VERSLAGEN

AAN DE

kONIXGIN-WEDÖWE, REGENTES VÂN HET KONINKRIJK,

betrekkelijk den dienst der

POSTERIJEN, der RIJKSPOSTSPAARBANK en der TELEGRAFEN

1891. V

TL RIJKSPO ST SPAARBANK.

TE ’S-GRAVENHAGE bij

OEBROEDERS VAN CI.EEr.

1892

K UKSPOSTSPAAKB AXK.

Hare Majesteit de Kóningin-Weduive Regentes can het Koninkrijk.

Aan den lieer 1’. A. L. van Ogteop , lid en voorzitter van den Raad van Toezicht, werd, ingevolge liet bepaalde bij art. 3 der wet van 25 Mei 1880 [Sliialsblail n”, 88), en volgens den vastgestelden rooster van aftreding, bij Harer Majestoits besluit van 28 Maart 1891, n°. 15, met ingang van 1 April 1891 een eervol ontslag nit genoemde betrekking verleend.

Bij hetzelfde besluit, en met ingang van dienzelfden datum, werd tot lid van genielden Raad benoemd: de heer uir. A. Khrduk, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te ’s Graven liage.

Onder den Directeur was, aan het eind van 1891 , ter Directie werkzaam het navolgende personeel :

2 hoofd-commiezen ;

7 adjnnct-conimiezen ;

2 klerken der 1ste klasse;

15 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 2de , ;

1 concierge (waarnemend) ;

21 ambtenaren op tijdelijken voet, en nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

• 2 kantoorknechts, waarvan één als portier dienst doet.

Ingevolge overeenkomst, den 16den September 1883 tusschen Nederland en België gesloten , zoowel betreffende de overdracht als de terugbetaling van gelden, hetzij in de Nederlandsche Rijkspostspaarbank, hetzij in de Belgische CitisfP f/vm-rale d'lira fff iie el de lietiaite ingelegd, werden in 1891 :

• a. overgedragen op onze Rijkspostspaarbank:

• 9 Belgische boekjes, ten gezamenlijke bedrage van f 1 561.37, uitniakende het geheele tegoed dier boekjes ;

4

II. overgedrageii op de Belgische Caisse r/i’nérale d'Epargne el de lieh aile :

19 Nederlaiidsche boekjes (het geheele tegoed) te zamen ad f 4 392,36’.

f. terugbetaald :

1°. luet betrekking tot 26 Belgische boekjes, in Nederland: op 18 het geheele tegoed, te zamen ad /' 1 305.89, en op 8 het gedeeltelijk tegoed, ad /' 216.39.

2’. niet betrekking tot 52 Nederlandsche boekjes, in België: op 35 het geheele tegoed, te zamen ad ƒ 3 226.67, en op 17 liet gedeeltelijk tegoed, te zamen ad ƒ 1 304.00.

Voorts werden 33 Nederlandsche boekjes, waarvan de inleggers in België verblijf hielden, door tusschenkomst van de Caisse f/éiiérale d'Epargne e.l de Retraite, en 13 Belgische boekjes, waarvan de inleggers in Nederland verblijf hielden, door tusschenkomst van de Nederlandsche Rijkspostspaarbank 'voorzien van het over het jaar 1891 verschuldigde rentebedrag.

Het totaal der overgedragen gelden beliep alzoo te zamen ƒ5 953.73’, tegen ƒ4 033.08 in 1890, terwijl in het geheel werd terugbetaald de som van f 6 052.95, tegen ƒ20 758.48 in 1890.

Uilkuiiistcii over Ook nu weder waren de uitkomsten, zooals uit onderstaande gegevens blijken kan, 181H hoogst bevredigend.

