-ocr page 1-

-ocr page 2-

-ocr page 3-

-ocr page 4-

-ocr page 5-

TE R 0 T T E R D Â m'\z By J. KRAP A. Z., 17S4?quot;

-ocr page 6-

-ocr page 7-

algemeene^

INHOUD.

BlaiJz.'T

quot;WVerhandeling over den aekt en P?

natuur DEf Rooloops, door den heer M. Stoll - nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;- i-64en

Eenige Aenmerkingen en Waernemingen over de Waterzucht uit bloedryk-HEID, door denzeifden Schryver nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6J-IÖ.

* .0

Waernemingen over de Witte Gezwellen DER Geledingen, door den heer B. Bell • nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ß7-igt;S.

Waernemingen over de Stemping der Bloedvloeijingen , die op de Verlossing volgen, door middel vaij infpuitingen met huä water en azyn door den heer Saxtorph - nbsp;nbsp;nbsp;? nbsp;nbsp;nbsp;|ia3-i4t.

Befchryving en bereiding van den V l u g t i-CEN Barnsteenoeest (Eau deLuce), volgens de hceren Macqu^r en Doedes, - lAjayo.

-ocr page 8-

ri


ALGE RI EENE


BefchVyving en bereiding van ees Brxek- i MIDDEL uit bet Spiesglas, ’t welk

ElajJz. r 4

altoos bet ^elfde bi’aekverwekkend ver-_ *ï pipgen beiit,j volgens dén heerßiiRGMAif'jJi-i^P»

Verbandeling over het regte gebruik .VAN p,E Aderlating , ,vo.Qrnamelyk,.,^ .„ in de Galkoortsen , ^do'or den heef

IL D, Apfel - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;20^-264,

Eenige^gewigtige AVaernemingen, nopens de — -behan'del’ing van de yenusziek-’’-TEN, doof'den Heer M. Stoll nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;265-271,

- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ c ó .14 n

Aeitmerkingcn over de echtheid van fmnmige Weendr Proeven, door de .

Sebryvers van dit Magazyn t

EenïgeWaerftemingen nofienS'^de wegncining

van den Staer, door deuhepr Rl. Sïoll 2?i,2Ï8,

VerbandeTing over de Waterzucht Per “

** Géwr icHTTEN j door den heef D. G?“ Haffner ,

-jp • .'O n“-2[:::ncn l

Eenige Aeïnmerkingen over de'S cn a nyLVR-^-

HEID piljIR IIANDRLWYS IN DE Wa-^/*

TERzùeii*r «ER GEWRreHTÊNyENr'’*J '

• ANDERE Gezwelee^n-,o‘^aer -rfooï^^** men, door dp^ aanwending, vaïlt;. gTEEKÿ’IEKÈN Éft/HÊRHAEL-DE'

s p u IT G E N, dén Vrj?éli toegang' vaut ''

•' dÇ^VÇht tot de wondèn'verleent nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•‘^30-^42,

** nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Waar.

-ocr page 9-

Bladz. Waerfcliuwing ,'ter voorkominge van twyffe- ’■nrr • lihg'en, die uit het lezen van bladz. 306, v n 307 en 308 zouden kunnen ontftaen * 343en344, •■b •“ o fp

Piuttige Herinneringen, uit de beoeffening 'öfttTeend , ivegens e-enioe hinder- ../J .[

PALEN IN DE Ve U LOSKUNDE , door den heer R. SVEfDArLE; händölenue’ over' eiefjvjV HET GE r'r â r K Ä N * MoEU T UT- ; 51 ƒ '1 TEN EN 0e'dèr r'-in6en ,ï^.in- der/ ’• r a UITZAKKINÇ b'Ë-R L Y-F M ÓE^DER' O F ‘ G Z ïlt; DER SCHEÉb-Ii^quot; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;G. 345-347.

? nbsp;nbsp;nbsp;■ luSi un .ti ..4 laed : h frsrT;;:;;,.

Over de besfe wys van hechting in EENE bpspfeV^rFSrg^‘van'quot; dkn biL-!-:;^5-;3:i'J N A E D , ÖPE ^«Yt-’-D E N -fe I«H'Ê L D A R M • ü . [ D O O R LD ÓP^ ’fc'«3 WAÈ’fe'ï^ D E D A R M tl I a ZELF GEWOND IS— U . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. 348-35'0.

• nbsp;nbsp;nbsp;- i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.1J '‘1 U4

Over de wYs van dc KEEitiNG by Verlossingen te ‘Verrichten 5 dn'het voor-T deel, dat dezelve raeenigwerf - boven het '* Jjä gcbi'.nik “van Vroedkundige Werktuigen ' . --ta 'heeft ï nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;351.3(50.

Voorzorgen om'eene Samengroeijing

DER ScHEEDE té verhoeden - -- i 36ien362.

» r; - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- -^1 quot;*■; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3

Waarfehuwing voör Vroedvrouwen , ’ om -oo aa' voorzichtig te zyn omtrent het beo or- jiI DEELEN OF EENK^VROUW AL OP

-NIET E E N ’ K I N D ’t E^’ WA E R E LD ■ heeft gebragt • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;nbsp;- -'i» bnav d363en364.

**i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aen-

-ocr page 10-

SH AXQEMIÇNE

Bladz.

Aenmerkingen ovnr bet Fqbeiçiîl van Av-GAROTii, (iQor dsq hçer M4QQ.P¥ft gt;nbsp;3^5-368,

Verhandeling over de Water- en Vleesçhbreüreb^, dopf

J. Ch. a. Theprm - nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;37t-3^g.

Verdere Aemerkingen over den Oypruikbaren S TA et per onderste Le-DKmaten, fl/î h(( gsyqlg eener Krom-MiNGE V«« de RuOORaet, door den heer .quot;f. f OTTf met Byvofgfelen en

teningen van den heer M. S. du Fui - 399-471.

Uittrekfel der Aenmerkingen v^n dea Jjeer Jebb , mede over de zqogenferti^e HEID der ONDERßTE I^EpfMAT^N,

. insgelyks medegedeeld. door, d®P heer DU Pui......47^-487.

Waernemingen over hef

het Heulsapee^e Verstebyjno DER Teenem en VofiTEï^, »ned^ge-

dçdd door denzelfden heer nu Pui. ? nbsp;nbsp;4?S-493.

Eenvouwige doch onfeilbare msqipr , om

. het Schurkt zeer çewakkeevr

EN scHiELYK te gcnezcD, zonder dat ’er ooit tetiigf nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;volgtf^ Aw.

den heer JÀsbïr, h j.r - - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;494-IDo.

Aanmerkingea van den ^rj. L-Sch^mucisbji, over dc bovengemelde manier . - , y 5or-|o8.

Uit,

-ocr page 11-

i N II O“”û D. ' ïm

Bladz.^

Uittrekfel v«i een' Brief-, gefcbreVfeft dóót den héér L’tÎERi^-tER aèn dèn beet

J. P. Ermerins x'. nbsp;nbsp;nbsp;-t* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;50^-511.

Waernemingen Gedachten eh Voordaken omtrent de redding van Brenkk-

LikGXN, door den heer S. G. Vogel - 514-529. , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en 551-581.

Verhandeling over de natuurlyke Ver-

WYDING VAN Hfilr BeKKÈN «1 MOEI- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\

JELYKE Verlossingen, door den neer KIohrenheim ... nbsp;nbsp;53o-537‘

en 684-698.

Befchryving van de Spiesclasbotkr, door den heer MaCQUER - nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;538-549*

BeoefFenende Aenmcrkingcn over het N ut-TioE GEBRUIK van het Indische Luiskrüid, in alle soorten vaïi Wormziekten in het Menschelyke Ligchaem, door den heer J. L. Schmucker - nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;582-694.'

Verhandeling over het uitftekende Vermogen van den Braekwortel en sommige andere Braekmiddelen, IN zeer geringe GIFTEN TOEGEDIEND, doOt den heer C. A. Meyer - nbsp;nbsp;nbsp;-

Vai

-ocr page 12-

xir ALGEM-EENE JNHOÜD. »• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;♦ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i.

f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bladz.

Verhandeling over ^de Brkuken vAït .-.j-j KLEENE KINDEREN, door dco heer * '-.

J. Mohrenh'eim ‘ - nbsp;nbsp;nbsp;-, nbsp;nbsp;nbsp;6^4-681.

Verhandeling over,de natuurlyke loswording DER SCHAAMBEENDEREN, door den heer J. Mohrenheim _ nbsp;nbsp;699-728.

'A'rtzenykundige Aenmkrkingen door den heer F. EhrhART - nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;729-742.

’ y ■ ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-*5 ' ■

Aengewezen verbeterde drukfeilen - nbsp;nbsp;nbsp;160,368,

' nbsp;nbsp;nbsp;'■ X ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3Ö9en55o;

»i?y

-ocr page 13-

VOORRÉDE.

Het oogmerk, *€ welk wy met het uitgeven van deze Verhandelingen over verfehillende onderwerpen, aen den titel van dit Werk beantwoordende-, bedoelen j is nüttig te zyn aen zoodanige Nederlandfche beoefFenaers der heilzame Genees- Heel- Artzeny- en Vroedkunde, die, by gebrek van buitenlandfché talen te verftaen, of van gelegenheid öfh zeer goede Verhandelingen of Wiiernemingerii Fomtyds in gfoote werken aenwezend ; té lezen j verfteken,blyven van proefnemingen, die dikwetf, in de beoeffening hater kunst, van het gtootfle aenbelang zyn, Waht federt de gewoonte onder de Genees- en Heelkundigen meer ftand heeft begönnert te grypen, om hunne werken niet, zoo als te voren, in de Latynfche'i maer in hun eigert moedertaél te fchry-ven, zoo is het uitgeven yan Geneeskürt-dige Tydfehriften noodzakelykef geworden; naerdien zeer vele werken; welke de aendacht van alle Genees- eri Heelkundigen verdienen ; echter'niet verdef e Jp- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dan

-ocr page 14-

n VOORREDE.

dan binnen de grenzen van die tael, waer in zy gefchreven zyn, bekend bly-ven. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.1

Wy weten zeer wel dat wj^ in ons land thans ook Tydfchriften voorhanden hebben , welke tot de bevordering der opgenoemde Kunften en Wetenfehappen ingericht zyn ; doch de wys, op welke zy uitgevoerd worden, fcheen ons volkomen (Vryheid te geven, om onze kragten tot bereiking van- het rcedsgemelde oogmerk te beproeven.

Het is impiers bekend dat de Schryvers .van bet Genees- Natuur- en Huishoudkundige Kabinet en der Jae/boeken aen den titel van hun Werk meesterlyk beantwoorden ; doorgaens ontmoet men in elk ft uk uittrekfels van Verhandelingen of Waernemingen, en fomwylen Verhandelingen zelfs ,3welke hunne betrekking tot de Genees- en Heelkunst hebben. —• Doch de Natuur- en Huishoudkunde zyn dikwerf voor het grootfte gedeelte de onderwerpen hunner Verhandelingen en -Waernemingen. Daerenboven doen zy meestentyds.eene opgaef van nieuwuit-ge-

-ocr page 15-

V o o ’R R E D E. mr »

gekomen boeken — aenkondiging der prysvragen van binnen- en buitcnlandlche M act Ich a pp yen ;— Akademifche Berieh-. ten. Van dit alles zal by ons niets (te .vinden zyn ; derhalve kunnen de gemelde Tydfchriften niet ontbeerd 1 worden van hun, die deswegens onderrichting begeren. — nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

Wy hebben een geheel' ander beftek verkozen, waervanidit eerfte Stuk tot eene Proef kan dienen. ? ■

■ Wy.zullen, voor het grootfte gedeelte^. Verhandelingen, in buitenlandfehe talen gefchreven, raededeelen. — Echter zal het niemand, zoo wy raeenen, ons ten kwade duiden, indien wy, in,het eene of andere werk, uitgegeven door onze Vader-landfche Genootfcbappen (welke niet by-zonder tot aenkweeking der Genees- en Heelkunde ingericht zyn) eene Verbande? ling of Waeraeming aentrelFende, welke wy begrypen dat algemeener bekend behoorden te zyn, zoodanige Verhandeling' of geheel of ten deele mededeelen: hoe vaek gebeurd het immers niet dat ’er Genees- en Heelkundige Waernemingen,

* 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet

-ocr page 16-

iv VOORREDE.

niet flechts in buiten- maer zelfs ook in binnenlandfche werken van verfchillende Genootfchappen, aengetroffen worden, die van het minfte gedeelte der Genees-heeren of Heelmeesteren gelezen worden! — Hoe lang zal men nog in gebreke blyven van alle Verhandelingen, die tot de Genees- of Heelkunst behoo-. ren, en in een werk, waerin vele andere Verhandelingen, hunne betrekking tot gansch andere Kunften of Wetenfehappen hebbende, geplaetst zyn, in één of meer boekdeelen afzonderlyk te doen drukken en uitgeven !--Moet dan het byzonder voordeel der Boekverkooperen langer boven het algemeene nut, ’t welk leesgierige Artzen daer uit zouden trekken, gcfteld worden ?. Welke eene fraeije verzameling van Genees- en Heelkundige Verhandelingen en Waernemingen zoude men, b. v. alleenlyk uit de Hollandfihe Maatfehappy der Wetenfehappen können halen !.

Ons voornemen is ook om geene Verhandelingen of Waernemingen in ons Werk te lasfen, dan alleenlyk zulken,, die

«

-ocr page 17-

Y o o R R E D E7 Y/ die van nut kunnen zyn in de beoeffenin^ dier Kunften, welken wy op ons titelblad gemeld hebben.

Men denke ook niet dat wj^ altoos metj geheel nieuwe Hukken voorjden dag zullen komen. — Wy zyn al te wel van de waerheid van het gezegde van den* Weener Hoogleeraer de Ha en overtuigd, „ dat het gebruik, namelyk, der „ proefnemingen in deze eeuw is, dat „ men niet zegt het geen de proefnerain-„ gen aentoonen, maer dat men dezelve „ gebied te verhalen het geen men gaerne „ begeerde”, dan dat wy niet de grootfte voorzigtigheid, in het kiezen van nieuwe Verhandelingen enWaerncmingen, zullen zoeken te gebruiken. — Daerenboven zullen wy fomwylen Waernemingen van oude en later Sehryveren , doch onzes bedunkens niet genoeg bekend, het licht doen zien.

Het is ’er echter verre van af, dat het ons thans aen mannen mangelt, ^die de' verftrooide Waernemingen der Ouden opzamelen, en met nieuwe welbeproefde? ontdekkingen verryken ; laet hier tot

* 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een

-ocr page 18-

Vî V O O R Rgt; Elt; Dt E.

een voorbeeld^ ftrekken den ‘Hoogleeraer StoL'L; eew man, dié al'het geene hy gezien , al het geene hy waergenomen; Heeft, met eene onöpgefmukte waerheid eii'opregtigheid mededeelt; eenmensch,, die van den hemel fchynt gezonden tei zyn, om de Geneeskunst totteene fchier onfeilbare wetenfchap te brengen ; een geleerde, die om zyne wezenlyke ver-» dienften de verwondering, hoogachting, en vraegbaek van verfcheiden landäercen. geworden is. Konden wy ons Werk beter beginnen , dan met een gedenkftuk. van’dezen onfterffelyken man onzen land;, genooten medetedeelen ? nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* r z

Wanneer wy het genoegen mogen heb-ben, dat de wys, op welke wy zoeken nuttig te zyn, bekwamen Kunstgenooten behage, verzoeken wy den zoodanigen ernftiglyk ons de behulpzamen hand.'te willen bieden, het zy met ons oorfpronr/ gelyke Verhandelingen of beredeneerde Waernemingen medetedeelen ; het zygt; met ons nuttige vertaelde Verhandelingen toetezenden, of eindelyk met ons zoo-; danige buiten- of binnenlandfche Verbande-

-ocr page 19-

VOORREDE. vu

delingen en Waernemingen aentetoonen, welke hen ’toefchynen tot de bereiking van ons doelwit gefchikt te zyn.

Byaldien wy ondervinden, dat dit Werk van onze Nederlandfche Kunstgenooten met eene byna algemeene graegte aenge-nomen wordt, zal ons niets meer ter harte gaen dan het zelve op . gelyke wys te vervolgen, en te zorgen.dat/er^telkens, na' verloop'van drie.maenden, een Stykie het licht zie. — Bevinden wy het tegendeel, dan zal niemand, zoowyhoopen, het ons euveP afnemen , dat wy onzen arbeid ftaken , en ons vergenoegen met te zeggen, dat het genoeg is groote dingen te hebben willen uitroeren.

De goedgunftige Lezer gelieve de ingeflopen feilen te verfchoonen, en vare wel!

kit.

-ocr page 20-

Iiv .3 a - gt;: r.

Ç nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;l'jƒ* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ‘ï‘jf; iz i T. '

grf'Z , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:,b i' /■; ‘i'.^'i

■ ff ; . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ ' gt;nbsp;/.’L-

jIl^V/jHnrL nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: -;f nbsp;nbsp;nbsp;.

fS /ï- ■ :■gt;,■ ':■■ -■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ J'- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-- r . r,/r

Tii • ;□;!; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' . , jL:.. ;. r.

■ be Natuur is regtvaerdig jegens de Men/chen i '»ergeldt hen voer hunne moeiten, en maeht

’-^erltzaem dei^yI zy aen den grootflen arbeid de 'grootße belooningen hechti —-

? Jîjrf ; ; •lt; ; . jt ' .. I '7' :!!:gt;} , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

MoNTESqUIÉUi

v4 ti'Av, ; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Oj

ù ' A

* ■ * 'S f *. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ ‘ ^

îtifn rî-;2'Xgt;f{yL-l-= : ÎA y •..

. r:-fC3K;n:-.v

ta

-ocr page 21-

Sladz. ï

GENEES- HEEL- A KT ZEN Y-EN vroedkundig

G «2 z jsr,

quot;VE.KHA'NVV.LIï^G

OVER DEN AERT EN DE Natuur des

R o o L o o P s w;

Vii bet Latjn eian ien lieer M. Stoll.

I. H O O P Ö S T ü K.

dt den ^uSteur bewogen heeft om ovir den Rooloop te fcïiryvent

IK weet zeer wel dät ’er velen bÿ uit-ftekendheid geoefFend zyn geweest in dé befchryving van den aert en det genéeswyze’ des Rooloops , zoo dat ’er of in ’t geheet filets, of tefi minfte zeer weinig, féhynt is

Dylenteria.

V l, Deel. I. Stuk. À

-ocr page 22-

î nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rquot;^ri:anâeling over den'^aert

ontbreken, ’t welk of tot de grondige kennis dezer kwaci, of tot eene gezonde genceswys vereischt wordt.

Niettemin , daer ik gedurende eenige jaren de natuur des.RooIoops ernftiger overwoog, en de geftcidheden van Verfcheiden jaren, zoo wel als de Rooloopen van ’t zelfde jaer met elkandfircn vergeleek, en niet alleen in verfchillende zomers, maer desgelyks in een en ^t zelfde jaergety, grootc verfchillen, geenszins toevallige, die de genecswys niet veranderen, rnaer die als eene andere ziekte veroorzaken, welke volgens eene andere wys moet genezen worden , in de Rooloopen wacrnam ; begon ik te twyffelen, of men alle moeite om den Rooloop te onderzoeken reeds aengewend had, en ’er niets overig bleef voor volgende tyden.

En , dewyl deze ziekte in waerheid zoo eenvouwig niet is, en van zoo eene onvermengde natuur, gelyk zy fommigen, die deze verfcheidenheden of niet of vlugtig befchouwd hebben , kan toefchynen, en bygevolg de voorfchriften tot de genezing zoo kenbaer niet zyn , daerom Relde ik vast , ^dat myne befchouwing over deze ziekte niet te ver» geefsch zou wezen.

Hier.

-ocr page 23-

en de natmir des Rooloops.

Hierom wenschte ik de gedachten, van den Rooloop gevormd, op te helderen, en deze ziekte, in fchyn eenvouwig, maer inderdacd meestentyds famengefteld, en uit vele andere zieklykheden ontftaen , om zoo te fpreken, in hare beginfelen te ontbinden; opdat hieruit klare denkbeelden zouden geboren worden, die ons veilig geleiden in de gcneeswys der Róóloopcn, 'welke geheel verandèrlyk 'en ongeftadig is , naer den aert van de famen-gevoegde ziekte.

... ' 1,

Mogólyk zal ik velen toefchynen gedaen werk byde hand te'neinen,'en niets nieuws, of van te voren niet wacrgenomen, voor den dag te brengen: gelyk ik dit aen velen, die meer en naeuwkcuriger bofchouwd hebben, gaernc toefta, als die de geringheid van mync vermogens ken; echter ducht ik of fommige anderen niet eer een denkbeeld hebben van de benoeming , die zoo vaak herhaeld en zoo ge-meenzaem is, dan eene bevatting van de zaek zelve ; die men door deze benoeming uitdriikt; gelyk het desgelyks niet zelden gebeurt, dat Velen op ’t hooren van den naem, b. v. van Rotkoorts , wanen dat zy de zaek veriiaen, en zich vergenoegen met den en kelen naem^ fchoon men deze aen verfchillende köortfen

A ?. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(voor

-ocr page 24-

4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F^hanâelitig over den aert

(voor Eoo ver z-^ met gelyke toevallen als verzeld zyn ) gewoon is te geeven ; niet vermoedende dat men wyders moet onderzoeken , hoedanig dat bederf is, ’t welk men 'Rotting ’, of Rotkoorts noemt f eene uitdrukking, die vele en verfehillende , en dikwerf tegen* ftrydige zaken aenduidt.

Het is desge] yks geene der geringfte ver* dienften, de fraeie waernemingen van anderen door onze eigen te ftaven , en hunne voor* fchriften te bevestigen.

'I

Ik zal hier den Rooloop niet volkorrTen befebryven, noch de waernemingen, noch de geneeswyzen van anderen te berde brengen; maer ik zal een verhael doen van alles, wat Ik zelf gezien , wat ik in de genezing waer* genomen, en eindelyk j hoedanig denkbeeld van deze ziekte ik uit myne eigen waerne* mingen gevormd heb, en het zelve aen het oordeel van anderen onderwerpen, opdat zy het myne met het hnnne zouden vergelyken en volmaken.

Ik zal over die foort van Rooloop fpre* ken, welke yder zomerfaizoen minder of meer verfchynt, fchoon dezelve ook fomtyds in

an.

-ocr page 25-

en de natuur des Roaleops. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S

andere jaergetyden voorvalt, en welke onder het gemeen zelf bekend is, hoedanig men die ook bepale. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

ÎI. HOOFDSTUK.'

Over de famenvoeging en veelvuldige verdeeling des Roolaops.

D4T deze ziekte zeer zeldzaem eenvouwig, en meestentyds op eene verfchillende wys famengefteld is, heb ik reeds aengemerkt.

Dan noemde ik de ziekte eenvouwig , wan-neer de lyders dikwylige waterachtige , niet zelden Qvooral ais de sjiekte eenigen tyd aenhield^ uf enkel-met bloed vermengde en geweldige ontlastingen fomtyds in het begin ßymige maer altoos pyne~ lyke hadden, welke van eene geringe koorts verzeld « ovaren i terwyl de fmaek in 't geheel niet of ligt aengedaen was, en eene aflating van pyn buiten den tyd der ontlastingen , plaets greep. Bene Verkoudheid (/gt;) ’ keelpyn (c), of eene dergelyke vloeijing naer de borst of de ledematen, en aldaer naer de verffchillende plaets of

(i) Coryza.

ÇQ Angina.


-ocr page 26-

rtrhandeling ovsr den aci t

of eene yerkoudlieid Qd') of ^ene geweldige pyn der ledematen veroorzakende, heeft dezen Loop dikwils voorafgegaen of verzeld.

Als men deze ziekte verzuimde, of kwalyk behandelde , dan vermeerderden de krimpingen, en hielden aen zelf buiten den tyd der ontlastingen , die ook dikwyliger , flymiger, ' en bloediger wierden , en bovenmate met perfingen gepaerd gingen.

lt; ' -

Nooit heb ik deze ziekte zien verfchyneh, ten zy het ligchaem , fterk bezweet zyndc , onvoorzigtig aen de koude ware blootgefteld.

In ver-fchillende lyden van het jaer lyden ook gemeene-lyk ver-fchillende

Deze verkonding valt, naermate der jacr-getyden, op byzondere deelen; op de bovenfle', rramelyk, in den winter, op de middenjle in de lente , en op den onderbuik in den zomer cn in het begin van den herfst.

deelenvan


het lig-chaem. It'aerom de zomer gemeene-lykRooloo-pen ver-eorzaekt.

‘‘De maeg, namelyk, en de darmen zyn in dit jaergety zeer zwak, en boven andere deelen gèfchikter, om het te ruggedreven uitwaesfe-mingsvocht te ontvangen,. '

; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hier,

(V) Cataniws.

-ocr page 27-

en de natuur des Rooloops, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7

Hieruit ontftaet het dat dezelfde ftofte, welke op een’ anderen tyd van ’t jaer tandpynen (e), verkoudheden, of keelpy, nen, enz. voroorzaekte, nu naer de darmen gedreven , eenc verkoudheid des buiks Cf)^ of zinking der darmen (g) verwekt ; eene ziekte, namelyk, die van de wei- of koude-zickten niet verfchilt, dan door hare zitplaets.

Hier koomt by dat dit zinkingvocht ten allen tyde van het jaer niet van denzelfden aert is, dan cens goedaertiger , dan wederom fcherper^ en rotacJitiger zÿnde , hoedanig het, namelyk, meest in den zomer is.

In ’t jaer 1778, in de Oogstraaend, deze foort van Rooloop , welke ik de eerfie Rooloop'l en enkelvouwige noem, eenigemalen waerge-nomen ; en ik heb die my zelf door verkou-ding op den hals gehaeld.

Se^

Veelvuldige laeuwe dranken waren , met dç warmte van ’t bed, zeer heilzaem: fomtyds maekte ik den drank door eene ligte fpecery dienftiger. ’s Avonds diende ik een poeder.

toe

Odontalgiæ, Çf) Ventris coryza, fg-) Intedino-1'uiu catarrlius aat Rlieuinatisinii-,

A 4

-ocr page 28-

% nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling over den aert

toe, uit de Nootmuskaet en een weinig Ileul-fap (A) famengefteld : hier op volgde gedurende den nacht een overvloedig zweet, dat den afgang flopte, zonder vrees voor andere toevallen.

n^at na-äcelin is gtweest.

Alle andere behandeling viel'^ier kwalyk uit; ’t zy men door zachte ontlastmiddelen • of door braekmiddelen of door den Moeder-wortel ((), deze Loopen poogde te genezen; daer integendeel het getal dçr ontlastingen, met derzelver krimpingen vermeerderde en, bloediger, çnz. wierden.

1

Volgens de gezegde wys werden zy binnen den tyd van vierentwintig uren volkomen genezen, zoo de ziekte nog niet te zwaer geworden of verkeerd behandeld was.

Hieruit kan men de genees-wys van fnmmigtn verkla-ren^

Ik kan nu gcmakkelyk begrypen, hoedanig die Rooloopen geweest zyn, welke, volgens het getuigenis der waernemeren , door enkel laeuw water, of door een aftrekfel van thee, of dunne vleeschfoepen, naerflig gedronken, genezen zyn.

Van,

Opium, 0 Radix Arniçae.

-ocr page 29-

en de natuur des Rooloops.

Van denzelfden eenvouwigen en onver» = mengden aert, meene ik, dat die Rooloopen geweest zyn, ,van welken men verhaelt, dat zy veilig genezen zyn door een aftrekfel van^ Vlierbloemcn , het ongewasfchen zweetver-Wck kende Spiesglas (O» doorHeulfap, of door middelen, die eene ligte windbrekende kragtJ hadden, of door het laeuwe bad, of ftoving * van de onderfte ledematen, of den buik, enz. of op eenige andere wys, welke men hier toe betrekkei^ kan.

Wy können uit het gezegde desgelyks reden geven, waerom een Spaenfchevliegpleister, in ♦ fommige Rooloopen op den buik aengelegd. Van een heilzaem gevolg geweest is. De koude der darmen , namelyk, wordt door deze pleister naer de huid gelokt, en door het zweet, ’t welk altyd op ’t aenleggen van Spaenfchevliegpleisters volgt, uitgedreven ; en dus wordt de ontlasting geftopt.

Zy, die deze ziekten genezen door veranderende middelen (m), uit geringe giften van ’t Heulfap en den Braekwortel Çn) famengefteld,

en t

O) Antimonium diaphoreticum non ablutum.

Rheuma.. (w) Alterantia. (b) Ipecaçyanha.

A S

-ocr page 30-

îo nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Firhandelin^ over den aert

en de. uitwaesfeming bevorderende, herfteilen alleen deze Zinkingvan welken ik na fpreek, en können hier dc reden van die gelukkige uitkomften vinden.

fTeibai- Ik lees dat de groote Sydenham bcfchui^/ migenye nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vooringenomen

Mande- \^^s, met zyn nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deels in vele andere ■

Ung van . , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i , • j

Si-DENgt; Ziekten , maer wel voornamelyk in de gene-, ^eRooto- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ooloops, Dan , het ware billyk

fen onhil- gewccst dat men ’cr hadde bygevoegd dat hy , Rooloapen niet op dezelfde wys te werk ging.

Heeft hy niet cene verfchillende genceswys in de Roolpopen aengewend , naer den by-zondercn aert van de kwael , welke hy zeer wel opmerkte ? Heeft hy niet dikwerf buikzuiverende middelen aengeraden ? Ver-haclt hy zelf niet, dat hy door enkele aderlatingen cene .vrouw van een’ langdyrigen Rooloop genezen heeft?

Macr alle deze hulpmiddelen wendde hy aen, als de ziekte famengefteld was , en dus eenc faraengeftelde genezing vorderde.

Voorwacr, als hy verzekert dat men, met achterlating van alle buikopenende middelen.

de

-ocr page 31-

en de natuur des Rooloops. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j i

de 2aek aen ’t enkel gebruik van ’t kan betrouwen , dan moeten wy geloovèn, dat de ondervinding hem zulks geleerd heeft, en dat de ziekten van dien aert geweest zyn, dat zy zich door het enkel laudanum lieten bedwingen, zynde zekcrlyk uit dezelfde bron oorfprongelyk , van welke ik tot nog toe gehandeld heb,

Mogelyk zal iemand my tegenwerpen, dat ik den naem van Rooloop gegeven heb aen eene ziekte , die ’er flechts eene flaeuwe gelykenis x'an is, en welke men met een’anderen naem, als b. V. Kolyk (o) , pynelyke Loop (p), enz, gevoegelyker zou benoemen. Maer ’er valt vry wat in myn voordeel te zeggen ; en dat deze ziekte een ware Rooloop , of veeleer eene foort uit het geflacht der Rooloopen, en veel goedaertiger dan de overige is, kan ik met vele drangredenen bewyzen.

Want, om flechts weinig bytebrengen, voor^ eerst heeft deze ziekte dezelfde eigenaertige kenmerken gehad , welken wy in die kwael waernemen, die door allen eenparig de Rooloop

0) Colica. (/,) Diarrhoea torminofa.

-ocr page 32-

12 t^erJiandeling over den aert

loop genoemd wordt; namelyk, dikwylige ont-lastingen van eene flymige ftoffc, welke in den beginne waterachtig, en een weinig daerna bloçdig was, met krimpingen in den buik.

Ten tweede^ zy viel voor in denzelfden tyd, in welken de Rooloop doorgaens ’verfchynt ; 7.-^ maekten dezelfde voortgangen ; zy had dezelfde uiteinden , zoo men haer verwacr-loosde of verkeerd behandelde.

Ten derde, wy weten dat deze ziekte van velen gezien , en desgelyks voor een* Rooloop gehouden, en volgens onze manier genezen is.

Ten vierde^ ik verzeker dat deze koude der darmen, welke ik een’ eenvouwigen Rooloop noem , in alle Rooloopen , welken ik ooit gezien heb, plaets had, fchoon door veek vuldige vermenging zoo veranderd, dat ’er verfchillende geneeswyzen vereischt wierdem

Somwylçn, is deze koude Qq) der darmen dieper ingeworteld, dan dat zy door ’t. zwee-ten

(ij) Rheuma.

I

-ocr page 33-

tn de natuur dei Rooïoopi, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;TJ

ten kart verdreven worden; in zulk een géval moet men traehten de ziekte te overwinnen, door herhaelde toedieningen van een’ verzachtenden , pynftillenden en laeuwen drank, en het Heulfap by tusfchenpoozingen. Want byaldien men haer verzuimt of kwalyk behandelt, dan zal zy in eene ware , hardnekkige en langdurige Zinking • Darmkoorts (r) overgaen, die men even moeielyk zal können verdryven, als de Zinkingkoortfen der ledematen.

Men vindt eene andere foort van Rooloop, Eene welke in denzelfden tyd met de eerfte voorvalt, maer die meer famengefteld , en , om zoo loop, te fpreken , uit twee beginfelen oorfpronge-lyk is. Zie hier derzelver wording, aert, en hoe ver deze met de eerfte overeenkomt, en hoe ver zy ’er van verfchilt.

Dat de maeg en de dannen, in den zomer, Der-ther en in het begin van den herfst, meer dan gewoonlyk verflapt zyn, en tevens veelvul-diger , dan op andere tyden, met eene gal. achtige ftoffe vervuild worden, is eene onbetwistbare waerheid.

De •

C'0 Febris inteftinoriim rlieumatica.

-ocr page 34-

jr4 Verhandeling over den aert

De ingewanden , by de verandering van hefc faizoen, en door de aennaderende winterkoude, in hunne vorige kragten herfteld zyn-de, brengen deze ftoiFe dikwerf te onder, veranderen haer op.verfcheiden wyzen, of werpen haer uit langs verfchillende wegen. Maer is het, dat in fominige de gal te overvloedig, en de maeg zwakker is , dan verwekt zy by deze eene Galziekte , b. v. eene Galkoorts of Bort, enz., echter nog geen’ Rpoloop.

Verbeeld u nu een’ mensch met galachtige raeuwigheden in zyne ingewanden, welke tot nog toe onwerkzaem gebleven waren , en , indien ’er zich geene gelegenheid opdeed om dezelve te beroeren, waerfchyne-lyk onbeledigende zouden gebleven zyn, tot dat zy door de jaerlykfche tydvcrwisfcling veranderd waren; verbeeld u zoodanigen mensch aen de verkonding blootgefteld, en deswegen van den Rooloop aengevallen , welken ik boven befchreven heb.

Zie daer nu uwen lyder aengetast doof die zinking ($) der darmen, uit de verkonding ont-

(s) Rheuma,

-ocr page 35-

/

•; en de n^tuun des Roûii^p^.

.oniftaen ,(welke in -’t eertie geval-, alleen de oorzaek was) en 4öze gaUt((iji§^e:'i'a,Buwjghetleny door die zinking zelf vermeerderd en fdierper geworden , en de buikingewanden, als door •deze prikkels fterk acngcdaen, in eene groote Wanorde brengende.

En zie daer nu de geboorte, van een’ anderen Rooloop, famengedeld i, uit den eerfien een-vouwigen Roolöop , en d. uit éene in èeireging-gebragtegalfli^e'; uit twee beginfelen, nam'^lyk, gelyk ik zcide. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

' In dezen Rooloop Öacgddn de bovénaeögè-haelde middelen niet, ten zjquot; men de bedorven gal uitgedreven , en 'de 'famenpeftelAe ziekte in eene eenvoudige veranderd bad'. jDifc /bort vereischte, na voorafgegane ontlastmiddelen bedarende en zweetverwekkende artzenyen.

De wys om den buik te zuiveren is by alle Artfen niet dezelfde i, want velen verkiezen de brakingen, anderen wederom zachte buik-opende middelen, als de Zouten, het Mannagt; de Tamarinden, Rhabarber, enz.

Ik bediende my van deze beide manieren In Aefoort van Rooloop ; fchoon ik meermalen

een

-ocr page 36-

j5 Verhandeling over den aert

éten méér vermogend braekmiddel y of zóódanig één, ’t welk te gelyk braking en ftoel-gang («) verwekte, in gebruik hadde.

De maeg ontlast zynde, hielden de wanorden van zelf op; en zonder een verdoovend middel (m) , raekten de lyders allengskens in flaepj en in eene heilzame zweeting.

.. Door ’t braekmiddel is de bedorven gal, en door ’t zweet de koude der darmen uitgedreven.

Op deze wys heb ik alle de Rooloöpeii ill den zomer van ’t jaer 1776 behandeld, en fchielyk genezen ; en in de jaren 1773 en 1774 ben ik in de Rooloopen in Hung arien desgelyks gelukkig gellaegd.

Ik fteide my altoos dezen regel voor, om, namelÿk, de ftoffe, die in den onderbuik eri de dikke darmen befloten was, zachtjes door den ftoelgang uit te dry ven; daer ik integendeel die, welke hooger zat, en naer boven drong, door een braekmiddel ontlastte.

Deze

(0 Emeto-Cathariis. («) Narcotieujn.

-ocr page 37-

en de naluur des Rooloops. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;17

Deze, geloof ik, zyn de Rooloopcn geweest, welken Sydenham niet door het enkel laudanum i rnaer door herhaelde ontlastmiddelen genezen heeft, en waerin hy , na de ontlasting, het Heulfap, tot de volkomen her-ftelling, toediende.

Deze Zinkin^-Galroóïoop (v) heb ik dik werf,//•/j»#-als hy niet al te geweldig was, en Hechts van eene geringe ophooping van racuwigheden afhing, door verschuitgeperst druivenfap genezen; welk fap, door den lydcr rykelyk gedronken, de gal ontbonden ,‘ en even als een ontlast-middel uitgedreven heeft; waerdoor de Roo-loop, in een’ enkelen Loop (w) veranderd, gemakkelyk hcrftcld wierd.

Sommigen heb ik ook het eten van verfchc pruimen en andere fapryke vruchten toegc-ftaen , terwyl ik intusfehen gebood van de eerflc de onverteerbare, vellen , en van de overige derzelver vezelachtige en harde dee-fen af te fcheiden: deze maekten de raeuwig-heden los, zoodat zy gemakkelyker door een braek- of buikzuiverend middel konden uit«

(v) Dyfenteria rheumatico-biliofa. (w) Diarrhoea.

1. Deei. L Stuk, B

-ocr page 38-

18 VtrlianielinQ ovsr den aert uitgedreven worden; of zy zuiverden van zelf niet zelden den buik.

en 't mis- By de herfteilende echter heb ik ten minfte overtollig gebruik dezer vruchten geweerd; laopen. want dan moet men liever de verzwakte kragten van de inaeg opbeuren.

De tweede faort van Rooloop was van de eerfte, welke ik de zinkingachtige noemde, onderfcheideii door zekere teekenen, en wel voornamelyk door de volgende : zy, die eerstdaags door dezen Rooloop ftonden aen-gevallen te worden , klaegden eenigen tyd voor de ziekte over eene zwaerte in de maeg, of ’s morgens over een’ bitteren mond , of ongewone ftinkende nachtzweetingen en een’ ongerusten flaep.

Sommigen hadden van te voren een’ Loop zonder krimpingen ; maer als deze van zelf ophield, of ontydig geftopt wierd, dan open-baerden zich deze pynen in de darmen.

Sommigen klaegden over eene ligte maer vliegende pyn in den buik , of veelvuldige winderige opfpanningen, gedurende welke de afgang nog geregeld was ; totdat , na ver-

-ocr page 39-

en de 7iattiiir des Rooloops. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;19

verloop van eenige dagen, de Rooloop zich öpdeed. By anderen deden zich andere reekenen van de aennaderende ziekte voor.

•ï

Wanneer de ziekte aenwezend was j vertoonden zich alle de teekenen, welke eene galachtige Vervuiling in de bovenbuiksingewanden vergezellen, en van elders reeds genoeg bekend zyn.

1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;... nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘

,, By de zinkinggalachtigen Rooloop ontbrak wel eene velledige koorts; echter was hy niet geheel vry van eenige koortsachtige beweging. En fchoon ik zeer wel weet dat men Roo-loopen, van alle koorts ontbloot, befchreven heeft, nogthans heugt my niet ’er ooit één, geheel van koorts bevryd , gezien te hebben. Maer mogelyk heeft men de koorts, die zeer gering was , voor niet aenwezettd gehouden.

Deze tot nog toe befchreven Rooloop ver- Caiacb-fchilde alleenlyk in hevigheit van die ziekte, welke ik galachtige Rooloopkoorts (x) noem-, boorts. want ’er was eene groote hoeveelheid, van fcher-

fxj Febris biliofa dyfenterica.

-ocr page 40-

20

Verhandeling over den aert

fchcrper galftofFe, welke zulke wanorden ver-oorzaekte, dat ’er eene Galkoorts opvolgde, waer by zich zoodanig eene zinking der dar-men voegde , welke ik gezegd heb , dat tot de vorming van onzen Rooloop vereischt wordt. Deze Galkoorts heeft zich een’ nieuwen bynacm verworven, en wordt galachtige Rqq~ loopkoorts genoemd.

Het is reeds van elders bekend met welke reekenen de Galkoortfen zich voordoen, met zoodanige , namelyk , welke te kennen geven, dat eene galaehtige fcherpte zich in de bovenbuiksingewanden ophoudt; waervan echter een gedeelte reeds zyne zitplaets verlaten heeft, en onder de omloopende vochten is opgenomen. Zeer duidelyk zyn ook de vermeerderingen en verminderingen van de koorts op gezette uren en bepaelde dagen.

Zy, die aen deze galachtige Rooloopkoorts krank waren, hadden geenszins dezelfde ontlastingen gedurende den ganfehen dag , noch alle dagen ; maer deze pynelyke ontlastingen volgden gezette Ronden , zoodat zy veel-vuldiger waren , als de koorts zelf vermeerderde ; en naermate van de vermindering, waren zy weiniger.

Deze

-ocr page 41-

en de natuur dei Rooloops.

21

Deze in de derde plaets gemelde Rooloop Oeze is kon het leven in gevaer brengen, ’t welk ech-

° nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevaerljk

ter by de twee vorige gcene plaets vond,gewe«r. ten zy men door eene verkeerde behandeling eene goedaertige ziekte in eene gevaerlyke hadde veranderd.

Ik zal nu aentoonen hoedanig de krimping-pynen in deze koorts waren.

De buik, nainelyk, was gedurende de ontlasting, en een’ oogenblik voor dezelve, geweldig pynelyk ; hy leed echter minder, of in ’t geheel niet, terRond na de ontlasting. Maer echter, fchoon de buik zeer dikwerf geweldige krimpingen onderging, vermeerderde, of verminderde de pyn niet, als men hem met tie hand fterk, of in ’t geheel niet, drukte.

Hieruit befloot ik tot eene afwezendheid van ontfteking, en tot de gefchiktheid voor een braekmiddel.

Maer een eenigzins gezwollen buik, met eenh ge fpanning verzeld, en eene vermeerdering Van pynen op de aenraking, verklaerde eene ontfteking der darmen. Dan hier over zal ik naderhand fpreken.

B 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De

-ocr page 42-

2 2 Verhandeling over den aert tVeUe gf De geneeswys in deze galachtige Rooloop-^‘aen- koortfcn gebezigd (want ik fpreek van die, geiend ßy ^yelken de ontfteking zich niet gevoegd bcbhctï

in degai‘ had) bcftond byna geheel daerin , dat men de Galkoorts zelf, als de vootnaemfte ziekte, kttrts, genas, waerover ik in het ^de Deel van myne Geneeswyze (*) genoegzaem gehandeld heb.

Want dezelve beftond in het gebruik van pntbindende, zeep- en zuurachtige middelen, waerby men de braking- en afgangverwekkende artzenyen voegde. ' '

Men moest in dit geval het Heulfap la-ter en fpaerzamer gebruiken , en dan eerst als de Galkoorts byna geheel verdreven was.

V' r

Want dat het Heulfap niet dienftig is in eene Galkoorts weet hy, die den aert van beide overwogen heeft.

Zeldfaem werd deze koorts, ten zy ze ligt was , door enkele buikzuiverende middelen ► genezen , terwyl dezelve dan nog van een’ zachten aert waren, en de ontacrting der galachtige ftoffe tegengingen, als b. v. de Tamarinde, Casfia, enz. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Want

Ratio Medendi.

-ocr page 43-

, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en de nutuur de^ RooloQps, 23

Want de Rhabarber, op, allerlei wyzen toegédiend, of de buikzuiverende Rooloop-^^ noten (t)» andere foortgelyke, voldeden niet aen de verwachting, ten zy de koorts reeds fterk geminderd, en ’er braking- met ftoelgang-verwekkende middelen voorafgegaen waren.

Meestentyds vereischte deze foort van Roo-loop geene andere hulp.

Ik zal alleen nog de uiteinden van deze r

galachtige Rooloopkoorts opgeven.

1 j

By fommigen, en wel by de meesten, ging fTeike s deze Koorts regelrègt over'tot de gezondheid, byna binnen denzelfden tyd, en op dezelfde Kotrtsge-wys, als andere Galkoortfen zich bepalen, beeft.

Ik heb gezien'dat 'deze Rooloopkoorts, op lt;nbsp;de bovengemelde wys behandeld, in eene tus- , fchenpoüzende koorts eindigde ; zynde de afgang buiten den tyd der aenvallen ge-ftopt, maer gedurende dezelve wederom roo-loopig. Món zou deze ziekte eene tw^fchen-‘'poozende Rooloopkoorts genoemd hebben : een afkookfel van den Koortsbast heeft dezelve Verdreven. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Een

Ct) Myrobalani.

B 4

-ocr page 44-

24 Verhandeling over den aert

Een enkele lyder, in ’t begin met dezeRoo-loopkoorts worftelende, verviel daerna in eene* an deren daegfche koorts zonder het gemelde toeval.

Somtyds werd deze galachtige Rooloopkoorts door eene bekwame geneeswys, te onderge-bragt ; maêr echter bleef de buik onmatig, fchoon zonder pjm , gedurende langen tyd vloeien; de Rooloop , naraelyk, veranderde in eenen Loop , die niet kwaedaertig was, dan voor zoo ver dezelve te lang duurde, eri wegens de verloren kragt der darmen moeie-lyk te Ruiten was / ja de ' herftelling ver-traegde.

poeder of een aftrckfel van den Moc-derwor- ^^rwortel is, boven alle andere verfterkende .middelen , volftandig den zulkcn voordeelig geweest, , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j

Niet zelden ging deze gqlachtige Rooloop-ioorts over tot eene Rotziekte , welke rot-t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

achtige Rooloopkoorts (y)'genoemd moest wor. den.

De^e

'O

Febris putrida dyfenterica.

-ocr page 45-

en de natuur des Rooloops.

Deze verandering gefchiedde verfchillend,■ Waerover ik hier breeder zal uitwéiden, nade-mael hier noodzakelyke kenmerken fchuilen,' welken niemand in de genezing der Roo'-’’ loopen veilig ontberen kan.

• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;— nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f

De galaihtige Roolooploorts veranderde dan in eene Rotkoorts. quot;nbsp;'

By de zulken werd een langduriger ge-............. bruik van laeuwe ontbindende , en weekmakende middelen , ook niet zelden eene aderlating , en eindelyk ten laetfte een braek-“èn buikzuiverend middel vereischt ; nadat, namelyk, de ontfteking, welke de langdurige en geweldige koorts in de darmen veroorzaekt had, geweken was.

1

-ocr page 46-

36

Verhandeling over den aert

koortfen met herhaelde aderJatingen begonnen aen te tasten: daq bet bloed boven ’slyders kragten afgetapt zynde , begon de galacbtige ftofFe fcherper te worden , en hçeft, in de voeten opgenomen zynde , de omloopendo vochten door haer inmengfel bedorven.

l

Deze waren zeer ver van eene ontftekings-gefteldheid; maer door fcherpe bitte als verzengd , worftclden zy met. een’ kleenen zwakken fnellen pols, en eene gedurige koorts, welke van een’ rotten aert was,

ff^attueer In dezcH toeftafld was de Moe^erwortel, tot ^erwor- halve drachma alle uren of om de twee tel itt den of drie uren toegediend, boven alles van een« Rooloop nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• c ■

terflmJte heilzame uitwerking. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

pKkgomt, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Deze konden rgeen maeg- of buikontlastendo middelen verdragen ; waqt, ^ fchoon^ de ingewanden nog zoo zeer met onrcinighedçn vervuld waren , de ontlasting zelf van, dçze verminderden de nog overige levenskragten te geweldig. Naderhand echter, als door het gebruik van den Moederwortel dc vermogens opgewekt waren , kon men met vrucht een braekmiddel geven ; en vervolgens moest men wederom tot denzelfden wortel overgaen.

3'

-ocr page 47-

en de natuur des Ronloops. 27

3. Onveorzig’ig herhaelde braehniddelen, of 00k Zioyeww'’'? dikwylig» ontlastmiddelen, hebbctl deze galachtige Rooloopkoortfen hardnekkig, en wegens de uitputting der kragten gevaerlyk gemaekt.

Deze byna hoopelooze gevallen heeft dc) Moederwortel herfteld.

Gelyk in enkele Galkoortfen alle verhittende, famentrekkende, en verdoovende p^iddelerti zeer vcrderifelyk zyn, en dezelve in Ontßekingr\ Rotkoortfen veränderen ; zoo was. dezelve ge-nceswys in de galachtige Rooloopkoortfen ten uiterfte fchadelyk. Dan moest men door veel drinken, ftovingen en herhaelde aderlatingen de, verwekte ontfteking eerst poogen te bedaren y en wyders volgens de aengeprezen wys te werk gaen.

Somtyds gebeurt het dat ’er eene oorfpronge-lyke Rotkoorts aenwezend is, niet veel verfchil-lende van die, welke ik gezegd heb uit eene voorafgegane Galkoorts te ontftaen.

Ik behoorde nu eerst over de Rotkoorts te handelen, eer ik van derzclver vermenging met den Rooloop gewaegde : dan ik heb

-ocr page 48-

28

Verhandeling over den aert

heb reeds Jang voorgenomen opzettelyk te fchryven over den aert en de genezing van verfcheide Koortfen, welke, even als of zy in de 'natuur dezelfde waren , onder de benoeming van Rotkoorts doorgaen ; eene benoeming, waer-lyk , die groote dwaling vcroorzaekt heeft, en voor velen ten hoogfte verderlFelyk is.

*•

EeneRot* Indien eene zinking der darmen zich, onder Raoloofs- dezelfde voorwaerden, welke tot het famen-rotach- ftellen van eenen Rooloop vereischt worden,

Rotkoorts voegt, dan noemden wy ' de ziekte eene rotte Rooloopkoorts.

In zulk een geval onderzochten wy eerst, of ’er ontfteking mede gepaerd was : deze verdreven wy door Hovingen op den buik, verzachtende en flymige dranken, als ook door aderlatingen. Dan eind«lyk gebruikte wy, en wel meestcntyds, een braekmiddel, of een zacht buikopenend middel , naer dat de zit-plaets van de Rolfe was.

De Moederwortel vol dong cindelyk de ge-. nezing.

De Moederwortel 1, terftond in’t begin toege-dicnd, heeft dikwerf dusdanige rotachtige Roo-loo-

-ocr page 49-

en de natuur des Rooloops.

»9

loopcn, maer die van gcenc groote ophooping van ftofFe noch ontfteking vcrzeld waren, alleen genezen.

Dan heeft hyby allen bynaden afgang allengs-kens opgeftopt, en de krimpingen langfaem verdreven ; by weinigen verwekte hy bra-kingen; en by zeer enkelden veranderde hy den Rooloop in een’ enkelden Loop.

III. HOOFDSTUK.

Van de ontfiehnde Rooloopkoorts (z) , of den goedaerti^en en kwaedaertigen ont-- flekenden Rooloop

De zinking der darmen, zonder welke wy geen begrip van Rooloop hebben, vermengde zich niet zelden met eene Ontfteking-koorts; ’t zy dat'deze zinkingftolFe zelf door hare fcherpte het vermogen had , om eene ontfteking te veroorzaken ; ’t zy dat de ge-fteldheid van den lyder daertoe zeer gefchikt was;-of dat het toen heerfchend faizoen dezelve , r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

-• Febris inflamraatoria dyrcnterica. Dyfenteria ^jnflainniatoria benigna amp;nbsp;maligtia.

-ocr page 50-

Verhandeling over den aert

zelve J gelyk in de overige ziekten , bevorderde. Niet zelden ontftond zy uit eene verkeerde en flechte behandeling , door de toediening, namelyk, van wyn , fpeceryen, verdoovende en famentrekkende middelen, enz.

De Voorjaers- Herfst- en ^inrer-Rooloopen waren, by nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en fterke menfchen of voot

het geheel of ten minfte ten deele van een’ ont-ïtekenden aert.

fTaerutt De'Zower-Rooloop was fomwylen ook met aert van ontftektng gepaerd, dan wederom in het geheel den Reo. niet.

kan

hepaUn,

In ’t jaer 1776 heb ik onder de veelvuldige Rooloopcn ’er zekerlyk flechts één van zoo-danigen aert aengetrofFen.

De Rooloop volgde hierin de natuur van de overheerfchende Koorts ; want indien deze al of niet tot ontfteking overhelde, zoo fchikte iy zich desgelyks tot dezelve , of week ’cr X^an'af. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;p

Men moest zeer naeuw acht geven, wilde men de ontfteking der ingewanden ' ontdek, ken ; want de pols misleidde ; desgelyks be-dro-

-ocr page 51-

en âe natuur des Rooloops. gx drogen de brakingen van groene raeuwig-heden, en de uitgeworpen wormen: alle deze verfchynfels, te famengcnomen,.'konden wel-ligt een denkbeeld verwekken , of deze niet eer uitwerkfels van eene in beweging gc-bragte ftoffe, dan wel de gevolgen van eene ontfteking der darmen waren. Eene gedurige plaetfelyke pyn, welke op het aenraken vermeer-'derde y eene ongedurigheid flerke benaeuwdheid en andere teekenen ; die de darmontfteking Q)) verzeilen, verwittigden den Arts van het ge-vaer.

Wy hebben in dezen Röoloop dezelve ge-heeswys gevolgd, welke in de darmontfteking gebruikelyk is.

De badingen of pappen op den buik, de laeuwe Amandelmelken, gedronken en in den aers ingefpuit , en desgelyks magere foepcn met de Arabifche Gom, hebben, na fommige herhaclde afcappingen van het bloed, ‘de geweldige pynen, en het getal der afgangen 'verminderd; daer integendeel alle andere foor-ten van geneesmiddelen fchadelvk waren.

Ver-

fi) Enteritis. •

-ocr page 52-

32

Verhandeling over den aert

Permetig- Verfchillende Rooloopen vermengden zich de Roo

loopen, o/fomwylen., voornamelyk de ontfteking en ga/-leHd‘fa- achtige , ’t welk of van ’t faizoen en de vol-inonge- heid en vastheid des ligehaems afhing, of uit het misbruik van ’t Heulfap, den Wyn, Spece-ryen en famentrekkende middelen ontftond.

Ferfcbil- Somtyds gebeurde het dat dezelfde Roo-^ioopen”“' loopen, die in dezen enkelde of famengeftelde elkander waren , in geenen elkander opvolgden; naer opvolgen- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;z

de. welke opvolging de geneeswys moest worden ingericht.

IV. HOOFDSTUK.

Proeve over eene nieuwe verdeeling van den Roo-loop, in de naeuwe overeenkomst met de verfcheiden Zinkingpynen gezocht.

Dk verdeeling des Rooloops, welke ik tot hier toe gegeven heb , bevat des-zelfs meeste, gemeene, en niet zeer raoeije-lyk te genezen foorten.

Echter zyn ’er nog eenige andere , welke men tot de bovengemelde bezwaerlyk kan bren-

-ocr page 53-

en de natuur des Rooîoops. 33 brengen, en wier aert ,uit dezelve byna niet te begrypen is. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r .j

• Hierom lust het ons eenen anderen weg inteflaen , langs welken wy , gelyk ik vertrouw , tpt eene naeuwkeuriger kennis van den aert dezer ziekte können geraken.

t

' 'i - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'*

Ik ftel derhalven vast dat de Rooloop, welken racn gedurende deze jaren waerge-nomeUjheeft, QQnamp; Zinkin^pyn^der darmen geweest is, oorfpróngelylé uit dezelfde ftofFe, waeruit de zinkingen ïn den zomer en berfst gewoonlyk ontftaen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■

Pc Zinkingkoorts in den zomet^, de Zinkingpynen^ van elk deei-|;^ais 'van ‘ het acngczicht, de ledematen, enz. hebben derhalve , gedurende doezen tyd, dezelfde ßoffelyie oorzaek met de Röolobpcn gemeen gehad; en zy verfchilden alleen in gedaentc. 'V\’'änt **

• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 'quot;hier .b

(c) Rheumatismus inteftinorum.

l. Deel. l. Stuk. C

-ocr page 54-

Eene enkele fcherper gal, maer van een« zinkingftolFe niet geholpen, veroorzaekte geen’

Roo-

/

-ocr page 55-

en de natuur des Ranlnaps. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;35

Rooloop. îicb zelf de fchcrpfte ûoft'e'i welke myne keel en flokdarin zoodanig verhitte, dat ik gedurende twee dagen de zacht-fte dranken niet zonder een gevoel van hevige branding kon doorzwelgen , weleer in eene Galkoorts gebraekt: echter leden noch myne maeg noch darmen, door de aenwezendheid van deze fcherpe gal, ecnige pyn, noch ’er ver-fcheen eenig toe val van den Rooloop.

Behalve dat zy, die den Rooloop hebben, dikwerf zeer weinig brakep ; welk braekfel noch bedorven reuk, kleur of finaek heeft, fchoon ’t gcmeenlyk veel verligt.

Derhalve fchynt de Rooloop geenszins her-komftig te zyn van eene fcherpe gal, in de holligheid der darmen befloteri’, en nog niet onder de omloopende vochten' ópgenomen, fchoon hy, om derzelvcr a'enwezeri',quot; gevaer-lyker kan worden ; en ’t heeft dikwerf gebleken, dat een braekmiddel voordeel heeft aengebragt,' voor zoo ver het een zweet verwekkend middel is : wy weten immers dat op de braking het zweet volgt.

* - .

De Rooloop moet dus niet, om eene verre gezochte Overeenkomst, of leenfpreukig, maer

C 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in.

-ocr page 56-

36 Verhanâcling over den aert

inderdaed en eiffenaerti'^ voor eene ZinkingPyn der darmen i en deze beide ziekten voor kindereil van dezelfde moeder gehouden worden.

Daerom kan de manier om de Zomcr-Zinkingpynen te genezen verbeterd en vol-raaekt worden uit de geneeswyze, welke wy in de Rooloopen volgen , en daertegen de laetfte door de eerfte opgehclderd tvorden.

rfLi

Ik zal nu overgaen , om het verfchil der Zinkingpynen op te geven , ’t v/elk wy in den tyd der Rooloopen waergenomen hebben ; opdat het klaer blyke hoe groot eene overeenkomst ’er tusfchen deze twee ziekten geweest is.

T)e eerfte fonrt van Zinkiiig-pyn en Koolnop.

Men heeft Zinkingpynen waergenomen by menfchen, die voor''’c overige gezond waren, maer welken, by geval bezweet zynde, dekoude bevangen had. Deze waren zeer goedaertig, zonder koorts, en gemakkelyk door een laeu* wen zweetverwekkendcn drank te genezen.

Van gclyken aert, mede fchielyk en op dezelfde wys verwinbaer, was die goedaertige Rooloop, welken ik boven de eerfle foort noemde. ’

• nbsp;nbsp;nbsp;- De

V

-ocr page 57-

en de natuur des Rooloops. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;37 quot;

De andere’ foort van Zinkingpyn beftond in nefaierdi eene vloeijing op de ledematen, welke nekkig, langdurig en in ’t begin met koorts Z'j”

ij nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rooloop,

verzeld was, met eene zwelling van t aen-gedane deel , ’t welk zeer pynlyk bleef, fchoon de koorts verdwenen was: deze Zinkingpyn duurde niet alleen zeer lang, ten zy dezelve op cenc gepaste wys te keer wierd ge-gaen, macr maekte tevens de geledingen voor de beweging onbekwaem, ftyf, gezwollen en gedurende ’t overig leven als halfverdraeid..

Een dergelyken Rooloop hebben wy waer. genomen, welke weerbarftig tegens de bekende geneeswys, en met deze hardnekkige Zin-kingpyn der geledingen geheel overeenkomftig was. Zeer fpade verliet de pyn den buik) en vertoefde ’t langde in den endeldarm, welke met cenc gedurige perfing (d) een lillend flym, met bloed gemengd, ontlastte. Deze langdurige perfing heb ik in eenen nacht zien verdwy-nen, waerop terftond eene zwelling en Zinkingpyn volgde van de linker dy en regte hand, welke men door zoete wei en wryvingen o,verwon.

, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wei-

Qd') Tenesmus.

-ocr page 58-

3 8 î^erliandeUng over den a^rt

Weinigen echter troffen het zoo gelukkigj want niet zeldzaem, fchoon de Rooloops-pynen ten laetfte verdwenen , bleef de buik èenige weken onpynlyk en gedurig vloeijen. Vele dingen heeft men te vergeefsch beproefd; de zieken zyn of waterzuchtig geftorven, of uitgeteerd door de dikwylige ontlasting vau eene waterachtige en graeuwe ftoffe.

Dan bevond men by de opening vooral de dikke darmen veel dikker dan naer gewoonte, verftyfd, lederachtig, maer nergens verzworen.

’ f, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;M

De darmen ondergingen hier van de ver. ouderde Zinkingpyn het zelfde, ’t welk, gelyk ik te voren gezegd heb j aen de geledingen te beurt viel; zy werden, namelyk, gezwollen, ftyf en onbekwaem voor de beweging. Want

De mondjes der opflurpende vaetjes, in de Verharde en verftyfde darmen verftopt zjmde, werd ’er door de gedurige onpynlyke ontlasting, eene waterzucht en uittering te wege gebragt.

7.eei weinigen , en alleenlyk die , welke van een fterk geftel, en in den bloei van hunnen leeftyd waren , hebben, nadat zy, door lang-

-ocr page 59-

' en de natuur des RooLoops. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3.9

langdurig fukkelen, byna tot aen den rand van ’t graf gebragt waren, hunne-kragten allengs-kens herwonnen; dewyl de zinkingftoiFe byr geval verminderde, en de darmen verliet.

Maer de langdurige aenhouding der kwael heeft eenig aendenken naer zich gelaten ; de verzwakte maeg en de verminderde kragten hebben de uitgeftane ziekte telkens herinnerd.

Men befpeurde nog eene derde foort van De derdt Zinkingen, welke in den zomer en in ’t begin van den herfst dikwerf verfcheen : deze was W» ƒ”

. . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ko oh op,

roosachtig, zeer brandende, van eenen rotten aert, en nopd^ekte, op de minfte aenraking, den lyder tot fchreeuwen; ’s avonds en ’s nachts was dezelve geweldiger,

i

Tn ’t jaer 1777 hebben wy twee meisjes behandeld, van welke het eene de hand, het andere den voet, met dusdanige Zinking aen-gedaen hadden. Ik oordeel dat de ziekte eer verminderd is door den tyd, dan door de geneeskundige toediening , welke, fchoon dezelve onderfcheiden was, echter door den hardnekkigen aert van de ziekte telkens te leur gefteld werd.

By

-ocr page 60-

40 PerJianâcling over den aert

By fommigen veranderden deze Zinkingen, na eene langdurige foltering, ïn eene verzwering. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Zy, wier ligchamen reeds voor de ziekte met bedorven fappen vervuld wareti, vervielen boven anderen in deze Zinkingpyn.

- Maer ik' heb ook in kwaedfappigen (e') een dergelyken zwaren en doodelyken Rooloop waergenomen, welke alleen dit goed had, dat hy zeldzamer vbrfchcen , quot;’terwyl hy zich in ’t jaer i/T'ó in ’if geheel niét vertoond heeft.

Deze Rooioöpén waren terïfónd, in de eer-fte'dagen ziekte, verzeld van 'eene hevige gedurige branding in den buikwelke geen de minfte aénraking toeliet; hierby kwamen eene verbazende benacuwdheid en ongedurigheid, dikwyllge, cenvouwige doch vuile bloedige ontlastingen, en dikwerf een groote en flcrkgefpannen pols, maer nooit zeer fnel, fomtyds echter zeer kleen. De ader, geopend z^nde, gaf zeer'goed bloed uit, zónder eènige óntftekingskorst, en zonder vermindering van

-dOO c- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;py.

toiei:. C_.

Cacochymici.

-ocr page 61-

en de natuur des Rooloops. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 f ♦

pÿnen. Terwyl de ledematenquot; de^'koude vâh* cen lÿk hadden,^ klaegden‘de lydêrs'j' Üat tŸ' door inwendige hitte verbrand wietden :'ky hadden een’ onverzadelyken trek ttaer konden drank. De tong was droog, ruw en te gelyk koud. De volkomenheid van' het verftand, en hpt gevoel van pynen duurden bÿha tot den laetften idag dés levens. quot;Veelvuldige laeuwe^ flymige dranken , en gedurigamp;^ftóvingen‘’v'atf' den buik , zyn zeer zeldzaein vpordeelig §e-■vye^st. Gemeenlyk den derden of 'vierden dag werden alle de ledendoOr/eehe nevig^ en vochtige koude bevangen, tçrwyl hét köïrS de zweet in groote droppen , voornàmelyk' het aengezigt, afvliette. . . • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- t

$omtyds fcherjen den zevenden én agt-ften dag, terwyl de ontlastingen aan beter/ zeldzamer, en niet met krimpingen verzerj waren, weder warm te worden ; maer met een’ open mond en toevallende oogen, ftilzwygend ylende en zorgeloos leggende , ftierven zy den negenden of tienden dag.

*: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(X; r

By de opening vond men de rokken van alle de dikke darmen, doch van den karteldarm (ƒ) voor-(f) Colon.

c 5

-ocr page 62-

4^ Verhandeling over, den aert voornamelyjk dat;gedeelte, ’twelk dwarsch, als^.. ook ’t welk langs, de linker zyde nederwaerds loopt, dik en vleezig , hard en gezwollen dpch de kleur was loodverwig bleek rood.

Eene vuile en wydverfpreide roodheid verw-dc het darmfcheel Qg') en ’t net (A) dezelve drong hier en daer dieper in de zelfftandigheid Van deze ingewanden door.

De darmbuis geopend zynde, zag men den binnenften rok hoog groenkleurig ; welk groen noch door ’t water afgefpoeld, noch door de fpons kon uitgewischt worden.

In fommige lyken trof men deze kleur niet aen ; daer de darmen intusfchen afzigtelyk rood waren, en ’er een bleekrood bloed uit; ^roop. '

Sommige klieren van het darmfcheel waren wegens ontfteking gezwollen, en geleken naer bloedklonters.

De dunne darmen werden zeldzaem en gering aengedaen, of in ’t geheel niet.

Eenê

• * *

(g') Mefenterium. (è) Omentum.

-ocr page 63-

en de natuur des Rooloops. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;43

Eene zware ontfteking in ’t dg^mfcheel (i),[. de darmen en ’t net, geene ^oedasrtige^ ma^r.y eene rotachtig-rozi^e , welke door geene ont^, ftekingtegengaende middelen te fluiten was, heeft hier plaets gehad.

Hy, die met verzachtende en omwindende middelen deze ziekte behandelde , vorderde even weinig als een ander , die ze door braking en ftoelgang poogde te genezen.

Want men konde, door enkele ontfteking-tegengaende middelen , de ontfleking der ingewanden niet te keer gaen, terwyl men de fcherpe en ontftekingverwekkende gal daer lietj^ en wederom mögt men deze niet ontlasten, wanneer de darmen, het net en het darmfcheel reeds zoo hevig ontftèken waren.

De oorzaek der ziekte bepaelde zich niet alleen in de holte der fpysbuis , gclyk mis-fchien gefchiedt in zulken, wier maeg uit een* vorigen maeltyd eenig gebrek en raeuwigheid gekregen heeft; maer zelf in de rpkken der darmen, in het darmfcheel en hef net heeft zich

(f) Mefenteritis.

-ocr page 64-

4.4 Ferhandelin^ óver dén aert zich geen'kleen gddeeke'dcr Roólöópsïioife vastgezet. Deze uit te dryvéh was altyd zeer möeielyk en^vol gèvaer.

De koorts zelf was uit ^het wyduitgeftrekt geflacht der Rotioortfen of liever uit dat der ontfteking- en roosachtige Rotkoortfen. ' *'

Devierite ^De dagelykfche ondervinding leert, dat ’er ^Zinkbt’s’^ Maegzinkingen gevonden worden ; doch zy ^7*4' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gedeeltelyk veel van elkanderen,

Rtoleep, gedeeltelyk van andere tot^hiertoe befchreven

Zinkingpynen. En dit is geenszins nieuw of onlangs uitgevonden , maer zelf aen midden* matige Geleerden nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bekend geweest.

Want het zyn immers algemeen bekende namen , uit den aert der dingen en oorzaken zelf ontleend , welken men gcefcr aen die.i Zinkingen, die, wegens eenige raeuwigheid in de maeg, op eenig deel vallen, als b. v. Maeg-oogontfteking (it), Maeg-tandpynen (/), Maeg-hoofdpyn fm), galachtige Zinkingpyn der ledematen (n), enz. ?

Deze Zinkingen ^,yn of in het geheel niet, of flechts van eenè geringe koorts verzeld.

En

Ophthalmia cauîica. Odontalgiæ fabiirraicj.

Çm) Cephalalgia gafl.ica. Qu') Rheiima artinim biiiöftim.

-ocr page 65-

en âe natuur des Rncloops. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4^

En de lyders klagen eer over eene lastigheid dan over eene ziekte.

Derzelver maeg is met eene fcherpe gal. ftolfe bezet, macr welke in dezelve niet ge-heelenal V’crgadetd blyft; want derzelver dun-ner gedeelte in den boezem der omloopende vochten opgenomcn zynde , wordt of naer ve'rfchillende affch'eidendc ingewanden gevoerd en ontlast , of dwaelt af in zynen togt, en plactst zich ergens neder.

Zoo nu deze plaetfing in de longen gebeurt, dan krygt men eeno borstverkoudheid , oor-fprongelyk uit de eerfte wegen, en zoo de ftolFe op, het neusvlies valt , eene hoofdver-koudheid, enz.

Stel nu dat zoodanige galachtige waesfem, onder de vochten opgenomen, zoo zeer in haer’ omloop afwykt, dat dezelve zich niet fpoed naer eenig gefchikt affeheidend ingewand , of mogelyk door de zweetgaten der huid uitgang zoekende , door eene koude te rug-gedreven wordt, en zich echter niet, gelyk in het vorig geval op de Jongen ofhetneusvlies vasthecht, maer op het ligchaem der darmen zelf, op het darmfeheel, enz. : zie daer eene

ver-

-ocr page 66-

46 t^erJiandeling over den aert verkoudheid der darmen of Rooloop, en van die foort, welke ik in het begin van deze Verhandeling eenvouvig galaclilig noemde !

Eene enkele galachtige raeuwigheid, binnen de holte der raaeg en darmen alleen beflotèn, zoude , zonder bykomst van zoodanige Zinking , mogelyk een’ onpynlykèn, of ook wel, byaldien de ftoÓè eenigzins fcherp ware , een’ pyneiyken Buikloop (o') veroorzaekt hebben: maer zoodanigen (fchoon de fcherpte daer gefield .wicrd) krimpachtigen Buikloop (p) oordeel ik ondèrfcheiden van den Rooloop; dewyl in dezen laetften de ontlastingen wel dikwylig en krimpachtig zyn, maer byna te vergeefsch, zoo dat ’er in ’t gemeen geene drckftof ontlast , maer wel bloed en flym met geweld uitgedreven wordt.

De gefteldhcid van een’ waren Rooloop is zeker-lyk zoodanig, dat men deze ziekte liever moet tellen onder die geenen, welke, fchoon onder dikwylige, maer vergeeffche pogingen tot ontlasting,^ den buik opftoppen, en het is hierom, dat de Loop dikwerf den Rooloop geneest.

b ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ech-

Diarrhoea, (p) Diarrhoea torminofa.

-ocr page 67-

en de natuur des Rooloops. 47

Échter is de Rooloop zoo zeer niet het 'tegenovergeftclde van den Loop, dat de eerfte altyd en zeker verdreven wordt, wanneer de laetfte of van zelf, of door geneesmiddelen, verwekt wordt. Want zekere jonge jnifer, toen zy zich door het danfen en den wyn verhit had, en vervolgens aen de koude des 'nachts was blootgéfteld, verviel den volgèhden ^dag reeds in een’ veffchrikkelyken Rooloop, verzcld van ondragelyke benaeuwdheid en een’ kleenen pols : zy ontbood ons na verloop van drie volle dageft , en loosde byna gedurig , met -geweld ’ eerie groote nicenigte van ftoffe byna'als melk, welke hier én daer een weirng groen was.

Ik liet eene ader opeiffé’n , dewyl ik ’èene 'ontfteking in den buik 'géwaer wierd-, 'én maekte vervolgens gebruik van een’ laeuwén flymigen drank , en eene uitwendige ftovirig op den buik , Om de vochten , die op ■''de darmen gevallen waren , af te leiden ; eindelyk heb ik ook door ’t Heulfap de afgangen, ten ’minfte voor eenen tyd, willen Ruiten. Met dit al vorderde ik niets. De lyderes ftieff, onder eene gedurige woeling en een gekl^ van eene ysfelj^ke zwaerte in de bovènbuiks-ingewanden, terwyl de krimpingen ophielden.

Jn

-ocr page 68-

48 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rerhaniijling. over den aert

- In het lyk vond ik alle de darmen-en de r- maeg 'van cene hoogroode rozeklcur ; ech-g.ter waren zy zacht, en dcrzclvcr rokken niet gezwollen , gelyk ik in andere Rooloopigen waergenomen hadde. Dezelfde kleur vei'wde -het net en darmfcheel.

•• y

ash '■ J 'h ' n nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f' ■ f

r^Maer het is dienftig tot den gaj^chtigei/ Roo-loop, , j welken ik onder de overige foorten diet .m'eesttjen' zelf als eene volksziekte heb f,^engetrofFen, weder te keeren. Ik heb den-zelven in^t jaer 1773 in fommige plaetfen van IluNGAy^N, en in den vollen zomer van ’t jaer 1776 in dsn ganfehen omkreits van Weenen byna alléén waergenomen.

Schoon deze ziekte dikwerf. algemeen is, en ’er gedurende dien tyd velen fterven, echter zou men den aert van dezcvfoort te on-regt van kwaedaertighpid bcfchuldigcn , en daerin de reden van zoo vele dooden zoeken.

AC nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'b

Men behoorde eer de nalatigheid der lyde-ren tequot;^ befchuldigcin, als de bcginfcls der ziekte niet tellende, of, zoo zy ’er al acht op gavenverkeerde middelen gebruikten, zoo dat wy met Homerus mogen zeggen :

Deze gekken flierven door eigen fchuld. -i.

Ik

-ocr page 69-

en de natuur des Rooloops. 45

Ik zal hier de gedaente noch de kcnteeke-nen dezer ziekte befchryven , dewyl ik dit reeds gedaen heb in het verhael van den gal-achtigen Rooloop.

Ik gaf* daer 00k tevens op de geheeswys, welke byna alleenlyk beftond in ’t gebruik van een eenvouwig braekmiddel, of zoodanig een , dat. te ^gclyk braking en ftoelgang herwekte,, en vervolgens het Üeulfap.

J. pusdanig braking- en ftoelgangverwekkend middel verkieze ik boven alle enkele buikzuiverende middelen: want zoodanig middel dryft alles, wat het in de fpysbuis aentreft, boven- of onderwaêrds uit*

■ - -,

, Ik vertrouwde ook, veel' op dat vermogen der braekmiddelen , ’t welk na de gedane ontlasting het zweet verwekt : want ik oor-deelde, dat men het zelve dan veilig mögt bevorderen, en hierdoor de. Zinkingpyni van den buik te gelyk verdryven.

Tot dat oogmerk heb ik het Èeulfap toegediend , ak ’t .vermögende 'van alle zweet-verwekkende middelen, en ’t welk liet zekerde Je pynen verzacht. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . 1

1. Deel, I. Stuk. D “ Doch

-ocr page 70-

so rerhandelin^ over den aert

Doch byaldien de gcfteldheid der ziekte zoodanig was als die geene, welke ik boven eene galachtige Rnoloapkoorts noemde, dan gaf ik het Heulfap fpaerzamer en trager, en als de koorts reeds fterk verminderd was. Ik heb de reden hiervan boven aengevoerd.

Doorgaens was één braking- en ftoelgang-verwckkend middel genoegzaem om de ziekte te verdryven i fommigen heb ik het tweemael, byna nooit driemael, toegediend, verpoozende telkens éénen dag tusfchen yder ontlastmiddel. ’Op dezen vryen dag gebruikte de lyder een afkookfel van Gras- en Paerdebloemenwortel, met Aelbeziën of foortgelyke fyroop, of zoet gemaekt met een flaepmiddel tegens den nacht.

De fnoeïte van het braken zelf is iet, *t welk deze ontlasting boven alle buikzuive-'rende middelen »enbeveelt ; nademael door deze pooging alleen de prikkels losgemaekt en uitgedreven worden.

Velen kwamen fot ons, na dat zy reeds lang bet Rhabarber, de buikzuiverende Rooloop-noten Q), Tamarinden, xniddenflachtige Zouten (j) Myrobalani.

-ocr page 71-

en àe naiuur des Roolaops.

- 'I • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

tefi en het Manna te vergecfsch gebruikt hadden.

Ik bekén dat ik in dezeft de Rooloopen moeieJyker heb können ftuiten , dan in die geenen, welke , het overige gelyk zynde, de ziekte aen de natuur hadden övergelaten.

. Ik weet de loftuitingen, die men aen deze middelen .gewoonlyk geeft ; mogelyk hebben den Rooloop, welke onze middelen fchie- . lyk verdreven, trager overwonnen.

Zelfs fcheen het my toe, dat deze middelen nadeel deden, wanneer ’er veel ftoffe was, of wanneer dezelve zich in dc maeg of in het begin der darmen ophield.

Het zelve, dat in de meeste andere z'iektea gebeurt, heb ik desgclyks in de genezing der Rooloopen zien gefchicdch dat, namelyk, fommigen .door dit of dat middel gezegd worden herfteld^te z.yn, welken het, onder deszelfs gebruik, alleen gelukt is dat zy niet gellorven zyn. Hieruit kan men reden geven van den ontydigen lof van fommige genezingen.

Hem , die de verfchjllende ^eneeswyzen beproeft, dezelve onder elkander, en met de '

D 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'' eigen

-ocr page 72-

Verhandeling over den aert

Si

eigen kragten van eene niet geholpen natuur / nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vergelykt, zal het zonneklaer blyken welke

de beste behandeling is, en hoe veel de natuur op zich zelve vermag , en wat zy kan uit-regtcn. Ons ziekenhuis verfchafte ons rykelyk ftof tot zulke befchouwingen.

Sommige Ontfleking-T^xYikïn^pyRQn , als ook verfchil-^oorten l^nde famengevoegde en famengeftelde , of vér-van Zin- fcheiden foorten van Zinkingpynen , elkander kingpynen

?» r'oo- Opvolgende, mögt men waememen in t zeirde lonpen. jaergetyde, waerin foortgelyke Rooloopen heerschten ; en men genas hen op gelyke wys ,■ als de heerfehendê ziekte der darmen.'

V. HOOFDSTUK.

Verf chili ende uitgangen des Rooloops.

Nu ga ik over om te melden welke uitgangen deze Rooloop gehad heeft. Niet zeld-zaem verdreef een enkel brack- en te gelyk buikzuiverend middel de ziekte in ’t geheel en fchielyk.

Eerfle

dérRoo- Ook hebben wy zeer dikwerf gezien e« degetóttd- ^cwónderd de fchielyke verligting, na een ie/d. * nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;braet-

-ocr page 73-

en de natuur des Rooloops. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;53'

braekmiddel , van die Maegzinkingen , als b. V. van eene Maeg-razerny (r) gt;nbsp;Oogout-ftekingen, Hoofd- of Borstvérkoudheden, en andere ziekten, zoo zy, namelyk, uit raeuwig-heden in de maeg ontftonden ; want het braek-middel heeft niet alleen de maeg van de bedorven ftoffe ontlast, maer ook tevens dat gedeelte , ’t welk , na opgenomen te zyn onder de vochten, fomtyds zich in een verafgelegen deel geplaetst had, met dezelfde vaer-digheid verdreven. Mogelyk was dit opgenomen gedeelte , ’t welk of de herfenen of de oogen, den neus, de borst, de ledematen of de rokken der darmen beledigde, zoo dun en bewegelyk ( het ligchaem voornamelyk reeds vooraf bereid, en de Vezelen eenig-zins weekgemaekt en wykende, of, met één woord, de koking voorafgegaen zynde') dat op denzelfden tyd en door het zelfde middel de maeg ontruimd kon worden, en dat geen, ’t welk uit dezelve zich van te voren'naer een ander ingewand verplaetst had, uit zyne plaets bewogen, onder de algemeene omloo* pende vochten opgenomen , en dus naer het een of ander affcheidend ingewand overgebragt kon worden.

Som- ' (r) Phrenicis gaftrica.

n 3

-ocr page 74-

Verhandeling over den aert

54

Somtyds verminderde de ziekte , en week ’ trager , na eene andere voorafgegane koking van de ftoffe, en eene verdere bereiding van het ligchaera, en de toediening van een tweede,' of ook wel derde braekmiddel.

*

Somtyds nam men in ’t geheel geene ver-ligting van het braekmiddel waer, het woeden der pynen, en de veelvuldigheid der ontlastingen dezelfde blyvende. ïn dit geval heb ik eene ader geopend, en volgens de godfpraek van Hippokrates waschie ik de deelen onder den navel met veel warm waterterwyl ik veelvuldige laeuwe verzachtende dranken liet gebruiken; en dus ben ik by velen in tyds voordeelig geweest, by anderen , fçhoon even zeker, echter eenigzins later.'

Het bloed, ’t welk men dan ontlastte, was dikwerf gelyk aen het geene men in een zydewee waerncemt ; dus paerde 'ïk de ont-fl^kingtegengaende geneeswys met die, welke men ontlastende noemt.

Wanneer, by den aennaderenden herfst, of een te fchcrpe lucht naer den tyd van ’t jaer, of een ruwe wind de dungekleede menfchen, welke of door de middagzon, of de beweging, ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aen

-ocr page 75-

en de natuur des Rooloap;.

aen ’t zweeten waren, bevong, en in eenen Rooloop deed vervallen, werden deze niet zelden door enkel aderlaten, en het overvloedig gebruik van een’ verzachtenden drank , be-nevens Hovingen van den buik, geredt. r

De krimpingen , ’t zy door de ontladende, De twee~ *t zy door de ontßekingtesengaende geneeswys verdreven zynde, bleef de buik, fomtyds ge- u«« caop, durende vele dagen, ja zelfs weken, vloeien. De Moederwortcl of deszelfs aftrekfel werd met vrucht toegediend: by dezen en geenen Hopte een Spaenfchevliegpleister den Loop,

Verfterkende maegmiddelen, de wryving en de tyd zelf hebben de koude zwelling der bee-nen, welke op een’ langdurigen Loop Volgde, verdreven. Maer ik ondervond dat men met verfterkende middelen voorzigtig moest te werk gaen , opdat wy niet, wanneer wy de maeg pogen te verfterken, zoodanige dingen toedienen, welke voor dezelve lastig zyn, of wegens hun gewigt, of wegens hunne kragt. Want de zachtfte verfterkende middelen zyn de gefchiktfte om de zwakfte en werke-looste maeg optcbeuren , daer de fterkcr beledigen. Eene heilzame levensregeling, en. de hulp , door den tyd zelf aengebragt,

D 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wa-

-ocr page 76-

^6 Verhandeling over den aert waren de gefchiktfte middelen voor de her-ftellende. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Ik meen dat ik reeds vry klaer en overvloedig gehandeld’heb over dien Roolóop, wçlke zelf na een braek- en buikopenend middel niet verzacht werd, en over de reden van dit verfchynfel en deszelfs genezing, ali cok over de verandering van den Rooloop in een’ langdurigen Roop. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

» i . ‘ ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■; ■

DerJe * Maer ik heb eene derde gefteldheid bj’ de ^van^dfn lydcFs wactgenomen, welke, fchoon dezelve zeldzaem voorkwam, ook des te moeielyker fenden nbsp;^as te verdfyveh. De Rooloop, namelyk,

verminderde fomtyds zeer veel, zoo dat de’ ontlastingen zeldzamer, en byrta niet krimp-«. achtig wierden ; fchoon zy echter eenigzint krimpachtig bleven gedurende vele weken.

/

Deze fiepende Rooloop, fchoon alleen by de ontlasting met eeiie gematigde pyn^’ die fchielyk afliet , verzeld , baerde my meer zorgen dan de fcherpfte Rooloop en de langdurige Loop. Hy ftelde byna altoos éiet de geneesmiddelen onze hoop te leur; en Beileide den lydcren eenen langzamen maer zékeren dood. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\Vy

-ocr page 77-

, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eh de natuur des Rooloops. 5je

*Wy bevonden , by het openen van deze lyken, de dikke darmen voorname!yk hardj cxnbuigzaem, en door eeneßepende ontflekingÇsy aengedaen. • I

I , Deze gefteldheid des Rooloops vergeleek ik I met die zinking- of jigtftoife (Q, welke dikwerf-halfterrig vastzit in de gezwollen gewrichten,

I en niet optelosfen is; zoo dat ik meende dat. deze dezelfde ziekte is, die dezelfde ftolFelyke oor^aek heeft, en alleen in zitplaets verfchilt. ,

' Zy, die den bloei der jaren te boven waren, ftierven eer door de aénhoudendheid , dan door het geweld der ziekte.

pe perfing (u), welke anderszins doorgaens nerJe * het laetfte toeval is by de Rooioopcn, dit jaer (1779) weinige Rooloopen bepaelt. toopi in Eenige echter waren ’er, welke , na dat de^^,Ç;*^^ krimpingen reeds geheelenal ophielden,’ eenige/»«ƒ«/. dagen eene ydele pooging tot ftoelgang gewaer werden , met eene uitperfing van flym, fora-wylen ook van een weinig bloed. Ik vernam Hechts eens eene langdurige perfing, welke op

gee-

fj) Phiogofis chronica. Qt') Materies arthptica.

(«) Tenesmu».

-ocr page 78-

5$ yerbanâeling over den aert

geenerlei wys geneeslyk waç. Want ik trachtte dit lastig toeval dan eens door Rhabarber en buikzuiverende Rooloopnoten, dan eens door een flymig klistéér , fomtyds door verdoo-vende middelen, te overwinnen, raaer te ver-geefsch. Dezelfde pcrfing verdween fchielyk ia eenen nacht, waerop terftond een pynlyk gezwel aen de regter hand, en eene heup-’ jigt (v) aen de linker zyde zich openbaerdc/ Niet lang daerna is de lyder van deze pynen herfteld, door ’t gebruik vaq zoete wei.

Menvin^t Naderhand heb ik deze perfing voor dezelfde fÓfirVva»quot; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rooloop, maer in zit*

perfing, plaets en heftigheid onderfcheiden. Want by^ niets an- ^ldien het grootfte gedeelte der dikke darmen, iersisdanexi voomamelyk de karteldarm, welken ik voor de voornaemfte en gewoonlykfte zitplaets van Roaleop. Rdoloop boude, door zoodanige Zinking-pyn wordt aengedaen, en op die wys, als ik bevorens betoogde noodzakelyk te zyn, om eeno tegennatuurlyke aenprikkeling in de darmen voor te brengen, dan is het klaer, dat ’er een Rooloop aenwezend is. Macr wanneer deze roo, loopszinkingftof uit hare uitgebreider zitplaets ver

ft») Ifchiaï.

-ocr page 79-

en ie natuur des Rooloops. lt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5^

verdreven , en Hechts in den engeren omtrek Van den aersdarm , of deszelfs uiteinden be. paeld wierd, dan was de ziekte een Rwlo»p\Vilt;M den endeldarm , .of, met een’ anderen naeoï,n eene perßng, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ï '■

Ik wist geene andere geneeswys voor deze perfing of dezen gedeeltelyken Rooloop, dan dift men in de geheele ziekte gebruikte. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;b

Om deze reden was het, dat ik deze perfing of door ontlastmiddelen, of door een weekmakend klistéér, een’ foortgelyken drank en' eene aderlating, fomwylen ook door het Heul-fap of een’ Spaenfchevliegpleister, by ’t heiligbeen aengelegd, beftreed ; op eene verfchil- t lende wys, naraelyk^ zoo als ik. my een ver-fchillend denkbeeld van dezen plaetfelyken Reo-Zwp gevormd had , en zoo als ik meende te behooren. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;''

Somtyds heeft men de perfing veilig aen den tyd können overlaten.

Een meisje , dat van den Rooloop her- Eene au-fteldc, werd door eene perfing geplacgd, maer^'^/^^X Welke ik oordeelde van een’ anderen aert **'/*'*■■

Want

-ocr page 80-

óa Verhandeling 'over den aert

Want weleer hadt zy met eene pyniyke zwelling van de fpeenaderen , en met eene perfing gefukkeld. Nu fcheen zy my toe des-gelyks deze moeielykhedenrte ondergaen van de zwelling der geprikkelde aembeijen.

Deze aembeiperßng nam men naderhand veel-vuldiger waer, en wel in de fterkfte mannen, desgelyks dikwyliger in den Herfst, dan in den. Zomer-Rooloop.

■ Eene Amandelmelk en zuivere weekmakende klistééren genazen deze aembeiperfing ; de opiaten vermeerderden integendeel dezelve.

j'

De vyfde uitgang des Ro9-deeps in

By eenigen veranderde de Rooloop in. eene Zinkingpyn van het een of ander deel : by’ fommigen werden de fchouders, by anderen fynen'derden nek , het achterhoofd., de handen , de itdema- jç^ien, enz. door eene verfcheurende pyn ge.. ten en ge nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r j »

ledingen. foltcrd, tcrwyl de buik gezond was.

Naer deze verandering van den Rooloop in eene ziekte der ledematen, hoe zeer ook van vele waernemcrs veroordeeld , verlangde ik fomtyds. Want ik wilde liever de ledematen genezen, welke gemakkelyker en met minder gevaer het geweld der ziekte uitftonden, dan dt.

-ocr page 81-

en ie natuur des Rooloops.

Si gt;

de darmen. Maer ik zeide, dat ik zulks Jom-tyds verlangde , namelyk , in een’ zwaren, moeielyken of by na niet geneesbaren Rooloop, geenszins in een’ eenvouwi^en Galrooloop f nade-mael ik dezen fchielyker en veel gemakkelyker konde genezen dan eene jigtziekte.

Soratyds fchenen de longen^ als door eene verkoudheid aengedaen te worden, zoo rasch' als de hevigheid des Loops verminderde, of dat de lyders van denzelven herftelden.

Sommigen hadden ruifching der ooren, met eenige doofheid, na den Rooloop. „

.- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I ■

By zeer weinigen floeg de kwael over naer de maeg , waer men een zwaer gewigt gevoelde , na dat de ziekte der darmen reeds herfteld was.

Sorawylen werden de lyders, na dat de Rooloopstoevallen reeds bedaerd waren, zeer aemborftig, of de zyde begon , even als in het zydewee ,. pynlyk te worden, echter zonder eene groote of zeer aenmerkelyke koorts; zynde de zinkingftoffe nu op ’t borstvlies of de tusfchenribbige fpieren ver-plaetst.

-ocr page 82-

d2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y er handeling over den iert

Nu en dan bleef deze Zinkingpyn bepaeld op ééne plaets , fomtyds echter dwaelde de-lelve om, zoo dat dan het een dan wederom ten ander deel gefolterd wierd.

Op welk-deel eindelylt deze-zinking gevallen was, zy verdween na weinige dagen, het zy van zelf, het zy door bekwame geneesmiddelen.

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.X. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r ,

'i-'- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Tot dit oogmerk bevorderden wy de uit-' waesfeming door een’ laeuwen drank, welke be-ftond utf een aftrekfel van Vlierbloemen en uit het ongewasfchen zweetverwekkend Spiesglas. Een afkookfel van den Klis wortel (w), enz. was zeer voordeelig ; by fommigen verdreef de zoete wei, by anderen het Rhabarber by anderen wederom een Spaenfchevliegpleister 'deze zinking.

Eene Vrouw werd door liet zydewee be van-'' gen, ’t welk, de borst verlatende, zichplaet-fte op het zachte zydelyke gedeelte vm den bovenbuikquot;; de zinking, zich hiervan daen naet deiongen begevende,’ heeft een, vowal ' nbsp;nbsp;nbsp;'■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;des

- 'f '..V- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;c

Radix bardanae.

-ocr page 83-

• ' in lie natuur des Rooloops. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;63

'ties nachts, lästigen hoest, gdyk a!s'van 'verkoudheid, veroorzaekt; deze, rasch ver^ dwynende, is door den Rooloop opgevolgd, 'welke binnen den tyd van byna vierentwintig uren fchielyk bedaerde, waerop het bovenfte rechter gedeelte van de borst, achter het fleti-teibeett, geweldige pyn leed. Door veel drinken van een’ laeuwen Vlierbloeniendrank, ' beproefde ik de uitwaesfbming te herftellen, en 'ik plaetfte een’'SpaenfchevIiegpleister tusfchèn 'de fchouderbladen. De vrouw genas. f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;b nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;

Wy hebben verfcheiden voorbeelden gezien Van die foort van ongeftadige Zinkingpyn in den zomer en herfst , welke allen weder-ftreveren, en tot nog toe anders denkenden - zoo middagklacr betoogen Wclkc betrekking ’er tusfchèn deze Zinkingpynen 'en den Rooloop heerscht, dat alle twyifel hieromtrent fchynt weggenomen te zyn*

By fommigen verplaetfte zich de ziekte op De zesJe de blaes zoodanig, dat ’er, de Rooloop fchie-lyk ophoudende , eene groote verhindering meeieijite in de pislozing ontftond , of ook wel eeneC»«^* gcheele opftopping van de pis. By anderen

volgde alleen eene groote zwaerte omtrent de fchaemdeelen, op de genezing van den Rooloop.

Som-

-ocr page 84-

^4 Verhandeling over den aert

Sommigen ontlastten de pis reeds moeielyl;^ _ wanneer deRooloop nog woedde. Eene Aman« delmelk met fyroop van Heemstwortel , als mede eene weekmakende pap, op den onder-,buik aengelegd , verdreef deze bezwaerlyke pislozing (x), na den Rooloop.

Dit jaer (1779) , offchoon het getal der Rooloopen veel grooter was lt;nbsp;heb ik ’er yeel minder waergenomen, die met den Rooloop en tevens met eene moeielyke ph-lozing worAelden, dan in den zomer van ’t jaer 1776.

. n . gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ ! L ’

■ Men zag ’er zeer weinigen, welke , met een gevoel van zwaerte omtrent de fchaera-deelen, door een droppelpis , zonder Roo-loop, gefolterd wierden. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«

(*) Dyfuria. (y) Stranguria. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.;l

-ocr page 85-

én âe natuur des Rooloops.

VL HOOFDSTUK.

Üitgang van dm Rooloop in de fTaterzucht.

uitweiding

over de ITaterzucht uit volbloedigheid Çz). '

De Rooloop eindigde ook in eene Water- Zevende zucht, vooral in de teedere fexe, welke

door de langdurigheid der ziekte hare kragten Hooioepin eene ver:gt; meer verloren had. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fcbniende

fVater-zuckt,

. Omtrent de laetftc dagen, namelyk, van den Rooloop, en als dezelve reeds een onpynlyke vloed geworden was , zwollen by de mecs-ten de bcenen, fomtyds ook de dyen met een wit gezwel, by fommigen desgelyks de buik en het geheele ligchaem.

Eenigen, wier bcenen en dyen alleenlyk gezwollen waren , genazen door zachte ver-fterkende , bittere maegmiddclcn , enz. door Tyryvingen met welriekende geneesmiddelen, en door den tyd zelfs.

De

(?) Ilydrops plethoricus.

J. Deel, l. Stuk, E

-ocr page 86-

66 Verhandeling over den aert

De weinige lyders, wier geheele ligchaeni gezwollen was, waren moeielyker te redden, ’t welk men op verfchillende wyze beproefde. Zy herftelden echter by ’t einde van den herfst, en in ’t begin van den winter , door luttel flapens, door beweging, door een afkookfel van Paerdebloemen (a) , Cichorey met gebladerde aerde van Wynfteen (i), en daeren-boven door het uittrekfel van Collin, ’t welk ik uit het verfche fap van de dulle Latuw (c) liet bereiden.

F,e»e uit- De veelvuldige overige Waterzuchten, dié andere oorzaken voortkomen, en welken If^ater- ■lt;f}^ met bekende geneesmiddelen, en volgens bekende regelen genazen, zal ik niet optellen, Jigheiil, dewyl 7.y niets byzonders hadden. Maer nU ik op de Waterzucht gekomen ben , kan ik niet nalaten een weinig van myn beftek afte-^^ wyken, en, volgens de gewoonte der Redenaren, over die zaek, waervan ik by tôeval repte, te weten de Waterzucht, te handelen.

Wanneer wy, door de verandering van zaken , eenigzins herfteld zyn van het ver-drie-

Ça) Taraxacum, (i) Terra foliajta tartari. (c) Laftoca , virofa.

-ocr page 87-

en de natuur des Rooloops.

ârietige dezer langwylige redenering, zullen wy de taek wegens den Roolöop wederom dpnemen.

, Behalve andere veelvuldiger voorkomende Waterzuchten, welken ik hier nogthans met derzelver oorz ken voorbyga, vindt men wel hier eh elders zekere Waterzucht befchreven ; maer dezelve is echter, volgens myne mee-ning, min in de geneeskunde bekend, en om die reden fomtyds verkeerdelyk behandeld.

■* ♦

Deze was de volbloedige JTatetzucht $ of uii volbloedigheid oorfprongelyk.

Derzelver oorzaken waren geheel het tegen-gefielde van andere foorten van Waterzucht de volbloedigheid, namelyk , en een moeie-lyken omloop van overtollige, fchoon anders gezonde vochten. Hierdoor lieten de bloed-voerende vaten, door te veel bloed uit* gezet, het waterachtige gedeelte gemakkelyk uitglippen; maer zy namen het dus uit de vaten moeielyk weder op : dit water, dus in het cel. wys weeffel, of de verfchillende holligheden, van het ligchaem verzameld zynde, maekte die foort van Waterzucht, welke wy de volbloedige noemden.

£ at nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ik

-ocr page 88-

68 reraanâeling over den aert

Ik helderde my zelven de w'^ording van dezö Waterzucht op, door het volgend voorbeeld. Gelyk, in den laetften tyd der zwangerheid, de drukking der darmbeensaderen eene overtolligheid van vochten, of eene plaetfelyke volbloedigheid veroorzaekt in de onderfte ledematen, en hierdoor de beenen, de dyen en fchaeradeelen waterzuchtig doet opzwellen; des-gelyks brengt een grooter ftroom van bloed, dan die geene, welke bekwamelyk in de vaten bevat en behoorlyk naer het hart voort-geftuwd kan worden , de Waterzucht voort.

_ Volgens onze waernemingen valt deze ziekte Hechts voor in wel doorvoede en fterke men-fchen, van een’ bloeienden leeftyd.

Den aert van deze Waterzucht hebben wy, met derzelver behandeling, leeren kennen uit den gezegden leeftyd en de levcnswys, als mede uit dc afwezendheid van die oorzaken , welke andere foorten van Waterzucht doen voortkomen.

Een’ Herken kok, als ook een’ timmerman, een’ finit, desgelyks een’ knecht, voor ’t overige van een vast gefiel, benevens twee fterke vrou. wen, hebben wy, behalve anderen, door deze foort

-ocr page 89-

en àe natuur ties Rooloops. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;69

foort van Waterzucht aengetast gezien, met eene verfchillende uitkomst, gelyk ik naderhand zal verhalen.

Meestentyds is deze Waterzucht tusfchen vel en vleesch^ en over het geheel ligchaem, fom-tyds alleenlyk over de dyen en beenen ver-fpreid. Een volbloedige Buikwaterzucht (d) hebben wy nog niet waergenomen. Somwylen deed de ziekte zich als een Borstwaterzucht op , door eene moeielyke ademhaling onder het klimmen, eene onmogelykheid om op den rug te liggen , eene fehielyke opwekking in den eerften flaep , met eene vrees van ftik-king gepaerd, en andere toevallen.

De volbloedige Borstwaterzucht konde wy moeielyk onderfcheiden van andere foorten van Borstwaterzucht, welke uit eene andere oor-zaek fproot, en op eene andere wys moest behandeld worden.

In boerinnen en fterkgeoeffende meisjes kwam ons ook fomtyds eene bleeke kleur voor (e), oorfprongelyk uit volbloedigheid , en van andere foorten van bleekzuchten verfchillende.

De


(d) Afcites. fe) Clilorofis.

E 3

-ocr page 90-

70 Verhandeling over den aert

De meeste middelen, welke in andere foor-ten van de Waterzucht en bleeke kleur zeer gefchikt waren, bragten in deze beide nadeel aen.

Doch gematigde, maer eenige malen herhaelde aderlatingen, benevens een ontftekingtegen-gaende levensregel, desgelyks verzachtende afkookfels, Salpeter, Zurerf, zoete Wei met gebladerde aerde van Wynfteen , waren zeer voordeelig.

By eenigen hebben wy de genezing volbragt, door een langdurig gebruik van den room van Wynfteen.

Somtyds gingen deze onze Waterzucht en bleeke kleur over tot ontfteking. Herhaelde reizen ontlastten wy het bloed, dat met een ontftekingskorst bezet was ; en wy bedienden ons van eene fterker ontftekingtcgengaende geneeswys.

Zie hier eenige min gelukkige voorbeelden van deze Waterzucht!

Een fterkgefpierde kok , met eene ruime borst, raaer kort en dik van hals, werd in ‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’c mid-

-ocr page 91-

tn de natuur âes Rooloopi. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;71

’t midden van den winter in zyn huis door het zydewee overvallen: deze kwael, moeielyk te bovengekomen zynde, klaegde hy over eene moeielyke ademhaling, als hy ging en ’s nachts op den rug lag ; in zyn eerften flaep ont« waekte hy, gelyk iemand, die flikken zoude ; en hy fprong uit het bed om lucht te fcheppen. Hy heeft vele nachten zittende doorgebragt; zyne beenen waren zeer opgezet, gelyk ook zyne handen, fchoon minder, door een waterachtig gezwel. De polsflagen waren zeer wyd en traeg , en verwekten op den vinger een gevoel als van een yzerkoord. Men hadt hem te huis nog eenige malen ontfloken bloed afgetapt, ’t welk voor een’ tyd verligtte.

I

Desniettegenflaende gebruikte hy zyne gewone fpys en drank, in vleesch en wyn be-ftaende, en dezen laetften vry rykelyk, nade. mael hy by hevige vuren fterk moest arbeiden.

Op het einde van de lente werd hy my overgeleverd.

Door het gebruik van den Zee-Ajuin f/) en andere middelen, welke de pis flerk af-dry-(/) Squill».

E4

-ocr page 92-

72 Verhandeling over den aert

dry ven , en door wry vingen van de beenen, heeft hy binnen korten tyd zoo veel gewon- * nen, dat hy in zyn’ flaep niet onthust wierd, of ten minfte niet behoefde opteftaen.

Binnen weinige weken verdween de zwelling Van handen en beenen, met de ongemakken der borst. Wanneer hy des daegs, nu gereed zynde om ons te verlaten , zyn goed byeen gepakt had , ging hy vergenoegd en vrolyk naer bed : ten middernacht werd hy door fçhreeuwende ftuipen aengevallen , welke ’s avonds in een’ doodelyken flaep eindigden.

In het lyk vond men een reuzenhart, byna driemael grooter als gewoonlyk : echter was het niet door ziekte verwyd; nademael’er eene juiste evenredigheid was tusfchen deszelfs fa-m'eh{teilende doelen.

I

De longen waren overal door een zacht celwys weeffel met de borst vercenigd.

De vaten der herfenen waren .zeer groot, cn met veel bloed opgevuld. Men vond een weinig water uitgeftort tusfchen de vliezen.

Door de pisdry vende en buikopenende middelen , benevens de wryvingen, waren de uij-werk-

-ocr page 93-

en Je natuur Jet Rooloops.

werkfels der volbloedigheid verdreven, namelyk de waterachtige verzameling, daer intusfchen de oorzaek bleef, ja zelf vermeerderde. ’ *

Eene gelykluidende gefchiedenis heb ik in de Dagregisters van van Swieten gelezen,’^ wier voornaemfte gedeelte ik in het licht zal geven, zoo rasch myne bezigheden zulks/, eenigzins toelaten.

Want iemand , om dezelve reden, als myn lyder, waterzuchtig, en op dezelve wys behandeld, onderging het zelfde lot.

Zeker bediende , van een vast geftel, en voor ’t overige gezond, braekte dikwerf, vooral des morgens, meer dan een jaer lang; hem dorfte telkens.

Eindelyk begon hy over ’t ganfche ligchaem waterzuchtig te zwellen.

Ten zynen huize gebruikte hy te vergeefsch huikopenende middelen ; de pisdryvende art-zenyen verminderden veeleer de pislozing. 'Allen, die den man gekend hadden, waren verwonderd , hoe het kon gebeuren dat een bloed-ryk en gezond mensch tot eene waterachtige

E y nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kwaed-

-ocr page 94-

Verhandtling over dm sert

kwaedfappigheid verviel ,■ zonder dat eenige tusfchenkomende ziekte de kragten eerst verminderd had.

I

In’t ziekenhuis komende, had hy een’ vollen, harden en fterken pols ; het geheel ligchaem, de dyen en beenen waren ysfelyk uitgezet; men beproefde op nieuw pisdryvende middelen , en wel verfchillende, nademael de ondervinding geleerd heeft, dat in dezelfde foort van Waterzucht het zelfde middel niet altyd de pislozing bevordert-

Eindelyk , wanneer ik niets won , liet ik Spaenfchevliegen op de beenen aenleggen; door welke ik anderszins eenige zeer zware en weêrftrevige Waterzuchten genezen heb.

Uit de door de Spaenfchevliegpleisters ge-knaegde plaetfen vloeide het water, nacht en, dag, zoo rykelyk, dat de lyder binnen weinige dagen byna geheel geflonken was.

Van ’t begin af vermoedde ik reeds niet veel, goeds van deze Waterzucht, omdat dezelve uit eene onbekende oorzaek ontftaen was in een’jongen mensch, die, gelyk ik meende, geen voorgefchiktheid tot de Waterzucht had, en

om-

-ocr page 95-

en Je natuur iet Rooloopt. jg omdat ’er eenige overeenkomst was tusfchen den gemelden kok en dezen bedienden, fl

-i. *gt;■ i

De ongelukkige uitkomst, welke naby was, camelyk, een diepflapend en ftuipachtig uiteinde , fchoon anderen het beste hoopten, heb ik voorfpeld; fchoon ik toen niet wist,’», op welke wys het aenftaende ongeval af te weren. Na verloop van weinige dagen, terwyl het water byna geheel ontlast was, is hy, na eenige malen ftuipachtig getrokken te zyn, aen eene beroerte overleden.

De kleene herfenen waren met een wei-vocht bezet, en de bloedvaten zeer gezwollen. Men vond in de regter holligheid van de borst een pond, en in de linker holligheid negen oneen van het zelfde weivocht ; het hartzakje ’ bevatte zes oneen.

De galblaes was ledig, de lever gezond, maer derzelver zelfftandigheid zeer groenkleurig.

Deze kleur van de lever en de ledigheid der galblaes vermoede ik dat afgeleid können worden uit de ftuipen, welke by het uiteinde aenwezend waren.

Voor-

-ocr page 96-

y er handeling over den aert

Voorwaer ik kende reeds lang deze foort van Waterzucht; en ik heb dezelve ook ge. nezen.

Dan ik weet niet wat myne ziektekunde in t deze twee lyders zoodanig verward heeft, dat ik derzelver ziekte niet van de eigenlyke oor-Zaek afleidde.

Ik werd mogelyk bedrogen door den fehyn- -baren voorfpoed van myne, fchoon min ge-paste, geneeswys, en hierdoor desgelyks ver-fterkt in het verkeerde denkbeeld, dat ik van de ziekte gevormd had.

Het water werd wel rykelyk uitgedreven , maer door zulke middelen , welke of niets vermogten tegens de oorzaek van deze Waterzucht , of derzelver kragten vermeer, derden.

Sedert dien tyd liet ik de Spaenfchevlieg-pleister na in de volbloedige Waterzucht : ik maekte liever kleene infnydingen aen ’t be-nedenfte der boenen , om door dezelve het Water uit te lokken. Het is verwonderlyk, hoe veel deze behandeling de fchielykheid der genezing bevorderde.

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Een

-ocr page 97-

en àe natuur des Rooloops.

Een metfelaer, oud agtendertig jaren, ver-iiaelde dat hy, voor anderhalf jaer, in zeker gasthuis ziek gelegen had aen eene verkoudheid op de borst, met een’ dikwyligen droogen hoest, eene moeielyke ademhaling, dikwerf, vooral des nachts, met een gevoel van ftik-kihg gepaerd. Metéén woord, hy had eene benaeuwde borst. Door aderlatingen en andere middelen is hy herfteld, echter zoo, dat deze ongemakken niet zelden een’ nieuwen aenval dreigden , waer' tegen eene aderlating hem behoedde.

Nu waren ’er reeds elf weken verloopen,' federt welke de gewone hulpmiddelen tegens de benaeuwdheid en moeielyke ademhaling niets baetten. Hy fpuwde veel flym, at wel, en nam zynen dienst waer.

» - »

Binnen agt dagen was ’er een verkoudheids-hoest bygekomen, welke gedurig, maer vooral des nachts , woedde , en dan byna ver-Bikkend was ; de drukking op de borst, en de moeielykheid der ademhalinge waren nu zoodanig vermeerderd, dat hy uit het bed moest gaen en door de.kamer Wandelen, wilde hy liggende niet verflikken.

Hy

-ocr page 98-

78 Verhandeling over den sert

Hy lag even gemakkelyk, of veeleer éven moeielyk, op alle wyzen. Eindelyk had hy geen e'edust meer; hy werd loom; het geheele lig-chaem, nlaer vooral de voeten, beenen en dyen, zwollen door eene Waterzucht tusfchen vel en vleesch. De pols was fterk, vol en trillende.

Daer de ademhaling gedurig moeielyker, piepende en kort werd, en daer het geheele ligchaem , *' van dag tot dag , meer opzette, ja de lyder verfcheidert nachten roodachtige fluimen (g) loosde, met veel flym vermengd, gedurig uit het bed moest , en op ’t laetst by tusfchen poozingen raeskalde, ftierf hy te-gens den morgenllond op den dertienden dag, van den tyd, naraelyk, afgerekend, dat hy by ons gekomen was.

In myne aenteekeningen vind ik alleenlyk, dat metij by de opening van ’t lyk, in beide de holligheden der borst en in ’t hartzakje water gevonden heeft, met geene geringe ont« fteking van de regter long.

Ik heb verznimd de hoeveelheid van ’t ge. vonden water aen te teekenen.

Zie

Q) Sputa lateritia.

-ocr page 99-

en de natuur des Rooloops. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;79

Zîe daer eene Waterzucht, welke tot die foort, waervan wy handelen , moet gebragt Worden , en in ’t begin door ' aderlatingen genezen , doch daerna door ’t zelfde hulp» middel dikwerf verzacht is, totdat zy einde» lyk, door vernieuwde kragten, den lyder geheel overweldigd heeft.

Een fmit , oud zesenveertig jaren , ver» haelde , dat hy van zyne jeugd af met eene moeielyke , en fomtyds byna . aembor-ftige ademhaling gefukkeld had ; dat hy voor bet overige nooit door eene zware ziekte aengetast was, dan alleen in den winter van het jaer 1768, in welken hy, gedurende agt dagen, aen eene borstziekte gevaerlyk krank had gelegen.

* »

In het begin van den Wintermaend, des jaers 1778 , begon de buik eenigzins te zwellen, als mede de beenen aen de enkels. Van dien tyd af begon hy ook moeielyker te ademen, vooral na den maeltyd, en wanneer hy lag.

Sedert het einde van dezelve maend ging hy reeds ’s nachts dikwerf uit het bed , om lucht te fcheppen, dewyl hy anderszins den geest meende te geven. •

Se*

-ocr page 100-

So Verhandeling wer den aert

In zeventien dagen kon hy op de linker zyde niét liggen, buiten vrees van verdikking ; maer ook voor dien tyd kon hy niet altyd noch Zonder hinder deze ligging velen.

Zyne bekenden verzekerden my dat hy aeft den drank was.

3.’ Eefl gematigde hoest loste fomtyds eenig flym op.

' Den r^den van Loumaend, 1779, kwam hÿ in het ziekenhuis met eene zwelling aen de beenen, dyen en den buik, welke niet zeer groot was.

Hy gebruikte een’ drank, beftaende uit Pie-terfeliewatèr en een weinig Zee-Ajuin-Honig-azyn (A) , gebladerde aerde van Wynfteen, en werd door ’t zelve veel verligt, nademaeï het den buik en de pisblaes ontlastte.

: - r,;r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

Na verloop van vier dagen veel beter, fchoon niet volkomen vry ademende, de bee-0; i , J ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nen^

t

(bquot;) Oxymel fquilliticum.

-ocr page 101-

en de natuur des Rooloops, S l nen, dyen en buik nog gezwollen zynde, is hy tegens mynen wil vertrokken, zeggende: dat hy zich vergenoegde met de beterfchap van zyne borst ; doch dat hy zyn volkomen herftel niet wilde erlangen onder zulk eene fchrale leefwj’s , dewyl hem niets dan fober eten en water toegediend wierd, ’t welk hem lastiger viel dan de ziekte zelf.

Den 24fl:en van dezelfde maend werd hy ons op een wagen gebragt; zyn aengezigt was gezwollen , paers en blaeuw, de lippen lood-verwig ; de oogen puilden uit ; hy ademde met gepiep en afgebroken , gelyk een fter-vende.

Men deed eene matige aderlating; men bragt hem te bed; hy herkreeg zyne ftem en ’t gebruik van zyne zinnen ; maer de ademhaling I

bleef dezelfde.

Na een uur gerust te hebben, bekende hy dat hy daegs te voren en de overige dagen, na dat hy vertrokken was, fterk had moeten fmeden, en om die reden meer Herken drank gebruikt had«

Wy herhaelden op nieuw eene aderlating van tien oneen ; het bloed vormde eene dunne ƒ. Dee'-. 1, Stuk. F nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lil*

-ocr page 102-

»2

VerfianUdîn^ over âen aert

lilachtîge ontftekingskorst, van kleur lood-vcrwig. JSa dat dit bloed afgetapt was, verzorgde ik dat de regter holligheid van de borst geopend wierd, waeruit zich vyf ponden van geelachtige wei ontlastten. De Heelmeester getuigde dat hy , op het inftcken van den vinger, de longen harà bevonden had, hoedanig wy dikwerf dezelve, ontftoken zyndc, by het openen der lyken, gezien hadden.

De meeste teekens , die ’er tegenwoordig waren, duidden aen dat deze man, behalve de Waterzucht, door eene hevige Longontfte-king bevangen was.

Na dat hy te bed gelegd was, ademde hy wel veel gemakkelyker , echter niet geheel zonder pieping. Hy gebruikte een’ drank uit Pieterfeliewater, gebladerde aerde van Wynfteen en een weinig Zee-Ajuins-Honig-azyn ; hiervan braekte hy tweemael een'b witte, fclniimende en eenigzins taeije ftofFe, zeer gclyk aen gefmolten zeep , en geweldig bitter.

Als hy den volgenden dag wederom meer verhit was, en moeielyk ademhaelde, gebood men hem enkele laeuwe weekmakende fal-

-ocr page 103-

en de natuur des Rooloops. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;83

falpeterdranken, gedurende vele dagen, te gebruiken ; terwyl het bloed ondcrtusfchen her-haeld afgetapt wierd, ’t welk altyd met cene ontftekingskorst bezet was , en ook altoos verligtte; zoodat hy den eerftcn van Sprok-kelmaend vryelyk ademde, en op zynen rug of beide zyden kon liggen naer welgevallen, en zeer zeldfacm hoestte.

In alle deze dagen is ’er eene groote hoeveelheid waters uit de holligheid dex* borst en ’t Gclwys wecffcl der borstfpieren ontlast. Doch de zwelling der beenen en dyen bleef groot.

Van dien tyd af verliet hy het bed , en wandelde door de kamer; hy begon nu ook gebruik te maken van den Zee-Ajuins-Honigazyn en andere middelen, door welken wy de pis, lozing hoopte te vermeerderen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Maer na verloop van eene halve maelicl zwollen zyne 'beenen en dyen wederom zoo» zeer op, dat hy genoodzaekt wierd zich te bed te houden. De hoest kwam weder , vooral ’s avonds en ’s nachts ; hy klaegde eindelyk over hitte, en werd gedurig koortfig, echter ’s avonds geweldiger. De wond, door de

F 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;borst-

-ocr page 104-

s4 .Verhandeling over âen aert

borsto}5ening Q) veroorzaekt , etterde ryke-lyk ; niaer de ftofFe was dun en waterachtig.

De onderfte ledematen buiten maet gezwollen zynde, begonnen de llerkgefpierde armen, en het vleefige van de borst uit te teren.

Hy ftierf den i8den van Lentemaend. De long van de doorboorde zyde was geheelenal gewelfiig ontfloken, en overal fterk vereenigd met het borstvlies , ’t welk desgelyks zeer ■ontftoken was. Men vond nergens eenige etter noch verettering. Voor ’t overig was alles wel geftcld.

Wy verwonderden ons zeer over de famen-.voeging van eene zeer zware longontfteking met eene waterzucht der borst en de onderfte Jedematen; desgelyks trokken óeetterwyzsy niet etterachtige, fluimen onze verwondering, dewyl wy ondertusfehen noch in de long noch elders èenig teeken van verzwering gewaer wierden.

' Schoon de lyder, in ’t begin van Sprokkel-macnd, van alle baerblykelyke koorts ontheven

was.

Qi} P»r»ceiKliefis.

-ocr page 105-

en de natuur des Rooloops. 85 was, en zich buiten het bed begaf , echter fchynt bet my toe dat de ontfteking der long, waer mede hy by ons kwam, niet geheel geweken was.

De famenhechtîng der longen met het borst-vlies is later, en wel na de borstdoorboring ontftaen. Want het water vloeide gemakkelyk uit; en men bemerkte, terftond na de borst-opening , geene famenvoeging , door middel van den vinger.

Nicttegenftaende wy ’t borstvlics zeer ont- Zy^ewee ftoken bevonden, echter heeft de lyder niet geklaegd wegens ftekende pynen.

i :

Ik heb niet zeldzacm deze vereeniging van eene longontftcking met de borstwaterzucht waergenomen (’t zy dan dat deze beide ziekten by geval vcrcenigd, of uit eene gemeene oor-zaek ontftaen waren , of, ’t welk meest ge-fchiedt, uit elkander fproten) en ik heb ook fommigen genezen door eene fpaerzame, maer dikwerf herhaelde aderlating, en een afkookfel van Heemstwortel Qk) met Salpeter.

Al-

V

(I) Akbaca.

F 3

-ocr page 106-

86 Verhandeling over den aert en de natuur enz.

Alles, wat men in de genezing van de Waterzucht opgeeft, omtrent het gebruik van de zachte, zure of middenflachtige Zouten, het zout van Zuring (l'), den room van Wyn, Heen , deszelfs gebladerde aerde of van den Salpeter zelfs, dit alles, zeg ik, zal tot deze foort van ziekte, namelyk, de volbloedige- of ontfiekings-Waterzucht overgebragt können worden; wanneer desgelyks de overige middelen tot het zelfde einde ingericht zyn; de fpyzen, namelyk , de drank en fomwylèn eene aderlating.

Terwyl ik ook niet van gevoelen ben, dat men alle andere Waterzuchten door eene wreede onthouding van drinken moet pogen te genezen ; welke behandeling ik zelf ten uiterfte verdcrßclyk bevonden heb, gclyk ook derzelver fchadelykheid overvloedig door den uitrekenden Millman betoogd ie.

(?) AcetofeUa.

Het vervolg in hei tweede Stuk.

WA ER-

-ocr page 107-

J nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;87’

W A E R N E M I N G E N

OVER DE

WITTE GEZWELLEN

DER

GELEDINGEN.

7zj ’ï Engebch gefchreven door den Heer B. Bell.

EERSTE AFDEELING.

Over de toevallen en oorzaken van de witte Gezwellen.

§. I. Algemeene aenmerkingen over de

lt; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;witte Gezwellen.

D^KR zyn waerfchyniyk weinige ongefteld-heden , voor welken het menfchcJj-ke ligchaem vatbaer is, en die van flcchter gevolgen zj’n voor de lyders, of minder bekend zyn by de Beoeffenaers, dan de witte Gezwellen der geledingen ; zoodanig, dat men dezeziektc^

wan-

-ocr page 108-

SS nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fraernemingen over de gt;■

wanneer dezelve volkomen is, in ’t algemeen \ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor ongenceslyk gehóuden heeft.

Dit behoort zekerlyk eene fterke beweegreden te zyn voor eiken Beoeftenaer, om dit fluk zoo wyd naer te vorfchen als mogelyk is ; en het zal, gelyk ik vertrouw, een genoegfaem vrygeleidc zyn voor de waernemingen, welken ik hier mededeel ; want zoo lang als wy, met opzicht tot eenige omftandigheid , in ’t onzeker blyven , zal het enkel aenftippcn van onvolkomenheden , fchoon men geene zake-lyke vorderingen voorftelt, zeer dikwerf de bewccgoorzaek zyn , dat men cene zaek ten laetfte naeuwkeuriger verftaet, door anderen aentezetten tot verder onderzoekingen. En is dat in eenig opzicht het uitwerkfel van de volgende aenmerkingen, dan zal ik mynen tyd zeer nuttig belleed achten.

De benoeming van witte Gezwellen beeft men gemeenlyk gegeven aen zulke uitzettingen van de gewrichten, welke niet verzeld waren

van uiterlyke ontfteking of wankleurigheid der huid en der gemeene bekleedfelen ; de enkele toevallen, welke gemeenlyk in ’t begin plaets grypen , zyn een meerder of minder trap van zwelling , en eene diepzittende pyn.

Maer

-ocr page 109-

wùte Gezwellen der geledingen. 89 Maer in den voortgang van de ziektequot;worden de omliggende deelen zoo zeer aenge-daen , dat de ontfteking op ’t laetst tot aen de huid zelf medegedeeld wordt , welke ge-volgelyk in verettering en verzwering over-gaet; ja het is niet zeldzaem vele openingen te zien rondom zulke ziekelyke gewrichten.

Schoon ’er, by verfchillendeSchryvers, ver-fcheiden uitgezóchte waernemingen over deze kwael (a) geboekt zyn, echter hebben zy geen regelmatig verhael van dit ongemak gegeven, dan voor zoo ver wy zulks in alge-meene verhandelingen over de ziekten der beenderen aentreffcn , in welke de beenders altyd als de voornaemfte zitplaets van het gebrek befchouwd zyn.

t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ‘

§. 2. Verfchillende foorten van witte Gezwellen.

»

Klaerblykelyk fchynen ’er twee verfcheiden foorten van witte Gezwellen te wezen, welke van ■/

Zie de. twee gefchriften in ’t 4« deel^van de Editf’ iurgfcbe Getieeskundige Proeven, het een Van MoNRoj en ’t ander van Simpson. — Desgelyks is een gefchrifty over dit onderwerp , ingelast in eene verzameling van Ziektekundige Onderzoekingen en Waernemingeu in dç Heelkunde , door Richard Brouwne Chèston, Jdeelmeester in het gasthuis te Glocester,

Fy

-ocr page 110-

90 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jf^aernêmingtn over de

van elkander geheel onderfcheiden zyn ; en terwyl de . eene veel goedaertiger is dan de andere « zeer dikwerf verzachting toe-laet, en--fointyds ,volkomen genezen wordt, welk in de andere' nooit gebeurt, moet het voor eene zaek van belang gehouden worden , als men de eigenlyke kenmerken opgeeft, door welken de eene van de andere gemakkelyk en zeker kan onderkend worden. ’■

- Niettemin gebeurt het in deze, gelyk in vele andere ziekten, dat de kwacl dikwerf zeer ver gevorderd is, voordat men den Arts te hulp roept : fchoon men nu, wanneer wy het gebrek in ’t begin en door alle deszelfs verfcheiden trappen heenzien, gemeenlyk vry gemakkelyk kan weten van welken byzonderen aert de kwael inderdaed is , zoo is het echter, als dezelv.e ver gevorderd is gt;nbsp;,gelyk, doorgaens gefchiedt, eer men^om byftähd gevraegd wordt, en men voorts “geene nae’uwkéürige gefchiede-his der toevallen van de lyderen zelf kan erlangen , in den' hoógften trap van’deze ziekte meenigraaël onmögelyk een bekwaem of zeker, onderfcheid te maken; nademael de toevailon der beide ‘foorten dan gemeenelyk zeer gelyk zyn.

Doch

-ocr page 111-

witte Gezwellen der geledingen 91

Doch zoo dit het geval niet is, en de Arts geroepen wordt, alvorens de toevallen groo-ten voortgang gemaekt hebben , dan zal hy altyd met eene geringe oplettendheid den aert van de kwael met zekerheid können ontdek, ken. En dewyl ik veel gelegenheid gehad heb,’ om ydere foort in alle derzelver verfchil-lende trappen te zien, zoo bepael ik my om vooreerst een zoo veel mogelyk naeuwkeurig verhael te geven , aengaende het begin en den voortgang van de verfcheiden toevallen in ydere foort, daerna te gewagen van' de veelvuldige verfchynfels, welken wy na de ope. ning by ydere foort in de beenderen waer-namen, te gelyk met de meest gemeene opwekkende en voorbefchikkende oorzaken van de ongefteldheid , en ten laetfte , de onder-fcheiden geneesmiddelen, welken ik weet dat in dit ongemak gebruikt wordenmet der-zelver uitwerkfelen, optegeven.

Ik moet aenmerken, dat de Gezwellen van dezen aert in elk gewricht van het Jigchaem voorkomen, doch veel meer in de groote dan in de kleene geledingen: dus komen zy veel.’ vuldiger aen de knie en enkel, dan aen eenig' ander deel van ’tiigchaera. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;çL,. • ’-•/

I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'■ -O h. ! nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ (-'l 13'Z t 'JO

S. 3«

-ocr page 112-

Ufaern emin gen over de

§. 3. Over de toevallen van de eer Jie of zinkingjoort der •witte Gezwellen.

De eerfle foort van de ziekte , welke , men mag aenmerken als de meestëenvouwige, begint met eene fcherpe pyn , welke zieh fchynt uittebreiden over het ganfehe gewricht, en zelf dikwerf langs de pezen en peesachtige uitfpanfels van die fpieren , welke ge-raeenfehap hebben met de geleding. Daer is van ’t begin eene gelyke zwelling van alle de omliggende bekleedfelen , welke verfchillen.de is by verfchillend« lyders , echter aityd zoo groot, dat men een aenmerkelyk onderfcheid waerneemt tusfehen het aengedane en gezonde lid van de andere zyde : daer is in ’t algemeen groote fpanning ; maer in dit tydftip van de ziekte zelden eenige uitwendige wankleurig, heid.

In ’t begin dezer ziekte wordt de lyder de grootfte pyn gewaer, by de beweging van ’t gewricht; en vindende de ontfpannen ftaet van het zelve allergemaklykst, zoo houdt hy het lid volftandig gebogen, waerop .gemeenlyk in yder lid, doftli wel .voornaraelyk in de knie, eene verftyving van de buigende pezen, . ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wel-

-ocr page 113-

•witte Gezwellen der ^ledin^en, 93 welke met het. lid gemeenfchap hebben, volgt.

Deze ftyfte der buigers hebben velen genomen voor een oorfprongelyk toeval van de ongefteldheid ; maer als men naeuw acht flaet op dezelve , dan zal men zekerlyk bevinden, dat deze veeleer een gevolg is van de ziekte zelf, en oorfpronglyk van de gemelde oorzaek.

Desgelyks worden, ingevolg van de na-lating der beweging, welke in deze omftandig-heid ^ltyd plaets heeft, zoodanige gewrichten gemeenlyk geheelenal ftyf en onbeweeglyk, zoodat het op ’t eerfte gezicht toefchynt, als of ’er eene ware famengroeing Çby piacts hadde.

Als de ziekte of door de natuur, of door bekwame hulpmiddelen niet is weggenomen, dan begint de zwelling , welke oorfpronglyk niet zeer groot was , trapswys te vermeerderen , zoodat het deel fomwylen driemael grooter wordt dan het natuurlyk was.

' De

G) Anchylofis,

-ocr page 114-

94 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*' U^âerrmningM'quot;wer de ,

De buidaders zwellen, en 'worden fpatacb-tig; beneden de zwelling vermindert bet ded aenmerklyk in deszelfs vleeschachtige zelfllan-digheid, terwyl het doorgaens , ten zelven tydc, eene gelykheid van dikte krygt door eene waterachtige opzetting; de pyn wordt ondra-gelyker , en voornaemlyk als de lyder door het bed of anderszins warm wordt ; en ’er worden op verfcheiden plaetfen van ’t gezwel etterzweren geboren, welke verfchillende richtingen hebben, en tusfchen welke mcestentyds geene gemqenfchap plaets heeft.

In alle deze ettergezwellen wordt men, op ’t gevoel, gelyk in alle gevallen, waer de Hoffe niet zeer diep zit, eene vochtgolving gewacr; doch niettegenftaende deze golving hebben alle zulke gezwellen een zeer byzonder veórkrach^ tig gevoel , dewyl zy aen de drukking toegevende, echter geenszins, gelyk in de water-âChtîge gezwellen, den indruk behouden, maer de ingedruktc plaets tcrftond weder doen opzwellen.

Deze Verfcheiden verzamelingen , ’t zy dat zy van zelf openbreken of künftig geopend worden , ontlasten eene aenmerkelyke hoeveelheid van ftoffe , welks in ’t begin ge-' racen-

-ocr page 115-

witte Gezwellen der geledingen. 95 meenlyk etterachtig is, en van eene'tamelyk goede gebondenheid : echter ontaert dezelve fchielyk in een dun ftinkend vocht, en heeft ten laetfte , naer gelang van deszelfs ontlasting , nimmer eenigen aenmcrklyken invloed op de grootte van het gezwel, ’t welk bynâ de vorige uitgeftrektheid behoudt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ‘J

. r

Byaldien de openingen, waeruit deze ftofFe Vloeit, door de kunst niet vérwyd worden, dan loopen zy fchielyk weder toe, tcrwyl ’er nieuwe verzamelingen open breken, en achter elkander in vprfcheiden plaetfen heelen ; zoodat, in verouderde gebreken van deze foort, allç de omliggende bekleedfels dikwerf overal bedekt zyn met lidteekenen, welke na deze zweren o ver bl y ven.

Lang voor de ziekte tot deze hoogte ge-klommen is , heeft de gezondheid van den lydcr zeer veel geleden ; vooreerst door de geweldige pyn , welke dikwerf tot dien trap ryst, dat zy beide den flaep en eetlust geheel beneemt ; en vervolgens door het ophemetl der ftoffe onder de vochten , ’t welk altyd eenigzins plaets heeft , van derzelver eerde vorming af, in de verfcheiden ettergezwellen; maer ’t welk nooit klarer blykt, dan als de

ver-

-ocr page 116-

Jjö nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Watmemîngen over de

verfcheideii verzamelplaetfen of van zelf openbreken of künftig geopend worden; wanneer men zckerlyk een’ radden pols, nachtzweeting. en een’ verzwakkenden loop zal waernemenj. en deze toevallen zullen gemeenlyk ten laetfte den lyder in het graf Hepen, ten het deel afgezet, of de genezing op eenigerlei wys bekomen wordt.

Deze zyn de verfcheiden toevallen van deze foort van witte Gezwellen , in alle dcrzclve verfchillende trappen. Nu zullen wy, gelyk gezegd is , overgaen tot de optelling van de verfchynfelen , welken wy gemeenlyk waer-namen, na de afzetting van ’t lid, by de opening van zulke gezwollen gewrichten. .

§. 4. F’rfchynfels, waergenomen by de opening, in de eerße foort der witte Gezwellen.

