C. T o I
Concelebratie
afscheidscollege 28 september 1985
BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT
Ts. oct.
58.92
Publicatieserie Stichting Oud-Katholiek Seminarie nr. 19 -1988
-ocr page 2-CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG
Tol. C.
Concelebratie: afscheidscollege 28 september 1985 / C. Tol, - Amersfoort: Stichting Centraal Oud-Katholiek Boekhuis. - (Publicatieserie Stichting Oud-Katholiek Seminarie; nr. 20)
ISBN 90-70596-53-9
SISO 253 UDC 264-06:284.8
Trefw.: liturgie; Oud-Katholieke kerk.
ISBN 90-70596-53-9
c 1988 Stichting Centraal Oud-Katholiek Boekhuis
De publicatieserie van de Stichting Oud-Katholiek Seminarie wordt uitgegeven onder verantwoordelijkheid van docenten en leden van het curatorium van deze stichting.
Redactie: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mgr.A.J. Glazemaker; mr.J.A.C. de
Jonge; mr.G.Chr. Kok; drs.F. Smit; dr.J. Visser; drs.K. Ouwens; dr.
B. Wirix.
Secretariaat: nbsp;nbsp;drs.K. Ouwens,
Noorden Hoofdstraat 131.
1561 AT Krommenie.
Administratie: Centraal Oud-Katholiek Boekhuis. Koningin Wilhelminalaan 3, 3818 HN Amersfoort.
De prijs wordt per nummer vastgesteid; intekenaren genieten een korting van 25%.
-ocr page 3-C. T o 1
Concelebratie
afscheidscollege 28 september 1985
Publicatieserie
Stichting Oud-Katholiek Seminarie
Amersfoort 1988
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
1689 1156
-ocr page 4-?
CXF-G80EV8KS KOMIHKLIJKE BIBLXOTHBSK. MW HAAS
Tol. €, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I O T .3
ConcoleOr««!*: afSQh«id*lt;oii«lt;« gt;6 •«{»teaOer 1985 / lt;« Tol, - 'AMtrtfettri: StletottnB- Cenlraol .Oult;igt;Katlgt;olia)c Boekhuis. - (Fuhlieeiieserie StichtJog lt;htd-Kst»sll*’ Sealiüirie; nr, StÙÎ-' , nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
SISO 243 üßc 24*-e4!?aa.8
i9lt;im»iq»» 6S »ÇBlIooabiBdoals
e 1988 Stiehtii^ Centraal OuO-Catholick Boekhuis
Ba puhlioatleaerie »es Sa Stichting OuS-lathoiirtF' Seaihsrla wordt uifegage»a» ohSer verantwoordenjha^i-wan Seceetan en lelt;aa het ouratoriu« »aa Sa*« stiehtinlt;.
■ ■ ‘ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Î
Sadaotl«} Hgr.A.J. Qlaaaaaksr; aar.J.A.Co da
J^ngaf »r.O.Chr. tokt «ra,F. SteiM
siigt;hl«98'}hilIodJaXgt;buO çnlSdoiSS
Saar« tar iaat; nbsp;nbsp;ara»M»
fhi9r9ur trast 131, 1581 AT KroaBaaia.
AdaihiatratKt
■f» -9 w Warafaarti. ,
Be pri^a worat jMir. a«iwaar **»!lt;«»tela; intakemren gaaiete« sa« kerti«^ vas 255.. nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;g
-ocr page 5-Woord
vooraf
Een quot;Mis met drie herenquot; ligt velen nog vers in het geheugen. Het was ook een indrukwekkende gebeurtenis, meestal droegen de quot;herenquot; mooie gewaden, want zo iets plechtigs kwam alleen maar voor op dagen dat er iets te vieren was. Daarom was er ook wierook, brandden er extra kaarsen, soms droegen de misdienaars rode togen in plaats van de gewone zwarte en daarbij hoorden dan ook gesteven superplies, met vleugeltjes, op de rug met een speld bij elkaar gestoken en met een onnoemelijk aantal in het gelid gestreken plooien ... arme vrouw van de pastoor, die moest na afloop van de plechtigheid geruime tijd kreukherstellend aan de gang !
De vleugeltjes en de plooien zijn er hier en daar nog, al worden ze zeldzamer door de opmars van de synthetische stoffen, die zelfs voor kerkelijk gebruik zijn toegelaten, maar de Mis met drie heren wordt ook in de Oud-Katholieke Kerk bij feestelijke gelegenheden meer en meer vervangen door een Eucharistieviering die de voorgangers in hun eigenlijke functie en waarde laat. De diaken en de subdiaken in zo'n Misviering van toen waren vrijwel altijd priesters; ze waren natuurlijk wel ooit tot subdiaken en diaken gewijd, maar dat werd toch in hoofdzaak ervaren als een quot;opstapjequot; naar het quot;eigenlijkequot; ambt. Thans denken we daar gelukkig anders over. Het subdiakonaat is een facultatieve zaak geworden en het diakonaat krijgt meer gestalte als een volwaardig ambt, naast dat van priester en bisschep. Weliswaar kost dat moeite, maar het gebeurt.
De liturgie heeft na het Tweede^Vaticaanse Concilie in de Rooms-Katholieke Kerk een ander gezicht gekregen en deze verandering heeft ook in onze kerk doorgewerkt. De doorwerking was niet zo snel en stormachtig als in de Rooms-Katholieke Kerk, vooral in ons land, het geval
CONCELEBRATIE
3
-ocr page 6-is geweest, maar zij was er en is er nog steeds. Bovendien heeft zij een effect, dat voor de Oud-Katholieke Kerk misschien nog veel wezenlijker is. Vaticanum II legde accenten in en herontdekte aspecten van het kerk-zijn die, althans in theorie en in de theologie, in de Oud-Katholieke Kerk al lange tijd gemeengoed waren, maar die in de vormen van de eredienst niet of nauwelijks merkbaar waren. De Eucharistie was dan in theorie wel een viering van heel de gemeenschap, maar in werkelijkheid was de pastoor heel alleen, met de rug naar de gelovigen, bezig aan het altaar; geen transsubstantiatieleer in de scholastische zin, maar op het moment van de consecratie werd er gewierookt én gescheld dat het een lieve lust was...
