O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O

Commisfaris van Ija.iiâl)oiLvr, ILicl van de ^laatlcKapp^ der Weteiifcliappeix te IIa.a.Tleiii, en yaii Ket Z'eeii.wlelif, (renoolfcli^ip â.cr A eîeiilclia.pp en te Anisliiiß^en, Xiä. ïïoiiora.n' van de Xldallcli appij tot Isevor-

Afgebeeld en befchreven in Deel I der Flora Batava, op elkander volgende naar derzelver Uitgaven.

In het Foorhericht van Deel II. zal men de reden vinden, waarom fommigt Planten in de vier eerste Uitgaven op deti^ Lyst een anderen Piederdiiitfelien Naam gekregen hebben, .

Serpylluin. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kruipende Ganferik. CZs'j/è vwiLinnæiis XII.

V dasßs, Pentandria. C^moglosfuni officinale. Mcnyanthcs trifoliata. Ilottonia paluftris. Anagallis arvenfis. Convolvulus arvenfis. Saraolus Valerandi. Lonicera Pcriclyraeiium. Verbdscum nigrum. • Euonymus europæus. Chenopodium rubrum, • Hydrocotyle vulgaris.

Æthufii Cynapiuiii, Scandix Peelen.

Parnasfia paluftris. Myofurus minimus.

VI fl^sßs. Hexan dr ia.

Galanthus nivalis. Convallaria majalis. Hyacinthus non feriptu’. Rumex Acetofella.

Triglochin paluftre.

VIII clasßs. OEtandria, Epilobi um angustifoli um, Erica Tetralix.

Polygonum amphibium. Adoxa Mofchatellina.

X clasßs. Decandria.

Stellaria graminea. ISedum acre. Oxalis Acetofella. Lychnis Flos cuculi. Cerastium arvenfe.

XI clasßs. Dcdecandriaf Agrimonia Eupatoria. Euphorbia paluftris.

^II clasßs^ Icofandria.

Potentilla reptans. Geum urbanum.

Xlil clasiis, Polyandria. Pdpaver ’ Argemone. Nymphtea lutea. Ranunculus Ficaria. Ramincuhis bulbofu'*, Caitha paluftris.

Hop Heide. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;— nbsp;nbsp;—— {Î,

Kruipende Ganzerik. ' ■ .... , „ 66. Gemeen Nagelkruid. ——- —- 46. Weelmannigen.

Knol Ranonkel. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—— 26,

Tusfilago Farfara. Bellis perennis. Chryfanthemum Leucanthemum. Centaurca Jacea.

Nommers der Planten, volgens derzelvtr Uitgave,

T-,Veemagtigen.	lö.
oorlktuipend Zenegtoen.	lö.
oorlktuipend Zenegtoen.	' 57^
	' 57^
yeld Thym.	67-
Gemeene Brunelle. ■— -- —	• 77*
pßermagiigen.
Steen Kers. ------ ----- ------	4-6.
./ikker Tas-Kers. — nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;— ”•	68.
Gemeene Veld-Kers. nbsp;nbsp;nbsp;“—-	2Z.
Sophie IKater-Kers. —— nbsp;nbsp;nbsp;-	47-
Einbroederlyhen.
Fynblactige Reigersbek. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;~ ----	28.
Stinkende Gijevaarsbek. ---- ----	48.
Grote Malowe. nbsp;nbsp;—’ —■	38.
Tweebroeierlyke».
	^7-.
Bol Duiveiikei vel. -■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■	^7-.

Gewone bi ent. ...... —	' 39-
Ruige Linze. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;--	49-
Kleine Kogplpoot. ----- -----	18.
	58-
I'Iazen Klaver. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*quot;	58-
Zttmen - telen den.
Akker Melk-Distel. ----- -	69.
Langhairig Haviks-kruid. -----
Hennip-bladig Leverkruid. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;----	78.
Canadapche Fynflraal. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;---	7^‘
Donsagtig Hoefblad. Overblyvende Maagdelief. ------ Witte Ganzen-Bloem. ----- ----	40. 19. 50. 59.
JyiO^C nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—	40. 19. 50. 59.
Driekleurige Fiool,	IO.
Manwyvige».	20.
Breedbladtg Stanaet Kruid. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ —•	20.
Eyrond Tweeblad nbsp;nbsp;nbsp;----- ---—	79- '
Eénhuizigen.
Grote Brandnetel, nbsp;nbsp;nbsp;—■— nbsp;-----------	30«
Tweehuizigen.
Witte W^llg, ■quot; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;w—.	80.

By het bericht van Intekening op zodanig cene Flora Batava^ als waarvan thans de eerde Bundel in het licht yerfchynt, heeft men reeds voorloopig de wijze, waarop dit werk zou worden ingericht en uitgevoerd, doen kennen'; en de nuttigheid van zulk eene onderneeming aangeweezen. Doch daar de Uitgeevers my naderhand verzogt hebben, de befchryving der Planten in het Nederduitsch op te maaken, en verders het toezicht te hebben over de uitvoering deezes Werks, zo wilde ik eenige rede en opheldering] geeven van dewy ze, waarop ik gemeend heb de befchryving te moeten inrichten.

Men zal niet verwagten eene volleedige befchryving van alle de dcelcn van elke plant. Dit zou het Werk buiten noodzaake omflagtig maaken, dewyl men hiertoe by Botanifche Schry-vers genoeg kan te regt komen. Hierom heeft men by de Afbeeldingen zich voornaamlyk bepaald, om alleen die deelen der Plant byzondcr aantewyzen, of afzonderlyk optegeeven, welke haar van alle aanverwante Planten onderfcheiden. liet Icheen my toe vooral nuttig te weezen, de kenmerken van het Geflagt en Soort der Plant, zo door afbeelding als bcfcliry* ving, te doen kennen; en hier in zal ik door het gehecle Werk beftendig volgen, de vyftien-i.e uitgaaf van Caroli a LiNNé systema vegetabilium, quæ est recognitionis MURRAY INSTITUTÆy. TERTIA, PROCURATA A G. H. PeRSOON , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A?. I^pg.

lierdoor zal de leerling in de Kruidkunde het best en gemakkelykst in ftaat gefteld w’or-en, om met behulp van de gezegde 15^® uitgaaf van het zamcnftel van Linnæus, de Naa* men en Kenmerken van alle de Inlandfche Planten,, door Hem gevonden, te leeren kennen : ten dien einde zal ik beftendig de Latynfche bewoordingen zo als die by Murray worden gevonden, by de' Nederduitiche opgeeven.

Hoe zeer ik my om de gegeeve reden ftiptelyk wilde houden aan de Gefagts en Soortc-lyke kenmerken, zo als die by de gemelde uitgaaf des genoemden Werks bepaald kwam het my egter belangryk voor, daar b^^ te voegen dat byzondere, ’t in houding, gedaante als anderszins, ’t geen der Plant aHeen eigen, en by de kenmerken’door den Hoog-ieeraar Murray opgegeeven, niet gemeld, of nier naauwkeurig genoeg gemeld is. Hiertoe zal ik my ten nutte trachten te maaken, ’t geen door andere Botanifche Schryvers wegens het byzonder kenmerkende eener Plant is aangmveezen, en dit by de Af beelding ken-nelyk'doen worden, en by de Befchryving ophelderen; terwyl ook, indien zodanige deelen-der vruchtmaaking van cene Plant, die derzci'ver klasfe en rang volgens het zamenftel van Linnæus bepaal.-n , moeilyk te ontdekken zyn ; deeze deelen afzonderlyk, het zy volgens haare gewoone groote, het zy vergroot, mede zullen afgebeeld worden. Maar inzonderheid zal men zich poogen toeteleggcn, om yan elke Plant de vrucht en zaaden aftebeeh

n nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V O O Pv B E R I C II T.

den, ’t geen anders by de meeste uitgegeeven afbeeldingen ontbreekt. Deskundigen zniler egter gevoelen, boe moeilyk het zal zyn, dit van alle onze Inlandfche Planten te bekomen; en hierom zal men vcrfcheoniitg vinden, wanneer men fomwylen hierin niet mögt gedaagd zyn.

Daar eene Rataaffche Flora, vooral ten nutte van Nederlanders moest dienen, zo moest ook de befchryving geheel in het Nederduitsch gefield weezen, om hun die met de La-tynfche taal onbekend zyn, te meer optewekken tot de beoeflening der Kruidkunde, en hiertoe den toegang te openen. In het gebruik der Botanifche konst- termen zal ik voor-naamlyk te hulp neemen de vertaaling, welke d. de gorter daarvan gegeeven heeftinzyne Leer DER Plantkunde Eerße Deel. Amflerdam 1782. Ik hoop, dat de Leezer, vooral die aan de Latynfche konst- termen gewoon is, zich niet zal llooten aan fommige vreemde, zaamgedrongen en harde bewoordingen, welke Hy in deeze belchryving zal aan-treffen. De konst-woorden van elke weetenfehap, en vooral die der Kruidkunde, laaten zich moeilyk verraaien, en men zal hieromtrent wel eenige toegeeflykheid willen gebruiken.

Om dit Werk voor den Nederlander van het meeste nut te doen zyn, wenschte ik zo veel mooglyk de verwarring wegteneemen, die omtrent de Nederduitamp;he Naamen onzer Inlandfche Planten overal plaats vindt. De meest bekende en gebruikelyke Planten, hebben in de verfchillende oorden en plaatfen van ons Gemeenebest zeer onderfcheide be-naaraingen, waar door het zo moeilyk valt, eene Plant in het Nederduitsch aan anderen kennelyk optegeeven. -— Hoogstwenfclrelyk ware het, dat elke Inlandfche Plant Hechts ééne Nederduitfche benaaming hadt over de geheele Republiek. Hoe veel dwaaling zou hier door voorgekomen worden; en hoe gemakkelyk zou het dan vallen, de fchade-lyke Planten te doen kennen , en het nuttig gebruik van anderen aantewyzen. Onzer Natie .ontbreekt in dit opzicht eene algemeene taal, waarin men zich by ieder kan doen verftaan: men is dus verltooken van alle de heilzaame gevolgen, in zyne gevoelens en kun-diglieden hierover aan anderen raedetedeelen. Hierom zal ik beflendig niet meer dan één nederduitfehen naam vàn elke Plant, boven aan met eene groote Curfyf- letter onder den Latynfchen naam plaatfen; hoopende, dat deeze ééne naam algemeen moge aangenomen en gebruikt worden,. Daar het egter van veel belang is, de onderfcheide naamen te kennen, by welke eene Plant in de verfchillende oorden der Republiek bekend is, zo wilde ik ook deeze opgeeven ; maar om de gezegde redenen die alleen als Nederdu'it-fche Bynaaraen, agter de Ploogduitfche en Engelfche naamen voegen, (de Franfche naam zal men vinden by de vertaaling, door de Uitgeevers bezorgd, welke mede voor den Kruidkundigen zeer dienttig zyn.

’t Geen de Flora eens Lands voor eene Natie vooral bclangryk maakt, is eene naauw-keurige opgaaf van de onderfcheide groeiplaatfen. Hiertoe is voor de Bataaffphc Flora inzonderheid in DE GORTERS FLORA VIL P R O V IN TIA R U M , en in hct SPICILS-GiUM op dit Werk , van den te vroeg overleedenen Hoogleeraar s,. j. van geuns, uit -voorige Botanifche Schryvers, en uit hunne eige opmerkingen en aanteekeningen, gevoegd •by die welke hun van andere Kruidkundigen zyn medegedeeld, aanmerkelyk veel byge-draagen; welk alles in deeze Flora zal worden overgenomen. Doch dit zal verrykt worden door byvoegfels, die in de nagelaten handfchriften van den gemclden voortrefièlyken VAN GEUNS voorhanden zyn, en waarin niet alleen veele by de gorter nog niet bekende groeiplaatfen aangetekend; maar nog veele andere byzonderheden en verbeteringen op de Bataaffche Flora zyn opgegeeyen, welke my allen vriéndelyk zyn toegezegd door den verdienllelykcn Vader des overleedenen, Hoogleeraar in de Medicynen en Botanie te Utrecht.

Vejrders mag ik my vleyen, dat andere Kruidkundigen van ons Vaderland, myne aante-.. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ke-

V o o R B E R I C II T, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ni

leningen van de Groeiplaatfen oneerinlandfche Planten, by myne Botanifche wandelingen en reyzen door de Republiek gemaakt, aanmerkelyk zullen vermeerderen door de opgaave, vau het geen zy deswegens hebben aangetcekend en waartoe ik by deezen alle Nederlandlche Botanici op het minzaamst uitnoodig, hun in het algemeen verzoekende, alles te willen toebrengen tot volmaaking der Flor^ Batava.

Telkens .zal ik eene lyst geeven van de Planten, die in één of twee volgende bundels zul-lien geplaatst worden, ten einde een iegelyk in de gelegenheid te Hellen, van my zyne aantekeningen wegens deeze Planten vroegtydig genoeg te do'en geworden, om daarvan in da befchryving met dankzegging gebruik te kunnen maaken. Hier by zal het my mede hoogst aangenaam weezen, met zodanige Nederduitfche Naamen bekend te worden, welke in fom-migc Plaatfen door de Landlieden aan eenige Planten gegeeven worden, en die byoEGORTEit of anderen nog niet gemeld raogten zyn.---- In de opgaave van Groeiplaatfen dient men myns oordeels vooral in acht te neemen, of eene Plant aldaar overvloedig wast, dan of Hechts eenige weinige aldaar gevonden worden : om dit te onderfcheiden, zal ik by die Groeiplaatfen, alwaar my bekend is, dat de Plant overvloedig wast, het teken f Hellen en deeze plaatfen het eerst noemen : en ik»verzoeke alle Kruidkundigen, die my de ver-zogte aantekeningen zullen doen toekomen, mydaar'by optegeeven door het geHelde teken, of de Plant, op de aangeweeze plaats, in menigte gevonden wordt.— Behalven dit teken zal ik my van geene andere bedienen, dan die by alle Botanilche Schryvers zyn. aangenoomen, als © ’t geen éénjaarig, lt;ƒ tweejaarig, 2^ overblyvend, en Ij ’t geen houtig duurzaam Gewas betekent.

Ik acht het noodig te herhaalen, ’t geen bij het bericht van inte?kening gezegd is ; dat men licht zal begrypen de onmooglykheiä, om de afbeeldingen der Planten uittegeeven naar die volgreeks, zo als zy naar het zamenHel van Linnæus op elkander volgen. Dc uitgaave zou hier door te zeer vertraagd worden ; en men moet zich ook hierin bepaalen, naar de gelegenheid van de eerHe en best voorkomende bloeyende Planten : waarom ook nimmer eenige Uitgeevers van Afbeeldingen van Gewaslen, de orde van eenig fystema daarin hebben kunnen volgen : Naderhand zal elk kooper de Planten gemakkelyk naar het zamenHel van Linnæus, of naar deszelfs Ordines Naturales, welke met het Nommer van den Rang, tot meerdere volleedigheid by elke Plant zal op gegeeven worden ; kunnen rangfehikken. Niets zal verzuimd worden, om het Werk zoo volleedig mooglyk te maaken, en van alle Inlandfche Planten, zo die reeds bekend zyn, als nog verders zullen ontdekt worden, eene juiste Afbeelding en Befchryving te geeven : egter zullen geene Planten hierin voorkomen, dan wier Groeiplaatfen duidelyk kunnen opgegeeven worden ; cri voor als nog zalmen van de Clasfe der Geheimteelende (Cryptogamia) niet dan de Vaaren (^Filices) afbeelden.

Van weinig nuttigheid zou egter de bloote kennis der Planten, en derzelver groeiplaatfen zyn , indien het gebruik daarvan hierby niet teffens werdt aangeweezen. Met reden beklaagt zich de meergemelde voortreffelyke S. J. van Geuns in zyne uitmuntende prysverhandeling over de onderwerpen, betreffende de natuurlyke Ilistorie onzes Vaderlands nog natelpooren, (*) dat in veele Flora’s en ook in die van ons Vaderland hiervan niets gemeld wordt. Dit gebrekkige in onze voorige Nederlandfche Flora’s wenfche ik zo veel mooglyk aantevullen. De geneeskundige eigenfehap en kragt der Plan

bl. 238 -— 247. alwaar ook veele vereiscbien voor eene Bataafjehe F/ar« zyn opgegeeven. Deeze Verhandeling is geplaatst in de, rerhandelinseu vaa de UMandfehe. nu Battiaijc’ie MMsfehapp-j der U'ecunfch ie liaarUia Deei XXVI.

ten, voor zo verre die bekend zyn, zullen uit de beste en nieuwfte Materies Meàîcet worden opgegeeven; en daar ik, in de Geneeskunde niet geoefFend zynde, de opgaaf hiervan , en vertaaling deezer konst-tcrraen my met rede niet toebetrouwde, heb ik hiertoe de hulp verzogt van eenige bekwaame Geneeskundigen. Maar vooral zal ik my bevly-tigen , om zo volleedig mooglyk het huishoudelyk gebruik der Planten te doen kennen, en daar toe raadpleegen met zulke Schryvers, welke zich op de nafpooring hiervan het meest hebben toegelegd. Den Schryver, by wien zodanig gebruik is opgegeeven , zal ik telkens noemen : en naa den geheelen afloop des werks, eene naauwkeurige lyst geevei! van de Schryvers en derzelver Werken, die men in dceze Flora heeft geraadpleegt. — Dit was by de uitgaave der Bundels zelve niet mooglyk, daar my nog onbewust is, van hoe veele, en welke Autheurs ik my by dit Werk zal moeten bedienen, Deeze opgaave zo wel als alle verdere Belchryvingen, zullen fteeds zo kort moogelyk zyn, en in één-gcdrongeh worden, ten einde alles op ééne bladzyde te kunnen bevatten.

De uitgaave der Bundels zal met den meesten fpoed gefchieden ; en het is alleen toe-tefchryven aan de huishoudelyke reyze, welke ik met den Agent van Nationaale Oecono-mie, geduurende vier Maanden deezes Jaars heb afgelegd ; dat deeze eerfte Bundel zo laat naa de aankondiging des werks het licht ziet. — Eenmaal my bepaald hebbende omtrent de wyze van inrichting van dit Werk, zal de voortzetting daarvan minder tyd en moeite kosten. Met dankbaarheid zal ik aanneemen de heufche aanmerkingen en verbeteringen , die my door des kundigen zullen medegedeeld worden, en zal daar van erkentelyk gebruÿk raaaken.

1800. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JAN KOPS.

Ona déja donné dans le Profpeétus ds la Flora Batava, dont le premier Cahier parait aujourd'hui un apperçu de la méthode d'après la quelle cet Ouvrage fera dirigé et exécuté, et on y a démontré toute l'utilité de cette eutreprife. Mais les Editeurs m'ayant en fuite prié de me charger de la Description llol-landaife des Plantes, fai jugé devoir y ajouter une traduction Francaife Çque le Sieur vxs.w'ï Docteur en Médécine à la Haye a pris pour fon compte f ajin de rendre cet Ouvrage d'une utilité plus generale : et ces mêmes Editeurs deßrant ausß que je prisfe fur moi la direction de cette édition, fai cru devoir donner quelques éclaircisfemens, fur la maniéré, qui m'a paru la plus propre àfuivre dans cette Description.

On ne f'attendra pas à une Description éxacte de toutes les Parties de chaque Plante: l'Ouvrage en deviendroit trop volumineux, fans qu'il en refultat aucune utilité: d'ailleurs on peut fe fatisfaire à cet égard dans les Ouvrages des differents Auteurs qui ont écrit fur la Botanique. Je me fuis donc borné à indiquer dans les P'igures, ou à nommer féparément ces parties de chaque Plante, qui la distinguent de toutes celles avec les quelles elle a le plus de rapport. J’ai ausfi cru qu'il ferait fort avantageux de faire connaître Jes CaraCteres Génériques et Spécifiques de la Plante, tant dansla Figure que dans la Description. A cet égard je fuivrai conßamment dans cet Ouvrage la ty,« édition sot: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;à

Systema vegetabiliiim, quæ est recognitioiiis à Murray inlHtiitæ, tertia, procurata a C. 11. persoon Gotting Ao. 1797. Ceux qui étudient la Botanique, faißront plus facilement au moyen de cet Ouvrage, les Noms et les CaraCtères de toutes les Plantes indigènes qu'ils trouveront. 'J'ajouterai aux Noms Hollandais et Français les Noms Latins tels que siuRRAY les donne.

Qiioique les raifons que je viens d'alléguer m'eusfent fait défrer de m'en tenirßrictement auCaraP'e-res Génériques et Spécifiques, tels qu'ils fetrouvent dans l'Ouvrage cité, fai cruqu il ferait intéresfant d'y joindre ce que chaque Plante offre de particulier dans le Port, la Figure etc. qui lui convient à elle feule et dont le Profesfeur Murray, n'apas fait mantion ou n'a pasparlé asfezéxactement dans fa Description. Je tacherai ausfi de mettre à profit, ce que les autres Botanistes ont publié fur les CaraStèresparticu-liers à chaque Plante: je T indiquerai dans le desfein de la Plante, et fy ajouterai dansla Description les-éclaircisfemens necesfaires. Lorsque quelques parties de la Fructification d'une Planterangéèfeustelleott telleClasfe, dansteloutelOrdre det.rx'xv,, feront difficiles à distinguer, je les ferai desfiner de grandeur naturelle, ou meme fur une plus grande échelle. Mais je tacherai fur tout de donner la Figure du Fruit et de la Sémence de chaque Plante, ce qui manque dans laplupart des Figurespubliéesjusqu'ici. Les connaisfeurs jen-tiront cependant, combien il fera difficile d'atteindre ce bùt à l'égard de nos Plantes indigènes, et jem'asfure de leur indulgence lorsque je n' aurai pas entièrement reusff clans cette entreprife pénible.

Comme une Flora Batava doit furtout fervir à l'utilité du Peuple Batave, il est naturel quelle joit écrite dans la Langue du Pays, afin cTexciter cLautantplus à Cétude de la Botanique ceux, aux quels la Langue Latine n'est pas familière et de leur faciliter lesmoyens defy livrer. Qiiand auxtermestechniquesjemejer-virai principalement de la traduStion qu'en a donnée D. de gortEr fa Dochâiie fur la Botanique (leer der Plantkunde iftc Deel Amll. 1782.) f esperequeles LeCleurs, furtout ceuxaux quisles Noms Latins font familiers, ne feront pas choqués, fils trouvent quelques dénominations durs ou étrangères dans les coins de cet Ouvrage. On traduit difficilement les termes techniques et fur tout ceux delà Botanique, et cette dif ficulté meme fervira d'exeufe.

Afin de rendre cet Ouvrage cPautant plus utile a mes Concitoijens, je voudrais éviter ^autant qu'il méfiera pas fiblè} la confufion qui nâit a châquepas des différents Noms, qusportent nos Plantes indigènes. Les Noms des Plantes connues et les plus ufitées varient dans nos différentes Proiinces, et il en ré fuite qu'il est diffic'ile cT indiquer par le Nom feul, quelle est la Plante dont il fi agit. Il ferait fort a defirer, que chaque Planteindigène n'eut qu'un feul Nom Hollandais dans toute la République ; Qjued'erreurs nepréviendrait. on par là ! et combien ne ferait pas facile aims, de faire connaitre les Plantes nùifibles et d'indiquer T utilité des autres. Il manque à cetégardànotreNationune Langue générale, ent moyen de la quelle on peut fi faire' èomprendre d'un chacun, et nousfommes privés de toutes les fuites falutaires qui haisfent de f avantage de pouvoir communiquer a d’autre nos decouvertes, nos opinions et nos connoisfances jur ces objets. Pour. parvenir a cette fin défirable, je ne me fervirai que clun NomHollandais pour chaque Plante, placé en-Caractères Italiques auhaut de la Page immédiatement fous le Nom Latin , espérant que par ce mo'ien, iP puisfe etre généralement adopté. Comme il est cependant de la plus haute utilité de connaitre les differentes Dénominations, fous les quelles une Plante est connue dans les differentes costreés de notre Rcpu'ili-que, fai desfein de les prefenter, mais en les plaçant comme des Surnoms à la fuite des Noms Aile tia.ids et Anglais, on trouvera les Noms Français dans cette traduction.

Ce qui rend la Flora cHun Pays principalement intéresfanle^c'est 1indication éxa^e du Lieu Natal de chaque Plante. Nous avons réuni dans cet Ouvrage tout ce qüe D. de gorter dit fur ce fujet dans la Flora /TZ provintiarum , et ce que le célébré Profesfeur s. j. van geuns qu'une mort prématurée a trop têt en-levé aux fciencesa ajouté dans /eSpecilegiinn fur cetOuvrageet qui est le fruit fuit de leurs obfervationspro-pres.) foit de celles des Botanistes anterieurs, foit de ce que d'autres Botanistes leur ont communiqué. Nous avons même puifé de nouvelles richesfes dans les additions que nous avons trouvées dans lesmanùfcrits de l'estimable et excellent van geuns; e//« renferment la détermination desendroits ou naisfentplufieurs Plantes, et qui etoit inconnu'éa D. de gorter, mais memeplufieurs autresparticularitéset deraméliora-tions pour la Flora Batava. Ces additions m'ont été généreufement et amicalement communiquées par le Respectable et Digne Pere du DefunCt, Profesfeur en Médecine et Botanique aUtrecbt. Aurestefofeme flatter que les Botanistes Hollandais voudront bien m'aider a compléter les remarques, que j'ai faites dans une courfe Botanique dans cette République, furies Lieux ou creisfent nos Plantes indigènes: je les invite à vouloir me communiquer tout ce qui pourra contribuer a perfectionner la Flora.

^e donnerai dans chaque Cahier une liste des Plantes , qui paraîtront dans le Cahier fuivant , afin de donner occaflon a chacun, de me faire pas fer les obfervations qu'il defirerait de me communiquer Jur ces Plantes, asfez à tems pour que f en puisfe faire ufage. jfe ferai ausfl tres charmé d'apprendre les Dénominations Hollandaifes, fous lesquelles ces Plantes font particulièrement connue dans certains endroits de notre Pays, et qui n'ont pas été indiquées par de gorter nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Botanistes. Enindiquant

dans quel Lieu une Plante croit naturellement, Il faut distinguer fi elle croit en abondance, ou fi on ne Ly trouve que peu. ^e mefervirai du figne f pour indiquer le Lieu, ou je fais qu'une Plantefe trouve aboiti dammant, et je nommerai ces Lieux les premiers.

'Je prie encore les Botanistes, qui me feront parvenir leurs obfervations, defefervirdecettelégeremar“ que pour la même fin. Pour le reste je ne me fervirai que des figues , qui font en ufage chez tousles Botanistes-, favoir © pour les Plantes Annuelles, Bquot; pour lesBisannuellesouPlantesqui durent deux ans, pour les Perrennes et pour les Arbrisfeaux.

Je crois nêcesfaire de rappeller ici, ce qu'il est dit dans le prospeCtus, qu'il est imposfible de fuivre dans la Li vraifon des Planches C Ordre, fuivant lequel les Plantes fan rangées c/zfî linné . L'édition éprouverait trop de retard, et d’ailleurs il fautfe fervir de roccafion félon le tems ou les Plantes fleuris fient: ausfi les Editeurs des Figures des Plantes n'ont ilsjamaisptl Cuivre d’Ordre Systématique. L'édition une fois achevée chaque Posfesfieurpoura aifiément clasfier les Plantes daprèsle fystéme LINNÉ, ou d'apresles Ordres Naturels de cet Auteur •,pour cet efiétf ajouterai a chaque Plante I Ordre Naturel et le Numero de C Ordre auquel il appartient. On ne négUgéra rien peur rendre c'est Ouvrage ausflcomplet qu'il fiepuisfe, et de donner des Figures et une Description exactedetouteslesPlantesindigènes, fiait déjà connues, fioit de celles qu on decouvri-vaencore: on ne trouvera cependant ici d'autre Plantes, quecellesdontleSolNatalpeutéxaCtement êtrede-terminé ; et jusqu' a préfient on ne donnera dans la Clasfie des Cryptogames des Figures, que des Fougères.

La fimple connois fiance des Plantes et de leur Sol Natal fierait cependant de peu d’utilité, flou F indiquait en meme tems leur ufiage. C'est juste titre, que le célébré s. j. van geuns fi'estplaint dans fion excellent mémoire qui a remporté le prix fur la question : quels font les O'bjeéts , concernant l’Histoire Naturelle de notre Pays qui lont encore a decouviirs. Ça) qu'on ne trojtve rien fur cefiujetdansFlufleuri Flores ni dans celle de noire Pays. Je vaudrai donc fuppler autant qu'il méfiera posfible, à ce qu'il y a de défectueux à cet égard dans nos Flores Bataves. Les Propriétés et les Ferts Médicales des PlantesJeront tirées des meilleurs Ouvrages, et des plus réfus fiur la matière Médicale. Peu verfiémoi mêmedansla Médé-tine et ignorant les termes de cet art, f aifiollieitépourcettepartiederOuvrage, lefiecours de quelques Médé-cins éclairés. Je m'appliquerai fiurtaut a faire connaître ausficomplettemera qu'il me ferra posflble rufiage Oéconomique des Plantes, et je conflit er ai la de s fus les Auteurs, qui fie font appliqués à la recherche decet. •bjet. Je citerai à chaque fois P Auteur qui m'aura fiourni des^ lumières, et à la fin de cette Omrage je donnerai une liste de tous les Auteurs, et des Ouvrages que j'aurai confiulté. Il n'est pas posfible delefiai-re a Livraifian des différens Cahiers, puis (uPU m'est encore inconnu quels fiant les Auteurs dont je devrais me fiervir pour compofier cet Ouvrage. Je m'attacherai en tout a la brièveté, afin que la Description:' et les citations ne remplis fient qu'une Page pour choque Plante.

La Livraifion des Cahiers fie fera avec la plus grande promptitude, et c'est uniquement a un voyage Oe-t anomique, que fi ai fait cette qnneé avec le Ministre deTOeconomie Nationale, et qui a duré quatre mois, qu'il faut attribuer le retard qda éprouvé limpresflondupremierCahier. Apréfiantque je fuis déterminé furlo: maniéré de diriger cet Ouvrage, on le continuera plus vite et avec moins de peine. Je recevrai toujours avec plaifir les reflexions, et les améliorations, que les Amateurs elles Savajits vaudront me communiquer y, et en ferai ufage avec reconnaisfance.

(a) Baus les Mémoire» de la Société des Sciences de Ilaailem Tom. XX.\ri. pag. aj?—2.47*

GMe.KCXamp;vCE. Gcnörique. Corolle avec une limbe à quatre parties, dont le point infC' rieur est le plus étroit a, La Capfule a deux loges b.

Spécifique. Des Fleurs laterales, des Feuilles ovales, vcleuës dentées, fiins petiole,. la tige des deux cotés velue.

Les Feuilles du Calici font inégales, lancéoléesc. et les bradées (braetêæ) lancéolées obtufes. . d»

Dans le Bois du Haarlem f, de la Haye f dans lesBois et aux environs d’Urpecht | — dans la cidevant Frise, a la haut Sypel près ô’Harderwyk, dans les Dunes de Castri-GUM, Bloemendaal „ de Zilk et Catwyk près de la Veronique cfficinale, mais pas dans une fi grande abondance qui cette derniere plante; on la trouve ausfi aux environs de Lev-OEN.

PROPRiETés. Elle fembler tenir en quelque forte du Thé,, et est recommandée comme telle parla Société ' Médicale de Stockholm. Elle a un gout legé rement adftringent et amer et n’a presque point d’odeur.

Vertus-, La Germendre'e est plus ou moins fortifiante, a doucisfante, gramineufe.

Usage Oeconomique. Les Eètes a cornes et les Chevresla broutent; mais pas les Chevaux ni les Moutons ni les Cochons, fLiNN.z/w. Acad^ Elle femble ausfi pouvoir forvjr dans les teintureries, (dambourney) Les Fleurs, font bonnes pour les Abeilles, (S»-, ^6,.

. ■ Geslagts Kenmerken. Corolla limbo 4 partito. Bloemkrans met een ioord in i\. gedeeld. Lacinia infimaangullione, de onderfle Jlip iets fmaller, a. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a.XQe.xilaex'i^tv/eehokkigZ.aad--

SooRTELYKE Kenmerken. Raccmis lateralibus, met zydelingfclie bloemtrosfen. Foliis ovatis, rugofis, dentatis, fesfilibus, eironde, gerimpelde, getande ^ongeßeelde bladen. Gaule bifariura pilefo, defleedaanweêrszydengehaird.

De Kelkblaadjes zyn onevenredig lancetvormig, c. en de fchutblaadjes (braéleæ^ lanneU vormig flompaclitig.

In den Haarlemmer Hout -f in het Haagsche Bosch f in de, Bosfchen en langs de wegen by Utrecht ƒ — in ’.t voormaalig Vriesland , aan den Hoogen Sypel by Har-DERWYK, inde Duinvlakten van Castricum, Bloemendaal, 'de Zilk, en Katwyk by de Veronica officinalis, doch niet zo veelvuldig als deeze; ook om Eerden,

Eigenschap. Schynt alhoewel in een geringen graad, overeen te komen met de Thee; en is als zodanig door het Geneeskundig Collegie van Stokholm aangepreezen — heeft een zagten wrangachtig bitteren fmaak, en byna geen reuk.

quot; Huishoudelyk Gebruik. Wordt door Hoornvee en Geiten gegeeten; niet door Paarden, Schaapen en Varkens (linn. Am. Ac.quot;) fchynt ook tot verwWofïên te kunnen gebruikt worden, (dambourney) De Bloemen goed voor de ßyen (äp. Abh'j

Allemand Waafer-klee, Biber •klee, Dreiblättrige-zottenblumé.’ Anglais Bog-buckbean, Marsch-trefoil.

GéNCRiQUE. Le Corolle Velue, le flygmate fendu en deux. a. La Capfulc ÎB une loge.

Le Calyce MonoLihylle partagé en 5- Lts Cap fuie Sphérique, d. Les Sémeuces lisfes. e.

Croît. Dans les terres marécageufes, dans les fosfés et ausfî dans les basfes tourbières.'' Près de Leeuwaarden f dans la commune du Texel, entre le Koog et Westen f derniere Loosduinen près de la Haye f entre Hasselt er Roveen f dans les marais proche du grand Zundert, au desfus de Breda f — près deGRONiNGUE,ftir la Bruyerede Bergum, près de Holten, dans la Tourbiere derrière Ujlenpas, proche de Harderwyk entre Hierden et la Mer, à Elden, Driel, Wamel, Dreumel, Veenendaal, dans les prairies proches de Wageningen, près du Muiderberg, entre Naarden et Muydkn, hors d’ALKMAAR- proche de Bergen et Egmond, à Lisse et ailleurs.

Vertus. Fortifiant, pénétrant, antifeptique, corrigeant les humeurs, et favorifant les fêcrétions. — Est fort utile dans-la médecine, on la récommande dansUa goutte prife en forme de Thé.

Usage Oeconomïqüe. Gleditsch recommande cette Plante comme fort falubre et agréable aux Beftiaux, et dans les Phil. Oecon. Aufz. comme méritant d’être cultivée dans les prairies humides. Mais brugmans la clasfe parmi l’yvraye. Bùlliard dit qUe la plus-part des Beftiaux ne la broutent pas, et felon linn dans fes Amoen. Acad, les Brêbis et les Ghevres la mangent bien;; mais pas les-Vaches ni les Cochons* Dans des tems de difette les Peuples du Nord fe fervent de la Racine pour en faire du pain, (îialler et eeuss) et de la Plante au lieu de Houblon pour en faire de la Bicrre. (linn.) Les Feuilles donnent une teinture verte, (gmelin) et les FleursTbnt excellentes pour les Abeilles (5m', Abh th- 36 J

Hoogduitsch Wasfer-klee, Biber-klee, Dreiblättrige-zottenblurae.' Engtlsch Bog-buckbean, Marsch-trefoil.

■«,’ . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ord. Nat. linn- xxi. Preda.

Geslagts Kenmerken. Cor. hirfuta, gehairds Bloemkratit. Stigma bifidum, in txfte gefpleeten flempel. a. Capf. i locularis, éénhokkip^ Zaaddoosje. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(

De Kelk éénMadig in S gedeeld, b. tiet Zaaddoosje bolrondagtig. d. De Zaaden glad. c.

Buiten LeeuwaaRDEJM aan de zwarte weg f in de Meente op Texel, tusfehen de 'Koog en de Westen f agter Loosdltnen by ’sIIage f tnsfehen Hasselt en Roveen f in de Moeren by groot Zundert.boven Breda-j- — in’tGoregt om Groningen, op BÉR-GUMMER Heyde, by Holten, in ’t Veen agter Uilenpas, by Harderwyk tiislchen 'Hierden en de Zee, te Elden, Dried, Wamel, Dreumel, Veenendaal, in de Weiden by Wageningen, by Muiderberg, en tuslchen Naarden en Mdiden, buiten Alkmaar by Bergen en de Egmonden, te Lisse en elders.

Kragt. Verfterkend, .doordringend, vçrrottingweerend, verbeterende de vochten, én ‘bevorderende derzelver affeheiding. — Is zeer tot geneeskundig gebruik aantepryzen. Ook heilzaam als Thee gedronken, in het Voet-euvel of Podagra.

HuiSHOUDfeLYK GÈBRüiK. Door gleditsch wordt het opgegeeven als zeer heilzaam ea aangenaam voor het Vee , en in de PA. Oecon. Æifz. als verdienende in yochtige Weilanden 'aangekweekt te worden; doch .brugmAns rekent het ondcLde onkruiden in de Weiden. Bulliard zegt dat de meeste Dieren het niet eeten, en volgens de /Imoen. Acc linn. wordt 'bet wel door Schaapen en Geiten, maar niet door I-Ioornvoe en Varkens gegeeten. By Noord-Tche Volkeren wOrdt de Wortel in fchaariche tydén.tot. Brood, (haller en reuss) en de 'Plant in plaats van IIop, tot het ’Bierbrouwen gebruikt, (linn J De^ Bladen geeven groene Verw, (gmelii^quot;) en de ßioejhea zyn uirhëeraend vÖü’r de Byen. zbk. th 36.J

Caractüre GéNÊRiQUE. CoroUe rotacée,la Capfule coupée en deux demi circulaires, d.

Le Calice divifé en a.^ étamines. Les Filets velus, (beaucoup grojji) b. Le Pi* finie avec le germe (grojji.) c. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;■-u

Varietcs. II y en a fleurs haut rouges et bleues, diflingués par quelques auteurs en différentes cfpeces. La culture ne lui fait fubîr aucun changement. LiNNêe les clasfe cependant dans la même efpêce celles à fleurs bleues ont les pétales dentées. On fe fert principalement du Mouron à fleurs rouges.

Croît. Dans les terres fablonneufes, dansles champs et dans les Jardins en plufieurs endroits. — Aux environs de Franekër f — près de Zandhorst à Wassenaar, au B'Ilt près (TUtrecht, et ailleurs; fur les Dunes arides —■ On trouve des Variétés dé ■cette Plante dans ces mêmes lieux, mais pas en grande quantité.

Proprietüs. Le Mouron n’exhale pas d’odeïir. Sa faveu'r est au premier abord gramineufé mais mâché, le Mouron donne à la fin une faveur âcre et adftrihgente, qui reste longtems dans la bouche.

Vertus, Cette Plante est plus ou moins irritante et réfolvente: on la recommandait jadis dans la melancholie, et encore de nos jours dans l’hydrophobie, ou la morfure du chien enragé. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Usage'Oeconomiqüe. LeMouron faitun des principaux ingrédients dû remedes'contré l’hy-drophobie qui fe trouve au Bilt près üUtrecht. On peut s’en fervir en falade, ou mêlé avec de. la falade, Cbulliard) Les Vaches et les Chèvres le mangent, (reuss) mais pas les Moutons, (linn.) On le loue dans les vertiges qu’occafionne fouvent dans ces derniers animaux la chaleur. (SucKow) Le Mouron'est nuifible aux petits Oifeaux-(bulljard) DE GORTER U prife commc une nourriture très agréable aux ßeftiaux.

Nederduitfehe Bynaamen De roode Verfcheidenlieid, Guichelheil'mannetje, ook lie*' . venheersteentjes. De blaauwe 'Verfcheidenlieid t Guichelheil wyfje..

Geslagts Kenmerken. Corolla rotata, radvormig^ bloemkrans. Capfula circumfeisfa, Eaaddoosje in t'tvee halfronden overdv/ars gedeeld, d,

SooRTELYKB Kenmerken. Folia indivifa, ongedeelde bladen. Gaulus procumbens,_/74ÿ* feßeng^

De Kelk in gedeeld, a. Meeldraadjes in getal met ruige Helmdraaden^^ (feel vergroot) b. De Stamper met het vrugtbeglnfef (yergroot) c.

Verscheidenheden. Zijn voornamentlyk met hoogroodë en blaauwe bloemen, door fbmmigen foortelyk. onderfeheiden, niet door cultuur te veranderen; echter door linnæus tot ééne foort gebragt,. Die met blaauwe bloemen hebben getande-bloembladen : die met roode bloemen worden voornaamlyk gebruikt.

Groeiplaatsen, Op Zandachtige-gronden Ih Koorn - akkers en Höven op verfcheide plaatfen — buiten Franeker f — by Zandhorst onder Wassenaar, aan de Bilt by Utrecht, en elders; ook in de barre Duinen — De Verfcheidenheden op dezelfde plaatfen X doch niet overvloedig.

Eigenschappen. Heeft- geen reuk. De. (maak, is grasäartig,; die op het laatst fcherp-«chtig wrang, wordt,., en lang uablyft..

Kragt. Min of meer' prikkelende, en oplösfende : van ouds aangepreezen tegen dè.‘ melancholie, verders tegen de tlondsdolheid..

Huishoudelyk Gebruik. Maakt een voornaam ingrediënt uit van het geneesmiddel-tegen de Hondsdolheid', aan de Bilt en thans pok te Woerden te bekomen. Het kanzoïotfilade,als tot toekruid daarover, gebruikt worden, (bul’liard) Het wortlt gegeeten door Hoornvee en Geiten,, (reuss) niet door Scliaapen (linnæus') Hè.ilzaam' tegen dè hitte of wervel derSchaapen, op fommige plaatfen van ons Vaderland (*) de Bruin of de Blaar genoemd. (sucKow)Schadelyk voor het kléin gevogelte. (bulliardJ Door de gorter als een.der aangenaarafte voéderS' voor het Vee opgegeevem

O rotefm Se Aanteekening der nrtaalers van h'et Ondervjs vo^r de StfutapKerders t detr D’aübbnTON. Ui de Ferheied.' van, de tdaatfehapfj van den Landivuw. D.. VIU. W. 51»

CARACTéRE GéNéRiQUE. Lc Calycc monophylle, est oblongue,lisfe on velue, a. Cinq pétales ongulaires, avec une limbe presque feparée en deux. La Capfule à d’une à trois. Uges.

La Capfule n’a qu'une loge et cinq dents, b. Cinq étamines attachées au germe, e. et cinq autres aux onglets des Pétales, d. Les Tiges font au commencement inclinées ^mais' iérigent à la croifance de la Plante.

Croît. Dans la plus part des prairies humides. — Aux environs d'ÜTRECHT, de Haarlem, Leyden, et ailleurs, f

Variété au foslé près de Trylelberg proche de Hattüm, comme ausfî dans le voifînage de Groningue.

Usage Oeconomique; N’est felon brugmans que de l’yvraye dans les prairies, et felon les P h. Oecon. Aufz. fî nuifible aux Beftiaux quelle merite d’ètre extirpée. Les Fleurs, font bonnes pour les Abeilles. f5»’. Abh.)

Nederduitfche liynaamamp;n Kraaije-bloem, Pinxterbloemen, (by de Groningers) wilde Lychnis.

Decandria Pentagynia. Tienmannige Vyfwyvigb. r; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Geslagts Kenmerken. Calyx i phyllus,, oblongus, lævis vel pilofus, Eènbladîgyt, langwerpige, gladde of 'gehairde Kelk. a. Petala p,, unguiculata, 5 Bloembladen met nagels, lim-bp liibbiiidü., met een. boord byna in twee gecUdd, Capfiila i—3 locularis, i—'■^hol^ig Zaad doospt.

SooRTELYKE Kenmerken. Pctalis quadrifidis, met bloembladen in 4 gefpleeien^ fruélu fubrotundo, rondachtige vrucht.

- ffet Ziaiddoospe- heeft maar één 'hokpe en ‘p, tanden, b. Meeldraadjes zitten aan hei vruchtbeginjel vast. c. de p) anderen aan de nagels der Bloembladen, d. De ^teelen^ s. iiggfiO’ eerst: nedergeboogen, maar richten zich op by het opgroeien der Plant.

Groeiplaatsen, In de meeste, vochtige Weilanden. — CMn Utrbckt, Haatiletsi-,, liÉYDENi^en elders f. '

De Verfcheidenheid aan de Sloot omtrent den Trysfelberg by Hattum,, ook by Groningen.

Huishouderyk Gebruik. In de Weilanden als onkruid te rekenen, (brugmans) em zo fchadelyk voor het Vee, dat het verdient uitgeroeid te woeden. (Ph. Oecon. Zufz.) De? Bloemen zeer goed voor de Byen, (iSw. dbh.)

GéNéRiQUE, Sans Galice, cinq Pétales point de Nectaires, a, Plufîeurs Gap» fuies, de 5 jusqu’à lo. Polyfpermes. b,

La Souci fe diflingue farticulierement du genre des Ranunculi, jiar le manque de Calice et de Neütaire. Le nombre des pétales est ordinairement g, quelque 6 ou j, rare^ ment 8. Z« ét-amines extérieures Jont plus grandes que les intérieures, c. Les Germes, d^

Leeuwaarden, Zwol, Harderwyk, Utrecht, dans la Betuwe, près d’Amsterdam, ö’Alkmaar, aux environs de Haarlem, de Leyden, de la Haye et ailleurs.

Vertus. Cette Plante est aperitive eurefolutive et posféde pluüeurs vertus Médicales (beaumares.J

Usage Oeconomique. On fait Confire les bourgeons des Fleurs comme les Câpres; et ils fervent au même ufage. (ehrhart) Selon hauler, ehrhart et brugmaks cette Plante est une vraye yvraye dans les prairies et très nuifible aux Beftiaux. Les jeunes Broutcllons feuls font moins nuifibles, et ce n’est qu’autant que la plante est fi jeune quelle peut fervir de pâture aux Chèvres, aux Moutons et même aux Bœufs, (gmelin) Mais plus elle grandit et prend de force et plus fa qualité venéneufe fe developpe. Brugmans de plantis inutilibus et venenatis, qua frata inficiunt, pag. 38, 39. et j. s. kerners Oeconom. Fflanzen Flo. 9. — Les Fleurs donnent une couleur jaune, et leur fuc cuit avec de l’Alun une Encre jaune (reuss^ Les Feuilles felon tournefort font amères fétides et rougisfent légèrement le papier bleu. Si on les brûle lorsquellcs font fêches, elles fufent un peu comme le Nitre. *** Les Fleurs font fort bonnes pour les Abeilles. f(S»F. Abh.J

Hoogduit sch Sumpf Dotterblume. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

Nederduitf'che Bpsaamen. Dotterbloem, kleine Pompebloeraen, (by de Gronitigers) VVeidebloem, Smeer- of Koebloem, Watergoudsbloera.

Geslagts Kenmerken. Calyx o. Kelk. Petala g. B Bloembladen., Nectaria lt;x. geene Honigbakjes. a, Capfulæ plures, polylpermæ , Zaaddoosjes yeel w getal'^an gtot iq bevattende elk ten aantal Zaaden. b.

Döór'hèt gemis van Kelk en‘Honlgbakjes ondtrj'cheid het zich inzonderheid van het geflacht der Ranunculi, tiet getal der Bloembladen is meestal g ^flomviylen 6 of, 7, en zeer zelden. 8. De buitenfle tneeldraadjes zyn grooter dan de binnenfle. e. De vruchi-beginfels. d, •

Groeiplaatsen. In vochtige Weilanden. — In/t Gorecht by Groningen, omtrent Leeuwaarden, Zwol» Harderwyk, Utrecht, in de BERuwóNj Om Amsterdam,, in de ßergerineer by Alkmaar, om Haarlem,, Leyden, ’s Hage en elders..

Eigenschap. De plant is openende, oplosfendeen beeft v/eele geneeskundige krachten. (beaümare,), De Bladen zyn bitter, ftinkende.

Huishoudelyk Gebruik. De Bloembotten kunnen als Kappers ingelegd en gebruikt worden, (ehrhàrt) Deeze Plant, in de Weilanden als een fcbadclyk onkruid'' voor het Vee te houden, volgens, haller, ehrhart en brugmans.. De jonge uitfpruitfels alleen zyn minder fchadelyk,, en in zo verre kon deeze Plant als onfchadelyk voor Geiten, Schaapcn en zelfs Runderen, door gmelin worden opgegecven. Doch hoe grooter en fterker de Plant wordt, hoe meer zy eene vergiftige hoedanigheid verkrygt: men zie brugmans de planiis inutilibus et venenatis q^ua iiificiiint flag. 38, 39. en j. s. kerners Oecononiifche Bflanzen H. 9. De Bloemen geeven eene gcele verw, en derzelver lap met aluin gekookt, gç.ele Inkt, (reuss) Volgens tournefort verwen de Bladeren het blaauw prpier ligt rood. Indien men dezelve brandt wanneer zy gedroogd zyn, fmelten zy even als bet Salpeter- De. Bloemen ook zeer goed voor de Byeni fó’n\ tibh.f

Caractóre GéNÓRiQUE. Corolle à fix divifions a. maculée b. à 3 loges, c, CARACTéRE SpéciFiQUE. Lâ Hampe nue.

Z,« Hampe est demi circulaire^ et les Feuilles ovales la quot;baye est maculée avant quelle foit mure, ce qui n'arrivé qu'en automne^ quand on coupe les bayes en travers., quelques unesfemblent avoir 4 loges, Çcomme on la démontré dans la planche) puisqu'on voit ■ quatre Semences ; mais lorsqu'on en ote ces Semences, il ny restent que trois loges, qui Jbnt bien diflinües, et l'on découvre que dans une loge il y a deux Semences, dont rune est comprimée. La pluspart der Feuilles fe fanent fans produire des Fruits.

A^la Montagne près de Rheenen f dans le Bois de Haarlem f et de la Haye f dans ceux de Breda f — aux environs de Groningue, dans le Bois de Zwartzenbourg, et près de Cuykhorne dans la cidevant. Frise, a Clarenbeek , Roozendaal, Doorn-WEERD, et d’autres Bois aux environs d’Arnhem, dans les Bois de Schaffelaar près de Barneveld, de Randenbroe ■, près de Amesfoort, au Bilt et Driebergen près d’Ur-HECHT, et d’autres endroits ombrages.

PROPRiETés, L’odeur des Fleurs ed pénétrante et agréable, elle caufe une péfantcnr dans la tête, le gout des Fleurs et Feuilles cft amèr, acre et nauféeux.

Vertus. LesFleurs récentes agisfent fur le fyftemenerveux, elle font narcotiques antifpas modiques, mais perdent bientôt ces vertus — Les Fleurs et les Feuillesdcsfechées font irritantes, et prifes en guife de Tabac, elles font éternuer.

Usage Oeconomique. On s’efl fervi quelquefois en tems de difette de la Racine de cette Plante pour en faire du pain. Brugmans la confidére comme nuifible dans les prairies; cependant les Brebis et les Chèvres la mangent (reuss) Les Feuilles (aux quelles quelques uns ajoutent la Racine) ceuillies avant demi-Juin donnent une belle couleur jaune (gunner) et préparées avec de la Chaux une belle couleur verte (daller )

Geslagts Kenmerken. Corolla fexfiila, zafplcetigi Bloemkrans, a. Bacca maculofa,. gevlekte Bezie, b. 3 locularis, met 3 /lokjcs. c.

De Bloemfieng is halfrond, en de Bladen zyn ovaal. De Bes is gevlekt voor zy ryp is, ’t geen eerst in den Herfr gep'chiedt. Wanneer de Beziën dwars doorgejneeden worden, P'chynen Jbmmigen hokjes te hebben, {zo als ook by de afbeelding is aangeweeztn) naardien men 4 Zaaden ziet', maar indien men deeze Zaaden uitligt, blyven Pr drie hokjes over, die zeer wel onderf dieiden zyn ; en men ontdekt, dat Pr in één hokje 2 Zaaden zitten, waar van het ééne verdrongen wordt. De meeste Bloemen verwelken, zonder. Nrueht voorttebrengen. Plet Zaad. d. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;

Aan den Berg by Rheenen j, In den Haarlemmer Hout ten Zuiden van de Herbergen t in het Haagsciie Bosch f in het Mast- en Lies -bosch by Breda f — Buiten Groningen op de Mickelhorst op de Cingel, en in ’t Land aan de Westkant» In Zwart-ZENBURGs Bosch, cii by CuYKiioRNE hl het voormalig Friesland. Op Klaarenbeek, Roozendaal, Doornweerd, en verdere Bosfehen rondom Arnhem, in het Bosch van ScHAFFELAAR by Barneveld , Op RANDENBROEK by Amesfoort, hl de Bosfehen van Driebergen, aan de Bildt by Utrecht, en op meer andere lchaduwachtige plaatfen.

Eigenschap. De reuk der Bloemen is ftreelende, vlug, en veroorzaakt eene zwaarte in het hoofd: de finaak van Bloem en Kruid, bitter, fcherp, walgachtig.

Kragt. De verfche Bloemen werken op het Zcnuwgeftel, zyn flaapverwekkend, kramp-füllende, doch van korten duur. — De gedroogde Bloemen en Bladen hebben een prikkelend vermogen, en door de neus opgetrokken, doen zy niezen.

Huiskoudelyk Gebruik, hlen heeft foniwylen in fchaarfclie tyden den Wortel in plaats van Brood gebruikt, (brugmans) In de Weiden voor onkruid te houden; (dezelfde') nogthans wordt het door Schaapen en Geiten gegeeten. (reuss) De Bladen voor half Juny geplukt, waarby fomniigen ook den Wortel voegen, geeven eene fraaije geele vetw» (gunner) en met kalk bereid, ook eene Ichoone groene kleur, (haller.)

CARACTéRE GéNéRiQUE. Calicc quadrifide a. 4 Petales. Capfule obi orgue nbsp;nbsp;inferieu«

CA^ACTéR.^ SpéciFiQUE. Feuilles eparfes linéaires, lancéolées, veinées, Pleurs inégales.

La Racine a plufîeurs rejetions Lianes et ^ros traçants entre deux terres. Les étamines et le pifiille jbnt inclinés.

Dans amp;nbsp;fur les grandes Tourbières de Wildevang et Baarevelo, dans là cidevant Province de Groningue f comme auffi fur les haute Tourbières de Kloosterveen, amp;nbsp;le long de Smildervaart, dans le Pays de Drenthe f dans les Bois de Breda f — près de Hitsum amp;nbsp;PieteRsbierum, près de Digue de Hasker, a Nvë Haske, Ouden-scHooT et Catlyk, au Dooreweerd, dans la Bois de Haarlem, du coté du ^paaren. Dans des petites vallées des Dunes derriere Overvren , dans Walcheren.

Usage Oeconomique. Ees pousfes de fa racine fous terre et même à un pied hors de terre peuvent fe manger comme des Afperges : (linn.) gunner les dit falubres amp;nbsp;de bon gout,-amp; l’on pourrait en faire du pain. (LiNNéu) En Suède on fait avec les aigrettes des Sémences feules, où melées avec du Côton, des étoffes nommées Côton de Suède,ou Laine d’Arbre; a cet effet on doit ceuillir les capfules avant qu’elles Couvrent, et les faire féclier enfuite peu à'peu; fSîv. Abk tom. 1 6? 36, hauler amp;nbsp;gunner) le Confeiller springfeld a faitplu-fieurs experiences avec le filage, fsucKow) On exprime de la Semence une efpéce d’Huile. fSw. Abk^) La Plante donne une teinture brune-rousfatée. (quot;dambournyJ Les Chevres et les Moutons la broutent, (uiNNéEj et les Vaches en font de même de fes jeunes Pousfes ou reiettons Gunner en recommande la culture dans les prairies, parce que dit-il les Chevaux la recherchent, ce dont il a fait lui-même l’expérience. Elle doit cependant felon brugmans être confiderée comme de l’yvraye dans les prairies, et félon uiNNéE comme telle dans les champs, «Se felon hauler pareillement dans les bois. — Fleurs font fort bonnes pour lès Abeilles.. ÇtSjF. Abhl}

Geslagts Kenmerken. Cal. 4- fidus, 4- fpleetige Kelk. a. Petala 4, Bloembladen. Capful.i oblonga, langwerpig Zaaddoosje. b. onder de Kelk, c, Semina pappolà, de Zaa-den gekuifd, d.

SooRTELYKE KENMERKEN- Folüs fparfis, Hncari - lanceolatis, venofis, met verfpreide, pmal-lancetvormigegeaderde Bladen, Floribus inæqualibus, ongelykwrmige Bloemen,

De Wortel heeft feelvuldige witte en dikke uitfpruitfcls onder den grond. De meeldraa-den i en vooral de jiamper zyn neerhangende.

