• III. Spaarkassen

• 1. Aantal stortingen en deelnemers

• 2. Inleggersrekening.................. nbsp;...

• 3. Winst- en Verliesrekening

Verzamelstaat van 1. Aantallen stortingen en deelnemers

» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» 2. Inleggersrekening

» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;« 3. Winst- en Verliesrekening

• IV. Hulpbanken

• 1, Voorschottenrekening

• 2. Kapitaalrekening

• 3. Winst- en Verliesrekening

• 4. Overzicht der verleende voorschotten

Verzamelstaat van 1. Voorschottenrekening

» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» 2. Kapitaalrekening

» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» 3. Winst- en Verliesrekening

» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4. Aantal verleende voorschotten

Overzicht van de Hulpbanken 1853—1902

• V. Banken van Leening

• 1. Voorschottenrekening

• 2. Beleeners- en Kapitaalrekeningen . . . ,

• 3. Winst- en Verliesrekening

• 4. Verkoopingenrekening

• 5. Overschottenrekening

Verzamelstaat van 1. Voorschottenrekening (Aantal panden).

» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;• nbsp;2. Beleeners- en Kapitaalrekeningen

» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» nbsp;3. Winst- en Verliesrekening

gt;■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;4. Verkoopingenrekening

» nbsp;5. Overschottenrekening

Overzicht van de Banken van Leening 1883—1902

« n » nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1830—1902

Samenvatting der Uitkomsten van de Statistiek over 1902 in vergelijking met die over 1901.

Voor den jaargang 1902 zijn gegevens ontvangen van 257 spaarbanken, die aan het einde van het boekjaar op 1 335 808 boekjes ƒ 184 471 828,— verschuldigd waren, terwijl voor den vorigen jaargang van 259 spaarbanken inlichtingen ontvangen waren, met een saldo tegoed der inleggers ad ƒ 173 772 447,— op 1 260 603 boekjes.

Niet ingekomen zijn de opgaven van de volgende 12 spaarbanken, die voor 1901 wel meewerkten : de afdeeling Spaarbank der Haagsche Coöperatieve Voorschotvereeniging te ’s Gravenhage, de Schooien Hulpspaarbank te Stellendam, de Spaarbank van het Departement Haarlem der Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen te Haarlem, de Coöperatieve Voorschot- en Spaarbank voor Uitgeest e. o., de Spaarbank van het Departement Leeuwarden der Maatschappij tot Nut van’t Algemeen te Leeuwarden, de Spaarbank te Bridswerd, Gemeente Baarderadeel, de Spaarbank van het Departement Murmerwoude, te Murmerwoude, Gemeente Dantumadeel, de Spaarbank van het Departement Wolvega teWolvega, gemeente Weststellingwerf, de Coöperatieve Landbouwersbank en Handelsvereeniging te Steenwijker-wold, gevestigd te Steenwijk, de Stuiversspaarbank van het Departement Finsterwolde der Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen te Finsterwolde, de Spaarbank van de Landbouwvereeniging Kiel-Windeweer te Hoogezand en de Vaalser arbeiders Spaar- en Bouwvereeniging te Vaals.

De volgende 10 Spaarbanken, die voor 1901 geen inlichtingen toegezonden hadden, hebben daarentegen voor 1902 wel gegevens verstrekt : de Tilburgsche Spaarbank te Tilburg, de Roomsch-Katholieke Spaarbank Tilburg, de Spaarbank, opgericht door de St. Josephsvereeniging te Cuijk, de Spaar- en Voorschotbank te Groenlo, de Nutsspaarbank te Zaandam, de Nutsspaarbank te Mijdrecht, de Dedems-vaartsche Coöperatieve Spaar-, Hypotheek- en Voorschotbank te Avereest, de Gemeentespaarbank te Deventer, de Spaarbank, bijbank van de Spaarbank te Harkstede, te Middelbert, gemeente Noorddijk en de Roermondsche Spaarbankvereeniging te Roermond.

