Bibliografie van
Dr. A.H. de Hartog
(1869-1938)
-ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-Bibliografie A.H. de Hartog
-ocr page 6- -ocr page 7-U bl
BIBLIOGRAFIE VAN DR. A.H. DE HARTOG (1869-1938)
samengesteld door J.N. IJkel
met een biografische schets door O.J. de Jong
BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT U T R ' T
Utrecht
Bibliotheek der Rijksuniversiteit
1988
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
1914 3282
-ocr page 8-CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG
IJkel, J.N.
Bibliografie van Dr. A.H. de Hartog (1869-1938) / samengest. door J.N. IJkel ; met een biografische schets door O. J. de Jong. - Utrecht : Bibliotheek der Rijksuniversiteit. - Ill. - (Utrechtse bibliografische reeks ; 1) ISBN 90-6701-006-5
SISO 230.1 UDG 929 Hartog, A.H. de-F 23/28(01)
Trefw.; theologie ; bibliografieën / Hartog, A.H. de ; levensbeschrijvingen.
Utrechtse bibliografische reeks, 1
Deze bibliografie is verkrijgbaar bij;
Universiteitsbibliotheek
Wittevrouwenstraat 7-11
Postbus 16007
3500 DA Utrecht copyright Bibliotheek der Rijksuniversiteit Utrecht, 1988
Niets uit de uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
-ocr page 9-INHOUDSOPGAVE
Woord vooraf |
blz. 7 |
A.H. de Hartog. Een schets naar foto's |
blz. 9 |
Verantwoording bibliografie Bibliografie A.H. de Hartog Literatuur over A.H. de Hartog Archivalia A. H. de Hartog |
blz. 17 blz. 18 blz. 51 blz. 57 |
Publikaties van J.L.G. de Hartog-Meyjes Archivalia J.L.G. de Hartog-Meyjes |
blz. 60 blz. 63 |
5
-ocr page 10-CîP -
iJteä-JN nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ■'
■S'îOÉiJÎ--^-. v-r; \ j‘? '\^j^-'!n^^i^-3O»;/sarîé;K|8KisÂi5Fgt;dW (.f»*-. ■ i?. ;.. .lt; j: . ■’ t)« gt;■,:«■?. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ■'’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a-■ xgt; '
• iu ■ m'jïiaaaiï«»d«flBlS'Jge®Bt^^
;-UDCaæHarrtc^î ■ .-. • t 'j46a(83Otllt;i!dyflibioow?.a6'S9V
•^f-'« mBótog»;tïa^ogwï - nbsp;nbsp;- lt;’■■;
■' . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pGJïsH;9tgt;iTAia9''quot;5“'*~r*;zJ
...pöraBtHsb H
06 Jld _ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ,S9{Y«àM-ÜCjlftf{ 93.gt; O J j v r'Vïh'SbdL''quot;
Cdjld ■ ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3^V^-ÇOÎTF.H 9b Cij i, rrfiS'.7:rt'--l/.
.'. ! ”r jhi SblKytl? '«r F:!k3î;’.;v*-?iSJî«»? î.ftfFcîrî.
Niets V.;! rie urtgaW rriag wosderä verveelMc»^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• o«lt;M
„L-* vooraStj®®:*!« nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;?o«ï nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■••
-ocr page 11-WOORD VOORAF
In het midden van de jaren zeventig rijpte bij familieleden en vrienden van prof. dr. A.H. de Hartog, verenigd in de Dr. A.H. de Hartog-stich-ting, het plan de schriftelijke neerslag van zijn werk in boeken, brochures, tijdschriften e.d. bijeen te brengen en voor wetenschappelijke bestudering te ontsluiten.
Dr. A.H. de Hartog (1869-1938) studeerde indertijd theologie aan de^ Utrechtse universiteit, promoveerde daar mTSo3^n werd in 1926 te Utrecht bijzonder hoogleraar.
Voor de uitvoering van plan nam de theologisch adviseur van de ? f stichting, ds. V.E. Schaefer, contact op met prof. dr. O.J. de Jong, die op zijn beurt de medewerking vroeg en verkreeg van dr. D. Grosheide, toentertijd bibliothecaris van de Rijksuniversiteit. Het beschikbare materiaal, zowel gedrukte werken, manuscripten als archivalia, werd aan de universiteitsbibliotheek geschonken. De bibliotheek nam op zich een bibliografie van het oeuvre van De Hartog samen te stellen. Drs. J.N. IJkel werd met deze taak belast, terwijl prof. dr. O.J. de Jong de biografische inleiding op de bibliografie verzorgde.
Door verschillende oorzaken heeft het aanmerkelijk meer tijd gevergd dan wenselijk was, voordat het tot uitgave kon komen. Onder meer de wens om deze uitgave op te nemen in een reeks bibliografische publikaties bracht met zich mee dat meer voorbereidingstijd nodig was. Deze wens werd ingegeven door het besef, dat regelmatig bibliografisch onderzoek wordt verricht, waarvan het resultaat het verdient gepubliceerd te worden. Deze bibliografie 'De Hartog' maakt nu deel uit van de 'Utrechtse bibliografische reeks'.
De Dr. A.H. de Hartog-stichting maakte deze eerste uitgave financieel mogelijk.
Moge deze bibliografie dienstbaar zijn aan het onderzoek van het erfgoed van deze unieke predikant-geleerde.
ir. P. Bongers,
wnd. bibliothecaris der RUU
7
-ocr page 12-8
-ocr page 13-A.H. DE HARTOG. Een schets naar foto’s.
quot;hoe snel vergeten wij óók hetgeen zo ver boven de middelmaat uitstakquot; K.H. Miskotte'
Kort voor zijn zilveren predikantsjubileum ontving De Hartog een portret dat de duitse kunstenaar Karl Bauer van hem enkel naar foto's had gemaakt. Hij was er erg mee ingenomen en prees het aan, toen hij voor dat jubileum door M.H. Brusse werd geïnterviewd. Naïef als hij was, vertelde hij er stralend bij dat diezelfde Bauer ook zulke portretten van Beethoven, Bismarck en Schopenhauer had gemaakt. Het verbaasde hem eigenlijk niet dat de uitbeelder van zulke genieën ook hem goed had getroffen - het omgekeerde evenmin.
Wanneer er nu, meer dan veertig jaar na zijn dood, iets over De Hartog mag worden geschreven als inleiding op zijn bibliografie, kan dat portret ook alleen maar naar foto’s van anderen zijn. De generatie die ooit onder de bekoring van zijn woorden stond, nadert de pensioengrens of is daar al over heen. Maar allen die er nog over kunnen vertellen, verklaren eenstemmig dat zijn gepubliceerde werk een veel te beperkte indruk geeft van wat De Hartog rechtstreeks in zijn preken en lezingen gaf of in een persoonlijk gesprek betekende. Iemand die hem zo nog had gekend en bovendien in Haarlem en Amsterdam pastoraal kon merken welke invloed De Hartog had gehad, K. H. Miskotte, typeerde hem in 1949 als quot;den geweldigen prediker, den ten onzent nooit meer geëvenaarde magiër van het gesproken woord, wien ook in de schier extatische bezieling de trefzekerheid van de taal nooit begaf’.^
Juist omdat De Hartog improviseerde, kan het gedrukte werk slechts enkele aanduidingen geven van zijn optreden en van zijn overtuigingskracht. Die wil om anderen te overtuigen, hen te dwingen mee te denken, hen op te roepen om mee te geloven, dreef ook zijn wetenschappelijk werk. quot;Zijn eigen philosophie is gegroeid uit zijn apologetisch opgevat predikambt en in menig punt meer door zijn persoonlijkheid dan door zuiver-redelijke overwegingen bepaaldquot;, schreef Ferd. Sassen over hem.“* Daarom ging De Hartog publiceren en raakte hij ervan overtuigd - daarin door vele volgelingen gesterkt - dat zijn gaven nog beter dan op een preekstoel tot hun recht zouden komen op een akademische katheder: quot;Hoor maar alleen al de overeenkomst in den klank van de woorden: professor, - profeetquot;.® Zo kende en eerde kerkelijk Amsterdam hem dan ook toen hij eindelijk in 1926 deze titel had
9
-ocr page 14-verworven, als de prekende professor bij uitstek. De andere plaatse-lijke theologische hoogleraren, zowel die van de Gemeentelijke als die van de Vrije Universiteit, konden in dat opzicht niet in zijn schaduw staan.
De Vrije Universiteit kende hij vanaf zijn jeugd. Hij kwam zelf uit een professorengezin. Te Rotterdam geboren op 11 april 1869, waar zijn vader, die hem naar zichzelf Arnold Hendrik noemde, hervormd predikant was, maakte hij het als dertienjarige mee, dat zijn vader in 1882 het ambt neerlegde om te Amsterdam het hospitium van de nieuwe Vrije Universiteit te gaan leiden als regent, en om ook aan die Universiteit titulair hoogleraar te worden in de latijnse taal- en letterkunde en de exegese van het Nieuwe Testament. De Hartog senior stond uit volle overtuiging achter Kuyper en later dus ook achter de Doleantie (1886). Hij wilde graag dat zijn zoon ook predikant, maar dan nu binnen de gereformeerde kerken, zou worden. Het nieuw-gereformeerde milieu beïnvloedde ook die zoon, maar deze was tegelijk te zelfstandig van karakter om te kunnen gehoorzamen aan wat zijn ouders voor hem uitstippelden. Op een herrnhutterkostschool te Neuwied hield hij het niet uit. Toen werd hij te Rotterdam op school gedaan, en nog weer later kreeg hij te Amsterdam privé-onderwijs. Naar de universiteit wilde hij toen zeker niet, liever het zakenleven in of het allerliefst schilder worden. Maar zijn vader verbood dat laatste beslist. Nu brak de periode van twaalf ambachten en dertien ongelukken voor ''Nol” aan: hij probeerde het in de boekhandel en op een effectenkantoor. Na het sterven van zijn moeder, eind 1892, besloot hij toch te gaan studeren. Twee jaar kwam hij nu in huis bij een tante te Valburg, de geboorteplaats van zijn vader. Toen hij van daaruit in 1895 als extraneus te Arnhem slaagde voor het eindexamen-gymnasium, was zijn vader kort tevoren overleden.®
Aan de Vrije Universiteit lette Kuyper bijzonder op de al wat oudere student, en De Hartog is hem daarvoor zijn leven lang erkentelijk gebleven. Maar het sluitende theologische systeem bood hem, die zijn denken onmogelijk kon stilzetten, te weinig ruimte. In 1898 ging hij -juist toen Kuyper in Amerika was - verder studeren in Utrecht. Hier beleefde hij in het volgende jaar een bekering, die hem van veel somberheid bevrijdde. De keus voor Utrecht betekende ook dat hij hervormd predikant zou worden. Maar eerst wilde hij volledig afstuderen, dus tot en met een promotie. Zijn dissertatie ging over quot;Het probleem der wilsvrijheid naar Schopenhauer”(1903). De titel verried dat hiervoor dogmatische, ethische en filosofische deskundigheid nodig waren. Dat bleef typerend voor hem. Andere delen van de theologie, zoals de exegese en de historie, lagen hem veel minder.
10
-ocr page 15-Ruim tien jaar ouder dan de gemiddelde theologische beginneling ging hij als vrijgezel de pastorie in, een betuwse. Zoals zijn vader indertijd te Ressen was begonnen (1863) en daarna nog in Lent had gewerkt (1865) voordat hij in 1867 naar Rotterdam ging, begon junior te Ommeren. En zoals zijn vader het overbetuwse dialect had verwerkt in quot;Pluksel-bloadjes, het leven in maatschappij en huisgezin in losse schets gebrachte 1884-1892), schreef de zoon in het betuws quot;Uut 't lévequot;( 1905). Kenners merkten op dat hij het nederbetuws hier had vermengd met het overbetuws. Erger was dat hij te argeloos dorpstype-ringen had gehandhaafd en daarmee zijn gemeenteleden van zich vervreemdde.^ Toch toonden deze schetsen hoe hij met hen meeleefde. Maar er was iemand nodig die hem opving, corrigeerde en bemoedigde. Die vond hij in Johanna Lucretia Geertruida Meyjes, waarmee hij op 17 januari 1906 trouwde en waartegen hij altijd heeft opgekeken als zijn meerdere, ook in gelovig en mystiek opzicht. Samen gingen zij naar Heemstede waar hij de tot professor benoemde ethische theoloog A. J. Th. Jonker opvolgde, begin 1906.®
Hier begon zijn opvlucht. De gemeente, waar Beets en Jonker hadden gestaan, stelde hoge eisen aan de preek. De Hartog kon, al improviserend, daaraan beantwoorden. Verhalen over zijn slagvaardigheid, vondsten en grilligheden, tot in het gebed toe, gingen de ronde doen. Hij kreeg toeloop van elders. Wat hij aan Heemstede doorgaf, moest een nog groter publiek bereiken. Hij ging schrijven, over de redelijkheid van de religie, over de heilsfeiten, over de filosofie. Zijn vrouw, in Duitsland opgevoed, vertaalde zijn werk in het duits, zodat het ook daar werd uitgegeven, en zij kwam later zelf ook met eigen geschriften. De Hartog begon met een tijdschrift -quot;Nieuwe Banenquot;- en schreef het haast alleen vol. Hij toonde talent in het populariseren van andermans denkbeelden. In 1908 beschreef hij zo zes quot;Groote denkersquot;; in 1910 volgden quot;Drie wijsgeeren onzer dagenquot;. Er was één filosoof die in beide boeken voorkwam: Eduard von Hartmann (1842-1906).