Aan en op de hooge Veenen van de Wildevang en B/^AREV£LD in het voorm. Groningen J, als ook op de hooge Veenen van Kloosterveen, en langs de Smilder-VAART in het voorm. Drenthe f, in het Lies- en Ulvenhoutsche Bosch buiten Breda j- --- By Hitsum en Pietersbierum, by de Haskerdyken, Nye Haske, Ou-

DESCHOOT en Katlyk, aan den Doreweerd, in den Haarlemmer Hout aan de Spaa-renzyde in een Elzenboschje, in kleine begroeideDuinvalleyen agter Overveen, op Walcheren.

Huishoudelvk gebruik. De uitfpruitfels der Wortelen onderden grond, en ook één voet boven den grond, gelyk Afpergies te gebruiken; (linn. gunner) als fraaaklyk en gezond opgegeeven,en zouden zelfs tot Brood kunnen bereid worden.(linnæus) InZweedcn worden van het Zaadpluis alleen, ot met Katoen vermengd, verfcheide Stoffen bereid, en dit pluis wordt hierom genoemd Zweedsch Katoen, of Boomwol. Hier toe moet het Zaadhuis, vóór het losbarst,geplukt, en dan langzaam gedroogd worden. fS»». Abh. th. -p en 36. HALLER en gunner) Van dit gefpin heeft Hofraad Springfeld verfcheide proeven genomen, (suckow) Uit het Zaad kan eenige Oly geperst worden. (Sw. Abh.) De Plant geeft eene rosachtrge bruine verw. (dambourny) Dezelve wordt gegeeten door Schaapen en Geiten (linnæus) en de jonge uitfpruitfels ook door Runderen : (Sw,Abk) zelfs wordt het door gunner gehouden vooreen uitneemende Plant op de Weiden, die inzonderheid door Paarden,naar zyne eigene ondervinding gaerne gegeeten wordt. Nogthans wordt het gerekend als Onkruid in de Weiden door brugmans, op quot;de Akkers door linnæus, en in de Bosfchen door MILLER ; de Bloemen zeer goed voor de Byen. (Sw. Abh.) Aan de bovengemelde hoo^ ge Veenen aazen de Byen, derwaards gebragt, veel op deeze Plant.

CARACTéRE GéNéRiQUE. Calice tetraphylle; Corolle quadrifide a. Filets inferrés au receptacle, b. Anthères bifides, c. Capfules. d. en quatre loge, c.

CARACTéRE SpéciFiQUE. Anthéres a arrêts, f. Corolle ovale; ftyle renfermé. Feuille» quatemées, ciliées, fleurs en têce.

Les Anthères font arretés à la ■partie inferieure. Les Ft amines font bien cachés dans les Corolles, mais le filet les pasfe un peu. La Semence g. Les Feuilles beaucoup grosfies h,

CroIt. Dans les plaines des Dunes. Dans tous les diftrifts de nôtre République, dans les bruyères incultes, près de 1'Erica Vulgaris, ou Brujrere Vulgaire, et fur tout dans les bruyères basfes à tourbes. Dans les Dunes de Castricum et de Heemskerk , et du Texel.

Usage Oeconomiqüe. Bonne pour les Moutons et Chèvres Cbrugmans) La dit une yvraye dans les prairies, et (beckman) dans les Bois. Les Fleurs en font fort recherchées par les Abeilles, mais le Miel qu’ils en font eft comme celui de la bruyere vulgaire jaune, etfyrupeux, et par la de moins de valeur (du hamel du monceau) On s’en lert dans les Tanneries, (bulliard) on s’en fert fur tout a faire des Balais. Les Payfans en font ausfi ufage fous leur lit au lieu de la paille. Et dans les ecuries pour les beftiaux pour leqr former des litières. — La croûte fuperieure de cette fougere fert encore à l’engrais , -et même au chauffage. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

Geslagts Kenmerken. Cal. 4-phyllus, Kelk van 4 llaadjes. QweoVce. \-fplee-ti^e Bloemkrans, a. Filamenta receptaculo inferfa, Idelmdraaden op den.bloeifloel zittende, b. Antheræ bifidæ, de Helmtjes tweefpleetig. c, (yergroot') Çapf. 4-locularis, Zaaddoosje. d.^ met âf. hekjes, e.

SoORTELYKE Kenmerken. Antlicris ariftatis, Helmtjes.^ die genaaidzyn.f. Cor. ova-tis. Stylo inclufo, eyronde Bloemkrans, welker mond den fly I omvat Poliis quaternis ciliatis, viervoudige ooghairige Bladen. Floribus capitatis, de Bloemen tot een hoofdje byèén geplaatst.

De Helmtjes zyn aan het ondereinde genaaid. De Meeldraaden zyn wel binnen den Bloemkrans verborgen., doch de flyl komt even boven uitfleeken. Het Zaad. g. De Bladen.Ji. (aanmerkelyk vergroof.)

Op byna alle de woestliggende Heivelden in de onderfcheide Oorden der Republiek by Be Erica vulgaris-., en vooral op laage en veenachtige Heygronden. In het midden der Cas-TRicuMMER en Heemskerker Duinen f. In de Duinvlakte de Meente op Texel.

PIuiSHOUDELYK Gebrpik. Goed voor Schaapen en Geiten. In de Weilanden voor Onkruid te houden, (brugmans) ook in de Bosfchen. (beckman) De Bloemen zeer gezogt door de Beyen, doch de Honig hiervan, alsook van de gewoone Heide komende, is geel en fyroopig, en hierom minder waardig, (du hamel du MONCEAu)De Plant dienftig tot Leer-looijen. (bulliard) Hier van worden goede Bezems gemaakt; ook tot ftrooijing onder de Bedden by fommige Landlieden in gebruik, —Verders wordt het onder het Vee op de ftallen ge-ftrooid, en maakt mede uit de korst der afgeftooken Heiplaggen, die tot vermeerdering van mest, en tot brand gebruikt worden.

Caract^re GéNéRiQUE. Calyce Pentaphylle a. Petalis ad hérens par leur ongictes i. Gapfule pentagone a 5 loges, s’ouvrant parles angles, Seminées couvertes d’une pellicule.

CARACTéREs SpéciFiQUE. Hampes uniflores, feuilles ternées; folioles cordiformes poileufes,

La Pacine est ècailleufe et dentee; les Pétales font ftmplement collée enfimble par le bas., de J orte qidon les fépare aifement. Des étamines il y a en cinci qui font plus hautes que les autres.

Dans les Bois du Loo ƒ de Roosendaal f Klaarenbeek ƒ de la Haye f de Breda f—duZuiDERAs, et a Dooreweerd. Les Variétés dans les Bois de la Haye.

PRopRiETés. l’Herbe fraîche n’a point d’odeur; fon gout est d’un acide dulcifié; ma« ichée elle cmousfe les dents. Sechée elle perd fa force.

Usage Oeconomique. Le fuc et le Sel esfentiel de cette Plante ôtent les tâches qui font fur le linge. Les Feuilles à caufe de leur acide agréable font préférables à l’ofeille dan.s les mêts (rosier) On peut s’en fërvir en place du Citron, pour en faire une excellente Limonade (linnce, gunner et rosier) Elle donne une nourriture recherchée par les Belliaux. (Ph. Qecon. Aufzd) Rosier conlèille de mêler ces Feuilles au fourage des animaux, dans les lems fees et chauds. Mais LiNNéE les croit nuiûble aux Chevainx.

NtderduUfche Bynaamen Koekoeksbrood, Hàazen- en Koekoeks-klaver. Bloeit April, May.

Geslagts Kenmerken. Calyx ^-phyllus. Kelk van çi blaadjes. a. Petala unguibus connexa. Bloembladen onder aan de nagds zaamge^ioegd. b. Capf. angulis dehiscens, 5- gonaj Zaaddoosje , c. kantig^ d. aan de hoeken van één /^ringende. Semina arillata. De Zaaden met ten huid bedekt.

Soortelyke Kenmerken. Scapis unifloris, Bloemflengen met één Bloem Foliis tema* tis, foliolis pbcordatis pilofis, drievoudige Bladen, v/aarvanelk afzonderlyk blaadje na een om--gekeerd hart gelykt, en hairig is»

De IVortel heeft leedjes als fchubben. De Bloembladen zyn van onderen flechts faam^ gekleed, zo dat zy op het minfie trekken van één fcheidem Kan de Meeldraaden zyn. hooger of groot er dan de overige, e. De Huid der Zaaden is veerkragtig. Het Zaad. f.

In de Bosfchen van het Loof Roosendaal! Klaarenreek f Haagsche Boschf Mast- en Lies • bosch by Breda f — By de Bonte Bok en het- Heerenveen in het voor-maalig Friesland , in het Bosch van Zuideras, en op Dooreweerd. De verfcheiden* heden in het Haagsche Bosch.

Eigensch.appen. Het kruid,ver^h zynde heeft geen reuk, doch een aangenaamen, min of meer zoetachtig zuuren fmaak—. Wanneer men hetkaauwt, geeft het eene. ftrammigheid aan de tanden iflet drooge Kruid, en de verfche Wortel zyn weinig zuur*

Huishoüdelyk Gebruik. Van de Bladen wordt Zuuringzout gemaakt,.waarmede men Inktvlakken uit witte doffen doet. De Bladen zyn om het aangenaame zuur boven de Zuuring by de Ipyzen te verkiezen., (miller) In plaats van Citroen te gebruiken, en hiervan eene zeer aangenaame Limonade te maaken. (linnæus , gunner en rozier.) Aangenaam voeder voor het Vee, (Bh. Oeeon. Aujz.) en door rozier aangeraaden, om onder het gewoone voeder aan het Vee te geeven in drooge en heete Zomers Doch door linnæus opgegeeven als niet dienftig voor de Paarden — Bloemen voor de Byen (?gt;'»' Abh.j De Bladen nederhan-gende, en zich alzo zameiivoegende voorfpellen vochtig weder, (linn. reuss.}.

Allemand Dreyfarbiges Veilchen, Veil, Freifamkraut, ^nglois. Panfies, or hearts-eafe.

GéNe'RjQUE. Calice pentaphylle, Corolle de cinq Pétales, irreguliere po$, törieurement en corne; Capfule fuperieure à 3 valves à une loge.

CAR'ACTéRE SpéciFiQUE. Tige triangulaire difFufe; Feuilles obloHgues,incifée5,Stipules pinnatîfides.

Les Stipules font ordinairement plus grands que les Feuilles. Le Stigmate est fphcriquty perforé, f. fOROSSi.) Linnée obj'ctye qu il n'y a presque point tie Fleurs ou I'alle de la reproduëiion f oit plus vifMe a caufe du Stigmate arciolé ou perforé.

VARiETés. I. blanc et jaunes 2. avec des Fleurs d’un 'bleu léger, pourpre et jaunes 3; Variété qu’en trouve dans les champs, amp;nbsp;qui pour la diffinguer en a nommé Viola bicolor arvenfts, et qui a été regardée par quelques uns comme d’une efpêce particuliere, aune tige angulaire, des Feuilles ovales lancéolées, incifées; Pétales presqu’auffi courts que le calice qui fouveiit les furpasfe — La Penfée diftinguée et de couleur plus foncée qu’on cultive dans les Jardins, et appellée Viola tricolor hortenfts, et qui a la plus de rapport avec cette derniers Variété, fubit ce changement ümplement par la culture.

Sur la pluspart des Dunes ouvertes f fur la bruyerû de Gooÿe f fur le chemin entre Harberwyk amp;nbsp;Hierden f— Aux Environs de Balk, Wykel, Heereveen dans les Bois de la cidevant Frise, dans Walcheren et ailleurs.

Vertus Plus'ou moins émetique, laxatif et diaretique. Eccard la recommande fort dans la croûte ladiie.

Usage Oeconomique. La Racine donne une couleur rouge, (gunner) Les Fleurs un verd léger, (bulliard) Elles donnent aiiflî une belle couleur d’olive Cdameourny) Les Vaches et les Chèvres broutent la Plante; mais les Chevaux et les Moutons la laisfent (linn.) Les Fleurs bonnes pour les Abeilles (Sit». Abli)

(•)Roth dans ftn Flor. Gtrm, et WiLOïNOW dam fou Kouyeaux Sfecies. Plant, font forter ayee roifo» det Penflet anx ÿ, -CI. d, Synsemfie âJono^tmie.

GeslactTS Kenmerken. Calyx 5- phyllus, Kelk van blaadjes, a. Corolla /ï-petala, irregularis, poftice cornuta, 5 blaadigt., onregelmaatige Bloemkrans, agteruit gehoornd, Capfula fupera, 3* valvis, i locularis, Zaaddoosje boven de Kelk, c, met 3 klepjes, sn één hokje.

SooRTELYKE Kenmerken. Caule triquetro, diffiifo, meteen driekantigen fieel. d. zich ^yd uitj'preidende. Foliis oblongis, incifis, lang’tverpige, ingefneeden Bladen, iStipulis pinnatifi. dis, de fleunblaadjes als in vinnen gedeeld, e-,

De fleunblaadjes zyn doorgaans grooter dan de Bladeis zelve. De ßempel is klootsge\vyze, hol, doorboord ß (vergroot.) Kolgens eene opmerking van linnzEus is ’er naauv/lyks eenige Plant, waarin het werk derDoortteeling, iM hoofde van den doorboorden flempel, zo duidlyk zichtbar is.

Verscheidenheden, i. met witte en gcele, 2.met blcekblaauwe, paarfe en geele Bloe* men, 3. de verfcheidenheid, die op de Koorn- en andere Akkers groeit. Deeze tot onderfcheiding genoemd viola bicolor arvenfis, tweekleurig akkerviooltje, en door fommigen vooreen afzonder-lyk foort gehouden, heeft een kantigen fteel, eyronde-lancetvormige bladen met zaagjes; en bloembladen, die naauwlyks zo lang als de Kelk, en dikwyls korter zyn. Over het algemeen is dit forfcher van gewas. — De onderfcheiden en hoogkleurige viooltjes in de tuinen aangekweekt, genaamd viola tricolor hortenfts, en het meest met de laatstgenoemde verfcheidenheid overeenkomende, ondergaan alleen die veranderingen door cultuur.

Op de meeste vlakke Duingronden f op de Gooische Heide f aan den binnenweg tusichen Harderwyk en Hierden t- — Omtrent Balk, Wykel, Heerenveen en elders in de Wouden van het voorin. Friesland, op Walcheren, en meer andere plaatfen.

Verfcheidenheid i en 2 by de voorige--Verfcheid. i by Utrecht op de bouwlandenf, ook in den Haarlemmer Hout. —Vcrfch. 3 alleen op beteelde gronden, en akkers.

Kragt. Min of meer braakverwekkende, buikzuiverende enpisdryvende. — Zedert ceni-ge jaaren llerk aangepreczen door eccard tegen de Dauwwurm.

Huishoudelyk Gebruik. De Wortel geeft eene roode verw. (gunner) De Bloemen eene zagte groene (bulliard) en ook eene goede olyfaartige verw. (dambournkv) De Plant wordt gegeeten door Hoornvee en Geiten, (reuss) niet door Paarden en Scha.apen; (linn.) de Bloemen voor de Byen. (Är. Abh.')

lt;•') R OTH in zr»! F/or. Germ, en Wiidenow In zyne Ni!a%v!le Vitgccfven de Species Plant, hel/icn hei Cepagt Jer Kutlen mei regt gelragt iot i!e ^de clasfe äse der vyfmannige gtawyyige.

CARACTèRE GéNcRiQUE. La Calice pourvu de deux lobes à la marge zr. (beaucoup $rosß.) Pétale point. Un limple Stigmate. A (grosfi.) La Noix. 4. a une loge. lt;/. Mq. nofperme. e.

La Plante a beaucoup de rapport avec la Prêle, Equifetum arvenfe, et en est particulièrement distinguée par les Fleurs quelles porte , qui font attachées à la ligt commune aux même endroits que les Feuilles, f. f. La Plante a environ scs où la pouces du hauteur^

Croît. Dans les eaux tranquilles, dans les Viviers et les Marais, de même que fur les bords des Rivieres.

Aux environs de la Riviere Hoornsche Diep, près de Waterhuizen, dans la ci-devant Groningue f, dans les Canaux bourbeaux de la ci-devant Nordhollande f, hors de Leyden dans les Canaux le long du Zyl f, près de Zoelen dans la Betuwe f, dans la ci-devant Frise, tant dans la terre grasfe, que dans les Bois fur la Veluwe fur I’Yssel, dans les Canaux de Marquette, Ions Heemskerk, près de Sparenwoude, dans quelque Canaux du Vogelensang , dans les Viviers de Sandhorst fous Wasse-» NAAR, près du Leydsendam, dans le Canal derriere Zorgvliet près de la Haye:

Usage Oeconomique. Il n’y a que les Chèvres, qui la broutent, les autres Beffiaux, pas même les Cochons ne la mangent, (linn ) Elle est clasfée parmi les Plantes nuifibîe« dans les prairies humides par brugmans. Cependant gunner la croît une nourriture agré: able pour les Chevaux. Les Abeilles s'attachent à la Plante. (5^. Abh.)

GeslAgts Kenmerken. Calyx margine a- lobus. Z)e Kelk aan den rand met a quot;kwab’ 3^ toorzien a. (veel vergroot.) Petala o. geene Bloembladen, Stigma fimplex, eenvoudige Stem-' , b. (vergroot.) Nux in locularis. i- Sperm. Noot, c. (vergroot.) hebbende één hokje d, (mede vergroot) met één Zaad, e^

SooRTELYKE KENMERKEN. Folüs Oólonïs Subulatis, met agtvoudige elsvormige Bladenl

De Plant heeft veel gelykheid met het Equifetnm arvenfe, tieermocs, Paardefaart^ en is daarvan voornaamlyk onderfcheiden door de Bloemen die zy draagcn, welke tegen den algemenen fleel, ter zelfder plaatfe als de Bladenvastzitten, f. De Plant is omtrent lo of la duimen hoog. De ßeel gebroken wordende, knapt met zeker geluid van één.

Groeiplaatsen. In ftilftaande wateren, Vyvers en moerasfige gronden, ook aan de kanten der Rivieren.

Langs het hoornsche Diep en in de zogenaamde Bronlanden by de Waterhuizen, in het voorin. Groningen f, in de modderige flooten van het voorm. Noordholland f, buiten Leyden, in de flooten langs de Zyl f, aan de Zeek, by Zoelen in de Betuwe f. — In het voorm. Vriesland, zo wel op de Kley, als in de Wouden, op de Ve-LUWE aan den Yssel, in de flooten by Marquette onder Heemskerk, by Spaaren-woude, in eenige flooten van de Vogelenzang, in de Vyvers van Zandhorst, onder Wassenaar, by den Leydsendam, in de floot agter Zorgvliet by den Haag.

Huishoudelyk Gebruik. Wordt alleen gegeeten door Geiten, niet door eenig ander Vee , zelfs niet door V’arkens. (linn.) En ook onder de fchadelyke Planten in vochtige Weiden opgegeeven door brugmans. Doch gunnfr rekent het een aangenaam voeder ’oor Paarden. De Beyen aazen op de Plant, föir. Zbh.j

CARACTèRE GéNéaiQUE. Corolle hypocrateriforroe. Les étamines pofées fur la tube de la Corolle, a. Capfule a une loge. b.

La Plante fle tient cachée flous les eaux et a près de la Pacine beaucoup de feuilles pennacées. La tige ausflt loin q^uelle porte des Fleurs pousfle-fleule hors de Leau à la hauteur de ou 6 pouces Sous chaque Pédicule il y a une petite Feuille lineaire attachée à la tige commune. La démence c.

Entre Harderwvk et Nykerk f, a Hierden , Twello et ailleurs fur la Velu-VVE t, hors de Haarlem le long du chemin de Overveen f, hors de Leyden dans les canaux le long des terres grasfes près le Haagsche Schouw f. — Proche de Haren, aux environs de Groningue. Près de Dokkum , Tiet jerk, et en d’autres endroits de la cidevant Frise, en plufieurs endroits de la ci-devant Overyssel, et Utrecht, dans la Betuwe près de Vianen et Heycoop.

Usage Oeconomique. Les Vaches la mangent, mais pas les Cochons, (linn.) Les Fleurs font fort bonnes pour les Abeilles, (âf. Abh.)

Geslagts Kenmerken. Cor. hypocrateriformis, irompetvormige Bloemkrans. Stamina tubo corollæ impofita, de Meeldraaden op de buis van den Bloemkrans geplaatst, a. Cap-fula I- locularis, Eénhokkig Zaaddoosje. b.

SooRTELYKE KENMERKEN. Floribus vcrticillatis, snet Bloemesï kransvr^ze geplaatst. Pc-dunculis unifloris, nbsp;nbsp;nbsp;Bloemjiseien die één Bloem draagen.

De Plant houdt zich onder het v/ater verborgen, en heeft by den Wortel veele groots gevinde Bladeren. De Steng , zo ver die bloemen draagt . fehlet alleen boven het water uit., ter hoogte van 5 of 6 duimen. Onder elkesi Bloemfleel is een klein lyn-vormig Blad aan den algemeenen Steng vastzittende^ Het Zaad e.

Tusfehen Harderwyk en Nykerk f. In Mierden, Twello cn elders op de Ve-LUWE -}-. Buiten Haarlem langs den üverveenschen Weg f. Buiten Leyden in de flooten langs de Kleylanden by het Haagsciie Schouw f. By Haren , buiten Groningen, by Dokkum, Tietjerk en op meer plaatfen in ’t voorra. Friesland, op veele plaatfen in het voorm. Overyssel en Sticht, in de Betuivt;, by Vianen, en Hey-COOP.

Huishoudelyk Gebruik. Wordt gegeeten door Rundveeniet door Varkens. (linnO De Bloemen zeer goed voor de Beycn. fStr. Zbh.)

Caractcre GéNCRiQUE. Corolle Campanulèe , plîce. Deux Stigmates ä Capfule a deux loges Difpermes c.

Caractcre SpéciFiQUE. Feuilles en forme de flèches , fe terminant de chaque côté en pointes. Avec des pédicules qui le plus fouvent ne portent qu’une Fleur.

La tige ^entortille en croi^fant au tour des autres corps. Le Pédicule efl quadrau' gulaire, jusqu au deux pétioles, qui font places à | de longueur de la pédicule le reste de cette tige est rond. Souvent elle porte deux Fleurs. Le Fruit est recourbé en avant.

Variötcs. à Fleurs tout a fait blanches; et ausfi a Fleurs entièrement rouges, ou à couleur violette.

Croît. Dans les terreins fablonneux, et dans les terres cultivées. Dans plufieurs terres fablonneufes et terres de labours entre le bled f, dans les terres grasfes en fernen-cées 15 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dunes f. — Les Variétés dans les endroits indiquées.

Usage Oeconomique. Est une excellente nourriture pour les bêtes à corne , Chevaux , les Brebis et les Chèvres , (linn. reuss.) Mais pas pour les Cochons. (linn.J l.es Fleurs font ausfi excellentes pour les Abeilles. (iSw. Abh.j Mais pour le reste cette Plante est une ivraye dangereufe pour les terres de labours. Non feulement par ce que par fa Racine elle tire trop de nourriture du terrein, mais que les Plantes à grains fe trouvent déprimées et par la même empêchées dans leur accroislement par fa tige ferpentante et entortillante. C’est donc a juste titre que le SociETé d’Agriculture d’Amsterdam , dans la question, propoiëe dans l’Année 1793, meilleurs remedes pour détruire les Plantes nuifibles a furtout nommé cette Plante ci. Il est à dtfirer que des deux pieces rentrées fur la question propofee par la Société et qui ont Obtenu en 1797, une Kledaille d'Argent, on puisfe faire quelque ufage général pour extriper cette Plante totalement, ce qui est d’autant plus difficile, que felon rosier chaque partie qu’on coupe delà Racine repousfe de nouveau.

Hederduitfehe B'^naamen. Kleine Winde, tweede Klokjes 7 Winde, Slinger-Koos,[ Liend, Windom.

Geslagts Kenmerken. Cor. campanulata, plicata, klokvormigegeplooide Blottnkratis, Stigmata 2.. twee Stempels, a. Capf. a- locularis, loculis dilpermis. Zaaddoosje b. met sl takjes, hebbende elk 2, Zaaden. c.

SooRTELYKE Kenmerken. Folüs fagittatis, utrinque acutis, met pyhormige Bladen, tan onder aan wederzyden fpits uitloopende. Pedunculis fub unifloris , met Bloemjieelen , die tneestcil één Bloem draagen.

De Steel windt ztch ly het voort gr oeijen geduurig om, en flingert zich om andere lighaamen vast. De Bloemfleel is vierkantig tot aan de twee ßeunblaadjes of jchilfers, welke op | van de lengte des Bloemfleels geplaatst zyn : het overige van dien Steel is rondi dezelve heeft dikwijls 2. Bloemen. De yrucbt buigt zich voorover (nutans.)

Verscheidenheden. Met geheel witte, en ook met geheel roode of paarfche Bloemen.

Op zeer veele zandige en zavelachtige Bouwlanden tusfchen het Koorn f, ook in Teellanden op de klei f, op de Duingronden f. ■— De Verfcheidenheden by de voorigen.

Huishoudelyk Gebruik. Een goed voeder voor Runderen, Paarden, Schaapen, en Geiten, (linn. reuss) niet voor Varkens (linnj De Bloemen ook zeer goed voor de Beien. (SV. Abh,j Doch voor het overige is deeze Plant een der fchadelykfte onkruiden voor de Bouwlanden, omdat zy niet alleen door haare wortelen veel voedfel uit den grond trekt, maar door derzelver llingerenden Steel de graan-gewasfen iiederdrukt, en belet op te groeijen. — Met recht heeft dus de Maatschappy van Landbouw, te Amsterdam , Ao. 1793. by eene Prysvraag over de middelen om fchadelyke Planten uitte-roeijen, deeze Plant byzonder genoemd. Wenfchelyk is het, dat van twee ingekomen Stukken, volgens het jProgramma der Maatfchappy van 1797 ^lk met een Zilveren Medaillen bekroond, eenig algemeen gebruik zal kunnen gemaakt worden, De uitroeijing van deeze Plant is te moeilyker, om dat elk afgeamp;eeden gedeelte van den wortel weder uit-.fpruit, volgens rosier.

CARÂCTêRE GéNêRiQUE. 3 Petales Concaves. Neëlaire a. formée de trois petites Pétales b. écaillées fur la marge. Un Stigmate fiinple. c.

La Fleur enfermée dabord dans le Spathe, et étant ainfi muni contre la Froid et la gelée., Je courbe étant en maturité par fa pédicule moite en avant. Le Spathe ayant rempli fa fontlion fe desfeche au milieu , et fes deux bords fe réunisjent en' femble. Les deux Feuilles de la Plante font unis par en bas au moyen d'une mem' brane qui fort immédiatement de la Racine, e. e. La Capfule f. a trois Angles fort obtus et contient beaucoup de Sémences. La Capfule ouverte g. Ces oignons croisfent proche et même l'un fur l'autre. On trouve cette Plante rarement ifolée.

Près de Velsen f, à l’Est du Canal de Haarlem , entre mi-chemin Leyden et Haarlem, et le Pont nommé Piet Gyzen -f. hors de Leyden au bout de l’allée qui conduit à l’hôpital f, autour de la Ville et en d’autres endroits f. Hors de Haarlem, Hors de Delft, fur le bord des fosfées, et le long du Canal le Delftsche Vliet.

Usage Oegonomiqüe. La Fleur est très agréable pour les y^beilles au commencement du printems. Abh.) On la cultive dans les Jardins comme une des premieres Fleurs printannière. A cet effet voici ce qu’il y a de mieux a faire. On fort les oignons au mois de Juin et on les remet en Août en terre ; mais celà ne peut fe faire que de trois ans on; trois ans. (miller Diel.) gard^

Nederduitfehe Bynaamen. Witte Tydeloos, Vastenavond-Zotje, Naakte Mannetje, Naakte Naarsje.

Geslagts Kenmerken. Petala 3, concava, drie holronde Bloembladen. Neélarium ex petalis 3, parvis, eniarginatis, liet Honigbakje a. beflaat uit 3 kleinere uitgegulpte Bloembladen b. Stigma fimplex. Eenvoudige Stempel, c.

Ee Bloem, eerst in de Bloemlchede (Spatha) be floot en, en alzo tegen vorst en koude beveiligd rvndc geweest, buigt ziek, in volkomen bloei zynde, met den flappen Bloem, fleel voorover. De Blocmflc/iede, haaren dienst verricht hebbende, verdort in het midden , en derzelver beide randen voegen zich tot elkander en. De twee Bladen der Plant zyn door een vlies, 't geen onmiddellyk uit den IVortel voortkomt, van onderen zamengevoegd e. e. Het Zaaddoosje f. heeft drie zeer flompe hoeken, en veelt Zaaden. Het Zaaddoosje geopend g. De Bollen wasflen digt by , en op elkander en. Zelden wordt dteze Plant alleen gevonden.

By Velsen f, aan de Oostzyde van de Haarlemmer Vaart, tusfehen de Piet-Gyzen-brug en Halfwegen PIaarlem en Leyden f. Buiten Leyden aan het einde van de Pesthuislaan t ook aldaar by de Btiitencingels en op meer ainlere plaatfen f. — Buiten PIaarlem , op Zandenhoef en in de Munters - Laan. Buiten Delft aan de flooten langs de Delft-SCHE Vliet.

PIuisi-iouDELYK Gebrutk. Eeuc zeer aangenaame Bloem voor de Beyen in de vroege Lente, (iS'w. Abh.) Als eene der vroegfte Voorjaarsplanten in de Tuinen aangekweekt. Hier toe worden de Bollen het best in Juny opgenomen, en in de Maand Augustus weder in len grond gezet ; doch dit moet niet meer dan om de drie jaaren gefchieden. (miller , ~}icl.) GARD.

GéNéRiQUE. Corolle à 4 Pétales. Calyce biphylle a, Capfule a une loge, s’ouvrant aux pores fous la Stigmate perfiftant. c.

CARACTèREs SPECIFIQUE. Avcc bcaucoup dcs Feuilles découpées, dont les découpures font recourbées fur les bords, des Capfules à doux, velues avec des crenures b. une Tige couverte de Feuilles et multiflore. Les Pétales font eu deflbus à l’ongle noirs. La Se* nience d.

A PiETERSBuuREM et ailleurs dans la cidevant Frise. Dans les terres à bleds a Hier» Een près de Harderwyk , a Bronkhorst et en d’autres endroits de la cidevant Guel-DRE , près de Heemskerk dans la Norwiollande, fous Bloemendaal, fur une Digue Duniere le long du chemin d’OvERVEEN.

Usage Oeconomique. On doit la confiderer comme une plante nuifîble dans les près élevés (Brugmans) d’après Bulliard cette Plante aurait les memes propriétés et ferait du meme ufage que le Rapaver Rhaeas, (le Coquelicot) mais en particulier on peut retirer des Fleurs également comme du Coquelicot un fuc qui teint enrouge. Dans l’année 1781, la Société Oeconomique Nationale alors la branche Oecononiique décerna une Medaille d’or a J. Az. Kool pour fon rapport, qui fe trouve parmi les pieces de cette Société, dans lequel il démontre que l’on peut retirer de ces, et des autres Fleurs, Papaveries rouges un fuc ou une tinéïure, au moyen du quel on peut en place du Tournefol, qu’on tire de la France, teindre les fromages en rouge felon la methode de la Nordhollande. A cette fin on prend •1 livrés de cex fleurs, qu’on fait bouillir pendant une demie heures avec la quantité de cinq bouteilles d’eau de pluye, et apres avoir exprimé les feuilles par uni linge avec les mains, et la colature étant refroidie, on en teint les fromages, comme les fromages ordinaires à croûtes rouges Ce fuc relie bon pendant 8 jours, mais on peut le confcrver pendant trois mois, quand on met fur chaque bouteille une demie ceuillerée d’alcohol et qu’on le remue bien, et en y verfant enfuitc un peu d’huile pour le prèferver de l’aètion de l’air. Les Fleurs ausli bonnes pour les Abeilles (fw /tbh.)

Hederduitfche Bynaamen. Wilde ruige basterd - Heul, Koomroos met lange rui^' Zaadbollen.

Geslagts Kenmerken. Corolla 4 petala, Bloemkrans van 4 Bloemlladen. Cal. a-phyllus , Kelk van tv/ee blaadjes, a. a Capf. i - locularis, fub ftigraate perfiftente poris dehifcens. Eenhokkige Zaaddoos, wlke aan de poriën onder den blyvenden ßempel c. vast één lerst.

SooRTELYKE KENMERKEN- Folüs multifidis, lacinüs margine reflexis, met veel-geRplee-9en Bladen, vielker infnydingen, of flippen aati desi rand zyn omgeboogen. Capf. clavatis, hispidis , fulcatis, knodsmrmige , ruige Zaaddoozen, met fleuven voorzien, Caule foliofo tnultifloro, bladryke, veel-bloemige fleel.

By PiETERSBiERUM en elders in het voormaalig Vriesland, op de Akkers in Hier-DEN by Harderwyk, by Bronkhorst en elders in het voormaalig Gelderland , by Heemskerk in Noord Holland, onder Bloemendaal aan een Duinwal by het opgaan van den weg na üverveen.

Huishoudelyk Gebruik. In hooge Weilanden als eene fchadelyke Plant te houden. (Brugmans) Volgens Bulliard zou de Plant van gelyke eigenfchap en gebruik zyn als de Papaver Rhaeas, Klaproozen ; maar inzonderheid kan van de Bloemen zo wel als van die der Klaproozen, een fap gewonnen worden, dat rood verwt. De Nationaale Huish. Maatfcb. (voormaals Qeconomifche heeft Ao. 1781. een Gouden Medaille toegeweezen aan J. Az. Kool voor deszelfs Berigt, te vinden in de uitgegeeven Verhandelingen van den Qecono-nifchen Tak, Landbouw No 2,-, dat uit deeze en andere roode Papaver-Bloemen een vogt of tinétuur kan getrokken worden , waarmede de Kaas; in plaats van Tonrnefol , die uit Vrankryk komt; op de Noord-Hollandsche wyze rood kan geverwd worden. Hiertoe moeten 2Î ® Bloemen met eene hoeveelheid regenwater van 5 gewoone flesfen een half uur gekookt, en de bladen vervolgens in een doek met de handen uitgewrongen worden ; met welk vogt koud geworden zynde, men de kaas als de gewoone roodkorste kaas kan verwen. Het vogt blyft 8 etmaalen goed, doch men kan het 3 maanden bewaaren, wanneer mer in ieder fles een halven lepel voorloop doet, en dit wel doorfchut, en boven op een weinig ©ly giet tot bedekking van de lucht. De Bloemen mede goed voor de Beijen Hbk J

GcNéRiQUE. Corolle dont la livre fuperieure eil fort petite a. les Êtamî« nés plus longues que la levre fuperieure b.

On trouve communément la Plante velue., et* fe tient tout a fait droite entre les rejettons, que la Racine pousfe de tous cotés, et qui font recorevert de feuilles: les feuilles Jont ovales., crénelées. La Semence d. La Plante varie en hauteur ordinairement de 6 pouces, quelque fois de 8 pouces: dans des teires fertiles fen ai troiivé de i6 pouces.

Croît. Dans les Prés, dans les Bois, et le long des chemins , dans plufieurs endroits de la Republique. On la trouve ausfl abondamment dans les basfes dunieres.

PROPRièTés. Recente cette Plante a peu d’odeurs, la faveur eil foible, désagréable, et a la fin amère.

Vertus. Légèrement aflrigente on lui attribue d’etre vulnéraire, propre pour l’afth» me, pour les ulcères du poumon, pour purifier le fang, pour detergersetconfoliderslespla-yes, on s’en fert extérieurement et intérieurement. Malgré toutes cesqualitésBERGiuscroie qu’on pourait aifément s’en pasfer dans les Apothecaireries (Mat. Med.)

Usage Oeconomique. Les Chevaux ni les Cochons ne la mangent pas, mais bien les Montons et ks Chevres (linnJ Brugmans la clasfe parmi les Plantes nuifîbles pour les près.

Geslagts Kenmerken. Corollae labum fuperius minimum , de bofenße Lip van dtn Bloemkrans zeer klein a. Stamina labio fuperiore longiora , de meeldraaden langer dan de ievenfte Lip. b.

Soortelyke Kenmerken. Glabra, glad. Stolonibus rcptantibus, met voortkruipejide Wortel loten, of uitloopers. c. c,

Menvindt de Plant meest al ruig-,612 dezelve pa at geheel regt over eind tusfchen de uitloo-pers, die de Wortel aan veele zyden uttjchiet, en welke mede van bladen voorzien zyn. De bladen zyn eyromf gekarteld. Het Zaad d —de Plant is ongelykvan hoogte , gewoonlyk 6 tot 8 duimen, In vrachtbaare gronden heb ik Planten van 16 duimen gevonden.

Groeiplaatsen. In Weilanden, in Bosfehen en langs de wegen op zeer vccle plaatfen der Republiek : ook in lange Duinvlakten overvloedig. — De witte Verfcheiden-heid in het Haagsche Bos by de voorgaande, doch zcldza'amcr.

Eigenschap. Verseh heeft deeze Plant weinig reuk. De fmaak is weinig, onaangenaam, en op het laatst bitter.

Kragt. Zagt zamentrekkende : men verzekert dat deeze Plant wondheelcnd is, nuttig in de kortborstigheid, in de zweeren van de Long, om het bloei te zuiveren, en de tVonden te zuiveren en te heelen. Men gebruikt ze iii- en uitwtndig. Niet tegengaande dee-ze kragten denkt Bergius, dat onze Arifeneymengk^dige deeze Plant wel zouden kunnen ontbeeren. (Mat. Mcd-')

Huishoudelyk Gebruik Wordt niet gegeeten door Paarden of Varkens, maar wel door Schaapen en Geiten ; (Linnaeus) eu onder de ichadelyke Planten in de Weilanden opgenoemd (Brugmans). nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X

CARACTèRE GéNÊRiQUE. Calicc dipbylle, a. a. Corolle ringente avec une gorge en forme de croix b. deux Filaments membraneux c. chacun avec trois Anthères d.

Spccifique. Avec une Tige fimple, et des Bradées e. e. de la longueur dés Fleurs.

La Capfule'efl une filique Lancéolée f. Cette Cap fuie ow/erte g. donne plufeun Semences y feparement reprejentées h.

NAvakTsè-s. Il y a pluficurs variétés de cette efpece très éxadement indiquées par Linnaeus dans fa Flora Suecica, confidant lurtout dans une Racine creufe ou non creufe, et dans des Bradées en tic; es ou inciiées. Cette derniere a été rangé n jufte titre par quelques uns, comme ausfi par Curtis, fous une efpece particuliere, fous le nom de Fumai ta digitata, avec des Braétées digitées, et ed la feule variété ou efpeceparticuliere quis’edtrouvée, jusqu’ici dans notre Pays : comme ausfi quelle n’a pas de Racine creufe mais Solide. Plufieurs de nos Bo-tanides nationaux meme oe Gorter, n’ont pas fait attention à cette variété, preuve de ce qu’il a donné le nom Pharmaceutique d’Arijiolochia cuva a cette forte, et que les furnoms Hollandais n’indiquent pas la véritable forte. —

Près de Deutichem et d’ENCHuizEN, pres de ZEDUAwfous s’HEERENBERG,dansles Bois d’ALKMAAR, de Haarlem, de la Haye. Et dans la Majorxe de Bois-le Duc.

Vertus» Emmenagogue. Elle excite les mois, et facilite l’expulfion de l’arrierefaix.

Usage Oèconomique. La Ratine péutfournirderamidon, dontnnfaituneefpecedebouil-lon et dont on peut faire ausfi du Pain (Palmentier fur les Végétaux nourrisfans,) ainfî que certains Peuples RuTes et les Kalmucks s’en fervent pour ii-urriture (KER^ER._) La Plante ed bonne pour les Bétes a cornes et les C êvres, (hnn.J quoique Brugmans' Paye décrit comme nudible aux pâturages. Erhart en conditie l’ufage aux paylâns dans les maladies des Bediaux. La Fleur ed'excellente pour le» Abeilles. (j\v. Abh.)

Geslagts Kenmerken. Cal. diphyllus. Kelk van twee blaadjes, a, a. Cor. Ringens, fauce 4-gona, kaakvormige Bloemkrans met een y hoekige of kruisvormige Keel. b. Filamen-ta 2. membranacea, fingula Antheris 3. vliezige Helmdraaden, c. elk van 3 helmknopjes voorzien d.

SooRTELYKE Kenmerken. Caule fimplici met een eenvoudigen ßeel. Braéleis longitu-dine Florum met fchutbladen ter lengte van de Bloemen, e. e.

Het Zaaddoosje f. is eene lancetvormige Haauvt (Siliqua} (het zelve geopend) g. heeft veele Zaaden (afzonderlyk afgebeeld) h.

Verscheidenheden. Van dit foortzyn veele verlcheidenhedenzeernaauwkeurig doofLiN* NAEUS opgegeeven in zyne FZorafuecica^ bellaande voornaanjlyk in een hollen wortel, en geheel gaa-ve fchutbladen ; en in een niet hollen wortel, en ingefneeden fchutbladen. De laatfte is door fommigen, gelyk ook door Curtis, met regt tot eene afzonderlyke foortgebragtonderden naara van Fumaria digitata-, met gevingerde fchutbladen ; en is de eenige verlcheidenheid of afzonderlyke foort, die tot nog in ons Vaderland gevonden is: hebbende dezelve ook geen hollen, maar vasten wortel. Dit onderfcheid is door veele Vaderlandfche Kruidkenners, zelfs niet door de Gorter in het oog gehouden, blykens denPharmaceutifchennaain van Arijlol. cava, door Hem daar aan gegeeven; terwyl ook de Nederduitfche Bynaamen de eigenlyke loort niet aanwyzen.

By Deutichem en Enchuizen; by Zeddam onder ’sHeerenberg, in den Alk-MAARDER- CU HAARLEMMER oudeii-Hout, onder Noordwyk, in het Haagsche Bosch, in de Meyery van den Bosch,

Kragt. Afdryvende. Verwekt de maandllonden, en bevordert de afdryving van de nageboorte.

Huishoudelyk Gebruik, De wortel kan meel opleeveren, waarvan zekere bry bereid en ook wel Brood kan gebakken worden (Parmentier fur les Hegetaux nourrisfans), gelyk dezelve ook by eenige Rusfifche Volkeren en Kalmukken tot fpyze gebruikt wordt, (kerker^ De Plant goed voor Runderen en Geiten, (linn.) fchoon door Brugmans als fchade-lyk in de Weiden opgegeeven. Door Erhart in Veeziekten aan de Landlieden aange; preezen. De Bloemen uiaieeuiend voor de Beyen (fw. Abh.)

Communément. Omithopodium, Allemand. Vögel-Fusf Anglois. Serradilla, Birds-Foot.

CARACTèRE SpéciFiQUE. Avec des Feuilles pinnées, avec des Siliques recourbée-i dans.

LaTige eß molle et Je-courbe vers la terre. Les Feuilles font a pétiole. Les Pédicules ont la longueur des Feuilles. Les Fleurs font petites et au nombre de 3 ou 4. placées enfemble b. b. b. b. Files font de couleur jaunemais le Pavillon eß comme recouvert Hun filet rouge c. c. (grosfi) on a ausfi reprefenté a caufe de la petitesfe des Fleurs, pour indigner la Clasfe et l Ordre; fous une plus grande forme lasfemblage des Etamines et des Pifiilles d, le Calice e. les deus Ailes t- une féparement g. la Nacelle h. et la Semence i. La hauteur et la grandeur de cette Plante varient beaucoup. Elle efi rarement moins dfunpied.plufieurs de deux pieds, mais elle efi ausfiquelque fois Nus grande. Je posfede moi meme une de ces Plantes, que fai trouvée dans le Bois de la tlw^e , qui meme desfechée a encore 4^pieds trois pouces de haut,

NkmE vô., Il y a une forte qui eft beaucoup plus petite, dont quelques Plantes n excédent pas quatre pouces Celle ci eft annuelle, et certainement Reichard Miller et Bulliaru auront eu en vue feulement cette variété, lors qu’ils ont indiqué toute la forte comme une plante annuelle. O

Croît, Dans des Terreins fablonneux, Près de Groningue, Franeker, L’Oran-JE-WOUD , Heerenveen fut le chemin de Bergen- sur le Zoom à Huybergen f a Zandhorst fous Wassenaar, dans le Bois de la Haye entre les jeunes arbrisfeaux ; fur les terres fraîchement remuées, La Variété fe trouve dans les Dunes entre la Haye et Loosdui-nen t dans le Woud de la cidevant Frise, fur les Chemins aux environs de Zwol, pres de Harderwyk a Rosendaal au Mont d’ARNiiEM pres de Wageningen, pres d’AuKMAAR, dans les prairies fablonneufès à Velsen.

Vertus. Prife en decoétions, elle eft aperitive et excellente pour chasfer les graviers des reins; pilée et appliquée en Cataplasme, elle convient pour les hernies. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Usage Oeconomique. Quoique Dodonee aye déjà annoncé cette Plante comme une nourriture agréable pour les Chevaux, les Vaches et d’autre Bétail; on doit s’étonner,que lesBota-niftesOeconomiquesLinnaeus, Miller, Gattenhoff, Gunner, Beckman, Kerner, Suckow, St. J. VAN Geuns, n’en fasfent pas mention. L’excellent Laboureur A YouNG,adcpuis peu fait reconnaître cette Plante comme une des meilleures nourritures pour le Bétail, et dont on peut avec le plus grtnd avantage former des près artificiels, dans les fables les plus arides, que cette plante aime par préférence, et ou on la trans plante en Portugal. 11 altefte qu’on n’ajamais fait une decouverte rurale qui promette plus d’avantage dans les terreins fablonneux. Cette Plante fupportelaGeléeet la uagne dans la Végétation beaucoup fur le l’emporte trêfie ctVEsparette. Certain MiRLiNt^TON en Angleterre en avait enfemencés 14. Acres, lèmées d’orge en May, fur des lignes de deux pieds de diftance, et fe dispofait d’en enfémencer une autre année 100 Acres. Voyés le rapport de Young dans la Biblioth. Britann. de Fev i/^o. p 54. Nous croyons ne pas devoir infîfter d’avantage, pour exciter nos concitoyens a convertir leurs terreins arides et fablonneux au moyen de cette Plante indigène en Prés artificiels. Les lieux indiqués ou elle croit, les mettent dansl’heurcufe occafion, ^de fe procurer cette Semence.

Geslagts Kenmerkkn. Legumen articulatum , teres , arcuatura , eene Peul met leedjes * rond^ boogswyze a, a.

SoGRTELVKE Kenmerken. FoIüs piniiatis, met Bladen als vinnen. Leguoiinibus incurva-tis, Peultjes na binnen gekromd,

De Steel is ßapen buigt zich neder op den grond. De Bladen zyn gefleeld. De Bloemfleelen hebben de lengte van de Bladen De Bloemen zyn klein , en ten getale van 3 of 4 by elkanderen geplaatst b. b. b. k. Zy zyn geel van kleur , maar het Zlagje is als met een rood netje overdekt c. c (pvcrgroot 1} loerders is uit hoofde van de kleinte van den Bloem ter aanwyzing van de Clasfe en Orde, vergroot afgebeeld, de zamenflelling der Meel-draaden, en van den Stamper d, de Kelk e., de bedte Vleugels f., en i£n af zonder lyk g y de Kiel h, en het Zaad i. — Zeer verfchillend is de hoogte engrootedeezer Plant: zelden korter dan één voet, vtelen van 2 voet y maar ook fomviylen grooter: zelfs bezit ik eene Plant, doormy gevonden nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HaagscheBoschywelkegedroogdyUOg^v.en'^d.Kh langiSy

Verscheiden WEID, Die veel kleiner is, waar van fomrnigen niet langer zyn dan 4Duimen. Deeze is eenjaarig ; en waarfchynlyk zullen Reichard , Miller en Bulliard alleen deeze verfcheidenheid bedoeld hebben, toen zy de geheele foort als éénjaarig © opgaven.

Groeiplaatsen. Op begroeide en ook op raauwe Zandgronden. — Up den weg van Bergen OP Zoom na Hlïgergen f. — By Groningen, Fr aneker, het Ora.njewol'd by Heere veen, op Zandhorst onder Wassenaar, in het PJaagsche Bosch tusfehen jong Plantzoen op omgedolven gronden — De verfcheidenheid in de binnen duinen van den Haag na Loosduinen f, zo dat zy een geheel graspad uitmaaken. — In de Wouderi van het voormaalig Vriesland, by de ■wegen omtrent Zwol,' by Harderwyk, op Roozendaai^ aan den Arnhemschen Berg by Wageningen, by Alkmaar, in de zandige Graspaden te Velsen,

Geneeskundige Kragt. Gebruikt in afkookfcl, is deeze Plant voortreffelyk in het graveel der Nieren. Gedampt en tet een pap gemaakt, is dezelve nuttig in de Breuken,

• IJuiSHOUDELYK Gebruik. SchooH Dodonaeus decze Plant reeds hadt opgegeeven als een aangenaam voeder voor Paarden, Koeijen, en ander Vee; moet men zich verwonderen, dat de Oeconomifche Kruidkundigen Linnaeus, Miller, Gattenhoff, Gunner, Beckman, Kermer, Suckow en St. J. van Geuns hier van niets melden. De voortrclFelyke Landbouwer A. Young in Engeland heeft onlangs deeze Plant weder doen kermen , als een der beste voeders voor bet Vee, waar van met hel grootde voordeel kunst weiden kunnen aangelegd worden in de tarste Zandgronden, welkedeezePlant boven andere gronden bemint, en waar toe zy in Portugal verbouwd wordt. Hy betuigt zelfs dat ’er nooit eene Landbouwkundige ontdekking gedaan is, die meer voordeelen beloofd op Zandgronden. Deeze Plant kan de vorst verduuren , en is in groei de Klaver en Esparcette veel vooruit. Zekere Mirljngton in Engeland hadt 14. Acres daar van met Garst bezaaid in May, op reyen van a voeten afllands, en was voorncemens in een volgend Jaar 100 Acres daar mede te bezaaijen. Men zie het berigt van Young breeder in de BUdiotLeijae Brittanigsic van pebruary 1798. p. 54. — Wy zullen geen aandrang meer be-h«gt;£ven te gebruiken, om onze Landgenooten op te wekken, om hunne fchraale Zandgronden door deeze inlandfebe Plant lot kunstweiden aan te leggen: en de aangeweezen groeiplaatieu Help 1£K hun ill de ^uustig^e gelcgeaïxeid, oox dit Zaad ia het Vaderland 2el\£ te bekoruen.

Communément, Bellis minor. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

CARACrèRE GéNÊRiQUE. Recepcacle nud, conique a. Calyce hémisphérique avec des ] écaillés égales des Semences presque ovales c.

£«ƒ fleurs fur le disque ambiflexe, en forme d’entonnoir flentifide d. (grosfles) e. let fleurs fur le bord feulement femininesen forme de langue (grosfles) f. nbsp;nbsp;nbsp;Il fort be'

aucoup de fleurs d'une raeine. La Plante a ordinairement 3 0« 4 pouces de haut, Les Fleurs fe ferment la nuit,.

VARiéTés. Avec des petales radiées de rouge et de blanc. Comme i. rouge pale 2, rouges fur le disque, et blanches furies rayons, 3 blanches au disque et rouges aux rayons, 4 a double Fleurs trouvées par de Gorter dans les champs.. — La Marguerite des jardins parait fimple-ment le produit de cette Plante parla culture, quoique Miller aye fait beaucoup d’expé* riences a ce fujet, qui’ ne lui font pas réusfies..

Vertus, Refolvantes, vulnéraires, diurétiques^ déterfives. Le» feuilles, les deursëc Tes racines de cette Plante font d’ufage; et très recommandables en boisfon dans le crachement purulent, et pour refoudre le fang coagulé. Les Allemans fe fervent de la petite Marguerite pour lacher le ventre des enfans. Hondertmarkt recommande, aux indigens l’ulà» ge du fuc, mêlé avec d’autres ingredients contre la gale..

Usage Oeconomique. Les premiérs broutillons peuvent fe manger en falade, et dan» des tems de difette à l’etuvée (Reuss. Suckouw.) Selon LiNNéE la Plante ferait désa* gréable aux Belliaux. Mais Brugmans (Plant, inut. p. 14.) l’annonce comme unfigne delà bonté des prairies, fur tout pour celles qui font basfes et humides, et ajoute, que legt;i BeiUaux la mangent volontierset quelle leur eft toujours faîutaire,.

l^tderduitfchamp;Bynaamen. Kransje. Margariet, Mayzoetje,2Fenne-BIoem: ook wildé of veld-Maagdelief, in onderfcheiding van tamme of tuin-Maagdelief.

Geslagts Kenmerken. Receptaculum nudum, conicum, naakty kegelvormigOntvang-ted, a. Pappus nullus, Zaad zonder kuif» Cal. hemisphaericus, Squamis æqualibus, Kelk in àe gedaante van een halfrond^ met gelykvormige Bchuiben bedekt, b, Semina obovata, de Zaa^ den byna eirond, c.

De Bloemtjes op den fchyf tmefagtig, tregtervormig, vyffpleetig., d. (vergroot) e. De Eloemtjes aan den rand alleen vromdyk., lints^vyze (vergroot.') f» — Uit één Wortel komen veele Bloemen voort. De Plant doorgaans of duimen hoog. De Bloemen fluiten zich ’snagts.

Verscheidenheden. Met Bloembladen rood en wit gemengeld: als i bleekrood, * rood aan den fchyf, en wit aan de ftraalen, 3 wit aan den fchyf, en rood aan de ftraalen, 4 met dubbele Bloemen, door de Gorter in het wild gevonden. — De Bellis hortenfis.^ tuin - maagdelief, fchynt van deeze Plant alleen door cultuur te zyn voortgekomen j fchoon Miller hier toe veele proeven heeft genomen, die niet gedaagd zyn.

Eene der meeste algemeene Planten in weilanden en graspaden. ■— De verfcheidenhe-den by de voorigen.

Kragt. Oplosfende, wondheelende, pisdryvende, wondzuiverende. — De Bladen, Bloemen, en Wortels worden gebruikt. Zy worden aangeraaden in de Etterfpuwing ; en om het geronnen bloed opteloslèn, in een afkookfel gegeeven. By de Duitfchers gebruikt, om de kinderen open lyf te bezorgen.

Hüishoudelyk Gebruik. De eerde uitfpruitfels der Bladen kunnen als Salade , en ook by fchaarsheid tot Moeskruid gebruikt worden, (Reuss. Suckow.) De Plant zon volgens Linnaeus onaangenaam zyn voor het Vee ; doch Brugmans iniit. p. 14) geeft dezelve op, als een blyk van de goede gefteldheid der weilanden, vooral van laage en vochtige weiden ; als mefle dat de gehecle Plant door het Vee gaerne wordt gegeeten , en voor het zelve t’allen tyde heilzaam is. Het fap uit de Plant gedrukt, met andere ingrediënten tot een fmeerfel gemaakt, als een zeer kragtig middel tegen fchurft aan behoeftige lieden aangepreczen, CHünderxmarkï door Gaïïenhoff aangeliaald.)

OKÿ.KdkvcÉ. Spécifique. Avec des oignons en forme palmaire, droites, i. neftaire avec une corne conique, c. Une levre trilobé recourbée fur les cotés, d. d. Des Braéleés plus longues que la Fleur e. e.

La Plante a une tige fißuleufe, une Capfule longitudinale a une loge^ avec trois na-^ celles f.

VARièTés; Une, qui fe tient dans les fols aqueux, et nommé a caufe de cela Orchis aquatique. — De plus il y a dans notre Patrie plufîeurs jeux de la nature dans cette Plante, concernant fes feuilles tacheés ou non tacheés, plus ou moins, et de plus grandes ou de plus petites taches; ayant ausfl des fleurons, couleur de chair et blancs.

Surles Bruyères de Gooiland! ,dans les prés le long des dunes entre Noordwyk et Cat-WYK f et ailleurs dans les vallées des dunes de la ci devant Hollande- La premiere variété est dans les marais prés de Groningue, dans les terres à foin prés de Harderwyk, Niekerk et ailleurs, hors d’AMSTERDASi entre I’Overtoom et Amstelveen. Les autres variétés dans la ci devant Stad et Lande f dans les Bruyères et les basfes prairies pres de Bergum, Oos-termeer, Eestrum et ailleurs dans les bois de la cidevant Frise f. Dans les Mehen pres lt;ie Harderwyk, dans le Gooyland proche de la i. variété nommée.

Usage Oeconomique. Une bonne nourriture pour les moutous Clinn.) Les oignons ne peuvent non feulement d’après l'asfertion de Percival fervir de bonne nourriture aux hommes, mais ausfl comme le faleb,etre d’un ufage medical felon Bergius et Percival cités, par St- J. van Geuns dans fa disfertatiau inferée dans le Tant, XXfl. des Mem. de la Société Hall. deHaarl.pag. 281, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;-

Hoogduitsch. Breitblättrige Knabenkraut, Ragwurz. Creuz«Blunie« £ngelich. Male'handed Orchis.

Geslagts Kenmerken. Neélariuin corniforme, pone Florem, Hsningbakje van ten /poor worzien agter aan den Bloem a.

SooRTELYKE Kenmerken. Bulbis Subpalmatis, réélis, met Bollen veel na een handpalm gelykende, en zich regtuit flrekkende b. Neélarii cornu conico, [poor van het Honingbak-je kegelvormig £. Labio trilobo, lateribus reflexo, met een lip van drie lobben, aan dezyden omgeboogen d. d. Braéleis flore longioribus, Schutbladen langer dan den Bloem e. e.

