-ocr page 1-

MOEDIG LEIDERSCHAP

MYSTIEK EN POLITIEK BIJ DAG HAMMARSKJÖLD

Quasimodolezing 2016

KG Hammar


Met bijdragen van Carola Schouten en Joris Vercammen en de eerste Nederlandse vertaling van KG Hammar, De weg koos jou. Meditaties over Dag Hammarskjölds Merkstenen

onder redactie van Peter-Ben Smit

THEOL 11 54.00 A 01 dl 57

Publicatieserie Stichting Oud-Katholiek Seminarie, afl. 57 UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT

INUIIIIIDIIIIIIHH

4096 119®

MbKWcööEK


-ocr page 2-

-ocr page 3-

7^ebt ^^y^ o^ 4amp;/ nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(^

MOEDIG LEIDERSCHAP

MYSTIEK EN POLITIEK BIJ DAG HAMMARSKJÖLD

Quasimodolezing 2016

KG Hammar

Met bijdragen van Carola Schouten en Joris Vercammen en de eerste Nederlandse vertaling van KG Hammar, De weg koos jou. Meditaties over Dag Hammarskjölds Merkstenen

onder redactie van Peter-Ben Smit

Publicatieserie Stichting Oud-Katholiek Seminarie, afl, 57

Amersfoort/Sliedrecht 2017

MERWEBOEK

Universit61tsblbltothe€k Utrecht

-ocr page 4-

Afbeelding omslag:

Foto van een van de stenen met een tekst van Dag Hammarskjöld erop langs het Hammarskjöldpad in Noord-Zweden,een initiatief van KG Hammar. Foto: Hannen Strikwerda.

Uitgeverij Merweboek

Elzenhof l73,NL-3363 HH Sliedrecht

Publicatieserie Stichting Oud-Katholiek Seminarie; nr. 57

ISBN 978-90-5787-193-1

© 2017 Stichting Oud-Katholiek Seminarie, Amersfoort

AI1 rights reserved. No parts of this publication may be produced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the prior permission of the publisher.

I'he “Publicatieserie Stichting Oud-Katholiek Seminarie” is published under the responsibility of the staff and members of the Board of Administrators of the Old Catholic Seminary.

-ocr page 5-

INHOUDSOPGAVE

Inleiding nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5

Peter-Ben Smit

Dag Hammarskjöld. Een schets nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7

Joris Vercammen

Quasimodolezing 2016:

Moedig leiderschap. Mystiek en politiek bij Dag Hammarskjöld 16 KG Hammar

Mystiek en politiek: een Nederlands perspectief nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;28

Carola Schouten

De weg koos jou. Meditaties over Dag Hammarskjölds Merkstenen 34

KG Hammar

Over de auteurs nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;49

3

-ocr page 6-

J a/Aiwlt;gt;?*/'’lt;)nyi

lt; S^, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jgBÏtsfeiïii

, nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;W^ tt^-i«sA

rrtii*: n-jgt;-;t^t?leM«W3m#ï »Ml tVaWOTamp;^'wV li ïQl

SIŒ §(ti ^ïk^nmt^

biftd^ttMiM^i tjSil gt;1 -49i^'-«3 ibïtevM .f|ii(t»miri9r||fiM

.gt;,.w«wâlO^

Jh^lX^dhiat^/rWi^ sib «(»o'»Ä«öb^-.t«lt;


(Rsn^'-


:f


I.-'’^


iwmia^^vO



(vi*’.w «se-K^il


.t




•.‘4;K


iSB'N*-«‘gt;^''^P? H-p


CTMK«- 'W •■i«yn«?ö#, #■-»»? ^(»«ï Jt i«t *^V Wn» • lt;nbsp;^ï'Kgt;î*t?w»«iiAwlk#,ÿblt;«i^^ ïWÓRfet^ .»i»twelt;»w, *Sh^ d* t*«fJ-K’'’''*^w ^‘^ ö*'ï*'’'^'^-^ T^ -h^HW-'-'M :-«ï .'«wallow- k;*toij«fc Sutwaewquot; «.|gt;iM!|4**' quot;‘^ ^

