-ocr page 1-

Bibliografie van

Dr. A.H. de Hartog

(1869-1938)

-ocr page 2-

-ocr page 3-

-ocr page 4-

-ocr page 5-

Bibliografie A.H. de Hartog

-ocr page 6-

-ocr page 7-

U bl


BIBLIOGRAFIE VAN DR. A.H. DE HARTOG (1869-1938)

samengesteld door J.N. IJkel

met een biografische schets door O.J. de Jong

BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT U T R ' T

Utrecht

Bibliotheek der Rijksuniversiteit

1988

RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT

1914 3282

-ocr page 8-

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG

IJkel, J.N.

Bibliografie van Dr. A.H. de Hartog (1869-1938) / samengest. door J.N. IJkel ; met een biografische schets door O. J. de Jong. - Utrecht : Bibliotheek der Rijksuniversiteit. - Ill. - (Utrechtse bibliografische reeks ; 1) ISBN 90-6701-006-5

SISO 230.1 UDG 929 Hartog, A.H. de-F 23/28(01)

Trefw.; theologie ; bibliografieën / Hartog, A.H. de ; levensbeschrijvingen.

Utrechtse bibliografische reeks, 1

Deze bibliografie is verkrijgbaar bij;

Universiteitsbibliotheek

Wittevrouwenstraat 7-11

Postbus 16007

3500 DA Utrecht copyright Bibliotheek der Rijksuniversiteit Utrecht, 1988

Niets uit de uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

-ocr page 9-

INHOUDSOPGAVE

Woord vooraf

blz. 7

A.H. de Hartog. Een schets naar foto's

blz. 9

Verantwoording bibliografie Bibliografie A.H. de Hartog Literatuur over A.H. de Hartog Archivalia A. H. de Hartog

blz. 17

blz. 18

blz. 51

blz. 57

Publikaties van J.L.G. de Hartog-Meyjes

Archivalia J.L.G. de Hartog-Meyjes

blz. 60 blz. 63

5

-ocr page 10-

CîP -

iJteä-JN nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ■'

■S'îOÉiJÎ--^-. v-r; \ j‘? '\^j^-'!n^^i^-3O»;/sarîé;K|8KisÂi5Fgt;dW (.f»*-. ■ i?. ;.. .lt; j: . ■’ t)« gt;■,:«■?. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ■'’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a-■ xgt; '

• iu ■ m'jïiaaaiï«»d«flBlS'Jge®Bt^^

;-UDCaæHarrtc^î ■ .-. • t 'j46a(83Otllt;i!dyflibioow?.a6'S9V

•^f-'« mBótog»;tïa^ogwï - nbsp;nbsp;- lt;’■■;

■' . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pGJïsH;9tgt;iTAia9''quot;5“'*~r*;zJ

...pöraBtHsb H

06 Jld _ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ,S9{Y«àM-ÜCjlftf{ 93.gt; O J j v r'Vïh'SbdL''quot;

Cdjld ■ ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3^V^-ÇOÎTF.H 9b Cij i, rrfiS'.7:rt'--l/.

.'. ! ”r jhi SblKytl? '«r F:!k3î;’.;v*-?iSJî«»? î.ftfFcîrî.

Niets V.;! rie urtgaW rriag wosderä verveelMc»^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• o«lt;M

„L-* vooraStj®®:*!« nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;?o«ï nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■••

-ocr page 11-

WOORD VOORAF

In het midden van de jaren zeventig rijpte bij familieleden en vrienden van prof. dr. A.H. de Hartog, verenigd in de Dr. A.H. de Hartog-stich-ting, het plan de schriftelijke neerslag van zijn werk in boeken, brochures, tijdschriften e.d. bijeen te brengen en voor wetenschappelijke bestudering te ontsluiten.

Dr. A.H. de Hartog (1869-1938) studeerde indertijd theologie aan de^ Utrechtse universiteit, promoveerde daar mTSo3^n werd in 1926 te Utrecht bijzonder hoogleraar.

Voor de uitvoering van plan nam de theologisch adviseur van de ? f stichting, ds. V.E. Schaefer, contact op met prof. dr. O.J. de Jong, die op zijn beurt de medewerking vroeg en verkreeg van dr. D. Grosheide, toentertijd bibliothecaris van de Rijksuniversiteit. Het beschikbare materiaal, zowel gedrukte werken, manuscripten als archivalia, werd aan de universiteitsbibliotheek geschonken. De bibliotheek nam op zich een bibliografie van het oeuvre van De Hartog samen te stellen. Drs. J.N. IJkel werd met deze taak belast, terwijl prof. dr. O.J. de Jong de biografische inleiding op de bibliografie verzorgde.

Door verschillende oorzaken heeft het aanmerkelijk meer tijd gevergd dan wenselijk was, voordat het tot uitgave kon komen. Onder meer de wens om deze uitgave op te nemen in een reeks bibliografische publikaties bracht met zich mee dat meer voorbereidingstijd nodig was. Deze wens werd ingegeven door het besef, dat regelmatig bibliografisch onderzoek wordt verricht, waarvan het resultaat het verdient gepubliceerd te worden. Deze bibliografie 'De Hartog' maakt nu deel uit van de 'Utrechtse bibliografische reeks'.

De Dr. A.H. de Hartog-stichting maakte deze eerste uitgave financieel mogelijk.

Moge deze bibliografie dienstbaar zijn aan het onderzoek van het erfgoed van deze unieke predikant-geleerde.

ir. P. Bongers,

wnd. bibliothecaris der RUU

7

-ocr page 12-

8

-ocr page 13-

A.H. DE HARTOG. Een schets naar foto’s.

quot;hoe snel vergeten wij óók hetgeen zo ver boven de middelmaat uitstakquot; K.H. Miskotte'

Kort voor zijn zilveren predikantsjubileum ontving De Hartog een portret dat de duitse kunstenaar Karl Bauer van hem enkel naar foto's had gemaakt. Hij was er erg mee ingenomen en prees het aan, toen hij voor dat jubileum door M.H. Brusse werd geïnterviewd. Naïef als hij was, vertelde hij er stralend bij dat diezelfde Bauer ook zulke portretten van Beethoven, Bismarck en Schopenhauer had gemaakt. Het verbaasde hem eigenlijk niet dat de uitbeelder van zulke genieën ook hem goed had getroffen - het omgekeerde evenmin.

