Prof. Dr P.J. Maan
CHIUASTISCHE EN CHARISMATISCHE STROMINGEN EN DE CLEREZIE IN HET BEGIN VAN DE 19e EEUW
f 5. 'oct.
d 8 8 ’.
tserie Stichting Oud-Kathoiiek Seminarie no. 5,1979
PROF. Dr P.J, MAAN
CHILIASTISCHE EN CHARISMATISCHE STROMINGEN EN
DE CLEREZIE IN HET BEGIN VAN DE 19e EEUW
V'ÄOIH» 'm 1
RECHT 1
Publicatieserie
ibhtlnp Oud-Katholiek Seminarie no.
5,1979
0249 6481
2
De Publleatieserie van de Stichting Oud-Kathollek Seminarie wordt uitgegeven onder verantwoordelijkheid van docenten en leden van het curatorium van deze nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i
stichting.
Redactie : nbsp;nbsp;nbsp;Pastoor A.J. Glazemaker; Mr J.A.C. de
Jonge; Mr Q.Chr. Kok; Mgr M. Kok;
Dr P.J. Maan; Drs F. Smit;
Pastoor C. Tol.
Secretariaat : nbsp;nbsp;nbsp;Prof. Dr J. Visser, secretaris,
Couwenhoven 6150, Zeist
Administratie : nbsp;nbsp;nbsp;Centraal Oud-Kathollek Boekhuis,
Kon. Wllhelmlnalaan 3, 38I8 HN Amersfoort
De prijs wordt per nummer vastgesteld; Intekenaren genlten een korting van 25%.
Tot op heden verschenen delen In de publleatieserie:
l. nbsp;nbsp;nbsp;Drs P. Smit, Dr J. Visser en Pastoor A.J. Olazemaker 250-jaar Oud-Kathollek Seminarie, herdenkingsredes en -artikel bij de viering van het 250-jarlg bestaan van het seminarie In 1975.
2. nbsp;nbsp;nbsp;Prof. Dr J. visser, De kandelaar van het licht over het probleem van de kerkstructuren. Inaugurele rede bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar vanwege de Stichting Oud-Kathollek Seminarie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, 1976.
3. nbsp;nbsp;nbsp;Drs M.A. Haltsma, De Rooms-Katholleken te Lelden van ongeveer I65O tot de tweede helft van de achttiende eeuw, 1977.
1( . Mr G.Chr. Kok, Beknopte bibliografie van de geschiedenis van de Oud-Katholleke Kerk van Nederland, 1978.
5. nbsp;nbsp;nbsp;Prof. Dr P.J. Maan, Chlllastlsche en Charismatische stromingen en de Clerezle In het begin van de 19e eeuw, 1979.
6. nbsp;nbsp;nbsp;Hr J.J. Hallebeek, Twee opstellen over Thomas van Aquino, 1979.
3
CHILIASTISCHE EN CHARISMATISCHE STROMINGEN EN DE CLEREZIE IN HET BEGIN VAN DE 19e EEUW
(Openingscollege voor het studiejaar 1978/1979 van het Oud-Katholiek Seminarie, gehouden te Amersfoort op 1*1 oktober 1978)
Walter Niggheeft een boek geschreven 1) waarin hij aandacht vraagt voor een aspect van de kerkgeschiedenis, dat vaak verwaarloosd wordt. Het gaat om de toekomstverwachting van het Christendom; welke aandacht schenkt men aan de verwachting van het komende rijk. Het is een vraag, die overweging verdient: zou men Kerkgeschiedenis kunnen/moeten/mogen omschrijven als geschiedenis van het komende Rijk?
Wij komen in dit verband twee begrippen tegen, die een nadere verklaring nodig hebben. Het eerste is het woord: eschatologisch. Hierbij denken wij aan de aandacht voor het einde (eschaton). Het betekent ook: oplettendheid voor de laatste waarden. U kunt zich voorstellen dat vooral in de laatste betekenis vele mensen de term quot;eschatologischquot; op de prediking van Jezus zullen toepassen. Daarnaast is er het woord: apokalyptisch. Het is een moeilijk woord, omdat b.v. de Openbaring van Johannes in het Grieks de Apokalyps van Johannes heet. We zullen de term quot;apokalyptischquot; bewaren voor die stromingen, die proberen de eschatologische verwachting te concretiseren; op grond van bepaalde wetmatigheden een schema te construeren dat naar het eschaton (het einde) heenwijst; die zoeken naar tekenen, die tonen dat het einde nabij is.
Misschien wordt een en ander duidelijker als wij denken aan het boek Daniel. Hier wordt verteld van het beeld, dat aan Nebukadnezar in de droom getoond werd, en dat de opeenvolging van een aantal rijken beschreef, waarna het einde zou komen (Dan. 2,27 - 45). Hier ontmoeten wij ook het visioen van de vier dieren (Daniel 7) dat ook wijst naar het einde van de tijden als het Rijk zal komen.
