer de Lançang zuydwaerts, en , door een grootc aenwas van water vermeerdert, vloeyt deur dit Landtfehap , en oock door ’t koninckrijek Lungkirig, en ftort gelijckelijck met de vloet Xale , gelijck ick hier voor gefeght heb, fijn water in de zee.
Aen de zuydooft-fijde van de ftadt ver-fpreyd fich de vloet IQnxa tot een groote breedte, en maeckt een poel van dertigh ftadien, die, gelijck men féght, foo diep is, dat men tot noch toe geen gront gevonden heeft. ’
ders met het bladt betel knaeuwen, gelijck d’andere Indianen. Sy noemen dit kinnang in hun moederlijcke tael. Hier is oock een groote menightc van paeuwen.'
De bergh Leukia is acn de noordooft- j^ergen. fijde van de ftadt. Lot ai is een feer groote bergh aën d’ooftfijdc, daer op men vijf-en-twintigh toppen telt. Hy is foo aengenaem en fchoon, dat hy de naem van een koftc-
De achtfte ftadt
De fevcnde ftadt
ga aen injeng. under de itam óunga wierd het van ÎNungchicao ingenomen , en van ’t Sinefche Rijck afgefcheurc. Macr de ftam Juena bracht het weer onder het Rijck, en noemde h^zjuenkian. Doch ver
Efe ftadt was eertijdts het hooft van ’t machtigh koninckrijek Gatlao^ en wierd Luguei genoemt. De ftrijdc-baerfte Keyfer Hiao^us van de ftam Hana gaf begin aen defe ftadjcn vermidts fy over een geweft, dat rontom de vloct Lançang leght, gebood, foo heeft fy de naem van Lançang verkregen. Maer fy , daer na van de Sinclen afgevallen,en onder het konink-rijek van Jungchang gebracht, heeft de naem van ^ungchang verworven. De Sinefche Schrijver befchrijft dus d’inwoonders van dit geweft : fy hebben verfcheyde feden der uytheemfehen. Sommige bedecken hun tanden met goude plaetjes , en defe worden LGnchij dat is, der goude tanden , nbsp;nbsp;nbsp;*
genoemt. Anderen hebben vermacck in feer fwartc tanden, die fy met lijm, oft met andere ver we beftrijeken. Sommige fchil-deren hun aengeficht met verfcheyde gc-daenten,namelijck met een naelt daer in te fteeken , oft met fwarte verwe daer aen te wrijven,gclijck veel andere Indianen doen. Sy fitten te paert fonder fadel, en Ipreyden niet meer dan een tapijt. Sy hebben overvloet van goudt, was, honigh, marmer, amber,fijn lijnwaet en fijde. De ftadt Jung-chang is groot en volckrijck , en was eertijdts het hooft van ’t groote koninckrijek À7wA/,maer ftaet nu onder de Sinefen. Sy heerfcht over vier fteden,endrie veilingen, tegen de volcken op de grenfen gebouwt, I ^ungchangi z Laye g, 3 Lukiang^ 4 Jüngling ; I Fungki, 2. Titien J 3 Luktang.
Ick beeld my vaftelijck in dat defe ftad,
en
J U N en dit gcweft daer omtrent het Venetus is. De dingen, die my hier toe bewegen, fijn de gebuurfchap van de naem , de feden van ’t volck, en de gelegenheydt van ’t landt. Want fy leght aen ’t koninckrijck Ç:^ieni daer af hier na, en is niet verre van 'Bengale. Hier fijn oock overvloet van elefanten, daer meê ly tegen de Tartars ftrijden , en die van hen geluc-kighlijck verwonnen fijn ; ’t welck oock bewijft dat hier ünchiang geweeft heeft : want in de noorderlijcke declen fijn geen elefanten j en fy worden deur geheel Sina nergens tot de ftrijdt gebruyckt, behalven alleen in dit Lantfehap nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in ’t ko ninckrijck van Kiaochii oft T^un^mg. ’t Is geen wonder dat M. Paulus Venetus voor '\un fchreef : want daer is geen Sine-fche letter, die de klanek van Uw heeft, en dieshalven wordt by de Sinefen ^un voor Uw gebruyckt. ’t Gene, ’t welck my noch in mijn gevoelen verfterekt, is dit, dat ick meermaels gefeght heb, dat de Tartars van de ftam uyt de zuyderlijcke dee--len in Sina getreden fijn , en fich van daer een wegh tot het geheele Rijck te veroveren gebaent l\ebben, na dat fy eerft dit geheel geweft, dat aen defe fijde van de ges is, en oock veel plaetfen over de felve vloet verovert hadden. Maer ick fendt de lefcr, nieusgierigh hier nae fijnde, tot M. Paulus Venetus lelf. bergen. De bergh (^ailo, oft Ganlo is aen d’ooft-fijde van de ftadt. Hier op is een feer diepe put, uyt de welck d’inwOonders voor-teekens van een aenftaendc vruchtbaer oft onvruchtbaer jacr nemen;doch dit gefchiet in de lente ; want men let dan op des felfs hooghte en acnwas,en laeghte oft facking. Hier op is oock een fteen, die de gedaente van een menfchelijcke neus vertoont, uyt welcks neusgaten twee bronnen vloeyen , van welke d’eenhcet,en d’anderkout is.C^-oli is een groote en hooge bergh by Layue. , ]^^gpif^g heeft by fich de bergh Ponan , die heel fchrickelijck en kommerlijck is. By jPtüen is de bergh Mocangj welcks top, om haer hooghte, de hemel felf fchijnt tc bereycken. De veiling Pungki leght op een bergh van gelijcke nacm. De vloct Lu, die oock PLu genoemt vloeyt dicht aen de ftadt, en heeft fijn oorfprong in ’t koninckrijck De poel Chmghoa is aen d’ooft-fijde van ' de ftadt, cn heel met jS/fw-bloemen befet. |
N A N. KR YGHS-STEDEN. A de krijghs-hooftfteden fijn ’er noch twee fteden , die onder geen hooftftadt ftaen , in de welcke , ge-lijck in de krijghs-hooftfteden , de krijghs-lieden cn de burgers re famen woonen : d’eerfte is Texing , en de tweede S/nhoa, d’eerfte in ’t noorderlijcke deel, en d’ander in ’t zuyderlijcke deel van dit Landtfehap. Aen de zuydfijde vnn Pexing is de feer hooge bergh IGieulung^^ de bergh LPung aen d’ooftfijde,en de bergh U/;^w^ aen de weft-fijde : de ftadt Sinhoa heeft naer ’t noord-weften de bergh Palungitn naer ’t noorden de bergh Cheçî/ng, daer op een warme bron is. Aen de zuyderlijcke deelen van Texing waterert. is een poehCte genoemt, die uyt de puyn-hoopen van een groote ftadt fijn oorfprong heeft. De Sinefen felve verhalen , dat fy, om de boosheydt der inwoonders, door een kloving van d’aerdc ingefwolgcn fijn. Men verhaelc oock , dac d’inwoonders ten meeftendeel van de ftam en ’t maeghfehap van Chin waren , daer af de poel de naem fou hebben. Dit is de felve poel, van de welck fy fchrijvcn,dat’erniet meer dan een eenigh kint, op een hout gevoert, de ge-meene neêrlaeHa ontkomen is. Hier door Jr wordt noch meer beveftight het volkome verftant van M. Paulus van defe plaetsj en ick ben verwondert van dat men die in d’Europifche kaerten gemeenelijek op de veertighfte graed ftelt. Dit is miftchien gefchiet om doling met doling te bevefti-gen : want fy louden anders Catay niet op de vijftighfte graet geftelt können hebben, betoonende daer door dat fy M. Paulus Venetus fin en woorden niet verftonden. Vefiingen njan ’t Landtfihnp. O Ommigen van defe veilingen fijn kleynder, en anderen grooter; fommi-gen geen andere, dan hun eyge Slot-vooght,onderworpen; cn anderen, die over eenige gebieden. De gene, die op fich felven beftaen , fal ick eerft noemen ; en van d’anderen füllen wy een weynigh hier na fpreken , i Chelo, x PLcngheng^ 3 Chelt, 4 Laochua^^ Lungchtien,6 Guei'gt;juençj Vantien , 8 Chmeang , 5» LPaheu , i o VUenki, 11 Ldangxi. Cheli |
Cheli brengt het rieckendt arents-hout voort ; Laochua voed Rhinoceroten j benjoin , en veel ander hout, dat een groote reuck heeft. Dit landt paelt aen ’t koninek-rijek Laos. De bergh LAunglo is by Chelo , ’daer een bron van doodelijck water is ; want hoe weynigh de menfehen oft heeften dacr af drineken, foo fterven fy terftont. By Laheï4gt; is de bergh Olun, die fchric-kelijck en fteyl is. Cmgxe is een hooge en fteenige bergh, met duyftere holen, by By Tengheng is de groote poel Tache, daer een groote bergh in ’t midden leght die echter, uyt oorfaeck van de grootheydt des poels, aen d’oever felve kleyn fchijnt. De 7eßing L MSi ç K G. DEfe vefting heeft gebiedt over de ftadt Lan^iîi q , die oock een over-fte der krijghs-lieden heeft. Onder de ftam behoorde fy aen Pexing 5 maer nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft haer daer af gefeheurt. Dit geweft paelt aen’t Lantfehap Suchuen^ en men vindt hier groote overvloet van muskus, de befte tapijten , pijn-appels, en veel herten op de bergen, van de wclcke Peco de grootftc is. De Vefttng M O P A N G. |
Dit geweft beflaethetzuyderlijckfte en wefterlijckfte deel van dit Land-fehap. Het leght aen de zuydfijde van ’t koninckrijck Lïdien 3 en feer na aen Pegt/ en Bengale : en dewijl het fwarelijck den Sinefen gehoorfamen wil, foo is ’t echter niet feer aen hen bekent, fchoon fy defe volgende dingen daer af fchrijven : het geeft peper, koftelijck tin, fcer goede paer-den en amber. Het behoort aen ’t konink-rijek Men, en heeft des felfs hof geweeft. Maer de ftam ^uena heeft haer verdelght, en tot een vefting gemaeckt, daer fware befetting in leght. De mannen kleeden fich ten meeftendeel in ’t wit, fchilderen hun lighaem, cn maken verfcheyde gedaenten daer op , gelijek het volck van Pegu. Sy fcheuren met een tangetje de bacrt uyt, vercieren hun winkbraeuwen, dragen lange knevels,en proneken hun armen enbee-nen met goude oft clpen-beene ringen. Sy hebben lange ooren , daer fy gaetjes in fte-ken, en ringen deur doen. Sy houden hun gemalinnen als flaven. Sy fijn tot koophandel genegen, oeffenen fich in de landt-bouw , en fijn van natuur vriendelijck en lecrfaem,maer bedriegelijek. Sy beftrijeken hun licjhaem met muskus , en met fandal-hout, tot ftof gemaeckt,daer de lieden van kleyne ftaet het vijlfel van feker geel hout 9 oft het dunfte ftof daer af,toe gebruycken. De rij eken worden , op bedden leggende , van knechten gedragen , oft vervorderen hun wegh op elefanten. Sy eeren d’afgodt Fe, fijn tot de leer van de verhuyfing der fielen genegen, en eeren en beminnen hun priefters. Sy hebben wallen en fte-den. Dus verre de Sinefche Schrijver, daer ick niets by te voegen heb, dan dat dit feer dienftigh is om beter verftant van de dingen te krijgen , die by Marcus Paulus Venetus gevonden worden. In de Sine^-fchc kaert fijn defe plaetfen by Adopang afgebeelt, i Adopang , x Adengyang o , 3 Mngking o , 4 Mnglien, 5 MengU, Mngf/ngo, 7 ^^cLMengtien, 8 ^::L^engco, Menge hang. lek vindt niet meer dan een bergh by Mengjang acngemerekt, die Queiktue ge-noemt wordt, en foo fwaer te beklimmen, en vol holligheden is, dat fy feggen dat hy van de bool’e geeft uytgcholt is. De Vefling MIEN. De Sinefche Schrijver fchrijftdusvan defe vefting : fy wierd eertijdts onder de landen van Stnan gctelt; maer ick weet niet hoedanigh volck daer in is. Sy hebben weleer tegen ons geoorloght, en vijf hooftfteden ingenomen : maer deftam Juena heeft hen verwonnen,en hunkonink-rijek vermeeftert. Sy hebben fteden , wallen en huyfen, om daer in te woonen, elefanten , en paerden ,• bequaem om te gebruycken, fchepen en bruggen,om over de vloeden te geraken. Sy hebben een befon-dere wijfc van fchrijven,en vreemde letters. De rijeken fchrijven op goude bladen, anderen gebruycken papier, en fommige de bladen van Mreca. Het volck is fwart-ach-tigh,en bedriegelijek; ’t overige is al ’t felve, dat hy te voren feght. Dit landt brengt pe-ter-olie voort,een vaerdige hulp-rniddel tegen de fchufftheydt. Ick befiuyt dan hier uyt,dat het koninckrijck Mten, daer af M. Paulus handelt,dicht hier by geweeft heeft : want defe vefting is van de Sinefen geftichr, tegen d’inyallen oft pogingen der vyanden |
J U N uyt hct konincki'ijck Mien, Sy hecfc fes andere geburige veftingen onder fichjwelc-kers namen fijn, i Mien^ i. Pape, y Sanü-hiungi Sochungj ^^::^ung^ang 6 |
N A N* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;xoy Dacr fijn noch eenige andere min* dere plactfen, die klacr genoegh in de kacrt uytgedruckt worden. |
’t LANDT VAN LEAOTVNG.
It groote gewefl: is tuf- grenspalen verftreckt : want fy, fich van fchen de zee-boefem van ’t ooften naer ’t werten rtreckende, te we-^angi en de groote muur ten van Caiyuen tot aen KichWi fcheyd de-bcfloten,en wordt van de fe landen van Tartarien af. Naer ’t werteri Sinefen Leaotung gehee- is ’t van ’t Landtfehap Techeli bcrtoten,daer ten. En hoewel net door de vloet Ltnohang in ’t midden tüftchen deur vloeyt. ’t Overige, dat fich meer naer ’t zuyden ftreckt, wordt van de zée-boefem fijn grootheydt en menighte van volck met recht de naem en waerdigheydt van Landtfehap verdientƒ00 heeft echter de ftam Taimmga die nooyt dacr aen willen gunnen , vermits die, byna overal de naem van hooftfteden en fteden uytgewifcht hebbende, daer krijghs-vertin-gen maeckte , die van krijghs-overrten be-ftiert fouden worden,en niet meer dan eenige wcynigen liet,in de welckcn d’overhoof-den , namelijck d’Onder-koning en de bc-fichtiger van ’t Rijck , met grooter acht-baerheydten heerfchappy fouden woonen, daer af wy hier na füllen handelen. Dit is gefchied , om dat de Keyfer van Sina gedwongen was deur dit heel geweft ftereke befettingen van krijghs-volck fonderhou-den , vermidts het foo na aen Pliucbe en Tliulhan , de Tartars toebehoorende , gelegen is; voornamelijck na dat,onderdeKey- ga heeft defe landen en Corea weer verovert, fer Kiacingus , de Tartars met de wapenen en rtichtte daer in twee groote rteden,d’ecn over de muur waren getrocken , ’t geheele Cai'jcnd'a.ndcrLeao genoemt.De koningen Landtfehap verwoeftten, en een fchricke- vanUf^/ noemden de rtadZ^ö eertijts Tung-' lijeke roof mee fleepten. En hoewel defe king , en Ktna^ een rtam der Tartars, Leao-oorlogh niet lang duurde , foo was hy ech- ^ang^ welcke naem,een weynigh gebogen, ter eer in flaep geraeckt,dan heel geblufcht: want des felf^ brant borfl; onder Vanlieus weer uyt ; en de Tartars ruftten niet voor dat fy byna het gehcele Rijck ingenomen hadden , en ftrijden noch hcftelijck om des fclfs overblijffelen , gelijck ick breeder in mijn verhael van de Tartarifche oorlogh aenwijs. Dc grenfon van dit geweft fijn aen d’ooft-Grenjen. vloet Plao , en de zee-boefem , daer door het van ’t hangende eylandt Corea af-gefcheyden word : want de vloet, uyt Tartarien komende, fnijdt Corea en Leaotung in ’t midden van malkander. Aen des felfs oever naer de weftfijde is ’t begin van defe vermaertfte muur, dacr af ick op fijn plaets gefproken heb, en die naer ’t noorden tot t^ang befpoelt cn befchermt. |
In oude tijden , cn onder dc verdeeling i^elingi van P^aSi wierd cen decl van Leaotung 011- en oude der A7,cn een decl onder Cing getelt. Maer onder Kanus wierden de landen , naer het noordooften ftrcckende, het geweft van '\eu toegerekent, te weten, dat deel daer nu Cpuangning is, en onder de geftarnten van Kl en Vi gcftclt. Dit landt wierd in de tijd der koningen Pen genoemt. De Keyfer Kuus, ftichter van de ftam Cina^ heeft het Leaofi geheeten. pPiaovus van de ftam Hana , Corea met de wapenen bedwongen hebbende,en veel vreemdelingen uyt Corea met fich voerende , fette hen hier in tot voortgeplante burgers, en noemde ’t Land-fchap Caokiult.Dè^ïchtcï van de ftam Tan- [y tot aen defe dagh behoudt.’tHcelgewefi: heeft niet meer dan twee groote fteden, en cenigc mindere ; maer veel krijghs-veftin-gen, die hier fijn ,de welcke in grootheydc en menighte van volck oock eenige van de voornaemfte fteden overtreffen. De twee grootfte fteden fijn , i Leäoyang , cetaUer “L L^ingyueni 3 Tchena^^Caiyueni^ ningi 6 Tltngyuenj 7 Chinyangy^ Kincheu o, Cai o. De mindere fteden fijn , i Pfai o,, L Teling j 5 Chnngcu , 4 Pnho, 5 Kin o, 6 Po o 3 y Luix^un , 8 Chekiao, Chehai, 10 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;II Tingleao.n-Ganloii^ Pie~ yangy i4 Sanuan^ i5 Tanyang ; de andere mindere fteden, oft van de derde ordening fijn, 16 Cbnngtnn, 17 Ço, iS Jf«, Heu-tun) Pentan. Van |
Van deféîi ftaen eenigen , naeft aen het Landcfchap Xantung, onder d’overfte der krijghs-lieden van die Landtfehap , name-lijck 70/^ o, Fo Ggt;, en Liuxun. D’inwoonders van dit Lahdtfehap fijn heel onbequaem tot de ftudie, en ten mee-ftendeel wel gefielt van lighaem , vierkant van gefialte, vafi van leden , fiout, fierck , bequaem totd’oorlogh , en in d’arbeyt ge-oeffent. Want dit landt heeft in een brant van gedurige oorlogen gefiaen , uyt oor-faeck van ’t nabuurfchap der Tartars, en na dat het vele jaren lang deur de tochten en roveryen der Tartars geplaeght heeft ge-weefi j loo hebben de Sinefen eyndelijck, onder de Keyfcr KïacmguSy het oofierlijeke deel daer af verloren ; in voegen dat de Tartars, verwinners fijnde, hier door groo-te winfi bequamen. Weynigh tijdts daer na onder nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vallen de Tartars wêr daer in , en veroverden ’t geheel : foo dat gt;nbsp;uyt der felver gebuurfchap, handeling, en overgevingen heen en weêr byna ’tgeheele volck ten meefiendeel de Tartarfche feden aengenomen heeft,voornamelijck dat deel, ’t welck mcefi naer ’t oofien fireckt,welcks inwoondersfich federt aen de fijde der Tartars gehouden , en tegen de Sinefen gefire-den hebben. En verrnidts het oofierlijck deel van de Tartars verwonnen was, foo heeft de Keyfcr van Sina , in plaets van de hooftfiadt Leaoyang, van de Tartars ver-meefiert, een andere fiadt,te weten Nngy-uen, tot hooftfiadt o-emaeckt. Maer de Tartars hebben nu defe fiadt, ja byna geheel Sina, ingenomen. Dit geweft brengt defe voortrefFelijeke wortel voort, die ly Ginjèng noemen, en feer kofielijeke vellen van bevers, marters en zabels, de welcke dit volck , naer de Cede der Tartars, gebruyckt, om de koude af te weeren, en deelt die aen d’anderc Landt-fchappen van Sina meê. lek heb in geen plaets van dit uytterfie Afia grooter over-vloet van kleyne wilde hafenoten gefien , als hier. Het geeft oock groote en feer goede pijn-appelen. ’t Is rijck van tarwe en geerfi , maer heeft geen rijs. Het brengt menighre van andere aerdtvruchten voort, en alderhande fiagh van.moeskruyden , en voornamelijck kool, die men nauwelijeks ergens anders in heel Sina vindt. Hier fijn druyven, vijgen, appelen, peeren, en andere vruchten, gelijck in Europa : en dieshal-ven magh men dit gewefi met reden wel fchoon enheerlijck noemen,voornamelijck |
dewijl het in vele plaetfen geen bergen heeft, en alle gerij f van de zee ontfangt, daer ’t niet verre af is. En fcker, indien dit volck vreedfamiger was, foo fou fonder twijffel dit land een der voornaemfic Lant-fchappen van het gcheele Sinefche Rijck worden:want het is van natuur feervrucht-baer ; en de gedurige oorlogen beletten de landtbouwing. Sy hebben een fclve Gods- Cedti-dienfi,als de Sinefen,en houden fich aen d’af- godendienfi, en aen de leer van de verhuy-ling der fielen van het een in’t ander lighaem. Sy hebben dit vreemt en van anderen verfcheyden en befonder, dat fy dans-priefierefien hebben,oft vrouwen,gelijckin Spanjen de landtloopfiers oftheydens fijn, die fy Gitanas noemen: want defe bedriegh-ficrs,gebeden fijnde om defiecktenuyt het huys te verdrijven,of een ongeluckigh lot af te weeren , oft fpoken uyt te jagen , indien men acht dat ’er eenigen fijn , kloppen by dagh en nacht op trommels en vellen , terwijl fy danfien, en fonder ophouden fprin-gen.lck heb dit by deSinefen van dit volck lien doen, ’t welck voor de Tartars ftreed ; menfehen foo lang een tijdt konden fprin-gen, en hoe de fieken foo groot een geraes en gedruys van danfien konden verdragen. De bergh Funghoang is aen d’oofifijde van Leaoyang-f de bergh Flunglo by Chung-dtibergh Tatuon by ]gt;itngyuen.llt;^ïct verre van Fluangning is de bergh F'anfung ; de bergh Lungxeu is by T'teling. De bergh is de gene , op de welcke de vefiing Xanghai een cylandt in de zee maekt.’t Eylandt Lienyun is by de fiadt Caï\ ’t eylandc Taohoa leght in de zee, voorby ISling-yuen, en wordt van de fchepen veel be-focht, om dat ’er een bcquame ree is. De bergh (^hangge^ aen de muur beginnende, loopt uyt tot in Tartarien , en is feer groot en hoogh. Hier in is een pocftachtighfia-dien groot, en onmetelijck diep , daer uyt twee vloeden hun oorfprong nemen , van de welcke de gene , die zuydwaerts vloeyt, Talo genoemt wordt ; maer de gene , die noordwaerts, en van daer oofiwaerts vloeit, voert de naem van C^uentung , daer af ick in FFuche, in Tartarien leggende , gefpro-ken heb. De vloet Leao^óie fijn oorfprong buy ten de muur in Tartarien heeft,ontlafi fich aen de wefifijde van de vefiing Sannan in zee, is naer ’t wefien voornamelijck moeraf-figh,en heeft fijn oevers met kley befet : en dies- |
LEAO!
dieshalven fchrijven de Sinefcn dat, toen Taiçungus-, Keyfer van de ft am T'angçty ftjn heit naer Cbr^^ wilde voeren , hy genoodt-faeckt was een brugh, oft eer een dijck van twee hondert ftadien te maken. Dit is die van 2^/o^daer af ick dikwijls gefproken heb.
t Hangend eylandt
• COREA
oft C H A o S I E N.
Core A een nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Erucht is by de volcken van Europa
hangend I JT vcrfcheyden en twijftelachtigh te eylandt» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wetcn, oft Corlt;?^ een eylandt, oft
vaft landt is. Maer ick weet feker dat het een hangendt eylandt is , en niet rondt-oni gevaren kan worden , fchoon eenigen feggen dat fy ’er rondtom gefeylt hebben. Dele doling fpruyt hier uyt, dat fy achten een%^ ’t gtoot eylandt nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, aen de zuydftj-
landt. de van (^orea gelegen, Qorea te fijn. Ick,een Sinefche fchrijver volgende, die men, naer mijn oordeel,beter dan alle d’anderen geloo-ven magh, maeckt Corea vaft landt met iSlitiche in Tartarien,en een hangent eyland heel op de felve wijfe,gelijck het van de Sinefche Aerdbefchrijversafgefchildert wort, fchoon fy ’t niet Coreay maer Chaoßen hee-ten. Want defenaemis van de Japonners tot aen ons gekomen, dacr mee fy ’t geme-nelijck noemen.De Sinefen fchrijven hier af Crenfen. / r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, j ' i ,
in deler voegen : naer t noorden paelt het aen T^^iuche ; naer ’t noordweften heeft het tot grenspael de vloet Talo , en ’t overige is Heer- van de zee omringt. Dit is ’t geweft , het (chappy welck de Keyfer \Xùus, ftichter van de ftam f;/ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aen ICicius bloetverwant van de
Keyfer uyt de ftam Xanga^ te leen gaf,om-trent het jaer onfes Heeren elf hondert en . een-en-twintigh , toen de ftam Xanga ver-delght en uytgewifcht wierdt, en dit door de doot van de boofte Keyfer Kieu^s gt;nbsp;die , van Wùvii verwonnen, fich, methetprach-tigh paleys, dat hy gemacckt hadt, leven-digh verbrandde ; feker een bequame doot voor fijn ontucht, daer in hy fchandelijck gcleeft hadt. Het heeft onder de ftam Ctna oock de naem van Leaotung gehadt. Hiao-^îiSi van de ftam îïana , dwong de koning van Corea, dat hy het weêr te leen moeit ontfangen , en noemde het weêr Chaoßen. Op ’t eynde van de ftam Cyna , en toen de koning van defe ftam verwonnen was,trad hy in CoTea^z.w kreegh,met toeftaen des ko-nings van dat lant^verlof om in ’t zuyderlijk
’ Li N G. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lO/
deel het Landtfehap Ct^enlo te bewoonen; en dit veroorfaeckte dat de ftichter van de ftam T^anga den koning van Qorea d’oor-logh aenfeyde,en oock de hooltftadt Ping-jang veroverde, na dat hy de koning Cao-Iten verwonnen hadt, aen de welck hy echter ’t koninekrijek, met voorfchrijving van leen-recht,weêr gaf. Maer toen ’t hooit van^ de ftam ^aimïnga , plunguns genoemt, de Tartars geluckighlijck uyt Sina verdreven had, heeft de koning van Corea , die oock van de Tartars veel geleden hadt, en verdruckt was,Gefanten aen Hungu‘uns gefon-den, om fich met hem over de verwinning te verblijden , en fich van felf, gelijck een leen-heer, onder de verwinnet te ftelJen j om welcke oorfaeck hy van de Keyfer een goudt fegel ontfing, ’t welck de Keyfer van Sina gewent is aen de leen-koningen te geven. Maer ’t gene , ’t welck de koning tot defe onderftelling meeft bewoogh,was dat hy verftaen hadt dat de Japonners, fijn ge-buren , hem met oorlogh dreyghdcn 5 en dieshalven verhoopte hy byftant van de Sinefen , de welckc hy oock dickwijls ver-kreegh. Eyndelijck waren de koningen van Corea oock gedwongen fchatting aen de Japonners te betalen , doch met defe voor-waerde , dat, als d’een koning ftorf, d’an-der,die verkofen wjerdt,altijdt felf naer Pe-ktngi by de Keyfer, fou trecken, oft fijn ge-fanten derwaerts fenden , om de plicht van • gehoorfaemheyt en onderftelling aen hem te bewijfen. Maer in mijn tijdt is de koning felf by de Keyfer Chungchimns gekomen , en maeckte te Peking groote vrient-fchap met onfe vaders:by welcke gelegent-heydt eenige Coreêrs, te voren de Chrifte-lijeke Godtsdienft aengenomen hebbende, met het water van de heylige Doop afge-waftchen fijn,onder de welcken d’oppcrfte EanachaSi oft gelubde van de koning was, de welcke, op t begeeren van de koning, aenhield om onfe vaders met fich naer Corea te voeren : maer vermidts men gebreck “ van arbeyders hadt , foo kon men fulcke Godtvruchtige wenfehingen niet voldoen.
De Sinefche Schrijver leght,dat defe eer-fte koning,aen de welcke het koninekrijek te leen gegeven wierdt, een booswicht, cn van verkeerde aert was,geen konineklijeke feden had , en een fnood en geheel duyfter man, om de Sinefche wijfe van fpreken te volgen : in voegen , dat hy om defe oorfaeck van fijn onderfaten in een beroerte gedoodt is 5 in welcks placts een van fijn Overften
loS nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HET R Y C K VAN Overften het Rijck innam,Ly genoemt,clie oock een lecn-man en onderfaet van het Keyfcrrijck geworden is, en tot koning van ’t Rijck Chaofien geftelt wierdt : het welck federt noyt achter gebleven is. En fcker , de Sinefche Schrijver fpreeckt hier in de fuyvcre wacrheydc, dewijl de konin-gen van (Jorea dit noch aen de Tartarfche Keyfer be wijlen, fchoon fy in ’t jaer feftien honden een-en-vijftigh,in ’t welck ick naer Europa gekomen ben, van de Tartars afgevallen fijn,om dat fy aen hen bevolen had-z den hun hair af te fnijden,en op de Tartarfche wijfc gekleed te gaenft welck een oor-faeck en begin tot een groote oorlogh was. Heeling, ’t Geheer hangendt eylandt Qoren is in achtJLandtfchappcn gedeelt : ’t gene , dat in ’t midden leght, wordt KïnVï genoemt, liiimen ’t welck d’cdclfte ftadt P'mgjang is, daer der Lant- de koningcn hun hof houden, ’t Ooftcr-fihapfen. lijck Landtfchap,eertijdts Gueipe geheeten, wordt nu Kiang^uen genoemt. Het wefter-lijck Landtfehap wordt Hoanchat geheeten , en wierdt weleer eygentlijck Chaofien genoemt. Ciuenlo, certijdts Pienhan, IS ’t zuyderlijck Landtfehap. ICingxan^yifQÏ-eer Xinhan, leght nacr het zuydooften. Chungcing, voor defen nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leght naer ’t zuydweften. ’t Gene , dat eertijdts Qao-kwlii en nu Hienking genoemt word, leght naer ’t noordooften. Maer ’t gene, ’t welck nacr’tnoordweften leght, is Pïngan ge-noenit. |
lek vindt geen feker en gewis getal der hooftfteden en fteden, fchoon er Veel fijn, daer in vele menfehen gevonden worden : want daer is een groote menighte van volck in dit landt. Alle de fteden fijn op de Sinefche wijfe gebouwt en verflerckt. Men vind hier een lelve gedaente van heer-dert ijan fchappy, klcediug, tael, en wijfe van fchrij-7 'volck. ven, als by de Sinefen; oock de fclve Gods-dienft en kercken-leer, te weten de gene, die de verhuyfing der fielen leert. By hen is oock de felve afgodt Pe. Sy begeven fich tot de Philofophie , en fijn yverigh in hun ftudien. Sy begrayen de gene , die geflor-ven fijn , niet voor in ’t derde jaer na hun doodt ; maer fy, de Sinefche wijfe volgende, leggen hun in kiften, die eierlijek , en feer dicht toegcmaeckt fijn, en bewaren hen dus in huys. Ja fy bewijfen eenige dagen lang ecrbiedigheydt aen hen , tot een teken van gchoorfaemheydt endanekbaer-heydt, als oft fy noch niet overleden waren. Sy verfchillen byna in dit eenige van de Sinefen, dat de vrouwen niet foo nacu en omfichtigh t’huys bewaert worden, ja foo, dat fy oock dickwijls in ’t gefelfchap, en in de vergaderingen der mannen ver-fchijnen , en dieshalven worden fy van de Sinefen voor wanfchickclijck van feden uytgemacckt. Wyders, fy verfchillen oock wijfe'van-vele van de Sinefen in ’t maken ^van huwe-lijeken. Yder kieft de gene , die hy wil, tot fijn gemalin , en verlooft fich met toe-ftemming der willen van weêrfijdcn , fonder byna eenige opficht op d’ouders oft maegen te hebben. Maer by de Sinefen wordt heel anders gedacn,dacr d’ouders alleen de huwelijeken maken en beveftigen, fonder kennis van de foon oft dochter ; en yder foon is gehouden de gene tot fijn gemalin aen te nemen , die hem van fijn vader toegefchickt word : en de Sinefen achten dat de gene, die anders doet, wanfchic-kelijck te werek gaet, en geven hier af dc-fe reden : dat de dochters foo fedigh , be-fchaemt, en kuyfch behoorente wefen,dac, indien men hen vraeghde of fy wilden huwen, fy uyt fedigheyt en fchaemte behoorden neen te feggen : foo feer beminnen de Sinefen d’uytterlijckc fchaemte, fchoon fy anders tot alle onkuysheydt genegen en overgegeven fijn, foo het maer heymelijck aefchied. O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-ff Het landt van Corea is vruchtbacr van over-alle dingen ; het heeft overvloet van tarwe 'vloetvnn en rijs, en dit tweevoudigh , gelijck in ^a-pon ; te weten de gene, die in ’t water, en die in ’t drooge landt gcfaeyt wordt, gelijck de tarwe, de welcke aen dit koninekrijek, en aen Japon eygen en befonder is , en die oock d’anderen overtreft. Het geeft de ruymre van aerdtvruchten en koren, en verfcheyde vruchten , die wy in ons Europa vinden , en voornamelijck peeren van feer goede fmaeck. Men maeckt daer verfcheyde flach van papier, gelijck oock in Japon^cn koftclijckc penceelen van wol-vcn-hair,die by de Sinefen en Coreërs,om te fchrijven , gcbruyckt worden. Men vindt nergens beter Sandaracha , oft defe Cie van gomme, die goudt-verwigh is,daer mee fy, gelijck de Japonners, alderhande huysge-waed beftrijeken en vcrciercn. De wortel Ginjeng is hier oock overvloedigh. Hier fijn verfcheyde bergen , die rijck van gout en filver fijn. Dit volck heeft echter geen handeling met d’uytheemfchen , behalven met de Japonners en Sinefen : fy viflçhen oock pacrlen uyt d’ooft-zec. Dc |
lergen, Dc Sincfcn mercken niet weynigh ber- andere bergh by Tingfang i ooek naer het gen in (j)rea aen : d’cerfte is de bergh Teyo, nóordooftenj, gelegen.
die,gclijck fy feggen,aen de noordlijde van De bergh noang is in het Lahdtfehap
en hoogh is. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De vloet Ly i in ’t L-andtfchap Kin^ï rloeâe'nt
De bergh Vatu is aen de noordooft-fîjde befpoelc de hooftftadc, en barft weftwaerts
van de konincklijcke hooftftadc Pingyangy in zee uyc.
De vlocc Tatung is ni ’cLindtfchapP/zz-
ûp de welcke,in de tijde van de ftam Hana, ~ dè konibg îng fijn hof gehouden heeft.
gam
IQincao is een bergh j en Lu^ang is een
XL 10
N H A N
van’t Koninckrijck
N.
Oör-firong der Ja-fonners. Ck hadt belooft oock iets van daer by te voegen ; maer dewijl anderen voor my, en voornamelijck de Vaders van onfe So-cieteytjfulcks en alles met groote vlijt befchrcvcn hebben, onder de welcken onfe Maffæus en Turfellinus uytmunten, foo fal ick hier alleenlijck eenigc dingen byvoc-gen , als in placts van een Acnhang , die by anderen onbekent fijn geweeft, oft die fy verfuymt oft vergeten hebben; ’t welck ick in dit mijn werck gepooghtheb mceft waer te nemen : v^ant ick heb daer in niet willen vele dingen, van anderen gefchreven, weer voorftellen, om, met verandering van ordening en ftijl, mijn werek te vergrooten, ’t welck wy nu echter van vele fien doen , die,nacr mijn oordeel, gedaen werek doen, cn felven niets fchrijven oft feggen,’t welck niet alreê van anderen gefeght en gefchreven is. Ick vertoon dan voor eerft een perfeefte kaert, die ick van beproefde auteuren ont-fangen heb,fchoon ick felf niet in Japon gc-weeft ben, cn geen befchrijving van dit landt by de Sinefen vind, hoewel fy dat in hun kaerten vertoonen;endieshalven word ick gedwongen hier in op anderen te bouwen. |
’t Eerft, ’t welck men gemenelijck ontmoet, is d’oorfprong van t volck in Japon. Vele willen dat defe lieden hun oorlprong van de Sinefen hebben ; ’t welck ick mede toeftem , doch echter niet foodaning, dat ick geloof dat de Japonners van de Sinefen alleen gefproten fijn,maer oock van de Tartars,en voornamelijck van d’oofterfche Tartars, die, gelijck niemant twijffelt. Japon bewoont hebben, en deur de geburige landen van Tedo daer in gekomen lijn , te weten , door het varen met fchuyten over een eng water, tuftchen beyde leggende , oft over ’t VS, als defe engte toegevrofen was : want het is feker dat hier groote koude is, en ftrenge winters fijn. Drie dingen fijn ’er, die my hier toe bewegen : ’t eerfte dat de Japonners hun hair opdeTartari-fche wijfe fcheeren, en weynigh daer af behouden , en voort het overige glat affchra-pen, en ’t hair van de kin met een tangetje uyttrecken ; welckc twee dingen noyt by de Sinefen in gebruyck fijn ge weeft : het tweede,dat de Japonners in ’t fprekcndick-wijls dc letters jD en K gebruycken, het welck by de Sinefen niet gedaen wordt, om dat fy defe twee letters niet hebben. Wat de R aengaet, dit is een letter, die fy nauwelijeks, ja oock fonder nauwelijeks, können uytfpreken , hoe groote naerftig-hcydt fy oock doen : het derde, dat de Ja-ponfehe veel van de Sinefche tael verfchilt, en byna geen gemeenfehap met de felve heeft. Dc gene dolen grootelijeks , die fchrij- Deling ven dat de Grooten en voornaemften van Sina,die fich weêrfpaltigh hadden getoont, nacr Japon en naer d’andcre eylanden ge- derja-fonden wierden , cn dat defen , om hun oorfprong , die van de Sinefen was, te verbergen , byna alle hun feden en gewoonten veranderden ; dewijl de Japonners hun Godsdienft cn letteren van de Sinefen hebben ontfangen, omtrent fes hondert jaren na de geboorte van onfe Zalighmaker, gelijck ick klarelijck betoon in mijn Kort begrijp der Sinefche hiftorien , van der fcl-ver oorfprong tot aen onfe tijden ; hoewel de Japonners veel letters verandert, en anderen, rot meer gerijf, en tot beter verklaring van hun tael, daer by gevoeght hebben. Want men vindt geen gewach van dele ballino-en , oft van defe banning in de hiftorie van Sina,die echter oock de kleyn-fte dingen aenteckent. Wyders,de kleedc- gt;nbsp;ren , die de Japonners gebruycken , fijn de felve , die de Sinefen tot aen de ftam iiana gebruyckt hebben , onder de welcke men een netje bedacht, om ’t hair te famen te '' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bin- |
HET' KONINCKRYCK JAPON.
•voelcn. binden, oock fulcke kleedeien, die tot op de hielen quamen,met lange en wijde mou-'W'cn, gelijek bonte bovcn-rockcn, en noch andere dingen,die by de Sinefen iil gebrnyk fijn, en toen hun aenvang namenj daer uyt men lichtelijck kan toonen, dat de Japon-ners d’oude klecding der Sinefen niet verandert hebben, maer die noch tot aen defe dagh behouden. Voorts, in de Sinefche hiftofieil, Welckers voornaemfte ftucken, gelijek oock van de Landtbefchrijving der Sinefen ick behouden met my gebracht heb, bemerek ick dat een groot getal van Sinefen , onder de Keyfer 'X.iuSi nacr fijn getrocken, en daer gebleven,’t welck om defe oorfaeck gcfchiedde. ‘Indien iemant derKeyfers van Sina om deer fijner heerlijeke daden ver-maert heeft geweeft, foo was het Xiusjdic, geheel Sina ondergebracht hebbende , en daer meê niet vernoeght, voornamelijck de Tartars, en andere vreemdegeburige volcken met oorlogh aengetaft heeft : in voegen dat hy fijn vloten naer de geburige eylanden fond , en, door fijn krijghs-overften oock fijn verwinnende wapenen tot in Indien, ja overal bracht. Maer hy , die foo groote voorfpoet en geluck hadt genoten , verviel tot defe dwaesheydt, (het welck by de Grooten van Sina, onkundigh van een beter leven, feer gemeen is) dat hy meende eenigh genees-middel te vinden , oft te bedeneken,daer door hy fijn broofch en verganekelijek leven eeuwigh fou maken , en van de doot bevrijden. Hy deê dan vele en groote moeyten, en oock fwa-re koften tot defe faeck , gelijek ick elders bequamer verhael. Eyndelijck,een van fijn zee-overrten, die in Japon had geweeft, en daer gefien dat dit groot en treftèlijck Lant-fchap van feer weynigh menfehen,die noch ruw en woeft waren, bewoont wierdt, be-droogh de Keyfer met een lift,om daer een koninekrijek voor fich op te rechten. Hy fprack eerft tot hem van een nieu gevondc landt, en feyde dat het gerucht fekerlijck liep,dat men daer de genees-middel vondt, door ’t welcke de menfehen onfterfFelijck fouden wordenj maer dat hy, om dat t’ont-decken, drie hondert jongelingen, en oock foo veel huwbare maeghden voor fich behoefde, die Goddelijck gevoorfchickt waren om defe middel te vinden. Xit/s kiy-fterde gaerne naer defe beufelingcn, en liet fich alles wijs maken, op hope van de doot t’ontgacn,dic hy als ’t grootftc quaet vreef |
de. Hy gaf dieshalven aen defe zee-overftc een fcheeps-vloot, èn al ’t gene, dat hy begeerde, die, de voorgenoemde fes hondert met hem nemende , naer Japon trock, in ’t gefelfchap van vele andercn,overdewelc-kc hy als hooft was. Hy , daer gekomen , begon defe vruchtbare ackers en landen te boLiWen , en ’t volck tot alle hcusheydt en minnelijckheydt t’onderwijfen : en in defer voegen is Japon een koninekrijek geworden. De gene , die Weten van wat gewicht en achtbaerheydt de hiftorie van Sina, en met wat nacrftigheydt fy gefchreven is,(gelijek ick elders verhael) füllen oock wel weten of men dit verhael behoort tegelooven. De Sinefen fchrijven oock,dat de koningen Van Japon gewent waren Gezanten en ge-fcheneken aen de Keyfer van Sina te lenden. Maer federt dat de Taaarifchc Keyfer , de ftichter van de ftam Juena, geheel Sina ondergebracht , en van daer fchceps-vlotcn uytgcfonden hadt om in Japon te vallen, namen defe gezantfehap-pen een eynde. Want de Japonners boden niet alleenelijck dappere tegenftant, maer verdreven oock de Tartars , foo veel als fy vinden konden , uyt het heel Landtfehap ; ja foodanigh, dat fy federt niet meer hebben durven pogen om daer in te komen , en verweten den Sinefen, als weerloofen , om dat fy onder de Tartars gebogen wa-ren,hun blodighcyt, en fchenen ten hoogh-ften vergrämt ; daer uyt federt hact en Vyantfehap , en oock dickwijls oorlogh , tulTchen de Japonners en Sinefen , gefpro-ten is, die vecltijts tegen malkander in de wapenen fijn gekomen, en vele plaetfcn , voornamelijck aen de zee gelegen, wijd en breedt verWoeft hebben, en inlónderheydt Coreajdâz meermael met vuur en fwaert vèr-delght is. Marcus Paulus Venetus handelt van defe oorlogh , die de Tartars van de ftam Juena tegen de Japonners gevoert hebben,gelijck oock van des felfs uytgang, maer alles feer kort. Wat denaem van fapon aengaet,ick heb Namen niets, als dit eenigc, daer by te voegen. De Sinefen noemen Japon (^ueique, en Gepnen. D’eerfte naem koomt van dat defe zee-overfte, die bedriegclijck van Xi'i4S naergefonden wierdt, van de Sinefche ftam Guei ^Oi^.Voçu is niet de naem van ’t landt, maer van ’t volck, daer meê fy de Japonners noemen, als lieden van wan-fchickelijcke tael, die fy uyt fpot, oft uyt al te groote verachting, defe naem geven. Maer |
lïi, HET K O N Î N C K Macr H’eyge näem is Gepuen/z wclck oor-forong van dc fon , ofc ecrfte plaets van de fon betekent : en het fchijnt niet fonder reden, dat de Sïncknjapo/i dus noemen, om dat ’et het uyttcrfte der bekende landen naer ’t ooften is, en de Sincfen dieshalven achten , dat dit het eerft van alle landen de fon ontfangt,vermits fy hen datfy van daer 'oprijft:want fy houden ’toverige geen wee-relt te wcfen , ja oock dat deTóndaer niet rondcom loopt. En om defe oorfaeck noemen de Sinelen de landen, die weftwaerts dicht aen hen leggen, oft de geweften, die van daer naer ’t weften ftrecken, dat is,duyftcr-dal,in ’t welck,gelijck fy meeneni de fon fich des nachts verfchüylt.De naem, daer mee dejaponncrsfich felven noemen, lt;iAlles tot GODS grootße i |
K y 'C K JAPON. verfchilt oock niet veel,als in de uytfpraek) vermidts fy Gipuen feggen. Marcus Paulus noemt dit landt Zi'pangrh naer de wijfe der Tartars i die de letter A daer onder mengen , ’t welck even foo veel is, als oft men (jef^uengin feyde •: Ge betekent fon , Puen oorfprongjcn Gtn menfeh. Maer ick kan met begrijpen 'waerom Ja^on oock Chryfè senoemt wordt : dit is miflehien K/J O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A r lt;7 een Taicanfche n^em , daer mee fy japon noemen, geli-jck Sina Catxiy. En indien ick hier af iets fcker befpeur,felf by de Tartars^ by de welcke ick hope te reylèn , foo fal ick niet lang Vachten met het felve in dit boeck te voegen. Neem ondcrtulfchen » vriendelijeke Lefer, onfe pogingen en ar^ bey t in ’t goede, en vaer lang wel. 'er ; 'tüeicke is én blijft findetquot; |
N D E.
der
en
Van alle plaetfen des Rijks Sina , wclcke in onfe Kaerten vertoont worden, begrijpende alleen de gene, die mec graften en muren omringht zijn. Den eerften Meridiacn oft Middel-lijn ftel ick door de Koninglijke hooft-ftadt Peking, daer fich al d’overige naer voegen :
Df ooßelijckße rJjdcn worden met een o, en de weßelijckße met een w nengeweßen.