Daarmee is de naam genoemd waarmee voortaan die van De Hartog in Nederland verbonden werd. Bij deze duitse, niet bijster christelijke, wijsgeer, vond De Hartog een stelsel dat hem mogelijkheden bood voor zijn apologetische werk. Het wekte verbazing, want de schrijver van een quot;Philosophie des Unbewusstenquot; uit 1869 leek niet actueel meer. Maar De Hartog ontleende aan Von Hartmann het inzicht dat er een werkelijkheid buiten de mens bestaat die kenbaar is voor die mens - dus een realisme - maar dat de menselijke voorstelling van die werkelijkheid niet met die werkelijkheid samenvalt - dus een kritisch realisme. Het moest mogelijk zijn, aan elk nadenkend mens duidelijk te maken dat er achter dit waarneembare bestaan een quot;oergrondquot; ligt. In zekere zin 'kerstende” De Hartog die theorie over het onbewuste als een oerkracht achter al het bestaande, ook in de menselijke geest. Bij
11
-ocr page 16-zijn redeneringen ging hij uit van de noodzaak van een wedergeboorte: pas de herborene kon de werkelijkheid in het juiste licht zien en aan anderen laten zien.
Het respect voor De Hartog nam snel toe, nu bleek dat hij tegenstanders van het christendom serieus nam, zich in hun argumenten verdiepte en het debat met hen aandurfde. Zo'n debat, met F. Domela Nieuwenhuis, de oude socialistische voorman, bracht De Hartog tot het oprichten van een vereniging quot;De Middaghoogtequot;, een duidelijk antwoord op de vereniging quot;De Dageraadquot; die met het vrije denken alle vormen van godsdienst wilde bestrijden. Voor De Hartog stond vast dat het echte denken onmogelijk in strijd kon zijn met het geloven.
Na vier jaar Heemstede volgde een beroep naar Haarlem, waar hij nog groter opgang maakte. Nu verschenen zijn quot;Noodzakelijke Aanvullingen tot Calvijn's Institutiequot;, waarmee de breuk met de gereformeerde schriftbeschouwing duidelijk werd. Ook begon hij er aan een gods-dienstwijsbegeerte. Een heel breed begrip quot;openbaringquot; ging hij hanteren dat al het menselijk kennen en kunnen moest omvatten, elke uiting van de menselijke geest in wetenschap, kunst, zede, rede en religie, maar dat alles in het licht stelde van de Christusopenbaring. Het goddelijk Woord, de Logos, was volgens De Hartog in drie vormen werkzaam: als scheppend Woord, als mensgeworden Woord in Christus, en dan ook als schriftgeworden Woord in de Bijbel. Daardoor kreeg De Hartog ruimte om over die Logos veel meer te zeggen dan alleen vanuit de bijbelse gegevens. Bijbelkritiek kon volgens hem enkel het ontstaan en de vorm van die geschriften betreffen maar aan hun eeuwige inhoud niet raken. Wereldgodsdiensten typeerde hij met enkele woorden vanuit de zekerheid dat het christendom de absolute religie is, waarin quot;alle waarheidselementen der groote Godsdiensten in onverderfelijke Geestelijkheid verhevenquot; blijken.® De kunsten waren voor hem zeer duidelijke vormen van openbaring, en als hij over muziek sprak, bleek hoe deskundig hij op dat gebied was. Enthousiast deed hij mee aan de oprichting van de Internationale School voor Wijsbegeerte te Amersfoort in 1916: weer een nieuwe mogelijkheid om anderen te inspireren. En zo formuleerde hij later als taak van de theologie quot;om Gods Albemiddelenden Logos te laten getuigen en de Openbaring van dien Logos op empirisch, aesthetisch, ethisch, philosophisch, religieus, christelijk gebied organisch te onderkennen en te overdenken in onderling verbandquot;. '°
Dat alles was moeilijk te plaatsen in richtingsschema's. Beslist bleek hij Kuypers leerling, misschien wel de beste, als hij de wedergeboorte beschreef, die doorwerkte in de gelovigen, ook in hun redelijke denken, en als hij opriep tot nieuwe visie op de werkelijkheid met nieuwe wetenschappelijke mogelijkheden. Zijn bijbelopvatting bracht hem
12
-ocr page 17-toch meer in de buurt van de ''ethischen”, die zich echter onder invloed van Kierkegaard veel kritischer gingen opstellen ten opzichte van de cultuur. Zo ondervond De Hartog ondanks massale toeloop en de hart-stochtelijke verering door velen, toch teleurstellingen. Hij miste de steun van een richtingsorganisatie die in de hervormde synode voor hem kon optreden en onderhandelen over een kerkelijke hoogle-raarsbenoeming. Wel kreeg hij in 1917 een beroep naar Amsterdam, maar als predikant. Hij begon er in oktober. Zijn aanhangers te Haarlem vormden nog in hetzelfde jaar een quot;A. H. de Hartog-stichting... ter verbreiding van de inzichten op godgeleerd en wijsgerig gebied van Dr. A. H. de Hartog”. Deze stichting hielp bij het organiseren van cursussen en het verspreiden van zijn publicaties. Diezelfde stichting greep ook in toen hij in 1926 opnieuw door de hervormde synode werd gepasseerd voor een dogmatische leerstoel te Utrecht, zoals in 1916 eveneens was gebeurd. Het had hem ook teleurgesteld dat hij nooit tot een filosofische leerstoel was geroepen, zoals na Bolland te Leiden of na De Sopper te Groningen mogelijk was geweest. De stichting zorgde nu voor een bijzondere leerstoel in de apologie van het christendom, te vestigen bij de theologische faculteit te Utrecht. Maar al kreeg hij zo de gewenste titel, zijn colleges waren niet verplicht en dus onderhevig aan een jaarlijkse teruggang van toehoorders. Hij dacht zijn inzichten over te dragen, maar het waren zijn bezieling en vroomheid die sommige studenten troffen. Toen in 1930 door het overlijden van Groenewegen de ethisch-wijsgerige leerstoel in zijn eigen woonplaats Amsterdam vrijkwam, zetten zijn aanhangers via de gemeenteraad met een krappe meerderheid tegen faculteit en curatoren in onverhoeds zijn benoeming door. Dit was dus een quot;gewone” leerstoel, maar die gaf hem door het klein getal voornamelijk lutherse en doperse studenten niet de academische invloed die zijn volgelingen hem hadden toegedacht.
In februari 1931 legde hij zijn predikantstaak neer om dus nu full-time professor te worden. In feite veranderde er niet zoveel, want ook als predikant had hij lezingen en cursussen gegeven en sinds 1926 ook colleges, en nu als professor kon hij toch nog overal uit preken gaan. Hij scheen nu zijn grootste mogelijkheden bereikt te hebben met de kansel en met liefst twee academische katheders, die in Amsterdam en die in Utrecht. Toch waren zijn laatste jaren niet de meest gelukkige. Hij hield zijn volle kerken, waar hij ook preekte, en de aandacht ook van jongere generaties. Maar in theologische kring waren de inzichten van Karl Barth doorgedrongen, die stelde dat openbaring niet aansluit bij het menselijk denken en zich niet laat inpassen in begrippen of systemen. Hoewel De Hartog nog in 1936 meeschreef in een huldigingsbundel voor Barth - in hun afwijzing van het nationaal-socia-lisme trokken zij één lijn - zag hij toch Barth als een groot gevaar tegen
13
-ocr page 18-wie hij ook op de kansel getuigde. De nieuwere filosofieën boden niet meer de vertrouwde apologetische aanknopingspunten. De Hartog bleef ervan overtuigd dat veel, wat na 1920 op theologisch of wijsgerig gebied was geschreven, door hemzelf al eerder en beter was gezegd. Hij had zich trouwens de tijd niet meer kunnen gunnen om daar diepgaand kennis van te nemen, juist omdat zijn belangstelling naar de volle breedte van de cultuur uitging. Nu voelde hij zich eenzaam en onbegrepen. Op college kwam hij soms tot bittere uitspraken; het leek gekwetste ijdelheid. Maar toen hij in 1938 ziek werd, kwamen ook niet-geestverwanten onder de indruk van de manier waarop hij dat lijden droeg en aanvaardde. Na een lange achteruitgang stierf hij op 9 december 1938.
Natuurlijk verschenen er herdenkende artikelen, maar spoedig werd het stil. De tweede wereldoorlog eiste aandacht voor andere zaken en beperkte de mogelijkheden tot publiceren. Maar ook na 1945 werd de naam van De Hartog zelden meer genoemd. quot;nbsp;Dat stelde degenen teleur die hem in quot;De Middaghoogte” hadden gesteund, die van hem de eenheid van geloven en denken hadden geleerd en hem dankbaar bleven voor de koers die hij hun gewezen had. Maar echte leerlingen had hij weinig. Bart de Ligt, die in quot;Nieuwe Banenquot; had mogen publiceren, was maatschappelijk en religieus een heel andere kant uitgegaan. Dirk Tromp, die de prediking van De Hartog te Haarlem als een geestelijke bevrijding had ondergaan en daardoor voor predikant was gaan studeren, kwam later in het kamp van Barths volgelingen terecht waar hij trouwens altijd quot;met eerbied over den groten predikerquot; bleef spreken. Tromp stierf echter te vroeg om nog over De Hartog in die nieuwe kring te kunnen schrijven; Miskotte duidde dat in 1949 even aan. In datzelfde jaar schreef een vurig vereerder, M. Visser over quot;Het Leven van prof. dr. A. H. de Hartogquot;, opmerkend dat hij dit nu maar deed omdat theologen bleven zwijgen. Toch kwam er later een theoloog, M. van Wichen, die een proefschrift aan De Hartog wijdde: quot;Realistische theologie. De visie van A. H. de De Hartogquot; (1955). Het herdenkingsjaar 1969 leverde nog enkele artikelen op.
quot;Realistische theologiequot; - De Hartog zou tevreden zijn geweest met deze typering. Hij wilde immers gelovend de realiteit, de werkelijkheid, onder ogen zien. Hij bepleitte een redelijk geloof, een quot;redelijke eredienstquot; (Romeinen 12:1). Toch doen woorden als quot;realismequot; en quot;redequot; doorgaans iets verstandelijks en nuchters verwachten, terwijl De Hartog ook het hart van zijn hoorders wist te raken. Zijn opvolger als Amsterdams hoogleraar. Westendorp Boerma, zei over hem: quot;Hij was speculatief aangelegd, hij kon niet aanzien, dat het geloof als onredelijk werd geminachtquot;.Die speculatieve aanleg en die apologetische gedrevenheid waren meer kenmerkend voor De Hartogs optreden dan dat realisme. En - wat in de publicaties niet zo bleek maar in zijn
14
-ocr page 19-prediking duidelijk aanwijsbaar was - hij bleef, ook in zijn speculatieve apologie, beslist uitgaan van de openbaring in Christus. Juist zo pakte zijn durf om verder te denken, juist zo bezielde hij tot een weerbaar, verantwoord, eigentijds geloof, juist zo bracht hij dat geloof in verband met de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen. Waar geloof tegen wetenschappelijke constateringen leek op te botsen, wilde De Hartog enkel weten van een synthese. quot;De al-openbaring, en de al-verheerlijking werden uitgeroepen en ópgeroepen, bezworen zó suggestief, dat aan de twijfel elke grond onttrokken werdquot;. Dat verkondigde hij met grote geladenheid en met haast altijd trefzekere woordkeus. quot;Het was soms, alsof de heilige Presentie mét het zonlicht in de ruimte neerdaalde, de tijd stilzette en verlevendigde, de wanden van kerk en hart en wereld doorschijnend maakte... Hij riep de verborgen Godsvrienden op zich bewust te worden, hoe Christus zelf een gestalte in hem aannam, zodat zij den naaste konden voorleven wat het is te leven in de hemelquot;. quot;Godsvriendenquot;, de middeleeuwse mystieke groep die zich niet aan kerkelijke grenzen stoorde. Daarmee voelde De Hartog zich inderdaad een van geest, en het verbaasde hem als anderen dan aanwezen dat hij buiten de officiële leer terecht was gekomen.
Een beoordelaar van quot;links”, K. H. Roessingh, die zijn werk quot;één groot-sche ketterij” noemde, zag toch in zijn boeken quot;brokstukken, die getuigen van zeer zuiver religieus leven, van zeer waarachtige inspiratie. Wij hebben een God van het heden', dat klinkt door alles heenquot;. *'* Voor mensen van dàt heden, de generatie tussen 1910 en 1930, had De Hartog zijn woord. Het is niet onbelangrijk als van iemand kan worden gezegd, dat hij aan zijn eigen tijd houvast heeft gegeven, ook al kan een later geslacht dat niet meer navoelen. De mensen van dat heden hebben zijn geschriften bewaard omdat ze meer dan dat geschrevene alleen van hem hadden ontvangen. Een een bibliografie als deze kan helpen, de toegang naar dat werk open te houden waardoor een ontmoeting mogelijk wordt met een geest die wellicht ook in later tijd iets te zeggen heeft.
O.J. de Jong
Noten
1. K. H. Miskotte, quot;Ten geleidequot; in: D. Tromp, Verbond tegen het lot (Amsterdam 1949) 7.
2. ”De dagtaak van den profeet Prof. Dr. A. H. de Hartog”, NRC okt. 1928. Een documentatiemap met o.a. krantenartikelen over De Hartog berust bij het redactiesecretariaat van het Biografisch Lexicon voor de geschie-
15
-ocr page 20-dems van het Nederlandse Protestantisme in het Theol. Instituut der R. U. Utrecht en is door dr. A. de Groot welwillend ter beschikking gesteld.
3. zieaantek. 1.
4. Perd. Sassen, Wijsgerig leven in Nederland in de twintigste eeuw (3e dr,; Amsterdam 1960) 104.
5. zie aantek. 2.
6. J. P. de Bie en J. Loosjes, Biographisch Woordenboek van Protestantsche Godgeleerden in Nederland. III ('s-Gravenhage) 547-549. Het sterfjaar van A. H. de Hartog Sr. moet zijn 1895.
7. A. R. Hol, De Betuwe (2e dr.; Leiden 1965) 145-146.
8. Voor het nu volgende is voornamelijk gebruik gemaakt van het werk van De Hartog zelf, de in aantek. 2 genoemde documentatiemap, en voorts van M. Visser, Het leven van Prof. Dr A. H. de Hartog {Nahen 1949) en M van Wichen, Realistische theologie. De visie van A. H. de Hartog (diss U.V.A. 1955).