-ocr page 8-Die vier dieren: leeuw, beer, panter en ram hebben een grote rol gespeeld in de apokalyptiek, vooral het vierde nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
dier, dat tien horens heeft, die tien heersers symboliseren (vgl. Dan. 7,1-28).
Wij willen hierop niet verder ingaan, maar vermelden een en ander alleen omdat in hetzelfde hoofdstuk als apokalyptische figuur de quot;Zoon des Mensenquot; ingevoerd wordt, de titel die we in het Nieuwe Testament ook in de mond van Jezus tegenkomen. De vraag is wat deze term In de mond van Jezus betekent. Hadden de liberale theologen gelijk, die hieruit afleidden dat Jezus zich als de mens, de vertegenwoordiger van heel het menselijk geslacht beschouwde; of hadden de andere theologen gelijk, die beweerden dat Jezus zichzelf zag als een schakel in het apokalyptisch proces, waardoor het Godsrijk nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;|
geopenbaard zou worden?
Wij weten hoe Paulus verwachtte dat het Godsrijk spoedig
geopenbaard zou worden. Ik herinner aan 1 Kor. 7: De
tijd is kort; daarom heeft alles een voorlopig karakter;
ook uitte door de charismata en de bijzondere gave van profetie en tongentaai (glossolatie).
in detail beschreven, hier horen we weer de taal van
de vurige wens: Kom Heer Jezus!
De aarzelende opname van het boek van de Openbaring in de Canon is voldoende bewijs dat de kerk moeite had met deze quot;Naherwartungquot; en we zullen de stroming die de
-ocr page 9-5
wederkomst van Christus en de openbaring van het Rijk spoedig verwachtte ondergronds zien verdwijnen. Wat niet wil zeggen, dat die stroming er niet meer is, We denken in het kader van de kerkgeschiedenis aan het Montanisme, Hier treden alle karakteristieken van de eschatologische verwachting duidelijk naar voren; alleen is er een verabsolutering, die de beweging ketters maakt,
Maximilla, een van de profetessen, zegt: Na mij zal er geen profetes meer zijn, De stichter van de beweging: Montanus, gaat nog verder en zegt: Ik ben de parakleet; ik ben de voorzegde Trooster, ik ben de openbaring van de Heilige Geest, We weten dat we met deze enkele feiten de beweging van Montanus geen recht doen; we maken er daarom op opmerkzaam dat de beweging zoveel aantrekkingskracht had, dat een man als Tertullianus zieh bij haar aansloot,
In het Montanisme treffen we ook reeds de neiging aan om het einde van de wereld en de komst van het Godsrijk te berekenen. Nog sterker is dat bij de beweging, waarbij we nog kort willen stilstaan: de denkwereld van Joachim van Picore 2), Ik hoop daarbij dat het U als mij gaat dat duidelijk zal worden dat er hier ongekende diepten ontsloten worden en dat het verkeerd zou zijn aan deze bewegingen geen aandacht te schenken. Bij Joachim van Fiore treffen we weer het motief aan van de periodisering van de geschiedenis, De eerste periode in de geschiedenis van de Christenheid is die van de Wet; de tweede periode begint met Jezus Christus en is die van de genade, De derde periode, die voor de deur staat is die van de voltooiing van de genade door geloof en liefde, De eerste periode (die van de Wet) is gekenmerkt door kennis; de tweede (de christelijke) door voorlopige wijsheid; de derde: daarin zullen we kennen zoals we zelf door God gekend worden, In de eerste periode zijn we dienstbaar als slaven; in de tweede periode zijn we dienstbaar als kinderen; in de derde periode zullen we staan in de
-ocr page 10-6
vrijheid van de kinderen Gods. De eerste periode is gekenmerkt door vrees; de tweede door geloof; de derde door liefde. In de eerste periode hebben we de status van knechten; in de tweede periode hebben we de status van vrijen; in de derde de status van vrienden. Zo gaat Joachim nog een tijd door en de kenner zal erin herkennen dat Joachim verstandelijk tot de hoogsoholastiek gerekend moet worden, maar dat zijn inspiratie door andere bronnen gevoed wordt. Laat ik besluiten met het bekendste factum: Joachim de Fiore noemt de eerste periode het Rijk van de Vader; de periode waarin wij leven: het rijk van de Zoon en het quot;derde Rijkquot; het rijk van de Geest. Het eerste rijk duurde *12 geslachten volgens Mattheus hoofdstuk 1. Het tweede rijk moest evenlang duren; en omdat Joachim een geslacht op 50 jaar berekende, kwam hij voor het begin van het derde Rijk op het jaar 1260. We vermelden dit met tegenzin omdat het berekenen van data altijd een zwak punt van verdedigers van deze stroming geweest is.