In zijn colleges heeft docent Tol enkele generaties studenten ervan doordrongen, dat de Oud-Katholieke Kerk in haar liturgische vormen haar essentiële opvattingen over ambt en eucharistie niet moet maskeren, maar juist tot uitdrukking brengen. Hij deed dat steeds door heel diep in te gaan op de geschiedenis van de liturgie en daarin details zichtbaar te maken die kenmerkend waren voor de oude, ongedeelde kerk waaraan de Oud-Katholieke Kerk zich voortdurend heeft te spiegelen. Daarbij werd inhoudelijk radicaal, maar op een steeds uiterst beminnelijke, haast gemoedelijke wijze afrekening gehouden met relicten uit een verleden waarin ideeën als geldigheid, consecratie-macht, genadevrucht en leken tegenover gewijde bedienaars een belangrijke rol speelden. quot;Fortiter in re, suaviter in modoquot; was en is daarbij Tol op het lijf geschreven. Want naast de wetenschapsman die de theologische en historische onhoudbaarheid van allerlei praktijken en overtuigingen blootlegde, was hij ook herder van een kudde, die met wijsheid geweid moest worden en die niet zomaar, van de ene dag op de andere, naar onbekende dreven gebracht kon worden, waar het gras misschien wel hoger en malser was, maar toch heel anders zou smaken
4 CONCELEBRATIE
-ocr page 7-dan vroeger. Dan spraken - en spreken nog, in het werken aan de revisie van de liturgische boeken - zijn nuchtere verstaan van de realiteit en zijn gevoel voor relativiteit een woordje mee. Ijdelheid, ritualisme en cléricalisme, de drie kleine, maar venijnige duiveltjes waarvoor juist de gewijde ambtsdrager in een kerk vol liturgische vormen en’mooie dingen quot;nuchter en waakzaamquot; moet zijn, (juist omdat ze niet quot;als een briesende leeuw rondgaanquot;, maar in stilte hun streken leveren) hebben bij Tol nooit veel kansen gekregen.
Een Latijns dichter schreef ooit de volgende regels: quot;Navita de ventis, de tauris narrat arator, enumerat miles vulnera, pastor ovesquot;.
(Propertius 2, 1, 43 sg.) Als ik dit wat vrij vertalen mag, wil ik het zo verwoorden: Een zeeman zwetst over stormen, een landman kletst graag over zijn stieren, een soldaat telt trots zijn verwondingen, maar voor de herder gaat het om zijn schapen. Stormachtig en hemelbestormend is Tol nooit te werk gegaan, maar veeleer behoedzaam manoeuvrerend, want wat schiet je op met schipbreuk, nietwaar? Een wijsgeer in hart en nieren die, eigenlijk omdat het moest, liturgicus wordt en ook dat weer met hart en ziel, moet wel een paar stieren voor de ploeg hebben lopen, maar daar ging het bij hem nooit over, altijd over de zaken zelf. Voor soldaat is Tol gewoon veel te veel een man des vredes. Blijft over de herder, wiens belang is zijn schapen. Niet zijn schapen, maar Zijn schapen.
Koenraad Ouwens
CONCELEBRATIE
5
-ocr page 8-Concelebratie
Concelebratie is een term, die in de Rooms-Katholieke kerk na het tweede Vaticaanse Concilie sterk naar voren is gekomen. Het woord wordt dan gebezigd in de gangbare zin, zoals omschreven in Van Dale 1) : quot;het gezamenlijk opdragen van de mis door meer dan één priesterquot; ;
Op die interpretatie en de praktijk ervan wil ik enige Oud-Katholieke kanttekeningen plaatsen .
Gehele gemeenschap primair
Letterlijk betekent concelebratie het quot;mede of samen vierenquot;, in het kerklatijn in het bijzonder van de Eucharistie. Al dadelijk en heel duidelijk dienen we hier voorop te stellen, dat het bij een Eucharistieviering in beginsel de gehele gemeente is, die concelebreert. Immers, het aanwezige kerkvolk fungeert daarbij niet als een meer of minder geïnteresseerd toeschouwer, die alles wat zich in de altaarruimte afspeelt op afstand aanhoort en aanziet, maar het is er wezenlijk en ten nauwste bij betrokken op grond van doop, vormsel en het algemeen priesterschap van de gelovigen.
Vooral bij de eucharistie als sacramentum
1) Van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, 1976.
CONCELEBRATIE
-ocr page 9-unitatis 2) - sacrament van eenheid - speelt de gemeenschapsgedachte een uitermate belangrijke en aktieve rol. Niet alleen was dat het geval in de oude katholieke kerk van de eerste eeuwen, zoals ik dat graag in mijn colleges heb onderstreept, maar ook in onze Oud-Katholieke kerk is al in vorige generaties, dat gemeen-schapsaspekt met nadruk beklemtoond, vooral tegenover de toenmalige praktijk in de Romana. Zo bijvoorbeeld in de bisschoppelijke brief van 6 januari 1909, zoals die in de eerste, tweede en derde druk van ons Misboek 3) staat afgedrukt. Niet onvermeld blijve hier hetgeen Mgr Rinkel daarover schreef in het werk quot;Die
2) Thomas van Aguino, Summa Theologiae III, q.82 a2, ad 3. Van hem is ook het gebed over de gaven (secreta) in de mis van Sacramentsdag; cf. Gregory Dix, The Shape of the Liturgy, 1947, p. 248. Dit gebed luidt: Ecclesiae tuae, guaesumus Domine, unitatis et pacis propitius dona concede, guae sub oblatis muneribus mystice designantur. Per Dominum nostrum.
