-ocr page 1-

-ocr page 2-

-ocr page 3-

-ocr page 4-

-ocr page 5-

Sladz. î

genees- heel-ARTZENY-EN vroedkundig

■iM” Ä G:

Seneca.

^aernemingen

OVER he!

GROOTER VERMOGEN 4 VAN Den

R O O D E N PERUVIAENSCIIEN BAST, IN DE GENEZING VAN TUSSCHENPOO-ZENDE EN ANDERE KOORTSEN.

Uit liet Eiigelsch van den Heer'WiL.t.i\^ Saunders;

Over de algemeene Geschiedenis van den Rooden Koortsbast.

quot;JTb had reeds lang vermoed daC de gemeen, _JL lyk in gebruik zyndc PERUviaenfehe Bast, in kragt en vermogen, veel minder was dan

ll. Deel. 1. Stuk. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A quot;nbsp;die,'

-ocr page 6-

^aernemingen 9ver den

die , welke door de eer fie Schryvers over dit onderwerp, doch meer byzonderlyk door onze landslieden, Morton en Sydenham, is acngeprezen, in wier werken de genezende kragten van dit Artzenymiddel, in tusfehen* poozende en andere Koortfen , voor byna onfeilbaer worden opgegeven. In hunnen tyd kwam de gepypte Bast Qa) (ten minfte hoe-danige nu in gebruik is) in geene aenmerking: de Schryvers , over de kragten der geneesmiddelen handelende, befchryven den Peru-viaenfehen Bast van dien tyd klaerblykelyk als eene grootcr foort, en als meer faemgepakte Hukken , wier kleur gelykt naer roest van yzer , welke kenmerken zeer duidelyke hoedanigheden van den Rooden Bast zyn, wiens binnenfte fchil cene okerkleur heeft, en wiens harsachtigc of middcnlaeg zeer naby den Bloed-Heen (/gt;) komt (*). De Heer de la CoNDAMiNE gaf zyne verwondering te kennen,

(ö) Quill Bark. .(^) Lapis Ilæmatitij.

(♦) De Bast is van eene middenmatige dikte, uitwendig ruw, eciiigzins grys, fomwylen met mosch bezet, inwendig glad, yzcrklcurig, van een’ fcherpvii en zeer bitteren fmaek. Dezelve wordt in den herfst verzameld, en rondom van den Ham en takken afgefchild. Dalei Pharntacoloiia, p- 201. ^Kno

-ocr page 7-

Rvoàen PEiiVviacn/chen Sast» 5 fiel!, wanneer hem door den Heer Thomas BfcACHYNDïN, Beftuurder van de Engklsche Zuidzee-Mactfchappye , te Paxama, ver-haeld wierd, dat de Schryvers over de kragten en bereiding der Geneesmiddelen in Engeland, den kleenen en gepypten Bast den voorrang gaven , terwyl de inwoonders van ' Nieuw Spanje den grooter Bast hoogcr waerdeerden (*). Ik kan zulk eene verkiezing al-

o Zy teUen geineenlylt drie foorren van de nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

tchoon fommigen vier; de witte, de geele, en de roode ; men verhaalde my te Loxa, dat deze drie foorten alleen-lyk in deugd verfchilden ; hebbende de witte naeuwlyk* eenige Icragt, en de roode den gele overtreffende.

De boomen, van welken men het eerst den Bast nam, die zeer groot was , zyn alle dood , zynde geheelenal at'gefchÏld, ’t welk hen, wanneer zy oud worden-, gewi»-felyk doet fterven. De ondervinding heeft geleerd, dat deze afftrooping fommige jonge boomen insgelyks doet fterven ; doch het meerder gedeelte ontfnspt het. Hiettoe gebruiken zy een gemeen mes, ’t welk zy met beide handen vasthouden; de afhaler (leekt hetzelve in den Bast, zoo hoog als hy reiken kan, en dryfthet du« nederwacrds zoo laegals hy Hechts kan. Het blykt niet, dat de boome«, welke groeien op die plaets, waer voorheen de oude (tonden, minder kragt bezitten dan dezelve, dewyl de (land en landouw dezelfde zyn ; het verfchil , zoo ’er eenig zy, zal inogelyk ontftaen uit den verfchillenden ouderdom der boomen. Doch men treft zeer weinig andere dan jonge boomen aen: my heugt niet ’er eene veel dikker dan mya arm, of boven de 12 of 15 voeten hoog gezien te hebben; deze, welke jong gefneden zyn, fchieten nieuwe takken uit de (lompen.

A 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Men

-ocr page 8-

Waernemingen over din

alleenlj’k hier uit verklaren , dat de grover, die te gelyk met'de kleener ftukken van dezen Bast in dit land wierden ingevoerd, of van een’ vezel- , fpons- of houtachtig famenftel, of waerfehynlyk door de vochtigheid bedorven , en van vervallen boomen genomen waren. De Drogisten hebben zulks fomwylen acngcvocrd, als ccne reden tegens het gebruik van

RTen verbaeldc my te box a, dat men te voren den grofflen Bast den voorrang gaf, inacr dat nu de fyiille het meest geacht, en dat de andere ’cr bygedaan wierd als iet» zeldzaems; de kooplieden kunnen mogelyk hun voordeel daer by vinden, dewyl dezelve beter inpakt. Maer een Wacrneincr van de E iv ge t, s cn g Zuidzee-Maetfchappye, te Panama, door wiens handen al de Quinquina, die in Europa komt, moet gaen , verzekerde iny, dat de voorrang, dien men tegenwoordig aen den fynen Bast geeft, een gevolg is van verfeheiden fcheikiindige ontbindingen en proefnemingen, welken men met beiden in Engeland genomen heeft. Het lehynt waerfchyiilyk, dat de moeie-lykheid om de groote grove Bast gchcelenal te droogen, en zyne natunrlyke gefchiktheid om de vochtigheid aen te trekken en te behouden, geholpen hebben om denzelven in minachting te brengen. Het gemeen vooroordeel wil hebben , dat de boom, om niets van deszelfs kragt te verliezen , afgefchild zal worden by de afneming van de maen, en aen de oostzyde. Deze omflandigheden , gelyk ook dat dezelve op den berg van Cajanuma verzameld was, waren bekrachtigd door eenen Notaris, in het jaer 1735, wanneer de Marquis de Castlefuerte eenige Quinquina van Loxa bekwam, om naer Spanje mede'te nemen op zyne terugreis.

Memeir. de 1'Atad. d. S. J/SS»

-ocr page 9-

Rooden Pp.Kvvïaenfchen Bast. 5 van den Rooden Bast; en vele trachten wacr-fchynlyk tegen deszelfs in treinbrenging te yveren, totdat men grooter hoeveelheid kan bekomen , en dezelve meer gelyk onder hen verdeeld zy, of totdat zy hebben kunnen be-fchikken over de groote hoeveelheid van den gewonen Bast, dien zy in hunne pakhuizen hebben.

De fmaek en geur van den Rooden Bast worden moeielyker ontwikkeld , en daerom in het begin zoo fchielyk niet befpeurd, wegens deszelfs digter famenhang , • en omdat ' de harsachtigc laeg zoo wel befchermd en be-floten is tusfehen twee andere. Dezelve if zichtbaer zwarer, dan eenig ander foort van Bast, en fchynt met. grooter naeuwkeurigheid gereed gemaekt en gedroogd te zyn , zynde deszelfs natuurlyk voorkomen en vorm beter in ftand gehouden.

Uit eene naeuwkeurigcr befchouwing van het onderwerp, denk ik dat het waerfchynlyk is , dat dezelve den Bast van den Ram of van de grooter takken zy; en ik ben in dit vermoeden te meer bevestigd door de gedachten van rayne vrienden , de Gcneeshecren Withering en Fothergill, in hunne

A 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;brie»

-ocr page 10-

s nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ll^atrnemingen »ver den

brieven, aen my medegedeeld, in welken zy opmerken , dat de eigenacrtigc en werkfarae deelen van den Eikenbast fterker zyn en in grooter hoeveelheid fchuilen in dien van den ftara en grooter takken, dan in dien van de jonger telgen of kleencr takken, die in ver-gelyking van eene onvolkomen wasdom zyn ; mogelyk wordt de fyne en gepypte Bast van jonger boomen , die hunne volkomen ryp-heid nog niet hebben , en deswegens een Bast van geringer vermogen uitleveren , ge. nomen

Wegens de overeenkomst van andere Basten , en den invloed van de landouw en luchtftreek, in het veranderen van het voor-ko-

(•) Mceiter Arrot, een Schotsch Heelmeester, die den Bast verzameld had in de plaets, waer dezelve groeide, zegt, dat de kle'ene gepypte Bast, zoo zeer in Exgelanü fewacrdeerd, de Bast is van jonger boomen, die ge-meenlyk de affehilvering overleven, het geen ouder boomen nimmer te beurt valt. Dit is een fterk bewys, dat de Bast, die het eerst in Europa wierd gevoerd, grooter en van ouder hoornen was, terwyl de nioeielykheid om dien te bekomen de reden geweest is , waerom een kleener en jonger Bast in gebruik kwam. Meester Arrot, en alle andere Reizigers komen overeen, in het verhefleu van den Rooden Bast boven alle andere. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cortex.

Vol. I.

-ocr page 11-

1 î I'

Rûoden PERwiaenfchen Bast. ^7 komen, en zelfs door eenen indruk te maken op de vermogens der gewasfcn van dezelfde foort, heb ik zeer veel regt om te befluiten, dat het onderfcheid beide in de grootte en kleur, tu§-fchen den Rooden en den gemeenen Peru-viaenfehen Bast, afhangt of van de grootte der takken , of van andere omftandigheden, die niet noodwendig een eigenaertig (c) verfchil in den boom influiten. — By vergelyking van den grooter Bast van den Eikenflam met des-zelfs Telgen - Bast fchoon van denzelfdéh boom genomen, bevinde ik de cerfte va.neene roode kleur, tcrwyl de laetfte veel blQeker is , de oneffenheid der fehil van de grooter Eikenbast en deszelfs algemeen voorkomen mag men vergelyken met die van den klcençn Eikenbast, als de Roode met d^n gemeenen PnRuviaenfehenBast; en ik heb, doordeLooi-jers op dit ftuk te ondervragen, niet flecljts geleerd, dat de grover Bast in deszelfs verpio-gens als een famentrekkend middel flerker U; maer ik heb door dc aftrekfels van beiden te vergelyken, en door dezelve de best uitwy. zende proeven, met opzicht tot der zei ver fa-mentrekkende kragt , te doen ondergacn,’door de ontbindingen van yzer met dezelve te .vçrr-

O) Specifc. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; -, j- . )r

A4

-ocr page 12-

8 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wmrnemngen over den

mengen , bevonden dat de nedergeplofte deelen van de grover en meerfaemgepakte ftukkcn van den Bast zwarter van kleur en in grooter hoeveelheid waren, dan die van den klcener Telgen-Bast. — Ik heb vele Geneeskundigen, die mj’ne monfters van den Eiken. Bast gezien hebben , overtuigd, dat dezelve zeer gefchikt zyn om myn vermoeden, dat de Roodc Bast de Cinchona Offtcinalù van L i N* îîÆUs is, optehelderen en te verfterken.

De volgende befchryving van den Peru-viaenfehen Bast, uit Pomet ontleend, is ins-gelyks cene verdere bekragtiging van deze Helling : — ‘‘ De Quinquina is de bast van een’

boom, die in Peru, in het wingewest ** van Quinto, op de bergen naby de Stad ‘‘ Loxa groeit. Deze boom is byna zoo “ groot als een kersfeboom ; zyne bladen “ zyn rond en getand; hy brengt een lange “ roode bloem voort, waer uit eene foort van peul geboren wordt, in welke . men een V pit vindt gelyk een amandel, die plat en wit, “ ej? met eene dunne fchil bekleed is : die “ Bast, welken men aen den voet van de ber-« gen van de boomen afhaclt, is dikker, om-dat dezelve meer voedfel ontvangt uit de *ƒ aerde; hy is glad, van buiten ligt geel, en

35

van

-ocr page 13-

Rooden PERVviaenfchen Bast. 9

« van binnen van eene bleekbruine kleur.

Die, welken men bekomt van de boomen op den top der bergen , is veel fraeier; dezelve is ongelyk , van buiten bruiner, en inwendig hooger van kleur ; doch de “ boomen , die op het midden van de ber-“ gen groeien, hebben nog bruiner en ruwer

Bast dan de andere. Alle deze Basten zyn bitter, maer die van de boomen aen den ‘‘ voet der bergen veel minder dan de andere.

“ Hier uit volgt, dat de minstvermogende “ Bast die is, welke in de laegfte plaetfen “ groeit, omdat dezelve meer aerd- en water-achtige deelen in heeft, dan die, welke hoog “ wast , en om de tegenovergeftelde reden “ beter is ; doch de beste van allen is die, “ welke op het midden der bergen groeit, omdat

dezelve noch te veel noch te weinig voed-“ fel ontvangt. — Daer is eene andere foort “ van Bast, dien men van de bergen van

Potosi krygt, die bruiner, geuriger, en “ bitterer is dan de voorgaende , maer veel “ fchaerfcher dan een van de overigen.

“ De hoedanigheden, welken wy in den Bast moeten ‘ waernemen , zyn dat dezelve be-V hoort zwaer te wezen, van eene vaste zelf-

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«* Jtan-

-ocr page 14-

10


Watrneming over ien


« flanAigheiiy gezond en droog. Wacht u voor zulken , die verrot is, terftond in bet het water zinkt, en op het doorbreken in “ ftof vervliegt, of vuil en morsfig is, ge-lyk fomwylen gebeurt ; maer verkies den zoodanigen, die in kleene dunne ftukken, “ donker en zwartachtig van buiten, met een “ weinig witte mos, of met eenige kleene “ varen blaedjes bezet, inwendig roodachtig “ is , en een’ bitteren onaengenamen fmaek “ heeft ; en verwerp dien, die opgebro-“ ken, vol van ligte houtachtige vezelen en “ van eene rosfe kleur is, en draeg zorg dat ‘‘ ’er geen verfcheiden ftukken bouts onder « dezelve zyn, van welke gy fomwylen meer

hebt dan van den Bast.

Dezelve was in het jaer 1653 door den “ Kardinael Lago, een Jefuit, het eerst in “Vrankkyk overgebragt ; en dewyl hy “ denzelve van Peru had medegenoinen, “ was die in Vrankryk zoodanig in trek, dat hy by het gewigt tegen de prys van “ het goud verkoft wierd,”

, Sedert de eerfte uitgaef van deze Verban, deling, heb ik myne onderzoekingen in andere plaetfen uitgeftrektj door welke ik overtuigd. , « ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ben.

-ocr page 15-

Rooden PEii.uvi(ienfihen Bast. ii ben, dat men niet langer in twj’ffel kan zyn of dezelve de Cinchona Offidnalis is. Ik heb ten monfter van den Rooden Bast, ’t welk my gegeven is door den heer Babbington, de Apotheker van Guy’s Ziekenhuis: — het bevat in zich een’ tak van den gepypten Bast, juist zoo als dezelve ingevoerd is.

Ik heb fommige monfters van den Rooden Bast zoo groot bevonden, dat zy een aenmer-kelyk gedeelte van het houtachtige bevatten; en welke derhalve min gefchikt is voor het gebruik dan die, welke van eenemiddenmatiger grootte is ; door meenigvuldige proefnemingen, over dit onderwerp , ben ik inderdaed be-kwaem, om met groote juistheid op het gezicht te bepalen de vergelykelyke hoeveelheid van de hars, in twee onderfcheiden Hukken van den Bast.

Sommigen hadden voorgeflagen, dat de Roode Bast zeer veel overeenkomst heeft met den MahognieBast; maer na dien Bast onderzocht, en met lieden by wien dezelve zeer bekend is, dacrover gefproken hebbende, ben ik verzekerd, dat ’er geen grond is om te vermoeden, dat hy dezelfde is, byaldien de volgende natuurkenners, door eene gefchikter gelegenheid.

-ocr page 16-

tî nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ITaernmingen over dvi

heid in ftaet gefield om dit gedeelte van ons onderwerp te onderzoeken, overtuigd wief-den, dat dezelve de Bast is van een’ boom in geßacht of /oort van de CincJwna Officinalis ver-fchillende: zulk eene ontdekking kan de proeven , wegens deszelfs overtreffend vermogen, niet verzwakken; en ik zou blyde geweestzyn, hadde men bevonden dat dezelve een voort-brengfel is van eenige van onze volkplantingen , in ftede dat dezelve tot nu toe niet bekend is in Europa, dan flechts als een inboorling van Zuid-America. Verfcheiden verftandige mannen, die geneigd waren om te denken , dat dezelve den Bast van een’ verr fchillendcn boom was, veranderden terflond van gedachten, door denzelven te onderzoeken in de gedaenten van een afkookfcl, geestryk- (d) of waterachtig aftrekfel (e), in welke hy de echte fmaek en kleur van den gewonen PERuviacnfehen Bast behoudt, uitgezonderd dat deze vry fterkcr zyn. Ik vermoède , dat wy lang gedwaeld hebben, door geheelenal over de deugdzaemheid van den PERuviaenfehen Bast te oordeelen uit de kleur van deszelfs uitwendige fchors. Ik heb ' fommige raonfters van den Rooden Bast gezien,

wel-

Qd) Tinétura. (r) InCufum.

-ocr page 17-

Roaden PERvviaenfcJien nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13

welke zeer vele harsachtige deden bevatte, met eene zeer witte fchors, doch wiens inwendige lagen faemgepakt, en van een donker roode of okerkleur waren. Ik heb twintig kasfen van dezen Rooden Bast onderzocht in denzelfden Raet, in welken hy ingevoerd was, en vond altoos een zeer aenmerkelyk gedeelte van den gepypten Bast onder denzelven.

Indien de uitvoering van dit werk evenredig was met deszelfs gewigt, het zou de opmerking van het algemeen , in eenen trap ver boven de meeste geneeskundige onderwerpen, gaende maken. Zulks zal buiten kyf toege-ftaen worden van hun , die ooggetuigen geweest zyn van de kwaedaertigheid en doode-lykheid der tusfehenpoozende en aflatende koortfen , in ieder gedeelte van de w^aereld, maer wel byzonder onder de warme luchtftre-ken; deze doodelykheid is geenszins te wyten aen de onkunde, of onbedrevenheid der genees-hceren in die landen , maer aen het onvermogen van den gewonen Bast, die in algemeen gebruik is.

Men ftaet toe dat het getal der geenen, die een flagtoffer van de heerfchende en faizoen-koortlen worden , onder de warme Juchtftre-ken,

-ocr page 18-

14- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iTaernemingen over den

ken , oneindig grooter is dan dat, ’t welk door het vyandeiyk moordtuig vernield wordt. In byna alle de gevaerlyke koortfen , die in onze Oost- en Westindifche bezittingen voorkomen , is de Bast van Peru het voornaemftc middel. Derhalve denk ik, dat het een voorwerp van het grootfte aenbelang is voor onzen landaert , dat onze vloten en legers rykelyk voorzien worden met dezen Bast , die hun zelden of nooit zal te leur Bellen.

Een Drogist zeidc tegen my, dat dit middel door deszelfs groote wcrkzaemheid gevaer-lyk wierd; ik antwoordde, dat wyn, met water vermengd, veel veiliger was in de handen van een’ onbedreven, dan enkele wyn, maer dat zulks niet bewees, dat wyn geen beter hart-verfterkend middel was dan water. Men kan het zelfde zeggen om te bewyzcn , dat zwakke en kragtelooze middelen , dewyl zy zachter werken , daerom verkieslyk zyn , boven de meervolmaekte in hunne foort. Ik geloof, dat de algemeene en meest gegronde klagt is over het gebrek van kragt en vermogen in den Bast, en geenszins dat dezelve te vermogend en werkzaera is. Om dit te bevestigen wyzc ik myne Lezers na de hier achter gevoegde brieven , welke aentoonen , dat de hartnek-kig-

-ocr page 19-

Rodden PEHwiaenfiJien Bast. ly kigheid en weerfpannigheid der tusfchenpoo-zende koortfen van het tegenwoordig jaer zoodanig waren , zelfs in dit land , dat zy den gewonen Bast weêrftonden, «n alleenlyk weken voor den Rooden Bast.

Niettegenftaende ik al vry vroeg een gunftig denkbeeld van dezen Bast opvatte , echter fehlet het zelve ver te kort by dat, ’t welk ik met regt kan verdeedigen, wegens de vereenig-de getuigenis van zoo vele heeren, in de verafgelegen deelen van dit land. Verfcheiden brieven, welken ik ontvangen heb, zyn ge-fchreven met zoodanig een’y ver, ten voordeele van deszelfs overtreffend vermogen , dat zy alleenlyk kunnen opgefteld zyn door de fterkfte overtuiging, welke uit veelvuldige en naeuw-keurige waernemingen ontftaen is.

Vele van myne geneeskundige vrienden heb ik overgehaeld, om den Rooden Bast te gebruiken in onze buitenlandfche bezittingen ; en het zal my vermaek doen aen het algemeen den uitflag van hunne waernemingen bekend te maken, zoo rasch als ik met dezelve vereerd worde. Een meer vermogende Bast wordt inzonderheid vereischt in die landen, waer het geweld en gevaer van den aenval zoo groot zyn.

In

-ocr page 20-

16 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ITaernemingen ever den

In de volgende waerneraingen heb ikrnyzclven bepaeld tot het gebruik van den Rooden Bast in koortfige ziekten; maer ik ben dadelj’k in het bezit van vele dingen, tot bewys van des-zelfs overtreffend vermogen in andere ziekten , in welke men den gewonen PERUviaenfchen Bast nuttig bevonden had.

De invoering van den Rooden Bast in die land was het gevolg van zekere gebeurtenis. In het jaer 1779 werd ’er een Spaensch fchip, van Lima komende, en gefchikt naer Radix, door het Fregat de Hussar genomen, ente Lisbon opgebragt: de lading beftond gchech enal uit dezen Bast, waervan terftond een gedeelte in dit land overgebragt wierd; en door fommige Londonsche Drogisten was een aenzienlyk gedeelte te Ostende opgekoft, tot een zeer lagen prys. De kasfen, in welken denzelve naer Europa was overgevoefd, waren fchier dezelfde als die, in welken de gewone PERUviaenfehe Bast befloten was; en zy werden alle verkoft, onder de algemeene benoeming van Quinquina. De Drogisten, in wier handen de Roode Bast het eerst kwam, vonden het moeilyk om den zei ven aen den man te helpen, dewyl deszelfs voorkomen zoo zeer verfchilde van den gewonen Bast : einde-

-ocr page 21-

Roodtn Pz9,uvlamfchen Bast. ï/ jyk boden iy denzelven ter beproevinge aen die .^pothékers, welke in zulke plaetfcn wonen ; waer de tusfchenpoozeilde koórtfen veelvuldig zyn r hét voordeel, dat zy door deszelfs gebruik genoten , overtuigde hen fpoedig van deszelfs groocer vermogen. Hy werd al vroeg in dé Ziekenhuizen gébruikt ; en zyn meerder vermogen werd algemeen bekend. Dezelve is federt altoos in algemeen gebruik gebleven in de Ziekenhuizen van St. Barth £ u , St. Thomäs, Guy, en in het Londons CHE. De, achting van den Roo-den Bast is derhalve beter gevestigd, en on-derfteund door de lamenloopende getuigenisfen van meer Artzcn , dan die van eenig ander geneesmiddel. Elk Drogist, met wien ik over dit onderwerp gefproken heb, verzekerde my, dat de vraeg naer denzelven in dit land fterk en algemeen is; en ik ben insgelyks verwittigd, dat wy van denzelven voorzien zullen worden ; en terwyl hy nu niet langer onder de handen Van eenigc weinige handelaers is, zyn de vooroordeelen der Drogisten verdwenen ; en ik heb nu laetst niets gehoort van deszelfs ' verderffelyke hoedanigheden, welke men voorgaf uit deszelfs grooter vermogen ontftaen te zyn.

U.Diei.i.Stuk. B nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vaa’

-ocr page 22-

li

• n ^aernemingen over den

Van de moeieiykhcid om zulke proeven, ’t zy over de uitvvcrkzcls van geneesmiddelen, of omtftnt eenigen tak van de Geneeskunde, wacr de dierlyke huishouding in aenmerking komt , te vol voeren , volkomen bewust zynde, verzocht ik het gevoelen van vele vernuftige en oplettende kunstoeffenaren, die wegens hun ftand veelvuldige gelegenheid gehad hebben , om den Rooden Bast te beproeven, Deze voorzorg fcheen des te meer noodzakclyk , omdat ik wel overtuigd ben, dat de zucht voor iets nieuws, en eene te groote ligtgeloovigheid in het toelaten van proeven op een zeer twyffelachtig gezag, de geneeskunst meer dan eenige andere w^ tenfehap bedorven , en meer nadeel gedaen heeft, dan de ongerymdflè en ingebeelde leer-ftelfels, wier dwalingen gemakkelyk ontdekt worden.

Over DESZELf^ kenbare Hoedanigheden.

De Roode Bast is in veel grooter en dikker Rukken, dan de gewone PERUviaenfche Bast. Dezelve beftaet klaerblykelyk-uit drie onder, fcheiden lagen. De uitwendige is dun, ruw, en vaek bedekt met eene niosachtige zelfftan.

-ocr page 23-

Rooden PEKVviaenfchen Bast. 19 digheid , en van een roodachtige bruine feieur (*). De iniddenfte is dikker, vaster, en donkerer van kleur. Hier fchynt het harsachtige gedeelte geheelenal te fchuilen, zynde Zeer bros, en bevattende duidelyk eene groo-ter hoeveelheid van ontvlambare ftofFe, dan eenig ander foort van Bast.

De inwendige laeg heeft een vezel- en houtachtiger voorkomen, en is helderér rood dan' de voorgaende.

Een geheel ftuk breekt volgens die brooze wys, welke by de Schryvers, die over de kragten der Geneesmiddelen handelen, als een be-wyS voor de voortreffelykheid van den Bast -»s opgegeven.

Wanneer men denzelven tot poeder ftampt, 2al de middenfte laeg, die het grootfte gedeelte van den hars fchynt te bevatten, niet ïoo gemakkelyk als de andere lagen voor den ßamper wyken : hierop moet men inzonderheid

., (*3 Ik lag onlangs eenigen zeer goeden Rooden Bast, wien» uitwendige fchil een wit voorkomen had , fchoon dészelfs inwendige oppervlakte van eene hoog roode kleur, ün de bast zeer hawachtig, faemgepakt en zwaer was.

B i

-ocr page 24-

so JFaernemin^sn over den

heid letten, als men denzelven in poeder gfc. bruikt. Deszcifs gcur is voornamelyk te ont-, dekken, ’t zy in de poeder of in de ontbinding; zy is duidelyk fpeceryachtiger, en heeft cen fterker gract van bitterheid, dan de gewone Bast.

Over deszelfs Schei- en Artzeny. KUNDIGE Geschiedenis.

Proef.

twee lood van den Rooden Bast, tot een fyn poedef geftampt, deed men zestien oneen overgehaeld water; en nadat dit te gelyk, gedurende vierentwintig uren, in eeneenggehals-de fiorcntynfche fles getrokken had, werd het vocht zorgvuldig doorgezygd. Dezelfde proef werd met den gewoonlyk in gebruik zynde PERUviacnfehen Bast genomen.

De kleur van de beide aftrekfels was zeef verfchillende ; die van het aftrekfel met den Roóden Bast was veel hooger. De fmaek en geur van het aftrekfel van den Rooden Bast waren veel flrerker , dan die van het andere. Naer het gevoelen van vele heeren , die de aftrekfels proefden , was het koude aftrekfel

van

-ocr page 25-

Knoden 'PERVyiaenfehen Bast. aw-van den Rooden Bast tastbaerlyk meer bezwangerd , dan zelfs het fterkfte afkookfel van den gewonen Bast, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«

ze Proef.

By vier lood van het koude aftreklèl van den Rooden Bast werden twintig druppels van het Geestryk Aftrekfel van de Staelhloemen Qf')^ gedaen. Het zelve werd terftond van eene donkerer kleur , verloor fchielyk zyne doorj fchynendheid, en liet na een’ korten tyd een zwart poeder doorzakken.

‘-ù

3e P R o X F..

By vier lood van het koude aftrekfel va» den gewonen Bast werden twintig druppels van het Geestryk Aftrekfel van de Staelboemen, op dezelve manier sfls in de voorgaende proef, gedaen. Hat behieldt eenigen tyd zyne door-, fchynendheid, en kreeg naderhand eene donkere kleur ; maer ’er gefchiedde hiet geene doorzakking als in de vorige proef.

Proef.,

Tindura florum martiaiiura.

B 3

-ocr page 26-

32


JTasrnaningen over âen


4e Proef.

By twee lood grove poeder van den Rooden Bast werden zestien oneen overgehaeld water gedaen ; en toen dit zoo lang gekookt had, totdat de eene helft uitgedampt was , werd het vocht, terwyl het wärm was, door een ftuk linnen gekleinsd. Dezelve proef, onder gelyke omftandigheden, werd met den gewo-men Bast genomen. De uitftekender fmaek en geur van het afkookfel van den Rooden Bast waren insgelyks merkbaer , even als in het aftrekfel. Het afkookfel van den Rooden Bast liet, onder het bekoelen, eene grodter hoeveelheid van hars doorzakken, dan het afkookfel van den gewonen Bast. Het onder-fcheid van kleur was insgelyks zeer ken-nelyk.

5 e Proef.

By twee lood grove poeder van den Roo^ den Bast werden egt oneen van den proef» geest (g) gedaen i en na dat dit eene week geflacn had , werd het geestryk Aftrekfel dooFgezygd.

On-

(5) Proof Spirir,

-ocr page 27-

Rooien ViLiwviaenfc'ien Bast. ïj

Onder gelyke omftandiglieclen , deed men dezelfde proef met den gewonen Bast. Het jeestryk Aftrekfel van den Rooden Bast had, beide wanneer het op zichzelf gefmaekt wierd, en onder eene nederploffing door water , meer geur en fmaek, dan dat van den gewonen Bast.

Het geestryk Aftrekfel van den Rooden Bast heeft veel hooger kleur dan het andere,

óe Proef.

By ieder overfekot Qh') van de voorige geest, rylte Aftrckfels werden agt oneen van denproef-geest gedaen, welk mengfcl men den tyd van vierentvintig uren in eene matige zandhitte trekken, en daerna eene week vermengd liet, fomwylcn hetzelve eens omfehuddende. Het geestryk Aftrekfel werd dan afgegoten; dat van den Rooden was klaerblykelyk het fterkfte.

Beide de geestryke Afcrekfels van de vyfde cn zesde Proef werden, door eene zachte hitte, uitgedampt tot de dikte van een harsachtig verdikt vocht (Q,

Het

Qb') Ref/dtram, CO Extraftuiir refinoRnn, B 4

-ocr page 28-

24 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ff^^aernemingen over den

Het verdikte vocht, uit het geestrykAftrek, fel van den Roodcn Bast, had een effen een-daentig voorkomen , niet ongelyk aen dep verdikten PfiRuviaenfchen Balfem; de geur en fmaek van het oorfpronglyk geestryk Aftrek-fel waren geheel in het zelve bewaerd-

Het verdikte vocht uit den gewonen Bast had eene zeer verfchillende gedaente. Het fcheen grof en gruizig, en geenszins zoo gekenmerkt , als deszclfs oorfpronglyk geestryk Aftrekfel. ,

De hoeveelheid van verdikt vocht, uit^^den Rooden Bast gehaeld, was aenmerkelyk groo-ter, dan die uit dezelfde hoeveelheid van den gewonen Bast ; maer , dewyl het overblyffcl van geen van beiden volkomen kragteloos ge-maekt was , kan men de juiste hoeveelheid niet opgeven (•).

7e. Proif.

C*3 zesentwintig ponden van den Rooden Bast werden zesentwintig tweefloops flesfen van den proefgeest ge-daen ; nadat dit ecnigen tyd getrokken had , werd het Geestryk Aftrekfel afgegofen , en in een waterbad over-gthaeld; de hoeveelheid van het verdikt geestryk vocht, was twaalf en een half ponden; eenig water, op het tvrr~ fcbct van het geestryk Aftrekfel gedaen zynde, bekwam »en vier ponden van het waterachtige verdikt vocht.

ia

-ocr page 29-

Kooden P-ERVviaenfchen Bast.

7^ Proef. ‘ '

Een thélepe.1 vol yan ieder der geestryke Aftrekfels , volgens de vyfde Proef vcrvacr-digd, deed mç.n by twee oneen water; de hars* achtige doorzakking van den Rooden Bast was niet flechts overvloediger , maer gefchiedde ook rasfeher, dan die van den andere ; en echter ) voor zoo ver wy uit den finaek en geur

van '

In eene andere proef, met dertig ponden van den Rooden Bgt;st , van eene minder foort, op dezelve wys als de voor-gaende behandeld , verkreeg men Hechts elf en een half ponden van het geestryke , en vier en een half ponden van het waterachtige verdikt vocht.

Dezelfde hoeveelheid van den besten, tot hiertoe in gebruik zynde PERUviacnfehen Bast levert van zes en een half tot zeven en een half pond van het geestryk aftrekfel uit.

Het zal dienftigzynhier aen te merken, dat deze proeven hier zyn opgegevçn op het gezag van een’ zeer voornamen Drogist, die naeiiwkeuriglyk had opgemerkt de hoeveelheid van het verdikte vocht, door den gewonen weg verkregen, nit eene gegeven hoeveelheid van den Rooden Bast, door twee onderfcheiden proefnemingen : de lezer zal insgelÿks opmerken, fchoon de geest om de geestryke Aftrekfels te maken gebezigd, verzadigd kan geweest zyn met hars, dat ’er echter geene verfche hoeveelheid op het overfchot ge. daen was, welke door al debars ’er uittehalcn eene grooter hoeveelheid van harsachtig verdikt vocht zonde nitgelc-verd, en gevolgelyk weinig of tiiets voor het waterachtige verdikt vocht overgelaten hebben. Schoon deze proeven niet genomen zyn, met eenige wysgeerigc bedoeling, echter ben ik van derzelver naeuwkeurigheid genoegzaera overtuigd: zy doen meer af dan proeven, op eene minder hoeveelheid genomen,

B 5

-ocr page 30-

Irdernemin^tn ovtr den van beide konden oordeelen , bleef ’er nog oneindig meer van den Rooden, dan van den gewonen Bast in het water ontbonden.

ge Proef.

In navolging van de Proeven van myn’ ver-nuftigen vriend, den geneesheer Percival, deed ik by vier lood van het waterachtige af-trekfel van lederen Bast eenige weinige druppels van den ßapfen rùricolgeest nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Het

zuur verliest zyn fmaek veel meer in het af-trekfel van den Rooden, dan van den gewo-nen Bast, zoo dat ’er meer voorkomende ver-fchynzels waren, dat het zelve midden-llachtig geworden was.

Proef.

Een afkookfel van beide den Rooden en gewonen PERUviaenfeben Bast was vervaerdigd « door van ieder twee lood te nemen , en de-zelven in anderhalve pint waters te koken, tot op één pint : de eerftc had grootelyks de overhand in fterkte en vermogen, gelyk in eene voorgaende Proef gemeld is. By ieder afkookfel werd eene verfche pint waters gedaen : de

Ko

fi) Spiritus Vitrioü, cenuï?.^

-ocr page 31-

Rofkden PsRuviiitnfihen Bast. ^7 Poking blöef aenhouden, totdat die hoeveelheid was uicgedampt. Het afkookfel van de^. gewonen PERuviacnfchen Bast fcheen traps-'t'^j'ze deszelfs onderfcheidenlyke hoedanigheden te verliezen, terwyl dat van den Rooden zyne eigen op den duur behieldc.

Dezelfde hoeveelheid waters als voorens werd wederom by beide gegoten , en de af-koking herhaeld, zoo larrg totdat ’er een Gallen (f) waters w«s uitgewaderad; op het einde van welken tyd de gewone PcRüviaen. ßjie Bast byna fmakeloos geworden was; maer de Roode Bast behield nog al deszelfs ken-nelyke hoedanigheden. Deze Proef bewyst, «iat de gewone manier , volgens welken men den Bast kookt, fchadelyk is voor deszelfjs vermogens.

Op myn verzoek heeft de heer Skeete, een zeer vernuftig en opmerkzaem jongman uit B A R B A D o s, en leerling der Geneeskunde in Guy’s Ziekenhuis , verfchœiden Proeven genomen, om de vergelykende rottingwerendc kragt van den Rooden Bast en den gewonen

Pe-

(t) Een Callan houdt omtrent drie Amsterdamsche uingclen.

-ocr page 32-

tl • i^atrnemingen ever den

PTRUvnacnfchcn Bast te bepalen ; en hy bevond dat het aftrekfel van den Rooden Bast de dierlyke zelfftandigheid veel beter en voor langer tyd bewaerde , dan het aftreklèl , of zelfs het afkookfel van den gewonen Bast: inderdaed , het afkookfel van den gewonen Bast was, na dat het poederachtige gedeelte nedergeftreken was, min bitter, en bewaerde de dierlyke zelfllandigheid eene korter wyl, dan het aftrekfel van denzelven Bast. Zyne proeven waren met groote naeuwkeurigheit in het werk gefield; en de uitflag van dezelven was aen het onderzoek van vele heeren in Guy’s Ziekenhuis onderworpen.

I

De befluiten, tot welken de gemelde Proeven duidelyk aenleiding geven, zyn.

Vooreerst, dat de Roode Bast meer ontbind-baer (/) ’s, dan de gewone Peruviaenfche Bast, beide in water en geesU

Ten tweede^ dat dezelve cene veel grooter hoeveelheid van werkzame en harsachtige dee. len bevat.

Tien,

(/) Soluble.

-ocr page 33-

Rmden PE-Rwiaenfchsn Sast. 4$

; Ten Derde , dat deszelfs werkzame deelen, zelfs dan, wanneer zy grootelyks door eenig vocht verdeeld zyn, hunne kennelyke hoedanigheden (m) in eene fterker mate behouden j dan de meest verzadigde ontbindingen van den gewonen Bast. ‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Ten . luierde , dat dezelve, door koking, dezelfde fchifting (w) van zyne deelen niet ondergaet, gelyk de gewone PERuviaenfche Bast. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j

Ten njfde, dat de Roode Bast meer famen-trekkend is, dan de gewone PERuviaenfche

I Bast. i

I . Ten Zesde, dat deszelfs rottingtegenflaende Vermogens grooter zyn : als een bykomend

I bewys dienacngaende zal het niet ondienftig zyn hier aentemerken, dat beiden deszelfs koud aftrekfel en afkookfel hunne bitterheid • en andere genezende kragten in zomermaend, in het ftookhuis (o) van Guy’s Ziekenhuis,-gedurende vyf weken en misfehien langer, volkomen behouden , terwyl een afkookfel van

... . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• den

(ra) Senfible Qualities, (n) Decompofition. (jgt;S Ela-boracory.

-ocr page 34-

3® nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ^aernemin^en over den

den gewonen Bast duidelyke teekenen gaf van eene verandering binnen weinige dagen. In* het afkookfel van den Rooden Bast blyft het poeder, ’t welk gedurende deszelfs bekoeling is afgefcheiden, naeuwkeurig door het vocht verfpreid, ’t welk derhalve bezwangerd en drabbig blyft, als het ftilftaet. In het afkook« fel van den gewonen Bast zinkt het poeder fchielyk naer den grond : de Roode Bast bevat derhalve in zich een grootcr gedeelte van flymige deelen, zoodanige als door den overleden geneesheer Fothergill voorgefteld zyn geweest , om by bet afkookfel van den gewonen Bast van Peru te voegen, ten einde het drabbig zou blyven, wanneer het ftil Rond, cn opdat daerenboven deszclfs harsachtigc deelen in het vocht volmacktcr zouden opgehouden worden. Het is duidclyk, dat deze omftan-digheid de werking van de maeg op hetzelve fterk zal begunftigen.

De voordeelen , die derhalve van den Rooden Bast te verwachten zyn, kunnen niet erlangd worden van eenige hoeveelheid van den gewonen Bast. De beste gewone Bast, vergeleken met den Rooden Bast, fchynt kragteloos en uitgeput.

Alle

-ocr page 35-

Rondin PtKvviaenfchtn Bast. 31

; Alle de bovengemelde Proeven zyn geno» tnen in de tegenwoordigheid van vsrfcheiden heeren. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;

Ik werd gedreven om dit onderwerp naeuw-kçuriger gadeteflaen, wegens het vermoeden, dat de Roode Bast het koude water, door aftrekking , zoodanig zoude können bezwangeren , als noodig was, om de tusfchenpoozende Koortfen te genezen met meerder zekerheid, dan door het afkookfel of het poeder van den gewonen Bast kan gefchieden. Dewyl de kennelyke hoedanigheden , gelyk uit de bovengemelde Proeven blykt, zoo veel Herker zyn in het koude aftrekfel van den eenen , dan in het afkookfel van den anderen Bast.

Men kan , volgens myne gedachten , niet ontkennen , dat de gezegde Proeven, welke genomen en menigwerf met groote naeuwkeu-Tigheid herhaeld zyn, overvloedig bewyzen, dat de Roode PERüviaenfche Bast den anderen in .dcszelfs kennelyke hoedanigheden overtreft, en dat dezelve eene veel grooter hoeveelheid van deze harsachtige en werkzame deelen bevat, omtrent welken alle de Schry vers, over de Geneeskunde en de kragten der geneesmidde

len

-ocr page 36-

31 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ff'aemèmingen over den

len handelende, geloofd hebben dat de kragt en het vermogen van den Bast van dezelve «fhong.

Over de algemeène werking vàm

DEN Bast van Peru , op het MENSCHELYKE LIGCHAEM.

De volgende aenmerkiugen zyn gefchikt, oth ze op den gemeenlyk in gebruik zynde Peru-viaenfehen Bast toe te pasfen ; raaer ik ben verzekerd , dat men de uitwerkfels, ' die opgeteld zullen worden, in een’ veel fterker graed heeft zien vóórtbrengen door den Roo-den Bast. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

Het koude aftrekfel van den Bast fchynt den eetlust en de vertering- der fpyzen duide-lyk te bevorderen; het vermeerdert de veêr-kragt (p) en werking van de maeg, waerdoor het raaegfap , het groote fcheivocht (5) van ons vast voedfel, volmaekter bereidt wordt.

In de meeste gevallen vermeerdert de Bast veeleer de hardlyvigheid , het gemeene gewrocht

Tonu». (^7 Menftruum.

-ocr page 37-

kooâen PuRvyiaet^chin Basti 3 g

krocht van fterkc cn werkzame darmen. Echter is hy, in zecr ruime giften, gemeen« lyk buikopencnde; raaer dit uitwerkfel houdt binnen korten tyd op, *

Hy döet den polsilag fneller en Voller Worden in de gezondheid , en in de meestä ziekten zonder koorts.

In Slepende eri Kwaedaertige köortfen (r), én wel byzonderlyk onder de aflating tnaekt hy den polsHag ïlerker en insgelyks tragerj

In byzondere oiriftandighederi vari eerie koorts , met zwakheid en eene neiging tot aflating vergezeld, fehoon van een’ Zeer on-i’egclmatigen loop (Q , Vermindert hy de koortfige hitte.

Hy vergroot de dierlyke hitte j en ver-zwaert ieder toeval in die koortfen, die of met eene plaetfelyke ontfteking , of met eene algemeene ontftekinggefteldheid , vergezeld zyn, ’t welk klaerblykslyk aenge-duid

(r) Low and Malignant Fevers, (j) Remisfi»-Ö) Typus. ,

. iLDeeULSluli. G

-ocr page 38-

ïï’’arncmÎKgen over âen

duid wordt door denpolsflag, door de manier, op welke de ziekte eerst aenvalt, door het gebrek van eene behoorlyke vryheid in de affcheidingen , cn door eene pynlj'ke en be-zwaerlyke oefening van iedere werking.

Hy ftuit de flerke en uittdrende ontlastingen, en voornacmlyk die door de huid; terwyl hy de ongevoelige uitwademing, of andere natuurlyke ontlastingen, niet fchynt te verminderen.

ïTy beteugelt iedere neiging tot rotting of verfterving, wanneer dezelve voorkomen onder omftandigbeden van verzwakking; doch hy zal deze beide bevorderen, zoo hy onöor. deelkundig gebruikt wordt , als de werking van het vaetgellcl te geweldig is , of als de oritftekinggcfteldheid te veel de overhand heeft. Het fchynt redclyker deszelfs werking, als een rottingtegenftaend middel, toe te fchryven aen zyn vermogen om de veêr-kragt van het vaetgeftel op te wekken , dan aen eenige voorname werking op de dierlyke vochten.

Mogelyk zal deze leer kunnen gebezigd worden , om de gefchiedenis der geneesraid.

de-

-ocr page 39-

Rotâen PEKüviaenfchen Rast. ^S.

Öeién, in de Scheurbuik gebruikelyk, te verklaren , welke ziekte aengelokt en bevorderd wordt door alles j wat verzwakking kan aen-brengcn, en duidelyk voorgegaen wordt doof toevallen Van eene verminderde lefenskragt ’t welk noodwendig äenleiding geeft voor an* dere toevallen , die alleenlyk in de tweede plaets in de dierlykc vochten ftand grypcn Q*)t

gt;

lïy bevordert onder verfcheiden om-Uandigheden, eene gunftige verettering, en Verbetert den aert van bloedige en fcherpç etterige ontlastingen.

Deszelfs werking kan hier alleenlyk ver-klaërt worden uit zyn algemeen veêrkragt* herltellend vermogen ; nademael beide alge* meene of plaetslyke zwakheid de verettering Vcrtraegt, en de hartnekkigheid van flechtge,-ftelde zwecren begunftigt. . »

Uit dit zelfde beginfel kan men deszelf« Vermogen, in het bevorderen der voortbren* ging van den waren etter in de Kinderpokjes, verklaren.

Het

U) Zie het Qnderzoelt hner Jen oorf^rong, voaeruit ie toevallen van de Scheurbuik en de botziekten tntflaenf (in ’t Enjelsch gefchreren) door den geneesheer Milmä«#

V-1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ca

-ocr page 40-

’ tTacrntmingen over den

S lt;5

Het tydperk van zwakheid is alleenlyk het geeue, waerin men den East moet toedienen.

Ik heb lyders gezien , die onder de meest famenvloeiende Pokken den Bast noodig hadden , in den voortgang der verëttering ; en echter zyn , in den meergevorderden flaet van de ziekte, dezelfde lyders behouden, door een tydig en herhaeld gebruik van het lancet in de tweede of zoogenoemde Etterkoorts , die hevig aenviel met ontftekingtoevallen van eene ware longontfteking.

In teedere en gevoelige gcftcHen, die by-zonderlyker gefchikt fchynen te zyn voor kropzweerige ongefteldheden , en in welke eene ontfteking van een’ byzonderen aert ' voorvalt, die eerder voor verfterkende dan 'ontlastmiddelen wykt, heeft men den Bast het beste middel gevonden : dit mag men waerfchynlyk wel toeftaen , wegens de reeds gegeven verklaring op het onderwerp van de Scheurbuik, t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“

Va»

-ocr page 41-

Roeden PtRVviaenfchen' Sast.

57

OVFR DESZELFS GEBRUIK , IN DE GENEZING VAS| TUSSCHENPOOZENDE KoORTSEN. '

*

Alles, wat ik over dit onderwerp heb voof te dragen, is de uitflag van eene zorgvuldige en nacrftige waerneraing , geheelenal onvermengd met eenige foort van vooroordeel, ter begunftiginge van eenig byzonder leerftuk, of eene blinde verknochtheid aen ecnig ftelfel. i

Niettegenftaende de bezorgde en befchroom-de kunstoeffenaer vry algemeen het gebruik, van den Bast verboden heeft, zoolang totdat ’er ontlastingen gemaekt zyn , ben ik echter door ondervinding zeer wel overtuigd, dat in zoodanige Tusfchenpoozende koortfen , welke byzonderlyk in lage en moerasfige plaetfen woeden en landeigen (u) zyn, en in zulken, als veelvuldig voorkomen aen de oevers van den Theems, en in de lager gedeelten van de ftad London, de Bast niet te vroeg kan gegeven worden; het voorbereidend gebruik van brack- en buikontlastende middelen is niet flechts noodeloos, maer brengt in fommige

. ge-

Febrcj Endemicœ.

C gt;

-ocr page 42-

^aernemingen over den gevallen groote zwakheid voort , cn moet des» wegens vermyd worden,

Het leerftuk over de koking, hoe zeer het zelve rechtmatig kan zyn in acnhoudend© Jtöortfen , ert in fommige gevallen van ont-fteking, moet niet toegepast worden op tus-fchenpoozende koortfen , die door de be-fmettendc uitvloeifels (v) van lage en dampige gronden zyn voortgebragt, en de voornaem-fte -oorfprong zyn van de koude koortfen in den omtrek van de zoo even genoemde flad.

In dit gevoelen ben ikverfterkt, doorbet getuigenis van den geneesheer Cleghorn en anderen, die het dikwerf noodzakelyk vonden den Bast na den eerften aenval van de ziekte te geven, om de wederkomst van een‘ tweeden aenval , die in vele gevallen onver-mydclyk doodelyk zoude geweest zyn, kragt-dadig te beletten of te verminderen ; en de Geneesheer Lind heeft zeer eigenaertig opgemerkt, dat zulke toevallen, welken men acn den Bast geweten heeft, eerder de uitwerk-, fels zyn van den aenval , dien men , door dat geneesmiddel te verzuimen, geduld heeft wederom te komen,

Ver»

(v) Miasmata,

-ocr page 43-

Roaden PERWiaenfchen Bast. 39

Verfcheiden toevallen zyn ’er, die het gebruik van den Bast zouden beletten, zoo zy onderfcheidenlyk en van ceneTusfchenpoo-zende koorts onafhanglyk voorkwamen , als hoest, raoeijelyke ademhaling en pyn in de zyde ; dezelve worden gemeenlyk aengebragt door den acnval van de Tusfchenpoozende koorts, en wyken alleenlyk voor het gebruik van den Bast, waerdoor die aenval kan verhoed worden. Zoodanige toevallen laten geen onderfcheiden en afgezonderde behandeling toe, maer worden altoos verzwaerd door het gebruik van ontlastmiddelen, doch vooral door aderlatingen , de gefchiktlle middelen tot verlig-ting in de gewone Zuiverende koortfen (w).

Ik hc^ fomwylen eenc vermenging van eene Tusfchenpoozende en Uittërende koorts in denzelfdcn lyder acngetroffen , en konde dc aenvallen van beiden onderfcheiden: de Bast, terwyl hy de Tusfchenpoozende koorts genas, heeft insgelyks de Téringkoorts gematigd; fchoon het niet blykt dat eene Téringkoorts op zichzelve, en inzonderheid als een toéval van de Longtering ten cenigen tyde onder het gebruik van den Bast wykt; ik denk derhalve, dat

(w) Deputatory Fevers.

C4

-ocr page 44-

*4® nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;If^aerneniingen over den -

dat het waerfchynlyk is, dat in de behandeling van Tusfehenpoozende. koortfen, met andere ziekten vermengd , onze voorname aendacht in het eerst moet gevestigd worden op de genezing van de Tusfehenpoozende koorts; echter kan het noodig zyn eene aenwyzing, die niet ftrydig is met de behandeling van de Tusfehenpoozende koorts , en betrekking op de andere ziekte heeft , te volgen. Ik heb in de Waterzuchten, met Tusfehenpoozende koortfen vergezeld, meer voordeel van den Bast , met raiddenflachtige zouten en andere zachte pisafdryvende middelen vereenigd, genoten , dan v^an fterke buikzuiverende midde-len, die altoos de Tusfehenpoozende koortfen verlengen. Ydere wederkomende aenval bevestigt meer en rpeer de oorzaek van diç ziekte, welke dezelve heeft voortgebragt.

Myn oogmerk is niet cm te kennen te geven, dat ’er geenc gevallen voork'omen, in welken het onvoorzichtig zoude ?yn een braekmiddcl toetedienen , en inzonderheid aen lyders, die aen galachtige raeuwigheden in de maeg opderworpen zjm ; doch zulks gefchiedt meer m.et oogmerk om een’ hinder-pael voor de werking van den Bast uit den WPg tç ruimen, dan als eene noodzaeklykheid

ÇW

-ocr page 45-

Roüäen PEiwviaenfchen Bast. 41 orn denzelven veilig te maken; en ik beb mee-nigmalen de walging en braking derwyze een ge-volg van den aenval bevonden, dat zyalleenlyk weken voor het vry gebruik van den Bast zei ven.

Eene nog ongefchikter bandelwys, dan die der voorafgegane ontlastingen, heeft men aen-genomen en aengeprezen; te weten, die van ontlasting door buikzuiverende middelen, na dat de genezing door den Bast volbragt is: deze mist zelden de Tusfehenpoozende koorts wederom optewekken , dewyl zy den lyder verzwakt ; welke verzwakking de gefchiktfte ftaet van het ligchaem is voor den aenval van Tusfehenpoozende koortfen,

I

In lieden, die door het gebruik van den Bast bardlyvig geworden zyn , zoude ik de gewone behandeling, beftacnde in de toediening van eenige weinige azen rhabarber, of van de Pillen van Ruffus, aenpryzen ; doch zoo dezelve daerentegen loslyvigheid veroorzaek-te, dan zyn eenige weinige druppels van het Laudanum het gewoonfte en beste middel, om deze uitwerking te beteugelen.

Tusfehenpoozende koortfen zyn vaek zoo onregelmatig in hare verfchyning, en nemen

Ç 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zoQ

-ocr page 46-

42 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;U’'aerntmingtn ovtr din

zoo meenigwerf het voorkomen van andere ziekten aen, dat een onbedreven of onoplettend kunstoeiFenaer zoude bedrogen worden : desniettegenüaendc, wyken zy, onder iedere gedaente en iederen loop , in het algemeen voor den Bast, fomwylen geholpen en ondcr-fteund door andere middelen.

Veel bekwaemheid wordt ’er vereischt om den aenval van eenc Tusfehenpoozende koorts, die dikwerf onder verfchillende gedaenten fchuilt, te ontdekken ; en fchocn de Bast ons beste geneesmiddel is, echter maekt het geweld van fommige toevallen , die de ziekte vergezellen , en derzelver natuurlyke en ge-woonlyke vorm veranderen, het noodzaek-lyk, dat men by gelegenheid andere hulpmiddelen, die gcfchikt zyn naer de byzondere om-ftandigheden van het geval , te baet neemt, niet altoos zoo zeer met oogmerk om den Bast een veilig , als wel om denzelven een kragtdadig geneesmiddel te doen worden.

Zulke onregelmatige verfchynfels hangen grootelyks af van den aert der hecrfchende gefteldheid of van het faizoen ; zy beroeren inzonderheid den voortgang van de huivering, en zyn gemeenlyk veel verzwaerd, ge-du-

-ocr page 47-

Rooâen PEtajviaenfchen Bast. 43 durende den aenval van de Tnsfehenpoozende küorts.

De ziekten, welken ik met de Tusfehenpoo-Zende koortfen vermengd heb gezien,. waren voornaemlyk van eene galachtige foort, in het herfstfaizoen voorkomende , als eene geweldige en hevige Braking, een Loop, met pyn in de darmen, de Bort, op gezette 'tyden wederomkomende Hoofdpynen, Pyn in de zyde , en veelvuldige Ontftekingziekten, gelyk het Zydewee, de Longontfteking, de heete Zinkingpyn, en insgelyks fomwylen Krampziekten , die in eene beroerte cn den dood eindigden.

Zulke ziekten heeft men onderfteld enkel verfcheidenheden van den aenval derTusfehen-poozende koorts te zyn ; en men heeft geloofd , dat dezelve weken voor het zelfde middel , dat de koorts verdryft.

Echter meen ik dat wy zulk eene overeen^ komst in de natuur niet hebben, om dit leer-ftelfel te onderfchragen ; en het fchynt my ten boogfte onredelyk te onderftellen , dat dezelfde oorzaek zoodanig eene verfcheidenheid Van verfchynfelen kan vóórtbrengen. Inder-daed

-ocr page 48-

fTaerneniingen over âen

daed de invloed van de doorgaende op de ver. fchillende verfpreidende ziekten (x) toont duidelyk aen, dat het menfchelyke ligchaeni onderhevig is ora, op een’ en denzelfden tyd, door meer dan eene oorzaek aengedaen te worden, en dat de middelen, welken men moet gebruiken, hunne betrekking behooren te hebben op zulk eene verfcheidenheid van om-ftandighedcn. Derhalve is het de zack van den Geneesheer, dat hy wete, welke van twee of meer ziekten, onder welken het mcnfche-lyke ligchaera op denzelfden tyd worftelt, zyne eerfte oplettendheid vorderen. Hy zal in ’t algemeen bevinden, dat, als de aenval van eene Tusfchenpoozende koorts het vaetgeftel in zulk eene hevige beweging brengt, en ge-meenlyk de toevallen van de andere ziekten v’erzwaert, dezelve terftond moet gefluit worden.

Ik heb echter, in fommige gevallen, zulke duidelyke verfchynfels van'eene overheerfchen-de ontfteking in den lyder, die met eene tus-fchenpoozende koorts worflelde, waergenomen, en dezelve zoodanig zien vermeerderen in de hitte van den aenval, dat de lyder, ten zy men hem

MorbT Sporadic!.

-ocr page 49-

Roeden VEKüviaenfclitn Bast.

43

eene hoeveelheid blo eels, dat altoos ontdoken was , hadde afgetapt , allerwaer-fchynlykst zoude geftorven zyn. Zulke toevallen van ontfteking vertragen de genezing van de Tusfehenpoozende koorts, en moeten derhalve weggenomen worden.

Dit mag waerfchynlyk de reden zyn, waer-om Ontftekingkoortfen in hare vermindering vaek de gedaente van Tusfehenpoozende ziekten aennemen.

Op gelyke wys kan het noodzakelyk wezen de toevallige Braking, de Bort, en der-gelyke wegtenemen , door middelen, die byzonderlyk voor deze ziekten gefchikt zyn, voordat de maeg de werking van den Bast zoo ver zal begunftigen, om denzelven in ftaet te ftellen ter genezinge van de Tusfehenpoozende koorts.

De PERUviaenfche Bast is voornaemlyk ge-febikt, voor de genezing van eigenlyke en oor-fpronglyke (y) Tusfehenpoozende koortfen, en niet voor die van een’ toevalligen aert (z), die meenigwerf middelen van eene verfchil-lende foort vorderen.

In

(y) Idiopatic« Febres. Symptomstic«.

-ocr page 50-

45' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^^asrnetning over dât

In eene Verhandeling van dezen aert is hcé onmogelyk de omftandigheden, die het gedrag der kunstoeffienaren behooren te regelen en te richten in de behandeling der faemgemengde Tusfehenpoozende koortfen , naeuwkeuriger te bepalen, en de gefteldheid van het ligchaemlt; die het voorafgegane gebruik van andere geneesmiddelen , of de vereeniging van dezelven met den Bast kan dienftig maken, om des zelfs werking of veilig quot;of kragtdadig te doen zyn j tevens te befchryven.

Het fchynt my toe, dat de voordeelen , web ken men ten eenigen tyde uit het gebruik van andere middelen erlangd heeft, hiervan afhangen, dat door dezelve fommige andere ziekten , welke de koorts zouden gaende gehouden , of de werking van den Bast in de ge-* nezing der Tusfehenpoozende koorts verhinderd hebben , verdreven zy^n , en niet van derzelver voorkoming der toekomfiige gevob gen , die valfchelyk aen den Bast toege-eigend zyn ; terwyl zy voornaemlyk voort, gebragt wierden door de hardnekkigheid en on-voldoende behandeling der Tusfehenpoozenda koorts.

' Beide

-ocr page 51-

Rotâen VERXsviaenfclten Best. 4^

Beide de Lente- en Herfst-Tusfchenpoo-zende koortfen van den Geneesheer S y denham weken voor den Bast, de laetfte niettemin trager dan de eerfte.

In verfcheiden gevallen heb ik het vermogen van den Rooden Bast, ter genezinge van de ylnderdaegfche en Derdendaegfche koortfen, die den gewonen Bast wederftaen hadden, inet vrucht beproefd : dit zal ons echter niet verwonderen , wanneer wy het verfchillend vermogen, zelfs van verfcheiden foorcen van den ge-woonlyk in gebruik zyndeBast, in aanmerking nemen.

Men zal my, hope ik, wel ten goede willen houden eene uitweiding, die dienftig is, ter meldingc van de heilzame uitwerkfelen, welken ik dikwerf, wegens de toediening van het Heul-fap (af in de Tusfehenpoozende koortfen, heb w?3rgenomen. Deze manier zyn wy’voor-naemlyk aen den Geneesheer Lind verfchul-digd. Het zelve matigt zoo kragtdadig het geweld van den aenval, door de during van de koude te bekorten, zoo wel als het geweld van de hitte te verminderen, dat ik dikwerf my zelve gevleid had, dat het zalv« bekwaera waf

Opium,

-ocr page 52-

48 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ Waernemingen over den

was om deTusfchcnpoozende koortfen te gené^ zen. Dan hieromtrent werd ik te leur gefteldi

Uit eeneondervinding, in vele honderde gevallen, befluit ik met den Geneesheer Lind: “ Dat het Heulfap, terftond na den aenvang “ van de hitte toegediend, door het geweld “ te verminderen en de duurzacmheid van de “ koorts te verkorten , het geftel zoo voL “ komen onbeledigd bewaert, dat, federt ik “ het Heulfap in Tusfehenpoozende koortfen “ gebruike, noch cene water- noch geelzucht “ eenen myner lyderen in deze ziekten heeft “ aengevallen”. De manier , volgens welke ik het zelve gebruik , beftaet of in de toediening van èin aes van het Heulfap, by den aenvang van de koude, of in het geven van tvinüg druppels van het Laudanvm in het begin van de hitte , alzoo de werking van het eerfte , wegens deszelfs langzamer ontwikkeling, later begint (*).

(*) Eene voortreffelyke manier om dit middel toetedie-nen ! ja wy kunnen uit herhaelde proeven verzekeren, dit van alle wyzen, op welke men het gebruik vin het heiilfiip met dat van de kina heeft willen paren, deze de beste is} wy hebben zoo veel nuts in het verminderen der koortfiga acnvallen van dit middel, op de bovengezegde wys toegediend, gehad, dat wy hetzelve voortaen altoos in hardnekkige Tusfehenpoozende koortfen zullen doen gebruiken.

Dt Schryvers van dit Macazyv«-

-ocr page 53-

Roaden PEUwiainfehen Bast.

De Roode Bast is zoo veel verwarmender dan de andere, dat hy fchynt te voldoen aen alle de oogmerken, welken men van de by voeging der hartverfterkendc, Spccery-achtige middelen, den ViROiNiaenfchen Slange-wortel en foortgeij’ke artzenycn verwacht heeft, en die zoo zeer aengeprezen zyn in de hardnekkige Dgrdedae^fche koortfen der oude lieden.

Een verfchiilend gevoelen heeft ’er ge-hecrscht over de manier om den Bast toetc-dienen. De meeste kunstoelFenaers zyn van gedachten, dat dezelve de Tusfehenpoozende koortfen gcrcedelyker geneest, wanneer men hem in zclfftandigheid gebruikt , dan onder eenigc andere gedaente. In dezen RaeC is dezelve cene gróote en walgelyke gift in die hoeveelheid , die tot het genezen van ds Tusfehenpoozende koorts vereischt wordt; ten minfte , moest dezelve liever in eenig vocht verdund , dan gegeven worden in de vorm van een’ fiikbrok of pillen, die fomwylen moeijelyk opgelost worden.

Ik heb bevonden dat melk den fmack van den Bast vermomt, en denzelven aenneemlyker voor fi) Condicura.

II. Deel. I. Stuk. D

-ocr page 54-

50 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;î^aernemingen over den

voor kinderen inackt, dan cenig ander voef-vocht (c). Het verdikte fap van zoethout (d), in water ontbonden , kan insgclyks gebruikt worden ora den fmaek van den Bast te vermommen. Deszelfs fmaek wordt insgclyks verbe-terd door wyn , en byzonderlyk door oude Hogmcrwyn.

liet blykt uit den algemecnen voorrang, dien men aen da zclfftandigheid van den Bast gegeven beeft, dat dcszelfs afkookfel, als ook Let waterachtig- oF gccstryk aftrekfel, te zwak bevonden is, om, in welke hoeveelheid ook, de Tusfehenpoozende koortfen te genezen: anderszins zouden zy verkozen worden, dc-wyl zy veel ligter voor de macg zyn, en fpoc-digcr werken.

Ik hoop liet zoo aen te leggen, dat het blykç dat de Roode Bast, in dit opzicht het v'oor-decl heeft boven ieder andere foort, die nu in gebruik is, nadcmaal beide deszelfs aftrek-fel of afkookfel de Tusfehenpoozende koortfen zullen verdryven , en dcszelfs poeder, in eenc veel geringer gift dan die van den ■gewonen Bast, gelyke uitwerkfels zal vóórtbrengen.

G) Vcliiculuffi. Extraftum Liquiritisu.

-ocr page 55-

Rioâen V^ïlt;v;viaenfchm Bast. Si ■ ¥ *

De beste tyd cm den Bast toctcdienen is in de aflating Çf) tusfchen de twee aenvallen, en wanneer de maeg ledig is. In Derâedaegfche kcortfen, alwacr zn-ee vrye dagen zyn, zoude ik ’er inzonderheid voor zyn , om op dien dag, die den acnnadercnden acnval onmiddelyK voorafgact, epne ruime hoeveelheid te geven , en in andere Tusfchcnpoozcndc koorden, zoo naby den tyd van den wederkeerenden acnval} Zoo veel als de maeg denzelven wil verdragen.

Eenc zeer vermogende drangreden, ten voor-deelc van den Rooden Bast, is my opgegeven beide door de y!polhékers en derzelver lyde- , ren ; te weten , dat dezelve zal genezen,’ wanneer men de helft neemt van de gcheele hoeveelheid, welke men noodzaeklyk van den anderen East noodig heeft. Ik ben insgelyks uit eene groote verfcheidenheid van proeven, overtuigd, dat, tcrwjd. de andere Bast alleen-lyk trapswyzc het geweld van de Tusfehenpoo-zende koorts vermindert , de Roode Peru-viaenfcl.e Bast racestentyds de wederkomst van een’ volgenden acnval zal verhoeden.' Zelden heb ik noodig gevonden meer daii een half vierde loods om de twee uren op den

vryeh '

ff'} IntcrniisCo.

D 2

-ocr page 56-

52 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wacrneuùngen over den

vrycn tj’d toetedicnen ; en in geen eene tusfchenpoozcnde koorts, zelfs niet in de Dcrde/laa^fche, is het noodzaeklyk geweest meer dan zes vierde loods tusfehen de aenvallcn te geven. Ik wept dat eene dub-böle hoeveelheid van den gewonen Bast dikwerf gemist heeft het verlangde uitwerkfcl voorttebrengen.

Het is echter niet noodig de gift te bepalen. Een vierde loods mag men elk uur geven, zoo de maeg het kan binnen houden; en het zal in fomtnigc gevallen de ziekte mooglyk fpoediger genezen , dan eene kleener hoeveelheid , na langer tusfehentyden toegediend (*}.

volgende proeven zullen best bepalen in hoe verre ik gereclitigt bew^ om de gedachten van

de grooter vonrtreffslykheid van den Rooden Bast te begimßigen.

Edward Vir g ob, eenentwintig jaren oud , had gedurende vyf maenden met eene

T us-

Ik lieb insf^elj'ks de manier, door den Geneesheer Home aengeprezen , vaek gevolgd, door den Bast te geven, zoo rasch het zweeten de hitte van de Koorts ge-«oegzacm verrni«derd had : dit is in ’t byzonder dienilig, wanneer de vryc tyd tusfehen de aenvallen kort is.

-ocr page 57-

Roiden V^^wiaenfclien Bast. , 53

Ti^fchenpoozende koorts geworfteld. Dezelve was eerst eene ylnderdfie^ifclis , en verliep naderhand in eene regelmatige Æledaegfche -, vergezeld met hoest, mocijclyke ademhaling en heeschheid, inzonderheid onder den aenvaï. De gewone PERuviaenfche Bast, tot een vierde loods elk uur gegeven, belette de weder- • komst van den aenval, voor eenige weinige dagen : echter ftortte de lyder wederom in, niettegenftaende men met den Bast had aen-gehouden ; en eindelyk werd hy genezen, door een vierde loods van den Rooden Bast, om de twee uren, gedurende tien dagen, te gebruiken.

/

Het blykt, uit het zoo tvengemelde geval van Edward Virgoe, en uit verfcheidcn anderen , welke my zyn voorgekomen , dat Tusfehenpoozende koortfen, die den gewonen Bast en ande'remiddelen wederftaenhadden, geweken zyn voor den Rooden Bast, zelfs ondar zeer vermengde en ongunftige verfchynfels.

In dçze gedachten ben ik insgelyks gerechtvaar-digd, door de ondervinding, en tevens door de getuigenis van vele voortreffelyke kunstoeifena-ren, die in deszelfs voordeel zoo zeer gevonnisd hebben, dat het gevraegnaerdenzelvenicderen

D 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ag

-ocr page 58-

ƒ4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Waerntmingen over den

dag vermeerdert , inzonderheid in fommige^ van de naburige plaetfcn, alwaer de Ti/sfchen-poozende koortfen niet Hechts veelvuldiger, taacr tevens hardnekkiger zyn.

Ik begin nu te vermoeden, dat dcszelfs vermogens, in een koud aftrekfel, insgelyks voldoende zyn, om in de meeste gevallen deTus-fchenpoozende koortfen te verdryven, en om in alle andere gevallen te voldoen aen ieder oogmerk, ’t welk men verwachten kan van den gewonen PERuviaenfehen Bast , onder welke gedaente dezelve tot hiertoe gebruikt is*

yolgende proeven zyn voldoende, om dit gevoelen gezag by te zetten.

James Youngman, zestien jaren oud, Ijad gedurende vele maenden met cene Ander-daegfehe Tusfehenpoozende koorts geworfleldj dezelve was vergezeld met eene fterke hoest; èn zyne kragten waren aenmerkelyk verminderd. Men gebood hem, om ieder derde uur, vier oneen van het koude aftrekfel van den RoodenBast in te nemen: na deszelfs gebruik, gedurende twee dagen , bleef de aenval weg. Men hield daermede veertien dagen aen ; en hy ^leef volkomen wel.

T«.os

-ocr page 59-

Rooâen VR^uviaen/chen Bast. 55

Thomas Pugh, tweeëntwintig jarer^oud, uit Woolwich in Ken’T, had federt vj»/ weken eene ^nderdae^fdn: koorts , van eene zeer fterke hoest, en wel byzonderlyk gedurende de koude , vergezeld : hy gebruikte het koude aftrekfel, gelyk in het vorige geval bevolen is , na welken tyd hy alleenlyk een ligte wederkomst van den aenval doorftond; zyne hoest is insgelyks geheelenal verdreven.

John Welding, vyfentwintig jaren oud, had te Sheerness, federt byna een jaer, eene Tusfehenpoozende koorts: hy gebruikte groote giften van den gewonen PcRuviaenfchen Bast, zonder voordeel. Zy was van de foort der dUleJaepfchen. Nadat hy het koude aftrekfel van denRoodenBast, in dchoeveelheid Van een quart (f), binnen vierentwmtiilt; uren, gedurende drie dagen gebruikt had, verdween de aenval , en is federt niet wedergekomen. Hetzelve was eerst buikopenend, maer verloor rasch dit vermogen. Z\me kragten en zyn eetlust waren grootlyks vermeerderd, onderbet gebruik van het aftrekfel.

Sc-

( ) Een QjiaiU h een vierde van drie Amsterdam ses»,

P .1

-ocr page 60-

S6 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JFaernemingen over Hen

Sedert de eerfte uitgaef van dit Werk, ondSrvond ik meenigmalen het vermogen van het koude aftrekfel, in de genezing van Tusfchefipoozendé koortfen; maer men moet met het zelve langer aenhouden dan noodzake-Jyk is, wanneer de Bast in zelfftandighcid met wyn gebruikt wordt. Echter heb ik gevallen gezien, waerin de maeg den Bast, in zelfftan-digheid gebruikt, wederom uitwierp, doch die gereedlyk weken voor het koude aftrekfel, als het ten tyde der aflating, om de twee uren, tot vier oneen gebruikt wierd. Ik ontmoette insgelyks gevallen van Tusfehenpoozende koortfen , die zoo vermengd waren met andere ziekten , dat het noodig w’as om meer trapswyze en omzichtig op het gcftel te werken, door het gebruik van het koude aftrekfel, dan om den Bast in zelfftandigheid te geven in die giften, welke noodzaeklyk zyn om de Tusfehenpoozende koorts terftond te verdryven.

Wanneer ik het aenhoudçnde gebruik van den Bast, nadat de aenval geweken is, voor cenigen tyd dienftig oordeele , meen ik dat het voor dit oogmerk alleenLyk noodig is zy-ne toevlugt tot het koude aftrekfel te nemen; en het zelve zal eene veel aengenamer bereiding,

-ocr page 61-

Raoden 'PEnwiam/cJien Bast. 57 ding, dan eenige andere, bevonden worden. Ik heb groot voordeel getrokken uit deszelfs aenhoudend gebruik in den herftellenden ftaet der lydercn, na Tusfchenpoozende en andere koortfen.

Ik zoude hier ecne groote'''verfcheidenheid van gevallen, die my beide in het Ziekenhuis en in myne byzondcre kunstoeffening zyn voorgekomen, kunnen optellen, ter bevesti-ginge van de algemeenc leerflukken, welken ik hier heb nedergefteld; maer ik denk, dat het beter is den algemeenen uitflag van eene voordeelige kunstoeffening mede te deelen.

Het koude aftrekfel, in de vorige gevallen gebezigd, was bereidt door een quart koud waters op twee oneen van den fyn geftampten Rooden Bast te gieten, en hetzelve, gedurende den tyd van vierentwintig uren, te laten trekken , onder eene veelvuldige omfehudding (*}.

Over

Schoon de bovengemelde gevallen dnidelyk be-wyzen , dat het koude aftrckrel de Tusfchenpoozende koortfen zal genezen, echter bcdoele ik met dezclven niet de aendacht van andere meer vermogende wyzen, om dit geneesmiddel toctedienen, aftetrekken.

D S

-ocr page 62-

J? Ïf^aernemingen ovtr âm

Over deszelfs gebruik, in de gs-NEZING VAN ANDERE KOORTSEN.

Aflatende koortfen Qf') zyn dikwerf even bcftendig in hare tydperken van verminderinge cn verheffinge, als die van de tusfehenpoo-zende foort ; maer de vrye tyd Qg) ■gt; minder vol-maekt en volkomen zyndc, heeft vele twylïc-lingen veroorzaekt, met betrekkinge tot de veiligheid om den Bast toetedienen. Naer-dien Aflatende koortfen byzonderlykcr gekenmerkt zyn door verfchynfels, die eene over-maet van gal in de maeg acnduiden , fchynt de gewoonte om een braekmiddel, voor het gebruik van den Bast, te geven regtmatig ; en de aflating wordt dikwerf door zoodanige behandeling volkomencr.

In de Aflatende koortfen, onder de warme luchtftreken , is evenwel de verheffing van den aenval zoo allergeweldigst, cn de kragten Van den lyder zyn zoo fchielyk uitgeput, dat het volflrekt noodzakclyk wordt, om de cerfte gelegenheid by de geringfte aflating aentegry. pen, en om den Bast met dezelfde vryheid, alg

Cf) Febres rémittentes, (f) Anyrexia*

-ocr page 63-

Rooien PERwiainfckcn Bast.

iis in de gewone Tüsfchenpoozcnde koortfen, toc te dienen.

In Aflatendo koortfen behoort mén mecc acht te flaen op de vergezellende toevallen, dan inTnsfchenpoozcnde, nademael zy inzonderheid de tydperken van aflating meer beroeren , verftorcn en bekorten : zelfs in de warmfte luchtftreken, en tegens de geftrengfte vooroordeelen aen, heeft men noodig bevonden om , ter verligtingc van de pyn in het hoofd , de mocijelykheid in de ademhaling, en cene ïlcrkc drooge hitte van de huid, en andere toevallen, die den aenval doen voortduren, ecnige weinige onceu bloeds aftc-tappen ; door deze behandeling heeft men cene aflating bekomen , en den Bast met grooter voordeel toegediend.

De koortfen hebben in Engeland zeld-zaem regelmatige aflatingcn, ten zy ze behoor-lyk behandeld zyn geweest door ontlastmiddc-len , de ontftekingachtigc door aderlatingen, en de galachtige door brack- en buikzuiverende middelen.