Wij willen de stroming verder ondergronds laten, maar wij vonden het belangrijk U lets te laten proeven van de wereld, waarvan wij nu de sporen willen zoeken in onze eigen kerkgemeenschap. Daarbij moeten we toch nog een zijspoor volgen en Uw aandacht vragen voor Johann Albrecht Bengel (1687-1752), de begenadigde exegeet, wiens Gnomon Novl Testament! nog altijd een bron van inspiratie is voor veel uitleggers van de Heilige Schrift. Een man, die ik met veel eerbied noem omdat hij zich ook een grote naam verworven heeft in de tekstcritiek van het Nieuwe Testament. Daardoor is er bij hem evenveel aandacht voor de vorm als de inhoud van de tekst en is zijn werk niet ten onrechte vergeleken met de cantates van Johan Sebastiaan Bach. Wij willen hier maar één aspect van het werk van Bengel bezien. Hij zag in de Openbaring van Johannes een voorafbeelding van de gehele kerkgeschiedenis tot het einde der tijden. In dit verband had hij bijzondere aandacht voor het duizendjarig rijk. Hij wees met
-ocr page 11-7
grote duidelijkheid op gebeurtenissen, die aan de komst van het duizendjarig rijk vooraf zouden gaan. Bengel stierf in 1752 maar in zijn geschriften vinden we op beklemmende wijze de Franse revolutie voorspeld en de komst van keizer Napoleon. Bengel noemde zelfs een datum voor de komst van het duizendjarig rijk. Wij moeten erbij vermelden dat hijzelf uiterst critisch stond ten opzichte van zijn berekeningen maar nochtans noemt hij het jaar 1836. 3)
Dit jaar 1836 brengt ons naar het eigenlijke onderwerp van deze verhandeling. Ik mag U kennis laten nemen van een handgeschreven quot;Relation d'un voyage en Hollande (Septembre 1836)quot;, dat toevalligerwijs kortgeleden via een antiquariaat in mijn handen kwam, en dat thans in het kaplttelarohief berust. De auteur is Mr. 1'Abbé Grégoire, die men vooral niet moet verwarren met zijn illustere naamgenoot Bisschep Grégoire, de man die de eed op de Franse constitutie had afgelegd en daarna door Napoleon na het concordaat met Rome was afgezet. Onze Abbé was pastoor in Montliard en hij maakte zijn reis in gezelschap van de heer Hureau. Beiden behoorden tot Les derniers Jansénistes, over wie Louis Séché een boek geschreven heeft. Ook Hureau heeft een reisverslag gemaakt, dat zich in dezelfde band bevindt als het dagboek van Grégoire.
Wij willen kort een overzicht geven van de inhoud van beide verslagen om daarna uitvoeriger in te gaan op het speciale doel van deze reis. De beide heren vertrekken op 30 augustus per diligence uit Parijs. Het is dan 12 uur 's middags; de volgende ochtend om 8 uur zijn ze in Bergen. En de avond van de 31e augustus komen ze in Brussel aan. Daar bezoeken ze o.a. de kerk van St Catharina, waar Arnauld begraven ligt. In de St Gudule (zij schrijven Gertrude) horen ze een mis zonder zang, die 15 minuten duurt. Het valt hun op dat de gelovigen eerder een rozenkrans dan een boek in de hand
-ocr page 12-8
houden. Op dezelfde dag (1 september) vertrekken ze per trein (!) van Brussel naar Mechelen. Ze doen daar 32 minuten over. Vrijdag 2 september bezoeken ze de kerken van Mechelen en het Begijnhof en reizen per trein in 3^ minuten naar Antwerpen. Vandaar willen ze naar Breda, maar dat lukt niet omdat ze geen visum hebben van de Prins van Oranje. Ze moeten terug naar Antwerpen en gaan vandaar over Luik naar Aken. Hier pauzeren ze en reizen dan door naar Dusseldorf, waar ze overnachten. Woensdag 7 september gaan ze per stoomboot over de Rijn naar Nijmegen. Daar vieren ze de feestdag van Maria Geboorte en arriveren zaterdag
9 september in Utrecht, waar de Aartsbisschop Johannes van Santen quot;se jeta à notre couquot; omdat hij ongerust geworden was wegens hun verlate komst. De bezoekers schrijven van hem: C'est un Prélat, qui la beaucoup d'amabilité et de charité et d'humilité tout
ensemble ... Il ne veut rien faire de lui même; mais tout en commerce avec son chapitre et même avec les suffragants et les pasteurs du second ordre. Elke zondag doet hij dienst in de (sohuil)kerk van Ste. GertrudiS. Hij spreekt langzaam en luid alle gebeden van de Mis. Door de week doet hij hoogstens tweemaal dienst, vanwege zijn diepe eerbied voor de heilige geheimen. Pastoor van de kathedrale kerk is Arnoldus van Werckhoven, die zondags preek aan het einde van de dienst. Door de weeks doet hij dienst op dinsdag en donderdag. Op woensdag en vrijdag is er dienst in St. Marie waar pastoor Van Kalkende zielzorg uitoefent. Vespers zij er alleen in de kerken van de Clerezie: de heren van de Zending beperken zich tot Lof. Bij de Clerezie begint de hoogdienst om 10 uur, de Vesper om drie uur. De Mis duurt inclusief de preek ongeveer anderhalf uur; de Vesper neemt zestig minuten in beslag. Alle gezangen, ook die van de celebrant, worden door het orgel begeleid. Alles gaat erg langzaam en men haast zich nooit. De Franse bezoekers hebben de indruk dat de heren van de Clerezie zich in liturgische diensten beperken , maar er dan veel aandacht aan
-ocr page 13-schenken. De gelovigen hebben gebedenboeken in de moedertaal en volgen de liturgie zeer nauwgezet. De vrouwen zitten in het midden van de kerk en blijven bijna de gehele tijd geknield; de mannen zitten aan de zijden van de kerk en aan de achterkant. Men betaalt geen geld voor de plaatsen, wel wordt er een collecte gehouden.