• - \ : |
PEKING |
de |
Ï. |
P R 0 V I N t I E. | ||||||
I. Koninglijcke Stadt. V Untien •^Xuny Cliangping Léanghiang Mieyun Hoaijo Kugan lungcing Tunggan Hiangho Tung o Sanho Vucing Paoti Cho o Fangxan Pa o Vengan jTaching 'Paoting iKi o ^lotien Fungjung Cunnoa Pingko De II. P Aoting Muoncliihg Ganfo Tinghing Sinching iT ang jPoye iKingtu lungcliing Huon Ly Hiung |
^rad. min, O . o o ; 2 o . nbsp;nbsp;9 o . 19 0 . 28 0 • 5 0 • iJ 0 . 0 • 4 0 . 12 0 . 8 0 • 19 0 . 2J Ó . ^6 • 38 0 • 33 0 . 14 0 . 6 0 . 6 0 . 0 0 . 36 0 • 43 0 . 0 . yi 0 . 2Ó 0 . I . 46 I . yi I . 16 I . 52 0 . 4Ö i . 25 I . 42 • ? 0 . 5? i • IC i . zc ö . |
_^eedte. Zijde. |
Hamen. |
Langte. |
Breedte, z min. 1 38 . yz ' 38 . 44 38 . yo 39 • IX 39 • 3 39 • ^5 39 • 3lt;5 39 • 40 38 ■ 5Ö' 38 • 4« 38 •’ 14 39 • 0 39 • lt;S 38 • 10 38 . 4x' 38 ■ 3^ 38 • 38 . xo, 38 . 0 38 . 10 37 . yô 38 . X9 38 . 20 38 • ^5 ' 38 . 8 38 . 40 38 i 28 38 • 41 38 • 50 38 • ly 38 3Ö 38 • 45 • 38 . 33 39 • 6 39 • 0 |
ijde. J W W W W W W W W W w w w w M 0 0 0 w w w 0 Ö 0 0 w w w tv w w w w w w Sinio | ||||
\i^ad, min. 40 . 0 46 . 12 ■ 40 k IO 39 • 40 40 • 5 40 . ij 32 • 30 32 • 32 • 33 32 • 3Î 39 • H 39 • 45 32 • ^5 3'9 • ^7 32 • 30 32 • 4lt;5 32 • xo 32 . y 39 . 0 39 . ic 39 . 3 39 . 4? 39 • 3’ 32 . yö 32 • ^5 39 • 4c 39 • xc 39 . H 39 • xlt; 39 . 4' 39 • xlt; 39 • ilt; 39 • 39 • I 39 • 3 ‘ 39 . 3 ; 39 • gt;nbsp;3ÿ . I |
; ; c c c c c ( '( i, i, 1 i. 1 i i 1 3 ? 3 l D □ □ □ 6 5 5 0 |
) V iV ) V ) ) y y ) y J w w 3 ^9/ 0 0 0 0 O' 0 w w w w w w w w w w w w |
j j |
Khi 0 Xiîiçc Tunglo Gan 0 Caoyang Sirtgan Pe 0 Laixui De III. StaÛt, t_î Okien Bien Heuching Soning Ginkieu Kiaoho Ging Hingci Cinghai Ningcin King 0 Ukiao Tungquang Kunehing Çang 0 rJanpi lenxan Kingyun De IV. Stadt. Hinting Cingking iHoëlo ! Lingxeu Khoching Loching Vukie Pingxari Heuping Ting 0 i |
quot;^rad, min. Z . nbsp;nbsp;0 I • y4 Z . 10 I . 10 ï . 15 I . 8 I . 30 1 . id • Èo Q ■ 44 0 . 49 0 . 0 • 3^ 0 , 0 0 . 0 0 . 6 . 12 0 • 3 0.25 0 . 18 0 . 0 0 . yi 0 . 16 0 . ZQ 0 . 40 0 . ly i • 3lt;5 3 • 10 3 • c 3 • Z . 48 2 . 1Ó X . 13 3 • 3 • 40 î . 16 Hhh |
Namefi. |
Langte-. |
Breedte. |
zijde. |
Namen. |
Langte. |
Breedte. 2 | ||
^rad. min. O |
n'rad. min. 0 |
1 |
grad. min. |
grad. mtn. | ||||
Sinio |
• ^3 |
38 . 50 |
w |
1 |
Ciengan |
I . 20 |
40 • 3 |
0 |
Ki o |
I . 16 |
38 . 5^ |
Vuning |
I . ^O |
39 • 57, |
0 | ||
Nancung |
I • 39 |
37 . ^6w |
Changly |
I . 47 |
39 ■ 38 |
0 | ||
Sinho |
I . ^6 |
38 . 6 w |
Lo 0 |
I . 18 |
39 • 40 0 | |||
Çaokiang |
I • O |
38 . OW |
Loting |
I . 30 |
39 • 35 |
0 | ||
Vuye Cyn o |
I . 18 2 . O |
38 . 20 w 38 . 30 w |
Krijgs- Stadt. | |||||
Ganp'ing |
I ’ 3^ |
38 • 43jW |
Siven nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j |
I . 301 |
40 . 30 Iw | |||
ïaoyang |
38 . 47 w |
Krij/^^s- Teftingen. | ||||||
Vukiang Chao o Pehiang |
I . ó 'i' • 30 2 . 20 |
38 ’ 3^ w 38 . 20w • ^7 |
Enking lungning Paogan |
0 • ^3 0 . 6 1 . 0 |
40 . 20 w 40 . 24'w 40 . 10 w | |||
Lungping |
2 . nbsp;nbsp;6 |
38 • u w |
O | |||||
Caoye |
• 33 |
3^ • II |
’w |
Voornaemfle FortreJjen. | ||||
Linching |
' 2 . 28 |
38 . 28 |
Anghai •^'“Tiencin |
! 2 ? 18 |
39 ■ 30 |
0 | ||
Çan Hoang |
3 • 0 |
38 . 20 w |
0 - yo |
38 • 5^ |
0 | |||
Ningçin Xin o |
2. . 14 I . 28 |
38 • ^3 w 38 . 30 w |
Mindere. | |||||
Hengxui Yuenxi |
I . 38 2 » 40 |
33 . 14w 28 . 26 w |
V ’ luncneu |
3 • 0 .-26 |
^o . yOjW 40 . 56 w | |||
Chechi'ng |
I • 13 |
41 . 0 |
W | |||||
De V. Stadh |
Changgan |
I . nbsp;nbsp;0 |
40 . 26 |
w | ||||
yUnte |
3 • 7 |
37 • yo^w |
Lungmuen |
I . 29 |
40 . ^o |
w | ||
Xaho |
2 . 10 |
37 • 3Î |
l'w |
Ca'iping |
0 . 47 |
41 • 5 |
w | |
Nanho |
• ^3 |
^7 . 48 |
w |
Vanciven ter | ||||
P'inghiang |
• 44 |
3Z • 37iW |
rechterzijde |
2. . 36 |
40 . 2j |
w | ||
Quangçung |
i • 30 |
37 • 5^ |
) w |
Vanciven ter | ||||
Kiulo |
2 . II |
37-45 |
w |
llincker zijde |
I . |
40 . 2^ |
w | |
Thangxan |
• 54 |
3^ • y |
w |
Yu |
2 . 0 |
39 • 33 |
0 | |
Nuikieu |
3 • 10 |
38 . 0 |
w |
lungping |
I • 3y |
39 • 48 |
0 | |
Gin |
2 . 42 |
37quot; • |
w |
XAN S I de |
IL PROVINTIE. | |||
De VI. Stadt. |
Hooft-ßadt, | |||||||
ry Uangping Kio Cheu Fihiang |
X . 34 I . jó |
37 • 37 • 74w. |
T ' Aiyven Taiyven |
4 • 35 5 ■ ° |
38 • 33 38 . 28 |
w w | ||
Z . 20 |
37 . ly w |
luçu |
4 . 20 |
38 • 2y |
w | |||
Kiçe |
2 . 10 |
37 - 33 w |
/ |
Taco |
4 . 40 |
38 • 9 |
w | |
Hantan Qu^ngP'ing |
3 • 10 • 30 |
37 ’ 23 w 37 - o'w |
K'i Siukcu |
4 • 39 y • |
y 38 • 23 38 . 17 |
w w | ||
Chinggan |
3 • 0 |
37 , 8 |
w |
Cingyuen |
4 • |
38 . 6 |
w | |
Guei |
I . 42 |
37 - 40|W |
Kiaoching |
5 • 30 |
38 . ^7 |
w | ||
Cingho o |
I . 201 |
37 - 3lt;^ w |
Venxui |
y • 47 |
3^^ • quot;^5 |
w | ||
VII. Stadt. |
Xeuyang |
4 . 20 |
38 . 39 w | |||||
1 Arning Taming |
I . I . ^6 |
3lt;^ • 5^ 3^ • 44 |
w w |
Yu Cinglo Hokio |
3 • 5 • 4y 6 . 10 |
3^ • 45 39 • 0 29 . 26 |
w w w | |
Nanlo Guei Cingfung Nuihoang Silin Hoa Ka'i o Changyuen |
2 . 0 2.18
• 43 I . ^6 2 . 26 |
3^ - 31 3^ • 4^ 36 . 26 ^6 . 40 3^ ‘ 30 3Ó . 20 36 . 20 36 . 6 |
w w w w w w w w |
Pingting 0 Loping Che Ggt; Tingfiang Tai 0 Utai Kiechi Cofan 0 |
3 • 55 3 • 40 4 • 55 4 • 3^ 4 • 45 4 . 20 4 . 20 6 . 20 |
38 • ly 3^ • 34 38 • 57 39 ‘ 39 • 22 39 • 9 39 • 3° 39 • 15 |
w w w w w w w w | |
1 ungming |
. nbsp;nbsp;nbsp;2 |
3^ ‘ 7 |
w |
Fan |
6 . |
39 • |
w | |
De VIII. Stadt. |
j |
Hin (T |
• 30 |
38 • |
w | |||
jUngping 1 |
I • 341 |
40 . 0 lo |
1 ï 1 |
Paote 0 Hiang |
6 . 36 4 . 11 |
39 • 37 38 • J2 |
V w |
R |
E G |
I |
S T E |
R. | ||||||
Xiamen. |
Langte. |
Breedte. Zijde. |
Namen. |
Langte. |
Breedte. Ziide. | |||||
/ . 1 |
* « » |
ijc 11. Stadt. P logyang * Siangling Hungtun Feuxan Cliaocîiing Taiping Yoiang lechinor O Kioyao Fuenfi Pu Pu O Lincin Yungho Yxi Van Given Hocin Kiai O Ganye Hia Venhi Pingio luiching Kians: o Ciexan Kiang Yuenkio Ho O FCie O Fliangning Cie O Taning Xelcu Y unglio De III. staât. -T-» nbsp;• 1 Aitung Hoaigin Hoenyuen Ing O Xanin So O Mayc Guei O Quangling Quangchang Lingkieu De IV. Stadt. r Vgan Changçu Tunlieii Siangheng Luching Huquan Liching Pingxun ■ |
grad. mtn.
5 • 37 y • 47 6 . nbsp;4 7 • 30 y • 40
6 . 40 7 • x8 7 . Il 7 . Il • 49 7 . 0 7 . 7 • 5 6 . 40 6 . 27 6 . 16 • 31 7 Il 6 . 18 6 . zÿ 6 . 10 7 • 3^ 7 • 50 7 • B ' 44 7 • 7 • 20 7 • 2.0 4 . 10 4 • 17 3 • 50 4 • 7 4 . 20 y ' 14 5 • 0 '3-0 3 • 3 • 30 3 • 4 . 20 4 • 3^ 4 . 16 4 • 4 . 10 3 • 59 3 * 5lt;^ 3 • 55 |
grad. mtn. 37 ’ IP. 37 • 37 • ^7 37 • 44 37 . ^7 3^ • 55 37 • 37 3^ • 33 3^ ‘ 53 37 • 4^ 37 ‘ ^5 3^ • '^7 ^6 . 28 • 47 3Ó . 38 3Ó . 28 3lt;^ • 70 3Ó . 20 3Ó . 22 3Ó . Z7 3^ • 30 3lt;7 • 10 3^ • 4 3Ó . 50 3lt;^ • 49 3^ • 37 3^ • 9 37 ' 40 37 • II 37 • 8 37 • 47 37 • 27 38 • 3 37 . 44 40 . 20 40 . II 40 . 0 40 . 0 39 • 72 39 • 43 39 • 5° 40 . 0 39 • 5lt;^ 39 • 57 39 • 44 37 • 13 37 . 8 37 • 28 37 . 20 37 . 13 37 . 8 37 . to 3lt;^ • 0 |
w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w 'w w w w w w ,w :w w w w w w w w w w w w w w w w w w w |
De V. Stadt. jp Venclieu Hiäoy Pingjäo Kiainieu Ninghiang Lingxe lungning 0 Lin
ein 0 Siniven Vnhiang
Hoxun
CE ’ Caoping langching Linchuen Sinxni Sterekten. Ueiy ven leuguei Ç oguei Maye Vanglin langho Caoxan Tienching Chinlu Cingyven P'inglu Chungtun Gentung Tungxing XENSI de Hooft-ßadt. Çjïgan ^Hienyang Hingping Lincnang Kingyang Gaoling Hu Lant'ien Livo Xang 0 Chingan Tung 0 Gliaoye Hoyang |
grad. mm. 6 . Q 6 . II 5 • 3lt;^ 5 ' 47
6 . 40 4 • yo j . 10 4 • 4'5 4 . 0 4 . zz 3 • 3^ t. 4 . 18 4 • ^7 4 • 48 4 . 8 y • 14 y • 0 4 • y3 4 • 37 ƒ . 10 5 ' ^5 3 • 72 4 . 0 3 • 3^ 3 • 40 i ■ 38 ƒ • 50
8 . 18 8 . z6 8 • 3? 8 • 3 8 . 13 8 . 4 8 . 7 • 73 8 . 40 7 • 34 8 . 16 7 • 40 7 34 7 34 |
grad. min. 38 » IO 38. 38.10 38. 0 38 • 10 38. 20 38 • 30 3^ • 37 37 • 40 37.3° 37 • 72 37 . ylt;^ 37 » 74 38 . 10 3^ • 33' 3lt;^ • 48 3^ • 3lt;^ 3^ • 74 3lt;^ • 5^ 40 . 10 40 . 2J 40 . 22 40 . 0 40 . 28 40 • 33 40 . 10 40 . 28 40 . 10 40 . 16 40 . 15 40 . 8 40 . 0 39 • 5^ DVINTI 37 • 50 ^6 . 0 3lt;7 • II 37 • 40 37 • 57 3^ • 35 • 44 37 • 31 35 28 37 ' 10 37 • 8 3^ • 14 36 . 14 3lt;^ • 28 C |
w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w 'w E. ir w w w w w w w w w w w w w hing |
2i6 |
R |
E G |
I |
S T E |
R. | |||
Namp;men. |
Langle. |
Breedte. |
^Ajde, |
^LSlamen, |
Langte. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;breeäte. Zijde. | |||
1 grad. min. |
grad. min. |
'Choangleang Lungte |
grad. mm. |
graa. mm. | ||||
Ching Ching Pexui |
7 nbsp;nbsp;43 7 . |
• 30 36 . ^6 |
W |
• |
IO . 15 IO • 13 |
37 • -O 37 . IO |
W | |
Hanching |
7 • |
3^ • 41 |
w |
Cingning 0 |
IÔ . 30' |
3gt; ' II |
w | |
Hoa o |
7 . |
35 • 49 |
w |
De N. Stadt. | ||||
Hoayu Gueinan P'uching Conan |
7 gt;nbsp;34 7 • 49 7 • 4^ 7 gt;nbsp;29 |
35 - 5^ 35 • 41 3^ • 0 35 • ^9 |
w w w w |
Vngchang G anting Hoeining |
ii • 34 II .21 II . 20 |
3'^ • 5’7 37 . 9^ 37 • 25 w | ||
Xanyang Xangnan Yao o Sanyven • |
7 • 30 7 ■ 45 8 ■ 5 7 . j8 |
35 ’ I 35 • ° 3Ó . 21 3^ • 15 |
w ■W w w |
T ungguei Chang Fokiang Siho |
ÏI . 20 11.36 IO . y 8 II . nbsp;nbsp;0 IO . ?o |
3^ • 5iiW 36 . 52 w 3'5 • 38,w 37 . 0 w 26 . Z Xlt | ||
T'ungquon FuP'ing Kien o |
7 . 59 7 4^ 8 . 38 |
3'ï • 39 3Ó . 10 36 . 27 |
w w w |
Ching C in 0 |
1Ó . 30 10 . 44 |
35 ■ î8 36 . io |
w w | |
Fungciuen Vucung lungxeu Fuen o |
8 . 8 . 8 • 34 8 • 34 |
36 . 24 a's • 9 3lt;ï • 5'^ ■ 47 |
w w w w |
C ingan Cingxui Li Kiai 0 |
lO . 40 IO . I I IO . 12 12 . 16 |
30 • 3^ w 36 . 20 w 35 • 47,w 34 • 55 w | ||
Xunhoa |
8 . 10 |
3^ • 45 |
w |
V en |
I2 . 14 |
34 • 40 w | ||
Xanxui |
8 . 24 |
»7 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* 3Ö • 42' |
w |
Hoei 0 |
IO . nbsp;nbsp;9 |
35 nbsp;nbsp;34w | ||
Changuu |
8 . 23 |
• 54 |
w |
Leangtang |
9 • 51 |
35 • 40W | ||
7)1» TT Stadt |
De S}\. Stadt. | |||||||
P Ungciang K'ixan |
9 • ï; 9 ‘ 3 |
36 . 20'w 3Ó . 28 w |
r Inyao Gueiyven |
12 . 6 II . 52 |
3*5 ' 47 3^ ■ 44 |
i'w w | ||
Paoki |
9 . 28 |
30 . 9,w |
Lan 0 |
12 . 20 |
37 . 4 |
w | ||
Fufung Mui |
8 . §2, 9 • 9 |
: 3Ó . 26 W 35 • 59w |
Kin Ho 0 |
11 . 57 13 • 4 |
37 . M 36 . JO |
w w | ||
Linyeü |
. 10 |
36 . 4O|W |
De VlI. ^74^/. | |||||
Lung o Pingyang |
9 • 45 9 . 29 |
3lt;^ • 2y w ^6 . 25w |
ïf Hoxi |
9 . 6 S • 53 |
37 • 27 37 . 20 |
w w | ||
De III. Stadt, |
Hoan |
9 . ly |
37 . 40 |
w | ||||
ILJ Anchung |
P • |
34 • ^ojw |
Ning 0 |
8 . 54 |
37 * 5 |
w | ||
-*■ Paoching |
10 . 0 |
34 • 30 |
w |
Chinning |
1 8 • 43 |
3^ • ^3 |
w | |
C'hingcu |
9 - 39 |
34 • 25 |
w |
Z)^ VIII Stadt. | ||||
Sihiang Fung Mien Ningkiang o Lioyang Hinggan o Pingli Xeciven |
9 • ^9 , iz 9 • 43 10 . 6 . 3 10 . 6 8 . 16 7 . 58 8 . 2l |
34 ’ 14 34 • 0 35 • ^3 34 • 45 35 • 13 34 • 54 34 • 33 • 57 34 • 0 |
w w w w w w w w w |
9 |
TEngan Ganiai Canciven Canting Paogan Ychuen lenchuen lenchang |
8 . 20 8 . IO 8 . 16 S . 16 8 . 29 7 • 5^ 8 . 2 7 • 42 |
37 . 37 37 . 32 37 • 20 38 . 8 38 . 2 37 . 2 37 • 57 37 • 37 |
w w w w w w w w |
Sinyang |
7 54 |
34 • 5 |
w |
C ingkien T? . |
7 . 8 • 1} 8 . 0 8 . 5 8 . 0 |
37 • 5^ |
w | |
Hanyn Peho Çuyang |
8 . 41 7 44 8 . 0 |
34 • 3 33 • 50 34 • ^4 |
w w w |
Feu Q Cochuen Chungpu Ykiun |
37 ‘ 9 37 • 13 3lt;^ ‘ 5^ 3^ • 501 |
w w w w | ||
De \ N. Stadt, |
« |
Suite 0 |
7 , yo |
38 • 14 |
w | |||
p Ingleang |
9 • 41 |
37 • 12 |
w |
Miche |
7 . 41 |
38 • 40 |
w | |
Çungfin |
9 31 |
37 • 2 |
w |
Kia 0 |
7 25 |
39 • ° |
w | |
Hoating |
9 • 5^ |
37 • 4 |
w |
Vpao |
7 . 16 |
38 . 38 | ||
Chinyven |
10 . y |
37 ‘ 37 |
w |
Xinmo |
6 . ^0 |
39 • | ||
Kuyven o |
10 . 7 |
■37 • 18 |
w |
Fuco |
• 35 |
39 • ^7 | ||
King o |
. 10 |
37 • 6 |
\v | |||||
Lingt'ai |
9 gt;nbsp;3 |
3^^ ‘ 5^ |
w |
j |
• |
Krijghs- |
R E G I S T E R. | ||||||||||||||||||||
|
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De |
register.
Namen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Langte. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Breedte. Zijde. lt; De IV. Stadt. grad. min. grad. min. | Ueihoei nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 . 20 nbsp;nbsp;36 . 30 w Çoching nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;36 . 21 w Sinhiang nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 . 39 nbsp;nbsp;-^6 . t6 Hoekia nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 . 3 • ’Z nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• 3^ w Hoei nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 • 381 nbsp;nbsp;3lt;^ . 3Ó w De N. Stadt. t_I Oaiking nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 . 35) nbsp;36 . lo'w Ciyuen nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y . nbsp;8 nbsp;nbsp;36 . 10 Sieuuu nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 . 6 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. 16 w Vuche nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4.12 nbsp;3Ó . nbsp;8 w Meng nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 . 50 nbsp;nbsp;36 . nbsp;4 w Ven nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 ^3 • ^3 nbsp;nbsp;3^ • 7 De VI. Stadt, U Onan nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5 • ƒ nbsp;37 • 3^5^ lenki nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 . 42 nbsp;nbsp;37 . 40 w Cung nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 . 30 nbsp;nbsp;37 . yo w Mengcing nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 . yo nbsp;nbsp;3y . yo'w Yyang nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y . 30 nbsp;nbsp;31 . nbsp;2|W Tengfnng nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 . 34 nbsp;nbsp;3y . 2o,w ïungning nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6 . 0 nbsp;nbsp;3y . 17 w Singan nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 • 24 nbsp;nbsp;35 . y2lw Mienchi nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5 • 5^ nbsp;nbsp;35 • 48 w Cao nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 . 4Ó nbsp;nbsp;3y . 26 w Xen 0 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;7 . 30 nbsp;nbsp;37 • 73 w Lingpao nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6 . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3; . y3'w Xeuliiang nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 . 20 nbsp;nbsp;37 • 76 w Luxi nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ö . 28 nbsp;nbsp;37 . nbsp;4 w !)£■ VIL KJ Anyang 1 7 • ^7 nbsp;nbsp;33 • 73 w Chinp'ing nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5 • '^5 nbsp;nbsp;33 ' 5° T'ang nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4-371 nbsp;33 • 7° w Pieyang nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 • ^7 nbsp;nbsp;33 • 77w Tungpe nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 ' 55 nbsp;33 • 44w Nanchao nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5 • 35 nbsp;nbsp;34 • nbsp;nbsp;nbsp;w Teng Q nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y . 42 nbsp;nbsp;33 . 40 w Nuihiang nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6 . 27! nbsp;34 . nbsp;2'w Sinye nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 . 27 nbsp;nbsp;33 , 77 w Chechuen nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7-74 nbsp;33 • 37gt; Yu 0 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 . 34 nbsp;nbsp;34 . 20.w Vuyang nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 • 37 nbsp;nbsp;34 • ^3 Ye nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 • li’ nbsp;34 • 41IW jD^ VIIL Stadt, T lining nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2 . 76 .33 • 73 w '•'Xangçai nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• 59 nbsp;nbsp;34 - ^3 Sip'ing nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3-^9 nbsp;nbsp;34 • ^3 w Sinçai nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2 . 29 nbsp;nbsp;33 . 41 w Suiping nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;34 • nbsp;3^ Chinyang nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i • 59 nbsp;nbsp;33 • 33 w Sinyang 0 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3-22 nbsp;nbsp;33 . 20 w Loxan nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3.0 nbsp;33 . 21 w Kioxan nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3-^7 nbsp;33 • 4^ Quang 0 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I . 70 nbsp;nbsp;33 . 20W Quangxan nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2 . 2I nbsp;33 • 13 |
N.amen. Cuxi Sie Xangching Ben geringe Stadt. TU 0 Luxaa Kia Paofung Yyang SUCHUEN c Hooft-fladt. Hingtu Xoanglieu Venkiang Sinfan Sintu Kin t'ang Ginxeu Cingping Ç'u Nuikiang P'eng Çungning Gan Kien 0 Çuyang Çungking Sincin Han Ggt; Xefang Miencho Teyang Mien 0 Changming Lokiang Mieu 0 Venchuen Quei 0 Pao De II. Stadt. pAoning Çangki Nanpu Quangyven Pa 0 Chaohoa T nngkiang Kien 0 1 Çutung Nankiang |
Langte. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Breedte. Zijde, ^rad. min. gr ad. min. j I . 20 33 . 24^W i • 17 33 • 30 V 'L gt;nbsp;0 nbsp;nbsp;33 4Ó W 4-77 nbsp;37 • nbsp;7 w 7-37 nbsp;34 • 47 w 4-^5 nbsp;34 • 70 w 4 • 4lt;^ nbsp;nbsp;34 • 3lt;^ w 7.6 nbsp;nbsp;nbsp;. 13IW le VI. PROVINTIE. 12 .38 nbsp;nbsp;30 . 47'jW 13 • 7 nbsp;nbsp;30 • 34 W li -55 nbsp;nbsp;30 . nbsp;nbsp;nbsp;w 13 - B nbsp;nbsp;30 • 7lt;^w 13 • i nbsp;nbsp;3° • 77 w 12 .30 nbsp;nbsp;30 . 76 w 12 . 26 nbsp;nbsp;30 . 40 w 12 . 20 nbsp;nbsp;31 . nbsp;OW 13 .17 nbsp;nbsp;30 . 4Ó w 12 . nbsp;5 nbsp;nbsp;nbsp;30 . 22 W II .78 nbsp;nbsp;30 . nbsp;ÓjW 13 -34 nbsp;nbsp;30 • 77 w 12 .49 nbsp;nbsp;31 . 45 w 13 • i3 nbsp;nbsp;31 . 41 w 13 . 8 nbsp;nbsp;nbsp;31 . ló w 12.23 nbsp;30 . 2Ó w 12 . 24 nbsp;nbsp;30 . 16 w 12 .78 nbsp;nbsp;30 . 27 w li - 37 nbsp;nbsp;3° • i4w 12 .32 nbsp;nbsp;31 . 22 w 12 . 48 nbsp;nbsp;31 . OW li -77 nbsp;nbsp;31 • ^3 w li -48 nbsp;nbsp;31 . 30W 12 . 7 nbsp;nbsp;31 . 40 w li • 17 nbsp;nbsp;nbsp;3ï • 31 w I2 . 40 nbsp;nbsp;31 . 12 W 13 • 4i nbsp;nbsp;31 . 40 w ^3 -3^ 31 . 22 w 13 -77 31 • 40 w 14 . nbsp;0 nbsp;nbsp;31 . 28 w II . nbsp;0 nbsp;nbsp;31 . 73 w 11.7 nbsp;32 . 10 w II . nbsp;I nbsp;nbsp;31 . 38 w 10 - 73 nbsp;nbsp;3i • 34W 10 . 27 nbsp;nbsp;32 . nbsp;OW II .17 nbsp;nbsp;33 • 10 . 0 nbsp;nbsp;33 • nbsp;° w II .24 nbsp;32 . 42 w 10 . 40 3i • 3° w II .37 31 * 77 w j 1 |
1 |
REGISTER. | ||||||||
|
s
HAmen. |
Langte. |
Breedte. Zijde. |
Namen. |
Langte. |
—-—--À--- Breedte. |
zijde. W w | ||
Ve flingen onder der felver gebied. lenguei Ningp'o Yuefui lencing Hoeicauen |
grad, min, ’ï - 33 '4 • 4^ |
grad. min. 28 . 42 28 . |
w w |
Nanchang Çaoyang Coching |
grad. min. 5 • 48 5 • 14 6 . 0 |
grad, min. 3^ ’ 9 3^ • I’- 32' nbsp;nbsp;nbsp;3lt;^ | ||
H • 4J ly • 47 14 • 53 |
. 6 iS . 43 27 . JÇgt; |
w w w |
Quanghoa Kiun 0 |
' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ 3 6 . 30 |
31 • 58 33 • 13) |
w w | ||
Po O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- |
H . jO |
27 . 3J |
w |
De 1 V. Stadt. | ||||
Hia O Chia ô |
lo . 3^ II , nbsp;4 |
^9 • 4 w 28 . 44 w |
.T* Egan lunmung |
4 . IO 3 • JJ |
, 31 • JI w 31 • 40 w 31 . 22'w | |||
Cnaoking o |
9 . lo |
29 . 34 w |
Hiaocan |
3 • 53 | ||||
Veflingen. |
Ingching Sui 0 Ingxaii |
4 • 20 |
31 • 38 |
w | ||||
T Ungning Yeayang |
14 . yo 8 nbsp;nbsp;30 |
28 . 21 w 20 . 24jw |
4 • 3 • 53 |
32 . 5 3^ . lo.w | ||||
Xequei |
lt; 44 |
29 • 3^ |
w |
De N, Stadt. | ||||
Yemui Tienciven |
10 i 21 14 . lp |
^9 • jj 30 • |
w |
I_J Oangcheu •E Lotien |
2 , ^0 2 . 2J |
31 • ^3 w . 41 w | ||
Ly |
14-15 |
'^9 • 45 |
Maching |
3 • IO |
31 • 38 |
w | ||
Pinghai |
9 ■ 3^ |
2p . 16 |
w |
Hoangpi |
3 • |
31 . 30 31 . zamp; |
w | |
Sungtan |
ï3 • ^5 |
33 • |
w |
Hoanggan |
3 • IO |
w | ||
Tieki |
13 • ^3 |
3^ • |
w |
Kixui |
2 . 30 |
31 . IO |
w | |
Hoangcliuen |
14 • 15 |
27 . 8 |
iW |
Ki 0 |
2 . 26 |
30 • JJ |
w | |
Iclung |
14 • 15 |
26 . 40 |
'w |
Hoangmui |
2 . 2 |
31-30 |
w | |
Le |
14 . 40 |
• 43 |
Hoangci |
• 3 |
30 • 55 W | |||
Hiugia |
14 . 30 |
26 . J4 w | ||||||
Viigan |
IJ • 14 |
27 . zdjW |
Ve Vl. Stadt. | |||||
Xecie |
9 • 13 |
30 • 10 |
w |
Ingcheu |
J • 4§ |
30 . joîW | ||
Hieu |
14 . 4 |
29 . 13 w |
Cunggan |
5 • 38 |
30 - 43 |
w | ||
Tantang |
II . 21 |
2^7 • 54 w |
Xexeu |
5 • 30 |
30 . 26 |
w | ||
Hoangping |
10 . j4 |
28 . ly w |
Kienli |
'i • 6 |
30 . 20 |
vv | ||
Chungço |
ly • 4i 14 • IJ |
2^ . lo’w 2p . 8 w |
Sungki Chikiang |
5 ■ 59 6 . 10 |
30 . 40 w 30 . JO w | |||
Maçu |
IJ . 40 |
27 . 44 W |
Hing 0 |
lt;$ . JO |
31 - 12 w | |||
'l'ecliang |
IJ . 18 |
28 . io;w |
Changyang |
. ^0 |
31 - 0 |
1 . w | ||
Cinci |
IJ • '^9 |
28 . 0 |
Itu |
lt;5 . 2J |
30 . JO |
w | ||
IJ • J |
27 . 30, w |
luengan |
Ó . 26 |
31 • 35 |
w | |||
Lungyo |
IJ . z6 |
Î7 . 24^7 |
Quei 0 |
7 12 |
31 • 0 |
w | ||
Hingxan |
7 • 0 |
31 - |
w | |||||
H VQUANGdeVn. PROVINTIE. |
Patung |
7 • 30 |
1 30 • ƒ9 |
w | ||||
Uooft-fiAdt', |
De Vit Stadt. | |||||||
’ V ucliang |
3 • ilt;^ |
31 • 0 |
w |
Yquot; Ocheu |
4 • 40 |
30 • 5 |
w | |
2 . 41 |
31 • 0 |
w |
Linfiang |
4 • 17 |
30 • 3 |
5v | ||
Kiayu |
3 • Ji |
30 . 30 |
w |
Hoayung |
j . 26 |
29 . |
w | |
Puki |
3 • 4^ |
29 . JO |
w |
Pingkiang |
4 . 20 |
7:9 ' ^5 |
w | |
Hicnning |
3 |
29 . 46 |
w |
Fung 0 |
5 • 15 |
30 . 6 |
w | |
Çungyang |
3 • |
^9 • 4J |
w |
Xemuen |
j . ^6 |
W . 17 |
w , | |
Tungching |
4 . 10 |
^9 ■ 39 |
Çüli |
6 . 17 |
30 - 3Jiw | |||
Hingque o |
2 . |
. 20 |
w |
Gahhiang |
J • 4lt;^ |
30 . 2 w | ||
Taye |
- 49 |
30 • 45 |
w | |||||
Tungxan |
3 • |
3lt;^ • 13 |
w |
De V111. Stadt. | ||||
De II. Stadt. |
Hangxa Siangt'an |
J • 5 • 3 |
28 . ^o 18 . 30 |
w w | ||||
J* J Anyang- |
3 • 43 |
30 • JO |
w |
Siangyn |
J • 5 |
^9 • 13 |
w | |
t Hanchuen |
4 . Il |
3ï • 4 |
w |
Ninghiang |
. 22 |
29 . Il |
w | |
Dé' III. Stadv |
Lieuyang |
4-31 |
29 - 3 |
w | ||||
4 . 40 |
• 35 |
w | ||||||
Clangyang Iching |
î • 33 |
32 . 28 |
w |
leyang |
J • 40 |
29 . 18 |
w | |
J 44 |
32 . 30 |
w |
Sianghiang ' |
J • ^9 |
28 . 3i |
w Xm | ||
R |
E G |
ï |
STE |
R. | |||||
Langte. |
Breedte. Zijde. |
Namen. |
Langte. |
Breedte. Zijde | |||||
grad. min. |
grad. ntin. |
Xangcin |
grad. |
min. |
\grad. mtn- | ||||
Xeu |
4 . 20 |
28 , 38 |
w |
7 • |
9 |
33 • 40 w | |||
Ganhoa |
6 . IO |
28 . j8 |
w |
Choki |
7 |
34 |
32 . 28 |
iW | |
Chaling o |
4 • 25 |
28 . 0 |
w |
Ghingfi |
6 . |
4J |
33 • 40 | ||
De IX. Stadt. p Aoking Sinhoa |
Paokang |
6 . |
26 |
32 . 36 |
iW | ||||
è . f 6 . 0 |
2? . 43 28 . 23 |
w w |
I. mindere Stadt. (quot;^ lngcheu 0 |
f 7 • |
14 |
28 . 0 |
w | ||
Chingpu |
^7 . 33 |
w |
Hoeitung |
7 • |
46 |
27 . 40 |
w | ||
Vuchang © |
7 nbsp;nbsp;0 |
27 . 10 |
w |
T ungtao |
7 |
16 |
-^7 30 |
w | |
Sinning |
6 . 28 |
27 . 0 |
w |
Suining |
7 * |
0 |
'lt;■7 ■ 35 |
w | |
De X. Stadt. |
IL mindere Stadt. | ||||||||
ILJ Engcheu |
y • 13 |
'L? . 48 |
w |
r Hinchéu T nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 * |
4 • |
25 |
26 . 30 |
'w | |
Hengxan |
4 • JO |
2^8 . 3 |
w |
lunghing |
4 • |
35 |
26 . 40 |
;w 1 | |
Liuyang |
4 • 47 |
27 . 18 |
w |
Ychang |
4 • |
2b . IO|W | |||
Changning |
y • 8 |
27 . 20 |
w |
Hingning |
4 • |
20 |
27 • O|W | ||
Gangin |
4 • |
Z7 . 45 |
w |
Queiyang |
4 • |
6 |
! 2.7 . 32 W | ||
Ling |
4 • ^6 |
26 . ^2 |
w |
Queitung |
4 • |
5 |
j 26 . 2ÿyf | ||
Queiyang © |
4 • J3 |
2Ó . 27 W |
Kriji^hs-fteden. | ||||||
Linuu Lanxan |
4 • 5° • 14 |
• y4w 25 . 40jW |
ïungxun |
8 . 7 ‘ |
D |
^9 • 38 29 • 3^ |
w w | ||
De XI. |
Paocing |
8 . |
8 |
^9 • 5 |
w | ||||
Hangte Ta'oyuen |
6 ; 8 6 . 30 |
î9 ■ 3^ ^9 • 3° |
w w |
Nanguei Xiyung |
7 ‘ 7 • |
3J 26 |
30 . 10 29 . 45 |
w w | |
Lungyang |
y • |
29 • 32lt; |
w |
Xangki |
7 . |
10 |
29. . yo |
w | |
luenkiang |
5 • |
2p . 21 |
w |
Lankiang Sanping |
7 • 8 . |
3° '^7 |
29 . 20 ^9 • 43 |
w w | |
De Xir. Stadt. |
lunting |
6 . |
^3 |
30 . 20 |
w | ||||
^lncEcu |
• 3y 7 . 40 |
2t) . 6 28 . JX |
w w |
Tienkia lungmui |
7 . Ó . |
39 3^ |
30 . 26 30 . 10 |
|W 'w | |
Xenk'i |
8 . 0 |
28.38 |
w | ||||||
Xopu Iiien o |
6 . 26 |
. 45 |
w |
KIANGSI de VIII. |
PROVINTIE. | ||||
8 . 2^ |
28 . 0 |
w |
Hooft-ßadt. | ||||||
Kiuyang Mayang |
8 . 22 8 . 18 |
27 . ^0 28 . 23 |
w w |
Anchang Fungehing |
I . I . |
3'5 |
29 . i3jw ^8 . 37jW | ||
De XIII. Stadt. |
Cienhien |
I . |
6 |
^9 • J W | |||||
J Ungcheu A Kiyang Tau o Tnnggan |
6 . 0 y • 43 y • 6 . 14 |
26 . 42' 27 . 0 26 . • 35 |
w w w w |
Fungfin Ning 0 Vuning |
2 . 2 . 2 . 2 . |
5 16 20 |
^9 • ly 29 , 2T 29 . II 29 • 43 |
w w 1* w | |
Ningyven |
y • 3Os |
26 . JjW |
De II. Stadt. | ||||||
lungming |
6 . 18 |
w |
y Aocheu |
0 . |
3^ |
2^ . 40'w | |||
Kianghoa |
y • 48 |
• 41 iW |
V ukan |
0 . |
3^ |
20 . 26^1 | |||
XIV. Stadt. |
Loping reuleang |
0 . 0 . |
8 7 |
^9 ’ 33 ^9 * 44 |
w w | ||||
Hingtien |
. 20 |
3^ • 3y |
w |
1 ehing |
0 . |
10 |
29 . 20 |
w | |
Kingxan |
4 • 4^ |
31 • 31 |
w |
Sangîn |
0 . |
28 |
29 . 0 |
w | |
Gienkiang |
5 • 14 |
31 . 10 |
w |
Vannien |
0 . |
X |
29 . 14 |
w | |
Mienyang © |
4 • 56 |
30 • 40 |
w |
III. Stadt. | |||||
Kingling |
4 • 40 |
30 • ^5 |
w | ||||||
Kingmuen o |
î ■ 48 |
31 • 30 |
w |
tlangfin loxan |
0 . |
21 |
28 . 36 |
w | |
Tangyang |
. 6 |
31 . i8i |
w |
0 . |
yj |
28 . 40 |
w | ||
De quot;KN. Stadt. |
Icyang |
0 . |
10 |
28 . 49 |
w | ||||
QHingyang |
6 . ^2 |
■ 33 ’ 0 |
w |
Queiki lenxan |
0 . 0 . |
19 3 |
28 , 41 28 . 20 |
w w | |
rang Choxan |
7 • »3 7 ■ 30 |
3^ • 14 31 • 4?l |
w w |
lungfung |
0 . 0 . |
35 6 |
28 . 25 28 . 40 |
w w | |
De |
|
|
R |
E G |
I |
S T E |
R. | ||||
Namen. |
Langte. |
Breedte. Zijde. |
Teamen. |
Langte. |
Breedte. Zijde | |||
De IV. Stadt. |
grad. min. |
grad. min. |
De X I. Stadt. |
grad. min. |
grad. mtn. | |||
C Unkiang Xänghai |
• 30 |
31 . IO 0 |
A pi'ng |
I . IO |
32 . 20 |
Q | ||
4 • 49 |
31 • 3^ |
0 |
V uhu |
0 . 57 |
32 • IÓ |
0 | ||
Cingpu |
4 . 10 |
31 • 18 |
0 |
Faehang Ö |
6 . iÿ |
32 . 7 |
0 | |
De V. Stadt. |
De XII. Stadt. | |||||||
Hangcheu |
z . ^0 |
' 3^ • 47 |
0 |
NJ ’“gq“« Ningque |
I . 0 |
31 • 4ogt; | ||
^-^Vulîe |
3 • 5 |
3^ • 30 |
0 |
2 • 13 |
32 • 9 |
0 | ||
Kiangyn |
3 • lö |
32^ • 39 |
0 |
King |
0 • 54 |
32 w |
0 | |
Gnihing |
• 38 |
32^ • 17 |
0 |
T'aiping |
0 . 28 |
30 • 45 |
0 | |
Cingklaiig |
3 • 0 |
3^-54 |
0 |
Cingte |
0 . j8 |
30 • 49 0 | ||
Nanling |
I . 40 |
. 540 | ||||||
De VI. Stadt» | ||||||||
Hinkiang |
2 . 28 |
3^ • 49 |
0 |
De XIII. Stadt. |
3’ • 30 | |||
Tanyang |
• 3^ |
3^ • 40 |
0 |
Hieheu |
0 . ly |
0 | ||
Kintan |
2 . 2Ó |
3^ • 3Ó |
0 |
Cingyang |
0 . 40 |
32 ‘ 3lt;^ |
0 | |
De VII. Stadt, |
Tungling Xetai |
0 » 30 0 ó 40 |
32 . 45 32 • 3 |
0 0 | ||||
Angehen Ychin |
2 . nbsp;nbsp;} |
33 '• ö 31 . ;6 |
'0 0 |
Kiente Tungiieu |
0 . ly 0 • 32 |
30 . 4i 31 . 8 |
W w | |
1'aihing |
• 3^ |
33 • |
0 | |||||
Caoyeu o |
z . zz |
33 • 33 |
0 |
De nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Stadt. | ||||
Hinglioa |
’ 49 |
33 • 53 |
0 |
1 Oeieheii |
30 . 18 |
0 | ||
Paoyng |
z . 14 |
3« , 8 |
0 |
Hieuning |
Ç 4 40 |
30 • 15 |
0 | |
Tai o |
2 . 4j |
33 . 20 |
0 |
Vuyuen |
0 . 41 |
29 • 30 |
0 | |
lucao |
3 • 3lt;^ |
33 • 12 |
0 |
Kimuen |
0 . 16 |
30 . 10 |
0 | |
Tung |
3 • 38 |
32 . 58 |
0 |
In |
0 . 16 |
30 • 30 |
0 | |
Haimueii |
4 . IO |
32 . 48 |
0 |
Cieki |
1 . I^ |
30 . 16 |
0 | |
Quache een |
2 . 2t^ |
32 . 53 |
0 |
I. mindere Stadt. | ||||
groote Velting |
1 I • 50 1 I . yd | |||||||
De VIII. Stadt. |
Uangte 0 Kienping |
32 • 32 31 . 10 |
0 0 | |||||
LJ Oaigan |
2 . 12 |
34 • V |
0 |
II. mindere Stadt. | ||||
Cingho |
2 . nbsp;nbsp;2 |
34 • 30 |
0 | |||||
Gantang Taoyuen |
2 . 46 I • 30 |
34 • 3Ö 34 • 40 |
0 0 |
L.J Oeheu 0 Hanxaii |
I . 0 0 , 41 |
32 • 32 ► 40. |
0 0 | |
Moyang |
2 . IO |
34 • 40 |
0 |
111, mindere Stadt. |
• | |||
Hoi o Çanyu Pi o |
gt; 3V 2 . 15 0 . 4Ó |
35 • 13 35 • 30 . Ó' |
0 0 0 |
Hueheu 0 Civenciâo |
I . 26 1 . II |
33 • 32 33 • 2y |
Ó 0 | |
Sociuen |
I . 6 |
34 • sro |
Laigan |
2 • 39 |
33 • 20 |
0 | ||
Ciuning |
0 . 48 |
34 • 50^0 |
IV. mindere Stadt. | |||||
De IX Stadt» |
ç lueheu |
0 • 3 |
35 • 20 | |||||
T Vcheu Xuehing Lpkiang Vüguei |
0 » 8 0 . 30 0 . 2 0 . 28 |
33 • 4W 32 . SJjW 32 • 58 w 32 . 40 |
0 Siao Tangxan Fung Poi |
0 • 13 0 • 30 0 • 35 0 . 14 |
34 • 35 • 35 • 20 35 • 26 |
vt w w w | ||
Çao nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' Logan ö |
0.12 0 . |
32 . 30.W 32 • 38SW |
CHEKIANG de X.PROVINTIE | |||||
Ingxan |
1 .38 |
3i . 8' |
w |
Hooft-ßadt. | ||||
Hoxan |
Ï . 8 |
32 • 58 |
w |
J_J Angeheu |
3 • 20 |
30 . 27'10 | ||
Z)e X. Stadt. |
Hainiflg |
3 • 45 |
30 • 34, |
0 | ||||
Tungehing Cienxan |
0 * 20' 0 . 0 I . nbsp;nbsp;4 |
32 • 20’w 32 • 40 - 32 • 44'w |
Fuyang luhang Lingan Yueien |
3 • 2 . yo 2 . 38 2 . IO |
30 • 20 0 30 • 35,0 30 • 25 0 ' 20 . 22 0 | |||
Taihu |
I . 26 |
31 • 3lt;îlw |
Sinehing |
2 . 42 |
30 • 2^ |
0 | ||
□uiuuy Vangkiang |
I . 17 I . 0 |
32 • 3 w 32 • IJiW |
Changhoa |
2 4 O' |
30 . Ó O Di |
Namen. |
Langte. |
Breedte. Zijde. |
Namen. |
Langte. |
breedte. Zijde. | ||||
De IL Stadt. lahing Kiaxen Haiyen Pinghu Çungte Tunghiang ï)e lïl. Stadt, Uchcu Changhing Gankie o Teeing Hiaofung Vukang De rV. lencheu ! Xungan Tungliu Suigan Xeuchang Fuenxui De y. Stadt. IZ ïnhoa ^^Lanki Tungyang Yii lungkang Vuy ' Pukiang T'angki De NI. Stadt. lucheu Lungyeu Cliangxan Kiangxan C'aihoa De VII. Stadt. Ç' Hucheu Cingtien Ciriyun Sungyang Suichang Lungciven Kingyven lunho Siuenping Kingning De V111. Stadt. Aohing Siaoxan Chüki luyao Xangyu |
^rad, min. 4 • O 4 . IO 4 • ^6 . 20 3 • 39 3 • 41 3 • 3 2 . 45 ï i lÓ 3 • O I . JO • 37 z . 24I I • 53 i • 35 I . 28 I . ^9 z . 17 2 . 12 2 . 9 3-1^
2 . 4
2 . 41 I • 37 I . 48 I . 10 I . 19 0 è ^6 3 • 5 3 • 3 • 7 z . 30 2 . 6 2, . 18 i • 30 2 . 41 • 59 3 • 3c 3 •
4 . 1] |
\rad. min. 31 • 15 31 • 8 30 • 45 30 . 54 30 * 54 30 • 9 3^ • 57' 31 • \ 3° • 53 20 . ±6 3^ • 49i • 33' ^9 • 48, ^9 • 43 29 . 28 29 . 28 . j6 28 . ^7 zÿ . 8 ^9 • ï5 29 i 14 . 4J 28 . 41 29 . 20 29 . 8 28 . 42 28 . ƒ4 28 . 30 28 . 23 29 . 0 28 . 12 27 . 46 28 . 2J 28 . 6 27 . ƒ2 27 . 19 27 . 0 27 . 40 28 . 2ƒ • 33 30 . 16 ► 30-13 gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;29 . 3^ ) 29 5lt;^ |
o 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 '0 '0 [ lo Ö 0 0 0 0 6 ö 0 0 0 0 0 0 ) 0 ro |
■ |
Xing Sinchang De I X. Stadt. Çuki Funghoa Tinghai Siangxan De X. Stadt. ' 1 Aicheu Hóangnien Tièntai Sienkiu Ninghai Taiping m Xi. Stadt. 'y' Encheu Xuigan Locing Piagyaög Taixun Veßingen. Hinxan Kinxan Tinghai Q30 Ninghai Cioki Sinho Xetie Puontun . Çurnuen Tungchi Haigaa Sining Haifung Cheuxan eyland Changque ey-iand Nan lungmuen KÎANGS1 d Hooft-ßadt. p Öchèu Cutien Mincing Changlo Lienkiang Loyucn lungfo Focitig |
^rad. 3 3 4 4 5 5 6 4 5 4 4 5 4 4 3 4 4 3 4 4 5 6 5 5 5 5 5 5 4 4 4 4 7 6 4 e XI 2 I I 3 z 3 2 3 d |
min. 40 . 4lt;Ï 52 3 . 18 . 0 • 25 . 0 . 7 . 6 . 18 • 30 • 4 . 49 . 28
• 38 . 6 . 28
. 16 . 6
. 40 . 6 . 10 . PR . 40 • 55 • 53 . 10 . 59 . ló . 4 • 13 |
i^rad'. min. . 22 ( ' 2^ Ó ( 29 . 40' 29 4 ^6 ^9 • 15 3° •. 29 . 18 28 . 38 28^28 28 . 28 . 42 29 • 3 28 . 28 17 . 38 27 . 20 27 . 49 27 .10 ^7 . 59 3^ • 53 3^ • 2ƒ 29 . ^6 29 • 30 29 { 10 28 . 42 28 . 30 28 . 14 28 i 10 28 . 0 27 . ƒ0 27 lt;nbsp;45 27 . 32 27 . 15 30 ‘ ^5 'i-9 • 15 27 , 20 26 . 0 .OVINT ^5 ■ 58 26 . 22 26 . 2 25 . 48 26 . II 2Ó . 20 2ƒ . ƒ 1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ 3'^ |
□ 0 0 Ö ö 0 0 0 0 0 0 0 0 ° ° ° 0 0 0 1 0 '0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Y 0 IE. 0 0 0 0 0 0 0 i^z D |
4
-ocr page 338-
Namen. |
Langte. |
Breedte. |
Zijde. |
Namen. |
Langte. |
Breedte. |
zijde. | |
De IL Stadt. |
grad. min. |
grad. min |
grad. min. |
grad. min |
1 | |||
Ç^ïvericheu |
Z . nbsp;nbsp;9 |
Z') . nbsp;nbsp;0 |
Q |
Fogan |
3 • 19 |
z6 . 4Ó 0 | ||
Nangan |
Z . z^ |
2y . 14 |
0 |
Ningte |
3 • 34 |
ZÓ . 32 0 | ||
Tehoa |
I • 5 |
25- . 24 |
0 | |||||
Ganki |
I • 34 |
• 4 |
0 |
Feßingen. | ||||
Tunggan |
I . jo |
24 . ^0 |
0 |
p Umueû |
4 • ^5 |
! 7 • ° |
0 | |
îungchung |
I . 29 |
^5 • 14 |
0 |
*■ Foning |
4 . 8 |
26 . IJ |
0 | |
1'inghai |
3 • ^ 2, |
2Ó . IO |
0 | |||||
De ni. Stadt. |
Muihoa |
3-^1 |
2J . |
0 | ||||
Hangchea |
I . IO |
24 . 42 0 |
Xe |
3 • |
^5 • 5lt;^ | |||
Changpu |
0 • 53 |
24 . 29 |
0 |
Haikeu |
3 • 5° |
Z5 . ^0 |
0 | |
Lungnien |
• 3J |
24 . jZ |
0 |
V angan |
3 • 34 |
^^5 ‘ 29 0 | ||
Nancing |
0 • 34 |
^4 • 39 |
0 |
Ganhai |
• 3 |
24. • 41.0 | ||
Cliangtai |
0 . |
• 54 |
0 |
Hiamuen |
I • 59 |
24 • 35 |
0 | |
Cliangping |
0 . 0 |
^4 • 55 |
0 |
Chungxe |
1 . z6 |
24 • 30 0 | ||
Pingho |
0 . 7 |
• 37 |
0 |
'1 ungxan |
D . 57 |
24 . ij0 | ||
Chaogan |
0 . 40 |
24 . 0 |
0 |
Hiaenchung |
Q . 46 nbsp;nbsp;24 . 0 |
1 0 | ||
Haicing |
I . 16 |
24 . zz |
0 |
lungting |
I . 18 |
24 . 33 w | ||
Ningyang |
i . 15 |
24 . |
0 | |||||
De I V. Stadt. |
QUANGTUNG de Xii |
PROVINTIE. | ||||||
lenning |
I . nbsp;nbsp;0 |
zy . 0 |
0 |
Hooft-ßadt. | ||||
Kienyang Çunggan P uching |
0 . 4^ 0 . 28 I . 12 |
27 . zz ^7 41 27 . 47 |
0 0 0 |
Ç\ Uangcheu Xunte Tungdon |
4 . 2 4 . 1Ó 3 ‘ |
^3 -^5 ^3 • 12 22 . JO |
w w w | |
Chingho |
Ï . |
z6 . 4y |
0 |
Cengching |
3 • M |
^3 • 13 |
w | |
Sungki |
I • 3^ |
• 55 |
0 |
Hiangxan |
3 • 39 |
22 . 36 |
w | |
Xeuning |
2 . zy |
• 35 |
0 |
Sinhoei |
4 . 18 |
22 . 30 |
w | |
De V. Stadt. |
Cingyuen Sinning |
4 . 8 4 • 39 |
^3-45 zz . 18 |
w w | ||||
TWpîng Gianglo |
0 • 57 |
• 34 |
0 |
Çunghoa |
3 • 2.9 |
23 • 30 |
w | |
Q) . nbsp;nbsp;nbsp;6 |
. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• 59 |
0 |
Lungrauen |
3 - IO |
^3 • 35 |
w | ||
Xa |
• 35 |
26 . zo |
0 |
Sanxui |
3 • 5^ |
^3 \33 |
w | |
Yeuki |
I . 16 |
^5 • 5^ |
0 |
Lien 0 |
4 ■ 48 |
24 • 55 |
w | |
Xuiichang |
0 . 29 0 • ’3; |
ZÓ . 45 |
0 |
langxan |
4 • ^5 |
Zj . nbsp;0 |
w | |
lunggan |
z6 . 4 |
0 |
Lienxan |
4 ‘ 5^ |
^4 • 38 |
w | ||
Tatien |
0 • 40I |
^5 • 5^ |
0 |
Singan |
3 • 49 |
2 2 . 40 |
w | |
De N 1. Stadt. |
Macao 0 |
3 • IO |
22 . 19 |
w | ||||
''T^ Ingcheu Ninghoa, |
0 • jy 0 ■ 44 |
zj . 40 26 . 30 |
W w |
De 11. Stadt. Y Aocheu |
4 . 42 |
24 . 42gt; | ||
Xanghang |
I . nbsp;nbsp;nbsp;2 |
z^ . 8 |
w |
Lochang |
4 • 7 |
25 • 7 |
w | |
V liping |
I • 35 |
ZJ . IO |
w |
Ginhoa |
3 • 49 |
^5 • 7 |
w | |
Cinglieu |
0 , 29 |
w |
luyuen |
4 • 5 |
24 . 41 |
w | ||
Lienching |
0 . 28 |
^5 gt;nbsp;34 |
w |
Ungyuen |
3 X- ^5 |
24 . 28 |
w | |
Queihoa |
0 . 20 |
26 . 31 |
w |
Ingte |
3 . 4ól |
24 . 2’W | ||
lungting |
I * 0 |
24 • 32- |
w |
III. Stadt. | ||||
De V11. Stadt. |
Anhiung Xihing |
3 • IO |
25 • 32' |
w | ||||
fjf ïnghoa |
i ‘ 35 |
zlt;) . zy |
0 |
3 • 23 |
28 . 8 |
w | ||
■* Sieniieu |
2 . IO |
2J . 28 |
0 |
De I V. Stadt. | ||||
De VUL |
pr Oeicheu |
z . 46 |
23 . 0 w | |||||
VAouu |
, 0 . 2 |
zy . lo'w |
Polo |
. 48 |
23 • 29 ' |
1 | ||
Quangçe |
0 . IJ |
27 . 24‘w |
Haif'ung |
• 5 |
23 . 6n/ | |||
Taining |
0 • 30 |
z6 . 54'w • |
Hoyden |
2 , z^ |
Z-^ . 20jW | |||
Kienning |
0 • 44 |
27 . 13 w |
Lungchuen |
• 3‘ |
23 • 45^w | |||
Mindere Stadt. |
Changio |
z . Z^ |
23 • 33 w | |||||
Hingning |
z . 6j |
23 • 45iW | ||||||
Foning o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( |
4 • o| |
. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• 33i |
□ |
Hop'ing |
2 , jo! |
T-3 • 59^ | ||
« |
ChâDg-^ |
|
|
|
|
Hamen. |
Langte. |
Breedte. Zijde. |
Hamen. |
Langte. |
Bieèdte. Zijde | |||
grad. min. |
grad. min. |
Veßingen. |
grad. min. |
^rad. min. I | ||||
Luxan |
II . 40 |
1^ . 30 |
w |
T'anki |
8 . 3b |
1'ß . 2 w | ||
Lufan |
II . nbsp;nbsp;9 |
• 23 |
w |
Pacheu |
8 , 41 |
• )y^ | ||
P'in'gfa |
II . ;7 |
16 . b |
w |
Çaotic |
9 • ly |
16 . 44W | ||
Mo'hiang |
il • 30 |
ij . 16 |
w |
Sixan |
• 34 |
2b . 27jW | ||
Tie II. StaAt, |
Hu’ùl |
9 5 |
27 . 15 W | |||||
Suchen |
1 9 • i |
V 53Iw |
Leang/ai Geuyang |
8 . ^6 * 4^ |
27 . iijw 27 . b,w | |||
Veßtngen. |
Sinhoa |
8 , 5Ó |
27 . 18 |
w | ||||
Tufo Xiki Hoangtao |
9 . 20 8 . 46 8 • 33 |
27 . yilw 17 . 14 w 27 . 2j]w |
Chungliri Cheki Lungli |
9 • 14 8 . 19 8 |
27 . b w 27 . 13 W 27 . 9,w | |||
Tic HL S^tadt. Sunan |
De VIIL | |||||||
Ib . 20 |
27 . IpIw |
T Vchö Toxari 0 |
• 3 9 • ^9 |
iy yy '^ 5 • 5 5 |
w w | |||
Maho 0 |
9 ' y8 |
16 i 31 |
w | |||||
Vuchuen |
10 . 41 |
x8 . 38 |
w |
Cingping 0 |
10 i 0 |
16 . |
w | |
Inkiang |
10 . |
28 . y |
w |
Veßinge^. | ||||
Xuitekiang |
10 . 20 |
î8 • 34 |
w |
Pahgxüi |
to . 18 |
16 , 12 w | ||
Many Langki leuki |
10 . 40 |
27 . 50 |
w |
Pinglang |
10 . 30 |
2b . 13 |
w | |
10 . 10 |
27 . |
w |
Pingched |
10 . 44 |
16 . 1 |
w | ||
10 . 14 |
28 . t8 |
w |
Lotung |
io . ib |
16 . 5 |
0 | ||
lie IV. Stadt. |
Hokiang |
9 • 4y |
20 . 40 |
w | ||||
Hihyueh Xikien |
? • ^'3 |
27 . 34 27 . 40 |
w w |
Loping P'ingting Fungnirig |
• 3f 10 . 20 9 • |
16 . 30 2lt;y , 16 iS . 48 |
w w | |
Veßingen. |
• |
Mindere Steden. | ||||||
Kinyung |
lt;) ■ 40 |
17 . 30 |
w |
I. Stadt. | ||||
P ienxiao Inxui |
9 • 30 9 . 10 |
27 . 20 ^^7 . 34 |
w w |
Pugan 0 |
13 • ! |
1 2y . 2yjw | ||
T'aipi'ng |
8 . ;8 |
27 , 40.w |
II. Stadt. | |||||
De V. Sîaàt. |
lungning amp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j |
12 . 20 |
' 2y ; | |||||
Xecien |
1 9 • 4^1 27 • |
w |
Veßingen. | |||||
Veßtngen. |
Müyb |
I 12 . JÖ |
^y • 5 |
IW | ||||
Miaomin |
9 • J3 |
27 . 58 |
w |
Tinging |
1 12 . 2j |
24 . 42|w | ||
Lungciuen |
9 ■ |
28 . i^ |
w |
HL Stadt. | ||||
Cocharig |
9 • 55 |
^7 • 42 W' |
w |
Chinning 0 nbsp;nbsp;nbsp;] |
12 : |
^y • 2 | ||
VI. Stadt. |
8 . 47 9 ■ |
Veßingen. | ||||||
1 ''Vnggiii SengKi |
28 . lÓ'^ji^ 28 . 22jw |
Kangço nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 XcuHng |
II . yb 12 . 7 |
iy . 7 '^5 ■ ^3 | ||||
Tiki |
. 16 |
28 « 40,w |
IV. Stadi. | |||||
T'eßingen. |
Ganxun 0 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| |
ii ; 6 |
• 3Jk | |||||
Tadanxan Ulo Pingteu Pingnan |
• 49 9 • 3^ 9 • 5 9 • io |
18 . 31 ^8 • 3J 28 nbsp;40 28 . 48 |
w w w w |
Veßingen, Ningco Sipao |
12 . tb , 12 . 24 |
! nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• 37 |
V/ w | |
Pingchai |
8 . 58 |
28 . 23 |
w |
Krijghsßadt. | ||||
De VII. Stadt. |
P'uting nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 |
12 . 7| |
16 . 4]w | |||||
T ip‘quot;g lungçung |
0 • 8 . yo |
16 . 42 16 . 31 |
w w |
De IL Stadt. Sin tien | ||||
Cu, o |
9 . 1 |
17 . 0 |
w |
Veßingen. | ||||
Hung |
• IJ |
2b . 27 |
w |
Siaopingfä nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| |
2b . 24 |
w | ||
Paping |
io . 4b |
2b . 23 |
w | |||||
e |
Gheu- |
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
De |
R |
E G |
I |
S T E |
R. | ||||
ï\amcn. Tie XI. Stadt. |
Langte. ______ grad. min. |
Breedte. Ziße. grad. mi».[ |
Namen. • Mindere Stadto |
Langte. |
Breedte. Zijde. | |||
1 Ungning Laçuho Ketien |
• 48 |
^7 • 33!w |
P Exing 0 nbsp;nbsp;nbsp;1 Sinhoa nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j |
^rad. min. |
grad. min. |
w | ||
• 34 16 . |
27 . 39 w 27 . 41 w |
16 . 8 24 • 55 |
26 . 44 24 • 5 |
w w | ||||
Hiangio Valu |
• 3 1Ó . 38 |
^7 . J3 w Z7 . 49,w |
Veßingen. Chelo nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 |
16 . i^ |
24 . 18 |
w | ||
De XII. Stadt. |
Lançang nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j |
16 . |
27 . 3 |
w | ||||
Xunning nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| |
17 . i8| |
74 . 461 |
w |
Stadt. | ||||
^^^^jghs-ßcden. |
Langkiu 0 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;| |
• 551 |
^7 nbsp;nbsp;28) |
w | ||||
De I. Stadt. |
Veß Ingen. | |||||||
K Yeço |
13 • 48 13 • |
25 • 35 29 . 19 |
w w |
T»* |
17 . 30 16 . |
^5 • 45 22 . 42 |
w w | |
Chanye Ó |
13 • 59 |
• 15 |
w |
Mopang |
18 . 21 |
22 . ji |
w | |
Loleang o |
13 • r |
. 6 |
w |
Steden. | ||||
Malung o Lohiung o |
^3 ■ !° 13 ■ 3^ |
. 44'W 24 . 57lw |
IVfEngyang 0 ^’-^Mengking 0 |
'7 • 55 17 • 39 |
23 • 23 . 17 |
w w | ||
De 11. Stadt. |
Veßingen. Menglien | |||||||
yj A Ogan |
15 • ^0 |
26 . 3 |
w |
17 • 2; |
23 . i6!w | |||
1 ao o Tayao |
16 • 0 |
26 . 8 |
w w |
Mengli nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' Mengting 0 |
18. .J 18 . 5 |
24 ■ 3 w 24 . 29 w | ||
jDe III. Stadt. |
Mengtien |
18 . 48 |
22 . 8 | |||||
C^ng,, 1 Kienen uen o Xun |
16 . 40 16 . 1 16 . 35 |
26 . 2 8jW 16 . 54'w 26 . 48!w |
Mengco Mengchang Mien Pape |
i5gt; . d 16 . y4 19 • 29 18 . 30 |
.2 2 . OW 23 ‘ 32 w 23 • 37 21 . o'w | |||
De IV, Stadt. |
Santihiung |
18 . 0 |
22 . 8 |
w | ||||
1 \ 7 Uting 1 Hokio o Yuenmeu Lokiuen o |
14 • 59 • 3 15 . 6 14 . 46 |
. 27 2^ . 16 • 39 |
w w w w |
•t |
Sochung Mungyang Mitien Laoehua Canyai |
18 . i6 19 • 4 18 . 42 ilt;5 . 58 18 . 38 |
21 . j8 w 23 . 17 w 23 . 17 w 22 . nbsp;3 W 24 • 3iiw | |
De V. Stadt. |
Nantien |
18 . 43 |
27 . 8 |
iW | ||||
Cintien |
13 • 3^ |
1 26 . 4,w |
Steden. | |||||
VL Stadt. |
T Ungchuen 0 Quei yuen 0 Vantien |
18 . 28 |
24 . 16 |
w | ||||
l Ikiang ^Paoxan o |
Ilt;$ . 58 16 . 45 |
2(S . 54 27 . 9 |
w w |
ró . ' 17 . 3Ö |
24. . 20 w 24 • 31 w | |||
Lan o |
17 • 26 |
27 . 16 |
w |
Chingcang q |
17 . 19 |
24 . 17’1 w | ||
Kiucin o |
17 . 24 |
27 . I |
w |
Taheu |
16 . j6 |
24 . zSjW | ||
Linfi |
17 . lÿ |
27 . 31 |
w |
Veßingen. | ||||
De V11. Stadt. |
Nieuki |
\ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 |
1 ’3 • 30 |
w | ||||
luenkiang |
1 ’3 • 33 |
1 23 . y4'w |
Mangxi |
1 18 . IO |
1 Î3 . sijw | |||
Feßtngen. |
LEAOTVNG ’s lands Steden. | |||||||
Lopie |
j i; . 20 |
1 ^3 ■ 53 Iw |
Nooßt-ßadt. | |||||
Pf V111. Stadt. T Ungchang ■* Laye o |
Ï7 • 41 18 . 38 |
M 24 . 58' ^5-^9 |
w |
r Eaoyang ^Ycheu 0 C'aiyiien |
5 • 33 3 • 32 6 . 15 |
39 • 30JW 40 . i4|W 39 • 4lt;^)W | ||
.Lukiang |
17 . ^6 |
quot; 24 . 49 |
w |
Quangning |
4 • 4 |
39 • 44 w | ||
lungping |
17 • |
*1 • 2^ . IO |
w |
Ningyuen |
• 38 |
40 . 26 |
w | |
Pungki |
17 . 27 |
2y . IO |
w |
Kincheu |
3 • 8 |
40 . 10 |
w | |
Xitien |
17 . 4^ |
•1 ^4 • 37 |
w |
Caicheu |
• 24 |
38 . 7Nf | ||
Veßinge». |
Ningyuen Tüxen |
• 55 6 . 8 |
40 . 13 w 20 . lt;i6 Vit | |||||
Lukiang |
1 28 . I5I 2y . Zljw |
Kincheu 0 |
4 • 55 |
38 . 38 |
1 w | |||
Focheu |
|
De acht Proy^intien quot;Van ’t Koninghrijck COREA, •Jekker namen folgen.