Wanneer de koortfèn tot eenen ft act van klaerWykclyke aflating gebragt zyn , dat is, wan-

-ocr page 64-

Co nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fiTaernemingen wer lîtn

wanneer ’er in de vierentwintig uren, op zekeren byzonderen tyd, van tien tot twintig pols-flagcn minder geteld worden; wanneer de rustloosheid, de benaeuwdheid en de neiging tot ylcn verminderen; wanneer de mond en keel vochtig zyn; wanneer de affeheidende werktuigen, en inzonderheid de huid, meer open en doorgangelyk zyn; begunftigen zoodanige teekens van vermindering het gebruik van den Bast, met dezelfde vryheid als in Tusfehen-poozende koortfen.

De Heete Zinkingpyn, niettegen-ftaende derzelver ontftekingachtig begin , en het voorkomen van het bloed , fchoon de geledingen , gedurende vcrfcheiden weken, ontftoken blyven, neemt al vry vroeg de ge-daente van cenc Aflatende koorts aen.

Onder zoodanige omilandigheden is de volharding, in eene onfßekingttgengnmde behandeling , gemeenlyk vruchtloos bevonden. In verfcheiden gevallen van dezen aert, heb ik een koud aftrekfel van den Rooden Bast gebruikt ; cn de ziekte fcheen allecnlyk voor deze geneeswys te wyken.

De Heete Zinkingpynex nemen, in derzelver aflatingen , de gedaentc van eene

dub-

-ocr page 65-

Rooden PEi^vviaenfchen Bast.

61

dubbele \Anderdaegfche koorts aen; en de lÿder is gemeenlyk , door het geweldige zweeten, ’t welk den aenval eindigt, grootlyks uitgeput.

Het is in zoodanige gevallen, waerin ik inzonderheid het gebruik van den Bast wilde aenraden. Ik heb deze behandeling voordee-liger bevonden ; en men moet toeftaen dat dezelve redclyker is, dan het gebruik van yiugtige Geesten en het Pokhout (*).

De langwyligheid, zoo wel als de vruchtloosheid van de ontftekingtegengaende behandeling, in de genezing van de heete Zinking-pyn, heeft vaek myne opmerking, wegens die ziekte, op eenebyzondere wysgaendegemaekt; en na herhaelde keeren te leur gefield en on-voldaen te zyn, door het volgen van de gewone handelwys, by de beste Schryvers, beide oude en hedendaegfche, op dit onderwerp aengeprezen , bepaelde ik my tot het bezigen van andere middelen, welken ik meen dat voordeeliger geweest zyn. De Zinkingkoorts fchynt my toe, niettegenflaende het geweld van derzelver ontflekingtoevallen, eene vermomde Tusfehenpoozende koorts te zyn;

en

C? Liguum Guajacum,

-ocr page 66-

6z nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aerntmin^in over den

en derzelver tydperken zyn duîdelyk, gdyk ik alreeds gemeld heb, die van eene dubbele Anderdae^fche koorts. Derzelver ontfteking-tocvallen behooren echter in eene zekere maet verminderd te worden, door eene matige aderlating , door eene vereischtc buikzuive-ring, en door eene groote doorfpoeling, eer dezelve als eene Tusfehenpoozende koorts kan behandeld worden: het fchynt my echter niet onbeftaenbaer met de ^denkbeelden van derzelver ontftoken aert, wanneer wy tot een matig gebruik van den Bast onze toevlugt nemen , om de zwakheid , die door het noodzaeklyk gebruik van het lancet kan aen-gebragt zyn , te verhelpen : ook fchynt het niet ftrydig met het denkbeeld van derzelver tusfehenpoozenden aert, dat de ontfteking-toevallen , die de Tusfehenpoozende koorts onregelmatig (f) maken, gematigd cn beteugeld worden door eene ontftekingtegengaende behandeling, gepaerd met het gebruik van den Bast. Ik heb in vele gevallen door deze han-delwys de Zinkingkoorts grootlyks zien verkorten , de zwakheid en ftramheid in de geledingen , die dikwerf de uitwerkfels van deze ziekte zyn, te gclyk met de gefchiktheid tot

CD Anomalous.

/

-ocr page 67-

Wooden Vi^wiiuv.J'clien Bast. 63 tot ewic flepende Zinkingpyn , gemecniyk zien belçtten. De lievige Zinkingpyn fcbynt uit den llaet vati deu polsfiag, de geneigdheid tot overmatig zweeten, het ncderzetfel in de pis 5 de veelvuldige aenkomst van een’ huive-rigen aenval, cene Tusfclienpoozende koorts te zyn , die waerfchynlyk belet is de meer gewone en natuurlyke gcdacnte van die ziekte aentenemen, door de uitwerking derontfteking aen de gewrichten, welke ik fomwylen zuiver plaetsl^’k bevonden heb, dat is, onvergezeld van eene algemcene Ontftekingkoorts : in zoodanige gevallen heb ik , terwyl ’er bloedzuigers aen de geledingen geplaetst waren , en de bloeding, door dezelven veroorzaekt, door Hovingen bevorderd was, den Bast vryelyk gegeven ; en ik weet niet dat hy ooit de ont-flekingtoevallen vermeerderd heeft, wanneer men door bekwame middelen tegen denzelven gewaekt had. TVlgemeene en onbçpaelde Hellingen , op de werking van den Bast al redenerende toegepast, en deszelfs neiging om in alle gevallen de ontHeking te bevorderen, zyn derhalve ongegrond ; en waren zy niet door ondervinding en wacrneming verbeterd, zy zouden ons beroofd hebben van de voor-deelen , welken wy genoten hebben uit het gebruik van dit geneesmiddel, in de genezing van

-ocr page 68-

64 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;WatrniȈngin over den

van Zinkingkoortfen , van kropzwerige ont- ' licking , en mogclyk van zeer vele andere ziekten. Ik heb in teedere en aendoenlyke geflellen eene Zinking-Ontlleking aen de ge-wrichtcn waergenomen , en dezelve vergezeld gevonden met eene fiepende Zenuwkoorts, die alleenlyk voor den Bast en bedarende middelen week.

In de Zinkingkoorts begin ik gemeenlyk omtrent den zevenden dag, federt den aenval met een koud aftrekfel van den Rooden Bast, met eene gift van drie oneen, om de twee of drie uren, totdat de avondverheffing begint; ik worde ook, door deze behandeling, geenszins wederhouden, om eene algemeene of plaetslyke bloedontlasting, of buikzuiveringen te wege te brengen , wanneer ’cr omfiandig-heden, die dezelven dienftig kunnen maken, voorkomen.

In de Slepende koorts, welke Hüxham zoo wel befchreven heeft onder den naem van Zenuwkoorts , heb ik het koude aftrekfel van den Rooden Bast met vrucht voorgefchreven, als de huid zacht, cn de polsfiag onder de honderd en tien was.

In

-ocr page 69-

Rooien VEVJJviaenfelien Bast. 6s

In zoodanige koortfen werkt het voornaem-iyk als een hartverfterkend middel , door de ievenskra^ten te onderfteünen ; en om deze teden , denk ik , ' dat hetzelve met voordeel kan gegeven worden, in het afloopen van alle koortfen, zelfs wanneer de toevallen, in het begin van de ziekte , klaerblykelyk van een’ bntflokeri aert waren.

Byna iedere koorts verpoost op haren af-togt.

Oórfprónglykc Rot- en Kwàedaertîge koort-ten , als ontftaende uit befmettende Uitvloeizels én rottige darfipen, komen zeer zeldzaeni Voor in de Rad Loîîd'oîî: mert ontmoet ze in ’t gemeen meestal op de Vloten èn Legef-plaetfen, als ook in oorden, waer de lucht Rilftaet, of waer vele naenfchen iri cene naeuwe plaets opgefloten Zyn;

In zoodanige koortfen bekomt meri de genezing door brnekmiddelen en verwarmende hartverfterkingen ; tot deze laetftc behoort by uitftek de Roode Bast.

Men kan hem op wyn trekken , ’t welk zyne werking meer rottingwerende zal maken;

II. D'eel. I. Stuk: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;K nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De-

-ocr page 70-

66 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wazrnzmingen over den

Hy verecnigt z’ch naeuw wer rerfclicidetj zuren , v/aerui£ men e«nc zeer voordeelige werking in zulke gevcllen kan verwachten.

»

In de Rotkoo.-ts, vergezeld met eene vcr. ftorven kwade Keel (Zj), heb ik by vele gele, genheden het vermogen van den Bast ondcr-x’onden .; doch men moet zorg dragen, om deze ziekte niet te warren met de Slymige kvade Keel van den Geneesheer Huxham, of de roostchtige kwade Keel Çk) van den Geneesheer Grant; ziekten, die, fchoon be-fmettende en vergezeld met Ultßag op de huid , klaerblykelyk van een’ zeer ontfioken aert zyn , en het gebruik van Ontlastmiddelm vorderen.

In Blutschkoortfen (/), met toevallen van een groot verval van kragten gepaerd , heb ik dikwerf den polsflag niet veel verfneld, en de dierlyke hitte zeer weinig vermeerderd bevonden. In zulke gevallen zoude ik den Rooden Past, op Hogmcrwyn afgetrokken, aenbc velen.

Ik

(h') Gangrenous fore Throat. (/) Angina mucof«. (-(•} z'lngina Eryfipeiatofa. Ql) Febres Petechiales.

-ocr page 71-

Roeden PERWiaenfchen Bxt.

Ik heb eene GaitJiuiskoorts ( ) gc.Jcn, met geene andere onderscheidende toevallen, d«n Blutcchvlekken en Zwakheid : dc tong was fchoon , de polsSag gematigd fchoon k’ccn, en dc affeheidingen niet zichtbacrlyk verhinderd. In dat geval zyn bleintrekkendc plei-f;ers aen de Icdematsn , dc Bast en Wyn dc beste geneesmiddelen.

In het algemeen zien wy dat koortfen.; door toevallen van zwakheid gekenmerkt, voornaeralyk verpozen ; en dieswegens laten zj het gebruik van den Bast toe, dis, door de veêrkragt en wcrkzacmhcid van het vaet-geftel tc vcrincerderen den wederkomenden aenval verhindert.

Koortfen van meerder hevigheid, hosdani-gen vzy de ontSeking noemen, verpozen ten minltc zoo kennelyk niet, totdat het geweld door ontlastingen gematigd is , zoodat zy voornaeralyk verpozen allccnlyk in hare afneming.

Het eerfte begin van de meeste koortfen, irt Excel A ND, is vergezeld met cene hevigheid^ die het gefchiktfte gematigd wordt, fomuy-leri

(m) Jail Fever.

-ocr page 72-

68 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;U^aerriemingen over den

len door een voorzichtig gebruik van heï Lancét, doch meestal door den Braekwynfteen}) met een aftrekfel van Seriebdatkn, en het een of ander middenflagtig zout. Alle koortfen, die met eene hevige koude verßyving beginnen , en met groote hitte vervolgen , ver-eifchen fpoedige ontlastingen, terwyl zulke, die in het begin allengskens en ongevoelig voortkruipen , eer met duizeligheid in het hoofd, dan hevige pyn , groote benaeuwdheid en flacploosheid, beving en zwakheid, wyketi voor Slaepmiddelen, den Bast, den Slangcn-wortcl en Wyn. Bleintrekkende pleisters, acn de armen aengelegd, zyn zeer dienftig om den polsflag optewekken, inzonderheid zoo de huid zacht, de tong en keel genoegzacm vochtig zyn : door op dit laetfte verfchynfel te letten, zal men veel meer leeren, dan algemeen bekend js (ƒƒ

Het is echter noodzaeklyk, deze droogheid Van de tong en den mond, als een toeval van de koorts, te onderfcheiden van de droogheid, ehe uit

(t) Dit zelfde grypt insgelyks in de meeste plaetïèn van onze Nederlanden Hand ; doch de verfchilleiide fai-zoenen hebben den grootllen invloed om de koortfen eenen vwfchi'lenden aert tc doen acnnenien.

D. S. V. D. M.

-ocr page 73-

Rooéen PK^vviaenfchen Bast. Ç9 vit het flapen van den lyder met een’ open mond ontftaet.

Ik hoop dat de waernemingcn, hier acn het Algemeen voorgedragen, over het onderwerp van dit onwaerdeerlj'k middel, alle vooroor-deelen uit den 'veg zullen ruimen, tegen een’ PxRuviaenfchen Bast van grooter en grover gedaente, dan men gewoonlyk gebruikt heeft.

Deze is tegenwoordig in zeer grooten trek: de moeielykheid om hem te bekomen zal, hoop ik , de Drogisten en Handelaers in dit ïtuk niet aenporren, om ren eenigen tyde eene bastaerdfoort in deszclfs plaets te verkoopen.

E o w A R O Jacob (f), tie jonge, een voorneem Heelmeester te Fevirsham in zegt in zyn’ brief : Onze ftand in eene plaets, zvnde niet ver van de moerasfsn, fielt de in-woonders meer bloot voor Tusfehenpoozende koort-

• (t) Nu voljrcn in list oorfpronglyko werk verfcheiden blieven, die den Schryver door verfchillende knnstgenoo-ten zyn medegedeeld; doch dewyl in dezelven zeer vele Ziken zyn , die of in geen verband met liet onderwarp zelf Heen , of in de Verhandeling van den heer Savnders reeds gezegd zyn, zoo begrepen wy best te zullen handelen, indien U'y Oechtu het nuttigfte, en dat meest aen het ovj^metk van deze Verhandeling.voldoet, raededecldei\.

1). S. V. D. ?,h

3

-ocr page 74-

' ïf'aernemin^en over den

koortfen, dan de perfoncn, die in de fædcn en landwaerds in wonen; en ik verzeker u, dat, eer het gebruik van den Roodcn Bast bekend was, de Tusfchenpoozende koorts, wegens derzelver byzondere hardnekkigheid (gelyk wy toen dachten, of, gelyk wy federt bevonden hebben , wegens gebrek aen vermogen in den gewonen Bast) in waerheid de fihandvlek der Geneesheeren genoemd mögt worden : maer nu denk ik dat die vlek geheel is weggenomen ; want ik heb nog geen geval aengetroffen , daer ik den Rooden Bast (wanneer ik den lyder kondc overreden om, zich ftandvastig aen mynen raed te houden) vruchtloos bevonden heb. — De lyders, die dadelyke verligting van den nieuwen Bast genoten hebben, zyn zoo velen, dat ik met geene zekerheid het getal kan gisfen. ‘

W. Boys, een voor7iaem Heelreieester en ihéker te Sandwich in Kent, zegt in zyn’-brief : Ik kan geene reden hebben, om u een grooter denkbeeld van dit Artzenymiddel in te boezemen , dan hetzelve verdient : doch ik verzeker u, dat het, fmts ik begonnen ben, het te gebruiken , my nog niet óénmael bedrogen heeft, als de lyder het op cenc ge-fchiktc wys hadde'gebruikt.

W.

» • •

-ocr page 75-

Rooien VE.^zjviaenfchen liait.

71

■W. Bishop, een voornacm Ilselmeester te Maidstone in Kent, toont in zyn’ brief door verfcheiden gevallen, dat in de genezing der Tusfchenpoozende koortfen , in dat gedeelte van de weereld , de Roode Bast niet flechts oneindig vermögender geweest was, dan de gewone PERuviacnfcbc Bast, of ecnig ander middel , ’t welk gemeenlyk gebruikt wordt, inaer dat dezelve de genezing voldongen had, zelfs in die gevallen, waerin de koude baden, de brack- flaep- en bittere middelen en de wryving gemist hadden , en waerin de bleeke Bast, en op zichzelven, en met eene meenigte van andere middelen, zonder voordeel gebruikt was, zelfs tot zestien oneen toe. Een vierde loods is de gift, welke hy gewoonlyk gaf aen een’ volwasfen raenscb, fchoon hy foa’v.-y’en lyders aentrof, die liever verkozen twee of drie vierde loods op eenmacl intenemen, en deze giften by langer ' tusfehenpoozen te herhalen ; en hy onder, vond dat het, indien de maeg zulks konde verdragen, de vermogendfte wys was om de Tusfchenpoozende koorts te v'erdryven. Een lyder gebruikte zes lood in dén tyd van twaclf uren, en werd bevryd van eene hard-nckklge derdedaegfehe koorts.

E 4

-ocr page 76-

72 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ITïterneminSfn over den

John Sherwin, een vernuftig Heelmeeiter te Enfield, fchryft in zyn’ brief: Ikkonde ecne vry groote opgaef doen, wegens het'on-vermogen van den gewonen Bast; dan dewyl de klagt algemeen is, is zulks onnoodig. Ik zal derhalve flechts de vryheid nemen, om u eene acngenamer gefchiedenis van eenige weinige gevallen aentebieden , die onmiddclyk voor den Rooden PERuviaenfehen Bast geweken zyn , zelfs dan , wanneer hy in vry matige giften gegeven was , nadat zy hals-ftarrig eene groote hoeveelheid van den an-, deren Bast wederRaen hadden. / , . . . /

Richard Parsley, een zwaerwerkend jongman , omtrent agtentwintig jaren oud, werd voorleden herfst aengevallen door eene iTusfchenpoozende koorts , die of als ecne Alledaegfche, ^nderdaegfche of Derdedneg-fche aenhield, tot den twintigften van de voorleden grasmacnd, wanneer ik hpm by toeval aentrof. Hy gaf my het volgend verhad :

Dat hy alles, wat mqn hem had acngepre-zen, gebruikt had; en dat zyn meester, een Vaerdig en aenzienlyk Edelman in deze land-Çreek, hem de raed^eving van verfchillende quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kunst-

J. .

-ocr page 77-

Roo (kn Rtn.v!viaenfcJien Bast. 73 kunstoefFenaren, die bcm den Bast in groote hoeveelheid, doch zonder voordeel, hadden voorgefchreven , verzorgd had ; maer dat de ziekte altoos met grooter geweld wederkwam, nadat dezelve voor eenige weinige dagen was opgeftopt.

Ik kreeg medelyden met dezen armen knaep, en zond agt giften van den Rooden Peru-viaenfehen Bast , ieder ter zwaerte van een vierde loods, welken hy, de ziekte toen eene derdtdae^fchg koorts zynde, op dc twee vrye dagen gebruikte. Zeven weken zyn ’er nu ver* loopen, federt hy dit geneesmiddel gebruikte; en hy heeft geene wederkomst van de ziekte vernomen , maer “ gevoelt zich federt dien “ tyd”, om zyne eigen uitdrukking te bezigen , “ als of hy inwendig vernieuwd is”.

Meester Barnes , een zeer fterk en zwaer arbeidend man, werd in den verloope.n herfst aangetast door eene zeer geweldige Tus-fchenpoozende koorts, die met ylhoofdigheid, en oogfchynlyk met veel gevaer , vergezeld ging. Na drie of vier aenvallcn, verdreef ik dc ongefteldheid , door hem ieder uur een vierde loods van den gewonen PsRUviaen-fchen Bast toetedienen , en door naderhand

K 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;met

-ocr page 78-

74 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;WAernemiagen over den

met dezelfde hoeveelheid tweemalen daegs acnteho'j;den ; doch na verloop van veertien dagen, keerde de koorts met het 2eifds geweld als vorens wederom, en werd op nieuw door deselfde hoeveelheid van den Bast verdreven. Sedert den herfst, tot het begin van den voorleden grasmaend , keerde de koorts op deze maniex' (op het einde van omtrent veertien dagen , federt den tyd dat dezelve ophield) vyf of zes malen v/ederom , en altoos met ongewoon geweld. De gewone PERuviaen-fche Bast, verseh geflampt, werd by herhaling toegediend.

In het begin van grasmaend, fchreef ik hem zes giften van den Rooden PERUviaenfehen Bast voor, elke gift van een vierde loods, welke hy innam , nadat de aenval geweken was; en ik heb het genoegen u te verwittigen, dat hy federt dien tyd geen’ aenval vernomen heeft.

Ik heb inderdaed de gewoonte, om met het gebruik van den Bast aentchouden, nadat de Tusfehenpeozende koorts is opgef-opt, byna geheeJenal ter zyde gelegd. Ik had reeds eeni-gen tyd vennoedt, dat deze handelwrs nergens dienfrig toe was, en dat hierin nu en dan mo-_

-ocr page 79-

Rooäsn PKRVyia^nfchcn Sast.

ïnogci' k de oorzaek kan fchni’-'en , waerom eene grootc hoeveelheid van een’ goeden Bast vruchteloos is toegediend.

Het is eene bekende zaek, dat e’.k foort der Tusfehenpoozende koortfen dikwerf wederkomt, binnen veertien dagen na den tyd dat dezelve door middel van den Bast’ afgeweerd zyn , niettegenftaende men met dat geneesmiddel dagelyksch aenhoudt. Zoude niet het dagelykfche gebruik van den Bast het gefiel aen deszelfs indruk zoo gewennen , dat dezelve onvermogend wierd, als de Tusfehenpoozende koorts wederkeert ?

' Dl Heer Fothergill, een voornaeni Ârts., in Ha npu KST REET, te London, zegt in zyn’ brief: Het is te beklagen, dat de drift, om dit koortsverdryvend middel met andere bittere en famentrekkende middelen te vermengen, (volgens de gewone famenvoegende manier) nog ai tc veel de overhand in de ge-neeswys heeft.

Hoor d;t bcdricgclyke denkbeeld , om het vermogen van den Bast te vermeerderen, kan deszelfs deugd dikwerf grootelyks verminderd worden ; en op het einde moet de

uit-

-ocr page 80-

7 6 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ITaernemingtn over den

uitflag van de proef zeer dubbelzinnig zyn. Om dit middel derhalve regt te doen, en om deze onzekerheid met betrekking tot deszelfs uitwerkfels voortekomen , heb ik iedere gelegenheid (welke een zoo korte tyd aenbood) waergenomcn , om hetzelve in zynen een-vouwigen ftaet toetedicnen ,• zonder het met andere geneesmiddelen te vermengen. De gevallen , in welken ik hetzelve voornaemlyk beproefd heb , waren fiepende Rotkoortfen, vergezeld met een geheel verval van kragten, eene yling gedurende de avondverheffingen, met korte en naeuwlyks merkbare veranderingen op den dag.

Kortheidshalve zal ik flechts één voorbeeld bybrengen. William Henton, een zyde-wever, worftelde onder eene koorts van deze foort, vergezeld met Blutschvlekken, en eene hevige Neusbloeding , welk laetfte toeval ge-meenlyk met de verheffingen wederkwam. Hiermede gingen gepaerd een koud zweet, eene mompelende yling, onwillig pluizen, enz. Eer ik hem zag, had men hem den gewonen PERuviacnfehen Bast voorgefchreven, en zyn geval hopeloos verklaerd. In deze zeer zorge-lyke omflandigheid , werd ik echter niet afr gefchrikt, om den Bast, in een bçkwaem

voe^-

-ocr page 81-

kooden PERWiaenfchen Sast. 77 voermiddel, met den geest van Koperrood zuur gemaekt, aentepryzen. Dienvolgens nam hy van veertig azen tot een vierde loods om de twee uren, uitgezonderd gedurende de nacht* verheffing , dewyl men bevolen had het middel alsdan zorgvuldig te vermyden ; naerdien ik lang door ondervinding ben overtuigd geweest , dat de koo'rtfige toevallen gemeenlyk verergerd zyn , als de Bast op dien tyd toegediend wierd. Het geneesmiddel doet zyne werking, de neusbloeding vermindert, en de koorts neemt weldra een einde. Eenige weeken zyn ’er nu verloopen ; en ik heb het genoegen, om ’er by te kunnen voegen dat hy my de laetftemael, toen ik in zyn vertrek kwam, met een vergenoegd gelaet verzekerde, dat hy, federt het gebruik van den Rooden Bast (of, gelyk mogelyk nu met meer recht kan gezegd worden, den wezenlyken Bast) geene toevallen van wederinftorting had ondervonden , en dat hy van alle ongemakken vry bleef, uitgezondert eene geringe zwakheid van het gezicht, waeraen hy voormaels onderhevig geweest was.

De getuigenis, welke gy alreeds’hebt byge-bragt, van zoo vele aenzienlyke kunstoeffena-ren, die geene verzoeking konden hebben, ’tzy - om

-ocr page 82-

■^8 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JTaerngmin^en over ûsn

om de gebreken van dit geneesmiddel te ver-bergen , of desMlfs de'jgden te vergrooten, maekt het onnoodig ecnig nienw bewys van deszelfs grooter voortreffeJykheid bier by te -vofcgen : anderszins zoude ik eenige venfebe voorbeelden van deszelfs nut in zekere verouderde Tusfehenpoozende koortfen, die den gewonen Bast geheel wederfùonden , raedc-dselen. Derhalve , welke twyffclingen of moeielykheden’er nu mogten ontrtaen , betrek-kelyk deszelfs eenzelvigheid met dien Bast^ die weleer door Morton en Sydenham gebruikt word, zulks kan de proeven, welken men bygebragt heeft om deszelfs wezenlj'ke kragt to betoegen, in geenrn decIe verzwakken. Dat dezelve echter in dadclyk gebruik was, Omtrent het begin van de tegenwoordige eeuw, fel'.ynt bewysbacr.

De lading met Kina, welke men in het jacr 1702 prysraaekte acn het boord van een Spaensch Galjoen, en een gedeelte van welke voor vier jaren viel in handen van den heer Pearson, een’ voornamen ^poihéker in London, fchynt uit alle omftandigheden, geen andere Bast geweest te zyn , dan de geene, die nu in acnmerking komt. Doch het geen onza aendacht lïog waerdiger fchynt, is dat

-ocr page 83-

Rdodcn pKKOviaenfcben Bust. 79 ç];'- dcnsîvG -, na verloop van onjtrent agt-en::eventig jaren, nu nog een veel fterker af-kookfel den de gewone Bart _ uitlevert, en dennelven insgelyks, in de genezing der koort-fen en andere ziekten overtreft ; een klaer bewyj, dat deze Bast deszelfs genezende vermogens veel langer behoudt, dan men zich verbeelden kondc. Sta my toe, tot-verdere ftaving van deze bjrzondcre eigenfehap , en insgels’ks van deszelfs voormalig gebruik in dit land , cene acnmerkelyke placts overtefchry-ven nit Ltster , die eenige van deszelfs meest eigenaertige kenmerken opgeeft: “ Door eigen ondervinding getuige ik, dat ik voor “ twintig jaren d«7j Bast van den flam dikwerf gebruikt heb, ter dikte en breedte van eene “ handpalm met groote en diepe groeven en “ fcheiiren geteekend , gelj'k in eenen ouden boom} en eertyds en nu heeft hy ray byna nooit, “ omtrent de beste en gewenschte uitkomst, “ te leur gcftcld, voornaemlyk, zoo de manier ‘‘ en tyd om denzelven te geven behoorlyk in “ acht genomen worden” (*). Voeg hierby een nog nader bewys , waermede ik onlangs begunftigd ben door den Geneesheer Smith, een’ zeer ouden KunstoefFenaer nabj^ Andover, die my verzekerde, dat hy, een mon-fter

'Cgt; Dc Ilydr. p. 56.

-ocr page 84-

So


fTaemtmin-gsn over Jen


fter van den Rooden Bast bekomen hebbende; dien aenftonds,herkende, “ aen den reuk, den “ fmaek en de kleur , voor den zelven , die “ voor vyflig 'jaren gemeenlyk in gebruik was”. Hierby voegt hy eenige nieuwe gevallen van . deszelfs voordeel in Tusfehenpoozende koort-fen, die den gewonen Bast wederftaen .hadden. .

Daer de tegenwoordige Oplaeg van den waren Rooden Bast niet anders dan onevenredig kan zyn met deszelfs vertier fchiet ’er alleenlyk nog overig , dat 'wy de jonge kunstoeifenaers ernftig aenraden , niet -te voorbarig te zyn met ongunftige befluiten te trekken , volgens den uitdag van hunne tegenwoordige proefnemingen, maer om hun oordeel op te fchorten, totdat eene nieuwe vervulling hun in ftaet zal dellen, om met meer zekerheids, betrekkelyk deszelfs vergelykende kragten, uitfpraek te doen.

Edward Rigby, een voornaem Heelmeester te Norwich, getuigt, dat hy het geluk heeft om eene zeer uitgeftrekte getuigenis te kunnen geven, voor het groote en zekere vermogen van dezen Bast: ik heb (zegt hy) d« voldoende gelegenheid gehad, om denzelven te ba^

-ocr page 85-

RooHm Ve.K'Vviaenfc'hen Rast. 8l beproeven, in iedere foort der Tusfchenpoo-zendc koortfen ; en ik heb denzelven acn Ij’deren toegediend, onder de grootftc verfcheidenheid van omflandighcdcn, met betrekking tot den ouderdom , de gelleltcnis , cn de duurzaem-heid van de ziekte , enz. En by meer dan honderd en vyftig perfonen , die denzelven onder mjm opzicht gebruikt hebben, heeft hy in geen één geval gemist, en de vederkomst van den tenval op de eerße toediening verhinderd.

JjsiiES Maddocks, Geneesheer van het Londonsche Gasthuis, zegt in zynen brief: De gevallen, die my de veelvuldigfte gelegenheden tot het waernemen, cn de voldoenfte befluiten op te maken, met betrekking rot het grooter vermogen van den Rooden Bast, ver-fchaft hebben , waren Tusfehenpoozende koortfen.

Het Londonsche Gasthuis is mogelyk nooit zonder een zecr aenmerkelyk getal van lydercnmetTusfehenpoozende koortfen; waer-toe deszclfs vergelykelyke nabyheid tot het Graeffehap Essex niet weinig toebrengt. — Wanneer wy, voor de invoering van den Rooden Bast , de gewoonte hadden om den gemeenen Bast by alle gelegenheden toete-

11. Deel. I. Stuk. F nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die-

0

-ocr page 86-

^2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ffaernemingen over den

dienen , bevonden wy dcszelfs vermogen ia Tusfchenpoozende koortfen verre beneden dien ophef, weiken S^tdenham en dcszclfs tydgenooten van denzclven gcmackt hebben.

Wat my zelven betreft; ik kan in wnerheid getuigen, dat dr wederkomst van den aenval by lydcrs, met Tusfehenpoozende koortfen in het ziekenhuis worftclende inderdacd zeer zcldzaem belet, of zelfs het geweld veel ver-minderd werd, op de cerfte poging om denzelven te verhinderen, door eenige hoeveelheid van dit middel, in de tiisfchenpoozing toegedient. In tegendeel werd de Bast voor een’ aenmer-kclyken tyd, en in eene vry grooter hoev’^eel. beid, in ’t algemeen vereischt om den voort, gang van de ziekte te fluiten , of zelfs haer geweld te Ixiteiigelcn ; en by vele gelegen-heden heb ik , by een volkomen gemis van voordeel, het dienflig geoordeeld om van des-Zelfs verder gebruik afteftaen , en myn toe-vlugt tot andere geneesmiddelen te nemen.

. Aen de andere zyde, heb ik, door het go-hruik van den Rooden Bast, vaek de weder-komst van de koorts gehcelenal zien beletten, cp de cerfte toediening van dit geneesmiddel .m de tuslchenpoozing : waer dit het geval niet is,

o

-ocr page 87-

Romlm PERwiaenfchen Bast. $3 is, is de volgende aenval gewoonlyk min hevig ; en byna altoos wykt de ziekte'binnen korÉen tyd.

De meeste der gevallen, in welken ik het vermogen van den bovengemelden Rooden Bast heb waergenomen , waren zoodanigen, in welken de gewone Bast te voren gebruikt, en met dcnzelven voor een’ langer of korter tyd, zonder voordeel, aengehouden was. .

Ik zal u allcenlyk nog lastig vallen met eene andere foort van ziekten, in welken ik gelegenheid gehad hebbe om de grooter werk-zaemheid van den Rooden Bast waertenemen. Deze waren op gezette tyden wederkomende pynen ( | , van welken de tydperkelyke Iloofdpyn de gewoonlykite , en geraeenlyk meest bekende is.

Doch Ut trof tamelyk dikwerf gevallen van eene foortgelykc ziekte aen, die verfchei-den andere deelen van het ligchaem dan het hoofd aenviel. In fommige derzelven fcheen, na het gevoel van den lyder, de zitpiaets van de pyn in eenig gedeelte van de wanden der

buik.

„Çt} Dolores periodic!.

F 2

-ocr page 88-

84 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;W'^aernmingen «ver den

buik- of borstholte, doch veclvuldïger in dat der eerften te zyn : by andere fcheen de zit-placts van het gebrek in het eene of andere van de gehouden deelen van deze holligheden, doch veelvuldige!' in de buikingewanden te wezen.

Met betrekking tot die gevallen, in welken de ongcfteldheid fcheen geplaetst te zyn in fommigen van de gehouden declcn der buikholte, heb ik zoodanige veel wacrgenomen, als ook cenige, die, gedurende den acnval, vergezeld zyn geweest met eene hoogcr branding, eene zeer fcherpe pyn, en de meeste of alle de wezenlyke of onderfcheidende toevallen van eene ontfteking van het ingewand, ’t welk , uit de plaets der pyn , de zitplaets van het óngemak fcheen te wezen.

Deze gevallen echter verfchillen van ont-ftekingen hierin, dat hunne aenvallen gevolgd worden door aflatingcn , cn dat zy na tus-lchenpoozen wederkomen , gewoonlyk dage-lyksch, om den anderen dag of op min gezette tyden ; cn dat het bloed, den lyderen gedurende het hevigHc geweld van de ziekte af. getapt, niet het minfte verfchynfel van eene ontftekingkorst heeft.

In

-ocr page 89-

Roofen PEKVviainfchen Bast. 35

In vele gevallen van dezen aert, by welken ons oogmerk is de wederkomst van den aenval te fluiten, door middelen in den tus-fchentyd toegediend , zj’n ongetwyiTeld de verflerkende niet altoos de gefchikte middelen : fommige van deze ongefleldhcden, gelyk in het byzonder de gezette wederkomende Hoofdpyn , wanneer dezelve in jonge en bloedryke voorwerpen voorvalt, kunnen fom-wylen het gebruik van ontlastmiddelen vorde- 1 ren ; doch in die gevallen, in welken, volgens, myn oordeel, verflerkende middelen te flade kwamen , en in welken ik den Rooden Bast heb toegediend, heb ik dcszclfs uitwerkfels, vergeleken met die van den gewonen Bast, bevonden overeenkomflig te zyn met dezen, welken ik, betrekkelyk de Tusfehenpoozende koortfen, hier boven befchreven heb.

Het eenigfle, dat ik omtrent den Rooden Bast zal aenmerken , bellaet hier in : dat wanneer wy acht geven op de uitflekende deugden, welken den PERuviaenfehen Bast door Sydenham en Morton zyn toegekend, en inzonderheid op den trap van zekerheid, volgens welken zy getuigen, dat dezelve de Tusfehenpoozende koortfen genezen heeft, in welke vermogens, volgens tceflemming van alle kunstoeffenaren,

F 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de

-ocr page 90-

îi) nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;U^aermmingsn over den

de kleene en gcpyptc Bast zoo zeer te kort fehlet; en als wy verder overwegen, dat de befchryvingen , door de Schryvers over de kragten der Geneesmiddelen, tydgenooten x’an de zoo even gemelde beroemde mannen , over den PcRUviaenfchen Bast, op dien tyd in gebruik, te boek gefield, geenszins op den kleencn en gepypten, maer volkomen op den Rooden Bast toepasfelyk zyn; en als wy ten laetfte vernemen, dat de inwoonders van Nieuw Spanje, en, zoo ik wel onderricht ben door een heer, kortelings uit dat land gekomen, insgelyks die van Oud Spanje, den Rooden Bast dadelyk meer wacrdcren; dan moet het ten hoogfte redelyk zyn te be-fluiten , dat de Roode PERUviacnfchc Bast inderdaed de foort van dat geneesmiddel is, wiens deugden zoo zeer geroemd zyn door Sydenham en Morton , en ’t welk zy cn hunne tydgenooten in gemeen gebruik hadden.

. * * *

Ik zal, fdus eindigt de heer Saunders) hope ik, niet voor vermeten gehouden worden, wanneer ik befluite, dat de voorgaende wacrnemingen voldoende zyn, om het voor-treflender vermogen van den Rooden Bast te bc-

k

-ocr page 91-

Rooâen PERVviaenfehm Bart.

bepalen. En men fcbjmt met reden re moeten verwachten, dat de invoering van deze foovt van Bast met de gelukkigfte uitwerkfds zal vergezeld gaen , en ons in ftaet Bellen ora die kwaedaertige en aflatende koortfen, onder die heetc luchtftreken, en die onvoordeelige oiti-flandigheden, die zoo verdeiffelyk voor onze vloten en legers zyn, met vrucht te keer gaen.

Ik kan evenwel niet eindigen, zonder mj'* nen dank te betuigen aen die heeren, welk® my met hunne bricfwisfcling vereerd hebben ; en ik vindc het dienflig om myne vcrpügrin-gen uictedrukken aen vcrfcheiden, wier brieven my te laet voor derzclver geraeenmakirrg ter hand gekomen zyn.

Zy allen komen overeen in dc acwnryzing van den Rooden PERuviaenfeheu Bast , als werkzamer en vermögender dan cenig ander foort.

Uit veelvuldige proeven, welken ik, inTus-fchenpoozende koortfen en andere ziekten, met denzclven genomen heb,*ben ik geneigd te befluiten, dat dezelve alleenljk ter halv« hoeveelheid , welke wy gemecnlyk van den anderen Bast aenpryzen, behoeft gebruikt te worden.

F 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ik

-ocr page 92-

M l^aern, over äen Rooden VEViXiviaenfcaen Bast.

Ik heb insgelyks het genoegen om inynen jezeren te verzekeren, dat dezelve nu in een algemeen gebruik is in alle de Gasthuizen van London; en zoodanig is de voorrang, dien men aen denzelven geeft, dat men met moeite deszelfs vertier goedmaekt.

Zyt zorgvuldig in deszelfs keuze, door cene oplettendheid op die kenmerken, die denzelven van den grover Bast, tot nog toe by onze Drogisten verworpen, onderfcheiden.

Ik zal naerftig voortgaen met myne onder-X zoekingen op dit onderwerp, en verzoek ern-ftig de gunst van myne vrienden, dat zy willen volharden met my naeuwkcurige waernemingen toetezenden , zoodanig, dat men juist kan bepalen , in welke andere ziekten dit voortreffe-lyk middel veilig en voordeclig kan gebruikt worden.

De werkingen en gevolgen der geneesmiddelen kunnen alleenlyk vastgefteld worden, door de kloekzinnigheid en de ondervinding van kundige mannen , die , bewust van de moeilykheid om waernemingen te doen , ge-noegzaem beveiligd zyn voor het bedrog, waeraen zy onvermydelyk zyn blootgefteld.

VER.

-ocr page 93-

«9

verhandeling

OVER DE

geneeswys

VAN DE

WATERBREUK

IN HET

SCHEDEVLIES van den BAL,

IN WELKE DE BEHANDELING MET HET BRANDMIDDEL EN DIE MET DE SETON TEGEN ELKANDEREN VERGELEKEN WORDEN.

Uit het Engehch van den Heer G. Vaux.

Het is bekend, dat de Heer Else in zyne Verhandeling over de geneeswys van de Watebreuk , ter volkomen genezing van die ziekte, de behandeling met het Brandmiddel aenraedt, als eene min pynlyke, fpoe-diger, min gevaerlyke, en zekerer dan eenige an-

(*) Zie de Ceneeskundige Bibliotheek van den hoog-Iceraer E. Sandïfort, het ngiße deel, tweede ßuk, bladz. 611-616. en het tiende deel, tweede fluk, iladz.

-ocr page 94-

Over de Geneeswy^ van de f^aterbreuk

andere geneeswys die tot nu toe was voorgefteld , cn als voornaemlyk deze voor-deelen bezittende boven de behandeling met cenc Seton.

De heer PoTT(t) ptyst, in tegendeel, in zyne Verhandeling over de W a t e r-BREUK, op gelyke gronden, ter volkomen genezing van de ziekte, de behandeling met cene f.ton aen , welke hy verzekerd boven cenige andere geneeswys, en inzonderheid boven die met het brandmiddel,. verkieslyk te zyn.

Zulke ftrydige gevoelens, door zulk? voorname mannen gekoesterd en onderftcund, hebben vele Heelmeesters buiten ilaet gcfteld om te befluiten, aen welk gevoelen men den voorkeur behoorde te geven ; en ik erken onder dit getal behoord te hebben.

Schoon de meeste kunstoefFcnaers de al-gemeene veiligheid en het vermogen van de beide acngeprezen behandelingen zullen toe-ßemmen , zullen zy desniettegcnHacnde in twyf-

Zie insgelyks de Geneakundige Biblittbak , het tiende deel, teneede fluk, bladz. 35gt;.

-ocr page 95-

in het Schedevlies van den Bal.

91

twyfFel zyn nopens de vraeg, naemlyk, welke behandeling de voorkeur verdient ; want fchoon zy beide, in het algemeen, veilig en vermogende kunnen zyn, echter zal de eenc in het algemeen veiliger en vermögender wezen, dan de andere; en insgelyks kan de cene genees wys min pynlyk cn voorfpocdiger dan dc andere zyn.

Deze ttvyffeling zal des te ligter in den Lezer ontflaen , wanneer hy bedenkt hoe natuurlyk en gemeen het is, dat een beoef-fcnacr vooringenomen wordt voor eenige by-zondcre behandeling, welke hy boven andere de voorkeur heeft gegeven ; cn indien hy wyders overweegt, dat noch Pott noch Else, fchoon ieder voor zyn eigen genees-wys pleit, nimmer eenc vergelykende proef der beide behandelingen fchynt genomen te hebben.

Dan het gefchil, betrekkelyk de verdiende voorkeur van de beide genceswyzen, kan langs geen anderen weg beflist worden, dan door eene vergelyking van hetzelve in her-haelde proefnemingen. En daer my verfchei-den gevallen van deze ziekte, welken ik meen dat van vry veel gewigts zullen wezen om het

§2’

-ocr page 96-

92 Over de Geneeswys vm de Waterbreuk gefchil te bepalen, zyn voorgekomen, dacht ik der geleerde weereld geen ondienst te doen, met de uitkomst van dezelven mede te deden.

De behandeling met een brandmiddel is min pynlyk dan die met eene feton. Ik heb ver-fcheiden gevallen gezien , in welken men de kunstbewerking met de feton had ondernomen ; en in allen was de pyn, dadelyk na dezelve, zeer aenmerkelyk, en in fommigc gevallen zeer geweldig; ik heb, in tegendeel, in die gevallen, in welken ik het brandmiddel heb zien bézigen , nooit waergenomen dat de lyder eenige acnmerkclyke pyn leed : inderdacd, byna alle de lydcrs, welken ik waergenomen heb , by wien men het brandmiddel had gebruikt, hebben de geringe pyn, welke zy van deszelfs werking gevoelden , als eene reden voor de onwaerfchynlykheid van deszelfs genezend vermogen aengedrongen.

De beide geneeswyzen kunnen, met betrekking tot de lastigheid, het gevacr en de lengte van tyd, die ’er tot de herftelling vereischt wordt , voor zoo verre myne waerneming zich uitftrekt, in geene vergclyking komen. In die gevallen, in- welken ik de feton heb zien

ge-

-ocr page 97-

in het Seheâevlits van den Bal. 93 gebruiken, werd de kunstbewerking gemeen-lyk van cene koorts en hevige ontfteking gevolgd. Deze toevallen maekten de rust en onthouding ten hoogfte noodig , en bragten fomwylen, door hun geweld, het leven van den lyder in gevacr; terwyl, in tegendeel, die gevallen, in welken ik het brandmiddel heb zien aenwenden, met eenc zeer geringe pyn gepaerd gingen; zy waren insgelyks ook niet vergezeld met koorts of ontfteking van cenig aenbelang , en vereischten gevolgelyk ook weinig rust. Zoo ’er ooit iets tegenftrydigs voorviel, was het een noodwendig gevolg van eene groote ongeregeldheid in den lyder.

Ik heb opgemerkt, dat de genezing in die gevallen, in welken men van de felon gebruik had gemaakt , geheelenal gemist heeft ; of dat de ziekte, zoo de lyder voor het tegenwoordige genezen fcheen te zyn, wederkwam ; zoo dat, in beide gevallen, eene andere kunstbewerking vereischt wierd. Acn de andere zyde, heb ik geen één geval, waer-van ik ooggetuige geweest ben , of waervan ik gehoord heb , en waerin de kunstbewerking, van het begin af, juist overeenkomftig de voorfchriften van den heer Else ver-richt was , aengetroffen, in het welke deze be-

-ocr page 98-

Oyer àe Geheeswys van de JTaterlreui behandeling geene volkomen genezing aen-bragt.

Uet eerfte gcval , waervan ik zal gewa-gen, is in de Verhandeling (*) van Else ge-böekï. De lyder was eerst door PoTi', en Baxaerhand door Else behandeld. Pott fteldo ecne J'eton in het werk; en het gevolg -was, dat de Waterbreuk voor een’ tyd fchecß genezen te zyn ; de ziekte echter keerde daer-na wederom, nicttegenftaende raen- alle moge-lyke voorzorg had aengewend. De lyder was OA/er deze te leurftetling zeer droefgeestig, doch beflooc tevens, indien de genezing mo-gelyk was, om niets onbeproefd te laten; en terwyl hy van het voordeel van de kunstbe-werking door een brandmiddel gehoord had, nam hy het befluit om dezelve te ondergaen. Ik was tegenwoordig, toen de heer Else deze k-unstbewerking verrichtte, gelyk ik insgelyks-by de vorige onder de behandeling van den beer Po tt geweest was. Deze laetfte kunstbewerking bleek niet flechts een veel gemak-kelyker geneesmiddel te zyn, maer verzorgde daerenboven de volkomen genezing ; en de ly-i - J o Zie the tForki publüf. G.Vaux, i^te. /'•;92en93.

-ocr page 99-

in het Sclieàevlies van den Bah 9J lyder blyft, tot heden toe, van zyne ziekt© volmaekt vry. Schoon dit geval my fterk drong, om myne voorkeur aen het brandmiddel te geven, en hetzelve in myne toekomende kunstoeffening te gebruiken, echter befpeurde ik eene onwilligheid om tot zulk een befluit overtegaen , totdat eene verdere ondervinding myn gevoelen omtrent deszelft voortref-felykheid verfterkt had.

Sedert dien tyd heb ik een’ lyder met eene dubbele Waterbreuk aengetrofl'en. Dit was een geval, volkomen gefchikt tot bet oogmerk om het gefchil, wegens de vergelykelyke voordee-len van de twee verfchillende kunstbewerkingen te beflisfen; dewyl het eene gelegenheid verfchafte, om in denzelfden lyder gebruik te maken van het brandmiddel, voor de genezing van de ziekte, aen de eene zyde van den bal-, zak, en van de fetm^ voor de genezing van dezelfde ziekte aen de andere zj’de.

In deze gevallen leide men het eerfte een brandmiddel aen op eene van de Waterbreu. ken; en nadat de ongemakken, uit deze kunstbewerking ontftaende, geweken waren, brdgt men de feton door de andere. Men bekwanj eene volkomen genezing, door beide behände-

-ocr page 100-

96 Over de Geneeswys van de Waterbreuk delingen; met dit onderfcheid echter, dat de ontfteking en pyn, door de feton veroorzaekt, zoo geweldig waren , dat men noodwendig toevlugt moest nemen tot de aderlatingen, Hovingen, klisteren, buikopenende middelen en het heulfap ; terwyl het ongemak, dat op het brandmiddel volgde, zoo gering was, dat ik niet weet dat de lyder hierover cenigzins geklaegd heeft. Nadat hy volkomen hcrlLeld was, zeide ik tegen hem: “ Onderftcl dat de ziekte wederkwam, en dat gy befloten had de kunstbewerking op nieuw te ondergaen, aen w.elke geneeswys zoudt gy den voorrang geven”? Zyn antwoord was: “ Voorzeker acn het brandmiddel, naerdien de pyn, door het zelve verwekt, als eene vloobeet is, vergeleken met die, welke ik van de feion doorftond”.

Ik heb een ander foortgelyk geval gezien, ’t welk ten naestenby met het zoo even-gemelde overeenkomt.

Voor het volgende geval moet ik den heer Ford bedanken.

“ John Marlow, zevenentwintig jaren ‘‘ oud, kwam den z/en van Louwmaend

“ in het We stmunstersche algemeene “ Zie.

-ocr page 101-

th het Scheedevliès van den Êal:

h Ziekenhuis, om van eene dubbele Water-bfeuk genezen te worden. Den volgendert “ dag nam hy een zacht buikopenend middel “ èn op desn 2^'” werd een kleèn brandmid-“ del, vólgerts de manier , door den heer Else

aerigeprezen , öp de Waterbreuk van den “ regten bal , die de grootfte van de twee “ was , aengelegd. De werking van het “ brandmiddel was met weinig of geene pyn

vergezeld , eh veroorzaekte géene byzon-dere verfchjmfcls. De toevallige koorts week dadelyk voor de ontftékingtegen-gaende behandeling.

Öp den negenden dag wtis de veretteririg zoo gewenscht, en de korst zoo traps-wj’^e losgeraekt , dat ik befloot o ra cer-ftond de genezing van het andere gezwel “ doör eene feton te ondernemen.

“ Ïk begon de kunstbewerking , door het voorfte en onderfte gedeelte van het gezwel “ met eene troiscar te doorboren ; en zoo-“ rasch als de lieekpriem weggenomen, en het vocht ontlast was, bragt ik ook den geleidet van de felon door dien van ds troiscar, totdai “ die het opperfte gedeelte van het fcheedc-i’ vlies bereikte: een flVst, vmeenefetonvooif-

IbDeel. 1.Stuk. G nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zien,

-ocr page 102-

^8 Over de Geneeswys van de H^aterireuk

“ zien, werd toen door den laetften geleidet ‘‘ ingebragt, en door het fcheedevlies en de

bckleedfels geftoken. Na de kunstbewer* “ king nam men de grootfte voorzorg tegens “ de koorts in acht ; inaer desniettegenftaende “ zwol en ontftak de linkerzyde van den “ balzak binnen weinige dagen; en eene he-“ vige koorts, een radde polsflag, groore pyn

in den rüg, en huiveringen, waren de ge« “ volgen. Deze toevallen by de verzwering “ eindigende, nam de koorts trapswyze af:. “ binnen veertien dagen begon ik de draden “ weg te nemen , vier of vyf by ieder ver-“ band; en op den len van Lentemaend werd “ de lyder, naer oogfehyn volmaekt genezen, “ weggezonden. Na verloop van agt maen-“ den kwam hy wederom by my , zynde de

ziekte acn de iinkcrzyde , aen welke men “ de feton had aengclcgd, wedergekomen.

“ Ily was nu zeer begerig na het aenleggen “ van een brandmiddel, een geneesmiddel, ’t “ welk hy zoo gemakkelyk en voorfpoedig “ bevonden had, in de genezing van de regte “ Waterbreuk; gevolgelyk nam men tot het “ zelve zyn toevlugt, op den yen van Slagt-maend; en uit de beterfchap van het geval, had ik alle redenen om hem voor volkomen „ £«•

-ocr page 103-

in het ScheedevUes van den Bal. 90 ti genezen te houden, zoodat hy op den 5en van Wintermaend werd heengezonden: doch op den i6en van Grasmaend 1776, “ was hy genoodzaekt zieh op nieuw tot my “ te wenden , zynde de ziekte aen dezelfde zyde wedergekeerd (*). Ik befloot nu om “ de kunstbewerking te verrichten, door eene “ infnyding langs de geheele lengte van het “ gezwel. Het fchcedevlies zeer flap zynde, nam ik een klcen gedeelte van hetzelve “ weg; en by onderzoek naer den ftaet van “ den Bal, vond ik op den Voorhal een kleen “• Waterblaesje, ’t welk ik wegfneed. Deze kunstbewerking werd door geene toevallen, “ die niet fpoedlg voor de gewone tnid-! nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de-

G) Ojze mislukking is niet te wyten »en het brandmiddel , nademael de aengroeijingen van het fchcedevlies, wegens de werking van de feton, daze ziekte zeer verfchil-lendekunnen maken van eene gemeene Waterbreuk, by welke tulke nengroeijingen onderfteld worden niet te beftaeii: de longheid van den man, en de geringe verdikking van het Vlies, maken deze oniftandigheid des te waerfchynlyker. Noch de feton noch het brandmiddel zyii al» een zeker ge-itcssmiddcl aengeprezen , wanneer Waterblacsjes de oor-zaek Van de ziekte zyn. Dan het is , onderfteld zynde dat de beide Waterbreuken , in het bovenflaende geval, ui: dezelfde oorzaek otitftaen zyn, aenmerking waerdig, dat het brandmiddel de Waterbreuk genas aen die zyde, op Welke hetzelve eeUt was aengelegd, ’t geen de ftten nies Vermögt.

Ga

-ocr page 104-

Too Over de Genccswys van de ÏTaterireük

« delen weken , gevolgd : vy£ jaren zyn ’et nu verïoopcn federt de lactfce kunstbewef-“ king; en hy heeft de ziekte niet wederom “ vernomen”.

Het goede gevolg, ’t welk het brandmiddel by alle die lyders , by wien ik hetzelve heb gebruikt, gehad heeft, was zoo algemeen, dat ik niet langer twyffel, of het verdient allen iof, dien deszelfs grootfte voorftanders daef-acn toegezwacid hebben. Thans heb ik eenen 'lyder, van vyfenzestig jaren , onder myne zorg, aen wien de kunstbewerking verricht is, en die, uitgezonderd dien tyd dat het brandmiddel zyne werking deed , het bed niet behoefde te houden, noch eenige pyn, gedurende de gehcelc behandeling, ondergaen heeft.

Het fchynt my niet toe, dat men eenig we-zenlyk voordeel bekomt door het heulfap met het brandmiddel te vermengen: integendeel, .het dient om de uitwcrkfels van het geneesmiddel te x’crzwakken ; want het is een op-merkingwaerdige zaek , dat een brandmiddel, op de gezonde huid aengelegd, weinig onge. niaks verwekt, fchoon het nimmer nalaet eeri’ grooten trap van pyn te veroorzaken, wanneer het deelen, die ontftoken zyn, aeuraekt.

Mis.

-ocr page 105-

in het Scheeievlies van den Hal. IQI

Misfchien zullen nog een of tvzeeaenmerkin-gen niet nutteloos zyn. De eerfte is, dat het in eene ongemcene groote Waterbreuk, wanneer het fcheedcvlics niet zeer ontaert is, niet qngefchikt zoude zyn, om het brandmiddel, nademael zulks weinig ongemak aenbrengt, op twee plaetfen, genoegnaem van clkandcren vcrwyd , aenteleggen , opdat de geheele zak. aengedaen worde. De tweede aenmerking is, om een breeder brandmiddel, dan men gemeenlyk gebruikt, wanneer men deze geneeswys volgt , aenteleggen , als de Wa. terbreuk uitgeftrekt, en het vlies zeer ontaert is.

Overtuigd, door herhaalde proefnemingen, wegens het goede gevolg van het brandmiddel in de genezing van de Waterbreuk , heb ik federt eenige jaren hetzelve aengeprezen boven de verligting, welke men voor een’ tyd bekomt, wanneer men het water door de troiscar aftapt ; en in geen één geval ben ik in myne verwachting te leur gefield.

Ik zal de vryheid nemen om twee onge^ mcene gevallen , die ray zyn voorgekomen , snedetedeelen.

G 3

Etïit

-ocr page 106-

JO2 Ovtr ie Geneesvys van de WaterhrtiiV

Een heer vervoegde zich by my, om vocht uit eene Waterbreuk, die weger* zelver grootte en gewigt lastig gewor/itn w;,?, te doen aftappen, Ik ried hem de kunstbewerking ter volkomen genezing aen ; maer hy bragt zyne bezigheden als eene verfchoo-ning in : ik tapte derhalve het water af; en hy vertrok. Na verloop van omtrent een uur zond hy fchielyk aen myn huis, om my te verwittigen, dat het gezwel zoo groot als ooit was wedergekomen , en dat het fteeds toenam: het fcheedevlies was klacrblykelyk doof bloed uitgezet; daer was geene uitfiorting in bet celwyze vlies.

Ik verklaerde hem de oorzaek van deze fpoe-dige zwelling, en zeide dat de genezing rust en ftilte vereischte , latende het tevens aen zyn oordeel, of het niet beter voor hem zoude zyn het brandmiddel aenteleggcn , na-demael, naer alle waerfchynlykheid, tot deze kunstbewerking geen meer tyds noodig was, en dezelve de wederkomst van de ziekte zoude beletten. Hy gaf zyne toeftemming. Den volgenden morgen werd het brandmiddel aen-gelegd ; en binnen korten tyd was hy volkomen herlleld.

-ocr page 107-

in het Scheeievîîes van den Bah roj

De heer Els e*zegt, in zytie Verhandeling, dat hy de genezing van fommige Waterbreuken , waer de zak verdikt was, had ondernomen^'cn in welke hy weinig hoops zou opgevat hebben , hadde hy niet door onder, vinding geweten, dat de genezing in deza gevallen, zoo wel als in andere, waer de zak niet aenmerkelyk ontacrt was , gelukkig uitviel,

Ik weet niet dat men ooit eene duurzame genezing bekomen heeft, door het water met de troiscar aftetappen , uitgezonderd in het volgende geval ; waerin het duidelyk bleek dat de ziekelyke ftaet van den zak de oor. zaek van deze ongewone uitkomst was. Myn oogmerk is geenszins om van ter zyde te ken. nen te geven, dat men in ’t algemeen, als de zak zeer ontaert is, door eene enkele door, boring met de troitcar, eene volkomen genezing te wachten heeft ; ik weet dat het tegendeel plaets vindt. Alleenlyk ftelle ik dit geval hier ter neder, om te toonen, dat he^ geene, ’t welk men hier by toeval, en zonder gevaer, verkreeg, in een gelyk geval, met opzet veilig uitgewerkt kan worden , door het aenleggen quot;Van een brandmiddel.

G 4

Een

-ocr page 108-

J04 Over de Geneeiwys van de Waterhi^euk

Een Jyder , met de grootfte Waterbreuk, welke ik immer zag , vervoegde zich by my om verligting: men oordeelde het, wegens de pyn , welke hy leed , wegens de grootte en . zwaerte van hçt gezwel, en wegens eene beginnende pntfteking aen den balzak, noodig om hem terftond te hulp te komen. De verdikking van den zak maekte het geval zeer duister. Overtuigd zynde dat het eene op-hooping van vocht in het fcheedevlies was, (lak ik t^tzelve, volgens gewoonte, door niet eene troiscar, cn liet eene ruime hoeveelheid van verdikt vocht, als chokolaed gekleurd, uitloopen. ^oo rasch als de zak geledigd was, kon men de oneffenheden gemakkelyk onderscheiden, Het was in zulk eenen wanhopigen ilaet yan ziekte, dat de ontffeking, door de wond van de troiscar v.eroorzaekt, uitliep op, eene vernietiging van den zakl; en vervolgens werd daerdoor de Waterbreuk volkomen verdreven.

Deze gelukkige omftandigheid greep |ffand, zonder eenig ongewoon toeval. ' * '

Eene verzwering, ontftaen op de plaets, waer de treisear had doorgedrongen, barstte» door deze opening ontlastte zich het vlies; en

de man genas volkomen.

Naer-

-ocr page 109-

in Schetievlies van dm Bal.

Naerdien wy niet kunnen-vero.nderftellen, dat ieder de bovenaengehaelde Bibliotheek van den heer Sandikort bezitte , hebben wy hot noodig geoordeeld de wyg, op welke het brandmiddel van den heer Else bereid wordt, hier te laten volgen.

Neem dan Zeepzieders loog Ct), volgens de E D«i N B u R G s c H E j^pothéék bereid, vier en zestig lood.

Kookt het tot op zestien lood.

Voeg daerna by het kokende vocht Het^l-fap (1), tot poeder gebragt, twee lood, levende Kalk (ff), ook in poeder, zes loodt ■ pf zoo veel als genoeg is om al het vocht op te florpen, ten einde het een deeg worde, ’t welk men in een zear gefloten flcsch moet bewaren,

Schoon de heer Else hier het Heulfap voorfchryft,’ blykt het, volgens Vaux, dat het van geen nut in deze bereiding is.

p. S. v. D. M.

WA KR.

(t) Lixiviiini faponaiioruni. (j) Extr, thebiicinu.

., tt) Calx vivx

Q 5

-ocr page 110-

1X5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;TTaerneming over fiet

WAERNEMING,

OVER HET

WONDERBARE VERMOGEN

VAK HET

H U I S L t) O K (tgt;

I N •

STUIPZIEKTEN (ft)-üzl Jiet Latyn van den Heer Cornelis Pekeboom.

Eene Maegd, vaa zesendertig jaren, federt langen tyd fukkelende, wordt tot heden toe aengcvallen door geweldige ftuipti'ekkin-gen, die telkens, als zy voor een wyl geweken waren, hare oude rol op nieuw fpelen ; gemeenlyk worden de bovenfte ledematen in allerlei bogten gewrongen en naer den rug getrokken, terwyl zy intusfehen met de voeten trapt, het hoofd rondgedraeid , en het aengezicht fchcefgetrokken wordt. Hierby komt.

(t) Sediim fcuf«mpcrTiuin majiis. (tt) Morbi convulfivi.

-ocr page 111-

wonderbare vermogen van fièt Huislook. 107 komt, dat zy gedurig klaegt over dc maeg, die door ftinkende oprispingen , door brakin-'gen, pyn , kwade fpy.^ertéring , met één woord door de fcheurbuik , is aengetast. Weshalve ik altoos, in de genezing van deze Stuipziekte, vooral op de eerfte wegen gelet, en haer verfcheiden buikzuiverende, maeg-verfterkende , balfemachtige en pynftillendc middelen toegediend heb, nadat de om-ftandigheden fchenen te vereifchen , terwo,! intusfehen verfcheiden zoogenoemde kramp, ftillende middelen zorgvuldig werden aenge-wend. Men kan wel niet ontkennen, dat de kwael fomwylen, gedurende een’ vry langen tyd, achterbleef; echter is zy tot nog toe niet geheel geweken. Nu onlangs is de aenval dage-lyksch zoo hardnekkig wedergekomen, dat ik by my zelven befloot, om vermögender middelen te baec te nemen. Toen fchoot my in den zin, om het üip van Huislook tc beproeven, waervan ik de reden openhartig in de hier achter gevoegde korte uitlegging opgeven zal. Ik heb haer dan voorgefchreven, om ’s avonds het volgende drankje op eenmael te gebruiken :

N. Het verseh uitgeperste fap van Huislook.

Ççraeene Brandewyn, Van elk twee oncerti, ’s Mor-

-ocr page 112-

I aS nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hf^aerneming Itei

’s Morgens wederkomende, ftond ik gebse^ verbaesd naerdien de fcuiptrekkingen niet Çlechts geweken war»n , masr dat de lyderes tevens erkende, dat zy zich als van de kwael verlost achtte. Dus bleef zy, gedurende vyf-tien dagen, van ftuiptrekkingcn bevryd ; na welken tyd zy , buiten myn weten , op dezelfde wys aengevallen werd , en de dage-lykfche ftuipaçhtige aenval byna een geheel uur woedde. Ontbodem zynde , ried ik haer het gebruik van het zelfde drankje, welks uitwerking met de vorige overeenkwam. Na verloop van twaelf geruste dagen, werd zy op. pieuw aengetast door ftuiptrekkingen , wier aenval, en wederkomst voor de derde-, vierde en vyfde achtereenvolgende keeren, ik tot nu toe door één drankje heb kunnen ftuitcn.

f

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Korte Viilegging^^

I -■

Ik tvryffel geenszins’, of ik zal naderhand naeuwkeuriger könnenjopgeven, wat en hoeveel het VQorgefçhreven drankje in de üu:p-ziekten vermag. Het is het middel tegen da vallende ziekte , ’t welk vrv lano- , door den Utrechtschen Godgeleerden Ba-ÇHIRNE, vo^or een geheim uitgedeeld is, en ’•t welk men fomtyds, onder zekere bepaling, . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;roet

-ocr page 113-

wanâer'bart ve^ino^m van litt Htitshoi. 109 een uitftékend \’oôrdeel gebruiken kan. ‘ Dan daer hct ecn Natuuronderzoeker betaemt, de geheimen, die tot algemeen nut ftrekken, 'te ontdekken en bekend te maken, zal het den Lezeren- niet onaengenaem zyn , dat ik het gcene , ’t welk ik met veel moeite en langs verfcheiden omwegen naergevorscht hebbe, ter verdere beproevinge aenbevele. '

-ocr page 114-

IIO ^aerneming over het voor treffelyhe gebruik

gt;„A È R N E AÎ I N G’,

i: i; 3-jd f— 'CVER HET

-VOORTREFFËLŸKE GEBRUIK ? CJ Ct: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;35U nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;?. :! j' f

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r® =1.^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

GEEST VAN HERTSHOORN Q),

MET OLŸVENOLIE GO G Ï M E N G .D, t IT OX

ZPNKIN GPYNEN CS). C*). Üiï ÂÊÎ Latyn van den Heer M. J, de Man.

gt;

Een zeer aenzienlyk Baron had langen tyd met eene krampachtige en pynlyke drukking op de borst, vergezeld met een’ geringen eii

(I) Sp. Comu Cervi. GO Oleum Olivsrum. ({_) Dolores catarrhofi.

Vf Y weten zeer wel, dat dit middel in het geheel niet nieuw is; mier wy weten ook tevens, dat het by zeer velen, die de Geneeskunst oeffenen, op verre na niet hoog genoeg gewaerdeerd wordt. Wij wilden derhalve deze Waer-

-ocr page 115-

van din Geest van Hertsltoorn enz. ill

en drongen hoest, geworfteld. Ailes werd te vergeefsch beproefd. Men riep my. Ik wende vele middelen aen, en l’orderde niets. Door de eïyaring geleerd- hebbende , hoeveel mats men in benaeuwde kelen, die nit eene Zin-r king

neming hiededeelen, deels om het in die ziekte, waervan ill deizelte geway gemaefct wordt, aenteprijztn, deels om het gebruik vau lt;.Kt middel in alle ziuktngpynen aentebevelert. Het heeft ons mede verfcheiden malen zeer grooten dienst gedaen in die heescliheid, welke men by aendoenlyke Vrys-ters en gehuwde Vrouwen zoo yaek, na een' geleden fchrik, en uit andere oorzaken, ziet ontftaen, en die anderszins zoo fchielyk en gemakkelyk niet te genezen is. Wy hebben onlangs eene jufvrouw, die, na gefclirikt te hebben, fpraek-loos werd, en by wie men drie aderlatingen gedaenj en eene fpaenfchevliegpleister op de keel gelegd had, doch dat alles zonder vrucht gefçhicd was, zeer fasch genezen, door haer alleenlyk dé- keel met dit middel driemael daegS te laten befrneren , en wyders een wollen lapje , in het gemelde fmeerfel belbchtigt, op de keel te leggen. . De naaste oorzaek van dtzé ziekte kan men dus, óhzes bedunkens , uit het nut der aengewende middelen gemakkelyk afleiden. Somwylen hebben wy ook , met een tiemlyk goed gevolg, een fineerfel, beftaende uit vier deelen oly-venolie en één deel géést van armoniackzout, ook wel uit terpentynolie en onovergehaelde geest van armoniakzout, ’t welk DE Gorter voorfchryft, in deze ziekt» zien gebruiken ; en eindelyk hebben wy lÄede eenmael de fpraek wederom doen voortkomen , door zuurdeeg, met armo-aiakzout gemengd, op de keel te laten leggen.

Wy hebben insgelyks andere plaetslyke Zinkingpyne«, die noch voor eene fpaenfchevliegpleister, noch voor het geestig aftrekfel der fpaenfchevliegen wilden wyken, door het middel van Pringle verdreven.

D. S. V. o. M.

-ocr page 116-

î I ± Waefnenïing over het voortreffelyhe gel^uik enz.

(t3 geboren worden, van het fraeerfel van Pringle, ’t welk uit den geest van hertshoorn (ft) en olie bereid wordt, trekken kan i fchreef ik het zelve voor', liet daermede de ganfche borst beftryken, en ’er vervolgens een* quot;wollen lap, met denzelfden olie naer behooren doortrokken, op aenleggen. Ik Hond verwonderd; over den gelukkigen uitflag ; want binnen weinige dagen was de ademhaling vry en gemakkelyk, de gezondheid volkomen eh beftendig, en de lyder verheugdl

In vele anderen, zoo wei als in myzelVérii heb ik een gelyke uitkomst waergenomenj zoodat ik geleerd heb , in de zinkingpynen, bp welke uitwendige deelen zy ook vallen, dit middel hoog te fchatten^ By twee loods olie meng ik flechts twee- of op zyn hoogst drie vierdeloods van den geest;

(t) Angisæ catarrhof«. (ft) Spit, cornu cervh

-ocr page 117-

EN VPv oedkundig

vour âcn menfcbelyken beosmoed.

Van swIeten.


I N V. ALLENDE

GEdAGTEN

OVER DEN

GESCHIKTSTEN tyd

OM DE

K 1 N D E R P o K J E s

I N T E Ë N T E N.

Vit het Latyn van àe^i Ileer M. J. de Man.

Geen grooter zwarigheid wordt ’er tegcns de inenting van de kinderpokjes ge-oppcrt , dan die men afleidt van het gt-vaer om de befinetting te verfpreiden. Want

om niet te fpreken van de vergelykende uit-

11. Deel. 11. St'Ak- H


re-


-ocr page 118-

i ri Invallende Gedagten over den gefchiktflen tyd rekening \’an hun , die ,■ voor en na deft-tyd der inenting, gezegd worden te London aen de natuurlyke pokjes geftorven te zyn) geen edelacrtig man zal ontkennen, dat de in. geënte pokjes , zoo wel als de natuurlyke, ook anderen kunnen befractten. Vooral daer de gewoonte onder de inëntcrs ftand grypt, dat zy verlugtigcnshalve hunne zieken door de ftraten doen ryden , cn langs de buiten-cingels wandelen, waer zy d-ikwerf andere lieden ontmoeten. Ook voorkomt men , volgens myn oordeel, geenszins difkwaed, wanneer men, na het gevoelen van fommigen, de inenting Hechts oefFent op die tyden , op welken de kinderpokjes doorgaens hcerfchen. Ik wil wel erkennen , dat myne woning in gevaer is, wanneer de blikfem hier en ginsch een huis in myn nabuurfchap in den brand zet; maer ik weet tevens, dat ik veel grootei’ gevaer loope, zoo men dacrenboven door de ganfehe flad met opzet brand verwekt. Hierom begin ik te denken, en ik geef het, met vcrfchuldigde onderdanigheid y aan eiken bil-lyken kunstrechter ter nafpeuringe over, of het voor het w’clzyn van het mcnfchelyke gedacht niet beter zoude zyn , zoo ’er door gpzag van de hooge Overigheid gezorgd wierd, dat men de kunstbewerking der inenting op geen*

-ocr page 119-

cm äe KinderpoTijes inteè'nten, 'll S geen’ anderen tyd, dan gedurende den winter, verrichtte ?

Want wy zien dat het Pokgif, het zy die Volgens de ouden uit de gisting, of volgens fommige hedendaegfche Schryvers uit zw/eeïe«, het die van het geflacht der Myten (f) z^m Óf niet, geboren wordt, of dat men deszelfs oorfprong van de lucht of uit de ingewanden der aerde moet afleiden; wyzien, zeg ik, dat het pokgif, nadat het eenigen tyd gewoed heeft, op de aenkomst van den winter, ge-piccnlyk verflapt, en eindelyk geheel fchade. loos wordt.

Ook is de reden geenszins’duister. Want J^zoo het leerftelfel van de gisting doorgact) gelyk de hitte de gisting bevordert , wordt ilezelvé insgelyks door de koude vertraegd. Jemand , die de dierlyke ziektenkunde ver-fiaet, weet dat ällc foor ten van ï«/èch«, gelyk de overige dieren , gedurende den Winter loom en minder vlug zyn; het gif doet der* halve met minder levendheid aen, plant mini* der voort, en gaet wegens zyne loomheid van den een’ tot den ander trager over. Indien mçn aen

rt) A cart.

H 2

-ocr page 120-

-iiö Invallenie p,ciïagten enZi

acn de dampen van dc lucht den oorfprongvsn het befmettende gif moet toekennen, dan is het tevens bekend dat de lucht in dezen tydminder met dampen bezwangerd is. Indien men cin-dclyk de ingewanden der aerdc en de hier-uitvoortkomende verdcrfelykc uitwademingen moet bcfchuldigcn ; dan wete men dat het be-vrozen aerdryk op dien tyd weinig of niets uitdampt. Wat ’er van zy; mync ondervinding en die van anderen bewyst klacr genoeg de wacrheid van dat gcene, ’t welk ik gezegd heb 'dat in den winter omtrent het gif plaets heeft. En ook hierom voorfpel ik dat het gif, ’t welk in den winter overgeplant wordt, zachtaer-tiger zal zyn: zoo dat ik my niet flcchts goed-aertiger en weiniger pokjes belove, macr te-vens cene minder vlugtigheid van het gif, cenc minder gefchiktheid om andere te befmet-ten, en door eenc uitgebreide befmetting overal flagtingen acnterechten. Hier komt by, dat men aen den gcenen, die gedurende eenc geftrenge vorst worden ingeënt, in hunne kamers, genoegzame koude kan mededeelen, en dezelve door een bekwaem vuur matigen ; zonder dat zy zich, met gevaer van anderen, op ftraet behoeven te begeven.

VER.

-ocr page 121-

1’7

verhandeling

OVER DE

KRAEKBEENSNEDE DER nbsp;nbsp;nbsp;•

SCHAEMBEENDEREN («). Uu hsf Hoogduit sch van den Heer], Mohrenheim.

net is met de Kraekbeenfnede der Schaern» beenderen even zoogegaen, alsinfoort-g.'lyke gevallen gewoonlyk gefchiedt. De uitvinder geeft, naemlyk , zyne nieuwe uitgevonden kunstbewerking onbepaeld, in alle gevallen, ver boven de oude manier den voorrang , ja verwerpt zelfs de oude geheel. Even zoo ging het ook met de ontlasting vaij' den Raer Qb} Cf), de fteenfnyding-boven de fchaera-

C«) Synchondrototnia pubis. (A) Extraflio cataraSa.’ (t) Onder de handgrepen om den ftaer te verdtyvcn tras dc Nederdrukking de eerfte; rasch daerop vond men de 'ontlasting uit, en verwierp de Nedcrdrukking geheelena’; daereiitegen Wordt door de naeuwkeurigfle en veelvuldige waernemingen van den heer Pott , Richter, Ple.nck, en door myne eigen bevestigt, dat de oude manier, naem-Jyk de Nedcrdrukking-, in de meeste gevallen veel vuor-

n 3

-ocr page 122-

II8 rerhandelifls over de fchaembeenders (ft) en meer dergetyke. manieren van kunstbewerkingen, De uitvinder is, helaes ! voor zyne nieuwontdekte zaek, even als een vader voor zyn eerfte kind, veelal te zeer ingenomen, dan dat hy zelfs in het minfte aen de volkomenheid, Voortref, felykheid’en het nut zoude kunnen cwyffelen: veeleer overtuigt hy zichzelven vaek van alla deze voortrelFelykheden reeds , wanneer hy naeuwlyks deze gedagten heeft opgevat, of op zyn hoogst na ’er eene proef, die aen het oogmerk fchynt te voldoen , mede genomen te hebben ; waeruit het dan ontftaet, dat de hieuwiiitgevonden manier, dikwerf in zee? korten tyd door de navolgers verbeterd, naeuwt. keuriger gekend, bepaelder en met meer nuts aengewend wordt , dan van den uitvinder zelven. Men bazuint dezelve doorgaens te, vroeg

trefFelyker zy, [feboon de ontlasting in hare bepaelda gevallen mede van groot nut is. Zie ook het Genees-ïIeel- Artzeny- en Vroedkundig Magazyn. 1. Deel, hladz 281.

(rt) Men heeft de manier om de fteenfnyding in den bilnaed te verrichten ver boven het hooge toeftel (c) gekeurd, en de laetstgennemde manier geheel verworpen; en echter bevestigen de veelvuldige Waernemingen van broeder. Kosmos en myne eigen , dat zy ia fommige gevallea. mede volftrekt noodzakelyk is.

((} Appvatu* aiKu,

-ocr page 123-

KraekJ^efifnede der Schaembeenderen. 10 vroeg uit, en kan zich van vreugde niet bedwingen om eene nieuwe gedane ontdekking, by de eerfte gelegenheid, aen de wacrcld bekend te maken, voor dat ’er genoegzame proeven mede genomen zyn, of dat men van derzclver kragtdadigheid overtuigd is.

ïlet is echter even zoo onbil’Iyk van vele heeren Recenfores, dat zy eene zaek, die ze niet meenen goedtekeuren, en weinig onderzocht hebben, geheclenal verwerpen en voor onnut verklaren.