Het nieuwe Missale Romanum 1969 heeft het gelukkig gehandhaafd. In het Oud-Katholieke Misboek staat sinds 1909 de letterlijke vertaling: Wij bidden U, Heer, verleen genadig aan uw kerk de gaven van eenheid eh vrede, die onder de opgedragen giften op geheimvolle wijze worden afgebeeld. Door Christus onze Heer.
3) Misboek ten dienste van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland, uitgegeven volgens bisschoppelijk besluit van 6 januari 1909; eerste druk 1909, tweede druk 1926, derde druk 1941; Herderlijk schrijven, blz. XXI vv.
CONCELEBRATIE
7
-ocr page 10-heilige Eucharistiequot; en in zijn quot;Dogmatische Theologie?. 4)
Die idee van concelebratie, namelijk door héél de gemeente, dienen we duidelijk primair te stellen, omdat de eucharistie een gemeen-schapsviering is van héél de kerk in al haar geledingen. Anders gezegd: concelebratie is geen clericale aangelegenheid, naar het gehele gelovige volk is er evenzeer bij betrokken.
Middeleeuwse misvormingen
Waarom deze nadruk op de gemeenschapsge-dachte? Vanwege onzalige ontwikkelingen in de Middeleeuwen, waardoor de gelovigen in het schip van de kerk steeds meer gedegradeerd werden tot onmondige, passieve toeschouwers bij hetgeen zich aan het altaar op grote afstand in een onverstaanbaar Latijn voltrok. Mede daardoor werd de term concelebratie (evenals trouwens celebratie en consecratie 5)) beperkt tot het presbyterium ofwel het priesterkoor of altaarruimte. Sindsdien verstaan we nog altijd onder concelebratie als technische term: het fungeren van meer priesters gezamenlijk in één mis aan één altaartafel.
Op zich is een dergelijke wijze van voorgaan in de liturgie geen verwerpelijke zaak.
4) A. Rinkel, Erzbischof von Utrecht, Die heilige Eucharistie, 1952, S. 81 ff.; A. Rinkel, Dogmatische Theologie, 1956, iv, blz. 97 vv.
5) E. Schillebeeckx, Christelijke gemeente en haar ambtsdragers, in Concilium 16 (1980) nr. 3, blz. 101, stelt, dat tot in de elfde eeuw de opvatting was, dat de priester niet alleen consecreerde of offerde, maar quot;heel de vergadering der gelovigen consecreert en offert te zamen met hemquot;.
8
CONCELEBRATIE
-ocr page 11-allerminst, zeker niet bij bijzondere gelegenheden. Ook in de geschiedenis van de oude kerk vinden we daarover verschillende interessante gegevens 6). Maar in de Middeleeuwen, vooral na grofweg het jaar 1000, doen hier in de westerse katholieke kerk zich helaas betreurenswaardige ontwikkelingen voor, die hier en daar, ook bij ons, tot op de huidige dag, vaak onbewust, nog doorwerken. Allerlei factoren werkten daartoe mee, bijv, de onverstaanbaarheid van het Latijn, de steeds grotere kerkgebouwen, een scheidingshek tussen priesterkoor en schip van de kerk: het doxaal of oxaal, een steeds groter wordend priesterbestand. Door dit alles ontstaat er in de Middeleeuwen de zogenaamde missa privata, ofwel privé-mis, aldus genoemd omdat men vond, dat het geen verschil uitmaakte of er wel of geen gelovigen bij een misviering aanwezig waren: de priester gaat eventueel geheel alleen zijn eigen gang; geen probleem vond men dat. Zo perverteerde het mysterium unionis tot een mysterium separationis (B. Fischer) 7). Tevens werd het een vaste priestergewoonte om dagelijks, ja zelfs meermalen per dag, de mis op te dragen.
Dit privatiserings- en dericaliserings-proces, samengaande met een bepaalde scholastische theologie, had als funest gevolg niet alleen een zeer exclusieve positie van de priester boven de gelovigen, maar ook een buitengewoon individualistische en materialis-
6) E. Dekkers, La concélébration. Tradition ou nouveauté? in: Mélanges Liturgiques Bernard Botte, 1972 p. 99 ss.; Liturgisch Woordenboek, Romen en Zn. 1958-1962 geeft s.v. Concelebratie, k. 451, een bibliografie betr. geschiedenis concelebratie.
7) B. Fischer, Reform of Symbols in Roman Catholic Worship, in: Liturgy Reshaped, Stevenson, SPCK, 1982, p. 130.
CONCELEBRATIE
9
-ocr page 12-tische visie op het genadekarakter van de Eucharistie.
Dat laatste houdt in, dat in de Rooms-Katholieke praktijk, tot in onze tijd toe, er voor de betrokken priester bijzondere kwantitatieve, haast telbare verdiensten aan het opdragen van de mis verbonden zijn: de zogenaamde fructus specialissimus, een zeer speciale portie genade voor die priester. Naast deze geestelijke baten zijn er de financiële voordelen: de misstipendia, geldelijke vergoedingen voor het misopdragen voor anderen. Aldus raakte de concelebratie steeds meer in onbruik en verschraalde ze tot quot;de stuntelige vormquot; (typering van Manders 8)) van een zogenaamde concelebratie bij bisschops- en priesterwijding. Nog volgens de Codex luris Canonici van 1917, c. 803, waren dit de enige gevallen, die als concelebratie werden aangeduid en als zodanig waren toegestaan, namelijk dat na de wijding tot priester en bisschep de nieuwgewijde terzijde van het altaar de Canon zacht meesprak met de celebrans.