Op woensdag 1^ september vertrekt men naar het seminarie in Amersfoort. Hier bestaat de staf uit een president, een professor in de theologie, een filosoof en een prefect. President is Petrus Buys. Hij is, zeggen de Franse heren, een zeer ernstig, gereserveerd man, die weinig spreekt. Maar elk woord houdt als het ware een zin in. Toch vinden ze de conversatie met hem zeer aangenaam. Hij is zeer diepzinnig en is volkomen op de hoogte met de Franse zaak. Hij heeft zich in studie en meditatie vooral gewijd aan de werken van Lacunza, 3) Joubert, Lambert, Agier, Jacquemont en anderen, die zieh beziggehouden hebben met de eindtijd van de kerk. De professor in de theologie is Christiaan Karsten, een zeer geleerd man, wiens kennis echter overtroffen wordt door zijn vroomheid. Hij is nu 2fi jaar en werd op zijn twintigste jaar priester gewijd. Er zijn 1R seminaristen, onder wie een diaken en een subdiaken. Het is in het seminarie gebruik de dag te beginnen met de primen om 6 uur. Om kwart over zeven volgen de tertsen. De sexten en nonen worden om 1*1.'15 uur gebeden en de vespers zijn s'avonds om half acht, direct voor het avondeten. Om negen uur wordt de dag besloten met de completen. Zij die tot brevierlezen verplicht zijn lezen de metten na de completen en zeggen 's ochtends de lauden. Er is een misviering op dinsdag, donderdag en vrijdag om 7.30 uur, direct na de tertsen. Negen seminaristen zijn bezig met de theologische studie.
Er is een prefect voor het grootseminarie en een prefect voor het kleinseminarie, twee broers, die uit nederigheid weigeren tot priester gewijd te worden. Tn Amersfoort hebben de Franse heren ook contact met pastoor Verhey van de parochie van de H. Ceorglua en
-ocr page 14-10
pastoor Heykamp uit Delft. Na enkele dagen in Amersfoort te hebben verbleven gaan ze via Utrecht op 19 september naar Amsterdam, waar ze pastoor van Buul en pastoor Glasbergen ontmoeten. Ook bezoeken ze de bisschop Johannes Bon in Haarlem en ontmoeten op 23 september pastoor Willem Vet in Den Haag. Ze gaan naar Delft en Rotterdam en voeren daar gesprekken met de geestelijkheid tot ze eind van de maand naar Frankrijk terugkeren. Graag hadden we hen bij die bezoeken gevolgd, maar hoe interessant dit ook zou zijn, het zou ons afleiden van ons onderwerp.