Voorts had de Spaarbank van het Departement Voorburg der Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen te Voorburg voor 1901 slechts gedeeltelijke, en thans volledige opgaven verstrekt.

De Nutsspaarbanken te Steenbergen, Harderwijk en Borger zijn, evenals de Algemeene Spaarkas te Zwolle, opgeheven. Ook de Urserner Spaar- en Voorschotkas zijn opgeheven, doch in de plaats daarvan werd een Boerenleenbank opgericht. Voorts bleken de Landbouwersbank en Handelsvereeniging «Bennekom e. o», te Ede en de Coöperatieve Landbouwvereeniging te Wisch niet in het kader dezer Statistiek thuis te behooren en bleken de beide in den voorgaanden jaargang vermelde «Volksbanken», te Alkmaar, een te zijn.

Eindelijk zijn thans voor het eerst in het Algemeen Register de navolgende instellingen vermeld, die echter nog geen gegevens verstrekt hebben, n.1. : de Roomsch-Katholieke Spaarbank voor Eindhoven e. o. te Eindhoven, de Spaarbank van de St. Paulusvereeniging te Oisterwijk, de Spaarbank van de

St. Paulusvereeniging te Woensel, de Spaarbank der R. K. Werkliedenvereeniging «St. Joseph» te Culemborg, de Parochiale Spaarbank voor Millingen e. o. te Millingen, de Spaarbank van wege den Ned. R. K. Volksbond te Lisse, de Schoolspaarbank te Sommelsdijk, de Spaarbank, onderafdeeling van de St. Paulusvereeniging, te Bussum, de Schoolspaarbank te Oude Niedorp, de Spaarbank te Sijbekarspel, het Ter Neuzensche Spaarfonds, de Spaar- en Leenbank te Hoogland, «St. Parciraonia», Spaarbank voor R. K. Arbeiders te Lonneker, de «St. Antonius», Spaarbank voor R. K. Arbeiders te Glanerburg, gemeente Lonneker, de Spaarbouwvereeniging «St. Servatius» te Maastricht, en de Spaarbank door middel van Spaarbankzegels, aan de O. L. School te Maasbrce.

Ook thans zijn ter bevordering eener juiste vergelijking, in deze inleiding doorloopend, zoowel bij de Spaarbanken als bij de overige instellingen, in dit werk behandeld, dus ook bij de Boerenleenbanken, Spaarkassen, Hulpbanken en Banken van Leening, alle instellingen geëlimineerd, die niet in beide jaren opgaven verstrekt hebben, voor zoover opheffing of oprichting niet de oorzaak daarvan was.

Bij de overige Spaarbanken bleek het saldo tegoed der inleggers op 1 Januari 1901 en op 1 Januari en 31 December 1902 achtereenvolgens te hebben bedragen ƒ 160 830 022,—ƒ 170 765 738,— en ƒ 180 349 986,— en is dit derhalve toegenomen met respektievelijk 6,19 en 5,62 pCt.

In het geheel vertoont de Inleggersrekenmg voor:

Voor de Kapitaalrekening zijn gegevens verstrekt door 241 Spaarbanken tegen 245 in den voorgaanden jaargang. De staatjes 2 en 3 geven een overzicht van de Aktieven en Passieven en van de verhoudingen tusschen de desbetreSende cijfers voor 1902 en die voor 1901 bij de in beide jaargangen voorkomende instellingen.

Wijl verschillende instellingen niet altijd de aktieven vermelden, geheel gescheiden naar de in die staatjes voorkomende groepeering, stemmen de totaalbedragen niet overeen met de sommen der erboven vermelde bedragen.

Tevens blijkt daaruit, hoe op het einde van het jaar de aktieven en passieven percentsgewijze samengesteld waren:

1) Het verschil tusschen deze heide bedragen vindt oorsprong in fouten, die in vorige opgaven van de Spaarbanken ontvangen, voorkwamen, doch thans hersteld zijn.