Consecratiemoment, consecratiemacht
In het kader van dit individualistisch, atomistisch denken wordt een heel belangrijke vraag die naar het zogenaamde quot;consecratiemomentquot;: wanneer vindt nu precies de consecratie en alzo naar Rooms-Katholieke opvatting de transsubstantiatie (de gedaanteverandering van brood en wijn) plaats? Ook weer zo'n typisch middeleeuws gedachtencomplex. De scholastieke dogmatiek concentreert dan de consecratie steeds exclusiever in de Verba Domini: de instellingswoorden: quot;Hoe est enim corpus meumquot;-quot;Want dit is mijn lichaamquot; en quot;Hic est enim calix sanguinis meiquot; - quot;Want dit is de beker
8) H. Manders, Supplement Liturgisch Woordenboek, 1970, p. 43.
10 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;CONCELEBRATIE
-ocr page 13-van mijn bloedquot;. Ja, dan gebeurt het wonder: Ie moment supreme. Met andere woorden: het uitspreken van die woorden van de Heer, of zelfs toegespitst op een gedeelte ervan is het beslissende criterium, of de consecratie heeft plaats gevonden en de priester heeft gecelebreerd.
Voorts betekent het feit, dat alleen de priester die zwaar geladen woorden kan en mag uitspreken, een sterk argument voor de verheven macht (de potestas) van de priester: de macht om de zogenaamde transsubstantiatie tot stand te brengen. Aldus wordt de werkelijke tegenwoordigheid (de realis praesentia) van Christus in het sacrament totaal afhankelijk gemaakt van de wil van de priester.
Vele andere nare gevolgen
Verleidelijk is het om hier nader in te gaan op allerlei facetten en praktische gevolgen van deze zeer ingrijpende ontwikkelingen in de Middeleeuwen en in de eeuwen daarna. We noemen slechts het verschijnen en het in aantal steeds meer toenemen van zijaltaren in de kerken, de mis-handel (in dubbele zin van het woord): de corrupte handel in missen in de late Middeleeuwen, waar priesters tegen elkaar op concurreren in goedkoper mistarieven, de stormloop op altaren bij synodes en congressen, omdat priesters allemaal zelf hun missa privata willen opdragen; om maar te zwijgen van de film quot;Le défroquéquot;, waarin helemaal de zaak in het ridicule wordt getrokken: een afvallig priester spreekt in een nachtclub de instellingswoorden uit over een beker wijn en ergo denkt men, dat er een geldige consecratie heeft plaats gevonden: het machtswoord is immers gesproken.
Kentering in deze eeuw
CONCELEBRATIE
11
-ocr page 14-Gelukkig begint echter dit droevig getij in het begin van , deze eeuw langzaam maar zeker te keren, dank zij de opkomende liturgische vernieuwingsbeweging, de groeiende wetenschappelijke verdieping van de liturgiewetenschap en de grotere aandacht voor de ecclesiologie. Aldus wordt er, eerst aarzelend, maar na de Tweede Wereldoorlog steeds luider, kritiek uitgeoefend op de missa privata, zoals die in de Romana zeker tot het Tweede Vaticaanse Concilie veruit de meest voorkomende misvorm was. Ofschoon nog de oude Codex luris Canonici van 1917 in canon 805 slechts voorschreef om quot;meermalen per jaarquot; te celebreren: quot;plures per annumquot;, volgens de jurisprudentie hield dat in quot;minstens drie a vier keer per jaarquot; 9), deed men in de praktijk soms het haast onmogelijke om de mis maar elke dag te kunnen quot;lezenquot; (!) en vormde (en vormt nog hier en daar) quot;de dagelijkse celebratie een hoeksteen van de priesterlijke spiritualiteitquot; (Lescrauwaet) 10).
Bij de bestrijders van de privêmissen en het daarmee samenhangende gedachtencomplex noem ik naast de Jezuiet Fransen 11) en de Dominicaan Schillebeeckx (al vanaf zijn eerste werk quot;De sacramentele heilseconomiequot; 12), vooral Karl Rahner, o.a. met zijn geschrift quot;Die
9) P. Rado, Enchiridion Liturgicum, 1961, p. 312.
10) J.F. Lescrauwaet, Concelebratie, zin en vormgeving. Tijdschrift voor Liturgie, 67 (1883), p. 73.
11) P. Fransen, Dogmatische beschouwingen over concelebratie, TvL 47 (1863), p. 337 vv.
12) E. Schillebeeckx, De sacramentele heilseconomie, 1952, p. 355 vv.
12
CONCELEBRATIE
-ocr page 15-vielen Messen und das eine Opferquot;, 13) Daarbij pleitte hij sterk voor herstel van de concelebratie: dat priesters niet ieder voor zich, maar zoveel mogelijk gezamenlijk de mis opdragen. Populair werd de discussie wel versimpeld tot de strijdvraag: bereiken honderd privémis-sen meer genadevrucht dan één mis waarbij honderd priesters concelebreren?