9. Citaat Ult quot;Philosophie der Religie in Grondlijnenquot;, vermeld door K. H. Roessmgh, quot;Literatuuroverzicht; systematische theologiequot; (1918) m; Verzamelde werken, II (Arnhem 1926) 268.
10. Oratie Amsterdam 1931, ook geciteerd bij Van Wichen, Realistische theologie, 22.
11. Geen venueIdmg m het artikel quot;Godsdienst en Kerkquot; door G.C. van Niftrik in K. F. Proost en J. Romein red.. Geestelijk Nederland 1920-1940 (Amsterdam z.j.), evenmm in de Gultuurgeschiedenis van het Christendom, J, Watermk e.a. red., V (Amsterdam 1951), in de Documenta Re forma tor la, J. N Bakhuizen van den Brmk e.a. red., II (Kampen 1962), in de Geschiedenis van de Kerk, G. P. van Itterzon en D. Nauta red., IX (2e dr.; Kampen 1963) en in de beide werken van Th.L. Haitjema, De richtingen in de Ned. Herv. Kerk, (2e dr.; Wagenmgen 1953) en De nieuwere geschiedenis van Neerlands Kerk der Hervorming ('s-Gravenhage 1964). Wel aandacht voor De Hartog bij A. J. Rasker, De Nederlandse Hervormde Kerk vanaf 1795 (Kampen 1974)250-251, die echter De Hartog indeelt bij de quot;Latere ethischenquot; omdat hij quot;verschillende aanrakingspuntenquot; met hen zou hebben gehad.
12. N. Westendorp Boerma, De wetenschaps-opvatting van een theoloog (Amsterdam 1939) 33.
13. Citaten uit quot;Ten geleide” van K. H. Miskotte, zie aantek. 1.
14. zie aantek. 9.
16
-ocr page 21-VERANTWOORDING BIBLIOGRAFIE
Bij het samenstellen van deze bibliografie is gestreefd naar een zo volledig mogelijke lijst van de zelfstandig verschenen publikaties van De Hartog. Met uitzondering van no. 133 berust deze lijst geheel op autopsie.
Naast de in de bibliografie opgenomen gedrukte en getypte preken zijn nog enkele samenvattingen van preken bekend. Prof. Dr. J. M. Hasselaar publiceerde in In de waagschaal een drietal preekversla-gen quot;persklaar gemaakt aan de hand van aantekeningen van een Amsterdamse kerkganger”, jg. 15(1959-1960), 83-85, 99-100, 179-180. Hier zij tevens vermeld de 24 bladzijden tellende brochure van H. J Buijs getiteld: Het huwelijk-, uitgewerkte aanteekeningen n.a.v. een cursus gehouden door A. H. de Hartog. Deze brochure verscheen geheel buiten verantwoordelijkheid van De Hartog te Amsterdam, waarschijnlijk in 1936.
Niet opgenomen werden de talloze meditaties die De Hartog schreef voor diverse lokale en regionale kerkbladen, zoals het Haarlemse en TVmsterdamse predikbeurtenblad.
De indeling van de bibliografie is chronologisch. Per jaar worden eerst de zelfstandig verschenen werken vermeld, dan de publikaties waaraan de auteur meewerkte, vervolgens de tijdschriftartikelen en tenslotte de boekbesprekingen.
In de literatuurlijst over De Hartog werd de door G. A. Evers samengestelde Lijst van gedrukte geschriften over de Rijksuniversiteit te Utrecht verwerkt.
De publikaties van J.L.G. de Hartog-Meyjes, alsmede de archivalia werden als annex aan de bibliografie toegevoegd.
Een woord van dank komt toe aan ds. V.E. Schaefer te Laren(N-H). Steeds behulpzaam wist hij belangrijk materiaal aan te dragen.
De volgende tijdschrift-afkortingen werden gebruikt:
GTT Gereformeerd theologisch tijdschrift
NBa nbsp;nbsp;nbsp;Nieuwe banen
OEV nbsp;nbsp;Onder eigen vaandel
Td nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De toortsdrager
TS nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Theologische studiën (Utrecht)
TZ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Troffel en zwaard
VoxTh nbsp;Vox Theologica
-ocr page 22-BIBLIOGRAFIE A.H. DE HARTOG
1903
1. Het probleem der wilsvrijheid naar Schopenhauer. Rotterdam, Daamen, 1903. XV, 139 blz. (Proefschrift Utrecht).
2. De theologie en hare plaats in het kader der wetenschappen, TS 21(1903), 409-430.
1904
3. Over de mechanische en teleologische natuurbeschouwing, TS 22(1904), 198-228.
4. Eenige opmerkingen aangaande de kennisleer, TS22(1904), 265-284.
1905
5. De historische critiek en het geloof der gemeente. Eene beschouwing. Groningen, Wolters, 1905. 31 blz.
2e onveranderde druk: Amsterdam, Kruyt, [1912]. 28 blz. Ook in het Duits vertaald door L. de Hartog-Meyjes (Zie no. 525, blz. 82).
6. Uut'tlève. Rotterdam, Daamen, 1905. 115 blz.
Schetsen, ook in het Duits vertaald door L. de Hartog-Meyjes en opgenomen in: Aus fremden Zungen, 1909 (Zie no. 525, blz. 84).
2e druk: ’s-Gravenhage, Daamen, 1934. 128 blz.
7. Het organisme der wetenschap, 75'23(1905), 181-194.
1906
8. Eduard von Hartmann. Haarlem, Tjeenk Willink, 1906. 52 blz.
(Mannen en vrouwen van beteekenis in onze dagen, xxxvii, 2).
Gebundelde jaargang: 1907.
Zie ook no. 53.
18
-ocr page 23-9. Religie en wetenschap. Baarn, Hollandia, 1906. 44 blz. (Levensvragen, i, 1).
2e druk, ook bibliografisch, onvindbaar.
3e druk: Baarn, Hollandia, 1922.
10. Een misverstand, 7'524(1906), 176-184.
11. De persoonlijkheid, TS 24( 1906), 313-334.
bespreking van:
12. Logica en grammatica in wederzijdse!: verband overdacht. Door J. Elias. Amsterdam 1905 (Wijsgeerige bladen, iii), 715 24(1906), 79-81.
13. Herbart's metafysica, psychologie en ethiek. Door H. de Raaf. Groningen 1905, 7524(1906), 82-83.
14. Geleerdheid en wetenschap. Door H. Bavinek. Amsterdam 1905, 7524(1906), 294-301.
1907
15. Bolland en de muziek, open brief aan den heer Willem Hutschen-ruyter. Amsterdam, Elsevier, 1907. 19 blz.
16. De heilsfeiten. Een beschouwing. Amersfoort, Veen, 1907. 144 blz.
2e druk: TVmersfoort, Veen, 1907. 144 blz.
Nieuwe vermeerderde druk: Amersfoort, Veen, 1916. 110 blz.
Duitse vertaling door L. de Hartog-Meyjes o.d.t.: Das moderne Bewusstsein und die Heilstatsachen. Eine metaphysisch-christliche Weltanschauung. Heidelberg, Winter, 1908. VII, 77 blz.
17. De redelijkheid der religie. 7\mersfoort, Veen, 1907. 283 blz.
2e druk: Amersfoort, Veen, 1919. 153 blz. (“ti- A 6 )
18. De ontwikkeling der antieke philosofie en religie in haren voortgang geschetst. Door A. Drews. Vertaald door A. H. de Hartog. Amersfoort, Veen, 1907. 72 blz.
19. Voorwoord in: Enkele opmerkingen n.a.v. Prof. Bolland's quot;De evangelische Jozuaquot;. Door B. de Ligt. Utrecht, Den Boer, 1907.
19
-ocr page 24-1908
20. Mijn overtuiging nogmaals bevestigd tegenover Ds. C. Lindeboom's referaat op den Theologische-Schooldag te Kampen 8 Juli 1908. 56 blz.
21. Wilhelm Wundt. Haarlem, Tjeenk Willink, 1908. 52 blz. (Mannen en vrouwen van beteekenis in onze dagen, xxxviii, 3).
Gebundelde jaargang: 1908.
2e druk: Baarn, Hollandia, [1921]. 56 blz. (Groote denkers. Nieuwe reeks, v, 2).
Zie ook no. 53.
22. Kant. Baarn, Hollandia, [1908]. 47 blz. (Groote denkers, i, 1).
Zie ook no. 43.
23. Schopenhauer. Baarn, Hollandia, [1908]. 40 blz. (Groote denkers, 1, 1).
Zie ook no. 43.
24. Von Hartmann. Baarn, Hollandia, [1908]. 59 blz. (Groote denkers, 1, 1).
Zie ook no. 43.
25. Reinke's dominantenleer, NBa 1(1908), 9-17.
26. Supra-historisch, NBa 1(1908), 33-48.
27. Het principieel verschil tusschen quot;orthodoxquot; en quot;modernquot;, NBa 1(1908), 65-76, 97-105.
28. Natuur en geest, NBa 1(1908), 129-138,161-173.
29. Verweer en verzoek, NBa 1(1908), 157-159.
30. De bezwaren overwogen, NBa 1(1908), 202-228.
31. Het christendom als wereldbeschouwing, 7VSal(1908), 261-292.
32. Aangaande het Darwinisme, NBa 1(1908), 293-308.
33. Velerlei misverstand, De Nederlander 2,}-Q-iQ08.
20
-ocr page 25-bespreking van:
34. Rudolf Eucken’s philosophy of live. By W. R. Boyce Gibson. London 1908, NBa 1(1908), 28-29.
35. Feit of fictie. Door H. Visscher. Baarn 1908, NBa 1(1908), 146-157.
36. De moderne richting. Door T. Cannegieter. Baarn 1908, NBa 1(1908), 184-188.
37. Hegel en onze tijd. Door A. J. de Sopper. Leiden 1908, NBa l(1908),309-314.
38. Werke. Auswahl. Von F. W. J. von Schelling. Leipzig 1908, NBa 1(1908), 314-316.
39. Nietzsches Philosophie. Von A. Drews. Heidelberg 1908, NBa 1(1908), 316-318.
1909
40. Fichte. Baarn, Hollandia, [1909]. 48 blz. (Groote denkers, i, 4).
Zie ook no. 43.
41. Schelling. Baarn, Hollandia, [1909]. 48 blz. (Groote denkers, i, 5). Zie ook no. 43.
42. Hegel. Baarn, Hollandia, [1909]. 38 blz. (Groote denkers, i, 6).
Zie ook no. 43.
43. Groote denkers. Kant, Schopenhauer, Von Hartmann, Fichte, Schelling, Hegel. Baarn, Hollandia, [1909]. 282 blz.
Zie ook no. 22-24, 40-42.
44. Rudolf Eucken. Haarlem, Tjeenk Willink, 1909.40 blz. (Mannen en vrouwen van beteekenis in onze dagen, xl, 2).
Gebundelde jaargang: 1910.
2e druk: Baarn, Hollandia, [1921]. 42 blz. (Groote denkers. Nieuwe reeks, v, 1).
Zie ook no. 53.
45. Openbaring en Bijbel, NBa 2(1909), 1-31.
46. Het materialisme, NBa 2(1909), 33-51, 65-80.
47. De werkelijkheid en het menschelijk denken, NBa 2(1909), 97-108, 129- 146.
48. De rok zonder naad, NBa 2(1909), 147-153.
21
-ocr page 26-49. De Drieeenheid, NBa 2(1909), 161-167, 193-198, 225-236, 257-271, 289-299.
bespreking van:
50. Literatuur en Schriftuur. Door J. A. C. van Leeuwen. Utrecht 1908, NBa 2(1909), 56-57.
51. De tempel der kunst. Door E. Newlandsmith.
's-Gravenhage 1908, NBa 2(1909), 93-96.
52. Terug naar de Heilige Schrift. Door C. Lindeboom. Utrecht 1909, NBa 2(1909), 243-256.
1910
53. Drie wijsgeeren onzer dagen. Haarlem, Tjeenk Willink, 1910. 148 blz.
Studies over Eucken, Von Hartmann en Wundt eerder verschenen in de reeks: Mannen en vrouwen van beteekenis in onze dagen (zie no. 8, 21 en 44).
54. De godsdienst gehandhaafd door de wetenschap. Stenografisch verslag van het openbaar debat tusschen A. H. de Hartog en F. Domela Nieuwenhuis, gehouden op 21 December 1909 in de quot;Sociëteit Vereeniging ” te Haarlem. Gestenografeerd door D. Blom. [Haarlem, De Dageraad, 1910.] 46 blz.
55. Intree-preek gehouden te Haarlem in de Groote Kerk op Zondag 17April 1910. TVmsterdam, Kruyt, [1910]. 35 blz.
56. Verzoening. Een beschouwing. TVmsterdam, Kruyt, [1910]. Vil, 134 blz.
57. Weg met de scheidsmuren. TVntwoord eener theosofe op eene toespraak gehouden door A. H. de Hartog in de Wahane Loge der Theosofische Vereeniging den 7en October 1.1., met een wederwoord van A. H. de Hartog. TVmersfoort, Veen, [1910]. 18 blz.
Ook vertaald in het Esperanto en verschenen o.d.t.: Disrom-punila intermurojn. Respondo de teosofianino al parolado de A. H. de Hartog en la Wahane Logio de la Theosofia Societo, kun kontrauparolado de A. H. de Hartog. Amersfoort, Veen, [1911]. 14 blz.
58. De schepping, NBa 3(1910), 1-12, 33-41, 65-85, 97-107, 129-135.
22
-ocr page 27-59. Levende steenen, NBa 3(1910), 13-20.