-ocr page 7-

INLEIDING

Peter-Ben Smit

Wat inspireert leiders van wereldformaat? Deze vraag kreeg een heel bijzonder antwoord in de tiende editie van de jaarlijkse Quasimodole-zing zoals die op 31 maart 2016 in Utrecht gehouden werd. De spiritualiteit van Dag Hammarskjöld (Jönköping, 29 juli 1905 - Ndola, 18 september 1961), de tweede secretaris-generaal van de Verenigde Naties, stond centraal. KG Hammar, voormalig aartsbisschop van Uppsala (Kerk van Zweden), leidde hier in. Carola Schouten, lid van de Tweede Kamer namens de ChristenUnie, hield bij deze gelegenheid het co-referaat en gaf als politica een beeld van de manier waarop christelijke inspiratie en politieke besluitvorming samengaan. De twee lezingen zijn representatief voor de ‘twee Hammarskjölds’ die er lijken te zijn in de literatuur over hem. Waar Hammar vanuit een zekere vanzelfsprekendheid over Hammarskjöld als mysticus spreekt en vanuit dat perspectief Hammarskjöld de politicus benadert, bewandelt Schouten de omgekeerde route en benadert als politica Hammarkskjöld eerst als politicus en verkent vanuit dat perspectief zijn spiritualiteit en bronnen. Het is vaak een uitdaging om beide perspectieven bij elkaar te brengen, in deze uitgave lijkt dat te zijn gelukt. Het komt overeen met het doel van de Qua-simodolezing als een initiatief van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland, bedoeld voor allen die zich betrokken voelen bij vragen rond geloof en kerk in de huidige samenleving.

Om de twee lezingen verdere context te geven, is als toegift een vertaling van Vagen valde dig, meditaties van KG Hammar bij geselecteerde teksten uit Hammarskjölds geestelijke testament, in het Nederlands gepubliceerd als Merkstenen, zoals die langs het Hammarskjöldpad in Zweden te vinden zijn, opgenomen. Dit pelgrimspad in Noord-Zweden tussen Abisko en Nikkaluokta werd in 2004 ingewijd.

De uitgave opent met een inleiding op het werk van Hammarskjöld en een schets van zijn leven door de oud-katholieke aartsbisschop Joris Vercammen.

5

-ocr page 8-

De lezingen staan in een bijzonder licht, zowel maatschappelijk als kerkdijk. Maatschappelijk zijn de lezingen van belang omdat geïnspireerd en verbindend leiderschap een schaars goed dreigt te worden. Het voorbeeld en de nalatenschap van Hammarskjöld kunnen hierbij een weg in de toekomst wijzen. Kerkdijk zijn de lezingen een uitdrukking van de groeiende band tussen de Kerk van Zweden en de Oud-Kathoiieke Kerken van de Unie van Utrecht. Deze band werd op 23 november 2016 bevestigd door het vaststellen van kerkelijke gemeenschap.

Ten slotte enkele opmerkingen van redactionele aard. ‘KG Hammar’ is de manier waarop Karl Gustav Hammar zijn naam meestal schrijft; deze uitgave sluit zich daarbij aan. In de lezingen van Hammar en Schouten is de levendige mondelinge stijl bewaard gebleven.

De vertaling van de lezing van Hammar en diens meditaties zijn van de hand van Paula Dubbink (Lund). Voor de geciteerde teksten uit Merkstenen is een beroep gedaan op de Nederlandse vertaling van het Zweedse Vägmärken, zoals die in 1965 door R.F.M. Boshouwers verzorgd werd en in 2007/2014 in een herziene 26®‘® editie verscheen (Ten Have: Utrecht). Aan de oorspronkelijke lay-out van de citaten is vastgehouden. Andere vertalingen zijn van de redactie. Het lectoraat verzorgd dr. Mattijs Ploeger.

6

-ocr page 9-

DAG HAMMARSKJÖLD. EEN SCHETS

Joris Vercammen

Inleiding

Toen in 1963 de tekst van Dag Hammarskjölds dagboek werd gepubliceerd, waren de meningen in Zweden erg verdeeld.' Het boek kende in weinig maanden ettelijke herdrukken. Mensen stonden versteld van zoveel gelovige diepte in de persoonlijkheid van deze staatsman en hoogste diplomaat. Evengoed stelden anderen dat Dag Hammarskjöld nu juist op het terrein van het geloof het spoor bijster was geraakt. Mystieke teksten geven nu eenmaal evenzeer aanleiding tot het fronsen van wenkbrauwen als tot het openen van het eigen hart. Merkstenen is een grote mystieke tekst waarin Dag Hammarskjöld verslag doet ‘van zijn onderhandelingen met zichzelf en met God’, zoals hij schrijft in de ongedateerde brief aan zijn vriend Leif Beifrage waarin hij hem suggereert de tekst eventueel te publiceren.^ Het dagboek behoort ondertussen tot de ‘klassieke modernen’ en is een inspiratiebron geworden voor velen die net als de auteur de eigen spirituele groei ernstig willen nemen.

