Aan

Hare Majesleit de Koningin-Weduice Regentes van het Koninkrijk

Aan den heer mr. H. P. G. Qoack, lid van den Raad van Toezicht, werd, ingevolge Toezicht, den wettelÿk vastgestelden rooster van aftreding, bij Koninklÿk besluit van 20 Maart 1897, n°. 9, met 1 April 1897 eervol ontheffing uit die betrekking verleend. Bij hetzelfde besluit werd met ingang van dienzelfden dag als zoodanig benoemd de heer J. M. VAN Bosse , directeur der Nederlandsche bank, te Amsterdam.

Gelijke eervolle ontheffing werd op diens verzoek, wegens zijne benoeming tot Minister van Justitie , bij Koninklijk bestuit van 26 Augustus 1897, nquot;, 44, verleend aan den heer mr. P. W. A. Gort van der Linden , in wiens plaats tot lid van gemeld College, tevens vervullende de functie van secretaris, bÿ Koninklÿk besluit van 8 October 1897, nquot;. 18, werd benoemd de heer mr. J. F. Houwino , hoogleeraar aan de Universiteit te Amsterdam.

Het is wenschelijk geacht, om de reclitsli'eelisclie terugbetalingen (d. w. z. uitbetalingen door de post- en hulpkantoren, zonder voorafgaande machtiging) welke, onder zekere voorwaarden , op eigen verantwoordelijkheid van de uitbetalende postambtenaren, tot een bedrag van hoogstens f 100 waren toegelaten op alle boekjes (van welk postkantoor ook afkomstig) te beperken tot die, welke ten kantore van betaling zelf uitgegeven , dan wel op dat kantoor overgeschreven werden.

Wjjl dientengevolge, ingeval een hulpkantoor tot postkantoor wordt verheven of een zoodanig kantoor onder een ander hoofdkantoor wordt gebracht, de inleggers de bevoegdheid zouden missen , om in hunne woonplaatsen reclilstreeksclie terugbetaling te erlangen op boefjes, welke door het vroegere hoofdkantoor werden uitgegeven , is, ten gerieve van het publiek, aan den betrokken directeur of brievengaarder toegestaan, om , bij wÿze van overgangsmaatregel, aan eene éérste aanvrage van dien aard gevolg te geven, mits daarna het boekje terstond op het nieuwe postkantoor of het betrokken hoofdkantoor worde overgeschreven.

De vroeger op den omslag der boekjes afgedrukte inlichtingen omtrent den spaar-bankdienst, aan welke eene aanmerkelijke uitbreiding werd gegeven, zÿn thans achter in de boekjes afgedrukt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;x

De inleggers, die nog in het bezit zijn van een oud model spaarbankboekje, alsmede de personen , die, alsvorens inlegger te worden , zich volkomen op de hoogte wenschen te stellen van de hoofdpunten der organisatie, kunnen kosteloos een geschrift bekomen, tot titel dragende; , Rijkspostspaarbank. — Belangrÿke voorschriften betrekkelijk haren dienst”.

Het is aan alle voor dezen dienst opengestelde kantoren verkrijgbaar.

Van de regeling, waardoor het Marine-personeel, buitenslands vertoevende aan boord van Hr. Ms. schepen , in de gelegenheid is gesteld tot het inleggen bÿ , en het erlangen van terugbetaling uit de Rijkspostspaarbank, werd wederom een zéér bevre-gend gebruik gemaakt.

In 1897 zijn er 634 nieuwe boekjes uitgegeven, tegen 526 in 1896, en werd, in totaal, ingelegd f 99 027.35, tegen f 76 607.15 in 1896.

l»i eciiegeboiiw. De in het vorig jaarverslag besproken onderhandelingen met het gemeentebestuur van Amsterdam , over den aankoop van terrein aan de van Baerlestraat aldaar, ten einde daarop een directiegebouw voor de Rijkspostspaarbank te stichten, hadden in 1897 een bevredigend resultaat.

Zij leidden tot den aankoop op den 18 September 1897 van een terrein, voetstoots groot 4000 centiaren, voor f 120 000 vrÿ geld.