60. Eer Abraham was ben ik, NBa 3(1910), 86-89.
61. Nu ziet U mijn oog, A®a 3(1910), 108-113.
62. De voorwaarden tot een levenskrachtige theologie, NBa 3(1910), 142-156.
63. De Val, NBa 3(1910), 161-164, 193-199, 225-237, 257-265, 289-300; 4(1911), 1-32.
64. Des konings schoonheid, NBa 3(1910), 165-170.
65. Twee moeders, NBa 3(1910), 238-242.
66. De vorm als wereldbeginsel, NBa 3(1910), 243-245.
67. Een nieuwe hypothese op het gebied der ontwikkelingsleer, NBa 266-268.
bespreking van;
68. De wegdesheils. Door J. A. L. Hovy. Baarn 191O,7\ffia 3(1910), 64.
69. Die Schoepfung. Von G. Lassen. Berlin 1907, en: Des Menschen Schuld und Schicksal. Von G. Lassen. Berlin 1908, en: Das ewige Wort. Von G. Lassen. Berlin 1909, NBa 3(1910), 251-256.
70. Wereldvrede. Ghristelijk maatschappelijk maandblad, NBa 3(1910), 287-288.
71. De supra -historische beschouwing en wa t daarin is te waarderen met het oog op onzen tijd. Door A. Steenhouwer. Rotterdam 1910, NBa 3(1910), 320.
1911
72. Noodzakelijke aanvullingen tot Calvijn'sInstitutie. I. Openbaring. God Drieëenig. De Vader. Tbnsterdam, Kruyt, [1911]. 232 blz.
Voor het vervolg zie no. 91.
73. De zegen van den vloek, NBa 4(1911), 33-41.
74. Aangaande de Verkiezing, NBa 4(1911), 42-50, 73-78, 105-112.
23
-ocr page 28-75. De theosofie, A®a 4(1911), 51-58, 79-87, 152-155.
76. De erfzonde, NBa 4(1911), 65-72.
77. De natuurlijke en de geestelijke mensch, NBa 4(1911) 97-104.
78. Vergeestelijking, NBa 4(1911), 129-141, 161-166.
79. Tijd en eeuwigheid, NBa 4(1911), 167-172.
80. Het wonder, VBa 4(1911), 173-178.
81. Geloof, NBa 4(1911), 179-182.
82. Het heilsproces, NBa 4(1911), 193-204.
83. Christian Science, NBa 4(1911), 205-212, 230-242,302-311, 314-320.
84. De Heilsmiddelaar, NBa 4(1911), 225-229, 257-264.
85. De vleeschwording des Woords, NBa 4(1911), 289-294.
bespreking van:
86. Encyklopaedie der Philosophie. Von A. Dorner. Leipzig 1910, Affia 4(1911), 64.
87. Die Weltgeschichtliche Mission des Protestantismus. Von F. J. Schmidt. Berlin 1910, NBa 4(1911), 95-96.
88. Kritische preeken over teksten uit Genesis. Door A. van der Flier.
Utrecht 1911, Affia 4(1911), 160.
89. Grundlinien der Philosophie des Rechts. Von G. W. F. Hegel.Leipzig 1911, Affia 4(1911), 190-191.
90. Theosophia. Maandschrift, NBa 4(1911), 191-192.
1912
91. Noodzakelijke aanvullingen tot Galvijn's Institutie. 11-111. Amsterdam, Kruyt, [1912].
11. De zoon als Heilsmiddelaar. 239 blz.
III. Heilige Geest en Kerk. 258 blz.
Vervolg van no. 72.
92. De wonderbare geboorte, NBa 5(1912), 1-9.
24
-ocr page 29-93. Het spiritisme, NBa 5(1912), 10-16, 41-45, 88-91, 105-109.
94. Nietzsche, NBa 5(1912), 17-18, 70, 125-128, 191-192, 214-217, 232-240, 264-272, 307-313.
95. De Christus naar Johannes, NBa 5(1912), 33-35.
96. Een bedenkelijke bladzijde, NBa 5(1912), 36-40.
97. De Zoendood, NBa 5(1912), 65-69, 97-104, 129-136, 161-166.
98. Belooning en bestraffing, NBa 5(1912), 83-87, 122-124.
99. Over spiritisme, Affia 5(1912), 150-151.
100. De bedenkelijke bladzijde toegelicht, NBa 5(1912), 174-178.
101. De opstanding, Affia 5(1912), 193-198,225-231.
102. De bedenkelijke bladzijde nader besproken, Affia 5(1912), 199-209.
103. Hemelvaart, NBa 5(1912), 257-263.
104. Heilige Geest en kerk, NBa 5(1912), 289-293.
bespreking van:
105. Het ethisch beginsel en de ethische richting. Door G Hulsman. Groningen 1911, Affia 5(1912), 23-32, 58-64, 92-96.
106. Van waar onze Bijbel? Door A. van der Flier. Utrecht 1912, Affia 5(1912), 254-256.
107. God, Uzelf, Uw naaste. Door B. de Ligt. Schiedam [1912], Affia 5(1912), 319-320.
108. Hegel-Archiv. Herausgegeben von G. Basson. Leipzig 1912, Affia 5(1912), 279-280.
109. De geestelijke leiding van mensch en menschheid. Door R. Steiner. TVmsterdam 1912, Affia 5(1912), 319-320.
1913
110. De godsdienst gehandhaafd door de wetenschap. Stenografisch verslag van het openbaar debat tusschen A. H. de Hartog en A. H.
25
-ocr page 30-Gerhard, gehouden op 1 April 1913 in het gebouw quot;Salvatori” te Amsterdam, uitgeschreven door de vereeniging quot;De Middaghoogtequot; te Amsterdam. Amsterdam, Kruyt, 1913. 78 blz.
111. Philosophie der religie in grondlijnen. Stuk 1. Inleiding. Amsterdam, Kruyt, [1913]. 60 blz.
Voor het vervolg zie no. 188.
112. Wetenschap, godsdienst, geloof. Amsterdam, Kruyt, [1913]. 35 blz.
Uitgave van quot;De Middaghoogtequot;. Herdrukken verschenen c. 1916, c. 1921 ene. 1930.
113. De samenhang tusschen de christelijke geloofs- en levensleer, NBa 6(1913), 1-9.
114. Multatuli, NBa 6(1913), 23-28, 44-51, 87-93, 116-119, 147-153, 211-216, 245-252, 278-288, 313-320.
115. De mensch als zedelijk wezen, NBa 6(1913), 33-38.
116. Crihek?, NBa 6(1913), 52-60, 74-86.
117. Godsdienst en zedelijkheid, NBa 6(1913), 65-69, 97-102.
118. De zonde, NBa 6(1913), 129-134, 176-185.
119. Hemelvaart, A®a 6(1913), 154-156.
120. Almacht, heiligheid, liefde, NBa 6(1913), 161-175.
121. quot;Als Godquot;, NBa 6(1913), 193-207.
122. De wilsvrijheid, NBa 6(1913), 208-210, 240-244, 268-277, 305-312.
123. Beestmensch en Geestmensch, NBa 6(1913), 225-239.
124. De lofzang in den nacht, NBa 6(1913), 257-267.
125. De engelenzang, NBa 6(1913), 289-304.
26
-ocr page 31-bespreking van:
126. De verhouding tusschen geloofsleven en geschiedenis. Door J. Bruining. Baarn 1913, NBa 6(1913), 95-96,
127. Waarom gaat het in de vraag modern of orthodox'^ Door F. J. Krop. Utrecht 1912, NBa 6(1913) 222-224.
128. Schriften zur Politik und Rechtsphilosophie, Von G. W. F. Hegel. Leipzig 1913, NBa 6(1913), 255.
129. De vrouw in het oud-christelijk gemeenteleven. Door N. G. E. Gerlings. Amsterdam 1913, NBa 6(1913), 255-256.
1914
130. Multatuli’s wereldbeschouwing. Stenografisch verslag van de openbare gedachtenwisseling tusschen A. H. de Hartog en A. H. Gerhard, gehouden op 16 Januari 1914 in de zaal van den dierentuin te ’s-Gravenhage, en uitgeschreven door de vereeniging quot;De Middaghoogte” te 's-Gravenhage. Amsterdam, Kruyt, 1914. 54 blz.
131. Oorlog. Een getuigenis uitgesproken op 2 September 1914 in de Engelsche Kerk (Bagijnhof) te Amsterdam. Amsterdam, Kruyt, [1914]. 32 blz.
132. Een tekort in de eenzijdig-historische Christusbeschouwing. [Rede uitgesproken op 23 Maart 1914 in het Brongebouw te Haarlem naar aanleiding van Ds Moeton’s quot;Mededeelingquot; in zake het optreden van Dr Van den Bergh van Eysinga voor de verg. quot;De Middaghoogtequot;.] Amsterdam, Kruyt, [1914]. 60 blz.
133. Vrede. Een beschouwing op 7 October 1914 in de Engelsche Kerk (Bagijnhof) te TVmsterdam. Amsterdam, Kruyt, 1914.
Gegevens ontleend aan: no 525, blz. 83.
134. Geef! - Geef!, NBa 7(1914), 1-12.
135. De vrijheid des menschen in verband met het werelddeel, NBa 7(1914), 13-20, 49-57, 77-91.
136. Fichte herdacht, NBa 7(1914), 23-25.
137. De vleeschwording des Woords, NBa 7(1914), 33-48.
138. De eenige Naam, NBa 7(1914), 65-76
27
-ocr page 32-139. Kracht of macht, NBa 7(1914), 92-96.
140. De herders, NBa 7(1914), 97-110.
141. Kunst en zedelijkheid, TVBa 7(1914), 111-119, 143-151,301-315.
142. Christendom en cultuur, NBa 7(1914), 120, 152-158.
143. De wijzen, 7\ffia 7(1914), 129-142.
144. De voorstelling in den tempel, NBa 7(1914), 161-173.
145. Oorlog, NBa 7(1914), 193-206.
146. Het eeuwig koninkrijk, NBa 7(1914), 207-224.
147. Vlucht en kindermoord, NBa 7(1914), 225-238.
148. Vrede, Nfe 7(1914), 257-281.
149. De twaalfjarige in den tempel, NBa 7(1914), 289-300.
150. De beteekenis van den vorm in het wereldgeheel, De nieuwe gids2!dÇ\QÏ4). II, 37-65.
151. Noodzakelijk weerwoord, [Reactie op de bespreking van De RartogsNoodzakelijke aanhalingen tot Calvijn's Institutie door P. J. Kromsigt], TZ 17(1914), 269-280, 341-356.
Zie no. 28, 29 en 514.
152. Volk en vorst. Verslag van de rede, uitgesproken op 27 November 1914 in de Oranjekerk te Amsterdam voor de christelijke Oranje-vereeniging, Volken troon 1(1914), VIII, 1-10.
bespreking van:
153. Grundfragen der Glaubenslehre. Von G. basson. Leipzig 1913, 7Vßa7(1914), 31-32.
154. Idee studies. Door J. D. Bierens de Haan. Amsterdam 1913, NBa 7(1914), 63.
155. Profeet en volksfeest. Door B. de Ligt. Amsterdam 1913, NBa 7(1914), 63-64.
156. Omhoog. Onafhankelijk godsdienstig tijdschrift, NBa 7(1914), 127-128.
28
-ocr page 33-157. De christelijke Codskennis en Jezus Christus. Door J. A. Hoek. Groningen 1914, NBa 7(1914), 190-192.
158. Uren met Spinoza. Door J. D. Bierens de Haan. Baarn 1913, NBa 7(1914), 253-256.
1915
159. Het principieel verschil tusschen quot;orthodoxquot; en quot;modemquot; overwogen door A. H. de Hartogen C. J. Niemeijer. Amsterdam, Kruyt, [1915]. 128 blz.
160. De redelijkheid der quot;orthodoxequot;leer. Amsterdam, Kruyt, 1915. 32 blz.
161. Uren met Jacob Boehme. Een keur van stukken uit zijne werken, vertaald en van een inleiding en aanteekeningen voorzien door A. H. de Hartog. Baarn, Hollandia, 1915. 240 blz. (Boeken van wijsheid en schoonheid, iv).
162. Kerstnacht - Pinksterdag. De afgrond roept tot den afgrond (Ps. 42:8) in: Van het onbeweeglijk koninkrijk. Overdenkingen van A. H. Haentjens, A. H. de Hartog, J. W. Pont en anderen. Leiden, Los, 1915. Blz. 14-27.
Eerder verschenen in: Voor hooger leven, 1(1915), 186- 199. (Zie no. 185.) Ook opgenomen in: Overdenkingen. Door A. H. de Hartog. Zeist, 1921. (Zie no. 288.)
163. Voorwoord in: Wetenschap en godsdienst. Door zeven wetenschappelijke mannen: Olivier Joseph Lodge en anderen. Geauthoriseerde vertaling door H. ]. van Ginkel. Haarlem, De Middaghoogte, 1915.
164. Sterkte en waarheid, NBa 8(1915), 1-16.
165. Plicht en wet, NBa 8(1915), 17-24, 56-64.
166. Tolstoï, NBa 8(1915), 28, 205-208, 241-247, 275-277, 297-319.
167. De doop, NBa 8(1915), 33-45.
168. Een critiek, NBa 8(1915), 46-47.
169. Getallensymboliek, NBa 8(1915), 48-55.
29
-ocr page 34-170. De verzoeking, NBa 8(1915), 65-78.