Wie is Dag Hammarskjöld?

Als jongste van vier zonen wordt hij op 29 juli 1905 geboren in Jöngkö-ping (Zweden) uit het huwelijk van Hjalmar Hammarskjöld en Agnes Almquist. Zijn vader was aanvankelijk professor in de rechten aan de universiteit van Uppsala, vervolgens ook minister en ambassadeur, vanaf 1907 gouverneur van het district Uppsala en van 1914 tot 1917 eerste minister. Hjalmar Hammarskjöld behoort tot een familie waarin een cultuur van dienstbaarheid aan de publieke zaak in hoog aanzien staat, samen met de moed om te staan voor eigen opvattingen. Generatie na generatie vinden we er militairen en regeringsambtenaren onder de familieleden. Dag Hammarskjölds moeder nam de zorg voor het gezin op zich. Waar zijn vader eerder afstandelijk en koel overkwam, was zijn moeder

' Dag Hammarskjöld, Vägmärken. Albert Bonniers Förlag, Stockholm 1961. De eerste editie in het Nederlands was: Merkstenen, Nijmegen en Brugge 1965 (26®'® herziene editie: Utrecht 2007/2014).

Hammarskjöld, Merkstenen (supra, n. I), 19.

7

-ocr page 10-

eerder religieus en spiritueel. Agnes Almquist stamde uit een familie met veel wetenschappers en geestelijken. De radicaliteit van het evangelie, de overtuiging dat in Gods ogen alle mensen gelijk zijn en dat ze dus als je broeders en zusters een zeker gezag over je hebben, behoorden tot de overtuigingen waarvoor de familie leefde. Dag Hammarskjöld schrijft zelf dat hij van zijn vader de overtuiging erfde dat slechts een leven in dienstbaarheid enige voldoening kan geven, hoewel het zeker ook persoonlijke offers vraagt. Van zijn moeder erfde hij het gevoel voor het geloof als een ‘staat van de geest en van de zier.’

Dag studeert aan de universiteit van Uppsala Franse literatuur, rechten, filosofie en politieke economie. Hij brengt het tot wetenschappelijk medewerker en promoveert in 1933 op een economisch onderwerp. Zijn promotor is professor Gunnar Myrdal (1898-1987), die later de Nobelprijs voor economie zal ontvangen. Tussendoor gaat Dag ook nog voor een korte periode naar Cambridge waar hij colleges volgt bij John Maynard Keynes (1883-1946), de beroemde econoom.

Nathan Söderblom (1866-1931), de beroemde aartsbisschop van Uppsala en groot oecumenicus, was een vriend van de familie Hammarskjöld. Als jonge student is Dag door hem beïnvloed. Söderblom was een kerkleider met een sterke innerlijke overtuiging. Als geen ander wist hij over te brengen hoe politieke doelen en spirituele inzichten altijd met elkaar verbonden dienen te zijn. Söderblom organiseerde de eerste ‘Life and Work’-conferentie in 1926 te Uppsala, een belangrijk initiatief in het kader van de voorgeschiedenis van de Wereldraad van Kerken. Dag Hammarskjöld was erbij als jonge tolk voor de Franse taal.

Dag Hammarskjöld wordt na zijn studie secretaris van de Nationale Bank van Zweden (1935) en het jaar erop meteen staatssecretaris van financiën (1936-1947). Dat laatste combineert hij trouwens vanaf 1941 met het voorzitterschap van de bank. In 1948 wordt hij staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken en in die hoedanigheid is hij de voorzitter van de Zweedse delegatie bij de conferentie waar de Organisatie voor Europese Samenwerking, de voorloper van de OESO (Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling), opgericht wordt. In 1951 wordt hij minister zonder portefeuille in de Zweedse regering die hij vooral moet ondersteunen met zijn economische kennis. Nooit behoorde

^ Dag Hammarskjöld, Old Creeds in a New World, in: Wilder Foote (red.) The Servant of Peace. A selection of the Speeches and Statements of Dag Hammarskjöld, New York 1962,23-24.

8

-ocr page 11-

Dag Hammarskjöld tot een politieke partij en hij werd dan ook op het ogenblik van zijn verkiezing tot secretaris-generaal van de Verenigde Naties gezien als een ongevaarlijke en wat saaie bureaucraat.