Paus Pius XII (1939-1958) was niet bepaald een bewonderaar van de school van Rahner, maar hechtte juist veel waarde aan de stille, gelezen mis en het veelvuldig opdragen daarvan. Aldus veroordeelde hij herhaaldelijk de ideeën van de nieuwlichters. Daaraan werd graag toegevoegd in de Acta van de Apostolische Stoel, dat quot;Door de instelling van Christus (ex instituti-one Christi; het wordt dus zelfs op een instelling door Christus teruggevoerd!) alleen die priester, die de consecratiewoorden uitspreekt, op wettige wijze kan celebrerenquot;. 14)
Tweede Vaticaans Concilie
Het Tweede Vaticaanse Concilie bracht ook hier een flinke doorbraak, vastgelegd in verschillende documenten als de Constitutie over de liturgie (1963), een nieuwe Misritus (1965) en uitlopend in een nieuw Missale Romanum (1969). Niet langer ging men uit van de privémis als standaardmodel voor misviering, maar van de gemeenschappelijke viering samen met het volk. Optimale vorm daarbij is een viering, voorgegaan door een bisschop. Daarmee werd aan de hegemonie van de missa privata weliswaar behoorlijk afbreuk gedaan, maar helemaal afge-
13) K. Rahner, Die vielen Messen und das eine Opfer, Zeitschrift für katholische Theologie, 71 (1949), S. 257 ff.
14) AAS 48 (1956), 716; 49 (1957), 370.
CONCELEBRATIE
13
-ocr page 16-keurd werd ze toch niet. Het bleef mogelijk, dat een priester geheel alleen de mis kon opdragen. Het Missale Romanum van 1969 zegt in de Instructie Generalis, nr. 211, dat het is toegestaan quot;om een ernstige redenquot; - quot;ex gravi necessitatequot;. In de nieuwe Codex Iuris Canonici van 1983, canon 906, is het zelfs afgezwakt tot quot;iusta et rationabili de causaquot; - quot;nbsp;om een passende en billijke redenquot;.15) Ook hier in dit detail zien we, hoe men in Rome de conci-lieklok terugdraait, volgens sommigen om in dit geval aan de quot;Funktionslustquot; (Bunnik, 16)) van priesters tegemoet te komen.
Op diverse punten is Vaticanum II wat ons onderwerp betreft niet zo ver gegaan als velen in de liturgische beweging hoopten. Wel kwamen er meer mogelijkheden voor concelebratie, maar Rome bleef erop staan, dat in het grote Eucharistisch Gebed het Instellingsverhaal met het gebed ervoor en erna door de concelebranten ieder apart met de hoofdcelebrant wordt uitgesproken, zij het - uit praktische overwegingen - door de concelebranten quot;submissa vocequot; - quot;met zachte stemquot;. 17) Men ontkomt hier bij nadere
15) R. Kaczynski, München, jarenlang de rechterhand van Mgr A. Bugnini bij de postconciliaire liturgiehervorming rekent dit onder de quot;Betreurenswaardige veranderingenquot; in de nieuwe Codex, TvL 68 (1984), p. 234 v.
16) R.J. Bunnik, Dienaren van het aggior-namento, 1967, p. 94.
17) Missale Romanum, 1969, Instructie Generalis, nr. 170: quot;door de concelebranten zacht uitgesproken, zodat de stem van de hoofdcelebrant duidelijk verstaan wordt.quot; J. Hermans, De liturgie van de eucharistie, 1979, p. 310 wil er ook theologisch gewicht aan hechten: quot;de herkenbaarheid van het handelen van Christus primeertquot;. (Roomser dan Rome?)
14
CONCELEBRATIE
-ocr page 17-beschouwing niet aan de indruk, dat oude dogmatische standpunten nog sterk meespelen, nl. dat een priester die niet zelf de Instellingswoorden uitspreekt, niet op geldige wijze celebreert. Voorts klinkt hier de oude idee van de consecratiemacht van de priester (de postestas celebrandi) nog krachtig door, zoals het nieuwe Missale Romanum in de tweede editie van 1975 in het Voorwoord, nr. 4, die macht van de priester beschrijft als quot;de voortzetting van de macht van Christus, de hogepriester van het Nieuwe Verbondquot;. 18) En als men over een dergelijke potestas beschikt, dient men haar volgens sommigen ook uit te oefenen. 19)
Vragen rondom Instellingswoorden
Als achtergrond van het merkwaardige denken in machtstermen is van belang, hoe we de Instellingswoorden dienen te verstaan: narrative of assertive. Narrative wil zeggen: verha-lend-biddend, overeenkomstig de Joodse traditie van de haggada (gedachtenis- resp. instellings-verhaal) bij de kiddoesjiem: de Joodse religieuze maaltijden, bijvoorbeeld ter gelegenheid van hun Paasfeest. Immers, haggada komt van het werkwoord nagad, vertellen, verhalen.
Tegenover narrative staat assertive:
18) Algemene inleiding op het Romeins Missaal, Altaarmissaal, NRL z.j.. Voorwoord, nr. 4.
19) F. Vandenbroucke geeft in het artikel Concelebratie in het Liturgisch Woordenboek onder III quot;Theologische verantwoording van de concelebratiequot; sub B als argument aan quot;(k. 449): quot;Een priester moet, of zou althans als priester (cursief) aan de mis moeten deelnemen en dus mede-consacreren en niet, zoals de gelovigen, zich beperken tot het bijwonen ervanquot;.
CONCELEBRATIE
15
-ocr page 18-decreterend, beslissend, quot;zo stel ik vastquot;. Met een dergelijke assertive-opvatting wordt ook eer sterk de consecratiemacht van de priester onderstreept.
Niet minder belangrijk is de vraag, in ^everre de priester hier niet alleen fungeert ^9 nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Christiquot;, maar toch ook quot;ministeri-
aliter of quot;in persona ecclesiaequot;. Schille-beeckx poneert zelfs in Concilium: quot;het volk celebreert, de priester gaat hierin in dienstbaarheid alleen voorquot;. 20) Hij stelt daarbij de vraag: in hoeverre verkeren we hier in de overgang van het tweede millennium, gekarakteriseerd als de tijd van de direct christologische fundering van het ambt, alsmede van de privatisering daarvan, naar een nieuwe tijd, die als het eerste millennium meer pneumatolo-gisch-ecclesiaal gericht is. Diepgravende vragen, waarop we in dit bestek niet nader kunnen ingang, van hoe groot indirect belang ze ook voor ons onderwerp zijn.