Wat was het thema tlat de Franse bezoekers in elke plaats, die ze bezochten ter sprake brachten? Het is een groot voorrecht, dat we ook daarover een en ander kunnen meedelen. Men sprak over de situatie van de Clerezie, nationaal en internationaal. Nationaal is men niet ontevreden, maar het wordt wel duidelijk dat de Clerezie lijdt onder de vereenzaming. Rome negeert alle toenaderingspogingen; sinds de brieven van de bisschop van Regensburg en van de bisschop van Tarente werden in tien jaar tij ds geen quot;lettres de communionquot; ontvangen. Men vraagt zieh af, hoe het mogelijk is, dat men rechtvaardigheid en waarheid kan nastreven en toch geen gehoor kan vinden? Men herkent zich in de situatie van de kerk van Frankrijk, waarvan de Franse delegatie zegt: Dieu garde le silence le plus absolu. Nous sommes dans un temps de nuit. Tous les Evêques et tous les Prêtres sont'banes mutiquot;. 5)
Het is een situatie, die te vergelijken is met de toestand in Frankrijk na het concilie in Embrun in 1728, toen Soanen,een van de voormannen van het verzet tegen de Bul Unigenitus als bisschop van Senez werd afgezet en verbannen naar Chaise-Dieu. Hier ook de vraag hoe een vroom en toegewijd bisschop, die door velen als een heilige vereerd werd, zulk een lot kon treffen. 6) Als uiting van het verzet, dat zich niet meer via normale kanalen kon manifesteren werd de ondergrondse krant:
-ocr page 15-11
Les Nouvelles Ecclésiastiques opgericht, die tot na de Franse revolutie zou bestaan en een machtig wapen was in de strijd tegen de bul Unigenitus en het Ultramontanisme. Daarnaast moeten we ook aandacht schenken aan de gebeurtenissen op het graf van François de Pâris. 7) Deze, een diaken in Parijs, die uit huiver voor het heilig mysterie nooit priester had willen worden, was op 1 mei 1727 in een geur van heiligheid gestorven.
Vanaf de dag van zijn begrafenis vonden er bijzondere gebeurtenissen op zijn graf plaats. Vanuit het Hof van Versailles werd de Kardinaal-Aartsbisschop van Parijs onder druk gezet vooral geen aandacht aan deze gebeurtenissen te schenken. Maar deze, de Noailles, aarzelde niet aan Francois de Paris de titel quot;bienheureuxquot; te verlenen en een commissie in te stellen naar de aard en de betrouwbaarheid van de vermelde feiten. De Noailles stierf in 1729 en zijn opvolger de Vintimille deed alles om het verzte tegen de bul Unigenitus te breken. Hij kon hierbij rekenen op de steun van Kardinaal Pleury, de grote man uit de regering van bodewijk XV en Hérault, het hoofd van de politie. Het was in deze situatie dat de gebeurtenissen aan het graf van François een belangrijke factor worden in de strijd tegen de bul Unigenitus en zijn verdedigers. Had men tussen 1727 en 1731 berichten gehad over een goede twintig zogenaamde wondergenezingen op het graf van Diaken de Pâris, alleen in 1731 telde men tachtig quot;wonderenquot;. Het kerkhof van St. Medardus kreeg het karakter van een bedevaartsplaats en machtigen en eenvoudigen, rijken en armen, geestelijken en leken dromden samen op deze plaats, waar zulke wonderlijke dingen gebeurden. Er was nog een verdere ontwikkeling. Op deze plaats was een vergadering van mensen, die eerst het wonder verwachtten van de Diaken, maar die later begrepen dat het wonder een gevolg kon zijn van het gezamenlijk gebed. En er ging een geweldige werking uit van deze gebedsgemeenschap, waarin spontaan het Te deum gezongen werd als een genezing had plaats gegrepen. Mensen, die uit nieuwsgierigheid of spotlust waren gekomen, werden bekeerd. We zijn goed ingelioht over de
-ocr page 16-12
gebeurtenissen door de berichten van gelovigen en genesenen, maar ook door de politionele rapporten en verhoren, die bewaard gebleven sijn. In dit verband moeten wij bijzondere aandacht vragen voor het feit dat de heftige gemoedsbeweging, waarin de zieken en hun begeleiders verkeerden, vaak gepaard gingen met een gevoel van pijn en stuiptrekkingen. Het eerste geval van een quot;convulsionnairequot; werd vermeld op 12 juli 1731. In korte tijd breidde het zich zo uit dat hele groepen mensen door stuiptrekkingen overvallen werden. Het is begrijpelijk dat dit verschijnsel veel stof tot publicaties gaf; zowel van de mensen, die St Medardus een goed hart toedroegen, als van hun tegenstanders. Het Kerkhof van St Merdardus werd overvol met pelgrims, convulsionnaires, nieuwsgierigen enz. zodat het politierapport van 8 december spreekt van quot;un monde infiniquot;.
Toch duurde het nog een tijd, voordat de politie ingreep. Voordien trachtte men door intimidatie van de Bastille de beweging in te dammen, maar op 27 januari 1732 kwam het bevel van de koning om het kerkhof van St Medardus te sluiten. Dit gaf aanleiding tot de beroemde graffito:
De par le roi défenoe â Dieu de faire miracles en ce lieu.