In fommige gevallen, is zelf in deze foort, van ’t begin af, de pyn zoo geweldig, dat de Artfen meer dan eens befloten , dat deze kwael van de moeielykfte en ongeneeslykfte foort moest zyn; en dat de lyders doorgaens de onmiddelyke afzetting van het deel liever verkozen, dan de aenhouding van zulk eene pyniging langer uitteftaen, en, na dat-alles, nog

-ocr page 117-

ivitte Gezwellen der geledingen. 97 nog in ’t onzeker te blyven, aengaende hun toekomend herftel.

Ik heb verfcheiden zulke gevallen gezien, wacr de afzetting was volbragt in de eerfte beginfels van de kwael. In alle dezen bleek het, by de opening van de gezwellen, dat de tegennatuurlyke gefteidheid alleenlyk beftond, in eene aenmerkelyke ziekelyke dikte van de omliggende banden, zonder eenige de minfte aendoening van de gewrichten ;• dewyl de beeri-ders en kraekbecnders altoos gezond waren, gelyk ook het lidvocht , zoo wel ten aen-zien van deszelfs hoeveelheid als hoedanigheid*

Schoon deze verdikking der banden door-gaens meer of min plaets heeft , naermate de kwael langer of korter geduurd heeft, is dit echter niet altyd zoodanig; dewyl in fom-mige verfche gevallen de banden meer fchenen aengedaen te zyn dan in andere, waer dekwael langer gewoed had : in deze omftandigheid be* vond men , dat de toevallen zeer geweldig geweest waren.

By den meer gevorderden ftaet van de kwael^ Wanneer zy reeds ettergezwellen in verfchil-lendc deeh.'n veroorzaekt had, en als de pyn lang

i. Deel. l. Stuk. G nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge--

-ocr page 118-

98 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Waernemingen over de

geweldig geweest was, met eene groote vermeerdering van de zwelling, vond men, na de opening, dat de dikte der banden zeer aen-merkelyk en gemeenlyk , fchoon niet altyd, verzeld was van eene uitgeftorte ftoffc in’t be-kleedend celwys weeffel, welke ftoffc van een’ dikken lilachtigen aert was, en de oorzaek fchynt te zyn van die vcêrkragt, welke eigen is aen zulke gezwellen, gelyk ik bevorens aen-gemerkt heb.

Wy bevonden dat de verfchillende etter-gezwellen zich in verfchillende richtingen uit. ftrekten, door deze witte lilachtige ftofFe, echter zonder dat zy zich met dezelve fchenen te \’’ermengen. In eenige weinige gevallen wederom ontdekte men, te gelyk met deze ver. ëttcringen, cene groote meenigte kleene water-blaesjes ; en by den verderen voortgang van de ziekte vond men zulk eene verwarde vermenging van deze verfchillende ftolFe en zelf-ftandigheid, dat het volftrekt onmogelyk was door verdere opening eenige nutte nafpeuring te doen.

Alle deze verfchynfels heb ik waerge-nomen , zonder eenige ongefteldheid in de beenderen of het gewricht; beiden, gelyk ook de

-ocr page 119-

witte Gezwellen der geledingen. ' .99 de bekleedcnde kraekbeenders, vond menge, zond by de opening van de handige kas.

Niettemin, wanneer, na eene langdurige aen-houding van de kwael, de banden doorknaegd worden dooi- de ftofFe, dan zullen de kraekbeenders , en gevolglyk ook de beenders, vry fchielyk aengedacn worden; de laetfte worden met bederf gedreigd , zoodra de eerfte door de fcherpe ftolFe afgeknaegd zyn.

De pezen der buigfpieren, welke in deze ziekte, gelyk reeds gemeld is, altyd zeer ftyf en faemgetrokken zyn, geven voor ’t overige geene zieklykheid te kennen , noch ten Opzichte van eenige hardheid, noch verdikking. Nu zullen wy eene befchryving van de andere foort geven-

§. Over de toevallen van de meer vet ouder de of kropzwerige foort der witte Gezwellen.

In deze foort is de pyn doorgaens zeef geweldig , in ’t algemeen fcherper dan in de’ andere, en in ftede van uitgebreid te zyn,* is dezelve meer bcpaeld tot eene zekere plaets, veeltyds in ’t midden van ’t gewricht: in fora-mige gevallen weet ik dat de lyders zeiden,.

G 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat

/

-ocr page 120-

lOO


ff^aernemingen over de


dat zy de geheele pynlyke plaets konden bedekken met een ftuk gelds, ter grootte van eene kroon.

In ’t begin is de zwelling gemeenlyk zeer gering, zoodat men , by fomraige gelegen-heden, zelf dan wanneer de pyn zeer geweldig was , byna geen onderfcheid kon bemerken tusfchen de grootte van ’t zieklyke en gezonde gewricht van de andere zyde. Gelyk in de andere foort van de ziekte, verwekt desgelyks de niinfte beweging in deze foort altyd zeer groote pyn , zoodat het gewricht volftandig in eene gebogen richting moet gehouden worden , waerop de verftyving der pezen ins-gelyks fchielyk volgt.

Wanneer de ongefteldheid vermeerdert, wordt de pyn ook tevens geweldiger, en de zwelling aenmerkelyker, met eene klaerblyke-lyke uitzetting van de uiteinden dier beenderen , welke het gewricht famenftellen.

Na verloop van tyd krygt het gezwel dat veêrkragtige gevoel, waervan ik hier boven fprak; de huidvaten worden fpattig, en men wordt verzamelingen van ftofFe in deszelfs ver. fchillende deelen gewaer : deze ontlasten, nadat zy

-ocr page 121-

wüte Gezwellen der geledingen. loi zy geborften of geopend zyn, eene aenmerk-lyke hoeveelheid van ftoffe, welke fomwylen etterachtig, doch meest dun en Hinkende is: wanneer men het tent-yzer inbrengt, en met het zelve komen kan tot op den grond van het gebrek, dan bevindt men de beenders bedorven, en ’er worden dikwerf Hukken van dezelven ontlast door de openingen.

By de verdere during van de kwael, wordt de gezondheid hier desgelyks, als in de eerHe foort, ondermynt ; en als de buikloop met het nachtzweet begint , dan wordt de lyder van de grootHe lyvigheid welhaest in een geraemte veranderd.

6. Waergenomen verfchynfels, by de quot;opening » in de iropzwerige foort van witte Gezwellen.

Als wy zulke gewrichten , ’t zy na den dood, ’t zy na de afzetting, van ’t lid, ontleedden, dan bleek het dat de zachte deelen, gedurende den eerHen trap van de ongeHeld-heid, byna niet waren aengedaen; maer men vond volHandig in allen eene uitzetting van de ganfche uiteinden der beenderen of van derzelver uitHeekfelen ; dikwerf was allcenlyk

G 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;één

-ocr page 122-

102 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ U^aememingen over âe

één been, doch wederom in anderen de beide beenders van ’t gewricht aengedaen.

I

Deze uitzetting of vergrooting vertoonde zich fomtyds zonder eenige andere ziekte; doch gemeenlyk, en vooral in den meer gevorderden ftaet van de kwacï, bleek het dat de zachte fponsachtige deden van zulke beenderen ontbonden waren in eene dunne, vloei» bare, ftinkende ftoffe, en dat wel, in fom-mige gevallen , zonder dat de beklccdende kraekbeenders veel aengedaen fchenen. De kraekbeenders worden niettemin by vervolg van tyd desgelyks ontbonden ; en dan deze verfchillende ftoffe, zoo der beenderen als zachter deden, onder elkander vermengd zyn-de , leveren deze zwellingen , in dien ftaet geopend, een veel verwarder verzameling uit, dan men in ’t algemeen waerneemt, zelf in den ergften trap van de andere foort.

Schoon wy gezégd hebben, dat de omliggende zachte deden , in het begin van de kwad, altyd niet veel aengedaen zyn, worden zy echter in ’t vervolg insgelyks aengeftoken. De banden worden dik, en ’t naburig celwys weef-fel opgevuld met die zelfde lymige lilachtige ftoffe, welke wy in de andere foort befchreven hebben. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;§■ ?.

-ocr page 123-

witte Gezwellen der geledingen. loj

§. 7. Over de oorzaken van de witte Gezwellen der gewrichten.

Hebbende dus een byzonder verhad gegeven, wegens de vcrfchillende verfdiynfels, welke men in de beide foorten van witte Gezwellen waerneemt, gaen wy nu over tot de befchou-wing van de vcrfchillende oorzaken , welke dezelven voortbrengen; en wy zullen, om de orde der vorige bcfchryvingcn te volgen, eerstlyk deze optellen, welke byzonder verknocht zyn met die ongefteldheid, welke wy de eerfte of zinkingfoort noemde.

Men mag dus als oorzaken aenmerken alle zoodanige beledigingen, welke de banden der gewrichten byzonderlyk aendoen, 'zoodanig, dat ’er ontftcking opvolgcn kan ; gclyk als kneuzingen , ontwrichtingen , en in ’t kort ydere belediging, welke in cenig opzicht hiertoe betreklyk is.

Eene voorgefchiktheid tot zinkingen mag men hier wel aenmerken, als eene voorname oorzaek van deze foort; nademael de banden der geledingen en andere diepgelegen vliezen die deelen zyn, welke ’t meest bloot liggen

G 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor

-ocr page 124-

T o 4- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ffaernerningen over de

voor zinkingpyn. Daer nu de ongcftcldhçid meest voorkomt in de groote geledingen, en wel voornamclyk in de knie , bewyst zulks zeer fterk , dat de zinking.gefchiktheid een’ acnmerklyken invloed heeft op dcrzclvcr voortbrenging; dewyl het bekend is, dat de zinkingpyn, in derzelver kenbaerftc gcdacnte, altyd meer valt op de grooter gewrichten dan op de kleener; en, inderdaed, wy nemen deze foort van witte Gezwellen vcclvuldiger waer in jonge bloedryke geftellen, in welken 'deze gefchiktheid altyd meer hcerscht dan in lieden van een’ tegcngeftelden aert,

Uit de gefchiedenis der ontledingen is het klaerblykeïyk, dat het de banden der gewrichten alleen zyn, welke ’t eerst aengedaen worden in deze ziekte ; deze byna de eenigfte deden zynde , welken men , gedurende de perfte trappen van de kwael, beledigd vond. De uitftortingen van die dikke lilachtige ftoffe in ’t celwys wceffel , waervan wy fprakcri, ontftonden waerfchynlyk door eene zypeling uit de vaten van deze banden , welke in ’t begin ontftoken waren geweest; dewyl het overbekend is dat zulke deelen nooit een gefchikt vocht voor de ettermaking uitleveren. Inderdaed wy ontmoetten, in ’t vervol» van de

-ocr page 125-

witte Gezwellen der geledingen. lo^ de ziekte , ettergezwellen , die wezenlyken etter bevatten, doch nooit voor dat de ont-fteking medegedeeld is aen de omliggende dee-len , die veel gefchikter ftofFe daarvoor uitleveren.

Over het geheel befluit ik derhalve , dat deze foort van witte Gezwellen in ’t begin altyd ontftaen is door eene ontßeking of zin-kingpyn der banden van zulke aangedane ge-wrichten , uit welke oorzaek ook dusdanige ontfteking oorfprongelyk zy.

Uit alle de opgenoemde toevallen , en de verfchillende verfchynfelen by de ontleding, blykt het, dat de andere foort een oorfpronge-ïyk gebrek is in de beenderen zelf ; wordende de omliggende deelen, in den voortgang der ziekte, alleenlyk beledigd, wegens derzelver famenhang en nabyheid. - -

Deze foort van witte Gezwellen ontmoet men zeldzaem als een gevolg van eenig uit, wendig toeval, gemeenlyk beginnende zonder dat de lyder hiervoor eenige reden kan vinden ; en het blykt uit de gevolgen , welke meest in de aengedane beenders ontftaen, dat deze ziekte eenc foort is van den wezenlyken

G y nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wind-

-ocr page 126-

io6 Waerntmingen ovtr de

ivinddoorn (c), die wederom eene ziekte der beenderen is, van denzelfden aert als de kropzweer Öd') der zachte deelen. De ver. fchynfels in deze beide ziekten, mits der-zelver verfchillende zitplaets in acht nemende, zyn inderdaed zeer gelyk ; beide beginnen zy met aenmerklyke uitzettingen of zwellingen van die deelen, welke zy beledigen, en eindigen gemeenlyk in klaerblykelyke verzweringen; en desgelyks komen zy beide veelvuldig voor in denzelfden perfoon en gelyktydig.

Men heeft tevens waergenomen , dat deze foort van witte Gezwellen gemeenlyk ver-zeld is geweest met andere klaerblykelyke toevallen van kropzweren ; of’ dat de lyder voorraaels aen deze onderhevig geweest is; of, ’t welk byna het zelfde is, dat hy geboren is uit kropzwerige ouderen, en dat ge-volgelyk de zaden van deze ziekte, meer dan waerfchynlyk, in zyn geftel fchuilden.

Het fchynt my toe dat men, om alle deze 'Omftandigheden, mag be fluiten, dat deze foort van witte Gezwellen gemeenlyk, zoo niet al-

Spina ventafa. (lt;/) Scrophula.

-ocr page 127-

witte Gezwellen der geledingen. I07 altoos, van een’ kropzwerigen aert is; en daer wjquot; reeds aengetoond hebben, dat de andere foort moet aengemerkt worden als eene ont-ïleking of zinkingpyn, terwyl eene grondige onderfcheiding van de twee verfchillende foot-ten eene zaek van ’t grootfte belang in de behandeling is, zal het niet vreemd zyn, als wy hier eene korte optelling geven van alle de onderfcheidende' en eigenaertige toevallen van beiden.

§. 8. Over de Onderkenning.

De pyn in de witte Zmtfwggezwellen ver-fpreidt zich altyd van ’t begin af, gelyk wy 'bevorens reeds aenmerkten , over ’t ganfche gewricht, en in fommige gelegenheden des-gelyks over een groot gedeelte van de naburige fpieren ; terwyl de pyn in de andere foort, niet flcchts altyd in ’t begin, maer fora-tyds zelf dan, wanneer de kwael aenmerkelyk geworden is, zich tot eene zeer kleene plaets bepaelt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\

In de eerfte is de zwelling altoos in de zachte deden, en van ’t begin zeer kenhaer; maer in de laetfte is zeldzaem eenige merkbare zwelling gedurende eenigen tydj en wanneer-deze

voor

-ocr page 128-

io8

U^aerneimn^en over de

voor, den dag komt, bevindt men dat de lt;nbsp;beenders de voornamelyk lydende deelen zyn, terwyl de omliggende bekleedfels alleenlyk by een’ verderen voortgang van de ziekte aengedaen worden.

Deze zyn de voornaemfte plaetfelyke onder-fcbeidingen der twee foorten; maer men kan , verder desgelyks eenige inlichting krygen uit nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j

de algemeene gefteldheid van den lyder , en nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;|

uit de wyze, volgens welke de kwael begonnen is.

Dus wanneer zulke zwellingen voorkomen in jonge , fterke , bloedryke menfchen , en voornainelyk in zulken , die voormaels aen zinkingpynen onderhevig waren , ’t zy dan dat ’er eene onmiddelyk voorafgaende belediging plaets heeft of niet, zulks zal altyd bewyzen, dat de ongefteldheid van de goed-aertiger of zinkingfoort is.

In tegendeel, wanneer zwellingen van dezen aert verfchynen in zulke lyders, welke anderszins van een klaerblykelyk kropzwerig geftel zyn, die, behalve eene fyne huid en teedere gedaente, daer boven verharde klieren hebben in den nek, onder de okfels of in de liezen ;

of Î

-ocr page 129-

witte Gezwellen der geledingen. 109 of als men ontdekt, dat de lyders eenigc ge-fchiktheid tot zulke kwalen van hunne ouderen ontvangen hebben; wanneer, zeg ik, eenige of alle deze omftandigheden famenloopen, én de kwael volgens de vorensbefchreven wys begonnen is, zonder eenige kenbare uitwendige oorzcek, dan behoeven wy niet te twyffelen, of het gebrek is van een’ kropzwerigen aert.

De groote nuttigheid, om deze twee foor-ten wel te onderfcheiden, blykt nimmer klarer dan in de behandeling : in de eene is door gepaste hulpmiddelen eenige mogelykheid tot hcrftel; terwyl het niet waerfchynlyk is, dat de kunst ooit veel hulp zal können toe-’ brengen in de andere. nu nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;=gt;

f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;»»W*

. ’ %-

gt; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r i.'r

TWEE.

-ocr page 130-

IIO .■ U^airnemingen 6ver ds

lt;5*^ lt;F4gt;

TWEEDE AFDEELING.

Over de behandeling der witte Gezwellen.

§. I. Ovêr de uitwerifels van eene verkoelende behandeling y in de zinkingfoort der witte Gezwellen.

DewYL het klaerblykelyk is, dat de zinkingachtige witte Gezwellen in ’t begin altoos van een’ ontftekingachtigen aert zyn, zoo zal men gemeenlyk groote voordeel en bekomen , door ’t behoorlyk in acht nemen van eene bekwame ontftekingtegengaende behan-i deling.

Het eerfte middel , dat men met dit oogmerk moet aenwenden, is eene aftapping van bloed; maer in placts van algemeene latingen op den arm of elders, zal de ontlasting van bloed onmiddelyk uit het aengedane deel zelf van grooter uitwerking zyn : bloedige kopglazen zyn hier een voornaem middel ; deze moeten geplaetst wordert aen beide zyden van ’tziekelyke gewricht, by voorbeeld, wederzyds den

-ocr page 131-

vitte Gezwellen der geledingen. lil den kniefchyf, als de knie het aengedane deel is, en dus voor ’t minst agt of tien oneen bloeds ontlast worden ; en zulks moet men herhalen na bekwame tusfehenpoozingen, eens , twee of meermalen , overeenkomftig met het geweld van de toevallen en ’slyders kragt.

De gewone manier,' volgens welke men dus flechts één of twee oneen bloeds ontlast, is gewoonlyk van weinig of geen nut; maer in de genoemde hoeveelheid, welke men in bekwame voorwerpen gemakkelyk Verkrygt, is dezelve tneestentyds verzeld van zeer veel voordeel.

Men moet hier onder het oog houden, dat het koppen in deze gevallen veel beter is dan ’t Henzetten van bloedzuigeren , welke wys niet flechts min gefchikt is om dezelve hoeveelheid bloeds te ontlasten ; maer bovendien is de zwelling, die op ’t aenzetten van een gcnoegfaem getal van deze dieren volgt, zeer hinderlyk, en , ’t geen dikwerf flimmer is, bèlet fomwylen voor een’ tyd het gebruik van andere middelen.

Op ’t voorfle gedeelte van ’t gewricht, waer de kopglazen niet geplaetst zyn, moet

ter-

-ocr page 132-

112 . - W/ïsrnemin^en over de

terftond een blaertrekkende pleister aengelegd^ en de plaets door eene bekwame zalf opengehouden worden , tot dat de wondjes der infnydingen zoo ver geheeld zyn , dat men desgelyks eenen bleinverwekkenden pleister kan leggen aen de eene zyde van ’t gewricht ; en zoo rasch als deze byna geheeld is, doet men het zelfde aen de andere zyde.

Door denzelven dus by beurte te plaetfen, dan aen de eene, en dan weder aen de andere zyde , verwekt men byna een’ volftandigen prikkel, welke, in diepzittende ontftekingen, van meer invloed fchynt te zyn, dan de ver-oorzaekte ontlasting zelf.

. Zachte verkoelende buikopenende middelen , na bekwame tusfehenpoozingen, zyn hier ook dienftig; en de lyder moet, in allen opzicht, onder eene ftrikte ontftekingtegen-gaende behandeling gehouden worden , zoo wel in zyne levenswys als in andere omftan-digheden; nademael ik van eene behoorlyke in achtneming van dezelve, te gelyk met eene volftandigheid in de geneeswys, reeds gemeld, zeer aenmerkelyke voordeelen waergenomen heb , meer inderdaed dan van eenige andere middelen, welke ik ooit in deze kwael heb zien gebruiken. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Het

-ocr page 133-

witte Gezwellen der geledingen. 113

. Het is alleen in de eerfte trappen van de ziekte, dat zoodanige, behandeling waer-. fchyniyk van veel dienst kan zyn ; en ik ben door, de ondervinding overtuigd, dat dezelve dikwerf een middel geweest is, om zoodanige wanorden te herftellen, welke anderszins waerfchynlyk tot den ergften trap van de ziekte zouden gedegen zyn,

f . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

Wanneer de oorfprongelyke ontfteking eens Vöorby .is , dan fchynt deze foort van ontlastingen weinig of geen nut te doen ; en men behoort dan niet langer met dezelve aentehouden, dewyl zy het gebruik van andere middelen , die in den gevorderden ftaet van de ziekte gemeenlyk meer vermogende zyn, verhinderen.

§. 2. Over de uitwer^fels van de kwik , de wry-ving en andere middelen, in den meergevorderden ßaet van witte Gezwellen.

De ontfteking meestendeels voorby zynde^ en ‘er nog geene teekens van eene verzamelde doffe zich opdoende, weet ik dat de kwik, in zulke omdandigheden, fomtyds gebruikt is , doch niet in zulke giften , dat zy een kwyling veroorzaekte, maer enkel,

J. Deel. I. Stuk. H nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den

-ocr page 134-

rT4 ITaerneminçfn over âe

dén mond ligtelyk aendeed gedurende weinïge weken.

De beste manier, om de kwik in zulke gevallen te gebruiken, is zekerlyk by wyze van inwryving, die in ''zulke gezwellen op zich zelf als een hulpmiddel mag aengemerkt worden. Tot dit einde kan men een fmeerfel uit kwik en verkensreuzel vervaerdigen ; maer het gedeelte van de kwik moet zoo gering zyn, dat men veilig driemael daegs een half lood van het fmeerfel kan inwryven. Om deze hoeveelheid van ’t middel behoorlyk inte-wryven, heeft men telkens ten minfte een uur noodig; en dit is de kleenfte tyd, dien men ooit daertoe moet hefteden , willen wy alle de voordeelen erlangen, die aen deze ge-neeswys verknocht zyn ; want zoo voordeelig als, in zulke gevallen, de wryving is, wanneer men dezelve behoorlyk in ’t werk ftelty zoo weinig invloeds heeft zy zekerlyk, wanneer men ze Hechts voor eenige minuten bezigt.

, Zachte kwikmiddelen , inwendig gebruikt, waren fomwylen hier van nut ; maer dewyl men alle de voordeelen, die wy op deze wys van dezelve verwachten , door het fmeerfel

er-

-ocr page 135-

v’itt! Gezwellen der geledingen. 11S erlangt, te gelj’k met die gecncn, welke de wr5wdng noodzakclyk acnbrengt, verdient, in aulke gevallen , de laetfte manier den voorrang.

By Le Dr AN, en andere Franfclie Schry-vers,. vinden \vy het vallen van warm water op zulke gezwellen zeer acngeprezen ; en ik twyfFel gceirszins, of eene lange aenhouding en herhaling van dat middel zal dikwerf, in de eerfte tyden van deze kwael, met zeer veel goeds verzeld zyn: ik heb inderdaed hiervan eenige voorbeelden gezien; maer zelf nimmer bekwame gelegenheid gehad hebbende om het te beproeven, kan ik, by ondervinding, noo-pens dit onderwerp niet veel zeggen: doch, om de welbekende ontbindende kragt van het vocht, vooral wanneer het warm is, heeft men groote reden, om te denken dat een bc-Iwaem gebruik van het zelve , en byzonder deszelfs waesfera , in alle zulke gevallen, ten zeer vermogend middel zal bevonden worden.

By ’t gebruik van Avarm water in deze toe-, vallen, kan de wryving door deszelfs val óp het deel veroorzaekt, onafhanglyk van andere; omftandigheden, van zeer veel invloeds zyn:

Hz nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ik

-ocr page 136-

ti6 U^aernemingen over^^ de

ik meen ten minlte dat dit het voomaemfte uitwerkfel is, ’t welk koud water, dusdanig gebruikt , kan aenbrengen ; ik weet, dat men dit dikwerf aengewend heeft, en fomtyds met goed gevolg.

Vele ongefteldheden van dezen aert zyn ge* heel verdreven , door een bekwaem gebruik van de verfchillende plaetfelyke middelen, gedurende den eerden of ontftekingsftaet van de ziekte, en zelfs daerna, echter eer ’er eenige ftoife geformeerd was, door de kwikmiddelen, wryving, enz., doch in verfcheiden gelegenheden, ’t zy dan dat de zwelling en pyn, of door geneesmiddelen , of door ’t vermogen der natuur, byna of zelfs geheel overwonnen was, gebeurt het niet zelden, dat het ge-bruik van ’ï gewricht, wegens de gebogen richting, Waerin men het deel federt lang gehouden heeft, geheel verloren is , nademael het dikwerf zulk een’ graed van ftyfheid bekomen heeft,- dat de minde pooging tot bewegen doorgaens met de grootfte pyn ver-zeld is.

Ongelukkig heeft men, in alle zulke geval, len , deze ongefteldheid der gewrichten vol. ftandig aen deze of geene van die twee oor

zaken

-ocr page 137-

witte Gezwellen der geledingen. J1 zaken toegefchreven,'welke beiden in hunnen aert ongeneeslyk zyn ; te weten , men ver» moedde dat of de uiteinden van zulke been, deren, ingevolge het verlies der bekleedehde kraekbeenderen , zoodanig in elkander groei-den , dat zy famen vast aen één waren ge-hecht ; of dat een zoogenoemd vtrdiki liiivocht de holten zoo zeer opvulde, dat ’er geene plaets overblcef voor de beweging der beenderen.

Uit een groot getal waernemingen kan ik verzekeren ,*dat deze beide gedachten, voor ’t minst in het algemeen, zeer kwalyk gegrond zyn : fchoon eene afknaging der kraekbeenderen , welke de verfchillende beenders in de gewrichten bekleeden , zeer gereedelyk eene vereening der uiteinden zal veroorzaken, en dit buiten twyfFel ßmtyd^ het geval is, echter ben ik , door verfchillende ontledingen, overtuigd, dat zulks een zeer zeldzaem verfchynfel is , en by de witte Gezwellen »ooit voorvalt, dan wanneer de ziekte zeer hoog geftegen is ; terwy] de ftyfheid der ge-wrichten byna alleen afhangt van de famen-trekking der h^gfpieren, waerover ik te voren fprak; ten minfte is dit zoo in negentien gevallen van de twintig.

H 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Niets

I

-ocr page 138-

118 ff'aernfiningen ovtr de

Niets is voorwaer bedrieglyker by zulke gelegenheden dan het gevoel ; nademael, ale de ziekte lang geduurd lieeft, de ftyfheid eo onbewegelykheid gemeenlyk zoo groot dat men op ’t eerfte gezicht altyd vermoedt, dat ’er eene wezenlyke vereeniging der beenderen plaets heeft: ik weet verlcbeiden zulke gevallen , welke men reeds lang voor ware famengroeijingen van de ergfie foort gehouden had, maer welke,'by de opening, volftanclig bleken enkel afkomïlig te zyn van den faem-getrokken ftaet der buigfpieren en pezen.

Wat de andere gedachte belangt , welke voor dezen zoo algemeen was , en nu nog by velen aengenomen wordt, als of zulke ongefteldheden gemeenlyk ontllaen uit eene verdikking van ’t lidvocht, derzelver beftaen-lykheid is, binnen eenigen tyd, by vele Ont-leders in twyffel getrokken ; en uit alle de gelegenheden, welken ik gehad heb om zulke ziekelyke gewrichten te openen, ben ik tarae-lyk wel overtuigd, dat zulks of nooit plaets Iieeft, of ten minfte een zeer zeldzacm ver-fchynfel is. Nademael, in alle zulke gevallen, .(zelfs dan als de ziekte zeer lang geduurd had, mits de handige koker van de geleding on-gefchonden gebleven was , zoodat ’er geene ftofie

-ocr page 139-

witte Gezwellen der geledingen. 119

1

ftoffe van de omliggende zachte deelen kon binnenkomen, en de uiteinden der beenderen niet door bederf aengedaen waren) het lid-vocht altyd dcszelfs patuurlyke hoedanigheden, beide in kleur en gedaente , behouden had; zoodat het zeer waerfçhynlyk is, dat de veelvuldige oorzaken der ziekelyke gewrichten , welke men in de ontaertingen van dit vocht gefteld heeft, hun beftaen eer aen on-derftellingen, dan aen dadelykheden en ondervinding verfçhuldigd zyn.

Dewyl dan deze ftyfheid van ’t gewricht, die altyd eenigzins voorkomt by de witte Gezwellen, derhalve zelden of nooit uit eene der beide gemelde oorzaken, maer flechts uit eene onnatuurlyke famentrekking der fpieren en pezen ontftaet, hebben wy groote reden om te verwachten, dat men dikwerf veel zal können toebrengen tot derzelver verdryving.

En inderdaed ’er is geen twyffel, of gebreken van deze foort, die dikwerf, na dat alle andere toevallen van de witte Gezwellen be-daerd zyn, overblyven , zullen veeltyds verbeterd worden, alleenlyk door een lang aen-houdend gebruik van weekmakende middelen ; en ik heb hiervan ook vcrfcheiden voorbeelden

H 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-

-ocr page 140-

IIO Jf^aernemingen ovtr ^de gezien, van welken men fommigen reeds voor dô ergfte foorten van famengroeijing gehouden had^ 1

Het beste en waerfchynlyk minstheledigend tniddel, dat men kan gebruiken, is warme zui» vere olyvenölie, zoo veel als men van dezelve in een uur door eene zachte wryving gemakke-lyk kan inftryken : zulks moet men voor ’’tminst driemalen daegs herhalen, en, in plaets van de wryving alleenlyk tot de verftyfde pezen, gelyk gemeenlyk gefchiedt, te bepalen , zelf tot de inplanting van de andere uiteinden toe uitgeftrekt worden , rr^aer wel voornamelyk over derzelver vleefig fpierach-tig gedeelte, alwaer de voornaemfte oorzaek der aenhouding van zulke gebreken waerfchynlyk plaets grypt ; zynde in deze deelen .voornamelyk, zoo niet geheelenal, het famen-trekkend , en;) by gevolg weêrftrevend. ver-' mogen gelegen.

Ik weet dat men in deze kwael, als een weekmakend middel , en dikwerf met voordeel, gebruikt heeft eene olie uit dierlyke Zelfflandigheden getrokken, welke.bekend is onder den naem van ioepooto7«(t),- maer dewyl ^eze

(t) Neats foot oil.

-ocr page 141-

ivitte Gezwellen der geledingen. lit deze ligter gerftig wordt dan olyvenölie,^ en geen grooter ontbindend vermogen heeft', om die reden krygt de andere gemecnlyk de voor^ keur. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

)

. J

De ongefteldheid, welke wy nu befchon» Wen , het verftyfde gewricht , namelyk, is 8OÓ klaerblykelyk eene van deze, welke by-zonderlyk het gebruik van verzachtende middelen vereisfchen, dat byna yder oud wyf het een of ander foortgelyk middel aenpryst ; ik kan niet voorby gewag te maken van een middel, ’t welk ik weet dat dikwerf gebruikt is, en in twee gevallen met zeer veel voordeel, namelyk , het net van een verschgeflagt fchaep, of eenig ander dier , lerftond zoo als het uit-gefneden was , over alle de zieklyke deelen gcplaetst. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/

In de twee gevallen, waerop ik het oog heb, was het eene in de knie, en het andere in de hand; de gewrichten, geheel buiten ge-bruik zynde, werden byna volkomen herfteld; deaenlegging moet vernieuwd worden zoo dikwerf als mooglyk is, ten minfte eens daegs, of dikwyliger als het kan gefchieden, nademael het onaengenaem wordt , als het langer dan - vier of vyf uren aenlegt; en, daer het indor-

H 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daed

-ocr page 142-

lit nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fTaememingen ever tie

daed na dieri) tyd gemeenlyk ftyf woj-dt, kan het’dan waerfchynlyk niet van veelfnut 2yn. Ik vind een foortgelyk middel, cenig. zins verfchillend gebruikt, bj’ Lieütaüd» een’ beroemden Franfchen Geneesheer , aen-gepfezen. ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• ' b' '• “o

- Ik ben meer byzouder geweest ever dit deel van het onderwerp, dewyl ik dikwerf gedacht beb dat men, meteen weinig oplettendheid, bet gebruik van Vele gewrichten zou könne« herftellen, welk gebrek, door eene verkeerde opvatting der oorzaken , gemeeniyk van *t eerst af als oogeneeslyk beftiiouwd is.

«

Men heeft de ziekte toe hiertoe onder-fteld , als nog zoo ver niet gevorderd zynde Van eenige ftofFe gemaekt te hebben , nade-mael men, als zulks ten laetfte gebeurt, geen aenmerkejyk voordeel kan verwachten van die middelen , welke tot nog toe aengeprezen zyn ; maer zelf in dien trap Van de kwael, moet men geenszins zyn toeviugt terftond ne-men tot de afzetting van het bd, gelyk door-gaens gefchiedt, ten zy de welftand van den lyder zulks noodzakelyk vorderde. Dewyl men , als ’er behoorlyk acht gegeven wordt op de opening der ettergezwellen , terftond

na

-ocr page 143-

witte Gezwellen der geledingen. tag na derzelver vorming, tamelyk zeker kan verhoeden , dat ,de ftolFe de kokeibanden dÄ gewrichten beledigt , welke buiten twyfiiel, als zy eens aengedaen zyn, deze kunstbewcti-king ten eenigen tyd noodzakelyk zullen maken.

i

En dewyl bet gebruik van eene etterdragtf«^ voordezen, in andere'gevallen van verzweringen, in gebruik was, zal insgelyks ook de ont« lasting van zulke verzamelingen geifiakkelyk cn zeker gefchieden, zonder van eenige OQ« gelegenheid verzeld te zyn; en zy hééft fora-tyds geweest, en zal dikwerf zyn een nïiddbl tot behoud van vele zulke ziekelyke ge-Xvrichten,

r

Ten laetfte , wanneer een lid ftokftyf is, eischt de kunst, in zulke gelegenheden, alleK te beproeven; en hier tégen kan waerfchya-Jyk nooit eene welgegronde bedenking ge-maekt worden; ten zy de gefteldhdd van den Jyder zoo veel geleden heeft, dat eenig verder uitftel van aenmerkelyk gevaer verzeld is, in welk geval de afzetting, buiten kyf, ter-■ftond moet ondernomen worden ; doch als mei:

Qf') Setaceura.

-ocr page 144-

124 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' Wasrnemingen oyer âe .

men zulke ettergezwellen, op het eerst'aen-zyn, terftond opent, dan zal ’er altyd overvloedig tyd overig zyn, om te zien wat voordeel de ontlasting aenbrengt. - • : •- ; - -

Ik moet hier nog aenmerken, met betrek.-king tot het gefchiktfte tydftip van de ziekte om zulke leden aftezetten , dat'men, om •het zekerfte voordeel van de kunstbewerking te genieten, dezelve niet moet aenraden voor dat de kwael tamelyk ver gevorderd is ; want fchoon men zich in den eerften opilag mag verbeelden, dat de afzetting, hoe eer men dezelve in deze ziekte in ’t werk fielt , des te voordeeliger zal uitvallen , en dit inder-daed eene algemeene reden is, om in geval van witte Gezwellen de afzetting vry fpoe-dig te ondernemen, ja hoe aenneeralyk deze bedenking moog’ fchyhcn, echter zal men ondervinden , des ben ik verzekerd, dat. zulks niet goed is : nademael ik , voornameli'k in deze ziekte , volftandig bevonden heb, dat de afzetting dikwyliger wel gelukt is, dat is, dat een grooter getal van zulke lyderen, die vooraf aenmerkelyk verzwakt waren door ftoelgangen .en nndere toevallen, dan van zui-ken, die een bloedryk geftsl behouden hadden, na dezelve hcrfteld zyn.

In

-ocr page 145-

witte Geztvsllen der geledingen. lig

Ïn het eerfte geval, als de gelieldheid niet te veel geleden heeft, waerop de Artfen altyd acht können geven, zullen alle de toevallen van uittéring die bevorens plaets hadden, gemeenlyk binnen zeer weinige dagen na de afzetting verdwynen: nooit volgen ’er hevige ontftekingen ; de lyder verbetert dagelyks in zyne-gezondheid; en men bekomt doorgaens, ten zy de lyder te zeer gefolterd was, vry fpoe* dig eene volkome genezing. In ’t laetfte geval, integendeel, ontmoet men het volmaekt om. gekeerde van deze omftandigheden, dewyl de lyder, uit eene volkomen gezondheid, ten tyde der kunstbewerking, gemeenlyk in eene heftige ontftekingkoorts vervalt, welke buiten twyfFel dikwerf vry beter afloopt; maer welke ook veelvuldig of den lyder onmidde-lyk van kant helpt, of zulke toevallen ver-oorzaekt, waervan hy nooit volkomen her-fteld wordt.

Zoodat men in geen geval, hoedanig ook, tot de afzetting moet overgaen , voordat men alle middelen , om ’t lid te behouden, vergeefsch beproefd heeft.

Alles, wat wy tot hiertoe omtrent de behandeling gezegd hebben, heeft alleen betrekking

-ocr page 146-

i26 Waernmîngen over ie king tot de zinkingfoort ; en als men het zelve in tyds aenwendt, en naer behooren aenhoudt, dan zal men ’t doorgaens van veel« nut bevinden ; doch als de ziekte zoo ver gevorderd is , dat zy de kokerbanden van t gewridit vernietigd, en mogelyk desgelyks de beenders en kraekbeenders zelfs beledigd heeft, dan is buiten twylFel de afzetting het eénigfte middel. •

Wat de noodlottiger foort van witte Gezwellen, de kropzwerige, namelyk, belangt; dewyl ik geen zeker middel weet voor de krop« zweer , zelfs niet als deze onder een goed-aertiger gedaente in de zachte deelen van ’t lig-chaem voorkomt, kan ik niet voorgeven iets voldoende over dit onderwerp voor den dag te zullen brengen.

In de kleener gewrichten , als de zieke-lyke deelen van het been uitgedreven worden, mag men fomtyds, langs dezen weg, met de poogingen der natuur te onderfteunen , de genezing bekomen ; maer in de grooter gewrichten, gelyk de knie, enkel, enz., is het niet waerfchynlyk, dat iets anders dan de afzetting immer veel verligting zal bybren. gen; en men kan zelf niet verwachten, dat deze

-ocr page 147-

.. WÎÜ1» Getvelleir'dir nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I»7

deJîe trâ ' de kunstbewerking van duur zal zyn; nademaeï, als de algcmecne ki opzwerigc fmet in de gefteldheid fteeds plaets grypt, de ODgefteldheid waerfchynlyk zich wederom zal openbaren in eenig ander gedeelte; niettemin is de afzetting, in dén gevorderden, ftaet van de ziekte, fomtyds noodzakelyk om ’t gevaer te ontduiken; dewyl de pyn dan dikwerf zoo geweldig wordt, dat het verkiesbarer is iets te wagen, dan dezelve langer uitteftaen.

Wanneer echter, om deze of geeùe reden, de afzetting verworpen is , dewyl het byna zeker is, wegens de klaerblykelyke krop-zwerige gefteldheid , dat de ziekte fpoedig weêr zal komen, dan moet men noodzakelyk tot onderhoudende ( mictdelen toevlugt nemen , om de kwael zoo dragclyk te maken als mogelyk is ; en tot dit oogmerk zal men de opiaten i als de pyn bedarende en rust aen den lyder verzorgende, in genoegzame giften toegediend, gemeenlyk het voornaemfte hulpmiddel bevinden.

Voor ’t overige mag men gebruik maken van alle zulke hiripmiddelèn en voorfchrif-

ten,

CO Remedia palliativa.

-ocr page 148-

118 ' fP'aernemin^eit over de witte Gezwellen enz.

tén, die heilzaem bevonden zyn in de krop-zweer ; en, dewyl eene optelling van dezelve geenszins ftrookt met het oogmerk van deze Verhandeling , moet men met die Schryvers welke over dit onderwerp gehandeld hebben, raedplegen. ,

, OVER

-ocr page 149-

OVER DE

STEMPING DER

BLOEDV LOEIJINGEN, welke op de verlossing

V O L G E Ni Door miödel vàn iNSPuitingen MET KOUD WATER EN AZYN.

Uit het Latyn van âen Heet M. Saxtorph»

EERSTE GEVAL.

Eene jufvrouw werd, na dat zy dén tyd van hare zwangerheid wel ten einde ge-bragt, en een levendig, fterk, doch ongewoon groot meisje gelukkig ter weereld gebragt had, een groot uur op het korte bed zeer Ril ge-houden, dewyl de nageboorte nog niet önu last was.

1. Deel. l. Stuk. I

-ocr page 150-

130 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Over de ßeinping der

De vroedvrouw , in hare kunst ervaren, had reeds lang na de ween , welke de nageboorte uitdryven , te vergeefsch gewacht ; dan , naerdien zj^,, door het kermen van de moeder, die voor de [zoogenoemde] nieuwe wys, om de uitdryving der nageboorte aen de natuur overtelaten benaeuwd was , en zeer fterk aendrong om dezelve aftehalen, bewogen wierd , maekte zy een aenvang om de nageboorte, welke zy in het voorfté gedeelte der baermoeder ingeplant, en na hare meening zeer fterk vastgehecht vond , los te maken; op de eerfte aenraking en trekking van de ftreng , ontftond ’er eene hevige bloedvloei-jirig’ uit de lyfmoeder , waerdoor , na een rasch Verlies der kfagten van de kraemvrouw, het acngezigt en de lippen zoo bleek wierden dat men dacht dat zy bloedloos en zeer naby den dood was. .

Deze'zeer gevaerlyke omftandigheid van de vrouw duurde vier'-uren, niettegenftaende de vroedvrouw, door dit ongewone toeval niet onthust, alle hulpmiddelen tot flemping van de vloeijing vaerdig aengewend had ; zy haelde, namelyk, -eerst de losgemaekte nageboorte af en bragt aenftonds daerna hare hand, in koud water gedompeld , in de baermoeder , opdat deze

-ocr page 151-

bloedvioeijin^en uit de lifiermoeder. 131 ‘déze daerdoor tot eene ftoker famentrek-king aengezct zoude worden. Doch dewyl /er eene hevige bczwyming ópvoïgde, werden ’èr, Op ipy’n’ racd, nog verfcbeiden andere joiddclen in het werk gefteld ; men leidde doeken, in koud water eti azyn gedurig naï-gemaekt, üiterlj'k op den buik , terwyl dezelve, door het opleggen van handen, gedrukt wierd ; zy gebruikte alle kwartieruurs een lepel van een mengfel, beftaende 'uit agt oneen zuiver water, veertig druppelen geest van Koperrood en één once fyroop van Slaep-bollen, welk Vocht zy koud doch echter be-zwaerlyk doorzwelgde ; het acngezicht werd daerenboven met koud water befprengd , en de palmen van de hand en flapen van het hoofd met fterken azyn gewreven.

I

Doch alle deze middelen waren vruchteloos' aengewend, tot dat eindelyk het verlies van bloed zoo aenmerkelyk was, dat zy, na dat haer de fpraek federt een geruimen tyd ontbrak f en de ademhaling niet meer bemerkt kon worden , eiken oogenbïik den geest fchcen te zullen geven ; terwyl gebroken oogen yskille ledematen en een geheel onvoelbare polsllag alle verdere hoop van leven weg-ftam. ■

I 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;In

-ocr page 152-

132 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* ’ Over àe flsmping der '

H In deze ongelukkige omftandigheid,'gebood ik- de vroedvrouw koud water, met azyn gemengd, door middel van eene klisteerfpuit, welke zy by zich had , door d« fcheede in de holte van de baermoeder, in eene groote hoeveelheid, te fpuiten. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Naeuwlyks had dit yskoude vocht, voor de eerfte mael, de binnenfte oppervlakte van de lyfmoeder bevochtigd, of de lyderes begon te zuchten, en hare oogen een weinig te openen; doch dewyl zy korts daerna wederom in eene bezwyming viel , werd het gemelde vecht wederom in de baermoeder ingefpuit: na dat dusdanige infpuitingen eenige malen gedaen wa-ren, kwam zy meer en meer by, begon geluid te geven en gemakkelyker adem te halen. *

Van dezen tyd af begonnen de pynen in de lendenen, de faraentrekking van de baermoéquot; der dikwerf verzeilende , die te voren byna-nict aenwezend waren geweest, fterk te voor-^ fchyn te komen , en dreven groote Pukken geronnen bloed uit, terwyl de polsflag met-dc natuurlyke warmte hervoörtgebragt wierd.

■ Na dat deze bloed vloei] ing nbsp;nbsp;die'’korts -te’

voren een’ naderenden dood gedreigd bad,u door

-ocr page 153-

1

blocdylot'jmgm uit de zaerttioeJer. ' nbsp;nbsp;133

door deze hulpmiddelen gefluit was , en de kragten van de kracmvrouw een weinig her-fteld waren , heb ik haer nog vier uren óp het verlosbed ftil laten liggen , terwyl men jntusfehen den onderbuik met een laken fa-mer.gcdrukt had. De vrouw , in een ander bed overgebragt zynde, heeft met haer kind; even als de beste kraemvrouwen, een’ rede-lyken welfland genoten, uitgezonderd dat de kraemv'oed gering was, en ’er weinig £og in de mammen afgekleinsd wierd; wyders heeft zy, na verloop van veertien dagen, gezond zynde, het bed verlaten. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

« nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kt

~ TWEEDE GEVAL. '' ' - I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j

« Eene andere vrouw verloste in het gasthuis, tot de verloskunde gefchikt ; de nageboorte werd dadelyk na de verlos fin g uitgedreven, waerop eene zeer hevige bloedvlocijing uit de bacrmoeder volgde, die met zeer zware fluip-trekkingen vergezeld ging, terwyl het fchuim op den mond der vrouwe ftond. - j

Na dat deze kramptrekkingen , die haer kragt voornaraelyk oeffenden op de beweging, j. van de onderkaek , de fpieren van het acn-gezigt en de ledematen, eenigen tyd geduurd . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;had-

-ocr page 154-

Ï34 Over de flemping der hadden, viel de vrouw in eene bezwyniing, die een half uur duurde. Jntusfchen werd de onderbuik faraengedrukt, en op dcnzch'cn docken, met koud water en azyn bev^ochtigd, aengelegd, zonder dat ’er zich eenige teekens van een wederkomend leven opdeden. Zoo dfa alle deze poogingen vruchteloos aengewcnd waren, narpen de omftanders, zonder verdere Vertoevingi, tot de infpuitingen, welken'ik by andere gelegenheden aengeraden had, als tofi het lactfte plegtanker ; hunne toevlugt ', en deden, na dczelvcn driemalen herhaêld te hch\ ben, de ftuiptrekkingen te gejyk met de over» matige blocdvlocijing ophouden; de lydercs, wyders verkwikt zyndc , bicef gedurende eenige uren , om het uur een lepei van het mengfel , uit agt oneen zuiver water, twee drachmen gee.«j vaq -Koperrood en één once fyroop van Slacpbollen bereid , gebruiken, wacrop zy werx'olgtns hare kracm gelukkig heeft ten einde gebragt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

DERDE GEVAL.

In het zelfde jaer kwam ’er in ons ziekenhuis cene zwangere vrouw , die erbarmclyk klaeg-de over oear pynlyk gevoel en eene fpanning in het zydçlyke gedeelte van den Onderbuik, wel-

-ocr page 155-

Uoedvloeijingen uit de baermoeJer. 135’-wölke hier man haer door trappen en fchoppen ‘ veroorzaekt had. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t:i

Niettegenftaende den mond van de bacrmoe, der door wezenlyke ween reeds verwyd was, en ’er onder de • verlosßng ’ eene matige hoeveelheid van bloed uit de teeldeelen ontlast wierd, heb ik hacr echter, om de bepaelde’ pyn in den onderbuik, een weinig bloed laten aftappen; geinige uren na de aderlating werd zy van een’ onvoldragen en halfverrotte vrucht van het mannelyke geflacht verlost. S.-ïi lt;nbsp;- -- -- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ?;.£;•□ ' ■. ■- ’ !■- ■?' J

Aenftonds na de verlosfing werd de. nageboorte uitgedreven, op welker uitdryving èene zeer hevige bloedvloeÿing volgde, waer-door de vrouw verzwakte ‘cn in eene bezwy* ming viel. Door het a'enleggen echter van koud water, en eene langdurige drukking met de handen op den onderbuik, kwam zy by, fchoon zy zeer bleek en byna van bloed uiC-geput fcheen te zyn. . • ’

b

In den volgenden nacht,, na dat zy op het kraenibed overgebragt was, viel zy wederom in eene bezwyming, waerop te gelyk wederom 'eene bloedvloeijing volgde y welke aenval echter door eene fterkcr toehating van luit lakón

J 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;om

-ocr page 156-

136 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Over de flemping der

Qin den onderbuik , aenlegging van doeken, ’ in koud water natgemaekt, op denzelven, en het innerlyke gebruik van het hier boven gemeld mengfel, overwonnen is.

In den volgenden ochtend werd de bloed, vloeijing, door eene geringe beweging van d® lyderes , in het bed hervoortgebragt , doch ging toen met een geruis in de ooren, hartvang , bleekheid en koude over het geheele ligchaem vergezeld; welke toevallen, door de reeds genoemde middelen, en eene voorzigtig® beftiering der omftanderen, overwonnen wier-den.'

»

In den namiddag van dees zelfden dag werd de lyderes, terwyl zy nu geheel veilig voot eene blocdftorting dacht te zyn, op nieuws door een’ aenval byna uitgeput; hierop dacht ik nu op de infpuitingen in de baermceder, welken ik tot hiertoe by deze lyderes uit-gefteld hadde, deels uit vreeze voor een’rase fçhen dood, die fomwylen het gevolg konde zyn van eene geringe beweging van het ligchaem of der dyen , die noodzakelyk een weinig opgeligt moesten worden, om de infpul-, tingen naer behooren in het werk te ftellen, deels uit een opgevat vermoeden van eene in-

-ocr page 157-

Voedvloeijùtgen uit dt baerntoeder.

inwendige belediging der lyfmoeder , die te voren op het fchoppen ligtelyk had können volgen.

'X ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ T

Niettegenftaende’dit alles, befloot ik echter,^ in zoo groot een gevaer, liever een, twyfFel* achtig dan in het, geheel geen middel te%e-’' proeven; ten welken einde ik, na dat de dyen zachtjes van elkanderen verwyd en een weinig opgeligt waren, de pyp van de groote klisteer-fpuit in den flappen en openzynden mond van de baermoeder liet brengen , waerdoor het koud water met eenige drift in ‘ de lyfmoeder gefpuit wierd ; na dat dezcj in-fpuiting gedaeri was , verkwikte de vrouw tamelyk wel, en verzocht dat men eene tweede in het werk zoude ftellen , door welker aenwending de verderflèlyke bloedvloed zoodanig verminderd was, dat zy naderhand, door het enkele gebruik van het reeds genoemd mengfel, gedurende ecnige dagen , herfleld zynde, uit ons zickenhnis gegaen is, . ’

ij

^en-

-ocr page 158-

ns Over dt nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'■ .'i

- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•' ' yi: ’ \d -L -’trri

^enmerkingeti t uit deze ^emeldf ^^vallen voortvloeijende. '

I, De bovengemelde gevallen bcwyzen 'dçr-halve , dat de infpuiting van koud water en azyn in de lyfmoeder. onder de yeiligftè mid-? delen, totftempingvan eene overmatige bloéd-' vloeijing uit de baermoedér, na de vérlojfing, moet gebragt worden.

IL De nageboorte wprdt niét altoos met dezelfde gemaklykheid en op denzçlfdep ‘tyd na de vèrlosfing ontlast ;'maèr ^die gemaklykheid, welke men zoo wel In eerre natuurlyke als künftige ontlasting van de nageboorte waér-neemt, hangt niet alleenlyk gf van de'wyzp Van vasthcchtlng, m'aer.bok méestentyds‘vaïi • ’de plâçt^',7welke dezelve'in d,e baerraoéder. be^ flact; want de ondervinding Içcrt immers'‘daj; de nageboorte, die in h.et voorfte gedeelte ^er baermoedef vastgehecht is, veel bezwaer-lyker dan in cenige andere placts afgefchei-den wordt (j).

IIL

(t) By de afhaling fchynt hiervan de oorzaek , dat men dan de .ftreng tegens de fehacmbeenders hare richting doet nemen , in weik geval de llrcng katrols-gewyze getrokken wordt.

«

-ocr page 159-

lloedvtóvijittgen uit de baermoeder.

- in. In het algemeen moet men dit oob aenmcrken dat hoe meer het gedeelte der baermoeder 'in ’t welk de nageboorte vaet» gehecht is, .uitgerekt wordt', des te loslèr d« vereeniging van de nageboorte met de lyf-moeder is; en dit fchynt my de reden te zyn, waerora de nageboorte., in.de'eerfte maendeu der zwangerheid , veel fterker aen de baerr moeder yereenigd is , dan tegens den tyd der yerloslinge. Dit is dan ook-de reden waerom de nageboorte , in het voorfte gedeelte van de baermoeder gehecht, veel fterker vereenigd is dan op eenige andere plaets; want dat gel deelte van de lyfmoedcr wordt, gedurende de zwangerheid, veel minder uitgerekt, dan de bodem of de achterfte zyde der baermoer der; hierom zien.wy, by de ontleding der lykcn van zwangere vrouwen, eenen minde» ren afftand tusfehen dc ronde banden in de voorfte, dan wel in de achterfte oppervlakte der baermoeder. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i

IV. Dacrenboven moet men opmerken, dat de baermoeder, als een veêrkragtig en prikkél-baer ligchaem, doorgaens naer die mate zich fijmentrekt, naer welke zy te voren uitgerekt is; toch dcwyl nu derzelver bodem en achterfte oppervlakte in de zwangerheid fterker dan de

-ocr page 160-

140 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,•» .Lt. Qvtr. ie. Jlentping ier '' '

de voorfte uitgerekt wordt, is het baerblyke-lyk dat die welfde deelen zich na de verlos^ fing fterker fanientrekken,.en de nageboorte, als aen die deelen vastgehecht, rasfchcf uit* dry ven, dan dat zy in het voorfte gedeelte, als met eene minder faraentrekkingskragt be-gaefd, geplaetst en gehecht geweest ware.

» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r

-ci.V. Om deze minder en trager famen-trekkingskragt, 'welke de voorfte oppervlaktï der baermoeder oeffent , is de vereeniging van de nageboorte met dezelve niet alleen fterker, maer ook gevaerlyker, nademael eene al te rasfche afhaling met eene bloedvloeijing gepaerd gaet. De zeer gevaerlyke bloedvliet, welke in het eerfte geval op de al te vroege afhaling van de nageboorte volgde bevestigd dit gevoelen.

• f

VI. Hierom hebben alle Vroedkundigen te zorgen dat zy, door het fraeeken der-omftanderen bewogen, de afhaling van de nageboorte door eene ligtvaerdige onderneming niet verkeerdelyk beproeven , voornamc'yk, wanneer de nageboorte in het voorfte gedeelte van de baermoeder vastgehecht is; want uit zoodanig eene roekeloosheid zouden twee gebreken ontftaen ; naraelyk, vooreerst eene be-

Ie-

-ocr page 161-

biOtdvloeijing'n‘iiit de baarmoeder, o 141 lediging van de binnenfte oppervlakte, der lyfraoeder , uit eene hevige fcheuring, die op eene fterke vereeniging van de nageboorte volgen moet ; ten tweede eene zware bloed-vlocijing, welke de geringe famentrekking van de voorfte oppervlakte der basrraoeder na de verlosfing vergezeld (*). nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;rt

f. Vn. Wanneer de nageboorte op gemelde wys vastgehecht i? , en ’er eene onmatige uitzetting van de baermoeder plaets heeft, moet men vooreerst den onderbuik der kraem-vrouwe met een laken omwinden, door welks famentrekking dc gevaerlykfte bloedvloeijing gematigd wordt. Ten tweede moet men koud water en azyn, benevens eene fpuit, by de hand hebben, wier gebruik zeer veilig zal zyn, byaldien de bloedvloeijing op, de ontlasting der nageboorte jnogt volgen. En eindelyk, ten

i

O Het is te wenfehen óat de Vroedvrouwen, zoo wel in de Nederiandfche fteden als ten platten lande, eindelyk eens zullen overtuigd worden van de fchadelykheid, om de uitdryving van de nageboorte niet aen de natuur over te laten. Zy moeten toch voor alle beredeneerde waer-heden onvatbaer' zyn , wanneer zy , niettegenftaende de waerfchuwingen der beste Vroedmeesteren, echter in alle gevallen nog durven ondernemen de nageboorte, onmid-delyk na de verlosfing, aftehalen.

-ocr page 162-

10 Over deßemping der bloedvîoeijingen enz.

Je« derde moeten alle Vroedkundigen met geduld, een’ geruimen tyd na de verlosfingi de teekens, die de vereischte famentrekkin-gen der baermocdcr aenduiden , en uit een ftoiengedrongen gezwel der lyfmoeder boven de Ihhaembeenders, uit veelvuldige ween na de verlosfing, en ten laetfte uit eene geringe bloedvloeijinge onderkend worden, eerst afwachten, voordat zy de afhaling van

-ocr page 163-

C

BESCHRYVING én BEREIDING

•r ■■■■ ■ ■ d

V A N D E N

.,_V L U G T I GEN

BARNSTEENGEEST.

Uit ket Fransch van den Heer MaCquer.

nv f

De vlugtige barnfteengccst (door de Fran-j fchen Biet den naem van Fau de Lust, beftempeld) is eene foort vSn vlugtige zeep, onder eene viöeibafe gedaente , waervan de reuk zeer fterk en doordringend is. i ' '

Dît vocht is famengefteld uit vlugtig loog-' zout, opgeheven uit het aritioniakzout, door de kalk (*) , en uit oVergehaelden olie van barn'fteen , welken men derwyze met elkan- ' deren vermengt, dat ’er uit dezelve een doof dn melkachtig wit vocht geboren wordt.

r ) T

I Het zelve is, door zyn fterken en prikke.' lénden reuk, dienüig om de kwyncndc dier-

Jykc

■ - - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* ■ '

(*) Alkali volatile fluor. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, .

-ocr page 164-

J44^ ßefchryving en bereiding lyke'geesten optewekkcn ) in gevallen van-beroerten , verftikkingcn , bezwyraingen en foortgelyke ziekten.

Men lan dezen geest niet wel, zonder -eenige byzondcre kunstbewerkingen, naar be-hooren verkrygen ; want indien men zich vergenoegt mèt het vlugtige loogzout en den ovei'gehaelden olie van barnfteen te mengen en onder elkanderen te fchudden, zal ’er wel een wezenlyk melkachtig vocht , gelyk men' begeert, ’ te voorfchyn komen ; doch deze, kleur zal 1 van korten duur zyn; en zy ver-’ dwynt 'in: weinig tyds, wanneer het vocht in rust gelaten wordt, het zy omdat het vlugtige loogzout den olie van barnfteen, wanneer,hy in eene geringe hoeveelheid is, volkomen, ^ontbindt ; of omdat deze olie zich van de deeltjes van het vlugtige loogzout affeheidt en afzonderlyk beftaen wil ; ’t geen zelfs gefchiedt, wanneer ’er eene vry gr.oote hoeveelheid aenwezend Js. In beide gevallen wordt het vocht klaer en doorfchynend ; raaer dewyl de fraeiheid van hetii. zoogenoemd Eau de Luce beûaet in het behouden van zyne melkachtige witte kleur, is het noodzakelyk dat men hier voor ^een middel zoeke.

Zie

-ocr page 165-

' van den vlu^tigen Barnfleengeest. I4^

Xie hier dan cen voorfchrift, volgens het ivelke men zeer goeden vlugtigen barnïleeni gee^c kâh erlangen.

Neem agt; lood övergehaelden brandewyn-, gecst ontbind in denzelven tien of twaelf azen witte zeep. ; zyg dit door ; verdeel daerna in dezen brandcwyngecst, met zeep beladen, een vierendeel loods van övergehaelden olie van barniteen ; lact het op nieuws door gracuw papier zygen; meng wyders met dit opgelostc vocht den fterkfteu en doordrin-gendften .vlugtigen geest van, armoniakzout, tot dat het .mengfel , ’t welk men in eene gefloten flesch maken, en naermate het aen-groeit fchudden jnoet, van cene fchoone en doove witte raelkklcur zy. indien ’er zich op de oppervlakte cen room mögt vertoonen, doe ’er dan een weinig van den geest van olieachtigen wyn by.

.. Over het algemeen komt het wezenlyke, om in het maken van den goeden vlugtigen barnfteengeest wel te flagen , hierop uit, dat men het flerkfle en meest van water-achtige deeltjes ontbloote vlugtige bytendé loogzout (*} tot de bewerking gebruike. .

Dit

' (*) Alkali volatile cauflicum. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..

t. Deel. 1. Stuk. K?

-ocr page 166-

14 lt;5 Befchryving en bereiding * * *

Dit voorfchrift nu, zeg't de Heer MacquêRj dat voor een groot gedeelte van den Uitgevet der Franfche uitgave van de Londenfche Apotheek afkomftig is. — Doch naerdien ons in het naestafgeloopen jaer, in onze moedertael, zelf eene andere manier medegedeeld is, welke wy, zoo niet beter, ten minfte even waerdig keuren om haer aen onzen landgenooten al-gemeener bekend te doen worden , dan wy met reden vreezen dat zy tot hier toe is, zoo hebben wy het der moeite waerdig geoordeeld dezelve thans te laten volgen (*).

Neem dus Mastib die wit en zuiver is. Zont van l-Tyrifleent dat wit en droog is: van elks een vierendeel loods.

Olie van Barnfleen^ die wit is, xn druppels. Sterk gezuiverden Wyngeest (f), twee lood.

De Mattik, tot een matig fyn poeder gewreven zynde , wordt gedaen in een droog fleschje,

(») Wy bedoelen het voorfchrift van den Heer Doedes, te vinden in het eerßt äeel van het Prtvinciail ütrtdtitb Qeneotfcbap.

( Alcohol.

-ocr page 167-

van den vlugtîgen Barnfleengeest. 147 fleschje, dat zoo groot is, dat het zelve eene dubbele hoeveelheid zoude können bevatten: hier wórdt het wynfteenzout nevens den olie, en' vervolgens de gezuiverde wyngeest by ge-daên ; en dit alles wel omgeféhud Zynde, Inoet men het ten minfte vierentwintig uren Çde omfehudding een en andermael herhaeld zynde) welgefloten koud laten flaen , wanneer dit tót zyn bepaeld oogmetk gereed is.

1- Om nil deze ontbinding, tot'bereiding van den vlugtigen barnfteengeest, te doen dienen, Zoo is noodig, dat men zich van welbereiden . geest van armoniakzout, door levendige kalk Vervaerdigd (*), voorzie.

Doe van dezen geest in een flesèhje by voorbeeld vier tot zes lood; druppel ’er langzamerhand van de zoo evengemelde ontbinding 200 veel in , tot men een melkachtig wit vocht krygt ; de juiste hoeveelheid daervan ten naeuwfte te bepalen , is onnoodig ; de hoeveelheid van honderd druppelen van de ontbinding, tot twee lood van den vlugtigen. geest van armoniakzout, is my doorgaens dé , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;besté

j • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;z

(*) Spiritus falij Anrioniaci cum caice Viva pifatiisi

B 2

-ocr page 168-

148

Befehryving en bereiding .

beste vóórgekomen; dan krygt men een Vocht, dat eene genoegzame witheid en fraeije melkachtigheid heeft, en zeer lang behoudt: en dit gelukt te beter, als men onder die bewer-,king het fleschje een en andermael wel te deeg ‘omfehudt: dus bekomt men een vocht, dat ’eene volmaekte vloeibare zeep is, diedennaem van Eau de Luce gekregen heeft; het geen in een, met een glazen ftopje welgefloten, fleschje bewaerd wordende, beftendig het zelfde blj’^ft, zonder eenig zetfel te geven, of zyne witheid te -Verliezen.

De aenmerkingen, welke de Heer Doedes op deze bereiding medegedeeld heeft zyn de volgende:

)

- 'i. Men moet inzonderheid acht flaen, dat men wel zorg drage, dat ’er geen enkele druppel water bykome , terwyl dit de bereiding ftraks doet mislukken.

2. Het fchynt dat de Mastik, die zich voor een gedeelte in den gezuiverden wyngeest ontbindt, en zich met den olie vereenigt, dezelve lyviger maekt, en, zonder haer natuur te veranderen, cenige overeenkomst doet krygen met de.natuurlyke oliën: ook fchynt

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het

-ocr page 169-

van den vlugtîgen Barnfleengeest. 14? het zout van wynftcen, door de waterdeelen die nog in den gezuiverden wyngecst mbgten overig zyn, naer zich te • trekken / zeer veel toe te brengen tot eene naeuwkeurigcr yer-eeniging van den olie met het vlugtige loogzout, hier na befchreven , dat hiervan veel aenbelang is. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

-, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . a. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• ■ M

(*) Alcohol alkalifatus.

-ocr page 170-

ISO Sefchryving en bereiding enz.

kruit aenfteekt, en , by zout van wynfteeii gevoegd en daer mede warm gewekt zynde, bet zelve droog lact.

5. Den geest van armoniakzout, door dQ kalk vervaerdigd , heeft 'de Heer D^oepes op de volgende wys bereid;

Neem Armoniakzout agt lood.

Levendige of ongebluschte Kalk vierentwintig lood. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5 . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

-- Maek van elk afzonderlj’k een poeder; doe het te famen in een’ kromhals ' met by-voeging van agtenveertig lood zuiver water ; de famenvoeging van den kromhals met den ontvanger naeuwkeurig gefloten quot;hebbende, laet men het eenige uren ftaen , opdat de ontftane hitte, by de vermenging der Inmeng-felen, intusfehen afneme; doe ’cr dan eerst een zacht vuur onder, en maek'dat vervolgens langzamerhand fterker , totdat men ’cr omtrent zestien lood armoniakgeest afgetrokken hebbci Doch begeert men vlugtigen barn.‘ fteengeest, die minder flerk en doordringend is, dan kan men de hoeveelheid van bet water vermeerderen, en met de overhaling aenhou-den-, tot ’er een pond vochts afgetrokken zy.

(*) Retorta.

' BE-

-ocr page 171-

B E R E I, D I N, G .

VANEEN

BRAEKMIDDEL

U I T H E T

SPIESGLAS,

’T welk altoos het ZELFDE BRAEKVERWEKKEND VER

MOGEN BEZIT. j

Uit het Latyn van den Heer Bergman.

Naerdien men, hoe langs hoe meer, in ons land van het groote vermogen der braekmiddelen, en wel inzonderheid dier geenen , welke uit het fpiesglas vervaerdigd worden , in het genezen van zeer vele ziekten, by ervaring overtuigd wordt, en hierom dezelve ook dadelyk gebruikt, zoo is hej,echter te bejammeren, dat men zulke verfchillende bereidingen van den brackwynfteen, welk mid-

K 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;del

-ocr page 172-

15- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bereiding van een

del immers zeer dikwerf toegediend wordç, aentreft , naerdien dezelve noodwendig een zeer verfchillend uitwerkfel te wege moeten brengen; en dewyl ’er voor den Geneesheer niets noodzakelyker is, dan dat hy van eenen gélyken graed van ßer^te dier artfeny.eu, welken hy voorfchryft, verzekerd kan zyn, zoo hebben groote mannen reeds overlang ’er op uit geweest, om het fpiesglas derwyze te bereiden, dat de Arts zich van het zelve óp eene veel zekerer wys bedienen kan. • ..

De Hoogleeraer Bergman heeft, reeds in het jaer. 1773 , eene Verhandeling in de Latynfche tael gefchreven, over het fpiesglas , door den get ar tarif eer den vynfieen op gelost (*) , in welke hy de bereiding van het fpiesglas , voor zoo verre het tot een braekmiddcl moet ftrekken , aen de geleerde weereld. heeft medegedeeld: deze manier heeft hy wederom in het jaer 1779, doch onder eene andere benoeming, in het eerfte deel zyner Natuur- en Scheikundige leerhandelingen (f) ingelascht. Wy bekennen gaerne

(*) Stibium tartnrifatum. (f) Opusenia Pbyfica amp;

Cheinica. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

C

-ocr page 173-

'brac'kmiMd uit hst /piesglas.

gaefne geene reden te weten , waerom dit middel in onze Artzenywinkels niet algemeen is'ingevoerd, daer wy kunnen verzekeren, daC het zelve 'oneindig den voorrang verdiend boven den braekwynfteen, zoo als dezelve op de gewone wys, dat is, nit gelyke deelen van, het glas (*) of lever van fpiesglas óf ook wel van déze beiden, of van den faf-fraen der metalen-(5) en den wynfteenroom (4^) gemaekt wordt. ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;d

1— .

Het is hierom dat wy de wys van den beroemden Bergman medcdeelen , teneinde ' dezelve algemcener bekend worde. Vooraf willen wy de reden melden, waerom de gel noemde Hooglceracr zyné manier uitgedacht heeft. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

De middelen, zegt hy, welke men uit het fpiesglas vervaerdigd en waer van men zich thans bediend , moeten wegens de wys van bereiding verfchillcn , en des noodwendig in fterkte van haer braekverwekkende kragt on-ftandvastig zyn ; dit is de reden waerom

wy

f*) Vitrum antiinonii. (f) Ilepar antiraonii. Cro-cui metallorum. Cremor tartari.

-ocr page 174-

154 ƒ Bereiding van een

wy zulke onderfcheiden uitwerkfels van den braekwynfteen aentrelFen , welke fomwylen zeer hevig doet braken , terwyl dit zelfde aiiddel, doch by çen’ anderen Scheikundigen bereid, ter naeuwernood eene walging zal verwekken (*);, dit hangt voor bet grootfte gedeelte af van de kalken van het^ fpies-glas, welke fomwylen meer, fomtyds minder brandftoife (f) in zich bevatten, welke haer brack verwekkend vermogen veranderen zal, wanneer het in een zout of in den braekwynfteen overgegaen is.

Het is om deze reden noodzakelyk dat men eene kalk bezige , die in hare hoeveelheid van brandftoffe niet verfchilt ; en zoodanig eene kalk is , volgens myne waernemingen, benevens die van den Heer Macquer, in het poeder van A l o a r o t h tc vinden, name-lyk, het poeder uit het boter van fpiesglas door middel van water nedergeploft.

Maer

(*) Men begrype ligtelyk, dat in ons geval alles gelyk moet gefteld Worden-; anders zonde men kunnen zeggen dax de reden hiervan dikwerf te zoeken is in eene meerder of minder gefchiktheid der lydcren tot braken of ook wel'in eene meerder of minder bereidvaerdigheid der aenwezend zynde ftoffe, enz.

Q} Phlogiston. ßutyiura antimonü.

-ocr page 175-

iraekmiddel uit Jtet fpiesglas. 1,55

Maer het vermogen van dit geneesmiddel hangt insgelyks af van het lcheivocht (*), ’t welk men tot de ontbinding van de kalk bezigt. Uit proeven, welken ik met ver-fcheiden bereidingen uit het fpiesglas genomen heb, is het my gebleken dat het wynfteen-zuur (1) alléén in de ontbinding van het fpiesglas geene kragt , hoe genoemd, heeft, zoo lang het laetstgenoemdc zyne brand-ftoffe (§) bezit.

Ik heb den wynßeenroom (4^), en inzonderheid den getartarifeerden of ontbindbaren wyn-ßeen (**)» tot oplosfing van de kalk van het fpiesglas het gefchiktfte gevonden; terwyl ik echter aen alle Gcneesheeren overlaet te bepalen, in welke bereiding van deze twee volgende het braekverwekkend vermogen het meest gelegen zy (§§).

C*) Menltrimm. ff) Acidum tartari. Phlogiston.

Creiiior tartari. (**) Tartarus tartarifatus five folu-èilis.

(§§) Naerdien de getartarifeerde wynfteen ons tot de ontbinding van het fpiesglas het beste toefehynt , zoo verkiezen wy de fssttde manier.

EER.

-ocr page 176-

155 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ Bereiding'van etn

EERSTE ''m a 'N I E R.

Neem poeder van Algaroth, door kokend water nedergeploft , afgewasfchen en gedroogd zynde, vier en .een half lood. ■

Wynsteenroom , tot poeder gebragt, tien lood.

Water, tires en een half pond en tviee looàÇfy nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Q,. nbsp;nbsp;.

Laet dit alles, gedurende een half uur,;in een glas koken, en daerna de geheele ontbinding (t) doorzygen, wanneer ’er zich een zwartachtig poeder zal affeheiden ;j laet het doorgezegen vocht, in een open aerden vat, uitwaesfemen, tot ’er zich een velletje ver-toontj

(*) Dit is byna de helft'van eene Zweedfche maet, welke de Heer Bergman Cantharui noemt. De Schry-vers van het Enge’sch tydfchrift, Foreign Me4ical review genoemd , zeggen dat de navorfching der hoeveelheid, welke deze maet bevat hen meer moeite gekost heeft, dan het doorlezen van het bovengemelde eerfle deel der Natuur- en Scheikundige rerbandelingen ; en niettegen-ftaende deze moeite, zouden zy deswegens evenwel onkundig gebleven zyn, byaldien de Heer Kirwan, een groot Natuurkundigen, hen niet medegedeeld hadde dat een cantharus bevat vyf ponden Çhet pond van vierentwintig lood) drie lood, twee fcrupels en vyftien azen.

(t) Solutie.

-ocr page 177-

braekmiddel uit het fpiesglas. JS7 toont ; houd het naderhand op eene zachte warmte , opdat ’er kristallen te vooffchyn komen; fchei dezelve allengskens af; en laet haer op een vochtig gcmackt vloeipapier dröo-gen; wasch de züiverftc zoutachtige korstjes niet koud Water af, eh beWaer haer afzonder-lyk; giet het laetfte dikke loog, ’t welk eene roodachtige kleur zal hebben, Weg.

Deze bereiding noemt de Heer Bergman den met fpiesglas beladen WynsteEN ; deszelfs kristallen Zyn agtkantig, doch de fpitféh'^ langer dan die van den aluin J hebben even als Water geene klcür , en zyn in *t geheel of teh deele doorfchynend. Een derde van haer gewigt is uit het fpiesglas. Zy knappen op het vuur, en verfpreiden van zich een’ fpiesglasrêük. In de lucht vergruizen zy noch tot poeder, noch trekken uit dezelve eenige vochtigheid; maer wanneer men haer lang bewaert, worden zy wit en ondoorfchy-nend. Een lood overgehaeld laeuw water ontbind byna drie azen.

X*) Tartarus antimonialis. In de Latynfche verhandeling noemde hy deze bereiding flibium tartarifutum of bet tlfor den wynfleen opgeloste Spiesglas.

ÎWEE-

-ocr page 178-

i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bereiding van een

TWEEDE MANIER.

Neem poeder van Algaroth (als in de cerite manier bereid) zes lood.

GeTARTARISEERDEN W yNSTEENi tviniig lood.

Water, één'énderiig lood (*).

Laet dit, gedurende een half uur, in een glas koken; zyg het door; waesfem het donkere roöd loog uit, tot ’er een velletje opkomt; zet het daerna op eenc zachte warmte, opdat ’er kristallen gevormd worden; fchei dezelve ’er allengskens af, en droog haer op een vochtig gemaekt vloeipapier. Wasch de zoutachtige korstjes, welke zich aen den rand van het glas vastgehecht hebben, enbewaer dezelve onder den naem van getartarifeerden wynßeen; giet het overblyvend loog weg.

Deze bereiding wordt door den meefge. melden Hoogleeraer den met, fpiesglas beladen GETARTARISEERDEN WYNSTEEN (f) genoemd.

Des-

(*) Byna liet vierde gedeelte van een cantbarus.

(t) Tartarus tartarifatus antimonialis. Eerst genoemd flibium tartara-tai tfirifntum of daar den gtlarta-rifeerden vaynfleen apgeloste Spiesolaï.

-ocr page 179-

iiraekmiddel uît fiel fpiesglai. i$9

Deszelfs kristallen zyn fom^vylen vier- toch meestentyds agtkantig; eenigen zyn zeer klaer, anderen hebben een doorfchynend wit ;

bezitten dezelfde hoedanigheden in de lucht en het vuur, als die van de eerfte bereiding. Maer haer vyfde gedeelte ' is fpiesglas. Eén lood overgehaeld laeuw water ontbindt vyf en een half azen. De ontbinding (•) is . even als de voorgaende zonder kleur. Dè zout-korstjes, welke aen den rand van het vat vastgehecht zyn, maken naeuwlyks het tiende gedeelte van den getartarifeerden wyhfteen uit.

i

(*) Solutio.

t

In het volgende Stuk zullen wy eenige aen-merkingen over, benevens de bereiding van het poeder van Âlgaroth en boter van fpiesglas, van den heer Mac quer, mededeelen.

VER.

-ocr page 180-

r '

/

r

:

R B E T E (

R L) È

D j

R

U K F E

I L E Ni

Bladz. Regel nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ßaet

^3 nbsp;nbsp;4 nbsp;pynftillenden en

19 22 groote 26 s voeten 50 14 of zoet gcmaekt 20 uit de vaten 120 II zelf tot

en pynftillendeH grooter vaten zoet gemaekt uitgevaten moet dezelve tot

-ocr page 181-

I^ladz. i6ï J

GENEES- HEEL- ARTZENY- ' EN VROEDKUNDIG

-M Ge ^L Z T N',

r. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, wellte op proeven enwaernemingen

gegron vest ts, zal hy eerlyke en regtmatige kunst-rtgters rle voortfeflykfie zyn.

Cotes. •

VERVOLG

OP DE

y E R 11 A N D E L I N G

OVER DEN AER.T KN DE NATUUR DES

R.OOLOOPS.

. Vit bet Lalyn z'an den TJecr M. Stoll.

VIL HOOFDSTUK.

Over de verfchiUênde middelen en geneeswyzeii in deRooloopen. Zekere eigenfehap^en des Rooloops.

de volbloedige waterzucht zöo zeer geene betrekking met deze Verhandeling heeft, ben ik misfehien iri dcrzelver verkla-■■’^r*rng verder gegaen , dan ik my in ’t begin , y Deel. IL Stuk. L nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor-

-ocr page 182-

ids Verhandeling over den aert

vöorftelde : ook zonde ik zelf dezen uit flap lo een’ ander niet vcrfchooncn, of hier over aeo anderen verlof vragen, zoo het niet byna het Zelfde was, volgens welke fchikking eene op-gaef gedaen wordt door iemand, die geen volledig verhael, maer flechts eenige Hukken van dezelve wil voor den dag brengen.

Laet hy , die een gebouw wil oprichten, Zich op de fchikking en overeenkomst der deelen toeleggen ; doch wy, die alleenlyk dienstknechten van dezen bouwmeester zyn, zullen ons verblyden, als of wy onzen post zeer wel waergenomen hadden, wanneer wy, naer onze vermogens , flechts iet nuttigs by den hoop toegebragt hebben.

En hier zullen wy onze taek wederom opvatten , en , zonder eenigen famenhang van Zaken , verhalen ’t geene wy of verftrooid over den Rooloop in onze handichriften aen-geteekend, of in ’t geheugen bewaerd hebben.

Ktrfchii- Dat wy verschillende middelen in de gene-Rooi oops noodig hadden , zal y der ten inde zien, die het verfchil van de ziekte in aen-ftn. merking neemt. Echter weet ik datt ik nooit famentrekkende middelen aengeweod heb, itls een-

-ocr page 183-

en de^nfiluur des Rooloops. 163

eenmaal in den zomer van ’c jaer 1^76 » in eenen onpy'nlyken en langdurigen Loop, die op den Rooloop gevolgd was. Ik vorderde niets ; want de Loop, op den duur aenhou-dende , bragt eerst dé Waterzucht, en in het einde van den winter den dood aen.

De werking der lamentrekkende middelen koomt niet overeen met het denkbeeld, ’t welk ik van de natuur des Rooloops gevormd heb.

' Zy, die de Klei van Armenien (o) den Roo-ïoopigen voorfchrçven, met oogmerk om de Verzwakte deelen te verfterken, en meenden dat zy by uitftek eene opftopping teweegbrag-ten, indien zy een vierendeel loods van cene onvermogende aerde toegediend hadden, zyn voorwaer zeer gelukkig voof hunne lyders bedrogen !

Ik heb een* langdurigen Rooloop zonder ^öorts j welke voor geene andere middelen wilde wy-ken , zien genezen door den aoogenoemdeH Saxifchen balfem.

Een* foortgelyken Rooloop weet ik verdreven te zyn door een’ Spaenfchevliegpleisteti

•n

Qa) Bolus armen».

L st

-ocr page 184-

x64 r rhand’ling over ^en aeri en,een’ anderen door eene mostaertpap , op den buik aengelegd. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

De oliën waren ook by na van geen nut, teil zy ze zacht en flymig waren, gelyk in de uitmelkingen der verloelenfie zaden zyn; in een’ Rooloop, die niet van eene gaJftofFe, maér veeleer van bene meerder of minder oni-fleking der darmen afhing , waren de laeuWe amandelmelken, met de overige ontfteking-tege.ngaende middelen, de voornaemfte. Dusdanige Rooloopen öntRaen in het begin van de lente, of ook wel in den kouden herfst; maer zy heerfeben niet lang, dewyl de gefchikt-heid tot deze volksziekte dan rasch verdwynt.

En. gedurende dit faizoen (1779) en deii koudén herfst, waren ’er zeer zeldzaem Roo-loopcn, in welken het hculfap te pas kwam, fclioon ’cr reeds gefchikte middelen vooraf-gegaen waren. Want men moest reeds den volgenden dag, door eene aderlating, laeuwea amandelmelk, en ftovingen des buiks, de heete koorts , vermeerderde ftoelgangen , en fora-wylen de beginfels van eene longontfteking(*) beftryden j wanneer men ,daegs te voren den Jyder het heutfap, om de rust en den flaep te bevorderen, had toegediend. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De

o Peripneumonia.

-ocr page 185-

tn de natuur des Rooloeps.

De^^Hfr/îj.Rooloopen waren meestentj^ds van een’ gal-ontfiekingaclifi^ènT of äl(etnhk 'van een nntßekenden aert, hoedanige wy ook in de /f«fe waernamen , fcboon deze zeer zeldzaem_ waren, en'gemakkelyk welcén'voor de ont-ftekingtegengaende gcneeswys. ” '

- ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;or jer; :

Op het' eindé van Oogstmaend, en ge du re nd« den herfst van ’t jaer 1779 ,^ hebBen wy vefe Rooloopen die nog haeuwéïyk^ begonnen Waren, door dunne voedfels en een’ laeuwèh en verzachtenden drank verdreven , voordat .zy geweldiger wierden, 'zonder wederinllor-ting. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. •} nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Niemand moet hier tegenwerpen , dat hçt flechts ligte Loopen t van eenige ligte krim- - j pingen verzeld, en geenszins beginnende ware * ' ' 7' Rooloopen geweest zyn, die ik dus gemakkelyk -'genas. Want het begin der ziekte deed zich ‘ in deze eveneens voor a’s in anderen , by ,wien de kwael zyn* vollen wasdom k?eeg, *en dan den naem van een’ waren Rooloop ver-diende. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Het waren dus flechts eenige voorboden van eene zwarer ziekte, en geringe aenvallen van dea Rooloop ; en zy zouden heviger gewor-

L Î nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;den

.■ r ; f .-:

-ocr page 186-

166 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ptrhanseling over den aert

den zyn, zoo wy zulks in’t begin niet verhoed hadden.

, In de Herfstmaend van het zelfde jaer hebben wy de wederkoming van eenige reeds genezen Rooloopeh op gelyke wys belet, name-lyk, door dunne voedfels en een’ laeuwen en verzachtenden drank., ten zy de lyder zyne nog zwakke maeg overladen , en hiervoor een braekmiddel noodig had.

eenvoar- Meestentyds konden wy de geneeswys te-de doorgaende Rooloopen bepalen, uit de behandeling, welke de heerfchende koorts van fcbeiding , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j- j ,

wffgewj flfli jaergety vorderde ; naerdæn de doorgaende den aert ß^ggioQp zeer na overeenkwam met de natuur van van 9 gn nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

de verkie- de doorgaende koorts,

zing der geneei^^y

»einden ij In het jaer 177Ö hebben wy eene Zomer-Realoop, . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, 7 . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, .

koorts waergenomen, die zeer galacntig, doch geenszins kwaedaertig geheelenal onvermengd,, ten zy men haer verkeerd behandel^ hadde , en eindelyk meestentyds volkomen van ontfteking ontbloot was: de Rooloopen zyn, in dat zelfde jaer, juist ran denzel^den aert geweest, namelyk , zeer galachtig , onvermengd, en zonder eenige ontfteking, terwyl zy ook op dezelfde wys met dezelfde fnelheid genezen wierden. • ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;In

-ocr page 187-

tn Je natuur Jes Roeloops.

In de jaren 1777 , -1-778 en 1779 werden irele lieden aengetast door eene Zomer-Galkoorts, die een’ galrottigen aert had, en niet «elden hardnekkig , met ontfteking gepaerd. Van eenc uitdag over de huid vergezeld, en niet goedaertig was. Wy hebben met ver-» ■Wondering waargenomen dat de Rooloopen, die toen tevens heerschten, .volkomen van den-»elfden aert waren.

Wy hebben echter niet kunnen bemerken ifat in dat jaer, waerin men de meeste Zomer-koortfen waernam, ook te gelyk de’ meeste Kooloopen aenwezend waren , zoodat derhalve , fchoon ’er eene juiste overeenkomst tusfehen de natuur van de heerfchende Koorts «n den Rooloop Rand greep, echter hunner ibeiden woede ,en het getal der lyderen, die door haer aengetast werden, zeer verfchilden.

Schoon deze ziekte, wanneer zy zich wyd F)e ferj% en zyd verfpreidt, overal groote flagtingen

“aenrecht, zou derzelver woede echter groote- Raoinn^ lyks beteugeld worden, wanneer men derzel- tieiiiïlei' ver eerfle bcginfels fnuikten, en byaldien allen ons overtuigd hielden dat ’cr, onder * de zoogenoemde volkszielen, .geene ziekte is, die in haer bcginfels zoo fchielyk

L 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kan

-ocr page 188-

jóS Verhandeling over den aert

kan te keer gegaen worden / dochvéi-ziumd zynde , de fteden, het platte land en lt;te legers zoo zeer ontvolkt, dat men zeggen kan dat deze pest meer volks dood, dan het vyandc-lyk moordtuig. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' u • j.

!•- ’ .d , .. .v « ■ f, ;

3 Sommige Róoloopen-waren tegens alle tot nog toe bekende middelen wederJtrevig rechter waren zy flechts doodelyk. voor die geenea, welke reeds voor de ziekte verzwakt waren, ; ten zy ze allerhevigst aen vielen , of met giwtl-dige middelen te keer gegaen wierden : ande^f-czins waren de laeuwe en flymige dr^ankeg, -de ftovingen, van ddn buik.., en^wel vojÿ-namelyk de langdurige tyd zelf zeer vpordeelig.

S. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\

ïamp;. Het zelfde gebeurde in de behandeling van efommige zinkingpynen; welke men niet gewil-‘i^dig moest aentasten ; want men zou veeleer het nog overige gedeelte van de gezondheid » verminderd, dan de wederftrevige zinking te f ondergebragt hebben. De verandering van 't fai-zoen en de tyd bragten alleenlyk voordeel acn^, f • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r

ge- In ’t algerneen werden wy overtuigd, dat men Óp de genezing van fommige. ziekten niet -te febuusn*: ftgrk moet aendringen en dat het genoeg is, ‘ zoo dezelve niet verergeren, wanneer mçpî n..i, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchoon

1

-ocr page 189-

en de natuur des Rooloops. 269 fchoon langfaera , echter dagclyks iets, wint. Want gelj^k men al genezende weldoet, Z09 kan men .hier ook zondigen.

ƒ Deze ziekte verfchoonde noch ouderdom, De Retgt;-.®och fexe ydere gcf^rtheid. der menfehen, .ydere gefteldheid dei' vaste ■ en vloeibare doelen, ydere foort van gezondheid ftondep^e^n'’ver-voor den Rooloop even zeer bloot, fchoon

iffj-

itnet verfchillçnu gevaer; tcrwyl noch het ge-■bruik'van water noch van wyn iemand voor deze ziekte bevrydde.

die zich ftrengçlyk van vruchten ontlriei--den , of dezelvcn gebruikten , ja zelfs mis-;bruikten , vervielen of in den Rooloop, of Lbleven vry, zoodat men, zelf volgens gcen^c .ihiddenmatige wacrfçhynelyke wys, konde bç-• palen wat best gedacn ware.

r.

: Hy, die fchicr allccnlyk uit dierlyke fpyzen zyn voedfcl trok , werd zoo wel door don Rooloop acngetast , als die geene , welke

: byna geene andere dan plantvocdfels ge-

. bruikte. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ruiter

âerfchfi-^

Echter was het gevaor niet overal gelyk^^”/^,^ voor hun, die met deze ziekte worfteldcn;

lemie ly~

E 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;want,/«-,.

-ocr page 190-

t70 rerhanJeiing over i«n aert

want de vrouwen leden altyd geweldiger» so« Van de ziekte zelf, als van eene langdurige foltering met derzelver overblyffelen.

De kwaedfappigen, de oude lieden, als ook zu’ken , die voorheen door ziekten der ge» wrichten gefolterd waren, en onder deze voor» namelyk de vrouwen, waren in levensgevaar.

Want tot het vrouwelyk geflacht behoorden die lydcrs, by welken in den Rooloop de tong terftond droog werd , en welker ledematen door eene yskille koude bevangen werden, terwyl het koude zweet, in groote druppels verzameld, langs het ganfche ligchaera af» vliette, met een gevoel van aenhoudende en ondragelyke hitte, die de ingewanden aU verbrandde, en verzeld was met een’ onlesch. baren dorst , en een hevig verlangen nacr kouden drank en wyn , daer ondertusfehen het verftand en het gebruik van alle de zinnen volkomen bleven.

Ik heb in de lyken 'der Rooloopigen nooit eene verzworen plaets aengetroffen, en ben daerom van gedachten, dat de zweren in de darmen door den Rooloop zeer zeldzaem ver-oorzaekt worden.

Vin.

-ocr page 191-

, tn de natuur des Rooloops. 171

__ _ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;——- I nbsp;nbsp;nbsp;■ -----:-----------------;—,

■ VIII. nbsp;H o o F D S T U K. -i

Over twee verkeerde begrippen wegens den aert en de zitplaets der Rooloopfleffe * ƒ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en dtrzelvev lefmetting. »cH

Het fchynt my toe,'dat ik twee bronnen van dezen kwaedaertigen Rooloops (ten zy gy denzelvê lievér itirrfeJämigen ont^ fiekings-Rooloop wilt noemen) welken ik zei^' dat voornamelyk vyandig was tegens het vróu-welyk geflacht, ^ontdekt heb ; de flechte aert, namelyk, van de kwade gefteldheid zelf, quot;en bet ligchaem van deh Jyder, boven anderen voor deze ziekte gefchikt.

4 /

Ik heb insgelyks twee vermoedens, welke in zwang gaen wegens de natuur des Rooloops , opgemerkt ; het eenê is een volks-vooroordeel , ’t welk ecne hoeveelheid van vochten, fchielyk naer de verzwakte darmen toevloeiende, befchuldigt; doch het andere is van geene geringe Geneesheeren , en voor een gedeelte waer ; namelyk , dat alle Rooloopen tot die ziekten behooren , welke uit raeuwig-heden ontftaen; cn dat die ftoffe, ’t zy galachtïg^ ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’tzy

-ocr page 192-

171 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling o ver den • aert

*t zy rottig en te gelyk fcherp, binnen de darmen opgehouden zynde, door hare prikkeling en knaging den Roolpop voortbrengt.

Palfche RqoIbo-ftn.

Zy, die zoo denken,-gebruiken vele voorbeelden om hun gezegde op te helderen. Want lieden, die (gelyk zy zeggen) eene buikzuiverende hars, welke niet wel te ondergebragC is, en naderhand hardnekkig blyft vastkleven tusfchen de plooien der darmen, ingeflokt hebben , vervallen in eene foort van' Roo-loop , die veel overeenkomst heeft '^met den Zomer-Rooloop. Volgens hun gevoelen valt het zelve te beurt aen hen, Wier darmen door eenigc fcherpte of wormen worden geprikkeld, waer door dikwylige, persachtige, pynlyke, flyraige en bloedige ontlastingen ver-oorzaekt worden.

Maer- ik meen dat men deze liever valfcht Roolnopen, of krimpacht ïg^e Lonpen noemen moét, welke niets gemeen hebben met de Zinkingpyn der darmen of den waren Rooloap.

Het voi%-vooroordeel is, tot geluk van, het menfchelyke geflacht, door den. tyd onder de Artfen verworpen : niettemin zou men Hf; r-CüLES eer den knots ontwringen, dan deze ge-

-ocr page 193-

en ie natuur its Rooltofts. Î7S gedachten uit de onbefchaefde gemoederen uitrooien.

n. --

Dit is de bron van zoo vele kwade behändequot;, lingen, door welken ’er jaerlyksch zoo velen óm hals gebragt worden !

Want men poogt den buik door ’t Heulfap en famentrekkende middelen te floppen.

Het andere gevoelen, ’t welk minder van de waerheid afwykt , 'vordert dé uitdryving van de knagende en binnen de darmeil vertoevende floffe, door braekmiddelen en ver-fchillende buikzuiverende artzenyen, op eéUe onderfcheiden wys toegediend, en leert dat hier in voornamélyk de genezing gelégen zy. Maer ech brâék- of buikzuiverend middel is voorzekei in alle Rooloopen niet dienflig; want fommigen , fchooti zeer weinigen , wyken, gelyk Sydenham getuigt, voor het enkel Heulfap en de bevorderde uitwademing: eeni-ge latideren , die nog niet te ver gevorderd 2ynÿ‘eh welken een 'buikzuiverend middel verergeren zoude, worden verdreven door een’ ^aeuwen en verzachtenden drank : eenige anderen wederom worden genezen door her-.haeide aderlatingen. Zoodat het duidelyk blykt

-ocr page 194-

174 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' i^erluindeling ovif den dert

blykt dat de heerfchende Roploop, geen ziekte is, die van eene fcherpe ftofFe, welke in de Jiolligheid der darmen befloten is, afhangt ,* maer die plaets grypt in de rukken der darmen zelf, wélke door eene Zinkingpyn aengedaen zyn ; ïbrawylen fchuilt het gebrek desgelyks in het darmfcheel, het net en de water-blaes.

Deze Zinkingpyn der darmen nu wordt^ gelyk de ondervinding leert, zeer dikwerf verdreven door een brack- of buikzuiverend middel; en hieruit ontftaethet denkbeeld van hun, die meenen dat ydere Rooloop eene ziekte is, welke uit raeuwigheden Çb') ontftaet.

Schoon nu dit denkbeeld insgelyks geene ware bevatting van den Rooloop in zich be-fluit, echter geeft het geene opgefchikte ge, neeswys aen de band, in de meest doorgaende Rooloopen.

Want da voornaemfle gefteldheden van deze ziekte veroorzaken die foort , welke ik bevorens de galeuhtige noemde. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- ;

• z nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jNlótr

(O Morbus faburralii^

-ocr page 195-

tn de natuur det Rooloops.- tpS

Niettemin gebeurt bet dat ook dit denk-beeld geene geringe dwalingen in de beoeffe-ßing ten gevolge heeft.

Wanneer nu deze geneestvj’s , fchoon op eene valfche meening fteunende , goed kan iyn, en wanneer da^entègen die zelfde mee» ning dwalingen in de behandeling kan veroorzaken, en wat bier van de reden zy, zal hy , die de reeds ontvouwde natuur des Rooloops , en deszelfs verfchillende foorten rypelyk overwogen heeft, zoo ik vertrouwe, genoegzaem bevroeden. lt;

Weinigen twj’lïelen aen eene befinetting der Is'ereem RooloopsftofFe , ja de meesten gelooven dat dit gif, door de uitwademing van eenen lyder, aen de omftanders kan worden medegedeeld, weikeïàn

Inderdaed ik ben verwonderd hoe wy, benevens 'Squot;'* de noodhulpen en ziekenbezorgers, gedurende den ande-alle deze jaren, vry zyn gebleven van denRoo-loop. Echter hebben wy ’s morgens yders drek

Van den verloopen nacht befchouwd, en zelf, tegens wil en dank, de ftinkendfte uitwade-mlngen in onze neuzen ontvangen.

Voorzeker Weet ik zeer wel dat door de ontlastingen der Rooloopigen de lucht, welke wy

-ocr page 196-

1^6 Vi'r'hanàelmg over den àeri ■

aile gemeen hebben, met eene’ftinkeridè rottige ftoffe bedorven vvördt, en tot die^ Rotziekten gelegenheid geeft, die by uitfte-x kendheid gasthuisziekten (f) genoemd worden ; maer dat'de uftwademingen der Rooloopigen dezelfde Ziekte in anderen voortbrongen, zulks meene ik met de waernemingen ftrydig ,te; wezen. ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

be bewustheid dat de Róoloop zonde^ befmetting '’is, meene ik van veel belang te zy'n. Want hoedanig moet het hart van dierJ' Arts gefteld zyn, die, van dc befmetting de? ziekte overtuigd, de huizen der Rooloopigen^ , en voornamelyk de lage ftulpen der armen ) zal bezoeken!

■)

t Van welke aengelegenheid is het derhalve \ ■' niet, ^oo wel zelf van deze ydele vrees ont» s flagen te zyn , als anderen van dezelve te

können ontheffen? nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3

yX/A nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zelfde wil ik begrepen hebben omtrent

van ram- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gierst- blutsch- en fcharlakcn

déré nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;insgelyks niets is, en noch

fmettin- door aenraking, noch door inademing, noch doorzwelging , noch op eenigerlei wys ingeente dezelfde ziekte in anderen kan_ ver wekken;

ft} Morbi'^noTocoinmles. ’

-ocr page 197-

en de nOîuur des Rooloops. 177' daer myne wäerneming en veelvuldige ondervinding zulks gedurig en volftandig bevestigenlt;

Dus zullen wy onder zoo vele andere zoo wettige als ydele vreezen, van dezen en geenen , en dus niet van de minfte verfchrikking ontflagen zyn.

IX, HOOFDSTUK;

Foorbehoedingt

Te vergecfscli heeft men een voorbehoed- De Rot-middel tegens den Rooloop in eene her-

haelde buikzuiVering gezocht ; want ik oor-deel dezelve eer fchadelyk tert zy eenige buikztii-aenwezend zynde raeuwigheden zulks ver- « eisehten. Want dewyl de krachten der maeg efi darlheri door de zomerhitte verminderd zyn 5 worden zy door de veelvuldige buikzuiverende middelen nog meer ontzenuwd, en de zinking even als naer een verzwakttr deel gelokt.

Ook bevestigen de waerrtemingen de yae heid van deze voorbehoeding.

Even weinig worden zy voor den Rooloop meb dnir bewaerd, die, wanneer deze ziekte heerscht y

_I. Deel, Jl. Stuk. M nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door

-ocr page 198-

17 s rerJîandeling over den aert

door dikwerf herhaelde braekmiddelen de maeg zuiveren; ten zy ’er bygeval eenige raeuwigv heden aenwezend zyn, welke ontlast moeten worden.

Maer in dit geval is het geen voorbehoed-maer een geneesmiddel.

/ *

noch door Ik heb reeds boven gezegd dat geene levens-fchikteit- ^gt;oe genoemd, den aenval van den Roo-vemujt. loop verhinderde.

Uafrin Ik ken geen zekerer behoedmiddel, dan de hihueding vermyding van eene fchielyke koude en togt, wanneer het ligchaem verhit en fterk be. liuolohp nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°

geiegin ZViCZt is.

gt;?•

Niet zelden heb ik den Rooloop fchielyk zien ontftaen in de zulken, wier buik, niet behoorlyk verzorgd zynde, na fterk zweeten, fchielyk verkond was.

Behalve de vermyding van zoodanige ver-kouding, roeene ik dat men insgelyks de raeu-wigheden en onreinigheden in de cerfte wegen moet voorkomen ; welke, fchoon zy op zich zelf den Rooloop niet veroorzaken, echter door het ligchaem te verzwakken tot denzelven

«en-

-ocr page 199-

en de natuur des Rooîoops. 179

1.’ '

aenleiding geven, en hem, aenvvezend zynde, Verergeren.

Behalve deze vermyding der raeuwigheden én der verkonding, zal het insgelyks dienftig zjm de krachten der maeg en darmen , door éen zacht verfterkend middel, te onderhouden.

Ik ben het volkomen eens met de waer-neming van Möhrlinus, by den beroemden Zimmermann Ça) aengeteekend, namelyk, dat zy, die alle ongeregeldheden in hunne levenswys, en als het ligchacm bygeval verhit was, het fterk drinken , voornamelyk van koud water , vermyd hadden , en nacht en dag eene onafgebroken uitwademing genoten, zich vooral tegen den Rooloop gewapend hebberî.

De

is onkundig van het fràaije Werk over denRooloop van ZIM M K R M A MS, die alle waernciningen, welke omtrent deze ziekte toen aenwezend waren, op eene geordende en wysgeerige manier geboekt, met de zyne vergeleken en uit hun beiden befiendige wetten gevormd heeft! Een Werk, ’t welk men nacht en dag in handen behoorde te hebben! In bet Xde Iloofdftuk van dit zelfde Werk flraelt öene zeer groote beoefi'enende kundigheid door, welke alleen bcvatbaer is voor hem, die, in de behandeling van de Rooloopen ervaren, na dit Werk gelezen te hebben, de Rooloopige lyders naeuwkeuriglyk bezoekt,’ en daenia by herhaling , inzonderheid het gemelde Xde Hoüfdftuk, doorfnuflelt.

M 2

-ocr page 200-

ƒ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f^erhanâeling over den aert

De groote moeielykhéid der genezing is daerin gelegen , dat de lyders , door telkens op te ftaen, door zorgeloos gedekt te zyn, en met bloote voeten te loopen , terwyi de nachten dikwerf zeer koud zyn, de oorzaken van de ziekte, de verkonding, naraelyk, telkens vernieuwen. Hierom bevinden zy zich ook beter, wanneer zy geboden worden het bed te houden , en als zy op onderfteekfels al leggende hunne ontlastingen doen ; desge-lyks, zoo de pynlyke buik door eene zachte en warme pap gekoesterd wordt.

Op deze wys heb ik my zelf en de mynen yoor den Rooloop behoed.

X. HOOFDSTUK.

fTelke raedgeving het gemeen moet geven als de Rooloop heerscht.

De Geneeskundige Maetfchappyen zyn gewoon, ten tyde als de Rooloop begint te heerfchen , het gemeen, en voornamelyk dat gedeelte, ’t welk op het platte land woont, dewyl deze ziekte voor het zelve allerver-woestend is, van vooriehoedtnd» voorfchriften te voorzien.

Al.

-ocr page 201-

en ds natuur des Rooloops, 181

Alhoewel deze inftelling ten hoogfte pryze-lyk is , fchyrtt zy eqjiter zeer moeielyk en gevaerlyk , opdat men niet door onderrichting fchade, terwyl men voordeel poogt aen te brengen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:

Ik wilde voorwaer liever dat ’er in ’t ge- f^aerom heel geen‘’ hulp a enge wend wierd, dan eene ydele , die met de ziekte niet overeenkomt, i,ei woe-verderfclyker is dan zy zelf, en de heilzame pogingen der natuur verhindert. .. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;»”■

o nbsp;° nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;trent ütf

, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zeifi gf

Zal het volk zich zelf niet zeer dikwerf , nbsp;nbsp;nbsp;Maeuvo*

eene gevaerlykc hulp toedienen in eene ziek- iyksonrier-

te, welke ^oo verfchillende is, dat zy voor de naervorfching van de grootfte Geneeshecren^ moeielyk valt ? Wy ^kunnen het zelve met vermogende middelen, als zoo vele wapenen, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

zeer wel voorzien , maer geenszins met de bekwaemheid om van de gelegenheid gebruik • te maken, en behoorlyke aenwyzingen te vor-men.

Echter moet men onderzoeken, in hoe verre men het gemeen kan onderrichten, opdat het zich, ten tyde van een’heerfchenden Rooloop, of voor deze ziekte zoude können behoeden, of opdat het, dezelve reeds aen-

M 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wc-

-ocr page 202-

j52 ‘ Verhandeling over den aert wezend zynde, die of volkomen zoude kon-nen genezen , of ten minfte de heilzame, pogingen der natuur niet verhinderen.

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Het eerfte gedeelte van deze onderrichting

beftaet mogelyk in die voorfchriftcn, en wel in die alleen , welken ik bevorens over de voorbchoeding, en over het vermydcn van. verkonding in een verhit ligchaem, opgaf. ‘

Het andere hoofdftuk van de raedgeving zal de genezing v^an deze ziekte zelf aen de hand-geven, en beftaet alleen in deze twee wyzçy:, door Hippocrates voorgefteld ; want hy heeft twee geneeswyzcn aen de hand gegeven, aen welken beiden gemal;kelyl’ kan vol.dacn, ch^ wier bekwame tyden en aenwyzingen het domftc' volk zelf können geleerd worden.

On fier de

•veelvul

dige voor- Van deze twee gcnecswyzen, om den Roo-fchriften, -1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

tegensden lóop te gcnezen, IS de cene on/Zßizend, en de zyn^er’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

fiechts

^waer om- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geneeswys in den

frent bet Rooloop geenszius onder deze twee hoofd-jta„ en ftukkeb alleen vervat' wordt ; maer ik weet woel on- tevens dat hy , die deze twee wyzen bc-v:erden. lioorlylï kan àenwenden , aen ïrer' velen, cn • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wel

-ocr page 203-

tn de natuur êes Rootoopi. ‘ 1S3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I

wel aen velen regtßreeks^ aen niet weinigen van ter zyden voordeelig, maer byna aen niemand (’t welk in de Geneeskunst eene zaek van hét grootfte belang is) fchadelyk zal zyn.

Maer de overige verfcheidenheden van dezé Æ-i ‘zvagr-iiekte zyn boven het bereik van het gemeen ; ook kan men het zelve geene eigenlyke genees-wys voor deze ziekte aen de hand geven, ten zy men wil dat het, al genezende, zich zelf fchade.

Eenige Roóloopen geneest Hiï’ï’ocrates door een ontlastmiddel ; en hy bedient zieh van zoodanig een, ’t welk de flym boveru Waerds uitdryft. In andere wederom, als dé pyn aenhoudend is, laet hy de deelen ondef den navel met veel warm water wasfehen.

Welke twee zaken kenmerken van eenen ontlastende en ontflekingtegengaende behandeling aenduiden.

Derhalve behooren zy, welke genoodzackt zyn zich zelfs te redden , alle genezing van den Rooloop te beginnen met een’ laéuwen en verzachtenden drank , en desgelyks met eene ftoving van den buik.

M 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;By-

-ocr page 204-

184 leerhandeling ovtr den aert

Byaldien de pyn verinwderd of buiten den tyd der ontlastingen geheel geweken is, 'too tevens de krachten niet vervallen rzyn , en ’er geen baerblykelyke koorts aenwezend is of dezp aich alleen op gezette uren verheft, dan moet men een middel ^- '{^/tvelk hovenwaerds uitdry/t, toedienen ; terwyl men ondertusfchen met de ftovingen op den buik aenhoudc.

, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ L : • vrtt

En door deze [enkel ontlastende geneeswys weet ik dat zeer vele Rooloopen gelukkig gCr flopt zyn, als ’er flechts fobere fpys genuttigd wierd, de warmte van het bed ’er bykwam, pn men na de braking, gedurende langen tyd, een’ verzachtenden' drank met Chaipomilbloe:« men gebruikten. r’ . ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

Dan kunnen zy het; Heulfap misfen, ten zy men mogelyk , na de braking, de pyn geweken en de koorts afwezend zynde^ door -een weinig Heulfap een voordeelig zweet, ’t welk den afgang, flopt, wilde bevorderen.

Doch byaldien ’er pyn plaets heeft , dezelve gedurig is, en ook buiten den tyd der ontlastingenquot; woedt, welke op de drukking vermeerdert-, dan moet-* men, volgens den racd vfft] Hippogratês, de deelen onder den navel met veel warm water

was-

-ocr page 205-

en de natuuy^dei RoeloopT. * ƒ85

^va}fchtn ; want een bfaekmiddeb zoude’’îiîét gevaerlyk j ja zelf ten uiterfte-Verdérfelÿk tyn.'-Eene-'aderlating en eené gedurige ftó-ving van den buik , als ook een •óverrloè-digen drank uit weekmakende kruiden, als de 'Heemst- (*) en Kaésjesbladefi het Eyn-'zacd (§) j. enz , beftaende , 'zutterf voofdS^l 'aenbrengen ; 'wantquot;men zal ’ alt'àn^ 'niet e^ ’ontßekingiegcngaende ^erieeswys flägefl. '

rs . og ; ’ 'h , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3r!0P’;-lt;ocd

Het zal dienftig zÿn kinderendoor den Kooloop aengetast’,*quot;vóornamelyk indien''zy van de pyn zeer aengedaen en ’er Wegens

dezelve ftuipen aenftaende zyn , met warm water te wasfehen, of in een warm bad te plaetfen.

./ T 2 : c O n

Hy, die deze leerftukken verftaet (en dezelve zyn niet moeielyk , dewyl zy. voornamelyk uit twee baerblykelyke hoedaniglifedeh, te we

ten, de gedurigheid of aflating de« krjmpjngca-, ontleend zyn) zal de meehe, fóörten de^

T» , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r T- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-Jf;, r-^

Rooloops genezen , de gaïa,Mige namelyk^^ èn'de ontfteking-foort, als’“oók die geenêh^ welke uit vermeng/ng vanquot;dezè’beiden óhtftacn.

n Dit eenige fehlet ’er nog óverig, ’t wélk men in deze foort van raedgeving niet oé^ hoordé

* O FoUa'altbfæ. (f) Folia malvæ. (§) Semen, Hui.' • * M 5

-ocr page 206-

185 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhanieling over den atrt

hoorde te misfen; eene aenwyzing, namelyk, van die behandelingen en middelen , welke men als fchadelyk en veiderfelyk behoorde te fchuwen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Maer al geeft men de heilzaemfte voor-fchriften , ik ducht dat men ’er of in ’t geheel geen, of ten minfte zeer luttel voordeels mede zal aenbrengen ; want het gemeen ge-hoorzaemt liever acn de vooroordeelen, dan aen de raedgevingen der gezonde reden, en hierdoor maken zy zich zelf ellendig in weérwü der Goden.,

XI. HOOFDSTUK.

at de Rooloopen van de vier fatzoenen byzonder « en ook wat zy gemeen hadden.

IK zal de Rooloopsgefteldheden van de vier jaergetyden nacuwkeurig affchetfen; ter-wyl Ik tevens verhalen zal waerin zy overeen-kwamen, of waerin zy verfchildefi.

De geheelc zomer van het jaer 1776 gt;nbsp;en ook een groot gedeelte van de lente, en geen minder van den herfst, bacrde gelykfaoriige en overeenkomende ziekten, door de gal, namelyk,

ver-

-ocr page 207-

ende natuur des Roolaops, 187 veroQrzaekt, welke zuiver, niet ontflekende nach rottige en v^n eene goerie natuur was, ten zy ’er bygeval verkeerde middelen toegediend waren.

t-:''

• Van denzelfden aert zyn insgelyks (|e^RctP-Ipopen geweest, en -uit die foorty^ welke ik zinking-galachtigegalach^igf^- Roefip^koorts noemde; zy waren wpl zeer velen in geud, maer werden zeer vaerdig en veilig door eenvou-wige braekmiddelen, en wel het allervaerdigst door den braekwynfteen, verdreven.^ . nbsp;nbsp;-

Eenige Rooloopcn van dat jaerjieh-ik dopr àc‘tamarinden, het manna, het bitter0f40Ut(c), den room van wynRecn (d') , gevitriooldcn Wynfteen (e), cindelyk door den rhabarber (jy ep buikzuiverende Rooloopsnoten (g) , zien genezen van zoodanigen, die, ujt^.ppkundp van'de genezing door braekmiddelen, hoe zeer dezelve hunne plaets ën hunnen tyd zaer vermogende zyn , een’; afkeer hadden., of ook wel by zoodanige lydcrs, die door vleijende. Artfen met fmajlt;elyk toebcrcide gcnccsmidde-len plagten behandeld te worden, als tccdcre

.. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-

fc)' Sal amaniSr QJ) Cremor tartari. Çr') Tartarus RIwuiu. Myrobalani,

-ocr page 208-

18 8 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verltmieling over den aert

geftellen , vrouwtjes, lieden'^ van grooten rang, enz.

Deze behandeling verfpilde wel meer tyda als die , waerin de braekmiddelen toegediend werden; niettemin herftelden de lyders, ten zy ’er bygeval eene grooter hoeveelheid van gal aenwezend ware , en deze meer naer boven dränge. quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\

- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4

Doch in 'den zomer van het volgende jaer (1777) tastte de Rooloop alléén hier en daer een’ enkelen^ lyder in de*fl:ad aen ; maer hy verfcheen veelvuldig, en met doodelyke gevolgen, in de 'gevangenhuizen. Dan waer hy ook verfcheen, was hy meestentyds moeielyk, langdurig , en week noch voor brack- noch buikzuiverende optlastmiddelen, ja werd door dezelve naeuwlyks verzacht.

Ik vertrouw dat de Rooloopen van ,dien zomer eer verdreven zyn door de verandering van het faizoen, dan door het vermogen der geneesmiddelen, voornamelyk ip jonge lieden, die de ziekte beter konden uitftaen.

Deze Rooloop was niet zuiver galachtig ■gt; maer fcheen eenigzins van een’ ontflekenden aert te

-ocr page 209-

en de naïuur det Rooloops. 189 te zyn , echter niet zonder rotting , welke niet wel te befchryven is , en wier hardnek-hghtid alleen aen ons bekend was.

Deze zelfde geaertheden kenmerkten ook de overige ziekten , welke in het laetst van de lente, in den zomer en de herfst te voor-fchyn kwamen.

De middenflachtige zouten (/i) waren byna van geen nut, zoo in de Rooloopen van dat jaer als in de overige ziekten. Hierom vervielen de lydcrs in langdurige Buikloopen, welke niet te floppen waren.

De mocderwortel was, nadat de ontfteking eerst was verminderd, zeer voordeelig, zoo in die Rooloopen , als voornamelyk in de overige koortfen, welke van deze moeielyke ontlasting niet verzeld waren.

In het jaer 1778 was het getal der Rooloo-pigen een weinig grooter dan in den vorigen zomer, echter veel kleener dan in het jaer 1776.

Deze Rooloopen kwamen het naeste overeen met die van het vorige jaer’, behalve datzy met meer ontfteking vergezeld gingen.

Ge-

(Js) Sales medii. \

-ocr page 210-

Verhandeling over den aert

Ge'diïfendé dit jaer waren de ftoelgangen in velé Rooloopigen geheelenal flymig, zeer overeenkomftig met het kikvorfchenzaed ; cenc groote hoeveelheid van taei en lillend flym, naeuwlyks uit het onderfteek aftevagen, werd ’er ontlast ƒ hoedanig flym by het water gewoonlyk geloost wordt door hen , die met den iteen worftelen, of wier blaes door dezen of geenen prikkel aengedaen wordt, fchoon dat in ons geval de flym, even als lyin aen de wanden der oinderfteekfels, fterker aen-kleefde.

By de overigen was de drekftof vah eene preiachtige kleur, fchuimendc even als ftuks-kens vct , met bloedige ftrepen geverwd, vezelachtig , acn een affpoelfel van vleesch niet ongelyk.

Het was verwonderlyk hoe zeer deré ontlasting v'an flym de lyders vermagerde , en dezelven binnen weinige dagen , fchoon de ziekte in fchyn dragelyk was, tot bet uiterfte tragt en doodde.

Zy, die op deze wys krank waren, werden door die ontlastende geneeswys, welke in den zomer van het jaer 1776 zoo gelukkig flaegde, niet

-ocr page 211-

tn de natuur des- Rooloaps. 191 hiet gered , ’t zy men een brack- of cen zacht buikopend middel toegediend hadde.

Het was noodzakelyk eetie famengeßelde genees wys aentewenden; hoedanig eene, opdat ik een voorbeeld bybrenge, gelukkig onder-gacn is door zeker meisje , ’t welk ryke-lyk en alleen lillend flym ontlastte , en over eene pyn , als of de geheele buik verzwoer , klacgde. Ik heb het zelve vele lacuwe en verzachtende middelen toegediend, zoo door den mond als door den aers. Ik heb den buik met eene pap gekoesterd, terwyl het ligchaem behoorlyk gedekt was ; en ik zoü eene ader hebben laten openen, had zy dit niet reeds te huis laten doen. Na verloop van eenige dagen heeft zy, de pynen een weinig aflatende, doch de tong onzuiver zynde, met vrucht een braekmiddcl gebruikt. Een weinig tyds daerna is zy herfteld, en fchielyker dan alle de andere.

Na het midden van Herfstmaend kwam ’er by ons eene vrouw van zestig jaren. Voor drie weken had zy , gedurende agt dagen, een’ Loop gehad : deze van zelf verdwynende bevond zy zich wel.

Nu

-ocr page 212-

ƒ p2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling over den aert

p. Nu was, federt vier dagen, de afgang zeer dikwylig, pers- en krimpachtig en bloedig. Zy had eene gedurige buikpyn, niet zeer hevig, maer onder de ontlasting toenemend. De mond was flymig: ook had zy een ligt koortsje.

3;,: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

Ik heb deze Ziekte op gclyke wys, als den zoo'even gemelden Rooloop van het meisje, behandeld. Ik heb eene ader doen openen; het bloed bevond ik even als het doorgaens in het zydewee i^; des nachts heeft zy flechtg vyfmalen veel gebonden drekilof ontlast. De volgende dag heeft zy drie ftoelgangen gehad, en was daerna gezond.

In ’t zelfde jaer (1778) heb ik fommige Rooloopen zeer gemakkelyk genezen , doch ' andere moeielyk. Een uitterende Loop-, door welken een lillend flym, in ’t begin met krimpe, achtige pynen, doch daerna zonder dezelve, ontlast wierd , ' heeft ten laetfte twee lyders gedood. Twee vrouwen ftierven binnen weinige dagen aen den Rooloop.

‘Ik’ vermoede dat ik niet genoeg ächt gegeven heb op de bykomende ontfteking van dat faizoen , als zynde verleid door de Rooloopen, in het jaer 1776 waergenomen, welke

! 2. '

-ocr page 213-

tn de natuur des Rûoloops. 193 zuiver galachtig zynde ik fchielyk en vol-ftandig , binnen weinige dagen , door een brack- en buikopenendmiddel genezen heb.

Dan of men het der kunfte of rayn on-vermogen te wyten hebbe, dat fomraige genezingen niet naer wensch gelukt zyn , zal de Lezer moeten beoordeelen , wanneer ik eene beknopte gefchiedenis der ziekten zal voorgefteld hebben.

Een man van zeventig jaren had, gedurende den zomer, aen eene langwylige tusfchenpoo-^iende Koorts gefukkeld. Ik heb niet aen-geteekend op welke wys hy genezen is. Op den vierden, van Oogstmaend (1778) kwam hy by ons , en zeide dat hy federt veertien dagen met een’ zwaren Rooloop worftclde. Voor het begin der tegenwoordige ziekte was ’er, gedurende veertien dagen , een afkeer van fpyzen, een bittere mond, en tegen den avond een koortsje voorafgegaen. Binnen zeer weinige dagen is, eerst door een braek-_en buikopenendmiddel, en vervolgens door den moederwortel, alle pyn verdreven. Maer ^^de ontlasting van eene flyraige en waterach-. tige ftoffe, fchoon onpynlyk, was dikwylig, .Jiacht en dag: dezelve kon op geenerlei wys ... ƒ. Deel. 11. Stuk. N nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* be-

-ocr page 214-

194 rerîtandeling nver den aert beteugeld, ja zelfs niet door het heulfap voor eene poos geftild worden. Hierop volgde eene vermagering , als in het laetfte tydperk van dc téring. De huid werd ruim, dor en zeer droog. Hy ftierf op ’t einde van Herfstmaend.

In het lyk heb ik de dikke darmen zeer ontftoken , hard , ftyf en zeer moeielyk te doorfnyden gevonden.

Eene vryfter van dertig jaren kwam hier 'op den dertienden van Oogstmaend : zj’ had federt vier dagen den Rooloop; haer ligchaem was tenger, fappeloos, zeer dor en ftyf; en fclioon zy verzekerde dat zy gezond geweest was , had zy echter zeer weinige'teekens van gezondheid, terwyl zy reeds in dezen ouderdom tandeloos was. Zy ontlastte, onder gedurige pynen, eene dryvende witte ftotfe, hoedanig ' ’er ontlast wordt uit dc blaes van hun, die den Reen hebben.

De eigenzinnige lyderes heeft of geene middelen gebruikt, of de doorgezwolgen weer uit-gebraekt, welke uitbraking zy, door de hand in de keel te fteken, veroórzaekte. Zy hield weinig van een’ weekniakenden drank binnen. Door de gemelde brakingen ontlastte zich een . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wei-

-ocr page 215-

en de natuur des Rooloops.

195

weinig water met een weinig flym , wacrop in ’t begin de pynen verminderden, en daerna ook geheel verdwenen. De flymigê vloed bleef ; en deze vermagerde de lyderes veel meer, dan naermate van de ontlaste ftoffe be

hoorde te gefdiieden.

;O

Den zeventienden van Herfstmaend is zy geftorven. Het lyk geleek een geraemte. Het net (i) was zeer rood : de wanden van de dikke darmen waren hard, en veel dikker dan naer gewoonte: hier en daer vond men ont-lloken plekken: de binnenfte oppervlakte was vuil rood, met een bloedig ilym bedekt: nergens ontdekte ik' eenige afknaging.

Zeker meisje bragt omtrent het einde van Hooimaend ter fluik een kind ter weereld; federt dien tyd te vroeg aen haer’ gewonen arbeid gegaen zynde, werd zy gedurige Icnde-pynen ontwaer. Den agtentwintigften van Oogstmaend is zy in ’t ziekenhuis gekomen, zynde reeds vyf dagen met den Rooloop behebt : de ontlastingen waren ontelbaer en water-achtigbloedig , maer de hoeveelheid der ontlaste ftoffe zeer gering. De pyn in den buik was

(0 Omentum.

N 2

(

-ocr page 216-

xçd Verhandeling over den aert

I

was acnhoudend ; hy konde geene aenraking dulden : zy kwam zeer armoedig gekleed en byna nakend tot ons , op een’ zeer kouden dag, die op vele andere even koude dagen volgde ; zy was zeer onrustig , klaegde on. ophoudelyk en kon niet flapen : de fmaek was op geenerlei wys bedorven, en, als men den polsflag en de warmte van het ligchaem in aen-merking nam, was ’er geene koorts. Het ge-laet was wankleurig en geelachtig. Het waterachtig aftrekfcl van den rhabarber verligtte de pynen. Nu waren ’er eindelyk in ’t geheel geene pynen; maer de waterachtige en dikwerf bloedige ontlasting bleef aenhouden. Den derden van Herfstmaend is haer, tegens den avond, een verdoovendmiddel toegediend. Dien nacht werd de ademhaling moeielyk, en was den volgenden dag zeer rad en luid. Zy is denzelfden dag overleden.

Ik vond het netligtelyk ontftoken, als ook hier en daer de dunne darmen en het darm-fcheel. Mnar de geheele karteldarm en voornamelyk dat gedeelte van denzelven, .’t welk langs de linkerzyde loopt, was geweldig ontftoken, bieren daer ook loodverwig;

des-

(i) Colon.

-ocr page 217-

« tie natuur âfs Rooloopî. 197 éeszelfs wanden waren zeer dik , en wegen« derzelver hardheid , zelfs op die plaets, op' welke men de blaeuwe kleur aentrof, moeie-lyk te doorklieven. De endeldarm (Z) was op gelyke wys gefteld , en deszelfs klieren gt;nbsp;gelyk ook die van den karteldarm , zeer gezwollen , groot en hevig ontdoken.

Den dertigften van Oogstmaend werd een ander meisje van agttien jaren aen onze zorg toebetrouwd. Zy had, federt vyf maenden, eene opdopping der donden. Zy was agt dagen lang aen eene hevige aenhoudende koorts ziek geweest. Sedert dien tyd loosde zy dikwerf wormen. Zy zeide dat zy nu voor drie dagen door den Rooloop was aengevallçn. Zy had eene wankleurigheid; de polsdagen waren zeer kleen , byna onmerkbaer, en volgden zeer rasch op elkander; de pyn was onophoudelyk, en by poozen zoo geweldig, dat zy het uit-fchreeuwde, door het bed kroop, op de tanden knerste , met koude ledematen, en een droevig en wanhopend gelaet. Pe wormen kwamen den mond en aers uit. Zy bragt het grootfte gedeelte van den kouden nacht buiten het bed door, zittende op het onderfleekfei, het

' ÇZ) Inteöinunj reftum.

N 3

-ocr page 218-

J 98 Verhandeling over den eert,

’t welk zy liggende niet kon gebruiken; De fmaek was bedorven. Het waterachtiga aftrekfel van den rhabarber en de braking bragten eenige verligting aen , fchoon deze zeer gering was. Dan kort daerna verheften-zich alle de toevallen. Laeuwe, verzachtende en flymigeartzenyen, pappen, enz, hebben de. pynen bedaerd , en de ontlasting zeldzamer, byna niet pynlyk, gemaekt. Maer den zevenden van Herfstmaend is zy geftorvcn, ten zelfden tyde dat zy (de polsflagen levendiger en byna niet verfnelt zynde) beter fcheen te wezen.

Het net was zeer ontftoken ; alle de dunne darmen waren hoog rood: de ganfche kartelen regtedarra waren ook geweldig ontftoken, en hier cn daer met blaeuwe plekken. De rokken der dikke darmen waren zeer dik, ende klieren wegens ontfleking groot; een bloedig flym bedekte de inwendige oppervlakte der darmen.

Ecnc fterk ontftekingtegengaende geneeswys behoorde hier in ’t werk gefield te zyn ; en dezelve is met het waterachtig aftrekfel .van‘ rhabarber kwalyk begonnen ; het braekmiddcl is kwalyk toegediend. De verligting was

-ocr page 219-

en de natuur des Roolmps. 19^ bedriegelyk. Maer het voorkomen der Jyd. lier , de wormachcige gefteldheid en de geloosde wormen zelve hebben my bedrogen ; doch ik ben voornamelyk van den weg gebragt door de Rooloopen van andere lyderen, diè door dezelfde handelwys gelukkig gered zyn.

Niet weinige Rooloopigen hebben dit jaer wormen ontlast, gelyk in het zoo even voor-gefielde geval van het meisje. Deze lyders waren meestentyds bleeke vrouwen, en voor-maels reeds aen wormen onderhevig. Men mögt de genezing niet aenvangen met worm-braek- en zelf niet met zachte buikzuiverende middelen, wegens de aenhouding en verheffing der pynen , dewyl deze van de ontfteking ontftonden. En deze ontfteking was fora-tyds kwaedaerti^ , en van zoodanigen aert, dat de aftapping van bloed en de overige ont-ftekingtegengaende geneesmiddelen niets baet-ten, en op het bloed de gewone korst ontbrak welke men gemeenlyk by niet kwasdaertige ont-ßekingsn waerneemt.

Alle Rooloopigen hadden dit jaer een koortsje tegens den avond, \’an eene geringe koude cn geene groote hitte verzeld; tcrwyi de ontlasting din veelvuldigerwas, endekrim-

N 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pin-

-ocr page 220-

a 00 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling over den aert

pingen zich verheften. De polsflagen waren byna niet verfnelt. De tong was bar en droog. De pis was weinig, fomwjien wel rykelyker, maer nooit van eene hooge kleur , veeltyds drabbig, flymig en doorfchynend: fpade zakte in dezelve een wit flym door, ter hoogte van een’ dwarfchen vinger. Eindelyk, de omftan-digheden een’ beteren keer nemende, bleef de pis helder, zonder neêrzetfel, en zoo als zy in den gezonden ftaet is. De perfingen plaegden de meesten, en hielden lang na den Rooloop aen ; geheel anders dan in het jaer 1776, wanneer een brack- en buikopenendmiddel gemeenlyk den Rooloop en de perfingen verdreef. In den voortgang van de ziekte en daerna, vreesde ik den bykomenden hik niet, zoo de overige toevallen maer niet erger waren.

Dikke en vette ligchamen vermagerden, door deze ziekte, binnen weinige dagen zeer, en veel geweldiger dan naer evenredigheid der ontlastingen.

Zy ftierven met hunne volle bewustheid, en onder gedurige ftoelgangen, met zeer klecne en verdwynende polsflagen.

Vroe-

-ocr page 221-

en de natuur des Rooloôps. aôi*

Vroeger of later viel hun fterfuur in/zon-’ der eene zekere bepaling van den dag of de week.

-'vzo

« Het gemeene volk, de arme vrouwen voor-naraelyk, welke flecht voedfel en nog Hechter kleeding hadden, zyn door deze ziekte het veelvuldigst en hevigst aengetast.

•»

A

Niemand der Krankbezorgeren, gelyk ook niemand der Heelmeesteren of Bylooperen is door den Rooloop befmet. Eén echter, die men by de herftellenden, van welken niemand aen den Rooloop ziek geweest was, geplaetst had, om van den ftaer geligt te worden, verviel ech-

N 5

-ocr page 222-

2«* f^irhanâeUng over Jen atrt echter in deze ziekte, doch gering, na dat hy dun gekleed in de koude getvandeld had.

Ik ga over tot dien veelvormigen , ver. fehillenden en voor niet weinigen doode-lyken Rooloop, die gedurende den zomer en een gedeelte van den herfst van het jaer 1779 heerschte.

Gedurende de Zomermaend waren de Roq. loopen zeer zeldzaem , doch veelvuldiger in de Hooimaend; zeer vele waren ’er in Oogsten Herfstmaend ; eindelyk verminderden ;zy in Wynmaend.

Ik heb de verfcbeiden foorten van Rooloop, die in dit jaer te voorfchyn kwamen , bevorens medegedeeld : de heerfchende gefteld-heid was zekerlyk zoodanig , dat zy uit de gefteldheden der vorige jaren famengefteld of vermengd, of met dezelve by beunen fcheen te verwisfelen ; dewyl deze zomer alle die Rooloopen, welke in vorige zomers- en herfst-tyden geregeerd hebben, te gelyk te voorfchyn bragt.

’ Dit jacr waren ’er minder galachtige raeuw-heden ; de lyders braekten minder, en zonder

-ocr page 223-

en de natuur des Rooloofs.-\ 103

dor voordeel, ten zy ’er weekmakende eu lacuwe. , middelen, en niet zelden ook eene aderUting,,{ voorafgegaen waren. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jj ' ■

In den tegenwoordige Rooloop waren de middenflachtige zouten, met welken'aHeen ik gezegd heb d»c fbmwjHen de galachtige Roo-loopen van het jaer 1776 genezen zyn, niet dienftig.

De zuiver witte, lilachtige en aenklevende ontlastingen, welke in ’t voorgaende jaer veel* vuldig waren, heb ik dit jaer niet vernomen; doch in derzclver plaets was de ontlaste flöße aen een affpoelfel van vleesch gelyk, vezel-achtig, matig groen en vuil rood.

«

.Buiten twyfîel zyn ’cr velen in de flad en op het platte land geflorven , deels wegens den aert van de ziekte zelf, die fomtyds boven het bereik der kunst was , deels om dat deze gevacrlyke en veranderlyke ziekte,-onder dezelfde gedaente zich voordoende, den-onkundigen dezelfde toegefchenen en hem bedrogen heeft.

De gefteldheid van dit jaer heeft middag- ja«hefj klaer getoond hoe verkeerdelyk die geenen

wel- Rt.iaiï-

-ocr page 224-

264 rirhanJeling over den aert

ntiJJei, welke namen vqqt zähen nemen, in alle Rod-loopen dezelfde geneeswys volgen ; en hoe

«««Z/n- ydel het is op een algenteen Rooloopmiddel te hopen.

s

----- ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—■■■Mt ■*

XIII. HOOFDSTUK.

Over eenige kleenigheden van groet aenbelang. 4

IK vertrouw niet dat ik diepzinnige be-fluiten en onderfcheidingen , welke eer fpitsvinnig dan nuttig en klaer zyn, gemaekt hebbe : of, zoo ik den zeer verfchillenden aert van deze ziekte befchreven heb, zoo ik min belangende onderfcheidingen heb voor-gefteld , zy zullen den onkundigen alleenlyk zoodanige toefchynen, naderaacl de grootße ditt’ gen uit kleene beginfelen voortfpruiten.

