-ocr page 1-

GOD EN DE MAMMON IN CRISISTIJD

Niet bij markt alleen zult gij leven

Vierde Quasimodolezing

24 april 2010

door Roelf Haan

Met bijdragen van Gert van Maanen en Dick Schoon onder redactie van Dick Schoon en Lidwien van Buuren


Publicatieserie Stichting Oud-Katholiek Seminarie, afl. 47

UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT

IIHIIIIIIIIIIIIHIllll rsf„o«/S,iedrech.20n

3904 5665


MERWEBOEK


-ocr page 2-

-ocr page 3-

'JHEöL’. Il 5^.00 H 01 il M?

GOD EN DE MAMMON IN CRISISTIJD

Niet bÿ markt alleen zult gij leven

Vierde Quasimodolezing

24 april 2010

door Roelf Haan

Met bijdragen van Gert van Maanen en Dick Schoon

onder redactie van Dick Schoon en Lidwien van Buuren

Publicatieserie Stichting Oud-Katholiek Seminarie, afl. 47

Amersfoort/Sliedrecht 2011

MERWEBOEK

Universiteitsbibliotheek

Utrecht -

-ocr page 4-

Afbeelding omslag:

De onrechtvaardige rentmeester (Luc. 16,1-15).

Houtsnede uit ‘Dat hoec vanden leven on.s heren Jhesu Christi’, Antwerpen of Zwolle, tussen 1488 en 1503. Museum Catharijneconvent.

Uitgeverij Merweboek

Postbus 217, NL-3360 AE Sliedrecht

(Publicatieserie Stiehting Oud-Katholiek Seminarie; nr. 47)

ISBN 978-90-5787-154-2

© 2011 Stichting Oud-Katholiek Seminarie, Amersfoort

AII rights reserved. No parts of this publication may be produced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the prior permission of the publisher.

The “Publicatieserie Stichting Oud-Katholiek Seminarie” is published under the responsibility of the staff and members of the Board of Administrators of the Old Catholic Seminary.

-ocr page 5-

Inhoud

Inleiding

Frank de Haart

God en de mammon in erisistijd

RoelfHaan

Niet bij markt alleen zult gij - en zullen de anderen - leven 41 Gert van Maanen

Economie en de oud-katholieke traditie Dick Schoon

Over de auteurs

3

-ocr page 6-

‘Is geld een afgod? Dat is te makkelijk. Geld heb je gewoon nodig. Maar ons geldsysteem is wel een soort afgod geworden en dat systeem is in feite erg instabiel. Tussen 1970 en 2007 zijn er al 124 bankenerises geweest. Geld komt in de wereld via het krediet van de banken en moet betaald worden met rente. We zijn bijna allemaal debiteuren geworden. Die rente dwingt ons tot groei. Onze eeonomisohe orde is irrationeel en zit vol taboes, die bijna religieuze taboes zijn. Politiei en bankiers roepen ons op om het systeem te vertrouwen, maar we kunnen het beter eerst analyseren. Want eigenlijk leven we op een eeonomisehe vulkaan. De bubbel die er was, is niet leeggelopen; die is opnieuw opgepompt door het geld dat overheden erin hebben gestopt. Maar bij een erisis zoals we nu beleven, is er altijd nog ongelooflijk veel dat gewoon kan blijven doorgaan. Meer dan de helft van alle arbeid is onbetaalde arbeid. En er zijn altijd nog mensen met arbeidskraeht aan de ene kant en mensen met behoeften aan de andere kant. We moeten terug naar de wederkerigheid van onderlinge dienstverlening. In de markt is het do ut des, ‘ik geef opdat jij geeft’ en daarna hebben we niks meer met elkaar te maken. Maar het kan ook worden do et des: ‘ik geef en jij geeft’. Een goede bankier denkt niet alleen aan zijn eigen belang, maar ook aan dat van zijn klanten. Daar raakt eeonomie aan theologie.’

Roelf Haan

4

-ocr page 7-

Inleiding

Frank de Haart

De vierde Quasimodolezing, op 24 april 2009 in de Gertrudiskapel te Utreeht, gaat over de maeht van het geld. Ik weet niet of de organisatie van deze lezingen dit thema ook met het oog op de actualiteit van onze kerk heeft uitgekozen. Een week eerder waren wij als oud-katholieke Synode bijeen om te zoeken naar € 200.000. Dat is het bedrag, dat we tekortkwamen op de begroting van de landelijke kerk; op een begroting van 1,6 miljoen mag dat wel een fors bedrag heten. De Synode ging akkoord met een voorstel van het Collegiaal Bestuur om een deel te bezuinigen, maar ook om een fors beroep te doen op een verruiming van de offervaardigheid van parochianen. Aan de parochies wordt nu gevraagd tweederde van het tekort méér op te brengen.

In deze vierde Quasimodolezing wordt, zoals gebruikelijk in twee beschouwingen, de waarde van het geld in een bredere context geplaatst. Hoewel twee ton misschien veel geld is voor een kleine kerk als de onze, is het bedrag ook te relativeren. Het is iets meer dan een jaarsalaris volgens de Balkenendenorm, terwijl wij in de kerk dan praten over drie volledige pastoorsplaatsen. Het is ook minder dan de kosten van een externe consultant, zoals ik die regelmatig beroepsmatig contracteer. Zo ziet u, dat alles zijn perspectief heeft. Zo’n perspectief wordt ons in deze vierde Quasimodolezing geschetst door dr. Roelf Haan en mr. Gert van Maanen.

Roelf Haan is een bevlogen Zuid-Amerikaganger, die al een groot aantal jaren doceert aan verscheidende universiteiten op dat continent en dan met name in Argentinië. Eind vorige eeuw was hij twaalf jaar algemeen directeur van de IKON en tevens voorzitter van het Comité Nationaal Geschenk bij het huwelijk van Prins Willem Alexander en Maxima Zor-reguieta. Zijn bevlogenheid voor de noden van de Derde Wereld komt tot uitdrukking in zijn voorzitterschap van Solidaridad. Hij is ook voorzitter van de Dom Hélder Câmaraleerstoel aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. En als hij nog tijd over heeft, beklimt hij het preekgestoelte. Hij hield de eerste voordracht.

5

-ocr page 8-

De tweede spreker, Gert van Maanen, hield zieh al gedurende zijn actieve loopbaan bij de 1NG Bank bezig met ontwikkelingsorganisaties. Zo werd hij onder meer bestuurder bij OIKOS en is hij in de jaren negentig actief geworden bij Oikocredit. Hij heeft de wereld dus van twee kanten gezien: van de zeer zakelijke en misschien harde kant vanuit de 1NG Bank en van de meer menselijke kant in het verstrekken van microkredieten aan kleine ondernemers wereldwijd. Ik ben benieuwd welke relativering Gert van Maanen geeft aan deze ervaringen en aan de ideeën van Roelf Haan.

6

-ocr page 9-

‘Vrijwel iedereen vindt geld belangrijk, maar vrijwel niemand snapt hoe het ontstaat. Ons geldsysteem valt met gewoon verstand ook niet meer te begrijpen. Geld is feitelijk een illusie, het wordt uit het niets gecreëerd. Dat gebeurt in de vorm van krediet (lees: schuld). Net als vroeger in de katholieke kerk dragen de meeste mensen nu hun hele leven een schuld met zich mee, waarover boete moet worden gedaan. Dat gebeurt in tegenstelling tot in de kerk alleen niet wekelijks, maar maandelijks in de vorm van rentebetalingen. Om deze rente te kunnen betalen moet steeds meer schuld worden gecreëerd. In dit proces worden bankiers rijker en rijker. Zelfs als de muziek stopt. Overheden (lees: de belastingbetaler) moeten de banken dan veel geld geven, omdat we feitelijk niet meer zonder banken en nieuwe leningen kunnen’.'

‘Our liquid modern world is characterized by the transition from a society of producers to a society of consumers, the natural extension of wh ich is the society of perpetual debtors. The ruling idea of the society of consumers is to prevent needs from being satisfied and to create demand; its natural extension is to enable consumers to consume more by borrowing. Debt was transformed into a crucial profit-earning aspect of capitalism in liquid modern times. The present-day ‘credit-crunch’ is not the outcome of the hanks ’ failure hut rather the fruit of their success in transforming the majority of men and women, young and old, into a race of debtors. They got what they were looking for: a society of debtors whose condition of being in debt was made self-perpetuating, with more debts being offered, and more undertaken, as the only way of escaping debts already incurred’.^

‘In spite of the sacred promises of nations to reject war for ever more, in spite of the cry of the masses “Never again warl ’’ in the face of all hopes for a better future, I must state the following: If the present monetary system - the interest-driven economy - is maintained I dare to predict even today that it will take not 25 years before we are faced with another even more terrible war. As informer times, attempts will be made to annex foreign territory and for this purpose arms will be manufactured with the Justification that this at least provides work for the unemployed. Wild revolutionary movements will form among the discontented masses and the poisonous plant of extreme nationalism will flourish. There will no longer be any mutual understanding between nations and in the end this can only lead to war ’.’

' Willem Middelkoop (* 1962), Overleef de kredietcrisis, Amsterdam 2009, 81-82. Zygmunt Bauman (* 1925), Living on borrowed time. Conversations with Citlali Rovirosa-Madrazo, Cambridge 2010, omslagtekst.

’ Silvio Gesell (1862-1930), Zeitung am Mittag, 1918.

7

-ocr page 10-

‘The future would learn more from the spirit of Gesell than from that of Marx’f

‘Besturen is niet alieen de kunst van het mogelijke, maar ook de kunst om mogelijk te maken wat voor onmogelijk wordt gehouden’?

‘De God van Jezus Christus kunnen wij niet verkondigen zonder ons rekenschap te geven van de economie’?

John Maynard Keynes ( 1883-1946), The general theory of employment, interest and money, London 1936, 355.

5 Herman Tjccnk Willink (* 1942), Jaarverslag 2009 van de Raad van State, 45.

* Jung Mo Sung (* 1957), Teologla y economia. Una introducción, In: Fey Pueblo, La Paz 2005, 25.

8

-ocr page 11-

GOD EN DE MAMMON IN CRISISTIJD

RoelfHaan

Kritische analyse beter dan ‘vertrouwen’

De titel die voor deze lezing werd gekozen is een erg gebruikelijke. Hij kan ook te gemakkelijk klinken. ‘Mammon’ zou betekenen: ‘geld’ en hoe kunnen we nu een keuze maken tussen God en geld? Zonder geld zouden we het treinkaartje niet hebben kunnen krijgen dat ons hier gebracht heeft. Van bisschop Dirk Jan Schoon heb ik dan ook begrepen dat het vanmiddag over iets anders moet gaan: de ‘diepe crisis van de financiële markten’ enerzijds en het geloof in (de bijbelse) God anderzijds. Het gaat niet meer over dat geld voor het treinkaartje. Van al het officiële geld dat in omloop is, ‘wordt 98% niet gebruikt voor betalingen van goederen en diensten, maar om te speculeren. De gevolgen daarvan zijn instabiele financiële markten, financiële crisissen, armoede en milieuproblemen’.^ Zo zijn we dus werkelijk bij de mammon.

Het woord crisis duikt sinds 2008 te pas en te onpas op. Niemand gaf een bevredigende verklaring, met uitzondering van een enkele beleg-gingsspecialist, zoals de BNR Nieuwsradioman Kees de Kort en een zeldzame andere commentator. Hoezo crisis? Is ons wereldgeldsysteem dan niet permanent in crisis? Tussen 1970 en 2007 zijn er - volgens het Internationaal Monetair Fons (IMF) - niet minder dan 124 systematische bankencrises geweest.^ De actuele ‘crisis’, die niet alleen een financiële is, kunnen we niet begrijpen los van de fundamentele crisisconditie van dat geldstelsel zelf. Bernard Lietaer (* 1942) heeft aangetoond hoe een monetair systeem altijd rechtstreeks van invloed is op de kwaliteit van het intermenselijke verkeer, op de structuur van de samenleving en op de ecologische systemen.^ Lietaer kan het weten: hij was ooit een gevierd

Interview van de Vlaamse minister Kathleen van Brempt met Bernard Lietaer, in: De Morgen, 6 oktober 2008, 10.

J.E. Stiglitz, Freefall, America, Free Markets, and the Sinking of the World Economy, New York/London 2010, xiv.

’ Bernard Lietaer, The fature of money. Creating new wealth, work and a wiser world, Londen etc. 2001. Er is een Nederlandse editie, die is uitverkocht, maar integraal te downloaden via de weblog van de VPR0 bij de documentaire Waar is de woede? op www.tegenlicht.nl, uitgezonden op 1 maart 2010. Via de weblog kan worden doorge-

9

-ocr page 12-

hedgefund-manager, maar hij is ook een kundig betalingsverkeer- en valutaspecialist. Als centrale bankier in België had hij een groot aandeel in de voorbereiding van wat nu de euro is.

Crisis talk houdt ons voor de gek

Er is met die crisis talk iets hypocriets aan de hand. De grote Amerikaanse bankiers profiteren juist van de crisis. Het is de financiële vorm van disaster capitalism}^ En wijzelf, zolang wij het nog goed hebben, hebben de neiging economische rampen bijna per definitie naar de toekomst te projecteren. Binnenkort, in de toekomst, raken de grondstoffen op. Maar ze zijn al op, voor een paar miljard mensen op de aarde, die er geen beschikking over hebben! Problemen worden pas aangepakt zodra ze de beleidsmakers zelf treffen, niet eerder. In het verpauperde Manchester van de negentiende eeuw werd er pas waterleiding aangelegd, toen de cholera de huizen van de elite binnenkwam.

De gangbare crisis talk houdt ons voornamelijk voor de gek. Bekend is de uitspraak van Henry Ford (1863-1947) ‘dat als gewone mensen ons geldsysteem echt zouden begrijpen er onmiddellijk een revolutie zou uitbreken’.quot; In het tv-programma Tegenlicht van 1 maart 2010 wezen de socioloog Manuel Castells (* 1942) en de filosoof Peter Sloterdijk (* 1947) eveneens op deze revolutionaire situatie, die door bijna niemand onderkend wordt en die passief maakt. ‘Crisis’ klinkt geruststellend, namelijk als iets voorbijgaands, maar de Japanse ‘crisis’, in deze modieuze zin van het woord, duurt bijvoorbeeld inmiddels al twintig jaar. Een crisis is er toch om op te lossen en onze monetaire autoriteiten hebben toch slagvaardig gereageerd? Sinds de zeventiende-eeuwse Hollandse tulpenbollencrisis is er altijd gereageerd met de mantra: ‘hieruit moeten we lessen trekken, dit zal nooit meer gebeuren’. Totdat de eerste van de vele volgende crises uitbrak, waarna zich het patroon herhaalde. Na de intemetbubbel van het begin van deze eeuw en daarna de Amerikaanse huizenbubbel zijn wij beland in de astronomische bailout bubble, dat wil zeggen het redden van privé-kapitaal van banken door publiek geld. Het failliete deel van het bankwezen is wereldwijd geïnjecteerd met honderden miljarden overheidssteun: de kredietluchtbel liep niet leeg, maar is door de overheden weer bijgeblazen, zonder dat de on-klikt naar een aantal publicaties van Lietaer. De documentaire geeft inzicht in de oorzaken van de crisis en oplossingen zoals door Lietaer bepleit.

N. Klein, The Shock Doctrine. The Rise of Disaster Capitalism, Londen 2007.

quot; Geciteerd in: Middelkoop, Overleef {supra, n. 1), 39.

10

-ocr page 13-

derliggende posities van de desbetreffende grote banken werkelijk werden gesaneerd en hun beroepsopvatting drastisch aangepast.

Het piramidespel van bankiers beloond

De grootste verhulling, waarin we onze bankiers en politici zouden moeten volgen, is de oproep tot vertrouwen. Dat vertrouwen geldt niet God, maar - inderdaad - de mammon. In Jezus’ tijd had dit woord de betekenis van rijkdom, winst, vaak misdadig verkregen winst.’^ Wij worden opgeroepen vertrouwen te hebben in ons winstsysteem, dat stilzwijgend wordt gehouden voor het enig denkbare als motor voor ‘groei’. Met winst bedoel ik hier niet de winst als bijproduct van verantwoord ondernemen en maatstaf van efficiency, maar de winst als doel. Waar de winst doel is, is de scheidslijn tussen legitieme en criminele economie moeilijk te trekken. Beide voldoen aan het adagium van de winstmaximalisatie; het is maar welke middelen je inzet. De zgn. ‘rationeel-economische’ mens, die winst ziet als doel van het economisch handelen, maakt vanuit de economische rationaliteit geen scheidslijn tussen crimineel en legitiem.’^

Het is hoogst bedenkelijk dat in een democratie wordt opgeroepen tot vertrouwen, zowel in de ‘leiders’ als in een anoniem en niet begrepen economisch en financieel systeem. De Duitse energie-deskundige Hermann Scheer (1944-2010) riep in de tv-uitzending van Tegenlicht op 12 april 2010 op tot het opzeggen van vertrouwen in de grote energiemaatschappijen. Burgers moeten hun eigen energieproducent worden en zich onafhankelijk maken van het systeem. Duitsland is op deze weg al ver gevorderd. In plaats van opgeroepen tot vertrouwen zouden wij moeten worden aangespoord tot analyse. Arnold Heertje (* 1934) heeft met klem gewezen op ons gebrekkige onderwijsniveau, dat ontoereikend is om de economie te begrijpen.’'’

'^ P. Bonnard, L’Évangile selon Saint Matthieu, Neuchâtel 1970^, commentaar bij Mat-teüs 6,24: ‘Het boek van Henoch spreekt veelvuldig over “mammon” als over de waan-zekerheden van deze wereld, tegenover het vertrouwen van Israels “armen” in hun God.’

'’ De tegenstelling is niet: crimineel versus legaal; ook wetten kunnen crimineel zijn. De bankiers, de bouw- en andere fraudeurs beroepen zich waar zij kunnen op de ‘grenzen van de wet’ waar zij binnen gebleven zouden zijn. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw verdwenen op de financiële markten door de afbraak van het wettelijke financiële toezicht die grenzen trouwens eveneens uit het zicht.

A. Heertje, Echte economie. Een verhandeling over schaarste en welvaart en over het geloof in leermeesters en ‘lemen ’, Nijmegen 2009quot;.

11

-ocr page 14-

De oproep van politiei en bankiers tot vertrouwen is misleidend. Het is het vertrouwen dat piramidespelers nodig hebben. Onze economie fungeert in feite als een piramidespel. Midas Dekkers (* 1946) noemde in de uitzending van Een Vandaag op 18 maart 2010 ook de groei van de wereldbevolking een piramidespel, daarmee bedoelend dat het verwekken van teveel kinderen de foute beslissing is, die het proces zal doen stranden. We leven in ‘geleende tijd’.'^ We weten wat een piramidespel is. Risico’s worden niet bestreden door ze te vermijden, maar door steeds meer geld in te leggen, zodat het risico voortdurend groter wordt. Het rendement wordt aan de inleggers, die er vroeg bij zijn, uitbetaald met de inleg van nieuwe deelnemers. De totale investering rendeert niet, maar holt zichzelf uit. De winst wordt, voor de weinigen die aan het langste eind trekken, behaald op de zeer korte termijn.