, De Plant heeft een pypagtigen fieel: een langy/erpig, éénhokkig’Zaaddoosje, met drie Kieltjes f.

Verscheidenheden. Zich in water^tige gronden onthoudende, en hierom genoemd Boater - Hondenkruid. — Verders zyii ’er in ons Vaderland veele fpeelingen der natuur in deeze Plant, ten aanzien van derzelver gevlakte of ongevlakte Bladen, minder of meerder, kleiner of grooter vlekken. Sommige hebben ook vleeschkleurige en witte Bloemkran-fen.

Op de Gooische Heide j; in de weiden langs den Duinkant tusfchen Noordwyk en Katwyk I en elders in de Duinvaleijen van het voorm. Holland. — De eerfte verfch. in de moerasfen by Groningen. In de Mehen en Hooilanden by Harderwyk , Niekerk en elders, buiten Amsterdam tusfchen den Overtoom en Amstelveen.—De overige verfch. in het voorm. Stad en Lande f. Op de Heivelden en laage Weilanden omtrent Bergum, Oos-TERMEER, Eestrum CU eldcrs in de wouden van het voorm. Vriesland t. In de Me-ben by Harderwyk. t, in het Gooiland by de eerstgenoemden.

Huishoudelyk Gebruik. Een goed voeder voor Schaapen. (lïnn.) — De Bollen kun« nen niet alleen , naar de verzekering van Percival , tot een zeer goed voedfel voor men-Ichen, maar ook als Salep tot geneeskundig gebruik dienen volgens Bergius en Percival,. wigchaalt door St. J. van Geuns, Kerh. van de HoU, Maatfch, D, KKKl. pttg^ aSi.

Allemand, Europäifcher Wolfs-fusf, Sparfaden, Sumpf-Andorn, Anglais. Wolfs’foot, Water - Horehound.

CARACTèRES GéNéRiQUES. Corollc a. quadrifide b. aggrandie ; une feule Lacine de-coupée c. aggrandie. Les etainines éparfes Quatre Semences obtufes, enfermées au fond du calice et desfinées plus que grandeur naturelle c. dont une Semence feparément dans fà grandeur naturelle, ƒ.

t,a Plante a quand à fes 4 Semences nues beaucoup de rapport avee les Plantes de la clasje Did'^namie Gymnospermie.

Croît au bord des fosfes, dans les marais, quelque fois fur des vieilles Murailles.'

Usage Oeconomique. Il n’y a que les Brebis et les Chèvres qui la broutent Ceinn.) Schreber' l’annonce comme très agréable et très falutaire pour les Bestiaux. '’Toute la Plante fèchée et bouillie avec du vitriol, donne une couleur ou teinture noire. (linn.) Les Abeilles en recherchent les Fleurs (Sw, /îià)

Hoogduitsch. Europäifcher Wolfs-fusf. Sparfade, Sumpf-Andorn. En^elsch. Wolf’s foot, Water-Horehound.

Geslagts Kenmerkeït. Cor. 4- fida, 4 fpletige Bloemkrans a. vergroot (duidel'^ker tiangewezen aan den vergroten en geopenden Bloemkrans by b.) Lacinia unica emarginata, waav van maar ééu flipje is uitgerand., vergroot c. Stamina distantia, Meeldraaden van elkanderen ajßaande d. Semina 4 retufa, 4 fiompe Zaden (onder inden Kelk beßoten, en daar mede vergroot ajgebeeld e.waar van één Zaad ajzonderlyk in zyne natuurlyke grote f')

SooRTELYKE KENMERKEN. Follüs finuato-fèrratïs De Bladen met inhammen gezaagd,

De Plant heeft, ten 'aanzien van hare vier naakte Zaaden zeer veel overeenkomst ' met de Planten der l'weemagtigen met naakte Zaden.

Groeiplaatsen. Aan de kanten vaa Sloten, ook in Poelen, Eomwylen op oude Muren. Zeer algemeen over de Republiek.

Huishoudelyk Gebruik; Wordt niet gegeten door Paarden en Runderen, wel door Schapen en Geiten : (linn.) als aangenaam en heilzaam voor het Vee opgegeven door Schre-ber, De Plant gedroogd, met yzer en vitriool gekookt, geeft eene beftendige Zwarte verw of kleur, (linn.) De Bloemen gezogt door de Byen fS»', Abh.).,

CGéNeRiQUEs. Sans Calice,, Corolle avec une pétale a. raboteux à fa bafe d’un coté, au desfus du germe b. une Semence^

CARACTèREs SpéciFiQUES. Dcs Flcuts triandriqucs,, toutes les Feuilles pinnées.

Ztf germe avec le Pißil c. a'^ant la fligmate en trois parties d. la Semence cou-ronnée d'une houppe e, la tige cannelée

Croît au bord de l’eau et dans les bas lieux marécageux ausfî dàns les Bois : partout en abondance.

Vertus. Antispasmodique, diaphorétique, plus ou- moins narcotique, diurétique et anthelmintique. On la recommende dans l’épilepfie, les convulfions , Fhysterie, h migraine, en temps de peste : on s’en fert en poudre : on lui attribue des vertus eminentes dans, l’affaiblisfcment, ou les ordinaires des Femmes. On doit cueillir cette Plante dans le printemps. La racine feule est en ufage en médicinc.

tJsAGE Economique. Les racines rasfemblées dans les. campagnes font meilleurs, que celles' que l’on cultive dans les jardins (miller.) Les Moutons et les Chevres fé nourrisfent de cette Plante, ce que ne font pas les Chevaux, les Boeufs ni les Cochons: (i,iNN.)i d’apres. GUNNER quelques Cheveaux en mangent les Feuilles. Brugmans claamp;fe parmi les yvrayes dans les prez. Les Abeilles s’attachent, à Ies.i fleurs. fS»-. Abh).

Hoogduitsck. Wilder Baldrian, Katzen-Kraut, Augen-Wurzel, Thcriac’s-Kraut, Engamp;hch. Great Wild Valerian.

Geslagts Kenmerken. Cal. o. zondamp;r Kelk. Cor. i- petala, Bloenikrans van êè). Bliemblad a. bali hinc gibba, fupera aan het voetßuk bultig aan ééne zyda , buven hit vr.uchtbeginfel b. Semen i. één Zaad.

SooRTELYKE Kenmerken. Floribus triandris, met ■driemannige Blo^tten. Foliis omnibus pinnatis, met Bladen allen gevind.

Ilet Eruchtbeginfel met den Stamper c. hebbende den fiempel in drie ,gtfpl:ten d het Zaad met een kuif gekrsond c. De ßeel geßeiifd^ '

Groeiplaatsen. Aan den waterkant, op lage moerasfige plaatfen, overal zeer overvloedig.

Eigenschap. De Wortel heefteen fcherpen, doordringenden reuk; een.zoutaartigen, bitteren fmaak. — Het voorname beflanddctl van dezen Wortel is eene Aetherifehe Oii i, by' zonder llerk van reuk, doch van geen fcherpen fmaak.

Kragt. De Wortel krampftillend, zweet- pis- en worm• afdryvend, min of meer flaapveïwekkend en oplosfend. — Zeer nuttig in zenuw • koortfen, vallende ziekten en alle andere krampaartige toevallen ; in fchelen hoofdpyn , en belette raaandelykfchc reiniging der vrouwen. Wordt £est in .poeder toegediend. — Cullen heeft de opgenoenide kragten in dezen Wortel niet gevonden, maar dien waarfchynlyk niet ter regter tyd, welke het voorjaar is, verzameld; of daar voor den ViQvteik f'aleriana dioica gebruikt, welke zonder kragt is.

Huishoudelyk Gebruik. De Wortels in het wild opgezameld, beter dan die in tuinen worden gekweekt (miller.) De Plant Wordt gegeten door Schapen en Geiten ; niet door Paarden, Runderen of Varkens; (linn.) fchoon fommige Paarden de bladen eten. (gunner) In het algemeen onder de onkruiden in de Weiden opgenoemd door Brugmans, De Byen azen op de Bloemen (S^v. ZbhJ

CARATèREs CéNCRiQUEs. CoFolle monopctalc irreguliere a. Baye polysperme a deux ^oges b. le germe fous la Corolle c» c.

CARACTèRES vSpéciFiQUES. Flcurs rasfemblées en tètes ovales, pourvues d’ecails d.' placées en haut de la tige. Les Feÿlles toutes diftiiiétes.

La Corolleet furtout la tube est recouverte de petits poils, qiNls ws par la loupe-ont des petits globules ronds: la lacine inferieure est incifée profondément, fe roulant tout à fait. Le piflil a une tête obtufe e. e. La Semence f. La tige fe lie-du coté gauche. Plufieurs comme meese Fl. Fr., ont confondus cette forte avec le Lonicera Caprifolium , qui fe difiingue particulièrement par les Feuilles, percées par la tige.

Croît dans les Bois et dans les Hayes. — Le long dès chemins près de ZuTPHENf,, dans les Bois de la Haye et les Dunes f, près de Groningue dans le Gorecht principalement â Onnen et Haren. En Frise dans les Bois, a Maurik fur le Bikkelen-berg ; au chemin de Hierden près de Harderwyk , hors de Naarden. Au Texel près du Westen , entre Velsen et Zandpoort , dans le Bois de Haarlem , dans le Vogelenzang, au bout de l’allée de Bartenbrug, dans Ir Majorie du Bois le Duc «. autre part.

Usage Oéconomique. Cette Plante orne les Hayes par la beauté et agréable odeur de fa Fleur, peut être cultivée tant par la Semence que par les bourgeons : on tire de la Racine une couleur bleue (reuss.) Les jeunes rameaux font ausfi de quelque utilité dans les teintureries (Suckow.) le Bois est propre à en faire des dents pour les herfes, et pour le metier des tisferonds , comme ausfl des pipes à fumer du tabac (reuss.) LaPlante ferti detiioutriture aux Brebis, mais les Chevaux ne.la mangent pas (linn.)^

Nedcrduitfehle Bynamen. Zwitfel - Bloem , Tuinling, Wee-winde , Weeuwt’cs , IMammetjcs- ook Memmekens-kruid of Bloem, Gekenblad Mannek:, wilde CaperfoeJy, :Oük Kamperfoelie of folie.

Bloeit in Juny, en de Bloemen velgen elkander op tot in September. De Bladen beginnen reeds te voorfchyn te komen in ’t begin van hlaait. b

Geilagts Kenmerken. Cor. monopetala, irregularis. Bloemkrans van èèn Bloen-blad., onregelmatig a. Bacca polysperma, a-locularis, iniera, Bes met veel Zaden, ti. /lokkige b. zynde het NruchtbegioJel onder den Bloemkrans c. c. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

SooRi'ELYKE Kenmerken Capitulis, ovatis , imbricatis , terminalibus gt;nbsp;met eironde Bloemhoofdjesmet fchubben voorzien d. aan het boveneinde des fleels geplaatst. Foliis omnibus dillinctis, ae Bladen alleen onderfcheiden.

De Bloemkrans, en vooral de Buis is met fyne hairtjes bezet, die door het vergroot • glas gezien , ronde bolletjes hebben. De onderfle li[) is Jierk ingefneden, zich geheel na buiten omkrulknde. De Stempel heeft een jlomp hoojdje e. e. liet Zaad f. De fleel wendt zieh om na de linker zyde. — h'elen., zo als ook meese ƒ/; zyne Flora Frisica , verwarren deze foort met de Lonicera Caprifolium, byzondcr kennelyk aan de Bladen door den fleel doorboord: vele Nederduitfehe Bynamen duiden alleen de laatfle foort aan.

Gro!'gt;ipla ATSEN. lil Bosfcheii en Fleggen..— By Zutpiien langs de wegen vooral by de WiLDENB )RCH f, in het Maagsche Bosch en op de Duinen om den HaagI, op de Eilandjes in de Ilollandfehe Veenplassen f. By Groningen in het Goregt, voor-naamlyk te Onnen en Hauen , in Vriesland in de Wouden, te Maurik op den Bikke-LENiiERG -, aan den Hierder weg by Harderwyk , en aan de Nunspeeter Beek , buiten Naarden, op Texel by de Westen, tusfehen Velsen en Zandpoort, in den Haarlemmer IIout , in de Vogelenzang aan het einde der Laan van Bartekbrug , in de Meyery’ van den Bosch en elders.

Kragt. Opgegeven als nuttig in Rhumatique gevallen, en als pisdryvend : doch thans geheel buiten gebruik.

HuishoudRLYK Gebruik, Verciert de Heggen door haar fraaijen en gcurigen Bloem. Kan zoo door Zaad, als door ftek en loten worden aangekweekt, en ook gefnoeid worden. Van dfifi Wortel komt cene hemelsblaauwe verw (reuss). Oi k de jonge takken zyn van eenigen dienst voor de Verweryen, (Suckow) cn het hout gefchikt, om daarvan tanden van eggen , en Kammen van Weefgetouwen, als mede Tabakspypen te maken. (reussJ De Plant wordt verders gegeten door Schapen , niet door Piiarden (linn.)

Caractöres GéNéRiQUEs. Involucelles en dimidi, g-phylles, pendantes a, a. a', Le Fruit Itrié b. b. aggrandi c.

Une Jeule Fleur de grandeur naturelle d. aggrandie e. la Semencef. J. D. Leers afouvent découvert cinci involucelles. Les Feuilles Jbnt pinnées., découpées en desfous luijdnt.—• Uette Plante fi dangereufe pour les hommes., a beaucoup de rapport avec le Cerfeuil ScANDix Cerrfolil’M , mais furtout avec le Perfil ordinaire Petrofelinura. Notre Plante cepandant en différé par rapport aux Fleurs par les trois involucelles pendantes, et par rapport aux Feuilles par le luifant du coté de defsous , comme ausfi par Podeiir desagréable dé Ail, que les Feuilles exhalent, lorsqu’on les frotte entre les doigts. ----- La Plante est qrfiinairemcnt de la hauteur de 3 pieds.

' ?? Frise le longs des cliemins f, aux environs de et Deventer f, près de IMé'.airics le longs des Dunes f, — hors! d’Amsterdam , fur le chemin d’Amstelveen, l;ors de L^yden , dans le Bois de la Haye, et dans plufîeurs autres endroits.

Usage Oeconomi^ue. Cette Plante mêlée imprudement avec le cerfeuil ou le Perfil, parmi lesquels elle croit en abondance, a fouvent produit des evenemens mortels. Ce pourquoi on doit s’imprimer fortement dans l’esprit les caraétres diftinélifs cités plus haut, pour bien connaître cette Plante dangereufe. Elle l’est cependant moins pour les Animaux excepté pour les oyeS (linn. reuss.}. Brugmans la clasfèj parmi Tyvraye dans les prairies iSelon Daüijbournay une décoction de cette Plante donnerait une teinture jaune, bonne jiour l’iifage.

Nederduitfclie By namen. Wilde Pietei'felie , ondeugende PIcterfelie , wilde Eppe , wilde Kervel, kleine dolle Kervel, minst Hinkende dolle Kervel.

Geslagts Kenmerken. Involucela dimidiata , 3-phylla, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, fchermdekfeitjes

haheerd, driebladig, hangende a. a. a. Fruétus ftriatus. De f^ruda gejireept b. b. (fer groot) c

Dene Bloem afzonderlyk in hare natuurlyke grote d. vergroot e. het Zaad f. Door y D. Leers dihvyls Bchermdekfeltjes v/aargenomen, De Bladen zyn gevind, de vinnen ingefneden , van onder glanzig. — Deze voor menfchen gevaarl^e Plant heeft veel overeenkomst met de Kervel, Scandix Ccrefolium, maar vooral met de gewone Pieter. felie, Apium Petrofelinuin. Zy onderfcheidt zich daar van met opzicht tot de Bloemen door de 3 hangende fchermdekfeltjes -, en ten aanzien der Bladen, door het glanzige van derzelver onderfle zyde , als ook door een onaangenamen reuk van Knoflook, welken de Bladen geven , indien zy tusfchen de vingers gewreven worden, — De Plant door^ gaans hoog 3 voeten.

In Vriesland aan de wegen omtrent Zwol en Deventer f, in het Quartier van ZuTPHEN t, aan de Boerenhoeven langs de Duinen f. Buiten Amsterdam op den weg na Amstelveen, buiten Leyden aan het Studentenpad, in het Haagsche Bosch , rondom Nimwegen , en op meer andere plaatfen.

Huishoudelyk Gebruik. De Plant, onwetend onder Kervel of Pieterfelie,,tusfchen welke het veel groeit, gebruikt zynde, heeft meermalen dodèlyke toevallen veroorzaakt ; waarom de boven opgegeven kenmerken ter onderfcheiding, wel behoren in agt genomen te worden. — Verders minder fchadelyk voor Dieren , uitgenomen voor Ganzen : (linn. REuss.) moet egter als onkruid in de Weiden gerekend worden. (Brugmans) Hier van voor Paarden fchadelyke gevolgen ondervonden. (Oec: Piepte iSoiJ Een afkookfel vaii' deze Plant zou bruikbare gele Verw geven (Dambourny.)

CARACTèREs GcNCRiQUEs. Calice bi- ou trifide â. F Sous les germe c. Corolle 4- ou 5- fide d. e. Placée au desfus du germe. Bayes 4 ou 5 loculaires attachées au calice ƒ.

De la capitule , la Fleur terminale est oldandre tetragyne, ce qui en determine la clas^ fe et Tordre jelon linn. Zei Fleurs laterales Jont pour la pluspart decandres pen-tag'^nes et ont ausji un calice trifide , une corolle pentafide b. et c. une baye à cinq loges, La Plante a cinq ou fix pouces de haut. Les Feuilles ont beaucoup de . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rapport avec celles de la Fulmaria bulbofa.

Cette Plante, qui n'a pas encore été. décrite par nos Botanistes Hollandais ou d’autres Auteurs comme une Plante indigène de ce pays, a été trouvé entre Groningue et Haren aux pied d’une petite digue près de HAren f» par le Pasteur Koppius de Anlo , et Mr. VAN Weerden de Appingadam. —— Le fiivant Botaniste dej Beyer l’a trouvé, hors de Nimegue proche du petit ruisfeau entre Uitbergen et Beek f, comme ausfi à Neoerbosch. On la trouve ausfi à la Campagne Zandenhoef hors de Harlem f, au premier pont fur le canal qui va à Leyden...

Usage Oeconomique. Les Fleurs et les Feuilles exhalent une odeur agréable de Mufe (pn voye ausfi Miller, Suckow et Persoon,) les bayes parfaitement mures, ont le gout de poires de terre, Helianthus îuberofius. (Suckow) Les Chèvres en broutent la Plante (linn.) et les Abeilles en recherchent les Fleurs. (Sgt;v. Abh )

Geslagts Kenmerken. Cal. a. f. 3. fidus, 2 (.of fpletige Kelk, a. k. infcrU3gt; ander het vruchtbeginj'el c. Qor. 4 £ Iida, 4 of fpletige Bloemkrans d, c. Supera 3 boxen het xruchtbeginfel geplaatst. Bacca 4. £ locularis, calyce cöalita4 of g hokkige Bet, aan den Kelk vast gegroeid f.

Van het Bloemhoofdje is de bovenfle of endigfle Bloem agtmannig vierwyvig') en bepaalt dus volgens Linnæ-us de clasfe en orde. De Bloemen aan de z^de z-^n meest e) of ïQ mannige, wyvige; en hebben ook een 3 fpletigen Kelk, g fpletigen Bloemkrans by b. en c. aangev/ezen, en eene g hokkige Bes. —— De Plant is 6 duimen hoog.. De Bladert hebben veel overeenkomst met die. van de Furaaria bulbofa, Bolsvorteliga Duivekervel..

Deze Plant, nog in geene i,van onze Vaderlandfchc of andere Plantkundige Gefchriften onder onze inlandfche Planten opgetekend , is gevonden op den weg tusfehen Groningen en Haren , aan een Dykje by Haren f door Ds. Koppigs te Anlo , en Mr. van Weereen te Appingadam, en door den eerstgemelden ook by Anlo in Drenthe f. — Buiten Nimwegen aan het Beekje tusfehen Ubbergen en Beek f, als ook te Nederbosch iij de Denneftraar, door den Kruidkundigen A. de Beyer te Nimwegen. Verders mede te vinden buiten Haarlem op de Hofftede Zandenhoef, aan het einde der Laan ten Wese ten van de eerfte Brug over de Leydsche Vaart ƒ; ook door ray gevonden in het Haagsche Bosch, in het lage en veenagtige gedeelte, dat met Beken is doorfiiedenf; als mede nader by liet Kerkpad, beiden op de hoogte van de Laan Nieuw Oost-Indie

Huishoudelyk Gebruik. De Bloemen en Bladen geven een aangenamen geur van Musciis (men zie ook Miller, Suckow en Persoon,} de Besfen volkomen ryp-zynde, hebben den reuk en fniaak van Aardperen, Helianthus tuberofus. (Suckow) Verders wordt de Plant gegeten door Geiten, (linn) en de Bloemen worden gezogt doot de By en (Sw, Abh.)

(*) Wegens’f geen ik aan de Planten aldaar gevonden, heb waargenomen , zie men heubyvoegfeJ by^ Aei.Car.damine.ptyten/is, Nv. ai... Hicrde Uitgav!..

Anglois. Bulbolè or bulbous-rooted Crowfoot. Buttercup»-Fleurit en May et Juin. 2!f.

CARACTèRE GëNêRiQUE. Calice pentaphylle, cinq petales avec une pore-mellifere entre lés ongles a. Semences nues b. b.

Spe'cipiQüE. Avec des calices'recourbées c, c.-des pédoncules cannelées J. lt;Z. la tige dresfé multi flore, et des Veuilles compofées.-

La racine eft une Simple bulbe ou oignon ; mais d'après les obfervations de Leers fî. Herb, ceci n'auroit lieu que dans les terreins fees et ingrats, et la racine feraitfi-breufe dans un terrein humide et fertile. Comme je nai trouvé cette Plante que dansurs terrein fcc et ingrat, je ne faurai determiner la justesfe de cette obfervation. Cette Plante je diftingue du Ranunculus repens par fa calice recourbée., et par le defauîde fes rejetions ferpentans- et du Ranunculus acris par fes pédoncules cannelées : ausfi eft elle moins robuste dans J'a croisfancey que les \deux autres efseces que l'on a cité. Cette Plante est communément de la hauteur d'un pjed.

Croît. Dans les près, mais furtout dans des terres hautes et fablonneufes. Dansles Fortifications de Nimegue f. Hors de Harderwyk f, dans les Dunes proche d’ÔVER-VEEN t, dans les Dunes de Katwyk au Rhin, et derriere Zorgvliet près delallAYEf. Dans les prairies le long de I’Yssel, dans le Bois de Haarlem.

Usage Oeconomique. La racine peut donner de la farine et de l’amidon (Parmen-TierQ Toutes les parties de la Plante excitent des ampoules comme les mouches cantharides, (Dodonaeus); et peuvent felon Kbopf mieux fervir a cette fin que les cantharide^. Cette Plante eft une yvraye très nuifible dans les prairies (Beckman, Brugmans,) dont les chevaux et vaches memes ont une averfion (Linn. Bulliard ) Elle eft furtout nuifible pour les Beftiaux lorsqu’ils la broutent fraîche, mais moins nuifible lorsquelle eft changée eu‘ foin. (ßRUGMANS pj. inut. et venen, p, 49 j. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v

Neder duitfehe By namen. Knobbelagtrge Hanenvoet, St, Antonis Raapje, Bloeit May en Juny. 2/!.

Geslagts Kenmerken. Cal. pliyllus, Kelk fan Blaadyes. Petala 5 intra ungues poro niellifero, s Bloembladen. elk binnen de nagels met eene honigdragende ^orie voorzien at Semina nuda, naakte Zaden b. b.

SooRTELYKE KENMERKEN. Cal. rctroflexis, met te rug gebogen Kelken c. c. Peduncu-lis fulcatis, gegleufde Bloemftelen d. d. Caule ereélo multifloro, den algemenen Steel regt o^ ßaande, veelbloemig. Fol. compofitis, met zaamgeflelde Bladen,

De IKortel is eene éénvoudige Bol of Knof doeh volgens eene waarneming van Leers fl. Herb, zou dit alleen plaats hebben in droge en fchrale gronden, en zou de Wortel in vochtige en vruchtbaare aarde., geheel vezelagtig zyn. Deze Plant alleen in de eerstgenoemde gronden door my gevonden zynde, kan ik de juistheid der waarneming omtrent den vezelagtigen Wortel in vochtigen grond., niet beoordeelen. Door dcjt te rug gebogen Kelk en het gemis van vmrtkruipende uitlopers., is deze foort van de Ranunculus repens; en door de gefeufde Bloemfielen van de Ranunculus acris inzonderheid onderfcbeiden. Qok is zy minder forsch van gewas, dan de twee genoemde foorten, De Plant is doorgaans hoog één voet.

Groeiplaatsen. In Weiden en Graspaden, vooral op hooge Zandgronden. In de Fortificatiën van Nimwegen f. Buiten Harderwyk f. In de Duinvlakten by het Kraantjelek te OvERVEEN -j. In de Duinen van Katwyk aan Rhyn, en ook agter Zorgvliet by ’s Hage f. — In de Velden langs denYssEL, in’t Sticht, by ßuNNiK op.de Laan» by Cattenbroek,. in den FIaarlemmer Hout.

Huishoudelyk Gebruik. De Wortel kan zeker Meel of ’Styfzel opleveren ^Parmen-TiER.) Alle delen der Plant trekken blaren als Spaanfehe Vliegen, (Dodonaeus) en kunnenvolgens Kropf tot dit oogmerk nog beter dienen dan Spaanfehe Vliegen,, Van het blaar-trekken der Bladeren heb ik een voldoende proef dit voorjaar gezien. ---- Ecai fchade-

lyk onkruid in de weiden, (Beckman , Brugmans) waar van zelfs Paarden en Koeijen een afkeer hebben. (Linn. Bulliard.) Inzonderheid nadeelig voor het Vee,, wanneer het groen op de Weiden wordt gegeten; doch minder fchadelyk,, wanneer het totliooi gedroogd.-wordt. (Brugmans pl, inut. p^ 48 X

Caractère Générique. Silique a. S’ouvrant avec élasticité, valvules fe roulant fur elles-mêmes de bas en haut b. Stigmate entier c. Calice bâillant ou à demi-ouvert.

Caractère Spécifique. Feuilles pinnées; folioles radicales arrondies, les caulinaires lancéolées.

Les folioles des Feuilles radicales et caulinaires inférieures font presque rondes, an-guleufes, quelques fois même dentées, elles fe retrécisfent conpdérablcnsent en montant , tellement que celles du milieu de la Tige font lancéolées et les fupérieures tout à fait linéaires.

VARiÈTés. I. A Feuilles plus arrondies et à plus grandes Fleurs. 2. A Fleurs pleines.

Est très commune dans toute notre République. On trouve la ûde Variété dans les prairies humides le long du Zuider-Zee près d’I-lARDERWYK.

Propriétés. Goût âcre et piquant ; au reste la même propriété antiscorbutique qu’on a obfervée dans le Cresfon aquatique.

Vertus. La Vertu antispasmodique que Baker attribue aux Fleurs merite quelque confidération.

Usage Oeconomique. Miller et Gunner difènt qu’on peut faire ufige de fes feuiF-les au printems en guife de Salade, au lieu de celles du Cresfon commun. Selon Linn. elles fervent de pâture aux beftiaux, excepté aux Chevaux; Gmelin. Meliire même que cette nourriture leur est falutaire, et qu’ils la recherchent avec avidité ; néant-moins cette Plante est mife par Brugmans au nombre des Plantes nuifibles aux prairies. Linn. dit, que les Abeilles picorent volontiers fur les Fleurs de notre Cresfon. Enfin on trouve fouvent fur cette Plante un très beau Papillon noélurne, nommé par Linn. Fhalaena Aurora (Flora Suecia.)

Peu après l’impresfion de la Description que j’ai donnée de cette Plante, je l’ai trouvée en abondance dans le Bois de la Haye, et cela dans la partie basfe et me-raceux du Bois, qui est entre coupée de fosfés, et à peu près à la hauteur de l’allée dite de Laan van Nieuw Oost Indie. Le Pasteur Koppius dont j’ai déjà parlé plus haut, vient de me communiquer que cette Plante croit en abondance près d’ANLO, dans le pays de Drente. Entre le nombre de celles que j’ai trouvées dans le Bois de la Haye , j’ai obfervé que fur plufieurs Plantes toutes les Fleurs, ausfi bien les fupérieures que les Fleurs latérales du bouquet (Capitulum) qu’elles forment, avaient un Calice trifide, foit que les Fleurs ayent une Corolle quadrifide ou quinquefide; tandis que fur d’autres pieds, il n’avoit qu’une feule des Fleurs latérales dont la Corolle fut quinque fide. J’ai vu meme fur quatre Plantes, que les Fleurs fuperieures avaient un Calice 4- fide

Note du Traduéteur. Quoique le bouquet de Fleurs foit ordinairement compofé de $ Fleurs, j’en-ai vu,quelquefois de 6, yct même de 8 F'ieurs.

Hederduitfchz Bynamamp;n. Kleine Water-Kers, Water-Viool, Koekicoeks-Bloem Kievits • Bloem, Pinxter-Bloem. Gemeen Schuimblad.

TeTRADYNAMIA SiLIQUOSA. ViERMAGTIGEN MET Haauwen.' Ord^ Nat. linn. xxxix. Siliquofae.

Geslagts Kenmerken. Siliqua, elastice disfiliens valvulis revolutis, eene Haaim a', veerkragtig van één [■pringende de klepjes zieh na buiten omkrullende b. Stigma integrum , gave Stempel c. Cal. fubhians, Kelk eenigszins gapende d.

Soortelyke Kenmerken. Foliis pinnatis , Foliolis radicalibus fubrotundis, Caulinis lanceolatis , niet gevinden Bladen , wier afzonderlyke blaadjes by den ryoitel rondagtig e. e-. aan den Steel lancetvormig zyn f. f.

tloe hoger de Bladen aan den Steel geplaatst zyn, hoe langer derzelver afzonderlyke Blaadjes worden en de bovenste zyn zelfs geheel lynvormig. ^an de Wortel-en benedenste Steelbladen zyn de Blaadjes veelal hoekige en fommigen met tandjes.

Verscheidenheden, i. Met een meer rond blad en groter Bloem, a. Met dubbele Bloemen.

Zeer algemeen over de geheele Republiek. De Verfcheidenheid 2. op vochtige Weiden aan de Zuider Zee by Harderwyk.

Eigenschap. Zy zyn eenigszins fclierp, en hebben geen ander vérmogen, dan de Waterkers.

Kragt. De krampflillende kragt der Bloemen, door Baker opgegeven, verdient aanmerking.

Huishoudelyk Gebruik. De Bladen in de Lente tot Salade, of ook in plaats van de gewone Kers te gebruiken; (Miller , Gunner} Worden gegeten door Runderen . Schapen, en Geiten, niet door Paarden, (Linn.) en zyn heilzaam en zeer gezogt door het Vee : (Gmelin) nogthans onder de Onkruiden in de Weiden door Brugmans opgeteld. De Beijen azen gaerne op de Bloemen. (Linn, ÓV. Mhj De Phalaena Aurora wordt veelvuldig op deeze Plant gevonden (Linn. Flora Suecia.j

Na dat de Befchryving’van deze Plant reeds was afgedrukt, is dezelve door my overvloedig gevonden op ééne plaats in het lage en veenachtige gedeelte van het PIaagsche Bosch, dat met Sloten is doorfneden, op de hoogte van Laan van Nieuw Oost Indie-, terwyl my ook nog berigt is door den reeds genoemden Predikant Koppius , dat de Plant mede by Anlo in Drenthe overvloedig groeit. Aan vele Planten door my in het Haag-SCHE Bosch gevonden, heb ik waargenomen, dat de Kelk van alle de Bloemen, zo wel de bovenste als die op zyde van het Bloemhoofdje geplaatst zyn, drie - Ipletig was ; het zy de Bloemen een 4- of 5- fpletigcn Bloemkrans hadden: ik bevond zelfs aan vier Planten, dat de bovenste Bloem een 4- fpletigen Kelk hadt. Aan fommige Planten hadt van de 4 ter zyde geplaatste Bloemen maar één Bloem een 5- fpletigen Bloemkrans. De Meeldraden waren altoos 8 of iq in getal, naar mate de Bloemkrans 4 of fpletig was. •— De Kruidkundige J. Favrod te Rotterdam, heeft elders fommige Bloemhoofdjes van deze Plant gevonden , beftaande uit 6, 7 en zelfs 8 Bloemen, fchoon zy anders gewoonlyk niet meer dan 5 Bloemen hebben.

CARACTèRE GéNCRiQUE. Calice pentaphylle e. c. Corolle pentapetale. Neélaire fot« me de 5 petites écailles, placées entre chacune des 5 Etamines, au pied desquelles on trouve encore 5 petites glandes mellifères g. g. Cinq Arilles on Robes monospermes , terminées en aiguilles ou en queues longues , formant par leur réunion une lorte de bec l. h. 0.0:3 aiguilles ou queues font barbues et fe roulent Ipiralcment et avec élasticité de bas en haut h.

CARACTèRE SpéciFiQUE. Pedoucules mukiflores. Corolle plus grande que le Calice. Tige velue, couchée. Feuilles pinnées; pinnes pinnatilides, découpées.

Les Plantes de cette espece qui croisfent pendant le Printems font plus petites amp;nbsp;moins fortes, que celles qui pousfent durant l’Eté, fur tout par rapport aux Tiges. Les deux Pétales fupériéurs, fur tout dans les Fleursprintannieres font marqués vers le bas d'une petite tache noirâtre. — Dans le tems de la maturité du fruit les pédoncules fe recourbent confdérablement de haut en bas. f. Lorsque les graines font mitres, chcique Avilie du Robe fe détache et fe recoquïlle Jur elle même un certain nombre de fois, h. Koyez la graine ou femence vers lu lettre i. de n0‘ tre gravure.

Croît. Ordinairement dans les terres cultivées , ausfi bien que lè long des chemins; fur les Dunes et en plufieurs terreins maigres amp;nbsp;fabloneux, ou elle fe trouve p rtout en abondance. . La Variété à Fleurs blanches a été furtout oblèrvée dans le Bois d’HAKLEM.

Usage Oeconomique. Elle fert de pâture, dit linn. au.v Boeufs amp;nbsp;aux Chevaux; Brugmans la regarde comme une Plante nuilible aux prairies. Les abeilles font avec plaifir leur picotée fur fes Fleurs ('âf. Ahh,). Bulliard dit, qu’on fe peut Ervir des aiguilles ou queues des Robes de la Semence comme d’un Llygromètre, puisque ces aiguilles fe re-coquillent par un tems humide amp;nbsp;reprenant leur placq ordinaire par un tems fee.

(*) Nous avons cru devoir adopter amp;nbsp;fuivre ici la divifion du genre des Gerania, ou Secs dé Grue de Liii-iré en plufieurs autres genres, amp;nbsp;cela d’âprès les célébrés Aiton amp;nbsp;VViLLDMNOWj c’est pourquoi nous rapportons' ici les Caraftères génériques et fpécifiques indiqués par ces Auteurs.'

Geslagts Kenmerken. Cal. 5 phyllus. Kelk van Blaadjes e. e. Cor. 5 petala, Bloemkrans van Bloembladen. Nectar. Squamulæ 5 cum filamentis alternantes, et Glan-dulæ melliferæ bad ftaininuin infidentes', Honigbakje, z'^nde fchubjes by afyvisjelingtusfchen de Helmdraden geplaatst, d. als mede honigdragende Kliertjes, zittende op het voetfiiik der Meeldraden g. g. Arilli 5 monospermi ariftati ad bafin receptaculi roiùati ; ariftis fpirali-bus introrfum barbatis, 5 éénzadige Zaadrokken, genaaid, aan het voetfluk van het ontvang-bed geplaatst, met een langen bek voorzien-, b. b. de Naalden zich kronkelende, binnenveaards gebaard h.

SooRTELYKE KENMERKEN. Pedunc. multifloris, met veelbloemige Bloemflelen. Foliis pinnatis , pinnis pinnatifidis incifis, gevinde Bladen, de vinnen zelve weder als in vinnen gedeeld, inge/'neden. Corollis calyce majoribus, Bloemkranfen groter dan de Kelk. Gaule hir-to, proltrato. De Steel met kleine hair en bedekt, neder gebogen.

De Lente Planten van deze foort zyn kleiner en minder forsch van gewas, inzonderheid ten aanzien van den Steel, dan die in den Zomer bloejen, De twee bovenste Bloembladen , vooral van de Lente Planten zyn van onder met een vlekje getekend. — De Bloemjielen buigen zich by het ryp worden der Prucht, flerk nederwaarts, gelyk by f. Het Zaad ryp zynde, berst elke Zaadrok geheel los, zicheeni-gc reizen omkronkelende als by h, liet Zaad i.

Groeiplaatsen, In de Bouwlanden, langs de wegen, op de Duinen en andere fchra* Ic gronden, overal zeer overvloedig. De Versch. in den Haarlemmer Hout.

Huishoudelyk Gebruik. Wordt gegeten door Paarden en Runderen (Linnaeus ,) algemeen als onkruid te rekenen op hoge Weilanden, (Brugmans) de Beyen azen gaerne op de Bloemen, (iSw. Abh.) Bulliard wil den losgebersten Zaadrok als een vochtigheids-meter (Hygrometer) gebruikt hebben, drajende dezelve zich los by vochtig weder, en by droogte zich weder herftellende.

(•■) Wy oordeelden de fplitfing van het geflagt der Cerania in onderfcheide geflagten volgens Aiton en Will-BEfJow te moeten volgen, en hebben hierom de geflagts en foortelyke kenmerken naar Willuenow opgegeven.

CARACTèRE GéNéRiQUE. Receptacle nud. Calice ovale imbriqué, tout foit peu ca-liculé 0. Aigrette fimple, fesfile b.

CARACTèRE SpéciFiQUE. Feuilles tres entie'res, ovales, cotonneufes par desfous. Drageons ou Rejets rarapans c. c. Hampe uni flore.

Eoyamp;z dans notre Gravure um Fleurette reprèfentée féparément, rougeâtre en dehors d. et d’un jaune pâle en dedans e. la Semence et fon aigrette repréfenté ausfi apart f. Les Feuilles font revêtues inférieurement d’un duvet blanchâtre et cotonneux. et font au reste couvertes fur toute leur furface de poils blancs, longs et écartés. Les Drageons ou Rejets font ausfi cotonneux.

Croît. Dans les lieux élevés amp;nbsp;fibloneux ; dans le Gorecht près de Gronin-GUE, vers la Digue J; dans les Bois de la Frise f; ou on la trouve ausfi dans les terres argilleufes, mais moins abondamment; dans les Dunes de la Hollande f; fur les hauteurs de NiMéGUE f, dans TOveryssel, dans le Quartier de Zutphen et dans toute la Gueldre, dans la Province d’UTRECHT, dans l’isle de Walcheren et ailleurs.

PitoPRiETés, Cette Plante est amère, astringente, depuis longtems on en a abandonné l’ufage.

Usage Oeconomique. Linn. dit, que les Moutons et les Chèvres la broutent avec plaifir; mais non point les Chevaux , ni les vaches. Cepandant Erhart asfure quelle est nuifîble pour les moutons, puis qu’elle les conftire; Brugmans la regarde comme une mauvaife Plante dans les prairies. Les Fleurs font excellentes pour les Abeilles, (Sw. Abh ' On a enguéri des Chevaux blesfés à la botte avec cette plante réduite en poudre et répa due fur la playe ; c’est de cet ufage, dit Suckow, qu’on à donné à cette plante k nom d’Herbe aux doux, en Hollandais Nagel-kruid. On à découvert fur les racines de cette plante l’infede précieux, nomme Cochenille, dont on fait ufige pour les teintures ecarlaies, celon Burchard, Gesner cité par Gattenhoff, et Reüss. Etienne v. Geuns dit, qu’on peut fe fervir de cette Plante pour tanner les Cuirs. On peut ausfi faire ufige de cette Plante au lieu du Rofeau des fables, Arundo arenaria, pour fixer la trop grande mobilité des Dunes et d’autres terreiiis fabloneux. Linn. dit, dans fon Horloge de Flore , que les Fleurs de cette Eperviére s’épanouisfent ordinairement le matin à 8 heures et fe renferment vers les 2, heures de l’après-midi. Voyez ausfi fur ce fujet l’Horloge des Fleurs de DE Gorter, dans les Mémoires de la Société Batave. Partie I.

Eièderduitfche Bynamen. Grote Pilofella, Muizen-Gor, Nagelkruid? BUtit Juny tot September.

Geslagts Kenmerken. Recept, nudum, naakt ontvangbed. Cal. imbricatus, fubin-de calyculatus , ovatus de Kelk gefckubd, als een dubbelen Kelk uitmakende, eirond Pappus fimplex, fesfilis, Zaadkuiß éénvoudig, vastzittende b.

SooRTELYKE Kenmerken. Fol. intcgerrimis , ovatis, fubtus tomentofis, met geheel gave, eironde Bladen, van onderen donsagtig. Stolonibus repentibus, met voortkruipende uitlof pers c. c, Scapo unifloro. Eénbloemigen Steng.

Een Bloem afzonderlek af geheeld, rood aan de buitenzede d.ligt geel aan debinnenzede e', het Zaad met deszelfs kuif afzonderlek afgebeeld f. De Bladeren hebben van onder een wit dons, en zen verders over de gehele oppervlakte met lange hairen bezet. De uitlopers zen mede donsagtig.

Groeiplaatsen. Op hoge zandige plaatfen. In het Goregt by Groningen aan de Dykjes -j-, in de Wouden van Friesland -f ook aldaar op de Klei, doch minder overvloedig. In de Duinen van Holland f. Op de hoogten rondom Nimwegen f. — In Overyssel, het Quartier van Zutphen, en geheel Gelderland, het Sticht van Utrecht,.. ook op Walcheren en elders

Hüishoudelyk Gebruik.. Wordt niet gegeten door Paarden en Runderen, wel door Schapen en Geiten (linn.) doch volgens Erhart nadeelig voor de Schapen, als veroor- * zakende hardlyvigheid. Onder de onkruiden in de Weiden te rekenen (Brugmans.) De Bloemen uitnemend voor de Beyen (iSw, Abh) De Paarden aan den hoef gewond zyn-de, wordt de Plant tot poeder bereid, in den wond gellrooid, en ook inwendig ingegeven; van dit gebruik zou de naani van Nagelkruid ontleend zyn (Suckow) — aan de wortels is het fcharlaken, of zogenoemd Poolsch grein ontdekt, (Burchhard Aft. Upf. Gesner. door Gottenhoff aangehaald, Reuss.) De Plant tot het Leerlooijen gefchikt (St. v. Geuns ,) Kan ook met vrucht tot wering van verftuiving der Zandgronden in plaats van Duinhelm Arundo arenaria dienen. De Bloem onder een Bloemhorologie door Linnæus opgegeven: zich gewoonlyk openende ’smorgens ten 8 uren, en zich fluitende ’snamiddags, ten 2 uren; men zie ook,de Gorters.Bloemhorologie in de. verhandelingen van het Bat,. Genootfckap Deel. L.

Pharm. La grande Ortie. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

Caractöre Gönörique. No. i. Fleur mâle. Calice quadriphylle a. grosfi b. Corolle nulle. Nectaire central, en forme de coupe c.

No. 2. Fleur femelle. Calice bivalve. Corolle nulle. Semence unique, luifante d. grosß e. Caractère Spöcifique. Feuilles oppofées et en coeur. Grappes jumelles f. f, f. f.

Cette Espece perte fes Fleurs mdles et femelles fur des pieds differens, comme Pindi-quent les No. ï et si de notre Planche elle devrait donc être rangée avec les Plantes dioï-qsies. Ee Pistil eß velu ou plumeux g, g, Leers z/z# dans fa Flor. Herborn, avoir obfervi^ que dans cette espèceausfi bien que dans POrtie brûlante, Urtica urens le Calice des Fleurs femelles eß formé de feuillets, dont deux, oppofés Pun à P autre, font ovales, les deux autres quatre fois plus petits que les deux premiers h. gros ft s i. — Cette Plante efi ordinair esjtent haute de^ à s pieds, et quelques fois d'avantage.

Croît. Dans les lieux rudes et incultes; le long des chemins, ou elle croit par tout , pROPRlETés. L’Odeur de la Racine n’est presque pas fenfiblej fon goût est plus ou moins amer. L’Odeur et le goût des Feuilles est herbacé.

Vertus Diuretiqae, on fen fert exteriuereraeut comme un mordant et veficatoire; et dans les paralyfies pour fouetter les parties affedés.

Usage Oeconomique. Les jeunes pousfes ont un petit goût de Concombre, on peut les employer, dit Kerner, ou comme falade, ou comme ofeille (Bulliard) ; fi on les prépare comme les choux ou les épinars, elles fournisfent un aliment faiu et agréable, (Linn. Rozier) ; dans notre pays on les mange en foupe au printems.

Cette Plante fournit une nourriture tres utile pour le bétail, et mérite à juste titre d’ftre cultivée dans ce but. D’autant plus que fi on la receuille dans fon état fauvage; les beftiaux et même les pourceaux la dédaignent, parce que les tiges font alors drop dures et couvertes d’infedes. — Afin donc d’en retirer un bon fourrage, la Semence doit être receuillie au mois d’Août et femée au mois fuivant. Les terreins les plus maigres quand on les couvre d’un couple de pouces de bonne terre, font convenables pour cette culture. On peut fiiucher la première récolté à la fécondé année. Mais, fi on délire de la receuillir l’année fuivante, on doit alors tiansplanter en Odobre des Orties fauvages avec leurs racines, et après en avoir retranché les tiges, dans le terrein qu’on leur destine, et ou on les place par rayes. On peut alors les faucher l’eié fuivant et cela pandant plufieurs années, pourvû qu’on ait foin de le faire en Juin et Août. Dans les Contrées Septentrionales, ou le Soleil s’élève peu au desfus de l’horifon, on en fait cependant trois récoltés par été. Le terroir n’éxige pas d’autre préparation que de répandre par desfus vers l’Automne quelques brosfailles, feuilles ou branches d’arbres et préférablement celles de l’Aune commun; d’un feut arpent ou peut obtenir jusqu’à 18 charretées. —• On s’en fert encore ou lieu de foin, en le mêlant avec de la paille hachée, ou après les avoir laisf'é tremper dans l’eau chaude pendant une nuit, et enguife de foupe pour le bétail. Si on les lait lécher, elles fournisfent pendant .l’hiver une très bonne nourriture pour le bétail, qui lesmangentalorsavec plaifir. Les vaches fur tout qu’on en nourrit en deviénnent grosfes, et donnent un lait abondant, gras, agréable, et qui, quoique fait en hiver, est d’un ausfi beau jaune, que celui de l’Eté. Dans la Mairie de Bois-le Duc on s’en fert aduelle-ment, comme foupe préparée pour le bétail: en France et en Suisse on en fait le même ulàge, et une longue expérience aura prouvé, que cette nourriture préferve le bétail de toute forte d’Epizotie. —gt; La graine en étant léchée, mélée avec autant d’avoine et donnée par poignée deux fois par jour aux Chevaux, les engraisfe et rend leur poil uni et luifant. Cette même graine feule est très faine pour les oifeaux, et fur tout pour les jeunes Dindons, en la mêlant avec un peu de fon. On peut trouver plus de détails encore fur cet fujet dans \ç. Magazin Ao. i785pag. 3J7 et fuivantes. Mund vom Unkraute, f. 291, 292. Etienne J. van Geuns /ISles de la Société Hollandaife Partie XXVI. page 263, 264. Rozier, Cours complet à'Agricult, t. VH. p. 336- 338. Buchüz Manuel économique des Plantes, p. 33-.jo.

On peut tirer des tiges de l’Ortie, ainü que du Chanvre et du Lin de très beau et bon fil, dont j’ai vû l'épreuve la plus fatisfaifante ; et dans les regions boreales, ou cette Plante parvient à la grandeur de 6 à 8 pieds, on en fait une Efpece de Mousleline. Pour parvenir à ce but on coupe la Plante, quand les feuilles inférieures commencent à fe noircir; on la rouit enfuite jusqu’à ce que l’écorce prenne une couleur jaune- claire, après quoi, on frappe les £lus grosfes tiges avec un marteau de bois, et on broyé les plus minces, comme on fait avec le .in. (Jw. Abb, th. XXXVI. Etienne van Geuns dans les Allés de la Société Hollandaife cités cidesfus, page 271, 072.), Bulliard asfure qu’on en peut faire du papier, et JSciieffer a prouvé la_ posfibilité du fait, par une experience décifive.

L’infufion aqueufe de cette Plante, fans aduition, colore la toile en un jaune verdâtre; fi on ajout du fel commun (murate de fonde) a cette inftifion, la couleur aquiert plus d’intenfué, qui est encore plus relevé par l’addition du fulfate acidulé d’alumine, (alun du Commerce). Le fuc de cette Plante n’est point noirci par le Sulfate de Fer (vitriol de Mars) DambouRNeï. La Ratine et les Feuilles donnent une Coleur jaune (Bulliard et Reuss.) ,,

Engelsch. Common Stinging NettleJ Ntderduitfcbc Bynamtn. Grote Netel, ook hete Netel. Bloeit Jany tot September,

Geslagts Kenmerken. No. i, Mannelybe Bloem. Cal. 4- phyllus, Kelk van 4 Blaadjes a. (vergroot') b. Cor. o, zonder Bloemkrans. Neélarium centrale cyathiforme, Honigbakje in het middenpunt geplaatst., Bekervormig c.

No. 2. j'rouwelyke Bloem. Cal. 2-valvis, Kelk beßaande uit 2, klepjes. Cor. o, zonder Blaesjt' krans. Sem. 1 nitiduin, één glimmend Zaad d. (vergroot) e.

SnoRTELYKE Kenmerken. Fol. oppofitis cordatis, met tegen elkander overflaande^t hartvormige Bladen. Raceinis geminis, en 2'akken, die gepaard zyn. f. f. f. f.

Deze foort heeft de Mannelyke en Vrowvoelyke Bloemen op twee onderfcheide Planten in No. I «n 2 afgebeeld, en behoort alzo tot de tweehuizige. De Stempel heeft ruige hairtjes g, g. Volgens eeste opmerking van Leers heeft de Kelk van de Vrouwelyke Bloem 4 Blaadjes “Waar van 2, die tegen over elkander fiaan » een vierde kleiner zyn, dan de a overige h. (gyergroot) i. — De Plant is gewoonlyk hoog 30/4, dikwyls 5 voeten en hoger.

Groeiplaatsen. In ruigten, op ruwe en onbebouwde gronden, en langs de wegen : overalf» Eigenschap, De reuk van den Wortel gering ; de fraaak min of meer bitter. — De fmaak en reuk der Bladen Plantaartig.

Kragt, Pisdryvendr uitwendig aangelegd, bytende en blaartrekkende. — Wordt voornaam' lyk gebruikt uitwendig in verlammingen, om ’er medé te geesfelen.

Huishoudelyk Gebruik. De uitfpruitfels, en jonge Bladen, die naar Komkommer fmaken, worden als Salade, (Kerner) of als Zuuring gebruikt; CBuleiard) ook als Koolsbladen gekookt, of gelyk Spinagie toebereid, en zyn voor een zeer gezond voedfel te houden. (Linn,-Rozier) Worden in ons Land in het voorjaar als Moeskruiden in foupe gegeten.

Uitnemend voeder voor het Vee, en verdient hier toe opzettelyk te worden aangekweekt. Wanneer egter de Plant flechts in het wild wordt opgezameld, weigert het Vee, zelfs Varkens, die te eetenj zynde dan te hard van Steng en Bladen, en vol ongedierte. — Om hier van voeder te winnen , moet het Zaad in Augustus opgezameld en in September gezaaid worden. De fchraalste gronden zyn hier toe gefchikt, indien flechts eenige goede aarde 2 duimen dik daar op gebragt worde. Hier van kan eerst met het twede Jaar gefneden worden, doch wil men in het volgend Jaar dit voeder bekomen , als dan moet de wilde Plant in Oftober met den Wortel uitgetrokken, en gefcheurd; de Steng afgefneden, en alzo verplant en op rei-jen gezet worden.. In het volgende en verdere Jaren kan hier van in Juny en Augustus gefneden worden. In Noordelyke Landen, waarde Zon ’s Zomers naauwlyks onder den gezichteinder komt, gefchiedt dit driemaal in ëénen Zomer. — ’Er is geene verdere bereiding van den grond nodig, dan in het najaar eenige ruigte, Bladen en Takken vooral van Els daar op te brengen. Van één morgen (arpent) kan Jaarlyks 18 voer gewonnen worden. — Het wordt in plaats van Hooi onder Stroo of hakfel, of na een nagt in warm water te hebben geftaan , als fop aan het Vee gegeven. Ook gedroogd zynde een goed Wintervoeder, en wordt door al het Vee gaerne gegeten. — De Koeijen inzonderheid worden ’er vet van, geven veel en vette melk , en aangename boter, die *s Winters even geel is als ’sZomers. In de Meijery van den Bosch wordt het werkelyk onder liet gekookte voeder, of fop voor het Vee gegeven. In Vrankryk en Zwitser--LAND mede veel in gebruik ; en eene langdurige ondervinding zou aldaar bewezen hebben, dat zodanig Vee geheel van Veeziekte was bevryd gebleven. — Het Zaad gedroogd, en onder Haver tweemaal daags een hand vol aan Paarden gevoerd, maakt ze vet en glanzig van hair. Het Zaad ook heilzaam voor Vogels, inzonderheid jonge Kalkoenen, en onder Zemelen te geven. Men zie over dit alles breder Hannover. Magazin Ao. i?85. f. 3.57 amp;c. Mund vom Unkrauta f. 291, 292-. St. J. V. Geuns Holl. Maatfch. D. XXVI. bl. 263, 2Ö;,. Rozier Cours compk tPZgric. t. VIL p.- 336-338. Buchoz Alanuel. Econ. des Pl. p, 33-40.

Van den Steel kunnen draden als van Flennip en zelfs als van Vlas gewonnen worden, waar van ik gelukkige Proeven, die in ons Vaderland genomen zyn, gezien heb. In Noordlyke Landen, waar zy 6gt; en 8- voeten hoog groeit, wordt ’er zeker foort van Neteldoek van gemaakt.. ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hier toe worden zy afgefneden, als de onderste bladen zwart worden ; daar na- geroot, tot de dra

den ligt geel worden; de grote Helen met een houten hamer geklopt; de tengere als Vlas gebraakt. (Sw.. Zbh.. (h. XXXVI.. St. v. Geons als-bov. bl. 27t, 272.) — Ook hier van Papier te maken: (Bulliard) door Scheffer hier van een Papiermonfter gegeven..

Het- wateragtig afcrekfel der Plant ver-wt Linnen zonder eenig toevoegfeLgroenagtig geel., r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Het Keukenzout verfterkt dit verwend vermogen ,, en de Aluin verhoogt de kleur ; het fap wordt

niet ztt^arüdoüE Yaci-vitriool.. ^Damiïourniüs)/ lile. WüRtelsjcn.ßUdeu.verwaiii) gpel. (RLlliahd „ ÜililiSS.);

GéNéRiQtiES. CoroIIc infunclibuliForme, ou en entonnoir, inégale, courbe; a. (Coupée longitudinalement et très agrandie.) b. Le Calice est à 5 dents, dont une plus courte que les autres, et comme tronquée c, — Etamines au nombre de a ou de 4. Semences au nombre de a ou de 4, nues.

CARACTèRES SpéciFiQUES. Tetraiidrique 6?. — Epis filiformes paniculés. —— FeuilleS' decoupées’ profondément en plufieurs parties ---- Tige folitaire.

Des 4 Etamines indiquées par la lettre d.^ font plus longues que les autres; c'est pourquoi quelques Botanistes, ont rangé cette Plante, dans la XlFe. Clasfe de Linné, favoir, dans la Didynamie-Gymnosperme. La femence est ovale, fort, agrandie vers e. et repréfentée des s, côtés vers f. La 'Lige s'élève jusqu'à la hau» teur de à lt;2, pieds.

Croît. Le long des chemins et des hayes ; et dans dès endroits fees et pierreux. D’après une obfervation de Miller, il prétend que cette Plante ne s’éloigne jamais d’avantage de plus d’un de mille d’Angleterre, ou de 6' minutes, des endroits habités; de forte qu’elle pourrait fervir d’indice du voifinage de quelque habitation. On trouve cette Plante fur les’collines arides voifines de Naarden,- çà et là le long des Dunes près d’HAR-LEM et de la Haye; fur les remparts d’ÜTRECHT; à Sandwyk près de Tiiiel; le long, de la digue près de Lienden, Driel, Elden; autour de la maifon dite de Nevel dans la. BéTuvE, près de NiMècuE et ailleurs.