In 1953 wordt hij inderdaad, tot zijn eigen verbazing, benaderd om secretaris-generaal van de Verenigde Naties te worden Na de niet zo succesvoiie start van deze ‘vereniging van de naties’ met de Noor Tryv-ge Lie, wilde men vooral een kleurloos en a-politiek figuur. Toch zal het optreden van Hammarskjöld niet zonder visie zijn, getuige bijvoorbeeld het tot stand komen van de ‘blauwhelmen’. Hammarskjöld krijgt in zijn periode ais secretaris-generaal te maken met belangrijke crises: de spanningen tussen China en Amerika naar aanleiding van de Korea-ooriog (1954), de Suez-crisis (1956), de crisis in het Midden Oosten (1958) en de Congo-crisis (I960). In 1961 komt hij om in een vliegtuigcrash bij Ndola in het toenmalig Rhodesië (het huidige Zimbabwe). Hij was op weg om vredesbesprekingen te voeren met Moïse Tshombe (19I9-1969), de leider van de Katangese opstandelingen die over het algemeen werd gezien als een pion van het Westen dat Russische invloed op het nieuwe continent zoveel mogelijk wilde indammen.'1 De crash is nog steeds niet opgehelderd en na een nieuwe wetenschappelijke publicatie in 2012 werd het onderzoek door de Verenigde Naties voor de derde keer opnieuw geopend.^

Dienaar van de publieke zaak

Hammarskjöld wist zich geroepen om als ‘public servant’ bij te dragen aan de wereldvrede en de eenwording van de mensheid. Hij beleefde zijn werk als een goddelijke roeping waaraan hij zich gewonnen had gegeven, naar het voorbeeld van de ‘Man van Nazareth’, zoals hij Jezus noemde. Zo bestudeerde hij de Schrift met behulp van de publicaties van Albert Schweitzer. Toen hij zelf nog een jongeman was, had hij deze geleerde en geëngageerde arts al leren kennen toen die aartsbisschop Söderblom bezocht had. Hij was later onder de indruk gekomen van diens ‘commitment voor het leven’. Hammarskjöld vond er de basis in

9

1

Katanga is een provincie van Congo. Zij is rijk aan ertsen: koper, goud en uranium. Na de onafhankelijkheid van Belgisch Congo in 1960 vormde deze provincie van september 1960 tot december 1962 een onafhankelijke staat.

5 Susan Williams, Who killed Hammarskjöld? The UN, the Cold War and White Supremacy in Africa, Londen 2011.

-ocr page 12-

voor de eigen praktische politieke filosofie, waarin de dienstbaarheid een centrale plaats inneemt. Volgens Hammarskjöld zijn voor Schweitzer respect voor de historische context, respect voor het individu en de onderschikking van het individuele belang aan dat van de gemeenschap, de referentiepunten voor een humanisme dat die naam waardig is. Deze elementen zijn terug te vinden in de wijze waarop Hammarskjöld zijn taak bij de Verenigde Naties vervulde. Altijd zocht hij naar een gemeenschappelijke grond en vond die ook vaak, zelfs als anderen dat niet deden. Verder liet hij zich leiden door principes, die de vertaling waren van een diep gevoeld respect en authentieke vriendelijkheid, niet door pragmatisme.

Dienaar van de publieke zaak: dat wilde Dag Hammarskjöld zijn. Niet uit ambitie, maar omdat hij de uitnodiging daartoe ergens in zijn leven gevonden had. ‘De inzet zoekt ons, niet wij de inzet. Daarom ben je er trouw aan, als je wacht, in bereidheid. En handelt - als de vraag gesteld wordt’, schrijft hij in 1955.^ Je moet er bewust voor willen leven en ‘empathisch ingesteld’ zijn, vindt Hammarskjöld. Hij voelde zich in twee werelden leven: de wereld van de politieke actie, noodzakelijk om concreet bij te dragen tot de humanisering van de wereld, en de innerlijke wereld van de diepe stilte die elke mens in het eigen hart ontdekken kan. Hammarskjöld ervoer dat die stilte de bakermat is voor vruchtbare actie. Wie niet af en toe in die stilte wonen wil, wordt een dienaar van particuliere belangen en niet langer van de mensengemeenschap. Maar het was ook een strijd om tegelijk in deze twee werelden te leven en het innerlijke evenwicht te bewaren. Het gevaar bestaat erin dat men in die openbare wereld het contact met zichzelf verliest, met de eigen bewogenheid en overtuiging. Daarbij wordt verondersteld dat er van die bewogenheid daadwerkelijk sprake is. De vraag is namelijk waarom je aan politiek doet, waarom je deze opdracht op je hebt genomen en zelfs of je het ook ervaart als een opdracht die je werd toevertrouwd.