171. Bezwaren tegen bezwaren, NBa 8(1915), 79-94.
172. Beroeping, NBa 8(1915), 97-112.
173. De redelijkheid der quot;orthodoxequot; leer, NBa 8(1915), 129-160.
174. Vreugdeolie voor treurigheid, NBa 8(1915), 161-173.
175. Leven en leer, 7\®a 8(1915), 174-188.
176. Tempelreiniging, NBa 8(1915), 193-204.
177. De Middaghoogte, NBa 8(1915), 209-215.
178. Wedergeboorte, NBa 8(1915), 225-240.
179. Vermittelungstheologie, NBa 8(1915), 248-256.
180. De Samaritaansche vrouw, NBa 8(1915), 257-270.
181. Liefde, NBa 8(1915), 271-274.
182. Analogie en theologie, NBa 8(1915), 278-285.
183. Een opmerking, NBa 8(1915), 286-288.
184. De hoveling, NBa 8(1915), 289-296.
185. Kerstnacht - Pinksterdag. De afgrond roept tot den afgrond, Ps. 42:8, Voorhoogerleven 1(1915), 186-199. (Zieookno. 162en288.)
bespreking van:
186. De ziel der menschheid. Door H. W. Ph. E. van den Bergh van Eysinga. Zwolle 1914, NBa 8(1915), 32.
187. Friedrich Nietzsche im Urteil der Arbeiterklasse. Von A. Levenstein. Leipzig 1914, NBa 8(1915), 95-96.
1916
188. Philosofie der religie in grondlijnen. Stuk 2; stuk 4, le gedeelte.
30
-ocr page 35-Amsterdam, Kruyt, [1916],
ii. Karakteristiek der groote godsdiensten. 40 blz.
iv, 1. Kennistheoretisch onderzoek. 32 blz.
Vervolg van no. 111.
189. Luther. Baarn, Hollandia, [1916]. 48 blz. (Groote dogmatici, i, 1.) Zie ook no. 205.
190. Zwingli. Baarn, Hollandia, [1916]. 48 blz. (Groote dogmatici, i, 2.) Zie ook no. 205.
191. Calvijn. Baarn, Hollandia, [1916]. 48 blz. (Groote dogmatici, i, 3.) Zie ook no. 205.
192. Schleiermacher. Baarn, Hollandia, [1916]. 48 blz. (Groote dogmatici, 1, 4.)
Zie ook no. 205.
193. Bij den aanvang, NBa 9(1916), 1-17.
194. Schets eener christelijke levensleer, NBa 9(1916), 18-24, 75-94, 112- 121, 139-150, 161-188.
195. Pantheïsme?, NBa 9(1916), 33-58.
196. Bethesda, NBa 9(1916), 65-74.
197. Naar het land der duisternis, NBa 9(1916), 97-111.
198. De wonderbare vischvangst, NBa 9(1916), 129-138.
199. Uitwerping, NBa 9(1916), 193-204.
200. Zondezucht, NBa 9(1916), 225-235, 257-264.
201. Discipel en apostel, NBa 9(1916), 289-301.
bespreking van:
202. Christen-revolutionair. Door B. de Ligt. Zwolle 1915, NBa 9(1916),
25-26.
31
-ocr page 36-1917
203. Ritschl. Baarn, Hollandia, [1917], 48 blz. (Groote dogmatici, i, 5.) Zie ook no. 205.
204. Strauss. Baarn, Hollandia, [1917]. 42 blz. (Groote dogmatici, i, 6.) Zie ook no. 205.
205. Groote dogmatici. Luther, Zwingli, Galvijn, Schleiermacher, Ritschl, Strauss. Baarn, Hollandia, [1917]. 282 blz.
Zie ook no. 189-192, 203-204.
206. Afscheidspreek gehouden te Haarlem in de Groote Kerk op Zondag 30 September 1917. Haarlem, DeVries, 1917. 19 blz.
Datum abusievelijk vermeld als 30 september; ten rechte 23 september.
207. Als een nachtwaken, 7\ffia 10(1917), 1-9.
208. Ghristendom, tijdgeest en toekomst, NBa 10(1917), 10-25.
209. Genezing en herleving, NBa 10(1917), 33-44.
210. Vertwijfeling, NBa 10(1917), 65-77.
211. Verborgen kracht, NBa 10(1917), 97-107.
212. Schets eener christelijke levensleer, NBa 10(1917), 108-128, 161-184, 225-248, 274-280, 293-310.
213. Bevrijding en verharding, NBa 10(1917), 129-145.
214. Farizeën en Schriftgeleerden, NBa 10(1917), 146-160.
215. Gedurigheid, NBa 10(1917), 193-205.
216. De beteekenis van het geloof in den historischen Ghristus, NBa 10(1917), 206-222.
217. Geestverwantschap, NBa 10(1917), 257-273.
218. Maalstroom en wervelwind, NBa 10(1917), 289-292.
32
-ocr page 37-bespreking van:
219. Jezus en de ziel. Door J. Luyken. Amsterdam 1916, NBa 10(1917), 31-32.
220. Inleiding tot het pneumat-energisch monisme. Door F. Ortt. ’s-Gravenhage 1917, NBa 10(1917), 96.
221. Leeft men meer dan eenmaal op aarde? Door H. J. van Ginkel. Amsterdam 1917, NBa 10(1917), 288.
1918
222. De godsdienst door de wetenschap gehandhaafd. [Stenogram der afscheidsrede voor de vereeniging quot;De Middaghoogte” te Haarlem gehouden.] Haarlem, De Vries, [1918]. 20 blz.
Uitgave van quot;De Middaghoogtequot; en de quot;Dr. A. H. de Hartog-Stichtingquot;.
223. Het wezen der muziek. Amsterdam, Kruyt, [1918]. 40 blz.
2e druk: TVmsterdam, Kruyt, [1918]. 40 blz.
224. Bestendigheid, 7\®a 11(1918), 1-12.
225. Grondbeginselen der christelijke dogmatiek, NBat 1(1918), 13-25, 50-59, 77-87, 114-124, 145-152, 180-184, 205-212, 248-255.
Zie ook no. 241.
226. quot;Al bedde ik mij in de hel...quot;, TVBa 11(1918), 33-34.
227, Schriftgezag, 7\ffia 11(1918), 60-64.
228. Herleving, NBa 11(1918), 65-74.
229. Uitstraling, NBa 11(1918), 97-113, 129-144, 161-179.
230. Ondergang, 7\®a 11(1918), 193-204.
231. Tekort in critiek, NBa 11(1918), 213-216.
232. Eeuwigheidskracht, NBa 11(1918), 225-241.
233. De godsdienst van den ondergang, NBa 11(1918), 242-247.
234. Draagkracht en ontvankelijkheid, NBa 11(1918), 257-273.
33
-ocr page 38-235. Nieuwe banen, NBa 11(1918), 274-282, 306-320.
236. Het getuigenis, NBa 11(1918), 289-299.
237. Ingezonden [Reactie op Ubbinks beschuldiging van Hegelianis-me.], nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;19(1918-1919), 78-80.
bespreking van:
238. Christelijke dogmatiek. Door G. Veilenga. Amsterdam 1918, NBa 11(1918), 185-186.
239. Ueber den Zufall. Von A. basson. Berlin 1918, NBa 11(1918), 224.
240. De wijsbegeerte der wiskunde van theïstisch standpunt. Door D.
H. Th. Vollenhoven. Amsterdam 1918, NBa 11(1918), 256, 303-305.
1919
241. Grondbeginselen der dogmatiek. [Amsterdam, Paris, 1919.] 64 blz.
Zie ook no. 225.
242. Uittocht en intocht, NBa 12(1919), 1-9.
243. Oerlicht, NBa 12(1919), 10-11.
244. Christendom en theosofie, NBa 12(1919), 24-26.
245. Verheerlijking, NBa 12(1919), 33-46.
246. Grondtrekken uit het Johannes evangelie, NBa 12(1919), 14-23, 47-53, 108-112, 144-150, 187-192, 206-210, 293-298.
247. Als een kind, NBa 12(1919), 65-78.
248. Nog eens: quot;Onze beschouwing”, NBa 12(1919), 79-96.
249. Vuurgeest, NBa 12(1919), 97-107.
250. De beteekenis van het onderbewuste van de christelijke wereldbeschouwing, NBa 12(1919), 113-120.
251. Verdaan, NBa 12(1919), 129-143.
34
-ocr page 39-252. Nog eens: ons standpunt, NBa 12(1919), 151-157.
253. Verlicht, NBa 12(1919), 161-174.
254. Het Godsgeloof, NBa 12(1919), 175-186.
Zie ook no. 287.
255. Schouwen en werken, NBa 12(1919) 193-205.
256. Christendom en cultuur, NBa 12(1919), 225-243.
257. quot;Wee”, NBa 12(1919), 261-275.
258. Zedelijkheid en wedergeboorte, NBa 12(1919), 276-282.
259. Onrust, NBa 12(1919), 289-292.
260. Gedachte en werkelijkheid, NBa 12(1919), 299-303.
bespreking van:
261. Oeuvres de Ruysbroeck l'admirable. Traduction flamand par les Bénédictins de Saint-Paul de Wisques. Bruxelles 1919, NBa 12(1919), 125-128.
1920
262. De levens- en wereldbeschouwing van het christendom der toekomst, in: Godsdienstige vraagstukken. Lezingen. Door J.B. Netelenbos en anderen. TVmsterdam, Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, 1920. Blz. 191-210.
263. Zonsopgang, NBa 13(1920), 1-5.
264. Het geloof in een persoonlijke God, NBa 13(1920), 6-15.
265. Grondtrekken uit het Johannes evangelie, NBa 13(1920), 19-23, SISO, 118-124, 145-153, 175-182, 202-211, 242-247, 270-275, 307-314.
Zie voor het vervolg no. 292.
266. Recht, NBa 13(1920), 33-44.
267. Barmhartige hardheid, NBa 13(1920), 65-75.
35
-ocr page 40-268. Het Godsbestuur en het kwaad, NBa 13(1920), 76-91.
269. Onverderfelijkheid, NBa 13(1920), 97-117.
270. Het beest uit den afgrond, TVBa 13(1920), 129-144.
271. De regenboog, NBa 13(1920), 154-155.
272. De rijke jongeling, TVBa 13(1920), 161-174.
273. Hegel, NBa 13(1920), 183-186.
274. Aan den weg, NBa 13(1920), 193-201.
275. Het irrationeele, NBa 13(1920), 212-218.
276. Koestering en geeseling, NBa 13(1920), 225-241.
277. Denkvorm en werkelijkheid, NBa 13(1920), 248-249.
278. Zalving, NBa 13(1920), 257-269.
279. Een misverstand, NBa 13(1920), 276-280.
280. Doortocht, NBa 13(1920), 289-295.
281. Monisme, NBa 13(1920), 296-306.
bespreking van:
282. Verborgen wegen. Door L. de Hartog-Meyjes. Zeist 1920, NBa 13(1920), 24-32.
283. Christendom en cultuur. Door H. W. P. van den Helm. Baarn 1920, NBa 13(1920), 191-192.
284. Fr. Nietzsche, zijn leven en zijn werk. Door K.F. Proost. Zeist 1920, NBa 13(1920), 320.
1921
285. Christendom en dierenbescherming. Aerdenhout, Internationale Bond der Christelijke Kerken tot bescherming van dieren en tot bestrijding der vivisectie, Afd. Nederland, [1921]. lOblz.
Zie ook no. 303.
36
-ocr page 41-286. De godsdienst door de wetenschap gehandhaafd. Pro: A. H. de Hartog, contra: J. Hoving. Baarn, Hollandia, 1921. 32 blz. (Pro en contra, x, 9.)
287. Het Godsgeloof. 's-Gravenhage, De Middaghoogte, 1921. 20 blz. Zie ook no. 254.
288. Overdenkingen. Zeist, Ploegsma, 1921. 128 blz.
Eerder verschenen in NBa en Voor hooger leven (no. 185).
289. Wie is Godloochenaar? 's-Gravenhage, De Middaghoogte, [c. 1921]. 16 blz.
Zie ook no. 305.
290. De bouw Gods, NBa 14(1921), 1-7.
291. Het christendom en de vrouw, NBa 14(1921), 8-19.
292. Grondtrekken uit het Johannes evangelie, NBa 14(1921) 20-23, 105-111, 142-147, 179-185, 206-211, 237-242, 309-313.
Zie voor het voorafgaande no. 265.
293. De bloed-theologie, NBa 14(1921), 24-26, 44-55.
294. Intocht, NBa 14(1921), 33-43, 97-104.
295. De beteekenis des Bijbels, NBa 14(1921), 65-96.
296. Begripsonttroning, NBa 14(1921), 112-114.
297. Pinksteren, NBa 14(1921), 129-141.
298. Een ontoereikend oordeel, 7\ffia 14(1921), 148-155.
299. Nachtverkeer, NBa 14(1921), 161-164.
300. Lichaam, ziel en geest, NBa 14(1921), 165-178.
301. Strikkenspanners, NBa 14(1921), 193-198, 225-236.
302. Physisch, ethisch, juridisch, NBa 14(1921), 199-205.
303. Dierenbescherming, NBa 14(1921), 247-256.
Zie ook no. 285.
37
-ocr page 42-304. Wee, NBa 14(1921), 257-268, 289-299.
305. Wie is Godloochenaar?, NBa 14(1921), 269-285.
Zie ook no. 289.
306. Zonnewende, NBa 14(1921), 300-303.
307. Almachtige of bouwmeester?, NBa 14(1921), 304-308.
1922
308. Christendom. Zeist, Ploegsma, 1922. 203 biz.
309. Is geloof suggestie? 's-Gravenhage, De Middaghoogte, 1922. 14 biz.
Zie ook no. 323.
310. Weduwenoffer, NBa 15(1922), 1-8.
311. Nieuwe kracht, NBa 15(1922), 9-13.
312. Het wonder, NBa 15(1922), 14-24.
313. Grondtrekken uit het Johannes evangelie, Affia 15(1922), 25-31, 53-
56, 83-88, 119-124, 134-141, 211-219, 239-246, 306-314.
Zie voor het voorafgaande no. 265 en 292, voor het vervolg no. 341.
314. Zee, NBa 15(1922), 33-37.
315. Het beginsel der Hervorming, NBa 15(1922), 38-52.
316. Voorbereiding, NBa 15(1922), 65-73.
317, Bidden, NBa 15(1922), 74-82, 106-111.
318. Waar?, NBa 15(1922), 97-105.
319. Pilatus’huisvrouw, WBa 15(1922), 112-118.
320. Het spiegelbeeld, AZBa 15(1922), 129-133.
321. Nogeens: de vloekpsalmen, NBa 15(1922), 142-156.
38
-ocr page 43-322. Avondmaal, A®a 15(1922), 161-173.