Je l’ai trouvée en abondance le long d’une digue entre Arnhem et Zutphen ; comme ausfî^ entre Arnhem et Nimögue; et fur la digue le long du Lingen dans la BéruvE. (Favrod.f

PROPRiETés. Elle est un peu amerè et astringente, mais, vûTon peu d’efficace, on a; renoncé depuis longteras à fon ufage en Médecine;

Usage Oeconomique, Mattuschka et Reuss asfurent, que fi on mêle de la racine' de Verveine avec des Concombres , ces derniers en aquièrent plus de goût et même unlt; goût plus agréable. Cette Plante, dit Brugmans, est nuifible au bétail; cependant Linn. asfure, que les moutons la mangent' impunément. D'après Dambournby elle contient quelque principe colorant».

Geslagts Kenmerken. Cor. infundibulif. fubaequalis , curva, Bloemkrans als ten trechter., meest gelykvormig, gekromd a. (midden door gefneden, en zeer vergroot) b, Calycis unico dente truncato, één der tanden van den Kelk geknot c. Stamina 2. f. 4. 2 of 4. Meeldraden^ Semina 2. f, 4. nuda, 20/4 naakte Zaden,

SooRTELYKE KENMERKEN. Tctrandra, viermannig à. Spicis filiformibus paniculatis, met Airen geJyk draden., boven eene fluim uitmakende. Fol. multifido-laciniatis, met veelvuldig- en dief - ingefneden Bladen. Caule fblitario, den ßcel of zich zelven flaande.

Van de vier meeldraden flaan twee hoger dan de anderen, by letter d. aangewezen : hierom door fommigen tot de Tweemagtigen met naakte Z iden gebragt. Het Zaad langwerfig e. (zeer vergroot en van beide zyden afgebeeld) f, De Plant hoog of a. voeten.

Groetplaatsen- Langs de wegen, en op dorre en fteenagtige plaatfen. Volgens eene opmerking van Miller zou zy nimmer verder van bewoonde plaatfen groeijendan engelfche myl of 6 minuuten, zo dat zy altoos de nabyheid eener woning zou aanwyzen.

Tusfehen Zutphen en Arnhem-j-, langsdenWaaldykbyWEURDf. —Op dorre heuvelen buiten Naareen, op foramige plaatfen langs den Duinkant buiten Haarlem, by’s Ha ge, op de Wallen te Utrecht, te Zandwyk by Thiel, aan den Dyk by Tienden, Driel, Elden, omtrent ’t Huis de Nevel in de Betuwe, op den Dyk langs de Linge, tusfehen Arnhem en Nimwegen en elders.

Eigenschap. De fmaak zeer weinig bitter, zamentrekkend, en is uit hoofde van des-zelfs gering vermogen lang buiten gebruik.

Huishoudelyk Gebruik. Komkommers met den Wortel dezer Plant gegeten worden daar door fmakelyker. (Mattuschka, Reuss) De Plant fchadelyk voor het Vee : (Brugmans) wordt egter door Schapen gegeten. (Linn.) Bevat eenige verwftof (Damboueney.)

Caractcres GéNÊRiQUES. Balles formées par des écaillés en recouvrement fur toutes les faces, a, a. — Corolle nulle. ---- Semence unique environnée par des filets laineux b.

CARACTèRES SpéciFiQUES. Chaumes arrondis, —Feuilles planes. — Epis pe-donculés.

Le No. T. repréfente la Plante avant fa fleuraifon; le No. 2. en pleine fleuraifon, et le No. 3. lorsque la graine est tout à fait formée. F'ers la lettre c. on voit une fleur fèparée avec fa Balle fimple, le Germe, les 3 Etamines et le Pistil, le tout fort agrandi. Eers d on trouve une de fes Semences, qui est triangulaire, dépourvue de fes fllets laineux et jaggrandi. Fers e. e fe voit P Involucre, ou plutôt le Chaton en forme d'alêne et perflflant. Avant la maturité des Semences les Epis font tout à fait redresfés ; mais, lorsquélles font parfaitement mûres, les Epis s'abbaisfent et pendent»

Dans les près de Haren et ailleurs autour de Groningue ; dans les Bois de la Frise; en plufieurs endroits dans le pays de Drente; dans les plaines basfes des Dunes dans l’isle de Texel; dans le quartier de Schermer; àlCoEORAS près du Helder ; près de Heilo , dans le voifinage d’Alkmaar ; dans les prairies autour de la Maifon Marquette -près de Heemskerk , dans les plaines des Dunes de Bentveld, près de Sandvoort; fur le chemin ^’Amsterdam à Amstelveen du côté du lac d’HARLEM; dans les bruyères basfes près d’HARDERWVK, Eepen, Heerden; dans le quartier de Zütphen et près du Wildenberg; près de Barneveld, Scherpenzeel, Veenendaal; autour de NiMèouE; à Boxtel et ailleurs dans la Majorie de Bois-le-Duc (Près de Koelhorst , dans les environs d’AMERSFOORT, du côté du Eembrug, et de Bunschoten; du côté d’HEMSTEDE, dans les plaines des Dunes qui fe trouvent entre le Heereweg et le laage weg; dans les terreins tourbeux aux environs de Rotterdam et en plufieurs autres endroits. Favrod).

Usage Oeconomique. Au Printems, avant que cette Plante ait fleurie, le bétail et même les chevaux la mangent avec plaifir : elle peut leur fervir de pâture en cette faifon lorsque la provifion d’hiver est près d’être confommée; mais, dèsque les floccons laineux paraisfent, dit Gunner, le bétail s’en dégoûte et la refufe; elle leur est même alors très nuifible, puis qu’elle peut produire dans leur estomac des concrétions dangereufes, connues fous le nom de Boules ou Pelottes de laine (Suckow ) Les Abeilles en recherchent les Fleurs. (Sw. Abh.)

Les floccons peuvent fervir à remplir les lits, les cousfins et les matelas; c’est ausfi à quoi on l’employe à Sweden , felon Gunner , et même par nos compatriotes dans le pays de Drente et dans la Majorie de Bois-le-Duc. — On a esfayé dans une fabrique près de Prague de mêler ces floccons laineux avec de la Laine de mouton , ou avec du coton pour en faire des chapeaux, qui étaient en effet fort beaux , très lustrés et legers, mais ausfi de moindre durée que les chapeaux ordinaires (Suckow) : on peut même, dit Gleditsch, en les mêlant avec de la laine ou de la Soye, en faire une forte de drap ou de toile, et pour préparer les fils de cette laine on a inventé une machine décrite dans les Sif. Abh. th. VIL On peut ausfi en faire des mèches pour la lampe et pour la chandelle , felon Erhart. Scheffer en a même fait du papier dont il a fait voir des échantillons. La Société d’Economie nationale Batave, dans fon Programme de l’an 1801, a pro. mis une médaille d’or à celui qui produirait les esfais les plus fatisfaifans fur l’utile ulâgs de cette Plante. On prétend quelle est un indice fur d’un terrein tourbeux.

Hederduitfehe Bynamen. Wolle-Vias, Matte-Vias, Catoen • Bloem , Dottergras, Veen-Pluis, Veen-Hamels, by de Boeren in Groningen Flok of Lok, en by de Drenthenaars de Moeren.

-Geslagts Kenmerken. Glumac paleaceae, undique imbricatae. Kaf blaadjes ßoppehg-'tig., rondom alsfc/mbbess over elkander liggende a. a. Cor. o, geene Bloemkrans. Sem i, lana lopgisfima cinftum, één Zaad met zeer lange Wol omzet b

SooRTELYKE Kenmev.ken. Culmls tcretibus, met ronde Halmen. Fol. planis, vlakke Bladen, Spiels pedunciilatis, Âiren rustende op fielen.

No. I. de Plant, eer dezelve in bloei is. No. vt. iii derzelver vollen bloei. No. 3^ Wanneer zy geheel in het Zaad is gcfchoten. Eene Bloem afzonderlyk , met des~ zelfs enkel Kaf blaadje, Kruchtbeginzel, drie Meeldraden en éénen Stamper , zeer vergroot af geheeld by c. Een Zaad van deszelfs Wol ontdaan, zynde driekantig d. {vergroot.) Het Pdoembekleedfel (Involucrum) elsvurmig, en over blyvende e e, hangt in vele Planten geheel neder, wanneer het Zaad volkomen ryp is.

In lage Hooilanden by Haren en elders buiten Groningen , in Vriesland in de Wouden, op veele plaatfen in Dkenthe, in de lage Duinvlakten op Texel, in het Koe-GRAsbyde Helder, buiten Alkmaar by Heilo, in de Schermer, in de Weiden by het Huis Marquette onder Heemskerk, in de Duinvlakten van bet Bentveld by Zand-vooRT, in de Duinen by Heemstede, op den weg van Amsterdam na Amstelveen aan den Meirkant, op Veengronden by Rotterdam , by Adelhorst omftreeks Amersfoort, by Bunschoten, op lage Heigronden by Harderwyk, Eepen, Heerden, in het quartier van Zutphen en by den VVhdenberg, by Barneveld, Scherpenzeel , Veenendaal , in het Haterschebroek omltrecks Nimwegen , te Boxtel en elders in de Meijery van den Bosch.

Huishoudelyk Gebruik. Deze Plant wordt in de Lente, eer zy bloeit, door het Voe, zelfs door Paarden gaerne gegeten, en kan in het voorjaar, als het Wintervoeder begint te ontbreken, ten dienste van het Vee worden opgezameld ; maar wanneer de wolle draden aan den bloem te voorlchyn komen is het Vee daar van afkerig, (Gunner) en de Plant is dan voor het zelve zeer Ichadelyk, als veroorzakende gevaarlyke hairballen in de maag. (Suckow) De Bloemen zeer gezogt door de Beijen fSw. Hbh)

Het pluis of de wol van het Zaad kan tot vulfels van bedden, kusfens, en matrasfen dienen, waar toe het in Sweden , volgens Gunner , en ook door onze Vaderlandlchc landlieden in Drenthe en de Meijery van den Bosch gebruikt wordt, — By Praag heeft men in eene fabriek, van dit pluis, vereenigd met fchapen- of boomwol, hoeden gemaakt, die fraai, glanzig en ligt, maar niet zo duurzaam waren, als de gewone. (SucKowy Ook gefchikt tot karoenpitten om te branden (Ehrhart) Men kan ’er zelfs, met andere wol of zyde v.rmengd, zeker laken of doek van maken (Gleditsch,) en om de draden van deze wol hier toe te bereiden, is een werktuig opgegeven in de Sir, Hbh. th. VII. —— Hier van papier te maken, waar van Scheffer een monder heeft gegeven. — De Nationale Huishoudelyke Maatfehappy heeft by haar Programma van A^. 1801 den tweeden gouden Medaille uitgeloofd, aan voldoende proeven wegens het nuttig gebruik dezer Plant, Men vzil, dat deze Plant een zeker kenteken is van het aauwezen van Vecngrondi

Allemand. Gelbes Labkraut, Meyerkraut, Gelber ButterftieL Anglais. Yellow Ladies Bcdftraw, Cheefe-rening.

GcNéRiQUES. Corollc raonopetale, plane; (agrandie vers a.') Semences au ^ombre de 2. presque rondes ; (agrandies vers b.)

Caractcres SpéciFiQUES. Feuilles verticillées, au nombre de 8, linéaires, fillonées et lis« fes. Rameaux florifères asfez courts.

Les Feuilles font d'un vert obfcuf^ fans poils, et luifantes, et un peu roulées est desfous dans leurs bords, et comme réfléchies en enbas ; au reste elles ne font pas toujours dispofées 8 par 8 à châque verticille, car on en voit fouvent 6, ou par verticille. — Lo Fruit est lisfe,et la Tige s'élevé jusqu à i ou 2, pieds.

En dilferens endroits des Dunes de la Hollande f ; autour de la Ville de Bergen-op-Zoom et jusques fur fes Fortifications ■)■. Dans les Bois de la Frise; fur les remparts d’HARderwyk, fur les murs d’UTRECHT et dans le Bois de la Haye, le long du grand chemin qui le traverfe; dans les environs de NiMéGUE et ailleurs.

Je fai trouvée ausfi en abondance fur les remparts d’Arnhem çt de Ziitphen; ainfi que dans les terreins fabloneux qui fe trouvent entre ces deux Villes; le long de plufieurs digues fa' bloneufes de Gueldres et d’UTRECHT. (Favrod)

Proprietcs Les Fleurs étant encore fraiches répandent une odeur douce, mielleufe et asfez agre^ able, qu’elles perdent enfuite en fe féchant. Toute la Plante, et fur tout fa racine est fort astringente.

Vertus, On prétendait que cette Plante était anti-epileptique, mais plufieurs favans me--dicins, entre autres le celcbre Cullen, révoquent cela en doute.

Usage Oeconomique La Plante fournit une nourriture faine et agréable au gros, comme au menue bétail, furtout aux Vaches, aux Brebis et aux Chèvres, dont le lait donne alors un excellent fromage. Schreber , cité par Et. Jean van Geuns. Le Ph. œcon. Ausziige recommande la culture de cette Plante dans les endroits fees et fabloneux pour l’entretien du bétail. Cependant Linn. et M/\ttuschka difent, que les Chevaux et les cochons refiifent de la manger. Les Fleurs fiant fort rechercliées des Abeilles, qui viennent y faire d'abondantes récoltes (ISw. Àbh J

Selon Ray, Haller, Linn. et autres cette Plante auroit la faculté défaire Cailler le lait, de la font venus les différons noms qu’elle porte en Allemand en Anglais en Français; noa obflant Bergius dans fa Matière Medicale vol. i. pag. 65. refufe a notre Plante cette faculté; ausfi Parmentier et DévEUx rapportent dans leur excelent ouvr ge fur le lait pag. 85I et 86, qu’ils ont esfiiyées dans diverfes Circonflances la prétendue vertu de cette Plante, mais fans ef-feèl. Enfin des Experiences faites avec toute l’attention posfible, par le profesfeur de Chemie Rguppe et par, moi nous autorifent a prononcer affirmativement , que la faculté de coaguler le lait n’appartient pas au Caille lait.

Les Fleurs donnent aux laines une tres belle couleur jaune, furtout fi on y ajoute un peu de fub fite acidulé d’Alumine. (Alun commun). Hall. Linn. Reuss. — La Racine fournit une asfez belle couleur rouge, dont la preparation fe trouve indiquée dans les Abh. th. VII. On a obfervé que les os des animaux, à qui on fait manger ces racines, diviennent ausfi rouges que s’ils avaient mangé de la Carence (Maïtüschka et Kerner ) --- Linn. prétend, que lorsque les

Fleurs exhalent une très forte odeur, c’est un préfage de pluie ou de tempête.

Geslagts Kenmerken. Cor. i-petala, plana. Bloemkrans gt;!an één Bloemblad, '/Jaka, groot} Semina 2 fubrotunda, twee rondagtige Zaden b. (vergroot J

Soortelyke Kenmerken. Foliis octonis, linearibus, fulcatis, met agtvoudige, lynvormige, geßeufde Bladen. Ramis floriferis brevibus, Bloemdragende korte takken.

De Bladen z'^n donker groen, en glimmende, en eenigszins omgelogen aan den rand. Z'^ z'^n niet altoos agtvoudig: dikwyls meerder, of minder in getal, De Nruebt is glad, De Plant hoog i of i voez.

Op alle de Duingronden van Holland J, tusfehen Zutphen en Arnhem en op de wallen dezer Steden f, rondom Nimwegen en op de Fortificatiën aldaar f, buiten Bergen op Zoom en op de Fortificatiën f. — In de Wouden van Vriesland , op de wallen te 1ÎARDERWYK, langs de dyken van Gelderland en het Sticht, op de muren van Utrecht, in het Haagsche Bosch langs den groten ryweg, en elders.

Eigenschap. De Bloemen verseh zynde, hebben den Herken, honigaartigen, min of meer onaangenamen reuk, welken zy gedroogd zynde, verliezen. — De Plant is zamentrekkende.

Kragt. Weinig in gebruik aangcraden in vallende ziekte , doch Gullen twyffelt, dat zy daar toe zou kunnen dienen.

Huishoudelyk Gebruik. De Plant een aangenaam en heilzaam voedfel voor Runderen, Schapen en Geiten, welke hier door een melk geven, die veel en zeer goede kaas zoude opleveren: (Schreber aangehaald door St. J. van Geuns) verdient op hoge zandgronden voor het Vee aangekweekt te worden (Ph Qecon. Aiisziige') : wordt nogthans niét gegeten door Paarden en Varkens (Linn. Mattuschka.) De Bloemen zeer gezogt door de Beijen (ïw. Abh.)

De Plant zou eene byzonder kragt hebben om melk te ftremmen (Ray, Haller, Linn) •waar van de Hoogd. Franfche en Engelfche namen dezer Plant ontleend zyn- In het Graaffehap Chester in Engeland zouden de Bloemen in het ftremfel gedaan worden, en hier door de uitmuntende en geurige kaas maken, die dit Graaffehap oplevcrt. (Ray, Linn fl. fuec. Houttuin) nogthans ontkent Bergius Mat, Med. vol. i p. 6^ dit vermogen der Plant. Ook melden Parmentier en Deyeux in hun voortreffelyk Werk expriences et obfesyations fur le lait p. 85 et 86, dat zy onderfeheide proeven en onder verfchillendc omftandigheden hebben genomen wegens het voorgewende ftremmende vermogen dezer Plant, doch zonder eenig gevolg. ----Eindelyk hebben de proeven, die met alle naauwkeurigheid door den Ledor in de Scheikunde Rouppe en my gedaan zyn, ons in ftaat gefield, van te verzekeren, dat het gele .Walflroo geene kragt bezit, om melk te doen ftremmen.

De Bloemen geven eene fraaije gele verw aan de wol, inzonderheid wanneer hier Aluin wordt bygevoegd (Haller, Linn. Reuss) De Wortel geeft eene rode verw, waar toe eene byzondere bereiding van denzelven wordt opgegeven (Siv. Abh. th. VII.) zelfs worden de beenderen van het Vee, dat dezen Wortel eet, rood, als of het meekrap - wortel hadt gegeten (Mattuschka, Kerner.)--- Wanneer de Bloemen een zeer fterken reuk geven, voor-ipelt dit regen of onweder (Linn )

La duree de cette Plante n’est pas encore bien attestée; car, d’après Willdenow, elle est annuelle et bifannuelle; felon Reichard, Bulliard et Aiton Hort. Kev/, elle est feulement annuelle; Bifannuelle d’après Boerhave, Mattüschka et Linn. Ma#. Méd. enfin Hudson pretend qu’elle est abfolument vivace.

CARACTèRES GêNeRiQUEs. Corolle. infundibulifomie a, dont la gorge est formée par des écailles en forme de voûte b. b. Vers la lettre c. fe voit la Corolle coupée et ouverte. Semences comprimées, fixées au Style feulement par leur côté intérieur.

Caractóres SpéciFiQUES. Etamines plus courtes que la Corolle. — Feuilles larges, lancéolées, drapées, fesfîles. — Segmens du Calice oblongs.

Le caractère distinSiif de ce Genre conßste dans les /[Tuniques propres, qui font rudes et aiguës extérieurement, et ne contiennent châcune, qu'une feule femence. Ott voit près de la lettre d. une de ces l'uniques fêparée des autres^ et une femence vers la lettre f, Souvent je n'ai trouvé que 2 ou 3 Tuniques , lorsque les femences Jont mûres. Le Calice s'agrandit par la maturation du Fruit. Près de la lettre e. on a repréfenté le Calice avec le Style en forme de poinçon , au quel avaient été fixeés les Tuniques avant qu'on les en eût J épurées. La jige s'élève jusqu a la hauteur de 2 et n.ême de 3 pieds. On en voit cà et là le long des Dunes une Farieté à Fleurs blanches.

Dans les Dunes de la Holi^ande, fiirtout dansles environs d’OvEPvVEEN, du Vogelzang , d’HEEMSTEDE, de Bennenbroek et des deux Katwyk f. Le long des digues dans le pays de Sïryen et dans le Princenland •)■ ; dans les environs de Nimögue f,; entre la bîeufe et le VVaal f; fur les remparts d’HAROEitwYK ; le long des chemins près de Wyk te Duurstede ; fur les digues du côté de Thiel ; près d’Arnhem et fur les Fortifications de Doesburg.

Je l’ai vu ausfî fur les remparts et autour de la Ville de Zutphen; de même qu’aux environs de Rhenen, de Zeist, d’Amersfoort, de Zoest, de Baaren et jusques fur les murs d’UTRECHT (Favrod.)

PROpkiETés. L’odeur de la Racine fraiche est désagréable, cette odeur fe disfipe par la dcsfication. Cette Plante est maintenant confideré inutile en medicine , ci devant on l’a rangé parmi les antispasmodiques et bcchiques. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:

Usage Oeconomique. Au rapport de Linn. et de Gmelin les chèvres broûtent cette Plante, faute de mieux; mais les autres bêles la dédaignent. Les Abeilles en recherchent les Fleurs, qui leur fournisfent une excellente nourriture (iSw. Abh.) — Cette Plante est très nuifible dans les jardins et dans les terreins cultivés à caufe de la profondeur de fes racines, qui, quoique brifées repousfent très facilement et enlèvent aufî aux Plantes culri-vécs les fucs clistinés à leur nourriture (Mund vom unkrauter p. 29.

■ Bloeit Juny en July. 0 volgens Willdenow , © volgens Reichart, Bulliard en Aiton Hort. Ktw. volgens Boerhave, Linn. Med. en Mattuschka, 21. volgens Hudson,

Geslagts Kenmerken. Cor. mfundibuliforin. fauce claufa fornicibus, Bloemkrans trechtenormig a. deszelfs hals door fchubjes gewelfsv/yze gefloten., b. b. (de Bloemkrans geO' fend) c. Semina depresfa, interiore tantum latere ftylo affixa. Zaden nedergedrukt, aUeen aan derzeher binnenzyde aan Itet flyltje fast gehegt.

SooRTELYKE Kenmerken. Staminibus corolla brevioribus, met Meeldraden korter dan àen Bloemkrans. Foliis lato - lanceolatis, toraentofis, fesfilibus, met breed-lancetvormige, dons-yastzittende Bladen. Laciniis calyci'nis oblongis, de flipjes van den Kelk langwerpig.

Dit geflagt kenmerkt zich door de vier Zaadrokken, die y an buiten ruw en fcherp zyn, en elk één Zaad beyatten. Een Zaadrok afzonderlyk d. Het Zaad f. Dikwyls heb ik flechts 30/2 Zaadrokken met het Zaad ryp geyonden. De Kelk wordt groter met het ryp worden der Knicht. Het elsyormige Hruchtbed yan de Zaadrokken ontbloot f met den Kelk of geheeld e. De Plant hoog a of 3 yoeten.

Op de Duingronden van Holland, vooral by Overveen, Vogelensang, Bennen-BROEk en de befde Katwyken f, aan dè dyken by Stryen en in Princenland , om Nimwegen J, tusfchen Maas en Waal f, — Op de wallen van Harder-WYK, rondom Zutphen en op de muuren aldaar, by Amersfoort, Zoest , Baren, Zeyst , op de muuren van Utrecht , langs de wegen buiten Wyk by Duurstede en Rheenen, aan de dyken boven Thiel, by Arnhem en Doesburg in de Fortificatiën,.

Eigenschap. De reuk van den verleben Wortel is onaangenaam, dóch gaat weg hy liet drogen. Deze Plant thans onder de onnutte geneesmiddelen geft'eld. Zy werdt voorheen gerekend krampftillende te zyn, en tegen den hoest gebruikt.

Huishoudelyk Gebruik. Al het Vee, behalVen Geiten , is afkerig van deze Planf. (Linnæus , Gmelin.J De Bloemen zyn by uitnemendheid gefchikt voor de Beyën fó»». Mh.) ---- De Plant is in tuinen en teellanden een bezwaarlyk onkruid, uit hoofde van

derzelver diepen Wortel, die afgebroken wordende telkens weder aangroeit. ÇMuîsd w/* SiHcsautey p', aj»}

Français. Peigne ou Aiguille de Vénus» Allemand. Langfaamiger Kerbel, Nadel-Körbel. Anglais. Common Shepherd’s Needle.

CARACTèRES G6n6riques. Corolle radiée fon en voit une repréfentée féparément et aggrandie vers la lettre «J Fruit fubulé ou en alêne b. b. Petaies échancrés c. Fieu« rons du disque fouvent mâles et ftériles.

L’Ombelle univerfelle est ftmple. Les feuilles de F Enveloppe particulière font de-coupées d. d. Les Feuilles inferieures, ainfi que les Caiilinaires font très finement découpées en pinnes, fubdivifées en pinnules, qui font profondément fendues en 3. ou en 3 découpures. Le bec du Fruit est prié vers fa bafe, et un peu raboteux. Le Fruit lui-même étant mûr fe fend et fie détache, comme il est repréfenté vers la lettre e.

On la trouve dans les blés et entre d’autres Plantes cultivées en Frise f, près de Nimegue t, en Zelande et furtout dans le pays de Tholen f et ailleurs.

je l’ai trouvée ausfi en quantité dans les champs et dans les plantations de Tabac près d’AMERSFooRT, et dans la Betuwe, ainû que dans les environs d’HARLEM et au dtiàde la Meuse (Favrod)

Usage Oeconomique. MATTUSCHKAet Suckow penfent, qu’on pourrait ßns danger l’employer comme le Cerfeuil commun. Brttgmans dit cependant qu’elle est nuifible au bétail. Elle fournit, fuivant Suckow, une bonne couleur jaune.

Gèslagts Kenmerken, Cor. radiata » flralende Bloemkrans^ (etn Bloem afzonder, l'jlt nel'iergroot) a. Fruétus fubulatus, elsvormige f/rucht, b. b. Petala emarginata, uit, gegulpte Bloembladen. Flosculi disci faepe masculi, lt;ƒ« .ö/oewifytfx '/an den fcàyf dikwyls al, leen mannelyk.

SOORTELYKE Kenmerken» Semina Tostro longisfimo», de Zaden van een zeer langen bekyoorziem

De algemeene Bloemkroon eenvoudig. De Blaadjes van het fcîiermdekfel twee-fpletig. d. d. De andere Bladen en Blaadjes fyn en veelvuldig gefpleten. De bek van de Vrucht is ruw, De. Vrucht ryp geworden berst los, invoege als by e. is aange^ wezen^

Tusfehen het Koom en andere Vruchten iri Vriesland f ', in de Tabakslanden by Amersfoort -j-, in de Betuwe f, ook in de Fortificatiën van Nimwegen in Zeeland, vooral in het Land van Tholen f, rendom Haarlem, langs de Maas, en elders.-

Hüishoudelyk Gebruik. Zóu als gewone Kervel zonder nadeel kunnen gebruikt worden. (Mattuschka, .Suckow) Schadelyk voor het Vee. (Brugmans). Levert eeue-goedfi gele;verw op,..(SucK.ow.)y

Allemand. Englifche Hyacinthe, Niederlandifche Hyacintheî Anglais. English Hyacinth or Hare-Bells.

CARACTèREs GéNéRiQüES. Corolle campanulée, 6- fide. —— Trois Pores melliferes ^ti fommet 4u Germe. Vers la lettre a. fe voit une Corolle ouverte.

CARACTèREs SpéciFiQUES. CoroUcs campanuléesj divifées en fix découpures, dont le fommet est roulé en dehors.

A la bafe de chaque Fleur on trouve une couple de Bratiées presque au^p, longues de la même couleur., que les Corolles ; B une des deux est linéaire^ et l'autre est plus large et plus longue que la première, et comme lancéolée b. b. Une Etamine à part fixée à Vint er leur du tube de la Corolle c. Le Stigmate du Pistille humeaé. La Capfiule d, Semence e. La Tige est haute environ d'un pied, je l'ai cependant trouvée dans le Bois de la Haye, s’élevant jusqu'à la hauteur de lt;2 pieds.

VARiéré. J’en ai obfervé la Varie'té à Fleurs tout à fait blanches, et dont les Braélées et toutes les parties de la fruftificatiou étaient entièrement blanches, hormis cependant les Anthères des Etamines qui étaient jaunes. Les Braérées de cette Variété font plus larges vers le bas et plus membraneufes, que celles de la Plante à Fleurs bleues.

Près d’IÏARLEM dans le Vieux-Bois, près de l’entrée vers le Wagenweg f, en différentes places du Bois de la Haye f; dans les Bois aux environs de Velsen; près de Leide le long du Studentenpad, environ à aco verges de la Ville, ou elle est cependant aslêz rare.

J’ai trouvé cette jolie Plante dans un petit bosquet près de Koelhorst, près û’Amesfoort , ainli qu’à Hoevelaken; près de Linden; dans les Bois de Claren-BEEK, et de Roosendaal; et dans les environs de Zutphen ; mais toujours à Fleurs bleues plus ou moins foncées (Favrod.)

La Variété à Fleurs blanches a été obfervée par l’Editeur en un feul endroit du Bois de la Haye , dans l’une des Allées du milieu f.

Usage Oeconomique, Le Roux a obtenu de la racine de cette Plante une fubfian-ce gommeufe ; ,-$o parties de cette racine lui en ont donné 8 de gomme. Il donnera par la fuite la manière de faire cette expérience en grand. CAnnalcs de Chimie No. ii^. pag. ic5gt;) (HambourneyJ dit,^quc les Fleurs bleues contiennent quelque peu de principe colorant.

Hoogâuitsch, Englifche Hyacinthe, Niederlandifche Hyacinthe« EngeUch. English Hyacinth or Hare-Bells.

_ Geslagts Kenmerken. Cor. campanulata 6- fida , Bloemkrans klokwrmig 6- fpletig;, Pori 3 melliferi ad apicem gerrainis , 3, Honigdragende Porten boven aan het ruchtbeginfeli (den Bloemkrans geopend) a,

SooRTELYKE KENMERKEN. CorolUs cattipanulatis fex.partitiSy apice revolutis, met klok-~ ^rmige Bloemkransfen zesdelige aan de uiteinden omgebogen^

f^an de Schutbladen, twee in getal, is de èéne groter en breder lancetvormig, dan de andere b. b. Beiden hebben de zelfde kleur als de Bloemkrans. Een afzonderlyke meeldraad aan den Bloemkrans gehegt c, De Stempel is feeds vogtig. Zaaddoos d. Het Zaad e. Hoog ruim één voet: ter hoogte van 2 voeten door my gevonden in-het Haagfche Bosch,

Verscheidenheid. Met geheel witte Bloemen, waar van de fchutbladen en alle de delen der vruchtmaking mede geheel wit zyn, uitgenomen de Helmknopjes,. die geel van^ kleur zyn. De Schutbladen van onderen breder en meer vliezig,, dan die der blaauwe. Bloemen.

Te Haarlem in den ouden Hout digt by den ingang aan dén Wagenweg f. Op on^^ derfcheide plaatfén in het Haagsche Bosch f. — In de Bosfehen te Velsen , buiten' Leyden aan het Studenten-pad, ruim .200 roeden van de Stad, doch zeldzaam. In een Boschje by Koelhorst, by Amesfoort, ook bj'^ Hoeflaken, in de Bosfehen omtrent Zutphen, en van Rozendaal en Klaarenbeek.

De Verfcheidenheid op ééne plaats in een der middellanen van het Haagsche Bosch t door my gevonden.

Huishoudelyk Gebruik. Le Roux heeft eene gomaartige zelffiandigheid uit den’ Wortel dezer Plant afgefcheiden : 50 delen Wortel gaven 8 delen gom. De wyze, hoe dit in het groot werkftellig te maken, zal nader door Hem worden opgegeven (/Innales dé Ghimie No 115. pag. 105.) De blaauwe. Bloemen bevatten eenige,, doch weinig verwltoff ^(Damboürney.Ji

GéNéRWjuES. Calice à 5 dents 0. environné d^un autre; grosfî b. Corolle pentapétale, (grosû vers la lettre r.) — Semences au nombre de a à. au fond du Calice endurci e.

Caractcres SpéciFiQUES. Feuilles caulinaires pinnées ; foliole impaire pétiolié f. Fruits velus g. g.

Les folioles des Feuilles caulinaires au nombre de 7 ou 9 font owles lancéolées, dentées en feie et velues •, elles font entremêlées cTautres folioles beaucoup plus petites. Les Fleurs font jaunes, petites, presque fesftles et forment un épi grêle, allongé et terminal. Les pétales font deux fois plus grands que le Calice. Sa Tige s'élève a la hauteur de a à 3 pieds.

Dans l’isle d’AMELAND, à Hemmen et à PIaren près de Groningue ; près de Baek et Veenhuizen en Frise; près de Zwolle, dans les prairies le long de l’Yssel; dans le Ribben-boschje près d’tlARDERwvK ; dans les Vallées des Dunes cultivées, près de Bergen , Egmond , Bloemendaal, Overveen et la Haye. Dans les allées près de la Maifon de Brederode et au Vogelzang; près de Hondslaarsdyk; le long de la digue près de Gouda; le long des grandes routes autour d’ÜTRECHT et de Wyk te Duurstede; fur la digue près de Wageningen et de Poll; dans le quartier de Buuren et dans la BéxuwE; dans les Bois à Nederbosch et Hatert près de NiMéouE; dans le pays de Tholen et ailleurs.

J’ai vû cette Plante en abondance dans l’isle de Walcheren; ainfî que dans les environ» de Breda, Bois «le-Duc, Eindhoven, Amesfoort, Arnhem et Zutphen (Favrod.j

PROPRiérés, La Tige et les Feuilles n’ont point d’odeur; mais les Fleurs ont une odeur asfez agréable, quoique faible et approchant de celle du Re'féda; elle a un petit goût d’épicerie.

Vertus. Elle est un peu astringente , plus ou moins fortifiante; toute fois elle est aujourd’hui hors d'ufage.

Usage Oeconomique, Cette Plante ne fert de patûre ni aux boeufs, ni aux vaches, ni aux chevaux, ni même aux cochons; mais bien aux moutons et aux chèvres, pour qui, tandis qu’elle est encore jeune, elle est une nourriture faine et agréable : elle fournit un mauvais foin à caufe de la dureté de fes tiges (Linn. et Reuss;. Les Abeilles en recherchent avidement les Fleurs (5iv. Abh.)

Gleditsch et Reuss difent qu’on peut s’en fervir pour tanner le cuir. Sslm Dam-bourney toute la Plante fournit une couleur jaune, ainfî qu’une bonne couleur brune (Damb. et SucKow.J

Hoogduit sch. Gemeiner Oderraenning, edel Leber -Kraut, Engclsch, The Common Agrimony.

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ordt Nat, linn. xxxv. Senticofae,

Geslagts Kenmerken. Cal. 5- dentatu.lt;i. Kelk met 5 tanden o', altero obvallatus i door een tv/eden Kelk befehut b. (yergrooty Petala 5, S Bloembladen c. (yergroot). Semina a, in fundo Calycis indurati, z Zadend, oÿ den bodem van den hard geworden Kelk e.

SooRTELYKE Kenmerken. Folüs cauHnis pinnatis: impari petiolato, met Bteel'bladen als vinnen., hebbende aan den to^ een enkel blaadje, dat gefieeldis f, Eruélibus hispidis, lorstelige Kruchten g, g.

De blaadjes der Steelbladen zyn langwerpige eyrond en gezaagd. De Bloemen maken lange airen uit, die zich hoog oprigten, De Bloembladen twee maal langer dan den Kelk. De Plant hoog z of 3

Op het Eiland Ameland , te Hemmen en Haren by Groningen , by Balk en Veenhuisen in Vriesland, by Zwol, in de Weiden omtrent den Yssel, by Harderwyk in ’t Ribbenboschje, in de begroeide Duinvalleyen by Bergen, Egmond, Bloemen-BAAL, OvERVEEN en ’sHage. Ill de Lanen by het Huis te Brederode en in de Voge-LENSANG, by Hondsholredyk, aan den Dyk by Gouda, aan de wegen om Utrecht en Wyk by Duurstede, by Amesfoort, rondom Zutphen en Arnhem, aan den dyk by Wageningen en de Poll , in het Land van Buuren,, en in de Betuwe, in de Bos« fchen te Nederbosch en Hatert by Nimwegen, by den Bosch, Eindhoven en BrX’ BA, in het Land van Tholen, en het Eiland Walcheren.

Eigenschap. Heeft een zeer geringen reuk : fmaakt min of meer rpecer5’'aartig..

Huishoudelyk Gebruik. Wordt niet gegeten door Runderen, Paarden en Varkens; wel door Schapen en Geiten , voor welke de Plant jong zynde een aangenaam voeder is : geeft nogthans om den harden fteel een Hegt hooi (Linn. Reuss). De Bloemen gezogt door de Beyen (Sw. Jibh.)

Dienstig tot Leerlooijen (Gleditsch Reuss). De gehele Plant bekwaam tot geel verwen : (Damsourney ,) hier van ook een goede bruine verw te trekken (Damb, Sue-xow).

P harm. Mauve des bois, Mauve commune, Mauve officinale (*). Allemand. Wald-Malve, Grosfe Pappeln.

Caractcres GéNéaiQUES. Calice double, dont I’exterieur est triphylle a. Robes nombreufes, monospermes b. b.

CARACTèRES SpéciFiQUEs. Tige droite herbacée, Feuilles découpées, en lobes aigus. Pédoncules et Pétioles velus.

Les Robes font glabres et forment une forte de filet. Les lobes des Feuilles font den-tés en fcie, et Jouvent au nombre de La Semence c. La Tige s'élève de 2. à pieds.

Croît. Le long des chemins, des digues et dans les lieux incultes. Rien n’est plus commun dans toute cette République.

PROPRièTés. Elle n’a point d’odeur et fort peu de fivenr; un goût d’herbe, et cependant mucilagineux: on le fert également des Feuilles et des Fleurs; ces dernières font néant-moins moins mucilagineufes que les Feuilles.

Vertus. Toute la Plante est émolliente, adoucisfante, plus ou moins aperitive; on s’en fort beaucoup comme Plante peélorale, de même que dans les maladies des Nerfs et de la Vesfie; on l’employe aush extérieurement dans des bains contre de longues inflammations.

Usage Oeconomique. On s’en fervait autrefois comme aliment (Gieseke). Brugmans dit qu’elle est niiifible dans les prairies. Les Fleurs abondent en miel et font par conféqiicnt fort recherchées par les abeilles (Gleditsch). Linn. obferve dans fa Tlors_ Suédoife^ qu’on a beaucoup de peine à la cultiver dans les jardins.

(•) Plufieuri Ecrivains ont confondu cette espicé avec la Mauve 'à Feuilles ronJes et ont pris fouvent l’une pour l’autre, en attribuant à fune le nom et les Vertus médicinales de l’autre Linn. lui même dans fa Flore Suidoi/e a nommé la Mauve Sauvage Plante midicitttsit, WUdi« que dans fa Matière tnédiealt il n’accorde ce litre qu’à la Mauve à Feuilles rendes^

Nederduitfche Bynamen. Kaasje«- ook Keesjes-KruidJ Bloeit Juny tot September. lt;?.

Ge SLA GTS Kenmerken. Cal. duplex: exterior 3- phyllus, dublele Kelk: de buitenße yan biuadjes a. Anlii plurimi monospermi xeer veele Zaadrokken , elk van één Zaad voorzien b. b.

Soortelyke Kenmerken. Caule eredo herbaceo, met ten regt op flaanden kruid* Mrtigen Steel, Foliis feptem lobatis acutis , Bladen die zeven puntige lobben hebben. Pe-dunculis Petiolisque pilolis, hairige Bloem- en Blad-Stelen.

De Zaadrokken zy» glad en maken als een net uit. De lobben der Bladen zyn zaagsviyze en dikvvyls vyfvoudig. Het Zaad c. De Plant hoog s of 3 voeten.

Groeiplaatsen. Langs de wegen, dyken, en op onbebouwde plaatfen. Algemeen over de gehele Republiek.

Eigenschap. Heeft geen reuk : de fmaak is gering, grasaartig, doch flymerig. De Bladen en bloemen worden gebruikt, de laatfte zyn minder flymerig.

Kragt. Is weekmakend, verzagtend, min of meer openend. — Wordt veel gebruikt onder Borstkruiden ; ook tegen de ziekten van de Nieren en de Blaas. — Uitwendig tegen langdurige ontflekingen in een Bad toegediend.

Huishoudelyk Gebruik. Werdt door de Ouden algemeen tot Ijiyze gebruikt. (Gieseke) fchadelyk in Weilanden. (Brugmans) de Bloemen zeer ryk in honig, en hier om door de Beyen by uimemendheid gezogt. (Gleditsch) Linnaeus merkt op , dat zy raoeielyk in Tuinen is aan te kweken Dl, Suec.

(*; 'Vele Schryvers hebben deze foort ten «anzien van denelwr genezende hragt en naam verward met de Malva rotundifolia, en de ééne voor de andere genomen. Zelfs heeft Linnaeus in zyne Flutta- S»ec. dc M. fyl.-vestiis een Genees-kruid genoemd, en in zyne Mater. Medica alleen de M. retundi/'tlia als zodanig opgegeven.

La Plante Fleurit en Mai et Juin : les Semences niûrisfent en Août Diadelphie JJecandrie,

Caractüres GéNéRiQUES. Stigmate longitudinal, velu fupèrieurement a, F il am en s adhèrens au Germe Calice allongé inférieurement, bilabié c. c.

Caractüres SpéciFiQUES. Feuilles firaples etternées. Rameaux anguleux, fans épines,

Ze Légume ou la Cosfe est plate et velu vers les bords d. La Semence e. Cet ar-bri^'eau s’élève jusqu à 4 ou pieds.

Dans les bruyères du Pays de Drente et de la Frise f; près d’HARCERWVK f, Loo f, Uilenpas f, Keppel f, ’t Huis te Velde f, près de la Haye , du côte de Wassenaar, le long du lieu dit de Zandzee f, près de Wageningen dans le Plantage de Hartert près de Nimcgue f, à Bergen op Zoom f, — à Onnen, près de Haren--drr-Moôlèw et à Mickelhorst près de Groningue ; dans les bruyères du côté de Goor; le long des chemins près de Rhenen, Drieberg et Utrecht; dans les Dunes de Bergen. Egmgnd op ben Hoef, Bresaap; dans le Bois d’HARLEM dans le petit bosquet de chênes; fur les Dunes de Noordwyk, Zorgvliet, Loosduinen, We-sterhout et ailleurs.

Cet arbrisfeau fe trouve en grande abondance dans les immenfes bruyères fitu'es entre Utrecht et Amersfoort, autourde Soest, Soestdyk, BAREN,hoge et lage Vuurst (Favrod y

Usage Oeconomique. Dans quelques contrées on mange les Fleurs en guile de falade (Kerner). Les boutons à Fleurs macérés dans le vinaigre comme des Câpres, donnent un goût très- agréable aux fauces et aux légumes (iSw. 'Àbh„ Erhart). Schreber. dit, qu’on peut taire ufage des graines rôties au lieu de Cafîe. 6i en braslânt la bière, on y met de jeunes branches de cette Plante au lieu de Houblon ou avec du Houblon, la bière eu acquiert plus de force, et mousfe d’avantage (Suckow) Brugmans asfure que cet arbrisfeau est nuifible au gros bétail; cependant les lièvres et d’autres animaux làuvages broutent avec plaifir les jeunes branches, dont on fe fert même pour les attirer (Erhärt' et Mattuschka)» Les Fleurs font très falutaires aux- abeilles, (»Sir Alih. Erhart). Les Semences fournisfent pendant l’hiver une excellente nourriture aux moutons ; c’est pourquoi on doif avoir foin de rcceuillir ces Semences lorsqu’elles font mûres; ou n’a befoin pour cela, que de fecouer les branches fur un linceuil étendu par terre. (Daueenton l\laatjch. van Landbouw tome FUI. pag. 6p.j L’infufion de cette Plante tue les clieni les fur les arbres-et les autres Plantes, que l’on en a aspergé (neues Ilamb. Magaz, XFlIj).

Cet arbrisfeau peut fort bien être employé au foyer au lieu de bois à brûler : on fait de très bons balais de fes branches, (du Hamel) et môme on peut s’en fervir comme de litière dans les écuries et étables. — L’écorce en est ausfi bonne que celle du chêne pour’ tanner le cuir (Schrebers Samml} On fabrique a Pifs avec l’ccorce des branches, après les avoir fait rouir, de très bonnes cordes et même de grosfiéres toiles. (Acad. Roy des Seien' ces Ann. 1763. 8yo pag. — Les Semences fournisfent beaucoup d’huile, (Suckow) avec la quelle quelques perfonnes pretendent, pouvoir détruire et guérir la gale des moutons. Les Fleurs donnent une couleur jaune (Mattuschka): le bois au contraire donne' une couleur rouge, violette un brunâtre (Dambourney), Cet arbrislèau mérite bien à* tous ces utiles égards d’être cultivés dans les terreiiis lècs et arides; on ne fa»urait toutefois confeiller d’en faire des hayes vives, ni de la Planter autour des terres'cultivées, parcequot; qvefesracines,,s'étendant au long, et au large dans la terre, lui enlèvent fes fucs-nourfièiers»-

Hoogduitsch. Befemarti^e Pfriemen, Befem-Kraut, Gnist-Pfrieiiien._ Rngehch. Common green Broom.

Geslagts Kenmerken. Stigma longitudinale, fupra villofum, Stempel ta» aanmer’ kelyke lenkte , koven ,aan hairig a. Filamenta germini adherentia , Meeldraadtn aan het vrucdtkeginfel gehegt b. Cal deorfum produélus, de Kelk uitgerekt c. c.

Soortelyke Kenmerken. Fol. ternatis folitariisque, met drievoudige en enkele Bladén. Ramis inermibus angularis, kantige Takken zonder doornen.

T)e Peill is plat ch aan de randen hairig d. Het Zaad e. deze Heefter hoogt^. of voeten. Groeiplaatsen- Op hoge en droge gronden, ook in Bosfchen.

Op de Heyvelden in Drenthe en Vriesland f, by Harderwyk f, het Loo f, üiLENPAs t» Kerpel f, ’t Huis TE Velde f, buiten’sHage, onder Wassenaar, langs de zogenoemde Zandzee f, op de Amersfoordsche Heyde f, by Soestdyk, Baren, de hoge en lage Vuurst fWageningen f, in de Plantagien onder Hartert by Nimwegen j-, by Bergen op Zoom f. — Te Onnen by Harender-Molen, en op de Mickelhort buiten Groningen, op de Heide by Goor, aan de wegen by Rheenen, Driebergen en Utrecht , in de Duinen van Bergen, Egmond op den'Hoef, Bresaap, in den Haarlemmer Hout in het Eikenbosehje, in de Duinen van Noordwyk, Zorgvliet , Loosduinen en elders.

Huishoudelyk Gebruik. De Bloemen worden in fommige Landen als Salade gegeten (Kerner). De Blncmbotten, in Azyn ingemaakt als Kappers, leveren eene aangename toefpys op ('Sh’. Abh. Ehrhart). Het Zaad gebrand in plaats van KofTy te gebruiken (Schreber). ■ De jonge takken in plaats van hop by het Bierbrouwen gebruikt, maaken het Bier kragtig en fchuimend (Suckow). De Plant fehadelyk voor het grote Vee (Brugmans) doch liazen en ander Wild vreten de jonge takjes gaerne, en worden daar door gelokt (Ehrhart, Mattuschka). De Bloemen by uitnemendheid heilzaam voor de Beyen fSir. Abh. Ehrhart). plet Zaad een zeer voortrell'elyk Wintervoeder voor Schapen, waar toe het rype Zaad van de takken gefchud, en op Kleden moet vergaard worden. (Dauben ton Maatfch- van Landb. D. Kill, bl By.') Een aftrckfel der Plant doodt de Rupfen aan de Bomen en andere Planten , daar mede befpoten wordende, (neues llamh. Magaz. Ni/n.-}

Deze Heester zeer bekwaam tot haardbrand, by gebrek aan ander hoqt: van de takken zeer goede bezems te maken, (du Hamel) en ook de jonge takken tot llrojing in de ftalleu te gebruiken. — De bast gcfchikt en even goed, om het leder te lojen, als eikenbast. (Scjirebers Sammi.) Van de takken , geroot zynde wordt te Pisa zeer goed touw, en grof linnen bereid (Acad. roy des Scienc. Ao. 8vo pag. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;--- Het

Zaad levert veel Oly op,(St7CKOw) ’t geen fommigen willen, dat het lchurlt der Schapen weg neemt. De Bloemen geven eene gele verw ; (AIattusciika) het hout eenc rode , jnarfche en ook bruinagtige kleur (Dambourney). De Plant verdient om alle deze nuttige einden op fchrale gronden te worden aangekweekt: het is egter niet aan re raden, dezelve tot heggen of rondom Akkers te planten, uit hoofde dat de Wortel llcrk, voort-Joppt, en den grond zynç vruchtbaarlieid ontrooft.

Fleurit en Mars, les Fleurs paraisfcnt avant les Feuilles, et après que celles là ont fleuri, viennent enfuite les Feuilles.

GéxêRiQUES. Receptacle nû Aigrette fiinple b. fune Semence ifolèe avec fon aigrette c.) Calice formé d’écailles égales entr’ellcs, de même longueur que le disque d. un peu membraneufes e,

CARACTèREs SpéciFiQUES. Hampe uniflore, imbriquée. Feuilles un peu en coeur, an-guleufes, et denticulées,

La Corolle un^erfelle est réellement et parfaitement rayonnée; on voit vers la lettre f vn fleuron hermaphrodite du disque, et vers la lettre g. un fleuron femelle du rayon La Hampe qui est haute de à 6pouces est toute couverte d’écailles, petites, blanches, et cotonneufes. Les Feuilles font couvertes par desfous d'un duvet blanc: lorsqu'elles font parvenues à leur grandeur naturelle, elles font 3^4 fois plus grandis que celle trepréfen^ tée d ns notre Planche.

Dans la partie occidentale de Groningue dans les terreins argilleux j-, ausfi que dans les environs de Franeker dans les terres cultivées de la Frise f; autour de Via-NENif; à Hondsholredyk dernière le Lazaretf; dans le BeemsterI. — Autour d’ALXMAAR, L'trecht, Leide hors du Rhynburgfche Poort; à la Haye entre les pierres et dans les jardins, le long de la digue près de Weurd à peu de distance de NiMèouE, dans fisle de Tholen et ailleurs.

Les champs argileux qui fe trouvent entre Lotrecht et Zeist, et entre cette même Ville et Houten font couverts de cette Plante; elle croit ausfi autour de Rotterdam et furtout à la digue occidentale du nieuwe Werk du coté de l’Ouest (Favrod.) nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;

PROPRièTés. La racine amfi bien qui les hampes, les Feuilles et les Fleurs font toutes plus au moins mucilagineules, mais principalement les Feuilles qui font tant foit peu acerbes et amères.

Vertus. On fe fert de cette Plante en guife d’infufiou tliciforme, ou bien en décoélion contre la toux et les infirmités de poitrine ; elle n’a cependant pas plus de vertu à cet égard que la racine de Guimauve officinale Althaea oficin, et u’appi-ochent pas de beaucoup de celle du Lichen d’Islande, Lichen idandicus.

Usage Oeconomique. Linn. dit que les Chevaux, les moutons, les cochons et les chèvres la broutent volontiers. Les Fleurs fournisfent au printeras une fort faine nourriture aux abeilles, qui les recherchent avec plaifir. fiSV. Abh.) Selon Gattenhof les Feuilles étant léchées pourraient être fumées au lieu de tabac. Les racines de cette Plante par leurs entrelace-mens garantitfent les bords des rivières de crevasfes et de déchiremens. On peut faire avec les fibres de fa racine une forte d’étofie qui comme l’amadou prend très vite feu (Linn. Flora Suec. Mattuschka )

La préfence de cette Plante indique toujours celle d’un terrein argilleux. C’est une Plante des plus nuifible dans les terres cultivées, pareeque fes grandes Feuilles étouflént ou compriment les jeunes Plantes dans leur premier accroisfement, et que fes longues racines leur enlevent une grande partie des fucs nourriciers qui leur font destinés ; elle est d’autant plus dangereulè pour l’agriculteur, que fes Fleurs qui paraisfcnt avant les Feuilles, peuvent facilement être prifes pour celles du Pisfenlit commun (Leontodon Taraxacum) et que fes aigrettes, asfez femblables à celles duPis-fenlit, font aifèment répandues de toutes parts et multiplient ainfi la Plante à l’infini; ajourez à cela que fes longues et profondes racines font d’autant plus difficiles à détruire, que lors même qu’elles font rompues n’en cesfent pas moins de croître et de s’étendre de tous côtés. La cide-vant Direition Econom. THarlem dans fes Traites tdAgriculture No. 14 a donné des moyens de détruire cette Plante pernicieufe, où on recommande entr’autres de couper les Fleursde bonne heure et avant l’apparition de l’aigrette; de plus la culture des petites feves, appel'ées en Hollandais Paardeboonen, ou celle des pommes de terre, d’entre les quelles on peut plus facilement alors arracher f.-s racines; enfin de donner aux terres un labour bien profond en Septembre, furtout par un tems humide, afin de faire poumr les racines de cette Plante, après quoi on doit y ferner des peti.es lives ou de l’avoine; enfin enlèinences les terres de trèfle et les convertir en prairies.

Biotit in Maart; de Bladen komen vervolgens te voorfchyn, nadat de Bloem heeft, uitgebloeid.

Syngenesia Polygamia Superflua» Zamentelende, overbodige Veelwyvery, Ord, Nat. linn. xlix, Comppßtae.

,Geslagts Kenmerken. Recept, nudum, naakt ontwngbeda. Pappus firaplex, éénwu-digi Zaad■ kuif b. (een kuifje afzonderlyk c) Cal. fquamae aequales, difcum aequantes, fub-membraiiaceae, de fchubjes 'tan den Kelk gtlyk aan elkander., en van gelyke lengte als de Schyf d. vliesagtig e, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

Soortelyke Kenmerken- Scapo unifloro, imbricato, den Bloemfteng éènbloemig, met fchubben voorzien. Fol, fubcordatis, angulatis, denticulatis, met hartvormige, kiekige, getande Bladen.

De algemetne Bloemkrans heeft volkomene en geheel gave firalen. Een tweeßagtige Bkem Van den fchyf afgebeeld by f. een vrouwelyke Bloem van den rand by g. De Bloemßeng is met kleine, witte en wollige fchubben digt bezet, en $ of 6 duimen hoog. De Bladen zyn van onder met een wit dons bedekt: volgroeid zynde, zyn dezelve 3 en 4 maal groter, dan die op de Plaat is afgebeeld.

In het Westerquartier van Groningen op de kley f, buiten Franeker en elders op de kley f, ook in de Wouden van Vriesland op Bouwlanden f, op de kley tusfehen Utrecht, Zeyst en Houten t, rondom Vianen f, in de Beemster f, te Hondsholredyk agter het Lazaret f. — Omftreeks Alkmaar, buiten Utrecht, om Leyden buiten deRhynsburg-fche Poort, in den Haag tusichen ftenen en in tuinen, om Rotterdam, en vooral aan de westzyde van den dyk van het nieuwe Werk, langs den dyk by Weurd buiten INimw’EGEn, op het eiland Tholen , en elders.

Eigenschap. Wortel, Kruid en Bloemen zyn allen flymaartig: de Bladen egter meer dan de overige delen, en min of meer bitter.

Kragt. Men gebruikt dezelve voornaamlyk als thee getrokken, of in een afkookzel tegen hoest en borstkwalen; doch zy hebben geen meerder vermogen dan de Wortel van de Althaea ofßcinalis, 'en komen by verre na niet by de Lichen islandicus Yslandiche Mosch.

PIuisHOUDELYK Gebruik. Wordt gegeten door Paarden, Schapen, Varkens en Geiten. (Linn.) De Bloemen zeer gezogt door de Beyen, en voor dezelve zeer heilzaam in de Lente. (Sw. Abh.) De Bladen gedroogd zynde, zouden als tabak kunnen gerookt wortien volgens Gattenhof, doch de proeven, hier van door my genomen, hebben my van het tegendcerovertuigd. De Wortels bewaren de oevers der Rivieren voor affehuring. Uit de vezels,van den Woriei eene ftof te verkrygen, die aks tonder ligt vonken vat (Linn. Fl Suec. Mattu.schka).

De Plant Wy.st altoos een kleygrond aan, en is een der fchadelykfte onkruiden voor Bouwlanden, om dat hare grote bladeren de gewasfen in hun eerften groei verflikken of onderdrukken ; en hare wortelen zeer veel plaats en voedfel voor andere Planten weg nemen. Zy is te ge-vaarlyker, om dat de Landman den'bloem, zonder bladeren te voorfchyn komende, ligtcïyk voor den Paardenbloem nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2aanziet, en hier door deszelfs zaadpluis, quot;gelyk

aan dat van den Paardenbloem, ongehinderd laat voortfluiven, waar door zy zich zeer fnel vermenigvuldigt; terwyl hare wortelen zeer moeilykzyn uit te roejen, om dat dezelve afgebroken zynde, telkens weder aangroeien. De voormaals Oeconomifche Tak heeft mzynQverhandel. Landbouw No. 14. middelen opgegeven, om dit onkruid uit te roejen, waartoe onder anderen wordt aangeprezen het by tyds affnyden der Bloemen; het zaaien van Paardenbonen, of poten van Aardappelen, waar tusfehen het onkruid te gemakkelyker kan uitgetrokken worden ; het diep ploegen in 'September by nat weder om den wortel te doen rotten, mids daar op vervolgens t-aarutbonen of Haver zaajende; en iaatiielyk het klaveren en be-weiden.

Caractöres GönöriqttEs. Calice bivalve Epillet oblong, arrondi et distiqueJ Barbe fortant au desfous de la pointe de la Valve extérieure b. b,

Caractöres Spöcifiques. Panicule étalée. Epillets oblongs, distiques, ou placés fur a rangs c, c, Bâles terminées en forme de pointes d’aiguille.