Wanneer er nu, meer dan veertig jaar na zijn dood, iets over De Hartog mag worden geschreven als inleiding op zijn bibliografie, kan dat portret ook alleen maar naar foto’s van anderen zijn. De generatie die ooit onder de bekoring van zijn woorden stond, nadert de pensioengrens of is daar al over heen. Maar allen die er nog over kunnen vertellen, verklaren eenstemmig dat zijn gepubliceerde werk een veel te beperkte indruk geeft van wat De Hartog rechtstreeks in zijn preken en lezingen gaf of in een persoonlijk gesprek betekende. Iemand die hem zo nog had gekend en bovendien in Haarlem en Amsterdam pastoraal kon merken welke invloed De Hartog had gehad, K. H. Miskotte, typeerde hem in 1949 als quot;den geweldigen prediker, den ten onzent nooit meer geëvenaarde magiër van het gesproken woord, wien ook in de schier extatische bezieling de trefzekerheid van de taal nooit begaf’.^

Juist omdat De Hartog improviseerde, kan het gedrukte werk slechts enkele aanduidingen geven van zijn optreden en van zijn overtuigingskracht. Die wil om anderen te overtuigen, hen te dwingen mee te denken, hen op te roepen om mee te geloven, dreef ook zijn wetenschappelijk werk. quot;Zijn eigen philosophie is gegroeid uit zijn apologetisch opgevat predikambt en in menig punt meer door zijn persoonlijkheid dan door zuiver-redelijke overwegingen bepaaldquot;, schreef Ferd. Sassen over hem.“* Daarom ging De Hartog publiceren en raakte hij ervan overtuigd - daarin door vele volgelingen gesterkt - dat zijn gaven nog beter dan op een preekstoel tot hun recht zouden komen op een akademische katheder: quot;Hoor maar alleen al de overeenkomst in den klank van de woorden: professor, - profeetquot;.® Zo kende en eerde kerkelijk Amsterdam hem dan ook toen hij eindelijk in 1926 deze titel had

9

-ocr page 14-

verworven, als de prekende professor bij uitstek. De andere plaatse-lijke theologische hoogleraren, zowel die van de Gemeentelijke als die van de Vrije Universiteit, konden in dat opzicht niet in zijn schaduw staan.

De Vrije Universiteit kende hij vanaf zijn jeugd. Hij kwam zelf uit een professorengezin. Te Rotterdam geboren op 11 april 1869, waar zijn vader, die hem naar zichzelf Arnold Hendrik noemde, hervormd predikant was, maakte hij het als dertienjarige mee, dat zijn vader in 1882 het ambt neerlegde om te Amsterdam het hospitium van de nieuwe Vrije Universiteit te gaan leiden als regent, en om ook aan die Universiteit titulair hoogleraar te worden in de latijnse taal- en letterkunde en de exegese van het Nieuwe Testament. De Hartog senior stond uit volle overtuiging achter Kuyper en later dus ook achter de Doleantie (1886). Hij wilde graag dat zijn zoon ook predikant, maar dan nu binnen de gereformeerde kerken, zou worden. Het nieuw-gereformeerde milieu beïnvloedde ook die zoon, maar deze was tegelijk te zelfstandig van karakter om te kunnen gehoorzamen aan wat zijn ouders voor hem uitstippelden. Op een herrnhutterkostschool te Neuwied hield hij het niet uit. Toen werd hij te Rotterdam op school gedaan, en nog weer later kreeg hij te Amsterdam privé-onderwijs. Naar de universiteit wilde hij toen zeker niet, liever het zakenleven in of het allerliefst schilder worden. Maar zijn vader verbood dat laatste beslist. Nu brak de periode van twaalf ambachten en dertien ongelukken voor ''Nol” aan: hij probeerde het in de boekhandel en op een effectenkantoor. Na het sterven van zijn moeder, eind 1892, besloot hij toch te gaan studeren. Twee jaar kwam hij nu in huis bij een tante te Valburg, de geboorteplaats van zijn vader. Toen hij van daaruit in 1895 als extraneus te Arnhem slaagde voor het eindexamen-gymnasium, was zijn vader kort tevoren overleden.®

Aan de Vrije Universiteit lette Kuyper bijzonder op de al wat oudere student, en De Hartog is hem daarvoor zijn leven lang erkentelijk gebleven. Maar het sluitende theologische systeem bood hem, die zijn denken onmogelijk kon stilzetten, te weinig ruimte. In 1898 ging hij -juist toen Kuyper in Amerika was - verder studeren in Utrecht. Hier beleefde hij in het volgende jaar een bekering, die hem van veel somberheid bevrijdde. De keus voor Utrecht betekende ook dat hij hervormd predikant zou worden. Maar eerst wilde hij volledig afstuderen, dus tot en met een promotie. Zijn dissertatie ging over quot;Het probleem der wilsvrijheid naar Schopenhauer”(1903). De titel verried dat hiervoor dogmatische, ethische en filosofische deskundigheid nodig waren. Dat bleef typerend voor hem. Andere delen van de theologie, zoals de exegese en de historie, lagen hem veel minder.