323. Is geloof suggestie?, Affia 15(1922), 174-188.
Zie ook no. 309.
324. Aller dienaar, TVBa 15(1922), 193-201.
325. Rechtvaardigmaking door het geloof, NBa 15(1922), 202-210.
326. Het dal der hoop, NBa 15(1922), 225-229.
327. Rechtvaardigmaking en heiligmaking, NBa 15(1922), 230-238.
328. Aardsch en hemelsch kleed, NBa 15(1922), 257-262.
329. Gevaar voor de theologie, NBa 15(1922), 263-278.
330. Een merkwaardige bevestiging, NBa 15(1922), 279-281.
331. Loof!, NBa 15(1922), 289-297.
332. Hel en hemel, NBa 15(1922), 298-305.
bespreking van:
333. Die Deutsche Philosophie der Gegenwart in Selbstdarstellungen. Leipzig 1921, NBa 15(1922), 63-64.
334. Zielsinzicht en levensopbouw. Door C. U. Anëns Kappers. Amsterdam 1922, NBa 15(1922), 255.
335. De gebondenheid der wetenschap en de vrijheid der religie. DoorG. Hulsman. Baarn 1922, NBa 15(1922), 287-288.
1923
336. Gedachten uit De Hartog. Verzameld door Jacs Rustige. Amsterdam, Paris, [1923]. vii, 74 blz.
337. De glorie der religie. Verweer tegen A. L. Gonstandse’s quot;De ellende der religiequot;. 's-Gravenhage, De Middaghoogte, [1923]. 32 blz.
Zie ook no. 343.
338. De dwaling van het atheïsme. Door Georg Lassen. Geschreven
39
-ocr page 44-voor de brochurenreeks van de quot;Middaghoogte” en uit het Duitsch vertaald [door A. H. de Hartog]. 's-Gravenhage, De Middaghoogte, [1923]. 29 blz.
Zie ook: NBa 16(1923), 161-189.
339. Wapening, NBa 16(1923), 1-9.
340. Levensphilosophie, NBa 16(1923), 10-21, 40-49, 105-116, 136-142, 203-212, 246-252, 305-318.
341. Grondtrekken uit het Johannes evangelie, NBa 16(1923), 22-26, 50-55, 117-126, 143-150, 213-221, 238-245.
Zie voor het voorafgaande no. 265, 292 en 313.
342. Gethsemane, NBa 16(1923), 33-39.
343. De glorie der religie, NBa 16(1923), 65-96. Zie ook no. 337.
344. Verraad, NBa 16(1923), 97-104.
345. De lijdensgang, NBa 16(1923), 129-135.
346. De kruisiging, NBa 16(1923), 193-202.
347. Opstanding, NBa 16(1923), 225-237.
348. Hemelvaart, NBa 16(1923), 297-304.
bespreking van:
349. Hoog-kerkelijk protestantisme. Door Th. J. Haitjema. Wageningen 1923, NBa 16(1923), 190-191.
350. Verzamelde studiën. Door A. Bruinmg. Groningen 1923, NBa 16(1923), 222.
351. Ommegangen. Door A. Diepenbrock. Amsterdam 1922, NBa 16(1923), 256.
352. Het leven der menschheid en desmenschen eene divina commedia. Door J. H. Gunning. Amsterdam 1875, in: Prof. Dr. J. H. Gunning, leven en werken. Door J. H. Gunning J. Hz. [uitgegeven]. Deel 2. Rotterdam [1923]. Blz. 616-651.
40
-ocr page 45-1924
353. Vogelvlucht, NBa 17(1924), 1-4.
354. De nieuwe stof, NBa 17(1924), 5-9.
355. De kern van het christendom, 7\ffia 17(1924), 10-17.
356. Schepping, NBa 17(1924), 25-34.
357. De gereformeerde belijdenis, NBa 17(1924), 35-42, 65-69, 85-92, 116-120, 128-141, 157-163, 179-189, 208-212, 225-227.
Zie voor het vervolg no. 376 en 401.
358. Val, NBa 17(1924), 49-64.
359. Broedermoord, NBa 17(1924), 73-84.
360. Zondvloed, NBa 17(1924), 97-115.
361. Babel, TVBa 17(1924), 121-127.
362. Het nieuwe rijk, NBa 17(1924), 145-156.
363. Weifeling en twist, A®a 17(1924), 169-178.
364. Bevrijding, NBa 17(1924), 193-200.
365. Nog eens: Het onze Vader, NBa 17(1924), 201-207.
366. Heerlijkheid, NBa 17(1924), 217-224.
367. Naar aanleiding van het anti-militarisme, NBa 17(1924), 228-236.
368. Onze verhouding tot het tooneel, 0799077^8(1924), no. 3A, 35-36.
bespreking van:
369. Onze Vrije Universiteit. Door J. C Rullmann. ’s-Gravenhage 1923, NBa 17(1924), 23.
370. Psychologie des Unbewussten. Von A. Drews. Leipzig 1924, NBa 17(1924), 71-72.
41
-ocr page 46-1925
371. De zin van ons leven. Amsterdam, Paris, [1925]. 185 blz.
2e druk: Amsterdam, Paris, [1931]. 168 blz.
372. Samenvatting, in: Muziek en religie. Handelingen van het genootschap quot;Muziek en Religie”: muziekconferentie 28-31 Augustus 1925 in het Oolgaardthuis te Arnhem. TVmsterdam, Paris, 1925. Blz. 57-67.
Zie ook no. 387.
373. Gods verbond, NBa 18(1925), 1-11.
374. Dagelijksch brood, NBa 18(1925), 12-17.
375. Loosheid, NBa 18(1925), 25-29.
376. De gereformeerde belijdenis, NBa 18(1925), 30-40, 85-88, 105-114, 182-186, 204-211, 227-233.
Zie voor het voorafgaande no. 357, en voor het vervolg no. 401.
377. Onaantastbaar christendom, NBa 18(1925), 49-72.
378. Opgang, NBa 18(1925), 73-77.
379. Hagar en Sara, NBa 18(1925), 78-84.
380. Kentering in de kentheorie, NBa 18(1925), 89-92.
381. Geloof, NBa 18(1925), 97-104.
382. Prof. Van der Wijck, NBa 18(1925), 120.
383. Oefening, gebed, offer, NBa 18(1925), 121-127.
384. Nieuwe naam, NBa 18(1925), 128-135.
385. Kentheoretische opmerking, NBa 18(1925), 136-138.
386. Lof, NBa 18(1925), 145-150.
387. Religie en muziek, NBa 18(1925), 151-164.
Zie ook no. 372.
42
-ocr page 47-388. Wereldgang, NBa 18(1925), 169-174.
389. De vrouw in den Bijbel, NBa 18(1925), 175-181.
390. Gods werken, NBa 18(1925), 193-197.
391. Is God liefde?, NBa 18(1925), 198-203.
392. Het onbewuste, NBa 18(1925), 212-216.
393. Tempelbouw, NBa 18(1925), 217-226.
394. Kerstzang, NBa 18(1925), 234-237.
bespreking van:
395. Christelijke dogmatiek. Door J. Riemens. Nijkerk 1924, NBa 18(1925), 47.
1926
396. Grondbeginselen van het christendom. TVmsterdam, Paris, 1926.
30 blz. (Inaugurele rede Utrecht).
397. Korte samenvatting van mijn theologisch onderzoek. Amsterdam, Paris, 1926. iii, 24 blz.
Zie ook no. 405.
398. Naar aanleiding van Barth’s verblijf in Nederland. Amsterdam, Paris, 1926. 38 blz.
399. Licht in donkerheid, NBa 19(1926), 1-5.
400. Is het Godsbestuur rechtvaardig?, NBa 19(1926), 6-15, 25-37.
401. De gereformeerde belijdenis, NBa 19(1926), 16-22, 38-42, 83-92, 129-135, 179-187, 199-205.
Zie voor het voorafgaande no. 357 en 376.
402. Verstilling, NBa 19(1926), 49-51.
403. Het objectieve in het christendom, NBa 19(1926), 52-72.
43
-ocr page 48-404. De koningin van Scheba, NBa 19(1926), 73-82.
405. Korte samenvatting van mijn theologisch onderzoek, NBa 19(1926), 97-120.
Zie ook no. 397.
406. Boven alle hemelen, NBa 19(1926), 121-128.
407. Het profetische en het mystische, NBa 19(1926), 136-142.
408. Voortgang, NBa 19(1926), 145-156.
409. Rudolf Eucken, NBa 19(1926), 168.
410. Wegbereiding, NBa 19(1926), 169-178.
411. Opwaken, NBa 19(1926), 193-198.
412. Kan men bidden tot het Absolute?, NBa 19(1926), 206-210.
413. Het weggedrevene, NBa 19(1926), 217-219.
414. Dualisme en monisme, NBa 19(1926), 220-228.
415. Josafat en Achab, NBa 19(1926), 229-233.
bespreking van:
416. Heidendom en christendom. Door E. Carpenter. Arnhem 1925, NBa 19(1926), 188-189.
1927
417. Wat wil De toortsdrager?, Td 1(1927), 2-8.
418. Geopperde bezwaren, 7U 1(1927), 10-15.
419. Gelooven en begrijpen, Td 1(1927), 30-34.
420. De onbekende bekend, Td 1(1927), 53-61.
421. Waarborg der christelijke ervaring, Td 1(1927), 71-73.
44
-ocr page 49-422. Pinksterdag, Td 1(1927), 76-77.
423. Bijbelgezag, Td 1(1927), 85-98.
424. Het paradijsverhaal, 7U 1(1927), 117-124.
bespreking van:
425. Een onbegrepen denker. Gedachten van Dr Ph. J. Hoedemaker uit zijn werken bijeenverzameld door G. D. Noordijk. Wageningen 1927, Td 1(1927), 79-80.
1928
426. Aartsvaders, Td 2(1928), 7-11, 23-26.
427. Sport, Td 2(1928), 76-79.
428. Philosophie en theologie, Tb? 2(1928), 93-97.
429. Theologie des Woords?, O£'73(1928), 155-170.
1929
430. Zekerheid. Amsterdam, Holland, 1929. 156 blz.
431. Sterren en kandelaars, Td 3(1929), 2-5.
432. God's vrijmacht, 7^/3(1929), 10-12, 19-23.
433. Voortgang, Td 3(1929), 26-27.
434. Geloofszekerheid, 7’c/3(1929), 28-30.
435. Het gezag des Bijbels, Td 3(1929), 34-39.
436. Verbreking, Td 3(1929), 41-43.
437. Huidige tegenstellingen, Td 3(1929), 51-53.
438. Zuchten, spreken, troosten, Td 3(1929), 55-57.
45
-ocr page 50-439. Christendom en middelen, TU 3(1929), 67-69.
440. Dieptestand, TU 3(1929), 82-83.
441. Overheid en kerk, TU 3(1929), 85-91.
442. Woord en Geest, OEV4(1929), 53-60.
bespreking van;
443. Der Aufgang der Menschheit. VonH. Wirth. Jena 1928, TU 3(1929), 13-14.
444. De biologische achtergrond van aanleg, milieu en opvoeding. Door P. J. Waardenburg. Groningen 1927, 7U 3(1929), 30.
445. De school van Karl Barth en de Marburgsche philosophie. Door H. W. van der Vaart Smit. Zeist 1929, TU 3(1929), 46-47.
446. Ter gedachtenis. Benige herinneringen aan Prof. Dr. J. H. Gunning Jr. bijeengebracht door J. H. Gunning J. Hz. Leiden 1929, TU 3(1929), 62.
1930
447. Christendom en historie. Rotterdam, Langevoort, [1930]. 26 blz. (Brandende vragen en actueele onderwerpen bezien in het licht van onzen tijd.)
448. De zin van den dood. Amsterdam, Holland, 1930. 61 blz.
449. Harde woorden, 7U 4(1930), 2-4.
450. Lijdensweken, 7U 4(1930), 20-22.
451. Natuur, cultuur en cultus, TU 4(1930), 24-28.
452. Vervolging, TU 4(1930), 35-38.
453. Werkelijkheidstheologie, TU 4(1930), 45-46, 51-55, 69-73.
454. Apologie?, TU 4(1930), 58-59.
455. Pinksteren, Td 4(1930), 59-63.
456. Statisch en dynamisch, TU 4(1930), 66-69.
46
-ocr page 51-457. Een realist, rd 4(1930), 76-77.
458. Geloof en wedergeboorte, 7Ü 4(1930), 85-89.
459. Wezensblik, Td 4(1930), 91-93.
1931
460. Godsdienst en zedelijkheid. Utrecht, De Middaghoogte, [1931]. 10 biz.
Zie ook no. 473.
461. Is Cod rechtvaardig? Utrecht, De Middaghoogte, [1931]. 9 biz.
Zie ook no. 464.
462. De theologie en hare plaats in het kader der wetenschappen. TUnsterdam, Kosmos, 1931. 48 blz. (Inaugurele rede Amsterdam G. U.)
463. Philosophische Grundgesichtspunkte, in: Hundert Autoren gegen Einstein. Herausgegeben von Hans Israel u.a. Leipzig, Voigtländer, 1931. Blz. 13-14.
464. Is God rechtvaardig?, Td 5(1931), 3-13.
Zie ook no. 461.
465. Wil en bewustzijn, 7175(1931), 13-14.
466. Waarom hebben de tijdgenooten Jezus verworpen?, Td 5(1931), 19-22.
467. Terug tot het realisme, 5(1931), 25-27.
468. Het christendom en het quot;irrationeele”, Td 5(1931), 33-37.
469. Uitwisseling, 717 5(1931), 39-41.
470. Zuchten, 7175(1931), 49-52.
471. Nog eens: herlevend realisme, Td 5(1931), 53-55.
472. Brunner's theologie der crisis, Td 5(1931), 55-59.
47
-ocr page 52-473. GDdsdienst en zedelijkheid, Td 5(1931), 65-75.