Cette Espece resfemble asfez à utie Avoine^ dont il est cependant facile de la distin^ fuer., au mo'jen de fes Barbes droites et nullement contournées, comme celles de 'Avoine. Après la fleuraifon les Epiïlets prennent une couleur violette. La Rape dégarnie de fes Fleurs est repréfentée vers a. La Bemence ou Graine e. avorte quelques fois ou ne mûrit pas entièrement.

Croît. Presque ^jchiuhc le long des chemins , des bayes, des digues, dans les lieux raboteux et dans les terreins maigres. Elle est des plus communes dans toute cette République.

Usage Oeconomique. Bien loin de posféder quelque utilité oeconomique, on la regarde au contraire partout comme une PJante nuißblc aux champs et à toutes les terres cul; tivees.

Geslagts Kenmerken. Cal. s- valvis, Kelk beftaanäe tiit twe klepjes a. Spicula oblonga, teres , difticha, het Airtje latigwerpig, rond, welks Bloemtjes in twee reijen ßaan. Arista infra apicem, de Naald, uitgaande beneden den [pits van het iuitenße Bloemblaadje of i kpje b. bt

SooRTELYKE Kenmerken» Panicula, patula, met eene Pluim zich w^d openende. Spi-culis oblongis, distichis, langwerpige airtjes in twee reyen c, c^ Glumis fubulato-ariflatis, snet elsvormig’genaaide Kajblaadjes,

Deze J'oort heeft de gedaante van den Hower, doch is hier van ligt te onderkennen door den regten en niet gedraaiden Naald. De Air uitgebloeid hebbende wordt ’ paarsch. De rist (Rachis') van de Bloemen ontdaan afgebeeld by d. Het Zaad of Graankorrel e. Het Zaad wordt dikwyls niet ryp.

Groeiplaatsen. Langs de wegen ; in ruigten en heggen : ook op fchrale gronden. Algemeen over de gehele Republiek.

Huishoudelyk Gebruik. Een onkruid op Akkers en Bouwlanden, waar van tot nog geen nuttig gebruik bekend is.

François. Plantain à Feuilles étroites, niemand. Lanzen-blättrige Wegetritt, fchmaler Wegerich.

Qrd. Nat. LiNN. Fagues et indéterminées. Dans le Prodrome de van Royen Classi XVI. Olis,anthères Okd- iii. avec 4 Etamines. Dans l'Ord Nat. E. L. de Jussieu

Classe vu. Plantes dicotylédones a pétales. Etamines hypogynes, ou placées fous le Germe. Ürd. ii. Plantains.

CAKACTèREs GéNéRiQUEs. Calice quadrifide Ça. confidérablement aggrandi ) Corolle quadrifide, limbe réfléchi; (b. ausfi aggrandie.) On voit vers la lettre c. une fleur'de grandeur naturelle. Etamines Fort longues d. Capfùle biloculaire, découpée circulairement, ou s’ouvrant transverfalement; répréfemée vers e. avant là maturité, et en/, dans fa ma-turité parfaite et après que les Semences s’en font déjà échappées.

CARACTèuES SpéciFiQUES Fcuilles lancéolées. Epi prèsque ovale, nu. Hampe an-guleufe, aggrandie vers la lettre g. La lettre h. montre une tranche transverfale et aggran-die de cette même hampe.

Le Calice est fendu irrégulièrement. La Capfule ne renferme que deux Semences, ‘refréfentées vers i.

VARiéTes. le Ayant des Feuilles très étroites marquées de 3 côtes, Avec de plus grands et de plu.s petits épis, ßme Variété trouvée par nioi-méme, dont l’Epi était divifé vers le haut en 4 Epis dilFèrens, repréfentés vers k. Leers a fait mention d’une telle variété, dont l’Epi fe divifait vers fa baie en e ou 3 Epis latéraux.

Croît. Partout en abondance dans les prairies, le long des chemins et desdigues.

Les variétés i et 2 fe rencontrent fouvent avec la Variété commune; cependant en moins grande abondance. La 3e. Variété a été trouvée près de Leide, le long du Sentier desEtudians, environ à 150 ou 200 Verges de la Ville.

Vertus. On recommande les feuilles de cette Plante cuites avec d’eau, du lait, ou autre liqueur, de meme que le Suc, contre la dyfenterie, et autres fluxs de ventre, contre des ulcères, la Phtifie, et autres maladies. Extérieurement on en fait ufage dans des plaj’es legeres, et pour les gorganismes et fomentations. — La Semence et la Racine font d’un rare ufage.

Usage Oeconomique. Cette Plante est mife au nombre des Jardinages et des Herbes comestibles par Hoppe , d’après le rapport de Gattenhoff. Schreber et Reuss la regardent comme très falutaire au bétail; Gleditsch ajoute même, que le lait du Vaches en est rendu plus gras: Linn. dit cependant qu’elle est mal faine pour les Chevaux et les Boeufs , Gunner asfure que ces derniers refufent fouvent de la manger; Brugmans prétend, que c’est une Plante nuifible aux prairies. —..... Les Fleurs font recherchées par les Abeilles fSiF. Abh.) Breyn cité par Et. J. van Geuns rapporte, qu’on trouve quelques fois fur les racines de cette Plante la Cochenille de Pologne. — On dit qu’on peut guérir l’écorce des arbres endommagée et déchirée par les bêtes, en couvrant avec cette Plante la partie endommagée. CPh. oec. .dusz.)

Ord, Nat. linn. Nagae et incertae fedis. Royeni Prodromi Class, xvi. Oliganthe-rae. Ord. hi. Btamintbus 4, — Ord. Nat. L. de Jussieu Class, vii. Plantae

Geslagts Kenmerken. Cal. 4- fidus, 4- fpletige Kelk a, (veelvergrootyOax. 4-fida,' limbo reflexo, de Bloemkrans 4 /plctig met een omgeßngen boord Çb. mede vergroot : een Bloem afzonderlyk in zyne natuurlyke grote c.) Stamina longisfima, zeer lange Meeldraden d. Capf. 2- locularis, circumfcisfa, 2- holtkig Zaaddoosje, in twee halfronden over dwarsch gedeeld, af geheeld by e. nog onryp, by f. geheel ryp, en na dat het Zaad is uitgevallen.

Soortelyke Kenmerken. Foliis lanceolatis, met lancetvormige Bladen. Spica fubova-ta, nuda, eene byna eyronde, naakte Air. Scapo angulato, met een kantigen Bloemfieng g. vergroot, (een Schyf van een doorgefneden Steng h. vergroot.)

Verscheidenheden, i Met zeer fmalle Bladen van drie ribben, 2 met groter en kleiner Airen, 3 eene zeer zonderlinge verfclieidenheid, welker Air van boven in vier on-derfcheiden Airen verdeeld was, door mij gevonden en afgebeeld by k. J. D. Leers heeft van foortgelyke verfcheidenheid gewag gemaakt, waar van de Air zich onder aan in twee of drie Airen verdeelde.

Verfcheidenheid No. t en 2 by de vorigen, doch minder overvloedig. No. 3 buiten Leyden aan het Studentenpad tusfchen 150 en 200 Roeden van de Stad.

Kragt. De Bladen van deze Plant, gekookt in water melk of ander vocht, als me-le het fap, worden aangeprezen in de rooden- en anderen buikloopen, in verzweringen, de ering en andere ziekten. Uitwendig maakt men ’er gebruik van by lïgte wonden, ook in mondfpoelingcn en hovingen. ---- Het Zaad en de Wortel zyn minder in gebruik.

Huishoudelyk Gebruik. Onder de Moeskruiden en eetbare Planten gerekend door Hoppe, aangehaald door Gattenhoff« Heilzaam voeder voor het Rundvee, (Schreber , Reuss) waar door de melk te vetter wordt : (Gleditsch) nogthans volgens Linnaeus niet heilzhara voor Paarden en Runderen, en de laatften weigeren het dikwyls te eten volgens Gunner , gelyk het ook onder de fchadelyke Planten in de Weiden wordt opgeleid door Brugmans. --- De Bloemen gezogt door de Byën (Sw. Abh.) — Aan den Wortel het

Poolsch grein gevonden door Breyn , aangehaald door St. J van Geuns. --- Men kan

de bist van Bomen door het Vee gefchonden en afgeknabbeld, genezen, door de bladen van deze Plant daar om vast te maken (Ph. Oec, dusz.)

CaractcReS GéNéRiQUES. Calice pentaphylle, vû par dedans vers a. et par dehors vers b. Petales bifides, c, c, Capfule uniloculaire, s’ouvrant par le haut vers d, et vue coupée vers e.

Caractcres SpéciFiQUEs. FcuilIes linéaires-lancéolées, obtulês;; glabres. Corolles ,plus grandes que les Calices.

On ne peut cependant pas dire, que les Feuilles foyent précifément obtufes ni parfaitement ^abr es. La Capfule est ovale et ornée de 10 dents en fon bord. Vers la lettre f. on voit une Capfule entourée du Calice, avant fa maturité: la Semen-’*' ■ ce est repréfentée vers la lettre g. La Tige s'éléve de 3 à 5 pouces.

Croît. On trouve cette Plante dans tous les terreins élevés, fees et fablonneux; dans les Bruyères et fur les Dunes f* Elle est fort commune par toute la République.

Usage Oeconomique, Mattuschka et Reuss difent, que les Fleurs fournîsfênt aux Abeilles un bon miel et une bonne cire. Le Bétail et entr’autres les moutons, d’après mes propres obfervations, ne mangent point cette Plante, lors même qu’ils manquent d’autre pâture.. Et. J. van Geuns dit, qu’on trouve la Cochenille de Pologne fur fes racines, ÇtioU. Maatfck. Tome LlNVl. p. 314.}

Hedamp;rduitjche B'^namen, Ruig Oogentroost • gras, kleine witte Ginoffelen «fchelê Oogen.

Geslagts Kenmerken. Cal. 5-phyllus, Kelk van Blaadjesgezien aan de linnen-zyde a. aan de luitenzyâe I. Petala bifida , Bloembladen in twee gefplet'’n c. c. Capf unilo-cularis, apice dehifeens, éénhokkig Zaaddoosje , berstende aan het boven einde d, het zelva doorgefneden e.

SooRTELYKE Kenmerken. Fol. linear!-lanceolatis , obtufis, glabris, met even breed-Ïancetvormige y flompe, gladde Bladen. Coroll. Calyce majoribus, Bloemkranfen groter dan den Kelk.

De Bladen kunnen nogtans niet gezegd 'worden volkomen fiomp en glad te zyn. Het Zaaddoosje langwerpige aan deszeljs opening met tandjes voorzien. Een Zaaddoosje door den Kelk omvat, en nog niet geheel ryp afgebeeld by f. het Zaad ïgt;y.g^ hoog 3 tot g duimen.

Groeiplaatsen. Op hoge en droge Zandgronden, door de gehele Republiek : ——ï ook op Hei- en Duingronden f.

Huishoudelyk Gebruik* Uit de Bloemen trekken de Beyën goeden Honig en Wasch (Mattuschka, Reuss). De Plant wordt niet gegeten door het Vee, inzonderheid niet, volgens myne ondervinding, door Schapen, Rhoon zy gebrek aan voeder hebben. Aan den Wortel zou het Poolsch grein te vinden zyn, (St. J. van Gbuns HoU. Maatj'eh, D. KKKl. bl. 314 )

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ord. Nat. linn. xxxviii, Tricoques..

CaractSres GéNCRiQUES. Corolle tétra- ou pentapétale, repofant fur le Calice. Calice monophylle, ventru, aggrandi vers a. Capfule tricoque, pédiculée, vers b. et ouverte en c,

SpéciFiQUES. Ombelle univerfelle multifide; ombelle partielle fou vent tri-fide J, (quelques fois ausfi quadrifide fur la même Plante e.'} l’ombelle fuivante bifide ƒ. collerettes partielles ovales g. Feuilles lancéolées h. Rameaux ftériles i.

Le nombre des Collerettes est toujours égal à celui des rayons de l'Ombelle^ au-piedde la quelle elles font placées. Les Pétales font entiers.^ et fortement aggrandis vers k. Les Fleurs les plus précoces fée fient fans produire aucun fruit, pareequ’elles font feulement mâles ; voyez vers les lettres l. et f. ces premières Fleurs ont toujours Pétales, repréfentés fortement aggrandis vers m. Celles qui leur fuccédent font hermaphrodites, fertiles et formées feulement de 4 Pétales , déjà repréfenîés vers la '• lettre k. Les Etamines ne fe développent pas toutes en même tems, mais les unes après les autres, comme on peut le voir en m. Les Coques ou C apfaies font verra-queufes , b. b. La Pacine et une partie de la Fige est repréfentée vers n. La Plante s'élève à la hauteur de à r\. piés.

Le long de quelques fosfés en Frise. Entre les Rofeanx le long de la haute digue entre Amsterdam et ÂIuiden. A mi chemin entre Harlem et Amsterdam et près du Péage ü’Harlem vers un fosfé. Dans le Bois d’UiLENPAS. Le long des fosfés près de Doesburg, NiMèouE et ailleurs. — Trouvée ausfî dans quelques endroits marécageux près de la Maifon de Campagne nommée Koelhorst près d’AMESFOORT (Fav.)

Vertus. En Russie on fait ufage du fuc recent, et, manque de celui-ci, de la racine feclie en infufion dans d'eau chaude, comme purgatif jusqu’à presque fix dragmes: Ion aélion est violente et caule le vomisfement. Ce remede exerce comme d’un feul coup fon pouvoir, fana exciter neanmoins des maux de ventre. On raconte qu’il guérit les fievres intermittentes opiniâtres, les obftruèlions des vifeeres, et autres maladies chroniques.

_ Usage Oeconomique. Elle est réputée comme une des Plantes nuifibles dans les prairies. (Brugmans Plantae inutiles j La meilleure manière de la multiplier, est de fèparer les rejettons de la racine et de les .planter: fi on préféré la multiplier de graine, il faut la. icnier d’abord après qu’elle a été receuillie (Miller.)

• - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ord. Nat, linn, xxxvin, Trîcoccae.

Geslagts Kenmerken. Cor. 4 f. S petala, Calyci infidens, Bloemkrans von of Bloembladen, zittende op den Kelk, Cal. i-phyllus , ventricofus, Kelk vais één blaadje, gebuikt a. (vergroot.) Capf. 3- cocca pedicellata, Zaaddoosje met éénzadige huisjes, zittende aan een jleeltje, b. b. geopend c.

Soortelyke Kenjierken. Umbella multifida: fubtrifida: bifida, de algemeene Bloemégt; fcherm veeldeelig : de by zon der e meest driedeelig d. (foimvylen vierdeelig aan de zelfde Plant e ) de daarop volgende Bloemfcherm tweedeelig f. Involucellis ovatis, we# eyromde fcherm-dekfeitjes g. g. Fol. lanceolatis, lancetvormige Bladen à. Raniis fterilibus, 2'akken die geen Bloem dragen i.

liet getal der onderfcheide Schermdekfels is evenredig aan de deelen der onderfcheide Bloemfchermen , ^velke zy dekken. De Bloembladen zyn gaaf k. (veel vergroot ) De eerst uitkomende Bloemen verdorren , zonder vrucht te geven, zie l. en ook f. om dat zy enkel mannelyk zyn', en deze hebben g Bloembladen m. (veel vergroot.) De volgende Bloemen zyn twcefagtig, en van 4 Bloembladen, (reeds k, aange-vrezen) De Meeldraden komen niet gelyktydig ie voorfchyn , zie m. De Krucht is puistig, zie b, b, De IKortel met een gedeelte van den Steng n* De Plan^ hoog 3 tot 4 voeten.

In fommige Sloren in Vriesland , in quot;de Rietlanden aan den hogen Dyk tusfchen Amsterdam en IMuiden, tusfchen half wegen Haarlem en Amsterdam en het Haar-» LEAiMER Tolhek aan de Slootzyde, by de Hofllede Koelhorst by Amesfoort, in het Bosch van den Uilenpas, aan de Sloten by Doesburg, ook by Nimwegen en elders.

Kragt. In Rusland wordt het verfche Sap , en, by gebrek van het zelve, de gedroogde Wortel, waar op heet water gegoten wordt, als buikzuiverend middel tot byna zes drachmen gebruikt Deszelfs werking is geweldig, en veroorzaakt braking. Het oef-fent a's op ééns zyn vermogen uit, zonder krimpingen te verwekken. Men verhaalt, dat hardnekkige tusfchenpozende koortfen, verftoppingen der buiks-ingewanden, en andere langdurige ziekten daar door genezen worden.

lIuisHouDELYK Gebruik. Onder de fchadelyke Planten in de Weilanden te rekenen. (Brugmans Plant, inutiles) Best door afzetfels van den Wortel voort te kweken : wil men zulks door zaijing doen, zo nioet dit gcfchieden, zo rasch het Zaad gewonnen is. (Miller.)

CARACTèREs GéNéniQUES. Siliculc échancrée, cordiforme, polysperme, aggrandie vers a. Valvules carinées, c. à d. creufées en gouttière, oppofécs b.

CARAcrèREs SpéciFiQUES. Flcurs diandriques apétales, (vers c, on voit une fleur fort aggrandie avec les 4 feuilles du Calice J Feuilles radicales dentées ou pinnées; les cau-linaires linéaires, très entières.

Les Fleurs font très petites et à peine vifibïes. Scopoli et Gouan difent en avoir vu les Pétales et 4 Ftamines. Cependant dans le grand nombre de Plantes que pai obfervées croisfant fpontanément dans cette République je tdai jamais ni ni les uns.^ ni les autres. Semence aggrandie vers d. Les Feuilles cauUtfaires et rami feres ne font pas toujours linéaires-, car fen ai trouvé en Pa'^s quelques unes, qui étaient réellement pinnées, et d’autres au moins pinnat if des. NJ ssA.rsr.as.ow a obfer-vé fur des Plantes féches de cette même Espèce apportées de Sibérie, des Feuilles de jorme tout à fait différente: il parait de là que jinfluence du Climat peut en varier confldèrablement la forme: on pourrait peut-être qsflgner à fa même caufe la prèfence ou l’abfence des Pétales et des 4 grandes Etamines, qui manquent généralement aux Plantes de notre Patrie (ff La Tige est haute de 8 à 10 pouces.

Sur la digue de l’Y près du Westzaander Overtoom J, entre Buiksloot et Nieu-WENDAM J, le long des digues anx environs d’AwsTERDAM f, près de la Ville de Tholen J. En Frise à l’ouest de Staveren près de la Mer, entre des ordines et des décombres; le long des chemins près d’ARNHEM et autour de Nimögue.

Le Traduèleur de cette Flore a trouvé cette Plante, non feulement à Spakenburg; mais il l’a obfervée ausfi près de Zutphen, et Amesfoort le long de la digue de I’Eem, enfin dans l’isle de Walcheren en ZéLANOE.

Usage Oeconomique. Miller dit qu’’on peut manger cette Plante en guifc de Salade. Gunner dit qu’on prétend, qu’elle peut fervir à eloigner les punaifes.

O Entre pliifieurs individus de cette Espèce de Pasferage que j’ai ceuülis dans la Province d’UrRECHT, proche du Village de Spakenburg, an bord du Zuider-Zee entre la digue et la Mer, auprès d’un tertre pal-lis fadé, i’eii ai obfervé un entr’autres très particulier, où j’ai découvert en même tems fur la même Plante des Fleurs Apétales et des Fleurs Petalées, (celles ci étaient extrêmement petites et très caduques') j’y ai vü dirtinc-tement ausfi des Fleurs qui n'étaient pourvues, que de deux fort petites Etamines; d’autres qui n’en avaient que 4, mais elles étaient un peu plus longues que l^s 2 Etamines des Fleurs diandriques: enfin j’en ai vû d’autres qui avaient bien ceiiainement 6 Etamines, dont z plus petites que les 4 auttes et oppofées entr’elles(/eTraduaeur.)

Geslagts Kenmerken. Silicula emarginata, cordata, polyspenna, het Haauwtje uit-gegulpt, hartvormig, bevattende vele Zaden a. (vergroot) Valvulis carinatis, contrariis, met gekielde Klepjes, jiaande dwars tegen het middenfehotje h. (vergroot.)

SooRTELYKE Kenmerken. Floribus diandris apetalis, met tweemannige Bloenten zonder Bloembladen c. (eene Bloem zeer vergroot met hare 4 Kelkblaadjes.') Foliis radicalibus dentato- pinnatis, de Wortelbladen met vinnen als tanden. Ramiferis linearibus iiitegerriinis, de lakdragende Bladen lynvormig, geheel gaaf.

Ve Bloemen zyn zeer klein en naauwlyks zigtbaar. Scopoli Gouan hebben aan deze jbort Bloembladen, en ook vier Mannen gezien -, doch aan de veelvuldige Planten door my in ons Vaderland onderzogt, heb ik dit nimmer waargenomen, tiet Zaad d. (vergroot.) De Bladen aan de takken zyn niet altyd lynvormig: jbmmige zyn gevind, anderen als in vinnen gedeeld, ten minsten aan Planten in ons Vaderland groeijende. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft aan gedroogde Planten uit Sibérien weder Bladen

van eene andere gedaante gezien , zo dat het climaat hier op invloed fchynt te hebben en zal ook misfehien het climaat oorzaak zyn, dat de meeste Planten in de Hoordelyke Gewesten geen Bloembladen hebben en viermannig zyn. De Plant 8 of 10 duimen hoogt

Aan den Ydyk by den Westzaander Overtoom f, tuslchen Buiksloot cn Nieu-wendam t, aan de Dyken om Amsterdam f, by de Stad Tholen f. --- In Vriesland

aan den westkant van Stavoren digt aan Zee by Vuilnishopen, by Amesfoort langs den Eemdyk, by Spakenburg in Utrecht en by de Zuider Zee tusfehen den Dyk en de Zee op eene hoogte (*), buiten Zutphen en Arnhem langs de wegen, om Nimwegen, op het eiland Walcheren.

Huishoudelyk Gebruik. Kan als Salade gegeten worden. (Miller.) Men wil ^zegt Gunner) dat de Wandluizen hier door zouden kunnen verdreven worden.

(*gt; Ter dezer plaats heeft de Kruidkundige Favrod. Vertaler dezes Werks, waargenomen,, dat de zelfde Plant van deze foort Bloemen hadt zonder, en ook met Bloembladen, fchoen dezelve byzonder klein en zwak waren; ook zyn aldaar door Hesn onderfcheidenlyk gezien Bloemen, die niet dan van twee zeer kleine Meeldraden waren voorzien-: anderen weder hadden 4 Meeldraden, en deze wareni een- weinig langer dan de twee Meeldraden der tweemannige Bloemen. Eindelyk zag Hy anderen, die zekes-6. JÏIeeldiatien.hadden., waar van a veel kleiner waren dan de 4 overigen, en tegen over elkander Houden.

Caractcres GéNÜRiQUEs. Calice monophylle, divifé en lo Segmens a. Corolle pen-tapétale, (repréfentée aggrandie vers Z-, et l’un des Pétales vers c.) Semences ornées d’une Barbe genouillée d.

CARACTèRES SpéciFiQUES. Fleurs droites. Fruits globuleux et velus. Barbes crochues, nues, e. (aggrandies vers ƒ J Feuilles en forme de Lyre,

Receptacle du fruit est allongé., velu et placé au centre du Calice, quife renverfs après la fleuraifon g. Les Feuilles radicales et les caitlinaires inferieures font ailées QU pinnées, à pinnules peu nombreufes, dont la terminale est fort grande et dentée', celles qui fuivent font l^rées, celles du milieu de la Tige font ter nées, et les Supérieures fnrples; celles qui embrasfent la Tige doivent être conftdérées comme des Stipules, et être par conféqiient distinguées des autres Feuilles ; elles font ordinairement arrondies et découpées esi 3 lobes. La Tige s'eleve à la hauteur de 2 à 3 piés et même au delà.

Dans les Bois d’ALKMAAR et d’HARLEJi J, Dans le Bois de la Haye f. Dans les Provinces de Groningue , de Frise , de Overyssel , de Gueldres , d’UTRECiiT et ailleurs.

Vertus-. La Racine de cette Plante furpasfe, felon les experiences faites fur de la viande , le Quinquina en vertu antifeptique. Quelques uns l’ont fort loué comme febrifuge ; mais elle ne peut cependant pas etre comparée dans ce cas avec l’ecorce de Peru. Pour fa vertu roborante cette racine convient dans la Diarrhée, les Fleurs blanches et autres maladies de foiblesfe.

Usage Oeconomique. On peut fe fervir des jeunes Feuilles en guife de Salade, fui-vant le rapport de Gattenhokf. LiNNé dit que fi on met la racine de cette Plante Aans la bière elle lui donne un goût et une odeur agréable, et l’empêche d’aigrir. Ce même Auteur ajoute qu’elle fournit une bonne nourriture aux chevaux, boeufs, moutons, chèvres et cochons ; Gleditsch asfure qu’elle est furtout très agréable aux moutons. Les Abeilles viennent avec plaifir faire leur picotée fur fes heurs Obv. Ahh) La racine est, fuivant Gleditsch , très propre à tanner le cuir. Dambourney rapporte qu’on peut eu retirer une couleur jaune et une couleur violette. Brugmans dit qu’on trouve dans ce pays fur les racines de cette même Plante, dans les mois de Juin et de Juillet, finfeéte précieux, nommé Cochenille de Pologne, qui étant féché et léduit en poudre fournit une couleur écarlate (Oratio de Liant, indigen. notitiâ, pag, 39.) nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

Nederduitfche Bynamamp;n. Gemeen Nagel wort el. Gezegend Kruid.' Juny tot Augustus, ç.

Geslagts Kenmerken. Cal. lo- fidus, lo fpletige Kelk a. Petala St 5 Bloemlla-den h. (vergroot) ten Bloemblad afzonderlyk c, Sem. arista geniculata, het Zaad voorzien vart tene Naald met een knokkel d.

SooRTELYKE Kenmerken. Floribus crcftis, met regt op Jlaande Bloemen,, Fruft. gio* bofis villofis, klootvormige,, hairige Kruchten e. Aristis uncinatis nudis, naakte Naalden met haakjes ƒ (vergroot). Foliis lyratis, Bladen van gedaante als eene Lier.

Het langwerpige ruige Vruchtbed.^ fiaande op den omgebogen Kelk g. — De Wortelen onderfie Bladen zyn gevind, in dier voege, dat de vinnen de gedaante van eene Lier uit maken. De Bladen hoger aan den Bteel geplaatst zyn drievoudig. De bovenfie éénvoudig, De Bladen die den Steel omvatten, moeten als Steunbladen (Sti-pulae) gerekend, en dus van de andere Bladen onderfcheiden worden ; deze zyn rondagtig, en van drie lobben. — De Plant hoog 2 tot 3 voeten, en hoger.

- In den Alkmaarder en Haarlemmer Hout f. Om Utrecht f. In het Haag-scHE Bosch f. In Groningen, Vriesland, Overyssel, Gelderland, om Leyden en elders.

Kragt. De Wortel dezer Plant overtreft, volgens de proeven op vleesch genomen, éen Koortsbast in verderfwerend vermogen. Door fommigen wordt dezelve als een kcorts-brekend middel hoog geprezen ; maar kan echter in geenen dcele met den bast van Peru hierin vergeleken worden. Om zyne verfterkende kracht komt deze Wortel in den Buikloop, witten vloed', en andere ziekten, uit zwakheid voortkomende, te pasfe.

Hüishoudelyk Geerhik. De Bladen jong zynde als Salade te gebruiken (Gatten-hoffJi. De Wortel in het hier gedaan maakt het geurig , en bewaart het bier tegen zuur worden. (Linn.)^ Goed voedfel voor Paarden , Runderen , Schapen , Geiten en Varkens : fLiNN.) inzonderheid aangenaam voor Schapen (Gleditsch.) De Byen azen gaerne op de Bloemen. fSi/. Abh.'} Ete Plant gefchikt tot Leerloijen. (Gleditsch) en van den Wortelrode en paarfche verw te trekken. (Damboltrney) Volgens Brugmans ziet men in ons. Vad-rland, in Juny en July aan den Wortel het Infeél, dat gedroogd en hukkend gewre* veni wordertdCa bet fchatlaken grein oplevert. (Qratio. de Plant, indigpn, notitia pag. 39^

Caractöres Gcnöriques. Silique a, s’ouvrant de bas en haut, panneaux ou valves à peu près droits , presque égaux en longueur à la cloifon, b. Calice lâche, repréfent® vers c, avec toute la Heur laggrandie. Corolle ouverte.

Caractöres SpéciFiQUES. Pétales plus petits que le Calice, d. Feuilles décompoféès pinnèes.

La Silique est très longue, grêle, cylindrique et foutenue par un pédoncule filifortne. La Semence est repréfentée yers e. La Tige est haute d'un pié et demi à ä piés.

Elle est des plus communes dans toute cette RépubliqHC, furtout fur les Dunes et dan* d’autres terreins fabloneux.

Vertus. l’Herbe etoit autrefois fort oelèbre comme vulnéraire d’ou elle a obtenu foa nom. Quelques uns l’ont ausfi loué contre les flux de ventre, l’hemoptefie et autres maladies; mais à prefent elle n’est plus en ufage.

La Semence est furtout employée contre les vers, et quelques uns la comparent dans ce cas avec la Santoline.

Usage Oeconomique. Linn. et Reuss difent que les chevaux, les boeufs et les brebis la broutent ; mais, non les chèvres. Les fleurs font fort recherchées des Abeilles féw. Abh ) Au rapport de Linn. et de Mattuschka la graine fournit un fpécifique excellent contre la diarrhée du bétail. LiNNé dit enfin dans fit Flore Suéd que , fi on mêle une partie de cette graine à neuf parties de poudre à canon, l’explofion de celle-ci eu esc beaucoup plus violente et le coup porte beaucoup plus loin.

Geslagts Kenmerken. Siliqua , dehifcens valvulis reétiufculis , eene Blaauw a, losberstende, metbyna ' resste klepjes b. Calyx patens, veyde Kelk, (by c. met den gehelen Bloem vergroot af gekeeld.) Corolla patens, open Bloemkrans.

SooRTELYKE KENMERKEN. Petalis Calycc minoribus, met Bloembladen kleiner dan de Kelk d. Foliis decorapofito pinnatis, Bladen met dubbel zaamgeftelde vinnen.

Groeiplaatsen- Langs Wegen, Dyken, en op Muren en ongebouwde plaatfen. Algemeen over de Republiek, vooral op Duin- en andere Zandgronden.

Kragt. Het Kruid werdt eertyds als een wondhelend middel zeer geroemd , waar van het den naam verkregen heeft. Ook is het door fommigeii in Buikslopen, Bloedfpu-wingen en andere ziekten aangeprezcn: thans echter is het geheel in onbruik.

Plet Zaad is vooral tegen de Wormen aangewend, en wordt door fomraigcn ten dezen vergeleken met het Worm- of Zeven-Zaad.

Huishoudelyk Gebruik. Wordt gegeten door Paarden, Runderen en Schapen (Linn Reuss) niet door Geiten (Linn.) — De Bloemen zeer gezogt door de Beyen yibh.f het Zaad een heilzaam geneesmiddel tegen den buikloop van het Vee (Linn. Mattuscii-KA.) Eén deel van dit Zaad by negen delen Busch kruid gedaan , zou een veel llerker uitbarsting van.het Kruid veroorzaken, en het fchot veel verder doen reiken. (Linn. Flor.. S)uec.)

Fleurit de Mai jusqu'en Septembre, d- quelques auteurs, et entr’au-tres WiLLDENOw, difènt qu’elle est feulement annuelle. Q.

CARACTèRES GcNêRiQUES. (*) Calice pentaphylle aggrandi vers ^z. Corolle pentapé-tale, régulière. Neélaire formé de 5 glandules raellifères, placées à la bafe des 5 plus lon--gues Etamines; (repréfentées aggrandies en et vues par desfous en c.') Robes ou Tuniques monospermes, barbues, recourbées en forme de bec, et placées vers la bafe du Receptacle; barbes fimples et nues; fans être jamais ni fpiralcs , ni barbues repréfentées aggrandies vers d.

Caractcres SpéciFiQUES. Pédoncules biflores. Feuilles divifées en 3 ou 5 lobes pinnatifides. Pétales entiers, une fois plus longs que les folioles du Calice qui font terminés par une barbe ou filet. (Vers e. fe trouve repréfenté un Pétale pris à part.) Les Robes ou Tuniques des graines font réticulées.

Le Calice qui est velu est marqué de 10 firies ou cannelures, dont les folioles extérieures , repréjentées vers Let. a. No. i et 3 portent chacune 3 les folioles No. 2 et chacune ï, et le No. 4 en porte 2,; en tout s.lt;o. On voit vers la lettre/, le fruit rntir avec fes g Tuniques ouvertes La Semence g, La Plante a une odeur forte, desagréable et femblable à celle du bouc.

Dans les Bois de la Frise f, de la Gueldres j-, dans ceux d’HARLEM f, et delà Haye, — Autour de Franeker, près de Sweyns, Peyns, dans les environs de Nunè-GUE et ailleurs.

Cette Plante fe trouve ausfî asfez communément dans les Bois et les bosquets humides des Provinces d’UTRECHT, de ZéEANUE et dans cette- partie de celle d’HoLLANDE, qui est au fud de la Meuse ÇÏ'avrod.')

Je crois avoir obfervé, que fi cette Plante croit dans un lieu fee et découvert elle aime à rougir, et devient même quelques fois d’un rouge très vif dans toutes fes parties, et que, fi au contraire elle fe trouve dans un lieu humide et ombragé, elle reste ordinairement verdâtre, ou tout au plus d’un rouge très pâle (Favrod)

Vertus Cette Herbe a une force adftringeante, et on la recommande dans les hae-morrhagies, la Gravelle, la Jaunisfe et autres maladies. Neanmoins elle est plus en ufage comme remede externe contre l’Eréfipèle, les tumeurs dans les mamelles des nources, et, en onguent, contre le Taenia.

Usage Oeconomique. UiNNé dit que les chevaux et les chèvres veulent bien la manger; mais, que les moutons et les cochons n’y touchent point; c’est ausfî là vraifemblable-ment la raîfon pour la quelle Brugmans la range au nombre des Plantes nuinbles dansles prairies. On loue fort la décoéüon de cette Plante contre les urines fanguinolentcs du bétail ; elle enlève ausfî , et détruit les obltruébons qui fe forment dans les voyes urinaires du Bétail, fî on la lui fait manger avec du fel ordinaire. (Linn. Erhart.) Les Abeilles picorent volontiers fur lès Fleur?, Abh.) La racine donne à la bière un goût délicieux, d’après ce que rapporte Gunner. Linnc pretend que la Plante étant fraîche et ftottéct-a la propriété de chasfer les Punaifes,

Neckrdititfche. Benamen. Rode Ojevaarsbek , Robberts- ook' Robbrechts - Kruid Bloed-Wortel, BIoed-Kruid, Rode Loop-Kruid, Zwahiwen-Kruid.

Geslagts Kenmerken f*} Cal. 5- phyllus, Kelk wn blaadjes a. (vergrootd) Cor. 5- petala regularis, regelmatige Bloemkrans van g Bloembladen. Neéc glandulae mellife-rae, bali longiorum Filamentorum adnatae, Honigbakje, bejlaande uit ^ honigdragende Kliertjes^ aan het voetjiuk der langße Helmdraden vastgegroeid b, (vergroot) van onderen gezien c. Arilli 5 monospermi , aridati, ad bafin receptaculi roftrati ; aristis nudis, fimplicibus (nee fpiraliljus nee barbatis,) 5 éénzadige Zaadrokken genaaid, aan den voet van het ontvangbed geplaatst, gebekt; de Naalden naakt, éénvoudig (te weten, nog zich kronkelende, nog gebaard) d. (vergroot )

Soortelyke Kenmerken. Pedunculis bifloris , met tweebloemige Bloemflelen. Foliis ternatis quinatisque , trifido- pinnatifidis, drie en vyfvoudige Bladen, als in vinnen driezins gedeeld. Petalis integris , Calyce ariftato duplo longioribus , gave Bloembladen, twee maal langer dan den genaaiden Kelk, (een afzonderlyk Bloemblad e) Arillis reticulatis, netvormige Zaadrokken,

De Kelk hairig, hebbende 10 kieltjes, waar van de buitenfte blaadjes, by letter a. door No. I en 3 aangewezen, elk drie kieltjes; No 2 en elk één, en No. 4 kieltjes hebben, De ryp geworden Krucht met de los gebarste Zaadrokken f, liet Zaad g. De Bladen worden dikwyls geheel rood, J. Favrod meent waargenomen te hebben, dat deze Plant, wanneer zy groeit op eene open en droge plaats, als dan rood wil worden , en zelfs dikwyls zeer hoog rood aan alle de deelen der Plant; maar dat zy in tegendeel op eene vochtige en bej'chaduwde plaats ge^voonlyk groen van kleur blyft, often meesten zeer ligt rood. —- De Plant heejt een fiank als van een Bok

Verscueiueniieiu Met tvitte Bloemen, (de Gorter.) (jrüeiflaatsen. In Bosfehen cn heggen, ook op oude muren. In de Wouden van Vriesland f, de Bosfehen van Gelderlandf, om Utrecht f, inden Haarlemmer Hout j, Haagsche Bosch f. --- Buiten Franeker, by S-weyns,

Peyns, in het Sticht, om Nim'wegen, in het land van Voorne en Putten, in Zeeland en elders.

Kragt. Dit Kruid heeft een famentrekkend vermogen , en wordt in Bloedflortingen het Graveel, de Geelzucht, en andere Ziekten aangeprezen. Als uitwendig middel, echter is het meer in gebruik, tegen de Roos, gezwellen in de Borsten van zogende Vrouwen , en in eene Zalve tegen den Lintworm.

HuishoudELYK Gebruik. Wordt gegeten door Paarden en Geiten, doch Schapen en Varkens laten die onaangeroerd (Linn.) en hierom waarfchynlyk onder de lchadelyke Planten in de Weilanden door Brugmans opgenoemd. Een afkookfel dezer Plant zeer aangeprezen tegen het bloed pisfen van het Vee. De Plant met gewoon zout ingegeven, neemt ook de verftopping in de waterwegen by het Vee weg. (Linn. Èrhart) De Byen azen gaerne op de Bloemen (S)^. Abh.) de Wortel geeft aan het bier een geu-rigen fmaak. (Gunner) De verfche Plant gewreven zynde verdryft de Wandluizen (Linn )

CARACTèRES GéNÊRiQUEs. Calice divifé en ^'fegments, de la longueur de la Corolle (voyez vers a. une fleur féparée, de grandeur naturelle, et aggrandie vers et le Calice à part vers cP) nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Caractcres Spe'ciFiQUES. Pédoncules miiltiflores. Semences globulcufes, deux à deux dans chaque légume ou cosfe, repréfentée avant fa maturité en d. parfaitement mûre en e^ et ouverte en f. enfin la Semence vers g.

Fers la lettre h on voit la firu^iurs des Etamines^ du Pistil a du Germe, le tout fort a^grandi, le Pavillon ou Etendard vers i. les ailes vers k. la ^ille ou Carène vers l et les Stipules vers m m. aggrandies vers n. Cette espèce est facile tt distinguer des autres de ce genre par fes légumes velus»

Usage Oeconomiqüe. Au rapport de Gleditsch cette Plante fournit une pâture très nourrisfante pour le bétail. Les Fleurs font fort recherchées par les Abeilles (5»'.

Elle est regardée comme nuifible dans les terres labourées, furtout à caufe desurilles nom-breufes au moyen des quelles elle s’entortille autour des Plantes voifines et les étrasgle , ou du moins retarde et empêche leur accroisfement, elle est cependant peu dangereufe, puisque n’étant qu’une Plante annuelle, on peut aifément la détruire, en ayant fcin de l’at-raclier avant la maturité de fes graines (Miller.}

Gsslagts Kenmerken. Calyx 5- partitus, longitudine Corollae, Kelk in vyf gedeeld yan lengte als de Bloemkrans. (Eene Bloem afzonderlyk a. vergroot b. Kelk afzonderlyk c.)

SooRTELYKE Kenmerken. Pedunculis multi flor is, veelbloemige Bloemfielen. Senii-nibus globofis binis, klootvormige Zaden (in elk peultje^ nog onryp afgebeeld by d. volkomen ryp by e. geopend f. het Zaad g.)

De zamenfielling van Meeldraden Stamper en Krucktbeginzel veel vergroot te zien by h. het Klagje i. de Vleugels k. de Kiel l. de Steunblaadjes m. m. vergroot n. — Deze fooft zeer kennelyk door derzelver ruig Peultje.

IIuisHOUEELYK Gebruir. Een voedzaam voederkruid voor het Vee, fGLEDiTSCH) en de Bloemen by uitnemendheid gezogt door de Byen. fStp. Abh) Een onkruid in de Bouwlanden, vooral uit hoofde der klawieren, waar mede het zich aan de gewasfchcn vast hegt ; doch eene jaarlykfche Plant zynde, is zy ligt uit te roeijen door te. wieden eer het Zaad ryp is (zie ook Miller,)

Français. Grande Pâquerette, Pâquerette ou Marguerite branchuc, Allemand. Grosfe Wucher-Blume, Johannis-Blume.

CARACTêREs GéNCRiQUES. Receptacle nu a. Aigrette inarginée ou en forme de rebord. Calice hémisphérique, embriqué, écailles marginales membraueufes b. b.

SpéciFiQUEs. Fcuilles ampléxicaules, oblongucs, dentées de dents aiguës vers le haut et de dents arrondies vers le bas»

Vers c. on voit un fleuron hermaphrodite du disque., pris à part, et vers d. ce même fleuron aggrandi. Vers e. Je trouve une fleurette femelle du rayon. Les Semences font noires, marquées de fl ries blanches et fur mantée d'une tête jaune, arrondie et un peu concave fi les mêmes a«grandies en g, La Tige s’élève environ a. 2piés de hauteur.

On trouve cette Plante presque partout en Frise, Gueldres, Utrecht, dans les environs de N aarden , Harlem, Leide, la Haye, Rotterdam et ailleurs en abondance.

Vertus. Elle fut vantée autrefois dans la Phtifie, mais n’est maintenant, ctavccrai-fon, plus en ufage.

Usage Oeconomique» Reuss rapporte que cette Plante fournit une bonne nourritr'e aux chevaux, aux boeufs, aux brebis et aux chèvres. Mattuschka dit même que, fur-tout quand elle est encore jeune , elle est fort recherchée par les chevaux et les vaches. LiNNé dit cependant que les chevaux, les brebis et les chèvres refufent de la manger. Mattuschka dit de plus que dans les prairies où elle peut croitre haut et épais, elle y étouffe et détruit la Mousfe. Le même Naturaliste ajoute que les Abeilles retirent beaucoup de cire des Fleurs de cette Plante. Beckman et Suckow la regardent comme inutile et mêma uuifible dims les terres cultivées.

Nederdiiitfche Bynamen. Grote Maagdelieven, Wambuis-of^Wammis»Knopen»: Kcrfouwen.

Geslagts Kenmerken. Receptaculum nudum , naakt ontvangbed a. Pappus margr-natus, gerande Zaad-kuif. Cal. hemisphaericus, imbricatus: Squamis marginalibus mem-branaceis. Kelk in de gedaante van een halfrond, gefchubd: de jchubben om den. rand van den Bloemkrans vließg b, b,

SooRTELYKE KENMERKEN,. Folüs amplexïeaulibus oblongfs: fiiperne ferratis , infernc ientatis , met langwerpige Bladen, die den Steel omvatten: boven aan gezaagd, beneden getand,

Eene tweeßagtige Bloem van den Schyf afzonderlyk c. vergroot d. eene enkel vrouwly'ke-Bloem van den rand e. De Zaden zyn zwart met witte groefjes, en voorzien met een geel rondagiig kol kopje f. vergroot g. De Plant hoog 2 voeten.

In Vriesland, Gelderland, Utrecht, om Naarden, Haarlem, Leyden^ dtn Haag, Rotterdam en elders overvloedig.

Kragt. Werd eertyds in de Longteering geroemd, doch is thans, te recht, iii on» bruik.,

Huishoudelyk Gebruik. Een voeder voor Paarden, Runderen, Schapen en Geiten;. (R Euss) zelfs voor Paarden en Koeijen byzonder aangenaam, vooral wanneer de Plant jong is : (Mattuschka) nogthans zou volgens Linnaeus de Plant niet gegeten worden door Paarden, Schapen en Geiten. In de Weilanden, waar zy hoog en digt kan groeijen, neemt zy het Mosch weg. (Mattuschka) De Byen trekken veel wasch van deze Plant., (de zelfde} Li de Bouwlanden fchadelyk,. en als onkruid te tekenen (Beckman, Suckow-I

CARACTêRES GéNêRiQUES. Calice à 2 valves , multillore a. aggrandi vers b. Epillet ovale, en c. repréfenté fleurisfant vers d. à valves aiguës, fearieufes à la marge, voyez vers les lettres a. et nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

CARACTêRES SpéciFiQUES. Panicule diffufe, à angles droits, épillets’ obtu?, (voyez les en c.) chaume oblique, comprimé. Vers la lettre e. on a desfiné une partie de la Tige aggrandie à la lentille.

Le Panicule est triangulaire: Les Epillets contiennent de 3 à g Fleurs. Le liga-^ ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ment de la Gaine des Feuilles est terminé en pointe, l^ers f. on voit les 3 iz«-

mines et le Pistil, et la Graine vers g. On a repréfenté vers Pastèrisque * une Plante déjà défleurie, car la fleuraifon de cette espece est de fi courte durée qiéil arrive Jouvent qui on la voit croître, fleurir et mûrir fies fiemences dans l’espace d'un mois de tems. La Tige P élevé environ de 6 à 8 pouces, rarement jusqu à un ■pied. Cette espèce fie distingue du Paturin commun Poa trivialis, du Puturin à Feuilles étroites, Poa angustitblia et du Paturin des près Poa pratenfis, principalement, par fit petitesfie, par fia plus grande mollesj'e et débilité, ainfii que par j'on chaume incliné.

Lieu natal. Le long des chemins, des fentiers, fur les murailles et même entre les pierres des rues peu fréquentées , de même que dans les terres arides et labloneufes des Dunes, Elle croit partout dans ce pays en abondance.

Usage Oeconomique. Le bétail broute volontiers cette Plante ; on dit même que c'est pour lui une pâture falutaire. (Linn. Mattuschka Bath. Society vol. IX.) Cependant comme cette Plante, à caulè de fon promt accroislêment, ne s’accorde point du tout avec les autres Graminées, elle ne vaut pas la peine d’être femee dans les prairies (Bath» Societ.)

Geslagts Kenmerken. Cat 2- val vis, multiflorus, Kelk beftaande uit twee klepjes a. vergroot b. veelbloemig Spicula ovata, het Airtje eirond c. bloeijende afgebeeld by d.

lis raargine feariofis, acutiusculis, met klepjes, 'aan dea rand verdroogd, fpitsagtig (zie by a. en b )

SooRTELYKE Kenmerken. Panicuh diffufa angulis reélis „ met eene Pluim zich regt~ hoekig verspreidende. Spiculis obtufis, fiompe Airtjes (zie by c.) Culmo obliquo, compres-fo, lialm fchuinsch jlaande, zamengedrukt (een gedeelte van den Steel vergroot e.)

De Pluim is driehoekig. De Airtjes van 3 tot Bloemen. Het bindfel der blad-j'cbede (Ligula vaginae) jpitsagiig. De drie Meeldraden met den Stamper f. Het Zaad g. By •e- eene Plant afgebeeld, die uit gebloeid is: zynde derzelver bloei kort van duur, zo dat het dikwyls opkomt, bloeit en ryp Zaad geeft binness den tyd van éine maand. Ploog 6 tot 8 duimen : zelden hoger dan één voet. — Deze J'oort onderfcheidt zich van de Poa trivialis, Poa angustifolia en Poa pratenfis, vooral door hare kleinheid, meerdere zagtheid, tengerheid en gebogen Halm. De Airtjes zyn gewoonlyk groenagtig ; maar nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft nu en dan eene verfchei-

Groeiplaatsen. Langs wegen, Paden, op muuren en tusfchen de ftenen der ftraten Ook op fchralc Duingronden.

lIuisHouDELYK Gebruik. Wordt door al het Vee gaeme gegeten, en is heilzaam voor hetzelve. (Linn. Mattüsciika. (Bath. Society vol. IX.) Baar egter dit gras ten .aanzien van deszelfs fnellen groei geen ffreek houdt met andere grasfen, verdient het niet gezaaid, te worden, (jBath Soc)

Caractöres Gcncriques. Calice nul. Corolle tétrapétalc a. une Fleur aggrandie en b. Style nul, mais feulement 4 Stigmates c. 4 Semences.

Caractöres Spöcifiques. Tige comprimée ou applatie, Feuilles linéaires, obtufes. On voit vers d. une partie de la Tige conlidérablement aggrandie.

Gaertner dit que le Péricarpe est un fruit à ntr^au , à une feule loge. La Semence est pourvue d'un crochet recourbé, comme on le voit en f. Les Bradées ou Gaines , dans les quelles le Pédicule et le Bouton à Fleur avaient d'abord été renfermes, et repréfentées vers les lettres g. g, g., font trés'fevidentes dans Ta fituaîion naturelle de cette Plante fous Peau , fltuation que nous avons cherché à rendre dans notre desfin. F Epi dans le tems de la fleuraifon s'élève feul hors de l'eau, au reste il n'est pourvu que d'un bien petit nombre de Fleurs, en comparaifon de fln-fieurs autres espèces de ce même Genre. Les Stipules font petites et presque obtufes. Les Epis font petits et portés par un pédicule plus court que les Feuilles.

En Nord Hollande f, près de Leide entre Oestgeest et le Postbrüg f. --- En Frise, dans un fosfé le long du chemin qui conduit de Tj et jerk à Bergum, eten plufîeurs autres endroits de la même Province, ainfi que dans les fosfés autour d’flARUER WYK.

J’ai trouvé cette espèce en divers endroits des Provinces d’IIoLLANDE , d’UTREciiT et de Gueldre. Aux environs de Rotterdam, dans l’isle de Rosenburg, près de Schiedam , vers Kraainest et Heemstede , près d’ÄMESFooRT , et Soest , dans les fosfés de Rhenen, çà et là dans lajBetuwe, près de Roosendaal et de Zutphen (Favrod)

Usage jOeconomique. On n’a point découvert jusqu’à préfent, fi cette Plante est utile ou nuiflble, mais il n’est pas probable qu’elle foit préjudiciable au bétail.

On attribue à cette especè ainfî qu’à l'Epi d'eau flottant(Potamogeton natans.'} et à quelques autres espèces de ce genre la propriété finguliére de rendre les eaux paifieblcs\ on dit que les vaches et les chèvres la mangent, mais, comme elle fert de domicile à une foule d’infeéles aquatiques , je crois qu’elle peut, par cette raifon, faire au bétail plus de mal que de bien (Favrod)

Ihagduitsch, Zufammengedrucktes Wasferkraut, Flachftengliges Saamenkraut. En^chch. Smal branched Pondweed with a flat Stalk.

Geslagts Kenmerken. Cal. o, Kelk. Petala 4, vier Bloembladen a. (eene Bloem ffzonderlyk b. vergroot.) Stylus nullus, geene Styl, hebbende enkel vier Stempels c. Semina 4, yZi?r Zaden,

SooRTELYKE KENMERKEN. Folüs lincaribus, obtufis, met lynvormige., flompe Bladen. Caule compresfo, flatten Steel, (pen gedeelte van den Steel zeer vergroot d)

Kol gen Gaertner n het vruchtbekleedfel een éènhokkig Steenvruchtje. Het Zaad is met een krom haakje voorzien e. verggoot ß — De Scheden, waar in de Bloemflelen met de Bloembot eerst befloten zyn, en aangev/ezen by g. g. g., zyn duidelyk zigt-. baar in den natuurlyken flaat der Plant onder het water, in welken ßaat dezelve is af geheeld. — De ^ir in bloei zynde ßeekt alleen boven het water uit: dezelve heeft weinig Bloemen in onderfcheiding vati andere foorten van dit geflagt, en rust op een Bloemjleel veel korter dan de Bladen. — De Steunbladen zyn klein en byna ßomp.

In Noord Holland f, buiten Leyden tusfehen Oestgiest en de Postbrug f — In Vriesland in een Sloot aan den weg van Tietjerk naar Bergum, en op verfcheiden andere pla.itlen in de Vriefche Wouden. In de gragten om Harderwyk, by Zutfbn en Roozendaal, by Amesfoort, Soest,, in de gragten van Rheenen, hier en daar in de Betuwe, aan het Kraainest by Heemstede, omtrent Rotterdam , Schiedam en op het eiland Rozenburg.

IIursirouDELYK Gebruik. Van deze Plant is tot nog niet bekend of zy nuttig of Lhadelyk is. Men fchryft aan deze foort, zo wel als aan de Potamogeton natans dryvend i'onteinkriiid,, cn andere foorten van dit geflagt, volgens Favrod, de fonderlinge eigen-fohap toe, dat zy het water in rust houden. Ook wil men, dat de Runderen en Geiten de Plant eeten ; maar daar zy tot woning dient van eene menigte water Infeélen, gelooft Favrod dat zy uit dezen hoofde voor het Vee meer uadeelig dan heilzaam is.

Caractcres GéNéRiQUES. Corolle hypocrateriforme, (en fouconpe.) Etamines défen--dues par les écailles de la Corolle, (qui est reprefentée vue par en haut en a. et ouverte vers b. l’une et l’autre aggrandies à la loupe.) Capfule uniloculaire, infaieure, c. (s’ouvrant en d. La Semence e.)

CARACTèaEs Spécifiques. On ne connaît- encore qu’iine feule espece de ce genre.

Le Calice divifé en $ découpures fe' voit en f. Le Germe, le ^f^le et le Stigmate-^ dont le dernier est terminé en tête, font repréfentés en g. La Plante déléve en* viron à la hauteur dun pied.

Lieu natal. Le long des ruisfeaux, dans les prairies humides, et le long des bords de là Mer.

Près de Groningue , en Frise près de Koehol , du côté intérieur de la Digue maritime, dans les environs de Franeker en divers endroits, ainfi que dans les Bois de la Frise. Dans l’isle de Vlieland, en plufieurs endroits le long du Zuider-Zee à Enkhuizen et Muiderberg , dans les terreins bas et humides des Dunes dans l’isle de Texel , derriere Egmond op den Hoef , dans les vallées des Dunes entre Velsen et Beverwyk, derrière Overveen, près de Kat-wyk et de Staalduin. — A la digue de Sparendam à Mi-chemin ó’^^msterdam à Harlem, pres de cette dernière ville dans le Kleverlaan, enfin le long de la digue de la Mer et de la Meufe près de ’sGravesande.

Usage Oeconomique. Le bétail broute volontiers cette Plante, hormis cependant les-chevaux qui n’y touchent point (LiN.xé.) Brugmans la regarde cependant comme une Plante nuifible dans les prairies.

Nederduitfche Bynamamp;n. Strand - Pungen , Water-Pungen met ronde ongekerfde Bladeren, of met Bladeren van Vet-Salade.

Geslagts Kenmerken. Corolla Iiypocrateriformis, Stamina munita Squamulis Co-rollae , 2'rompetvormige Bloemkrans, de Meeldraden bejchut door fchubjes y an den Bloemkrans, (deceive van boven gezien a. geopend b. beide vergroot.) Capfula i-locularis, inféra, Zaaddoosje één bokkig, beneden den Bloemkrans c, (zich openende d. het Zaad e)

De Kelk is vyffpletig f. het Vruchtbeginßel, Biß en Stempel, welk laatfle voorzien is vass een Kpje, af geheeld by g, en de Plant hoog omtrent één voet.

By Groningen , in Vriesland by Koehol aan den binnenkant van den Zeedyk; buiten Franeker op verfcheiden plaatfen, ook in de Wouden van Vriesland. Op Vlieland, op vele plaatfen langs de Zuider Zee by Enkhuizen en Muiderberg. --- In lage en

vochtige Duinvlakten op Texel, agter Egmond op den Hoef, tusfchen Beverwyk en Velsen, op Middenduin agter Overveen, Duinen van Katwyk, en op Staalduin --- Aan den Sparendammerdyk by halfwage Haarlem en Amsterdam, buiten Haarlem aan de Kleverlaan, langs de Zee- en Maaskant by ’s Gravesande,

Huishoudelyk Gebruik. De Plant wordt gegeten door Runderen, Schapen, Geiten, doch niet door Paarden (LinnæusJ, BRUGMANs/rekent dezelve onder de fchadelyke Planten der Weilanden.

Caractcres GéNéRiQUES. Calice 5 phylle, (on peut le voir diftiiiélement à la petite branche détachée et fort aggrandie vers la lettre a.) 5 gone, vers b. Corolle nulle, voyez la lettre a. Semence lenticulaire, mûrisfant dans le Calice c,

Caractcres Sp€cifiques. Feuilles en coeur, triangulaires, un peu obtufes, dentées. Fleurs rasfemblées en grappes, droites, composes, un peu Feurllées, d. d., plus courtes que la Tige.