Het is my niet onbewust dat die Geneeskunst, welke eene zoo mociclyke ontwikke-ling van verborgen zaken niet vordert, noch zulke diepe fchuilhoeken heeft, of die in het naervorsfehen van de oorzaken der ziekten, en in het onderzoek van derzelver vcrfchillende vermengingen , min bezorgd verkeert, van derzelver BeoefFenaren meerder geliefdkoosd wordt,

-ocr page 225-

tn it natuur des Roohops, ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;205

vordt, en dat men veel tegens zoodanig eene bezorgde en naeuwkeurig onderfcheidende weten-fchap tegenwerpt ; maer de moeielykheid en zorg om te leeren maekt de nalatigheid van deze lieden openbaer. Want zy willen liever voorwenden dat ’er in deze onderzoekende en wysgeerige- Geneeskunst niets gelegen is, dan moeielyk leeren wat dezelve zy.

Maer ik weet ook zeer wel dat ik nog ver af ben van dat denkbeeld , ’t welk ik van den Rooloop gevormd heb, en dat ik in de befchryving van deze ziekte geenszins myne eigen gedachten volkomen heb uitgedrukt: en fchoon ik zulks gedaen hadde , vermoede ik echter niet dat iemand , met deze myne onderrichtingen voorzien, nu veilig den Rooloop kan genezen ; dewyl het my overvloedig bekend is hoe zeer zelf eene getrouwe befchryving , en eene daer uit verkregen kennis der ziekte, van die wetenfehap af is, welke iemand door de beoeffening verkregen heeft.

de Geneeskunst is, gelyk Lancisius in eenen Brief aen Cochius zegt, een zeker foort van proefondervindelyke kunde, welke naeuw^ lyks van iemand kan geleeraerd worden : dezelve moet byna geheel van een naeuwkeurigen en ervaren Beoeffenaer , in het oeffenperk zelf, gevonden en aengewend worden» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De-

-ocr page 226-

ao6 Vtrhahdeling over den aert en natuur enz.

“quot;Deze nu waren de dingen, welken ik uit TByrte ' voorraedfchuur hadde te nemen, opdat “zy met de waernemingen'van anderen vergeleken'worden. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

En laêt’ dus hy , die meër dan ik waer-^enömen en meer opgedaen heeft, eindelyk veiliger voórfchriften , om deze jaerlykfche pest te verdryven, famenftellen ; en hy zal te wege brengen dat wy, langs denzelfden weg, minder omkomen.

'■ j .i- j. .

*■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■■ ■ ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V A

OVER

-ocr page 227-

•• » nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ƒ

Uit het Latyn van den Heer H: D: Apfel.

-------------- ------------------' .-oquot;Un , ■’W

lt;§. I.

SCHOON de ontlasting van bloed, door middel van eene geopende ader onder de oudfte middelen, tot herftelling vap eene beledigde gezondheid, buiten,kyf moet gebragt worden , en derhalve eene algemeene over-eenftcmming, met betrekking tot, deszeljs^ge-bruik , onder alle de Geneesheeren te verwachten zy; desniettegenftaende kan het nie-_ mand , die eenigzins in het gefchichtkundige . der Geneeskunst ervaren is, onbewust wezen dat’er ook, omtrent deze zaek, verfcheiden en zwa-

(«) Febres biliofas.

-ocr page 228-

io8 Over het regte gebruik van de Aderlating,, zware yerfçhillen onvoldongen zyn. Want dus verwerpen fommigen geheelenal de Aderlating ; anderen daerentegen vergieten, byna in ydere koortsachtige ziekte , zeer rykelyk bet levensvocht. Dus komen fommigen in ’t algemeen wel overeen, aengaende de ziekten, in welken-eenc ader al of niet geopend moet worden ; doch het eene gedeelte van deze laetften verwerpt of zonder onderfcheid de Aderlating in deze ziekten, of verheft dezelve hemelhoog ;-terwyl het andere voorzichtiger gedeelte. met regt vermaent dat men niet alleen acht behoort te geven op de namen, maer ook op de oorzaken der ziekten , op den aert van den lyder , de heerfchende ge-fteldheid (V), enz.

■h 7 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchil,

(i) Conftiunio epidemica.

-ocr page 229-

( - , voortiamèlyk in de Galkoortzen. 209-fchil , wegens de afleidende en aftrekkende Aderlating (c), en andere hier toe betrekke-lyk, nademael dezelve genoeg bekend zyn.

-T

quot; Alle de opgenoemde zaken by my zelf overwegende , en te gelyk over een onderwerp denkende, beken ik dat my het leerftuk over, de Aderlating zeer fterk beviel; en ik zoude[ gaerne ondernomen hebben om het zelve, als zynde niet min aengenaem dan nuttig, geheel-enal aftehandelen, byaldien deels de grenze»; van eene 'Akadcraifche Verhandeling , deels myne vermogens, welke geenszins genoeg-zaem waren voor de waerdigheid en uitge--breidheid van deze ftoffe, zulks niet verboden 1 hadden. Derhalve heb ik voorgenomen alleen-lyk eenig gedeelte van dezelve te onderzoe-) ken, het gebruik, namclyk, van de Aderlating in de Galkoortzen, welker veelvuldig-, heid, als ook vele dwalingen in deze , my aenzetten om dit gedeelte boven anderen te Verkiezen., 'Onze orde zal derhalve dusdanig zyn , dat wy , na fommige algemeene waer-heden, nopens de Aderlating in heete ziekten, opgegeven te hebben, tot de Galkoortzen en het gebruik van de Aderlating in dezelven zul-; len overgaen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;§.

(O Ven» feéUo derlvatoria amp;nbsp;revulforia.

If Deel. II. Stuk. O

-ocr page 230-

210 Over het regte gebruik van âe Aderlating

§. TL /

- Niemand kan loochenen dat de Aderlating . te recht in ’t werk gefteld , zeer veel nut , doch , verzuimd of roekeloos en zonder oordeel verricht zynde, groot nadeel, ja niet zelden langzaem of haestig doode-lyke uitwcrkfels veroorzaekt. Lact het genoeg zyn Glass en Tissot, als gewigtige gfetuigen, te hebben bygebragt. De grootfte omzichtigheid en voorzorg is ’er derhalve noo-dig, om het gepast gebruik der Aderlating wel te bepalen , niet flechts opdat de Arts den lyder voordeel aenbrenge, maer tevens opdat hÿ , zoo zulks ondoenlyk is , niet fchade. Ook moeten wy niet alleenlyk op de tegenwoordige verfchynfels van de ziekte acht geven , maer insgelyks op dat geene , ’t welk de ziekte voorgegaen of nog toekomende is, willen wy rechtmatige voorfchriften, aengaende de nuttigheid en noodzakelykheid der Aderlating, aen de hand geven. Want het gebeurt niet zelden dat de Aderlating ten hoogfte fchynt aengewezen te worden, doch dat ’er te gelyk uit deze drie zoo even gemelde hoofdzaken andere verfchynfels, die dezelve verbieden , aenwezend zyn. Het fchynt my toe dat, an-

4

-ocr page 231-

• vobrnamelyk in de Galkoortzen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i î I

ónder de aeilwÿzingen (d), de volgende voori namelyk in aenmerking moeten genomen wor-i den. ■ ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; ■

i. Eene yvare en wszenîyke valhloedigheid^ welké ik meen dat men, met Bo-erhave, ftelleri moet tn eene t hoeveelheid van gßed bloed welke te groot is ooi- die vevandeidngen t die voor hei leven noodzakèlyk zyn, te ondergaen, zonder ziekten te veroorzaken; en dat'deze volbloedigheid kan beftaen is', tegens'Erasistr atus^ VAN H el M ON T en'anderen', door Boer* have VAN. SwiETEN,en/GAUBius by uitftçk bewezen. De vcrdeeling der foorten Van volbloedigheid kan ik hier veilig over* flaen , dowyl deze genoeg bekend is eri byna by yderen ziektekundigert ' Seliryvcr uitgelegd wordt. Laet het genoeg zyn dd teekens en. toevallen der volbloedigheid by-gebragt ' te hebben ; en men zal, by derzelver aenwezen,. die middelen : kunnen aenwenden^ welke dienftig zyn om de volbloedigheid weg te nemen , onder’ welke men de Aderlating voornamelyk tellen moet; Onder de teekens van volbloedigheid, moeten de volgende' inzonderheid in aenmerking genomen worden j

CO Iw^icationes. v . . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C'.' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;” fu.’4 .j

-ocr page 232-

lit Over het regte gebruik van ile Aderlating

als een harde, volle en hooge polsflag, de ademhaling zonder eene ziekelyke oorzaek bezwaert, en niet evenredig aen de zachtheid der koorts, roodheid van het ligchaem en voornamelyk van het hoofd, welke meer dan natuurlyk is, het ligchaera gezwollen, eene zwelling der aderen, groote hitte , welke met dezelfde evenredigheid over het ganfche ligchaem verfpreid is, zwaerte van het zelve, loomheid , traegheid in de leden, eene llerker klopping der krop-flagaderen (e), roode oogen, verfcheiden toevallen in het hoofd , b. v. hoofdpyn (f ), yling (g), flaperigheid (A),, diepe flaep-zucbt zwaerte des hoofds, ruizing der ooren; verfcheiden gebreken en verwarringen van het gezicht, eene roode pis, het afgetapte bloed te dik, van geene genoegzame hoeveelheid wei voorzien , en met eene ontfteking-korst (Ä) bedekt, enz. Doch men moet wel opmerken dat, om de volbloedigheid te onderkennen, de tegenwoordigheid , niet van één, maer van vele dezer teekenen vereischt wordt, gelyk ’er insgelyks, uitdeafwezendheid van het eene of andere teeken, verkeerdelyk tot de afwezendheid van eene volbloedigheid

;r - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' be-

■(if) Arteri« carotides, (ƒ) Cephalalgia, Delirium. Somnolentia. (Q Lethargus. Crufta Inflammatoria.

-ocr page 233-

■ voornamelyk in de Galkoortzen, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;213

befîoten wordt, waervan de’polsflag een aller-klaerst voorbeeld oplevert, als die fomwylen, in wezenlyk volbloedigen, op geenerlei wys eene volbloedigheid aenduidt, ja geheel het tegendeel, gelyk men gewaer kan worden, in den hoogften trap van volbloedigheid, met een’ zwakken en tragen polsflag, alwaerhet des te noodzakelyker wordt eene ader te openen, naermate de polsflag zwakker en . trager wordt, zoodat ’er niet flechts eene ryke-lyke, maer fomwylen ook herhaelde Aderlating noodig is; want de vaten eenigzins ontledigd zynde, krygen zy , benevens het hart, het evenwigt tusfchen dezelve en de omloopende vochten alsdan herfteld zynde, hunne onderdrukte krachten wederom , en verwekken vaek geweldige koortsachtige bewegingen (Q. Dus hebben ook Hüxham en anderen geleert dat de polsflag, in eene eenvouwigelong-ontfteking (m), een ontrouwe gids en weg-wy.

De Heer Cleghorn heeft aengetoond dat de polsflag , zelfs in alle zydeween en longontflekingeii, geweldig kan bedriegen, zoodat hy denzelven, niettegen-ftaende ’er een zeer groot gevaer ftand greep, natiiurlyk, ja zelfs veel zwikker heeft nengetrolfen. De voorzeg, gingen, zoo wel als de gcnezingsaenwyzingen, op denzelven gegrondvest, waren derhalve twyifelachtig. Zie zyneßeoÄ. üherdie tpidem. Krar.kb. in Minerea, bladz, a4r. (m) Peripneumonia fimpiex.

O 3

-ocr page 234-

214 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gebruik van de Aderlating y

wyzer is : want hy is gewoon zacht te wezen, en wordt verwonderlyk ontftelt, fchoon het ligchaem volbloedig is; waervan men gemak-kelyk reden kan geven uit de natuurkundige kennis van den mensch. Ik weet zeer wel dat foramigen dit ontkennen. Niettemin worden zy overvloedig wederlegd door de ervaring van vele en groote mannen , die deze gedachten begunftigen : ook fchynen zy geene ware en eenvouwige longontftekingen waergenomen te hebben , maer bqrstlongont-ftekingen (n), in welken, om het te gelyk ontftoken borstvlies (o), of liever om de ont-fteking der tusfehenribbige fpieren (p) , een harde polsflag noodzakelyk aenwezend moet zyn. Echter moet men eenige verandering by de ontfteking der darmen (q) in aenmerking nemen , alwaer de polsflag gewoonlyk kleen, hard en ongelyk is, en waer het gevaer des te dringender is, hoe harder en kleener de pols wordt. Een yder zal gemakkelyk zien dat een Arts, die zich daerdoor laet misleiden, en zich hierom van rykelyke Aderlatingen onthoudt, zynen lyder kwalyk verzorgt. — Laten deze gezegden genocgzaem zyn, met betrekking

(«) Plenropcripneumoniæ. (ö) Pleur». (/gt;) Musculi jntcrcoïlalcs. Inteninorum i’.ifiuinmatio.

-ocr page 235-

voornamelyk in de’Galkoartzen.

Ung tot de onderkennende teekens : doch fomwylen brengt eene herdenking aen vooraf-'gegane teekens, welke dus niet te verzuimen is , desgelyks veel lichts aen : want de vorige , ten zy ’er vele te gclyk aenwezend zyn, kunnen fomwylen zeer twyffelachtig fchynen , dewyl zy niet zelden bevonden wor-den ook van andere oorzaken , welke eene geheel tegengeftclde gcneeswys vorderen, ont-ftaen te zyn.

Onder de voorafgegane teekens, welke men dus in het geheugen herroept, brenge ik deze; zoo de lyder voor de ziekte (doch eene onderdrukte volbloedigheid moet men uitzonderen^ fterk en kloek geweest is ; zoo de eetlust en de vertering der fpyzen fterk geweest zyn; zoo de ziekten, aen welke hy te voren veelmalen onderhevig was , behoorden tot het geflacht dier geenen, welke ligtelyk uit eene volbloedigheid ontftaen ; zoo de Aderlating bem dan voordeelig geweest is; zoo de ge-woonlyke bloedontlastingen, ’t zy natuurlj’ke, ’t zy künftige, achterblyven, enz. Dit alles, juist en naeuwkeurig overwogen zyndc , zal het gemakkelyk zyn te beoordeelen by wien de volbloedigheid placts heeft, en of ’er eene ader al of niet geopend moet worden. Stel

O 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ook

-ocr page 236-

* 2IÖ Over liet regte gebruik van de Aderlating, ook dat de volbloedigheid niet genoegzaem duidelyk is, dan kunnen de aenwyzingen ge-makkelyk en veilig vastgeftcld worden, uit de voordcclige en fchadelyke artzenyen. .1 ? nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ■ 'r

! ’■ '

a. Eene algemeene gefchiktheid der vochten tot ontßekihg Qr^, welke altoos, wanneer zy aen-wezend is, de nöodzakelykheid der Aderlating medebrengt. Deze gefchiktheid is gewoonlyk vereenigd of met eene ware of opgewekte volbloedigheid. In deze laetfte dringt de aen-‘wyzing om het bloed aftetappen minder dan ^in de eerfte omftandigheid. Het voornaemfte têeken van eene algemeene gefchiktheid tot dntfteking is gewoonlyk die beruchte fpek-of ontßekingkorst, over welke inzonderheid de latere Geheesheeren zoo zeer getwist hebben. Dezelve, gelyk ook de gemelde gefchiktheid tot ontfteking, ontftaet van eene fterker en ■dikwerf herhaelde werking van het hart en der flagadcren op het bloed , waerdoor het zelve , van zyne vloeibarer deeltjes beroofd zynde , facmgcpaktcr en tot ftremming Q) geneigdçr wordt, Een gchcpl tcgengelleld

ge- ■

fr} Diachefij phlogillioa. (5) Coagulfltio.

-ocr page 237-

’• vownamelyi in de Galkoortsen. '217

-'gevoelen wordt wel beweerd doof He w s o n e,en deszelfs navolgers (f), die, namelyk, 5 de oorzaek zoeken in eene minder ftrembaer-T heid ('m) en in eene ontbinding van het bloed; .•»doch in zoodanigen ftaet van het bloed be-« hoorde de hoeveelheid van water niet te ontbreken , gelyk f wy in het ontftokcn bloed gt;waernemen. Ten tweede , het bloed , uit de . ader ontlast, ftremt zeer fchielyk ; der-nhalve is het zeker dat deszelfs neiging tot eene ftremming vermeerderd en niet vermin.

,^erd zy. Ten derde , het is noodzakelyk dat ’“zich op het bloed, in het Scheurbuik (v) en . de Rotkoortzen (w), eene taeie ontftekingkorst .voordoet, zoo Hewson de waerheid aen . zyne zyde heeft. Ten vierde , de wet der .menlchelyke Natuur- en Ziektekunde fx) is . onveranderlyk, en leert dat eene verzwakking van byna alle de werkingen van ons ligchaem gemeenlyk gepaerd gaet met een’ ontbonden eh waterachtigen ftaet van het bloed; ter. -wyl derzelver fterkte van een’ geheel tegen-geftelden ftaet van het bloed verzeld is : en -’er is niemand, die loochenen kan dat deze

fterfc-

Zie Hewson experimental inquiries on the blood, I.ond. 1770. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Coagulabilicas. (v) Scorbutus,

(w) Febres putridæ. Qx^ Phyfiologia amp;nbsp;1’athologia, o 5

-ocr page 238-

quot; »i8 Over iet regte géhruii van tk Âiierîatingt

fterkte plaej» heeft in koortzen, welke met j èntfteking verzeld zyn : zelf getuigt opk de . harde volle en radde polsßag, om van andere • teekenen nu niet te fpreken, overvloedig dat het bloed geenszins waterachtig en ont-bonden is. Derhalve wordt ook dezelve te recht onder de teekens van eene algemeene gefchiktheid tot ontfteking gcbragt, gelyk eene algemeene groote hitte en droogte. Name-Jyk, de pis is, wegens gebrek aen water en wegens de door de geweldige hitte opgeloste zouten , hoog rood , de mond en keel zyn droog , de dorst is onleschbaer , de tong droog en wit , de adem heet , de ftem hard en dof (y) , de afgang droog en op. geflopt. Met betrekking tot de ontfleking. korst, zal ik niets verder zeggen over de ver» fchillende twisten en gefchillen omtrent dit onderwerp.

Laet het genoeg zyn dat ik hier enkel ter ncdergefleld hchbe zoodanige zaken , welke daeruit zeker en ontwyffclbacr in de beoeffe-ning können acngenomen worden. In het algemeen gact het bcdtiic tot de noodzake-lykheid van eene Aderlating niet door , uit de

(j) Vox clangofa.

-ocr page 239-

, V voornamelyk 'in de Galioortsun^ »0 » r^ jdc tegenwoordigheid van de ontftekingkorst, ,ten zy ’er te gelyk andere teeken« van eene algemeene gefchiktheid tot ontfteking aenwezen d zyn , gelyk ook uit deszelfs afwezend-beid de Aderlating (geenszins verboden wordt. B. Schröder (zeer fraei over deze zaek {prekende) zegt: fchoon de hefchouwing van het ontlaste bloed in alle doch voornamelyk in ont-flekingziekten van het grootßs aenhelan^ is, in het bepalen der aenwyzingen ; echter kan geenszins ontkend worden dat dezelve, ten zy men te gelyk op het overige acht geeft, de Geneesheeren gemakke-lyk bedriegen en tot dwalingen ’orenge» kan : en dus meenen wy dat de zaek gelegen is in het beoordeelen van de ontfiekingkorst, en met het daeruit befiuiten ever de nuttigheid en noodzakelykheid van eene ver-■dere /Aderlating Qz).

Te recht berispt hy ook de gewoonte van Baclivus, die aenraedt dat men zich, in . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een

(«) Kloek» OFF getuigt dat by, tot het einde van de ziekte, eene ontfiekingkorst met een’ zwakken en radden polsflag heeft waergenoraen. Hy heeft ook eene ont-ftekingkoorts zien fchuilen, fchoon de ontfiekingkorst ontbrak ; en echter was de achterlating van bloedaftapping fchadelyk. De Hoogleeraer de Haen zegt: ,, indien wy „ uit de hoedanigheid van het bloed iet willen befiuiten, ,, dan moeten wy tevens met alle de overige reekenen der 5, ziekte taedplcgen”.

-ocr page 240-

J 20 Oyer het regte gebruik van de Aderlating, een zydewee, van aderlaten moet onthouden, wanneer ’er by de eerfte Of tweede aftapping de ontftekingkorst ontbreekt. Daerenboven beroept hy zich op de getqigenisfen van DE Haen, Triller, Bianchi en Hux-HAM, welke aldaer breed aengehaeld kunnen gelezen worden.

Bovendien moet de hoedanigheid der korst zelf, niet alleen, maer ook die van den rooden iloedklomp (^a), niet uit het oog verloren worden. Zoo zy beide fterk onder elkander ▼ereenigd zyn, zoo de ontftekingkorst eene aschverwige kleur heeft, zeer taei is, moeie-lyk met het mes te doorklieven, zoo de roode bloedklorap insgelyks, fchoon minder dan de korst zelf, zeer taei is, zqo eindelyk de pols-flag, de pis , de dorst , enz, hier mede overeenkomen, zal ’er dan eenige twyffel over de noodzakelykheid van de Aderlating können overig zyn ? — En daerentegen zal niemand tot eene Aderlating overgacn , zoo zy beide flap famenhangen, zoo de korst op het bloed min taei, ligt deelbaer, verfchillend van kleur, groenachtig , doch het bloed onder dezelve ontbonden gevonden wordt.

§. IV»

CrasCamentum fanguini/.

-ocr page 241-

VBornamdyk in di Galkoortztn. A asr

• '* nbsp;nbsp;§.'IV. Alt;!7i - -

^1' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ tl-’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i VVi- . i.

Dezelfde vöorzorg’moet men aenteekenen omtrent de roode pis den harden polsßag-, de /»»t-te^ enzi want dus Heeft reeds B ä clivus eene roode i pis waergenomen, by eene verzameling van raeuwigheden in de eerfte wegen , daer by zegt 3 wflcZu u dai gy, cm de roodheid der pis^ geen bloed flort. Hy voegt ’er naderhand by^ dat de aenwyzing tot eene Aderlating niet altoos genomen moét worden uit de roode en fterkgekleurde* pis ; want dat deze niet altyd een teeken van hitte is, ja dat dezelve, in cene ware óntfteking der ingewanden, dikwerf wit is, fchoon, zoo zulks noodig zy, eene ader geopend moet worden. Ik heb reeds boven eenige bepalingen omtrent den'harden en vollen polsflag opgegeven Qb). *Voeg hier byi :;dat zoodanige polsflag dikwerf waergenomen wordt 'by galachtige' raeuwigheden ; het zy genoeg dat ik den.beroemden Bal-DINGER, mynen Leermeester y dien ik altoos den hoogßen eerbied zal toedragen, hieromtrent als y-'?' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge.

ft./- ;;

(Aquot;) Vergelyk met het geene ik reeds gezegd hebbe QuaRIN over de Ceneesivjze der Koortzen hlndz. l8. Somwylen is hy ook ^oo groot en hard niet, fchoon al het overige eene Aderlating aentoont. . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

-ocr page 242-

jtaÄ Over het regte gebruik van àt Aderlating

getuige bybrenge. Niet min twyfFelachtig is de aenwyzing, welke uit de enkele hitte wordt opgemaefct, ten zy deze vooral evenredig is met den polsflag, of met de overige toevallen j Want fomwylen zoude ik deze liefst een zuiver zenuwtoeval willen noemen. Immers ge. beurt ^lret niet zelden dat de- lyders ©ver eene grootBi hitte klagen , fehoon het gevoel, ja de thermometer, of een’ zeer gematigden y een’ zeer dikwerf tegenftrydigcn en minderen trap van hitte dan den natuurlyken, aenduiden^ welke foort van hitte onderkend kan wor. den uit de verzeilende zenuwtoevallen ert den polsflag. Desgel y ks is ook in de Rotkoortzert gewoonlyk cene zeer geweldige hitte, maer ftekende, en van dezen byzonderen aert, dat zy op het j gevoel eerst middenmatig, daerna allengs vermeerderd fchynt. f Dat men hiep nooit, often uiterfte voorzichtig eene ader moet openen ,, hebben de aengehaeldeSchryvers duidelyk bewezen. u

V.

,1.

3. Ophoopingen van het bloed plaetfelyke ontßekingen (d), krampen (i) en geweldige pynen, zoa

fcy Congeftiones fanguinis. Inflammiatiönês topic»*.

Spasmi. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ' * ,

-ocr page 243-

vwmnmefyi' in de Galhortxeti. ââj ïoo deze van de vorige oorzaken afhangen, en met dezelve overecnftemmen, kunnen zy geenszins fchielyk, veilig en aengenaem, zonder eene behoorlyke ontlasting v»n bloed, genezen worden : want door deze wordt de al te fterke beweging der vaten op de beste wys gefluit, de vaten en fpierachtige vezels verflapt , de te geweldige uitgang van het bloed verminderd, de vryer omloop der vochten herflcld, en de werking der overige geneesmiddelen bj’’ uitflck onderfteund. Hierom, verdient de Aderlating zulken lof in diepe flaepzuchten (f), de beroerte (5), de flui-pen (/j), de yling en de overige ophoopingen van het bloed in eenige deelen, maer voor-namelyk in die van de borst. Niettemin, daer alle deze toevallen of uit andere oor-zaken ontflaen kunnen, of zekerlyk door dezelve verergerd kunnen worden , moet men voorzichtig en naeuwkeurïg op de overige aenwyzingen te gelyk acht geven. Hierom raedt, b. v. Quesnay, in de koortsachtig© Ontftekingen, te overwegen of dezelve eigen-lydende (i), of medelydende Q), b, v. met de

(ƒ) Sopor. Lethargus. Coma, Apoplexia. (A) Con-vulfiones. Qi) Inflammatioiies idiopathic», (ic) InSao-matioaes lympathic«. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

-ocr page 244-

224 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gebruik van de Aderlating j

lt;?e eerfte wegen zyn. Dus moet ook die drukking op de borst van de fpanning der boven-, buiksingewanden, of den eiKviffiü der Grieken, behoorlyk onderfcheiden worden.

VL ' ’ .

Alvorens ik liu de voornaeinfte verbiedende^ aenwyzingen ÇI) kortelyk doorloope, zal ik iets vooraf zeggen aengaende de hoeveelheid van het aftetappen bloed, als ook over de her-haelde Aderlatingen. Men kan, ten opzichte van beiden, alleenlyk eenige dingen in het al., gemeen bepalen ; doch de byzonderheden moet men overlaten aen het oordeef en doorzicht, van den beoeffenaer. Huxham fpreekt over, de hoeveelheid van het te ontlasten bloed zeer welen beknopt aldus: depolsflag, de fierkte der^ koorts, het geweld der hitte en der toevallen, alspyn,' moeielyke ademhaling, enz, benevens de gedaente en krachten van het ligchaem, bepalen de hoeveelheid. En elders zegt hy: ook fwee- of driemael moet men de Aderlating herhalen zoo de aenhoudende bênaeuwdheid der ademhaling en de pyn zulks ver-eisfehen, voomamelyk, wanneer 'er op het ontlaste bloed eene geelachtige en zeer lymige korst aenwezend is.

Contnindicationesi

-ocr page 245-

voorhamelyk in de Galkoortzen. 2^5’ ù. Men beveelt wel , volgens Galenus,“ om in de Ontftekingkoortzcn het bloed tot de bezwj^ming toe aftetappen : doch dit is eert raed, die'my geenszins bevalt; want dezej alles gelyk gefield zynde, bczwymt fchielyk,' geene fpade, en misfchien niet eer dan als hy flerft.

Ik zoude'zulks liefst, zittende naèst het bed^ op het welke de lyder achterover lag, uit dert polsflag willen bepalen (rn'). Veel dwazer is het denkbeeld van hun , die wanen dat men; de Aderlating zoo lang herhalen moet, totdat zich geene ontftekingkorst meer op het bloed Vertoone : want te recht raedt Quesnay de Aderlating niét zoo lang te herhalen, tót het bloed niet meer ontfloken zy, maer tot dat de teekens van bloedrykheid vöorby zyn; doch ik voeg ’er by, totdat de koorts, ipec de overige geweldige verfchynfelen, alléenlyk verminderd, doch niet geheel uitgedoofd,quot; en de te voren harde polsflag verzacht zyf want de enkele ontftekingkorst kan , gelyk ik te voren beweerde , geene volledige aen-' ;?■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wyj

n-v nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;

Vooral in nvyffelachtig geval. Het geçn Qoa-, liN ook volgens Hu xn a.m aenraedt. Zie de aengebaeldë f’aets.

-(■ L Deel. II. Stuk. P

-ocr page 246-

226 Over Jiet re^te gebruik vàn de yidtfîating wj’zing tot Aderlating gevert. Om nu niet te fpreken van het acn wenden der overig« middelen, welken wy ontflekingte^engaenile noe* men , als die fomwylen , wanneer de ziekte goedaertig en niet zoo geweldig is, alles allcet» '' afdoen.

§. VII.

Nu trede ik ïot dé overweging van die omftandigheden , welke eéne Aderlating in hecte ziekten verbieden. Voornamelyk moet hiertoe gebragt worden de afwezeiidhetd van de te voren genoemde asnwyzingtn vfant by een a/gerween gebrek van vochten , opdat ik andere dingen voorby ga, of by verfchyning van luttel rood bloeds in de Aderlating, moet men niet voortgaen met fterke aftappingen; dewyl de verzwakte krachten tot de koking der zickelyke ftoffe niet voldoende zullen zyn. En dit leidt ons tot een onderzoek van dé Z'^akheiii, ’t welk de grootftc aendacht waer-. dig is, en onder welk hoofdftuk byna alle de overige verbiedende aenwyzingen begrepen worden. Men behoeft geene acht te geven op de zwakheid, ten zy dezelve buitengewoon / nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;groot is, nademael byna by yderen koortfigen

lyder eenige moeielykheid in de bewegihg waargenomen wordt. Om derhalve te be-flis-

-ocr page 247-

Vbornamelyk in de Galioortzen. 227 bisfèO of ecnc Aderlating in eene ontbreking van krachten al of niet te pas komt, moet men derzelver verfchillende oorzaken naeryor-, fehen ; de voornaemfte dctïelvôn, door welke gemeenlyk eehe Aderlating verboden wórdt, zyn eene bederven flojfe in de eerße wegen en eene verrotting der omloopende vochten, nademael eene Aderlating de hoeveelheid en drift der vochten vermindert, de Vaten vcrflapt, de opneming der bedorven ftoffe uit de eerde wegen: bevordert, en op alle deze wyzen de Rotkoorts of orttfteekt of vetineerdert ; waerdoor de Zwakheid ook nóodzakelyk vergrooteri moet. Hierom wordt de Aderlating, wanneer deze oorzaken der zwakheidaenwezendzyn, of geheel verboden, of allecnlyk derzelver voorzichtig gebruik toegeftaen. Het zelve houdt Reek, zoo de zwakheid fprüit uit een befinet-tend gif, 't welk het zenuwgeflel onmiddelyk aendoet, uit hevige fpanningen van het zenuw-geflel (?i) in ylingen, flapelooshcid (o) en fluip-mhtige bewegingen Qp^ t i^it hevige ontlastingen^ 't zy bloedige, quot;t zy weiachtige, (niet uit de hoeveelheid maet uit de gevolgen te beoordeclen)' óf uit vóórafgegane afmattende ziekten, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zel-

■ - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deiV’

Çnquot;) Contentiones fyflematis nervofi. (^oquot;) Vigiliæ. f/’) Motiis cOTivuUivi. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

P 2

-ocr page 248-

22 8 Over het regte gebruih van äe j^ilerlating^

den is mede , gclj^k de Ha en vermoedt * de volbloedigheid oorzaek der krachteloosheid, alwacr eene Aderlating het beste hartverfter-kend middel is. Dan de onderkenning der-zelve moet men uit het te voren gezegde opmaken. De koortfige zwakheid is voorwaer niet alleen volgens deszelfs oorzaken , maer ook volgens de bedieningen des ligchaems in welke zy voorkomt, verfchillend; hierom moeten ook verfchillende zwakheden volgens verfchillende bedieningen overwogen, en met byzondere vergeleken worden ; en dikwerf zul. len ’er in eene groote verzwakking der dier-lyke vermogens , zoo de overige werk amer zyn , verflappende middelen noodig wezen. Dan Schröder heeft over dit onderwerp wydloopig gehandeld, waerop ik my kortheidshalve mag beroepen. Dit eene zal ik ’cr by voegen, dat men in een twyffelachtig geval altoos eene fpaerzame Aderlating , uit eene kleenc opening, en met eene fyne ftrael, moet in ’t werk ftellen : men bevroedt ligtelyk dat eene zoodanige min verzwakkend en veiliger is. Om dezelve reden, en niet min om het afleidend vermogen, worden de bloedzuigers (r) en koppen (j), in plaetfelyke gebreken, zoo hoog.

O) Funâionescorporit. (r)Himdine». (i) Cucurbitiil».-

-ocr page 249-

y vöornamelyk in de G^üoortzen.

hooggefchat. •— Waerom eene wankleurige eri li^tfamenhansjnde korsf^ als mede een ßiort^plyl'e fiaet van het bloed, eene Aderlating ichadcîvk mackt, heb ik bevorens reeds uitgelcgd.

i

Ik ’zal ’er alle’enlyk nog iets over de ziektefcheiding (i), voor zoo ver deze de Aderlating verbiedt, en over het laeifte tyd-perk der ^^derlating byvoegen. De ziektefchei-ding , aenftaende of reeds beginnende , ver-biedt alle ontlastingen , en wel voornamelyk die van het bloed: want de levenskrachten, hier zoo noodzakelyk , worden ter neder geveld , de koking en fcheiding verhinderd'; en dus wordt de deur geopend voor allerlei kwalen, die hieruit ontftaen kunnen («). Het komt my allerwaerfchynlykst voor , by-aldien ’er te voren geene misflag in de genezing begaen is, zoo ’er reeds behoorlyke en voldoende Aderlatingen in ’t werk gefteld zyn, dat dezelve nu niet meer te ftade komen. Doch de gefchiedenisfen van vele lyderen, met heete Borstziekten, met de Kinderpokjes (r)

Crifis. Çil') Variolæ.

Çv) Dus raedt de Heer Sarcome dra men, wanneer in eene Longontllcking de uitragcheiiiig met eene neder-velling der krachten befpeurd wordt, zeer omzichtig met de Aderlating moet te werk gaen. Zie Gefch. der Krankh in Neapel, T. i. p. 200,

' P 5

-ocr page 250-

»30 Over het regte gebruik van de Adcrhting, en ander uitflag worftelende, aen welke ewiç ader met voordeel geopend is, bewyzen dat fomwylen eene Aderlating, om voldoende omr ftandigheden verricht, de belette koking es fcheiding inderdaed herfteld en bevorderd (w).

Verkeerdelyk ^derhalve hebben velen der Ouden, b. v. Caejgt;. Aurelianus cq Aretaeus, de fpade Aderlatingen al te zeer gevreesd, duchtende dat de koking verhinderd zoude worden. Doch Hippocrates en Galenos waren van een ander gevoelen; want deze zegt; op welken dag v(^i^ d^ ziekte gy ly uwen lyder genoegzame redenen om het'bloed te ontlasten zult aentreffen fiel op denzelyon dit hielpr widtkl in het werky al was deze ook d( t-ndntigßeia dag der ziekte. Geerde opende zelf ppne ader op den agtften dag van een niet vernieuwd zydewee. Een waardig navolger van zulke groote mannen, Th om. Sydenham, komt ook hier omtrent met hun overeen. Doch Fr. Hofmann en Boer have zyn al te befebroomd. Laten wy insgelyks toeftemmen, dat

(tt') Ili xiiAM gpbiedt in eene Longontfleking, by welke eene bioedryklieid , hevige pyn en bezwserlyke ademhaling wacrgenomen wordt, eene ader te openen, niet-tegenftaende de uitragcheling naer behooren gefchiedt. Zie ook Gesner Beobacht. Bd. iv. p. 183.

-ocr page 251-

n ’ vournamelyk in de Gslkwrtzsn. »31 •4«t wy niet al te ondernemend moeten zyn ,en eerst andere hulpmiddelen behooren te be* proeven. Doch zoo deze niet gelukken, én ,’er aenwyzjngen voor de Aderlating aenwe-zend zyn, dan moet deze ondernemhig geeâe roekeloosheid, maer Voorzichtigheid gcnoealH worden. Hy, die meer aengaende dit onderwerp begeert te weten , vervoege zich by Kloeckhoff, Schmidt en de Haen, ais die my zelf, omtrent deze zaek, een kort begrip gegeven en veel moeite gefpaerd hebben.

«

J. VIIJ.

Verfcheiden aengelegenheden behoorlyfc overwogen zynde , zullen ook veel lichts aen het leerftuk over de Aderlating byzetten ; namelyk, de It^cJiffiresk, het weder hel jaerfaizoerf, de leveniwys de heer/chemde :^efteldheid en de geaert-heid van den lyder zelven welker verfchiUende invloeden op het gebruik der Aderlating yder, die niet onervaren is in de beginfelen der befchouwende Geneeskunst ( x J en natuur-lyke Wysbegeerte(y), gereedelyk zal toeflaen: weshalve ik derzelver uitgebreider verhandeling kan achterlaten. Alleenlyk zal ik ecnige ge-

(ï) Thïcoria Hiedica. (t) Philoiophia natiiralis. ^4

-ocr page 252-

232 Oye.r het regte gebruik van de Aderlating y

getuigenisfen uit de geneeskundige Schryveren te berde brengen. Dus verzekert Lind (y), dat Sydenham geheel anders over de Aderlating zoude gedacht hebben, byaldien hy ih Afrika , in plaets van te London , de Geneeskunst geoefFend had. Dus laten de voorjaers-ziekten veel gelukkiger en rykelyker deze ontlasting toe, dan die van den herfst. Wat den aert der heerfchende gefteldheid belangt, deze Verfchilt doorgaens byna in yderç doorgaende ziekte, fchoon dezelve niet onder de zinnen valt. Derhalve moet men in het begin van ydere doorgaende ziekte voorzichtig in de genezing , en voornamelyk omtrent de Aderlating handelen , totdat derzelvcr aert ge-noegzaem bekend geworden is : want daârria kunnen wy , tot bekorting der beoeffening', te recht vastftellen dat of te gelyk doorgaende ziekten , of die op dezelve volgen, meer of min van de heerfchende gefteldheid deelachtig , en byna op gelyke wys genezen worden; waervan genoegzame voorbeelden bÿ Sydenham, HuxnAM en anderen te vinden zyn.

IX.

O) nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Werk over tie ziekten tier Europeën in

beete gewesten, p, 68, 73, en Hillary oksf. oti the epidemical difeafet-in liariiudos oic. Loud. 1759. 8. p. 16.

-ocr page 253-

voornamelyi in de Galloortzén.' '» * 233

quot; ■ ' ' ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;§. tx. • '

:■■■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;... nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;... 3;.^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ccT 9}

Sommige algemeenheden dus over de Aderlating en heete Ziekten overwogen hebbende, ga ik over tot derzelver gebruik in de Gal-

K o o RT danigen ,

ZEN. Ik noem Galkoortzen du^-die hun oorfprong nemen uit gal,

welke in hoeveelheid en hoedanigheid zon-digt, op eene verfçhillende wys en in eçà verfchillenden gracd, door vermenging van andere vochten, welke in de éerfte wegen famen-vloeien, ontaert is, en wier genezing in hei algemeen in de uitdryving van deze raeuwig» heden beftaet Uit deze faemgevloeide ; u nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftoffe

(2) Het zal misfehien niet ondienlHg zyn hier ter plaetfe aenteraerken , dat de eigenlyk genoemde ^al zeer zeld-zaem de ftoffelyke oorzaek der GalkooKtzen uitmaekt, De Iloogleeraer Stoll heeft zyn gevoelen hier omtrent ook mecstcriyk voorgefleld.

• I Wy noemen, dus zegt hy, gnl eene verzameling vah raeuwigheden in de maeg en naestgelegen deelen, waefr van de fmaek meestentyds bitter, .zuurachtig, wrang zuut^ fomwylen zoet, doch door deze zoetheid zeer walgachtig is. Zelden is zy haer oorfprong aen eene overvloedige verzameling van de eigenlyk genoemde gat verfchuldigi, waer is eer «ne famenvloeijing van raeuwigheden, uit verfçhillende bronnen gefproten, welke, door het kwynend Vermogen der raaeg, of door de al te groote geneigdheid van het vocht zelf tot verrotting, in een haer eigenaertig bederf overgaen, zoodat zy dan eens eenen^ zuren daji wederom eenen wrangen aert açnneuien , na dat deze fioŒe, P 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;by-

-ocr page 254-

»34 Oyer iet regte gebruik van Aderlating ftofFe en uit derzelver teekcnen , zoo even te noemen, blykt het ligtelyk hoe groot T . J. - .. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het

bynldien , zelfs'buîten de maeg, acn zich zelf over-gelaten ware, eene verfchülende v»rajid8ring ondgrgacq ^u4e hebben. De kleur en Irnaek oiuleeneu^ zy de gal.

Ik heb dikwerf, by het eindigen van den zomer, en in iet begin van don herfst, in fomini^ kqpttzen raeuwif-heden, die door hunnen wrangzuren aert de keel als verbrandden, de tanden ilomp mackten, en bv'na de reuk vah iet vitrioolzuur hadden, in demaeg waergeuomen. Hiervan geloof ik dat het gevoelen ontleend is, ’t welk leert du de gal van eenen zuren aert zy, en daeroin gebiedt om de Galziekten met zoodanige middelen, welke het zuur matigen, te beftryden; want zy noemdon gal die hevige zure en vuile Rolfe, wellee Rechts de kleur van de ware gal, waer mede zy gcverwd wierden, vertoonden.

De oorfprong dezer vuiligheden , die om de (Treek van de maeg aenwezend zyn, kan verfchillende wezen; eerflelyk, bezwaeriyk verteerbare doch inzonderheid vette fpyzen, dié dn eene warme en vochtige plaets, hoedanig de maeg is, fchielyk garifig worden, en indien zy raar «enig zuur faemgevoegd zyn in eene foort van eene bytende en brandende fcherpte overgaen. Hieruit ont-fiaet het dat het fpek veeleer en zwarer fchaden zal, wanneer raen op deszelfs gebruik wyn nuttigt, dan wanneer het zelve met het dri.iken van wster gepaerd gaet. Ten twee/ien brengt het gemis van aerd- en bouravruchteo', en in het algemeen van verfche plantvoedfels, zeer veel toe tot den oorfprong der raeuwighetkn in de maeg. Eindel'jk worden dezelve wroorzaek: of vermeerderd door het uil-waderaingvocht naer de inwendige -dealen gevoerd.

•Deze zoogenoemde galftoffe-inli wowJt raeestentyds-ki het einde van de zomer en in drn .iierfst .voortgebragi ; echter zyn ’eV fornmige geftcidheden , die , wanneer zy in een ander fatzoen voorkomen, iujgelyk» de Galziekten iocn ontftaen.

-ocr page 255-

voornamelyk. in de Caikoortzen. 235

Ijet aental van deze koortzen is. Eertyds had deze verkeerde gewoonte plaets, dat mep byna dezelfde ziekten , na verfchil der toevallen, met verfchillende namen benoemde. Hierom gebeurde het ook dat zy die koortzen 4 welke niets anders dan foorten en vermengingen van Galkoortfcn waren , bcftcmpclden met den Oacm van Zweetkoorts , hestkoude Koorts Qh') brandende Koorts Q), IKalgkoorts (d) JieetckouJe koorts (i) , Itfllve anderentkie-^fche Koorts Çf), liungaerfche ZiekteBiuischkoorts .Qh), kwstd. qer-ti^e Zinkingkooris Karmfcheelkaoris Qk) Darmkooris i cm. Dan eene breede uitweiding hierover fchynt my niet dicnfïig. — Pc teekens van eene galachtigc racuwigheid yindt men zeer wel befchreven by §cuRÖDER, VoçKL eu anderen: ontier d§ vpornaemfte worden de volgende gerekend,

-blagen vuile tong , dan eens ntet een gc,eLachtig dan wit ßym overiogen , vuile Lippen en tanden sen bittere of rotte fijiaek, een flinkende adcjn, ^ee» ^^tlust i eene walging , voomanielyk van dPrlyk . voedfel i benaeuwdheid oin de ßreek der boveiibiiiks-\ . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in,

W Typhodes. fi) Epialos. (c) Can fus. (lt;ƒ; Elodes. C«) Lypyria. Heinitritæus. Morbus liuijgaricus, Fvbris peteebizantes. (i) Febris catharralis maligna, (D Febris rnefenCrica. Çl} Febris iiitelliiialis.

-ocr page 256-

23(î Over Jiît regte gebruik van de Aderlating, ingewanden , en een gevoel van volheid knaging oen den mondvaride maeg hoofdpyn , zwaerte in het hoofdi ylingen, duizeling , grooter hitte dan die men aen de hloedrykheid of ßerke omloop der vochten kan toekennen , gemakkelyke galbrakingen *t zy van zelfi 't zy door de kunst ileroorzaekt zwaerte in de knien, pyn in de lendenen , opfpanning van den buik, rommelingen en krimpingen in de dar« men y galachtige en zeer flinkendefioelgangeny galachtige pis geelzucht (n), geele wei op het bloed, enz. Echter zyn in ydere Galkoorts alle deze tee. kens niet altoos aenwezend : want dus zou-den wy, b. v, by eene zuivere uitgeftorte gal in de eerfte wegen, geweldig bedrogen wor. den, zoo wy altyd zichtbaer bellag op de tong zochten, en dit afwezend zynde de tegenwoor. digheid der raeuwigheden ontkenden. Immers ontbreekt fomtyds het zelve geheelenal, en ’er is Hechts een ligt bezetfel op de tong, fchoon de andere toevallen de raeuwiglieden duidelyk te» kennen geven. Desgelyks moeten wy ons niet door een enkel toeval laten overhalen, om te befluiten tot de acnwezendheid van gal-ftolFe, en tot uitdryving van dezelve: want hoe

(Vertigo. Çn) lâerus.

(t) Op welke, volgens Ludwig, inzonderheid acht dient gegeven te worden.

-ocr page 257-

voornamtîyk in de Galkoortsen. 237 hoe vele van de bovengenoemde toevallen der maeg doen zich niet op in het begin der heete ziekten , in welke de ontlastmiddelea zouden fchaden?

5. X.

De Galkoortzen zyn of eenvouwig of faraen-gefteld, en deze laetfle het veelvuldigfte. Die geene, in welken alle de toevallen zoo gefteld zjm , dat zy volmackt beantwoorden aen de galftofFe, en by na geheel wyken als deze uitgedreven is, moeten eenvouwige Galkoortzen genoemd worden. Doch het is geheel anders gelegen met de faemgeflelde, nademael de koorts en derzelver toevallch hiergeenszins van enkele raeuwigheden fchynen aftehangen ; waerom ook , na derzelver ontlasting , de koorts en toevallen niet geheel wyken , ja fomwylen verergeren. Doch die vereeniging, welke of in eene ulgemetne geschiktheid tot ontßeking , of in eene verrotting der vochten of in eene kvaed-aertigheid (welkers uitlegging hier niemand van my verwachten zal) beftaet , te gelyk weggenomen zynde , dan wordt ook de ziekte, wier beftaen noch, b. v. van eene enkele ont-fteking , dewyl dezelve anders eene enkele' onfftekingkoorts zoude zyn, noch geheelenal van de gal alleen , maer van de vermenging van

-ocr page 258-

2^8 Over tiet're^ie gebruik van de Aderlating

■ifiin de2é beiden afhing ,quot; volkomen' verdreven. “^-Dezc gezegden, met betrekking tot Het ziektekundige der Gàlkoortzen, zyn ge-noegzaera voor myn oogmerk. In de aen. gehaelde fraeije boeken van Schröder, Selle , R-IVERT en anderen, kan daeromtrent meer gelezen worden. Dit eenige kan ik niet voorby te melden ,'dat het gemeenlyk eigen en byna onaffcheidelyk toeken der Galkoortzen daerin beflaet , dat derzelver loop min of meer aflarende is , en dat de huivering en koude by dezelve geweldiger en langduriger zyn, dan In'eenvouwigé ontftekingkoortzen (p}.

XL • */ •

Sommigen hc.bben de Aderlating in de Galkoortzen geptozen, anderen veracht, van welken Ti.^s QT eene groote lyst opgeeft. Beide-partyen kunnen gelyk -hebben ; want noch het ftclfel van die geenen , welke dezelve geheel verwerpen, noch van anderen, welke voor dezelve zeer vooringenomen zyn, fchynt geenszins in het algemeen aenneemlyk te wezen. Dan om te bepalen of de Aderlating in deze koortzen nuttig kan zyn , moeten der-

fp) GESNÉr Eeob. Éd. IV. p. f41.*’'*

-ocr page 259-

, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iri de Galkeartten.

dftfî^cïl^ef vêrfthiilende foorten eii geaertheden aftderfcheiden wördcn. Laten wy dus eerst dé eenvOUwige Gai- of Maegkoorts be* fcKouwen, en diç, by welke te gelyk teekena van eene opgenomen gai, gepaerd met eene by* komende verrotting in de vochten aenwezend zyn : want in beide gevallen worden dezelfdö voorzorgen omtrent het gebruik dér Ader* iatihg veréischt; en eene Maegkoorts kan ligte* lyk in eene Vochtkoorts overgacn. Laten wy óverwegen welke aenwyzingen men in dezé koortzen maken moet. De bedorven ftoffeji in de eeffté wegen opgehoopt, moet op eene bebooriyke wys uit het ligchaem gedreven# de opneming derzelve onder het bloed verhoed^ de reeds begonnen verrotting der vochtén Verbeterd, en het geen bedorven en tot uitwerping bekwaera is, langs verfchillende one-lastwegen^ terwyl men de poogingen der natuur tehoorlyk gadeflaet, allengskens'uitgeleid worden. Wanneer wy de uitwerkfels der Aderlating naeuwkeurig befchouwen, dan valt het Hgtclyk te bevroeden, dat deze aen de zoo éven genoemde aenwyzingen niet alleen zeet dikwerf niet beantwoorden, maer met dezelve óok geheel ftrydig zyn : want door de vaten

te

Cd Fcbrii Gafttiva.'

-ocr page 260-

gt;

340 Over het regte gebruik vän de Aderlating y

te ledigen , bevordert de Aderlating de opj flurping van de rocftolFe in het bloed , ver-oorzaekt eene verflapping der vaste deelen en eene ter nedervelling der levenskrachten welke echter in deze lyders voornamelyk moeten gefpaerd worden ; nademael de genezing doorgaens des te moeielyker wordt, hoe zwakker de lyder is. Gevolgelyk kan men ge-makkelyk‘begrypen dat de Aderlating, in dusdanige koortzen, veeleer kanfchaden dan voor-dcelig zyn, en zulks des te meer, zoo dezelve vereenigd zyn met eenc Rotkoorts der vochten,-welke of uit cene cenvouwige Maegkoorts,; of uit een andere oorzaek, b. vs een befmet-tend gif, zyn oorfprong heeft; dewyl, name-lyk, door dezelve de opflurping der rotftoffe gemakkelyker gemaekt, en de voortgaendo beweging der vochten te gelyk met de onzichtbare uitwademing verminderd , doch de gisting met de rotting tevens vermeerderd wordt. — De waernemingen der beste Genees-heeren flemmen met alle deze gezegden volkomen in : fta my toe eenige uit dezelven hier bytebrengen. Dus zegt de Gorter dat de Aderlating in de Galkoortzen nadeelig zy, en dat men zich van dezelve moet onthouden. Glas is van dezelfde gedachten, en niet min Juncker. Ik zie niet, zegtHuxHAM zeer

fraei,

-ocr page 261-

voornamelyk in de Galkoortzen. Ä41 fraei, tot wat heilzOem oogmerk het bloed in dit geval ontlast wordt : want door het bloed afte-tappen gaen de krachten met het zelve^ verloren, Tissot rept in de behandeling der door, gacndeKoorts teLAUsANE geen enkel woord van aderlaten : hy verhaelt, in tegendeel, dat ’er onder het gemeene volk velen,' korts na de fchielyk herhaelde Aderlatingen, geftorven zyn ; en hy heeft zelf waergenomen, dat de hoofdpyn, de hitte, de ylingen, ènz, door de Aderlating, tegens zyn’ wil in ’t werk gefield, vermeerderden. Vogel, van het zelfde gevoelen zynde, zegt: de Aderlating is, ten zy andere omflandigheden ha er vorderen , wegens de koorts zelfs niet noodzakelyk. Desgelyks meent ook Qua RIN dat de aftapping van bloed niet te pas komt, ja verzekert dat daerdoor de ziekte of doodelyk of verlengd wordt, en dat ’er eene langdurig kwyning, ongedaen-heid, enz, opvorlgt. Ook pryzen de Schry-vers , vaft Welkeh het genoeg zal zyrï Bucholz, Zimmermann, Opitz, Grimm, Majer , Weickhard , Leu-T H N E R , êfiz Q} , te noemen, in hünnè 'be-

Zie R U c H O L 2 Nacbricbt von dem fierrfcbenden Fleck- und Fric[el Fieber en Zimmermann vtfii der irind-Epidemie. L K u T h n e r von bitzijren Call- und Fauifiebern ippC. 8.

1-Deel. 11. Stuk.

-ocr page 262-

Z42 Over ht te^te gebruik vm àe j4âerlatingf bcfchryving v’anquot;quot;de doorgaende zickte iïi heC jaer 1771 en 1772, geenszins de Aderlating •In deze Koortzen. Niet min duidelj^k lecraert Gattenhok dat dezelve in deze gevallen duidelyk fchaedt, waermede R avert ins-gelyks overecnftcmt. Ik zoude nog. zeer vele geloofwaerdige getuigen , die van het zelfde 'gevoelen zyn, können bybrengen ; doch platen deze gcnoegzaem zyn te meer, daer ik. reeds te voren de redenen opgegeven heb, uit welken dit alles gemakkelyk kan ver-klaerd worden,

XII. ‘ ■

Volgt dan hieruit dat men nimmer in Gal-koortzen eene Aderlating moet in ’t werk ftcllen ? Geenszins. Laten wy met Vogel

• 'toe-

fj-quot;) Dus rfiackt Lett SOM, in de genezing der Rot-koorcfciï , wier oorz.lck in de maeg aenwezend was , in ’t geheet geen gewag van de Aderlating. Zie Meä, Nachrichten von fient allgem, Diipenfntorio, Altenb. 1777' als ook Clarke ebsf, on the difeafes in long voyages to bot countries ÿc, Ludwig heeft mede zelden eene Aderlating nuttig gezien , fchoon ’er eene bloedrykheld ^welke misfehien geen ware maer eene valfche geweest i.s) plaets had. M a k i t t R i c k en Moultrie hebben aen-getoond dat men in de Anierikafche geele Koorts (jeHo-jt fever'), welke van een’ hevigen galrottigen aert is, nooit of ten minde zeer voorzichtig en fpaerzaem van de Aderlating moet gebruik maken.

-ocr page 263-

voornamelyk in de Galloortzen. 243 töeftaen dat de Aderlating, -wegeni de koorts zelve^ byna nooit noodzakeJyk is ; ja laten wy toe-ftemmen dat fomwylen met de koorts zelf een bj’zondere ftaet, welke op zich zelven reeds de Aderlating verbiedt, eene rotting, b. v., eene ware kwaedaertigheid , enz, vereenigd ; desniettegenftaende fchynt het my tbc dat dit algemeene voorftcl, naraelyk, dat de Aderlating inGalkoortzcn fchadelyk zy, eenig-zins moet bepaeld worden ; nademael deels de gefteldheid van byna ydere doorgaende ziekte, deels de aert van yderen lyder zoo aenmerkelyk verféhillen : want wat den aert van de heer-fchcnde geftcldheid betreft, deze is fomwylen duidelyk van eene ontftekende natuur , en Wel fomtyds uit verborgen oorzaken ; doch mccstentyds zyn dezelve openbaer. Tot welke ik de hichtftreek, het jaergety en het weder voornaïnelyk brenge: vrant die Galkoortzen, welke by droog en heet, en nog meer by droog en koud wcd.’r , voornamelyk, als de winden te gclyk noordelyk zyn , algemeen heerfchen', worden doorgaens min of meer van een’ ontftekendeiï aert ; want de vezels van het münfchelyk ligchaem worden daerdoor gefpannener eri prikkelbarer, derzelver werking vermeerdert , het bloed wordt meer faemgepakt en gefchikter om, by de acn-

Q 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;W C-

-ocr page 264-

244 Over het regte geiruik ven de Aderlating

. wezendheid van een’ koortsachtigen prikkel eene algemeene gefchiktheid tot ontfteking. aentenemen.' Dat derhalve de Aderlating, in de lente en den winter (Q., veel beter gelukt dan in de overige jaergetyden, heb ik reeds boven vernwend. De invloed van het luchtgewe$t blykt uit dezelfde redenen. — Insgelyks hebben alle lyders of in doorgaende Qu') of in cigengeteelde (v) koortzen, niet een en dezelfde ligchaernsgefteldheidi want fchoon ook Tissot verzekert dat een mensch op het zelve

oogen-

Dît ondeifclicitf, zegt de Iloogleeraor Stoll, fs ’er tusfehen de Galziekten van de lente en den nazomer, dat de eerfte dikwerf met ontfteking gepaerd gaen, of, zoo de vuiligheden uitgedreven zyn, in ontfteking — zelden in kwaedaertige ziekten overgaen; doch de laetfte, welke een gevolg van den zomer en herfst zyn, hebben-iet rottigs en kwaedaertigs, of veranderen ligtelyk in kwaedaertige ziekten. Daerenboven is de ftoffe, in de maeg en darmen vertoevende, beweeglyker en vloeibarer in de lente'dan in den herfst.-

Hoe nuttig k het derhalve niet dat merrin de behandeling der ziekten altoos indachtig zy aen het gezegde van den Vader der Geneeskunst: dat men elke gefteldheid „ der tyden en de ziekte zelve naeuwkeutiglyk behoorde „ te onderzoeken want dat de zeinter de ùekten •uan „ den zomer, en de laetfte die lan de eerfle van natuur „ doet veranderen ; dttf de luchtftreken zoodanige ziekten „ voort brengen, hoedanig bet faizoen, wien zy gelyk zyn y . „ is i en eindelyk dat tnen uit het jaergety de natuur der

„ ziekten kan opmakenquot;.

fuy Febre« epidemie», (v) Febres fporadic».

-ocr page 265-

veornamelyk in de Galkoortzen. 34^ «ogenblik, dat hy door eene Galkoorts aen-gevallen wordt, reeds opgehouden heeft volbloedig en kloek te zyn ; echter zoude ik, met vele getuigenisfen der voornaemfte mannen in onze kunst, können bewyzen dat ’er lyders gevonden worden, by wien de Aderlating in doorgaende , om van geene eigengeteelde Koortzen te fpreken , zeer wei uitvalt (w). En als wy naeuwkeurig aehtgeven, om welke redenen zy tot de Aderlating aengezet zyn, dan zullen wy bevinden dat het of eene bloedrykheid geweest is , of zoodanig eene gefteldheid van het ligchaem, welke voor eene algemeene gefehiktheid tot ontfteking of voor plaetfelyke ontftekingen vatbaer geoordeeld wordt ; waer toe voornamelyk fterke, vaste engeoeffendemenfchen, die vaste, gefpannen, veerkrachtige vezels en vast vleesch hebben, overhellen.

s. XIII.

Eene'v/are bloedrykheid derhalve, uit de bovcUr gezegde teekenen te kennen, lact gewisfelyk toe, (w) Last het genoeg zyn dat ik hier tot getuige by-brcnge de Heer C o n s b r u c h , die bevestigd heeft dat de Aderlatingen van nut zyn geweest in bloedryke menfchen , by Wien men te gelyk een’ harden en vollen pols-» flag wacrnain, fehoon hy niet ontkent dat zulke gevallen geldzaein zyn geweest. Zie Ges n er Beob. BJ. iv. p.

Q3

-ocr page 266-

24(5 Over het regte gebruik van de Aderlating y

toe , ja vordert in Galkoortzen eene Aderlating. Te recht zegt Fr. Hofmann: zê// in die ziekten, in welke eene Aderlating anderszins niet rechtflreeks te pas komt, moet men gewisfelyk altyd EKRST DE VOLBLOEDIGHEID wegnemen y deels om doodelyke gevolgen voortekomen deels ook om de genezing gemakkelyker te maken. Doch men moet wel degelyk opmerken, dat hier niet zelden eepe valfche hloedrykheid^ of eene enkele koortsachtige galopbruisfching, plaets heeft , die een’ weloplettcnden Arts niet ligt bedriegen kan , en terflond voor ontlastmïddelen wykt; want die geweldige uitzetting duidt de bewecgvaerdigheid der ftoffe acn. Maer in eene ware blocdrykhcid moet men op eene andere wys te werk gaen. Hier moet in de eerfte plaets eene ader geopend worden ; want het is te vreezen dat ’er, door de geweldige koortsachtige beweging, als welke zeer na overeenkomt met die der Ontftekingkoortzen , eene ontftekingachtige gcftcldhcid , plaetfelyke ontftekingen , ylin-gen, beroerten (x), verfcheuring der vaten, (waervan de neusbloeding, in deze Koortzen, een zoo gemeen doch meestentj’ds heilzacm voorbeeld oplevert) of andere doodelyke toe-val-

Zie Gesner Bcub. Bd. jv, p. nS,

-ocr page 267-

voornamelyk in de Galkoortzen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;s 47

vallen ontftaen : ’t welk alle« den lyder des te gewisfer over het hoofd bangt, zoo ’er in zoodanig een’ bloedrj^ken ftaet braekmiddelen toegediend worden. Hierom is het veiliger de Aderlating voor de braekmiddelen te laten gaen , zoo dezelve beiden in eenige ziekte vereischt worden. Fr. Hofjwann meent dat eene Aderlating in ecne heete Bortkoorts (31), welke niet anders dan eene galachtige Ont-ftekingkoorts is, by onbloedryke geftellen geenszins plaets vindt; doch dat dezelve altoos noodig en zeer nuttig is, als ’er eene blocdr rykheid ftand grypt : ja Tissot zelf ftemt de noodzakelykheid van eene Aderlating toe in eene volbloedigheid , fçhoon hy deze in de Galkoortzen ontkent.

S- XIV.

Nu ga ik over tot die Galkoortzen, welke met eene algemeene gefchiktheid van het bloed tot ' ontfleking of met plaetfelyke ontftekingen vermengd zyn, welke voorwaer yder Geneesheer weet dat moeielyker genezen worden: want de aenwyzingen zyn hier vlak tegen-ftrydig; en de Arts kan geweldig dwalen, zoo hy

(y) Febris cholerica amp;nbsp;arJen».

Q4

-ocr page 268-

*4? Oyer het regte gebruik van de Aderlating^

hy alleen acht geeft op de Ontftekingkoorts^ zonder op den ftaet der eerfte wegen te letten ; gelyk het insgelyks niet min gevaerlyk is eene tegengeftelde feil te begaen. Derhalve is ’er alle omzichtigheid en naeuwken-righeid noodig, in het onderzoeken en beoor-deelen der aenwyzingen, opdat wy aen die het eerst trachten te voldoen, welke wy vernemen het meeste te dringen. Dit moeten wy wel voornamelyk in de toediening der Aderlating opmerken , daer dezelve hier onder vermengde omftandigheden vcreischt wordt. Derhalve moeten de trappen der vermenging naeuwkeurig overwogen worden: want ibmwylen is de trap der ontfteking zoo groot, dat de koorts byna geheel van dezelve afhangt. Doch op een’ anderen keer heeft het omgekeerde plaets; en de reden der ver-fchynfelen is ^lleenlyk, voor het minfte gedeelte, in de bygemengde algemeene gefchikt-heid tot ontfteking gelegen , en hangt voor het grootfte gedeelte van de galachtige raeu-vvigheden af. Het gebeurt ook niet zelden dat men twyffelc aen welk van beiden men den voorrang moet toekennen , als dc teekens, namelyk , der ontftekinggeftcldheid en der galachtige racuwheid zich in eene ge-lyke hevigheid vertoonen. Dan ik zal eerst han-

-ocr page 269-

»

vownamtlylt in âe Galkoortzen. 249 handelen over dien ftaet, in welken de algCr meene gefchiktheid tot ontfteking de overhand heeft, Yder zal hier gereedelyk de nood-Äakelykheid der Aderlating toeftaen : want dikwerf verandert eene enkele Aderlating zoodanig eene koorts, min zichtbaer aflatende en byna aenhoudende, in eene duidelyk tusfchen-poozende ; en dezelve heeft in het algemeen alle die uirftekende nuttigheden, welke ik te voren , toen ik over de Aderlating in het algemeen handelde, aengevoerd heb. Dezelve verdryft, in deze koortzen, de hoofdpynen, de ylingen , de moeielyke ademhaling en andere wreede toevallen by uitftek. En dezelve brengt geen klcen gedeelte der genezing aen in Galkoortzen, met ecne plaetfelyke.ontfteking vereenigd , welke ontfteking naer ver-fchil der plaets verfcheiden naipen krygt, b. V. van borst- (z) long- lever- maeg- en darm-ontfieking. Doch men moet aenraerken dat Ayy, nadat de Aderlating in ’t werk gefteld, ja, zulks noodig zynde , naer gelang van ’4 lyders krachten, en de hevigheid der toe-val-

(z) Cleghorn heeft de zydeween, welke uit eene verzameling van galachtige doffe ontftonden , zeer wel genezen , door het toedienen van ontdekingtegengaende buikzuiverende middelen, nadat ’er rykelyke en herhaelde Aderlatingen voorafgegaen waren.

Q5

-ocr page 270-

îgo Over het regte gebruik van de Aderlating

vallen en koorts, herhaeld is, anderen en voornamelyk ontlastmiddelen . niet moeten x’erzuimen. Met dit alles ftemt gevoegelyk overeen het geen de beste Geneesheeren ons overgeleverd hebben. Geene geringe plaets verdient onder deze K t p e c k h o f , de beroemde befchryver van de doorgaende Ziekte te KuilenbURG, welke duidelyk van een’ ontfteking.galachtigen aerf was; want dus fpreekt hy: het voornaemfte middel was de Aderlating y het begin en de grondßag' van de genezing. Hy ontlastte het bloed, naer de hevigheid der koorts en den aert van den lyder , in eene verfchillende, doch in het algemeen in eene groote hoeveelheid. Ook heeft hy niet zelden de Aderlating moeten herhalen, wanneer, namelyk, de hevige toevallen, de koorts, b. v,, de drukking op de borst, de pyn in het hoofd en in de lendenen, enz, wederom erger wier-den. De witachtjge korst, welke zich op het bloed vertoonde , wettigde deze geneeswys, Het blykt uit het hier boven aengehaelde, dat Hofmann het gebruik der Aderlating in eene Bortkoorts toeftaet. Quesnay, anderszins de Aderlating in Galkoortzen ïterk afradende, laet derzelver toediening niet min toe , ja oordeelt dezelve noodzakelyk , bÿ-aldien ’er eene bloedrykheid, ontftcking-

gc-

-ocr page 271-

voornamelyk in de Galkoortzen, 25? ’ gt;■

gjcïleldheid en ware ontftekingen te gclyk met deze invallep, Pringle heeft gezien dat men, zqo de Galkoortzen met veel ontûek'ing verzeld waren, het voornaemfte gedeelte der genezing in de Aderlating ftellen moet : en dezelve is by yderen lyder nöodzakdyk en het eerfte geneesmiddel geweest, en heeft een- of tweemael herhaeld moeten worden, nadat de toevallen hevig waren. Macr dat de Galkoortzen van Pringle geenszins een-vouwig, macr van een’ ontftekenden^aert zyn geweest, blykt, volgens getuigenis van Tissot (a), uit alle de verfchynfelcn. Dcsgelyks heeft ook Lind de Aderlating ten hoogfte voordeelig bevonden in de galachtige Ontflc-’ kingkoortzen, die te Calcutta hcerschten. Ook heeft Hillary niet min de aenhou-dende aflatende Koortzen , welke in April’ van het jaer 1756 ontftonden, het beste, na'’ eene Aderlating, door ontlast- en ontftckjng-tegengaende middelen verdreven. Quarin (Z;) .

racdt

• »

(/») Het is, zegt hy, het tweede foort der Rotziokten, in welken tevens eene algemeene gefch'iktheid tot ont-lleking plaets heeft , ’t h elk men door eene Aderlating kan te onderbrengen. Zie zyn Avis au peuple cap. eo. S. 2R7.

(O Gesner heeft dikwerf opgemerkt dat de ziekte, tot wiens genezing men reeds herhaelde AderJatingen in

’t werk

-ocr page 272-

252 Over het regte gebruik van de Aderlating gt;nbsp;■ raedt de genezing met eene ruime bloedaftap-ping te beginnen , totdat de polsflag zachter wordt en de hitte vermindert; ja hy oordeelt dat dezelve des noods herhaeld moet worden, doch dat, na dezelve, de braking of buikzuivering, 200 een van beiden vereischt wordt, niet jHoet verzuimd worden; het zelfde heeft hy ook zeer wel vermaend, fteunende op het gezag van VAN SwiETEN, die zegt: in den herfst zyn ’er zelden zuivere Ontfteking- , koortzen, niaer gemeenlyk hebben zy een inmengfel van galachtige raeuwigheden. Hirschel (c) oordeelde in de Galkoortzen de •Aderlating noodzakelyk, ja herhaeldc dezelve, wegens dep vollen en harden polsflag, de moeicT

*t werk gefield had, niet overwonnen wierd , dan nadat de verzameling van galachtige (lofFe door den room van wynftcen uitgedreven was; gelyk hy tevens geleerd heeft dat de buikzuiverende artzenyen niet dienftig waren, voor dat men alvorens eene ader geopend had.

Qc) De Heer Medicus zegt, dat over het algemeen de' Aderlating in de Galziekten niet dienftig zy , inaer dat men op de uitwerkfels van de gal, in het bloed te Wege gebragt, acht moet geven. Indien dezelve eene rotting in de vochten veroorzaekt, dan is de Aderlating fchadelyk; doch ontftaet ’er in tegendeel eene algemeene gefchiktheid tot ontfteking , dan zal de aftapping van bloed zeer nuttig bevonden worden , waervan hy voor, beelden aenhaelt in zyne Saml. von 3tob. Zürcb.

/• 144'

-ocr page 273-

vöornamelyk in de Gtlkoortzin. ' ffioeielyke ademhaling en om de pynen in de ►linkerzyde : want by meent dat met een gebrek in de gal dikwerf eene ontfteking van het bloed gepaerd gaet, waerom eene Aderlating voor de toediening der ontlastmiddelen niet moet verzuimd worden. De Galkoort-zen, welke Liuthner gezien heeft, fchy-nen insgelyks geene eenvouwige, maer met eene algemeene gefchiktheid tot ontfteking faemgevoegdc geweest te zyn ; want hy heeft byna by alle zyne lyders eenmael, ja niet zelden twee- of driemael eene ader doen openen, dewyl zy meestendeels fterk en in den bloei van hunnen leeftyd waren: het verzuim der Aderlating baerde veeltyds een doodelyk gevolg; en hy heeft aengetoond dat men, des noods, by de Aderlating zelf geen acht moet llaen op de maendelykfthe ftonden , ten zy deze zoo rykelyk zyn, dat zy voor eene Aderlating kunnen doorgaen. Niet minder heeft hy de aftrekkende en afleidende Aderlating Voordcelig bevonden, en voornaraelyk hetaen-zetten van bloedzuigeren en bloedige koppen, inzonderheid in de gebreken van het hoofd en de borst. En dus heeft hy de keelontfteking, het zydewee, de longontfteking , de beroefte, met eene Galkoorts faemgevoegd, de hoofd-pyn en de overige hevige toevallen der koorts

het

-ocr page 274-

Over het regte gtiruik vim de Aderlating,

• -het hesC genezen. Men kan in’ de fraeije 'Uitleggingen van VAN Svvieten lezen, dat het zelfde ook in de galachtige leverontfte-'king piaets vindt. De koorts, welke de ■’keeloritftelnng vergezeld, fchynt Vogel toe ‘altj’d galaehtig te zyn, en in dcszelfs genezing ■raedt hy eerst de Aderlating, zelf herhaelde reizen,’fchoon ’er geene^bloedrykhcid plaets had , daerna verkoelende ontlastmiddelen of -een’ braekdrank. Bucholz fchryft insgelyks de Aderlating in Galkoortzen voor, byaldien ’er te gelyk téekens van eene Ontfteking-

* koorts aenwezend waren. •— Zie daer * teidchillende getuigenisfen , nit welken het 'óvei-vloedig blykt dat de Aderlating in de Galkoortzen j welke of met eene al gemeen c gefchiktheid tot óntfteking of met plaetfelyke ontftekingenij^uit de vorige ontftaende, ver-'eènigd zynQ,quot; onder de voornaemfte middelen ^moèt geteld worden, doch dat men te gelyk de /foediehmg van buikzuiverende en óntfteking. -'tegêngaéo'de'geneesraiddelen, by tusfcheqpoo-zingen', niet uitftellen of verzuimen moet.

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•' ' d r-:

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, §• XV. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Laet dit gezegde genoeg zyn, mét betrekking .tot die famenvoeging, in welke de algemeene ? / ; - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;1. _ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-

Hepatitis biliofa.

-ocr page 275-

veornamelyk in âe Galkoortzén.

gefchiktheid tot ontfteking boven’de onzuiverheden der eeffte wegen de overhand heeft. Doch ZOO de trap van de gemelde gefehikt-heid tot ontfteking zoo gering is, dat zy niet in aanmerking behoort te komen, en de koorts byna geheel van de raeuwigheden afhangt, dan ïîellen de berOemdfte Mannen vast dat deze geneeswys moet omgekeerd wofrden, en dat men over alles , wat het meeste dringt , zyne gedachten moet laten gaen : want alles, wat hier van de algemeene gefchiktheid tot ontfteking bykomt , wykt voor enkele ontlast-* en ontftekingtegengaende middelen. Dezelve door eene Aderlating te willen wegnemen zoude, om de boven aen-gehaelde redenen, gevaerlyk ^zyn. Omtrent deze zaek kan men uit de hier boven §. XL genoemde Schryveren getuigenisfen halen. Laet ik ’er hier flechts eenige weinige by-voegen. Tissot fe) heeft eene doorgaende gal achtige longontfteking gezien, door welke allen, by wien het bloed afgetapt was, omgekomen , doch allen, aen wien, zonder de opening van eene ader, braek- en buikopenende middelen toegediend waren, herfteld zyn.

Waer-

Zie een foongelyk geval in de Edinb- Ferfusbe To/. V. ƒ■. I./gt;. 34, 35- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fi .

-ocr page 276-

igô Över regte geiruik van de Aderlating i

Waermede byna overeenftemt het geen hy elders (ƒ) over de heete Borstziekten, welke in het jaer 1765 en 1766 heerschten, geleerd heeft. Desgelyks heeft Schröder deze - ziekten, om de kenmerken van eene tot ontlasting vaerdige galftoffe, zeer dikwerf door enkele buikopenende en braekmiddelen zonder Aderlating, gelukkig zien verdryven; en hy geloofde eer, byaldien de Geneesheer, door de toevallen, een zuiver zydewee veinzende, misleid zynde, voornamelyk door Aderlatingen poogde vöordeelig te zyn, en den bekwa-_nien tyd voor buikzuiverende middelen liet voorby gaen , dat daardoor dikwerf ylingen, flaepzucht, ftuiptrekkingen en andere zeef zware toevallen zouden ontftaen. De beroemde BaldingER(g) zegt mede zeer fraei: •wacht u te denken dat ydere Galkoorts te gelyk ^van een' ontßekenden aert is; want die foorten van

Galkoorts, welke gemesnlyk galachtig zydewee

(ƒ) Avis au peuple c. xx, §.• 287.

Medicus iiiaekt gewag van eene Longontrteking, die in het jaer J762 heerschte eii zelden eeae Aderlating toeliet : de Öhtlleking werd iheesteiityd» door zachte ontlastmiddelen verdreven; en byaldien dit niet gefchiedde, liet hy onbefchroomd het bloed aftappen: dus, voegt hy ’er by, hebben de Galontftekingkoortzen dikwerf doch niet aitoos eene Aderlating nóodig.

-ocr page 277-

vÿornamelyk in de Gólkoortzen. 257 , fen keelontfteking genoemd worden^ zyn dikwerf gewoon eene geweldige onlßeking voor levenden.^ Jfliettemin neemt een^, ter bekwamer tyd en fpoe^ dig toegediend, braekmiddel terßond de pyn weg: want zeer dikwerf fchynt het eene enkele krampachtige aendoening te zyn, oorfpronge-lyk van eene galachtige raeuwigheid , welke’ de eerfte wegen prikkelt; gelyk ook het vermoeden van eene ontdoken maeg zeer dikwerf ingebeeld is : en gevolgelyk vermeerdert de Arts, hierdoor misleid zynde en dezelve trachtende te verdryven , de ziekte ; terwyl een oplettender Geneesoeffenaer, wetende dat de verfchynfels van eene opbruisfchende galftoffe niet zelden zeer veel overeenkomst hebbeiï met die ziekten, welke door eene ware maeg-ontfteking verwekt worden, dikwerf door één braekmiddel byna de geheele ziekte, te gelyk met die ingebeelde ontfteking, veilig, fchie-lyk en aengenaem verdryft. Laten zy, die my geloof weigeren , zich vervoegen by Brendel, Unzer, Quarin (h') en den beroemden Baldinger, als die de zeldzaemheid van eene

Gd) Dees Arts waerfchuwt insgelyks âlle Gcnecsheeren ‘ dat ïy om den Maeghoest, welke in die ziekte zqo vaek waergenomen wordt, niet verzuimen een braekmiddel toetedienen , dewyl zy fomwylen bevreesd zouden z^ri dat ’er eene ontfteking in de borst ftand greep.

L Deel. II. Stuk. R

-ocr page 278-

«J8 Ovtr Jiet regte gebruik van de Aderlating

eene ware maegontfteking beweren en bewyzeH. Doch ik wil geenszins geheelenal ontkennen, dat de maeg inderdaed in deze koortzen.kan ontftoken worden : macr men moet wel degelyk op deze ontfteking bedacht zyn ; getuigen hiervan zyn Baclivius cn Pringle, welke laetfte ook derzelver zeldzaemheid erkent. Eene voorzichtige en naeuwkeurige overweging van alle de verfchynfelen fchynC my het beste derzelver aen- of afwezendheid aentcduiden. Maer yder zal ligtelyk toeftaen, dat men eerst de ontfteking moet overwinnen , wanneer dezelve plaets heeft, en daerna met zachte buikopenende middelen de ziekte te keer gaen. Dat het zelfde ook ftand grypt in eene ontfteking der overige buikingewanden, welke fomtyds met deze koort-zen gepaerd gaet, heb ik boven reeds aen-getoond. En dat Hippocrates dit reeds wel geweten heeft, bewyst dit volgende fraeije gezegde : zeer geweldige pynen der lever en zwaerien der miU, en andere ontflekingen kunnen niet 'genezen worden zoo iemand dezelve eerst met een buikzuiverend middel aengetast heeft. Maer in deze moet de Aderlating voorafgaen : daerna moet men tot de ontlasting der floffe komen., en een buikzuiverend middel laten gebruiken. En deze oötftekingen moeten in ’t oog van een’ juist-op.

-ocr page 279-

voornamtlyk in ûe Galkoortzen. 259 öpirierkzamen Arts noodwendig loopen. Dan fomtyds zyn ’er na den dood o'ntftekingen gevonden, voornamelyk in de buikingewanden (en het meest in het holle gedeelte der lever) fchoon derzelver teekens, of met bepaling tot he't deel, of in ’t geheel, by de lyders ontbroken hadden, gelyk dE PlAENj Qua-RIN Çi) i W tSTPHAL en WlINHOLT getuigen waervan de twee laetften vele ge-tuigenisfen uit geneeskundige Sehryveren hebben bygebragt. De onderkenning van deze Verborgen ontftekingen is zeer moeielyk : want fchoon ’er fomwylen eenige gewone teekens Van ontfteking aenwezend zyn , echter worden die om de tegenwoordigheid der racuw-heden , gelyk ik reeds vermaend heb, twyffeh achtig. Wienholt en Albertini hebben ’er by D E H A E N verfcheiden aengevoerd ; onder welken my de voornaemftc fchynen te zyn , een kleene en zwakke polsßag , een harde gefpannen buik, iets ongewoons in het gelaet, eert donkerbruine, blaeuwe, zwarte, drooge tong eene volflandige fpyswalging , een nietsverligtend braken^ eene fterke benaeuwdheid de hik , eene hitte een lastig bezwarend Qfchoon zonder pyti) bepaeld eri

(o In zyn Werk «»er Je behandeling der OHtfleking-ziekteni

ü 2

-ocr page 280-

200 Over het regte gebruik van de Aderlating, en zich niet verplaetzend gevoel omtrent de loven--luiksingewanden, waerover de lyders niet klagen, ja het zelve fomtyds ontkennen fchoon zy 'er eenig gevoel van toonen gt;nbsp;verfcheiden zenuwtoevallen, een fcherp uitzicht, een denkend lydér^ omtrent alles onverfchillig een wanhopend gemoed, enz.

de Aderlating belangt, dezelve wordt geheel-enal door Weinholt afgeraden, ten zy de ftaet van het bloed niet al te zeer veranderd is, de polsflag en krachten niet zeer verzwakt , en de overige teekens , welke eene Aderlating verbieden , afwezend zyn, fchoon hy ook dan eene fpaerzame en omzichtige bloedontlasting voorfchryft. Waer-mede deels de ondervinding deels de reden overeenftemt : want meestendeels komen zoodanige ontftekingen by eene reeds ingewortelde rotziekte, (zouden ze ook fomtyds niet einde-lyk in het tydftip des doods kunnen ont-ftacn?) voornamelyk, als de eerfte wegen in het begin der ziekte niet gezuiverd zyn, door eene fcherp geworden gal, die de deelen knaegten ontfteekt(l). Wie is ’er, die hier de Aderlating zoude aenraden? Doch ’er is niemand , die kan twyffelen of de Aderlating wel degelyk noodzakclyk zy, byaldien zoodanige önt-

(^) Zie Q u A K1N over de behandeling der Keert zen.

-ocr page 281-

voomamdyk in de Galioortzm. 261 ontftekingen zich by het begin der ziekte voordoen (l).

s. XVI.

Ik zoude nu over de vereeniging, welke in een’ byna gelyken trap van eene algemeene gefchiktheid tot ontfteking en van een bederf in de eerfte wegen beftaet, moeten handelen, zoo myn bellek zulks geheugde: doch dewyl omtrent deze zaek yder beoeffenacr een’ vei-ligen en beproefden weg kan inflaen, volgens de volledige voorfchriften van Schröder, wil ik derhalve den lezer liefst derwaerds wyzen. Ik ben echter genoodzaekt dit gedeelte van myne taek kortelyk aftedoen. Zoo het derhalve, na naeuwkeurige overweging der beide omftandigheden, gebleken is dat zy beide een gelyk aendeel in de koorts hebben, dan zal elk , die het voorgaende aendachtig doorlezen heeft , gemakkelyk begrypen dat men eerst eene behoorlyke Aderlating moet in ’t werk Hellen ; dewyl het anderszins tc duchten ftaet dat de trap van die algemeene gefchiktheid tot ontfteking, of der plaetfelyke ontftekingen door ontlastmiddelen, vermeer-dert,

(0 Î0 dit gevat zyn dc braekmiddelen nadeeÜg, ten zy de ontdeking eerst verdreven i*.

-ocr page 282-

202 Over het regte gebruik van àe Aderlating

dert, of dat ’er andere zware toevallen by-komen. Dus gebiedt Brendel zeer voor-zichtig dat men, by een’ famenloop van aen-wyzingen tot een braekmiddel en Aderlating, op de ademhaling behoorlyk acht móet geven : zoo deze met een’ kleenen en fnellen polsflag eene longontfteking aenduidt, dan, zegt hy, zou het' raedzaem zyn de Aderlating vooraf te laten gaen, ja de eerfte wegen alleen maer met zachte openende middelen te voorzien, doch den volgenden dag zich over een braekmiddel te bepalen. Glass meent insgelyks dat een braekmiddel veiliger na dan voor de Aderlating toegediend wordt. Cleghorn heeft, in de doorgaende anderendaegfche Koortzen, zoo ’er ontlastraiddelen en eene Aderlating te gelyk vereischt wierden , met geene minder vrucht de laetfte voor de eerfte laten gaen. Doch zoo wy, gelyk fomwylen gebeurt, wegens de min duidelyke teekcns van eene algemeene gefchiktheid tot ontfteking, over derzelver gelyken graed met de galachtige raeu-wigheid in twyffel zyn, dan moet men, volgens Schröder, zyne maetregelcn inrichten naer het geene vorderlyk en fchadelyk is, namelyk, ontft'ekingtegengacnde buikzuiverende middelen , by kleene giften , toedienen, opdat na de vcrfchillende vcrligting en uitkomst

-ocr page 283-

litomamilyk in de Galkoortzen. ^3 jfcomst zekerer blyke of men de Aderlating ïn ’t werk ûellen of achterla^n moet.

5. XVII.

Laet het my nu geoorloofd zyn een einde van myne Akademifche proef te maken. Ik wil wel bekennen , dat ik voornemens was andere koortsachtige ziekten, welke of altoos of ten rainfte fomwylen tot het wyduitgeftrekt geflacht der Galkoortzen behooren, insgelyks te verhandelen , of ’cr bytevoegen wat men in deze omtrent de toediening der Aderlating in acht moet nemen. En dus zoude my een zeer wyd veld opengeftaen hebben, om uitte-Weiden over dc tusfchenpoozende koortzen, over de koortzen met uitflag (b. v. de roos het roodvonk (0), de kinderpokjes, de mazelen (p), den gierstuitflag (7), de blutsch-vlekken(r), de pest(r) enz.) over de zinking-pyn, de jicht, de verkoudheid, denrooloop, de bort (t), het galkolyk, de geelzucht, de racskoorts (u) en basterdraeskoorts (v), enz. Doch nademael byna alle deze ziekten, volgens de

Eryfipelas. («) Febris Scarlatina. Morbilli. (lt;7) Miliares, (z) Petechiæ. (s) Peftis. Cholera. C») Phrenitis. Qvquot;) Paraphreiiitis.

R 4

-ocr page 284-

204 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het regte gebruik van de Aderlating, enz.

de verfchillende faemgevoegde koorts, moeten behandeld worden , kan men het voren gezegde in het algemeen op haer toepasfcn, zoo men het onderfcheid der koorts wel in acht neemt : pm nu niet te fpreken van de naeuwe grenspalen van dusdanig gefchrift, als die een werk van zulk eene uitgeftrektheid niet kunnen bevatten.

-ocr page 285-

zlc::K^£y t-t t f 11 Z

? nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. j

t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;E E N , I G E

’■ G E W I G T I G E

2'“ - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

WAERNEMINGEN,

NOPEN? DE

*'B nbsp;nbsp;nbsp;H aquot; N Dquot;e L I K G

j ., nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-.

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;VAN DE ^ t

.VENUSZIEKTEN.

Jiet Laïyn van 'den Hoo^leeraer M. Stole. 1

IK ben van gedachten dat de moeijclykheid 'in dehe-in de genezing der Venusziekte veeleer uit den tyd, in welken het gif in het ligchaem ver- * 'fcholen is geweest, dan wel uit de heftigheid voorna-of het getal der toevallen aftemeten zy. Icntyàjn wclicenbet

Wy genazen verouderde en langdurige Ve-nusziekten, die door onderhoudende middelen thaem • flcchts verzacht waren, zeer langzaem en be-zwaerlyk, en niet dan doör fcherpe kwik-bereidfels, of ook door andere middelen , ^naer ^en. de natuur van de facmgeftélde ziekte fcheeh te vorderen.* Maer wanneer de ziekte', fchoon

R 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;met

-ocr page 286-

aöd Einige gewigtige 'waernemingerti

met een’ geheelen drom van Venerifche toe» vallen verzeld , in haer begin en met geene andere ziekte of ziekelyke gefteldheid gepaerd was, dan hebben wy dezelve rasfcher en mees, tentyds alleenlyk door zachte kwikbereidfels genezen.

De aen- De Vcnusziektc fcheen in het begin niet Tcuj'va'n zelden zeer gering, en wy bleven , wegens

//e k'snus-

de weinige en twyfFelachtige toevallen , om-

ziekte if nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i

fomty.'is trent deszelfs aenwezen in net onzekere.

Doch wanneer men een weinig kwik toege-

achtig,

Hoe kan diend had, kwamen ’er aenftonds zekere keu-mei'ken te voorfchyn, naerdien de ziekte daij hacr’ aert te kennen gaf, en als uit de duister

nis in een helder daglicht gefteld wierd.

h 'er een nbsp;nbsp;Y der zal toeftemmen dat men , in alle

Venusziekten, zoo lang geneesmiddelen moet gif iti, toedienen , totdat het gif geheelenal uit-^ekièn' gerooid zy. Maer welke zyn de teekens dat ondcrgcbragt is? Is het eene geheele jty? ■' verdwyning der toevallen? Doch het is buiten kyf dat de Venusziekte, welke eerst geheel uitgerooid fcheen , fomwylen flcchts voor een’ zekeren tyd krachteloos is gemaekt, en naderhand, feboon fpade, op nieuws, zon-der

-ocr page 287-

nopens de behandeling van de Venusziekten.

der eene nieuwe befjnctting, tç voorfcliyn

uquot; quot;7 n-fchs ‘ ' ;;

' zh'^tij-isdidxJ ■*'

Wy hebben by eene vrouw, die met Veneui- De. ver-fche'vlekken (a) en-kalkbuilen .(7/) in feheenbeen worftelde', eene verheffing der pynen , naeuwkeurig op den mir/dag wedeF niet altoos komende, waergenomen: by nacht vtas xy rust : wy hebben haer door de opgeheven bytende kwik genezen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’i d,,f{

i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■) m , j:-

Ik heb insgelyks eene Venerifche zinkin^pyn in de fcheenbeenderen, om den anderen dag^ op gezette uren over dag zien woeden: by nacht verdween zy. De pyn verminderde ?ieer veel, wanneer de beenen ontdekt en aen de koude lucht blootgefteld wierden. t

Het heeft ray eindelyk moge gebeuren Venerifche pynen die nacht en dag geduriglyk folderten , waerteneinen ; ook zag' ik . een’ lyder , die nacht en dag gedurige'pynen ih een zeker gedeelte van den arm had, terwyl hy in eene andere plek van dien zelfden arm alleenlyk hy nacht pyn gevoelde. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

.? :

{a) Maciilæ venereæ. Tophi vencrei. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

-ocr page 288-

lt;6? Eentje gewigtige waernemingtn.

Over bet De opgeheven bytende kwik (c) heeft niet zelden Venusziekten, welke voor alle andere ven byten' kwikbercidfels niet wilden wyken , genezen. **ƒ*»#’-*” Wy gaven dit middel op zich zelf, met het »ins, van nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en met fuiker toebereide fap van

feftUS’

»iekten. Vlierbeziën (fi) gemengd, of met het verdikte uittrekfel van den Wolfswortel Qe) en Çods. genade Qf) faeragevoegd.

Dus heb ik een’ uitflag achter het regter oor , in den hals van een meisje, ’t welk voor het overige gezond fcheen en geene teekens, hoe genoemd, van de Venusziekte had, genezen. Dees hardnekkige kwael, fchoon met zeer vele artzenyen beftreden , en door byt-middelen en een Spaenfehevliegpleister tot den grond toe afgeknaegd , groeide by herhaling aen : wy vermoedden eindelyk eene Veneri-fche oorzaek. Dan noch de befmering met dç kwikzalf, noch het gebruik van oenige kwik-bereidfels, bragten voordeel aen. Voor de opgeheven bytende kwik , met het verdikte uittrekfel van den Wolfswortel en het verdikte en met fuiker toebereide fap van Vlierbeziën 'gü”

Merciirius fub'injatus conofivus. Rob Sainbuci. CO Extraâam acuniü. (Jquot;) Extrafliim graiiolïe.

-ocr page 289-

nopens de behandeling van de f^enusziekten. 269 gemengd, is het euvel geweken, en heeft zich naderhand niet geopenbaerd.

Wy hebben vele voorbeelden gezien, waerin Venerifche gebreken door de opgeheven by-tende kwik volkomen genezen zyn. Maer ik verkies niet langer op eene bekende en zekere zack, wier echtheid Hechts van dezen en geenen, tegen zoo vele andere Waernemers, in twyffel getrokken wordt, ftil te ftaen.

Ik heb echter fommige Venusziekten aen- Zj ù fcb-getroffen, die zich tegen het -gebruik van dit kwikbereidfel hardnekkig aenkantten ; terwyl tegengif, zy door andere, en dat wel nu door deze, dan wederom door geene kwikmiddelen', overwonnen wierden.

Hierom wilde ik dat men geen één kwikbereidfel als een algemeen tegengif, ’t welk altoos en overal, en tegens alle ^Venerifche-kwalen, hoe byzonder zy in hare faort ook zyn, even vermogend is, aenpreze.

Wy gebruikten derhalve dan eens dit, dan wederom een ander kwikbereidfel, naermate de verfchillende byzondere gefleldheid (g) des

ly.

Cf) Idiofyncrafia.

-ocr page 290-

27® gewigtige wâernemingen i nopens enz.

15'ders, of de verfchillende matiging van de Venusziekte zelf, in onderfcheiden menfchen, of eindelyk naermate de verfchillemle famenvoeging van het Venerisch ongemak met andere ziek-, ten of ziekelyke gefteldheden vorderde.

Te onrecht hebben derhalve fommigen gewild dat de opgeheven bytende kwik , als een onnuttig ja zelfs verderffelyk middel, uit de Venusfmet uitrooijende artzenyen gefloten ^wierd. Maer te onrecht hebben ook anderen dezelve aengeprezen als een middel, ’t welk altoos çn overal het beste is.

Men behoorde des ook de zoodanigen, welke getuigden dat de Venusziekte dikwerf en met zekerheid door dit middel genezen was* niet met eene zwarte kool geteekend te hebben , als of zy bedriegers waren en geen geloof verdienden ; dewyl herhaelde en getrouwe proefnemingen, zonder vrees en hoop in ver; fchillende luchtftreken genomen, hun getuige; nis volkomen bevestigen.

'■ Men behóórde Ïnsgelyks de eerwaerdige ascH van VXN SwiETEN niet te hebben aen; geroerd, met dezen grooten man te befchul-digen als of hy eertyds te ligtgeloovig, erï

door

-ocr page 291-

Menwerkingen over âe echtheid enz. u 27t door anderen, die de echtheid van zyne waer-nemingen over het nut van de opgelieven bytende kwik bevestigden, bedrogen ware geweest: VAN S WIE TEN gebruikte niet zelden zy’ne eigen oogen, en leerde door eigen ondervinding , waermede de hedendaegfche waer-Hemingen insgelyks overeenftemmen.

Het zy my geoorloofd die geenen, welke, door kwaedaertige uitftrooijingenmisleid, fom-mige Weener proeven en waernemingen met zulke woorden in twylFel trekken , dat het inderdaed duidelyk blykt dat zy aen de-zei ven in ’t geheel geen geloof flaen, hier ter plaetfe te beantwoorden.

Alle proefnemingen, omtrent het vermogen van fommige geneesmiddelen, te We en en ge* daen, bewyzen flechts, volgens de getuigenis der Waernemeren zelfs, dat een zeker middel, boven alle anderen, in eene wanhoopige ziekte niet zelden vorderlyk is geweest, doch dat het fomwylen geen aut maer zelfs nadeel heeft te wege gebragt.

Maer zie hier eene byna ongelooflyke Zaefc ! Een nydig verhael, welks valschheid overlang gebleken is, van weinige onbefchaefde men-fchen,

-ocr page 292-

»72 Aenmtrlingen over de echtheid fcheOj heeft over eene zeer bezadigde getui* genis^jan achtbare mannen gezegepraeld.

Doch de tyd en de herhaeldc proefnemingen van vermaerde mannen, door geheel Europa, zuilen deze lastering , zoo vermetel en onvoorzichtig uitgedacht, hare kracht doen verliezen.

* * *

Het is waerlyk te verwonderen hoe het mogelyk zy dat Brambilla, op wien onze Schryver waerfchynlyk het oog heeft, de waernemingen van een’ man, die zich, door zyne vérdienften, de achting van alle Geleerden, door de geheele wcereld, waerdiggeraaekt heeft, zoo ligt heeft durven verdacht houden. Hy verhaelt, namelyk, op een’befchimpenden toon , dat de Baron van Swikten, door zeer vele bezigheden belet, (of misfehien by gebrek van gelegenheid^, het eerst dc proef, wegens het innerlyke gebruik van de opgeheven bytende kwik, in zich zei ven genomen, en daerna aen verfcheidenGeneesheeren, wien de zorg over de ziekenhuizen toebetrouwd was, ter nadere proefneming heeft aengeboden, terwyl fommigen hunner, om in zyne gunst te geraken, eene valfche getuigenis zouden gegeven heb-

-ocr page 293-

van foinmi^e Wtener Protven. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;273

hebben, door hem te verzekeren dat zy zeer vele Pokziekten door dit middel genezen hadden. Steunende op deze getuigenis, dus zegt hy, heeft hy zyn geneesmiddel algemeen bekend gemaekt, zonder te weten dat de Heer Locher (toen ter tyd Geneesheer van het St. Marcus gasthuis, tot de Verloskunde ge-fchikt) zeer weinige Ïyders met dit middel herfteld heeft,, dat vele door deszelfs gebruik blind en doof zyn geworden, terwyl anderen, in ftèdc van eenc genezing te erlangen, in bloedfpuwingen en longtéringen vervielen, en dat het eïndelyk by zeer vele vrouwen, in de zesde maend van hare zwangerheid, eene rtiiskraem' verwekte.

Het is bekend dat BrambillA zegt zeer vele kwade gevolgen van het innerlyke gebruik van de opgeheven bytendc kwik waergenc-men te hebben, en dat hy de echtheid zyncr waernemingen met die van anderen heeft pogen te ftaven. Het is insgelyks overbekend dat Pibrac, Louis, Richter, LA PeIRE cn anderen verzekeren dat zÿ door deszelfs gebruik nadeelige uitwetkfels hebben zien ont-ftaen: maer hoe vele beroemde mannen hebben , in tegendeel, *niet de voortrcfFelyklle dienften van de toediening vanquot; de opgeheven

LDteU li. Sint S ' ' * '

-ocr page 294-

274 Âenmerkin^en over de echtheid bytcnde kwik gehad ? Hoe vele Venerifche kwalen , die zich tegen alle andere kvVikbe^^ reidfels hardnekkig aenkantten , zyn ’cr ook in ons land niet door dit middel genezen ? Ew hóe gering zal het getal dier Waernemeren niet zyn, welke de fchadelyke gevolgen van het zelve in Nederland hebben befpeurd ?

Wat zal men derhalve uit dit alles beHui-ten? — Onzes bedunkens niets anders, dan dat de lieer Brambilla, fchoon zyne waer-nemingen met die van van Swieten niet overeenftemden, dezen waerlyk geleerden man zeer onheusch behandeld heeft, met hem by de geleerde weereld als een’ onnaeuwkeurigen Waernemer (wy fchroomen het woord Hedrie^ ger te bezigen) verdacht te maken ; dewyl hy uit zyne proefnemingen alleenlyk konde befluiten dat de opgeheven bj’tende kwik fom-wylen kwade gevolgen kan veroorzaken; — en dit zal zy voorzeker doen, wanneer zy door eene onvoorzichtige hand toegediend wordt, het zy men geen naeuwkeurig oog flaet op derzelver hoedanigheid , die zoo vaek verbasterd wordt, dat wy yder aenraden haer nooit te bezigen, dan als hy van de oprechtheid van derzelver bereider volkomen overtuigd is; of bet zy men verzuimd heeft om in het begin van

-ocr page 295-

- van fommîgi Weener Proeven.

de toediening ipet eene zeer kleene gift cqïï' aenvang te maken, en daerna dezelve allengs-kens trapswyze te-vermeerderen. Is dit, in alle die ongelukkig geflaegde proefnemingen in acht genomen ?

Dit zy genoeg oih te zien hoe men van S w IE T E N over zyne waernemingen, nopens de opgeheven bytende kwik, befchimpt heeft: doch laten wy nog aentoonen hoe hy niet alléén , raaer ook andere Weener Artzen over hunne proefnemingen gefmaeld zyn ge-wordeij.

Alhoewel eene blinde vöoringènomenheid^ omtrent alles wat vreemd is , te laken zy^ 200 verdienen echter aen de andere zyde zoodanige lieden, die, uit louter vooroordeel,’ geloof weigeren aen alle nieuwe waernemingen, vooral wanneer zy uit vreemde landert overgebragt worden, hoe meenigwerf der-zelver echtheid ook gebleken zy , benevens die gcenen, in wien het zeggen van Bacon bewaerheid wordt, dat, namelyk, de nyd nooit gedaen werk heeft, geene minder verachting.

Hoe vele befchimpingen zyn ’er niet uit-gefchoten tegen de waernemingen, in WeeneN

S t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-

-ocr page 296-

j^enmcriîngen over de ecJitJieid

gedaen! Hoe meenigmacl heeft men haer zoc* ken verdacht tc maken ! Hoe vaek worden de proeven van de Haen , Collin , Storck , cn, dien ik in de eerftc plaets had behooren te noemen, van Swieten tegengefpro-ken, nutteloos geoordeeld, en onder de zul-ken gefteld, die alleenlyk uit eene y dele zucht tot nieuwigheid, of ter verkryging van eenen naem in de geleerde wcereld, uitgedacht zyn. Men herinnerc zich flechts wat men al over de proeven van den Hoogleeraer S T ö R c K , met de Scheerling (c) genomen , ook in ons land gefchreven heeft : hoe meenigwerf zyn zy voor geheel valsch verklaerd! en waerom? Omdat men op het gebruik van dit middel de genezing van een waer Kreeftgez^vel (d) niet zag volgen; terwyl men intusfehen noch uit de waernemingen vanSvöRCK, noch uit die der voornaemfte Geneesheeren te W e e-NEN, met een wettig gevolg kon befluiten dat men eene grondige genezing van dat euvel, door het genoemde hulpmiddel, te wachten had : dit alleenlyk mögt men opmaken dat wy uit de toediening van de Scheerling voortaen meermalen, doch niet altoos, in de genezing der KnoestgezWELLE N (cj en andere wanhoo

pt) Cicuta. Çé) Cancer. Çt) Scitrhi.

-ocr page 297-

'van fommi^e W.eener Proeven.

hoopige ziekten, gelukkiger flagen zouden ; — en zyn wy hierin bedrogen ? Gewisfelyk neen ! Getuigen hier van dat groote aental van lyderen, welken de alvernielende dood reeds weggerukt zoude hebben , doch die nu door het zelve gered zyn, en nog dagelyksch gered worden, 200 men het flechts voorzichtig, langdurig en in eene genoegzame gift (welke hier te land grootcr dan in Ween en fchynt te moeten zyn) gebruikt.

•J

. Wie nu, die van de waerheid dezer proefnemingen overtuigd is, zal zich niet moeten verwonderen dat men, kortlings, niet onbe-fchaemd genoeg geweest is om het volgende verhad, waerdoor men heeft zoeken aentetoonen dat de proefnemingen over de Scheerling, te Weenen onder het oog van van Swieten in het werk gefield, geen geloof verdienen, voor echt te verklaren (ƒ).

„Van Swieten, als Voorzitter der Genees-„ kundige Mactfehappye , had de gewoonte „ om eenmacl in de week het ziekenhuis van

(ƒ) Zie Foreign Medical Review vol. i. part. 3. Pquot;S- 9«.

s 3

-ocr page 298-

d/S ' ^enwerlingen over de echtheid

„ Pasmazan over *t welk hy lt;len Heer Störck ,, als Geneesheer gefteld had, te bezoeken. 5', Men liet de Scheerling door zeer vele lyders, die dezelve fchenen noodig te hebben, ge-

,, bruiken: byaldienvAN S wie ten vraegde naer een’ hunner , die door het gebruik ,, van dit middel erger was geworden, werd ,, hem altoos onderricht, dat de genezing by 5, uitftek wel, voortging , doch dat juist die „ lyder zich bevond in een vertrek, waerin j, anderen met blutsch- en gicrstvlekken, kin-„ derpokjes of eenige andere foortgelyke ziek-,, ten worftelden, naerdien zy wisten dat hy, „ als Lyfarts van het Keizerlyke Huisgezin 5, buiten de gelegenheid gefteld was om eenige „ lieden , die door befmettende j ziekten ge-,, folterd werden, te bezoeken ; en om het „ bedrog te voltooijen, werd hem altoos ge--5, zegd dat de lyder, die aen een kankerachtig gt;5 gebrek o verleden, of ■ais cirgeneeslykwe^gezondeJi 5, was, eene volkomen herftelling erlangd, of „ zyn leven door eene andere ziekte verharen „ had. De goede oude man, onbekwaam om ,, zidi zelf te misleiden , geloofde dat men „ hem alles oprechtelyk mededeelde ; doch ,, hy werd bedrogen, en heeft voor zyn’ dood „ gcene gelegenheid gehad om te ontdekken ,, hoe vaek men hem misleid heeft”. .•

Wy

-ocr page 299-

, van fsmmige ITeener Proeven. ^79

Wy- zyn reeds overlang begerig geweest naer jiet Lezen van eene verhandeling, waerin men beloofd heeft (g) het geheim nopens de uitvindingen van. alle geneesmiddelen te We enen te ontdekken : uit deze zoude tevens bly. ken hoe weinig vertrouwen de nakomejing-.fchap dikv^fej-f kan ftellen op de geneeskundige ' . Qnxdekkjagen , door voorname mannen zeer hooggeroemd ; en eindelyk zoude dezelve aentooncn-hpe gering de artzenyei},, (de verdunnende en eenige buikzuiverende middelen uitgezonderd,) door de Ouden gebezigd, thäns . te Weenen geacht worden. Maer men heeft (voor zoo ver wy weten) tot nog toe nijet können goedvinden dezelve het licht te doen zien'; misfehien omdat men bemerkt heeft dat de Werken van de Haen, Störck, ColLIN en Stoll nog al cens doorfnuiFeld worden.

Niettegenftaende alle deze nydige en boos-aertige uitftrooijingcU zal yder , die een waer belang in'hel welzyn van het mensch-dom ftelt, gedenkzuilen voor deze groote mannen in zyn hart oprichten , overtuigd zyn-

(ç) Zie Foreign Medical Revlev) vol. i. part. s. pag. Ill en 112.

S 4

-ocr page 300-

aSo Aenmerkingtn over de echtheid enz, zynde dat zy zich', door hunne onvermoeide vlyt, zoo in het naeuwkeurig waerhemen omtrent de oorzaken, gevolgen en genezing der ziekten, als in het noestig naervbrfchen van zoodanige inlandfche geneesmiddelen (A), die andere buitenlandfche in vermogen of evenarén of overtreifen'j de achting en eerbied van alle ware Artzén waerdig gemaekt hebben; terwyl het' leven van één mensch, door hunne ontdekkingen verlengd, hen reeds de fterffe-lykheid onttrokken heeft.

Qh') Hiertoe behooren de waememingcn over de Scheerling , de Moedcrw^rtel Qa), deszelfs bloemen , dujla Latuw (c), enz. ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

{a} Radix ainic2gt; (ij Flores arnieset (r) Liâuca virof^

EENI.

-ocr page 301-

' ’■ ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;all

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ww*****w^«^w^

E. É N-, I , ‘G E quot;

.. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r*; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' r : '■:- V ,□

W A E rlt; N E MIN G E N,

N O P E N S P E , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;... nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I

' WEGNEMING

IN het jaer kwamen ’cr tot .ons vélo lieden, die, .door, eene verduistering van het Kry sial (b), lïun gezicht verloren hadden: velen hebben ivy ook herfteld, ’t ^Çor He verplaetzing Qc') ’t ly door de outlasting, Çî)

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-O

van den Stacr, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Wy waren nietonvcrfchillig welke manier wy tot de wegneming van ■dcn^Staer aenwenddeh; Want niet zelden moest de ontlasting in ’t we rit gefield worden ; doch fomwylen kwam, de yerplaetzing ook alleen in aenraerking.

; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'quot; De

(«) Cataraäa. (/?) Lens crystallina, (c) Depresfip.

Extraftlo.'- ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ ■■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ■ ■ » nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;

Sy

-ocr page 302-

jjlJi» Eenige wserntmïngen^

De kunstbewerking vM-de oraUtstïng wad Hooit gedaen, byaldien delyderdoor zinking-of jiohtpynen’^ hoofdpyri of^fchele hoofd-çpyn 0) gefolterd wierd: ook nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ntet

te pas by die geenen, welke aen pyn in de flapen van bet hoofd quot;of ’ dikwerf aen oog-ontftekingen, of aen eene vaek wederkomende Roos (ƒ) onderhevig waren, noch byaldien zy met eene langdurige hoest geworfteld hadden, of wanneer liet aengezicht met puisten bezet was,'of indien ’er eéne kwade gefteld-heid van de .tanden en het tandvleesch ftand ^reep: eindelyk keurden wy haer niet dienftig, wanneer het Hoornvjies (g) in een der bçide oogen begon te verduisterén^, of dat de blopd-vaten in het ^^iekelyk o^og'vetvi^yd en adeï-‘Ipattrg (ZQ warqu?' By,dusdanigefieden flaegde 'jnen zelden gi^ukkig met quot;de 'untlasting van den ■Staer ; het' oog quot;werd ha “de^ gedane kunstbewerking, aengetast door ontftékïng, dieeéïie - verminderifig-of een geheel verlies van het ge-. zicht ten.gevolge had. Doch in dezç gevallen verkozen wy. den Staer fleebts te yerplaetzen^

Deze verpïaetzing gefchieddé met' eene zilve-.^xen naeldc, dié‘ van gUne fpitfche punt voor-zien .i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

(f) Hemicranïa. (/3 Eryfipelas. (^)Cor^e^. C^jVaric^.

-ocr page 303-

nopens de wegneming 'Doh de» Staer. sR'j ^îen was', maer in eene dunne on -kegelachtige gedaente eindigde; terwyl deszeifs handvat de dikte van eene fchryfpen, de gedaente van jeèa’ cylinder, en de lengte van zeven duimen had.

/ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yd .-ieL ’

Het weidttuig , zeide 'ik lt;* was int zilvek gemaekt; dodi ik’behoof de ’erte liebben dat het rykelyk met kopér' vefmengd was, opdat de dunne kcgc-lachtige^punt met eenige ftevigheid en fterkte voorzien'ware.^^^

'Dusdanige paelde nu, in twee vingers* bevat , werd door cche langz;ame drdêïjing der-wyze in het. oog gebragt, daï zy'jïiét door

eenig geweld, hoé genoemd, maer'alleen]yjc door hare eigen zwaerte , tot. de bedoelde plaets doordrong. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

• Het oog werd, door jdc verplaetzing van den Staer, op deze wys verricht, zoo'mm bpledigd, dat men naeuwljd;s een verband .poodig hadde, en ’er nooit eenige kwade gevolgen uit ont-ftaen zyn, .en cindclyk dat de lydeiynict gë-noodzaekt wierd zich te bed te moçten begeven: het was echter beter een verbant! op het oog te leggen , naerdien deze menfehen eene al te rasfche toelating der lichtftralcn niet zelden zeer bezwaerlyk kunnen verdragen.

AVan-

-ocr page 304-

aS4- ^^nige waememingm^

Wanneer de lyders zeer gezond waren, Helde men, voor of na de verplaetzingi eene aderlating in ’t werk. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ _ r

Een lyder by wien men denStaer verplaetst had, braekte meenigmalen en met moeite, zonder dat ’er iet nadeeligs door veroorzaekt wierd; want de nedergedrukte en onder het GIasvocht(ï)gcfchovenStaer kwam niet weder te yoorfchyh.

Wy hebben het ligchaera.dier geenen , by 'welken ménde ontlasting van den Staer wilde ver-^richten, moeten bereiden, en bekwaem maken om de kunstbewerking te ondergaen , door hun eenige dagen te voren dunne voedfels te laten gebruiken, en eenig bloed af te doen tappen.

, De uitflag van de kunstbewerking was in yder faizoen niet dezelfde : wy vermydden de zulken, die eene gefchiktheid tot zinking-pynen met zich medebrengen , cn voor-namelyk de zopdanigen, waerin de maeg meer dan de darmen met raeuwigheden bezet zyn.

Wy

(T) Humor vitreus.

-ocr page 305-

nopens de wegneming van den Staer. 285

Wy hebben, in den zomer en den herfst van het jaer 1778, gezien welke kwade gevolgen ’er fomwylen door de ongunftige gefteldheid van het faizoen kunnen veroorzaekt worden^ want de bovengemelden fchenen haer uitwerking alleenlyk op het hoofd te oeffenen, zoo dat fommigen dier geenen, welke in de zomeren hooimaend van dat jaer de wegneming van den Staer gelukkiglyk doorgeftaen hadden» in oogst- en herfstmaend van dat zelfde jaer in langdurige en moeielyke vloeijingen vervielen; terwyl anderen door een gezwel aen de wang, fchele hoofdpyn , oogontfteking en koorts aengetast wierden, en het gezicht, ’twelk reeds lang volkomen herfteld was, verloren ; naerdien de Regenboog Qk') geel geworden, de oogappel vernaeuwd, het hoornvlies verduisterd, en ’er eene Krystalbeursflaer (f) geboren was : alle welke verfchynfels aen-geraerkt moesten worden als even zoo vele gevolgen van eene bygekomen koorts, die hare zitplaats voornamelyk in het oog genomen had,

Eene gemakkelyke en dagelykfche ftoelgang was, na de kunstbewerking, van een zeer groot nut.

Iris. (t^Cataraftafecundaria ofCataraftacapfulæ lentis, wtike eene verduistering van het overgeblsven beur’je ü.

-ocr page 306-

tSó .'^'.vZËénige 'wóememïngeiii

nut; ea by deszelfs gebrek poogden häcr liever.'stoof eene klisteer, dan door een buik-bpenend middel , hoe zaeht het ook mogté ïyn, te verwekken.

- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . gt;nbsp;T ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

( Wy hebben, in alle heelkundige kunstbe-Âvcikingen, de pyn in het gewonde deel zieli verhefFen, ^byaldien de lyders een’ dagc-jykfchen CAquot; gemakkelyken ftoelgang ontbeer-deUi , t

II Älen moet inzonderheiti zorg dragen dat dé lyder eene zuivere lucht inademe; hierom is het» [?in ziekenhuizen] dienftig dezelve in een afzonderlyk vertrek te plaetzen; want indien hy zich onder andere zieken bevind, zal hy, door de inademing van eene onzuivere lucht, .veeleer door de koortzen , die als dan heer-fchen , of ten minfte door koortsachtige bewegingen , aengetast worden. Doch de koorts, hoe gering die ook zy, al ware het de cen. daegfehe koorts (/),' zal te wege brengen dat de ziekelyke ftof vcrplaetst wordt in dat deel ,• ’t welk voor de koorts het zwakfte en door pyn gefolterd was, en in ons geval het ge-kwetfte oog is.

rgt;6

. f/) Ephemera,

-ocr page 307-

nopens de ve^neming van den Staer, nbsp;nbsp;28ƒ

De ondervinding en fommîge kwade ge vol* ■ gen, welken wy naderhand hebben geleerd te vermyden , hebben ons deze omzichtigheden in acht doen nemen. -

c

Een uur na dat de Staer ontlast, en het oog óp nieuw onderzocht was of zich alles wel bevond, leiden wy op het zelve eene pap uit kruim van wit brood en het merg (w) van zure appelen, met water en een weinig Vlier-bloemen gekookt.

Het vroegtydige gebruik van deze pap heeft veroorzaekt dat de ontfteking, die wy anderszins, met gevolg van eene vermindering of zelfs een geheel verlies van het gezicht, hadden zién ontftaen, voorgekomen wierd.

Hierom gebruikten wy dezelve fchier by allen zonder onderfcheid.

- ■ (

De geneigdheid tot ontfteking was by allen niet even groot; want ik heb, by de ontlasting van een’ Krystalbeursftaer, het oog met het mesje, tangetje en haekje lang en hevig zien folteren , zonder dat ’er eenige ontfteking

op.

(w) Pulpa.

-ocr page 308-

eS8 Eenige waernemingen, nopew mz.

Opvolgde^ terwyl ’er, .by eenen anderen lydef, op de ontlasting(• van het Krystal, fchielyk^ fraei ;en zonder eenige aenmerkelyke beledit ging van het oog uitgevoerd,,eene zware qog^ ontfteking geboren wierd.

500 - ■quot; rn nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;li'.L nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-, '?

r ik meen-Waergenoinen te hebben dat die lieden, welke onder de kunstbewerking een weinig van het Glasvocht verliezen, minder onderhevig zyn aen ontfteking , die anders zoó zeer te duchten is , en van wiens af*, wezendheid byna gcheelenal de gelukkige uit« Hag afhangt. ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

n, Ui herinner my eenmaei een,oog, ’t welk door een- zeer aenmcrkelyk verlies van het Giâsvocht .half ingezonken was, Binnen den tyd van vierentwintig uren uitpuilende , en volkomen aen _den natuurlyken llaet gelyk, gezien te hebben ; terwyl in dien zelfden tlisfchentyd het wondje geheeld was.

n; ” ' ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

. Ëy een’ anderen lyder was het Watervocht (n), na-verloop van een half uur, wederom geheel aengegrqeid» ■

. (njx Humor 'aqiieus. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- ’ - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-1

-ocr page 309-

289

VERHANDELING

OVER DE

Waterzucht

DER gewrichten (a), het Lalyn van den Heer D. G. Haffner.

J^J/'aune.ek ecne waterachtige wei (h'), buiten de vaten geßort en in de holligheden be-fioten is •, of ook ergens flilfiaende de vaten te zeer uitzetf dan wordt die ziekte de Watekzvcht genoemd ; welke derhalve, overal waer deze wei-vaten zyn^ dat is ■, in het geheele ligchaentj en in yder hyzonder deel, kan voorvallen. De foort Van Waterzucht wordt bepacid door het deel, *t welk zy beledigt ; en' hieruit ontftaet de naem van Waterhoofd (c) , BoRxSTwater-ZUCHT (d), Waterzucht van het Hart-ZAKJE (e), van de Eijernesten (ƒ ) en Baer-

Ça') Hydrops artîculorum. Çb) Serum aquofum, Cö Hydrokepalus. Çâ) Hydrothorax, (f} Hydrops pericardii. (ƒ) Hydrops ovarii.

l. Deel, H, Stuk.

-ocr page 310-

2'9 ö nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ycrkanäeling over de

BAerMOEDER (g). Dan men houdt voöf bewezen, dat 'er driedtrlei vocht in de holligheden der gewrichten famenvloeit, namelyh, het algemeen uitwademendvocht, de mergachtig* olie en het ßym^ welke uit de hier geplaetfle klieren afgekleinsd wordt ; en uit deze ondereengemengde vochten wordt een glad fmeerfel gebtfrens ’t welk men het //d-vocht va«Havers Çh) noemt. Dit natuurlyke vocht derhalve door eenige oorzaken opgehoopt, of een ander zickelyk vocht naer de holte des gewrichts gebragt zynde, en aldaer ïlilftaende, ontftaet ’er eene ziekte , welke niet oneigenlyk Gewricht s-Wate r z u c h t genoemd wordt ; want deze is eene ontvan-ging van wei- of waterachtig vocht, buiten de vaten geftort, in zekere holligheid.

»

§ 2. De gezegde Waterzucht kan zich byna in yder gewricht plaetzen , en hare zitplaets in derzelver holligheid nemen. Zy wordt reeds, onder de inwendige oorzaken der ontwrichting van Hippocrates, Zelf met deze woorden bcfchreven: „ Het flym is natuurlyk » in alle geledingen; en als hét zuiver is, ,, dan zyn de gewrichten gezond , en wor-3j den dus gemakkelyk bewogen , als zynde

55 zeer * • ».

G') Hydrops uteri, fhquot;) Liquor Haverfinnus.

-ocr page 311-

li''nterauckt der gevriditen, t^t

jj zeer glibberig onder elkander. Dan ’er ont-„ llaet moeielykhcid en pyn, wanneer ’er uit ziekelyke doelen vochten toegevoerd wor-J5 den; het ge\Vricht wordt dan inzonderheid » verftyfd; naerdicn het lidvocht niet glibberig » is; het vocht wordt ook altoos opgedroogd, ,, nademael het, in eene groöte hoeveelheid „ aenwezend, zeer verfpreid en niet verdund „ is; doch dewy I het gewricht zoodanig lidvocht ■, om de^zeifs hoeveelheid^ niet kan bevatten^ zoo vloeit iy het uit de geleding, en ondergaet eene flremmingi ,, waerdoor het de banden , die de geleding om-vatten, opligt, verjlapt en los waekt ; hie’uit wordt dan het mankgaen geboren, naermate de ), opgenoemde gevolgen in eene minder of meerder ,, heftigheid fand grypenquot;.

Deze kwacl vertoont zich mede dikwerf, «onder eene ontwrichting te veroorzaken, door een zacht gezwel , ’t welk allengskens toeneemt, de plaets van het gewricht bellaec, en zich niet buiten deszelfs grenzen uicftrekt; en het is alleen deze Waterzucht, met zoodanig een gezwel zich voordoende, welke ik voorgenomen heb te beCthryven ; dewyl zy, door hare mecnigvuldige verfchyning, door hare be-driegelyke onderkenning, en door haremoeict lyke genezing, den zorgvuldiglten Heelmeester

T i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door-

-ocr page 312-

jçt nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Perîiai‘Jgt;’tfng over lie

doorgaens veel moeite baert. Vele zyn de geledingen, aen w'elken men dit waterzuchtige gezwel waerneemt : ik heb het zelve eenige malen aen het gewricht van de hand cn den voet gezien ; nu nog is ’er in myn ziekenhui« een meisje, ’t welk met dusdanig waterzuchtig gezwel acn de geleding van den voet, welke door hetScheen- Q) Kuit-(Â') en Kootbeenf/) gemaekt wordt, worfle!t. Echter wnrdt deze ziekte hel veelvuldigst in het gevricht van de knie vaergenomen. Ik wil my niet lang ophoudcn met het onderzoek, waerom zy het meest in de knie voorvalt. Mogclyk geven de zeer breede beenders, de Bcursband (rn'), die hier zeer groot.is cn minder wederftand biedt, ge» legcnheid tot eene gemakkelyker uitzetting in de knie. Mogelyk valt een gelykfoortig gebrek ook meermalen voor in andere geledingen, raaer' wordt daer minder of niet dan te laeC onderkend, wanneer ’er reeds andere gtbre-ken, wier oorfprong geenszins aen de Water» zucht toegefchreven wordt, ontftaen zyn.

§ 3. Indien een waterzuchtig gczw’cl aen het gewricht met eene vlym Çk}, welke in de hol.

0’) Tibia, Fibula. Talus, (w) Ligamentuui capfulare. («) Lanceola of Lancet.

-ocr page 313-

1

fTaierzucht der gewrichten, 293 -

Bolligheid zelf doordringt, geopepd wordt, dan lekt ’er een vocht uit , ’t welk nu hek der , dan geel , lymig, door eene geringe Warmte ftrcmbaer, dan wederom waterachtig-blocdig, groenachtig, enz, van kleur is. De ftoffe vcrfchilt derhalve, gelyk in andere foor-ten van de Waterzucht gemeenlyk gefchiedtj ja gelyk de ftoffe, in eene andere W’atcrzucht, zoodanig kan ontaerten, dat zy eene ziekte, welke geenszins met de Waterzucht overeenkomt, voortbrengt, zoo gebeurt het ook, en mogelyk fchielyker dan elders, met de ftoffe der Waterzucht in de gewrichten; want dezelve, verdikt of fcherp geworden zynde, veroorzatkt dikwerf toevallen , die van de Waterzucht onderfcheiden zyn , cn den te laet geroepen Heelmeester , of die van de kenteckenen dezer kwael onkundig is, ligtelyk kunnen misleiden.

§ 4. De zitplaets nu van het gezwel , en de aert van het vocht, in het zelve befloten, bekend zynde, moeten wy onderzoek doen naer deszelfs oorzaken, welke in twee deden kunnen gefplitst worden ; het eene gedeelte van deze oorzaken beftaet in al het geene, ’t welk bekwaem is om het lidvocht in de holligheid van een gewricht optehoopen.

T 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Doch

-ocr page 314-

»94 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f'erJionieling^over âa '

Doch het andere gedeelte bevat die oorïalcengt; welke , door eenigerlei vreemd vocht in d# holligheid van een gewricht te plaetzen, öeO Waterzuchtig gezwel doen ontftaen.

« ♦

* Het lidvocht wordt opgehoopt, zoo hetzelve Vooreerst in eene grooterhoeveelheid, dan dié wederom kan worden opgeflorpt, wordt afga* fcheiden; often andere zoo het zelve, in'een« behoorlyke hoeveelheid afgefcheiden zynde, of minder, of in ’f geheel niet, weder opÏ genomen wordt. De afkleinzing van dit vocht Wordt vermeerderd, wanneer de oorzaken def «ffeheiding vermeerderd zyn, ’t zy zulks uit den aert der toevloeiende vochten j ’t zy uit de vermogens, die dezelve vóortftuwen, ’t zy uit het afleheidend werktuig zelf, of uit Cene ander oorzaek voortkomt; want gelyk’, door deze of geene van degezeide oorzaken^ de afkleinzing van het maegfap (n) , van de kwyl , het flÿm Çp enz,' vermeerderd wordt, desgeiyks is het ook met de affeheiding vart dit lidvocht gelegen , als die Van dezelfde“algemeene oorzaken van'de af. kleinzing afhangt. -'De beroemde Simson (zy) lt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I » ! nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ -,

(«) Succiis nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(o) Saliva, (s)

-ocr page 315-

tFaîerziicl'.t der gevrîcl/ten.

295

geeft een gezwel aen da knie op , ’t welk eene Waterzucht fchynt geweest te zyn , ea wieroorzaek beftond in een hard, beenig, met kraekbeen bekleed, beweegbaer ligchaein, in de holligheid befloren, ’t welk door zyne gedurige prikkeling de hoeveelheid van het affeheidende vocht vergrootte. De beroemde Ma LOET (r) fchryft de oorzaek van eene foortgelyke Waterzucht toe aen de verftyving van het been, welke uit eene fcherpe koorts was overgebleven. Dat uit eene byzondere gefchiktheid van het bloed de afkleinzing van het lidvocht kan vermeerderd worden, is het gevoelen van den vermaerden Petit. Dcs-niettegenftaende is eene minder of in ’t geheel geene opflurping van het afgefcheiden lidvocht de meeste oorzaek van eene Waterzucht der geledingen; -want zoo uit eenige oorzaek de opflurping van het hier uitgefiorte vocht ontbreekt of verminderd wordt, en de affeheidende oorzaken midlerwyl volharden het zelve uitteflorten, dan zal het zelve opgehoopt worden, de beursband uitzetten en verzwakken. De oorzaek nu, wacr-.om deze opflurping of verminderd of geheel belet wordt-, fchuilt in de vaten of in het vocht zelf; en wel in de vaten , natnelyk,

wan-

CO Voyez l'A:adem. de;: Siences Kegt;. 1728.

T4

-ocr page 316-

2q6 Verhandeling over de t

wanneer die geenen, welke dit vocht behoor-den optenemen, al te flap, verlamd, vereeldof verftopt zyn, welke gebreken van vele andere, deels inwendige, deels uitwendige, afgelegen oorzaken kunnen afhangen. Men kan het lid-vocht zelf befchuldigen , zoo dit te lymig, aerdachtig en dus ongefchikter voor de op. flurping is.

Het zelve wordt lyroiger vooreerst door de affcheiding zelf, ten andere door eene min evenredige vermenging , ten derde door de vertoeving en ffilfland, ten vierde en het meeste door een onvermogen of gebrek van die oorzaken, welke het zelve verdunnen en de opflurping bevorderen. Volgens ‘VAN SwiETEN zyn de hitte en de wryving der beenderen over elkander dusdanige oor. zaken. En dit is meer waerfchynlyk de reden van de Waterzucht der knie, in het voorbeeld van den beroemden M all o et, ten zy de on-beweegbaerheid van het been (gelyk Simson reeds vermoedt) eer voor het gewrocht, dan voor de oorzaek dier Waterzucht moet gehouden worden. He't andere gedeelte der oorzaken, welke, door zekere verplaetfing, de ‘ holligheden der gewrichten met een fchadelyk vocht opvullen, komt veeïvuldiger voor dan - - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het

-ocr page 317-

Waterzucht der gewrichten. 297 bet oerfte; ten minfte, die Waterzuchten der knie , welk ik behandeld heb , hebben voor het grootfte deel hunnen oorfprong genomen uit eene andere ziekte. Dusdanige ziekten zyn de Kinderpokjes, de Mazels, het Scheur, buik, de Venusziekte, de Engelfche,ziekte (ï), eene zinking- of jichtachtige gefchiktheid. Ik heb deze ziekte vaek waergenoraen in men-fchen, by wien, buiten de genoemde kwalen, geen gebrek in het ligchaem plaets had, en 'waer geene andere uit- of inwendige oorzaek bekend was.

Ik heb, na het van zelf verdwynen, of künftig te rugdryven derVenerifche Liesbuilen (t'), 'door eene verplaetfing van ftofte, eene Waterzucht in de knie waergenomen : het is my ‘nog meermalen in lieden, die met zinking- en jichtpynen gefolterd waren, nadat de woede dezer pynen verzacht, of geheel geweken was, ■^gebeurt de knie door zoodanig een waterzuchtig gezwel te zien aentasten: zeer hevig en niet minder zeldzaem heb ik een gelyk gezwel gevonden in de Engelfche ziekte , in ‘welke altyd de verfchrikkelykfte toevallen te 'vreczen waren.

De Rachitis. (?) Bubones venerei

T 5 nbsp;nbsp;nbsp;’

-ocr page 318-

îjl nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling aver de

7 De vermaerde Simson maekt gewag van eentf Waterzucht in de knie, welke uit eene kraewi koorts (u) W3S overgebleven. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Sommige tyden fchynen, in het voort? brengen van dit gezwel , vruchtbarer daa andere te zyn ; in die zinking- en jicht-koorts , welke de voortrtffeLyke Hofarts D. Störck befchreven heeft-, . kwamen veek vuldige gezwellen aen de gewrichten , van -welke velen waterzuchtig waren. In de laetfte doorgaende ziekte, welke in het jaer 1757^ 1758 en 1759 heerschte, en ook nadat dezelve geëindigd was, bevond men velen door deze Waterzucht aengetast.*- Of men nu aen de hecrfcliende gefteldheid zelf, of aen het getal der lyderen, welke toen in myn ziekenhuis krank waren , of aen het verzuim der ziekten ondei' de armen guiten de ziekenhui-zen , de ten dien tyde veelvuldige Waterzuchten moet toefchryveo, wil ik liefst niet bepalen.

Andere foorten van plgetlclyke Waterzuçl^ zyn gQWQon j opdat ik my zoo uitdrukk^, eenige verwantfchap onder clkanderen te koes-te-

Febii« puerperaruiB.-s'.’:'i.Z ( 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•) ,

-ocr page 319-

tTatfrwdtt der ^f-wric)Hen,

teren, waerdoor de eene in de andere œergaet, ef'vacrdoor, de eene aenwezcnd zynde, andere ook ligrclyk wordt voortgebragt j gclyk men zien kan in de Waterzucht van de borst (i’), den buik(’i-), den balzak (a), enz; dccb ik heb fhy aïfyd venvonderd dat ik zulks nooit omtrent dc WatorzTucht der geledingen heb ondcri vonden : gedurende de genoemde doorgacnde ï^ieÏttc waren ’er velen waterzuchtig , b v. Ïn den buik ; dcsgelyks nam men ’er 'veleh Waçr , nadai de doorgaende ziekte niet meer Ecerichte ; en echter zag ik nooit iemand Van dezen door eene Waterzucht der knie pf van cenig ander gewricht acngevallen; fchoon zy , wefke mCt anders ziekten wor, ftcldeh , door dezelve vaek acngetaSt wier-dcn.

Ik heb niet noodig geacht te zeggen dat zulk een waterzuchtig gezwel gemakkelyker kan geboren worden, wanneer vele oorzaken, zoó Van de cerfte als tweede vcrdecling, famen-loopcn , of wanneer het gewricht aen een ander plaetfelyk gebrek eerst onderhevig ia geweest.

5 5.

(v) Hydrops peftori^. Asdtet (x) Hydrocele.