Ook nu vullen overheden schulden met schulden aan. Het desastreuze beleid van de banken wordt achteraf met nieuwe schulden gefinancierd en wanbeleid wordt beloond. Verlieslijdende banken keerden op basis van die overheidssteun opnieuw voor tientallen miljarden bonussen uit. Een groep Amerikaanse banken, die $ 163 miljard aan overheidssteun ontvingen, planden vervolgens dividendbetalingen voor $ 80 miljard; sommige keerden meer dividend uit dan de ontvangen overheidssteun. Negen door de overheid geredde banken betaalden prompt $ 33 miljard aan bonussen uit.'^ Als onze schuldeneconomie straks werkelijk klapt, zal die klap dus oneindig veel groter zijn. Mocht die klap uitblijven, wat niet zeer waarschijnlijk is, dan wordt die voor een groot aantal jaren uitgesmeerd over de burgers: de banken, die volgens de marktregels failliet hadden moeten gaan, worden gered met publiek geld, dat de burgers moeten opbrengen. Dit gebeurt niet op basis van de marktprikkel - de logica van het spel waarin wij vertrouwen moesten hebben - , maar het wordt dwingend opgelegd door de enige instantie die daartoe de macht heeft, nl. de overheid. Het publiek betaalt de prijs vooral door de bezuiniging op het maatschappelijk voorzieningenniveau, dat in een moderne en complexe samenleving essentieel is voor de welvaart. We gaan dus in ieder geval een langdurige periode in van zware lasten voor de samenleving.

'5 Bauman, Living (supra, n. 2).

'* Stiglitz, Freefall (supra, n. 8), 310, n. 27.

12

-ocr page 15-

Kapitalisme en kerk

De kerk doet het vaak niet beter als het aankomt op het kritisch omgaan met het kapitalisme. Kerken in de Verenigde Staten, vooral Afro-Ameri-kaanse, bouwden met goedkope hypotheken in 2003 voor $ 9 miljard aan nieuwe kerkgebouwen. Toen de rente steeg kwamen zij in de problemen, ook al doordat de waarde van hun onroerend goed en van hun beleggingen was gekelderd, terwijl de werkloos geworden kerkleden geen grote donaties meer kunnen betalen.'’ Een enkele tegenstem is roepende in de woestijn. Toen tijdens de Mexicaanse schuldencrisis van de jaren tachtig, die door de hoge rente was veroorzaakt, twee Mexicaanse rooms-katholieken zich formeel tot het Vaticaan richtten om opheldering te vragen over het kerkelijke renteverbod - op grond waarvan zo’n crisis toch onmogelijk had moeten zijn -, kwam er een antwoordbrief van kardinaal Joseph Ratzinger (* 1927), waarin stond dat dit verbod van rente inderdaad nooit was gewijzigd.'^ Waarvan dus acte. Het roomskatholieke Latijns-Amerika ging door met haar torenhoge, maar door de kerk officieel ‘verboden’ rentebetalingen op buitenlandse schuld.

Maar, zeggen de protestanten dan, Johannes Calvijn (1509-1564) heeft dit vraagstuk toch opgelost? Hij was toch helemaal niet tegen de rente? Nu, rente was voor hem als vuur. Meer dan eens schrijft hij, dat het beter zou zijn als ‘de term rente van de aardbodem zou zijn weggevaagd en dat wij het woord niets eens zouden kennen’. Nu de rente eenmaal bestaat, doen we beter te waken voor ons gemeenschappelijk nut.''' Niet aan branden dus! Maar, zegt Calvijn, als er met krediet productieve en gezonde investeringen kunnen worden gedaan, dan is rente een modem instmment waartegen geen bezwaar bestaat. De bijbel gaat er niet over. Die roept weliswaar op tot krediet, maar juist als het gaat om renteloos lenen aan de armen. Tegelijk zou het hypocriet zijn om eerlijke en goed werkende ondernemers, die produceren voor de welvaart voor allen, te diskwalificeren omdat zij krediet opnemen of verschaffen tegen rente. Anders zouden zij immers gemakkelijk hun oordeelsvermogen kwijtraken en met slechte praktijken kunnen meegaan. Hiermee hebben we meteen Calvijns oordeel over de huidige crisis. Professor Johan Graafland uit Tilburg heeft er een lezenswaardig en actueel artikel over geschreven.'’quot;

Het Financieele Dagblad (hierna: FD), 2 april 2010.

'” Lietaer, The future (supra, n. 9), 48.

A. Biéler, La pensée économique et sociale de Calvin, Geneva 1961, 457.

J. Graafland, Lessen van Calvijn voor na de kredietcrisis. Het principe van de wederkerigheid. In: Bank- amp;nbsp;Effectenbedrijf (2Q}Q), 42-45.

13

-ocr page 16-

Ons geldstelsel: hoe het werkt

Het geldstelsel kunnen we dus maar beter begrijpen dan vertrouwen. Als wij willen zoeken naar de betekenis van het evangelie in de wereld, dan zullen we toch eerst in die wereld inzicht moeten hebben. Hoe werkt dat eigenlijk met die banken?

De bank als makelaar in kort en lang geld

Waarom vergoedt de ASN Bank 1% rente over het dagelijkse saldo op uw betaalrekeningen? Dat kunnen banken doen, eenvoudig omdat wij de tegoeden op onze betaalrekeningen gratis aan hen ter beschikking stellen, waarbij wij overigens nog betalen voor ons bankpasje om een deel van de kosten van het betalingsverkeer zelf te dragen. We kunnen zeggen, dat het de enige bank is, die in dit opzicht klantvriendelijk handelt. Ook transparante en eerlijke banken kunnen er natuurlijk wel van afzien, zoals de Triodos Bank doet. Als zij de klant maar duidelijk maken wat er met hun geld gebeurt. Salarisgelden blijven weliswaar minder lang dan spaardeposito’s bij de bank staan, maar het publiek haalt niet op de eerste dag na de bijschrijving van het salaris alles van de bank. Dus de banken beschikken over dat geld. Ook al doordat we onze betalingen doen aan rekeninghouders bij diezelfde bank of bij andere banken. Iedere bank ontvangt voortdurend betalingen op zijn rekeningen-courant. Het geld blijft dus circuleren binnen het banksysteem. Het fungeert als een enorm deposito van het publiek als geheel. Dus kan er rente op worden vergoed. Een aantal jaren terug vergoedden ook grote banken op de betaalrekeningen een rente van 1 '/a of 1 %. Later zeiden de banken dat de ‘kosten van het betalingsverkeer’ hen noodzaakten deze rente weer af te schaffen. De ASN vergoedt dus nog 1%, dankzij het mechanisme van tegoeden die wel liquide zijn, maar die in hun totaliteit voor de bank een permanent krediet van de klanten vertegenwoordigen. Zonder rente hebben de banken gratis de beschikking over dat krediet, dat voor hen voor een deel fungeert als werkkapitaal.

Spaardeposito’s zijn voor de bank nog zekerder, en daarom ontvangen we er inderdaad rente over. Dat kan de bank doen, want hij handelt daarmee op de kredietmarkt. Dit geld wordt - naast een groot deel van het gratis geld dat de bank heeft staan op de lopende rekeningen van zijn klanten - doorgeleend aan debiteuren die krediet nodig hebben; zij betalen de bank een - hogere - rente. Dit is het klassieke model van wat we vroeger de (nuts)spaarbank, de handelsbank of de algemene bank

14

-ocr page 17-

noemden: de Savings and Loans. De bank bestrijdt zijn kosten en haalt zijn winst uit het verschil tussen de rente die hij aan spaarders betaalt en de rente die hij van debiteuren, bijvoorbeeld mensen met een hypotheeklening, ontvangt. Hij tovert kort kapitaal om in lang. Dat is, evenals de verzorging van het betalingsverkeer, een nuttige maatschappelijke functie en de bank mag daaraan ook de salarissen voor zijn werknemers verdienen en zijn overige bedrijfskosten bestrijden.

Bankieren was in principe eenvoudig; het was boring, weinig opwindend, stabiel. Niks voor de snelle jongens in maatpakken. En dat was juist waarom de mensen hun geld aan die banken toevertrouwden!

De banken maken zelf geld

Dit heet in de economie geldschepping of geldcreatie. Hier wordt het pas echt lucratief. De banken verlenen kredieten in geld dat niemand heeft ingelegd en dat hun geheel niets heeft gekost. Het is creatio ex nihilo. De volledige rentebaten vallen dus toe aan de brutowinst. Zo wordt de samenleving voorzien van bijna al het officiële (girale, elektronische) geld dat circuleert. Tijdens de gouden standaard was de maatschappelijke geldvoorraad gedekt door het goud in de kluizen van de centrale banken. De eerste bankbiljetten ooit waren zelfs ontvangstbewijzen voor het deponeren van goud (of zilver) bij de bank. Deze ontvangstbewijzen bleken al spoedig een meer efficiënt betalingsinstrument te zijn dan gouden of zilveren munten of baren. De gelddekking door inwisselbaarheid in goud kon daardoor in de loop van de tijd steeds indirecter en losser worden, om uiteindelijk geheel te verdwijnen. Daarvoor in de plaats kwam het toezicht van de monetaire autoriteiten. Vandaar dat het zo belangrijk is, dat wij falend toezicht en het ontbreken van internationaal toezicht aan de kaak stellen.

Het einde van de dollarstandaard

De allerlaatste band met het goud werd in 1971 doorgesneden door president Richard Nixon (1913-1994), omdat de Verenigde Staten niet meer wilden voldoen aan hun intemationaal-statutaire verplichting dollars desgevraagd in goud om te wisselen. De ‘goudwisselstandaard’ - dollars konden tot dan worden gewisseld tegen goud - maakte plaats voor de dollarstandaard. Voor ieder land geldt een betalingsbalansdiscipline: je kunt op den duur in het buitenland niet meer uitgeven dan je verdient. Die spelregel werd door de Verenigde Staten eenvoudig van tafel geveegd. De Verenigde Staten werden spelbreker, omdat zij, als slechte verliezer, het spel niet meer leuk vonden. De mensen wilden de dollar

15

-ocr page 18-

toch wel, dus waarom zouden we die nog dekken? Sindsdien is de monetaire instabiliteit op wereldniveau ongecontroleerd toegenomen. Er was geen disciplinaire rem meer op de explosieve dollarcreatie. Amerika’s enorme militaire uitgaven, importen, investeringen en bedrijfsovernames in het buitenland konden dus de pan uit rijzen. Wij financierden die wel, eenvoudig door dollars aan te houden. De Amerikanen betaalden de wereld met geld dat zij niet hadden hoeven verdienen, maar gewoon konden drukken. De Verenigde Staten waren de bankier van de wereld. Waar deze zogenaamde monetaire financiering op uit kan lopen, zagen we in Duitsland na de Eerste Wereldoorlog. Het leidde tot de Tweede Wereldoorlog. In Zimbabwe bedroeg in 2008 de inflatie 230 miljoen procent.^’ Dat betekende het einde van de nationale munt en Zimbabwe is overgegaan op de Amerikaanse dollar.

Het was altijd goed gegaan met die bankiersfunctie van de Verenigde Staten, zolang zij ook de crediteur waren van de wereld, dat wil zeggen meer financiële bezittingen dan schulden hadden. Maar met iedere dollar in onze portemonnee financierden wij het Amerikaanse betalingsbalanstekort, zonder dat wij enige voorwaarden konden stellen aan de Amerikaanse bestedingen van dit krediet. Amerika was geen ‘maatschappelijk verantwoorde’ bank. Sinds veertig jaar zijn de Verenigde Staten bovendien veranderd van schuldeiser in schuldenaar van de wereld. Dit ondermijnt het vertrouwen in de waarde van de dollar. Maar de andere landen, die bij hun centrale banken enorme doUartegoeden aanhielden en nog aanhouden, hadden intussen zelf belang bij het handhaven van het vertrouwen in de dollar en zorgden dat het in stand bleef. Zij zouden immers onmiddellijk zelf de dupe worden van een dollarkoersval, die de waarde van hun dollarbezit ineen zou doen schrompelen.

Op dit moment zien we dat de wereld zich toch langzaam - maar al lange tijd - aan het voorbereiden is op het afscheid van de dollar als internationale reservemunt. Het zal binnenkort het einde betekenen van de Verenigde Staten als economisch wereldimperium, dat gratis zijn eigen geld drukte. Als dit proces zou worden ingehaald door een plotselinge dollarcrisis - die niet ondenkbaar is - , zal de hele wereld zwaar worden getroffen. De positie van de dollar is op langere termijn uiterst fragiel. Zoals ook van het Engelse pond, waarvan nu 175 miljard wordt ‘bijgedrukt’. De dollar, waarvan bijvoorbeeld de Chinezen grote hoeveelheden aanhouden, kan niet meer worden ingewisseld in goud.

^' Trouw, 19 april 2010, 9.

16

-ocr page 19-

maar wel in andere reële activa, met name in buitenlandse bedrijfsovernames. Om van hun dollars af te komen, is dat dan ook wat de Chinezen nu stelselmatig doen; zij plegen grote investeringen, vooral in de grondstoffenproductie, zoals de mijnbouw.''quot;

De bank als geldmachine voor eigen gewin

De banken zijn sinds de jaren tachtig voor zichzelf begonnen. Dat wil zeggen: zij hielden zich niet langer bij hun maatschappelijke functie als leverancier van geld en krediet voor nuttige investeringen, het ‘smeermiddel’ voor de reële economie, maar gingen puur voor eigen gewin. Dat is uiteindelijk willens en wetens ten koste gegaan van de reële economie. Zij ontdekten de alchemie van het money making eigen stijl. Money out of money! Kredietgeld wordt gemaakt uit kredietgeld. Maar dat kunnen banken. Zonder gezonde tegenwaardedekking en zonder nut voor de ‘fysieke’ economie.

De tegenwaarde was een illusie. Het waren vooral de Amerikaanse - maar ook Nederlandse - zogenaamde sub-prime hypotheken. Deze hypotheken en de daaraan gekoppelde verzekeringen vormden voor de banken en de talloze tussenpersonen het nieuwe ‘verdienmodel’. Dit was de moderne versie van de Middeleeuwse alchemistische illusie: goud maken uit wat geen goud is. Mensen die hun woonlasten overduidelijk nooit zouden kunnen betalen, werden de prooi van deze agressieve verkooppolitiek (predatory lending: roofzuchtige kredietverlening). Deze praktijken werden gelegitimeerd met een beroep op de marktwerking van de financiële sector. Maar een goed werkende markt is uit op zo laag mogelijke transactiekosten. Hier werd de logica van de marktefficiency omgekeerd: de transactiekosten waren het doel: zij moesten niet zo laag mogelijk zijn, maar zo hoog mogelijk. Daar zat het ‘verdienmodel’. Deze mensen verdienden niet op de markt, maar aan de markt en wel door middel van ‘dwang, dwaling en bedrog’ jegens de woningbezitters, wie het volledig ontbrak aan kennis omtrent deze ‘markt’, terwijl perfect insight een van de veronderstellingen is in het economisch-theoretische model van de volkomen markt. Hoe hoger de transactiekosten, dat wil zeggen de provisies voor de tussenpersonen en de banken, des te meer succes had het verdienmodel. In Amerika werd bij iedere rentestijging de hypotheek telkens weer overgesloten; dit betekende opnieuw provisies en in rekening gebrachte kosten. De transactie zelf leidde niet tot een doel (financiering van een woning, het

^^ Column van W. Middelkoop, in: Effect, 22 augustus 2009, 23.

17

-ocr page 20-

bijeenbrengen van een reële vraag en een reëel aanbod), zij was zelf het doel, ongeacht de afloop.

De bankiers begonnen enorme dagwinsten te maken in het doorverpakken en verkopen van dubieus krediet aan andere banken en speculanten. De cliëntverhouding tussen de ontvanger van het hypo-theekkrediet en de financier werd doorgesneden en daarmee de zorgplicht. Het was de tijd van de uitvinders van financiële producten, zo ondoorgrondelijk dat de raden van bestuur er zelf niets van begrepen. Snel doorverkopen betekende snel je winst nemen, volgens de snelheid van het financiële piramidespel. ‘Banks were gambling with other hanks. ’

Terwijl de banken - terecht - altijd krediet weigeren aan commerciële bedrijven die niet kredietwaardig zijn (die niet over voldoende vermogen beschikken), pasten zij deze primaire bedrijfseconomische eis niet op zichzelf toe. Zij gedroegen zich tegelijkertijd als ‘gewone’ commerciële private^^ ondernemingen, die op maximale winst uit waren. Hun speculatieve posities op de financiële markten waren ongedekt. Ze zetten in dit casino niet alleen het geld in dat zij zelf creëerden, maar ook het ‘reële’ geld dat hun door rekeninghouders was toevertrouwd: liquiditeiten en semi-liquiditeiten, zoals spaardeposito’s die onmiddellijk van belang zijn voor de reële economie. Zo werd de kredietcrisis van 2007 tot de bankencrisis van 2008 en de systeemcrisis van 2009.

Dit winstbejag voor eigen rekening had niets meer te maken met de financiering van nuttige productieve investeringen ter voorziening in werkelijke economische behoeften. Het maatschappelijk economisch belang was voor de bankiers niet hun referentiekader. Dat was niet de wereld waarin zij werkten. Floris Deckers (* 1950), bestuursvoorzitter van de vermogensbank Van Lanschot bracht het als een van de eersten onder woorden: ‘Een bank is geen normaal bedrijf. Dat is wel lange tijd de gedachte geweest. Een rendement van bijvoorbeeld 24% moest kunnen. Dat is onjuist. Banken hebben een maatschappelijke functie’. En: ‘Ik ben geconditioneerd om te denken dat mijn belangrijkste referentiekader een groep van ongeveer duizend internationale bankiers is. Dat gaat niet meer op. We moeten ons meer oriënteren op wat in Nederland

^^ Stiglitz, Freefall (.supra, n. 8), 10.

2“ Ouderen kunnen zieh herinneren hoe de AMRO Bank in de jaren zeventig, door de Nederlandse kerken en de Wereldraad van Kerken aangevallen op zijn reehtstreekse fi-naneiering van het Zuidafrikaanse apartheidssysteem, zieh in paginagrote advertenties verweerde met een verwijzing naar de publieke functie van de bank!

18

-ocr page 21-

acceptabel is’?^ De president van een Japans Z/et/ge-fonds zei: ‘We bereiken het moment waarop we weer moeten nadenken over de relatie tussen de financiële sector en de klant. Het is een tijd om filosofisch te zijn. Waar doen we dit allemaal voor?’

De irrationele inrichting van onze economie

Onze economie wordt aangeduid als markteconomie. Die term is een lege doos. Hij is abstract en werkt voornamelijk verhullend. Bedoelen we de frauduleus tot stand gekomen monopolistische markt van de Mexicaanse telecom-magnaat Carlos Slim (* 1940), volgens de recente Forbes-peiling nu de rijkste man ter wereld, of bedoelen we de eerlijke markten in duurzame tropische producten die zijn geconstrueerd door Solidaridad?2^ Beide heten markt. Maar dat betekent dat ‘markteconomie’ een verhullende en eigenlijk nietszeggende term is. Hij zou een begrip van vrijheid moeten suggereren. In ideologische zin stamt hij uit een voorbije periode, waarin hij diende om zich af te zetten tegen de gemeenschappelijke vijand van het staatssocialisme, dat op dit moment buiten Cuba nergens meer bestaat. China ontwikkelt in een ijzing-wekkende vaart een staatskapitalisme.