Meespreken door concelebranten?
Wel wil ik hier ingaan op de omstreden vraag: moeten de concelebranten noodzakelijk bepaalde gedeelten van het Eucharistisch Gebed met de hoofdcelebrant meespreken? Al door Rahner 21), Vandenbroucke en anderen in de Romana werd dat lang voor Vaticanum II niet nodig geacht: Vandenbroucke: quot;Voldoende is, dat alleen de
20) E. Schillebeeckx, Christelijke gemeente en haar ambtsdragers. Concilium 16 (1980), nr. 3, p. 86.
21) K. Rahner, Dogmatische Bemerkungen über die Frage der Konzelebration, Münch. Theol. Z., 6 (1955). S.2.
16
CONCELEBRATIE
-ocr page 19-hoofdcelebrant de bedoeling der concelebranten om te consacreren in woorden uitdruktquot;. 22) Een concelebratie, waarbij de concelebranten luidop meebaden, was in het Westen tot in de zevende eeuw onbekend, en op sommige plaatsen bleef dat zo, in een aantal Franse bisdommen tot in de achttiende eeuw. Aldus werd het ook door Neo-gallicanen bepleit. 23) Evenmin kennen vrijwel alle Oosterse kerken een gesproken concelebratie, met uitzondering natuurlijk van de geünieerden. 24)
De huidige regeling na Vaticanum II betreffende het zacht meespreken van de concelebranten beschouwen sommigen als een noodmaatregel, namelijk als een verkapte vorm van synchronisatie van privémissen bij grote priesterbijeenkomsten (Botte 25)). Anderen beoordelen die vorm veeleer als een goede overgangsmaatregel om van de privémissen-praktijk af te komen. Zo meent Lescrauwaet, dat quot;Rome hier halverwege is blijven stekenquot; en dat quot;het aandeel van de concelebranten in het uitspreken van het Eucharistisch Gebed en in de andere
22) F. Vandenbroucke, Liturgisch Woordenboek, k. 450.
23) J.A. Jungmann, Missarum Sollemnia, 1952, I, S. 203. Hoezeer de synode van Pistoia (1786) tal van neo-gallicaanse quot;erroresquot; heeft veroordeeld (Denzinger-Umberg 1291 sgg.) vind ik daarbij geen uitspraak over concelebratie; waarschijnlijk was het in die dagen niet zo'n heet hangijzer.
24) J. Hermans, De liturgie van de eucharistie, 1979, p. 311.
25) Supplement Liturgisch Woordenboek, 1970, p. 42.
CONCELEBRATIE
17
-ocr page 20-handelingen door de kerk mettertijd herzien zou kunnen wordenquot;. 26)
Samenvattend: de thans in de Romana beoefende concelebratiepraktijk mag dan na de eeuwenlange missa-privata-traditie volgens Verheul 27) quot;een belangrijke herontdekkingquot; zijn, toch is zij nader beschouwd - niet meer dan een duidelijke compromis-oplossing ten aanzien van het verleden en de bij velen nog - bewust of onbewust - levende Middeleeuwse mis-opvattin-gen.
Oud-Katholieke uitgangspunten en suggesties
Bezien we hiertegenover onze Oud-Katholie-ke situatie, dan liggen bij ons de kaarten wel heel anders, niet alleen door het radicaal afwijzen van de missa privata en door onze narratieve interpretatie van het Instellings-verhaal, maar ook door de Instellingswoorden niet zo exclusief als het exacte consecratiemo-ment te beklemtonen met alle consequenties van dien inzake theorieën over transsubstantiatie en priestermacht. Daardoor komt er allereerst-heel belangrijk - de nodige ruimte voor de bijzonder grote betekenis van de epiclese in het Eucharistisch Gebed en helemaal voor het werken van de heilige Geest in de liturgie.
Voorts wordt heel de visie op eucharistie, ambt en kerk er sterk door beïnvloed. Illustratief is hier, wat onze huidige bisschep van Duitsland Sigisbert Kraft daarover schrijft in een artikel quot;Grundsätze und Ziele altkatholi-
26) J.F. Lescrauwaet, Concelebratie, zin en vormgeving. TvL 67 (1983), p. 78.
27) A. verheul, TvL 58 (1974), p. 146.
18
CONCELEBRATIE
-ocr page 21-scher Liturgiereformquot;. 28) Daarin komt hij tot deze uitspraak over de epiclese:
quot;Ihre Wiedereinfügung in die ersten altkatholischen Eucharistiegebete bedeutet eine wichtige Akzentverschiebung gegenüu-ber dem Kanon des Konzils van Trient und seinem Priesterbild! Wer die Bitte um die umwandelende Kraft des Heiligen Geistes ernst nimmt, kann nicht mehr von der priesterlichen quot;Wandlungsgewaltquot; sprechen. Der Priester ist dann in seinem Dienst ganz und gar Werkzeug, quot;Diener und Verwalter von Geheimnissen Gottesquot; (1 Kor. 4,3). Die Absage an eine quot;potestasquot;, wie sie im Papstdogma als quot;höchste Machtquot; zum Ausdruck kommt, wird folgerichtig zur Absage an alle quot;Machtquot; der Menschen in der Kirchequot;.
Alzo: heel dat priesterlijke machtsdenken, culminerend in pauselijke oppermacht, wordt doorbroken, als men de belangrijke betekenis van de epiclese goed doordenkt.