Het is 'eindelyk ook de mode, dat de meesten çcne nieuwuitgevonden manier , wanneer zy een grooten ophef maékt , acnftonds aer-neraen, zonder nog regt te weten waerom; cn toch noemt men haer aenftonds zeer goed, aen het oogmerk voldoende , onvcrbeterlyk. Men wenscht niets meer dan eene gelegenheid te verkrygen, om ze rasch te kunnen uitoctTc-nen ; kortom , men gact ’er zoo vertrouwd mede te werk, als of men hare verdienften reeds gekend had, voor datzy nog uitgevonden was., Maer vertoonen ’cr zich één,, twee of meer tegenftrevers , die tegen deze nieuwe uitvinding, of uit gronden (deze zyn echtèr cenigzins zeldzamer) , dueh meestal uit cer-

II 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pie-

-ocr page 124-

120 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ferluindcling over ik

gierigheid , ambachtsnyd , of perfoonlyken haet, lasterlyk, en niet zelden met pcrfoon-lyke beledigingen, uitvaren, welhaest vinden deze aenhangcrs en wel zulken , wien het flechts om fchryven , of nieuwe naervolgers te krygen , te doen is. Op dusdanige wys wordt ’er eene aenzienlyke raeenigte van tegen ftre veren , waer onder ook vack Geneeskundige leerlingen gevonden worden, b.yeen-gebragt. Zy, die te voren de nieuwe uitvinding toegedaen waren, voegen zich aenftonds wederom tot den grootften hoop, handelen als of zy van het ecrfte begin af tegen deze uitvinding geftreden hadden, zeggen dat geene, ’t welk zy van anderen hooren zeggen , en zyn ’er nu zoo groote vyanden tegen , als zy ’er te voren vrienden van waren, zonder te weten , waerom. Dus hoorde ik meenig een fpreken, die van daeg zeer voor de kraek-bcenfnede der*ïchaembeenderen was, morgen, dewyl hy reeds een tegenfchrift gelezen had, met al zyne kragc , doch alleenlyk met die zelfde woorden, welken hy juist gelezen had, tegen dezelve ftryden; en onder de zoodani-gen vond ik ’er niet zelden een , die geen gezond verftand genoeg bezat, om flcchts eene geringe zaek te können overdenken. Dan het is nu eens de mode, dat men het

-ocr page 125-

Kraehbeenfiieàe der Schaemleenderen. I2l het gedurig met de grooter en magtigcr party houde , het zy deze gelyk of ongelyk hebbe.

Het is waerlyk fchande, dat de meesten nog ftecds te afgetrokken in hunne befluitenj en voor of tegen eene zaek te veel ingenomen zyn , waerom alles met de grootfte buiten-fporigheid gedaen wordt.

Geheel afkeerig zynde om den heer Si-GAULT, den uitvinder van de kraekbeenfnede der fchaembeenderen by levenden, hieromtrent te willen regtvaerdigen, maer nog afkeeriger om denzelven te laken , zal ik flechts zeer kortelyk myne gedagten zoowel over deze kunstbewerking als over derzelver tegenftre-vers mededeclen.

Het oogmerk der keizerlyke fnede zoo wel, als van de kraekbeenfnede der fchaembeende. ren, is om daerdoor het kind ’t welk of door de natuurlyke wegen in het geheel niet of ten minfte toch dood geboren zoude worden, levend ter waercld te brengen. Men heeft echter gevallen, in welken alleenlyk de keizerlyke fnede, en wederom anderen, waerin flechts de krackbeenfflede der fchaembeenderen , of

H 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ook

-ocr page 126-

522, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling over de

ook de ontlasting der hersfenen van nut kan 2yn. Men kan dus niet altoos deze kunstbewerking voor geene, en geene voor deze verwisfelen, en dus ook geen van beiden verwerpen noch alléén goed noemen. Hoe kan men dus zeggen, dat men, in ftede van de kei-terlyke fnede, die zoo wreed als vol gevaer voor de moeder is , de kraekbeenfnede def fchaembeenderen , eene veel Pachter en min ge-vaerlyke kunstbewerking uitgedacht heeft, om de'moeder gelukkig te verlosfen, en het kind levend ter wacreld te brengen. Wanneer dé vrucht, door eene tcgennatuurlyke ontvanging, in de FALLoppiaenfche buizen (d') , Eijer-nesten Çe) of in. de holte van den buik gelegen , of wanneer het kind door eene verscheuring van de baermoeder in den buik gevallen is., of onmiddelyk na den dood eenér zwangere vrouw, of, indien het bekken zoo naeuw mögt zyn, dat men ’er geen hand kon inbrengen , of dat het zeer verkromt was, 'de venusberg te veel uitpuilde, of de fchaem-'beenders zoo zeer binnenwaerds gebogen waren, dat de kleene middenlyn Hechts twee of twee en een half duimen bedroeg, of, al is dezelve grootcr, byaldien het hoofd toch

groo-

Qd') Tubæ Faloppiana;. (e) Ovaria.

-ocr page 127-

Kraekbs^ifiiede der Scbaembeenderen. 12^ groorer dan gewoonlyk is, zal dan in alle deze gemelde gevallen de kraekbeenfnededer fchacm. beenderen niet van weinig nut zyn, en wordt hier de keizerlyke fnede niet allezins aengewezen ? Doch ’er zyn ook fommige gevallen, in welken de kraekbeenfnede der fchaembcehdercn in de plaets der keizerlyke fnede, en deze wederom in ftede van de eerstgenoemde kan gebezigd worden , en wacrin dus de kijnstbewerker deze of geene manier paer eigen verkiezing in het werk kan ftellen. Wanneer het Bekken, nacr evenredigheid te nacuw , toch bovendien over het algemeen natuurlyk gevormd is, ten minfte niet veel van den natuurlykcn ilaet afwykt, moet de kleenfte middenlyn, naemlyk , van den venusberg tot het heilige been , drie duimen (één of twee lynen hier onder niet begrepen zynde) bedragen; maer twee en een half duimen , in de kleenfte middenlyn, maken het bekken tot dc kraekbeenfnede der fchaembeendercn meestal reeds te naeuw. Men begrypt ligtelyk dat dit dc maet van het bekken alléén is, de zachte deelen als het celwyswceffel , de pisblaes cn de endeldarm ’cr niet onder begreepen zynde; het hoofd van het kind moet ook niet grootcr dan nacr gewoonte, en dc barende vrouw niet al te oud zj’n.

De

-ocr page 128-

Î24- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;FerJianielin^ over âe

De gevallen, in welken de kraekbeenfnede ver boven de keizerlyke te verkiezen is, en het eenige hulpmiddel om de moeder en het kind in' het leven te houden , zyn de volgende : Wanneer, naemlyk, het hoofd van het kind paelvast, als het ware, in den ingang van het bekken geklopt is , en wel zoo dat het geenszins noch dieper naer beneden in de holte van het bekken noch uit den ingang terug kan gebragt worden, doch tevens zoo dat het kind naer alle waerfchynlykheid nog leeft: want in dit geval kan men het nooit zeker weten ; en de waerfchyniyke teekens dat het nog in leven is zyn de volgende : indien de zwelling op het bekkeneel op het gevoel groot, warm en veêrkragtig is, de klemming niet lang duurde, en ’er nog weinig of byna geen geweld aen geoefFend is geworden, en de opperhuid nog niet van het hoofd affeheid (f).

Het

(I) ooodanig een geval vindt men in het errße deel myner Weenrr Hydraten, alwner de knnstbewcrker zelf zegt dat by , nadat hy de keizerlyke fiicde verricht bad , hét kind met een zoodanig vermeerderd geweld Jiioest trekken, dat hy zelfs de moeder van het bed in de hoogte hief, totdat hy eindelyk het ingediiwde hoofd Wederom bovonwaerds uit het bekken konde halen, Hoe gemakkelyk had hier dus den hals afgefcheiird , of door deszelfs uitrekking het kind können gedood worden ; en zoude het in dit geval niet oogenfchynlyk beter en veiliger geweest zyn, de vrouw door de kraekbeeufuede der 1'chacmbcenderen te verlosfen.

-ocr page 129-

Krackbeinfneâe der Sehaembeenderen. iiS Hcc komt hier dikwerf fleclits op eenige weinige lynen aen , dat het hoofd zich niet Verder kondc laten famendrukken, om de ver-losfing tc eindigen. Dus ontbreekt ’er allcen-lyk de krackbeenfnede der fchaembeenderen, die, naerdien de kraekbeenders van het bek* ken reeds uitgerekt en fterk gefpannen worden, van zelven uit clkandcrcn wyken. — Het tweede geval , wacr de kraekbeenfnede der fchaembeenderen het eertige hulpmiddel ver. fchaft is het volgende: Wanneer, naemlyk, de baermoeder in de eerfte maenden der zwangerheid buitenwaerds omgebogen is (f') en zich dan door de vrucht in de holte van het bekken zoo zeer uitrekt, en de geheele holte Van het bekken opvult, dat zy naderhand niet meer uit dezelve boven den ingang op kan ryzen ; want dit wordt naderhand door den binnenwacrds uitftekenden venusberg belet; dan kan de. bezwangerde baermoeder zich dus hier niet verder uitrekken, maer drukt geweldig op de pisblaes en den endeldarm, belemmert derzelver ontlasting geheel, veroorzaekt on-draegbare pynen, de ergfte toevallen en einde-lyk den dood. Hier was dus, zelfs na de ge-tuigenis van den zeer beroemden heer Huistter (de-

Çf) CircumHexio uteii.

-ocr page 130-

12^ .■ Perkamïelin^ over quot;

(devvyl de mond zoo wel als de hals van dS baermoeder geheel gefloten en meenigwerf ia het geheel niet te vinden zyn) het eenigftr middel de baermoeder door een in de feheedç gebragte Trgiscar te doorboren, opdat het wa* ter uitvloeije, de uitgerekte baermoeder zich famentrekken, en het kind uitdryven kan: op deze wys worderi wel alle gcvaerlyke gevolgep öcn de zyde van de baermoeder voorgekomen | doch het kind wordt daerby öpgeofFert. Uit welfde geval is mede juist hetgeene, ’t welk men voor het eenige gefield heeft, wacrin het der kunst geoorloofd is eene miskracm ta veroorzaken. PocK indien hier de fchaem-beenders gefcheiden worden , dan ryst of da baermoeder, in de holte van het bekken vastgeduwd, waer zy nu meer plaets verkrygt, boven den ingang van het bekken, of Zj’ kan gemakkelyk door eene in de fcheede gebragte hand bovenwaerds opgeligt worden; en daer-toe is eene zeer matige verwyding van het bekken reeds toereikende genoeg. Het om’ gebragte gedeelte van de baermoeder (dacr hetzelve naderhand veel vrycr is) richt zich van zei ven wederom op , en wordt allengs-kens tot aen den hals uitgerekt. Dus wordt het ^ind op den gepasten tyd ter weereld ge-bragt ; en beide worden zy in het leven behouden.

De

-ocr page 131-

Krae'kbtenfneie der Schaemieenäeren. 12?

Oe gefchiktfte gev’allen, voor de kraekbeeni fnedc der krackbeenderen, zyn de volgende: Wanneer, naemlyk, het bekken met opzigttot het hoofd van het kind te eng , doch even* redig naeuw en voor het overige wel gevormd is. Bj’aldien de drie midden’yncn van den ingang van het bekken, te weten, de kleene, de groote en de middenfte in evenredigheid met het hoofd , en ieder in het bj’zonder, byna een’ halven duim naeuwcr is, dan kan de tang meestal nog haer nut hebben ; doch indien de vernaeuwing van ieder dezer drié middenlynen wezenlyk een’ halven duim beloopt , en het hoofd even zoo veel grooter is , dan is dit geval meestentyds, zoo niet Sltoos, het eerftc tot de krackbeenfnede der krack* beenderen. Het hoofd kan wel door de tang faemgedrukt worden, doch Hechts aen beide zyden van het hoofd , waerdoor meestal de groote middenlyn van het hoofd van het voois-tot aen het achterhoofd eenigzins grooter wordt; en dus blyft het altoos van voren naer achteren en voor alle middenlynen te groot. De kleen-fte middenlyn daerentegen van den ingang van 'drie duimen bepaelt het laetfte geval tot de kraekbeenfnede der fchaembeenderen, byaldien het hoofd van het kind voor het overige niet grooter is, dan het gewoonlyk plagt te zyn.

Men

-ocr page 132-

12? nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r’erJiandeling over de

Men zegt dat de regte rniddcnlyn fg) dikwerf door de kraekbcenfnyding zoo weinig wint, dat deze verwj’ding byna van geen nut kan zyn, en dat zy in de meeste gevallen niets winti Ik heb deze proeven in eene grootc meenigte genomen, en altoos bevonden, dat de regte, zoo wel als de overige middenlynen, altoos in hare verwyding winne, doch op den eenen tyd meerder dan op den andere; en dus vond ik, op de verwydingderfchaembecndercn van éénen duim, de regte rniddcnlyn ten min-fte twee lynen wyder ; en op de verwyding der fchaembeenderen van één en een’ haiven duim, won de kleene rniddcnlyn fomwylen zes lynen.’ Deze verwyding was echter ook dö grootfte, welke ik in mync proeven waernani. Tot op twee of meer duimen zoude ik de fchaembeenderen nooit verwyden , om het darmbeen niet geheel van het heiligbeen af te fcheiden. Het is zeker dat de groote midden-lyn, naemlyk, van het eene darmbeen tot het andere, door de kraekbcenfnyding het meeste wint; dus vond ik denzelven raeenigwcrf in de verwyding der fchaembeenderen van één duim agt, en in de verwyding van één en een’ haiven duim tien lynen verwyd; en op deze

wys

(^3 Conjugata.

-ocr page 133-

I Kraekbeenfnede der Schaemieenderen.

wys word den doorgatig van het kind veelgemak.-É:elyker gemaekt, fchoon de meesten zeggen dat de verwyding van den grooten middenlyn 2eer weinig voordeel doet aeh het hoofd van het kind , dewy’ het ze’ve, met het aenge-zigt , naer het heiligbeen gekeerd , moet afgehae'd worden, en op deze wys de groote middenlyn van het hoofd in de klcerifte van het bekken móet zyn. (*j Byaldieri het hoofd in den ingang van het bekken zeergcklcmd is, dan moet het altoos met de tang uitgehaeld Worden , en het zal, na de verwyding van eenige lyncn van het bekken, door de kraekbeenfnede zeer gèmakkclyfc doorgaen. Doch is het hoofd zo groot, dat het in den ingang van het bekken itl het geheel niet kan in-gedrukt worden, dan moet aitoos het kind gekeerd, en wanneer het volllrekt onmogelyk is het hoofd doortehalen j de kraekbeenfnede in hst werk gefield worderi. Nu kan het lig-telyk gebeuren dat de regte middenlyn zo veel

win*

(•) Volgens dit gezegde zoude men moeten befluiten dat het hoofd van het kind inzakke met deszelfs groetc Biiddealyn in' de kleene van den ingang van het bekken ; doch dit is zoo niet: de groote middenlyn van hethooftJ ftemt by de inzakking met de groote, of met de regte aiddeniyn van het bekken overeen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

J)t Uiig» V. d. Atf

fl.Detlil.Stuk: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I

-ocr page 134-

Sfo VerliahâeUng over ie t winne als de kleene middenlyn van het hooFd, Hamelyk van het eene flaepbeen tot het andere, Vereifcht,dochhy wint niet altoos zooveel, als de groote middenlyn van het hooft noodig heeft; men moet derhalve een vinger in den mond van het kind fteeken, het aengezigt naer een der heup, beenderen rigten, en op deze wys het hoofd in de holte van het bekken halen ; en dit is des te gemakkelyker , naerdien dan de groote middenlyn van het hoofd meer overeenüemt met de groote middenlyn van het bekken, die, volgens aller toeftemming, het meeste by de fcheiding wint. Op deze wys kan het hoofd dikwerf gemakkelyk in de holte van het bekken gehaeld worden, en dewyl de groote mid* denlyn van het hoofd door de kleene van den uitgang van het bekken,namelyk tusfchen beiden dezitbeendercn, niet kan gaan, moet,op gemelde wys, het aengezigt in de uitholling van het heiligbeen gedraeit worden, en dit kan hier wederom gemakkelyk gefchieden, om dat die holte dieper als de in- cn uitgang van het bekken is.

De befchryving der keïzerlyke fnede zoude hier overtollig zyn , daer dezelve reeds al. gemeen bekend is. Ik zal hier dus flechts kor-teiyk van dcrzclver gevolge»gewag maken, en ^ze

-ocr page 135-

'n

Kraekieenfneâe der Schaembeenderen. 13Ï n-

deze met die .van de fcheiding der fchaembeen» deren vergelyken. Het is buiten kyf dat de Jteizerlyke fnede , onder alle heelkundige kunstbewerkingen, de gruwelykfte, gevoeligfte en mecstgevaerlyke is. By de doorfnyding der wanden van den buik kunnen vaek zeer lig-telyk da, zytakken van de bovenbuiks flagader,fÄ) zoo wel als tegen den voor-bovenden graad van het heupbeen (i) en den liesband, Qk) de zytakken van de-uitwendige heupflagader(/) gekwetst worden; en by-aldien ’er tusJhhen het bovenfte gedeelte Van de baermoeder en de wanden van den buik aan de eene zyde darmen ingedrukt zyn, dan kunnen ook deze gemakkelyk doorge-fneden worden ; wyders kan ’er ook eene zeer gevacrlyke bloedvliet volgen, wanneer de fnede der baarmoeder zelve juist gefchied, waer de nageboorte vastgehecht is , want op deze plaets der baermoeder zyn de bloedvaten veel wyder en de baermoeder zwakker ; çn is dit: deel door hare byzondere uitrekking allengskens verlamd , ’t welk niet zelden gebeurd, dan zal byna altoos uit de woïi-

. c '* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de ÿ

“ (bquot;) arteria ep'igaftrïca. i^pina ilei anterior amp;nbsp;fuperior, (lO Liganïóuum PoiipaKii;-. (zj Arceria Hiaca externa.'

-ocr page 136-

Î32 Verhandeling over àt

de moederkoek mag aengegroeid zyn v/aer 'hy wil ) deels uit die plaats der baermoeder, waer de moederkoek vastgehegd was,eene da. delyke bloedftorting volgen,'welke in dit ge-wal noch værmyd noch door de kunst geftild Ttan worden. Is de baermoeder fterk over het kind faenrgetrokken, wanneer namelyk al het Water weggcvloeid is, dan kan het kind zelf gekwetst worden. En byaldien de moederkoek zeer vast aan de baermoeder is gegroeid,- het geen o'ok fomwylen gebeurd, hoe veel geweld wordt er dan niet vereischt om dezelve fchielyk aftefcheiden en wegtene-men ? want anders trekt zig de wond rasch toe, en belet dat de hand en moederkoek zonder verfcheuring der wonde uitgehaeld wor. den. Daerteboven moet men nog bedenken dat ■quot;cquot; veel bloed in de holte Varf den buik kan vloeijen , aldaer ronnen ^n aan db darmen bly-ven hangen; dat de lippen van de wond der baermoeder, in ftedc vaneikanderenacnteraken, over elkanderen können liggen, of gehé'el tnn-nenwaerts krommen, en daerdoor de fartien-trekking der baermoeder verhinderen , eene ontlbeking-, fterke verëttering, doch nog zeeke. rcr het vuur veroorzaken; om welke gevolgen vooi'tebrengen reeds de wonde alleen en de gewéldige affeheiding van de nageboorte toe-

-ocr page 137-

Kraekicf-nfmie der ScTiazmlsenâeren. 133 reikend zijn. De dcirraen kunnen aen dezç wonde vastgroeijen, en byaldien de wond zich niet fchielyk famçntrekt , dan kan een darm ook in dezelve beklemd raken. Neemt men nog in overweging de gevolgen van hçt jn den buik geftolde bloed, ’t welk niet altoos geheel kan uitgenomen worden ; de ge-volgen van de vryelyk ingetreden lucht in dç holte van den buik, der menigvuldige ftccken van de buikwonde, welken ‘dç bloedige naed vereischt, van eene aengroeijing der darmeri aen.de wonde en eindelyk van eene vaek on-vermydelyke en uitterraate groote buikbreuk 'en men vergelyke dit alles met de geftelèheid eener Kraemvrouwe, dan zal een ieder overtuigd zyn , dat deze kunstbewerking zeer zee-kcr de verfchrikkeh'kfte en meest gevaerlykc van alien is, en echter ic, helaes ! dit viiddel in zyne bepaelàe pevaUen ßechts het eenige. I-.Ien leest echter by vele fchry vers eene meenigte van foortge'jke gelukkig'yk gefaegde kunstbewerkingen, waer onder foramigen, volgens hun opgaef en voorfpoedig gevolg, alle ondervinding, gezond verfsand en mogelykheid te boven gaan. — Doch wat leest men niet al ! ,

De wys, wacrop de kraekbeenfnedç ver, icht wordt, is ook reeds genoeg bekend: Ik zei

I 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der-

-ocr page 138-

134 t^erhanâeling over

derhalve alleenlyk herinneren dat hçt ln(?S fterk genoeg en van eéne goede verwulfsw’^yzé fnede voorzien moet zyn, — dat mén de pis* blaes te voren'geheel behoord te ontlasten en ingevalle de kraekbeenders der fchaembeen-deren beenachtig geworden war^n , dat dezel-ven dan met een zaegje doorgezaegd moeten worden^ Het hoofd moet ook niet aenftonds na de fcheiding der kraekbeenderen afgehaeld worden j naerdien dan de aenhóudende Verdere verwyding van het bekken ook op het hoofd Van het kind wederkeert, waer door het zei* ve te veel zouden lyden. Het gefcheiden bekken moet dus te voren verwyd, en in eeni-ge verwyding gehouden worden , om het hoofd zonder veel tegenftand te können afhalen. Deze verwyding plagt men doorgaen? door het vanëentrekkcn diSf dyen te verrich-ten; doch het fchynt my toe dat hier door juist de heupbeenders veel gemakkelyker van het heiligbeen losgemaekt en van elkanderen gefcheiden können worden, endaerorais myne$ bedunkens , hier toe veel beeter dat de gefcheiden fchaembeenders zelven met de vingers , of door een, onder de kraekbeenfnede inge-bragt, verwydingswerktuig, naer gelang verwyd , en als dan in deze rigting gehouden worden. Op deze wys gefchied de afwyking der heup-

-ocr page 139-

Kraekieenfneäe der. Sckaemuemdersn.

lipnpbeenderen van het heiligbeen Hechts bin* nenwaerds tegens de holte van het bekken eu in een veel minder trap; doch buitenwaerds, namelyk tegen de buitenfte oppervlakte vau deze vereeniging, worden de breede randen van het heupbeen juist aen die van het heh ligbeen vaster aengedrukt ; daer integendeel , wanneer de verwyding door het van elkandç-jen fcheiden der dyen gefchied,het agterftegedeelte der heupbeenderen ,zoo welalsdefchaera. hoenders, met het zelfde geweld van cLkan-deren getrokken, en bygevolg de achterfte ver-•eenigingen geheel losgemaekt worden.

De ontlasting der herfenen wordt doorgaens by zoodanige kinderen ondernomen, wier hoofd zoo groot is , dat men het noch door de keg-ring noch door de tang kan uithalen, en die tevens reeds dood bevonden worden. Doch fommigen zyn ’er ook, die, fchoon zy weten dat het kind nog leeft, wagten tot dat het geftorven is, om de herfenen te können ontlasten. Behoorde men niet eerst de moeder , naer vereisch van zaken, de kcizcrlyke- of de (chaambeenfnede voortellaan ? en begaet men mc,t de nalating van dusdanig voorftcl niet 200 veel als een doodflag, met den dood van het kind aftewagten ; en echter gefchied dit

I 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;he-

-ocr page 140-

13^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling over de

hedendasgsch: maer by aldien de moeder indé âenwending van een dier beide hulpmiddelen niet wilde bewilligen, dan \Vordt men gedwongen het laetste te doen. Ingeval echter het bekken al te naeuw, 'en 'daerte-boven de 'grond des bekkeneels vah het kind te groot is 5 dan is de ontlasting der herfenen insgelyks eene der gruwzaemfte cn geweldig-fte kunstbewerkingen, en niet zelden verliest ’er de moeder het leven door. Hier by moet ik nog herinneren dat het doorborings-wérk-tuig , (m) in nyn midden en aeri beide zyden met knopjes voorzien , veel voortrefFelyker is als het gewone zonder dezelven. Het voor-fte gedeelte van dit werktuig is alleenlyk gc-fchikt om èenè groote wond te maken ; doch hoe vaek gebeurd het niet, dat, gedurende het werktuig verwyd wordt, het zelve her-haelde malen in'het hoofd' infehiet, 'daer het intusfehen tegen zyn rug altoos fmallsr wordt, én dus blyft de wond ' altoos te k’een , en de kunstbewerking moét menigmalen herhaeld worden ; en byaldien men het werktuig gedurende zyne verwyding eenigzins naerzich toetrekt, op dat het niet te fchielyk in de

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*' hsr-

C«} Perforatorium.

-ocr page 141-

. Krtieibsenfneâe der Sckaemieenderen. Ij?

herfenen fchiete, en de wond op eenmae.1 groot genoeg worde, dan valt het fomwylen uit de wonde, en verfcheurd de moedsrfchee-de; doch de doorboorder, met knopjes voorzien , kan vast tegen het hoofd gehouden wor-'den, zonder dat dit werktuig te ver in het zelve fchiet , en op dusdanige wj’s wordt gemakkelyk reeds voor de eerftemaci de wonde groot gemaakt.

De eigenlyke eerfte uitvinder van de kraek-bcenfnede der fchaembeenderen, was de heer JoHAN Claudius de la Coruçb. (*/ • Hy nam de proef asn eene, onder de baring ónverloste en geftorven Vrouw , en befchreef - dezelve in een zeer onbekend werk, (n) wacr in hy zegt : ,, Ik had naeuwlyh myn pen nedergelegd , en dat beroemde verschil of de fchaembeenders in de ver losfing vcrvyd worden niet aengeroerd of ziet ! ik word gewaerfchuwi dat ’er eene arme vrouw IêWaerschauw ge-du-

(f) Indien men de Sebryvers van bet Loki/o« Ma/rafin moet geloven dan is dees ook al niet de eerfte uitvinder geweest. Zie Genees- NATuuR-en HujshoudkundigKa* BI II ET ///. Deet, No. i. bladz. 33.

De nutritione fœtus in utero paradoxa ; aurore Joanne claudio de la CoRuêE, Vesulano Rtfina ViiLONiÆ amp;nbsp;jUëc;Æ medici). DantIsci 1655 4to.

' ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Is

-ocr page 142-

«a

Verhandeling aver dg

durende vier dagen te vergeef sch met zeer zv/are Vc'èen had geworfteld j de leerlust dreef my der-vaerds; en^na dat ik de vingers in ae fchede ge-fioken had, voelde ik het hoofd van het kind, maer de fchaembeenders -waren zoodanig vast faemveree-fsigd, dat zy naeuwlyks met een mes konden verwyd vorden. Na deze van elkanderen gebragt te heb' ben, wierd het afgehaeld in eene zeer natuurlyke rigting, zoo als het zicb voordeed ; waer uit wy oordeelden dat de ver geeffehe ween en de oorzaek van beider dood nergens anders uit konden ontftaan * dan dan dat deze beenders niet van elkanderen konden gebragt worden; want de vrouw was van eene zeer korte gefialte, agt-en-veertig jaren oud, en had te voren niet gebaerd. ” Ik herinner tny ook in een zeer oud geneeskundig twistfchrift een voofi-flag tot de kraekbeenfnede der fchaeipbeen-deren gelezen te hebben ; doch niet te min blyft den heer Sigault altoos de eer, dat hy dezelve op nieuws wederom bekend maek-te, en het eerst met goed gevolg aen levenden ondernam. Het is flechts te bejammeren dat deze kunstbewerking te vroeg en meestal zoodanige aenhangers kreeg, die dezelve on.-'dernamen,zonder haernog regt gekend en on-derzogt te hebben , en wien het Hechts te doen was om ophef en een naera te maken , 'waer door het gebeurde , dat dezelve door fora-

-ocr page 143-

Kraekbeenfnede der Scbaembeenderef^f 13^ fQmmjgen ondernomen wierd in gevallen,waer de Verlosung na verloop van eenige uren op de natuurlyke wj’s-zonde gevolgd hebben^ door änderen integendeel ^waer het kind reeds 'dood was ,‘ eh wederom door anderen^ in gevallen waer het bekten zoodanig nàeùw ön ge* tromd ^s, dat de keizerlyke fnede' zigtbaar nengeduidfwierd; doch genoeg! geene andere gevallen waren ’er nu juist voor handen, en ^ipenWgtte de eerftc de beste met uitgeftrekte ajWn'^af, om nog in tyds dewyl de zaek 'nieuw en'zeldzaera was, een groten naem te mgkeii. ’ ''' ' ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ ■ ‘

•■Ta.' T'jOE'i'Ï jI gt;?; .J 'lt;d nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-b r'-

In een volgend fluk zullen wy de onder-Zoeking der bezwaren,die men tegen de kraek-beenfnede der fchaembeenderen ii^brengd gt;nbsp;mededelen. Wy verkiezen nu liever te laten Volgen eene Verhandeling over eene Ziekte, die nog niet opzettelyk in onze Nederlandfche tael is behandeld. Wy hebben de Vertaling met volkomen goedkeuring van den Schryver gedaen, en fchoon dees onze loffpraeken niet behoeft, zy het ons echter geoorlooft te zeg- . gen, dat wy deze Verhandeling van eene al

te

-ocr page 144-

Ç- quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ '

lt; • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Verhandeling enz,

‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' t,

te groote waerde hielden-, dan dat dezelve in ons land niet verder bekend wierd. V7y verdoeken derhalve aen een ieder onzer kunst-genooten, in zonderheid aen alle ware beöeffe. naren der Geneeskunst op het platte land, dat zy deze Verhandeling lezen, en hunne Diede kunstoefFenaren aenpryzen , naerdien *er misfchien nog geene ziekte is, in welker behandeling zoo vele en zoo groote misflagen gt;nbsp;Zelfs door den ervarenfteii in de kunst, al-leenlyk uit aengekweekte vooroordeelen be-gaen zyn, dan juist die, welke het onderwerp van de volgende by uitftek fraeije Verhandeling uitmaekt.

-ocr page 145-

VERHANDELING

OVER DE

KOORTS DER KRAEMVROUWENJ

Ï7c.er in betoegd wordt dat dezelve niet als eene byzordere foort der Koortfen moet ' aengemerkt worden.

Uit het Latyn van den Heer J. P. E r M e R i N s.

Te bewonderen inderdaed, en de aendrxht der Geneeskundigen overv/aerdig, is dat groote verfchil onder'de Schryvers, over den asrtjde oorzaken en geneeswys van de Koorts der Kracinvrouwen. Ça) Wanneer wy de denkbeelden der Sehry veren over deze ziekte, van Hippocrates af tot op dezen tyd toe, naeuw-teurig gade flaen, worden ons fchier ontelbare verfcheidenheden voorgemeld , zoodanig, dat hy, dien wy den eenen misflag zien vermy-den, zigtbaarlyk in een’ anderen vervalt.

•Zoo min onder de ouden , als onder de ^edendaegfche, is tot nog toe deze twist af-ge.

F«bri» Puerper»li».

-ocr page 146-

Verhandeling over de

gédaèh. Öe Èngëlfclïen hebben inzonderheid over deze Koorts opzettelyk gehandeld, maer naer gelang de denkwys van den opfteller is, geeft hy ons eene veffchiliende foort van deze ziekte: de meesten hunner echter hebben déze koorts, als eene byzondere en ii^ehaerilg^ ziekte (b) befchouwt, en ^vele. hedendaegfchèn tot hunne denkwys overgehaeld : dan, nade-mael deze leer my niet regtmatig voorkomt, heb ik my voornaemlyk voorgeftelt om.dezel. ve te ’wédéfleggên, en het zal dus onze*taeamp; zyn uit eene naeuwkeurige befchryving van deze koortfen Uit de oorzaken , toevallen en geneeswys ontleent, te betogen, dat de zoogenoemde koorts der kratemvrouwen in geenen deeleh altoos eene eigenaertige ziekte is, ca vân alle andere onderfcliefden, maer dat dezelve Vèrfchilt in gevolgen van de heerfehendt gefteitheid, (cj van hetjaergety, denaert de» lyderesfen der oorzaeken en andere gevallen 0 die itgt; de kraemvroüwen plaets hebben, en dat zy dus geenszins tot eenfe en dezclfdo foort kftnv gebragt worden. ; nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;-bp* dat derüaJvè de verfchillendé denkbeelden ^dêr fthrÿveren beter zoude» biyken, ett j nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;om

(J) Morbui üngularis amp;nbsp;fui generw. (O ^pidcmi«.

-ocr page 147-

Koorts âer Kraemvrouwen. Î43 óm uit dezelven den waren aert van deze ziekte te bepalen, heb ik voorgenomen de meeste en voornaemfte der geenen, die van de oudfte tyden af tot heden toe van dezelve gewag gemaekt hébben, naer rang voor te ftel len, en derzelvereigenaertig denkbeeld, fchooiï kortlyk, voor tc dragen.

Ik zal derhalve een begin maken met 11 ip-PocRATEs zelf, die reeds in zyn tyd deze onder elkanderen veel verfchillendé koortfclï der kraemvrouwen zeer naeuwkeurig en beknopt befchreven heeft; dus heeft hyinhet boek over âe ziekten der Kraemvrouwen (*) zoodanige heete koorts, (d) uit eene opftopping van den kraemvloed (e) oorfpronglyk, zeor fchoon afgemaeld, en in de wederkomst van den kraemvloed de meeste hoop van genezing gefield. Ook houdt hy de opftopping vaU de kraemzui veringen geenszins voor de eenig-ïle oorzaek van de koorts der kraemvrouwen, maer heeft insgelyks zorgvuldig aengeteekent, dat eetie ontfteking der baermoeder“, (ƒ) en van derzelver mond, fomwylen deze koorts

ver»

.. (•) Lik. I. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t en 604. en f. 6oT. EJit,

Foit. vetgelykt t-ib.'E.pid. Hl ^egr. p. gt;114,

Clt;Z) febüsacuu. CO Locbia. Qfy loüaouiuriuucih

-ocr page 148-

744 VerhanâiUng ovtr ât

vcrv/ekt; lt;•) bshalye de befchryvingsn vau de^e siektedoor H iPP oc rat es, wsike ik reeds gemeld heb, heeft hy insgelyks in zyn boet Äver de gewogte ziekten ff ) de galkoorts van eene kraemvröuw aengeteekend : en hier kunnen wy geenszins infteramen met d en zeergeleerden Leakê C§) die beweerd) dat de koorts van de vierde lyderes, in dit boek voorkomende, (**j niet tot het geflacht van de koortfen der kraem» vrouwen behoord, om dat die waerneming geenszins guriflig is voor het, van hem aen-genoraen,onderftellende gevoelen, te weten, dat het voornaemfte gevaer van de kraetii voor het einde van de veertien dagen ophoud : want deze, door Hlpfgt;ocrates gemelde, vrouw,werd den veertienden dag na deverlos-flTig,door eene zeer hevige koorts, iiit eene ophoudihg van den kraemvloed, en gaïachti-ge raeuwheden ontflaende , aéngetast, en op den twintigflen dag door dezelve weggerukt» En deze plaets van Hippocrates rtcmi het beste ovèreéh rriet de gezegdens ih de bo, ven aengehaelde plaets, Qff) daer hy over de^

Cy C. p. 609. ( ) Epid. l. 1. fsct, ni. lt;esr amp;nbsp;•‘Iff XI p 987. i. III. te^r. XII, p. 1080. /. I, fect II flatu 39 /. 953.

(§) Practicalohfervatims on the childbed feuer'p.

(**3 lep, 916 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;In Hb. de morb, mul, X

f. fiO4 vcrgelykt wyders lib, Epid, IH, ee^r, II. p. ilt;ïp6.

-ocr page 149-

Koorts der Kraemvrouwtn. 145 deze koorts uit eene opftopping van den kracmvloed handelende, zegt: ,, Doch an-dere fterven op een anderen tyd, naer ge-5, lang het ligchaem en de ziekte geftcld zyn ; ,, den een-en-twintigften dag overleven zy „ echter niet, en dus gaet het byna gewoon-3, lyk. ” Het blykt derhalve dat het gevacr vati de kraein niet zoo zeer aen veertien dagen bepaeld is, maer dat het zelve zich ook Ibmwylen tot drie weken uitftrekt.

Dat deze gelleldheid der kraeravrouwen , zoo dezelve uit eene opllopping van de kraemzuiveringen ontftaet,gevacrlyk is, heeft hyinsgelyks in het boek der P’oorze^gingen aenge-teekend. (•) En deze zyn de voornaemfte zaken , die Hippocrates over deze ziekte in zyne fchriften heeft nagelaten.

Paulus Ægineta zegt ff) „ Dat eene „ ontfteking der baermoeder, behalve an-„ dere ziekten, ook ontftaet uit de baring, „ wegens eene moeijelyke verlosfing, en dat 3, hier op eene heete koorts , hoofdpyn enz.

„ vol-

(*) Lih. I. fe£t. n p. 7^. lextii 80. vcrgelykt Coac, prgno: fect. H. p. 304. 2Vö. 525.

(tJ Medtea Uh. I H. cip. 64 vergelykt Artit Ried principes p,dit. H. Stephani ;gt;. 483.

ÎL Deel. Il, Stuk. K.

-ocr page 150-

14^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling over de ƒ

, volgen” Hy heeft dus van eene koortSr en wal van eene ontftckingachtigc gefteltheid in de kraem reeds geweten, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;

' Ætius (*) befchryft eene ontŒeking der bacrinoeder met eene heete koorts , met verfcheiden toevallen vergezeld, zoo wel buiten de kraem, als in kraeravrouwen, uit zeer verfchillcnde oorzaken ontftaende.

Schoon Avicenna (fj geene afzonder-lyke befchryving geefc van die koortfen, welke' de kraemvroawen aenvallen , heeft hycch-

I

ter dezelve met een woord, en onder eenc al-gemeene benoeming aengeftipt, en aen de op. Ikipping van den kiaemvloed toegefchreven ; in de genezing heeft hy de opening der moe-derader (g) aengeprezen. (§)

Men leest (dat Eucharius Rhodion (**) insge-lyks over deze ziekte heeft gehandeld. De koort*.

f«n

f*) Tefr. ir Serm. cap, 83. «»ƒ. Artis Med. -

Pr.incipts cit. p.. 823,

n. Canon MetJitina lH, UI. fen,. tract IL cap. 23-p 721.

Saphena.

(§) t/id cap. 35. /. c.

( *J De pariu hominis, qua circa cum aceidunt.cap, quot;J. conf. ejusdem Translator Thom ,I\aynal/le in cea

^®ticteld The birth of mankind, othersioh/fe namttl the -xomansbosk, Book II cap. 6

-ocr page 151-

Koorts der Kraemvrouwen.

fen na ds baring fchryfC hy toe of acn een’ öpgeftopten, of al re hevigen kracmvloed, of aen eene moeijelyke verlosfing.

Nicolaes Roc he us (*) moet hier ook meteen woord aengehacid worden : ,, ujt het j? opgeftopte bloed , zegt hy , ontftaen dui-j, zclingen, bezwj’rningen, koortfen enz. zoo 3, de gezegde toevallen eene kracmvrouw 3, aentasten , moet men tcrflond na de ver. „ losfing, indien ’er kragten overig zyn, do 3-, moederader openen , doch geenszins by-33 aldien dezelve gering zyn;”

Martinus Akakia (f) beweert dat by de kraemvrouwen ,‘door de uitwendige koude, opftygingen, (A) krampachtige buikpyneri en kóortfen ontftaen, én zegt dat ’er onder de toevallen der kraemvrouwen geen zwarer ÎS, dan de opftöpping van den kraemvloed. (§} Voor de genezing beveelt hy eene aderlating, «ene büikontlasting, klystéren , brack- en pis-afdryvende middelen: voor het overige heeft hy

De morbis tnu!ier,cap,^i, in IsR. Spachii gyna-' (iorum lihr, p» loS.

(t) O# morbis mtilier. lib. II. cap. vid. S P AC H,' l. C- p. 190-

Qb) SulFûcatio hyUerica. (§) i, c. cap. so. K 2

-ocr page 152-

Verhandeling over de

hy dc zaken, welken hy ons in het X hoofdßuk i/an het tweede boek over deze ziekte nagelaten heeft, van Hippocrates en deszelfs uitlegger Galenus overgenomen. In het XII hou/djtuk van dat zelfde boek zegt hy, dat de hcetc koude koorts (ï) in de kraemvrouweti mecstentyds ontHaet uit de ween.

Ambrosius Pah0(*) heeft deze ziekte, der kraemvrouwen Hechts ter loops aengc-roerd, en verzekerd dat de koude na de ver-losfing, byzonderlykzoo dezelve moeijelyk geweest zy , ten hoogfte fchaed, en eene op-Hopping van den kraemvloed voortbrengt , uit welke zware toevallen, opftygingen narac-lyk, krampaehtige buikpynen, koortfen en andere doodclyke kwalen ontftaen.

Petrus Forestüs (f) gewaegd van ccuc pyn in den rug veertien dagen na de vcrlosfing, welke zoo geweldig en hevig was, dat de lydcres gedurende verfcheiden .dagen niet kon rusten , waerop eene koorts volgde. Dat dit geval wederom ftrydt tegen het tyd-gt; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' perk

(iquot;) Febris Lipyria.

(*J In libr, de beininisgeneratione cop» nbsp;nbsp;nbsp;conf, SpACfi.

llb. elf. ƒgt;. 419.

(quot;13 Obferv. meJ. iib, 2$, ohf. 8i» /«»». 2. ƒ. 7Ö7,

-ocr page 153-

Koorts Her Kraamvrouwen. 14.9 pcn-k van gevaer in de kraem, door den zeer geleerden Leake vastgefteld , is klaerblyk. }yk. Wyders zegt hÿ : „ De kraemvrou-}, wen moeten, fclioon zy wel gebaerd heb-5, ben, niet anders behandeld worden, dan of ,, zy met de koorts worfteJden, op dat zy in ,, dezelve niet vervallen : want van deze loo. 5, pen zy forawylen gevaer, gelyk wy in het 5, boek over de koortfen door eenige voor-5, beelden aengetoond hebben. ” Daerteboven heeft hy aengeteekent, dat kraemvrouwen we. gens cen’ verftopten kraemvioed, door koort-I'cn aengetast worden , en ^dan beveeld hy , zoo de vrouw fterk is , eene aderlating ; en □Tldien de buik verftopt en pyniyk is, zag-te buik-openende middelen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘

* • •

Felix Platerus ■('*) heeft de koorts^ M’clke de kraemvrouwen aentast , voornarae-ïyk aen eene ontfteking der baermoeder toe-gefchreven, om welke reden hy eene ader, iating op den arm fterk aenpryst.

Rodericus a'Castro (j) teld met Hippocrates l’-crfchille^ide foorten van koort-

C*) Piav meä. fnui, a cap. 13.

(f; De ut.fierfa mu! eb - morher, nicJicina part, five prnx. cap, ïO- 49 •

K 3

-ocr page 154-

15® nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling oyer àt

koortfen der kraemvrouwen op: dus ontüact zy uit den opgeftopten kraemvlocd , en uit dcszelfs ontaerting , wanneer door de fl uiting x’an den mond der baermoeder na de verlosfing de kraemvloed opgeftopt wordt, en dees eene rottige ontaerting ondergaet; of uit eene voor-gefchiktc ziekelyke gefteltheid, of raoeijelyke yerlosfing, of uit eenen overvloed van zog,

Ludovicus Mercatus (*) beeft op yerfchillcnde plaetfen deze koortfen en wel uit onderfcheiden oorzaken aengeteekent, ge-lyk uit een na dç vcriosfîng overgeblev^en misgewas : (k) hy befchryft insgelyks heetç koortfen uit eenen opgeftoptenkraemvlocd, in welker genezing hy breeder uitweidt, en d® aderlating aenpryst : (§) vergelykt dcnzclven op andere plaetfen, daer hy veel zaken heeft, welken hy uit Hippocrates zelf ontleend*

RodeRicus a Fonseca, een Portugees, f**) maekt gewag van eene heete koorts den ze»

• ven-

(*) De cotnmunibus muHerum ofeetihus lib. iK de Piterperarum nutricum »fettiontius cap.C. Spach. ei/, pag. io'gt;2.

(t) £. C. cap. p. amp;nbsp;Spach. /gt;. 1003.

Mola. (§) cap. IO. Ö? Spach, pag. /oyç, In confult. tKedicioa!. con fuit. 45.

-ocr page 155-

Koorts àer Kraemvrouwen, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;15^

venden dag na de verlosfing ontftaende, uit eene opftopping van den kraemvloed oqr-fprongiyk, welke vloed den zevenden dag wegens een’ flechten eetregel verhinderd werd, dewyl de kraenivrouw te veel fpys en wyn genuttigt had : door cenc aderlating op den voet en een buikopenend middel is zy her-jfleld. Vervólgens merkt hy op , dat hcete ‘koortfen, ontftekingen enz. oneftaen uit den öpgeftopten kraemvloed.

Carolus Guillem eau (*^ meent -dat -de koortsachtigo geftelthcid der kraemvrou-wen ontfpruit , of uit eenen opgeftopten, of verminderden, of eenen te geringen kraemvloed; hierom beveeld hy ten hoogfte de hcrflelling Van dezen vloed, pryst uitermaeten de ader hting ; dus drukt hy zich hier over uit : ,, doch voor het gebruik van alle de boven-„ genoemde middelen moet men vaerdig zyn „ toevlugt nemen tot het voortrefFclykfte , ,, het welk eene aderlating op den voet is.”

Lazarus River fus ff) kent de hecte koortfen aen eene opftopping of vermindering van

(*) Delà nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;liccniiehetnens des fttnmes bv,III',

(Itap p nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;chap 2 3 /lt;• 5'5

Ct) opera i,jnKia pr,SX. md. Hl/. iJ. ji. 405.

K 4

-ocr page 156-

Verhandeling over de

Van den kraemvlocd toe, en oordceld dat in dezelve eene ader op den arm moet geopend worden. Maer daerteboven toond hy duide-iyk op eene andere plaets (,*) dat hy een goed denkbeeld van deze koortfen en van derzelver verfchil gehad heeft : „ Doch die heete ziek-,, ten, zegt hy, zyn meestal aenhoudende j, koortfen , het zy wezenlyke, gelyk de rot-,, koorts, de anderendaegfche, de gedurige enz. „ het zy toevallige, die de inwendige ontfte-„ kingen, gelyk het zydewee enz. anderzins „ vergezellen. ” Hierom heeft hy naer de Verfchillende foort der koortfen eene verfchil-lende voorzegging en geneeswys voorgefteld»

Danjel Senner tus (f) heeft te boek gefteld, dat de koortfen der kraemvrouwen aenhoudende en van een rottigen aert zyn, oorfpronglyk of uit eene opftopping van den kraemvloed, of uit eenen verminderden vloed, of uit eene fchadeiyke gefteltheid der vochten , gedurende de dragt ontftaen, en door de verlosfing in beweging gebragt. Byaldien eene opftopping van den kraemvloed de oor-zaek der koorts is, pryst hy de aderlating aen.

C*) Cap. p. 30?.

l'rax. tned, lib. U'. part, 2, fect. p. cap. 1»,

-ocr page 157-

Koorts .der Kraemvrouv^en. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;153

*

Jean Libaut (‘J teekend aen dat de jcraemvioed ligtlyk door de koude wordt op--geftopt, waer uic, behalve andere zware ziek, ten, koortfen ontftaen : ook meent hy dat deze koortfen veroorzaekt worden door het

v^erlosnng on-

, dat de vrouwen in de dergaen. ft)

Gul. Har Veus f§) hsefteene zeer goede befchryving van de koortfen der kraemvrou-wen nagelaten, voor zoo ver deze haren oor-fprung aen bedorven geronnen bloed in de baermoeder, of aen eenen beletten kraemvloed j Verfchuldigd zyn.

Thomas Willis f*•) heeft in een by-zonder hoofdftuk over de koortfen der kraem-vrouwen gehandeld , en getuigt dat dezelve van een’ rottigen aert, of liever dat zy kwacd-aertig zyn , en fchryft dat zy dan eens in de tweede, derde of vierde week beginnen.

Fran-

f*) In fr. Det maladies amp;nbsp;inf.rmitez des femmes Uil.

{. p. 905-

fr) I c.f 912.

(§gt; l)e panu Qper pag. 369, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

(.**} Oper, umn, de Febri eap. p. lag,

K J

-ocr page 158-

154 Verhandeling onr de

Franciscus de le Boe Sylvius (•) maekt^ insgelyks gewag van de koortfen der kraera-Vrouwen, en verzekerd dat, wanneer het bloed in de baermoedér, wegens uitwendige koude ' of op eenigerlei wys opgeftopt, en daerna bedorven en onder de Vochten opgenomen is, *er eene aenhoudende koorts orttftaét, diö tnin of meer gevaerlyk is: hy leid dezelve ook af van het eenvouwig terugflaen van 4en kraemvloed.

Franc. Mauriceau Cf) heeft de heete koortfen der kraemvrouwen, uit eenen opge-flopten kraemvloed oorfpronglyk , voorge^ fleld: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daerenboven heeft hy eene gewei-

dlge koorts, uit eene ontfteking der baer-tnoeder na de verlosfing, befchreven. (•*)

■ Raym. Joan. FortisÇIJ) heeft,onder den tytel van Ratlioorts àer Krae^r,vrouwen , eene ■ heete koorts befchreven , die haren oorfprong nam uit eene flegte leevensregel in

(*) frax. mei. lib, Ilt, citp. 8. pgt;ig. »per. omn.

(t) dei maladies des fi.mines grosfes Uv. Hl, ebap 8. p. 405.

Ctt) öf Febribus amp;nbsp;Merbis mulierum p, Ijj.

-ocr page 159-

Koorts der Kraemvrouwei, jjj ip cene kwaedfappige kraemvrouw: hy pryst de aderopening op den voet, oin dat de kraemvloed na vier daegen federt den aenval van de ziekte ophield,’ terwyl, gelyk hy zegt, het bloed zondigde. Doch by beeft, niynes bedunkens , hier omtrent vcrkeerdlyk gedacht , dcwyl die opftopping van den kraem* vloed bet gevolg en geenszins de' oorzaefc van de ziekte was. /

J

ISBRANDUS DE DiEMERBROEK (*gt; beeft aengeteekend, dat indien de Kraemvrou-Wea ziçh eerder , dan de tyd der kraem toe-laet, aen de lucht blootftellen, zy in zeer gevaerlyke ziekten, als opftopping van dea l^raemvloed, Iwortfcn , opftygingen enz. vervallen. Hy maekt insgelyks gewag van cene tusfehenpoozende anderdaegfehe koorts in ecne kraemvrouw, na dat ’er drie weken federt de verlosfing verlopen waren, uit een gebrek in de behandeling en levensregel ont-ftaen, en door eenen verkoelende zuurachti-gen drank , en een buikopenend middel genezen : hy heeft insgelyks in eene andere vrouw eene aenhoudende koorts, en wederom

(*) Obfefo. amp;nbsp;evrat. meä. in antin', ad ebf. 20, ƒ). ga. S’ fbf, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;unnut, ad ebf, 61,

-ocr page 160-

ryö rerJianâeling over äe

om in eene andere de vallende ziekte waer-genomen.

Michael Ettmullerus (•) heeft, in naervolging van Willisius, in een by-zonder hoofdftuk, de koortfen der kraemvrou-wen behandeld, en zegt dat dezelve aenhou-dende en heet zyn , zelden zonder kwaed-aertigheid en gevaer. Voornamelyk gebied hy dat men moet acht geven i. op den kraem-vloed, 2. op de eerfte wegen : hy zegt dat deze koortfen fomwylen eindigen door blutsch-vlekken (l) gierst-uitflag (wj enz. dus merkt hy aen dat dezelve uit eenen opgeftopten kraem-vloed,(-t-} uit het verrotten der nageboorte in de baermoeder, uit de geneigtheid van 'het zog tot zuur, (*♦) ontftaen zyn , met eene roos der mam, eene witte purper-koortsçffi en een aenval van de moeder» kwacl.

De

(*) Ofer. med.tbeorticapraa. t. 3 l. 4. fe^, ?,catgt;.i9, art. 2 p. ''

Çlj Perechiæ (nt') Eruptio iniliarit,

(D nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 oit. I. p. 558.

(§) l.c. cap. 1. p.

t,**) 7 4 M/«.f ö? ohfcrv. No 48. p. 320. , (tt) /. e. No. 51. p 'i'ii. amp;nbsp;No. H^.p 345.

A c. N». 291. p. '^93^

-ocr page 161-

Koorts der Kraemvrouwen, 157

De franfche vroedkundige van de voorleden eeuw Peu(*) heeft in de kraemvrou-wen vaek koortfen waergenomen ten tyde dat het zog in de borften tragt te dringen; hy heeft insgelyks dezelve door riekende dingen, (tgt; rotte uitvloeifcls in het Pa-RYscHE Ziekenhuis in den jaere 1654. ver-oorzaekt, befchrevcn.

Georg. Bagli vius(**) heeft eene aen-houdende koorts in de kraemvrouwen aenge-tcekend: en gelooft dat de koude, de gemoedsdriften , (n) overtollig en koud voedfel de voornaemfte oorzaken van de ziekten der kraemvrouwen zyn. (ff)

t

Edward Strother (§§) is, volgens den zeergeleerden H ul me, de eerfte, die den naem van kourts der kraemvrouwen gebezigd heeft: by beweerd dat deze koortfen mcestentyds. van een’ontftüken aert zyn, wegens een©.

ont-

(*) Pratique des accoueb. I. 1. cap^ la. J li. p. i^-;,.

(t) c § 93 ƒgt;•

l. c. I.t. e.i. § 3. p. 26S.

(**) In Oper. tmn. prax. med, lib, I. t, 13. § 6, p. I40

(«) Animi pathemata.

( t) /• c. 5 9. Zgt;. I4Ö«

(SO Criticnn Pebrium or critical Esfa^s en fevers

cbap. 6.p. 1C9. S77‘ cbap, % p., 312.

-ocr page 162-

IS^ . leerhandeling over de

ontftcking der baermoeder, cj'ie wederom haren oorfprong verfchuldigt is aen eeiie opftopf ping van den kraemvlood : by pryst de aderlating op den arm of op den voet, en de uit-waderaing bevorderende middelen. (*) nbsp;nbsp;. I

■p ION IS (f) oordeeld de opflopping van den kraemvloed gevaerlyk, en telt onder der-2elver kwade uitwerkzelen de volgende : 35 Men ziet eene ontfteking en opfpanning a, van den onderbuik door die opgehouden ,, vochten , welke ontflokên cn bedorven „ worden, veroorzaekt , als mede koorts , y, hoofdpyn, pyn in de mammen, moeijelyke „ ademhaling, hartkloppingen, bezwymingen 3, ftuipen enz.” In deze toevallen pryst hy voornamelyk, ja zelfs eene herhaelde aderlating , voor eerst op den arm en daerna op den voet. Maer hy merkt ook aen dat do ontfle-king der baermoeder, die de koorts vergezeld , niet flechts van eene opftopping van den kraemvloed, maer van verfchillende oorzaken in de kraemvrouwen moet afgeleid worden.

, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tho-

(*) Cbap. 8. p. 194.

(t) 'Fraiti general des accoucb, liv, IF. cbap,9gt; Pgt; 354-

c. 10./». 353Î.

-ocr page 163-

Koorts der Kraemvrouwen.

IS9

Thomas Sydenham (*) heeft aengetee-kend dat de kraemvioed door eenen aenval van lt;le moederkwael opgeftopt wordt, en dat hier uit- eene koorts ontïlact , die tot den aert der geenen, die als dan doorgaende hcerfchen, overflaet, of van deze enkele oorfprong afhangt : hy^heeft de aderlating doodlyk bevonden : daerenboven worden de hevige koort-fen der kraemvrouwen,uit de opftopping van den kraeravloed, befebreven in eene verhandeling, (f) achter de werken van dezen ver-maerden man gevoegt. (§)

In de GefçliiedenisfenvandeKoninglyke.Akaderfde, der fl'etenfchappen te Par^s voor het jaer 17 a i/. 13. brengt de zeergeleerde Chomei, een voorbeeld van deze ziekte by, want nt» dat de zogkoorts ontaerte, veranderde zy iq eene aenhoudende , . die gelegenheid gaf tot opftopping van den kraemvioed : de aderlating op den voet, welke in dit geval aenge-prezen wordt, was hiçr verzuimt. -

r . ■*'

In die zelfde Handelingen van het jaer 1746. tl. i6e. wordt door den'zcergeleerdenMALouiN

eene

f*) In Dijp. Epist. ad Gul. Cole 'optr, ontu, pag.

(O Dezeisgetieteld,Pr«clt;^ itttegr. inta«rb.feig0mn, (9 Oper. emn. pag. 610, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■.

-ocr page 164-

jóo Verhandeling over de

eene doodelyke ziekte, heerfchende onder de kraemvrouwen van de fmalfte foort, medege-deelt, welke voorname!yk geweldig woedde onder die, welke in het groote ziekenhuis te Parys waren : maer dewyl de befchryving niy te wyd zoude afvoeren, wyze ik myne lezers tot het werk zelf.

He RM. Boerhaav£(*) leidde oorzaak der koortfen van eene opftopping van den kraemvloed af, op dien tyd, waerop de wei door dc faemgetroKken vaeten der baermoe-der naer de mammen gevoerd wordt, waer uit ontelbare toevallen ontttaen : voor de ge-nezing beveeld hy de zuurverdryvcnde, verdunnende, openende middelen , en de klys-téren ; hy wilde dat men de aderlating niet te fpoedig, en niet dan in de uiterfte nood-zaeklykheid zoude in het werk ftelien.(f)

Jacobus Denys verhaeld een gavai van eene kraeinkoorts , fpruitende uit eene moeijelyke verlosfing , welke door een hard gezwel in de baermoeder veroorzaakt was ge* wor-

C*) In /Iphorism àe cognose,amp;curatiii niorb.^fb gt;329.

( ) I c Î 133’

(§3 Oofr bet asapt der Kroeeinteeflers enz. Z^e Heofd-ßuk bl. 45.

-ocr page 165-

Kooris der Kraemtgt;rou-gt;igt;en.' i5i

worden. Ook teekent by aen dat ’er geweldige pyn, koorts en verharding van den buik enz. ontftaen wegens in de baermocder gebleven geronnen bloed en verfchcurde vliezen.

Frederic us H o ff man (f) heeft, on‘ der de benoeming van ontfteking en koorts der baermoeder, deze hcerfchends koortsachtige ge. ftcldheid der kraemvrouwen befchreven. lly verzekert dat de krampachtige famentrekkin-gen den kracmvloed opfloppen, cn dat hier uit eenc ontfteking der baermoeder en koorts ontftaen: hy bevoeld eene aderlating op deii voet, en verbied verhittende middelen. (§)

De beroemde vroedkundige de la Motte (**) maekt gewag van koortfen na de verlosfing, uit eenen , op eenigerlei manier opgeftopten kraem-vloed oorfpronglyk. Dacrna brengt hy vele wacrnemingen by van die ziekte , daer de kwael door eene verzwering in eenig gedeelte van het ligchaem eindigde. Hy heeft met het grootfto voordeel eene aderlating op den arm aengewend.

Fre-

(♦) /. C. 13- Uoofdflul. bl. 2So.

(t) In Med. Hat. sy//, t. 4 part. ta f. 2. e, to. § Î.

(§) /. c. ohf. 4. conf. ebf. 10.

(.**' Traité complet des accoucbemetis t, a. part, J..

l. f. 1 C. J.. p II 33,

-ocr page 166-

102 Verlicinâeling ovtr de

Frederik Ruysch heeft, onder zy-ne zeer voortreffelyke waeroemingen, de ge-fchiedenis van eene hevige kraemkoorts te boek gefield, by welke fpanning, hardheid cn ecne onlydelyke pyn in den buik aenwezend wa-ren ; dezelve is doodlyk geweest : het bekken fo) en de holligheid van de baermoeder zelve bevond men vervuld met een Hinkend vocht, gelykende naer een affpoelfcl van vleesch of naer eenen bedorven kracmvloed. Een by. na gelyk voorbeeld heeft hy ook elders medegedeeld. (I) Hy meent dat de koude deze ziekten veroorzaekt, waer door ondraeglyêe pynenen eene opflopping van den kraemvloèd, welke ook hier het geval fchynt geweest te zyn, geboren worden.

Richard Manningham (§) field vele foorcen van de koorts der kraemvrcu-wen , onder welke de rot- en de aenhouden-de koorts uit de, wegens cene onvoorzichti-'ge verkonding, ontaerte zogkoorts ; hy ge-waegt insgelyks van zoodanig eene koorts uit cene

, (♦) Obf. anat. cbir. torn, i. abf. 84. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

(e) Pelvis.

(t) l- c. «hf

(S) /» Artij obfletrici cotnpend. p» SP»

-ocr page 167-

Kocrts der Kraemvrouven»

^^3

ecne opftopping van den kraemvloed : (*) ook oit eenen altehevigenkraemvloed, (f) uit eene ontfteking van de baermoeder (§) ontftaende. Hy Wil de aderlating omzichtig en liever herhaelde malen in het werk gefteld hebben^ en oordeeld dezelve voordeliger op den arm j dan op den voet, wanneer de baermoeder na eene opftopping van den kraemvloed ontfto. ken wordt.

Laurents Heister,(**) overdelimge koortj'm der kraemvrouwen fchryvende, vermaent het volgende: „ Doch wanneer uit eenen op» j, geftopten kraemvloed, wegens eene gevatte „ koude , of gemoedsaendoeningen , gelyk j, vaek gebeurt, of uit het geweldig affeheu* „ ren der nageboorte, hevige koortfen , als }, de purperkoorts der kraemvrouwen, of de „ gierstkoorts , inwendige ontftekingen, ge-j, lyk het zydewee enz. de ontfteking der „ baermoedei, der borsten , of van andere ,) edele deelen ontftaen, dan worden ’cr,ge-35 lyk in andere heete koortfen en ontftekin-35 geils bedarende poeders enz.' vereifcht.” Het blykt derhalve dat hy een juist denkbeeld

Van

C*yic,p.amp;6. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;87. nbsp;nbsp;C5) A 93-

Iit compendis med- [‘rnU, cap^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3^

» ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;L 2

-ocr page 168-

van 'deze koortfen gehad, en dezelve niet by, zonderlyk in de kraeinvrouwen gcfteld heeft.

JAQUKS Mesnard geeft ecne heete kraemkoorts op, welke door cenen opgeftop-ten kraemvloed veroorzaakt is, waer tegen hy eene, zelfs herhaelde, aderlating op den arm aanpryst. Hy befchryft zoodanig eene zeer hevige koorts, uit eene ontfteking der baermoeder na de verlosfing ontftaende. (f)

John Burton (§) fchryft de koorts,die na de verlosfing ontüaet, aen eene ontfteking toe, welke hy vervolgens afleid of van eene flegte behandeling in de verlosfing, of van eenen opgeftopten kraemvloed enz. Hy pryst eene rykelyke aderlating en verkoelende behandelingen aan. Vergelykt verder den fchry-ver zelf.

Johannes de Gorter(**) fchryft,dat er in de kraemvrouwen eene rotkoorts, met

een

ft) I, c an. IO. p. 348.

Ö) rin EJfaj towards a complet te new Syflem of Mid-wifry part^ 4. § lóS-f . 338.

f *•) Het regt gtbriiik van den Sluitband in kraetn-vreuwen 5 33. bl. 36.

-ocr page 169-

Koorts der Kraernvroutven. î6^ een groot verval van kragten, ontftaet, uit het, na de verlofing binnen de baermoeder opgehouden en geronnen , daer na bedorven, en onder de vochten opgenomen bloed. »

Behalve de overige hedendaegfche fchry* vers, heeft Puzosf*) deze ftof uitmuntend behandeld, en de heete koortfen der kraein-vrouwen uit eene zogverplaetfing (p') ofit-ftaende, zeer wel befchreven; hy pryst ten hoogfte de aderlatingen in de genezing van deze ziekte.

Christian Gotthilf Kislino beeft, in zyne inyvydingsverhandeling, over âs ontßolien baermoeder na de verlosfing aen-geteekend , dat de baermoeder uit zeer vele en zeer vcrfchillende oorzaken in de kraem- । vrouwen ontftoken wordt , en dat hier uit, behalve ontelbare kwalen , koortfen ont-ftaen. (f)

- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gul-

(*) Second ntemolre /hr les depots laiteux. Op het ein lie Van zyn werk traité des' accouch. p. 367.

(/gt;) Metaftafis laftis,

(O Wordt »angcliaeld in ctrnm. Lipf. vol, part. i ƒ. 5a,

L3

-ocr page 170-

Verhandeling oveï' de

Gul. Smellie (*) heeft te regt gefchre-ven, dat ’er koortfen ontftaen uit eenen opge-Hopten kraeravloed en uit eene ontaerte zog-koorts. (7) Over de ontfteking der baer-moeder handelende, heeft hy acngemerkt dat deze koortfen fomwylen van eenen ontftokcn -aert zyn.

JOS. Lieutaud Q) heeft vastgefteld dat uit eenen opgeftopten kraeravloed, nu eens eene ontftekingkoorts, dan eens een purper« of gierstkoorts enz. ontftaet ; en hy beweert dat uit eene ontaerte zogkoorts insgelyks an« derc voortkomen.

Claude Pouteau (§9 getuigd, dathyin het jaer 1750. eene doorgaende ziekte met eene roosachtige ontfteking in den buik heeft zien héerfchen ; de Kamfer heeft hy als een foor-telyk middel in deze ziekte verheven , en tee-kend aen, dat alle,die dezelve niet gebruikt Jiebben, geftorven zyn.

An-

I f*) /f tnatife of Midwifery tol, I. iook 4. chap. I. 'feeï 6. p. 407 vergelykt vol, 3. colleä 43 numb. i.

I, Q, 3 ^c, p. ippp. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Febris Laftea.

Ct) Precis de la medicine pratique t, it «taiadiet des femmes ftft. i. p. 273.

Melanges dt Chirurgie'p l^

-ocr page 171-

Koorts der Kraemvroitwen. 167

Andreas Levret onderfcheidt zeer haeuwkeui'ig de heete koorts der kraemvrou-wen uit eene ontfteking der baermoeder: hy neemt zyn toevlugt tot herhaelde aderlatingen : en weerhoud zich van buikopenende middelen : daerteboven teld hy, onder het op-fchrift van eene zogberoerte, (f) als derzel-ver minder noodlottige gevolgen, de toevallen op van eene kwaedaertige koorts, van eene rotkoorts en van buikontftekingen. (§)

De beroemde TïssotC**) heeft eene be-fchryving gegeven van eene kraemkoorts uit eene ontfteking der baermoeder oorfprong-Jyk : hy bedient zich in déze van de zelfde •geneeswys als in andere ontftekingziekten.

I Lambertos B ikker heeft vef-fcheiden koortfon der kraamvrouwen fraeielyk afgebeeld, voor zoo ver zy ontftaen uit eene belette zogaffeheiding §. 85. en uitlozing§.9o. Uit eene ontaerte zogkoorts ontfpruit ook .eene heete koorts ; eene aenhoudende rotkoorts

rArt desaccoHcbemcrsp.'i. e art. 1. feit.

(t) ibid. fea. 3. nbsp;nbsp;nbsp;16Ó.

(S) Vergelykt verder t. I c.

Avii a» peuple fur ft famé /• Q J 370, p 2^3.

*(tD P'erbandelin^ van bet zog der ^rtiuwen. *

L 4

-ocr page 172-

Verhandeling over de

koorts wordt uit raeuwighcden in deeerlle we. gen en de gefchiktheid der kraemvrouwen tot rotting geboren. § i8o. cindelyk ontftaet'dezelve uit cene zogverplaetfing § 191. § 192. Dezelfde fchryver heeft daerna (^*3 eene naeuw-keurige befchryving gegeven der kraeinkoorts, 200 als dezelve in de jaren 1764. en 1770. te Rotterdam doorgaendegehec-rscht heeft. Het fchynt hem toe dat cene kwade gcfteltheid der lucht ’er veel deel aen had, fchoon hy meent dat de ware oorzaek en aert van deze ziekte nog niet bekend zyn.

De Paryfche Geneesheer Da vin (f) getuigt dat uit cene ontaertende zogkoorts fomwylcn eenc rotkoorts der kraemvrouwen geboren wordt, wier eerftc oorzaek hy in eene belette ontlasting van het zog uit de mammen en eene daer door ontftane bloedrykheid, zoekt; hierom pryst hy de zuiging en fom-tyds eene aderlating op den voet aen.

A.

G) nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor den gemeenen man, in de aentee-

kfiifg op 5 391 p. 354. Raedf,cving veor de gezond-tei't der grote en t-jke lieden, bladz. ilt;)(gt; en verv.

de Ferbandetingen van de Uollandfcbe Maet-fobappye der vgetenjebappen te IIaekleM, qde deel fde ßäk p.

-ocr page 173-

Koorts der Kraeinvrouwett. l6^

A. Roux befchryft, in zyn fransch tyd-fchrifc, (♦) eene flecpende koorts der kracm-vrouwen , die haren oorfprong genomen heeft uit eene belette zogaffeheiding en eenen opgeftopten kraemvloed, en die geweken is door aenwending van 'verfcheiden middelen, en door eene rykelyke affeheiding van het zog in de borsten.

Ger. van SwTETEN(t) hccft,met zyne gewone geleerdheid , zeer kwade koort-fen , in kraemvrouwen , uit eene verplaet-fing van het zog en uit eene opftopping van den kraemvloed voortkomende, befchreven.

JOAN Astruc(§} leidt de koortfen na de verlosfing af van cenen opgeftopten kracm-vloed met eene ontfteking der baermoeder, de heete koortfen der kraemvrouwen van een zuurachtig zog, en de dubbelde anderdaegfche koorts van raeuwigheden in de eerfte wegen.

Jo.

(*) Journal de me Jicine, chirurg., pbarm., f.z! anno p. iia.

(t) In comm. adW.'Ror.n.w. ^pbor t. 4, ƒgt;. 612,613 (3,

(S) Tratti des maladies des femmes t. 5. liv 3, cbap, 14' S 3gt; ë? cbap, 15. op verfcheiden plaatfen.

L 5

-ocr page 174-

17° Verhandeling over de

JO. VAN DER Haar(*) zegt dat de koort-fcn der kraemvrouwen ontftaen uit den opge-ftopten kraemvloed, en dat dezelven dan van eenen ontftekenden aert zyn, of dat de zogkoorts zelve zeer geniakkelyk in eene rotkoorts over-flaet : daert'eboven teekend hj’ eene andere waerneming over deze ziekte aen, van welke eene zogverplaetfing de oorzaek fchynt geweest te zyn , die de zeerërvaren Schryver vermoedt dat behalve naer den buik, insgelyks naer de herfenen en zenuwen gefchicd is.(t)

Thomas Cooper (§) oordeelt deze koorts van een’ ontftekenden aert, hy wilde echter de aderlating niet in het werk gefteld hebben, dan in den gevorderden trap van de ziekte, en wanneer de pynen zeer hevig zyn.

John Harviegetuigt, dat van eene ruwe af haling der nageboorte, behalve vele andere ongemakken , insgelyks eene ontfte. king der baermoeder en koorts ontftaen, welke gemeenlyk met den dood eindigen: men ver-, = -t

Cj) yerbandelin^en van de Heil, Matlfcbapp'S» eni\ Zße deel ifle fluk bladz. 334. en 380.

C‘) l. c. hl 380.

(S) Compendium ef MiJveiferj part. 3- fret. 3.

In zyn boek PraHical Direltions enz,

-ocr page 175-

Kosrti der KnerHvrcuwen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tji

vergslyke hier by voornaemlyk het geen de beroemde Sand if o kt, (*) myn zeer ver-maerden Leermeester, in eene acnteekening, by het verflag over het boek van dezen geleerden, aengeteeknd heeft, alwaer hy verzekerd, dat hy deze ziekte uit eene fdortgelykc oor-zack heeft zien ontftaen.

Thomas Denman(f) heeft eene kraem-koorts, met eene ontfteking der baermoeder vergezeld, bcfchreven , maer die na eenige daegen in eene rotkoorts veranderde : hy be‘ veeld omzichtiglyk de aderlating.

• Robert Wallace Johnson getuigt dat het zoo byzondcr niet is, dat deze koorts van iedere oorzaek zonder een’ op-geftopten kraemvloed ontftaet, raacr dat deze opftopping altoos met koorts vergezeld is : gevolglyk beweert hy dat de aert van de ziekte ontftekingathtig is, die daerna fomtyds tot rot-ting overheid. Hy pryst eene aderlating in het eerfte begin, raacr, indien het eene rot-ziekte is, bederfwerende middelen aen.

John

' - (*) Natuur enCeneeskurdige BiUiotbeckTded.

(t) RfCay en puerperal fever

(5) New fyßem of midwifery .part. 4, c. 7. p. 338.

/

-ocr page 176-

Jyü rerhanâeling over de

John Millar (*) hc«ft, onder de volk-ziekten van Groot Brittan ie,dekraern-koorts opgeteld van eenen rottigcn en ontfte-kingachtigan aart , hy zegt dat haer rottige aert ontftaet uit de zwangerheid, en haer ont-ftekingachtige uit de baring; nu pryst hy, dan wederom laekt hy de aderlating.

F. A. D EL EUR YE (f) oordeeld dat men de koortfen in de kraem moet afleiden , of van eenen opgeflopten kraemvioed, of van eene ontfteking, ’t zy deze in den buik, ’t zy in de zelfftandigheid van de baermoeder zelve plaets heeft, om welke ontftekingen te on-derfcheiden hy byzondere teekenen opgeeft : wyders ontftaen zy uit eene ronning van het zog in de borsten, en van derzelver ontfte-king, van eene inwendige zogverplaetfing en van- eene zogberoerte. (r)

Bossu (§) raaekt gewag van eene koorts met eene fcherpe pyn en zwaren hoest enz.

wci-

(*) On the prevailing diseafes in Great Brittain part. 3. chap. 2.

(I) Traité des accoucb. en faveur des Eleves liv. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4»

-ocr page 177-

Koorts der Kraemvrciiwen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;173

weinige daegen na eene gelukkige verlosfing ontftaen, terwyl de kraemvioed echter zeer wel voortging.

Henry Manning (*) verzekerd, dat de koortfen der kraemvrouwen veeleer van eenen rottigen aert, doch forawylen met eene ont-fteking vermengd zyn.

«

De [zeergeleerde Raulin (f) heeft, onder den titel van baermoeder koortfen , twee foor-ten van kraemkoortfen , de vochtkoortfen namelyk en zenuwkoortfen, befchreven, die gemeenlyk met teekenen van verrotting vergezeld gingen. Eene kwaedfappigheid was de oorzaek'vandeeerfte foort,en eene ontfteking de oorzaek der laetfte. Daerteboven ver-klaerd hy de kwaedaertige rotkoortfen uit het teruggeweken zog.

J. P. X. Fauken(§’) heeft eene doorgaen« de koorts onder de kraemvrouwen te Weenen ■waergenomen, uit eene zogverplaetfing naer den buik met eene zeer hevige pyn in den-zel-

Treatife on female diieafa cap, 20.

(I) Traité des maladies des femmes en coucbe fect, 3, fi. 10. p 219.

(§ SaNdifoRT Btiliosbeek ïq deel kl. I41,

-ocr page 178-

174 ' y«rhandeliag over de zelven, als mede nit den opgeftopten kraem. vloed ontftaende. De genezing flaegde ge» lukkiger, wanneer men, zonder aderlatingen, den PERUviaenfehen Bast en de Kamfer, ook in de gedaente van een klyftécr, aenwendde.

De zeergeleerde RazoüX Q*) bcfchryft eene kwaedaertige zogkoorts, die binnen kopten tyd doodlyk was.

Nathaniel HuLMBff) is onder het getal der nieuwe fchryveren , die met opzet over de koorts der kraemvrouwen gehandeld en dezelve als eene byzonderc en foortclyke ziekte befchreven hebben. Hy meent dat de naeste oorzaek van deze koorts eene ontfte-king: der darmen en van het netvlies is ; fchoon hy gelooft, dat de ziekte geenszins nieuw is.

Joseph Qua rin (§) heeft ook van de kraemkoortfen gewag gemaekt, maer een liefhebber van het zuivere leerftelfel zynde, heeft hy vastgefteld, dat dezelve ( fchoon zcldzacm ) of van eenen ontftekingachtigen aert, uit verfebil.

len-

(*) Journal de medicine l’annSe 1772 t. 37 p 321.

(I) Trcatife on the puerperal fever,

(§) In zjn uit fleckend voerk over de geneeswys der koort-fen en entflekingen, op bet einde van bet t^.boofdfluk.

-ocr page 179-

Koorts der Kraemvtouwen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;17 J

lende oorzaken ontftaende , of eenvouwige aenhoudende, die, kwalyk behandeld, tot,rotting overflaen, of koortfen met uitflag zyn,

John Leake (*) heeft deze koorts zeer hevig en byna doorgaende waargenomen. Hy verzekerd dat de werktuigelyke oorzaek, door de baring acngcbragt, de voornaernfle voor* befchikkende gefteltheid is, maer de naeste oorzaek van deze koorts is, volgens hem, eena ontfteking van het netvlies waer by zich, wanneer dezelve tot z'Veering overgaet, eene rotziekte voegt.