De term ‘markteconomie’ moet geruststellend klinken: de markt staat toch voor vrijheid, hij brengt toch vraag en aanbod in evenwicht en dient daardoor toch optimaal de welvaart? In theorie wel, in de praktijk niet. In Engeland zijn twee miljoen woningzoekenden en staan een miljoen huizen leeg. Vraag en aanbod komen dus helemaal niet bij elkaar. Soms ook wel en ook dat kan buitengewoon irrationeel in zijn werk gaan: van bepaalde agrarische producten wordt in Engeland evenveel ge-

Interview in: FD, 2 december 2008.

^^FD, 25 oktober 2008, 6.

Zie: www.solidaridad.nl.

De verworvenheden van Cuba zijn even groot als de economische distorsies waaronder het land door de ideologische bijziendheid te lijden heeft. Het ontbreken van inkomensongelijkheid door exorbitante rijkdom mag door de kapitalistische bril als achterlijk worden gezien, het is een van de grootste successen van de Cubaanse economie. Dat de verdeling er een van armoede is, kan echter niet alleen op rekening worden geschoven van de Amerikaanse en internationale boycot, maar vooral ook van de machthebbers zelf, die de interne economische en politieke ontwikkeling blokkeren.

Economen zullen dit een foute redenering noemen: het gaat om koopkrachtige vraag en die ontbreekt eenvoudig voor die huizen. We kunnen daarom beter zeggen: behoeften en aanbod komen niet bij elkaar. De huizen blijven onbewoond.

19

-ocr page 22-

ëxporteerd als geïmporteerd. Je zou zeggen: dan kunnen ze die eigen productie beter in eigen huis houden, zonder al die transport- en energiekosten en tussenhandelaars die nodig zijn om hetzelfde tegen hetzelfde te ruilen. Maar de markt fungeert hier dus anders, namelijk irrationeel. Dit zijn zomaar twee ‘doodgewone’ gegevens die aan het publiek doorlopend worden meegedeeld, in dit geval en passant op de publieke televisie. Een ander gegeven: volgens een BBC-onderzoek staat slechts 11 % van de bevolking in zevenentwintig onderzochte landen achter het kapitalistische systeem.

Extreme inkomensongelijkheid

De irrationaliteit van het economisch stelsel uit zich vooral in de extreme inkomensongelijkheid die het in versneld tempo creëert. Terwijl nog kort geleden in Noorwegen en Zweden de rijkste 10% zesmaal zoveel verdiende als de armste 10%, was het in de Verenigde Staten maar liefst zestienmaal zoveel.^' De topinkomens zijn gestegen ten koste van de midden- en lage inkomens. In Nederland zijn de topinkomens in het bedrijfsleven van zestienmaal modaal in 1983 gestegen tot 44-maal modaal in 2007.^2 In de Verenigde Staten waren al in 1980 de salarissen van de CEO ’s (Chief Executive Officers) 42-maal zo hoog als het modale inko-men en deze factor was in 1999 opgelopen tot 475. Hier zien we het onmiddellijke effect van het neoliberalisme van deze periode.

Professor Jan Tinbergen (1903-1994) zag ooit als ideaal maximaal verschil (wil er geen contraproductief effect ontstaan) tussen de hoogste inkomens en niet de modale, maar de laagste inkomens, de factor vijf (binnen een bedrijf) of zeven (in het land als geheel). De bescheiden pogingen van Wouter Bos (* 1963) om iets te doen aan de belasting van de topinkomens werden van liberale kant bestreden met het argument, dat de rijken slechts een uiterst klein percentage vormen van de bevolking en dat een hoger belastingtarief voor deze groep dus niets uithaalt. Hier is wel degelijk sprake van de verering van geld in de zin van de mammon. Economisch gezien is de inkomensongelijkheid de belangrijkste oorzaak van de crisis.

Allereerst gaat het argument dat er zo weinig rijken zouden zijn niet meer op. De rijken en superrijken zijn over de hele wereld talrijker

” Tegenlicht, VPRO-tv, 5 maart 2010.

’' Cijfers van 2005 uit het /Juman Development Report 2007/2008.

De Volkskrant, 17 mei 2008.

^^ F. Houtart, Constmir el PoscapitaUsmo, Buenos Aires 2006.

20

-ocr page 23-

èn rijker dan ooit. Progressieve inkomstenbelasting zou dus wel degelijk een aanzienlijk fiscaal effect hebben. De gangbare luie fiscale politiek heft veel te veel indirecte belastingen (zoals de BTW), die worden betaald door rijk en arm beide. Dat werkt regressief uit, dat wil zeggen: de armen betalen, gemeten aan hun inkomen, meer belasting dan de rijken. Een groot deel van deze armen zijn kleine ondernemers.

Wanneer een zorgdirecteur die vijf ton verdient gewoon € 60.000 zou krijgen, kunnen voor het verschil weer tien tot vijftien mensen hun handen aan het bed brengen.^quot;* Onderzoek heeft uitgewezen, dat het argument waarmee de bankdirecteuren hun salarissen vaststellen, namelijk dat de internationale concurrentie daartoe zou dwingen, in de praktijk onjuist is. Voor de topmanagers die hun salaris op deze manier willen verdedigen, kan gelden wat Charles Handy (* 1932) onlangs heeft opgemerkt. Hij is de auteur van een aantal gerenommeerde boeken over management. Handy heeft scherpe kritiek op de extreme inkomensongelijkheid in het bedrijfsleven. Business gaat om people, niet om cijfermo-dellen, grafieken en winst. ‘Geen enkele econoom kan een theoretische onderbouwing geven voor de marginale waarde die zogenaamd wordt gecreëerd door de sky-high beloningen van CEO ’s en andere topmanagers of bank traders. Als wordt gezegd dat zulke hoge salarissen en bonussen nodig zijn om deze mensen aan de onderneming te binden, zodat ze niet naar de concurrent zouden overlopen - het beruchte argument over hoe markten zouden werken - , dan moet het antwoord zijn.’ quot;'Let them go, business will continue”.’ Handy voegt er een opmerking aan toe die regelrecht te maken heeft met ons onderwerp ‘God en de mammon’. ‘Juist het feit dat hun prestaties zo weinig intrinsieke waarde produceren lijkt de verklaring te zijn voor hun extreme hoge beloning: zij blijken niet te werken vanwege het belang van dat werk, maar voor geld.^^ Persoonlijke voldoening in bijvoorbeeld de gezondheidszorg of het onderwijs is veel groter, dank zij de zinvolheid van dat werk zelf .^^ Tinbergen wilde ‘de bevrediging die een beroep oplevert

’* Ik ben overgestapt van Eneeo naar Greenchoice, omdat de laatste haar topman honoreert met een salaris niet hoger dan ca. € 60.000. Zo’n overstap is gemakkelijk via de informatietechnologie (internet).

’5 Zie ook Peter Blom (* 1956), directievoorzitter van de Triodos Bank, die de Amsterdamse hoogleraar Amoud Boot (* 1960) citeert: ‘De topmanager is zich als een huurling gaan gedragen.’ Interview in: T. Reijngoud, Het nieuwe bankieren. De duurzame oplos.'iingen van bankier Peter Blom, Utrecht / Antwerpen 2009, 55.

Ch. Handy, Leiderschap is niet te leren. Interview in: FD, 7 januari 2010, 7. Mijn cursivering.

21

-ocr page 24-

uitdrukken in een getal. Dat getal wil hij optellen bij het inkomen en deze som moet voor alle sociale groepen gelijk zijn’.

De ‘markteconomie’ heeft een groeiprobleem

Dat een paar miljard mensen niet of nauwelijks over koopkracht beschikt, beperkt in hoge mate de ontwikkelingskansen van de ‘markteconomie’. Van het kapitalisme dus ook. De markteconomie heeft een structureel afzet- en dus wzmZprobleem. Toch ‘moet’ de economie ‘groeien’. Het kapitalistische denken heeft altijd beweerd dat de groei afhankelijk zou zijn van de concentratie van inkomens bij de rijken. Armen consumeren slechts, maar rijken investeren, luidt het argument. Economen als Gunnar Myrdal (1898-1987) hebben dit terecht bestreden. De rijken hebben in de aanloop naar de crisis vooral geïnvesteerd in de speculatieve financiële luchtbel, die vervolgens uiteengespat is. Maar de meer fundamentele kritiek op de extreme inkomensongelijkheid ligt in het feit, dat productie altijd moet worden afgezet; een gespreide koopkrachtige vraag is daarvoor noodzakelijk - reden waarom Henry Ford zijn arbeiders goed wilde betalen. Recessies komen voort uit onbenutte productiecapaciteit en een gebrek aan koopkrachtige vraag. Terwijl in de jaren vóór de crash de Amerikaanse beleidsmakers zich verlustigden in de toenmalige hoge groeicijfers van de nationale economie, die veroorzaakt werden door het gezwel van de financiële sector, verhulden deze cijfers het fundamentele probleem van de grote en sterk toegenomen inkomensongelijkheid in de Verenigde Staten. Zonder de bubbel zou de totale vraag naar het Amerikaanse product zeer onvoldoende zijn geweest. Joseph Stiglitz (* 1943) wijst als een van de structurele oorzaken aan: ‘the growing inequality in the United States and elsewhere around the world, which shifted money from those who would have spent it to those who didn ’t.'^^

De groei van de economic vindt plaats in de technologisch sterk innoverende markt van de middenklassen, hogere middenklassen, de rijken en de superrijken, met uitsluiting van de ärmsten. The New Economics Foundation (NEF), een Engelse denktank, heeft in 2006 berekend wat het macro-economische groeicijfer betekent, niet voor degenen

^^ M.E. Witte-Rang, Geen recht de moed te verliezen. Leven en werken van dr. H.M. de Lange (]9]9-200]), Zoetenneer 2008, 67.

Stiglitz, Freefall (supra, n. 8), 19.

^® In de VS worden momenteel de middenklassen, die reeds een halve eeuw aan netto inkomensgroei inleveren, thans in grote mate vernietigd. Talrijke commentaren wijzen erop, dat dit land een Derde Wereldland wordt.

22

-ocr page 25-

die met de boot meevaren, maar voor die er buiten vallen. Hoewel dit criterium uiterst hachelijk is, wordt meestal gezegd: de allerarmsten zijn diegenen die met minder dan $ 1 per dag moeten rondkomen. Deze groep zou volgens de zogenaamde Millennium Doelstellingen in 2015 tot de helft moeten zijn teruggebracht vergeleken met 1990 en wel via de ‘motor van de economische groei’. De denktank heeft echter vastgesteld, dat slechts 0,6% van die groei aan de ärmsten ten goede komt, waarbij vervolgens de kosten van die groei en de milieu- en klimaatverslechte-ring onevenredig op diezelfde armen drukken.quot;***

Daar er geen ecologische ruimte is voor eeuwigdurende materiële groei op basis van compound interest, kan onze ‘groei’ niet anders dan resulteren in een steeds sterkere concentratie van de inkomens en dus in een steeds wijdere en onoverbrugbare inkomensongelijkheid. Oneindige exponentiële groei (ook een kleine groei die exponentieel is leidt uiteindelijk tot hetzelfde effect) is in de materiële wereld - de reële economie - een onmogelijkheid. Ik herinner me van lang geleden een commentaar op het pauselijke verbod van geboortebeperking: bij de doorgaande exponentiële groei van de wereldbevolking zal de gehele aardkorst binnen een voorspelbare periode in beslag worden genomen door één groot wooncomplex van vele verdiepingen. Lietaer geeft een andere, niet ongeestige illustratie: ‘Eén Jozefpenning, belegd tegen 4% samengestelde interest bij de geboorte van Christus zou in 1749 gegroeid zijn tot een goudbal van het gewicht van de aarde. In 1990 zou die verder zijn gegroeid tot 8190 van zulke immense ballen, terwijl het er tegen een rente van 5% 134 miljard zouden zijn.’quot;*’

^ New Economics Foundation, Growth isn ’t working, Londen 2006. De wereld, aldus de NEF in 2006, beschikt over 11,5 miljard hectares aan productieve ruimte: grasland, akkerland, bossen, visgronden en natte gronden. Er zijn 6,4 miljard wereldbewoners. Dus beschikken we per persoon over 1,8 ha aan ‘milieugrond’. Maar een Europeaan gebruikt er 4,7 ha van, een verdubbeling sinds 1961. Daarvan liggen er 2,3 in Europa zelf, hetgeen betekent dat dus meer dan de helft van zijn ‘ecologische voetafdruk’ buiten Europa terechtkomt. De footprint per persoon die de Verenigde Staten drukken op met name de Derde Wereld is tweemaal zo groot. Dit milieubeslag van de rijke landen groeide tussen 1961 en 2001 met 68%; in de arme landen bedroeg deze toename 7%, terwijl dit percentage sinds 1981 zelfs verminderde. In 2001 bedroeg het grondgebruik per persoon in de arme landen 1,5 ha, dat is minder dan het wereldgemiddelde en veel minder dan de in het Zuiden zelf beschikbare gronden, waarvan een groot gedeelte door het Westen wordt geëxploiteerd. China neemt deze beslagleggende rol thans in grote vaart eveneens op zich.

Lietaer, The future (supra, n. 9), 53.

23

-ocr page 26-

Groei als economisch hoofddoel ter discussie

De groei van deze materiële welvaart aan de top van de samenleving zorgt voor de macro-groeicijfers waaraan de politiek behoefte heeft. In een economie die functioneert volgens de logica van het piramidespel is stilstand achteruitgang. Groei moet. Dit verklaart de vlucht, niet alleen in de oorlogsindustrie,quot;*2 maar recentelijk ook in de luchtbel van de financiële sector. Daar werden de laatste jaren (te) grote winsten geboekt. De grote inkomensongelijkheid in de wereld produceerde een enorm financieel vermogen bij de rijken, dat zij belegden in de financiële sector. Gevolg: gigantische bedragen die ‘door het financiële systeem gaan’.quot;*’

De financiële sector werd dus als een zelfstandige groei-component van de nationale economie beschouwd. Dit komt neer op een perversie van de bankfunctie, die maatschappelijk dienstverlenend moet zijn, hetgeen gepaard kan gaan met een ‘normale’ winst. Ook 5% is een winstpercentage. In de Verenigde Staten bedroeg de winst van de financiële sector in 1999 40% van alle bedrijfswinsten.'’'* Tegen 2007 werd in Engeland een punt bereikt waarop de financiële sector 33% uitmaakte van de nationale economie.'’^ Als deze bubbel inzakt, is de schade des te groter. Oost-Azië leed in de ‘flitskapitaalcrisis’ van 1998-1999 een schade van 34% van het bruto binnenlands product; deze daling trad op als gevolg van de eerdere ‘groei’ van de financiële sector.'’^

De grootste paradox van de ‘groei die moet’ ligt in het milieubeslag ervan. Terwijl de consument allerwegen wordt opgeroepen zich bewust te zijn van de problemen van vervuiling, verlies van biodiversiteit, uitputting van grondstoffen en watervoorraden en van het klimaatprobleem, zodat hij én verantwoord én beperkt moet consumeren, sporen het Centraal Plan Bureau, politici en werkgevers ons juist aan ‘de hand niet op de knip te houden’. Economisch herstel is weer meer van het oude. ‘Het vernietigen van oerwoud is zeer winstgevend’.'’^ Bij een zogenaamde nulgroei is er echter niet noodzakelijkerwijs sprake van stagnatie. Het probleem van ‘te weinig consumptie’ en laagconjunctuur

^^ Zie het verbijsterende boek van Klein, The Shock Doctrine {supra, n. 10).

J. Kragt, De kredietcrisis. De implosie op de financiële markten van binnenuit bekeken, Delft 2008, 114.

Volgens de grafiek in Middelkoop, Overleef {supra, n. 1), 145. Stiglitz noemt voor het jaar 2007 een percentage van 41. Vgl. Stiglitz, Freefall {supra, n. 8), 7.

Stiglitz, Freefall {supra, n. 8), 40, grafiek.

/'Y). 8 oktober 2008,3.

Netwerk tv, 17 maart 2010.

24

-ocr page 27-

is inherent aan een economische orde die de schadelijke effecten ongelijk verdeelt. Economische welvaart kan anders worden georganiseerd. Zij wordt bovendien niet alleen in geld uitgedrukt. De ontwikkeling van menselijkere economische relaties kan, ook bij een drastische beperking van de materiële productie, voortdurend doorgaan. De productie vernieuwt zich; vervangingsinvesteringen blijven noodzakelijk. Ook de ‘groei’, in monetaire macrocijfers uitgedrukt, kan zich bij een duurzame en meer rechtvaardige economische ontwikkeling doorzetten, hoewel dit geen economische hoofddoelstelling meer is. Het criterium ligt in de samenstelling en de spreiding van de productie. De groei is minder materieel en vindt voornamelijk plaats in de dienstensector. Onder economische ontwikkeling zouden wij moeten verstaan: spreiding van productie- en consumptiekansen over de hele mensheid.

De religieuze taboes van het economische systeem

Een werkelijk kritische analyse van het geldfenomeen moet wel taboes doorbreken. Centrale bankiers plegen doorgaans een soort van orakeltaal te bezigen: zij lijken te spreken vanuit een geheimzinnig mysterie. Het mysterieuze karakter van het geldsysteem wordt treffend geïllustreerd in de uitspraak die Alan Greenspan (* 1925), de vorige president van het centrale banksysteem van de Verenigde Staten, deed in een hearing voor het Congres: ‘If you have understood me, then I must not have made myself clear' (‘Als u mij begrijpt, heb ik mijzelf niet goed uitgedrukt’). Dat kan ook maar beter zo worden gelaten, want als ook ‘gewone mensen’ zouden doorzien wat wordt beweerd en verhuld, wat - kunnen we ons met Henry Ford afvragen - blijft er dan over van het ‘vertrouwen’ dat zo essentieel heet te zijn in de risico-economie? Met andere woorden: we betreden hier religieuze grond.”^ Niet voor niets is het geld ongeveer 3000 jaar voor Christus in Soemerië als tempelgeld ontstaan. Banken houden dit effectieve idee graag in stand in de architectuur van hun gebouwen, die in veel landen op Griekse en Romeinse tempels lijken.'*'^ In het kader van de bankencrisis zijn er twee taboes die bijna geen econoom ter sprake brengt: dat van de gewenste nationalisatie van de

Over de esoterische opschriften op het Amerikaanse één-dollarbiljet, zie: Lietaer, The future (supra, n. 9), 37.

R.L. Haan, Terug naar de reële economie. In: TolZin, 14 november 2008, 16-19.

25

-ocr page 28-

banken vanwege hun maatschappelijke nutsfunctie en dat van de maatschappelijke effecten van het renteverschijnsel.