10

-ocr page 15-

Ruim tien jaar ouder dan de gemiddelde theologische beginneling ging hij als vrijgezel de pastorie in, een betuwse. Zoals zijn vader indertijd te Ressen was begonnen (1863) en daarna nog in Lent had gewerkt (1865) voordat hij in 1867 naar Rotterdam ging, begon junior te Ommeren. En zoals zijn vader het overbetuwse dialect had verwerkt in quot;Pluksel-bloadjes, het leven in maatschappij en huisgezin in losse schets gebrachte 1884-1892), schreef de zoon in het betuws quot;Uut 't lévequot;( 1905). Kenners merkten op dat hij het nederbetuws hier had vermengd met het overbetuws. Erger was dat hij te argeloos dorpstype-ringen had gehandhaafd en daarmee zijn gemeenteleden van zich vervreemdde.^ Toch toonden deze schetsen hoe hij met hen meeleefde. Maar er was iemand nodig die hem opving, corrigeerde en bemoedigde. Die vond hij in Johanna Lucretia Geertruida Meyjes, waarmee hij op 17 januari 1906 trouwde en waartegen hij altijd heeft opgekeken als zijn meerdere, ook in gelovig en mystiek opzicht. Samen gingen zij naar Heemstede waar hij de tot professor benoemde ethische theoloog A. J. Th. Jonker opvolgde, begin 1906.®

Hier begon zijn opvlucht. De gemeente, waar Beets en Jonker hadden gestaan, stelde hoge eisen aan de preek. De Hartog kon, al improviserend, daaraan beantwoorden. Verhalen over zijn slagvaardigheid, vondsten en grilligheden, tot in het gebed toe, gingen de ronde doen. Hij kreeg toeloop van elders. Wat hij aan Heemstede doorgaf, moest een nog groter publiek bereiken. Hij ging schrijven, over de redelijkheid van de religie, over de heilsfeiten, over de filosofie. Zijn vrouw, in Duitsland opgevoed, vertaalde zijn werk in het duits, zodat het ook daar werd uitgegeven, en zij kwam later zelf ook met eigen geschriften. De Hartog begon met een tijdschrift -quot;Nieuwe Banenquot;- en schreef het haast alleen vol. Hij toonde talent in het populariseren van andermans denkbeelden. In 1908 beschreef hij zo zes quot;Groote denkersquot;; in 1910 volgden quot;Drie wijsgeeren onzer dagenquot;. Er was één filosoof die in beide boeken voorkwam: Eduard von Hartmann (1842-1906).

Daarmee is de naam genoemd waarmee voortaan die van De Hartog in Nederland verbonden werd. Bij deze duitse, niet bijster christelijke, wijsgeer, vond De Hartog een stelsel dat hem mogelijkheden bood voor zijn apologetische werk. Het wekte verbazing, want de schrijver van een quot;Philosophie des Unbewusstenquot; uit 1869 leek niet actueel meer. Maar De Hartog ontleende aan Von Hartmann het inzicht dat er een werkelijkheid buiten de mens bestaat die kenbaar is voor die mens - dus een realisme - maar dat de menselijke voorstelling van die werkelijkheid niet met die werkelijkheid samenvalt - dus een kritisch realisme. Het moest mogelijk zijn, aan elk nadenkend mens duidelijk te maken dat er achter dit waarneembare bestaan een quot;oergrondquot; ligt. In zekere zin 'kerstende” De Hartog die theorie over het onbewuste als een oerkracht achter al het bestaande, ook in de menselijke geest. Bij

11

-ocr page 16-

zijn redeneringen ging hij uit van de noodzaak van een wedergeboorte: pas de herborene kon de werkelijkheid in het juiste licht zien en aan anderen laten zien.

Het respect voor De Hartog nam snel toe, nu bleek dat hij tegenstanders van het christendom serieus nam, zich in hun argumenten verdiepte en het debat met hen aandurfde. Zo'n debat, met F. Domela Nieuwenhuis, de oude socialistische voorman, bracht De Hartog tot het oprichten van een vereniging quot;De Middaghoogtequot;, een duidelijk antwoord op de vereniging quot;De Dageraadquot; die met het vrije denken alle vormen van godsdienst wilde bestrijden. Voor De Hartog stond vast dat het echte denken onmogelijk in strijd kon zijn met het geloven.

Na vier jaar Heemstede volgde een beroep naar Haarlem, waar hij nog groter opgang maakte. Nu verschenen zijn quot;Noodzakelijke Aanvullingen tot Calvijn's Institutiequot;, waarmee de breuk met de gereformeerde schriftbeschouwing duidelijk werd. Ook begon hij er aan een gods-dienstwijsbegeerte. Een heel breed begrip quot;openbaringquot; ging hij hanteren dat al het menselijk kennen en kunnen moest omvatten, elke uiting van de menselijke geest in wetenschap, kunst, zede, rede en religie, maar dat alles in het licht stelde van de Christusopenbaring. Het goddelijk Woord, de Logos, was volgens De Hartog in drie vormen werkzaam: als scheppend Woord, als mensgeworden Woord in Christus, en dan ook als schriftgeworden Woord in de Bijbel. Daardoor kreeg De Hartog ruimte om over die Logos veel meer te zeggen dan alleen vanuit de bijbelse gegevens. Bijbelkritiek kon volgens hem enkel het ontstaan en de vorm van die geschriften betreffen maar aan hun eeuwige inhoud niet raken. Wereldgodsdiensten typeerde hij met enkele woorden vanuit de zekerheid dat het christendom de absolute religie is, waarin quot;alle waarheidselementen der groote Godsdiensten in onverderfelijke Geestelijkheid verhevenquot; blijken.® De kunsten waren voor hem zeer duidelijke vormen van openbaring, en als hij over muziek sprak, bleek hoe deskundig hij op dat gebied was. Enthousiast deed hij mee aan de oprichting van de Internationale School voor Wijsbegeerte te Amersfoort in 1916: weer een nieuwe mogelijkheid om anderen te inspireren. En zo formuleerde hij later als taak van de theologie quot;om Gods Albemiddelenden Logos te laten getuigen en de Openbaring van dien Logos op empirisch, aesthetisch, ethisch, philosophisch, religieus, christelijk gebied organisch te onderkennen en te overdenken in onderling verbandquot;. '°