Inleggers on inlagen. Het aantal inleggers of uitgegeven boekjes bedroeg :

Ill verhouding tot de bevolking, was het aantal inleggers over de verschillende provinciën verdeeld als volgt, met een gemiddeld aantal inlagen op elk boekje, als in de laatste kolom is vermeld :

Het totaal bedrag der inladen over net gaiische Rijk en per 1000 zielen gerekend, bedroeg op ultimo December van de jaren :

1881. nbsp;nbsp;nbsp;1882. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1883. nbsp;nbsp;nbsp;1884. nbsp;nbsp;nbsp;1835. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1880. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1887. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1888. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1889. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1890. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1891.

/'203.4D /-SO 1.34 /'Ö74.21® /•90I.04 ƒ1150.18 /'l 540.34 ƒ1780.57 ƒ2109.76 /•2G83.23 ƒ2852.30 f29:33.78

Het getal en het gezamenlijk bedrag der inlagen waren :

Het gemiddeld bedrag van elke inlage bedroeg in:

1S81. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1882. nbsp;nbsp;nbsp;1883. nbsp;nbsp;nbsp;1884. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1885. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1880. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1887. nbsp;nbsp;nbsp;1888.

/ 13.10 f 12.19» /■ 13.31 ƒ14.43 f ICy.ST’ /'19 09» /'19.39 /'20.82»

Naar het deheele getal inleggers en het getal, het gezamenlijk en het gemiddeld bedrag der inlagen in 1891, zijn de verschillende provinciën in de onderstaande volgorde te rangschikken:

Ill verhouding tot het f/e/ieete aantal inlagen, is het aantal inlagen in postzegels, in 1890 11.4 “/o bedragende, dus in 1891 verminderd met O.G '7,. Het gezamenlijk aantal inlagen beneden f 10 verminderde met 0.4

Over 1891 bedroegen de terugbetalingen 30.3 °/o van de som der inlagen over dat jaar, venneerderd met het saldo tegoed over de vorige jaren. Die verhouding bedroeg in 1890: 26.1 °k-

Het gemiddeld bedrag van elke terugbetaling bedroeg in :

1881. nbsp;nbsp;1882. nbsp;nbsp;1883. nbsp;nbsp;1884. nbsp;nbsp;1885. nbsp;nbsp;1886. nbsp;nbsp;1887. nbsp;nbsp;1888 nbsp;nbsp;nbsp;1889. nbsp;nbsp;nbsp;1890. nbsp;nbsp;1891.

/■37.355 /■37.80 f46.69’ /'46.55’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f48.83 f3l.4:2.^ /•51.325 /■53.66'’ f33.33'' f34.Q0^

Ten aauzien der terugbetalingen, nh of zij al dan niet rechtstreeks (d. i. ioinler oi‘ inel voorafgaande machtiging van den directeur der Rijkspostspaarbank) hebben plaats gehad , volgt hierachter een opgaaf naar de verschillende provinciën :

OVEllZlCHl’

OVERZICHT van het aantal terugbetalingen, zoowel rechtstreeks a’P orders van betaling (Provincie’s ge wij ze , gedurende het jaar 1891.

2*

OVERZICHT van Het aantal terugbetalingen, zoowel rechtstreeks aT orders van betaling (Provincie’s gewijze , gedurende het jaar 1891.

2*

• V nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10

• 1 Het getal rechtstreeksche terugbetalingen, in verhouding tot dat der terugbetalingen

, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op orders, vermeerderde in 1891 met 2.9 “/n.

Het derde kwartaal van 1891 was ten aanzien der inlagen en der terugbetalingen het gunstigste.

Gedurende 1891 werden 124 telegraphische orders van betaling, tot een gezamenlÿk bedrag van f 31307.07 afgegeven, tegen 112, tot een gezamenlijk bedrag van /'24652.00, in 1890.