Het nationale belang van banken

Verantwoord bankieren dient het algemene nut. De fundamentele reden op grond waarvan sommige economen daarom pleiten voor nationalisatie van de geldscheppende banken is gelegen in hun gezamenlijke monopolie op de girale en elektronische geldcreatie. De maatschappij moet van geld worden voorzien, maar daar hoort bij dat diezelfde samenleving eigenlijk zeggenschap zou moeten hebben over de wijze waarop dat nieuwe geld wordt gecreëerd; dat wil in concreto zeggen; de besteding van het nieuwe geld op het moment dat het wordt gecreëerd. Wat op dat moment gefinancierd wordt, wordt namelijk gratis gefinancierd. Het creatieproces van geld is deel van de economische infrastructuur. Daarin ontstaat een voordeel - de koopkracht van het gecreëerde geld - dat de bank zichzelf toe-eigent. Het zou niet aan een private commerciële onderneming moeten toevallen, maar aan de samenleving zelf, zodat er geen tegenstrijdigheid van belangen optreedt. Met dit gratis geld kunnen maatschappelijke doelen worden gerealiseerd die werkgelegenheid, stabiliteit en ontwikkeling brengen. Het geld komt dan in omloop zonder dat er speculaties of onverantwoorde investeringen mee worden verricht, maar reële transacties die een maatschappelijk doel dienen en ook de markt ten goede komen. Zo wordt de economische crisis direct bestreden, nl. door reële transacties, die banen creëren.

De aanpak van de bankencrisis laat heel iets anders zien. Bedrijven, vooral bij het midden- en kleinbedrijf (dat de meeste banen kan scheppen), krijgen nog steeds onvoldoende krediet van dezelfde banken waarin het stimuleringsgeld van de overheid is verdwenen. Zoals de destijds beoogde vervanging van de dollar (door de SDR) op het moment van creatie in 1970-1973 had moeten leiden tot, in de woorden van de monetair econoom Robert Triffin (1911-1993) van Yale, de financiering van internationally agreed objectives, zo zou het bij de nationale geldcreatie moeten gaan om nationally agreed objectives. De keuze van deze doelen, of zij nu particulier-commercieel of publiek zijn, is bij verantwoord beleid monetair irrelevant - het gaat om de maatschappelijk vereiste geldhoeveelheid - , maar economisch aUerminst.^^

Belangrijke economen zoals Tinbergen hebben voor een gezond geldcreatieproces een ander voorstel gedaan: de grondstoffenstandaard.

5® Vgl. R.L. Haan, Special Drawing Rights and Development, Leiden 1971.

26

-ocr page 29-

Hierbij zou de maatschappelijke geldhoeveelheid gedekt worden door reële goederen, namelijk grondstoffen. Zo is het geld ook ontstaan. De oorsprong van de munt, circa 3200 jaar voor Christus, ligt in het Soe-merische ‘mysterie van de shekel’. She betekent tarwe, kei is een tarwe-gewichtsmaat. De tarwe kon door de boeren worden afgeleverd bij de tempel van de godin Inanna (Ishtar bij de Babyloniërs). De munten die zij daarvoor ontvingen, gingen vervolgens circuleren in de samenleving en dat bevorderde een gespreide welvaart door de onderlinge ruil en de productiviteit. De graanschuur van de tempel fungeerde als dekking van de geldhoeveelheid en tegelijk als reserve voor mindere tijden. Ook het bijbelse verhaal van Jozef in Egypte wijst op de graanstandaard. De centrale voorraden dienden ter voorziening in de voedselbehoefte in de ‘zeven magere jaren’ (Genesis 41).5'

In de huidige crisis moesten de grote banken worden gered, omdat zij als ‘systeembanken’ too big to fail waren. De vraag welk systeem of welke elementen van het systeem essentieel zijn, werd daarbij niet ge-steld. Het belang van de banken zelf, met hun sterke lobbies, leek een systeembelang. Hier en daar wordt terecht onderscheid gemaakt tussen consumenten- of handelsbank, en investment bank. Waar die in één instelling waren ondergebracht, richtten zij grote schade aan voor het algemene nut, dat gelegen is in de financieel en monetaire infrastructuur, de zorg voor het betalingsverkeer etc. Een aantal kritische deskundigen, zoals de Amsterdamse hoogleraar Amoud Boot, is van mening dat het momentum voor fundamentele bezinning en hervorming alweer voorbij is. De banken gaan eenvoudig weer op het oude pad voort. De samenleving heeft verstek laten gaan in het werkelijk doordenken van de crisis. De vicepresident van de Raad van State merkte onlangs in zijn Algemene Beschouwingen bij het Jaarverslag 2009 van de Raad het volgende op:

‘Daarbij zullen vragen kunnen rijzen die tot nu toe onbesproken bleven. Voorbeeld: waarom vindt iedereen het normaal dat de staat wel direct verantwoordelijk is voor de fysieke basisinfrastructuur en niet voor de financiële basisinfrastructuur? Waarom werden achtereenvolgens in 1891 de Rijkspostspaarbank, in 1918 de na-

B.A. Lietaer, Mysterium Feld. Emotionale Bedeutungen und Wirkungsweise eines Tabus, München 2000, 153-155 en 216 vv.

5^ Goldman Sachs besteedde alleen al in 2009 naar verluidt $ 2,8 miljard aan het aanwenden van invloed op de Amerikaanse overheid. Daarnaast zijn de persoonlijke vervlechtingen tussen deze bank en de Amerikaanse overheid buitengewoon sterk.

27

-ocr page 30-

tionale Postcheque- en Girodienst en in 1945 de Nationale Investeringsbank ingesteld? En waarom werden ze de afgelopen vijfentwintig jaar achtereenvolgens weer afgestoten en hoe wordt daartegen nu aangekeken? Als de reden voor afstoten was dat de verantwoordelijkheid voor die basisinfrastructuur niet meer nationaal kon worden gedragen, waarom dan niet Europees?’^^

Onze economie kan niet worden gerepareerd volgens de logica van het systeem dat de oorzaak is van de problemen. Wat we nodig hebben is een blik van buiten het systeem op het systeem. Het christelijk geloof bevat zo’n blik.

Rente

Het spreken over de vraag of er al of niet ‘groei’ zou moeten zijn, is onmachtig: groei moet, want groei is. Anders wordt de CEO afgerekend. ‘Als een CEO van een grote onderneming in de verleiding zou komen te rekenen met de sociale en ecologische aspecten op lange termijn, kan hij spoedig naar huis worden gestuurd, hetzij door de Raad van Commissarissen, hetzij desnoods door een nieuwe Raad, nadat raiders het bedrijf hebben opgekocht.’^'' Deze ‘bedrijvendokters’ richten zich op de eenmalige transactiewinst, ironisch genoeg om de omgetumde bedrijven op te zadelen met de hoge rentelasten op de enorme leningen waarmee zij bedrijven of bedrijfsonderdelen opkochten. De meeste fusies en overnames mislukken. Aan de reële economie wordt niets toegevoegd. Investment bankers, hedge funds en private equity funds maken grote winsten.

De noodzaak en vanzelfsprekendheid van de oneindige groei wordt gezien als een fact qf life. Als we dit verschijnsel analyseren, zien we dat het in onmiddellijk verband staat met de rente. Ook het micro-kredietsysteem moet kritisch worden beoordeeld. Wat voegt de kredietverlening toe, behalve dat de desbetreffende kredietverlenende instellingen draaiende worden gehouden? Natuurlijk zijn er goede voorbeelden, met name wanneer spaar- en verzekeringsfuncties in de financiële dienstverlening worden opgenomen. Maar de vraag is wat de kredietnemers netto, na betaling van de rente, overhouden en tegen welke additionele arbeidskosten. Rente betekent betalingsplicht, een plicht dus om (bruto) meer te verdienen dan het eigen inkomen, hetgeen de concur-

5^ Tjeenk Willink, Jaarverslag 2009 (supra, n. 5), 44.

Lietaer, The future (supra, n. 9), 246.

28

-ocr page 31-

rentie met andere marktpartijen doet toenemen. Allerlei vormen van samenwerking worden geschaad, zoals in de zelfvoorziening van de gemeenschap en de onderlinge solidariteit: de debiteur zal eerder aan zichzelf denken dan tegemoetkomen aan zijn gemeenschapstaken. Hij moet wel, om zijn krediet terug te kunnen betalen. Rente beperkt de visie tot de korte termijn: de looptijd van het krediet, dat zo snel mogelijk moet worden afgelost, en schaadt duurzame en ontwikkelingsinvesteringen op de lange termijn, die spoedig te duur worden om te financieren.

Het conventionele geld, dat in Europa in de zeventiende en achttiende eeuw ontstond, is gebonden aan de natiestaat. Het is ontwikkeld tot fiat money, dat wil zeggen uit het niets gecreëerd door een autoriteit, dan wel - in de moderne tijd - bestempeld als wettig betaalmiddel. Tegenwoordig is de geldhoeveelheid nagenoeg geheel in omloop gekomen door bankkrediet, uitgegeven tegen betaling van rente. Geld symboliseert de macht van de issuer: tempels, lokale heren, koningen, of de monetaire autoriteiten in de moderne staat.

Het christelijke denken is in de premoderne tijd uiterst kritisch geweest over het renteverschijnsel. De invloed van de rente op de economische verhoudingen wordt weinig doorzien. De gevolgen die de rente heeft, worden door de valutaspecialist Lietaer als volgt samengevat.^^

1. De rente stimuleert indirect de systematische concurrentie onder de deelnemers in het systeem. Zij veroorzaakt geldschaarste. Onder gelijkblijvende omstandigheden - stel, er is geen groei, geen bevolkingstoename en geen geldschepping^^ - betekent de rente een beslag op het inkomen van de debiteur. Het geld dat gemoeid is met de te betalen rente wordt niet gecreëerd zoals de bank voor zichzelf kan doen. Het moet dus worden veroverd op de bestaande geldhoeveelheid. De bank, die naast een hypotheek van € 100.000 een volgende € 150.000 aan rente incasseert (zeg, 5% per jaar gedurende 30 jaar) ‘werpt mij in een concurrentiestrijd met ieder ander om hun die € 150.000 in het economisch verkeer te ontwringen’. Anderen of ik kunnen daarvoor failliet gaan, met

55 Matteüs 22,19-21: ‘“Toont mij het geldstuk voor de belasting.” Zij brachten hem een schelling. En hij zei tot hen: “Wiens beeldenaar en opschrift is dit?” Zij zelden: “Van de keizer.”.’

5® Lietaer, The future (supra, n. 9), 50-55.

5^ Dat er in de krcdieteconomie wél geldcrcatie optreedt, verhult dit mechanisme nog meer dan het zichzelf al verhult. Vgl. Lietaer, The Juture (supra, n. 9), 344, n. 55.

29

-ocr page 32-

name wanneer renteverhogingen optreden. Survival of the fittest^^ wordt het adagium. Deze geldschaarste bestaat in ieder systeem waarin kredietverlening plaats vindt tegen rente.

5** Inmiddels is aangetoond dat de evolutie vooral tot stand is gekomen door samenwerking van de soorten, niet door hun competitie, met name nadat zij tot aanzijn gekomen.

Vgl. Lietaer, The future (supra, n. 9), 52.

Lietaer, The future (supra, n. 9), 243-248. Elders schrijft Lietaer, dat de kathedralen uit de tiende tot en met de dertiende eeuw - projecten van soms één of meer eeuwen -nooit hadden kunnen worden gebouwd als de moderne kredieteconomie had bestaan.

Voor het jaar 1995 is in Duitsland een studie gedaan naar alle rentebetalingen tussen de huishoudens. Het gemiddelde rentepeil lag op 5,5%. Er werden tien inkomensklassen onderscheiden, ieder van ca. 2,5 miljoen huishoudens. De rentebetalingen (en -ontvangsten) bedroegen DM 250 miljard. De op ‘één na hoogste inkomensgroep ontving tussen 2 en 3 miljard aan netto rente-inkomsten (d.w.z ontvangen minus betaalde rente); de hoogste 10% profiteerde van een netto transfer van DM 34,2 miljard. Die werd dus opgebracht door de resterende 80% van de bevolking, voornamelijk de middenklassen, maar ook de onderste 10%, die DM 1,8 miljard betaalde aan de rijkste groep.’ Vgl. Lietaer, The future (supra, n. 9), 54.

30

-ocr page 33-

gen.’ En hij vraagt dan: ‘Was het vanuit de bezorgdheid om sociale rechtvaardigheid en stabiliteit, die de drie grote godsdiensten - Jodendom, Christendom, Islam - ingaf unaniem de heffing van rente te verbieden?’^'

Waar eindigt het piramidespel?

Lietaer beschrijft het scenario dat politici voor zich zien alsof de toekomst voortzetting van het verleden zou kunnen zijn. Veel waarschijnlijker zijn vier andere scenario’s. De voorspelbaarheid is voor ieder van de varianten ongeveer gelijk; zij zullen wellicht gemengd voorkomen.

De Official Future

De Official Future is dus een illusie. Van dit scenario gaan de beleidsmakers nog altijd uit, maar er zal niets van komen, doordat het ónmogelijk is. Het telt dus niet mee bij de vier. Het gangbare denken zal stuklopen op de grote bedreigingen van de eeuw: de wereldwijde vergrijzing, de klimaatverandering annex de vernietiging van de biodiversiteit, de economische groei zonder banen, en de monetaire instabiliteit. Ons ondeugdelijke geldsysteem ziet hij als de centrale verklaringsgrond voor al deze problemen. De ‘officiële toekomst’ zal niet plaats vinden. Sommigen vóórspellen een economie van de Winner-Takes-All, op basis van de trend naar exorbitante beloningen voor topmensen. De vier andere scenario’s zijn de volgende.

Een Corporate Millennium

In de nachtmerrie van een Corporate Millennium zijn de bevoegdheden van de staat geheel overgenomen door de grote commerciële ondernemingen. Noam Chomsky (* 1928) en vele anderen wijzen reeds lang de macht van de grote ondernemingen aan als de effectieve autoriteit in de Verenigde Staten, die derhalve alleen in naam en verschijningsvorm democratisch zijn. quot;American corporations pay less in US taxes than they receive in public subsidies'. De media worden hierbij ingezet als

Lietaer, The future {.supra, n. 9), 54.

^^ Het aantal ouderen boven 60 jaar in de wereld wordt voor omstreeks 2050 geschat op twee miljard; in de ontwikkelde landen 376 miljoen (1998: 226 miljoen) en in de minder ontwikkelde gebieden 1,6 miljard (1998: 354 miljoen). Gegevens van de organisatie fVorld Granny.

31

-ocr page 34-

quot;weapons of mass destruction'’, aldus Cees Hamelink?^ Deze grote ondernemingen hebben ‘de wereld herschapen volgens hun eigen prioriteiten’?'’ Zelfs geen politiestaat is ooit zoals zij in staat geweest het leven van alle individuen in detail te reconstrueren door de oneindige accumulatie van medische, financiële en transactiegegevens?^ De werknemer heeft geen constitutionele rechten zoals in de staat. In de moderne westerse geschiedenis zijn macht en invloed steeds verdeeld geweest over vier actoren: de overheid, de onderneming, de academie en de me-dia.^^ Vandaag worden al deze vier duidelijker en ingrijpender dan ooit door het geld gecontroleerd.^’

Careful Communities

De samenlevingen zouden ook uiteen kunnen vallen in een oneindig aantal kleine zichzelf beschermende en vermoedelijk xenofobe gemeenschappen, ieder met een eigen geldsysteem dat functioneert als safety net. Hier is de local currency een middel tot isolatie, cocooning. Lietaer bepleit in het tweede deel van zijn boek echter de lokale valuta als complement op het conventionele geld en voorwaarde voor quot;a wiser world’.

Dit scenario van Careful Communities is een moderne variant van de fragmentatie die in West-Europa in de zesde tot negende eeuw volgde op het ineenstorten van het Romeinse Rijk. Door sommige historici wordt deze periode beschreven als een van rust en welvaart, bevrijd van c.q. nog niet onderworpen aan de absolute staat. Inmiddels is de we-reldcontext echter grondig veranderd. De grootste dreiging die dit scenario denkbaar maakt, is die van een algehele monetaire wereldcrash, die bij ongewijzigd beleid ophanden is. Alle bestaande financiële regelingen - salarissen, huren, besparingen etc. - worden illusoir. De Argentijnen hebben deze rampzalige situatie al eens meegemaakt (2002). Lietaer noemt onder meer Joegoslavië, waar het aanpassingsprogramma van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) ter beteugeling van de monetaire

Zie ook: Klein, The Shock Doctrine (supra, n. 10), over de privatisering van de militaire en veiligheidsdiensten in de VS. Was in de koloniale tijd de oorlog een middel om markten te veroveren, nu is de oorlog zelf‘verdienmodel’ geworden en een rechtstreeks gevolg van de werking van het Amerikaanse kapitalisme.

Lietaer, The future (supra, n. 9), 86.

Lietaer, The future (supra, n. 9), 91.

Lietaer noemt hier niet de kerk; duidelijk is inmiddels dat de grote traditionele kerken zich op hun organisatorische en financiële interne belangen hebben teruggetrokken en als instituut geen functie vervullen als spin in het web van de nieuwe netwerksamen-leving.

Lietaer, The future (supra, n. 9), 100.

32

-ocr page 35-

crisis van eind jaren tachtig leidde tot de oorlog van etnische haat en zuiveringen. De Jodenhaat die in de twintiger jaren in Duitsland ontstond, was eveneens direct verbonden met de monetaire crisis. Zo keerde zich ook in Indonesië het geweld tegen de Chinezen, als gevolg van de monetaire crisis in 1998.^^

Heil on Earth

Het derde scenario is Heil on Earth: geen gemeenschapsvorming, maar een massieve aankoop door een kritische hoeveelheid mensen van ‘bullets for their guns'. De hel is trouwens al realiteit voor het groeiende leger van daklozen en drop-outs in de Verenigde Staten; huren zijn reeds niet meer op te brengen voor inkomens van tweemaal het minimumloon. Sociale voorzieningen op dit terrein zijn sinds president Ronald Reagan (1911-2004) beëindigd; het probleem wordt in de media en de politiek geïgnoreerd.^^ Lietaer beschrijft het leven van de vroegstervende straatjeugd in San Francisco. Inmiddels zijn er de huizencrisis, de bankencri-sis en de economische crisis bijgekomen.

Sustainable Abundance

Lietaer gelooft sterk in de mogelijkheid van het positieve alternatief: Sustainable Abundance, duurzame overvloed, te bereiken gedurende de huidige generatie. Deze hoopgevende gedachte komt voort uit een analytische vraag, door de economische wetenschap systematisch geïgnoreerd; ‘Wat als schaarste geen natuurlijk gegeven is, zoals we allemaal in de laatste eeuwen geloofd hebben? Wat als het geldsysteem dat we tot nu toe hebben gehanteerd en waardoor we collectief zijn gehypnotiseerd, juist voordurend de oorzaak is geweest van schaarste die wij zozeer vrezen?’ Geld vervult een informatiefunctie. Waarom zou informatie schaars zijn gezien de huidige wereldwijd beschikbare informatietechnologie?^'^ Informatie en kennis zijn producten zonder afnemende meeropbrengsten: hier ontstaat de economische wet van de toenemende meeropbrengsten. Hoe meer er is, hoe meer waarde iedere informatie heeft (het zogenaamde fax-effect). Dit is de omkering van het traditionele economische denken waarin schaarste bepalend is voor waarde.’' Er is potentiële vraag en potentieel aanbod; deze kunnen door aanvullende

** Lietaer, The future (supra, n. 9), 105-106. *’ Lietaer, The future (supra, n. 9), 107-114. ™ Lietaer, The future (supra, n. 9), 116.