Dat alles was moeilijk te plaatsen in richtingsschema's. Beslist bleek hij Kuypers leerling, misschien wel de beste, als hij de wedergeboorte beschreef, die doorwerkte in de gelovigen, ook in hun redelijke denken, en als hij opriep tot nieuwe visie op de werkelijkheid met nieuwe wetenschappelijke mogelijkheden. Zijn bijbelopvatting bracht hem

12

-ocr page 17-

toch meer in de buurt van de ''ethischen”, die zich echter onder invloed van Kierkegaard veel kritischer gingen opstellen ten opzichte van de cultuur. Zo ondervond De Hartog ondanks massale toeloop en de hart-stochtelijke verering door velen, toch teleurstellingen. Hij miste de steun van een richtingsorganisatie die in de hervormde synode voor hem kon optreden en onderhandelen over een kerkelijke hoogle-raarsbenoeming. Wel kreeg hij in 1917 een beroep naar Amsterdam, maar als predikant. Hij begon er in oktober. Zijn aanhangers te Haarlem vormden nog in hetzelfde jaar een quot;A. H. de Hartog-stichting... ter verbreiding van de inzichten op godgeleerd en wijsgerig gebied van Dr. A. H. de Hartog”. Deze stichting hielp bij het organiseren van cursussen en het verspreiden van zijn publicaties. Diezelfde stichting greep ook in toen hij in 1926 opnieuw door de hervormde synode werd gepasseerd voor een dogmatische leerstoel te Utrecht, zoals in 1916 eveneens was gebeurd. Het had hem ook teleurgesteld dat hij nooit tot een filosofische leerstoel was geroepen, zoals na Bolland te Leiden of na De Sopper te Groningen mogelijk was geweest. De stichting zorgde nu voor een bijzondere leerstoel in de apologie van het christendom, te vestigen bij de theologische faculteit te Utrecht. Maar al kreeg hij zo de gewenste titel, zijn colleges waren niet verplicht en dus onderhevig aan een jaarlijkse teruggang van toehoorders. Hij dacht zijn inzichten over te dragen, maar het waren zijn bezieling en vroomheid die sommige studenten troffen. Toen in 1930 door het overlijden van Groenewegen de ethisch-wijsgerige leerstoel in zijn eigen woonplaats Amsterdam vrijkwam, zetten zijn aanhangers via de gemeenteraad met een krappe meerderheid tegen faculteit en curatoren in onverhoeds zijn benoeming door. Dit was dus een quot;gewone” leerstoel, maar die gaf hem door het klein getal voornamelijk lutherse en doperse studenten niet de academische invloed die zijn volgelingen hem hadden toegedacht.

In februari 1931 legde hij zijn predikantstaak neer om dus nu full-time professor te worden. In feite veranderde er niet zoveel, want ook als predikant had hij lezingen en cursussen gegeven en sinds 1926 ook colleges, en nu als professor kon hij toch nog overal uit preken gaan. Hij scheen nu zijn grootste mogelijkheden bereikt te hebben met de kansel en met liefst twee academische katheders, die in Amsterdam en die in Utrecht. Toch waren zijn laatste jaren niet de meest gelukkige. Hij hield zijn volle kerken, waar hij ook preekte, en de aandacht ook van jongere generaties. Maar in theologische kring waren de inzichten van Karl Barth doorgedrongen, die stelde dat openbaring niet aansluit bij het menselijk denken en zich niet laat inpassen in begrippen of systemen. Hoewel De Hartog nog in 1936 meeschreef in een huldigingsbundel voor Barth - in hun afwijzing van het nationaal-socia-lisme trokken zij één lijn - zag hij toch Barth als een groot gevaar tegen

13

-ocr page 18-

wie hij ook op de kansel getuigde. De nieuwere filosofieën boden niet meer de vertrouwde apologetische aanknopingspunten. De Hartog bleef ervan overtuigd dat veel, wat na 1920 op theologisch of wijsgerig gebied was geschreven, door hemzelf al eerder en beter was gezegd. Hij had zich trouwens de tijd niet meer kunnen gunnen om daar diepgaand kennis van te nemen, juist omdat zijn belangstelling naar de volle breedte van de cultuur uitging. Nu voelde hij zich eenzaam en onbegrepen. Op college kwam hij soms tot bittere uitspraken; het leek gekwetste ijdelheid. Maar toen hij in 1938 ziek werd, kwamen ook niet-geestverwanten onder de indruk van de manier waarop hij dat lijden droeg en aanvaardde. Na een lange achteruitgang stierf hij op 9 december 1938.

Natuurlijk verschenen er herdenkende artikelen, maar spoedig werd het stil. De tweede wereldoorlog eiste aandacht voor andere zaken en beperkte de mogelijkheden tot publiceren. Maar ook na 1945 werd de naam van De Hartog zelden meer genoemd. quot;nbsp;Dat stelde degenen teleur die hem in quot;De Middaghoogte” hadden gesteund, die van hem de eenheid van geloven en denken hadden geleerd en hem dankbaar bleven voor de koers die hij hun gewezen had. Maar echte leerlingen had hij weinig. Bart de Ligt, die in quot;Nieuwe Banenquot; had mogen publiceren, was maatschappelijk en religieus een heel andere kant uitgegaan. Dirk Tromp, die de prediking van De Hartog te Haarlem als een geestelijke bevrijding had ondergaan en daardoor voor predikant was gaan studeren, kwam later in het kamp van Barths volgelingen terecht waar hij trouwens altijd quot;met eerbied over den groten predikerquot; bleef spreken. Tromp stierf echter te vroeg om nog over De Hartog in die nieuwe kring te kunnen schrijven; Miskotte duidde dat in 1949 even aan. In datzelfde jaar schreef een vurig vereerder, M. Visser over quot;Het Leven van prof. dr. A. H. de Hartogquot;, opmerkend dat hij dit nu maar deed omdat theologen bleven zwijgen. Toch kwam er later een theoloog, M. van Wichen, die een proefschrift aan De Hartog wijdde: quot;Realistische theologie. De visie van A. H. de De Hartogquot; (1955). Het herdenkingsjaar 1969 leverde nog enkele artikelen op.