Voor de Winst- en Verliesrekening zijn in 1902 van 227 Spaarbanken en in 1901 van 234 instellingen gegevens ingekomen. Uit de Verzamelstaten blijkt, dat de baten en lasten, bij de in beide jaargangen voorkomende met de in 1902 voor het eerst vermelde, instellingen en haar percentsgewijze samenstellingen zijn geweest als in tabellen 4 en 5 aangetoond wordt.

Voor de Kapitaalrekening waren in 1902 geen gegevens verstrekt door 16 Spaarbanken, welke die wel voor de Inleggersrekening ingezonden hadden ; deze 16 Spaarbanken waren op het einde van 1902 op 3 802 boekjes f S21 375,39 verschuldigd.

Voor de Winst- en Verliesrekening waren in 1902 geen gegevens verstrekt door 30 instellingen, welke die voor de Inleggersrekening wel ingezonden hadden; deze 30 Spaarbanken waren op het einde van 1902 op 9 989 boekjes ƒ 1888 523,91 verschuldigd.

244 Spaarbanken met een totaal bedrag tegoed der inleggers op het einde van het jaar ad ƒ 183 880 452,31 hebben voor dezen jaargang opgaven verstrekt nopens den aard der beleggingen harer kapitalen. In den vorigen jaargang waren zulke opgaven ingezonden door 245 Spaarbanken met een saldo tegoed der inleggers op het einde van het jaar ad ƒ 173124 025,—.

Tabel 6 toont hoe de Spaarbanken de haar toevertrouwde gelden, naar de verschillende groepen van beleggingen verdeeld, belegd hebben en tevens blijkt eruit in percenten, welk aandeel voor rekening van elke groep komt.

Ook hier dient opgemerkt te worden, dat de totalen in tabel 6, evenals die in tabel 7, niet overeenstemmen met de sommen der erboven vermelde bedragen, ten gevolge van de omstandigheid dat niet in de opgaven van alle instellingen de verschillende beleggingen en de daarmede gekweekte renten gerubriceerd waren als gevraagd.

Naar dezelfde groepen verdeeld bedroegen de gekweekte rentebedragen in totaal en in percenten ;

Uit de ontvangen opgaven nopens de gemiddelde rente tax in pet. gekweekt met de verschillende categorieën van beleggingen, is, voor zooveel betreft de spaarbanken welke op 1 .lanuari 1902 een saldo tegoed hadden van een half millioen gulden of meer, en aan deze statistiek hebben medegewerkt, onderstaand samenvattend overzicht bewerkt. Totaliseering dezer gegevens is uit den aard der zaak niet mogelijk.

Do 257 Spaarbanken, die voor dezen jaargang van de statistiek gegevens verschaft hebben, waren gezamenlijk verschuldigd aan de inleggers op het einde van het jaar ƒ 184 471 827,70 waarvan komt ten laste van de Rijkspostspaarbank met 1 349 kantoren ƒ 101589 578,38’ en ten laste van de overige Spaarbanken ƒ 82 882 249,31 ®.

Einde 1901 was de Rijkspostspaarbank met 1335 kantoren ƒ 93 771664,— en waren de overige Spaarbanken ƒ 80 000 783,— aan haar respektieve inleggers verschuldigd.

Einde 1902 waren bij de Rijkspostspaarbank in omloop 966 433, bij de overige Spaarbanken 369 375 en in het geheel 1335 808 boekjes. Einde 1901 waren deze getallen achtereenvolgens 896 761 363 842 en 1 260 603. Einde 1901 was er één spaarbankboekje oj) de 4,18 inwoners en einde 1902 één op do 4,— inwoners.