-ocr page 320-

JOO • Verhandeling over de

« § Eene Waterzucht an de knie doet zich» in het begin, kennen door de volgende toe* vallen : nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;?

t

(y) Patella.(z) Os Feinoris. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j

-ocr page 321-

fTaterxudit der gewrichten, 301 fHergrootst aen een van beide of beide de syden.

1

de

V

-ocr page 322-

Jol nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t^erfinndelin!^ ovpr âe

dtf band, verftyft geworden zynde, dezeïv» een weinig duiscercr mackt. Doch men moet zorg dragen daf geen onkundigen of onvoor-ziclitigen eene enkele groöter opzetting van de bandon, door cene plactfclykc flof verïlyfd tyndc , voor cene ware vochtgolving aer^» neemt; welke bedriegelyke gevallen ik meer-malen gehad heb: verders moet men opletten dat men niet gelooft een uitwas aenwezend te zyn , omdat men Hechts eene duistere beweging waerneemc.

6) Het vocht, ’t welk na de anpening uit. vliet, is het zelfde, dat ik § 3. befchreven heb, en naer do grootte van bet gezwel ved of weinig. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Ik heb met opzet gezegd dat deze tee-kens aen eene verfche Waterzucht alleen eigen zyn ; want zoo het gebrek of verzuimd of Verkeerd behandeld is, dan zal het zoo zeer van dc ware natuur van eene Waterzucht ont* aerten, dat ’er byna geene overeenkomst mei dezelve overig blyft.

Want ï) zoo het gebrek verzuimd wordt, veroorzaekt het ftilftaende en te veel aen. groeiende vocht (ten minfte dn het eene ge-wricht

-ocr page 323-

Walerzntht gt^îchtm, 305

wTidit gernakkel5'ker dan in het andere) eene Ware ontwrichting, welke van de Schryvereft gemeenlyk voor zeer raoeielyk te herftellea gehouden wordt.

4) De

-ocr page 324-

304. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•: Verhandeling over de

4) De byzondere aert van het hier ver-plaetfte fchadelyke vocht zal het bederf en de ontaerting des te meer bevorderen, hoe meer het daer toe overhelt. Dus ontllaen ’er ge-woonlyk by hen, die uit de kinderpokjes, de Engelfche ziekte of uit kwaedfappigheid deze kwael gekregen hebben, zeer fchielyk kwaed. aertige toevallen , als koortzen , verrotcin* gen (a), beenbederf Qb), winddoorn enz.

Byaldien deze Waterzucht, niet onderkend zynde, met ongefchikte middelen behandeld wordt, zal dezelve des te fchielyker eene andere gedaente aennemen , naermate deze middelen vermögender zyn , en men met derzelver gebruik langduriger aenhoudt. Doch hoedanig eene verkeerd in ’t werk ge-ftelde heelkunftige bewerking in deze gezwel, len fchaden kan, zal ik beneden, wanneer ik over de genezing handele, opgeven. Het zal genoeg zyn'-één geval, waeruit blyken kan hoedanige ongemakken uit een verzuim van dit gebrek, gedurende ecnige maenden, ont. flaen kunnen, bygebragt te hebben.

Eene vrouw, welke ik voor vyf jaren van eene beenbreuk, omtrent het midden van de , dye,

Pucredines. (A) Caries. Çcquot;) Spina ventofa.

-ocr page 325-

Wateizucht der gewrichten.

ilye ƒ genezen heb, komt voor twee jaer bÿ mj’, öm raed te vragen over een geZwel aèn de knie,' ' ’t welk ik, volgens de reeds befchreven tee-kens, voor eene Waterzucht van het gewricht aenzag. Omdat het gebrek toen versCh, en de beweging van het lid, fchoon een weinig moeielyker , overig was, ried ik haer , als zynde behoeftig , öm iri thyn ziekenhuis te' komen ,• en zich aeïi myne zofgen oX^ertegeven. De vrouw, myne raedgeving üitftellende, kwam niet dan na verloop van eenige maenderr in myn ziekenhuis, met eene zeer groote knie in welke geene beweging noch eenige teekens eencr Waterzucht aehwezehd waren. Ziende dat de zaek, wegens Verzuim, wanhopig was, heb ik niets beproefden de vrouw ftierf binnen kort. De knie geopénd, zynde , heb ik eene zeer dikke', fpékachtige ïlofFe, de holte des gèwrichts Vervullende, gevonden, en het dy’e- en fcHeenbeen gehéélenal door éen ftin-. kènd beenbederf acngedaeh : dus wordt een gebrék , ’t Weik in het begin gemakkçlyk te genezen was', door louter verzuim onlicr-rielbaer, ja zelfs doodelyk!

§ 6. Ik heb in de Voörgaehde 5'd‘e teekerts,. aen de Waterzucht eigen , wel opgegeven ;■ maer het zal, opdat deze des te veiliger van'

1. Deel. II. Stuk. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een

-ocr page 326-

33Ó nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. rerhandelin^ cv’r de

ccn ovcrecnkomftig gezwel zoude onderfcbef-'^ den worden , dienftig zyn meer foorten van gezwellen , welke eenige overeenkomst met deze Waterzucht hebben, na te gacn en der-zelyer verfchil aentetoonen. -,

I. De Waterzucht in de knip wordt veel, malen verward met het Sponsgezwel (d), of de witte zwelling der gewrichten. welk euvel men insgelyks zeer dikwerf aen de knie be-fpeurt: dc beroemde Heister zelf fchynt zoo wel in zyne Heelkunde, als in zyne Verhandeling over de ziekten der Knie, de Waterzucht van deze geleding tot het Sponsgezwel te brengen. De Heelmeesters nemen fomwylen de^ benoeming van Sponsgezwel in een’ uitgeftrekter zin , en begrypen onder deze vele foorten van beursgezweUen Çf) aen de gewrichten, cn voornamelyk aen de knie, (e weten, het jF/owfggêzireZ (g) , het Pap gezwel nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en het^

Spekgezwel (i). Doch het Sponsgezwel, of de witte zwelling der gewrichten, is eigenlyk zoo-, danige zwelling , welke bleek , byna zonder hitte

((C Fungus articulorum. (?) By de Engelfchen onder de nacm van white s w e i. l i n g bekend : zie on» bladz. 87 enz. (ƒ) Tumorcs cystici. (^) M«-Jiceris. (^) Atheroma. (/) Stcatoma.

-ocr page 327-

JFater zucht der ^evrichten. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;307

hitte of pyn, op het gevoel zacht, even als eene kampernoeilje , en aen de gewrichten, Voornamelyk aen de knie, geplactst is; oor-fprongelyk uit gekneusde of verbryzelde vaten , met of zonder eene uitftorting van vochten ; de vochten , namelyk , in de vaetjes dooi* drukking of eenige andere oorzaek verzwakt zynde, ftilftaende en een fponfig uitwas te wege brengende. Somtyds bevindt men dat ’er beentjes, fteentjes en andere Vreemde ligchamen in deze uitwasfen verborgen zyn. Derhalve zyn ’er verfchillende foorten vafï Sponsgezwellen, welke niemand, ten zy hy’ in zyne kunst onervaren is, zal ondernemen met dezelfde middelen te beftryden.

Doch het Sponsgezwel veffehilt Van de Waterzucht der knie, i) met opzicht tot zyne zitplaets; want het Sponsgezwel is doorgaens guiten het gewricht gezeten, en met de huid beweegbaer ï doch de Waterzucht heeft hare zitplaets in de holte van het gewricht; 2) Met betrekking tot de oorzaek ; want een uitwendig geweld, door kneuzing j Hooting, langdurige kniebuiging of uit iets anders ontftacnde , is dc veelvuldigfte oorzaek der witte gezwellen ; terwyl de Waterzucht gcmeenlyk uit eene in-wendige oorzaek voortkomt. 3) Met betrek-

V 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kin^

-ocr page 328-

JO-S nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling over de •

king tot de toevallen} omdat men by de witté' zwelling geen gezwelaentreft, waerinmeneene duidelyk vochtgolving befpeurt ,i of ’t welfc de kniefchyf noch opligt noch omcingelt, of door den peesachtigen band ongclyk verdeeld is, noch ’t welk eenige gemeenfcbap heeft tus-fchen het bovenfte en on der ft e gedeelte van de kniefchyf, noch eindelyk de beweging, van het lid zoo zeer beledigt. Daerenboven ontdekt men op het gevoel, by het Spons-gczwel, eenen, geheel anderen wederftand dan by de Waterzucht; en de beenders zelf worden,. in de witte zwelling, door de drukkende vingers zoo baerblykelyk niet onderfcheiden.

4) Met opzicht tot de langdurigheid^en het gevaer} want een Sponsgezwel wordt lang gedragen, zonder’dat ’er eenig zwaer töeVal oprvolgt; doch de verzuimde Waterzucht ' veroorzaekt wreede cn vaek doodelyke toevallen. 5) Met betrekking tot de genezing; omdat die middelen, welke hier en daer van vele Schryveren in eenc witte zwelling aengeprezen worden, b. v.' famentrekkende en bytmiddelen’ Qk') enz, in de Waterzucht zeer dikwerf fchaden. -■ En^ door deze teekens meen ik dat een Sponsgezwel,. of eene witte zwelling van de Waterzucht

(i) Causticai nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ■' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

-ocr page 329-

Waterzucht ier gewrichten. 309 spicht der gewrichten, genoegzaera kan onderscheiden worden.

n. De Gewrichtswaterzucht plagt ligtelyk verward te worden met het Zuchtgezwel (l'), aen de geledingen ^yoorkomende, en omtrent welken de beroemde Petit reeds gezegd heeft dat deze gebreken naeuwkeurig moesten onderfcheiden worden. Dan dit euvel verfchilt insgelyks i) door zyne zitpiaets; want dusdanig Zuchtgezwel bepaelt zich in de vakjes en blaesjes van het celwyze Weeffel, en blaest de huid omtrent het gewricht op, maer pi act st zich geenszins in de holte van het gewricht. 2) Door zyne toevallen; in een zuchtgezwel ontdekt men noch de gedaente, in de vorige afdeeling befchreven, noch eene zoo duidelyke vochtgolving, noch eene zoo onderfcheiden onderlinge afwyking der beenderen , niettegenllaende ’er eene acnhóudende drukking aengewend wordt. 3) Door zyne oor-het gevaer en de geneçswys verfchillcn.

III. Gcene geringe overeenkomst is ’er tus-fchen.eene'Waterzucht in het gewricht, en een Ettergezwel (m) aen de geledingen, waer-door

‘ CO OedenUi- Qfn) Tumor ftippuraiorius.

V3

-ocr page 330-

31-0 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,, Verhandeling-over ds )

door een- onbedachtzame ligtclyk kan misloiji worden; en het is niet minder zeldzaem dat ’er eene verzwering aen de knie , uit eene voorafgegane ontftcking , geboren , en de etter in de holte van het gewricht uitgeftorl; wordt. Wyders kan de etter, elders bereid, door eene ftofverplaetfing naer de knip ge. bragt worden. Ja, uit de ontaerting van een Gewrichtswaterzuchc kan een ettergezwel ont-ftacn; ’t zy zulks van zelf gefchiede, gelyk my heugt, fchoon zeldzaem, gebeurt tezyn; ’t zy, gelyk veelvuldiger het geval is, ecne verkeerde kunstbewerking of eene flechte be. handeling van de gemackte wonde, een etter-gezwel veroorzaekt, Ondertusfehen zullen de oorzaken en de teekens van eene voorafgegane ontrteking en de toevallen, welke eene verette’-ring vergezellen, de ware onderkenning van een ettergezwel aen de hand geven : welke teekens en toevallen in eene wezenlyke Water, zucht gemeenlyk ontbreken.

IV. Nog blyft ’er een geval overig, door _’t welk de onderfcheiding van een water, achtig gezwel twylfelachtig kan blyven ; te .weten, zoo dc banden door eene bezettende ftofl'c gezwollen zynde, en zich op de klop, ping Qphefiende, de acnwczendheideener.be-floten

-ocr page 331-

Water zucht dir gewrichten. ' 311 floten ftofFe acnduiden. Doch de gédaente ’ Van het gezwel, bevorens befchreven, en • de golving, in de Waterzucht blykbaer, ontbrekende , kan ’er dus gemakkelyk tot de afwezendheid eener Waterzucht beflotèn ‘ worden.

§ 1. Eene verfche Waterzucht der gewrichten , gekend en met bekwame middelen behandeld Zynde « heeft dikwerf niet veel ge-• vaers in, en wordt gemakkelyk genezen; doch verzuimd of verkeerdelyk beliandeld zynde, wordt dezelve, zoo niet doodelyk, ten minfte ongeneeslyk. De gewrichtsverftyving , uit eene Verdikking van het lidvocht van Havers oorfprongelyk, is zeer moeielyk te herftcllen; de afknagingen en het bederf, door het fcherp geworden vocht veróorzaekt, verbreiden zich zeer rasch , eri luisteren naer geene genees, middelen; de óntfték-in^en, vercttcringen en verrottingen , door eene verkeerde behandeling van het gebrek veroorzaekt, brengen dikwerf de verfchrikkelykfte toevallen voort, welke door geene middelen byna te beteugelen zyn. Daerenboven maken de oorzaken van deze Waterzucht de voorzegging dikwerf min gunftig; nadien ’er noodwendig doodelyk toeval- , len moeten geboren worden, wanneer de fmet van Venerifche- Scjieurbuikige- of Kinderziekte

V 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zich

-ocr page 332-

J 31t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t^erhandeiing over, de

. zLch in de holte van het gewricht vast g.e2et heeft; want de aert van deftoffe, tpt bederf zeer .geneigd, zal in eene plaets, uit zullte .teedere deelcn faemgefteld, niet lang ftand gry-j.pcn , zonder eene doodelyke rol te fpeleu. Bj’aldien de Engcifche ziekte de oorfprong v^n de kwael geweest is, maekt zulks altyd eene .flechte voorfpelling ; want ’er ontftaen dan zecr ligt en fehiclyk beenbederf, winddoorns en kwaedaertige zweren- D^crentegen is ’er piinder vrees vpor ontaerting en gevaer, wanneer de Waterzucht enkel uit eene ligte over-treding in de zes niet natuurlyke zaken llaer oorfprong genotnen heeft, ten zy eene byko-mende kwaedfappige gefteldheid de gunfligheid der voorzegginge vermindert.

§ 8. De geneçswys van de Waterzucht der gewrichten is een weinig verfchillende, naer (ie verfcheidenheid van den ft^et en trap der kwael.

1. Byaldien de ziekte verseh en het gezwel niet zeer groot is , dan moet men de vcrdceling en vefdryving der ftilftaende vochten beproeven. . Om dit oogmerk tq bereiken zS'n die middelen j welke de beroemde van 15 w IE TE N aenpiyst, zeer gefchikt ; namqlyk,. in het bpgin van de kwael , volgens het ge-’’V nbsp;nbsp;■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yyg.

-ocr page 333-

U^aterzucht der gewrichten, 313 yoelen van Hippoçratès lekking of yal van koud water, waervan-men leesti(«) jdat^ zy , in een foortgelyk geval, met goed . gevolg aengewend is. Wanneer de ziekte een -weinig meer gevorderd is, dan zullen, naer het gevoelen van dien beroemden Man , de dikwerf herhaelde wryvingen,^de bewegingen van het aengedaen gewricht, 7 zper doordringende ftovingen , heftaende uit wyn, zout, azyn, pis, met byvoeging van waterlook (0), wynruit (p) ,, enz , voordeelig .zyn : in nqg moeielyker gevallen, kan men gcbçuik maken van eene lekkirjg uit warme mynftoffelyke wateren, of uit de zoo even geprezen,J?;Qvingen, pf uit het watpr van ongeblusçhte kalk met een loog van armoniflkzout. Door het zorgvuldige gebruik van dusdanige middelen,'heb ik mee-nigwerf eene goede .verdryving der ftilftaende ,vochten waergenomen : doch -federt dat^het gebruik van de Scheerling, door' den grooten liüfarts D. StörcK, in myn ziekenhuis ingevoerd is , ben ik gewoon door aengelegde ftovingen van dit kruid de verdryving te [beproeven; en ik heb veelmalen ÿ door hct’noes-tige gebruik van dusdanige ftoving, vry groote :■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•‘ .rA’? nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/ivo ’-geT

• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Olt; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' .T

7Ae de Etlinburgfcbe Ceneeskundi£e Pritve'n Óp de aengehjaalde plaets. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .

G) Scordiuui. Ruta.

V 5

-ocr page 334-

514 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f^erhandeling over de

gezwellen met het besté gevolg verdreven. Ondertusfchen is het insgelyks voordeelig deze verdryvingj döör inwendige middelen, met alle roogélykê vlyt te bevordeten; tot welk einde de watèrdryvénde buikzuiverende , zweet-VerWekkehde^ pisafdryvehdé, en die middeïen. Welke uit hoofde der oorzaken eh andere om-liandigheden vefeischt wórden, zeer dienftig Zyn. Door deze handelwys heb ik niet flechts de Waterzuchten der knie maer ook van andere gewrichten gelukkig overwonnen. Eén meisje^ nu nóg in myri ziekenhuis zyndë, 'heeft éen waterzuchtig gézWel in het gewricht van den voet, ’t welk fchoon met woedende pyneUy eene verhindering in dè beweging en eene groote Vöchtgolving vergezeld , door ftovingeU enbadingén van de Scheerling, met ïulk een goed gevolg verdreven is, dat het nu, de pyn byna geheel-verdwenen zynde, reeds wandelen kan ; dit alléén' blyft ’er van de kwdei overig, dat ,de banden onder het gaen eenigzins j kraken j éVen als of drooge beenders op elk an déren wreven ; gelyk meU nog kort • daérna , I wanneer dè' Baron vam S wiETENj’^onder de'ovetige zieken in het gasthuis, ook dit meisje bezocht, duidelykkon bemerken. Zoo derhalve de Waterzucht der gewrichten verseh zynde gt;nbsp;cn ook geen grool

|C.

-ocr page 335-

ITaterzucht der gewric-hten. 315

Igezwel voordoende', door békwanje 'middelen kan verdreven worden, dan zal het geenszins noodig zyn de genezing in dit tydftip «door eene opening van den beursband te ondernemen ; welke handelwys meer fchade daft voordeel kan aenbrengen : want‘te 'recht ducht men , op de doorboring van de niet genoeg uitgerekte banden, voor die toevallen, welke van Swieten leert dat op de doorboring van pdesachtige deelen kunnen volgen ; dewyl, de peesachtige deelen beledigd zyndequot;, dusdanige uitfpanfels ongclyk worden gerekt; wacruit in de doorboorde plâets zeer gemakkè-lyk ontfteking kan ontftaen lt;nbsp;welke zich fcliielyk door den ganfehen omtrek verfprei-dende, hevige verzweringen en andere ont-aertingen voortbrengt. • ;

II. Doch zoo het gezwel reeds-groot, eft de uitrekking van de bandenlaenmerkelyk is, dan kan men piet meer op de vierdryving ho'-pen. De al te igroote hoeveelheid van hot beflotcn vocht, de flapheid en werkeloosheid der opilurpende vaten, laten déze uitgang dam naeuwelyks toe; en opdat wy, ons met eene ydele hoop 'vleiende, door Het uftftellén' Van de kunstbewerking, de kwael niet gcVarelyker of geheel ongeneeslyk zouden maken, behoo-ren wy, ten bekwamen tydo, overtegaen tot de

-ocr page 336-

jïó nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling over de

de opening van het gezwel, welke in dit geval zonder eenig gevaer gedaen kan worden ; want de peesachtige deelen verflapt zynde, valt die ongelyke trekking, voor welke wy, in het •vorige geval, by eene niet genoegzame uitrekking dezer deelen vreesden, byna niet voor; ;,even, als in eene künftige doorboring van den ^buik, vele peesachtige deelen door een vry ftomp werktuig doorftoken worden, zonder eenig gevaer; ’t welk)zeker niet gering zoude zyn, zoo die deelen, welke doorboord moeten worden, niet zoo uitgerekt waren. Ik .plagt weleer het gezwel met eene vlym (f) te openen, de wond met plukfel open te houden, met bekwame infpuitingen fe zuiveren, en de plaets met çie ^ovengenoemde Hovingen te koesteren; en door dusdanig eene geneeswj's, heb ik fomwylen eene volkomen genezing bekomen; doch meermalen heb ik hierom eene ongelukkige uitkomst moeten bezuren ; want ,’er volgden fomtyds koortzen ,' ontftekingen, veretteringen , ' verrottingen beenbederf en andere zeer flechtej toevallen , gelyk uit de volgende voorbeelden zal blyken, o

'O nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' c t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘

Ik werd ,.jdD.Qr zekeren ftads Heelmeester, geroepen by een’ lyder, die ,• uit eene ver^ dwynendç Veneriiehe Liesbuil , .^cen waterr zuçhr

“■ ft) Lanceor». lt;■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;'

: )

-ocr page 337-

ÎTatèrzucht der gewrichten, ji/

Äuditig gezwel aen de knie bekomen had: wy hebben het gezwel i geopend, .'het zelve door fteekwieken open gehouden en dage-lyksch tweemalen infpuitingen gedaen j niaer met een ongelukkig gevolg ; want de kwael verergerde dagelyksch, en’cr kwam ontfteking by j welke zich over de geheele dye en het been verfpreidde : hierop volgde eene kwaed-aertige verzwering, enz, beenbederf, einde-lyk de dood. — Korten tyd daerna werd ik gt;nbsp;van dien zelfden Heelmeester, geroepen by een* anderen fterken man, die uit eene zinkingpyn. ,eene Waterzucht van het gewricht bekomen had , welk gezwel zich aen beide zyden vry hoog uitzette. Daer wy de ongelukkige toe-, vallen in den eerften lyder niet aen de genees* wys , maer aen de kwade gefteldheid en de Pokfmet toefchreven, hielden wy^ ons by dezelfde behandeling ; maer met eene even droevige uitkomst, in een’ voor ’t overige ge* zonden mensch : want ’er kwamen, namelyk, dezelfde toevallen by; en hy is insgelyks gc-ftorven. Het heugt my dat foortgelyke doode-lyke gevallen my en anderen te beurt vielen. Ik heb [hierom , afgefchrikt zynde doorJ den: ongelukkigen uitflag van de opening ,, altoos eene twyffelachtige voorzegging gegeven,jom* trcnt het openen van deze gezwellen; doch, door

-ocr page 338-

318; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .. i^êrhanieting over de

dóór zeker onverwacht geval beter onder-richt zynde, begon ik min beducht te zyn; dit geval was'dusdanig. Ik had, volgens de gewone wys j een waterzuchtig gezwel van het gewricht-geopend: ik bedoelde de wonde door plukfel open te houden ; dan het plukfel was, tegens myn wjiniet diep genoeg binnen degt;wonde-van den beursband ingebragt : het verband-Vernieuwende, bevond ik, tegens my-ne verwachting, de in don beursband geinaekto wonde gefloten : ik durfde de faemgegroëide deçlen der banden niet door eenig geweld van een fcheidon ; daerom liet ik dezelve ver-eçnigd , en leide enkel eene ftoving uit de Scheerling aen. Maer wat gebeurt ’erl Eene zeer- fchoone en fchielyke genezing was het gevolg,-zonder dat eenig kwaed toeval de her-ftelling vertraegde.

n-. j nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•'

► Zoo rasch my het zelfde gezwel voorkwatn'y beb ik met opzet de gemaekte wonde in den bcursband aen zich zelve overgelaten , j-eni door niets opengehouden ; en ik heb insgelyks eenej gelukkige uitkomst waergenomen, welke meestentyds dezelfde was , zoo meeUigmalcri ik op galyke Wys handelde : ook vernam ik nooit moer die toevallen, welke’ik,, op de oude wys tc werk gaende , zoo vaek heb-moe-

-ocr page 339-

JTaterzuclit dir gt-wricliim. grg

Hïoeten ondervinden- Ik heb derhalve ge. leerd dat het gebruik van ft eek wieken of andere ligchamen, dienende om de wonde open te houden , en de' al te zorgvuldige infpui. tingen, de oorzaken van die verfchrikkslyke toevallen zyn geweest. - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

Indien my nu waterzuchtige gezwellen aen de geledingen , wplke mpeten geopend wQr. den, voorkomen, ga ijc derhalve dus te werk* Ik kies de ver|ievenfte plaets tot de dootr boring uit, en dçwyl het gezwel byna altoos het grootfte is aen een of aen beiden de zyden' boven de kniefchyf, is het, byaldien het kan, gefchiedçn, dienftiger, cene opening te maken aen den buitenkant, tusfçhen de pees., welke gemaekt wordt door de voorfte rechter fpier van de dye (^), de buitenfte en binnenftei dikke (r) en fchenkelfpier (s) , en tusfchen' de pees van de tweehoofdigefpier (t), wel»' ke zich in het kuitbeen (m) inplant : men raaekt dan met een vlymtje eene kleene lang*' wer pige opening, waernà de voet dus gelegd । en allengskens bewogen moet worden, dat al • het

. • . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t

Musculus reftus feraoris anterior. CO Vastus^ extemus amp;nbsp;internus, (s) Crurieus. Musculus biceps, r a) Fibula.

-ocr page 340-

J2o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.It* Verhandeling ovet di \

bet vocht kan uitvlóeijen: daerna’ worden'dft lippen van de wonde met de vingers z^chtelyk byeen gebragt, met eene klcvige pleister, en dacrénboven ' met eene ftoving uit die midde-len J welke hier boven-aengeprezen zyn , bedekt : eindelyk wordt de .plaets door een ecnig-zins ftevig verband verzorgd.

n-s

- Zöo' ’er by géval een weinig vochts, noch“ door de ligging, noch door de beweging van den 'voet -uit te dryven ,• was' overig' ge-' bleven, tdan is ’ het^ waerfchynlyk dat mén’ het’ .zelve geraakkelyk door ftovingen van* de Scheerling zal ver dry ven'; want \k’héb'* waergenomen dat een kleen'^ gezwel j na de’^ kunstbewerking overig geblevêh zynde , * ge-quot; heel.1 verdwenen is door quot;nbsp;ftöVin-gen van ditquot; hulpmiddel.'■ Oridertusfehen zoude men', zoo' ’er ’wegens J zekere oorzakè'n ' te veel water wederom .opgehoopt.twierd';3 het Welk-mep' geenszins, door Hovingen kon doen verdwy- i nen de kunstbewerking op nieuw moeten herhalen ; waertoe ik. echter nooit genood-zaekt ben geweest.- i .gt;^gt;1 ^iï- quot;

III. Men moet de geneeswys , tot hiertoe door my befchreven,’afs dienïîig bcfchouwen^ in zoodanig een gezwel, wiens befloten voclu noch

-ocr page 341-

TTalerzucht der gewrichten. 321 noch geene groote ontaerting ondergaen heeft, noch eene aenmerkelyke belediging aen de omvattende banden, beenders en andere dce-len , in de holte bevat, veroorzaekt heeft; want ’er is byna geene genezing te verwach-r ten, wanneer de kwael zoo ver gevorderd ist byaldien ’er echter nog iet te beproeven ware , zoude men zulks uit den gekenden aert van de bedorven ftofiè moeten bepalen.

§ 9. Dat de doorfteking van de waterzuchtige gezwellen aen de gewrichten dikwerf eene zoo doodelyke uitkomst hebbe, wanneer wy •de gemaekte wonden door fteekwieken of andere ingeftoken ligchamen pogen open te houden, of wanneer wy veelvuldige infpuitingen in ’t werk ftellen, is eene waerheid, die een nader onderzoek fchynt waerdig te zyn, en mogelyk niet ongerymd zoude können toegepast worden op andere gezwellen, welke doorgaens plagten geopend te worden.

I. Men zoude können zeggen dat deze wreede toevallen, als ontftekingen, verzweringen , enz, door de gezegde behandeling veroorzaekt worden , nademael ’er door de dikwerf gebezigde fteekwieken, fpuitjes, enz, eene veelvuldige terging der peesachtige dee-l.Deel,ll,Siuk. X nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;len

-ocr page 342-

322 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yirhandéling over dt * \

Icn geboren, en de famengro,eijing der gcfçhei-den deden belet wordt, daer intusfçhen de banden , wegens het ontlaste Vocht minder gefpannen zynde, hunne qude veerkracht weder bekomen ; om welke reden al zoowd eene 'ongelyke fpanning en trekking der vezelen in de van elkanderen gefneden deden kan ontftaen, als zulks gemeenlyk voorvalt in banden , welke niet zoo fterk uitgerekt wa-ren : doch dusdanige ongelyke trekking verwekt ligtelyk koorts én ontfleking, uit welken de overige onheilen ontllaen. Mogelyk is dit eene reden van den ongdukkigen uitllag, met .welken de gezegde behandeling dikwerf achter-.volgd wordt. ' f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

X'

.i IL Maer de waerfchynlyker reden moet, myns bedunkens, in den vryen toegang van de lucht gezocht worden. Doch eer ik ovei’ga tot het. .optellen van de onheilen, te duchten uit de vrye lucht in die handelwys, by welke men fteekwieken en herhaelde infpuitingen tot de genezing der Gewrichtswaterzuchten gebruikt, zal, het my, zoo ik my vldje, geoor-^loofd zyn eenige weinige algemeene zaken wegens den toegang der lucht-tot' de wonden, in de hedkunftigc bewerkingen gemaekt, te laten voorafgaen.r i

• nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, Som-

-ocr page 343-

Waterzucht der gevrkhten. 33.3

Sonunigé Jieplipeeßters^ vreezen. alüyd yopr den toegang der lucht tpt. dß wçnden , ftei-lende dst dczelyje de o’^or?aek der.bevigfte bedervingen is: foramigen wederom duchten denzeil-ven geenszins, fteunende op voorbeelden, ont-Jçcnd uit ds wpi^den der dieren , welke voojc de yrye lucht bloot zyn- Wat ik hæf^nitrcnt dop? de ondervinding geleerd heb ik ïnsdedselen,

I. Wanneer de lucht allen toegang wonden benomen wordt, dan is het btntfi^ kyf dat dezelve in ’t geheel niet kan fchade». Deze toegang nu belet men, vooreerst, byaldiep men zulk eens,geringe opening mackt, d^t-d^: ftracl van het vocht, ’t welk door de cpkelp famentrekkende kracht der wanden, of doorhet gewigt der opliggende deelcn., of door zyqe eigen zwaert^racht naer de ,opening gedreyen, zonder behulp van eene .drukking door dehao-den van den Heelmeester ofeenig ander uiU wendig vermogen, uityJoejt, dezelve volkomen vervult.. Ten tweede wanneer de, lippen dar wonde, wegens hunne veerkracht, en dikte» terHond nadat het-vocht ontlast is, den toegang voor de bykomende lucht Uuitsn, ’t welk dan voornamelyk gefchiedt, wanneer dp .wonde, volgens den., rechten l.oop der vezelen , door een meer fchei-p.. dan drichocidg ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werkn

-ocr page 344-

3^4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling ever is-

T

werktuig gemaekt is, zoo meir geen pypje gebruikt, noch aen de wonde döor fteek-wieken eene wyder en ronde opening verzorg

*. Overal waer men den vryen toegang der lucht tot de wonde zoo zeer niet verhoedt , doch echter dezelve het ftilftaen belet, leert de dagelykfche ondervinding dat zy dan ook naeuwlyks fchaedt : deze ftilftand nu wordt verhinderd , vooreerst, wanneer de wanden en randen van de wonde, na de ontlasting van het vocht, zoodanig faemgedrukt en by elkander gebragt kunnen worden , dat de ganfche holte vernietigd wordt : echter 'gebeurt dit doorgaens bezw^crlyk, vooral in beursgezwellen; want de plaetßng is dikwerf 'niet zoodanig, dat het'zakje volkomen kan faemgedrukt worden ; of zoo ook de plaetfing 'zulks al toeliet, dan is het nóodzakelyk dat ■ men de drukking aenwende, wanneer de wan-■'den nog flap zjm, waeruit zeer ligt vouwen en rimpels ontftaen, tusfehen welken de over-(

gebleven lucht, door de hitte uitgezet zynde, hare nadeelige uitwerkfels oeffent.

'j

Ten tweede, de flilfhand der. lucht, voor-namelyk in eene wonde van een ben'rsgezwel, wordt

-ocr page 345-

WMerziicJit der gewrichten. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;32ƒ

irordt dus beter verhinderd , byaldien men de openiiig zoodanig maekt, dat de geheeld, holte door plukfel óf een ander ligchaem kart vernietigd worden; Ik heb ettergezwellen behandeld , welke ik , door eene wonde ter Ifengte van eerte fpah eri verder, geopend heb ; zoódat het, by het verband, niet anders zyri kon of de lucht moest in eene groote mee-pigte töevioeijen; eh ik héb hieruit niet Het minfte teeken van bederf of eenig ander nà-dcelig toeval zien óntftaeöi

Ten derde, wanneer men de lucht toelact, gedurende eenigen tyd, in de plaets der wonde ftil te ftaen, dan alleen is zy gewoon fchadc-lyk te zyn, eri de dróevigfte toevallen te veroorzaken: 'dusdanige lucht fchynt te werken gelyk die geene, welke de Ziektekuridigen niet vernieuwd noemen, ën als venynig aenmerken : deze lucht veroorzackt vaek koortzeil, ont-ftekingen, verzweringen, beenbederf, heet-' vuur, longtéringen, uittérende öritlastingen, énz, en zelf den dood. Echter is ’er ónder; fchèid tusfcheri de wonden zélf, deels naer de plaets, naer Hét voorwerp, naer deri aert van het gezwel deels naermaté van andere omftandigheden : dus zyri ’er gezwellen , by wier opening de toegang der lucht zeldzaeni

X 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchietkÿ

-ocr page 346-

346 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rerhanieling over tie

t

fchaedt, fchoon deszelfs ftilftand niet kan Verhoedt worden ; en ’er zyn wederom anderen gt;nbsp;by welke de lucht meestentyds en byna altoos nadeelig is : zoo in geopende beursgezwellen de ftilftaende lucht niet kan verhoed worden» is dezelve byna altoos ten hoogfte fchadelyk.

Dit alles rypelyk overwogen zynde, zal hef overvloedig blyken waerom het gebruik der fteekwicken en de herhaelde infpuitingen, in een geopend waterzuchtig gezwel der gewrichten, nadeeligzyn: hetfamenvallen van de lippen der wonde wordt dus belet; de wonde wordt wyder cn rond gemaekt, zoodat men, by het verbinden en infpuiten, naeuwlyks den toe-» gang aen de lucht kan benemen , en door drukking of op eene andere wys de lucht» welke in de holte van het gewricht ingeflo-pen is , niet wederom zoo geheel kan uit-dryven , terwyl een achtergebleven gedeelte door het ftilftaen béderft, en de gezegde toevallen verwekt. Het zelfde Zoude te vreezen zyn, zoo de opening wyder gemaekt wïerd» dan lût zy door het uitlekkende vocht vol-maekt gevuld kon worden , en dus minder de lucht kon uitfluiten. Ik wil intusfehen niet vprzekeren, gelyk ik hier boven gezègiJ heb, dat de bebandeling niet fteekwicken''eiÏ

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in-

-ocr page 347-

Waterzucht der gewrichten. 327 infpuitingen altoos doodelyke toevallen aen-brengt} maer ik beweer dat dezelve hierdoor vaek veroorzaekt kan worden , doch dat zy bynâ hooit in de andere opgegeven behandeling voorkomen: want door deze wordt alle toegang van de lucht tot de holte van het gewricht afgefneden; dewyl ten tyde van de ontlasting der wateren de lucht door de klee-ne opening niet kan binnen komen ; en wanneer, de uitvloeijing reeds ten einde fchynt te loopen, dan worden de lippen der wonde faemgedrukt, waerdopr zy rasch vastgroeijen (gelyk mede in eene doorboring van den buik doorgaens gebeurt) en volharden met de lucht bittefluiten. Daerenboven is de wys , vol; gens welke de doorboring gefchiedt, met deri aert van een, hard en veerkrachtig vlies, als iich fchielyk tót eenö behoorlyke kleente her-ftellende, zeer bêvorderlyk voor de fluiting en hereeniging van de gemackte wonde in den beursbahd.

Niemand duide bet my ten kwade dat ik eeni-ge voorbeelden van fommige beursgezwellen, als een Aenhangfel, hier by voege, ten einde het bdyke hoe groot een voordeel, ook in andere quot;beursgezwellen, uit deze manier van gezwellen t» openen , kan ontftaen , uaroelyk , door X 4, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;èenen

-ocr page 348-

328 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling over de

eenen langzamen uitgang aen het vocht te verzorgen uit eene kleene gemaekte opening, of de wonde door fteekwieken of andere vreemde ligcharaen niet te verwyden noch open te houden, en zich van het begin af voor al te paerftig in ’t werk gefielde infpuitingen te dachten.

I. AENHANGSEL.

De waterblaesjer Çv) zyn gezwellen van eene zekere byzondere hoedanigheid en aert: hunne verwonderlyke grootte en uitbotting, met derzelver, fchoon wel genezen, gemakke-lyke wederkomst, en vele andere moeielyk op-telosfen hoedanigheden, onderfcheiden hen van alle andere foorten van gezwellen. Echter moet men dit voornamelyk in hen bewonderen, dat het openen der waterblaesjes door-gaens van eene zoo twyffelachtige uitkomst zy, dat fommigen, zelf zeer bekwame Heelmeesters , om die reden, ’er geen meer durven openen: ik ftel vast dat de ongelukkige,uit-komften, na het openen der waterblaesjes, aen den vryen toegang der lucht tot de wonde en dcr-

(0 Hydatide». nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . )

-ocr page 349-

ff^aterzucht der gewrichten, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3^^-

derzelver llilftand aldaer voornamelyk moeten toegefchreven worden. Ik heb vele wa* terblaesjes geopend met een nadeelig gevolg,, wanneer ik geene genoegzame voorzorg, om den toegang der lucht en derzelver ftilftand in» de holte te verhinderen, gebruikt had : ik heb vele waterblaasjes geopend met een’ gelukkigen uitflag » als ik volgens den eerstge-ftelden regel, in de genezing der Gewrichts-waterzucht voorgefchreven , de kunstbewerking verrichtte. Derhalve ben ik gewoon, in het openen vangroote waterblaesjes, dus te werk te gaen : ik raaek eene enge opening, door middel van eene vlym(w), in het waterblaesje, en laet het vocht langzamerhand uitlekken, zonder eenig geweld of uitwendige drukking te gebruiken, maer flechts zoo veel als de famen-trekkende kracht der wanden van den zak zelf of het gewigt der opliggende deelen kunnen doen uitvloeijen: deze lekking laet ik, naer-mate van het gezwel, eenige dagen voortgaew, nadat men drukdoeken op de wonde los aen-gelegd, en de plaets zachtkens bedekt heeft, totdat ik zie dat de holligheid zich tot eene groote engte vernaeuwd heeft : daerna maek ik, zoa de plaets zulks toelaet, eene breede

ope-

i. C») Doorgaeiu onder de naem van Lancet bekend. .

-ocr page 350-

3'3^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;VerTianàelîng over âe

Opening j en ik vervul, zoo het mogêlyk de ganfche Holte met plukfel, ’t welk met een gefchikt afkookfel bevochtigd is ; poog haer hierdoor te vernietigen. Of ik ben gewoon, en wel meestentj’ds, de wonde allengskens een’’weinig meer te verwyden ; opdat ik infpuitingen kan doen, welke ik anders altoos van het begin af met ligte bytende en afvagende'middelen gedaen heb; maer in het laetfte géval, ’t welk ik behandeld heb, heb ik de infpuitingen verricht met het enkele afkookfcl van de Scheerling, ' met dezclfdö gelukkige uitkomst. Door deze handelwyt geniet ik dit voordeel, dat de lucht geen’ toegang heeft tot de holte, ten zy op het einde,' als de zak tot cene aenmerkélyke nacuw, te gcbragt is , wanneer dezelve minder ftili ftaen of fcliaden kan, of gemakkelyker verbeterd wordt : de wanden van den zak kunnen zich ’ vervolgens in deze behandeling allengs* kens famentrekken , en daerna gemakkelyker, zonder wederkomst van het gebrek en zonder vrees voor andere kwade toevallen , ‘ver, tiietigd worden.” Als de plaets en'kléente van bet gezwel tóelaten dat men de wond ter; ftond grooter make , dan heeft men geen* kleene opening noodig : gemeenlyk zyn dan dc Waesaditige gezwellen ,■ welke geopend moe-

-ocr page 351-

TTaterzucJit deY ge^wricjiten^ 33t nîoctch worden , reeds van eene äenmerke-* lÿke grootte, in welk geval naeuwlyks eene-breeder opening van den beginne plaets kan hebben. Gy zult zeggen dat ten minfte dan , wänneer eene grooter waterblaes met eene breeder wonde geopend is, het te vreezen bederf der lucht door bekwame infpuitingen kan betèugcld worden. Ik antwoorde dat zulks fomwylen wel met een goed gevolg beproefd Wordt ; maer de ondervinding heeft geleerd dat de beste infpuitingen zeer dikwerf niet voldoende zyn geweest, om de doodelykfte gevolgen afteweren. Doch de befchreven geneeswySj om de waterblaesjes met kleene openingen te behandelen , heb ik altyd-veiliger tnogen ondervinden.

II. A E N H A N G S E L.

De Waterzucht in beßoten zak Qx) is ook dusdanig gezwel, in het welke men bevonden heeft dat de openingen, wegens den toegang en ftilftand der lucht, welke naeuwc-lyks te verhoeden waren, dikwerf nadeelig, ja doodelj’k geweest zyn : want fchpon de

O',y nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dood

(x) Ilydrcps faccatns.

-ocr page 352-

f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;332 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, î^erltandeling over de

dood, na de kunstbewerking gevolgd, niet aen ■ - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- À

dezelven, maer aen eene elders gezochte o,or- j zaek fomtyds toegefchreven wordt, echter moet de kunstbewerking in het algemeen voor^ de voornaemfte oorzaek gehouden .worden 5 en dikwerf zyn andere bedervingen der inge-j nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wanden, die voor de oorzaek van den ^dood

gehouden worden, veeleer als ge volgen, van ^de kunstbewerking , met eene kwade uitkomst y nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;achtervolgd, aenteraerken. Dit nu zoo ge*

fteldzynde, zoude het meenigmalen beter zyn dusdanig gezwel liefst onaengeroerd te laten, nademacl de waernemingen leeren dat men» fchen met deze gezwellen tien, twintig, ja, gelyk men aengeteekend kan vinden, veertig jaren en langer geleefd hebben. Zoo men echter de kunstbewerking moest ondernemen, zoude dan deze niet insgelyks veiliger volgens die wys , welke ik zoo even in de watcr-blaesjes heb opgegeven, gefchieden können? Zekerlyk ten minfte dan , wanneer het zak^ gezwel buiten de holte van den buik tusfcheù de bekleedfels en het buikvlies fy) geplaetst is. Men zoude, namelyk, eene kleene opening moeten maken, en eenen langzamen uitgang verzorgen aen het vocht, dat ontlast moest

wor-

00 Periwnxuin,

•• t :’-' ; .

-ocr page 353-

ff'dtenueht âer gewrichten. 53 5 ■worden ,• zonder dat ’er eenig uitwendig gé-weid, ’t welk' de holligheid alsquot;uitm'ólk, by-kwame, waerdoor, op het einde der ontlasting» door het pypje ccn’ gemakkelyken toegang tot den zak aen de lucht gegeven wordt gt;nbsp;onder-tusfcben konde zich de zak,, in deze behandeling, fanientrekken en hare holligheid, vermjn-'deren; waerna, door de.een weinig verwyde wonde, de behoorlykê infpuitingen konden ge-Ychieden en de wonde' geheeld wordèn. ‘Gy werpt my mogelyk tegen dat. Ïnsgêlyks, in de buikdoorboring Qz) der Waterzuchtigen, nacuwelyks verhinderd kan worden dat de lucht door het pypje binnendringe çn aldaor ■ßilfta, -en dat de Heelmeesters echter voor die kunstbewerking niet bevreesd zyn. Ik ant-.‘^voorde hierop, dat zulks wel waer is, maer dat, gelyk ik reeds boven zeide, . de toegang en ftilftand der lucht meer fchaedt'in zakgezwellen, zoodanig echter dat.’er zelfs .onder deze nog eenig onderfcheid is; want ’er *^’n zakgezwellen, die meer, en weder eeni-gen, die minder onheil door dusdanige lucht lyden; doch in andere gezwellen, die in gee-nen zak befloten zyn, bevinden wy de lucht min.

(ï) Paracenthefis.

-ocr page 354-

534 Verhaodelin^ over i» »inder te fchaden, fchooa wy hiervan geenn voldoende reden kunnen gevep..

1---------------------------------------»W. ..I... .-i

. HI AENHANGSEL

DE^Etterborst (a) uit ecn zydewec ont-ftaen, verdient hier ook in aenmerking genomen te worden: dat ook dezekwael, door ‘ cene kleene opening , zonder infpuitingen, volkomen kan genezen worden, heeft het volgende geval geleerd.

Zeker Schilder heeft my, voor vier en een half jaer, by zynen zoon, te dien tyde tien jaren oud zy'nde, en aen een, verzuimd zydewee ziek leggende, doen roepen. Ik zag terftond, by het eerfte bezoek, dat. hief zulk eené hevige etterborst plaets had , dat het kind ’er bynà door verflikt wierd ; ik. maekte eene kleene opening ; en de etter kwam ’cf met zulk eene hevige drift uit, dathy tegén^tten muurf^ron^’: ik heb allengskchs eene by na ongelopflyke hoeveelheid van denzelven ontlast; wanf behalve dat gedeelte van den etter , ’t welk men niet kon opvangen, heb ik byrta drie pinten vél’-

(a) Empyema.

-ocr page 355-

WaUrzudit der gewrichten.

jadérd; en daerenboven waren de opgelegde doeken en het bed, gedurende eenige dagen met den etter bevochtigd: op dien tyd, te veel bezet zynde door bezigheden, liet ik een’ anderen Heelmeester komen, om den jongen knaep dagelyksch te bezoeken, te verbinden, en in de wonde infpuitingen te doen. Deze Heelmeester is wel gekomen, doch heeft, moge-Jyk aen de genezing wanhopende, geene i.rj-fpuitingen gedaen, raaer allccnlyk cenc verfche pleister op de wonde gelegd; en buiten alle verwachting is de jongen van zulk cenc zware etterborst, zonder eenige infpuitingen, genezen ; en ik heb niet lang geleden hem no^ gezond gezien.

Uit dit geval volgt dat dc infpuitingen niet volftrekt noodzakelyk zyn , om cene etterborst te genezen : doch ’er worden zekerlyk wel etterborllen door noestig acngewende infpuitingen hcrfteld; en mogelyk zyn dezelve in zekere gevallen noodzakelyk ; desniettegen-ftaende is ’er vrees, dat de lucht zich op deze wys heimelyk in dc holte kan dringen , en aldaer, ftilftaendc, uitgezet en bedorven zynde , zal fchaden , voornamelyk zoo de opening een weinig te groot gemaekt is ; want dus vloeit ’er op cenen keer meer etter uit, zoo t

-ocr page 356-

33^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’’ f^erhanieling «ver 4e

•1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...

zoo dat ’er eene holte overblyft, welke döOr de verzwakte longen en het verflapte midden, rif zoo rasch niet gefloten wordt : in deze holte kan de lucht ftilftaen ; of zoo dezelve niet binnengefloten is, dan zal het uitwade-mende vocht, door de zwakke werking derop-flurpende vaten, welke fomtyds met eenflymig vlies overdekt zyn, niet opgenomen können worden, waerdoor het dan, verzameld zynde, eene Borstwaterzucht, welke ik ook in de gezonde zyde na eene dergelyke kunstbewerking heb zien ontftaen, doet geboren worden ; of het bloed kan ten minfte, nadat ’er eene al te groo-te hoeveelheid etter op eens door eene al te wyde wonde ontlast is, in de min weêrflandbie-dende longen met grooter drift in vloeijendc, benaeuwdheden, hoest, verftoppingen, long-ontfteking,beringen, fchielyke doorbrekingen der verflapte vaten en eenen fpoedigen dood veroorzaken. Soortgelyke gevolgen, na deze kunstbewerking voorvallende , worden wel in het gemeen aen andere oorzaken toegcfchre-■ ven ; maer mogelyk is de kunstbewerking zelf, met eene al te wyde opening en al te zorgvul-’'dige infpuitingen verricht, dikwerf de eeniglle ■’oorzaek van de flechte uit-komilen. Daer nu deze dingen mogelyk zyn, en men voor de-zelven te vreezen beeft, zoude dan dezelfde be-

-ocr page 357-

Water Zucht âer gewrichten. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;33/

behandeling, welke in de waterblaesjes en in de in een’ zak beflotcn Waterzucht aengepre-’zen is , niet veiliger zyn? Te weten, door eOne kleene gemaekte opening den etter eenen Jangzamen uitgang te verzorgen, en wanneer men het grooter deel begreep uitgevloeid, te zyn, dan door eéne eerstverwyde wonde de placts met infpuitingen te zuiveren ; want door dezen langzamen uitgang van den etter krygen de longen en het middenrif tyd, om zich ailengskens te herftellen, en het ydel, ’t’welk doör cene geringe uitlokking van etter veroorzaekt is, altyd terftond te vervullen; zynde de herftelling van dö longen en.het middenrif evenredig aen de hoeveelheid van uit-vlóoiendetf etter: -daerenboven wordt, ih dusdanige behandeling, alle toegang der lucht ge-heelenal x^erhinderd door de kleene wonde, welke altyd met den uitlekkenden etter ver-l itld is: zoo de wonde eindelyk omtrent het einde der uitvloeijing verwyd wordt, en men infpuitingen doet, dan zal het minder bena-deelcn, fchoon dï lucht dan binnen kwame; ddwyl de krachten der longen en van het middenrif dan- reeds zoo toegenomen zullen zyn, dat dezelve of uitgedreven wordt of minder beledigen kan. De aendrang varl het bloed in de leggen kan; in deze hati'delwys, ook minder

J. Deel. 11. Sink. Y nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fcha-

-ocr page 358-

33 ï nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^erhandeling over de

fchadcn^ omdat de longen, naermate van deuît-vloeijing van den etter verïlerkt zynd«, deze drift, welke allcngskens en in een’ geringen graedvermeerdert, genoegzaem kan wederftaen.^ Gy werpt my, als eene gevolgtrekking, uit de behandeling in de Gcwrichtswatcrzuchten ontleend, tegen dat het te duchten ftaet dat die klecne opening zieh fehielyker dan behoorde fluiten zaL Macr zl’ antwoorde dat het middenrif en de longen, welke zich allengskensherftcllcn, cenc gedurige uitvloeijing van den etter veroorzaken, waerdóor de wonde op den duur open-gchouden wordt : heel anders is het gelegen met de wonde van de handige kas, irit welke terftond ai' het vocht vloeit, en waer geenc oorzack aenwezend is, welke de toefluitingvan de opening verhindert, Gy zegt wyders dat door deze kleenc opening alleenlyk het dunfte gedeelte van den etter kan uïtvlicten , ter-wyl het dikker overblyft. Ik antwoorde hierop,-indien zulks al gebeurde, dat echter op het einde van de uitvloeijing, door de meer vcrwyde wonde , acn het dikker gedeelte uitgang zal verzórgd worden, en dat dit in dien tyd, in welkon het achtergebleven is, niet heeft kunnen bederven noch ontaerten, dcwyl de vryc toegang der lucht, welke de voornaemfte oorzack van het bederf is, geheclcnal verhinderd is geweest. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IV.

-ocr page 359-

iraterzucht der gewrichten.

IV. A E N H A N G S E L.

Men heeft een voorhecid, met het vo-overcenkornftig , wanneer ’er, namclyk, een ctterzak, uit het zydewee geboreu, r.usfchcii het borstvlics en de ribben plaets grj’pt, terwyl de borstholte vry blyft: dat dusdanige etterzakken voorkomen verhaclt de beroemde van Swieten zelf. Ik heb een foortgelyk geval in myne kunstoeifening waer-genomen : eenmael waren de ribben reeds afge-knaegd;.doch anders heb ik dezelve onaenge-daen bevonden : zoo herinner ik my ook twee menfehen, aen een zydewee geftorven, geopend te hebben, by wien de etter befloten was in een’ zak, die tusfehen het zeer verdikte borstvlics en de ribben, welke even als met êen flyraig vlies bekleed fchenen, geplaetst was.

In dit geval kunnen dcsgelyks groote ope-ningen fomwylen Ichadcn, voornamelyk, wegens den toegang der lucht, welke noch door drukking , noch door het opvullen van de hoite volkomen kan verdreven worden; waer uit koorts , ontileking en verettering , die

Y 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fpoe.

-ocr page 360-

54'^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. rerhandelûig over âè

fpoedig tût verrotting overgaet, en eindelyk veie andere doodeJyke toevallen ontftaen.

V? 'a- E N il A N G s É L. ƒ

De behandeling dér grootc verzweringen, dié' aen de uitwendige deelen des lig.‘ chaeins voorvallen , en‘met' Welken , als'zy réeds v^crzuinid zyn, en de befloten ftof reeds' rottig geworden is , de armen in de zieken-’ huizen'gebragt worden, maekt eene uitzondering' op de behandeling der vorige gevallen.’ Deze' Verzweringen• moeten geopend worden ; wahé^ ZÓÓ* zulks niét'‘gefehicdt, ontfteckt de' bbfloÉén ftöf', die, altj'd' fcherper en opge-fïurpt wördendé, Rotkoórtzeifen een’ gewis-- fchcrt'^'dóod veroorzàckt. Maer öp welke' w'yg' ih'oet 'men dezelve openen Kan hier ook, gelyk in de borst of den buik, cene kleene opening placts hebben ? Eene klcens' opening zal hier zeer luttel, ja in ’t geheel geen vóór deel aenbrengen ; want'nadat deze verricht is, zyn'-’er'noch ingewanden, noch' andere' oorzaken'^voorhanden, welke de holte gevolgelyk' vernietigen : vervolgens zyn ’er dborhet uitgevreten en vernielde celweeffel, rèeds zoo mcenigvuldige bolligheden en boe-

■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zem-

-ocr page 361-

Waterzucht der gewrichten. 341 xemzweren gevormd, dat eene enkele opening niet voldoende is.

Derhalve is dit het geval, waerin een wy-dçr opening noodzakelyk fehyn-t ; macr hoe-■danig eene ? Moet men eene langwerpige of eene dwerfche maken? Noch eene enkele langwerpige, noch eene enkele dwerfche isgenoeg-zaem, byaldien de holligheid groot is; want ’er wordt hier verondcrftelt, dat het onder de huid geplaetfte celweeffcl, verknaegd en vernietigd zynde, verfcheiden boezemzweren en groote holligheden gevormd heeft ; zoo men derhalve, b. v., eene enkele langwerpige opening maekt, dan zal de huid zpo njet neder-vallen , dat zy alle de onderliggende dcclcn acnraekt : dus zullen ’er holligheden wegens de gefpannen huid, niet gcnoegzaem vernietigd, overig blyven , in welke holligheden de lucht (die hier een’ vryep toegang heeft) zal ftiiftaen, bederven, en ten uiterfte fcha-den. Hct is wel wacr, dqt men uit afkqokfelen van bittere kruiden, uit den koortsbast, enz, vervaerdigd, de beste infpuitingcn kan bereiden, welke de verrotting ten hoogde tegen-ftacn, voornamelyk, zoo men by deze afkook-fels de zuren uit het delfbare ryk, als den geest van zeezout, voegt: dcsniettegenftaende zullen deze zeer dienftige infpuitingen echter in dit

Y 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-

-ocr page 362-

34^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f^erhamkling over de

geval niet x’crraogcnd genoeg zyn ; want zeld-zaem kunnen de infpuitingcn overal en tot allç de afgelcgenfte fchuilhoekcn raken; veeleer zal de lucht ih dien tyd, in welken men dc infpuitingcn verricht , in die holligheden in-gaen, in welken zy mogclyk anders niet gekomen zoude zyn, aldacr ftilftaen en bederven. In dusdanige verzweringen zal noch cene klce-ne, noch eene enkele langwerpige , of cene enkele dwerfchc opening dienflig zyn , maer eene langwerpige en dwerfche te gelyk , of eene kruiswyzc; want op deze w\’s valt de huid toe, vernietigt de holligheden, en voegt zich op de fpicrachtigc doelen. Volgens deze handelwys heb ik vele v'crzwcringcn genezen, die anderen geweigerd hadden te openen. Gy zult zeggen, dat door deze kruiswyze opening , evenredig aen dc grootte van de verzwering, dikwerf eene zeer grootc wonde in de huid, welke naderhand mocielyk te heelen is, moet gemackt worden. Dan ik antvoorde indien de natuur tot dc heeling van deze wyde wonde niet voldoende w’as, dat dc kunst zulke vermogende middelen heeft, welke deze wonde , hoe groot ook , dikwerf met cene volraaektc vtreeniging fluiten: ik heb dc fpons-echtigc su’aï72 (f) in dit geval zeer vermogende bc-

(D fungus agaricus.

-ocr page 363-

Waterzucht der gewrichten. 343 gevonden: dan over dcszclfs acnwending moeten ecnige noodzakelyke voorzorgen acnge-teekend worden. Zoo deze fponsachtigc zclf-ftandigheid tcrftond, van herbegin af, op do breede oppervlakte van de wonde acngclçgd wierd, dan zoude de plaets op cens tc fchieiyk opgedroogd, de ftof, welke ontlast rnoct worden, terug gehouden, en een gezwel geboren worden , als mede andere zeer flechte toevallen ontftacn: men moet derhalve hier voorzichtig te werk gacn ; en deze fponsachtigc zclfflandigheid moet in het begin enkel op de randen , en van langzamerhand na het midden van de wonde acngelcgd worden: als men deze voorzorg in aenmerking neemt, dan zullen de wydftc wonden, buiten verwachting, en wel zeer fpoedig, vereenigen.

*

Ter voorkomingc van twrflelingcn, die uit het lezen van bladz. 306, 307 cn 308 zouden können ontftaen, hebben wy het noodig geoordeeld den Lezer te wacrfchiiwcn, dat wel de opgacf wegens do oorzaek , toevallen en geneeswys der witte Gezwellen op de acngehaeldc plactfen met de benoeming van Sponsgezwcl verwisfeld, in alle doelen met de nacuwkeurige affehetzing in de Verhandeling-.

Y 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ir

-ocr page 364-

344 f^erliandeling ever de Waitrzucht, enz.

injhet eerfle Stuk van ons Magazyn te vinden, niet overeenrtemmen, doch dat cchtér opdege^ noemde bladzyden wel degelyk eene witte Zwelling bedoeld wordt. En dat men, door den naera van Spóhsgezwelen witte Zwelling der gewrichten , eene en dezelfde ziekte wil te kennén geven, kan men in de hedendaegfche algemtene otffenende Heelkunde van den kundigen Handarts VAN G ES SC HE R (f) zfen : op 'welke plaets men ■ ook , zoo wy ons niet grovelyk bedriegen , duidelyk zal ontdekken dat eene nacuwkeurige befchryving der witte Gezwellen in ons land tot nog toe ontbrak; doch deze meenen wy nu onzen Landgenooten , door de mededeeling van de zoo éven aengehaelde by uitftck fraeijeVerhandeling, bezorgd te hebben.

(t) Zie ifte deel; bladz, 172 en 173.

-ocr page 365-

N gt;nbsp;U T ' ,T I G ’E a ;

H ERIN NE R IN G EN,

UIT DE BEOEFFENING ONTLEEND,

’ ' {'l nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;W E O ï N s EKNIOE*'

hinderpalen INDE ; ‘

VERLOSKUNDE.

Uit het HoQgàuittch -van den Hoogleeraer

“ R: Steidele.

By eene volkomen uitzakking der

LyFMOEDER(a) of DER SCHEKDE(i), zal de toediening van geneesmiddelen fchie'r altoos vruchteloos zyn. Niets blyff’er derhalve overig, dan zich van werktuigen te bedienen, en de ingebragte Lyfmoeder in hare plaets te houden. '

’l* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' -T nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t

Hiertoe bezigt men fterke, kleene of groote, gebruik ronde of eivormige,’uit gemeen hard hout of kurk (welk laetstgenoemd ligchaem, wegens en Moe-zyne broosheid en rasfche vuilwording, my

ecK- zAkking

* '» •»,

(i») Prolapfue uteii. (Z,) Prolapfu» vagirtir.

-ocr page 366-

“340 Nuttige’herinneringen i uit debeoeffentontleend^ 'ner Ljf-tcMtQT'ïfAtidtór gcfchïkt ïcliÿftt)’‘vcrvaerdigde

(*)•’

opzicht tot de aenwending. van foortgcljjic e Ringen ^neonderbeid de drie volgende aen-mprkingen njedctedcelen.

rooreerst»- .Wanneer de bacrmoedcr of dc fcheede gezwollen , verhard of, op foramige plaetfén ïnef' zweren bezet zyn , kan inen van het genoemd werktuig geen gebruik maken , voorda^ liet^cuvel volkomen vcrdrevçn .is. Ópdat man echter de uitzakking van het deel , ^zoo veel mqgelyk zyverhoede, legge men allengs dikker wordende drukdoe-ken op dc fchacitidcelch, en vcrzckcre dezelve met dc bekende T band.

. k( ZI« nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7

Ten tvßede. Men, pqet. dçn Ring van. tyd tot tyd uitnemcn , rejnigep cn vernieuwen; en daerna , voordat men hem wederom in-^rpn^Cp de.)fch.ecde door middel van ecn in-geipuit .fuiy^qend yoebt.- naer behqoren uit-wasfehen. De achterlating van deze vernieuwing en reiniging fleept doorgaens zeer vele • . . kwadq gevolgen'mot zich mede, vóornamclyk

/ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ wannceddcfRiing quot;uit kurk gemaekt is.-o nbsp;nbsp;nbsp;'

gt;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.ft 'tido't' f 'i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,Ten

kunnen verzekeren dat men, in fteJe van Kia-p5n,,met zeer goed gevolg gebruik mackt van eenc fpon-s. welke men, nadat zy bevochtigd geweest is, volkomen uitperst en ih de'bacrmoedcr brengt. •

-ocr page 367-

wegens eenîgt hinderpalen in de rerloshunde. 317

Ten flerde. Wanneer ’er ecnige werktuîgtj-lykè ongemakken in de pisblaes of den endeldarm aenwezend zyn , komt dcrzclver gebrüîjc niet te ftade. Byaldicn mede de uitzakking der baei'moedcr verouderd is, en dezelve benevens'de vcrflapte en verwyde fchcede ver uit de fchaemdeelen hangen , dan zal geen Ring , hoe groot hy ook moge zyn , meer helpen: hy zal ’er wederom uitvallen, of zich nacr eenc zyde fchuiven en alsdan de fcheede en de lyfinocdcr nacr dezelve met zich medc-flccpen : in dit geval is de Ring van géén nut, macr brengt veeleer nadeel te wege. Doch wanneer men het uitgezakte deel laet uithangen , dan volgen ’er kort of lang dacrna langdurige , ja zelfs doodclyke ongemakken. Men moet het hierom trachten in te brengen en, zoo het mogelyk zy, in te houden. Tot dit einde rade ik een gansch ander werktuig aen. Dit is een uit yvoor of cenig ander hard hout vervaerdigd Rad, welks middenlyn twee duimen is : vier ftengen loopen ’er in eene kegclachtige gedaente famen, en zyn aen een’ 'beweeglyken as vastgemaekt. Deze rad-wyze Moederftut Qc) is aen tusfehen de bee-nen loopende windfels gehecht, welke laetften aea

(f) Pesfarrctn.

-ocr page 368-

345 ^uttif^eherinneringeni uitâebeoeffentontktndf ?en eenen breeden band, die,, even als een breukband , om het lyfr-gaet, door middel van eene gesp vereenigd, zyn. Dit werktuig Jjehoedt de uitzakking zeker, en heeft dit gemak, dat het Rad zich .om zynen as naer alle zyden wendt, en voor alle ligchamelyke bewegingen wykt, en by gevolg geene ongemakken of pynen vçroorzackt. Jk heb he.t meenigmalen met den gelukkigften uitdag aen-geraden. Het onderRe gedeelte van de ly£-inoeder rust in de holte van den rand ; eQ deze^ wordt door de windfels onderftut, eji binnen dè baermoeder gehouden.

Ovtrde De SPLYTING VAN DEN BiLNAED, van hèch- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verlosfing veroorzaekt , valt zeer

ting dikwerf voor. Wanneer zy niet wyd opge-fcheurd is, dan reinige men de wond, zon-Ytinaed kracmvrouw ’er iet van te verwittigen’, die tot den ^n late dcrzelver heeling aen de natuur over.: ‘darm tot- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;allcenlyk zorg te dragen Jat dç

ioopt, en vrouw hare beenen digt gefloten houde. Doch vsütrtn *' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o- o

de darm byaldicn de bilnaed pt aen den endeldarm dit laetstgenoemde deel mcdç gewond is , dan is het, myns bedunkens, niet overtollig zyne toevlugt tot de bloedige hoch.

-ocr page 369-

wegens eenige hinderpalen in de Verloskunde. 34^ hechting Qd) te nemen: trouwens, aen ieder îîùllen de onaengename gevolgen , welke de rialating van deze hechting plagten te vergezellen, zeer wel Bekend zyn; behalve dat dé‘wonde in dit geval zeer zeldzaam van zelve heelt. Tot Hiertoe heeft meh-de gewone knoophechting aengewend. Doch' de draden zÿn of gefcheurd, of hebben zeer fterk inge-fneden, en aen dé lippen van de wonde, ja Zelfs aen de fchamelheid hevige pynen, ont-fteking en verettering te wege gebragt.

Hierom rade ik de hechting op de volgende wys in het werk te ftellen: ten einde men by dé beledigde plaéts onbelemmerd zoude können konïen , legge men de vrouw dwersch ' over het bed met de billen veel hooger dan met de borst; en de beenen moeten, door twee medehelpers, zoo veel mogelykzy, inde hoogte en tegen het hoofd der vrouwe gehouden worden. De kunstbewerker knielt voor haçr néder, reinigt de xvonde, en maekt wj-ders twee naden met de bekende naelden en dubbelde draden, volgens de bekende wys , op v/elke men de buikhechting Qe) doorgaens ver-

Sutura cruentâ. fc) Gaätroraphia.

-ocr page 370-

350 Nutiigeherinnerùtgen, uicdebeoejj-en'. ontleenit verricht. Het is dan evcnvQcI of men twee kaersjes , uit wasch vcfvaerdigd , of andere kleenc ronde ligchamen -wcdcrzyds tusfehen de draden legge, of dat men in de vier hoeken van dezen dubbelden naed rolletjes uit plukfel, ter dikte van een’ pennefchacht, verkiest te voegen, ; fohoon ik deze lactftc manier reeds voorlang, in ftede van de gewone knoop-hcchting , met zeer goed gevolg aengewend heb, en voor als nog blyf verkiezen. Op deze wys zal de. naed noch febeuren noch onacn-genamer toevallen veroorzaken terwyl de i^opdc- zich rasch heelcn zal. Men moet de W.o^nQe Hechts dikwerf reinigen, de vrouw gedurende eenige dagen beurtelings op de regter-cp flinkprzyde laten liggen , en de beepen digt gefloten houden : tegens den naclit kan men hacr met een’ doek bycenbinden, opdat hierdoor de vaneentrekking van de lippen dér wonde voorgekomen worde.

Byaldicn dc fcheuring van den bHnacd ver-zuimtl en reeds verouderd is, dan is het niet vreemd dc lippen van dc wonde eeltachtig aentetrelfen : in dit geval moet men dcrzelvcr randen , even als by de kunstbewerking van de Ilazclip, omtrent ter breedte van cene lyn, met eene goede fchacr wegfnydcn , en dan

-ocr page 371-

wegenseenigeJiinderpalcninde Verloskunde. 35j dan de hechting , volgens de zoo even gemelde wys, verrichten.

De Keering van het kind valt in-,Owrde dcrtbcd niet gemakkelyk, wanneer de baer-moeder reeds niemgetrokkcn en het water ontj J’V verlos-last is. De wyzen ei| handgrepen , welke venich-*^ men plagt acntewendei),, zyn verfcheiden^^n,««/»«# meer of min bezwaerlyk, en ook meer of min de-

gev'aerlyk. De meest gevQerlykc en tevens Vruchtlooze is, wanneer men met veel go- tnven het w.eld het voorkomend deel te rug wU fchui-Ven , ten einde men ruimte verkryge om P» «^ar-by de beenen te komen. Hierdoor wordt^tiX”/^/. niet zelden de lyfmocder gcfcheurd, gelyk dusdanig voorbeeld wacrgenomçn heb. Ik doe de keering nog nacr myne oude en reeds over ; lang befchreveu wys (ƒ).

Zonder onderfcheid van het ingetreden en reeds wyd in d^ holte van het Bekken fg) nedergedrukte deel, (het hoofdailcenjykuitge- , zonderd), breng ik myne hand, zonder cenigé te-„ r

(ƒ) Zie myn Iloogduitsch Werk over dc Verloskunde, bUdz. 214.

(g) Pelvii.

-ocr page 372-

Nuttigt herinntringtn gt;nbsp;uit de heoeffen; ontleend^ terugfchuiving/nevens het zei ven zeer lang’ zaem , fiepende en met het uiterfte geduld, tot in de holte der Lyfmocder ; ik zoek dan een voet, hael denzelven nederwaerts pn om-Ti vat hem. Hierop zoek ik den tweeden voet„ en terwyl ik dezen na my toehael , trek ik gelyk’met myne andere hand,den reeds, .x.o omvatten voet, en hael hen dus beiden uit.

.ïv? Het zoeken van de voeten valt meenigwérf' bezwaerlyk r doch wanneer zy eens'in de fcheede gebragt zyn, gaet het overige gemak-tvÀ u'.’ kelyk ; het lyf van het kind keert zich zonder ' een’ aenmerkelyken tegenftand om, terwyl de rug zich b'uigt, zoo veel raogelyk zy, wanneer ' béide de voeten te gelyk nederwaerds getrok-’’■’kén wórden. Het hoofd gaet dan eerst rasch eh gemakkelyk te rug, wanneerde billen van hét kind ovér den rand der bovenfte opening van het Bekken naer beneden en in deszelfs' holte gebragt zyn. Het is flechts by de af-haling van deze laetstgenoemde ’deelen , dat men eenen geringen tegenftand gewaer wordt, nademael dezelve en het hoofd, by een gebogen ligchaem, zich tegens de vijanden der bacrmoeder aenzetten, en zelfs lynrecht uit-ftrekken; welke laetfte, wanneer men gedurende eene wee afhaelt, door hare famentrek-king zich insgelyks tegenkant. Maer noch dit fa-

-ocr page 373-

wegens eenige hinderpalen in de f^erloskunde. 353 famcntrckkcnd noch het uitzettend vermogen maken eenc aenmerkelyke hinderpael in de kunstbewerking, noch eenig gev'aer na dezelve* Zoo rasch dé billen over den rand van den ingang fchuiven, zoo gemakkelyk en vaerdig gacC alsdan het hoofd tegen den bodem van de Lyfmoeder te rug; vermids dan beide de wanden der baermoeder medegeven , en aen het bovenlyf meer vryheid verfchaft wordt*

Men behoeft te minder bevreesd te zyn dat het hoofd fchielyk te rug geftuit, en hierdoor de baermoeder beledigd zal worden, naerdien dezelve faemgetrokken is, van alle zyden zich tegens het lyf van het kind zeer digt voegt en cene klcene of in ’t geheel gcene plaets overlaet , welke immers noodzakelyk is om aen het hoofd vryheid te geven, waerdoor het in ftact gcfteld wordt om zyne terugkaetfende kracht uitteoeffenen. i)e rug , nek en het hoofd fchuiven zich zoo ligtelyk, langs de Wanden der baermoeder, in eene firkclvormige beweging, dat men voor cene kwctfing van de Lyfmoeder niet behoeft bevreesd te zyn. Dit echter moet men onder het oog houden, dat men. de yoeten niet met geweld of op een fehielykfcheurçnde wys afhale.

De kecritïg iS voel bezwaerlyker, wanneer het hoofd, tegclinatuurlyk ingetréden, in de holte vhn het bekken reeds nedergedrongen

1. Deel. II. Sink. Z nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is 3

-ocr page 374-

354 ^utti^e ber inner ingtn i üîtdebeotff'en:ontleenif • *

is, en de bîermoeder zich na een lang vooraf-jicgan^ ontlasting van het water reeds facm-getrokken heeft. Zy is evenwel mogelyk, iehoon ^er moeijçlyk. Ik duw het hoofd, vgel als zonder gevaer gefchieden kan, aS^’t’^rwaerds, en flechts zoo veel : va eene zyde dat ik met myne hand, fchoon i'^zyt'^erlyk en langzaçm, tot in de holte der baermoeder komen, een’ voet zoeken en hem iot.voor de fchamelheid nederhalen kan: ik zeg lOt voor de fchamelheid, naerdien ik hem, by üï'ie foortgelyke keeringen, zonder onderfcheid, zpo. ver voortbrenge, dat ik niet meer in het Ivi van de vrouw, raaer tusfehen de fchaem-lippen of eenigzins buiten dezelve behoef te '/ erken. Dan hael ik wydersden tweeden voet, t M Voltooi de keering na myne reeds gezegde ?nanier? Ik kan niet ontkennen dat de inbren-Î *■

van de hand nevens het hoofd van het klfid, ’t welk tegens dezelve geweldig acn-drukt, zeer bezwacrlyk en gevoelig is; zcife sfiPt dit fomwylen zoo ver, dat men omtrent ilene lange voortduring begint te wanhopen; fjoch het geduld en eene vertrouwende hooy ïu’crwinnen alle hinderpalen. Op deze wys heb ik vrouwen, die voor de eerftemael moesten baren, en reeds by beurten dan eens op een bçd, dan wederom in een’ Hoel tot viçjîj^rbeid aengezet waren, verlost, en moc-ter en kind in het leven behouden. Het water

-ocr page 375-

wegens einige hinderpalen in de Ferloskunde. 3SS ter was reeds lang ontlast, de baermoeder faemgetrokken, en het, op verfchillende wys, tegennatuurlyk ingetreden hoofd in de holte van het bekken nedergedrukt. Om deze moeijelyke kunstbewerking eenigzins te ver-ligten, moet men aen de barende vrouw eene hoüge ligging met den rug bezorgen (t), de hand en den arm, waermede men werken wil, benevens de fcheede vlytig befmeeren. Hiertoe kan men eenig Hym, melk, olie of wat men by de handen heeft, alvorens infpuiten , ert dus de ganfche buis glibberig maken* *

In vorigen tyd, wanneer ik nog minder gewoon was de keering in het werk te Hellen^ en hacr ongelyk grooter voordcelen nog niet kende, bediende ik my van den tang: van I^evret: doch dit had niet altoos het ge-wenschte gevolg ; ik werkte ongelyk harder cn langer, en het liep niet altoos zoo gelukkig af voor moeder cn kind. De ongewapende hand jaegt de barende vrouwen veel minder vrees op den hals, en befchadigt het kind of de tecldcclen van.de vrouw nooit Door lan

ge

(t) Andere Vrqedknndigen verkiezen in foortgelyke gevallen, cene zoo veel.niogelyke horizontale lissifg’

(^) Beier zoixie het, onzes bedunkens, dus gezegd tyii: Dc ongewa'X’uda hand jaegt de barende vrouwen veel minder vi iips op den JiRls,, en befchadigt moeder en kind Jurniyifi, doch de gewapende febier uhooi.j

-ocr page 376-

3Nuttige Iterinneringen, uit âè ieotffen: ontleinJf

ervaring gewettigd, maek ik dit befluit op^ dat in foortgelyke gevallen de keering, in alle opzichten, als het zekerfte middel aengewend^ en alle werktuigen, mymes bedunkens, ver* myd kunnen-worden (*). Doch het zy verre van my iemand te willen laken, of reeds ervaren mannen te onderwyzen; ik wacrfchuw flechts myne Leerlingen, waertoo myn pligC my noopt; een pligt, die iedcren Leermeester en Schryver heilig moet zyn ; naerdien de goede of kwade gevolgen , door zyne leer-wyze veroorzaekt, eene tot in het oneindig vermeenigvuldigde en ook zware verantwoording na zich kunnen fiepen.

Ik fpreek Hechts van het misbruik (f), de gewoonte en geneigdheid om den voorrang - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te

(*) De Heer William IIontïr zegt op bladz. 6 van zyne jlenmerkingen over dt daorfnyding van d‘ kraek-heenige verekniging der Schnenihcendcren , óat dc tang eh, geiyk ik realen heb lom 4e getovert, alle vroedkundige AVerktuigenovai' het algeineeii-, meer fchade dan voordeel te wege brengen.

■QD Het misbruik van vroedkundige werktuigen wordt niet Hechts by de jonge Vroedmeesters in Weenen, niaer ook in vele andere landen van Europa, uit welke onze Nederlandén in ’t geheel niet gefloten kunnen worden, hoe langer hoe grooter. Indien wy naeuwkeurig acht geven op alle die gevallen, in welken fomniige hedendaegltjle Schryvers de aenlegging van de tang aenraden, dan zal 'er ineuwlyks eene verlosfing , dan die by uitftek fchielyk

voor-

-ocr page 377-

wegen! einige hinderpalen in de Ferloskunde, 357 te geven acn de bewerking met de werktuigen , welke onze vrouwen veel meer vervaerd maekt, voorvalt, gcfchiedon, waeriii dit werktuig niet, volgens hun gevoelen , moet aengewend worden. De tang van Levret of Smellie wordt thans, in naluurlyke ver-losfingen, zeer rasch gebruikt. Zoo dra de barende vrouw Hechts wat meer dan nacr gewoonte afgemat is, of dat de ween voor een’ tyd verflapt zyn, neemt men niet zeiden dadelyk zyno toevlugt tot het genoemde werktuig; terwyl de natuur niet in gebreke zoude gebleven hebben zich zelve, fchoon een weinig trager, doch even hierom op veel beter wys te redden, liet gebruik van werktuigen in natuurlyke verlostingen fchyin ons, zoo niet geheel overtollig te zyn, ten minde zeer zeldzaem verci'Cht te worden. En fchoon zy in tcgenr.atnurlyke vtrloslingen, die, onzes bedunkens , veel minder in getal zyn , dan foin-migen willen , meer te (lade kunnen komen , zoo zal echter de tyd en handigheid van den Vioedkundigen ook in deze, in ver de meeste gevallen, als de vermogendfie hulpmiddelen ter bevorderinge van de verlosfing bevonden worden. Doch onzen Nederlandfchc Vroedmeesteren ont-Iveekt het doorgaens aen het eerstgenoemde, naerdien r.'j door vele andere bezigheden afgetrokken worden. Wy herhalen het, het mi:;briiik van vroedkundige werktuigen is veel grooter en zelfs zoo groot geworden, dat het geen ongerymdheid is te vragen, of Levret, Roe de reu. en hnfinc navolgers, door de uitvindingen en het gebruik van hunne verfchillende werktuigen, over het algemeen het menschdom niet meer fchade dan voordeel hebben aen-gebragt; of ledert didn tyd dat de navolgers va i Levret, ! nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Smellie, enz, de werktuigen zoo gcmeenzaein hebben

j nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;begonnen te gebruiken, het getal der kinderen en kraem-

■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vrouwen , In of kort na de verlosfing geftorven , niet

veel grooter is dan voordat dezelve bekend waren ; en

I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;et de toevallen, inzonderheid de ontfieking der Lyfmoeder

* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en de hevige bloedvioeijingcn uit dezelve, na de verlosfing,

, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Z 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;thans

»

-ocr page 378-

358 Nuttige herinneringen uit de beoefen: ontleenii^ mackt, hare vooroordcelón na icdercn ofi-gelukkigen uitflag vergroot, en hierdoor dcM onontbcerlyke kunst, tot nadeel van andere behoeftigen , voor gcvaerlyk doet uitkryten. zNicttcgcnftacnde dit alles, weet ik zeer wel dat eerstbeginnende zeer gereed zyn om werktuigen te bezigen , deels omdat zy zich, uit mangel van oeffening cn een juist gebruik met de handen, by verlosfingen niet weten te behelpen, deels omdat zy geloovcn dat een werktuig minder 'placts dan eene hand inneemt, en hierdoor de vrouw minderfmertdan de hand vcroorzackt; voorzeker, cenc ongelukkige dwaling, die reeds vele nadeelige gevolgen te wege heeft gebragt !

Echter zyn ’eromftandigheden, waerinik my, zoo wel als alle ervaren Vroedkundigen, van werktuigen bediene. By voorbeeld, wanneer het hoofd reeds geheelenal in de holte van het bekken tcgcnnatuurlyk ingetreden, cn tot den uitgang dcrwyzc vooilgcdrevcn is , dat men nacuwlyks in ftaet is om zyn’ vinger, tot het invoeren van de tang, veel minder de gc-thans door hacr gebruik niet veel meer dan voorheen wacr-gciiouien worden; wy maken gcene zwarigheid om te ge»-lovcn dat’er zeer vele mannen, in de Vroedknnst ervaren, gevonden worden, die deze viaeg op eene bevestigende wy» zullen beantwoorden.

-ocr page 379-

tvègern emî^e hindsrpalm in ie Verlasltunie. 359 geheele hand , tusfchen het hoofd én d? fcheede intebrcngen : in dit geval neem ik, zonder eenige bedenking, de tang, en voltooi de verlosfing. Zy is dan ook veel vermögender, dan wanneer het hoofd nog hoogcr geplaetst is. Macr men moet, by de aenleg-ging van de tang, behocdzaem zyn, en op den bilnacd, die by de doorhaling van een tegen, natuurlyk ingetreden hoofd zeer dikwerf feb:;-den lydt, acht geven. Ik weet gcvalïeii, waarin het hoofd met eene hand of eenen vöb; ingetreden was : men arbeidde, gedurende eciii. ge uren, dan cens met dit dan wederom met een ander werktuig, om het hoofd nederté-halen : de verlosfing was pynlyk en lang durend; en de moeder of het kind of beiden leden ’cr door. Dc kcering zoude veel r:s fcher, zekcrer en meer aen het oogmerk \ döendc geweest zyn.

Het komt, mynes bedunkens, veel dacrop aen welke eene handleiding dc Leerlingen tot de Vcrio.skunde gehad hebben. De grondlIeJ-lingen, die zy in hare jeugd ingezogen heb-bón, en de aenfehouwde v’oorbeclden wcttigci; hacr Èven zoo te handelen ; dit wordt cer.v gewoonte, en van deze kan en wil men nier meer afwyken, nacrdien dc oefTcning eene. beter manier ontbreekt. Men doorlcze tf' de vroedkundige Verhandelingen , in dez', eeuw uitgegeven ; en men zal bevinden ho zeer onderfchuiden hare gevoelens zyn: h:

Z nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bt

-ocr page 380-

360 Nuttige herinneringen ., uit de beoeffent ontleend, befpeurt men eene laffe handelwys , ginsch eene gruwelyke wreedheid ; deze heeft meer de natuur, geene de kunst beoelFend. Het is niet mogelyk alles met ongewapende handen, of alles met werktuigen te volbrengen : het eene is zoo wel als het andere ongerymd. He middenweg is de zekerfte. Hoe vack ben ik geroepen om verlosfingen te voltooijen, waer men het juiste tydftip van de keering had laten voorby-gaen, en de zaek reeds aï te ver had doen komen : in het einde moest ik myne toevlugt tot werktuigen nemen, en de lyderes op de vaerdigfte wys redden: meenigwerf was ik nog zoo gelukkig om het kind, fchoon byna dood, door de keering uittchalen , ’t welk men reeds met verfcheiden werktuigen te vergeefseh beproefd had. Het is waerlyk te bejammeren datVroed-kundigen dikwerf te laet geroepen, endaerdoor genoodzaakt worden om werktuigen tebezigen-

Ik herzeg het nog cens, deze herinneringen, uit de beoelfening ontleend, zyn flcchts voor eerstbeginnenden gcfchikt. Ik bedoel door haer in het geheel niet mannen van ondervinding te gispen , noch geliefkoosde mee-ningen , vooroordeclcn, gewoonten en veranderingen der thans in gebruik zynde vroedkundige werktuigen te beftryden. Myn oogmerk is Hechts myne beoeffende kundigheid bekend te maken, en door dezelve het menschdom eenig nut te verfchaffen.

Niet

-ocr page 381-

-wegens eenî^s hinderpalen in de Verloskunde. 361

., Niet zelden ziet men gebeuren dat, na zeer roomar-moeijelyke en tegennatuurlyke vcrlosfingen, dç »•quot; Ichecde voor een zeker gedeelte famengroeit. Zeiget-Opdat dusdanig euvel voorgekomen worde, jing äcr is het noodig de fcheede veelmalen daegs,'^^quot;^'* door infpuitingen van bloed en etter, te zui-den. veren ; ja fomwylen is het noodig een hol pypje, uit been of metael vervaerdigd, met vele zyopeningen voorzien, en met de wydte en lengte van de fcheede volkomen overeen-ftemmende, in dezelve te brengen. Het volgende voorbeeld zal aentoonen hoe nuttig deze herinnering zy.

Ik werd naer Gumpendorff, by eene arme vrouw, die voor de tweedemael in barensnood was, geroepen. Ik vond de fcheçde, fchier in het midden, zoodanig vereenigd, dat ik naeuwlyks twee vingers door deze tegennatuurlyke eivormige opening konde inbrengen. De mond der baermoeder was, voor zoo veel ik voelen konde, verwyd; en het hoofd van liet kind drong met geweld in de fcheede, neder. Gedurende éene wee was deze tegennatuurlyke en dikke huid , welke eigenlyk deze famengroeijing^ vormde , zoo fterk ge-fpannen, dat ik voor eene verfcheuring zeer beducht was, te meer, naerdien de ween zeer heftig aenhielden, de barende vrouw al haer krachten ter uitpersfinge infpande, en het water reeds overlang ontlast was,

Z 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De

-ocr page 382-

TifutHgaJierifîtie^in^ent uitdileoefftft’ ontleend^

De HooglccraCr LEBMACfiÈk, die my tot raedsman verzocht had, en ik rieden den V*eldhandarts Odenkirchen, die de Ij'de-res, Voordat ik ontbodeh was, reeds geneesmiddelen voorgefchreven had, déze ronde éeltachtfgc huid, tegens de groote uitranding van het heupheen (g), gedurende eene Wee, wanneer z}^ het meedfe gefpannen en tastbaer was, met cehc fchaer dooftefnydcn. Deës IlceÏmc'éstcr verrichtte dit op cene zeer voor-trCffdykc wys; en het hoofd drong nu, zonder cenigen tegenftand te ontmoeten, in de holte van het bekken neder, Wy verwachtten nu cene fchielyke doorgang van het zelve; doch hierin werden wy bedrogen : de barende vrouw viel in eene bczwyiriing , deels uit een aenmerkolyk verlies van bloed » deels uit zeer veel pynen , gedurende de kunstbewerking doorgeftaen. Dé wéen hielden op; het hoofd gaf niet meer mede; de verlosfihg had dacrenboven reeds lang géduurd ; en moeder en kind waren nu in gcvaér. Ik gebruikte de tang van Levret , en verlostte haer zeer fchielyk. Het kind was doodelyk zwak, doch bekwam wederom, na verloop van eeti half uur. De' nageboorte werd zonder véél moeite ontlast, en de kfaeravrouw zoo wel als het kind naer behooren verzórgd. Het kind hééft flechts eenentwintig dagen geleefd; doch de moeder is gelukkig behouden, en in haér kraembed even zoo behandeld geworden, als men angt;

Excïfura ifchiadiiM

-ocr page 383-

wegens eenigeïtinderpalen inde r'erldthmde. 363 anders gedaen zoude hebben. Zy beeft nader, band nog een voldragen en fterk kind, zeet gemakkelyk en natuurlyk, ter weereld gebragt

Ik heb voormaels (f) aengetoond, wel-ke omzichtigheid de Vroedvrouwen , by onderflaen van eene vrouw, om te weten of Proed-voorheen gebaerd heeft, in acht te nemen 'irouwen hebben, en hoe achterhoudend zy met de me- °^chtig'te dcdccling van haer bericht behooren te zyn. z^n ow’-Het volgend voorbeeld zal dit gevoelen ft a ven.

, deeleii

Ik werd, kortlings, geroepen by eene jon-of cene ge, gezonde en fterke vrouw, die fomwyleTi in haer inwendige teel doelen eene raschvoor- gebasrd bygacnde pyn , zoo als zy zich uitdrukte, heelt, gevoelde, en hierover zeer beducht was : federt elf jaren was zy niet zwanger gevVeest; doch in het cerfte jaer van haer huwelyk had zy een kind geteeld, ’t welk vyf jaren in het leven geweest, en door de moeder zelve gezoogd way.

Ik vondaen hare borften geen kenmerk datzy ooit gezogen was : Zy waren in alle opzichten onveranderd, uitpuilende en in ’t geheel niet afhangende. De ingang der fchcede , met derzelver ganfclie beloop, was eng en tegens de fchaembeenders toegekromd. De lyfmoeder, die hoog geplaetst was, lag zoodanig fcheef, dat ik myn’ wysvinger, waermede ik haer onder-floeg,

(t) Zie het laetfte hooWduk van het 4de deel vas njn OtegduUscb fi'erk over de f reedkunde.

-ocr page 384-

3^4 Nattige Iterinneringen i uitdeleoeffeningy enz, flocg, om moest keeren, en zoo ver ik kon inbrengen , ten einde ik den mond der baermoedcr, dien ik geheel achterwaerds, in de uitholling van het heiligbeen, geplaetst vond, zoude onderzoeken. Deze was glad gepolyst, en met een woord zoo gefield, als zy doorgaens by vrouwen, die nooit gebaerd hebben, plagt te zyn.-Ik bemerkte naeuwlyks de dwerfche fpleet, veel minder een kruisvormig lidteeken. De huid Van den onderbuik was glad en gefpannen; hier en dacr vond ik flechrs cenige weinige nietsbeduidende witte ftrepen. Haer Lyfarts verzekerde my, dat hy by de verlosfing tegens-woordig geweest was, en het kind in des-zelfs laetflc doodelyke ziekte behandeld had, Wy overwogen gezamelyk, naerdien men ons hiertoe verzocht had, wat dan naderhand de oorzaek van hare onvruebtbaerheid kopde zyn. Beide echtgenooten waren voor het overige gezond: de vrouw had Hechts, in dit laetftc jacr, hare maendelykfche ftonden çenigzins ongeregeld. Wy wisten geene waerfchynlyke oorzaek yittedenken, dan deaenmerkelyke verkeerde ligging en fcheefheid van den mond der Lyfmoedcr, welk gebrek ook andere Schry vers en Kunstkenners reeds bygebragt hebben. Met opzicht tot deze werktuiglyke hinderpael, konde de veranderde ligging, by de vleefchelyke vermenging, misfehien eenig voordeel aenbrengen. Ik zoude fchier vergeten hebben te melden, dat ik be, fpeurde, gelyk de vrouw my zulks ook toe-fiemde, dat hare fchcede byna altoos droog is,

A EN-

-ocr page 385-

a - , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ 26s'-

M

AENMERKINGÈN

0 V E R H E T nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ,.-

■ t

POEDER VAN ALGAROTH.ii^

Uit het Fransch van den Heer Macquer.'^^'^ ---------------—---------H-POEDER VAN Algaroth, iraekver’ifteJt-“ kend Pneder en Levensmerkuriut zyrt alle zoo vele namen, die men geeft aen eene bereiding, welke eene foort is van kalk uit het Spiet^latkoningsken (F), afgefcheicjen van Spies-. glasboter (c)^ door middel van eenvouwig water. ■

Het Zeezuür (d), ’t welk zich met het me-tâellifche gedeelte van het Spiesglas niet kan vereenigen, dan'door byzonderc bereidingen, en wanneer het den hoogften graed van fterkte ’ bezit, hoedanig men het in d'e Spiesglasboter aentreft, is zeer genegen om zich aftefcheiden, en doet dit ook inderdaed , ten minfte voor een zeer groot gedeelte, wanneer het, door eene genoegzame hoeveelheid van water, ver-flapt is. Byaldi'en men derhalve op de^SpiCs-glasboter water giet, gebeurt ’er byna het zelf-' de i als wanneer men het zoutachtige rncngfel van het vitriöblzüiir (e) en de kwik met'wader’ vereenigt-; dat is, het gtooter'gedeelte‘van^ de metaèllifche aerde fcheidt zich van het Zée-'quot; t ■ • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• 2gt;uur

♦ .

O) Mererftius vitae. Regnlus antimonii. (r) Buty-rüm antirrtonii. 'QJ') Acidum marinuni. fe)'Acrdtiin vitrioiieum.

-ocr page 386-

2^6 Âenmerkîngen over het Poeier van Âlgaroth, zuur af, of behoudt ten minfte zeer luttel van het zelve ; en by gebrek van met eene genoegzame hoeveelheid van zuur vereenigd te zyn, blyft zy onontbindbaer, enindegedaente Van een wit nederploffcl onder het vocht; terwyl het andere gedeelte van die zelfde aerde in .het. water ontbondeh blyft , naerdien de hoeveelheid van Zeezuur in dit laetstgezegdc ver .de overhand heeft.

Het zuurvocht, ’t welk boven de oppervlakte van het nederploflel of het poeder van-AlgarqTH dryft, is zeer oneigenlyk met den naem van filojofifchen l/unool^jest beftem--peld; want het is, volgens de eenparige getuigenis van alle hedendaegfche Scheikundigen, buiten alle kyf dat het geen deeltje, hoe klcen nien het ook begrypen wil, van het Vitrioolzuur in zich bevat ; doch het is ook eene andere dwaling te ftellcn dat het niets dan enkel Zeezum- is, dewyl het, zoo als wy even gezegd hebben, nog vereenigd is met een kleen gedeelte van de metaellifche aerde van h^t Spiesglas : dit blykt uit de ncderploffing van deze aerde, welke men door middel van Iqpgzoüt kan veroorzaken*

De aerde,, welke in deze kunstbewerking nedergeftreken wordt, heeft , nadat zy met ■ veel overgehacld water volkomen en verfchei-den malen gewasfehen is, den naem van Poeder van Algaroth, een’ Geneesheer, die het zelve als een artzonymiddcl toediende , ontvangen. Deze bereiding van het Spiesglas, in eene gift van dén tot vier azen gebezigd, is een zeer hevig braekverwekkend en buik-zui-

-ocr page 387-

j^mmerkingea fiver het Poeder van ALgarotk, 3157 zuiverend middel; doch het is ontrouw ei) zelf gcvaerlyk, even als alle braekverwekkende be-rcidfels van het Spiesglas, die geen’ zoufach-tigen aert hebben.

De meeste Scheikundigen gclooven d;it het Poeder van zXlgarütu een gedeelte van het zuur der Spiesglasbotcr behoudt , en fchry-ven de uitwerkfels , welke heç gedeeltelyk Vüortbrengt, acn dit zuur foe. Het is zeker, wanneer het poeder niet volkomen gewas-fchen is, dat het iets van het zuur behoudt, en dat dit acn het zelve eene foort van eei) bytend vermogen kan geven ; doch men is niet algemeen overtuigd, dat men het poeder van al zyn zuur, door middel van dikwerf herhaclde afwasfehingen of zelf door koqking, in eene grootc hoeveelheid van water niet kan beroo-ven. De Heer Be a um ó meent dat het zeer mogelyk is : maer daerenboven, hoewel dit poeder ook afgewasfehen moge zyn, het be. houdt altoos een zeer hevig braekvexwekkend vermogen, welk dat van het glas vqn Spies, glas (f ) fchier evenaert, waerin echter niçts verwondcrlyk gelegen is ; want, in de ver. onderftelling zelfs dat deze Spiesglasacrde volkomen v’an zuur.beroofd was, gelyk zy niet dan met het Zeezuur, ’t welk de metalen al hunne brandftof (g) niet ontneemt, üicmgcx'ocgd is geweest, behoudt zy nog genoeg om heftige brakingen te kunnen voortbrengen, even als men over het algemeen in alle S’he.sgia^k'kkcn, die niet vólkomen van haer brandbaer gedeelte •niblootzyu, wlt;ierneemt.

Le-

Vitruin anrimör.ii. PHlorhton,

-ocr page 388-

368 Aenmeriîngen over het Poeder van Al^droth.

Lemeri zegt dat het Poeder van AlgAlt; ROTH noch door Salpetcrgecst (Äj noch door het Koningswater (Q , op de gewone wys bereid, opgelost kan worden , maer dat het in een menglel yan de geesten van Salpeter, gemeen Zout en koperrood (1} ontbind-baer is. Daer dees Scheikundigen zeer naeuw-keurig iS, heeft men reden om te gelo'ovcn dat het geen hy hieromtrent gezegd heeft met de waerheid overeenftemt : ik zal ’ef alleenlyk byvoegen , dat ik getracht heb dit poeder te ontbinden door den room Van ïleen, zoo als men het glas van Spiesglas, om den Braekwynfteen te vervaerdigen, doet op-losfeh; èn ik heb bevonden, dat het gemak-kelyk en volkomen door dit zuur opgelosC wordt, en met het zelve een middenilachtig zout, ’t welk voor kristalfchicting vatbaer is, vormt.’ ' Deze proef geeft my aenleiding om te gelóoven dat men het Poeder van Algaroth met veel voordeel zoude können bezigen, ter bereidinge van een’ Brackwynfteen, die veel ze-kcrer, ftandvastiger en met een’ gclyker graed Van heftigheid werkt, dandiegeene, welke men doormiddel van het glai van Spies glas bereidt

• ' - w' . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I

(i) SjAriras nitri. (Q Aqua regia. Spiritus falin comnuinis. Spiritus vicrioli. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;

(t) In het irte Stuk van ons Mägatyn bladz. 156 heb beu wy de wys van deze bereiding reeds befçhreven.

VERBETERDE DRUKFEILEN.

Blatiz. Regel

derzelver oorzsfketi • zullen ontftaen opdat het na .

derzelver aenwezrti doodelyke toevallen

2b8 nbsp;nbsp;nbsp;7 nbsp;nbsp;dcszelfs oörzaken

24.7 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I nbsp;nbsp;nbsp;ontftaen

262 nbsp;nbsp;28 nbsp;nbsp;opdat na

266 nbsp;nbsp;10 nbsp;nbsp;deszelfs aenwezen

311 nbsp;nbsp;26 nbsp;nbsp;düüdelyk toevallen

-ocr page 389-

Bladz. Regel flaet nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lees

Z^6fndenoot 4 in de baermoeder bovenindefcheede 348 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13 binnen de baermoeder binnen de icheede

-ocr page 390-

-ocr page 391-

. nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Blaäz. 37i

Genees- heel- artzeny--

EN VROEDKUNDIG jäf G Z- èe 2sf.

De wetenfcbapfen zÿn een onmeetbaer veld‘, en tôt ont ongeluk zyn onze zielvermogens be_perkt : hieruit ontflaet bet dat Voy niet dan een klèen hoekje eener aïleruit^ebreidfle vlàktè könnende dóór looien, en de dwaesbeid hebbende van ze geheel ie ivillen mèteri, door onze eigenliefde bedrógen voonjen.' Gelukkig is de menseb, die viys genoeg is om zich te houden binnen de grenspalen^ welken zyn'dengeboren vernuft zyne begaefdbeden en zyft flaet hem voorfebryven ---i-Hoe vele IkarOsskn zoude men thans niet vinden, indien hun val zigtbaer ware ! ,, , , ' ■ t,, j

M. DüPRé DE l’Islk.'

AENMEkKINGEN

o V E R D 1? nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3

W A T É R- Cz2)^ E nquot;

VLEESCHBREUKEN fjf).

Vit bet Hoogduiischvan den Heer]'. Ch:’ A:THEDEk.’ r, _________________________________________..

IK zoude byna fchrooraen hisr over iets te fchryven, nadat dé voortrefFelÿke Heer Percival Pott zulke fraéije Verhande-. ,t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'jiu , ?' ;gt; Hn-

Hydrocele. Ç3) Sarcopele.

2;peel, lil. Stuk, K a

-ocr page 392-

372 Aeninerkingen over äe

lingen over deze ftof heeft uitgegeven. Vef-fcheiden gevallen echter hebben my geleerd, dat men in de onderkenning dezer ziekten nog rdikwerf dwaclt , en dus eene kwade genecs-wys -aenwendt, waerdoor de zieke, door var-'.lies van tyd en geld,œn door vele^pynen,.niet ’‘weinig lydt.- By de befpiegelende kennis 'behoeve ik my niet.optchouden; want.deze is, van den bovengenoemden Schryver , ï.in een ’helder daglicht gefteld, zoodat zygt;geene by-‘voegfels‘gedoogd : ik zal 'by gevolg flechts cenige weinige dingen,.als hydrogen ter beter »onderkenning dezer ziekten, zeggen en door voorbeelden ophelderen. Misfchien zal myn •kort'Vertoog‘niet geheel onnuttig zyn: ik zal ten minfte het een en ander zeggen, ’t welk 'onder het oog van /ien 'Heer Pütt niet fch^mt gevallen te wtzen.

t

De eigenlyke zoogenoemde Water- en Vleeschbreuken zyn de voorwerpen van /myne befch'ouwing; de eerfte, om haer naeiMv--keuriger te 'Jeieren onderkennen., .\opdat ^r zulke feilen , als waervan ik ftr-aks verder sgewag -zal maken , -'niet * meer' begaen '»wor-a den ; dejlaetfte , uit hoofde ,harer ^\'ea w«nt. “'fcbap -niet. tdeïeerfte, en' om de kwade: gevolgen , die uit een verkeerd denkbeeld van dezelven kormen ontftaen/'tè verhoeden.

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-‘Mo-

-ocr page 393-

ff^atelr- en Eleeschbreuken.

373

Mogelyk zal het den Geneesheeren en Heel-meesteren aenleiding geven, om ’er verder over te denken, en w^are hulpmiddelen uittevindeni misfchien kunnen myne proeven den weg daer toe banen»

Ik zal thans geene melding maken van de waterzuchtige opzwelling van den balzak, web ke ^eldzaem met de waterbreuk gepaerd gaet^ .doch nooit uit dezelfde oorzaek ontftaet; ook zal ik de byzondere foorten der waterbreuken, .welken de bovengemelde Schryver geboekt heeft, niet optellen, maer alleenlyk de waterachtige zwelling van den bal en zaedftreng gade flaen. Beide gezwellen hebben hare zitplaets, voornamelyk het eerfte, in den fcheederok, .het lactrte echter dikwerf in het celwys weeffel van dep .zaedftreng.

De oorzaek dezer zwelling is doorgaens eene kneuzir^g of verfcheuring der water- of kleene bloedvaten in den fcheederok. Beide gezwellen zyn injhunnen aenvang of voortgang bepaeld, zoodat de naburige deelen zich in hunnen natuurlyken ftaet voordoen , het zy de zwelling boven, beneden of ter zyde van den bal worde waergenomen. De toenemende uitrekking .van den fcheederok is oorzaek , dat

Aa a nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men

-ocr page 394-

374 j^enmerkingen owr âè

men den bal niet duidclj^k genoeg Voelen kanj waerom men het euvel voor een gézwbllert, ontftoken of venerifche bal , waernaer de waterbreuk in hef geheel diet gelj’kt j àenziet. Indien het ingefloten vocht niet met bloed gemengd is , en men tegen de eenigzins ge-fpanilcn huid van den balzak licht houdt, of dat men ’er de ftralen der zonne op laet vallen , dan zal het gezwel zich half doorfchy-nend vertoonen. Doch deze proef vervalt, zoo rasch ’er eenig bloed met het vocht van de waterbreuk gemengd is. Het gezwel is vlak, glad en veerkrachtig, en kan, zonder , eenige pyn te verwekken , aengeraekt worden.

De volgende teekens , te famengenomen, geven eene waterbreuk te kennen : als i) een gezwel acn den bal , waerby de bal zelf Ibrawylen niet gevoeld kan worden ; het gezwel is onpyniyk, veêrkraehtig, zonder hardigheid, en, by de tegenhouding van het licht, doorfchynend. Of 2) zy is, onder de overige omflandigheden, ondoorfchynend en eenigzins pynlyk. In beide gevallen is de zaedllreng vry. 3) De bal is vry ; en aen den zaedflreng is eene opzetting, die, naer de ge-fteldh«id van het uitgetreden vocht, meer of min

-ocr page 395-

It^ater- en Vleeschbreuken. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;27S

jnin doorfchynend is. 4) Het gezwel is on-bepaeld. •

Doof’het eerde en tweede kenmerk zal men, met behulp van het vierde, eene water-breuk van den bal onderkennen , waerby d^ zaeddreng vry is : doch het derde en vierde kenmerk, toonen ons eene waterbreuk van den zaeddreng aen , waerby echter de buikring van het gezwel vry blyft.

c

• Na deze korte befchryving, gepaerd met eene ontleedkundige kennis, zal het niet moeijelyk Vallen, eene waterbreuk van eenen venerifchen bal , of van eene zoogenoemde vleeschbreuk te ouderfcheiden.

Indien men nu het euvel kent, dan ziet men ook ligtelyk in, dat inwendige middelen niets kunnen uitvoeren , naerdien het yit-getreden vocht buiten de wegen der omloo-ping en binnen eene holligheid gefloten is 3 doch alle uitwendige, verdeelende en andere middelen zullen ook vruchteloos acngewend worden ; en het is alleen de heelkundige hand, die of eene onderhoudende of eene grondige genezing kan te wege brengen.

I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aa 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De

-ocr page 396-

Aenmerlàngen over it

De onderhoudende geneesivys beftaet daefin, dat men met eenen troicar of eene vlym (c) (*) eene opening in het gezwel make, het water late uitloopen, en wanneer dit gefchied is de wonde met eene wiek en pleister verbinde ; en de heeling zal in weinig uren volbragt zyn.

De grondige geneéswys bcftaet tot hier toe in de opening van den geheelen breukzak (of van den fcheederok) en in deszelfsgedeeltelyke wegneming. Ik zal van deze manier, fçhoon langen tyd door my gevolgd, niets meer zeggen : zy is genoeg bekend ; doch ieder zal bok weten, dat zy met hevige pynen , ont-fteking en felle koorts gepaerd gaet. Ik was ’er op uit om deze toevallen minder hevig te maken , en op de manier van den Heer Po TT met dc hairihoer (J) oplettend; doch ik

(f) Lancet. (/) Seton.

(*) De Heer Pott geeft den voorrang aen den troicar, en zoo ik geloove om zyne fyncr punt ? doch , mynes bedunkens, is hy des te gevaerlyker, hoe fpitfer hy is; want men kan fomwylen den bal niet voelen of te rug drukken; hy wordt alsdan ligtelyk gekwetst, en in gevaer gebragt van weggenomen te moeten worden: is hy daeren-tegen van eene flompc punt voorzien, dan heeft men minder te vreszen. De zeer puntige troicar kwetst dikwerf by eene buikdoorboring de darmen en andere deeien, voerbefldcn fliçbten niet.

-ocr page 397-

en yieeiçjtbreùken. ' 572-

ik-vond-dat zy geene geringer toevallen,dan de eerstgenoemde , yeroorzaekte. Myn. oude waerdige vriend, dc nu over,leden Heer ERör Btis.cH,, verhaelde my'dc gpwoonte gehad,te hebben, oni in het ondcrfte gedeelte van het ^zwel eeno opening „ ter lengter van eenen duim,, te maken, nadat het water ontlast was» eene fteekwiek , uit plukfel, gèmaekt inte; brengen , wanneer deze opening behoorlyjj, etterde, eenen duim lang meer bpyentvaerds dfi opening te verlengen, als. de grootte van den breukzak het vorderde gt;nbsp;en , indien in deze tweede gemaakte opening de etterraaking ook gevolgd was, nog eene derde, infnyding te doen; by deze handelwys, zegphy, ^ene aenmerkelyke koorts waergpnomen te-hebben,

• Schoon ik het ftyden fchuwe, was ifc echter begerig eene proef vani deze manier ta nemen. De gelegenheid- bood- zich daer toe aen, by eenen Kanonnier, die eene waterbreuk acn den linker bal had. De bal zelf was ver* hard , wanftaltig en byna vier duimen lang; daerenboven had de lyder, federt vele jaren, 'Veroitdcrde zweren aen de dyen gehad, ik had hem reeds verfcheiden malen, door een’ fleck met eene vlym, het water afgetapt; doch ditmael maekte ik, aen het onderfte gedeelte A a 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;va»

-ocr page 398-

3715 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yiemnerkingen over de

J

van het gezwel, eene opening met de vlym, ter grootte van eenen duim, en bragt eene zachte îleekwiek, tusfchen den bal en den fcheede-rok, tot geheel na boven op de finde in : de fcheederok trok zich famen , en floot zich fterk om de fteekwiek. Geen koorts kwani *er te voorfchyn; de wonde begon een weinig te etteren. Op den twaelfden dag vertoonde zich een kleen koortsje ; en op den veertienden kwam ’er de fteekwiek, met veel etter en een ftuk van den febeederok , uit. De koorts was na vierentwintig uren afgeloopen. fk bragt hierop korter en dunner fteekwieken in de wond , welke telkens kleener werd; zoodat in vier weken de heeling volkomen ten einde gebragt was.

Naderhand deedjk de kunstbewerking aen eenen joodfehen Geleerden, vyftig jaren oud, juist op dezelfde wys. De ingebragte fteek-wiek bleef Lep tweeëntwintig dagen, zonder eenige toevallen te veroorzaken, inzitten. Op dezen dag vertoonde zich eene hevige koorts met öcne ontfteking van den balzak. Na de kunstbewerking, deed ik hem eene aderlating; deze herhaelde ik thans, gaf eenige matigende middelen (ƒ), en liet ’er den levcnsbalfem (g)

QIU-

.i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tempel aniia. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Balfamum vitæ.

-ocr page 399-

îf^aUr- en VleesMreùktn. 379

émnaen.^' Op den dcrtienden dag nam ik ’er de fteekwiek, met'een gedeelte van den fcheederok omringd, uitf ik verbond wyders op dezelfde wys, bIs in 'het vorige geval ; en in de zesde week volgde de volkomen heeling.

Een buitenlandsch Ridder liet -my , door een’ bekwamen Heelmeester, over eene waterbreuk raedplegen. elk ried dé kunstbewerking aen , en hield daerover eenige malen brief-wisfeling , voordat zy ondernomen wicrd. Eindelyk Relde de Heelmeester , myn oude -vriend , haer op de zqo even befchreven tn ,door my aenbevolen manier in heiwerk; en de heeling volgde , zonder-eenige toevallen, pp de gelukkigfte wys.

Dit zy genoeg om te beproeven, of myne Kunstgenooten deze manier zullen kiezen. Ik beken, rondborftig, dat ik ze nooit zal laten varen, naerdien zy oneindig den voorrang verdient, zoo wel boven de manier met de hair-fnocr, als met de wegneming van den breuk- * zak : door de lac.tfte heb ik eenen lyder zien fterven , naerdien de voorbereiding en aderlating verzuimd waren.

Ik zal nu een geval verhalen, waerin ik by een’ Geleerden de kunstbewerking volgens de

Aa 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-

-ocr page 400-

^So ^enmeriingen over do gewone wys verrichtte, en waerin de gewone toevallen waergenomen werden; doch waerby zich ook verfcheiden andere omftandigheden voegden , die uit mangel eener juiste kennis van eene waterbreuk vQortkwaraen4

My werd gemeld dat dees' Geleerde', by het opftygen te paerd, eene pyn aen den'regten bal gevoelde, dat dezelve gezwollen ,. ver-bard en pynlyk was , en dat deze toevallen voor Hovingen en andere middelen niet wilden wyken, Men vraegde of dit ook- een veneri-f|he bal raogte zyn, dewyl de- lyder een ge. trouwe dienaer van Venus was? Ik antwoordde, dat foortgelyke kneuzingen vaek gelegenheid tot eene waterbreuk geven ; dat ik my ook eenige voorbeelden herinnerde , waerby zin-kinggezwellen van den bal ontftaen waren, wanneer de zieke in vorigen tyd aen zinking-pynen onderhevig was geweest; dat het echter, indien ’er een druiper voorafgegacn, en men dezen niet goed gepezen had, mogelyk konde zyn dat dit een venerifchc bal v/as. Door myne afwezendheid , moest ik het aen het oordeel van de aldaerwonende Geneeshccren en Heelmecstcren ovcrlaten , welke myner gisfingen het meest gegrond waren. In het eerfte geval ried ik het gezwel in eene donkere

-ocr page 401-

Water- en Ple'erckbreuken. 3^1

Mere kamer tcgens een helder licht te houden, om door het doorfchynen van' het licht te befpeuren, of het eene waterbreuk was^,- welke 'het mtuslphen ook zyn konde , byaldieu* ’er andere omftandigheden, waervan ik zoo even gewag maekte, by het niet doorfchynend licht, aenwezend waren ; want alsdan konde het eene met blöed georengde waterbreuk zyn’; dat de tegenftand op’ eene drukking dit nog duidelyker zoude maken, en dat dan de kunstbewerking het zekerfte middfel way. Kortr heidshalve zal ik de in het tweede en derde geval VQorgeflagen middelen verzwygen. ’

r

Men gaf my tof antwoord, dat het voorzeker geene waterbreuk was, dat men veeleer geloofde j dat het ongemak een’ venerifchen aert had; en daerom werden de uitgezochtfte middelen aengewend, doch zonder vrucht. Men verkoos eenen anderen Arts; en ik werd voor eenigen tyd vergeten. Dees Arts konde zich mede van de aenwezendheid eener waterbreuk niet overtuigen : hy hield het euvel voor een’ venerifchen bal, met eene zwelling der zaedvaten (Ä) gepaerd gaende ; en hy geloofde dat deze vaten, ter dikte van een’ vinger, op-

Cirfócele.

-ocr page 402-

3 Si .b Aenmerkingen over de

opgezet waren. Nadat men uiterlyke weekmakende middelen had aengewend, leide men ’er. een’ kwikpleister op: innerlyk moest de lyder verfcheiden ontbindendet middelen , de jVenusfmet uitrooijende afkookfels, het kwik« vocht van van S wie ten, enz, gebruiken. Het lust my niet alle de fchynbare goede gevoelens uit te fchryven: het zy genoeg, dat deze middelen in eenige maenden niets hielpen, en dat de zieke andermael mynen raed verzocht , welke de volgende was : dat ik door myne afwezendheid niets naeuwkéurig konde bepalen; dat de-gevoelens der Aftzen gegrond fchenen; doch dat, wanneer het ge-brek van een’ Venerifchen aert was, het overlang door de gebruikte middelen moest overwonnen zyn; dat ik intusfchen in myne mee-ning, dat ’er eene water- of vleeschbreukquot; of beiden ftandgrcpcn , vcrfterkt werd ; doch dat ik, by de bezigtiging van den lyder zei. yen, meer zekerheid zoude können geven.

De lyder kwam nacr Berlyn; en denzelf. den avond nog werd ik wegens de tegenwoordigheid cencr waterbreuk overtuigd ; want het licht fcheen door het water heen; en de kunstbewerking, na verloop van weinige dagen gedaen, bevestigde myn gevo.elen. Ik vqnd niets,

-ocr page 403-

ITater- en P'leeschbrêuken. '3'»3 hiets tegennatuurlyk :. ' meer dan een vierde van èen pint klaer water liep ’er uit; 'cn in den breukzak waren eenige waterblae’sjeS.- ' De zieke geloofde nog, by aenhoudèndheid, dat de bal befchadigd was, en Verzocht my eenige malen denzelven wegtenemen, waerin ik echter niet konde bewilligen. Hy werd volkomen geheeld,‘en leeft federt zes j'aren gezond. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' “

-. } nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;T.

' Ik merk hier'’by ïiog äen , het' geen ieder ligtclyk zal inzien, datj wanneer men het ongemak gekend had, de kunstbewerking terftond het hulpmiddel zoude geweest zyn, en dat men, een rond 'jaer lang, duizenderlei middelen, tyd en kosten had können fparen; ik laet ftaen dat de gebruikte middelen aen • het anderszins gezonde ligchaem meer fchade ‘dan voordeel hebben toegebragt. Hoe noo-“dig is het derhalve eene ziekte regt te kennén , en zich niet door vooroordeeien te laten misleiden !

Is men door de opgegeven teekenen overtuigd , dat ’er eene waterbreuk aenwezend is, fchoon ook de doorfchynendheid ontbreekt, f dan moet men befluiten, dat dezelve gemengd ■ en ’er eenig bloed uitgeftort is , ’t welk bet door-■

-ocr page 404-

3S4 Âenmerkingen fiver de

doorfchynen van het licht verhindert. In igoval nujs ’er ook geen ,ander middel dap -4e kunstbewerking, die echter zelden jp «ene‘ onderhoudende geneeswys kan beftaen^ want dikwerf leidt de bal derwyze , dat liy jniet [}fan behouden worden. Somwylen is hy als geheel ontbonden , of met uit-wasfen bezet, of verhard en in eene zoogenoemde vleeschbreuk overgegaen. In .^de eerfte gevallen moet men den troicar ook ver* mydeu, ten ve^elëer eene opening in de rhuid van den balzak en in den fcheederok, met iistourie meer , gefneden als geftoken, maken, paar dien men daermede niets -k wetzen kap. îs het -^water op deze ^wys ontlast, dan kan ;raen over de gefteldheid van Jen bal des te beter oprdeelen. .Vindt,men hem.natuurlyk, ^danpioetmen dewpnde, zonder verder omflag, zoeken ,te heelen : .,is ’er echter iet tegen-.natuurlyks aenwezend, dan brenge men, voor dat de;fcheederok ^ich ftmentrekke, eene holle fonde in de gemackte opening, cn opene den breukzak tot boven deszelfs grond, om den bal

-en zaadftreng beter te können zien, en te be-oordeelen. of hy kan behouden, of weggenomen moet worden. Is de bal welgefteld , dan is de waterbreuk dikwerf ^uiC eene kwetzing van ’ den zaedftreng oorfprpngelyk. Vindt men by , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deze

-ocr page 405-

flater- tn f^leeschbreuken. gSj deze ‘onderzoeking waterblaesjes, dan neme ‘men dezelvemweg, opene met voorzichtigheid, den grond, ‘welke'zich doorgaens rottig ver-’'toont, -en‘reinige en heele- bem door'de bekende middelen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

'Een luitlandfich -Koopman :fchreefjmy ,idat 3hy federt een jaer een’ .gezwollen bal had, imet vele 'pynen in den rng en de heiq) ; dat -men hetvongemak .voonvenerisch verklaerde, Jfchoon hy dn £een ! veertien jaren eene ihe-‘finetting had.ondergaan, maer wel voor dien tyd een’ druiper had gehad, waervan hy hin--nen agt weken en -wel zeer goed genezen was, «naerdien hy ’er federt niet het minfte oq-fgemak ^^an vernomen had: hy leefde gehuwd «‘cn‘gezond, behalve dat hy nréenigmalen aen •'koortfige aenvallen onderworpen was. Myn -'antwoord'kwam hierop uit, 'dat ik vreesde -‘•voor eene waterbreuk of voor eene neder-* zetting eener zinkingachtige ftoffe op den bal, waerdoor hy tegennatuurlyk opgezet, hard ‘‘en pynlyk geworden was ; doch dat ik niet zekers konde oördeelcn, zonder een gefchied-' verhael der ziekte, door eenen Arts duidelyk ^‘opgcftcld. -‘Ik ontving het zelve, en hield my van eene waterbreuk overtuigd; want ’er werd 'gemeld-dat de lyd€r,’-by het ryden op eene

koets

3

-ocr page 406-

3^6 Aenmerkingen tver de ■

fcoets, op de harde bank, zyn’ bal gekneusd,' cn federt dien tyd gedurige pynen-gevoeld had. Deze oorzaek wilden de aldaerwonende Artzen niet aennemen , wacrom hy bcHoot tot iny te komen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.r;jlebL:... ; nbsp;nbsp;nbsp;gt;

• Het geVocl’gaf my eerié Uraterb^éuk kennen: 'de linker bal was ter grootte eener vuist opgezet/de zaedftreng tot op. de breedte van een’ duim onder den buikring, verhard en eenig-zins vergroot.' De doorfchynendbeid van het gezwel ontbrak, waerom ik oordeelde dat ’er

• bloed met het water Vermengd was. . Om , niet te dwalen, pleegde ik raed met den Heer Schmucker en den Hoogleeraer Voit us;

ren dewyl zy myn gevoelen toegedaen waren i.werd de kunstbewerking derwyze ondernomen,’ 1 dat de geheele feheederok gefpleten wierd.

Het uitloopende water was', even als ik ver. moed had , met bloed gemengd , en de bal verrot; waerom tevens deszelfs wegneming, '■zonder de binding.van den zaedftreng, ondernomen , cn de iyder gelukkiglyk genezen werd.

Een voornaem Heer kwetfte, in bet voor-jaer 1779, by het vallen van een paerd, den linker bal, waerdoor hy hevige ftnerten gevoelde. Op dc betasting fcheen het als of dc

-ocr page 407-

Ü^ater. en Fleeschbreùken. 387 de bal geheel ontbonden was. Mjm wond, water, benevens het water van Goulard, was ^er omgcllagcn,.totdat de pyn verdween. Nog was ’er geene bal te voelen. De balzak zwelde allengskens, en vertoonde eene waterbreuk : zy werd grooter , doch was nimmer doorfchynend. Ik vreesde voor cene met bloed gemengde waterbreuk; en daer de lyder wilde 'geheeld zyn, werd door my, wegens de om-'ftan'digheïd dat de bal niet konde gevoeld worden, vóorgcfteld, dat het Ibmwylen noodzake-lyk konde zyn den bal weg te moeten nemen. De lyder was tot dit alles gereed. Öp den tienden van Wynfnaehd opende ik het gezwel inetde bistouris : ftraks ontlastte zich een bloed-klcurig water ; doch den bal vond ik geheel in zyh’ natuurlykcn llact. In het celwys wcef-/cl van den fcheederok was eene verdikking, die my echter niet verhinderde de wonde zeer cenvouwig te verbinden, en de heeling binnen weinige dagen te voltooijen.

Vele Gcnceshecrcn en Heelmeesters noemen thans iedere hardigheid van den bal, als ook van den zaedllrcng, wanneer daerby geen water bemerkt, wordt, eene vleeschbreuk : de ondervinding echter heeft my geleerd dat deze geene eigenaertige benoeming zy. Men vindt t. Deel. fïl. Stuk. nbsp;nbsp;nbsp;Bb nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vér-

-ocr page 408-

388 Âenmèrl'în^en over de

verharde en ópgëzettc ballen en * byballell, die van een’ knoêstachtigén äert zyrî , 'en Vaek uit inwendige oorzaken ontftaen, zonder zulk eenên vleeschklomp voorttebrèngen^ welke men dikwerf in anderszins gezonde lig-chamen, na ïlooten en kneuzingen, fomwylen ook uit venerifche oorzaken, aentreft. Die innerlyke oorzaken beftaen in eene fcherpte, welke eigenlyk niet bepaeld kan worden, en zich in het celwys weeffel en vet, rondom de zacdvatcn, buiten bet buikvlies, nederzet, en tot aen den zaedftreng en bal uitftrekt. Dc Venusfmet verwekt mede knoopachtige opzettingen en verhardingen. Ik heb meermalen 'foortgelykc opzettingen der ballen door gomachtige pleisters verdeeld, doch andere in ver-cttering zien ovcrgacn : de uitwasfen verteerden; en ’er volgde eene genezing. Dit ■gcfchiedt nooit by kanker- of knoestachtige verhardingen. Op uitdrukkelyke begeerte heb ik ballen, welke bezet waren met uitwasfen, die cenen verwarden rooden vleeschklomp vertoonden , weggenomen. Deze vleesch-gezwellcn zyn ook niet vergezeld met die vliegende pynen, welke van den bal naer den rug toegaen, en meer de medgezellen van knoestachtige ballen zyn , waer men de vleeschge-zwellcn niet aentreft : veeleer vertoonen zy

eene

-ocr page 409-

if^ater- en t^leescltbreiiken. 3St) eefte witte, harde en als eeltachtige zelfftan-dighéid. Meenigmalen 'heb ik in *foortgei lyke pynlyke , harde en knoopachtige ballen en byballen inwendig een pit, als in eenen rooden rottigen klomp veranderd, ge-vondeni -

Bit onderfcheid is daerdoor. metkbäer, naer-dicn wäre zoogenoemde vleeschbreuken of knoopachtige ballen , buiten de wegneming Van den bal, te genezen zyn: doch de knoestachtige ballen wyken voor geene middelen, inaer vorderen de wegneming van den hat} en deze kunstbewerking, wanneer zy by tyds Verricht wordt, bebouwt dikwerf het leVen : meenigmalèn echtet is zy mede niet toereikend, om het leven voor een’ geruimen tyd te Verlengen, wanneer de oorzaken federt lang ingeworteld zyn.

-. J

Zeker Heer‘meende, in den zomer 1775, door het paerdryden zyn’ regter bal gekneusd te hebben. Ik heb echter na zyn’ dood vernomen , dat hy reeds eenige jaren te voren over verfcheiden ongemakken in den rug ge*' klaegd had. De Gencesheeren en Heelmeesters hadden, tot'Mei 1776, reeds al-het mogelyke aengewchd, en de kunstbewerking

’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' B b a nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wel-

-ocr page 410-

390 Atnmerliîngen over de

welker uitvoering my-„opgelegd werd; voof-geftcld. Ik vond den bal en zaedllreng vferbard en eenigzins ongelyk opgezet : nogthans fcheen de zaedftreng, een’duim breed onderden buik-ring, nog vry te zyn , ’t welk my by deze knoestaebtige verharding nog hoop van eenen goeden uitflag gaf. Ik ondernam de kunstbewerking, in tegenwoordigheid der Genees-heeren en van den bekwamen Lyfwondarts. Na gedane opening van den balzak, en de ont-blooting van den bal zelf, vond ik denzelven, nevens den zaedftreng , knoestachtig verhard. Ik ontdekte myne gisfing , namelyk, dat de oorzaek innerlyk was, en het celwys wccffel buiten het bpikvlies konde zyn aen-gcdacn, waerom ik de wegneming van den bal, zonder de binding wüde ondernemen , ten einde de ontlasting^ door den afgefneden zaed-ftreng konde gefchieden. Ik leide eene zeer fmallc en fyne longueite om den zaedftreng, digt by den buikring, om hem, wanneer ’er eene al te fterke bloedvliet op mogte volgen, te können famentrekken ; en daerop fneed ik den zaedftreng, welke geheel eeltachtig fcheen tc zyn, ter breedte van een’ duim beneden den buikring door. Ik deed het verband, en liet op het zelve, door de hand cener noodhulp, eehe gedurige drukking op de door-

-ocr page 411-

ITater- en Vleeschbreu^n. 391 doorgefnéden flagaders maken. ’ Dit gefchiedde twee dagen lang ; en ’ef* volgde geene bloe. ding : de tamponade was , benevens de druk*, king met de hand, toereikend om zulks te beletten (i). Alles zag ’er zeer wel uit; het eeltachtige gedeelte van den zaedftreng wilde zich alleenlyk, zelfs by het famentrekken van de longuette f niet affcheiden. - fik fneed het dus in de derde week weg. De flagader had zich tot de dikte van eenen zeer kleerien grashalm vemaeuwd, en liet zich door de Lorkenzwam Kgtelyk bedwingen, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ' nbsp;nbsp;' ' quot;

i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'T

' De heeling was in de zesde week gelukkig-lyk volbragt ; en niemand was voor eenïg kwaed beducht. Gedurende den zomer had de lyder aen ’zyne Geneesheeren g^laegd over pynen in den rug, welke langzamerhand toenamen. Men vond geene reden, om te geróo? ven dat ’er een gebrek in de nieren 'was; en’ de ontlasting van dfe pis was flechts eenige-malen bezwaerlyk geweest: ook vertoonden’er zich eenige koortsachtige bewegingen, die nog-thans den lyder niet verhinderden zyne bezigheden

Qi') Meenigwerf vertoont ’cr zich bloed in het verband, ’t welk uit de vaten der doorgefueden huid en niet uit de (lagader komt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-- r

Bb 3

-ocr page 412-

39Î ^enmeriiftgtn over âe

heden waerteneraen. Oen zesden van Slagt^ maend ontftond ’er onverwacht een gezwel aen den regter voet, ’E welk van de teen tot aen de heup liep, ook ontftoken fchccntezynj en zeer pj^nlyk was. Dé lyder zeer onrustig, en had hevige koortsachtige bewegingen. Het gezwel nam fchielyk toe, maer ging echter, binnen eenige dagen, in een zuehtgewel overj tot welks wegneming de omfl.agen en inwen-dige pisafdryvende middelen eenig nut deden, doch niet geheel voldoende waren. Men oordeelde , dat eene drukking op de groote bloed-x’aten de oorzaek van het gezwel moest zyn; doch den fchieXyken oorfprong koude men piet verklaren. .,

- In het begin van Wintermaend ontdekte de lyder een hard gezwel, ter grootte van een gansëi, in de rechter heupftreek : het ftak boven de oppervlakte der huid, was gevoelig, doch niet pynlyk , en fcheen diep binnen-waerds te gaen. Hierby kwam nog eene doorborende pyn van de rechter zyde naer den rug, wellçe gedurig heviger werd ; en eene uittérendc koorts maekte, den zesden van Lentemaend, een einde aen het leven van den lyder, nadat hy vierentwintig uren te voren verfcheiden hevighinkende , cn met zwarte

-ocr page 413-

Waler- en yieeschbreuken. 393 verrotte ftukken gemengde, ftoelgangen gehad, bad. Hct Ijgchaem werd in het byzyn vaa den overleden Hoogleeraar Muzell, door den bekwamen Wondarts geopend ; en ik ontving daervan het volgende, bericht.

De ingewanden van de borst waren gezond; doch by de opening van het onderlyf viel aenftonds het bovenbefchreven gezwel onder de oogen : het was de rechter nier , welke tot de grootte van twee geheele vuisten opgezet was ; zy had zich met het buikvlics onder de lever voortgedrongen, en bcfloeg de geheele rechter hcupftreek. De nier was zeer Week om aen te tasten : by, de openfnyding vond men de bastachtige zçlfftandigheid zeer dun, doch de mergachtige in eene gryze bry-ftoffe ontbonden, welke eenen benaeuwden doch geen* rottigen reuk had. Het grooter gedeelte van den dwerfchen kronkeldarm was door het koudvuur verteerd , en zoo murw dat men het met de vingeren kondc in Hukken wrygt; ven, en bovendien op drie plaetzen doorboord. Zoo ver dit deel door koudvuur bedorven was , v/33 het mede met eene meenigte van bryachtigeftoffe bedekt, welkeverfcheiden gc-■.'twollen en ontbonden klieren van het dikke darmlcheel uitleverde: vele dezer klieren wa.

Bb 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ren

-ocr page 414-

394

^enmerkïngen over de

ren geheel ontbonden, en veranderd in een© bryftolFe, welke aen die der nieren gelyk was ; anderen waren flechts ten deele verwoest, anderen verhard en gezwollen. De linker nier was, even als alle de overige ingewanden van den onderbuik , gezond. By de onderzoeking van den zaedftreng der rechter zyde vond men hem natuurlyk, niet opgezet noch knocstachtig; aen de doorgefneden plaets was hy in eene bandachtige zelfftandigheid over-'gegaen, en met het celwys wceffel facmgc-groeid.

f

Gaerne zoude ik de liefdeloosheid van zekeren Geneesheer by dit geval verzwygen; doch zyn uitgebazuind vonnis was op zoo eene meesterachtige wys te pas gebragt, dat vele myner Kunstgenooten begonden befluiteloos te worden, of mogelyk myne verwaerloozing, zoo als de Arts voorgaf, niet de oorzaek van den na twçe jaren gevolgden dood was geweest. Om dezen, als Wondartzen, in ftaet te ftellen in foortgelyke gevallen zelfs te können oordcclcn, zal ik de gebeurtenis verhalen. Voor my zciven wil ze niet zeggen,; ik heb hem deze en andere kleene beledigingen reeds lang vergeven.

Na-

-ocr page 415-

U^ate.r'- en VleeicTtbreuken. 395

- Nadat de ftüiting van tien bloedvliet zoo gelukkig, zonder de binding, gefehied was, deed my dees Arts vele pligtbetuigingen ; naerdien

* echter het overgebleven ftuk van den zaed-ftreng zich niet terftond affcheidde , liet by zich uit, dat de binding toch beter was. Myne redenen fielden hem te vreden, Macr, na den opgevolgden dood, verfpreidde hy in verfcheiden huizen, aen Genecshecrcn cn Hecl-„u nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.1

meesters, dat de nieuwe wys, op welke ik de kunstbewerking verricht had, de oorzaek van den dood was.