Is er sprake van de ervaring dat er een appel op je gedaan werd? Voor Hammarskjöld gaat het om een intuïtieve ervaring, een ‘intuïtieve ontdekking’ die niet aan één moment vasthangt maar zich continu laat verder zetten. Deze ervaring moet gecultiveerd worden en leidt op die wijze tot het bewustzijn dat men zorg moet dragen voor de eigen innerlijkheid. In die innerlijkheid wordt het gesprek gevoerd met de realiteit

“ Hammarskjöld, Merkstenen (supra, n. 1), 155.

10

-ocr page 13-

en in die dialoog worden de antwoorden geboren, de overtuigingen die nodig zijn om die realiteit, de wereld, beter te maken.

Om een voorbeeld te geven: hoe kan men bouwen aan een wereld zonder angst als men niet in het reine is gekomen met de eigen angst? Zijn radio-boodschap ter gelegenheid van oudjaar 1953 is duidelijk op dit punt:

om voor mensen een wereld te bouwen zonder angst, moeten we zelf zonder angst zijn. Om een rechtvaardige wereld te bouwen, moeten we zelf rechtvaardig zijn. En hoe kunnen we aan bevrijding werken als we zelf geen vrije geest hebben? En hoe kunnen we anderen vragen om offers te brengen, als we zelf daartoe niet bereid zijn? Sommigen zullen zeggen dat het hierbij slechts gaat om nog eens te meer een rijtje van nobele principes die veraf staan van de harde realiteit van de poli-tiek...ik ben het niet met hen eens...

Geloof

Met het laatste citaat kunnen we de woorden van de Spaanse mysticus Johannes van het Kruis begrijpen: ‘Geloof is de eenheid van God met de ziel’. De taal van de religies is een geheel van formules die een spirituele basis-ervaring registreren. Ze moet niet gezien worden alsof ze in filosofische termen een realiteit zou beschrijven die toegankelijk zou zijn voor onze zintuigen en die we kunnen analyseren met de instrumenten van de logica, aldus Dag Hammarskjöld. Geloven is voor hem een zich toevertrouwen aan het mysterie van het leven waarin een kracht te ervaren valt die een mens boven zichzelf uittilt en op die wijze bekwaam maakt tot liefde. Geloof is dus allesbehalve een vlucht uit de werkelijkheid, integendeel: het is toewending naar de werkelijkheid waarin liefde concreet gestalte moet krijgen. Ontvankelijkheid en overgave zijn sleutelbegrippen voor een christen die hét moment - ‘kairos’ - niet wil missen. Het is het moment van verbondenheid met de krachtbron die de werkelijkheid be-zielt en stimuleert tot ‘ver-liefde-lijking’.

Ethische verantwoordelijkheid maakt dus onafscheidelijk deel uit van het leven als christen omdat het de consequentie is van het geloof. Ethische verantwoordelijkheid staat niet op zichzelf, maar wordt gevoed

’ Geciteerd door Roger Lipsey, Dag Hammarskjöld. A Life, Ann Arbor 2013, 609. Hammarskjöld, Creeds (supra n. 3), 23-24.

-ocr page 14-

door de ervaring van verbondenheid met de bron zoals die midden in het leven te ontmoeten valt. Ethiek wortelt dus in de mystiek. De mystiek op haar beurt is ook een kwestie van daden, of anders gezegd: staat midden in het leven zelf en wordt dus beleefd temidden van wat het leven aan ervaringen te bieden heeft. Deze inzichten heeft Dag Hammarskjöld van Meester Eckhart die hij meermaals aanhaalt in zijn dagboek. Meester Eckhart spreekt over het ‘eeuwige nu’ als de ervaring van een mens die, toegewend naar de werkelijkheid, haar eenheid aan den lijve voelt.^ Vaak zit het ego in de weg om dat soort van ervaring op te kunnen doen. Daarom vindt Meester Eckhart het ‘maagd-zijn’ een voorwaarde voor het geloof. Hij bedoelt daarmee te zeggen dat zonder ontvankelijkheid en beschikbaarheid de goddelijke creativiteit en de goddelijke genade geen toegang verkrijgen tot het leven van een mens. Roeping is dus allereerst een waakzame bereidheid om in te gaan op de uitnodigingen die God in de werkelijkheid tot de mens richt. Roeping krijgt gestalte in een biddende levenshouding die een mens - ook als hij midden in de wereld staat - verwerven moet.