Chr. G. Selle(J) behandeld deze koorts onder twee titels, vooreerst (§) in den rang van aenhoudende- en wel der ontftekingkoort-fen, met eene plaetfelyke ontfteking der darmen en van het netvlies. Hy oordeelt echter dat derzelver aert beter overeenkomt met de volgende rangfchikking(**) namelyk die der aflatende koortfen, met onzuivere raeuwighe-den in de eerfte wegen, tot het geflagt der ontfteking.galkoortfen met eene plaetfelyke

ont-

(•) Pratical obfervations on the chili-bed fever ;

130. P- 218-

-ocr page 180-

176 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• leerhandeling over de

ontfteking van het netvlies en der darmen be-hoorende. Hy ftaet toe dat deze koorts foin-tyds op ecne ontftekingder baermoeder volgt, maer zegt dat deze niet altoos derzçlver oor-zaek uitmackt. (f). (*)

Charles White (§) heeft de oorzaelf van deze koorts in eene rotachtige gefteldheid van de lucht, fomtyds in eenen opgeftoptcn en bedorven kraeravloed gefteld , hy verklaerd dezelve ten allentyde kwaedaertig en rottig, menigwerf op zekere tyden heerfchende, en fomtyds landeigen, ja, wanneer de baermoeder in de verlosfing gefcheurd is, met ecne ontfteking gepaerd gaende.

John

(t) De Heer Selle heeft in een werkje, genoemd, jßcuc 311c jaatttr uiih SCrswicl-nPiffenfrOaft/ in het jaar 1782. uitgegeven , gefteld dat de koorts der kraemvrouwen eene onderafdeeling der allatende koort-fen uitmaekt; doch wy zullen, na deze verhandeling van den heer Ermerins medegedeeld te hebben , de waer. nemingen van den beroemden Selle, als mede andere ftuklcen,tot dit onderwerp betrekkelyk,doen volgen.---- Wy begrypen toch dat het der moeite wel waerdig is otn over dit gewigiig onderwerp eenigzins breedvoerig te handelen.

De Uitgevers van dit ilfagazjn.

C) iï8.

f Î) On tbe tnanagemetit of pregnant and l3ing in •aiotnen.

-ocr page 181-

Koorts der Kraemvrouven.

t77

John Christ. Sturm(*) heeft op on-äerfcheiden plaatfen aengeteekend dat ’er ver. Schillende koortfen in kraeravrouwen ontftaeii wegens eene zogverplaetling.

De zeer geleerde M. E. Blochs (f) ban* deld over eene aenhoudende koorts van zekere kraemvrouw, die uit eene zogverplaetfing naer den buik ontftaen was: dezelve veranderde in eene fleependc koorts; na eene doorboring van den buik ontlastte zich eerst eene groote ineenigte zog, dacrna etter, en de vrouw her-flclde door de toediening van gepaste middelen.

ThöiMas Kirkland (§) heeft uit alle tot hier toe gemelde fchryvers de koortfen deV kraemvrouwen het beste ontvouwd , en be-weerd, dat de zoogenoemde koorts der kraemvrouwen geene foartelyke ziekte is, die men altoos aen dezelfde oorzaek moet toefchryven ; maer dat zy nu eens uit eene ontfteking der baermoeder , dan wederom uit eene ontfteking van den buik, of van bedorven bloed , of eenige andere rottige ftof uit de baermoeder onder

In biffquot;. innug. ,Je metaflafi hiCtea Argent, iryj, (t) Zie TeRSIER nieuwe Natuur cnGenccsi, Bihliotbeek ifle deel hl.

(Q ‘rentife on cbild-heti fevers, ILDeellLStuk. M

-ocr page 182-

i/ij nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;FerJianMing ever âe

der de vochten opgenomen , of van eene rottr-gebefmecting qj enz. haren oorfprong ontvangt,

Joan. Philipp Rogert '*3 neemt de. ze koorts ftilzwygend voor eene byzondere ziekte aen , en getuigd dat hy dezelve alleen-lyk tweemalen gezien heeft ; het fchynt dat men uit de toevallen moet beßuiten, dat zy beiden uit het geflacht der rotziekten geweest zyn; in de eene lyderes was zydoodclyk ,doch in de andere eindigde zy door eenen buikloop en een fmeerig zweet,

William Butter ff) befluit dat de naeste oorzaek van de koorts der kraemvrou-wen eene krarapachtige aendoening der eerfte wegen is, te gelyk met eene ophooping van eene ziekelybe ftoffe, wacr uit, volgens zyne gedach. ren, alle de toevallen gemakkelyk verklaerd kunnen worden; dat indien deze van eenen ont-ftekingachtigen aert zyn , dezelve geen eigenaer-tige toevallen van de oorzaek of natuur def ’ ziekte zyn, maer alleenlyk hun aenwezen ver* fchuldigd zyn aen zekere vermenging.

Janus Losé '§) fchynt uit»de gezegde verhandeling van den zeer geleerden Hulme al-

Ctf'' Minstna.

40.p. 374«

(f) Jn acenunt nf ptifipiral

(Jj nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;£,nitritide, L. ü.

-ocr page 183-

Koorts dev Kraemvrouven, 17^ ailes, wat hy over deze ziekte heeft, getrok. ken te hebben ; en komt ook met dien fchryvcj. naeuwkeurig overeen , dewyl hy de naeste oor-zaek van de koorts der kraemvrouwen in eene ontfteking der darmen en van het netvlies ftelt. Hier uit kan men gemakkelyk begrypen, waer-om hy de aderlatingen zoo zeer aenpryst.

Franciscus nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gewaegt van he

vige koortfen der kraemvrouwen , uit cenen verminderden of opgeftopten vloed, welke op-ïlopping wederom nu cens eene ontfteking der baermoedcr voor oorzack erkend, dan wederom ten gevolge heeft ; hy pryst de aderlating op den voet, wanneer eene ontfteking meC deze koorts vergezeld gaet. (f)

Jo.

(*) Prificipia meaicintr. fe(ï. 14. ƒ1.311.

(t) Schoon de Heer Home, in zyne GenfakunJige Proeven en ft^eternemingen niet onduister heeft te kennen gegeven dat hy de koorts der kraemvrouwen voor eene byzondere, eigenaertige, en aen zich zelvenaltoos gelyk lynde koorts houd , heeft hy echter omtrent de oorzaeken geneeswys van deze ziekte in het bovengemelde werk geheel anders gefproken. ------- Overwaerdig is de lezing

dezer Proeven, zoo keurig in het Nederduitsch vertaeld door den zeer kundigen heer] van Breda M. D. te Gouda , als mede van de uitterraate fraeije aenteekeningeti door dezen geneesheer op dit werk en inzonderheid ook over deeze ziekte gedaen. Het werk is gedrukt te Amsterdam by A. J. VAN Toll, Ao. 1783.

-ötf Uitg, V, d. Mag,

-ocr page 184-

I So rtfJtandelin^ over de

JoHATJx Clemens Tode(*') heeft te regt aengetcekend dat de koorts der kraemvrou-wen gcene hyzondere koorts, noch zich zelven altoos gelyk is ; vervolgens merkt hy aen (f) dat de toevallen ons Hechts behoren voortc-lichten, of deze koorts van cenen ontfteking-achtigen of rottigen aert zy.

By het aengehaelde boek van Carol US White is een byvoegfel f§) in het ligt gegeven, waer in de zeergeleerde febryver , behalve eenige gewigtige zaken omtrent de zwan-gerheid en verlosfing, die hy in zyne verhandeling reeds gefteld had, verder tracht te be-weeren, dat eene opflurping van eene rottige ftofFe in de darmen en baermoeder de veelvul-digfte oorzack van deze zk.'ktc is, en dat om dezelve te beletten het zeer voordeclig is, zoo de vrouw aenftonds na de verlosfing in eene regte geftalte opgericht, en dit zoo vaek als mogelyk zy, herhacld worde: hy brengt zeer veele waernemingen tot ftaving van deze zaek by. Hy heeft ’cr insgelyks bygevoegt eene fraeije befchryving van eene doorgaende kracm-koortJ

(*) Medicinisch cbirurgiTcb? tibliothck t. S' 9-f. 245- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;P-

(§) appendix to the [econd edition »f Mr, Jrcatife on the management (^e.

-ocr page 185-

Koorti der Kraemvrouwen. i8r

koorts te Edtnburg, in het jaer 1774 door den beroemden vroedkundigen geneesheer Young in het ziekenhuis wacrgenomen , terwyl de ganfch« ftad van* dezelve bevryd was: vermoedende dat de oorzaek in een befmettelyk gif v^an de kamer der kraemvrouwen beftond, heeft hy, door de kamer te zuiveren , en de bedden te veranderen, te luchten, en door de acnwending van foortgelyke middelen,het zelve gelukkiglyk verbeterd. (*)

De beroemde van Doeveren heeft in zync zeervoortreffelyke lesfen over de ziektt der vrouwen aen zyne toehoorderen verhaelt, dat hy in het jacr 1767. van fprokkelmaend to*t grasmaend, in het Oldampt byGRONiN-gen , eene doorgaende koorts der kraemvrou-ven heeft waergenomen , die gemeenlyk den derden dag na de verlosfing acnviel , en in de roeesten reeds den zesden dag doodlyk was, in weinige wel langer, maer nooit na den elfden dag aenhoudende , en wier toevallen van eenen rottigen aert waren.; het geen hy echter door het openen der lyken niet heeft mogen bevestigen, fchoon de voorbe-hüçdende geneeswys van andere zwangere vrou.

(*) l. c. p. 4 s.

-ocr page 186-

352 Verhandeling over de

Vrouwen, die door middel van ecne aderig, ting en. de toediening van zachte buikopenen-de middelen met den PicRuviaenfchen bast vermengd, en tegclyk door ecne rottingweeren-de le\'enswys, in fommige met het beste gevolg is in het werk gefield, uitftckend betoogd heeft, dat deze koorts uit raeuwigheden der eerfle wegen ontflacn was. Dacrteboven maekt hy op eene andere placts van koorts der kraemvrouwen gewag (*). Dees zeerbe. roemde man had in de eerfle uitgaef van zyn iortbegrit) wel niets van deze koorts gerept, doch daer de fchryvers van de Leipsiger. uittrekzels in hun vei flag over het gemelde boekje (f) als berispendacngeteekend hadden, dat de byzontiere kraemkooris overgeflagen was, heeft onze - leermeester dezelve by de tweede uitgaef gevoegd, op dat hy de uitgevers van dat werk zoude te gemoct komen, en tegelyk aenleiding krygen om de redenen van de gemelde achterlating in zyne byzondere lesfen aen zyne tochoorderen optegeven , die hier in beflonden , dat hy deze koorts niet acnmerkte als eene ziekte van eene by-zon-

(•} In fuis Pritnis Lineis de cognosc. mulierum norbis edit nitera, cap, 6 § 1'34. litt. K.

( ) De rebus in hift. nat. amp;nbsp;med, geßis vol, 22. part, I, p. 64.

-ocr page 187-

JCoarts der Kraemvrwiven. 183 » maerais eenetoevallige, die naer dc verfchlllendc oorzaek , nacr de verfchil. lende placts in het ligchaem door eene zieke-13'ke ftof aengedacn, naer de gcfteltcnis der lyderesfen , nacr de vereeniging met cene an. dere ziekte, en naer andere verfchillcnde ora-ßandjgheden der kraeinvrouwen, onderfchei-den is , en dat dezelve gcvolglyk naer den aert van zoodanige ziekten , met welke zy overeenkomt, moet behandeld en gekend wor-den, moetende echter de Itaet van de kraem altoos in het oog gehouden worden : dees ver-maerde hoogleeraer had derhalve gedagt, dat zy filet noodwendig onder cenen byzonderen titel behoefde verhandeld te worden.

De zeergeleerde Maxtmiliaen Stoll (♦) heeft deze koorts der kraemvrouwen uit de hecrfchende geftelchcid galachtig heichrcvcn, en , volgens zyn gewoon doorzigt in het waernemen, zeer wel aengemerkt dat derzel-ver aert met de hecrfchende koorts overcen-ftemt ; hy is van gevoelen dat deze koorts zeer zelden van eenen ontftckingàchtigcn aert is 5 ten zy by feilen vorst en noorden winden.

Edo-

O In Raf- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- P'

M 4

-ocr page 188-

jS4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling over ie

Eduard Johnstone(*) field eene ont^ fteking der baermoeder als de oorzaek der kraemkoorts. Hy meent dat de aderlating alleenlyk in de eerfte dagen moet in het werk gefield worden , en merkt dezelve aen als een middel dat in de tweede plaets dienflig is. Doch wy kunnen hier ter plaetfe niet meC flilzwygen voorby gaen, het geen hy ov'er het gezegde van den grooten Boer have heeft acngeteekend : die groote man namclyk vermaend in zj’ne korte flellingen § 1332. ,, dat de aderlating niet ligtelyk , ja niet j, dan in den dringcndflen nood, by Kraemvrou-„ wen kan aengewend worden enz.” hier over merkt Johnstone het volgende aen: „ deze dwaling ontflaet »fooglyk uit een by-gelovig gevoelen , dat de kraemvloed van cenen roctigen en vergiftigen aert is, en dat 5, de aengebragte ziekte niet anders kan ver-j, dreven worden, als door het herflellen van 3, den vloed zelven : ” op welk gezegde men moet acnmerken, dat Boerhavk niet ontkend heeft , dat eene aderlating fomtyds tc pas komt , maer dat ’er in dezen flaet van de vrouw, door de verlosfing zeer veel geiepen hebbende, zeer groote voorzorg eq, op.

O med. de febre putrp.^ Edtnb.

-ocr page 189-

Koorts äer Kraemvrouwin.

oplcttenhcid noodig is, opdat de uitgeputte kraemvrouw op dan tyd van de bloedontlasting niet den geest geve; cn Jonhstone heeft intusfchen zelf de aderlating als een tweede middel aengemei-kt, en het welk niet ais in het begin van de ziekte te ftadc komt ; doch laten wy toeftaen dat onze Bataef-scnE Hippocrates dit middel al te naeuw bepacld heeft, mögt dan nog dees fehryver omtrent dien grooten man dusdanige uitdruk, kingen vryclyk gebruiken ? deze dwaling ont-fiaet mooglyk uit een bygelovig denkbeeld énz. ! by aldiendczcEngelfchc fchryver degroote ver-dienften van den onftcrfelyken man , zyn doordringenden geest , waerheidmin , en on-verganglyken roem^ ooit naer wacrdc had können befeffen, hy zoude nimmer hebben können zeggen, datßoERiiAVE zync mcening over een voorfchrift van zoo veel acnbclang in de beoeffening volgens een hygelovig denkbeeld ernftig bad uitgedrukt, ook betaemde het hem niet, zoo hy een louter vermoeden had, dat de vermaerde man misfebien in deze zaek bygelovig geweest was, zulks openlyk te zeggen , ten zy hy deszelfs voorgefteldc gevoelen eerst naeuwkeurigcr had onderzocht, zoo dat ’er in ’c geheel geen twyffel ovcrbleef. Ook is het zeker, dat Boer have onder

M 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de

-ocr page 190-

186 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling over de

de uitdrukking van hoogfle noodzaeUyl;h?îdfom. mige ziekten begrepen heeft, en wei vooral, om eene te noemen, de ontrtcking, en des te zekerer , dewyl van ó'wibten, die gedurige toehoorder en bewonderaer van zynen grooten leermeester , uitdrukkelyk gefchre-ven heeft „ dat de aderlating in eene ,, ontfteking der baermoeder te ftade komt gt;, trekt niemand in twyffci. ” Macr daerte-boven, en het geen de zaek afdoet, Boer. HAVE heeft wel in zyne Ideneeshmdige Onderrichtingen (f) vragendcr wys voorgefteld, 5, of het bloed der maendelykfche ftonden , p kwaedaertig en vergiftig is, of het zelve ,, voor onzuiver en als een uitwerpfel moet „ gehouden worden ? ” Macr in zyne Touriee-zingen op deze Onderrichtingen antwoordt hy zelf met Hippocrates: ,, het bloed van eene gezonde vrouw vlocid uit de baermoe-der , hoedanig wy het uit een flachtofFcr „ zien vloeijen, namclyk verseh en zeer zui-j, ver, want indien de offerdieren niet zeer „ gezondzyn, kunnen zy den Goden geene aen-gename offerhanden wezen:” en hy onder, neemt aldaer(§) de onrcdclyke cn verkeerde be-

(♦) f’iti. Comment, torn. 4. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;633.

( ) S 694. Aö. 5.

(J) Confer, iliam L. c. § 667.

-ocr page 191-

Koorts àer Kraemvrouwetu 1I7 l^pgrippen der fchryveren'te wederleggen. Hier pic wordt dan gemakkelyk opgemaekt, hoe* danig Boek have over deze ^aek gedacht heeft, en het blykc dat Johnstone op deze gingen nooit genoegzaem gelet heeft, want indien hy zulks gedaen had, zoud« hy, mynes bedunkens, zich omzichtiger gedragen hebben.

Jo. Bapt. Bursertus de Kaniefeld (*) heeft onlangs zeer wel over de koortfen der kraemvrouwen gehandeld, en met Rive-Riüs en Willis vastgefteld, dat der-zelvcr oorfprong nu deze, dan wederom gee* ne, cn derhalve veelvuldig is, waerom niet Hechts de voorzegging, macr de genezing zelve noodzaeklyk moet vcrfchillen ; doch hy is van gevoelen dat de kracmkoorts der he-dendaegfchen geen nieuwe,of ecne onderfchei-den foort van ziekte is, macr eene foort van hevige raacgkoorts (f; min of meer kwaed-aertig, rottig cn faemgefteld, en dat zy dezelfde genceswys vordert, die de overige maeg-koortfen , inzonderheid de kwaedaertige en rottige, vereisfchen (§}.

Ge-

(*gt; Tnlïit meii nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;anno v. I ƒgt; 311.

Febris gaftiica. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;c. p 32^,

-ocr page 192-

188 ï^erliWflelin^ over de

Georg, Frid. Christ. FucHsf*)ftclt deze koorts uit onzuiverheden der eerfte we-Çen oorfpronglyk , die eene toevloeijing van het zog naer de buikingewanden, en vooral naer die, welke tot de ontvanging en verlosquot;-fing dienen, cn met de borsten eene onderlinge famenfpanning voeden, ten gevolge heb-'ben. Ujt welke ophoping van zog eene ont-ileking der darmen , van het netvlies , deï cijernesten cn der trompetten van Fallopius geboren wordt : daerom zegt hy dat die koorts Hechts eigenlyk de koorts der kraemvrouwen moest genoemd worden, die met pynen in het bovenfte gedeelte van den buik gepaerdgaet, zoo dat dezelve het wczenlyke en altoos aen-wezend toeval uitmaken.

In het franfche geneeskundig dagfchrift Gazette de Santé ( wordt eene befchryving van eene doorgacnde kraemkoorts gegeven,zoo als zy van het jaer 1774 en vervolgens in het grootc ParyscHc ziekenhuis (l'hotel de Dieu') gcheerscht heeft. Eene herhaelde befchryving van dezelve ziekte leest men in een an, der

(*) fti D’/f. iiiaug. de febre puerpernrum Jenæ Cl) Zieraniiiie 1782. du 47. 'Jeiftzier Np. 4.

-ocr page 193-

Koorts der Kraemvrouwest. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ipg

f{er dagfchrift van Lions (*), ook moet geenszins overgeflagen worden het verhael over deze zeergevaerlyke ziekte, en dcrzelver zeer eenwouwige geneeswys door den geleerden PARYsche geneesheer Doulcet uitgevonden , onlangs by de Koninglyke geneeskundige maetfehappye te Parys op den 6 van herfst-rnaend 17Sz. voorgedragen, en door dezcl-\’e in het licht gegeven : en nademael my, terwyl ik dit fehreef, door de heuschheid van myncn vriend,den beroemden I’Heritier, een afdrukfel van het zelve ter hand gekomen is, mecne ik dat het den Iczcren niet onaen-genaem zyn zal , dit gefchrift by wys van Aenhan^el op het einde van deze verhandeling te vinden. Het zelve maekt ook gewag van eene dergelyke doorgaendc k'quot;3enikoorts, die van het einde van het jaer 1782. in het ziekenhuis van het dorp VaugisarT hcerfchende, door den zeergeleerden geneesheer Doublet waergenomen is; als ook van eene andere, die onlangs in Geneve opge-merkt is door den zeergeleerden de la Roche, een zeer vermaerd geneesheer aldaer.

En

O rEsffit de! fourneaux M. de Juin 1782. p. 32*.

-ocr page 194-

Verhandeling over de

En dewyl de zeerkundige ooggetuigen j înyn byzondere vriend, D. l’HERiTiERi nu op de PARYsche Heelkundige fchool voornaem hoogleeraer , my onlangs «zyne nieu've en zeernaeuwkeurige waarnemingen zeer vriendelyk heeft medegedeeld , heb ik het, met toeftemming van dien zeer bekwamen man, niet ondienllig geoordeeld insge-lyks een affchrift van zync brieven, achter myne verhandeling te voegen , dier hier door mynes bedunkens, ten minfte eenige waerdy en fieraed zal bekomen. Hier uit zal bly-ken, dat deze ziekte eene zeer heete koorts is, vergezeld met raeuwigheden in de eerfte wegen en eene zeer fcherpe pyn in den buik, de kracmvloed in de meeste blyvende vloeijen , en eindelyk met eene uitftorting van eene groote hoeveelheid weiachtig, geronnen en zeer bedorven zog in de holligheid van den buik, zoo dat hier op de dood fchielyk volgde : de aderlating is fchadelyk geweest : zachte braekmiddeïen, die tevens den buik openden , cn verdunnende dranken hebben deze zeer hevige en andere gemelde ziekten verdreven. Den gunfligen lezer naer de öp-

-ocr page 195-

Koorts der Kraemyrouven^ tçt gegeven verhalen wyzende, eindig ik hier de gefchiedenis van onze ziekte. (*}

(^Het vervolg in het lilde Stuk.^

Naerdien de Waernemingen over en proe. ven met de byzondere foorten der lucht thans meer dan ooit vermenigvuldigen , en der-zel'

(*) De volgende Waerneming van den Heer F A. v A N Lier, Meel, Doeïor te Rotterdam, fchynt ons toe hiej niet onvoeglyk plaets te verdienen.

Zeekereaenzienlykevrouw te Assen, in het landfehap Drenthe, beviel op den 25 July var. het jaer 1783. van eene dochter : de kraemvrouw was zeer voorfpoedig , kreeg eeiie goede hoeveelheid zog van eene goede hoedanigheid , had goeden eetlust en was zeer wel.

Maer in den nacht van den agtften Augustus ont-ftond ’er te Assen eene geweldige brand; hier door was zy wel eenigszins verbaest, doch dit was van geen gevolg; ondertusfehen was haer man naer den brand gaen zien. Dees nu zeer aendoenlyk van geftel, en daer by een weinig zieklyk zynde , kwam fchielyk wederom te huis en ging voor het bed van zyne vrouw zitten, het welk hy naeuw. lyks deed of viel op zyn (loei in bezwyning : hier door ontftelde de kraemvrouw zoodanig dat zy mede bezweek, doch beiden kwamen wel rasch wederom by hunn« kennis.

Uaegs daer na was de kraemvrouw vry wel, maer de kraemvloeijingen hielden op.

*s Avond*

ll) Lockia,

-ocr page 196-

yerlianieling over de

Éelver kennis inderdaed van zeer grooten invloed is op de Geneeskunst, hebben wy gë. oordeeld dat het onzen lezcren niet dan aeh-genaem konde zyn indien wy hun een uit-trek-

’s Avonds voelde zy eenige huiveringen , doeh men floeg hier geen acht op. ’s Nachts (liep zy weinig eii voelde op (atiirdag ochtend eene geweldige pyn in haer hoofd, de flinker mam begon Üerk te zwellen, wierd hard en ieer pynlyk; de regier mam was zagt, (lap, niet pynlyk en ’er ontlastte zich öok uit deze zog het geen in de lih-ker mam weinig of niet plaets had. fJet kind wilde niet zuigen, en de lyderes was koortfig ’s Avonds ten 7 uren nam de koorts een weinig af, doch zy was zeer zwak of liever afgemat. In dendaerop volgenden nacht fliepzy zeer ongerust en was altoos voornamelyk aen de linker zyde koud en huiverig. Op zondag ochtend was het zog in de flinker mam geheel verdwenen; had zware hoofdpyn en was koortfig.

Tot nog toe Was ’cr niemand tot hulp geroepen als miS-fchien cenige onde wyven, op welker aenrading mogelyk ook een pleister op den (linker mam gelegd was (*).

Ondertusfehen verhefte de koorts wederom en wierd zeer hevig; in den namiddag kreeg de lyderes geweldige pynen in den flinker fchonder, arm, dye en been van dé flinker zyde , terwyl zy over de regter zyde in ’t geheel niet klaegde. ’s Avonds wederkomende onderzocht ik terflond hoe het met den polsflag gelcge.h was, en naerdien zy met de regter zyde naer my toelag

(•) Dil w«s «Ie pkisttr van Swirtwoul, wier !n de bygelovlgé ♦feuwen een frooi vrrmofen fte'len rm fce« xog te verdryvenk en dus, xoo dcielve eenige kragt had, waer aen ik »eer rwyffel, Koude xy hier hel tegendeel heblien moeten uitwerken van het gee» bet oegintrk was, namelyk, 0« het *og wederom aacr de bors-, ten te brengen.

-ocr page 197-

Koorts der Kr dun vrouwen, trekfel van eenige brieven, aen ons door een der grootfte verbanden in onze Nederlanden, wy raeenen den Wel Ed. Heer J. van der Kemp Med. Doctor te Middelburg gefchreven, me-

Jag deetl ik gevoiglyk dit aen deze zyde ; maer tot my-re groote verwondering vond ik denzelven natunriyk ; hier op ( dewyl men van het geval zulk een’ grooten ophef had gcmaekt ) onderzocht ik den polsdag aen de flinkerzy de, en dezen bevond ik zeer rad en ongeftadig. Zy klaegde my over hevige pynen in den (linkerarm, de deye «n het been, als mede in de mam van dezelfde zyde.

Ik gaf in de eerfte plaets zulke middelen, die de uitwa-deining konden bevorderen. Tot dit oogmerk liet ik de lyderes een afkookfel van gerst, waerin falpeter ontbonden was, drinken ; daerenboven liet ik de pynlyke deelen met een’ wannen flanellen lap , en de flinker raam met een’ lap, met rooden wyn bevochtigd, wryven. Hier op liep men my toe, dat dit niet konde gefchieden ;dewyl de lyderes de pleister van Swartmout op die raam had. Niet» tegenftaende alle de goede getuigenisfen die my van deze pleister gegeven wierden, gebood ik dat zy ’er aen» Honds afgenomen moest worden ; naerdien ik derzelver krag» ten niet kende. Hier werd flerk voor de pleister geftre-den. Doch de kraemvrouw verzocht my , indien ik het goed vond, dezelve te willen afnemen, ’t welk ik ook deed. Toen Wreef ik zachtkens de mam met warmen rooden wyn, om door deze prikkeling het zog wederom naar de horften te lokken. Na de aenwending van deze midde-Jen had ik het geno.egen dat de lyderes matig begon uit-•tewaderaen, doch klaegde toen over buikpynen, en zeide 'my,dat zy in geene 4 dagen ftoelgang had gehad: hier op raedde ik het zetten van eene klistéér aen, maer da zieke wilde hier in niet bewilligen ; toen fchreef ik buiköpenende middelen voor.

J[L Deel. IL Stuk. N nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Doch

-ocr page 198-

194 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling over de

mededeelden. Wy doen dit te meer, dewyt wy grond meenen te hebben om te hopen, dat het zelve in het vervolg zyne verdere nuttigheid in de behandeling van een aller-ge.

Doch deze zaek op my alleen niet durvende nemen fchrcef it een’ brief a en den hoogleeraer Verschuur te (iRONiNGEN, waerin ik ,zoo naennkeurig als my de tyd toeliet, alles ter ncderftelde, wat ik konde , met ver., zoek van zyn oordeel hier over te mogen weten. Dezen nacht nu fliep de lyderes vry wel : zy begon uiitewade-meii; en den volgenden ochtend hoorde ik, tot myn genoegen, dat de kraemvloeijingeu wederom te voorfchyn waren gekomen, doch in eene kleeiie hoeveelheid; de •pyn in het hoofd, en aen de geheele flinketzyde, waren minder; de lyderes kreeg ftoelgaug, én de koorts was zeer bedaerd; men befpeurde ook wederom een weinig zogs-J doch het kind wilde niet zuigen ; waerop ik haer 'aen. raedde eene zuigfter te nemen, om|door het (zuigen de af. fcheiding te bevorderen : dit gefchiede terftond, en men haeldei’er eenig zog,’t welk zeer wit van kleur, en, naer het zeggen van de zuigfler,zeer zout van fmaek was, uit. Ik ging intusfchen met de aengewende middelen voort, behalve met het zacht buiköpenend middel; naerdien ’er floelgang genoeg was. Deezen avond nu, zynde maendag den lï van'Augustus, ontving ik antwoord van gemeldet! Hoogleeraer, het welk behelsde, dat de beste middelen waren,de uitwaderaing te bevorderen en het zog we-•derom,door wryvingen en ftovingen, naer de borden te lokken ;'welkeaenwyzingdoormy in achtgenomen was: doch myn hooggeachte Leermeester raedde iny,dat ik,in ftede van rooden wyn, liever witten wyn, zoude gebruiken ; omdat de eerstgenoemde r als fterk famentrekkende, fomwylen mögt terug dryven, dat, om aen de overige wyzing te voldoen, na-melyk ter bevorderinge van de uitwademing,verzachtende af-kookfels van gepelde gerst,havergorr amp;c. met weinig fal-pe-

-ocr page 199-

JCoorts der Krasmvrowwen. ‘fÿy

......

gewigtigst onderwerp van de GeneeeSkunst kan hebben. Wy hebben alle de uit trek fels der derfcheiden brieven in de gedaente van eene verhandeling gebragt, eo hopen hier door onzen zeerhooggeachcen vriend nief. te,,gullen beigen. ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'-'i/ '

peter gémêngd ,liet'best waren; dus h«d ik hieraen ook voldaen. Daerenboven oordeelde dé Hoogleeraer noodza-kelyk te zyn, dat detyderes iets gebruikte , om de onregelmatige beweging , die ’er in de vaste deelen plaets vond, te doen bedaren. Tat dit einde rehreet'hy eene uitmelking vaa de verkoelende zaden met de fyripus difiCodii'io(ir,it\smamp;Az poeders, uaervan ieder uit een halfvierdeloots falpcter ea even zoo veel witte fuiker beftond, en dat, voor het Qverige « de ftoelgang door verzachtende klistéren moest bevorderd worden ; doch, dewyl ’er iloelgang genoeg was, kondea wy dezejoutberen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' -

De lyderes werd by aenhoudenheid beter, doch kreeg pyn in de maeg;en de eetlust ging weg: dit dacht ik werd door het gebruik van de falpeter verx)rzaekt,en hield derhalve ’er mede op , maer’lier haer integendeel, drie mael daegs, 05 druppels van de Tr»' rad. heleni met water innemen* waerop deze ongemakken verdwenen en de lyderé» fchciddéjden 19e»van dezelfde maerjd,lne,{het gebruik v»a alle geneesmiddelen uit. De geftrf'ude .melk» in de Oioke^ jn»m was door de aéngewende middelen quot;ontbonden ; de pynen hielde« op;’ eene goede hoeveelheid van Zog weri ’er.afgeklmuid en het kind wilde wèder;on» zuigen.-jtondag, d'eh j van September, deed de lyderes haeré kerkgang « is jtcer.welvarende. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;

-. ,A .....• ’iyz nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nY'- e

I .j 1

.1^' quot;t’, quot;dif •* .

Na nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BÉ«

-ocr page 200-

Befcliryving van eenen •«

B E s CH R Y VIN G gt;nbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vlt; t

VAN E E N

AV E ‘ R K T U I G,

Dienende om de zuiverheid der dainpkringlucht uit de inkrimping , welke dezelve door ver-menging met Salpeterlucht ondergaet, aftemeten.

' 'S. Y. Vi S T Y. AFDEELING.

OogwerÄ: en Samenftelling van het Werktuig.

De verfchillende werktuigen, welke van tyd tot tyd door de liefhebbers der Natuurkunde, met oogmerk om daer door de zuiverheid der dampkringluchtuit derzelver in« krimping met falpeterlucht te beoordeelen , onder den naem van Eudiometers (*J uitgedacht zyn , zyn alle (voor zoo ver my die bekend

Luchtgefteldheidmeter.

-ocr page 201-

J*



-ocr page 202-

-ocr page 203-

LucJitgeJteldhetSmèiei^


19X1


Irend zjm )’ ohdêrhévig aen twee gebrek én /’dié * de prdefneiniwgenVtot welke zy‘gefchikt zyri^;^ önnaeuwkeufigquot;‘eii'ïnoeijelyk rriakeri? ’

ff. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3--iquot; c .lt;i ‘'W

, nr ; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ■lt;■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;§ 2?‘quot;quot; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'f-.'-'Ol

1 , 3 'rT' rn 3c'.’ 'leb’/' free rr

•'Het ecpfte is^-dat men dé vloèiftóf jf’dóör ivelke men de' lücbt’in betf''tverktuigquot;'begeerfe te bepalen, in eene aenmerkclyke Hóeveelh'éid ftoodlg heeft. Déze“ noodzak'elykhcid is zeer belemmerende, wanneer deproeven met ccriïJ ge andere ftOfFen,' dan wateFj b.'v. kwikzilver , kalkwater ,'opïosfingen jftireh, “loög-^ middden-, aerd-, of métaéïzoutën , ’ oliën'J wyngeest enz. gefchiedeh'^’moeten, en doet dezelve niet Hechts ten uiterftc moeijelyk, maer ook fomwyleri r'teneenemael onuit-

.’'jiihb'w 333 ym

voerlyk zj^n.


' -jïnjni

Een tweede gebrek ’ïs”, ^at men de maet der inkrimpinge niet met die naeuwkeurigheid, welke het doeleinde der proefneminge niet zelden vordert , nemen kan 5 want indien de beide lüchtert-'onvermcngd j en afzon de r-lyk, in de buis’^ «waerin derzelver inkrimping zal afgembten' worden , geftort worden, kan dezelve niet eng genoeg vallen, om eene ge-

rin-

-ocr page 204-

îçSr BeJcJtryvin^ van eenen

ringe rverminderingj in de uitgebreidheid der lucht aentetoonen ; naerdien de vermenging falpeterlucht met, gemeene. lucht in eene naeu-we pyp niet dan zeer langzaem en gebrekkig toegaet; en wanneer men’ beide luchten in een wyder vat vermengt, voor dat men 'die in deyafmetingbuis overilort, zal men geen’ ftaet kunnen rmaken optde hoeveelheid dey vaste hicht,’ welke men -in het water ver^ liest , , welke grooCer of kleener zyn zalr naer maete_ de_ kolom waters door welke da. lucht opkllr^men moet , of de oppervlakte Welke rdezel^^, aen. het water aenbiedt, meer of minder uitgebreid, of de.tyd der vermen-ginge langer of korter is, enz. -

Om deze beide ongemakken yoorteko-men, heb ik my een werktuig doen vervaer. digen waervan ik de afteekening hier byge-voegd heb , en welks famenftelling ik hier knrtelyk befchryven zal, • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'.”3 ■' ''

^fci-r'yinïjs:!-'. .n ■ .; op.’ rui-'r; j'jin . nar■■ jO':q nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ e ■ ; '

IlOiJ . ■’T/// r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■■’-i f3

-i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een glazen pypj iets meet

dan, i lj?nen.5.over het kruis, wyd.. De lengte VAn Ç, P iamp; S duim Rynlandsch, van D 4^.,dMim5:n,.jVgfi..E H aj duinaen. Pe\hoek

-ocr page 205-

'LucJitgefleldheidmeter. ^199 Ç-D'E is half regt, en E H even^’dig met Ç-D. Deze pj^p eindigt aen het boveneinde in een’ tregter G , wiens inhoud tweemalen grooter is dan de inhoud van de pyp C D E H.

Óp het einde C D is eene andere glazen buis ABC, evenwydig met E H , geplaetst, hebbende ccne middenlyn van 8 lynen , eene lengte van byna 6 duimen; dezelve iS boven én beneden met eene affluiringfchuif van verguld koper,A en C, voorzien , als mede van een derde B tusfchen A en C zoodanig ingele-geh, dat, wanneer deze drie fchuiven gefloten zyh, de ruimte'tusfchen A en B begrepen byna tweemalen zoo groot zy, als tus-fchen B en C, zynde'déze wederom omtrent I minder dan de inhoud van de pyp D E H. Op deze buis is een tregtertje van koper F geplaetst , welks opening i. duim middenlyns heeft.

: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• y nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;§ 5.

- Dit gefiel is op eene tinnen plaet, a h c d e f g vastgezet, door middel van drie fchroeven, ach-tcr aen de huisjes der affluitingfehuiven ftaen. de ; en een’ bamd , boven by H om de naeuwér pyp liggende- 'Op de plaet is eene fchael gé. fneden, op welke de verdeeling van den inhoud der pyp D E II in gelykedeelenis aangewezen,

N 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van

-ocr page 206-

itod nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Èefbhryving van eenen

van welke er 2000 gelyk zyn aan den inhoud van B C. De telling in deze fchael begint van beneden opwaerds, en de hoofdverdeelingen zyn, door het inftorten van evenwigtige hoeveelheden kwikzilver in depyp H E D, gevonden, .. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;§ 6.

Eindelyk zyn uit de punten, n en p, twee lynen, n o en p q, loodregt óp het hellend gedeelte der pyp D E getrokken, welke het begin en einde eener fchael bepalen , waerby bet gedeelte der pyp , o q, in 300 deelen verdeeld is, de telling van beneden opwaerds Voortgaende.

§ 7-

Behalve het voorfchreven werktuig moet men eenige glazen pypen, aan het eene einde hermetisch (*) gefloten, in gereedheid hebben j welke alle faemgenoraen zoo veel kwikzilvers houden kunnen als het gedeelte C B der buis A C ; deze moeten omtrent dezelfde wydte hebben, als de pyp CDEH, en met eene fçhael voorzien zyn welker afdeelingen gelyke hoeveelheden van kwikzilver , als die van de fchael van den eudismeter, afijieten.

TWEE-

, O Lqçhtdlgt,

-ocr page 207-

Luchtgeflelàheidmetcr. •


20 t


I_______

tweede afdeeling.

Gebruik van het ITerktuig.

Wanneer men de zuiverheid der damp-kringlucht, of liever de hoeveelheid der zoogenoemde gedephlogisteerde lucht, welke in eene gegeven hoeveelheid dampkringlucht voorhanden is, door behulp van het befchre-ven werktuig onderzoeken wil, fluit men de fchuif C, en dompelt de wyde buis A C in een’ bak met water , de tregter F naer bovengekeerd zynde , waerdoor de buis A C vol waters zal loopen. Als dan keert men het werktuig het onderfle boven, zonder den tregter F uit het water te ligten, en men hangt het in diervoegen over den rand van den bak, dat dezelve in de infnyding der plaet bede fluite, en E H buiten den bak, doch de buis A C binnen den bak, in het water hange.

De eudiometer in dezen fland geplaetst zynde, laet men de falpeterlucht door den tregter in N 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de

-ocr page 208-

202 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Befchryving van eenen

\

de buis A C opklimmen , totdat het gedeelte C ß ^daarmede gevuld, en volkomen vaji het water ontledigd zy , waerna men de fchuif B toefluit. Op dezelfde wys vult men het gedeelte ß A met de dampkringlucht , nadat men de overtollige bellen falpeterlucht, welke zich in dit gedeelte bevinden mogten, ’er uitgelaten hebbe, en men fluit de fchuif A.

Deze beide fchuiven moeten niet gefloten worden, dan nadat men het water ten eene-mael uit het gedeelte , het welk men af wil fluiten, heeft laten loopen, en de oppervlakte van het water in de buis met de oppervlakte vanhet.water in den bak waterpas gebragt heeft.

lo.

Vervolgens neemt men het werktuig geheel en al uit het water, en plaetst het in deszelfs vorigen ftand , waerna men de pyp C D E H met zulk eene vloeiftof vult, als men tot het bepalen der lucht verkiest te gebruiken, en welk ik, in ons geval, vcronderftellen zal kwikzilver* te zyn, en neemd de hoogte, op

wel-

Wanneer de proefneming met kwikzilver gefchied, is betnoodig de fchuiven, vooraf, met olie tebeftryken;oui dezelve voor het kwikzilver te beveiligen.

-ocr page 209-

Lwhtgeßeldheidmeter- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;203

wdke dezelve in de pyp D,E ftaet, op de, fiîhael naeuwkeurig waer.

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cdcL -

■J: r' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■

Eindelyk opent men de fcbui^ Ç, en v’cr-yolgens .ß, waerdpor de falp.eterlücht gelegenheid verkrygt van zieh mét äe' dampkring-hicht te vermengen, en met deszelfs ^edephlo'-gisteerd gedeelte,terwyl beide zieh in eene on-begrypclyk kleene riiimte famentrekken in fal-peterzuur te Vß,r.anderen. Ingevolg van deze fnkrimping en yérmindering der”lucht, zal het kwikzilver in de. pyp , CD EH dalen, en door deszelfs ^lïarid^de hoegrootheid det in-krimpimg op d^.pç^âel aentoonen, welke men vindt, wanneer men de hoogte ^'die het kwikzilver na het openen'der fchuiveh^behoudt, aftrekt van de hoogte, tot welke de pyp was gevuld geweest.

1 i; ‘- b .SC .. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

By het waerneemen van deze hoogte moet men in acht nemen het werktuig in zulk eenen ftand te houden, dat de oppervlakten van het kwikzilver in beide buizen in het zelfde zigt-ëinderlyk vlak liggen, welk oogmerk men best

be-

-ocr page 210-

204 Èefchryvîng van 6èfÛn

bereiken kan, door op een regtftandig vlak eenige gezigtëinderlyke lyncn'öp den afftand van omtrent { duim van elkanderen te trekken , en in de bovenfte etene pin te flaen , aen welke men het werktuig, doormiddel van het gat, onder de'^'fetter A tfe zién, hangen kan, en zoo lang önihraeijep ^’^tètdat eene der geï melde lynen door beide dê oppervlakten ga. '

- - . Ç n- ''inc ■. ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ f

Wyders .moet men zofg dtagén '■’van de pyp ,C D, E H -tot. zulk eene hoogte te vullen, dat', wanneer^men ,.het werktuig,in den ge-melden zigtöindetiykcn ,ftand (.§ lï) plaètst^ de oppervlakte van'het kwikzilver' in deze pyp deszelfs ,as ïegthoekÏg ,,_of byna regthö^ekig dooiTnyde. Om hier 'in wekte Hagen, déèlc men de maef der’inkrimpinge, welke men vóórziet by de proefneming te zullen plaets héb. ben, door 20 : het quotient wyst op de korte fchael de plaets aen ,' tot welke het kwikzilver behoort te dalen, om, wanneer de arm D E loodregt op den gczigtëinder ' gehouden wordt, met het kwikzilver in de buis.A C even hoog' té .flaen. Wyders merkt men op de groote.fchael het punt aen, het welk met het gevonden punt op de korte fchael over

een-

-ocr page 211-

LucJitgefitldJieidmeter. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ao5

eenftemt, en men vergaêrt by^bet- zelve de gegiste inkrimping. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

5 14-

By deze fom voegt men nog de daling welke het kwikzilver in de pyp C D E H on-dgrgaet, onaflianglyk van de inkrimping der lucht in A B C‘, ontftaende uit; het uittrekken der fchuiven C en B, welker plaets door bet kwikzilver jngenomen wordt, j Om deze reden moet men, vooraf, door opzettelijke proe-vçn onderzoclit,hebben, hoeveel deze daling bedraegt , het. geen best gefchieden-kan , door ABC geheelënal , en CD E H tot eene gelyke, of meerder hoogte, met kwikzilver te vullen, en naeuwkeurig de verandering, welke ’er inderzelverhoogte, door het uittrekken van ieder dezer fchuiven afzonderlyk, en faem-genomen, te wege gebragt wordt, waerte-nemen. Als dan zal de fom, uit deze drie getallen faemgefteld, de hoogte aenwyzen, tot welke de pyp C D E H gevuld moetjWorden.

§ ly-

Het fpreekt van zelf , dat' de 'daling van het kwikzilver, uit het uittrekken der fchuiven voortvloeijende , wederom van de hoogte, tot welke de pyp C D E H gevuld is g«'

-ocr page 212-

2o6 Befcltryyîng ran eenen

geweest, afgetrokken moet worsen, wanneer men uit derzelver verfchilvan de 'hoogte, welke het kwikzilver,na het nemen der proeven^ behoudt, volgens § ii, de hoegrootheid van da inkrimping der lucht afieidcre'’. '

.?'• nbsp;nbsp;nbsp;§ 16,.

- Wanneer de proef met zoodanige dampkring-luchc genomen wordt, welkers inkrimping mèei; bedraegt dan de geheele inhoud van de pj'p CD E H, en men deze' inkrimping voor het' in het werk ftellen der proefneminge voorziet, moet men niet flechts de pyp tot by het einde der fchael vullen, maer daerenboven ( na de hoogte van het zelve aengeteekend te hebben^ eene zoodanige hoeveelheid van kwikzilver in het vaetje G ftorten, als men oordeelt noodig te. zullen hebben, welke hoeveelheid in eene der pypen,“ in §7 gemeld, afgemeten wordt, Maer indien men deze inkrimping niet voorzien heeft, en geheelënïl van d'en sert der lucht, welke men beproeft, onknnd’ig is, heeft men alleenlyk eene bekende hoeveelheid van kwikzilver afzonderlyk in gereedheid te houden,om het te laegdalend kwikzilver in de pyp CDEH, gedurende de inkrimping zelve*, naereisch der omftandigheden, te kunnen aenvoUen.

DER-

-ocr page 213-

’^JLücJitgeflelâheiimettr.

-U------——------■

derde afdeeling.

Bereiding en beproeving der Salpeterlucbt.

• i

De falpeterlucht wordt geboren uit de fa-mcnftelling van falpeterzuur met eenige vuurvoedende ftof, en deze ontwikkelt zifih, wanneer inen het falpeterzuur op zoodanige '0 ftolFenftort, als metalen,oliën,wyngeest,enz. en de falpeteriucht, op deze wys bereid, is doorgaens zeer voldoende, indien het falpeterzuur zelve flechts zuiver genoeg zy ; maer dewyl dat geen, het welk men te koop vindt, veeltyds met vitriool - of {zeezoutzuur , of yzerdeeltjes, enz.befmet is,is de falpeterlucht, welke men, door ontbinding der metalen,, ia hetzelve verkrygt, niet zelden met vlamvat, tende- zeezout- of vitriooliucht vermengt , welke niet nalaten derzelver deugd te verbasteren. paerenboven verandert flechts een gering gedeelte van,het ^falpeterzuur, op deze, wys, in falpeterlucht; dcwyl zich het grootfle gedeelte met de ftof, welke het ontbindt, vef-eenigt; makende met metalen een metael-2out,met oliën eene zuurezeep, met wyngeest*

een

-ocr page 214-

20? nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Befchryving van^ttnen

een aiher , enz. Deze reden, gepaerd met da moeijelykheid van telkens zuiver falpeterzuur te bereiden , heeft my naer een middel doen uit. zien, om het zuur , het welk in de falpeter voorhanden is, van deszelfs loogzout afcedry-ven, en tevens de gedaence van falpetcrlucht te doen aennemen.

§ i8.

Dit kan gefchieden, door het falpeter met eenige vuurvoedende ftof te vermengen , en het mengfel aen de werking der hitte blootte-ftellen. Doch men moet toezien , dat het zelve zich niet ontfteke; want dit gefchiedcnde, wordt het falpeterzuur niet flechts uitgedreven , maer vernietigd, f*) Na verfchciden proeven-met houtskool, fuiker, gezwaveld j^zer, zwavellever enz. , genomen te hebben , in welke men eene geringe hoeveelheid falpeter-lucht, met eene meenigte bedorven- vlamvat-tende- vaste- en andere luchten vergezeld , bekomt , heb ik uit zwavel met kryt, om de aenfteking te beletten, vermengdvry goede falpeterlucht getrokken, fchoon dezelve met eene aenraerkelykc hoeveelheid van vaste- en

. al’

Gedestrueerd,

-ocr page 215-

Luclitgejielàlteidmeîef-, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;409

tdkalifche lucht befmet, en het kryt in levende kalk veranderd was.

§ 19-

* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;W nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f '

Om deze reden heb ik hst kryt in het vervolg weggelaten , en, in ftede van het zelve verkalkt kragtdadig zout(*) gebruikt, als zyn-'de een voortbrcngfcl van dcnzelfden aert, als üit de zwavel en Het falpeter, na het uitdry-ven van deszclfs zuur , geboren worcFt, etl eene ftof, welke geen vaste lucht, gelyk het kryt, fchcen te zulleö uitleveren.

I.

Dit mengfel heeft volkomen acn myn oog* raerk voldaen , en de wys, waerop ik het zelve thans bereide, is de volgende.

§ 10.

- Neem

Bloem van zwavel, XV. gr. i Fyngeftoten falpeter, dr. I.

Verkalkt kragtdadig zout, of het over-blyffel der voorgaende bewerking,in poeder, dr. IIL

I Meng alles onder elkander 5 in eenen gla.. zen mortier, tot een fyn poeder.

Dit

O Sal polychrestus caleinatu».

il Deel. JL S(uk, O

-ocr page 216-

210 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Befcliryving van eenen

Dit poeder ftort ik in een kleen aerden kruikje, hoedanige onder dennaem van inktkruikjes verkofc worden, het welk met een doorboorde kurk, waerin eene koperen kromgebogen *pyp fteekc, gefloten wordt. Vervolgens leg ïk het kruikje op eene test met vuur, en plaetfe het einde van de pyp in een’ bak met water-Zoodra het kruikje warm wordt, wordt de gemeene lucht, welke zich daer binnen ophoudt, uitgezet, en door de pyp uitgedreven. Wanneer men ziet dat de luchtbellen, uit de pyp opklimmende, en op de oppervlakte van het water berftende, een’witten damp van zich geven, kan men verzekerd zyn, dat het fal-peterlucht is, welke uit de pyp te voorfchyn komt ; dewyl deze evenwel met eenige bedor-ven lucht, uit de, in het kruikje overgebleven , dampkringlucht geftooten , vermengd kan zyn, is het best, eenige van deze bellen te laten ontfnappen , en dan eerst een glas, met water gevuld , en omgekeerd, boven dc pyp te ftellen , om daerin de overige falpe-terlucht te ontvangen, welke doorgaens een wei-

-ocr page 217-

Luchtgeflzldheiimeter. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lü

weinig méér dan 40 cubicq^ duimen bedragen zal. (•)

§ 2t.

Wanneer men, tot deze bewerking, een glazen retort je ff), of een ander doorfchynendglas gebruikt, zal men können waernemen, dat^ zondra de warmte in het glas groot genoeg zy, óm de zwavel te doen fmelten, de ftof geel, en eindelyk roodachtig wordt, dat ten zelfden tyde de lucht in het glas met roode dampen vervuld wordt, niettegenftaende de lucht in deri ontvanger geene kleur heeft ; dat kort hierna de ftof oogenfchynlyk begint te gisten, en witte, ondoorfchynende , dampen optegeven ; als wanneer ook de luchtbellen deze zelfde witte dampen in den ontvanger overvoeren.' Ten gelykentyde zet zich aen het glas een korst opgeheven zwavel ; niet lang daerna houdt deze gisting op, de lucht in het glas wordt volkomen helder, en de onderfterand van deri opgeheven korst verlaet het glas , en trekt

, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zich'

(*) Men moet de hitte niet al te langzaem vermeerde-fen; dewyl in dit geval een groot gedeelte zwavel vooraf opgeheven wordt, en de falpeterlucht naer evenredigheid minder ii.

- (t) Kromhals je. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. '

O s

-ocr page 218-

tl» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Befchr'jving wn eerkn

zich,in eene kleener oppervlakte, faraen; oók komt de lucht helder, en fteeds in minder hoe-veelheids over; de witte damp,in den ontvan-ger,zakt tot op de oppervlakte van het water, vormende daer, gelyk ook op onderfcheiden plaetfen,aen de zyden van den ontvanger,een* ligt géien korst, welke zuiver zwavel is. In* dien men dan de pyp van het retortjä, terwyl het nog op het vuur blyft ftaen , afneme en hetzelve meteene kurk naeuwkeurigfluite, en, koud geworden zynde , wederom opene, zal men zien, dat de lucht in het zelve, voor eenigen tyd , hoog rood wordt. Alle deze verfchynfels verklaren zich zelf. De overgebleven ïlof in het glas weegt doorgaens omtrent 20 azen minder, dan voor de bewerking; en men kan het vitrioolzuur uit het zelve door zeezoutzuur uicdryven. Wanneer men eene grooter hoeveelheid zwavel neme, zal de gis-* ting, en het geweld , waarmede de falpeter-lucht uirgeftootcn wordt, wel grooter, en de witte nevel dikker zyn, doch de falpeterlucht^ zélve, welke men op deze wys bekomt, noch in hoeveelheid , noch in deugd, overtreffen dio geene, welke men door 15 azen verkrygt.

-ocr page 219-

■ Luc'ktgeflelâ'heictmetcf'^, îI3

,• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5 22.

Deze falpeterlucht bewaer ik in glazen, op water ftaende, en kan niet bemerken, dat dezelve hier door zonderling in kragt afneemt, al blyft zy aen het water een’ geruimen tyd, en met eene groote oppervlakte, blootgefteld; indien flechts de lucht niet door het water gedrukt, of de glazen fterk gcfchud worden. Ook komt het op een klecn verfchil in de kragt der falpeterlucht niet aen; mits men de proeven met dezelve neme, gelyk in § 30. enz. 1 befchreven wordt. Doch dewyl het fomtyds noodig is de kragt der falpeterlucht, welke men gebruikt, naeuwkeurrg te kennefi, zal ik hier de manier, op welke ik meen, dat men dezelve kan afraeten, opgeven.

§ 23’

Men moet,namelyk,eene bepaelde hoeveef-heids falpeterlucht, b. v. 100 deelen , eensklaps vermengen onder zoo veel dampkringlucht als; in ftaet is, om dezelve zoo veel te verminderen , als zy by mogelykheid door dampkringlucht verminderd kan worden ; waertoe 3 toe 400 deelen meer dan genoeg zyn, en de vermindering in eene enge, daer toe afgedeejde^

O 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;buis

-ocr page 220-

314 Bcfchryving van tenen. *

buis afraeten. Deze vermindering bevind ik, met de zoo even befchreven falpcterlucht, omtrent 120 deelen te bedragen, welke trap van zuiverheid ik meen uittedrukken, wan» neer ik zeg, dat de kragt der falpcterlucht is I. 2. waermede ik te kennen wil geven, dat I deel falpcterlucht in ftaet is, om eene in, krimping van i. 2. deel te veroorzaken. Op deze wys zal men het betrekkelyk vermogen der falpcterlucht können bepalen , dat is des-zelfs vermogen können vergelyken met dat van falpcterlucht, welke met de gegeven in kragt verfchilt: doch wat het afmeten van de vol-ftrekte zuiverheid der falpcterlucht betreft , van deze zal ik,in de volgendeafdeeling,eerst çenige melding können maken.

S 24-

Wat de re^ificatie der falpcterlucht aengaet, het doet my leed niets daer omtrent te können zeggen. Meenigmalen heb ik gepoogd de falpeterlucht van de bedorven lucht , waermede zy doorgaens vergezeld is, te ontlasten, raaer tot nog toe daerin niet komen flagen. Ik heb falpeterlucht in water , wseruit ik te voren de gemeene lucht gekookt had, opgelost, vermoedende, dat dezelve als dan dit be, ' nbsp;nbsp;? nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dor-

..u.

-ocr page 221-

LucliigefteldJieiimeîer. 215

dorven gedeelte zoude achterlaten ; te meer , wanneer ik ondervond , dat de overgebleven falpeterlucht verergerd was; doch de opgeloste lucht uit het water, wederom dooi- hitte uitdry-vende, bevond ik deszelfs kragt tot op 0.3. verminderd te zyn, welke verergering ik van de geraeene lucht, welke nog in het water overgebleven kan zyn, afleide.

§

Den oorfprong dezer bedorven lucht toe-fchryvende aen de gemeens lucht, die in het kruikje, na dat het grootfle gedeelte daer uit. gedreven was, overig mögt zyn, hoopte ik iets te zullen winnen, met de gemeenc lucht van deze bewerking ten eenenmael uitteflui-ten. Om hier van eene proef te nemen, vulde ik een glas, welks bodem kegelachtig hol was, met gekookt water, en ftelde in het zei- ’ ve een glaesje, omgekeerd en vol met derge-lyk water, den mond van dit glaesje plaetfeh-de over een lood kwikzilver, het welk ik op den bodem van het eerfte glas had laten loo-pcn. Dit gefchied zynde tapte ik het water, door middel van een hevel, uit dit glas, alleen-Jyk ’er zoo veel in latende, als noodig was,, om de buitenlucht uit het omgekeerd glaesje

O 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te

-ocr page 222-

il6 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Befchryvîng van eenen

te weren. Voorts goot ik zoo veel falpeter-zuur by het water, als vereischt wierd, om het in een gej)ast fcheivo,cht, voor het kwikzilver , te veranderen. Dus rees de falpeter-lucht, welke door de oplosfing van het kwik' zilver zich ontwikkelde, in het glaesje op, zon. der eenige gemeenfehap met de buitenlucht te hebben; doch deze falpeterlucht beproevende , was ik niet weinig verwonderd derzelver kragt te vinden = o. 33. De proef herhalende , doch yzervylfel in llede' van kwikzilver gebruikende , ontvong ik falpeterlucht, wier kragt was - o. 43.

---------r-“----------1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'-------

VIERDE AfDEELING.

Handleiding om, door het befclireven IFerktuig, de volßrekte zuiverheid der dampkring-lucht te bepalen.

5 26.

Uit de gemeenfehap, welke de dampkring-lucht met de oppervlakte van den aerd-kloot oefFent, kan een ieder reeds van voren genoegzaem opmaken, dat dezelve noodwendig vervuld nfoet zyn met eenc meenigte vaa dam-. i

-ocr page 223-

'LiichtgifleldTieidmeter^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;d ï 7

dampen, wier getal zoo groot, en wier hoe^ danigheden zoo verfchillende zyn , dat men het een’vergeeffchen arbeid rekenen raag de-xclvcn te wiiien optellen, ófbefchryven. Onder alle deze kunnen wy evenwel Hechts ééne, welke,indienzy met cenc gepaste hoeveelheid falpeterlucht vermengd wprde ,quot; een mengfelfa-menftelt , bet welk de gedacnte van damp flflegt, en die van eene vloeiftof aenneemt, welke in allen opzigte gevonden wordt falpe-terzuur te zyn. Deze damp is onder den naem van gedsphlsgisteerds lucht bekend.^

§ 27-

- Al het overige der dampkringlucht, het •Welk zich met falpeterlucht, op de gezegde wys, niet vereenige , indien het Hechts de kalkäerde niet onoplosbaer in water make, o.nder den invloed der gcdephiogisteerde lucht niet in een zout verändere, geene vlam vatte, raaer integendeel die van brandende ligcha-men uitblusche , en in eene hitte van 32®. op •Fahrenheit’s fchael degedaente van damp,be-' ■houde, begrypt rnen onder den naern van ge-pjilogisteerde, of bedorven lucht; omdat de uit. vinders dezer namen dezelve aengezien hebben als voor bet grootfte gedeelte gedepJüogis-

Os nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ' teer-

-ocr page 224-

el s nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;SefcJtryving van eemn

teerde lucht, welke»door eene reronderfteldè vereeniging met phlogiston, zoodanig veranderd is, dat zy tot het verbranden der vuurvoe-dende ligchamen, ’ als mede tot de ademhaling der dieren, onbruikbaer geworden is.

§ 28.

Ik zal my bier niet inlaten in het onderzoek van de gegrondheid dezer veronderftel-ling, het geen duidelyk zoude aenloopen tegen het oogmerk dezer afdeeling, waerin ik my Hechts voorgefteld hebbe den dienst, weiten men zich van den eudiometer belooven kan, en àe manier, om dezelven daertoe te gebruiken, eenvou-wig aentewyzen : het geen ik niet ten eenen-mael overtollig reken ; omdat het my toe-fchynt,dat de weêrkundigen (*) ons, tot hiertoe , noch omtrent het een noch omtrent het ander eene genoegzame onderrichting gegeven hebben. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_

§ 29-

De dampkringlucht', afgezonderd van die dampen, wier kenmerken in § 27 opgege-ven

C) Meteorolosi.

-ocr page 225-

Lucktgf.ftddheiilmeter.

2X9

vçp. zyn , kan men dus aenmerken als een çiengfel, uit gedephlogisteerde en bedorven lucht faemgefteld, en men bepaelt deszelfs volfirekte zuiverheid door de reden uittedrukken , in welke de hoeveelheid der gedephlogisteerde lucht ftaet tot de geheele hoeveelheid van het meng-fel ; maer deszelfs opzigtelyke zuiverheid wordt pitgedrukt door de reden, in welke de hoeveelheid van het gedephlogisteerde gedeelte in eene gegeven hoeveelheid dampkringlucht ftaet tot de hoeveelheid der gedepJilogisteerde lucht ineene andere,doch gelyke,hoeveelheid dampkringlucht. Het is klaer, dat men door de kennis van de volftrekte zuiverheid der dampkringlucht een volkomener denkbeeld van derzel-ver famenftel verkrygt’, dan door het naerfpeu. rçn, der opzigtelyke zuiverheid alleen ; en de. wyl men zich, tot nog toe,tot het onderzoek der laetstgemelde fchynt bepaeld te hebben , zal ik kortelyk trachten aentewy-zen , hoe men de volftrekte zuiverheid der dampkringlucht uit derzelver inkrimping met lalpeterlucht, mynes oordeels, kan opmaken.

§ 3°-

Hiertoe is, vooraf, noodig, dat men de inkrimping, welke de dampkringlucht,uit hoofde

van

-ocr page 226-

aio nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sefchryvfn^ van eenen

\’an derzelver vereeniging met falpeterlucht, on-dergacn kan, afmete. Dit is geenszins zoo gemakkelyk als het in den eerften opflag toe-fchyneh moge. Althans, geen der voorfchriften, welke ons, door natuuronderzoekers, tot dat einde,aen de hand gegeven zyn , is voldoende, om dit oogmerk te bereiken. Want,dewyl falpeterlucht in het water oplosbaer is, fpreekt het van zelf, dat, indien men met de damp-kringlucht eene grooter hoeveelheid falpeter-liicht, dan tot derzelver verzadiging vereischt ' worde, vermenge, en dit mengfel door water bepaeld worde , de overblyvende falpeterlucht, immers voor een gedeelte, in het water zal opgelost worden, en tiaerdoor eene vermindering van lucht veroorzaken, welke ten onregte aen de zuiverheid der dampkringlucht zoude toegefchreven worden: en indien men zich van eene meerder hoeveel heid der falpeterlucht bediend , zal ’er een gedeelte gedepkla-gisteerde lucht onverminderd overblyven, waer-door men, in het beoordcelen van de zuiverheid der dampkringlucht,onvermydelyk eenen tegcnovergeftelden misflag begaen zal.

§ 31'

•' Uit deze aenmerking kunnen wy Jigtelyk 'opmaken , welken ftaet ’er op de proeven door

-ocr page 227-

LtKlitgefleliheîim'eier. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;azt

dcbr Priestley, Ingenhoüsz, Fontanà, en anderen, naer het voorfehrife des eerstgemel-den, omtrent de zuiverheid der dampkring-luchc genomen, maken zy? want dewyl, volgens de manier van den eerstgenoem-den , gelyke hoeveelheden dampkring- en ïalpeterlucht, in een glas vermengd, een’ ge-ruimen tyd(f) aen de werking van het water blootgefteld worden, en vervolgens door eené vry grootc kolom van water opklimmen, mag' men veilig befluiten, dat in de proeven van Priestley de zuiverheid der dampkring-lucht hooger opgegeven wordt dan zy inder-daed kan geweest zyn. In die van Ingen-Housz is de mistasting nog grooter; naerdien hy niet Hechts evenveel dampkring- en falpe-terlucht in’water vermengt, maer nog daer-çnboven de oplosfing der falpeterlucht in het water bevordert door beide, gedurende dertig /(conden, ondereen te fehuddenfg). Deze is de reden, waerom de inkrimping der lucht in zy-ne proeven zoo veel grooteris, dan in die van Priestley, met dezelfde hoeveelheid van beide luchten genomen , bedragende in die . v»n

(*) On air, vol. IK Int rod. pas 30? S’ vtfZ. K Int red. pos- '9

(I) Somtydseen' geheelen naçbt. On air v«/. IK’pag.^it ^5) E,xp, upon Ksotabki, pdgy 278 , ens,

-ocr page 228-

t22


Befchryving van èmcn


van Priestley fomwylen o. 8o, doch bj Ingenhousz o. 94, in welke laetftebegroo-ting ik my verzekerd houde, dat een misflag van ten minfte o. 38 deelen plaets hebbe. Doch de manier, op welke F on Tan a zyne proeven neemt, door Ingenhousz als de naeuwkeurigfte befchreven, ƒaengeprezen, en naergevolgd, is juist de ergfte van allen f*). Hy voegt by de vermenging en fchudding der lucht met water een grooter overwigt van fak peterlucht, waerdoor noodwendig eene grooter hoeveelheid van deze lucht door het water moet verflonden worden.

§ 32.

PRiESTtEY heeft in het eerst de gevolgen van dit gebrek, door den verfchillenden uit-flag, welken zyne proeven, in verfchillende om-ftandigheden, hadden opgemerkt (f), en eeni-gentyd daerna zelf de oorzaek , ten minfte voor een gedeelte, ontdekt (§^, doch geen middel aen de hand gegeven, om het zelve te verhelpen: hy heeft alleenlyk voorgeftagen van ön-

(*) /èi/i. p/tg. 14^ , e«2,

, ( ) 0'1 «ir, vol. ly. pag. n, ''CS) On air, 5gt;p/. pag, t8o,

-ocr page 229-

Lucht gefieldheidmet er.


-223


onder de dampkringlucht, in plaets van eene gelyke hoeveelheid, een weinig minder, doch meer dan de helft falpeterlucht,te vermengen^*). Deze verandering vermindert het gebrek wel, maer neemt het zelve geenszins weg, en lact de proefnemingen , in gevallen , welke eene naeuwkeurige afmeting vereisfchen, even on-beflisfchend als te voren.

§ 33-

Daer zyn nogthans, zoo het my voorkomt, twee wegen , langs welke men het gemelde gebrek geheel kan weg nemen. De eerfte beftaet in het vermengen der dampkringlucht met zulk eene hoeveelheid falpeterlucht, als juist vereischt wordt, om dezelve te verzadigen, de tweede in het bepalen van de luchten in den eudiometer door eene vloeiftof, welke buiten ftaet zy om de overtollige falpeterlucht optelosfen. Indien men de eerfte verkieze inteflaen , moet men vooraf de kragt der falpeterlucht, welke men gebruiken op de in § 23 befchreven wys, afmeten, eir^rvolgens met dezelve, volgens het voor-fchffit van Priestley, de inkrimping der ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;damp-

* O On air, vtl, pag. 182.

-ocr page 230-

,224- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bsfchryvîng van Penen

dumpkringlueht onderzoekerr, met dit onder, fcheid, dat-men de Iuçhren,na ^erzelver vermenging, zoo min als mc^ogiyk^y , aen de wer. king van het water bloot moete ftellen. Laet ons , om tevens met het voorfchrift een voorbeeld ter opheldering by te brengen, ver-onderftellen dat de bctrekkelyke kragt der ialpeterlucht ~ i. 14 , en de-inkriraping van loo dcelen derzclve met 100 deelen dampkring! ucht = 7$, welke , indien de proef op de wys van Ingenhousz genomen waren 94. dieelen zoude bedragen hebben.

§ 34’

Dewyl nu 100 deelen falpeterlucht in ftaet 2yn om eene inkrimping vanii4 deelen te ver* oorzaken, is het duidelyk , dat deze zelfde hoeveelheid meer dan genoeg was, om de ge-vonden vermindering van 75 deelen te wege te brengen; en deswegens moet men de proef herhalen met eene zoodanige hoeveelheid fal-peferlucht als,ter veroorzakinge dezer inkrim. ping, juist gefchikt is, welke .hoeveelheid (in de veronderftelling, dat de gemelde mindering geheel afhangt van de verzadi, ging, der gemeene lucht met falpeterlucht') door de bepaelde kragt der falpeterlucht ge-• mak'

-ocr page 231-

huclitgefleliheidméter' 1* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ '

ioakkelyk gevonden wordt: want gelyk .\de inkrimping^ tot welke loo deelen falpe.terlucht noodig zyn (in ons geval 114) is tot 100, zöo is de gevonden inkrimping (75) tot de hoe-: veelheid der falpeterlucht, welke tot dezelve vereischt wordt, dat is byna 66. De proef f * nbsp;nbsp;nbsp;...... \ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ nbsp;nbsp;{

met ^6, deelen falpeterlucht herhalende zal men geenszins eene inkrimping van 75, maer flechts eene yan 66 deelen bekomen. Hier uit kan men. befluiten, dat,, indien 66 deelen niet in ftaet waren om eene inkrimping yan 75 deelen te veroorzaken^ een gedeelte van deze inkrimping in de vorige proef moet afgehangen hebben van eene vreemde. oprZaek,' en deswegens veranderd men de derde termi in de gemelde evenredigheid, in 66.,, waer .door de vierde byna ^8 deelen falpeterlucht zal aen-wyzen. Met deze hoeveelheid falpeterluchtzal de inkrimping 61 deelen bedragen.. Deze wederom in de derde plaets der evenredigheid ftellende, vcrkrj’gt men in de vierde 53^ , welke eene inkrimping yan 57 deelen veroorzaken zullen ; deze volgens de berekening 50 deelen vereifchende, herhaeld men de proef ten vierdenmale met 50 deelen falpeterlucht, waer i^oor men 56 deelen inkrimping vinden zal^^ Welke den waernceraer tot 49 deelen wyzen . ii.Deel, II, Slukgt; P nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;znl..

-ocr page 232-

5'25 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Befchryving van eentn

zullen, en die men inderdaed bevinden’ zal de gemélde inkrimping te können veroorzaken.

§ 35.

Op deze wys vindt men, hoedanige verbe« tering de proeven met gelyke hoeveelheden dampkring-enfalpeterlucht,in \Vater genomen, Vereisfehen , zynde het klaer, dat in het aen. gehaelde voorbeeld van de 94 deelen, welke men verliest, wanneer gelyke hoeveelheden dampkring- en falpeterlucht in water ge. fchud worden , ’er flechts ^6 zyn, welke in het bepalen van de betrekkelyke zuiverheid der dampkringlucht in aenmerking moeten genomen worden, en dat de verdwyning der overige 38 deelen aen de oplosfing der overtollige falpeterlucht in het water moet toege-fehreven worden. VVy kunnen ’er te gelyk uit afleiden, dat men, deze manier van verbetering volgende, veilig de proeven begin, ncn kan met aenftonds 50 deelen falpeterlucht (mits dezelve niet zeer flccht zy) met 100 deelen dampkringlucht te vermengen « door welke handelwys men de proefneming zeer veel bekorten zal.

De

-ocr page 233-

Lucht ^efteldheidmtter. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»27

§ 3lt;5.

De tweede weg , die men kan inflaen, om den misflag in het begrooten van de inkrimping der lucht,uit het oplosfen van een ge* gedeelte der overfchietende falpeterlucht in het water ontftaende, te ontwyken , beftond 33) ill het bepalen van de lucht in den eudiometer, door eeneftof,in welke de falpeterlucht niet opgelost wordt. In het begin dezer proefnemingen verbeeldde ik my, dat’er niets geraakkelyker zyn zoude dan eene zoo. danige.vloeiflof te vinden, en dat ’er geen ,meC meerder zekerheid, aen het gemelde oogmerk voldoen zoude , dan water, het geen reeds vooraf opzettelyk met falpeterlucht verzadigd was. Doch ik was niet weinig verwonderd, wanneer ik zag , dat water, met falpeterlucht volkomen verzadigd, de in den eudiometer overfchietende falpeterlucht byna evengretig, als te voren het gemeen water, verflond; waer uit ik te gelyK gewaer werd, dat de verdwy-ning der overtollige falpeterlucht in den eudiometer geenszins enkeld, en alleen van deszelfs oplosbaerheid in water, als zoodanig, afhangt.

P 2

Doch

-ocr page 234-

22 8 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sefehr y ving van emm

§ 37-

Doch de reden van het gemelde verfchyri-fël is de^e. De falpeterlucht wordt niet in eene aenmerkelyke hoeveelheid in water opgelost , ten zy men die met het water eeni-gen tyd fchudde. Maer wanneer men de falpeterlucht met den damp van falpeterzuur ver-eenigt, gefchied deze oplosfing veel gereederj en in eene grooter hoeveelheid. Dus lost water, het geen niet falpeterlucht verzadigd is, nog eene groote meenigte van falpeterlucht, met falpeterzuurdamp vermengd, op ; waer varï de oorzaek ligt na te gaen is, alzoo falpeterlucht, met gedepblogisteerd falpeterzuur vermengd, zelve in falpeterzuur veranderd wordt. De-wyl nu ïnderdaed in den eudiometer falpeterzuur gébooren wordt, is het gemakkelyk te begry-pen, dat daer door de Overgebleven falpeterlucht oplosbaer gemaekt moet worden in water, het welk buiten deze omftandigheid geen meer falpeterlucht zoude aennemen,

5 3 ».

Doch zulk eene oplosfing heeft geen plaets in water, bet welk met vaste lucht verzadigd is, en het is deze ftof, welke men tot het in-

-ocr page 235-

Luclitgefleldheidmetcr. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;229

înfluiten der falpeterlucht in den eudiometer gç-bruiken kan ; dit kan veel geraakkelyker ge-fchieden door de pyp C D E H van het bc-fchreven werktuig met eene oplosfmg van vaste lucht in water te vullen, dan in proeven met den gemeenen eudiometer genomen. Of ’er buiten de gemelde oplosfing eenige andere vloeiftof zy, welke tot het zelfde oogmerk ^oude können, dienen, is my tot nog toe onbekend. Want fchoon kwikzilver , en ten hoogften gephlogistetrd falpeterzuur, de falpe-* terlucht niet oplosfen , kan men ligt be-feffen, dat deze om andere redenen tot de gemelde proeven m.inder gefchikt zyn. Moge-lyk evenwel zoude men zich van kwikzilver können bedienen, indien men maer deszelfs op-pervlakte door eene zeepachtige ftof, bj^tend loogzout, of eenig ander gepast middel,tegen het falpeterzuur beveiligde.

§ 39-

Schoon men de proeven ter bepalinge van de inkrimping der dampkringlucht, in zuiver water genomen, op de in § 33 en 34 befchre-ven wys verbeteren kan , zal men desniet-tegenftaende altoos de inkrimping grooter bevinden , dan wanneer men de proef in mephi.

P 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tisch

-ocr page 236-

2^0 BefcJtryvîng van einen

tisch water neemt. De oplosfing van de vaste Jucht, welke door de verzadiging der damp-kringlucht met falpeterlucht geboren wordc in Iict water, welke geen plaets kan hebben, wanneer de proef op de laetstgemelde wys genomen wordt, is de reden van dit verfchil ; en het is uit dezen hoofde, om niet van de omflachtigheid, en langdradigheid der proefneming te fpreeken, dat ik dezelve niet flechts als korter en gemakkelyker, maer ook als naeuwkeuriger, boven de eerstgenoemde acnpryze.

§ 40.

De hoegrootheid der inkrimping, welke eene zekere hoeveelheid dampkringlucht met eene genoegzame hoeveelheid falpeterlucht onder-gaen kan, bcpaeld zynde, heeft men tevens de maet van deszelfs betrekkelyke zuiverheid, dewyl deze inkrimping in eene ftandvastige reden ftaet tot de hoeveelheid der gedephlogis-teerde lucht, welke in de dampkringlucht voor handen is. Dewyl nu, wanneer ’er eene volkomen verzadiging der dampkringlucht met falpeterlucht plaets heeft, de raaet dezer inkrimping de fom is uit al de gedeplilogisteerde lucht, welke in de dampkringlucht beftond, en de zuivere falpeterlucht, welke tot deszelfs ver-

za-

-ocr page 237-

LuchtgeßzliJieiimetar.