quot;Realistische theologiequot; - De Hartog zou tevreden zijn geweest met deze typering. Hij wilde immers gelovend de realiteit, de werkelijkheid, onder ogen zien. Hij bepleitte een redelijk geloof, een quot;redelijke eredienstquot; (Romeinen 12:1). Toch doen woorden als quot;realismequot; en quot;redequot; doorgaans iets verstandelijks en nuchters verwachten, terwijl De Hartog ook het hart van zijn hoorders wist te raken. Zijn opvolger als Amsterdams hoogleraar. Westendorp Boerma, zei over hem: quot;Hij was speculatief aangelegd, hij kon niet aanzien, dat het geloof als onredelijk werd geminachtquot;.Die speculatieve aanleg en die apologetische gedrevenheid waren meer kenmerkend voor De Hartogs optreden dan dat realisme. En - wat in de publicaties niet zo bleek maar in zijn

14

-ocr page 19-

prediking duidelijk aanwijsbaar was - hij bleef, ook in zijn speculatieve apologie, beslist uitgaan van de openbaring in Christus. Juist zo pakte zijn durf om verder te denken, juist zo bezielde hij tot een weerbaar, verantwoord, eigentijds geloof, juist zo bracht hij dat geloof in verband met de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen. Waar geloof tegen wetenschappelijke constateringen leek op te botsen, wilde De Hartog enkel weten van een synthese. quot;De al-openbaring, en de al-verheerlijking werden uitgeroepen en ópgeroepen, bezworen zó suggestief, dat aan de twijfel elke grond onttrokken werdquot;. Dat verkondigde hij met grote geladenheid en met haast altijd trefzekere woordkeus. quot;Het was soms, alsof de heilige Presentie mét het zonlicht in de ruimte neerdaalde, de tijd stilzette en verlevendigde, de wanden van kerk en hart en wereld doorschijnend maakte... Hij riep de verborgen Godsvrienden op zich bewust te worden, hoe Christus zelf een gestalte in hem aannam, zodat zij den naaste konden voorleven wat het is te leven in de hemelquot;. quot;Godsvriendenquot;, de middeleeuwse mystieke groep die zich niet aan kerkelijke grenzen stoorde. Daarmee voelde De Hartog zich inderdaad een van geest, en het verbaasde hem als anderen dan aanwezen dat hij buiten de officiële leer terecht was gekomen.

Een beoordelaar van quot;links”, K. H. Roessingh, die zijn werk quot;één groot-sche ketterij” noemde, zag toch in zijn boeken quot;brokstukken, die getuigen van zeer zuiver religieus leven, van zeer waarachtige inspiratie. Wij hebben een God van het heden', dat klinkt door alles heenquot;. *'* Voor mensen van dàt heden, de generatie tussen 1910 en 1930, had De Hartog zijn woord. Het is niet onbelangrijk als van iemand kan worden gezegd, dat hij aan zijn eigen tijd houvast heeft gegeven, ook al kan een later geslacht dat niet meer navoelen. De mensen van dat heden hebben zijn geschriften bewaard omdat ze meer dan dat geschrevene alleen van hem hadden ontvangen. Een een bibliografie als deze kan helpen, de toegang naar dat werk open te houden waardoor een ontmoeting mogelijk wordt met een geest die wellicht ook in later tijd iets te zeggen heeft.

O.J. de Jong

Noten

15

-ocr page 20-

dems van het Nederlandse Protestantisme in het Theol. Instituut der R. U. Utrecht en is door dr. A. de Groot welwillend ter beschikking gesteld.

16

-ocr page 21-

VERANTWOORDING BIBLIOGRAFIE

Bij het samenstellen van deze bibliografie is gestreefd naar een zo volledig mogelijke lijst van de zelfstandig verschenen publikaties van De Hartog. Met uitzondering van no. 133 berust deze lijst geheel op autopsie.

Naast de in de bibliografie opgenomen gedrukte en getypte preken zijn nog enkele samenvattingen van preken bekend. Prof. Dr. J. M. Hasselaar publiceerde in In de waagschaal een drietal preekversla-gen quot;persklaar gemaakt aan de hand van aantekeningen van een Amsterdamse kerkganger”, jg. 15(1959-1960), 83-85, 99-100, 179-180. Hier zij tevens vermeld de 24 bladzijden tellende brochure van H. J Buijs getiteld: Het huwelijk-, uitgewerkte aanteekeningen n.a.v. een cursus gehouden door A. H. de Hartog. Deze brochure verscheen geheel buiten verantwoordelijkheid van De Hartog te Amsterdam, waarschijnlijk in 1936.

Niet opgenomen werden de talloze meditaties die De Hartog schreef voor diverse lokale en regionale kerkbladen, zoals het Haarlemse en TVmsterdamse predikbeurtenblad.

De indeling van de bibliografie is chronologisch. Per jaar worden eerst de zelfstandig verschenen werken vermeld, dan de publikaties waaraan de auteur meewerkte, vervolgens de tijdschriftartikelen en tenslotte de boekbesprekingen.

In de literatuurlijst over De Hartog werd de door G. A. Evers samengestelde Lijst van gedrukte geschriften over de Rijksuniversiteit te Utrecht verwerkt.

De publikaties van J.L.G. de Hartog-Meyjes, alsmede de archivalia werden als annex aan de bibliografie toegevoegd.

Een woord van dank komt toe aan ds. V.E. Schaefer te Laren(N-H). Steeds behulpzaam wist hij belangrijk materiaal aan te dragen.