' Het is genoeg bekend , dat het celwys weeffel van den rug, buiten het buikvlies’, de naeuwfte gemeenfehap heeft met dat van den zaedftreng ; wyders is het bekend , dat door het inwendige bederf van het zelve de zaedftreng en bal knoest- en kankerachtig kunnen worden. In het tegenwoordige geval was de oorzaek van het euvel baerblykèlyk in het celwys weeffel van den rug aenwezend geweest , voordat de verharding van den bal en zaedftreng ontftacn was. Wordt nu in een foortgelyk geval de zaedftreng gebonden, dan wordt het in het celwys weeffel opge-

z Bb 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoopte

-ocr page 416-

Aenmerliîngen over di -, hpopte vocht belet, zich yit ƒ!£ wonde te ontlasten ; het doet dit weeffel opzwellen gt;nbsp;maekt de kunstbewerking onnut j en verhaesC den dood des te fchielyker.

Wanneer men quot;nbsp;bloedvloeijingen zonder 'de binding kan ftillen, zoo heeft men nog, behalve dat men den lyder van veel pyn ontheft, het voordeel,*dat de toevloed der vochten naer de deelen, die, ingeval van de binding, geprikjtéld worden, zoo fterk niet is, ’t welk de genezing verligt. En ziet men niet meenigmalen , by het afvallen van het verband , dat ’er teen nieuwe bloedvliet ont-ftaet ? Dit gefchiedt by, de befchreven wys van bloedftcmping nooit.

OU

Het IS waer, wanneer de binding eenigzins vast gefchiedt, dan flerft het afgebonden ftuk, en valt vroeger af. Wanneer men klcene aen een’ fteel hangende gezwellen wil afbinden, dan trekt een voorzichtig Heelmeester den draed voor de eerftemael zachtkens toe , en verhoedt dacrdoor toevloed , ontfteking en pyn. De lyder aen deze binding eenigzins gewoon zynde, kan de draed voor de tweede-of

-ocr page 417-

Water- en VleetMreuken. 3^7^ of derdemael vastei; toegehaçld worden ». nadat de fteel fterker ©f zwakker is; en diis ffcerft het gezwel, en valt zonder verderen orallag af, Doch dit alles kan ''niet op de binding van den zaedftreng toegepast worden , inzonderr heid niet, wanneer men reden heeft, om voor rene inwendige zwelling bevreesd te zyn, Dcrgelyke gezwellen kunnen zonder de bin» ding opgelost worden , en hunne opgelost© ziekelyke ftoffe door de wonde, als door een fcheidingskanael, ontlasten, , f

1. In het tegenwoordige geval konde men de hadéelen van de binding vooruitzien, waerom ik ze ook niet ondernam. Het gevolg ’der gelukkige heeling , eene agttienmaendige ge* rondheid, en een tweejarig leven rechtvaer, digen, zoo ik meen, genoegzaem myn doen; en de onderzoeking zelve na den dood, wanneer de zaedftreng op de doorfneden plaets handig, met het celwys weeffel faemgegroeid, en ’er bovenwaerds geene tcgennatuurlyke ge-fteldheid te vinden was , getuigt voor my; en ieder fchrander Heelmeester zal my vry-fpreken. Ik zwyg gaerne, wat ik den Geneesheer te laste konde leggen, en zeg nogmaels : myneKunstgenooten moeten, wanneer zy zelf denken en doorzigt bezitten, op geen gezag

fteu-

-ocr page 418-

398 AenmerkîngenoverdeWater-en VleescJibreulitn, ïleunen, maer zich door overtuigende redenen tot de waerheid laten leiden (ï). nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;’

,.i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r

Tot eene gelukkige en fcb/elyke heeling van geopende vlçesch- Qay liesch- (A) en zakbreuken (c) , na de wegneming van den bal (d), en in Ibmniige opzichten van de na de oude wys geopende waterbreuk, brengt het omflaen van myn wondwater niet weinig toe: men moet echtçr opmerken dat het zelve geene onmiddelykgevoelige deelen moet aenrafcenf Tot dit einde bedekke ik, by do geopende breuk , den bal mee een ftiik van een osfen- of varkensblaes, of van het darmvlies, ’t welk de Goudflagers bezigen , make dezelve niet boven- en zydwaerds gelegd pliikfel vast, en bevocbtige dan het óverige verband zeer fterk. Wel is waer , dat hieruit in het begin eene brantjing en pyn ontfiaenj doch deze houden rasch op; én dfc nieuwe bevochtiging is meer verzachtend als pyn-iyk, terwyi de ontfteking en zwelling daerdoor verhoed worden. De etterraaking begint wel eenige dagen later; doch zy wordt niet te fterk; en by gevolg behoeft men voor eene opneming van etter niet beducht te wezen. De heeling is by deze behandeling dikwerf in vier, doch gltoos in zes weken gevolgd; da er zy, in andere gevallen, jneenigwerf tien en meer weken vordert.

-ocr page 419-

o V E R DEN

ONBRUIKBAREN STAET

D ER

ONDERSTE LEDEMATEN,

als het gevolg EENER

KROMMINGE

VAN DE

RÜG GB. A et;

ZYNDE EEN VERVOLG OP EENE VOORAFquot; GEGANE VERHANDELING over DIT ONDERWERP,

DOOR

PERCIVAL E POTT,

Z.1W van het koninglyke Cenootfehap en Heelmeetter van St. Bartels Ziekenhuis te London.

Vertaeld, met Aenteckeningen vermeerderd en den Sehr y veren van dit Magazyn medegedeeld,

DOOR

M. Se DU pui;

/ï. L. M. Ph. GP Med. Doct. Anat., Chir. G? Art. Obstetr. Lector , Lid van de Hollandfche Maetfcbapp'je der ff^cten-fchappen te IIaerlem, van het Zeeuvascb Genootfehap der ff'etenrcbappen te Vlis singen,van bet Provinciael

Utrechtschs Gtneotfcbap der Kunfien ea Wetenfehappen,

-ocr page 420-

-ocr page 421-

VOORREDE

V A N D E N )

VERTALER.

Het is ,onnoodig, dat ik de redenen op-geve, waerom deze verJere Aênmerkingen van den Heer Pott, over de» onbruikbaren flaet der onderfle Ledematen, uit eene kromminge van de Ruggraet voortgekomen, door my ver-taeld zyn: een .gelyk doelwit, als my tot de ■'vertaling zyner eerfte Aenmerkingen (à) aen-Tpoorde, en het welk ïk in de Voorréde aldaer (fc) -Tieb opgegeven, billykt dit myn doen, en legt 'op my des te meer de verpligting, zoowel als de begeerte om andermael, door de Vertaling daervan, mynen Nederlandfchen Kunstgenoo-ten de gelukkige en bevestigde gevolgen dier genezinge aen de hand te geven, en hun de verdere gedachten van dien grooten Heelmees« ter omtrent dit ongemak medecedeelen.

De

Gedrukt te Leiden by Corn, de Pecker in 8vo 1779.

Bladz. V,

-ocr page 422-

40» VOORREDÊ

De afgezonderde uren , welke ik hier aert gewyd heb, indien zy dienen ter wegneminge Van eert weleer önherftelbaer gehouden ón-gemak, indien zy ftrekken ter voortzettingè der Heelkunde, inyne geliefkoosde bezigheid, zal ik my dikwerf met geen gering ver* maek herinneren.

Dan ikquot; wil de redeneil opgeVen, waerohi deze Âenmerkingen in dit Genees- HeEL-Artzeny- enVROEDtcuNbiG Magazyk ïn het licht komen. Zyzyndezö:

■j nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-i

i • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a' -- : nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-t-

.fpDewyl het den Heeren Sëhryvercn van dit ^nuttig Tydfchfift niet onbekend was, dat de jerfle Aenmerkingen van^ den D^er P o t t door my vertaeld waren , werd ik^dqor hen verzocht , om de Vertaling van deze verdere ylenmerkingen op my te nemen, en ze ih hun Tydfchrift te plactzch. Ik nam dit óp my, , en wel te meer, om dat ik met hun in écn gevoelen was , dat dit ft uk niet flechts eene gefchikte plaets in hun Werk zoude verdienen, maer dat daerenboven de kostbaerheid der Verhandelinge zelve , door de daerby-gevoegde Afbeeldingen, hierdoor zoude können verminderd worden.

Ik

-ocr page 423-

VAN DEN VERTALER. 403 ik voegde in de Verhandeling zelve hier en idacr eenige Aenmerkingen, Waerncmingen en Ophelderingen , welke ik dacht dat van nut konden zyn ; en byzonder beriep ik my op de eerfte Uitgaef dezer Aenmerkingen, welke ik begryp dat, zoowel als nyn dacrbygevoegd Aenhanglël j met deze moeten vergeleken worden.

■s- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

De gelukkige uitdag , waermede de Heer P o T T zyne poogingen , ter wegruiminge van dit allerdroevigfte ongemak, heeft mogen bekroond zien, heeft hem voorzeker aengezetj om het met die naeuwkeurigheid , als men het in deze Verhandeling befchreven vindt, te fchetfen ; en waerlyk ieder, die gelegenheid gehad heeft om dit ongemak, zoowel in lyders van vérfchillenden ouderdom, als in des-zelfs verfchillende tydperken en uitkomften^ naertefpeuren i moer’sMang naeuwkeurigheid daerin niet Hechts bewonderen, maer dezelve in haer begin, voortgang en einde eene fchil-dery noemen, die naer de natuur der ziekte gcfchetst en niet n'aer de begrippen van den Schryver gevormd is.

ik noem met opzet zyne befchryving ecn'e fchildery welke naer de ziekte zelve gefchetst

/.Deel.211. Stuk. Cc nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ïSj’

-ocr page 424-

VOORREDÉ

is, omdat het mj^, zoowel onder het vertalen ti^an deze Verhandeling, als uit eene oplettende aendacht op zyne gedachten, omtrent dit ongemak, heeft toegefchenen, dat hy zich niet heeft bezig gehouden met nateflaen wat Geneeskundige Schryvers van dit ongemak geboekt hebben , en zelfs in een begrip geweest is, als of dit ongemak, tot heden toe, noch recht begrepen , noch naer waerde behandeld geworden' is Qc).

Gelyk ik nog van gevoeten ben fzoo als ik voorheen in myn Aenhangiêl achter de cerfte üitgacf van zyn Werk Qd') breeder behandeld heb) dat ^vy omtrent de oorzaek , waerdoor deze onbruikbare ftaet der ledematen te wege gebragt wordt, in het duister waren, en my zync uitlegging ten dien opzichte in deze' laetfte Uitgacf nog niet voldoet, zoo blyf ik ook nog van gedachten , dat een aental van toevallen, welke eenen lyder, ’t zy jong of oud, van het begin cener kroraminge van de Ruggraet tot aen het einde van zyn leven vergezellen , voor het grootcr gedeelte als werktuigkundige uitwerkfcls te houden , en «it

ff) Zie Rladz. 56 en- 6y.-

(d) Zie Bladz. 42 en volg.

-ocr page 425-

VAN DEN Vertaler, ùit de werktuigkunde alleenlyk te verklaren z\’n , en dat nlen geenszins (gelyk de Heer Pott wil (e)) de verandering van de geheele gedaente Van het ligchaera, ten opzichte van het beengeftel, noch den ziekelyken toeftand der zachte deelen , welke men , by onderzoek in lyken, aengedaen vindt. Óp rekening van ’ ecne ontaerting der Ruggraet en der-zelver voortbrengende oorzaken alléén moet ftellcn , maer datals de Rug^aet in diervoegen aengedaen is, dat zy hare nàtuurlyke gedaente verliest,’ en èene andere,' hoedanig zy dan ook zyn moge, aenneemt,' éene reeks van toevallen,' welke by zulke lyders in het óog loopen, als natuiirlykc werktuigkundige nitwerkfels, noo'dzakelyk moeten volgen, en öp geene andere wys kunnen gebeuren of uit-geleg'd wordeD.

Wanneer ik zoo fpreke , moet men intus-fehen niet vermoeden, als of ik van gedachten was, dat de harde, zoowel als de zachte deelen, in zulke lyders vooraf, door welke oorzaek ook , aengedaen, niet medewerkten om de óngemakken dier lyderen des te noodlottiger ta

Zie Bladz. 76 Nura. 6, Num. i8 en 81 Num. aji' Cc a

-ocr page 426-

4o6, , V Q O R R E D E

t;e maken: ik wil flechts, wanneer de kromming plaets heeft, dat dediarde en zachte dec-len moeten aengedacn worden met werktuigkundige ongemakken, welke niet zouden zyn voortgebragt, indien dezelve niet aenwezend ware geweest.

. Dus over dit ftuk denkende, had ik voorgenomen, by wys van Acnhangfel, gelyk in de voorgaendc. Uitgaef, ^te betoogen hoe reeds by de Oudheid, cn wel inzonderheid by Hippocrates , dit ongemak, tot verwondering, toc, allernacuwkcurigst behandeld was , cn hoe een aental van Schryveren van later tyden na hem hierover vele gedenk-ïtukken en nuttige aenmerkingen nagelaten hadden ; en in de tweede plaets den lezeT werktuigkundig te doen begrypen , hoe de meeste toevallen, by eene kromming van de' Ruggraet uitwerkfels van een verbroken cn op dc bcstmogelyke wys wederom te heritellcn evenwigt zyn.

Dan dacr deze Rukken eene Verhandeling op zfch zelve zouden uitmaken, en hierdoor dit ftuk te uitgebreid zoude geworden zyn, om binnen den omtrek van één ftuk van dit JMagazyn tc können uitgegeven worden , en daer-

-ocr page 427-

VAN den’VERTA LE'R. ;407 daci’enboven 'tot ccn beredeneerd ftuk van dien aert meer tyd vereischt wordt , dan‘ik thans kan afzonderen, zoo héb'ik liever deze Aenmerkingen met de dacrbygevoegde Aen-teekeningen alleen'willen uitgeven , en 'zal, in hope van cene gunftige aenneminge , by. eene andere gelegenheid acn myne belofte voldoen.

» -

Men moet intusfehen niet wanen , als of ik, met den geest van tegenfpreken bezield, by wj’s van voorloopcr, mynen Iczcrcn alhier wilde diets maken, dat de gevoelens van den Heer Pott niet acnneemlyk zyn , en hierdoor voornemens ben zj'nç wys van gc-nezinge te verklecnen; dit zy verre; ik voede over dit'ftuk nog dezelfde gedachten als voorheen \ ~ Ik heb tc meenigwerf in London ooggetuiga van de. genezingen van den Heer Po TT geweesf, orrt daer iets tegen in te brengen. Wy verfdliillen-Qeeht’s oTntrent de uit-Icggi^S toevallen, w’elk verfçhil van zoo veel tc minder aenbelang zal zyn voorlyderen, met dergelyk ongemak behebt, als het zeker is dat wy, fchoon in gevoelen omtrent de toe-val-

Zie myn Açnliangfcl Her eerde Uitgaef blndz. 56. Cc 3

-ocr page 428-

4p8 voorrede van. ren VERWER,

vallen verfchillende, om gelykc redenen zyne uitgevonden manier bezigen, om den,jon-bruikbaren ftaet der onderfte ledematen te her-Rellen, omdat wy, f namelyk proef onder weten dat zy de genezing aenbrengt, •

Campen,

if» van Slagtrnaendi nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

J782.

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: . - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-r •

VER.

-ocr page 429-

409

(ify nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lï^ 5lt;-^ »?!y

Verdere

A E N M E R K I N G E N

O V E R D 15 N

O N B R U I K B A R E N S T A E T DER ONDERSTE LEDEMATEN, ALS HET GEVOLG eener

K R O M M INGE

VAN DE

K U G G R A E T.

H ET is pu byiia drie jaren, dat ik tnyne .

Waernemingcn over de ziekte, welke het onderwerp van deze Verhandeling is, voor de eérftcmacl uitgaf,

De verdediging, welke-ik ter dier tyd op my nam (immers ik hield mj’' ten vollen ver-zekerd, dat men de Uitgaef te vroegtydig zou keuren) was dat men het ongemak, waertoe het gebragt wierd, voor hulploos hield; en dat zy dacrom, welke hierdoor aangetast L.r' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cc 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wer.

-ocr page 430-

410

Eerdere Jenmerkingen over den

werden, aen henzelven waren overgel^-ten, en genood^aekt een allerellendigst leven orn te dragen ; maer , daer ik uit eene by-zondere en tevens zekere manier van hot ongemak te behandelen voordeel had zien ontftaen , zoo was ik van gedachten j dat het ongemak zoowel de onmiddelyke als ernftige aendacht onzer Kunstgenooten ver: diende.

Voor de Uicgacf had ik de ziekte met eenigc aendacht overwogen, en daerqnïtrent cenige proeven genomen: deze, fchoon weinige in ge-; tal, waren voldoende , en vergezeld van zulk eenen goeden tiitflag, om my te vergenoegen, . cn my tc overreden dat het een onderwerp was, waerin het mcnschdom zeer veel deel had. Dan daer ik dacht dat niet dc ondervinding van één mensch (men flcllc die zoo uitgebreid als men wiO voldoende was om cene zack van dit gewigt te voldingen, zoo wenschte ik, dat den Geneeskundigen mögt bekend worden',' wat ik gezien en gedaen had, ten einde zy daerdoor mogten worden aengefpoord, om dezelfde proeven te lx;rhalen , en daerdoor mynchandelwys te betwisten of te bevestigen: indien hunne proeven het cerfte ten gevolg hadden , kon het niet anders zyn , qf men zoude

-ocr page 431-

^nbriiikbiirenjlastäeronäerßeI-ietkmateii^ enz.

zoude myn voorftel met eenc welverdïendo verachting doemen, en het my fmcrten, dacr ik my Hechts met de oprechtheid van myn oogmerk kon troosten , my hierin misgrepen te hebben : dan aen den anderen kant, indien men de poogingen van anderen in uit-flag met de myne inftcmmend vond, kwam het my voor, dat de Heelkunde hiei-door zeen verrykt wierd , als daerdoor gewapend met een hulpmiddel voor cene der mcestdroevigfte ziekten, waeracn het menschdom kwynt ; eene ziekte, welke, wanneer zy den bejacr-den aentast, hen tep vollen ongelukkig mackt, door hen van alle raagt te berooven , om zich zclven en anderen nuttig te zyn ; cene ziekte nog cens, wélke, wanneer een kind hacr flagtoiTcr wordt, alle zorg en tranen, alle de toederheid en angst van teedermînnendç ouders ten vollen verydeld en te leur ftclt; eene ziekte eindelyk, voor welke men ver-ondcrftclde dat geene hulp was.

Deze waren de redenen, welke ik had om myne gedachten zoo fpoedig gemeen te maken ; het gewigt van het onderwerp en dc volmaekte veiligheid der proefnemingen waren, mynes bedunkens, cene voldoende verdediging van dit myn doen. r-

Cc 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aen

-ocr page 432-

418 Ferdere Âenmerkin^en ovsr den

Aen mjmen wensch, zoowel als aen myne verwachting, is ten vollen beantwoord. Ik heb Van een groot', aental der bekwaemfte Wond-ßrtzen, niet ^flechts van deze ftad en dit Jconingkryk, maer zelfs van verfcheiden gcr decken van Europa, zoo njecnigvuldige en ?oo dikwerf herhaelde getuigenisfen van den gelukkigen uitflag der voorgeftelde behandeling ontvangen, dat deze waernemingen, gevoegd by myne eigen ondervinding, my ten X’ollen voldaen cn in ftaet gefield hebben, oin te beweren, dat ixT gepaste gevallen cn onder eene behoorlyke behandeling ik niet twylFele, of de uitflag zal .algemeen cn akoos beften-dig zyn,

Gedurende ^l den tyd, fints ik myne eerfte Uitgaef gemeen maekte , heb ik geene ge-legenheid laten voorbygaen, om onderzoek te doen omtrent dit ongemak, zoowel by lyders als in lykcn, daeracn omgekomen; terwyl ik tevens gezocht en erlangd heb de hulp van vele Vrienden, wier beleefdheid en mededee, ling ik niet voorby kan by deze gelegenheid openlyk te erkennen.

. Op deze wys ben ik irn ftaet gefteld, om vele misvattingen te verbeteren', met by voeging n*; A nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van

-ocr page 433-

snbruikbarenßaetder onderfle’^Ledemate^, tnz. 413 x’an eenige waerncmingen quot;welken -ifc,- h^op dac niet alleen aen het ongemak zelf-licht-ziä-lenjtoebrengen , maer tevens .dienen tot-an-dere gelyknuttige ondernemingen. Waerheden, gebouwd pp waerneming enj ondervinding, ftaen zelden alleen zy banen -in ’t algemeen den weg tot andere ontdekkingen^ en worden het middel, eener meer uitgebreide kennis.

■■ j-'i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.j'ib

De ziekte,,,van welke ik zal handelen., is een. ongemak van de Ruggraet,- .tP wege brengende eene verandering in derzeiyer .natuur-Ij’ke gedaente, en niet zelden vergezeld met een gedeeltelyk of geheel verlies der magt, om de onderfte ledematen te-gebruikpn-of-zelfs te bewegen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. n ,

’ . --

Ten opzichte van dit laetfte toéval-(het verlies, namelyk, van het gebruik«der ledematen) heeft mén het ongemak eene Lümheïd genoemd en als dusdanig behandeld ; dan heÇ yerfchilt hiervan w^étllyk in alle bpziéhten.

De reden van tUze misvatting-isitastbaer; de lyder is beroofd het gebruik 'zyner bee-nen, en heeft eene,-misvormde kromming van deRuggraet; de kromming veronderfteit-men veroorzaekt. te zyn door eene vcrplaetzing der

-ocr page 434-

■ Eerdere Aenmerkingtn over ütït

der wervelen fa); de verplaetfte bcenderi denkt mendat eene onnatuurlyke drukking op het rugmerg maken; en dcwjd eene drukking op het zelve zeer gefchikt fehynt om eene lamheid te Veroorzaken, zoo fielt men het verloren gebruik der beenen, in dit geval, hiervan herkomflig te zyn : de waarheid is deze, dat’er noch ontwrichting, noch tegen-natuurlyke drukking op het rugmerg placts heeft, noch 'dat de ledematen lam zyn; al ’t Welk aeh ieder zal blykch, wanneer hy deze twee- origëmakkamp;nquot; met Wenige aendacht ontwikkelen wil. ‘' •

In de ware-'iamheid, van welke oorzaek ook , zyn de fpieren van het aengedane lid zacht

f a) Ik helï in 'de eerjte Uitgaèf der Aenmerkingen van den fleer P o-T.t , klad». 34 net. f, reçds aengeteekeiid, dat Vesalius, 1'. An Aqüapenpente, Heister,» Petit en'^anderen ditlt;'gevoeieri öitihelst hadden, dan dat zulks op goeden grond was tegengefproken , en met reden : later Scliryvcrs imt^ets-, gelyk men zulks in- d« Inwyingsverbdndeling van den Geleerden Heer Coopmans, te 1'raneker in den jarc 1770 uitgegeven QblaJz, 4- ii) betoogd -kan zien , hebben of eene breuk der wervelbeenderen, of dezelfde oorzal;en der kromminge van'de Ruggraet, als tyell^e de Hçef Pott ons in ’t vervoljJ opgeeft',- door ontleding Ontdekt en 'aengeivezeii. — Vergeljk quot;hier mede E. P. Swagerman, Ontl. en. Heelk. van bft dKaterboefd enz. bladz, 224 en valg. S.257. Dgt;P. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- l’ : • . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

-ocr page 435-

6nbruihiarenßaet âer onderße Ledematen, enz. 413 2achc en flap ; zy bieden geen’ wederftand, zyn onvermogend om zich famen te trekken; het been zelf kan men willekeurig plaetzen, en het alle gedaente doen aenneraen; indien men het opligt, en dan aen zich zelf overlaet, zoo valt het neder; en het is niet in de magt des lyders, om deszelfs val of te verhoeden of te vertragen : de geledingen zyn ten vollen eir gemakkelyk naer iedere richting te bewegen; en indien de onderfte ledematen aengedaen zyn, dan hebben noch heupen, noch knien * noch enkels eenige ftyfheid of onbuigbaer-heid; in tegendeel, deze geledingen laten toe^ dat men de ledematen op alle wys kan doen buigen.

In ons geval zyn de fpicren wel uitge-tcerd en verminderd in , omtrek ; 'doch zy zyn ftyf en altoos ten rainfte gefpannen; hierby krygen de knien en enkels eene ftyf-heid, welke men niet gemakkelyk overwinnen kan ; door deze ftyfheid , gepaerd met eene foort van kramptrekkinge, zyn de boenen van den lyder altyd of recht uitgeftrekt, in welk geval men groote kracht moet gebruiken , om de knien te buigen, of zy worden , door de. werking der fterkcr fpi’eren, derwyze kruislings over clkanderen getrokken, dat

-ocr page 436-

4id nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t^trdsre'Âenmerkinÿn over dèH

dat'me» eene gelyke krache-riioct ofcfFcnen,’ om ze van elkanderen 'te krygen : wanneef het been reobt uitgeftrekt is, zoo' werken dc uitftrekkende.fpieren dermate , dat men veel kracht moet ia bet werk ftellen , om dé geledingen ; der knien te buigen; en tvanneer tuen ze gebogeti heeft, trekken de beenen tich onraiddelyk en heftig op, zoodat de hielen de billen raken ; door de ftyfheid van de geledingen.‘van den enkel gepaerd met de krampachtige werking der küitfpieren, worden de teenen zoo puntig nederwaerds getrokken, 'dat het den lyder ohmogelyk wordt zyne voeten vlak op den grond te zetten; ’t welk één der beflisfcndde kenmerken dezer ziekte is.

Dit zyn fterke kenmerken, .waérdoor men deze twee ziekten van elkandcren behoort te onderfcheiden, en welke op eene voldoende wys de ongerymdheid van ze met elkanderen te verwarren bewyzen.-

z

Het grootfte gedeelte der lyderen, ^die meC dit ongemak worftelen, zyn kinderen : bejaer-den intusfehen zyn hier niet van uitgezonderd; doch nimmer heb ik het ongemak gezien'by lydcrs, die eene hoogcr ouderdom dan van veertig jaren bereikt hadden. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wan-

-ocr page 437-

tn'üTüikbarenjiaetderonäetßeLedemateni enz.

Wanneer het een kind, ’t welk zoo oudlc dat het reeds alleen gegaen heeft, aentast, zoo is zyn wonderlyke en onvolraaekte gang het eerfte, waerop men let ; en de onmogelykheid van de beenen in het geheel te können gebruiken trekt ten laetftcn de aendacht Van des-zelfs vrienden, en doet hen bekommerd zyn. *

Het verhael, ’t welk men ia ^t gemeen van deze lyderen geeft, is dit: dat men’, eenigen tyd voor dat de onbruikbare ftaet der ledematen aenwezend geweest is, heeft waerge-bomen, dat het kind kwynend, lusteloos en zeer fchielyk vermoeid was; dat het onwillig was om zich veel te bewegen, en zulks ook niet vlug verrichtte ; dat men het kind dikwerf had zien trippelen en ftruikelen, fchoon *er niets, ’t welk dit kon te wege brengen, in den weg lag; dat, wanneer het zich haestig en onbezonnen beweegde, zyne beenen, tegen zynen wil , zich over clkanderen kruisten, waerdoor het dikwerf viel; dat, indien het moeite deed om ftil en wel recht overeind te ftacn , zonder door iemand onderfteund te worden , zyne knien alsdan waggelden en inbogen ; dat het niet met eenige zekerheid één zyner voeten nacr een bepaeld punt konde richten, maer dat zy, terwyl het zulks tracht-

-ocr page 438-

4i 8 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verdere Aanmerkingen ovei' den

trachtte te doen, fchieJyk en tegen zynen tvil elkanderen overkruisten; dat het kort daerop klaegdc over gedurige pyn en knaging in zyne dyen, byzonder in het bed, en over een onaengenaem gevoel op de hartkolk ; dat^ wanneer het op een’ ftoel zat j men zyne bce-nen meest altoos over elkandercn gekruist en onder den ftoel opgetrokken vond ; en dat het kind, kojjt nadat men dit alies had opgemerkt geheel het vermogen om te gaen yerloora ,

Deze zyn de algemeene toeVallèn, welke men waerneemt, ten rainfte wanneer het om geraak gevestigd is , en deze byna dezelfde in de meeste kinderen : dan men vindt ’cr ook anderen, welke hiervan verfchillen , en ïvcl in lærfehillende onderwerpen.

Wanneer de kromming den nek , en dat ivel aenraerkelyk, aentast, zoodat daar eenige wervelbeenders in betrokken zyn, zoo vindt het kind het ongemakkelyk en pynlyk zyn eigen hoofd te dragen, en het verlangt altoos van het op eene tafel, een kusfen, of ergens anders te leggen , om zich van het gewigt te ontheffen : tast daerentegen het ongemak de rug-wervelen aen, dan zyn de teekens van die en-

-ocr page 439-

finbruikbarenßaet,deronderßeLedematen^ enz. 419 euvel gemeenlyk een’ verloorcn eetlust, een^ Aerken droogeh hoest, cenc bezwaerlyke ademhaling , en een’ radden polsflag : eene geneigdheid tot téring verfchynt reeds zoo Vroeg in dit ongemak, dat het onze aeildacht Voorzeker verdient! en dewylmen, in dezen toeftand, uit hoofde der Vereeniging van de Ribben, het Borstbeen en de Ruggraet, door een’ aehnXerkelyke trap van kromminge des ligchaems, waerneemt -, zoo zet men alle deze ongemakken op tekening def mismaekt-heid alleeh. — In eehen Volwasfen is het beginfel en de voortgang der ziekte genoeg-zaem dezelfde : intusfehen zyn ’er fommige omftandigheden, die haer doen verfchillen in den meergevorderden leeftyd, en welke men by een’-lyder van dezen ouderdom leeren kan, terwyl zy of by een kind niet hinder-lyk zyn , of in de kindschheid niet voortkomen.

Een volwasfen, Ingeval men geene reden heeft öm gepleegd geweld te befchuldigen, zal u verhalen, dat zyn eerst vermoeden Van het ongemak verwekt wierd door een gevoel Van zwakheid in zyrten rug , vergezeld van het geene hy eene zware doove pyn noemt, met zulk een« sfgematheid, dat eene geringe beweging zelve

J. Deel. Ill, Stuk. D d nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hera

-ocr page 440-

420 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Fer der amp;nbsp;Aenmerkingen over den

' y '

,Iiem lastig viel ; dat dit fchielyk achtervolgd ,wici’d door een ongewoon gevoel van koude in ,-zync'dycn, welke men niet kan afleiden van ..hetjweder, en eene,tastbare vermindcrihg van hsur gevoel. Kort hierop befpeurde hy Ituip-trekkingen in de beenen ; cn deze kwelden den lydcr byzonder ’s nachts : na deze toevallen werd by niet flechts onbekwaem ter gang , maer verloor daerby het vermogen , om de drekftof en pis te ontlasten of rOjitehouden , tcrwyl de roede onvermogend werd om zich opterichten.

De bejaerden vinden dan ook de werktuigen hunner fpysvertéring en ademhaling zeer • aengedaen, en klagen onophoudelyk over pyn en gefpannenheid op de maeg. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ?

In kinderen let men zelden op de kromming van de Ruggraet, voordat deze zoo zeer is toegenomen, dat de raismaektheid in het oog' loopt: voordat dit plaets heeft, ftelt men alle de teekens der ziekte, welken men in het kind » ontdekt, op rekening van eene verzwakking; en men behandelt deze, verfchillcnd by ver-fchillcnde volken en onder verfchillénde om-flandigheden , als dusdanig , fchoon nimmer met een aenhoudend goed gevolg; cenigc der

-ocr page 441-

c fibruikbar en ßaei der onder Jie Ledematen, enz. 42 t bykoraende toevallen (als ik die zoo nçjemen mag) worden door deze wys in fommigen op. -zichte verminderd ; doch' de hoofdtoevallen . blyven volharden ,!Óf, ’t geen meest gefehiedt, nemen hand over hän'd toe. io

.1 In bejaerden) gaet het ongemak door voor gevatte koude, of voor graveel, of cene verrekking; cn het. gebrek in de beenen 'doet eerst

i onderzoek naer de Ruggraet doenfu-

Wanneer men eenc gekromde Ruggraet in een kind ontdekt, Relt men altoos vast, dat zulks door,teen’ ftoot.of val is te wege . gebragt 5 en heeft dit by eeû’ volwasfen -mensch placts .zoo neemt men hevig trek-'ken, ligteri of dragen voor de oorzaek, waer--'door de Ruggraet geleden heeft : zelden in-tusfehenj indien.ooit, kan men deze in beiden als de oorzaek opgeveni . .yrriasu r-

■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ï nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-t

De ware oorzaek der ziekte is eencj zieke- ‘ lyke gcfteldheidjvan de Ruggraet, en van fom-mige deden , jlaermede vereenigd : wanneer men zorgvuldig onderzoek doet op de aen-gedane deden , zal men bevinden , dat deze ongeReldheid der beenderen de misvorming Van de Ruggraet eenigen tyd is voorafgegaen ; .,en

Dd 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in

-ocr page 442-

412 Per/lere j4mmerkingen over {kn

in kinderen is dit de eenige'óorzack; en ùitcî-• lyk geweld heeft geen deel acn het ongemak.^

In bejaerden'wil ik niet ontkennen, dat uiter-lyk geweld eenig deel in de voortbrenging van het ongemak kan hebben; maer ik durf het wagen tc beweren , voor zoo verre als het ziet op den waren aert van het geval, dat, fchoon men eenig toeval en gepleegd geweld mag toeftaen medegewerkt te hebben tot dcszelfs rasfeher verfchyning , het deel nogthans , waerin het ongemak plaets heeft, vooraf reeds ziekelyk aengedaen en hierdoor ter voortbrenging van het,ongemak voorbefebikt is geweest. —1 Indien ik dus fpreke , meen dk niet, dat geen uitcrlyk geweld de Rug. •’gract kan (fchaden of eene lamheid'.vóórtbrengen ;.vdit zoude meer gezegd zyn dan ik weet; doch ik durf beweren, dat geene mäte van geweld, hoe; groot ook-,-in ftaetns, om zulk een ongemak, als ik nu befchryve, v^oort-tebrengen , ten zy de ligchamen der wervelen, bj’’ voorgaende ongefteldheid, reeds voor-befchikt waren om medetegeven of uit hunne plaets te wyken ; en dat geene tTronder-■'ftelde ontwrichting, veroorzaekt door louter geweld, gepleegd aen de Ruggraet , wier boenders te voren volmaekt gezond waren, immer kan vergezeld zyn van de byzondere , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;toe-

-ocr page 443-

gnbruilfbarenßaet der onder fie Ledematen i enz. 423

toevallen van eene gekromde Ruggraet. In deze onderfcheiding is, paer myn oordeel, het juiste wezen van de ziekte gelegen. Geweld^ kan men geraakkelyk vcrondcrftellen. in ftaet te zyn om twçq wervelen nader, dan zy be-hooren, tot elkanderen te brengen, en, door een .tusfchenliggende wervel .hevig te drukken, eene kromte te veroorzaken 5 dan het lig-‘ çliaem.van zuik eenen gedrukten wervel moet, voordat zulk een geweld plaets heeft, reeds zic^elyk^ zyn aengëdaen geweest ; hevig geweld kan insgelyks fchielyk en onmiddelyk eenen volmacïtgezondcn wervel uit zyn natuur-lyke plaets ftooten ; dan de ' toevallen , dié hierop volgen , zullen zoo verlchilïcnd zyn l’y ongemak , wîicrvarï wÿ fpreken, befpçurt,- dat zçi^ n/mmer^, zelfs niet door den onoplettendften VVaerncraer, kunnen verward, of het eene voor het andere genomen worden. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'i lt;i’ ”

■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ . I ■: '

* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’a .t?.

De’ware kromming is altoos dezelfde, van binnen buitenwaerds gekeerd : dan , zy ver-fchilt in plaets , grootte en trap ; zy doet den nek, rug of de lendenen aen; zy bevat één, twee of meer wcrvelbeenders in zich; en naer dat ’er weinige of vele aengcdaeo, ot naer dat‘deze meer of min ontaert zyn ;

Dd 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en

-ocr page 444-

424 éérdere ^cnmerkingen óver den

en zy dus min of meer ^medégeVen-, 2öo moet de kromming ook verfchüleri : quot;^doch, welke veranderingen deze omftandlghedén ook te' wege brengen, de önderfte'ledematén (*) worden, in ’t algemeen,'fléclfts'hetquot;ùitwérk-fcl (/)) gewaër, Sommigen zyn ','korten ty^d nadat zy gekromd zyn, geheelenal'buiten ftaét niet ficchts om tè gaen, maer zelfs om hunne beenen op eenïge^wj’s te gebruiken; anderen kunnen zich redden door behulp van krukken, ofdoor .Jipnne dyen even'‘bovén de khiein me^ heide de_ handen teornvattéii; fómmigéö kunnep rin, eçnen armftoel vry^ gëmaitkclyk’ zitten , zonder zich te^ vermoéijen ; aftdereij daerentegei^,, kunnen, zónder hulpç^ niet opzitten i fommi^n^„ein^elyk behouden zoo. veel

æagtsj

eT rrr i, rf!'Hjn-’]j 5 no iiab .

SedpH lt;fet ik tieze Veriiaiidcling had opfcmackt, heb ik nvee gevallen gezien , in welker eerde dç -armen alleen, en rn het laetfte de armen en beenen beide waren acngcdaen. ---- De Heer E. Fped heeft iny begundigj

irtet het onderzrtek en het geval van een’ jongen , die net gebruik zyner beide beenen en armen verloeren had, wacrvan 'hein de gemélde Heer door de brandmiddelen genas. —- De'Héér Pàrké van Liverpool heeft m^ óok aen hem vcrplgt;KD ^«1 vCThacl, vaji twee lydcreti^ die, aeii armcOji bjeenen lam , ondêjt zyn zorg, op dezelfde wys, door hem'gencjïen weiden?

Men vergéls'ka bier mede , het geen Jk 1,5 , Not. io de.cçf/le Uit.gacf, hieromtrent he'nbe aer.-geteelcend, D. P.

-ocr page 445-

onbruikbarenßaet der onder fis Ledematen^ enz. 425 magts, om hunne beenen te bewegen, dat zy lil rtaet. zyn zich in het bed te verplactzch; tc’rwyl anderen, vän dit vermogen beröofd, zich gcdvyorjgen vinden van, in alle gevallen, Vcrplactst te moeten worden.

'Zwakke en téedcrc kinders zyn meest een dit 'ongemnk onderhevig ; on wanneer hot by'dczeri’^dc Rugwcrvels acntast, zoo is eenc ■gi-óotc iriishiiiolvtlicid, zoowel voor- als aclitcr-wac'rds, het byna onvermydelyk en nood-zakélyk gevolg; ’t is waer, dit zal verfehiUen in Vcrfchillcnde voorwerpen ; dan, lacfijczc verfeheidenheid zyn zoo 7.y wil , meir móJt deze als eene bykomende omflandighcid ^en-merken; en men zal, by bchooiiÿk ohderzoçk^ ’altööS onfdcltkôn, dat de kromming van binnen büîtcnwaerds het ongemak voprepging, eh dat deze, ten dien tyde, de eeiiigfte mismaekt-heidwas, welke men befpeuren kon de.

Alvo-rens men de veranderde gedsfente in de 'Ruggraet ontdekt heeft, vestigt men zy-nc acndacht óp de ledematen , waerin men verónderRclt' klat bet trtig’eraak plaets heeft; en alle hulp , • als wryvingén , fmóringen, druipingen , blaêrtrekkende middelen, enz, wacrby men in ’t algemeen het koude bad en

I') d 4. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de

-ocr page 446-

4^^ Eerdere Jenmerkingen over den

de EleÜriciteit voegt, worden allccnlyk^ op dezelven aengelegd : doch heeft men de kromming in acht genomen, zoo'neemt men on-tniddelyk zyne toevlugt tot rugfteunfels (c), halsbanden, ftalen ryglyven, ftrikkenquot;, fchroef-'ftoielen en andere werküüigcn , die allen van geen nufr zyn ; de Jyder wordt daerdoor /an dag tot dag erger en meer ongezond, hoe langer hoe meer gefolterd, en flerft ein-delyk, uitgeteerd door eene fiepende koorts, of door de lekking van een ettergezwel, ’t welk zich binnen in het ligchaem gevormd heeft.

Dat dit dikwerf het geval is bewyst de droevige ervaring ; maer waerom zulks gebeurt, is in ’t algemeen niet zoowel begrepen, noch men heeft dacrop naer hehooren gelet.

De eerfte en eenige oorzaek van het ge-heele ongemak is eene ziekelyke gefteldheid der deçlen, die de Ruggraet uitmaken, of daer-mede onmiddelyk vereenigd zyn, en tot been-bederf van een of meer ligchamen der wervelbeenderen overgaen, waertoe zy zich zeer

Se-

(f) Back-boards,

-ocr page 447-

' enlruikbarenßaet der onäerße Ltdematen) enz. 4.27 gefchikt vinden. Hieruit zyn alle de ongcnlak-ken, ’t zy die algemeen, ’t zy die^'plactslyk, zigtbaer of van ons 00g verwyderd zyn, afte-’ leiden : dit veroorzaekt de ziekte van den lyder en by vervolg van tyd de kromming. De buIploQze ftaet der ledematen is flechts een gevolg van vele ongemakken , die van dezelfde oorzaek afhangen : dan, fch’oon dit dikwerf gebeurt en fehier altoos de ledematen op eçne gelyke wys aentast, zoo kan het echter, niet baten, of op dezelven, waer' immers de zetel van het ongemak niet huisvest, d« hulpmiddelen aengclegd worden. ,

Eene gelyke te leurftelling in den uitdag heeft men by het quot;gebruik van ‘vérfcheiden werktuigen , om redenen van gelyk^gewigt, te wachten. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..... _______ ,

Alle deze werktuigen, van het éenvouwigftc tot het meest famengcllcide, doch inzonderheid de ftrik en de fchroef, gelooft men dat de Oh-gcfteldheid, die ’er niet is, tekeer gaen en wegnemen. Zy worden aengewend, op de Ver-onderftelling, dat ’er cene dadelyke verplaetzing der wervelbeendersn acnwezend is; maer dc-wyl deze altoos mangelt , zoo moet immers / derzelver gebruik onnut zyn.

Dd 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Om

-ocr page 448-

423 rer4ere Aenmerkingen wr âeii ,

Om zu]ks_^ klaer ç.n.. overtuigend , te begry-Çen . behoorjE mcri flechts te lettep op den aert, der, ziekte , haren^^^zetél.en ^dçn„'toe-ßand, in weaken de ^deelen^ in, Het ongemak;quot; betrokken^ zieb bevinden» ,, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,. »

i J nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;l*. I I

T ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n'gt;*quot;rn ' ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' Q . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;। •i,,- ,,n

.De wcrvelbcenders zyn of reeds aen been-fr .» nbsp;nbsp;nbsp;, ri''-'i'Tj ui nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

bederf onderhevig , of tçn minftc hellen zy daertoe over; de deelep, met haer vereenigd, . j. 'l ?o; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. •!

zyn aengeqaen en niet zelden met verzweringen bézet; daer ïs geene 'verplaetzing der wervelbeenderen j met betrekking tof elkhnde-ren; en de Ruggract biiïgC, alleen vóonvaèrds over., omdat het ver teerde been'',''of de bëén^ers tusfehen de gezonde, medegqeft en onmagtig wordt om het{.,gewigt van bet bpvenligchaem in diervoegen tç^fehragen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

De oppërvlakkigfte nafpeuring hi'eiwan’teoet ieder doen bef] ui ten , waerom de pqogingen vauf dezen aert ydel zyn ; en eene meçr'ge-vestigde opletpndheid zal aentoonen, ho^'zy jnderdaed fchadçlyk kunnen zyn en grQQt'.na-deel toebrengen. * nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ,

■'fn. ’,07/ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■//

Debeenders worden verondqrßcld gacf/maer uit jhunne plaets geweken te '^zyn de .werktuigen zyn verordend, om .dezç op hunne

-ocr page 449-

enbruilibarenßaet der onderße Ledematen gt;nbsp;enz. 4'^9, plaets te brengen^ en tdaerdoor ,de Ruggraat zyne eerfte rechtheid , te dçen herkrygen;. indien nu deze, ten dien opzichte,]eenig vpr, niogeni hebben, zoo moet men ze plaetzen.op, de deelen, die met de kromming vereenigd zyUr doch dezelve, wanneer het ongemak Hecht? eenigzins dé overhand heeft genomen ,, ,zyfl, riiët in fta'et om zoo veel geweld uitteftaen,-zonder daerby zeer te lyden. ^Men .zoude dit belluit, genomen uit den toeftand der aen-gcdané'deelen, indien het louter befpiegelend was^’voor ohredelyk können doemen; inacr, fot ongeluTî d(3r lydercn, wordt het door de uitkomst të-zeér bevestigd, Zy, die'geduld en-kragten genoeg bezçten hebben , om deze tvèi-ktuigen 200 lang te gebruiken, totdat zy op de äaerin betrokken.' deelen wexltXen,; hebben altyd bevonden, dat hunne pyn-en koorts toenamen en alle toevallen vermeerderdeuj en ik weet meer dan één voorbeeld , waerio deze poogingén eene doodelyke uitkomst ten gevolge gehad hebben.

Het gebruik van , hetieene ^of andere dezer Werktuigen is zoo algemeen , en het gemeen vooroordeel ten voordcele van dezelven zoo groot, dat, fchoon ik langen tyd vaq derzclver nutteloosheid teui vollen overtuigd geweest ben,

-ocr page 450-

lt;5 o Eerdere Aenmeriingen ovsr dea ben, ik het nogthans niet zou durven wagen de lyders van werktuigen, waervah zy zieh zoo Veel beloven, te berooven ; ' dan daer ik van derzelver fchadelykheid overreed ben, niet allein ten opzichte van het behandelde ongemak, maer zelfs ten aenzien van vele andere , zoo vinde ik my verpligt om tegen het misbruik, ’t'welk men dagelyksch van detelven maekt, te getuigen, i -k .

i !• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- lijd

Men gebruikt ze, om opwasfonde kinderen voor kromming en misvorming te behoeden ; en men waent dat zy zulks te we^e brengen door de Ruggraet te onderfteunen, en door de fchouders onnatuurlyk achterwaerds te bren-, gen : het eerfte ikunnenrzy onmogelyk veroorzaken ;.en'in. alle gevallen waar (je Rug, graet zwak is ', en daèrb.y'genegen om van zyne rechtheid af te wyken , zal dejaetfle werking dier werktuigen meer medew,erken, om zulke afwykingen eer tefverhaesten.dan voortekomen ; gelyk ieder befpeuren za), zoq hy de zaek naer waerde wil onderzoeken : indien ouders,^in ftede van’d'óof zulke yzefen banden de last van de optooifèls'der kinderen te vermeerderen , alles, tVaf knelt, ‘ wilden aflaten, en daerdoor aen de natuur gelegenheid geven om hare eigen kri^t t-e mogen I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-

t

-ocr page 451-

tnbriiikbiirmflaet der orïderfle Ledematen, enz. 53! gebruiken} en indien men, in alle gevallen van blÿkbare zwakheid, zyne toevlugt nam tot wryvingen ,\ den Peruviaenfchen Schors en koude baden (f), gepaerd met eene behoorlyk oplettendheid op eene frisfchelucht, leefregel, .beweging en rust, zoo zouden waerfchynlyk kinders van ryke lieden in oen en gelyken kans ftaen , om even fterk_, recht en welgevormd te zyn als die van noeste behoef-tigen(dgt; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;T

H'

Wanneermen opmerkt dat.eén kind, gelyk het geraeene volk het noemt', natuurlyk zwak, .j'vordt veronderftolt men dat alle ongemakken , welke zy ook mogen zyn , door den zwakken toefta’nd veroorzaekt 'worden ; en men gelooft in ’t algemeen, dat tyd en gewone zorg dezelvcn zullen te boven komen: doch vertoont zich eene gekromde Ruggraet, zoo let men meer op alle de teekens van on-gefteldheid, als daer zyn eene moeilyke ademhaling , fterke hoest, radde polsflag , eene gloei-

Ct) Hicrby behoort voorzeker het gebruik van het zeer 'veel vermogende Stael gevoegd te worden. D. P.

Vergelyk hier mede denmerk. ever het fi:haâelÿk gebruik van kciirstyven in de kvomtne Ruggraet of Boggeh. door J. vander Haar, in de Algern, l'aderl. Lettereeff. IT. Deel. Nom. IP. MengeRv. hlads. 14°. H.P.

-ocr page 452-

43i nbsp;nbsp;' lt;nbsp;teerdere Aenmerkingen over den

’gloeijende hitte 'en blozende kleur , pyn en 'géfpahnenheid op de' maeg, enz lt;nbsp;en zet deze ^óp reken%g der mismaektheïd, door de kromming te wege geh ragt', en wel inzonderheid, 'indien zy de Rugwervcls aentast, in welk geval de mistnaektheid altoos de grootfte is: dan ieder, die, met eenige oplettendheid, alle r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

de omftandigheden van dit ongemak wil gadè-‘iHaen'^ z^il- overtuigd zyn dat de meeste ongemakken, zoo niet allen, van die kinderen, welke hier mede behebt zyn, voor de krom-''ming hebben plaets ^ehad , en dat de ont-lleldè geaertheid van de Ruggract en der dee-*len, daertnede'vereenigd, de oorfprongclyke en cerRè óorzack zoo van die ongemakken als van de krórhming zyn (*).

- ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ik

p'ïch : quot;nbsp;=■■ •■t f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■gt;

'quot;’‘ O Winneer Uk de eerfle'Uitgnef van decze Verhande-feig in het licht gaf, was ik nog niet zoo fterk overreed van deze waerheid, als my eene meer uitgebreide onder* ’ 'tending van dit ongemak, en meer zorgvuldige aendacht op het zelVCi bevestigd heeft.

Ik verheug my daerom, by deze gelegenheid, eene dwaling te können erkennen en te verbeteren; en wel zoo veel te meer, dewyl ik overtuigd ben, dat men daeruit gevolgen van groot nut kan trekken. Ik ben overreed, dat men in vele voorwerpen, door eene vroege en be* hoorlyke zorg kan voorkomen , dat deze ziekte bare anderszins onvermydelyke uitkomst , eene tydelyke lamheid en acnhoudciide misiuaekthcid , niet ten gevolg«: heeft.

-ocr page 453-

enJmtikiarenflaet äer mderße Ledematen, enz. 433

Ik heb in'de voórgaende Uitgaef den Ifezer 'bericht, dat myrie^aertdacht Over dit ongemak eerst was'^ópgeWèkt, dóór een voorbeeld van deszelfs genezing door eene verzwering, die toevallig fcheen ; dat dit my eerst reden had gegeven omquot; te vermoeden , dat wy ons bedrogen hadden , met een uitwerkfel voor eede oorzaek' te nemen ; cn dat ik, na rype ovei'weging der zack , nog ftéeds dit' gevoelen toegedaen bleef, en'wel óm de Volgende redenen. ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. 1 • • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. -■'gt; :’.'b

■ 1.' ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! ■

-ocr page 454-

434 Verdere Aenmerkîngen ovtr àen , *

grootte-by verfchillende lyders, nogtlians in .eene omftandigheid altoos het zelfde was, namelyk, dat de kromming altoos van binnen * naer buiten was.

4k Dat ik i na byzonder op dit ongemak . oplettend geweest te zyn, meende te hebben . waergenomen , dat noch ,de uitgebreidheid, noch de mate van kromminge eenig wezenlyk ..yerfchil in de toevallen te wcge had gebragt, maer dat de kleenfte kromming , ten vollen gevormd, vergezeld was met dezelf^de gevol* ngen als de grootüe.

Dat, fchoon het fomwylen gebeurde, dat een flag of eene verrekking de Verfchy-u ning der kromming was voorafgegaen, het nog* thans meermalen gebeurde, dat zulks niet als eene oorzaek konde bygebragt worden.

6. Dat ik in kinderen volmaekt dezelfde' * toevallen had 'waergenomen , en wel in kinderen , die quot;dezelvcn noch zich zei ven toe-gebragt, noch eenig onheil door anderen geleden hadden; en dat het geval even het zelfde was in zulke bejaerden , die zulk eene oor-zack niet befchuldigen konden.

y. Dat,

/

-ocr page 455-

'■tnbrui'kbaTnnfiM^ dér onâerfle Ledeifiaten y enz. 43$

Dat, fchoon men verwachten kan dat eene verplactzing van eenige wervelbeenderen Vergezeld kan zyn met toevallen van verlam-’ ming, zy echter geheel ongelyk zouden wezen aen die geenen , welke de ledematen in den tóeftand, waervan wy nu {preken, aendocn.

Myn vefmoeden , welk deZe omftandig-lieden in my verwekt hadden , werd be. vestigd (*) door de gelegenheid , welke ik had van in eenige lyken der zulken, welke met dit ongemak behebt overleden waren, onderzoek te doen ; en deze overtuigden my, dat ’er iet voorbefchikkends in de betrokken deelen moest plaetâ hebben ; eïl dat,

f*) In da eside Uitgaef heb ik da beendets , wàehn îîch de Ziekte gîplaetst had , als uitgezet bcfbhreven^ doch na herhaeld onderzoek ben ik overtuigd geworden, dat zy zulks niet zyh.

De Ugchamen der daerin betrokken wetvelen zyn niet Zelden aeiigedaen ; terwyl derzelver banden , in tegendeel, alleen geringe teekens vart ontdertlng dragen : dan ’t zy de banden aengedaen zyn of niet, de ligcharaen der wervelen zyn altoos ontaen , welke ontâerting eigenlyk de Ugchamen niet zoo zeer doet uitzetten, als dezelve wel vitknagen: dus vindt men ook in de tnsfchengelegen kraek-beenders een aeiimerkelyk vcrfchil ; nu immers zvn zy geheel vernietigd, dâer het beenbederf Weinig is ; en dart wederom zyn zy zeer weinig befchadigd, terwyl het beenbederf groote verwoesting heeft veroorzaekt, dan wederodi eindelyk geheel weg en vernietigt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«

1, Deel. IIL Stuk. Ee

-ocr page 456-

43^gt; Eerdere Âenmerkingen over dtji dat, wanneer wy den onbrtiikbaren ftaet der ledematen alleen aen de kromming toefchry-ven , wy (gelyk ik zoo even zeide) een uitwerkfel voor eene oorzaek hielden.

Ik gaf ten zelfden tyde verflag van een ge-fprek , ’t welk ik had met den overleden J3i. Cameron van Worcester , die my verhaelde dat hy, in de werken van Hippocrates gelezen hebbende , hoe een ettergezwel in den rug eene verlamming der on-derfte ledematen genezen had, in een dergelyk geval, vergezeld met eene kromming van de Ruggraet, getracht had dit uitwerkfel der natuur natebootzen (e), door eene etterdragt te ma-

fe) Ik kan niet voorby ter dezer plaetze een tweetal -van gevallen bytebrcngen , welke my door den Meer Vander Wevde , een’ kundigen Heelmeester alhier, zyn medegedeeld: deze bevestigen ’t geen de lieer C am er on nit Hippocrates geleerd had , en komen hier nog zoo veel te meer te flade, naerdicn de onbruikbaerheid der onderde ledematen in beide deze lydcren van eene kromming der Ruggraet vergezeld was, en men dezelfde toevallen by deze lyders , als die de Heer I’ott heeft aengeteekend, tvacrgenomcn heeft.

In ’t jaer 1778 werd dees Wondarts geroepen by J. G. S........ oud omtrent veertig jaren , aengcdacn door eene volkomen onbruikbaerheid der onderfte ledematen: by naeuwkcurig onderzoek, bevond hy dat deszelfs bee-nenberoofd waren van die gewone flapheid en fletsheid der fpieren, en van die losheid der geledingen, welke men by

-ocr page 457-

cniruMarenßaet der onderße Ledematen y enz. 437 taaken, en dat deze zeer voordeelig was bevonden, ’t geen my bevestigd werd door den Heer

Jef- .

dc gewone lamheid waerrieemt; de dyen cn beenen hadden eene meer dan üatuiirlyke roede kleur; en by ’t betasten derzclven, befpeurde de lyder een doof cn onpynlyk gevoel. ZynRuggraet was in’t midden der borst aenmerke-lyk gekromd ; de borst puilde hierdoor fterk uit ; het hoofd werd fterk achterwaerds tusfeheri de fchouders gehouden ; zyne ademhaling was moeilyk, en het acngezieht werd , door het te riiggehóuden wederkeerig bloed, zeer opgezet.

Daer hy de drukking van de Ruggräet op het Rugmerg voor de oorzaek van de onbruikbaerheid der onderfte ledematen hield , was zyne voorzegging origunllig ; te weten, dat hy de lamheid niet alleen voor ongeneeslyk hield, maer dat het te duchten ware, dat dit ongemak van andere toevallen zoude achtervolgd worden.

Na den lyder aenzyn lot ie hebben overgelaten, werd hy tien weken daerfla verzocht om by derizelveii te komen zien naer cen ettergezwel op den rug, acn de zyde vandeRug-graet onder de kromming, ter grootte van eene vuist. — In dien tusfehentyd had deze in zoo ver het gebruik der onderlle ledematen herwonnen, dat hy, of met beide zyne handen op de dyen flennende , of achter een floel , of meteen’ oriderhandfehen kruk, door-zyn huis konde gae».

Men dekte het gezwel met eenen etterbevorderenden pleistert het zelve werd eens zoo groot, terwyl inmiddels het gebruik der ledematen, onder een gevoel van een gedurig getintel en geprikkel in de beenen en teenen , dermate toeriâm , dat de lyder zonder hulp van eenige fleunfels konde gaen. — Ook begon de uitpuiling der wervelbeenderen eenigzins te verminderen , en daerdoor, werd de ademhaling ruimer en gemakkelyker, en zyne kragten begonnen zich te herllellen. Hy opende het gezwel, wacr-uit zich eene waterachtige flof, in eene groote hoeveelheid, met een’ weinig dunnen etter vermengd, ontlastte; deze, hield omtrent agt weken aen, waerna de ontlasting zeive alletigskens verminderde, en de wond zich floot.

E e z

-ocr page 458-

438 Eerdere Âenmerhingen over dert

Jeffries van Worcester, welke eene •gelyke proof met eenen gelykcn uitflag genomen had (•).

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Van

De nitgezette wervelbeenders, de gekromde Rnggraet uitinakeiide , krompen aenmerkelyk in ; intusfchen blyft ’er nog ecne grooce uitzetting in de Ruggraet.

Dus werd deze lyder in het volkomen gebruik zyner ouderftc ledematen herfleld.

Ik kan ’er by voegen dat dees man heden , terwyl ik dit fchryve, nog een volmackt gebruik van zyne ledematen heeft, in ftaet is om zwaren arbeid te verrichten, en in alle opzichten , uitgezonderd eene loslyvigheid , welke hem dikwerf overvalt, en waerfchynlyk van geleden ver-zwakkinge der ingewanden moet afgeleid worden , eene goede gezondheid geniet.

Het tweede geval is byna aen het vorige gelyk. J. H...... oud dertig jaren, had eene groote kromming in het midden der Rugwervelen, en verviel daerdoor in een volkomen onraagt om zyne beide beenen te bewegen. ■— Omtrent dit ongemak als het vorige denkende, werd door den genoemden Heelmeester ook geene hulp ter wegneminge van dit ongemak aengewend. Eenigen tyd daerna ontving hy bericht, dat de lyder het vermogen om zyne onderHe ledematen te bewegen begon te herkrygèn, zoodat hy met een Rokje begon te gaen, niaer tevens een groot gezwel op zynenRug, even onder de kromming, had gekregen, ’twelk doorgebroken zynde eene groote hoeveelheid van floffe ontlast had, welke rvel allengskens verminde'de, maer nog niet ten vollen ophield. Deze ontlasting had vier jaren aengehouden. De onbruikbaerheid zyner beenen was intusfchen reeds lang volkomen hcrfteld. De uitzetting van drie wervelbeenderen is aenmerkelyk groot gebleven.

Deze gevallen fcbynen, mynes bedunkens, myn denk-Iwcld, ’t geen ik in ’t jlenbangfel achter tie eerße Viigaef van het •merkje van tie Heer Po TT, bladz. en 57, geopperd heb, te bevestigen, D. P.

(*) Ter dezer plaetze myner eet Re Uitgave gaf ik een koit verhad van de eerRe twee of drie gevallen.

-ocr page 459-

ûnbriiikbarenftastderonderßeLedematen, enz. 439

Van dien tyd af dat ik dit bericht gekregen heb tot heden toe, hebbe ik my van elke gelegenheid bediend, om' proeven daer-omtrent te nemen. St. Bartel’s Ziekenhuis beeft zelden zonder gevallen van dien aert geweest; en ’t is met een oneindig vermaek en voldoening, dat ik my in ftaet bevinde om te zeggen , dat in alle gevallen , wacr het ongemak zoodanig gefield was , dat het flechts eene waerfchynlyke verwachting kon beloven, de poogingen van nut geweest zyn,

Indien de genezing van dit droevige ongemak hadde afgehangen van den toeleg, om de gefteldheid dier lyderen te verbeteren, zoo zoude het cene grootc verfcheidenheid van hulpmiddelen, wier befliering oordeel vorderde in ze acn byzondere lieden en geftellen toetedienen , vcrcischt hebben ; en ’t moest dus, naer den loopquot;der zaken, gebeurdzyn dat Tele dacrby geen voerdeel hadden getrokken.

, Doch,

we’.ken ik ontmoet heb} ik,(la dit' thans, rJs onnoodïg, over.

liet getal der proefnemingen , welke door eene mee-nigte v.sn kundige Woiid.trt/;en hier en elders genomen zyn . ’..ebben het iluk volkomen bevestigd, en make» eça verkael van byzoude/c ^ev.iliea nutteloos.

E c 3

-ocr page 460-

440 rerdire ^enmerkingen ever den

Doch , tot geluk voor den kwynenden ! de middelen ter verligtinge zyn eenvouwig, algemeen en veilig aencevvenden by ieder, byna onder allerlei omftandigheden ; zy zyn niet vergezeld van het minfte gevaer , en kunnen ter uitvoer gebragt worden van ieder, die Hechts de geringfte kennis der Heelkunde heeft: het beftaet alleen in cene groote ontlasting van ftoffe te bezorgen , onder - het vetvlies aen elke zyde der aengedane beenderen, welke de kromming vormen, en met deze zoo lang acntehouden, totdat de lydcr zyne gezondheid en het gebruik zyner lede-maten herftcld ziet. Zy, die geen denkbeeld van zaken van deze foort hebben, zullen de middelen tot dit einde niet voldoende vinden ; dan den zulken , die proefondervindelyk de wonderbare uitwerkfels van etterdragten, ge-maekt in de onmiddelyke nabyheid van de zit-plaets der ziekten, geleerd hebben, zal deze byzondere wys van genezing niet vreemd zyn; en ’t zal den zulken blykbaer worden , hoe zulk eene foort van ontlasting , gemaekt en Voor eenigen tyd onderhouden , den verderen voortgang van het beenbederf fluit , cn de natuur gelegenheid geeft om haer eigen vermogen in het werk te flellen, ten einde de aengedane dcelcn aftcfchcidcn, cn door cene nicu-

-ocr page 461-

onbruikbarenßaet der onderße Ledematen, enz. 441 nieuwe aengroeijing de vereeniging der beenderen (nu gezond geworden) te wege te bren-gen, en daerdoor de genezing te voltooijen.

Doch , hoe deze genezing ook gefchieden moge, de uitkomst is onloochenbaer, en het aental van getuigen zoowel als van lyderen, welken men kan bybrengen ter bevestinge, is zoo meenigvuldig, dat het nutloos is ten dien opzichte hieromtrent iets meer te zeggen.

Het vcrfchilt weinig, ten aenzien der genezing, op welke wys de ontlasting te wege gebragt wordt; zy moet alleen veel zyn, en voortkomen uit eene genoegzame diepte ; en men moet met dezelve eenen geruimen tyd aenhouden (*).

Ik heb de verfchillende manieren van etter-dragten beproefd, zoowel die, welke door het Mes als andere, welke door Brandmiddelen erlangd worden ; en ik heb den lactften in het algemeen den voorrang gegeven, als zynde dé minstpynlyke , de zindelykfte, de gemakke-lykfte

C*) Wanneer ik iet', dergetyk» zeg, zoo meen ik hierdoor, dat deze tyd geheel oiibepacid is, en dat men deze moet bepalen naermate van het nut, ’t welk men ’er vaa befpeurt.

Kf 4

-ocr page 462-

442 Eerdere Âenmerkingan over den îykfte om te verbinden , en tevens de gegt; fchiktïte om. het langfte gedragen te worden.

Men behoort de brandmiddelen aen elk» zyîic der kromming in diervoegen aenteleg-gen, dat men een gedeelte der huid, welke de doornachtige uitftcekfelen der uitgezette wervelbeenderen bedekt, geheel en onbefcha-digd laet, terwyl ze tevens zoo groot be-hooren te zyn dat de openingen, na het afvallen der doode korften, gemakkelyk drie of vier erwten by de kleenfte kromming, maer in grootcr ten minfte eers zoo veel kunnen bevatten,

Men behoort de etterdragten niet flechts opentehouden , maer ze tevens aenhoudend doen dragen, door middel van Oranjepitten, poeder van Spaenfehevliegen , Koperrood of jets dergelyks, ’t geen het best tot het voor-geftelde einde, namelyk, cene ruime en langdurige etterdragt dient (ƒ),

Wat

Cf~) Men zie in tie eerfie Uitgarf ilais. 30 , en iiï inyne daerby gevoegde eienteekening (e) btadz. 31 , eene wydioopiger befchryving , op hoedanig cene vi yj cLiç etterdragten moeten aengelégd worden. D. P.

-ocr page 463-

onbruik!'ar in ßiiet der ondtrße Ledematen, enz. 443

Wat tyd ook eene volmaekte herftelling der gezondheid en het gebruik der ledematen mag vercisfchcn , zoo lang ten min-fte moet men de ctterdragten openhouden, en, naer myne gedachten, nog veel langer, inzonderheid by jonge en opwasfende kinder? : de noodzakclykheid dezer handelwyze zal zoo veel te meer blyken , wanneer men in aenmerking neemt, dat kinder?, met Krop-zweren behebt , de voorwerpen uitmaken, v/clke meest aen deze ziekte cnderlievig zyn, en dat zy, gedurende den ganfehen tyd, welke de maendzuivering by de eene, en de manbaerheid by de andere kunne voorafgaet, meer nut van zulke door kunstgemaekte ctterdragten trekken, dan in eenig ander levensperk.

Deze middelen, en deze wel alleen, kunnen dc ellende, welke dit ongemak vergezeld, verzachten, en ten bekwamen tyde aengewend, de genezing voldingen.

Door behulp dezer ontlastingc, wordt het wegvretend beenbederf gefruit en wydera geweerd : de genezing volgt daerop ; en de wervelbeenders, derzelver tusfchengelcgen kraekbeenders verteerd zyndc, vereenigen zich

Key • met

-ocr page 464-

4 44 Eerdere Aenmsrkingm ovtv den met elkanderen, door ecne foort van ncncciK groeijing.

De tyd, die hiertoe vereischt wordt, moet, naer den aert der zaken, in alle gevallen van langen duur zyn, doch tevens zeer verfchillen, naermate van verfcheiden om-ftandigheden.

Men kan geene verligting noch eenige berekening van genezing verwachten, alvorens het beenbederf gefluit is , en de verteerde beenders beginnen te^ heelen : hoe grooter het getal van wervelbeenderen, in het ongemak betrokken , en hoe grooter het verlies en de verwoesting door het beenbederf te wege gebragt zyn, zoo veel te langer tyd zal ’er vereischt worden , ter herflellinge, en om zulk eene groote meenigte ontflelde dcelen weder te recht te brengen. ■— In een omgekeerd geval moet natuurlyk het tegendeel plaets hebben (*)•

Gc-

Niets is onzekerer dan de bepaling van tyd, welke ter genezinge van dit ongemak vereisclit wordt. Ik heb dezelve in twee en drie maenden zien voldingen: ik weet dat het twee jaren geduurd heeft; en van dien tyd verliep 'er twee derden , alvorens men eenige beterfehap befpeureii kon.

-ocr page 465-

enbruikbarenßaet deronderße Ledematen, enz. ^4S

Gedurende den tyd der genczinge, zalmen die zelfde opklimming of opvolging van om, ftandiglieden können gewaer worden, als men bevonden heeft dat de wording der ziekte vergezelde , met dit onderfcheid intusfehen, dat deze, welke de vorming van het ongemak vergezellen, in fncllen voortgang die der ge-nezinge overtreffen.

Nadat men eenigen tyd, onbepaeld hoe lang, met de ontlasting heeft aengehouden, zal men den lydcr, over het geheel genomen, veel beter vinden ; en is by tot jaren van onderfcheid, zal hy zelf erkennen, dat zyne gezondheid toeneemt ; hy begint zynen eet. lust te herkrygen , geniet een’ verfrisfenden fiaep, en heeft eenen meer gerusten polsflag, die minder opflurping van etter aenduidt; dan de verligting, welke hy boven alles gevoelt, beftaet daerin, dat hy bcvryd is van dat droevige gevoel van gefpannenheid op de maeg: kort hierop voelen zulke lyders cene foort van warmte en gevoeligheid in hunne dyen, welke voorheen hun vreemd was, en tevens krygen zy in ’t algemeen het vermogen om den onwilligen afloop van pis- en drekftoffe te beteugelen, en zich van deze nacr willekeur te ontlasten.

Wan-

-ocr page 466-

40 nbsp;nbsp;- Eerdere Aanmerkingen over den

Wanneer de ledematen zich weder beginnen te bewegen, is het eerst zeer onaengenaem, vermids deze bewegingen tegen Wil en dank gefchieden en krampachtig zyn, bj^zonder gebeurt dit des ’s nachts; en deze zyn in ’t algemeen vergezeld met eene faort van pyn in de daerin betrokken fpieren, '

In dit tydftip van verligting (indien men het zoo noemen mag) is het niet ongemeen, voornamelyk in boosaertige gevallen, dac de lyders eenigen tyd zoo blyven, zonder eenige vordering te maken : dit verwekt by bejaer-den ongeduld, en in ouderen wanhoop; doch in ligter gevallen wordt de onwillige beweging rasch van de willekeurige achtervolgt.

De knien en enkels verliezen' allehgskens hunne ftyfheid ; en de ontfpanning der laet-ften geeft den lydcr het vermogen om zynen voet vlak op den grond te zetten , een toeken , ’t welk verzekert, dat het vermogen van gaen fchiclyk volgen zal ; doch deze ledematen, hunne ftyfheid verliezende, worden buiten gewoon zwak , en zyrt voor eenigen tyd niet vermogend oin tot den gang te dienen.

De eerfte willekeurige bewegingen zyn zwak; en men is niet in ftact om dezelven, altoos, zelfs

z

-ocr page 467-

onbruikbaren flaet der onderße Ledematen, enz. 447 . zelfs niet ieder dag, te verrichten ; zy zyn daerenboven onderhevig aen groote ver-fcheidenheid, welke afhangt van een aental van toevallige omftandigheden , zoowel uit-als inwendige.

De eerfte poogingen om te können gaen zyri zwak , onregelmatig en waggelende, en dragen alle kenmerken van eene verzwakking der zenuwen en fpieren : de lyder heeft als nu hulp noodig; en zyne flappen, wanneer hy zelfs onderfleund wordt, zullen, zoo als ik even zeide, onregelmatig en wankelend zyn; dan wanneer de lyders het zoo ver gebragt hebben, heb ik nimmer een voorbeeld gezien, waerin zy niet ten vollen het vermogen van te gaen herkregen.

Wanneer de lyder ter naeuwernood kan gaen, ’t zy door behulp van krukken, ’t zy door twee helpers , zoo vindt hy in ’t al-gemeen veel hinder en ongemak, te weten, dat hy niet in flaet is om de meer vermogende wer-king der fterker fpieren van de dye, boven die der minderen , te können wederflaen of te regelen ; hierdoor gebeurt het niet zelden, dat de beenen dikwerf, tegen wil en dank, elkanderen kruisfen, en hy daerdoor fchielyk op den grond valt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Be,

-ocr page 468-

4 8 Verdere Âenmerkingen over den

Bejaarde lieden vinden hulp by krukken, of met zich aen tafels , ïkoelen , enz, vast te houden; doch de beste en veiligfte hulp voor een kind is een zoogenoemde loopwagen j die zoo hoog is , dat hy tot de armen komt, én dusdanig geqiackt is , dat hy het geheeie ligchaera influit: dit neemt al het hinderend gewigt van de beenen af, en Ifelt tevens het kind in ftaet om zich zöo veel te bewegen als het goed vindt.

Tyd en geduld worden ’er vcreischt : dan deze vervullen in dit geval, zoowel als in vele anderen, ten laetfte onzen wcnsch.

De mismaektheid, welke ’er na de herftel-ling zal overblyven, is zeer onzeker en ver-fcheiden , dewyl deze afhangt van het beenbederf en het getal der daerin betrokken wervelen: in ’t algemeen kan men ftellen, dat, zoo ’er flcchts één wervel aengcdaen en de lyder jong is, de kromming in vervolg van tyd byna geheel zal verdwyncn; dan daer ’er' twee of drie zyn aengetast, kan zulks niet verwacht worden; de zaek, welke men bedoelt, is de famengroeijing en vereeniging der beenderen , die door bederf ontaert zyn , en nu wederom gezond worden: zonder deze kan

mcH'

-ocr page 469-

dnbruikbarenjiaetderonderfleLeâeitiaten, enz. 449 men de genezing niet voldingen ; en dit is de reden, dat de kromming in zulke gevallen , en by gevolg ook de mismaektheid, niet kan weggenomen worden : de etterdragten zullen het gebruik der ledematen, maer niet de verloren gedaente van de Ruggraet herftellen.

Sedert men deze behandeling van dit ongemak gemeen gemaekt heeft, heeft men meer op het zelve gelet, en ook meer middelen ter verligting dan voorheen, wanneer men het voor ongeneeslyk hield,, aangewend. Het getal van lyderen, in S’quot;. Bartels Ziekenhuis ontvangen, is veelvuldig geweest; en onder dezen, gelyk men veronderftellen mag, waren ’er fommigen , die genezen konden worden, anderen niet. Daer de zaek nieuw was, en alvorens men een voldoenend getal van ge-nazingen ter bevesting had te berde gebragt, twyffelden velen omtrent dezelven, terwyl an-deren haer ten vollen ontkenden ; doch dewyl federt dien tyd een aental van gelukkig ge-flaegde gevallen de zaek buiten allen twyffel ftelde, met opzicht tot het herftel van het gebruik der ledematen , heeft men gezegd, dat, naerdien het duidelyk bljdtt, dat het een ongemak der beenderen is, het te duchten zy.

-ocr page 470-

450 Eerdere [Aenmerkîngen ovet dèii ïy ) dat de verwachting van verligting in fommige gevallen feilen , en in andere niet aenhoudend zal zyn ; dat men, dewyl dezelfde geaertheid overblyft, eene te rugkoming van het ongemak te vreezen hebbe ; en, om kort te zyn , dat ’er eene gröoter mate van on* zekerheid misfehien zal plaets hebben , dan men verwachten kan van het verhael, ’t welk ik ’er van”gegeven heb.

Op de eerfte tegenwerping merk ik aen, dat in gevallen ; waer het beenbederf uitgebreid is, en het geftel des lyders daerdoor zoo veel geleden heeft, dat ’er ongemakken, die zy* nen ondergang doen duchten, uit t'oortkomen, men ’er geene hulp van te verwachten heeft: de ziekte is dan te lang verzuimd, en is daerdoor voor het hulpmiddel onoverwin!j± geworden (g). Doch hoe verfchilt dit van ’t geen

Zulk een geval zal Ik hier byvoegen, waerin de lyderes, door de gevolgen van dit ongemak te zeer verzwakt , is onlgekomen ; dan fclioon dit den ondergang ten gevolge gehad heeft, het zal echter uit het zelve bly-ken , dat, niettegenftaende de etterdragten vermogende geweest zyn, om de beweging der onderfie ledematen te uerkrygen, en men redenen gehad heeft van te vermoeden , dat , zoo de kragten van deze lyderesfe genoeg-zaein waren geweest, en de bykomende ongemakken .haren

-ocr page 471-

cnbruikbarenßaet dtr onâerfle Ledematen j enz.

’t geen. men met deielfde waerheid van elke ziekte en van elk geneesmidxlel zeggen kan. .

Op

reri ondergang niet berokkend hadden , riten het volle gebruik ,van Jiare ledematen zou hebben herfteld gezien. Het gevÂl Was duSdartig.

Maria K.oüd vyfentwintig jaren, viel, tien jnren geléden, Van eerie ^larik tn den Ysfdl, êft befcha’dïgde' daerdoor'fóre Kriggraet. ‘Hiervan gevoelde zy geen ón* gemak, eiT‘er iverJ'dus verder niét méér opgelet. Zeven' jaren nadat dit gepeurd was, ohtllörid ’èr larigzam'erhapd daer tér 'piaetzé, ’t geen in liet rafdilen der Rugwérvelén was, eene kromming, Welke drie wervelen bevatte. Deze’ kromming ging toeri ter tyd vergezeld 'rfêil alle de gewone' toevallen; óirgezonderd de odbrufkbaerli^id tier Orid'erfte, lêdematen. Zy wérd in het jact 1781, ift Zotriérmaend, VOor de cerftemael zwanger, èn'befpeürd'e'tieri wekert voor hare veriosfing, welke' o^’ de” zevende maend voorviel , dat zy alfengskerts hét gebruik van hare onderffe ledematen verloot ; zoodat did elndefy^ ten Vollen ter beweging on vermögend Werden en geheef gevoelloos wa-' ren. By dit ongemak pàerdc ’zich, reeds, gedureridc’' hare zwangerheid, een onwillige afloop van pis eii drek-fioffê. — 'Öe lyfmóedtr fcheen oó1c hierdoor haer gevoel verlooreii. te hebben: immers •tenquot; tyde der verlosfinge Voelde zy geenc ween ; zy kl'aegde fl’echts overquot;' eënigé^ pyn in deir onderbuik , ’r geen aen haér moeder , '^dïé' daeróm eene 'Vroedvrouw deed ontbieden', vetmotden gaf van èene'oritydige geboorte. '

Deze bevond, by hej onderlïaen, redds het kindi nóg iri de vliezen , die op fominige plaetzen reeds verdroogd warén, beflotèn in de fcheede, .en verloste de lydftèt van' heticlve, zondér dat deze ’er eeriig gevoel vafi had.'

Men Verzocht de hulp van' Geueesheeren , ter 'weg-‘ neming dw'lamheid: dees bezigde zweetmiddelen; geéijo itelde éeti 'haiflpâd Vän draf of fpoelîng voor; mén befluftô*’ met Welk'éeti'eiT tiitflag f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ '

I. Deedn. Stuk. T(

-ocr page 472-

45'2 ^eriierè A^merkingen dver den

Op dé twééde, derde en vïetdè aenmer-Icing kan ik àlleèû “ieggéndaC my in den tyd

pien“ pleegde^ iny raed in Lentemaend 1782. Ik vond haiïP toeftfind deerniswaerdig , en hare gezondheid zoo Zper.v'grra.hjderd dat ik voor haer leven beducht was. Öyèrt.uigd 'ijitiisfcheh*, ' dat het pJaetzen van. etterdragten hare ongemakkenniet konde verergeren, ftelde ik deze ais bet eenige hulpmiddel^ voor. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

I Ik maebtf dan deze d(;^bj' de brandmiddelen op de ge-wone wys den 6^quot;} dag; den ipUen nam ik met hçt mes de doode korrten weg,^cn plaetfte daerinjde böonwi ; den, gevoelde .zji, .voor de eernemael. aendrang tot pis-loozing en ftoglgan'g ,, die hoe langer hoe meer roe-iiam, zoodat men naderhand op haer aenmanen de pis- en drekftoffen konde dpvangen. — Den 28®«° zag ik voor de-eerftpmael, dat' zyj, Het,,linkerbeen' éenigzins konde op-irckken ; den 9'lisn van Grasmaend konde zy de teene» zeer d.uidelyk bewegen het linkerbeen een en een half voet, hoog , en ook bét .rechter, doch ,in eene minder mate„ optrekken.,

Zy^.jvtis ook ten jien ,jtyd in flaet om haer’ voet, wanneer zy zich met hare banden ondjjr^eunde, vlak op den grob/J.'fe zetten, ’t,'geen zy voorheen niex Hond? doen; d^çwyl hare teenenj^vöorhéen met de punten naer den grond gekeerti ftonden’,jj,en de geledingen der knien en enkels niet' die ftyfheid; welke de Heer Pott zoo duidclyk bgfçhreyen heeft,-bezet waren. । nbsp;nbsp;nbsp;gt;

Hoewel dit alles, ohaengezien hare gefteldheid bedenk-lyk^was en daegiyksfh móest toenemen , naerdien men haer tót bei inïvepdig gebruik van verlierkende middelen niet konde overreden, yy hoop deed hebben om deze cjléndjge .vijn dig05t.,te ziillen kyn , zoo ftclden my de op.kordendè'tóévajlen te leur: hare krachten namen meer cn meer af, hare bebnên begonnen te zwellen en verloo-renTbaer herwonnen gevoel en beweging : zy kreeg hevi.g»

■ * •• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fce-

-ocr page 473-

onbruikbarenflaetderondtrßeLedematen^ enz. 4S3 fyd yari drie jaren, in welken ik veelvuldige gelegenheid gehad heb om proeveïn te doen, flecKtS één enkel voorbeeld, waerin het hulpmiddel (wannéér ’er wegens den aert der ziekte en de gefteldheid van den lyder eenige fedelyke grond van hoop was) gefaeld heeft, voorgekomen is ; dat allen, die zich onderworpen Kéhberi om de etterdragten lang open-tehouden, derwyze in gezondheid en in het vrye gebruik van hunne ledematen herfteld zyn, dat zy niet alleen in ftaet zyn geweest om zich te bewegen, maer zelfs om fterken arbeid te verrichten, en dat ik nimmer onder allen iemand , dusdanig behandeld , ontmoet heb, by wien het ongemak op nieuws zich vertoond heeft.

Aen

benaeuwdheden , die my eene vergadering van water in de borst deden vermoeden; eu zy overleed den aatten van die zelfde maend.

Uit dit geval, zoowel als uitbet geen de Heer Pott, omtrent den onwilligen afloop van pis- en drek doffe, welke hy hladz. 420. onder de toevallen optelt, aenmerkt, tien ik verpiigt myne dwaling , welke ik in myn kangfet achter -dé eerfle Uitgaef hladz. 49 en breeder b_l/}dz.5i e« 5j,begaen heb, te verbeteren; immers dit ge-vM, atwaer een’ onwillige afloop van pis- ên drekftoffe ten fttfrkdifh placts had , beweert ten vollen , dat de etter-dragteu in ftaetyyn deze te doen ophouden, en beweging in de ledematen te doèn herkrygèn. D P.

Ff a lt;

-ocr page 474-

454 ^crdere Asfimcrhingen over den

Aen de andere zyde fpreken de natuur vaiï d(|'|,^orrpji-onglyk.e,. ^ckte in het gefiel, harô beide placEslyk en algemeen, da tràpswyzc en trage voortgang., waerdoor alleen, de genezing te erlangen is,^ en dé byzon-dçije. pmftandigheid , waervan zulk eene ge-ikzing aireen'“afhangt, ik bedoel het afweren van^het^ beenbederf, cn de vereehiging der beenderen met eïlêandeién , ’ef ten llerkflc VOot, om met deze ontlasting, wacrdoor, en ’ nbsp;nbsp;nbsp;‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’’’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zulk voordeer be-

wa^Vdoof’wel 'alleen , mén

** 4 f ' \ 1*quot;' * n I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

fiaefd' beeft V [Vom- 'eenen genoegzamen tyd acïïtchóudén^ 7'“’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• h! i --v'/ •


In het* begin van deze X^'erh’andeling heb rk gezeg’d , dat ik, wanneer ik' ceramp;t hef ongemak met die oplettendheid gadéfloeg , als het“ fchcen te verdienen , van gedachten was , dat wy dit ongemak tot heden toe te oppervlakkig hadden befchouwdj dat wy ons iiaddeiT vergenoegd met'alleen deszelfs uiter-lyk aenzien gadeteflaen, zonder op den warea aert daervan achttegeven ;■ dat wy daerdoor geleid waren' om een uitwerkfel voor eetre oorzaek te nemen en dat ’er voorzeker ,• ’t zy in het gefiel van den lytfer , ’t zy in den toefland der begrepen deelen, iets moest wezen', ’t welk deze droevige ziekte voorbe-ffcliikkend voortbragt.. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ïï

-ocr page 475-

eniruikbarenßaetder onäerße Ledemafen , enz. 4!fS

Ik verheug ray dat rayne'’'gisfing bevestigd îs ; en’ ik bén doof alle'ómftandigh,édcn‘, zoowel algetneene' als bj’zondcr'e, welken men by lÿdcj-cn heeft waergçnoraen -, en door de ontleding van Ij’ken overtuigd geworden ; ‘ het ongemak voorkomt' van het geen jnen gemeenlyk Kropzwerige Geßeldhcid noemt, en dat deze de deelen , die de Ruggraet uitmaken .j of onmiddelyk in dpszelfs nabyheid zyn, aentast.

/ '■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.'X

•”ïd . . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r;

Deze ontaerting vertoont ;;tich onder^ycr^ fchillendc gedaenten ; doch fchoon deze ondér-fcheideUf zyn, zoo^ zyn^ze-echter-zoodmiig, dat ïy altoos, den [Waren aert der ziekte acn» duiden, .

J-',. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

SomtydSjZyn in dit ongemak de banden, die de^, ^vervelbeenderen vereenigeii, verdikt, zonder dat men ontdekken kan, dat de beenders eenigzins zyn aengedaen.

.,j^Som|vylen,.2yn Tde tusfchengelegçn kraek-* beenplaten nwt wel gefteld.

■ ? quot;'O a-ji, ..c : -

..Somtyds vertoont het zich in de klieren, *t zy deze of alleen verhard en uitgezet, of, ’t geen meer gebeurt, ten deelc verzworen zyn.

Ff 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Som-

-ocr page 476-

4S6 fierdere Aenmerkingen over den

» ■

Somtyds vindt men by dit ongemak beurzen , die eene hoeveelheid vm ftofFe , van ongelyke dikte, gedeeltelyk dikken, gedeelte-lyk dunnen en bedorven etter, en gedeeltelyk eene ftof als geftremde melk, in zich bevatten. Het, is nriet ongewoon, dat deze beurzen geheel door de laetstgenoemde ftoffe zyh opgevuld.

• Somtyds vindt men onder deze beurzen, zelfs wanneer ze geheel zyn , de beenders aengetast, dat is, beroofd van beenvlies en reeds aenvanglyk aen het bederven;^

Somtyds knaegt deze ophooping van ftofFe de famenvoegende vliezen, en baent zich eerien weg naer beneden langs de lendenfpier (A) tot in de lies, of ter zyde van het bekken achter den grenten draeijer Çi) , of in fommige gevallen aen den buitenkant van het opperfte gedeelte der dye.

Somtyds is ieder der verfchillende ziekte-ftanden dezer deelen vergezeld met eene grooter of kleener mate van misraaektheid en kromming van de Kuggraet, zonder eenige

’ blyk-

I

Musculus pfoas. (/) Trochanter major.

/

-ocr page 477-

iniruikbarertfiaeîdtr ondertnz. 4J7 blykbarç .ontjertwg, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, dje. de.

zelve uitmakep;;, fomtyds, d^ misipaektheid vergezeld met 'afknaging of bederf van de lig-ƒ hamen der wervelen ; eii, /oflityds vindt pen de, beenders ten vollen jdooj bederf aengefgçt Jzonder eejjigp ^romping pf gedaentevera^dêr

Deze verfchillende pnt^ertingen .V^ii de Rug.-graet en der deelen , die onpiddelyk in ^der-zelver nabyheid jzjm , verwekken vele ziekten , zoo algemeene .als plaetielyke die.Jief geheele gcftel j.van. den .lyder , zoowel, .al« de byzondere deelen ,,onthcisteren, cn ond^ andere die.jktopæing , wplke'het onjicrwcrp van ons onderzoek is ; en men merkt niet ten onrechte aen, dat kropzwerige knobbeltjes in dp longen en een ontftelde ftaet d^r buikingewanden .niet zelden met deze gcpaeid gacn. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;... .1,

• Uit een oplettend onderzoek van deze zieke-lyke verfcbynfel^, en hare uitwerkfelen in .Verfchillende voorwerpen en onder verfchillende omftandigheden , dunkt my , kan me» de volgende waernemingen trekken , welke niet alleen ftrekkcii ter ophelderinge en uit-legginge van den waren aert der ziekte, welke

/ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ff 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wy

4

-ocr page 478-

'458 nbsp;nbsp;nbsp;' Teräere Aenmerkingen over' âen

'wy behandelen, inaer ook ter lichtverfprej» dinge van andéreïï van een gelyk gewigc.

/ I i.: ir’j 'l'i )C' 3-1.. h;. .quot;

* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'03:. encojdo- r.z-;

i '-ri: ' '-ï‘

Scrophui». ‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’‘'r/quot; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ■: .

-ocr page 479-

-X

»niruikbarenßaet der onderße Ledematen, tnz. 4J9 ' • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'*0 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* *

'de 'warç ært van zoodanig eene ziekte te TtÈnnen is 'door de algeme^ne toevallen*^ en dat by ggvolg deze dikwerf onbekend blyven*, ten minfte zoo lang de lyder,in^ het levpn is.

Dat, wannéér dóór dit ongemak de ge-'daente ’ van de' Ruggraet veranderd is , deze -gedaenteverandering ondérfcheiden is in ver-fchiljende onderwerpen, en naermafe van ver» fchillcnde onjftandighedcn, : ’ ” ' quot;nbsp;} •

Ff 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te-

-ocr page 480-

460 i^erdere Aenmtrkingen ever din

tevens de oorzaek is, zoowel der mismae^t-heid, als van des lyders ongezonden toe» ftand.. .t

, J- • -'nti

I :t f‘\ L ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'■*

y. Dat fomtyds de ligchamen van eenigc der wervelen aengetast worden , en dat in ’dergelyk geval eene verzwering en wegkna-ging van het been , en niet eene uitzetting van hçt zelve, het gevolg is.

■.J nbsp;nbsp;nbsp;-t. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'Hll '' nbsp;nbsp;nbsp;(

8. Dat , wanneer deze wegknaging of het beenbederf een of meer ligchamen der wervelen aentast, het fomwylen gebeurt, dat ’er die byzonciere foprt van kromminge, die het onderwerp dezer Verhandeling is, opvolgt.

, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; . .i r 4 f.-

p. Dat deze kromming, die ziph ten allen tyde van binnen naer buiten uitftrekt , ver-oorzaekt is door de wegknaging çf vernieling van een gedeelte van een ofmeer ligchamen der wervelen : -hierdoor dan worden onmiddelyk die wervelbeender-s, welke boven en bpneden het ongemak zyn , ^mader .tot^ eijtanderen ge-bragt; het ligchaem van den lydcr buigt voor. W^erds; dejRng^r^et is gekrprad yan b’PPen naer buiten^; en dç krpraming; door de voort-l|iiwing der doornwyî^ç uitfteckfelen van de ïiengedane wervelen voortgebfagt, laet zich o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van

-ocr page 481-

oniruiTbaren^aet^er Qjjäerße I^edemaUn i enz. 4$i van achteren zien. Zie de h. 2d» ^en 3de ^ƒ, beelding.’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n'.

f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'t

! ip'jij } J' ’ b’f-ïl \

13. Dat

quot;ÏT^odn f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'rrt eJâCI, ./I

U) Apopliyfes articulares. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

JIn^ twee gevallen heb ik gezien dat de figch^inefc deriw^rvele? geheelensl van de overige afgctft»^?rd ren, en ,het vlies, ’t welk het rugmerg influitƒçn yellen bloot lieten. 7Ae de ifi»\^fbeetdlng.

' ■ (w) Vergelyk hier mede myn Aenhangfel achter lt;/e eerfle UHgaef, blaJz. 50, alwaer ik dit zelfde betoogd, en tevens aengetoond heb hoe gelukkig het was, dat zulks niet gebeurde; en dat, zulksquot; gebeurende, dit ongemak een' onvermydelykeu dood jçÿude ten'gevolge' hebben. P- •

-ocr page 482-

^4^2 nbsp;nbsp;nbsp;* Verdere ^énmeriingen ovir deti

‘ig^Dat ’er, zonder ‘deze wegknagenHc^vernieling’ van de ligchamen der wervelen, geene, kromming van die foort, yvacjrvan fpreke, zyn kàh ; 'öf *^^n andere'woorden , die weg-‘knaging^i^ Yikt''onaffcheidbaer'^'vèreischtè ^deier 'ziekte'^ Hat'fchoon ’ePgééne War*è kromming

kan pTatetS hébben’’'zondéi- 'b’eenbederf

'er echter (en dit niet zeldzaem) beenbederf ■geVortdeh' wordt zonde?* kromming’. Zie de

il‘ ■ '.gt;,70

* i4.'''’DàV'het beenbédéi-f'; mét eene krónl-filing’ ^of’onbruikbare’ ïiàét^dër '^’ledemateh'’ge-paerd gaende, zeer yaek irr^dé Hals- of Rug-r wervelen Rand grj^pt 5 doch dat het beenbederf, zonder eenc'‘quot;aénwczcnd'zynde kromming’','’'in de' Lendenwervélen^ waergenomdn wordt^^ fchoon-dit in geenen déele Randvastig o^noodzakelyk is. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;k ,■

IS- Dat, ingeval van eene door beenbederf

. O --'q/ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•'

aengedane Ruggraet zonder kromming’^ het meestentyds gebeurt, dat ’er inwendige -etter* gezwëllen‘“èn verz'ameïjngèfaftöamp;'ê’óntr n a’ -quot;! nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' s. ’ - v Raçn,

, T 'v tj. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/S;.. -W 5'„

- . _ , gt;.ï7/Jjri S- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;31!. -. I .-iDV'j- .

Çnj In hoe vetre ikj.lüerjn vap het gevoelen van pep Heer P ott verfchille , kgt;ri jinen üçn in ipyne''A^e/.“Ç eind», ii der terfle Uiigavë, ’D. P. -

-ocr page 483-

tnlr uiüar en flattier onderfie Ledemattn, enz.

ftaen, die zieh eenen weg bançn naer buiten.* in de heup lies of dye of dat dezV, wan* neer zy binnen in het ligchaem'blyvén nbsp;nbsp;de’

lydcfs doen omkomen : vàn^det^eJyXe lyde-ren''keht: men zelden de ware enjópmiddèiyko oorzaek des ^doods^,, ja ter .naeUjWernóod gis£ men na de ware redenen ten zy jnen dezèlven in het' lyJc'ohderzoeit doet^^?

K nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. 'C.. i. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 M nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f,3:ï

i5.7 Dat 'die ohsemakken ƒ wetken me^n ge-- lijj .7, . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ïoor.

mccnlyk. ettersezwellen der lefndenen en.derzelver f. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;51.) -n9ïl5• ilO

fp^ren noemt j niet zelden op,deze, wys ge-v boren “worden“^' eh“dat men llerhatve neer wy van ^eze bénoemmg gèKfu^' maken aijeen liïcr^'td verftaen’Lebbe'j'een^‘befchry-vjng'va'^n den^'loopi\dien deze itof'genomen heeft ïn harén'weg naer*buiten, ófde pfaéts^ waer dezelve zich buitenwaerds doet*quot; zieriï men wil immers met,deze .beno.emi.ng niets

r''”’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1'

anders te kennen geven, nöch 'dezelve behelst in zich eêhig ktâer denkbeeld van den aertf, zetel of oprfprong van eene^ ziekte , die Onderhevig IS ae^n zoo eéne grdóte verfcheidëii? heid , én vaii^' welker verfcheidcnhëid alléeiï -i2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;»''*) nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'j

mén de ónderfcheidén toevallen, en uitwerf fels in vérfchiilende lyderen Icah aflJeiden.-

,4}* 1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' '^'’'3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ç j3fi

17. Dat tegen het algemeene gevoelen aen een beenbederf van de Ruggraet in het alge-

meen

-ocr page 484-

4lt;Î4 ‘^efièré Aenmtrkîngen over dèn rtieen ifteëï éèiîe oor^aek daiï eéft rfé^éf értêf^eÉ'u^ellen'is.- ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- . 90 i.i

njvv^ ■ i y f gt;

rjj“. ife'■’ware kromming van de ï^ug-graefc vàfî feînnen buitenw^efds waervah de fanïmë'ô/’ônbruîibare rtaéf der onderfté léde' fiiâtéii ïleéSts'ai té dikwerf .een gevolg is, in 2ich zelve niéi anders is dan één uicwerkfel van de ontaerde Ruggraet ; zynde zulk, een geVai jfltoos^’ vçfgezëld *^ met een aental van ongemakken, die uit. dezelfde oorzaek voortkomen f derhalve rust het algemeen aengeno-rhen. gevoelenquot;, als of alle de vergezellende toevallen uit de kromming’ oorfprongelyk zouden zyn, in het afgetrokken befchouwd, in geéheh deele op waerheid, en kan ons deerlyk misleiden. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

f' , -' l‘ L» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;'’ï'

,19. Dat ’e'r.j ingeval van ware kromming’, vergezeld met onbruikbare ledematen, nimmef éënequot; wezenlyke verplaetzing (f) Rand grypt ; maer ^dat de gedaenteverandering van de Rug-graet^alleën is yeroorzaekt door de wegkna-ging en vernietiging van een quot;gedeelte van één of meer ligchamen der wcrye'Ien; en'daf het, ■daer'quot;*er geëne ware kromming zondeï

r. - -- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t heen-

•eL.j ? : ni ’tiR fy 7 . i : nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

Çt) Dislocation.

-ocr page 485-

onbruikbafenfiaetâtronderfieLeàèmüieh^ enz. 46^ beènbcdérf kan plaets hebben’f îfaidelyk betoogen is, dat eene zickôlÿke g^ldhèrd der deelen de wegknaging moet voorafge-gacn zyn;uit al hee welke thn Voigtquot;, dat dit ongemak, men beftcmpele hétmcrwclkennaciri rtien wil, behoort àengelnerkt te worden' àlS de oorfprongelj’ke oorzaek van hetgeheel, dat is,-van het -^beenbederf J dér kfomming’ eti alle de VeTgézéllénde ongemakken hoedanig die ook zyn tWogén, zoo'algemeene als byzon-dere : eene 'aenmerking ,* zo’of hét -'ïny toe-* fclrynt,'^van -een^ oneindig' gèwigt voor allé kinderen, die, ’t zy ten opzïcHtèiVan hunnd algemeene ongemakken, of door het mackfel hunner geüalte, eehe geneigdheid töf óre foort vquot;an ongemak'quot;aéndóiden ert 'wier' oüdèr^*eil vrienden in ’t algemeen zich'zelfs,* ter hunner hulpe, met den’ ftrik öf-y^zér werktuig té vréden houden ,'^en^ niet omzien. * ■’

'verder ndér» dit'ongemak

‘ ..u Sb : h bo'- 1

20. Dat yder^ die zyné aendacht vestigt op dé” Ware gefteldheid quot;dér deeïeri, wanhéer het beênbcdcrf aenwéze^nd is, en de deelen, welke het omkleeden , verzworen zyii, overreed moet'zyn, waerom geene poogingen , door middel van ftrikken, fchroeven, enz, eenig nut können doen, maer in tegendeel, indïén

zy

-ocr page 486-

4^6 Eerdere Atnmerkîngen over den , tyiets doen, alsdan een zeer kwaed uitwerkfet te wege moeten brengen nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r

.«; f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;sL r .i ”:,b'

21. Dat_(^de,,ontlasting , door,behulp der etterdragtëri, ten^behoorlyken tyde (langer pf' korter naçf, mate der omftandigheden) de wegknagingjder beenderen doet ophouden} dat deze „gevolgd,jWordC door eene acneen-^ groeijing , waerdoor de^ ligchamen derj^wer-yelen j weleer, de zetel van het ongemak, famengroeijçn,'en zich onder elkanderen ver^ Wenigen, en dan ;;eene. .foort _van famen.-groeijing;(tX9itniaken;. j'

iJl Jod. , } nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; : nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■: . .y

,,.22. Dat de verfchillende trap en uitgeftrekt^ heid van^beenbederf, in .verfchillende onderwerpen, alle^de, poogingen, ter genezinge onzeker moeten_raaken zoowel met opzicht tot den,jtyd daertoe vereischt, als tot het beoogd doelwit : de minfte en kleenfte, trap van het ongemak (alle andere dingen gelyk gefteld^ zal,het eerst geholpen en genezen worden ; de grooter en meer' uïtgcb'reide zal meer tyd verëisfchen ; en wanneet het bederf der beenderen tot een’' hoogen trap ge~

' quot;nbsp;klómlt;

* 'Q ' fn .' i, . - r lt;■

(j) Ancliylofu. _ nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

-ocr page 487-

•nUruiklarenflaet der onderfte Ledematen i enz. 467, klommen is , en alle de omliggende deelen verzworen zyn , kan het niet misfen of alle onze poogingen zullen ydel wezen ; en het ongemak zal den lyder doen omkomen.

Over ’t geheel genomen, na behoorlyk opgemerkt te hebben, wat men omtrent den aert

1. Deel. III. Stiifi. G g nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ari

-ocr page 488-

458 P^crilsre Â-.-nmeriingen over den van het ongemak, deszclfs voortbrengende oörzaek en genceswys gezegd heeft, vragc ik of niet, door een tydlyk acnwenden van bekwame hulpmiddelen, de ziekelyke ftact van de Ruggraet en der deelen , daermede ver-eenigd, (welke, indien het niet verhoed worde, fommigc droevige uitwerkfels moeten vóórtbrengen ) zou können voorgekomen worden?

Ecnc ziekelyke ftact der deelen , die de mismacktheid , het beenbederf of de krom-ming voorafgaet, kan niet onçkcnd worden: ieder ongemak by de levenden, en ieder ver-fehynfcl in de lykcnbcwyzen dit, zonder tegen-fpraek, en ftellen het buiten twylFcl. Alle de algemeene ongemakken van lieden, met deze kwacl behebt, zal men, na zorgvuldig onder-zoek, befpçuren dat eene mismaekthcid, boe gering ook , zyn voorafgegaen dat zy toegenomen zyn, wanneer de kromming zicht-baer wierd, en afgenomen, als men de middelen, ter hulpc gebezigd, by de hand nam: de pyn en gefpannenheid omtrent de maeg, de kwade fpysvcrtóring , de gebrekkige eetlust , de ongeruste flaep , enz , verdwynen allengskcns ; en men ontdekt de teekens cener'herboren gezondheid, alvorens de ledematen

-ocr page 489-

quot;enbruikbarenßaet der onderße Ledematen, enz. 46^ maten den kleenften ^trap van het vermogen om zich te bewegen -herkrygen.

Aeti den anderen kant is het even waer,:’ Wanneer men uit hoofde der uitgeftrektheid öf den trap van beenbederf, of wanneer dit te zeer verouderd is, de etterdragt onvermogend vindt tot het gewenschte doeleinde, dat de higemeene ongém'akken alsdan geenszins minderen, maer in tegendeel dermate zullen toenemen, dat eindçlyk de Ij^der onder dezelveri bezwyke.

Indien dit alles wàer is, gelyk meenîgvut- , dige en hcrhacîde ondervinding van velen ioowel als van ray zclven, zulks in’t breedc bewyzen kan; en indien men vindt, dat de etterdragten in ftaet zyn om eene volmackte kromming aentetasten-, zelfs wanneer het beenbederf reeds plaets heeft, en wel in eene hooge mate j al ’t welk men met geene minder waerheid beweeren kan, is het dan ook niet redelyk te befluiten, dat die zelfde middelen, in tyds gebezigd , het ongemak zouden verhoed hebben ?

Indien dit eené zaek van befpiegeling of van verbeelding alleen ware, zoo zoude ik zeer omzichtig omtrent dit,ftuk fpreken; dan

Gg 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’t is

-ocr page 490-

47° Eerdere ^ïenin^rkingen over den

’t is waerlj'k eene zaek , die op, proefnemingen gegrond is; en ik ben, voor zoo verre het in myn vermogen geweest is om het te beproeven , hierdoor geflaegd in de her-ftelling van de verloren gezondheid, en het voorkomen eener mismaektheid, die reeds met rasfchc fchreden toenam.

j

Men‘kan misfchien zeggen, zoo men deze middelen niet by der hand genomen hadde, dat een gelyke tyd het zelfde uitwerkfel zoude hebben te wege gebragt: ik ben niet in ftaet den dus denkenden te beantwoorden, en zal daerom my zelven te vreden houden met myne gedachten , en de omftandigheden en redenen , op welken dezelve gegrond zyn, te hebben opgegeven.

Het zou my fmerten, indien men my ten dezen opzichte niet wel begreep , of indien , men dacht, dat ik van meening was dat ieder kind, ’t welk ZAvak, of door Engelfche ziekte aengetast is , noodwendig onderhevig ware aen eene kromme Ruggraet ; of dat men de ctterdragten moest aenmerken als een onfeil-bacr geneesmiddel in ongemakken, die van een kropzwerig geftel voortkomen. Het is verre van my een van beiden te willen beweren: ik wil Hechts dat men myne meening dus op-

•.....- t . vatte,

-ocr page 491-

onbruikbarenßaet âer onderße Ledematen, fn2\ 471 vatte\ dat' het my toefchynt dat zulk cene gefteÏdheid het meest gefchikt is, orfl fommigen der ongemakken , in deze Verhandeling voormeld, voorttebrengen ; dat, daer men eenc ontlasting van etter, afgeleid uit de naby-heid van de Ruggraet, by herhaelde ondervinding, bevonden heeft een gelukkig hulpmiddel te zyn, zelfs daer beenbederf reeds plaets had, het my toefchynt, dat deze, in tyds aen-gewend, waerfchynlyker dan iets anders een behoedmiddel zal worden; en dat, daer men fommige andere foorten van mismacktheden op foortgelyke aendoeningen van eene hebbelyke ongefteldheid, die op deze doelen valt, ziet volgen , en welke, fchoon ze juist niet hot zelfde uitwcrkfel te wege brengen, nogthans vergezeld zyn met dezelfde algemecne toevallen , ik van gedachten ben, dat het wel der moeite waerdig is te beproeven, of men daor dezelfde middelen, zoowel in het eenc nis in het andere geval , geen voordeel te wachten hebbe; en indien de oude ftokregef, “ dat een Uvyffelachtig middel beter dan in 't geheel '■‘■geen is'\ kan plaets grypen, dat dan eene proef, die in zich zelve geen kwaedkan, dor moeite waerdig is tlat men haer in het werk nolle. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ -

E I N D E.

O g 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Na-

-ocr page 492-

472 Aenmerkingtn van den Heer Jebb,

Nadat ik ^ezp vertaling reeds ter drukpersfe had afgevaerdigd , vielen my de , door den Heer Jebb onlangs uitgegeven, gevallen, over de zoogenoemde Lamheid der anderjie Ledematen (f)» t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iA

(t) Seleä ta fei of tht diiorJer commenlj termed the Paralysis of the lower Extremities hj John Jebb. M. D. F. R. S. Lmdon 8°. Schoon deze ziekte in het algemeen dus, genoemd wqrdt, behoorde dezelve, raynes bedunkens, dpor Heelkundigen met eenen anderen'naera bedempeld te wórden, om daerdoor alle verwarring, die anderszins nopdzBketÿk liet gevolg moet zyn, voortekomen. Dit gevoelen dchynt tie Heer Pott ook te. omhelzen, naerdien by het bewuste ongemak, in zyne eerfle ylenmerkingen, eene Lamheid r/rr ondeifle Ledematen noemde, tcrwyl by nu den naciin-vaji onbr.uik’-BARE STAET der andetfle Ledematen liezigt: döicb a^u de andere zyde fchyiit dees ll^ondàrts tfït''óngcmr.k , met opzicht tot doszelfs oorfprong, ('-Volgen« zyp eigen denkbeeld over denzelven} beter beryteld te hehbe in zyne eerfle dan in zyne tweede Verhandeling ; want iii deze laetfte geeft hy, op den tyrcl, te kennen als of het een getnilg is van de Kromming eter Huggraet, daer hy iii de eerfle op den tytel zeide, dat het meenigwerf eene kroui~ tning der Huggraet vergezeld, en onderfleld wordt daerdoor veroorzatKt te zjn, en dus hiermede te kenr.cn gaf d»t het ongemak niet onmiddelyk van de kromming der Ruggraet afhapgelyk is , ’t geen ook in,alle opzichten óvereenflemt met het gevoelen van dezen Scb.yvet, daar hy , in de 24e Waerneraing der verdere /ientnerkir,-

» duidclyk /zegt : „ dat dç onbruikbare llaet ,, der Ledematen i.n geenen dcele een gevolg is van de „ veranderde gedaente der Ruggraet , of van de febik-„ king der beenderen, met cpziebt hd elkaa 'er , niaek ,, alleenljk uit bet beenbederf entflaetquot;. Na eene nacuw-

(-f-) Zie hier beven bltdi. 4^7.

-ocr page 493-

over den jjnbruikbaren fiaet der Ledematen.

in handen: ik-doorliep deze met te meer gretigheid, naerdien ikmy van zyncnaeuwkcurigheid, in het acntcckencn van dezeiven, verzekerd hie}d, hebbende niet alleenlyk gelegenheid gehad om, gedurende myn vcrblyf in London, hem te kennen,. maer ook van fommigc dier gevallen, waervan ik in myne vertolking van het eerfte Stuk van den Heer Pott heb melding gemacht, in het Ziekenhuis waertenemeri, en-met hem over dit onderwerp raecnigwerf •tg Ipreken. .

Deze gevaHch zyn vyftien in getal , en derzelvcr meer gedeelte in S^. Bartels Ziekenhuis voorgekomen, en onder de onmidde-lÿke behandeling van den Heer Pott geweest^ hit VerhacI wegens dezeiven bevestigt voorzeker niet flechts de bcfpiegcicndc befchou. wing van dezen kundigen Wondarts, maer vef-

naeu’.vkeurïge overdenking over dit onderwerp, begrype ik dat men het ongemak, volgens bet gevoélen van den lieer Pott, behoorde te noemen eene styfueid der Ledematen, uit eene Kro^zwerige gefleidbeid der Rnggratt en derzelver naburige deelen oorflirongelyk ; de reden, waerom ik my in de benoeming niet bepale by de onderlTe Ledematen alléén, behoef ik, mynes bedunkens, riet -e geven, byrddien deze, zoowel uit myne aenteckenïng ;gt;p de éerfle jlenmerklnged b1adz. 15, als ilit die van deli Uelr Pott zelve, in zyue tweede Verhandeling Q), kanblyken,

(■f) Zie hier boven bladz. 42 «

Gg 4

-ocr page 494-

474 ^enmerkingen van den Heer Jebb,

x’erklaert ook tevens de reden van zyne gCquot;. neeswys in die ongemak. r

- De Heer Jebb geeft eene meer uitgebreide befchryving der toevallen, welken by gelegen, heid gehad heeft om by verfcheiden lyderen\ die door dit ongemak waren aengetasf geworden, waertenemen, en by duidt tevens aen , hoe de etterdragten bj’ fommigen eene vol-maekte genezing van.het ongemak hebben te wege gebragC , en hoe die daerentegen, by anderen, onvermogend geweest, zyn om zulks uittewerken._ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Hy laet hier en daer, op het einde- der be-fchreven gevallen, eenige aenmerkingen volgen, tot welkçn hem de vergezellende omftan-digheden aenleiding gegeven _ hebben , en hy geeft van fommigen op, welke Seelen men in dè lyken dier lyderen by ontleding ontaert gevonden heeft.

.» ■

In twee of drie gevallen heeft hy de bo-venfte Halswervelen aengedaen bevonden. In één van deze werd ’er eene verzameling Van Hoffe in de nabyheid van de. tweede wervel, gemeenlyk de zl; of Spil genoemd , waergc-nomen. De ongelukkige, lyder. voelde , op

I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;elke

-ocr page 495-

tver âeft onirutibaren ßaet der Ledematen. 47 ƒ elke beweging van zyn hoofd , eené pyn’, hederwaerds loopendc langs de ftrcék van het Rugmerg, met eene algemeens verdoöving en forawylen (lekende pyn in de ledematen, in dfe vingers en teenen, ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’•

I . f,.! r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■■

-• Hy'gelooft dat, in gevallen'van èêne zieke Ruggraet, in welke cene uitpuiling ^'eenë werk-i tuigelyke vcrfchikking der deelen baerblykelyk te'kennen gevende, met de Lamheid dér on» derfte ledematen verbonden is, -de étÉerachtige ftof, door het vermeerderde beënbederftvoort-gcbragt , belet wordt-benedenwaerds te zakken, door de dikke bandachtige ^lfftandigheid, die de ligchamen der wervelbeenderen bedekt en dat dus dit vocht'5quot;'op 'deze wys ó{gt;gebouden, denverdere wcgknagjng vah deze deelen bevordert. Hieruit komen, zegt hj**, de opvolgende buiging van de Ruggraet en de uitpuiling, op eene zoo voldoenende wys door den Heer Pott verhaeld. In andere gevallen kan men, volgens zyne opmerking, veronderftellen dat de ftof, gevormd door eene verzwering, die of haer oorfprong neemt aen de buitenzyde van de bandachtige bedekking' van de Ruggraet , of anders vah hare grenzing in die peesachtige uitbreiding , uitbarst cn haer’ weg neemt langs de llreck der Hg 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' Len-

-ocr page 496-

47(5 • ^enmerkingen van den Heer Jfbb, L2ndexifpj,eren,i,v/aerdQor die byzoadere foort yan^, ziekte /, die de naem van ettergezwellen der Lendenen (•),draegt, vooçtgebragt wordtu k.

ni nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-jî .b nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ : nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mi gt;^4' '.»*1

Wanneer hy, omtreijt twee jgt;ren geleden, een’ vcrmaerden Heelmeester in London dit denkbeeld mededeelde,, toonde deZe Wöïid-^ts hemjde jwervelfceenders vaa ,cen’ peï* loon, die ypn een etterge'z'wel jn de lendejieo geneisen, en naderhand aen-eene andere, ziekte geftorven was. nbsp;Twee drie der voorfte

uitfteekfeleni.van de Lendenwervelenjware'n bae.'blykelyk door beenbederf aengetast j raöer ’er fhad eene famengroesjing plaets, jgegré-pen, terwylf^de-iplaetjes, der ...faeenmakenfe ftoffe dojwervelbeenders vereyïnigden gt;nbsp;en*.dé» telvei^ tot.,eenen onbuigzameti.k^iomp byeen. Ypeg^en nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' j ■ i jl/iovoii r

nf» /:.b £ï' . I o-ud nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aen,

2YV7 sb ï ;n3ubiov-oo-.i qo ..,(*) bumbar alf.fpefi^_, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,p f.

Héér Sheldon, ïfîclmecstcr, om zyr.e ^Atlccdkundigé boltwàcrilbedeH tfc ïiA!hï*Ve^MiMferd? begùnr Çigde hcni roet liet gïzicht.van dö,wervelen eens man, die ten zelfden tyde met twee ettergezwellen in de lendenen bad geWorftiilH’. ' Oë ligclhroen vän de dëMe éh vié'rdé der Lenileiiwer.vden, welker graetaditige tiitftéekïefs in bel levend yoorwerp .zeer ujtpuilende w^rea geweest, waren dóór de verztvërTng Byna verdelgd , en de zcninven, doer de gaten van de Rnggraet loopende, door de ver* woettiuficn der ziekte gedeeitelyk vetujetigt, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;--

-ocr page 497-

iver den onbruikbaren Jlaet der Ledematen. 477 4/» nbsp;nbsp;nbsp;, J -t.

Aengaende de behandeling yan ettergezwellen in de lendenen, is het, volgens zyn ge-voelen , misfchren onmogelyk ooit eene manier van behandeling , waerin ,men’ gelukkig (lagen zoude , aëntewyzen. Het zal eçhteri zynes bedunkens,' niet ondienfïjg kj'n' aente^ merken', dat, indien het etterge2Wer;mctquot;Ëeft mes wordt geopend, de groote ó'^pervlakte, aen de lucht blootgefteld, dien 'vàp van eene fluipkoorts vcroorsaekt, waer onder, de lyder gemeenhyk bezwykt ; dcwyl, volgebs het juiste gevoelen ’/an den Heer Hun ter ,natuur door hare voortbrengingen ^al të'tritgèpót amp;nbsp;óm eene genezing, welke uittewërkfcft buiten hare vermogen is 3 te ondernemen. •- nbsp;nbsp;nbsp;''' ■

^oude het in zu^ke onifrandigheden vraegi by, niet raedzaem wezen,, doör/èen brandmiddel op het onmiddelykst daermede ’verknochte gedeelte te plaetsen , een’ uitgang voor de vergaderde f:of te maken, àobdra heï golvend gezwel in de lies en andere toevâlïeâ de natuur van de ziekte zullen verzekerd heb- . ben; en ten zelfde tyde, sen elke zyde van de graetachtige uitftcekfelen van de eerfte en tweede der Lenden wervelen, groote etterdrag. ten te maken. Langs dezen weg zoude , volgens zyn vermoeden, de reedsvergaderde ftoF

ah

-ocr page 498-

478 jlenmerkingen van den Heer Jebb, allengskens ontlast, (zonder gevaer van het onheil, verzeilende in het algemeen de bloot-ftelling van eene wyde inwendige oppervlakte aen de vrye lucht) en tevens de genezing van de aengedane wervelen , door eene nieuwe prikkeling of ontlasting in de nabyheid van de oorfprongelyke ziekte te maken , können bevorderd worden.

* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-• i j gt;nbsp;il ■ -

Hy gelooft dat in vele 'gevallen eene in tyds gedane aenlegging van brandmiddelen de droevige nafleep van ongemakken, in het begin doorgaens aen andere oorzaken toegefchre-ven, maer inderdaed uit eene zieke Ruggraet voortkomende , beletten zoude. Eene zorgvuldige oplettendheid op .de toevallen en ontledingen zal, zoo hy meentöns mogelyk nadefhand de mj^däclen verfchaffen , om het verborgen onhejl.in zyn eçrftçn aenval te ont^ lt;Jekken,,,en ons dus in ftaet ftellen om ècné verftandige en kragtdadige geneeswys .voorte-fchryven. quot;

Hy erkent,, dat de achting van een dikwerf vermogend geneesmiddel meenjgmalen verminderd wordt, dopr dcszelfs onkundige of al te uitgebreidc toediening; doch alle redenen hebbende, om met den Heer Pott te befluiten, gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat

-ocr page 499-

oyer den eni/ruikèaren fiaet der Ledematen, 479 dat het voordeel der brandmiddelen voor een grOjOt gedeelte moet toegefchreven worden aen de nieuwe prikkeling of ontlasting, door dezelve^ veroorzackt in de nabyheid van het aengedane deel, kan hy niet nalaten by deze gelegenheid hun gebruik, in vele plaetfelyke ziekten quot;van het Iwofd, aentcpryzen*.

De etterdragten in den hals zyn, door de grootfte Geneesheeren en Heelmeesters , in Beroerten en Lamheden meenigwerf aenge-ràden. Het ware, volgens zyne meening, te wenfehen dat de uitwerkfels der brandmiddelen , in de wegneming der droevige toevallen, met eene zieke Ruggraet gepaerd gaende, den BeoefFenaren 'der Genees- en Heelkunde tot eene algemcener gebruik van dezelven aenlei-ding gaven , vooral wanneer de eerftc bron van gevoel en bcw’eging de zetel van het on-geraak is. '

Hy heeft zeer veel kinders, die zes, zeven of agt jaren oud waren , zien worftelen aen de gevolgen van verlloptc Darmfcheelsklieren, onder welke gevolgen zich ook eene ligte uitpuiling der wervelen vertoonde. In fommigen piiilden de Lendenwervels zichtbaerlyk uit; in anderen kon men flechts eene geringe uit-pui-

-ocr page 500-

4^0 Aenmerltingen van den Heer JEBB, puiling in de onderfte Rugwervelen, gepaerd Inet pyhlykheid op de minfte aenrsking, bemerken. In alle deze gevallen was ’er eene aenrnerkelyke opzetting van den buik, en andere teekens van verftopping in de klieren aenwczendi Heeft men dus, vraegt hy, gecne reden om te gcloovcn, dat één der bolronde klieren, zoo als ’er zeer yele in de nabybeid der Lendenwetvelert gevonden worden, raee-nigwerf de oorfprongelyke zctcl der ziekte kan wezen , en dat daerdoor de verzwering toC de wervelbeenders zelve wordt uitgcllrekti

' In' andere gevallen', gäet hy voort, heeft men reden om te vermoedeti, dat de lig-_ chamen der/wervelbeenderen, öf de zelfftan-digheid tusfehen dezelve , oorfpronglyk zyn aengedaen, naerdien de Kropzwerige gefteld-heideene oorzaek is van die ziekte, welkemert weet dat zoo veelvuldig de kcmwyze holte van de dye , de gewrichten van de knie en den elleboog , benevens de daerraede verknochte banden, aentast; aen welk euvel gemeenlyk de naem van v:itte Zwelling (*) gegeven wordt. — Op deze vzys heeft de Heer Pott den oor-fprong

-ocr page 501-

over den onhruikbaren ßaet der Ledematen. 4^^ fprdn^ vati den onhruikbaren ftaet der Leäe. maten'breedvoerig uitgelegd.

•Î nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■■ t,f

Wajineer dit gif de oogen , of zoodanige bolronde klieren, die zich van zelve door het gevoel laten ontdekken, aendoet, 'kan, zegt hy , de natuur der ziekte welrasch ontdekt, en de etterdragten met een uitnemend voordeel aengewend worden. Met dezelfde gepastheid kunnen, zynes oordeels, foortgelyke Ontlastingen in de nabyheid der ziokelykó; deelen , wanneer de Geledingen der Ledematen (I) of der Ruggraet zyn aengedaen, in bet werk gefteld worden. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, • ..

( nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Im; :

G) De Heer Pott heeft mede het gebruik van etter-dj-agten in de •voitte Zwellingen aengeraden ; zie zyne eerfte Verhandeling blidz. 35. Wanneer ik, in eene Aen-teekening Pp 4‘t gezegde, ook betuigd hgb, dat ik ditmilt;|-del in eene vryfter van twin,tig jaren heb zien beproeveni en fchoon ik toen ter tyd niet lang genoeg te London konde blyven, om eene volkomen nitflag te befpeuren, zoo fcheen het ray echter toe dat de zwelling der knie eenigzins verminderde ; doch ik konde met meer zekerheid zeggen dat de lydercs ’er zeer veel verligting van pyn door gewaar wierd: in ’t algemeen maekte men het meest gebruik van eene wasfehing met.het .Zilverglitwater, en van eene inwryying iftet de Kwikzalf; met welke middelen men ook in-veelvuldige gevallen, fchoon niet voldoende, het best^flaegde. quot;Zie het'gebruik van dergelyke wtyvingen, en inzonderheid dat van de etterdragten, ook aengeraden in de fraeijeVerhandeling van den Heer Bell, over de 'witte gezwellen der, Geledingin'm het Ceneet-lieel- tlrtz, en f^reedk. Magazyn I, Deel blad». II4lt;«

-ocr page 502-

482 ^^emmrkingen van den lieer J ebb ,

De Lamheid der onderfte Ledematen, met eenc zwakheid in de bedieningen van de pis-blaes en den endeldarm, die plaets hebbenj Wanneer de Kröpzweer hareii zetel in de Ruggraet genomen heeft, zyn, volgens zyn gevoelen, louter uitwerkfels van het ongemak, bczettènde' de nabulirfchäp van de ruiiiïe gedeelten dier zelfflandigheid, welke de eigen» lyke zitplaets Vaii gevoeligheid en vrywillige beweging is, en behooren daéfom in de bepaling Wan de ziekte in geenen deele te komerti

Wy worden , dus drukt hy zich uit, tot eene ongefchikte behandeling van deze ziekte verleidt, niet alleen door eene verkeerde be-fchryyihg vän dezelve, maer öok door aenhaer eene oneigenlyke benoeming te geven, gelyk de Heer Pott, by herhaelde reizen, heeft aen-» gemerkt; en dus vereeüwigt de Geneeskunde' dikwerf de ongemakken, welke zy zich voor-ftelt wegtenemen. In gevolg vail zulk eene misvatting, heeft hy, ter vcrligtinge van do Lamheid der onderfte Ledematen, mcenigwerf alle de zoogenoemde zcnuwmlddelen en de waters van Bath zien voorfchryven , wanneer, na de ontdekking van de oorzaek der ziekte , het van zelfs in het oog liep , dat zoodanige middelen de ziekte noodzakelyk

mo«s^

-ocr page 503-

ever itn óhbruikharèn flaet der Ledemàten. 4 ? J moesten verergeren ; en hy is zeer genegefi' om té geloóven, dat vele andere ongemakken die voor zenuwziekten worden gehouden, de uitwerkingen van' louter plaetfe-ïyke ongemakken zyn, en vaek voortkomen Uit fommige ongefteldheden dér ingowän-den van den, onderbuik, tegen welke men àrtzenyen , die eene zeer verfchillendè uitwerking te wege brengen ,■ behoorde vöórtd-fchryven.'

gt; ' ' ’ ..... ' ■;

In verfcheiden lyderen van een teèder lig-éhaemsgeftcl die iq hunne jeugd Kropzwerigó ongemakken' uifgeftaén hadden, heeft ^hy dé geledingen van de knie zwak ,' gezwollen en’ pynlyk bevonden : op gelyke wys waren de gewrichten van de Rüggraetwaaronder velen; op de geringfte aenraking, eene groote gevoe-Mgheid vertoonden , mede aengedaen en in eene geringe mate uitpuilende. Hartkloippin-gen , onwillige ontlasting van de pis f alge-mcene zwakheid en vliegende pynen in dé beenen en voeten, vergezelden deze toevaile». In andere gévallen werden deze pynen, door dé lyderen of door hunne vrienden, zinkingachtig genoemd, en aeri dé uitwerkfelen,vari koude toegefchreveti. Meénigwerf bad ,hy reden om gelôovçn,\dat deze' oïigeibakkerï , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;É'h'

-ocr page 504-

4^4' -^enmerlingen van den Heer Jebô',

de gevolgen van venusJiefde waren, en dat zy fomwylen eindigden in eene Lamheid der ondcrfte Ledematen, en in een bederf der beenderen van de Ruggraet.

fn bVee ôf drie gevallen'heeft hybpgenierSt/ -dat de-'■uitgang van gt;nbsp;de koorts vergezeld was wet omftandigheden’, die eene ontiheking en daeropvolgend’ ettergezwel in dé Ruggraet of in derzelver nabylieid fchenen' aenfeduiden ;• doch dit geeft hy flechts als eene gisfing op, hebbendé hy , noch door ontièdingeri noch dóór de uitwerking van brandmiddelen, geen' genoegzaem bewys,' om de zaek ftaênde te houi den.'

( Wanneer hy hét eerst' zyne aendacht op dit onderwerp vestig-de, was hy van gedachten ddt' flechts die deelen , welker zenuwen uit hétÇ Rugmerg voortkomen , beneden de be.’ ledigde werVel, of in derzelver önmiddelyke nabyheiüi dóór verdooving, pynlykheid, lam-ireid of kramp waren aengedaen ; doch vele' gevallen zyn naderhand, in het Ziekenhuis en‘ elders, doOr'hem zelven'waergénomen , i»' welken de .bovenfte Ledematen (fchoOn het ongemak zyne zitpJaets in de deelen^van de-Rrggrùet-had) aenmerkclyk beneden den oor-

• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fprong

-ocr page 505-

ever den enbruèkbaren flast der Ledematen.

fprohg van de Arm- of Okfelvlecht (*)' waren àenge^aen. ' Hy begrypt dat het niet moeijelyk Valt dit vcrfchynfel , zoowel als vele andere, foortgclyken, te verklaren uit het leerftelfel wegens de_ natüur en hét gebruik van dç zenuwvlechten, en het daeruit volgende groor ter vermogen van famenfpannihg in het ze»^ huwgcftel, onlangs door den kundigen Scarps gemeen gemaekt.

« '

3Î De aïgèmeene gevolgtrekkingen, welken hy. zoo uit de meergemelde vyftien als ander© gevallen genomen heeft, zyn de volgende: no z

lt; T. Dat de brandmiddelen , die' zonder on» derfcheid in ieder tydperk van het ongemak’ .^’êfye^igd zyn , in het grooter gedeelte dier gévallen de uitwerkende middelen der gene-zinge waren , en dat zy in het .^algemeen g's-^ flikten, wanneer het geval, in den eigenlykçn. Zin , gunftig of voordeelig konde genoemd »'orden.

' ' ' ■ -

‘ 2. Dat zy voor het overige behoudens., éen of twee uitzonderingen , een ziclitbaer

lt;jit-

Plexus axillaris.

Ïth’z'

-ocr page 506-

4S'6 ^ennterkiitgen van den Heer /ebb, uitwerkfol te wege bragten, in het herftellen van hct gevoel cn een’ zekeren trap van beweging.

3. Dat de lyders, in de niet' gelukte gevallen door ecne uitterende koorts en de eigen'aer-^ fige uitwcrkfelen van het ongemak, omkwa-fnen, en in geene opzichten, door het aen-Ifeggen der brandmiddelen', fchynén' benadeeld te zyn.

Ily i's eindelyk overtuigd dat, indien alle de gevallen van eene zieke Ruggraet, dia gediironiie de laetfte- vyf jaren in S*quot;. Bartels Zieltenlmfs zyn voorgekomen, getrouwelyk en omftandig wierden verhaald, daerdoor acn de Geneeskunde een groot voordeel toegebragt, en de-gegrondheid der handelwyze, door den lieer PoTT acngeprezen, nog duidclyker bewezen zoude worden. Het belang der waer-heid , zegt hy heeft niets te duchten van dc- fcherpheid der naervorfching en de grootfto Ifrcnghefd van het menfchelyke oordeel. Hy wenscht derhalve het leerftelfel , door dien greoten beoeftenacr opgeven verder onderzocht te zien, als overtuigd zynde dat deszelfs cenftemmigheid'met dé waerheid en reden, dóöt ecne beroeping op gebeurtenisfen, ge-grond'zoudc wezengt;.

Djir

-ocr page 507-

ever den onbruilibaren ßact der Ledematen. 487

Dit vond ik .dienftig wegens dit Werkje hier bytevoegen. Voor ik eindige, kan ik mede niet afzyn van te melden , dat in het laetstuitgekomen vierde Stukje van het derde Deel van the London Medical Journal, bladz. 405, eene gelukkige en fcbielyke genezing van eene Lamheid der onderße Ledematen, door middel van ettçrdragten, is medegedeeld door den Heer C: Kite; doch dewyl het niets byzon-. ders , dan alleen eene overtuiging van het groote vermogen van etterdragten in de gemelde ziekte, behelst, zoo achte ik het niet noodig verder hiervan iets te melden, dan dat de jongeling, die het voorwerp van dit geval en twaclf jaren oud was, van het oogenblik dat hy een flag met een’ fteen in den rug gekregen had, bezwaerlyk konde gaen , en dat dit toeval zeer fchielyk verergerd is; dat ’er een gezwel, ’t welk de derde en vierde lendcn-wervelen befloeg, doch geene mismacktheid van de Ruggraet, noch eenige ontaerting van de graetachtige uitfteekfelen placts had,

Pe Plaet vertoont foin'nige v/çrvelbeenders yen eene gekromde Ruggraet, die door de brandmiddelen genezen is. Dezelve zyn uit het ligehaein van den lyder, die eeni-gen tyd naderhand aen eene andere ziekte overleed, genome*. In dezelve kan de ftact der wervelbeenderen, die gepletterd zyn geweest, en de dacropgcvolgde famen, Sroeijisg gezien worden.

11 h 3

WA ER,

-ocr page 508-

4 8 8 nbsp;nbsp;aernemingen ovsr het bevestigde gebruik van het

t I gt;nbsp;. -

BEVESTIGDE GEBRUIK ! nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■

V A N H E T

HEULSAP,

' ! nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘I

IN E E N E

VERSTERVING.

DER

TEENEN EN VOETEN-

Medegedeeld door den Heer M: S: D u P u i.