De aantallen boekjes waren naar de grootte van het tegoed als volgt verdeeld:

In dit staatje komen de totalen niet overeen met de sommen der erboven vermelde getallen ten gevolge van de omstandigheid, dat niet door alle instellingen de boekjes werden gerubriceerd naar de hoegrootheid der bedragen tegoed, als hier aangegeven.

Tabel 10 toont in elk der jaren 1901 en 1902 de percentsgewijze verdeeling der spaarbankboekjes naar de grootte van het tegoed en voorts de toeneming der aantallen boekjes in percenten in elke groep sedert 1901.

Verliezen.

Onkosten..............' nbsp;- f 363,20

Salaris................. nbsp;I

Inspektie................ nbsp;2

Materieel (afschrijving)...........«

Saldo winst 31 December 1902 ........„ 1 562,08

ƒ 5 570,62

Winsten.

Betaling bij toetreding. . nbsp;nbsp;nbsp;......../ HO,—

Jaarlijkscbe bijdragen der aangesloten banken ingevolge art. 23 der statuten.........

Effekten................„ nbsp;162,50

Interest................ nbsp;1 933,12

Rijkssubsidie Inspektie........... nbsp;2

Betaling ingevolge art. 9, lid 1 der statuten . , .

ƒ 6 670,62

Effektenfonds (voor koersverschil).......f nbsp;491,64

Gebouwenrekening nbsp;nbsp;(voor afschrijving) ... nbsp;nbsp;nbsp;„ 1 687,49

Meubilairrekening nbsp;nbsp;( „ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ nbsp;nbsp;)....„

Reserve Hypotheken ( „ gereserveerd) nbsp;.... nbsp;„

Onkosten nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( „ het Saldo ) nbsp;. . . . nbsp;„ 3 803,99

Netto winst:

waarvan 4 pCt. rente van het gestorte op de bewijzen van deelneming, gedurende de volle maanden, waarover werd deelgenomen, ter bijschrijving op die bewijzen, volgens Art. 49, 20......../ 28,35

Reserve volgens Art. 49, 10. en 30. nbsp;„ 240,—

Saldo op nieuwe rekening .... nbsp;„ 12,55

„ 280,90 f 6 003,93

Saldo van vorige rekening.........f 6,68^

Interestrekening (voor het Saldo)......„4178,44

Efföktenrekening ( „ nbsp;nbsp;„ nbsp;nbsp;„ ).......„ 755,33^»

Safehuur........)

Provisierekeiüng (voor het Saldo)

Rijkssubsidie..............

Uit deze Winst- en Verliesrekening blijkt, dat er gedurende 1902, na afschrijving van ƒ 71.34 op materieel, een winst gemaakt is, groot ƒ 1 562,08, waarmee in de eerste plaats gedekt zijn het saldo verlies van vorige jaren en het restant oprichtingskosten, samen ƒ 846,84, en voorts na voldoening van verschillende vergoedingen, ook voor reis- en verblijfkosten, nog f 405,— gereserveerd kon worden.

De balans op 31 December 1902 van de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven, luidde :

Balans op 31 December 1902.

Passieve n.

Aandeelhouders nog te storten.......ƒ nbsp;79 170,13

Kassa................ nbsp;30 950,455

Kassiers............... nbsp;26 016,23

Effektenfonds.............« 14.5 313,49

Gebouwenrekening nbsp;..........-gt;, nbsp;27 160,—

Meubilairrekening............. 1Î10»—

Hypotheekrekening........... nbsp;275 870,—

Gemeenhirekening............. 11473,32

Diverse debiteuren...........-., nbsp;31 969,55

Leenbanken.............. nbsp;67 393,15

Interestrekening (voor loopende rente van hypotheek en huur)............ nbsp;3 933.88

Onkostenrekening — voor nog te ontvangen. . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 028 )7

Uit deze winst- en verliesrekening blijkt, dat de Coöp. Centrale Bank te Eindhoven gedurende 1902 een winst maakte, groot ƒ 3 199,93. Hiervan werd afgeschreven voor koersverschil op effekten ƒ 491,54, op gebouwen ƒ 1 687,49, op Meubilair ƒ 90,— en gereserveerd voor Hypotheekrekening ƒ 650,—, in het geheel ƒ 2 919,03, waarna nog een netto winst ad ƒ 280,90 overbleef.