Die biddende levenshouding getuigt van een groot respect waarbij men de ander eert en waardeert. Ze mobiliseert iemands hele wezen. Deze overtuiging ziet Hammarskjöld bevestigd in het werk van de joodse filosoof Martin Buber, die hij had leren kennen als een profeet van vrede en voorstander van een vreedzaam samenwonen van Israëli’s en Palestijnen. Wie de ander werkelijk als een ‘jij’ in zijn of haar leven binnenlaat, is voor altijd ook met deze persoon verbonden. Dat soort van relatie is dus de basis voor de vrede, en evenzeer de toegang tot de verbondenheid die zich dan toont als de ziel van de werkelijkheid.

De politieke relevantie van het christelijk geloof ziet Hammarskjöld in de wijze waarop het vrede wil stichten gebaseerd op een diepe solidariteit tussen alle mensen. Die solidariteit wordt op het kruis aan alle mensen aangeboden als een goddelijke gave die de bedoeling heeft verbondenheid tot stand te brengen, tussen alle mensen onderling en met God. Het vraagt een zelfvergetelheid zoals die in Bergrede wordt geschetst. Wie zich in de dynamiek van de Bergrede laat meenemen, komt op het spoor van de beste dromen die een mens maar kan dromen. Bovendien voelt men de vrijheid om het goede te doen groeien in het eigen

’ Zie: Frans Maas, Het ‘eeuwig nu’ van Meister Eckhart en de sporen daarvan bij Dag Hammarskjöld, in: Edith Brugmans (red.), De Ziel in de literatuur, Nijmegen 2009, 245-248.

12

-ocr page 15-

hart. Kerken zijn er, volgens Dag Hammarskjöld, om die stoute dromen van vrede en gerechtigheid, menswaardigheid en verbondenheid te koesteren en ervoor op te komen. Organisaties zoals de Verenigde Naties zijn er om ze met vallen en opstaan in een proces van voortdurende onder-handelingen en diplomatie telkens een beetje meer realiteit te doen worden. In die zin zijn ook de Verenigde Naties voor hem een ‘zaak van geloof’, zij het buiten alle confessies en religies om.'® Visie is dus evengoed nodig als de creatieve en geduldige arbeid die nodig is om af en toe iets van de visie te realiseren. Die beide - visionair geloof en vindingrijke inzet - zijn wellicht de twee kenmerken die de persoon van Dag Hammarskjöld typeren. Om hem te eren en om zijn voorbeeld voor ogen te blijven houden werd Hammarskjöld opgenomen in de Lutherse Getuigenkalender. Zijn gedachtenis, als een ‘vernieuwer van de samenleving’, valt op 18 september.

Een gelovige levenshouding

Hammarskjöld was een groot diplomaat omdat hij zoveel respect had voor de mensen waarmee hij te maken kreeg en zich geroepen wist samen met hen naar humane oplossingen te zoeken voor de vraagstukken die zich onvermijdelijk stellen in een wereld in verandering. Hij was ervan overtuigd dat de wereld slechts humaner wordt als mensen bevrijd worden van hun ego’s. Zijn eigen leven was een lange weg naar die bevrijd ing.

Tekenend is het belang dat Hammarskjöld aan ‘nederigheid’ hecht. Nederigheid is de vrucht van het vertrouwen dat anderen in je stellen. De ervaring dat anderen je deze opdracht toevertrouwd hebben, maakt je nederig. Het is de ervaring de opdracht ‘te mogen uitvoeren’. Wie verantwoordelijkheid wil nemen, kan niet anders dan goed luisteren naar wat met mensen aan de hand is en daaruit de consequenties trekken en zieh laten uitdagen en laten leiden door het appèl dat eruit spreekt. Het vraagt dat je vrij bent van angst en vooral dat je van mensen houdt, dat ze een ‘jij’ voor je zijn en geen ‘het’. Wie gedicteerd wordt door zijn en haar ego, die maakt anderen tot een ‘het’. Om in relatie te treden is ontvankelijkheid nodig. Hammarskjöld legt er de nadruk op dat het no-

Vergelijk Dag Hammarskjölds toespraak tot de Algemene Vergadering van de Wereldraad van Kerken te Evanston, augustus 1954: An Instument of Faith. Zie: Foote (red.), Servant (supra, n. 3), 56-61.