|
VAN
door L G.
Ck vcrtroUjjonftige en keurige Lefer, dat ghy my lichte-lijck fuk verfchoo-hen, van dat een vreemde handt de ftoutheydt neemt, om ’t gene, dat ghy hier fiet,als een toe-gifte te voegen by een werck , dat alreê in alle fijn deelen is volmaekt. vermits ghy de faeck felve niet vreemt fuit vinden , noch oock foo gemeen,dat ghy haer, gelijck ick verhoop , niet waerdigh fuit achten tot uw kennis te komen. Men heeft al overlang gefocht en betwift-reèdent in welck deel des werelts men dè C'àtayers, of Cathayers fou vinden , van de wclcken meh foo veel wonderen vertelt heeft. En hoewel de tref-flijke Schrijver van defe Atlas ( pag. i gt;4? n » en 3 met klare aenwijfingen en redenen getoont heeft, dat de genoemde Catayers, en de vermaerde Sinelen niet verfchillen, als in de naem,en in de verfcheyde woning van een felve Koninekrijek , ofVolck, foo können echter de naeubeftipte oordeclen naer een ander bewijs vragen, dat van geen minder belang is, daer door men klacr en openbaer fou maken dat oock de Tael, en de Zeden', van alle rijden onder defe twee volcken gebruyckelijck , wel en volkome-lijck met malkander overeenkomen : daer over de voorgedachte Schrijver , eenige klare voorbeelden , en gewifie getuygenif-fen verhalen hoorende, fich grotelijeks ver-heughde, en geen minder vernoeging daer af ontfing, als van een feer gewenfchte blijde tijding ; foo dat ’et fcheen, dat onder de wonderlijcke voorvallen, hem wedervaren, dit oock verdiende daer by getelt te worden : te weten, dat het KonincKrijck Catay, op d’uyterfte grenfen van’tOoften gefocht fijnde , ( daer het waerlijck leght, ) in een deel van ’t Wcftcn,’t welck daer by na aller-verft afgelegen is, door d’ontmoeting van een Nederlander, als by geval gefchiet,met immers foo groote fckerheyt gevonden is, gelijck men tot nu toe door de reyfen felfs, met dat ooghmerek aengevangen, heeft können ontdecken. En dit is foo hoogh geacht geweeft, dat hy k waerdigh geoof-deelt heeft om aen alle liefhebbers van diergelijeke faken meêgcdeek te worden j en dat, foo men ’t by fijn Atlas voeghde, den felven foü können vercieren in fulcker wijfe,dat de Lefer oock een befondcre nut-tigheyt daer af fou trecken, en daer by ver-macck en vernoeging genieten. |
Dewijl het dan gevoeghelijeker fchcch dat iemandt anders net verhael daer af deêj ’t welcke als tot een getuygenis konde dienen, en dat nauwelijeks iemandt waerlijeker had können doen,, als ick, die de gelegcnt-heyt hadde doen voortkomen, en de ftoffe verfchaft,dic vreemt,en feer weynig bekent is, behalven dat de vooigènome faeck tot mijn profcfiieen ampt fchijnt te behooren; foo hebben d’oprechtighcyt en beleefcheyc van d’cen zyde, ch van d’andere zyde dc waerhcyt myniet allcenlijckoverrecd,maer oock als van rechtswegen gedwongen,defe geringe plicht aen t gemeene nut te bewy-fen : infonderheydt dewijl dc gene , die dit vriendelijck verfocht, het befte en aenmer-kelijekfte daer toe meêgcdeelt had, en, dac meer is, my uyt de felve fchat fijner won-derlijcke wetenfehap veel andere dingen, die ick geernc wenfchtc te weten, declach^ tigh had gcmaeckt. En wacr kon men eeh bequamer plaets vinden,om de Cathayers in hun rechte ban, en eyge landt te herftelleii, als daer dit felve landt alreê in alle fijn deelen en grenfen volmaeckcelijck bcfchreven is, hoewel onder eeh andere naem, ’t welck a a nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vet^ |
ij nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B Y V O E veroorfaeckt heeft dat zy geheel daer uyt fchijnen verdreven te fijn ? lek dan , op de billijckheydt der cerlijeke luyden fteunen-de, bewilligh dat men dit mijn klcyn ge-fchrift voege aen de Hippe van den Sine-fchen Atlas, foo feer begeert, die gereet ftaet om met den eerften te voorfchijn te komen. Dieshalven , hoewel het, alleen-lijck tot een rant of boort dienende , geen konft en koftelijckheydt in fich heeft , foo twijffel ick echter niet, oprechte en billijc-ke Lefer, of het fal van ii gunftelijck ont-fangen worden,om de waerde van de ftoffe alleen, ja oock fchoon ’er niets anders in was , als d’eenige gelijckformigheydt en overeenkoming, die ghy ’er in bemereken fuit. Maer my dunekt dat ’et niet onge-voegclijck fal fijn, en niet onaengenaem kan wefen, dat ick eerft d’oorfaeck van dit tegenwoordigh voornemen , en de hiftorie van dit wonderlijck geval verhael. Toen in ’t begin van de lefte fomer het gerucht lie£ dat ’er in onfe Schepen uyt Ooft-Indien gekomen was een man van grote, wonderlijcke en ongehoorde weten-fchap , die hy in de tijdt van veel jaren onder de Sinefen verkregen had , foo beken ick dat ick groote luft kreegh , om hem te fien, en met hem te fpreken, ten eynde ick eenige volmaeckter kennis , dan ick had , van de Sinefche faken , daer ick federt lange tijdt naer getracht had, mochte verkry-gen , en eenige fmaeck en kennifie van de-fe Tael te hebben ; waer toe men nootfa-kelijck door de levendige ftem van een ervaren veiftant geholpen moeft worden, ’t Gene mijn drift en begeerte vermeerderde, was dat ick veel Sinefche boecken had, die ick, tot mijn groot leetwefen, niet kon verftaen, ja oock de minfte trecken niet kennen. Want hoewel ick, toen ick in Afia was, met verfcheyde volckeren uyt d’Oofterfche landen verkeert en omgegaen heb, die de wetenfehap en geleertheyt hoog achten en eeren , foo kon ick echter geen gelegentheydt vinden om met iemandt te mreken, die goede kennis had van de Sinefche Taele. Om my dan eenighfins van de gelegentheydt te dienen, die fich vertoonde, foo befioot ick foo lang te wachten, tot dat d’Autheur fijn Atlas,daer hy gedurigh-lijck mee befich was, ten eynde gebracht hadde. Want ick verhoopte dat, foo hy miflehien eenige tijt overigh had, hy lich-telijck eenigh kleyn deel daer af aen my fou vergunnen, ^als fijn geeft wat meer ge- |
G H S E L red en vryer fou wefen. Maer toen hy fijn Werek noch naeuwelijcx voltooyt had,be-reyde hy fich om weer naer Brabant te keren , vermits hy de reys, die hy naer Italien had te doen , vaerdighlijck wilde volvoeren. Dieshalven was alle mijn hope alleen-lijck geveft op de feer weynige tijdt, die hy in onfe Stadt alhier fou hefteden , daer, ge-lijck ick verftaen had, hy deur-trecken fou. Soo haeft als defe gelegentheydt fich vertoonde , waeckte ick naerftighlijck, om alle de vrucht van mijn verwachting niet te verliefen. D’eerfte mael dat ick by hem quam,ontfing hy my feer heufehelijek ; en uyt de weynige redenen , die ick met hem had , befpeurde ick wel dat d’achting van fijn uytmuntende gaven , daer door ick aengeprickelt wierd om met hem te fpreken, feer waerachtigh was, en my geenfins bedrogen had. Doch ick, fiende dat ick in foo dringende een gelegentheyt my haeften moeft , en dat ick eenige verkieiing in mijn vragen moeft doen , kreegh by geval eenige gedachten van de Catayers, daer aen ick lang getwijffelt had : te weten , of de Catayers het felve volck, als dat van Sina , was, dan of het daer af verfchilde. Want hoewel ick, in mijn Aenteeckeningen op Alfragan, ’t gevoelen der gener toegeftemt heb , die achten dat ’et het noorderlijck deel van Sina is, ’t welck in de tijdt van Paulus Vene-tus,en eenige tijdt daer na Catay genoemt wierd ; foo fcheen echter onderfoeckens-waerdigh, of de Catayers in fich felven niet een feecker volck van Scythie of Tartarie waren , welcks eyge Koninekrijek buyten de grenfen van Sina , en buyten de groote muyr gelegen was, ’t wclck fijn eyge Tael had, en in zeden van de Sinefen verfchil-de ; die , hun Koninekrijek ingenomen hebbende, haren naem daer ingevoert en aen hun gegeven hadden, om fich alfoo door de geheele weereldt voor de meefters en heeren van dit Rijck bekent te maken : ’t welck oock in veel andere plaetfen des weerelts gepleeght is, gelijck men fulcks door gemeene voorbeelden , en die lichte-lijck te vinden fijn, fou können toonen. En feecker, my gedenekt, dat ick, in d’Oofterfche landen onder d’Arabicrs, Perfianen en Tureken fijnde , dickwijls defe woorden heb hooren uytfprcccken : çgVJbis. Af/y? C'atap en Cha, Catâyi, dat is, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Catay, en Cha ^an C'atay j daer af het een om de voor- |
VAN t RYCK CATAY. VoortiefFelijckheydt van fijn reuck hoogh geprefen wordt, en ’t ander is een feer ver-inaert kruyt, gelijck in pagina 130 van dele Atlas befchreven is 3 die echter bey-de in Sina voortkomen , en acn alle lijden vervoert worden,gelijck d’ervarentheyt be-tuyght, en by de boven-genoemde volcken dickwijls qaÂo ‘Vzz/4 dat is, Sif^efihe drogen genoemt fijn. lek beeide my echter in, dat het wel kon wefen, dat fy noch heden met de naem van Cathayers genoemt wierden , om dat fy eerftelijck uyt Sina naer Cathay, en vervolgens naer d’andere volken gevoert wierden;Oi om dat defe felve naem van Ca-tay, (gelijck ick te vooren gefeght heb) eer-cijdes aen ’tKoninckrijck van Sina gegeven lijnde, daer noch heden door een aengeno-me gewoonte byblijft. Ick overwoogh dan dat men defe twijfieling foti können verkla-ren,foo men eenigh onderfoeck deê van de Tael en zeden der Tartars, die federt korte tijdt in ’t Koninekrijek van Sina ingevallen fijn, en ’t welck fy, gelijck men feght, eer-tijdts ingehouden hebben, en hen met dingen,die met de genen van Sina gelijck fijn, vergelceck. Om tot mijn doel te geraecken, en defe poging te doen , fchoon dat ick overvloe-dighlijck ftolFe , daer toe bequaem , kon krijgen uyt feker Perfiaenfche Schryver, Nafirodijn genoemt, uyt de Stadt Thons van geboorte, een der vermaertfte Philofo-phen en Wiskonftenaers van de Oofierfche landen , uyt welcks overfiening en verbetering wy d’Elementen van Éuclides in d’Arabifche Tael hebben, met fijn aenteec-keningen en byvoegingen, te Romen gedruckt. Want dewijl hy onder de Tartars had gewoont, die in ’t jaer onfes Heeren twaelt hondert vijf-en-vijftigh lieh meefter van Afiyrien maekten,onder ’t beleydt van de Vek-overfte'Ulaco C'aan , foo had hy oock groote kennis van veel dingen, die de Cathayers betreffen, alles door een naerfli-ge nafpeuring , die hy ’er af deê , en het lchijnt oock dat hy derwaerts trock met de Tartars, die toen de Cathayers t’onder-gebracht hadden. Wy hebben onder andere gefchriften van defe Philofooph , fijn Aftronomifche Tafelen, met de handt in de Perfiaenfche Tael gefchreven , die ick van Conftantinopolen meêgebracht heb , de welcke klarclijck aenwijlen de middel, die de Cathayers gebruycken om hare tijt-reeckening te maken. De lelve Schrijver had, gelijck hy verfeeckert, de dingen tot |
lij defe ftoffe behoorende, uytgedruckt met eyge woorden der Catayers, die oock oor-fpronckelijck van haer Talc fijn ; hier uyt heeft men van woordt tot woordt, in de naem van Ulug Beg , neef van de groote Tamberlaen, de regelen getrocken, die de Cathayers gebruycken , om hun tijden te rekenen,’t welck de wackere Jan de Graef, Engelsman , eertijts een van mijn toehoorders , over vier jaren in ’t licht gaf, in de Perfiaenfche en Latijnfche Tael, onder de benaming van de Vermaerde tijt-ftippen , of Aenvang-tijden,of wel Tijdt-reeckenin-gen der Oofierfche volcken. Ick verhad dit Boeck, op dat de gene, die verfekering van’t gene bcgeercn,daer af wy vervolgens lullen handelen, foo ’t hen goetdunckt,hun toevlucht daer toe können nemen. Hoe konde ick bequamer ftoffe tot mijn voornemen vinden , om met dien man van foo een befondere gelecrtheydt, M. Martinius, te verhandelenj en foo willende onderfoec-ken of hy niet, naer de vlijtigheydt fijns verftants, uyt het Koninekrijek van Sina , dat nu den Tartars onderworpen is,eenige diergelijeke dingen meêgebracht had,door de welcken men de Tael en de zeden der Cathayers klaerder en fekerder kon bekennen , dan men tot noch toe gedaen had ? Ick vond dan geraden mijn eerfte proef op de twaelf uyren der Cathayers te ne-men,in dewelckcn fy deBurgerlijeke dagh, dat is,den tijt beftaendeuyt nacht en dagh, verdeden , nae de getuygenis van Nafiro-dijn,welckers namen hy befonderlijck uyt-druckt met Perfiaenfche of Arabifche letters , volgens die fy in de Tael van Cathay hebben, lek had naeuwclijcx de derde uyr genoemt , of M. Martinius, naer mijn woorden luyfterende,my gebeden hebbende dat ick een weynigh fwygen fou , voer voort, en noemde alle d’andere namen, die hy, als feer gemeene dingen , uyt de Tael en ’t gebruyck der Sinclcn vaerdighlijck voortbracht, even eens, en in gelijeke ordening , en op een felve toon , als de Per-fiaen Nafirodijn de felve met fijn Perfifche letteren befchreven had. Ten tweeden, Helde ick hem te voren een vrage van de vier-en-twintigh deelen , in de welcken de felve Schryver getuyght, dat de Cathayers hun keerend jaer verdeden , daer ni men befpeiirde de felve gelijckheydt, en de volkome over-een-koming, die ’er was tulfchen de Cathayfche en Sinefche namen van de twaelf uyren. Wyders, de |
gcîeyde M. Martinius verklaerde en ont-voude oock , geheel fonder fwarigheydt, wat defe woorden, in de Tael van Cathay bygevoeght en gefchreven, konden betekenen in de Sinefche Tael, naer de ver-fcheydc gelegentheden der tijden van ’t jaer; in voegen dat men in ’t gene,’t welck wy beyde tot defe faeck bybrachten , ick, aengaende de Cathayers, dat uyt den Per-fiaen geleert hebbende , en hy , aengaende de Sinefen, uyc de gemeenfchap, die hy met hen hadde gehadt, (fonder dat ’er iets in was, ’t welck naer de Tartarifche Tael geleeck, ) hy in de Pcrfiaenfchc, en ick in de Sinefche Tael gants onkundigh, foo groote gelijckheyt tuffchen ons beyde be-fpeurde, dat wy, en de genen, die ’er toen by waren , geen kleync vernoeging daet af ontfingen, als verwondert over foo vol-maeckte over-een-koming in alle dingen. Maer ’t gene ons mishaeghde en fmartte, was dat wy ons, door gebreck van tijt, van ecn langer gcfpreck berooft fagen. Doch de vrucht,en ’t gcvolgh van dit kort en afgebroken gefpreck Icheen foodanigh te lijn , dat het verdiende van befonder gemeen gemaeckt te worden, om ’t gemeene nut der gencr, die fich in de goede letteren oeffenen en vermaecken. my aengaet , die naerftigblijck overwoogh hoe groot een licht ick byna in een oogenblick uyt d’ervarenthcydt van defe man , in de duyfternis van foo verborgen wecenfehap, ontfangen had, ick achte dat ick mijn uytterfte poging behoorde te doen,om foo een wonderlijke en bequame gelegentheydt, als ick nooyt meer vinden lou, niet te laten voorbygaen, en ontfnap-pen. Ick dan, verwittight dat ick niet mif-fen , en mijn begeerten voldoen foil, foo ick de moeyte wilde doen van naer Antwerpen te trecken, daer defe felve Perfoon omtrent acht dagen vertoeven foude, heb-be my derwaerts als met een vlucht begeven, op hope van een gekickige en gewen-fle nytgang. De felve heusheyt, die ick te voren beproeft had , begunftighde weer mijn voornemen : in voegen dat my dunekt, dat ick, is ’t niet geheel, ten minften een groot deel der dingen , verkregen heb, die ick meeft wilde onderfoecken, naer de korte tijdt, die my geftelt was j foo door onfe famen-fpraecken, als door het befien fijner Sinefche boecken, en ’t gcbruyck van zijn Sinefchen dienaer, die niet onge-Icttcrt was. Hoewel dan de voorgedachte |
Martinius, aen de welck men van alle defe gunften danek te weten heeft, byna niet een oogenblick ledige tijdt hadt, vermits hy fich bereyde om van Antwerpen te ver-trecken, en een lange reys te doen, foo beliefde het hem echter by de dingen, die ick hem in gefchrift vertoont had,nopende de Tijden der Cathayers, hun eyge mereken en teeckenen, uyt gelijeke Boecken van Sina gctrocken, by te voegen , en oock de eyge woorden der Sinefche Tael, van de Portugefen Mandarijnfche genoemt, met hun bediedenis, aengaende defe faeck. Wyders, de Bevallijckheden, onfehey-delijcke gezellinnen der Mufen , of Konft-maeghden , laten my oock niet toe dat ick hier met fwijgen de danckbaerheydt voor-bygae, die ick mede aen d’ Ed. Heer Jacob Edelheer, Raet en Penfionaris van de feer vermaerde Stadt Antwerpen, in ’t befonder verplicht ben , voor de eere en gunfte my • ten opfichte van mijn voornemen aldacr bewefen, als den welcken gelieft heeft, daer hy my nooyt te voren gefien, en mif-fchien oock niet gekent haade,my na fijne gewoonlijcke heufche beleeftheydt jegens allen, die dc wetenfehap en deught beminnen , vriendelijck noodighde om ffijnen huyfe tc komen befichtigen fijnSinefche kamer,met een groot getal van fcer veifchey-de dingen verfien,daer ick mijnoogen met foo veel wonderlijeke voorwerpen vermaken , en mijn geeft met de geleerde uyt-leggingen van de Heer Martinius verlufti-gen kon.Hy braght mydaer na in fijn tref-felijcke Hoeve, die als een tweede Tufcula-num is, daer wy, fonder verhindert te worden, foo aen tafel, als in aengename wandelingen , en langs de gcheele vermaeckelijc-kenwegh,een naeukeurigh onderfoeckvan de dingen konden doen, die tot noch toe ongehoort waren,belangende het Koninek-rijek en de zeden der Sinefen. Ick, van defe reys weer in mijn huys ge-keert, begon naerftigblijck alles t’overwc-gen , dat ick verftaen had , onder anderen van de Tijdt-reeckening der Sinefen , met t gene door de gefeyde Perfiaenfche Wis-konftenaer van de Tijdt-tellinge der Cathayers in ’t licht gebracht was. Uyt de dingen , die wy ’t een na t ander füllen by-brengen,fal feer klaerlijck blijcken,hoe wel en volmaecktelijck alles van weerzijden overeenkoomt. Wy füllen dan eerftelijck vertonnen d’eyge Caraóters of Teeckenen der Sinefen, met de welcke fy gewent fijn de |
de dingen , die ons onderwerp raecken , te vertoonen. Wy füllen in gevolgh dacr nae der felven dingen befondere namen ftellen, die onfe Perfiaen feyt Cathayfch te wefen , en in Perlîaenfche letters befchrijft. Wy füllen daer neffens byvoegen d’eyge Sine-fehe namen, in Latijnfche letters gefehre-ven , om die met de voorgaendc te verge-lijcken, met hun accenten , federt feftigh jaren in Sina bedacht van eenige verftandi-ge en vlytige mannen van Europa, om de naeuw-luyfterende verfchillen van d’uyt-fpraeck der Sinefche Tael te onderfchey-den : en dus füllen defe felve woorden,door ervare en geleerde lieden in die Tael uyt-gedrucktjgelijckelijck toonen, hoe men de Cathayfehe woorden behoorlijck uytfpre-ken fal j de welchen de Perfiaen , hier in min geoeffent, gelijck het fchijnc, niet overal foo volmaecktelijck heeft können uytdrucken.Hy is echter feer geluckigh ge-weeft, en niet min te prijfen, dat hy in foo een fwaereen twijffelachtige ftoffe het doel van de waerheydt foo nae getroffen heeft. Ontfang dieshalven , naeukeurige en naer-ftige Lefer, in weynigh woorden al ’c gene, ’t welck d’uytdrucking der Sinefche Ca-raóters en woorden aengaet. En voor eerft moet ghy acht nemen dat wy,van Sinefche faecken handelende, de wijfe van fchrijven derSinefen,of eer hun wijfe van fchilderen, naevolgcn ; want de Sinefen gebruycken geen pennen , maer pinceelen. Indien ’er veel lijnen, of rijgen van Caradfers moeten wefen, foo dalen fy alle boven nederwaerts af, en volgen malkander van de rechte naer de flineke handt.In defer voegen fchilderen oock de Sinefen gemeenlijck hunCaraólers ofTeeckenen, lchoon’er niet meer dan een eenige rijgh was,hoewel fy oock in fuiken geval de eerfte wijfe volgcn,die wy ge-feght hebben , van boven nederwaerts te gaen.En na defe regelen füllen wy inde volgende Tafelen niet alleenlijck de Caraóters der Sinefen volgen, maer oock de vreemde woorden , die hen toebehooren. |
Eyndelijck , om in alles en overal de ge-lijckheydt in ’t lefen der vreemde namen , foo in d’Atlas, als in dit Byvoeghfel, te behouden,foo heb ick my gedient van de fel-ve kracht en klanek der letteren, die d’Au-theur in fijn voorgenoemt Boeck gebruykt heeft,en naer ’t bericht,dat hy daer af geeft, pag. 11L. En nae defer wijfe moet men al-tijdt de letter H uytfpreecken gelijck de Portugefen, en gelijck by anderen CH is luydende, of gelijck d’Arabiers en Per-fianen hun uytfpreecken5 diewy,buy-ten de Sinefche woorden', gemenelijck door C‘, gelijck d’enckele H door ‘ teec-kenen, D’ I en Y werden gcbruyckt als medeklinekers. De V word in eeniger wijfe gelijck de^ der Arabiers j en als de W der Duytfchen uyrgefproken , maer niet foo krachtigh uyt de keel, of foo volmondigh. Wyders,de AO verftreckteen tweeklanek, en moet, met de Portugefen, gelijck AU uyrgefproken worden : en ON heeft by-nagelijcke klanek als AN. Wat d’accen-ten aengaet, hun gedaente en plaetfing toont byna hoedaenigh hun gebruyck en kracht is. Want het woordt,boven op dus - geteeckent, ftreckt de ftem recht en met gelijckheydt uyt ; dus ' geteeckent, valt het ftcreker nederwaerts : in tegendeel, indien het dus gemerekt is, foo verheft het fich met meerder vryheydt, byna als of’t een vraegh was. Defe beteeckening wij ft acn dat men ’t woordt hooger moet tree-ken,cn de ftem, als langs ’t gewelffcl, doen rollen : is in ’t tegendeel een teccken van dat men de ftem , als van onder kort moet afbreecken. Het teecken c, by d’andere accenten gevoeght , geeft daer aen een ftereke uytblafmg, byna eveneens als fy in de letteren doet, gelijck wy hier voor acn-gewefen hebben. Eyndelijck , indien men . (te weten een punt) buyten de gewoonte op eenigh woort vindt, met de klinekers u cn i, dat is een teecken dat men het woordt met een tril-fijftelcnde toon moet uytfpreecken j en dan verandert fich de u byna altijt in i, en defe in tegendeel fchijnt eenighfins naer de klanek van d’ u dicker te worden. Nu, de felve punt,met de klinc-ker o, toont dat men haer moet uytfpre-ken als «, dat is een groote o der Griccken, maer duyfterlijek , en als met een beflote mont. Dit gebeurt oock eenighfins met de klineker e, die byna op een felve wijfe, als een Grieckfche «, of een dobbelc e uytge-fproken wordt. Dit alles fy gefeght na d’er-varinge , die ick in defe korte rijdt daer af heb können krijgen. Defe dingen dus geftelt zijnde , foo laet ons nu beginnen van de twaelf Uyren des nachtdagh-tijts, of des burgerlijeke daghs j (dien veele den natuurlijken dagh noemen,) daer af ick, gelijck ick hier voor feyde, d’eerftc vraegh voorgeftelt hadt. Der fel-ver Sinefche Caraóters fijn de felve teecke-nen , die de Sinefen gemeenelijck vertoo-bb nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ncn |
VJ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B Y V o E nen om hoogh acn hun Toorens, terwijl het dagh is, voor d’oogen van alle de weerde J in een Bert, anderhalve voet lang, ge-fchildert, en verguld , yder in fijn rijgh, en |
G H S E L op fijn uyr , gelijck men lichtelijck de be-fchrijving daer af breeder kan fien in dc i6 en 134 pagina van d’Atlas. Zie hier hoedanigh fijn |
DE T W A E L F UYREN der Catayers , of Sinefeni
XII |
XI |
VIII |
VII |
VI |
V |
IV |
iii |
lï |
I | ||
•F |
e |
■IL |
De Sinefihe CM-aélert. | ||||||||
DeCatayfihe Namen. | |||||||||||
Hal |
Slo |
yeù |
Xin |
VÎ |
\ V |
SÙ |
Xin |
Mab |
yin |
Cheù |
pX* De Sinefihe Namen. |
10, II, |
8, |
^gt;7, |
4’ b |
2, 3» |
12.» I» Middagh. |
lo, IIj |
8, 5gt;, |
7, |
4.5. |
2» 3, |
Il, I, O»yî»jren, Mid-nacht, |
De darde Catayfche naém heeft voor *t eynde , om dat de letter n, iiVt Sine-fche woort van yin, naer defe klanek helt. Dc feftc Catayfche naem eyndight in y, om t gefyffel uyt te beelden, ’t welck, gelijck het by gefchreven punt aenwijft, met de Sinefche benaeming Sfi overeenkomt. De fcvende naem^^ is de fdve, als V, om dat hy een befondere klanek tufichen Où en Vou heeft. De felve Perfiaen heeft oock de verfcheyde klaneken of accenten van ’t negende en vijfde woort Xin en Xin, on-derfcheyden door de vcrfcheydenheyt van TIEN WORTELS, öf |
en , letters van fijn ABC, malkander in d’uytfpraeck feer gelijck. Dè volken van Cathay hebben oock een andere kring of circkel, die tien deelen, en méê foo Veel riamen heeft, waer van yder een by de Sinefen Can genoemt wordt, dat is jVÄa J'Tortel oft Hechünge , en wert vertoont door defe T Carader. En wat de namen felfs aengaet, het fijn alleen-lijck Konft-woorden, en hier geen ander beteeckenis hebbende,als om te dienen tot de ftelling hier aen naeftvolgende. Zie hier de felve HECHT-WOORDEN. |
Sinefihe Carters.
CmAjfche Namerii Sinefihe Name».
Al fy de tien voorgenoemde namen te famen voegen en koppelen met de namen van de voorgaende Twaelfdeelige circkel, wy gefeght hebben te dienen om d’uyren t’onderfchcyden, foo fpruyt daer uyt een andere Seftighdeelige circkel, de welke, gelijck Nafirodijn getuygt,van de Catayers gebruyckt Vort om de dagen, als in geftal-tc van een lange Vceck,te rellenjmaervoor-namelijck in ’t gemeen, en naer een oude geWoonte,om de reeckening vân hun Son-ne-jaren te maken,de welcken fy door defe famenr-gefetce en als eyge namen onder-« fcheyden. Volght nu in fijn geheel |
De
van Seftigh jaren.’
Ndinen der Sinefen.
V o Kia-xin c
Getal
„ Sinefche der ia-Catayers. Teeck^ns. re».
Namen der
Catajm,
Getal tierjaren.
i-su
Ping-v'
Vu-xin
Ki-yeu
__ w
Ken-sio
Sin-hal
Gfn-çu
Kia-yln
PinR-xin
Ting-su
Vu-v'
Kï-vi
Ken-xin
IR T 41 Kia-Xin
2. I
li
Namen der Stnt/iH'-
tCia-çù
Vi-cheù y
Cataytri,
» Getal Sinefche der ja-Teeckens- ren^
i
Ping-sió
Vu-çù tCi-ch'eu
Ken-yïn
Gin-ïin
Kia-v'
rï-vi
Pïng-xin
KVhaï
Plng-yin
Vu-xin
K.l-sii
Ken-v'
Sm-vi
Gfn-xin
Kia-sio
1-hai
Vu-yin
KVmaó
Sin-yeù jy., cr«' 5« Sin-ch'eù nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sin-su
Gfn-sio nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(•ƒ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;59 Gin-yïn J nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gi'a-v
QueVhal nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;êo Queï-mab nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;p 40 Qùeï-vi
io
ii
De ftichter van defe Seftigh-jarige citc-kel, t fy dat hy die heeft gevonden , of geboden dat men die onderhouden fou, heeft gewceft Hoang Sius, Koning van Sina , die t^ee duyfent fes hondert en féven-tigh jaren voot Chriftus geleeft heeft, ge-lijck ick fulcks verftaen heb van M. Marti-nius j die ’t uyt de jaerboecken der Sinefeh had geleert. w at defe circkel aengaet, die de Cata-yers (j_5, en de Sinefen Ven noemen^dat is tfiifneiî^oeghfgl j en hun dus 5^ fchrijven, of fchilderen, de felve is door de Catayers en Sinefen onderfcheyden , met drie benamingen naer de drievoudige ordening : te |
'^eten de boVehfte, nliddclfte,en onderfte. De Catayers noemen d eerfte uj de Sinefen Xâng Ven, dat is gefeyt, t’ßimenvoephfil, en wijfeh hem aen met Y : de Catayers noemen de tweede j d^ Sittefen Chung Ven, dat is ^iâdel'ffameîrvoeghfel, welcks teecken is 4^ Î de Catayers noemen de darde (Ja de Sinefen Hiâ Ven^dat is Onder-dßmen^voeghfel ; daer af nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’t merek is« En na dat fy dus het getal van hondert en tachtigh jaren geeyndight hebben , keeren weêr tot het begin van hun reeckening. Voorts, de Catayers en Sinefen reecke-nen |
viij nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B Y V O E nen in den voorfeyden circkel hare Sonne-jaren , yder beginnende als de Son tot aen het midden van Aquarius, of den Water-gieter getreden is, en ftellen daer het begin van hun Lenten ; gelijck oock het begin van hun Somer in de midden-graet van de Stier ; en foo oock nae gelijcke tulTchen-wijtte, de twee andere tijden van’tjaer. Wyders,fy deelen yder van defe Sayfoenen in fes gelijcke deelen : in voegen dat fy , als de ordre van de natuur gevolght hebbende, hier in op het begin , midden en eynde fchijnen gelet te hebben , deelende yder van defe dingen weer in twee gelijcke deelen : en dus doende, wert het heele jaer ge-deelt in vier-en-twintigh deelen , als Stonden of Sayfoenen ; en in de hemel wert de Duyfteraer of Zodiack door defe felve na- |
G H S E L men als in foo veel gelijcke Teeckenen ge-deelt. Defe namen, fegh ick,fijn getrocken uyt de hoedanigheydt en verandering der tijden j in voegen dat men daer in als een feeckere Sayfoen- ofWeder-ording vind, welcke by de Hemel-meters der oude Grieken Parapegma genoemt wiert. Dus hebben fy, naer onfe deeling te reeckenen, een dubbelde verdceling van de Zodiack ; en het begin van de hunne koomt met het midden van d’onfe overeen. De Sinefche mereken van defe deelen , en de Catayfche en Sinefche namen , met hun beteeckenis, foo die uyt de Sinefche Tael getrocken fijn, worden in de volgende Tafel, yder in fijn rijgh en ordening, vertoont. |
DE XXIV DEELEN VAN ’t J A E R.
De beteeckeni)iggt; des Herpl.
Of houding der hitte.
Witten dauw, HerfU-deel.
Konden dauw,
Kijm-daling, iRyfing des Winters.
Kleyneßteeuw, Grooteßteeuw.
Wintersfiilßant,
Kley ne koude,
f
Groote koude.
De »amen de |
r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De Sinefche De ce- |
De beleeckening. |
D e namen der |
DeSineCehe | ||||
Stnefi». |
Catayers. |
deckens. |
allen. |
Sineßn. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C 1 i |
'atayers. |
teeckens. | ||
Lie-cieu |
-ÎAÂ |
Dente. |
Lie-chun |
1 | ||||
Ch u-ch u J |
Kegen-water, |
yîi-xul nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(5 |
’R® |
la | ||||
Pe-ld |
^7 |
15 |
Beweging der kruy^e^ lingen. |
King-che |
«• |
ï« |
î | |
Cieu-fuén (_ |
Lente-deeling, |
Ch'un fuén |
4 | |||||
Han-ïu |
Suy'uere helder-heydt. |
Cing-ming |
; | |||||
Xoang-kiang |
18 |
Vrucht-regen. |
U Co-yu |
6 | ||||
Lie-tung |
IP |
Ryßffgdes Somers. |
U Lie-hia |
• • |
'1 | |||
u nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 Siao-fiue |
^'1- |
10 |
Kleyne vervulling. |
Siab mubn |
8 | |||
Ta-fiue |
11 |
Kruyd-ßiet. |
0 Mang-chung |
♦ | ||||
Tung-chf |
«• |
11 |
Somersßilßant. |
tîiâ-chf nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;çr |
10 | |||
Siab-han c |
quot;-3 |
Kleyne hitte. |
Siab-chu |
'^1' |
11 | |||
Ta-han |
2-4 |
Groote hitte. |
Tâ-ch‘d |
II |
Men bemerekt in de voorgeftelde Tafel in *t tweede getal, dat de Catayers ftcl-len ’t woort'Vu, en de Sinefen Yu, een gering verfchil, ’t welck koomt of uyt een mistreck van d’uytfchryver,of om dat men d’uytfpraeck niet wel begrepen heeft. Daer-en-boven, de Sinefen verfiaen by ’t woort Vu denM^i die eenige gelijckheyt met de regen heeft. In drie plaetfen , te weten , in de getallen 11,11,14, fchryven de Catayers Dai, ’t wclck de Sinefen door Ta uyt-drucken. Maer de Sinefen gebruycken oock gemeenelijck Tâi in plaets van Ta, ’t geluyt van de T ’t geluydt van de D feer gelijck fijnde j fulcks dat men wacrelijck feggen magh dat hier geen verfchil is. |
Seeckcr, ’t geen Curtius in ’t achtfte boeck fchrijft van feeckre volckeii der Indianen, in’t algemeen genomen, foo,als fy oock dick wij Is de Sinefen begrijpen , fchijnt beqtiamelijck gepaft te können worden op ’t geen dat wy hier voor van de vier- |
VAN *t RYCK C a t a Ÿ. vicr-eh-twintigh decicn van t jaer gefeghc hebben ; en hier door kan oock dele felve plaets ten rechten verklaert vorden : hebben, feght hy, haer maenâen ^erâeelt in vijftien dagen behoudende de ^oüe grootheden ‘van'tjaer. Want de 14 deelcn des iacrs hier vooren gemelt ; worden van de CatayerSjfoo als Nafirodijn getüyght, even groot gefielt, te weten yder een van i ge-heele dagen, en 1184 tien duyfentfte gedeelten met vijf fefle-decltjens van fulcken gedeelte. |
ix De Catayers hebben mede, gelijck Nafi-rodijn noch fchrijft, een vierde circkel, die fy oock, gelijck d’ecrfte, twaclf-deeligh hebben gemaeckt, en die fy, nacr den regel der Starre-kenners, gebruyckcn, om de dagen te verkielèn, of te mijden, in de welken fy hun raden willen nemen en uyt-voeren, en hun wereken doen. De Ca-raólers, namen, en betekeniffen van defe circkel fijn foodanigh, als fy in defe Tafel vertoont worden : |
DE xn DAGEN DER VËRKIESING
Dt beteecktnin^. |
De Kaften der nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sinefche Sinefin. Catayerj. Teecke»gt;s-Getal, |
De beteeckening- De natnen der Sinepn. Cntaj/ers. |
Sinefihe Teeckens.Getal. |
De beteeckening. Denmnender Sinefin. Cataye |
Sinbfiht ri. Tiecke'nt,Getal. |
Volvoeren. |
Chfng nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9 |
*♦ Be'uefligen. Ting |
Æ 5 |
Ofibeffen. Kiéfl | |
Aennemtn, |
Xeu nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10 |
Dienen. Chc |
Deelen. C'hu | ||
Ojtnen, |
Cai nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;II |
Breeeien. P'o |
Vullen. Muon |
} | |
Tormteren. |
In gevaerj^n. \\ •• |
n « |
Effenen. P'ing ( |
Jï nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 |
Van defe twaelf dagen , gelijck de felve Autheur getuyght, fijn ’er vier, die door de Catayers He genoemt fijn , dat is. Zwarte, en die ongeluckigh geacht worden. Vier voeren de naem van Hoang, dat is, (jeele, die iets goet en geliic-kig beloven. Daer fijn oock twee, die Pe , dat is, h'Vitte genoemt, en feer ge-luckigli fijn. D’andere twee heeten Hoen, dat is, l)uyßer en iroubel, en worden feer ongelucfcgh geacht. Nu j ’tis meer dan al te waer,dat defe woorden even ais hun Caraólers, He , Hoang, nbsp;nbsp;nbsp;, Pe , en Hoen , die de voorverhael-de verwen beteeckenen, Sinefche van af-komfte fijn. Men kan alleenlijck twijffelen van de beteeckenis en geftalte van de lefte, of’t de ware is, of een ander , tot ditge-bruyck ontfangen : want ick heb door ver-fuym vergeten hier naer aen den ervare en lchrandere man te vragen, die my d’andc-ren meêgedeelt heeft. |
Men vind in defe vier circkels drie foor-ten van Catayfche namen. Want Nafirodijn heeft aen eenigen bygevoeght, wat fy in de Catayfche Tael beteeckenen,en Mar-tinius^ aen de felven en aen eenilt;?e anderen, wat ly in de Sinefche fpraeck bedieden : en defe twee foorten fijn gemeene namen, die fy benoemelijeke namen noemen. Voorts, d’andere namen, die ingeftelt fijn om d’uy-ren en jaren aen te wyfen , fijn als eyge namen, die in defe plaets niets anders beteeckenen. De namen van d’eerfle foort, dienen tot verklaring van de tweede en vierde circkel. In de tweede vindt men Ven , Xang, Churig, Hiâ,ôCc. In de viérde vindt men He, Hoang, Pe, Hoen : dié,gelijck Nafirodijn feght, in ’t Catays beteeckenen, de eerfte 13amenlt;voegingi Öpperße, Adiddel-ße en Laeghße ; cn de tweede Z^art,Geel, Wit en JJoneker. Nu , daer is niets feker-der, dan dat alle defe woorden naer d’oor-fprong cn ’t gebruyck geheel Sineefch fijn. De namen , door de welcken de fayfoenen van ’t jaer in de darde circkel beteeckenc worden , zijn van de tweede foorte, van de welcken Nafirodijn de beteeckening niet heeft geweten, of ten minften geen ge wach daer af heeft gemaeckt, en die, gelijck kla-relijck blijekt, niet als van het Sinefche volck,en uyt de Tael van Sina gehaelt können worden; lek acht alleenlijck dat ’et dienfligh is te berichten,aengaende de darde van defe na-meh King-che, dat fijn beteèckenii, die ’et gefielt is, te weten, beweging der kruipende dieren , of een andere , die warelijc-ker fou fijn, by geval achtergelaten is, door cc nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de feer |
X nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B Y V o E de feer geleerde Martiniiis, en dat dit hier door mijn raming vervult is, om dat ick in mijn Sinefche Teecken- en Woort boeck gevonden heb dat dit felve Sinefche teecken en ’t woort Che, de Kr typende en hloedeloofi dieren betekent, en’t woortKing met fijn teecken Ontroeren en heiue-gen. De meer ervaerne füllen , foo ’t hen belieft, my vergeven , indien de gifling my bedrieght. Men leeft in de twee eerfte circkels, de namen van ’t lefte geflacht fonder eenige beteeckenis, om dat fy van haer felve, en door een befondere inftelling en gebruyck niet dienen dan om defe felve tijden te betekenen, ’t Is wel waer dat defe felve woorden oock eenige andere dingen bedieden, maer die tot het tegenwoordigh onderwerp niet dienen. Want , gelijck d’Atlas oock aenwijft, hoe men minder woorden in de Sinefche Tael vind, hoe oock yder woort met fijn Caraólers meer dingen beteeckent. Seecker, defe Tael heeft dit geheel be-fonder, en ’t welck byna ongelooffelijck is, dat alle haer woorden niet alleenlij ck een-klanckigh of eenfilbigh fijn , geen verfchil van gedachten, getallen, en buygingen der Letter-konftenaers onderworpen njnde ; maer veel onder hen hebben foodanigh een gebuyrfcbap en gelijekheyt, dat fy al-leenlijck door de verfcheydenheydt van d’uytfpraeck en galm onderfcheyden worden , die foo nacu luyfterc, dat fy naeuwe-lijcks van d’andere volcken bemerekt kan worden. Tot een voorheek, dit eenfilbigh woort Ko , dat enckel genoegh is, wordt van de Sinefen op elfderhande wijfen uyt- gefproken, Ko, Ko, Ko, Ko, Ko, Ko, Ko, Ko, Ko, Ko , Ko : yder van de welcken veel dingen beteeckent, en een yder ding |
G H S E L heeft byna altijdt fijn eyge merek, dat van alle d’anderen verfcheyden is: foodat’et fchijnt dat defe Tael niet foo feer haer oor-fprong getrocken heeft uyt de nootfake-lijckheydt der toevallen, en by eenigh geval, gelijck andere Talen, als wel met voornemen en door voorbedachte konft alfoo gemaeckt is, en in ordening gebracht. Het blijekt dan klarelijck dat alle defe namen, die men de Catayfche Tael toe-eygent, fuyverlijck Sinefche fijn , en dat dele twee namen van een eenigh en ’t felve volck fijn:’t welck in defen niet meer won-derlijck of vreemt fchijnen moet, als dat eenigh ander ding in verfcheyde Talen ver-fcheydelijck wert genoemr. Want indien defe twee volcken verfcheyde waren van geflacht en fpraeck, fy foudèn fonder twijfel oock verfcheyde namen aen de dingen hier voorverhaelt, gegeven hebben, te weten yder naer fijn eyge en moederlijeke Tael. Dus is ’t dat de Sinefche landtliedcn, gelijck de geleerde Martinius getuyght, en de veltwoonende Tureken ofte Scythen, gelijck Nafirodijn en anderen verfekeren , op de Twaelf-deeligecirckel tellen d’uren van den dagh , ja oock de dagen felve, en hun jaren, door de namen der felve dieren, maer verfcheyden aengaende de Tael; toe-fchrijvende aen yder van defe tijden hun hoedanigheden , en uytkomften , nacr de natuur en aert van ’t dier, dat alsdan heer-fchappy heeft, volgens ’t gevoelen van hun Starre-kenners. Wyders, om dit in ’t voor-bygaen daer noch by te voegen , ’t is foo-^ danigh dat den aenvang van defe tijden de felve is onder defe twee landt-volcken, als de gene die wy gefeght hebben by de andere Sinefen en Catayers waergenomen te worden. En defelve twaelf hamen fijn foodanigh : |
De Namen der UREN, der DAGEN, en der JAREN.