’' Lietaer, The future (supra, n. 9), 60.

33

-ocr page 36-

sociale ruil- en geldsystemen bij elkaar worden gebracht. Dat is gebruik van geld voor transactiedoeleinden, niet voor speculatie in de piramide.

De volgende scenario’s zijn dus mogelijk:

Geen monetaire crash (Preventieve actie)

Corporate Millennium

Sustainable Abundance

Lage individualistische prioriteiten

(Verandering van het geld-paradigma)

Careful Communities

Hoge

individualistische prioriteiten

(Geen verandering

in het geld-paradigma)

Hell on Earth

Monetaire crash

(Geen preventieve actie)

Duurzame overvloed

‘Overvloed bestaat niet in de mechanische accumulatie van meer “spullen”, of een Porsche in iedere garage. Overvloed is wat keuzevrijheid teweegbrengt in het materiële domein, zodanig dat zoveel mogelijk mensen hun passie en creativiteit tot uitdrukking kunnen brengen 'J^ Dat kan door de banken weer tot maatschappelijk nuttige instellingen te maken. Daarvoor zouden de zogenaamde systeem banken,quot;’ de banken die het geldverkeer verzorgen en de primaire bankfuncties uitoefenen ofwel ge-

Lietaer, The future (supra, n. 9), 101.

’^ Onduidelijk is wat overheden bedoelen met ‘systeembanken’. Het criterium too hig to fail wordt ook op de investment banks toegepast en het argument wordt gebruikt, dat alle grote banken nu eenmaal met alle andere samenhangen, zodat een groot faillissement een domino-effect teweeg kan brengen. Het is duidelijk dat in de Verenigde Staten banken zijn gered wegens de belangenverstrengeling van ministers met de banken zelf (met name Goldman Sachs).

34

-ocr page 37-

nationaliseerd moeten worden, ofwel onder een wetgeving moeten komen die duidelijk hun funeties en doelstellingen kanaliseert. Banken mogen geen winstmachines zijn; een beperkte winst kunnen zij maken, als blijk van hun goed functioneren in bedrijfseconomisch opzicht, maar geen maximale winst, te verkrijgen met alle denkbare middelen. Ook de aanwending van de winst heeft vervolgens weer maatschappelijke aspecten.

De rente is, zoals Calvijn al waarnam, niet meer weg te denken. Spaar- en pensioenfondsen of hypotheken zouden dan ook onmogelijk worden. Maar de rente moet door de bank worden verdiend door kredietverlening ten behoeve van reële en nuttige bedrijfsinvesteringen of verantwoord consumptief krediet. Investment banking hoort hier niet thuis. Dat moet, zoals president Barack Obama (* 1961) en anderen willen, een ander type bank zijn, gescheiden van de monetaire ‘bloedsomloop’ van de volkshuishouding

Uit de onrechtvaardige mammon, zoals de uitnodiging voor deze middag zegt, kunnen wij ons geen vrienden maken. Met de onrechtvaardige mammon kan dat wel. We onttronen dan het geld, beroven het van zijn religieuze status. Zijn oorspong blijft ‘onrechtvaardig’. We weten niet wat er achter schuil is gegaan voor het in onze hand kwam. Maar nu het er is, kan het worden ingezet tegen alle onrechtvaardige logica in. Het wordt een gebruiksgoed als ieder ander. De gelijkenis van de ‘rentmeester in onrechtvaardigheid’^' wijst de weg naar deze instrumentele functie van het geld: het leggen van vriendschappelijke relaties.

Voor het christelijk geloof is een marktpartij niet een anonieme factor die er voor moet zorgen dat ik geld verdien. De medemens is van vlees en bloed. Met nadruk, dus driemaal, wordt hieraan herinnerd in Exodus 22,26-27: ‘indien gij het opperkleed van uw naaste tot pand neemt, zult gij het hem vóór zonsondergang teruggeven, want dat is zijn enige bedekking, dat is de bekleding voor zijn huid - waarin zal hij zich ter ruste leggen?’ Of in Jesaja 58,6-7, waar staat dat we de arme zwervelingen in ons huis moeten opnemen om ons niet te onttrekken aan ons eigen vlees en bloed. Bij Solidaridad noemen we dat het ontanonimi-seren van de productie^e/e«, het transparant maken van de gehele kosten- en batenstructuur van de koffie in het winkelschap tot de boer in Brazilië of Vietnam. Deze transparante en eerlijke economie komt niet automatisch tot stand door de zogenaamde ‘vrije marktkrachten’.

’‘' Lucas 16,1-15.

35

-ocr page 38-

Niet alleen do ut des

Als een bank met mijn ingelegde geld op onverantwoorde wijze aan de haal gaat, dan moet ik de dienstverlening die deze spaarrekening bedoeld te zijn een slecht financieel product noemen. Dan ga ik op de markt op zoek naar een beter product waarvoor de bank ‘ketenverantwoordelijkheid’ wil dragen. We kunnen dan bijvoorbeeld kiezen voor de Triodos Bank, onder het motto ‘Mijn geld gaat goed’. De Triodos Bank laat de keten zien waarin ons geld terechtkomt: met een webpagina die laat weten 'wat wij financieren’ met het geld dat we aan de bank hebben toevertrouwd. Iedere economie bestaat per definitie, behalve uit ruil, ook uit verdeling en gift. De meeste arbeid in Nederland vindt, zoals in de hele wereld, niet voor geld plaats. Het is niet alles do ut des, ik geef opdat jij geeft. Er is de eenzijdige transactie van de dienst aan de ander. Maar zo ontstaat ook de tweezijdige, de ‘wederkerige eenzijdigheid’, van do èt des, ik geef en ik zie dat ook jij - al of niet - geeft. En als de ander niet geeft, dan ‘is uw loon in de hemelen’. Het contract - dat in de markteconomie niet is weg te denken - schijnt de enige verbintenis te zijn die bepalend is voor onze economische verhoudingen. Maar de tweezijdigheid van de ‘wederkerige eenzijdige’ inspanning is niet die van het contract, maar van het verbond in de bijbelse zin. Ik doe iets ongeacht wat jij doet. We zien het overal om ons heen gebeuren, als ons oog gescherpt is door Matteüs en Lucas. Waarbij de markt de ontmoeting is van mensen die ‘klantvriendelijk’ zijn, dat wil zeggen: die wederkerig het belang van de ander op het oog hebben.’^ Ook dat is bijeenbrengen van vraag en aanbod! Zoals de klassieke bankier het deed, die nog mensgericht was, en zoals het nieuwe bankieren er weer zou moeten uitzien.

Het systeem getoetst aan intellect en geweten

De grote verdienste van Calvijn is, dat hij onderscheidde tussen rente en rente, tussen systeem en inhoud. Uitbuitende, onderdrukkende of speculatieve rente, die gierige rente is, enerzijds, en verantwoorde rente anderzijds, rente op krediet dat de productie van welvaart voor allen financiert. Dit betekent dat nooit een beroep mogelijk is op de legitimiteit van

’5 ‘Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan uzelf. Heb niet uw eigen belangen voor ogen, maar die van de ander.’ (Filippenzen 2,3-4, NBV - de NBV-vertaling ‘Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander’ is echter foutief).

Zie: R.L. Haan, Het mannelijke element in de economische crisis, Michsjol 18 (2009), 10-25.

P. Blom, Het nieuwe bankieren (supra, n. 35), 17.

36

-ocr page 39-

het systeem als zodanig (rentesysteem, financieel systeem, kapitalistisch systeem). Want het systeem maakt geen onderscheid: rente is rente, en contract is contract.

Wanneer het geld ophoudt goddelijke glans te bezitten en dus wordt ingezet in de dienst aan de naaste van vlees en bloed, dan keren wij zijn functie om: ‘Maakt u vrienden door middel van de onrechtvaardige mammon, opdat, wanneer die u komt te ontvallen, ze u opnemen in de eeuwige tenten’. Do èt des. De economische partner is niet meer anoniem, hij wordt tot vriend. De economie wordt, zoals Fritz Schumacher (1911-1977) zei: quot;economics as if people mattered'.^'^ De econo-80 mie van de toekomst ‘is gebaseerd op relaties in plaats van bezit’.

Een kritische en dus ook creatieve deelname aan het economisch proces is gebaseerd op werkelijke analyse en een diepe overtuiging die aan die analyse richting moet geven, zoals de christelijke geloofsovertuiging. Creatief economisch handelen is niet ondergeschikt aan het ‘systeem’, maar vindt plaats ondanks, ongeacht of dankzij het systeem. Met het geloofsoog ontwaren wij bij mensen rondom ons ontelbare voorbeelden van economische rechtvaardigheid, solidariteit en economische creativiteit. Het systeem, dat zich religieus manifesteert, is niet God. En degene die verkeerd handelt en daarbij zijn geweten uitschakelt door een beroep op het systeem, nl. op de wettelijke orde - ‘ik heb de wet niet overtreden’! - , die, zegt Calvijn, ‘vermeerdert zijn vergrijp tot het dubbele’.^' In 1973, een jaar na het Rapport aan de Club van Rome, schreef de Amerikaanse econoom Walter Weisskopf (1904-1991):

‘De verwoesting van het milieu door de technische en economische “vooruitgang” krijgt nu alle aandacht in de massamedia en zelfs politici bewijzen er lippendienst aan. Het is veelbetekenend (...) dat, om het publieke bewustzijn van de gevaren van de economi-78

Lucas 16,9. Vgl. R.L. Haan, Economie van de eerbied, Zoetermeer 2005, 76-84. (‘Niemand kan twee heren dienen’). ‘Onrechtvaardige mammon’: ‘Mammon, der dieser böser Welt angehörf. Vgl. J. Jeremias, Die Gleichnisse Jesu, Göttingen 1977’, 43. ” E.F. Schumacher, Small is Beautiful. Economics as if People Mattered, New York etc. 1973.

‘The economy of the future is based on relationships rather than possession'’, aldus John Perry Barlow, geciteerd in Lietaer, The future (supra, n. 9), 179. Een Indonesiër in de in diezelfde voetnoot genoemde documentaire, die gouden en zilveren dinars en dirhams in omloop brengt en daarmee afscheid neemt van het aan rente en inflatie onderhevige papiergeld, zegt: ‘Don 't trust banks, trust people. ’

Calvijns commentaar bij Matteüs 19,7. Zie ook de Institutie, 11, viii, 45.

37

-ocr page 40-

sehe groei te mobiliseren, er vrees nodig was voor externe dreigingen. De interne geestelijke, psychologische en morele gevaren, ook die van de misallocatie van economische middelen en de omkering van alle morele prioriteiten, waren onvoldoende om de publieke opinie wakker te schudden’.

Een christen heeft het niet nodig gedwongen te worden zijn gedrag te veranderen, omdat het uit zichzelf al vastloopt op externe grenzen. Bijvoorbeeld, doordat we stuiten op de ‘grenzen aan de groei’. Hij of zij wist het al: dat je eerbiedig met de natuur en met de medemens moest omgaan en dat het voldoende is dat wij in de wereld een bestaan heb-ben. Het is voor hem of haar niet van belang te weten of er fouten staan in het VN-klimaatrapport, zodat het allemaal wel zal blijken mee te vallen en we dus ons gedrag niet behoeven te wijzigen. Zij of hij put haar keuze uit een andere bron.^ ’

Arbeid in het teken van overvloed

Christelijk sociaal denken en handelen staat in de spanning tussen een Koninkrijk dat er nu reeds is en dat nog komt. Dat betekent dat aan geen enkele instelling een eigen laatste gezag toekomt. Ook de institutie die markt heet, kan niet worden verabsoluteerd. De christelijke hoop ‘impliceert de totale weigering het Koninkrijk te verwarren met welk sociaal of politiek systeem ook’.^^ Dat volgt uit het christelijk geloof, dat eschatologisch is. Die instituties vragen dus om constante correctie, om onderhoud en om ontwikkeling. Daarom zegt de Braziliaanse bevrijdingstheoloog Jung Mo Sung: ‘de kritiek op concrete en historische projecten moet gepaard gaan met alternatieve historische projecten’.^’ Albert Einstein (1879-1955) heeft opgemerkt: ‘een probleem kan niet worden opgelost door hetzelfde type denken dat het veroorzaakt heeft’.^^

W.A. Weisskopf, Alienation and economics, New York 1973, 167.

‘Wie nu in de wereld een bestaan heeft en zijn broeder gebrek ziet lijden, maar zijn binnenste voor hem toesluit, hoe blijft de liefde Gods in hem?’ 1 Joh. 3,17.

G. Gutiérrez, We Drink from Onr Own Wells. The Spiritual Journey of a People, Londen 1984.

J. Ellul, Apocalipse. Arquitetura em movimento, Säo Paulo 1979, 58.

Jung Mo Sung, Economia. Tema ausente en la teologla de la liheración, San José 1994, 203.

38

-ocr page 41-

De maatstaf voor historische vooruitgang is niet de materiële economische groei, ook niet de groei in de bredere zin zoals we die plegen te ‘meten’, maar groei van heilzame samenwerking tussen mensen, van insluiting van de armen zodat hun positie verbetert, van vrije instituties en van ruimtes waarin een ieder naar zijn of haar mogelijkheden en capaciteiten tot zijn of haar recht kan komen. Dat veronderstelt duurzaamheid en behoud van de schepping. Nog eens Tjeenk Willink:

‘De school, de buurt, het werk worden steeds belangrijker als basis voor de bevordering van sociale samenhang en samenwerking. Daar ligt het aangrijpingspunt voor de ontwikkeling van wat vanouds particulier initiatief wordt genoemd. Dat particulier initiatief doet zich thans in andere vormen voor dan vroeger, niet meer verzuild, minder permanent, minder geïnstitutionaliseerd, maar daar-om niet minder belangrijk’.

Dit is het terrein van reële arbeid. Het is niet gebaseerd op het fnuikende ontologische schaarsteprincipe van de gangbare economie, maar start vanuit de belofte èn de ervaring van overvloed. ‘Weest standvastig, onwankelbaar, te allen tijde overvloedig in het werk des Heren, wetende dat uw arbeid niet vergeefs is in de Here’.^*^ Dat welvaartsbevorderende werk kan overvloedig zijn, omdat wij delen uit de overvloed van de genade.^' Niet onze individuele behoeften zijn onbegrensd, maar de manieren waarop wij creatief en solidair kunnen werken zijn onbegrensd. De behoefte aan liefdegedreven werk is onbegrensd.

Josephine Green, van 1997 tot 2009 senior director strategy and design bij Philips, zegt: ‘Je hoort altijd dat mensen vooral veel geld willen verdienen en willen consumeren. Maar de mensen die ik spreek, willen betekenis geven aan hun leven, ze zijn op zoek naar manieren om hun individuele en collectieve verantwoordelijkheid in te vullen. (...) De

Tjccnk Willink, Jaarverslag 2009 (supra, n. 5), 47.

” 1 Korinliërs 15,58.

2 Korintiërs 9,8.

S. McFague in: A. Loades (cd.), Feminisi theology. A reader, Londen/Louisville 1990, 268. Sallie McFague (* 1933) is in deze bundel opgenomen met een gedeelte uit haar baanbrekende Models of God: Theology for an ecological, nuclear age, London/ Minncapolis/Augsburg 1987. De Nederlandse titel is Modellen voor God. Nieuwe theologie in een bedreigde wereld, Amersfoort/Leuven 1990.

39

-ocr page 42-

tijd van de piramide is voorbij’?^ Het gaat er dus maar om welke mensen je spreekt en door wie je je laat inspireren.

‘Er is geen quick fix, geen miraeuleuze genezing, en de mensen met de helende handen zullen vaak gewond raken in hun arbeid. (...) Deze dwazen zullen de mislukking van hun werk in hun plannen moeten opnemen’.Als wij om ons heen kijken zien wij allerwegen de behoeftige naaste. Het eerst relevante eeonomisehe feit, zegt Con Mönnieh (1915-1994), is de nood van de beroofde man wie de Barmhartige Samaritaan te hulp komt. Op de vraag: hoe ben ik een goed ehristen, of: ‘wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?’,^^ verwijst Jezus naar een ‘niet-kerklid’, een andersdenkende, een niet-Jood. Een reehtvaar-dige. De Geest doet tekenen van vernieuwing ontstaan, ongeaeht de religieuze identiteit van de menselijke auteur ervan.

De gesehiedenis van de reehtvaardigen, zegt Mönnieh, is geen doorlopende lijn, maar een stippellijn.^^ Maar het zijn deze stippellijnen die betekenisvolle sporen trekken door de toegesloten wereld van het systeem, van de teehnisch-wetensehappelijke feitelijkheid, van de rede en het eigenbelang.^^ Sporen naar de Toekomst, vanuit ‘de laatste dingen’, waarin ‘gelovigen’ en ‘niet-gelovigen’, rechtvaardigen die zichzelf helemaal niet rechtvaardig vinden,^^ blijken binnen te gaan in het Koninkrijk dat hun bereid is sinds de grondlegging van de wereld.^^

‘In onze samenleving, die gekarakteriseerd is door het najagen van succes als “rechtvaardiging” van het menselijk bestaan, is de vrije onderlinge erkenning van mensen in de relatie van subject tot subject en face to face, een werkelijk geestelijke ervaring van genade en van rechtvaardiging door het geloof.’*^*’

” FD, 20 februari 2010, 15: Interview met Josephine Green door Michiel Goudswaard.

McFague, Feminist theology, (supra, n. 92), 261.

” Lucas 10,25.

C.W. Mönnieh, Fragmenten. Achtergronden bij een hedendaagse theologie, Baam 1972, 112.

R.L. Haan, Geloof dat bergen verzet, Gorinchem 2009, 163.

” ‘Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien?’ Matteüs 25,37.

” Matteüs 25,34.

Jung Mo Sung, The Human Being as Subject. Defending the Victims. In: 1. Petrella (ed.), Latin American Liberation Theology. The Next Generation, New York 2005, 1-19, hier 5: dn our society characterized by the pursuance of success as the way io the “justification ” of human existence, the gratuitous recognition between people in the relation of subject to subject and face to face is a truly spiritual experience of grace and of the Justification by faith. '

40

-ocr page 43-

NIET BIJ MARKT ALLEEN ZULT GIJ - EN ZULLEN DE ANDEREN - LEVEN

Gert van Maanen

Hoe is het gekomen dat onze samenleving in minder dan twintig jaar zo sterk en onverhoeds in de greep van de mammon is geraakt? Wat zijn de kenmerken en gevolgen daarvan? Wat zijn de grondnoties van de oiko-nomie, zoals die met Oude en Nieuwe Testament in de hand is bedoeld? Hoe maken we van de huidige erisis, die zoveel mensen aan het sehrikken heeft gebracht, gebruik om een nieuwe weg vooruit te vinden, die ons uitleidt uit het mammonitisch denken en doen en terugbrengt bij een nomos (ordening), die zorgt dat het goed gaat met de oikos, de wereld waarin mensen wonen? Nu de overheid zich zo vergaand door marktdenken heeft laten meeslepen, welke is de rol van de kerk in zo'n immens maatschappelijk vraagstuk, dat zozeer raakt aan de waarden waar de kerk voor staat?