13

-ocr page 16-

dig is dat men de realiteit van de ander door de ogen van die ander kan zien, zonder het eigen zicht daarbij te verloochenen. Was dat laatste wel het geval, dan zou men een kameleon worden. De termen die in dat verband voorbij komen zijn bijvoorbeeld: empathie, aandacht, luisterbereidheid, nederigheid, bewustwording. Stuk voor stuk zijn het bouwstenen die een bruggenbouwer nodig heeft. Hammarskjöld was een bruggenbouwer, die vooropliep in de interculturele en interreligieuze dialoog.

Een zekere kwetsbaarheid is zowel voorwaarde voor als gevolg van de bereidheid tot relatie en dialoog. Hammarskjöld was nooit ‘onkwetsbaar’ of ongenaakbaar en dat was ook niet nodig. Toch was een zekere distantie hem evenmin vreemd. Die is immers nodig om de eigen onafhankelijkheid te bewaren. Onvermijdelijk brengt dat ook een zekere eenzaamheid met zich mee.

Goede politiek vraagt dus om zorg voor de eigen innerlijke wereld. Politici moeten op dit punt goed voor zichzelf zorgen! Wie niet naar een bepaalde diepte streeft in het eigen leven, zal de politiek niet meester blijven, is de overtuiging van Hammarskjöld. In die diepte wortelt de actie. Hij citeert Eckhart in deze context: ‘Ein auferhobenes Gemüt muss Du haben, ein brennendes Gemüt in dem doch eine ungetrübte schweigende Stille herrscht.quot; Deze innerlijke rust is nodig om een innerlijke soevereiniteit te behouden, een innerlijke onafhankelijkheid. Een citaat uit een uiteenzetting over ‘internationale dienstbaarheid’ maakt een en ander duidelijk: ‘Als onze houding consequent is, zullen we consequent zijn in onze trouw aan datgene waaraan we loyaal zijn. Als onze houding verward is, dan zal onze trouw ook verdeeld raken’. En verder nog: ‘de resultaten van de innerlijke dialoog zijn zichtbaar voor allen, zichtbaar als onafhankelijkheid, moed en eerlijkheid in de omgang met anderen, zichtbaar als internationale dienstbaarheid’.'^ Persoonlijke integriteit is de voorwaarde voor de ‘internationale dienstbaarheid’. Politiek vraagt dus om geestelijke rijpheid.

Het komt erop aan de eigen persoon tot ‘een instrument voor het goede’ te maken. Dat kan niet zonder een zekere stilte in het eigen hart te cultiveren. Zonder stilte gaat de ethische grondhouding waarmee men de wereld wil benaderen ten onder aan allerlei toevallige uitnodigingen

quot; Hammarskjöld, Merkstenen (supra, n. 1), 143, cursivering van de Hammarskjöld.

’2 Dag Hammarskjöld, International Service, in: Foote (red.). Servant (supra, n. 3), BOSS.

14

-ocr page 17-

en verleidingen tot goedkoop scoren. Het wordt onmogelijk om te zien wat er mis is en wat er goed is.

Het komt erop aan de wereld van binnenuit te veranderen. In die context is de volgende uitspraak tekenend: ‘We kunnen de wereld niet vormen alsof we heer en meester zouden zijn over iets materieels. Columbus heeft Oost-Indië nooit bereikt. Maar we kunnen de ontwikkeling van de wereld van binnenuit beïnvloeden alsof het iets spiritueels is’.

Tot slot

Hammarskjöld heeft een toon gezet waardoor politici en diplomaten na hem geïnspireerd werden. Tot op vandaag blijven zijn solidariteit en zijn gevoel voor universele menselijke waarden en mensenrechten, zijn respect voor de diversiteit onder mensen en zijn gevoel voor verantwoordelijkheid als ‘dienaar van de publieke zaak’ uitdagende standaards die niet zomaar te negeren zijn. In een tijd waar zogenaamde ‘no-nonsense politics’ een exclusief instrumentele aanpak moeten rechtvaardigen, missen we vaak het soort van visionaire politici die zich met heel hun wezen laten raken door de nood van mensen en bereid zijn zich te riskeren voor de leniging ervan. Precies daarom heeft het voorbeeld van deze grote diplomaat en Nobelprijswinnaar nog niets van zijn actualiteit verloren, niet in de politiek maar evenmin in de kerken!