------------------

}

IK heb, achter de eerfle Aenmerkingen van den

Heer Pott over de bovengemelde Lam-fieid zyne iraernemingen over de Versterving DER Téenen en Voeten geplaetst, eii daerdoor mynen Nederlandfchen Kunstgenoo-ien aengetoohd , met hoe veel vrucht men zich van het Heulfap, in die byzondere foort van Verfterving, zoowel als in vele andere gei’âllen, bedienen kan. ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;''

e ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, Thans )

-ocr page 509-

Heulftp in ernt verfterving der Teenen Voeten. 489

Thans Mb ik het genoegen , ter meerder bevestiging van dit middel in die ziekte, te tonnen berichten, dat my door den zeer gel. Heer P. van Genderen, MedI Doct. te Enkhuizen, zyn medegedeeld vele gelukkige genezingen, door dit hnlpmiddcl.) by. ,een aentäl fchepelingen van ’s lands fçhip vau oorlog Dieren, by Enkhuizen in het Gasthuis gebragt, welke door deze byzondere Soort van Verfterving waren aengetast, en hiervan, onder beftiering van den Heer Mutr LER, Opperhandarts van dat Ziekenhuis, gCr lukkig gered zyn.

Uit de aenteekeningen, omtrent deze by-» sondere foort van Verfterving, blykt het dat .»nder de fchepelingen aen boord alvorens gCi-voed had eene kwaedacrtige zinkingkoorts^ welke haren oorfprong uit eene belette door^ wademing en geleden koude fchynt gehad te hebben-, vermits de meesten dier lydcren, fomtyds gçhecle dagen, tot de knien toe in het water hadden moeten ftaen , en dat daeren? boven, het beginfel van Verfterving der Teenen en Voeten reeds aenwezend zynde , men op deze lyders geene behoorlyke acht gegeven heoft, zoowel in het verbinden als reinigen van dezelven,

H h 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vif

-ocr page 510-

490 fTaernemingenover het bevestigde gebruik van het ‘•f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' '

Vit het optellen der toevallen ,*dic by de ï/erflerving der Teenen en Voeten hebben plaets gehad, vergeleken met de befchryving, welke de Heer Pott ’er van gegeven heeft Ça), is het klaer, dat deze lyders door deze zelfde foorf van Verlier ving zyn aengetast geweest. Eene gezwollenheid der voeten , eene on-draeglyke pyn , eene ligte of meerder ont-fteking dor deelqn , çene donkerroode , ge-noegzaem blaeuwe en fomtyds zwarte kleur der huid , eene loodverwige gedaente der zachtç deglen , een bederf vafi de beentjes der Teenen tot aen den voorvoet, enz, waren de toevallen , die deze ziekte kenteekenden, en by deze lyders , b'y den eenen meer, by den anderen minder, naermate dat het ongemak reeds eenigen tyd had plaets gehad, of çerst begon te woeden, ftand grepen; kort-orn, de toevallen fteraden volmaekt overeet met de befchryving , welke de Heçr Eott ?pr van gegeven heeft.

Somtpigen dier lyderep werden door dep fleer Muller , nadat hy had opgemerkt, dat de pyn, zwelling, het koudvuur, enz, die na deze heerfchende ziekte zich by de

Jy.

(lïj, Ziï bladz. lt;5^ en volg.

-ocr page 511-

Heulfap in eene verßervtng der Teenen en Poeten. nbsp;nbsp;nbsp;i

lyders aeu de Teenen en Voeten lieten zien, paer geene gewone hulpmiddelen, zelfs niet na den Peruviaenfchen Schors, luisterden, twee azen van het Hculfap ’s morgens en ’s avonds toegediend, anderen driemael daegs twee azen; en zyzyn allen door dit middel ten vollen her-fteld. Sommigen , by wien de Verfterving reeds te ver gevorderd was, hebben de Teenen verloren, doch anderen, wien men nog in tyds dit onwaerdeerbare hulpmiddel toediende , hebben hunne Teenen behouden. — De pyn werd hierdoor verminderd en geheel verdreven ; de gezwollenheid flonk ; de ont-fteking nam af ; de kleur veranderde en werd weder rood ; de gedaente van het koudvuur, welke de zweren hadden aengenomen, werd in eene goede ettergevende wonde veranderd ; en de beentjes der Teenen fcheiden zich af: by fommigen, by wien het ongemak zoo ver niet gevorderd was , heelden de wonden tep vollen ; en de lyders, door dit vermogend mid-del van hun ongemak gered verlieten het Ziekenhuis.

Sommigen dier lyderen hebben, tot hunne herftelling, noodig gehad twee honderd tweeënzestig, honderd tweeënnegentig , honderd agtenveertig, honderd twintig en honderd zçs-

Hh s nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tiep

-ocr page 512-

492 ITaernemingen over het bevestigde gebruik van het tien azen vat? het Heulfap ; terwyl ’er by anderen, gedurende de genezing, zestig, zeg, endertig, tweeëndertig, twintig en twee hon* derd zestien azen gebezigd wierden.

Geenc dier iyderen , gelyk ik in myn By? yoegfel tot deze Waernemingen reeds aenmerk' te i hebben eenige nadeelige gevolgen van het flaepverwekkend vermogen van het Heulfap , tot zoQ eene groote hoeveelheid toegediend , befpeurd ; hunne pynen werden wel-geflaekt, en hun daerdoor rust verfchaft; doei? de flaep was by allen niet zoo diep, dat zy niet, by de eerfte aenmaning, geheel wakker wierden , en ten vollen van alles bewust waren. — De ftoelgang werd hierdoor niet verhinderd; en, zoo die al eens traeg werd,, was eene kleene hoeveelheid van het eene of andere middenzout voldoende om dcnzclven te veroorzaken.

Onder alle deze lyders was ’er één, die, nu door de voorheen geleden kwaedaertige zinkingkoorts alle beweging van zynen regten arm en been , den voet uitgezonderd , verloren hebbende , ook door deze Verfterving

(O Zie bladi. Z5. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;.

T. ..

-ocr page 513-

iJeulfap in eeaeverflervin^ der Teellenen boeten. 493 allerellendigst werd acngetast ; by de toevallen der vorige ziekte kwam ook dat hy niets dan een geluid, ’t welk naer ja geleek, konde vóórtbrengen. - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Schoon hy geen pyn in het vleeschachtige gedeelte van het regter been had, zoodat njeu het knypen , ja zelfs met fpelden prikkep konde, zonder dat hy het gevoelde, zoo was échter de pyn in den voet ondraeglyk.

^^en gaf hem daegs zes azen van het Heul-fap; hierdoor week de pyn; de gezwollen en ontftoken voeten (lonken; de teenen fcheiden af; en alles zette zich tot heeling. Hy heeft twee honderd tweeënnegentig azen van het genoemde hulpmiddel gebruikt. Voor zyne Lamheid werden geestryke en doordringende imeringen gebezigd ; en daerna werd hy ge-eleEtrifeerd i waervan hy veel voordeel heeft genoten.

EEN.

I -

-ocr page 514-

494 Etnvoutvigeâoch onfeilbaremanier om bet Schurft

EENVOUWIGE

D O C p

ONFEILBARE MANIER, p M H E T

SCHUPFT

ZEER GEMAKKELYK EN SCHIELYK TE GENEZEN, ZONDER DAT 'ER OOIT E ENIGE ONGEMAK

KEN OPVOLGEN.

Uit het Hoogduitsch van den Heer Jasser,

IN den laetften oorlog van het jaer 1778, tot het einde van denzelven in 1779, Hond het Regiment^ waertoe ik behoor, den geheelen tyd in de gebergten van het gracf-fchap Glatz, en was aen het ruwfte weder blootgefteld. By alle aldaer ftaende Regimenten en Bataillons vertoonden zich cenige ziekten, die in het begin meest rottige Rooloopen, en op het laetst Rotkoortzen waren. In ons

Rt-

-ocr page 515-

kamp;er getnakkelyk en fc'nielyk te genezen, enz. 4^s

Reginent werd ons volk zeer hevig door het Schurft aengeta^t, zoodat ik twee honderd , zestg perfonen aen deze ziekte te behandelen had. Om eene al gemeen e befmetting in het Regiment voortekomenj en ook om deze lieden van andere lyderen , die in de Veldhospitalen teGuATz lagen, aftezonderen, werd aen het Regiment voor zyne zieken zoo veel ruimte gegeven, dat ik in ftaet wierd gefteid om de fchurftigen naer behooren te doen plaetzen, en hen ook zelf te bezorgen^

Ik gaf op deze lieden zeer naeuwkeurig acht ; ik liet hun niet eten of drinken het geene hun fchadelyk konde zyn , en gebood hun de beste fcheurbuikweerende middelen t® gebruiken , waerdoor ik anders het Schurft met zeer goed gevolg verdreven had^ Dit nu was eene zeer zware taek ;• en men zond ihy van* het Regiment meer fchurftigen als ik ’er gezond* Wederom konde zenden. Myne waerdin was do' weduw van een’ zoogenoemden Goudzoeker^ cii‘ bezocht ray nu en dan ’s avonds. Wanneer zy my eens in eene verdrietige luim vond-j' vraegde zy naer de oörzaek van myne bekomme^ ring: ik zeidè haer rondborftig, dat ik zoo vele fchurftigen te behandelen had, dat ’er dage* I^’ksch meer BykWaiflen, en dat ik geen® ge--

zon»

-ocr page 516-

lt;95 Eenvouwigt doch onfeilbare manier om hetSchurft zonden wederom konde zendert. Hierop ver-ftaelde 7.y my, dat zy van ha^r overleden man éen onfeilbaer middel had om deze ziekte fchielyk en veilig te genezen.' Dat hy eeaige honderden van de Regimenten, te Glatz ftï Garnizoen léggende, met hét gelüllt;kigdte gevolg', had herfteld (*). T/j bêloófdé my dé famenftellihg van die zalf te zullen geven : men moest dezelve ’sogtends en ks avoids, ter grootte van eene hazelnoot, in de palmen van’ de handen inwryven, zonder *er iets anders by te gebruiken; hierop kwam het Schurft zeer ftcrk’ te voorfchyn , en veroorzaakte eerie hevige jeukte der htiid , waerna het’ vervolgens op-droc^dc, ’t geen binnen den tyd van tien of twaelf’dagen gebéurde, uitgezonderd-het vene-fïfchc Schurft, ’t welk met de kwik moest Öeftreden worden.

TBv lt;!?ï ! quot;-v nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ùé/ê

hr: 3' T'’

■ ifquot; . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■

Uct is bezwaerlyk te gelooven,'dat dees ni»n de nit-yinder vait dit middel, en noch veel minder dat desze'fs Dfn'hiding' eert gevolg yan het goudzoeken geweest. i.y\ anderszins zoude dit laetile thans nog^ als iet nuttigs aen-geprezen kunnen worden. Veeleer gelooven wy dat deze, zalf een zeer oud middel is, doch ’t. welk niet algemeen, bekend fchynt geworden te zyn : ons is ten minde meermalen, door gemeine lieden, eene zekere fchurftzalf, die op dezelfde wys moest gebruikt worden, als eeu onfci^ fcaer geheim iiitgevent. '

-ocr page 517-

f iter gemakkelylt enfchielyk te genezen, eroL

Deze fchùrftzalf wordt dus bereid:

Neem Koperrood (a).

Zwavèlbloemen (b).

foedet vaij Laurierbeziën (c), van' elk evenveel.

gt; Lyn- of Olyfolfe (d)',' zoa veel genoeg is. ,

‘ Meng en maek hét tot eene vloei-' - ' • quot;bàre^zalf. '* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

. jA jor; j- î

.■ . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'i' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ * '■ 'v;-!. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .jii.

Ik begon het gebruik van deze zalf daegs ^rasu - Yder fcburftige moest ’er ’s og^' tends en ’s avonds, ter grootte van eene hazek' noot, in de, palmen van de. handen mede befmeren ; en ten einde alles in cene^be-hoorlyke orde zoude, gefchièden, moesten de’ Heelmeesters van.tet legeren andere daer’ toegeftelde.,^erfonen, ,hunç,,ppzici)t^ 'ex over-’ Aemeni-^ .j, j. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r . j.

Tot groótér'.'voorzoi^ liet ik de aïekeit nogquot; alle avonden het volgende zuiverende poeder innemen.

. (lt;») Vitriolum aJbnm. Flores fulpiratis. (e) Pulvi» baccarum lauri. (lt;/) Oleum Uni, vel Oletun olivirura.

-ocr page 518-

8 ßenvouwige dach onfeilbare manier om hetScbtwfi

Neem ZwaVelbloemen.'

Ruw. Spiesglas (e).

Gezuiverde Salpeter (ƒ).

Florentynfthe Lisch (g), vaH eli zes azen.

c. M: M: het tot een poeder.

Door middel van deze manier was ik gelukkig genoeg, om alle myne fchurftigen fpoedig én veilig te genezen, en tot het Regiment naer hunne fevartieren te zenden.

Ëenr zéker hcwys, dat deze manier óm hét Schurft te genezen geene nadeelige gevolgeiï naer zich fleept, is dit dat alle de herfteldeh frisch en gezond naer West-Pruïssên irt het Garnifoen, en tot de hurmen zyn gèkomen, ionder de minfte wéderinftorting óf andëre toevallen, die doof een teruggedreven Schurft anders wel ecns ontftaen, gewaer te worden'.’

Ik heb bynâ altoos zeer vele fchurftigen onder het Regiment, dewyl de Poolfche Recru-ten daeraen zeer onderhevig zyn. Ik gebruik in het begin niets dan buikopenende middelen en‘

(e) Antimonium cruduiti.' (ƒ}’ Nkriim dcplirttiiin.' (g) Radix ireos Florentin»/

-ocr page 519-

‘ èeer gemakkelyk en fchielyk te genezen, enz.

èn baden, alsdan de gemelde zalf en hét poeder, op welke wys ik ze alle met het beste gevolg heb genezen, zoodat het by de meestert binnen tien of veertien dagen volkomen af* droogde (*).

In de éerfte dagen, wanneer de zalf in de' handen wordt gewreven, komt het Schurft, onder een fterk gejeuk, en voornamelyk op de armen, te voorfchyn; doch na verloop vaii Veertien dagen is alles over.

• Zy doet in het verouderde Schurft mede écne zeer goede uitwerking. Een naburig Heelmeester, op de heerlykherd der Burggraven van Don a in Schlodiön, pleegde my raed' Wegens een kind , ’t welk met een Schurft van een ingcvlogten 'aert over het ganfche ligchacm, federt negen maenden, gekweld was geweest. Men had by dit kind, op rekening vari

(•) Daer het uit de proefnemingen vah dezen Heek meester blylit, dat de zalf, zpnder eenig nadeel te veroorzaken, het Schurft geneest, zoo zien wy niet waerom' men met derzelver gebruik de toediening van inwendige middelen moet laten gepaerd gacn; te meer, daer wy op goede gronden gelooven', dat het Schurft in de meeste gevallen Hechts eene huidziekte is, dÏc uit geene ziekelÿké gefteldheid der vochten ontftaet, doch uit uiterlyk'e ooï-Zaken fchynt oorfpröngelyk te zyn.

1. Deel. in. Stuk. Tf

-ocr page 520-

5QO Æ snvQu^.ige ädch onfeilbare rnanier cm bel Schurft tatt den Gr;}of,, geene moeite gefpacrd; rnaer dç. noodiger m.idd'-d«n werden, door den Geneesheer nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genocgzæm voorgefchreven j

docji met dit al ,wilde het uitllag het kind niet verlaten. Jk ftclde de zalf en het gebruik van het poeder voor; en binnen den tyd van twee maenden is het kind volkomen herfleld, zonder federt, de geringße vermaning te heb-' ben ondervonden.

Nog kortlings kreeg ik, uit het ieger Cen’ verlofganger, die zieh aldaer van het Schurft ckxgt;rinfmeFcn.had willen genezen, en daerdoor de waterzucht,’ en wel het water in den buik^ heïicvena eene waterzucht over het geheele ligchaem,, tusfehen vel en vleesch, uit een-teruggedreven Schurft op den hals gehaeld hadlt;. Het Schurft, wilde by dezen lyder niet weder-Qt.n uitkomen , fchoon ik hem terftond de iigiho.orlyke .middelen daervoor hrtd toegediend. Öewyl ik nu de uitwerking van de zalf gezien had, dat, naraelj’k, ha het herhaelde inwry-ven in de handen, het uitflag fterk te voor-fihyn kwam, zoo waegde ik het, en liet den lyder ’s ochtends en ’s avonds de zalf in de handen wryven, waerop, *tot myöe groote verwondering, e.n tot blydfchap van den lyder,-het Schurft op den' vierden dag fterk uitbotte ,■ het

-ocr page 521-

zter gemalikelyli enfckelyk te genezen^ enz. s°i

het water tusfchen vel en vleesch allengskens

Î het water in den onderbuik zigt-baer verminderde, eh alleaffcheidingenen ontlastingen naer behooren verricht werden; het nitflag ging doof öpdrooging weg, gelyk ook' de jèuking der huid en de lyder is volkomen herftcld.'

AénMerkingen van ï)En heer

J: L: Schmucker, op de sovENi staende Waerneming.

Het Schurft is,' helaes ! het meeste te vin-_ den in de VeldAorpiffl/en, Weeshuizen, en over het algemeen waer vele menfehen in enge plaetzen byeen moeten liggen, en beroofd zyri van het gebruik van goede voedfelen en’ der Éüivere lucht, terwyl onder zoo vele nood-lydende zelden de zoo hoognoodige en on-óntbeerlyke zindelykheid wordt ih acht genomen. Doch inzonderheid vermeerdert' het getal der zieken in Veldhospitalen , Waer-' door dikwerf eene hevige befraetting veroor-' zaekt wordt^,‘ ten zy de behoorlyke behoedmiddelen', om dergelyke zieken afzonderlyk' te' liggen, gébruikt'worden.

Het Schurft is dikwerf eene fcheiding vaii andere ziekten, waervan ik, in den winter pn‘

Ti 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hét'

-ocr page 522-

^02 Aenmerkingen van den Heer J: L: Schmucxex

het voorjaer 1742, het droevigfte gevolg heb gezrien, Het Reghnent, By het welk i-b Heelmeester was, trok van Louwmaend, tot in Bet midden van Sprokkelmaend, door Moravie naer Oostenryk. Schoon nu öns- Volk zeer wel gevoed werd , was het echter niet gewoon den wyn te drinken ; hierby kwam nog de felle koude, welke de doorwadçming belette. Den vyftienden van Sprokkelmaend trokken wy in de kwartieren. Het eeffte JBataillon kwam in een vlek, Bauseran genoemd , waer veel wyn was, liggen. Teder fóldaet kreeg dagclyksch drie pinten wyn en de beste fpyzen.

By deze veranderde Tevenswys, begoft het getal der zieken dagelyksch te vermeerderen. De meeste lagen aen 'eene Rotkoorts ziek, de minffe echter aen eene gewone Zinkingkoorts ; de fchefdirig (Æ) Was altoos een fchurftig uit-flag. Het tweede Bataillon van het Regiment Rond in een dbrp, Tracht genoemd, eene halve myl van ons afliggende, en moest naeuw op den vyand loeren, om wegens zyne naburigheid niet eensklaps overvallen te worden. Dewyl aldaer de wyn ontbrak , kreeg do

-ocr page 523-

‘ Dp de voorafgegane waerneming. 503 ,, de foldaet by het gocd eten, dagelyksch zyn bier : niet zeer velen werden ’ör krank; en by gevolg hadden ook weinigen het Schurft.

■ J' ,,

Deze ziekten vertoonden zich^iet eer, dan nadat wy veertien dagen in Garnizoen w’arcn en ’er werd toen ftiptelyk zorggedragen, dat de foldaet zich behoorlyk waschtc en fchoon hield.

Volgens de microscopifcJie waerncmïngen van Leeuwenhoek, zyn de klcenê fchurftige zweren vol van kleene diertjes. Ik fta dit gereedelyk toe ; doch zy kunnen niet eer ontftaen, dan wanneer de puistjes door eene fcheiding uitgebot of gevormd zyn, waeruit alsdan de wormpjes worden voortgetecld, naer-dien die kleene diertjes ’er hunne eiertjes in kunnen leggen, en vooral wanneer de lyder^ hunne reiniging verwacrloozcn.

Het is waer, de fchurftige uitflagen komen altoos te voorfchyn tusfehen de vingers en op de handen, waer dergelyke diertjes ligte-lyk by kunnen komen, en zich alsdan, gclyk de luizen en vlooijen , ovçr het geheelc lig-chaem verfpreiden. Dan men kan evenwel piet ftellig zeggen, het geen B ilt; o c k l e s b y

I i 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;VOO?

-ocr page 524-

$04 Aenmerkingen van den Heer J: L: Schmucker.

voor zeker houd, dat, namelyk, het Schurft uit kleene diertjes, enz (*), zoude beftaen, en dat deze eerst in de aenwezende puistjes yoortgeteeld worden (f). Het is eveneenis

a nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-

(*) Brocklesby Beobachtungen von Feldkrankheiten P- 193-

(t) Van Gesscher (die mede van gevoelen is, dat de oorzaken van liet Schurft fleclits plaetslyk werken, en geenerlei ziekelyke gefteldheid der vochten veronderftel-len) zegt meermalen waergenomen te hebben, dat, wanneer ’er verzweringen in de borden of ciders komen, het Schurft verdw'ynt, zoo lang die verzweringen (tand hou- , den, en wederom te* voorfchyn komt, zoo rasch dezelve genezen zyn ; en hy meent wyders dat dit verfcliynfcl niet zeer begunftigt het gevoelen dier geenen , die het ver-biyf van zekere gekorven diertjes, onder de opperhuid, als de oorzaek der Schurftpuisjes, acninerken. De’ Heef Murray zegt in zyn fraei Werk over de Moormen, die in de Melaetscbheid aeneoezend zyn , dat niemaijd ontkennen zal dat ’er wormen in het Schurft'gevonden zyn, zoodra hy weet dat Linnaeus dit getuigd gezien te hebben. De Iloogleeraer Plenck meent, dat deze wormpje^ niet de oorzaek van het Schurft zyn, maer dat zy flechts eene bykomende ziekte uitmaken. “ liet is waerfchyulyk, zegt hy, “ dat, voordat het Schurft uitbot, ’er altoos eeti “ zeker bederf der vochten voorafgaet, ’t welk indien het “ tot een’ zekeren trap gekomen is, de wormpjes, in de “ kaes en het meel fchiiilende, (want zy zyn van dezelfde “ foort) naer zich lokt, zoodat zy in de huid nestelen, *• en door hunne knaging ün uitgeworpen vochten het “ euvel erger maken. Want wy bemerken, dat de vliegen, *' door eene aengeboren drift van de natuur, alleenlyk dat '• vleesch aontasten , ’t welk reeds begint te verrotten. Du^ wordt niemand door de wormen, die hunne eijeren in de

•• darmen uitbroeijen, gefolderddan the gcenen, welke eene “ by-

-ocr page 525-

op de voorafgegane •waernetnîng.

gefteld fnet de wonden, wanneer die in hét zomerfaizoen niet behóoriyk bedekt zyn, zoo. dat ’er vliegen en andere kleenc diertjes by können komen ; terwyl ’er, van het cene verband tot het andere, maden beginnen te nes. telen , en den gekwetften gevoelige fmerteri veroorzaken. In Ziekenhuizen f waer de gc-kwetften hunne dekens hebben/'gefchiedt dit zeldzaem, maer wel eens op Vefvoerwagens, alwaer het verband zich ligtélyk laet verfchui-ven, of ook wel by onrustige gekwetften in Ziekenhuizen, wanneer zy de dekens van zich werpen, enz.

De vuilheid der foldaten heeft veel fchuld aen de geboorte van het Schurft ; dit blykt zeer duidelyk in het veld acn die foldaten, welke zich dagelyksch met zeep wasfehen, en daerom aen deze ziekte veel minder onder, hevig zyn,

Hoe

byzondera geftefdheid van het llgcliaem hebben oiu dezelve eenen vryen toegang te geven”. Doch indien men een bederf der vochten als de oorzaek van het Schurft aenneemt, hoe zal men dan können verklaren de wys', op welke iilterlyke hulpmiddelen alleen, in ver de meeste ge, vallen, tot verdryving van het zelve genoegzaeiu zyn? Waeruit ontftaet het dan, dat zelfs in een niet verouderd Schurft inwendige verrottingwerende middelen, tilleen gebruikt, de ziekte niet genezen?

li 4

-ocr page 526-

Âsnmerkingen van den Heer J: Lj Schmucker

Hoe veel moeite had mer) niet, in vroeger tyden, om het Schurft te genezen! Zeer vele bloedzuiverende middelen werden ’cr gebruikt, zelfs Hechts om het gewone Schurft te verdry-ven; en nogthans verliepen ’er dikwerf vele maenden, zonder dat men den lyder van hel: ongemak bevryd had. Ik heb myne zieken baden, met zwarte zeep gemengd, voorgefchrer ven, hun ccnigemalen buikopencnde middelen iJoegediend, en hen zich zelven alle avonden met eene zalf, beftaende uit reiifel en zwavel, doen fpieren. Op deze wys werden myne ly-^ers, binnen kort en zonder hunnc gezondheid te benadeelen, genezen. Deze fmering is, by de boeren op het land, het eenigfte middel, waermede zy zich van het Schurft zpeken te ontheffen, waerby zy nog dezen regel in acht nemen, dat zy zich , na de zalf ingefmeerd te hebben, in eenen oven, die daegs te voren warm geflookt is, liggen en gedurende een goed uur daerin zweten,

De vermaerde Pringle gebruikte, tot ge, nczing van het Schurft, mede niets anders, dan dat hy eenige buikopencnde middelen , be, pevens een zalf, uit levendige zwavel ’(0?

witte

(f) Sulphur vivutn.

-ocr page 527-

Op de voorafgegane waerneming, s^7 witte nieswortel pfruwammoniakzout Q'), en varkensreufel, voorfchreef. Met deze zalf / moesten alle de fchurftige dcelen beurtelings gefineerd worden. Dit is ook gerncenlyk myne handelwys by alle fchurftigen gevyeest, onit dat, door de inwryving der zalf in de open puistjes, de diertjes, die zich aldaer ophpuden, gedood worden , naerdien zy de reufel en zwa, yel niet kunnen verdragen.

Volgens de behandeling, welke âel^eldcJjirurgyn Jasser heeft medegedeeld, worden alleenlyk de palmen der handen gefineerd. Dit is van het zelfde nut, en heeft nog het uitftekende voordeel, dat niet alle deelen van het ligchaem behoeven gewreven te worden, en by gevolg ook de zweetgaten minder door vette zalven x^erftopt raken. I Ik heb by eenige tnyner lyderen de proef, om het Schurft naer de wys van den Heer J a s s e r te genezen, genomen , en ben van derzelver goede uitwerking volkomen overtuigd geworden.

Myn’ vriend en amptgenoot, den Heer ThedeN, wien ik deze manier heb medegedeeld , en die al het volk van de artillery te be-i

(D Helleborus albus. (/) Sal animoniacuin trudum. îi 5

-ocr page 528-

ƒ08 Aenm: van den Héér J: L: Schmucker , enz, bezorgen heeft , heeft het mogen gebeuren, boven de veertig man, aen het Schurft onderhevig , binnen kotten tyd te genezen ; en hy blyft, tot heden toe, by deze een vouw i ge behandeling.

Vele Légercliirurgyns zjm ’er nog, wien ilç Verzocht had met die zalf proeven te nemen, en die my verzekerden van hunne zieken ’er fpoedig door herfteld te hebben.

Ik verhaelde onzen koningklyken Lyfarts, den Heer Roloff, wegens myne zoo vele goede gevallen van het gelukkige gevolg der voorfchreven geneeswyze. Hy liet ’er hierop in het Weeshuis de proef van nemen j en men heeft ’er aldaer insgelyks de ge-wenschte uitwerking van gezien.

Na alle ontboden berichten, is het ver. ouderdfte Schurft, op zyn langst binnen vier weken, daerdoor genezen geworden,

VIT,

-ocr page 529-

UITTREKSEL

VAN EEN’

BRIEF, GESCHREVEN POOR DEN HEER i’ Ä Æ Ä ƒ T / E /?$ Heelmeester te Parts, '

A EN DEN WEL ED: HEER ?gt; y: P: E R M E R I N S, Med: Doctor te Middelburg, den 3'^'quot; VAN Slagtmaend, 1782.

gy genoegen

/t h nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;111 mins tiue-

u-Jk vernemen, dat wy twee aenmerkclyke verwydingen van den Hazenflagader ge-

‘‘ nezen hebben , door de binding van dit parader-“ bloedvat, boven en beneden het gezwel : deze ’ “ twee heelkundige bewerkingen zyn, in onze binding “ Hospiçe des Ecoles de Chirurgie (f), door rayn' vriend beneden

bet gin

Ça) Aneurismata arteriæ popliteæ.

(t) Deze naem geeft men aen eene zacl van de onlangs nienwopgebouwde heelkundige School, die tot een Ziekenhuis gebezigd wordt, en wacrin niet dan zwarç ziekten behandeld worden.

-ocr page 530-

^io UUtrekfel van een Briefe gefchreven

“ vriend Pelletan verricht: geene toevallen, wellte vele lieden geloofden op de?e binding te moeten volgen, fais het heetvuur enz

“ heeft men waergenomen. De beenen hebben “ hunne natuurlyke warmte behouden , enz. “ Het is nu twee maenden geleden dat de cerilç “ kunstbewerking gedaen is : de lyder begint jf' reeds opteftaen, en over de kamer te wande^-Jen. —T- De tweede is in het begin van Wyn-“ raaend verricht; en de genezing zal wel haest volkomen zyn”.

rerbeter. Wy hebben de wys óm de zaedballen Qb') ‘oinde“^’' “ wegtenemen nierkelyk verbeterd. De Heer zaeäbai- «Pelletan en ik hebben deze bewerking lenwegtg’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;~

nenien^ “ gedaen : de verbetering, van welke ik fpreek, “ beflaet hierin, dat men niet dan de flagader ‘‘van den zaedftreng binde, door dit vat met “ eenc ontleedkundige tang' naer zich roetetrek-“ken: wy verhoeden, door deze handelwys, de « bloedvloeijing en andere toevallen, die het “ gevolg zyn van de bindingen, in den omtrek van den zaedftreng gedaen : wy vermyden ‘‘hierdoor alle foort van drukking, ’t geen, “ zoo als de ondervinding geleerd heeft, zeer « veel voordeel aenbrengt. Gedurende de ge-“ heelQ

Castratio.

-ocr page 531-

dbor den Héér L’Heritiîr,.e«z, jn

« beele behandeling, volgens de bovengemelde wyze, van drie lyderen, is ’er geen de min-“ fte pyn, koorts , noch fpanning in den onder-“ buik, enz, gevolgd: wy hebben de finerin-“ gen, welken men op den onderbuik plagt te “doen, afgefchaft. De zieke, wien ik, den “ eerften Van Wynmaendy de kunstbewerking “ gedaen heb, is reeds agt dagen in zyn kamer

op de been geweest, en zak op Zondag, den tienden dezer raaend, zyn’ kerkgang doen”*

WA ER.

-ocr page 532-

jls^ Waern^mmgen, gedachten en voorßagen

A quot;Ê R N E M l' N GrE N;

- G E' D A C' H T E N

ƒ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;È N . .

:: b Ö R S U A 'G E N, '

■ L. r-v;; r: .....'t-ss- ,ç

. J nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O M T Rf E N D E ,

R J 'É ' D D ‘’ ï N 6'

VAN

DRENKELINGEN O).

Uit het Hoogduitcch van den Heer S:' G; Vogel.'

Hoe weinig de veelvuldige poogingen (*),’ zoowel van byzondere Geneesheeren als ook va» geheelé Genootfchappen, tot dit oogmerk

(t) Dit is geene juiste benoeming ; want men zegt eigenlyk alleen van iemand, die wezenlyk in het water is omgekomen: „het is een drenkeling”. Intusfchen gebruikt men dit woord vaek in die beteekenis, in welke het hier genomen wordt ; en het is verftaenbaer. Men heeft geen ander enkel woord ’t welk de zaek naeuwkeuriger iiitdnikt.

(*) De voornaemfte hiertoe behoorende en onlangs witgekomen gefchrifteii zyn : Henslers SlinjctflE. ötc gaiiptfacülkörKn HettunjjöinittEl bEtèr / ùIe auf

v'

-ocr page 533-

emir eilt da redding der Drenkelingen. 513

merk opgericht , en het Menschdom tot waer fjeraed ftrekkende, mitsgaders van de uitkom-ften

jjlötsntüc tlnaiücfij^fälle IcDIo^ nehjo^bcit, Slïtona 8°. Vail dit in het Dcensch vertaelde Werk is, ingevolge van een uit het koninglyk Deenfche Rentkamer-Collegie gedaen bevel, op rekening van den Koning, in dat zelfde jaer aen alle Predikanten, Hoofdfehouten en Leenmannen der beide Koningkryken, tot gebruik van een' yder, een ingebonden afdrukfel uitgedeeld. Ook behelzen verfcheiden Duitfche Oriionnar.iicn byna woordelyk de(' voorfchriften van Hensler. —J: C: Fr: Scherffs Sfii5ci3E bcrtïcttunöpmittEl hep TUBIofcn (Je. SCït. 1780;-8°. Dit is het zelfde gefchrift, doch niet vele gewigtige öyvoegfelen vermeerderd , waeraen de Heer Hensler. ook groot aendeel heeft. Dit is een Werk, dat in yders handen behoorden te zyn, en ’t welk geen menfehenvriend ontberen kan (•ƒ ---- De Haen Rat. Med.’ï. xiii.

Cap. Hl. T. XV. C. r. Rat. Ried. Cont. T. i. Hef cerfte, dat hiervan uitgegeven werd, is in het Hoogduitsch vertolkt, en van welke vertaling de Keizerin byna vier honderd afdrukfels heeft doen uitdeeleii. Rapport, fait par ordre de l’A cad. des fc. fur les Effets des tapeurs viepbit. dans le corps df l'homme ^c.par M. Portal. 3 cd. à Par. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;---- Unze R s JEßEhicinifEfjcjg

fîaubtiucfj. aacuc SCuflajje.----Tissots .^ainmluiiç 311E aHrsncpfimi^t ocljoriijci; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/ ulicrfejc bon

Kerstens, i Ih. 28 Kap. --- Gardane ytvis au

peuple fur les Âspbyx. ou morts apparents ë? fuiites pÿc. Par. 1774. SCûBanbluiioeii nuji bcc dSatiitflEfcnicljtc/ Pg. 211U. unb (Çrjir. bcii ^cfjjiftcn bec l^aclcnicc Hnb anbjcE l^Qllânôiffïjcn tßefcllfcßaftcn i B.---- (ßtft unb — nefijit ciiKin ^Cnljaiis bon Jiâitteïn —

bEC

(*) Dit Werk 1^1 eerlang, in een Nederduitsch gewaed gedoseftti ht; licht aien.

-ocr page 534-

ƒ14 Wdernemingeni gedachten en voörjla^èri iten van‘meer andere openlyke inftellingeiï ter opwekkirige van in het water gevallen lie-' den ,■

tiec löccrcil J ANiN, Hermant ünamp; Gardane.

b'cni jfgans. ^tvafjjöitca 1776. ---- Gullen in Extrt

from tbe fournai of the board of Police ----- in Med.

and Ph. Comm. bj a Soc. of Edinb. l''ol. third, p. 243* Deze Verliandelingj fchoon reeds voor zevert jaren in het licht gekomen, is een der gewigtigrten, welke men over di£ onderwerp heeft. Hunter in Phil. Tr. ^ol. 66. ^atnmïuno auicckfciitc SfiSi^anbluiinen füc pgafttlfcljc Stcctsu. 4 B. S. 13. ---- IsNARDs UntErtkljt/ Vnic

fflan lErtriuificncn auf We letcfttEfte unö ffttjcrftc 90« lijiEdCr 3uni XcBCll licrfjclfcn ftannc; cene Prysverhande-lïng, iti liet Fransch vertaeld, en met eenige Aenmcrkingcn' v'errykt. Waerby nog gevoegd is het bericht, in het' jacr 1740, op Koningklyk bevel, door geheel Vrsmkiyk Bekend gemackt, behelzende de wys, op welke men drenkelingen wederom kan opwekken. —- Champeaux und F AI s s OLE nEtfarirungcii uirij IDaggncnuniscii uütr ôte nrfatrieii (atnbe^ ïjcr €ctïuiiftnicn ge. au^ bent Jfjansàfifcfjcn. Wiista 1772. Brückmanns' j®an# iligfaltlßficUen —— Ulntetticl^t/ luie inan bic auö bent tna^fec nESOQEnrn obee etftieftten niEiiftgcn tatEbcc srf Ptg fElliÿt bgingen uiib ifj? Iclicn rtijaltcn fionne. Vernieuwd en op bevel van de Heeren van de GeZondheidsraed' der ftad en het vrye gemeenebest Bern bekend gemaekt. ïSEtn 1776. 4°. ----- Ook behoort hieitoe eéne zeer

hezenswaerdige Verhandeling van den lIoogleeTaer Elias' Adam Papius bon bEC 9Ctt iinb IXtfaEQE bE^ lt;obc^ hEt iCrtrunftcnen/ iitbpt üee allflEniEinEn ©cilniEtljobé V; f. tn. uit het Latyn overgezet in Baldingers Jfâagasiil flic 9Ccr3te 6 St. S. 480-. ƒ. —Lotfis Lettre fur là eertit. des ßgn. de la mort ^c. —gt;—■ Becker lt;ye /z/i-norfor. mort.----Littre in Mem. de l'rlcad. Royal, des Sc, /Innée syiÿ.----- Haller Elem. Phyf. T. iii.

E ver s Exper. circa fubmerf. in animal, inßit. Sfc. ——* Pia

-ocr page 535-

Omtrent de redding van Drenkelingen. 5Î5 äen , aen onze wenfchen fchynen overig të laten, en hoe kragtdadig en beproefd ook dö daer-

PiA detail des fuccès de l'étahlisfeinent que la ville de Paris a fait en faveur des perfonnes Sioyez. Par, 8“' 6 Stukjes, (eotttlifl- SCnseffle 4a St, 1780. S. 34/. Antonio Giuseppe Testa della morte apparente tdegli annei’ati Flor. 1781. 8“. Dit Werk is, volgens den Goctiiigfchen Recenfeni, inet veel vlyt bearbeid, fchooni^ iict weinig nieuws behelst, ißntllna. «éeï.SCns. 9 St. 1781, De volgende zeer rnerkwaerdige Ordonnantiën j nevens der-zelver onderrichtingen behooren mede hier t’huis, namelyk : ^ic l^crsaal. ^aclj(eiv«?otïjaiftSt/ bom U ®C£. lyyoi jpal. vier vel, 't welk ook de Redmiddelen aen de hand geeft, (JTIfiir-jpüv^’t-üBnrcöI. .,3« ^^acBfni (ïî.-«maiibat ^c, ad I7t3- lOîotital. ^JCUSlIftljé boni 15 J5ab. 1775. ÿat. twee vel en twee vel Èól. vah de onderrichtingi We l^crsonï. ^argfen » Ï©clinan|£Ö6 bom 21 JfeBjj jpol. drie en een half vel. Inzender* ' heid komt ook nog in aenmerkirig ber ^crjonl. Ó5;autilt; frijtotsjifcific itntcïrköt u, f. Ui; Von 1780^ Tissot eit Bikker Raedgeving voor de gezondheid van den gemee* ncn man, bladz. ^o6. vierde druk. J. P. BrinckmaK Jievvys der niogelykbeid, dal 'er Menfchen levendig kiinnett begraven worden enzi jlmflerd. 1778. Genees- Natuur^ en liuisboudk. yaerboeken No. 4 en 7. en Geneest P7atuur- en tJüishoudk. Kabinet No. 6. J. Voegen Van Engelen KerbandcUngén iver de fcbynhaer geflort venen. Gt A. p KoHLREiFF ^üBanhlutig Von bee Viafjreii tobc^act bcc «ïïrtriinftcnEn Qr. (èrjjtet Vetfurg. Xnüi’rft 4®. 1^8. The Rnports of tbe bütitan Society for the reeovery bf perfo«s apparentl-j drowned j at London , for ehe Year 17/8. Ä« eindelyk de zoo zeer te recbl alom vermaerde Historie en Gedenkfehriften van dé Filii etfebäppy tot redding van Drenkelingtn, te elmfl erdanti jdgt Stukjes,. ’

Î, Dili. III. Sink, Kk

-ocr page 536-

516 Jf^aernemfngen, gedachten en voorflagen daeruit ' voortgevloeide '’maetregel's ^en hulpmiddelen, in ontelbare gdukkigo'vôorbeelden, zich bexvezen hebben , zoo is het echter te betreuren, dat ’cr niettcgenftaende de kennis en het gebruik van alle dez© hulpmiddelen, Êogthans zoo- vele red- en levenloos bly ven.

Men verhaelt wel zekere voorbeelden, die ten deele zeer verdicht fchynen, dat ’cr, name-lyk, drenkelingen, na drie, zes uren, ja zelfs-na één en meer dagen, welken zy in het water •liadden doorgebragt, nog zyn behouden, ge-lyk'La NGELOTT, PechlIn, Kruger, Alex. Benedictus en anderen getuigen: .doch anderen, in tegendeel, zyn reeds, na weinige pogen blikken, geheel dood uit het wateb gehaeld.- Dezelfde hulpmiddelen en maetregels ^yn, nu eens binnen korten tyd nadat de dren-ÿctîng in het wafer was gevallen, geheel ver-•geefschen vruchteloos, dan wederom, na verloop van een’ veel langer tyd buitengemeen gewcnsdït en gelukiÿg geweest. Iets zonder-■Jing is liet, dat in het eene land de'proeven Op’ verrej. na beter'geïukjten dan in het andere. Uit liet M E CK L E N Sp R G-S C HW ERIENSCHE fchfeef my faétst een zeker Geneesheer, geen (v-pofbeeld te weten dat in geheel Mecklenburg ooit een drenkeling gered- tvas gewor-

' den»

-ocr page 537-

omtrent de redding van -brenkelingen. nbsp;nbsp;5 y/

Öen: Daerentégen flaegt men in.hetPRuis-siscH, in HoLLÄND’en elders (f)» ^’’5' lukkiger. Waeruit ontftaet een zoö zeer verJ fchillend gevolg van dezelfde inftellingcn; vau dezelfde hulpmiddelen?

■ , .... ,■

Buiten allen twyffel .is het, dat Zéér vele-oorzaken hiervan te zoeken zj’ii in zoodanige ömftandighedèn, die deels alle onderzoeking öntfnappen^ deels, gelyk ontelbare anderen der Genees- eri Heelkunde, tot nu toe volftre^É buiten onzen werkingskreits gelegen zyn.'

.. Andere zeer gewigtige redenen van dit zoo ycrfchillend gevolg liggen , buiten kyf j itt de beter of flechter op'enlyke yoorfchriflLen,* door.de hoogc overheid uitgegeven , inden' âert en de manier, in den trap.en.de fterktey in de orde en het tydftip, hoe en op welké' wys de beste hulpmiddelen aengewend wof. den, zoowel als in hare byzondcre keuze ïn enkele gevallen. Het zelfde middel doet.ïn’ dezelfde ziekte, onder verfchillende omftandig-heden, de allerverfchillendfte uitwerkingen, r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ê

*■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j k* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

e* ■/- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:■ ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. '.U.

G), la London is , in bet jaer j ^itÓag van teadiif^ zoo; gT^flikki^gèiteamp;'st, dat’ervab honderd négenèii-tVvkij; Drenkelingen honderd en zes in het leven gebragt zyn/

Kk- 2

-ocr page 538-

fTâerfieniingen, gedachten en voorßagen

In de eerfte plaets zal ik eenige der oorzaken,. waerom vole drenkelingen, die, hoe korten tyd ook , onder het water hebben gelegen , en by wien ten fchielykften de incestgepaste hulp wordt toegediend, nogthans niet opgewekt kunnen worden , den Lezer onticr het oog brengen.

Lieden-, die het oO'gelnk hebben onl met eene zeer vólle inaeg onder het water te geraken, loopen zonder twyfiel zeer groot ge-vaer oin ’er ten fchielykftcn en onhcrftelbae» hun leven in te verliezen. Wien kan het inoeijelyk vallen, de reden hiervan^te bevroe-d'en? Wien is het onbewust, dat de aderri'. haling zoo veel te bezwaerlyker gefehiedt, hóé minder vry het middenrif zich beneden^ waerds kan' bewegen ; dat het bloed in de Fongen zoo veel te meer opgehoopt wordt, hoe bczwaerlj^ker de ademhaling gefehiedt, en dat het zelfde bloed zoo veel' te fneller naer het hoofd gevoerd wordt, hoe grooter tegen-ftand het zélve in de longen en'den onderbuik aentreftï’Waeruit fprüitcrf anders zoo vele be. roetten over en onmiddelyk naer den maeltyd? Kn daeruit ontfbaet ook hier het zelfde gevaer, op dezelfden tyd, vooraf by drenkelingen, by Wien“ de ademhaling zoo nadrukkelyk geftut» en

-ocr page 539-

emîrent de redding van JDrenkelingen, 519 en het bloed, welks voortgang naer beneden de volle raaeg belet, zoo geweldig naer het hoofd gedreven wordt.

Byna om dezelfde redenen zyn zy, die in dronkenfchap onder water geraken , in het grootfte gevaer om door eene beroerte om te komen.

Zeer naeuwe kleedingen , vastomfluitende hals droppen, keurslyven en foortgelyke werktuigen kunnen daerom den dood der drenkelingen zeer verhaesten.

Wyders rekene ik hieronder zulke gevallen , in welken lieden zeer verhit en bezweet in het water, en wel voornamelyk in yskoud water geraken ; ’t geen by voorbeeld plaets kan hebben by het fchaetzenryden, na hevig dansfen, op de vlucht, in gramfehap , enz. Ook hier ziet men ligtelyk, op welke wys eene fchielyk onderdrukte uitwademing, die reeds op zich zelve eenen rasfehen dood kan veroorzaken, als mede een fchielj± verkoeld, verhit en hevigziedend bloed, gevoegd by de eerstgenoemde oorzaek, die de ademhaling vol-ftrekt beneemt, alle poogingen, ter herftei-ling van zulke ongelukkigen , verydclcn kan.

Kk 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Nu

-ocr page 540-

îf^aernemingen, gedachten en vcorßagen

Nu is het geheel buiten kyf, dat de gefteld-heid, waerin het ligchaem zich alsdan bevindt, hier insgelyks voornamelyk in aenmerking komt. Zeer bloedryke, wier bloed zeer tot ftolling geneigd is, vette, tot bloedvloeijingen, beroerten en krampen geneigde, kortademige, longtérige, zwakke, jichtige, zinkingachtige lieden , zwangere vrouwen , en ook zulke, die juist hare raaendc-iykfche flonden hebben, en dergelyken, inoeten alle deze niet dikwerf aen de doqdelykfte gevolgen , die zulk eene geweldige oorzaek immer hebben kan , plot-fling worden blootgefteld ? Doch behalve dezq pn nog meer andere redenen , die geheel pnloochenbaer dikwerf de vlytigfte aenwen-lt;3ing van yder, tot opwekking eener drenkeling anders volkomen kragtdadig middel , te leur ftellen, zyn ’er ook gevallen, waer geene oorzaek, waerom ’er, door de fchielykfle eu meest gefchikte maetregelen , nogthans geeu blyk van eenig leven kan te voorfçhyn gebragt worden, te ontdekken is.

Schoon nu uit deze in de reden en ondervinding gegronde waarnemingen blykt , dat vele drenkelingen hun leven verliezen uit oorzaken , die al onze moeite vruchteloos ïUaken, en ons volkomen gerust kunnen .......... ' ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fte|-

-ocr page 541-

omtrent de redding van Drenkelingen, Siî ftellen, met opzicht tot den kwaden uitdag van onze oprechte poogingen , nogthans is die zelfde ongelukkige uitflag ook zeer dik.-werf te wytcn noch aen die oorzaken, noch aen gebrek van kragtdadige hulpmiddelen en foortgelyken , maer aen omftandigheden, die gehcelenal in onze magt, cn om die reden de grootfte oplettendheid waerdig zyn,

Ik geloof dat het zeer vaek gebeurt, dat onze welmeenende hulp te overhaest, te onbedacht, te driftig, te verward verricht en uitgevoerd wpi-dtj en dat wy daerdoor, het zy met verlof gezegd , gelyk de apen , die hunne jongep uit liefde dooddrukken, de opwekking van een’ mensch niet flcchts niet bevorderen , maer veeleer belettenen het mo-gciyk aenwezend geripge overblyffel van het leven nog geheelenal vernietigenden verflikken , en by gevolg tegen ons oogmerk lynrecht aenwerken.

Innerlyke crn hartelyke verrukking moet zeker, lyk yder vervullen , wanneer men de groote begeerte en werkzaemheid gewaer wordt, met welke de menfchenvrienden van yderen flaet hier handen aen het werk flaen, en nog meer wanneer men den vurigen weldadigen yver

K k 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ziet,

-ocr page 542-

ja2 ff^aernemln^enf gedachten en voorßagen

ziet, waermede zelfs lieden van hooge ko» ningklj^ke Genootfchappen (waervan ik een poggetuigen ben geweest), bezield door de edelfte menschlievendheid, niet enkel en alleen het mogelykfte uitwerken en aenwenden, ter aeniHoediging der hulptoebrengenden, en ter bevordering der vacrdigfte maetregelcn, maer zelfs zich ook niet fchamen noch fchroomen .zelf hunne handen, tot hulp en redding van hunhen ongelukkigen medemensch, uitteftrekken.

Een der grootfte Engelfche Geneesheeren zegt in eene lezing, welke hy in het Koningklyk Genooifchap der l/'etenfchappen te London in het jaer 1776 heeft gedaen (*) , dat alle do voorgeflagen middelen, wanneer zy in eene te groote meenigte en te fterk gebezigd worden, de zwakke werking van het leven, welke zy fiebben gaende gemaekt, ook geheel können vernietigen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

Het is Hechts allengskens, alleen trapswys In evenredigheid met de in het verborgen glimmende levenskragt, en eene gedurige wyze inachtneming der geftcldheid van het voor^

Hg»

Propapali for tJ/e reçover-ji of p.crgt;pïc

droxtfied. LiOtni,

-ocr page 543-

► âe redding van Drenkelingen. 525 liggende ligchaem, dat hier alles moet gefchie-den, wat door verwarming, door aenprikke, ling, enz, het oogmerk heeft den fchynbaer levenloozen optewekken,

Men moet ’er wel op bedacht zyn, dat het ongelukkig voorwerp, wanneer het wederom tot leven ftaet gebragt te worden , niet in gevaer loope om door de gevolgen en uitwerkingen van de al te heftige en geweldig prikkelende middelen , die zich zekerlyk gedurende de bewerking niet uiten, van op het einde nog den laetften tol aen de natuur te moeten betalen. Het is immers bekend dat zulke lieden gemeenlyk overvallen worden door koorts , die eene byzondere en voorzigtige behandeling vereischt ; en men heeft voorbeelden, dat zy, door longontftekingen, fmerte-lyke hoofdpynen, razernyen, fluipen en an-dere toevallen, nog naderhand tot een’ prooi van den dood zyn geworden , waeraen eene J te onftuiraige handelwys baerblykelyk een ^eer amp;quot;oot aendeel kan hebben.

• Eenige der bewerkingen moeten gedurig voortgezet, anderen met kleene tusfchenpoo-zingen verricht worden. Tot de eerstgenoemde behoort voornamelyk de verwarming, Kk 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die

-ocr page 544-

524 li^aernemingin i gedachten en voorßagsn

die beftendig. op het zorgwukügfte moet onjder» houden worden; daerentegen, moet men met het wryven, borftelen, inblazen van lucht, enz, fomwylen ophouden, deels om te zien of ’er zich niet ergens een gering blyk van het leven vertoont,, welk blyk men anders niet zoude befpcuren, en dat by eene voortdurende bewerking veelligt wederom zoude uitdooven; deels ook om aen de natuur, om dus te fpre-ken, cenigen tyd tot bykoming te laten. Maer het ecrstgemelde is zoo veel te noodzakelyker, dewyl de tot nu toe gedurig allengskens ver-meerderde en verfterkte prikkelende midde, len, by'het eerfte blyk van het zich wedcrorn vertoonende leven', op nieuws eenigzins moeten verminderd en,gematigd, doch dan, naermate der aengroeijende levenskragten , wederom vermeerderd en verfterkt worden.

.1 ' i

De eerfte blyken der. zich opbeurende le^ venskragt vertoonen zich voornamelyk door eenige vertrekkingen der luieren- in het aen-gezicht, door çene fluipachtigebeweging van één of meer ledematen, beving der lippen, langzame,opryzing en nederdaling van de borst: de ingebi^n. luçbt wordt met eenig geruisçh lût de longeq^jwederom opgegeven ; voor den mond zietjaen fchaim vergaderen; men hoort een

-ocr page 545-

omtrent de redding van Drenkelingen.

een gerommel in den onderbuik ;■ -de oogappels worden gevoelig, en vcrnu-juwcn zich gt;ecnigzins by de ^aennadering yaiu^Jficht ; het hart doet fomwyicn eenige korte--en fnelle flagen. — o Hoe groote en blyde Jioop mag men nu hebben! Maer het is nu juist de tyd, om op zync hoede te wezen mde tot nu toe gebezigde fterke en werkzame opwekkende middelen moeten eenigzins x’errainderd en bo-pacld worden ; men moet dezelven voor korte poozen uitftellcn. en de natuur zelve platen werken; terwyl ’er niettemin, vooral met de verwarmende middelen, en met het, onder veelvuldig ophouden, herhaeld«inblazen van lucht, ylytig wordt vooftgegaen; en voorts moeten, ■naermate de -levensktagt zich fterker en werkzamer opbeurt,' alle de poogingen trapswys ivederom vermeerderd en verdubbeld worden.

Heeft het ligchaera in den winter cenigen .tyd, al ware het ook flechts een kwartieruurs, onder yskoud water gelegen, dan leert reeds het gezond verftand, dat.in dit geval, wanneer zelfs alle de ledematen hunne volkomen be-wecgvaerdigheid hebben , de warmte in hef begin met omzigtigheid, en niet dan allengs-kens, moet toegediend en vermeerderd worden. De fchynbaer levenlooze moet onmidde-lyk naer een koud vertrek gebragt, aldaer ten k ■ t

-ocr page 546-

If^aernemingen gedachten en voorßageti ten fchielykfte ontkleed, fchoon afgedroogd, in matig warme doeken , huiden , matrasfen of beddedékens omwonden, en dan eerst met alle omzigtigheid in een warmer vertrek over-gebragt worden.

De warmte moet buitendien, in een’ gelyken graed, over het geheele ligchaem, het hoofd en den hals niet uitgezonderd, verfpreid zyn; 200 echter dat onder de bedekfels, die gedurig , omdat zy ten eerfte wederom koud zyn, op nieuws moeten gewarmd worden, de hulptoebrengende handen ruimte mogen hebben tot wryven , borftelen en het overige noodzakelyke te verrichten : warme doch niet , al te heete gebakken fteenen, tinnen water-flesfehen, waterkannen in wolle lappen gewonden en onder de voetzolen gelegd, terwyl ’er by beurten zeer fterk geborfteld wordt, warme zakjes met kruiden , zand, meel, asfche en zemelen gevuld, en met vlugge geesten bc-(proeid, op het hartkuiltje, over het hoofd, om den hals, op de teeldeelen en onder dc okfels gelegd, bevorderen dit oogmerk op cene buitengcraeene wys. ’

Tot het maken van een aschbed moet de asch, doorgezift zynde , indien het mogelyk zy, in vcrfcheiden groote vaten, ketels of pot-

-ocr page 547-

cfKtrent de redding van Drenkelingen. S ^7 potten, op verfcheiden vuren gewarmd worden; en men moet zich vooral wachten, dat ’er niet hier of daer vuur onder -de asch fchuile. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, zr

Indien ’er zout gebruikt wordt, tot bedekking of wryving , dan moet ,dit te voren kleen geftooten, en, gedurende het Warmen, zoo lang beftendig worden omgeroerd, total het uitwademende vocht vervlogen en het zout geheel droog jZy ; ook mag het vooral niet te warm wezen.

. .-if

Indien men noch asch noch zout genoeg heeft, dan kan dit alles byeengemengd worden. Warme mest uit een ftal, vooral paer-denmest, met welke den drenkeling, tot aen het hoofd toe, een handboog bedekt, of tot aen den hals toe als omrold en begraven wordt, heeft volgens , veelvuldige proeven, by gebrek van andere hulp, den voortreffe-lykften dienst gedaen.

a S - -

Onder deze asch- zout- zand- of mestbed-den moet de drenkeling, verfcheiden uren ftil-liggende, worden gelaten, terwyl met hpt inblazen der lucht, het wasfehen der flapen van het hoofd,-der ruggraet, der handen en voet-

-ocr page 548-

ff'iietnemtn'gèn^ 'gedächten én yoorßa^en ‘Çôët^oîètf'‘’iîfètf^ééfi'^ ftei'ken geèst i fhet 'inx Hdken geföld p'aóier- of- plukfel met den* feelveiŸ getest, te-• weten ^-imet éeii door kalk bereiden geest van ammoniakzout, doordrongen in de neusgaten , enz , vlytig wordt •aengëïidüden: IK'gcloove dat alleênlyk, langs ^èzeÉ zàhhléd weg'; dé meest behoudbare dren-Icelingên ^^d kunnen worden.

t . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mo ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ' ■

Indien^^er alle de opgenoemde verwarmende middele?t''éntbrekén, daff ontbreekt ’er voorzeker geen water tot eciï'warmbad , waerirt men reden heeft een zeer groot vertrouwen ie''ftelléri^ ' het water behoeft- in het begin fleéhts macig'‘-'warm te zyn , omtrent van dién- graéd',f iv^lkcn één'defer kokend- en *t\'^'e' dcelfen koiid \Vater byèengèfriengd voort-brengenr'deze warmte rnag^ het nooit verlie-àen--; en ’èt rtióct ten hoogfte gezórgd wor-den, dat'-’éf'geen-e verkoudfng , hoe gering ‘óolt, o^vblgïd de warmte móet gedurig, dóofe veelvuldig bygieten van wärm water, terwyl aen den anderen kant telkens wederom zoo veel’üi? hèt'bad genomen wordt behouden 'en allengskdns' vermeerderd worden. In dit bad iigt hée ligchacm geheelenal, zoodat ’er ‘met^dari'nifet aengezifeht uitkbmt.’ Kan men echter courge asèhof liever eófïig mostaert, **■ ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' die'

-ocr page 549-

omtrent de redding van Drenkelingen» §29 die met, het water gekookt wordt, bekomeft, dan zal dit de verwarmende uitwerking van het bad voorzeker zeer veel vermeerderen: ook'zouden, ter bereiking van het ^llfdeoog- ; merk, eenige «leagels bygegc^en brandewyn geen kleen voordeel aenbrengen.

Het wryven gefchiedt, gelyk men weet, met warme ruige doeken , flanel , Friesch, zachte borftèls en deï'gelJkeïi, v^aertoe, óm te fterker prikkeling te hebben, ook nog zQ,i;t en zand wordt genomen , dit móét op alle plaetfen Ylt;m het ll^chaem ,• .veornam’elyfc''. ook langs de ruggract in eene gelyke mate, maer niet zonder omzigtigheid, geFchieden , voöFal .wanneer men een :teedcr 'jbng?jvoorwerp-, wiens huid zeer fyn en zadït/.-isr,,; voor zich heeft, waervan dé. redenenAligtelyk. zyn te yle vocitzolen kan het met hardpr borfteU en niet te fterkjvepr-^ht.-woii^ den : doch het wryven op zudj; z.çlf f.helpt niets; en'he£,kan fchadelyk wofden,?.waaneer ’er met,[de. verwarming niet wordt-aengehoil-deuc nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;''-só Lr nebT

■i.quot; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, .'’ryf e..-n . uilloj

Del; yervolé m het yiH’de Stuk. , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-,

\ nbsp;nbsp;nbsp;-f) ieir nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a ’r;, ikil ; il

Î -t ei .-J-ó ■ r:n‘ 'iavo orjb lt;r''-(ncL??-' zi tLdemsnicev

- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;OVER

-ocr page 550-

, Over de natuurlyke verwyding van

‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0 V E R D E

NATUURLYKE VERWYDINÖ

M. OEIJ ELYKË verlossingen. c

Vit het Hoogduitich van den Heer Ji MohrenheiWo

UiT welke beenderen het bekken beftaef j en op welke wys dezelve faemgevoegd zyn, is te algemeen bekend om het hier Wedef-om te herhalen : ik oordecle echter te moeten herinneren, dat die-deelen, welke de beeri-deren van het bekken famenvoegen, als kraek-beenders en banden, in een levend en dood ligchaem van elkanderen zeer verfchillen. By velen zal deze herinnering, voor geheel overtollig en overlang bekend, worden aengezien. Het fchynt my echter niet geheet overbodig te zyn, deze over lang bekende zaek te her. halen j voornamelyk, dcwyl ik zie dat velen » na

-ocr page 551-

het Bekken in moeijdyke f^erlasßngen. 531 na het bekken ontleedkundig onderzocht, en na proeven over de fcheiding der fchaem-beenderen genomen te hebben, nog altoos uit üoode tof levende ligchamcn oordèeleri.

lt; Het Kraekbeen , ^tusfchen de Schaembeen-ders, is na den verfchillenden ouderdom meer of min, yeêrkragtig; doch ik heb het ook by jonge lieden niet zelden beenachtig gevonden; . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'j- 7

Dat ’er in de kraekbeehdeten een oihloöp van olieachtige en flymige vochten gefchiedt is zeer zeker: dit toch bewyze-n de wonden irl de geledingen; want aldaer ziet men altoos de uit-einden der beenderen, die met kraekbeenderen overtrokken zyn, met een olieachtig flym omringd, ’t welk onmiddelyk uit de kraekbeeride-ren, en niet uit de banden of geledingsklieren, zweet en het lidvocht uitmaekt : men houde Hechts de gefeheiden fchaembeenders zelve in het oog, alwaer; namelyk, ten tyde van hare wedervereeniging, uit bare oppervlakten wederzydsch zulk een vocht, ’t welk ter volkomen vereeniging een beenweer (f) vormt, uitwademt.

De-'

(t) Callus.

L Deel. III. Stuk. iil

-ocr page 552-

5 3 î nbsp;nbsp;nbsp;Over ' de ndtuùrlyke very^ydîng ^ân

■’Dewyî wy nu wegens eene affcheiding Vâtî' eene olieaclitige zeiffîandigheid in de kraek-beenderen genoeg ôwrtui'gd zyn/;begryp ik niet hoe men nog langer aen eehV'rekbaer-heid der kraekbeenderen van het bekken kan twyrfélen, en dat vVeP inzonderheid ten tÿde der Verlösfingé, wanneer^ nairieljdc', door de ■prikkeling, verborzaeTct door de drukking van het hoofd van het kind tegen de weeke dee» Icn, in het bekken zeer veel vochten gelokt, en meer dan na gewoonte in de kraekbaen-deren van het bekken , voornamelyk in die van het Heilig- en Darmbeen afgefcheiden worden , Waerdoor het ‘ laetfte noodzakelyk meer opgezet en meêgevend moet Worden.»

Het kraekbeen tusfehen de fchaembeen-ders, kan, wanneer het half beenachtig is geworden , zekerlyk niet opgezetter en meê-gevender worden dan het wezenlyk is: doch ‘het is genoeg, dat het by die, welke achter-fwaerds gelegen zyn, gefchiedt; en deze alleen zyn in ftaet om Iret Bekken aenmerkelyk te vèrwyden. Ook heb ik deze laetstgenoemde, onder een groot aental van vrouwelyke lyken, welken ik tot dergelyke onderzoekingen gefchikt nd, nooit beenachtig, maer zeer buigzaem, -'S en van bloedvaten voorzien gevonden.

’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De

-ocr page 553-

“lut Bekken in nweijelyke t^erlosjlngen. 533

De kleene dwerschloopende banden , die het Heiligbeen wederzyds met het Darmbeen vereenigen, en die geene, welke dwersch over de vereeniging der fchacmbeenderen loopt, zyn zekerlyk \^el in een lyk, als levenlooze dee-len, faemgetrokken en half uicgedroogd, zoo-dat ze by eene zeer geringe uitrekking fcheu-ren; maer in een levend voorwerp zyn zy, als levende, even zeer meêgevende en rekbaer.

Onder anderen heb ik gelegenheid gehad, öm vier barende vrouwen te zien, waervan , «yder drie geheele dagen in arbeid Was. Ey yder Van haer Was het hoofd van het kind zoo vast in den ingang, dat men zelfs niet in ftaet ■was ’er eene tang intebrengen. Op den derden dag kiaegden zy over hevige pynen , boven ’de fehaerabeenders , en achterwaerds aen het Heiligbeen. Eindelyk verlosten zy. Twee Van die kinderen waren nog in het leven, doch de twee anderen reeds dood. Alle toevallen verdwenen wederom geheel ; en iyder had in het vervolg eene gewone geraakke-lyke verlosfing.

Eene jonge vrouw, die voor de eerfte mael -verlosfen zoude, zat, nadat het water reeds ontlast was y juist tot den derden dag in ar-r. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;LI 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beid^

-ocr page 554-

531 Ovsr d; natuurlyie verwydirtg van beid; zy had kragten genoeg, om het hoofd in de holte van het bekken te drukken; doeh het moest ’er verders met de tang uitgehaeld worden. De lydcres klaegde, gedurende de verlosfing, over hevige pynen boven de fchaem-beenders, en achterwaerds aen beide zyden boven het heiligbeen. Het kind was dood, en het hoofd voor het grootfte gedeelte faem-gedrukt. Kort, daerop verliet de kraemvrouw het bed, doch kon zich, wegens al te groote pynen, niet op de bcenen houden.

Wanneer men haer naeuwkeurig onderzocht, en haer de dyen naer alle zyden liet bewegen, befpeurde men eene beweging in de beenderen van het Bekken zelve. Gedurende eenige^ dagen had zy eene onwillige ontlasting van pis en drckftoffe. Men liet haer, met gefloten beencn, ftil in het bed liggen. Alle toevallen verdwenen wederom en zy genas volkomen. In,het. vervolg waren hare verlosfingen zeer gemakkelyk. In dit geval waren of de kraek-beenders verwyd , of de Darmbeenders van het Heiligbeen eenigzins losgeraekt.

• Ik beproefde wydcrs verfcheiden malen in doode ligchamen het Bekken, zonder de door-fnyding der fchaembeenderen te verwyden, ' i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;om

-ocr page 555-

iet Bekken in moeijelÿke f^erlosfingen. 535 om my volkomen van deszelfs natuurlyke ver-

I wyding, in inoeijclyke verlos fin gen, te können quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;overtuigen. Ik nam dus uit een verseh lyk

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een Bekken van alle zachte deelen, de kraek-

beenders en banden uitgezonderd, gezuiverd, en mat deszelfs ingang zeer naeuwkeurig; waerop ik twee ftukjes hout , die zoo lang waren, dat zy door het geheele Bekken liepen, en van alle zyden dezelfde dikte hadden, ’cr in ftak. Beiden waren zy aen de eene zyde verwulftswys, de andere plat en, met een groef voorzien.

De verwulftswyze oppervlakte van yder kwam tegen den gebogen rand van het Darmbeen , die ter zyde den ingang vormt , en de andere oppervlakte met de groef tegen dezelfde oppervlakte van het andere ftuk hout te ftaen. Daerop Boeg ik een wigge tusfehen beide de groeven, even cens als met eeneleest, om de fchoenen te verwyden, gedaen wordt. Ik flqeg die ’er zoo vast in als ik konde, en leide hierop het Bekken benevens de Bekkcn-leest in het water , waerin het cenige uren moest blyven liggen. Intusfehen werden de kraekbeenders én banden geweekt ; het hout zwol en verwyddc bet Bekken hoe langer hoe racer. Eenige uren daerna nam ik het

I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;LI 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eek-

-ocr page 556-

53Ö Over de natuurlyke verwyding van

Bekken uit het water, en Boeg ’er de wigge Wederom iets dieper in. Op deze wys liet ik het wederom eenigen tyd in het water liggen , en daerna benevens de Bekkenleest eenigzins uitdroogen. Nu floeg ik ’er de wigge uit, en mat het Bekken andermael, wanneer ik zag, dat de ingang van het Bekken telkens aenmerkelyker wyder was, zon-» der dat de beenders in het minften uit elkan-deren geweken waren. Ik herhaalde deze proef meermalen, en vond altoos eene meer of minder vcrwyding van den ingang.

Onder vele foortgelyke proeven, vond ik in, twee Bekken fchicr geene merkbare verandering; het eerfte echter was door de Engelfche ziekte (f) zeer acngetast, en deszelfs kraek-beenders tegcnnatuurlyk fterker ; het andere was van een oud voorwerp.

Vele waernemingen der hedendaegfehe Schry-veren, zoowel als van die der vorige eeuw, hebben de bewyzen dezer rekbaerheid deels in hunne waernemingen, deels in hunne ontleedkundige fchriften naeuwkeurig aengetee-kend, en zoowel in de lykcn van kort na de

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ver-

ct) Racliitis. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

-ocr page 557-

het Bekken, in m.oeijçlyke Perlosßngen. ^^7 verlosfing overleden kraem- als van eenige zwangere vróuwen de vêreehigende kraekbeenders (der beenderen van het £ekkef| dikker , weeleer en veêrkragtiger dan in den natuurlyken ftaet, ja dikwerf beweeglyk bevonden : hebben mede dezelfde beweegbaerheid , tusfehen de fch^embeenders, inaenigmalèa in levenden na de verlosfing waergenomen; en deze was van hevige pynen boven de fchaembeenders, heupen en lendenen , en van mankgaen of geilede onmagt van te ' gaen en te ftacn vergezeld : al het, welke, gedurende eenige dagen? bleef aenhouden, en by de volgende verlosfingen op dezelfde wys wederkeerde. By de meeste dezer vrouwen befpeurde men, dat de heupflreek, na d§ verlosfing , breeder bje^f, dan zy voor de ?ÿyangerhçid was.’, tset ih de getuigenis van verfçhejden Sçhryveren, .die deze verfchynfels, degls elk afzonderlyk, deels gezamenlyk, hefiben aengçteekend, hier korte-lyk aenhaleii. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

. Het vervelg in het yierde Stiik^

h . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J '

«UjI

LI 4

A EN-

-ocr page 558-

538 ■ Aenmerkingen over de bereiding ' . nbsp;nbsp;nbsp;.4; n .1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'■

A E N I\I,E H K I NÇE N

O V E R ' D E ' r» ‘

B É R £ I D I N G

. ! gt;

V A N D E

SPIESGLASBOTER

Uit het Fr ans ch van den Heer Mac que a.

De Spjesglasboter, welke fommige Scher-kundigen Ysolie van Spiesglas (f) noemen, wordt faemgefteld uit Zeezuur, vereenigd met het Spiesglaskoningsken. Het is by gêvolg een Zout, ’t welk een m'etael tot zyn’ grond heeft, een Zeezout, ’t'welk het Spiesglaskoningsken voor zyn’ grondflag heeft.

Deze famenvoeging behoort onder het getal dier geenen , welke niet onmiddelj-k kunnen gemaekt worden, dat is, ‘door de acnwending van

Biityrura antimonii. (t) Oleum antimanii glaciale.

-ocr page 559-

van de Spies glasbot er. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;53 ç,

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .

van net zuivere en vloeibare Zeezuur -op het-Spiesglaskoningsken ; want op deze wys ontbindt het Zeezüür, hoe fterk ook,'’niets of byna niets van het Koningsken.

Maer wanneer dit Zuur in den hoogftcn graed uitgedampt, en in zeker opzicht tot een. ttaet van droogte gebragt is , gelyk zulks in verfcheiden famenvoegingen plaets heeft, en dat het ligchaem, waermede het vereenigd is, eene minder verwantfchap dan het Spiesglas. koningsken met het zelve heeft, dan verbet het dat ligchaem, en vereenigd zich met het Koningsken, makende met het zelve het mengfel, waervan wy fpreken.

- Het Zeezuur, vereenigd met de Kwik, heeft alle de hoedanigheden , zoo even gemeld ÿ wanneer men derhalve, by voorbeeld,, de opgeheven bytende Kwik en het Spiesglas-koningsken, wel tot poeder gebragt, famen-mengt, zal men de Spiesglasboter verkrygen. Maer eene enkele famenvoeging is niet ge-, noegzaem ; bovendien wordt ’er een zekere graed van warmte en de overhaling vereischt.

L é M E RI, de naeuwkeurigfte van alle de fcheikundige Samenft el leren , die gefchreven

LI 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heb-

• »

/

-ocr page 560-

ƒ4® Ainmerkingen over ds bereiding hebben, zegt dat de'juiste evenredigheid van , de Qpgeheven bytende Kwik en het Spiesglas-koningsken zestien deelen van het eerfte en zes deelen van het andere is. Dees ^chryver . merkt aen, dat ’er fomwylen in dit mengfel, eenigen tyd nadat het geraaekt is, eene aen-merkelyke hitte ontAaet : deze hitte wordt door, de onderlinge tegenwerking der twee ftofFen, die op elkanderen werken, zeifs zpnder raidde^ van het vuur, geboren.

Wanneer men de ’overhaling van de Spies-glasboter in het werk wil ftellen, moet men het gezegde mengfel doen in een’ kromhals van eene behoorlyke grootte, en van eenen korten en wyden hals voorzien ; men plaetfe dezen kromhals in een zandbad, leeme ’er eenen ontvanger aen, en beginne de overhaling mek eene wel gefchikte warmte, dat is, die zeer langzaem in het begin is, en welke men niet vermeerderd, dan naermate zulks noodzakelyk worde, om de overhaling by aenhoudendheid te doen voortgaen. Men zal 'een zwaer vocht, ’t welk in den ontvanger ftolt, naermate het koud wordt, zien opkomen; en dit is de Spiesglas-botcr. Men houde met de bewerking op, zoodra men befpeurt dat het vuur fterk zoude moeten vermeerderd worden, om de over-ha-

-ocr page 561-

»

van de Spîesglasboier, ». nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;54,1

Jjàlifig te doen voortgaen; want indien men dan de warmte genoegzaem wilde maken, zoude men geene Spiesglasboter, raaer levende Kwik verkrygen. Indien men dan de Kwik, die zeer zuiver en uit de opgeheven bytende Kwik wederom levend gemaekt is wil erlangen, moet men van ontvanger veranderen, voordat het vuur vermeerderd wordt, om het over te doen komen, en het in een’ anderen ontvanger^ waerin water moet zyn, laten loopen.

Men begrypt wel , dewyl het Zeezupr der opgeheven bytende Kwik zich , gedurende 4e bewerking , met het Spiesglaskoningsken niet vereenigd heeft, dan vóór zooverre het de Kwik heeft verlaten, dat deze laetfte, ont-daen van het zuur, ’t welk baer tot opgeheven bytende Kwik maekte, onder hare vloeibare gedaente wederom moet te voorfchyn komend maer dewyl zy minder vlugtig is dan de Spics-glasboter, ryst zy niet op , dan nadat deze overgegaen is, en wel door een’ fterker graed van warmte.

-ocr page 562-

542 ^enmerkingen over de ber tiding

koningskei! fchoon met Zwavel vereenigd, loowel in het Spiesglas zelf aentast, als wanneer het zuiver is ; doch mén begrypt ligtelyk ’ dat in deze bewerking meer van het'Spiesglas, dan van deszelfs Koningskeu in de vorige ge-daen werd, moet gebezigd worden, naerdien het zelve met veel Zwavel vereenigd is. LéMERT neemt twaelf deelen Spiesglas, tegen zestien deelen van de opgeheven bytende Kwik.

Wanneer men de Spicsglasboter volgens deze laetstgemelde vvys maekt, befpeurt men dat zy vaerdiger opgeheven en harder wordt, dan dat zy van het Spiesglaskoningsken ge-maekt is. De Heer Baron zegt, in zyne jïenteekeningen op de Scheikunde van LéwERl, dat dit daeruit ontftaet, omdat dit laetfte van veel meer zuur voorzien is:, dit is eene zaek, die eene byzondere proef zoude ver-eisfchen.

- Wat ’er van de zaek ook zy, een gedeelte van deze boter , uit het Spiesglas gemaekt, hecht zich altoos in den hals van den kromhals , en v’ergadert zich dikwerf aldaer dermate, dat dè doorgang geheel geflopt wordt; door zoodanig geval kan de berlling van den kromhals veroorzaekt worden , naerdien de

op-

-ocr page 563-

van de Spîesglasloter, • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;543

opvolgende dampen niet kunnen doordringen. Men kan dit ongemak voorkomen, door een gloeijende kool by den hals van den kromhals te brengen, door welke warmte de boter fmelt, en in den ontvanger overgaet.

r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f

Het, is ligtelyk te begrypen , byaldien men de Spiesglasboter uit het Spiesglas zelf vervaerdigd, en met de overhaling blyft aen* houden, wanneer ’er geen meer boter overgaet, dat dit geen levende Kwik zal zyn, raaer eene lamenvoeging van Kwik en opgeheven by tende Kwik, met de Zwavel van he Spiesglas, dat is, men .zal Cinnaber zien -te voor-fchyn komen. De Scheikundigen geven aen deze den naem van Spies glas cinnaber.

4, , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.1 - ••

De opftyging van deze Cinnaber wordt, op het einde der bewerking, door roode dampen, die men ziet opgaen, aengekondigd^ dan is het tyd om van ontvanger te veranderen.

Het gebeurt zelden dat de Spiesglasboter, volgens de twee opgegeven wyzen , doch vooral volgens de laetfte , niet meer of min onzuiver wordt, of door een weinig levende Kwik, of door een weinig Cinnaber, die met haer

-ocr page 564-

sa Âenmerktngen over de bereiding

'haer opgeheven zyn; maer men kan haer Hgte-lyk van deze vreemde ligchamen berooven, door ze voor de tweede mael op zich zelve op een zeer zacht vuur overtehalen ; zy komt dan zeer wit en zuiver over. Deze tweede overhaling noemt men, gelyk iti het algemeen 'alle overhalingen en opheffingen , die ter zuiveringe van ligchamen herhaeld worden, zuivering (*).

De zoete Kwïb , het Merburiscb algemeen geneesmiddel en het witte nederploffel (§), zyn ook famenvoegingen van de Kwik met het Zeezuurwelke, even als de opgeheven by-tende Kwik, door middel van het Spiesglas-koningsken , gefcheiden kunnen worden, en met het zelve eene foort van Spiesglasboter uitmaken; inaerLéMERi merkt aen, datdeSpies^ glasboter, uit deze middelen gemaekt, minder brandende is,' dan die geene, welke men door ’de'opgeheven bytende Kwik verkrygt; zonder twyffel ontftaet dit daeruit, dat de drie eerstgenoemde kwikmengfels minder Zeezuur bevatten.

‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Men

i.'

(*) Redilïcatio. ff) Mercurius dulcis. I’anacs» Bierciinalis. Præcipitatum album.

-ocr page 565-

van âe Spiesglasloter, ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;54 j

* Men riiaekt eindelyk de Spiesglasbofer 00k door middel van het Hoornzilver (*)■; ’t welk cene famenvoeging is van Zilver met het Zeezuur , zeer fterk uitgedampt, en byna In denzelfden ftaet, als waerin het in de opgeheven’ bytende Kwik is , omdat het Zeezuur ■'minder verwantfchap met het Zilver, dan'met het’Spiesglaskoningsken heeft. Men heeft de Spiesglasbotcr, gemaekt door Hoornzilver , den naem van zilveren Spiesglasbaier (f) gegeven.

De Spiesglasbotcr bevat, gelyk uit het geen wy zoo even over zyne vorming gezegd heb-bén gemakkelyk te oordeelen’is, een zeer fterk uitgedampt Zeezuür; dit zuur is riîèt het Spiesglaskoningsken niet zoo fterk vereenigt, dat het niet een gedeelte van zyne eigenfchap zoude behouden ; en het is hieruit dat men de eigenfchap, welke de Spiesglasboter bezit, van de ^vochtigheid der lucht, naer zich te trekken, mitsgaders de brandbaerheid van dit ,mengfel, moet afleiden. Het is een zeer fterk bytmiddel, waervan men zich bedient, zoowel als van den helfchen Steen, tegen zekere zwe-' ren

C*) Luna Cörn’ea. (t) Butyrum aniitnonH Lunatum.

-ocr page 566-

Äenmerkingen over de bereiding rfen en tegen het beenbederf. Dit brandmiddel is echter minder in gebruik , dan de heb fche Steen»

■ : m ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..

Men heeft dit metaellisch zout den jVry zonderlingen naem van boter gegeven, en wel uit hoofde van zyn gebondenheid, die niet vaster is dan dje^.yan boter , en wegens de geraak-lykheid om by een zeer zachte warmte te fmelten;

Men behoort de Spicsglasboter te rékenen onder, het getal van die zouten , die tevens voor kristalfchieting en fmelting vat-baer zyn ómdat zy inderdaed in ftaet is om kristallen te vormen ; en dat zelfs, hoe ruw zy fehync wanneer zy uit de overhaling komt, deszeifs klompen echter niets anders dan eene verzameling van eerie oneindige mee-nigte kleene kristallen zyn»

De werking van de Spiesglasboter , en de hoedanigheden van dit faraenmengfel, do'én verfcheiden wezenlyke eigenfchappen van hèt Zeezuur en het Spiesglaskoningskeri kennen.

Eerßelyk , hoewel het Zeezuur een zeer groote verwantfchap met dit halve metael beeft ƒ

-ocr page 567-

^5’ van dé Spîe^^lasboterr nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ƒ

Keëflikàn het echter dit ƒ iét öplosfcn, dart ivanncer het in den laegfîeiPgtâed uir^cdampt is; welk verfthynfel overeenkomt met die géë-nen, welken dit zelfde Zùür mvt'dc Kwik'ëft het Zilver, waermedc het ook eene groote ver-wantfch'ap heeft’, vertoont lt;nbsp;en welketi het in-tusfchen niet ontbinden kan y dan wanneei^hfet in den hoogften graed uitgedampt is’j 'of dat bet haef aentast, wanneer-hunne fanienhooping gebroken is ; gelyk men - ziet -door de' tverj-kingênï Van' het nsderploffel f de opgehevsii botende Kivik;-hGt ’Hoornzilver uitgedampté p^oudlouterend mengel Ç*quot;').

r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ïr-l '■

Ttn tv/iidei de êigenfehap, welke de Spie^ glasboter'ibeeft nbsp;nbsp;om door de werking vari

h'et vuur alleen'niet even zoo ligt gefeheidert te worden -als quot;dc^ metaellifche Zouten , dié ■Vitriool- en Salpeterzuur bevatten, hangt af van ds groote vastheehting^ die-liet Zeezüu* met het Spiesglaskoningsken, gelyk over het algemeen,niet dè andere metaellifche Hoffen, verkfygt’, en van de eigenfehap, die het heeft otmdezelvcn met zich opteheffen , zoo als men.ziet uit het{voorbeeld van dc opgeheveri hytende Kvvïk'-, van het Hoornzilver y v’aiï (• n?;n i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' het

(*) Dépanf ctohcentr'é. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

1. Deel, Ill, Stuki Mirt

-ocr page 568-

^4? ^enmerkingea oyer de bereiding

, ( quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t' f 1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I, _

het roo^fwii vocht vanLinAVJuOf en uit yer-Icheiden andere fchcikundige bewerkingen, in ’welken dp meest vaste metalen door het Zee-iuHr opgeheven wórden. ‘

Ten derde i de vereenigjng van ^et ^eezuur en Spiesglaskóhingsken' verändert van natuur gt;nbsp;'m Kever Verdeelt zich, door de aehwezend-heid vân het water, in twee foorten; want indien men dit raengfel in het water legt, Wórdt een gedeelte vólkomen daerih opgelost, en een ander ncdergeploft, omdat het niet óhtbindbaef is.’ Het gedeelte, *t welk ontbonden |ïlyft, heeft volgens den Heer Rouelle, dé'grootstmogelyke hoeveelheid van het zuur; en datgeenc, ’t welk ncdergeploft wórdt, heeft de'minsfmogelyke hoeveelheid van quot;bet züiir : ' men noemt' dif laetfte wanl neer het wel 'gewasfchen is, de Levenimerkuriui oF het poeder van ^lgaroth.

Pe Heer Feaumc houd ftaende, dat men aeh het poeder van Al ö ar o th dé hoedanig, heid van het miristmögeiyke van het zuur te bezitten vcrkeerdelyk toefchryft, naerdien hZ het door eene ' genoegzanle wasfching einde-lyk zoo ver kan brengen , dat men ’er geen het minfte blyk van zuur in befpeurt.

‘ ..„.-h,: .. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■

ä *

-ocr page 569-

De Spicsglasboter kan ontbonden worden in het Sâpèterzuur ; en deze oplosfing ge-. fchiedt zelFs met dé grootfte werkzaamheid; ' 'wanneer'men ’ér de zuren doet uitwademen, vormt men daéruit eene witte Spiesglaskalk j ^^*5? 'n^ynfioffelyks Bnoar (*) noemt

O Bezoar miftcralii.


Mm amp;

VEH.

-ocr page 570-

i ’«'•(O*/ nsL'nod'J'io n x '.'-jlod’EÎ^jï..:-^ :...

•□S nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;H j ;

:bi?fl.*-i3£s:Jn7/ siijoo '. sL al* v -e ■-j£7/3iij 32o.b sfa is’ nsr: ... f ■:

ajii - tb_,c Jijisjjfa tis'n ..'m- .

XliwaiS. -.'ï'

.» iü'vn';-! :■ î ' '

VERBETERDE DRÜKFËÎLE]^',

-ocr page 571-


-ocr page 572-

-ocr page 573-

-ocr page 574-

-ocr page 575-

-ocr page 576-

-ocr page 577-


r^t.yêct f


-ocr page 578-

-ocr page 579-

-ocr page 580-

-ocr page 581-



-ocr page 582-


-ocr page 583-

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eladz. 55t

GÈ.NE.Ë^-'HEJ^L- ARTZENY-E K , V R O E D K U N D 1 G ’

'^[^Jl g

. nbsp;-■ I t)-_J__i—2—________

1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;... nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

idet oft'geduld over de zieJete, de liefde voor bet leven\ 'de affcirifi voor deH dood , gewaerwordingen even 'zoo natuu^lÿk 'alf die vanipns aenvoezen hebben de menfcben naer genezing van hunne kwalen doen omzien, ' ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• buj ardxn;

__

V f' E'‘-öR- VOLG'

, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, V . A N D E

Y/ À É R N E M/i N^ G E N;

gedachten

. ! C* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;E i4

* V Ô O R S L A G E N’

OMTRENT DE

R E D b 1 N G

, nbsp;• -'VAN

DRENKELINGEN.

Vîî het Hopgduitsch van den Heer G: Vogels

Het voornaemfte redmiddel is, benevens de aigemeene zachte verwarming, zon-«^ic^egenfpfack het inblazen van lucht in dè

Nn nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ion-

-ocr page 584-

s s 2 îTaememingen^ gziacltlzn en vGorflagen longen; alleenlyk moet ’er alvorens to'eh weï gezorgd worden, dat de weg uit den mond naer de luchtpyp niet door modder, zand of andere onzuiverheden verftopt zy; deze moe-* ten derhalve noodzakelyk eerst weggeruimd en uitgehaeld worden. Men legge, ten dien einde, het hoofd gedurig een weinig zydwaerds, opdat al de vochten, die fomwylen ook uit de luchtpyp en maeg, gedurende het wryven en drukken van de borst en den onderbuik, opry-zen, een’ vryen uitgang verkrygen en niet wederom te rug loopen vanwaer zy gekomen zyn.

Het is 'mede eene gewigtige les , by het inblazen van lucht, behalve, ’t geen van zelf fpreekt, het toehouden van den neus en der hoeken van den mond, ten einde de ingebla-zen lucht niet wederom uitga, dat het ftrotten-hoofd van achteren zachtkens tegen den (lok-darm gedrukt worde, als waerdoor deze eenig-zins gefloten, en het indringen der lucht in dezelve en in de maeg aenmerkelyk verhinderd wordt. De lucht gaet nu des te zekcrer in de open luchtpyp, wier dekfel by drenkelingen, volgens vele ervaringen, altoos om hoog ftaet, en de ftrotfpleet openlaet.

Het is van het grootfte nut dat de geenegt; die de lucht inblaest, alvorens zynen mond , tel-

-ocr page 585-

emirent âe reading van Drsnhling^n. 553 telkens uitfpoele met een’ vlugtigen geest, met water verflapt ; waertoe de geest van amraoniakzöut, met kalk bereid, de voordee-ligfte is.

Het kan niet genoeg ingeprent worden, dat het inblazen van lucht in de longen met eene .zekere ómzigtigheid moet gefchieden. Men moet niet gedurig met blazen voortgacn, maer telkens , wanneer de long met lucht gevuld is, ophouden, en terftond door cene famen-.drukking van de borst, de lucht ’er weder zoeken uittedryven. Gefchiedt het tegendeel, en biyft men met het inblazen gedurig voortvaren, dan zal de ongelukkige lyder veeleer ftikken, dan dat zyne ademhaling opgewekt worde.

Ontmoet men beletfelen, die den ingang der Jucht uit den mond in de luchtpyp bezwaer-Jyk maken, als, b'y voorbeeld, cene kramp die de kaken famentrekt, dan gefchiedt deze ;zelfde inblazing met des te meer zekerheid, door middel van éón of twee pypen door de neusgaten , waerby , natuurlyker wys, alle openingen, door welke de ingeblazen lucht ’er wederom uit kan gaen, toegehouden en ge-floten moeten worden.

N n 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dé

-ocr page 586-

fTaernemmgen, gedachten en voorßagen

De Heer Hunter fpreckt van een’ blaasbalg, die tot deze kunstbewerking buitengemeen gefchikt fchynt te zyn. Zy beftaet uit twee geheel verfchillende holligheden , en is zoo ingericht dat, wanneer men deszelfs punt tegen den mond of den neus zet, en hierop den blaasbalg opent, de eene holligheid zich met de gemeenc lucht des dampkring?, doch de andere met de lucht, uit de longen getrokken, gevuld wordt, en wyders, wanneer men den blaesbalg wederom toemaekt, de gemeene lucht in de longen, en de uitgetrokken daarentegen in het Vertrek uitgedrukt wordt.

De pyp van de blaesbalg moet buigzaem, (hiertoe zoude de veêrkragtige hars van CajennK by uitftek te ftade komen) een of anderhalf ^duira lang, en ten minfte drie agtfte duim wyd zyn. Door deze lengte der pyp behaelt men het voordeel, dat, terwyl men de lucht inblaast, byna tevens alle overige hulpmiddelen kunnen te werk gcfteld worden, en dat geen der beide hulptoebrengende artzen elkandcren in den weg ftaen. Het einde Van de pyp moet dubbel zyn, en in beide de neüsgatengeftoken worden.

z

Door het inblazen van de lucht, met het hiermede afwisfelcnd naer bovendrükken van den buik,

-ocr page 587-

V

omtrent Je reJJing van Drenkelingen. SSS buik, en het uiterlyke famendrukken van de borst, bedoelt men voornamelyk om door deze, om dus te fprekcn, künftige ademhaling de natuurlyke wederom gaende te maken.

De Heer Hoffman (•) deed, ten dien einde , een’ voorflag , die naervolging verdient. Hy raed , namelyk , eenen langen doek , dien men ten eerftc uit een bedlaken kan maken, (of waertoe ook een handdoek zoude können dienen,) den drenkelingen -enkel om het iyf te halen, en denzclven beurtelings faemtetrekken, waerdoor de ingewanden van den buik beurtelings facmgedrukt worden, en deze by gevolg het middenrif by beurten tegen de holligheid van de borst aendrukken. — Tevens zoude een man, door eene uitwendige drukking der ribben, aen deze by beurten igedane vcrwyding en vernaeuwing der borst te hulp moeten komen, om daerdoor de künftige ademhaling nog meer te bevorderen.

De opening der luchtpyp (f) is, in vele gevallen, de eenige weg om lucht in de longen te brengen; in de meeste gevallen is dezelve on-

(*) «CcftYjicVjte einer mit feUenen siifalïtn bccSuüpfttn Sja^räcailamp;ÖElt. n8 (t) Tracheotomia.

Nu 3

-ocr page 588-

$S6 ^^aernemingen, gedachten en voorßagen.

onnuttig en onnoodig, en in vele fchadclyK 7^^ is de eenigftë weg, om lucht in de longen te brengen, en daerdoor de ademhaling te hertellen , wanneer ’er hinderpalen , die den toegang van alle lucht uit den mond of den neus in de luchtpyp voltrekt tegenhouden, cn op geenerlei wys , ten minte, niet zonder grootc zwarigheid , können uit den weg geruimd worden, aenwezend zyn. Zoodanig zyn , by voorbeeld, modder, zand, flyk, aerde en foortgelykeri , die het achterfte gedeelte van den mond opvullen, en de luchtpyp geheel, of voor het grootte gedeelte, ver-toppen. Hier blyft niets over dan, zonder lang vertoeven, eene künftige weg in de luchtpyp te maken, waerdoor de lucht in de longen kan gebragt worden; en dit gefchiedt door de opening der luchtpyp, die uit dien hoofde, in dit geval, het eenigte redmiddel is, Tissot fpreekt van een geval, waerin een Heelmeester, nadat andere hulpmiddelen niet vermögt hadden, deze kunstbewerking deed, terk in de. luchtpyp blies , en ’er ook eenige druppels wynazyn in liet vallen, waerdoor het voorwerp gered wierd, Tissot noemt hierom de opening der luchtpyp een magtig hulpmiddel, ’t welk niet raag verzuimd worden, buiten twyftel in zulke gevallen, wacrop geene.

' - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;an-

-ocr page 589-

omtrent de redding van Drenkelingen. SS? andere wys lucht in de longen kan gebragt worden : ook zoude ik dezelve liefst het aller-laetsc willen ondernemen , nadat eerst alle andere hulpmiddelen volftrekt vruchteloos beproefd waren, om ten minfte niets, dat nog flechts een denkbeeld van mogélyk redmiddel konde opleveren, te verzuimen. )

Zy is nutteloós en onnoodig , zoodr^’er geene reden is ; en deze is ’er niet, wanneer ’er naer de luchtpyp open en vrye wegen zyn, door welken , onder de boven opgegeven voorfchriften, de lucht met toereikende kragt in genoegzame meenigte, en ook met prikkelende deeltjes bezwangerd, irt de longen kan gedreven worden. Het is wacr, de omftandigheid, dat by de opening der luchtpyp de lucht door een veel nader weg in de longen kan gebragt worden, fchynt aen deze kunstbewerking een byzonder voorregt te ge-* ven. Dit inderdaed min gewigtige' voorregt ftaet echter , mynes bedunkens , in geene evenredigheid met de veelvuldige zwarigheden, die het zelve voorzeker heeft, en waervan ik ftraks nog iets gewagen zal. De grond, waerop DeTharding het nut en de nood-zakelykheid dezer kunstbewerking bouwde, is overlang door de herhaelde ondervinding

JN n 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oïft’

-ocr page 590-

lf'’-acrnemiiigen, gedachten en voor flagon

pmvergeftooten. Hy geloofde, nainelyk, dat by drenkelingen de ftrotklop digt op de luclit-pyp fluit. Maer deze ftaet altoos om hoog.' Lettre (*) heeft dezelve, by zyne meenig-viildige gelegenheden van in het water gevallen menfehen en honden te zien , telkens opge-. richt, en de luchtpyp.by gevolg gedurig openi gevonden, om van meer anderen niet te gewagen. Ik zelf heb dit reeds, in drie door, my geopende lyken , j^o .diiidelyk als mogc-lyk is'gezien. — yVaertoe dus de opening dci; luchtpyp ?

is eindeiyk fchadelyk, niet alleen omdat iedere kunstbewerking, hoe gering ook, die zonder reden wordt ondernomen, nadeclig is, maer ook omdat hier nog meer andere omftandigheden, die, haer byzonder fchadelyk ja gevaerlyk maken, famcnloopen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

. .1

Het is hierom dat zy van Louis, Is.nard, pLATNER, Scherpe, enz, deels voor nut, teloos, deels voor geheel verwerpclyk wordç gehouden. Altoos wordt, by de opening van. de luchtpyp, eene wond geraaekt, die juist niet

' Ê ........■

(

(♦) Zie DE Haen Rat. Med. I’. 13. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3.

-ocr page 591-

■omtrent de redding‘van drenkelingen. nbsp;nbsp;S S 9,

altöps onverfchillig is , en door-.oinftckingi,' luçhtgezwel, - hevig bloeden »/ftikkende„hoest en meer andere toevallen ,.ldie'altoos niet können vopr-gekomen; worden , gropte ongemakken kan veroorzaken,!fchopn ze op zich zelve, naer. de getuigenis der besteHeelmeeste-ren, tot de geringe kunstbewerkingen behoort, en ook op zich zelve zonder groot gevaer is, wanneer :zy o.p de behoorlyke wys, ;.en voor-; pamelyk volgens het voorfçhriÇt ivan den Lyf-^rts Richter (*), gedaen wordt-j ^e voor-paemfte in açht te nemen omzigtigheden ïyn 4e volgende:, .

Ç nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t _ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

P -E. nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;7 TS» ■

k ;3i) De luchtpyp moet ter plactfe , wacr men i j ?e ,wil openen, van al het celwys^weeffehen

(pieren osntbloot worden, zoodat men naeuw7 l^eurig zien kan waer men het werktuig Reckt, 4eels ook opdat deze deelen, na eene mogelyk uitvallende pyp., de gemaekte opening zoo rasch niet wederom fluiten en opvullen. 2)iDa jnfnyding in de huid moet zoo diep beneden-waerds als mogelyk is gefchieden ter ver., roydinge van de fchildklicr (f) welke men i. ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daer-

Nova comment. Soc. reg. Cott. T. quot;i. en zyn Obferv. Fase. i. en Chir. Bihl. Z- S. 328.

(f) Glandula thyroidea.

Nn 5

-ocr page 592-

56lt;3 *^f^agrns!tttngsnf gedachten en voorßagen daero’m ook i’ngevaUe zy te''ver f beneden-waerds ginge',’zoo veel doenlyk is, möet ie rug fchuiven. 3) De 'fteek in de luchtpyp mag' niet te diep noch ook niet te ondiep ge--fchieden , opdat in het laetfte geval de pyp niet ligtelyk wederom uitvalle en in het eerfte het werktuig het achterllè gedeelte van dezelve niet rake. 4) Moet ’er, zoo veel moge-

zy, z;org gedragen worde, dat geen bloed (.en nog veel minder zout , zand of asfche, waermede het ligchaem mögt bedekt of gewreven zyn) in de luchtpypquot; kome ; ‘\velk eerfte voorzeker gefchiedt , wanneer , -riaer de hier en daer nog wel aengeprezen manier , nevens een ingeftoken vlyih Ç*) het een of ander pypje'/ en dit ook wel nog eerst over eenc fonde, wordt ingébragt. Daérdoor wordt juist de weg voor het bloed geopend. 5) De pyp moet de gemaekte opening juist vervullen , deels opdat ’er bezyden dezelve gcene lucht uitkomen, en ligtelyk een luchtgezwel maken kan, deels ook opdat het bloed nergens eenen weg vinde, om ’er in te dringen. De houten of metalen pyp moet, ten dien einde, niet rond maer plat zyn, waerora hiertoe geen gewoonlyke Troicar, die de beide hoç^

(*} Lancët.

-ocr page 593-

t çnitrent de redding der Drenkelingen}' 56^1 •hocken van de wonde openlaet, de wond, kneust, enz , te ftade komt. De Lyfarts Richter heeft een werktuig uitgevonden, ’t welk voor dit oogmerk voortveffelyk is, alle zwarigheden uit den weg ruimt, en dat ieder Heelmeester moest trachten te bc__-koraen. Het gclykt naer een gekromd dik Lancet y dat, gelyk een Troicar, in eehe zilveren pyp ftcekt, en met zyn ronde punt, één en eene halve lyn breed, uitbet onderfte uiteinde van het pypje komt. Het Lancét wordt ingeloten , daerna uitgetrokken, en de pyp ’cr ingelaten. — Dewyl ik reden heb om te vermoeden, dat aen de meeste Heelmeesteren , die in de gelegenheid kunnen komen, om deze kunstbewerking, wacrvan toch in zekere gevallen zoo. veel afhangt, te moeten verrichten het tot hiertoe gezegde juist niet ge-meenzaem bekend is, oordeel ik deze weinige regels niet vruchteloos te hebben gefchreven, fçhoon dit ook voor vele anderen reeds federt lang bekende zaken zyn.

Worden nu echter de bovengemelde om-zigtigheden niet in aenmerking genomen, dan is het onvermydelyk gevolg daervan, dat de zieke , indien hy wederom mögt bykomen, voorzeker van het bloed, in de luchtpyp op-gc-.

-ocr page 594-

S6z ITaernemin^en, gedachten en voorßagen gehoopt, op de deerniswaerdigfte, wys moet {verfmoren, ten zy door eene^byzondere gelukkige gefteldheid der omftandigheden dit liloedj met den hoest uitgeworpen worde.

Chanpenon pryst, om de longen fterker te prikkelen, acn eene voorzigtige opening in de borst te maken, en onmiddelyk eene prik, kei aen de Jongen in het werk te ftellen. Ik ben, met den voortrelFelyken lieer Fritze (*), van gevoelen, indien al het andere vruchteloos; is geweest, dat dan dit voorftel, in hoope van een misfehien onverwacht gelukkig gevolg, eene voorzigtige proefneming waerdig zoude wezen.

By het Tabakrooksklistéren fchynt my de âenmerking van den Schryver van een nieuw goed w'crk (f) niet verwerpelyk te zyn, name-lyk, dat de verdooyende kragt v^an den tabak de werkzacmhcid van deze klisteren verdacht maekt. Ten minfte volgt daeruit voorzeker de waerfchuwing van ’er niet zonder de groot-fte voorzigtigheid en bedaerdheid raede'te handelen Çt).

■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Voor-

(*gt; .ïnebicinlftljcStiinaltn i fCfj. 330 (t) Testa /. e.

Het is aenmcrkelyk , zeggen tic Bcltunrcicrs vaii de Muetfehupp^je tut reiiätn« zttn Drenkelin^tn , tf

A»-

-ocr page 595-

cmtrent ^éredtling rai Di-cn^elinggtt. 563

• Voordat men de klistéér zet, moet men toe* zien of ’er niet eerie verharde dfekftof, die noodwendig den ingang van den rook zoude beletten, vooraen ligge. Vindt men dezelve, en kan men ’er ergens bykomen, dan moet men haer alvorenâ, op eene gevoegelyke wys, door middel vart een ftomp haekje , ftomp ftukje bouts, tangetje of zelfs met de vingeren, trachten uit den weg te ruimen-. Dit zelfde heeft mede plaets , omtrent de toediening vart andere klistéreri.

Omtrent de bloedaftapping , in het algemeen zoo rykelyk voorgefchreven, oordeel ik dat zy in het begin van de behandeling nooit te ftade kan komen. Dit is eene waerheid van gewigtig en dierbaer aenbelang, en welkcj hoe ernftig en ' dikwerf. door de beste en grootfte Geneesheeren gezegd en bewezen, ech-

Amsterdam, in btin laetu uiigegeiien ?ƒlt; flukje, dat in de berichten der L ON D o N s Che M.afï/cèia/ipj« tot redding -oan Urenktlingen, voor het jaer 1778 , “ naeuwlyks “ ergens van het aenwenden van de tahakrooksklistéir “ gewaegd wordt ; liiaer dat men daerentegen, by het tiiti “ Hellen vati het zelve , zoo gewenscht geflaegd heeft “ met de wryvingen , die meestal eerst met drooge ert “• warme flanelletl lapj'ien, en vervolgens quot;met die in war-“ men brandew'5’n te doopeb, zyn in het werk gefield” ; en echter is de uitflag van redding toen ter tyd zeer gelukkig geweest.'d Zie Gbnees-. Heeu Artzeny- en Vroedeundio- ftlAGAZYN, i. U.^ilad». 517. Ii;

-ocr page 596-

£^4 Waarnemingen, gedachten en voorßagen jechter nog niet zoo volledig gehoord of vcr-Jftaen is geworden, dat ’er niet nog veelvuldig tegen gehandeld èn gezondigd wordt (*).

, Het is eene onloochenbare waerhçid, dat zeer vele drenkelingen, die nog niet geheel dood en voor redding vatbaer zouden zyn, in het volgen van het voörfchrift, dat eene aderlating in het algemeen Vereischt wordt, en doorgaens ondernomen moet worden, onherftelbaer hunnen doodfteek vinden. Alle grpndbeginfels der kunst verzetten ’er zich tegen, dat men bloed aftappe aen’een’ mensch, wiens leven in eene diepe onmagt gedompeld is, by wien de omloop van het bloed uitermate zwak gefchiedt of mogelyk llilftaet (f), wiens geheele ligchaera, Verlamd, yskoüd en gevoelloos, met eene doo-delyke bleekte, even als een lyk, ligt uitge-(lt; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tu ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftrekt^

(♦) De Benuurders der meergemelde Maetfchappye te Amsterdam, zeggen, in het aengehaelde Stukje, “ wegens' “ de ons medegedeelde verhalen, moeten wy aenmerken, “ dat wy niet ontveinzen kunnen, de meenigwerf te on-‘‘ tydig en te onpas in het werk geftelde en al te groote “ aderlatingen te moeten befchuldigen, waerdoor de kragten “ der pasbekomen zwakke lyderen verminderd worden”. ■Waermede de Beduurders der bovengezegde Londonsche Maetfchappye volkomen overeenfteminen.

(t) Testa oordeelt, in het bovenaengehaelde Werk» dat ’er by Drenkelingen eene , fehoon trage en buitengemeen onmerkbare, beweging van het bloed , tot aen het laetfte oogenblik vamhun leven, voortduurt, enz.

-ocr page 597-

cMrent.di rtàding van^Drenkelingen.' S6| ftrekt , terwyl alle overige hulp ten ücrkfte bedoelt hem te verwarmen, te prikkelen, het bloed wederom in beweging te brengen j enz. Moet niet noodzakelyk de weinige beweging van het bloed, die püsfchien nog aenwezend is, daerdoçr volkomen onderdrukt en vernietigd worden ? Moet niet alle , misfehien nog overgebleven, gevoeligheid der zenuwen daérdoor geheellyk weggenomen, en de naeuw-lyks nog glimmende levensvlam voor eeuwig uitgebluscht worden? , j

Wel is waer, dat het bloed niet aenftonds uit de geopende ader in een e groote hoe veelheidquot; vloeit; doch het zal echter loopen, naër-mate het ligchaem verwarmd , gekoesterd beweegd, en daérdoor het leven allengskens wederom acngekweekt wordt. Alle de tee-kens van het leven\verdwynen echter dan voorzeker haest -wederom, (ten zy dat dringende oorzaken, in zekere gevallen, eene ontlasting van het bloed vorderen) en vooral wanneer het dikwerf zeer fterk loopen van het bloed uit de aderen,' gelyk, by voorbeeld^ uit de halsader. (*)-, niet gemakkelyt.en fchie-lyk kan* te keer gegaen worden.

OvVena jugularis. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘

-ocr page 598-

ië6 ÎTaememingen, gèiachtm en voorjlàÿen

'Mén 's^êrpe my niet tegert, äat ’er bezwj^ ■^mingèn en beroerten zyn,zwaerin men het ■bloed behóórt-aftctappen ; want, behalve dat bet ééh'é uitgbmaékte zaek is, dat niet alle drenkelingen den eene iiitzettihg der aderen in hét Kciöfd fterven , zoo is het altoos gt;nbsp;wannéér eerié'ware'bloedrykheid beZwymingeri veroórzaekt, ’t welk het eenigfte en zeldzamer •gévaldsv wéér'de aderlating plaets zoude konlt; 'nen-vinden , blykbaer uit zekere kenmerken; die by de meeste drenkelingen geheel ontbre'-kenj^en dan zal men, by eene volkomen be-Zwymin^, ^echter nooit met de Lloedaftapping het bègin''‘der behandeling maken. Eene be-roetté‘kah*^hoch mag, over het algemeen, rrfet ons geval'vetwisfeld worden. Kortom, dé aderlating is öp zich zeïvé, ter reddinge va'ó 'ddenkdlingén , 'èen hoogst ohgerymd en ver-xverpélylrmicjdel, alvorens ’cr nóg ware tec-kens wan het opgewekte leven acnwezend zyn ; en oök dan Hechts onder zekere bepaeldç oihftandigheden , in welke zy echter telkens zeer matig' en ^voórzigtrg in het werk moet 'géfteld worden.quot; Dus gebeurt het, namelyè', ïbrawylen',' * Wanneer de lyder wederom begint by te komen, dat’'dé-ademhaling zeer belemmerd, en de lucht niet dan met veel moeite én benaeuwdheid ingeademd..wordt: hier be-vrydt

-ocr page 599-

omtrent redding van Drenkelingen. s6j

vrydt eene aderlating, verftandig in het werk gefteld, de longen van den last van het daerin opgehoopte’ bloed, maekt den voortgang door dezelven gemakkelyker, en bevordert dus de ademhaling: het zelve geldt by hevige beroeringen en verontrustingen in den omloop van het bloed.

De aderlating'möét altoos in den hals worden verricht, ch doorgacns, nadat de plaets met een’ warmen' doek, gedlr/endc eerügen tyd, ge^ wreven,is, riict een Lancée, oj^dat deepening geiloamp;g zoude worden. Ook óntfriapt 'de halsader zeer ligtclyk den Snipper} en-indién _äe .hals zeer, dik en vet is, wofdt'zy fomwylcri door denzeifveh geheel niet béreikt.

’ Indierï ook het LaMcétzyhé zwarigheden mögt hebben, ^dan’zoude ik’ zeer ernftig aenraden öra donder eénigen fehroom ‘y'één' der flaep-■flagadeVen (*), digt voor het midden van het b'uitenoot , ^aer ieder haer by zich zelVeà kan voelen flaen , met een Bistourie dwersch

^aftefnyden Q).^.^^Deze kunstbewerking

ver.

Arterlae temporales. ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■’ -U

* -(■t-) Dit behoort men in alle flagaders, welke ligtelyk

gedrukt kunnen worden, in acht te nemen ; want indien

men dezelven even als de .aders opende, dan,liep men

^eer yack gcvacr om eene valfche llagadcrbreuk te dqen entftaen. ‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■

l.Dsel.lP.Stuk. Oq

-ocr page 600-

568 iraernsmîngin, gedachten en voütßagen

oóirzaekC geêne dè tninftfc zwarigheid ; de flag-ader kan niet gemist worden, en geeft zekerer dan eenige ader bloed, brengt de vaerdigfte en nadrukkeiykfte ontlasting te wege, en laet zich naderhand, door de drukking aen hetflaep-been, door middel van een ftuk gelds, in linnen gerold, en een gefchikt verband, ligtelyk verzekeren. Ik heb ze in een geval , waer het op eene fterke ontlasting der herfenvaten aenkwam, en waer de fterkfte aderlatingen op armen ,en voeten vruchteloos waren , met een zeer onmiddelyk goed gevolg zien verrichten. Byaldien men de halsader geopend had , en het bloed zich niet door een vast verband, om den hals gelegd, wilde laten fluiten , dan zoude ik, in zulk een geval, de grootfle verwachting hebben om de flemping te wege te brengen door bovist of gewone zwam, in vermeerderde dunne lagen op de opening gelegd, en door middel van een’rfterk-klevcnden pleister, dacrop, zoo goed mogelyk .)vas, vastgemaekt.

De Heer Sage (•) heeft vân de groote uitwerkingen van zyn’ met kalk bereiden geest van quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;angt;

(*) Exp, propre à faire connoitre tjoe t /llkali volaiil fuor efl Ie remede Ie plus efficace dans les asphyxies

Ed, par Ms. Sage à Par. 1777.

-ocr page 601-

omtrent de redding van Drenkelingen. ^6^ âmrnoniakzout (*), in de opwekking van lieden, 'öp meenigvuldige wys fchynbaer levenloos gewórden, zelfs ook van drenkelingen, zoo groot een óphef gemaekt , dat het voorzeker der moeite waerdig is denzelven by geene gelegeri-beid onbeproefd te laten, vooral daer hy ook federt reeds, door vele anderen, met buitengemeen goed gevolg is gebruikt geworden. Verfcheiden dieren, met opzet in het water gedompeld en fchynbaerverdronkcn , ja zelfs ook drenkelingen, zyn door dezen geest wederom bygebragt, door verfcheiden malen eenige druppels van denzelven in de keel te laten komen , en doör papierrolletjes , met dézen zelfden geest bevochtigd, in den neus te fte-ken, zonder echter de overige hulpmiddelen daerby te verzuimen.

Wy houden ons niet op met het onderzoeken der redenen, welken de Heer Sage, aengaunde de werking van dit middel, opgeeft : wy hebben twee merkwaerdige waernemingen,• die alle oplettendheid verdienen (-t).

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ Eerï

V'

- Alknli volatil fliior.

Zie 'Kritiicl^c famniluuB 5«t neuesten «JScfcTjlcljte' Uct nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;{ Wcièlmac uni) Xdpslg /

I lt;§• 45.

O o 2

-ocr page 602-

J7O iraernemngen y gedachten en voorßagen

Een Ridderi,tagtig jaren oud, werd door dezen geest, die met water gemengd, by eenige herhaelde giften , hem .in den mond werd gegoten , van eene volkomen beroerte, met cene zigtbare verlamming der eene zyde, na andere middelen te vergeefsch aengewend jwa-ren, zeer fpoedig opgewekt en volkomen her-fteld. lt;;

Zekere adelyke Juffer ontwaekte, na het ge» bruik van dit zelfde middel, uit eeneflaepziekte.

De Heer We IK A RD, Lyfarts van het FmZ-dafche Hof, heeft ’er mede gelukkige proeven van genomen.

Men ziet dus hoe veel men zich van dit middel mag beloven ; en het ware derhalve te wenfchen dat ieder altoos een flesje, met dezen geest gevuld, by zich voerde, om den-zelven , des noods, terflond te können gebruiken. X t

Ik moet echter herinneren, dat men , wanneer men papierrolletjes, met dezen geest doordrongen, in den neus fleekt, eenige voorzorg heeft te gebruiken ,* zoodra de mensch wezen-Jyk begint adem te halen; want deze vlugtige

door-

-ocr page 603-

omtretti àe re;làm; van Drenkelingttt. 571 doordringende-geest heeft zekeflyk iéts zeer onderdrukkende ; eti men zoude by gevolg, door dit vocht al te veelvuldig onder den neus te'houden, en in denzelven te fteken, opdat tydftip de pasbeginnende ademhaling wederorij ftoren en geheel belemmeren.

Het zal dacrentegen van zoo veel te grooter nut wezen eenige druppels daervan, op de be-fchreven wys, in den mon'd te gieten, zoowel als, volgens den my medegedeelden raed van een’ ervaren en fchranderen Arts, eene goede hoeveelheid van denzelven onder de klistéér Ie nemen : zoo lang ’er echter geen blyk van ademhaling te befpeuren is, en zoo lang het dus nog altoos op de fterkfte firikkeling aenkomt, om de longen in beweging te brengen, zoolang heeft men daervan niets nadeeligs te duchten.

t •

Daer men, in dergelyke’idroevige gevallen, al bet mogelyke, wat volgens de reden en ondervinding eenige hulp zoude können toebrengen , moet beproeven, zal het der moeite wel waerdig zyn‘ voor het laétst, wanneer al het reedsgemelde meer beproefde vruchteloos is afgeloopen, gebruik te maken van twee middelen, die reeds door den Heer Hunter zyn voorgefteld, wanneer dezelve, namelyk, in het werk kunnen gefteld worden : deze zyn

ÛO 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de

-ocr page 604-

57î U^aememingent gedachten en voorßagen de Elektriciteit, en het infpuiten v^n prikka. lende dingen in de aderen (*).

'■If

Wat de EleÜriciteit, als een geheel gewel-tlig fchuddend en opwekkend middel voor het zenuwgeftel , hier kan uitwerken behoeft geene opheldering. Maer nog grooter uitwerking zoude ik van de infpuiting in de aderen verwachten, De onlangsgedane gelukkige proeven, welken de Heer Köhler (■{■), doch inzonderheid de Heer Herman hiervan genomen hebben, ftellen het buiten twyiFel, hoe zeker en onbefchroomd niet alleen, maer pok met welk een aenmerkelyk goed gevolg, deze kunstbewerking, onder behoorlyke voor-fchriften, verricht kan worden ; en nu begrypt men ligtelyk, op welke wys eene zoo onraidde-lyk veroorzaekte prikkeling het in ons geval kwynend vaetgeftel wederom in werking, en dus het ftollende bloed in beweging brengen kan.

Hiertoe kunnen nog de Braekmiddelen , en eene wryving met het geestige aftrekfel van Spaenfche vliegen, gebragt worden. Zie de by uitftek fraeije leerhandeling ever de Braekmiddelen van den Heer Voltelen, uitgegeven door het Genootfehap Servandis civibus, 7. D. Stuk bladz. 76 en 77, in eene aenteekening.

( ) Zie ^cftraucficr^ liEcml^cgtE rIjSrurßifcQc ^£D?iftEil, X. 25. 47ftE «SEofiarljtuna. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;335.

H) jOEbictni^tg rïjituralfEÖE 9(!uf|a‘tSE SlÿtoriftÇrn Vnb pjaamp;tifcQcn 3[nnüalt^. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;210.

-ocr page 605-

omtrent de redding van Drenkelingen^ 573

kan. Veelligt was alleenlyk het vlugtige zout van hertshoorn, in eene volkomen wel doorgezegen oplosfing , tot de infpuiting het ge-fchiktfte ; ’t geen men zoo veel te geruster zoude mogen kiezen, daer de Heer Herman het zelve zout, met zulk een aenmerkelyk goed gevolg , reeds heeft ingefpuit. Van de om-•zigtigheden, met welke deze infpuiting behoort verricht te worden, kan ik nu niet gewagen ; ik wys derhalve den lezer desaengaende naer het aengehaelde werk van Herman. By dc eerfte drenkeling , die niy zal voorkomen, zal ik ’er voorzeker de proef van nemen.

Daer men zich niet te Veel kan haesteri, om den ongelukkigen by te fpringen, omdat leder oogenbltk het doodsgevaer vermeerdert, moet men-, zoodra.de tyding gebragt wordt, ten fchielykfte bezorgd zyn, dat al het noodigc, zoo rasch mogelyk zy, in gereedheid gebragt worde; hiertoe nu behooren, vooreerst eene gefchikte plaets, wner. de drenkeling gebragt kan worden , en waerin Van alle zyden de vrye toegang open zy ; het beste zoude zyn eene breede tafel en een ruim vertrek, of ook in warme zomerdagen in de open lucht , in eenefchuur, op eene bank, enz. 2= Linnen, wollen doeken, borftels. 3e Bedlakeps, bedde-

Oo 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de-

-ocr page 606-

574 Ji^aernemingen, gedachten en voorßagen dekens, matrasfen , bont, Friefche dekens, naraelyk, wat hiérvan het best en fchielykst te bekomen is. 4e Asch, zout, zand, en potten om dezelven te warmen. 5e De met kalk bereide geest van ammoniakzout •gt; geest van hertshoorn, de vlugtige loogzouten, of -ten minfte brahdewyn met kamfer gemengd. 6; Sterke tabak. 7e Gebakken fteenen, kannen met warm water , zakjes met warm zand. 8« Tabaksklistéren, of pypen en pype-ftelen, kleene blaesbalgen. 9e Allerlei andere pypen , als fcheeden van mesfen uitgehold vlierhout, open pennefchachten , trechters, blaespeflcrs. los Geftooten peper , Marjolein (*) , Spaenfche fnuif, enz, ter inbla-.zinge in den neus, jie Vqur en glimmende , kolen, op onderfcheiden plaetzen. 12= Warm ,water in eene groote hoeveelheid. 13® Een badkuip, een lange trog, enz.

De aenwezende Geneesheer of Heelmeester, .of, wanneer zy by ongeluk beiden ontbreken, moet die geene, welke van alles, wat hiertoe behoort, het best onderricht is, met alle, raoge-lyke oplettendheid, een wakend oog op de bezigheid! van ieder houden , opdat van de eene

Msjorana.

-ocr page 607-

1

omtrent de redding van Drenkelingen, 's? S eene 2yde niet te .veel» noch van-'de îmdert te weinig géfchiede, en ieder de taek V-hem «enbevoien ,-met alleivlyt verrichte.on'Agt -perfonen zyn niet te veel y om-al hel ntro--dige in het Werk te ftcllen. r.Twee moeten tich met-de onderile-ledematen; bezigihóuden^ twee met de armen, het onderlyf en den. rüg';

vyfde-met het inblazen van lucht, het inbrengen van het niespoeder in den neusi, met het infteken van rolletjes van vloeipapier of gefchrapt plukfel , doordrongen met den geest Van ammoniakzout, met .kalk bereid j en met het wryven der flapen van het hoofd met denzelven geest ; de zesde met het zetten van klistéren; de zevende en agtfte met het waü men der wryfdoekcn ƒ der zakjes met warm zand, der- dekens , met het berooken van borftelen, en met het aenbrengen van verdere behoeften. Buiten dezen । mag ’er niemand toegclaten worden ; en is ’er iemand van de gemelde perfonen--vermoeid , dan moet een ander van hun , die reeds van verre gereed moeten ftaen, ten eerfte zyne plaets vervangen. Niemand moet midlerwyl iets ondernemen, ten zy daertoe door den bertuurder van de gcheelc bewerking gelast.

De tyd wanneer men , met een goed geweten , van het werken mag afzien, laet zich

. - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O o 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;be-

-ocr page 608-

J76 JTaernemingin i gedachten en veerßagen beïwaerlyk naeuwkeurig bepalen, naerdien fom-tjiigen ftaendö houden, datzy hun oogmerk, na Verloop van zeven uren, eerst bereikt hebben. Jntusfchen kan men eehter, in de meeste ge. vallen, uit den famenloop van zekere omftan. digheden onfeilbaer befluiten , dat alle hoop tot opwekking verdwenen is, en dat by gevolg eene langer x'oortzetting van ieder hulp, middel vruchtloos wezen zal.

Wanneer zich by een’ mensch, die flechts weinige oogenblikken onder het water heeft gelegen, en nog binnen een kwartieruurs uit het water gehaeld is, na de fcbielykfte en ge-fchiktfte hulp, binnen een uur niet het minfte blyk van leven openbaert , dan zal men het uiterfte en mogelykfte tot zyne behoudenis ge-daen hebben, indien men nog ten overvloede het naestvolgende uur hefteed, rot gebruik van alle de te bekomen middelen , die zich ooit in dit geval werkzaem betoond hebben , of redelyker wys zouden können betoonen. Bui-ten allen twyflèl is, in zulk geval, een der reedsgemelde oorzaken, die de opwekking van het leven onherftelbaer maken, aenwezend.

Betoont zich dacrentegen in het ligchaem, dat uit het water gehaeld is, eer men’er de hand nog aen flaet, of na de acnwending van eenige

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hulp-

-ocr page 609-

omtfent^dc re,dding van Drenkelingen^ 577 • • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» »

hulpmiddelen, het geringfte b)yk van levçn, en zyn ’er geene tcekens van^eenige oorzaken, die zoodanig een’ volftrckten dood had-den ;_Lonnen te wege brefigen , aenwezend, dan moet men zoo veel te onvermoeider en aenhoudcnder, onder de gemelde voorzorgen, zyne poogingen voortzetten,, cn zoo jVccl te eer hoop fcheppen , dat dezeïven mogclyk, na verloop van drie of vier uren, nog gelukken ■zullen, al hadde men ook gezien dat naer het beste aenfcliyn nogthans alles verloren was, en dat cenige blyken van het leven geheellyk wederom verdwenen zyn. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,

.. De tcekens nu, waeruit men fchier onfeil-■baer weten kan, dat ’er een wczenlyke dood plaèts heeft, zyn een zekerç doodreuk, dien gevoelige neuzen , diç dikwerf,onder lyken verkeerd hebben, wel können onderfcheiden. Happen ingevallen oogen, volftrekt onbeweeg-Jyk verwyde oogappels, wanneer het weinige uit de aderen gekomen bloed geheel koud is, eene onbuigzaemheid in de gewrichten, die, lchoon niet altoos, niet dan by geheel doo-den wordt waergenomen, en welke men van kramp en geleden koude wel behoort te onder-fcheiden, en ten laetfte het Hippocratische gezicht.

TDaer

-ocr page 610-

578 U^aernemingen, gedachten en voorßagen

■' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I ’

Daer men intusfchen nog oordeelen kan, rnogelyk te 'zyn'dat het fterkfte blyk van den dood ook den meestërvaren Arts bedriegen kan, en in^ gevallen, waer flechts de minfte twyfFel daer omtrent plaets heeft, het meest-mogeljdte behoud van het leven van een’ mensch cene genoegzame beweegreden is, om liever te veel te doen, dan het minfte te verzuimen , zoo heeft men overlang voor een’ algemeenen regel vastgefteld, dat men ook, by de geringfte hóóp, nogthans niet moede moet worden verfcheiden uren te blyven arbeiden, en alle nog mogelyke middelen tot opwekking van den ongelukkigen te beproeven, ten ware ’er zich duidelyke blyken van een reedsbe-gonnen bèderf en verrotting, welken men vry voor het onfeilbaerfte teeken van den dood mag aenzien, en die iedere proef belagchelyk zouden maken, vertoonden.

Wil men intusfchen een’ middentyd weten, na welken, al het overige gelyk zjmde, en mis-fchien eenige zeer zeldzame en flechts geheel ontwyfFelbare gevallen uitgezonderd, zich verder geene teckens van een wederkomend leven zullen uiten, en na welken gevólgelyk. geene opwekking meer plaets vindt, dan kan men, zonder te veel of te weinig te zeggen, een’

tus-

-ocr page 611-

omtrent de redding van Drenkelingen. S79 tusfchentyd van drie of ten hoogften vier uren aennemen. Wordt ’er dan wyders gezorgd, dat het ligchaem op zoodanige wys worde geplaetst, dat, byaldien ’er zich al, tegen alle rnenfchelyke verwachting, nog cenig leven opdeed, zulks op geenerlei wys belet, maer veel, onderhouden en bevorderd moge worden, dan heeft men alle^ gedaen, wat pligt en menfchenliefde vorderen. Hiertoe behoort, dat de gemaekte openingen in de bloedvaten en de verdere wonden naer behoorep worden verbonden; dat men het ligchaem in een gewarmd bed of onder asch, zand, mest, enz, ligge; rolletjes van gcfchrapt plukfel,of vloeipapier, bevochtigd met den geest van ammó-niakzout, met kalk bereid, in den neus fteke ; ook foortgelyken met linnen onder dè okfcls^ vastmake ; het hoofd hoog en zydwaerds ligge; het zelve met eene warme muts cn foortgelyken bcdekke, enz.

Men bcgrypt ligtelyk dat ik geene aeneen-gefchakelde Verhandeling, over de wys van de behandeling der Drenkelingen, heb willen leveren. Ik,had Hechts voor eenige waernemmgen, gedachten £n^;yoorjl,:}gen medetedeelen, waertoe een onlangs ,g£^eurd,geval van een’ jongeling van zestieii^jarén^, die nog geen geheel uur

on-

-ocr page 612-

58o Waarnemingen gedachten en voorflagen ónder het water gelegen had, en by wien alléquot; poogingen, gedurende drie uren aengewend, ter opwekking van het leven, vruchteloos waren , de droevige gelegenheid gegeven heeft.

Voor ik eindige kan ik niet nalaten alle' Geneeshecren, die van wegens de Overheid xVor-den gelast tot het opftellen van onderrichtingen en aenwyzingen, op welke wys men zich, fcy doorgacnde kiektenen andere doodsgevaren, heeft te gedragen, aentefporen om Zich' vätf dezen hunnen pHgt, met de mogélykfte oplettendheid en omzichtigheid, te kwyten, om acn de eene zyde hunne voorfchriften zoo werk-zaem en beproefd, als het mogelyk zy, inte-richten, en ten dien einde dezelven op de mecstbevestigde ervaringen der beste Genees-heeren te gronden; en aen den anderen kant op alle wys atgemeene voorfchriften , wier algemeene ftrenge nacrvolging, in enkele gevallen, ten hoogfte fchadelyk kan worden, te vermyden ; waerom zy ’er gevolgelyk of de naeuwkeurigfte bepalingen, zoo veel als zulk eene aenwyzing gehengt, behooren by te voegen , of den onkundigen wegens eene nadere onderrichting naer verftandige Artzen te wy-zen, naerdien dergelyke aenwyzingen, onder het gezag en op bevel van de Overheid onder

*• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het

-ocr page 613-

emfrent de redding van Drenkelinge», jjf

het gemeen verfpreid , en gevoJgelyk door 20Q vele mènfchen, met een vast vertrouwen, als op de beste en beproeffte zack ten ftiptfte gevolgd worden , en de minfte nalatigheid van deze foort zeer vele ongelukkige gevolgen moet te Wege brengen. • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i

Ten befluite beveel ik aen allen, die ooit, in voorkomende gevallen,' deels uit onmiddelyke verpligting, deels uit menfchenliefde, de inwendige drift gevoelen om hunnen ongelukkigen evenmensch in doodsgevaren bytefpringen, het aengehaelde boek van den Heer Scherff (*), met alle mogelyke oplettendheid, te lezen ert te herlezen. Billyk behoorde dit boek, ’t welk buiten kyf het beste en volledigfte in zyne foórt is, in de handen van al het Landvolk, Van den Edelman tot den Sehoolmeester, ik ïaet ‘ ftaen in die van iedereâ Gcneesheèr ta Heelmeester; te wezen; 'S quot;--s nbsp;nbsp;nbsp;.....j

■ r

o Zie bladz. $.13

cJ,quot;. nbsp;nbsp;nbsp;' b -i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'bTi./.ii çgivc 11 TO

rZT-jk -ï. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;□□ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' m T. ■■ yr '

ù

.Mcînov; 'I 7 ;

• .!

BE-

-ocr page 614-

Beoeffenrnde :^enmerkingen, -over het^

10quot; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;».w nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^---A

-fiB E o E F F IE N E N D E os ÂÈNM erringen; ay’.j ^':lt;:i.iiO'V E a. het nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j

NUTTIGE GEBRUIK-

V A N H K T

Oï . J'J ?!Ü . Û ’T'Cd !' -■ ■ ' jT

INDISCHE LUISKRUIDC),

IN' ALLE SOORTEN VAN

quot;;,W 0 :,R^M 2:,I 'È if T E N quot;quot;

-s.,

M E N s G H E L Y K E -L I G C H A E M.-Vit hà Hoog^tûtsch van den Heer }’, t,: Schmucker.

1

■ vijuj..! 3'- I -3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;~ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'• '~

De wormen',' die'in het menfchelyke lig-chaeim gcXeeld worden , bewerken ’ef dikwerf zeer groote verwoestingen. De kirgt;-ders zyn meestal, uit hoofde van hun feeder geftel , zwakkequot;*maeg en darmenquot;, daeräen onderhevig, naerdien zich in de eerfte wegen veel flym ophoudt, waerin de wormëijers, met het voedfel doorgez’ft^olgen, uitgebroeid kunnen worden.

Vele

(*) Semen fabadilli.

-ocr page 615-

/

nüitigigilrwk^wleîînâifcheLuiskruiily ehz. jRj

Vele kinders ftaen door de^ wortheti dê heftigfte krampen, ftuiptrekkingen, enz, uit J en hoe vaek gebeurt het niet, by jonge eri keifs by oude liedeh , dat de Worrneti de tnaeg en darmen, waerin zy zich ophouden * doorvreten , en ftuipen èri den dood ver-« oorzaken.

By voiWasfert liedeh, wier màeg én datifteh hunne behoorlyke levenskragt hebbeh, en by Wien de gal hàre behoóflyke kràgt, eh het maeg-* fap zyrie behoorlyke fdherpte heeft, wordeh, ZOO lang zy zieh in dezen gezónderi ftaet bevin* den, niet dàn zeer zeldzaem woi'irien geteeld.

Het is bekend dat ‘er drie foorten Van wor^ men zyn , die in het menfdhelyke ligchaeitt geteeld worden, en zich zoowel in de maeg als in de dunne, jà ook in de dikke darmén ophouden, té weten:

waer-

(•) Lumbricï. Çj) Taenia. ‘(1) AsCai'ides.

i. Deel. ll\ Stub 'Pp

-ocr page 616-

5'84 Btotffencnde Aenmtrkingeny over het waerdoorzy darmpynen en krampachtige famen-trekkingen der darmen veroorzaken. gt;.

C nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' “i

'♦r. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

,Gcen worm kan,_ geiyk reeds gemeld is,jin ons ligchaem geboren worden , ten zy dezelve in Infektenëijeren onder fpys en drank, het zy uit het dier- of plantcnryk, in de raaeg worden ge-bragt. Vinden nu de eijeren een rottend Hym in de raaeg of dunne darmen, dan liggen zy in rust, en worden weÏhae,st uitgebroeid. De dkgelykfche ondervinding leert, dat, wanneer een blaeuwaers (*) op een ftuk verseh vleesch gaet zitten hef quot;zei v’c daegs*daerna van levende maden, die zigtbaer groeijen , krielt, 200 als dit mede in eene 'verfche kaes gezien wordt.4 dit gebeurt inzonderheid in «de warme maenden, als Hooi- Oogst- en Herfstmaend. •

Dit alles nu veronderfteld zynde , is het geen wonder dat de opgenoemde infekten, by dè legers in deze maenden , waer zy alle in' zeer groote hoopen fätnen zyn ,’alles, wat de foldaten eten en drinken moeten , ver-ontreinigén, inzonderheid' wanneer de legers lang ftaen ,• en niet altoos het beste water f’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bebi

\

(*y Schmerfsfliege,'- , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

-ocr page 617-

nuttigegebruikvanlietlndifcheLuiskruid^ enz. 585 I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

hebben ; hierby komen dan ook in Oogst- en Herfstmaend de koele nachten, wanneer ge-volgelyk Buik- en Rooloopen zich veelvuldig' vertoonen. •»

Ik heb deze ziekten in alle veldtogten, in, het gemelde jaergety, en telkens met meer of minder ontlasting van wormen, waergenomen nadat de Loop meer of min van een’ rottigen aert was.

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• 'll I ,1' ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

Hoe vaek kwamen niet de foldaten', die' zich daegs te voren wel bevonden , klagen over hevige darmpynen ! Gaf men hun buik-, openende middelen uit de Rhabarber, dan werd de ziekte gelyk ook de pynen heviger: gaf men hun daerçntegen aenftonds den braekwortel of den braekwynfteen, dan braekten zy met Veel verligting groote klompen van maden; maer liet ik daerop de Rhabarber, met den room van wynfteen , dagelykseh verfcheiden malen innemen, dan ontlastte zich nog het overige van' deze maden, en de zieken bevonden zich beter. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_

Indien deze gemelde geneeswys niet dadelyk' in het begin gevolgd wierd , dan werdet! de pynen heviger en de buikloop, zoowel als de

P p’ 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;koorts

-ocr page 618-

505 Beoefenende Aenmerkingen gt;nbsp;over hei

feoörts, fterker^ zoodat ’er eenige dagen daernä eene eigenlyke rottige Rooloop, die de zieke in doodsgevaör bragt, opvolgde : ja ik heb, met de grootfte verwondering, in de Ziekenhuizen gezien, dat by dergelyke ellendige lyders de ronde wormen boven- en onderwaerds uitkropen , zoo als dit dan ook zeer vaek gebeurd by de Rotkoortzen , by welken het altoos een kwaed teeken is^

In de elf eerfte veldtogten, welken ik by-wóonde, heb ik nimmer zulk eene groote nieenigte van rottige Rooloopen gezien, als in den laetften veldtogt van het jaer 1778. Alle lyders waren door eene zeer groote meenigte van wormen geplaegd, inzonderheid door ronde wormen , die hun boven en onderwaerds uitkropen, en de ziekten zeer verergerden.

De lucht in de Bohemische gebergten is zeer gefchikt, om deze hevige Buik- en Rooloopen te veroorzaken , dewyl ’er de dagen gemeenlyk zeer warm, de avonden koel, en de nachten koud zyn.

By het vervoeren der gekwetften, heb ik meenigwerf met de wormen verlegen geweest,

naer-

-ocr page 619-

I

nuttige gebruik van het IndifcheLuiskruidy enz. 587 naerdien ’er binnen weinige uren, of van het eene verband tot bet andere, fchoon de won-den behoorlyk bedekt, en met drukdoeken en windfels omwonden waren , duizend kleene maden werden gevonden: deze veroorzaekten den gekwetften hevige pyn, doch werden echter, door weinig rust en behoorlyke middelen, binnen kort verdelgd.

Het fchurft vertoont zich welhaest in deze luchtftreek, wegens de verhinderde doorwade-ming, als mede wegens de achterlating van eene behoorlyke reiniging : in deze kleene puisten vindt men ook dus, binnen korten tyd, millioenen van kleene infekten, die den armen foldaet zeer afmartelen. De zwavel, met reüfel gemengd, verdelgt haer fchielyk, dewyl deze infekten daervan fier ven.

Het is fchier een onfeilbaer teeken, wanneer by zoodanig eenen rottigenRooloop, alle behoorlyke middelen worden aengewcnd , al waren ’er ook wormen ontlast, en dat de toevallen, als koorts, pyn in den buik, walging en buikloop, niet wegblyven, dat’er dan ook voorzeker wormen, die dit alles veroorzaken, in het ligchaem zyn: ik heb meenigmalen de ver-eischte wormafdryvende middelen, als de myn-pp 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;ftof.

»

-ocr page 620-

$88 Beoeffenende ^enmeriingen, over het ftofFelyke kwikzilvermoor (a), de kaloraél (0, het duivelsdrek (c), verdikte fappen uit bit^ tere kruiden (d), de Corficafche mos (è) enz, als ook een afkookfel van kwikzilver (ƒ), doch niet altoos met het verwachte goed gevolg, laten gebruiken.

Hoe vaek komt het niet in de beoeiFening voor dat zoowel volwasfen lieden als ook hinders door wormen gefolterd worden, en aen vvien men^ deze bekende en zeer goede worra-afdryvende middelen geeft, en waer dcsniet-tegenftaende geene wormen ontlast worden, maer de toevallen blyven aenhouden ! Hoe vaek worden de wormen niet by kinders en volwasfen lyders van deze foort, door den Rhabarber (g) , met den kwikzilvermoor of gezoete kwik (A) gemengd, afgedreven , of na het gebruik cener afkooking van het kwikzilver, dikwerf nog door het gewone worm-zaed 0), ontlast! In andere gevallen echter, hoewel op dezelfde wys behandeld, gefchiedt dit niet, en de teekens eener aenwezendheid van !. 1 ., .....

wor-

Aethiops mincraUs, ÇA) Calomel, Afa foeticia. f/) Extrada amara. (e) Miiscus Corficaniis. {ƒ) Mercurios vivus. (if) Kht'uui. (iamp;) Mercurius dulcis. (/) Semen fantoiiici.

-ocr page 621-

/

nuttige gébruik van het IndifcJicLuiskruiiii enz. S^9' wormen bl y ven als voorbeen: hierom heb ik dikwerf verlangd naer ‘een ’^middel , ’t welk deze infekten niet verdragen konden, dat hen dooden, en waerop men zeker ftaet maken r bon. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' h;!' ,

Wanneer ik aen het tweede deel rayner heel' kundige Mengelwerken bezig was, werden my, door den by nitftek bekwamen en opmerk-zamen Legerchirurgyn, den Heer Seeliger, eenige waernemingeh toegezonden, waeronder ’er een over het nut van het Indifçhe Luiskruid tegen den lindworm was (*).

, Ik wil niet ontkennen, dat dit middel my niet anders bekend was, dan dat men deszelfs poeder tegen de luizen gebruikte, vooral by foldaten, fcheepslieden, bedelmunniken, enz, waerom het ook munnikenpoeder genoemd wordt;

b een middel, ’twelk wy veelvuldig in de Ziekenhuizen gebruiken, om ’er deze infektendoor beftrooijing* der dekens en van het hoofd des lyders, mede te dooden ; maer van het inner-lyke gebruik had ik nooit iets gelezen of gehoord, dan alleenlyk by Logsecke die het

(*) Zie rayne bcrmt^tVitE iTjiruroiWic a B. §. 271. (t) Zie zyn Mbtet i» medica paj. 381.

4

-ocr page 622-

5po Bepefftnende Aenmerkingen, over het het faba4ilzaed mede onder de wormdoodende middelen , fçhoon zonder eene verdere toe-pasfing, fteltf

Men moet dit zaed niet verwarren met het gewone Luiskruid (*), ’t welk naer zyne uiterr lyke gedaente zeer verfchillend is; veelligt zyn de uitwerkingen, in het dooden der luizen, beide even vermogend ; maer ik heb intusfchen geene proef omtrent deszelfs innerlyke gebruik genomen,

In den laelften veldtogt 1778 had ik gelegen-heid, om over het gebruik van dit zaed breed-j voerig te fpreken met den loeidehirurgyn Seb, LiGER, die my verzekerde dat de zaek, zoo als hy my dezelfde medegedeeld had , inder-daed zoo was, en dat hy flechts de proef met den lindworm eenmael had genomen. Ik deed alle moeite om in alle boeken, over de Kruidkunde en kragten der Geneesmiddelen handelende, iets van dit zaed te vinden; doch ik trof overal het zelfde aen, namelyk, dat het een Mexicaensch zaed is, 't welk de luizen en alle Infekten dood , en gevolgelyk onder de fcherpe middelen behoort; ik vond ook nog dat

Seme^ Raphï»

-ocr page 623-

nuttigegelruikvanhetIndifcheLuiskruid, enz. S^t dat _de Indianen dit zaed in water koken, en het hoofd, in de zeerhoofdigheid (•) en luis» ziekte, daermede wasfchen.

r

Om nu aen myne leergierigheid te voldoen, begon ik ’çr allerlei proeven, en,wel met de grootfte oplettendheid, mede te nemen, gelyk men met alle fcherpe middelen, die van de beste uitwerking zyn, behoort te doen. In myne jonger jaren zoude niemand het in zynç gedachten hebben durven nemen, om de opgeheven bytende kwik, in moutwyn opgelost, of in pillen te geven, ’t geen thans met zeer goed gevolg gedaen wordt; ja de oude Genees-heeren inDuiTscHLANo waren, voor veertig of vyftig jaren , zeer bevreesd om aen iemand tien azen van den Peruviaenfchen fchors te geven , waervan men thans, des noods zynde, dagelyksch eenige oneen geeft : wie zoude, voor dertig of veertig jaren, de fcheer-ling hebben durven toedienen ? Alles komt daer Rechts op aen, dat zoodanig middel met de grootfte omzigtigheid worde toegediend.

Dewyl ik in het jaer 1778, en 1779 de gelegenheid had, ora dit middel by verfcheiden lie-.

(•) Tinea cnpitii,

Pp s

-ocr page 624-

JSeoeffeninde ^enmerkin^en, over het lieden, die met wormen geplaegd waren, te gebruiken, begon ik dit met de grootfte oplettendheid, en bemerkte ’er geen nadeel by, macr veeleer de beste en fchielykftc hulp. Ook ge-bruike ik het zelve nog, tot heden toe, in myne byzondere beoefFening , met zeer veel voordeel , in alle foorten van wormziekten : ik geef flechts aen ieder , die dit middel wil gebruiken, den raed dat hy het doe roet die voorzorge, welke ik ftraks zal aenwyzen.

By myne terugkomst uit het veld;zocht ik terftond gelegenheid, om met mynen vriend, onzen fchranderen Hoogleeraer in de Kruidkunde, den Heer Gleditsch, te fpreken, en verzocht hem om m}’^ van de fabadil. plant en haer zaed , benevens derzelver nut in de Geneeskunde , te willen zeggen al het geene hy wist, naerdien ’er in de boeken, over de Kruidkunde en de kragten der Geneesmiddelen handelende, byna niets van gezegd wierd, dan dat het eene Mexicaensche plant is, wier inwendige gebruik, wegens hare fcherpte en invretende eigenfehappen verdacht was. Dees waerdige Geleerde heeft de goedheid gehad om my eenige Natuur- en Geneeskundige Aenmerkingen over dit zaed toetezen-den : dezelve zyn thans in de werken der

Be r-

-ocr page 625-

nuttige gebruii. van Aet IndifcheLuiskruidy tnz.

Berlynsche Maetfchappye van Natuuronder-oeksren geplaetst,

De ervaernis is dè beste leermeesteres, waerop men zich het veiligst kan verlaten. Wanneer den grooten Helvetius de braek-wortel zonder naem noch toepasfmg, werd gezonden, nam hy, by de toenmaels te Parys woedende Rooloop , met dezen tot poeder gefloten en met alle omzigtigheid gebruikten wortel de grootfte proeven, onder algemeene toejuiching, zoodat zy nog telkens, in foort-gelyke ziekten , als een braekmiddel wordt gegeven.

Alle heftigwerkende middelen, ontydig of in eene al te groote hoeveelheid gegeven, worden vergiften in onze ligchamen , waer tegen zy, met verfland toegediend, wonderen doen en zeer heilzaem zyn. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i

Wanneer de dulle Nachtfehaduw ft) behoorlyke omzigtigheid en voorzorg wordt gegeven, ^dan doet zy, gelyk de ervaernis geleerd heeft, meenigwerf wonderwerken ; maer komt

(•) Radix ipecacoann». (t) Belladona.

-ocr page 626-

594 JBeoeffenenâe ^enmerkin^en, over het komt ze in onbedreven handen, dan wordt ze, gelyk alle andere vergiften, nadeelig.

Na myne ondervindingen en veelvuldige proeven, met het poeder van hetIndifcheLuiskruid genomen, heb ik het zelve niet Hechts voor-namelyk in wormziekten gegeven, maer ook toegediend aen lieden, die fomwylen de vallende ziekte en ftuipen hadden , en door deszelfs gebruik volkomen herfteld werden, zonder dat zy in het minfte het zy groote of kleene wormen daerdoor ontlastten , terwyl men hen niets dan zeer veel leelyk, Hinkend en dik flym zag lozen. Zoo lang als het flym te voorfchyn kwam, liet ik het poeder gebruiken ; en zoodra het zelve achterbleef hiel ik met de toediening op , en de lyders waren van hunne ziekten bevryd. Ik heb dit middel gegeven aen zeer uitgemergelde zieken, in Wien door den Rooloop, dien zy een ge-ruimen tyd uitgeftaen hadden , de binncnfte rokken van de raaeg en darmen zeer gevoelig moesten zyn, en die nogthans, gedurende deszelfs gebruik, niet de minfte toevallen ondervonden , maer in tegendeel van dag tot dag frisfcher en beter werden.

Schoon VANDER Beck en eenige andere zeggen, dat men dit zeer feherpe middel, voor als

-ocr page 627-

nuttige gebruik van het îndifcheLuiskrtiidf enz. S^S als nog, tot niets anders dan tot het dooden van luizen heeft gebruikt, houde ik veeleer ftaende, dat nog niemand het heeft durven wagen dit middel behoorlyk aentewenden, Teedere kinders hebben het met het beste gevolg gebruikt ; en van vele honderden , wien ik het toegediend heb , is ’er geen zonder hulp gebleven , en nog veel minder , gelyk de vermaerde Plenck van iemand verhaeld, daerdoor razende geworden : misfchien is de gift, welke dees ongelukkigen had ingenomen, zeer groot geweest.

Na de veelgemaekte proefnemingen, in alle foorten van wormziekten, verdient dit nieuwe middel een even grooten lof, als het beroemde middel van Jufvrouw Nouffer, ’t welk uit het manneken van Varenkruid (•) beftaet. Dit is geen nieuw middel ; maer het is reeds door Galenus aengeprezen , en door den over-leden Lyfarts Vogel met goed gevolg gebezigd geworden.

Ik heb, in dergelyke ziekten, beide deze middelen, ten zelfde tyde, aen twee perfonen gebruikt:

door

(*) FilU mas.

-ocr page 628-

£toeffenende Aenmerkingtni over hit

door het fabadilzaed verdreef ik een’ lindworra; en door het gebruik van het andere werd ’er Diets ontlast, hoewel ’er weinige jaren te Voren eenige ellen geloosd waren : de lyderes werd door de fterke büikzuivering welke hiermede moet gepaerd gaen, zeer verhit eri een weinig verzwakt ; twee maenden daerna' gaf ik haer het poeder van fabadilzaed, waer-op zy van een’ lindworm, ter grootte van negen ellen, ontheven en volkomen herfteld wierd.

By het gebruik van het poeder van fabadilzaed, heeft men ook niet noodig zulke hevige buikzuiverende middelen te geven, als by dat' van Jufvrouw Nouffer; want tien azen van het Mercurisch algemeen geneesmiddel (*)j’ even zoo veel hars van feammoniei en vyf azen gummi guttiSy leveren een geweldig en kragtig buikzuiverend middel uit, dat by gevoelige darmen ligtelyk ontftekihg en bet heetvuür veroorzaken kan.

De wys, waerop ik het poeder van fabadil* , zaed toediene, is de volgende ;'

• ró'or-

Panacea mercuriali».

-ocr page 629-

nuttigt gebruik van het IndifcheLuiskruidi enz. 597 Vooreerst, laet ik de gele lang achtige beursjes, waerin dit zaed, ’t welk ’er zwartachtig uit, ziet, benevenSjde vakken, waerinr dit puntige zaed befloten is, nemen en alles tot een zeer fyn poeder ftooteh. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0

i'- to:- 'is J

Ten jwßfide , fleem,ik vyf azen vaUj dit po^ der , en laet dezelven , met zeven, azen honig» tofi^ eene groote pil maken,' en wel in dier, voegen dat men ’er uit bepalen kan hoeveel de lyder van het poeder inneemt^ want wijde men eene groote hoeveelheid in voorraed maken , by voorbeeld , eenige looden van het •poeder , met eene genoegzame hoeveelheid honig, en.’er na de verdeeling dergelyke pillen uitmaken, dan zoude de hoeveelheid van het poeder onzeker zyn. Wanneer de pillen yer-vaerdigd zyn, moet men ze met het poeder van wolfsklaeuw (*) beftrooijen ,, opdat ze niet aen elkanderen blyven hangen. Deze pillen nu noem ik •wormpillen.

Ik jaet den lyderen eerst,, met de Rhabarber en het Wonderzout van Glauber, den buik openen, en wel in eene hoeveelheid, evenredig

. r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet

(*) Lycopodium.

-ocr page 630-

Sgi Èeo^enenâe Ammtrkingsn, ô‘»et hd

met hunnen ouderdom eii hunne gefteidheid j daerop geef ik den volgenden ochtend acn een* volwasfchen mensch, en inzonderheid wanneer hy veel over walging klaegt, een half vierendeel loods van het poeder van fabadilzaed, ent even zoo veel venkelfuiker, Onder elkanderert gewreven , eri läet hun daerop terftond één of twee kopjes, vol van een aftrekfel vart Chamomil- of Vlierbloemen, drinken. Dit poeder veroorzaekt meestal braking; en wan-^ neer ’er wormen in de maeg zyn, dan worden dezelve mede terftond ontlast. Een uur daerna kan fflen dun gortwater laten drinken. Zyn ’er wormen in de maeg, dan worden zy door dit poeder zoodanig aengedaert, dat zy de verfchrikkelykfte bewegingen maken, die vervolgens de walgingen en brakingeil Vermeerderen , waerdoor de wormen dan uitgeworpen worden. Ik heb verfche regenwormen,' ja zelfs levende ronde wormen , Wanneer ik die bekomen konde, in een glas gedaen, en ’er het poeder van fabadilzaed opgeftrooit^ waerna zy de hevigfte ftuiptrekkingen kregen, en zeer fchielyk ftierven.

Den volgenden ochtend , deed ik eene ge-lyke gift van het gemelde poeder wederom innemen, waerop dan insgelyks eene braking

ge-

-ocr page 631-

riiüti^gebruik van hetIndifeheLuiskruidf enz, S90 gevolgd is. Byaldien ’er geene wormen nicer te voorfchyn kómen, dan laet ik den derden ochtend flechts de helft van dit poeder, en de andere helft ’s avonds innemen , ’t geen ik op den vierden dag hervat. Den vyfden ochtend laet ik een buikopenend middel uit een half vierendeel loods Rhabarber en vyf azen bereide hars (*) gebruiken , waerop de flog levende en doode wormen worden uitgedreven : zyn deze niet meer aenwezend , dan wordt ’er voorzeker Veel flyms ontlast, op welk men wel acht moet geven. Den zesden ochtend worden drie wormpillen toegediend j ’t geen men ’s avonds naer bedgaende herhaelt. Men moet ’er telkens een weinig van het genoemde aftrekfel op doen drinken. Het buikopenend middel möet op den vyfden dag in-V genomen worden : indien ’er dan nog veel

flyms ontlast wordt, dan laet men daegs daerna ’s ochtends en ’s avonds drie van deze worm-pillen innemen, tot ’er geen flym meer te voorfchyn komt, de drekftof natuurlyk wordt én de lyder dat gevoel in den onderbuik ’t welk hy te voren gewaer werd, niet meer befpeurt.-

ik

(*) Reflna proeparata.

I.Dsel.lKstuk, Qq

-ocr page 632-

6o3 3 Bsoeffenendt Aemnerkingen, over Itet

Ik heb met deze behandeling wel twintig dagen moeten aenhouden, voordat het flym geheel uitgerooid was : gedurende het gebruik van het meergemelde middel, moet byna in het geheel geen vleesch, maer veel plant-voedfels en'melkfpyzen genuttigd worden.

Dit is de geneeswys voor volwasfen lieden van twintig jaren en daer boven. Aen kinderen ' van twee of drie jaren kan men ’s ochtends twee azen van het poeder van fabadilzaed, in een eijerlepel vol fyroop Van Rhabarber gemengd, toedienen, en een weinig van het af-trekfel van vlierbloemen met melk daerop laten drinken; des avonds geve men hun eenegelyke -gift; en om den vyfden dag kan men tien of twaelf azen Rhabarber tot buikopening geven, en dactmede zoo lang aenhouden, tot de wormen of het flyra zich niet vertoonen. Voor kinderen van vier tot agt jaren kan tnen eene pil in Rukken fnyden, ’er kleener pillen van maken, en deze ’s ochtends in eene pruim laten doorzwelgen : tot buikopening geve men twaelf of zestien azen Rhabarber, met twee of drie azen bereide hars gemengd. Kinderen van agt tot twaelf jaren laet men ’s ochtends twee pillen , op de bovengemelde wys bereid , innemen : het buikopenend middel, ’t welk om den

-ocr page 633-

nuttigtgeljruikvanhttîndifclieLüùkruidy enz, 6ol

(Jen vyfden dag aen deze kinderen moet toegediend worden , beftaet uit twintig azen Rhabarber , vier azen bereide hars, en één Qf twee azen gezoete kwjk. Lyders van twaelf tot twintig jaren nemen ’s ochtends, naer evenredigheid der jaren en van de fterkte van het Ijgcbaera , twee en een half ook drie van deze pillen op voorgemelde wys, en om den vyfden ochtend een buikopenend middel uit twintig azen Rhabarber, vyf of zes azen bereide hars, en twee of drie azen gezoete kwik. Lieden van twintig en meer jaren moeten lederen ochtend zes pillen innemen ; en het buikopenend middel , om den vyfden dag te gebruiken, moet beftaen uit een half vierendeel loods'Rhabarber, agt azen bereide hars, en even zoo veel gezoete kwik. By de meesten heb ik de genezing niet boven de twaelf of zestien dagen behoeven uitterekken ; de wormen , van welke foort zy ook waren; zyn ontlast geworden, cn alle toevallen hielden op.

De maden, die zich dikwerf in den Endel-en Karteldarm ophouden, heb ik het fchielykst, door klistéren uit een afkookfel van dit zaed met zoete melk in gelyke deelen, doen ont-' lasten , zoodat zy dood met de drekftof te

Qq 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor-

-ocr page 634-

6c 2 Ëioeffenmile Aenmerlingm y over het voorfcbyn kwamen. Ik laet altoos een half lood fabadilzaed, met tien oneen water, tot op zeven oneen afgekookt , met even zoo veel zoete melk mengen , en dus infpuiten. Doch hierby worden de pillen, naer den ouderdom van den lyder , zoo als ik gezegd heb, gebruikt. Na deze geneeswys laet ik den lyder altoos een bitter elixir gedurende agt dagen gebruiken, om de eerfte wegen wederom te verlier ken.

* * *

Hierop laet de Schryver nu dertien waer-nemingen volgen , waervan ’er negen het groote nut van het fabadilzaed tegen de ronde wormen en het wormflyra, twee tegen den lindworm , en twee tegen de vallende ziekte bewyzen; en dewyl, in alle die gevallen, dit zaed juist op de reedsbefchreven wys is toegediend, zoo achten wy het niet noodig de-zelven te laten volgen : alleenlyk willen wy mededeelen het geen de Heer Schmucker, omtrent de vallende ziekte (•) gt;nbsp;heeft aen-geteekend.

De

(♦) Epilcpfia.

-ocr page 635-

nuttige van het IndïfchéLuishruid, enz.

De twee waernemingen zegt hy, over^het nut van het fabadilzaed, in de vallende ziekte, kunnen eenen beoeffenenden Geneesheer op-merkzaera maken, om verdere proeven met dit middel in de gezegde ziekte in het werk lé ftellen ; en wanneer van de tien Hechts één wierd geholpen, is het reeds van zeer veel aenbelang. Hoe vele ellendigen kunnen ‘’et niet zyn , die langs dezen weg zouden geholpen worden! nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

r

Het is, helaes ! de allererbarmeiykfte ziekte', waervoor de natuur yst, wanneer men méu-fchen met het vreeslykfte misbaer, verdracijin-gen der ledematen, benevens een hevig gegil, en dikwerf met kwetzing hunner ligchaems-deelen, door dezelve zoo plotsling ziet nedee-vallen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, j

Het is waerfchynlyk dat met de mecstcn dezer zieken tot nog toe nooit proeven, ter hunner genezing, zyn genomen, naerdien men nog altoos moet hooren, dat tegen deze ziekte nog geen mifldel is uitgevonden. Wat my belangt, ik zal by aenhoudendheid met het poeder van fabadilzaed, in alle foorien der vallende ziekte, proeven nemen ; en ik beveel het aen ieder om ’er in voorkomende gevallen gebruik van te maken.

Qq 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lie-

-ocr page 636-

^04 , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Âenïnerliingen, em.

I

Jtr'Lieden, die met deze hevige ziekte woffte-len bchoorden/cigenlyk niet openbaer op ftraet te mogen komen, nacrdien acndoenly’ke men-ïfchen, die onverwachts iets dergelyks onder Jnin oog krygen, door een’ fchrik-:.’er mede Van kunnen aengevallen worden. Zoodanige lieden moesten, vooral wanneer zy arm ^yn-, ten..koste van de plaets, waer zy woonachtig •zyn, ip eene daertoe gefchikte woning onderhouden worden, dewyl ze alle acnfpraek op ons mededoogen hebben : maer voor die boos-wigten , die deze ziekte veinzen te hebben, om erbarming te verwekken, of om, in deh krygsdiens't zynde, ’er van ontflagen te wor-'den , voor dezen, zeg^ ik , kan geene ftraf noch geen rasphuis te hard zyn ; want men kan ’er ligtelyk de proef van nemen, of zy de wczenlyke dan eene geveinsde vallendb ziekte hebben. t. • . . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t

- -d

VER-

-ocr page 637-

- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;605

VERHANDELING

OVER HET

UITSTEKENDE VERMOGEN

VAN DEN '

B R A E K W O R T E L

EN SOMMIGE ANDERE br'aekmiddelen, IN ZÉÉR geringe gIfTEN toegediend.

Uit het Latyn van den Heer C. A. KIeYER. ---ÛÛ-.---------- § I.

Over de aenwyzing tot Braekmiddelen.'

Niemand zal ligtelyk twyffelcn, van hoe veel aenbelang eene juiste vorming der acnwyzingen by der zieken bedfponde zy. Doch dewyl dezelve niet dan uit eene volledige kennis der ziekten kan gehaeld worden, blykt het tevens gt;nbsp;dat de aenwyzing , wegens den dik-

(,7) Indicationcs.

Qq 4

-ocr page 638-

Verhandeling over het uitfiekenàe vermogen dikwerf verholen byzonderen aert van de ziek' te , niet gemakkelyk kan bepaeld worden. Sompiigep zyn ’er intusfchen , wien de aep-duiding tot braekmiddelen (i) veeltyds zoo baerblykelyk fchynt te zyn , dat zy byna iederen leerling bevoegt achten om over dezelve te oordeelen. Want de teekpns, die de nopdzakelykheid der braekmiddelen aenduiden, wanneer eene galachtige raeuwheid (c) , of cenige andere verzameling in de maeg (d) ei) twaelfvingerigen darm (e) plaets heeft, worden zoo duidelyk in de Scholen der Geneeskundigen voorgedragen, dat men dezelve byna voor eigenaertige (ƒ) houdt. Want de toevallen (g), welken men als teekens van eene bedorven galftofFe , en gevoJgelyk als aen-wyzingen voor de braekmiddelen , opgeeft, zyn voornaraelyk deze: benaeuwdheid omtrent de bovenbuiksingewanden ( h ) , pyn in de ftreek van de maeg , veelvuldige ftinkende, bedorven oprispingen Qi), eene bittere mond, walging Çk'), afkeer van fpys (2), een geelzuchtig voorkomen Qm), eene vuile tong, hoofd;

Vomitoria. (c) Saburra biliofa. (/ƒ) Ventriculus, (e), Duodenum, (ƒ) Signa patbognoinica. (s') Symp-tomata. (Zi) Praecordia. Qi') Ruelus. Naufea. Q') Anorexia, («j Habitus idsrodes.

-ocr page 639-

van den Braehvortely enz. 607 hoofdpyn, duizeling (n) van zelf ontftane brakingen (0). Doch zeer zeldzaem, ja byna , nooit, komen alle deze toevallen , zelfs in die ziekten, in welken de brackmiddelen noodwendig vereischt worden, te gelyk vereenigd te voorfchyn ; dikwerf zyn ’er, behalve duizeling, hoofdpyn, eene bittere mond, en een gevoel van zwaerte omtrent de boveilbuiks-ingewanden , geene andere teekens van eenc bedorven galftoffe aenwezend.

Aen den anderen kant kunnen ’er zeer vele van de bovengenoemde toevallen tegenwoordig zyn, zonder dat men, wegens dezelve, tot het gebruik der brackmiddelen mag befluiten. ‘De beroemde de Haen, die in het verachten van het gebruik der brackmiddelen zeer wydloopig is (*), toont duidelyk genoeg aen, hoe onzeker deze teekens zyn, en maekt, als in de kunst zeer bedreven zynde, eene verdere uitweiding, over deze ftof onnoodig. “ Byna in alle ziekten, zegt hy, (hy handelt daer over de heete) “ hebben walging, bra-“ king, benaeuwdheid voor het hart, een “ bittere en vuile mond meer of min plaets:

“ zoo

Vertigo. (5) Vomittis fpontanei.

(*) Ratio medendi T. 3. p. 22,

Qq 5

-ocr page 640-

6o8 Verhandeling over het uitflehende vermogen

“ zoo mèn zulks opbfuifchen {/gt;_) moet noe-men, dan Zal de ftof in byna alle ziekten “ opbruifchen; de opgetelde toevallen, om-« trent de bovenbuiksingewanden, ontftaen fomvirylen uit het doorgezwolgen befmet-“ tend beginfel Qq) der heerfchende gefteld-‘‘ heid Cr)”. Laet het my vryftaen dit ge-xegde enkel met weinige voorbeelden te ver-fterken. In de zwarte ziekte (O en bloed-braking Qt'), gaen de meeste van de vorens gemelde toevallen vooraf, eer dat de kwael zich geopenbaerd heeft. In den aenvang van het Ontfermt u mynes (ii) zyn de van zelf ontllane brakingcn, de vuile tong, de opris- , ping, de pyh in de ftreek van de maeg, de hoofdpyn, de bittere mond, enz, zeet dikwerf voorhanden , zondét eene plaetfelyke pyn. Hoe Hgtelyk zouden deze alle den rain-geoeffcndên Arts kunnen vervoeren, om een braekmiddel, ’t welk in deze ziekte zekerlyk ondienftig is, ja de oorzaek van den dood zyn kan, toetedienen, voornameïyk, zoo de zeer duistere verbiedende aenwyzingen (v) het oog van den Waernemer te gelyk ontfnappen?

My

C/gt;)Tursere. C^/) Mi'isma. (r') Epidemia. Morbu» nigcr. CO Voinicus ctuentiis. Qu') Volvulus, (v) Contra-tndicautia.

-ocr page 641-

'.t van flen Sraekworteii enz.

.My heugt een geval van eene hlofedbraking, :idie wegens een kwalÿk toegediend braekmiddcl ■doodelyk was.,/als ook een ander, ’t welk -hier toepasfelyk isj en ïiiet onwaerdig fcbynt ‘iota medegedeeld te' Worden.

'*t'- J nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.yL. 4^

Voor eenige macnden ontmoette ik eene «vrouw van» agtenveertig jafèo , 'die over een’ bitteren mond, een geVoöl van volheid omtrent de maég, walging en hoofdpyU klacg-•de y en gelyktjnäig eene ^‘laclitige bedorven 'fexf^uitbraekte-: 'dit en tevens de beflageh ’’tong fchenen aen'iVyzingen te zyn voor een bidekmiddel, nadèmael ‘et '‘’^ene plaetfclyï^e buikpyh aehwetend was, en ’cr in ’t geheel geen vermoeden viel op eene bteuk Of eenige andere oorzaek van deze toevallen. Zachte buikopenende (x) middelen te ver-geefsch beproefd zynde, was men op het punt om ds lyderes een braekmiddcl toetedienen, .wanneer zy onverwacht, op den Zevenden dag, onder het^aenhoudende gebruik der zachte buikopenende middelen, in eene^zeer hevige ware drekbraking verviel, terwyl de buik vol. ftandig verdopt bleef, en ’er toen eerst dtiide-e ■ • ; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;b’ke

(w) Hcrniai (x) Eccoprotica.

-ocr page 642-

610 Perhandeling over het uitßekende vermogen

‘ lyke teekens van het Ontfermt « mynet aen-i.wezend waren. De ledematen waren te gelyk yskoud, de zinnen verdoofd, de kragten zeer onderdrukt, en de verfchynfels van de wezen-lyke ziekte niet langer twyffelachtig , welke onderwylen door vermogende middelen, gelyk het heulfap (y), de lynzaedoly, klisteren (z) uit tabaksrook, en door het Engelsch zout, fchoon moeijelyk, overwonnen is.

Een geoefFend Geneesheer kan dikwerf weif-felen over het voorfchryven van een braek-middel; en hy moet noodwendig twyffelachtig te werk gaen, zoo hy de gefteldheid van den lyder, of den aert van de ziekte, enz, nog niet genoeg doorgrond heeft.

§ 2.

Over de twyffelaclitige gift'der braekmiddelen^

Daer de Geneesheeren het nadeel, zoo dik* werf uit*de braking ontftaen, befpeurden, hebben zy met de grootftc vlyt de gift (a) der braekmiddelen onderzocht. Dezelve fchynt nu ook zoo bepaeld te zyn, dat een Genees-

- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heer,

O') Opium, (s) Ciysmata. Qa) Dofis.

-ocr page 643-

van den Braekvortely ent.

heer, door de ondervinding geleid, hier omtrent niet ligtelyk kan dwalen. Het kan echter gebeuren, dat zelfs de bekwaemfte weiffelt, om ontlastmiddèlen in/de gewone gift voorte-fchryven. Somtyds heeft ’er iets eigenaer-t’gs 0) t eene teergevoeligheid in het geftel, of eenige andere oorzaek plaets. Het onheil daerenboven, ’t welk uit de fterker gift eenes braekmiddel voortvloeit, is dikwerf groot; want hieruit ontftaen fomwylen bloedftortin-gen (c), beroerten (d), miskramen (e), breuken (ƒ) en uitzakkingen (g).

De groote Uitlegger van Boerhaave (*) verhaelt een voorbeeld, waerin een geweldige dood het gewrocht van kwalyktoegediende braekmiddelen geweest is. De gift der braek-middelen is zoo onzeker, dat uit de geringfte fomwylen onherftelbare beledigingen voort-fprui-

fi) Idiofyncrafia. (c) Haemorrljagiae. (d} Apoplexiae. (?) Abortus, (f) Herniae. (g) Prolapfus.

(*) Dat niet alleen door de gift, maer insgelyks door de herhaling der braekmiddelen, gezondigd is, bewyst onder anderen dat bekende voorbeeld, ’t welk Boerhaavx wegens den Edelen Baron van Was sen aer verhaelt, in een afzonderlyk werk, waervan het opfchrift is: Gefcbie-denis van eene wreede , en vaormaek niet befcbreven ziekte, te Levden , 1724, in bet Latyn uitgegeven-Coinment. ad § 656.

-ocr page 644-

tïiâ VerlianMiiig over ket uitrekende vermogen

fpruiten? daer în tegendeel dikwerf Hechts certft' geringe werking.volgt na de fterkfte. '•

Ik zag eenc vrouw van.meer dan twintig jaren, die , na door vergisfing twee vierendeel loods van den fyngeftampten braekwor-j tel (h) ingenomen te hebben , naeuwelyks eenmael, en niet hevig, brachte ; om^ niet te gewagen van foortgelyke gevallen, in welken-vele azen van den braekwynüeen (i) , zelfs niet cenmacj , eene braking verwekten, gelyk in krankzinnigen en anderen. •

§ 3- _

Over het gekruïk der hraekmiddelen in eene zeer kleene gift.

Dewyl dit zoo is, hebben de Geneesheererf met regt naer eene andere manier gezocht, volgens welke de braekmiddelcn, zekerlyk niet uit het getal der geneesmiddelen te verwerpen, veiliger konden toegediend worden. Ook is ’er reeds een andere wys om braekmiddelcn te geven, die aen geen ongemak onderhevig en veiliger is, heimelyk ingeflopen. Beroemde

Art-

(O Ipecacuanha. («) Tartarus emetîcus. (O Maniaci.

-ocr page 645-

van dm Braakwortel, enz, gjj

Artzen, namelyk, zyn federt korten tyd ge. woon de braekmiddelen in eene verdeelde gift Çiy gt;nbsp;voortefchryven ; inzonderheid in die gebreken der eerfte wegen, in welken geene zeer fpoedige. ontlasting, noch het gebruik van fchielykwer-kende ontlastmiddelen (m), vereischt wordt. In eene galachtige gcfteldheid zekerlyk , waer-in de raeuwheden of in ’t geheel niet, of ten dcele, zyn opgclost, werpt een brack middel, in ééne gift of eenmael toegediend, alle de. vuiligheden uit de maeg en deszejfs naburige ingewanden zelden zoo geheel uit, of ’er blyft van dezelve hier en daer nog overig.

Het is derhalve niet alleen beter, die ont-r lastmiddelen in verdeelde giften te geven, maer de. Arts zal te gelyk zekerer zyn , dat hy volgens deze wys nimmer kan fchaden, ’tgeen voorwaer van het grootfte aenbelangis. Het gevalt mogelyk, dat noch de eerfte, noch de tweede gift van een by verpoozing (n) toegediend braekmiddel, de maeg niet aen het braken helpt, ’t geen niet alleen on-fchadelyk, maer veeleer voordeclig is, om de overvloedige ftoffe , die nog niet genoeg op.

Çr) Refrafta doGs. (jn') Drastica. EpicraQï.

-ocr page 646-

6l4 ^erJiandelittg over hst uifßekende Vermöge?} opgelost is, te verdeelen , en om dezelve y zoo’ rasch zy tot de ontlasting bekwaem is y urttewerpen ; en dus aïs verdeelende middelen (o) werkende, bevorderen zy de ontlasting, zonder ongemak voor den lyder, veiliger en fterker, dan wanneer, volgens de gewone wys, eerst verdeelende middelen, en daerna ontlastende, dan wederom verdeelende, en zoo' voorts, toegedrend worden. Ook gefehieden de brakingen gemakkelyker, matten den lyder minder af, dan wanneer men een braekmiddel in eens gegeven had; want het zelve verwekt dikwerf, wanneer de ftof nog niet los genoeg is, ydele brakingen, die den lyder geweldig vermoei] en.

Het geweld van het braekmiddel is ins-gelyks, als het in eene verdeelde gift toegediend wordt, onder bedwang van den Arts zoo rasch hy ziet dat ’er genoeg ontlast is, kan hy uitfcheiden. In vele ziekten derhalve in welke eene bovenwaerdfche ontlasting ver-eischt wordt, worden de braekraiddelen Voor-deeliger in eene verdeelde gift, dan in een' grooter, toegediend : ook ontbreken ’er geene groo-

(a) Digestiv».

-ocr page 647-

van den Braeliivorîeî, tnt.

gtoote mannen in de Geneeskunst, welke deze’ handelwys aengeprezen hebben, gelyk P r i n* GLEi Pyl, Stole, enz* f/i . n; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Het is niet noodig hierbyttelt;Vöegen, dat '’er gevallen zyn, in welke deze manier geens-zins zou vleijen, by Voorbce^, na een door;, gezwolgen gif (p), en in weinige andere ziek* ten, die eene fchielyke ontlasting vorderen, en gemakkelyk van eèn’ kündigen onderkend zullen worden ; doch opdat het duidelyker blyke , fWat ik door die behandeling , om da braekmiddelcn in eene verdeelde gift voorte-^ fchryven, bedoele, zal het genoeg zyn voor-fchriften (7) bytebrengen. Laten ’er , by voorbeeld, in vier oneen kruisenmuntwater (r) of wyn twee azen van den braekwyn-fteen opgelost worden , en laet dan van dit mengfel, vier- of meermalen in een uur, een lepel vol genomen worden , totdat ’er eene genoegzame braking volge, en de raeuwheden van boven ontlast fchynen te zyn. In het W E E N E R Ziekenhuis is men gewoon eene ontbinding van vier azen brackwynfteen in een pond“water te gebruiken , waervan elk

' kwar-

Veneftuiii. Formulée, (r) Aqua menth»» ciispaè. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.t

L Deel. Stuk. Rr

-ocr page 648-

6i6 Verhanieling,6ver lieï uitflekende vermogen fcwartieruurs de lyders een ( vierde gedçeltç; drinken (*). Op gelyke,^wys 'kan ook de braekwortel by verpoozing toegediend worden, gelyk fommigen denzelven in den Rooloop gebezigd hebben ; waervan ftraks nader.-

iC:. 7 . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;./ .li , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. r

.eeeb nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;§ 4- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

Over de ontbindende kragt der Braekmiddelen , . y. in bet algemeen.

Nu moetçn; wy handelen over de ontbindende ktagt, welke de Braekmiddelen bezitten /byaldien zy in eene verdeelde gift gebruikt 'worden.‘quot;“^Dit vennogen bezitten volkomen de mcè^tgewone braekmiddelen, gelyk de brackwÿnfteen, de zecajuin(r) en de braek-wortcl j 'als' zÿ ih zoodanig eene gift toegediend worden’, dat zy noch ligte noch fterke brakingèn verwekken : want dan kry-gen zy her ve'rmcfg'en nu eens van zachte buik-Openende (t) , 'dan van pisafdryvende («), of fluimlóozende (y') en uitwademingbevorde-rende (w) middelen; welke vermogens, volgens de wacfnemingen van fommige Genees-

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ kun-

f*) Stoll. Rat. mecl.T. i. p. 58.

- OSSquilla. (ƒ) Eccoprotica. («) Diuretica. f»)Expec-toiantia. Cw} Diaplioretica.

-ocr page 649-

van den Braehvortel, mz, ’ ’’ kundigen dezer eeuwe , voornamelyk in den braekwortel uitmunten (*); daerenboven be. zit deze wortel eene krampftillcnde kragt (x) ; ja in fommige ziekten werkt dezelve als een foortelyk middel ( y ) ; waerover ikl voor-i nemens ben breeder te handelen.

h... r - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ 'i

f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;LUt nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

Over den Braekwynßeen»

' De Braek-wynfleen is reeds bekend geworden' in het jaer 1662 , in welken tyd Hadrianus VAN Mynsicht, in zyn boek -^^rmamentariufn medica-chymicum genoemd, het eerst over den-’ . ’ zelven-

I * (*) Doch, volgens de waernemingen van vele andere liedendaegfcheSchryveren, zyn in dit ópzigt de bereidingen yau het fpiesglas ver bovan den braekwortel te ftellen.' Zie de bovcnaengehaelde en zoo zeer aengeprezen Verban-, deling van den Heer F: J: V o ltŸl'en,'over i/e Braelt-wiiidelen, in'de werken van Hèt GenoOttehap quot;A'ervan/rs civibus 7. ï). I. Stuk bjadz, „83 .en . Döcb dewyl bet beftek van dien Heer toen niet gehengde, om by-zonderlyk over bet nut der Braekmiddelen, in zeer ge-

I ringe giften toegediend, te handelen, begrepen wy onzen Ncderlandfcbcn Kunstgenooten met deze Verbaadeling geen’ geringen dienst te doen, naardien dezelve als een vervolg op de meeraeugebaelde Verhandeling kan aengezien worden. . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'■ •

Vis antispasmodica. (y) Specificum.

Rr 2

-ocr page 650-

6i8 f'erJiandeling ever het uitßikmde vermogen

zei ven gehandelt heeft. De beroemde Oste R-MANüi heeft, behalve ontelbare anderen, onlangs de g'efchiedenis, gelyk ook de verfchil-kpdelwyzen om denzelve te bereiden, medegedeeld. i

De famenftellende deelen zyn het zuur van het wynfteenzout (z), en de zwavelachtige koningklyke deelen van het fpiesglas Vele Gencesheeren verkiezen om de braking te verwekken , het gebruik van den braekwvnfteen , boven dat van den brack-WQttel; pe fmaek is, zoo walgelyk niet; waer-Q.m hy ook zoo fpoedig niet, doch vermögender, dan deze wortel werkt. Sydenham gebruikte allecnlyk de braekmiddele^ uit fpiesglas. De beroemde Baker, die, te gelyk met den vermaerden Akenside, den Roo-Ipop Qb'), die in het jacr 1762 in London heerschte , in een afzonderlyk boek (f) be-fchreven heeft, heeft zich, in de plaets van den braekwortel, in deze ziekte van den braekwyn-fteen bediend. De beroemde Armstrong (f)

’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Relt

(*) Disfert. ät Tartan emetico Coett.

(2) Tartarus. («) Partes fiilpbureo-regulinae Antfmonit.

CO De catarrho d'^fenteria efiide-micti. (I) Esfay on tbc difeafes most fatal to inftnts. P« 81, 95.

-ocr page 651-

' vnn âm Braehvnrtel^ enz.

6i:(f

ftek in den kinkhoest (c) ook dit middeV boven den brack wortel ; want, behalve zyn braekverwekkend vermogen , bezit, het ook eenebuikopenende, fterkontbindendc, nitwade-mende en flymverdcelende kragt. De bekende B RI s B A N E (*) zegt ; Verfcheiden metalen

en byzonderlyk de kwik en het fpics-“ glas, wanneer zy opgelost en met zouten “ vercenigd zyn , fchynen zich gemakkelyk te “ vermengen met de dierlyke vochten, wer-“ kende, gelyk zal blyken, niet enkel door “ ontlasting en prikkeling, maer insgelyks “ door ontbindende en ontftoppende vermo-“ gens”. In ziekten, uit eene vervuiling der eerfte wegen ontftaen, is (^e brackwynfteen, in eene geringe gift, het best ontbindend middel ; door de prikkeling , met welke hy de darmen aendoet , verdeelt en dryft hy de taeije en acnklevende raeuwigheden uit. Dikwerf komen ’er fiepende (e) en Zeer moeijclyk berftelbare ziekten voort uit eene verftopping der buiksingewand^n, gelyk voornamelyk^,de zwaermoedigheid de razerny (g), de vallende ziekte (/;), de waterzucht (Q, enz'; cn in dezen is het langaenhoudende gebruik van o. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;braek-

C0n'”.ilfiva.

CtiriiiS. (ƒ) Morbi chronici. C/') Melancholia. (^)Mani#. Epiiepfia. “(T) quot;Hydrops.

Rr 3

11

1

-ocr page 652-

020' Verhandeling.over het ui/ßekends vermogen braekwynftecn, in zulk eene gift, dat by walgingen , doch fomwylen eene braking , verj ' oorzaekt, een zeer vermogend middel. De gewone bandelwys der Franfcben is bekend; zÿ fiîielten, namelyk, vier azen van den bracks Wynfteen in vier ponden waters, en laten deze ontbinding tot walgens toe , met een oogmerk om los te maken, toedienen: zy noemen dezelve Cemetique en lavage. Dcszclfs vermogen, ’t welk men in deze ziekten, uit cene verftopping । der buikingewanden ont-ftaeöde , grootelyks waerncernt, fchynt ins-gelyks krampftillend te zyn; want het verdryft de krampen (k') der darmen en naburige in^ gewanden. De gift ( kan zoodanig zyn , dat itieh 'vier azen van den braekWynftcen ont-bindfi in agt oh«« van eenig water, en'dat ’er van dit mengfdl alle twee of drie uren, één of ■twee lepels'vol worden toegediend. Men kan ’br bittere 'ontbindende'uittrekfels (l), en mid-denflaChtigè zouten Çm') by voegen, volgens de aenwyzing', aen welke'men voldoen moet.

-Ia7 3b,(^^ i- '' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i m

n-'De berpemde Hirschel (*)-verheft het aeKc'ii in ftuiptrekkingen Qn) der kinderen

en

Spasmus, (/) Extrakta, quot;nbsp;fw) Saira neutra. ƒ*) lt;Pcbai!fîc)i bic falUubc jutljt betreffenb. p. 4’-Convulüo. • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

-ocr page 653-

van àtn Braek'wortel'i £nz.

cn in ändere krärapzickten. De’doorgeleerde We RL HO F F (*) gaf twee lepels vol van eenè foortgelyke ontbinding, en verdreef dóór dé-zelven óogenblikkelyk een äenväl van vallendè ziekte, welke reeds gedurende eenige'^uren haä aengehouden : de lydsr is voor eenfgen tyd bevryd gebleven, en ’er ontftond geene neiging tot braken. Zekèrlyk' zal deze kleene gift, in dief ziekten, in welken ‘de braek- ^en buikopenende middelen zoo moeijelyk hunne werking uitoeffenen, zeer zelden, of nooit, eene braking verwekken. Brisbane (t) heeft tweemalen de waterzucht, uit eene op-Itópping der ftonden (o) ontftaende, door dit 'middel verdreven ; dagelyksch heeft hy de gift vfermeerdert, zoodanig dat hy eindelyk tien ïzén , ^zonder eene daeropgevolgde braking, toediende. Donald Monro heeft, in dezelfde ziekte, het grootft^vermogen van eene geringe '^ift ondervonden. Eene gelykfoortige waer-neming verhalen ook Ostermann (;(;) en de beróemde Baldinger (§). m'onro (**) beveelt in de aflatende koortzen (p), denzel-Ven niet Hechts als een braek-, maer ook als een uit-

' _(*) f'PP' f' 3- P- (D 1’ co Menärua. ft') 1. c. /Innatat. »d Pharmaciam EuiNB. p. «64.

Dijeafei 0) Febvis remitteiis.

Rr 4

-ocr page 654-

Ferhandsling over het uitßekenik,vermogen uitwademend en losmakend middel aen. Das* zelfs vermogen in de koorczcn is ook aen Sydïnham bekend geweest, gelyk ook aen den beroemden Brisbane, aen wien hy ins» :gelyks in de huidziekten dienst gedaen liecft, Duncan f*) zegt dat de zecajain en de hraek-wynfteen, by eene geringe gift, in een flym-téring nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;langdurige verkoudheid (r),

een zeer vermogend middel is. ^Dezelve behandeling is dikwerf voordeelig geweest in aJle foorten van verlamming (ï), —■ De beroemde Schmucker (f) Tiieoen en Richter (f) hebben door hunne waernemingen aengetoondi, dat de braekwynfleen in eene kleene gift toe» gediend, een zeer vermogend middel is in de zwarte ftaer die gemeenlyk ontftaet ipt eene verlamming van de gezichtzenuw en zeer moeijelyk ie genezen is, In dat tyd-perk van de longontfteking (v) , waerin, dc ontfteking te ondergebragt zynde, de kragten der lyderen kwynden , çn de fluimen des.» wegens niet konden opgebragt wo-rden, heeft Stoll (§) zich zeer wel bevonden by eene o.nt,-

Ç’') üJeiHcal Eifay^. fÿ) Phtbifis pitiiîtofa. Catarrhus. (j) Paralyfis. (f) «LfjirurflKcfjc teafirncßniiniaEn i. B. p. 447. (I) Ohl'.,cbiiurp^. fase. 2. p. 85. (/) Amauïofisx

Nervus o^iticus. Peripnçumpnia. Rat. me.dt. t, l, p, i6.

-ocr page 655-

van den 'Rratl'worttl,, enz. .• ' ƒ23 ontbinding van den braekwynl^en, in zoodanig eene gift, dat dezelve;,noch braking, noch ftoelgang verwekte,

Over den Zeeajuin.


;rr;


■’- In de Artzenywinkels vindt men’de'witte en roóde wortel; de laetfte is de ware; de meest in gebruik zynde en zeer vermogend. De Zeeajuin is, onder de oudeGcnéesheeren, reeds vooreen geneesmiddel bekend geweest. Aurelianos (*) pryst den zei ven in eene verlamming, Plinius (f) in eene doofheid (w). In het boek over de vaerdige hulpmiddelen (§y, ’t welk gemeenlyk aenGALENUs wordt toegefchreven, fpreekt men veel over'den zeeajtnn-azyn”’(x). Men zegt dat Pythah'o R as de uitvinder van dit geneesmiddel is. 'De meestgewone bereiding van dezen wortel , die ook in verfcheiden Apotheken C**) , en van QuiN’cY^(tt) opgegeven -wordtwas eertyds deze? de verfché wortel van zeeajuin werd in deeg van brood - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge.

(*) Edit, Ammiani p. 355. (t) XXII. 2. (w) Sur-dltas. (§) lib. 3. (x) Acetuni Scilliticum. (*») [n /lu~ fustana p. 416. At gentoratenß p. u8. (tt/ p. 134-

-ocr page 656-

^24- J^erhandeling over îiet uitßekende 'vermogen

gerolt j en men’bakte denzelven’in den'oven tot'de'hardheid van brood: dit, uit den oven genomen zynde, werd met een houten of bee-nen mes, verdeeld in plaçtwyze ftukjes, welken men , aen een’ draéd geregen zynde, opdat het eene.het andere niet zoude raken, op eene drooge plaets liet droogen. Deze manier gebruikte men, opdat de 'fcherpte van 'den wortel- ;zou gematigd, wqrdcn. Daer nu^ door dusdanig veene handelwys, het grootde gedeelte der vermogens verloren ging , is dezelve by de Engelfchci)Jn onbruik geraekt'j want zy winden denzelven-niet meer in deeg, maeif droogen hem doorjeene geringer .hitte Ludwig (f) raedt^om gebruik te’.maken van de lagen van den wortel,’.in Hukken verdeeld, en langzaem., gedurende eenige maenden , jn de fchaduw gedroogd. Van Swietenj(§]^ roemt meer den verfchen wortel'. 3« , ,3

. . 11 ƒ ri y!ixlt; leï” ,t r' vi

De zeeaj^in bçzit vele flymige deelgn 3’)3 in..welke editer z.yne byzondereïitragt niet gelegen is , gçlyk ook niet jin de geestige,^en har'sachtige (z): maer veeleer bevatten de gom-

(^*'}'Vcxis\y\óPbarfnae-, CoP. Regal. quot;LoxiWfXi 1^63. p.'i'ï’. ƒ!) /tdveifaria^iethco-pràet.’ro’ea. 21 p.dpS; Comifii Tim. 4. f, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Partes mucilagiiiofae. (z) Itefiiwl'ael

d i-

-ocr page 657-

t.»T van denquot;Braekwortel j ews. a; 62 S gomachtige deelen (a-) bet werkzaem en hem eigen beginfel, ’t welk de zenuwen (fe) aen-doet, en dezelven door een byzondexen prikkel in beweging brengt. Wanneer men dcnzelvcn in poeder gebruikt ,, :doet dikwerf één acs braken (*); en fomriiige lieden verdragen zelfs vyf azen zonder tê braken.' De beroemde SpiÈLMANN (-j-) bepaelt tien azen voor de gift ; doch welke al te groot zal bevonden worden, ten zy hy den gebrandcn wortel bedoelt. Zoo de wortel in poeder , ’t geen zeldzamer gefebiedt, gebruikt wordt, dan fchryft men hem gemeenlyk voor met falpe-ter (c); ten minfte was dit de gewoonte Van Stahl en-BórmN-sr want tie falpeter, gelyk men bevonden heeft, feberpt de kragr ten van den zeeajuin, en vermeerdert, dikweif deszelfs vermogen, wanneer hy op zich zei ven niet werkzaem gefióèg is.^ Zeldzaem wordt de zeeajuift als 'een braekmiddek,-. dodumeep. malen als een ontbindend ,f^ prikkelend!, ,pis^ afdryvend middel-'Voorgefebreven , en I nog meer deszclfs^ bereidingen-Çd)',' dan de wortel zelf, (zoo mén -, namelyk , gebruikr en

(a) Gummofae. Qhquot;) Nervi. (♦) Ludwig. /. e.

1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;P*-2S9. (e),Ni.truni. (r/) Praeparata.

I

Viï

-ocr page 658-

6ï6 Verhandeling over het uitflehende vermogen

dat van 2:5’^ne bereidingen , in die ziekten der kinderen , in welke brackmiddelcn vereischt worden, uitzondert); welke bereidingen dus alhier een vollediger onderzoek wacrdig zyn. Onder dezelven verdienen de fyroop der Wur-tÉnbergeren '(«) , 'het faemgeßelde poeder. van Stahl (ƒ) , de hoekjes gt;nbsp;van

MACHÙS Cg),''en vele anderön' van den zelfden aert, in ‘t geheel gcene aenmerking; doch ’er zyn anderen , die inderdacd veelvuldiger jn gébruik, -en op een’ zeer hoogen prys te ïlel-‘ len zyn , gclyk dé ai-yn p^'de honigazyn en'ds wyn van zeeajuin Qk). ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3- ’del

De nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- is een aftrekfel (ij van

den wortel met azyn ,i waérdoor de werkende beginfels uitgetrokken wórden. Het voor-fchrift der Edinburgeren behaegt ons boven alle anderen; het is dusdanig: Neem vier'oneen van den gedroogden zeeajuinwor-tel,,.twee ponden overgehaelden azyn , vier lood flappen brandewyn: laet den zeeajuin met den azyn agt dagen trekken , f doe ’er ^daerna den wyngeest'by, en giet het af, zoo raseb ' de

Syrupus Würtenbümgensium. Çfj Pulvis tentpoßtut Sta« til, (g )' Trochisci A ndr öm o chi. (O Acetum-, Oxyniel-, vinum fcilliticura. (gt;) Infufujn.

-ocr page 659-

ff van den Braekworttl^ enz. 627 dê moer nedergeftreken is.'' Het is inder-daëd een zeer vermogend bereidfel, maer onder een aenhoudend gebruik al te walgelyk. De zeeajtiinshonig-azyn is zekerlyk boven het zelve te ftellen : de honig , die in dit bereidfel kómt, vermeerdert de ontbindende kragt, van den wortel ; want deze is buiten kyf het beste ontbindend middel uit het plan-tenryk (i) : dezelve doet ook het bereidfel min walgelyk zyn ; en hierom kan men met deszelfs gebruik langer aenhouden ; ’t welk zeer noodzakelyk is, zoo men ’er eenige vrucht, in flepende ziekten, van wil trekken. De zeeajuinswyn wordt inzonderheid door van S WIE TEN ten hoogfte top verheven. Hy giet namclyk , twee ponden wyns op één lood van den verfchen zeeajuinswortel. De gift is één lood voor een’ volwasfen mensch Niemand is onbewust van het uitftekende voor-deel, ’t welk de Edinburgsche zeeajuinspillen, in

(C Foeces. Regnurn vegetabile. Cemm.T. 4. l'-

(j) Deze gift,’s ochtends op eene nuchtere inaeg toegediend, en dagelyksch vermeerderd, totdat’ereene walging , doch geene braking opvolgt, heeft meenigwerf in de waterzucht de voortreflykfie dienften gedaen , nadat vele andere pisafdryvende middelen te vergeefsch waren aengewend. .■

-ocr page 660-

628 rerhan^ling over het uitßekende vermogen in veie fiepende ziekten, en voornamélyk irf verfloppingen der ingewanden, aenbrengen (*).

.i ; J ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;§ 7- . .

,,„Over het gebruik van den Zeeajuin.

De Zeeajuin is een geneesmiddel, ’t welk, behoorlyk aengewend, uitftekende vermogens bezit; doch aen den anderen kant, wanneer men het kwalyk toedien?, ten hoogfle fchaedt; want het vermindert de kragten dermaeg: in. eene al te groote gevoeligheid der zenuwen, verwekt het dikwerf fluipen : wanneer ’er een knoestgezwel Qm) met een koórtsje, of eene ontfleking aenwezend is, vreezen Crantz (f) Sergius (§) en Tissot (**), uit deszelfs gebruik, voor de kanker (n) ; desniettegen-ïlaende, wanneer het zelve omzichtig gebruikt wordt , is het een zeer uitflekend middel in fómmigé fiepende ziekten, voornamélyk in de waterzucht (0) en aemborftigheid (/gt;).

Vc-

.(♦) Zie mede eene zeer goede famenftclling van de pillen met Zeeajuin in het Gen. Nat. en Huisboudk, Kabinet I, D. No. 3. bladz. 84.

(7») Scirrlius. (f) Mat. med. T. 2. nbsp;nbsp;nbsp;83. Mat.

med. p. 266. De Hydrope, Edit. Balding, p. 208. (n) Carcinoma (0) Hydrops, (/i) Asthma.

-ocr page 661-

; vflrti dw Ëroekvfwi^ }■ cnagt;^^ 6;^

- V elen , welken pie l m a n n -(*) optelt hebben den Z^eaiyin in .dg waterzucbt jaen-geprezen. Tissot geeft hem in die gift, welke deiontlasting der, nieren-, en geenszins die van den buik bevordert,De wortel,jpp_ zich zei ven genomen,,is in vermogen zek^lijj; boven alle bereidingen te fchatten: echter, is hy voor velen een ondragelyk middel;.en dut*-is de zeeajuinshonigrazyn beter. Sommigen hebben de gewoonte, om door kaneelwater (5), of ook eenige-andere,fpecery;-^het .braekver., wekkend vermogen, van den wortel tc; beteth gelen. De Engelfclien geven, den zeeajuin in een afkookfel van geneverbesfeni^r), ’t welk Tisso'i' insgelyks voordeelig bevonden heeft* Deze, laetfte gaf anderszins'twee of drie azen, in fuiker gewreven , die , volgens zyn ver-hael, vaek allervoorfpoedigst/de-geweldigfte benaeuwdheden in eens borstwaterzucht ver-dryven. Dezelve is het, voornaemfte middel., in alle foorten van waterzucht, in de waterzucht tusfehen vel en vleesch , in die van de borst (0 , in de zuchtige zwelling der voeten , enz. Ik ga de^ontelbare waer-ne-

o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aquacinamomi. (r') Baccae

juniperi. Çj)Anafarca. (j') Hydrops Peftoris.,(«j Oedema*

-ocr page 662-

lt;Ï3o' leerhandeling 'over het uitßekende vermogen nemingen voorby, welke hierover in de fchrif* ten der’ Geleerden voorkomen. •

‘ ui rn;.,, i t - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■

’'‘in eené aémboriligheid (v^is de kragt van deh' wortel niet minder vermogend bevonden , gelyk Hoffmann (*gt; betuigt?'^ Wagner (§)’ beweert irisgelyks, dat het vermogen vatt den zeeajuin verwonderlyk is, in het verdryveil van een’ hevigen aenval der aemborftigheid. Deze brengt elF waernemingen by, volgens welken de zelfftandigheid des zeeajuins Voor’’ deelig bevonden is, in eehe gevacl'lykc aera-borftigheid, de waterzucht, zuchtige en kwacd* fappige zwellingen, het flymgraveel Çw), den Heen (f) en eene verftopping van de pis. Dezelve is insgelyks dienftig in eene kramp, achtige aemborftigheid; want hy ontbindt en verdryft de taeije ftof, die de deelen prik-kelt : daerenboven is hy begaefd met eene verdoovende kragt, die hier nuttig is.

Door de engte van dit gefchrift worde ik wederhouden, om verder uitteweiden in den lof, welken de Lubeksche Geneesheer

Wag-

(o) Asthma. (*} Med. rad. Sjst. T. 4. p. i, StB. 2. f. 2.

OAA 3' nbsp;nbsp;(§) Qhferv. clin, (ji») Nephritis pituitüft.

Calculus.

-ocr page 663-

’ ï‘ '■ vnn den Braekworttl, enz. 63 t

WagnéR, en de Schryvers van dé IJ an delingen der Natuurmder zoeker en , den Zeeajuiïl toeëigenen , met’betrekking tot deszei fs vermogen in de'gebreken, uit den fteen VQort-komende. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;T

-■ In de-meeste ziekten der kinderen, daer dè Ifragten.zcer verzwakt zyn , enz , doet een’ klistéér met tw^ee lood Zeeajuins-honigazyn, wegens deszelfs prikkelend .vermogen , dik-Yverf de beste uitwerkingen»!. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- . -i;

-ni3.Lne'Jo. 'i-'quot; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ï-'-S

qird icboex j nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;''vb b

Over het ge'li^uik van den Braskworlel, met oogmerk ‘'om de' feîîie en viöeibäre deetente verbeteren.

r,: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r ao' • n. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r

VeeKmeèr^ daiV bet geßruik van den ßrack-’’^yhileen, of denZeeajuin in eene kleene gift, is heden in zwang die geneeswys , volgens welke de ßraekwortel zoodanig wordt toegediend;' dat dezelve zyne ontbindende en kramp-Ù’èdafçnde kragt beffene. Deze uitvinding, welke in zeer vele ziekten den grootften róém behaeld heeft, door welke de genezing van anderszins zeer moeijelyke ziekten gemak-kelyker gemaekt is, hebben wy aen de Engêl-fchen te danken : naderhand heeft dezelfde geneeswys in Zweden de overhand gekregen, 1. Deel, ir. Stuk. Ss nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en

-ocr page 664-

632 f^erhandelin^ over het uüßekenile vermogen

en is'reeds in Du it sch la nd algemeen (*). Wy waren te voren inderdaed ruim genoeg van krampbcdarende en ontbindende middelen voorzien: echter komen ’er gevallen voor, in welken men geen gebruik van eenige uit het geflacht der krampflillende middelen, die tot nu toe in zwang zyn,-mag maken. Sommigen werken niet genoegzaem, anderen al te geweldig, zelfs in de geringfte gift; fommigen verhitten te veel ; of eene bloedrykheid (x) , of het aenwezen van raeuwigheden in de eerfte wegen verbieden derzelver gebruik ; anderen ein-delyk verftoppen den buik ; zoodat de hulp voor den welftand der lyderen, uit dezelve ontleend, zeer twyffelachtig en vol gevaers is. Dikwerf ook komen den Geneesheeren zoo vele tegenflrydigheden voor , dat zy geen

kramp-

r'

(♦) In Holland is deze wys onder de meeste Genees-lieeren in gebruik; en het is te wenfehen dat by allen, die de Geneeskunst oefFenen, zoowel ten platte Jande als in de lieden, voortaen deze voortrelFelyke wys, om niet alleenlyk, of met voortelling boven anderen braekraiddelen, den Braekwortel, maer ook , den Braekwynfleen , Zee-ajuin , enz, in zeer kleene giften, ter ontbindinge van eene aenwezende galachtige of flymige Hof in de maeg, darmen, longen, enz, toetedienen, of om alle de reeds opgegeven en nog nader te melden ziekten te overwinnen, in gebruik zal geraken.

(w) Plethora.

-ocr page 665-

van den Braekvor^cl, enz. 633 krampbedarend middel, ’t welk aen de lyderd veilig kan toegediend worden , weten uitte-denken. Doch de Braekwortel , aen geene van de genoemde ongemakken onderhevig, kan in de grootfte bloedrykheid, in de tce-derfte ligchamen, in raeuwigheden der eerfte wegén, enz, veilig gebruikt worden. Maer de kragt van den wortel, in eene kleene gift toegediend , is niet alleen krampbedarende, maer insgelyks ontbindende (♦) ; ja in fom-mige ziekten werkt hy zelfs als een foortelyk mid*

O Het krampftillend vefmogen'ls geene foortclyke eigen* fchap van den Braekwortel, maer ook van andere braek-middelen, gelyk hier boven bladz/öaö, cnzj en in de Verhandeling van den Heer V o l't ê l e n nagexlen kim worden. — Wy merken dit aen, omdat onze Schryver, onzes bedunkens, een al te groot vermogen aen dien Wor* tel toefchryft, ’tgeen mede uit den titel van deze Verhande-deling opgemaekt kan worden! wy verzoeken ernftiglyk, dat al het geen, dat |iy over deszelfs nut in verfcheiden ziekten zegt, nietverllaen worde als iets foortelyks aen den* zelven alleenlyk eigen , maer dat de aengehaelde Schryvers denBraekwortel alleenlyk in die ziekten beproefd hebben, waer tegen wederom anderen den Braekwynfleen en andere uit het fpiesglas vervaerdigde braekmiddelen , in dezelfde ziekten, op dezelfde wys, en met het zelfde nut gebezigd hebben; bet geen wy, des noods, breedvoerig zouden kunnen bewyzen.----Oiui oogmerk, met de raede* deeling dezer Verhandeling, is Hechts om onzen Ländgenoo* ten het groote nut van de in het gebruik zynde brack-middelen , in zeer kleene giften toegediend , in onder* fcheiden ziekten, algemeen er bekend te maken.

Ss »

-ocr page 666-

634 rerJianddins over hel uiißeiende yermog^en middel (7), zóódanig dat men bet vermogen, waervan de; njikomften ' afhangen., niet kan bepalen, Tlirtns nroetc-n wy iets zeggen, aen-gaendé het gebruik van dezen, wortel in het algemeen, cn vóornamelj’k over deszeifs gebruik in eone kleene gift, eni.tevens die ziekten , in welken' deszelfs gebruik zeer voor-deelig geweest is, opnoemen.

■ ■ - ■ 'r . ; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

Over de gefchiedenis van den Braehworleî.

Gullielmus Piso is de eerfte, die van den Braekwortel gewag maekt ; daerna lieeft L’eibnïtz (f), gelyk ook de ver-maerde Murray en Spielmann deszelfs gefchiedenis verhandeld.

In het jaer 1649 werd hy het eerst onder de Europeërs bekend , en in het jaer 1671 door zeker Geneesheer le Gras te Lion aeng'ebragt ; in het jaer 1684 (of volgens

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Quin-

t

G) Specificum,

(.*.3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;amp;nbsp;med. Indiae Occidtntalis fgt;. 23 T.

■G) Miscellan. Nat. Curiof. Dec. 3. Ann. 3. Mat, ined. T. I. p. 526. (j) Mat. med. Jgt;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. .

-ocr page 667-

... ''quot;''quot;van ien Braelv/ortel^'tnz. ‘ ‘ nbsp;nbsp;nbsp;^63j

QütMCÿ(*) èel'st ill het jàeF'hy bi^ en daeP^in Eurdpa te kcop; totdatItf hôt'jaer 1686 de' Franfche Koopman Grenier, onder andere koopwaren, hónderdfètt vVftig pondèA ■Van’ de2en wMtêl uit Spâ'Jî'Je PS'rÿ^ overvoerde, cii',”órri -debielvên' dés’'te beter. a*en den man té'^ieÏpéttAÔRtÀN'us'’HELvÈî'îus Van-’ zyn gehêim”'^eri’bet voordeel , dat- rnen ondèrling uit Hét zelve”4rcklfen kóri , « deel* genoot maekte. Dees laetftc , Llt;?DEt\'‘Vfe den XIVen het vermogen van dezen wortel in den^Rooloop,bekend make-ndet») vc/kreeg iijet alleen^, dat men;lt;lwgt;zelvcnjnihe^t,(Gftsthuis op koningklyk gezag, beprDöyenjZOii,iiiïaer dat hy.^ zoo deze proefnemingen, wel gelukten, daerpnboven met geld zoude bploond’wordeftÿ en een uitfluitend -recht bekoHjum-ofp denzelveft alleen te mogen .verkoopen^ó.GRBNnïR , 'over deze vrjbeid en het gefchenk te.'l onvreden zynde, deed HEhVETUjs.voof -het Parlemetxk'Stn fljpitgeding acu^deçs bleef) echten; 4» ZiJb vqoi--. recht bevestigd, mits hy den Éoopman te. yw'-den ftclde. Dees laetftc, over die zaék wraek-zochtig zynde, begon denzelven ook aen anderen te veilen, zoodat hy eindelyk te Parys cï:; r.quot;' Mtrt xiPI.! utî j-ijidn .u.Bti: over-»gt; «.1 ,'t4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i-x!1bi naétïaillCb^a iÇ’t ï’*

,-. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-lt;0;. \ r A nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Q ■'■uJh gt;

(*) L. c. p. 143. (quot;l) Hotel dii.Djeu« .w»« AiM».

Ss 3

-ocr page 668-

6^6 Vtrhandtling ovtr het uit flehende vermogen

overal te bekomen was, en tot eer der 'men-fchelykheid niet langer een geheim bleef. Ten dien tyde verkoft men eene gift voor een gouden Louis. 'Voor bet jaer 1709 was hy in Hannover reeds gemeener bekend; gelyk blykt uit een gefchrift (*) , onder opzicht van den Keurvorst in dat jaer uitgegeven , over de genezing van den Roo-loop , die toen in die landHreken Rerk heerschte.

Nicolai (f) melt de verfcheiden namen, welken men aen dezen wortel geeft. Over het vaderland en geflacht van de plant heerscbt thans onder de Schryvers nog groote ^on-eenigheid, De beroemde Murray (t) heeft den twist gevoegelykst bygelegd ; gelyk hy ook het beste het onderfcheid- van de witte, bruine ,lt;• Brasilische ) graeuwe , asch-kleurige of Peruviaensche foort, welke Lewis (§) de witte noemt, bepaeW heeft, '

,lt; .....§ IC»'

(*) «iftotïjïnrnbfnrr Itntcrrfcfjt / tak man flcö

bet itst B;a«ïfltEnhcn rotljcii iSufj; ju Urrljaltcn; nohEt gt;705». (I) Sjst. JÙ/tt. med.T, 2, p. 209. (ti (59 Mat. tneii. p. 323.

-ocr page 669-

quot;i' van den Braekwortel, enz. 637 ;j nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1: . .

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S 10.^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_

Över deszelfs fcheikunâigè^ontbinding (z).

i' .■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i‘ r

Alle Schryvers , welkequot; immer eene fchei-kundige ontbinding van den Braekwortel ondernomen hebben , -komen daerin overeen, dat dezelve meer gomachtige deelen, die door water, dan harsachtige, die door brandewyn kunnen uitgetrokken worden, in zich bevat; fchoon zy ook hevig verfchillen omtrent der-zelver evenredigheid. Volgens Lewis en Neumann bekomt men tweemael zoo,veel gom- dan harsaftrekfel; vólgens Geoffroy twee en een half van het geestryke, drie’en een half van het waterachtige; Cart he user trok uit twee lood van den bast van dezen w'ortel drie vierendeel loods van het waterachtige, een en een derde vierendeel loods van het geestryke aftrekfel. Nicolai kreeg uit dezelfde hoeveelheid van den bast ‘ een en een derde vierendeel loods van het geestryke, doch een en een half lood van hét watérachtige aftrekfel. Voor het grootftc gedeelte bleef’er altyd eene aerdachtige zelfftandigheid over. In een water-ach-

(t) Aualyfis Chemisa.

Ss 4.

-ocr page 670-

638 t^erhofiileling ovar het. uiißekends vermogen

achtig afkookfel bemerke men famentrekkende doelen , die in het aftrekfel niet gevonden worden : want, volgens do waerneming.,van Bergius (*_), maekt het groene k'itriool Ça) het afkookfel zwart, daer het aftrckfgl flechts donker wordt. De harsacbtige ' deelenj, v-eri wekken voornamelyk de braking ; want bet gomachtige aftrekfel bezit dit vermogen ;of in het geheel niet, of zeer luttel. Hieruit blykt dat.men, om het braken tejverwekken,'geen watcrachtig aftrekfel of afkookfel moet gebruiken, dewyl in liet zelve of weinige, .of[in ’t geheel geene harsachtige deelßn, gevonden worden.; dezelve fchuilen voornamelyk in den bast, De beroemde MuRRAY.(f) zegt, vol-' gens de bevoegfte getuigen, alS(TiS5OT.^ Medicus en Ros en s tb in, dat deze alleen vermogende is. Deze wortel bevatj.daeren^ boven vele vlugtigq deeltjes, waerom zy, dia denzelven tot poeder Rampen, gemcenlyk hun aengezicht bedekken; want,zoo deze deeltjes, den neus of keel bereiken, dan ptikkelen zy deze deelen zoodanig, dat men ’er bloedRor-ting Çb) en eën’ geweldigen hoest uit heeft zien voortkomen;..,weshalve zyn3’cr, die aen-raden

C*) Mat. meJ. p. 1036. Ço^ Vitriolum Martis, (t) h c. Çb') Hoemorrhagia. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

-ocr page 671-

..va» àai J^raekwortel i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;639

raden oin hem, alvorens hy geftampt wordt, met water te bevochtigen (*) Als het po,eder van dezen wortel lang in eenç doos bewaerd wordt, voórnamelyk.^ob dezelve dikwerf geopend, en het poeder aën de lucht blootgefteld is, verliest hy veel van zyn vermogen.

-•lït'v jïwMno Î5 MO'*: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•'O

•■' Dat de fynfte deelljes alleen* werkzaem’zyn^ Blykt' ■('öörfiarhély'k’ hieruit’,**dat’'lt;10 geringftc gift diécnigmàlen (|ezelfde uïtw^kfels doet, als eene buitengewone “gróoïeP^'^Men heeft vóórheel den‘ van ^rou^en., diequot; Hoor eenê aemborftigheid'-^iè'rden bvervallerr,' wegens dä^fyner deeleflv^'dié onder'h’el wi'yven van den wcwterdoór'den‘’rieus indrongen • ' ï* 5'4 nbsp;nbsp;nbsp;'»b *jbt.n “gt;■' 5hn I sasb .. I ’nt

tn^Dé-'famamp;nftellendU' deeleh van den Braek^ wortel zyn’ derhalve zeer^velè“ äerdaehtige’,' VelefgOmachtige,'die'in de mè^^achtigé zëlf-ftandigheid , met weinige* harsacfitige^''''die vóomamclylt in'deri. bast fthuilen, en eindelyW eenige vlugtige deëleri. 1- ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f

§ II.

f*) Zie Parmentier in dc nieuwe uitgaef van zyn boak Chymle I-iydraulùjue , par ütlr. It Corme bê la G AR.A YE. Paris, f775.

n(t) Zi^ Pbilv/opbtfa! Tranfaâîions. f^ol. 66, gelyk ook Comment,' bj a Soc'iety op £,uin-

»V.EG. b’oi. 4.

Ss 5

-ocr page 672-

54® Verhandtling over het uitfleïende vermogen

* ■ nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i- - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ncv

Oyer het braekverwekkend vermogen VM .. / . ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^dezen fTortel.

1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V-' nbsp;nbsp;■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•lt;lt;

■ 1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- yr {?,

Toen deze wortel eerst ontdekt was, werd hy voornamelyk gebruikt om brakinghte verwekken, waerom hy ook met den naein van Braekwortel beftempeld is.;, Meenigwerf kan men de tusfchenpoozende koortfen , vooral zoo zy üït de maeg ontftaen, door een braek-middel, in het begin toegediend, geheelenal verdryven. In den kinkhoest,[en in iedere door den mond vereischte ontlasting, komt insgelyks deszelfs gebruik te ftade (*). De Schryvers, die zich bevlytigd, hebben om de kragten der geneesmiddelen te befchryven,-bepalen de gift van den wortel, als men het oogmerk heeft om brakingen te verwekken, tot twintig azen, een half vierendeel loods, ja tot een half lood : doch deze bepaling is

zeer

(f) Vis emetica.

(*) Medical Rsfajs anj Inquiries T. i. N. 21. Pyr 6n the powers of Ipecacuanha in verj Jmal dofes. Dees Schryver heeft dezen wortel, om braking te verwekken, tot twee azenjoegediend, weike gift hem gemeenlyk voJ-èscn beeft. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o

7^ ■■

-ocr page 673-

yon den Braekwortel, enz. .'641 zeer onzeker, maermate men of het enkele bastachtige , of tevens het houtachtige ge-.deelte gebruikt; naerdat het poeder grover, of fyner, reeds voor lang, of binnen kort gewreven'is; naer gelang het zelve aen de lucht is blootgefteld, of niet; of ook naer de ge-fteldheid van den lyder , aen wien men het toedient. Men heeft voorbeelden, dat twee azen van den wortel de braking verwekt hebben : Geoffroy zegt dat tien azen 200 hevig werken als veertig; a LiNNé en Rothe-RAM (*} verzekeren dat vier tot twintig azen voldoende zyn om braking voorttebrengen.

Ja ik heb zelf een’ Kleermaker , wien ik om de drie uren één aes met twintig azen witte fuiker had voorgefchreven, dadelyk de tweede gift zien uitbraken. Daerentegen heb ik te voren Q) reeds een voorbeeld byge-bragt, daer een half lood onwerkzaem bleef. Het fchynt derhalve veiligst , zelfs in deze gevallen, eene verdeelde gift voortefchryven. De beroemde Stoll geeft in die ziek-» ten, welken hy kwaedaerti^e noemt , (doch welke ik liever galrotkoortfen zou willen noe-

(*) nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mtrh'camentb pult;santil,U!UpSAL I/SS-

(t) § 3- (k) nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;T. I. f. ,93.

-ocr page 674-

642 Verhandeling over het uit,flehende vermogen ^noetnen-^; ieder ; uur tien nazen van dezen wortel ,)ctotdat ’er braking quot;'volge. Hiertoe moet ook de^.'wys ivani deniLüBEKscHEN Geneeshaer-WuïGNER, Welke Stoll ^*Xop-geeft, Lgßbragt ! worden ;:;deza:gaf iniköortfen piet uit/lag (gt;)s'blutjboortEen fcharlaken kqorts (gj, en foortgelyken v welken hy Maeg-•^ielöten jiioeitit ,5een ■ mengfél ïi boftaende uit drie :o«ce« waters Van den gezegendenrdis-tel. een -half vierendeel loods van den brack wortel met een .middenflachtig zout, waervan ide lyder jiora het. halfDf gebeel aur:^ een.’ hal ven, lepel vol moest innemen,, tótdat de braekwortel zyne werking dede.

n ■- , i.arnri''- zi 'noo “.h*' dsd e|, ni Zulke geringe giften -venvekken'-gedurige oprispingen (;»y,jdj(fomwylen ocric ibtaking/ Pezelfde Schr/’^er. nbsp;nbsp;) melt de uitwerking

en het'nut van den dus toegédienden braeb^ wortel ; doch hy zegt, niets aengaende i des-’ zelfs zweetverwekkend vermogen, ’t welk, nd myne'gedachten , byzonderlyk hier wégens de benaeuwdheidgt; welke de aeï^houdende'walgingen en ligte brakingen vei wekkien , ^ge-•irr; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;woon.

t. c. (^e) Febres exantliemancae. fƒ) Petechiales. (ƒ) Ptirpura, (Z-J Carduus bençdiâus, VonrituritioBOS-('D K C. P. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,)

-ocr page 675-

„i- . van den. BraekwortelfVtnz.'.--^ ’ 643 woonlyk zeer fterk isi, ten' vah geen gering aenbelang onder de Mitwerkfels van den wortel moet gerekend wordec.r , zzn qccie n.-

•303 • .'wbllssnoh men , u ■ uc

.■ Deze nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;PJ« .den wortèl in eene j geringe giftitogt^isnen, zoodanig dät hy altoos Jt^algingefr ea Jigte brakingeii doch zelden eene fterke.braking, verwekt, is in ziekten uit vevflopte buiksingewanden vam grooteü dienst; want deze wortel houdt.de, rtiaeg en naestliggende ; ingewanden inieehe gedurige fchudding ,ren,.. yerdryft dus yaek langzamerhand verouderde yerffcoppingen van de lever en de galbuizen; teOjwelken einde,ik te voren den Braekwynfteen heb aenbevolen^-f^

£.3 .ï-rro z/Jiu 3.gt;.lt; quot;quot;d -ccb nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i ’S

X-i j ' , 31?''^-;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. -U'jÊ l3i! V

Over'het gebruik'van dezen woriel in den

.jsao - V-n ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;enz. -o

. - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;RooLoopTn.

ni 1:; o; . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'! ' ■

'De ziekten,'in welken men van hfet'begin af deze wortel hoogfehatte V wären buikloopen van allerlei fobrt-,' 'gelyk te zien is uit de', door L EIB NI T.z bewaerdé ^énkondiging van Koning Lodewyk den XIV^quot;. Niet lang

.9 'I,' ,9 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.-J ,v

(i) Dyftnterk. .,jp nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, .a nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

-ocr page 676-

644 f^erJiandeling over het uitziekende vermogen

lang daerna hebben fommige Geneesheeren gewild , dat dezelve een foortelyk middel in den Rpoloop was ; en fomraigen worden ’er nog gevonden , die hem denzelfden lof toe-zwaeijen. Buiten kyf heeft deze wortel vermogens , die hem boven andere braekmid-delen in den Rooloop dienftig doen zyn« Deszelfs braekverwekkend vermogen ruimt de fcherpe raeuwigheden uit de maeg en den twaelfvingerigen darm ; de aerdachtige deelen herftellen, door eene ligte famentrekking, de veêrkragt der darmen, en ontberen echter een waerlyk floppend vermogen. Pis o zegt' “ Behalve dat hy veilig en kragtdadig de zeer “ taeije ftof door den ftoelgang zei ven, doch zeer dikwerf door braking uitwerpt, en van het aengedane deel afleidt , laet hy “ een famentrekkend vermogen achter zich”. Donald Monro (f) getuigt, dat dezelve, zoo ’er eene verzameling van fcherpe ftof in de eerfte wegen plaets heeft, ontlasting ver-oorÄekt, doch dat hy daerna zyne famen-trekkende kragt uitpeffent. Lambsma (§) verhaelt, dat fommigen de gewoonte hebben, - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;als

Ç*} l. c, lih. a. cap. 9. (I) Account of diftafcs p. quot;tO* (§) Gentris fluxus multiplex, p, 251. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 -

-ocr page 677-

van dm Eraekvornly-enz. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;64j

als de darmen met veel flym bezet zyn, nadat het ligchaem gezuiverd is, om dagelykschj gedurende eene lange wyl, eenige azen van den. wortel, toetedienen, niet om eenige ontlasting te bevorderen, maer om te verfterken. ?

» De Rooloop ontftaet gemeenlyk^uit’ eene belette uitwaderaing of ten minfte wordt het geweld van de ziekte daerdoor vermeerdert; zoodat het den Geneesheeren betaemt deze ontlasting op nieuw te herftellen : in deze betrekking is de braekwortel tevens dienftig, dewyl dezelve de uitwademing fchynt te bevor.* deren (•). Hierom raedt Quincy bet waterachtige uittrekfel aen, ’t welk deze deugd heeft, fchoon het te zwak zy om braking te verwekken. Ook moet men niet ftilzwygend voorbygaen het fterk uitwademing bevorderend middel, door den kundigen Dover eerst faemgefteld, welks

Î ia-

fZ) Trtnfpiratio.

O) Dit zweetverwekkend vermogen is mede niet eene z eigenfchap van den braekwortel alleen, maer van alle braek-middelen, (welke niet zoo zeer in hunne famenftellende deelen als wel in het gevolg der walgingen en brakingen zelven te zoeken is), ja zelfs zyn ’er die hem hierin te boven gaen. Men kan echter, het gezegde zoowel op de bereidingen uit het fpiesglas als op den braekwortel toe-' pasfende, uit dit alles zeer veel nut trekken. i

-ocr page 678-

646 Perhandeling over het uitßekende vermogen famenftellende werkzame deelen het heulfap’(tn) en de braekworteb^«)*’ voornömelyk uitmakén. In alle Ziekenhuizen van KNGEbANo is het veelvuldig in gebruik , en -in alle Artzeny- • winkels te bekomen. De’gefchiedenis van 'dit Pof«/er va« D o V E R, gelyk men het gewoonlyk noemt-,r;en-de verfchillênde wys om-lheC'.te bereidenJn lieeft de beroemde..Murray byzonder fraeï befchreven. ' i-

JU' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ i '

Gelyk nu byna alle Schryyers , die ooit, na den uitgevonden brack wortel, over ,d^; Rooloop gefchreven hebben, overeenftemmen om het gebruik van dazen wortel’lfdie daei'om. ook dp Rqolçopswortel genoemd, wordt)jaente-pryzen, zoo^VCTfchillcm-Z'y geweldig omtrent de gift en hundoeleinde. 'rDsssM (f). heeft denzelven altoos van dertig, tot veertig azen in poeder -gegeven , ftelt hem boven alle braekmiddelen, cn geeft hem des noods her-haelde reizen, ook in dien Rooloop, welken hy de bloedige noemt. De beroemde Zim-MERMANï^(t(.§) gaf veertig azen , meenende dat kleener’giften den Arts'^te'leur ftelléh.

p.

!i ' nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'r .. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. •gt; j ... ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;UO-

ï., nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,-I 'ib K r.- T; lt;■ .Q - ■ 9Î ■ '

0«) Opium, 'f«) 'I]5eGaCuafihar''’('*) T. i. P- 298. Cl) .W«s/. Ktdrca-de D-^fent. centagiof. 1739.

/gt;• 100- C5) bcc p. 80.

-ocr page 679-

, van den Braakwortel, enz, 6^2 Donald Monro (*) verliaelt, dat by ge-meenlyk in. bet begin een braekmiddel uit den Braekwortel van tien tot twintig azen gegeven beeft, met by voeging van één, twee of drie azen van den Brackwynftcen , ’t welk de bêroemde Pringle ook fomwylen gedaen heeft. Lamb s MA beeft de gift van tien tot dertig azen, met eén weinig wyns of foeps^ voldoende bevonden. Bergius (f^.zcgt, dat hy den Rooloop ^eer dikwerf in de geboorte heeft zien fmoren, als men den Brack-wortel vtoegtydig tot een half vierendeel loods toediende. Anderen zyn ’er, die den Wortel in éene verdeelde gift gebruikt hebben. P.RINGLE G) gâf vyf azen, totdat de bra-king of ftoélgang volgde ; hy getuigt dat vyf-tien azen gemeenlyk genoegzaem waren , en dat. verdeelde giften veeltyds meer raéuwig-heden uitdryven, dan een. half vierendeel loods, op eenmael ingenoraen. Quincy(§) beweert dît verdeelde giften voortrefFelyker zyn dan eene groote. Nadat de ziekte te onderge-' bragt is , pryst hy , om dezelve geheel te overwinnen , dagelyksch eenige azen a'en.’ ’ Aken-

lt;*) p. 70. ei'! /. c. p. 103. ri) Dife 'afa T. 3. CÆ/). 4. pn. 4. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i. c.

l.Dteï,lV,3tuk. nbsp;nbsp;nbsp;Tt

-ocr page 680-

648 rerJiandeiing over fiel ui tß eken de vermogen Akenside (*) houdt, op zyne ondervinding betrouwende, ftaende, dat één aes van den Braekwortel, in drie lood van kruisenmuntwater, en drie vierendeel loods van eenig geestryk vocht, of in vier lood van het eenvouwige tegengiftwater (0) , met een half vierendeel loods van het verfterkend maegbereidfel (p), één of twee uren na de uitwerking van het braekmiddel toegediend , en alle zes uren herhaeld, een foortelyk middel is. Op dezelfde wys genas hy een’ Rooloop, die ont-ftacn was uit het gebruik van een vierendeel loods ( welk eene ysfelyke gift ! ) van den opgeheven bytenden kwik (q), met byvoeging van verzachtende oliën. Anderen , gelyk Russel (f), hebben dezen Wortel met heul-fap en andere pynftillende middelen, ook met de Rhabarber vereenigd, om den Wortel meer buikopenend te maken.

Uit al het gezegde blykt, dat de gift van dit geneesmiddel zeer onzeker is. De uitwerking is gewisfer , zoo de bast van den wortel alleen gebezigd wordt, of indien de^

Wor-

Je Dyfent. (o') Aqua alexiteria fimplex. (p) Confeftio cardiaca. (q) Mercurius fubliraatu» corro* fivus. CD Zie Monro, l. c.

-ocr page 681-

van den Braekworteif enz. 64^ Wortel binnen kort tot poeder gemaekt, of eindelyk aen de lucht niet blootgefteld is geweest ; kleene giften werken dan zoo kragt-dadig ais anderszins groote , inzonderheid zoo dezelve by herhaling toegediend worden; Doch al wie zich bedienen wil van dcszelfs om windende en famentrekkende kragten, moet hoodwendig gebruik maken van een afkookfel van den geheelen Wortel, of van het wateri achtige uittrekfel. Het is hier de plaets nieti om over de aenwyzing met betrekking tot het gebruik van dezen Wortel in den Rooloop té handelen. Echter getuigen de geloofwaer-digfteWaernemers, dat dezelve in allerlei foor-tén van Rooloop zonder onderfcheid niet moet gebruikt worden: ook zyn ’er gefchiedenisfeii van heerfchende Rooloopen voorhanden , iri welken hy weinig voordeel äenbragt, gelyki by voorbeeld , in dien Roöloop, die in het jaer 1776 te Weenèn hcerschte, in welken j volgens de getuigenis van Stoll (*) , dé Braekwortel niet voldeed , maer buikontlas-tendé'

R. M. T. I. p. 126. Zy voldeed den Heer Vol-TüLEN, in het jaer 1780, in den doorgaetiden kwaedaercigen Rooloop, in het dorp Doorn, mede niet;»terwyl de Braekwynfteen in tegendeel zeer nuttig bevonden wieid-1. c. bladz; lo, 11.

Tt 2

-ocr page 682-

05 o leerhandeling over het uitßekende vermogen

tende middelen noodig waren. In een’ galach-tigen Rooloop, daer de ftof enkel ïn de maeg en den eerften darm fchuilt, en zich vandaer allengskens door de geb ce Ie lengte der darmen verfpreidt , worden alle braekmiddelen ver-eischt, doch vooral de Braekwortcl, waer omtrent byna alle Schryvers overeenftemmen, uitgezonderd Baker (•) , die in dezen tyd mögelyk de eenigfle is , die den Braekwyn-fteen den voorrang geeft (f)i.

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S i3‘

;

Over het Krampftillende vermogen van dezen Wortel.^

^,Ik heb reeds bevorens gezegd, dat deze Wortel krampbedarende en ontbindende vermogens bezit, ja dat dezelve in fommige ziekten als een foortclyk middel werkt. Dat dezelve te gelyk den voorrang verdient, boven vele andere uit het geflacht der krampftillende middelen , wordt, hierdoor betoogd j dat ’er naeuwlyks eene fooi;t van deze middelen is, welke niet omzichtig moet gebruikt worden,

na-

(♦) De Catarrbo amp;nbsp;Djfenteria. ( ) Strack, Lorentz, Crantz en anderen hebben het zelve getuigd. Zie Voltelen l. c. blaäz.

-ocr page 683-

A

van den Braekwortel, enz. 6^1

nademael de^prikkelbaerheid (r) der Zenuwen en de opbruifching (j) van het bloed niet flechts vermeerderen , maer in het algemeen ook wegens vele andere tegenwyzin-gen (ï) , die derzelver gebruik dikwerf verbieden. Aen den anderen kant zal ’er nooit ligtelyk eene tegenwyzing, die den Geneesheer van het gebruik van dezen Wortel kan affchrik-ken, gevonden worden ; noch eenige bloed-rykheid, noch raeuwigheden in de eerfte wegen, noch zelf een ontftekinggefteldheid, noch cindelyk ophoopingen van bloed (m) deszelfs gebruik verhinderen; hy kan veilig te gelyk met ontlastmiddelen , en voor dezelven toegediend worden. Het eenige mogelyk, ’t welk fchynt te kunnen fchaden , is het braekver-wekkend vermogen van den Wortel, ’t welk , hy ook, in eene geringe gift toegediend, fom-wylcn uitoeffent : om deze reden zoude de Geneesheer , wanneer hy de gefteldheid en den byzonderen aert van den lyder niet kent, veiliger doen, zoo hy niet boven een vierde gedeelte van één aes alle twee of drie uren, of ook een geheel aes, in een afkookfel van gerst,

fr) Initabilkas. (s) Orgasmus, (r) Contraindicationei. (u) Congtstiu.

Tt 3

-ocr page 684-

^erîtanûeling over het uitßeiends vermogen gerst, of varT’çen’ anderen flymigen drank, tocgt; diende. Doc^ alwaer de brakingen niet kunnen fchaden , deze geringe gift niet voldoet, ftaet men eene grooter gift toe, gelyk een half of heel nes alle twèe of drie uren of meermalen; want het is ’er zoo ver van af, dat de hierdoor ontflane brakingen den lyder in Icvensgevaer brengen, dat zy veeleer dikk werf dienftig zyn, zullende nimmer zoo geweldig worden, dat men wegens dezelven veel te vrcezen hebbe. Deze Wortel fchynt zyn krampftillende kragt beter te oefFenen , zoo. hy dikwerf in eene zeer geringe, dan zoo hy zeldzamer in eene grootc gift gegeven wordt, ’t welk insgelyks door ScHryvers van geen, gering gezag erkend is. De beroemde Richter (*^ gaf een vierde deel van een aes tweemalen in het uur ; ja hy verhaelt in zyne Voorlezingen gevallen , in welken hy dezelfde gift drie- of viermalen in een uur heeft laten herhalen. De vermaerde Dalberg, (f) fchryft een vierde of derde gedeelte van een aes alle drie of vier uren voor , Bergius (^§) een half aes alle twee of drie uren, Kaempe (**)

een

(*) SCBFjanWuno bon 25jüt5cn / r lt;ü P (t) SBBfjanöIung bet ^tocWfcliEn SCftaöem. bctnr»i9|tn» frIjaftEn/ (ICQ. ga. p, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/. c. eß*) Encheiridioa

Bied. p. 170.

-ocr page 685-

van àm BrAekwrlel enz,

een vierde of derde gedeelte van een aes alle drie of vier uren. Dan zullen deze geringe 'giften altoos voldoende zyn? Het is wel véi-Ijger met dezelven een begin te maken , en daermede, zoo zy aen onzen wensch voldoen, . te volharden. Doch gelyk men de gift van alle krampftillende middelen moet vermeerderen, dewyl de lydcr aen dezelven gewent, en zy deswegens onwerkzaem worden ; des-gelyks wilde ik , wanneer deze geringe gift niet voldeed, dezelve vergrooten, of liever haer veelvuldiger toedienen.

Opdat nu deze geringe hoeveelheid niet in de holte van den mond (v), de keel (w) of den flokdarm (x) zou blyven hangen, en'dus zeld-zaem in de maeg komen, fchryft men ze gemeenlyk voor met witte fuiker.

§ 14-

Over Ae ziehen, in welken Ae Braekwortel als een KrampßillenA middel gebruikt kan werden. «

De ziekten, in welke de Braekwortel zyne krampftillende kragt voornamelyk oeffent, zyn voor-

W Os. (to) Fauces, (x) OefophUgUs, (j.) Ventticnhw.

Tt 4

-ocr page 686-

654 Verhandeling over het üitftekende vermogen

vooral de volgende : de Moederkwa'el , de^ beklemde Breuk Ça'), de Darmkronkel Q}) de krampachtige ^emborßigheid (c) de Bloedvloeijing uit dß Baermoeder Çd)., de Bloedfpumng Çe)., de Kinkhoest Çf) de Loop eg') ■) de tiisfchenpoozsnde Koorts Çh) en de Longtering Çi)- Ik zal thans over dezelven het een en ander afzonderlyk zeggen, en tevens proefondervindelyke waer-nemingen bybrengen , om dit vermogen van den dus toegedienden Wortel te bevestigen.

§ T5-

De Moederkwael.

Qm den aenval der Moederkwael te beteur gelen, heeft de beroemde Richter (*) in zyne Voorlezingen dezen Wortel, als het grootfte krampftillend middel, ’t welk boven het heul-fap moet gefteld worden, aengeprezen ; en hy heeft ’er de meeste verwachting van , wanneer de darmbuis wordt aengedaert. Het volgende is zyn voorfchrift in deze ziekte :

Neem

(ï) Pasfio hysterica. Ça) Hernia incarcerata. Ileus. Çc) Asthma convulfivum. Qä) Haemorrhagia uteti. Çe) Haemoptyfis. (ƒ} Tusfis convulfiva. (g) Diarrhoea. (i)__Febris intermittens (i) Phthifia. (*) 3ü5öanöl. bon $;ùcgen/ (iTg. i. p. 218.

-ocr page 687-

V

, van àm ^rae^u’orier, inz. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6sS

Neem van den fyngewreven braekwortel een half aes, witte fuiker agt azen; verdeel dezein twaelf giften; enlaet het opfchriftzyn ieder kwartieruurs de helft van een poeder intenemen.

De andere Schryver, die hier moet gemeld worden, is de vermaerde Michaelis (*), die eene waerneming mededeelt wegens van eene met opftygingen gekavelde, vrouw, welke hy het Heulfap en de Duivelsdrek (/;) te ver-geefsch had voorgcfchreven , en die einde-lyk, in een’ zeer hevigen aenval van maeg-pyn (/) den Braekwortel gebruikt heeft, en reeds na de eerfte gift , die een half aes van den Wortel bevatte, in den zeer korten tyd van een half kwartieruurs, van alle pyn ontheven was. Het zelfde middel heeft hy naderhand , raecnigwerf met een uitftekend gevolg, en nooit zonder cenigc verligting, te baet genomen , in den kittelachtigen zenuw-hoest, in de benaeuwdheid, de grootftc zwakheid, de flapeloosheid , quot;die uit eene hevige aendoening der zenuwen ontftonden, en door het heulfap zelf niet te overwinnen waren.

§ i6.

f ) In Ubrn de angina pni-jgofa , ßve membranacea, p. 241. (4) Af» foetida. Cardialgia.

Tty

-ocr page 688-

6s6 Verhandeling »ver het uitdelende vermogen

§ j6.

De beklemde Breuk,

De beroemde Richter verdeelt, in zyn allernuttigst boek over de breuken , alle de beklemde breuken in drie foorten, namelyk, i) in eene hevig ontftoken , 2) fiepende, en 3) in een krampachtige breuk ; en hy leer-aert dat de Wortel, volgens de reedsgezegde wys toegediend, in geene foort fchaedt, doch dat dezelve in de krampachtige zeer te pry-zen is. Daer het nu moeijelyk te onder-fcheiden is, of de beklemming van eène kramp of ontfleking afhangt, en ’er uit het gebruik van dezen Wortel nimmer eenig kwaed kan voortkomen, fchynt het dienftig te zyn, wanneer ’er fiechts eenige fchyn van krampen aen-wezend is, ’t geen zekerlyk in de meeste beklemmingen gebeurt, denzelven aentewenden.

§ ^7’

De Darmkronkel.

Dewyl eene hevige ontfteking der darmen deze ziekten gemeenlyk vergezelt, fchaden in dezelven, wegens deze ontïlekinggefteldheid, de mees-

-ocr page 689-

van ien Braehvortel^ enz. 657 nieeste, anderszins ook vermogende, kramp-bedarende middelen ; doch, na de aderlating en de laeuwe halve baden (jn), worden geringe giften van den Braekwortel ten hoogfte gevorderd. Ondertusfchen is het veiligst den-zelven hier in eene zeer geringe gift te geven, dewyl de lyders in deze ziekte gewoonlyk zoo geneigd tot braken zj'n. De beroemde Richter (*) verhaelt een voorbeeld, waer deze zeer geweldige ziekte , door de toediening van een half aes van den braekwortel, om het half uur, gelukkig (zes azen nog niet door-' gezwolgen zynde) verdreven is, nadat men alvorens de halve baden, weekmakende pappen (n), een vlugtig fmeerfel, bleintrekkende pleisters (0), klisteren, aderlating, lynzaed-olie en heulfap te vergeefsch beproefd had, en de buik, gedurende zeven dagen, volftandig gefloten was.

§ 18.

Krampachtige ^emborfiigheid.

Akenside (t) is, voor zoo veel ik weet, de eerïle Schryver, die den Braekwortel tegen * deze (/») Semicupia. (*) SCSFjaiiblunn bon 55;ücrjtn/ ffiri. I. p. 219. en CSicuraiftBe lt;0- 3- P- 641 •' (w) Cataplasmataemollientia. Veficatoria. (t) Medical Tranfattions Kol, I. N, 8. of the Ufe of Ipecacttanba in Âiibma.

-ocr page 690-

öjS Verhandeling over het üitftekende vermogen

deze ziekte gebruikt heeft. De kwael, dooi; hem befchreven, is de zenuw- of krampachtige aemborftigheid. Voorheen had hy honderd druppels van 'het geestige aftrekfel van het heulfap gegeven ; en dit had in den eenen lyder eene ylhoofdigheid , en in anderen een beginfel van de waterzucht voortgebragt : om welke reden hy dezen Wortel verkiest. In den aenval heeft hy twintig azen gegeven, om eene braking te verwekken; daerna, om de voorgefchiktheid te overwinnen , iederen morgen drie of vyf azen, of om den anderen morgen van vyf tot tien azen , gedurende eene geheele maend , of zes achter elkander volgende weken. Vyf azen verwekten ge-mecnlyk braking , doch drie geene merkbare ontlasting; zoodat zy, wegens hun krampftil* lend vermogen, fchenen te werken. Laet het my vryftacn hier twee eigen waerneiningen, welken ik wegens de groote nuttigheid van den wortel in deze ziekte bezitte, bytebrengen.

In Loumaend 1776 bragt men in Hannover in het Ziekenhuis eene bejaerde vrouw, die reeds, gedurende drie achter een volgende maenden , niet had kunnen liggen.., we-.

C?) Delirium. Q) Paroxysmus.

-ocr page 691-

van den Braekwortel^ enz.

wegens een’ geweldigen hoest en eene moeije-Ïyke ademhaling (r), maer dag en nacht genoodzaakt was optczitten. In het begin werd haer één aes van het poeder dés Braekwortelsi doch na verloop van drie dagen drie azen van dehzelven alle vier uren toegediend; deze brag-tên geehe merkbare ontlasting te wege , en fchenen dus door hun ftuipbedarend vermogen te werken. Nà verloop van' vyftién dagen was de hóèst bedaerd ; en de lyderes konde niet flechts naer welgevallen liggen,.maer is' naderhand , eeniglyk door hèt gebruik van dit middel, volkomen hcrfteld;

quot; Op dien zelfden tyd bragt men in het zelfde Ziakenhuis een’ Boekdrukker , die, zoo men zeide , te voren door eene ont-ft'eking van het borstvlies Q) was aengetast geweest; doch, wanneer men zyne tegenwoordige ziekte behoorlyk onderzocht, bevond men dat dezelve eene aemborïligheid was : op gélyke wys, als in de vorige waerneming, is hem deBraekwortel toegediend; en, door den-zelven alleenlyk herfteld, verliet hy weldra het' Ziekenhuis.

(r) Dyspnoe». (ï) Piéura.

S

-ocr page 692-

66o Verhandeling over het uitjiekende vermogen § 19-

De Eloedflorting uit de Baermoeder.

Eene Bloedftorting uit de Baermoeder ont-ftaet veeltyds uit krampen , en is vaek een toeval van de moederkwael. In dit geval belooft deze Wortel veel goeds; en de ondervinding ftrydt ’er niet tegen. In Zweden heeft het gebruik van den Braekwortel, in deze ziekte, het eerfte ftand gegrepen; doch daerna hebben ook andere Waerncmers deszelfs vermogen door voorbeelden bekragtigd; zoodat men het nut van dezen wortel in deze ziekte niet langer mag in twyffel trekken. Bergius (*) heeft het vermogen , ’t welk de Braekwortel in het ftillen der bloedftortingen uit de baermoeder oelFent, aen deszelfs famen-trekkende deelen toegefchreven. Ik bekén dat deze Wortel ee’ne famentrekkende kragt bezit, ’tgeen uit het bevorens aengehaelde (f) overvloedig genoeg blykt echter twyffel ik^fterk, of’er in denzelven zoodanige groote fa-’

O Zie Utdninjjl. ^cötaEb, SEBganhl. (tCg. 32. p. s’P« (t) S 10.

(I) Deze famentrekkende kragt was reeds aen Decner bekend. Çfiist. med. de dyfent, f, 132^.

-ocr page 693-

van den Braekvortel, ena, 66i famentrekkende kragt huisvest, dat deze zich-tot de zoo ver van de maeg afgelegen deelen kan uitftrekken, in die geringe gift, welke ’ Beroius zelf, alsmede Dalberg, tot het ftillen der bloedftortingen uit de baermoeder, gebruikt hebben (*). Deze zeer kleene gift fchynt veeleer, door zyne prikkeling, in de maeg en naburige deelen voortgebragt, de krampen van den onderbuik te bedaren. En het blykt uit de vorensbygebragte ftukken , dat ’er geene voorbeelden, die dit krampftillend vermogen bevestigen, ontbreken.

In de eerfte waerneming, door den beroemden Dalberg medegedeeld, had de lyderes, viermalen in een uur, een derde deel van een aes, en dus niet wel een volkomen aes, en in de derde waerneming twee azen en een vierde ingenomen, wanneer de bloedftortingen reeds beteugeld waren. Hy heeft vyf waernemingen bygebragt, in welken de Wortel, op deze wys toegediend, aen de verwachting voldaen heeft. Doch de vermaerde Bergius (t) brengt ’er Hechts één by: dan hy

Ik zie met vermaek dat de beroemde Murray roet my van het zelfde gevoelen is. ÇMat.meâ.T.

(t) f- 3^0.

-ocr page 694-

661 Verhandeling over het uitfiehende vermogen

hy verzekert ook, in zyne Geneeskundige Artzenyverzameling nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, dat hy verfcheiden

vrouwen langs dezen weg genezen had. Volgens zyn gevoelen, herftelt de Braekwortel de kwael, zonder wederinftorting ; en daerom fchynt dezelve hem toe in deze ziekte te werken als een foortelyk middel ; en eenigen zyn dikwerf geredt, fchoon de ingenomen hoeveelheid naeuwlyks een derde vierendeel loods bedroeg. De beroemde Dalberg, Wien men de eer van het eerfte dezen wortel, in de bloedftortingei^ der baermoeder, r in die geringe gift toegediend tc hebben, fchynt verfchuldigd te zyn, nam zyne eerfte proeven met denzelven in het jaet 1768. De beroemde Saxtorph (f) merkt aen , dat hy dezen Wortel eenmael met vrucht gebruikt heeft, in de bloedftorting der baermoeder. De vermaerde Kaempf (§) pryst denzelven ook aen ; doch hy laet het twylFelachtig , of hy zelf de proef van dezen Wortel genomen heeft,’ dan of hy op het gezag van anderen reden-kavelt. Dan men mag zich verwonderen, dat de aengehaelde Schryvers het getuigenis van

Ba-

(*) p. 103. (f) Disf. de fanguinis fluxu utertne, p. 17. Hafniaty 177^. (§) Eucheirid. taed. p, 170.

-ocr page 695-

van den Braeiwortel, enz. • '6'65 ^AGLivius met ftilzwj’^geti zyn voorby-gegacn, daer hy reeds voorlang het vermogen van den Braekworlel in de bloedftortingen bewezen heeft (*gt; “ De Brack wortel, zegt by , “ is een foortelyk middel, ’t welk “ byna nooit mist, in de Roolöopen , en “ andere bloedvloeijingen , gelyk de Engelfche “ Geneesheer Sherard my onlangs mede-“ gedeeld heeft”, Ondertusfchen VerhaelC dees Schryver noch de manier noch ecnige waerneming. Barbeyrac (f) pryst ins-gelyks dezen Wortel in de al te rykelyk vloei-jende macndftonden; en Sidobre (§) fchryft dezen Wortel verwonderiyke kragten toe, iii het ftempen der bloedvloeijingen.

V § 20.

De Bloedfpwving.

Eénige Schryvèrs pryzên dezen Wortel minder in deze, dan in de vorige ziekten, aen; tn tegèndeèl verzekert de beroemde Bergius;

Op de ondervinding ongetwyfFeld {leunende; dat dezelve in deze ziekte nimmer dienïtig geweest is. Doch in de krampachtige bloed-fpiï-

G) op. p. (t) conf. p.

Pariolis mnrhiilit p. 57. LDeel.lf^.Siuk. Vv

-ocr page 696-

664 yerltandeling ever het uitßekende vermogen

fpuiving i die niet zelden voOTvalt , zoude ik-hem boven vele andere krarapbedarende middelen Hellen, nadetnael hy, gelyk de gewone krampHillende middelen, niet verhit, en de oorzaek van de ziekte meenigmalen in de maeg fchuilt. De beroemde Richter pryst in zync lesfen dit voorfchrift aen: Neem zoete amandelen twee lood, giet op dezelven, gewreven zynde, twee.ponden fonteinwaters, in welken een half lood Arabifche gom gefmolten is.. Doe ’er by van het poeder van den braakwortel vyf azen. Laet het opfchrift alle drie uur een’ lepel. Michaelis (•), die daervan eene gelukkige uitkomst in de bloedfpuwikg heeft waergenoraen, Hemt met hem overeen. Volgens de waernemingen van den beroemden Dalberg en Murray fchacdt het niet, fchoon ’er ook brakingen door ontllaen ; maer in tegendeel verwekken zy dikwerf heilzame uitwcrkfels. Rene geringe gift van dezen Wortel heeft ray ing-gelyks in eene bloedfpuwing voldaen , welk geval ik terftond zal verhalen.

Een jongeling, namelyk, van twintig jaren, die een fchrael teringachtig ligchaem had, kwam

-ocr page 697-

lt;ô , yan den Braskw^rieîj enz. 6^$ itvv^na by my. in den herfst van het jaex ry/S raedplegen en klaegde over verfcheiden jongefteldhedûn, die uit raeuwigheden der (çerfta wegen ontftonden, Hy had reed^ te voren dikwerf bloed uitgehoesc; doch nu overviel hem dit alle ochtend ,-’t geen hy altoos y^Qor my yçrboj-gen hieldttotdat ik zulks pp den derik^n ochtend hepi, komende bezoeken , ehldelyk;^geifs aenfphouwde. De raeu-wigliedcn ' der eerfte wegep . waren reeds ontlast, eene aderlating öp inyn.bevel in het werk gefteld, en de. overigej iniddeleri., i.die in die gevallen' dienftig- zyn, te vergeefsch te baet genomen: don zcgt;sden dag eindelyk fchreef ik hem alle vierdedeeluurs een vierde gedeelte van een aes van den Braekwortel voor met witte fuiker. . Terltond hield de bloedfpuwing op, hebbenlt;ïe hy.naeuwclyks twee en een halt aes gebruikt: en federt dien’tyd is dezelfde niet wedergekeerd. Daerna heeft het Seltfer--water de vrees voor téring tevens weggenp-’ kien. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

§ 21.

' i)e Kinkhoest.

Deze ziekte is inderdaed krampachtig, wel

ker oprzaek gemeenlyk in de raaeg fchynt te

V v 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchui-

-ocr page 698-

666 Verhandeling, over het uit flehende vermogen

fchuilen , dewyl de aenval door braken eindigt : dezelve vordert vooral brack- en ontbindende middelen, opdat de oorzaek des te eer uitgedreven worde ; en deze middelen worden, volgens herhaelde ondervinding, gé-meenlyk ook met voordeel aengewend. De geringe giften van den Braekwortel voldoen’ na eene genoegzame voorafgegane ontlasting, aan de dubbele wyzing wegens het krampftil-lend en ontbindend vermogen van denzelven; want hy ontbindt niet alleen krachtdadig het ' taeije flym , verdeelt de verftoppingen in de longen , en ontlast de maeg door braken ; maer hy ftilt tevens den krampachtigen aenval. Tot dit einde hebben de beroemde Richter in zyne Voorlezingen) Mezger en Colom-BiER (*) denzelven aengeprezen. Aaskou (|) heeft in dien doorgaenden kinkhoest, die in het jaer 1767 heerschte , dezen Wortel van een vierde tot vyf azen gegeven. Zie hier eene andere waerneming, die het vorens gezegde duidelyk bevestigt.

In de Wintermaend van het jaer 1776, wanneer de kinkhoest te Hannover als eene

t

CnJe de Medicine militaire T. 3. p. 88. ff) Suaet- Hafniens. iol. i.

-ocr page 699-

van den Braehvorlel, enz. ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;667

eene doorgaende ziekte (f) heerschte , werd de beroemde Wichmann by twee kinderen de eene tien jaren en de andere twaelf jaren oud, geroepen, zynde beiden door dezelfde ziekte overvallen. Aen ' beiden gaf hy om* het vierde uur een aes van den Braekwortel, met een half vierendeel loods van de witte; magnefie; hieruit ontftonden eenige brakingen,-en fomtyds twee of drie ftoelgangen daegs. Na verloop van veertien' dagen waren zy beiden herfteld, zonder eenig ander middel gebruikt te hebben.

§22.

( nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' sv r .ri

- 'ï nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De Loops- -

• - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;c'’;- ' '•” aSj

- Alles, wat ik bevorens over het nut van. den Braekwortel in de Rooloop gezegd heb, moet men ook hier toepasfen. * Waht deze Wortel is van geen gering vermogen in alle foorten van Loop, waer de oorzaek der ziekte' beftaet in eene fcherpe ftof , die door de darmbuis te prikkelen krampen vooftbrengt. Hiertoe behoort de manier van den beroemden Akenside, in de twaelfde afdeeling over den Rooloop aengehaeld. Michaelis

ver-

Çtquot;) Morbus epidemicus. I, c,

V V 3

-ocr page 700-

$68 î^erhandeling over liet uit flehende vermogen

Verzekert dat de Wortel hem’ in deze ziektfl voldacn heeft. Voor eenige maenden, toen ’er een’doorgaendc Loop, die fomwylen tot een’ Rooloop overfloeg , in H'AHNOvh heerschte, heeft de zeer kundige Wichmann dikwerf met vrucht een half aes van den Braekwortel, met een‘half vierendeel loods yan de witte magnefie^ toegediend.

!• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\ . ,-i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-'U nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1- I 'j

. . S 2,3. .j ; J7 V.!:/ y

' il . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

De tii^fflienpoozende Koorts.

Het gebruik Van den Wortel in deze ziekte is zekerlyk van veel aenbelang, en rust op ontwyfFelbare proefnemingen. My zyn wel geene waernéminge)n in de fchriften derGeleer-' den voorgekomen , waérin bevestigd wierd, dat dezelve in deze ziekte gebruikt ia geweest; en daerom vertrouw ik zullen de,Geneeshee. ren my des te grooter ;dank betuigen, zoo, ik de manier van den zeer bekwameniWich. MANN hier• voorftel, zynde van dcszelfs voor-deel voor een gedeelte ooggetuige geweest. By de armen , voor wien de koortsbast («) te hoog in prys is, gebruikt hy dezen Wortel ,

Çu') Cortex peruviaiius.

-ocr page 701-

- J . van den Braelcwortel^ enz. 66^ tel, even als anderszins de bast De ver-elschte onclastingen behoorlyk voorafgegaan tynde, fchryft hy om het derde uür óén aes voor; met twintig azen witte fuikef of en als een raedehelpend-middël eèn aftrekfel van kamilbloemen (v). Twee dêrden 'van een vierendeel loods, dus toegediend, verdryven gemeenlyk de koorts, fchoón -zy noch bovçni noch onderwaerds doen ontlasten : nadaÖ de koorts agt dagen weggebleven is, geeft hy volgens dezelfde manier nog twintig azen. Wanneer het noodig is, lact hy daerna, om te verfterken, .twee lood van den koortsbast gebruiken. In de heerfchende gelteldheid vari de jaren 1777 en 1779» heeft hy een groot aental van koortfen op deze wys genezen;! ook ontbreken my geene voorbeelden van^ eene gelukkige uitkomst. ' n'/. at jmo’J-'oï

Een jongman van twintig jaren worftelde, federt langen tyd, met eerie regelmatige tus-fchenpoozende koorts. Zyn.bleek aengezicht,” en zyn reeds waterzuchtig ligchaem , lieten weinig hoop op de herftelling over. fOnder-wylcn heb ik hem geraden, om ieder derde uuc twee azen van den Braekwortel, met een half vier-

(d) Flores cliamomillae. ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i

V V 4

-ocr page 702-

ó/o Vcrliaiüleling over het uitfiekenàe vermogen-

vierendeel loods magnefie-) te gebruiken. Hier» door ontftonden geene merkbare ontlastingen, geene braking ; en na verloop, van. veertien dagen was de koorts overwonnen.: gedurende de volgende agt dagen werden, hem geene middelen, in het geheel toegedient, naer de manier, volgens welke Werlhoef de koorts» bast, in de tusfehenpoozende koortfen, gebruikte doch dezelve verloopen zyndé, werd de Braekwortel.wederom, gedurende eene week, Qp dezelve wys toegediend. De lyder heeft een aftrekfel van de Kamilbloemen , als een medehelpend middel, gedronken: deze bloemen bezitten, als zy op zich zelf gebruikt worden, eene koortsverdryvende kragt; doch zeldzaem befpeurt men die in het enkele aftrekfel; zoo-dat de roem van de genezing derhalve meer, toekomt aen den Braekwortel , dan apn de Kamilbloemen.

Uit de veelvuldige gevallen, welken de beroemde W.iCHMANNmy medegedeeld.heeft, is het volgende geenszins het minfte, en-fchynt het verhalen niet onwaerdig te zyn. Een man van vyftig jaren, gedurende vele maenden met de anderendaegfche koorts (w) ge-

Febris intermittens tertiana.

-ocr page 703-

van den Braekwortel, enz.

geworfteld hebbende, had nu eens tot-huismiddelen , dan wederom tot meer gefchikte artzenyen , ja zelfs tot den koortsbast zyne tjoevlugt genomen : telkens door de koorts wederom aengevallen , en geheel vermagerd zynde, fukkelende daerenboven met een nacht-hoestje , ’t welk een verfchynfel van tering, fcheen te wezen, verzocht hy eindelyk hulp van onzen Waernemer , die hem nipts anders dan den Braekwortel, volgens de te voren befchreven manier, toediende. En deze heeft, na verloop van eenige weken, den koortsbast; zelfs overtroffen, reddende den'lyder uit een, fterk aennaderend gevaer. Alleenlyk heeft by, nadat de koorts verdreven was , den koortsbast gebruikt, om zyne kragten te herftellen.

§ 24.

De 7ert«g. L

In het Journal de Medicine van Oogstmaend 1775 vindt men eene waerneming, volgens welke zeker Geneesheer, door vlierbloe-men(x), door honigazyn vanzeeajuin, doch daerna door kleene giften van den Braekwortel, de

• (x) Flores fatnbuci.

Vv s

-ocr page 704-

672 Verhandeting over het uitßtkntdt vermogen de tdi'ing genezen heeft. Na de eerfte giften waren de etterachtige fluimen verminderd.

Eene andere ontwyffelbare waerneming is my medegedeeld, volgens welke Domini* CETTi, die zoo vermaerd is, wegens het in-tichten der badftóven in de nabuurfchap van London, een teringachtig meisje, behalve het gebruik van deze baden, enkel door den Brack wortel genezen heeft. De adèlyke lyderes was agttien jaren oud ; zy was , federt dat bare uitwademing wegens eene verkonding was Opgeftopt, geheelenal vermagerd, en hoestte, om dus te fpreken, hare longen uit : ook was het reeds zoo ver met haer gekomen, dat de Geneesheeren vermoedden, dat zj^ niet langer dan tien of veertien dagen leven kon. Dewyl derhalve alle hoop verdwenen was, werd zy overhandigd aen dien Geneesheer Domini-CETTI te Chelsea, die de badftoven, çn , voor het inwendig gebruik , tweemael daegs een aes van den Brack wortel aen wendde. Jn den tyd van .eenentwintig - dagen was de uitwademing, benevens de flonden, herftcld ; en hare kragten, die te voren zoo verminderd waren, dat zy altyd gedragen moest worden, heeft ze binnen dien zelfden tyd zoodanig wederom gekregen, dat zy nu alleen de trap-c 7 / nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pen

-ocr page 705-

van Braakwortel, tnz. 67S

‘ pen kon op--en afklitnmen. Na verloop van vyf weken heeft zy , hare kragten met hare gezondheid nu vóHfcmeiT herfteld zynde, lugtig gedansL In de twee volgende jaren is hare gezondheid insgelyks niet verminderd.

Ik twyffel niet, of by al het gezegde zouden nog zeer vele waernemingen , die of in de fchriften der Schryveren hier en daer onder een’ hoop van andere dingen verbórgen zyn, of in de lesfenaers der kunstoeffenendeGenees-heeren fchuilen, gevoegd kunnen worden. Ten minfte de ftof fchynt waerdig te zyn, dat de Kupstoeffenaeramp; dezelve in het vervolg met meer oplettendheid nafpeuren. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;.

VER-

-ocr page 706-

674 V'erhandeling »ver de Breuken

VERHANDELING

Q V E R D E

KLEENE KINDEREN.

I7ïï het Hoogduitsch van den Heer J: Mohrénheim.

IK heb een groot getal van jonge teedere kinderen , waervan de meeste nóg geen jaer oud waren , met breuken van verfchil-lende foorten zien worftelen. Ik deed hen, gedurende eenige weken, dagelyksch eene klisteer zetten , en beval dat men ze door gezonde en fterke voedfters zoude doen zoo-gen, verbiedende het kind eenige foort van meelfpys , en vooral zoogenoemde zuigpop-petjes , waerdoor men de kinders plagt te ftillen , te geven. Ik hield de breuk zelve nooit noch door een bindfel, noch door een’ breukband in , maer liet ze zoo als ze was, en beval om ’er van tyd tot tyd wyn met ammoniakzout overtcHacn. Op deze wys ver-dwe-

-ocr page 707-

van ilttne kinderen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'^7S

dweflen allengskens alle deze breuken , de tneesten binnen één , de overigen in het tweede jaer , naermate het kind in kragten toenam.

De oorzaek van deze breuken is of eene darmpyn, veel lucht in de darmen, wormen in dezelven, het vaste zwachtelen, het open nederfchudden, waerdoor men de kinders tracht te ftillen , een fchrik, de kinkhoest, een-geftadig fchreeuwen, o.f eene drukking in de liesfen , by de keering in de verlosfing: ook zyn ’er overgeërfde breuken. Deze darmpyn ontftaet of door het zuur, of door eene uitgellorte gal in de darmen, aen welk euvel voornamelyk de jonggeboren onderhevig zyn. Te veel lucht in de darmen vergadert het ligtsC , wanneer men dergelyke kinders met een dik, niet zeer gaergekookte melkpap voedt, of met zuigpoppetjes poogt te ftillen» Door het vaste zwachtelen van den onderbuik, worden de darmen in eene al te naeuwe ruimte byeengepakt ; en dus worden ligtelyk , door eene andere daerby komende oorzaek, als door fchreeuwen , niezen of vallen , de darmen, door het minsttegenftaende deel der buiks-* wanden, als door den navel, den buikring, of den band van Poupart buitenwaerds gedrukt. Door den kinkhoest worden op ge-lyke

-ocr page 708-

6^6 Verhandeling over de Breuken

lyke. wys breuken veroorzaekt, dewyl de ingewanden, gedurende denzelven, met geweld ^benedenwaerds worden geperst. Men behoort derhalve den hoest, zoodra het mogelyk zy, uit den weg te ruimen , en , ingevalle eene kleene breuk reeds aenwezend was, dezelve, opdat ze niet grooter worde, zoo lang ïloor trapsgewys gelegde druk doekjes en een bindfel terugtehouden, totdat de hoest geheel -is weggenomen; want naderhand.is, gelyk ik reeds heb gezegd, geen bindfel meer noodig. :Door het fterke en gefladig fchudden, om de kinders te ftillen, worden de ingewanden van het geheele ligchaem , voornamelyk .die van den buik , gefchud ; zoodat, door het dikwerf hefhaelde ftooten der darmen tegen het buikvlies,. en door hunne nedervallende zwaerte tegen de holte van het bekken, het buikvlies verzwakt, en tot het ontftaen van breuken als voorbefchikt wordt. Een fchrik veroorzaekt, volgens het gevoelen van den Heer Richter (a) , fomwylen cene flerke faraentrekking van de buikfpier ; en de Heer Ruisch (i) verhaelt een geval , waer eene breuk door eenen fchrik veroorzaekt werd. De darmpyn ontftaet fomwylen door wormen ; en , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ik

(aquot;) SCBganUIunfl bon hen SS^ucTjen / i. 25, 30.

Oj Ot/irvat, Matirn, (kirurg^ Oif, 98, .

-ocr page 709-

van Heine kinderen»'

ffc heb reeds gemeld, dat de darmpynen breuken kunnen veroorzaken. Na de gedane kee-ring, wanneer men het kind reeds tot de helft heeft uitgehaeld, en de andere Jielft nog in het ligehaem der moeder is, vat men,; volgens de'regels der kunst, met beide handen de darm--bcendera van ; het kind, om het zelve geheel uittehalen ; en gedurende dit werk , drukt men forawylen, met de vingeren, al te fterk in de liesfen , waerdoor de onderfte peesachtige uitbreidingen der buikfpieren, benevens hunnen Fallopifchen band , zoodanig verzwakt worden, dat -ze. vervol gens het aendringende geweld der darmen niet genoegzaem kunnen tegenftaen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.i- nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;!»

/

Gelyk verfcheideh. andere' ziekten van de voor- op de nazaten erffelyk zyn geworden', zoo kunnen ook breuken by kinderen, zon. der de minfte andere gelegenheidgevende oor-zaek, louter overgeërfd zyn, of, door eene aengeboren zwakheid dezer deelen , van de ‘ouderen op- dé binders en kindskinders , en vervolgens, door'geheele geflachten voortgeplant worden. Een foortgelyk voorbeeld is door den Heer M a u c h a r t (c) en den Heer

* ' 1 ' I u* . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HoFP-

Qcquot;) Diifert. ét btrnia int»rctrat, Tijbinc. ï7«7.

-ocr page 710-

678 Verhandeling over de ßreuken

Hoffmann (J) waergenomen. In hct geval van den kinkhoest wys ik myne lezers naer de Heeren van Rosenstein (e), Habla (ƒ), Savoye (g), Morris (A), Wahlboom 0)^ Strandberg (A), Brendel (Z), Bergstral (ih) en Basseville (m). Een fchrik vereischt^ tcrftond in het begin , verzachtende middelen : wanneer echter deszelfs toevallen, namelyk^ eene koorts, pynen in den buik en geftadige flaep blyven aenhouden , dan is het gevolg van dezen fchrik eene uitftorting van gal in de darmen, waertegen ontlastende middelen ver-eischt worden. Eene darmpyn, door wormen veroorzaekt, wordt door worraafdryvende middelen genezen.

Het veel fchreeuwen heeft men juist niet van gezonde, maer wel van zieke kinderen te verwachten ; men kan dus, met de eene oor-r

zaek van breuken, ook tevens de tweede weg-ne-

Meil can fuit, P, Dec. i. caf, lo. p, /çj, (c'y Ouer äe Ziekten lier kindet en , hu^ftlf. qo. blailz, Disfert. de Tusß cnnv'ulßua infantum. Çgquot;) idetn ibidem Çb') Medical ohfcrvationi and inquiries vol. y Çiquot;) Beratteler lil. k. coll, med, fafom. en Furthatt-*gt;i”g. P- 157 en *12 ^CöSanblunflEn ber Hônlflf. SCfiabcmle ber n^i^fenfcljafien fût bajS laD^ •749' P- 251« (/3 De Tusß eonuutßva 1747. ƒ, 6. lt;êtotftïjnlinlftbf fltleO?tESeitunBcn bon hem ^75'^’ ”*40.

Im joS? 175'i In Part^ Ijerau^ijeDcôeue

-ocr page 711-

: van Ueene hinderen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;679 ■

hörnen. Indien breuken door eene natuur* lyke zwakte der buikswanden , of door eene andere uiterlyke oorzaek ontftaen, dan zullen uiterlyk aengewende , verfterkende, voornamelvk koude baden , en de middelen, die den buik gedurig openhouden, de ceiïigfte en beste wezen.

De darmen behooren, voornamelyk in de eerftc gevallen, gezuiverd, en al het geenc, dat lucht in de darmen kan brengen , zorgvuldig gemeden, het kind, indien het veel fchreeuwt, geftild, of liever de oorzaek, de pyn, name-lyk, die het doet fchreeuwen , weggenomen te worden. Zelden gebeurd het, dat breuken by kinders beklemd raken; men kan ze veeleer in alle gevallen op de gemakkelykfte wys wederom inbrengen.