Daer
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A |
VAN ’t R Y C K C A T A Y. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;xj
Daer fij n eenige volcken onder de Turc-ken , die in plaets van d’eerfte in defe Tafel KeÇegù keggen (jVi-sy-w Stz^jkân ; in Sagir \ en de fevende Tùnd noemen Ai : die warelijck wel andere namen fijn , maer alle van de felve dieren. Wat de Sinefche woorden aengaet, ick heb die uyc de Teken- en Woort-boecken van defe Tael, die ick by my heb, getroc-ken , en hier alfoo geftelc : doch ick achte dat ’et overtolligh fou fijn de mereken fel-ver daer neffens te voegen. In feecker Ka-Icndier, ’t welck te Conftantinopolen ge-maeckt, en fchriftelijck in ’t licht gebracht wierdt in de tijdt der Gelijcke dagen en nachten van de Lenten,in ’t jaer van de Hegira ofte den eerften aenvang van ’t Maho-mecifch rijck 1036,dat is, in ’t jaer van on-fe Salighmaker 16'17 ,’t welck het jaer van de Ha ES was, worden defe Tureken, daer af wy nu foo even gefproken hebben; 0 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jczo Q^ogol-Smefèn, Velt-Philofiphen , of ƒ«-'iVOOTiders der 1P^oeß:ijne en de Tureken ‘van TamgdZ:] genoemt. Eenige feggen dat dele naem van Tamgazj een befondere en eyge naem des Konings van Catay is , even ge-lijck de Koning der zuyderlijcke Sinelèn vanTaminga, of Tanga, Konineklijeke flammen der Sinefen , genomen is. Men kan dan defe woorden paffen op de Mo-gols en Tureken, die onder de Sinefen vermengt fijn , het fy datfe aldaer door ver-plaetfinge gebracht, of op een andere wy-fe ontfangen fijn. Ja men fou door dit voorgenoemde woort van Mogol-Sinefen, de Mogols fclven mogen verftaen , als dus genoemt uyt oorfaeck van ’t feer machtigh Rijck,dat fy eertijts befeten hebben. Want men kan klarelijck en fekerlijck fien in vele plaetfen van feecker vermaert Boeck, Mir-c'ond genoemt, (’t welck een groot werek is,in de Perfiaenfche Tael van d’oofterfche gefchiedeniflen gefchreven,) dat defe Mogols defe circkel der jaren , daer af wy nu gefproocken hebben , onder malkander onderhouden , en die gemeenelijck ge-bruycken. Voorts , by defe onbepaelde naem van Woeftijne , daer af wy oock ge-wagh gemaeckt hebben, word byna altijdt volkomentlijck de plaets verftaen, die met een eyge naem CjV.»/ Kipchak, en door Ayton den Armener, Cumanien genoemt word 5 ’t welck niets anders is als dit vlack en groot velt, ’t welck fich ftreckt van d’uytterfte grens der oofterfche landen tot in ’t weften boven de Cafpifche zee, en-met een feer lange ftreeck uytloopt tot aeii de grenfen van de Pontus Euxinus,die men heden de Swartc zee noemt. |
Vele der gener, die van d’uren en jaren der Catayers gehandelt hebben , bedriegen fich, vermits ly gelooven dat de namen der Sinefche uyren die hierin den begin verhack fijn , eygentlijck defe felve dieren van ’tjaer der Tureken of Tartars betekenen : ja het fchijnt dat Nafirodijn feif in defe doling is geweeft. En ick geloof dat d’oor-faeck hier af is, dat de naem Çu , die op d’eerfte Sinefche of Catayfche uur gepaft wordt, en Xii’, die hier d’eerfte is, betekenende een , foo weynigh in d’uyt-fpraeck verfchillen, dat fy lichtelijck een vreemt man bedrogen können hebben, en beyde voor een en ’t felve ding genomen fijn. Maer de Caraófers verfchillen veel van malkander : want dit Çu wert afgebeclt door , en dit ander Xu gemenelijck door , gelijck mijn boecken getuygen. Voorts, dc twee rekeningen foo Sine-fche, als Catayfche, komen niet alleenlijck overeen in hun gedaente, in de woorden, en in hun betekeniffen , gelijck hier voor getoont is ; maer men kan mede betoonen dat fy oock volmaecktelijck in ’t dadelijck gebruyck overeenkomen, en alle beyde ineen felve tijdt vallen. Want Nafirodijn fchrijft, dat in’tjaer 642. van Jefdagird , lefte Koning der Perfianen, dc Catayers het tiende jaer van de Seftigh-jarige circkel telden,’t welck van hen^gt;J. yèu genoemt wordt. Nu , dit jaer van Jefdagird quam in ’t jaer Chrifti 1x73 j federt het welck, tot aen ons jaer toe van i lt;^5 4 gt;nbsp;foo men alle de feftigen na het felve tiende jaer van de circkel weghneemt, een-en-twintigh jaren overigh füllen fijn; dat is', dat’er een-en-dartigh jaren federt het begin van de circkel lullen fijn. Dieshalven, in het tegenwoordigh jaer des Heeren 16’54, tellen de Catayers het een-en-dar-tighfte, ’t welck fy j)^ Kia-v' noemen. Waer mede oock in ’t geheel overeen koomt, ’t gene Ulug-Beg, Tamberla-nes na-foon , in fijn Tafelen gelchreven heeft; te weten dat in ’t jaer 8 47 van de Hegira, |
xij nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B Y V O E gira, ’t welck het 1443 jaer na de geboorte van onfe Salighmaker Jefus Chriftus is, de Catayers het eerfte jaer van hun Sef-righ-jarige circkel hielden , het welcke fy lt;=3 Kia-çu noemen : in voegen dat, als wy met defe rekening afkomen tot aen het tegenwoordige jaer van 1^54, wy bevinden füllen, dat de Catayers nu’t jaer Kia-v'' houden , ’t welck het een-en-dartighfte van hun circkel is. Maer eer ick in de Perfiaenfche autheuren en fchrij-.vers defe twee voorbeelden van de Catay-fche rekening gemerekt had , foo heeft de voorgemelde Martinius, die toen onlangs uyt Sina gekomen was, by geval my ge-tuyght eerft mondeling, en daer na by ge-fchrift, dat in dit felve jaer van 1654 by de Sinefen getelt wert het felve een-en-dar-tighfte jaer van hun rekening, ’t welck fy Kia-v noemen : ftilcks dat dit bewijs voor Wis-konftigh fchijnt te mogen gekeurt Werden. Eyndelijck, indien men boven defe drie Seftigh-jarige circkels, te weten , 'de Opperfte, Middelfte en Onderfte, daer af wy hier voor gefproken hebben , of boven hun famenvoegfel in een kring van hondert en tachtigh jaren, een grooter maet van rijdt behoeft, fóo gebruycken die beyde in hun tael Paerts namen fijn : ’t welck fy Van noemen. Nu, dit felve is een fuy ver Sineefch woort, t’eenemael eygen aen defe Tael, en wert met dufdani-ge Caradler getekent. Voorts, hoewel ly de rekening van hun tijden aenvangen van de heerfchappy hunner Köningen , als van befondere Tijt-ftippeh of Hoofden, om hun rekening te maecken, te weten federt de eerfte Schepping des Werelts. En dus, volgens de voorbeelden , die de voorgenoemde Schrijvers daeraf voortbrengen, rekenen fy in dit loopende jaer van 1654, federt dcfen Aenvang-tijdt van de Schepping des Werelts boven 88(34 geheele en volkomen Vans, datis,tien duyfenden, inde vijf-en-feftighfte loopendeVan het een-en-feventighfte jaer ; ’t welck van d’eerfte U Seftigh-jarige circkel, die Xang Ven ge-noemt wordt, het een-en-dartighfte jaer Kia-v'is, alles gelijck boven. Weick jaer van de Turcken oSy Jûnd gebynaemt is, lt;n van fommigcn on Her hen oock At, |
hun eerfte jaer nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kefegû, dat is » Rat, koomt overeen met|het eerfte jaer van de Seftigh-jarige circkel, door de Ca-tayers Kia-çù genoemt. En van daer kan men, gelijck van een bekent Hooft en aen-vang, alle de jaren der Turcken tellen, met hun bynamen der dieren, voor alle verlede en aenftaende tijden. Want hoewel ’er een groot getal van In-diaenfche en Sinefche Philofophen is, die gelooven de Wereldt eeuwigh te fijn , foo is ’er,echter geen minder getal van de gene , die, foo weynigh des Wcrelts begin , als eeuwigheyt begrijpen en bepalen könnende , fulcks fchijnen te willen bewinden met dit wonderlijck en als onbegrijpelijck fabuleus getal, fchijnende eenigcr wijfe aen ’t eyndelijck en oneyndelijck gelijck te we-fen : of willen mogelijck door defe foodani-ge grootc jaren van rien duyfent,deomkee-ren des Wereldts meten , of eenighfins te kennen geven , die fy gelooven gebeurt te fijn, dan met vernietinge, dan met weêr-oprechtinge. Maer om te weten wie de volckcn fijn , die voor een gewoonte hebben defe tijdt-reeckening te houden,onder andere Schrijvers, een lèecker jacobijnfeh Patriarch,met name Ignatius,Chaldeer van Mefopotamien, (van de welcke ’de groote Scaliger feer loflijck fpreeckt in veel plaet-fen van fijn Boeck , dat hy van de verbetering der tijden gemaeckt heeft ) verklaert het met uytgedruckte woorden , in een Tradaet, ’t welck hy in d’Arabifche Tael van de tijdt-reeckening der Ooftetfche volcken gemaeckt heeft. Nu, daer andere Schrijvers de Catayers noemen, fielt de felve Ignatius de Sinefen: in voegen dat het fchijnt dat hy defe beyde geflachten voor een volck neemt. Hoewel ick acht dat ick nu het gene, het welck ick op my genomen en belooft had, voldaen heb, foo heeft my echter goet gedocht om hier noch iets tot overmaet by te voegen , foo men miflehien eenigh gebreck daer in vond ; of op dat de heus-neydt die men tegen my gebruyckt heeft, des te meer met heusheydt van mijne fijde bejegent werde : ten eynde dat het gene, ’t w^ck men in defe nieuwe Atlas vind , aengaende de Cathayers en Tartars, door defe middel eenige verlichting, en de waer-heydt meer fteun en vaftigheyc magh ont-fangen. Voor eerft is ’t een aenmerekens-waerdi- |
VAN ’t R Y C '^aerdige faeck, dat de naem van Cathay , gelijck fchijnt, in feer onde tijden onder de Griecken bekent en vermaert heeft ge-weeft, voornamelijck onder de genen , die de Hiftorie van Alexander de Groot be-fehreven hebben. Want fy fchrijven dat hy fijn wapenen ge voert heeft tot in defe Landtfehappen , de welcken van Quintus Curtius, in het tiende Boeck, niet met defe naem , maer het Koninekrijek der So-phicen genoemt worden. Dit is echter het lelve landt, gelijck klarelijck blijekt uyt het vijftiende Boeck van Strabo,de welcke feght, dat dit Koninekrijek dus genoemt wierdt naer de naem van de Koning, die toen in Kaóamp;a, Cathea of Cathay hecrfchre. Quintus Curtius ter felve plaets, gelijck oock Diodorus Siculus in ’t feventiende Boeck verfeeckert, dat dit felve Koninck-rijek door feer goede wetten en gewoonten beftiert wierdt, en dat dit volck d’an-deren in wetenfehap en wijsheydt overtreffen. Wat den fiant en de gelegenheyt acil-gaet, alle de Hiftoriefchrijvers plaetfen dit volck in d’uytterfte grenfen van Indien, en van d’Oofierfche landen , de welcke men in dien tijdt ontdeckc had. Ptolemcus be-veftight in ’t fefie Boeck van fijn Aerdbe-fchrijving, op het vijftiende hooftdeel, dat de xüLiToui, C'aitayers of Catayers, Scythen waren , de naeften aen de Seren , naer dat men gewent is de naem der Scythen uyt te ftrecken tot aen defe lefie deelen van ’t aerd-rijek. Indien fy de faeck niet foo klaer uyt-gedruckt,nochte onderfchcydelijck bepaelt en hebben , als wel noodigh fou fijn , daer over heeft fich niemant te verwonderen, als hy overweeght ’t gene dat Strabo bekent in de felve plaets van ’t vijftiende Boeck : Vat om donkundede groote afge-legenheydt defer landen niets fèecker en naeu^ keurighltjck gefihre^en was ; maer dat alles tot opgeblafintheydt en wonderlncke vreemd-heydt uytltep. c Welck oock beveftight wordt door ’t gene dat Plinius uyt fulcke fchriften verfamelt heeft, en verhaelt in ’t tweede hooftdeel van ’t fevende Boeck, aengaende de gedrochtclijeke volcken defer landen. En gelijck deGrieckfche enLatijnfche Hiftoriefchrijvers, die van defe verre gele-ge dingen gefchreven hebben, feerwey-nigh , of geen gewach van Sina maecken ; foo hebben de Schrijvers der volgende eeuwen , gelijck d’Arabiers en Perfianen , veel meer van de Sinefen, dan van de Catha- |
K C A T A Y. xiij yers, gefproocken : ick meen defe Hiftoriefchrijvers, die voor’tjaer 6qq van Hegira, of’tjaer 1103 van de geboorte ons Heeren , gefchreven hebben 5 dat is, eer de Tartars, Mogols gebynaemt, hun tochten in ’t Koninekrijek van Sina gedaen hadden. En dit felve Koninekrijek, Sina genoemt , heeft fich, naer ’t verhael defer Schrijvers, niet wyder uytgebreyd dan van het begin van t eerfte Climaet tot naeuwe-lijcks over de palen van ’t derde. Wat de landen aengaet, die fich van daer noorde-waerts uytftrecken , fy, geen feeckere kennis daer af hebbende, hebben hen toege-eygent aen de volcken van Gog en Magog, wel bekent aengaende de naem, maer on-bekent voor lbo veel hun wooning belangt. Doch de genen, die gefchreven hebben federt het begin van ’t Rijck der Tartars , of Mogols, toen de naem en d’ach-ting van de groote Can over de heele we-relt uytgeborften\ was, lieten de Sinefen ^srel de felve grenfen behouden j maer fy noemden d’inwoonders der volgende landen Catayers , en fchreven defe naem , die fy van de Tartars ontfangen hadden, VXjï Cata, of Catay , daer af eenigen Ca-thà en C’athay gemaeckt hebben. Welckers hoofeftat, C'an-balek genoemt, van M. Paulus Venetus Cambalu geheten,door Abulfeda onder het vierde Climaet ge-voeght is 3 fulcx dat, indien wy de middel-wegh houden in de verfcheydenheydt der gevoelen, die hy bybrengt, aengaende de langte en breette der felve Stadt, wy bevinden füllen dat fy beyde komen op de felve plaets, die d’Autheur van defe Atlas aen de Stadt Peking geeft, naer de Wis-konftige ondervindinge daer van gedaen : en geen minder overeenftemming ifter in d’over-matige en wonderlijeke grootheydtjvan de welcke Abulfeda fchrijft dat men dingen daer van vertelt,dic alle geloof overtrefren. Wat de naem van C an-Balek of Cambalu aengaet,Paulus Venetus, lib.i,cap.i o,fegr, dat et de Stadt des Heeren betekent, te weten in de Tael der Mogols,die toen ’t Rijck befaten : want Can, of iiae onfe uytfpraeck Cham , beteeckent foo veel als Heyfir of f^ry?,en Balie, of,naer de rechte uytfpraeck der Oofterfche volcken, Balak, genomen van een woordt van de felve Tael Balakfûn , betekent Stadt. Want in een Woort-boeck van vier Talen, dat ick be-fitte, te weten , Arabifch , Perfiaenfch , Turekfeh en Mogols, wort dit felve woort d d nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der |
xiv nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B Y V O E der Mogols verklaert door ’t Arabifch Beled, ’t welck Stadt wil feggen. Nu, daer is niet aen te twijffelen, of defe felve Stadt heeft eenige andere eygc naem gehadt : want Paulus Venetus voeght’er by, dat dit van outs en feer lange tijden een ver-maerde Stadt heeft geweeft, daer de Köningen hun Hof hielden. Het fal dan niet fonder gront en reden fijn , foo men van alle defe dingen een gif-fing en gevolgh treckt, dat, gelijck de naem der Catayers, ontrent de tijden van Alexander, eerfl gehoort is onder de Scy-thifche volcken van d’Oofterfchc landen ; oock wcêr van defe Scythifche volcken de felve naem van Catay met die van de Tartars gekomen is ter kennis van d’Arabiers, Peruanen , en anderen ; door de welcken de twee voorgenoemde namen allerwegen gefaeyt en uytgebreydt fijn. Dit gebeurde na dat de Mogols , daer af het aenmercke-lijckfte deel met een eyge naem genoemt was^kÄü cn Tatar en Tatar, (daer men , een r byvoegende, Tartaren af ge-maeckt heeft) te weten de Scythen,die over de Bergh Imaus naer ’t ooften en zuyden woonen , d’andere Scythifche volcken on-dergebraght hadden, en voornamelijck de geneiijdie ooftwaerts hun Wooning hadden. ’t Selve wierdt gedaen onder het beleydt van Amochtân Can, die, fijn Rijck be-veftight hebbende, de nieuwe naem van Chingiz (by Ayton Changis) aennam, en d’eerfte was, die men de groote C'an of Cham noemde ; namentlijck in ’t 1114 jaer na Chriftus geboorte. Defe is de gene, die de wetten en regelen maeckte en oprechtte, die in de Scythifche Tael Ya-fa, en nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;VwV Yala Chingiz C an, dat is, Inflellingen ^an ChingiZj Cany genoemt worden 5 de welcken , als heylige faccken en godlijcke fpreucken, van alle de nafaten godsdienflelijck bewaert en onderhouden fijn. Hy vergaderde een heyr van vier hondert duyfent ruyters, en deelde dat door een befondere ordening in tien duy-fenden, duyfenden , honderden en tienen , en fond een deel daer af naer ’t ooften, en ’t ander naer ’t weiten. Hy dede felfs met het eerfte een doorbreeck en inval in Sina, Machin en Catay ; en voerde met het ander geen minder dingen iiyt : want hy verwon en verlloegh de machtige Koning der Corafmiers , Gelalodijn gerioemt. Daer na, in ’t jaer 1114, hervatte hy met alle fijn |
G H S E L krachten d’oorlogh van Catay. Maer hy Itorf ten eynde van drie jaren : en is’alfoo meê ter neêr geleght op den grooten hoop der menighte van menfehen , die men tot tien milliocnen toe telt, de welcken door ’t gewelt zijner oorlogen vergaen waren. Hy had tot nazaet fijn Soon , Okotai C an , die ’t Rijck door de wetten , wapenen en verwinningen van fijn Vader be-veftight vondt. Dit is de gene , die van Rabbin Abraham Zacuth , in fijn Boeck luhafin genoemt, met een woort Koning der Cathayers geheeten wordt, als met de naem van ’t grootfte Rijck , dat hy bezat. Defe had weer tot nazaet fijn Soon Gayung Can.Weynigh tijdts nae defes doodt wierd Mango C an gt;nbsp;Nafoon van Chingiz C an , en Soon vanToli Can,met bewilliging der Vorften en opperfle Hoofden van de Tar-tars,Keyfer van de heele wereldt verklaert ; want hun trotsmoedigheydt doet hen dus fpreecken. Hy fond, in ’t jaer onfer Zaligh-heydt 12.5 5 , fijn Broeder 'Ulaco Can met een machtigh heyr beneden de rivier Oxus naer Afiyrien : die daer alles verwoefte , en eyndelijck Bagdad, de Hooft-ftadt van het heele Mahometaenfehe Rijck, aentaftte, won, en feer deerlijck verdelgde, en de in-woonders feven dagen lang leer wredelijck flachtte. De Keyfer Muflafem , zijnde de fes-en-dartighfte Calïfe uyt de ftam van Abbas, Oom van Mahomet, en de leite der gener, die Bagdad bezeten hebben, wierdt onder de voeten der Tartars vertreden , en eyndighde fchandelijck fijn leven met fijn Kinderen. Dit gebeurde de vierde dagh van de Sprockel-maent,in’t jaer onfes Zalighmakers 1158. D’oorfaeck van dit verderf, en van defe moordt, wordt, nae de getuygenis van het voorgenoemde Boeck luhafin, den felven Nafirodijn , daer af wy hier voor dickwijls gefproken hebben, toegefchreven j als de gene lijnde, die, raet gevende,en middel tot d’uytvoering aen wij fende, fulcks TTlaco , Overftc van ’t Tartarfch heyr, aengeraden had : om fich van de fmaet te wreken , die hy van de voorgemelde Calïfe ontfangen had : en befonderlijck om een Boeck , dat hy gemaeckt en den felven toegeeygent had , om ’t welck hy lof en vergelding had verdient ; en de Calïf, hem droevigh fien-de, had tot hem gefeght, de Thoufiers (dat is d’inboorelingen van Thous, een Stadt van Perfien) dragen hoornen , waer fijn de uwen ? daer op Nafirodijn antwoorde, ick |
I
-ocr page 359-VAN *t R Y C K GATA Y. xv
ga hen halen , om aen u te vertoonen. Hy dan , terftont uyt het Hof vertreckende , nam gefwindelijck fijn vlucht tot by de Tartars, die hy met dit groot en machtigh Heyr aenbracht. Weynigh tijdts nae defe neerlaegh nam hy voor te maecken defe Aftronomifchc Tafels, daer af wy dick-wijls verhael hebben gedaen j om alfoo, door fijn geleertheyt,de naem van de voorgedachte Velt-overfte der Tartars, die toen Koning van Aflyrien was, meet te ver-ceren en verbreyden. Hy wierd hier in geholpen door de Konincklijcke mildadigh-heden, niet alleenlijck tot der felver making ; maer oock om de ftarren te doen waernemen, en wierden hem tot hulpe gegeven andere vijf ervare envermaerde Wis-konftenaers. Men ftelde de tijc van twaelf jaren ,.om’t werck te volvoeten, en men verkoos hier toe, nacr ’t verhael van Abul-feda, een bequame plaets, namelijck een heuvel,buyten de Stadt Meraga,in ’t Landt-fchap Aderbigiân, ’t welck men eertijdts Adjabene noemde. De Keyfer Mango Can quam ondertufichen te fterven, en fijn jonge broeder CoblaiCân quam in fijn plaets. Omtrent vier jaren daer nae ftorf oock de Vorft 'Ulaco C an, aen wien volghde fijn Soon Abgai C'ân, te weten in ’t wefterfche Rijck , of in ’t Koninckrijck van Medien en Aflyrien. In defe tijdt wierden de voor-genoemde Aftronomifchc tafelen, op nieuwe en oude waernemingen gcbout fijnde, voleyndight, die Nafirodijn in ’t licht gaf, onder de naem van nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ilcânlijcke,
( nu , Ilcan betekent in de Tartarifche tael p^elt'O‘verfle)en droegh die op aen de voorgedachte Abgai C'ân. Hy dan , willende leeren hoe men zijn Tafelen fou können gebruycken nac alle foorten van Tijdt-re-keningen,die by de vermaertfte Oofterfche volcken in fwang fijn, maeckte den aen-vang van de rekening die gebruyckelijck en gemeyn is in Catay , om dat dit Rijck toen het vermaertfte en aenmerckclijckfte was van alles dat de Tartars bezaten.
Na de vijf groote C'ans, te famen Keyfers van Cathay, die wy opgetelt hebben , heerfchte daer oock een fefte, Temur C an geheeten. Sedert defe tijt begon de Maho-metifche Godsdienft onder de Tartaren in te fluypen,hun zeden door foo groote voor-fpoeden te bederven , en hun faken achter-waerts te gaen, en neêr te ftorten. Hun Heerfchappy wierd eyndelijck binnen Cathay gedempt en vernietight, en daer buy
ten in deelen gefcheurt : tot dat in ’t jaer ons Zalighmakers 1584 een ander Temur C'ân, te weten de wijtberoemde Tamber-lân , het Tartarifche Rijck weder t’famen-gevoeght heeft onder fijn gebiet j gelijck hy oock met Chingiz Can uyt een felve ftam gefproten was. Want Buzcngir C'ân, die de ftronck van alle de Mogollche Köningen heeft geweeft , was in ordre de negende Vader van Chingiz C'ân, en de dertiende van Temur C'ân. Defe Temur, feer vele en groote verwinningen bekomen hebbende aen de wefterlijcke deelen van’t Mo-golfche Rijck, gelijck oock aen de noorder-lijcke deelen van Afia,en noch naer grooter trachtende aen d’uyterlijcke geweften van’c Ooften , bereyde fich tot de reys en velt-tocht naer Catay: voornamentlijck met die inficht, gelijck het fchijnt, om in Heldendaden met Chingiz C'ân gelijck te worden 5 en oock om wraeck te hebben van fijn geflacht, ’t welck de Cathayers in haer landt uytgedelght haddenjen te gelijck fijn ftam daer op te rechten, hebbende van fich felven de naem van Chingiz C'ân in hooge eer cn achting. Maer toen hy op de grenfen der Mogols gekomen was, in een plaets, die Anzâr genoemt wordt, daer de hoofden van ’t Heyr, fijn Magen , en de Krijghs-benden vergadert waren , in ’t jaer van Chriftus geboorte 1404, en gereede was om voort te trecken, wierdt hy van een brandende koorts aengetaft , die hem weghruckte , en fijn groote voornemens deê verdwijnen.
Uyt alle welcke dingen oock klaerlijck blijekt, dat het Koninckrijck van Cathay feer groot, machtigh en rijck heeft moeten fijn, dewijl defe twee feer machtige en groote Keyfers geacht hebben dat des felfs verovering de heerlijekfte was, die fy konden doen. En dewijl het Koninckrijck der Mogols, daer hun eyge en oude wooning was,niet feer verre van ’t SineefchKoninek-rijek gelegen isjop wat volck kan men dan de naem van de Cathayers paften , als aen de Sinefen felven ? volgens ’t gemeen ge-bruyck , dat alle Inwoonders van dit leer groot en breet Rijck, ’t welck in defe Atlas befchreven is, met defe befondere naem van de Zuydfche volcken genoemt werden ; of wat anders fal Cathay wefen , als het noorderlijck geweft of deel van Sina ?
Laet ons hier nu by voegen, ’t gene Jan Carpin , Willem Rubriquis , en andere Geeftelijcke perfoonen ons van de Ca-tayers
-ocr page 360-
tayers verhaelt hebben, als de genen,die van de welchen d’een deur ’t landtßchap van Ca-hooger-handt naer Tartaryen, en aen des tay gaet,en Gander deur ’t landtßchap ^F^angi felfs Köningen gefonden fijn : d’eerfte in ’f ^iaer de z.ee. Nu,dit landt felve is jaer Chrifti 12,46', door Paus Innocentius de vierde ; de tweede in ’t jaer 1155 door Lodowijck de IX , Koning van Vranck-rijck. Zie hier ’t gene , ’t welck fy onder andere dingen daer af feggen : Dat de Ca-thajers , op d'ujtterfie grenÇen Ooflen en gehören der Tartars Çi-jnde , ßch tot aen d^ooßerltjcke Oceaen uytßrecken : dat de ‘'abater en by der fellt;ver grenzen, benjroßen ßjn-de, ßomtijts overtocht aen de Tartars geuen die met aüe hnn krachten 't landt der Catha-yers olt;verflolpen : dat deße ßlnje Cathay er s feer rijck ßjn , en ^eel koßelijcke dingen be-ßtten ) en uytßeeckende wercken njan 'won-derlijcke konfi maecken ; dat groote o^er^ *vloet ojan rijs hebben, en 'ivijn daer af maec-k.en, Eyndelijckjom gelijckelijck door een aenmercking te fluyten , defe felve Rubri- quis getuyght in fijn Reys-befchrijving, in ’t feven-en-dartighfte hooftdeel, dat Jy gewent ßijn met de penceel te ßchrijven , gelijck de Schilders , en ßoodanigh , dat zy veel linien in een figuer ßchijnen te trecken. eus Paulus van Venetien,en na hem Ayton van Armenien, die alle beyde oock Tarta-rien, en, dat meer is, Catay geften hebben. De keurige Lefer fal, boven de blij eken,die foo hier voor verhaelt, als in d’Atlas byge-bracht fijn , lichtelijck uyt hun verhad andere blijeken , die mee tot dit ons voornemen behooren , können trecken : gelijck ’tgene, dat Paulus Venetus fchrijft in’t tweede boeck , cap. 2-6^, te Bafel uytgege-ven ; te weten, dat men deur ’t geheele landtßchap van Catay uyt de bergenßwarte fteenen haelt, die, ontfieeckenßjnde, ’t vuur lang behouden , en in veel plaetßen ’t gebreck van hout vervullen. En in ’t feven-en-twintigh-fte hooftdeel, dat hy tien mijlen van Cam-balu een groote Rivier gevonden had, die ßch in d’Oceaen ont la ft , daer veel Schepen op en af voeren, met koopmanßchap geladen-, en dat daer over eenßeer fihoone Bru^h lagh, ( die heel van marmer was , en drie hondert ß:hreden lang , en acht breedt was, op wer-en-twintigh boogen fleunende, metgeßneden leeuwen, om de kant bonjen te ^verderen. Men vindt in d’Atlas de befchrijving van veel diergelijcke Bruggen. Wyders,hy ver-haelt in ’t volgende capittel, dat 'er een weg is, dießch in twee wegen deelt, omtrent dar-tigh mißen de voor'uerhaelde Vloet, van |
Machin , tc weten , het deel van ’t ware Sina, eygentlijck gefeght,’t welck naer ’t zuy-den en ooften gelegen is. Want hyfeght in ’t vijf-en-dartighlfe hooftdeel, dat de Koning van't landtßchap bMangi Facfur ge-noemt word, een rijck en machtigh Vor ft, ja foo, dat men geen machtiger in alle deße Ian--den vond, als de groote Can. Wyders, d’A-rabiers, Perfianen cn Turcken getiiygen dat de naem van Facfur ( die fy dus uyt-fpreecken yyljtj Fagfur) aen de Keyfers van Sina gemeen was ; gelijck de naem van Pharao aen de Köningen van Egypten, die van C'alife aen de genen van AITyrien, en de naem van Can aen de Tartars. Doch ick geloof dat dit een vreemde, Scythifche, of een andere diergelijcke, en geen Sine-fche naem is, om dat in de Sinefche Tael de letter R geen plaets en heeft : en dit is d’oorfaeck dat men noch tegenwoordigh in d’Oofterfche landen het befte Porce-leyn , ofd’aerde vaten van Sina Fagßurifthe noemt. Voegh hier nu by ’t gene de felve Schry ver verhaelt van foo veel fteden , die foo bloeyen en vermaert fijn om de koophandel, en om de fchranderheydt en ’t ver-nvift van hun inwoonders. Men kan ’er oock bemercken dat ’er fteden fijn , Welckers namen in Fu eyndigen. Nu,defefilb is warelijck een Sincefch woordt, ’t welck eygentlijck een groote fladt betekent ; en van defe filb Fti, by anderen gevoeght, hebben de Sinefen veel naemen van hun Steden gemaeckt, gelijck fulcx oock ge-menelijck onder de Griecken en veel andere volcken gebruyckt wert. Wat Ayton aengaet, hy feght in ’t ecr-fte hooftdeel van fijn boeck : Dat het Ko-ninckrijck van Cathay het grootße van de JKereldt ü, dat voor geen ander te wijcken heeft, ßo van wegenßjn rijckdommen en on-talljcke [chatten, als ten opßcht van de groote menighte van een vernußtigh en vlijtigh VO lek , en de wonderlijcke wercken , die daer gemaeckt wierden : dat de menßchen daer 7iaeuwe oogen hebben, en ’t aengeßcht van nature alsßonder baert. daer by, dat zjy bloo-de, en vertÇaeght ßjn j doch echter dapperder ter z^ee,dan te landt. En in ’t tweede hooftdeel , dat hun landt ßch tot aen ’t begin des IKerelts uytfireckt,voorby ’t welck geen woo-ntng en verblijf is ; ( want Japon was toen noch niet wel bekent j ) oock dat daer neß- |
VAN ’t R Ÿ C K C A T A Y.
fsns eender rijck landtfchaf üt Simgenoemtyi ( twelck fonder twijfel Sîn, of Sinais, of wel een deel van ’t felve ) welck ftch flreckt tuffchen't Koninckrijck ^an d’Indien, en dat •van Cathay. En in ’t eerfte Hooftdeel, en elders, dat dit Koninckrijck naer de noordt-S^ijd befaelt en hefloten ü ^an een 'ivoeßijne, en 'van de berg Belgian:ouer 'iuelckeniloo als hy in ’t feventiende cap. verhaelt) ChingiZj Can als mirakuleufelijck deur getrockenwa^. Doch het gebiedt van Chingiz C an in Cathay, heeft onder de Cathayers niet erkent ge weeft, nochte een nieuwe tijtel gegeven aen hare Tijt-rekening, dan lia dat Cathay gehéel verovert, en loodanigh onderworpen, en onder de gehoorfaemheydt van de groote C'an gebracht was, dat ’et, in d’overvloet van gout en filver, niet gc-oorloft was andere munt te gebruycken als de gene, die van Papier gemaeckt was, en haer waerde alleenlijck hadde van des Key-fers of Cans opgedruckte merek : befte, foo ’t u belieft, hier af Ayton , in ’t eerfte-Hooftdeel, en voornamelijck Paulus Ve-netus, lib. x. cap. xi. De Cathayers, naer de getuygenis van Naftrodijn,hebben ’t begin van dit Rijck aen ’tloopende jaer p68o toegefchreven, na 8 8 óquot;5 myriaden oftien-duyienden van volle jaren , die, naer hun gevoelen,verloopen waren federt de fchep-ping des Werelts, te Weten het lefte jaer , dat Quei-hai genoemt wordt, ftjnde het lefte van de darde feftigh-jarige circkel, Hiâ Ven geheeten : ’t welck overeen komt met het j aer onfes Heeren 1x^3. Laet my oock geoorloft ftjn het gene hier by te voegen, dat my gedenekt dat ick eertijdts, toen ick, in ’t jaer 16x8, te Conftantinopolen was, gehoort heb uyt den mont van de Sterrekenner des Turek-fche Keyfers,Muhammed Chélebi genaemt, een man van meer dan gemeene geleert-heydt, met de welck ick bekent was, en gemeenfamelijck verkeerde : welck is, dat hy in de gefchrifren van Naftrodijn gelefen had, dat onder de Catayers Aftronomi-fche inftrumenten gevonden wierden, die feer groot en welgemaeckt waren, ja oock dat Naftrodijn felf hen daer geften had, foo mijn memorie my niet bedrieght : en ’t is wel waerfchijnlijck dat d’Inftrumenten, daer af d’Atlas fpreeckt, die noch heden in Sina geften worden , van ’t getal der gener ftjn, van de wekken Naftrodijn gewagh maeckt. |
Ten laetften tot een befluyt, füllen wy hier noch bybrengen een bondigh en on-wederfpreeckelijck getuygenifte, ’t welck men vindt in ’t Boeck van den Aerdbe-fchrijver Abulfeda , dat tot onfe Univerfi-teyt hoort, te weten ter plaets, daer hy de Befchrij ving van de Stadt Cambalu maeckt. Ick fal d’Arabifchc woorden felf hier ftel-len, op dat ’et fekerder zy : Vx-fl? Dat is i ^e Stadt 'uan Kamgdzj is feer 'vermaerî geworden. Hu, het landt ^an Kimgdzj is het fel've, met het landt ^an de fatayers', en dereypgers achten dat de muur^ diè hunfledens'vleckeniCn wooningen befiuyt, pch 'uan ’tlKefen naer 't Ooflen uytßreckt drie-en-dartigh dagh-reyßns ‘verre. Dieshal-ven moet Catay in de kring van defe groo-« te en vermaerde muur van ’t Koninckrijck Sina befloten fijn ; om dat men elders in geheel Afta geen diergelijeke muur vindt. Welcke faeck, aengaende de gelegcnheyt van Sina, oock beveftight en bekrachtighc wefen fal door de getuygenilTen , hier voor aengehaelt, foo men de moeyte neemt van hen te vergelijcken met de dingen , die in de Sinefche Atlas gemelt werden. ’t Vérhael van de voorgedachte Arabier, ten opftcht van ’t Koninckrijck der Catayers word krachtelijck beveftight door een andere getuygenis van een Perftaen , aen-gaende nun Koning. Defe Perftaen is een feer geleert en verftandigh man, Caftm Caxani genoemt, de welck in ftjn Woort-boeck der vreemde Perftaenfche woorden, die weynigh bekent ftjn, dus fpreeckt: ^encu of Tengu is de naem •van de Keyfir der Catayers. Nu , men ftet klarelijck in d’Atlas, pag. 15 , col. i , dat de Keyfet der Sinefen Tiençù, dat ïs,Soon des Kemels^ genoemt wordt. Ja men fou mogen feggen dat de naem van de Catayfche Keyfer, hier voor verhaelt, te weten Tamgazj of Ten-gazj (in geval het een benamelijcke naem, en oorfpronekelijek Catayfch is) getroc-ken en verandert is, gelijck dickwijls ge ■» e e nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beurt, |
BYVOEGHSEL van t RYCK càtay. xviij beurt, door d’Arabiers, van dit felye woorc T encu of Tengu. |
Neem ten goede, gunftige Lefer, defe Byvoeghfelen en Aentekeningen , fooda-nigh als fy fijn : en,na dat ghy uw gebeden met de mijnen gevoeghc hebt,op dat onfc goede Godc dit vernuftigh Volck , en alle d’andere Heydenen, wil verlichten en verklaren met fijn ware kennis in Jefüs Chri-ftus, foo begunftigh de nieuwe wetenfchap der onbekende dingen,die uyt het Ooften onfe landen van ’c Weften, dat is Europa, toefchijnt en komt beftralen. V«efc wel onder Gods heylige bewaring. |
TAR.TAR.ISCHEN OORLOG,
Waer in verhaelt wert, hoe de Tartaren in onfe eeuw in ’t Sinefche Rijck fijn gevallen, en ’t felve byna geheel hebben verovert : nevens een korte befchrij-ving van hare zeden en gewoonten.
ben dick^ils fcher- Tartaren fijn. E Tartaren ( het oudtfte volck in A-fia , en een oor-fprong van veele volcken, nu federt vier duyfent jaren Vyanden van ’t Sipe oorlogen tegen de Sinefen gevoert ; en hoewel fy fomtijdts verwonnen fijn,fy hebben ooek dickmael d’overwinning gehadt. lek noem hen Tartaren,die aen de noordfij-de over die vermaerde muur der Sinefen woonen , welcke ftreckt van ’t weften tot het oofi:en,en langs drie hondert Duytfche mijlen weeghs opgebouwt, haer belette in ’t Sinefche Rijck te vallen. De Sinefen felf ( by gebreck van de letter K ) noemen dit volck al van oude tijden , ’t welck oudt Tartarien foo naer ’t ooften, Ç aen die van Europa tot noch toe onbekent'ïals naer ’t weften bewoont, daer de Rij eken Sama-hania, TanyU) nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en andere van ’t felve volck gelegen fijn, ftreckende van kleyn Tartarien en ’t Rijck Cafcar tot de Ooft-zee boven Japon ; daer fy door Antan feen engte van de zee ) van ’t Ame-rifche nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gefcheyden werden ; foO ’tfelfde nochtans een engte van de zee, en geen vaft landt is. Ons voornemen is niet alle d’oorlogen, die ly tegens de Si-nefen gehadt hebben, te belchrijven ; maer die alleen , wclcke in defe laetfte tijden in onfe tegenwoordigheydt gevoert fijn ; de andere füllen gevonden werden in mijn Kort begrijp der Sinefche hiftorien. Doch om met behoorlijcke ordre verder te gaen, moeten wy wat nauwer onderfoecKcn , waer uyt defe gefproten fijn. |
Men moet dan weten dat de wefterfche Tartaren van ’t oudt Tartarien , ( van àc ue Taf-welcke JAarem faulus Venetus en nius fchrijven ) na dat fy byna heel Afien . onder hare macht gebracht hadden , oock Sina ( de gemelde Venetw en Ajtoni^s oock vernoemen het (^ataj en nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beoorloght hebbenjCn dat Voor de tijden van den groo-ten T'amerlan, die Sina (gelijck fommige qualijck fchrijveri) noyt befeten heeftjwant die heeft gebloeyt, nae dat de Tartaren al lan heeft uyt Sina gejaeght waren, te weten omtrent sina noyt het jaer onfes Heeren duyfent vier hondert, fes, in welcke tijdt n^aiçungvisA^n tweeden Kcyfer van de ftam Taiminga i over geheel Sina, te weten, over alle de Provinciën, die binnen de gróote muur gefloten fijn , vre-delijck heerfchte. Den Siilefchcn oorlogh tegens de Tartaren , daer van Venetids fpreeckt, gelijck blijekt uyt de Sinefche hiftorien en Tijdt-rekening, is voor quot;Tamer-lanes tijdt in 't jaer naer Chrifti geboorte duyfent twee hondert fes begonnen , en heeft geheele drie-en-feventign jaren ge-duert ; nà de welcke de Tartaren,ten leften t’eenemael overwinners,dat heele machtige Rijck ( ’t Keyferlijck geflacht Sanga ver-delght fijnde ) in ’t jaer duyfént twee hondert en acht-en-feventigh verovert,en alfoo vredelijck feventigh jaren geregeert hebben , ftellende een nieuwe ftam die fy I^e-na noemden , uyt welcke, door geftadige navolging, negen Tal'tarifche Keyfers van Sina iijn voortgekomen. Maer Venetas is met de Tartaren in Sina gekomen, als den oorlogh noch niet ten eynde was, te weten in’t jaer duyfent twee hondert en vijf en- taren feventigh, gelijck uyt fijne fchriften ge-noeghfaem blijekt. De Tartaren, ondertuflehen door de a nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sinefche |
HISTORIE VAN DEN
Sinefche welluften veraert, hebben der fel-
ver feden aengewent,hunnefterckte allengs verleerende , cn door te groote vrede ver-Tenheel f^ackt,fijn fy vaii mannelijke Tartars wijf-^manfaegt Sinefen geworden.Toen is regens haer de Tarta- opgcftacu ceii feer veracht menfeh,^/?;^ ge-naemt, een knecht van een afgodifche offer-paep : defe , fich erbarmende over den cllendigen ftact van ’t Sinefche volck , en van luft tot heerfchen geprickelt, was eerft een ftruyck-roover,en alfoo hy dapper van
de naburige landen van Leâotung in Sina, als onderdanen oft vrienden , tot de koop-manfehap toegelaten , doch dachten noyt op oorlogh ; want fy door den fclven tot
ren uyt ■Sina.
Oor-
quot;van 't geflacht
Tiimin-ga in Sina.
aert, ftout,gaeu van handen, en verftandigh was, heeft hem geen moet, beleyt, gefel-fchap , nocht geluck ontbroken , door het welcke, allengs aengroeyendc , hy groote legers byeen braght. Toen de bergen en ’t llruycfc-rooven verlatende, en nu Veldt-overfte gemaeckt, heeft hy de Tartaren voor de vuyft: durven aentaften, en na vele oorlogen verfcheyde heerlijeke verwinnin-gen over haer verkregen : ten leften heeft hy hen alle uyt het geheele Sinefche Rijck verjaeght, en ’t felve,als een vergelding van fijn voorfpoet, in ’t jaer ons Heeren duyfent drie hondert acht-en-feftigh ingenomen. Defe heeft de Keyferlijcke ftam T^aïmïnga ingeftelt, en begeerde des felfs eerfte Keyfer, en Hungu^a^i ( ’t welck een groot oor-loghs-man betekent,), genoemt te wefen.
Alfoo is hy van alle de Provinciën erkent voor den verlofler van ’t Vaderlandt, en de meeften en minften hebben hem als haren Sinefche mede-borger omhelltjwant het Sinefche volck veracht en haet de
, armoede gebracht waren. Hunne koop- waren manfehappen fijn de wortel Ginfè , by de der Tar-Sinefen feer geacht, alderhande diere-vel-len, gelijck kaftors, voften, marters, en feer koftelijeke fabel-vellen , oock paerts-hair, daer de Sinefen haer netten van breyen, en met het welck de mans haer hair opbinden , met welck fy , als met een voornaem
vreemdelingen foo feer, als het de fijnen eert en bemint. Hy heeft in de groote ftadt een ko- dSlanking , aen den oever van de groote ri-nincklijc^ yjgj. flQ^ng, ( welckc de Sinefen , om fijne grootte en overvloet van water, den Soon
ke fladt in Sina.
cieraet, dwaeflijck proneken. Allengs vermeerderden fy tot feven Horden orte Gouvernementen toe ; cn ten laetften onder malkanderen oorlogh voerende , werden fy omtrent het jaer ons Heeren duyfent fes hondert een Rijck, ’t welck fy ’t Rijck van IS^wche noemden.
Maer aen de Wefterfche Tartaren van Den si-’t Rijck TSanyu fondt den Sinefche Keyfer jaerlijeks ( vrede met haer gemaeckt heb-bende) fchatting oft gefcheneken ; op dat der fy haer van wapenen fouden onthouden : fehande want de Sinefen achten het geen fehande, den oorlogh fdic ly door de Secte van hare ken aen Philofophen voor feer fchandigh houden) deTarta-dus van haer te wenden; en fy meenen dat men die niet en behoort aen te nemen , als wanneer haer alle andere middelen, tot de ruft en bewaring van haer lant, ontbreken.
De Sinefen ondertuflehen fchroom-ach- stereke tigh , en de vyanden van haren rijekdom weynigh vertrouwende, lieten die groote muur nooit fonder ftereke wacht, QDdcï-gelt;vande houdende geftadigh tot des felfs bewarin- groote ge , daer fy verre van ’t ooften tot het we-ften ftrcckt, een milliocn foldaten. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tartaren.
de z^ee noemen ) fijnen konincklijcken
de onder de ftam 'Taiminga , genoot een Geßadige gedurige ruft en vrede omtrent twee hon-dert en_yijftigh jaren ; en ten tijde dat die
ftoel gefet ; cn in feer korten tijdt de faken van’t Rijck vaft geftelt, en fijne Sinefen nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, o j gt;nbsp;________-)_________
verfekert : doch niet tc vreden fijnde,dat hy feven Tartarifche Gouverneurs onder den ^^sir^a.