Zw Grappes font formées d'épis à Fleurs entasfées, féparées par de petites Feuilleslîncai-res et obtufes. Les Feuilles triangulaires font très pi ofondement dentées. LaPlante étant parvenue vers T Automne à jon paijait accroisfementdevient alors rouge ou violette, comme on le voit repréfenté dans une partie féparée de la Tige, vers e. La Tige est foment inclinée vers le bas. — Fers f. on voit le Germe fui monté des deux Styles, le même objet parait aggrandi en g.

Lieu natal. Le long des ’chemins , dans les jardins potagers, fur les fumiers et dan» les lieux pierreux et incultes.

Usage Oeconomique. Le bétail Broute rarement cette Plante fHouTTUiN.)' Tragus rapporte même, qu'elle est mortelle pour les Cochons, c’est ce qu’ont confirmé des lors LiNNé et Mattuschka, — QuoiqueIcette Plante foit regarde'e comme fuspeâe, je l’ai vue, plus d’une fois et impunément, broutée par les Vaches, les moutons et les chèvres, mais jamais par les Chevaux, ni par les Cochons (Favrod.}:

Geslagts Kenmerken. Calyx 5~ phyllus, gonus, ÆeZÆ van ^blaadjes (zigtbaar a an hct vecl vergroote afzonderlyke takje by a.) vyfhoekig b. Corolla o, Bloemkrans, zie by a. Semen I, lenticulare, fuperum, éénZaadf rond linsvormig, indenKclkrypendec.

SooRTELYKE Kenmerken- Folus cordato-triangularibus, obtufiusciilis, dentatis, fiartvormig-driehoekige, flompagtigc., getande Bladen. Racemis ercc'tis, compofitis, fubfolio-fis, caule brevioribiis, Takken, regt o^ Jtaande, zamen gefield, een vieinig gebladerd, d. d. kerter dan de Steel,

De Air en befiaan uit vast zittende kluwtjes, van elkanderen afgeficheiden door lynvormi-ge fiomje blaadjes. De driehoekige Bladen zeer diep getand, en dik. De Plant volwasjen zynde in den herfst wordt rood of paarschagtig, zo als aasî een gedeelte van een ajzosiderlyken Steel by e. is aangewezen. De algemeene Steel is dikwyls nederge^ bogen. — Het l^ruchtbeginfel met de beide Stasnpersf. vergroot g.

Groeiplaatsen. Langs de Wegen, in Moeshoven, op Mesthopen, en Steenagtigc Gronden.

Huishoudelyk Gebruik. Het Vee Iaat de Plant meest onaangeroerd (Houttuin-) Als doodelyk voor Varkens reeds opgegeven door Tragus, nader door Linnæus, Mat-tuschka. ---- Schoon deze Plant als verdagt befchouwd wordt, heeft nogthans Favrod

dezelve meermalen door Koeyen , Schapen en Geiten, en zonder eenig nadeel, zien eeten,^ doch nooit door Paarden of Varkens.

CARACTèRES GéNéRiQUEs. Calice 5 phylle, ouvert, 0., fort aggrandi en i. Petales au nombre de 5, fendus en 2, c., dont on voit un féparé des autres vers d. Capfule uniloculaire, polysperme, e., ouverte en/.

CARACTt’RES SpéciFiQUEs. Fcuillcs linéaires, très entières. Fleurs en panicule.

Les Petales font divifés en deux au delà de leur rtieitié. Les Etamines, dont font plus grandes que les autres, et qui portent des Anthères rouges, font repréfentées avec les trois Pistils vers la lettre g. La Semence h. et vers i. on voit une partie de la Tige avec jes angles. Cette espèce fe distingue furtout de la Stellaire Ho-lostée (Stellaria Holostea) avec la quelle elle a de grands rapports de re.femblan^ ce^ par fa Tige glabre et douce au toucher, 2^ par fes Feuilles linéaires lan^ céolées^ et très peu ou point rudes en leur bord, par fes Calices flriés, zjô. par fes Pétales fendus on deux au delà de leur moitié, et à peu près de même longueur que les folioles du Calice 6^. par fes Capfules plus petites que les Calices, par ce quelle plus tard. La variété avec ks fours plus grandes et la tige plus elevée crotsfant tinjturs dans les lieux humides et fe trouvant ausfi dans cette République, est regardée par Wildenow , et avec raifon, comme une espece nouvelle, et nommée Stcllaria palustris.

Lieu natal. Dans les terreins fees, dans les prairies et les terres cultivées élevées et lèches.

Dans les environs de Langweer et de Joure en Frise , fur les Dunes intérieures dans le Breefaap près de Beverwyk, dans le Bois de la Haye, le long des chemins près d’UTRECHT, autour de Nimôgue et ailleurs..

Usage Oeconomique. Reuss et Mattuschka prétendent que cette Plante peut fer-vir de pâture au bétail, cependant Brugmans la regarde comme nuilible cans les prairies.

Geslagts Kenmerken. Calyx 5- phyllus, patens , Kelk yan llaadjes zieh yeyi openende a. veel vergroot b. Petala 5, bipartita, Bloembladen, in twee gedeeld c. (één af-zonderlyk d.) Caplula i- locularis , polysperina, éénhokkig Äaaddoosje, met veel Zaden e. geopend f.

SooRTELYKE Kenmerken. FoIïïs linearibus, integerrimis, met lynvormige geheel gave of effen Bladen', Floribus paniculatis, Bloemen eene pluim uit makende.

De Bloembladen zyn tot over de helft in twee gedeeld. De Meeldraden, waar van 5 groter zyn dan de andere, en die roodagtige helmknopjes hebben, met de drie Stam~ pers afgebeeld by g. Het Zaad h. Een gedeelte van den kantigen Steel i. Deze foort onderfcheidt zich van de Stellaria Flolostea , waar mede zy anders zeer veel overeenkomst heeft, i. door den Steel, welke glad en zagt in het aanraken is, 2., Door hare lynvormige en gave Bladen, zeer weinig of niet ruw zynde aan den rand. 3. Door den gejlreepten Kelk. 4 Door hare Bloembladen , als zeer diep ingefneden, en byna even lang als de Kelkblaadjes, Doordien hare Zaad~ doosjes kleiner zyn aan de Kelk. 6. Dat zy later in den Zomer bloeit — De yerjeheidenheid met groter Bloemen, en van een forfcher gewasch, altoos in vochtige gronden, en. ook in ons Haderland groeijende , is door nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;met regt als

Omtrent Langweer en de Joure in Vriesland , in het binnenduin tusfehen de Breefaap en de Hoffteden by de Beverwyk in het Haagsche Bosch, langs de Wegen by Utrecht, om Nimwegen en elders,.

Huishoudelyk Gebruik. Deze Plant kan tot voedfel dienen voor het Vee (Reuss Mattuschka) doch wordt als fchadelyk op Weilanden door Bruüaians opgegeven.

pARACTèiiÈs GéNéRiQUES. Corollc polypétale. Calice 4 — phylle.— Baye multilo« ciliaire, a. fouverte en b.) tronquée en c.

Caractöres Spccieiques d’après Willdencv/. Feuilles en coeur, très entières, dont les lobes vont en le rapprochant. Calice 5 phylle plus long que les Pétales, d. d.

Les Pet aies, dont o?i a répréj'enté un Jéparément •çers e, font ordinairement au nom • bre de à 20, /orr petites amp;nbsp;femblables à des ongles fourebues. Le Calice d, qui est grand., 'iert en dehors amp;nbsp;jaune en dedans., pourrait aifement au premier aspect être pris pour la Corolle. Les Etamines font plus nombreufes que les Pétales: on en a reprefanté un.,féparé des autres en f. Le Germe avec le Stigmate , fans aucune apparence de Style., fe voit en g. Le Fruit estpyriforme. La Semence est repréjentée vers h. Les Pétioles font quelques fois longs de 6 pieds, et très fpongieux: on en voit une partie en i. Avant la fleuraifon les Feuilles font enfoncées fous l’eau et ont l’air de feuilles molles et flétries., mais., lorsqu’ elles font parvenues à leur développement parfait, elles font dures lt;2? coriaces, et alors ausfl elles flottent fur la furface de l’eau.

Lieu natal. Cette Plante est fort commun dans les eaux douces dormantes, ou courantes de ce Pays; le long des Canaux, dans le viviers amp;nbsp;les Etangs.

La Variété fe trouve près de Oldbroek et dans le Vieu Yssel; ainfî que dans les environs de Rotterdam, Gouda, Leerdam, Schoonhoven amp;nbsp;ailleurs, d’apiés de Gorter.

Usages Oeconomiques. Linder., ciré ^^vGattenhofl-', rapporte que les habitans des isles de la Suède, dans un cas de famine, ont confervé leur vie laine et fauve, au moyen des racines de cette Plante, employée comme aliment.— Haller et Suckow asfurent que la racine et les feuilles fournisfent une bonne nourriture au bétail.

Et quoique LiNNé et Mattuschka la regardent comme nuifible au.x Boeufs, aux Chevaux et aux Brebif, elle est cependant très avantageufe aux pores, qui en deviennent ausfl gras que s’ils avaient mangé des glands; on économiferait par ce moyen beaucoup d’alimens-utiles à l’homme, comme par ex. des Pommes de Terre, dont on le fert ordinairement pour engraislèr ces Animaux. (Math, van Geums , Produclions indigènes pouvant fervir d’alimens.) Les expériences de Gleditsch et de Schreber ont prouvé que la racine, les feuilles et les fleurs peuvent fervir en guife de tan à la place de l’écorce de chêne, pour préparer le cuir.---- Mattuschka prétend que la racine de cette Plante, amollie dans du lait, peut

fervir à détruire les punaifes, les cigales amp;nbsp;les mittes. —On trouve fur la furface inferieure des feuilles de petits Polypes d’eau douce ('0'»'. Abh j ---- On peut facilement intro

duire cette Plante dans tous les étangs d’eau douce, en y en jeîtant limplemcnt une Capfule parfiiitement mûre (Miller).

Add. du Trad. On a esfayé’ en France de faire du pain avec cette racine, et eux quL s’en font nourris, bien loin d'en être incommodés, s’en font au contraire fort bien trouvés i ce qui au reste ne doit point furpreudre, puis qu’il est prouvé que cette racine, outre un principe refineux amp;nbsp;amer, contient encore une grande quantité de fubflance muc.ilagireufe et nutritive. Cette même racine étant desfecîiée pourrait par confequent fournir une bonne nourriture au bétail.

Quant à la manière de multiplier cette Plante, je préférerais aux fémcnccs rdpandïies fîir ’eau, le moyen que j’ai vu ctrployer en divers endroits , fàvoir! de lier un morceau de la tige ou racine bien vivante à qttelque corps pefant et de la laisfer ainli s’enfoncer fous î'eau a et descendre jusqu’ au fond, ou elle fe prend facUesnent et en fort peu de terns, (Favrsdj

Geslagts Kenmerken. Corolla polypetala. Bloemkrans van veel Bloembladen, cal. 4-s 5' pbylbis , Kelk van 4 of Bladen. Baeca multilocularis truncata. De Nrucht, eene Bezie met veel hokjes a, (geopend b) geknot c,

SooRïELYKE Kenmerken. (*5 Foliis cordatis integerrimis, lobis approximatis, met hartvormige, geheel gave Bladen, welks lobben tot elkander komen. Calyce pentaphyllo, petalis loiigiore. Byfbladigen Kelk, langer dan de Bloembladen d d.

De Bloembladen, waar van één afzonderlyk by e, zyn doorgaans tot 20 ƒ« getal, en zeer klein, als nagels die gevorkt zyn. De grote Kelk d. van binnen geel, van buiten meest I groen, zou op het eerfte aanzien licht voor den Bloemkrans gehouden worden. DeMeeK draden talryker dan de Bloembladen ; één afzonderlyk by f Het Pruchtbeginzel met den Stempel, zonder eenigen flyl daar op vast zittende g. De Krucht peervormig. Plet Zaad h. De bladfelen fomwylen lang 6 voeten, fponsagtig ; een gedeelte daar van by i. De Bladen, eer de Plant bloeit, nog onder de oppervlakte van het water zynde, vertonen zich dan als flappe en verflenfle bladen : volgroeid zynde, zyn ze lederagiig, en dryven vlak op het water.

Groeiplaatsen. In zoet Waterftroomen, Vaarten en Vyvers; overal zeer overvloedig.

De Verscheidenheid by Oldbroek en in den Ouden Yssel; ook by Rotterdam, Gouda, Schoonhoven, Leerdam en elders, volgens de Gorter.

Huishoudelyk Gebruik. Linder aangehaald door Gatten hoff, meldt, dat de Eilanders in Zweden met dezen wortel, ingeval van hongerfnood het leven goed en gezond onderhouden. Volgens Favrod heeft men in Vrankryk beproefd, hier van brood te bereiden, waar by die genen, welke hier mede gevoed werden, geen nadeel hebben gehad, en zich zeer wel bevonden. Dit kan niet vreemd voorkomen, om dat het bewezen is, dat deze wortel, be-halven eene harstagtige en bittere hoedanigheid, nog eene groote hoeveelheid Ilymaartige en voedende zelfftandigheid heeft; om welke reden dezelve ook gedroogd zynde, een goed voed-fel voor het Vee kan opleveren ÇFavrod), Wortel en bladen een goed voeder voor het Vee; (Haller Suckow) nogthans door Linnæus en Mattuschka als lchadelyk gehouden voor Runderen, Paarden en Schapen. Byzonder dienftig voor Varkens, welke hiervan even vet worden, als van eikels, en waardoor veel voedfel voor menichen, als Aardappelen enz. met welke de Varkens anders gemest worden, zou kunnen befpaard worden. Linn. Mattuschka, Matth .van Geuns inlandfche voortbrengfelen als voedfel.

Wortel, Bladen en Bloemen, in plaats van eikenbast tot het loyen van Leder te gebruiken, met proeven bevestigd door Gleditsch en Schreber. Met den wortel in melk geweekt, de huiskrekels en motten te doden. (Mattuschkka) Onder aan de bladen dikwyls kleine water-polypen te vinden (Sv. Abh.^ — De Plant in Vaarten en Vyvers gemakkelyk aante-kweken, door eene volkomen rype Zaaddoos daarin te werpen: (Miller) egter wordt door Favrod hiertoe verkieslyker geacht, welk middel hy op verfcheide plaatfen heeft zien aanwenden, era naaralyk een gedeelte van een levenden Steng of Wortel aan zeker zwaar lichaam vast te hechten, en alzo in het water te docnzhikcuj als wanneci het gemalJiclyk en zeer Ipoedig ia den grond Wortel vat. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;~

CARECTèREs GcNéRiQUES. La Corolle manque abfolument de Lèvre fupérîeure\ y est remplacée par une fislure, le long de la quelle font placées les Etamines a a.

CARACTèREs SpéciFiQUES. Tige droite J Grappes laterales, tournées du même côte; feuilles en coeur, dentées, pétiolées.

Le Calice est repréfenté en b. — La Corolle est d’un jaune pâle, et les' Eta» mines rougeâtres , dont le deux plus petites font fixées aux deux plus longues, comme on le voit en c. — Le Pistel Je voit en d. Fers e. on voit le Calice per fistant avec les Semances, qui font desfinées féparement vers f. — La Tige qui est dure et carrée, s’élevé à la hauteur de a à 3 pieds,

Entre les Dunes de Wyk op Zee J, Bloemenpaal, O verveen et Vogelenzang f. Heemstede f, Bennebroek près le Hartekamp f, HillegomI, Noordwykerhogt et le Silk Raaphorst, Wassenaar , la Haye et dans le Bois même de la Haye f — On la trouve ausfi aux environs d’HARDERWYK, Uilenpas, Biljoen, Arnhem,Nimegue et alleurs en Gueldre, ainfî qu’à la Montagne pres d’AMERONGEN.

Usage Oeconomique. Dambourney rapporte que cette Plante peut être utile dans la teinture. Miller la regarde comme très préjudiciable dans les Jardins, à caule de fes racines longues et rampantes; mais par cette même raifon, elle est de grande utilité pour fixer la mobilité des fables dans le Dunes maritimes et intérieures.

Geslagts Kenmerken. Corollæ Labium fuperius nullum, fed Fisfura ejus loco in qua Stamina jacent. De Bloemkrans heeft geen bovenlip , maar in deszelfs plaats eene fpleet, viaar in de Meeldraden liggen, C?ƒ doorgang hebben) a a.

SooRTELYKE Kenmerken. FoIüs cordatis, ferratis, petiolatis, met hartvormige ^zaags, vi'^ze^ gefleelde Bladen. Racemis lateralibus fecundis, zydelingfche 2'akken na ééne zyde gekeerd, Caule eieélo, regt opfiaanden fieel.

De Kelk b. de Bloemkrans bleek geel. De Meeldraden roodagtig, van v/elke de twee korte aan de twee lange z'^n gehegt, zo als in c. Stamper d. De overblyvende Kelk met het Zaad e De Zaden ajzonderlyk f. — De algemeene fleel hard en vierkant: hoog a tot 3 voeten.

Aan den Berg de Grebbe by Rheenen f, in de Duinen van Wyk op Zee f van Bloemen-daal, üverveen en Vogelensang f, van Heemstede f, Bennenbroek by de Hartekamp f, Hillegom f, JNoordwykerhout en de Silk f. Raaphorst, Wassenaar en s’Hage f, ook in het Haagsche Bosch f, omtrent Zwol f, op de hoogten en in de Bosfchen te Ubbergen by Nimwegen f. — Omtrent Ha rderwyk. Uilenpas, Biljoen , Arnhem , en elders in Gelderland ; aan den Berg by Amerongen.

Huishoudelyk Gebruik. Is tot eenig nut voor de Verweryen. (Dambourney) Uit hoofde van derzelver langen en kruipenden wortel, een flerk onkruid in de Hoven ;(MillerJ maar ook hierom zeer heilzaam tot wering van verftuiving der zand' en Duingronden.

Ækmand, Acker-Klee, Hafen-klee. Anglais, Hare’s foot. Trefoil. Francais. Pied de lièvre.

CARACTèRES GéNéRiQUEs. Fkurs rasfeiiible'es en têtes.---Légume à peine plus long que le Calice, fe feparant du Calice fans s’ouvrir.

CARACTèRREs bpéciFiQUEs. Fpis vclus, ovalcs J; dents du Calice fétacées, égales et velues.

Fers a, on •ioit une fleur détachée a'^ec jon Calice, l'un et l'autre aggrandis en b. Fers c. fle trouve la Capfule avec le Pavillon déjà flétri et qui y est encore fixé, le tout aggrandi Fers d.— La Capfule tout à fait ronde, ne peut pas être régardée comme un Légume proprement dit; cependant, les autres caraéteres de cette espece font conformes à ceux du genre entier —. La Semence est repréfentée en e. et aggrandie en f. Le Calice flétri après la chute de la Capfule fe voit aggrandi en g.

Sur les Dunes d’OvERVEEN , Katwyk et Scheveningen f, en certaines endroits-du Bois de la Haye f — En Frise dans les Bois aux environs de Bergum , Zuider-HuisuM, Heerenveen, Dragten et ailleurs; autour de Zwol, le long du Hierder-WEG, et dans les terres cultivées et fabloneufes aux environs de Zutphen, Harderwyk, Nimegue; à Maurik fur le Bikkeleneerg dans la Bctuwe; près d’ALKMAAR, Harlem, dans le Pays de Tholen et ailleurs.

Add. du Trz\d. Cette Plante croit en abondance dans les champs fabîoneux, dans les Dunes et le long des digues de la Province d’UTRECHT, fur tout près d’AMESFOORT. (Favrod).

Usage Oecomique. Le pain fait de grains mêlés de beaucoup de Semences de ce Trèfle, en prend une couleur rougeâtre, fans en contrafter aucune mauvaife qualité. (Bulltard). — Les beftiaux ne la broutent point Miller. Brugmans la regarde’ comme nuifible dans les prairies : elle est cependant indiquée comme falutairc dans les maladies bilieufes des boeufs; car alors ils la mangent volontiers, quoiqu’ils refufent leur nourriture ordinaire : ainfi la nature même femble l’indiquer à des Animaux, comme le re^ méde qui leur convient le mieux. (Swed. Abh. Th. 9. p, — Gleditsch asfure que' cette même Plante peut fervir en guife de tan. Au reste comme il est rare de la trou*-ver daus de bons terrainselle parait toujows indiquer un terroû les et ftérile. (Miller^-

Geslagts Kenmerken. Flores fubcapitati. De Bloemen meest als Bloemhoofdjes 'ierèénigd. Legumen vix calyce longius, non dehisccns, deciduum. tiet peultje ’meinig langer dan den Kelk niet losberstende^ afvallende.

SooRTELYKE KENMERKEN. Spicis vlllofis ovalibus, pluizige ovale Air en denti-bus calycinis fetaceis, villoiis, æqualibus, de tanden van den Kelk als borstels, pluizige ge-Ijkvormig.

Eene afzonderlyke bloem met derzelver Kelk a^ vergroot b. Het Zaaddoosje met het verwelkte vlagje, zich daar aan nog vasthechteitie c, vergroot d. tiet Zaaddoosje geheel rond zynde^ kan hierom niet als eene eigenlyke peul worden aangemerkt, ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maar heeft verder de eigenfehappen, by de Geflagts Kenmerken 'opgegeven. Het Zaad

e. vergroot f. De verwelkte Kelk, na dat het Zaaddoosje is afgevallen g vergroot.

Op de Zandgronden, Duinen en langs de Dyken van het Sticht f, vooral by Ames-FOORT j, in de Duinen van Overveen, Katwyk en Scheveningen f, in het Haag-scHE Bosch op fommige plaatfen f — in Vriesland in de Wouden omtrent Bergum, Zuiderhuisum, Heerenveen, Dragten en elders, omtrent Zwol, langs den Hierder-WEG en in de zandige Bouwlanden buiten Harderwyk , Zutphen , Nimwegen , te Maurik op den Bikkelenberg , in de Bótuwe, buiten Alkmaar, Haarlem, in het Land van Tholen en elders.

Huishoudelyk Gebruik. Het brood gebakken van graan, waar onder veel van dit Zaad geraakt is, verkrygt eene roodagtige kleur, maar heeft ’er verder geen nadeel van, (Bulliard) — De Plant wordt door het vee onaangeroerd gelaten, (Miller) en is nadelig op Weilanden (Brugmans): egter heilzaam in de Galziekte van het Rundvee, als wanneer het Vee deze Klaver niet weigert, fchoon hetzelve hun gewoon voeder laat flaan: wordende alzo door de natuur zelve het ware geneesmiddel aangewezen. (Swed. Abh. t. h. g. fog. 85) Dienftig tot Leerlooijen (Gleditsch). De Plant wordt zeer zelden op goede gronden gevonden, en wyst byna altoos een onvruchtbaren grond aan (Mille;),

CéNéRiQUES. Receptacle foyeiix a. — Aigrette fimple. — Corolles dv Rayon infundibuliformes, irrégulières et plus longues quecellesAwDisque; onenvoitnnerepréfentée cnb, CARACTèRES SpeciFiQUES. Calices fcarieux et déchiquetés c c. d. on à reprélênté une des écailles, détachée du Calice, aggrandie en e --- Feuilles caulinaires lancéolées; les

Le Fleuron imparfait du Rayon est repréfenté en b et les Ecailles ciliées du Calice en d et e. — On voit un Fleuron du Disque avec les Etamines et le P est il repréftntés en f. et aggrandis en g. Ners h. on voit la Semence presque nue, dont l'Aigrette est formée d’un petit nombre de poils courts f raides et caduques; on la voit agrat^ie en i.

VARiéré. J’ai obfervé plufieurs années de fuite, le long de la Digue Orientale de I’Eem entre Amesfoort et le Zuider Zee, je ne dirai pas une monflruofîté ,mais une véritable et bien finguliére variété de cette Centaurée, qui y couvrait presque la digue en certains endroits. Cette variété confiste en ce que les Fleurons du Rayon, qui dans l’espèce ordinaire et dan.s toutes les autres de ce genre font neutres et ftèriles, font ou contraire dans celle-ci femelles et fertiles. J’y ai vû distindement un Style asféz long de couleur pourpre, furmonté d’un Stigmate un peu recourbé, ovale et d’un pourpre pâle ; au desfous de chacun de ces Fleurons radiaux , fe trouvait une Semence, plus grande que celles du Centre et couronné d’une Aigrette plus longue et plus fournie, que celle des Semences du Disque. Pour m’âsftirer de la fertilité de ces Semences, j’en ai recueilli avec foin, que j’ai femées dans un Jardin, ou elles ont très bien levé et produits des individus, portant les mêmes Caraélères que ceux que j’avois obfer-vés fur la fusdite Digue. (Favrod)

Le long des Digues à Harjn près de Groningue, dans les terres cultivées autour de Zwol et Harderwyk, ainfi que dans les environs ûTIarlem fur le Dunes couverts de gazon près d’ÜVERVEEN, Elswout, dans les environs de la Haye, dans les Dunt s fitués tii'.rc Loosduinen et ter Heyde; enfin dans le voiliiiage de Nimegue et ailleurs.

Add. du Trad. Cette Centaurée croit en abondance le long de la digue meiiJionale du Rhin dans laBéTUWE, ainfi que fur plufieurs digues Sabloneufcs de la Province d’UTRECHT-: je l’ai même trouvée croifant ça et l’à fur la même digue, ou j’ai obfervé la variété remarquable , dont j’ai fait mention plus haut. (Favrod).

Usage Oeconomique. Les Fleurs font avidement recherchées par les AbeilIcs.fiSM'. Aid. Gleditsch). —- Quoique cette Plante foit regardée par Linnû comme une tonne nouriture pour differens beftiaux, cependant ils s’en éloignent et là refufent, lans doute, à caufe de la dureté de fa Tige, et de fes Têtes, ausfi bien qu’à caufe du piquant de lès ï'cuilles; c’est pour quoi' elle n’est avantageufe ni dans les prés , ni dans les prairies ^Erhart , Brugmans). — Gleditsch rapporte, qu’elle peut fervir à tanner les cuirs.

Üii peut tirer de cette Plante une très belle ci uleur jaune pour|tiendre les érofTes de Lye (LiNNé et Reuss.) — Cette'Plante fe transplante difficilement; aisü pour la cultiver, dit, Miller, qu’il faut la fwer en Automne^

Hongduitscfi Gemeine Flocken • blume Engel c/i. Common Knapweed or Mat fel I on. Eleaerduitfcht B'^namen. Knoop-kruid, Santorie.

SïNGENESIA, POLYGAMI A FE-USTRANEA. Z A M E N T EL EN D E, VRUCHTLOZE VeELWYVERY..

Geslagts Kenmerken. Receptaculum ÜQtQlüm., borßelig ontvangbed a. Pappus .fimplex, éénvoudige Zaad-liuif , Corollæ radii infundibuliformes , longiores, irreguläres, trechtervormig, vi'^ ^rmg., onregelmatig, (zoaatiig Bloempje afzonderlyk b)

SooRTELYKE Kenmerken. Calycibus fcariofis, laceris,. wez verdroogde, van één gefcheurdi Kelken c c. (een Kelkjchubje ajzonderlyk d., vergroot e) Foliis lanceohitis : radicalibus üiiuato-dentatis, la’ cetvormige Bladen:, ae IKortelbladen met tanden, bochtig van éénflaande. Ramis angularis,

De Straalbloempjés b. mwlkomen. De Kelkjchubjes gewenkbraauwd, d en e Een bloempje van den j'chyl met Meeldraden en Stanper f', vergroot g Het Zaad bykans raakt welks kuif beßaat uit weinige zeer korte borsteltjes, die Jpoedig afvullen, h. vergroot i.

Verscheidenheid. Door Favrodxs. verfcheiden jaren naa den anderen, langs den Oostelyken Dyk van den Eem, tu.sfchen Amesfoort en de Zuider Zee,waargenomen, eenewezendlykeem zeer zoiTderlinge verfcheidenheid van deze Plant , waarmede de gemelde F)yk op fommige plaatfen geheel bedekt was. Deze verfcheidenheid beilondt hierin, dat’de Straalbloempjes, die anders onzydig en onvruchtbaar zyn, in tegendeel vrouwlyk en vruchtbaar waren : zelfs heeft Favrod onderfcheidenlyk gezien, een vry langen ftyl van eene paarfche kleur, voorzien van een weinig gekromden, eyronden en bleek rooden ftempel. Onder elk van deze Straal-bloerapjes bevondt zich een Zaad, veel groter, dan die van den Schyf, en g;ekroond met een Zaadkuif, veel langer en voller dan van de Zaden van den Schyf. Om zich van de vrucht« baarheid van deze Zaden te verzekeren, heeft Jdavrod dezelve zorgvuldig opgezameld, en in een tuin igezaaid, waar zy zeer wel zyn opgekomen, en Planten hebben voorgebragt, die dezelfde kenmerken hadden, als aan de Planten, op gemelde Dyk, door Hemzyn waargenomen.

Aan de Dykjss te Haren,by Groningen; in de Bouwlanden buiten Zwol en Harder-WYK, om Haarlem, op begroeide Duinen te Overveen by Elswout, om ’sHage, iis. de Duinen tuslchen Loosduinkn en ter Heyde, in de Graslanen te Hulsen by Nimwegen.-

Huishoudelyk Gebruik. De Bloemen by uitnemendheid gezogt door de Byen flSir. Zbk Gleditsch.J' Schoon de Plant door Linnæus als een voeder voor onderfcheiden Vee wordrj. opgegeven , is egter het Vee, uit hoofde van het harde en fcherpe der bladen,, fteel- en bloemhoofden , daar van afkerig. Dezelve is dus nog op weiden, nog onder het hooi dienftia'. (Erhart, SrngmansJ Gefchikt om Leer te loojen. (Gleditsch) Hiermede geel te verwen (Linnæus „ Reu '.';.) Laat zich raoeilyk verplariten : best door Zaad voort te kweken, en dit in den lierüL tï: zœiijen ( Miller

Caractöres Göncriques. Fruélifications dispofées en petites lignes parallelles, épar-fès fur la furface detgt; feuilles.

Carectöres SpéciFiQUEs. Feuilles alternativement décompofe'es; folioles cunéiformesi crénelés en leur bord.

Zô Fr unification n'a lieu que fur la furface inferieure des feuilles. Les Capfules étant encore jeunts font jaundres-, vers a., a est repréfentée une petite branche avec les fuS' dites Capfules grandeur naturelleamp; une feuille détachée amp;nbsp;fort aggrandie vers b. enfuite ces CapfuUs deviennent brunes couvrent toute la foliole, c feule amp;nbsp;fort aggran-die vers d. On a repréfenté les femences féparées et fort aggrandies vers e. Lorsque celles-ci font parfaitement mures, elles fe détachent des la foliole, comme par une J orte diéla/iicité et tombent. Fers f f, on voit les folioles des f euilles roulées avant leur dé-^ veloppement, La plante est haute de a a 3 pouces.

Lieu natal. Sur les vieilles murailles, entre les joints des pierres, comme on l’a ré-préfenté dans la gravure.

En Frife, fur les murs du Temple de Joure J, fur les remparts d’UTRECHT f, fur les murs d’IlARDERWVK t, Leiden f, Nimögue fj Tholen etenplufieurs autres endroits croisfant en abondance fur les vieux murs.

Vertus. Cette plante de même qne les autres Capillaires n’est plus gueres en ufage. On c'en fervait autre fois comme adoucissant dans les maladies puimoniques.

Usage Geconomique, On n’a découvert jusqu’ici aucune utilité réelle pour l’Econo-' «lie de cette Plante.

Geslagts Kenmerken. Fruftificatio in lineolis disci frondis fparfis De vruchtmaking heeft f laats in de fl reepjes, over den fchyf of oppervlakte van het Loof verfpreid.

Soortelyke Kenmerken. Fróndibus altematim decompofitis : foliolis cuneiformibu!», crenulatis. Het loof over en weder dubbel zamengefteld: deszelfs blaadjes van gedaante als eene wi^~ gekarteld.

De vrucht making gefchiedt alleen aan de onderzyde der Blaadjes. De Zaad doosjes jong zynde zyn geelagtig : een takje met zodanig Zaad by a., a. een afzonderlyk blaadje daarvan, veel vergroot by b IZervolgens worden dezelve bruin, en overdekken de blaadjes geheel, zo als by c. een enkel blaadje veel vergroot d. Zaden afzonderlyk, veel vergroot e. Holkomen ryp zynde, fpringen zy met zekere veerkragt los Dt ingerolde Blaadjes van het Loof, eer zy uitkomen f,f. — Lang met het fleeltje 2 of 2J duim.

Groeiplaatsen, Aan oude Muuren tusfchen de voegen der fteenen, zo als by de Afbeelding is aangewezen.

’ln Vriesland aan de Kerk op de Joure f, aan de Wallen van Utrecht f, de Muuren van Haarlem f, Leyden t, Nimwegen f, Tholen | en op zeer vele andere plaatfen aan oude Muuren overvloedig.

Kragt. Tsgelyk de overige Hairkruiden Herbas capillaresiti onbruik. Zy werdt te voren in Borst-kwalen, als een verzachtend middel, aangewend.

Huishoudelyk GebrviKj Van deze Plant is tot iiog toe geen nuttig Huislioudelyk gebruik bekend.

CARACTèRES GéNéRiQUES. Galice à a valves, ou battans Ça^ aggrandi vers bÇ) biflore. Fleurons entre lesquels on ne trouve aucun rudiment d’une 3^. Heur (c aggrandi en d) (comme cela a heu dans le genre des McliquesJ

CARACTèRES SpécTFiQUES. Feuilks planes. — Panicule ouvert. — Pétales velus et à arêtes à leur bafe; l’arête droite et courte, e.

On a repréfenté vers la lettre capitale A plante dans fon entier ; mais fort rapétisjée. Le desfous des feuilles est fngulièrement rude au toucher, même plus que bien d'autres graminées, fur tout fi on les glisfe de haut en bas entre les doigts; vers f. on a répréfenté une partie d'une de ces feuilles, fortement aggrandie, et marquée ordinairement de g filions ou crennelurés. La tige ou le chaume est droit et haut environ de 4 ou g pieds- Les feuilles ont quelques jais jusqu’ à 3 ou 4 pieds de longueur. La Semence ou Graine reprefentée en g. — Lorsque cette plante est expofée aux rw^ons du Soleil, fes bales calicinales lisfes, luifantes, d’un vert argenté, et Jouvent mélangé de violet, font un très bel fjèt, et lui donnent l’air dun beau panache argenté.

Lieu Natal. Le long des fosfés et des prairies; a in fi qne dans les lieux humides des bosquets.

Dans les environs d’Harlem, Leide, la Haye, Nimögue, Utrecht, Ames* Foort, Rotterdam, Delft et ailleurs en abondance.

Usage OécoNOMiQUE. Les Actes de Suède ISwedifche Abhandlungeitj traitent fort au long de l’excellence de cette plante comme pâture pour le bétail; elle ferait furtout très agréable, lorsqu’elle croit partouffes épaisfès et quand elle est jeune encore, parcequ’elle empêche ainü la mousfe de paraître dans les prairies. Gieseke (Linn. Prcél. in Grd. Fiat. p. 147) asfure que dans les environs de Fahluo en Suède le bétail fe nourrit ausfi bien de cette plante, qu’on puisfe le defirer. C’est ausfi pourquoi J. Beckman dans fes Teutfehe Landw. range cette graminée dans le nombre des plus utiles des prairies. Cepandant, fi l’on fait attention au tranchant et a la rudesfe des feuilles, que l’on obferve même déjà dans les jeunes, on avouera avec iP. Sole Lath. Societ. vol fri. p. 134, qu’aucune bête ne veut la broûter à raifon de cette rudesfe. ---- Mattuschka rapporte, qu’on

peut fe fervir des feuihes, au lieu de paille, dans les lins ouvrages qu’on fait en ce genre.

Geslagts Kenmerken- Calyx s-valvis, Kelk kcßaande uit klepjes a.^(yergroot bj 2, Floras, flofculi absque interjeélo rudimento, heeft Bloemen, zonder het beginzel van eett, derde Bloemtje tusj'chen beiden te hebben (zo als by het Geflagt IMelica} c. vergroot d.

Soort EL YKE Kenmerken. Foliis planis, met- vlakke Bladen Panicnla patente, Pluim. Petalis bafi villofis ariftatisque: arista recta,, brevi,. Bloembladen van, onderen vlokkig en genaaid: z'^nde eene korte en regte naald, e.,

By, A eene Plant: in Baar geheel verkleind afgekeeld. De Bladen zyn aan dé binnen zyde byzonderruw, meer dan eenig ander gras. Een gedeelte van zodanig blad veel vergroot f') hebbende meest zeven ruv/e voorens. De blader, dikwils en voeten lang. De Plant hoog omtrent 4 o/’^ voeten. Het zaad by g. Dit gras, vooral indien het van de zon bejehenen-is, levert door zyne glinflerende en zilver kleurige Bloemen, die ook fomwylen bruiner vart: kleur zyn,, eene fraaie pluim op..

Groeiplaatsen. Aan de kanten van floten,, en weilanden ook op.,vochtige plaatfen iii! de Boslchen, — Om Amesfoort , Utrecht, Haarlem, Leyden, den Haag, Delft., Rotterdam, Nimwegen, en elders overvloedig.

HiJiSHOUDELYK Gëbruik, Vaii de voortrelFelykheid van dit gras tot voeder voor het, vee wordt, breed opgegeeven in de Swedifche Abhandlungen: het zelve, zou byzonder aangenaam zyn voor het Vee, wanneer het dik ftaat, en nog jong is,terwyl het belet dat op zulka weilanden Mosch te voorfchyn komt; zelfs zou (volgens Gieseke, Linn, prælebt in Ord, Nat. p, 147.3, omflreeks Fahluna het vec hier mede zo wel gevoerd worden, dat men dit niet beter zou kunnen verlangen. Ook telt J. Beckman dit in zyne Teutjehe Landw. onder de beste gras-foorten op; Doch wanneer men acht geeft op de fcherpte. en ruwheidi van het blad., die ook reeds aan de jonge bladen,befpeurd wordt, zal men gereedlyk erkennen , met W. Sole Bath. Society vol IX p. 134. dat geen dier dit gras uit dezen hoofde eten-i wil. —• De blade^ aß ftroo te gebruiken tot fyn vlecht werk, (Maituschka.^,

Hydrocotik ’vulgaire. Allemand. Gemeiner Wasfer-Nabel. Nabelkraut. Anglais. Marsh Pennywort. White-rot.

GéNÉRiQUES. Qmielle fimple. (On en a repréfenté une à part et fortement aggrandie vers 0) — Imolucre ou Color et te diphylle ou tétraphylle b. — Petales entiers, (une fleur feule vers c.) — Sgt;emences femi orbiculaires-comprimées, (vers on les voit avant leur naturitéj parfaitement mûres vers e et aggrandies vers ƒ)

Caractöres SpéciFiQUES, Feuilles ombiliqpées ou en rondaclie. —- Ombelles portant 5 fleurs a.

Qn a repréfenté vers la lettre g les 2 Piftils diyergens. Fers h on voit la furface inférieure d'une feuille avec la ramif cation fymétrique de fes neryures. Les Pétioles et les Pédicules fortent de la même place de la'Lige commune, qui est pourvue çà et la vers le bas de fines racines capilaires ou chevelues., au mc^en desquelles la plante s’avance en rampant et fe fixe à la terre. Le Fruit est formé de 2 femences femi - orbiculaires rangeés en forme de couronne autour.^ ou à Lextrémité du Pédicule commun.

Lieu natae. Dans les terreins bas amp;nbsp;humides, amp;nbsp;furtout dans ceux, qui, pendant l’hiver font couverts par des eaux douces.

Dans les bois de la Frise f ; dans les vallées des Dunes de Castricum et Baccum f ; dans les plaines des Dunes nommées Naaldeveld , près de Sandvoort f ; près de Staalduin f, dans les environs de Nimögue dans les bruyères autour de Bergen op Zoom J. —Près de Haren et de Waterhuizen dans le Département de Groningen ; près de Zwol , Harderwyk, Amsterdam et ailleurs.

Add. du Trad. Je l'ai fort fouvent trouvée fur les bords ombragés des fosfés des Provinces ü’Utrecht amp;nbsp;de Gueldre , amp;nbsp;entr’autres dans les terreins tcurbeux des environs d’AMESFooRT amp;nbsp;de Koelhorst. ÇFavrod.')

Usages Oeconomiques. Cette Plante à caufe de fes qualités acres et échauffantes est regardée par Gmelin amp;nbsp;Brugmans comme très nuifible au bétail en général, et aux Moutons en particulier, chez qui elle occafionne des inflammations, l’urine languinolente amp;nbsp;gluüeurs autres accidens ausfi promts que violens et fâcheuxgt; (Mattuschka J

Geslagts Kenmerken. Umbella fimplex, enkele Blnemfcherm (afzonderlyk, veel ver-groot a) involucro 2 - live 4-phyllo, «e; een of a, bladtg Jchermdekfel b. Petala integra, gap« Bloembladeu. (eene Bloem afzonderlek c.) Semina leimi-orbiculato compresla, Z.aden van gedaante als een zaamgedrukt of flat Aalf rond, fnog onryf d, volkomen r'jf e^ vergroot f.

SooRTELYKE Kenmerken. Folüs peltatis, met fchildvormige Bladen, Umbellis quin-quelloris, Bloemfeher men van vff Bloemen, (zie by a.)

De beide flylen op een afftand van elkanderen ßaande g. Een blad met deszelfs regelmatige takfehietende nerven van onderen gezien h. ---- Uit den algemeenen fteel komen

op dezelfde plaatfen voort Bloem- en Blad-jielen, en van onderen fyne hainvorteltjes, door welke laatße de plant al voortkruipende zich telkens aan den grond vasthecht. Twee halfronde Zaden zyn kranswyze om, of op den Bloem-fieel geplaatst.

In de wouden van Vriesland f; aan de befchaduwde kanten van Sloten in Gelderland f, als ook in Utrecht, vooral in veenagtige gronden omftreeks Ameskoort en by Koelhorst f, in de Duinvalleyen van Castricum en Baccum f, in de Duinvlakte het Naaldeveld by Zandvoord j, by Staalduin f, by NimweEgen f, in de Heide buiten Berg op Zoom f. — By Haren, en de Waterhuizen in het Departement Groningen by Zwol Harderwyk, Amsterdam en elders.

Huishoudelyk Gebruik. De Plant uit hoofde van hare fcherpte en hitte zeernadcc-lig voor het Vee, inzonderheid voor Schapen: (Gmelin, Brugmans) zelfs veroorzaakt dit by de Schapen ontfteking , bloedpisfen, en andere fchielyke en hevige toevailen. qMattuschka.)

CARACTèRES GéNéRiQUES. Calice monophylle, divifé en 5 fcgmens a. __ Corolle penta-pétale; fon voit un des Pétales repréfenié ieparément vers — Cinq Notaires en cœur, ciliés, dont les fommets font globuleux; (on les voit repréfentés ainfi que les 5 Etamines et le Pillil vers c, et vers d on a desfiné un feul de ces Nectaires féparé des autres et fort aggrandi) — Capjule formée de 4 valves ou battans; Qcncore fermés vers eet ouverts vers/, lafenience fe voit vers la lettre g)

La fîruldure particulière des Nectaires des fleurs de cette plante la diflingue fluflifamment de toute antre. — L’ouverture des Stigmates ctu Pillil étant trop petite pour être en même tems fécondée par toutes les Etamines, la fage nature a remédie a ce défaut apparent, en faifant pencher l’une après T autre les Etamines///• le Ptflif et cela juflement aumonunt que le Pollen 0« la pousfière pécondante est parfaitement mure etfeche-, ce qui n a lieu que fuccesflvement dans chaque Anthère; et ausfltôt qu’une des Anthères a éjacidé joti Pollen, le Filet qui la porte fe redrcsfe pour faire place aux Juivan^s. On a rtpre-fenté vers la lettre c ces g Etamines dans les divers teins de leurs am^rs avec le Pillil, ƒ.• ex: No. I. repréfente une Etamine le Pollen n’est pas mûr et encore humide Na SX, une autre Etamine le Pollen est déjà plus mûr, les N°. 3 nbsp;nbsp;nbsp;4 lorsque le

Pollen w? parfaitement mûr et propre à la fécondation ; (on en voit une reprefentée dans cet état, féparée et aggrandie vers i.) Enfin le No 5 repréfente une Etamine après l’émisflon de fon fperme fécondant. — La Tige ozz la Hampe «'e celte plante fe contourne tant foit peu, c’est ce qu’on a cherché à rendre en repréfentant vers la lettre h une partie de cette Tige ainf contoutnée. — Les Pétales font tout a fait blancs et joliment veinés.

Dans les champs entre Alkjiaar et Egmond op den Hoef f, près du Nieuwe Brouwers - Kolk à Overveen, dans le voifinage d’HARLEM f, dans les Dunes de Rokanje et d’OosTvooRN près de la Briel f. — Sur la bruyère de Zelhem dans le Quartier de Zut-piien, entre Hartskamp et Essen dans la Veluwe , entre ’s Heeren Loo et Telg; dans les vallées humides des Dunes près de Wyk-op-Zee, Lisse, Raaphorst et la Haye. Add. du Trad. J’ai trouvé cette jolie Plante croisfant en aboi dance dans la Province d’UTRECHT, p: ex. dans les prairies lablonnetifes et humides entre Amesfoort et Bunschoten, à Hoef lake.5, KoELHORSTet Nykerk (Fayrod )

Usage Oeconomique, Elle fert de Pâture, aux Chevaux, aux Moutons et aux Chèvres; mais elle n’est point mangée par les Vaches, ni par les Cochons (Linn.) Les fleurs qui font très riches en miel, loin fort recherchées par les Abeilles fèir. Abh. Clcditsch.) — Cette Plante à caufe de la beauté de les fleurs mériterait bien d’être cultivée dans nos jardins ; mais, on doit pour cela la placer à l’ombre et l’arrofer beaucoup, fur tout dans les tems de fëcheresfe, car elle aime fîngulièrement l’humidité. (^Millers Dim.}

Geslagts Kenmerken. Calyx 5-partit us, Kelk in 5 gedeeld a. Petala g Bloem-Haden, waarvan één afzonderlek b. Neétaria 5, cordata, ciliata apicibus globofis, 5 Honig-bakjes, hartvormig, met wenkbraaawen voorzien van klootvormige knopjes, (afgeheeld met de g meeldraden en het vritchtbeginfdbe c, een honigbakje afzonderlyk veel vergroot d“) Caplüla 4— valvis, Zaaddoosje van 4 klepjes, (log gefloten e, geopend f. het Zaad, g.)

De Plant door hare honigbakjes zeer gemakkelyk te onderkennen. — De opening van het vruchtbeginfel is te klein, dan dat hetzelve door alle de meeldraden gelykelyk zou kunnen bevrucht worden : hieraan is te gemoed gekomen , doordien de meeldraden, de één na den ander, met zyn helmknopje de flempels dekt. Dit gefchiedt niet, voor dat het ftuifmeel ter bevruchtiging volkomen droog en ryp is, ’t geen in elk helmknopje op onderfcheide ty den plaats heeft, waarnaa zy zich weder van het vruchtbeginfel verwy deren. Zodanige meeldraden in de verfchillende tyden van deze werking aangewezen by c, als N^. i. met nog onryp vochtig fluifmeel, N”. 2. meer nader aan de rypwording, N'^. 3. en 4. waarvan het fluifmeel ryp is tot bevruchting (zulk een meeldraad in dien fland afzonderlyk vergroot afgebeeld by i ) N. g. naa het fluifmeel te hebben uitgeworpen. —- De flcel draait zich een weinig om ; een gedeelte daarvan by h. De Bloembladen zyn fraai geflreept.

In de vochtige Zandgronden tusfchen Amesfoort en Bunschoten f, by PIoeflaken en Koelhorst f, by Niekerk op de Veluwe f, in de Velden tusfchen Alkmaar en Egmond op den Hoef f, by de Nieuwe BrouwersKolk te Overveen buiten Haarlem f, by Staalduin f, in de Duinen van Rockanje en Oostvoorn by den Briel f. — Op de Pleide by Zeehem in het quartier van Zutphen, tusfchen Hartskamp en Essen op de Veluwe , tusfchen ’s Heeren-Loo en Telg, in vochtige Duinvallcyen by Wyk op Zee , Lisse , Raaphorst en ’s Hage.

Huishoudelyk Gebruik. Wordt gegeten door Paarden, Schapen cn Geiten ; niet door Runderen en Varkens. (Linn.) Zeer gezogt door de Byen, als zeer ryk in Honig. (Sie. Abh. Gleditsch) — Verdient om derzelver fraaie Bloem eene plaats onder de Tninblöcmcn, maar moet hier toe in de fchaduw gezet, en by droogte Berk begoten, en vochtig gehouden worden, (Millers DKi.)

Caractöres Gönöriques. Calice 3 phylle. — 3 Petales connivens. ___i Semence triangulaire.

Caractères Spöcifiques. Fleurs dioïques. — Feuilles lancéolées en fer de hallebarde.

Les individus de cette efpéce font tous uniféxuels, les uns tous chargees de fleurs mâles les autres ne portent que des fleurs femelles ; dest ce qu’on a repréfenté vers les N. i et 2. Les fleurs mâles font desfmees féparément et aggrandies vers a -, vues par devant en b et par derrière en c. Les 3 folioles étroites et extérieures torment le Calice, et les 3 autres, qui font intérieures et plus larges, conflituent la Corolle, la quelle a de fl grands rapports de resfemblance avec les folioles du Calice, qu’on dirait au premier abord, qu elle est formée de 6 Pétales, dont 3 font alternativement moins grands que les 3 autres. Les fleurs femelles font aus fl repréfentées à part et aggrandies vers d, avecleur Stigmate plumeux vers e, la Semence triangulaire en f et aggrandie vers g.

'VA'SJÉTés. Les feuilles radicales varient quelques fois confidérablement dans quelques individus; elles font parfois abfolument entières ou fans oreillettes à leur bafe ; ces oreillettes, lorsqu’elles s’y trouvent, font elles-mêmes plus ou moins droites ou recourbées en arrière, d’autres fois, les feuilles n’ont qu’une feule oreillette ; les feuilles elles-mêmes font plus ou moins larges et pointues; ces feuilles font plus allongées et portées par de plus longs pétioles, lorsque la Plante croit dans un terrein fee et aride. — La plante entière est fouvent toute rouge, ainfi que les fleurs femelles et les femences, furtout en Automne, comme on le voit vers h. ce qui fait paraître les champs en jachère, où il y a beaucoup de ces Plantes, comme tout teints de cette couleur. — La plante varie encore par fou port; car quelquefois elle est tout à fait droite, d’autres fois rampante, ou du moins couchée.

Add. du Trad. J’ai obfervé plufîeurs autres variétés de cette Plante vraiment multiformes; voici les 3 principales i. A Tiges à peine hautes de 2. a 3 pouces ; d’autres fois hautes environ d’un pied; 2. A Epis de fleurs très menus, quelquefois ramasfés et asfez courts, d’autres fois très lâches et prèsque filiformes, et 3. A Semences oblongues, prismatiques, obtufes de part et d’autre, trois fois plus grandes que le calice. (FavrodJ

Lieu Natal. Dans les terreins et dans les champs elevés et fiiblonneux, ainfi que fur les Dunes couvertes de gazon.

Elle est très commune dans toute la République , dans tous les terreins fus-mentionnés.

Vertus et Usages en Mödecine. Les feuilles récentes et vertes font rafraichisfan-tes et aperitives; on les employe dans les fièvres, les ébullitions cutanées, et le feorbut. (Bergius, M. M.) Les feuilles macérées dans du vin, font fort recommandées parBoER-HAAVE, comme gargarisme, pour purifier les ulcères feorbutiques et pour raflermir les dents ébranlées par le feorbut (Murray App. Medt)

Usages Oeconomiques. Elle est volontiers broutée par toute forte de bétail (Gatten-HOFF, Bulliard}, elle fournit furtout aux Moutons une nourriture faine et agréable (Mat-tusciika). Brugmans la regarde cependant comme une plante nuifible dans les prairies; ce qu’il -y a de fur, c’eft qu’on ne la trouve jamais en abondance dans les bonnes prairies, et qu’on doit la mettre ausfi au nombre des plantes inutiles dans les champs.

J^ederduitfche Bynamen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of Paiich; ook kleine wilde Zuring

Geslagts Kenmerken. Calyx 3 • phyllus, Kdk van 3 blaadjes Petala 3 conniventia 3 Bloembladen, zich na elkander buigende, Semen i triquetrum, f'e« driekantig Zaad.

SooRTELYKE Kenm ERKEN. Floribu.s dioïcis, met Twehuizige Bloemen. Foliis lanceo-lato - haftatis, lancetvormige Bladen van gedaante als een tlellebaard.

Deze foort heeft enkel mannelyke, en enkel vrouwelyke Bloemen; en op onderfcheide Planten^ aangeweezen by N. i. en No- a.. De mannelyke Bloem afzonderlyt: en vergroot afgebeeld by a , van voren gezien b, van agteren c ; waarvan de drie f usalle Blaadjes den Kelk, en de drie bredere Blaadjes den Bloemkrans uitmaken, welke zo veel overeenkomst hebben met ds Kelk Blaadjes, dat de Bloem op het eerjle aanzien zes Bloembladen fchynt te hebben. De vrouwelyke Bloem afzonderlyk en vergroot by d, met derzelver kuijagtige ßempels e. Het driekantige Zaad f, vergroot g.

Verscheidenheden. De VVortclbladen vcrfchillcn dikwyls aanmerkelyk ; fommige zyn geheel lancetvormig zonder haken of ooren aan de zyden,en dezen weder min of meer gekromd; of ook flechts met éénen haak. — De bladen hebben langer fielen , en zyn langwerpiger op fchrale gronden. Dikwyls zyn ze rood, zoals by h, en geven hierdoor, als ook door de rode vrouwlyke Bloem en het zaad, aan een veld dat daar mede flerk bezet is, een geheel rood aanzien. De Plant is ook of kruipende, of regt opftaande. — Door l'avrod zyn nog de volgende verfcheidenlieden waargenomen , als i. met takjes naauwlyks 2 of 3 duimen hoog; fomwylen één voet hoog. 2. met airen beflaande uit zeer kleine Bloemen, nu eens zeer dicht by elkander flaande en vry kort, dan weder zeer van elkander verwyderd, en bykans draadvormig. 3. met langwerpige zaden van gedaante als een prisma. Homp aan weder zyde, driemaal groter dan de Kelk.

Groeiplaatsen. Op hoge Zandgronden, zandige Bouwlanden, en begroeide DuinenJ Vry algemeen op alle foortgelyke gronden in deze Republiek.

Kragt en Geneeskundig Gebruik. De verfche Bladen zyn verkoelende, openende ; worden in de Koortfen, Huid-Uitflag en Scorbut gebruikt. (Bergius, m. m. ) De Bladen in wyn geweekt, en tot raondfpoeling gemaakt, worden door Boerhaave aangeprezen tot het zuiveren van Scorbutique Zweren , en tegen losfe Tanden, door de Scorbut veroorzaakt (Murray Hpp. Med.j

Huishoudelyk Gebruik. Wordt gegeten door al het vee; (Gattenhoff, Bulliard^), inzonderheid een aangenaam en gezond voedzel voor Schapen :(Mattüschka) nogthans door Brugmans opgetekend onder de nadcelige Planten der Weilanden. Zeker is het, dat her op beste Weil.indeii niet in overvloed zal gevonden worden, en ook op den akker voor onkruid te houden is.

CMiihCT:GTs.-s.3 GéNéRiQUES. Calice monophylle, quinquefide (fortement aggrandi vers a) Corolle pentapétale, (on en voit une conïidérablement aggrandie en b') ----Ecailles ne^a^ rifères à la bafe du Germe (aggrandies vers c.) ~ S Capfules.

SpéciFiQUES. Feuilles prèsqu’ovales, fesfîles, comme fixées à la Tige, bosfues, redresfées, alternes; (on a reprélenté une de ces feuilles féparéraent vers d^ forte» ment aggrandie, pour en faire mieux voir la confiflance fucculentcj — Cyme Q\xfaus/’e om-belle trifide. e amp;.

La Cyrae quelquefois bifide. —■ Les folioles du Calice font fucculentes^ ainfi que les feuilles de la Tige , (cest ce qu'on peut obferver en a.) Fersf. on voit une des Capfules mûre et ouverte., avec les Semences qui s'y trouvent. On voit en g une des Capfules, après que les Semences en Jont tornbées. Enfin vers h. on a repréfenté les Semences, Lieu natal. Sur les murs,, et les toits; ainfi que dans les terreins maigres et arides. Tout le long du rivage de la Mer de la Province de Frise, et en divers endroits de la digue intérieure de cette même Province J, dans les bruyères de Zelhem, dans le Quartier de ZüTPHEN f, le long d’une digue près d’ARNHEM J ; fur les murs des Villes d’FlARDER* WYK, NiMèGUE, Thiel, Wyk te Duurstede, Utrecht, Leide, et autres villes f, dans les Dunes de la Hollande f, le long des bords des terres labourées et fablonneufes autoBT d’ALKMAAR, Harlem, Naarden et ailleurs»

Vertus et Usage en M€decine. l’Usage interne de cette plante n’èst pas fort général à caufe de fa qualité émétique et laxative. On l’employe extérieurement contre les ulcères malins, la pépie, les crevasfes des mammelons du fein, les liémorrhoïdes, les brûlures, les lentilles du vilàge et les cors aux piéds, (Voltelen Pharms) On la confeille même contre le Cancer et la Gangrène. (Murray App. Med.)