De rechtsvordering omtrent het terrein aan de Ceintuurbaan te Amsterdam, waarvan in het vorig verslag melding werd gemaakt, was bij het einde van 1897 nog niet geëindigd.

Personeel. Onder den Directeur was, aan het einde van 1897, ter Directie werkzaam het navolgende personeel :

• 1 onderdirecteur ;

• 2 commiezen ;

• 6 adjunct-commiezen ;

• 13 klerken der 1ste klasse;

• 21 s , 2de , ;

• 1 concierge (waarnemend) van het hoofdgebouw ;

59 tijdelijke ambtenaren, van wie één als portier in het hoofdgebouw dienst doet, en twee de betrekking van concierge in de bijgebouwen der Directie vervullen.

Ingevolge overeenkomst, den 16den September 1883 tusschen Nederland en België gesloten , zoowel betreffende de overdracht als de terugbetaling van gelden , hetzij in de Nederlandsche Rÿkspostspaarbank, hetzij in de Belgische Caisse générale iVEpargne et de Retraite ingelegd, werden in 1897:

• a. overgedragen op onze Rijkspostspaarbank:

24 Belgische boekjes, ten gezamenlijke bedrage van f 6139.55, uitmakende het geheele tegoed dier boekjes ;

• b. overgedragen op de Belgische Caisse générale tl'Epargne et de Retraite:

47 Nederlaiidsche boehjes (het geheele tegoed), te zaïnen ad f 8 666.30;

• c. terugbetaald :

• 1quot;. met betrekking tot 69 Belgische boekjes, in Nederland: op 54 het geheele tegoed, te zamen ad f 12 914.22®, en op 15 het gedeeltelijk te goed, ad f 1 990.64.

• 2’. met betrekking tot 128 Nederlandsche boekjes, in Belgie: op 106 het geheele tegoed , te zamen ad f 21 324.85® en op 22 het gedeeltelijk tegoed, te zamen ad f 4 027.27.

Voorts werden 44 Nederlandsche boekjes, waarvan de inleggers in België verblijf hielden, door tusschenkomst van de Caisse générale d'Epargne el de Retraite, en 1 Belgisch boekje waarvan de inlegger in Nederland verblijf hield, door tusschenkomst van de Nederlandsche Kijkspostspaarbauk voorzien van het over het jaar 1896 verschuldigde rentebedrag.

Het totaal der overgedragen gelden beliep alzoo te zamen f 14 805.85, tegen f 11 083.46 in 1896, terwijl in het geheel werd terugbetaald de som van f 40 256.99, tegen f 25 164.89 in 1896.

Zooals uit onderstaande gegevens blijken kan, waren de uitkomsten hoogst bevredigend.

Het aantal inleggers of uitgegeven boekjes bedroeg :

Het aantal in omloop zijnde boekjes vermeerderde dus in 1897 met 65420 stuks uf met 11.6 pet.

In verhouding tot de bevolking, was bet aantal inleggers over de verschillende provinciën verdeeld als volgt, met een gemiddeld aantal inlagen op elk boekje, als in de laatste kolom is vermeld :

PROVINCIËN.

10

Het totaal bedrag der inlagen over het geheelc Rijk en per 1000 zielen, bedroeg op •ultimo December van de jaren ;

1881...............f nbsp;nbsp;263.41’

1882 ............... 504.34

1883 ...............■ nbsp;nbsp;674.21’

1884 ............... 901.64

1885 ............... 1 150.18

1886 ............... 1 546.34

1887 ............... 1 786.57

1888 ............... 2 169.76

1889 ............... 2 683.2.3

1890 ............... 2 852.30

1891 ............... 2 933.78

1892 ............... 3 325.53’

1893 ............... 3 780.12’

1894 ............... 4 247.40

1895 ............... 4 841.88’

1896 ....... nbsp;5 893.77

1897 ............... 6 439.14’

11

Naar bet gehcele, getal inleggers en bet getal, het gezamenlijk en bet gemiddelde bedrag'

12

Naar het bedrag van elke inlage, zijn de inlagen over de verschillende provinciën als volgt verdeeld:

13

Over 1897 bedroegen de terugbetalingen 28.9 pct. van de som der inlagen over dat jaar, vermeerderd met het saldo tegoed over de vorige jaren. Die verhouding bedroeg in 1896 29.1 pct.