Wat is er gebeurd?

Vijfentwintig jaar geleden zouden uw voorgangers niet op het idee gekomen zijn om voor de Quasimodolezing ‘God en de mammon’ als thema te kiezen. De reden is, dat in die tijd Mammon - of het mammonitisch denken - veel minder een stempel drukte op de samenleving dan nu. Het waren de jaren vóór de val van de muur, wij leefden in een sociale markteconomie, waarbij de scherpe kanten van het kapitalisme door overheid en samenleving getemperd werden en woorden als hebzucht niet in het publieke woordenboek voorkwamen. Mammon was een godheid van vroeger, zoals Baäl en Astarte, zonder enige betekenis voor ons dagelijks leven.quot;” We leven nu vijfentwintig jaar later. We ervaren hoe

In de huidige concordantie op de bijbel komt het woord Mammon zelfs niet voor!

Misschien omdat de één dacht, dat het een naam was en het naar het namenregister verwees, terwijl de redacteur van dat register van mening was, dat het woord vast al aan bod geweest was in het woordenregister. Overigens kent ‘Trommius’ - de concordantie op de bijbel van de predikant en theoloog Abraham Trommius (1633-1719) - Mammon nog wel.

41

-ocr page 44-

ingrijpend onze samenleving is veranderd en hoezeer Mammon tot leven is gewekt;

Het marktdenken heeft in managementkringen, sommige politieke bewegingen en in (met name) Europa zelfs quasireligieuze - soms zelfs fundamentalistische - trekken gekregen. De markt wordt gezien als een godheid met een invisible hand, die belooft dat ‘alles sal reg kom’, mits wij hem ongestoord zijn gang laten gaan. Ten onrechte, het komt niet ‘reg’, want de markt belooft gouden bergen aan de winnaars, maar heeft niets in petto voor de verliezers. De markt is dan ook geen natuurlijke bondgenoot van de kerk, die de zorg voor verliezers op haar geboortebewijs heeft zien schrijven.

Dit laatste is te kort door de bocht. De afgelopen jaren hebben laten zien, dat niet-ingetoomde geldzucht een catastrofaal effect heeft gehad op de wereldeconomie en vervolgens op miljoenen kleine huishoudens.

102

Voor een uitgebreidere analyse, zie: G.H.O. van Maanen, Tussen Wallstreet en Churchstreet, Michsjol 18 (2009), 32-39.

103

Het Rijnlandse denken werd in 1991, twee jaar na de vat van de Berlijnse muur, onder woorden gebracht door de Franse verzekeraar Michel Albert (* 1930). In dat denken behoort het tot de taak van het management om de belangen van alle belanghebbenden - klanten, leveranciers, medewerkers, aandeelhouders, overige financiers, de samenleving als zodanig - in een evenwichtige balans tot hun recht te laten komen. Als één belang het altijd wint of altijd verliest, bedreigt dat het eerste doel van de onderneming, namelijk continuïteit. Albert zette dat af tegen het Wallstreet model, waarbij één belang, namelijk dat van aandeelhouders, de absolute voorrang heeft. Tien jaar later betoogde eurocommissaris Frits Bolkestein (* 1933), dat we moesten ophouden met dat nostalgische gezeur over het Rijnlandse model, aangezien dat ons op fundamentele achterstand zou zetten ten opzichte van Amerika.

42

-ocr page 45-

Deze ontwikkeling vormde een zeer ingrijpende culturele verandering, waarbij kapitaal de voorrang kreeg boven arbeid en alle andere belanghebbenden. Ook dit gebeurde niet omdat men het intrinsiek daarmee eens was, maar omdat de internationale economie nu eenmaal zo georganiseerd was en het onverstandig leek je daarvan te isoleren. Dat gold met name voor de beursondememingen die ook op Wallstreet genoteerd waren. Zo mochten de aandeelhouders die in november 2007 wat aandelen ABN AMRO hadden gekocht, in april 2008 beslissen over de toekomst van die bank, die tot verbijstering van alle andere belanghebbenden in stukken mocht worden gescheurd. De overheid had dat kunnen stoppen, maar vond het verstandig dat niet te doen, hoewel het ging om een essentieel schakelstation in onze economie.

Gevolg was, dat zij zo’n persoonlijk belang óók bij een vriendelijk of vijandig bod kregen, waardoor zij in één klap konden binnenlopen, ongeacht of het bedrijf dat aan hun zorgen was toevertrouwd werd versterkt of in stukken werd geknipt. Een dergelijke belangenverstrengeling zou het management van geen enkel personeelslid accepteren en leiden tot ontslag op staande voet. Met deze onwikkeling ontstond een kloof tussen leiding en medewerkers; de laatsten vragen zich met recht en reden af, of hun hoogste baas nog wel hun belangen op het oog heeft.

43

-ocr page 46-

In dit denken waren de huidige personeelsleden meer ballast dan bondgenoot. Zo werden bedrijven met al hun maatschappelijk functies als producent van goederen, diensten, werkgelegenheid, maatschappelijke identiteit ’®^ en - zeker - rendement gereduceerd tot handelswaar, die je aan de meestbiedende kon verkopen. Wat die ermee doet, moet hij weten.

Dus werden winstverhogende besluiten naar voren gehaald, waarmee een essentieel element van continuïteitsbeleid - namelijk investeren en daardoor qua resultaten reculer pour mieux sauter -werd ondermijnd. Overigens strafte de beurs óók bij winstgroei, als men de mate daarvan teleurstellend vond. Niettemin was het helder, dat kwartaalcijfers niet altijd konden stijgen en dat vroeg of laat de klap komt. De vraag is waarom wij dragende elementen van onze samenleving aan het klappen van een dergelijke zweep willen onderwerpen.

Ook deze stelling is te kort door de bocht. Het is waar voor de Albert Cuypmarkt met tien aanbieders en duizend kopers, maar niet voor de wereldmarkt, waar de sterkste partijen winnen en de zwakkeren weinig kans maken. ‘Dat is niet erg,’ zegt de markt, ‘het is zelfs goed dat verliezers verdwijnen en winnaars winnen. Dat gebeurt in de natuur ook, dat is dus natuurlijk.’ Niet dus. In behoorlijk georganiseerde samenlevingen dient aandacht te zijn voor winnaars én verliezers. Met name de overheid is belast met het vinden van de juiste balans tussen kansen voor potentiële win-

Diep in hun hart zijn Nederlanders calvinisten: ‘Zeg mij wat u doet en ik zal u zeggen wie u bent, óf u überhaupt iemand bent.’ Werk is voor velen identiteit. Werkloos worden is verschrikkelijk, want verlies van identiteit.

44

-ocr page 47-

naars en rugdekking voor verliezers als onderdeel van wat men noemt het common good.

De tenders uitschrijvende overheid kent geen enkele loyaliteit, beroept zich op de markt en Europese voorschriften. Een vrije markt, waarbij één de voorwaarden bepaalt en de rest in een gesloten en-

quot;^5 Inmiddels heeft TNT de postdivisie in de etalage gezet, omdat duidelijk is dat een dergelijk probleem binnen een dergelijke context ‘niet te managen’ is.

45

-ocr page 48-

velop mag inschrijven, is echter niet vrij, maar aan de vraagkant monopolistisch.

Hier kan geen minister van Financiën tegenop. Geld was ooit bedoeld als ruilmiddel voor onderlinge transacties. Hetzelfde geld dat

'®^ Overigens deed ook de Nederlandse overheid iets zeer ongepasts, door op het laatste moment, toen er geen tijd meer te verliezen was, mee te delen dat die 10 miljard bij terugbetaling - los van de rente van 8% - een opslag kreeg van 5 miljard. De overheid mag immers ook wel eens een meevaller hebben ... Zelfs Shylock was niet op zo’n idee gekomen. 107

Een bedrag van 365 miljoen dollar, dat voor één dag van land A naar land B flitst, brengt bij een renteversehil van 0,3% 3000 dollar op. Wil je bijna 9000 verdienen, dan moetje met een miljard dollar komen.

46

-ocr page 49-

mensen nodig hebben voor hun dagelijkse levensonderhoud, blijkt speelmateriaal te zijn in handen van dealers.quot;’^

Dit is geen opwekkend overzicht. Een soortgelijk overzicht presenteerden we in 2002 aan de Raad van Kerken.'°^ Ook toen was het beklemmend. De aarzelende en hoopvolle reactie van sommige leden van de Raad was, dat het misschien toch wat eenzijdig was, want zo somber kon het toch niet zijn en dan hadden we het toch wel eerder geweten? Zeker, er zijn ook aardiger zaken te melden, want het is niet allemaal kommer en kwel. Maar dat neemt niet weg, dat dit alles óók waar is. Bovendien heeft het zich in minder dan twintig jaar voltrokken. Dat gebeurde geleidelijk, zonder maatschappelijk debat of formele besluitvorming in het parlement, zonder enig herderlijk schrijven van de kerken. Pas toen de crisis kwam, brak bij velen het inzicht door, dat we ons veel verder hadden laten meeslepen door de nieuwe dogma’s dan we bij nader inzien hadden gewild. Als houtsnippers in een snelstromende rivier, een soort natuurverschijnsel. Maar het is geen natuurverschijnsel. Het heeft niet te maken met lawines of vulkanen, maar met de menselijke natuur, met laissez faire, met macht, met belangen. Als je aan mensen in de derde wereld zegt: ‘Dat moetje ons niet kwalijk nemen, daar konden wij niets aan doen’, dan kijken die je versteld aan. ‘Jullie, met al jullie macht, met al jullie welvaart, met al jullie mogelijkheden ... Kom nou!’

Nieuwe en achterhaalde mantra’s

Er is meer aan de hand. In het kielzog van het marktdenken maakten nieuwe dogma’s zich meester van de wereld waarin wij leven, waarbinnen nieuwe mantra’s gedachten en gedragingen gingen domineren en geen tegenspraak dulden:

108

De Amerikaan James Tobin (1918-2002) heeft ooit voorgesteld deze handel een internationale belasting op te leggen van - zeg - 0,2%. Dat had aan deze absurde manier van handelen de meeste attraetie ontnomen. Het voorstel heeft het niet gehaald, maar lijkt nu betere kansen te hebben.

109

Vgl.: Effeeten van de globalisering op de samenleving, rapport van een werkgroep van de Raad van Kerken ten behoeve van de Soesterberg eonferentie van Wereldraad, WARC, Lutherse Wereldfederatie en Europese Raad van Kerken. Een geactualiseerde versie van deze analyse is opgenomen in: G. Witte-Rang, H. Wolters e.a, Uitsluilend participatie. Theologische overwegingen bij globalisering, Zoctermeer 2005.

47

-ocr page 50-

- IVIarktdominantie; ‘de markt vraagt van ons ...’

- Regeldominantie; een woud van regels, die een eigen leven gaan leiden en handhaving eisen, ook als hun uitwerking in strijd is met het doel dat zij geacht werden te dienen.

- Systeemdominantie: het systeem staat geen afwijking toe, want anders loop ‘het’ fout. Afwijkende besluiten leveren precedenten op en dan is het hek van de dam.

- Managementdominantie: het management als aparte laag bóven in plaats van achter de organisatie, met eigen belangen en agenda’s.

- Schaalvergroting: groei, groei, groei, onder de vlag van goedkoper (?), efficiënter (?), effectiever (?) en wie niet ovemeemt zal overgenomen worden.

- Kostenverlaging; ‘volgend seizoen doen we meer met minder mensen’.

- Rendementsverhoging: het gaat niet meer om winst als bewijs van dat je weet hoe het moet, maar om groei van die winst als graadmeter voor succes.

Los hiervan zijn er humane begrippen, die in veel situaties als achterhaalde mantra’s aan de kant worden geschoven, zoals: ‘menselijke maat’, ‘zorgzaamheid’, ‘respect’, ‘gemeenschap’, ‘motivatie’, ‘dienstbaarheid’. Dit zijn zes begrippen, die niet op geld te waarderen zijn, maar wel van essentiële betekenis zijn voor de kwaliteit van de samenleving en die die samenleving derhalve zouden behoren te kenmerken. Het belang daarvan merkt men echter pas goed wanneer zij wegvallen.

Met een veertigtal professionals uit zeven sectoren van de samenleving hebben wij onlangs geïnventariseerd, hoe de eerste cluster zich in hun sector heeft gemanifesteerd en wat het effect daarvan is geweest op de waarden van de tweede cluster. Het resultaat was als volgt:

48

-ocr page 51-

Effecten van de mantra ’s naar maatschappelijke sector

Marktdenken

Onder wy« R

Gerond Md ja

Bedrage Mnaiid«« Overheid Weldjn Pastoraat

leven sterk

Sector swik

sterk

ja

Rcfieidamüuuitk

ia

matig

sterk

sterk

ja

Systeemdeadaantie

Siert

siert

ja

sterk

sterk

ja

ManaRroM-ntdaminantle

«Verk

sliJrk

Merk

sterk

Schaalvcrgrvtln;:

siert

sterk

sterk

sterk

sterk

ja nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ja

KoitcavcrtaKlag

sterk

sterk

sterk

sterk

sterk

sterk nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ja

Wlmtvcrheoki*

ia

sterk

sterk

.Mnunf^MMT

mm/tT

/rmiAr

móK^’

/»MÜÂ’T

ffttM-r

Mi/Uamp;T

x^/iiAy

MutZer

Ml/HÂ'f

JUMl^

móf/^

m^i/er

mifKir

m//ic6^

mvuZer

mntZer

Mtnir

m/ni/tr

/tUStA^

iruntit'r

zn/oiAT

»i//»tAr-r

/efg*^

Z^f

ZiJgtr

/‘ig»^

Z/^vr

W/K^T

miff^

MMfr

iW/K^'f

/ttfM-r

Bij iedere kwalificatie hoort een eigen onderbouwing. Niettemin is het beeld over de gehele linie verontrustend. Wat is er met onze samenleving gebeurd? Waarheen zijn wij op weg? Is dit de bedoeling van het leven? Is dit, wat wij willen overdragen aan volgende generaties?

Wat zijn de grondnoties van een oikonomie zoals bedoeld?

Hoe zou het door de Schepper bedoeld zijn? Hij waarschuwt ons immers tegen de mammon als een valse god die onheil aanricht. Welke nomos had Hij in gedachten ten bate van de oikos, de wereld waarin mensen wonen? Het Oude Testament bevat geen grootse economische ordening, maar wel een aantal instructies over wat je moet doen en wat je moet laten.

49

-ocr page 52-

Grenzen aan de schulden

Ten eerste: het jubeljaar als fundamentele correctie op het vrije spel der maatschappelijke krachten, dat niet alleen winnaars kent maar ook verliezers. De vrijheid van dat vrije spel wordt aan banden gelegd. Het stelt een limiet aan de mate waarin mensen hun lijf en goed kunnen verliezen. Het jubeljaar vormt een nieuwe en ultieme correctie op de economische ondergang van mensen; in het vijftigste jaar krijgen alle verliezers het land van hun voorvaderen terug en keren terug in de kring van hun familie. Waarom? Tk heb hen uit Egypte bevrijd, zij zijn Mij tot knecht, niet u!’ Daarom is er iedere vijftig jaar een nieuw begin, een schone lei. Alle verliezers gaan terug naar af en krijgen 200 euro.

Ten tweede: er zal geen arme onder u zijn. En mocht iemand van het eigen volk toch in armoede vervallen, dan zult u hem met mildheid lenen, voldoende voor wat hem ontbreekt. Renteloos.''° Na zeven jaar zal iedere lening of het restant daarvan worden kwijtgescholden, want er behoort een limiet te staan op schuldig zijn. En in jaar zes mag je niet proberen om met onbarmhartige middelen te incasseren zodat je die kwijtschelding voorkomt. Daarnaast mag je weliswaar een pand nemen als zekerheid om de terugbetaling voor de debiteur aantrekkelijk te maken, maar dat mag niet zijn handmolen of de bovenste molensteen zijn, want dan neem je het leven zelf tot pand. Wie aan jou zijn mantel verpandt moet hem ’s avonds terugkrijgen, opdat hij zich in die mantel ter ruste legt en jou zegent. En de dagloner zul je voor de avond uitbetalen, want hij heeft zijn loon nodig en ziet ernaar uit.

Kortom, in de oikos zoals God die voor ogen heeft, wordt geld geleend aan wie het nodig heeft: aan armen uit het eigen volk renteloos, aan niemand tegen woekerrente (die overigens altijd op misbruik van omstandigheden is gebaseerd). Er mag pand genomen worden, maar niet alles en er wordt bij eigen volk kwijtgescholden wat na zeven jaar nog

Let wel: het renteverbod sloeg niet op vreemdelingen of op ondernemers uit eigen volk die hun handelsvoorraad met geleend geld wilden financieren, maar uitsluitend op mensen uit het eigen volk die in armoede vervallen waren. Aan hen mocht je geen rente rekenen en ook niet met winst verkopen. Aan alle anderen mocht je nooit woekerrente rekenen. De vroege kerk heeft dit renteverbod breder getrokken, maar Johannes Calvljn (1509-1564) zei al, dat het niet gold voor productieve leningen. Bovendien wordt in de gelijkenis van de talenten in het Nieuwe Testament tegen de man met het ene talent gezegd: ‘Had dan mijn geld aan de bankiers gegeven, zodat ik mijn eigendom bij mijn terugkomst met rente had kunnen opvragen.’ Vgl. Mat. 25,27. Ook toen was dit blijkbaar al een normale gang van zaken.

50

-ocr page 53-

niet was of kon worden terugbetaald. ‘Want zij zijn Mijn knechten, niet de uwe!’

Een prachtig beeld. Verliezers die niet alles mogen verliezen, die perspectief moeten hebben op herstel. Heeft het ook gewerkt? Wellicht niet altijd en niet naar de letter. Want zoals altijd waren er ook toen natuurlijk spelbrekers. Toch werden deze woorden, als het te gek werd, uit de kast gehaald. Lees in Nehemia 5 hoe het volk en hun vrouwen (jazeker: de moeders stonden op en zeiden tegen de vaders dat ze het niet langer pikten) in verzet kwamen tegen de wijze waarop de teruggekeerde ballingen door de zittende klasse van grondbezitters werden behandeld. Ze konden een stukje land krijgen, maar er lag wel een hypotheek op, want niets gaat voor niets. Vervolgens werd bij de eerste de beste misoogst de grond geëxecuteerd en werden hun dochters tot slavinnen gemaakt. Zo hadden de rijken binnen de kortste keren hun land terug met gratis slavinnen erbij en waren de teruggekeerden zowel hun land als hun dochters kwijt. Nehemia wachtte niet op het jubeljaar en zei niet tot de slachtoffers dat het ooit goed zou komen met dat land en die dochters. Hij hield een donderpreek tot de economische machthebbers. En toen die zich gewonnen gaven, werden zij niet geprezen, maar pakte Nehemia zijn mantel, schudde het stof daaruit en voegde hen toe; ‘Zo zal de Heer u uitschudden uit uw huis en uw bezit als u uw woord breekt!’ Hij veegde hun letterlijk de mantel uit.