Mögen deze versregels aanleiding zijn tot een glimlach, men moet zich ook voorstellen dat voor heel veel overtuigde tegenstaanders van de bul Unigenitus dit een verschrikkelijke slag was. En dat deze situatie de aanleiding was dat velen zich gingen bezighouden met de vraag: of nu niet echt de eindtijd op komst was, en of dit niet de beproevingen waren, die de echte gelovige in die tijd te wachten stonden? En men boog zich over de Heilige Schrift om daar een antwoord te vinden op deze kwellende vragen. We moeten hier het quot;figurismequot; noemen, dat in de geschiedenis van het volk Gods de geschiedenis van de kerk probeerde te lezen. Was de verwoesting van Port-Royal, de publicatie van de bul Unigenitus, de verwerping van Francois de Paris niet een bewijs dat de tijd van de grote afval aangebroken was, waarvan en de profeten en Paulus
-ocr page 17-13
spreken? Moest men zieh niet afvragen of dit de periode was, waarin de komst van de profeet Elias verwacht kon worden quot;die alles weer goed zou maken?quot;. Moest men niet naar tekenen zoeken van de terugkeer van de Joden naar hun eigen land en hun bekering als tekenen van het aanstaande einde?
Met de sluiting van het kerkhof was de beweging van de convulsionnaires niet ten einde maar breidde zicht uit, zij het zonder middelpunt, maar in verschillende groepen, die geregeld samenkomsten hielden. Hierbij had iedereen een nieuwe naam, wat bijdroeg tot de veiligheid maar ook uiting was van de nieuwe gemeenschap. In deze gemeenschap was men allen van dezelfde stand, maar bezat verschillende genadegaven: quot;dons charismatiquesquot;. In de regel bleef men hetzelfde vak uitoefenen en vervulde men zijn kerkelijke plichten. Daarnaast nam men deel aan de bijeenkomsten, die op vastgestelde tijden gehouden werden. De gedachtenis aan Francois de Paris was nog steeds een bindend element. De bijeenkomsten waren gekenmerkt door een intens meeleven van alle betrokkenen. Er was geen vaste orde van dienst om vooral het werken van de
Heilige Geest niet te verhinderen. Toch waren er bepaalde personen, meestal geestelijken, die een zekere leiding uitoefenden. Er was gemeenschappelijk gebed, aanroeping van de Heilige Geest, meditatie, schriftlezing en schriftuitleg, psalmzingen en psalmzeggen. Er werden getuigenissen gegeven van wonderbare genezingen en voorbeden voor zieken werden gevraagd. Op bepaalde ogenblikken van intense spanning konden verschillende aanwezigen hun bewegingen niet beheersen en traden stuiptrekkingen op en een parallel trad op met het gebeurde in het kerkhof van St Merdardus. Men liet zich op de vloer vallen, er werd geschreeuwd, men had bevingen en trillingen. De lichamen namen vaak een verwrongen houding aan, en dit gebeuren kon urenlang duren. Het werkte ook aanstekelijk en sommige quot;convulsionnairesquot; konden als gangmakers bestempeld worden. Dit proces ging niet zonder pijn gepaard en soms deden de betrokkenen beroep op de hulp van anderen. Deze quot;secoursquot; gingen een vaste
-ocr page 18-lit
rol spelen en de mensen, die hulp boden werden quot;secouristesquot; genoemd. Men onderscheidde de lichte hulp; iemand stevig beetpakken of een zachte klap geven; en de zware hulp (grands secours). Hier kon hard geslagen worden en pijn worden toegebracht door messen of dolken. Soms wenste de convulsionnaire, dat er een plank op zijn lichaam gelegd zou worden, waarop soms ook weer mensen (tot twaalf toe) plaatsnamen. Sómmigen lieten zich met het gezicht omlaag over de vloer slepen. Sommigen wilden gewurgd worden of lieten zich kruisigen. Allen, ook orl-tische getuigen zijn het erover eens dat aan het einde van dit proces de betrokkenen in een soort van extase verkeerden en geen of weinig pijn hadden. Ook bleken ze niet gewond of geblesseerd te zijn. Onze tijd zal een eigen verklaring van deze verschijnselen geven. Voor de mensen uit de 18e eeuw was het soms bewust, meestal onbewust een delen in het leed van de kerk; zij leden de eindtijd en brachten offers om Gods toorn af te wenden. Zij wilden met Christus leven, zij wilden met Christus lijden, om zo ook in zijn nieuw leven te kunnen delen. Veel van het ongewone in deze beweging wordt verklaard als men zich realiseert dat deze mensen overtuigd waren te leven in het einde der tijden. Daarom wonderen, daarom profetie, daarom genezingen, daarom ook de glossolalie.Een gunstiger beoordeling van deze beweging is ook gekomen doordat men meer wéét van de toespraken die tijdens de bijeenkomsten werden gehouden. Die werden opgeschreven en veelal uitgewerkt. Hier werd in woorden gezegd wat de convulsionnaires door hun gedrag probeerden duidelijk te maken. Ook hier werd gerekend en geteld. En het is leerzaam dat men ook hier wist wanneer de Antichrist zou komen. Men kende het getal van zijn naam: LUDOVICUS. 8)
Maar wij moeten terug naar het jaar I856. Het zal voor velen een verrassing zijn in het brave Nederland van I836 mensen aan te treffen, die in hun denken en voelen verwant waren aan de tegenstanders van de bul Unigenitus in het Frankrijk van de 18e eeuw. Een van de vragen, die de
-ocr page 19-15
Franse heren stelden, was: Wat denkt men in de Kerk van utrecht van de tijd, waarin we leven? Gelooft men dat het tijdperk van de grote vernieuwing en van de komst van de profeet Elia op handen is? Petrus Buys, de president van het seminarie in Amersfoort antwoordt; Er zijn twee aanwijzingen dat het einde der tijden nabij is: het afnemen van de liefde en het verdwijnen van het geloof. Hij kan zich echter niet aansluiten bij hen, die menen dat het begin van het einde in het midden van de 19e eeuw zal plaatshebben. Wel moet men trachten dit tijdstip door vurige gebeden te verhaasten.