231


zadiging vereisfcht wordt,zoude men uit deze inkrimping de hoeveelheid der gedephlogisteerde lucht,datis (§29) de volïlrekte zuiverheid der dampkringlucht, kunnen vinden, indien men wist,met welk eene hoeveelheid zuivere falpeter-Jucht , eene gegeven, hoeveelheid zuivere gedephlogisteerde lucht verdwynen konde. Want Hellende zulk eene hoeveelheid gedephlogisteerde lucht = a, die der zuivere falpeterlucht, welke met dezelve verdwynt - y, de gevonden inkrimping “ b, en de hoeveelheid gedephlo-gisteerde lucht in b = x, zoo zal de hoeveelheid der falpeterlucht in b zyn ~ b- x, en a ; y “ x : b ~ x ab - ax“ X y ab“ ax - X y a b nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

----- “ X

' a- y

§ 41.

Wat nu de reden a : y aengaet, het is waer, dat Priestley in een aenmerkelyk geval waergenomen heeft, dat 200 deelen falpeterlucht ftiet 100 deelen gedephlogisteerde lucht ge-noegzaem geheel verdweenen zyn , flechts een overblyffel van tbb deel van het geheel achterlatende. Dit gering overfehot veronacht-

P 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;za-

-ocr page 238-

aji nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Befcliryving van etnen

zamende, zoude men hier uit können opmakken , dat a : y - I : 2 was. Maer het is ze-* k'er dat wy op deze proefneming van Priest-Ley even zpo weinig ftaet kunnen maken, als op alle de overigen, op dezelfde wys genomen, zynde het ten hoogfte waerfchyri-lyk, dat zich een aenmerkelyk gedeelte der fal-pcterlucht met de gedepMogisteerâ'e lucht niét verecnigd hebbe, maer met het falpeterzuur vermengd in het water gedrongen, en op deze wys verd weenen zy. ’

5 42-

Dcwyl het my tot nog toe niet gelukt iS gedepJilogisteerde en falpeterlucht van die zuiverheid’ te bereiden , dat beide famen, zonder eenig overfchot na te lateo, zouden können verdwynen, en ik derhalve geen gelegenheid gehad heb om de proefneeming van Priestley onder de noodige verbetering te herhalen , heb ik intusfchén getracht de reden'van a ; y te vinden door het bepalen der waerdy van xi Tot 'dit einde heb ik in eenen glazen kromhals, gevuld met dampkringluchf, welkers betrckkelyke zuiverheid was - o. 5, 2‘ Rhynl. cubiegduimen in water opgeloste zwa. vellever gegoten , en met den mond- in een » nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kom

-ocr page 239-

Lucht geJlilàheidmster. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C 33.

^om, met eene dergelyke oplosfing gevuld , ge-field, de Thermometer op dien tyd ftaende op 66’. De kromhals 20.44 duimen inhoudende, fpreekt het van zelfs, dat ’er op dien tyd 17. 94 duimen lucht in waren. Na verloop van 48 uren vond ik de dampkringlucht in den kromhals volkomen bedorven, en verminderd te zyn tot op 14. 14. duimen, welke men echter op 14. oy, duimen rekenen moet, alzoo de Thermometer, by het eindigen van de proefneming, tot op 69’. gerezen was, waer uit ik konde opmaken, dat ’er 3. 89 duimen gedephlogisteerde lucht in de zwavellever gedrongen waren , en, de-wyl ’er in den kromhals geen gedephtogisteerds lucht meer overgebleven was, dat de hoe. veelheid der gedephlogisteerde lucht tot de hoeveelheid der dampkringlucht, waer uit dezelve getrokken was, ftond - 21. 68 : 100. De-wylnu met deze zelfde dampkringlucht b was - 0.53., en X =: 21.68 , zoo was de hoe veelheid zuivere falpeterlucht, welke met x Verdwynen konden “ b - x z: 31. 32, en der. halve a:y- 21. 68:31.32., daer dezelve, volgens de proef van Priestley, gefteld zoude moeten worden “ 21. 68 : 43. 36.

Hier

-ocr page 240-

234 BefcJiryvîng van eenen

§ 43-

Hier door worden wy te gelyk in ftaet gefield , otn uit de betrekkelyke zuiverheid der falpeterlucht (§23) des zelfs volftrekte zuiverheid, dat is,de hoeveelheid van het met damp-kringlucht verdwynbaer gedeelte eener gege. ven hoeveelheid falpeterlucht te ontdekken, dewyl ’er uit blykt, dat in alle gevallen de maet van deszelfs betrekkelyk vermogen tot deszelfs volftrekte zuiverheidftaet r 53:31.32.

Deze zyn de dienften, welke men zich van den Eudiometer tot nog toe beloven kan ; zy bepalen zich, naer myn inzien, ( ten minften voor als nog) tot het afmoeten van de zoo betrekkelyke , als volftrekte zuiverheid der dampkring- en falpeterlucht : want wat het voorgeven van fommigen aengaet,als of dit werk, tuig gefchikt was, om de gezondheid van den dampkring te beflisfen, en deszelfs trap af te meeten, het is duidelyk, dat het zelve, na. demael dit werktuig ons niets leert omtrent de foortonderfcheidende eigenfehappen van dat gedeelte der dampkringlucht , het welk door geen falpeterlucht verminderd wordt, eene loutere kwakzalvery is , en wel eene zoodanige, welke te gelyk eene onverfchoon.

ly-

-ocr page 241-

Lu clitge/lsldJi£îlt;imeîer, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;235

lyke onkunde, aengacndc den invloed van ver-fcheiden in den dampkring orazwervende, en nadeelige uitvloeifels, op de. gezondheid der dieren verraedt.

Na het afdrukken van deze Verhandeling fchreef onze vriend het volgende ;

Myne gedachten zyn gevallen op eene bewerking, waer door men, zonder den in de derde afdeeling gemelden omflag, de volftrekte zuiverheid der falpeterlucht af kan raceten; want ondervonden hebbende, dat falpeterlucht het vitrioolzuur uit eene oplosfing van yzer in het zelv’cn uitftoot, en zich raet het yzer verbint, en daer door geheel verdwynt, allcenlyk de bedorven lucht, waer mede zy Vermengd is, agterlatende, heeft my de verzadigde oplosfing van yzervitriool in water een gepast middel toegefchenen om de vol-ftrekte zuiverheid der falpeterlucht te bepa-len. Het (in decerfte afdeeling) befchreven werktuig, is zeer gefchikt, om deze vermindering der falpeterlucht door de gemelde op. losfing af te meeten, vullende men de geheele buis ABC met de eerst-, en de pyp C D E U met de laetstgenoemde ftof.

De-

-ocr page 242-

23lt;^ Befchryving van tenen LucJttgeßeldheidmeten.

Deze losmaking van her vitrioolzyur is met acnmerkelyke verfchynfeleïi vergezeld, in wel, ker verklaring ik my nu niet kan inlaten. Ik zal Hechts aenmerken, dat de oplosfing van het vitripol de eigenfçhappen van een zuur, eni eene donker bruine kleur, gelyk die van de oplosfing van yzer in falpeterzuur, ver-krygt, doch dat zy deze hoedanigheden we* derora verliest, en in de vorige oplosfing vap yzervitriool verandert , wanneer zy eenige uren aan de openlucht wordt blootgefteld, als dan even bekwaem zynde om tot een volgende proef gebruikt te worden als te voren; vertoonende dus dezelfde verfchynfels, welke plaets hebben, wanneer men falpeterzuur met de oplosfing van yzervitriool vermengt.

BRIEF

-ocr page 243-

J»37

BRIEF

VAnDEnHEER

DE G R U S O Nj Heelmeester te Middelburg, OVER EENE

NIEUWE WYS o M ettergezwellen

TE OPENEN.

ii^el Ed. Zeergeleerde Heeren !

Ik heb niet zonder verwondering gemerkt , dat het openen van ettergezwellen, door het inbrengen van eenen dracc, reeds federt vele jaren in Schotland zoo algemeen,in ftede van de voorheen gehruikelyke wys van dezelve in hare gehcele lengte met eene door-gaende infnyding te openen, in oeffening ge-bragt, in ons land tot hier toe niet flechts buiten gebruik, maer zelf onbekend fchynt gebleven te zyn. Toevallig van de wys dezer be'

-ocr page 244-

23s Brief van den Heer de Grusom behandeling , en de voordeelen, welke mèn meende daer mede te zullen bereiken, kennis gekregen hebbende, zyn myn de redenen, die voor dezelve kunnen aengevoerd worden, zoo aennemelyk voorgekomen, dat ik niet geaer-zeld heb dezelve by de eerstkomende gelegen, heid werkftellig te maken : de uitilag is zoo. danig geweest, dat ik my verpligt gerekend heb deze kunstbewerking onder het oog my-ner land- en kunstgenooten te moeten brengen, en (behoudens hun beter oordeel) ter naervolginge aen te pryzcn, het welk dan ook het voornaem doelwit van dezen brief aen UEd. is.

Wat de kunstbewerking zelve aengaet, als mede de daer uit voortvloeijende voordeelen, gefteld tegen over de nadeelige gevolgen, welke de opening van groote ettergezwellen in derzelver geheele lengte niet zelden naer zich lleepen, deze zyn zoo juist, en volledig' door den Heer Benjamin Bell, heclmees. ter te Edinburg, in deszelfs verhandeling over de Zweeren, in het Jaer 1779 herdrukt^ be'fchreven, dat ik niets beter doen kan dan den lezer tot dit gefchrift zelf te zenden : de. wyl het evenwel meer dan waerfchynlyk is, dat velen myner kunstgenooten dit werk niet

-ocr page 245-

óver ^et openen van Ettergezwellen. 239 nîet zullen bezitten, meen ik hun geen ondienst te zullen doen van uit het zelve een uittrekfel van alles, wat deze kunstbewerking betreft, hier in te lasfen.

Bladz, 77. (zegt hy) „ Deze zyn de ver-„ fchillende wyzen van ettergezwellen met „ het mes te openen! zÿ zyn echter alle, ge-„ lyk men by ondervinding gewaer wordt, j, met verfcheiden ongemakken vergezeld, en „■ in ’t byzonder, dat zoo dra eene infnyding „ ineen gezwel gemaekt wordt, al de ftof, wel-„ ke ’er in beflooten is, op cens plotfeling „ zich ontlast , waer door dikwerf flaeuwten „ en andere onaengename toevallen veroor-„ zaekt worden; en dat (het welk in alle ge-„ zwellen van eene groote uitgeftrektheid „ met zeer nadeelige gevolgen altoos verge-„ zeld is ) eene groote oppervlakte van de ,, zweerende wonden aen de open lucht wordt „ bloot gefield.

,, De kwade uicwerkfels der lucht op alle „ foorten van verzweeringen zyn aen ieder „ beoeffenaer genoeg bekend, maer deszelfs ,, verdervelyken invloed op een .verschgeö-„ pend ettergezwel , is inderdaed menigwerf „ verbazend: voor eerst veroorzaekt het eene

-ocr page 246-

•/4O Brief van den Heer de Grüson

„ geheels verandering in den aert van óch 5, etter, makende dikwerf die van eene goede „ ftof tot een dun en niet behoorlyk ge-„ kookt etterachtig vocht: (*) voorts ver-j, wekt het een fnelJe ( gejaegde) polsllag, ver-„ zwakkend nachtzweet, en andere toevallen j j, èenc uittèerende koorts , welke, indien de 5, vergadering van ftof van eerie aenmerkely-„ ke hoeveelheid geweest is, in eenen korten ,, tyd doorgaeris eindigt met den dood van ,, den lyder, of in eene wezenlyke teering ,, welke ten laetrten op dezelfde wys een ,, einde neemt.

, ■ • • , ■ ...

„ Ik heb gelegenheid gehad van dit in zeer 5, vcele voorbeelden waertenemen, en ik denk „ dat ’er geen reden is om te twyfelen, of 5, het is alleenlyk het toelaten van de lucht, j,‘ heé welk alle deze kwade, toevallen veroor-„ zaekt. Dat dit indefdaed zoo is blykt dui-„■ delyk hier uit : dat uif een groot aental ly. „ ders , die met dergelyke kwalen behebt 5, zyn geweest, velen gedurende eenen aenmer-„■ merkelyken tyd^ met groote ettergezwél-3, leh, ten vollen gevormd, zonder het ge. 3, ringfte teeken van eene uitteerende koorts.

C*) Sanies.

-ocr page 247-

fivtr Äei optnen van Ëtttrgexweïlen. 24!

J, geworfteld hebben , maer wanneer deze ,, flechts iets meer dan zeer middenmafige ' „ groote hadden, weet ik geen voorbeeld, j, waerin het ettergezwel met eenc groote j) infnyding geopend is , waerby niet fchier „ alle de toevallen van eeneüittecrende koorts gt;, plaets gegrepen hebben, en dat wel in het „ algemeen in minder dan 24 uren, vandentyd „ der opening afgerekent. ”

Na dat de heer Bell , hier op zyn gevoelen , aengaendc de wys op welke de damp-kringlnchc dit bederf in den etter veroot-zaekt en het opflurpen van dezelve bevorderd, heefc laten volgen, gaet hy, op bladz* 80, aldus voort;

„ Uit overweging hiervan bïykt het, dat „ men de grootfte voorzorg gebruiken moet, „ om , zoo veel mooglyk , het inllaen der „ lucht op de inwendige oppervlakte van ydcre ,, holligheid, welke etter in zich bevat, voor-„ tekomen, en dit zien wy op cene gemakke-„ lyke en krachtdaedige wys gefchieden „ door het inbrengen van een feton^ in ftede ,, van toevlugt tot een bytend middel of het ,» fnymes te nemen.

ll Deel II. Stuk. Q,

„ De

-ocr page 248-

J^rief vM (len TJecr dê Grusoï?

C'• ■» • c I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;~

.,, Deze .mariier van dg ingczwollcn opge.

7,-floten 'ettpr , door hef inb/engen van een feton X te, pntlaften , heeft aïlc de.voordcè-.5, len, welken mep van het doorfnyden yerwa^.

ten kan ; lt;laei'ei)bovcn. ontlast het de flof niet plotfeling, inaer allcngskens, het et-, jj, tergezweh mag zoo groot zyn als het wilj sï het belet op eene genoegzame wys den in-5, vloed der open luebi; het is gcmcenlyk méc veel minder pyn en ontfteeking vergezeld;.

^55 ook is het lidteeken daer door veroorzaekt,. ,»5 minder lastig noch ook onzienlyk, zoo als vaek by eene groote infnyding. plaets beeft.

„ In het Koninglykeziekenhuisalhier, wier. 5^ den voorhcön, zoo wel groote als midden-.

matige ettei gezwellen, op de gewone wys }j door wyduitgcflrckteinfnydingcn, geopende 3, de gevolgen waren even als reeds gemeld r M is ; vele lydcrs vervielen tot zulke hard-^ 5, nekkige uitteerende koorrfen , dat zy ’er ..j, nooit van opkwamen, en anderen, fchoón sj zy voor een’ tyd beterden , wierden gemeen. ; }, lyk , ten uitterfte verzwakt zynde, dOor ,1, andere ziekten aengetast, van welken zy » zelden volkomen genazen.

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;q‘ - lt;nbsp;•, fktdï

-ocr page 249-

*' r ƒ quot;T .quot; r ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■' nï h’

ïver liet openen van Ettergezwellen. nbsp;nbsp;24j

■*,' Doch federt de feton in dergelykc gezwçl-

I.” 5’

3}

3J

33

33

*

3gt;

' 33

' 33

Icn in algemeen gebruik geraekt is, hebben \vcinige, o?gcene, van deze onacngename oih-ïtandigheden itand gegrepen: yele gezwellen van dc grootfte foort zyn op deze wys geopend, en het is met de lyders, zoo.zy anders van cene goede gcfleldheid waren 3 altoos wclgegacn , waer by men riog dit voordeel hùd , dat de genezing gemeenlyk is voltrokken geworden, en weinig meer dan de-helft van den tyd, die men door-j, gacns noodig vond, wanneer men zieh'vâil 5, cene ruimer infnyding bediende.” ■’ Wyders gaet de heer Bell, bladz. 8 3, ovér -om-cene befchryvihg van do bewerking zelve te geven, waar uit ikfdewyl zy niets ongc,Z'

Woons bevat) flechts het zakelyke, benevens €onjge bygavoegde onderrichtingen waerop .men, by de bewerking, acht dient té geven ,

Zal mcdedeclcn.

De bovenftc opening wordt met een laizcety en de benedenfte op het ftompc einde van een dlevigj'en, naar ycreisch v\an het geval, miti» of meer gebogen JUlet^ het, welk aen het ap. der einde een oog, met de ïlreng voorzien j^ft, en door de gemacktc wonde in het ge^

Q 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zwel

-ocr page 250-

244 van ten Heer de Grüsow

Z'Aæl gebragt is, met een Bi/louri gemaekt, op die plaets, waer men het ftompe einde van het flUet in het laegfte gedeelte van het gezwel van buiten gevoelt.

Deze benedenfte opening moet grooter zyn dan de bovenfte, want zoo het tegendeel plaets heeft vloeit de ftof zeer ligtelyk door de bovenfte opening uit; ’t geen altoos met on« aengename omftandighedcn voor den Jyder vergezeld is, welke op de gezegde wys gemakke-lyk voorgekomen worden.

Om de ftreng gcmakkclyk te doen glyden • moet men dat gedeelte, het welk men in het , gezwel wil brengen , met het een of ander verzagtend fmcerfel beftryken.

Dus

-ocr page 251-

over het openen van Ettergezwellen. 24J

D'JS verkrygt men ecne regelmatige en langzame ontlasting van de ftof; de wanden van het gezwel trekken zich allengskens famcn, en men houdt eene geringe ontfteking en raeuwigheid op derzelver oppervlakte aen den gang: eene omftandigheid waer door zy ge-fchikt worden om in een veel korter tyd vast’ famcn te groeijen, dan anderszins gefchieden zoude. Wanneer de ftof begint te verminderen moet de dikte van de ftreng ook traps-wys verminderd worden, met, om de twee dagen, of daer omtrent, ecndraed uit deftreng wegtenemen,

r Wanneer men weinig of geen ftof meer verkrygt, als door de prikkeling van dendraed Zelve veroorzaekt wordt, neemt men dezelve geheel weg, men gaet nog eenige dagen voOrC met eene zagte drukking op het deel, doormiddel van een zwagtel omtellaen, en men kan zich byna altoos van eene onfeilbare en ’duurzame genezing verzekerd houden.

De reden , waarom men het ettergezwel eerst aen de bovenzyde opent, is , om dat ’er, indien men de onderfts opening eerst maekte , een groot gedeelte der ftoffe aen-ftonds zoude uitloopen, waar door het gezwel

Q 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zou-

-ocr page 252-

van den Heer de Ç rus on zoude inkrimpen, en men niet zoq gemakkelyk het yZiZs« tot aen de tcgenovergcftelde zyde . brengen, of den higebragten draed zuiver hou-dçn kaq. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘

1

_Tot dus verre de fleer Bell; by wiens nacuwkeurig bericht ik Hechts vier aenmerkin-gen, eenigc kleenigheden betreffende, zal doen volgen , die evenwel ihisfchien niet geheel^ overtollig gerekend zullen worden.

.(r.) De geheele ffreng moet Hechts uit eenen draet beftaen , zonder acn de einden»' doorgefneden te worden , waer door men dan een oog of lus belxiudc, om een nieuwe ftreng, wanneer iqen die (de oude geheel verbruikt^ zynde) in de wonde brengen wil, door, tn Kalen.

.7

..Neem, by vo.orbeeld, 5 ellen katoen ftopf* Çaren; verdeel die in 5 deelpn ,:Zonder door te fnyden, dan zal het een ffreng ter lengte vaA een el zyn , hebbende aen beide einden ? lusfen of oogen en een eind draeds. Het eene einde ven deze ffreng fleekt men door het oog van het flilet zoo als men in hes bygevoegdc plaetje Fig. i, G, H. zien kan,^ men haclt dezelve door tot op het midden der

' ' ' ' ' ' ' .. ƒ

-ocr page 253-

over het openen vm JLtter^Z'velltn, .. 247^ ftçeng, dan zal de .ftreng in ftedc vjirnjéu e}, Hechts, een hajf cl lengte behouden , en do-, Jikte 105 in pïacts van 5 draden, uicm;)ker),^ het a^terfte eindp heeft daiji 00!; vier lusfen^ óf oogen Fig. i- A. B. C. b. cu twee einden^ draeds , E. F. dienende deze oogen of lusfen om de nieuwe draed of fhreng door terftekeö, op gcIylyC; wys als de , doorÖ:eking van de ftreng door het oog vap het/iyïei, bovengemeld, zoo als In'g, 2.. te zienjti. , . .

(i.quot;) Wanneer men de dikte van de-ftreng Verminderen wilheeft mén all een lyk een of twee draden digt aen de bovenlle .o^eiiÿig der wonde aftcfnydcn, cn de ftfeng als naey gewoonte beneden waerds doo'r te halen.

00 Wanneer men oordeelt de ftrcn^ gq-hcel uit de wonde re moéten wegnemen, om dczclye té doen 'fluiten, moét dît niet op; cenmicl, maer trapswys, gefchicden, dpor dq geheelc ftreng gelÿk met de bovenfUt opening af te fnydcn , cn het overige'flcchfâ .voor een gedeelte door te halen, om dus,he| toehce|en van de wond aen het oppercindp te doen1 ginnen, cn allcngskena tot acp t^c ,^çnçdeu|fç Wond te doen voortgacn.

Q 4

(4;)

-ocr page 254-

248 Brief van den Heer de Gruson

(■4.) Het verzagtend middel, waer roede da ftreng in hetKoninglykeZiekenhuis te Edin« BURG beftrecken wordt , is gemçenlyk het volgende ; het geep aldaer onder den naein van linimenium album bekend is.

I

Neem:

Olyvenolie, 3 oneen (gemeten.)

Wit Wasch 2 drachm. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;$

Smelt alles op een zagt vuur, en roert het om tot dat het ftremd.

Eindelyk toont de Heer Bell nog, dat het voordeel dezer bewerking zich niet Hechts tot het openen van verfthe ettergezwellen bepack , maer zich ook iiitftrckt tot verou. derde, en reeds opengebroken vcrzwecrin« gen , eyßides atheromata , zweerende kliergezwellen , in welke de lucht nog veel meer kwaed doet dan in andere deelen , Vencri-fche Liesgezwellen enz.

Tt) Spqrmj Ceti.

I

-ocr page 255-

over Jict openen van Ettergezwellen. 149 werk gefteld, wanneer het vocht onder de fcheederok zich ophoudt, en bladz. 228. enz. over deszelfs gebruik in pypzweeren, cn in ’t byzonder in den aersfistel.

Ik zal dezen befluiten met de volgende Waerneraing , zynde dit het geval boven be-4oeld. '

Een man, oud 65 Jaren, was federt langen tyd onderhevig aan fiituUvfe verzweeringen vooral aen het flinkerbeen , onder deze was ’er een, welke den 20 July was doorgebroken, omtrent het midden van de Tenfor Imagina fe, mor is, vergezeld van eene aenmerkelyke zwelling, in en omtrent delicsklieren. Den 27^7 de wond onderzoekende , voelde ik het einde der ingebragte Sonde boven den achterften rand van den adtluCior longue, omtrent 6 duimen van den mond afgerekend, het kanael byna in eene regte lyn, en dus tot eene aenmerkelyke diepte onder de geraecne bekleedzelen door-loopende, en ten minftc de Snyderfpier (f), verfcheiden voorname takken van de Dye-zenuw (tt), en mogelyk ook de moederäder onderfcheppende ; ik bragt hierop een lo-dub« (t') Sartorius. Ctt) Nervus Cruralis.

(D Vena Saphena.

«is

-ocr page 256-

^^9 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'n lUer DB Gçuson

dubbelden katoçnçndracd in het oog van.het cn iTjet oen, to^ozvrz'e ecne opening op dq ^nop van hetzelve makende, haeldç ik he^ f^iiet door de geinaektc opening uit , (dea draed in de wond latende), cn behandelde het geval op, de ,, bovçn bcfc^3reven wys : den a^^t^en van .Óogrmaend', wanneer ’erzieh gecn^ etter meer ontlastte, dan uit deaenwczcndhciii van de ftreng natuurlyk voortvlocijen moest, n^tn ik ÇWÛO draden uit de ftrcng weg, n;^ct welke Vermindering ik dagclyksch tot op.

Tien voortvoer: den J4en fneed ik het ba-, venfte gedeelte van de .ftrengraf, cn het ove-« ieder verbgnd Reeds een weinig verder dçorhalende, nam ik die den i6?j geheel uit da wond , welke den 18-? tçcds volkomen ge.-heeld was, ^ynd^ ter zclvor tyd de verharding ^n zwelling in den oratrek van hçt gebrek te^ (jenentnael verdwenen.

t

• Ziet dacr, myne Heeren! Wqt ik vanmynen pligt gerekent lub U Ed:, als beminnaers cn bevor-deraers van Genees- cn Heelkunde, te moeten vqordragen ; Het z'j verre van my dat ik trachten ^ojde , cene pas uitgedachte, vermetele , en nog Hechts in de inbeelding uitgovoerdc handgreep, acn myne medebroe. deren optedringen, dog ik raaek geen deminfte zdra-

-ocr page 257-

ever het openen van Ettergezw lien, i'# zwarigheid van eene kun bewerking, in welker voordeel de reden pleïr,.en .çene,onder, vinding van vcrlcbeiden j^ren in een naburig lai^d’zig‘ rebds verklaerd hcéfc, ren langen laetüen gen-de oplcttendheM_^ç^i he^^ onc^,^ zçek, onzer landgcnöpten acntebcv^cieii., '

Hier mede blyve, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y

f Wel Ed.'zeer Gel. Heeren! * ’ • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. ’j fl o iV .,,ogt; : nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

j Uw E. D. W. Dienaer, j n, :VVÏLL,EM HE GR'USOI^m; •loe- . u i. Chiryn-^yn, y Middels, in ZeeLànd,'' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n .i

den 12 V«« Ihrfitmaend

3 jii nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

I7I4. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

1' 8niin'''n quot;

■ ~r

i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

■? - iW ' • ' ■

■■ ■ ?

31:*» ,■

'A , P-.'SJ' I. quot;

' -i

r.'i 01 obftu-“

. b inonoTj

.i ib

■ H OX'jb lt;•.

‘ dog rioîji’^î;’- r

- r d

i o .

•' u : «ï- • -

» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

. .J Ik .... gt;

■ 1

.r

. 1 nr . 21'

■' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jü 'j

c ■ *.

’ï'-'i-'bL , l;.

.lt;] nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eb

. . -i rod/od ’ ■

: .rr

f'

'■■ , i • .L . x ''

• ' dl . .-öio'j.i.

■ ‘-i

t

(« n-7 r'’

• ' ' ' * *gt; *

i, . x

Jt) J.Ii

.n .:t

•X 4» * *

«lt; V

.. * lt;0 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.Q

ßElt;

-ocr page 258-

XXXXkXXXXXXKXXXXXMX

B E kquot;E N D M a K I N G.

■i

De Heer Bernard, goudfinit en kunst-werker privilegie hebbende van den Koning van Vrankryk tot het tnaken van heelkundige werktuigen, .woonachtig te Parys, heeft aen den Heer F: Vigoüroux, Heelmeester te Rotterdam, in commisfie gezonden een groot aental pisöntlasters (f) en kaersjes (§) , alle vervaerdigd uit den veer' kragtigen harst van Ca JEN N E, .

c

Kunstöeffenaers en andere liçden, die het Journal Encyclopédique en andere franfehe tyd-fchriften lezen , zullen gezien hebben , dat de Hogefchool der heelkunde te Parys, na het dagelyksch gebruik van deze werktuigen, niet flechts door desze Ifs leden, maerfchierook door alle de Opperchirurgyns van de Zieken-huizen, aldaer getuigt, dat deze een zeer groot voordeel hebben boven de ftyveen buigzame pisöntlasters, uit metael vervaerdigd, waermen zich voor deze ontdekking van moest bedienen. Het Geneeskundig Genootfehap en do

Aka.

..(13 Citheier». (J) Bougies,

-ocr page 259-

' ’ Seienâma'tng. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»55

Akademie der Weten ».happen , hebben ’er hetzelfde getuigenis van gegeven, zoo dat zy allen den Heer Bernard het genoegen heb. ben gcdaen, van hem de voordeel igfte beoor-deelingen te geven , die echter al te breed, voerig zyn om ze hier te doen volgen-

Men heeft Catheters, die by de mannelykeen ook die by de vro'uwelyke Sexe gebruikt kunnen worden, üezelven zyn van boven beflagen met een tregtertje van zilver of van lak. De kaersjes zyn ook van tweederlei ^oort, naemlyk hol of vol en tast. Beiden _ Werktuigen kunnen een zeer langen tyd ge-'bruikt worden.

Wanneer ’er zich eenige bezwaerlykheid in het pisloozen opdoet, veroorzaakt door lid-teekens in de pisbuis, door zoogenoemde vleefige uitwasfen enz. of wanneer men andere werktuigen te vergeefsch gefragt heeft in te bren. gen, zal men echter, al ware men deonhandig-fte , die beletzels met deze pisöntlasters en kaersjes van den Heer Bernard gemaklyk overwinnen.

Byaldien de hinderpalen zeer weêrftreevig zyn , dan trekke men de fnaer, die zich in bet

-ocr page 260-

.....quot;quot; '

’^ehnâmaTang.

^ec .b’mnénffe van de phóntJasters en hólïe lïaérsjes bevîndt., uit, cn men brenge in des-‘èelFs^iaets een koperdraed oF een balyntje, qa het meer, of min raoeijelyk valt de gezegde Tiinderpalen tc overwinneOr Wanneer ’er cene opftopping- van pis zorfdcr lidteekens of vlccsch-heuyeltjcs in de pisbuis placts heeft, kan men met een pisöntlaster gemaklyk in de~ pisblaes komen, zonder gevaer te lopen van eenige zywegen tc maken, wacr voor anders de mcesthandige .meenigwerf vreest, wanneer hy zich van de flyvc pisöntlastcrs, uit mctaól bereid , bedient. Deze , tvclRe men thans aenkondigt, 2yn ftyf genoeg cn hebben cene vereischte buigzaemheid om’ zich nacr i^é bogt van de pisbuis tc kunnen rigten; daer en boven kan men hun in de prsbïacs Jäten' zitten; men heeft zelfs voorbeelden, dat zy 'daer in agt, 12, ]y dagen, ja gchccle wekeh gebleven hebben, zonder denlydertchinderen.

• De gedweeheid van de pisontlastersenkaerS-jes gedoogt ook', dat de lyders gacn, tc paerd Tydcn, en ’er van af- en opklimmen, zonder het minfte ongemak. Het buitenfte uiteinde is toegeftopt met een kurkjç, ’t, welk men ’er bit neemt wanneer men zyn water wil lozen.

t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X .•

Meft

-ocr page 261-

‘Eehnhia'* ing.

‘ Ktcn heeft aen deze kaersjes, boven hare gewone hoedanigheid van de wandgn van deu pisbuis te vcrwydcn, ook eci^e geneeskundige kragt erkend, dcwyl zy, zonder de minfte pyn te veroorzaken , de verettering bevordert vaa die declen, die, hier toe genegen zyn. Het voorfte uiteinde der holle kaersjes is luchtdigt gefloten, door middel van een druppel eener dikke ontbinding van de Arabifehc Gom, welke eene zagte en gelykc oppervlakte vormt’, en die zeer rasch door de warme vógtigheid van het deel, wacrin het zich bcviiid, ontbonden wordt; wanneer deze fmeltinggefchied is, kan dè pis gemakiyk onekfst worden.

*

Deeze foort van kaersjes is met het grootfte uur gebezigd in cene acnmerkelykc gevoeligheid van de pisbuis , of in cene zweer i'n dezelve. Deze druppel van de Arahifbhe Gom heeft geen ander \'crmogcn dat om de in-brenging van het werktuig minder pyniyk te maken. Wanneer het kac-rsje cenen geruimen tyd in de pisbuis heeft gezeten, en het nood-zakclyk wordt, het zelve uit te halen, om ‘ het uittewasfehen en fchoon te maken, dan,'is men. ook noodwendig vcrpligt, om zoodacnig ‘ eenen druppel wederom in het \'oorftc gedeelte van hc‘t kacrsje te'doen, cn daer te later, op-dro-

-ocr page 262-

Bekendmaking,

ârogen, voor dat men het wederom in brengt $ Want zonder deze omzigtigheid zoude het zeer bezwaerij’k, ja zelfs onmogelyk zyn, van het wederom te können inbrengen , zonder den lyder de hevigfte pynen te doen gevoelen.

Byaldiçn de hinderpalen of de zweeren zich niet diep in den pisbuis bevinden, en dat de hals van de pisblaes niet aengedaen is, dan hebben de kaersjcs een aenraerkelyk voordeel boven de pisontlastcrs, die twee zydclyke ope-tiingen hebben; naerdien het, in dit geval, niet noodzakclyk is, dat zy, om de ontlasting van de pis te veroorzaken , tot in de pisblaes gebragt worden, om dat de opening der kaers-jes , overeenftemmende met den pisbuis, de , pis zich vryelyk kan ontlasten, zoo het kaers-je Hechts een weinig in dit deel ingevoerd is. Zy overtreffen ook alle andere kaersjes, hier-in , dat de lydcrs niet genoodzaekt zyn om dezelven voor de pisöntlasting uittehalen, en door hun aenhoudend verblyf aldaer , laten zy de zweeren , die in de pisbuis kunnen aenwezend zyn, droog, die hier om veel ge-makkelyker kunnen heden , dewyl zy niet befproeid worden door de pis, die alsdan genoodzaekt wordt, door het binnenfle gedeelte van het kaersje weg te vloeyen.

De

-ocr page 263-

ßekendtnaUng.

be fnaer die in de holle kaersjes gevonden Wordt, dient om dezelve eene genoegzame ftevigheid ter inbrenginge te geven, en hun te ontlasten, wanneer zy met geronnen bloed, flyra enz. vervuld zyn.

De volle kaersjes zyn gefchikt vóór lieden, die, op het oogenblik, dat zy hun pis willen lozen, gewoon zyn een vreemd ligchacm in den pisbuis te brengen , om de hinderpalen uit den weg te ruimen, die de'mocijelyke pislozing veroorzaken. Men kan dezelven, öm eeno verwyding te erlangen, eenigen tyd in den pisbuis laten.

Wat het gebruik en de bewaring vaii de pisontlasters , van den veerkragtigen hars, en der kaersjes, zoo wel die van veerkragtige Goin, als van fnaren, zegd de Heer Börnard het volgende:

Wanneer de pisontlasters te.lang zyn, kan men hun verkorten. Hier toe febroefe men het zilver tregtertje van den pisontlaster af, men fnyd met een fchaer het te grooten ftuk ’er af ; daerna fchroeft men ’cr het tregtertje Wederom op, zorg dragende dat deszelfs rin. gen zydelings, en in do rigting van de oo^n van den Caheter zjm.

IL Deel, U, Stuk. R nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Na

-ocr page 264-

*5 8- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;SikenâmaJiing.

J Na verloop van zekeren tyd verliezen de. pisontlasters en kaersjes van den vecrkrag-tigen hars hunnen glans; zy beheuden echter hunne vcerkragt , en zuinige lieden kunnçn ze wederom doen dienen , wanneer men meÇ een zeer zagte kool over dezelve wryft, dan zal men de kleene fchcrpe puntjes, die men op derzelver oppervlakte waerneemt, uitwis. ^chen. . » t s

Wanneer dit gedaen is , wryft men hun. zagtkens met een ftukje groen wasch, en naderhand met een ikaertje met kaersfmecr beftreq-ken.

f ■ Byaldien de kaersjes van fnaren te lang, ^zyn.y verkort men hun op dezelfde wys als de pisontlasters, door het dikke uiteinde met een fchaer aftefnijdên; men maeltt naderhand een. foortgelijke hoofdje als men afgefneeden heeft, met het uiteinde van het kaersje in de vlam, wan een kaers te houden.

r.,.“.

Ç - Men’dient echter te weten dat deze foort y van kaersjes uit zich zelven korter worden, ■daer zij zich in den pisbuis uitzetten; dus is het nopdzakelijk dat men haer bij de inbren. ging iets langer lact^ o .

Wan-

-ocr page 265-

Bekendmaking, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;25^

Winneer laen dezç kaersjes yit den pisbuis haelt, zyn zy nog bruikbaerj vi^ast hae^ dan met koud water en laet Haer in quot;de fchaduw, droogen. Indien zy. droog zyp geçft men haer. (^cn glans, met de2;elven met jzeer witten Was te befmeeren, çn naderhand irisgelyks met een kacrtje, met kaersfmccr beftreekeh, té wfyven.

Schóón dc veerkrachtige goirr, in zyn natu’ur-lyken ftaet, vatbaer is om door olie te veranderen, heeft de Heer Bernard haer zq weten te bereiden, dat men de pisontlasters en kaersjes met olie kan befmeeren, óm haer des te gemakitelyker in te können'-brengen, zonder gevaer te loopen, dat Zy hiér door benadeeld zullen worden. - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;--

r ri ' ■•r-' • ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' i j

Zie hier dan den weg gebaend voor onze NEDERLANofche Genecshceren en Wondärt-zen, om zich op eene gemakkelyke wj^s te voorzien van Werktuigen, die in de beöeffe-ping der heilzame Kunst van het allergrootst aenbelang zyn ; Wy kunijen dezelven niet genoeg aenpryzen, als by ervaring hunne voor-trelFelykheid boven de gewone, uit metael of andere ftof bereid, kennende.

Die geenen , welke dceze Werktuigen be-gccren, kunnen dezelven ontbieden te Rot.

Ra , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;TER-

-ocr page 266-

bekendmaking.

terdam, by den bovengemelden kundîgferi

Heer F; Vï'GÖUR oux. ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;fJit.'

, b ni

De Catfieters idet zilver beleid, kosten drié guldensfme^t'Jak, twee guldens; de hólle eri Volle kaersjamp;s 'kosten even als dc ' Ca.’.^eiere.

De brieven móeten in do Franfche of Ne-derduitfche tael gefchreev.ea^zyn en vragtvry gezonden worden, ; .? •

I

; Dewyl ’er pisontlasters en kaersjes van vetj fchillende lengte en dikte zj’n , worden die geenen.jdie'’er yan zuUeu ontbieden, verzogt in hunnen brief een' touwtje te leggen , die de lengte aanduidt, en een kaerteblad, waar in men gaten móet fleken om de dikte aan te wyieni 'l ro ul-

eï ■■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: f'. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'o «o

7/

-ocr page 267-

GENEES-HEEL-ARTZEN Y-; EN VROEDKUNDIG

;zv;'‘

Daerom is by nuttige dat by bet verwaarloosde der vergetelheid ontrukt bet yerflrooide byeenzameld bet nuttige uitkiest en bet noodzaekelyke aanwyst.

Baouvius,

'v E R V O L G

- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;~ v A N D E

y Ë R H’ A N D E L ï n‘ G.

' O V E R D «

KOORTS,DER KRAEMVROUWEN.

hervattende een onderzoek van de zeer verfcbil- ’ lende denkbeelden der Schryvers over die Koorts, en een daeruit opgemaakt beßuit.

Uit het Latyn van den Heer J. P. E RM ER INS. r-_____ t-

$ I. Inleiding.

Ælwie de verrichtingen in de Geneeskunde reeds van oude tyden af met een op. lettenden geest heeft overwogen, zal zeer

Deel. HL Stuk. S

-ocr page 268-

Verhandeling over de

veete en onder elkander zeer verfchillende Leerftelzels der.Ççnee^beeren acntreffen, door welke echter lecler dezelfde zaek , dezelfde foort van ziekte volgens zybe'wys van uitleggen rechtmaetig meent te verklaeren ; zodanig dat hy, die de anderen door de kracht der verbeelding overtreft, ook een meer óp-gefchikt, fchoon dikwils min’ regelmaetig, leerftuk voor den dag brengt ; zoo men nu aen dezê vercieringen van den geest altoos on-fchuldig en zonder nadeel van de lyders kon toegeVen, dan zouden zy gedulf,’of tèh minste, verlustingshalve, toegeftaen kunnen wor-den aen die vindingryke geesten ; dan de waer-nemingen ^der Geneesheeren bevestigen overvloedig dat hierdoor* de faemeloop dhr kwae-len en onheilen , :çplfs tot de dodelyke uiter-ften toe , vermeerdert word. Want wat zal ’er-uit zoodanig een verzonnen en onderftel-lende wys van verklaeren, zoo dezelve ,verkeert, en valfch is, op de beöffening zelf toegepast worden ?a Wat hebben ; die .door de S.chryvers zoo dikwils opgei]acide fcherpteq der vochten, v/at dcrzelver zondigende dikte of dunheid; wat. de uitlegging over de vaste delen van het menfchelykeiligcl-iaçm als de oor^:aek van alle ziekten ; \V‘‘t.,ljchC eind^j^ beeft dat thans .zeer lastige zoort van

8^ ’*

-ocr page 269-

Koorts der Kraemvrouwtn. 263

nuwziekten acn de Geneeskunst bygezet? ten. 1 zy inogelyk^dat zoodanige aangenome benoe-z miogfdoor ecri veel tealgeiueen gebruik, ja^ Jaet ik liever zeggen misbruik , onbedacht-zaemen voocälten min doorzichtigen in zwac-re d(vaeiingen'gebracht heeft. ' '

'b I' 'Î 'lt; ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i't; ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

.Het zal reeds uit:«het voorige Hoofdftuk aan iederen bevoegden Kunstrechter blyken, dat hetzelfde desgelyks op de Kraemioorts naer'-recht en billykheid’kanrtoegepast worden.a Want ieder zal gereedelykstóeftaen , daü ’er ; veele kooi tfige ziekten der 'Kraemvrouwcn zyn: zoo nu iemand een verzonne riaem van deze ziekte op eene andere foort V’an koorts, welke hy de koorts der kraemvfouwen meent te zyn, ’t ,hy gelooft dat deze van een ontftekingïchtjpgen , ’c zy,gt;rotächtigen , ,of^ vermengden aert is, toepast, en de genezing, x’olgens zyn -'aengenótnenV'geneeswys, onder-neemt,ftvelkcIdwaelingcn'moeten hieruit niet ontftaeo ?i bchalven dat zy-buiten eenige nood-zaekelykhcid het getal der ziekten wederom ' trachten te vermeerderen. .

^rWi'id tï'- • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*31 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* '■* nbsp;nbsp;,111)

Dan nu gae“* ik’.over'om de ziekte zelve te verklaeren; waeromtrend ik my dusdanig gedraegen^ zal.^ ,dat ik derzelver verscheide

S nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;foor-

-ocr page 270-

204 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling ever de À

ten, met betrekking tot de oorzaek,*de toe-» Vallen en de geneeswys, gelyk zyivan ver-fchillende Schryvers vastgefteld worden, zali Voordellen, en daarna zal ik uit dezelve een i wettig befluit .opmaeken-: ook j zal ik niet i te wyd in derzelver verkhiering uitweiden,! dewyl ieder van deze koorifen tot de cene of andere foort, welke in de algemeene ziek-tenkundc onder een byzondere tytel verban--delt wordt, moet gebracht worden , moetende echter altoos de voorafgegacne dracht , de tegenwoordige kraem en verfcheiden emftan-digheden/dcr kraemvrouw in ’t^oog gehouden'worden. ’C'-

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• r..... nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-n

. ion: ----- §2* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•lt; -y •

De in't gemeen pènoemde Kraemioorts is fnmwy. len niets andets dan een eenvoudige Maegkoorts. Qr} j’ • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r

Om een waer en recht denkbeeld van de kraemkoorts, voorzoover' dezelve een maeg-koorts zy, te vormen, oordeelen wy het ten hoogde noodzakelyk op de uitwerking van de dragt zelf, en hetgeen gedurende dezelve'ge-, bcurt, acht te flaen. Laeten wy den bereeni-den G. Van Doeveren (.*} horen, daer

I, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;... nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ^hy

Qfj Febris nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t» PrStn. Lin. C 4. § 34.

-ocr page 271-

Koor tl âtr Kraemvreuven. i6s hy zegt : „ Dé toeneming van de bezwangerde •j, baeimoeder, derze'ver opryzing uit de holte , van hef bekken en geweldige uitzetting, -« veroorzaaken ontelbare ziekten der zwan« ï» gere vroiwen, en wel • vooreerst door den buik te vernaeuwen, en-de ingewanden, „ welke in dezelve befloten zyn, vooral de „ lever, de mild, de maeg, de darmen enz. „ werktuigelyk facmentedrukken , waerdoor „dj omloop van het bloed , de fpysverte-„ ring, de chylmaeking en ademhaeling op eehe veelvoudige wys beledigt worden enz.” En geen wonder , want de baermoedcr van 4angZamerhand opklimmendc vernieuwt de gan-fchc horigheid van den buik, verfloort• de vrye legging van alle de buikingewanden, verhindert in dezelve den vereischten bloed-loop, waerom de vochten in dezelve ftilftaan, bederven, hieruit ontftaen vertraegingen voor de afkleinzing, en een ftilftand van die vochten,, welke tot de chylmaeking dienstig zyn, de afgefcheiden vochten zelf worden van hunne vereischte hoedaenigheden beroofd, waerom zy min gefchikt zyn om op de fpyzen te werken, en desgelyks min bckwaem om de darmen tot hun werking aenteprikkelen ; de darmen zelf worden in hunne werking door een drukkend vermogen ' erhindert, die vormquot;

S 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wyze

-ocr page 272-

zóó . Vtrhandeling over ie

wyze en nederwaerdsdiukkende beweging (i) der fpiervezelen , welke door de faemdruk-kende baermoeder aen alle kanten in een klei* -jjer ruimte gedrongen worden, zoodanig dat •zy- zig niet behoorlyk kunnen uitzetten noch fpannen, word vermindert; behalven dat deze fpiervezelen op 'den duur faeraçngedrukt een grooter prikkel nodig ^hebben', om in beweging. gebracht te worden , waardoor een langer ftilftand en vertoeving der fpyzen in de darmen ontftaat, welke om die reden in deze warme en vochtige plaets, terwyl ’er te-gelyk vochten bykomen, welke min bekwaem voor de fpysvertering en reeds voor een gedeelte fcherp geworden , of ten minsten min, der’gekookt zyn , tot hun natuurelyk bederf (^)^ -overflaen, w a er uit in de bezwangerde vrouwen-zoo dikwils het zuur, het rottige en en garftige («) in de eerste wegen onftaen', of ook fomwylen het flymige: fv) hiervan-daen de walging, de bracking , de winden, en rommelingen (w) enz. Dochnalle deze kwaelen worden zeer vermeerdert door.eene flechte beftuuring van die dingen, welke de

Î nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Ge,

•j. (O Mctus rermieularis ki Periflalticus. (/) Corruf-ii» SpoKtanea. Hancidum. (:gt;) Clatinofum.

fa’} Borbirysifii’

-ocr page 273-

Koorti der Krixemvrouwen. S ^167 neesheereJTniet natuurlÿke ex') nbeioen!^(*^ -'zoodat de zwangere vrouwen fomwylaiJtrek f hebben naer de ongevoegelykfte en-hietver-. teerbare dingen, met welke de rauw- en vui* jligheden der'eerste wegen noodzaekelyk vermeerderen moeten. lt;f)',cßy dit alles komtby, -dat die bevorens, gezegde'-faemedrukking^der baermoeder ' vooral de' bochten van den^ksr. tel- en den regten dartnSvemauwt:, hieruit ontftaen eene ophouding der drekftoffe, een . befloten buik, en desgelyks eene bederving .van dochylmaeking zelf; ( §)^voeg hierby de dragt van nauwe kleeders en ’ baleine) keurs. lyven by fornmigen , hetwelk onze geëe/ile , Leermeester alg ten uiterfte fchaedelyk heeft aengetekend'; :lt;**) eindelyk de zwangere vrouwen zelf kunnen, vooral op.het einde vai de dragt, haere bezigheden zoo zeer niet waernemen,' en'’houden zich ftil, -'erahieeft dus een gebrek van beweging tn ocffenlt^ plaets,’t quot;welk, gelyk bekend is‘, wederom min dienftig is voor de fpysvertering. ■UO'rv e ■ ü nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vit

(x) Ret uon naturales. (*) Vgt;AN Doev,ec. •S 44. (t) Vergelyt liiermsdc .vooral- den Beroein, G^p-

1U s in Juß. Putbat. med. 5.7'8. à? S a u v a û E s in .Ntftl. Method,.t,.i, clasf. 8 .t^efaniae edit Amfleljn ■(§) Gaubius i. f. § 55. S 1,9a. (,**gt; Van Daiy^.-»IEN /.f.536. ‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

S 4

-ocr page 274-

a68 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling over de

Uit al dit voorgedragen, ’t geen ik meen dat , met eene redelyke Ziektenkunde (y} overeenkomstig is, blykt het duidelyk; hoe groot in -1 zwangere vrouwen de gefchiktheid zy tot - maegziekten, en niet alleen tot maegziekten, - niaer zelf ook vooral tot rotziekten , van welke echter naderhand zal gefproken worden. Ook wil ik niet fangwylig zyn in de verklaering van deze en foortgelyke dingen, n daer ik de kortheid betrachtende vooral voornemens ben om myn voorgeftcld doelwit, de wtêr-legging namelyk van het gevoelen datdekraem-koorts een byzondere ziekte zy, re bereiken (•) w Aenftonds zal ik overgaen om de ziekte zelf, ; voorzoover zy een« macg- en galziekte zy, uit rauwigheden der eerste wegen ontftaende, rte verklaeren.

■ Reeds den eersten dag na de verlosfing, of één of twee dagen verlopen zynde, fom-wylen ook al voor de verlosfing, wordt de vrouw door eene huivering en koude bevan-gen,

O) Patholo^ia. f*) Over de voornaemlle verfchynfe-len, welke zich geduurende de kraem openbaeren,moet vooral nagezien worden de beroemde Baudklocque L'/lrt äes /iceouebemens t. i.p 356.' desgelyks Oosteroyk Schacht Injl, meä. fraü, l. 10. e. 4.

-ocr page 275-

Koert! àtr Kraemvrouwen. 569 gen, welke naer het geweld van de ziekte meer of min hevig zyn, hierop volgt eene fcherpe koorts, fonrvylen van een ongeftae-dlgen loop, welke echter dikwils in eene aen-houd-nde verandert, fomwylen is'dezelve ook - tusfehenpoozende, hierby komen pynen van de mond'der maeg, voor het hart ƒ«) inden gcheclen buik , vooral in het onderfte gedeelte vün denzelven Ça'} en in de ftreck tder baermoeder, dikwils ontllâen ’er zwelling «en‘ bpfpanning van den buik met eene groote gevoeligheid,quot;zoodafde jyderesfen voor de minste aenraeking vreezen; er ispyn in het ho- fd» den neck, en vooral in de lendenen, fomwylen is de polsflag in ’t begin weinig ver. .anderd, doch word gemeenlyk kleen, fnel, •ja'tegelyk zwak: de tong is zeer beflacgen, nu vochtig, dan droog, in ’t begin is dezelve wel met een witte korst bezet, maar deze word daerna in den verderen voortgang van de ziekte bruyn , ja zwart, maer een-mael beeft de beroemde S t o l l (*-) de tong zeer zuiver bevonden, fchoon de maeg vuil en met veele-raeuwheden bezet waer: men heeft walging en bracking -van eene preyklcurigc L nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en

»

fa) Pracordia, Ça} Regio byfiogaßrica.

(•) R. UK t. 3 f. Û8.

S 5

-ocr page 276-

. Verlianieling over de

en groene' ftoffe, met veel gal vermengt, ■ eene loop,, uit een zwarte, flymige, rottige en’ zeer Sinkende drekftofFe beftaende, door .welke veeltyds verligting aengebragt word, en deze is misfehien de-eeniglle heilzaemen Crifis^ of; de buik blyft volftandig opge-ftopt, ’er is'dorst, levendige of doode wormen heeft men zien ontlasten: de pis is weinig, zeer hoog van kleur, fomwylen dun, zwartachtig of drabbig, met-;een ,witachtig, of lymig neerzetzel, anderszins is zy helder, fomwylen openbaeren zich persßngen van den buik en 'de blaes, de ademhaeling is moeie-lyk, fomwylen zweeten zy ook, maer zonder verligting, de kraemvloed word dikwils niet vermindert, foratydssis deze zeer gering de lyderes wordt zeer afgemat door nacht-waeken en rusteloosheid, fomwylen is^’er eene duizeling, ook ylhoofdigheid, welke Butter zeldzaem waergenomen heeft. (§)

Byaldien de ziekte verärgert, dan verzwae-ren langzamerhand alle de opgenoemde toevallen, de buikpynen enz. worden geweldi-ger, ’er ontftaat groote benaeuwtheid en drukking

(*) Zie B’üttïr L, c, p. 4. ff) Vergelyk Hipf,L t. ^pid. p. P79, en p. 9E7. L. c. p

-ocr page 277-

Kovrt iiv Kraimvrau^vm, 271 king voor het hart, ’er komt een vermoed-Leid by met-de grootfte verzwakking van het ligchaem en neerfiachtigheid ,van; den geest, ■de polsOag word zeer klein^ en 'ongelyk , de •huidt wordt bleek, ’er bot fomwylen een iiit-flag tiit op.dd huidt, hetwelk gcenzins ziekte--fcheidende isy echter heeft âe beroemde Sr o Li. »p'geinerki dat een brandnelelubßag met eenig ander even 'als een fcharlakeftuitßag vermengdby iéne lyderes die aen eene ligte koorts ziek lag, is voor den dag gekomen, (*) De oogen worden hot, de drék gt;erl pis warden eindelyk onwillig ontlast, /er zyn hik en ftuipen, koude der uiterfte ledemaeten, en zy fterven vroe-gek of beter , hetgeen zomwylen binnen weinige daegen tia den aenval; van'de ziekte gebeurt , fomwylen ook na verloop van vier of vyf weeken enz. (f) i-ï.ï nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, r;

n; -En deze, zyn de voornaemste toevallen van deze ziekte echter begrypt iéder ligtelyk, dat dezelve niet altoos en alle tcgelyk in dezelfde Jyderes waergenoraert wordeftu Uit dit gczeg: de blykt, dat deze koorts in ’t begin wel eene eenvouwigo’ maegkooorts is; uit rauwdiéden 1 : nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•• n nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der

-I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—- - 3 j. ! t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

(*) L. c. p. 68. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 .

•'W’G'ï’yk ß VTtZB'heeft aengetekent«. s- L. e.

-ocr page 278-

2’3 Tl rhan/ieling óver de

•der .eerste wegen ontftaende, de gal zelf en dergelyke vochten bedorven zynde, doch dat de gezondheid, zoo deze rauwheden fpoedig en behoorlyk uicgeworpen worden ’t zy door eene heilzame poging der natuur, ’t zy door behulp der kunst zelf, terftond herfteld word, ook binnen een of twee daegen, en dat’er dan niet veele van de opgegeven toevallen aenwezend zyn ; doch zoo de ziekte verder vordert, dan word zy geheel en al rottig, en veroorzaekt in den tegen woordigen ftaet der alreeds zoo zeerverzwakte kraemvrouw het grootfte gevaer,

- Wat zouden nu de Begunstigers van het nieuwe Lecrftelzel in deze bcfchreven koorts ter genezing aanwenden? Zouden zy zich niet in de eerste plaets en wel voornaemelyk be* dienen van zachte ontlastmiddelen, van braek-middelen naar den ftaet en gefteldh'eid van de lyderes gefchikt, van foortgelyke buikope-nende middeletr; ja zoo de ziekte meer rottig wierd-, zoftJen zy dan geene rottingwee-rende middelen, ja den PERUviaenfehenfchors zelf in de zwakkere toedienen ? Laet ons, bid ik, deze gezegden nu een weinig nader vergelykcn met dat geen , hetwelk in eene eenvouwige maegkoorts buiten de kraem voorvalt,

-ocr page 279-

Roots der Kraemvrouyfen. 273 valt, en het gefchil z l rafch beflist zyn^, tunzy de opgevatten vooroordeelen onze tegen-, party hali-ftarrig onder het juk houden. ♦

In dusdaenige koorts zyn de huivering eii“ klt;gt;ud.e , met de daeïopvolgtnde hitte, foort-gelyk,’er is pyn voor het hart’,'voor de niaeg enz. de buik zelf is dikwerf pj^nelyk,’ ook vooral hçt hoofd, desgelyks is. de pols-flag fnel, zwak en uirgetrokken, de tong zeer^ beflaegen enz., ook zyn’er walging en bracking van eene preykleurige en galachtige ftüfFe, een zeer Hinkende loop', een befló-ten buik, de pis is galachtig'of met een neer-’ zetzelenz., vruchtelooze perfingeh‘tót afgang en pislozing, benaeutheden cn eene moeiclyke ademhaeling, fomwylen eene onlefchbare dorst, flaepeloosheid, duizeling, zomwylen yling vinden hier plaets. In de geneeswys worden ze-‘ kerlyk de zelfde middelen aenbevoolen, welke bevorens tegens deze ziekte in de kraem-Vrouwen acngCprezen zyn.

Welk een onderfcheid is ’er nu tusfehen de brfchryvinaen der beide ziekten , uitgezonderd dat de eerste in eene kraemvrouw, de laedste of in een man, of vrouw, maer buiten de kraem, voorvalt. Het is dan klaer, dat deze ziekte in deze twee gevallen ziçhzelve

over

-ocr page 280-

274 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*' f^érTianâeling over over het geheél quot;gelyk is.' Maer de ftaet van tie lyderes zelf maekt hiér een ^erfchil: lae^ ten wy maer achtgeven op die dingen , we^■, ke bevorens ,pver de z'vangerheid gezegt zyn» zyn vfy oplettende op^ de \ baeriqg zel^ en. het zal gemakkelyk blykçn^gt; ,dat eene door de baering reedsIzeerverzwaèt^ . jydares’, die^ van de minste oorzaken zec’r‘getroffen wórd,, van deze ziekte aengévallen zynde, ook nood, zakelyk. zeervéel moet uitflaen. ' Mo^slyk .^afj iemand tegenwerpen dat'jie gewéldige pyneu^ en gevoeligheid ^vari den b^ik'vooral in .beç, onderfte gedeelte van den buik een onder-fcheid uitmaeken, en deze ziekte in de kraem'-^ vrouwen zeéfVeèV doeri°Véffchiijen : \vy ïlaenquot; toe, dat deze toevallen''ln%ert heviger grke^’ by de Kracmvfouweh, dan iifèériig ander ly^ der, met deze ziekte vvorflelende , worden lyaér., .genomen^, dan de groote gevoeligheid van^jiet^ zenuwgeftel in de kraemyrôuwenÇ'^de groote. verandering , welke ^de baermóeder zelf we|^ nig tyds tevoren heeft ondergaèn , de aen-merkeiyke medegevoeligheid (b) jvan de baer-moeder met het 'ganfche Jjgchaem en deszelfsi byzondere deelen, welke H. XosrfREdA(f) na de natuur befchrevea heeft, veroorzac-I

e rjüW nr'. 1 jIp/IOC'' ,

(1^5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C) JJe Symfatbfa e.

-ocr page 281-

Kooris der Kraemvrouvon.

ken jigtelyk, die yerfchil., cq, hierom merkt P. Forestus (*j te recht acn,- dat d^ „ Kraemvrouwen , of fchoon a 7.y wel\ver-lost zynniet ^anders moeten behandelt „ worden,jdan of zy„aen de jeoorts laegen^ „ ppdat zy in dezelve niet vervallen : quot;nbsp;wel^ ken ftaetderkraemvronwen A-CjCelsüsCI) desgelyks geraerlyk geoordeelt heeft;, zeggeq, de, „ Eene kræmvrouw is-in gevaer vaa ,, fterven, zoo zy door de koorts,-door ge-, ,, weidige en ook ^aenhoudende hoo^pynen „ gefolterd word.’\ Hier komtlQ^,', dat^ w4» gens de grooter traeghpid der l?ewegej?de fpier^ vezelen van het geheel, lige,baefl» ent vooraf van die werktuigen, wqlkç a^«^fpysyera tçring dienstbaer jZyn, door.-eené altegroote ■ faemedrukking en uitfpanning in de zwanger^j heid en de fterke poogingen in de baering zelf veroorzaekt , deTiataur in de kraenrpgt;in’ werk-zaetn is, waeruit een minder vermogen ons de .rauwigheden uittedryven.„^en,ieien grootqs neiging,tot rotting^ ontftaen; opda^t-ik, nie^ gewaege, dat hier verfchillendp. verpiengingeij kunnen gefcbieden ,, gelyk wianneer de kraenij vloed opgeftopt word, of a^^jcr, ççfte.op^û^ kjpg bykomt enz.

* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lae-

Zie boven BI. 4‘ Ct.) De MedicinäUb.si.c,t^f^i^gt;

-ocr page 282-

'276 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- VerhanäeUng over de

' Laeten wy nii van den quot;anderen kant eene' Vrouw builen de kraem, door deze ziekte aen.' gevallen', befchouwen, by deze zal het gemelde niet voorkomen; aïs zy,quot;’of uiteen ver* keerde levenwys, of wegens cene doorgaen-de beerfehende gefteltheid, Cc) of wegens een andere”^oorzaek in déze ziekte vervalt, dan is het zeker, dat zoodaenige Iyderesquot;veel min van deze ziekte zal lyden en voorfpoe-diger herdellen, dan eene kraemvrouw, ten-zy ’er in derzelver ligchaem reeds eenig gebrek ftand greep. Ik geloof dat dit gezegde vol* doende is om te betoogen, dat deze koorts by de kraemvrouwen geene ziekte is aen haer byzonder eigen en dat dezelve noch een by-zondere tytel, noch onderfcheiden naern toe-komt. • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“ quot;■’

,, • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I

'' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;k

- De beroemde Stoll heeft deze galmaeg-koorts der Kraemvrouwen, als een doorgaende ziekte hëérfchende, volgens zyne gewoonte; beknopt gefchest, vergelyk ook Hippocra-TES en VV. Butter , alsmede Dimer-BROEK, die ook een tusfchenpóozende an-derendaegfehe koorts heeft aengetekent.

s s.

-ocr page 283-

Koorts Jer Kraemvrouvm. 277

j nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3-'

j nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De rotkoorts âer Kraemvrouwen is te onrecht

voor eene ziekte, de Kraemvrouven eigen, gehouden.

In de voorgaende afdeeling heb ik reeds de groote gcfchiktheid der kraemvrouwen tot-rotting poogen te beweren, want het heeft genoegzaem gebleeken, dat de verzaeraeling van rauwheden zelf.-.in de eerste wegen, gedurende de zwangeiheid, hier zeerveel toe doet, en uit -het gezegde kan men ook op-maeken, dat, fchoon, deze koorts een een-vouwigejmaegziekte zy, dezelve echter fpocj. dig in eene^ rotkoorts en wel ïn eene aen-, houdende en^ kwaedaertige verandert wordt}, QOkjJUSt jhet my niet dat geene , hetwelk tot dezelVr betrekking heeft , en reeds in de^ Voorgaende § vonrgefteld is, te herhaelen. l.aeten,wy liever tot andere zaeken /Voort-

, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;... nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r ^:o-:

Uit het bevorens bygebragte blykt het ge-’ noegzaem, dat ,* de chylmaeking zeer beledigt zyndè, het bloed, dat algemeenc''^ócht’van Óns ligchaem; zeergemakkelyk eéné kiv'aedege-fteltheid aennéenit} \^*j-want tenzy het bloed losv 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Î

Gaübüi s/» /’a/ÄflZ. § 323 - 3,9, 3Ta..--J I uîl

IL Deel 111. Stuk. T - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-lt;b

-ocr page 284-

2 gt;5? nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leerhandeling ojw

telkens met zachte cbyl vermengt word, gaet het overt tot fcherpten, omdat het door den geduurigen omloop en de hitte de vloeibaar-fte deeltjens verliest, en des zelfs zouten fcherp worden, omdat het door de afgelleete deeltjes bezwangerd word'^' en lichtelyk tot bederf overflact. En niet alleen het bloed, maer alle de vochten , uit hetzelve afgcfcheiden, vól-gen zoodaenigen- ontaerting : dit blykt zeer duidelyk in uitgchongerden, by welken alle* rotzickten uït deze veroorzaekte fcherpten ontftaen. Dan zoo de fpys en drank wel ge. nuttigd worden, maer reeds onder de eerste kooking ontaerten, van 'wat nut zullen zy dan zyn ter hefftelling van het bloed? ja moeten zy niet eerder des zelfs ontaerting bevorderen.

.! nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'.0! ‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.n. ,

En deze is geenszins de eenigste bron der rotkoortfen in Kraemvrouwen, de watcrbïaes word ook f door de opklimmende en zich acn alle kanten uitzettende baermoeder zeer gedrukt, waeruit eene ophouding , een ftilftand en bederf van de pis ontftaen, die, indien zy opgeflurpt, en onder de vochten gebrachte wordt, tot een algemeen bederf derzelve veel kan toebrengen.. In de baermoeder zelf, van de vrucht verlost, worden.; niet zglden ge-

ron-

-ocr page 285-

Koorts der Kratmvrouvtn.

^Önnen bloed of vliezen van de nageboorte (rf) afgefcheürt, of een gedéefte van den koek Çe) 2felf P door deze ofj geene oorzack'opgehouden ,1 de bykomende; uitwendige lucht door de-hitte en vochtigheid van de plaets geholpen jlt;'doed'dezelve verrotten^ ja de kraem-Vloed zelf word dikwils door -de platte ligging 4n de baernioeder zelve of in de ftheedè vertraegt , en bederft ;T gelyk^ de beroemde White vooral heeft aengetekend. (*} Ver-gelykt hiermede desgelyks G. Harvæcj, De Le Boe Sylvius jIEttmull erus, Rivertos',. WiLLts J'i J. ,De Gorter*' Deze'bedorven ftolFen worden opgerioiften en onder de vochten gcbragt ; en daer fpeelen z'j haeren rol. Desgelyks' doen hier veel toe de moeielyke baering' , dciruwe handgrepen a van den vorlosfcher doori-akneuzingen, .vèr-etteringen en verzweringen te veroorzateken; gt;nbsp;Dat een niet ververste, bedorve lucht; een' kleine j:: alte warme kamer, een gebrek aen fchoon Jihncn en dergelyke hiermede het kun-a nen toebrengen heeft de beroemde WéTte met opgezet aengecoond.-'Ja wy vindeniby veelen aengetekent, dat, de uitWaedeming door

T-

Seeundint. (t'y Plaeertta. On tbe manage-^'-eatnt tM.f, 6, ÿc. Êq in het aengehaeldc Mabangzel. '

T z

-ocr page 286-

a8o .■.yerhanttelîng over de eene ónvoórzigtige verkonding verhindert zynlt; de ,'Wanneer rde zogkoorts door het zweet fcheidt-jodeze in eene gevaerlyke rotkoorts overflaet. ■ (*) • Desgelyks fchaeden hier de verhinderde uitlozing van het zog (t) en.des-zeifs. wederkeering in het bloed (§gt; vooral baenen*eene rottige heerfchende gefteldheid en rottend befmettend gif (f) den weg voor deze koorts ƒ doch ftraks hiervan. . nbsp;nbsp;nbsp;. lt;

’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;31.3.. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,iT

Laeteïï' quot;vy nu zien , welke toevallen men , vooral in deze ziekte;'uit alle deze oorzae-l kdn en* uit ’het bederf zelf/heeft zien ont-1 ftaenefeVeele uit dezelve vindt men reeds in’ dé § 2?opgegeven: de koorts zelf is'geweldig, men neemt ook-meer rauwheden in,'de eerste wegen waer, de loop is ■ zeer rottig enz. buiten de koude 'en. zuure middelen hebben/ dei lyderesfen een af keer, van de overige fpy-zen en drank, ’er heeft eene;groote benaud-heid en-drukking jomtrend de bovenbuiksin-gewanden .plaetsmaer de zwakheidf, vcr-'ï moeidheid en neerflagtigheid zyn zeergroot.'* Er heerfcht een zekere woede in de gebaer-^ loob gidni;’ ? - ji- -ö tisb nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den

Manningham £ , L, Bikker. Ct) Verge-X.c.', (S) Zie Raulin.*) Çf) Miafma ftf tbUsJ-iü»*» 31'1 116- -'V •

-ocr page 287-

Koorts Aer Kraemvrouwon.^ 2?i den, er komen ylingen by, bezwyrning, hart-vang (g) enz. De kraemvloed blyft onveranderd voortvloeien , word zomàrylen rot-achtig, of ook geheel ópgeftopt; Iryaldien'de* ze ziekte in haeren loop niét gefluit of eene verhittende behandeling aengewend worde, dan verfchynen ’er in de neck, op de borstquot;, daerna ook over het 'ganfche'ligchacm duide-lyke tekenen van verrotting, gelyk blauwe ftriemen, (Ä) blutsvlekken en fooftgelyk uit-flag: de fluitfpier van den aers en de blaes verlamt, hieruit ontflaet een onwillige afloop van drek en pis ; een afmattend Zweet, ftuip-trekkingen, de hik (i) en een ophouding vart het leven, welke op geen zekeren en bepael-den dag voorvalt, fpeelen den laedften’treo^ rigen rol. Laet hy, die desaengaende 'rneêr^ begeert te weten, by de Schryvers zelfs id deze § bpgegeven, zich vervoegen.- Ïk heb dus deze koorts als^eene eenvouwige-' rotï koorts, desgelyks als eenekwaedaerti^ekoorts^ en geenszins met eene andere ziekte vereenigt, befchouwt, hoedanig zy Ook by de bevoren^ geprezen Schryvers befchrevén word. ‘

- . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• c • ■ 'Ter

t - ijj nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

(.s') nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Pibicest (i) Sinsultin,

-ocr page 288-

J, Verhandeling over de

Ter geneezing van deze ziekre word alle» aengcprezen,,’t welk; de verrotting weeçdt, en _de aderlaeting-^elf kan, tenzy çr een by-zonder toéval fterk drong, van geen nut zyn; men moet voornamelyk de ooraken naer derzelver^jjVerfchillenden aert te keer gaen, en alles* uit den weg ruimen, hetgeen gele-genheidjtot rotting geeft.

Welke jonbevooroordeelde nu zou durven beweeren, dat deze ziekte der kraetnvroun wen, ’t zy hy dezelve een kraemkoorts hee-ten, ofj^naer zyn inbeelding, met een an-dere benoerning beftempelen wilde, geen rotkoorts 7,'j welke van geene andere verfchild? Diejhier ongeloovjg is, flae het voortreffe-lyk boek op van den beroemden Jos. Qua-(*J en daar zal hy de rotkoorts, vol. gens de natuur,, gefchilderd, aentreffen , hy toetfe zyne ,befçhreven kraemziekte aen de. Zelve, en hy zal zich, volgens myn oordeel, zoo hy de waerheid lief heeft, overtuigt vinden; want omdat deze ziekte zomwylen ont-ïlaet uit geronnen bloed in de baermoeder opgehouden, of uit een agtergebleven nageboorte , van eenige verzwering der baer-moe-

Dt Febriiui ^e, caf, 40.

-ocr page 289-

Koertt der Kraeinvrouven, 283 moeder en der ze I ver nabuurige, deelen, door de verlosfing enz. veroorzaekCyrhjet blykt ecb^ ter van zelf dat hierom de;natuur van dc ziekte niet verfchilt.

’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;§ 4. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;

Eene fcherpe -Koorts, met eene ontßeking der paermoeder, wordt, van andere, voor-de. Kraetv^* koorts gehouden.

Men vind zeerveele Geneesheeten, ook onder de oude, die deze ontfteking der Gaer-moeder Çk) met eene fcherpe koorts, in de kraemvrouwen voorvallende, zeerwel befchre-venhebben ;gelyk Hippocrates, Paulus Æginefa, Ætius, Felix Pl'aterüs, L. Riverius. Èn niet minder is der-zelver getal onder de hedendaegfche', welke naderhand zullen voorgedragen worden.

''Zoo''wy de zwangerheid en de’daaropvolgende baering naeuwkeiirig overwegen, dan is het klaer , dat in de baermoeder Zelf, æn der-zelver nabuurige deelen de grootfte veranderingen voorvallen: ’erlt;gefcHied een grooter ) toe-

V^rgelyk,ook de beroemde Bvr sERiusZ

(gt;) Metrith. (t) Vergelyk dat geene , 'beftVélk itf hët eetfte Hoofdîluk van deze Verhandeling votvat is, ■ IV lt;lt;

T 4

-ocr page 290-

a 84 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•' ^erhandeling over de

toevloed van vochten naer de baermoedcr, deze zelf word door de vrucht dikwils ge» weldig getrapt; in de baering kan zy op een verfchillende wys beledigt worden door de ruwe behandeling van de vroedkundigen, door verfcheiden prikkelingen, ’t zy van een achtergebleven nageboorte, of bedorve geronnen bloed, of wegens eenige andere oorzaek. De opgeftopte kraeravloed brengt ook hier zeerveel toe; een misflag in de levensregel, cn vooral verhittende en prikkelende dingen, ook onder de gedaente van geneesmiddelen toegedient; eene bloedryke gefteltheid van het ligchaera ; uitwendige koude en hitte en veele andere toevallige omftandigheden, vooral ook de zeergroote prikkelbaerheid der kraçmvrou-' wen en haere geneigdheid om ligtelyk inkram, pen te vervallen enz. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;

Laeten wy nu de toevallen zelf van deze ziekte befchouwen. De vermaerde Tissot heeft het volgende, ,, de ontfteeking der „ baermoeder ( teweten in dekraemvrouwen) j, openbaert zich door pynen. in den geheelen ,, buik, door zwelling van den zelven, ver. j, meerdering van pynen, als men dcnzelven j, aenraekt; er doet zich een foort van roode sgt; vlak voor, die opklimt van het midden des

den

-ocr page 291-

Koorts 'der Kraemvrouven.

28j

gt;, buiks tot aen den navel, en die, als het

9, kwaed verergert, z*art word ’t welk al’ „ tQOS doodelyk is; een verwonderlyke zwak-„ heid, eene zeer fterke verandering van het aengezicht, eenligteylhoofdigheid, eenaen-

9, houdende koorts met een zwakke en hardt ji Polsflag, fomrydsgeduurigébraekingen', dik-,, wyls de hik, een zeer geringe vloed vaâ „ roSs,ftinkend, fcherp water, gedüurige pers-,, fingen om aftegaen, hitte in de pisloozing „ ea fomtyds ojiftopping van dezelve mat-j, ken de’faemenloop der toevallen uit.’‘ In de vólgende 371 § zegt hy : dit geval ; ’t welk zeerzwaer en menigmael doodelyk is,- moet behandelt worden.als de ontfteekingsziekten. En dat deze vooral tot de KraemkoortS, voorzoo ver fommige dezelve aen een ontfte. king der baermoeder toefchryven, behoorén, blykf uitquot;den-geleerden ,White,

ME (t) en Bikker. (§^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-- .lü nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;

: 'ir- t' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- l

Men zou 'by dezelve kunnen voegen eene - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-^‘5 fthe-

(♦} L, C.p. 9. (I) i.c. ƒ.127. .(5) Raedg. voor.dç geni. man bt. 354.-Fr. Bo'iss. de Sauvages heeft Ift 2yn Nouvel, Method, t, i. claif. 3. phlegm, p. 481 eene ontlleking der baerinoeder met eene hevige koorts in de kfaemvrouwen aengetekent. En bl. 48?. heeft hy van eene ontlleking det baetnioeder gewag gemaekt, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i-.

T 5

-ocr page 292-

t9S nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» V'erhandeling nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Je

fchemering van het gezicht (/) eene aenhou-tlende branding in den buik» dorst, en heup-pyn, de afgang word onregelmaetig, de uit-werpzelan;flinken, en de pyn flrekt zig uit tot het’Voorhoofd. (*) £n dat deze ontfle-king der baarmoeder zich zomwylen tot de nabuurige deelen in den buik enz. verfpreid, hebbenjFR. Mauriceau en J. Mesnard aengetekend. (f) Hierover verdient de benoemde Sandifort nageflagen.te worden, (§) daer hy van John Hak vie. gewag niaekt,lt;als ook Chr.. G. Kiesling, die met- opzet over dezelve gehandelt,heeft, en ilen 1 yoorflaender van het nieuwe leerflelzel Ed. Johnstone. V En laet dit voldoende zyn. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;icj i. t j

t:- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ J nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'f'-' ■

ri Laeten wy deze gezegden naeuwkeuriger on-^rzoeken, en zien, of deze koortssmet eene ontfleking der baermoeder^ met de gezegde toevallen verzeld, eene byzondere ziekte der kraemvrouwen genoemt moet worden ? .yder ziet, dat deze ziekte uit het geflacht der ont-kingkoortfen is , dan uit de algemeene be-fchouwing der beoeffening is het bekend, dat al-

• ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• -o

(f) Caligo oculoTum, {*') Hifp. L, c. (t) L^. t.t.

?• P 331«

-ocr page 293-

Koorts der Kratmvrou^9en. Uä?