Usage Oeconomique. Les Abeilles recherchent avidement fe.s fleurs, (^jv. Abh.) La plante, (au rapport de Bulliard) n’est broutée que par les cochons, amp;nbsp;(fuivant Linn.) que parles chevres. — Mattuschka dit qu’elle fert à couvrir de fou gazon épais le faîte des toits et que par conßquent on ne doit pas l’en arracher. — Si on ôte la plante entière de terre, et fi on la fuspend à la maifon, elle peut végéter, quoique fans eau amp;nbsp;fans terre, pendant plufieurs femaines et y développer fuccefivement toutes fes fleurs; elle parait alors tirer toute fa nourriture des feuillet, car tandis que celles-là fouten pleine fleuraifon, celles-ci au contraire, lé flètrisfent peu à peu et luccesfiveraent de bas en haut, fe desfcchcnt et tombent.

Add. du Trad. La force de v^étation de ceîte plante cat fi grande que je ne puis m’empêcher d’en rapporter ici le trait fuivant. Ayant eu quelques branches de cette phiquot;te, pendant environs 15 jours fous pre.sfe, à desfein d’en obtenir-une couple d échantillons bien desféchés pour mon herbier, je rejettai, hors de ma fenêtre, ce que j’en avois de trop; quelques unes de ce.quot;, branches tombèrent accidentellement fur le bord extérieur de ma fenêtre et y restèrent 3., à 4 jours, expofées au plein air, je fus extrêmement furpris alors de voir, que ces mêmes plantes,„qui avaient été éeralées et detfêchées, pendant longtems fous la presfe, avaient non feulement repris vie, mais deplus,,, avaient développé tous les bütous à fleurs, qui n’avaient gaamp; encore fleuri. (Favrod)p.

Geslagts Kenmerken. Calyx 5 - fid us, 5 - deelige Kelk (yeel vergroot o') Corolla 5-Petala, Bloemkrans van ^Bloembladen, {eene Bloem veel vergroot b)

5-ad baßn germinis, ^'Honigdragende Schubjes aan den voet van het l'ruchtbeginj.el, c vergroot. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Zaaddoosjes.

SooRTELYKE Kenmerken. Foliis fubovatis , adonato fesfilibus, gibbis, ereéliufcu lis, alternis, »ic# Bladen byna eyrond^ door aangroeijingvastzittendebultig, omtrent regt opflaan-de^ over en weder geplaatst, (een afzonderlyk dilad d^ veelvergpoot om het j'appige daarvan aan tewyzenj Cymatrifida, driedeelige halve Bloemfcherm e e.

Diktvyls is de halve Bloemfcherm twee deelig. De Kelkbladen ook fappig gelyk de Steel-bladen. (zie by a') Den ryp Zaadhokje geopend met het Zaad f. De Zaadhokjes na dat het Zaad is uitgevallen g. Het Zaad h.

Volgens tene medegedeelde waarneming zyn op het Landgoed van Mr» Harsteen, by de Grebbe by Rheenen, aan meer dan 10 onderfebeidene Planten van deze foort takjes gevonden, waarvan alle de Bloemen la meeldraden, 6 flampers, en 6 Zaad-doosjes hadden, terwyl Kelk en Bloemkrans beiden (s fpletig waren: zynde dus deze dcelen der vr.uchtmaking allen in dezelfde esienredigheid aan deze Planten vermee^ derd-

Langs de geheele Vriesfche Zeekust,, en op vele andere plaatfen in Vriesland bin-nens Dyks J, op de Heide by Zelhem in het quartier van Zutphen f, aandenDykby Arnhem f, op de Stads muren van Harderwyk , Nimwegen , Tiel , Wyk by Düursteede Utrecht,. Leyden, en andere Steden f, op de Duinen van Holland aan de kanten der zandige Bouwlanden om Alkmaar, Haarlem, Naarden en elders.

Kragt en Geneeskundig Gebruik. Het inwendig gebruik is, wegens deszelfs braakverwekkend en buikopenend vermogen, niet zeer algemeen : uitwendig, wordt liet tegen kwaadaartige Zweren, Sprouw, kloven der Tepels, Aambeyen, Verbrandingen, Sproeten, en Lykdoornen aangeprezen ( Voltelen , Pharm.^ zelfs tegen Kanker en Koudvuur (Murray nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ƒ

Huishoudelyk Gebruik. De Bloemen zeer gezogtdoor.de Beyen. (Siv. Abhl} De Plant wordt door geen vee gegeten dan. alleen door Varkens (BulliardJ : alleen door Geyten volgens Linn. — houdt de vorlteu der daken dicht, en dus daarvan niet af te nemen(MATTUscHKA.) De Plant uit den grond genomen, en binnens huis opgehangen, blyfteenige weeken zonder water groeijen,. en opent hare Bloemen, die nog niet uitgekomen waren. Plare bladen fchynen haar als dan te voeden,, daar de bladen, terwyl de Bloem in vollen bloei is, allengskens van onderen op beginnen te verwelken en te verdrogen.

Van de llerke groeikragt van deze Plant,, diene vooral de volgende waarneming, van-Favrod. Eenige takje.s vàs deze Plant omtrent 15, dagen onder de pers gehad hebbende,, om daar van een paar goede Planten voor myn herbarium te verkrygeu', wierp ik, ’t geen, ik te veel had, buiten myn venglter. Eenige van deze takjes vielen by. toeval op den buitenrand van het vengfter-Gozyn, en bleven daar 3 of 4, dagen aan de lueht blootgefteld. Jk wasten uiterften verwonderd, als toen te ontdekken dat dezelfde Planten,, die gedurende zo langen tyd onder de pers ver^détterd en verdroogil waren geweest, niet alleen weder begonnen te herkeven maar dat ^ifs de BIoeiEknoppendie aog niet gebloeid, hadden,, open gingen, (Fa'trod.y

Allemand. Gemeines-Finger«Kraut. Fünf-finger-Krau* Anglais. Common Cinquefoil.

GéNéRiQUES. Calice lo fide Corolle pentapétale. — Semences arrondies, nues, fixées à un receptacle petit et fans fuc.

Caractères Spécifiques. Feuilles quinces. —• Tige rampante. — Pédoncules uni flores. L» gravure doit être tenue de côté , pour pouvoir obferver attitude rampante de cette plante.

Vers b. on a repréfenté une des Etamines fépurée des autres, et aggrandie vers c. C» voit vers d, les Pistils avec le Germe, formant une forte de petite tête; les mêmes aggrandis vers e. on a desfîné vers la lettre f. un des Pistils féparé et aggrandi, garni inférieurement de quelques poils fins- Enfin on voit vers g, la Semence encore attachée au Pistil des fée hé, et aggrandi en h.

Note du Trad. Quoique la Tige ne s’étende ordinairement pas guères au delà de näß pieds, j’en ai vû cependant qui avaient jusqu’à 4 ou 5 pieds de longueur, — J’ai fouvent trouvé fur cette plante des feuilles à 7 folioles, le.s 5 folioles ou divifions internes du Calice font colorés, et les Pétales un peu échancrés. (Favrod.^

Dans les bois do la Frise f; dans les pâturages de la Ville d’Harderwyk f; dans les vallées des Dunes de la PIollande jj autour de Harlem, Leide, la Haye, Nimè-GUE et ailleurs, en abondance.

Vertus et Usage en MéoECiNE, On fe fert quelques fois avec fuccés de la racine comme astringent, dans la diarrhée et la dysfenterie. La décoction de cttte même racine est un bon gargarisme disfolvant, antiputride et astringent doucement. (Murray). — Les feuilles ont moins de vertu, et font cependant recommandées par Bergius dans les empyê-mes, c; à d: dans les amas de pits dans la poitrine. (Voltelen.)

Usages Economique. Haller asfure que la plante est très mangeable; et Erhart rapporte que la racine fournit une fubftance farineufe, dont on fe fervait jadis en Ecosfe pour faire du pain; on en fait là ausfi ufage chez les Brasfeurs de bière {Phil. Transd) ---- Linn. dit qu’elle est volontiers broutée par les Boeufs, les Chevaux, les Moutons et les Chèvres. Brugmans la regarde néanmoins comme une plante nuifible dans les prairies, — La racine peut encore fèrvir aux tanneurs. (Erhart.)

Geslagts Kenmerken. Calyx lo — fidiis, tiendamp;digi Kelk a. Petala 5, vyf Bloenf Haden. tSemina fubrotunda , nuda, receptaculo parvo exfucco alExa, Tjaden rondagtignaakt vxistgehegt aan een klein uitgedroogd onf^angked.

SooRTELYKE Kenmerken. Foliis quinatis, met vyfvoudige Bladen. Caule repente, kruidende fieel, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;één-bloemige Bloemflelen,

De Afbeelding moet op zyde gezien \wrden, om de kruipende gefîalte der Plant te kunnen waarnemen. Eene Meeldraad afzonderlyk b. vergroot c. De Styltjes met de vruchtbeginsels, zo als zy zich tot een hoofdje geiormd hebben d. vergroot e. Een flyltje aj’zonderlyk vergroot, hebbende van onderen zekere fyne hairtjens f. tiet zaad nog aan

— het verdroogde flyltje vastzittende g, vergroot h. De algemeene fleel lang a tot 3, fomwylen 4 ez? voeten. De binnenfle Kelkblaadjes zyn niet groen van kleur, gelyk. de anderen. De Bloembladen een weinig uitgerand. — Door Eavrod aan deze plant dikwils bladen gevonden van g, in plaats van p, Blaadjes.

In de Wouden van Vriesland f, op de Stadsweide by Harderwyk f, in de Duinvallcyen van Holland f, om Haarlem, Leyden, den IIaag, Nimwegen en elders overvloedig.

Kragt en Geneeskundig Gebruik. In den buikloop en roden loop wordt de wortel als zamentrekkende fomtyds met nut gebruikt : deszelfs afkooklel is eene goede oplosfcn-de, bederfwerende en zagt zamentrekkende gorgeldrank. (Murray) De Bladen zyn minder kragtig, en worden door Bergius in de Etterborst aangeprezen. (Voltelen.)

Huishoudelyk Gebruik. Eene eetbare Plant volgens Haller, en de wortel, eene meelagtige ftof opgevende, werdt oudtyds in Schotland gebruikt, om er brood van te bereiden: (Erhart) ook aldaar in plaats van Hop by het Bier brouwen gebruikt.-fP/J/Z. Tranß-avions)— Wordt gegeten door Runderen, Paarden, Schapen en Geiten (Linnæus); fchoon door Brugmans als fchadelyk in da Weilanden opgegeveji, — De wortel dienftig, tot Lcerloojen (Erhart.)

CARACTèRES GéNCRiQUEs, Calice bilabié , dont la gorge est fermée par des poils; QÜ est repréfenté aggiandi vers 0, êt vû par devant et ausfi aggrandi vers b.)

Caractöres Spücifiques. Fleurs rasfembîées en tête- — Tiges rampantes. —- Feuilles planes, obtufes, ciliées à la baie c. c.

Les dents du Calice repréfenté en a. font ausfi ciliées. On voit une Corolle feparée avec le Style et le Stigmate^qui en fortent ; de grandeur naturelle vers d. et aggrandie vers e. — La même Corolle repréfentée ouverte., pour en faire voir les Etamines, qui font de la longueur de la Corolle., aggrandie en f. Un Pistil féparé et aggrandi vers g. Les Semences repréfentées vers h.

Ntcamp;.sè.'vé.?,. I. à fleurs blanches. 2. Tout à fait glabre, et 3. feuilles étroites.

Add. du Trad. Parmi le grand nombre d’autres variétés de cette plante que j’ai obfer-vées en ce pays, je remarquerai feulement les fui vantes. 1° à feuilles plus ou moins obtufes. 2°. à feuilles vertes on rougeâtres. 3°. à verticilles triflores ou raultiflores. Et 4°. à Etamines plus courtes que la Corolle. (Favrod.)

Autour de Groningue près du Harender-Moolen et dans les environs. En Frise, autour de Bergum, Heereveen en d’autres places couvertes de Bois f ; près de ZwoLf ; dans les bruyères de la Velu WE J; dans les plaines fablonneufes des environs deZuTPHENj; autour de Rhenen f; à Wamel près de TielJ; dans les bruyères entre le Bilt et Amesfoort et dans le Gooiland}; rien n’est plus commun dans les Dunes de la HollandeJ; le long du bord des bruyères près de NiMèGUE I; dans les bruyères de BredaJ,• et en plufieurs autres endroits de la même nature.

La Variété i. a été trouvée par de Gorter , dans les bruyères d’ELSPEET et dans l’allée d’LfiLENPAS. La 2.™“^. variété a été obfervée par S. J. van Geunsles environsd’HARDERWVK.

Add. du Trad. Quant au lieu natal des variétés que j’ai indiques, j’en ai obfervé la plûpart çà et là dans l’immenfe bruyère qui fe trouve entre Utrecht et Amesfoort ; près de la campagne de Koelhorst, entre Amesfoort et le Eembrug; fur les collines fablon-neufes du Grep, A’Amerongen, et de Roosendaal; ainfi que fur les Dunes intérieures de la Hollande, fituées entre les bois d’Harlem et le village d’Heemstede. {Favrodf)

Vertus et Usages en Mödecine. On ne fait plus aujourd’hui ufage de cette plante intérieurement ,• mais, feulement extérieurement ; foit en décoction dans du vin ou par application lèche , pour fortifier quelques parties faibles , ou pour réfoudre quelque apollume froide ; on remployé ausfi en bains de piéds pour chasfer les menftrues. — LiNNé loue l’infufion de cette plante dans de l’eau contre les maux de tête caufés par une demi - ivresfe. L’hufle de Thym dont on a imprégné un peu de coton et placé dans le creux d’une dept gâtée, appaife bientôt la douleur qu’elle occafionne ; enfin on recommande l’esprit de Thym, comme gargarisme dans les paralyfies de langue. ( Murray.)

Usages Economiques. Cette Plante étant *11110 des plus odoriférantes de ce pays, esc ausfi une de celles que les abeilles recherchent le plus avidement (Swed. Abhand. Beckman.J Crantz prétend même que le miel que les abeilles y recueillent, posfède les raênies vertus fortifiantes que la plante elle-même; comme pâturage cette plante est très bonne et faine pour les Moutons et les Chèvres, dont la chair devient par là beaucoup plus favoureufe ; car quoique Miller prétende le contraire et rapporte qu’il n’y a point de bétail qui veuille y toucher, puis qu’on voit, dit-il, la plante en pleine fleuraifon et cependant laisfée intaèbe, tandis que tout était brouté autour et même fort près de terre ; on a toute fois obfervé que dans les bruyères de notre patrie, les Moutons la mangent volontiers et que leur chair en acquiert un goût plus agréable. — On peut encore avancer ici, à l’appui de cette opinion et contre le rapport de Miller , l’exemple des Moutons, fi justement renommés, des Ardennes cnFranœ, paisfant fur des collines fablonneufes et arides, mais couvertes de Serpolet ; ce qui donne fans doute à leur chair le goût délicieux qu’on leur connoit et qui les fait fi fort estimer. (Favrod )

Si on veut transporter et cultiver cette intèresfante plante dans les jardins, on doit enfoncer fa racine, en terre plus qu’elle ne l’est ordinairement en plein champ; il faut de plus H transplanter de tems en tems, (Ou Hamel du Monceau.)

'Nedtrduitfche Bynameti. Wilde Thym, gemeene Quendel, ook onzer vrouwe Bedflroca

Geslagts Kenmerken. Calicis bilabiati faux villis cl au fa, hals'/an den Kelk, htS-iende tme lippen en by a. vergroot aangewezen, is door zyne haiïen gefloten, (wordende by b. de Kelk vergroot van voren gezien.fl

Soortelyke Kenmerken. Floribus capitatis, met bloemen als bloemhoofdjes veréénigd. Caulibus repentibus, met voortkruipende fielen. Foliis plauis, obtulis, bafi ciliatis, met vlakke, flompe bladen, aan hun voet voorzien van wenkbraaiiwtjes c. c.

De tanden van den Kelk mede gewenkbraauwd, te zien by a en b. Eene Bloemkrans afzonder-lyk, met fiyltje en fiempel daaruit fiekende d. vergroot e. dezelve geopend, en de meeldra-den, die de lengte van den Bloemkrans hebben, ziohlbaar geworden, vergroot f. een fiamper, afzonderlyk vergroot g. De Zaden zichtbaar by b.

Verscheidenheden, i. Met witte bloemen. 2. De plant geheel glad en met fmalle bladen. 3. met meer of min ftompe bladen. 4 groene, of roodagtigc bladen. 5. met kransjes van drie of meer bloemen. 6. met meeldraden korter dan de Bloemkrans.

Buiten Groningen by de Harender - Molen , en verder daar omllreeks, in Vriesland omtrent Bergum, Heerenveen en andere Woudplaatfen J, buiten Zwol, f, op de Heide der Veluwe f, op de Heivelden in het Quartier van Zutphen f, buiten Rheenen f, te Wamel over Tiel , op de Heide voorby de Bilt en de verdere Amesfoordsche Heide, en in het Gooiland f, algemeen op de Duinen van Holland aan den Heikant buiten Nimwegen f; op de Heide van den Lande van Breda f, en op verdere foortgelyke gronden.

De Kerfcheidenheid. N*’. i. Op de Heide by Elspeet, en in de Laan voor Uilenpas ,, door de Gorter; en N’. 2. op de Heivelden by Harderwyk, door St. f. van.Geuns waargenomen, N®, 3, 4, 5 en 6, hier en daar op de groote Amesfoordsche Heide, ook by de Hof^ ftede Koelhorst, tusfehen Amesfoort en de Eembrug , op de Heuvelagtige Zandgronden van de Greb, Amerongen en Rozendaal , als mede op de Binnen-Duinen tusfehen Haarlem en Heemstede; allen gevonden door Favrod. N ’. 3 en 4, op de Duinen by Haarleke en den Haag mede door my gevonden.

Kragt en Geneeskundig Gebruik. Deze plant is tegenwoordig niet inwendig in gebruik , maar enkel uitwendig ; het zy in wyn gekookt, of gedroogd aangelegd ter verllerking. van zwaklte deelen, of om koude gezwellen optelosfën ; in een voetbad tot afdryving der ftonden. Linnæus pryst een aftrekfel in water aan, tegen hoofdpyn, naa een roes veroorzaakt : de oly in een watje in de holte kies gebragt, tegen de kiespyn, en dequot;^ Spiritus tot mondfpoeling in eene verlamming der tong (Murray.)

Huishoudelyk Gebruik. Eene van onze welriekendlle Planten, en behoort onder de meest gezogte en beste Planten voor de Byen: (Swed. Abh. Beckman) zelfs zou de honing door de Byen daar van verzameld , dezelfde verfterkende kragt als de plant hebben. (Crantz.) Zeer, goed en heilzaam, om Schapen en Geiten daar op te weiden, welke hier door fraaakelyk vleesch verkrygen ; want fchomi Miller het tegendeel beweert, en zelfs bybrengt, dat geen Dier dit wil aanraken, daar men de plant in vollen blöei en onaangeroerd vindt, terwyl alles-rondom is kaal gevreten; zo heeft men echter op-Heivelden en Duingronden in ons Vaderland: bevonden , dat de Schapen dit gaerne eten, en daar door een aangenaam vleesch oplevereni Tegen Miller kan nog, volgens eene aanmerking van Favrod.,. worden aangevoerd, het voorbeeld der beroemde Schapen van de Ardennes in Ftankryk, weidende op dorre Zandheuvelen ,, maar met Thym bedekt ; ’t geen hun vleesch zo aangenaam maakt, dat zy daarom bovenal gc»-zogt worden.--Wil men dezen Heester in tuinen overbrengen en behouden, zo moet de wortel dieper gezet xvorden, dan dezelve in het. wild Houdt,, en ook van tyd tot tyd verplant worden. (Duhamel Dumonceau.)

Caractöres Gönöriques. Silicuïe échancrée, en forme de cœur renverfc, polysperme. Vahules naviculaires c. à d. en forme de nacelle, bordées en carène.

Caractcxes SpéciFiQUES. Silicules orbiculées Feuilles oblongues, denteês, et glabres. On a repréjènté le Calice vers a, et vers b. une fleur féparée. Les Etamitses avec le Germe et le Pistil fortement aggrandis vers c. La Silicuïe avant fa maturité fe voit en d. Une branche garnie de Silicules parfaitement mûres vers e. Uers f on voit une Silicuïe féparée et ouverte, pour faire voir comment les graines y font arrangées. Fers g. on a reprefenté une graine ifolée. Les premières feuilles radicales font entières en leur bord, et ovales ■ lancéolées. La plante s'élève à ij de hauteur.

EsciSi. DU Trad. De toutes les espèces de Tabouret qui croisfent ïpontanéraent dans ce pays, celle-ci porte les plus grandes Silicules, car, elles ont ordinairement 6 lignes de longuer fur p, de largeur; cliâcune des s loges dont elle est formée, contient ded à y Semences. (Favrod.)

Près de Visvliet dans la Prov, de Groningüe; dans les environs dé Buitenpost en Frise; dans les terres labourées a Noordwyk, et Katwyk; autour de Leide le long du Cingle; dans les environs de la Haye; fur le Haak derrière s’Gravesande; dms ks terres cultivées autour d’Utrecht , Nimögue et ailleurs; on en trouve cependant rarement plulieurs enfcnible.

Usages Economiques. Les Cochons, les Boeufs, les Vaches, et les Chèvres la broutent volontiers; mais, leur chair, ainfi que le lait et le beurre des deux dernières fortes d’animaux en contractent un goût désagréable et une. forte odeur d’ail — fLiNN. Reuss.) c’est pourquoi, elle est regardée par Linné comme une plante inutile dans les terres labourées, et même comme nuifible dans les prairies par Brugmans; d’autant plus, que les Chevaux et les Moutons ne la mangent pdint. — Le lait des Vaches et des Chèvres qui en ont mangé, perd peu à peu cette mauvaife qualité, fi on les nourrit feulement 3 a 4jours avec quelqu’autre fourrage. (Favrod). — Les abeilles viennent picorer avec plaifir fur fes fleurs. {Sweà. Abh.')

On dit que la plante par la force de fou odeur, est en état de chasfer les Punaifes des lits et des maifons, fi on l'y laisle entasfée pendant quelques jours. (iSir Abh.) On dit même qu’elle peut fervir à éloigner de nos gréniers à grains, le pernicieux charençon des blés. (Leipf. Oec. Nachr.') — Reuss prétend que la préfence de cette plante annonce un fol argikeux.

Tdeâtrduitfcke Bynamen. hWcxigc. Veld-Kers, Bocren-Kers, eerfle wilde Kersfe, Visfel ook Visies-kruid , wilde Mostert.

Geslagts Kenmerken. Silicula emarginata, obcordata, polyfperma, het Haauwtjs wtge gulpt, by na hart'iormig^ bevattende vele Zaden. Valvulis navicularibus, marginato-cari-natis, klepjes van gedaante als een fchuitje, hebbende een rand als een kieltje.

SooRTELYKE Kenmerken. Siliculis orbiculatis, met fchyfronde llaamvtjes. Foliis oblongis , dentatis, glabris, lan^verpigs , getande, gladde bladen.

De Kelk a. een bloemtje afzonderïyk b. Meeldraden met vruchtbeginfel en f amper veel vergroot c. De Haauwtjes nog, niet ryp zynde d. Een tak met geheel rype liaauwtjes. e. Een llaauwtje afzonderïyk, waar in de ligging der zaden zichtbaar is f. Een :aad afzonderïyk g. Kan alle de j'oorten van dit Gefagt in ons Vaderland groeien-leheeft deze de grootjie Plaaiiwtjes , zynde gewoonlyk 6 duimen lang en g duimen breed, en hebbende twee hokjes, elk van 6 of y zaden. De eerst uitkomende WorteE blaadjes zonder tanden , en langwerpig, eyrond h, k. De Blant hoog i voet.

By Visvliet in Groningen, omtrent Buiten-Post in Vriesland, op bebouwde Akkers te Noordwyk, te Katwyk, buiten Leyden aan deCingels, op den Haak achter s’Gravesande , op de Zaailanden om Utrecht, om Nimwegen en elders , doch zelden, ïh grote menigte by elkander.

Huishoudelyk Gebruik. Wórdt gegeten door Runderen , Geiten en Varkens ; doch liet vleesch, melk en boter der eerstgenoemden, verkrygen een onaangenaamen fmaak en reuk van knoflook, welke deze plant oplevert; (Linn. Reuss.) en hierom met recht als onkruid op de Bouwlanden, (Linnæus) en als fchadelyk op de Weilanden gehouden. (Brugmans ,). terwyl ook Paarden en Schapen deze plant niet eten. — De melk van hef vee, dat hier van gegeten heeft, verliest allengs den bovengezegden onaangenamen fmaak wanneer het vee flechts drie of vier dagen ander voeder gebruikt heeft, (Favrod)

De Byen azen op de bloemen fSiv. Abh.) De plant dryft door haren reuk de weegluizen uit kamers en bedden, wanneer men dezelve ecnige weeken daarin zet ; (iS»'. Nbh ) en ook de fchadelyke Infeften van de Graanzolders. (Leipf. Oec, Nachr.) De plant zou een. Ifeigrond. aanwyzcn. (Revss.)

Caractöres Göncriques. 'Receptacle nu (repréfenté avec le Calice fane' vers a} —Ca~ lice embriqué, ventru — Aigrette poileufe. (vers d. or. voit une graine avec fon aigrette, et vers c. cette même aigrette repréfentée fe'parément,}

Caractöres Spccifiques. Pédicules et Calices hérisfés, presque ombelles.— Feuilles runcinées , en forme de coeur à, la baie.

On 'toit y er s e. un Demi - fleuron fèparé. Les Pédicules et les Calices font couverts de poils raides, bruns et terminés par un petit bouton jaunâtre ; on les a reprefenté fortement aggrandis vers ƒ. Les Feuilles embrasfent la Tige, et font asfez profon^ dément dentées en leurs bords; lors qu'on casfe, les Pédicules ou les Feuilles, tl en fort fur le champ un fuc laiteux et amer; ce qui, au reste , est une propriété commune à ce genre. Les Fleurs Jont conjiamment tournées du côté du Joleil. La Plante s'élève de 2 à 3 pieds.

Add. du Trad. Les Feuilles font fermes, presque raides, marquées de nervures blanchâtres, elles font garnies en leurs bords de cils fpinuliformes. (Favrod).

Lieu Natal. Dans les terreins cultivés, fur les vieux Murs, ainfl que fur les Dunes.

Autour d’UTRECHT dans les champs, fur les Dunes près dUARLEM, à Leide fur les remparts : dans les environs de la Haye , fur les Dunes de Scheveningen , aiiifi que le long du Rivage, fur les Dunes arides autour de Nimegue et ailleurs.

Add. bu Trad. Quoique cette plante le trouve fréquemment dans les terreins les plus fees et les plus âpres, je l’ai trouvée cependant fort fouvent entre les rofeaux, le long des foffés, et en d’autres endroits humides amp;nbsp;marécageux. (Favrod).

Usages Economiques. Cette plante fournit une très agréable pâture aux Chevaux, ainü qu’aux Moutons et aux Chèvres. (Gunner) Bulliard dit cependant, que les Boeufs et les Chèvres feuls la mangent, et que les autres Bestiaux la refufent. Brugmans dit même que c’est une plante nuifible dans les Prairies. — Les fleurs font fort recherchées par les abeilles. (Swed. Abh.)---LiNNé etMATTUSCHRA regardent cette plante comme très nuifible dans les terres labourées et dans les Jardins, à caulè de fes racines rampantes, et pour cette même raifon elle est très utile dans les Dunes, (où elle croit fpontanéraent, et où elle réusfit fort bien), pour fixer, par l’entrelacement de fes nombrculês racines, la trop grande mobilité des fables.

Geslagts Kenmerken. Reccptaculum nudutn, naakt ontvan^ed. (by a met den ver^ ’ä/elkten Kelk) Calyx, imbricatus, ventricolus, de Kelk gefchubd gebuikt b. b. Pappus pilo-fus, hairige Zaadkuif, (het Zaad afzonderlyk met deszelf 's kuif d. de kuif alleen c.)

SooRTELYKE KENMERKEN. Pedunculis Calycibusque hispidis, fubumbellatis, met ruige Bloemflelen en Kelken, die zich byna tot een Bloemfcherm vormen. Foliis runcinatis, bali cordatis, met bladen fchaafiyvyze uitgefneden, a an den voet hartvormig.

Een afzonderlyk Bloemtje e. Steel en Kelk zyn met hairtjes bezet, die geelkleurige bolletjes hebben: men zie dezelve veel vergroot by f De Bladen omvatten den fleet., zyn vast en llyf, aan dei: rand getanden met doornagtige v/enkbraauvten voorzien, Steel en Bladen afgeplukt mrdende, geven een melkagtig vocta, ’t geen dit geflagt eigen is. De Bloemen wenden zich beflendig na de zon. De Plant hoog 2, tot 3 voeten.

Groeiplaatsen. In Bouwlanden, op Muren en op Diiingronden: ook doorFAVROD meermalen gevonden tuslchen het Riet en op vochtige plaatfen.

In de Zaailanden om Utrecht, in’de Duinen by Haarlem, ook aldaar langs de Kleverlaan , te Leyden aan Wallen, om den Haag , op de Duinen van Schevenin-GEN, ook aldaar langs de kust op barre Duinen, om Nimwegen en elders.

Huishoudelyk Gebruik. Een zeer aangeqaam voeder voor Paarden, en wordt ook gezogt door Schapen en Geiten ; ^Gunner) doch volgens Bulliard door geen ander Vee gegeten , dan door Runderen en Geiten, terwyl Brugmans deze plant op vochtige Weilanden als fchadelyk opgeeft. De Bloemen by uitnemendheid gezogt door de Byen. (Sw. Zbh ) De Plant uit hoofde van haar voortkruipenden wortel een llerk onkruid, op Bouwlanden , en in Tuinen, (Linnæus, Mattuschka) maar ook cm deze reden dienftig tot wering van verftuiving van raauwe Duinen, waar in zy weelig voortgroeit.

Caractöres GéNe'RiQUES. Receptacle nu fl'. •• Aigrette poileufe (aggrandie vers c.y Rajons de la Corolle linéaires, très étroits.

Caractöres Spöcifiques. Tige portant des fleurs dispofe'es en pannicule, et velues. —-Feuilles lancéolées et ciliées.

Fa Corolle univerfelle wë Supérieurement en d. et aggrandîe en e. l^ers f. on voit un des pleurons du Disque J'épare des autres et aggrandi. On voit vers g. un des demi fleurons aggrandi du Rayon avec fa languette étroite; ce qui conflitue le caractère diftinëiip' de ce genre. La Tige est rayée et rameufle ; elle est haute ordinairement de 2.pieds, et flouvent ded \ pieds. — Sä Tige est velue et llanchâtre ç S'es feuilles font linéaires - lancéolées, d’un vert blanchâtre ; les fleurs font très nom-bt enfles et petites.

Lieu Natal. Cette Plante, au rapport de Beckman, a été' apportée, avec le ris, vers le milieu du 17e Siècle, comme plante étrangère, de l’Araerique-Septentrionale en Europe, où, au moyen de fes femences à aigrettes volantes, elle s’est bientôt répandue partout , et peut être regardée aujourd’hui comme une des plus communes de l’Europe et fur tout de fa partie Septentrionale.

Elle croit communément le long des chemins, principalement dans les terreins fablon-neux, ainfi que fur les murailles.

Près d’HARDERWYK, Wyk te DuuRSTèuE ; le long des Dunes près de Beverwyk Velsen, Overveen, Vogelensang, Katwyk, et la Haye, fur les murs d’HARLEM ek Leide; on la trouve ausfi au Holle-Bilt près d’ÛTREC'HT, ainli qu’ autour de Rhen-en , Utrecht, Zutphen, Arnhem, Nimegue et ailleurs.

Usage Economique. Cette plante est regardée comme une plante inutile parmi le Bled, et jusqu’ ici on ne lui a découvert aucun Ulage Economique.

Hoogduitsch. Canadifches Flöh-kraut, weisfe Durrwurtz,’ Bngehch. Canada Fleabane.

Geslagts Kenmerken. Receptaculum nudum, naakt ontvangkod a. Pappus pHofus hairige. Zaadkuif b. 'iergroot c. Corollæ Radii lineares, anguftisfimi, de firalen van den Bloemkrans lynvormig, zeer ßmal.

SooRTELYKE Kenmerken. Caulc Floribus paniculatis, hirtis , met een fieel, waar aan de Bloemen., met kleine hair en bezet., eene pluim uit maken. Foliis lanceolatis, ciliatis, bladen lancetvormig, ge\venkb}-aauwd.

De algemeene Bloemkrans van boven geziesi d. veel vergroot e. Een afzonderlyk Bloemtje van den Jchyf, vergroot f. liet enkel vrouwelyke Bloemtje van den rand met het fmalle lint, ’t geen het Geßa^s Kenmerk uitmaakt, vergroot g. De Bloemen zyn veelvuldig en klein. De fleel is gefireept ; fehlet takken uit ; is met kleine hairen bezet en witagtig. De Bladen zyn als lynen lancetvormig, en bleek groen. De Plant hoog cl voeten, dikwyls 3 en 4 voeten

Groeiplaatsen Deze Plant omtrent het midtlen der Zeventiende Eeuw uit Noord--. Zimerica als eene vreemde Plant in Europa overgebragt, (volgens Beckman met de ryst uit Noord-Amerika gekomen,) heeft door haar vliegend zaadpluis zich fpoedig verlpreid; en is thands eene der meest algemeene Planten van Europa, vooral in het Noordelyk gedeelte, groeyende langs de wegen, inzonderheid op zandige gronden, en ook op muren.

Ey Harderwyk , Wyk by Duurstede; langs den Duinkant by de Beverwyk, Velsen, Overveen , Vogelenzang, Katwyk en om den Haag: op de Muuren te Haarlem en Leyden, aan de Holle Bilt boven Utrecht, en verder by Utrecht, Eheenen, Zutphen, Arnhem, Nimwegen en elders.

Huishoüdelyk Gebruiic. Een onkruid onder het Koorn, waar van tot nog geen nuttig gebruik bekend is.

Caractcres GENCNéiiQUES. Corolle rotacée ou en roue, un peu inégale; fouvcrtc vers a,} — Capjule biloculaire, bivalve b. (parhiitement mûre et s’ouvrant rers c. le ?/a-tenta est repréfenté vers d. et la Semence vers e.

Cn a repréfenté vers X. une Plante entière., mais fort rapetisfée, pour eu faire voir toutes les parties dans leur attitude naturelle. — Fers f. on voit le Calice avec le PilHl^^'«/ en fort un peu ineliné. --- Cn voit vers a. au milieu de la Co

rolle les Etamines, toutes à peu prés d'égale longueur et couvertes de poils pour-pres, terminés par un petit bouton de même couleur. Les Filets eux - memes, ainfi que les Anthères font de couleur orange, comme on peut les voir vers a. et fur-tout vers g. oti ron a repréfenté une Etamine enti'ere conftdérablemcnt agrandie. ___ Fers h. on voit le Germe, le Style, et le Stigmate, ausfi fortement agrandis. ___ Cette espece est appellée Bouillon noir à caufe de fes feuilles, dont la fùrface fupérieure est ridée et d'un vert foncé, et l'inférieure d'un vert ga'i et comme un peu drapée,— La Plante s’élève à la hauteur de 2 ou 3 pieds, quelquefois même jusqu’ à 4 pieds.

, Adb. du Trad. Le Calice est un peu velu en dehors. Les Fleurs qui fortent alternativement de tous côtés de la Tige par petits paquets de 6, 7 à 8, font diftin-guées les unes des autres par des Bradées ou des Folioles Unéaires-lancéolées.——‘ Les Ssemences font nombreufes, petites, anguleufes, un peu rudes et noirâtres, (Favrod)

Derrière le Kranenborg en Overyssel; à Uilenpas dans le Quartier de Zutphen au rempart qui est autour des fosfés; au lieu dit Paftory-Kamp à Putten, dans la Veluwe , çà et là près des métairies autour de la Haye ; (de gorter) je l’ai moi-même trouvé aux environs de cette dernière Ville le long du Chemin qui conduit à Wasfe-naar, près de la maifon de campagne de Mr. Fagel

Add. du Trad. J’ai trouvé cette Plante en divers endroits aux environs de Harlem , ÜVERVEEN, Heemstede et Bennenbroek, ainfi que dans la Province d’UTRECHT, et dans les environs d’AMESPOORT ; et en plufieurs endroits de la Gueldre , par exemple dans le voifinage de NiMècuE, Arnhem et Zutphen. (Favrod)

Usage Economique. Les Fleurs font avidement recherchées par les Abeilles (Str. AbhF) Quelques Peuples du Nord, donnent cette Plante à manger aux Boeufs, lorsqu’ils maigrislènt trop, (gunner) — Ou la cultive ausfi. dans nos Parterres comme une Plante de parade.

iJoogduitich. Schwarze Königskerze, Efigelsck. Sage'leaved black Mullein. Nedcrduitfcfia Bynaam. Zwart Wollekruid.’

Geslagts Kenmerken, Corolla rotata, fubinæqualis. Bloemkrans radvormig., eenî-germate ongelykvortnig. (geopend a.) Capfulai - locularis, 2- valvis , Zaaddoosje tv/eehokkig» met tv/ee klepjes b, ('Volkomen ryp en zieh openende c. Ilet MiddenJ'chotje d. Blet Zaad e.j

SooRTELYKE Kenmerken. Folüs cordato - oblongis , petiolatis j met bladen, langwerpig in den vorm van een hart, gefleeld.

Eene Plant geheel in derzelver natuurlyke houding verkleind afgebeeld by X. ___ De Kelk , met den flamper een weinig voorovergebogen daaruit fteekendc f. De Meeldraden gelykvormig, allen bezet met paerj’che hairtjes , die aan het einde ronde knopjes hebben. — De Helmdraden zelve zyn oranje-kleurig, gelyk ook de Heirn-knrÏpjes, te . zien by a. Eén aanmerkelyk vergroot g. Kruchtbeginjel, Stamper en Stempel veel vergroot h. Deze jbort is Toorts genoemd naar de Blaueren , die van boven rimpelig en donker groen, van onderen een weinig wollig zyn De Plant hoog 2 en 3, fomwylen 4 voeten.

De Kelk is van buiten een weinig hairig, te zien by f. De Bloemen komen over en weder aan alle zyden van den fleng voort by kleine bondeltjes van 6, y of 8 Bloemen, welke bondeltjes van elkanderen zyn afgefcheiden door langwerpige lancetvormige fchutblaadjes. De Zaden zyn veelvuldig, hoekig, een weinig ruw en bruin, (F^avrod.)

Agter den Kranenborg in Overyssel; op Uilenpas in het Quartier van Zutphen aan den wal om de gragten; op de Paftorykamp te Putten^ op de Veluwe; hier en daar omtrent Boeren-Hoeven buiten s’Hage door de gorter opgetekend: ook door my gevonden buiten s’Hage, aan den Wasfenaarfchen Weg by de Hofftede van Fagel. In eene Heg agter de Herberg aan de Steeg by Arnhem.

Favrod verklaart deze Plant te hebben gevonden op verfcheide plaatfèn in den omtrek van Haarlem , Overveen , Heemstede en Bennebroek ; ook in het Departement Utrecht en by Amesfoort ; mede op verfcheide plaaifen in Gelderland, als naby Zutphen , Arnhem en Nimwegen.

Huishoudelyk Gebruik. De Bloemen by uitnemendheid gezogt door de Byen tSwed, Abhj) De Plant door Noordfehe Volkeren aan het Vee gegeven , als net zelve llerk veiraa« gMt, (gunner) Wordt als eene cierlyke Plant in onze BloemJioven gekweekt.

Francois, Fufain on Bonnet de Prêtre commun. Bois carré. Fleurit en Mai ; les Fruits mûrisfent en Octobre. Î2.

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ord. Nat. de LiNNé, xliiï Dunwufes

CARATèRES Gcncriques. Corollc pentapécale.— C apfaie ]icnta.gon.c nbsp;quinquelocnlairc, kg bat-

CARATèRES SeéciFiQUEs, (fuivant Aiton , Hort. Kew.) la plupart tétrandriques a. a.__» Pédoncules comprimésibukiflores. {Fers b. on voit une partie du Pédoncule agrandi.^ — Srrgmo/û'fubulé (on le voit repréfenté vers c. ÿ.vec le Pillil et les 4 Etamines , le tout agrandi.) — quot;Feuilles glabres.

Les parties de la fruüification de cette Plante, Çdit moins dans les individus fauvages que j'ai eu lieu d'objerver ont toutes une i,”“ partie de moins que celles que nous avons indiquées au cara^ère générique ci desfus. ../l.nß cette espèce a un Cnlic; formé feulement de \ folioles d. une Corolle, qui n'a que 4. Pétales, ou plutôt divifée en 4 Segments ; toutes les Fleurs font tétrandriques ; la Capfule est tétragone, à 4 loges et à/^valves} Pquot;ers e e. en voit une Caplule avant qu'elle foie ouverte-, vers f, lorsque la Semence en est parfaitement mûre-, et vers lorsqu'elle en est déjà tombée. On a repréfenté vers h, une Semence à part avec fa tunique, et vers i. dépouillée de fa tunique. --- Les Plantes, dont les parties de la Fruétification s'accordent avec le Caraélére Générique

du Fufain (^Euonymus') et que l'on rencontre ajfez fouvent dans nos Bosquets à l'd^nglaife, doivent être raportées au Fufain à larges feuilles ÇEuonymus latifoliusf) W nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a obfervé que les feuilles des individus qu'il a

vus en -^Blemagne étaient pétiolécs et non point fesfilcs, comme quelques autres obfervateurs le prétendent; ce qui a ausfi été obfervé fur les individus de notre patrie, fur ceux, du moins, qui croiffent fans culture. Lorsque cet odrbrifféau croit fpontanément, il est à peine haut de à S pieds; mais, fi on le transplante dans un fardin et fi on le traite bien, il parvient à une beaucoup plus grande hauteur et devient même un arbre. Houttuin dit en avoir vu un au farâin .Academique de Leyûen , haut de 16 pieds et dont le tronc avait 5 pouces fépaiffeur.

Près de Haren dans le voifinage de Groningue f ; dans les environs de Thiel f à Drumpt, le long de la Digue du Waalf; près de la Haye dans le Bois Nation.al, fitué au Nord-est du chemin qui conduit à Scheveningen en quelques endroits, f — Près de Makkinga en Frise entre les bros-failles, près de Ouden-Aller, à Hierden et ailleurs autour d’H arderwyk; près de Velsen, dans un bosquet au Aardenhout près de Boekenroode dans les environs d’II.ARLEM; autour de Zeyst; près de Wildenberg dans le Quartier de Zutphen, autour de NiMèGUE, et ailleurs.

Usages Economiques, Linnö prétend, que les Bêtes à cornes en mangent les feuilles; cepandant on a remarqué que les Chevaux et môme jles autres Beftiau.x dédaignent cette Plantî h catife de fon odeur et de fon goût désagréable, (Mattuschka). Houttuin dit même que fulage de cette Plante n’est pas fans danger; car le Bétail et fur tout les Chèvres, qui en ont trop mangé, en périsfent ordinairement. --- Les Payfans fe fervent du fruit, féché et réduit en poudre, pour détruire les pou.x

qui défolent leurs enfans. (Tournefort, de gorter), — le même fruit peut fervir d’appàt pour prendre les Mefanges et les Rouge-Gorges, qui le mangent avec plaifir (Mattuschka),

Suckow dit, que cet Arbrisfeau, qui est très propre à former des bayes vives, a un Bois,quot; dont le grain est ferré, dur, fin et jaunâtre, et a beaucoup de rapport avec celui du Buis; (Buxus Sempervirens.) c’est pourquoi il est fort recherché par les Tourneurs et les Faifeurs d’inffrumens de bois, qui en font des Fufeaux, des Bobines, des Carrés d’échiquier, des Aiguilliers, des Cure-dents, des tampons amp;c. On prétend cependant que les Tourneurs ont fouvent des naufées en travaillant ce bois. (Mattuschka, Miller),— Bulliard asfure que ce bois est tendre, et n’est point casfant, lorsqu’il a été coupé dans le tems de l.i fève la plus abondante, et tandis que les feuilles commencent à fe développer — Le bois de cet Arbrisfeau fournit le charbon le plus fin pour desfiner et pour faire la poudre à canon (LiNNé). Pour en faire du charbon à' desfiner on cloit choifir les branches les plus minces , les couper en petits batons de la longueur du doigt, et les carbonifer dans un pot de fer bien fermé, (du Hamel).

Les fruits cuits en lesfive donnent au'cuir de Turquie une belle couleur jaune, (Mappus cité par Houttuin); on peut encore retirer des Capfiiles mêmes un fuc d’un jaune foncé, qui étant mêlé avec une disfülution de Muriate d’alumine, (Alun commun) donne une bonne couleur d’un jaune foufré. (Dambourney)— Dans le Pays dg Freute on extrait de ces fruits une forte d’buile par expresüon (Mattuschka).

Ned^rduâfc/ie Byuamen. Eiiropifch Papen-houe, Papen-Hoed, Papen-Muts, Kardinaals* Hoed, Luizen-Boom.

Ceslagts Kenmerken. Cor 5- petala, Bhemkrans van Bloembladen. Capf gona, f!- lociilaris, valvis, coorata, hoekig Zaaddoosje met hokjes en' g klepjes, niet groen van kleur. öemina' calyptrata. Zaden met eene huik bedekt.

SooRTELYKB Kenmerken {volgcus NiTO'^i, Hort. Kciv.) Floribns plerisque tetrandris, de meeste Bloemen viermannig a. a. Pedunculis compreslis mukifloris, met platte, veelbloemige Bloemjlelen, (een gedeelte van eest bloemjleel vergroot b') Stigmatibus fubniatis , elsvormige Jtempels, (dezelve met Eruchtbeginfel, Stamper en de vier Meeldraden vergroot by c ) Foliis glabris , gladde Bladen.

De Delen der Vruchtmaking hebbest allen een vyfde gedeelte, minder vast de opgegevene Geßagst-Kenmer- ■ ken, ten minjlen aan die Planten, welke door sny ist het wild gevonden zysi : alzo heejt aeze joort een Kelk van 4 blaadjes d., Bloemkrans van 4 Bloembladen , of liever in 4 gedeeld; is viermanmg, en het Zaaddoosje 4 hoekig, met 4 hokjes en 4 klepjes, vergroot by e. e. voor het zelve zich opent ; by f. als het Zaad volkomen ryp is ; by g. naa dat het Zaad is uitgevallen. Een Zaad afzonderlyk h. en van zyne tluik ont daast i. De'Planten waar vast de deelen der vruchtmaking met de Geflagts Kenmerken overeenkomen , est aie nteermalen ist onze Tuinest voorkomesi, zullen snoctest gebragt werdest tot de E. latifolius. ’t Geest willuenow optekesit, dat ist Duitschlasid de bladen snet flelen, est niet vast zittende zyn, waar vast door fotnntigcst het tegendeel is opgegeven, heeji ook in osts Kaderlastd, test mistflesi ist het wild plaats. Deze Heester ist het wild flechts hoog 3 e/; 4, fomwylest p, voetest ; doch in 'Puinest verplant est wel behandeld, kast dezelve eest boosn worden. Èolgests Houttuin was er één isr dest Ley dj ehest Academie-Tuist, hoog 16 voeten, est de flam dik duimen.

By Haren buiten] Groningen f, om TiELf, te Drumpt, aan den WaaldykI. Buiten s’Hage in de Natio.nale Bosschen ten Noord Oosten van den Scheveningschen weg op fomraige phatfen f — buiten-Makkinga in Vriesland tusfehen het Kreupelhout, by Ouden-Aller in lIiERDEV, en elders buiten Harderwyk , by Velsen in een Boschje, in den Aardenhout by Boekenrode buiten Haarlem, omtrent Zeyst, by den Wildenberg in het Kwartier vanZuTPiiEN, omtrent Nimwegen.

HuisHOUDELYK Gebruik. Linnæus wil, dat de Runderen, Schapen en Geiten de bladeren eten: de Paarden zyn uit hoofde van den onaangeuamen reuk en fmaak van deze Plant, daar van afkerig, gelyk ook naar de ervaring van fommigen, het overige Vee: (Mattusghka) zelfs zou dit gewas niet zonder gevaar zyn, en het Vee inzonderheid de Geiten, hier van veel etende, zulks moeten befterven.. (Houttuin) —■ De Vrucht tot poeder gehoten, door de Boeren gebruikt, om het ongedierte op het hoofd der kinderen te doden. (Tournefort, de Gorter) De Vrucht wordt van de Mees-Vogeltjes CU Roodborstjes gaerne gegeten, welke daar mede gemakkelyk kunnen gevangen worden. (Mattusghka)

Deze Heester, die zeer bekwaam tot levendige Heggen kan gebruikt worden, heeft taai, vast, geel, en fyn hout, (Suckow) veel overeenkomende met dat van den Boom-Palm ÇBuxus Sempervi-Tens'), en wordt hierom gezogt van de Draaiwerkers en Inftrumentmakers tot Spillen, Klosjes vo'or de Spelden werkers, Orgelpypsn , Figuren voor het Schaakbord, Naaldekokers, Tandeftokers , Deveken ei»z. doch men wil dat de üraaijers Onder het bewerken van dit hout, ligt neiging tot braken krygen. (Mittuschka , Miller) Inzonderheid is dit hout week en breekt niet, als de Heester den grootften ©mloop van Sappen heeft, en de bladen haan uittebotten ( Bulliard.) — Dit hout geeft de fynfta bouts-kolen , om daar mede te tekenen, en ’er Buspoeder van te maken. (Linnæus) Tot het eerfte oogmerk, moet men de dunfte takken uit kiezen , dezelve breken ter lengte van een vinger, en in een yzeren dicht gefloten pot laten gloejen. (bu Hamel.).

De Vruchten in loog gekookt, geven eene geele kleur aan het T'urksch Leder, fafïïaan genoemd.. (Mappus, aangehaald door Houttuin.), Verder komt van de Zaaddoosjes een donker geel fap, ’t geen wet eene ontbinding van aluin, eene goede zwavel «geele verw oplevcrt. (DaxMBOURN^y)—- l\ï Trent ha. perst men oly uit deze Vrucht. (MAttusciis^Q

CAEACTèRES GéNéRiQUEs. Calice pentaphylle, adhérent à fa bafe. — $ Neciaires ligules, pétali-formes. — Semences nombreufes.

CARACTèRES SpéciFiQUES. Oti lie connaît encore qu’une feule espèce de ce genre.

Fers on wt une Fleur féparée et confidérablement agrandie. Les folioles du Calice adhèrent à la Hampe environ du tiers de leur longueur, fans être cependant abfolument fixées à leur bafe; les deux autres tiers font recourbés en dehors, comme on peut le voir vers b. et c. O na repréfenté vers c. une des folioles du Caliceféparée des autres., avec une partie de la Hampe, le tout fortement agrandi. Fers b. et c. on voit distinamp;ement les g Nedaires , dont P un est repréfenté féparément et fort agrandi vers d.; ces Neftaires, qui, à raifon de leur rejjemblance de forme et de couleur avec les Etamines, peuvent facilement être confondus avec elles et pasfer pour de vrayes Etamines, ces Neélaires font uss peu recourbés dans leur partie fupérieure et forment au deffous de leur fom-tnet un petit tube oblique. — On a repréfenté vers e. les g Etamines et les g Neèiaires, fépa-rés du reste de la Fleur et fort agrandis. — Fers f. on voit un des Germes, féparé des autres: approchant de fa maturité et fortement agrandi ; ces Germes font couchés, comme des écailles, les uns fur les autres, et forment par leur réunion un petit cone allongé, quon peut voir vers Â — fai trés distinctement obfervé la Tunique ou Robe des Semences, dont Existence ne parait pas avoir été connue de LiNxé ni de J. Miller. Les Tuniques font membraneufes et tronquées vers le haut ; on en a repréfenté une de grandeur naturelle et avec la Semence qu’elle environne vers g. et la même agrandie vers h. — Fers i. on voit la Semence féparée de fa Tunique, et de grandeur naturelle , et agrandie vers k. — Les feuilles font èpaifei et graminées. Toute la Plante est haute d’environ 3 à g pouces.

Les Piflils font, environ au nombre de 100, les Styles font nuis et les Stigmates fimples et obtu-fiusculelt;. A la b fe de châque germe on trouve une fort petite Bradée — L’épi des Germes s’allonge-confidérablement après la chute du Calice et de la Corolle; et a Jouvent alors jusqu’à im faouce quot;ett demi de long.---- Dans le tems de la Fleuraifots, les feuilles font ordinairement plus- courtes qua les Hatnpes ; mais enfuite elles les égalent et même les jurpasfent. (Pavrod.)

VARiérés Cette Plante varie fingulièreraent quant au nombre des folioles du Calice, des Pétales, et des Etamines. Car j’ai trouvé des Fleurs qui avaient g, 6 ou 7 folioles Calicinales, et 5, 6 ou 7 Neélaires ; d’autres avaient 5, 6 et jusqu’ à 7 Etamines. (Favrod )

Lieu Natal. Dans les terreins fiblonneux et humides, dans les Prairies, et fiiivant de gorter, parmi le jeune blé;

Autour de Groningue , Franeker , Zwol, Hattem, Harderwyk , Naarden et Harlem^ Près de la Haye dans une Prairie le long du Chemin de Wassenaar, et au coin de l’allée qui conduit au Bois.

Add. du Trad. J’ai trouvé cette Plante en abondance dans le Voifinage de la maifon de Campagne appellée Koelhorst; entre Amesfoort et Soest, fur le Bord Oriental de I’Eem, ainfi quair plantage de la Ville de Rotterdam. ( favrod.)

Usages Economiques. Jusqu’ici on n’a point pu en découvrir j on a feulement obfervé qu’elle-est un peu âcre et aftringente au goût.

Geslagts Kemjierken. Calj^x f) phyllus, bafi annatus , Kelk van ^,ilaadjes, aan detzelfs voetfluk vt^gegroeid, Nectaria 5, lingulata, petiliformia Eyf tloningbakjes, tongvormig, hebbende ds houding van Bloembladen. Semina numerofa , laltyke Zndeui

Eene Bloem afzonderlyk veel vergroot by A. Kelkblaadjes zyn jlechts voor een derde gedeelte vastge~ geoeid of als aangelymd aan het fiengjef fchoon van onderen nog niet volkomen: het ssverige twee derde is na buiten omgebogen, te zien by b. Een kelkblaadje met een gedeelte van het flengje afzonderlyk en veel vergroot by c. De Honingbakjes waar van één afzonderlyk vergroot by d. en die uithoofde van gelyke gejialte en kleur, op het eerfie aanzien, ligt voor Meeldraden gehouden worden, zyn bovenaan een weinig omgebogen, eti maken beneden hunnen top een fchuinseh lopend buisje vit - Alle de Meeldraden en tloningbahjes afzonderlyk en veel vergroot by e.--De Kruchtbeginfels ryp wordende , waar van één afzonderlyk vergroot by f. liggen fchubrwyze over elkander, en maken een langwerpigen Kegel uit ; te zien by A. ---- De Kruchtbekleedfels der Zaden, of liever Zaad

rokken wier aanwezen Linnæus en J. Mileer ontkennen, zyn duidelyk door my waargenomen zynde dezelve vlieftg en van boven geknot, af geheeld met het daarin beßoten Zaad, volgens de natuur-lyke grote, by g.- vergroot by h. flet Zaad daar van ontdaan, natuurlyk by i. -, vergroot by k. —— De Bladen zyn dik en grasagtig, de Plant hoogvan 3 tot g duimen.

De Stampers zyn omtrent 100 in getal, hebben geene Stylen, en éénvoudige en ftompagtige Stempels. Aan den voet van elk b ruehtbeginfel vindt men een zeer klein fchutblaadje. De Air der Kruchtbeginfels verlengt zich aanmerkelyk na het afvallen van Kelk en Bloemkrans, en wordt als dan dikwyls duim lang. Gedurende den tyd van het bloeijcn zyn de bladen gewoonlyk korter dan de flengen, maar daar naa worden zy even lang, en dikwyls langer. ( Favrod)

Verscheidenheden. Deze Plant verfchilt aanmerkelyk ten aanzien van het getal van Kelkblaadjes,' Bloembladen en Meeldraden. Zynde doorï'AVROD gevonden, met 5, 6 of 7 Kelkblaadjes, even zo 5,6 of 7 Honingbakjes: anderen hadden g, 6 tot 7 IMeeldraden. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«

Groeiplaatsen. Op vochtige Zandgronden en Weiden, ook (^volgens de gorter) tusfehen het jonge Koorn.

Buiten Groningen, Franeker, Zwol, Hattem, Harderwyk, by de Ilofftede KoELHORSTf, tusfehen Ameseoort en Zoest, aan den Oostelyken kant van den EEMf, by Naarden en Haarlem. Buiten s’IIage, vooraan in een Weiland, langs den Wassenaarschen Weg, en liggende op den hoek van de Laan, die van Klingendaal naar het Bosch loopt. — By Rotterdam in de Nieuwe Plantagie.

IIuisHouDELYK Gebruik ïs hici van nog niet bekend, maar de fmaak is een weinig fcherp en japAgntrekkendç,

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Grd. Nat. de LiNNé. v. Tripétaloidées.