Tgt;e Tartaren ßjn quot;verwonnen , en betalen fihat~
de Tartaren uyt Sina verjaeght hadt, is hy in Tartarien ingebroken, en fijn geluck vervolgende, flaet hy de Tartaren dickwils, en vcrwoeft haer landt op ’t fchrickelijck-fte : ten laetften brengt hy de Oofterfche Tartaren in fdlck een benauwtheydt, dat fy de wapenen neerleggen, hem fchatting beloven , gedwongen fijnde vrede te ver-foecken ; ’t welck infonderheydt de Tartaren van ßJiuche deden , in welckers landen
anderen oorlogh voerden, gaf den feer ge-kickigen Keyfer Vanlievis, den dertienden uyt het geflachte T^aimïnga,, wetten aen ’t geheele Rijck : defe heeft de regeeringe aengenomen in ’t jaer na de geboorte Chri-fti duyfent vijf hondert drie-en-feventigh , en heeft het tot het jaer duyfent fes hondert twintigh , met grootc lof van voorfichtig-heydt, billickheydt, en rechtvaerdigheydt, feer treffelijck beftiert.
Maer middelertijdt waren de Tartaren van’tlandtNiiiche foo vermeerdert, van
een gedeelte van de Tartaren, die uyt Sina gedreven waren,haer toevlucht hadden genomen. Defe quamen dan jaerlijeks door den tijdt, dat fy tot een Rijck verfamelt
waren, ■
De ver'^ menigh-vuldinge der Tartaren brengt fchrick aen de Si~ nefen : welche denc-ken de Tartaren te ver-woeßen. waren , dat fy de Sinefen meer en meer tot een fchrich ftrechten , waer over de Sinefche Landtvooghden verborgen raedc hielden,buyten hennilfc van haren Keyfer, om haer in te houden,ja te verderven. De macht van de felve Landtvooghden is foo groot, dat fy, on-aengelien fy als Haven naer een oogh-wench van haren Keyfer leven, echter het ampt , dat haer tot het gemeene befte is aenbevolen, als met volhomen macht bedienen,quot;t en ware fy, oft door den Keyfer, ofte door andere hooger macht belet wierden. Dies handelen fy voor eerft de hooplieden in de Provincie Leaotungi die nacft aen ’t Rijch Ntuche gelegen is, feer qualijch, en nemen hen haergoederen af Daer na belet- brengt hy fpoedelijch over al fijne wrehen- ßadtLe-tenfydoorPolitijcheStaet-redenen den ho- de wapenen, en belegert met vijftigh duy-ning van ’t Rijch Niuche fijn dochter aen nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i i r-n i een ander Tartars honing te geven ; en ten lellen nemen fy den honing van ,dic van fijne vrienden geen quaet verwachte, met bedrogh gevangen , en brengen hem trouwlooflijch om ’t leven. Doch defe fijn Soon , om dit ongelijch te wrehen , homt duyfent fes hondert feftienmeteen tegen de gtoot getal foldatcu in der haeft over de Sinefen. gvQote muur,(fijn volch over ’t ys brengen-' de) belegert en verovert in aller yl de groo-te ftadt Kaïs^^en, die andere noe- Eerße oorfaeck van den Tar tari-fchen oor-loghz tweede oorfaeck derde oorßteck. Den eer-ßen aen~ val der Proteßa-tie der Tartaren tegens de Sinefen, De ho-vaerdy Uyt defe ftadt fendt hy , door eenen In-diaenfche afgoden ofFcr-paep , ( welch fy Lama noemen) een brief in de Tartarifche tale en letter ( doch niets Barbarifch inhoudende) aen den Sinefchen Keyfer, waer in hy aen den felven , met feer ootmoedige woorden, fchrijft, dat hy den oorlogh, om het ongelijch van de Sinefche Overlten geleden, begonnen hadt ; maer dat hy echter gereet was de ftadt wederom te geven , en de wapenen neer te leggen, foo hy maer gehoort mocht werden, en voldoening van het ontfangen ongelijch hon verhrijgen. Den Keyfer Vanüen^yhoewel feer voorfich-tigh en ervaren,heeft in defe facch(nu oudt geworden lijnde) lijn gewoonlijche voorlicht niet gebruycht ; want, meenende dat het een faech van al te hleynen gewicht was, om in ’t hof fel ver verhandelt te wer- vAn fom- den , ftelt die in handen van de Overften : mige Si- defe,op2eblafen door haren gewoonliiehen .».JUMCV- , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tb nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V 1 1 I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-1 ver sien nooghmoct, gewaerdighden haer niet den verhit Tartarifchen Koning , als een Barbaer, te antwoorden; ja dat meer is, waren feer mis-ooriogh!. noeght, dat ie mant by haren Keyfer over tiefihe 0~ |
«IN nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;K 1. O M. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5 Den Tartarifchen honing,lieh liendc foo Een bar-verfmaet en gehoont, en geen antwoort op bare en foo eenrechtmatigh verfoech verhrijgende, veranderde lijn gramfehap in dolligheydt, ^eedtdes en doet een eedt, dat hy, tot fijns vaders Tartari-eerentrooft, twee hondert duyfent Sine-T^^^'^^'” fen ombrengen en aen hem offeren fou,vol-gens de gewoonte van dat volch ; want de Tartaren, als haer edel-lieden fterven , verbranden gemeenelijh ooch eenigehnechts, vrouwen, paerden, bogen, pijlen^ op datfy den dooden , ooch nae fijn doodt, fouden gaen dienen : hoewel fy nu , na dat fy ’t Sinefche Rijch verovert hebben , (over defe onmenfehelijehe gewoonte van de Sinefen felf beftraft lijnde) die verlaten hebben.Dus nehooft^ aoyang werdt be- verovert. fenc ruyteren Leaoyang, de hooftftadt van de Provincie Lcaotung : de ftadc was be-waerc van een groot getal foldaten, die meeft al mufquetten hadden ; maer de Tartaren gebruycken niet als hare fabels, en pijlen en bogen, met welche fy fchricke-fchieten ; doch vreefende voor ’dc hogels der mufquetten f een llagh van wapenen hen onbehent ) hebben fy de felvc door fe-here lift vruchteloos gemaecht ; want dén Tai'tarifchen honing dede lijn voorfte volk elch een dicke planck voor een fchilt dra-gen,waer mede de ruytery,als met een boute muur , bedeckt was ; naer defe volghden de gene die de ftorm-leeren droegen , achter volghde de befte ruytery : dus heeft hy de ftadt op vier plactfen aengetaft,d’eerften aenval van de mufquetten ftont hy met lijn muur van planchen uyt, daer na met een vlucht de ftorm-leeren gehecht lijnde,komt hy op de muur, en neemt de ftadt in : de gefwintheydt van de Tartaren ( daer in fy feer uytmunten,en haer oock meeft op vertrouwen ) was hier foo groot, dat fy de Si-nefen den tijdt niet gaven , om haer mus-quetten wederom te laden, ( welcher oner- Liß tegen de muß quettén. varentheydt in de hunft van ’t mufquet tc handelen , hen ooch in defe gelegentheyt hinderde ; ) foo dat fy , verfchricht van foo hacftigen overval, de vlucht namen ; maer wierden meeft van de gefwinde Tartarifche ruyters achterhaelt en doodtgeflagcn. Den Tartarifchen honing, defeftadt verovert hebbende, fonder lang te wachten , brengt den wer-met het felve gewelt,ooch vele andere min-dere fteden onder lijn gebiet, als onder an-dere de feer fchoone ftadt Cjj/amgmngjd^cr na |
V A N DEN
delijck geftagen, niet fonder blijdefchap dat fy waerdigh gekent waren iets voorden nacm Jlt;?/^ te lijden. Behalvcn dat, heeft Vanïieus de Chriftelijeke Godsdienft oock aen de fijne verboden. By defe gelegent-heydt hebben de Sinefen , die uyt de wil-derniflen der afgoden , tot de weyden des Heeren gekomen waren,feer fchoone voorbeelden van haer geloof en ftandtvaftig-heydt gegeven ; doch het lang verhael van die vervolging dient op defe plaets niet : ick heb echter defe dingen hier in ’t kort willen aenraken,op dat wy ons mogen verwonderen over de voorfienighcydt Godts, de welcke de Sinefen foo (waren oorlogh heeft toegefonden, toen fy de Chriftelijeke vrede verachteden ; en in dat jaer , dat fommigen onder de Sinefen in de fin kre-gen het Chriftendom, felf metden wortel, uyt te royen, gefchickt heeft, dat de Tartaren die wortelen in ’t Sinefche Rijck ge-fchoten hebben, daer fy namaels foo groot uyt opgewaften fijn, dat fy deftam L'ai minga geheel uytroeydcn,en bynahet gantfche Rqck onder brachten. Doch ( gelijck het gemenelijck gefchiet ) de Chriftenen fijn door foodanige vervolginge tot foo groo-ten wasdom gekomen , dat fich de kereke hedens-daeghs verheught ; en de Sinefen (‘t en fy Godc haren bedroefden ftailt te hulpe komt ) hebben byna haer gehcele Rijck verloren.
De Sinefche Óverften ondertuflehen (beforght fijnde om den vyandt wederom uyt het Rijck te jagen^ houden Racdt, en befchrijven fes hondert duyfent uytgelefc-ne foldaten. Den koninek van Corea fent mede aen den Sinefchen Kcyfér twaelf duyfent mannen te hulp. Dus gaen fy met dat machtige leger omtrent het begin van Maert feftien hondert negentien op de Tartaren aen. Defe komen haer ftout te gemoct, men vecht dapperlijck voor de vuyft, en lang feer twijfel-achtigh; ten laet- nersin ften werdt het Sinefche leger geftagen, vijf- ’tge-tigh duyfent mannen en de voornaemfte Óverften worden in de ftrijdt gedoot. De Tartaren, gelijck fy gewent fijn, vervolgen flucks hare verwinning,nemen en verbranden op den felvcn dagh twee fteden , ver-ftindendc te vuur en te fwaerdc al wat haer voorkomt.
Daer na gaen fy op roof, felf tot onder de wallen van de Konineklijeke ftadt Le-ktngi doch durven die niet belegeren ; want daer in was een oneyndelijck getal gefchuts,
4 nbsp;nbsp;nbsp;HISTORIE
na, ter vlucht voorts het Landtfchap tung vermeeftert hebbende, dringt hy door tot in de naefte Provincie,genaemt: doch alfoo hy maer omtrent feven mijlen van de konineklijeke ftadt was, durfde hy ' niet verder gaen, vreefende dat hy befloten mocht werdenj want daer quamen alreedts van alle fijden groote Sinefchc legers op de been. ,
De inwoonderen enfoldaten der landengt; daer de Tartaren door fwerfden, waren alle foo vol fchrick , dat fy, de fteden ver-^aruren ^^^^^de, fich meeft op de vlucht begaven ; wr- want den Tartar plonderde de fteden die o ver de weêrftandt boden niet alleen, maer verwoe-fte jie fe nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ßyaert, tot in de gront
' toe j doch die haer gewilligh overgaven , dede hy alleen plonderen, en fpaerde de inwoonders. Aldus een machtigen rijek-dom vergadert hebbende, en verwinner wedergekeert fijnde in de hooftftadt van Leaotungi omringt hy de felve met nieuwe muuren, na dat hy d’oude had afgebroken. Want hy van de waerfeggers had gehoort, dat die ongeluck bybrachten j en hier heeft nenTar- hy fich Keyfer van Sina doen noemen : en tar^filjen hoewel hy van Sina noch niets befat, be-^noemt halvcu ’t uyttciftc aenhangfel van ’t ooften, fich Key- in ’c Landtfchap Leao tung ,had hy het heelc jfir van Rijck nu. door nope alrce ingefwolgen. Hy is dan met een Sinefche naem 'Thtenming genocmt,in ’t derde jaer fijnerheerfchappy, en na de geboorte Chrifti duyfent fes hon-derc achtien.
In ’t felve jaer heeft de Keyfer Vanlïèus vanlommige verlochc fijnde, dat hy de Vaders van de Societeyt Jefu ( voortTetters van het Chriften-geloof in Sina ) uyt het Rijck foudc bannen , na dat hy het felve dickmael hadde geweygert, ( want hy be-Godflraft minde der Chriftenen faken, en de Vaders van de Societeyt; ) ten lactften, verwonnen feu,om de p- , nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i-.j . j
vervol- lijnde door tmoeyelijk aennoudenvan een ginge die 'der voomacmftc Óverften Xinkio genaemt, L de welcke van oudts een hooft-vyant van de cnjifie- chriftelijeke religie was, een beftuyt ge-^oen. maekt,waer mede hy gebood,dat men aide Vaders, die de Chrifte faeck vervorderden’, foude verjagen. Defe wierden toen in ver-fcheydc Landtfehappen verftrooyt,en fom-mige door de Chriften óverften heyme-’lijck gefpaert, d’overigen fijn in beflotc ko-yen naer lt;ifif^acao gefonden ; op wclcke reyfe fy ongelooflijcke elenden , in die ko-yen geftoten fijnde,geleden hebben : andere fijn oock door der óverften bevel wree-
en
TARTARISCHEN OORLOG H.
en tachtigh duyfent foldaten tot befet-nochtans bekennen de Sinefen gentheyt felfs, dat daet fulck een verflagentheydt en Ka- verw/arring binnen was, dat den Keyfer be-dencken om de Stadt te verlaten, Peking, ^n fich iiaer de zuyderlijcke Landtfchap-pen te begeven ; \ en waer eenige van de Overften daer tegen geweeft waren, die hem te gemoet voerden , dat die vlucht de Tartaren moedigh maken , en ’t geheele Rijck ontftellen Ibu, aengefien het vluchten niet anders was, als de vyant het lant geven. Oock feyden de Sinefen, indien de Tartaren voort-gevaren hadden, dat fy de Stadt ingenomen fouden hebben : maer defe achten meer den buyt ; want fy wijdt en zijdt de vlecken , fteden , en veftingen die fy int gemoet quamen,plonderden, en BeTarta- een groot getal van Sinefen wredclijck om-^wlder^^^ brachten j eneyndelijck, d’overige plaçt-wet buyh fcn fonder befetting latende , keerden fy, op-gepropt van buyt, wederom in ’t uyter-fte deel van Leaoiung. ranlteus Naer defe dingen , in ’t jaer duyfent fes hondert twintigh , ft erft den Keyfer V^n-t:aic an- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Soon Taiebangus volgt hem, CXr de welcke, befich lijnde met het vergade-ƒ er// nbsp;nbsp;ren van nieuwe macht tegens de Tartaren, noch de vierde maent fijner heerfchappye kiuTmrt ^‘‘æt vol-eynd hebbende, overlijd, menktus verkoren, volght hem, het Rijck aennemende j die een Gefant acn den Koninek van (Jorea Die van Corea ßercker als de Sinefen. Ifetave voorbe-reyding tegens de Tartaren. fond , door welcke hy hem feer dede be-dancken , van de byftant die hy aen lijn Groot-vader gefonden had , en vertroo-fte hem over de nederlaegh die de fijnen in der Sinefehen dienft hadden geleden; fondt hem oock feer heerlijcke giften, die in der daet een Sinefehen Monarch paften , met inlicht om hem grooter hulp af te perf-fen. Want die van Corea ( dewijl fy feer na gelegen fijn aen de Japonefen ) fchij-nen uyt dat na-buerfchap wat meer fterek-heyt dan de Sinefen te hebben. Behalvcn dat ( om het aenftaende quaet fekerder te gemoet te gaen ) ontbood hy uyt het geheele Rijck vele nieuwe hulpbenden ; en fond alfoo, om de Tartaren den inval in de verdere Landtfehappen te beletten, groote legers in Leäotung , en om de felve lichter te verfien van eet-waren , en |
andere nootfakelijkheden,dedehy in de ha-Thiencin ^an Thiencin een groote vloot fchepen een feer toeruften. Dit is een haven, in welcke rivieren lichtelijck It». fchepen uyt geheel können ko* men ; en fy vergaderen daer oock feet dickwils in ongelooflijck getal. Aldus fond hy tot de gelèyde legers in korte reyfen over zee feer licht alles wat hy wilde ; want het Lantfehap Leäotung wert byna t’eenc-mael van de zee befpoelt, en leght maer twee dagen reyfens ter zee van de koop-ftadt nencin , daer men te lant veel meer tijdts van nooden heeft. Onder d’Overften , die hulp toe-brach-ten , was een vrou , die wy wel te recht de Sinefche Amaz^one oft Pentheßlea mogen Ten feer noemen : defe quam met drie duyfent man-nen uyt Suchten, een Lantfehap dat wijdt genoegh van de handt leydt; en had niet al- zone* leen een mannelijck gemoet, maer oock klcederen , ja fulcke eer-namen aengeno-men , die meer een man als een vrouw paften. Sygaf dickmacls voorbeelden van dapperheyt tegens de Tartaren, cn daer na tegens de wederfpannigen , die tegens den Keyfer van Sina opgeftaen waren. Sy was gekomen in placts van haer kleyn Soontje, twelckfy çm fijn jonckheydt t’huys in haer cygen Rijck gelaten had ; want in de bergen van ’tLantlchap Suchuen leght een Rijck dat niemant onderworpen is , maer fijn eygen recht heeft ; dewijl het alleen om eers wille den Konineklijeken eer-naem van de Sinefche Keyfer ontfangt : want d’onderdanen fijn niemant dan naren Koninek gehoorfacm ; oock fijn in ’t geheele Rijck geen foo dappere krijghs-liedcn. By defe gelegentheyt hebben oock de Chriften Leeraers, infonderheyt ‘Paulas en eP^icha 'élA^D Keyfer geraden, dat hy de vruchti-Portugefen van f^Xacao verfoccken fou^^'^^®^. om eenige ftucken groot gcfchut, en ver- ^n^gnert.^* fcheyde ervare konftapels. Het voornemenquot;^ van de Chriftene Overften was, om door die gelegentheyt de Vaders Van de Socie-tcyt, en de Chriftelijeke Godsdienft in Sina te herftellen. Dit behacghdc den Keyfer: de Vaders , die de Goddelijeke dingeil tot noch toe in ’t heymelijck vervorderden, werden ontboden , en vele andere quameil met de Portugefche foldaten. Aldus is de Chrifte-facck , met toeftaen van den Keyfer, tot dees tijt toe, in tegenweer des duy-vels, cn der vyanden van ’t Chrifte-geloof, fpoedigh voort-gegaen, en wert noch ge-durigh vermeerdert. Godt heeft oock de genegentheydt des Keyfers tot het Chri-ftendom feer mildelijck gefegent ; want door defe gemelte voor-raet is ’t gefchiet, dat de Tartaren, eer de Portugefche hulp b nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aenquam. |
Derart aenquam, ùyt Leâotung geheel verjaegt fijn ; want de inwoondcren, de groote werden wrectheyt dcs Tartarifchen KonincKS ver-foeyende , openden de poorten gewilligh jaeghti Voor de Sinelen , en ftelden fich oock regens de befettingen ; foo dat fy de hooft-ftadt Leaoyang fclf wederom kregen : want den Tartarifchen Koninek, in Tartarien beefigh fijn de met andere oorlogen , kon hen niets beletten i in voegen het Rij ck een weynigh adem fchepte,en de Tartaren verdruckt wierden. ■en -vaneen den ^orlogh weer aen. quot;De ft ad Leaoyang wert we- Hoewcl nu het ongeftadigh geval een fchoon gelaet aen de Sinefen toonde, heeft het ( na fijn gewoonte) niet geruft kunnen blijven ; want den Tartarifchen Koninek, fijne faken in Tartarien verricht hebbende, viel wederom in Leaot^ng , en beval aen fond, dat fy de hooft-ftadt Leaojang belegeren fouden , en hem met meer volcks deromhe- daer voor verwachten.In veertigh uren tijts is die ftereke Stadt wederom in handen Tartaren gevallen , foo heftigh van weder-fijden gevochten fijnde , dat er der-tigh duyfent mannen van dc Sinefche be-fetting bleven , hoewel den Tartaren defe verwinning oock bloets genoegh koftte ; want fy aldaer byna foo grooten neêrlaeg, als fy ooyt te voren , te weten van twintigh ' duyfent manncn,ledenj ja fy fouden deftade niet weêrgekregen hebben, ’t en waer haer ^en Sine- de poorten ( gelijck de Sinefen feggen ) door eenSineefch Overfte (die metgroote beloften omgekocht was ) geopent waren ; doch hoe dat is , de Tartaren hebben de De ftant-vaftig-heyt felfs 'uande 'vyanden geprefen. Den «e-o bodt der Tartaren: ftad weder gewonnenjen den Vice-Roy oft Landt-vooght heeft fich felve door droef-heyt bpgehangen.Des Könincks Opfieoder viel levend in s vyandts handen ; doch hy heeft den Tartar noyt den Konineklijeken tytel willen geven, onwaerdigh achtende fich aen een Barbaer t’onderwerpen ; door welcke ftantvaftigheydt ( die van de vyanden felfs geprefen wiert ) hy fijne vryheydt verkregen heeft : maer hy, wreeder als fijne vyanden felf, heeft het leven , dat hy van haer verkregen had, fichfelfs met eenftrop benomen ; want hy wift dat hy, na de gewoonte fijns volcks,by den Sinefchen Key-fer ( om dat hy ongeluckelijck gevochten had ) des doots fchuldigh was. De ftadt aldus verovert fijnde, hebben de Tartaren door een openbaer bevel de burgers doen weten, dat fy niemant fouden dooden, indien fy haer hair op de wijfe der Tartaren |
fcheeren het gedurigh kort af. Sy trecken wilden doen af-fcheeren, en Tartarifchc kleederen dragen : Want de Tartaren ( op haer dat ick by geval hier en daer hare gewoon- kleeding ten befchryve) voeden het hair nietmaer ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meren, fich oock den baert heel uyt, en houden groote knevels ; fy laten een weynigh hair op ’t achter-hooft Waffen , het welck fy eierlijek weten te krollen, en een lock, gelijck door onachtfaemheytj van haer fchou-der hangen ; fy dragen een ronde muts, die haer om ’t hooft ftuyt, maer laegh is, en rontom de felve een bant van Koftelijck bont, meeft kaftor ofte van zabelen, omtrent twee oft drie vingeren breet; hier mede befchutten fyhaer ooren, voorhooft, en flaep van ’t hooft voor de koude, en ’t gene dat van die muts boven het bont uytftecckt, bedecken fy geeftigh met roodc fijde, oft met purper paerts-hair, dat fy fchoon weten te verwenft welck heel gemackclijck is, en niet qualijck ftaet. Hare kleederen fijn lang,en hangen tot ophaerenckelen neder, de mouwen fijn niet wijt, gelijck die van de Sinefen , maer naeuw , byna gelijck dc Hungaren en Polackcn dragen; het uyter-fte der felver is gemaeckt na dc gedaentc van een paerts-hoef. Sy hebben een gordel om ’t lijf, aen welckc van wederfijts ccii doeck hangt, daer fy hare handen en acn-geficht mede fuyver houden ; daer hangt oock een mesken tot gemeen gebruyck aen , en twee taft'en daer fy taback of dier-gelijck goet in bewaren : op de linckcr fijde hangt mede aen de felve gordel een fabel met de punt om laegh , cn het geveft boven naer de rugh toe, die fy oock, als fy vechten willen , met de rechter-hand , fonder de fcheê aen te raecken,achter de rugh over uyttrecken : fy dragen weynigh fchoc-nen ; maer meeft laerfen fonder fporen van bereyt paerts-leer ofte van fijde : fy hebben dick wils fooien, die gladt en fraey gepolijft en drie vingcr-breedt hoogh fijn : te paerdt hebben fy mede beugels, maer hare fadels fijn lager cn breeder als d’onfe. Voorts fijn fy fraey genoegh van aengeficht en geftalte des lichaems, en wit vanverwe: fy hebben meeft breede aengefichten gelijck de Sine-fen; maer geen (oo verhevene neufen noch-te kleync oogen. Te paerdt rijdende fpre-ken fy weynigh, en fijn gelijck peyns-ach-tigh: hare verdere manieren fijn niet onge-lijck aen die van onfe Bofphorifche Tarta- , ren , maer foo Barbarifch niet. Sy fijn fcer vermacckt met vreemdelingen ; en mogen die |
TARTARISCHEN oorlog M. 7
^rouwig-heyt der quot;TartA-
ren
die weer rußen.
die moeyelijckcSinefche rtatigheyt niet lij- twintigh , in ’t welck fy ten laetrten met den, waer door fy in ’t eerrte aenkomen groote macht op de nieuwe hooft-rtadt oock veel beleefder fchijnen.
En dit aengaende hare manieren. Op dat wy dan weder keeren tot de Stadt, die fy verovert hadden; dewijle in de felve vele feer rijeke kooplieden uyt de andere Landt-fchappen waren , foo hebben fy haer alle vry geley gegeven , en geboden dat fy de Stadt terrtont fouden verlaten. Defe ƒ de
ßiingßuen vielen , na dat fy de getrouwig-heyt van ^::^ao^enlungui met groote beloften hadden beproeft : fy beloofden hem.
ontrouwigheyt en ’t bedrogh der Tartaren niet voorfiendc) fijn met alle hare rijck-dommen en waren in der daetüyt de Stadt vertrockcn : maer naüw’lijcks drie mijlen van de Stadt af lijnde, vierden fy van de Tartaren overvallen,en tot een toe gedoot. Defe qnamen daer na met den rijcken buyt wederom in de Stadt, die vol vrees was ; want men in de felve voor diergelijck bedrogh der Tartaren fchroomde.
Doch dewyl het veroveren van die rtadt de Tartaren feer dier ftondt , durfden fy (verfchrickt lijnde door de neêrlaegh van de haren) niet verder gacn,omdat fy vreef-den in de anderen oock foo te varen, nadien fy wel wirten datfe alle door de Sine-fcheÓverfteii wel verlien waren; Want den Keyfer ^hienkius hadt niet alleen d’oude plaerfen doen verrtereken ; maer oock in de engrte en bequaemrte wegen vele kley-ne vefting;en doen leggen , onder Welcke
t grootrte en fchoonrte was in ’t eylant Cuj Waer hyeen groot getal foldaten geleghthad, om de Tartaren den doorgang te beletten : maer die de Tartaren t meerte belet dede, was de dapperrte heldt overße ^^:^ao'venlunguSiA\.c het naerte eylandt aen des sine- Corca in de mont van de riviere Uo met
T.en icloeck-moedigh
fchen Keyßers.
T.en nieuwe HoDft-ßadt in JLedo-tung.
de de Tartaren veel van achteren, ja floegh haer dickwils in verfcheyde tochten, Vaer door fy alle haer forgh naer hem wenden.
tras in ’t Lantfchap Qßßdmg--alwaer hy, door denabtirig-heydt der Portugefen , vele dingen geleert had 5 en veel Hoïlandts gefchut, dat hy uyt een geftrant fchip had gekregen, mede ge^» bracht,van ’t trelcke hy oock eenigh op de verten van ß^ingyuen geplant heeft : defe Stadt had den Keyfer van Sina,in plaets van Lcaoßang, den tytel van hooft-rtadt gegeven , in de fclve onthielen fich den Onder-Koning en den Konincklijckcn Oprtender, met de macht van ’t leger.
De Tartaren hebben dan alfoo gerurt tot het jaer duyfent fes hondert vijf-en-
om hem aen haer zyde te locken, het halve Rijck van Sina, indien hy haer met de fijne het felve wilde helpen veroveren. Maer Getro» hy, niet min moedigh als getrou, heeft alle overfle hare beloften verfmaet, en de Stadt
yuen met fijn volck ontfet ; foo dat de DeTar-Tartaren daer van af gedreven fijn , met t^^ren verlies van tien duyfent mannen , Onder Welcke de foon van haren Köninck was : wreeî--waer overfy,rafendevail boofheyt, hetey- heytder landt Thaoyuen ( over de bevtore zee ko-mende ) overvallen hebben , en tien duy-fent mannen van do befetting, nevens alle d’inWoon deren, feer jammerlijck vermoort , en foo harc nederlaegh gewroken hebbende, fijn fy wederom in Tartarien gekomen 5 niet inet voornemen om haer tot rurt te begeven, maer om meer machts by-een te halen. Düs fijn de faken in rtilte gebleven tot het jaer duyfent fes hondert ^ius en levcn-en-twiiitigh, in het welcke den Key- den rar^ fer T'htenkiuSi noch jong fijn de, overleden is, en met hem byna het gantfehe Sinefche Rijck ter neder geftort. Den Tartarifchen Koning,die foo velemenfchen feer wreede-lijck hadde docn ombrengen, heeft mode in het felve jacr ’t getal der dooden Vermeert. Na ^hienkius is in ’t Sinefche Rijck zanchi^ fijnen broeder Zungchinius gevolght, een niuswert feer ongeluckigh Keyfer door d’ontrou der fijnen ; van defen hier na breeder. Thien- ^eyßr. mïngui heeft fijn foon T^hienZjUngus tot na- ^hien^ volger in k Tarcarifche Rijck gehadt,welc-ke fijns Vaders gewoonte van heerfchen -xartars^ veranderde,de Sinefen beter begon te han- Koninck^ delen , en beleefder t’onthalcn; feker, een feer goeden en wijfen ract, hadt hy langer mogen Ie ven,evenWel met goede uy tkomft; want hyfijn foon een voorbeelc naliet,hoe hy de Sinefen veel eerder met beleeftheyt, dan met gewelt en wapenen fou verwinnen.
In ’t felve jaer hebben de foldaten van ise dur-^ Qi^aonjenlungus, fonder vyandt fijnde, de Coreanen hare vrienden met rooven en an-dcre overlaften veel moeylijckheyts aenge- bittert de daen ; fy quelden de landen omtrent hare corea--befetting, en infonderheyt d’inWoonderen van de Provincie Hienkien foo feer, dat het meerendeel der felvcr door fpijt en gram-fchap tot den Koninck van Tartarien over-
S'ng’
HISTORIE VAN DEN
ging, aen welcke fy oock den raet gaven, dat hy een met goedt getal fijner foldaten, in Coreaenfchc kleederen,het Coreaenfche
îeger (dat fîch voor fijne vrienden nietver-hoede ) fonde aentaften ; ja fy lieten fîch felfs tot dat werck gebrnycken , als verraders van haer Vaderlant, Köninck, en Sine-
hare vyanden dapper tegen ; en daer ge-fchiede fulck een gevecht, dat de Sinelen diergelijck noyt hebben gefien. Een wondere faeck j van drie legers is ’er niet een overwinnend, en werden meefi al vernielt :
De Tar- (ehe Kcyfer. Defcn raet behaeghdeden Tartar : dies fend hy fîjnen Vice-Roy met
amp;are»
iperilen in Corea
een groote macht (aen dewelcke delc Co-reanen den wegh wefen ) naer het Sinefche lerer, ’t welck (niets minder als iets fulcks vreefende, en herwaerts en derwaerts door
’t vafte landt liep) ten eerften, eer het gereet was om lieh te verweeren,een fwarc neder-
iMao-wènlun-gas roert hejfron-S^en,
lacg kreeg : doch nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat
het Tartaren waren,fielt fîch met foo groo-ten vlijdt als hy mocht in ordre, en weêr-ftaet haer gewelt feer dapper : daer wert van beyde lijden heftigh gevochten, maer ten lefien nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;moedt la
ten vallenjdies vlucht hy met de fîjnen naer de vloot, latende een deel volcks, dat de
duyfent, van het Coreaenfchc feventigh duyfent mannen, en van het Sinefche qna-men ’er feer weynigh af5 want tegens defe vochten de Tartaren meefi om een opening te krygen, en te vluchten, door welcke' , foo'haefi fy die verkregen hebben , fy wederom in groote verwarring naer Tartarien gcloopen fijn. Alfoo heeft geen van haer allen d’overwinning kunnen verkry-gen, nochte vervolgen ; doch den Koninek van Corea , fijne legers wederom verfamelt
Tartaren foo lange fiaendc hiel, tot dat hy met derefi t’fcheep was. De Tartaren,fîen-de dat.fy d’overwinning niet t’eenemael hadden bevochten, en dat ç^ao‘venlungus haer ontfnapt was, meenden dat fy van de Qoreanen bedrogen waren, ( want het haer oock bloets genoegh gckofi had, ) waer door fy , gelijck dtil van boosheyc, de verraders fellS op ’t lijf vallen , en tot den laet-fien toe om hals brengen : defe faeck mif-prees den Tartarifchen Koninek namaels Corea ielf. Vorders vielen fy, met het felfde ge-wrt ver- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yigr Noordfche Provinciën van Co-
dienaeft aen Tartarien leggen, welcke fy geheel verwoefien. Ondertuflehen vergadert den Koninek van (j^ren fijn leger, om de Tartaren wcêrfiant te bieden j en
macht her fielt hebbende, treckt oock in Coreüi om fijn ongeluck tegens dc Tartaren te wreken. De overwinnende Tartaren waren nu gekomen tot het begin van de bergen ( door dc welcke den wegh is naer de Konineklijeke Stadt van Qoren, ) omtrent fcven mijlen van de felve; hier had fich den Koninek van Corea,
hebbende, heeft fijne Landtfehappen , die nu van de Tartaren ontledight waren, fonder groote moeyte wedergekregen.
Naer die tijt lijnde Tartaren dickwils in Leaotung gekomen , en hebben het ^^‘^(Yeelte fier-gedeelte van de felve Provincie t’eenc- van Le-mael onder hare macht gebracht. Daer na dotung fijn fy oock in de andere gedeelten geval-len, en hebben in de felve op roof geloo-pen; maer fy durfden fich daer noyt neder-llacn : fy hebben daer oock veel neerlagen gehadt, en fijn dickwils gefiut ; want daer waren feven Portugefche Confiapels gekomen , die feer groote dienfien ( foo door haer felve,als door de Sinefen, die fy onder-wefen hadden, ) aen den Keyfer van Sina deden, infonderheyt als den Onder-koning Sun Ignatius ( die Chrifien gedoopt was ) de faken van den oorlogh befiierde : doch van fijne wereken en eynde füllen wy hier na een weynigh feggen.
De faken aldus ftaende, heeft den Keyfer Tlungchimus den Velt-overfien T^enus naer Leaotung gefonden met nieuwe legers der sine-en volle macht, en hem bevolen dathyy?z?. vrede met de Tartaren fou maken , indien
Tartaren,
Der for-tugefèn byfland komt,
Tenlifli^ en ontron
met fijn leger nedergeflagen;daer op dc Tartaren moedigh aenvallen. ’t Gevecht is nau-lijcks begonnen , of Mao’venlungtts komt daer oock acn vliegen,en valt deTartaren in Gevecht de fiaertj defe fich van voren en van achter
en neder-laeg van drie le~ ^ers.
belloten lien de, en dat daer geen uytkomfi als door een ftereken arm voor haer was, houden van beyde fij den de twee legers van
fy wilden ; want daer waren roovers in ’t Sinefche Rijckopgckomen,en foo vermeerdert , dat ly ’t heele Rijck fouden vernielt hebben, voor dcweicke den Keyfer meer vrees als voor de Tartaren had. Tw;7^‘was argh en lifiigh , hy fprack en fchreef feer wel, en had niet alleen den Keyfer, maer oock de voornaemfie overfien van ’t Hof met eenige redenen , die hy uyt krijghs-cr-varentheyt getrocken had,geblint-doeckr; foo dat de Sinefen op delen man al haer vertrouwen fielden, en den Keyfer fouoock niet bedrogen geweeft hebben, ’t en waer dien
tartarischen oorlog M.
dien boofen Tijenw de rijekdommen meer fcr nam voor een deckmantel dat de Tarais de getrouwigheyt en ’t gemeene befte taren te dicht onder deftadt waren ; doch bemint had; want na dat hy een grootefchat het gefchiede foo in der daet, opdathy ” nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daer felfs met fijn leger niet in fou komen* T^eniu had onder de grootfte overften vele en door het felve verleyt was , heeft hy eerft dien getrouwen en kloeckmoedigen Mao’ven- ]!^ao^enlungïT5 fdie alleen van de Tartaren wierdt ) ten eten genoot, en met ge'uen. vergifvan kant geholpen : daer nae maeckt hy vrede met de Tartaren nahaereygen wenfeh en begeerte, met fecr onbillijeke voorwaerden ; want hy vele fchatten van een omgekocht vrede-handelaer gemaeckt) fiende,heeftfe (bewogen door gramfehap/ get gekofen had, en gaen alle d’omleggen- de landen plunderen en verwoeften tot in Peking;, quot;Kantung ; ten laetften, overladen van buyt, en keeren keeren fy weder in Leâotung. En na defe dingen , tot het jaer feftien hondert fes-en-dertigh , fijn daer verfcheyde uytkomften herroepen. T^enm^ om den Keyfertothet aenvaerden.yan die vrede te dwingen, raed de Tartaren in ’t jaer duyfcnt fes hondert en dertigh,datfy inSinafotiden vallen door een ander w'egh,als daer hy ’t gebiedt had, haer belovende dat hy fich niet roeren fou. De Tartaren waren van hem,om fijn groo-te gierigheyt, foo verfekert,dat fy den raedt aengaen ; en van achteren niet vreefendcj trecken fy in ’t Landtfehap Teking, plon-deren vele plaetfen , vernielen vele fteden, en belegeren ten Icften de konincklijcke De Ko- ftadt Teking felve. De Overften raden den ninckitjc- Keyfer,dat hy de ftadt verlaten,en fich naer ^Tekhfg zuyderlijcke Landtfehappen fou bege-wert be- vctt; mact hy feyde,dat hy liever wilde fter-legert, yen als de noorder-landen te verlaten;oock heeft hy niemandt verlof gegeven om uyt de ftadt tc gaen. Ondertulfchen beginnen de Tartaren aente vallen; maer werden dick wils met groot verlies van de haren te rugge gedreven ; werdt mede op ontboden, om de Tartaren weêrftant te bieden ; want fijn verraet was noch niet ontdeckt : hy komt aen, op dat men niets-van hem vermoeden fou , voeght fich felfs tot onder de veften van de ftadt; de groot-heyt der felve maeckte een groote wijdte tuftchen de twee legers,foo dat men uyt de Tien on-trouwen overfien werdt wonder^ •vangen, en ter dootgebracht. Sinefche aen d’ander zijde lien konde. T^e-nw ondertuffehen doet niets, ja felf durft den Keyfer raden , dat hy de voorwaerden van vrede fou aennemen ; want fijn voornemen was anders niet als heel verrijekt naer huys te keeren. Hier merekt Zung-chinÏHS felve fijn ongetrouwigheyd, en fonder iets aen de Overften bekent te maken, ontbiet hem in de fiadt tot den krijghs-raet; hy werdt door de muer ingelaten, fonder dat ’cr een poort geopcut wierdtj den Key- |
goede vrienden,van de welche niet gewaer-fchoiic van ’t voornemen des Key fers, (want fy het felve niet widen, ) komt hy fonder eenigh achterdeneken in dedadt ; maer hy was foo haeft niet onder k geficht des Key-fers oft hy werdt gevangen, en terftonc,na weynigh woorden, gedoot. Igt;e Tartaren, hjn doodt verftaende, verlaten deftadt, eer men een nieuw Overfte voor 't Sinefché le- De T' taren •verwoe* van den oorlogh geweeft, evenwel hebben de Tartaren den voet in Sina noyt kunnen fetten, of fy zyn wederom te rug gedreven* In’t felve jaer fterf den Tartarifclien Y^Q-DenTan^ ning menZMngtiT^ïn wiens plaets fijnfoon jüungteuT volghde, die de v ader was van ßerft.eeA de gene die tegenwoordigh het Sinefche ander Rijck beftiertb Van den felven fal ick nu fpreken. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Eer ’Lungïeu^ begon te regeeren, gaf hy Zung-groote teecKenen van voorfichtigheyt : hy had de beleeftheydt en al andere Koninek- ^r^arLrs lijeke deughden meer als iemandc van fijn Keninck^ volck : noch een kint zijnde, wiert hy van beleeft en fijn Vader in Sinefche klcederen onder de Sinefen gefonden , en leefde daer heyme- ‘ lijek. Hy leerde hunne zeden, letteren,keringen , en tael. Als hy ’t Rijck aenvaerde, veranderde hy de wijfe van heerfchen fijner voorfaten in een beter.Hier in heeft hy ’t voorheek van fijn vader ^evol^ht, en te boven gegaen : want merekende, dat de al te groote wreetheydt fijnder voorouderen, in ’t handelen der Sinefen , haer belet had iets groots te verrichten , nam hy andere manieren aen, om fich het Rijck ( daer hy y vrigh naer trachte ) niet min door liefde, als door wapenen t’onderwerpen. Alle de Sinefen die tot hemquamen, omhelfde hy, èn beminde hen : hy begunftighde de gevangenen , en noodighde haer tot fijnen dienft , of lietfe gaen. Dit aengename gerucht des Könincks nam feer toe , foo dat vele Vorften cn overften haer toevlucht tot hem namen, van de welcke daer na gehob . penfijnde, ( gelijekhy hare gemoederen c nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;had |
ïö
HISTORIE VAN DEN
Roetig- hacl weten te winnen) hy ’t meerendeel des heyt beß Rijcks bcmachtight heeft; want het is door de ervarentheyt bekent, dat de liefde dick-
e m Kijc-
■ken te wnnen^
viis veel meer kracht heeft tot het veroveren en vaft-ftellen van Rijcken als de wapenen 5 en dat door al te groote wreetheyt over d’onderdanen meermaels verloren
bende,door een oproer een ftàdt def vrienden felfs overvalt en plondert. Ignatius had den Keyfer dickwils te voren d’armoede en nootfakelijekheyt fijner foldaten voorgehouden , en hare foldye by verfcheyde fmeeck-fchriften Verfocht ; maer alle fijne brieven wierden door de Grooten van ’t Hof
maer oock gunfl: by den Tartar vonden, zijn vele van haer (ontvliedende de gràm-'Een bar- fchap des Sinefchen Keyfers ) tot hem ge-bareregei loopch ; want de Sinefche heerfchappy Sine- defen onmenfehelijeken, maer evenwel ( om veler ontrouwigheyt en gicrig-heydt) nootfakelijcken regel en hooft-wet, dat de vorften oft overften,onder Wekkers wort, ’t gene door de macht der wapenen geluckelijck was gewonnen. De Sinefen liende,dat fy niet alleen een vrye toevlucht, beleyt iets ongeluckighs gefchiet, met de doot geftraft werden; want fy meenen ter-ftont, dat het felve niet voort-komt door devcranderlijckheytvan ’t ongeftadigh geval , maer door verfuym oft verraed. Soo iemandt ongeluckigh vecht, foo hy een Landcfchap,dathem aenbevolen is,verlieft, foo daer oploop van volck komt, foo de foldaten oproerigh worden, hy fal ’t niet licht ontkomen ; waerom vele overften, de beleefcheyt des Tartars van d’eene fijde, en de grimmigheyt des Keyfers van d’an-dere aenmercKcnde, af-keerigh van defe, d’eerfte by defe gelegen they t omhelft hebben. ïgnatitts, Wat uyt defe oorfaken aen den onder-Ignaüus ( die Godt en den Keyfer O'uerde “““ getrouw als een kloeckmoedigh werten. Votft wasj gebeutt is, fal ick verhalen. De-recht- fe heeft den toevlucht tot de Tartaren, en '^edoot^^ macht die hem fijne foldaten belooft ’ hadden ( tot verwondering van heel Sina) min geacht als fijn leven engetrouwigheyt; en hy heeft liever fijn hooft, door een on-ignatii rechtvaerdigh vonnis,onder een Beuls mes willen buygen,als fijn ondanekbare Vader-’ landt verlaten , oft de alderminfte mifdaet tegens den Keyfer ( die hem tonrecht veroordeelde ) begaen. Hy foude mogelijck ( gelijck fijn foldaten meenden) hetge-heele Rijck hebben kunnen veroveren ; maer hy wilde liever fterven, als voor een balling oft verrader van fijn Vaderlandc gaen. Na dat hy dan vele overwinningen bevochten, vele fteden van de Tartaren genomen had, en nu hoopte t’eenemael mee-fter van hen te werden, gebeurt het dat fijn volck , in lange geen geit ontfangen heb- eenkloeck konin^ chriflen • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• |
d’andere gewoon waren,niet wilde omkoo-pen,) te rugge gehouden. Voeg hier by, dewijl hy Chiiften gedoopt, en oprecht Godtvreefendt was, foo wilde hy ( daer hy te feggen had) niets toeftaen ’tgene met de reden en rechtvaerdigheyt niet over-een quam, Waer door hy den haet van de ge-wefe Gouverneurs verweckte ; want die, ( gelijck dat meerendeels gebeurt ) om de giften die fy van de oproerige party ontfangen hadden, de gunft van Ignatius voor de andere party tevergeefs verfochten,aen-gefien het onredelijck was ’tgene fy vail hem begeerden ; ’t wclck fy meer toe-fchrijvende aen fijne hovaerdy als aen fijn deught, en fich van hem verfmaedt achtende , maeckten fy het met de Grooten in ’t Hof (die hare vrienden waren) foo, dat het betalen der foldy altijdt uyt-geftelt wierd, en dus trachtertfy om hem van kantte helpen ; ja de Overften in ’t Hof felve barften van nijdighcydt en gramfchap, om dat eert man van fijn ftaet tot die waerdigheydt gekomen Was, die fy meenden dat de Domoren alleen toequam, gelijck of de geleerd-ften oock de kloekften waren ; want Igna^ tius had alleen den tweeden trap van ge-leertheydt, en Was maer Licentiaet, en geen Doótor geworden. In delfen ftant van laken, fijne foldaten niet ftil blijvende mét hare muyteryen,en fiende dat haren lieven Vorftnu om haren ’twil in groot gevaer Was, raden hem dat hy ’t Landtfehap voor hem fou houden , en daer over gebieden j ja dat meer is,foeéken hern wijs te maken, dat hy het Rijck ( \ gene hy door fijne br.a-ve daden nu al overlang verdient had) foude acntaften. Sy beloven hem hier toe hare trouw en hulp,en roépen,datmcn die Overften behoorde uyt te roeyen, die meer haer eygen wraeck, als den dienft des Keyfers fochten.Maer Ignatius verbiedt fijne foldaten met goede vermaningen meer gewelts te bedrijven. Ja felfs hy maecktfe géhoor-faem, fteltfc te vreden, en gebiet haer ftant te houden voor den Keyfer van Sina, wekken fy gefworen hadden: hy ftraft oock de voornaemfte ftichters van den oproer.Defe |
getrou-
r
-ocr page 373-
getrouwigheydt van Ignatius verdiende een grooter achting/ak hy by den Keyfer en de Grooten van ’c Hof heeft gehadt; want fonder daer eens op te letten,ontbietmen hem te Hoof,en fteldt een ander Onder-koning in fijn plaetfe; hy will wel dat hy toen ontboden werd om te fterven, en fijn foldaten vermoeden het terftont mede , waerom fy. als dul, de wapenen ftracks aen-vaerden, en fweeren dat fy in geenderley wijfe haren met neci uytgeroeyt njiiacjiicpen ly weacr-bellen Overften verlaten fouden , raden om naer de bergen, en verfamelden daer dreven, hem weder dat hynietfou naer’t Hof gaen: een grooten hoop van de fnootlle men- waerniâ ■ ons, feggen fy, komt het toe u te bewaren; fchen. Defe fijn gevolght ge weeft van eeni-wy hebben machts genoegh om de fchel- ge andefe in ’t Landtfehap G^ueicheu, de men te wederftaen. Maer Ignatius gaf hen welcke om een onrcchtvaerdighv'onnis,dat geen gehoor, ja hy ftreelde haer , en drong gegeven wasin eentwift-fake tulï'chen twee Overften , opllonden onder’t gebiedt van de gene die verftoort was, en met den eer-ften aenvang de Overften, die het vonnis hacr aen om haren Keyfer altijdt getrou-'vvelijck te dienen.En dus heeft hy liever fijn ßer'ven, ondanckbare Vaderlandt met lijn eygen alsregee- bloedt willen befprengen, als het bloedt fij-renofden nervyanden door de machtvan fijne folda-^^ewn vergieten j en liever in ’t felve willen fterven , als fijn toevlucht nemen tot den Tartar,die hem nodigbde. Vele Overftenen foldaten van fij n leger deden het tegendeel, cf] volghden liever hetvoorbeelt van de gene die tot den Tartar overgegaen, en wel van hem onthielt waren, als de getrouwig-heytvan Ignatius : en van defe fijn nu al eenige hooge Overften voor den Tartar in ’t Sinefche Rijck geworden , eenigeii heeft hy Koningskeus gemaeckt,óm dat fy haer dapper voor hem tegens haer eygen volck gequeten hadden, gelijck fulcke lieden bequaem fijn om haer eygen landt te verderven. Defen Tartarifchen oorlogh ( onaenge-fien fy de Sinefen veel wereks gegeven had) fcheen daer na evenwel gelijck te 11apen, foo dat men meende,dat de Sinefen nu vân ’t meefte gevaer verloft waren : want in het wcfter-gcdcelte van Leaotung was het overal wel bewaert, en in de omleggende plaet- taren, ’t welck fich in het cylandt Cu neêr-gellagen hebbende den verderen ingang aen âe Tartaren ( die in’t oofter-deel wa-2)^ ren ) belette : doch ’t meefte gevaer was in •versfijn ’t Rijck felfs van de roovers en van de ver- raders te verwachten ; door de welcke het teoorjaek vei'woeft en aen de Tartaren gelevert is : ick heb hier boven van haer beginnen te fpreken, doch fal ’t nu breeder verhalen ; 'n an 't 'verlies 'van 7 Rijck. op darmen verftaen mach hoede Tartaren aen ’t Rijck gekomen zijn. De eerfte roovers en verraders fijn opge- fien gebleven waren, elck om ’t feerft noó- |
: N o o R L o G H. ï i ftaen in’t LandtfehapSuchuen , welckers’Verfihef geluck en ftoutheydt foo groot was, dat fy ƒ (nae ’t innemen van vele fteden) oock'J^fJ” felfs de Hooft-ftadt Chingtu belegerden, en fy hadden die oock gewonnen, indien die Sinefche oAmaZaOneiN^^n de welcke ick hier voren verhaelt heb , niet te hulp gekomen was j want door hare kloeckhertighcydt beroamp;^ fijn fy met groot verlies verdreven : doch niet heel üytgeïoeyt lijnde,liepen fy weder-gewefen hadden, om hals brachten, en daer na het leger 'van den Onder-kÓning floe-gen j doch van hem ( na dat hy fijn leger weer byeen gebracht had ) wederom over-wonnen,maer niet geheel uytgeroeyt wielden.Behalven dat fijn door den hönger(die Denhon’^ te dier tijde, om de menighte der fprinek- ger doet hanen, in ’t noorder-gedeelte van Sina feer groot was j vele Hoorden van roovers op- . geftaen, infonderheyt in de Landtfehappen ICenÇiçx\.I^antung.^ Defe in ’t begin kleyn van getal en macht lijnde,gingen op buyt in dorpen en fteden, en van daer quamenfy fich in’t geberghtc vérfchuylen; en dewijl fy met foo weynigh moeyte niet alleen nootdruft, maer oock rijekdommen willen te krijgen, vermeerderden fy merckelijck in feer kleynen tijdt. De groote gierigheyt van den Keyfer Zung- en de chiniuSj die fijn volck alle fchattingen dede gierig-betalen , als of’t in een goede tijdt ge weeft r I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 r ° nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Keyfrs^ was,gar noch meer voets aen dele muyters, de welcke ( van de Overften foo haeft niet kunnende verjaeght worden, en allenskens in getal en moet vermeerdert lijnde ) ten lellen in verfeheyden Landtfehappen acht volkome legers te veld brachten. Sy kofen jye roo-^ de moedighfte en ftoütllen tot Generalen, ‘vers wer^ en als fy nu in wapenen en rijekdommen fterek geworden waren, en den roover ge-noegh gefpeelt hadden, begonden fy naer ten naer het Rijck te ftaen ; doch om nialkanderen Rijck, een voordeel af te fien , vochten fy eerfl d’een tegen d’ander.Eyndelijck bleven maer twee van de voornaemfte Çeneralen over, die d’andere foldaten, welckers Vek-over- |
Il
HISTORIE VAN DEN
dighdcn om harc ftandaerden en geluck te volgen. De foldaten ( die wel wiften dat fy opgeknoopt fou den werden fonder genade, indien fy van de Sinefehe Overften gekregen wierden ) volghden foo den ecn als den ander, fonder fich veel te beraden. De voor-naemße Hoofden der roo-•vej's. De roo~ 'vers quellen de Provin- D’eerllc van defe twee opperlle roovers was LïcungTiMS genaemt, den anderen Chang-hienchungusjt'^ec^ de fnootllc en Iloutlle verraders. Op dat fy malkandcren uyt jalou-fy niet fouden vernielen , weecken fy verre van den anderen , elck van fins fijn geluck te vervolgen. LicungZjUS nam voor fich het noorder-deel van ’t Landtfehap Xenßi en Honan ; den anderen quelde Suchuen en Huquang. Maer op dat ons verhael niet gebroken werde, d’een voor d’ander ophalende, füllen wy eerll van Lïcnngzjds fpreken ; want die heeft meell oorfaeck geweell dat de Tartaren het Rijck van Sina verkregen hebben, dat hy alrects vermeellert en voor fich fclf had , indien hy maer tucht en be-leeftheyt had kunnen gebruycken.Van den anderen füllen wy daer na fpreken. In’t jaerduyfent feshondcrteen-en»-veer-tigh vallen de roovers uyt het Landtfehap Xenß('in\ welckfy vele lieden en veilingen /zf» jtfw/ geplondert hadden) in ’t vermakelijck Lant-■enHonan. lchap Honan, CU gaeu recht acn op de fchoone hooft-ftadc Caift^n^ , die fy belegeren : in defe was een llerckc befetting, en veel grof gefchut op raders , waer door de roovers, met groot verlies van volck, de belegering moellen verlaten.Van daer rooven en plunderen fy meell alle de rontom-le^sende dorpen en lieden, en alfoo in ne ßadi Caifttng wert belegert. macht, voorraet van oorlogh en fpijfc ver-fterckc lijnde, rapen fy weer een groot getal boofe menfehen byeen, en gaen weder-Defchoo- om naer de hooft-ftadt ; doch fiende datfe geen middel willen om die met gewelt ofte Itormender-handt te vermeefteren, hadden fy voorgenomen met een lange belegering haer tot overgeven te dwingen , en dan de rijekdommen, die daer in waren,te rooven. Defe Stadt is omtrent drie mijlen in ‘t ront, en evenwel befluyten fy die rontom foo dicht,dat ’er niets uy t noch in kon.De Gouverneurs hadden ( geduerende de twee macnden, dat de roovers elders waren) wel |
vele nootdruft byeen vergadert ; maer door dien het koren van dat jaer de geheele Provincie door verongeluckt was, hebben fy foo veel niet gehad als voor fulcken on-eyndelijcken getal volcks voor fes maen-den genoegh was, Defe belegering ducr-de fes macnden , en niet tegcnllaendc dc befetting tot den uyterllen hongers-noot gebracht was, hebben fy evenwel niet willen overgeven, maer hoopten alle op ’t ont-fet van den Keyfer. ’t Is ongeloolfelijck hoe groot den honger daer geworden is , die van Jerufalem is ’er niet by te gelijeken ; een pont rijs wierd opgewogen tegen een pont filver, een pont oudt verrot leder tien guldens, het doode menfche-vleefch wierd daer in ’t openbaer verkocht, als vereken-vleefch: een doot menfeh op ftraet ten beften te geven , tot een fpijfe der gener die korts daer aen wederom voorfpijfc aen andere llreckten,wiert geprefen als een groo-te goethartigheyt. Defe Stadt leyt in een vlackte aen de zuydt-fijde van die groote en fnelle vloet, die de Sinefen Hoang noemen, wy noemen die de Salfraen ofte Gee-lc-vloet,om haer donckcr-geele verwe: defe llroom Icght omtrent een uur van de lladt, en dewijl haer water hooger is als de vlackte van de lladt, foo is daer een grooten dijck van vierkante Heen voor geleyt. Tot aen defe dijck is ten leften den Keyfer met fijn leger gekomen, alwaer hy meende dat hy, met het door-lleeken van de felve, het geheele vyandts leger kon doen verdrenc-ken^ maer hy dacht niet eens dat het water foo hoogb kon komen , dat het over de wallen van de lladt kon ftorten. Het had Onge-hoorden honger. by geval op die tijdt van den herfll wat meer geregent als ’t gemeenlijck dedc, foo dat de vloet oock hooger was als te voren. Den Keyfer daer op (den dijck wijder doen- De fiadt dc doorbreken als ‘t behoorde ) dede niet caifun^ alleen het meellende.el van de vyandt,maer oock fijn geheele lladt verdreneken ; daer bleven meer als driemael hondert duyfent menfehen : dus is die fchoone Stadt,die nu van oude tijden een woonplaets van Key-fers geweefl was, den negenden Oólober fellien hondert twee-en-veertigh van een Iluck landts in een meir verandert : alle dc huyfen wierden door, de kracht van ’t water neder gefmeten , nevens een kerek, en een Priefter van de Societeyt den E. Ro-bertus de Figueredo,die ’t wel had können ontkomen ; maer hy wilde liever fijn leven voor fijn fchapen ftellcn, want in die lladt waren feer vele Chriftenen. Op dc felve ^enCe^ tijdt heeft Licungz^tH, den overfien der ^^ßß^nde roovers, den tijtel van Koninek aengeno- roovers men, en fich ^unuang^ ’twelck geluckigh fleemt Koning te feggen is, doen noemen, en na dat hy Honan byna geheel onder fijne ning aen. macht |
TARTARISCHEN OORLOG H.