Verdere bijbelse voorschriften

Deze voorbeelden bevatten niet alles, want her en der in de bijbel staan andere heldere voorschriften. De oudste daarvan zijn zonder twijfel de Tien Geboden, maar die verwoorden maar een deel van het geheel. Er wordt bijvoorbeeld herhaaldelijk gezegd: ‘Gij zult niet begeren’, maar er staat nergens; ‘Gij zult delen’. Ook wordt niet vermeld, datje de armen moet voeden en de vreemdeling moet herbergen. Dat is begrijpelijk, omdat de Tien Geboden werden gegeven tijdens de veertig jaar durende trektocht door de woestijn. Het volk was er onder elkaar, er was geen vreemdeling. Niemand had honger, want er was van dag tot dag manna voor iedereen en op vrijdag voor twee dagen. Maar er was wel behoefte aan geboden en verboden, opdat men van eikaars spullen afbleef, elkaar niet zou doodslaan, de buurvrouw met rust liet, het vee niet zou stelen of het zilver dat ze meenamen uit Egypte. Dat alles zou grote spanning en vijandschap geven. Men moest immers verder kunnen trekken met zo’n 603.550 mannen van twintig jaar en ouder, met vrouwen en kinderen.

51

-ocr page 54-

zo’n 1,5 miljoen mensen in totaal. Dat vereiste ordening en een helder overzicht van geboden en verboden, toegesneden op die situatie.

De kans is groot dat, als Mozes nu van de berg zou komen, hij meer geboden in de hand zou houden dan deze tien. Het zou mooi zijn als u, bij voorkeur samen met de Raad van Kerken, een denkgroepje zou vormen om Mozes anno 2010 opnieuw zorgvuldig en eerbiedig uit te luisteren. Voor mij lijdt het geen twijfel dat er dan aanvullende geboden boven komen, zoals:

Deze geboden zijn niet verzonnen. Zij zijn ons op andere plaatsen in de Schrift aangereikt, met name in de Bergrede. Van al deze geboden weten

'quot; Dit laatste gebod is ontleend aan een verrassende bron: het Binnenvaart Politie Reglement, waarin met grote wijsheid is geregeld, dat ‘de schipper Indien zulks - gelet op de bijzondere omstandigheden waarin het schip zich bevindt - in het belang is van de veiligheid, gehouden is de beginselen van goed zeemanschap de voorrang te geven boven de bepalingen van dit reglement.’ Voor de wetgever is dit een uitzonderlijke bepaling, waarbij het doel, het common good, wordt gesteld boven de regel. In de evangeliën geeft Jezus daarvan steeds weer voorbeelden, tegen het wetticisme van de Farizeeën in.

52

-ocr page 55-

wij dat zij lastig zijn. Dit wist Jezus ook toen hij de rijke jongeling antwoordde op zijn vraag wat hij moest doen. Maar het gaat er niet om de nieuwe geboden te toetsen op hun moeilijkheidsgraad of op Gods verwaehting, maar op Zijn bedoeling en hoop. Die lat ligt hoog, maar mag wel zichtbaar zijn.

Krediet: niet hetzelfde als schuld

Zal er in een solidaire oikonomie nog plaats zijn voor banken en kredietverlening en interest? Zonder twijfel. Krediet is zuurstof voor economische ontwikkeling. Je ziet dat bij bedrijven die door middel van krediet een economische sprong naar voren willen maken. Maar - zagen wij bij Oikocredit - krediet is ook hét instrument om economische achterstanden recht te trekken, doordat de een, wanneer hij tijdelijk de beschikking krijgt over geld van de ander, zijn achterstand kan verkleinen.

De meeste armen zijn niet in staat om voldoende te sparen om een riksha, koe, fornuisje of goed gereedschap te kopen waarmee ze geld kunnen verdienen, zeker niet zolang hun kinderen ’s avonds onvoldoende te eten hebben. Maar als iemand hun krediet geeft waarmee de aankoop kan worden gefinancierd, zijn ze in staat om uit de opbrengst hun gezinsinkomen te laten groeien én de lening af te lossen. Mits die lening goed gestructureerd is, dat wil zeggen niet te hoog of te laag is, de aflossing niet te snel, maar ook niet te langzaam is, de rente niet te hoog is en voldoende inkomen genererend, dan is het een prachtig model. Je hebt hulpkrachten nodig om daar heel goed naar te kijken, want teveel krediet of te snelle terugbetalingstermijnen kan de lener - en daardoor ook de uitlener - in grote moeilijkheden brengen. Banken vervullen die functie voor mensen met geld, die voldoende zekerheden kunnen geven. ‘Wie heeft zal gegeven worden’ is een van de weinige bijbelteksten die door banken naar letter en geest in praktijk worden gebracht. Zij nemen spaargeld in van tienduizenden spaarders en zetten dat om in krediet aan honderden leners, die zich zo’n lening kunnen veroorloven, op een zodanige wijze dat dit spaargeld niet verloren gaat. De Oikocredits van deze wereld doen dat voor mensen zonder geld, die onvoldoende zekerheden kunnen geven. Zeker, ook door Oikocredit wordt interest berekend om de kantoorkosten, een symbolisch dividend voor de aandeelhouders en een passende risico-opslag te financieren. Voor de meeste leners is niet het interestniveau het belangrijkste punt, maar dat zij de beschikking

53

-ocr page 56-

krijgen over de hoofdsom, die hen in staat stelt iets te kopen waarmee inkomen kan worden verworven.

Al doende hebben wij leren zien, dat krediet niet hetzelfde is als schuld (behalve in de ogen van boekhouders en accountants). Krediet, mits goed gestructureerd, geeft lucht in de longen en thermiek onder de vleugels. De meesten van ons wonen in huizen met hypotheken. Dankzij die hypotheek kunnen we wonen zoals we willen. Zolang we de rente en aflossing kunnen betalen, gaan we niet onder schuld gebukt. Dat gebeurt pas als we die niet meer kunnen betalen. Dan verandert krediet van kleur en wordt tot schuld, van hulp tot last, van middel tot kwaal. Wereldwijd wordt gebeden: ‘Vergeef ons onze schuld’, maar niemand voegt daaraan toe: ‘en sluit ons uit van krediet’.

We leerden nog meer. In het najaar van 1995 was er een bestuursvergadering van Oikocredit in Peru. Drie weken tevoren hadden we $ 200.000 overgemaakt naar een project ten behoeve van negentig Indiaanse families. Op zondagmorgen waren we uitgenodigd om hun kerkdienst mee te maken. Dat bleek een dankdienst te zijn, omdat hun gebed was verhoord. God had hen zien staan met hun sprankje hoop dat het goed zou komen. Daar zaten we dan, wat ongemakkelijk op onze banken. Wij hadden immers niks anders gedaan dan hun aanvraag bekeken en uiteindelijk goedgekeurd. Maar in hun ogen zat God daarachter en waren wij door Hem op hun pad gezet. Toen drong tot ons door, dat ‘krediet’ van credo komt. Van hùn credo, hùn geloof in een God, die hen niet zou laten vallen. Wie zijn wij om daar de wenkbrauwen over te fronsen? In het Duits heet een crediteur een Gläubiger, iemand die gelóóft in God en in Zijn bedoeling met de ander, in Zijn hoop dat hun door hun medemensen recht zal worden gedaan. Recht! Toen we hen aankeken en hun gegroefde gelooide gezichten en vermoeide ogen zagen, wisten we opeens wat het betekent: ‘geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis’ en: ‘wat u de minsten van hen hebt gedaan, hebt u Mij gedaan’. Alles wat we deden kreeg toen opeens een andere dimensie. Na afloop van de dienst keken we elkaar aan. We waren nog steeds dezelfde mensen als de dag tevoren, die leningen beoordeelden en contracten maakten. Maar op de een of andere manier voelden we ons opgenomen in een veel grotere beweging, een conspiracy against poverty, met het accent op ‘samen’ en op 'Spirif'. een wereldwijde beweging in de richting van het Koninkrijk. De armen voorop.

54

-ocr page 57-

Hoe nu verder?

Het goede nieuws is, dat de financiële crisis en de onrust veroorzaakt door bovenstaande analyse meer mensen dan ooit heeft wakker geschud dat het zo niet verder kan, ook in kringen van bankiers. Namen als Herman Wijffels (* 1942), James Wolfensohn’'2, Jean François Rischardquot;^, Stephen (Ireenquot;’, Alexander Rinnooy Kan (* 1949) verdienen in dit verband met respect te worden genoemd, omdat hun agenda niet beheerst wordt door verdienmodellen, short-selling^'^, flitskapitaal, bonussen etc. Zij zijn bondgenoten en voortrekkers in het vinden van nieuwe wegen.

Een tweede element van het goede nieuws is, dat overheden in toenemende mate tot het inzicht zijn gekomen, dat zij terrein moeten herwinnen, dat zij in de afgelopen decennia hebben prijsgegeven. En dat van hen een inhoudelijker sturing wordt verwacht dan laissez faire. Dat geldt met name voor hun relatie tot de financiële sector. Iedereen is zich ervan bewust, dat daarvoor internationaal gecoördineerd optreden vereist is. In dat verband is deel van het goede nieuws, dat het Witte Huis thans bewoond wordt door een zwarte president met een sociaal geweten. Als

quot;^ James Wolfensohn (* 1933) stond van 1995 tot 2005 aan het hoofd van de Wereldbank en heeft, totdat hij door de regering-Bush aan de kant werd geschoven, het beleid van deze bank radicaal in sociale richting omgebogen.

Jean François Rischard (* 1948) was onder Wolfensohn de vicepresident voor Europa. Hij schreef High Noon, 20 Global Problems, 20 Years to Solve Them, New York 2002. Daarin trok hij de agenda veel breder dan iemand had verwacht en gaf aan dat al deze problemen (aids, drugs, migratie, armoede, financieel toezicht etc.) aangepakt moesten worden, omdat anders de samenleving een zéér hoge prijs voor die nalatigheid zou moeten betalen.

quot; Stephen Green (* 1948) is sinds 2006 voorzitter van de Raad van Commissarissen en daarvoor van de Raad van Bestuur van de HSBC Bank, een van de leidinggevende banken in de wereld. Sinds 1988 is hij priester in the Church of England. In Good Value, Reflections on Money, Morality and an Uncertain World, London 2009, beschrijft hij hoe hij deze beide werelden met elkaar verbonden probeert te houden. Hoofdstuk 6 ‘ Why should I do anything for prosperity? ’ is zeer de moeite waard.

'5 Voor verdienmodellen: zie Goldman Sachs, die schuldpapier van kwetsbare kwaliteit verkocht aan onder andere Europese banken. Deze gingen af op de naam van Goldman Sachs, die wist dat andere relaties bezig waren te werken aan het door-de-mand-vallen van dat papier, opdat dit hun winst zou opleveren. Zoiets bereik je door dat papier te verkopen voor - zeg - 100 met levering over drie maanden, terwij 1 je het zelf in de dagen voordat je moet leveren inkoopt voor bijvoorbeeld 50. Short-selling is belang krijgen bij en als het ‘goed’ gaat goud geld verdienen aan de ondergang van anderen. Nehemia zou zeggen: ‘Dat is de Here een gruwel!’

55

-ocr page 58-

kind heeft hij de armoede in Indonesië gezien, als voormalig president van de Harvard Law Society koos hij niet voor de bovenste etage van een prestigieuze law firm, maar keerde hij terug naar de Schilderswijk van Chicago. Zijn moeder heeft gewerkt voor Women ’s World Banking, een vrouwelijke pendant van Oikocredit.

Een derde hoopgevend element is, dat de herinnering hoe het óók en beter kan, vers is. Nog geen vijfentwintig jaar geleden deden we dit immers anders en we weten hoe dat ging. Toegegeven, niet perfect, maar lang niet zo perfide. Betekent dat een oproep tot restauratie? Nee, ook nu is vooruitkijken beter dan achterom. Maar wat wel nodig is, is om met de kennis en ervaring van verleden en heden contouren te schetsen voor morgen. Bovendien zijn er andere krachten die op restauratie aandringen, maar zij bedoelen herstel van het speelveld van vóór de crisis, herstel van de kansen en de vrijheden van toen, alsof daarin niet de wortel lag van veel van het kwaad. Die krachten verdienen weerwerk.

Banken: kwetsbaarder dan andere bedrijven

Het is een complex van ambities en externe factoren, dat veel banken in de afgelopen twintig jaar van facilitators van het economisch verkeer tot medeveroorzakers en zelfs aanjagers van de crisis heeft gemaakt. Twintig jaar geleden waren de rendementen bij banken hoger dan bij de meeste bedrijven die zij als klant hadden, maar niet excessief: 10 tot 12% op hun eigen vermogen. Sindsdien zijn die rendementen opgestuwd tot boven de 20% en wie achterbleef, deed het slecht in de ogen van de beurs. In zo’n situatie dreigt, dat de beurs ‘het vertrouwen verliest’, met als risico, dat ook spaarders en depositohouders onrustig worden en vandaag hun geld terugtrekken, dat echter voor een belangrijk deel voor langere termijn vastzit in de kredietenportefeuille. In zo’n spagaat moeten andere banken met geld te hulp schieten. Maar die moeten dan wel geloof hebben in een snelle en goede afloop, anders spiraalt de bank binnen enkele dagen naar beneden. Dat is de gevreesde run op de bank. Dat gebeurde met Fortis in 2008, toen er, ook voor de centrale banken, geen redden meer aan was.

Om naar de maatstaven van de beurs bij de voorhoede te blijven behoren, besloten banken voor eigen rekening, dat wil zeggen los van de vraag van hun cliënten, geld te gaan verdienen aan transacties en steeds nieuwe producten. Het dienstenmodel werd tot verdienstenmodel. Dit

56

-ocr page 59-

Stond bijvoorbeeld ABN AMRO voor ogen, toen deze bank in 2000 beloofde over vier jaar te zullen behoren bij de top vijf in de wereld, gemeten naar de toegevoegde waarde voor aandeelhouders. Dat kon alleen als de inkomsten fors omhoog zouden gaan en de kosten fors omlaag. Van die ambitie kwam niets terecht. Vervolgens werd de bank speelbal van geruchten en werden de aandelen gekocht door nieuwe aandeelhouders die winst roken. Want waar rook is, is vurige hoop. Aan het einde van de rit hadden deze nieuwe aandeelhouders hun winst, was ABN AMRO opgesplitst, had Fortis zich verslikt, moest de overheid inspringen om in het publieke belang erger te voorkomen en was de nederlaag compleet. '

Een dergelijk lot kan ook goed geleide banken treffen, als de beurs om de een of andere reden ‘het vertrouwen verliest’ en een spiraal wordt ingezet die kan leiden tot ‘een run op de bank’. Alle banken hebben immers hun kredietportefeuille slechts voor 8 tot 10% gefinancierd met eigen vermogen en voor de rest met spaargeld en deposito’s van derden. Dat systeem werkt zolang die derden het vertrouwen hebben, dat hun geld daar veilig is. Als dat vertrouwen gaat glijden, kan het in een paar dagen voorbij zijn. Daarom is een bank kwetsbaarder dan een fabrikant van fietsen, spijkers of behang. Als de beurs het vertrouwen in deze fabrikanten verliest, gaat de verkoop van fietsen, spijkers en behang vooralsnog gewoon door. Maar een bank kan binnen een paar dagen omvallen, nog voordat iemand de geruchten goed heeft kunnen verifiëren. Cees Maas (* 1947), voorzitter van de bancaire commissie die de crisis onderzocht, verzuchtte bij de presentatie van het eindrapport, dat de banken er beter aan toe waren geweest als zij niet beursgenoteerd geweest waren.quot;’ Zie bijvoorbeeld de Rabobank, die niet door de beurs wordt gefinancierd, maar door de (leden van de) aangesloten banken. De les die hieruit te leren valt is, dat systeembanken te belangrijk zijn voor het publieke belang om te onderwerpen aan het onvoorspelbare gedrag van de beurs. Het is in het publieke belang dat zij een ander en meer toegesneden juridisch regime krijgen dan een doorsnee beursvennootschap. En het is evenzeer in het publieke belang dat zij terugkeren naar hun hoofdfunctie, dat is de facilitering van het geldverkeer tussen bedrijven en burgers, onder andere door het omzetten van spaargelden in ver-

' '* Zie voor een adembenemend verslag: J. Smit De Prooi. Blinde trots breekt ABN AMRO, Amsterdam 2008.

quot;’ Interview NRC Handelsblad 10 juni 2009.

57

-ocr page 60-

antwoorde kredieten. Ooit zei Rob Hazelhoff (1930-2010), een eerdere CEO van ABN AMRO, dat bankieren saai moest zijn. Dat soort saaie banken hoort in de toekomstige ordening thuis, als bakens van stabiliteit en dienstverlening. Hoe die situatie bereikt kan worden, valt buiten het bestek van deze lezing, maar zal in de komende tijd veler aandacht vragen.

Ten slotte

De agenda die ons dient bezig te houden, steekt dieper dan de financiële crisis. Met name de duurzaamheidsvraag gaat niet meer over opinies en voors en tegens, maar over de toekomst van de mensheid in een wereld die in hoog tempo wordt uitgeput. Vroeger schreven Hariy de Lange (1919-2001) en Bob Goudzwaard (* 1934) over de ‘economie van het genoeg’. Stephen Green voegt daaraan toe, dat we zullen moeten wennen aan de gedachte, dat minder genoeg zal moeten zijn als we de wereld, die aan ons is toevertrouwd, leefbaar willen houden. Is dat haalbaar? Greetje Witte-Rang (* 1954), die in 2008 promoveerde op Harry de Lange, maakte een wezenlijke uitspraak van Harry tot titel van haar proefschrift: ‘Geen recht de moed te verliezen’. Nico Smith (1929-2010), een bondgenoot van ds. Christiaan Beijers Naudé (1915-2004) in Zuid-Afrika, voegde bij diens begrafenis daaraan toe, dat Dante in zijn Inferno een speciaal plaatsje had gereserveerd voor de neutralen, de indifferenten, de mensen die zeggen: ‘Kijk me niet zo aan! Kan ik er wat aan doen?’.

De kerken hebben tot taak ons bij voortduring te herinneren aan Gods bedoeling met deze wereld. Zij mogen zich - en dienen zich te -mengen in het zoeken naar nieuwe wegen, omdat waarden in het geding zijn die hun op het lijf geschreven staan. Diegenen die beweren, dat de scheiding van kerk en staat met zich meebrengt dat de kerk zich hier niet mee mag bemoeien, hebben het fout. Er is ook een scheiding tussen staat en ANWB, vakbeweging, milieuorganisaties etc. Dat houdt in, dat men

118

Herman Wijffels zei in 2009 tijdens zijn afseheidsymposium als bewindvoerder van de Wereldbank: ‘De finanelële crisis zijn we binnen een paar jaar te boven, dat herstelt zich wel, maar wat we op milieugebied verzuimen, krijgt geen herkansing en zal leiden tot vergaande aantasting van de leefbaarheid van de aarde voor exponentieel toenemende groepen mensen’.

58

-ocr page 61-

erkent wat tot de taak van de ander behoort, maar het houdt niet in, dat men het gesprek uit de weg gaat.