Ten opzichte van de terugbetalingen, ni. of zÿ al dan niet rechtstreeks (d. i. zonder of mei voorafgaande machtiging van den Directeur der Rijkspostspaarbank) hebben plaats gehad , volgt hierachter een opgaaf naar de verschillende provinciën :

OVERZICHT.

16

Het getal rechtstreeksche terugbetalingen , in verhouding tot dat der terugbetalingen op orders, verminderde in 1897 met 1.6 pet.

Het derde kwartaal van 1897 was, zoowel ten opzichte van de inlagen als ten aanzien van de terugbetalingen , het gunstigste.

In welke mate van de, in 1885 geopende, gelegenheid, om de overbrenging van aanvragen om terugbetaling en die der betrekkelÿke orders tot terugbetaling door middel van de telegraaf te bespoedigen, werd gebruik gemaakt, kan uit het navolgende staatje blijken :

Geljjk deze tabel doet zien, zijn, in vergelijking met andere jaren, de telegrafische orders van betaling, zoowel wat hun aantal, als wat hun bedrag betreft, belangrijk toegenomen.

Waarschijnlijk houdt die toeneming eenigermate verband met de in het leven geroepen beperking van de rechtstreeksche terugbetalingen, op eigen verantwoordelijkheid der postambtenaren, waarvan hiervoren op blz. 5 is melding gemaakt.

Rente. Tegoed. Onder de terugbetalingen is begrepen, wegens aan de inleggers uilgelierrde rente op

geheel afbetaalde boekjes, eene som van............f nbsp;nbsp;nbsp;46 266.55

Wegens rente werd aan het einde des jaars op de boekjes bijgeschreveu een bedrag van...................... 1 407 020.09

Zoodat de som der uitgekeerde en bijgeschreven rente bedraagt .... f 1 453 256.64

Over 1896 bedroeg die som . .'.............. 1229 442.13

Dus meer in 1897 ....................f nbsp;nbsp;223 814.51

Met inbegrip van de bovenvermelde som, wiegens bijgeschreven rente, bedroeg het gezamenlijk tegoed der inleggers aan het einde van 1897 ......f61 646 480,53’

Aan het einde van 1896 bedroeg het.............. 52 863 487.76’

Zoodat het vermeerderde met.

17

Wegens belegging van gelden werd in 1897 eene gezamenlijke rente verkregen van..........................f 1 811127.84

Waarvan werd uilgekeenl of bijgeschreven ten behoeve van de inleggers (zie boven) ...................... 1453 256.64

Zoodat aan rente meer werd ontvangen dan uitgegeven......f nbsp;nbsp;357 871.20

In 1896 bedroeg dit................... 364 693.35®

dus minder in 1897....................f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6 822.15’

3*

18

• e. wegens prolongatiëu , in :

  1881. . . .	. 4.54 pet.		j 1890. . . .	. 3.41
  1882. . . .	. 4.59		1891. . . .	• 3.14
  1883. . . .	. 4.35	1»	j 1892. . . .	• 2.6488
  1884. . . .	3.18		1893. . . .	. 3.378’
  1885. . . .	2.82	li	1894....	. 2.0688
  1886. . . .	2.56	»	1895. . . .	. 2.25
  1887. . . .	3.05	»	i 1896. . . .	. 3.57
  1888. . . .	2.67		1897. . . .	. 3.03
  1889. . . .	2.61	»

Het gemiddeld rentebedrag over 1897 verkregen, was 3.09 pet., tegen 3.14 pet. in 1896.

oveiziriiteii De bijlagen A—J bevatten de volgende opgaven: staten en tabellen.