macht gebracht had, is hy datelijck weder-•De om in t Landtfchap Xenfi gevallen. Als j^y YQQj. jg hooft-ftadt van Xenfh Sigan wertver^ lt;pam, kreeg hy wel eenige tegen-9vert. ftandt van de befettin2,maer na drie darren beleghs heeft hy dievermeeftert,en fijn fol-daten oock drie dagen tijdts om te plunderen,tot loon van haer verwinning,gegeven. Daer na heeft hy meeft alle levens-middc-len van de hcele Provintie in die ftadt vergadert , foo om dat hy het volck in onder-danigheyt fou houden,als om het leger van den Keyfer foo weynigh te laten als ’t mo-gelijck was : ja dat meer is ( nu byna ver-BenGe- fekert fijn de van ’t Rijck ,) heeft hy d’eer- naem van Keyfer aengenomen , en ’t ge-X” ers 1^3cht,dat hy meende op te rechten,ThÏén-neemt xun genoemt,’t welck gehoorfacm aen den den tytel Hemel betekent ; met welcke naem hy het foldaten focht wijs te maken, dat het de wil des Hemels was, dat hy heerfchen fou, en dat hem het Rijck van den Hemel gegeven wierd ; op dat hy het volck van de gierigheydt des Keyfers fou bevryden , 'de boofe Overften die ’t volck plaeghdcn uytroeyen , en ’t felve van hare verraderyen verloffen.Defen tytel behaegh-de de Sinefen ; want fy gclooven dat den Hemel de Rij eken geeft,en niemant tot de Goede felve met ge welt oft lift kan geraken. Hier jegering nae,op dat fijne daden met fijn naem over-fouden komen, handelt hy hetvolck heel fachjens verbiedt de fijnen alle ge welt: alleen doet alle de Overften , die hy krijgen kon , vermoorden ; d’oude Overften doet hy , om hare rijekdommen , gvoote fommenbetalen : hyfehaft fchattingen af, en ftelt in de fteden die hy verwonnen had nieuwe Ovcrften,en beval haer fcherpelijck dat fy het volck met grootc beleeftheydt cn billickheydt foüden handelen. Alfoo heeft hy het L.andt, dat hy verovert had, fonder veel mocyten onder gehoorfaem-heydt gebracht ; want yder prees en beminde de nieuwe wijfe van heerfchen, daer in tegendeel de getrouwigheydt onder de dwinglandifche beftiering den onderdanen weynig ter harten gaet. In defe ftadt waren twee Priefters van de Societeyt, de E. E. Stephanus Faber, en Ignatius de Coiba, die in den aenvang van t plunderen wel een weynigh leden ; maer, bekent zijnde voor vreemdelingen, wierden als gaften wel ont-haclt. |
Ondcrtuftchen is ’er in ’t Hof een derde cn wel de grootfte oorfacck van ’t verlies des Rijcksopgekomen,welckers bcginfclal 4«., onder den Keyfer ThienkipfS gekomen was, der oor-tè weten , de tweedracht onder de Over--^*^^^^^^” ften , en haer jalouzy van die groote macht het die den Keyfer aen de kamerling Guejtü ge- smefihe geven had, de welcke hy, niet alleen door een volkome macht om te regeeren , tot den hooghften top van ceren in ’t Rijck derover-verheven had, maer oock fijn Vader noem-ßen, de. Defe (die gunft misbruyckende)bracht om een lichte oorfacck de hooghfte Overften ter doot, ofte fond haer wegh, infon-derheyt de gene die hem door geen fchrif-ten oft woorden, oft ten minften eenige de geringfte eer-teekenen wilden vleyen, alfoo fy foo geringen menfeh niet wacrdigh achten om over haer te zijn j foo dathy (niet tegenftaende hy anders het gemeen wel bedient had ) velen verbittert heeft, en onder anderen den Prins ZungehininSy die^ na dat ^hienkius fonder fonen quam te fterven, Keyfer werdt, welckers verkiefingq tot het Rijck, was het hem mogelijckge-weeft, hy wel had willen beletten. Hier uyc quam,dat eenige Overften fich verdeelden in twee Academiën ( foo fy die noemen ) dieallcnskens vermeerdert zijn.Daer forgh-de elck voor bet fijne , en niet voor ’t gemeen 5 want d’ecnc focht d’ander van kant^ te helpen , en beriepen fich op’t Gemcene befte,doch vcronachtfaemden het allcjyder focht maer de fijnen door een nijdige jalouzy groot te maken, cn toen den Keyfer Zungchinini defe wondt felf wilde ge-nefen, verbitterde hy vele van de voornaem-fte Overften, en Eunuchen oft Gelübden. Want als by het Rijckaenvaert had^ver-volghde hy al re ftreng de vrienden van den grooten gunfteling Guejus, en dedc hem, met meer andere van dien aenhang , doo-den; welck wonderlijck treur-fpel defe uyt-komft had : Zungchiniw, om defen Çw-jus te verftooten, en van ’t leven te beroo-ven,gaf hem een laft die feer eerlijck fchcen, te weten , dat hy de heerlijeke graven van de Keyferen fijne voor-ouderen fou gaen befien, en ordre ftcllen op het gene dat aen ’t cieraedt der felver ontbreken mochte. Den Eunuchuf oft Gelubde kon die heerlijeke laft niet afilaen j maer hy leerde in korten tijdt, met wat voornemen hy uyt-gefonden was : want als hy nu een weynigh gereyft had , is hem een vergult doosken gegeven, daer een zijde koorde in was, met de welcke hy fich door ’t gebodt des Key-fers heeft moeten ophangen : defe doot ach-d nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ten |
K4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hld iUKltL winnen, gelijck ick nu fal verhalen. Als het Keyferlijckc Hof in foodanigen heymelijeke verwarring was, begaf fich De roo- LicungZiHS den Vclt-overften van de roo-yers, ( lia dat hy alles in dc Provintic Xenß fers jegenwoordigheyt,met alle hün macht PzL/»- f’eforght had ) naer het Ooften. Hy komt komen toeloopen. Defen raet was goet, tie Xenß» immcrs foo licht over de Gcelc vloet ( die foo geene verraders in de ftadt geweeft wa- lichtelijck weghgenomen de eerftc en feer rijeke ftadt Kiangcheu, de welcke aen de zuyt-zyvan’t Landtfehap leyt, dicht aen de Geclc vloct. Daer op ( in die felfdc loop van’t geluck) geven fien alle de andere fte-den van felfs aen hem over,of om van groo- geheym geweeft,en grooter als men van een ter quellinge bevrijt te zijn, of onbedachte- hoop bedurve fielen fou durven verwachten, lijck een nieuwe regeering aenvaerdende ; By dit bedrogh, dat hy in de ftadt aenge-want de menfehen fijn dickwils, tot haer leyt had, vocghde hy noch een ander, te weten, een verborge handeling met den Overfte van de Krijghs-raet,de welcke,fbe-denekende dat het met des Keyfers faken ten de Sinefen feer heerlijek. Dit was oor-facek, dat tegens den Keyfer uyt beyde dc twiftige deelgenoten vele verraders fijn opgekomen , die met de roovers heymelijck verftant hadden. En hierom wierden weynigh legers gefonden, oft fy deden immers niet veel ; want fy wierden door ceniger ja-louzy verwert of belet, ja dick wils al konden fy ’t wel doen, foo veronachtfaemden het dc Overften ; op dat fy de Overheden (op welcke fy nijdigh waren)de gunft des Keyfers fouden ontrecken,als de gene door wclckers raedt en beleyd fy d’overwinning moghten verkregen hebben.Defe faeck gaf de roovers fulck een voordeel, dat ( gekomen fijnde voor de hooft-ftadt ) het voor haer een faeck was,te komen,te fien,te Ver-van niemant bewaert was) als het hem met weynigh volcks fou hebben kunnen belet werden; wantdefe Rivier vloeytmcteen gruwclijck gewelt van water tuflehen de Landtfchappen ’Zenfi en Zanfl, d’eerftc hebbende aen d’ooft- en d’andere aen de weft-fijde; doch niemand daer ontrent fijnde, heeft hy ( over de felvc wefende ) mede cygen bederf, met nieuwigheden en veranderingen vermaeckt, en, wat beters verhopende als het out, vinden fy het flcchtfte. Alleen de hooft-ftadt T^aij^en heeft het gewelt eenige dagen willen uytftaen, maer mede verwonnen fijndcgt;hceft fy het fchric-kelijck moeten befuren : de Overften wier-den alle gedoodt, en de roovers ftelden andere in hare plaetfen. |
Den Keyfer Zungchinins^ als hy verftaen had dat de roovers nu over de Geclevloet gekomen waren , en ’t Landtfehap JPanfly dat foo na aen ’t Hof was, overvielen, fond door ColatUi fijn opperfte Velt-ovcrfte,cen machtigh leger,om den roover ten minften ftaendc te houdcn,foo hy hem niet verwinnen kon : dat groote leger rechte niets uyt, de meefte foldaten liepen over tot de roovers, den Overften felft,dic Colaui Lius ge-noemt was, de moet verloren gevende, hing fich felf op. De Keyfer dit hoorende, nam voor fich de noorder hooft-ftadt Pe-sina^feer king te verlaten, en fich naer de zuyder ver-Pranking te begeven ; maer hy wierd, fooA^'‘^lt;^^^«, van die hem trou als die hem ontrou wa-ren, geraden, dar hy blyven fou : van defe, op dac fy hem ( eer haer verraet voor den dagh quam ) te lichter aen den roover fou-den overleveren; van die ( foo fy meenden^ tot nut van’t gemeene beft : want wegh te loopcn was (gelijck fy verftonden) de faken van c Rijck noch meer verwerten ; en fy hoopten dat men de hooft-ftadt, die met foo groot een befetting verfien was, wel kon behouden,niet twijfelende of alle d’an-dere Landtfchappen fouden , om des Key- Defen raet was goer. ren. SchaUc-heydt •van de roovert, Den roover ondertufichen ( alfoo vaer-digh van verftandt als van handen ) ï vof-fe by ’t leeuwen-vel aentreckende, fend een goet getal foldaten ( verandert van ge-waet ) dan d’een dan d’andet na de hooft-lijck te koopmanfchappen, en gebied haer dat fy küchjens een kroeghjens fouden huren, of kleync nerinckjens doen, tot dat hy met het heele leger voor de wallen komen foujcn dat fy dan oproer in de ftadt fouden maken. Defe lift is onder haer wonderlijck gedaen was, en voor fich felf willende folgen) gelijck men fegt, fich met den roover fou verbonden hebben, om de ftadt over tc geven : doch hoe dat is oft niet, de movers fijn immers met erhaeft naer de hooft-ftadt Peking opgetrocken. Daer was een feer ftercke befetting in de ftadt, en op de veften ftondt een groote menigte grof ga-fchut ; maer aen die fijde, daer de roovers (van de verraders van binnen gewaerfchout fijnde) ftorm liepen, was het maer geladen met loos kruyt fonder eenige kogels j foo dat |
behoeft- dat fy van die kant geruftelijek door een hooft-ftadt , die mede Colans gênaemt fladtPe- poort, die haer geopent wierd, in de maent wierdt, fich in de felve plaets verhangen ;
April feftien hondert vier-en-veertigh de Koninginne,en eenige getrouwe kamer-voor fonnen opgang binnen quamen : de lingen hebben het felve oock gedaen. Soo befetting, die getrouw was, vocht Oock fijn die gcneüghelijcke boomen ( onder de niet lang ; want de foldaten van den roo- welcke fy foo dickwils haren geeft in welver ( met een deel verraders, daet fy vrient- luftcn vermaeckt hadden ) fulcte droevige fchap mede gemaeckt hadden ) maecktert fchouW-töoneelen geworden. In de ftadt t’elckens met voordacht oproer. Hier uyt niet min dart in ’t Paleys hebben vele defe quam een groote verwoefting en geen min- wrectheydt over haer felve gcpleeght, ofte der neêrlaegh; want niemandt wift met wie ' hy te doen had. Aldus gaet LicungZJSSi^X^ verwinner, midden door dit verwoefte Babylon, recht naer het Paleys van den Keyfer , en neemt het felve in , tegens de v^:-geeffehe weêrftandt van eenige getrouwe Eunuchen oft kamerlingen.Maer dat meeft te verwonderen is,den vyandt had nu d’eer-fte muer van ’t Paleys in, en ’t was de Keyfer noch onbekent ; want d’ontrouwe ka*
ne gewoonte, lîch verhangende : want fy achten liet voor een grootegetrouwigheyt, liever foo te fterven met haren Keyfer, als van den vyandt gedoot, oft gedwongen te worden*
ôndertuffchen treed in ’t Paleys,en ftelt fich in den Keyferlijcken ftoek Men verhaelt, dat hy in ’t begin feer ongeruft fat, ja dat hy ftamerde : foo dat het fchecn, dat die ftoel hem (als onwaerdigh)
merlingen, die het meefte gefagh hadden, ftelden het waerfchouwen lóo lang uyt als fy konden,uyt vrees dathy het mochte ontkomen; maer als fy fagen,dat *er geen hoop van vluchten was,raden fy hem dc ftadt en
’c Paleys te verlaten. Hy,foo gewaerfchout
dat fijn gcluck niet lang düeren lou. s An-deren daeghs dede hy het doode lichacm vers des Keyfers in kleyne ftuckskens kappen, firaffig. feggende dat hy defe ftraf verdient had, lijnde,quot; vraegde ten cerften, of’er hoop was om dat hy fijne onderdanen in fijn leven heydt.
oni t’ontkomen ; maer hoorendc dat aile
wegen gefloten waren,fchreefhy (foo men feght ) een brief met fijn eygen bloedt, in de welcke hy dc Overften bcfchuldighde van het al te laet bekende verraedt,cn fijne onderdanen onfchuldigh kende, en aen LicungZjHS verfocht,dat hy (dewijl den Hemel hem hetRijck gegeven had) voor hem wraeck fou nemen van de Overften over . Den Key- haer verraet ; terftont daer aen doorftack hy fijn dochter die huwbaer was, op dat fy LchteT fpot worden van den roover j en geâoot loo in een tuyn gekomenzijnde, verhing hy ßchfelfaeneen pruym-boom met fijn kou-EenfeerongcluckighKeyfer, die ’ oock gehouden wert voor den laetften van het geflacht uaimtnga want onaengelien noch eenige andere uyt het felve daer na gekoren zijn ( gelijek ick hier na verhael) loo werden fy niet onder de Keyfers gere-kent, dewijl fy niet meer als een gedeelte des Rijeks gehadt hebben : en alfoo is het geflacht,dat van een roover begonnen was, door een roover te niet gebracht, en den loop van ’s Keyfers leven, en van foo wellu-ftigen en fchat-rijeken heerfchappy, onder een foo flechten boom door een fnoode
foo wreedelijck gehandelt had, gelijek of dien fnooden roover en verrader vry beter geweeft was, na het moorden van foo veel menfehen, cn gruwelijck verwoeften van foo vele landen. Soo fijn de menfehen gewent een ander te bcfchuldigen met het gene daer fy fclver meeft mede befmet fijnj eens anders boofheyt, felf oock de minfte, kennen en vermeerderen fy ; haer eygen verminderen fy, ofte fy is hen t’eenemael onbekent.
Den Keyfer Zungchinius had drie fonen, van de wclcke de oudtfte nooit is gevonden,hoewel hy van den roover lang gefochc wierdt, d’eene feydt dat hy gevlucht was, d’ander dat hy in een poel gefprongen en fich verdroneken had. Twee andere noch kleyne foontjens fijn levendein des roovers handen gevallen, de welcke dien afgrijlTc-lijeken Tyran,(die felf geen onnoofel bloet kon fparen ) nae den derden dagh buyteii de ftadt feer wreedelijck heeft doen onthoofden. Daer nae ontdcckte hy eerft fijn
al te wreeden aert, verwerpende dien deckmantel van meelijden en beleeftheydr,daer hy het volck foo lang mede bedrogen had. Des doet hy alle de Overften in de ftadt by ftrop geeyndight. Na dit voorheek, fegt een roepen, en doet een groot getal der fel-men, heeft d opperftc bevelhebber van de ve met gruwelijke pijnen om hals brengen, d’anderen
-ocr page 378-
d’andercn neemt hy ontallijcke fommen' te feer fijn lijnwaet, fijde lakenen, gout,fik geks af. Hy behiel het Paleys van den Key- ver,en een feker getal jonge meyfkens,daer 1er, en gaf die fchoone en overrijcke ftadt de Tartaren feer naer verlangen ; want fy aen fijne foldaten te plunderen , alwaer fy lt;nbsp;’ ' De 7ay • tAren werden 'verficht tegen de roovers. feer wreedc en ongehoorde daden gepleegt hebben, die te lang fijn te verhalen. Doch alle defe wrcctheyt is oorfacck geweeft,dat hy ’t Rijck, ’t welck hy foo geluckelijck gewonnen had, en met fachtigheydt fou hebben können bewaren, wel te recht verloren heeft. Onder andere Overften, die hy gevangen had, was een oudt man Ur genaemt, ■wiens foon Mfanguejus het Gcneraelfchap van het gcheelc Snefche leger op de gren-fen van Leaotung tegens de Tartaren bediende. Dcfen ouden man dreygde hy een harde doodt, ’t en waer hy fijn foon gebood en dwong, op de gchoorfaemheydt, die hy fijn Vader fchuldigh was,(welckeby de Sinefen feer heyligh werde gehouden, ) den eet van getrouwigheyt met het gehee-le leger in fijne handen te komen doen, en daer op beloofde hy hem en fijn foon groote dingen ; dies fchrijft den goeden ouden man defen brief aen fijn foon : JJe cAerde, den Piemel, en 't tgt;loot-lot, kunnen de 'Veranderingen die wy ßen 'veroorßken. ^et ßon , dat den Keyfer Zungchinius en de heerßhappy 'van t geßacht Taiminga njergaen Zjijn ; den Piemel heeft die aen Licungzus gege'ven : wy moeten ons 'voegen naer den tijdt, en 'van de noodt een deught maken , om ßjn gewelt en een feile doodt tontgaen , enßjne mildadigheydt te mogen heproe'ven. Jfy belooft u een Konincklijcke waerdigheydtfoo ghy hemmet de uwen wilt erkennen 'voor löyfer : aen u antwoordt hangt mijn le'ven , beße wat ghy ßhuldigh Zjijt aen hem, die u j le'ven gege'ven heeft. lïfanguejus , fijnen Soon , antwoorde hem met weynigh woorden aldus : P)te ßjnen Keyßr niet getrouw is,fal mijn Vader nietßjn : en ßo ghy de trouw , die ghy den Keyßr fchuldigh “jijt,•vergeten hebt, niemant ßl my können berißen , ßo ick oock 'Vergeet de gehoorßemheydt die ick u ßhuldigh ben. ’k IVil lieverßerven^als een roover dienen. |
Defen brief afgevaerdight hebbende, fend hy datelijck een Gezant aen den Tartarifchen Koninck, en verfoeckt hem om hulp tegens den roover van hetSinefche Rijck : hy belooft hem een groote menig-die gebreck,en meer dan re veel mans hebben. Den Tartarifchen Koninck laet defe niet voorby gaen.Op den leliden rijdt gaet hy met rachtigh duyfent mannen, die in de befertingen van Leäotung waren , naer Hpinguejus , en fprecckt hem dus aen : Op dat onp ‘ver'wmning feker , ßo rade ick. U, dat ghy alle u Çoldaten ^artariÇche kleede-ren j mutÇen , en kort hair doet d^ragen, ßo ßl den roo^jer meynen dat alle tartaren zsijn -, want ick kan uyt mijn Rijck ßo haefl geen grooter hulptroepen krijgen. Idfanguejus ftont uyt wraeckgierigheyt al toe, wat men begeerde , niet wetende dat hy (gelijck de Sinefen feggen ) tygers in k Rijck bracht, om daer honden uyt te jagen. Licungz^iUs^ hoorende dat de Tartaren met Xlfanguejiis aen quamen, en geen weêrftandc dervende bieden, verliet de hooft-ftadc alfoo licht als TartA-' hy die verovert had : hy roofde en nam wegh de rijckdommen van ’t Paleys , en trock naer ’t Landrfchap Xenfi, daer hy de Konincklijcke ftoel in de fchoone ftadt Sigan ftelde , alwaer eertijdcs de ftoel der Keyferen geweeft is. Men feyc, dat er door De rijck^ vier poorten van ’t Paleys acht dagen ter den anderen wagens, paerden, kamee-len, en laftdragers gegaen zijn , die niet als den wegh het voornaemfte daer uyt gebracht heb-ben , hoewel fy door de haeftigheydt daer vele dingen hebben moeten laten. Soo fijn die groote rijckdommen van gout, filver en andere koftelijckheden, die door feftien Keyfers van hec geflacht Taimlnga federt twee hundert en tachtigh jaren vergadert fijn , verftroyt geworden, Maer hoe fncl den roover vluchte, hy kon de paerden der Tartaren nauwclijcks ontvlieden ; want fy al dien grooten rijekdom ( die hem belet dede ) met hare lefte benden verovert hebben : doch fy wilden de Geele vloet niet over gaen, oft fy lieten het om die plaet-fen van Peking, die vol fchrick waren, te lichter in te nemen. Dus keeren de Tartaren verwinners en rijck wederom , en komen in de ftadt Peking , daer fy van de Sinefen ontfangen wierden; en dit heeft haer het Rijck doen verkrijgen. Hier ftaet nu als ongemeen te bemereken in hec Tarrarifche volck , dat fy (niet cegenftaende harenKoninck , als fy den cerften voet in Sina fet ten, |
i- ' ten, fturf) de vervordering van defen oor-logh niet hebben verlaten ; want foo haeft Tartarifchen Koninek ’Z.ungteus in Si-quam, is hy geftorvenj en hoewel hy dat perft, Rijck , daer hy foo graegh naer was, niet veroverde,heeft hy echter aen de lijnen den wegh geopent om ’t felve te verwinnen. Stervende liet hy een Soontje nae van fes jaren , ’t welck hy verklaerde navolger van t Rijck, en gebood fijne broeders dat fy alles voor het felve wel fouden verrichten ; de Vooghdye liet hy aen den'outften : defe hebben fijne laetfte bevelen getrouwelijck onderhouden , met een wonderlijeke eendracht in foo eergierigen volck, ja foo groot, dat men nauwlijcksdiergelijcke van eenige andere volckeren fou verwachten. Defe dingen alfoo gebeurt, en den roo-ver verdreven zijnde, lbo wilde Adfanguejus het naefte konineksken van het geflacht T^aiminga tot het Sinefche Rijck noodigen. Derhalven (fijner beloften gedenekende) bedanekthy de Tartaren eerft grootelijeks, prijft feer hare kloeckmoedigheyt, en verheft de getrouwe dienften die fy aen ’t Sinefche Rijck gedaen hadden:daer nae bied hy haer aen de gefcheneken die hy haer belooft had j en verfoeckt haer met een, dat fy, die aenvaert hebbende, wederom naer Tartarien wilden keeren , en in het toeko- mende met de Sinefen in gedurige vrede leven, en vergeten het oude ongelijck, dat fy nu meer als genoegh gewroken hadden. DeTar- De Tattaven hadden haer antwoort op dit verfoeck al lang gereet gemaeckt, maer zXT»- anders, en met ander opfet als Wfan- ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^^aer getoont dat fy het Sinefche Tar- gt^ejusvQïwSicTïiQ Î dies fpreken fy hem dus Rïjek/c welck fy verftondenhun toe te ko-men , begeerden : fy roepen dan dat Kint sinefche van fes jaren voor Keyfer van Sina uyt,noe- Rijck in. men hemX««cA/,en het nieuwe Key ferlijc-ke geflacht Haicing. Dit Kint klom met ^‘fflen^ een groote ftatigheyt en majefteyt op dien Tanari-ouden troon van fijn volck, van de welc-/^^» ke hy oock den fijnen geen kinderlijcke, maer een feer uytmuntende aenfpraeck dede , op defe wijfe : Kliet mijn geluck oft len daer^ aen : 'wy meyncn noch niet dat het ti^dt is, weer nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sineßhe Rjck te ‘U er lat en , ^t en fy u anders dunekt. Tyaer fijn noch feer ^eel roo^'crs o^ergebleojen , het minße getal ^an haer is maer 'uernielt.lAcun^-Lus heeft nu de Keyferlijckeßoel in SigaUj^e- hooft-fiadt ^an 7 Landtfehap nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gefielt : foo wy er trec ken fiaet u groot er quaet te eerwachten. Hy heeft ons geereeß. oAls hy eerfiaen fal hebben dat wy wech fijn fal hy ßjn macht eer-meerderen, en h'et Rijck meer komen ontru-fien dan te eoren, en dan ßl 't ons mogelijck niet gelegen fijn u wederom hulp toe te finden. Dewijl wy hier fijn, fal het beter we fin dat Wy de rooiers t eenemael lt;vernielen ; op dat ghy uwen Koninek een 'uredigh Rijck mooght o^v er leaver en. Sijt niet bekommert met het geneghy ons belooft hebt ^datfal ^oor ons by haer Uiafoo wel als by ons,bewaert z^ijn. Wy ra-* den n nu maer, dat ghy met een deel 'van ^uwen , en eenige regiynenten Ti'artaren tegen Licungzus aengaet ; wy fUen met d'overige benden de rooijers uyt Xantung helpen , ßo fal het ' Rijck 'van alle ßjden in ^rede z^ijn, Idfanguejus verftont defe liftig-heydt niet, oft hy heeft lïch foo geveynft, om haer niet te vergrammen. |
Eer de Tartaren, daer toe verfocht ziin-de, den voet inSinaftelden,hadden fyeeni-ge van de haren naer haer Landt en naer ' de omleggende landen gefonden , om foo veel volcks als fy konden te lichten,tot de verovering van ’t Sinefche Rijck en terwijl dit noch niet quam, fteldcn fy alle ge-weit uyt, en gaven maergeveynfdewoorden. Dewijl dit dus fleurde , quam daer niet alleen een groote macht van Tartaren uyt de Rijcken dgt;liuche en dgt;diulhan ) maer oock uyt out weft T'artarien , en uyt het tare» ooft Tupi ( defe leggen aen de Ooft-zee bo- wen in ven de Eylanden van quot;^apon-j fy werden Tupi genaemtjom de kolders,van viflche-vellen gemaeckt,die fy gebruyekenj ja ick heb’er fel fs niet weynigh uyt Volga in Sina ge-fien,die de Tartaren fAlga-'Tartaren noemden , en by die heb ick kennifle gevonden van Mofeovien en Polen ; defe fijn bar-baerderalsde oofterfche Tartaren. Toen defe hulptroepen gekomen waren, hebben fy oock met haer gebracht het fes-jarige loontje van haren overleden Köninck , en deuaht, rnaer de wcue, lie^e en kloeckmoedige Qomen en ghy mijne andere ^rincenj heeft fl^^t'^^ßighejdt gege^ven die ghy in my fiet. ^efe 'uerßkertheydt, daer ick den troon mee bekleefl ons een ^oorfegging z^ijn ^an foo 'üeelgoets,als de befhroomtheyt ^an Licungzus ^an cjuaet geweeß is, Ghy fet het beginfil 'van defi o^verwinning ^an het Rijck : maer ick weet dat u denght en moe^ c nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;digheydt |
i8
HISTORIE VAN DEN
digheydt foo groot ü, dat ick 'uan nu af'vertrouw meefier ‘van geheel Sina te z^ijn , ja de geheele weerelt niet alleen 'verwonnen, maer oock 'verßkert ben te hebben. De fihat-ten des Rijex^en Konineklijeke waerdigheden füllen u loon wefen ( hoewel ick u niet ge-noegh fil kunnen loonen ) 'voor foogroote deughden : derhal'ven firijdt ‘vrornelijck en dapper. Het geheele Hof ftond verbacft over defe woorden van een kint van fes jaren ; foo dat fy alteraael riepen dat hy van den Hemel en het noot-lot gekoren was. Op den felfden dagh heeft hy fijnen out-ften Oom, als fijn Vader, geecrr, waer over den felven in de Tartarifche tael Amahan^
ten , en den Tartar hare Landtfehappen te helpen veroveren : dus, dewijl hy een braef Prins was, heeft hy de roovers, met behulp van de Tartaren , lichtelijck uyt Xenfi^c-jaeght, en tot noch toe in de hooftftadt Sigan geheerfcht. Dus hebben de Tartaren defen man met eer en waerdigheydt opge-hoopt,doch uytdekrijghs-ampten,in welche fy hem vreefden, geilek.
Hoe het met LicungZtid afgeloopcn is, weet tot noch toe niemant ; alle de grootc macht, die hy had, is overrompelt, en men meent dat hy van Mfanguejus in een ge- bent. vecht gedoot is, hoewel hy nooit levend noch doodt te voorfchijn quam. Het an-
Licung-zus Tve-dervare» is onbe-
Amavan- de Sinefen feggen Ama'vang, ’t welck Vader iConinck beduyt,genaemt wierd. Defen heeft hy dan het geheele bewindt des oor-loghs acnbevolen, cn acn defen fijn dc Tartaren cygentlijck het Rijck fchuldigh : want hy was niet min uytmuntende in raet
dere gedeelte der Tartaren heeft met de fel-
gtts, des
Teyfèrs Oom^ en peer getrouwe i^ooght.
en voorfichtigheyt, als in moet en getrou-wigheydt j foo dat hy met fijne redenen en raetflagen de wijften der Sinefen dede verwonderen, cn hare harten met fijne be-leeftheydt en rcchtvaerdigheydt veroverde. Hier toe dienden oock niet weynigh de Sinefche Overfien , die, fgelijck wy te voren gefeght hebben ) des Keyfers gram-fchap ichuwende, fich by de Tartaren begeven hadden , de welckc ( tegens dc trou acn haer Vaderlant ) nu hare burgeren met woorden cn voorbeelden tot haer nodigh-den , nu de Tartaren goeden racdt gaven, waer door fy van haer ontfangen wierden tot de hooghfie bevelen.
biiyten de mate groot gemaceke hebben door Sinefche Overften en foldaten. Want fy y der een mildelijck toelieten hare vendels te volgen, felfs ook de gene die fy overwonnen hadden,als fy maer het hair en klecderen nae dc Tartarifche wijfe wilden veranderen; ja dat meer is, (op dat het felve by de volc-keren , die fy overwonnen hadden , alfoo mochte gefchieden,) fy geboden het door openbare bevelen, op ftrafFe van hoogh verraet ; het welck nochtans hare faken dickwils ih verwarring gebracht heeft : want de Sinefen fich meer bedroefden , en meer vochten om haer hair, als voor haer landen oft Keyfer ; foo dat fy menighmael liever gekofen hebben het hooft te verliefen,als de Tartaren hier in te gehoorfamen; en ’t ware om de korcigheydt, ick fou hier van vele andere voorbeelden verhalen. De
Tartaren hebben dan, in min dan een jaer BeTar-tijdts, vier noordfche Lantlchappen onder haer ge welt gebracht, te weten , ekingiffijgfff' Xanp, Xenß 3 en Xantung, ( fonder Leao-ninek Tingß gcmaeckt wierdt,' {Pingß te tellen,) in de welckc fy de Sinefche betekent een die het wellen in vrede ftelr;J wijle van heerfchen niet verandert hebben;
Op den felven dagh fijn daer oock ec-nigc regimenten Tartaren tot XïfanguejidT gefonden met befegelde brieven , by de welche hy, door den nieuwen Keyfer, Ko-
Provin-tien i
doch hy moft fchatting geven : de hooft-ftadc van de Provintie Xenß werdt hem
Vifangue- gcgcvcn om fijn hof te houden. Wat fou den getrouwen Mfanguejus hier doen ? hy kondc van den Sinefchen Keyfer niets groo-
jus wert gedwen-gen ßch onder de 'Tartaren te begeven.
ters verwachten,en de Tartaren waren met foo groot een getal by hem gekomen, dat hy geen middel fagh om haer te verwinnen j dus heeft hy de nieuwe eer ontfangen, en den Tarrarifchen Kcyfer erkent : en foo is die gene , die weynigh te voren voor de Sinefen tegens de roovers aenging, gedwongen geweeft tegens haer te vech-
ja dat meer is, fy hebben de beftiering der Heden en Landtfehappen aen de Sinefche Philofophen , die de lèlve te voren gchadt hadden, gelaten : het onderfoeck der leerlingen hebben fy verordent als het te voren was,en dat met kloecken raet; want de hecrfchappy dus overgevende aen lieden, die fy felver gevordert hadden , gelijck als aen haer eygen fchepfelen, hebben fy daer door vcroorfaeckt dat elck een met alle ge-trouwigheydt voor haerwasj alleenlijck hebben fy dc Krijghs-overheyt en des felfs beftiering aen haer felve gehouden , niet tegen-
en veranderen de Sine-fihe wetten niet.
TA R T ARISCHEN OORLOG H
tcgcnftacnde fy oock de getroufte Sinefen als overften in de felve ontfangen hebben, en oock in dehooft-ftadt de felve ordre van Overften, en de fes hooge krijgs-raden, ge-lijck die onder den Sinefehen Keyfer ge-weeft waren, gehouden hebben, foo nochtans, dat die beftaen ten deel uyt Tartaren Hang“ ^ttangui wert in Tanking Sineefch Xeyßr gekroont. en ten deel uyt Sinefen. Ondertuflehen de Overften van de 2uy-der Landtfchappen,verftaen hebbende het gevaer des Keylers, hebben van alle lijden ieergroote troepen byeen vergadert, en waren alree op den wegh naer wanneer fy de droevige tijding van de doodt des Keyfers, en het overgaen van de ftadt Peking verftonden ; des roepen fy alle hare foldaten terugge , en met een alle de fche-pen , met de welcke jaerlijeks de eetwaren en andere noodtfakelijekheden naer de hooft-ftadt gefonden wierden.Een weynigh daer nae hoorden fy mede van den inval der Tartaren, en hoe fy het Rijck verovert hadden, ’t welck noch droeviger was. Ick was toen felf tot JSlanking, alwaer ick een feer groote verwarring, en vrees onder de Sinefen gefîen heb,tot dat ten leften alle de Overften, wederom moet gefchept hebbende , een Koninek uyt het geflacht Paiminga tot Keyfer koren , de welcke fy Hungquangu^ noemden. DefeVorftwas uyt de Provintie Honan komen vluchten voor de roovers ; hy was een kints-kindc van VanlienSi fufters en broeders kindt met Zungchinius'fy hebben hem gekroont met een leer groote pracht en heerlijckhcydr, onder hem wat beters hopende. Soo hacft hy gekoren was, heeft hy een Gezant ge-bonden tot de Tartaren , de vrede van haer e- verfoeckendc als eyfehende, en heeft geeren nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y r \ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y r y nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i- ^een hact al de noordtlche Landtlchappen, die •vrede, fy vermecftert hadden , vrywilligh aenge-boden.Maer de Tartaren dachten wel waer dat henen wilde ; want de Sinefen wilden den oorlogh maer uytftellen, tot dat fy wederom geit en macht vergadert fouden hebben : waer over fy voor antwoort gaven , datfe van een ander niet wilden ontfangen , ’t gene alreets door de wapenen in hun gewclt was : en dewijl de Overften den Keyfer gekoren hadden, dat fy haer beft fouden doen, om hem wel te bewaren ; dat fy het gehecle Rijck, oft niets begeerden. Defe Gezant onverrichter faken weder gekomen zijnde , dewijl men fich bereyde tot den oorlogh, quam in de ftadt planking een jongeling, die fich uyt- |
gaf voor den oudtften foon van Zungchi^ nius, en toonde in dit feggen geen kleyne reekenen van waerheydt, ja dat meer is, hy wiert gekent van veel kamerlingen. Maer Hungquangm, die de heerfchappy nu al in ’t hooft had , wilde hem noyt kennen nocht ontfangen^ op dat hy het Rijck niet verliefen fou : ja felfs hy dede hem gevangen ftcllen , om hem als een verrader te doen dooden , hoewel in weerwil van vele De foon van Zungchi-nius komt tot l^^an-king. Hy fielt de Sinefen in Overften. Dit liet fich aenfien tot een op-roer, en de twift wiert ten leften foo groot, dat het de Tartaren gelegentheydt gaf om ondertuflehen het Landtfehap Jpanking te verwinnen; want daer vele Overften waren die het niet beletten,omniette feggcndatfy haren raedt daer toe gavennen dus quamen de Tartaren binnen het gebied van de ftadt Hoaigan ; fy nemen den ooftclijeken oever ■ van de Gecle vloet in , en datclijck daer aen varen fy met de felve fchepen over ; acn de overfijde ftont fulck een meqighte van Sincfche foldaten , dat fy, hadden fy haerfchoenen maer op malkander geleyt, een dipefc gemacckt fouden hebben , daer de Tartarifche Ruytery nauwelijeks over fou gekomen hebben ; maer ’t is wel feker; dat de moedt in den oorlogh meer geld, als ’t getal. De Tartaren waren noch naulijcks“^ t’fcheep, of de Sinefen verlaten den oever van die wijde en fnelle vloet, en nemen de vlucht als fchapen die den Wolf fien komen. De Tartaren , overgekomen fijnde, en geen vyant flende,trecken in het fchoo-ne Landtfehap JPankingiCn nemen van het felve al wegh,wat aen de noortfijde van de vloet Kiang ( ’t welck beteekent foon van de zee ) leght. En dit ftaet hier byfonder-lijck tebemerekenin de Tartarifche krijgsmacht,dat fy,ecr fy na eenige Landtfehap-pen gaen om die te veroveren,te voren ge-reet hebben de Gouverneurs van de voornaemfte fteden en bequaemfte plaetfen met behoorlijeke verordende befetting ; foo dat fy gelijck blixemen in een plaets •vallende, de felve foo haeft niet fien, oft fy hebben die wegh, en met een Wel bewaerr. ^gß^dt De feer rijeke en fchoone ftadt Tangcheu Tangchen heeft alleen het gewelt tegengeftacn , en dick wils dapper met de Tartaren gevoch-ten ; aldaer is oock een foon van een Tar- taren te- Zuus Colaus, gemmaer werd ge- die den Keyfer Hungquangus feer getrou was, had daer ’t gebied , en befchermde de ftadt met een feer groote befetting ; maer eyndelijck moeft hy voor de Tartaren buy- nomen en vernielti. |
lO
HISTORIE VAN DEN
genzalle defoldaten en burgers wierden daer omgebrachü, alle de huyfen geplündert, en daer na de doode lichamen, boven op de huyfengeleght fijnde,(opdat fydoor haren ftanck de locht befmettende , geen, pelt fouden veroorfaken)wierden met degehee-le ftadt en voorfteden verbrant. Hier heeft den Tartar fijne macht feer taren ne- Vermeerdert, dewijl de Overften van an-wc» ver- Jere fteden en troepen fich tot hem bega-ven , onder dewelcke de meefte de felve ampten behouden hebben , die fy by den Sinefchen Keyfer hadden bedient ; eenige fijn oock verbetert geworden. En door de-fe beleeftheydt, daer hy de gene , die tot hem wilden komen,mede ontfing,en door de wreetheydt, die hy de fteden aen de-de, die fijne macht wilden wcderftaen,ver-kreegh hy dat yder een liever d’eerfte als de lefte wilde beproeven : en dus heeft hy iichtelijck tot hem doen komen alles wat daer legt aen het noorden , over de groote vloet, die de foon van de zee genoemt wert. Defe rivier is meer als een Duytfche mijl breet, en loopt gelijck recht midden door Sina, van het weften vloeyende tot het ooften , en alfoo verdeelt fy het Rijck in zuyden en noorden ; fy loopt felfs door het midden van ’t Landtfchap Nanking , hoewel de Hof- en hooft-ftadt ISlanktng op den zuyder-oever is gelegen : dies moe-ften fy, om defe ftadt te krijgen , over de vloet fijn ; derhalven vergaderen fy een menighte fchepen , om tot defe nieuwe hooft-ftadt Nanking , en by de nieuwe Keyfèr te komen. De Sinefche vloot, die feer machtigh was, lagh aen d’overfijde van de vloet,onder ’t gebiedt van den dapperen en getrouwen Vorft Hoangchoangus. Gevecht Hier wiert van wederfijds dapper gevoch-tttjfchen nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Noangchoangus toonde dat de Tar |
de Sine- Tartaren. Een ver- taren van de Sinefen overwonnen konden werden ; juyft als hy door een pijl van een fijner eygen Overften gedoot wierdt : defe beloften van de Tartaren derft de omgckocht, fijn naem was menus, ge-faeckcn booi'tigh uyt LeÄotung : defe pijl ftuyte den loop van ’t Sinefche geluck, en vernielde ’t geheele Rijck. De verrader, hier mede niet te vreden fijnde, begeeft fich met fijn volck op de vlucht, en gaet foo alle d’an-dere foldaten voor ; loopt naer de ftadt Nanking , en, gelijck als heel getrouw aen den Keyfer Hungquangus, ( die mede van daer vluchte ) voeght hy fich by hem. De Tartaren, over de vloet fijnde,en hoorendc dat den Keyfer op de vlucht was, Vervolgen hem als een blixemjtocn Tinenus hacr Hung-fach aenkomen, nam hy den Keyfer gevan-gen, en levert hem aen de Tartaren , in dc maentvan Junii duyfcnt fes hondert vijf- geleven en-veertigh. Sy fenden hem naer Peking, ef^gedeet. daer hy voor de ftadts-vcften met een pees van een boogh verworght wierd , ( defe doot achten de Tartaren feer edel ) als hy noch geen jaer geheerfcht had. Op de felve wijfe hebben fy de Jongeling , die fich feyde Soon van Zimgchimus te fijn , en die fy in de gevanekenis vonden , omgebracht j doch defe en fijn uyt het Key-ferlijcke gedacht Taiminga niet alleen gedoot 5 maer alle de gene die fy van ’t felve in handen kregen, nae datfe daer wel fcher-pelijck naer getocht hadden. Defe wreede gewoonte is door geheel Afia,wanneer een Rijck Wert verovert,dat alle de vrienden der Koningen door devyandenten gronde ver-delght werdén. Nae defe dingen komen fy ïnNankingyZn vinden alle de andere ftedcii van dat fchoone Lantfehap willigh en be-reyt om lieh aen haer over te geven. Dies fy met een fnellen loop fich naer de ftadt trecken ïJangcheu{fif^G\siQ een feer fchoone en groo- naer te hooftftadt is van ’t Lantfehap Chekiang) doch met een verdeelt leger, begeven, van het welcke het andere gedeelt over de vloet Kiang is gefonden, om fich meefter te maken van de binne-landen, te weren , van de groote Lantfehappen Ktangfi,pCuquang,Qn. Qu^ngtung. De voornaemfte gevluchte fo*l- ' daten, Generalen en Overften der Sinefen, waren by Hangcheu te famen gekomen, al-waer fy een nieuwen Keyfer uyt het geflacht P'aimmga wilden kiefen , Louangus ge-naemtjdoch defen wou de Keyferlijke waer-digheydt niet aennemen , en was met den Konineklijeken tytel vcrnoeght,mogelijck om niet van al te grooten hooghte te vallen , en fijn doodt niet al te fterek te gevoelen ; en feyde : lek fal den tytel ^'an JCeyßr ontfangen, Tuanneer mijne jvldatcn,de l^ar-taren 'verdreven hebbende , maer eene Kef-ßrltjcke Hofßadt hebben 'vermeeflert : ^echt derhal^jen ^eel moediger, als ghji tot noch toe gedaen hebt. Hy had noch geen drie dagen gehecrfcht ( minder tijdts als de gene die in de Sinefche Bly-fpelen eenKoninek vertonnen ) of de Tartaren quamen op hem aen : loo haeft fy gekomen waren, beloofden de foldaten ( die onder verfcheyde Overften naer defe ftadt gevlucht waren) dapper te vechten, by aldien hen hare verdiende |
Een ongehoorde liefde •VAn het Eonings-kens Lotir-angus tot p}n on~ diende foldyen betaelc wielden; en wilden op die tijde ( fiende dat men hen hoogh-noodigh had ) foo dat Konineksken als de burgeren geit afperffen , met vroone-men van daer nae niet veel uyt te rechten. Louangus, die van aert beleeft en goedertieren was,en den ondergang van foo groo-ten ftadt, en het ongeluck van fijn volck niet konde lijden , toonde hier hoe feerhy fijn onderfaten beminde , en gaf daer van foo groot een voorheek als Europa noch nooit gefien heeft:hy ging op de vellen van de lladt, van de welcke hy met gebogc knien tot den Tartarifchen Velt-overftcn fprack , en hem badt dat hy doch de lladt en de burgers fou fparen : t)oet, feght hy, met een fchuytje belien worden : fy heeft met alles wat uhelieft ; ick falu een offer- feer breede burgh wallen van vierkante wit-hande ^oor mijn onderdanen weÇen. Dus te Heen,en in ’t midden wateren, daer men fprekende gaet hy felfs tot de Tartaren, en bequamelijck doorvaren kan. Daer fijn wert van haer gevangen. Dit was een door- oock vele bruggen van de felvc Heen , en luchtigh tceken van feer groote liefde tot niet weynigh zegebogen , de huyfen oock fijn onderfaten ; cn fulck een deught fou , ( ’t welckin heel Sina nergens als daer is y niet fonder vrucht gebleven hebben, hadt fijn van die vierkante Heen gebouwt ; en iy ccw Alexander cen Cafar ontmoet. Toen geboden de Tartaren aen de bur-gers;dat fy de poorten van de Hadt fouden lluyten, op dat noch hare nochte eenige Sincfche foldaten daer in fouden komen ; Vele fol-daten •verdrifï-kcn. defe Sinefche foldaten (die buyten de fladt geleydt waren ) vervolghden en dooden fy van alle lijden; maer het water verfwclghde meer van de felve , als de pijlen oft labels der Tartaren wegh namen : want omtrent de ZLiyt poort van de felve fladt loopt een feer groote vloet,die meer als een mijlbreet is, en Cienthang genoemt wert ; over defe vloet wilden alle de vluchtende foldaten, vol van fchrick cn verwarring, fich verbergen, cn vallen hol over bol in de fchuyten, de wclcke overladen lijnde, met haer fonc-ken ; fy wierpen d’een d’ander in de vloet, en vele duyfenden wierden vernielt.De fol- fijnde , quamen de Tartaren (geen fchuyten vindende om over de vloet te komenj weder tot in de lladt, fonder gewelt te ge-bruycken. Alfoo is die feer edele en fchoo- dc Tartaren op den zuyder-ocver van dc ne ftadc gefpaert, wekkers fchoonheydr, rivier, en daer hebben fy fich rondtom ver-rijcl^clommcn , en grootheydt ick op een llerckt ; en alfoo fijn dc verwinnende wa- Hang-cheu wert ander plaets wijt en breedt fal befchrijven, niet als daer iets van gehoort, maer alles felfs wel hebbende doorfien ; want uyt de lclve heb ick my ( nae dat ick daer drie jaten in gewoont had ) nacr Europa begeven. Defe lladt Han^cheu heeft aen de noord- |
Xaoking wert gewonnen. N O O R L O G H. II lij de een gemaeckte vaert, door welckc men in de noorder-gedcelten kan komen; defe vaert werd alleen door een dijck ge-fcheyden van de vloet die aen ’t fuydèrt loopt : alfoo haelden de Taltaren alle de fchuyten, die in die vaert waren , over den dijck,en brachten die in de vloet C'ienïhang\ met defe fchuyten komen fy fonder eenigh belet over de rivier, en vinden Xaoking (dc allerfchoonlle fladt van geheel Sina ) ge-willigh om fich aen haer re geven. Defe lladt is wel foo groot niet als vele andere; maer fy overtreft hen verre in fuyverhcydt en nettigheydt : fy leydt in foet water, en in ’t kort,daer wert in gantfeh Sina niet gefien dat foo net is. De Tartaren hadden nu defe lladt fonder eenigh gewelt ingenomen,en fy fouden oock d’andere zuydt-ke-den van ’t Landtfehap Chekiang lichtelijck gewilligh gevonden hebben om haer over te geven ; maer als fy een bevel deden verkondigen, by het wclcke fy geboden , dat yderfijn hair op de Tartarilche wijfe fou affnijden,begondcn de foldaten en burgers (meer voor haer hair als voor haer landt fchermen forgende ) op hare wapenen te letten ; fy vochten braef, en jaeghden de Tartaren niet alleen uyt de lladt, maer dreven haer oock tot aen de vloet Cienthang, ja dwongen hen die weder over te gaen , en Hoegen vele van hen doot : in der daet hadden ly de rivier mede overgegaen, fy fouden de hooftlladt en ’t overige oock wederom gekregen hebben ; maer wel te vrede lijnde, dat fy haer hair alleenlijck hadden mogen behouden, hebben fy hare verwinning niet vcrvolght;en alleen weêrflant geboden aen fterckt ; en alfoo fijn dc verwinnende wapenen der Tartaren voor een geheel jacr vruchteloos gemaeckt. De Sinefen,nu een Hooft begecrendc, wilden Lu , een Konineksken uyt het gedacht ^aiminga , tot haren Keyfer verkiefen, doch hy wilde dat niet toelaten , maer nam alleen den naem aen van Her Helder des Rijeks« Ondertuf- |
2.1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HldlUKlH fchcn ontboden de Tartaren nieuwe troepen uyt Feking, met de welcke fy t’onder-fte boven keerden om over devloet Cien- fchepteri de Sinefen adem,ja ’t liet fich aen-fien tot feer groote verwinniugen als haer macht by een fou fijn; maer debegeerlijck- -machtigh Rijck geworden , door den toeloop van vele Sinefen , die hare toevlucht Rijck. Twee Ko-ninrskeni te famen, hebben door twe-dracht de Jaken der ^tne/èn bedorven. heydt om te heerfchen,en de nijdt hebben al defe goede hope wegh-genomen : want de foldaten en Overften van ’tl.antfchap Fo-kienj vluchtende van Chekiang^ hadden met haer genomen een Koningskeu van het geflacht Fquot;aiminga^z welck Mangus genaemt was, en hebben hem in ’t Landtfehap Fokten 3 ’t welck aen Chekiang paelt,tot Keyfer verkoren. Defe begeerde dat het Koningskeu Lu de heerfchappy neerleggen fou, met voorgeven, dat hy weynigh fteden gewonnen had i dat hy oock de Keyfers in bloede niet foo na als hy beftont. Daer tegen feyde Lu, dat hy eerft verkoren was, en hy toonde de vruchten van fijne verwinning. Dit heeft de Tartaren , die defe twift aenfagen, verblijt, even (gelijck de Si-nefen feggen) als den viftcher, terwijl het vogcltjen en het mofteltje met malkander vechten,haer beyde wegh neemt, en alleen winft doet. Defe twee Koningskeus hebben noyt hare macht willen verfamelen, nochte den een den anderen wijeken , om met gelijeke wapenen op den Tartar te vallen : en alfoo het Koningsken Lu niet meer als acht fteden had, heeft hy de vloet noyt derven overgaen , blyvende maer alleen op fijn hoede : ondercuftchen bedachten de Tartaren met wat middel fy over de vloet komen fouden : fy durfden het met geen fchepen wagenj want Lu had felfs vele fchepen , die hy oock uyt zee gebracht had, welcke grofgefchut voerden ; maer het geluck der Tartaren heeft defe fwarig-heydt verwonnen : by geval was het een ongemeeue drooge fomer, en de vloet had aen ’t zuyden ( dicht by de ftadt Funglieu, taren komen over de rivier y en nemen XAoking weer. barning der zee weynigh krijght) veel van He Tar- haer diepte verloren ; hier heeft de Tarta-rifche ruytery een wegh gevonden j daer waren naulijcks twintigh over gekomen, fonder eenigen tegenftant, ( want om de fcherpigheydt van de bergen waren aen die fijde geen Sinefche foldaten ) of de Sinefen (van de boeren gewaerfchouc fijnde, ) namen alle de vlucht : het koninersken Lu O felf verliet de ftadt Xaokingjcn fich niet betrouwende op het landt , begaf fich in de |
fchepen, en ging naer het eylant Chcuxan^ ’c welck recht tegen over de ftadt leyt, alwaer hy tot noch toe veyligh gebleven is en gebiedt. Dit eylandt, toen naulijcks bewoont als van eenige boeren en vilïchers, is nu een Het ej-landt Cheuxa» wert een tot het Koningskeu als tot een fcherm-heer van haer hair,namen. Hier werden nu getelt twee-en-feventigh fteden : daer fijn oock verlcheyde vloten , met de welcken Ln tot noch toe al ’t gewelt der Tartaren heeft veracht, en hy verwacht uyt het vafte landt van Sina t’eenigcr tijdt gelcgent-heydt om meer te doen. Aldus hebben de Tartaren feer lichtelijck alle de andere fteden van ’t L.andtfchap Chekiang onder haer macht gekregen : alleen de ftadt Ktnhoa ( in welcke den hooghften Overften , die een burger van de ftadt,en ray een feérgoet vrient was,woonde) heeft de Tartaren,door fijn dapperheydt, eenige maenden tegen gehouden ; waer over fy ( op dat die eene ftadt het veroveren van d’andere niet fou beletten ) haer leger in dryen verdeelt hebben : ’t eerfte deel fonden fy door de ftadt Khiuchen en de bergen : het tweede door Vencheu en de ftranc, naer ’c Landtfehap Fokien-ycw het derde deel volhardde in ’t belegeren van Kinhoa. Hier hebben de Tartaren door defen braven Overften vele ne-hen dwong haer leger verder van de ftadt te leggen:ten laetften deden fy uytde hooft-ftadc mede groot gefchut aenvoeren , met het welcke fy, de veften omver fchietende, eyndelijck de ftadt vermeeftcrden,en geheel te vuur en fwaerde jammerlijck vernielden. Den Overften felfs, op dat hy in hare handen niet vallen fou, heeft fich met Defladt Y-inhoA wert verovert en vernielt. kruyt, daer hy het vuur in ftack^binnen het Paleys, waer in hy woonde, verbrandt. Fokten is van drie Lantfchappen,te weten, QtMngtung'i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Chekiang doorgaens met bergen afgelcheyden , en om door de felve bergen in dat landt te komen , moet men drie dagen feer ougemackeÜjck rey-fen. Daer fijn over al hooge heuvelen, lage dalen, en fteyle wegen, fwaerder,oft moge-lijck fulckc, als de vermaerde bergen van het Grieckfche Thermopolis oft Taurus.Sy konden die lichtlijck bewaert hebben,had He Tartaren veroveren de Provin-tie Po kien feer ge-mackc- den maer eenige boeren de fchcrpftc plaet- hjek. |
fN OORLÓG M. ij tijdt was ’cr een fecr vermaert zee-roover Chinchilungtds gehaemt ; defe van geboorte maert uyt Fokien, en van flechte afkomft lijnde, heeft eerft de Portugefen van PPiacao, en daer nae de Hollanders in Formofa foo wert dat eylant genaemt) voor knecht gedient, alle de vreemdelingen noemen hem Iquon ; hy was feer bekent by de Spanjaer-den en Hollanders : ten laetften is hy een zee-roover geworden ; en als hy nu,van een kleyntje begonnen hebbende , groote vloten verfamelt had, is hy cyndelijck foo rijck en machtigh geworden , dat hy den Sinefchen Keyfer of gelijck was, of te boven ging ; want hy had al den handel van geheel India alleen , met de Portugefen van Macao met de Spanjaerds in de Phi^ lippinen , en met de Hollanders in Formopt en nieuw ^ataojia : hy dede groote koop-manfehappen met de Japonefen en andere Rijcken en eylanden van de Indiacn-fche zee. Hy voerde alleen door de lijnen dcSinefche waren uyt, en bracht de In-diaenfehe en Europifche koopmanfehap-pen en lilver wederom. Als hy fijn verfoe-ning van den Sinefchen Keyfer meer afge-perft als verkregen had,wierdt hy foo machtigh , dat hy nu een vloot van drie duy-fent fchepen had. Hier mede niet te vre-den zijnde, trachte hy heymelijck naer ’t Rijck : doch alfoo hy wel wift,dat hy niet kon uytrechten , foo lang iemant van het geflacht T'atmtnga over was, ( want het volck noch de Overften fouden hem noyt ontfangen, maer veel eer als tegen een verrader opgeftaen hebben) verhoopte hy, door dele gelegentheydt der Tartaren, het felve geflacht uyt te roeyen : des neemt hy voor de wapenen tegens de Tartaren, als regens de vyanden der Sinefen, aen te nemen , met ichijn van deught, op dat yder hem volgen foujen daer is niet aen te twijfelen of hy fou onder dien deckmantel van al het volck, gelijck een verlolTer,geholpen en ontfangen zijn. Ondertuflehen houdt hy met de Tartaren in t heymelijck raet, en begunftight haer, om felf voordeel te doen. Hy was juyft op die tijdt, dat fy in Fokien vielen, van Lunguiu Velt-overfte over ’t gehecle leger gemaeckt, alle de Overften van ’t felve waren alle fijne broeders oft verwanten , cn de foldaten had hy t’eenemael tot fijn gebied.Dus zijn de Tartaren van hem ingelaten, foo dat het geen wonder is, dat fy hem ( in Fokien gekomen zijnde ) den Konincklijcken tytelgeaeven
TARÎARISCHI fen befet, ofc de wegen hier en daer door-gefnedenj maer de Sinefen waren foo voor de Tartaren vervaert, dat fy hare paerden naulijcks durfden aenfien. De Sinefen dan laten de bergen ( al vluchtende ) ontbloot van alle onderftandt, de welche , alfoo ontruymt fijnde, lichtelijck van de Tartaren ingenomen wierden ; daer bleven vele wagens en andere beletfelen achter, oock eenige paerden die van boven neergeftort fijn : cyndelijck hebben fy ’t Landtfchap Fokien lichter vermeeftert als het befchermt fou hebben kunnen werden : want fy naulijcks foo veel tijdts hefteden om de felve t’overwinnen , als yan noode is om die ge-mackelijck te doorwandelen. Den Keyfer felf, die LungntiS gcnaemt was, ( 'twelck oorlogende Dracck te feggen is, ) toonde lieh als een fchaep , vluchtende met een groote menighte foldaten , naer ’t getal te DcnKey- reekenen. Maer hy is de Tartaren foo niet r» ontloopen, want fy hem met hare fnelle izz;/? nbsp;nbsp;nbsp;paerden vervolghden ,en ’t volck als kudden
Ichapen met pijlen geflacht hebben ; men meent dat den Keyfer fclfs, van de lijnen verlaten,onder dedooden gebleven isjwant men van hemnoyt iets meer gehoort heeft.