De volgende tijdschrift-afkortingen werden gebruikt:

GTT Gereformeerd theologisch tijdschrift

NBa nbsp;nbsp;nbsp;Nieuwe banen

OEV nbsp;nbsp;Onder eigen vaandel

Td nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De toortsdrager

TS nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Theologische studiën (Utrecht)

TZ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Troffel en zwaard

VoxTh nbsp;Vox Theologica

-ocr page 22-

BIBLIOGRAFIE A.H. DE HARTOG

1903

1904

1905

2e onveranderde druk: Amsterdam, Kruyt, [1912]. 28 blz. Ook in het Duits vertaald door L. de Hartog-Meyjes (Zie no. 525, blz. 82).

Schetsen, ook in het Duits vertaald door L. de Hartog-Meyjes en opgenomen in: Aus fremden Zungen, 1909 (Zie no. 525, blz. 84).

2e druk: ’s-Gravenhage, Daamen, 1934. 128 blz.

1906

(Mannen en vrouwen van beteekenis in onze dagen, xxxvii, 2).

Gebundelde jaargang: 1907.

Zie ook no. 53.

18

-ocr page 23-

2e druk, ook bibliografisch, onvindbaar.

3e druk: Baarn, Hollandia, 1922.

bespreking van:

1907

2e druk: TVmersfoort, Veen, 1907. 144 blz.

Nieuwe vermeerderde druk: Amersfoort, Veen, 1916. 110 blz.

Duitse vertaling door L. de Hartog-Meyjes o.d.t.: Das moderne Bewusstsein und die Heilstatsachen. Eine metaphysisch-christliche Weltanschauung. Heidelberg, Winter, 1908. VII, 77 blz.

2e druk: Amersfoort, Veen, 1919. 153 blz. (“ti- A 6 )

19

-ocr page 24-

1908

Gebundelde jaargang: 1908.

2e druk: Baarn, Hollandia, [1921]. 56 blz. (Groote denkers. Nieuwe reeks, v, 2).

Zie ook no. 53.

Zie ook no. 43.

Zie ook no. 43.

Zie ook no. 43.

20

-ocr page 25-

bespreking van:

1909

Zie ook no. 43.

Zie ook no. 43.

Zie ook no. 22-24, 40-42.

Gebundelde jaargang: 1910.

2e druk: Baarn, Hollandia, [1921]. 42 blz. (Groote denkers. Nieuwe reeks, v, 1).

Zie ook no. 53.

21

-ocr page 26-

bespreking van:

's-Gravenhage 1908, NBa 2(1909), 93-96.

1910

Studies over Eucken, Von Hartmann en Wundt eerder verschenen in de reeks: Mannen en vrouwen van beteekenis in onze dagen (zie no. 8, 21 en 44).

Ook vertaald in het Esperanto en verschenen o.d.t.: Disrom-punila intermurojn. Respondo de teosofianino al parolado de A. H. de Hartog en la Wahane Logio de la Theosofia Societo, kun kontrauparolado de A. H. de Hartog. Amersfoort, Veen, [1911]. 14 blz.

22

-ocr page 27-

bespreking van;

1911

Voor het vervolg zie no. 91.

23

-ocr page 28-

bespreking van:

Utrecht 1911, Affia 4(1911), 160.

1912

Vervolg van no. 72.

24

-ocr page 29-

bespreking van:

1913

25

-ocr page 30-

Gerhard, gehouden op 1 April 1913 in het gebouw quot;Salvatori” te Amsterdam, uitgeschreven door de vereeniging quot;De Middaghoogtequot; te Amsterdam. Amsterdam, Kruyt, 1913. 78 blz.

Voor het vervolg zie no. 188.

Uitgave van quot;De Middaghoogtequot;. Herdrukken verschenen c. 1916, c. 1921 ene. 1930.

26

-ocr page 31-

bespreking van:

1914

Gegevens ontleend aan: no 525, blz. 83.

27

-ocr page 32-

Zie no. 28, 29 en 514.

bespreking van:

28

-ocr page 33-

1915

Eerder verschenen in: Voor hooger leven, 1(1915), 186- 199. (Zie no. 185.) Ook opgenomen in: Overdenkingen. Door A. H. de Hartog. Zeist, 1921. (Zie no. 288.)

29

-ocr page 34-

bespreking van:

1916

30

-ocr page 35-

Amsterdam, Kruyt, [1916],

ii. Karakteristiek der groote godsdiensten. 40 blz.

Vervolg van no. 111.

Zie ook no. 205.

bespreking van:

25-26.

31

-ocr page 36-

1917

Zie ook no. 189-192, 203-204.

Datum abusievelijk vermeld als 30 september; ten rechte 23 september.

32

-ocr page 37-

bespreking van:

1918

Uitgave van quot;De Middaghoogtequot; en de quot;Dr. A. H. de Hartog-Stichtingquot;.

2e druk: TVmsterdam, Kruyt, [1918]. 40 blz.

Zie ook no. 241.

33

-ocr page 38-

bespreking van:

H. Th. Vollenhoven. Amsterdam 1918, NBa 11(1918), 256, 303-305.

1919

Zie ook no. 225.

34

-ocr page 39-

Zie ook no. 287.

bespreking van:

1920

Zie voor het vervolg no. 292.

35

-ocr page 40-

bespreking van:

1921

Zie ook no. 303.

36

-ocr page 41-

Eerder verschenen in NBa en Voor hooger leven (no. 185).

Zie ook no. 305.

Zie voor het voorafgaande no. 265.

Zie ook no. 285.

37

-ocr page 42-

Zie ook no. 289.

1922

Zie ook no. 323.

Zie voor het voorafgaande no. 265 en 292, voor het vervolg no. 341.

38

-ocr page 43-

Zie ook no. 309.

bespreking van:

1923

Zie ook no. 343.