Je ontftekingen in liaere onderkenning^;voor-zeoging en genezing vooral alleen yerfchib len naer de verfcbeidenheid van het aenge-daene deel : dus.verlchUlen bet zydeweöt, f m) en dejiuaegontfteking, (n) fchoon zy in hunne natuur overkómen,, door fominige^ (toeyal-Jen naer de verfchillende zitplaats yan de ziekte, alhoewel de voornaemfte ontOekingtegengaen-de aenwyzing in beiden dezelfde blyfc. Geen wonder derhalve, zoo de ontftefcing der baer-moeder, met eene/fcherpp-koorts vergezeld, ook haere hyzondere toevallen-,heeft, door welke zy van alle andere ontftekingen k;m onderkend worden, en zoo zy dies wegens ee-nige byzonderheden^in. de gençezing jvorderd, de ziekte blyft eçhter van een ontfteekenden aert,.en deze koorts met eene ontfteking der baerraoeder treft men niet alleen in de kraem«? vrouwen aen, eene foortgelyke heeft ook, ia andere .^vrouwen plaets,-.’t zy dat deze dan of pit ' opgehoyden, of door een toeval op-geftopte maendftonden (o) of wegens een misgewas, (py een Pulypus^or eenige uitwendige oorzaeken ontftaet, en by ,deze hebben dan veele van de gezegde toevallen plaets;

laet

fm) Pleurait, Cajiritis. Q»-) Mtrjirua.^ », Mola, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/

-ocr page 294-

288 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling ovtr de

het Act rus uit veele hierover • nageflagen worden. (*J Ik wil gaerne belyden, dat deze ziekte der kraemvrouwen dikwerf in veele opzichten verfchild van dezelfde ziekte in andere vrouwen, dan om deze dingen te ver-klaerenmag, ik my beroepen op den ver-fchillenden ftaet der zwangerheid en kraem, tevooren reeds genoeg ontvouwd : dat deze zielttc hierom, het overige gelyk zynde, in kraemvrouwen gevaerlyker is, zal niemand in twyffel trekkent in dezelve is de gefchiktheid tot- verderving ook (y) groter, dewyl de vochten wegens veele oorzaeken ook bedorven en tot rotting quot;gèneigd zyn, en derhalve raag men’veel al de ontftekingtegengaende genees-wys in die kragt, gelyk bctaemt, niet te-Werkftellen : dewyl ook de kraemvrouwen zelf reeds zéér verzwakt zyn'. fDezé dingcrt fchy-neii' my’^derhalven overvloedig tte bevestigen dat de fchér^ koorts der kraemvrouwen, met cene ontfteking derbaermoeder vereenigd j noch van dezelfde ziekte in andere vrouvVen^ hoch van cenige andere foortgélyke ont de eking, dan' alleen in de zitplaets,quot; verfchilt.

S 5*

(*3 Tff^. 4. ƒ. 4. f, 83. f'iJ, ^rt. Princif.f, itfa. (r} Caitjr^na,

-ocr page 295-

« Koorts der Kratmvrouwen. aS9

lt; — mj - i- ï ï ,- g g,- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.-J 1' i/i) n*.

'C: y nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-'* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ n 'S »

- De-fc^trpe Koorts'der Kraenivrouwen met''eene tntßeking van het netvlies (r) of der darmen vergezeld i is geen byzondere Kraemziekte: ,7 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 . fiscï”; f-

• Onder alle de reeds aengehaelde 5cbryvers is ’er geen een, die met zooveel fcherpzin-nigheid gepoogt heeft ftaende te houden, dat deze'foort van ziekte aen de kraemvrou#eh by-zonder eigen waer, als de geleerde N.Hül. me; ('*)'en dat het hiermede echter zoö niet gelegen iS, zal ik met verlof van den zeergeleerden Man'koftelyk aenftippen. Ik efken wel dat ’er iri de kraemvrouwen e'enö gróote gefchikt-heid tot deze dingenquot; placts heèPt','-zoo’'wy ’ op het werktuigelyke van de zwangerheid zelf acht geven; want sik hebbevorensfeédsaen.’ getoont, dat door de drukking der baennoe-der dé''vaeten van het netvlies én'der darmen gedrukt'en verftopt.'wórdcn : däerenbo-vcn worden deze deelen gt;in de verlosfing, de baermoeder zich' fchieïyk faemetrébkende , van deze drukking bevryd , waerdoor hetbloed^ met grooter-'drift en in gröoter hóeveélhfeid/ door de baerenspo'gingen desgelyfcs Î^ol^eiî',® ij. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. folt;lt;v öb ni oj; ,)b‘--: 9- jjyg

' ■ '3? nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bl »v

fr) Omentum. (,*) e. Preface amp;e.

-ocr page 296-

«96 Verhandeling over de » in derzelver Vaeten. invloeid, vooral dewyl de darmen en het netvlies boven andere ingewanden teder zyn hieruit ontftaet uitzetting, aendrift op de verftoptc vaeten , en wel ligt eene öntfteking in dezelve, waerop de koorts , als een gewrocht j kan volgen, behalve de overige gefchiktheden tot.optfte-king,.,welke ik met Ililzwygen voorbygae.' ii

Ji

En ik ftel met den zeer kundigen Schry-Ver vast, dat deze ziekte fomwylen du9;in de? krat’mvfouwcn plaets kan hebben j en om/vlk® te ontkennen is geenszins volgens den zeerge-lee den White de «reden in het naefchrifti. achter zyn., bevorensnigeprezen werft byge-' voldoende omdat» namelyk zcö de ziekte uit deze oorzaek ontftond ■, dezelve dan veel*i eer plaets zoude hebben op het einde- van de zvanquot;. gerheid y jvant de vrucht uitgedreven z-ynde \ én dt oorzaek dus ophoudende moest de ziekte .oak »’eg‘ genomen vfordeny dewyl dit _ gezegde dOor bet boven bygebragtegemakkelyk ontzenuwt word;-Wat de ziekte zelf en haere toevallen betreftcj'-dezerzyn door den geleerden HuiiMïzeer* wel befchreven,) en wy hebben geen reden om dezelve te herhaelen dewyl zy yoör het grootfte gedeelte in de vöorige foorten van ziekten reeds gemeld zyn ; ’t geen gemakke-

-ocr page 297-

Koorts der Kreemvrouyren.

lyk begrcfpen wordpzoc/ wÿsin ’t oog hou* den , daE'‘-'jn 3 alle deze rde : Icraemvrouw-‘hel’ onderwerp en by dezelve gemeenelyk'öhc-fteking en rottige vermengjngen plaets hebben/ over-welke^^ echter daerna breeder zal gehandelt wordenJ Het verfchir evenwel^tiisfehelf deze ziekrelt;en eene ontftekihg-der baermoe-«' der verklaerC'de^Schryver, waerover hyzelf dient nagezieli te worden. (•)' ' ■ quot;nbsp;.nj,.coJ

'Niemand twyfFeld, of dezezelfdeontftékïng^ van het netvlies en der darmen,, met eènefëhftv-pe koorts vergezeld, kan in ieder mensch, de kraemvrouwen daergelaeten , plaets hebben, tot welke de verfchillende gefchi^heden, de on-derfcheiden leeftyd,,he‘t temperament, de fex^ ydere fcherpte der vochten enz. vooral kunnen toebrengen. Over welke'’ de geleerde Lobe breeder gchandelt.-|ieeft, lt;lie, ge-lyk\, wy „boven blad. 178, vermaent hebben^, têgelyk.een jnaeuwkeurige navolger' van den ge^ leerden HvLMEjgeweest,is,in het vastftelleäv van zyn gevoelen over deze ziekte. Verge-lyk ook,SELLEi,lt;.§;),,^chtei moct menjji/g den zeerkundigen kite . tçgelyk quot;aenmer-

(♦) L.c.f. ai• lt;t) nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«#.

(fgt; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»ÿraP4i«»i9d nî.î.X .it;«-»

-ocr page 298-

*9® nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; t'^erhandeling over it

tenj dat deze iziekte niet‘zoo- veelvuldig algemeen plaets vind, en dat'die zelfde ont-i fteking der darmen! dikwyliger een gewrocht Van de ziekte, dan derzelveroorzaek uitmaekt; dewyl-de..daimen enqhet netvlies in de he*, vigfte rotziekten niet zelden_door,.onifteking aengedaen, bevonden worden. (*) En deze gezegdens fchynen my ontegenfpreeklyk te be*, toogen, dat deze foort van koorts geenszins eene ziekte is de kraerovrouwen eigen , en dat een byzopdere naein derhalve verkecrdtäj’k aen dezelve gegeven-word. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;

Zjro. 1 ■ ■

fbc'iv'uor.’.'rtc rX

die Koorts der Kraemvrouwen ) welke uit eent ontfleßking en rotachtige geßeldheid èèjlaeit èigen-*^ lyk derzelver byzondere ziekte. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\

De'geleerde Denman en JoitNSON zyiï de voornaemfte^“die de zoogenöemcle kraem. koorts, uit eehe ontfteking-en’fotaélftïge ge-ffelthéid ('f) faemegefteld, achten. Ddzezeer** g'éleerde manneiï hebben yastgeftelä dat-deze ziekté^'eerst de ftaet der öntfbeking ,^e'flquot;daer-pa die'der rotting dóorlclopt. • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘

üit

'.in , lt;'■’ .it A -A *A

(*) White Z.f. in het aenhangzel. O) Diathefiti

-ocr page 299-

Koorts der Kraemvrouvren. 293 »r •

,2 Uit dat geene,,hetwelk ik boven verhandeld ' j^eb, en hetwelk uit eene algcmeene ziekten-kunde afgeleid wordt, blykt het reeds,duidelyk,, dat deze koorts uit de zwangerheid, de baring,^ en dpoFj verfchjllende omftandightden ^vaa dc kraemvrouw, zoo wel als wegensbykom.cn-de oorzaken, cenen onfteken.dcn en zelfs een rottenden aert kan aennemc.n,. De toevallen van deze koorts zyn niet moeijelyk ïrfteieiden uit dat geene, hetwelk bevorens over de rot en ontftekingkoorts der ^kraemvrouwen gezegd is; eh dat deze voor het grootftequot; gedeelte dezelfde zyn, zoo maer de onrfteking en rot. ftaet juist van elkander önderfchciden worden, en. men op het vcrfchil van de, heerfche^de gefteltheid achtgeeft , kan men by denzoo-even.aengehaelde Schryycrs,zien.. Ziedesge-lyks Millar en Manning. (•) White heeft hier en daer eene rotkoorts, met ontfte-king vermengd, waergenomen» , _

Voorwaer ik zie niet, hoedat ook de^zeziek-, te voor eene, aen de kraemvrouwen eigen, kan gehouden worden. Deze ve heeft* wel «enige hykojugj^jg toevallen, haer byzonder, ■........ nbsp;“ nbsp;nbsp;lyk

«

C^^L.lc.c. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;---

Jl. Deel. ni. Stuk. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V

-ocr page 300-

2^^'' •'*'t^erhatiâe!in^ ßVet ae

maéf ^èh daerop moeten altoos lèdtèri , dezé‘ ziekte 'Wórdt befchrèven ^^gelyk men ze in de kraemvrôuweh aéntreft.' ' Allé tw’yffel^ wefte wegéns dit'gefchil overig kari zyri, zal zeérgemakkelyk uit den weg genö-men Worden , door'eene ' vergelyking vàn de geftefdè kraemziektè inét die, welke de zeer-VÖortrefFelyke J. Qu a r i n in arideré'lj^ders zéér duidelyk heéfi'‘voorgeftcld, alwaer hÿ' desgelyks deze koórt'fen in kracmvrouwen heeftquot;’aengeteekerid. (*_)

■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J- . nbsp;nbsp;.()T? nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;. gt;

,J ’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- -

iTori^ de zongenoêmde^Kraemkoorti altdtiS met regt ' aen Jtet zog‘töeg^èfchreven'^ Js niét'de 'ont-äefting .ydn Ji'et zog zomylen het gewrocht van ee^' nïge voorafgegane Kobfis?^ ”

quot;O j. j .quot;lo: •!,) . -fi'je -U'ßb n-j n-jid 31, ;i

Ieder weet dat^bet’zog in de kraémvrouwen op zeer verfchillende wyzen kan zondi-gen f want óf deszelfs afkleinzing wordt ver-JTiriderd;'’t vj door'een gebrek in hefafte.’ fé'heidcn vocht, of in-de zogleiders, of vari het affcheidende rvrmogen;'of deszelft urtloù zing

L, e, cap, 4. G? inpr, c, lï. »« fine»

• 1 .V’U

-ocr page 301-

Koorts der Kraeimrouwen.

Zing wordt belet; of het zondigt door eene fchynbare’óf ware overtolligheid, of door gebrek ; of het is in deszelfs hoedanigheid fcherp, alte dik of te dun; of het wordt ge. rönnen enz. Over-'al hetwelke men den get leerden Bicker moet raedplegèn. (*} nbsp;nbsp;nbsp;quot;

Zoo nil de afklei'nzing of uitloozing zelfs verhinderd wórden , dan ontftaet’er, behalven andere toevallen, een zoggezwel der mammen, fpanning , pyn , koorts, ontfteking, verët-tering , verharding; zie BiceEr, Roux; David; ook. brengt de overtolligheid, of een gebrek aen zog, gemeenelyk aen de hevige ziekten niet weinig toe. En hier nïoet men geenszins gehoor geven aen den geleerden, Fuchs , (f) die met den geleerden L e a k e (§gt; en Hulme meent te betogen j dat ,de op.' flopping- van het zog niet' bekwaera is otn kraemkoortfen voorttebrengen. Myn oogmerk gehengt ' niet alles, wat tegen dit gevoelen kan aengedrongen worden, opte hal en.' LaeC ik alleenlyk aenmerken , dat het zog, of fchoon een zeer zacht en balfemächtig vocht zynde, zeker wel iets tot dezelve kan toe.

doen,

' 11 ' .J' /

o Over het zog Her vrouwen enz, L, e,

(t) c- K- 33- P-

-ocr page 302-

. {^erlîmdsliiïg over, de

doen , zoo doszelfs'uitloozing op het onvef* wachfte verhinderd.wordt, hetzelve terug wykt, en zich onder de vochten begeeft ook is het geenszins nodig, dat het zog maer eenig-zins.van zynen natuurlyken ftaet afwykt; des-zclfs geweldige beweging alleen en afdwaling ' tegen de orde der natuur zyn genoegzaem om deze- koortfen tequot; verwekken : hiér komt bÿ, dat dit'in het ligchaem van eene kraemvrouwj dat voor de minfte^prikkel zecrgevoelig is, wie van de minfte afwyking de zwaerfte kwalen te wachten ftaén, voorvalt. Ook maek't de zachtheid van het zog hier geene uitzon-dcring; laten wy maer achtgeven op hetgeen gebeurt, zoo de ftondenvloed in de vrouwen verhinderd, vertraegd, of opgeftopt wordt: Want ik geloof niet dat deze geleerde Schryvcr^ her ftondenblocd voor bedorven, fch.erp en van den natuurlyken ftaet afwykcnde, houdt, tenzy het reeds-buiten de vaten zy cni bedorven wordt. In zoodanig een geval nu ont-ftaen de hevigfte toevallen, en echter word’et niet dan een zachtäertig vocht, ja het bloed zelve, hetwelk met de bmloopende vochten veel meer overeenkomst heeft, dan het zog, teruggehouden. Ook heeft het zog geen langen tyd nood^g, gelyk de Schryver meent, om te bederven: want de waernemihgen getuigen ,

-ocr page 303-

Koorts der Krasm'vrouwen. ''29-^ tuigen* 'dat zulks fpoedig gefchieden kan, na-dcmael wy lezen , dat hetzelve of wegens gramfehap, ofeenige andere gemoedsäendoe-n'mg gebeurd is, (•; Ja zelf heeft de beroemde Van Swieten acngeteekend dat het zog zeer fchielyk zuur wordt, wegens eene onthouding van Qiys en drank gedurende .vieamp; entwintig uren, (f) Ook word’er in de be* fturing der kraemvrouwen de grootfte om-zigtigheid vereischt op dien tyd, wanneer de zogkoorts p’.aets heeft: want deze goed; äertige koorts wordt, wegens eene bykomende geneigdheid der kraemvrouwen tot tottmg, en eenig gebrek in de befturing, zccrligte-lyk in eene acnhoudendc veranderd , en eenen rottenden aert deelächtig,, g-elyk defehrifteh van Peu, Smellie, J. van der Haar, Ra ZOUX, en andere leeren. Ettmullçrüs heeft kraemkoortfcn, uit een feherp zog ont-ftaende, bcfchreven. Fr. B-otss. de Sauvages telt do zogziekten afzonderlyk op. •Vergelyk ook de beroemde Jo. Oosterdyk S,c II Ac H T, cn de vermiierdc Gaubius. (. )

Nw

r*) Zi,e Usosen VAN RosENsTEi.N over de 7-ickfCtJ der kinderen ledeel. bladz. 04. 25. (■) ?) Cammetit.l. i /gt;. ”■ CO nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t. lt;3, titorhitr. aetiol,cl.\r,,p,(,{.n

(**) Inßitgt;nt. inpf.'l lo. m/«. iv. J. 23.34.

(Î1) Patkakcll

V 3

-ocr page 304-

»98 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leerhandeling over de

Nu zyn wy gevorderd tot die beruchte Zogverplaetzing ip de kraemvrouwen, over welke men vooral Puzos moet naflaen. Allen ftemmen toe, dat deze zogyerplaetzing in de kraeiiivrouwen verfcheiden, ook hevige ziekten kan voortbrengen- (*) , Men kan jo. Chr. Williardts, (f ) de beroemne Ernestus Gottlob Bose, (§_) en bovenal Nathanael Berendt, (**) welke in de jongftleden jaren over deze ziekte breedvoeriger gehandelt hebben, met vrucht raedple-gen, ook zoude men hier Joh. Jac. Emb-SER (ttgt; om het aenraerkelyke geyal, door den zeergeleerden en ervaren Vroedmeester Ostertag waergenomen, en door hem geboekt, kunnen nazien. Zie dcsgelyks J. F. Henckel (§§) en J. L. Schmucker. (**0,

Zoo wy de bovengezegden aendachtig overwegen, dan fchynen wy het met die party, te moeten houden, welke de zogverplaetzing niet — gt;

f*) Conf. Ci. van Swieten t. 4 L c. Xder Haar L c. p. 380. Bossu, Pauken, Blochs, De-LEURYE (ÿf. hifi, inaug de Metaft. taitii.Tuhins. Ï770. lt;'5) De lade oherrame Lips ïnsi,. l^‘fi. inauffur ae lnäis Metaflafih. Qott. 1780. (ft) in~ aug äe Metafl.luClca /Irgent. siVii. (§§) Neue Meiiicin-vnd Cbirutg anmcfk ie Sammul, ^e anvierk bl 12.

Ker miseb te Cbirur. SebriJ't, tlt; nbsp;nbsp;P-

-ocr page 305-

Koorts der Krasmvrouwn. 29^ aîec alleen als oorzaök, maer ook als ceti ge--wrocht van de koortfen der kraemvrouweB-V’astftelf; ook is het niet altoos zoo gemak-kelyk het onderfchcid tusfehen deze twee ge* vallen te kennen : dat dezelve dikwils een oor-zaek zy, blykt uit het voorgcftelde .middag, klaer, ook kan zy niet altoos een uitwerb-zel geheten worden, zoo ■’zy op eene ligte toevallige oorzaek, gelyfc een gering koortsja enz. volgt, want -zoo -deze zogverplaetzing niet voorgevallen ware', dan zoude een' zoo geringe oorzaek of geftelrhetd zoodanige hevige ziekte niet?voortgebragt hebben. Ook is ’er niets in den W'eg, waeróm deze op. hooping van zog door eene verplaetzing het uitwerkzel van de ziekte niet worde, hya1-dien wy de hevige koorts, door eéhigerlèi oor. zaek in de kraamvrouw verWekt, oVefwegefb; want kan dezelve niet ‘door hare onregelmatige beweging, door 'krampaebtigé fame-trekkingen, door eenige ovérvlocdige öntlas-ting enz. of wegens de minfle uitwendige*, of foortgelyke oorzaek, het zog naer het bloed lokken , en men’begfy.pt lichtelyk , dat hetzelve, daergekomen zynde, in eenige holligheid van het ligchacra of op eenig byzonder deel

V 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kan

lt; nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’K .V . -

-ocr page 306-

390 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ferfiandeling over de

kan geplaetst worden? (*quot;) Het blykt derhaU ven geen wonder te zjm, dat deze zogöp^ hooping in de kraetnvrouwen ook met ver-fchillende hevige , ’t zy ontftekingächtige, ’t rotächtige of andere zickten worfte-lende, dikwils wordt waergenomen, en het in geenszins noodzaekelyk, dat dezelve altoos op de maeg- en rotkoorts , welke de geleerde F CHS befchreven heeft, volgt: geheel ver^ fchillend- otnftandigbeden, de heerfchende geitel dheid enz. maken hier, het verfchil uitquot; En zoo nu deze ophooping het gevolg vap eenige ontdekingziekte zy, zoo dezelve op - eene koorts, wegens eenig misbruik der niet natuurlyke dingen, volgt, met welk regt be-fch yft dan die geleerde Schryver, op blad,-zyde 37, deze koorts als eene byzondere ziekte ? Zouden ook die ziekten niet, volgenszyngevoelen, etn byzondere foort moeten uitrakken? maer dit is buiten noodzakelykheid dp lyst der ziekten te vermeerderen. Dan wat belet, dat deze ook in zwangere vrouwen kan plaets grypen, zoo wy overwegen, hetgeen van S MIETEN fchryft; (fquot;) n tydedèr 3, zwangerheid worden de mammen zoo geßeld, dat

O Cocf Fuchs.

(.tgt; T, 4. ƒgt;. 607, Ctnf. IJiJJpeer, ^fb, 53. j.

-ocr page 307-

Koorts der Kraemvrouwen. 301

.jsy zo^' vanjist bloei heg’:inen aftefchei^ „ den; wat;rom tn vele zwangerè 'vrouwen ge^ „ wonely^k eenig zog uit de tepels lekt i vooral j, owrent de laetste'masnden van de dragt enz'* en het blykt van zelf, dat zy dan zekerlyk geene kraemziektemoet genoemd worden. Daer-enboven nemen wy voor gewis acn, dat het zog aen deze ziekte dikwerf niets toebrengt Ook wordt deze neêrzetting van het zog niet altoos op dezelfde wys herfteld, en veroorzaekt zomwylen cene geheele ‘andere ziekte, dus vereifcht dezelve fomtyds zelfs herhaelde aderlatingen; (f}ï en daeren-tegen zyn de aderlatingen in de genezing van deze ziekte dooJelyk geweest. (^§)

Ook is het uitgeftorte vocht in den buik der kraemvrouwen , die door deze koorts aenge-vallcn waren, niet altoos een wezenlyk zog geweest, ja fomwylen veeleer eene van het zog zeer onderfcheiden rotte ftoffe, ’t zy uit de opgehouden , of bedorven en opgeflurp. ten kraemvlped, of van eenige ontfteking, of van eenig befmettend gif, en foortgelyke oor.

za-

(♦) Zie Leake L. c. Cf) Zie Puzos. (§) Corf, lit/, cit. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

T y

-ocr page 308-

302 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ rerhanâelùig «ver de /

zaken onftaende, vergélyk Pouteact, Ruisch, Peu. «•gt;lt;

Thans zoude ik over die wreede ziekte der Kraemvrouwen, die de voornaemfte oorzaek • gt;nbsp;, van den byzonderen nacm der iiraemkoorts is en die met zooveel woede in Engeland, (*) Frank-ryk, Ct) en in ons Vaderland, (§) geheerscht heeft, moeten handelen ; dan daer ik reeds de befchryving van verfcheiden koortfen der kraemvrouwen , welke voor het grootfte gedeelte dezelfde toevallen met deze ziekte gemeen hebben, heb gegeven , en over deze kwael eenige byzonderheden in het Aenhang-Zel op rayne Verhandeling voorkomen, merk ik alleen op, dat men in dezelve moet acht-geven op den voorleden en tegen woordigen ftaet van de kraemvrouw, van welke ik reeds gefproken heb, en op de verfchillende ge-fteldheid van dezelve; dus zyn deze lyderes-fen voor het grootfte gedeelte arinen, en in de Gafthuizen in de kracra liggenden : op de 'geneeswys , na welks verfcheidenheid de doo-delykheid meer of min geweest is: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;want

de-

(*) Zie White Management amp;c. L. c. Ct) Zie Memoires de l'/lcad. de fcienc. L. c. Gazette de Janti 1781

4. (5} Zie Bicker Raedgeving enz. L, c. Zie Gazette de fanti L, c.

/

-ocr page 309-

Kaorlî der Kratuwrowwen. 3°3

dq geleerde-Iîo u;LGST beeft zçervelcjvan deze ongelukkiger) aU uit de kaken des doods gerukt, door, terftond in-het begin van deze ziekte, een ligt.brackmid^eljjpok herhnclde rejzen toetediçnen, en door een zacht piieach-tig buikppenend Julep,met twee aezen van den'mynftoffelyken kennes. j'tervvyl voor de aenwending van deze geneeswj\s zeervele ge-ftorven zyn. (Î) De bekwame L’Hekitieii heeft mj^ verheeld, dat hy in dc ftad Parys deze zieken buiten het Gasthui? zoo behan* dclt had, dat hy de twee eerftc dagen een afkookzel van graswortel met fju'oop van limoenen en gezuiverde [falpeter en een zeef geftrengen leefregel, voorfchreef, verbiedende alle fpys: na verloop van deze twee dagen, gaf hy ontlastmiddelen, en door deze handel-wys heeft hy allen gelukkig gered , wendende dezelve desgelyks aen , by-wyze van voorbehoe-ding , by die geenen, wclke^door de ziekte nog niet aengevallen waren, (f) nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i

Daerteboven vereifcht de algemeen heerfchen-de gcfEeldhcid de grbotfte opmerking, Iio.eda-nig.

Zie Relaes aen liet Koninglj-k Geneeskundige Ge-nouilcbap iu ‘'»''S Aenhangzel.

Zie dcsgelyks deszelfs uitlegging over deze Ziekte in het gezegde Aenhangzel.

-ocr page 310-

304 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' leerhandeling over de ■-

nig deze gefchiktbeid' dcrHacht zy, wier wc-zenlj’ke oorzaek ons meestentyds onbekend is, en welke niet dan door waerncmingen kati gekend worden, en die, vooral in dusdanig voorgefchikte geftelle'n, gelyk de kraemvrou-wen zyn , verfcheiden gedaente- veranderingen j(*^ der ziekten voortbrengen kan. Ver-gelyk de werken van S ydenh a m, Stoll, alsmede van BAUDELOCQ_nE (f) beroemd Hoogleeraer in de Vroedkunde aen de Pary-fcheSchoole, op wiens onderwys in deze zeer nuttige tak der Heelkunde ik my beroemen mag, wiens roem, wegens zyne uitfte-kende vriendelykheid en vooral wegens zyn doorzigt in de kunst , noodwendig dagelyks moet toenemen. Voor ’t overige zoude men op deze kunnen naflaen de handelingen van de Koninglyke Paryfche Academie der weten* fchappen,(t) Bicker, endeacngehaclde Gazette de fanté. En wat de zogverplaetzing, in deze ziekte waergenomen, betreft, zy begt;. weren, dat dezelve fomwylen onder de oor-zaken van deze beyiger ziekte moet geteld worden: doch het is genoeg bekend, dat deze ook dikwyliger onder de uitwerkzelen geweest

lt;*) MetafcbematifmDi.

ft) L'àrtdet /Iceucb, tom I. f. 3Ö2. Ct) L c, C5) Raedgeviiig enz.

-ocr page 311-

Koorts der Kraemvrimwen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J o 5

ivçest is, dus heeft de my zeer genegen L’He-RI tie R, onder zyne .pryfelyke-^^waernemin-gen , eenckraemv’rouwaengeteekend, die reeds geduurende drie dagen met deze ziekte, van alle derzelver toevallen vergezeld, worftelde, en die eerst den derden dag met zoogen uit-fcheidde, en den vierden dag ftierf.

Dit filles; jbewyst derhalven^ duidelyk , dat deze koorts der kraemvrouwen geene byzon^ « zundere ziekte is, .maer van zeer verfchillen-de omftandigheden afhangt, echter voor het. grootfte gedeelte eenen rottenden aertdeelächtig is, die wederom, naer verfcheiden toedragt van zaken., en naer dat verfehillende deelen van het ligchaera lyden, de gedaente van ver. fchillende ziekten aenneeint.

f.' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I T'îoi;.! eb ..i. I

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S 8. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..

i; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;......

U'^egens eene, opftopping van den Kraem.vloe,d Qntflaen fomwylen koortfeny en deze maken geene. lyzondere ziekte uit.

o '

f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' rofi

' Aile KunstöefFenaers getuigen eenpaerig, dat er :^eefvele j'^en zeerzware' kwalen ontilaen Bit opgeftopte ftonden : het is derhalven geen wonder, dat ook dergelyke, ja heviger, d,çs-gelyks

-ocr page 312-

^6 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' Verhandeling over dè

gch’Ics in cle kraemvróuwen zelf ontfpruittn, als de kraèmvlóéd wordt üpgftopt, wanneeb overwegen-, dat zy gcdui-ende negen maen-deri •van'’'dezén natiiüriyken vloed verftoken lyn ge\yeést', dat ook de baernioeder zelve van ónreinhederïjcwelke van de vetlosling zj’rt overgebicvètiy dóór ^ezdn vloed gezuiverd * èn ’er dus gecne gelegenheid gegeven wordt Voor eene fóttigè oplflurpi'itg/ overige , hetgeen'“inen hier zou kunnen aehvoeren, wordt wel lïgt üit dê menfchelyke natuurï en ziektêrikiihdè «afgeleid. ’Zie den beróeiu. den Baudelocque.

nefci'jrijla,-■ 'u. - -fió -i -

'quot;Ôok örifbrbèkt'^et hier adn ^gben' gezag 'der óüdeh en latére Schryveren, verre de méés-ten hebben deze npftopping onder dc oorza-’ ken van de koortfen der kraemvrouwen geteld. Dus heeft Hippocrates zoodanige koorts wydioopig verklaert, welke vergezeld was met huivering, een gezwollêrf buik een zeer gev'ócli^è' pjm, Vooral op Het ae'nraken van den buik, fomwylen mdt è'ene knaging aen de mond van de maeg , met^ lendenpyn, éêhe fpysWaÏging'', flaepeloosheid'en eene ftc'

n. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, i

r 'I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-b gt;; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ÎJ ' ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“

■ ■'

I.?.

-ocr page 313-

Koorts 'der Kraemvrouwn. ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;30ƒ

king van het ligchaém'; den'$. of'7. dag wordt fomwylen de buik gefoert, en ontlast ZAfrarte en ftinbende ftoffe’,- de pis i5 als die de^ eZels,‘Jen ’de-' grOotfte hoop op de genezing fielt hy in de wederkomst van den kraemvloed betzy deze vanzelf'/’of door geneesmiddelen bè'Vöfdèrt \vórdt/quot; Men moet hierovér‘A vu CËNNA naflaen'^f'en welke hem gevolgt heeft, E. Rïró’Di'ON'/'N. Rocheus, die ’er duiquot; zelingeh en bezwymihgen bygevOégd heeft A. Paræüs, -M.h Ak akIa ,-/die beweren y dat de’koude’*hiertóè veel bybt'^ngt; P. F o* RE'srùs*, L.' M'eRcatusgt;. Fons'eca', en' E. GAjHlèSïéau, diê, nevéns'anderen, de aderlating zeer aenpryeen;f L vEÄ'i us, die'’vastgefteld heeft dat dieswegens ontfle-kingen geboren worden; J. Li eb au t, D-Se n n e;r t u s , .welke hier 1 eén ‘hedorvén toe* fiel der vochten bj’gevoegt heêft. G. Har. vjBüt, Sylvius v^MaUrtceau , Die-ME R KR oE K, E nbsp;nbsp;'ui ü L L É R u die ook raeui’

Wigheden in de eerfte 'Wegen téveiis bcfchubf digt; StrotheRj' SYDENHAMV^die-' dezat opftopping uit een aenval dertmóedérk\Vèeh afleidc; Boerhavb, Fr.R;üY^slt;5H, R; Man-• ningHAM) L Heister, J. Mesnard desgelyks, die ook zegt, dat deze opftop-pÏHg

.15 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.•gt;..

-ocr page 314-

So8 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verhandeling over de

ping .'fomwylen uit çen.-, btukioop ontftaet; W, Smellie, Li eut au p ^uinaer vooral vaïï S W I E T E N , Jo H NjS o N , gelyk ook V A N D E H Haar, Deleurye: Home: cnjiier dwaelE lt;nbsp;FuCHß'-wedt^rom \'an.,J]et regte pad-,, daef hy, niet den geleerden Hulme, dezelve onder: de oorzaken van de koorts., der kraeipvrouz wen niet .aennceint cn op.de volgende wys redenkavelt : omdat de opftopping v.an den ,, kraemvlped altoos overwonnen wordtals „ de koorts geweken is, derhalven is, dezeL^ ,f ye geen oorzaek:” daer-in de voorfte leden van dit bewys alteveel.pnderfteld wordt,” want dikwjdiger komt 'de kraemvloed rfeeds. voor den dag, En vloeit, en dai cerötaJaet de koorts af; hierom merkt-de geleerde Thó Kirk.land te regt âen:.(*) ,,, het is;ge« ,, neugehelyk te befpeuren, dat deae ftaet van . ,, vermeerderde prikkelbacrbcid, enz. iwelké ,, hacr ,aen a zoovele toevallen onderhevig „ maekt, grootelyks fchynt aftenemen naeetie j,rbehoorelyke ontlasting Van den kraemvloed,quot; ,, xcn de .affcheiding van hetnzog enz. cDaef-) „ om ,beeft mynel geheele ondervinding my ’ „ geleid', ora,7na eenej bekwame ontlasting”

I :i -iquot;l( j gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,-,quot;van.

■ n-'!qo oiab ji/ c '2^^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F

(♦) L. c. p. 91.

-ocr page 315-

Koorts der Kraemvrouwen. 309

Van den kraemvloed, en eenen rykelyken toe-j, vloed van het zog , een gunftige uitkoinst J, te verwachten, mits’er geen toeval tusf. hen J, beide kome.’* En het kan desgelyks geben-ren, dat deze koorts, door de aderlatingen, en andere middelen gt;nbsp;voor het grootfte gedeelte weggenomen is, en de kraemvloed nóg niet Voor den dag komt, en echter was des-zelfs opftopping de oorzaek van de ziekte zelf. Ook geldt hier zyne tvveede drangreden niet : „ vervolgens hebben de grootfte Ge-), neesheeren waergenomen, dat dezelve by-s, na nooit opgeftopt wordt;’* wi^nt ik durf wel verzekeren, dat de beste Gèneesheeren denzeiven dik wils opgeftopt bevonden hebben : laet men hiermede vergelyken , hergeen bevorens gezegd is; en de beroemde L’Heri. tier zelf heeft deszelfs opftopping reeds van het eerfte begin der ziekte af waergenomen. Ook is het derde bewys van geen grooter gewigt, namelyk „ dat nog natuürlyke, „ nog künftige ontlastingen , deze koorts ,, wegnemen;’* nademael het bekendis, dat fomwylen aderlatingen , allerleije ontlastmid-delen (*) ja een vanzelf öntftane buikloop

de-

(*) Conf. De LaMotte L, c.t. t.p. niS. (f^

SwiETgN £. c. t, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Conf, Hippocr.de MuLtnotb. h i.’

f.

II Deel. III. Stuk.

-ocr page 316-

3f® nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leerhandeling over de quot;

dezelve'verdreven heeft, gelyk wy bevorens •“ uit het getuigenis en de overëenftemming van' ' verfchillende fchryvers gezien hebben. Ikquot; beken evenwel, dat de opftopping van den kraenivloed zeerdikwils onder de bykomende toevallen moet gerekend worden, dewyl ’er eene verfchillende ziekte, uit eenige oorzaek oorfprongclyk, voorafgegaen is: en dieshal* vçn zyn de aderlatingen in de genezing, nu vorderlyk, dan nadeclig gevVeest^ Dan andere hebben zorgvuldig aangeteekent, dat dekraetn-vloed van het begin tot het einde der ziekte niet verflopt of vermindert, cn dat dezelve in zyne hoedanigheid niet ontaert is geweest. (.*}

Uit de toevallen van deze ziekte, ert uit de geneeswys zelf, blykt het, dat deze ziekte niet altoos dezelfde is, dat derzelver vermengingen verfchillende zyn, dat zy nu cens Van eenen rottenden, dan wederom van eenen onfte-kenden aert is, fomwylen zeer gelyk aen de ziekte, welke uit opftopping der maendfton-den onftact, behalven, dat zy in eene kraem-vrouw grooter gevaer aenbrengt, en dus fchynt het zeker te zyn, dat ook deze foort

* Zie Lkake L, c. p. 53.

-ocr page 317-

Koorts der Kraemvroütven.

foort geene byzondere ;^iekte uitraaekt, maer enkel verfcheidenhederi uitlevert, welke, naer gelang van èene verfc|iillende bykomende oof-zaek, en naer mate van de onderfcheiden aen-gedatlÈ plaets, ligtelyk veranderen.

§ 9-

be koorts der Kraemvroïiwen moet aen de heer*^ /ellende gefteltheid^ aen zeleer befmettend of den andere oorzaken toegefchreven worden. —

Deze koorts wordt als eenedoorgaendezjejtté befchreven in de Handelingen van de Koning-lyke Maetfcliappyë der Wetenfchappen te Pa-rys voor het jaer 174Ö : eene zoodanige heeft PoüTEÄu (*) met eene roosachtige ontfte-king van den buik vergezeld , die door de kamfer alleen te herftellen;,was,' waergeno-raen. Bicker (j) heeft dezelve te Rotterdam doorgaende zien heerfchen. De geleerde Leake heeft eene zeerhevige en inderdaedi doorgaende kraemkoorts waergenomen, en de-wyl deze ziekte alleen, op_ zekere tyden, meer woedde, leid by dezelve af van èéne \ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kwaet-

O Melan^, ^e, (t) I^sedgeving enz,

X 2

-ocr page 318-

312 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' FerJiamleling over de

kwaetäcrtige en fchadelyke gefteltheid van de lucht: eene galächrige doorgaende koorts heeft Stoll (*J befchreven: eene foortgelyke van eenen rottenden aert, door den beroemden van Doeveren in het jaer 1767 waergenomen, heb ik op bladz, 181 bevorens aengehaelt.

Peu (t) heeft aengeteekend, datdezekoort-fen, wegens een rottig befmettend gif, onder de kraemvrouwen geweldig woedden. Van ee-nige andere, 00k de geringfte oorzaek , worden , volgens Dimerbroek , koortfen in kraemvrouwen voortgebragt, die dusdanige koorts, oor-fprongelyk wegens verkouding, uit eene al-tevroegtydige’ vrye toelating van lucht, heeft aengeteekend. Baglivius zegt, „ de voornaem-„ fte ziekten der kraemvrouwen ontftaen uit „ een gevatte koude, uit gemoedsäendoenin-,, gen en a\’^ertollig en koud voedzel.” Cooper verklaert dezelve oorfprongelyk van geweldige gemoedsdriften, van geestryken drank, van eene belette uitwademing en van ontlastmi'ddelen. J. Denys heeft deze koorts, wegens eene moeijelyke baring en uit een hard

■ ’ ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-

(»} R Hf. I c

(tj Rraiii/ue amp;c. L f.

i

-ocr page 319-

Kacrts der Kraemvrouwtn. 3^3 gezwel in de bacrmoeder voortgebragt, in eene kraemvrouw zien ontftaen.

Het blykt derhalven dat deze koortfen der kraeravrouwen zeer .verfchillende zyn en een byzondere oplettenheid der Gcneesheeren ver' eifchen, naer mate zy eene verfchillende oor-zaek hebben.

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’’ i i

Eindelyk zullen mogelyk anderen van gedachten zyn, dat ik hier de ziekten der kraein* vrouwen ,: inet uitflag, behoorde by te voe, gen; dan, daer deze ziekten, vooral wanneer zy doorgaende heerfchen, en volgens haren loop, haren byzonderen aert in de kraem-vrouwen hebben, van geen eenen voorftan-der van het nieuwe leerftelfel, tot de zoogenoemde kraemkoorts gebragt worden, zoude ik derzeh^er uitlegging kunnen voorbygaen', zoo niet de gierst of purper-, en een ander 'uitflag, fomwylen, als 'een gevolg van deze koorts, wierd waergenomen ; waerop mtn moet aenmerken, dat deze uitflag gemeene-lyk wegens verrotting, eene flechte Icvchs-regeling en verfchillende oraftandigheden, aen welken de kraemvrotiwen dikwerf onderworpen zyn-5 ontftaet, dat het enkel toeval. lig is, en dat. dan deszelfs uitbotting geene

X 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ver-

-ocr page 320-

314 Verhandeling over de

verligting aenbrengt, en dat de lyderesfen in het grootfte gevaer voor hun leven zyn. Sla vooral hierover na White, (*)Denman, Kirkland (|) Willis, Le Koy en Burse-Biüs. (§) Er verfchynt fomwylen ook een zpg-uitflag op den buik. (**) De zeerërva-ren L’Heritier heeft zeervele kleene foode puistjes op het aengezigt en den arm, maer van een Jiooger kleur op den buik, waer-, genomen. Hierover kan men den zeergeleerden DuPRé de Lisle naflaen, C t) die over dc gierstkoorts der kraemvrouwen afzpnder-lyk gehandeld heeft, en dezelve van ydcre doorgaende ziekte onderfcheidt; zie C. Allio-NWs, (55) Joan. Fordyce, (!) Puzos; (;) de zeergeleerde Lieutaud telt onder de uitwerk-zels van eenen opgeftopten kraemvloed de purper- of gierst-koorts. Fr. Boiss. de Sauvages (,) heeft van eene wezcnlyke kwaed-Sertige zog-gierstkoorts der kraemvrouwen gewag gemaekt. Vergelyk Ludwig, (ü) Myn

zeer-l.'.

o L. c.p. 16. (t) p. 64 L.l- c.p.yis.

(**3 Gazette äe fanté L. c. (tt) T^itfert.furlafiè'oi'e miliare de femtn. en couche, couronnée de la Faculté de med. de Paris à 1749. (J5) In traél. de miliar, origine, progresfu^c 5 113. 2ao. (!) Hifl. Febrismiliar.pasßm, (;) L. c. p. 377. (,) Nos. Method tom. i. clafs.'t, pbleg, t’ 445« 00 Adverf. mtd.praü. vol. 1. part, t.p, 184.

-ocr page 321-

Kotrts der Kraemvrouwen. 315 zeerberoemde Leermeester Van Doeveren (*) Verhandelt desgclyks dezelve wydloopig, m^C den vereischten nadruk, in zyne zeervoor-trelFelyke Lesfen.

) i

§ 10. Beßuit.

Byaldien derhalven alles, wat tot hiertoe uit onwrikbare gronden der Natuur- en Zie.k-tenkunde, wat uit de boven bygébragte waer-nemingen en gevoelens der Schryveren, en uit eene vergelyking van foortgelyke ziekten, buiten de kraem voorvallende, naeuwkeurig overwogen , tot een kort begryp gebragt wordt, dan meen ik, dat het zeerduidelyk bl.yku, dat de zoogenoemde kraemkoorts geenszins eene byzonderegt;en foorïelybe, ziekte zy, van'aHe anderen onderfcheiden : maer dat de koortfen ■ ’t der kraemvrouwen, voor het grootftc gedeelte, van een’ rottenden, dikwils ook van een’ kvyaed-üertigen, forawylen van een ontftekenden aert zyn, ja dat die koortfen ook niet zeldzaem vermengd waergenomen worden, ’t welk^alles door een oneindig getal van oorzaken en to^ç-vallige omftandigheden zeerveel kan verfchillen,

Wy

C*) L. c. Î104-

-ocr page 322-

3i5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vdrhandeling over âe

»

Wy betreuren, helaes ! net vele meer gcöcf-fenlien', dat de bewysrcdenen van fommige latere, vooral EngelfcheSchryveren, die op het eerfte voorkomen waerfchynelyk en ftoute-lyk voorgefteld zyn , zoo veel in deze zaek vermögt hebben, dat zy zecrvele der hcden-daegfchen, die, door de nieuwheid der dingen ligtelyk bewogen zynde, dit leerftuk gretig hebben aengertbmen , in eene dwaling getrokken hebben : en vooral fmert het ons, dat zulks ongelukkig niet zelden nadeelig en ver-derfelyk is geweest, gelyk niet weinige waer-nemingen al te zeker getuigen. Laet ik mj^ hieromtrent, uit allen , op den geleerden Kirkland, (*) die deze zaek reeds voorgefteld heeft, alleen beroepen; deze zyn zyne woorden: j, Gy zult uit de volgende waernemingen oor-,, deelen, of niet eene befchouwing van de-,, zelve in eenig ander,’dan dat licht, in wel-5, ke ik. dezelve geplaetst heb, onderfcheiden „ ziekten zal verwarren, en ons aen gevaer-lyke dwalingen in de uitöelFening bloot ftel-j, len. Ik zoude, indien cenc acndiiiding van „ byzohdere misflagen nietonaengenaem ware, ,, voorbeelden kunnen bybrengen, waer geheel

(*) L. c, dedicate p. 7,

-ocr page 323-

Koorts d(r Kramvrou-^tn, 317 geheel onderfcheiden zichten onder den j, naem van Kraemkoorts göplaetstzyngeweest; „ en wy zouden zoo ver kunnen gaen van „ te bewyzen \ dat men in eene’koorts, we-jr gens eeno opïTurping van rotblocd uit ds « baermoeder. .ontftaende , met een kieenen j, fnellen polsflag vergezeld, dé lydercs had ), doen braken, aderlaten en de ontftekin^-„ tegengaende zouten had toegediend, met ,, een,doodelyken’uilflag; omdat de Arts een n denkbeeld hqd.ppgevat, dat cene rykelyke gt;, bloedäftapßjng;^a de qntftc^-ingte^engaende sï geneeswys, de eenige gefchikte behandeling ,) ware VQ.Qr(, óq Kraemkoorts.'^, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i » c ■ ;

■ d! nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ’.nctd 03 Mo '

1- En dus jïlyktrhjïtj, dat de vooröpr-deelen der ^Gcneesheeren ook hier het hunnen toegebi-agt .hebben, om,de ellenden van het menfehelyk geflacht te vermeerderen. - Damnwn heeft omtrent andere zaken waergenomen, dat de waer;. heid altoos eindelyk eens over dwalingen ze-gepraelt, en dus zal zyi mogelyk ook in deze zaek eindelykquot;cens zegevieren. 'Want Engeland zelf koestert in zyn fchoot voorftan- ' ders van een zuiverer leerftelfel, onder welken de zeergeleerden Kirkland boven anderen uitmunt. De zeerberoemde Quarin in Dtiitsch-land(ook fchyncn de zeergeleerde Leipfiger

X 5 . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ver-

/

-ocr page 324-

318 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leerhandeling ovtr de

Verklaerders niet heel vreemd van dit gevoelen te zyn) (*) en de geleerde Tode, in De--nemarken, hebben deze zaek in het vereischte licht gefield. Italien mag zich op zynfen ver-maerden Burserius verheffen. En het is vol-doeneç uit velen, welken in ons Vaderland met beter licht beflraeld ï;yn, den zeerberoemden Van Doeveren alleen genoemd te hebben.

Nu zoude ik de behandeling en geneeswys der voorgeflelde ziekten hier moeten laten volgen : dan ik heb gemeent zulks veilig re kunnen nalaten, dewyl het my-niét geluste:, zoo dikwerf h'erhaelde zakeh-w^edferoïn-'Voor den dag te brengen, naderaael ik my reeds van het begin 'had voorgéfléld niet zoo zeer alle de kóortfige ziekten der kraemvrouweh te verklaren, als wel het onlangs verfpreide gevoelen te quot;keer te gaen? Endewyl ik my, omtrent dit leerftuk, fégeh Mannen, in dfe Geneeskunst zeervermaerd, party heb moeten ftellen, en nademael ’er mogelyk gevonden zullen worden, die deze poogingen, hoedanig zy dan Ook mögen zyn ,quot; voor het gewrocht Van eene jeugdige roekeloosheid zullen geacht i. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wil.

(*) Zie Ctmm, •bil, it p.n.

-ocr page 325-

Koorts der Kraemvrouwen.


819


willen hebben, deze behooren niet onkundig te zyn, dat ik niet getwyffeld heb met de vereischte zedigheid, maer tevens volgens eö-ne ongekreukte vryheid ( die in het Geraeené-best der wetenfchappeh niet te verachten is ) èn wacrhcidmin, derzelver gevoelens getracht heb te wederleggen, en myne eigen gedachten openlyk te belyden, zonder echter gewild te hebben iets aen den roem van zulke Mannen te onttrekken , en dat ik hen overal den ver* fchüldigden eerbied heb bewezen.

-ocr page 326-

320

' A E N H A N G Z E L.

gt; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Z’ ■ '

OP het einde van het eerfte hoofdftuk heb ik te kennen gegeven, dat ik onlangs een bericht ontvangen had, aen deKo-ninglyke Paryfche Maetfchappyë in ’t begin van herfftmaend ingedient, nopens de doorgacnde piekte onder de kraemvrouwen in ’t groote Gasthuis, welk bericht)vele xaken bevat, die tot myn oogmerk, en het onderwerp van myne verhandeling, dienftigjzyn; cn dewyl ik vertrouw, dat hetzelve voor den goed-gunftigen Lezer niet onaengenaem zynzoude, en , zoo om des zelfs nieuwheid als ook om de nuttigheid, zeerwel gevallen, heb ik hetzelve hier laten volgen. Ik heb ’er desgelyks den brief bygevoegd, welke my toegezonden is door mynen zeerberoemden vriend L’Here-TIER, die in hetzelfde Gasthuis weleer den post van heelmeester bekleedde, en deze ziekte aldaer waernam, doch nu tot den rang van ffoogleeraer verheven is, welke brief vele zaken behelst nopens deze kwaedäertige door-gaende ziekte. Zie daer dan goedgunftige Lezer beide deze ftukken.

Bt.

-ocr page 327-

321

Geâaen op bevel van de Hooge Regering.

OP eene Memorie, door wylen M. Doul-

CET, Geneesheer en Beftierder van het geneeskundig Leerfchool te Parys, eenjvan de Geneesheeren van het gafthuis ÇL'Hotel-Dieu^ behelzende de geneeswys van eene' ziekte, welke de kraemvrouwen aenvalt, en bekend is onder den naem van Kraewkoorts voorgelezen in de Vergadering van de Ko-^ ninglyke Maetfchappyg der Geneeskunde, ge-t houden op de Louvre ( ’t oude Hof van de Köningen van Frankryk, te Parys.) op den 6gt; Sept. 1782.

De Memorie, over welke de Koninglyke Maetfchappyë der Geneeskunde door de Re», gering is geraedpleegd , en waervan wy gelast zyn haer verflag te geven, behelst de be-fchryving en behandeling vaneeneziekte, wel-ke de kraemvrouwen in UPlotel. Dieu te Parys aengevallen heeft, en welke op onder-fcheiden tyden geregeerd heeft, en meer dan ooit federt 1774.

Het is den Hr. Doulcet, befturend Leer-aar

-ocr page 328-

322 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13erigt.

àar van de geneeskundige Leerfchool en Geneesheer in L'Hotel-Dieuf gelukt haar te ge-nezen op eene zeer eenvouwige wys, waer^ van de uitflag, federt dezelve in gebruik is geweest, nog niet gemist heeft, hoewel deze ziekte voor alle vrouwen , welke daernoede bezogt waren in dit gasthuis, tot dien tyd toe doodelyk was geweest. Dikwyls, na de voorfpoedigfte dragten en gelukkigfte ver-iosfingen, ondekt zich deze ziekte eensklaps, zonder dat eenig voorloopend verfchynfel hare ontwikkeling heeft aengekondigd ; zy verfchynt gemeenlyk den derden dag van de kracm, fomtyds eerder , zeldzaem later : dan zet de buik zich winderig op, wordt ten uiterfte py-nelyk, zonder de minfte vermindering van den kraemvloed, welke aenhoud met te yloejen de borften, die in grootte moesten toenemen, verflenfen ( worden plat, flap ) en in hét algemeen heeft het opkomen van het zog geen plaats. De lyderesfen hebben eene merkbare,’ hoewel niet zeerfterke koorts ; de polsflag is fcleen, ingetrokken, rad ; de kragten zyn vervallen : deze eerfte teekens, die deze ziekte wezenlyk kenfchetfen, zyn gemeen acnquot; alle vrouwen, welke door dezelve zyn aen'getast'. By dezelven voegen zig dikwils, doch niet altoos, yerfcheiden andere toevallen : als daer

zytt:

-ocr page 329-

£etigt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;333

ij-h i een meer of min hevige grilling, welke zich in'den aenvang opdoet; brakingen van een groene of ligt.geele ftof,quot;nog quot;^meermalen* walgingen zonder braking ; een zog-lööp, die zeer Hinkende is;'flonkerende oogen; een ' wankleurig aengezigt; de tong is gemeenlyk vochtig, doch met êen wit dik en fomtyds, aen het achterfle gedeelte, met een groen-geel beflag bezet.

Alle deze toevallen hebben plaets van den eerften dag der ziekte af ; zy worden fchie-lyk zwaerder, en eerlang worden de buik-pynen onverdragelyk. Deze geweldige toeftand verandert tegens het einde van den tweeden dag in eene bedriegelyke kalmte , waarop een koud kleevend zweet, afgang en kraem-vloed van een ontzagchelyken flank, eenfterk bevende polsflag, krankzinnigheid, en einde-lyk de dood volgt, die meest al op het einde van den derden of begin van den vierden dag voorvalt.

By de opening'der lyken vindt men in de holligheid van den onderbuik, van twee tot drie pinten uitgeftort vocht, ’t welk men voor melkachtig heeft gehouden, gêlykende, door alle uiterlyke teekens, naer wei, die niet hel

der

-ocr page 330-

324 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;l^erigti

/

der gemaekf .is , een onacngenamen flank heeft en vlokken van gekaerndc melk in zich bevat, welke in een groot getal aen de oppervlakte der darmen zyn vaftgekleefd; de baer-inoeder is in den natuurlyken ftaeu „

-1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j'

Deze dodelyke ziekte, even wederfpannig tegen de poogingen der kunst,, als tegen de hulpmiddelen der natuur zynde, heeft zich ftandvaftelyk aengekant tegens de beste middelen , die aengewend werden , zoo wel, om de ontfteking voorcekomen, het vocht van de ingewanden des onderbuiks afteleiden, de opzetting van het zog te herftellen, als om de rotting tegentegaen en heilzame ontlastin. gen te weeg te brengen. Alles is beproefd, alles is mislukt. De kraekwortel zelve,, welke de grondflag van de tegenwoordige gcnees-wys uitmaekt, heeft geen gelukkiger uitwerking gedaen, als de andere middelen, tot dat het geluk wilde, dat de Hr. Doulcer tegenwoordig was op het eignen oogenblik , dat deze ziekte zich, in eene pasverloste kraemvrouw openbaerde. Zy begon met brakingen ; de Hr. Doulcet terftond de aenwyzing vattende, fchreef 15 azen van den brack wortel voor, welkende lyderes, in twee giften, innam; en die des anderendaegs herhaeld werden. Het mid-

-ocr page 331-

Script i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3'^5

tnîddel wékte Vàh boven eri van onderen ; op de ontlastingen volgde een merkelylte ver* mindering van alle de toevallen; men onderhield de afgangen door het gebruik van een ölyägtigeil drank, waerby 2 azen kermes gevoegd werden , en de lyderes was behouden i

Vöorgeliéht door eén’ zoo önVerwagten uit* flag, gevoelde de Heer Doulcet het belang en de rioodzakelykheid om het eerftè oogenblik Waertenemen , zonder de verltop-ping tyd te geven , om zich geheel en al Vastte-zetten : de opperfte vroedvrouw, aen wier zorg de kräemvrouwen Zyn toevertrouwd, Werd belast met het toedienen vän dit geneesmiddel: dag en nacht op alle uren, dat zich de eerftc tèekens van den aenval deeden kennen , gaf zy den braekWortel ; overal waS de uitkomst dezelfde, en binnen den tyd van vier maenden, dat deze ziekte rriet geweld doorging, waren ’ér by de 200 vrouwen in het levert behouden: 5 of 6, die alle geweigerd hàdden het braekmiddel intenemen, werden het flagtöffer Vart hare halftarrigheid ; de opening barer ligchamert hebberi dezelfde vtrfchynfels, àls de vorige- onderzoekingen p üitgeleverd, en lieten geene twyfFeling over

il. Deel 111. Stuk. Y nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;no-

-ocr page 332-

320' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Berigt.

nopens den aert der ziekte noch het vermogen van het geneesmiddel.

Eindelyk beftaet de thans in ’t Hotel - Dieu, ingevoerde geneeswys, die federt zy in het werk gcfteld is, altoos wel geflaegd heeft, in het waernemen van het tydftip des aen-vals, het toedienen, zondereen ogenblik te verliezen, van 15, azen van den brack wortel, in_ twee giften, de eene anderhalf uur na de andere, en in dezelve des anderendaegs te hor-hjileiit: en hiermede, ’t zy de toevallen verminderd zyn, ’t zy ze in den zelfden graed acnhpuden, en zoo zy nog voortduren, tot drie of viermalen toe , naar derzelver hardnekkigheid voorttegaen. In de tusfehenpoo-zßn onderhoudt men de uitwerking van den bj-aekwortel, door een drank, famengefteld, uit twee oneen oly van zoete amandelen, een once fyroop van wilde maluwe, en twee azen van den mynftoffelyken kermes. De ge-woonlyke drank beftaet uit enkel lynzaed of fçorfonelen - water, met de fyroop van wilde maluwe zoet gemajekt,.en tegens den zevenden of agtften^ dag der ziekte, laet men de lyderes-fen een zagt ontlastmiddel innemen, ’t welk men drie of viermalen naar de omftandigheid zulks'quot; vereifcht,, herhaelt.

De

-ocr page 333-

‘Berîgt nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;327

* De kragti^adige üitwèrkîhg van deze genêes-'ivys befiaét dan, in 'de verkiezing van heC gefchikte tyftip, en hoewel de ondervinding federt geleerd heeft, dart het v’erlies van ee-nige uren niet altyd onherftel'baer was ,■ is het zeldzaêm”, dat, het eerlle tydftip voorby zynde , de braekwortel eene zoo volkomen uitwerking doet.

... ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V. . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'bi

Het verdient nog eene byzondere opmerking, dat de genezing bewerkt wordt, Zonder ‘dat het gêregeldc opkomen van het zog plaets heeft : quot;de borften zwellen niet, en alle de zogftof is door de afgangen geloosd, vlöeit weg met den kraemvloed, en' gact heen door de uitwademing- en pis wegen.

Zoo wy intusfehen aebdachtelyk de ver-fchynfels, welke ons, deze “i;iekte opdóét, én die, welke de beharrdeling verzeilen, in ’aenraerking nemen , fchynt het duidelyk, dat zy beftact in eene zogverplaetfing na de ingewanden vàri 'den onderbuik'; öp die'n’tyd’, dat het natuurlyk opzetten van het zog plaets zou moeten hebben. Het is deze verplaetfing. Welke voortekonien van' zeervecl aanbelang, en, wélke eens gefchied zynde, byna altóós doodelyk is. Deze ziekte is noch nieuw, Y st nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noch

-ocr page 334-

328 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;£erigt.

noch byzonder in U Hotel- Dieu. Hippocrates geeft eene volledige befchryving van dezelve, in zyn Boek over de ziekten der l^rou-wen. Willis heeft, in de voorgaende eeuw, eene zeergoede gefchiedenis van dezelve, ge, meen gemaekt. Wy zullen ons niet ophouden met verfcheiden fchryvers, die federt Van dezelve gewag hebben gemaekt , zonder zich met een bj’^zondere geneeswys optehou-deni_ wy zullen tot latere tydvakken over-gaen. De Heeren Colde-Villars en Fon-, TAiNE hebben ze gezien in 1746, in UHotel-Dieu, en ter zei ver tyd behandelde de Hr. Ant. de Jussieu foortgelyke in de hoofd-ftad; de Hr. Pouteau nam dezelve waer in den jare 1750, in het gasthuis van Lyon; hy heeft eene befchryving van dezelve gegeven in zyne heelkundige mengelfchriften. Men leest dergelyke waernemingen in de wej-ken 'van de Heeren Peu , Puzos, Levret en meer ’anderen ; maef' het iS voornamelyk federt ee-nige jaren, dat de Engelfchen zich ’er byzon-derlyk'mede bezig hebben gehouden. Inden jare 1768, en vervolgens, heeft zy doorgaen-de geheerscht te London en in.meer andere ftreken van Engeland, daar de geneesheeren dezelve den naem hebben gegeven van Kraem-koorts. Zy is zeer breedvoerig befchreven in de

-ocr page 335-

Beriet. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3'29

de werken van de geneesheercn Denman, Johnson, Millar, Manning, Home, Kirkland en Butler, en voornamelyk, in die van de heeren White, Hulme en Leake, en eindelyk in de geleerde verhandelingen, voorgefteld te Edinburg door de heeren Johnstone, Slaughter. By hetgcene dczc fchry-vers ’er van gezcgt hebben, zullen wy dequot; waernemingen voegen, welke ons zyn medegedeeld, en die in de registers van de maen--delykfche geneeskundige vergadering, in den jare 1777, zyn opgeteekend, door den heer Sig AULT, welke deze ziekte waergenomen en ' behandeld heeft, op den tyd, dat de Heer* SoLiER, getuigen van derzelver verwoestingen in het gasthuis van Parys, zyne waernemingen in dezelfde verzameling deed aan-teekenen. De Heer Doublet heeft insgelyks de geneeskundige leerfchool van Parys deelgenoot gemaekt van verfcheiden gevallen van dcnzelfden aert, waergenomen in het gasthuis van Vaugirard. Sedert flagtmaend 1781; op dien zelven tyd heeft de la Roche geneesheer van Geneve, acn de Koninglykc Maetfchappyë der Geneeskunde, een zeergeleerd werk voorgelezen over de kraemkoorts

, welke hy gelegenheid heeft gehad in zyn Vaderland waer te nemen.

Y 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;In-

-ocr page 336-

3,30^

Indien men hunne befchryvingenr vergelykt met die van de zickte , welke in het gasthuis van Parys waergenomen is, zal men in alien , als ook in deze , een fchiclyken aenval, eene pynelyke opzwelling van den onderbuik, verzeld van koorts In de cerftc dagen, welke op de verlosfing volgen, ontdekken ; overal is bet eene zeergevaerljdte, hevige, doo-delyke , dikwyls doorgaende nu en dan befmet-telykc ziekte ; in alle komt ’er vroeg of laet een buikloop op; inaer de ftaet van den kraemvloed , de affeheiding van het zog, de aengedane werktuigen , de ftaet van den polsflagl, der krachten , en den aert der vochten zyn niet overal dezelfde.

Alle komen over een, dat de kraemvloed forawylen vryelyk, tot het einde der ziekte, vloçidt ; maer zy hebben denzelven, dikwils verminderd, of geheel opgcflopt, gezien, zoo dat fomraige zelfs deze opftopping als de oor-zaek der ziekte befchouwd hebben : byna ge-mecneljk gcfchied ’er geene afkleinzing van zog; ondertusfehen zien de Engel (ehe fchry-vers dit toeval niet als algemeen aen. Het is in ’t gemeen waer, dat deze werking min of meer ontftcld is, en zoo men in aenmer-- king neemt, dat zoo wel in de ziekten van het

-ocr page 337-

' £erigt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;331

het jaer T746, als die welken in het gaft-huis, fedért 1774, en in die eindeij’k, welke de Heer Doublet in Vaugirard heeft wacr-genomen , ds borften ftandvastiglyk ledig en flap zyn geweest, en dat op dien tyd, dat dezelve met zog gevuld moesten worden, de buik zwelt en opgeflopt wordt, zalhetmoeije-lyk zyn, tegelooven, dat de verhinderde opzetting van het zog niet de hoofdrol in deze foorten van toevallen fpeelc, De waérne-mingen, welke de Heer Doublet ons wel heeft gelieven mede te deelen, fchynen hetzelve te bewyzen. Dees geneesheer heeft aengemerkt, dat de minnen in het gasthuis van Vaugirard, by dewelke de affcheiüing van het zog door een of ander toeval was ontfteld, verplaetfingen op den onderbuik zyn ontwaer geworden, verzeW met dezelfde toevallen , en dezelfde gevaren , welke de kracm-koorts oplevert) alhoewel ’er verfcheiden weken na de verlosfing verlopen waren. In ’t algemeen verdeelt hy de kraemkoortfen, die hy heeft waergenomen , in drie foorten. De eerfte, welke hy alledaegfche noemt, die-van weinig belang zyn, en plaets hebben in de eerfte 24 uren, welke op de verlosfing volgen; beftaen alleenlyk in eene.pynelyke, doch voorbygaende, opfpanning, die den on-

Y 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der-

-ocr page 338-

332

Beriet.

derbuik dadelyk met eene verplaetfing fcbynt te bedreigen: deze koorts bedaert wel haest, en houdt op by de geregelde opzetting van het zog, welke alle de toevallen doet ver-dwynen. De Heer Doublet fchryft deze ccr-fte foort toe aen eene traegheid, met welke het zog na de horften gevoerd wordt. De tweede foort is de eigenlyk genoemde kraem-koorts, de Kraemkoorts der Schryversÿ zy heeft plaets, wanneer het zog de borften niet op-vuld, en de verplaetfing na den onderbuik volkomen is. De derde foort, welke de Heer Doublet den naem geeft van trage kraem-ioorts, is die der zoogende, daer het zog de borften verlaet, in welken het reeds was afgefcheiden, en zich begeeft naer de holligheid van den onderbuik, met alle de toevallen der koortfen van de tweede foort verge-2eld. By deze waernemingen zullen wy nog voegen, dat de heer Doublet ware kraem-koortfen gezien heeft, die fomwylen fcheiden door eene algemeene witte opzwelling, welke hy zog waterzucht noemt, fomwylen door een uitllag van denzelfden aert, overvloedig zweet, en veel pis, die met een aenmerke-lyk zinkfel van zog bezet is, ’t welk acnhoudt zich nog lang na de ziekte aftefcheiden; ein-delyli in fomrnige lyderesfen, door een ge-meng-

-ocr page 339-

ßerigt.

333

mengde fcheiding, famengefteld uit een buik, loop, en eene der vorige ontlastingen.

Met opzigt tot de aengedane werktuigen, heeft de opening der lyken in dit geval ons aenmerkelyke verfcheidenheden opgeleverd; de Heeren Leake en Hulme hebben byna altoos het netvlies opgezet, verzworen, zelfs gevallen tot in de onderbuiks-ftreek, de dar. men ontftoken, en doorgaens de baermoeder onaengedaen gevonden; de heeren Johnson en Johnstone daerentegen hebben de baer-nioeder ontftoken gezien; en de waernemin-gen van den heer Pouteau fchynen overeen-komftig met de hunne. De waernemingen van het jaer 1746 leveren ons de darmen en de baermoeder aengedaen op, en voor-' namelyk dit laetfte ingewand, waervan de eijernesten in fommige onderwerpen fche-nen in verzwering te zyn vervallen. In de waernemingen van den heer Doulcet fchynt de baermoeder ftandvastiglyk onaengedaen, geene de minfte verandering ondergaen te hebben. Belangende de uitgeftorte ftolFen in de holligheid van den onderbuik, deze kaes. achtige zelfftandigheid, welke in de waerne-mingen van den jare 1746, en in die, welke federt den jare 1774 gemaekt zyn, als

Y 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;we.

-ocr page 340-

334 «

wezenlyk'geftrefnd zog is befcbreven geweest, is door anderen befchouwd als een ware etterachtige ftof; en het is alzoo, dat de heer La Roche hefte Geneve gezien heeft. Moge-]yk gt;in minder fchielyke en langduuriger ziekten, alS' die in het gasthuis geweest zyn, heeft deze ftof gelegenheid gehad, om veranderingen te ondei'gaen, welke dezelve ont-aertgt;cn onkenbaer gemacht hebben.

Doch, zonder deswegens in een te lang onderzoek te treden , ’c welk meerder na-vorfchingen zou vereifchen, als ons de tyd, en de voorgefchreven palen t'an dit bericht toelaten , wy zullen ons vergenoegen met op-temaken, dat alle dç befchryvingen, welke ■Can deze ziekte geinaekt zyn, twee voorname kenteekens van dezelve opgeven ; het eene van eene hevige ontftekingydoor de fpari-ning en pyn zich aenkondigende ; het andere van eene rotting, welke de zwakheid én kleen-tc van den polsflag, het verval van de kragten en de vreeslyké flank der ontlastingen duidelyk kenfchetfen. Hoe meer dit laetfte kentecken geheerscht heeft, hoe fchielyker en gevaerlyker in het gemeen deze ziekte fchynt geweest 'te zyn. De waernemingen van de heeren Johnson , Johnstone en de La Roche doen

-ocr page 341-

Serigt, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;335

doen ons dezelve als meer ontflekende, en tcgelyk minder verfchrikkeljH; op; die,van de heeren White , Leake en Slaughter als van een veel rottiger en doodelyke aert. Van vier vrouwen , die federt flagtmaend tot fprokkelraaend van dit jaer in het gasthuis van Vaugirard deze ziekte ondergaen hebben, hebben ’er drie een zwakker polsflag, een klaerblykelyk verval van kragten, en zeer Hinkende ontlastingen gehad, en zyn alle drie geftorven. Ecne andere, welke fterker was, en waerby de heviger toevallen, verfcheiden ' aderlatingen vereischten, is de eenige, welke het ’er gelukkig heeft afgebragt. Dit verval van kragten, dat de rotting kenfehetst, is dan een der flechtfte teekens van deze ziekte. Het is vooral in de gasthuifen, daer zy als_ zoodanig is waergenomen, en zy heeft nergens, noch zoo fchielyk, noch zoo algemeen doodelyk geweest, als zy in het gasthuis (f Hotel-Dieu ) deze laetfte jaeren is vóórgekomen. Vermengd zy zich dan met de gast-huiskoortè? dit is het gevoelen van den heer White.

Het is van dçze ondcrfcheidenlyk gevormde vermenging van rotting enontfteking, dat in het gemeen de verfcheidenheid der geneeswyze heeft

-ocr page 342-

3 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Berigt.

heeft afgehangen : welke verfcheidcnheid voor-namelyk beftaen heeft in de ondcrfcheiden fa-mcnvoeging van aderlatingen, en eene ont-fteking tekeergaende behandeling, met buikzuiverende, rottingvverende en verfterkende middelen gepaerd. Wy zullen ons in de be-fchryving van iedere geneeswys niet inlaten ; geen eene derzelven is algemeen, en de verkiezing ’ervan kan niet bepaeld worden, als door de omftandigheden; macr wy zullen aen-merken , dat het voornamelyk die genees-heeren zyn, die deze ziekte meest al van een rottenden aert hebben gezien, die het naeste by de geneeswys van de Heer Doulcet ko-men. Men vindt de brack- en buikzuiverende middelen, in het begin der ziekte, voorge-fchreven in de werken vap de heeren Denman, Manning, Leake, White en Slaughter, en in de waernemingen van den heer Doulcet ; de heer White vooral en Denman dringen zeer aen op het gebruik van den braekwortel, niet alleen in het begin, maer zelfs meermalen, en zoo lang de toevallen zich tegen de werking der geneesmiddelen fchynen aentekanten ; de heer Sicaült heeft waergenomen, dat de braekwynfteen en de braekwortel het zog weer naer de borften hebben doen terugkomen, den buikloop telegen-

-ocr page 343-

Berigî.

337

gengaen, en den kraemvloed in zj^nen natuur-lyken ftaet herftelt. Met voorbeeld dezer laetfte geneesheeren bewyst ons nog, dat, hoe meer zy, die de braekmiddelen hebben voorgefchreven , dezelve in het begin der ziekte ingaven, hoe meer zy ook een goeden uitflag, in de behandeling van de rottige kraemkoortfen, hebben gehad. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j

. Deze geneeswys moet dan voornamelyk in * het werk gcftetd worden, wanneer de vcr-ftopping van den buik noch niet is vast gaen zitten. Zal chy’ dan* in .allen gevallen van kraemkoortfen te pas komen ? zal hy die voorkomen , welke van een meer 'ontftekende en heetcr aert zyn zoo wel, als die, welke met rotting en verval van kragten vermengdzyn? moet de braekv/ortel boven de anderen braekmiddelen den voorkeur hebben ? dit zyn vragen , welke de ondervinding alleen beflisfchen kan.

Hoe het zy, het is gewis, dat de genezing van eene zoo fchielyke, zoo algemeen doodclyke ziekte, als die van het gasthuis ( L'Ratel- Hieu^ ) die zoo weinig tyd tot overweging, zoo weinig hoop aen den geneesheer overliet, door eene zoo eenvouwige be-han-

-ocr page 344-

handeling, aïs die, welke de Jieer Doülcet in Het werk fteldo, en waervan de uitdag zoo zeker en-Ilandvastig fchynt, een dier zeldzame verfchynfelen is, welke in de Geneeskunde een tydmerk maken, en dat deze dienst, aen het lydende menschdom-bewezen, voor altyd de gedachtenis van een nedrig en deugd-zaem burger , welken eene ontydige dood aen de regmatige betuigingen der openbare dankbaarheid r ontrokken heeft, eer moet aen-doen.

r ïf'as 'geteekend De lassone , Geoffroy , L’orry, Mauduyt, VtCQ..D’AZYR Jean*

(. -VOY, Halle: — bekragngd

/ VicQ- u’azyr Geheimfchti

-ocr page 345-

339

BRIEF, yvelkm de beroemden L’Heritier my onlangs toegezonden heeftnopens de Ziekte, ivaermede de Kraemvrouwen, in het groote gasthuis te Parys, ivorflelen.

Daer ik UE. myne waerncmingen (*) heb medegedeeld nopens de ziekte der kraem-vrouwen, welke in het groote gasthuis QL'Hotel- Dieu, ) gedurende de flagt- winter- en lou-maend, geheersCht heeft, was ik van gedachten UE. alleen een denkbeeld van den aerc dezer ziekte te geven, en niet zoo zeer der-zelver geheelc gsfchiedenis te ontvouwen.

De aenval van de ziekte, de aert der toe. vallen, en derzelver voortgang verfchillen

•• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;on*.

Op de ipo bladz van myne Verhandeling heb ik van deze'waernemingen Teeds gewag gemaekt, zy bevatten eene naçuwkeurige beiehryving van den loop dezer ziekte^ ’R yerïchiUgnds voorwerpen, gelyk ook. een opgaef ,vaa. alles, wat men, by het openen der lyken, ontdekt heeft, aljes getrouwlyk fgt;pgeteekend door den beroemden Man, jn dien, tyd, toen^hy den post van hcelmeesier in het;

. gasthuis waernam ; fchopn na deze, Wii^erneinipgen^ ik te Parys tras, my gunftiglÿk zyn medegedeeld , höbikhet ’ echcerj om de overvloed der-ftofFe, niet nöodznkelyk ge-' öordeeld dezelve hier incelasCchen, te me'er daer reeds vele'zaken deswegens zyn aengehaeld, en verder in dezen brief worden voorgefteld. ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ' ■

-ocr page 346-

34® nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Brief.

onderling : de tyd van ’t jaer, waerin dezé' ziekte heerschte, en derzelver beklagelyke uitkomst, waren jaerlyksch in ’t algemeen dezelfde. Vooral werden in de drie bevorens I

genoemde maendeh byna alle vrouwen, van welken ouderdom, landaert oF gefteltheid zy waren, door deze ziekte aengevallen. Van de twaelf kraemvrouwen , kregen voor het minfte zeven de ziekte, en deze verfcheen gemeenlyk den tweeden, derden of vierden dag na de verlosfing: ik heb dezelve twaelf uren na de verlosfing, ja een-en-ander-mael fchielyker zien aenvallen. Zy begon met hevige pynen in den buik, die opgezet en gefpannen werd; de toevallen vermeerderden op den duur: ’er had vermindering en dikwils eene volkomen opftopping van den kraemvloed plaets, en wel dadelyk na den aenval van de ziekte , vooral in de Epidemie van den jare 1774 tot 1775, en van 1775 tot 76. De koorts volgde dadelyk en werd door huiveringen aen-gekondigd; de pólsflag was tamelyk vol, hard en gefpannen : gedurende deze twee jaren, kregen de vrouwen een gal en zogloop : de afgang, dien zy loosde, was zeer Hinkende; in het begin van de ziekte hadden zy eene moeijelyke pisloozing, en op het einde eene volkomen opftopping. Deze vrouwen ont-lasgt;

-ocr page 347-

Brief nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ß4I

lastte ik driemalen d:icgs de pis: dezelve was ftrookicurig , fomwylcn rood, ftinkende en weinig in” de laetfte dagen der ziekte: ik ontlastte nacuwlyks vier oneen ‘ door den pis. leider, (*j

r nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ r-.... i.