Zie ook no. 460.
474. Kuddedier en engelengeest, Td 5(1931), 75-78.
475. Schepping en onderhouding, TU 5(1931), 84-85.
476. Sola fide, Td 5(1931), 85-86.
477. Wereldüed, Td 5(1931), 87-88.
478. Prof. Dr. Herman Wirth, Td 5(1931), 88-89.
479. Afscheidswoord, 7’d 5(1931), 89-90.
480. Herinnering aan Eduard von Hartmann, Tijdschrift voor Wijsbegeerte 25(1931), 190-198.
481. E. von Hartmann f 5 Juni 1906, Algemeen Handelsblad 6-6-1931 Av.
482. Nochmals: zur Erneuerung der reformierten Theologie, Reformierte Kirchenzeitung 81(1931), 3-5.
1932
483. Phaenomenologie van het christelijk bewustzijn. Amsterdam, Holland, 1932. 150 blz.
1933
484. Kant, Barth en de gereformeerde kenleer. Referaat gehouden op de vergadering van de Vereeniging van Ned. Herv. predikanten te Utrecht, 3 Mei 1933. Amsterdam, Holland, 1933. 39 blz.
485. Levensleer. Groningen enz., Noordhoff, 1933. 222 blz.
486. De beteekenis van de beweging voor het kenprobleem, in: De uitdrukkingswijze der wetenschap. Kennistheoretische openbare voordrachten gehouden aan de Universiteit van Amsterdam gedurende den kursus 1932-1933 door L. E. J. Brouwer e.a. Groningen enz., Noordhoff, 1933. Blz. 108-125.
48
-ocr page 53-1934
487. Het leven van Jezus. [Lochern, De Tijdstroom, 1934. 2 dln. 829 blz. Overdenkingen eerder verschenen in NBa.
488. Voorbeschikkingen Uitverkiezing. Amsterdam, Holland, 1934. 46 blz.
1935
489. Modernheidendom. Kampen, Kok, 1935. 122blz.
490. Openbaring van Johannes. Amsterdam, Holland, 1935. 315 blz.
491. De mogelijkheid en de zin der apologetiek van het christendom, VoxTh 6(1934-1935), 113-122.
492. Theologie en philosofie. Naar aanleiding van Th. L. Haitjema, Het geloofskriticisme als methode der theologie, in: De openbaring der verborgenheid, OEV 10(1935), 202-242.
Ook opgenomen in no. 495.
493. Correspondentie [Reactie op het artikel van P. J. Molenaar, De bediening des Woords, Stemmen des tijds 24(1935), 621-625.
Zie ook no. 549
1936
494. De Bergrede. Overdenkingen en overwegingen. Amsterdam, Holland, [1936]. 179 blz.
495. Christelijk realisme contra dialectische theologie. Een gedachtenwisseling tusschen A. H. de Hartog en Th. L. Haitjema. Wage-ningen, Veenman, 1936. 95 blz.
Zie ook no. 492 en 497.
496. Dialektik oder Realismus?, in: Theologische Aufsätze Karl Barth zum 50. Geburtstag. München, Kaiser, 1936. Blz. 590-593.
497. Speculatie of bezonnen theologie?, OEV 11(1936), 58-68.
Ook opgenomen in no. 495.
49
-ocr page 54-1937
498. De beteekenis van de Oxfoid-beweging. Amsterdam, Holland, 1937.
46 blz.
1938
499. Christelijke wereldbeschouwing in vragen en antwoorden. Amsterdam, Holland, 1938. 262 blz.
500. De wijsgeerige beginselen van het christendom. Synthese 3(1938), 377-396.
1940
501. Gedachten uit woord en geschrift van A. H. de Hartog. Samengesteld door L. de Hartog-Meyjes. Amsterdam, De Moderne Boekhandel, [1940]. 51 blz.
502. Kalender 1940. Bevat een keuze uit de gedachten uit woord en geschrift van A. H. de Hartog. Samengesteld door L. de Hartog-Meyjes. [TVmsterdam, De Moderne Boekhandel], 1940. 52 bladen.
50
-ocr page 55-LITERATUUR OVER A. H. DE HARTOG
503. E. Snellen. Aan Dr. A. H. de Hartog, 71522(1904), 412-418.
504. E.Snellen. Een laatste woord aan Dr. A. H. de Hartog, 71523(1905), 489-500.
505. C. Lindeboom. De feitelijkheid en de beteekenis van de he ils feiten. Referaat, gehouden op den Theologische- Schooldag te Kampen, 8 Juli 1908. Met een naschrift aan A. H. de Hartog. Utrecht, Ruys, 1908. 40 blz.
506. C. Lindeboom. Terug naar de Heilige Schrift! Dr A. H. de Hartog’s overtuiging nogmaals als gevaarlijke dwaling in het licht gesteld. Utrecht, Ruys, 1909. 47 blz.
507. Weg met de scheidsmuren. Antwoord eener theosofe op eene toespraak gehouden door A. H. de Hartog in de Wahana Loge der Theosofische Vereeniging den 7en October 1.1., met een wederwoord van A. H. de Hartog. Amersfoort, Veen, [1910]. 18 blz.
Ook vertaald in het Esperanto (zie no. 57.).
508. O. Noordmans. Het getuigenis van Dr. De Hartog, Stemmen voor waarheiden vrede47(1910), 144-172.
Ook opgenomen in; O. Noordmans. Verzamelde werken. Dl.
1. Kampen 1978. Blz. 151-166. Bewerking van een lezing waarschijnlijk in 1910 gehouden voor de Friesche Predikan-tenvereeninging te Beetsterzwaag, opgenomen in Verzamelde werken, dl. 1, blz. 126-150.
509. H. van Meerenveldt. De dominee van Dorelisse. Zaltbommel, Wink, 1911. IV, 290 blz.
Met de in deze roman optredende ds. Van den Heuvel is A.
H. de Hartog, toentertijd predikant te Heemstede, bedoeld.
510. O. E. Hooykaas. Om den persoon van Dr. De Hartog, Algemeen Handelsblad 28-02-1911 Av.
Ook opgenomen in: O. E. Hooykaas. Godsdienstig leven in Nederland. Haarlem 1912. Blz. 18-23.
511. M. Colenbrander. Dr. De Hartog, Algemeen Handelsblad 28-02-1911 Av.
51
-ocr page 56-512. P. J. Kromsigt. Een nieuwe Institutie?, TZ 16(1913), 205-228, 337-356; 17(1914), 53-76, 197-222.
513. W. Kloos. Literaire kroniek. N.a.v. De Hartog en A. H. Gerhard, De godsdienst gehandhaafd door de wetenschap, De Nieuwe gids 29(1914), I, 660-668.
514. G. H. van Senden. Democratie en religie. Dr. A. H. de Hartog’s bezwaren, Omhoog 1(1914), 11.
515. G. H. van Senden. Repliek aan Dr. A. H. de Hartog, Omhoog 2(1915), 7.
516. J. G. Ubbink. Het pantheïsme van Dr. A. H. de Hartog, Opbouw 2(1915-1916), 113-128 en vlg.
517. J. G. Ubbink. Het pantheïsme van dr. A. H. de Hartog. Benevens het antwoord van Dr. De Hartog en het wederwoord van den schrijver: Van pantheïsme vrij? Kampen, Kok, 1916. 66 blz.
518. Br. Elffers. Dr. Ubbink's aanval getoetst. Opbouw 3(1916-1917), 1-16 en vlg.
519. Br. Elffers. Dr. A. H. de Hartog pantheïst? aahleidmg van dï. J. G. Ubbink’s brochure quot;Het pantheïsme van dr .A. H. de Hartog’’ ontkennend beantwoord. Nijverdal, Bosch, 1916. 38 blz.
520. J. G. Ubbink. Een laatste woord. Opdouw 3(1916-1917), 89-108.
521. Jacs Rustige. De Hartog en zijn aanklagers. Amsterdam, Kruyt, [1916]. VI, 66 blz.
522. Weerlegging van de tegen dr. A. H. de Hartog door het quot;Centraal-comité der gezamenlijke vriendenkringenquot; verspreide circulaire. Amsterdam, Kruyt, [1917]. 12 blz.
523. K. P. Datema. Dr. De Hartog en de heilsfeiten, TZ 20(1917), 52-65, 150-164, 329-345; 21(1918), 170-184; 22(1919), 275-292.
524. Aan de leden van het kiescollege der Ned. Herv. Gemeente van Amsterdam. Een aanbeveling door ca. 200 ’’belangstellende lidmaten’’ om no. 1 van het drietal, Dr. A. H. de Hartog, predikant te Haarlem, te kiezen. Predikbeurtenblad Amsterdam 05-05-1917.
525. Jacs Rustige. Dr. A. H. de Hartog. TUnsterdam, Paris, [1922]. 87 blz.
52
-ocr page 57-526. M. Stoks. Dr. A. H. de Hartog, De Maasbode 28 en 29-03-1923 Av.
527. G. Oorthuys. De christologie van dr. A. H. de Hartog; wederwoord van A. H. de Hartog, NBa 16(1923), 257-296.
528. A. M. van de Laar Krafft. De beteekenis van het Hartogianisme voor den vrijdenkenden christen, Td 1(1927), 39-40, 78-79, 98-100; 2(1928), 36-39; 3(1929), 43-44, 78-80; 4(1930), 28-32.
529. M. Stoks. Prof dr. A. H. de Hartog en zijn werk. Het schild 9(1927), 115-122.
530. K. van den Berg Jr. Prof dr. A. H. de Hartog, Woord en Geest 4(1928), 2.
531. Th. L. Haitjema. De Hartog contra Barth, gnosis of pistis, GEV 3(1928), 216-240.
532. Jacs Rustige. Onder het toortslicht: prof. dr. A. H. de Hartog 25 jaar predikant, Td 2(1928), 91-92.
533. [M. J. Brusse.] De dagtaak van den profeet prof. dr. A. H. de Hartog, Nieuwe Rotterdamsche courant 29-09-1928 Av., 30-09-1928 Ocht.
534. Annelén (= A. Holdert-Zuikerberg en L. van Meekren). Prof. dr. A. H. de Hartog vijf en twintig jaar predikant. Algemeen Handels-blad 06-10-1928 Av. bijvoegsel.
535. M. Colenbrander. Prof. dr. A. H. de Hartog vijf en twintig jaar predikant, Algemeen weekblad voor christendom en cultuur 4(1928), 50, 2.
536. P. Kasteel. Dominee A. H. de Hartog, Het schild 10(1928), 249-255.
537. J. Leest. Dr. A. H. de Hartog, Het probleem der wilsvrijheid naar Schopenhauer (1903), in: Duitsche invloed op het Nederlandsch der protestantsche theologen sedert het begin der XlXe eeuw. DoorJ. Leest. Groningen enz., Wolters, 1929. Blz. 180-181.
538. Jacs Rustige. Onder het toortslicht: een hoogleraarsbenoeming [in de wijsbegeerte van den godsdienst en de ethiek aan de Uni-versiteit van Amsterdam], Tb? 4(1930), 81-83.
539. Het levende heden: prof dr. A. H. de Hartog, Algemeen week-
53
-ocr page 58-blad voor christendom en cultuurVH, 2 (14-11-1930).
540. G. Posthumus Meyjes. Cri de coeur, Td 4(1930), 84-85.
541. Jacs Rustige. Onder het toortslicht: Prof. dr. A. H. de Hartog, Td 5(1931), 1.
542. S. Greijdanus. Prof. De Hartog's inaugureele, 07’7’32(1931), 1-9, 139-141.
543. H. Aalbers. Het levenswerk van prof dr. A. H. de Hartog, De nieuwe gids 46( 1931), 6-18.
544. J. P. Verhaar. Prof De Hartog naar Amsterdam, Het schild 12(1930-1931), 318-319.
545. J. T[aal]. De beteekenis van de scholastiek. Een oordeel van prof, dr. A. H. de Hartog, Het schild 13(1931-1932), 34-35.
546. J. Westerman. De protestantsche leer over den Bijbel alleen. Een oordeel van prof. De Hartog, Het schild 13(1931-1932), 273-274.
547. B. W. Willemsen. Wat wil prof. dr. A. H. de Hartog? Amsterdam, Holland, 1932. 48 blz.
548. W. Kloos. Naar aanleiding van en over het denkleven van prof. dr. A. H. de Hartog, De nieuwe gids 44(1934), 1, 83-92.
Ook opgenomen in: W. Kloos. Letterkundige inzichten en vergezichten. Den Haag 1937. Blz. 97-108.
549. P. J. Moolenaar. De bediening des Woords. [Prof. dr. A. H. de Hartog en zijn verklaring en behandeling van de H. Schrift.], Stemmen des tijds 24(1935), 1, 469-476.
Zie ook no. 493.
550. P. Zonneveld. InmemoriamA. H. de Hartog. Amsterdam 1938.
551. H. A. van Bakel. Prof. dr. A. H. de Hartog overleden. Algemeen handelsblad 9-12-1938 Av.
552. In memoriam: Prof dr. A. H. de Hartog, Hervormd Nederland 22-12-1938.
553. Prof dr. A. H. de Hartog , Nieuwe Rotterdamsche courant 9-12-1938 Av.
54
-ocr page 59-554. A. H. de Hartog t, Synthese 3(1938), 489.
555. P. Stegenga. Prof. dr. A. H. de Hartog t, Algemeen weekblad voor christendom en cultuur 15(1938), 76-77.
556. J. Stellwag. In memoriam prof. dr. A. H. de Hartog, Utrechtsch dagblad 9-12-1938 Av.
557. M. van Wichen. In memoriam prof. dr. A. H. de Hartog, Algemeen handelsblad 11-12-1938 Ocht.
558. Jan Meijer. In memoriam prof. dr. A. H. de Hartog, Hervormd Amsterdam 18-12-1938.
559. Prof. dr. A. H. de Hartog overleden. Wijsgeer en prediker, De te-legraaf
C: 9-12-1938.