• 1quot;. overzieht van het aantal kantoren, inleggers, inlagen en terugbetalingen, van het gezamenlijk en gemiddeld bedrag der inlagen en terugbetalingen, en van het tegoed voor elke provincie afzonderlijk en over het geheele Rijk;

• 2°. staat, aanwÿzende het bedrag der inlagen en terugbetalingen, alsmede het voor- of nadeeUg saldo, aan het einde van elke maand;

• 3°. staat, aan wijzende het aantal in omloop zÿnde boekjes en het tegoed der inleggers aan het einde der jaren 1881—1897 ;

• 4°. staat, aanwÿzende het aantal der op ultimo December 1897 in omloop zijnde spaarbankboekjes, gesplitst naar het bedrag van het tegoed;

S’. beroeps-statistiek over 1897 ;

• ß”. overzicht der uitbetaalde rente op geheel afbetaalde boekjes en der bÿgeschreven rente over 1897 ;

• 7°. staat, aantoonende de percentsgewijze verhouding van het aantal inlagen door middel van formulieren met aangehechte zegels (post- of spaarbankzegels) en van het bedrag dier inlagen tot het totaal ;

• 8’. overzicht van de volstrekte en percentsgewijze vermeerdering der in omloop zijnde boekjes en van het tegoed der inleggers over 1881—1897 ;

• 9°. overzicht van het aantal en bedrag der inlagen en terugbetalingen, het aantal uitgegeven en afbetaalde boekjes over 1881—1897, zoomede van het saldo-tegoed ende in omloop zÿnde boekjes aan het einde dier jaren ; een en ander betreffende particuliere inleggers en vereenigingen ;

10quot;. twee tabellen , aanwijzende de verkregen rente :

• a. wegens belegging in Nederlandsche Staatsschuld, benevens in effecten en pandbrieven ;

• b. wegens belegging op prolongatie ;

19

11“. twee tabellen , aanwÿzende :

(I. de aankoopen van Nationale Schuld, ten behoeve van inleggers;

b. de door bemiddeling der lîÿkspostspaarbank ingevorderde renten der ten behoeve van inleggers aangekochte Grootboek-inschrÿvingen.

Ter aanzuivering van de som, door de Kijkspostspaarbank verschuldigd wegens de nedrijfsUosien. te haren behoeve door het Rijk gedane voorschotten over 1896, werd in den loop der maand Juni 1897 een bedrag van f 224 687,4P aan ’s Rijks schatkist terugbetaald.

De kosten per operatie bedroegen in 1897 f 0.17®, tegen f 0 17 in 1896; die per inlegger beliepen over 1897 f 0.38, tegen ! 0.38 over 1896. ’)

Wegens de verschillende onderwerpen zijn respectievelijk in 1896 en 1897 uitgegeven de volgende bedragen ;

20

De definitieve bal-xis over 1896 en de voorloopige over 1897 zpn hierachter als bÿlagen K en L opgenonien, terwijl de bijlage M eene opgaat bevat der bezittingen, die op 31 December 1897 bij de Nederlandsche Bank aanwezig waren.

De, ingevolge de Koninklijke besluiten van 23 Juni 1882, n'. 8, 26 April 1885, nquot;. 26, en 27 Januari 1888, nquot;. 5, toegekende vergoeding aan de postambtenaren, voor hunne bemoeiingen met betrekking tot den dienst der Rijkspostspaarbank, beliep in 1897 eene som van f 51 152.75 of ± 0.08 pet. van het saldo-tegoed aan het einde van dat jaar, tegen 0.09 pet. van dat saldo in 1896.

Aan het einde van het jaar waren alle post-, bÿ- en hulpkantoren, met uitzondering van 3 hulpkantoren , voor den dienst der Rijkspostspaarbank opengesteld.

Op 14 of 1’ pet. dier kantoren vonden geen inlagen of terugbetalingen plaats ; in 1896 was dit aantal mede 14 of 1 * pet.

OVERZICHT van het bedrag der inlagen en terugbetalingen, het aantal uitgegeven, af betaalde en in omloop gebleven boekjes in 1897, alsmede het saldo der inlagen en terugbetalingen over 1897 en vorige jaren.

22