Hoe vack men ook, by kinderen in fteden, breuken ontmoet, vindt men ze echter nog veelvuldiger by de boerenkinderen ; want ’ef zyn , onder een groot getal , weinigen, die geene breuken hebben. De oorzaken, waerom zy ’er meer aen onderhevig zyn, en ’er zeld* zamer van bevryd worden, zyn kortelyk deze ; vooreerit, worden deze kinders al te vroeg-tydig met brood gevoed: ten tweede, worden

/. DeeZ. IK. Stuk. X x nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zy

-ocr page 712-

lt;58o Verhandeling over de Breuken

zy zoo lang te huis alleen gelaten, totdat de ouders van hun werk terugkomen, gedurende welken tyd zy dikwerf zoo lang fchrceuwen, totdat ze van vermoeidheid en kragteloosheid niet meer kunnen: ten derde, laet men hun, voordat ze nog naer behooren op hun beenen kunnen ftaen, aen zich zelven over, zoodat zy zeer vaek vallen: ten vierde, bezwaert men zulke kinders, zoodra ze flechts beginnen te gaen, met lastdragen, ’t welk, met het toenemen hunner kragten, hoe langer hoe meer wordt vermeenigvuldigd ; en ten laetße , is het bekend dat deze lieden , uit hoofde van hun grof voedfel, een’ tragen en harden ftoel-gang hebben.

Bindfels of breukbanden zyn voor teedere kinderen meer na- dan voordeelig; want legt men dezelven zoo vast aen als noodig is, om de breuk intehouden, dan is de drukking te fterk, dan dat zulk een teeder en week fchep-fcl dezelve zou können uithouden ; en wor-den ze niet vast aengelegd, dan dringt, by da eerfte gelegenheid, wanneer het kind wederom begint te fchreeuwen, de breuk van onder de aengelegde band uit, en veroorzaekt, indien het zelve ’er niet fchielyk wordt afge-ßomen, zeer kwade toevallen: en bovendien

moe-

-ocr page 713-

var. Ueene ktndetert. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;68i

moeten deze banden , door het veelvuldige bepisfen » gedurig vochtig blyven ; waerdoor dan, zoo in de liesfen als tusfehen de bee* nen , eene ontfteking , affehilfering van de opperhuid, zweren en meer dergelyke kwade gevolgen veroorzaekt worden.

Navelbreuken ontftaen by kleene kinderen Uit dezelfde oorzaken , waerdoor liesbreuken geboren worden, en vereisfehen derhalve, ten aenzien van ieder derzclven, juist die behandeling , welke ik hier boven, by deze, heb opgegeven j alleenlyk met dit onderfcheid, dat het by navelbreuken , ook aen nog teedere kinders, gemakkelyker is , bindfels om het lyf te leggen, en dat deze ook zoo vuil niet gemaekt worden als by de liesbreuken. Men legge, namelyk, wanneer de navelbreuk goed ingebragt is, een met drukdoekjes wel bedekt ftukje gelds, of een ander hard en eenigzins verheven ligchaem op den navel, en maekC denzelven vast met een zeer eenvouwig bind-fel, dat rondom het lyf aengelegd wordt.

VER.

-ocr page 714-

aZt Over de natuurlyke verwyding van

vervolg'

V A N D F. '

VERHANDELING

OVER de’quot;'

-NATUURLYKE VERWYDING

V A N n E T

B E K K E N,

: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IN

M O E Y E L Y K E r

VERLOSSINGEN.

L-

Uit het Hoogduitsch van den Ueer J: MohrenheiM.

Hippocrates (rt) was reeds van gevoelen, dat het bekken zich'gedurende de verlosfing verwyd; en hy rept juist van dezelfde teekenen, welken wy nog heden by deze verwyding wacrnemen , voorname!yk de hevige pyn, welke de barenden in de lendenen en heupftreek gevoelen.

Fa-

Ça) Oper, Selt, 3. Hi. dt vat, futri p, «47.

-ocr page 715-

het Bekken in moeyelyke l^erlo^ßngen. 6S3’

Fabricius Hildanus meldt, in eenen brief uit Bern van den iç^u van Mey 1625, aen den Heer Burghauer, Geneesheer te • Schaffhausen (6) , dat hem zyne veeljarige beoefFening overtuigd heeft, dat fom-wylen, in zware verlosfingen, niet alleen dc fchaem. maer ook de darmbeenders van het heiligbeen meêgevcn en ccnigzins uit clk-anderen wyken, wacrvan hy gelooft dat het volgens de gefteldheid der barende , zoowel als van de vrucht, meer of min gefchiedt; ja hy voegt ’er by, dat hy dit, fchoon hy het te voren voor geheel onmogelyk hield , by de ' verlosfing van zync eigen vrouw, heeft bc-waerheid gevonden. En aen deze verwyding van het bekken fchryft hy toe, dat zoo vele vrouwen, na zware vérlosfingen, hevige pynen in de lendenen befpeuren-of mank gacn. Paró was in het begin tegen dit gevoelen , doch werd, door het onderzoek van het lyk eener kraemvrouw, van dc mogelykheid dezer verwyding volkomen overtuigd.

Eene vrouw van vierentwintig jaren, die te Parys, tien dagen na hare verlosfing, uit hoofde van haer kind vermoord te hebben, y n nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werd

(3} Obf, Chir, cent, 6. obf 39. Xx 3

-ocr page 716-

i(J84 Over de natuurlyke verwyding van

werd opgehangen, werd inSprokkelmaend 1579 tot ontleedkundige onderzoekingen en heel* kundige bewerkingen gefchikt (*). By deze gelegenheid werd de vraeg geopperd : Of de besnders van het bekken by de vrouwen in de verlos fing al of niet kunnen gerekt worden? —- Na opneming der gevoelens der aenwezenden, van welken de njeesten tegen en weinigen voor deze verwyding waren ingenomen , bleef de geheele zaek voor als nog twyifelachtig en on-beOist; doch de opening van dit lyk mackte wel rasch een einde van het verfchil. Zelf voor de opening vond men reeds , wanneer pien de eene dy opligtte, dat zich het fchacm. been van deze zelfde zyde ten minfte een half duim over de andere liet fchuiven: tusfehen deze was eene ruimte van het uitgerekte kraek» been, ter breedte van een’ vinger, en door de bewegingen, welken men daermede ondernam, zag en gevoelde men duidelyk dat ook de kraek-bcenders tusfehen het ongenoemde en het hei-Jigheen veel flapper dan in den natuurlyken ftaet waren. Ieder was door deze onderzoeking niet weinig verbaesd ; en zelfs de groote Pa Ré, die daerby tegenswoordig was, beleed als ooggetuige de waerheid van de ftel-ling

Oper. lii. 13, (. 14.

-ocr page 717-

het Bekken in moeyelyke rerldsßn^en. 68 ƒ ling dier mogelyke rekbaerheid en afwyking van het kraekbeen van h€t bekken der barenden, fchoon hy dezelve te voren altoos voot 'geheel onmogelyk had gehouden. Hy meldt ook, dat hy van dien tyd af by meer vrou5ven, gedurende de verlosfing, door gelegde handen op het kraekbeen van de fchaembeenderen, een geraes en knersfing der genoemde beenderen zoowel zelfs befpeurt, als ook de waer* heid dezer waerneming van meer andere geloof waerdige vrouwen vernomen had. Hy was dus eindelyk overtuigd, dat de kraekbeen* ders van het bekken zich gedurende de ver-; losfmg verwyden: en voorzeker! wanneer de enkele getuigenis van een’ grooten man reeds veel ter bevestiginge eener Helling bybrengt, zoo moet die van een’ Paró aen de onze zoo veel te meer kragt byzetten, naerdien hy te Voren een tegengefteld gevoelen, ’t welk een kundig man niet dan om gegronde redenen varen laet, was toegedaen.

PiNEAU haelt het voorbeeld van eene vrouw aen (*) , by welke de fchaembeenders der. mate uitgerekt waren, dat zy zich over elk-^ anderen lieten fchuiven: dezelfde heeft reeds

in

O Ofuic. phyfiat, (. g. p. ts6.

Xx 4

-ocr page 718-

Over de natuurlyke verwyding van

in het jaer 1579, nbsp;nbsp;^^^^e byzondere Verhande

ling over de Verwyding der Kraekheenderen van het Jiekken der Barenden, door de ervaring zoowel als door befpiegelende beßuiten, bewezen dat de kraekbeenders van het bekken gedurende de zwangerheid zwellen, oin zoo te fpreken de werking van eene wigge hebben, en de holte van het bekken verwyden: en wat ook Du Laurens hem daer tegen inbragt, heeft hy echter den waren zin der ftellinge naeuwlyks aengeroerd, nacrdien hy ontkent dat de kraekbeenders van het bekken, wanneer zy uit elk-anderen wyken , zich ooit wederom vereeni-gen, of ook flechts, gedurende de zwangerheid, door een toevloed uit de baerraoeder zouden kunnen zwellen, waervan Pineau in het geheel geen gewag maekt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t ;

Guillemeau (*) heeft in de lyken van zulke vrouwen, waerin hy, terdond na den dood, tot behoud van het kind de Keizerlyke fnedç verrichtte , de kraekbeenders van het bekken dikkçr, weeker en flapper dan in den patuurlykcn ftaet gevonden ; en daer zulke eene rekking niet oogenblikkelyk gcfchiedcn kan,

Ç*) Lfi Oevrtf lie Chir, tmiti de l'heureux uccouebt l,(v. a, eb, i. p, 2^^.

-ocr page 719-

' Äf« Bekken in mseyelyke Verlosßngen. 687 kan, maèkt hy daeruit het gegronde befluit op, dat die kraekbeenders, gedurende de zwanger, heid, zeer langzaem zwellen, en het bekken, naermafe van den aenwas der vrucht ver. wyden en daerdoor in den ftaet van rekbaer-heid, tot doorgang van dezelvein de ge. boorte noodig ftellen.

- De oudeRiolANUS (*) zegt uitdrukkelyk, dat by vrouwen, na zware verlosfingen, het kraekbeen tusfehen de fchaembeenders dikker en weeker dan anders is, en dat het daerdoör fomwylcn zoo medegevend wordtdat men door de eenc dy opteligten het eene fchaem-been over het andere kan bewegen; want hy vond, met andere Geneesheeren en Heelmeesters , in zoodanige vrouwelyke lykcn, die kort na eene zware verlosfing zyn overleden, meer’ dan dertigmalen het kraekbeen van dé fchaem-beenderen zoo fterk uitgerekt, dat tusfchen deze beenders, wanneer men van binnen tegen het kraekbeen voelde, eene vlakke holligheid fcheen te zyn. Het zelfde houdt hy mede van de kraekbeenderen tUsfehen de darmbeenders en het heiligbeen ftaende.

Spie-

(*) Antbrop»gr. 6. f it.

Xx 5

-ocr page 720-

688 Over de natiuurlyke vervyding van

, Sptegèlius (*) meldt dat de kraekbeender« van het bekken, gedurende de zwangerheid, door de vermeerderde toevloed van vochten zwellen, en by zware verlosfingen zich ver-wyden, ’t welk hy zelf in de lyken van meer foortgelyke geftorven vrouwen gevon. den heeft.

Harvey (f) fielt zelf den tyd der ver-losfinge in dat tydflip , wanneer , namelyk, de vereeniging der beenderen van het bekken zoo verre verflapt is, dat het zelve voor den doorgang van het kind genoegzaem kan mede, geven.

Scultetus heeft deze zelfde rekbser., heid van het kraekbeen der fchaembeenderen in de lyken van drie vrouwen, die uit hoofde yan eéne onmogelyke verlosfing van doode kinderen omkwamen, bewaerheid bevonden.

c nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

Meaurïceau (§) rekent de vaster vereeniging der beenderen van het bekken mede onder de oorzaken vanmoeijelyke verlosfingen, en

- (•) ƒ)# corp. bum. fahr, t, 2 c. 24. ff) generat. ariiual. excrcit, l, -j, p, 498. g* rxercit. 58. /). 277.

(t) rJrmament cbir. ohferv. (5) Bgt;011 bftfttanblj, ;gtÖtoaiiD. u. oeü. Weiben i. flt a. 25. R-

-ocr page 721-

het Beklen in moeyelykt Verlosfingen. 689 en fcbryft juist aen dezelve de zware verlos-fingen van oude vrouwen toe, dewyl, naer hy zegt, de boenders van het bekken by dezen door het hoofd van het kind, gedurende de verlosfing, zich zoo ligt niet laten rekken als by die vrouwen, waer de vereeniging dezer beenderen nog geheel kraekbeenig is.

Bertin (*) houdt niet alleenlyk ftaende, dat de kraekbeenders van het bekken, gedurende de zwangerheid, op eene geheele natuur-lyke wys zwellen, en zich by de verlosfing verwyden; maer hy had ook gelegenheid om twee zwangere vrouwen, van welken de eene na de vierde, en de andere na de zevende maend van hare zwangerheid ftierf, na haren dood te onderzoeken, en vond in beiden de kraekbeenders van het bekken geheel beweeg;-lyk: ook vertoonde hy, inhetjaer 1739, open-lyk in de geneeskundige gehoorzael te Parys onder voorzitting van den Heer Bouvard , het bekken van eene vrouw, in eene zware verlos-fing overleden, en waerin de vereeniging der fchaembeenderen zoodanig gerekt was, dat men iedere helft van het bekken op en neder kon fchuiven. Hy voegt ’er by, dat, wanneer de uit-

Traiti d'Qiteol. T, 3, p,

-ocr page 722-

6^0 Over Je natuurlyke verwyding van

I z nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ï

uitgang van het bekken, inzonderheid in de Verlosfing, niet r5^kelyk medegeeft, de dood van vele kinderen onvermydelyk is , en dat ’er voor de barenden de ongelukkigfte gevolgen uit voort moeten komen,

Wolfg; Höffer zegt (*), dat, by zware vcrlosfingen, de fchaembccndcrs iets bcwccg-lyker worden, en dat het niet geloofbacr is, dat by zoodanigen deze beenders geweldig uit elkanderen gefcheurd, macr allengskens gerekt Worden, ’t welk, volgens zyn gevoelen, reeds in de zevende maend der zwangerheid zyn’ aenvang neemt.’ Wyders zegt hy: “ wanneer “ de natuur bezig is met dè vrucht vooftte-“ brengen, vertoont zy op deze plaetfcn een “ flym, en maekt, door middel van het zelve, “ dè beenders allengskens van elkanderen los, waerop vj echter na de verlosfing , wan-“ neer het flym ’uitgedroógd eil verteerd is, “ wederom vast wotden”: '

Smollet’ff) bewyst de'verwj-ding der fchacmbeenvcrccniging door eene waerneming, ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;web

T- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;e-- gt;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;

Hercul. merl. L. 7. c. 4. /gt; 405 ft;) ^anitnl. jfaitc u. SPeinetB. in tgt;cc jgeDaiiiinft. a, 25. 3. 25caû.

-ocr page 723-

let Bekken in moeyeîyks Ferlosfingen. 691 welke hy gedaen heeft acn eene teedere zevenen-twintigjarige jongvrouw, die reeds in de agtfte maendj-van haer-zwangerheid over pyn en ge-kraek in deze ftreek onder het gaen klacgde, zonder dat het haer in eenig opzigt bezwaer-lyk viel , waerby de Heer- S mol let eene verwonderlyke verflapping yan den_band tus-« fchen beide de fchaembcenders voelde, zoodat zieh dezelven, wanneer zy te bed lag ligtelyk in diervoegen lieten bewegen, dat r ze over elkanderen fçhenen gefchoven te^ zyn. Zy verloste gelukkig ; en twee inaenden daerna was de verecniging wederom zoo vast als po’t- ... : re-.- r .d nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, r -.-r

Bas SI US (*) heeft dikwerf de oorzaek van. het mankgaen van zoo vele kinderen in de vereeniging der beenderen van het bekken ge* vonden : het is dus klaer, dat door het te, w- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ï » •

vroegtydige gaen of zwaer dragen van vele, jonge teedere kinderen de banden en krack-beenders van het kind uitgerekt en.verzwakt, en de beenders zoo verfchoven kunnen wor--den, dat zy voor altoos hare vastigheid verliezen.

. Heis- (

C*) Obftrv, anat. Chir, med. Dec, 1. obf, J.

-ocr page 724-

•quot; Oyer de natuurlyie verwyding vdn

' HEtsTER leert ons in zyne Ontleedkunst dat inzonderheid bj’ jonge' vrouwen, in zware verlosfingquot;^ de fchaeinbeenders” uit elkandereiï worden gerekt. ‘

-1 , .

Van S wie ten (j-^ merkt aen, dat nevens het dikke kraekbeen' der fchaembeenderen, ’t welk E-üstachius naeuwkeurig befchre-ven heeft , nog eene meenigte, om zoo te fpreken, van peesachtige draden, die zeer veêr* kragtig zyn , over de geledingen der beenderen van het bekken loopen, en ze geheel bedek-,ken; en hy voegt ’er by, dat de kraekbeenige vereeniging dezer beenderen haer fterke veêr^ kragt daerdoor verkrygt, datzyzich, gedurende* de verlosfing, door het aendringen van het kind laten uitrekken , en zich , zoodra het uitrekkende vermogen ophoudt , door hare veêrkragt van zelven wederom in hare plaets te rug trekken.

Morgagni (§) vond, in zyne openingen van lyken, de voorfte en achcerfte vereeniging der

-ocr page 725-

het Bekken in motytlyke Verloffingen. 693 der beenderen van het bekken buitengemeen flap en los en houdt ftaende dat deze ver-^ flapping door de natuur allengskens gefchiedt, en even dus door dezelve wederom allengskens weggenomen, en de verlosfing zoo veel moge*' lyk gemakkelyk gemaekt wordt, .ior

' Camper (*) zegt, de' toevloéddèr vochten fchynt, gedurende de zwangerheid, de kraek-, beenders en banden te verflappen, 'welke ver-, flapping ook fomwyden nog lang na'de ver.; losfing aenhoudt. Eene vrouw van een zeer fterk ligchaem ftierf drie dagen’na de verlos-fing. By onderzoeking in het lyk vond men de fchaembeenders beweeglyk. Daer is dus geen twylFel dat de fchaembeenders, by zware verlosfingen, uit elkanderen gaen en medes geven ; doch zy bekomen zeer rasch wederom hunne vastigheid. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f

Monro (•}■) befluit, uit da byeenvelende beweging tusfchen het darm- en heiligbeen, welke hy by verfcheiden kraeravrouwen heeft waergenomen , uit de gedurige pyn op die plaets, waerdoor zy noch flaen noch zitten kun-

O tracBt- uBet tinlnt «Senenft- su? (®eBurt. BU« bem l^oUanb. i. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^mdlie^amnil. bEtfcB.

jf alle «. ïöeOT. In bet tjebauMn. a. 55. a. 55eo6.

-ocr page 726-

^94 Over' ie naïuwlyke verwyding van kunnen, en uit-het gevoel van eene nedef-zakking tusfchen.de heupbeendcrs, dat de banden cn kraekbeenders in de verlosfing niet weinig moeten «ïverflapt zyn , hoewel hy, door het gevoe^igeene byzondere.verandering heeft kunnen waernemen.

A’lix (*)' behandelde een zesjarig, anderszins gezónd, knaepje, ’t welk op z'yne beenen niet ftaen konde; zoo vaek hy dit ondernam' kreeg het zelve hevige fmerten in de ftreek van de bekkenvereïeniging: by het onderzoek vond hy de beenders van het bekken beweeglyk ;■ en naerdien-, bet-knaepje reeds van dien ouderdom was, twyffelde hy aen deszelfs volkomen herftelling :-zndesniettegenfl:aende leide hy het een breed windfcl vast om het bekken, ’t welk het dag en nach.t mpest dragen , en liet het weeklyksch een koud bad gébruiken : gedurende dezen tyd moest het inwendig het Elixir van Haller nemen. Deze behandeling was, tegen verwachting, van zul-k’een goed gevolg, dat het lydertje na drie maenden met behulp van een’ kruk, in de zesde maend met een’ ftok, en binnen 'een jaer zonder eenige hulp alleen gaen konde.

Bex-

C*^ Obftrv, ebir. Fase. g.

-ocr page 727-

hét Bekkin ih moeijelyke l^erlosfingén.

Bentèly (*) verzekert, dat men de be-, weegbaerheid der kraekbccndcren \’an het Bekken, in de lyken van vele vrouwen, die kort-iings voor, in of na de verlosfing geftorven zynj en in de ontleedkundige Zael te Straets-ÉURG ontleed werden , zoo klaerblykelyk heeft waergenomen , dat men ze duidelyk zien en met daeropgelegde vingeren Voelen konde.

Deze zelfde en foortgelyke waernemingen vindt men nog fomtyds in de fchriften van vele andere geloofwaerdige Schryveren : dan het is verloren moeite, alle die plaetfen uitte-tfekken; want voor hem, die een behoorlyk vertrouwen heeft op de waerheid der waernemingen van zulke mannen, wier voorbeelden ik zoo even heb aengehacld, voor die zyn ze gewisfelyk genocgzaem overtuigende ; cn by Wien ze. niets gelden , by dien gelden de voorbeelden van nog honderd andere Schryveren ook niets ; en hy , die de gebeurtenisfen, door'zulke mannen geboekt, ontkend, zöu mogeiyk in ftaet zyh om ze te ontkennen, al hadde hy ze ook zelfs voor zyne oogen, en is

C*) T)isfert. de fe^. fynchondros , Oif. pub, Regentot. p. 25

1. Deel. ly, Stuk. Ÿy

-ocr page 728-

óijö Over de natuurlyke verwyding van

is voor geene overtuiging vatbaer. Ora echter ook de geenen , die de rekking der kraek-beenderen van bet bekken, en deszelfs natuurlyke verwyding in de verlosfing , door nog meer Schryvers begeren bekragtigd te zien, te vrede te ftellen, zal ik flechts nog eenige pïaetfen , die ik ora ruirate te winnen niet wilde uitfchryven, kortelyk opgeven, en ook uit deze, om dezelfde reden, flechts de merk-waerdigfle voorftellen.

Aristoteles De hist, animal. L. 7.

G A LE NUS De ufu partium L. 4.

Aetius Antioch. Tetrab. 4. Serm. 4.

C. 22.

Vesltncius Syntagm. anat. p. 13. Jak: Carpus Comment, in Miendin-Alexand: Benediktus Ânat. L. s. 3-Sylvius Ifa^oge anat.

Fernelius Pathol. L. d.

GoRRäus Comment. Hipp. Libr. de natura pueri.

Laurentius ^nat. L. 8. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;33.

Felix Pla te rus Anat.

Rose s tus De partu caes.

Cas P. Bauchinus Theatr. anat. L. t. C. ult.

J ou: Mathakvs Cent. Med. Quaest. 89»

Cas P.

-ocr page 729-

Ä«1 Bekken in mosijelyke f^erlosßngen. 6^^

CA.sf. Bartholinus Cantroy. anat.

Q^iaest. 15.

Daniel SeNNErtus Pracl. med. Lib. 4.

Part. 2. Sefit. 6.

Santorini Obferv. anat. C. u.

J; C; Becker Traci, de paidioktonia. p. 2'2-- § 23.

Haller L'/gwent. Phyfioi. T. 8. Parf, i.

îgt;- 435.

Bouvard Ojizieit. med. an osfa itmom. in ^ravidis parturieniihus diducanlur. Paris.

Gunz Comme/U. de Commodo parturientium Situ Lips, 1742.

P ALF IN Befchryvin^ der Beenderen van bet meufchelyke' Ligchaem.

Verdier nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ùcâ mcngcfiL fööjp.

I dTïj. 88.

Louis Mem. de 1'Acad. Roy. de chir. de I'ecart. du basfin. T. in 40. p. 63. 8°. pa^. 101.

Richter OSibl. i. i. 13.

3. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;503. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;206.

P L E N c K Sïnfangég?. ùcc (©cöuctgö. a. (C.

gt;3.. fó. I. 7. SCbfcô. 144.

Stet DE LE Von ùtr ï^tûaminÂ; i (Cft. I. $î. I.

• J U M E LIN hi H U N T E r’s “îôcmErft» ubet bic g’.evtc. bev gt;cï|aainü. UIIÎJ Rozier youm. de Phyf. Sept. p. 1^9.

Loder De Se£l. Synchondr. esf. pub. in partit difîc.

Yy R

Mert

-ocr page 730-

698 Over âenaiuurl: verwyJing van het Bekken, enz.

Men vindt, in de bovenaengehaelde verhandeling van den fleer Louis, eene meenigte waernemingen van de grootfte en crvarenfte mannen ; mannen, die de wacrheid beminden en naer behooren waernamen, en welken men, indien men alle vooroordeelen verzaken wil, en een weinig ondervinding heeft, onzydi-ger wys niet kan tegenfpreken. Een ieder kan zich, door de gezegde verhandeling, genoeg, zaem overtuigen dat het Bekken , in eene moeijelyke verlosfing, aenmerkelyk kan ver-wyd worden, gelyk ook, dat in den hoogften trap van deze rekking de beenders van het Bekken geheel van elkanderen kunnen losraken.

VER’

-ocr page 731-

699

Vfy «V v/a nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;igt;y Mgt;5( V*«

VERHANDELING - I OVER D E-S;

1

NATUURLYKE LOSWORDING

DER

‘ SCLIAEMBEENDEREN.

Uit het Hoogduitsch yan den fleer]: Mohrenheim.

De loswording der fcliaembeenderen , ea hunne volkomen uit elkanderwyking, is als eene niet zeldzame uitwerking der natuur, in moeijelyke verlosfingen, reeds even zoo lang als de uitrekking der kraekbeenderen zelve waergenomen ; en mannen van even groot aen-zien en gcloofwaerdigheid hebben ze deels te gclyk met de eerstgenoemde, deels enkel in meenigte aengeteekend: het is bovendien een zeer natuurlyk gevolg dat kraekbeenders, die zich, gedurende de verlosfing , laten uitrekken, in het einde, wanneer het geweld boven de maet van hare vereeniging vermeerderd wordt, losraken, en geheel uit hunne famen-voeging wyken moeten. Laet ik eenige der^

Y y 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-

-ocr page 732-

■ V

700 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rerkandelbig over de

geJyke gevallen uit de beste Schryveren $en voorbedde aenhalen.

Guille ME au (*) heeft, onder een getal van vyf honderd barende vrouwen, verfchei-den gevonden, waer hy niet flechts by de ver-losfing het kraken der uit elkanderw5’kende fchaembeenderen duidelyk hoorde , maer ’er zelfs zynen vinger van buiten tusfehen de fcheiding konde liggen.

Santorini (f) heeft, by overleden kraenv vrouwen, de loswording der fchaembeenderen mede zoa duidelyk waergenomen, dat hy tusfehen dezelven zyn duim konde inleggen; ’t geen hy juist van die al te gefpannen uitrekking der kraekbeendcren, die by de vrouwen door de natuur zelve geheel byzonder. zyn gefchikt, afleidt.

Smellie heeft, na dc cerflc verlosfing van zekere vrouw, eene duidelyke afwyking des darmbeens van het heiligbeen waergenomen ; doch de vrouw kon, na het gebruik van kou-

1

(‘3 Lts Otuvies t/e Chirurgie , trniti de l'henreux gccBucbement. Liv, 2. ch. i. p. 295. nbsp;(j) ohf. annt.

CG ^ainmhiiin Dcfonbict jrà’llc unti Spemerft, hj öer geûammftunÿt 2. 25. i. ÏScintrft.

J

-ocr page 733-

natuurlyke losvOrding der Schatmletnderen. 701 koude baden, met behulp van een’ ftok wederom gaen, en baerde nog meerkinders, hoewel dit deel, ’t welk zyn vorige fterkte en vastigheid nooit wederom verkreeg, daer ge-meenlyk iets by moest lyden.

Smollet zag (*), by den Heer Lawrence , een gedroogd bekken van eene kort na de verlosfing overleden vrouw, waer ieder van de drie beenderen van het bekken byna een duim van den anderen was afgeweken : ook heeft hy, by den Heer Hunter, een foort-gelyk bekken gevonden.

De oude Verdier verhielt dat de Heer Soumain by eene juffer van agttien jaren , in eene moeijelyke verlosfing , cene duidelyke kraking heeft gehoord , waerdoor ‘ de fchaembeenders geheel van elkandercn losrukten: hy befpeurde dit zelfde in drie achter-een volgende verlosfingen van dezelfde vrouw.

Gregoire en Duverney (f) hebben niet flechts deze loswording der fchaembecn-deren , maer die van het heiligbeen en de darm-

f*) Ibid. 2. «J, 2. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(i) ^nat. ®cftr«.

i. Cfl- 8?., nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ibid. 89.

Vy 4

-ocr page 734-

^oï nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling over de

darmbeenderen by eene veertigjarige vrouw, die in hare tiende verlosfing ftierf, waer-genoipen.

SouMAiN en Arnaud vonden (*) ins-gelyks, dat de fchaembeendcrs, in de verlosfing van eene dertigjarige vrouw , kUerblykeiyk van elkander gerukt waren.

Lepinard (f) opende, in ’f /ïo/eZ de Pieu tePA^vs, het lyk van eene vrouw, die, na eene zware verlosfing doorgeftaen te hebben, overleden was , en by wie de I osge rack te fchaembeendcrs flcchts eenen halven duim uit elkander ftonden.

DEisen Q) bevond, gedurende de af-haling van een ontherfend hoofd , dat de fchaembeenders met een fterk geplof van elkander fprongen ; en hy zag, op de ontleedkundige Zael te Straetsburg, in het lyk van eene overleden kraemvrouw, de fchaembeenders omtrent drie lynçn breed van eJk-anderen verwyd.

L V-

C*3 Ibid. ei') Ibid, pag. 90. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Diifert de

neceif. in part, praetern. inflr. npplicatiune A R ç E N-TORATI 1740.

-ocr page 735-

natuurlyie loswording der Schaembeenderen. 703

, Ludovici verhack, in cene afzonderlyke Verhandeling over de Loswording der Scbaem-beenderen by b'erlosßngen (*), een geval, waerby in eene moeijelj’kc verlosfing de fçhaembcen-ders van elkanderen los raekten, en de vrouw, terwyl men naderhand tegen de onnatuurlyke beweeglykhcid van deze beenderen geen middelen gebruikte, mank ging.

Morgagni vond niet alleenlyk in eene overleden kraemvrouw , na eene zware rver-losfing, devoorfte en achterfte vereeniging der beenderen van het Bekken van elkanderen ge-fcheiden Q); maer hy voelde ook by een foort-gelyke nog levende een duidelyke afftand tus-fchen de fchaembeenders

• Ac REL (§) befchryft de gcfchiedenis der ziekte van eene vyfentwintigjarige juffer, by wie zich, vyf weken na de verlosfing, eene verzameling van etter in de ftreek der fchaem-beenderen vertoonden. Men opende dit gezwel , en vond de fchaembeenders van elkanderen gefcheiden en met beenbederf aen-

(*) Epijem ttaf. c’jr. /Inn. tCpi. nbE. =55. S’ p. 91*. ©on bcin nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;unä ucfacfjcii tire ïîrauftrjritrii.

3. *25 3. aibfcli nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1773-■ Ct) Ibid. pag. 1782.

(5; di-DiratBitec ©ogt;nc t. 423.

Yy 5

-ocr page 736-

704 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ra-Jiandelin^ over de

getast. Kort daerna vertoonde zich, uit de uiteinden der afgeweken fchaembeenderen, jong verseh vleesch, ’t welk allengskens wederom beenachtig werd , en de fchaembeenders in diervoegen famen vereenigden, dat de zieke in de elfde week geheel herfteld was.

Halm bericht zeer omftandig (*) , hoe by eene barende vrouw , waer het hoofd in den ingang van het Bekken ftond, de fchaembeenders , terwyl het hoofd iets naer beneden zakte, uit elkander fprongen. Alle ween verdwenen terftond; en wanneer men onder-floeg, bevond men dat het hoofd wederom iets teruggeweken , en ’er eene hand was voor, gekomen , waerop de keering ondernomen wierd.

Delamalle heeft een vrouw, zesendertig jaren oud , van een kind , ’t welk met de billen in het Bekken kwam, door de keering verlost. Veertien dagen daerna klaegde zy over pynen in de linker heup, en over onvermogen om het linker been te bewegen; ook konde men daermede geen de minfte beweging maken , zonder haer de gevoeligfte py.

(*} Soe, tneJ, llav. called val, 2.

-ocr page 737-

naluurlyke loswording der Schaesnbeenderen. 705 pynen aentedoen. Door dadclyk toegebragte hulp, bevond zy zich welhaest wederom zoo wel, dat zy dacht geheel herfteld te wezen; doch zy werd kort daerna overvallen door eene tusfchenpoozende koorts , die welhaest in eene aenhoudcnde veranderde , en door zoo vele toevallen verergerd was, dat ze de lyderes op den tweeënveertigften dag na de verlosfing wegdeepte. De Heer D e l a-MALLE vertoonde het bekken in het open-baer, in eene vergadering der koningklyke j^kademis der Heelmeesteren te Parys (f): het linker darmbeen was van het heiligbeen losgeraekt, en op drie lynen van het zelve verwyd,

Alix verhaelt (t) de gefchiedenis van eene barende vrouw van agttien jaren , die van eene zeer teedere ligchacmsgefteldheid was. Zy bragt, door een zware verlosfing , een kind, met een zeer groot hoofd ter weercld. Wan-* neer zy van den kraemftoel, waerin zy verlost had, oprees, zeeg zy, onmagtig om te ftaen, ter neder , en klaegde over hevige pynen in de ftreek van de vereenigingen der been-

(•) Mfm. äe VAc/id de Chir. à Pams T. 4. 4’. /quot;ïf- 96. Ct) Obftrv. Chirg. Faic.

-ocr page 738-

I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

706 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ver Jilin deling over de

beenderen van het bekken. Wanneer de Heer Alix haer onderzocht, vond hy de fchaem-bcendcrs zoo verre van elkander verwyd, dat hy ’cr gemakkclyk een’ vinger tusfchen ia kon leggen. Beide ongenoemde beenders waren even zeer beweeglyk, waeruit men ligtelyk vermoeden kon , dat ook hunne vereeniging met het heiligbeen ophield. Door eene zeer geftrenge rust, en door het gebruik van een band, werd ze reeds op den derden dag zoo goed herfteld, dat ze onverhinderd hare bezigheden kon waernpmen. Voor het overige was de kraem zeer wel en vry van alle kwade toevallen. (Een nieuw bewys voor alle on-geloovigcn, die het voor onmogelyk houden dat het bekken zich , in zware vcrlosfingen, verwyd; dat de vereeniging zyner beenderen losraken, en daerna wederom heelen kan).

Ik zoude hier nog eene mcenigte van derge-lyke gevallen können bybrengen; dan om niet gedurig dezelfde zaek te herhalen, zal ik flechts nog cenige plactfen der beste Schryveren, waer men foortgelyke waernemingen kan aen-geteekend vinden, hier kortclyk byvoegen.

Avicenna L. 3. Fen. 21. trail, i. cap. 2. Rabbi Zo ar Exod. c. i.

Ga-

-ocr page 739-

natuurlyhe loiwording der Scfiaembeendèren, 707

Galenus Ds ufu parlium l, 4.

Joh: Riolanus, junior, j^ntbropogr.

L. 6. c. II.

Casp; Bartholinus, Cantrov. anat.

Quaest. 14.

Thom: Bartholinus, T^nat./. 4«^' Harvaeus, De general, animai, exercil. S7-Gentilis, Coînment. Avicenna.

Gabriel de Zerbis, Anat.

Corn: Solingen, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(•’nhcrö.

SCninerß. bau jpjaiicn iinh ïîinb. §gt;gt; en. Embryulc. obferv. 16, 23, 25, 52,

Stalpart van der Wiel, obferv. rarior.

Cent. I. obferv. 66.

Paul Barbette, ^iKlcbfcinföCÖ/ Cöinic-jjiécO wnb SCnatomlfc^c îPecfte Ï05, §1, unb EbcnöEGf. SCcjiiEyp^afttift. 324.

PaOper. lib. 23. c. 14.

Diemerbroeck Anat. I. c). c. 16.

Deventer Nov. lumen obß. c. 3. §. 3.

p. 18.

Peu Pratiques des accouchem, L. i. §. li.

J). 184.

Mur A LT Colleg. p. 238.

Weitbrecht Syndesm. p. 17z.

Haller Elem. phyfiol. T. 3. p. i. pag. 435'.

Co»n»ji«rc. Litt. Norimb. A. 174.I. p. I. Morgagni Adverfaria. adv. 3. animad.

Buch-

-ocr page 740-

70 8 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Fer handeling O'Per de

Buchwald Disfert. de cauf. part, dtfct Hafn. 1740-

Pleviers rroedkunst p. 37,

Louis, Mem. de I'Acad. Roy de Chin T. 4. 4°. p. 6^. in 80. p. loi.

Richter oLDtC. i. 23. i. 15.

Beantwoording der Tegenwerpingen.

Nu is ’er nog overig ook gewag te makcil van die Schryvercn, die deels de natuurlykc verwyding van het bekken, deels de losraking van deszelfs beenderen of beiden te gelyk tegen fpreken.

De zonderlingfte Van dezen zyn de zoo-danigen, die wel cene zwelling der krackbeen-deren van het bekken, gedurende de zwangerheid , en eene in de verlosfing natuurlykc rekking , maer gcene natuurlykc loswording derzelve voor mogelyk houden : van dit gevoelen zyn de volgende,

Fernelius Pathol. L. 6.

Laurentius .rendît./. 8. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;33'.

Mauriceau bon öcn ïîranlîïjeircn fiôtnanjjr unù neb. Wiöcr i. a.» 25. i. tî-

P A L F I N Befehryving der Beenderen von het menfehelyk Ligchaem en eenige anderen: doch

-ocr page 741-

natMirlyke lonvording der Schaembeenderen. 70^ doch het is baerblykelyk hoe weinig grond zoodanig gevoelen heeft, zoo rasch de rek-baerheid der kraekbeenderen erkend wordt, naerdien men zeker weet, dat deze zich toch flechts tot op een’zekeren trap kunnen laten rjekken.

Wanneer dus deze uitrekkende kragt groo- _ ter wordt, dan de kragt van het gehcele famen-ftel, dan moeten de kraekbeenders noodzake-lyk geheel van elkanderen losgemaekt worden. De uitrekkende kragt is het hoofd van het kind, door de ween voortgeduwd; dit wordt, by de intreding in de holte van het bekken van alle zyden, puntig, en werkt dienvolgens op de holte van het bekken, volgens de wetten van de wigge, waeruit dus volgt dat de uitrekkende kragt ver boven de kragt van het geheele famenftel kan toenemen , wanneer men nagaet hoeveel het geweld van het dringend hoofd door zyn wiggevormig indringen wint; en de mogelykheid van de natuurlyke loswording der fchaembeenderen is by gevolg onloochenbaer, zoo rasch men de rekbaerheid der kraekbeenderen van het bekken voor-onderftelt.

Het getal der geenen , die de verwyding, cn tevens de loswording of ieder in het by-

zon-

-ocr page 742-

•fló nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling over dt

zonder verwerpen, is wel grooter ; dan devvyt zy, of in hec geheel geene, of zeer onvoldoende redenen daer tegen inbrengen , acht ik het onnoodig breedvoerige uittrekfels uit hunne fchriften te maken , en zal Hechts voor de geenen, die lust hebben hunne tegenwerping te doorbladen eenige der zoodanige ^laetfen hier aenwyzen.

CoiTERUs Osteolog.

Fuchsius Comment, in Hippeer, VoLCHERUs De otteolog, inf.

Vesalius Anat. L, i. c. 28. p. 152.

Dolæus Ëncycl, med. L, 4., c, 7. p. 934^ Dulaurens Guillem au l'heureux accouch, L, 2, ch, i.

Marc HET TE Anat, c, 8. p, ^6, Columbus Z)e re anat, L, i. c. 28. de Osteologi Goelicke Med. for. Spec. 4. § 29.

Spindler Obferv. 16. p. 142.

Frank von Frankenau Satyr, med. 8. § 2. p. 142 6? j6s.

Craanens Oeco«. animal, de exnrtu hom. Quaest. 31. p. 299. à? tfuCl. de hom. cap. 25^.

Animan Paraen L. S’ peirt. 2. Se£t. i. § 13. Van Meckren 06/. med-Chir. L. 8. p, 272.

Dionis bon lt;î^t3CUg. Ulli) bCJ? lUCn* fföcn 3. I. ÏÎ.

Nen*

-ocr page 743-

natuurlyke loswording dor Schaembtenderen, 71 f

Neuter Phyfiol. med. C. z. memb. 3. Roeder ER Eltm. art. obfi.

Burje ^efcóiciüung cfncji ^^cïhf-nietetó.

V: Krapf .vïnat. hnfucöe un.ÏJ SCntncc-Wnntjrn üSpç îjiiç çiBg£amp;ilô.€vu!Cît. Uec^ccRrn* Ö«Öic/ unü anber« nu^j.

-., *i - -i

Eenigen van dszeirontkennen Hechts de.vcr-wyding of losword^g «kr l^haçinbeenderen in dtj^VyrlQsfiiag: anderen trachten hunne tegenwerpingen door Ontleed en nicnfchelykc Natuur-enWisk'jndigc bewyzen te onderfteunen ; doch op weilj:eij grond^Jt^'iiî men thans de onrek-baerheid der kraekbeôndçren v’an het bekken Itaçnde Iiouden., daer yän,ouds her alle krack-: blenders vaq hct.menfchelyJte ligeh'aem , door' de vcrinaerufte ÖntleedkundTgeV,, rckbaer cn .veerkragtig zyn bevonden , 'en éven dus tot hiertoe door ^edVeste ràenlchelyke Natuurkundigen befchreveu^_jm? Hoc kan men toch uit Pbyßologifihe gronden het tegendeel van 'eene zaek, die dóór de eerlykflc' mannen zoo veelvuldig waergeriomen en zoo flipt aengetcekehd is, flechts willen bewyzen?

Het is by gevolg niet alleen, vólgens de ftel-Jingen der Ontleed- en menfchelyke Natuur-

/. Heel. IP. Snik. Zz nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kunde,’

-ocr page 744-

VerJiandelin^ over de

kunde, uitgcmaekt dat de Icraekbeenders van het bekken rekbaer zyn, en dus het bekken, gedurende de verlosfing, door de natuur ver-vvyd kan worden; maer het is ook, uit kragt der bovenaerigehaelde voorbeelden, van zoo vele waernemingen eene zekerheid , dat de beenders van het bekken in moeijelyke ver-losfingen, door de natuur dikwerf zyn los-gcraaekt, en by gevolg meenigmalen kunnen Josgemaekt worden : myne proefneming met den houten natgemaekten wigge in het bekken, in water geweekt, bevestigt het zelve»

'3ets meerster bekragtiging van deze ftelling, aentehalen zonde overtollig zyn, daer zy reeds federt lang door meer anderen genoegzaera zyn bewezen. , Men kan deze bewyzen by Guillem EAU, Case: Bartholinus, Louis, Morgagni, Loder, en op nog meer andere aengehaclde plaetfen nazien, waer men, benevens de overtuigende waernemingen, ook de tegenwerpingen der tegenftreveren, deels enkel deels gczaraenlyk , verklaerd en volkomen wederlegd zal vinden.

De Heer VVillem Stein zegt wel, in zyne korte befchryving van een’ Bekkenmeter, dat, indien het waer was, gelyk de Heek

Le-

-ocr page 745-

natuurlyVe loswording der Schaemheenderm, 713

Levret, Hunter en Camper gelooven, dat het bekken zich laet verwyden en uitrekken, hy niet op een’ Bekkeninetcr had behoeven te denken. Wyders zegt hy zeer vele raoeijelyke verlosfingcn met de tang, en ïnet zeer veel geweld te hebben verricht, zonder ooit aen het bekken de minftc verandering waergenomen te hebben. Hy had zelfs ook gelegciiheid om in het ligcHaem van eene barende vrouw, in zulke omilandigheid overleden, bet bekken naeuwkeuriger té kunnen onderzoeken ; doch hy vond niets, dat eene ver. wyding had kunnen doen vermoeden. Hy gelooft dus, dat de vcrwyding een valsch aen-genomen gevoelen is, en dat bet bekken het hoofd van het kind famendrul.t, en by gevolg door het hoofd niet kan verwyd worden; waer omtrent de Heer Richter (*) het volgende aenmerkt.

“ Niets is ’er tegen de ondervinding van “ den Schryver intebrengen; raaer men heeft ‘‘ ook tegenovergeftelde proeven ; want op “ welke proeven toch zal men vertrouwen, byaldien men aen die van een’ Smellie, Morgagni, Hunter, enz, geloof wil wei.

“ ge-

exott. »IW. 3. 55. 3. Æt. 5=1.

Zz 2,

-ocr page 746-

714 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rertiandcling over de

geren. Doch de grond, die op de mindere “ vastigheid van het hoofd met opzigt tot het bekken berust, fchynt my naeuwlyks “ toereikende te zyn -, daer men dagelyksch ziet hoe de etter de mergpj'pen der fterkfte “ cylindrifchc beenderen , hoe de veeivoe-“ tige gewasfen, het voorhoofd en de holten “ der kaken tot eene buitengemeene grootte “ uitzetten , om niet te fpreken van vele “ andere foortgclyke gevallen”.

De Heer Stein verhack nog een ander byzondcr geval. Eene eerstbarende vrouw, welke vergroeid was, ftierf onverlost, nadat zy zes dagen lang in arbeid was geweest. Haer bekken was zeer wanftallig en eng, en fchoon men bevond dat het hoofd van het kind door het geweld der ween facmgedrukt was , was echter de holte van het bekken in het minfte niet veranderd, noch minder de beendens van het bekken losgeraekt, waerop ook de Heer Richter (*) het volgende aenmerkt: “ zoude “ men kunnen vastftellcn , dat in het geval “ van eene acnmerkelyke wanftaltigheid van “ het bekken zyne geledingen ook fomwylen “ tegennatuurlyk gefield zyn ? Dat dezelve „ oor-

e: €ölr. Sitï. 3. SS. 3. lt;5. soa.

-ocr page 747-

naluiirlylie loswording der ScJiaenibeenderm. 715

oorzaek, die dc heenders x’an het bekken “ krom doet,worden, ook fomtyds invloed op “ hunne geledingen heeft , eene foort van “ famengroeijing (*) niaekc, of hun in dier-“ voege veranderd, dat ze geene uitrekking ge-“ hengen? Voor het overige is ’cr geen twyffel “ aen, dat eene dadelyke loswording der bcen-“ deren van het Bekken in hunne geledingen “ iets zeldzaems en tegcnnatuurlyk is ; dcch “ het verfchil is hier ook niet over eene ce-“ heele loswording , maer flechts over eene “ opzetting der tusfchengclegen krackbeende-“ ren , en eene dacrdoor veroorzaektc ver-“ wyding van het Bekken, die. reeds gedu-“ rende dc zwangerheid voorvalt , doch ten “ tvde der verlosfince door het hoofd van “ het kind niet weinig vergroot, en door de “ verflapping en wcckwording der banden be-“ gunfligd wordt”; en wederom (f) “ bewy-“ zen Proefnemingen aen zwangere ligchamen “ bacrblykelyk, dat de banden der achterfte “ Aeneenhegfingen (§) zeer uitrekbaer zyn” Ik zelf heb eenigemalen by jonge vrouwen, die kort na eene zeer zware vcrlosfing overleden waren , zeer duidelyk bevonden , dat niet

(*) Anchylofis, (-{■) (Chic. 5. Î25. 2.

(9 SiinpUylks. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

-ocr page 748-

Verhandeling over dlt; niet flechts de tusfchenleggendekraekbecnderj, inzonderheid opgezet en breeder, en de banden flapper waren , maer dat ’er ook eene kleene, doch echter bemerkbare beweging tus-, ’ fchen de beenderen van het Bekken zelve ftand greep.

/

Roeder ER is van gevoelen, dat eene ver-wyding van het Bekken nimmer noodzaeklyk zy , omdat het hoofd van het kind fchie^ altoos met eene kleener middenlyn dan den ingang van het Bekken gevonden wordt. Ver-moedelyk befluit hy, even als fommige andere der hcdendaegfche Schryveren, uit dooden op levenden. Dan men befchouwe flechts het hoofd van een geraemte van een kind , met een uitgedroogd Bekken, zonder zachte deelen; men befchouwe daerentegen een kinderhoofd, met zyne bekleedfelen bedekt, en met her-fenen gevuld met een Bekken , wacrin noch pisblaes, endeldarm, noch andere zachte dcc-len zich bevinden ; en men zal zien welk een aenmerkelyk onderfcheid ’er tusfehen beiden plaets heeft, en met hoe veel meer moeite het hoofd van het kind moet doorgaen, dan men j zich zulks zonder voorwerp kan verbeelden.

Daer nu de natuurlyke verwj'ding van het Bekken, in de vcrlosfing, door genoegzame

gron-T

-ocr page 749-

natuurlyke loswording der Schaembeenderen. 717 gronden bevestigd, en de mogelykheid eener natuurlyke loswording der fchaembeenderen door zoo vele waernemingen buiten twyfFel gefteld is, blyfc ’er nu niets overig, dan om ook op de voordeelen, die aen barenden door cene natuurlyke of künftige loswording der fchaembeenderen ontftaen , eenigzins acht te . geven.

Het grootfte voordeel van dusdanige loswording is de verlenging van de ruimte, tus-fchen de vereeniging der fchaembeenderen tot aen het heiligbeen, gelyk ook van het eene fchaembeen tot aen den tegenoverftaenden hoek, tusfchen het darm-en heiligbeen. Dit wordt wel door eenigen , • die deze kunstbewerking afkeuren, ontkend, terwyl zy voorgeven dat het Bekken daerdoor flechts van de eene zyde tot de andere wyder word't, en dat de kleene raiddcnlyn van den ingang 'daerby niets van belang, wint. Wel is waer dat^ na de loswording der fchaembeenderen , de ruimte tusfchen beide de darmbeenders , dan die tusfchen het fchacm- en het heiligbeen, grooter wordt; maer ook deze ruimte, en voornaraelyk die van het eene fchaembeen tot den tegen-overgcftelden hoek, is aenmcrkelyk genoeg om de verlosfmg tc bevorderen.; en ik zal, zon-

Zz 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der

-ocr page 750-

718 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling over de

der te herinneren dat in moeijelyke verlos« fingen ook Hechts eenige lynen meer aen den klecnen middenlyn van den ingang raeenigwcrf genocgzacm zyn, om de geheele vcrlosfing gelukkig tc voleindigen, hier die geenen, welke van een tegenovergefteld gevoelen zyn , al-leenlyk nacr dc wiskundige betooging van den Heer Xaestner wyzcn, waerin dezelve op het naeuwkeurigHe bewyst, hoe verre de ruimte tusfclien het fehaem- en heiligbeen door de loswording der fchaenibecnderen vergroot wordt.

Ook heeft de Heer Loder Q), by eene proefneming over de loswording der fchaem-beenderen, in het Bekken van een lyk gevonden , dat, wanneer hy de fchacmbeendors een’ en een’ halven duim van clkanderen verwyddc, de kleene middenlyn van den ingang een’halven duim verlengd werd. De Heer Stgault cn Siebold hebben mede opgemerkt, dat het Bekken, na deze kunstbewerking van voren, achterwaerds mcrkclyk verwyd werd. En ik zelfs heb gelegenheid gehad, om dit in het lyk van eenc kraemvrouw, die kort na eene zeer

zwa-

f*) T,oder (/e SeH. p\hcbnn,-li'. sif. pnbii in fart» ài^c; Qoettihgæ (t) Ibid»

-ocr page 751-

natuurlyie losworâing der Schasmbeendt. en. 719

zware verlosfing overleed, waertenemen. Zy was zeer klcen , en gedurende twee dagen vruchteloos in arbeid, totdat ik geroepen werd. Ik vond haer reeds geheel verzwakt, den pols-flag klecn en het kind dood ; ik haclde het eindclyk na veel moeite ipet de tang af, waer-mede het gchcele hoofd faemgcdrukt moest worden, om door het buitengemeen- naeuwe Bekken te können komen : zy ftierf nog op denzelfden dag, waerom ik aen de overleden, met een terftonó na de geboorte geftorven kind, beproefde op welk eene wys de verlos-fing zoude hebben können voortgaen ; doch het kondc ’er op geenerlei wys doorgebragt worden. I.k mat het Bekken , cn vond dat deszelfs klecnc raiddenlyn flechts twee duim negen lynen, en de grootc vier duim elf lynen was. Ik maskte hierop de fchaembeendcrs los, en verwydde dezelvenf een’ duim , waerdoor de klecnc middenlyn drie lynen won ; cn het kind ging ’cr nu door. Ik verwydde ze daerna één cn een’ halvcn duim; en de kicene middenlyn won even zoo veel als te voren.

Laet ik nu, uit alle tot hiertoe acngehaelde waernemingen, cn daerovergemaekte aenmer-kingen, eenige noodzakelyke gevolgen trekken, en de daeruit voortvloeijende Leerftellingen Zz 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’er

-ocr page 752-

729 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;VerhamhUng over de

’er byvoegen, om myn befluit, over de natuur-lyke Verwyding en Loswording van het Bekken in de Verlosfing, kortelyk optegeven.

»

Leerstellingen,

I, De kraekbeenders, liggende tusfchen de beenders van het Bekken , zyn by de vrouwen, voornamelyk by zulken, die reeds gebaerd hebben, breeder , buigzamer , medegevender dan by het andere geflacht; en de banden zÿn dunner, zwakker en flapper.

-ocr page 753-

natuurlyke laswording der Schaembeenderen. 721

onder zyne üitwasfen : tusfchen deze beide vlakten ligt een tamelyk breed en nicdcgevcnd krackbeen, ’t welk de ver-hoogingen overdekt, en de verdiepingen voor het grootfte gedeelte opvult.

-ocr page 754-

722 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling ever de

verwj’ding van het Bekken ten doel moet gehad hebben.

VII. Lieden, die den geheelen dag veel loopen of lasten dragen , zyn ’s avonds merke-lyk kleener : dit ontftaet hier uit, dat over dag de kraekbeenders, die zich tus-fchen de wervelbeenders bevinden, door de zwaerte van het ligchaem byeenge-drukt worden, waerentegen dezelve, ge-' durende den flaep, deels door hare eigen veêrkragt, dçels ook door fteeds toe-* vloeijende vochten , zich wederom op-beuren en dikker worden; en naerdien de kraekbeenders van het Bekken met die tusfehen de wervelbeenders cenigcr-lei hoedanigheid hebben, zoo is dit een overtuigend bewys van hunne veêrkragt.

Vin. Het kraekbeen tusfehen de fchaembccn-ders wordt fomwylen, doch die, welke achterwaerds gelegen zyn, nimmer, be-halve in zeer oude ligchamen , been-achtig gevonden.

IX. Ecne onmiddelyke vereeniging der beenderen van het Bekken is in de jonge jaren een zeer buitengemeen verfchynfel; doch

-ocr page 755-

natuurlyhe losvor Jing àer Scljaembemderm. 723 doch by oude lieden , waer de kraek-beenders reeds beenachtig zyn geworden, en met de beenders zelve één ligchaem uitmaken, kan deze foort van vcreeni-ging wel gevonden worden.

X. Dat in een Bekken, waer de beenders on-middelyk met elkanderen vereenigd zyn, gecne verwyding zonder loswording mo-gclyk is , gelyk vele doorgaens willen ftaendc houden, dit is zoo klaer dat het belagchelyk zoude zyn de zaek in twyf-fel te trekken , waerom dienaengaende geenc waerfchuwing noodig is. Doch gelukkiglyk heeft deze vereeniging, behalve, gelyk reeds gemeld is, by eenige zeer oude ligchaiftcn, in het geheel geen plaets.

XL De eerfte verlosfing by oude vrouwen is gewoonlyk zeer zwaer. Men gebruikt by deze, met zeer goed gevolg, weekmakende baden, fmeringen en brj’pappen over de fchaembeend rs : de verlosfmg wordt dus door deze middelen gemakke-lyker gemaekt, naerdi.en dezelve, door de verflapping der kraekbeenderen en banden van liet Bekken, de noodige verwyding van het zelve bevorderen.

XU.

-ocr page 756-

7i4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leerhandeling over de

fte, en dat by zulken', die reeds gebaerd hebben, de heupbeenders verder van elkander ftaen, en het Bekken wyder is dan te voreri, is algemeen bekend, en bewyst ook daerom genoegzaem dat de kraekbeenders van het Bekken in de verlosfing opzetten en het Bekken ver-wyden.

•' lt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;XV.

-ocr page 757-

Mtuwîyie loswording der Sckaemleenderen. 7^S

-ocr page 758-

725 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling over de

dien een gistend vocht Hechts door de veêrkragtige lucht het harde vat, waer-in het befloten is , verfcheurt , kan ook het hoofd van het kind, • dat echter in evenredigheid met het Bekken veel vaster is, de holte van het Bekken verwyden.

XVIII. Men moet nimmer een vermogen, ’t-wclk ■ allengskcns,met een’,dat plotsling werkt, vergelyken. By voorbeeld, geweekte erwten doen , naermate ze zwellen, een vastbeenig hoofd van een fpringen; vergaderde etter dryft de lange been-ders uit elkander; de zwakke kragt van den omloop, die de vochten nacr de beenders voert., is ïn ftaet om een zeer kleen been tot eene aenzienlyke hoogte ‘ te verlengen, enz.

XIX. Het zoude dus kwalyk te berde gebragt zyn , zoo men de ongegrondheid van het uitrekkende vermogen de^ kraek-beendêren van het Bekken, door eene fchitterende befpiegeling, of door andere aen de Natuur- en Wiskunde verknochte gronden, of door eenige mislukte proefnemingen acn lyken, wilden be-

-ocr page 759-

natuarlyke losverdin^ ier Schatmbeenderen, 727 bcwyzcn, daer de onweerfpreekbare ondervinding van zeer velen der groot-fte en meestervaren mannen , in foort-gelyke vaek voorkomende gevallen, en myne eigen proefneming met de bevochtigde houte wigge, in een Bekken ïn water weekgemackt, volkomen het tegendeel bewyzen. En de enkele getuigenis van een’ HALLER en Morgagni zoude tot bevestiging hiervart reeds genoeg wezen*

XX. Naerdien dus het Bekken in zware ver-losfingen wezenlyk verwyd wordt j en de loswording zyner beenderen niet zelden van een goed gevolg is geweest zoo bÏykt daeruit klaer dat, in zekere gevallen, pok de fcheiding der fchaem-beenderen door de kunst van een groot nut moet wezen.

* ♦ *

De Verhandelingen en Waerneraingen, zoo over de verwyding van het Bekken inde k'erlo^ßng, als over de beweeglyke loswerding der Beenvir-eenigingen van het Bekken, in vrouwen omtrent den tyi der Bevallinge, van de Hoogleeraren Sandifort en Bonn, fchynen aen onzen

/k Deeh 1V, Stuki nbsp;nbsp;nbsp;À ^3. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Schry-

-ocr page 760-

7^8 ^erhanJeUngoverâenatuurlyktloswordîngf enz.

Schryver niet bekend geweest te zyn : anderszins twyfFelen wy niet, of wy zouden dezelven aengehaeld gevonden hebben, daer zy voorzeker onder de gewigtigften, die omtrent deze onderwerpen aenwezend zyn , moeten geteld worden. Zie Sandikort Thefaur. Disfert. vol. 3. /’Æg. 172. en zyn Obferv. Ânatomico PatbologiccE lib, 2. pag. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hande

lingen van bet Bataefscli Genootftliap der Proef-ondervindelyke Tf'ysbegeerte te Rotterdam. 3e. D. bladz. 251 en verv.

art-

-ocr page 761-

I

7^9

ARTZENYKUNDIGE

AENMERKINGEN.

Uit het Hoogduitsch van den Fleer F: P^hrhart.

IK. heb onlangs in Duitschland bemerkt, dat men in de jfipothéken

fomwylen pleister (*) voor Magnefie verkoft. Kortlings had ik nog gelegenheid ora zoodanige te zien. Zy was zdo wit als de fchoonfte gepleisterde muur , en zoo fyn als immer een poeden, ’t welk uit Parys komt, kan zyn. In zuren viel zy zonder opbruisfehing op den bodem, en bleef onopgelost liggen. Door het Loogzout en eene koolachtige ftof werd zy verdeeld, en toonde hare bellanddeelen, die in alle opzigten overeenkwamen met die, welke ,men by de ontbinding van de pleister bekomt. Na het bericht, ’t welk myn vriend my gaf, komt deze waer uit Thüringen (f).

2. Be-

(*) Gypfum.

(t) Niettegenftaende deze Aenmerkingen voor Dultfclie ArtzenybÈreideren zyn uitgegeven, iwyffelcn ivy echter geen’ »ogenblik of derzelver mededeeltng zal voor onze Vader-landfche Kunstgenooten insgelyks nuttig zyn,

Aaa e

-ocr page 762-

730 Artzenykundige Asnmrkingen.

(*) Calcinatio. Q) Silex, (f) Magnefia calcinata.

-ocr page 763-

4

Ârtzenykundige Acnmerlângen. 731 doch die echter niet genoeg verkalkt is geworden, en dus nog een gedaelte van haer luchtzuur bevat. Ora al de vaste lucht uit de Magnefie te dry ven heeft men kolen en tyd noodig; en meer dan de helft van het gewigt van de Magnefie gaet verloren. Dacrenboven Weten vele Apotkékers zich, in de uitdryving Van dezen onzuiveren geest, nog niet regt te gedragen: zy laten een deel van dit vlugtig« wezen te rug, en denken lucht is lucht, cn Magnefie is Magnefie; zy mag een weinig meer of min verkalkt zyn, dat doet niets ter zaek. Hier uit komt het dan, dat hunne verkalkte Magnefie nog met zuren opbruischt , en dat zy, wanneer men haer inneemt, zich in vele opzigten als de gemeene of niet verkalkte ge-draegt, en, by voorbeeld, in ftcde van winden ts verdryven , dezelven veroorzaekt. Want wat is natuurlyker Öan dat, wanneer zoodanige Magnefie komt in eene maeg, die veel zuur bevat, dit zuur zich met de Magne, Ce vereenigd, en haer vaste lucht losmaekt, en dus, als eon vcêrkragtig wezen, de ingewanden op doet zwellen , en de lyders benacuwt cn beangftigt. Lieden , die breuken of zwakke fpysvertérende ingewanden hebben, miltzuch-tigen^

(§) Aër fixus, Aaa 3

-ocr page 764-

«

732 ^rtzenykundige Âenmeriingen.

tigen enz. , zullen uit de werking in hare ligchamen eene zuivere van eene met vaste lucht beladen Magnefie rasch kunnen onder-fcheiden, en dus fnet hare magen de hoofden van onze werktuigkundige Geneeshecren en j^potJiékeren zeer verre overtreffen.

5. In een zekere ftad was voor èenigen tyd eene Kruiden vrouw, die aen de aldaer wonende j^potkéktren, in ftede van de gewone Lepelbladen, de bladen van de kleene Gouw verkoft. Eindelyk werd het bedrog ontdekt. Men vraegde aen de vrouw, waerom zy, in plaets van Lepelblad (§), de bladen van het Speenkruid of de kieene Gouw (t) verkoft had? Zy antwoordde kortelyk, omdat zy zoo veel lepelblad niet konde befchikken. Dit gcfchiedde dus niet uit onwetendheid, maer uit openbaer bedrog. Men ziet daeruit hoe noodig het is, dat een Apotheker iets van de Kruidkunde verfta, en dat deze wetenfehap niet Hechts , zoo als, helacs! vele van deze Heeren gelooven, tot tydverdryf dient , maer in hacr beroep de grootfle nuttigheid heeft. Wyders toont dit voorbeeld de noodzakelykheid vnn een naeuw-keu-

(§) Ctchlenrit. (j) Cbilidtinium minui, of Ranu»‘ tului ficari».

-ocr page 765-

Artzenykundige ^enmerkin^m, 733 keurig oog te flaen op diegt; lieden, welke zich met de verzameling van wortelen , ■gt;kruiden, bloemen enz,, ophouden. Neemt de Apotheker, flechts op de trouw en het geloof, deeze dingen zonder onderzoek aen, en verbet hy zich op de oprcgtigheid van dit volk, dan wordt by gemeenlyk bedrogen; en zyn winkel, de Geneesheer en zieken lyden daerdocSi*, én hebben meenigwerf daervan zeer groot nadeel. Billyk behoorden zoodanige fchadelyke bedrie-gsryen openlyk beftraft te worden, opdat nie-c mand in het toekomende zoo ligtelyk onder- ' name zulks wederom te doen , maer opdat ' ieder daerdoor, afgefchrikt zoude worden.

6. Vcrfcheiden Drogisten en Apothékers verknopen, in ftede van de beerbesfenplant den kraekbesfenboom (f). Gefchiedt dit in çen land, alwaer de eerfte plapt zeer zeldzaem is, dan kan men de oorzaek daervan ligtelyk bevroeden. Maer grypt dit Hand in Düitsch-LAND en andere plaetfen, waer deze bcere-besfen niet zelden de heijen eenige mylen be-dekken, en tot honderd en meer vrachtwagens toe kunnen verzameld worden, dan valt het zoo gemakkelyk niet de reden daervan te door-gron-

(♦) Arbutus uva urfi. (f) Vitis idæa. ■ Aaa 4

-ocr page 766-

734 ^rtzenykundige Aenmerkin^en.

gronden. Zouden deze Heeren misfehien ge* looven, dat deze twee planten dezelfde eigen* fchappen hebben , en dus de cene voor dC' andere kan gegeven worden ? Of zien derzelver Verzamelaers haer beide- voor dezelfde plant aen ? Geenervan deze twee zaken fchynt ray waerfcbynlyk. Want wat het eerfte betreft, ieder , die flechts eenniael de bitterheid van de beerbesfenplant geproefd heeft, moet daer-uit aenftonds beiluiten , dat zy daerora in werking, van dc enkel famentrekkende kraek-• besfenboom, als de dag en nacht, moet onder-fcheiden zyn. En wat het tweede aengaet, ik kan onmogelyk begrypen, dat eene zelfs zeer geringe kruidkundige kennis de kruipende en als op de aerde gedrukte beerbesfen-plant met dc regtopftaende kraekbesfenboom verwisfelcn kan, te meer, daer de eerde daer-enboven ongeftipte bladen en onfmakelyke melige besfen , dc laetfte daerentegen gedipte bladen cn acngename, zuurachtige en fapryke besfen draegt.,

7. Alle wyndeenkristallen zyn kopervoe, rend, ik heb ten minde nog geene andere gezien,. Wie dit niet gelooven wil, die neme flechts eene proef dacrmede , dan zal hy ’er r^ch van overtuigd worden. Men. kan. dit het

-ocr page 767-

Ârtzenykundi^e jtenmtrkin^en. '735 het best zien, wanneeF men het wezenlyke wynfteenzout maekt. Neemt men een mes, om de kristallen van het vat los te ftooten, dan wordt het dadelyk verkoperd. Waervan dit koper komt is ligtelyk te doorzien. Wordt de wynfteen, by de bereiding zyner kristallen, niet in koperen ketels gekookt? Wat is dus natuurlyker, dan dat het zelve, als een zuur middenzout, iets daervan moet oplosfen. De Heer Scheels heeft daerboven gezegd, dat de wynfteenkristallen ook nog eene meenigte kalk (f) bevatten. En hoe is het anders mo-gelyk , daer dit zout in Vrankryk door Mergel (§_) gezuiverd, of liever verontreinigd wordt? Dat beide, het koper zoowel als de kalk , dit kostelyk artzenymiddel bederven, zal ieder , zonder rayne herinnering, ligtelyk können inzien, en dat kristallen, van deze deelen vry, voor' ons ligchaem ongelyk voor-deeliger zyn, is buiten allen kyf. Zoude het derhalve niet goed zyn , dat al die zoogenoemde Room van wynfteen (4^) derFranfchen en Venetianen uit onze Apotheken geheel wierd verbannen, en deszelfs bereiding aen de Kun-ftenaren overgclaten? Het fchynt ray toe, dat ieder Apotheker den Room van wynfteen zelfs be-

(1) Ca!;; tartaiata. (Ç Marga, (j) Cremor tattari. Aaa 5

-ocr page 768-

73^ Artzenykuniige Âenmtrkînien.

behoorde te bereiden, al kwam hem het pond eenige ftuivers duurer te ftaen , en dan is nog de vraeg , wat dit hem raekt? En wat het bereiden betreft, zulks is zoo eenvouwigj dat ieder , die in zyn leven flechts eenmael een zout gezuiverd heeft, ook den wynfteen van zyne aerdachtige deelen berooven kan. Op de grootte der kristallen komt het in het geheel niet aen: worden de onze zoo groot niet dan de kristallen van hun, dis dezelven in groote hoeveelheden maken, wy hebben dan ook minder moeite om haer kleen te ftooten; want het meer gedeelte van dit zout wordt toch in poeder gebezigd. Het is voor ons ge. noeg, wanneer wy flechts een zuiverer en beter geneesmiddel bekomen (*).

8. Een groot deel van de verdikte uittrek, fels , die in onze Artzenywinkels gevonden wor-

(*) Tiet ware mede te wenfehen, dat men in onze Artzenywinkels algemecner aentrof de in watar ontbindbare Room van wynficen Q), die volgens den Heer Ber-Givs bereid wordt, wanneer vier deelen Room van wyn-fteen en één deel van de llot ax , in eene genoegzame hoeveelheid van water opgelost en de wateraebtige deelen van deze oplosfing, nadat ze doorgezygd is, nitgedampd worden. Hierdoor zonde een zeer groot gemak veroor-zaekt worden, naerdien men dan dit middel met grootet voordeel in verfcliillende mcngfels konden, gebruiken.

(■j-) Cremor caresti fniubili«.

-ocr page 769-

Ai^tzenykundige Aenmerkinken. 73.7 worden, zyn mede niet veel anders dan verdikte kopcrontbindingen. Haer fmaek , dat zuivere en glinftcrendc aenzien van het bekken , de verkopering van de, by de verdikking gebezigde, yzere fpadels enz., ftrekken hier tot bewys. En hoe kan het ook anders zyn? Wanneer ecne plant, die veel zoutdeelen bevat, gedurende twee dagen in een koperen vat gekookt wordt, kan dit wel zonder op-losfing van het vat gefchieden? — Doch hoe zal men dit kwaed voorkomen? Door'het vertinnen van koperen bekkens? Door dezelve met yzeren of andere min fchadelykén te verruilen? Gaerne wenschte ik hieromtrent eenige onderrichting te lezen ; en vele andere zullen het met my wenfchen, voorzeker ten rainfte die, welke de fchadelykheid van het koper in ons ligchaem kennen (*).

9. Geen

(*) Zoude de beste wys niet zyn, dat men alle uittrekfels door het waterbad bereidde; want behalve dat men dan voor geene koperaclitige deelen hadde te vreezen, zoo zoude men hierdoor zeer vele olie- en zoutachtige deelen fparen, waerdoor de verdikte fappen oneindig werkzamer zouden zyn. Wel is waer dat hierdoor de prys dezer geneesmiddelenhoogcr wordt, doch de kragtdadigheid, die deze middelen, op. de gemelde wys bereid , behouden, zal dit rykelyk vergoeden.

(«) Balntum mari«.

-ocr page 770-

Artzinykundige Aenmerkingen.

9. Geen middenzout zal ligtelyk in de Geneeskunde de zoögenoerade gebladerde aer-de van wynfteen overtreffen ; doch ’er is ook onder allen geen eenig, ’t welk flechter bereid, en waeraen meer geknoeid en gemorst wordt. Ieder wil het fraei wit, gebladerd, enz., heb* ben ; en door deze uiterlyke fieraden wordt meenigwerf de geheele zaek bedorven. Zoude het niet beter zyn wanneer dit middergeheel uit de Apotheken verbannen wierde , en dat wy daervoor het Liquor digestivus -, volgens de Zweedfche Apothéék , gebruikte (f) ? Geen verllandig Geneesheer zal immers dit zout droog gebruiken, maer altoos in een’ ontbonden ftaet. Waerom moet het dan eerst ver

dikt

(t) Dit vocht wordt op de volgende wys bereid : Neem Vast Plantaertig Loogzout (è) drie lood.

Giet ’er allengskens in een wyd glas eene genoegzame hoeveelheid van wynazyn by , totdat de opbruisfehing gedaen is.

Laet vervolgens het vocht door een papier zygen, en op een ligten graed van warmte uitwademen, zoodat ’er flechts een pond vochts overblyft.

Men kan om de goedkoop, in plaets van de gebladerde «erde van wynfleen, ook dit volgende mengfei voorfchry ven :

Neem Potasch (c) een •vierendeel loods.

Wynazyn drie en een half lood.

Kruisenmiintwater nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zestien lood.

Honig zes lood.

( A ) Sal »kaligum fixum vegetïbüe. {c ) 3al tartari. (./ ) Alt;ÿa« ■tentka.

-ocr page 771-

Ârtzenykundige Âenmerkin^en. 73^ dikt en dan wederom ontbonden worden? Waerom moet het niet Hechts duurer, maer ■ook te gelyk bedorven worden? En waertoe zal hier het overhalen van den wynazyn dienen ? Moet het misfdiien eerst koper- of loodachtig worden ; want ieder yJpothéker haelt toch alle wynazyn in geen’ glazen over ? Ge-fteld ook dat dit vocht niet zoo helder als water wierd, wat zwarigheid, zoo het Hechts goed en' goedkoop is. Misfchien zoude het -hestzyn, wanneer men Hechts eene bepaelde hoeveelheid van zuivere potaschname, dezelve met fterke onovergehaelde zuivere wynazyn, die noch met vitrioolzuur noch met lood ver-valscht was, verzadigde, en dit mengfel zonder verderen omHag liete innemen. Hierdoor zoude men winnen , dat het vlugtige en werkzame gedeelte van den azyn en een goed deel tvan het luchtzuur te rug bleven, daer zy anders door de koking vervliegen en verloren ■gaen. Daerenboven zoude men het voordeel -'hebben , dat men dit geneesmiddel dan ook aen arme lieden konde toedienen , ’t welk door den hoogen prys van de zoogenoemde gebladerde aerde van wynfteen onmogelyk wordt. My dunkt ten minfte, dat men meer zorg behoorden te hebben voor min bemid-delden, den noestigen burger en ambachtsman, * • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;be-

-ocr page 772-

74® Artzenykwiiige Aenmerkingen.

benevens den arbeidzamen en dicnstvaerdigen landman, van wien vzy tocli dagelyksch al het noodige bekomen, en die zoo meenigen druppel zweets voor ons moeten Horten. Zy zyn immers onze broeders zoo goed als anderen, en roepen op haer ziekenbed even zoo hard als wy om hulp tot onzen God en tot den Geneesheer. En waerom zouden zy dan te vergeefsch roepen? Zyn zy niet even zoo goed, of zyn zy den Staet min noodzakelyk dan hy, die pleitgedingen beflist, •— die op zyn oud edel-mans de boeren drukt, — die zyne vyanden, onze broeders, omhals brengt, — of die God nacr de mact leert dienen ? — Al is het dat zy den Arts geene fchatten toebrengen, zy fehen-ken hem echter een tranend oog en een dank-baer hart, en zegenen hem en zyne nakome-lingfchap. En de zegen , zeide eens myn vader tegens mj’) maekt het land vruchtbaer, al belfond het ook uit louter keifteen !

lo. Zeldzaera fchryft een Geneesheer ver-fchen of raeuwen honig uit den ApotJiéék voor, doch meestal gezuiverden, al moest die ook Hechts tot een klisteer gebruikt worden ; en onder alle vette middelen is verfehe boter gewisfelyk dat geene, ’t welk men het minfte op Recepten ziet. Indien een Genees

heer

-ocr page 773-

JtrîzenyVuniige Âtnmeriin^tn, 741 heer eens eenen Âpothéker beval gelyke dee-len raeuwen honig en verfche boter in éene fteenen mortier onder elkanderen te wryven^ het mengfel in een potje te doen, en het aen dezen of geenen voornamen Heer te zenden, dan houde ik my verzekerd dat hy , op het eerfte gezigt van het voorfchrift, uitgelagchen zoud^e worden. Maer zoude dusdanig Artzeny-middel dan niet honderdmalen beter, en zyne famenftelling duizendmacl verftandiger zyn dan een ander-, ’t welk, by voorbeeld, uit rozenhonig, walfchot (*) of uit gezuiverden honig en amandelolie, enz., beftaet? Men zegge my eens, of de honig door het koken en het zoogenoemde zuiveren beter of flimmer wórdt? Worden zyne werkzame en vlugtige balfem-achtige deelen vermeerderd of verminderd? Van waer komt de onaengename fmaek van zoodanigen gezuiverden honig ? Welke is de oorzaek van zyne bruine kleur ? Waerom komen ’er zöo veel byen vliegen, en dryven meenigwerf den Apothéker met knecht en al den winkel uit, wannéér de honig gekookt wordt op plaetfen , waer omtrent bykorven ftaen? En wat de boter belangt, overtreft deze niet alle walfchot, amandelolie en andere vette zelf-

Sperma cetï.

-ocr page 774-

^4* Arlzenykunâige Aenmerkingen.

zelfftandigheden ? Is zy niet aengenamer j meet ontbindbaer, min garïliger, beter koop, enz. En zoo ja, waerom gebruikt men dan deze niet, in ftede van de andere ? Moeten de Geneesmiddelen eerst door overtollige moeite bedorven of duurer gemaekt worden ? Of behoort men dezelven, omdat zy te goedkoop zyn, en ieder weet wat zy kosten, uit den jlpothéék verbannen worden ? — Ach ! of onze Geneesheeren en Artzenybereiders eens gegt;-zamenlyk Vaderlanders en Menfehenvrienden wierden, hoe veel zoude ’er nog in de Apo théken veranderd en verbeterd worden !

Eindb van het Eerste Deel.

blad.

-ocr page 775-

-ocr page 776-

-ocr page 777-

£





-ocr page 778-

-ocr page 779-

-ocr page 780-


-ocr page 781-

-ocr page 782-

-ocr page 783-

-ocr page 784-

-ocr page 785-

P/a/r P.




-ocr page 786-

-ocr page 787-

Êr ADWYZEK

VAN D R

' VOÖRNAEMSTE ZAKEN,

n nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;DIEINHßT

' È ERSTE DEEL

V A N D I T

'M A G A Z Y N ‘voorkómen.

A.

^demJialing , (künftige) hoe die ter'redäinge van Drenkelingen ce verrichten, bladz. 555.

filieren (Infpl,icing van prikkelende dingen in de) zeer aengeprezen , ter reddinge van Drenkelingen, bladz. 572 en 573. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

ylderlaïing (aenwyzinge tot eene) bladz. ai i-'124.

•• tegenwyzingen in heete ziekten, bladz. !i26-a3i. aen geen tyd in.heete ziekten bepaeld. bladz. 229 j 230 en 231. derzelver nuttigheid te beoordeelen, Waer uit. biadz. 231. en 232. in welke Galkoorts, Ibhadelyk. bladz. 235! en 240. in wélke Galziekte dezelve te ftade komt, bladz. 243-247. het gevoelen van Medicus omtrent dezelve in Galziekten. bladz. 252. moet in eene verborgen

, Öntfteking der buikingewanden by vergevorderde ...jj,|Galziekten zeer omzichtig en fpaerzaem aengewcnd Worden; iri eerstbeginnende Is zy echter noodzake-Jyker , waerom. bladz. 260 en 261. niet Ih het öbb nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;werk

-ocr page 788-

744 BLADWYZER vaw

w«rk te Rellen by OrenkelinRen, voordat het leven zich vertoont ; cn verdere 'aenmerkingen over dezelve. bladz. 563-565. by Drenkelingen altoos in den hals te verrichten, bladz, 567.

Aemborflighetâ. de Zeeajuin is in dezelve een uit-ftekend middel, bladz. 6a8 en 630. het nut van den braek wortel, in de krainpachtige Aembordigheid, door twee gevallen bevestigd, bladz, 568 en 569,

/ffzetting. wanneer het eenigRe middel in de ziekten der gewrichten, bladz, 126-118, welk het gefchikt-fte tydïlip voor dezelve in deze kwalen zy. bladz. 124 en 125, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Algarotii, Cpoedervan) w’athetis, bladz,36560366. • hoe her zelve bereid wordt, aid. en 548, het zure vocht, ’t welk boven de oppervlakte van het neder-plüflcl van dit poeder dryfe, wordt te onrecht 'Filojfififchen Fitrioolgeest genoemd, aid, de kragt van dit poeder befchreven. aid, en 367. wordt ontbonden door den room van Wynfteen, en is dus zeer gefchikt om eenen vermögenden braek-wynfteen te vervaeidigen. bladz, 368,

Âmmoniakzout, (de met kalk bereiden geest van) hoe het best te bereiden, bladz, 150, by fchynbaer ge-ftorven lieden aengeprezen, en aenmerkingen over denzelven. bladz, 568-571.

Aseb(warme) met zout en zand gemengd, of ieder in het byzonder, ter herftellinge van Drenkelingen aengeprezen. bladz. 526 en 527. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r-;

B.

(warm) tot herftellinge van Drenkelingen aen-geraden. bladz. 528.

Ha]y (waterachtige zwelling van den) waer derzelvet zitnlaets is. bladz. 373. de oorzaek dezer zwelling. aid.

Se»'

-ocr page 789-

DE VOORNAEMSTE ZAKEN. 745

BaniJen van het bekken zyn medegevend en rekbaar. Wadz. 533.

Baren, reekenen of het zelve reeds eenmael by cent vrouw heeft plaets gehad zyn zeer onzeker, bladz, 363 on 364.

Barnjieengeest, fvlugtige) wathyis. bladz. 143. waeruit hy bertaet. aid. dienffig is. aid. en 144. niet wel te verkrygen zonder ecnige byzondere kunst« bewerking, bladz. 144. hoe bereid wordt, volgens Macques. Wadz. 145. omzigtigheden in de be* raiding in acht te nemen, aid. en 149, 150. hoe volgens Doeöss. bladz. 145.

Beerbssfenplant, hos te onderfcheiden van de kraek-betfenboonï. bladz. 734.

Bekken (het) verwydt zich in tnoeijelyke verlosfin-gen--proeven hier over genomen, bladz. 535« 537- de getuigenisfen van verfchillende Schryveren, die die bevestigen, aengehaeW. bladz. 682-698. de krackbeenders van het Bekken zyn by vrouwen rnèdegevcnder dan by de mannen, en de banden van het zelve dunner en Gapper, bladz. 720. reden waer«' oin het Bekken, gedurende de zwangerheid, verwyd wordt, aid. 00721.

Bilnaed. de beste wys van hechting in eene aenmerke-lyke fplyting van dezelve, bladz. 349 en 350.

Bleekzucht uit volbloedigheid, bladz. 69. welke middelen in dezelve fchaden, en welke voordeelig zyn. bladz. 70. gaec fomtyds tot onifteking over. aid.

Bloed, deszelfs famenhang moet by de aderlating in aenmerking genomen worden, bladz. 220. in welke hoeveelheid en tot hoe lang aftetappen. bladz. 224 en 225.

' Blaedrykheid, (ware) wat zy Js. bladz. 211. dezelve kan baftaen. aid. teekens van dezelve, bladz. 212. gaet niet altoos gepaerd met een’ vollen en hoogen polsdag. bladz. 213. te onderfcheiden uit dc voor-atgegane teekens. bladz. 216. en te beoaffdcelen uit

B b b a nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;do

-ocr page 790-

BLADWYZER vak

de voordeeliq;e en fchadelyke artzenyen. bladz. 216. dikwils oorzaek van kragteloosheid. bladz. 228. foniwylen oorzaek der waterzucht, bladz. 67.

Bheâfpuwitig (in de} wordt de braekwortel aengepre-■ zen, en desxelfs nut door een geval bevestigd, bladz. 664 en 665.

B'iaeäßorting uit de Baermoeder, waeruit zy veeltyda ontftaet. bladz. 660. in dezelve wordt de brack-wortel door velen fterk aengeprezen. bladz. ê6o, lt;563. na de vcrlosfing voorvallende, hoe te behandelen. bladz. 129-138.

Bloedvloeijingen zonder de binding re beteugelen heeft veel voordeel, bladz. 396.

Borst (opening van de} als een redmiddel by Drenkelingen aangeprezen. bladz. 562.

Boter (verfche} is in de Geneeskunst beter dan andere vette zelfftandigheden. bladz. 741 en 742.

Braekwiddelen brengen dikwerf enkel verlichting aen, voor zoo ver zy zweetverwekkendc zyn. bladz. 35. waerom dezelve, behalve de ontlasting, boven de buikzuiverende middelen te (lellen zyn. bladz. 50. behoeden geenszins tegeja den Rooloop. bladz. 177 en 178. aenwyzingen voor dezelve ; doch deze kunnen fomtyds bedriegen, bladz! 606-610. dezelve hebben fonityds kwade gevolgen, bladz. 611. worden dikwerf in eene verdeelde gift voorgefchreven, bladz. 613. dezequot; manier is niet (leches beter maer ook zekerer. aid. op deze wys werken zy insgelyk» als verdeelende middelen, en zyn beter onder het bedwang van den Arts, bladz. 614. in welke gevallen deze manier niet te pas komt, bladz. 615. wat ’er door die verpoozende manier verftaen wordt. eld. de braekmiddelen, in zeer geringe giften toegediend, krygen het vermogen nu eens van zachte buikopenende middelen, dan van pisafdryvende, of fluimloozende en uitwademing bevorderende middelen. bladz. 616. welke de manier der Franfchc» is. bladz. 62«.

-ocr page 791-

DE VOORNAEMSTE ZAKEN. 747-

Ëraekviorteï en heul fap in welke Rooloopen dienftig. bladz. 9 en lo. kan in allerlei gefteldheden voorge-fchreven worden, bladz. 633. dezelve, in eene kleene gift toegediend, is krainpbedarende en ontbindende. 616-633. Pi so Is de eerfle , die van dezen wortel gewag maekt. bladz. 634. de gefchie-denis van denzelven. bladz. 634'^637. uit welke dce-len by beftaet. bladz. 637-640. waerom men geen witerachtig aftrekzel of xfkoekzcl om het braken te-,verwekken moet gebruiken, bladz. 638. deszelfs poeder, lang bewaerd, verliest veel van zyn vermogen. bladz. 639. deszelfs gift is om verfcheidon omftandigheden zeer onzeker ; hoe deze onzekerheid te vermyden. bladz. 64o-64a. hoedanig dezelve in geringe giften werkt, en in welke ziekten deze te ftade komt, bladz. 642 en 643. dezelve wordt in den Rooloop als een braek- en uitwadc-roing bevorderend middel aengeprezen. bladz. 645-, 645. doch wordt in deze ziekte door velen op eene verfchillende wys en in eene onderfcheiden hoeveelheid toegediend, bladz. 646-648. echter mag-hy i« allerlei Poorten van Rooloopen niet gebruikt wor-'den, en baet ibmwylen luttel, bladz. 649. dezelve verdient den voorrang boven vele andere kramp-' .Rillende middelen, bladz. 650 en 651. in welke hoeveelheid dezelve moet worden voorgefchreven, indien men van deszelfs krampftillend vermogen gebruik wil maken, bladz. 652 cn 653.. in welke; ziekten men van dit vermogen veel voordeel verwachten mag. bladz. 654-673.

Ëratkwjnfleen is zeer verfchillende in zyne uitwerk-fclen. bladz. 153. waerom? bladz. 154. waervan hec-varmogen van dit geneesmiddel afhangt, bladz. 155. twee manieren om den brackwynfteen te vervaer-riigen , dat hy altoos het zelfde braekverwekkend , vermogen bezit, bladz. 156159. in eene geringe gifç roegediend heeft hy eene ontbindende kragt, bladz. 616. wanneer dezelve is bekend geworden.bladz. 117. tiit welke deelen dezelve beftaet. bladz. 618. worde van velen boven den braekwortel gefteld. waerom? »id. en 619. in welke ziekten deselve geprezen ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B b b 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wordt

-ocr page 792-

74« BLAD AV YZER van • wordt, als een ontbindend en krampdillend middel, bladz. 6i8 623.

UreM^etJ (in de beklemde) wordt het gebruik van den braekwortel, als een krampbedarerrd middel, aen-geprezen. bladz. 556. vleesch- liesch- en zakbreu-ken hoe te behandelen na de kunstbewerking, bladz. 398.

Suikhep Ckraigpachtige) is onderfcheiden van den Rooloop. bladz. 46. waerom de Buikloop den koo-loop dikwils geneest, aid.

^aikzuivering behoedt geenszins tegen den Rooloop. bladz. 177.

I c.

Qanthtrus Ceen Zweedfche maet) hoeveel dezelve bevat, bladz. 156.

D.

JJarmen (de) zyn ïn den zomer veelvuldiger, dan op andere tyden, door een galachtige ftof vervuild, bladz. 13, hoedanig bevonden in de iy^ken van hun', die aen den Rooloop eeftorven waren, bladz. 38, * 41 en 42.

Darmkronkel, in denzelve wordt de braekwortel aen-geprezen, en deszelfs nut door een treffend voorbeeld bevestigd, bladz. 656 en 657.

Dood (teekens van den) aengewezen. bladz. 577. een voorbeeld van een’ geweldigen dood, als het gewrocht van kwalyktocgediendc brackmiddelen. bladz. 64.

Dover’« poeder, wat het is, en welke kragten het zelve bezit, bladz. 645 en 646.

Drenkelingen, voornaemffe fchriften, handelendeovei de redding van dezelven opgegeven, bladz. 512 515. de behandeling der Drenkelingen gefchiede met een ge-

-ocr page 793-

DE VOORNAEMSTE ZAKEN. 749

gelukkiger uitdag in het eene dan in het andere land, bladz. 516 en 517. oorzaken hiervan, aid. eenige der oorzaken opgegeven, waeroni men in d« behandeling van Drenkelingen zoo meenigwerfquot;ongelukkig flaegt. bladz. 518 51a. voorname regels en middelen tot de behandeling voorgefchreven. bladz. 52a-579. teekens van het opgebeurde leven, bladz. 524. wat men in acht moet nemen, en welke middelen men by de handimoet hebben o.m een’ Drenkeling te kunnen behandelen, bladz. 573. de tyd bepaeld, ' wanneer men met de aenwending van middelen by Drenkelingen mag ophouden , bladz. 575 - 577. voorzorgen na de behandeling in acht te nemen, bladz. 578 en $79.

E.

Pledrieittity ah een redmiddel van Drenkelingen, acngeprezen. bladz. 572.

Etterborst, uit een zydewee ontftaen, kan door eene kleene opening, zonder infpuitingen, volkomen genezen worden, bladz. 334. voorbeeld hiervan. aid. en 335. welke de voordeelen van eene kleene opening, zonder infpuitingen, zyn. bladz. 335-338. tegenwerpingen tegen deze handelwys opgelust. bladz. 339. wanneer echter deze opening moet vermyd, en de infpuitingen moeten gedaan worden, bladz 337 en 338.

Etterilragten acngeprezen, in den onbruikbaren fta'et der Ledematen , veroorzaakt door een beenbederf in de ruggraet en een d.aeruit ontftane kromming, bladz. 440. hoedanig men in dit geval de brandmiddelen moet aenleggen, om eene ctterdragt te bekomen, bladz. 442. op welke vvys men ze aenhoudepd doet dragen, aid. hoelang men met dezelve in dit geval behoort aan te houden, bladz. 443.

Etterßuimlazing.,ZQnÄiix dat men naderhand cenig teelten van verzwering in het lyk aentrof. bladz. 84.

Bbb 4

Et-

-ocr page 794-

7SO BL ADW YZER van ’ ■

Ettergezwellen der lendenen en derzelver fpieren, op.

welke wys zy'gemeenlyk onrftaen. bladz. 463, 475 en 476. fchadelykheid van eene opening van dezel-ven door het mes. bladz. 477. welke gcneeswys Ïn dezelve mogelyk gelukkig zoude flaegen. bladz. 477 ■ en 478.

Ettergezwel (onderfcheiding van een) in het gewricht van de knie van deszelfs waterzucht, bladz. qoo

,en 310

n

Etterzak, uit het zydewee geboren, plaatst zich .•fomtyds tusfehen het borstvlies en de ribben, bladz.

339. op welke wys dit gezwel best geopend wordt. aid.

G. . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

I

rial fenkele fcherpe) verwekt geen’ Rooloop. bladz. - 34 en 35. is zeer zeldzaem de ftoflélyke oorzaek’.

der Galkoortfen. bladz. 233. teekens van deszelfs . aenzyn. bladz. 235, 236, 60Ó en Ó07. deszelfs op-bruifching heeft veel overeenkomst met eene ware

. maegontfteking, en wordt fchielyk weggenomen . door een braekmiddel. bladz. 257. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(

Çalkoorts., wat zy is. bladz. 233. ftofFelyke oorzaék derzelven , waerin die beflaec en waeruit zy oor-fprongelyk is. bladz. 233 en 234. eenvouwige en ’Taemgeftelde Galkoorts, wat zy is. bladz. 237. met

•welke ongefieldheden dezelve vereenigd wordt.

• bladz. 237. derzelver byna onaffeheidelyk reeken. bladz. 238. welk onderfcheid ’er is tusfehen die van de lente en den nazomer, bladz. 244. met eene al-gemeene gefchiktheid van het bloéd tot ontfteking gepaert gaende, hoedanig met opzicht tot de aderlating en ontlastmiddelen te behandelen, bladz. 247-254. met eene algemeene gefchiktheid tot ontfte-king en met een bederf in de eerfte wegen gepaerd gaende, hoedanig dan te behandelen, bladz. iói en 262. teekens van eene aenwezend zyndc galftoffe, bladz.

33?»

1

-ocr page 795-

PE VOORNAEMSTE ZAKEN. 751-

235, 236, 606 en'007. alle zyn zy echTer in iederSK Galkoorts nier aenwezcnd. bladz. 23(^- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;nbsp;-

Cttkiekte byna geheel van rauwigheden afhangende ■^oe te behandelen?’ bladz. 255, 261.

H,

T.^lsnàtr , (bloedvloeijing uit de) hoe te ftetnpen. bladz. 568. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' Q ? !

Heuifap en brack wortel in welke Rooloopen voordee- ;

Hitfe op zich zelf is geen genoegzame grond voor de aderlating, bladz.,222.

I

Honig moet niet gezuiverd worden, reden waerom. bladz. 740 en 74?.

1t,

Hoofäpjn, ( Maeg-) wat zy is. blad;^. 44.

Tnfpuitingen van koud water en azyn in de baerraoe-' der, ter ftemping van eenebloedvloeijinguitjdezelve, op verlosfingen volgende, zeer aengeprezen en der-zelver voordeel door drie gevallen ’ aengetoond.**^ bladz. I29-I38. Infpuitingen fchadelyk by eene ge-wrichtsdoorboring. waerom? bladz. 321, 322,326 en 327.

K. f

J^eertng van een Kind , hoe het best ondernomen wordt, bladz. 351-355. heeft zeer veel voordeele» . boven de afhaling mec.de tang, bladz. 355-3581 cch-• ter kan zy niet altoos ondernomen worden, bladz.

358 cn 359, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Î

Ubbs

Kitt-

/

-ocr page 796-

BLADWYZER van

JSndertn , waerom veelal len wormen onderhevig, bladz. 582. ondergaen door'dezelvcn veele ziekten, bladz. 583.

Kinkhoest y waer deszelfs oorzaek huisvest, welke middelen in denzelven vereischt worden, bladz. 666. hoe voordeelig de werking van den braekwortcl in deze ziekte zy. aid. des zelfs nut in deze ziekte door twee gevallen bevestigd, bladz. 667. Armstrong pryst in denzelven den brackwynfteen. bladz. 618 en 619.

Ä’ipor/r, ^Galachtige Rooloop-) watzyis, en waeroit oorfprongelyk. bladz. 19 21. welke geneeswys in dezelve aen te wenden, bladz. 22 en 23. welke middelen in dezelve fchadelyk zyn. bladz. «7. Rotte Rooloopkoorts, waeruit dezelve ontftaet. bladz.28.

Kotrts (de tusfchenpoozende) kan meenigwerf door een braekmiddel, in het begin toegediend, geheel-enal verdreven worden, bladz. 640. hoedanig Wichmann den brack wortel* in deze ziekte als een koortsverdryvend middel toedient, bladz. 663 en 66y. het nut van deszclfs manier door voorbeelden bckfagtigd. bladz. 669-771.

Kopglazen (bloedige) zyn een voornaem middel in de zinkingfoort der witte gezwelcn. bladz. 110 en ni.

Kraekieenders (in de) gefchiedt een omloop van oh’e-achtigc en flymige vochten, bladz. 531. het kraek-been tusfchen de fchaembeenders is, naar den ver-fchillendenouderdo.m , min of meer veêrkragtig.a/di. , kraekbcenders verfchillen in een levend of oood lig-chaem zeer van elkanderen. bladz. 530. die van het bekken zyn, inzonderheid ten tyde der verlosfinge, zeer rekbaer bladz. 532.

Krefzvueery wat zy is. bladz. 448. welke'gevolgen dezelve kan hebben, bladz. 458 467. en 480 482. wanneer de etterdragten in dezelve van nut zyn. aid.

Ksoik

-ocr page 797-

DE VOORNAEMSTE ZAKEN. 75:^^ Kwik (^opgthevtn bytende') nuttig in de Venusziektai.

Madz. a68. is echter geen algemeen tegengif. blaA. ^66. geen kwikbereicfel kan als een algemeen tegengif voor alle venerifche kwalen aengeprek’ln worden, bladz. met het fptesgtaskoningsken vereenigd vormt zy de fpiesiglasboter. bladz. 540.

Kwikfmeer'fcl dienftig in de witte gezwellen der geledingen. bladz. 114.

!..

Jamheid. teekens van dezelve befchreven. bladz. 414 en 415. der onderfte ledematen verfchilt veel van den onbruikbaren ftaet der onderfte ledematen, eene kromming van de ruggraet vergezellende, bladz. 413-416.

Laudanum^ (Sïdïnham's) gebruik van het zelve in den Rooloop verdeedigd. bladz. 10.

Ltdemattn (^onbruikbaren ftaet der onaerfte) verfchilt veel van derzelver Lamheid, bladz. 415-416. be-fchryving der verfcbynfelen in de aengedane deelen , by beide de ongemakken, bladz. 414 en 515. dit ongemak v-alt meestentyds voor in kinderen; doch bejaerden zyn ’er niet geheel van bevryd. bladz. 416. algetpeenc toevallen van dit ongemak in een kind, zynde van dien ouderdom. dat het reeds alleen gc-gaen heeft, bladz. 417 en 41S. derzelververfchil naer-mate van de onderfcheiden zitplaets van de oorzaek. bladz. 4.18 en 419. in eenen volwasfen is het begin-fel en de voortgang der ziekte genoegzacm dezelfde; intusfehen zyn ’er fommige omftandigheden , die hen doen verfchillen ; welke die zyn, bladz. 419 en 420, in bet begin van deze ziekte ftelt men dezelve by kinderen verkeerdelyk op rekening van eene verzwakking; en in bejaerden gaet het ongemak door voor gevatte koude, of voor graveel, of voor eene verrekking. b]adz.42oen42i.dekrommïng van de ruggraet is een gevolg van de ziekte, bladz. 421-425. de ware kromming is altoos van binnen buitenwaerds gekeerd ; dan zy verfchilt in plaers, groot-

-ocr page 798-

BL ADW YZER vak '■

grQOtte cn trap. alJ. zwakke en teedere kinders zyn meest aen dit ongemak onderhevig, bladz. 425. waerom plaetfclyke middelen op de ledematen, of rugfteunfcls, ftalen ryglyven en werktuigen van geen nut zyn, is in ’t algemeen niet zoo wel begrepen, bladz. 425 en 426. de eerde en eenige oor-zaek van het geheele ongemak is eene ziekelyke ge-fteldheid der deelen, die de ruggraet uitmaken, of daermede onmiddelyk vereenigd zyn ; en dit is de raden waerom plaetsmiddelen op de ledematen, noch werktuigen op de kromming der ruggraet van geen dienst ja fchadelyk zyn. bladz. 426-431. en 455-457. hoedanig de wervelbeenders van de ruggraet in déze ziekte aengedae.n zyn. bladz. 483. opgaef van twee gevallen, in welken de natuur zelf, door eene verzwering onder de kromming der ruggraet te verwekken, de genezing voldong, bladz. 436 438. de genezing beftact alleenlyk in eene groote ontlasting van ftoffe te bezorgen onder het vetvlies, aen elk« zyde der aengedane beenderen , die de kromming van de ruggraet vormen, bladz. 440. hoedanig men in dit geval de brandmiddelen moet aenleggen, om etterdragten te bekomen, bladz. 442. op welke wys men dezelve aenhoudend doet dragen. a/(L hqe lang men met dezelve moea aenhouden. bladz. 443. teekens van beterfchap. bladz. 445-448. de rais-maektheid, die ’er na de herftelling zal ovcrblyven, is onzeker en verfcheiden. bladz. 448. eenige tegenwerpingen regens deze geneeswys met derzelver op-losfing, bladz. 449-454.

Udvoebt van Havers , waeruit het befiaet. bladz. 290,

Lieden , die den geheelen dag veel loopen of lasten dragen, zyn ’s avonds merkelyk kleener, reden hiervan. bladz. 722.

Liesbuilen (venerifche) worden fomtyds opgevolgd door eene waterzucht in de knie, bladz. 297.

Lindworm door het Indisch luiskruid verdreven, bladz.

59Ó.

Li-

-ocr page 799-

DE VOORNAEMSTE ZAKEN. 755

. Li^uar äigestivus^, volgens den Zweedfchen /ipotbiékf hoe te bereiden, bladz. 738.

Longontßeking. in welke tydperken en wanneer de braekwortel in dezelve .te pas komt, bladz. 611. en quot;nbsp;hoedanig, bladz. 623.

Loop. De braekwortel in denzelven aengeprexen. bladz. .: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en 668.

Luebt (flilflitende') fchaedt byna altoos in geopende beursgezwellen, bladz. 326. hoe men deszelfs toegang of rtilftand kan beletten, bladz, 323-325. en 329-331. inblazen van lucht ter reddinge van Dren-•• kelingen aengeprezen, en de noodige omzigtigheden tot het doen van deze kunstbewerking aengetoond, bladz. 551-554-

Lucbtpyp. (opening van de) aenmerkingen over dezelve als een redmiddel, by Drenkelingen, bladz. 555 558- welke omzichtigheden in het doen van deze bewerking te gebruiken, bladz. 559, 560. d« manier van Richter voorgefteld. bladz. 561.

Luiskruid, (Indisch) inwendig toegediend, wordt door Schmucke» als een zeer voortrefFelyk worm-afdryvend middel aengeraden. bladz. 591 en 592. niet te verwarren met het gt'ivQxic Luiskruid, bladz. 590. insgelyks tegen de vallende ziekte en ftuipen _ aengeprezen. bladz. 594. is geen gcvaerlyk middel, als het in kleen« giften toegediend wordt, zelfs niet by jonge kinders. bladz. 595. heeft vele voordeelen boven het middel van Jufvrouw Nouffkr. bladz. 596. de wys, waerop het moet toegediend worden , voorgefteld. bladz. 597-601.

M.

bladen, hoe te verdryven. bladz. 601.

Jilaegboest verbiedt in galïiektao geen braekmiddel. bladz. 357.

-ocr page 800-

7s6 BLADWYZER van

Maegmiddele» (de zachtfte verflerkende') zyn de ge-fchiktüe, om de zwakfte en werkelooste maeg op t« beuren, bladz. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

Maegontfleking zeer zeldzaem. bladz. 357 en 258. echter kan zy voorvallen in Galkoortfen. bladz. 258. in Galziekten eerst door aderlating, en daema door zachte buikopenende middelen tc verdryvén. aid.

'Maegzinkingsn dikwerf fchielyk verligt, naeenbraek-middel. bladz. 52 en 53.

Magnefie wordt vaek zeer onzuiver in de Apotbiken gevonden, bladz. 729. verfchillénde foorten van onzuivere Magnefie. opgegeven, en kenmerken om , üezelve te onderfcheiden. bladz. 730-732.

MkdicU'S (het gevoelen van) omtrent de aderlating in Galkoortfen. bladz. 252.

Mkï (Paerden) ter herftellinge van Drenkelingen aen-geraden, bladz. 257.

Moederkwael (in de) wordt de braekwortel aenge-prezen. bladz. 655. deszelfs nut in deze ziekte door een geval bevestigd, bladz. 655.

Moederßutten, aenmerkingen over dezelve, bladz. 345. 348. uit welke ftof zy gemackt worden, aid. Rad-wys Moederflut tegen de uitzakking der baermoeder aengeprezen. bladz. 347. befchryving van dit werktuig. aid.

ßloederwortel. wanneer dezelve in dten Rooloop ter ftond te ftade komt, bladz. 26. welke rotachtigs Rooloopen, door denzelven, terflond in het begin alleen toegediend, genezen zyri. bladz. 28 en 29. in den loop met vrucht gebezigd, bladz. 55.

t,

N.

-ocr page 801-

DE VOORNAEMSTE ZAK'EN.lt;757 N.

^ageboarte. V}r^tram 7,y geniakkeJyker of moeijelyker ontlast wordt, btadz. 138 i4K' reden waeroin de Nij/eboorte in de eerfte maenden der z wanf'erheid Veel fteiker aen de baermoeder vcreenigd is, dan tegen den tyd der verlosfinge. bladz. 139. de geval* len aengetoond, wanneer men z.ich moet wachten van eene fchielyke afhaling der Nageboorte, bladz. I40. welke de tcekens zyn, wanneer men de Nageboorte veilig kan af halen, bladz. 141 cn 142.

N OOFT KR (het middel van Jufvrouw^ is geen nieuw middel, bladz. 595.

O.

Qntfleking der darmen, kenmerken van dezelve, bladï. 31. is des te gevaerlyker hoe harder en klee* ner de polsllagis. bladz. 214. ontfteking der buiks-ingewanden, in Galziekten foinwylen aenwezend, zonder dat zy zich door reekens openbaerr. bladz. 259. welke de voornaemfte reekens van zoodanige verborgen ontfteking zyn. aid.

Ontßekingkerst (de) is het voornaemfte teeken van eene algemeene gefchiktheid tot ontfteking. bladz. 216. waer uit dezelve ontftaet. aid. op zich zelf ishy geen genoegzame aenwyzing tot aderlating, en des-zelfs afwezendheid verbiedt deze ontlasting niet, bladz. 219.

Oogontßeking, (Maeg-) wat zy is. bladz. 44.

P.

Pf^ßgt;^g (langdurige) fchielyk verdwenen, met een gevolg van zwelling en zinkingpyn aen de linker dy en regtehand. bladz. 37, insgelyks aen de regte hand en linkerheup, bladz. 58. doorgaans het laetfte toeval by de Rooloopen. bladz. 57. zekere Perfing is dezelfde ziekte als de Rooloop, maer in heftigheid en zitplaets onderfchçiden. bladz. 58 en 59, hoedanig deze te behandelen zy. bladz. 59. de Perfing wordt

-ocr page 802-

BL AD W YZERgt;,vanz „3 wordt fomtyds veilig aen den tyd overgelaten, alj. dezelve ontftaet fomtyds uit aembeijen. aid. welke middelen dan dknftig waren, bladz. 6o. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■

Petit meent ddt üit eene'byzondere gefcliiktheïd van het bloed d,e afkleinzing van het lidvocht kan vermeerderd wOtden. bladz. 195. nbsp;nbsp;nbsp;’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Pis (roode en fterkgekleurde) geeft niet altoos cenè . aenwyzing tot aderlating, bladz. aai.

Pislozing; wordt in dezelfde foort van waterzuché niet altoos door het zelfde middel bevorderd, bladz. 74.

’,7 I

Pis-opflopping. in dezelve is de zeeajuin dienRig Bevonden. bladz. 630.

Pleißer wordt fomwylen voor Magnefie verkofti bladz. 729.

Pols/lag fomwylen zwak en traeg in den hoogftbn trap van bloedrykheid. bladz. 213. een ontrouwe gids in de Longontfteking. aid. en 214. is kleen, hard en ongelyk in de ontReking der darmen, bladz; « nbsp;nbsp;Q14. harde en volle polsflag duidt niet altoos de

noodzaeklykhcid van aderlating aen. bladzi 221;

e

Rt

T^ooloop fecnvouwige) wat hy is. bladz. 5. wat den-zelven dikwerf vóorafgaet of vergezelt, aid. en 6; deszelfs oorzaek. aid. welke middelen in denzelvcn dienRig, welke nadeelig zyn geweest, bladz. 7 en 8. hoedanigheid dier Rooloopen , die door weekmakende, verdunnende, zweetdryvende middelen, of door badingen enRovingen, enz., genezen zyn. bladz. ? en 9. in welke eene fpaenfchevlieg-pleiRer, op den buik aengelegd, dienRig is. bladz. 9. in welke veranderende middelen , uit geringe giften, van het heulfap en den braekwortel dienflig kunnen zijn, bladz. 9. hoedanig te behandelen, iudien de oorzaek dieper ingeworteld zy. bladz. 12 cn 13. op welke wys de faemgeftelde galachtigc ont-

-ocr page 803-

DE VOORNAEMSTÆ ZAKEi\L 759

oncïlaet. bladz. 13-15. welke middelen in denzelven Vereischt worden, aid. wanneer buikzuiverende middelen in denzelven gevorderd worden, bladz. 16. Dezelve, ruec al te hevig zynde, is dikwerf door Verseh uitgepersc druivenfap genezen, bladz. 17. het gebruik en misbruik der vruchten in den Roo-loop. aid. en 18. teskens van deszelfs aennadering «ld. en 19. teekens van deszelfs aenwezen. aid. niet geheel en al vry van koortsachtige beweging, aid. wanneer de Moedcrwortel in den Rooloop terftond te pas komt, bladz. 26. Rotte Rooloopkoorts, waer uit zy ontlTtaer. bladz. 28. foratyds is deze met ont-fteking vergezeld, hoedanig dan te behandelen, aid. onrftekende Rooloopkoorts, wat zy is ; waer uit faem-gefteld; hoe te kennen en hoedanig te behandelen, bladz. 19 31. verfchillende Rooloopen vermengen zich fomtyds, of volgen elkander op. bladz. 32. de overeenkomst van den Rooloop met de zinkingpyn bewezen, bladz. 33-52. hy is niet anders dan eene zinkingpyn der darmen, bladz. 3Ö. Rooloop geneest dikwerf door een’ buikloop, bladz..46, echter niet altoos, bladz. 47. Rooloop moet geteld worden ondar de ziekten welken den buik ftoppen* bladz. 46, deszelfs verfchillende uitgangen, bladz. 52-65. de geneeswys tegens de doorgaende Roo-ioopen kan men raeestentyds bepaelen uit de behandeling, welke de heerfchende koorts van het jaar-gety vordert, bladz. 166. deszelfs eerde beginfel» zyn ni_et moeijelyk te Ruiten, bladz. 167 en 168. door denzelven worden zeer zeldzaem zweren in de darmen veroorzaekt. bladz. 170. vooroordeelen omtrent den aert des Rooloops. bladz. 171 en 174, dezelven zyn oorzaek van zoo vele kwade behandelingen. bladz. 173. een brack- of buikzuiverend middel is in alle Rooloopen niet dienftig. aid. de heerfchende Rooloop i.s geen ziekte , die van eene fcherpe ftoffe, in de holligheid der darmen be-floten, afhangt, bladz. 174 is ’cr cene befmetre-lyke ftof, in den Rooloop, welke van den eenen mensch in den anderen o ver giet? dit flrydt mat de waernetningea. bladz. 175 en 176. de Rooloop

C c c nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wordt

-ocr page 804-

76o blad W y ZER van

wordt niet vóórgekomen door herbaelde buikzui-vering, ja wordt door dezelve eer bevordert, bladz. 177. noch door braekmiddelen. bladz. 177 en 178. noch door eene gefchiktc Ievenswys. bladz. 169 en 178. zeker behoedmiddel, wat het is. aid. en 179. welke racdgeving men het gemeen moet geven , als de Kooloop heerscht. bladz. 180-186. onder de veelvuldige voorfchriften tegens den Rooloop, zyn ’er flechts twee, waeromtrent het gemeen kan en moet onderricht worden , welke die zyn. bladz. i8a. waerom? bladz. 183. daer is geen alge meen Rooloop-middel. bladz. 204. Baker en AKENSinepry-zen in denzelven den brackwynflecn boven den brackwortel. bladz. 618. de brackwortel in den Rooloop als een brack- en uitwademing bevorderend middel aengcprezen. bladz. Ó43-645. wordt in deze ziekte door velen op eene verfchillendc wys en in eene onderfcheiden hoeveelheid toegediend, bladz. 646-648. komt echter in allerlei foorten van Rooloopen niet te pas, en baet fomwylen luttei. bladz. 649.

Rugßeunfelt of andere werktuigen kunnen geene kromming beletten , ja zullen dezelve eer bevorderen. bladz. 430 en 431. in welke byzondere kromming zy ten uiterfte vcrderfclyk zyn. bladz. 426-431.

S.

Çciaemieenâeren (loswording der) beweezen uit de veelvuldige getuigeni.sfen van onderfcheiden Schry-veren. bladz. 700-708. bet grootfte voordeel van deze lofwording opgegeven, bladz. 717. tegen-wcrpingcn tegen deze loswording opgegeven en opgelost, bladz. 708-719. leerflellingen, uit dit ftel-zel voortvloeijende. bladz. 720-727.

^Scbeeile. voorzorgen om derzelver faeiuengroeijing te verhoeden, bladz. 361 en 362.

Scbetr-

-ocr page 805-

DÉ VÖORNAEMSTÉ ZAKÊN.

Scbéerüng (^de) geneest geen waer kreeftgezwel, bladzi dèrzclver nüc in de Waterzucht der gewrichten; bladz. 313 en 314.

Scherff fhet Werk van), over de behandeling van fchynbaer levcnloozen i zeer aengeprezen, bladz. 531. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r

Stburft door fcheurbuikwerende middelen genezen, bladz. 475» fpocdig, onfeilbaer en gemakkelyk middel tegen hetzelve, bladz. 497. deze wys flcept .. geen Hechte gevolgen naer zich, bladz. 498. in het verouderde fchurfc is deze wys mede zeer dienflig. bladzi 499. waer het fchurft het meest te vinden is. bladz.». 501. is dikwerf eene fcheiding van an-t (1ère ziekten, aid. aenraerking op de waerncraing van Leeuwenhoek, dat de kleene fchurftiga zwceren vol van kleene diertjes zyn, bladz. 5®3'5oS en 587. de vuilheid heeft veel fchuld aen de geboorte van het fchurfr. aid, nog andere middelen ter genezinge van het fchurft opgegeven» bladz. 505 en 507.

Slagaderbreulten (quot;twee aenmerkelyke) door de binding genezen, bladz. 509,

Slagaderen niet op eene andere wy» dan aderen to openen, en reden waerom. bldaz. 5Ó7.

Slymgraveel. in het zelve wordt de zeeajüin aengeprezen. bladz. 630.

Spaenfchevliegpleifler op den buik aengelegd, waerom in fomuiige Rooloopen van een heilzaem geVolg. bladz. 9. ftopc fomwylen den loop, bladz. 55 enl • 163. is in de waterzucht voordeelig. bladz. 74.

. o

, ^/liesglasbote^, wat zy is, en waeruit zy faertigeftelJ wordt, bladz. 538. de wys om fpiesglasboter over có C c c a nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ha-

-ocr page 806-

BLA^DWYZER van halen voorgedeld. 540. deze borer kan zoo wel uit fpiesglas zelf als uit het fpicsglaskoningsken ver-vacrdigd worden, bladz. 541-544. uit de zoete kwik en andere kwikbereidzels geinaekt, is zy minder brandende dan die, welke door de opgeheven bycende kwik te voorfchyn komt, reden waerom. • ' bladz, 544. wordt ook uit het hoornzilver gemaekr. blauz. 555. waerom deze boter de vochtigheid der lucht naer zich trekt, en waerom het een brandmid-del is. aid. waertoe zy in de Heelkunde gebezigd wordt, aid. • waerom zy boter genoemd wordt, bladz. 456. onder welke zouten dezelve te ftellen * is. aid. kan ontbonden worden in het Salpeterzuur, bladz. 549.

I -u

Spiesglasftalk ' (welke) de mcestgeêvenrcdigde hoeveelheid van brandilofFe bevat, bladz, 154. welke de gefchiktfte middelen zyn om deze kalk optelosfen, - bladz. 155.

Spons., iti de fcheede gebragt, is zeer dienftig in de uitzakking der baermoeder. bladz. 346.

Sponsgezwel, wat het is. bladz. 307.

Staer, (de ontlasting van den) wanneer die niet dien-llig kan gekeurd worden, bladz. 282. en wanneer * deszelfs vefplactzing beter is. aid. hoe deze laetfte kunstbewerking het best gcfchiedt. aid, en 283. hoedanig de lyder, voor en na de kunstbewerking, moet behandeld worden, aid. en 284. de uitdag is in ieder faizoen niet dezelfde, aid. en 285. welk faizoen te verkiezen zy. aid. wat men na de ontlasting van den Staer moet verrichten, bladz. 28.7. wanneer men eene minder ontfteking op de kunstbewerking te wachten heeft, bladz. 238. het oog , door dc ontlasting van den Staer ingezonken, wederom fchielyk uitpuilende bevonden. bladz. 289. in da zwarte ftaer is de braek-wynftecn in eene geringe gift een zeer vermogend , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mid-

-ocr page 807-

DE VOORNAEMSTE ZAKEN. 763 middel, bladz. 62a. , waer uit dezelve gemeenlyk^ ontftaet. aid. ’

Steekwiekett fchadelyk by eene gewrichtsdoorboring, waerom. bladz. 321, 312, 326 en 327.

Steen, in denzelven is de zeeajuin nuttig bevonden, bladz. 630.

Stuiptrekkingen. Herschel verheft in de Stuiptrekkingen der kinderen en in de krampziektcn den braekwynfteen. bladz. óuo en 621.

S WIKTEN Cv an) is over zyne proeven met de opgeheven bytcnde kwik te onrecht befchuldigd. bladz. 270 en 271.

Sydenham volgt eene verfehillende genecswys in de verfehillende Rooloopen. bladz. 10.

1

T.

7 nbsp;nbsp;nbsp;-,

'Tabakrookklistéren met omzichtigheid hy Drenkelingen aen te wenden, bladz. 562 en 563.

»»

Tandpyn^ (Maeg ) wat is. bladz. 64.

Téring. het nut van den braekwortel in dezelve door twee gevallen aengetoond. bladz. 071 673.

U.

Blutsch- en Scharlaken-Uitdag » niet befmettelyk. bladz. 176 en 177. hardnekkige Uitdag agter het oor door de opgeheven bytcnde kwik genezen, bladz. 268.

. C c c 3 t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vit‘

-ocr page 808-

I

764 BLADWY^ER van

Vittrekzeh (verdikte) zyn veelal met koper beladen, reden waerom blaclz. hoè te bereiden, aid.

V,

J,’'a!it^de Ziekte (Lieden, aen de)onderhevig,behoor-» den naeuwkeuriger behandeld te wprden, en niet op openbare plaetfen te mogen verfchynen, bladz, 603 en 604. door cene ontbinding van den braek-Tvynfteen verdreven, bladz. 621.

f^enusziekten (wacrop men in’de behandeling van de) vooral acht dient te geven, bladz. aóo. de aen-wezendbeid der Venusziekten is fomwylen twylTel-aebrig ; hoe haer te ontdekken, bladz, 266. geen zeker teeken fchynt ’er te zyn, waeruit men be-i palen ksn , dat het Venusgif geheçl uitgerooid is, 'tfZrf. de verheffing van Venerifche pynen gefchiedc niet altoos by nacht, bladz. 276. vermindering van pyn op de koude is een teeken van Venusziekten. aid. ■

f^erkouding (de) valt op verfchillende deelen in verfchillende jaergetyden. bladz. 6, waerom der zelve in den zomer op de maeg en darmen valt, aid. verkouding der borst en va,n het hoofd nit de eerde wegen oorlpronglyk. bladz. 45. hoedanig de verkouding op de darmen valt, bladz. 45

P'er lammin g (in alk foorten van) is de braekwynfteen in eene geringe gift dikwerf vermogend geweest, bladz. 622.

f^'crlmfing,by oude vrouwen is gemeenlyk zeer zwaer, miodelen ter verliguuge hiervan aengeraden. bladz.

-ocr page 809-

BE VOORNAEMSTE ZAKEN. 76s

Verfl erving (byzondere foort van) der teenen en voeten, bladz. 488. voorafj’egane ziekte, bladz. 489. toevallen van deze ziekte, bladz. 490. het heulfap als een zeer vermogend middel in dezelve aengeprezen. bladz, 491.

Verflyving der gewriciten. niet zelden een gevolg der witte gezwellen, bladz. 116. aen welke oorzaken men deze ongefteldheid der gewrichten genieenlyk toefchryft. bladz. 117. derzelver onbeftaenlykheid in het algemeen, bladz. 117-119. wat derzelver ■wezenlyke oorzaek zy. n/d'. welke middelen in dezelve te ftadc komen, bladz. 119-122.

VerzzveringtH (groote) aendedcelen vanhetligchaera voorvallende, hoedanig te openen, bladz. 34o en 341. in dezelve wordt eene kruiswijze opening vereischt, waerom? bladz. 342.

Vleescbbreuk y wat zy is. bladz. 387-389.

Voorfcbriften by doorgaende ziekten en andere doodsgevaren moeten voorzichtig opgefteld worden, bladz. 580 en 581.

Vruchten, derzelver gebruik en misbruik in den Roo-loop. bladz. 17 en iS.

W.

llfl'aterblaesjes, wat zy zyn. bladz. 328. het openen ' van dezelven is doorgaens van eene twyfFelachtige uitkomst, aid. wat hiervan de reden zy. aid. en 329. op wat wys derzelver opening met meer voordeel kan gefchieden. bladz. 329-331.

fVaterhreuk. derzelver teekens. bladz. 374 en 375. uitwendige en inwendige geneesmiddelen kunnen

C c c 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»iets

-ocr page 810-

766 BLAD W YZER van

niers tot derzelver genezing toebrengen, aid. de onderhoudende geneeswys in dat geval aangetcond, 376, de grondige geneeswj's , beflaende in eene nieuwe kunstbewerking , aengetoond, bladz. 376-379.

JJ'aterzucl't, wat zy is. bladz. aSp. in dezelfde foort van Waterzucht wordt de pislozing niet altoos door het zelfde middel bevordert.' blalz. 74. Water-zuch'.en door fpacnfchevliegen genezen. atd. Borstwaterzucht vereenigd zich niet zeldzaem met eenc longontfteking. bladz. 85. de onthouding van drinken in de Waterzucht fchadelyk. bladz. 86. de zeeajuin is in alle foorten van dezelve eep uiiflekend middel, bladz. 628 en 629. uit eene opltopping der ftonden door den braekwynfteen, in geringe giften toegediend, verdreven, bladz. 621.

ff^aterzucht ^ÇGevüricbts-') waer uit zyontdaer. bladz, spQ. veroorzaekt Ibmtyds ontwrichting. aU. en 291. hoedanig deze Waterzucht zich voordoet. aid. men neemt dezelve acn vele geledingen waer, doch veelvuldigsc in het gewricht van de knie, bladz. 292. het gezwel aen het gewricht mçt cens vlym geopend levert gelyk in andere foorten van de Waterzucht eene veifchillende flof uit. aid. en 497. deze ftof veroorzaekt vaek toevallen, die van de Waterzucht onderfcheiden zyn, aid. oorzaken der Gewrichts-Waterzucht, bladz. 293. 499. eene Waterzucht agp de knie door een hard, beenig , met kraekbeen bekleed , bewcegbaer lig-haem, in de holligheid van het gewricht befloten, veroorzaekt, bladz 295. uit eene verflyving van het been, all. kenmerken van eene Waterzucht in de knie, bladz, 300 302, welke db gevolgen zyn van eene verzuimde of verkeerdbchandelde Waterzucht, bladz, 302 205, de Waterzucht in de knie wordt veeliyds verward met her fponsgezwel. bladz, 306, het verfchil van deze gezwellen, bladz, 307. wordt ook dikwerf verward met het zucl^t-gejtwel-, hoe te onderfcheiden. bladz. 309, ondcr-fchej'

-ocr page 811-

DE VOORNAEMSTE ZAKEN. 767 fchciding tusfchen de Waterzucht en een Ettergezwel in het gewricht, aid. en 310. onderkenning van deze Waterzucht en eene verdikking der banden, aid. en 311. voorzegging omtrent de Waterzucht der gewrichten, aid. en 312. de ge-neeswys van de Waterzucht der gewrichten vcr-fchilt, naer de verfcheidenheid van den ftaet en trap der kwael. aid. wanneer men op de verdry-ving en verdeeling der ftilftaende vochten kan hopen , en welke middelen hiertoe dienftig zyn. bladz. 312-315. wanneer men op de verdryving niet kan hopen , dan moet de doorboring van het gezwel in het werk gefteld wofdén. aid. en 316. op welke wys dezelve moet gefchieden , en wat daerna behoort gedaen te worden, bladz. 319, 320. wanneer men by deze doorboring fteekwieken en infpuitingen gebruikt, dan is de uitkomst gemeen-lyk ongelukkig, en integendeel enz., bladz.316-319. waerom de fteekwieken en infpuitingen in deze gevallen zoo verderfclyk zyn. bladz. 321-327. op wat wys men den toegang van de lucht in de holligheid van het gewricht verhindert, bladz. 323 en 324.

IVaterzucbt, uit blocdrykheid oorfpronglyk. bladz. 67. derzelver oorzaken, aid. opheldering omtrent derzelver wording, bladz. 68. in welke menfehen dezelve voorvalt, en waeruit te kennen, aid. is meestentyds tusfchen vel en vleesch. bladz. 69. welke middelen in dezelve fchaden, en welke voor-deelig zyn. bladz. 70. gaet fomtyds over tot ont-fteking. aid.

fTaterzucht in een' lefloten zak. de opening in dezelve wegens den toegang en ftilftand dér lucht dikwerf nadeelig , ja doodelyk. bladz. 331. mee-nigmalen zoude het beter zyn dusdanig gezwel onaengcroerd te laten , waerom ? bladz. 332. zoude echter de kunstbewerking niet veiliger kunnen gefchieden? zekerlyk in fommige gevallen, en hoe dan te verrichten, aid. en 333.

C c c 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wïi'

-ocr page 812-

r68 - B L A D W y Z E R van • t M nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ A

Wkkner proeven worden te onrecht verdacht ge« houden, bladz. 271 en vervolg. 1

Witte gezwellen, welke gezwellen dus genoemd worden, bladz. 88 en 89. J.)aer zyn twee foorten. aid. dezelve komen voor in elk gewricht, doch veel meer in de groote dan in de kleene geledingen. bladz. 91. toevallen van de eerfte of zin-kingfoort der Witte Gezwellen , in alle derzelver verfchillendc trappen, bladz, 92 9Ó. verfchynfels, waergenomen by de opening in de eerfle foort der Witte Gezwellen, bladz. 96-99. toevallen van de meer verouderde of kropzwerige foort der Witte Gezwellen, bladz. 99-101. verfchynfels, waerge-romen by de opening in de kropzwerige foort van Witte Gezwellen der gewrichten, bladz. 103-107. onderkenning van de beide foorten. bladz. 107-109. geneeswys in de zinkingfoort der Witte Gezwellen, bladz. 110-113. uitwerkfels van de kwik , de wryving en andere middelen', in den meergevordertien ftaet van Witte Gezwellen, bladz. 113-116. in de kropzwerige foort van Witte Gezwellen , welke middelen daerin dienftig zyn. bladz. 126-128. ,

Wormafdryvende middelen opgenoemd. bladz. 588. werken alle zeer onzekar. aid.

Wormen by kinderen meest te vinden, bladz, 5S2. veroorzaken by dezelven vele ziekten, bladz. '583. by oude lieden zyn zy zoo vaek niet te vinden, aid. drie foorten van Wormen opgegeven, aid. hoe zy in de maeg komen, en aldaer ontwikkeld worden, bladz. 584. by Buik- en Rooloopen en alle rot-ziekten zeer gemeen, bladz. 199, 585 en 586. hos in deze ziekten te verdryven. aid.

Wryven fhet) ter reddinge van Drenkelingen aengc-prezen. bladz. 529. doch doet op zich zelve zonder verwarming niets uit. aid.

Wyn-

-ocr page 813-

DE VOORNAEMSTE ZAKEN. 76^

fi-^ynßeen Ç geblader de aerde vany is zeer duur^ en kan hierdoor niet altoos gebruikt worden. Middel aen de hand gegeven, om dit voor te komen, bladz. 738-74O-

fiynfleenbristallen zyn meestal koperachtig , reden waerom, en hoe dit ongemak vooi tekomen. bladz. 7S4-73lt;’.

fiyn/leenroom (ontbindbare) hoe te bereiden, bladz. 73Û.

Z.

^aedballen nieuwe manier om dezelve weg te nemen, bladz. 510.

^aedjlretjg y (waterachtige zwelling va» den) waer dcrzelver zitplacts is. bladz. 573.

^eajutnwortel. «en heeft witte en roode ; de laet-Ite is de meest vermogende, bladz. 613. dezelve is reeds onder de oude Geneesheeren bekend geweest. aid. Pythagoras wordt voor de uitvinder van dit geneesmiddel gehouden, aid. welke de meestgewone bereiding van dezen wortel eer-tyds was ; en waerom deze naderhand in onbruik gemekt is. bladz, 613 en 624. uit welke deelcn deze wortel beftaet. aid. en 625. dikwerf doet één acs van denzelven , in poeder gebruikt, braken. aid. de wortel in poeder wordt gemeenlyk met falpeter voorgefchreven, waerom ? aid, meermalen wordt de zeeajuin als een ontbindend, prikkelend, pisafdryvend, dan als een braekmiddel voorge-Ichreven, en noch meer deszelfs bereidingen, aid. in welke ziekten deze wortel een uitftekend middel. is, en in welke dezelve fchaedt. bladz. 628-640. zy is het voornaemfte middel in alle foor-•pn van waterzucht, bladz. 629. de Engclfchcn t®-

-ocr page 814-

770 'bLA D WYZ ER ;VAN

geven den zeeajuin in een afkookzel van »enever« bcsfen. aid. deze wortel heeft eene veidoovende kragt, bladz. Ó30.

Zeeajuinsazyn, wat zy is? het voorfchrift der Edin-‘ burgeren, bladz. 626 en 627. dit bereidfel jj onder een aenhoudend gebruik al tewalgelyk. aid.

Zeeajuinshonifrazyn heeft vele voordeelen boven het bovenftacnde bereidfel. bladz. 627.

Zeeofuinspillen (Edinburgfche) zyn zeer veriaogendc. bladz. 627 en 628.

ZeeaJuinsTvyn wordt inzonderheid door VArrSwiETZN geprezen, bladz. 627.

Zftzuur , vereenigd met de kwik , is gefchikt om zich met het fpiesglaskoningsken te vereenigen. bladz. 539. eenige eigenfehappen van (dit zuur, 'bladz. 546 en 548. *

Zenuwziekten (in de) wordt het gebruik van den braekwortel aengeprezen. bladz. 655.

Zinking der darmen verfchilt niet van de wei- of koude ziekten , dan door hare zitplaers. bladz. 7. deszeifs overeenkomst met da zinkingpyn der ledematen en van andere deelen bewezen, bladz. 34 52. hoedanig dezelve op de darmen vair, bladz. ^5 en 46. is fchicr altoos de oorzaek van den Rooloop. bladz. 6 en 33.

2diikitigdarmkeorts, waeruit zj’ontflaet. bladz. 13.

Zinkingpynen gaen fomtyds over tot verzwering, bladz. 40. galachtige zinkingpyn der ledematen, r wat zy is. bladz. 44. fommige moeten niet geweldig aengetasc worden, bladz. ib3.

Zift-

-ocr page 815-

DE VOORNAEMSTE ZAKEN. 771

Zinkingvocbt op alle tydeo van het jaer niet van den zelfden aert. bladz. 7, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Zuchtgezml, hoe te onderfcheiden van de Gewrichts« waterzucht der knie, bladz. 309.

Zwelling (eene koude) der beenen op een’ langdurigen loop volgende , welke middelen dan dienftig zyn. bladz. 55.

Zwam vereenigd de wydfle wonden, bladz. 341 en 343-

Zydewee waergenomen zonder pyn. bladz. 85.

EINDE.

-ocr page 816-

-ocr page 817-

-ocr page 818-

-ocr page 819-

-ocr page 820-