Weer een vraag van de Franse delegatie? Wat denkt men over de zaak van de convulsionnaires? Is dit helemaal verleden tijd of moeten de belanghebbende personen zich er alsnog mee bezighouden. Petrus Buys heeft zich er intensief mee beziggehouden en niet alleen de werken van Montgeron, maar ook alle andere werken voor en tegen gelezen. Hij wil wel graag tot de quot;discernantsquot; gerekend worden, de mensen, die niet zonder voorbehoud alles goedkeuren, maar hij ziet de convulsionnaires als een signaal van alles, dat gaat gebeuren als de tijd van de grote vernieuwing aanbreekt.
Wij noemen nog enkele andere vragen, waarop we echter niet verder willen ingaan. Kan de Hollandse Kerk geestelijken wijden om zielzorg uit te oefenen in Frankrijk? Zouden de Nederlandse bisschoppen bereid zijn candidaten te wijden uit Frankrijk, die dan naar Frankrijk zouden terugkeren om daar zielzorg te beoefenen onder quot;les amis de la vérité?quot; Kunnen priesters, die van hun ambt ontheven zijn omdat zij weigerden het formulier van Alexander VII te tekenen of de bul Unigenitus aan te nemen, toch hun ambt in het geheim uitoefenen? Gezien het feit dat de biecht gebruikt wordt om Jansenisten op te sporen, is het niet zaak goede Christenen te leren zo te leven, dat ze de communie ontvangen kunnen zonder vooraf te hebben gebiecht? Kan men beloven voortaan
-ocr page 20-16
het boek van de Réflexions Morales van Quesnel niet meer te lezen als men daardoor van zijn biechtvader toestemming kan ontvangen om de sacramenten te ontvangen? Kan men de lectuur ook onderbreken om zijn biechtvader te kunnen meedelen dat men het boek niet leest? Wij mogen op deze vragen niet ingaan, ook al werpen ze een verrassend beeld op de gewetensstrijd van velen in Frankrijk en geven ze een inzicht hoe systematisch de actie tegen de tegenstanders van de bul Unigenitus ook na honderd jaren nog gevoerd werd.
Wij willen nog eens het oog richten op de Kerk van Holland en proberen na te gaan uit welke inspiratie men hier leefde. We krijgen de indruk dat we ons hier een ovaal met twee brandpunten moeten voorstellen. Het is vanuit de gedrukte bronnen begrijpelijk dat we ons vroeger een cirkel voorstelden, waarbij er maar één middelpunt was : de vraag naar de rechten van het kapittel en daarmee naar de zelfstandigheid van de Hollandse Kerk en de legitimiteit van zijn hierarohie. Is de indruk, die wij uit dit document van 1836 krijgen juist, dan blijkt dat het niet alleen een strijd was om de zelfstandigheid van een nationale kerk, maar ook een strijd om de vraag hoe het mogelijk is dat een kring van overtuigde, goedwillende Christenen in deze wereld geen gehoor vindt. Niet bij de regering, niet bij de Protestanten, niet bij de ambtsdragers van de eigen kerkfamilie. In 1825 publiceren de bisschoppen een ''Declaration des Evêques de Hollande adressée à toute l'Eglise Catholiquequot;. We kunnen ons niet voorstellen met hoeveel spanning men gewacht heeft op reacties. Die kwamen niet van de omwonende bisschoppen, die kwamen nog minder van Rome. We hebben gehoord hoe het in 1836 tot uitdrukking kwam, hoezeer men hieronder geleden heeft en tot de gedachte kwam, dat de eindtijd moest zijn aangebroken. Dit betekende niet dat men de bestaande kerkstructuur prijsgaf, of dat men de historische posities losliet, maar wel dat men deze strijd zag sub specie aeternitatis. Dat men zich afvroeg of niet de moedeloosmakende, schijnbaar
-ocr page 21-17
hopeloze strijd van de Kerk van Utrecht niet een rol kon spelen in de komst van Gods Koninkrijk? Wij laten de vraag open of het juist was die plaats te willen bepalen aan de hand van een apokalyptisch schema waarin èn Elia èn het herstel van Israel een rol zouden spelen Liever dan voor apokalyptiek vraag ik aandacht voor de eschatologie, die niet preciseert en rekent, maar die weet dat het Rijk het komende Rijk is.