Geen meespreken concelebranten
Door dit alles komen ook de vragen betreffende de praktijk van de concelebratie bij ons in een totaal ander licht te staan. Zeker, tegen het meespreken door de concelebranten bij het Eucharistisch Gebed zie ik op zich geen principiële bezwaren, maar toch moet dat m.i. desalniettemin ontraden worden om verkeerde achtergronden en foutieve interpretaties te voorkomen.
Bovendien: hoezeer dienen we vanuit de moderne liturgiewetenschap te onderstrepen,'dat héél het Eucharistisch Gebed als consecrato-
28) Internationale Kirchliche Zeitschrift, Bern, 73 (1983), S. 82 ff., bes. S. 87.
CONCELEBRATIE
19
-ocr page 22-risch beschouwd moet worden, evenzeer als heel het Eucharistisch Gebed epicletisch en anamnetisch en offertorisch is. Dan zou, goed doordacht, als het over meespreken gaat, het Eucharistisch Gebed in zijn geheel door alle concelebranten meegesproken dienen te worden, dus inclusief het deel voor het Heilig, het prae-sanctus-gedeelte. Al om praktische redenen is dat moeilijk uitvoerbaar.
Er is ook een positief argument. Vanouds is het grote gebed over brood en wijn uitsproken door de voorganger alleen. Zo was het reeds bij de Joodse religieuze maaltijdriten voor Christus het geval, waar de huisvader de essentiële berachot uitsprak. Zo werd het ook door Jezus zelf en door hem alleen bij het laatste Avondmaal gedaan. Zo wordt het Eucharistisch Gebed ook in de christelijke traditie, zoals ik al aangaf, in het Oosten en lang in het Westen alleen door de voorganger gesproken, ook bij concelebratie. Vandaar is een zeer juiste, andere naam voor het Eucharistisch Gebed: het presidentieel gebed, gebed door één (de president, praeses, pro-estoos) in naam van en als tolk van alle meevierenden uitgesproken. Uiteraard moet dan ook een willekeurige verdeling van de tekst over diverse personen van de hand worden gewezen, omdat het in meer opzichten de eenheid van het Eucharistisch Gebed schaadt.
Gebaren van de concelebranten
Zowel theoretisch als praktisch geldt het voorgaande - mutatis mutandis - ook voor specifieke gebaren voor concelebranten. De reeds eerder vermelde uitspraak van Vanderbroucke 29) : quot;Voldoende is, dat alleen de hoofdcelebrant de bedoeling der concelebranten om te
29) zie noot 22.
20
CONCELEBRATIE
-ocr page 23-consecreren in woorden uitdruktquot; kan m.i. aldus worden uitgebreid: Voldoende is, dat alleen de hoofdcelebrant de bedoeling der concelebranten alsook van alle aanwezige gelovigen niet alleen in woorden, maar ook in gebaren op een specifieke wijze uitdrukt en vertolkt.
Een verwijzing hier naar de Oosterse Orthodoxie is niet relevant, omdat daar de concelebranten wel de hand naar brood en beker uitstrekken, maar met de palm naar boven: het betreft daar een simpel aanwijsgebaar en geen historisch b-eladen handoplegging. 30) Trouwens, de Instructie Generalis van het nieuwe Missale Romanum 31) zegt hier bij het uitstrekken van de rechterhand bij de Verba Domini: quot;si oppor-tunum videturquot;: quot;als men dit geschikt achtquot;. Het is dus facultatief. Het kan bijvoorbeeld in onze contreien kwalijke reminiscenties aan de Nazi-tijd oproepen, als daar een aantal priesters zo met uitgestrekte arm en de handpalm naar beneden rondom het altaar staan.
Nog enkele praktische aanbevelingen
In het algemeen houde men concelebratie beperkt tot werkelijk bijzondere gelegenheden. Immers, een priester die in het schip van de kerk de eucharistie meeviert, celebreert in wezen niet minder dan zijn collega aan de altaartafel. Overigens is dat voor ons Oud-Katholieken allang een vanzelfsprekende zaak. In de Romana wordt dat de laatste tijd ook steeds meer bepleit, onder andere door Wegman
30) A. Nuy, De.praktijk van de concelebratie, TvL 48 (1964), p. 401.
31) Missale Romanum, 1969, Instructie Generalis, 174 c.
CONCELEBRATIE
21
-ocr page 24-en Bunnik. 32) Ofschoon ... quot;Funktionslustquot; is bij sommigen onder ons ook niet helemaal afwezig.
Ook voorkome men topzware concelebraties, topzwaar namelijk ten aanzien van het aantal aanwezige gelovigen (zoals bij ons bij de wijding van de heilige Oliën vroeger wel eens het geval was), of zoals op die spotprent: twintig concelebranten aan het altaar, één oud vrouwtje in het schip van de kerk.
Voorts nog dit: bij een dienst quot;met drie herenquot; (zoals dat in het kerkelijke jargon heet) verdient concelebratie verre de voorkeur boven de oude en ook bij ons nog niet uitgestorven gewoonte, dat een assisterend priester, als diaken quot;verkleedquot; (excusez le mot) en een andere priester als vermomde subdiaken een oneigenlijke rol vervullen. Zeker, liturgie is een spel, maar een heilig spel, geen maskerade! Tenslotte, als men concelebreert, streve men er zoveel mogelijk naar, dat men, zoals volgens Kraft 33) reeds,in de vorige eeuw bij ons werd bepleit - quot;versus populumquot;: met het gezicht naar het volk gericht is. Niet alleen hebben dan de gelovigen goed zicht op het heilige gebeuren, omdat er geen mensenwand opgericht staat tussen altaartafel en volk, maar het komt ook zichtbaar ten goede aan de verwerkelijking van het gemeenschapskarakter van de eucharistie, welke gedachte we als Oud-Katholieken zo graag onderstrepen en propageren, zoals ik ook voortdurend getracht heb in mijn colleges te ver-tol-ken.