Itente. Tegoed. Onder de terugbetalingen is begrepen, wegens aan de inleggers uitgekeerde rente op

• * nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geheel afbetaalde boekjes, eene som van............f 23150.74

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wegens rente werd aan het einde des jaars op de boekjes bij geschreven

een bedrag van...................... 548 658.93

Zoodat de som der uitgekeerde en bijgeschreven rente bedraagt .... ƒ 571 809.67

Over 1890 bedroeg die som................ 493534.35

üus meer in 1891....................f 78 275.32

Met inbegrip der bovenvermelde som, wegens bÿgeschreven rente,

bedroeg het gezamenlijk tegoed der inleggers aan het einde van 1891. . 24 013 749.49'

Aan het einde van 1890 bedroeg het............. 21 250 500.65' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

Zoodat het vermeerderde met................/ 2 763 248.84

igt; l„ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wegens belegging van gelden werd in 1891 eene gezameuljjke rente verkregen

van ..........................f 780 835.73

• f. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Waarvan werd uitgekeerd of bijgeschreven ten behoeve van de inleggers

(zie boven)........................ 571 809.67

Zoodat aan rente meer werd ontvangen dan uitgegeven......f nbsp;209 026.06

In 1890 bedroeg dit................... 190 806.53

dus meer in 1891.....................f nbsp;nbsp;nbsp;18 219.53

11

c wegens prolongatiën, iii :

1881. 1882. nbsp;nbsp;1883. 1884. nbsp;nbsp;1885. nbsp;nbsp;1886. nbsp;nbsp;1887. nbsp;nbsp;1888. nbsp;nbsp;1889. nbsp;nbsp;1890. nbsp;nbsp;1891.

4.544.59»/'„ 4.35quot;/,, 3.18»/. 2.82”/o 2.!S6'gt;lo nbsp;3.03'’lo nbsp;267010 nbsp;2.61».'„ 3.41»/„ nbsp;3.14»M

Het gemiddeld rentebedrag over 1891 verkregen, was 3.35”'o, tegen 3.33“/o in 1890.

De bÿlagen A—I bevatten de volgende opgaven:

• 1 . overzicht van het aantal kantoren, inleggers, inlagen en terugbetalingen, van het gezamenlijk en gemiddeld bedrag der inlagen en terugbetalingen, en van het tegoed voor elke provincie afzonderlijk en over het geheele Kijk ;

• 2’. staat, aanwijzende het bedrag der inlagen on terugbetalingen, alsmede het voor-of nadeelig saldo, aan het einde van elke maand ;

• 3“. staat, aanwjjzende het aantal in omloop zijnde boekjes en het tegoed der inleggers aan het einde der jaren 1881—1891;

• 4quot;. staat, aan wijzende het aantal der op ultimo December 1891 in omloop zijnde spaarbankboekjes, gesplitst naar het bedrag van het tegoed ;

• 5quot;. staat, betrekkelijk de verhouding van het aantal werklieden tot het totaal der inleggers ;

• 6quot;. overzicht der uitbetaalde rente op geheel afbetaalde boekjes en der bijgeschreven rente over 1891 ;

• 7“. staat, aantoonende de percentsgewijze verhouding van het aantal inlagen in postzegels en van het bedrag dier inlagen tot het totaal ;

• 8quot;. overzicht van de volstrekte en percentsgewÿze vermeerdering der in omloop zÿnde boekjes en van het tegoed der inleggers over 1881—1891 ;

• 9°. overzicht van het aantal en bedrag der inlagen en terugbetalingen , het aantal uitgegeven en afbetaalde boekjes over 1881—1891, zoomede van het saldo tegoed en de in omloop zijnde boekjes aan het einde dier jaren; een en ander betreffende particuliere inleggers en vereenigingen ;

• 10quot;. drie tabellen , aanwijzende de verkregen rente :

• a. wegens belegging in Nederlandsche Staatsschuld;

• b. , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» effecten en pandbrieven;

• c. , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op prolongatie.

De kosten der Rijkspostspaarbank, over 1890, in het verslag over dat jaar op /' 120193.39 geraamd, hebben in werkelpkheid f 120 528.75’’ bedragen.