Voor wat het bedrijf der beide Centraalbanken aangaat, ontleenen we aan haar Verslagen over 1902, dat bij die te Utrecht in den loop van het jaar ƒ 797 922,28’ belegd en J 146 350,— door haar uitgeleend was. Het uitleenen van geld aan de aangesloten banken geschiedde steeds op promessen. Het hoogste bedrag der gezamenlijke voorschotten aan eenzelfde bank gedurende het boekjaar 1902 was ƒ 26000,—. De voorschotten werden verstrekt tegen 41/, pCt. zonder eenige verdere bijbetaling voor provisie of onkosten, terwijl voor deposito’s 31/, pCt. werd vergoed.

Het kapitaal, waarin deelgenomen is, (elke aangesloten bank is verplicht tot deelneming ad ƒ 500,—) beloopt f 34000,— waarop 10 pCt. is gestort.

De Coöperatieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven zag het aantal lokale banken, dat zich bij haar aangesloten heeft, met 18 toenemen en dien ten gevolge bedroeg dit aantal aan het einde van 1902 80. Waar nu bij deze Bank elk deelnemer verplicht is een aandeel ad ƒ 1 000 te nemen, bedroeg haar kapitaal ƒ80 000, waarop echter slechts 1 pCt. gestort is. Gedurende 1902 is door deelnemers gestort (spaargelden) ƒ 1 141 216,— en teruggevraagd ƒ 541 982,— ; aan voorschotten is door de Bank uitbetaald ƒ 424 751, - en terugontvangen ƒ 154 920.— terwijl verder in loopende rekening ƒ 69 002,— verleend en ƒ 32 921,— terugontvangen is.

Beide instellingen genieten een jaarlijksch subsidie van het Rijk; die te Utrecht ontving in 1902 ƒ 2 500,— die te Eindhoven ƒ 950,—.

Voor den jaargang 1902 zijn gegevens ontvangen van in het geheel 78 lokale boerenleenbanken, terwijl dit aantal voor den vorigen jaargang 58 was. Niet ingekomen zijn opgaven van de instellingen te Huisseling, Veghel, Steenderen, Sommelsdijk, Spanbroek, Westwoud, Eysden en Heel en Panheel, welke alle voor 1901 inlichtingen hadden verstrekt; daarentegen zijn in dezen jaargang voor ’t eerst gegevens opgenomen betreffende de boerenleenbanken te Beugen, Dieden, Haaren, Hecze, Hooge en Lage Zwaluwe, Lith, Maashees, Made en Drimmelen, Oploo, Dinxperlo, Wehl, Stellendam, Warmond, Avenhorn, Haarlemmermeer, Laren (N.H.), Schermerhorn, Ursem, Wognum, Zaandam, Utrecht, Leusden, Stoutenburg, Vinkeveen, Assen, Borger, Buggenum en Montfort. Bovendien bleek do

de waarden belegd zijn. Toch zijn de ontvangen inlichtingen reeds belangrijk genoeg om ze hier te vermelden en tevens ruim genoeg om reeds vergelijkingen te trekken tusschen de beide jaren 1901 en 1902. Uit het hier volgende overzicht blijkt, voor zoover de ingekomen formulieren hieromtrent inlichtingen gaven, hoe de gelden der Boerenleenbanken door deze belegd waren, welk aandeel elk der groepen van belegging in het geheel had en de toe- resp. afneming van een en ander van 1901 op 1902.