Daarmee komen we terug tot ons uitgangspunt toen wij spraken over de verwachting van het Rijk. Het zal voor velen met mij een verrassing zijn te ervaren hoezeer onze vaderen thuishoorden in die onderaardse stroom, die telkens opduikt, telkens getuigt van quot;het eeuwige heimweequot;. Wij spraken over de eerste helft van de 19e eeuw. De eeuw, die voor de Hollandse Kerk grote veranderingen zou brengen. Het Isolement, waarover in 1836 werd geklaagd werd op verrassende wijze doorbroken door de nieuwe contacten met de tegenstanders van de besluiten van het Eerste Vaticaans Concilie. We krijgen nu een idee, van hoeveel betekenis die contacten geweest moeten zijn en hoeveel hernieuwde bezinning op de theologie nodig was voordat men kon overgaan tot het stichten van de Unie van Utrecht. Wij hebben er reeds vroeger op gewezen 9) van hoe grote betekenis het contact was met de kerken uit de Anglican Communion en als we verder denken aan de contacten binnen de Oecumene en met de Kerk van Rome, dan begrijpen wij dat er zich gro^ wijzigingen hebben voorgedaan.
Ik wil graag met alle duidelijkheid zeggen, dat we deze nieuwe contacten toejuichen, dat we ons de Oud-Katholieke Kerk van Nederland niet anders kunnen voorstellen dan handelend binnen een gemeenschap van kerken. En toch vragen wij U met ons na te denken of het niet zin heeft ook te blijven luisteren naar het woord van de profetie; en te aanvaarden dat de gedaante van deze wereld voorbijgaat; dat we zijn als knechten, die wachten op de komst van de Heer. En dat die Heer de Levende, de Komende is.
-ocr page 22-18
In hét bovenstaande is veel ongezegd geblevenJ Er was geen theologische beoordeling van het apokalyptische systeem; er was geen onderzoek naar de vraag of wat in 1836 gezegd werd ook door de gehele kerk beaamd werd; wij hebben enkele feiten mogen constateren en hebben die in een bepaalde context geplaatst. Het was voor mij een leerrijke onderneming, waarvan ik graag verslag heb willen doen.
-ocr page 23-NOTEN
1) nbsp;nbsp;nbsp;Walter Nigg: Das ewige Reich. München und Hamburg 1967.
Overige literatuur:
R.P. Edel, Auf dem Weg zur Vollending der Kirche Jesu Christi. Marburg 1971 1971.
J.W. Becker, Het eeuwige heimwee. Diss. Leiden 1976.
Norman Cohn, The pursuit of the millennium. London 1957.
Millenial Dreams in Action. Edited by Sylvia L. Thrupp (Comparative Studies in Society and History, suppl. II The Hague 1962).
Wim Zaal, Gods onkruid. Amsterdam 1962.
2) nbsp;nbsp;nbsp;Vgl. Helene Nolthenius: Duecento. Aulaboeken 589 passim.
3) nbsp;nbsp;nbsp;Ook bij de Zwijndrechtse Nieuwlichters werd het aanbreken van het duizendjarig rijk berekend op I836 (vgl. Becker l.c. blz. 92).
4) nbsp;nbsp;nbsp;Immanuel Lacunza ( 1731 - 1801) geboren in Santiago in Chili. Was Jezuiet. Na de verdrijving van de Jezuieten in Chili verbleef hij in Italië. Schreef onder het pseudoniem Ben Esra over de wederkomst van Christus. Zijn werk, dat in 1824 op de index werd geplaatst, oefende een grote invloed uit, mede doordat het door Edward Irving in het Engels werd vertaald.
5) nbsp;nbsp;nbsp;Een verschrikkelijk woord, vooral als men de context Jas. 56,10-12 voor ogen heeft.
6) nbsp;nbsp;nbsp;Vgl. P.J. Maan: De Oud-Katholiek 1940 blz. 340.
7) nbsp;nbsp;nbsp;Vgl. E. Préolin, Les Jansénistes du XVIIIme siècle et la Constitution Civile du Clergé. Paris 1929.
R. Kreiser, Miracles, Convulsions and Ecclesiastical Politics in Early Eighteenth-Century. Princeton 1978.
8) nbsp;nbsp;nbsp;L (=50) D (=500) V ( 3 x = 15) I ( = 1) = 666.
9) nbsp;nbsp;nbsp;Vgl. Onafhankelijk van Rome toch katholiek. Hilversum 1973.