560. Bij de dood van A. H. de Hartog. Groot theoloog heengegaan. Het yo7A9-12-1938.
561. Prof. dr. A. H. de Hartog f, Kerkbeurtenblad Amsterdam 13-12-1938.
562. Jan Taal. Prof dr. De Hartog. In memoriam, De/ijd 16-12-1938 Av.
563. G. van den Bergh van Eysenga. In memoriam prof. dr. A. H. de Hartog, VoxTh 10(1939), 115-123.
564. P. A. Dietz. Prof. dr. A. H. de Hartog t. Tijdschrift voor parapsychologie 11(1939), 45.
565. J. W. Sipkema. In memoriam prof. dr. A. H. de Hartog, 11 April 1869 - 9 December 1938, Amsterdamsche studenten-almanak 1939. Blz. 65.
566. Ter nagedachtenis van prof. dr. A. H. de Hartog, Libertas ex veri-tate 10(1939), 9-10.
567. S. F. H. J. Berkelbach van der Sprenkel. In memoriam prof dr. TVrnoldus Hendrik de Hartog, geboren 11 April 1869 - overleden 9 December 1938, Utrechtsche studenten-almanak 1940. Blz. 105-107.
55
-ocr page 60-IB
568. F. G, de Groot, ifeteekenis van prof. dr. A. H. de Hartog. Een criti-sche beschouwing. Met een voorwoord van J. G. Koningsberger. Amsterdam, Holland, [1940]. 56 blz.
569. P. Zonneveld. Open brief aan vrienden en geestverwanten van De Hartog. Amsterdam, z. uitg,, 1940. 3 blz.
570. Prof. dr. A. H. de Hartog herdacht. quot;Theoloog van den Geest”, Algemeen handelsblad 14-12-1941.
571. N. G. J. van Schouwenburg. A. H. de Hartog 1869-1938, in: Nagelaten sporen. 40 jaren hervormd kerkelijk leven in de hoofdstad. Door N. G. J. Schouwenburg. Amsterdam, Ten Have, 1943. Blz. 109-119.
572. M. Visser. Het leven van prof dr. A. H. de Hartog. Aalten, De Graafschap, 1949. 232 blz.
Andere uitgave: Amsterdam, Kirchner, [1949]. 228 blz.
Waarin opgenomen: Gedachtenisrede, gehouden in de Internationale School voor Wijsbegeerte op 12 Juli 1939 door L. de Hartog-Meyjes.
573. M. van Wichen. In memoriam dr. A. H. de Hartog (1869-1938), Ad-gemeen Nederlands tijdschrift voor wijsbegeerte en psychologie 41(1949), 153-156.
574. K. P. Datema. Het leven van prof. dr. A. H. de Hartog. Aalten, De Graafschap, 1949. 383 blz.
575. J. Petri. Romanticus en profeet, In de waagschaal 5(1950), no. 40.
576. M. van Wichen. Realistische theologie. De visie van A. H. de Hartog. [Zutphen, Thieme, 1955.] 170 blz. (Proefschrift Amsterdam G.U.)
577. J. J. Buskes. De Hartog als theoloog en filosoof, In de waagschaal 15(1960), no. 23.
578. J. K. de Boer. Arnold Hendrik de Hartog, Algemeen Nederlands tijdschrift voor wijsbegeerte en psychologie 61(1969), 145-147.
579. J. J. Buskes. Prof. A. H. de Hartog: een quot;Godsvriend”, Trouw 4-4-1969.
56
-ocr page 61-ARCHIVALIA A. H. DE HARTOG
Amsterdam, Bibliotheek der Universiteit van Amsterdam:
A. 1 21 preken, gehouden van 25 februari 1912 tot 18 april 1915 te Haarlem in de Grote kerk, Janskerk en Nieuwe kerk, en te Koog Zaandijk, Heemstede en Zandvoort.
22 dln. in 2 mappen, in quarto. Getypt, met geschreven correcties en aantekeningen van onbekende hand.
Sign.: Hs. Gx 150-171
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit:
A.2 Brief aan T. P. Sensma, d.d. 10 juli 1916, bevattende bio-bibliogra-fische gegevens van De Hartog over zichzelf.
3 bl. 215 X 135 mm. Eigenhandig geschreven.
Sign.: Hs. BPL 2550
Utrecht, Bibliotheek der Rijksuniversiteit:
A.3 23 preken, gehouden van 28 januari tot 31 december 1912 te Haarlem, in de Grote kerk, Janskerk en Nieuwe kerk, en het Evang. geb. Schouten.
23 dln. 320 x 215 mm. Gestencild.
Sign.: Hs. 6.B.21
A. 4 Het scheppen Gods.
29 bl. 255 X 210 mm. Eigenhandig geschreven.
Sign.: Hs. 6.B.22, 1
A. 5 Diverse aantekeningen.
3 dubbelbl. Div. afmetingen. Eigenhandig geschreven.
Sign.: Hs. 6.B.22, 2
A. 6 Die Vernünftigkeit der Religion.
64 bl. 210 X 165 mm. Duitse vertaling in onbekende hand van de Inleiding van De Hartog's De redelijkheid der religie, blz. 7-43 (zie no. 17).
Sign.: Hs. 6.B.22, 3
A. 7 Circulaires, aankondigingen en uitnodigingen van de vereniging
57
-ocr page 62-quot;De Middaghoogtequot; (1921-1934).
19 st. gedrukt en gestencild.
Sign.: Hs. 6.B.22, 4
A. 8 Circulaires van het quot;De Hartog Gezelschapquot; ( 1 st. ) en de quot;Dr. A. H. de Hartog-Stichting (1926-1934).
5 St. gedrukt.
Sign.: Hs. 6.B.22, 5
A.9 Circulaires aan cursisten van A. H. de Hartog (1930-1932).
5 st. gestencild.
Sign.: Hs. 6.B.22, 6
A. 10 Statuten en huishoudelijk reglement der Vereeniging quot;De Middaghoogtequot; te Amsterdam (1919) en 3 brochures uitgegeven door quot;De Middaghoogtequot;.
4 st. gedrukt.
Sign.: Hs. 6.B.22, 7
A. 11 Krantenknipsels (1917-1969).
24 st.
Sign.: Hs. 6.B.22, 8
A. 12 De gang der Christelijke wetenschap.
3 cahiers. Eigenhandig geschreven.
Sign.: Hs. 6.B.23, 1
A. 13 2 fotoalba met 48, resp. 30 foto's (6x6 cm.), gemaakt tijdens een Rijn-reis door A. H. de Hartog en zijn echtgenote.
Sign.: Hs. 6.B.23, 2
A. 14 Briefkaart aan J. H. Gunning J.Hz., d.d. 22 december 1909, betreffende de gezangen.
115 X 90 mm. Eigenhandig geschreven.
Sign.: in Hs. Gunning 25.E.29
A. 15 Briefkaart aan J. H. Gunning J.Hz., d.d. 28 december 1911.
140 X 90 mm. Eigenhandig geschreven.
Sign.: Hs. Gunning 25.E.34-35
A. 16 Brief aan J. H. Gunning J.Hz., d.d. 26 maart 1916, inzake De Heils-feiten.
140 X 225 mm. Eigenhandig geschreven.
Sign.: Hs. Gunning 21.F. 1
58
-ocr page 63-A. 17 Briefkaart aan J. H. Gunning J.Hz., d.d. 22 mei 1937.
140 X 90 mm. Eigenhandig geschreven.
Sign. : Hs. Gunning 21. F. 1
A. 18 Apologetische reeks, ser. 1, no. 1-6. ca. 1935
- Voorwoord
- 3 bl. 275 X 210 mm. Eigenhandig geschreven.
- Kwaad en zonde. (Apologetische reeks, ser. 1, no. 1)
38 bl. 275 X 210 mm. Eigenhandig geschreven.
- Voorbeschikkingen Uitverkiezing.
1 bloknoot, 36 bl. 275 x 210 mm. Eigenhandig geschreven.
- De ware Bijbelbeschouwing (Apolog. reeks, ser. 1, no. 3) 38 bl. 275 X 210 mm. Eigenhandig geschreven.
- Hetmenschelijkkennen. (Apolog. reeks, ser. 1, no.4) 46 bl. 275 X 210 mm. Eigenhandig geschreven.
- Natuur en geest. (Apolog. reeks, ser. 1, no. 5)
29 bl. 275 X 210 mm. Eigenhandig geschreven.
- Persoonlijkheid Gods. (Apolog. reeks, ser. 1, no. 6)
27 bl. 275 X 210 mm. Eigenhandig geschreven.
Sign.: Hs. 16.A.9
A. 19 Briefkaarten, dankbetuigingen, visitekaartje aan de heer en mevr. Van Lennep-de Wit te Amsterdam (1922-1932)
13 st. Gedrukt en eigenhandig geschreven.
Sign.: Hs. 16.A. 10, 1
A. 20 Diverse aantekeningen.
4 bl. div. afmetingen. Eigenhandig geschreven.
Sign.: Hs. 16.A. 10, 2
A.21 Kranteknipsels over A.H. de Hartog (nov. 1936 -dec. 1938).
9 st.
Sign.: Hs. 16.A. 10, 3
A. 22 Toespraak via de AVRO-radio. ca. 1938 cassettebandje met uitgetypte tekst (2 bl.). Sign.: Hs. 16.A. 10, 4
A. 23 Dictaat catechisatie (1926-1927).
1 cahier. In het handschrift van G. van Lennep-de Wit. Sign.: Hs. 16.A. 10, 5
59
-ocr page 64-PUBLIKÄTIES VAN J. L. G. DE HARTOG-MEYJES (1882-1961)
(Zie ook no. 5, 6, 16, 501 en 502.)
1907
Gedachten uit Tauler. Verzameld door L. de Hartog-Meyjes. Amersfoort, Veen, 1907. 159 blz.
1908
Navolging van Christus, NBa 1(1908), 105-114.
Gelooven, NBa 1(1908), 229-240.
1909
Het eeuwig waken, NBa 2(1909), 52-55.
De ware wijnstok, NBa 291909), 116-121.
Wat het zeggen wil, dat de Zoon van God voor ons gestorven is, NBa 2(1909), 199-204.
1910
De dingen des geloofs en het kind, NBa 3(1910), 136-141, 213-220.
Willen en kunnen, NBa 3(1910), 184-187.
Begin en einde, NBa 3(1910), 269-272.
Uwkoning, NBa 3(1910), 308-312.
60
-ocr page 65-1911
Hopeloos, Įa 4(1911), 123-124.
Weg, waarheid en leven, NBa 4(1911), 183-186.
De profetie van den dierenriem, NBa 4(1911), 213-218.
1912
Over de ongedurigheid, NBa 5(1912), 210-213.
1913
Gods toorn, NBa 6(1913), 70-73.
De waarde der smart, NBa 6(1913), 113-115.
1914
Verloren paradijs: beloofd land, NBa 7(1914), 21-22.
1915
Het kind en God. TVmsterdam, Kruyt, [1915], 164 blz.
Dwaling, NBa 8(1915), 25-27.
1916
Mystiek, NBa 9(1916), 205-224, 236-256, 265-288, 302-320; 10(1917), 45-60, 78-89.
1920
Verborgen wegen. Dagboek, Zeist, Ploegsma, 1920. 413 blz.
2e druk: Zeist, Ploegsma, 1924.
1927
Gedachten. Zeist, Ploegsma, 1927. 126 blz.
61
-ocr page 66-1929
Vrouwen. Amsterdam, Kosmos, 1929. 284 blz.
De roede des drijvers gebroken. Amsterdam, Paris, z.j.
De wil der menschen gelijkvormig aan de wil van God. Amsterdam, Paris, z.j.
Gebeden. Amsterdam, Paris, z.j.
1949
Gedachtenisrede, gehouden in de Internationale School voor Wijsbegeerte op 12 Juli 1939, in: Helleven van Prof. Dr. A.H de Hartog. Door M. Visser. Amsterdam, Kirchner, [1949]. Blz. 211- 215.
1952
Een vriendschap, in: Over alle bergen. Geschriften. Door B. M. Schuurman.
Met inleidende levens- en karakterschetsen. ’s-Gravenhage, Daamen, [1952]. Blz. 61-68.
1960
Gesprekken met een kleindochter. Amsterdam enz., Elsevier, 1960. 111 blz.
62
-ocr page 67-ARCHIVALIA J. L. G. DE HARTOG-MEYJES.
Utrecht, Bibliotheek der Rijksuniversiteit:
Vrouwen in de mystiek: zuster Bertken.
1 cahier. Eigenhandig geschreven.
Sign.: Hs. 16.A. 11, 1
Korte levensschetsen van heiligen.
21 st. in 1 portefeuille. 387 bl. 380 x 235 mm. Eigenhandig geschreven.
Sign.: Hs. 16.A. 11, 2
63
-ocr page 68-I lil
i ^^ïaM-OOT?AH3a,O J I AUAVnraM
r 'trt'ir-/ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, f
■ •^■•. ilt;?r r;9attili lt;nbsp;jïHjt' »IJHIJlWlUt nfÇffllJUlKliif '
Pftnx / ! nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■
deftiedi'r. Amsgt;{/'rlijn,
.nMwiaeac gtbgatkmpgï .»öfao f
ÎW
r^VÄüöA^n»# i^seiti^srjeuiaN^ «naX
; f K; ’uii ISæ n He! ,evi^, vaei'TotGr. Ajll^AaiclHSMË
M . r A;7lt;j^idaialCtfdto4»43(i9^Bk2n 2t9
2962
'■-m /r;êndslt;-^.rtp .n nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;GlÉIBhn^-: :.jr«T a M
Mei i(b'eKi*m41ej*»wn5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' j '^-
!962ï 5^2 62 68 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ ' nbsp;nbsp;nbsp;. -- ’
. .1
C^^îr^r^yÀ■hr'n mè! eamp;n nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;er\- Ti*«---'•‘ïr 1980.
-ocr page 69- -ocr page 70- -ocr page 71- -ocr page 72-