CARACTêRES GéNéRiQUES. Colice 3 phylle. (on a repréfenté vers a. une Fleur entière réparée de la Hampe et agrandie} — Corolle formée de 3 Perales ^caliciformes. ( Fers b. on voit une Fleur repréfentée intérieurement et agrandie, pour montrer que les folioles du Calice font du double plus petits que les Pétales, qui y font ausfi repréfentés.^) — Style nul. (Les 3 Stigmates, qui font placés immédiatement fur le Germe font repréfentés vers c.') —i Capfuïe s’ouvrant par la bafe d.

Caractöres SpéciFiQUES. (fuivant WiLLDENOw) nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;triîoculaires, lisfes, linéai

La Racine est fibreufe ; je n’ai jamais eu occaßon d'obferver la racine bulbeufe dont parle Leers. La Hampe est en quelque forte triangulaire, ce quon peut voir vers f. où on en a repréfenté une partie, ^lelques Botanistes regardent les 3 folioles du Calice comme autant de Pétales, à cauje du grand rapport qu’elles ont avec eux. Châque foliole calicinale et châque Pétale porte une litamine. Les Stigmates font tous trois plumeux ; c’est pourquoi il est difficile de les dijiinguer les uns des autres dans la Plante en pleine fleuraifon. La Cap fuie qui s’ouvre de bas en haut, a à peu -jrés la flgure d’une flèche barbelée, comme on le voit vers d.

Dans les Provinces de GroningueJ, et de Frise f, dans les prairies près d’HAR-LEM f, ainfi que dans les Vallées humides des Dunes. Le long de la Digue de Spaaren-DAM à mi-chemin entre Amsterdam et Harlem f. Autour de Leide le long des Sentiers herbeux qui conduifent à Lammen f, Dans les prairies voifines de Zandhorst près de Wassenaar ; fur le Haak et au Nieuwland derrière s’Gravesande En Zclan-DE f et en Gueldre près de NiMèouE.

Add. du Trad. Cette Plante croit en abondance dans les'prairies humides entre Amesfoort et le Zuider Zee ; ainfi que le long de la Digue de cette même Mer près de Spakenburg. (Favrod.)

Usage Economique. Ayant une fivenr faline elle fournit une excellente pâture au bétail, furtout aux Boeufs, aux Vaches et aux Moutons, qui la broutent avec beaucoup de plaifir (LiNNé, Leers et S. J. van Geuns. ) Haller ^rapporte même que les Moutons que l'on lait paêtre dans les prairies de la Suisse , où cette Piante fe trouve en abondance , en deviennent en peu de teras admirablement gras.

Geslagts Kenmerken. Cal. 3- phyllus, Kdk van 3 blaadjes (te zien a. zynde eene Rloem afzonderlyk en vergroot) Petala 3, calyciformia, drie Bloembladen^ kelkvormig, (de Bloem van binnen gezien en vergroot by b. zynde de Bloembladen eens zo groot als de Kelk-blaadjes , tret v/elke die te gelyk zyn af geheeld.) Stylus o., zonder flyl. (zittende de drie flem^ pels op het Nruchtbeginfel, afzonderlyk afgebeeld by c.) Capfula bah dehiscens. liet 'Laad-doosje aan zyn voet losberstende d.

SooRTELYKE KENMERKEN.' fvoZgf«r WiLLDENow) Capfulis trilocularibus, lævibus, linearibus, bafi attenuatis, we; driehokkigeoffene, lynvormige Zaaddoosjes, aan den voet iiaauvv toelopende.

De worlel is vezelagtig: de Bohvortel, waar van Leers fpreckt, is nimmer door my waargenomen. De feel is eenigermate driehoekig: een gedeelte daar van vergroot by f. Sommigen houden uit hoofde der overeenkomst van den Kelk met de Bloembladendes-zelfs blaadjes mede voor Bloembladen. Elk Kelk- en Bloemblad dekt éénen Meeldraad. De drie fempcls zyn elk gekuifd, en hierom aan de bloeijende Plant moeilyk te onder-fcheiden. Het Zaaddoosje dat van onderen af in de lengte\losbarst, vertoont zich dan als een weerhaak, zie by d.

In Groningen J, in Vriesland f, in de vogtige Weiden tusfehen ÄMESFOORTen de Zuider Zee-J, ook aan den Dyk langs deze Zee by Spakenburg f. In de Weiden by Haarlem 15 ook in vogtige Duinvalleyen. Aan den Spaarendammer Dyk op half-wegen Haarlem en Amsterdam J, buiten Leyden in de Graspaden op den weg naar Lxmmen.J Op de Weilanden by Zandiiorsi' onder Wassenaar , op den Haak en het Nieuwland agter s’Gravesanden f, in Zeeland f — ook by Nimwegen.

Huisiioudelyk Gebruik. Is eenigzins zout van fraaak. Een voortreffelyk, gezond, cn heilzaam voeder voor het Vec vooral Runderen en Schapen, dtt door het zelve zeer gaerne gegeten wordt. (Linnæus, Leers , St. J. van Geuns en anderen) — De Sclia-pen in Zwitzerland worden op Weiden, waar dit gras overvloedig groeit, binnen korten tyd zeer vet, (Haller)

... nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rencués amphibie.

CARACTèREs GéNéRiQUES. Calice nul. — Ccrolle caliciforme, divifec en lt;nbsp;lesmens — Semence unique, anguleufe.

Caraciöres SpéciFiQUEs. Fleurs pentandriqucs ; Piftil fendu en deux frepréfenté de grandeur naturelle wn a. et rerj c.) — Epi ovale.

Cette apèce est proprement apellée amphibie, parce qu'elle croit indifféremment fur terre et dans Peau, quoiqu alors ces deux variétés dif érent tant foit peu l'une de l'autre. C’est avec raifon que LiNxé admirait la diverfité des formes de cette Plante^ d'après la nature du fol qui la nourrit; car., la Plante terrestre est droite, rude et dun aspect triste; la Plante, aquatique, au contraire, est flottante, liffe et d’un aspect gai; d’ailleurs la Plante terrestre fleurit plus rarement que l’autre: d e‘t pourquoi lu premiere doit être regardée comme l’espece même, et la fécondé feulement comme uneVariété. — Celle qui est repréfentèe dans notre Planche est laPlante aquatique, dont lesFtamines font plus courtes quelaCorolle a. ; dans^ lu Plante terrestre, au contraire ces mêmes Etamines font plus longues que la Corolle, comme on le voit en b., où on a reprêfenté une Fleur ouverte et de grandeur naturelle, et fort agrandi vers c. On obferve, dan s les Fleurs de l'une et de l’autre, une petite glande ovale et rougeâtre, placée au pied de chaque Etamine, et qu'on peut regarder comme autant de Neftairea, vo'^jez les vers a,b et c.---- Les feuilles de la Plante aquatique font parjaitement siffes; tandis que celles de laPlante terrestre font rudes et poileufes, plus étroites et comme routées en dedans, ce qu’on a reprêfenté dans la petite branche feuiilée marquée de la lettre d. Meese prétend que tes feuilles de cette dernière font presque fans pétiole ; c’est ce que je n’ai jamais obfervé. — Les gaines, qui fe trouvent aux articulations de la Tige et des Branches, J'ont membraneufes et courtes, — fai effectivement remarqué les petites racines chevelues et noirâtres, qui fartent çà et là des articulations, justement aux deffous des gaines, dont Houttuin «/e Lexiftence, et que fai reprêfenté dans la figure ci-jointe.— L’épi deFleurs, qui est rouge „ parait feul hors de (eau.---- La Semence est aplatie et ovale ; voyez vers e.

Aux traits dirtinélifs de la Plante aquatique et terrestre ci-desfus indiqués, on pourrait joindre les fuivans. Les feuilles de la Plante aquatique font coriaces et asfe diftinétement cordiformes à leur bafe; tandis que celles de la Plante terrestre font fermes , fins être coriaces , et plus obfcurément, ou même , point du tout cordiformes à leur bafe: de plus, laPlante terrestre ne jette nulle part hors de là Tige, ni hors de fes Branches, les radicules noirâtres, dont on a parlé plus haut. Quant â la longueur des Etamines par rapport à la Corolle, j’ai obfervé, qu’il n’y avait rien de bien fixe à cet égard : j’ai feulement remarqué, dans l’une et l’autre Plante, que d’abord les Etamines font plus courtes que la Corolle, en-fuite elles l’égalent en longueur et finisfent enfin par la furpasfer: tout cela m’a pani dépendre de l’âge de la Fleur et de fon développement: progresfif. — Les Fleurs qui forment l’épi font diltinguées les unes des autres par des petites Bractées ovales-lancéolées, pointues et purpurines. (Favrod.)

VARiéTés. I®. LaPlante terrestre décrite ci desfus. a®. Une Plante vraiment amphibie que j’ai obfer-vée, dont la racine, qui était tout au bord d’un fosfé et à peine hors de l’eau, avait jette une groslè Tige qui croisfût fous l’eau, dont les feuilles feules flottaient à fi furface, et en tout parfaitement fem-blable a la aquaitique Plante de cette même racine; du côté de la terre fartait, une autre Tige ; celle-ci était droite et fes feuilles étaient rudes et poileufes, comme celles de laPlante terrestre. Les Fleurs des épis qui fortaient de l’eau avaient leurs Etamines plus longues que celles des Fleurs de la Plante terrestre.

Lieu Natal. Le long et même dans les eaux douces et tranquilles; ainfi que dans les Viviers.

En Frise J; près d’tlARDERWYK et de Twello dans la VéuuwE f, proche de Bla^uw-Cappel' près d’UTRECHT J. Dans le voifinage d’HARLEM, dans les fosfés le long du Kleverlaan et du chemin d’OvERVEEN f. Autour de la Haye du côté de Nootdorp f. Dans les environs de Nimègub et en divers autres endroits.

Dans la Frise, dans les Prairies près THarderwyk, Utrecht et Harlem. Autour de Leide, le long du Fosfé au pied des remparts, ainfi que le long du Studenten Pad et ailleurs.

La 2**®. Variété a été trouvée près de la ÊIaye, dans un Fo.sfé le long du Sentier qui conduit de» puis le Delfsche Vaart près du vieux Péage au Village de Nootdorp.

Usages Economiques. Les Abeilles en recherchent les Fleurs. (Sv/.Abhé} Le Vin qu’on fait fermenter avec cette Plante en acquiert une odeuf de Fraraboife. (Suckow). Brugmans la regarde comme nuifible dans les Prairies, et Leers comme une des plus pernicieufes dans les terres cultivées, à caufe de Ls racines, qui, rampant au long et au large, abiorbent une très grande quantité de lues neurriciers.

Geslagts Kenmerken Cal. o. zonder Kelk. Corolla 5- partita, calycina, de Bloemkrans deelig, Ke'kvormig. Semen, i. angulatuin, èén Zaad, hoekig.

SooRTELYKE Kenmerken. Floribus pentandris , femidigynis, met V'jfmannige Bloemen, byna hvee-(^der PyL tot dicht by den yoet in tv/ee yerdeeld is, te zien by de geopende Bloem, a. veel yergroot by e.) fpica ovata. eyronde Air.

Deze Joort is eigenaartig tweeflrgtig genoemd, om dat zy, zo op het land als in het water groeit-, fchoon zy in eenige byzonder heden y an den anderen verfchilt. Met recht zegt Linnæus dat hare gedaante, yerwisfeling yerwonderingswaardig is, naar mate y an den grond. De Land-Plant is rechtopgaande, ruw, droeyig; de Water-Plant dryyende, glad, yrolyk , terwyl ook de Land-Plant zeldzaamer bloeit: om welke redenen de Water-Plant voor de eigenlyke foort-; de Land-Plant als derzelyer verjeheidenheid zal moeten gehouden worden. --- De hier nevens afgebeelde is de Water-Plant, waar van de Meel-

draden korter zyn dan de Bloemkrans. Aan de Land-Plant zyn dezelve langer dan de Bloemkrans, men zie zodanige Bloem geopend, en afzonderlyk afgebeeld by b , veel vergroot by c. De Water-en Land-Plant hebben beide aan den voet van eiken Meeldraad rode kliertjes, die als Honigbakjes kunnen aangemerkt worden, zie by a, b,enc. — De Water-Plant heeft geheel gladde bladen ; deLand-Plant Tiiighairige bladen, die f maller en als ingekrompen zyn. (zynde een ajzonderlyke Blad - tak van deze Eerfcheidenheidafgebeeld by d.) Dat de laatjle, volgens Meese genoegzaam zonder Bladflelen zou zyn, is my nimmer vóórgekomen : deflopjiels offeheden aan de knokkels van den fleng en feien zyn vliezigen kort. De zwarte hairworteltjes aan de ranken onder aan de gezegde floppels, door Houttuin ontkend, zyn daadelyk zodanig door my waargenomen, als aan de Plant is afgebeeld. De Rode Bloem - air met derzelyer feel, komt alleen boven het water uit.------- Het Zaad is platagtig eyrond, zie by e.

By de hier voren opgegeven onderfcheide kentekenen der Water-en Land-Plant, kan men nog dc volgende voegen. — De bladen der Water-Plant zyn lederagtig, en vry duidelyk aan derzelver voet hartvormig; terwyl die der Land-Plant vast zyn, zonder lederagtig te wezen, en ook veel flaauwcr of geheel niet aan derzelver voet hartvormig zyn. Verder fehlet de Land-Plant nergens uit zyn Heng of ranken zwartagtige hairworteltjes uit, waar van boven gefproken is. ——• Aangaande de lengte der Meeldraden met betrekking tot den Bloemkrans, heb ik waargenomen, dat hieromtrent niets zekers kan bepaald worden : alleen heb ik aan deze en geene Plant opgemerkt, dat de Meeldraden eerst korter dan de Bloemkrans, daarnaa gelyk in lengte zyn, en eindelyk boven dezelve uitkomen ; dit fchynt my toe aftehangen van den ouderdom der Bloem, en derzelver voortgaande ontwikkeling, —• De Bloemen, die de Air uitmaken, zyn van den anderen afgefcheiden door kleine, ey-ronde, lancetvormige, puntige, paers gtige fchutblaadjes. (FavrodJ

Verscheidenheden, i. De Land-Plant, hier voren befchreven, 2.. Eene ware Amphibie Plant door my gevonden, uit wier wortel aan den Slootkant even onder het water een groote Heng zich onder het water uitfpreidde , en dry vende bladeren had, volkomen als die der Water-Plant ; terwyl deze Heng een zytak met bladen na den Landkant uitfehoot, geheel ruig, hairig, zo als die aan dc Land-Plant gevonden worden: deBloem-air boven het water uitkomende, hadt lange Meeldraden, als de Land-Plant.

In Vriesland f. By Harderwyk en Twello opdeVELUWEf, by de Blaauw-Cappel buiten Utrecht f, by Haarlem in de Slooten, langs den Kleverlaan en Overveenschen wegJ, buiten s’Hage by Nootdorp, by Nimwegen en op vele andere plaatferv

Verscheidenheid, i. Op Bouwlanden en langs Wegen. — In Vriesland , in Weiden by IIarderwyk , Utrecht, Haarlem, by Leyden langs de Cingcis en Studenten Pad, en elders.

Verscheidenheid. 2. Buiten s’Hage aan een Sloot langs het Pad, gaande van de Delftsciie Vaart by den Ouden Tol na Nootdorp.

Huishoudely^k Gebruik. De Byen azen op de Bloemen (Sip. Abhh) De Wyn die men door deze Plant laat gisten, zou een Brambozen-geur verkrygen. (Suckow) Schadelyk op vochtige Weilanden. (Brugmans) In Bouwlanden een allernadeeligst onkruid, (Leers) hebbende een Berk voortkruipende wortel. ’ ” nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;........’

CARACTènES GéNCRiQUES. Calice pentaphylle. —Corolle formée de 5 Pétales, dont châcun est pourvû d’un pore Jmellifere fitué à la bafe intérieure de l’onglet. (Un a repréfenté un des Pétales avec fon pore, de grandeur naturelle vers a et agrandi vers é ) — Semences nues.

Caractcres SféciriQUEs. Feuilles cordiformcs, anguleufes, pétiolées. '—Tï'ge uniflore. Les Pétales ne^tarifères et les Semences nues de cette espèce la fint entrer dans le genre des Renoncules; quoiquelle s’en éloigne dans plufiieurs autres caractères génériques, par ex, par fon nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;triphylle e. et par fa Corolle fortnée ordinairement de 'é, Pétales, quelque

fois de 10 amp;nbsp;même davantage. Vers f. oti voit les P.t3xVvi\ç.s, avec les Gcss\v\css,, fépa-rés de la Corolle. — Les angles et les ftnuofltés des feuilles font fouvent peu fenfbles.

Chacun des petits bulbes dont la racine est formée, en fe fêparant d'elle, piroduit une nouvelle plante. — Quoique les Germes (pepiréfentés vers c. après la chute fis Pétales et des Etamines) foyent asfez nombreux,on ne trouve cependant que quelques Semences qui fiyent parvenues à maturité. Vers d on voit une Semence parfaitement niûre et de grandeur naturelle. — On trouve fouvent aux als feiles des Tiges de petits bulbes, qui, d'après'iles obfervations de plufeurs Lotanisies, en tombant, reproduifent une nouvelle plante aujji bien que les bulbes de la racine.

Add. DU Trad. Cette plante varie d’une manière admirable dans pluficurs de fes parties; cat, j’ai ob fer vé fur quelques individus des feuilles parfaitement entières, fans aucun angle, ni dentelure; fur d’autres, j’ai trouvé des Calices à 4 et à g folioles; j’ai vu plus d’une fois des fleurs qui avaient jusqu’à 12 pétales; j’ai vu.fouvent deux de ces pétales réunis par les onglets ; enfin, j’ai obfervé des fleurs, dont les filamens des Etamines extérieures étaient feulement dilatés et fans anthères. (Favrod.)

VARiérés. A grandes feuilles et à grandes fleurs; celle-ci,d’après Boeriiaave, citépar DE Gorter , doit avoir ordinairement un Calice pentaphylle et des Tiges raraeufes. --- Celle

à fleurs doubles, qui, d’après Boerhaave, ausfi rapporté par de Gorter, est regardée comme indigène, est vraiferablablement plutôt un produit delà culture, que celui de la nature Fuie.

Vertus et usages en jvkdecine. Cette plante est réputée purgative, diurétique et an-tîscorbutique. Sa racine, felon Bergius, est nutritive; on ne s’en fert cependant plus intérieurement.— Apliquée à l’extérieur, on la vante comme véficatoire. Boerhaave recommande l’ulage des racines en décoétion, ou celui de la plante entière pilée ou broyée, contre les hémorroïdes.

Usages Economiques. Les bulbes ou tubercules de la racine, qui, pendant tout le tems que la plante fleurit, font acres et nuifibles, perdent toutes leurs propriétés malfaifantcs après la fleuraifon, et peuvent, en tems de difette, fervir d’aliment aux hommes; d’autant plus qu’on en peut extraire une efpéce d’amidon. (Parmentier )

On peut employer la plante encore toute jeune, ainfi que les plus tendres et les plus notr-velles feuilles en guifè de fiilade, ou comme herbe potagère. (Mattu-schka , Kerner.) Schwencke dit même qu’on les vend en ce pays au printems pour s’en fervir aulieu de Dent-de-lion, ou Pisfenlit commun. (Leontodon Taraxacum.) — Dans I’Upland en Suède, on mange cuites les feuilles de cette plante, comme herbe potagère, et en d’autres endroits encore, en îes apprêtant avec du fucre, du vin ou du vinaigre. (Kerner.) — On peut confire au vinaigre les jeunes boutons à fleurs et s’en fervir en guife de cajires. (Suckow.)

Les Abeilles recherchent de préférence fes fleurs. (Str. Abh.') — Reuss prétend que les Chèvres et les IMoutons la broutent volontiers. Gunner dit cependant que les boeufs, les Chevaux, les cochons, ni même les Moutons ne veulent la manger. — Elle est, au reste, dans les jardins, une plante non lèulement inutile, mais encore très importune, pàrcequ’abforbant une grande quantité de fucs nourriciers, elle apauvrit ainfi les plantes utiles qu’on y cultive. (M.ïïtuschka.)

Geslagts Kenmerken. Calyx phyllus, Kelk van g Blaadjes. Petala 5, intra ungues poro mellifero, Bloembladen , elk binnen den Nagel met eene honigdragende pori voorzien : (zie een afzonderlyk Bloemblad met zodanige Pori a., vergroot b.} feraina nuda, naakte Zaden.

SooRTELYKE KENMERKEN. Folüs cordatls, augulatis, petiolatis, met bladen., hartvor-/mig ■) hoekig, gefleeld, caule unifloro , éénbloemigen fleel.

De honigdragende Bloembladen en naakte Zaden brengen deze Plant onder het geßagt Ra* NUNCGLUS , doch dezelve yvykt in de overige Crcßagts Kenmerken daar van of, door den Kelk van drie blaadjes e. en meer dan vyf Bloembladen, die 8, 9 of 10, en dikwyls meer •bedragen. Meeldraden en Kriichtbeginfels afzonderlyk by f. — De hoeken en inhammen ■der bladen zyn dikvtyls zeer gering. —Elk Dolletje van den IKortel los rakende, brengt h’^-der eene nieuwe Plant voort. Schoon de vruchtbeginzels menigvuldig zyn, (afgeheeld by c., naa dat de Bloembladen en Meeldraden zyn afgevallen ;) vindt men maar enkele Zaden tot ryp heid gekomen. Een Zaad volkomen ryp by d. — Zan de Oxels der ßclen komen dikwyls Bolletjes voort, welke afvallende, volgens de opmerking van vele Plantkundigen, even als de IKortelbolletjes weder eene nieuwe Plant doen voortkomen.

Deze Plant clikwyls aanmerkelyk verfchillende, heeft fomwylen geheel effen bladen, zonder hoeken of tanden: aan anderen vindt men Kelken van 4 en g, blaadjes. Meer dan ééns nam Favrod waar. Bloemen van ï 2, Bloembladen : dikwyls waren twee Bloembladen aan derzeS'er Nagels veréénigd. Ook zyn door Hem Bloemen gevonden, waar van de Ilelmdraden 'aan de buitenjle Meeldraden enkel wat uitgezet, eis zonder Helmknopjes waren.

Verscheidenheid, met groter Bladen en Bloemen, welke volgens Boerh a ave, ook ^oor DE Gorter aangehaald , meestal een vyfbladigen Kelk en takkigc ftengen zou hebben.

De verfcheidenheid met eene dubbele Blöem ,door Boerhaave als inlandsch opgegeven,cii door DE Gorter als zodanig mede aangetekend, zal waarfchynlyk door cultuur zyn voortgekomen.

Groeiplaatsen, Op befchaduwde plaatfen, aan Pleggen, en langs de wegen, over de geheele Republiek zeer algemeen en overvloedig

Kragt en Geneeskundig Gebruik. Eene zuiverende, Pisdryvende Plant, dienffig tegen de Scorbut. De Wortel is voedzaam. (Bergius') egter inwendig geheel buiten gebruik. — Citwendig aangelegd, wordt zy als een blaartrekkend middel aangeprezen; het afkookfel der Wortelen of het gekneusde Kruid, wordt tegen de Aambeyen aangeraden door Boerhaave, lIuisiiouDELYK Gebruik. Dc Wortelbolletjes, welke zo lang de Plant niet Woeit fcherp cn fchadelyk zyn, verliezen naa het bloejen der Plant alle hunne nadeelige eigenfehappen, en kunnen by fchaarfche tyden tot voedfel voor Menfchen dienen, terwyl ook hier van zekere Styffel kan bereid worden. (Parmentier.) De Plant eerst uitfpruitende , en ook de jonge ■cn tedere Bladen als Salade of onder Moeskruiden te gebruiken’, (Mattusciika, Kerner,) en worden ook volgens Schwencke hier toe^ in ons Vaderland, in plaats van Mollalade of Paardenbloemen ÇLeontodon Taraxacum) in het Voorjaar verkogt. — In Upland worden de Bladeren als Moeskruiden gekookt, op andere Plaatfen ook met Zuiker, Wyn, of Azyn in-gemaakt. (Kerner) —— De Bloembotten met Azyn ingelegd, als Kappers te gebruiken. (Suckow.)

De Bloemen by uitnemendheid gezogt door de Byen. (Sw. Abh ) De Plant wordt gegeten idoor Schapen en Geiten. (Reuss.) Doch volgens Gunner niet door Runderen, Paarden , Varkens, cn ook niet door Schapen.—In Tuinen een lastig Onkruid, daar zy zeer vcelfappea iBit den^rond trekt en andere Planten weg dringt. (Maïtuschka.)

CARACTèRES GéNÉRiQUES. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bifurqués, dont une des divifions porte l’anthère. On

a reprélènté. vers ô.,une fleur détachée, dont la lèvre fupérieure est rabattue pour en faire mi« eux voiries Etamines; (on voit vers Z», une des Etamines de grandeur naturelle, et agrandie vers f.) —. Stigmate bifide d. (agrandi vers e.)

CARACTèRES SpéciFiQUES. (d’après WiLLDENow.)Fez«7/£;jpétiolées ,()blongues-ovales, dentéés à la bafe. — Lèvre fupérieure du Calice tronquée , et pourvue de 3 petites barbes ou fpinules. f. (vers g. on voit le Calice ouvert avec les 4 Semences nues.) ■— Tige montante.

Les fleurs de cette plante font floutenues par des Bractées cordiformes ç veinées' et blanchâtres inférieurement ; on en voit une représentée Séparément vers h. — Le Calice et les Bractées font très velus. La lèvre inférieure de la Corolle est divifée, voyez vers i. — Dans les terreins fees cette plante est presque rampante et à peine haute de quelques pouces-, dans les bois, au contraire, et dans les terres bien cultivées, elle est droite et s'élèveÿusques « i et davantage.

Nnn. DU Trad Les Tiges et les Branches font quarrées, velues , rudes. --- Les Ra

meaux fontoppofés, ainfique les Feuilles; celles-ci font foutenues par des pétioles plus ou moins longs, fur les quels elles courent ; les pétioles font velus, fillonnés fupérieurement et plus courts que la moitié de la Feuille —Les Fleurs, qui font purpurines, font dispofées en épi verticillé ovale , asfez ferré et terminant les Tiges et les Branches ; chaque verticille est formé de 6- fleurs , dont 3 d’un côté et 3 de l’autre ; On trouve de petits Neétaires charnus, et arrondis, placés à la bale du Germe. — (Favrod J

V-ARiéTés. 1°. A fleurs blanches. a®. A Tiges et Feuilles rudes ou lîsfes, et à feuiles plus ou moins profondément dentées , ou entières.

La Variété à grandes fleurs indiquée dans le Spicilegium yOwSuplément à la Flore Belgique de 5. J. van Geuns, doit être raportée à une efpèce particulière , favoir à la Prunella grandiflora de Linné et de plufieurs autres Auteurs , dont la Pr. laciniata est une variété.

Add. DU Trad. J’ai trouvé, dans ce pa,ys une jolie variété de cette efpèce à fleurs rouge-pâles, ou plutôt rofes. J’en ai obfèrvé, près de Laufanne, enSuisfe, une autre variété plus fmgulière encore, car elle était à fleurs jaunes. (Favrod J

En Frife t; autour A’^trecht f, près d’HARLEM t. Leide f, et La Haye f ; amfi que dans les vallées des Dunes de la Hollande f ; autour de Nimögue et en divers- autres endroits. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

La Variété No. i. a été trouvée par van Geuns au Doreweerd; La nde Variété est asfez commune et fe trouve aux endroits ci-desfus indiqués..

Add. du Trad. J’ai trouvé la variété à fleurs rofès dans les Dunes près d’AMESFooRT. (Favrod.)

Vertus et Usages en Mödecine. Cette plante est légèrement aflringente et rafrai-chisfânte. (Bergius,J C’est pourquoi on la regarde comme utile dans certaines maladies de la gorge et furtout dans les inflamniations des amygd-ales.- (Houttuin.) Scopoli rapporte que les ouvriers qui travaillent dans les mines de Mercure, et dont les-efents fo trouvent ébranlées par les exhalaifons malignes qui s’émanent de ces mines, fe les raffermisfent au mojæn de cette plante.

Usages Economiques. Mattuschka raporte qu’en certains pays on fe fert des feuilles encore jeunes et tendres, en guife de Salade. Les abeilles picorent volontiers fur fes fleurs.(iSiv. Âbh ) LiNNé et Reuss asfiirent que cette plante fournit une pâture agréable et faine aux Boeufs, Vaches, Moutons et Chèvres.. Brugmans la regarde toutefois comme une plante nui_^ ûble dans les prairies. Damüourney prétend qu’elle fournit une matière colorante.

Didynamia Gymnospermia. Tweemagtige met naakte Zaden.’ Nat: LIN N. XLii. Nerticillat^e.

Gëslagts Kenmerken. Filamenta bifurca, altero apice antherifera, Meeldraden', van boven gegaffeld, dragende aan de ééne punt de hclmknopjes: (eene Bloem afzonderlyk, waar vun de boven-lip ïs omgeflagen, om de Meeldraden te doen zien by a., eene Meeldraad afzonderlyk b., vergroot c f Stigma bifidum, Stempel in twee gefpleten, d. vergroot e,

SooRTELYKE KENMERKEN, (folgens WiLLDENow.) Folüs pctiolatis, oblongo ovatis, bafl dentatis, «je# bladen gefieeld, langwerpig eyrond, van onderen getand. Calycis ïabio fuperiore truncatü, tri-aristato, de boven-lip van den Kelk geknot, met drie naalden voorzien,/, (de Kelk met de vter naakte Traden geopend, g.) Caule adfeendente, met een ryzigen fleel.

Deze Plant heeft fchutbla.den, die hartvormig en geaderd, en van onderen witagtig zyn : één af zonderlyk by h. Kelk en Schutbladen zyn zeer hairig. De onder-lip van den Bloemkrans is gekarteld z. •• Qp open veldezi is deze Plant als kruipende, en fleehts weinige duimen hoog- ziz Bosfehezz en Koornlanden recht opfiaande en voe# en meer hoog.

S'en g en Takken zyn vierkantig, zeer hairig, ruw. De Takken flaan tegen over elkander, gelyk ook de Bladen, rustende op znizz of meer lange Bladflelen, welke mede hairig zyzz, van boven gefleufd, ezz korter dan het halve blad. De Paerfche Bloemen vormen eene kranswyze eyronde Air, vry in één gedrongen, boven aan de takken geplaatst, en bevat“ tende elke krans 6 Bloemen, drie aan elke zyde. Meiz vindt kleine, vleßge, rondagtige lio-nigbakjes aatz den voet van het Kruchtbeginfel. fFavrod.J

Verscheidenheden, i. De Plant ruiger of gladder, en met min of meer flerk getande en ook eflen bladen. 2. met witte bloemen. 3. met bleekrode of rooskleurige Bloemen.

De Kerfcheidenheid. Met groter Bloemen, door St. (f. wan Geuns in zyn Spicilegium op-gegeven, zal tot de afzonderlyke foort Pr. grandiflora moeten gebragt worden, waar van de Pr. laciniata eene verfcheidenheid is.

Groeiplaatsen. In Weilanden, Koornvelden en Bosfehen. In Vriesland f, om Utrecht f, by Haarlem J, om Leyden f, om den Haag f, ook in de Duinvaleyen van Holland J, ora Nimwegen en op vele andere Plaatfen.

Kerfcheidenheid. N°. i. By de vorigen N“. 2. op Doreweerd, door v. Geuns. N’.g. in de Duinen by Amesfoort, door Favrod gevonden.

Kragt en Geneeskundig Gebruik. De Plant is zagt, zamentrekkende en verkoelende (Bergius.) wordt dienftig geoordeeld in zekere kwaade Keelziekte, de Bruine, genaamd, (Houttuin) Scopoli zegt, dat zy, die in de Kwikzilvermynen werken en losfe Tanden gekregen hebben, dezelve daar door weder vast maken.

Huishoudelyk Gebruik. De Bladeren nog jong en teder zynde, worden in fommige Landen als Salade gebruikt (Mattuschka.) De Bycn azen gaerne op de Bloemen, (ftr. XV.) De Plant een aangenaam en gezond Voeder voor Runderen, Schapen en Geiten; (Lin-NAÎUS , Reuss ) fchoon door Brugmans als fehadelyk in Weilanden gerekend. — Geeft eenige bruikbare Verwltof op. (Dambourney.)

CARACTêRES GéNÓRiQUEs. Receptacle nu. — Ægrette plumcufe a. (agrandie vers b ) — Calice embriqué, oblong c. (vers d on voit une écaille ou foliole calicinale agrandie.) — Style femi-bifidc (agrandi vers ƒ, et vers e. une fleur féparée et agrandic j

Ce genre Je distingue de tous les autres du même Ordre par la longueur extraordinaire da Pistil^ qui est fouvent deux fois plus long que la Corolle. —— L’Aigrette de la Semence est plutôt cotontteufe que plumcufe, car fes filamens ne s étendent presque point fur les eô tés. — Les Racines des plantes déjà âgées font formées d'une multitude de fibres entrelacées, ferrées les unes contre les autres et détendant horizontalement, comme on peut le voir dans la figure ci-jointe qui reprèfenîe la plante dans fon entier, mais, fort rapétisfée. — La Tige sfilève jusques à g ou 6 pieds.

Kson. Dtj Trad. Les Feuilles font fesfiles, oppofées, les inférieures fouvent quinées, et ordinairement ternées, ainü que les moyennes et les fupérieures ; les legmens ou lobes font ovales'lancéolés, dentés et un peu velus j l’intermédiaire est plus grand que les autres. »........

Add, du Traid. J’ai obfcrvé plus d’une fois une autre variété de cette plante dont les feuilles fupérieures étaient toujours Amples et jamais ternées. (Favrod.)

Elle est fort commune et croit abondamment par toute la République, — La variété à fleurs blanches le trouve çà et là avec la plante à fleurs rouges ; mais elle est plus rare.

La Variété à feuilles fupérieures entières croit auffi en divers endroits de ce pays, et fur tout dans les terreins moins humides que les precédens. (Favrod.)

Vertus et Usages en Mödecine. Boerhaave et Tourneeort recommandent l'u' fage de l’herbe de cette plante et de fa lacine dans diveifes obftruétions du foye et des autres viscères; ainfî que dans la jaunisfe et l’hydropifle. —• L’uLge de l’infuAon théiforme des feuilles est fort connu des payflms contre les attaques des fièvres intermittentes, et contre le fcorbtit. Ün confeillc depuis quelque teins (amp; cela d’après l’exemple de Gesner) l’ufage de la racine comme un émétique doux. (Voltelen.^

Usages Economiques. D’après l’obfervation et l’expérience du favant Tîeboel de Groningen, on récolté fouvent au lieu de cette plante le Rident chanvrin, (Bidens tripartita.) qui n’ayant aucune vertu, ne peut ausfl être d’aucun uiàge. (Roman Catal. PI. Ufual.^ — kSî l’on trempe dans le fuc de cette plante du Bois de Campeche et qu’on y ajoute du fulfate defer, (Vitriol vert ou Couperofe vertej on obtient par là une couleur noire ; A on employe ce fuc feul, il fournit une couleur brune. (Suckow et les écrivains qu’il cite.) — Suckow dit qu’en Russie on s’en fert contre la morfure des chiens et d’autres bêtes enragées. — Les abeilles viennent picorer fur fes fleurs. (Reuss.) — Le bétail ne la mange point; c’est pourquoi, fous ce rapport, elle mérite d’être détruite. (Sciireber.) Quelques chasfeurs prétendent avoir obfervé que les Cerfs blesfés lè guérisfent au moyeu de cette plante. (MattuschkaQ

HederduitJehs Bynamen. Koninginne-kruid, Boelkens--kruid. Bloeit July en Augustus 2f.

SyNGENESIA, Por.YGAMIA ÆQUALIS. Z A ME N T E L E N D E , GE L YK E ' VEELWYVERY.

Geslagts Kenjierken. Recerptaculum nudum, naakt ontvangled. Pappus plumofus, Pluimagtige Zaadkuif a. vergroot b. Cdlyx imbricatus, oblongus, ds Kelk gefchubd, langwerpig c. Çeen Kelkblaadje ajzonderlyk vergroot d.j Stylus femibifidus, ds ßyl op de helft in twee gefpleten. (eene Bloem afzonderlyk en vergroot e. de ßyl f.) nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Ddt geßugt.onderfcheidt zich van alle de overigen van deszelfs orde, door de zeer lange Stampers, die dikwyls tweemaal langer dan .de Bloemkrans zyn. ---- Biet Zaadpluis is meer vlokkig

dan p luimig, breidende de hair en zich bykans niet ter zyde uit. De Wortels vass bejaarde Plantest hebben veelvuldige Vezelen, die dicht inéén gegroeid zyn, en zich horizontaal uit-breideti, ao als ts zien.is aan de Plant, in haar geheel verkleind af geheeld. — De Plant hoog tot 5 en 6 voeten'

De Bladen zyn ongcßeeld, flaande tegesi over dkanderen. De onderflest dikwyls vyfvoudig ; gewoonlyk drievoudig, zo ook de middelfle en bovenfle Bladent elk afzonderlyk Blaadje is ty-rand- lancetvormig, getand, eest weinig hairigy, 'de middelfle dezer Blaadjes is grooter dan de overigen. fFAVROD )

Verscheidenheden. No, i, met witte Bloemen, No. c. waar van de bovenfte Bladen enkel-, .en geenszins drievoudig zyn.

Algemeen en overvloedig over de geheele Republiek. — De vesfeheidenheid No. i. by Bevorigen, doch minder algemeen; No. 2. mede by de vorigen, maar vooral op minder vochtige plaatfen, dan waarop de gewone Plant groeit. (Favrod.)

Kragt en Geneeskundig Gebruug Door Boerhaave en Toürnefort is dit Kruid en Wortel ia verfcheide verlloppingen der Lever, en andere Ingewanden; in de Geel- en Waterzucht aangeprezen. De Bladen als Thee getrokken en gedronken, zyn by de Landlieden bekend tegen den aanval der tusfehenpozende Koort/en; als ook tegen de Scorbut. Onlangs heeft men den Wortel als een zagt braakmiddel, in navolging van Gesner, aangeraden. (Vol-TELEN.^

Huishoudelyk Gebruik. Volgens eigen ondervinding van den kundigen Tieboel te Groningen, wordt in plaats van deze Plant jneestal in het wild opgezameld, Bidens TJtiPARTiTA, drie- deeligTandzaad, welke van geen kragt is. (Roman, Catal. PI. Ufual.) In het fap van deze Plant Campechiehout gedaan wordende, kan hetzelve door middel van yzer-vitriool tot zwart verwen dienen: op zich zelvcn gebruikt, geeft het cene bruine verw. ■(SucKow, M daarby aangehaalds S.chryvers'} --- In Rusland gebruikt tegen den beet van

dolle Honden eri andere Dieren. (Suckow.} De Byen azen op de Bloemen. (Heuss) Het Vee roert de Plant niet aan, en verdient in dit opzicht uitgeroeid te worden: (Schreber.) alleen zouden volgens opmerking van Jagers ggfehoten Herten dezelve gebruiken, en zich daar mede fchynen te genezen. (Maïtuschka )

Caractcres Génériques. Nzamp;aîre carenÉ inférieurement, fvers a. on voit une fleur féparée et de grandeur naturelle et vers h. cette même Fleur fortement agrandie, et dont on % indiqué les Pétales par des traits ponftués.J

Caractöres Spöcifiques. Bulbe fibreux. — Tige à 2 feuilles. — Feuilles ovales. Lèvre du Nectaire bifide, c.

La Tige a près de la racine deux membranes qui emelopent la Tige comme des gaines. La Tige au desfous des feuilles est anguleufe etlisfe', et au desfus des feuilles elle est cylindrL que, rude et pourvue ça et là de quelques petites écailles. La lèvre du Nectaire est à peine fendue jusqu’’au milieu, comme on peut le voir vers c. — On a repréfenté vers d. le fruit mur, ou plutôt la Capfule triangulaire, qui a une future à chacun des angles. Fers e. on voit cette même Capfule ouverte; vers f. une des 3 loges contenant des femences mures, et un peu agrandie; et enfin vers g. on voit les femences, —- La plante s élève à la hauteur de 2 pieds.

Add. du Trad. Les Fleurs font dispofées en épi terminal, grêle, lâche, asfez long et portant de 20 jusqu’à 40 fleurs, foutenues par de petits pédoncules rougeâtres,au pied des quels on trouve une petite BraSlée lancéolée et verdâtre.

Dans un Bois près de Franeker; dans les prairies de la Ville près d’HARDERWVK; dans une prairie proche de Zuideras et de la maifon de campagne nommée le Blik, dans les environs de ZuTPiiEN, Dans les prairies autour de Leerzum dans la Prov. d’ÜTRECHT. Dans les vallées des Dunes de la Hollande en divers endroits.

Dans le Bois qui est entre Bergen et Egmond fur le Iloef; dans les petits bois et au Brouwers-Kolk près d’0 verveen. Près de la Haye dans les plaines des Dunes et dans les bosquets derrière Zorgvliet, derrière la maifon de campagne de Mf. Fagel, et dans la partie basfe du Bois de la Haye le long du Bezuideniioudschen Weg.

Usages Economiques. Ses vertus, ainfique fes ufages médicaux et économiques font encore inconnus.

Geseagts Kenmerken. Neélarium fubtus carinatum^ Honîglakje fan onderen gekield: (Eene Bloem afzonderlek a.,en veel vergroot z^nde de BloenMaden met geflippelde lynen aangewezen by b.)

SoORTELYKE KENMERKEN. Bulbo fibrofo, met vezeligen Boï-wortel. Caule bifolio, twee-lladigen jleel. Foliis ovatiSj eyrsnde Bladen. Neélarii labio bifido, lip van het Honigbakje intweegefpleten. c.

De Steng heeft by den Wortel twee fleelvlïefen, die als Scheden om den Steng fatten. De Steng is onder de Bladen kantig en glad-, boven de Bladen ruig , rond, en heeft eenige Schubjes. De Lip van het Honigbakje is (lechts tot op de helft gej'pleten, te zien by c. — De rype Vrucht, of het driehokikig Zaad-doosje by d., hebbende elk hokje van buiten eenen naad. De Vrucht geopend e., één hokje met het rype Zaad, vergroot by f. Het Zaad g. De Plant hoog a voeten. De Bloemen maken eene langwerpige, wyde, vry lange, en boven aan den Steng geplaatfte Ær uit, welke beflaat uit 20 tot 40 Bloemen, elk rustende op een klein roodagtig Bloemfleeltje, aan welks voet zich een klein, lancetvormig, groenagtig Schutblad bevindt. fFAVROD.)

In een Bosch by Franeker, op de Stads Weide by Harderwyk, in een Weiland by ZuiDERASen op de Hofftede Blik buiten Zutfen, by Nimwegen, in de Landen by Leerzum in Utrecht, in de Duinvalleyeii van Holland op vele plaatfen. In het Woud tusfchen Bergen en Egmond op den Hoef, in de Bosfchen en aan de ßrouwers-kolk te OvERVEEN, buiten ’s Hage in de Duinvlakten en Boschjes agter Zorgvliet ; agter de Hofftede. van Fagel, en in het lage gedeelte van het Haagfche Bosch over den Bezuiden-houdschen Weg..

Caractcres GéNéRiQUES. No. 1. Fleurs mafculines. Chaton formé d’écailles —— Corolle nulle. (Ün voit vers a, et b. deux fleurs du Chaton mâle, fortement agrandies, avec l’écaille qui foutient chaque fleur.) —La Glandule de la bafe est neéiarifcre.

No. 2. Fleurs femelles. Chaton formé d’écailles. --- Corolle nulle, (vers d. on voit une fleur

femelle féparée et fortement agrandie, et vers e. fon écaille.) — Style bifide vers f. f. — Capfule uniloculaire, bivalve g., (et fans les Semences vers Zi.) — Semences aigrettées (vers/, et vers L on voit un Chaton entier avec les Semences parfaitement mures.)

Caractùres SréciFiQUEs. Feuilles lancéolées, acuminées, ferrées pubescentes de part amp;nbsp;d’autre; dents inférieures, glanduleufes. (C’est ce qu’on peut voir vers Z.)

Les écailles des fleurs mâles,aujji bien que celles des femelles .font velues en dehors et autour du bord ; cependant les fleurs mâles font encore plus velues que les femelles. Le Style est divifé en deux et porte 4 Stigmates. qu'on peut voir en f. Le Nellaire des fleurs mâles, qu'on voie vers c, , à mefure que la fleur fe développe, devient auflt plus grand et linéaire. Jussieu demande fi c'est le rudiment d'un germe. Hoffman a aufli reconnu dans les fleurs femelles un Neltaire, qui est ici plat et flxé au pied de l'écaille. — Les feuilles ont furtout fur leur furface inférieure une blancheur brillante et foyeufe , et fut tout les jeunes feuilles qui croisfent au bout des branches fcuillées. — Les feuilles du Saule mâle font un peu plus étroites et encore plus foyeufes que celles du Saule femelle. On peut s'inflruire fur les autres particularités de cette efpèce, rapportées avec beaucoup d'exaétituie dans l'ouvrage latin de G. F. Hoffman; Ililloria Salicum Pag. 41—45 Le Saule parvient, à la hauteur £un arbre asfez élevé, dont le tronc est gros et épais, et l'écorce gri~ fâtre.

Vertus et Usages MéoiCAUx. Son écorce est furtout recommandable, à caufe de fa pro« priété aftringente et antiputride. Cette même écorce a éié mife en réputation par Qlosfius, comme égalant en vertu le Kina, dans les fièvres alternes. Cependant Murray, Bergius et Voltelen s’en font fervis fans fuccés, ou du moins ont trouvé que fli vertu était beaucoup inférieure à celle du Kinas en fa qualité de remède antiputride cette écorce a rendu des fervices fignalés dans les Flux de ventre, dans les maladies putrides , dans la gangrène, les ulcèi’es et pour rétablir l’élasticité affaiblie des parties folides. (Voltelen.)

Usages Economiques. C’est de cet arbre que vient ie Saule ordinaire, qui convient fi bien à nos terreins bas et qui réfiffe aux vents et au.x tempêtes. On peut très ailément le multiplier de bouture. Dans ce pays on l’étête Ordinairement,et cela à la hauteur de 8 à 10 pieds, et alors on l’appelle faule étètd, faule noueux', on en coupe les branches tous les 6 ou 8 ans. Le bois en est tiès tendre et filamenteux; qn ne peut ni le raboter, ni le feier facilement; mais, à caufede famol-lesfe et de fa flé.xibilité, qui l’empêchent d’éclater et de fe fendre, on peut s’en fervir à plufieur.s ouvrages diffèrens et fe laisfe facilement travailler. Les charrons et les conftruéleurs de moulins s’en fervent quelques fois; on en fait fouvent ufage en ce pays pour en tourner des formes pour faire des fromages; formes, qui (ainfi que l’a fort bien remarqué Houttuin) ont la propriété de ne point fe fendre lorsqu’elles fe fèchent après avoir été mouillées ; ce bois est encore abfoluinent néceflaire pour fabriquer cette quantité énorme de fabot.s qu’on fait en ce pays: de fes branches on fait des lattes, des enclos et des cercles. — 11 n’est pas fort eftimé comme combuftible; mais, il brûle promte-ment, également et ne répand que peu de fumée. (Hoffman, Suckow.) — Son charbon qui est doux et tendre, est employé par les deflinaleurs, et est mê:ne très propre à faire la poudre à canon. (Houttuin.) — On pourrait vraifemblablement faire ufage de fon écorce dans les tanneries. (St.J.V.Geuns.) Dambourney dit qu’on peut tirer de cette écorce une légère couleur brune; et fi on la cuit da-ns des vafes de cuivie, on obtient une couleur rouge très propre à teindre la foie et la laine. (Mattuschka.) ~ L’aigrette de la graine peut être employée, ainfi que le coton, foit à remplir des matelas, foit à en faire du fil, foitàen tifler des étoffes, foit ei fin à en fabriquer du papier. (Houttuin.) On ne doit pas planter des Saules femelles près des blancheries de toiles, parce que les graines volantes, auffi bien que les Capfules , qui s’en détachent et tombert fur les toiles, y font des taches. (iVIunting) — Les fleurs fourniffent aux Abeilles beaucoup de miel et de cire. (Mattuschka) — On trouve fouvent fur les feuilles de cet arbre l’écume blanche, dans laquelle fe cache la Cfi^ale icumeufe. (Cicada fpumar-ia.) Bcumenbach. Hoffman.

£.ngelscb. Common ur white Willow. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_

Nederduitfcbe Bynamen. Willige Boom, gemeene Wiig, Windhout«Boom. Bindhout-Boom.

Ge,slagts Ken.werken. No, i. Mannelyke Bloemen, Amenti Squaraæ , de Bloemen vormen ten Katten/laartje beßaande ugt;t Schubben, Cor. o, bloemkrans (ttuee Bloemen van het Kalten-flaartje afzonderlyk^ en veel vergroot met het Schubje van elke Bloem by a, en bl) Glandula bal'eos neélarifera, aan den voet dtr Bloem eene neElardragcnde klier.

No. 2. yrouwelyke Bloemen. Amenti Squamæ. De Bloemen vormen een Kattenftaartje.^ beßaande uit Schubben. Cor. o, geene bloemkrans (eene Bloem afzonderlyk vergroot d. het Schubje e.) Stylus 2-iidus, de flylin tviee gefpleten, f. f. Capfula i locularis, 2- V'alvis, het Zaaddoasje édnhokkig^ met 2 kleppen g. zonder het Zaad h. Semina pappofa, pluizige Zaden, i. (eene geheele Kattenßaart met volkomen ryp Zaad, k.)

SooRTELYKE KENMERKEN. Folüs 1anceolati.s, acuminatis, ferrati.s, utrinque pubefcentibiis ; ferraiuris infimis glandulofis, met Bladen lancetvormig,, fpits, als Zaagjes, aan voeder zyden zagthai-rig', de onderfle Zaagjes klieragtig. (zynde dit laatße aan een gedeelte van een blad byzondcr aangewezen by l )

De Schubjes ze der Mannelyke als l^rauwlyke Bloem, zyn van buitess en om den rand hairig. doch flerker aan de Mannelyke Bloem. De Styl is boven gePpleien en heeft vier Jlempels by f Het Honigbakje der Mannelyke Bloem by c, wordt, als de Bloem meer volwasfen is, groter en lynvormig. jussiEo vraagt, of dit ook de Grondjlof is van een Hruchtbeginfel, Door Hoffman aan de Hrouwelyke Bloem mede een Honigbakje toegekencl, zynde plat en aan den voet van het Schubje gehegt. ----- De Bladen hebben eene

zydagtige glanzende witheid , bovenal van' onderen; inzonderheid de jongere Bladen, welke aan het uiteinde der Bladtakken z.yn. De Mannelyke TVilgen hebben de Bladen iets j'maller en nog meer Zydagtig, dan de Zrouwelyke IHilgen. Kcrdere byzonderheden van deze Joort vindt men met veel naauwkeurigheii ' opgegeven in G. F. Hoffman, Hifioria Salictiin, 1’. 41—45. De Plant groeit op tot een hoog opgaanden

Kragt en Geneeskundig Gebruik. Het is voornaamlyk de Bast, die wegens zyn zamen-trekkend en bederfwerend vermogen , ten gebruike wordt aangeprezen. Dezelve wordt door Clossius tegen de anderdaagfche Koorts gedoemd', als evenarende den Koortsbast. Murray Dergius en Voltelen hebben egter denzelven vruchteloos gebruikt, ten minden deszelfs kragt veel minder dan die van den Koortsbast bevonden; als bederfweerend middel, heeft dezelve de uitdekendfte diensten gedaan in den Persloop, Rotziekten, Koudvuur, Ulceratien, en in de verzwakte veerkragt der vaste deelen te herllellen. (Voltelen.)

IIuisiiouDELYK Gebruik. Van dezen Boom komt het gewone Wilgenhout. Dezelve is uitnemend gefchikt voor onze lage Gronden, en kan alle Winden en Stormen wcerftaan; Iaat zich bovenal gemakkelyk door dekken voortplanten; wordt in ons Vaderland meest getopt gehouden op de hoogte van 8 of 10 voeten, en als dan Knotwilg of Knieftoof genoemd, en de takken worden om de 6 of 8 jaren gehakt. .— Het Hout is zeer week en dradig: het laat zich niet ichaven nog zagen , maar kan om deszelfs weekheid en buigzaamheid, waar door het niet ligt barst of fcheurt, tot menig gebruik dienen, en gemakkelyk bewerkt worden: het wordt hierom fomwylen van Wagen- en Molenmakers gebruikt en ook veel in ons Vaderland gedraaid tot Kaaskoppen , in welke (zo als Houttuin met recht aanmerkt) de eigenfehap, van nat geworden zynde by het opdrogen niet te fclieuren, hoogst nodig is; waarom ’er ook veel Klompen of Hoosblokken hier te Lande van gemaakt worden; en van de Takken, veel Latten, omtuiningen en Hoepels.— Als Brandhout heeft het weinig waarde, maar het brandt fpoedig, gelykmatig en geeft weinig rook. (Hoefman, Suckow,) De Houtskolen van dit Hout, worden door Tekenaars gebruikt, en zyn mede zeer bekwaam tot het maken van Buskruid. (Houttuin.)

De Schoys en Bladen waarfchynlyk tot Looyen te gebruiken. (St. y.v. Geuns') — Van den Bast eene ligt bruine Verw te trekken; (Dambourney) en in koperen Vaten gekookt, eene rode Verw voor Zyde en Wol. (Mattuschka.) — Van het Zaad-pluis kan, even als van Katoen, gebruik gemaakt worden tot het vullen van Matrasfen, het drajen van Garen, het weven van Stoffen, het bereiden van Papier. (Houttuin.) — De Vrouwelyke Wilgen niet dicht by Linnen Blekeryen te planten, om dat het wegvliegend Zaad, en ook het Zaaddoosje op het Linnen vallende, vlekken maakt. (Munttng.) — De Bloemen geven aan de Byen veel Honig en Wasch.(Mattuschka) Cp deze Bladen is zeer algemeen het witte Schuim of Koekocks-fpog, waar onder de Schuiin Cigale, Cicada Spumaria, verfcholen is. (Blumenbacu, Hoffman.)

E E R S 7' E	UITGA TE,
I. Veronica Chainædrys.	Gamanderlyn Eerenprys. Claefe	V6'«Linriæus II-
2 Menyanthes triloliara.	Driebladige Ruig-bloem. ---	--- V.
3. Anagallis arveiiüs.	Akker Basterd - Muur. ----	--- V.
4. Lychnis Flos cuculi.	Koekoeksbloeniige Lychnis. ---	--- X.
5. Caltha paluftris.	lEater Boter • Bloem. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;---	---- XllI.
T IE E E D E	U I T G A E E.
6. Convallaria majal's. y, Epilobium angi ftifoüura.	May Dalkruid. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;— Smalbladige Basterd,	F— vr.
6. Convallaria majal's. y, Epilobium angi ftifoüura.	Wederik.	— vin.
8. Erica Tetralix.	Dop Heide. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;---	--- VIII.
9. Oxalis Acetofella.	Gewone Klaver • ZMting.	---- X.
10, Viola tricolor.	Driekleurige Fiool.	--- XIX.
D £ 72 DE	U I r G A E E.
II. Ilippuris vulgaris.	Gemeene Kattevflaai t. nbsp;nbsp;—quot;	— r.
12. Hottonia palullr s. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.	Gemeene Water - Fioli r. ■—■	» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V,
13. Convolvulus arvcnfis.	Akker Winde. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-—■	■gt;£.---- V'
14. Galaiithus nivalis.	Gewone Sneeuw ■ Bloem.	---- VI.
15. Papaver Argeinonc.	Akker Maankop. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—	----- XIII.
16. Ajugi reptans.	l'oortkruipendZenegroen. ——	. - XIV.
17. Funiaria bulbofa.	Bol Diiivenkervel. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■—■	----XVII.
18. Ornithopus perpufillus.	Kleine Eögelpoot, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■—•	---XVII.
19. Bellis pcrennis.	Gvesblyvende Maagdelief. —•	--- XIX.
20. Orchis latifolia.	Breedbladig StandeL
	kruid'
FIERDE	U I I G A E E.
21. Lycopus europæus.	Gemeene Wolfspoot.	—, nbsp;ir.
£2, Valeriana officinalis.	Geneeskragtige Eale-
	riaan, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;---	.— nbsp;iir.
23. Lonicera Periclymenom. 24. Æthufa Cyiiapium.	Gewone Bosch-winde, Bedwelmende Tuin-fcheer-	--- V.
23. Lonicera Periclymenom. 24. Æthufa Cyiiapium.	ling nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.—■	--- V.
Adoxa Mofchatellina.	Gewone Muskus-Plant, nbsp;—•	•---- VIII.
26. Ranunculus bulbofiis.	Knol Ranonkel.	---- XIII.
ü?. Cardamine prater,fis.	Gemeene Feld-kers, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;____	-- XV.
28. Erodium IGeraninm') cicutariun.’	P'ynbladige- Reigeisbe'^.	--- XVI.
2^. Llieracium Pilolêlla.	Langhairig Haviks-
	kruid, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,—•	-- XIX.
30. Urtica dioica.	Grote Brandnetel^	;-- XXI.