Aengeliendan de heele Provintie lieh gelijck van felfovergaf, en gcmackelijc-ker als eenige andere is gewonnen , dewijl de Sinefen nergens weêrftandt boden,heeft fy weynigh van de Tartaren geleden,ja felfs vele foldaten uytde felve gelicht hebbende, om haer leger te verftereken , lijn fy daer nae ( met de felve loop van overwinning ) in nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gebroken.En datfeervreeme
is, de Vclt-overfte , welche bevolen was de binnen-landtfche plaetfen tonder te brengen, had de felve vlijt gebruycht en ’t felve geluck gehadt; want op dien tijdt, komende als verwinnet door Uuquang en Sy vallen Kiangfi, was hy in QiMnglung gekomen, inde Pro- gjj had daer d’eerfte ftadt, die eenige weêr-bood, met ftael en vuur verwoeft : al-tung. foo is ’t Landtfchap Quangtung lichtelijck van een dubbeld leger t’ondergebraght. Doch ’t een leger is van daer , lijck zijnde van roof en verheerlijekt door verwinnin-gen, naer Peking ontboden, latende onder we^cn in elcke ftadt ftereke befetting , en ftelde Overheden , foo over de burgerlijc-ke als krijghs-laken,uytnaem.van denTar-tarifchen Keyfer.
De wijfte geven een ander reden, waer-om ’t Landtlchap Fokien foo licht verovert wierd, het welch ick oock toeftem. In die
-ocr page 386-
14 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HISTORIE |
VAN DEN |
hebben ; fy maeckten hem Koninek Pm~ ^en den z,ee-reB^ -ver met Cf rar- gnan ( ’t welck foo veel beduyt, als die het he- zuydeii in vrede ftelt ) en deden hem meer andere eer aen,om hem te lichter te bedriegen ; want fy mpgelijck fijn voornemen wel willen, oft,ten opficht van fijne groote macht, wel vermoedden het gene dat in der daet waer was, te weten , dat hy naer het gebiedt trachtte ; evenwel hebben fy noyt gewelc tegen hem durven gebruycken , ja integendeel, foo lang als'er een Tartars Koningsken in Fokten Overfte van de fob daten bleef,heeft het hem altijdts heerlijck onthaelt,hem giften en gaven toegefonden, op kollelijcke maeltijden genoot, en hem daer en boven belooft het gebiedt van de Landtfehappen Fokten en F^Hangtung, Hy meende dan de beftiering van de zuyder Provintien te behouden ; maer het gebeurde heel anders : want als het Tartars Ko ningsken naer Peking wilde vertrcckcn, en dat de Sinefche Overften ( gelijck haer gewoonte is)alle by hem quamen,om hem vaer wel te feggen , en een ftuckweeghs te geleyden, foo wilde Iquon (wel geruft zijnde ) defe beleeftheydt mede gebruycken ; alfoo laet hy de vloot met weynigh volcks in de haven van de hooftftadt Fochetd', en De Tar. taren werden in ^j^angfi overivon- nen. komt het Koningsken mede uytgeley doen: maer als hy nu affeheyde wilde nemen, en verlof vraeghde om weder te keeren,wierdc hy van het Koningsken verfocht om t’fa-men by den Keyfcr naer Peking te gaen, al-waer hy hem,met heufche woorden, groote eer beloofde. Ifjuon pooghde de reys op velerley manieren te verfchoonen; maer hy moeft eyndelijck meê : en foo is defe man met lift gevangen , die met wapenen nau-lijcks te krijgen fou geweeft zijn : hy wert noch in Peking bewaert, om dat fijn foon en broeders, hoorende dat hy gevangen was, fich wederom op de vloten begeven hadden, met de welcKc fy nu noch de Sinefche zee quellen. Doch van hen fal hier na iets te feggen vallen. |
Het andere leger ondertuirchen,’t welck door de binne-landen in Qg^ngtung was gekomen , is van daer in ’t Landtfehap Q^ngfi gevallen. Maer hier is de macht (voor welckers naem alleen de Sinefenwel hadden mogen fchricken ) dapper weder-houden geweeft j en daer het de Tartaren minft dachten, vonden fy een belet van hare verwinningen. By geval was KFtu PToo-mas ( die Chriften gedoopt was) toen On-der-koning van ’c Landtfehap ^^‘^ngß, en het opperfte bevel over de foldaten had Ching Luca^, wiens ftam,nu al van ’t vijfde • geflacht af, niet min voor Chriftus als voor den Sinefchen Keyfer had geftreden. Defe dan, een groot getal foldaten en Overften, die uyt andere Landtfehappen in QtMngfi gevlucht waren , byeen vergadert hebbende,toonden te famen dat de Tartaren overwonnen konden werden ; want fy de felvc ( naer datfe nu al eenige plaetfen van dit Landtfehap verovert hadden ) een groote neêrlaegh gegeven , en overwonnen hebben. Ja felfs 'mQuangtung , denaeft-gelege Provintie, gekomen zijnde , hebben fy het heel wefter-gedeelte daer van weder-gekre-gen. Naderhandt, op dat fy een hoort hadden daer fy voor ftreden , en onder wclc-kers gebiedt fy beftiert wicrden , en de andere Sinefen vlijtiger mochten maken tot de gemeene befcherming van ’t Vaderlant, hebben fy een Koningsken uyt het geflacht PaimmgajZ welck een kints-kint van Van- lungiiens lietu was, (en fijn woonplaets in nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wertKej- hooftftadt van de Provintie Qj^ngfi had ) Junglietis genaemt, tot Keyfer gekoren. De-fe heeft in de aenfienlijeke fladt Qhatking, in ’t Landtfehap Q^angtungS^]v\ Keyferlijc-ke ftoel geftelt, en tot noch toe leer geluc-kclijck tegen de Tartaren gevochten. Onder hem is de groote Funuchas oft kamerling, Pang AchtUens genaemt,Chriften gedoopt , die van overlang Chriftus foo gedient heeft, dat hy rot noch toe, met de naem en daet,als een oprecht dienaerChri-fti leeft; en om dat te beter te doen , heeft hy eenige van onfe Socicteyt by fich, door Rijekwert wclckers hulp hier feer vele tot Chriftus fchaeps koy gekomen zijn , onder welcke oock ( door de naerftighcyt van den E. Andreas Copfler, ) getelt worden des Keyfers Moeder,Gemalin, en Soon, die d’eenighftc erfgenaem van ’t Rijck is, Conßantinas genaemt , acn welcken alle goede menfehen wel wenfehen mogen, dat hy ( met Godts hulp) eenen anderen Sinefchen Conflanti^ nus mach 'werden. De Keyfer felfis niet af-keerigh van ’t Chriften-geloof ; maer hy heeft den Doop tot noch toe uytgeftelt ; doch roegeftaen dat de Koningin den E. zAiKichaël Bojm , van onfe Societeyt, als Gefant naer den Paus gefonden heeft, om hem hare gehoorlaemheydt aen te bieden , gelijck men dat in Europa heeft können hooren. Den goeden grooten Godt geve defen Keyfer een geluck , ’t welck (tot fijns hcylighften Naems grooter eer) mach |
men. quot;vers ont-ftellen de Provin-tie Fo-iten. r iS De Sinefen fehenen niet alleen in y?,maer oock in Fokten weer moet gefchept te hebben : want het Tartars leger uyt dit Landtfehap wederom tot Eektng ontbo-De roo- den zijnde , was daer foo haeft niet geko-paep) welcke eertijts een Overfte van eenige troepen geweeft was, maeckte met veel volcks een oproer, won de fchoone ftadt Kienningi en meer andere fteden,en doode de Tartarifchebefettingen. Andere, zijn voorheek volgende,quamen uyt de bergen, daer fy in verholen waren , en veroverden vele plactfen. Op defe tijt hadden de vrienden en broeders van den gevangen Iquon de zee in haer gewelt, foo dat fy ( op het lantkomende) de landen omtrent Si‘^jen-cheu en Changcheu plaeghden, In ’t Landtfehap Chekiang was toen dc hooghfte Over-heydt een Tartar, die Onder-koning was van twee Provintien , de welcke , dele oproeren verftaende, op de felve nacht in groote vlyt met alle fijn volck naer Fokien trock; hy vreefde,niet fonder reden,dat de Sinelèn de mont van de bergen,ende fwaer-fte doortochten fouden befetten , ’t welck |
foo fy gedaen hadden , die Provintie had voor hen geweeft. Maer als Changns { dus quot;^krd d’Onder-koning genaemt ) tot de een Gene- bergen komende,de felve ledigh vond,riep der nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voot overwinner uyt , en dat de d’oproerigen verloren waren. Dus komt hy, fonder eenigh tegen-weer t’ontmoeten, en belegert de ftadt Kienning, in welcke verwinners ( die gemenelijck wel geladen Vangvbs fich begeven had : defe belegering zijn met roof ) t’huys, om haer wat te ver-duerde eenige maenden , doch hy kon de maken, ’t welck de arme fiende , werden ftadt noyt met geweldt vermeefteren, en Verweckt om braef te vechten , en oock oordeelde(door dien hydaer foo veel volks fulcke voordcelen te halen. verloor) dat hy het ftorm-loopen moeft Nadefe verrichtingen fijn de Tartari-matigen, en de ftadt fachtjes van verre be- fche faken in groot gevaxr, door feker verlegeren : evenwel bracht hy foo veel te raet, vervallen ; want al keeren fy ’t onder-weegh, dat de andere Sinefche Overften fich met V^^ngtds niet konden vereenigen ; foo dat Vangt^s niet machts genoegh had Tartaren, belegert de ßadt Fienning te ver-den doen aenbrengen } de muren van dc ftadt omver gefchoten,en toen al dat in de ftadr was, foo foldaten als burgers, felfs tot de kinderen toe, fonder iemandt te ver-fchoonen, vermoort : de onfen hebben my gefchreven,dat daer driemael hondert duy-lent menfchen omgebracht wierden : daer nae is de ftadt verbrandt, en met de felve een van onfe kcrcken, die leer fchoon was* Twee van onfe Societeyt, de E. Symon Cunha, en de E. Jo. Eiicolaw Smoß^olecki gt;nbsp;waren een weynigh te voren daer wonder-lijck uytgelaten, en bcwaert even als Loth uyt Sodoma^ welcke naem defe ftadt,om de grouWelijcke onkuysheydc, die in de felve gepleeght wierd , wel verdient had. Defe ftadt ingenomen en vernielt lijnde,hebben de Tartaren degeheele Provintie lichtelijck wederom onder haer gebied gebracht. V an defe Sinefen fijn fommige wederom naer de bergen geloopen, andere naer de zee : en foo is eyndelijck dit nieuwe leger wederom naer Peking gefonden. In de Tarta-rifche oorloghs-macnc is oock aenmerkens-waerdigh , dat fy de verwinnende legers wederom te rugge roepen, en uyt haer ey-gen volck ( ’t welck feer genegen is tot den oorlog ) weer anderen in de plaets fenden; in het welcke fy voornamehjek op twee dingen letten : eerftelijck , op dat fy , door een gedtirigen doorloop van foldaten in de Landtfehappen, de Sinefen, door fchrick, in onderdanigheydt houden ; en,ten tweeden , op dat fy de arrne Tartarifche folda- Tenle/le Als de Tartaren, die in Peking waren, werdt de van defe oproeren hoorden, hebben fy ter-/elveflad {{gnt een nieuw leger gefonden om dit Landtfehap te ftillen : en ( nae dat fy, door »telt. hulp van dat nieuwe volck, de ftadt eenige maenden belegert hadden ) hebben eyndelijck met eenige ftucken gefchuts (welcke fy met een byfondere ktinft van eenige ten mogen verfien 5 want fy roepen de fte boven , om alle gelqgenthcydt tot oproer wegh te nemen,evenwel komen dick-wijls nieuwe onruften ; overmits ’t Sine-fche Rijck foo woeft en groot is, moeten fy de Sinefen felfs gebruycken om behoo-reUJCKt icgcii en DtlCLlUlgCn tc nuuucu , want de Tartaren alleen fijn niet genoegh; befèttin-en hoewel fy naerfteiijck onderhouden, dat ly noyt Overften nocht foldaten lang in haer eyge Provinciën laten , evenwel fijn ‘er veel verraders gekomen. Sy verdee-len hare befettingen op defe wij Ce : in elcke hooftftadt laten fy een algemeen Overfte 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;over |
over de foldaten gt;nbsp;aen welche al d’andeten gehoorfamen,dcfe onderhout eenbequaem leger,en als hy hoort dat daer eenige mcrc-kelijcke oprocren ontftacn, moet hy in tijdts te hulp komen ; daer naer heeft y der ftadt haren Gouverneur, met een behoore-lijck getal foldaten; d’eerfte fijn ’t mecren-deel Tartaren, defe meeffc al Sinefen. Maer
dewijl nergens foo goeden raedt oft voor-
fichti^e heerfchappy is, die niet door ver- ^puangtung, Lihuz^us genaemt, was op de vallen raet t ondergebracht kan werden , heb- felve tijdt de Tartaren oock afgevallen , en ben oock de Tartaren geen gcbreck ge- had dat landt aen ^unglieus onderworpen ;
hadt van verraders onder haer eygenvolck.
Den Ge- Onder defe was de Landtvooght van neraelKi- ungÇi.Kmus genaemt,de eerfte die de Tar-af viel ; hy was geboren in Leaotung,
op welcks inwoonders de Tartaren groot vertrouwen hebben, om dat fy haer naefte buren fijn. Het is dan gebeurt ( doch ick weet niet hoe ) dat defe man met den Op-t!ve e Tar- fiender van het gehcelc Landtfehap om tarifche £ gewin ccnig twift kreegh , ’t welck al-Knont- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verbürgen haet veranderde; en
ele hoewel fy beyde, op de Sinefche wijfe, ha-Provintie ren hact wonderlijck wel wiften te vcynfen Tiangfi. en te bedecken , evenwel is die ten lelden ,
nemen was fijn macht met die van Kinus te voegen, en foo te famen de Tartaren uyt het Rijck te drijven,en defen raedt fou mogelijck wel uytgevallen hebben; maer d’O-Verfte van de ftadt Cancheu ( welcke de fleutel is van vier Lantfchappen) heeft door fijne lift en kloeckmoedigheydt, alle hope weghgenomen.
Want als hy hoorde dat Lihuz^us mede van de Tartaren geweken was, cn met fijn van den leger aenquam , heeft hy hem defen brief Go»ver- . gefonden : Tot noch toe heb ick niet willen onder Kinus Tuefen^want ick niet geloofde dat fijn macht te gens de Tartaren groot genoegh was : maer nu ghy , moedige Korft, u mede tegens haer kant j kan ick niet fien wat my eerder 'uan haer fijde te ho^en jtaet. Ick ben aen u, en fal u leger 'uolgen-, foo haefl ghy fel-de uwen hier füllen ßjny fal ick u defe
met malkander ter maeltijdt wefen. By ge
val fagen fy fomtijdts op fulcke maeltijden a^e, oft de uwen hier füllen ßjn, fal icf u defe eenige Comœdien , in welcke de fpeeldcrs ßadtgeven. Middelerwijl verfoeckt hy van geen Tartarifche, maer Sinefche kleedercn de Tartarifche Overften in ’t naburige Lant-aen hadden, om dat die beter ftonden; dies fchap Fokien foo Veel hulp als mogelijck feyde Kinus fïch keerendc tot den Opfien
nen geven, in de welcke hy ICinus befchul- Tartaren befprongen, en met groot gewelc dißhde, dat hy’t gebodt der Tartaren, van te ruggc gedreven. Dien onverwachten
der ; is defe kleeding niet flatiger en beter Aldus komt LihuZjUs aen, en vint de poor-dan d'onfei Defe woorden waren fooda- ten van de ftadt open; maer foo hy die,fon'-nigh,dat den Opfiender oordeelde, dat hy der eenigh achterdocht, meende in te ko-die den Keyfer door een brief moeft te ken- men, wierdt hy van alle fijden door dc dighde, dat hy’t gebodt der Tartaren, van te ruggc gedreven.
de Sinefche klederen te veranderen en af te overval veriloegh fijn foldaten foo feer, dat leggen, verfmaedde , en dat hy meer gene- fy een groote nederlaegh kregen ; en men genthcydt tot dé Sinefche dracht toonde. feyt,dat hyfelfs daer mede bleef,dewijl men Kinus hadt de Geheym-fchrijver van den
Opfiender omgekocht, van welcke hy ge-waerfchoLiwt wierdt van alle woorden en fchriften die daer omgingen : dus, foo haeft hy verftont dat dien brief afgevaer-dight was, onderfchept hy de Poft met de fijnen, en de brief gelefen hebbende,treckt hy gewapent in het Paleys van den Opfiender,en brengt hem om’t leven.Daer na valt hy den Tartar af met het geheele Landt-
Dit ongelück ontftelde de faken en de goede hope van den Keyfer }unglieu5\^och Kinus heeft daer na vele verwinningen op de Tartaren verkregen j want als den alge-meenen Landtvooght van de zuyderlijcke Landtfehappen ( die in iKanking woonde ) foo veel volcks als ’t hem mogelijck was byeen vergadert hadt, om Kinus te verdrijven , is by felf meermaels verdreven en
gellagen; en hadt defe Kinus den loop van te weêrftant bevonden had in’t overkomen fijne verwinningen mogen vervorderen,hy van de gracht, is hy eyndclijck (in vergeef-foude zegenrijck tot de ftad Kanking door- fchen wecr-wil der Tartaren) dc felve over en geluckigh,want hy een groot leger had, dat de Tartarifche wapenen en wijfe van vechten wel gewent was j maer ten leliën , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ het gewelt van hare overvâllen niet meer ftadt, maer in een dorp door de plunde-kunnende tegenhouden , was hy gedwongen lieh, tot fijne verfekertheydt, in de hooftftadt nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te begeven. Evenwel durfden de Tartaren defe ftadt met geen gewelt aentaften,maer wilden die door een lange belegering tot overgeven dwingen. Dies halen ly van alle lijden Sinefche boe- gedrongen hébben ; maer met reden bekommert lijnde om de ftadt heeft hy wederom moeten keeren; want het was voor hem niet veyligh eenige vyânden achter lieh te laten , dewijl hy noch eetwaren nocht andere nootfakelijekheden van '^un-glieus kon krijgen,dan door den afloop van de vloet der ftadt Cancheu j waerom hy (gehoort hebbende het ongeval van Lihu-met alle fijn macht naer de voorfey-de ftadt begaf,en de felve belegerde. Maer eylaês ! terwijl hy hier leydt, komt daer een nieuw Tartars leger uyt de hooftftadt Teking, ’t welck bevel haat ’t Landtfehap Kiangß wederom te winnen : dies Kinus, de belegering verlatende, lieh begaf naer het Noorder-quarticr van ’t landt, om dat te bewaren. In ’t begin vocht hy dapper ren by-een, en die te werek Hellende, werpen rondtom de ftadt in een groote om-kring een feer wijde gracht op, en befetten de rivieren met fchepen, om alfoo alle toe-vaert tot de ftadt te beletten. Dc ftadt chang is groot en vol volcks, fy wiert toen bewaert van een feer groote befetting ; foo dat Kinus (hoewel hy foo Veel eetwaren by eenigc maenden bclegerings tot groote noot gebracht wierd. Daer fturven reets vele van honger, en nochtans wilden fy het niet opgeven, op hope dat nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hacr tc hulp fou komen ; daer by quam, dat de ftadt Cancheu van dc foldaten van Q^ng~ tung oock niet verovert wierdt. Ktnus^ al-foo tot de uytterfte noodt gekomen lijnde, fprecckt lijn volck dus aen : ICrijghs-gefel-len, ons flaeb niets te 'verewachten als door een flereken arm: wy moeten metgewelt een wegh maken door de tartaren heen : eu echt manne-lijcki en wolgh mijn evoorbeelt. Dit gefeyt, en alles wel in ordre geftelt hebbende , valt hy in der haeft uyt, en nae dat hy groo- |
gekomen, en heeft j ten kofte van ’t leven veler Tartaren , een plaets gevonden om door te vluchten. Dat Kinus het levend ontquam , is openbaer ; oock dat hy in de bergen met geen yerfmadclijcke macht verholen is, en nieuwe gelegenthcydt verwacht, om iets heerlijeks uyt te rechten. Na dat hy ontkomen was, hebben de Tartaren de ftadt geplondert, en alle de burgers vermoort ; want de Tartaren hebben de gewoonte , dat fy de fteden, die haer van lèlfs overgeven, geen quaet doen, en die weêrftant bieden , eer fy oyt in hare macht ge weeft fijn , vallen fy moeyelijck ; maer die tegens haer opftaen , en weder-fpannigh worden , fparen ly in geenerley wijfe; maer doen die al ’t gewelt aen dat ly bedeneken kunnen. Ih dele moort fijn oock twee van onfe Societeyt, de E. Tranquilles Grafetti » en de E.jfofèphus Almeida^ met een hulp-broeder gebleven , niet in de derhant hebben de Tartaren het geheele Landfehap gemackelijck ge'^onnen,in ftil-te gebracht, in ’t felve nieuwe befetting ge-leyt, en hun leger wederom met zege naer Peking gefonden. Ondertuflehen wierden tot Peking drie nieuwe legers gereet ge-maecktjom Quangtung en de andere Lant-fchappen (die den Keyfer ßinglieus noch onderworpen waren ) wederom te veroveren , en beter te bewaren. Want als den Vooght van den Tartarifchen Keyfer, en de andere Grooten, foo vele oproer en op-ftanding in de zuydt-Provincien begonden te mercKen , hebben fy befloten ( om de onderdanen in plicht te houden, ) de felve te geven aen Tartarifche Koningskens,(die hen nochtans fchatting betalen, ) om van diebeftiert te werden. Alfoo fijn daer in ’t jaer duyfent fes hondert negen-en-veer- |
HISTORIE VAN DEN
hoe de voornaemfte Noorderlijcke Landt-fchappen van de Tartaren afgevallen fijn. Ondertuffchen hebben de Sinefen ge-toont, dat fy liefhebbers van de vryheydt waren, niet alleen in t zuyden , maer oock in ’t noorden , waer de Overften ( door de Tartaren verwonnen , maer niet gevangen lijnde) verborgen raet hielden, om de Tartaren ’t landt Liyt te jagen,en in de veyligh-fte en verborgenfte plaetfen van de Provin-tien foo veel foldaten byeen brachten , als fy konden. Drie van haer fweefden in de dichte bergen van ’t Landtfehap Xenß : d’eerfte was Hous genaemt, welcke, nu fterck geworden, verfocht d’anderen dat fy (ich met hem fouden voegen , om foo met gemeene macht haer Vaderlandt te verlof-Housflaet len. De tweede ftont het toe; maer de der-de Jequam niet,doch hy fondt acn hem even-^ar aren nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;duyfent mannen te hulp. Dus komt Hous te voorfchijn metvijf-en-twin-tigh duyfent mannen ; een genoeghfaem getal om niet te verachten , hadden maer de foldaten foo grooten moet en dapper-heydt gehadt. Hy fondt een Heraut voor uyt met befegelde brieven, door de wèleke hy de Tartaren tot vechten uyt-eyfchte, haer feer drcyghde , en aen de Sinefen vryheydt, welftant, en alle goet beloofde. Vele Heden gaven fich van lelfs aen hem over ; want de Sinefen de poorten gewilligh openden, en hem omhelfden. Alleen de hooft-fladt Sigan had volcks genoegh in befet-ting , om hem te weêrhouden ; daer waren drie duyfent Tartaren in , en twee duyfent uytgelefen Sinefen,die by den Tartarifchen Keyfer om foldye dienden; als haren Overften den opftant van Hous verftaen had, vergaderde hy alle de macht die hy kon, en alles wat tot uytftaen van een belegering noodigh was byeen,tot dat’er nieuwe hulp van de Tartaren fou komen; en bemerc-kende dat de Sinefen de fteden van felfs |
overgaven, om het lelve in de hooftftadt Eenwreet beletten , nam hy voor, al de burgers te 'voorne- doodcu : hy was met geen bidden van dit gruwelijck gevoelen te brengen, tot dat hy tarifch~ leftcn,op ’t acnhoudcu en den raet van overfle, den Onder-koning van ’t geheele Landtfehap, ( die hem beloofde voor de burgers, dat fy hem getrouw blijven fouden ) die fchrickelijeke meening veranderde. On-dertuftchen gebood hy , dat fy alle weder van nieuws haer hair op de Tartarifche wij-fe fouden affchrappcn,op pene van verraet; op dat hy de burgers onder d’anderen, die mogelijck da'er binnen mochten komen,tc beter fou kunnen onderfcheyden ; want de Sinefen , die haer hair feer liefhebben, fchrapten het tot noch toe niet heel at^maer alleen een weynigh omtrent den flaep van ’t hooft. Behalven dat gebood hy,als in de ftadt meer dan twee met malkander fpre-kende gevonden wierden, dat men die ter-ftont dooden fou.Hy verbood,dat niemant op de veften fou klimmen , dat niemant ’s nachts over ftraet fou gaen , of vuur of licht in fijn huys ontfteecken. Hy begeerde , dat een yder hem alle foorten van wapenen, die hy had, overleveren fou, en wie anders dede verklaerde hy met fijn gehec-le huys-gefin den doodt fchuldigh. Hier na ( om de macht van fijn vyant te kennen ) fond hy eenige ruyters uyt ; de welcke eensdeels dootgeflagen wierden, eensdeels al vluchtende wederom binnen / quamen. Daer en boven (om te tooncn,foo k fcheen , hoe machtigh en hoe geruft hy was, en alfoo den vyandt te verbluffen) begeerde hy dat de poorten van de ftadt open blijven fouden,ja hy wilde niet dat de valbrugge opgehaelt fou werden. Hous De hoeft-komt evenwel aen, en belegert defe groote fiadtsi-ftadt, welcke drie mijlen in ’t ront heeft; eU op dat hy meer machts fou toonen als hy * hadt, voeghde hy alle het flechtfte boere-volck by de fijne, met de welcke hy drie-mael hondert duyfent mannen uyt maeck-te. Als den Tartar foo veel volcks fach, meende hy dat het alle foldaten waren ; des begon hy weder te deneken om al de burgers van kant te helpen; maer hy wierd weder belet als hy van de veften affach, dat de Sinefen ( die onder hem dienden, en die hy uytgefonden had) dapperlijck tegens Hous vochten; want dat fiendejtiep hy,L/öö JHan-ZjUi k welck te feggen is , goede barbaren ; foo werden de Sinefen van de Tartaren genaemt , gelijck gemenelijck de overwonne volckcn toteenfpotftrecken van hare overwin ners. Hy verdubbelde defe fpotterny noch met defe woorden : M^nzsuxa2/Lan-ZjuH'^x. is,barbaren flaen de barbaren doot: welcke barbaren hy nochtans, als fy weder quamen, niet alleen prees, maer oock met filver, dat hy op de veften tot prijs voor de foldaten had doen ftellen, befchonek. Al- doch dus heeft Hoï4S ( geen oproer van de bur-gery in de ftadt gewaer werdende, gelijck hy gehoopt had) niets kunnen uytrechten; behalven dat quam noch het Tartarifche leger tor hulp, van welckers komft door |
tartarischen oorlog M.
Tgt;e der-ïeiheydt der Tartaren brengt hare faken in ecnige fpien vermaent zijnde , Hous de vlucht nam ; doch hy ontquatn het niet t’eenemael, want de Tartar fond eenige rüytery uyt j die hem fijne achterfte troepen t’eenemael weghnamen met goeden buyt , de welche door den Tartarifchen Veltfieer foo verdeelt wierd,dat de gequet-Ren daer meer als d’anderen van kregen. Hoe het daer nae met Hohs vergaen is, kan men tot noch toe niet weten j want men heeft federt van hem niets gehoort. Dus hebben defe oploopen van de noortfche Sinefen regens de Tartaren niet meer uyt-gewerckt als die van ’t zuyden; dewijl niets als een verwoefting van menfchen en landen , de welcke de Tartaren in ’t weder-winnen ellendigh verwoeft en geplündert hebben, daer op volghde. De Tartaren,nu bevrijt van defe gevaer-lijckheden,fijn wederom,door haren moetwil , in grootere gekomen : want in het jaer duyfent fes hondert negen-en-veertigh heeft den Tartarifchen Keyfcr, nu een jongeling geworden fijnde , met de dochter Köninck van WeR-Tartarien , te weten van ’t Rijck willen trouwen; op dat hy de vrientfehap van defen Köninck (wiens macht hy vreefde) behouden fou: dies fendt hy fijnen oom,den Koninck ^auang , aen hem als Gefant. Defe moeR fijn reys nemen door de Rercke Radt T'ai-îungt die recht noordewaerts af van ’tLant-fchap Xanfi leyt. Defe. Radt wert de fleu-tel van ’t gemelde Xanfi genoemt,cn is feer acnmerckelijck tegens de weRerfche Tartaren ; want fy heeft veel Rerckten onder haer, en onderhout een talrijcke befetting, om de bergen en wegen te bewaren , dewijl aldaer over de vermaerde rivier vele vlackten leggen, die bequaem fijn voor de Tartaren om op roof te loopen. In defe Radt, gelijck men gelooft, fijn de fchoon-Re vrouwen van heel Sina. De Tartaren, die Pauang volghden , namen eenige van defe vrouwen wegh , en onder andere een edel juffertjc,op den felven tijdt dat fy naer het huys van haren bruydegom gebracht wierdt : een fchclmRuck,dat by de Sinefen tot noch toe niet gehoort is. Den OverRen iCiangus beRierde dit lant voor de Tartaren j dies quam het volck by hem klagen over ’t ge welt en boosheydt defer roovers. Hy , bewogen fijnde door de onwaerdig-• heyd van die daet,fend terRont iemant om het Koningskeu Paaang te vermanen en te verfoecken, dat hy ordre wilde Rellen, dat defe bruyt wedergegeven mocht werden , en fijn volck hare dcrtelheden verboden.Het Koningskeu liet het fijn dooveoor ooren , waer over den OverRen Xiangus felf naer hem toe ging ; maer hy werd niet alleen niet gehoort, maer oock veronge-lijckt, en uyt het paleys gejaeght. Dus,van fpijt op fijn tanden knernende , neemt hy ß^et te- |
Tartaren Of 3 “verga^ derf groote ntacht-j taten te wreken. Hy brengt fijn volck by-een , valt op de Tartaren aen, en vernielt haer in een oogenblickrhetKoningskeu fel-ver over een muur gelaten fijnde, ontquam het noch ter nauwer noot met een gefwint paert. Toen recht Ktangus een Randaert op , en verklaert fich onderdacn van het Rijck p[anj dat is, van den Sinefchen Key-fer, fonder nochtans byfouderlijck eenigh Kcyfers naem uyt te drucken , mogelijck om dat hy van 'junglieuSi die foo verre van daer was, noch niet had gehoort. Hy noo-dight dan de Sinefen tot de befcherming van haer Vaderlandt, en om de Tartaren te verjagen. Oock quamen vele foldaten en OverRen tot hem, ja felfs hy verfocht en verkreegh oock hulp van de WeRerfche Tartaren, tegens welcke hy met fijn volck, tot noch toe,geRreden had. Het is wonder wat een vcrflagcntheydt defe faeck in het hof en onder de OverRen bracht ; want fy twijffelden datelijck niet oft de WeRerfche Tartaren(die haer fecrhaettenjloudcn op het Rijck aenleggen : fy wiRen wel dat der felver macht CU foldaten meerder waren dan die van deOoRerfche Tartaren : ja fy vreefden alrcets dat fy geen paerden meer louden hebben; want WeR-Tarrarien daer vol van is, en de OoRerfche moeren die van de WeRerfche koopen: waerom fy foo haeRigh, als’t mogelijck was, een redelijck Tartars leger uyt de hooftRadtT^’^///^ hem te gemoet fenden. Kiangus (die alloo gaeu als Rerck was, en die de Tartaren feer wel kende, dewijl hy lange met haer omgegaen had,^houd fich in ’t begin als oft hy vluch-te ; maer hy verordent in fijn achterwacht cen groot getal wagens, die foo forgelijck bedeckt waren , als of daer grootc koRe-lijckheydt op was, hoewel dit niets dan groot CU kleyn gefchut ( met de trompen achteraf) geladen hadden. De Tartaren meenden in der daet dat hy vluchtc , en fy -verwint vliegen overhoops d’een door d’ander naer Tarta-den buyt, maer met het loRen vaii ’t felve gefchut bleef niet weynigh volcks van de loghs-Uß: hare. Kïangns keert fich oock om j flact h nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hen |
HISTORIE |
VAN DEN |
' hen alle in onordre en jaegt’er op de vlucht. Een weynigh daer nae toonde (ich Kiangui niet min ervaren in krijghs-konft als in iijßaet kloeckheyt, wanneer hy vooï de vuyft met Tartaren (die hen leger herftelt hadden) dapper vocht, en een ichoone verwinning over haer kreegh, door de welcke hy de hoofeftadt Peking met verwerring en vrees vervulde, overmits hy met geluck gevochten , en alree een feer machtigh leger van Sinefen (' die van alle fijden tot hem quamen) byeen vergadert hadt ; want men feght, dat hy hondert en veertigh duyfent ruyters j en viermael hondert duyfeilt mannen te voet telde, dewijl een yder dien ver- gttsgAet filfs te-g,en Ki AH' aen. Stan’* ^Aerden Tar-lAren. winner en geluckigen Vorft tegens den vyandt van ’tVaderlandt begeerde te die-AmAvAn* nen. In fulcker voegen, dat Amn^^nngus-, des Key fers Vooght, (niemant een faeck van foo grooten gewicht willende vertrou-trock , en het uyttcrfte van het Tartarifche geluck van fin was te beproeven. Des heeft hy alle de acht ftandaerdentot den oorlogh aengevoert, dat is, al de Tartarifche macht die in Peking gevonden wiert : en hier ftaet te letten , dat alle de foldaten van den Tar- tarifchen Keyfer, foo Tartaren als Sinefen , en die,foo in Peking, als door heel Sina hier en daer fijn , onder acht ftandaerden ver-deylt fijn. D’ecrfte is wit, de welcke des Keyfers ftandaert genoemt wert, dc tweede root, de derde fwart, de vierde geel ; de-fe drie lefte werden beftiert van des Keyfers Oomen,maer d eerfte voert den Keyfer felf. Uyt defc vier verwen maken fy dan noch vier gemengelde; foo dat yder foldaet Veet onder wat ftandaert hy is, en naer wat leger , oft wat quartier van de ftadt hy gaen moet, daer fy altcmael woonen, haer paer-den en wapenen gereet houdende tot den oorlogh ; en als fy een leger, oft eenige troepen willen uytfenden,kunnen fy in een half uur alles reet hebben; want fy blafen op een zee-hoorn,van gedaente als de gene daer wy de Tritons meê fchildcren ; en naer de wijfe daer die op blaeft , oft de plaets daer die uyt blaeft , weten fy wat Voor, en hoe vele foldaten oft Overften op moeten; foo dat fy, fonder eenigh vertoeven,gereet fijn, en den ftandaert ( die een ruyter achter op den rugh gebonden voert ) volgen, niet te-genftaende fomtijdts niemant dan den Veltheer,en die den ftandaert draeght,weet waer hy naer toegact, oft wat hy doen fal ; maer als ’er gevochten fal werden, dan weten fy eerft waer toe fy gekomen fijn. Dat rar- |
taren houden vcel 'van geheym houden in de Tartarifche krijghs-macht heeft de Sinefen altijd verfet gehouden : want als fy meenden dat dc Tartaren gereet-hier oft daer naer toe wilden , gingen ly heyt in dickwijls naer een heel andere plaetfe. Het is oock wonderlijck by de Tartaren, dat fy geen beletfelen meê fiepen , noçhte niet bekommert fijn voor montkoften, fy eten meeft vleefch, oft ’t gene te bekomen is,en mogen ’t wel al is ’t maer half gekoockt oft gebradenzals fy niets anders kunnen krijgen, flachten en eeten fy paerden en kameclcn. Wanneer ly ledige tijdt hebben , gaen fy Derar-ter jacht, en befetten dickwijls heele velden t^renßj» en bergen , en foo allengskens tot malkan-der komende, befluyten fy het wilt en Aoö- jacht, den ’t : fy voeden oock hier toe treffelijeke winthonden , en giervogels. Sy flapen op d’aerde op een kleec , dat onder de fadels van hare paerden leght : met huyfen fijn fy weynigh vermaeckt ; fy hebben fchoone tenten , die fy met fulck een gefwintheydt op en neer flaen kunnen , dat ly geen hae-ftigh leger daer door verletten. Soo fy in huyfen moeten woonen, flaen ly al de muren deur , en laten alleen de pilaren en het dack ; fy houden een felve llaep-plaets met haer paerden; en dus leven en verharden fy in den oorlogh. (iAmnijangus koos dan uyt alle defe fian-daerden de meefte en befte loldaten, daer-en-boveU heeft hy een deel voicks van de drie Koningskeus, die hy naer ’t zuyden toefond , by de fijne gevoeght, haer bevelende dat fyuyt debefettingen,daer fy door trocken , een feker getal foldaten met haer fouden nemen ; om te vervullen ’t gene haer ontbreken mocht. Doch hoewel oAmn^angus een groot leger voerde, heeft hy evenwel noyt aen ICtangus flagh willen leveren, om het geluck van de Tartarifche heerfchappy ( die noch niet heel vaft ge-ftelt Was ) niet met een enckel gevecht in gevaer te ftellen. En alfoo ( onaengefien Kiangus hem met een welbereyt leger dick- Amavan-wils tot vechten nodighde ) ontleyde hy gus en het feickensjtot dat hy hoorde wat de we-fterfche Tartaren voor befcheyt gaven, aen wekkers Koninek hy een Gefant met groo- vechten. te giften gefonden, en fijn dochter ten hu-welijck verfocht had voor den Heer van het Sinefche Rijck ; en daer-en-boven doen verfoecken, dat hy doch geen hulp aen Kiangus wilde fenden. Die rijeke gaven van gout, zijde, filver,en vrouwen, verwur- ven |
TARTARISCHEN OORLOG H. 31
van de Tartaren verlaten, keerde, uyt goede voorforgh , wederom tot de ftadt Tai-ti/ng, ’t gene hem korts daer na, doch te vergeefs, beroude : Vant nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een ontelbare menighte van boeren byeen gc-raept hebbende, deê de ftadt,in de tijdt van drie dagen , meteen gracht van tien mijlen in ’t rond, die hy met een ongelooffelijcke vaerdigheydt dede opwerpen, befluyten. Adiiver- Docn fagh Kiangus fijn misverftant, en hy vAn twijfelde niet ( dewijl hy die gracht niet Kiangus, belet temaken) of hy moeft met de fijne van honger vergaenj foo dat hy, knellende van boosheydt, tegens fijn volck fey-de : Ç00 ick flerijen moet tick wil al ^jechtendei en niet ‘van honger ,ßer^jen. Dit gefeyt hebbende , treckt hy met fijn heele leger naer de gracht ï hier wierdt van wederfijden fchrickelijck gevochten, van defe, om over de gracht te komen, van die, om het te beletten j ’t geluck liep verfcheyden , en de Verwinning was onfeker, tot dat iCiangus^ wert ge- dapperlijcK vechtende , met een pijl door-fihoten. j j-gj. neder viel ; en met hem al de hope der Sinefen. Als hy doodt was, leyden de foldaten hare wapenen af , en eenige vluchtten, andere gaven fich aen de Tartaren over ; van de welcke fy gewillighlijck en beleefdelijck wierden ontfangën,als van die gene,diebly genoegh waren dat fyfulck een gevaer,van ’t geheeleRijck te verliefen, •ontkomen waren , en foo grooten vyandt verwonnen hadden. Naderhandt hebben fy de ftadt T^aitung geplündert, en voorna-melijck de ftadt kuchen , welcke fy oock verbrandden , en dus een kerek van d’onfe vernielden,daer wy oock, weynigh jaren te voren, ten tijde van den roover Licungz^us, een van onfeSocieteyt,deKJk/z6'^^^6’/kquot;^Zflt;^, verloren hadden. D’andere plaetfen hebben fich ge willigh overgegeven. Dus fijn de Tartaren weder van daer,overladen van roof, naer Peking gekeert, waer ick toen Was, en vele feer rijck (ach weder komen. (*Ama.lt;vangus heeft fich federt die tijdt naer T)en'Ke'j‘ Weft-Tartarien begeven , waer hy het hu-firxun- welijck van den Keyfer l^unchius voltrock, en een groot getal paerden van die van l anyu verkreegh. |
ÖndertulTchen trockendedrie Koningskeus (daer wy hier voren van verhaelt hebben) naer het zuyden toe, om die ontftelde Landtfehappen tot haren plicht te'brengen. Syreyfden door Hantung^ de vloet Guei afvarende 5 en als fy door ’t landt qtia-men , ’t welck den Keyfer ( de Sinefen om haer verraet hebbende doen dooden ) aen éenigè Tartaren had gegeven om te bebouwen , hebben de felve ( die den oor-logh meer beminden en verftonden als de ploegh of fchöp,) haer verfocht om haer te mogen geleyden. Twee van de Koningskeus hebben dat, fonder weten des Key-fers, niet willen töeftaen ; maer de derde, KengiiS genaemt, bewillighdc in ’t felve j dus, wel bly zijnde , veranderen fy hare lands- in oorloghs-gerectfchappen.De Keyfer,dit horende, doet aen Kengns weten,dat hy haer weder te rugh fou lenden; maer hy ( veel dingen wetende tc leggen ) was niet gehoorfaem ; dies de Keyfer weder aen den Oppérfte-Landtvooght van de Zuyd-Pro-vintien, die tot blanking woonde, dede weten , dat hy Kengas fou doen vangen oft dooden. Defe volght feer heymehjck het gebodt des Keyfets : hy ontfangt de Koningskeus, als fy tot blanking quamen, feer lüftelijck,met heerlijeke maeltijden en fpe-leu,als of hy geen ordre van de Keyfer had^ Als nu de tijdt quam, dat de Koningskeus hare reys, door de groote vloet Aj^w^,foii-den vervorderen , verfcheen de gemelde Landc-vooght weder by haer, en onthaelde haer weder op de vloet,met fchijn om haer vaer wel te feggen ; ( hier toe fijn in Sina feer groote en fchoone fchepen , die wel vergulde paleyfen gelijeken ) en hiel hen met vrolijekheyt foo lang op, dat de foldaten alreets vertrocken waren. Toen opent hy den laft des Key fers aen Kengus, de welcke, die gefien hebbende , fich veynfde die terftont te willen gehoorfamen, foo hy maer gins en weêr op fijn fchip ( dat hem daer ontrent wachtte) mocht gaen,om fijn dingen een weynigh in ordre te ftellen, be- / lovende dat hy datelijck mede naer blanking gaen fou. Dit wierd hem toegeftaen ; „ „ maer hy, in lijn (chip gekomen zijnde, ningsken hing fich op, en deê fich felf de doodt, die Kengus hy niet ontvluchten kon. De Landtvooght hangt flelde de foon van defe llengi4S, door laft des Keyfers, in fijns vaders plaets. En dus fijn die drie Konirtgskens f de Landtfehappen blanking en Ktangfi deurgereyft hebbende) eyndelijck in ’t land Qi^ngtung gekomen , met meyning de Ylt;ç.yl.^tJanglieiH te beoorlogen; en daer fijn in’t begin oock vele fteden, die voor de macht van drie legers fchrickten, van felf in hare handen gevallen ; maer de hooftftadt Çb^angchevi wilde ’t eyndc verwachten. © uang- |
HISTORIE VAN DEN
is een feer rij eke en groote ftade , rontom verfterckt mec groote en breede grachten : alleen hare noordt-poorc komt op ’t vafte landt, anderfins kan men niet dan met fchuytjcns in de ftadt komen. De foon van den gevangen Iquon was hier met een groote vloot ; oock wierd de ftadt bewaert van een groote menigte foldaten, onder de welcke niet weynigh vluchtelingen van M.acao waren,die om de rijeke be-lóldingen Junglieus dienden : foo dat het niet te verwonderen is dat de belegering wcynigh min als een jaer duerde : want de ftadt kon niet uytgchongert werden , alfoo men daer ter zee al kon inbrengen warmen wilde j en dat de Tartaren geen fchepen hadden, nochtc oock de fchceps-vaert ver-ftonden. Voeght hier by, dat in defe bele-deltjck nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vele Tartaren om hals raeckten ,
gewon- want fy driemael ftormende te rugh gedre-wierden.Evenwel op den vier-cn-twin-tighften November duyfent fes hondert en vjjftigh , na dat de Tartaren de muren met fwaer gefchut ter neder gefchoten hadden , hebben fy de ftadt ingenomen ; doch , ge-lijck men leght, door verraet van een Si-neefch Overfte , de welcke door de Tarta-
Igt;e fladt ^uang-chett wert belegert t
ren in fijn ampt wiert gehouden; waer door hy van verraet verdacht wierdt. Des anderen daeghs hebben fy de ftadt beginnen te plunderen ; en de verwoefting duerde tot den vijfden December,in welcke kinderen, vrouwen, en al wat voorquam, wreedelijck gedoot wiert : men hoorde niet dan, fia doot 3 fia doot defi ^uederfi^annige barbaren. Alleen wierden eenige kunftenaers, om de kunften te bewaren, verfchoonc, en eenige ftereke menfehen, die de Tartaren uytko-fen, om den roof te dragen. Op den leften December heeft het Koningsken eerft by uytfchrijving alle verdere quelling en plundering verboden , na dat ’er meer als hondert duyfent menfehen vermoort waren , behalven die in de belegering waren gebleven. Hier na hebben alle de omleggende fteden Afgefanten gefonden,haer gewilligh overgevende , en biddende om genade, de welcke fy met groote giften en gaven verkregen. Toen bracht het Koningsken fijne loldaten naet Chaokmg, waer ]ï4nglieus fijn hof hadt ; welcke ftadt hy, uyt vreefe der Tartaren , met fijn geheel huysgcfin , (te fwack fijnde om eenige wederftanc te doen ) verlaten moeft : waer dien Koninek met de fijne bleef, is my tot noch toe on-bekent, (hoewel ick vertrou, dat hy naer
lunglieus
•vlticht.