Ook hier dient wederom opgemerkt te worden, dat de totalen der voorgaande tabel, evenals die in de hieronder volgende, niet overeenstemmen met de sommen der erboven vermelde bedragen, tengevolge van de omstandigheid, dat niet in de opgaven van alle instellingen de verschillende beleggingen en de daaruit gekweekte renten gerubriceerd waren overeenkomstig de in de formulieren gestelde vragen.

Wat de gekweekte rente betreft, bleek het bij de eenvoudige wijze van boekhouding, door de Boerenleenbanken gevoerd, niet doenlijk deze naar dezelfde groepen, ook voor eöekten, te verdeelen ; voor de hoofdgroepen van beleggingswijzen geeft tabel 22 intusschen een overzicht:

Voor de Winst- en Verliesrekening zijn voor 1902 van 72 banken gegevens ingekomen tegen 50 in 1901. Uit den Verzamelstaat blijkt, dat de baten en lasten bij de voor de vergelijking tusschen beide jaren in aanmerking komende boerenleenbanken, en haar procentische samenstellingen zijn geweest als in de beide hier volgde tabellen 23 en 24 aangetoond wordt.

Hoe de aantallen spaarboekjes, bij de Boerenleenbanken in omloop aan het einde van het jaar, naar de grootte van het bedrag verdeeld waren, blijkt uit de volgende tabel, welke tevens doet zien de percentsgewijze verdeeling dier boekjes naar de grootte van het tegoed en de toeneming der aantallen boekjes, in percenten, in elke groep sedert 1901.

Ten slotte geeft tabel 26 een overzicht van de aantallen der verleende voorschotten, de ver-deeling dezer in percenten naar de grootte van het bedrag en de toe-resp. afneming sedert 1901,

ZII. SP nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;KLASSE IST.

Het aantal Spaarkassen, waaromtrent gegevens in dezen jaargang voorkomen, is 19 in plaats van 17 ten vorige jare.

De Spaarkas v. d. Ver. «Nut en Genoegen« te Leiden en de vereeniging Spaarkas te Franeker, die voor 1901 gegevens hadden ingezonden, hebben dit voor den jaargang 1902 nagelaten. Daarentegen zijn voor dezen jaargang wel inlichtingen verstrekt door de Spaar- en hulpkas der Werkmans-vereeniging «Arnhem», de Spaarkas «St. Antonius van Padua» van den R K. Volksbond te Huissen, de Spaarkas der Workmans-Vereeniging «Vooruit», afd. «Zorg voor den winter», te Purmerend en de Coöp. Spaarkasvereeniging «Fortuna» te Ter Neuzen, welke die voor den vorigen jaargang niet ingezonden hadden.

Vergelijkt men de beide jaren met elkaar, dan ziet men:

De staatjes 28 en 29 geven een overzicht van de Winst- en Verliesrekening betrefiende de jaren 1901 en 1902; slechts 12 instellingen hebben voor deze rekening gegevens betreffende laatstgenoemd jaar ingezonden.

IVÄ. HULPBANKE IST.

Het aantal instellingen, waaromtrent gegevens in dezen jaargang voorkomen, is evenals het vorig jaar 71, ofschoon de medeiverking niet van geheel dezelfde instellingen is gekomen. Niet ontvangen zijn, voor dezen jaargang, echter wel voor 1901, de opgaven van de Nutshulpbank te Alkmaar, de Hulpbank te Hoorn, de Coöperatieve Voorschot- en Spaarbank, voor Uitgeest e. o., te Uitgeest en de Drentsche Landbouwcredietbank te Hoogeveen, terwijl, zooals reeds bij de Boerenleenbanken aangestipt is, de Coöperatieve Landbouwersbank en Handelsvereeniging te Steen wij kerwold, gevestigd te Steen wijk, die gebleken is een Boerenleenbank te zijn, uit dien hoofde van de afdeeling Hulpbanken overgebracht is naar die der Boerenleenbanken. Daarentegen verschijnen in dezen jaargang opgaven van de Nutshulpbank te Oudshoorn, de Hulpbank «de Bischoffsheiravereening», te Amsterdam, de Hulpbank te Zierikzee, de Coöp. Voorschot-en Spaarbank «St. Anna Parochie» te St. Anna Parochie, gemeente ’t Bildt en de Hulpbank te Gieten, welke die voor den jaargang 1901 niet ingezonden hadden.