Eene som van f 188 722.80, zijnde het batig saldo der winst- en verliesrekening over het dienstjaar 1890, werd in den loop van 1891 in ’s Rijks schatkist overgebracht, op afrekening der door het Rijk over 1881—1890, ten behoeve dier instelling, voorgeschoten gelden, zoodat toen deswege nog een bedrag van f 57 906.66 ' te vergoeden bleef.

Aan dit cijfer toevoegende: de kosten over 1891, die vermoedelijk f 127 477.53‘ (0.53 7o van het gezamenlijk tegoed aan het einde van dat jaar, tegen 0.57 “/o in het voorafgaande) zullen bedragen, verkrijgt men een totaal-schuld van f 185 384.20.

12

Dit totaal in vergelijking brengende met bet batig saldo der winst- en verliesrekening over 1891, ad f 213,032.68 , komt men tot de slotsom , dat de Rij ksposts paarbank, by den aanvang van 1892 zich in staat bevond, haar gansche nog resteerende schuld aan ’s Rijks schatkist te voldoen, en daarenboven een aanvang te maken met de vorming van een reservefonds (artikel 17 der wet), door middel der nog overbly'vende /'27 648.48.

Aahgezien echter, de Minister van Financiën in de Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1892 (Wet op de middelen) de som, door de Rÿkspostspaarbank, wegens meerbe-doelde kosten in dat dienstjaar aan ’s Rÿks schatkist te vergoeden, raamde op ƒ172 000, heeft men, om met die raming conform te blijven, in de maand Juni 1892, niet ƒ 185 384.20 maar slechts genoemde ƒ 172 000 aan ’s Rijks schatkist voldaan, terwijl de restant-schuld ad ƒ 13 384.20, die nu reeds kon gekweten worden, maar om gemelde reden nog niet gekweten is, in 1893 mét de restitutie over 1892 zal worden voldaan.

De kosten per operatie bedroegen in 1891 evenveel als in 1890, namelijk ƒ0.16’; die per inlegger beliepen over 1891 ƒ 0.40 tegen ƒ 0.42’ over 1890.

Wegens de verschillende onderwerpen zÿn respectievelijk in 1890 en 1891 uitgegeven de volgende bedragen :

13

De definitieve balans over 1890 en de voorloopige over 1891 zijn hierachter als bijlage K en L opgenomen, terwijl de bijlage M eene opgaaf bevat der bezittingen, die op 31 December 1891 bij de Nederlandsche Bank aanwezig waren.

De ingevolge de Koninklijke besluiten van 23 Juni 1882, n°. 8, 26 April 1885, 11°. 26, en 27 Januari 1883, nquot;. 5, toegekende vergoeding aan de postambtenaren, voor hunne bemoeiingen met betrekking tot den dienst der Rpkspostspaarbank, beliep in 1891 eene som van /' 24 845.40 of 0.10 °!^ van het saldo-tegoed aan het einde van dat jaar, tegen 0.11°/, van dat saldo in 1890.

Het aantal kantoren, voor den dienst der Rÿkspostspaarbank aangewezen, werd in den loop van het jaar met 14 uitgebreid ; daarentegen werden 9 hulpkantoren opgeheven. Aan het einde van het jaar waren 244 post- en 973 bij- en hulpkantoren, te zainen 1217 kantoren, tegen 1202 in 1890, voor den spaarbankdienst opengesteld.

Van de 1217 kantoren waren er 24 of 2 °/„, waar geen inlagen of terugbetalingen plaats vonden ; in 1890 bedroeg dit aantal 33 of 2.7 °l, van de 1202 kantoren.

OVERZICHT

Mi

OVERZICHT van het bedrag der inlagen en terugbetalingen, het aantal uitgegeven, af betaalde en in omloop gebleven boekjes in 1891, alsmede bet saldo der inlagen en terugbetalingen over 1891 en vorige jaren.

15

16