32) Supplement Liturgisch Woordenboek, 1970, p. 42.
33) S. Kraft, Grundsätze und Ziele althatholischer Liturgiereform, Internationale Kirchliche Zeitschrift, Bern, 73 (1983), S. 97.
22
CONCELEBRATIE
-ocr page 25-Ja, moge steeds ook bij concelebratie het wel-zijn van heel de gemeente, het bonum ecclesiae, vooropstaan, inclusief de eenheid van bijzonder en algemeen priesterschap als samen volk van God, welke eenheid bij concelebratie op zo bijzondere wijze tot uitdrukking komt. Die eenheid moge bovenal spiritueel erdoor bevorderd worden, want de zin van concelebratie is niet verhoging van de uiter' li^ke plechtigheid, maar uitdrukking van het eenheid van de kerk als Lichaarn n Christus-, vergaderd rondom het Lichaam en Bloed van Christus.
CONCELEBRATIE
23
-ocr page 26-173S55 I
j|B W9Biàtl4^ÀooO{}8h29B 8b»e3l^nlt;k^^ilisf 1« eflhid ®9W^9^»:gt;nWa«# ’ OM iSM Rfctfc ntlè*!*«! bfeHftiè^eb le.xauloai «nssleqoioov ï^esieelooe
ni*rgt; ;(^»V AeAfc«^ t^ldoson^o (fflMlt;^9«»iœ*«l JIM«« MBb4b9»«PO|BM))W:
lt;moi^ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ie*»e ^%4gt;¥gt;*R riSHM«
• cdient conceiebr«tUi/JtiiM,od|,gito^elli|ft de oude en ook bij ons 009 niet uit9«^
storveh gewoont^» dat een aesleterend priests«* ; als diaken quot;verkleedquot;-gt;(exousez 1« eoti en een andere priester aie verwoskde si;^gt;di«ken een oneigenlijke col vervullen. Zeker» liturgie is •en spel» aaar een heilig spel« geen maskeradei Tenslotte, aie «en^ concelebreert, strebe »en -»t zoveel SKgt;geli jk riser, dat «lent zoals volgens Kraft 33gt; reeds in de vorige eeuw bil ons werd bepleit - quot;versus populo»quot;: »et het gesiebt naar het volk gericht is. Niet alleen hebben ■t dan de gelovigen goed sicht op het heilige gebeuren, o»dab er geen »ensenwand opgericht staat tueeen altaartafel en volk« maar- het ko»t ook sichtbaar ten goede aan de verwerkelijking van het ge»eenschap8karakter van de eucharis* tie, welke gedachte we als Oud-Katholieken 90 graag onderstrepen en propageren, soala ik ook voortdurend getracht heb in miJn colleges te ver’d:oi’-ken. _ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*v - «•
» nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ai f
321 SuF^lewent Liturgiech Woordenboek, 1970, p. *2.
ff JtJl'INIi *'* -\ fMT , i ■:
33) S. Kraft, ^ Grundsätze und Ziele altnatholischer Liturgieeefor», Internationale Kirchliche Zeitschrift, Bern, ,73 ?(19831« Ne gt;7»
-ocr page 27-Tat op heden verschenen delen In de publicatleserie:
1. Drs.F.Smlt, dr.J.Visser en_mgr.h.J.Glazemakerj ESQ Jaar Oud-Katholiek Seminarie.
5. Dr.J.Uisseri
De kandelaar van het licht.
3. Drs.li.n.Haltsma;
De .Rooms-Katholleken te Lelden van ongeveer IGSD tot de tweede helft van de achttiende eeuw.
4. nr.D.Chr.Kok;
Beknopte bibliografie van de geschiedenis van de Oud-Katholieke kerk van Nederland.
5. Dr.P.J.Maan;
Chillastlsche en charismatische stromingen en de Clere-zg in het begin van de ISe eeuw.
B. Mr.J.J.Hallebeek;
Communis omnium possessio et omnium una llbertas CTwee opstellen over Thomas van Aqulnol.
7 . H . J . UI. Uerhey ;
Naamlijst der pastoors van de Dud-Katholleke kerk.
B. Dr.J.Ulsser;
Het ideaal van de ’Ecclesia Primltlva’ in het Jansenisme en het Dud-KatholIclsme.
9. Drs.F.Smlt;
Franse oratorlanen en de Clerezy in de Jaren 175e-17B3.
ID. Mr.J.A.C. de Jonge;
Eenheid in conclliarlteit.
11. Dr.P.J.Maan en Dr.J.Ulsser;
igjl-igsi: Uijftlg jaren full communion tussen de An-gllkaansB en Dud-Katholleke kerken.
15. Drs.F.Smlt;
Het Hofje van Buytenwech te Gouda in de Jaren 1GB4-1713 CBlJdrage tot de katholieke armenzorg in de 17e eeuwl.
13. Dr.P.J.Maan;
1054 In het spanningsveld van Utrecht, Rome, Constantl-nopel en Canterbury.
14. C.E.Schabblng;
Uerzulllngstendenties in de Dud-Katholleke kerk van Nederland, 1B7G-194D.
15. Dra.K.Duwens;
De theorie van de pentarchle en het primaatschap in de kerk .
16. Drs.F.Smlt;
De fundaties van Sasbout en Pieter van der Dussen, ( 1622-1752).
17. Mr.G.Chr.Kok ;
Uit de geschiedenis van de Synode.
18. Lie.G.Theys;
Van Van 't sestichhuis tot college van de hoge heuvel. 1633-1683.
-ocr page 28-