In de hier volgende rekapitulatieve overzichten zijn, op overeenkomstige wijze als hiervoren met betrekking tot de Spaarbanken, Boerenleenbanken en Spaarkassen vermeld, de jaren 1901 en 1902 vergelijkbaar gemaakt.

Het volgende staatje geeft een overzicht van de aantallen voorschotten:

Tabel 31 geeft een overzicht van de bedragen, alle berekend zonder rente, der voorschotten.

Door het volgende staatje wordt aangeduid hoeveel van het op voorschotten afgeschreven bedrag per ƒ 1000,— door leeners en borgen is terugbetaald en hoeveel als oninbaar op de voorschotten afgeschreven is, rnet de verhoudingsgetallen dier bedragen in de beide jaren.

Niet door alle Hulpbanken zijn voor de Kapitaalrekening en die van Winst en Verlies gegevens verstrekt: in 1902 door 61, in 1901 door 60 instellingen.

De beide volgende staatjes geven een blik op de Aktieven en Passieven der Hulpbanken op het einde van het jaar.

Tabellen 35 en 36 geven een overzicht van de Baten en Lasten volgens de Winst- en Verliesrekening.

De in 1901 en 1902 verleende voorschotten waren naar de grootte der bedragen als volgt verdeeld :

Hierbij dient opgemerkt te worden, dat in het totaal aantal in 1901 verleende voorschotten 38 en in het totaal aantal in 1902 verleende voorschotten 16 waren, die niet onder een der genoemde rubrieken gerangschikt konden worden.

BANKEM nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3LEEISTIISTC3-.

De 23 Banken van Leening, die voor den jaargang 1901 gegevens ingezonden hadden, hebben dit ook voor dezen jaargang gedaan. Evenals in het vorig jaar, heeft ook thans de Bank te Harlingen wederom geen opgaven voor de Overschottenrekening verstrekt, zoodat hier het aantal vergelijkbare instellingen 22 is, terwijl door de Bank van Smallingerland geen gegevens voor de verkoopingen-rekening verstrekt konden worden, daar er tengevolge van de geregelde aflossingen geen' verknoping noodig geweest is.

Dit onderdeel der Statistiek bepaalt zich, wegens de onmogelijkheid om van de partikuliere leenbanken de noodige gegevens te verkrijgen, evenals in vorige jaren, tot de gemeentelijke banken van leening, zoowel die in eigen beheer als de verpachte.

Tabel 40 geeft een overzicht van de bedragen der Beleenersrekcning.

De beide volgende staatjes geven een overzicht van de Aktieven en Passieven op het einde van het boekjaar, volgens de Kapitaalrekening, in totaal en in percenten.

Tabellen 43 en 44 geven een blik op de Baten en Lasten, volgens de Winst-en Verliesrekening.

XXIX

AVat de Verkoopingenrekening aangaat, zij hier opgemerkt, dat in dezen jaargang wederom, evenals in de voorgaande, sedert 1899, niet alleen opgenomen zijn de verknopingen van panden wier opbrengst een tekort of een overschot lieten, maar ook de verkoopingen van panden, welker opbrengst het voorschot met rente en onkosten juist dekten en dus noch een overschot, noch een tekort lieten.

Het hiervolgend staatje geeft een overzicht van de verkoopingen.

Tabel 46 geeft een overzicht van de bedragen, voorgeschoten op de panden, die in de jaren 1901 en 1902 verkocht werden en van de opbrengst dier verkochte panden.