39

-ocr page 44-

voor de brochurenreeks van de quot;Middaghoogte” en uit het Duitsch vertaald [door A. H. de Hartog]. 's-Gravenhage, De Middaghoogte, [1923]. 29 blz.

Zie ook: NBa 16(1923), 161-189.

Zie voor het voorafgaande no. 265, 292 en 313.

bespreking van:

40

-ocr page 45-

1924

Zie voor het vervolg no. 376 en 401.

bespreking van:

41

-ocr page 46-

1925

2e druk: Amsterdam, Paris, [1931]. 168 blz.

Zie ook no. 387.

Zie voor het voorafgaande no. 357, en voor het vervolg no. 401.

Zie ook no. 372.

42

-ocr page 47-

bespreking van:

1926

30 blz. (Inaugurele rede Utrecht).

Zie ook no. 405.

Zie voor het voorafgaande no. 357 en 376.

43

-ocr page 48-

Zie ook no. 397.

bespreking van:

1927

44

-ocr page 49-

bespreking van:

1928

1929

45

-ocr page 50-

bespreking van;

1930

46

-ocr page 51-

1931

Zie ook no. 473.

Zie ook no. 464.

Zie ook no. 461.

47

-ocr page 52-

Zie ook no. 460.

1932

1933

48

-ocr page 53-

1934

1935

Ook opgenomen in no. 495.

Zie ook no. 549

1936

Zie ook no. 492 en 497.

Ook opgenomen in no. 495.

49

-ocr page 54-

1937

46 blz.

1938

1940

50

-ocr page 55-

LITERATUUR OVER A. H. DE HARTOG

Ook vertaald in het Esperanto (zie no. 57.).

Ook opgenomen in; O. Noordmans. Verzamelde werken. Dl.

1. Kampen 1978. Blz. 151-166. Bewerking van een lezing waarschijnlijk in 1910 gehouden voor de Friesche Predikan-tenvereeninging te Beetsterzwaag, opgenomen in Verzamelde werken, dl. 1, blz. 126-150.

Met de in deze roman optredende ds. Van den Heuvel is A.

H. de Hartog, toentertijd predikant te Heemstede, bedoeld.

Ook opgenomen in: O. E. Hooykaas. Godsdienstig leven in Nederland. Haarlem 1912. Blz. 18-23.

51

-ocr page 56-

52

-ocr page 57-

53

-ocr page 58-

blad voor christendom en cultuurVH, 2 (14-11-1930).

Ook opgenomen in: W. Kloos. Letterkundige inzichten en vergezichten. Den Haag 1937. Blz. 97-108.

Zie ook no. 493.

54

-ocr page 59-

C: 9-12-1938.

55

-ocr page 60-

IB

Andere uitgave: Amsterdam, Kirchner, [1949]. 228 blz.

Waarin opgenomen: Gedachtenisrede, gehouden in de Internationale School voor Wijsbegeerte op 12 Juli 1939 door L. de Hartog-Meyjes.

56

-ocr page 61-

ARCHIVALIA A. H. DE HARTOG

Amsterdam, Bibliotheek der Universiteit van Amsterdam:

A. 1 21 preken, gehouden van 25 februari 1912 tot 18 april 1915 te Haarlem in de Grote kerk, Janskerk en Nieuwe kerk, en te Koog Zaandijk, Heemstede en Zandvoort.

22 dln. in 2 mappen, in quarto. Getypt, met geschreven correcties en aantekeningen van onbekende hand.

Sign.: Hs. Gx 150-171

Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit:

A.2 Brief aan T. P. Sensma, d.d. 10 juli 1916, bevattende bio-bibliogra-fische gegevens van De Hartog over zichzelf.

3 bl. 215 X 135 mm. Eigenhandig geschreven.

Sign.: Hs. BPL 2550

Utrecht, Bibliotheek der Rijksuniversiteit:

A.3 23 preken, gehouden van 28 januari tot 31 december 1912 te Haarlem, in de Grote kerk, Janskerk en Nieuwe kerk, en het Evang. geb. Schouten.

23 dln. 320 x 215 mm. Gestencild.

Sign.: Hs. 6.B.21

A. 4 Het scheppen Gods.

29 bl. 255 X 210 mm. Eigenhandig geschreven.

Sign.: Hs. 6.B.22, 1

Sign.: Hs. 6.B.22, 2

A. 6 Die Vernünftigkeit der Religion.

64 bl. 210 X 165 mm. Duitse vertaling in onbekende hand van de Inleiding van De Hartog's De redelijkheid der religie, blz. 7-43 (zie no. 17).

Sign.: Hs. 6.B.22, 3

A. 7 Circulaires, aankondigingen en uitnodigingen van de vereniging

57

-ocr page 62-

quot;De Middaghoogtequot; (1921-1934).

Sign.: Hs. 6.B.22, 4

Sign.: Hs. 6.B.22, 5

A.9 Circulaires aan cursisten van A. H. de Hartog (1930-1932).

Sign.: Hs. 6.B.22, 6

4 st. gedrukt.

Sign.: Hs. 6.B.22, 7

A. 11 Krantenknipsels (1917-1969).

24 st.

Sign.: Hs. 6.B.22, 8

Sign.: Hs. 6.B.23, 1

Sign.: Hs. 6.B.23, 2

A. 14 Briefkaart aan J. H. Gunning J.Hz., d.d. 22 december 1909, betreffende de gezangen.

115 X 90 mm. Eigenhandig geschreven.

Sign.: in Hs. Gunning 25.E.29

A. 15 Briefkaart aan J. H. Gunning J.Hz., d.d. 28 december 1911.

140 X 90 mm. Eigenhandig geschreven.

Sign.: Hs. Gunning 25.E.34-35

A. 16 Brief aan J. H. Gunning J.Hz., d.d. 26 maart 1916, inzake De Heils-feiten.

140 X 225 mm. Eigenhandig geschreven.

Sign.: Hs. Gunning 21.F. 1

58

-ocr page 63-

A. 17 Briefkaart aan J. H. Gunning J.Hz., d.d. 22 mei 1937.

140 X 90 mm. Eigenhandig geschreven.

Sign. : Hs. Gunning 21. F. 1

A. 18 Apologetische reeks, ser. 1, no. 1-6. ca. 1935

38 bl. 275 X 210 mm. Eigenhandig geschreven.