’t Landtfehap Qtgangfigcreyft is; ) ^\ant op dien tijdt ging ick met een Sineefch fchip uyt Fokten naer de Philippynen, dewijl ick van de gcne,welckers gebodt ick moet ge-hoorfamen, naer Europa gefonden wierd.
Wy hadden in de hooftftadt Qg^ngcheu een heerlijeke kerek, waer den E. Alvarez^ Semedo de Chrifte faeck waernam, de welcke oock van de Tartaren gevangen en gebonden is, die hem dick wij Is dreyghden tc dooden , ’t en fy hy haer gelt (dat den goeden Heer niet had^ wilde verfchaffen: eyn-delijck , na dat hy veel geleden had, is hy door het Koningsken gekent, cn om fijn eerwaerdige grijsheydt heeft hy fijn leven DeTar-en vryheyt wonderlijck behouden. Ja dat meer is, het Koningsken gaf hem een Roomfehen Brevier, ecn Bijbel, een deel de chri-gelts tot aelmoes,cn daerenboven een huys A»-^from een kerek af te maken : het welck hier niet tc verwonderen is ; want dit Koningsken kende de Priefters van de Socictcyt over al in Sina feer wel, en had goede kennis van de Chriftelijeke Religie gekregen , als hy onder Sun Jgnatius, onder wekkers gebied hy tot de Tartaren vluchte,gevochten hadt. En defen Tartar niet alleen is onfc faken goetgunftigh , maer oock byna alle d’anderen hebben de Europifche Prie- enkele fters wel gefint, en houden haer in achting '^^»hen en eere. Oock hebben vele onder haer ons
1 r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11
geloot aenvacre, en wy verwachten noch loof. veel grooter vruchten , foo wy , door hulp van onfe mcde-gefellen, in Tartaricn felf, gelijck onfe meening is,konnen komen, al waer wy vertrouwen dat de onfen haren arbeytinde Goddelijeke faken naerftigh füllen hefteden. En mogelijck heeft Godt de Heer Sina aen de Tartaren open geftelr, op dat de Chriftelijeke Religie mede een opening fou vinden tot in het diepfte van Tartarien , het welck by ons tot nocK toe t’eenemael onbekent is.
Ten tijde dat defe dingen gebeurden, c^^ea is ’er oock oorlolt;^h ontftaen tekens de Co-reanen : want ly nu eenige jaren aen de 1 ar- ren af. taren fchatting betaelden, op voorwaerde dat fyhaer kleederen en hair fouden behouden : maer alfoo de Tartaren hen nu wilden dwingen de Tartarifchc wijfe te volgen , viel datgeheele Rijck van de Tartaren af ; maer ick heb tot noch toe niet ge-hoort, wat daer na in dat landt gefchiet is.
Voorders, onder foo vele verwinningen der Tartaren is in het begin van ’t jaer duyfent fes hondert een-en-vijftigh de droeve doot
-ocr page 395-
-^^aDan- doot van Amtfiuangus tuflchen beyde ge-^»■ifierft. komen. Dit was een man aen welcke de Tartaren de verovering van ’t Rijck fchul-digh fijn ; voorfichtighj oprecht, feer ervaren in den oorlogh, cn beleeft : om welche deughden hy niet alleen van de Tartaren , maer ook van de Sinefen bemint en gevreeft was. Sijn doot heeft het Hof feer ontroert; want den anderen Tartarifchen Köninck, fijn broeder, genaemtQgbintHS, wilde de vooghdy van den jongen Key fer Xunchius^ tegens wil en danck der Tartaren cn Sine-feiijmet gcwelt aenvaerden: want defe volc-keren meynden, dat JLunchiUS {nu fefticn jaren oudt fijnde ) de heerfchappy felfs veryen, branden, cn allerley ellendigheden kon en moeft aennemen. QmnïHi daer te- vervult cn verdorven heeft. Hy was van gens meyndc , dat die jaren noch te wey- meening alles tc vernielen, op dat hy geen nigh waren tot foo hoogen bediening , en dat de vooghdy hem toequam. Dies qua-men alle de Overften , die op die tijdt te Hoof waren, in het Paleys, alwaer fy alle tc famen hare ampten en eer-tekenen afley-den,verklarende dat fy die van niemant als van Xunchtus wederom ontfangen wilden. .g^m^^/j,defe ftantvaftigheydt fiendc,heeft fich ten leften ( op dat hy dc gemoederen niet meer fou verbitteren , en alfoo meer oproers verwecken) te vrede gehouden. Echter twijfel ick niet of de doot van A-rkiavangHS fal de faken derTarraren verwarren,en in groot gevaer brengen ; want den jongen Keyfer fal niet lichtelijck iemant in fijn plaets krijgen,die hem gelijk fy in kloek-moedigheyt en ervarentheyt in ’t hcerfchen, cn foo van alle Köningen en Overften gc- Siet hier voor pag. Chan^hi-enchun-gus een gruwelijk quot;Tynn, eert en gevreeft fal worden. Maer den tijdt fal ’t leeren. Laet ons nu komen tot C^ang-hïenc\)u,ngus den tweeden roover, van de welcke ick belooft heb te fpreken ; op dat ick verhalen magh , hoe de Tartaren niet alleen het ooften en de middel-landen, maer oock het uyterfte van het weftenvan Sina vermeefterc hebben. Ick fehaem my evenwel, cn ’t is my Icet van defen moorder te moeten fpreken; foo om dat fijn fchelm-ftucken naulijeks geloof füllen vinden, als om dat men de felve niet , dan met groote fchrick , behoort t’overdencken* lek heb een lang verhad van hem, befchreven door de£. Ludouicus en de nbsp;nbsp;Gabriel de Q:Xagalhanes, |
Priefters van onfc Societeyt, wclcke in het I.andtfchap Suchtieni daer dien roover was, den Godts-dicnft bevorderden : cn om dat men hen eenigh geloof behoort tc geven, fal ick my laten bewegen om te geloovcn, dat cen fterflijck menfeh tot foö grooten boosheyt cn wreetheyt heeft kunnen komen. Uyt het felve verhad heb ick dit navolgende in ’t kort genomen, ’t welck by-nà niet is als cen ophoopfd van dc ver-vloecktftc tyranny ; ja foo gruwdijek, dat het nauwlijeks te twijfelen is, of oock den alderbeleefftcn Lefcr fal den gencn,dic fulc-ke fchdmftucken gepleeghc heeft, geen menfeh , macr een beeft, oft een duyvel in menfchen-fchijn , oft noch arger, foo daer iets fnooder te vinden is, moeten noemen. ningi-kens. Defen moorder heeft vele Landtfehap-pen doorloopcn, die hy al met dooden, ro-vyanden fou hebben , ofc icmandt in ’t lc-ven laten , die hem fou kunnen afvallcn ; alleen te vreden fijndc met fijn foldaten: ja felfs hy fpaerdc vele van hen oock niet. De Pro vin tic Suchuen, die fcer groot en volck-rijek was, in de welcke hy met ge welt den naem van Koninek aennam, was het too-necl van fijn grootfte wrccthcydt; want na dat hy Huquang -, tJonan , en een gedeelte van Nanking en KtanqCi sequelt had, is hy in ’t jaer duyfent fes hondert vicr-cn-vccr-tigh in Suchten gekomen ; cn heeft in des Hy doodt felfs hooftftadt Chingtu (die hy met gewelt ingenomen had ) in fijn cerftc raferny een Koningskeu uyt het gedacht Taiminga (het welck aldaer fijn ftod had) gedoot; gelijck hy te voren fcven andere van dc outften had geflacht. Dit is het voorfpel geweeft van dc bedrijven der treur-fpclen, welckcrs uytkoomften ick in ’t kort fal voorftcllen j op dat die van Europa fien , hoe fchrickc-lijck een ongetoomde en gewapende wreec-hcydt is, dc wdeke met dulheydt racft in *t midden van dc duyfterniften der ongc-loovighcydt. Den roover had haeftigc oplóopcnthe^ den van wreetheyt, en beginfclen dievoort-quamen uyt een vervlocckt ingewant : want om de minfte misdact, ja vermoeden van misdaet, de de hy iemandt datelijck om ’t leven brengen : niet in de mondt hebbende als doodelijeke woorden , beval hy dickwils een heel huysgefin tc dooden om cen mans misflagh , fonder kinderen oft fwangere moeders te fparen : ja dat meer is, hy nam dickwils een heele ftraet vol Hyitn-de, om eenen volcks wegh, in de welcke iemandt woon-ƒ de die hem vergrämt had , en deê den on- * noofelen mede voor den fchuldigen beta- eii^en. i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;len. |
1
-ocr page 396-
voUk van Sitchtten. H nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HISTORIÉ Icn. Hy fond fomtijdts eèn Poft in. het naeftgelcgen Landtfchap Xenfi, de welc-ke,op een tijde van hem uytgefonden fijn-de j niet wildé wederom Leeren , verblijc lijnde, dat hy uyt fijn handen was. Hierom ham hy een heel gedeelte van de ftadt wech , in ’t wclcke de félve gewoont had, ja hy verkrachte fijn wreetheydt, dewijl hy alle de burgers niet de felve ftraf acn deê. De beul,die hy milTchien om fijn wreetheyt meer als iemanc anders beminde, fturf van €cn fieckte ; hy verneemt datelijck na den Dodor die hem medicijnen verordent had, cn was niet te vreden met die alleen, maer hy dede noch hondert andere Dodoren met hem fterven. Hy was uyterlijck wel beleeft tegens fijn foldatenj hy fpeelde, at, en fprack met , hen als haren metgefel j dickwils oock, als fy hare oeffèningen wel hadden uytge-voert, gaf hy hen met fijn eygen handen zyde en filver j en dat was hem niet onnut, noch fchande. Maer wederom , veeltijts om een beufeling , dede hy eenige van de Denhaet feRe voot fijn öogen feer wreedelijck om-bren'gén , infortdcrheydt de foldaten van *c Landtfchap Suchucn welck volck hy fchrrckelijck haette; want hy meende datfè fijne Kohineklijeke macht vyant waren. Hy dede weynigh in topentgt;aer,ofc liet liep gemenelijck op een Treurfpel uyt ; als hy maer een foldaet fagh , niet te wei gekleet, cn niet ftatigh genoegh in ’t gaen, die dede hy terftont dooden. Eens gaf hy aen een feker foldaet een ftuck zijde , de welcke aen fijn meêgefellen klaeghde,dat’et flecht was ; dit hoorde by geval een van de Hy deot verfpieders ( want den fchroomachtigen Regi- tyran had ’er overal, die hem yders woor-wereken boodtfehapten ) die dat ßagh van aen hem overbraght. Hierom deê hy dat eenfol- hcclc Regiment, twee duyfent mannen fterck,foo men fegt,onder het welcke dien foldaet de wapenen droegh,voor fijn oogen ombrengen. Dacr waren ’in de hof-ftadt fes hondert Ovetften , ' die den Tabbaert droegen, de burgerlijeke faken geftelt wa-veieo- ren ; van defen bléven ’er in den tijdt van •verßen, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jaren naüwlijcks twintigh over: hy had haer alle om kleynigheden met verfcheyde dooden doen fterven. Hy deê den Prefi-dent van de Krijghs-raet levendigh villen, om dat hy , fonder daer toe befondere laft te hebben, een Sineefch Philofooph verlof gegeven had , om uyt de hooftftadt naet fijn huys te vertrecken. |
Hy dede vijf duyfent Eunuchen oft ka- g„ rherlingen doorftooten, die uyt den dienft wtehen. van de Koningskeus van ’t gefiacht minga ( de welcke hy vermoort had ) tot hem gekorhen waren , om dat ’er een van haer alle hem met fijn oude moordenaers naem Changhienchung , en geen Koninek, - • genoemt had , als of hy geen moordenaer meer was. Hy fpaerde oock de afgoden offer-pa-pen niet ; welcke, eer den moordenaer Su~ chuen verovert had (gewapent met valfchc bcfchuldiging ) de Priefters, die de Naem Chrifti vcrkundighdenj een groote vervolging veroorfaeckten , die eyndelijck tot Gods meerder eere is uytgevallen : foo dat het de Vaders nu vry ftaet den Gods-dienft te bedienen. Maer als den foover nu Su^ chuen gewonnen had, is ’t gebeurt dat een ofFer-pacp van groot aenfien , die ’t hooft van defe vervolging was, om eenige woorden , die hy tegens den Tyran gefproken had, gevangen, en in ’t geficht van de Priefters onthooft wiert. Defe hadden te recht van Chriftus geleert hare vyanden goet tc doen ; maer fy durfden evenwel defen niet verbidden : want fy kenden de dulle boos-heydt van den roover feer wel, die gewent was de verbidders de felve ftraffen , die hy aendeê de gene daer fy voor baden, tc doen * lijden.Defen fnootften moordenaer beminde de Vaderen , gelijck geleerde mannen en vreemdelingen j hy fprack dickmaels met hen , cn noodighdc haer in fijn Hof : maer evenwel meenden fy t’elckcns tot de doot geroepen te werden ; want fy wel te j)an wil recht vreefden , ten aenfien van de oploo- den tyran pende gramfehap des tyrans. In der daet P’ waren fy oock driemacl tot de doodt fchickt, cn de vierde mael wierden fy door dan bed een mcrckclijcke hulpe Godts bewaerr,ge- minthj lijck wy t’fijner plaetfe fien füllen. Den tyran, met de doot van een afgoden offer-ƒ paep niet te vreden fijnde , dede haer van van een alle fijden tot twintigh duyfent toe opfoec-ken, en fond haer door verfcheyde dooden naer de hel, aen de welcke fy gedient had- duyßnt den. van hen Hy beroemde fich voor de Vaderen hier over, als of hy fijn dingen feer wel gedacn had : defe (feyde hy ) 'Lvtlden u het leuen he-nemen\ maer T^tenchti{[oo noemen fy Godr, want het Heer van den hemel te feggen is) heeft rny gefonden^ op dat /ck 'uoor u defe anden hare 'verdiende fou doen lyden. Hy fprack met de Priefters dickwils van de |
TAR T. ARISCH EN O O R L Ô Ö H.
Hy fooght de ßadt Han-chungin te nemen. Chrilielijeke Godtsdienfl:, en foo treffe-lijckjdat hy voor een Chriften fou hebben mogen gacn.Hy verhefte en prees deChri-fte leer, de welcke hy,foo uyt de mont van de gemelde Priellers gehoort, als uyt eenige boecken , door de onfe in de Sinefchc tael gedruckt, gelefen had. Hy beloofde aen Godt, als hy ’t Rijck verovert fou hebben , een kerek te liichten , die lij ne milt-heydt waerdigh was ; en voor loo vele het uytterlijck belangt, toonde hy lieh in der daetuytmuntenden heerlijckjwanthy niets maeckte dan dat uytmuntte : maer hy be-fmette het alles met het bloedt van de wereklieden , de welcke hy , foo haefl: hy maer de minfte misflagh bevond , op de plaets dedc ombrengen. Aen de noordlijde van het Landtfehap ó’;/6'W«,daer het met Xenfiie. famen loopt, Icght de fchoone lladt Hanchung , die onder Xenfi hoort, doch de fletitel van beyde de Landtfehappen genoemt werdt, om de uytnementheydt en llerckte van de plaets : defe liadt wilde den Tyran innemen , om dan deren te lichter te bekomen ; dies fend hy in ’t jaer duyfent fes hondert vijf en-veertigh een feer groot leger voor uyr, in ’t welcke ( behalven de andere foldaten ) hondert en tachtigh duyfent mannen waren,alleen uyt Suenuen van geboorte. Maer na dat fy de lladt een lange tijdt tc vergeefs belegert hadden, (want de belegerden queren lieh wel,) hebben veertigh duyfent foldaten van Suchten fich naer den Overlien van de lladt begeven ; en dus heeft fulck een machtigh leger, fonder iets uyt te rech-Uydoet eyndelijck weder tot den Tyran moc-hc^ndert kectcn : maer hy , rafende van boos- |
en^-veer- heydt, dcdc alle de overige foldaten van tir^hduy- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hondctt en veercighduy-het graeuw opgeraepc, fonder eenige ervarene Velt-o ver lien , wierden fy lichtelijck van den roover verwonnen. Maer die wij-fer waren, verlieten de lieden , en begaven lieh nacr de verborgenlie plaetfen van de bergen,onder de welcke vele,en byna geen andere uyt bet gehcele Landtfehap, dc wreede handen des tyrans ontkomen lijn. wveede- een yfelijckc wreetheydt,ombrengen. Vier bßkdoo- heele dagen moordemen op die vleefch- banek; vele dede hy villen, en het vel (acn had,datfe in ’t Landftfehap Xenfi gekomen ’t welcke het hooft vall was) met Hroo vul- waren ; dus, om fekerder te gaen, wilde hy len, en fondt dat foo nacr de Heden daer fy cerH al d’overige inwoonderen van’tLant-inwoonders waren , om de burgers een fchap Suchuen vernielen,behalven die gene fchrick aen tc jagen. Hier na nam hy een die naer ’t noordooHen woonenj op dat hy haet regens dit Landtfehap, om dat ’et,foo fijn legers niet in ganfeh verwoeHe landen ’t fcheen, met foo een Koninek niet tc vre- fou brengen ; want hy moell door dit land den was, welcke verbittertheydt, lell nae trecken : daerom fpaerde hy defe lieden , haer volkome ondergang, noch nauwe- om die op bequamer tijdt tc flachten, lijeks ophiel. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Voor eerH dan, deê hy alle de ingeborenen Hier nae dedc hy alle de Iluderttcn vân de heele Provintie tot een examen oft on-derfoeck roepen, en beloofde groote amp-ten aen de geleertften : hier yaren de Sine-fen foo heet op, dat fy de lillighcydt en het verraedt van den tyran niet merekten; dus komen daer achtien duyfent ftudenten by een , welcke alle in de hooge Scholen tot het examen gebracht wierden, alwaer hy de felve door lijn foldaten al tc famen deê ombrengen ; feggende, dat fy de gene waren die met hare valfche lirijdt-reacnen en Uy ver-moor talie deßuden-ten. Sophilleryenhetvolcktot oproerverwçck- ' ten. Ick fchrick van foo veel doode licha- tjy dood men tc fpreken , cn t’elckens komen my • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• ren, en weer nieuwe voor ; want hoc groot is met geweell die wreetheydts-pleging van dien eerlijcke vervloeckten tyran , die overal doorgaens tirottwen. kinderen , jongmans, dochters, oude, ja oock fwangere vrouwen wechgenomen heeft ? die vrouwen van Lantvooghden,cn Ovcrllen,Weickers mannen ter doot verwe-fen waren ( met foo grooten vuyligheyt als wrectheyt) deê fchendcn,eer fy gedoot wierden ? foo dat ’er vele waren, die haer felvcn gewelt aendeden , om hare eerbaerheydt van dien openbaren fpot tc bevrijden. Ick laet vele diergelijcke vervlocckte voorbeelden varen ; op dat ick de kuyfehe harten en ooren geen faken , die beter gefwegen fijn, bekent make. Daer nae in ’t jaer duyfent fes hondert fes-en-veertigh heeft hy moeten acngaen regens de Tartaren,van wclcke hy gehoorc Vele namen wel de wapenen aen tegens van de hoofrftadt Chingtu ( van wat ge-defe ongehoorde tyranny ; maer geen lol- flacht oft gelegentheydt fy waren ) door daten lijnde,dan alleen foo hier en daer uyt een deel van fijn leger vaft binden , ( fy |
TJy brengt Jcsmael hondert duyfent burgers Chingtu hals. van onfc Societcyt in dien tijdt, om eenige dienaren die fy hadden te hulp te komen , gingen met merekelijek gevaer den Ty- in fal hebben, füllen ons de fihoonfie niet ontren bidden ; cn verkregen evenwel, rot breken, jek fal u fèlver voorgaen, niet tegen-allcr verwondering , de vryhcydt voor ha- fiaende ick als KeyÇer eenigh Voordeel boven re dienaers. Dele wierden nu met alle u behoor te hebben. Dit gefcyt hebbende , lie on-tiojile binderert werden gedoogt. fchrijven dat daer fesmael hondert duyfent zielen ge weeft fijn ) en reed felfs rondtom, cn door haer heen , wanneer fy hem met een jammerlijek gekerm en tracnen , daer fy de fteenen mede bewogen fouden hebben, haren koning en heer noemden ; met gebogen knien biddende, dat hy toch fijn onnofel volck wilde fparen. Hy ftont een wcynigh ftil, en ’t fcheen oft de menfehe-lijcke natuer dat vervloeckte cn overwree-dc ingewant wilde verkrachten ; maer da-telijck, wederom tot fijn oude boosheydt gekomen fijnde ; fla doot, riep \iy,fia doot defe oproerigen. Alfoo wierden fy buyten de ftadts veften, in ’t geficht van dien bloe-digen moordenaer, vermoort. De Priefters de reft gebonden nacr buyten gebracht ; dies de Vaders fich verdeylden , d’een by d’eene , den andere by een andere poort, door de welckc ’t ellendige volck naer de vlecsbanck gebracht wiert ; en alfoo ver-loften fy hare knechten. Sy deden oock een fecr Godtvruchtigh werek , ontelbare kinderkens , met toeftaen van de foldaten , doopende , de wclcke uyt der beulen handen naer den hemel vlogen. En dus heeft de wreccheydt van dien grüwelijcken tyran aen die cngcltjens tot voordeel geftrcckt, even als die van Herodes aen de Onnofe-Icn : voorwacr een groote getuygcnifle van Godes Prcdcftinatic oft voorfchicking. Sy fehrijven dat hier foo veel bloets ge-ftort is, dat het water van de groote vloet Kiang (die voorby de ftadt loopt) daer van hooger wierdt ; ja de lichamen wierden in de vloet gefmeten , van de welcke wech-gevoert fijndcjfy de andere fteden de boot-fehap brachten , dat haer van den Tyran niet beters te verwachten ftont. Het duer-de oock niet lang ; want den Tyran op de felvc wijfe fijne legers overal gefonden hebbende , deê alle d’inwoondcren van de andere fteden , die hy krijgen kon , dooden. Dus heeft hy het volckrijcke Landtfehap Suchten tot een ongeloofelijckc cn jam-merlijcke verwoefting gebracht. |
Hier na vergaderde hy alle’tkrijghs-volk op een velt, (want elcke ftadt in Sina heeft een velt daer de foldaten hare oeffeningen plegen, ’t welck fy Kwoehang noemen, ) en daer fprack hy haer aldus aen : Tartaren verdreven fijnde, ho^e tek door u dap-^erheydt 't gebiet o'uer de geheele ^eerelt te •verkrijgen : maer ick begeer dat ghy •vaerdi-ger en fneller fuit we fen als ghy tot noch toe geweefifijt. Ick filver, geljjck ghy weet, heb fifligh fihepen vol geladen met filver in de vloet Kiang doen fineken , welck filver ick lichfeltjck daer weder uyt fal krijgen , als ick het Rtjck verovert fal hebben, om het aen u , nae jders Terdtenßen, te âeelen : f’t Gene hy van het gefoneken filver fcyde was waer -j maer op dat niemant de plaets fou weten dacr het gefoneken was, had hy al het fchceps-volckdoen ombrengen:}Maer hier ^tnd ick een groot heletjel 'uan onfi reys, te ^eten^de urou'weniŸnet de welckeghy alle belemmert fijt. Draeg u ^ehals tek het Rijek neemt hy van drie hondert fecrfchoonc a^de‘^ jonge dochtcren ( die hy gt;nbsp;tot voldoening van fijn welluft:, voor fich gekoren had^ alleen twintigh tot den dienfl: Van drie Koninginnen : de andere doet hy op de felfde plaets dooden. De wreede foldaten volgen het voorbeeldt van en Vorft, cn flachten ontelbare onnofcle vrouwen , gelijck een deel fchapen , cn als o£ het hare vyanden waren. 'vr»ittven derfiida^ ten ddir-den i Als hy nu geen menfehen meer vond in ’t Landfehap Suchtten om te dooden, fpoog hy fijn gramfehap uyt op de fteden en huy-fcn. Hy ftack een fcer koftelijck paleys , dat hy voor fich felf gebouwt had,in brantgt; Paleys door welckc brant hy oock die fecr fchoo- ende/l.ad ne cn groote hooftftadc Chingtu vernielde^ Hy dedc alle de boomen afkappen, op ^ien. en ee^ dat ’er niemant genot af hebben ibu. Alfoo trock hy cyndclijck voort ( gelijek hy feyde ) met een gcfuyvert leger ; cn wacr hy quam , daer vermoorde hy, fonder genade, al de menlchen die noch overgebleven waren , ten minften al die hy krijgen kon. En hier mede niet te vreden fijnde, dedc hy oock vele foldaten die te quot;nbsp;ras voorgingen, oft tc traegh volghdcn, oft om d’een oft d’andcrcbeuleling,om ’tleven brengen. Al die fieck oft fwack warcn,lict hy al meê dooden , op dat fy ( gelijck hy feyde) niet ellendigh in een quade cn ver-woefte plaets fouden blijven. Ick fwijgh d’alderwreetftc dingen , en haeft my om tc ßuyten. Nau- |
Naulijcks was hy in ’t Landtfchap Xenfi gekomen , of der Tartaren Velc-overfte (d’Oom van de Keyfer)was met vijf duyfent Tartaren daer omtrent,en het gros van hun leger volgde. Daer wierden op de Tartari-fche wijfe vijf ruyters voor-uyt gefonden; want dé Tartaren fenden gemenelijck éeni-gen uyt, en als die wel onthaelt werden, nemen fy dat voor een teecken van onderda-nighcydt en vrede ; maer foo aen de felve cenigh gewelt gefehiet, ftreckt het haer voor een teecken van een aenftaende gevecht. De verfpieders van den roover, defe voor-uyt gefonde ruyters gcwaer werdende , brengen, terftont die tijding. Hy lacht haer lelijck uyt , en vracght oft de Tartaren daer oock quamen vliegen ? Op de felve tijdt had hy veel volcks doen binden,’t welck voor hem ging om gcdoot te werden , onder het welck twee Priefters van onfe Societey t waren, om dat fy verlof gcvraeght hadden, om weder naer Suchuen te reyfen j want fy de laft van dat Landtfchap tot Chrijlum te bekeeren , op haer genomen hadden j maer de onverwachte dood van den moordenaer verlofte hen van dat aenftaende gevaer : want op de felve tijdt wierd hem van fijne Overften aen-gedient, dat de Tartaren in der daec aen-quanien ; ’t welck hy gchoort hebbende,in der haefi: uyt fijn tent fpringt ( gelijck hy moedigh was) fonder wapen, of helm, en een fpeer in devuyfl grijpende,treet buyten fijn leger, van weynige gevolght , om de Tartaren te verfpieden. Defe vijf Tartaren komen hem in der dact te gemoet, en vallen hem op ’t lijf. De eerfte pijl die ly Icho-ten , was de Tartaren en meer andere tot groot geluckj want fy dat vervloecktc hart van dien moordenaer doorboorden, en die menlch weghnam,die alle menfehen fcheen te willen vernielen , en van een fnooden roover met gewelt tot den koninglijcken naem gekomen was. Dus is dat monfter van wreethcydt ter aerde gevallen j ’t welck gefehiet lijnde, verfiacnde Tartaren het neele leger, dat fijn hooft quijt was, fonder groote moeyte, Vele foldaten vallen tot de Tartaren , eenicre werden ter nedersehou-wen , andere nemen de vlucht ; en dat el-Icndigh overbbjffel van menfehen in de Provintie Suchi^en onthaelt de Tartaren als hare vcrlolfers. Aldus is oock dit Landtfchap de Tartaren onderdaen geworden, ’t welck in ’t wellen van Sina het laetfte is, en naefl aen ’tTibctacnfchcRijck gelegen. |
Den Velt-overften der Tartaren j de faken en de befetting in dit landt Suchuen vafl gefielt hebbende , bereyde fich op de reys naer Peking, wanneer onfe Priefters,die nu vry waren, verlof vraeghden om in Suchten te mogen verblijven. Dit verlof wilde hy niet geven, maer hy feyde dat fulcke aenfienlijeke vreemdelingen met hem naer Peking tot den Keyfer gaen moefien , in wclcke fiadt ick haer in ’t jaer duyfent fes hondert vijfrigh gelaten heb. • Evenwel is defe Velt-overfie,na foo groo- Des Key^ te verwinning , van fijnen broeder ^angus feer qualijck onthaelt, en daer hy vreughde-tekenen verwachte , heeft hy de ijzelt. doodt gevonden : want in een reys van vele maenden meer foldaten verloren heb bende door ongemack en geduurige moc-yelijckhedcn, als met vechten, wiert hy be-ichuldight van flofheydt in fijn bediening, daer hy meende groot lof verdient te hebben ; foo dat hy, fijn gramfehap niet kunnende betemmen, fijn Tartars hoedtjen regens de aerde fmeet, ’t welck by hen een groot teken is vankleynachtingen onwaer-digheydt ; en hierom wierd hy verwefen om in een gevangenis gefielt te werden , die fy Caociang noemen, welck aen de gene die van des Keyfers bloct fijn , en eenige misdaet begaen hebben,ge^eygent is. Doch om onder de Tartaren de eerfie niet te fijn, die fulck een fchande wilde lijden, heeft hy fich te voren in fijn paleys met een firick „ het leven benomen : een oprecht manhaf- hangt tigh Prins, die beter geluck waerdigh was. fich fielfs^ Sommige meenden dat dit door de jaloufy van Awa'vangus quam : maer ick geloof dat defe Vorfi dit deê , om dat hy groot gevaer voor de Tartarifche faken vandefen moedigen, maer feer hevigen broeder, vreefde. En hier fy het cyndc van mijn verhad , in het welcke ick den Tartarifchen oorlogh in ’t kort befchreven heb,tot het begin van het jaer duyfentfeshondert een-en-vijftigh, op welcke tijdt ick uyt het Rijck der Si-nefén, van mijne overheyde gefonden lijnde , vertrocken ben. En foo in dit verhad niet anders wonders oft aenmerekens-waerdigh gevonden wert, foo is het ten minfien dit : dat de Tartaren in een korten tijdt van feven jaren meer landts verovert hebben , als een heel leger in lengte en breette in die tijdt fou kunnen doorwandelen j te weten, twaelf Sinelche Landtfchappen,cn Caren, en Lenotung^ twee groote fireken lants. k nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wat |
5 8 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HISTORIE' Wat belangt het gene hier na gebeurt is ; als ick met Godts hulp wederom in mijn beminde Sina gekomen ben, oft door mijne met-gefellen van het felve fekerbefcheyt |
VAN DEN krijge , fal ick beforgen dat de Europers naer ’t eynde van delen oorlogh niet lang füllen wachten, oft verlangen. |
AENHANGSEL.
NoAe ’t uytge^en mijner iJißorie 'uan den T^artarifchen Oorloghj als ick 'van ßerdam ( alwaer ick met alle mogelijeke naerßigheydt het drucken ^an den Sine-ßchen Atlas gefordert had) weder te Bruß el eguam jfijn my de jong ße brieten uyt Sina , die ick met groot verlangen verwachtte , en aen my van Romen door die van onÇe Societeyt geßnden war en, ter handt geßelt : eenige der fel^Je waren in de hooßtßadt Xang-hai in t Landtßchap J'ß^king, o^ den Veertienden ÿj^ember m dc l i, door den E. Franßis Brancato, een Siciliaen, geßhreven. cAl^aer dewijl ick vertrou de volckeren van Europa te verplichten, indien ick den inhout der ßlve byß)ndereß:hrißen gemeen make , ßo ßl ick t volgende Kort verhael, als een Aenhangßel, uyt de voorßyde brieven getrocken , hier by voegen.
EtSinefcheRijekisin eên Ê beter llaet gekomen door B de doot van Awavangus, oom en vooght van den 5ÿ jongen Koning,acn welc-^ke de Tartaren hunnen Amavan-wort na fijn Aoot he-fchnt-dight en gen verplicht fijn,foo van wegen fijn naer-vaerdigheydt om een vreemt Rijck te veroveren , als lijn geftadige forgh en wackerheytom dar te bewaren.Evenwel is ’t gerucht fijner daden na fijn doot feer ver-fcheyden geweeft met de groot-achtbaer-heyt en ’t ontfach dat hy in fijn leven had : want al de macht en heerfchappy is, door het affterven van den oom , aen fijn neve overgebracht, die, noch een kint Sietpag, oi'n fijn jonge jaren , ( hoewel in raet, en 17. wijsheydt als een bejaert man ) felf begon fijne landen en lieden , met toeftaen van al de Staten,te bellieren. Naulijeks gekroont gaf hy proeven van een rijp oordeel, en ernlliffe lull tot de gerechtisheydt : want Oom , die tot noch toe onbekent geweeft waren, ontdeckte , wierd hy , door der fel-ver gruwelijckheydt, foo beweeght, dat hy beval het graf van Amavangus, ’t welck feer keerlijck gebouwt en verciert was, te Eerbie nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gràveu. Defe flraf |
digheydt achten de Sinefen voor d’all erft ren g fte en der Sine- fchrickclijckftc ; dewijlfe fachtmoedigh en fienaende feer cei'biedigh fijn aen de graffieden en ge-dachtenilfen der overledenen. Als men dit hchaem voortgebracht had, wierd het eerft met llocken , daer na met roeden gefla-gen , eyndelijck onthooft, en de grootllc Imaetheden, als een der fnoodtlle misdadi-gen, aengedaen. Dus verging de heerlijck-heydt van ’t graf tot Hof, cn ’t geval bctacl-de aen den dooden , datfe den levenden fchuldio-h was. De Overften, die vrienden van A ^^gt;avangus geweell waren, oft kennis van fijn voornemen hadden, wierden oock geftrafr, en fommige van ’t leven, en andere van hunne ampten berooft. Onder defe had nochtans Colaus Eung een ander lot, die een der voornaemfte Overllen van het Tartarifche Rijck,een groot vrient en voor-ftander van onfe Societeyt, ( hoewel geen Cbrillen) en mijn goede vrient was ; want fijn onnofelheydt bekent lijnde, wierd hy in fijn vorige llaet en waerdigheydt her-ftelt. Ondertufichen pooghde den nieuwen Prach-Rcy[^ïKunchius in’tbloeyenft fijner jeught tige fijn ftaet en aenfien te versrooten : en tot dien eynde volbracht hy fijn huwelijck met de dochter des Konings van weff-Tartarienj fihen waer in de Tartarifche Vorften een felve t^^yfier, gewoonte als die van Europa onderhouden, dewijl fy de dochters van de hooghllc llaet en afkomll tot hun gemalin nemen : maer de Sinefen , in tegendeel, kiefen, uyt een groot getal jonge maeghden,defchoon-fie ; londer achting te nemen of fy van de geringde lieden geboren is, wanneer hen alleen de gedaente behaeght.De Vader van de jongdeSinefche Keyfoin onderhiel fijn huysgefin met fchoenen van droo te maken. |
ken. Soo nam eertijts de koning Ajjuerus een gemalin uyc de gevange dochters : ’c is oock gelooflijck,dat defe gewoonte weleer nyt Sina in Perfien , oft van de Perfianen tot de Sinefen gekomen is. Maer om den draet onfer hiftorie te hervatten j de bruy-loft van XunchMs wierdt met foodanigh een pracht en heerlijckheydt gehouden, als de grootheyt van fulck eenRijck vereyfch-te : want fy ontfingen de Keyferlijcke Bruyt met een luyfter en grootdadigheydt, befonder en eygen aen dit volck ; een byna ontellijckc menighte van menfchen te paert, op ’t koftelijckfte toegeruft, verfelde en vereerde hare komft : den rijckdom der Tartaren is oock dicnftigertot denoorlogh dan tot onnutte verquifting. Het groot getal van hare paerden is feker niet ongeloof-lijckj dewijl ick weet, dat ’cr op een tijdt, als ick in Sina was, tachtigh duyfent te ge-lijck uyt het wefterlijcke Tartarien aen de Sinefen, tot een gefchenck, gefonden fijn. Defe macht der Tartaren , die byna geen bepaling lijdt, en naulijcks wederftaen kan worden, deê hen in weynigh tijts het Lant-fchap Quangtung met kracht veroveren ; van hier gingen fy, als een gefwinde vloet, naer ’t gewefi Qj^angß, datfe oock innamen,en aen hunne heerfchappy voeghden. Uyt dit landt vluchtte de Sinefche Koning ']iinglieuSin\QZ Pang Achilleus^ een Ghriften en d’eerfte der Eunuchen oft kamerlingen, tot aen de grenfen vanTl^/7^^Z7Z^,fijnde dus uyt het gantfche Rijck gejaeght en verdreven. De E. Simon de Cunha , in Portugael geboren, fchrijft uyt het Landtfchap F(mien in fijne brieven , dat de gemelde ^unglieus het vafte landt t’eenemael verlaten, en fich
De Tartaren winnen op nie» ttvee Pro-vintien.
op zee begeven heeft,om niet in de handen der Tartaren te vallen : maer men weet
noch geen feker befcheydt van defe faeck , dewijl noch geene brieven gekomen fijn van Andreas ^a'verius ICoßlery Priefter van onfe Socieceyt,die in t gevolgh was van de felve Koning Junglieus , en fijn Soon , Gemalin en Moeder , nevens vele anderen , met het water des H. Doops befprengt heeft : in voegen dat fijn wedervaren tot noch toe onbekent blijft.
Wyders, terwijl Cung , een Tartars koningskeu , ’t Landtfchap Qt^angß meende te ver mee ft eren , is Colaus, die ’t felfde be-ftierde en een Ghriften was, in de handen en macht der Tartaren gevallen. De verwinnende Tartar fpaerde hem drie dagen, fonder eenigh gewelt oft wreetheyt te ple
gen; want hy liet fich voorftaen, dat hy feev wonder-lichtelijck’tgemoet van defen grooten Phi- lijcke lofooph tot fijne gehoorfaemheydt, metA^^'^'^' aenbieding van groote ftaten en rijckdom-men , bewegen fou : maer hy achte fijn Ie- uanco-veujdat hy met fijn hooft verloor,veel min-der dan de trou en plicht die hy fijnen O-verheer belooft had. Defe deught fcheen foo helder in yders oogen , dat felf de Tartaren , fijne vyanden, hem een aenfienlijck graf, tot fijner eere, deden bouwen ; want of fchoon de felve Tartaren de Sinefen met gefcheneken en beloften op hun fijde poo-gen te brengen, fy toonen eVenwel den getrouwen en ftantvaftigen allerley eerbewijs en groot-achting. Ick beken oock, dat ick aen de deught en vrientfehap van defe man op ’t hooghfte verplicht ben, om hem een heerlijck getuygenis te geven ; dewijl ick fijne groote gaven, die de Chrifte Kerck in Sinatwintigh jaren met verwondering ge-fien heeft, altijts geeert heb. Hy wierd iCiu Thomas genoemt, een naem die waerdigh is aen d’onfterflijckheydt gehecht te worden j en was in de hooftftadt ChangchOi in ’t Landtfchap lAanking,geboren. Omtrent defe tijdt wierd gebootfehapt, dat in ver-fcheyde plaetfen van ’t Landfehap Suchuent f’t welck tot een tooneel der gruwelijekfte fchclmftucken van den fnootften roover Changhienchungus gedient had ) eenige op- Sietpag. roeren ontftaen waren: want of het wel ge-heel c’ondergebraght fcheen , evenwel waren ’er fommige die nieuwe onluften en we-derfpannigheden verweckten.
Het Landtfchap Fokien wierd oock in de felve tijd wederom gequelc en ontruft: want de E. Petrus Caneuari van Genua fchrijft uyt de belegerde ftadt Changcheu den xxx -ven. Martius in ’t jaer m d c l i i , dat Q^eßn-gus uyt de fchepen te lande gegaen was, en een groote ftreeck lants, met eenige fteden en dorpen vermeeftert had; foo dat hy aen alle plaetfen , daer hy omtrent quam , een groote fchrick veroorfaeckte : in voegen dat de Tartarifche Overften in hare belet-tingen en fterekten bleven, en niet te velde durfden verfchijnen;doch datfe in korte tijd een ftereke macht uyt het hof van Peking tot hare hulp hoopten te bekomen , daer mee fy hare vyanden meenden te verdrijven.. Defe Quefingus is een groot vyant van Dezee-’t gemelde Landtfchap Fokien, en een foon roover van Ïquon oft Chingchilungus, een feer ver-maert zeeroover, welcke de Tartaren , ge-'^^^^’ lijck ick te voren verhack heb, met een fon-
-ocr page 402-HISTORIE van den TARTARISCHEN OORLOGH.
Siet hier voor pag. 2.4. fonderlijeke lift gevangen naer Tekmg Qt^efingus fach felf van fijn fchip het gru-brachten. Maer om de laetfte gefchiedenil- welijck ombrengen der fijnen : men ver-fen te vervolgen, moet men weten,dat ick, haelt -oock , dat hy feyde , fijn voornemen van meening lijnde naer Europa te keeren, was noch eenmael fijn geluck tegen dc Tartaren te beproeven,en loo hem dat we van de Hollanders gelijck als gevangen ben, die my naer hun nien Batavia brach-ten^ daer ick cenige maenden woonde, en van fommige Sinefen , die in de maent Januari M D c L111 met een Sineefch fchip in dat cylandt quamen , dit volgende ver-ftont : dat de Tartaren groote legers, om Qwfingus te dwingen , gefonden hadden ; maer dat haer Velt-overfte goet gevonden had voor eerft het voflevcl te gebruycken , G^HeßnguSi met ordre om te vechten,tefen- de oeflening der Chriftelijeke Religie door den; doch datfe, hantgemeen lijnde, veyn- ’t gantfche Rijck vry en onverhindert ge-fen fouden de vlucht te nemen , en fich in een voordeeligc plaets begeven : eer dit ge-fchiede, verordende den Tartar, in een diep dal achter een bergh , een verborge ach-Krzquot; ht nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van een groot getal ruyters. De (en groo~ Tartaren, die de ftrijdt begonnen hadden, fchenen te vluchten : maer als de Sinefen toeliepen met een brandenden yver tot de vcrwinning,begaven fy fich allengs van den oever der riviere nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hare vloot was, en wielden toen eerft de Tartarifche ruyte-ry, die verborgen geweeft was, te fpaede gewaer. Het dooden der Sinefen was te grooter en fchrickelijcker,om dat men hen de wegh naer hunne fchepen en behoudenis affneedj in voegen dat er,geiijck fy feg-gen, tachtigh duyfent verflagen wierden. der tegen was, dat hy dan fijn hair op de Tartarifche wijfe fou doen affnijden. |
Wat de Chriftelijeke Godtsdienft bc- st^et langt, daer van fal ick alleen, met weynigh woorden,feggen ’t gene de jongfte brievenKelt-iiyt Sinafdie my te Bruflel in de maent Ju-nii M DC Liv behandight fijn ) ons bekent maken; namelijck,dat de Tartaren de Eriefters van onfe Societeyt fcer beleefdc-lijck, en beter dan te voren, handelen : dat fchiet ; en dat de gemelde Priedcrs verlof hebben, om,behalven d’oude, cenige nieuwe kcrcken te bouwen ; ja dat men fclf op fommige plaetfen geit daer toe verfchaft en vergadert. Dus weet de Goddelijeke goet-heydt foodanige faken , die anderen Icha-delijck fijn, ten beften van dc fijne te wenden. Maer wy füllen dit verhaefien andere ’ van diergelijckeftofjVoor een grootcrboeck fparen , waer in wy die in ’t breede füllen verhandelenjcn beginnen met het jaerduy-fent fes hondert tien , in weicke tijdt den E. l^icolaus nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fijn hiftorie eyn- dighcj om alfoo den diaet van defe gefchie-deniften te hervatten , en die te vervolgen tot acn defe tijdt, met een wijtloopender befchrijving van alle gebeurde voorvallen. |
DER
LANDTKAERTEN
V A ’N
£ NEGENDE STVCK.
A S I A.
SINA.
Perfien.
Turckyen.
Cyprus.
Natolia.
Paleftina, oft
t Landt van Beloften. Arabien.
7 Xantung , IV. Landtfchap.
13 Kiangnan , oft
Quangtung , X11. Landtfchap.
lunnan , X V. Landtfchap.
-ocr page 404-.£{
iöï
JpT
«i*
;d3htnkJ .Ml;
• ¥
.na’ï ‘
t o invf
hlt;le J I gt;
X
■
1Î ff
•-w
.ns^üï'jS
3I0 ,kni fulfill