In de vragen die nu aan de orde zijn, over de toekomst van de eigen samenleving en van de internationale ordening hoeven de kerken niet alle antwoorden te weten. Belangrijk is dat zij vasthoudend de juiste vragen blijven stellen en hun leden met al hun kennis en deskundigheid blijven bemoedigen en stimuleren om het hunne bij te dragen aan de contouren van een andere ordening van de samenleving, waarin gerechtigheid, verbondenheid en duurzaamheid als centrale begrippen worden erkend en verankerd.

59

-ocr page 62-

60

-ocr page 63-

ECONOMIE EN DE

OUD-KATHOLIEKE TRADITIE

Dick Schoon

God en de mammon in crisistijd. Met de Quasimodolezing, zoals die enkele jaren geleden werd opgezet, probeert de Oud-Katholieke Kerk aandacht te besteden aan actuele thema’s rond geloof en kerk. Nadat we drie jaar geleden begonnen op het relatief veilige terrein van de kerkgeschiedenis, hebben we ons vervolgens bewogen op het gebied van de literatuur en de politiek en vandaag begeven we ons dus op dat van de economie.quot;^ Daarmee kun je zeggen, dat we de actualiteit steeds meer op de huid zitten. Want, zoals ook uit de lezing en het coreferaat bleek, de economie beheerst het leven. Hebben christenen zich daarmee te bemoeien? Jawel, zeker als economie in de letterlijke zin van het woord wordt verstaan: als ‘huishouding’. In de bijbel krijgt de mens van God de opdracht om de wereld in te richten en te bewaren, in afwachting van de komst van de Messias. Niets waardevols mag er verloren gaan en niets vreemds in de zin van ‘tegengesteld aan Gods bedoeling’ mag er binnendringen. Dat is de dubbele zin van het bewaren.

In de geschiedenis van de Oud-Katholieke Kerk is dat bewaren een voortdurende zorg geweest. Je denkt daarbij misschien allereerst aan het bewaren van de bisschoppelijke opvolging in de katholieke kerk in de Republiek, die door Rome tot missiegebied was verklaard. Maar die bisschoppelijke organisatie maakt slechts een deel uit van het veel omvat-

quot;’ De vorige Quasimodolezingen zijn gepubliceerd als:

E. Weaver Laporte, The message of Port-Royal for our Godless world, Quasimodolec-ture 14 April 2007, with contributions by Angela BerUs and Kees de Groot and an epilogue by Joris Percammen, edited by Dick Schoon [Publicatieserie Stichting Oud-Katholiek Seminarie, vol. 42], Amersfoort/Sliedrecht 2008;

W.J. Otten, De ambigue gelovige Met Augustinus tegen de ‘ietsisten ’. Tweede Quasimodolezing 29 maart 2008. Met bijdragen van Martijn Schrama, Angela Berlis en Dick Schoon, onder redactie van Angela Berlis en Lidwien van Buuren [Publicatieserie Stichting Oud-Katholiek Seminarie, afl. 43], Amersfoort/ Sliedrecht 2009;

E. Jurgens, Bescheiden en bewogen. Over christenen in de politiek. Derde Quasimodolezing 18 april 2009. Met bijdragen van GreetJe Witte-Rang, Jan Hallebeek en Joris Percammen onder redactie van Lidwien van Buuren [Publlcatie-serie Stichting Oud-Katholiek Seminarie, afl. 45], Amersfoort/Sliedrecht 2009.

61

-ocr page 64-

tender geheel van de katholieke traditie. Inderdaad mag daar niets wezenlijks van verloren gaan, zoals die bisschoppelijke organisatie. Maar er mogen ook geen zaken worden toegevoegd op de noemer van ‘katholiek geloof, die daarmee strijdig zijn en dus ongeoorloofde vernieuwingen. Zo beschouwden onze negentiende-eeuwse voorgangers het Mariadogma van 1854 en de pausdogma’s van 1870. Die leerpunten waren niet ‘altijd, overal en door iedereen geloofd’ en konden daarom niet tot het katholieke geloofsgoed behoren.'^”

Woekerstrijd

Met betrekking tot financiën heeft de Oud-Katholieke Kerk ook de nodige crises gekend. Ik denk bijvoorbeeld aan de perikelen rond het beleg-gingsconsortium halverwege de vorige eeuw, toen de kerk - kort gezegd - de beleggingen centraliseerde en daarmee een, naar al spoedig bleek, enorm risico had genomen. Interessanter is de grote crisis die zich in de achttiende eeuw afspeelde en die bij de insiders bekend staat als de woekerstrijd. De Franse jansenisten, die het verzet van de Kerk van Utrecht hielpen organiseren, waren strikt in hun opvattingen en verboden het vragen van rente over uitgeleend geld. De leiders van de Cleresie en hun verwanten onder de gegoede burgers in de steden van Holland zagen in, dat een stringent financieel beleid een groot gevaar kon inhouden voor hun handelsbelangen. Het is hier en nu niet de plaats en de tijd om de strijd die hierover gevoerd is, uit de doeken te doen. Maar het toont precies die zoektocht van de kerk naar de juiste balans in de goede huishouding van wat God de mens heeft toevertrouwd. Hoe bepaalt de kerk die balans? Om dit slotwoord niet tot een nieuw referaat te maken, stap ik met zevenmijlslaarzen met u door de geschiedenis.

'^^ Het geciteerde adagium is afkomstig van Vincentius van Lerinum (t vóór 450). Het vatte in de negentiende eeuw het oud-katholieke protest tegen de nieuwe dogma’s in de Rooms-Katholieke Kerk samen. Het werd opgenomen in de Bisschopsverklaring van 1889, die sindsdien de basis vormt van de internationale samenwerking van oud-katholieke kerken. Vgl. M.F.G. Parmentier, Vincentius van Lerinum, de heide Commonitoria [Publicatiescrie Stichting Oud-Katholiek Seminarie, afl. 20], Amersfoort 1989, 68-72. '^' Over deze woekerstrijd: L P.J. Maan, C.J. Barchman fVuytiers, Erzbischof von Utrecht 1725-J733, Assen 1949, met name 51-29; B.A. van Kleef, Geschiedenis van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland, Assen 1953^, 132-133; en vooral: R. Taveneaux, Jansénisme et prêt à intérêt, Paris 1977.

62

-ocr page 65-

Rentepraktijken

Het is bekend dat de kerk zich altijd heeft verzet tegen het vragen van rente over uitgeleend geld. Waar in de klassieke oudheid het vragen van rente een normale zaak was, zij het soms met werkelijke woekerrente-percentages van 33% of zelfs meer, lieten kerkvaders en concilies zich inspireren door bijbelse argumenten tegen onrecht. In Leviticus en Deuteronomium is te lezen, datje van je broeder en zuster geen rente mag vragen over uitgeleend geld; wel van een vreemde. Deze voorschriften werden aangescherpt met de uitspraak van Jezus in Lucas 6,35, dat je moet uitlenen zonder iets terug te verwachten.

Waar het protest tegen rentepraktijken in de vroege kerk nog voortkomt uit een oproep tot onthechting en als een ethisch appèl kan worden gezien, wordt dat protest in de Middeleeuwen aangescherpt tot een juridische overtreding. Bij Thomas van Aquino (1225-1274) is het vragen van rente een verstoring van de natuurlijke goddelijke orde, waarin handel en productiviteit een sociaal nut moeten hebben en slechts een bescheiden voordeel mogen op leveren. Rente vragen is in strijd met de natuurlijke orde en de openbaring, het verraadt een gehechtheid aan aardse, vergankelijke zaken ten koste van het streven naar het eeuwig heil. Mede in reactie op de Reformatie scherpte het Concilie van Trente de regels voor de katholieken nog aan. De bisschoppen die relaties met Port-Royal onderhielden stonden geheel in deze lijn. Niet alleen omdat ze de regels van Trente strikt volgden, maar ook omdat ze als landheren en kleine adel met een zekere dédain op handeldrijvers neerkeken.

Maar bij die jansenisten was er van meet af aan óók een beweging, die zich verzette tegen de strikte renteverboden van de middeleeuwse hoogscholastiek. Theologen als Antoine Amauld (1612-1694) en Pasquier Quesnel (1634-1719) waren van mening, dat de interpretatie van de bijbelse voorschriften teveel vermengd werd met de heidense filosofie, lees: Aristoteles. Liever grepen ze terug op de praktijk van de oude kerk, die het rente vragen alleen in algemene zin had afgewezen als in strijd met een christelijke levenshouding, maar daar geen juridisch systeem van had gemaakt. Bijbelse uitspraken zoals het uitlenen zonder iets terug te verwachten, waren niet bedoeld als strikte voorschriften, maar als aansporingen tot een geheiligd leven. Het moge duidelijk zijn, dat deze houding door de anti-jansenisten werd opgevat als een inbreuk op de leer van Trente en een toenadering tot het protestantisme.

63

-ocr page 66-

Persoonlijke verantwoordelijkheid

In de Nederlandse Republiek kwamen beide houdingen in botsing tijdens de al eerder genoemde woekerstrijd. Anders dan in Frankrijk was hier geen overheersende katholieke kerk die de besluiten van Trente kon afdwingen. Hier overheerste niet de adel met grootgrondbezit, maar de ondernemende burgerij, die zieh in compagnieën organiseerde en handel dreef. De welvaart van de Republiek en daarmee ook haar politieke zelfstandigheid waren zelfs gebaseerd op die handel, die, wederom anders dan in Frankrijk, niet zozeer was gericht op eigen productie, maar op commissiehandel, opslag en doorvoer. Leningen waren daarbij doodnormaal, met de laagste rente van Europa. Katholieke geestelijken zoals apostolisch vicaris Johannes van Neercassel (1623-1686) waren weliswaar in overeenstemming met de regelgeving van Trente tégen het vragen van rente als woeker, maar stonden dat in de praktijk toch toe. Je kunt dit interpreteren als politiek opportunisme, waarmee de katholieken zich konden handhaven temidden van hun protestantse landgenoten. Maar mét de Franse jansenisten, met wie zij banden onderhielden, hadden zij ook een afkeer van de scholastiek en oriënteerden zij zich op het ethische appèl van de oude kerk. Katholieken moesten zich net zo goede, ja zelfs betere christenen betonen dan de protestanten, die hun dwaalweg dan zouden inzien en in de schoot van de moederkerk terugkeren. Dat betekende niet zomaar een blinde gehoorzaamheid aan de regels van de kerk, maar vooral een persoonlijke verantwoordelijkheid voor het doen en laten. Een strikt verbod op het vragen van rente paste niet in deze optiek; het was aan de gelovige zelf om zich voor God te verantwoorden voor zijn gedrag, ook waar het handeldrijven betreft. Ik zal u het verdere verloop van de woekerstrijd besparen, maar uiteindelijk hebben de striktere jansenisten het afgelegd tegen hun meer praktisch denkende geestverwanten.

De spanning tussen kerkelijke regelgeving, met name die van het Concilie van Trente, en de persoonlijke verantwoordelijkheid van elke gelovige loopt als een rode draad door de geschiedenis van de Oud-Katho-lieke Kerk. De kerk is daarmee geen star instituut, maar een gemeenschap die in beraad en overleg de kerkelijke traditie serieus neemt en actualiseert in moderne omstandigheden. Zoals de voorzitter van de Synode in zijn openingswoord al zei, stond de vergadering van vorige week in het teken van bezuinigingen om het groeiende tekort in de landelijke huishouding van de kerk te bestrijden. We namen daar het besluit om de verantwoordelijkheid voor die huishouding - en dat betreft vooral de ho-

64

-ocr page 67-

noraria van de geestelijken - sterker dan voorheen daar neer te leggen, waar die thuishoort: in de parochies, bij de parochianen. Met dit sterkere beroep op bijdragen uit de levende kerk in plaats van uit de renteop-brengsten van belegd vermogen, zijn we - zonder dat we ons dat wellicht bewust waren - in de lijn gaan staan van de oude kerk. Niet uit dood geld of de rente op tegoeden, maar van levende mensen wordt een bijdrage gevraagd om te delen in de verantwoordelijkheid voor de kerkelijke huishouding. En zo hopen we dan de wereld die God ons gegeven heeft voor het nageslacht te bewaren. En we hopen, dat ook de gedachtewisseling van vanmiddag daartoe heeft bijgedragen.

65

-ocr page 68-

OVER DE AUTEURS

Roelf Haan (* 1938) studeerde economie aan de Vrije Universiteit (VU) te Amsterdam. Hij was o.a. verbonden aan het ministerie van Financiën en de Economische Faculteit aan de VU en doceerde aan de oecumenische theologische opleiding ISEDET in Argentinië. Van 1985 tot 1997 was hij algemeen directeur van de IKON in Hilversum. Hij is voorzitter van Solidaridad en van de Dom Hélder Câmaraleerstoel aan de VU.

Publicaties o.a.: Special Drawing Rights and Development, Leiden 1971, Japanse vertaling Osaka 1973; Economie van de eerbied. Kanttekeningen bij het bijbelse spreken over geld en goed, Zoetermeer 2005, ook verschenen in Peru, Cuba en de VS; Teologia y economla en la era de la globalización. Un aporte al diàlogo con la teologia latinoamericana, Buenos Aires 2007.

Gert van Maanen (* 1941) studeerde rechten in Leiden. Hij begon zijn loopbaan in de advocatuur, ging vandaar over naar NedLloyd en was tot 1993 lid van de Raad van Bestuur van ING Bank. Daarnaast was hij voorzitter van Kerk en Wereld en vicevoorzitter van de ontwikkelingsorganisatie ICCO. Van 1994 tot 2001 was hij algemeen directeur van Oikocredit. Momenteel is hij o.a. lid van de Raad van Toezicht van Cordaid, van het Dagelijks Bestuur van Oikos en van de auditcommissie van Kerk in Aktie. Hij was vele jaren actief binnen de Protestantse Kerk van Nederland en in de oecumene.

Frank de Haart (* 1958) studeerde HEAO BE en behaalde het AMBI-diploma. Hij werkte vanaf 1981 bij Heineken, onder meer als Medewerker Planning amp;nbsp;Control en Informatiemanager. Vanaf 2001 is hij ICT Policy amp;nbsp;Control Consultant bij Heineken International. Hij was vanuit zijn werk o.a. voorzitter van een belangenvereniging van gebruikers van een financieel informatiesysteem. Van jongs af aan is hij actief in de Oud-Katholieke Kerk van Nederland, waar hij diverse bestuurlijke functies vervulde, waaronder vanaf 1993 die van vicevoorzitter en vanaf 2004 voorzitter van de Synode.

Dick Schoon (* 1958) studeerde psychologie en theologie in Amsterdam en Utrecht. Hij werkt(e) vanaf 1989 als pastoor in Amsterdam en IJmuiden. Hij promoveerde in 2004 aan de VU op een proefschrift over

66

-ocr page 69-

de ontwikkeling van de Oud-Katholieke Kerk in de 19de eeuw en publiceerde verschillende artikelen op het gebied van de kerkgeschiedenis. In 2008 werd hij gekozen en gewijd tot 18de bisschop van Haarlem.

67

-ocr page 70-

Tot op heden verschenen delen in de serie:

l F. Smit, J. Visser en A.J. Glazemaker: 250jaar Oud-Kalholiek Seminarie, 1975.

14*C.E. Schabbing: Verzuilingstendenlies in de Oud-Kalholieke Kerk van Nederland 1870-1940, 1985.

18*G. Theys: Van Van ‘t Sestichhuis lol College van de Hoge Heuvel, 1633-1752, 1988.

68

-ocr page 71-

22 Martien Parmentier: Het pastoraat aan katholieken tussen Vecht en Eem (1638-1646), 1991.

23 Jan Hallebeek: Over de oorsprong van Jurisdictie, 1992.

24 Fred Smit; Batavia Sacra, 1992.

25*ldelette Otten: Uitblazing als aanblazing. Over het doven van de paaskaars in de christelijke eredienst, 1994.

26* Joris Vercammen: Vrouwen, mannen en macht in de kerk, 1994.

27 ‘De Haagse teksten ': Referaten en beschouwingen op de studiedagen ‘Vrouw en kerkelijk ambt’, 18-20Januari 1994 (bijdragen: Angela Berlis, James Flynn, Joris Vercammen, Jan Visser), 1995.

28 Koenraad Ouwens: Het Stukjesboek; Missen en Gezangen 1745-1803. De basis van het oud-katholieke kerklied in Nederland. Proefschrift, 1996.

29 Jan Hallebeek: Alonso “el Tostado ’’ (c. 1410-1455). His doctrine on Jurisdiction and its influence in the Church of Utrecht, 1997.

30* Christoph Schuler: The Mathew Affair. The failure to establish an Old Catholic Church in England in the context of Anglican Old Catholic relations between 1902 and 1925, 1997.

31 Jan Hallebeek: De ‘Wondere Afscheidpreekens ' van pater Daneels. Oudewater 1705, 1998.

32*Jan Visser, Joris Vercammen, Theo Beemer, Angela Berlis, Dick Tieleman: Staat de kerk haar eigen boodschap in de weg'7 Symposium en afscheidscollege van prof dr. J. Visser op 1 mei 1996 te Utrecht, 1998.

33 Matthieu Spiertz: Op weg naar een rehabilitatie van Petrus Codde?, 1998.

34 Koenraad Ouwens en Adrie Paasen (red.): Liturgievernieuwing in de Oud-Katholieke Kerk. Bijdragen aan het symposium ter gelegenheid van het afscheid van Can. J.N. van Ditmarsch als voorzitter van de Bisschoppelijke Commissie voor de Liturgie van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland op 21 maart 1998 (bijdragen; Wietse van der Velde, Koenraad Ouwens, Edgar Nickel, Ko Joosse, Hans Uytenbogaardt, Wim Verhoef), 1999.

35*Martien Parmentier (ed.): The Ecumenical Consistency of the Porvoo Document. Papers read at a symposium held by the Anglican - Old Catholic Society of St. Willibrord at Amersfoort on 15 October 1997 (bijdragen: Wietse van der Velde, Martien Parmentier, Ariadne van den Hof, Egbert van Groesen, Frans van Sark, Bernd Wallet, Mattijs Ploeger, Lidwien van Buuren, Koenraad Ouwens, Christopher Rigg), 1999.

69

-ocr page 72-

39 Ineke Smit: Reasonable and Reverent. The critical orthodoxy of Charles Gore and Lux Mundi, 2006.

40 Angela Berlis: Vergelijking als weg tot historische kennis, 2007.

41 Hubert Huppertz: Ignaz von Döllingers Lulherhild, 2007.

De publicatiescrie van de Stichting Oud-Katholiek Seminarie wordt uitgegeven onder verantwoordelijkheid van het docentencol lege en het Curatorium van deze stichting.

Redactie: drs. Lidwien van Buuren, dr. Mattijs Ploeger, Adrie Paasen, mgr.dr. Dirk Jan Schoon.

Administratie: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Centraal Oud-Katholiek Boekhuis

Koningin Wilhclminalaan 3

3818 HN Amersfoort

Deeltjes uit de Seminariereeks zijn te bestellen bij de webshop van de Oud-Katholiekc Kerk van

Nederland: www.okkn/wcbshop/scminaricrüeks.nl of bij het

Bisschoppelijk Bureau in Amersfoort, tel. 31 (0) 33 462 08 75 of e-mail: buroja), okkn.nl

*) niet meer verkrijgbaar

70

-ocr page 73-



-ocr page 74-