-ocr page 1-
Huiar m/Huiarm, Hufarm5
De Trompetter bl0t in de Stad
VIANEN, Alarm, Alarm.,
S
Voer de  e dr oogene
ACTIONISTEN.
Vianen floreert, Vianen, floreert,
Trompetter.
w
At mag deOmiOcpeihier al fchreeuwenl
En gaapt, gelyk als nugt'reMeeuwen;
Hy ritrd , en raaid , gelyk als dol j
-ocr page 2-
Zigt! ... hy is vfis ten b"5orden vol
Gedronken van de Franfche øãçåç ,, *
Want Aétioniften by dozynen
Te roepen, is geen kinderipel:
Maar 't gaat, naar 'k zie, rast hem niet wel.
~~ Ik moet hem eensjes aan gaan iprecken:
Wel Man wat doet gy hier te preeken ?
Waar is tog nwe reys van daan ?
Ik bidjedoet hetimyn'veritaan.
Omroeper.
'kGingna Parysk van daar na Londen :
Gantlch bloed wjat Heb ik daar bevonden !
De Aótioniilen 'allegaar,
Die riep ik aanftonds by malkaar ;
'k Beloofde haar een weg tè baanen ,
Om regt te trekken naVianen.
Den eene deed , den andere miet.
Trompetter.
Hoe komt dat men ze dan niet ziet f
Omroeper.
Zy zullen ilrakjes nog wel koomen,
Ik zie ze al, ginnich door de boomen.
Trompetter.
Gy roemt wel op uw fchorre keel,
Die geen geluyt byna kan geeven;
, \k agt ze minder dan een veel j
Gy moet voor myne galmen beeven.
Ik blaas vaa'tOoft-en tot aan 't Weit
-ocr page 3-
Voorde A&ionifton t'allerbeft >
Want myne galm klinkt door de ooïen ,
En uwe item kan men niet hooren ;
Daarom zoo fwygt maar goede maat,
Myn galm ver boven uwe gaat.
Omroeper.
Myn volmagt brengt het juyft zoo meede,
OmZayd-en Noord-hollandic Steede
Eens door te wandelen: maar'tbevin .
Dat gy vry meer als ik daar win.
Trompetter.
Laat my dan nude*eege vieren.,
Want ik vlegt kraniïen met laurieren,
paargy, Omroeper, niet toe deugt:
Want al dat gy tog zeggen meugt
Dat is maar Wind, en Windverkoopen ;
Ik wys hier Huyièn aan, met hoopen ,
Voor eenbedrooge A&ioniil ,
Die al zyn goed heeft ruym vercjuifi.
Omroeper.
Myn klanten moeten door debaaren ,
En tegen wind kan 't Schip niet vaaren.
Trompetter.
Myn Waagen trok wel tegen wind,
Enbeeterals men ergens vin*},
Al ichoon een ander me onderdrukte,
Het myn daarom te beeter lukte.
Omroe-
-ocr page 4-
Omroeper.
ïn welk Lard ?yt gy gcrooren,
Datgy z( o lors uw reen. laat hoeren■?
Trompetter.
In't Land daar-men geen menichen vond;
Maar ik ging in een kortenilond,
My.-zelf na Vianen ichikken:
Want in-m-vtvLand-was niette bikken.
Hier kree^ ik aanzien ongemeen.
Omroeper.
Waar wild gy weer zoo windig heen ?
Trompette^.
'k Moet myn Trompet al weer gaan'halen,,
Ik moet ze blaafen altemaalen ,
Zoo lang men ergers nog een vinel,
Ik handel altyd ook met-wind.
Want'kben denCapiteyn Meiander,
Kielt vry na myn al weer een, ander,
Indien gy niet te vreeden zyt
Met myn: zagtl nog wat rcipyt.
Ik wil de Waereld door gaan trekken.
En haaien nog meer A&ie-Gekken.
Omroeper.
Ik gaa ook heen myn Kammcraat,
En neem myn weg door deefe Straat.
I
E Õ Í D E.