Van de jaren 1776 tot 1777, van 1777

78 ( gedurende welke opvolgende jaren jk in de kamer, die voor de kraemvrouwen gefehikt is, verkeerd heb) deed deze ziekte zich op dezelfde wys voor,. De opflopping LVan den kracmvloed h^id dcsgclyjts plaetsï doch de lydercsfen kregen nu geen buikloo'p, de buiköntlasting was integendeel opgeftopt^ tenzy men een klyfteer liet zetten : fonimige konden tevens de pis niet loozcn.

■ ,

Uit de Gdisftfe de fanté als ook uit het be. richt , dat de Koninglyke Maetfehappy onlangs bekend gemaekt heeft , blykt dat de toevallen, gedurende' de twee laetfte jaren, (1780 en 1781) wederom verfchillende ge-^eeft'zyn* ’fc- gèén-gy zelfs ùit de vergely. king zult kunnen beöordeelen : de fpanning Van den buik' nam zoodanig toe, en de pynen

's . t h' T nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;v ; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r-- wa-

I

Catheter, -• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- -'i t 1

II. Deel. III. Stuk. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Z

-ocr page 348-

342

^waren zoo heftig, dat de Ij’deresfen het uitgilden: de pynen verheften by verpoozing, jehoon derzclver vermindering gering ware: by velen was äe borst aengVdaen en de ademhaling moeijeij’k, foinmigen klaegdbn over eé-ne ftekende pyn in de zyde, waerop men verzachtende, bedarende en pynftillende pap-*pen aenlag: in ’t algemeen w’erden de mam-'men door het zog niet opgevuld, zelfs niet 'by die vrohwen, die haer kind poogden te zoogen : by fommigen echter zwollen dezelve op, doch alleeri voor een korten tyd. Den tweeden of derden dag, na den aenval van de ziekte, volgden de hik en cene braking van groenachtige galftof ; zoodra deze toevallen zich openbaerden, duidden zy een zekeren dood aen. Het hoofd werd niet aen-'gedaen, ja deze ellehdigen bleven tot den laet--Iten levehsfnik by hare zinnen, en fmeekten ' my, dat ik haer den buik wilde openen, om verligting te bekomen.

* lt;

Op alles acht flaende, jwat aen deze wree. rde ziekte gelegenheid konde geven , zal ik •dat geéne aenteekenen,' ’t Wj31k:my ’t waer-fchynlykfte voorkwam : i werd de oorzaek derzelve toegefchreven aen de bedorven lucht van het vertrek. 2de Aen het .flechte voed-

. » ic 'j’; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zei

-ocr page 349-

Briff, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;343

2el, dat de meeste vrouwen genuttigd had-quot;deh, en dat eene vervuiling in de ecrfte we» ,gen had voortgebragt. ode-Äen den wyn, diezy ‘^ewoonlyk Ónder de verlosfirig’ en naer de-fZelve gebruiken ; desgelyks acn de vleesch-bouillie,') die haér reeds den eerden

.dag na de%aring wórdt toegediend. 4de Aen ^Ïiet' verzuimde ''zoogen, '-yde Aen den fchrik, uit vrees ' Voor ^den aendaenden dood, we-^ens de doódlykheid van de heerfchende ziekte.

f Onder“ de middelen, die men aenwendde pm de ziekte te^verbeteren, waren twee togt-buizen f ventilators) aen beide de einden van quot;de kanier, Waer de lyderesfen ziek lagen;, maer zy bragten geen voordeel aen : daerte-‘boven zou men kunnen vragen , of de lucht 'minder bedorven is op het einde van louw, maend en gedurende fprokkelmaend , wanneer deze Epidemie ophoudt, ’dan gedurende flpgt-winter- en louwmaend , wanneer de-ze.lve begint én hecrscht? — De vrouwen vervólgens, zoo wel die gefchikt, als die on-gezo.ftd voedzel gebruikt haddeh^dé jongere , zoo wel alsfde meêr- bejaerdê’; de ongehuwde, zoo wel ‘als de 'getrouwde ; zy die gedurende hare zwangerheid gezond geweest waren , zoo wel als die gefukkeld hadden.

' ■ f’’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'' 'T gt;'■ -CV I '

Z 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ zyn

-ocr page 350-

3-^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Brief.

■ I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• 1 ,

zyn door dcze ziekte aengevallen. — Uic .yoprzorg heeft men voor de verlosfing een ader laten openen , en een buikzuiverend .middel voorgcfchreven , en ook dit alles heeft niets kunnen baten. Men heeft heur den ^ wyn en foepen onthouden, en een bekwamen leefregel, voor zoo ver zulks in dit gasthuis gefchieden kan, in acht genomen; doch zonder eenig voordeel, — Desgclyks heeft men de kraemvrouwen aengeraden om heure kin-ders te zoogen; fommigc hebben aen dezen pligt Voldaen, en echter vervielen eenige dcrzelven in deze ziekte; zy werden genood, zaekt het zopgen aehtertelaten door de hevige . toevallen der ziekte en een gelyktydige flin-iking van de mammen. Echter moet men aenmerken , dat dit middel, ’t geen wel en te ■J'egt fcheen aengeprezen te zyn, niet vol-■ ftandig genoeg is beproefd geweest. — Men heeft op de borften verfchillende plaetsmid. delen aengelegd, ten einde het zog naer de-zelvcn toetelokken; macr ook deze middelen zyn , ZQO wel als het zuigen, tevergeefsch .aengewend. — Eindelyk om den fchrik te .verminderen, heeft men de lyken der afge-ftorven dadelyk uit den weg geruimd.

Dqzq waren in ’t algemeen de voorbehoed-

-ocr page 351-

Brief. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;345

hocdmiddelcn , die men aengewend heeft , *’ maer dewyi alle de kraemvrouwèft. in dezelfde plaets verkeerden , hoorden ‘zy^^ten minlhen de weêklagtcn en uitgillingen van anderen ook zagen zÿ dezelven lydén ; daertéboven, ’ zoo rasch de tocvalleh zich openbaerden, wer« den van elkander afgezonderd en in em byzondcr kleen lt;bed overgebragt^ weshalven^ her niet te ‘bewonderen waer’y dat zy haer' fpoedig uiteinde begrepen en beklaegden.'i De kraernkamer had geemeenfehap met het verblyf der bezwangerden-, die, terwyl Zrj’^tee' vens de verloste oppasten, getuigen waren van dit droevige fcbouwfpel. • quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. û

Voeg hier by,'dat de meeste verleidde jonc ge dochters, die in het gasthuis komen om verlost te worden, wegens verdriet vertce-ren,' nademaci zy «duchten , dat 7y Moor-quot;ha re ouders irt een kloosterquot; vervöer«d, of êp cene andere wys ^opgéno'tieh zullen worn den, zoodra zy t’hüis komen, fk heb zeen-vele jonge cn'bcminnetyke verliridde méi.tjeS', in heu.?kraem“A’an deze''ot)rzàckquot;'allcén'^iën fterven terwyl zy my verzekerden, dat-'z^ den dood verkiesden bóVen\lat geene, he-8. ’welk zy t’h'uis',komende ,'^2outlèn' moeten on-dergaen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;

■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*; '' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;T, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3-iWat

-ocr page 352-

► lt;

24Ö nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_

■'n-''- I J , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. -t

Wat de geneesmiddelen betreft, die met; te bate genomen heeft, dezelvcn waren zeer onderfcheiden en altoos gcfchikt naer de toe-^ vallen, die zich voordeedden. Inwendig gaf men affpoelende en buiköpenende dranken; olyachtige juleppen met den mynftoftelyken kermes, den brackwynfteen', in veel water.-opgelost, (en lavage) den braekwortel, en pynilillende middelen. Uitwendig gebruikte men onderfcheiden plaetsmiddelen op de mammen, om ’er het zog nacrtoetelokken, Hovingen en weekmakende pappen op den buik; infpuitingen van denzelfdeiï aert in de fchee-de; klyfteren, aderlatingen op den arm en de voet; fpaenfchevliegplcistcrs aen de dyen en foortgelyke middelen.

In myn burgerpraélyk heb ik eenigc van deze kraemvrouwen behandeld : en twee van. dezelven herfteld; by eene andere heb ik binnen dentydvan 24uren uitgewerkt, dat de toevallen verdwenen , die echter., na twee da. gen, door hare onvoorzigtigheid^wederom kwa-, men, welke wacrneming ik UE, reeds medegedeeld, heb. By eene andere, waer alle de genoemde toevallen reeds aenwezende waren, heb ik ’t leven eenigen tyd gerekt. Macr hetgeen verre verkiezelyker is, ik heb een groot ge-

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tal

-ocr page 353-

Brief.

S4Z tal kraemvrouwen voor deze ziekte bebocdï Van ten minftcn 50 vrouwen, 'die ik, ren t'y^ de van de Epidemie, dadelyk na'dc x’crïosfing behandeld heb, hebben ’er geen tien kwade toevallen gehad. Ik heb 'liaer 'een geftren-gen leefregel voorgcfchrevéninwendig liet ik een af kookzel van graswortel gebruiken , waei'by een^ weinig falpeter en limoenfyroo'p gedaen werd; met welks gebruik men aen^ hield, tot dat de zogkoorts was afgeloopen ; dan verzorgde ik heür een aftrëkzel vart Vernagle (*) en osfetong,/(j-) en liet by twee pinten van hetzelve een half lood van hetdubl bel zout (§) cn fyroop van heemstw’ort^el voe* gen, daer 7.'^ dezen drank zonder fyroop fliët-tvilden gebruiken. Voor fpys' gaf men eert dubbelde hoeveelheid van den gewonen foep op den dag, en tusfehen beiden dunner 'föël pen : * f du Boiiillon ) eindelyk na” âgt, tien of twaelf dagen, fchreef men ceh bifikzuiv^enä middel Voor. Voeg quot;nbsp;hier bÿ ' de hoopquot;; die ik beur gaf, van diet te zullen fterven, bÿa aldien zy getrouwclyk de mrddelen gebruikten-; dje ik had voorgefchreven.’ Mögelyk zoude men in twyfd kunnen trekken, of derzelver gezondheid wel aen mvne poogingen 'bchooc. =t’ 7 , 7 7 da , Eiirago (Jiquot;) nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/jrcaitufn diipliceitu'ii,*'

,n ■ .-mnevi z 4.'d ï=d □.b

-ocr page 354-

34S

E r ief4

rfe toegcfchrevcn tc worden , nademael dezet zeer eenvouwig geweest zyn : dan ik meen dat ik teregt zulks verzekere, want het is ,diezelfde behandeling, die ik tot nu,toe volg bj’ die vrouwen, die ik in de verlosfing en naer dezelve bedien, ja ik kan verzekeren, dat ik tot nog toe. geene reden vind om dezelve te verwerpen. ,,

I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' M b

. De Jvaernemingen, nopens hetgeen men, in, de lykeu gevonden heeft, bezit gy reeds vry naeuwkeurig: echter moet men opmerken dat de uitftordng van water in de borstholte al-leenlyk plaets^vond by die^gcenen,.dic met; eene moeijelyke ademhaling behebt , waren, en in dat geval, waervan gy het gefchiedver-hael reeds bezit, alwaer geene uitflorfing ip den. buik, ma er in de regte holligheid van de borst plants bad; het bekkeneel heb il^ niet geopend, omdat alle/die bedieningen, die van het hersfenftel aflianglyk zyn, onverhinderd bleven. Geen enkele vrouw heb ik door eene flaepzucht, yling pf foortgelyk toeval overvallen ) gezien, nog .over hoofd-pj’n hporen klagen.^ M. Gobert, de heelmeer ßer van het gezegde gasthuis heeft my verzekerd, dat, jn.en niets ongeftelds acngetroffen beeft binnen het bekkeneel van die vrouwen, die t

-ocr page 355-

, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

die na 'myn affçheid uit het gasthuis gcö. o

pend zyn.

.1 nbsp;nbsp;nbsp;' • 'J .)ü i;quot;:

*'.'t)ezc ziektt'fçi^S^nt verfcheiden jaren in het Paryfche gasthuis gehecrscht te’ïcbben; 7.^ is' te Parys waerg“eriamp;men iri ^den fare 174ö-Puzos heeft' (fcicive insgclyks aengé^teekend ; éh véle andère hebben haef opgcmerkp HiP-quot;VoCraTes heeft déswegens reeds cene befchry'-ving nagelaten. Doch zy heeft vooral in dé bevorens öpgcttöerode jaren algeincener ge^ heerscht. Op denzelfdcn tyd is^ zy tevens in dé ftad Parys waéfgenoinen echter Avas zÿ dàér zoo algemeen niet, want ’cr zyn desaenl gaende maer weinige echte voorbeelden voorhanden. Ik heb in den verlopen winter by S;.An-■(öniepöort eene kraemvrouw gezien , dic'door 'deze ziekte was afengevallen, en diedenvyfden 'dag ha de verfchyning der toevallen overlei.

-T »

'den is, welke toevallen volkotnen gelyk wa-'ïen aen die verfchynfelen, welke ik in het ■groote gasthuis had waergenomen : dezelve verfcheene'h den’^ derden dag 'ha de verlos-'fihg, ik bezocht hacr eerst den tweeden ^dag nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;val : ik fchreef haer den braek^-

cib f! nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bsïd'xu j;, wor-

; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ ' V 3nai ■’ f'. ' - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3

Zie nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Res', [eient. ann.

'ßi/riam'Hii/rlii e^ycmhi.'l). 'Ma^uuin.p. i6.^.

T 5

-ocr page 356-

Srief, v/ortel in, verdeelcle giften voor,, volgens de Jiandelwys van Doulcet: de eerfte gift ver-oorzaekte ruime ontlastingen boven- en beneden waerds; hierop verminderden de toevallen eenigzins, doch voor een korten wyl, want rcçds den volgenden dag verheften de-zelven op nieuw en de lyderes ftierf ; — dez^ vrouw had. haer kind gezoogd,^ doch het zo^ was fchielyk weggebleven, gélyk de^ kraem-vloed dcsgelyks opfloeg. Ik heb,deze ziekte nergens anders acn kunnen toefchryven, dan aen gebrek van behoorlykc toezigt; want da-delyk na de verlosfing at z^ alles wat zy luste, en gebruikte voor haer drank , wyn met Ihiker zoet gemaçkt enz.

■' ■ ' ’ 1

Alle de vrouwen, die door deze ziekte aen-getast werden, gedurende die jaren, dat ik het gasthuis bediende, zyn geftqryen, uitge-zojaderd die twee, van welken ik bevorens gewag maekte. Nadat ik uit het. gasthuis ge-^aen was gt;nbsp;bleef de toedr^gt van zaken het zelfde , .tot j den tyd der zoogenoemde uitvinding van den,zeergeleerden Doi'LCet, wiens geneeswys .gy reeds hebt kunpen, naerzien in hpt franfhhe dagblad (Gazette de /ante,) en die bekragtigd is in het bericht van de Koning-lyke Maetfchappyë. Men geeft voor, dat-’er

-ocr page 357-

'Stùf. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;55^:

federt dien tj’d byti's; 200 Vronwen van deze Ziek»lt; te gered z\’n vyf of zes uitgezonderd, die de vodrgefchreVeh' ihiddèlén 'niét^wilden' gebriii-ken. By'hct ópenen van défZelver lÿken bdtï^ ùi'en eene uiiïtórting van zog gevondènr quot;î ns

Reeds tevoren dich ik te kennen •'gegeven'^ dtit de aert 'dér toevallen Vèrfchillende is geweest in de'’onderfchèfden-,E/)!4CTM!ëh, well ken ïk 'waef'genómén heb , en dat die veigt; fchynfelén, wêlkè ik opgeteékönd had, veel verfchilièn van'die, welke béfebreven zyn ih de Cazelte de fanté en het opgcnoemde bericht,^ alwaer men het volgende vindt aengeteekend: 5? de poisflag was kléen^ ingetrokken, weinig ■,Ï verfnéld de mammen Ronken , dé. buik j^was pynlyk-éiir' winderig-oiigezet, zonder }7 eenige vermindering van den- kraernvloedt ,, 'efi déze toevallen maken het wezénlyke ,VVan de zitkVe quot;uit ; hierby voegden zich gt;, ifte eene min of meer geweldige huivee 55 ’■’ng, dip zich reeds in het begin deed gö-voelen; :■ de eene braking van een groene ,, of ligt geclc ïlüf, en nogmeerfnalen walgih-„ gen zonder ;_braking ; 3de een zeerftin-kendç zogloof) ^de de oogen wierden beno-

„ veld ; 5de het gèZigt veranderde van kleun; 5, 6de cindeiyk 'dc tong was gemcenlyk voch.

^’^5'

-ocr page 358-

352 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Brief.

en met eene witte lyjnige ftof bezet.*’

jDe kleenheid van den polsflag, de^walgin-gen, de braking in het begin van de ziekte, en een vryen kraemvloed, zyn die toevallen, die het onderfcheid uitmaken, dat ik hier be., doel. Daerteboven moet ik opmerken, dat ’er geen gewag gemaekt is van eene moeÿe-lyke ademhaling. De walgingen en ,brakin-gen kwamen eerst op het einde van de ziekte,' als de uitkomst doodelyk was, want, gelyk Ik reeds gezegd heb, deze ^warçn de '/por-lt; boden van den dood. . nbsp;nbsp;,

Î j,

•_;:Uit dit'alles volgt, dat de geleerde Dool-GET alleenlyk de aenwyziï^ der toevallen gevolgd heeft, daer^ hy deze vrouwen , jin ’t be-gin der ziekte, braekmiddelen vooi;fchrccf, wacrdoor hy„.overtuigd werd van het nuttige om de cerfte wegen te .zuiveren:, dan het. -Zelfde gefchiedde in vorige jaren, zoo dpor den braekwortelals brackwynfteen, zonder dat mcn'-.een foortgelyk ..voordeel verkreeg. ■Zou dit niet afhangen van-liet verfchil der -toevallen ? zckerlyk ’cr ontbreekt ons nog ■veel omtrent deze ftoffe. EindelykCcn dît ^bevestigt hetgeen ik recds.gczcgd heb, naem-lyk dat de, ziekte., die^Jh deze Uotfte j,aren ,

-ocr page 359-

Brief.

35S

geheerscht heeft',’gewisfelyk vèrfchild van die, welke ik voorheen heb waergenomen) ein-delyk moet men opmerken, dat dezelve nu, geen weleer nimmer gefchieddc, den ge-heelen zomer heeft döorgewoed,' zoodat dezelve , zoo als men my bericht heeft, tot op den huidigen dag blyft voortduren, terwyl men ray tevens verzekerd heeft, dat alle de kraemvrouwen door de geneeswys, welke van den zeergeleerden Doulcet is aeiigewezen, van deze ziekte gered worden.

PARYS den ^den = nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;-..ji

van ßaglmaend 1782. nbsp;nbsp;nbsp;‘ quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;

P. L. Heritier.

\ - • _____

r:/. oj

‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;H'J . ■ L»

‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“

' \ ■ . ....

r*.-: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' 'li d-d en.';

n'.’?’ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o. ,j;; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-.1

-■- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;BRIEF '

-ocr page 360-

'354 V'

-■f^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;./' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' O” nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•,ƒ

BRIEF xofî^den Heet Jacob Voegen van Engelen,. Mcf^ Do,^. enz.^enz. aen deheeren vap.

■het Genees - Heel -^Artzeny - vroedkundig'^ ,j nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, .r , ,

t

- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- .i. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;''• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.1 ' J *■

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Myne Heeren!

' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ -»f ■’ , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'■;.;jV3Î

' quot;’■..... f •! nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. î

Ïk heb (dikwils,myne açndagt bezige gehouden met het .bcfchouwen der^ veranderingen, welke het bekken der zwangere en barende vrouwen ondergact, voorfr^iTil^d; ten opzigte van de natuurlyke yerwy^ing-yan des-,g«ifs afeiPcnfteUende beenderen, w*elk'e door zoovele ontleed- en vroed-kundigen bevestigd, door anderen wederom ontkend wordt. Waernemingen niet, alleen , macr proeven zyn van beide zyden aengevoerd, en fchynen in den eerften opflag ons oordeel twyfelächtig te maken. Ik zoek ook myne geringe ondervindingen geenszins by die der groote mannen te doen gelden, die zich over dit verfchil-ftuk hebben uitgelaten ; doch gelyk eene vly-tige waerneraing der natuur de algemeene leermeester en de onbedriegelyke grondflag onzer konst is, zoo heb ik ook getragt aen derzelver lesfen deel te krygen. En, is myn ge.

-ocr page 361-

Èrie/. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;355

geza» niet genoeg' - van' gewlgt quot;om anderen dir gevoelen aenneemelyk tC'docn voorkomen, zoo is myne ondervinding echter toereikende om by my buiten allen twyfel te Rellen, dat de fa-menvoegingen der beenderen van het bekken in kwangere en barende vrouwen quot;meermalen verwyden,^gerekt en uitgezetoworden.

-'O *

In myne allereerfte bevlytingen op dé vroedkunde heb ik reeds in het ’ónderllaen van zwangere en barende vrouwen • op deze by-zonderheid naeuwkeurig acht gegeven. In myne eerfte aenkondiging van üe fyncbohdrv-tomie^ tóen voor‘de eerfte mael te Parys ver-c figt, zeide ik reeds: In gewoons moeijelyke ver-'losfingen voelt men zeerdlkmls, zoo niet altyd^ dat de kraekbeenige famenvoegingen méér ofr min van elkanderen afwyken Qdat is zich l,iten uitrek-ken,, ') en dikwils tot zulk eene tiisfehénwydt-ey dat men, tenzy by eigen ondervinding, zich zulks naeuwlyks kan verbeelden, (af En fchoon de gevolgerr, welke ik hieruit trok tot aenpry-Z'ng van de toen nieuwelings voorgeftclde Ychaembeensfneede ongegrond waren, en ik zelf,

(lt;») Zie myne GeiieeJ-Natuur-en HiMshoiidkaüdigeJ»er-amp;oeken, D.j'/llf'it.bk^a.

I

-ocr page 362-

35^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Brief.

zelf, omtrent myn oordeel. wegens het nut dezer operatie, met zoovele anderen ben terug gekomen, blyfc;echter deze aenmerking waer en gegrond. ■ nbsp;nbsp;nbsp;.

In den zomer van 1783 heb ik eene \’tou\y verlost van een-en dertig jaren oud, vau een droog gcftcl, en nog daerenboven ver-magerd door de vermoeijenisfen en gebrek van eetlust, in deze laetlle zwangerheid geleden. Van de zevende maend harer dragt af, hadt zy fterk geklaegd over eensklaps en by tus-fchenpoozingen opkomende fchoten cn, fte-kende pynen, dan in den fluit, dan even boven de uitwendige fchaembeenderen, dan wederom in een of beide de agterheupei). Tegelyk ondervond zy eene zekere zwakheid en onvermogen in het gacn. Deze belemmering nam toe, zoodat zy op het laetflen zich •byna niet durfde opbegeven. By de verlos-fing was zeerduidelyk eene verbreeding van het tusfchenfchaembeens • kraekbeen, eene zekere bewecglykheid dier beenderen te voelen, en daer het hoofd van bet kind, dat ^tegelyk met een armtje voorkwam , zoo groot was, dat ik de verlosfing ter naeuwer .nood door de keering konde ten einde brengen , kwam het my zigtbaer voor dat, onder de

ver-

-ocr page 363-

Briefe nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3J7

Verlosfing zelve, deze verwyding nog toe-toeriam. Na de verlosfing omzwagtelde ik ' het bekken met meer dan_gemeene zorgvuldigheid : enr bond de kniën los te fainen.j De vrouUr verhaelde my, duidelyk de bewe- i ging of verfchuiving van deze beenderen, gt;nbsp;wanneer zy zich fchielyk op eene of andere: zyde wilde overleggen , te kunnen voelen^ Allengskens echter werd dez? losheid minder,' op de drie weken ging zy reeds eenigzins, zich vasthoudende, doch het duurde wel agt of negen weken, eer zy wederom geheel vast gaen konde. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 ■

•ïlt;

Schoon ik nu voor my zei ven* reden genoeg ineen te hebben, om my van het wez'ehiyk plaets hebben der verwyding van de beenderen des bekkens, in de laetfte tyden der zwangerheid, overtuigd te houden, hetwelk ik van zeerveel belang reken , omdat de gevolgen daer uit te trékken, niet onvcrfchillïg kunnen zyn in de praftyk der vroedkunde ; fchoon vele meesters in de konst hieromtrent van hetzelfde gevoelen zyn, zoo wordt hetzelfde niet min door anderen teygengcfpro-ken. UwelEdelen hebt in uw nuttig Maga.

zyn

il Deel. III. Stuk. A a

-ocr page 364-

358 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kr/dp

syn (a) twee Memorien medegedeeld van den heer J. Morenhexm, welke ik ten dien opzigte met vermaek gelezen heb, en die nogeenig licht! over dit onderwerp verfpreiden. J De fchryver* .heeft zyn gevoelen duidelyk vöorgeftcid,-ert. door wacrnemingen, redeneringen en getuige*.;» nisfen..bevestigd. UwslEdcleu haelt ten flot* der laetfte Memorie nog, tot Having van des fchryvers gevoelen, de verhandelingen van de beide beroemde Hoogleeraren Sanuifort en libNN Qb) aen, ’t geen dus duidelyk aenwyat dht üwelEdelen ook de dadelykheid der meergemelde verwyding toeftemt, en dus uwe le-zcren meent nut en vermaek te zullen doen me^ hen in dit gevoelen te verïlerken, of ten. minllen in 'ftaet te Hellen het verfchil-

1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;! itti / nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..

punt grondigste onderzoeken

Even om'dezelfde reden bied ik ù ook de x»olgende aenmerkingen aen , getrokken 'uit de^ Cominentarius de fynchonarotomia pubis (c) /. /' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' van

n • .lt;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ - nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V i

Vsrvolg van de Verhandeling over de uatuurtyke vt^rwyding vair 'Iret bélfken in moeijelykè veriosfingèfl.' (lerees. Heel- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en Pieetikundig ISJag»zyn, D-^

Verhandeling Q'/ex Ae natuurIjke lo^soording, ■ftïr febeJembi/ndtren fbid. bt. 6^. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

C*} In hetzelfde (luk, bladz

'i'c dfüßerdant van loll in 178S ibi Zvo uitgeko*

-ocr page 365-

5$ 9

Vàn mynen vriend den heer J. P. Michell, genéésR’éer te^Amfter'dam; 'een wérk'dat .niet aUeciÏ' heC^gelt;tigtig göfchUpunt wegéns het nut der braekbeenfoede-Van-'de fchaembeen^ deren in moeijlyke verlosfingên 'ontkennend voldongen, inaer ook daerenboven vcrfcheidcn daermede verknogte, en daeruit voortvloeiende vraegftukken, op de kortfte en volkomen* fbe wys , door kragt van betooging niet min dan door cenc verbazende geleerdheid, befüst heeft. — Ik heb reeds kortelyk des fchry-vers gedagten omtrent dit Iluk aen den ne-derduitfehen lezer bekend gemaekt, toen ik in een uittrekzel van zynEd. verhandeling (rf) in myn kabinet geplaetst heb, (e) doch dc heer Michell heeft dit fluk naderhand zelf breedvoeriger bewerkt, en op de aengthael-de plaets van het uittrekzel liet het beftek niet toe zynEd. bewyzen omtrent dit punt wydloopig aentehalen. — Dezelve komen my nooit

jïien. — Zie eene zeer giinflige aenpryzing en beoordeling van hetzelve in de Algem. Kad:rl. Lcticrorjfi D. K bladz. 200 en volg.

Çd') Disfeff. Acad, inquirens Syncbondrolomiæ puliii viiliiatem in Partu difficili. Lugd. Bat. J“8i.

(f) Genees - Natuur- en Huishoud- kundig Kabinet D. ïï. bl. 431,

A a ä

?

-ocr page 366-

36o

Urief.

nog-.voor, zoo volkomen en beflisfende te zyn/'dat ik geloof door derzelver vertaling het zelve by üwelEd. lezeren, die hieromtrent nog eenigc twyfel mogten overig hebben, geheel af te zullen doen.jc

-ocr page 367-

3^1

A E N M E R K I N G E N^ ! ■ ' ■ OVER DE

VERWYDING van het BEKKEN r 3' , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gedurende . • • .

DE ZWANGERHEID en VERLOSSING', b . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Düor den Heer J. P. Michell, fû) ,

iemand, die flechts oppervlakkig de'men-•En ichclyke natuurkunde befehouwd hccfr, kan onkundig zyn, dat by zwangere vrouwen de|yochten inzonderheid naer het bekken en de daerin bevatte deelen gevoerd vvördcn, zoodac, gedurende den tyd‘der zwangerheid', die deeleii eene, meerdere hoeveelheid van vochten ontvangen dan anders. 'Dooi- deze vochten groeit het kind en de lytóöede?, worden de vaten van‘'het bekken uitgezet, en wordt hierdoor zelfs meer vochts naer het bekken gedreven, waerdoor dcszclfs banden en k.raçkbecncn worden'week gemaekt, verdikt en uitgezet, en dus de gehcele holte

van

C«} Cuinmenlar, 'di'Syi-.cVnhdrat. Pahii fca. ii.cnf. i, Aas

-ocr page 368-

'SÖ2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j^enmerkingen over de

van het bekken gelykelyk verwyd; want de lyfmoeder langzamerhand in grootte toenemende, drukt op de groote bloedvaten van het bekken, waerdoqr de wydte van dezen verminderd en het bloed naer de kleene vaetjes toegedreven wordt, welke dacrdoor ook uitgezet wordende , meer bloeds bevatten en naer de kraekbeencn voeren, om in en door welke zy vcrdeeld.zyn. Qby Ook worden de watervaten door de lyfmoeder onder de zwangerheid gedrukt-, de wyl derzelver gemeene ftam, -die uit den famcnloop der kleenfte tak-jes , welke uit de ‘onderüe ledématcn voortkomen, x'olgehs de “waérnemingen van den beroemden Hewson , tot aen'^-den rand van ’t bekken opklimt ; gevolglyk wordt de tc-rugvloeijing yan • dat vocht belet door *dc drukking, welke ’de lyfmoeder op die vaten oeffen’t, waeruit de waterachtige opzwelling der voeten, de vermeerderde affchèiding van flym, en misfehién,de uitzetting der kraek-beenderen van het bekken zelve , worden • voortgebragt. Deze nu fchynen de ware oorzaken te zyn van die loswording der banden, die het heilig-met de zit-beenderen verce-■ ..... ' ni-

(byz, Harvey Je Gei^rat, Anima’. 34Ö-

-ocr page 369-

P er wy din g van het Bekken. 363 nigen,. welke de geroemde Camper zoo aen-mpikelyk by dekoeijen heeft waergenqmen5lt;;lt;;’^ en van de-verwpndcrlyke uitzetting, welkö het bekken gedurende de zwangerheid oUt dergaet, feboon echter fommige genceshee-uen, gclyk L? Roy en A. R. de Vau-Resme (ej dien aenwasch der kraekbeenderen, en daeruit voortvioeijende verwyding van liet bekken, liever aen een groeijend beginfcl hebben toegefchreven ; doch Om de wezens nieÇ zonder reden te vermeenigvuldigen, noch onj onderRellingfön , boven gegronde reden aentOy nemen , daer deze eenvouwige verklaringjin ftaet is reden van alle de hier omtrent waargenomen verfchynfelen te tgeven, en daeren» boven door de quot;eenvouwigheid der handel-Wyze,’ welke de natuur in alle hare verrichtingen in acht neemt, bewezen wordt, zolt;» geloof ik'dat myn hier voorgeftelde gevoelen de voorkeur verdient. '

Tegen den tyd der verlosfing worden de wegen , langs welke de vrucht moet uitge-» quot;i,'.eo;c A 0 ; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dre-

Çc) In de waernetningen voor tie ncêiduitfcljc uitgaef vaiyMAURiCEAV gep’aetst.

Çi')'Recbè^'ibtt•^^ijit)riqaes amp;nbsp;Pratiques fur la ßebfitn Ju 1‘uhis, HO ‘ nbsp;nbsp;nbsp;11; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.i

(0 In de Verhand. tZe feit, lynchend, Ofs, Pub, p. 38.

A a 4

-ocr page 370-

3(Î4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Menwerkingen over de

dreven worden, glibberig gemaekt door den ïlym, die ten tyde der zwangerheid reeds wordt afgefcheiden ; de mond van de lyfmoe-der wordt door de ware ween, die den we-derftand van derzelver mond en hals overwinnen , van voren geopend; de Jyfmoeder zich daerop famentrekkende, perst het water voor het hoofd des kinds heen, en het hoofd zelf, dat met zyne grootftemiddenlyn tusfchen de darmbeenderen ligt, drukt benedenwacrdsj doch nademael hier eene verfchillende reden der nwddenlynen, van wydte , plaets heeft, moet het hoofd van de vrucht noodzakelyk raer de zitbeenderen toe vallen, en vandaer draeit het aengezigt zich, door eene gemak-kelyke beweging van omwenteling, naer ach. teren toe, dat is naer het hol dat door het heilig- en ftaert - been gemaekt wordt ; en het agterhoofd wordt dan vanzelfs naer de fchaerabeendcren voortgedreven, zoodat het hoofd dus op eene natüurlyke wys voor, komt., nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; L

3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. ....

Wel is waer dat fommige beroemde mannen getwyfeld hebben aen deze oinkeering van het hoofd des kinds in het bekken, gedurende de verlofing, ja dat eenigen dezelve als valsch hebben uitgekreten, daerin de ouden voJgen-

-ocr page 371-

rerwyifing van het Bekken. ^65

■de , die geloofden dat het hoofd van ’t kind ■het bekken op dezelfde wys Fn lals uitkwam.# pf, ’t geen op ’t zelfde uitkomt, dat de groot-fte middenlj’n van ’t hoofd tusfchen het heilig-en de fchaembeenderen geplaetsc lag. Nadat echter de ber.oemde vroedkundigenF.OuLD en W. Smellie , uit de vergelyking der afr metingen van het bekken met die van het kinds hoofd, het befluit getrokken hadtten, dat deze weg, welke men meende, dat hef kinds hoofd volgde, niet overccnkomflig.met de natuur ,was, en nadat zy hçt gemelde gCj voelen door .proeven en wacrnemingen wc-derlegd hadden, hebben de meerte hedendaegr fche geneeskundigen dit lecrftuk der oudqn verworpen , en de befchreven keering of omwenteling aengenomen, ende tegenwerpingen beantwoord, onder welken zich boven anderen onderfcheiden hebben myne hooggcfchatie Jeermcesters , de hooggeleerde VV. van Doeveren (ƒ) en Sandikort,, (g) waervan de eerstgenoemde nog na het befchryveu van bet geval ,_in zyne Academifçhe waernemin-gen opgeteekend, mepr dan eens in zwangere vrouwen naer haren dood ontleed, deze lig-

f O OhferWt, ^^cadeiit fpechn Cap. vw. p. Ci') Obfervat. /Inat. Path T. 1, C, 1 p, 43.

A a 5

-ocr page 372-

356. .R jiénmerkin^en over de'

ging heeft bevestigd gezien, en in ’t jaef 1789 om' ftreeks Leiden, in.de opening van eene doode zwangere vrouw j met oogmerk om de volwasfen vrucht ’er uittehalen, in’t werk ge-fteld, op nieuws beeft aengeteekent, en SaX-tóRF f/j) heeft de waernemingen dezer beroemde mannen bevestigt.

'I ... nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*»

‘i'.

Daer dit nu zoo is, en de vrucht op de gezegde wys geplaetst, de lyfraoeder met hare mond, hals en fchecde zoo verwyd is door de zak of blaes , die het water bevat; dat deze delen indedaed flegts een doorgang uitmaken, trekt zig de lyfmoeder toe , en werkt op de vrugt om de vliezen te doen breken, ’t water te doen wegvdoeijen, en ’t hoofd van de vrucht naer buiten te brdn-gen, waefop aenflonds ’t overige ligchaem volgt en het kind geboren wordt. Deze is de natuurlyke en gcmakkelyke verlosfing, en hfet hoofd van dê vrücht dient hierin niet tot een wigge om de beenderen van het bekken uittezetten. Hier heeft geen verwyding der beenderen placts, als alleen die, welke ver-oor.

Theoria de diierfe tartu, ob diverfam capitis ad felvim relatiojiem mutuant.

-ocr page 373-

Perwyditiß van hei Bekkens. 367 oorzaçkt wordt door de vochten, lt;he in de zwangerheid derwaeri^s gebragt worden. ,

•ƒ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..Z- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f

.; Cr js namenlyk van oude tyden _.gefchil ge-* jveest onder de voorname geneeshçerçnof de heupbeenderen van het heiligbeen , en of dc fçhaembcenderçn van çlkjyidev wctden af. gcfchcidcn, of het bekken inzwangerheid en wcl^ in alle vcrlosfingen, of in moeijelyke ^alleen verwyd werd, of als dan de beenderen van het bekken, zeiv.e, of alleen de^ banden Josfer wierden? de gevoelens ayn pihtrent dit ftuk zeerverfcheiden gebleven. Hipp.ocrates ,(i) .om met de Vorst^der gcnçéskupdigen te beginnen zegt uitdrukkçlykV’dat de heupbeenderen der, cerstverlosfendenj verwyd wor-'den; zyne navolgers^zyn geweest Avj^^enna^*) Maur Cordœüs,^^h^mus , (/). ,Rop._,a Castro, en de vermaerde, vroedkundige Phil. Peu ,(n) wiens^. gevoelen de beroemde Am-

BRO-

(O -De nutiira Pueri 41. Tom i.p. Ed.-Lind.

Çk') IP’ant hier zegt dat'er 'cer.e fcbeidingva)! fommi-ge famenvocgingcnnoodzakelyk ii in Lib 2-de Gene rat ion e Jeu quot;K- tr Z cap.s.p.m 934*;

Op de iovenacngcbatlde fluets.

(;«) Üs nforh. mulier.p. \.lib i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8. ƒgt;. 33. £? 34. j

. Qnÿ Prati^tte des dceouebem. Eiv. i.cbup.ii.p, 133 S’ , lS4gt; .....

-ocr page 374-

308 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aenmerkin^m over âe

BROsrus Parc ook verdedigde, zelfs toen hy de vanöènfcheiding der fchaembeenderen in docxie ligchamen nog niet ontdekt had. Dat ook de fchaejnbeen deren in de verlosfing ver-wyden, hebben zeervelè der oude geneeshee-ren reeds bevestigd. Aëtius heeft de oor-zaek van eene moeijelyke verlosfing reeds van een al te fterke famenvoeging der fchaembeenderen afgeleid', en hy voegt’er de-reden by, wanneer, ge'lyk hy zegt, dezelve in de verlofßng met vervyd kunnen worden, Eveneens getuigt Moschion, (q') en Hier. Mer-cuRiALis zegt, dat in de verlosfing de fchaem-beenderen eenigzins ontvrigt maer niet gebroken moeten'worden / gelyk eenige' meenen ; Çr') fchoon hy evenwel uit AlberI-üs Magnus‘by brengt, dat de verlosfing' fomtyds zoo moeijelyk is’, dat alle de beenderen breken, (s') Deze waer-nemingen hebben vele beroemde mannen verders bewaêrheid, en met hunne eigene bevestigd.

(o') Sandifort tn Disfertatione de Pe!vi. Tbef. Diifcrt, T.^.p. i86.

(ƒgt;) Tctr. iv.ferm iv. cap. Lit E.ex Edit. Jani Cor-' NARii Latina p. 788. l'un 't zelfde gevoelen fcbytit ook de ^rahischeGodgeleerde'Z.o.w.inCorum adExod cap.t.vi.i^.

(f) Etü.'Pv.vv.nMé Htßoire de la Chirurg. Tom 2 P 298. 00 Lib 2. i/e Murb. blulier. apßd^v^cmv■gt;.i inCy-naecp.2^^, (s) Op de aengebaeldeplacts een weinig leeger.

-ocr page 375-

VeŸvyding van het Bekken.

h'gd. De onfterffelyke G. Harvevs, Se-vjERïsfüs PiNÆus, (m) Ambrosiüs Paró, (y) Felix Platerus , (w) A. Spigeliüs, (x) A Benedictus, (y^ Fr. Rousetus, (z) Th. Bar-THOLINUS, GoRRÆ1^S,'(O BaUHINUS , (c) G, Fabricius Hildänus, nbsp;nbsp;nbsp;Veslingius,

Çe') IsBR. DiMERBROEir^jÇ./) R. Barbette, (g) D.Sennertûs, (â^TheophilüçTonetus, ({)WoLFGANG,HoEFFERU?(itWAN Solingen,(/) J. Schultetus Stalpart van der Wiel , ‘ Ç nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(«)

t'' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

(/) Bxcrc. de Cener. animal, 498.

Çu} De f'irgin.nntis.lih.ji.. cap.^-^. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’°',

C’') Chirurgial.lt;xi. cap. 13.

O) Anat.lib.S-

i^folitisparttis vils cap. 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/^.p-. x';.

Chquot;) /Idn, in HippoCRAtis natura puerip.ix^qua invpniuntur poit ejus^ deficitiones medicas.

(lt;/) Obs. Chirurg, cent.eii obs.-^g.p. 2. pag. a6l. quot;?

(e) Zie Obi'. Epiß. Med. Dp. 2^.pag. in.fynt.^nai. p, 2C0. Conf. ejus Comm., Bl.tsius.

Çn ^uatom.lib.ç.pa^OiZ. '- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' •’'■A v-.; ‘\ -

Chirurg, Part cap nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i

‘ (bl ‘Méd. PraatUh. '4. Part. 2 /fß, 6. Caß.'ri'^^'y ' ’ j CO Anat. Praa y ont. Z-p. 116. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•' O -i ‘

''\ky Hercul. Medic Lib'7-cap. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,A

Çl} Embryulcia cap 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;26. S’ cap: 16:p 406 •

C») nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Chirt^_g. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j ’ (,

-ocr page 376-

370 •''Aenmeriingen over de '

(«) H. Arnisæüs, (o'^ BrÂNCHT, f/)) Réus* ' NERUS, Çq} H. TAN DeV^NTER , C; BeC-KERÎ (j) D. D. GüNzrus,-‘(t)-Z. D. Santori-. ■Nus, (m) J. A. DrisCHy'fy) C. Guillemeaetj Çv') RioLANusi. (x) J. Bohn, (31') J.-.WEm BRECHT A. Hallerquot;, (aquot;) W. Smellie , (b') W. Smellie , ’(/gt;) ^5l^lüN:TEK ,'‘-(f) Ar; Mqna

LuDovicbs Çe) -Jl ß. MorgAgne #

( ■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'L: ;2 ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.71;. f

'(’n) Qhferv. rar. csiit. i.‘eis'.

In IIiLüAM Epifl. Cent, i, Epifl. 45- ? 99 part, n. p 2C9.

(jgt;') ripuà AIakgetl’M Tbcatr. /liiat.tom. i.lib^ i,cap.

In PUfccll. nat. curiqs, cent, ?S 6. obs. '^i.p

(gt;•_) N'ewai liebt der^Kroedkunde éâp..^.pag, yj ,

(j) //» traPlaiu de TtaiSioiiJoub» inculpata ad. ferian-dajHpuerperam pttg. 2,2. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■ , .

Qty J)g ctmittode parturicntitim flau. Lipf. 1741,

f«) In Qbs. ylnat. cap, 11. § 4. ƒgt;«?. 209.

De .necesflaria in partit p.rat^riiaiupitlt itijfrutnen-tqrum adplictuio.ne Argentor, i^i^z pär,quot;^. 'uid. HallerI Disfl, ebir. tom, 'i.p. 348.

(to) De la Crosflcije Accoueb. Lis^. 2,{hap.iyàuiflabir, /. E98., fl^x) Antbroprogr. lib 6.p^p 12.

.Cy) fn lt;gt;^''‘«10 .■^«^^i.Pbyßol, Eregynp.^ pagP'^z^P' (2) Syndesmolog,pag, 13,1. , , .

(«) Prim. Lin. Phyflol.^Z^tpU.'^i. Ede'tnP

3 5 * nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I \

Çbquot;) CollcPlion ofleafles in Midwiflxry.v^.^, coll.i.tiumb, 2.cap.i.Pß2. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;. „■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■' 'fl-

(e) In Medical, Obflerv, and inquir, ofa^floÄp^.of'pby-fleiens tem. 2, art,2i, ,

(d) Of The bones pag, 22^'^ \.v\* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- '’■^ (

, Ln Miscell. Med. pbys, Ac. nbsp;nbsp;C, dec. i, A, 3^ebs. 255.

3

-ocr page 377-

Verwyiing van' het. BeUen. 371

(ƒ) R0UVART7(g) nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;P. CaMPER,:

(O Louis, '(t)^SABATiER,- (q T. R.

NOS, (mgt;Ga'VÀN Doeveren, (?lt;gt; E. Sans niFORT,'(où'IA- Bonn, :(ƒ)')■ L.lt;Bikker, Simpson (gt;•)' Duverney 0 Q)) Gregoire , (ï)* Püzos, (u).Levret , (v)SqumainLepinard,'» ea Arnaud , (w) Ferrein , (x) John Mau-

ERAY,

?• 458-Mangeti liW.Chir, tom. 3i7-4^6f=? 461. ^

(ƒ) Advtrf. Anatom. 'i.aniiiK de caujis

bus tnorb.tom. 1.'lih. sp. 48. J'.44. AS' quot;'quot;* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-'\-

■(g) InTbefihus Paris. liefesißsrexfiantin^ÄM.i-'S.'SAiyiif.

Anat, torn, p, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘quot;ùt siV

Çhquot;} Traité de VOßeol.tem. 3 ebap. 249.

(«) In Epifl. ad Cel. -uan Gesscher eit. I§ in obs. prafixis tralitttui de morbis gravidarum F. Mauricæ/gt;. 7.

Çky Ft.dc rica,rtement des os du baifmin tom. ^.Mem,.

de PAcad, R. de chir. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A

QT) Anatom. Ed. Belg. p.-1^,6.

Qm') In Disf. cel. A. Bonn äe continuât, membr. L. Ji, iTd'i.pag. 28. -aeelke 00k te vinden is in Sandifortii /Ae/i Dis), tom. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 . .: i .-•

Qn') lu Disf. Doä. J. Ripping cit. p. i.’p.”' x.i ■’ quot;'i nbsp;nbsp;nbsp;»»

(0) In egregia Disf. de Pelvi L. B t’iC'^.Tbesr.flifs.

r,'^,cf,obf.anat.Päth.l.2 p.^'^.- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A lt;0

^p) De dilatatione.pelvis in AU Rottetod. tom. 3. (ij Qf) Zie Sandifortii dtsf. citt pag. q8. •« '» ?■ ’ 'J. Qr) HledittA.-esfajs• and. obfervationilom. S- P- ly «Ai.

IQ.’pag. 37olt;v.(O OEuvres Anatom, 'tom.i.p.461. Qz) Qt) Abregi de l'.Inatomie du -eorps humain par

torn, P^$''^^9. Virgelyk nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;xoo even aengehaiid

eti Abhandl von der Qehunshttlfe pag. iR en ip. ••

Qa), Traiti deo Actovehem, chap, t.artc t.p. 8jÖ?9/^) Qv^ L'art. des- Aedoucbeitt.--^ 2ï. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,- -'Avr:.V?

..QA) Abregi tu I'Anat. par.JA..d'pag. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

(x) In Henkelu Abhandlung von Beinbrttcben. /». isS.'

-ocr page 378-

37a' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•*quot; 'Aera'ner'kifigen ever

BRAY, Cyquot;) J. Tack, (z^'Car.-Toel,-^«) Joh.) VAN Horn , Qb) Saxjorf i (o') Pyer , (d) Roer*' HAVE, (îe) Van-SwiETEN, Çf) Veröter', Xg) SouQUET, f/j) Hennequin j fi) Pleack^ (k). De la Malle , (Z; A- Lambert (m)C. G. SeeP. GER, («} VoELTERS, (oj MoRENHEIM , (p) Pe^

if , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;TITs:»

t nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■■ -r-.

The Female Rhyßcieti Lnnrl.iTii^ led.n.-cap.i §i9i-lt;^ Specim. oigt;fle!r. Ue partu iUfftcili L B, i 755.

De forcipii ufu in p.tragomphnßcapitis L. B. 1761-.

Die durch fragen, und antnuutten ireuHcb anweifende uoebemutter i. th.k. ii.f. 3.

(c) In Trait, cie.pag.yç),

Çd) Epb. N.C. dec. a. p. obsi^o^.p. 383.

(_«• j Ztrt Haller Ÿrat, in inft. Med. Boerhavii T.^.p, i, ƒgt; 249. alwaer de heweegbaerheid der gelederen van bet bekken in kraemvt ouwen verzekerd ende vaneen febeiding ontdekt noord. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f, „

,Qfy nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pag.S'yt).

{g) Intr. de ToHeot. p, isp. vergeleken met de nieuwe uitgaaf van de vro- ukundige verbaudeling van de la Motte. in 8» /'’gt;»• T‘'p S- 6 amp;nbsp;cel. Louif hc p.yp.

fh') ■Hifl'oire delei.figt;eii:é Hoyal. de Med. jdo. 1 ypQ.p, 314.

Aj In 't zc/fde werk ^lo \jpy éÿ pi p.

(.kquot;) in Elem./iftiOhfletr.k'ienna ipiïp. iopi \i

Çlj In di/f. l.ousfii cit.p, 96. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I ,

. (m) QEuvres nbsp;nbsp;167 j.nf Sue l.c,tom. t.p. 121.

(nj din fub partu humano etiant naturaliter moveantur afeo pelvis off a ? 7 ubing el. 1771

Neuer of nette behammenbueb nebst bericht todtt -kinder ohne gefaht heraus ziebeu.

(.P') I^en der natürlichen Erweiterung des beckens in fchweremgeburten : en Ifdeenerifche lieytrage zur PraktD febe rlrtzeneykunfl y Ifundartzncykunil, undgeburtsbulfe /•'343- i-

-ocr page 379-

y er vy ding van het Bekken. 373

TIT, G) Reus, (r) Munniks, 0) Snip (t) Martin, 0*) Keyserliz, Çu) Counsel, (v) CH. L« Friis en Mangor, (w) Alix, (_x}en anderen. 0) . n nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i J 1' t

î:’ ou.

-• Uit deze groots. naemlyst nu van fchryve« ren hebben foinmigcn geloofd, dat de verwy* ding van heL bekken in ydere-zwangerheid en yerlosfing gefchiedde, en hierom voor natuur-lyk gehouden moest worden; onder welken men, met het hoogfte regt, HippocraiesHellen mag: want indien wy de aengehaeldeplaets met aendacht nalezen, zal het blykcn, dat deze eerbiedwraerdige man de vanëenfcheiding

Ù V nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der

S-

Q) /fnat. Chirurg.tont. i./gt;. 132.155.

■‘(r) Naewxk. Onjcrtur^s iù tie nroedk. /Imß.

-(Û hi'! van Solingen /. f.

In de duitfche ui^gav^van 'tyoerkvan nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;c.

Çf*quot;) Journ. de Midlcin’e /Inhi -p.ù.f. 83.

De Variai /Igi ippa dißictilt. LipDiiCp.

.. (w) The Art, of Midvilery London.

(■»■) Di? Expior. obfletr. Hafnite 1764. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Dbs. Chir.fafc. •^.vid. d. Richter chir'. hibl. big.

439- con/. Tode Med. Chir. Bihl. bi 8. j. 290.

. Cj) Anzeigen Ann. IT76 No 53, f/'. Sandieort, A. Bonn, Louis, Haller, Dliisca, op de aengehaelda plaetfeii, alwaer de bawyzen eri waefnemiiiften van vele det bygebragte febryvers beoordeeld en breedvoerig uit-gebreid te zien zyii; men kan ook nadaen De Ft anebr vit/e Nouv. Mém. de F Ac. des Jciences 1^/6. p. fci. LoDElUi/zs/; titata Piet /. c. .5

//. Deel lil. Stuk. B b nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;no-

-ocr page 380-

^74 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* -^enmerkingen ever de '

der heupbeenderen in alle ve'rlosfingenîibt öok'gerioeind', noodzaftetyk geoordeeld beeft^ tnaer dat de daaruit voortkomende pyn inéersii-verlosfenden grooter, maer in meêr verlosten; door de gewoonte en herhaelde verwyding Van het bekken,* minder is. Want wat zonde hy anders verftaen door de volgende, waer-lyk^voortreffelyke, woorden , uit verlosfende tn kraemvrouwen lyden de eerstverlotfende het meest om de ongewoonheid'der pynen; zy^gevoelen pyn door het geheele ligchaem, maer meest in de lendenen ea heupbeenderen j omdat die vanee-ngefcheiden worden, integendeel, 'die' meer 'gebaerd hebben, hebben mim' der fmerte dan de eerstverlosfende, en die zeerdib wyls verlost zyn, lyden nog veel minder, (z^

AëTius, Mercurialis, Roussetus, Riola-NUS, BohNIUS , PiNÆUS, HOEFFERUS , HaR-VÆUS en Güillemeau hebben het voetfpoor van dezen grooten voorganger gevolgd, dit gevoelen opgehelderd, verdedigd, en door waer» nemingen bevestigd. Daerna hebben, met oh-tegenzeggelyke bewyzen en een groot getak waernemingén Sandifort, Louis en nu onlangs Bonn dat gevoelen verfterkt en opge,!

hel-

*'■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- • nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-.5. . nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'A

(a^ Oy) de bovenaeagebaelde plaets, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t

. A II

-ocr page 381-

rerwydin^ van het Bekien. 375 helderd, zoódat de zaek nu buiten tegen- , fpraek is.

’Er zyn toch van oude tyden af vroedkuni digen geweest, die om de vaste famenvee* ging van het bekkén, welke zy in gcdroogdë beenderen waernamen, of om andere drogredenen én vootöordeelen , deze verwyding van het bekken in de zwangerheid en in eene gemakkelyke verl osfin g ontkend, often minsten betwist hebben, als of die geen plaets had-dé dan by die, welke aen de Engelfche of Venusziekte gekwynd hebben (welker bek-kén van du riatuurlyke ftaet geheel afwykt) en in de moeijelykfte foort van verlósfing.

P.CoLOMBUS, VoLCHERUS , FuCHSIUS, CaR. Stephanus, A. Laurentius, (a) A. Vesalius, (bj Coiter , Arch. Piccolomineus, JouBERTUs, Valverda, Martinus Akakia, (f) J. Dolæus, (d) P. Spindlerus, (e) Andr.

Ot-

((») Deze aengebr.eltie fcbijveri i,jn te virnien b‘j Duî-MERBRüEK I c.

Xby De corp bum. fahr. lib. i. cap. 28.

.(c) De tnarb. mulielt;- apud Spachium p. 1Z9.

(d} Dficycl. Med. lib. 4. c«/gt;. 7. nbsp;nbsp;034,

(/) Obs. feboh p. 124.

B b 2

-ocr page 382-

^76 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j:^enmerkingen over de

Otto Goelicke , Q ƒ ) P. Amman (g) di Marchettis, (A) G. Frank de Frankenau, (î) Job van Mekeren Theodorus Cra-»ENIUS, Ql) Diotiisivs (m) Maukiceau , Nenterus Ço) De la Motte, (pj Cagna-TUS, (î; Pizo, fr) Palfin, (î) en anderen (f) hebben met kragt van reden en met proeven gefragt te bewyzen, dat de verwydingvan het bekken oninogelyk was.

- ; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t «

Daer nu de waernemingen van de vanëen-feheiding van’t bekken, na de verlosfinggenomen, van dag tot dag toenamen, hebben an-’

ff) MeJ. Torenz. jpecim. 4.529. /gt;. Ti-Paraenes l. j. ƒgt;. 2./îô. i. §. 13. nbsp;nbsp;351.

Çb) /Inat, cap. 8. plt;tg. 86.

' (i') Sat. mciJ. 8.}. 2. nbsp;nbsp;nbsp;142. â? JéS-

‘•Çby Ohs.cbir.meil. 58. /gt;. t-Ti.

(J.) OEcon. /fnitn. de exort, b»m. lîi bomine cap. t5'i.p.739.

quteß. 31. p. 299. Zr.,

•«

'Çtn'i Tr. des /Icciiucb. Ith.'i. cap. 1, p. 201. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;” '

Ziekten der zwangere ‘vrouwen i, b. l. boofdß, ^h'^ßol. tVled. cap. \\. p. 348. memb. 3.

fp') Obs. fur les Accouchem.

(O he morte parteis,eau fa Roniee i6ot. f r) hc cogn. (s’ cur. morb.

G) ^nat'. cbir. tom. t. p.z^o.

V. N^’ESNaRD Qtiide des dccoucbem. cbap.t. a. jj, p. 14. Herman de oHcotomate l.ipß,e iiCn.F.de Frankenau/. f. Alberti tyß.Jur. Med.p. 153, Veslingii fyttt. /Inat, p. 10. TurERRy/r D/ç/. i/iaj. Sandif./ôw.S. Halj.ç«. fbyfijl.l.c.^’W, Louer, Faust. Z.^.

-ocr page 383-

rerwydin^ van het Bekken^ i7f'' andere vroedkundigen gedagt, dat de gefchil-^ len vereffend waren, indien zy dezç verwy^^ ding van het bekken alleen fielden in eene! zeer raoeijelyke verlosfing, diehaeroorfprofig, had uit eene zieke gefleltheid van het bek-^ ken, onder welke men kan noemen de beroem-^ de Fried, welke dacrna gevolgd is door den lt;nbsp;vermaerden J. G. Roederer. Qu) Het heeft oolç aen geene navolgers ontbroken, die dit flel-^ fel van Fried en Roederer met kragtigé be-wyzen geflaefd hebben ; zoo zelfs dat hëff grootflc gedeelte der fchryveren, die de ver-^ wyding van het bekken in de vèrlosfing heb-ben toegeflemd, en welke wy hier boven hebigt; ben opgenoemd , de voornaemfte mannêrf niet uitgezondert, ’t gevoelen van Roede? rer omhelsd hebben : en laten wy'ons daer-over niet verwonderen , daer ter dier xyd over deze zaek weinige proeven genomen waren, daer de regte kennis.van liet bek-f nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 .n nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\

ken tot den leeftyd van den grooÇen Albi

nus, Hunter, en Camper/çh van het* vverktuigelykc der verlosfing tot die vai^ Smei.^

.b.Æi

VoiGT, /)? cupile ahrtipto in IIai.LERI i!isf. chir.

3- ^»s/. S 12. et! f'.l.Qirt.obfir.el. RotütK^R GtfZ.

p. K. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...ï r

B b 3

-ocr page 384-

37 8 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Afnmer^îngen over âe

LIE, Oqld, Levrett, en Saxtorpi^ is be-waerd gebleven Maer nu dacr men uit deze beginfelen, uit de waerncmingen van ty-den herwaerds, uir proeven hiervan in’t open-baer genomen, hetzelfde bcwyzcn kan, dacr de onvermoeide poogingen van den beroemden Sandifort, Louis en Bonn het zoo ver ge-bragt hebben, dat Sandifort zelfs gelopft, dat ’er naeuwlj’ks iemand meer aen twyfelcn kan, nu is het zeker wonder, dat ’er nog Vermaeide mannen zyn, die deze verwyding van bet bekken ontkennen : waerom toch overtuigen de waernemingen, proeven en by-gebragte redenen van deze d,rie vermaerde plannen de geneeskundigen niet, daer zelfs dç. wydberoemde Roederer , door de. bevvysrede-nen van Louis overtuigd zynde, van gevoelen veranderd is?

Maer deze is de gefieldhefd, van het men-fchelyk vernuft, dat het de zekerfie ftdlingcn. ontkent, byaldien zy met zyne voorafopge-Vatten denkbeelden ftrydig zyn, want dit is oorzaek geweest, dat vele, die de krackbeen-fnede der fchaerabeenderen in raoeijelyke ver.

los-

fv} Ois, auat. fatb, 1. c, (w) Louis /• (’P- 8i. net, ef. (1. Sandifort /. c.

I

-ocr page 385-

Verwyding. van -het Beiken. lt;379 üngen onnuttig oordeelden, de natuurlyke veç-wyding van het bekken in de 2wangerhei4gt; of de vanëenwyking van deszelfs beenderen ip eene moeijelyke verlo^fing want o.p dit grond-beginfel meenden zy dat de krackhp^nfnedcj der fchaembeenderen fteundej hebben^duryep ontkennen. .J. G. Walter brengt, in eene verhandeling over'de doorfnyding dpr kraek-l^enige famenvoeging derfchaerabeenderenj, np onlangs uitgegeven^, eenige ^bcwyzen by, te» gen de nuttigheid der operatie, in_een moeijq, lyke verlosfing, hy ontkent de ontfpanning der banden van het bekken/ in . decZ'^anger^^ heid, eensdeels omdat hy _deze ontlluUing dçç banden in geene zwangere noch, kraemvroUjWep ’È zy voor, na, of in .de veidosöog-geftor. ven, en waervan hy ’er vele ontleed heqft,) gezien heeft : ten anderen, omdat hy^.van ge. dagten is dat in de zwangerheid al de aen-, drang der vogteti naer de lyfmoeder gebragt; wordt./») ;; -xï ƒ ' -r uh -

'■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;no

Ook beweert^ een duitsch vroedkundige G. W. Stein, die door ’t gemeen maken van werktuigen, waerdoor hy meent dat het bek-lt;,.•3 ken en het hoofd van de vrugt kan gemeten

, nbsp;. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;WW-

\ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B b 4

-ocr page 386-

^8o nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•' ^enmerhingen over de

worden, eenigen roem behaeld heeft, dat da verwyding van het bekken ïn de zwanger, heid, of verlosfing, tegen zyne ondervinding ftrydt, want dat hy nooit noch in levendige, noch in doode zwangere, barende of kraem-vrouwen deze ontfluiting der banden, noch de daeruit voorfgebragt wordende verwyding van het bekken, veel minder de vanëenfchei-ding der beenderen, heeft waergenomen. Ook heeft ß,‘ C. Faust, op de ondervinding van' dezen man fteun-ende, het ftelfel, aengaendede verwyding van het bekken in de zwanger-heid, zoo wel als de vanëenfcheiding van hetzelve in moeijelyke verlosfingen, voor eene valfche gisfing verklaerd, en ook de bewyzen, welke voorname mannen voor dit ftelfel heb. ben bygebragt, gefragt te wederleggen; (2) maer rnet’ geen gelukkige uitkomst, gelyk na-derhand wel blyken zal.'quot; Eindelyk heeft de Keizerlyke lyfärtz C. von Krapf zich fterk tegen de verwyding van ’t bekken in de zwan-gerpeid en verlosfing gezet, wiens bewyjen op waernemingen en proeven, en daeruit aft geleidde gevolgtrekkingen fteunen. Ça) LaeC ons

O) Jiefchreihung einfS Pelvimetfrs ï.4 G? S‘ ( s) Umerfnchuns des webrts, ^c. ß'ßes CitpitteJ, (aj Anatomifeb» Ker juchen uni Anmerkungen,

-ocr page 387-

9

Ferwyding van het Bekken. 381 ons kortelyk de bewyzen dezer fchry veren over-Wegen. Wat het bewys van Walter aen-belangt, dit boude ik my verzekerd, dat uit het werktuiglyke der declèn (’t geen wy hier boven verklaerd hebben) die in het bekken, gedurende de zwangerheid gelegen zyn, we-derlegd is; want fchoon wy niet ontkennett dat ’cr een groote aendrang acn vochten naer de bevrugte lyfmoeder gebragt wordt, fchoon dat het zeker is, dat ditzelfde ingewand cene groote menigte' vochten opflorpt, vertraegt echter de drukking van hetzelve op de ade^ ren den omloop van het bloed, in de klecn-fte vaten; waerdoor daerin noodwendig een op-hooping en door dezelve cencverwyding wordt teweeg gebragt; de evenredigheid der vloeibare tot de vaste deden wordt vermeerderd, en alle de deden worden ontfpannen.

Wat toch zou ons verhinderen, indien wy’ de drukking der watervaten van de zw’angcre lyfmoeder ’er byvoegen, de verflapping der banden van het bekken, en de vcrwyding van hetzelve in de zwangerheid van deze oorzaken afteleiden. De proefneming van dien' voornamen man zelfs, waerin hy in een gedroogd bekken, om hetgeen men de celäch-tigc zelfftandigheid noemt, tusfehendefchacrfi.

B b 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;been-

-ocr page 388-

38? ..Emerkingen over de

beenderen natcfpeuren, door eene korts winking in water de elasticiteit; en natuurlyke zwelling verkregen heeft, zeons gevoelen veel kragt by. fi) Maer waerora zouden wy ons langer ophouden, met bet wederleggen ' der redenen tegen deze verwyding van het bekken, üe onvermoeide pogingen van E. San-difort, Louis en A. Bonn fparen ons deze moeite. Laet ons alleenlyk eenige twyfelin-gen by brengen tegen het bewys, dat beroemde mannen uit hunne eigen, ondervinding getrokken hebben , en fla.en wy het oog i- op datgeen, ’twelk zy uit eene natuurlyke verlosfing halen , en merken aen, dat eene natuurlyke verwyding van het bekken, zoo als PARé, Riolanus, Guil». LEMEAU, en nog onlangs Bonn hebben waergenomen , alwaer de beenderen van het bekken van een geweken zyn, zeerzeldzaera. in de zwangerheid is, en niet zoo blykhaer, dat een vroedkundige die kan ontdekken in de verlosfing ; geen bewys kan derbal-ven hier tegen ingebragt worden uit de afwezigheid van blykbare teekenen. 20 Ten anderen wyken de beenderen van het bekken 1

(i) Pag. 13. üf 14, fr. cit.

i ■- '

-ocr page 389-

Ferwyâîng van iet Beikin.^ 383. ken in eçne moeijelyke verlosfing niet altoos; Van een. De oorzaken daervan kunnen zyn ftyf heid der banden en een onnatuurlykç zickelyke onbuigzaetnheid t ook als het hoofd van de vrucht tusfçhen het heilig ei) fchaembeen gekneld is , en andere red^. nen, welke de vaneenwyking van het bek, ken, ook in moeijelyke verlosfingen vorhin, deren. 30 Ten laetftcn de proef en waerne-mingen op de lykcn van zwangere, barende en kraemvrouwen , zoo niet alleiiiaeuwkeu-rigsc genomen, doen de zaek nier af. Want, behalven dat de ontledingen van beroemde, , mannen hier tegen ingebragt kunnen worden, moet men aenmerken, dat de vcrwyding va» het bekken in den natuurlykcnftact, gedurende de zwangerheid, zoo groot niet is, dat dezelve op’t gevoel, of pp het gezigt kenbaer is: de gevallen zyn zeerzeldzaem , waerin de beenderen van het bekken op de minfte aenroe-ring vaneen gebragt kunnen worden. Macr indien de fchae.mbeenderen van een zwangere of kraemvrouw horizontael doorgezaegd worden , blykt het aenftonds vanzelfs, hoe groot het onderfcheij is tusfehen de gewrigten van het bekken van eene al of n iet zwangere vrouw : Want de fchaembeenderen van eene zwangere Qf kraemvrouw kunnen veel geraakkelykef

van.

-ocr page 390-

3^4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' .ÂenmerJiîngen over de

vaneengebragt worden, als van eene die niet zwanger is. Men zal ook de ’*kraekbeenderen dikker eh die vleezige 'quot;elaflike ftof , welke tusfclien.de fchaembeenderen zit, in zwangere Vrouwen meer gezwollen vinden, (c) Hierom tïvyfel ik zeer of Walter en Stein, indien iy de proeven dus genomen hadden , niet van de verwyding van het bekken in de zwangerheid zouden overtuigd geweest zyn. » '

Maer aengaende de waernemingen en proeven van C. Krapf heb ik nog iets aentemet-ken. Immers beweert hy, dat het famenftel van het bekken deze verv/yding belet , en dat de ondervinding ’er tegen ftrydt. Hyzelfs 'heeft twee duizend barende vrouwen byge-geftaan, maer nooit deze uitrekking der ban-den waargenomen. Noch de waernemingen, noch de proeven, welke hy meenigvuldig genomen heeft op geftorven zwangere en kraem-Vrouwen , bevestigen dit. Hy wederlegt de waernemingen over de verwyding van het bekken van Morgane, Stalpart vander Wiel, pARé, Guillemeaü, Van Solingen , Denys , ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bar-.

:■ or “

ff'' Pc w'serlieid ran deze (Telling heeft de beroemde A. Bonn i op de ^ingchael ie pl?et!i, pp et p,.jenigvuldige p'oe-. ven,\i’atrvaiiikdikwii»ooggetuigegetteeft beu, bevestigd»

-ocr page 391-

rerwyding van het Bekken. 3S5 Barthomnus , Smellie , Ludovicüs, Levret en meer anderen : hy beweert dat deze ver-wj’^ding tegennatuurlyk is, en fterat alleen de waernemingen van Van Swieten en_,WEiT-BRECHT toe. Hy ontkent en verwerpt, op zyn eigen gezag, de bewyzen van Pinæus, en zegt, dat, al wierden de banden losfer,' het bekken door dit werktuiglyke der natuur niet kan verwyd worden, en betuigt,-dat hieruit kreupelheid zoude voortkomen hetwelk hy uit de waernemingen van Alix, Welken hy bybrengt, vermeent teblyken, De vanëenfcheiding der beenderen van het bekken in het lyk van een kraemvrouw door Paró en Pynæüs waergenomen, (behalven de' bygebragte waernemingen van van Swieten, WfiiTBRECHTen Alix , deeenigften waer hygeloof aan flaet ) leid hy niet af uit de voorafge-’ gane verlosfing, maer uit de -konftige door-fnyding der beenderen van het bekken. Qd) * * '

Aengaende ons gevoelen nu moet men,. 5' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;be-

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-.1 n

nd. l,c.2. tb.p. m-Sf li4.dusb«rchHldigtKRArF , deze vermoerde waernemers van bedrog en onwetenbeid.

- ** Zie däer dan den GoRDiAENfcheknoop mer het zwaard' VRn ALEXAiMDER düorgeliakc, en de twist overde verwydiRgs van het hekken weggeuoinen, zoo men het gevoelen van, KçApf omheljT.- lt;

xiih

-ocr page 392-

3^5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;over ât

behalven de tégenVi^erpîngen tvgen de waer-neraingen van Walter en Stein, zoo even bygebragc , in aenmerking hemert , dac heÉ grondbeginfel van voxX Krapfs^ gedagten o^t ôntleedkundigc waernemingen over’t famenftet van ’t bekken fteunt, wcike als niet naeuw keurig en duidelyk genoeg, en geheel ftrydig met de waernemingen der voornacmfte'mannen , tot geen vasten grondÜag van deze ftel-ling kunnen verftrekken. Maar hiervan nader als wy over het famenftel van ’t bekken fpreken zullen. Wat voor het overige dé bcwyzen van Krapf betreft, die kan meii opgelost vinden by Sandifort , Lours en-Bonn, op de reeds aengehacldê plactfen, zoö dat het overbodig zyn zoude er meerder by te doen, daer y^dereen, die niet partydig is^ hier mede gemakkelyk zal kunnen overtuigd worden. Even eens is het gelegen met de böwyzen, welke D. Faugt;t tegen deze ver* wyding van het bekken heeft ingebragt: want 2y zyn uit hét reeds gezegde gemakkelyk te wederleggen , en zullen nog verder uit de nog te melden verhandeling over de verwy-ding van ’t bekken zelfs wederlegd worden. Ik voor roy ben van gedachten , dat de na-tüurlyke verwyding van het bekken in alle zwangerheid plaets heeft, door den aendrang

der

-ocr page 393-

Feriyding van het Bekken. 387 der Vochten naer het bekken ende vermeerderde kragt van den omloop in de kleenfte vaten (e) waer door de vleezige elastieke ftof, die tus-fcn de fchaembeenderen zit,door de daer heen gevoerde vochten zwelt, en de banden tosgemaekt zynde, de fchaembeenderen verJ wydt en vaneenfcheidt ; en waer deze ver-' wyding niet is waergenomen, komt my voor‘ dat eene ftyfheid der banden of een ihnien-’ voeging van bet heilig- en darmbeensgewrigt, of der fchaembeenderen zelfs heeft plaets ge-had Dierhalven verfchil ik vail gevoelen met die geenen, die alle verwyding van het bekken van het hoofd der vrucht, als een wigge werkende, zelfs in eene natuurlyke verlosfing iÉeiden , en ’er zyn vele gewigtige redenen, naer myne gedagten, voor myn gevoelen Waervan ik de voofnaemfte reken, die ik hier zal opnoemen, 10 uit het famcnftel der beenderen van het bekken, vergéléken met het-geen in de zwangerheid gefchiedt. 20 Uit de maet der middenlynen van het bekken , vergeleken miet de afmetingen van het hoofd van' de vrucht. s^'tJit de geklemde‘'hoofden*,' zöo als zy van de meeste vroedkundige fchryZ* r À . - ■■ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.. ... nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ver?

■ 3..; ; nbsp;nbsp;nbsp;•■(jquot;' nz’iyj a 'zrl ïrinvz :

Ziet he^eeh wy hiarboveh oVèr »SflgéteTttndlfcbben,-^

-ocr page 394-

888 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ ^enmerkin^en over de

vers waergeriomen zyn. — 4, Uit dé waer* nemingen van vrouwen , die ccne moeijelyke verlosfing hadden zonder deze vanëenfchei-ding. 53 Uit dusdanig eene vanëenfcheiding der beenderen van het bekken, voor de verlosfing wacrgenomen. 6gt; Uit waernemingen van vrouwen, in welken, fehoonzyeenezeer moeijelyke verlosfing gehad hebben, echter eene zeergroote verwyding van de beenderen, van bet bekken heeft plaets gehad. 7’ Uit hat ontleden van lyken van zwangere • çn kraemvrouwen.

Aengaendc het eerftc bewys heb ik het volgende acntemerken. ’t Is. gebleken dat de vochten in de zwangerheid inrveel groo. ter hoeveelheid naer het bekken geyoerd worden als buiten dezelve; men heeft gezien dat de kraekbeenderen daerdoor worden uitgerekt en opzwellen, de banden zagter worden en alzoo de bcenächtige famenvoeging van het geheele bekken zoo los wordt, dat deszelfs beenderen door het bykomen van ee-nig, fchoon min werkend vermogen, allengs-kens verwyd worden en vanëehwyken: zoodanig een vermogen heeft plaets in de zwangerheid : want het is te voren reeds gebleken , en bet zal in ’t volgende hoofdftuk na.

-ocr page 395-

P'erwydhi^ van Jist Beliktn. 3^9' der bewezen wórden, dat’er tusfchen defchaem.-; beenderen eenc vleezige bandäehtige elaftike ' ftof plaetsheeft, eneenekraskbeenigetusfchen de heilig-en darmbeens verëenigingen, welke, door haer elasticiteit altoos wcrkzaera zyn, eh de bdnden dier geledingen uitrekken, zoo dat, wanneer de banden derfchacrnbeenderen van-ëengefneden zyn , zy altoos eenigzins vaneenwy-kcn , en die derhalven in de zwangerheid door de vochten zwellende, grootet kragtoeffenen en gemakkelyk, als de banden verflapt zynj, de beenderen van het bekken langzamerhand vanëenbrengen , van welke verwyding de oorzack voor ’t grootfte gedeelte in die banden, welke van’ den kant van het darmbeen naer het heiligbeen gaen , gelegen fchynt te zyn, ’tgcen uit de volgende hóofdflukken na-der blyken zal. Daerenboven wérkt misfchien het hoofd van de vrucht, dat uit de waernemin-gen der bcroemfte mannen Nykt reeds lang Voor de zevende maend naer onderen te kee-ten, met zyn grootfte middenlyn tusfchen de heupbeenderen geplaetst, langzamerhand in grootte toenemende, mede om tot de verwyding van het bekken in de zwangerheid eenigzins behulpzaem te zyri. En deze oorzaken zullen des te grooter uitwerkingen te weeg brengen, hoe minder de ruimte van het

11. Dttl. ui. Stuk. C c het

-ocr page 396-

30


jJeümer^îngen evef dt ।


bekken is ten opzigte van de grootte het hoofd der vrucht, hoe jonger de zwangere vrouw is, en hoe meer de banden kunnen uitgerekt worden. De reden niet alleen gt;nbsp;maer de dagelykfche ondervinding beveiligt de waerheid van dit gevoelen; getuigen hier van zy de gedaenteverandering der voor de eerste keer zwangere vrouwen, in welken de heupbeenderen' vanëenwyken , en waerdoor de ruimte van' het bekken zoo vermeerderd wordt, dat zwangere vrouwen zelfs deze uit-zetting van het bekken gewaer ' worden, zoo als PiôÆvs reeds heeft aengeteekend. (g)

Wat het tweede bewys voor myn ge-voelen betreft: ’t Is onbetwistbaer, byaldieii wy de afmetingen van een welgemaekt bek. ken, met die van ’t hoofd der vrucht, verge-lyken, dat het beenachtige famenftel van het bekken, van zyne zagte deelen niet beroofd, altoos de maet van ’t hoofd der vrucht tc boven gaet, zoo wy hier nu byvoegen de verwyding der beenderen van het bekken in de' zwangerheid, en de beweegbaerheid der beenderen van ’t hoofd der vrucht, blyft’er geen twyfel meer overig of de weg wordt ruinj ge*

(ff) fpusc.‘ct!. liv. 5. cap. 6. /. 174»

-ocr page 397-

Perwydtng van fiet Beklten, 391 genoeg gemaekc voor het hoofd van de vrucht. Daerenboven worden de zagte deelen in de holligheid van ’t bekken zoo gedrukt in den tyd der verlosfing, dat zy naeuwlyks de verwy-ding van het bekken iets ontnemen, gelyk de geleerde J. Ripping heeft aengetöond, Qh) /

Maer laten wy eens toeftaen, dat’er zulk eene verkleining van het bekken plaets heeft door de zagte deelen, die daer leggen, nie.» mand echter zal in twyfel trekken, of deze vermindering van ruimte wordt rykclyk vergoed door de beweegbaerheid der beenderen van het hoofd der vrucht, en door de vçr-wyding van het bekken, gedurende de zwangerheid. (i)

Misfehien zullen hier fommigen tegenwerpen, dat de uitzetting van ’t hoofd der vrucht in de verlosfing niet kan verminderd worden , tenzy tegelyk de ruimte van ’t bekken Vermeerderd wierd, om dat de beenderen van ’t hoofd der vrucht niet kunnen wyken » zonder geweld te doen op de beenderen van het bekken, en hiervan leiden zy de verwyding der

■Çbquot;) In disfert de Pe!vi L. B. p 5.5. ii.

f’ergelyk bier me/f- den heroemdi.n A. Bonn in

Rttt. torn, 263. dt.