1 bloknoot, 36 bl. 275 x 210 mm. Eigenhandig geschreven.

29 bl. 275 X 210 mm. Eigenhandig geschreven.

27 bl. 275 X 210 mm. Eigenhandig geschreven.

Sign.: Hs. 16.A.9

A. 19 Briefkaarten, dankbetuigingen, visitekaartje aan de heer en mevr. Van Lennep-de Wit te Amsterdam (1922-1932)

Sign.: Hs. 16.A. 10, 1

Sign.: Hs. 16.A. 10, 2

A.21 Kranteknipsels over A.H. de Hartog (nov. 1936 -dec. 1938).

Sign.: Hs. 16.A. 10, 3

A. 23 Dictaat catechisatie (1926-1927).

59

-ocr page 64-

PUBLIKÄTIES VAN J. L. G. DE HARTOG-MEYJES (1882-1961)

(Zie ook no. 5, 6, 16, 501 en 502.)

1907

Gedachten uit Tauler. Verzameld door L. de Hartog-Meyjes. Amersfoort, Veen, 1907. 159 blz.

1908

Navolging van Christus, NBa 1(1908), 105-114.

Gelooven, NBa 1(1908), 229-240.

1909

Het eeuwig waken, NBa 2(1909), 52-55.

De ware wijnstok, NBa 291909), 116-121.

Wat het zeggen wil, dat de Zoon van God voor ons gestorven is, NBa 2(1909), 199-204.

1910

De dingen des geloofs en het kind, NBa 3(1910), 136-141, 213-220.

Willen en kunnen, NBa 3(1910), 184-187.

Begin en einde, NBa 3(1910), 269-272.

Uwkoning, NBa 3(1910), 308-312.

60

-ocr page 65-

1911

Hopeloos, Įa 4(1911), 123-124.

Weg, waarheid en leven, NBa 4(1911), 183-186.

De profetie van den dierenriem, NBa 4(1911), 213-218.

1912

Over de ongedurigheid, NBa 5(1912), 210-213.

1913

Gods toorn, NBa 6(1913), 70-73.

De waarde der smart, NBa 6(1913), 113-115.

1914

Verloren paradijs: beloofd land, NBa 7(1914), 21-22.

1915

Het kind en God. TVmsterdam, Kruyt, [1915], 164 blz.

Dwaling, NBa 8(1915), 25-27.

1916

Mystiek, NBa 9(1916), 205-224, 236-256, 265-288, 302-320; 10(1917), 45-60, 78-89.

1920

Verborgen wegen. Dagboek, Zeist, Ploegsma, 1920. 413 blz.

2e druk: Zeist, Ploegsma, 1924.

1927

Gedachten. Zeist, Ploegsma, 1927. 126 blz.

61

-ocr page 66-

1929

Vrouwen. Amsterdam, Kosmos, 1929. 284 blz.

De roede des drijvers gebroken. Amsterdam, Paris, z.j.

De wil der menschen gelijkvormig aan de wil van God. Amsterdam, Paris, z.j.

Gebeden. Amsterdam, Paris, z.j.

1949

Gedachtenisrede, gehouden in de Internationale School voor Wijsbegeerte op 12 Juli 1939, in: Helleven van Prof. Dr. A.H de Hartog. Door M. Visser. Amsterdam, Kirchner, [1949]. Blz. 211- 215.

1952

Een vriendschap, in: Over alle bergen. Geschriften. Door B. M. Schuurman.

Met inleidende levens- en karakterschetsen. ’s-Gravenhage, Daamen, [1952]. Blz. 61-68.

1960

Gesprekken met een kleindochter. Amsterdam enz., Elsevier, 1960. 111 blz.

62

-ocr page 67-

ARCHIVALIA J. L. G. DE HARTOG-MEYJES.

Utrecht, Bibliotheek der Rijksuniversiteit:

Vrouwen in de mystiek: zuster Bertken.

1 cahier. Eigenhandig geschreven.

Sign.: Hs. 16.A. 11, 1

Korte levensschetsen van heiligen.

21 st. in 1 portefeuille. 387 bl. 380 x 235 mm. Eigenhandig geschreven.

Sign.: Hs. 16.A. 11, 2

63

-ocr page 68-

I lil

i ^^ïaM-OOT?AH3a,O J I AUAVnraM

r 'trt'ir-/ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, f

■ •^■•. ilt;?r r;9attili lt;nbsp;jïHjt' »IJHIJlWlUt nfÇffllJUlKliif '

Pftnx / ! nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■

deftiedi'r. Amsgt;{/'rlijn,

.nMwiaeac gtbgatkmpgï .»öfao f

ÎW

r^VÄüöA^n»# i^seiti^srjeuiaN^ «naX

; f K; ’uii ISæ n He! ,evi^, vaei'TotGr. Ajll^AaiclHSMË

M . r A;7lt;j^idaialCtfdto4»43(i9^Bk2n 2t9

2962

'■-m /r;êndslt;-^.rtp .n nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;GlÉIBhn^-: :.jr«T a M

icfMinrnian nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.... .

Mei i(b'eKi*m41ej*»wn5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' j '^-

!962ï 5^2 62 68 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ ' nbsp;nbsp;nbsp;. -- ’

. .1

'■’.■'I960 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;-

C^^îr^r^yÀ■hr'n mè! eamp;n nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;er\- Ti*«---'•‘ïr 1980.

i I i biz

-ocr page 69-

-ocr page 70-

-ocr page 71-

-ocr page 72-