C C 2

-ocr page 398-

393 jlemnerkingen ov:r de

der beenderen van het bekken af; deze zwarigheid ( ]s rasch opgclosc zoo wy maer eené natuurlyke van eene moeijelyke verlosfing on-derfcheiden; want in eene gemakkelyke en natuurlyke verlosfing is deze 'verklccning van ’t hoofd der vrucht niet noodig, de ruimte van het bekken door de vochten gedurende de zwangerheid uitgezet , overtreft de grootte van ’t hoofd der vrucht: waerom zoude het dan noodig zyn, dat het hoofd Van de vrucht verklcend wierd? en behalven dat moet het bcenig famenftel van het bekken niet acnge-inerkt worden, als of het voor den minften aendrang week, en de beenderen ophetaen-raken vanëengefcheiden wierden: fchoon ’er waerlyk waernemingen geweest zyn, waerby het bleek dat deze verwyding van het bekken, ten tyde der zwangerheid, zoo ver gebragt is, dat de beenderen vanzelfs vanëenweken, zoude het evenwel onbillyk zyn, dezelve voor natuurlyk te houden.

* nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*•

Dat de beenderen van het bekken kunnen wyken, ftemmen wy gaerne toe, maer dat’er. evenwel grooter kragt tot deze vanëenwy-king vcreischt word, als tot de verkleening van het hoofd der vrucht, kan gemakkelyk ieder begrypen, wien het maekzel van het bek-

-ocr page 399-

Vcr'^yding van het Bekken. , 293' bekken, de verceniging der banden, de lig-' ging der zagte deèlen in het bekken en meer andere dingen, die hier toe betrekking hebben, niet onkundig is. En,quot;’c geen het meeste klemt, de ligging van ’t hoofd der vrucht, die in de verlosfing verandert, ftaet ook de-' ze verwyding van het bekken tegen.

■•4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«

De ouden waren van gedachten, dat het hoofd van de vrucht 'als eene wigge te wefk ging, fteunende op het leerftuk, dat de ligging van het hoofd in de verlosfing even eens was in de bovcnfte als in de onde'rfte opening van het bekken: nadcmael nu dit naer mjuie gedachten genoeg wederlegdis,en de rond-draeijende beweging van het hoofd jvoor een zetregel in de vroedkunde dient aengenomen te worden, zoo ben ik ook van gedachten dat dit gevoelen van de werking van het hoofd als eene wigge in de verlosfing moet verworpen worden; want, gelyk uit de korte be. fchouwing van eene natuurlyke verlosfing gebleken is , het hoofd van de vrucht, tusfchen de heupbeenderen geplaetstzynde,wordt döor de famentrekking der lyfmoeder naer omlaeg gedreven , indiervoege, dat het achterhoofd tegen het zitbeen aengebragt wordt : dit is de eerfte verandering van het hoofd der vrucht

C c 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in

-ocr page 400-

39 Âenmerkingen over di

in eene natuurlyke verlosfing, en hierin werkt het houfd niet mede, maer geheel en al ly-delyk; ’t geen wel degelyk vereischt w|erdj want ,zoo het met zyn ligchaem werkte, zoude men byna altoos beklemmingen in deze ligging van het hoofd,, zelfs in eene natuurlyke verlosfing, gewaer worden, ’tgeen echter tegen de ondervinding ftrydt. Daerenbo-yen is de ligging van het hoofd wel zyde-lings, maer niet grondvlakkig ; want het achterhoofd ligt tegen het zitbcen, daer het voorhoofd na boven ligt, dus kan het op de zy. den van het bekken met geen geweld werken, al was het bekken kleener, en al had ’er dus eene moeijclyke verlosfing plaets; in dit geval immers raekte het hoofd geklemd, hetwelk , in plaets van het bekken te verwyden, niet dan eene verkeerde ligging van het hoofd zoude veroorzaken ; want deze draijende beweging vereischt eene genoegzame ruimte van het bekken, gclyk zeer wel te begrypen is, als men overweegt, dat het hoofd der vrucht in eene natuurlyke verlosfing in zyn doortogt een vierde gedeelte yao een cirkel omfchryft, want, indien ’er geene ruimte genoeg is, om die draeijende beweging van het hoofd te volbrengen, zoude ’er nood-zakclyk eene beklemming gemaekt worden;

en,

-ocr page 401-

f^erwyiîing van het Bekken. ^'9^ en daer deze in eene natuurlyke verlosfing geen plaets heeft, mag men met regt beflui-ten, dat de ruimte wyd genoeg is voor de verlosfing, en het dierhalve niet noodig is, dac het hoofd in deze iteering als eene wigge werkt, ja dat de keering van het hoofd niet kan gefchicden, zoodra het met eenig geweld op het bekken werkt. Na deze ronddraeijende beweging nü van het hoofd, wordt het aen-gezigt naer de holligheid van het heilig-en ftuitbeen gedreven , en het achterhoofd naer dc fchaembeendcren : als het hoofd nu in zulk eene ligging beklemd wordt, hetzy om de te zeer , in het bekken ingedrukte fchaembcen-deren, of om het te veel vooruitfteken van het heiligbeen, of om de onbeweeglykheid des ftuitbeens, of cenige andere oorzaek, zoo kunnen de beenderen van bet bekken niet vanëen-wyken , fchoon men in dat geval niet kan ontkennen , dat het hoofd als eene wigge werk.t: want de kragt, die tusfchen de fcbaembeenderen en het heiligbeen werkt, zoude het heiligbeen zelfs eêr uit zyne plaets dry ven , dan dat het de ruimte van het bekken, door de vanöendry-ving der geleedingen zou vermeerderen; ende-ze beklemming ( waeruit ik voor myn gevoelen het derde bewys gchaeld heb ) heeft zeerdikwils plaets, en is meenigmael door fchry-

C c 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vers

-ocr page 402-

gçé* •' Aenmtrkîngm over àe

vers wacrgenomen. Hiervan zj^n ook vele redenen , en in vrouwen, die aen hec feor-but, de venusziekte, of wel de Engelfche ziekte gekwynd hebben, welker verlosfing om de misvormde beenderen zeerdikwjls moeijelyk is, beeft deze beklemming meest altoos plaets; want in deze fteekt of het laetftc wervelbeen der lendenen met het heiligbeen te veel uit, of de fchaembeenderen zyn alteveel naer hqt heiligbeen ingedrukt, of het ftuitbeen wykt onbeweeglyk naer binnen, of eindelyk zyn ’er inerkelykc uitwasfen der beenderen in de regte middenlyn van het bekken, welke dp doortogt van het hoofd der vrucht door het bekken, of den uitgang uit hetzelve, beletten: het blykt derhalven vanzelfs, dat, hoe meer deze deelcn van den natuurlykcnftaetafwyken, hoe meer oorzaken dus ’er famenloopen, de verlosfing des te moeijelyker gefçhieJt : Ik ontken echter niet, dat de dwarfche midden-lynen van het bekken ook hiervan oorzack zyn kunnen: want indien de bovenfte dwarfche middenlyn vap het bekken teveel feilt, kan het hoofd der vrucht in het bekken niet komen : en al ftellen wy dat het hoofd ’er inkomt, zoo wordt het beklemd; doch dat deze beklemming allerzeldzaemst, zoo ooit, zonder ge. brek der r egte middenlynen is waergenorapn, gç.

tui*

■ :

-ocr page 403-

rerwyding van hst Bekken. 297 tuigen de ervarenfte mannen 'uit eenen mond. Aleermalen word’er misfehien cene beklemming Van het hoofd der vrucht wacrgénomen tus-fchen de zitbeendcren, welke, zoo zy alleen oorzaek der beklemming uitmaken, van het hoofd der vrucht, als eene wigge werkende, kunnen van elkander gedreven worden: dus worden de fchaembeenderen vanëengefcheiden, cn door die werking der natuur komt de .vrucht ter weereld, die zonder deze hulp der natuur^ of door eenige andere der konst, door 'hare eigen poogingen zou verloren zyn gel gaen; en op de plaets, daer zy het leven ontvangen had, zyn omgekomen.

J

De eenigfte gevallen derhalven , waerin het hoofd der vrucht in eene moeijelyke ver. losfing met voordeel als eene wigge kan werken, zyn, wanneer de dwarfche middenlj’nen niet groot genoeg, en de regten echter natuurlyk zyn, welke gevallen echter zeldzaem fchynen te zyn. Want, zullen de fchaembeenderea wyken, moet ’er noodzakelyk een vermogen tusfehen de geledingen, of tusfehen de zyden van het bekken werken ; dat ’er tusfehen de gewrichten zulk een vermogen, dat met eene gedurige elastickc pooging werkt, plaets heeft, , zal niemand, ontkennen, die,- hetgeen zoo

. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C c 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;even

-ocr page 404-

398 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^emrerlin^en over de

even over de famenftelling van het bekken gezegd is, aendachtig heeft nagegaen, en de gedaenteverwisfeling der zwangere vrouwen, met een woord gemeld, heeft opgemerkc; by deze oorzaken nu kan komen, dat het hoofd der vrucht tusfehen de zyden van het bekken geklemd is, ’t welk dan, indien de banden flap genoeg en de gewrichten niet vastgegroeid zyn, als çene wigge kan werken, en de fchaembeenderen van elkanderen af brengen ï want het vermogen, dat tusfehen bet heiligbeen en de fchaembeenderen werkt, kan de beenderen van het bekken niet verwyden.

Daer dit nu waerachtig is , is het buiten tegenfpraek, dat in dit geval alleen de fchacm-beenderen v.erwyd kunnen worden in eene verlosfing, waerin het hoofd tusfehen de zyden van het bekken is geklemd, en de regte mid-denlynen in een natuurlyken ftaetzyn : want in. dien deze van den natuurlyken ftaet afwyken , zouden, fchoon de verwyding plaets had, dezelve de klemming van het hoofd naeuw-lyks kunnen voorkomen, nadien door de ver-wyding van het bekken alleen de dwarfche middenlynen merklyk toenemen. Een aendachtiger befchouwing van bet bekken bevestigt de waerheid vaa dit betoogde: want fchoon de

-ocr page 405-

Kerwyding vtm htt Bekken. 3911 de fchaembeendeçen twee duimen en meer van elkanderen afgebragt worden, zal evenwel de lyn, die van het eene uittcrfte van het fçhaemt been tot bet andere uiterfte getrokken wordt, de lyn, die van het heiligbeen tot aen de kraekbeensveiëeniging der fchaembcenderen gaet , de conjugaia genoemd, byna op het? zelfde punt aenraken , dat ze voor de van« ^nfcheiding der fchaembeenderen heeft aen-gcraekt; nadien de fchaembcenderen van het heiligbeen niet worden afgebragt, raaer alleen van ziehzelfs, weshalven deze lyn naeuwlyks verlengd zal worden, Deze theorie hebben de vermaerde vroedkundigen van DEVENTER(i^) en J. G. Roederer ÇI) ook zeerwel v«rftaen. V\in deze verlenging nu der regte middenlyn ; zullen wy hierna breeder fpreeken, dus kunnen wy hiermede nu gemakkelyk berusten. Daer men nu zoo dikwils in eene gemakkely-ke en moeijelyke verlosfing de beweegbaer* heid der fchaembeenderen befpeurt; daer de gevallen, waer in het beklemde hoofd van de vrucht met eene bepaeldc kragt op de zyden van het bekken werkt, en aldus de beenderen

In nevo lumine obßetr. cap, 3./, 13.

Çt) Etem^ artis nbßetricia J 27.

-ocr page 406-

400 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Âenmerkingen ovtr de

ren vanëenfcheidt, zeldzaem zyn, komt het my voor, dat men met régt befluiten mag, dat die beweegbaerheid van andere oorzaken, ais van het werken des hoofds als eene wigge afhangt, welke oorzaken beftaen in die elas-tieke ftof, die tusfehen de gewrichten van het bekken werkt, en door de vochten zwelt, die gedurende de zwangerheid daer heen worden gebragt, als ook de reeds genoemde banden, die aen het achterfte gedeelte van het bekken en zeer elastiek zyn ; en dat die oor-zaken, gedurende de zwangerheid, allengskens die verwyding voortbrengen , zal door het volgende '^laer getoond worden.

De theorie nu, die wy tevoren hebben voorgefteld, betoogen wy uit het vierde be-wys, met die waernemingen namenlyk , in welke de vrouwen eene’ moeijelyke verlos-fing ondergaen hebben, zonder eenige fchei-ding der fchaembeenderen. Zulke waernemin. gen, waer in de ftyfheid der banden tot een hinderpael geweest is, om de fchaembeenderen te verwyden, zyn’er meenigvuJdig, ’t zal eeb-ter genoeg zyn ’er maer eenige bytebrengen. De groote Camper (w) heeft by ondervinding reeds

(«3 /n ubs.ante //Ar. Maübicaei ci^.f 8.

-ocr page 407-

^erwyâinir van liet Bekken 4'OÏ reeds gefchreven dat ftyfheid der heilig- en heupbeenfche banden oorzaek is van cene moeijclyke verlosfing. CorvæusQ«} heeft eene-waerneming van een arme vrouw, die in haer veertigfte jaer zwanger was, en welke vier dagen in arbeid zat, en ’er vervolgens acn geftorven. is, waerin de ftyfheid der banden alleen oorzaek geweest is van die mocijelyke verlosfing: en dit fcliynt de reden te zyn, dat jonge vrouwen gemakkelyker verlosfcn als bejaerden, omdat hare banden rekbaerder zyn, in het bekken zich meêr vaten vertoonen, cn dué de oorzaken, die in de zwangerheid werken, met meerder vermogen te werk gaen om het bekken te verwyden. Het was Aë-Tiüs' ook niet onbekend dat de ftyfheid dezer banden dik wils oorzaek was van eene mocijelyke verlosfing. In zulke gevallen kan het hoofd der vrucht de fchaembeenderen niet verwyden, daer is geen gebrek als dat de banden te ftyf zyn, om het hoofd van ’t, kind doortelaten. Hieruit blykt dan, dat de kragt, welke de fchryvers aen ’t hoofd van de vrucht hebben toegefchreven, zoo groot niet is, als vele voorgeven. Maer ’er zyn

, waer-

De KMtritKe fallus in utem parajexa e, 12. /.345.

'1

-ocr page 408-

4bï ^enmerHft^en over lîe

nemingen, welke voorriamenl5± tot ftaving van de voorgcfielde theorie dienen, waerin het geklemde hoofd de fchaembeenderen niet koin verwyden, fchoon de banden, gedurende de zwangerheid, Hap en van vochten gezwollen waren : zoodanig is de waerneming van den zeergeleerden Thierry , (p) waerin hy eene moeijelyke verlosfing befchreven heeft, voortkomende van een uitwas van het beeh in het bekken, waer de verwyding van het bekken geen plaets gehad heeft, alhoewel de vrucht ter weereld gekomen is : en dit fchynt de reden te zyn, wacrom die man de verwyding van het bekken in de verlosfing ontkent. *

i

Maer eene, zoo goed als duizend, en al leert'' voldoende, is de waerneming van mynen ach-tingwaerdigen Leermeester, den beroemden Bonn, welke het lyk van eene kraem-vrouw ontleed heeft, die eene moeijelyke en langdurige verlosfing gehad had, omdat het hoofd tusfehen de fchaembeenderen en het heiligbeen geklemd was , wier fchaembeenderen echter niets waren vanëcngeweken i fchoon

, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de

nhfert. de pnrtu diffleili i mala cortformaticnf felvh in Thef. di^fert. amp;nbsp;Sanqifortii ttm. JPJ»

/n Disf. clt, f, 070. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I

-ocr page 409-

Vervydin^ van het Bekken. 4^3 de* banden flap waren, en de vleezige vter-kragtige ftof tusfchen de gewrichten van vochten was opgezwollen. Hpt blykt dus dat n zulk eene klemming van het hoofd de fchaembeen-deren van elkanderen niet kunnen worden af-gefcheiden, en dierhalven, daer zulke beklem, mingen van het hoofd zeer dikwils voorval* len, het hoofd der vrucht hierin niet als eene wigge kan werken, om het bekken te verwy-den, en fchoon die verwyding waergenoraen wierd, dezelve niet van de werking van het hoofd, maer uit de gemelde oorzaken, moet worden afgeleid. En dat deze verwyding van die oorzaken kan komen, bewyzcn wy uit de vyfde reden , of door waerneraingen van zwangere vrouwen, wier fchaembeen-deren voor de vervlosfing vanëengeweken waren, dat zy in het gaen waggelden; hoedani-ge ’er geyonden worden in de aengeprezen verhandeling van den beroemden Bonn , (r) by Morgagnb (ï) en by A. R. de Vauresme. (f) Hierby komt nog daerenboven eene waerne-minge van Bonn , welke , als alléén allen , die . 0Og eenigen twyfel overhebben, kunnende overtuigen , ftrekken zal voor het zesde bewys.

* De

€*■) 4 e, in fini, De l'eâihui nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;car, ft s ^»rb.Der.

Anatom. inJagatis §.44 fi? 45, Tr.

-ocr page 410-

4^4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;over Jé

De vrouw, riamenlyk. had eerie zeergemakbelyicrf * verlosfing gehad en ftierf aen eene (anienge-ftelde ziekte, ecne önrfteking namenlyk vtin het middenrif en van de maeg, haer bekken onderzogt zynde, bevond men dat db fchacm-beendercn twee duimen waren uitgezet: cnnadat de huid en de peezige uitbreiding van de regte en pyramiedswyze fpicren weggeno-\ men , en de d\’cn Jangzamerharid van el-kanderen gebragt waren , braken alle de banden Van ditgewrigt, en de tusfehenrUimte tusfeheri dc fchaembcenderen was drie vingers, eri eeri pink tusfehen het heupbeen cn het heiligbeen ’t geen hoe langer hoe meer toenam, 'nacr mate de fchaembeenderen meerder vàn elkanderen werden afgebragt. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

Ten laetßen dient tot het Volmaken Onzer bewyzen de zevende reden, die wy uit de ondervinding halen : namenlyk dat ’er zeldzaem cene vanëenfcheiding der beenderen van het bekken wordt waergenomen in lyken van zwangere vrouwen, of die in de verlosfing, of even na dezelve, geftotveri zyn; zeldzaem ziet men quot;ook kreupelheid in Zwangere'of kraemvrouwen, welke noodwendig die vanëenfcheiding moet volgen. Daerentegen heeft de beweegbaerheid en verwyding der been-

-ocr page 411-

Perwyding van het Bikken. 43^

Jbeenderen van het bekken zeerdikwils plaets-jn zwangere of kraemvrouwen. Hiervan ftrek-ken tot getuigen de waernemingen van Smellie, Monro en anderen.

8'.

t Deze natuurlyke bewecgbaerheid nu, eh verwyding van het bekken, die men na de .verlosfing op levendigen dikwils niet gemak-kelyk kan opmerken, ontdekt men niet, dati ;door een naeuwkeurig onderzoek, in geftor-.ven zwangere- of kraemvrouwen. Hier door wordt de voornaemfte oorzaek van de hier voor gemcldcn twist veellicht, en onze Helling veel kragt bygezet.

En deze zyn myne redenen , waerom ik in het gevoelen niet komen kan van hen, die alle vanëenwyking, hoe ook genoemd, der .beenderen van het bekken afleiden van het hoofd, als eene wigge in de verlosfing te werk gaende, en dit zet my aen om te gelooven, .dat de vanëenwyking der beenderen van het bekken meestentyds, zoo niet altoos, voortkomt van de daerheengeleidde vochten, die de veêrkragtige ftof, kraekbeenderen en banden ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Uit-

(«5 Ziet de bier boven aengebaeide rchrjvers..

IL Deel. lil. Stuk. D d

-ocr page 412-

4’»^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ Aenmerkingen over âe

uitzetten, en van andere oorzaken , die in de zwangerheid plaets hebben. — Hiermede dient vergeleken te worden Bouvart, in zy-no verhandeling, ten tytel voerende; In zwan. gere en verloffLnde vrouwen worden dierhalven dt ongenoemde beenderen vanééngebragt ^{v')cVi'\loiG'T in de bovenacngehaelde verhandeling, (n’) Deze verwyding van het bekken wordt gemak, kclyk, zoo zy natuurlyk is, na de veriosfing herftcid, terwj’I de natuur alleen genoegzaem is, gelyk Smellie Çx) en Camper {vj hebben waergenomen , fchoon ’cr fomtyds eenige ‘moeijelykheid en pyn overblyft, gelyk Smellie, G. VAN SwiETEN (2.) en Monro fa; gezien hebben. Evenwel wil ik dit niet hebben opgenomen , als of ik alle vanëenwyking der beenderen van het bekken in de veriosfing ontkenne, het zal uit het vervolg blykeh, dat men hier aen beiden kanten een misflag kan begaen. Want ’er zyn vermaerde man-_i]en geweest, die deze vanëenwyking in de

ver-

Qa) In collell. dbftrt, anatom, A. Halleri tom. $.

(w) Haller I colieei,. aisfert. chirurg, tom, 3.

Çr) In colledi'n of cafei and obfei vations in Miâwif, vol. 2. co’l 5 cafei,

Of) In de aentcelreniiigen in het boek Mavrice.AU t, 7.

(a) Comment. »« Boerh.wu/ow. 4-7gt;. 535», (be bones ai^.

-ocr page 413-

Perwydin^ van het Bekken. ' veflosfing zelve gezien, of door het kraken ' Vernomen hebben, of kreupelheid na de ver-losfing hebben waergenomen, gelyk onder anderen Veslingius, Qb) JoMAiN, (c ) cn de geleerde Bikker, (d) Zeldzaem echter zyn de gevallen, waerin de natuur dit werk verrigt heeft, zonder ongemak te bekomen, en door zulk eene uitterfte pooging eene levendige vrucht ter weereld gebragt heeft : want mecsten-tyds zyn, op die verwyding van het bekken , kreupelheid der moeder, uitrekking der deelen, die in het bekken gelegen zyn, kneuzing, ontfteking, verëttering, verbreking derzelve, heet en koud vuur, bederf der beenderen, altefterke drukking van het hoofd der ' 'vrucht, en de daeruit voortkomende kwalen, c nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;

' cindelyk de dood van moeder of kind, of van beiden gevolgt. (e) Dat dit maer altewaerachtig is, toonen vele waernemingen, die wy voor handen hebben: waeronder voornamenlyk uitmunten die, welken my zyn medegedeeld door den broemden vroedkundigen A. Titsing wæns ge-tuigpnis op eene ondervinding van byna veertig

Sjnt. an. p. 20. £? in olfervat amp;nbsp;epifl wed. ep 25 f. H7« /liregé de l'anatomie par M. *** p, jeS (lt;/) In disfert. cl. ^^^it}\¥ov^.t\ltnthcf.liisf.tom.'i.p.■^Z7. (.Ù Cf. ault.fupra citatos f/.LERoy , jeurn.demed. Itm. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J778.

-ocr page 414-

4»S nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘ ^enmirkingen over dt

tig jaren fteünende, gedurende welken tyd hy jnet het grootfte voordeel zyne konst zoo in ’t by-zonder, als op ftads aenftelling te Amilerdam, geöelFend heeft, hy ieder een moet hoogge-acht worden.

•I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;e

Deze beroemde man nu heeft de natuur-lyke verwyding van het bekken in de zwangerheid, in barende- en kraemvrouwen, aller-duidelykst waergenomen , maer in geftorvene nooit ontdekt. In eene barende vrouw heeft hy zelfs het heiligbeen beweeglyk gevoeld, en ook opgemerkt dat zelfs de beweging na de verlosfing overbleef tot groot hinder voor de vróuw. Hy heeft meermalen eene aenzie-nelyke vrouw in de verlosfing bygeftaen, 'wier bekken , in elke zwangerheid en verlosfing, zoo verwyd wordt, dat zy langen tyd na de verlosfing niet ftaen kan, en haar gc-heele leven wacrfchynelyk kwade gevolgen zal moeten doorftaen, door de altegroote verwyding van bet bekken. Van diergclyke ongemakken, in eene kraemvrouwwaergenomen, is ook SMELLiE(/3getuigen geweest: deze kraem-wrouw had, door het vanëenfchcidcn van het darm-

L, c.cas. t. vol, a. toll, i.

-ocr page 415-

, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rerwyding van het ßekhn. 4©^

darmbeen alleen, zoovele en gpoote ongemak- j ken bekomen, dat zy, na de verloffing, haere vorige gezondheid nooit wedergekregen heeft.. Alex. Monro (g) heeft, nit zulk een afwy-’ king der beenderen van het bekken, kreupel-Iieid waergenomen , met dat gevolg, dat de

' kraémvrouwen, gedurende verfcheiden maen-den, niet ftacn of zitten konden of zy verbeeldden zich door de darmbeenderen te zakken. Ik erinner my nog ergens anders gç- ‘ lezen te hebben, dat’er eene ziekelyke verflapA ping der heilig- heupbeenfche banden door gekomen is. Daercnboven hebbenHuNter,(Ä) Levret, Van Doeveren, (i) en meerandere» reeds gemelde fchryveren, deze vanëenwyking van het bekken ook met kreupelheid achter^ volgt gezien. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;o

Dat ’’er behalven deze ongemakken , nog \rerfcheide anderen uit kunnen voortkomen,, indien deze vanëerifcheiding van het bekken fomtyds veroorzackt wordt door het hoofd der vrucht, als het met groote kragt in de verlosfing te werk gaet, bewyst zeker geval , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door

A

Lihr cit. p. 213.

(i) In adis med, Londintnf, cit. art, 28. »o/. 2.

Q'} l^iil. RippjNG. p, 26. cit. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J ' .

D d 3

-ocr page 416-

4ro nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aenmerrmc,en over de

door Hunter w^aergenomen, waer in na dc vanëenfcheiding eene verzwcering tusfclien de fcbaembe'enderen , en een bederf der kraek-beenderen gevonden werd • kan dan daeruit niet een gemakkeij’ken doortogt der verzwee-ring in het bekken, cene vernieling der daer gelegen deelen, een beenbederf, en de dood der kraemvrouw veroorzaekt worden ? Dat deze ziekten daeruit moeten voortkomen, leert niet alleen de reden, maer het famen-ftel der deelen, en de waernemingen bev’csti-gen dit ook : de vermaerde Louis verheelt drie gevallen in zynç meerraaels aengchaelde verhandeling, Çk) waerin zelfs de dood uit de vanëenfcheiding der beenderen van het bek. ken en de daeruit voortvloeijcnde toevallen gevolgd is, daer in het laetfte geval het linker heupbeen, maer drie lynen van het heiligbeen, tvas afgefchéiden. Q) Ry Haller (ot) leert men ook een diergelyk geval, door Denys wacr-genomen. Duverney (n) heeft twee vrouwen

een

(i') Conf la farce de f de P. .de cbir.p. I lö.

l id l. c cc:f. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Trail. /Ingl. cui tilulus

fteeiiOHs occaftonded hy a decree of tbe facuhy of Medicine »t Paris to tbe operation of cutting the fympbifis of the effa pubis t etiito cum traHatu doU f'augban of tbe Hydrophobia.

Ef, Pb'is tom. R. 1gt;. i'ift.p. 1.

Qnj Eid, Lieutaud Hiß. rln.jum. t ƒ.330.

-ocr page 417-

rervydîng van Jiet Bekhn.

411

een breuk van het fchaem- en heupbeen met den dood zien bekoopen , en nog onlangs heeft men waergenomen, dat de aflcheuring van het darmbeen van het heiligbeen de dood heeft veröorzaekt; (o') om nu niet te gewagen van het beenbederf, dat Acuell Qp) uit de affeheiding der fchacmbcendcrcn gezien heeft» noch van het berften van den hals der blaes, dat VoELTERs ; q) van de vcrwyding van het bekken heeft opgemerkt, noch van voeler bande ongemakken uit de fcheiding der darmbeenderen , welke Benivenius, Montius ,Lan-Giüs, en A. Benedictus (r') hebben wacrge-noraen. De vermaerdc Maret heeft, voor weinige jaren, over de breuken der fchaembeen-deren, en derzelvc-r gevaer, zoo geredenkaveld, dat het voldoende zou geweest zyn hem alleen te hebben aengehaeld. 0) Macr dacr-enboven getuigen de vroedkundigen by ondervinding, dat de vrucht in diergclyk geval zçl-, den is in ’t leven gebleven, en de reden toont die

(0) /'5W. prix /le l'Ac. de Chif. tom. xi ed. iu Zzo'Cei.f*

Richter chir. BihL vol S nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;374«

(ƒgt;) Chh urgiiehe vor/aHe» vol. ï,

(^ij) Pi'. cit. p jt) nutis M s s,

nd. SctiF.NKiwi ohs. p. iih,

(D Mem. de r4c. de Djon tom. i. A. 1772 lt;ƒ RiCHTF.R) ItibK cbir, voL 4 ?• iquot;«

Dd 4

-ocr page 418-

4^2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Âenmfhingdj ever de

dit ook allcrduidelykst- Want indien wy ovet^' wegen, o’at het bekken, in zulk een geval, kleener als natuurlyk is, en dat het hoofd der vrucht zeer fterk gedrukt wordt, dat de omloop des bloeds in het zagte brein verhinderd wordt, en daeruit verplaetzingen en uitftortingen van het bloed voortkomen, en de herflenen zelve door de drukking vernield worden (daer het hoofd niet een korten tyd, maer volgens waernemingen, gedurende twee, drie , ja , zoo als gezien is, agt dagen en meer in, de zelfde drukking gebleven is) zal nie.’ mand zich verwonderen, dat door die druk* king meestentyds de dood volgen moet.

Dit dan nu zoo zynde, ziet men ligt, dat . de voorgeftelde vraeg, of de kunst de natuur in de verwyding van het bekken volgen moet, ontkennend moet beantwoord worden; en opdat de waerheid daervan klaerder blykc, zullen wy het met de volgende gev^olgtrekkin-gen, die uit het bewezene vanzfelfs voort-vloeijen, bevestigen.

10 Dat de verwyding van het bekken, na eene natuurlyke verlosüng waergenomen, niet moet worden toegefchreven aen het hoofd van de vrucht, het bekken in de verlosfinç als

-ocr page 419-

Perwyâîng van het Behken. 413‘

als eene wigge vanëcndringende, macr de reeds gemelde oorzaken , die gedurende de zwan* gerheid op het bekken werken.

20 Dat de Natuur door die oorzaken eene groote uitzetting van het bekken,.in zyne ge4 heele ruimte, te weeg brengt.

30 Dat’er uit deze vcrwyding van het bekken , kreupelheid kan voortfpruiten , indien de banden , welke deszelfs beenderen , zoo van voren als van achteren, ^vereenigèn, al te flap worden.

40 Dat zulk eene verwyding natuur!yk is, ' en in alle vérïósfingên ‘plaets kan hebben, tenzy ’er onnatuurlyke oorzaken bykomen ; als, by voorbeeld, üyfheid der banden, aen-eengroeijng der famenvoegingen van het bek* ' ken, drukking en vçrnaeuwing der vaten.

- 50 Dat ’er weinige gevallen zyn, waerin het hoofd der vrucht als eene wigge kan te werk gaen, om de beenderen van het bekken te verwyden, en dat dezelve tot de volgende te brengen zyn; wanneer het hoofd der vrucht tusfehen de darmbeenderen is geklemd, welk geval echter j, zoo ' het gebeurt, zeer

I - i nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D d 5 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zeld’

-ocr page 420-

414 .t ^inmerkingen ever de

zeldzaem is, finals heC hoofd van de vrucht tusfchen de zitbeendcrcn^ vast zit, y) mis-fchien ook wanneer het fchuins in het midden van het bekken vastgeklemd zit.

6’ Dat ’er van deze gevallen zeerweinigen een gewenscht gevolg hebben , nadien hierbyt zal ’er eene gelukkige uitkomst uit vóortfprui* ten» het volgende plaets moet hebben: *) de vrucht moet fterk genoeg zyn, om do kragt uit te ftaan , die het hoof'd'mo^t ver-rigten. 3) De banden moeten zagt en week zyn’in de zwangerheid, y) De krachten van de moeder moeten eene lange en moeijelyke verlosfing kunnen uitftacn. «T) De poogingen fterk genoeg* zyn om hct^ kind ter weercld tq brengen.., nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y

7ö Daer nu in die mneijelyke verlosfing, waerin het hoofd in bet bekken geklemd zit, op de wys,’’ als befchreven zeer zeldzaem die voorwacrden te gclyk plaets hebben, zoo befluit ik ’er uit, dat dié gévallen ook’ zeer zeldzaem zyn, waerin de natuùr‘i, 'door niiddel van de kragt Van het hoofd^der'' vrucht, in de verlosfing het bekken zoo kanverwyden, dat ’er een geZo'ftd kind gebói’èn' wordt.

8a Dat de ongemakken gt;. welke de overwin-*

'I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nen

-ocr page 421-

f^erwyding ven het Bekken. 415

nende natuur de vrucht en de moeder aen-hrengt door zulk eene geweldige verwyding der beenderen van het bekken, dikwils zoo groot zyn, dat ’er na de verlosfing de dood van moeder of kind en niet zelden van beiden^ opvolgt.

90 Dat in alle andere beklemmingen het hoofd der vrucht daerin niets kan toebrengen , nadien het niet op de zydcn van het hekken werkt; het geen vereischt werd om de beenderen van het bekken zoo te verwy-den, dat ’er eenig geraak voor den doortogt van hetzelve uit voortkwam. .

loo Dat eindelyk deze pooging der natuur met Avicenna Qt) te regt diende genoemd^ te worden, een der flerkfle bewerkingen, die dé.^ natuur ten einde brengen kan.

De bygebragte gevolgtrekkingen komen myJ^ zoo ik my niet geweldig bedricge, voldoende voor, om met een zeer vermaerd fchryver te^ befluiten,, (mJ dat de natuur zich van dit'

quot; nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» hulp^

O) De Ceneratlone lib, 3. fen si /r. i. Clt;Sf/.2. 924. y.y^lenek in^l. /Irt, obflr.

-ocr page 422-

-'jienmerJtingen over de

,j hulpmiddel fomtyds bedient in eene ver-,, losfing, die buiten dat onmogelyk is: maer ,, dat men deze vervvyding van het bekken ,, onder tusfehen no ent moet af wagten, maer

altoos om haer voortekomen, de verlos-j, fing door de konst eindigen.” Want ’er zyn zagter konstmiddelen voorhanden, waer. van wy ons bedienen kunnen, deze immers komen zelfs te pas in een wanhopend geval, wacrin de natuur niets, fchoon zy hare uitter-fte poogingen in’t werk fiele, tot welzyn van moeder of kind kan te weeg brengen: ik'be* doele den hefboom van Roonhuisen, de tangen van Smellie, Levreÿt , en anderen, waerdoor men uit de waernemingen leert, dat het hoofd Van de vrucht een duim en meer zonder hinder famengedrukt en verkleend is; (yquot;) en nog te meer, omdat de ondervin-ding leert, dat de barende vrouwen en de vruchten een byna ongelooflyk geweld, zonder hinder, kunnen doorftaen in bewerkingen, door middel van die werktuigen verricht: dus heeft my myn hooggeleerde leermeester W. VAN Doeveren verhaald, dat zyn Ed. in ‘c Jaer 1765 te Groningen een levendig, onge

kwetst,

T

(v) C/, Campèr ƒ« tbferv. ae/bfutVlhmKm, tit.f.sS^ »

-ocr page 423-

^erwyding van ^et Bekken, kwetst, voldragen en redelyk fterk kind met de tan^ van SxMellie gehaeld heeft, en de moeder welvarende was, fchoon ’er in ,dlt; verlosfing zoo veel geweld is moeten gebruikt 'worden, dat de kromme armen van de tang ' in de bewerking regt geworden zyn: welke tang zyn Ed., ter gedachtenisfc van zoo een zeldzaem geval, in zyn cabinet bewaert. Zoo ’er echter tegenftrevers zjTi, die. hun gevo^en vast aenkleven , en de vanëenfnyding der kraek* beenige famenvoeging als eene poogïng detpa-tuur, die de vroedkundigen moeten navoj-gen, aengemerkt willen hebben, kan ik ook' met hetzelfde regt voorgeven, dat de natuur de leidsvrouw is van de bewerking der kei-zerlheede, en men deze pooging der natuur moet navolgen, waerdoor dikwils de vrucht ter wccreld gekomen is door eene opening van den onderbuik, of vanzelfs, of door de konstbewerking, gelyk men hier en daer by fchryvers vindt aengeteekend.

Ziet daer, myne Heeren, de gedachten van den lieer Michell over deze ftof, na genoeg ■woordelyk, voorgedragen ; wyvermeenen, dat zy nog iets tot het voldingen van dit gefchil-4luk hebben kunnen uitdoen. Genoeg, zoo

-ocr page 424-

lt;18 Aenmirhngen over it

Ty den leergierigen nut, en den vroedkun« digen vermaek in hec lezen verfchaft hebben.

Ik ben fteeds, met achting«, Mjme Heeren, UE. DW. Dienaer.

Was geteekend J. Voegen van Eniïelen',

Amßerdam 26 van Lentemaend 1784.

Waar-

-ocr page 425-

419

li'aernsmin^ van de uitwerking der Eli£lriciteit ep de verlamming der ledematen, medegedeeld in een Brief van E. J. Thomassen a Thues* SINK L. M. Ph. Aded. Dr. in s’Hage aan den U^elEd. Hooggel. Heer R, Borsten» Med. Dr. Aied. Theor. Anat. Chir. Aled. Leg. Profesfur te Harderwyk.

Wel Edele Hooggel. Heer\

Voor ecnige dagen in handen krj’gende het werk van den heer van Barneveld, te Amfterdara onlangs uitgegeven, vond ik in hetzelve keurige waernemingen, omtrent het gebruik van het eleftrisch vuur in de ver. lammingen der ledematen. De wj’s, op. wel-kfen de heer van Barneveld zyne zieken ge» cleftrifeerd heeft door den elcftrieken vuur-llroora, is geheel nieuw, en v’crfchillende van de gewone manier van eleéhrifceren, door het trekken van vonken, of veelmeer door het geven van fehokken. Deze verbeterde wys van eleélrifeeren is waerfchynelyk de oor-zaek, dat zyn Ed. de eleólriciteit met zulk een gewenscht gevolg in de meeste gevallen, gebruikt heeft. — Ik heb gelgcnheid gehad on.

-ocr page 426-

_ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Brief.

onder de meenigvuldige zieken, die ik in ‘C Koninglyk Hospitael te Edunburgh dagelyksch bezogt, veffcheiden verlammingen der ledematen te zien. Nadat verfchiliende genees* middelen vergeefsch beproefd waren, ging men gewoonlyk over tot de eleélridteit. In de verlamming der uiterfte ledematen werd de elektriciteit gewoonlyk by fchokken ,toege. diend. In de verlamming van den gezigtze-nuw of amaiirofii werden ’er vonken uit het oog en de omliggende plaetfen getrokken. De kragt der lchokken werd alleen bcpaeld door den eleélrometer, zonder dat ’er acht gegeven werd op de oppervlakte van het beklçed glas der Leidfche flesfchen , zoodat de kragt van de fchokken geheel onbepaeld was, hiervan daen mogelyk, dat de elektriciteit dik» maels mislukte, veel nadeel deed, en fom. tyds doodelyke gevolgen had. Twee gevallen zyn, niet lang geleden, te Edin-puRGH in ’t hospitael gebeurd, die ten duide-lykfte doen zien, van wat belang het is naeuw-keurig de kragt der fchokken te bepalen, wil men niet zyne lyderen in ’t uiterfte gevaer van hun leven brengen. Een zieke, die fc» dert lang acn eene zyde verlamd geweest was, werd, na vergeefsch andere geneesmiddelen gebruikt te hebben, met verfcheiden fterkc fchok-

-ocr page 427-

Brief. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4z 1

fthokken geëleftrifeerd, nadat hém weinige fchokken waren toegediend, kreeg hy, op het oogenblik, alle de toevallen van eenc bloedige beroerte, die hem wegrukten, voor dat men hem wederom naer beneden in de gewone ziekenkamer gebragt had. In eenen anderen ver^ lamden veröorzaekte het aenftonds eene bedwelming, een verlies van alle willekeurigs beweeging en gevöel, en na weinige oogen-' blikken was hy ook reeds overleden. Uit deze gevallen blykt het, hoe veel voordeel de niéu\Ve wys vart eleftrifeeren, boven de oude heeft. Indien de elektriciteit in deze beide gevallen éérst beproefd was in de förm van den eleólriken vuurftroom, en allengs vermeerderd was, töt zoo lang dat db lyder aen vonken, en dacrna aen fchokken gewoon werd/ Zoude men deze ongelukkige gevolgen nimmer gehad'hebben. Alhoewel de onvoörzig-tige aenwending van fchokken in de twee, zoo aenftonds gemelde, gevallen doodelyke ge-' volgen gehad heeft, en daerom ten hoogften is afcekeuren, heb ik echter ook met goed gevolg deze zelfde manier van eleftrifeéren zien bezigen, ja zelfs zoodanig, dat in weinige dagen eebe volkomen genezing volgde, alhoewel in de meeste gevallen langzamerhand het gevöel, en vervolgens de willekeurige be-’ li Deel. m. Stuk. E e nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;we-

-ocr page 428-

4^2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Brief.

weging wederkwam. Onder alle de gevallen van genezingen, door middel van het eleftri-ke vuur, heb ik een geval waergenomengt; ’t welk, van voren befchouwd, volftrckt on* geneeslyk fcheen, en ’t geen echter, by de eerfte eleélrifeering, aenftonds eene volkomen genezing ten gevolge had. Ik oordeel hetzelve gevvigtig genoeg, om UE H. G. woor-delyk, zoo als ik ’C zelfs heb aengeteekend, mede te deelen.

A. S. oud 43 jaren , werd in ’t hospitael toegelatcn den 7 van lentemaend 1785'. Den 4 van dezelfde maend werd haer regte arm met pyn en beeving bevangen, welke byna vyf uren duurden , federt dat tydftip is alle vrywillige bewegingskragt in dat deel geheel opgehouden. Van boven, van den fchouder af tot aen de hand, is ’t gevoel veel verminderd, doch in de hand zelfs is het geheel weg, zoodanig zelfs dat de geheele hand op het uiterlyk gevoel altyd koud is. Reeds van hare kindsheid af, is het regte been van de knie tot aen den voet geheel lam geweest, zonder gevoel en altyd koud. Haer polsflag flaet 68 malen in eene minuut, hare tong is zuiver, en de eetlust zoo wel als de ontlastingen zyn ia eenen natuurlyken ftaet. Proffr.

Gre-

-ocr page 429-

Brief nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;43

Gregory gelästte de lyderesfe door verfchei-den fchokken te eleftri feeren. Dit werd op den 5 in ’t werk gefteld. De eerfte fchofc bragt aenftonds eene fterke beweging in den arm te weeg, en nadat met deeleftrifeeringeen vierde van ceh uur was aengehouden, kwam bet gevoel en de willekeurige beweging we* ' derom, welke ook volmackt natuurlyk gebl«-ven zyn. — Het verwonderde my zeer, dat daer men zag, hoe fpoedig de verlamming-van den arm genezen werd, men niet aen. ftonds het verlamde been eleftrifeerde, dan men befchouwde dit al te veel verouderd en daerom werd de lyderes, zonder verder iets tegen deze verouderde verlamming te ondernemen j uit het hospitael weggezonden.

Dit Zou den heer Barneveld niet afge-, fchrikt hebben, daer zyn E. getoond heeft dat de langdurigheid der ziókte niets tot de ge* ' nezing doet.

Ik heb de eere met,hoogachting te zyn , enz*

£62

-ocr page 430-

42 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ant'gt;voDrA op den

Uittrekfel van een Brief van den Hooggel. Heer Forsten, in antwoord op den voorgaenden,

G y bepaeld u, in uwen jongften brief, voor-namenlyk by het geneeskundige gebruik der elektriciteit in verlammingen. Zeer ve-Ie gevallen zyn voorhanden, waeruit blykc, dat deze byzondere vuurftof, onder behoor-jyke' voorzorgen aengewend, veel meer nut in verlammingen heeft aengebragt, dan andere gewone'^ middelen , fomtyds zoo hoog geroemd, welken het plant- of dierrj^k oplevert. Wy hebben waerlyk groote verpligting aen I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de beöeffenaren van dezen tak der natuurkun

de, daer zy zich niet alleen gewillig toonen, om den lyderen dit middel toetedienen, maer zich tevens ook toeleggen, om’t zelve in ee-ne^'bepaelde kragt, op eene allergemaklykfte wys'te verrichten : wacrin voorzeker onze fandgénooten,'verre boven de buitenlanders, uitmunten : vooral bekoort my het fchokflesje, door de hceren Deimann en van Troost-WYK uitgevónden, ’t welk gy by onzen vriend den heer Dr. Krajenhof, welken ik eertyds ook onder myne waerdigfte toehoorders telde, gezien hebt, en wacrvan, na ik verneeme, eerlang eene naeuwkeurige befchryving zal in ‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het

-ocr page 431-

voorgaenâen Brief. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;425

het licht gegeven worden. Myn waerde behuwde broeder en amptgenoot Nieuhoff heeft ook zulk een fchokflesjc, met 10 duimen be-kleedzel voorzien, door de bezorging van den Hr. Dr. Kra yenhoff gekregen, en wy hebben onlangs daer van gebruik gemaekt by een lyder, zynde een jongetje van ti jaren, uit het naburig Nykekk, dat federt een half jaer fukkelde aen eene verlamming van zyn regte been, gepaerd met eene gevoelloosheid, tot even boven het kniegewricht zich uitftrekkende; het linkerbeen was mede niet vry, min’ ftevig, minder bedeeld van werkvermogen, dan natuurlyk. Ik zal den heer Barneveld den uitflag dezer proeve, op zyn Ed. verzoek, omftandi^ opgeven, om te plact. fen in het tweede ftuk der cleétrifche geneeskunde, ’t welk zyn K. voornemens is in het licht te geven: alleenlyk wil ik dit hier by voegen , dat wy ons knaepje met fchokjes eerst van ? duim, daerna van ä en einde-lyk van । duim van ’t gemelde fchokfiesje geëlcélrifeerd hebben, zoodat hy telkens des morgens ruim 300 fchokjes kreeg, zulks hebben wy dagelyksch verricht van den 5 tot den 19 van wynmaend. Tot onze blydfchap be-fpeurden wy, dat het gevoel in het verlamde en gevoelloos been, van tyd tottyd,

E 3 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;her-

-ocr page 432-

lt;26 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-, ^ntwmnl op dm

herfteld werd en zich, van boven naer beneden, verder uitftrekte. Toen hy den 20 van wynmaend naer huis keerde, was het gevoe^ tot over de helft van den voet gevorderd, ook konde by het been van den grond op-' ïigten en zeer zigfbaer bewegen ; onlangs Schreef my de heer ür. JIerchuis , van Ny-KERK, welke mot my den lyder behandelt^ dar hy nog dagelyksch vorderde, fchoon hy nu, federt zyn vertrek van hier, niet geëleftri-Teerd is. Ik twyfel geenszins, of ^wy zullen hec genoegen hebben, zoo wel dezen lyder te herftelien, als wy in ’t jaer 1775, een man, van 33 jaren oud, wiens beide onderfte ledematen , bykans geheel, verlamd waren, herftel-den, van welk geval myn zwager in zyn Orat. Inau^. pro teceniiortm in Phyficis fenfu re£tisfi-iro bladz. 38 melding heeft gemaekt.

De twee gevallen , welken gy meldt in Edtn-TBURG gezien te hebben, waren van een ongelukkig gevolg, dan ook zulke verdienen bekend te zyn. Op ’t lezen van dezelvcn viel my het zeggen van B. L Tralles te binnen, „ Lu-„ bentius agros fervatos enarramus, quam mor. „ tuos. '^■fuvaret tarnen legere lihrum vaflum 5» yp’VwfM de m, quee non fuccednnt, qualem con-„ fcriptum alicubi inter defiderata medica habuit

Boer« ,


3,


-ocr page 433-

voorgaenâen Brief.

BoERHAvrus. Huie cafui Uli, qui filentio fup-pnmuniur, äeberent inferi.quot;

Zulke gevallen, of ook anderen, vvaerin de eleftriciteit min’vermogende bevonden is,Qf ook nadeelig, verdienen zoo wel, (gelyk de heer Barneveld zoo openhartig doet)als die» welken met den besten uitilag'bekroond zyn, gemeld te worden , opdat men, ook dus geleerd , fteeds met de meeste voorzigtigheid jn het toedienen der eleélriciteit te werk ga, (’t welk in de twee gevallen, door u be-fchreven, niet fchynt gefchied te zyn) opdat men niet teveel van hst middel verwachte, en eindelyk in ftaet gefteld worde, om te bepalen, in welke gevallen , in welke voorwerpen en onder welke voorzorgen, zoo met opzigt tot den ftaet des lyders, als tot de kragt van de cleólriciteit, deze proeven, met gegronde hoop op een’ gunftigen uitflag, kunnen aengewend worden. De groote verfehei-denheid der oorzaken van verlammingen, der-zelver meest al verborgen aert, maken dit wel moeijelyk, doch artem fecii experieniia, ca. fu montrante vlam, zegt Manilius, en ik voege, met betrekking tot ons geval, ’er by fa~ cist, perficietque. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Het geval van A. S., mede door u opge-' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ee4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-

-ocr page 434-

. ^niweord op den

geven, levert een bewys ’/an eene allcrQîoç, digfte genezing: het verwondert my nevens u, dat men de verdere herftelling niet beproefde : men Ronde zulks, myns bedunkens, zonder eenig nadeel voor den lyder, gcdaen hebben, boe ongunftig ook het vooruitzigt ware , daer de verlamming dier doelen reeds zoo 'verouderd was. In het geval, in het Jacr 1775. door my waergenomen, en ftraks gemeld, kwam de lyder, op twee krukken leunende en onderfleund door twçe goede Vrienden, by myri zwager aen huis, op myn raed , om geëleftrifeerd te worden : wy deelden hem vry fterke fchokken toe: dit her-haelden wy vyf malen in veertien dagen, en de lyder was hcrfteld, hy ging zeerwel, al-Icenlyk wat leunende op een ftok, dit behulp echter verwierp hy ook eerlang, thans ter. wyl ik dit fchryve, geniet hy den besten welftand enz.


BE-

-ocr page 435-

42Sgt;

bedenking

NOPENS HET

A RTS ENYKüNDIGE GEBRUIK

VAN HET

ROTTEKRUID.

Voor eenigen tj’d de Heelkunde van den wel eer zeer beroemden P. Barbette in de hand krygende, kwam my onder het oog het hoofdftuk van .den kanker, waerin ik onder anderen las, dat in dit gebrek van velen fterk geprezen werd ( offcboon echter de uitkomst niet genoegzaem aen de verwachting beantwoordde) eene zekere bereiding van het Rottekruid , door Petr. Joh. Faber in zyn Myro^heciuw fpagyricum befchreven, welke kortelyk hieröp uitkorat:

„ Men neme kristallyn rottekruid en fal-,, peter, van elk evenveel: deze tot een fyn 5, poeder gebragt, Relt men in eenen glazen „ kromhals, waeräen men eenen grooten gla-„ zen ontvanger, met goed leem wel aenlegd, 5gt; ter deftillatie, met^ langzacm vermeerderde jj graden van hitte, totdat alle vochtigheid zy

■ K e lt;

-ocr page 436-

43°


Bedenking nopens


), uitgedreven. Het overblyfzel in den krom-5, hals brengt men tot een poeder, en giet ,, hierop wederom het fe voren daer afge-), trokken vocht, gaende op nieuw ter ds-j, ftillatie over. Dit werk herhaclt men drie „ of vier reizen, totdat al het rottekruid 5, door het falpeter wel verkalkt zy. Het ,, overfchietende rottekruid moet men dan in ,, eenen aerden kroes met een fterk vuur, ee-,, nen gehcelcn daglang, branden , vervolgens „ in water fraelten, dp ontbinding door een ,, vloeipapier van hare vuiligheden zuiveren , „ vervolgens tot droog wordens toe uitwa-,, demen, dan het overfchot wederom in ee-„ nen kroes branden, en dit werk herhalen, 5, tot de overfchietende ftof in water geheel j, ontbindbaer zy, zonder eenige vuiligheden „ achter te laten. Men tVademd dan het ,, overtollige water uit, en .giet op betover-gt;, fchot wederom den tevoren afgehaclden j, geest, na dat dezelve door zeven deftilla-„ tien gezuiverd is. V’'ervolgens fcheidt men „ ’er door deftillatie, zoo veel mogelyk, alle „ vocht af, wanneer men eene boterächtigc j, rottekruidkalk zal overhouden , welke met ,, Ung.'iiafilic. of Digefliv. vermengd, op den j, verzworen kanker gelegd wordt?’

Hier

-ocr page 437-

het Rotteiruid. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;431

Hieruit bleek my dan, dat men reeds in X’origc tyden het rottekruid, ten minften uitwendig, in den kanker had'aengeprezen, en dat dus het toedienen van dit middel, in dit geval, zoo nieuw niet was, als men misfehien zoude kunnen denken. Dit is my nog na* der geblek-’n, wanneer ik andere fchryvers daer over heb nagcGagen, gclyk men onder anderen in de Phannacopaa van P. Schröder onderfcheiden bereidingen van het rottekruid, die in den kanker geprezen worden, kan ge-boekftaefd vinden, welke ook meest op eene verzagting van het rottekruid fcbynen te zien. J. ViGERius en anderen hebben ook reeds van het uitwendig gebruik van het poeder van rottekruid in den kanker gefproken.

De voornoemde bereiding van het rotte, kruid, hoe omflagtig, en in vele opzigten onnuttig, dezelve zy, is het echter, waerop myn aendagt inzonderheid viel, omdat dezelve my eene bedenking, welke ik reeds voorlang by my zelven gemaekt had, errinnerde, na-menlyk dat, zoo men het rottekruid wilde toedienen, men hef best zoude doen hetzelve zoo te bereiden, dat het niet alleen volkomen in water konde worden opgelost; maer pok van den anderen kant geenen grooteren graed

van

-ocr page 438-

432 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Btdenlfing nopens

van fcherpte verkreeg ; maer in tegendeel zagrer wierd;iwant het is my altyd ecnigzins gevaerlyk voorgekomen het rottekruid, op de wys van den heer La Febure, toetedienen, 'daer het toch zeker is, dat hetzelve niet ge. makkelyk in water wordt opgelost, en zoo dit al gefchied, dat het dan, ten minden voor een groot gedeelte, zich wederom affcheidt, waer door het dan gebeuren kan, dat de rottekruid-deeltjes onmiddelyk op onsligchaera werkzaem worden, ’t geen by het inwendige gebruik ’er vooral op acnkoint, terwyl die op den inwendigen rok der maeg en darmen hunne werking oeiTenende, gevaerlyke toevallen zouden kunnen voortbrengen.

Om aen dit voorgeftelde einde te voldoen, bedient men zich best van het falpeter, en hier mede, zoo als gebleken is, gefchiedt ooit de voornoemde bereiding; dan door het menigvuldig ontbinden en fterk branden derftolFe gaet’er veel rottekruid verloren, zonder dat my blykt, dat hierdoor Wacrlyk eenig nut wordt teweeg gebragt: ook wordt het mid'-del door deze bewerking zeer kostbaer. Beter dunkt my te zyn raaer eenvouwig te werk te gaen, namenlyk om het rottekruid met ge-lyke deelen falpeter gemengd, zagtelyk in eenen

-ocr page 439-

het Rottekruid^

433 r

nen kroes te branden, of in eenen glafen kromhals ter deftillatie te ftellen. Wanneer men öp de laetfte wys, die zeker de beste is, werkt, zal men in den ontvanger eenen falpeter-geest verkrygen , terwyl het overblyfzel in den kromhals in water gcfmolten zyi.de, tot kristallen kan gebragt worden, bekend onder den naem van fal neutrum agt;fenicale, of rottekruidäertig mid-denzout, teregt zoo genoemd, omdat het van eenen middenzoutigen aert is, dat is, nog züure, nog loogzoutige reekenen geeft. Dit zout, waerin het. rottekruid door het loogzout van het falpeter ontbonden en dus om-wondefn is, bezit dan de voorgemelde ver-eischten, dat is, het is ongelyk zagter als het rottekruid, en is volkomen in water ont-bindbaer, zonder dat het rottekruid ’er uit nederzakt, en uit dien hoofde is het, dat ik deze bereiding, indien men het rottekruid tot geneeskundig gebruik wil bezigen, verre boven het rottekruid zelve zoude durven aen-pryzen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

f

T.. H... M. Dr. - '4

PROE-

-ocr page 440-

4J4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• * Proeven

PROEVEN

WEGENS HET

NUT van het KENNIPZAED

IN DE

GEELZÜCHTj

Door M. Pruys M. D.

Dat de eenvouwigfte geneesmiddelen dikwerf de grootfte wonderen doen , zou ik door een aental proeven kunnen bevesfi-gen. — Dat die zelfde eenvouwigheid dik-wils de reden is , waeröm men zoodanige middelen minder beproeft, of achter den bank werpt, en in derzelver plaets meer omflag-tige en weidfche voorfchriften verkiest, was desgelyks ligt te betogen. — En dat het einJelyk à priori volftrekt onmogelyk, en à pofleriori veeltyds zeer moeijelyk is de kragten, of wys van werking, der geneesmiddelen te bepalen, zal niemand, die niet door eene verregaende waenwysheid bezield is, ontkennen kunnen.

Over deze ftellingen zou ik zeerwel eenige uitweidingen kunnen maken ; dan nademael zy in

I

-ocr page 441-

het Kennipzaet,

435

In de volgende gevallen vanzelfs ontwilkeld-worden, heb ik zulks onnoodig, ja overtollig, geoordeeld.

J. W. zynde een man van een phlegmatiek geftel, wiens voedzel voornamenlyk beftond uit meelige fpyzen, leidende hy daerenboven zittend leven, werd in oogstmaend 1784. van eene zware geelzucht overvallen. Hy klaegde over benacuwcMieid, bardlyvighefd enz. Zyn Icvenswys, zyn voedzel en geftel in aenmer-king nemen .Ie, bcfloot ik, dat’er eene ver-ftopping, uit cene lymigheid der vochten ont-ftaende, moest plaets grypen : hierna rigtte ik diensvolgens myne gcnecswys in; ik fchreef hem extraEta ûmaricantia, refolvehîia, falina laxantia^ rheuin fapo, l'emetique en lavage voor; doch fchoon ik, by verwisfeling, met deze middelen zes weeken aenhield, vorderde ik gëen hair breedte, hy bleef integendeel in dezelfde omftandigheden. Over deze te Icur-ftelüng te onvreden, befloot ik te beproeven , wat het kennipzaed vermögt. En ziet daer, na het gebruik van dit middel , bedaer-den, binnen weinige dagen, de toevallen, en de lyder was binnen zes weken, zonder ee-nigen verderen toeftel, volkomen gezond.

J. K. de tweede perfoon, leidde dezelfde zit.

-ocr page 442-

436

Proeven met

ziftende levenswys, gebruikte gelj'ke voedzels, en was mede van een week geftel ; doch hy had de ziekte in een’minderen trap. Ik fchreef hem dadelyk het kennipzaed voor, en hy was ia 14 dagen herlïeld.

A. V. N. was eene vrouw van jareh, mede een zittend leven leidende, flap van geftel, zynde eene groote liefhebfter van koffy en thee, deze klaegde over zware fpanning, be-naeuwdheid en hardlyvigheid; zy was byna groen van kouleur, en heur pis was donker groen. Nadat zy het kennipzaed drie dagen gebruikt had, hield de benaeuwdheid en fpanning op, ’er kwamen één of twee ontlas-tingen daegsch, en zy is in drie weeken volkomen genezen.

J, S. de laetfte was een man, die zich meermalen in den drank te buiten ging, en die in deze ziekte gevallen was door fchrik en eene fchielyke verkonding, de natuurlyke gevolgen van een’ waterval : hier moest men dcrhalven eene verftopping en vooral eene krampäehtige aendoening onderftcllen, welke laetfte oorzaek vooräl werd atngeduid door de hevige benaeuwdheid, de pyn, d^^f onre-geimatigen en tusfehenpoozenden polsflag, en

de

-ocr page 443-

-ocr page 444-

lt;38

OVER het gebruik • • ■ - =

VAN

gistende pappen

IN

VERSTERVINGEN;

Vit het Engelsch van John Power, Heelmeester in POLESWORTH.

Omtrent het begin van hooimaend 1770, werd myne hulp verzogt van eene jufvrouw in deze Rad, die Ó7 jaren oud was, zy had een tenger en flap geftel, en hare natuurlyke kragten waren veel verminderd: om dezen tyd begon zich eene verfterving voor te doen aen den top van den grooten teen, zonder dat ’er eene andere ziekte of ongemak was vooräfgegacn. — De koortsbast, rooden wyn, het hculfap, vlugge en vcrfter-kende middelen, waren derhalven rykelyk toe-jediend. Pappen, met den koortsbast, het heulfap, en fpeceryen, waren uitwendig veelvuldig aengelegd; wynige en geestryke middelen waren desgelyks gebruikt; maer voor het einde van herfstraaend waren alle de tee-

nen

-ocr page 445-

Gistende Pappen.


439


nen van de aengedane voet verftorven; en ”de verfterving nam langzaem toe met eene loodverwige koiileur, die zich tot aen den enkel verfpreidde; ’t geen my weinig hoop gaf op hare heiftelling, te meer daer zy de geneesmiddelen moede werd. — Doch daer ik dood vleesch, gedurende verfcheiden maen-den, gelukkig bewaerd had, door hetzelve in vaste lucht te houden, (overeenkomstig de ontdekking van D. M xcbride , ) zoo be-floot ik te beproeven, welke een uitwerk-fel, in dit geval, de uitwendige bepaling Van denzelven hebben zou, verwagtende dat de rottende uitvloeizels van de verftorven dee-len (waeromtrent men vele redenen heeft om te gel 00ven , dat alle verftervingen verder verfpreid worden) zoude verbeterd of voor een gedeelte vernietigd worden door de vaste lucht. Er werd derhalven een pap gereed gc-maekt, van zoodanige inmengzels, die ik het gefchikfte oordeelde, om door by voeging van een weinig gist te gisten, als tarwebloem, honing en water; dezelve ’werden tot een dun beflag gemengd, en by het vuur gezet, tot dat het begon te gisten, vervolgens wérd het* zelve, byna koud, aengelegd eenmael daegsch gedurende tien, dagen, wanneer, tot myne groote voldoening, de verftervingwasbepaeld,

F f 2 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eir

-ocr page 446-

44® nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gistende Pappen.

en de rottige flank verdreven ; men hield met de pappen aen, totdat de verftorven teenen los gingen, en weggenomen waren, wanneer de gewone ettermakende middelen en bederfwerende pleisters in der?e!ver plaets werdet! aengewend ; de zwlt;jpr begon goede ftof te ontlasten, raaekte nieuw vleesch, en had een gunflig voorkomen. Maer omtrent het einr de van flagtmaend, viel toevallig by nacht het verband af, en de florap lag blood voor de koude lucht; des morgens was dezelve zwart en droog. Ik verbond dcngclvcn met warme, zagte, ettermakende, middelen, en be, dekte deze met londonfche theriakel, maer kom de gcene verëttering bekomen, daer de vcrflerving op nieuw plaets greep en bin-* nen wei;,ige dagen tot op de helft van eiq-voet voortliep. Terwyl de flank wederüin onverdragelyk werd , werden de gistende pappen , als voorens, aengelegd; en ^l het loodkleurige, dat zich, ter breedte van een hand, hoven den enkel verfpreidde, werd dcsgelyks-met dezelven bedekt ; en binnen weinige dagen was de vcrflerving tot myn genoegen» bepaeld; fchoon beur eetlust grootelyks verminderd ware, en beur kragten zeer uitgeput., Men hield met de pappen aen tot het begin van lentemaend 1771, wanneer dc verftqrvea dce.

-ocr page 447-

G'^tènde Pappen. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;441

Öeelcn affcheiddcn om tent het midden van de iaehtervoetsbeentjes, even cens als of. zy waren afgezaegd, en werden met het verband afgenomen zonder verlies van een theelepel vol bloeds. Van dien tyd af heelde de zweer vrywel , fdhoon acnmerkelyk lartgzaem ; zy kreeg haer eetlust en gezondheid wederom j Welke zy tot nu toe geniet.

■ ■ Sedert het votigé geval, heb ik de goedé üitwerkzels gezien van dé vaste lucht, 01) dezelfde wys gebezigd (doende fömwylen een Weinig van de koortsbast of thebaïca bÿ de pappenquot;) in eene eerstbeginnende verfter-Ving aen het been van een oud man, welké vergezeld ging met eene 'iwelling, van ecne zwarte kouleur , aen den voet en enkel, die zich raet een blaeuwe vlek uitbreidde op de Zyde van ’t been , en waerby zich groote blazen op den voet voegden, die niet grooter Werden, noch in getal toenamen, nadat de gistende pappen waren aengelegdj maer fchie-lyk heelden of opdroogden ; de zwelling nam af, en de zwarte kouleur verdween binnen weinige dagen; en in veertien dagen was hy in ftaet om uittegaen, en blyft tot nu toe wek

jDesgelyks heb ik de gistende pappen, met ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ee-

-ocr page 448-

442' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gistende Pappen..

eenig voordeel, gebruikt tegen vele {tinkende zweren, wanneer ik vermoedde, dat de op-flurping van de {tinkende ïtof nadeelig voor de gezondheid ware.

Is derhalven de vaste lucht niet een {lap zuur? — Zoo ja^ dan is het geen wonder, dat dezelve de rotting tegenga, daer het reeds langen tyd bekend is, dat alle andere zuuren zulks doen; maer daer de groorer vloeibaer-heid denzelven gefchikter maekr, om dieper in zachte ligchamen doortedringen, en daer deszelfs invreetendc kragt zoo gering is, zoo wordt dit middel beide vermögender, en dienftiger om de rotting in levende ligchamen te keertegaen.

BRIEF

-ocr page 449-

44»

BRIEF aen den Baron Georgs Baker, over hit voordeel'^ gebruik van loodbereidz-els in fom* mige bloedßortingen.

Vit het Englisch van H. R. Reynolds M. D. enz.

My N Heer!

Nademael gy u zooveel moeite gegeven hebt met de loodftofFen te onderzoeken ) daerom befchouw ik u als geregtigd, om het eerfte kennis te dragen van eenige ontdekking in dat vak van onze kunst ; en ik neem met vermaek deze gelegenheid waer, om u bekend te maken het groote denkbeeld, dat ik van uwe verdienften als geneesheer koester, en de eerbied en achting, die ik u toe-« draeg, als een edelman en myn vriend.

Het fpyt u, in méér dan eene van uwe fraeije onderzoekingen over de eigenfehap-pen van het lood, die in Medical Tranfa£lions zyn bekend gemaekt, dat de bereidzels van die delfftof, welke een byzonder vermogen heeft öm bloedftortingen te ftoppen, niet vei-bg, inwendig kunnen gebruikt worden. Ik boude my overtuigd, dat het u eene aengena-

F f 4 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;me

-ocr page 450-

444 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Loodbereidzels.

me voldoening zal geven wanneer gy hoort gt;nbsp;dat ik reeds voor verfcheiden jaren, nu en dan, en, gedurende dit loopende jaer, ver*-fcheidenmalen beiden* de linüura faturnina en de facchariim faturni gebruikt heb met voordeel en veiligheid, en zonder dat ’er eenige kolykpyn opgevolgd is.

Voor omtrent tien jaren, wanneer ik een Van de artzen ware van het xMiddelfex gasthuis, had ik aldaer onder myne bezorging eene vrouw, die tusfehen de 40 en 50 jaren oud was, fukkelende aen eene geweldige bloed* ftorting uit de baermoeder, zonder eenige by* zondere pyn, omtrent de ftreek van dat ingewand , en zonder eenige teekenen van een knoestgezwel in hetzelve of deszelfs acnhang-zels. Zy was zeer vermagerd en in kragten verminderd; en ik zag heur dagelyksch ver*^ vallen onder de voortduring van den vloed, fchoon ik op verfchillende wyzen beproefde, om denzelven te floppen. Ik beval haer dies-halven om twintig druppels van de tinïtura faturnina^ alle vier «uren, in een gefchikt voermiddel te gebruiken. Sommigen hebben onderfteld , dat deze iinóÏMïzr geen lood bevat, maer de uitkomst, in dit geval, toont klaer het tegendeel. De derde gift verminderde den vloed ;

-ocr page 451-

Loodbereidzels^

44J

vloed; inaer veröorzaekte een zeer geweldig kolyk. De Apotheker beval haer zeer voor«' zigtig met de «/«ftwur uittcfcheiden, en gaf haer een pynftillend middel. -’ Des niettemin verdween üe pyn niet fpoedig, nog gemak« kelyk. Eindelyk was, zy verdreven door her« haelde giften van het heulfap, op den der^ den dag, en de lyderes werd gezuiverd met het buiköpeneqd zout. Op den vierden of vyfden dag kwam de bloedftorting weder, even geweldig ais tevoren, ziende dat alle myne poogingen, die ik in ’t werk gefteld had om den vloed te floppen, vruchteloos waren, uitgezonderd de proef met tin£tura fa-turnina, zoo belloot ik om op nieuws dit middel te beproeven, en tevens deszelfs fcha. delyke uitwerkfels op de darmen voorteko« j men. Het ware voor my klaerblykelyk, dat de bereidzels van ’t lood een byzondere kramp in de darmen verwekken ; en dat deze kramp, wanneer dezelve aenwezende is, veel fpoedl-ger wykt voor het heulfap, dan voor eenige andere middelen. Het kwam my derhalven waerfchynelyk voor, dat deze kramp kon voorgekomen worden, als men, tegelyk met de loodbereidzels, het heulfap toediende. Derhalven liet ik van de tin£t. faiurn. gxiv en van de tin£t. Thebdica ^ij nemen en famen-

F f s nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men-

-ocr page 452-

lt;0 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;LMibereidzelsl ' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/

mengengt; en van dit mengzel Het ik, om de vier uren, 20 druppels nemen met een weinig gerftewater. De uitkomst beantwoordde aen de verwachting. In den tyd van vierentwintig uren was de vloed zeerveel verminderd, en hield geheel op binnen agtenveertig uren ; en ’er was niet de minfte kolykpyn veröorzaekt, fchoon het middel naderhand, gedurende verfcheiden dagen, ’smorgens en ’savonds, gebruikt werd. Het trok desgelyks myne verwondering, daer ik vond, dat dé buik of van zelfs open bleef, of door een gering middel aen den gang kwam, gedurende de geheele behandeling. De arme vrouw kreeg allengs heur vlecsch en kragten ; en verliet het gasthuis in goeden welftand. Ik zag heur na verloop van twee jaren, wanneer zy my vertelde, dat zy wel gebleven was.

Door dezen gelukkigen uitflag bemoedigd zynde, heb ik , binnen de laetfte negen of tien jaren, van hetzelfde mengzel, in dezelfde gift, gebruik gemaekc, met voordeel in zeven gevallen van bloedftortingen, zonder dat het cens een kolyk veröorzaekt heeft.

Ik bediende my nooit van het faccharum fa-twni als nu eerst binnen korten tyd. Ik heb het-

-ocr page 453-

Loodbereilîzels.

hetzelve in den tyd van de vier làetfte maen~ den driemalen toegediend. Het eerfte geval, waerin ik het gebruikte, was eene bloedlpu-wing van een jongman. Ik gaf {het in de volgende gedaente R. facch. fatwn. gr. j. confe^v.-rofar. gr. iv. Tnïéi. thebaec. gutt, iij.

F. Püul. alle zes uren te gebruiken.

Binnen twee dagen vermeerderde ik de hoeveelheid van het faccharum faturni tot een en en een half aes, en de tin^. thebaica tot vyf druppels in ydere pil , die hy gedurende, zeven of agt dagen innam. Voor hy dit middel gebruikte, was de polsflag vol en hard, en men telde 108 flagen in één minuut, niet-tegenftaende hy verfcheidenmalen adergelaten was, falpeter en andere onzydige zout-middelen rykelyk gebruikt, en zich van alle voedzel onthouden had, uitgezonderd wei, gerftenwater en fruit. Doch nadat hy het-'* zelve vier dagen had ingenomen, werd de polsflag zagt en min vol ; en men telde niet meêr dan 70 flagen in één minuut. De bloed-fpuwing hield op den vierden dag na het ge. bruik van deze pil, en kwam niet wederom. Gedurende deszclfs gebruik had hy dagelyksch geregeld twee ontlastingen, en hy klaegde niet' eens

-ocr page 454-

448' nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Loodbtreidièlf. I

cens over dé geringfte pyn in zyne darmen* .J ;!

• Het tweede geVäl was eene bloedftoftingulC de iyfmoeder in eene jufvrouw van 52 jaren * die ik tegelyk met den geneesheer Ford be* diende. Wy fchrevcn haer eerst voor, facchar^ fûturn, gr. fs. ïzwfit. thebaic, gutt. ij. en daerna facchar. fatum, gr. j. thebdfci gut. iv. tot een pil, gemaekt met concerf van rozen, yde-re vier uren te nemen. Dit middel gebruikte ky . verfcheiden dagen, met het gelukkigfte gevolg voor hare vlocijing, en zonder eenig letzel voor heur darmen. Deze jufvrouw is tegen* woordig in een’ goeden welftand.

Het derde geval, waer in ik het zelve gaf, was eene neusbloeding in een man van 36' jaren, die onlangs eene hevige venuskwael had doorgefiaen, waervoot men hem had laten kwylen. Hy gebruikte faccharfatum, gr.j.fs. tinct. thebaic, gutt. iv. alle zes Uren, gedurende een week, zonder dat zyne bloeding wederkwam, of zónder eenige gewaerwor.# ^ing van pyn.

Nimmer heb ik het facchar. fatum, in eene ontbinding gegeven, en nooit heb ik hetzel*

-ocr page 455-

Loodbireidzelf^ I nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;44^

Ve,’of 'ccriig ander loodbereidzelin bloed. vJoeijingen van de piaeg of dannen toegediend, quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j', nbsp;nbsp;nbsp;. ■ itb.-K-s lia

Wanneer ik eene van de bovengenoemde loodbereidzel^ jnct-da tinÜ, thebäica heb toe* 'gediend, heb ik nooit de lyders hardlyviger bevonden, of zoo zy al bardlyv^ w?rcn, moeijelyker tot ontlasting gebrast, dan die geenen, die andere famentrekkende geneesmiddelen met het heulfap gebruikt hadden,

Myn oogmerk is geenszins om juist te bepalen, in welke gevallen van bloedvloeijingen; in welke byzondere tydperken van die gevallen; en onder welke omftandigheden men famentrekkende middelen gebruiken moet; veel min* bedoel ik het gebruik van loodmiddelen, in alle bloedftortingen , zonder onderfcheid, aen te pryzen. Ik ben bedagt op derzelver fcha-delyke eigenfehappen, en wensch dat andere ook zoo zyn mogen. De kundige geneesheer weet, wanneer men tot famentrekkende middelen zyn toevlugt moet nemen ; en hy weet tevens dat de loodbereidzels onder de meest vermogende, en kragtigfte, van dit foort be-booren. Myn eenigfte wensch is om hem te ver*

-ocr page 456-

-ocr page 457-

-ocr page 458-

-ocr page 459-

-ocr page 460-

-ocr page 461-

-ocr page 462-

-ocr page 463-

-ocr page 464-