” Dag Hammarskjöld, The New Santa Maria, in: Foote (red.). Servant (supra, n. 3), 40-48.

15

-ocr page 18-

QUASIMODOLEZING 2016

MOEDIG LEIDERSCHAP

MYSTIEK EN POLITIEK BIJ DAG HAMMARSK.IÖLD

KG Hammar

Inleiding: Een VN secretaris-generaal en de mystiek

‘Voor hen (de Middeleeuwse mystici) was liefde een overvloed aan kracht, waarvan zij voelden dat die hen geheel vulde, wanneer ze begonnen te leven in zelfvergetelheid’ (Roger Lipsey, Dag Hammarskjöld. A Life, 2013, 552).

Dit waren de laatste woorden van Dag Hammarskjöld die zijn opgetekend, uitgesproken naast het vliegtuig, een DC-6 SE-BDY met de naam ‘the Albertina’, op het vliegveld van Leopoldville (Congo Kinshasa) op 17 september 1961. Degene die deze woorden hoorde was Sture Linnér, VN- ambassadeur in de Republiek Congo, die enkele momenten eerder aan boord van het toestel was gegaan, samen met Hammarskjöld en nog vijftien staf- en crewleden. Maar aan boord was Hammarskjöld gaan twijfelen over hoe wijs het was als ze alle twee Leopoldville zouden verlaten in de huidige onrustige situatie, dus gingen ze samen weer van boord. Buiten het vliegtuig vroeg Hammarskjöld aan Linnér om te kijken naar zo’n twaalf pagina’s van een Zweedse vertaling van Martin Buber’s Ich und Du, die hij had achtergelaten in de logeerkamer van Linnérs residentie (waar ook De Navolging van Christus van Thomas à Kempis uit de 15e eeuw werd gevonden). Bij Hammarskjölds terugkomst in Leopoldville zouden ze deze pagina’s bespreken. Hammarskjöld zei tegen Linnér dat Bubers ideeën vergelijkbaar waren met de ideeën van de middeleeuwse mystici, waarmee hij zo goed bekend was. En toen sprak hij de woorden die eerder genoemd zijn; Linnér herinnerde zich later dat dit precies was wat hij zei. Hierna ging Hammarskjöld weer aan boord en het toestel vertrok. Hij en de andere vijftien in het vliegtuig zouden nooit meer terugkeren.

Dit alles vond plaats tijdens de Congocrisis, die begon met de onafhankelijkheid van de Republiek Congo op de laatste dag van juni

16

-ocr page 19-

I960. Slechts een week later maakte de mineraalrijke provincie Katanga zieh los van de nieuwe federatie en riep de onafhankelijkheid uit, gesteund door Westerse economische belangen, vooral die van het voormalige koloniale regime in België. Moise Tshombe werd de leider van de separatistische provincie.

Het was een tijd van wereldwijde onrust. De Koude Oorlog was zeer heet. De dekolonisatie van Afrika was in volle gang, met grote inzet van de voormalige koloniale machthebbers om, ondanks het verlies van politieke macht, de economische macht te behouden. Het apartheidsbe-wind in Zuid-Afrika steunde de Federatie van Rhodesië waar de witte minderheid probeerde om de meerderheid, bestaande uit oorspronkelijke inwoners, van de politieke macht af te houden. Deze onrust kwam tot een hoogtepunt in de Congocrisis, waarin de VN onder leiding van Dag Hammarskjöld probeerde om de beginselen van de rechtsstaat te verdedigen, alsook het VN-Handvest waarin alle mensen gelijk zijn en het recht tot werkelijke onafhankelijkheid wordt gegeven aan alle lidstaten. De grote staten met mondiale ambities, economische belangen en raciale mindmaps schiepen een ‘hart van duisternis’ (Joseph Conrad) en voor hen was Hammarskjöld de vijand, die het hun belette te slagen in hun respectievelijke plannen. Ze wilden hem allen graag zien verdwijnen uit de arena.

De VN-missie in Congo zat ook in de problemen. Het hele idee van vredeshandhaving bestond uit het gescheiden houden van vijanden en het steunen van hun eigen vermogen om vrede en verzoening te scheppen. Maar de grootmachten speelden dubbelspel: aan de oppervlakte steunden zij de vredeshandhavingsmissie van de VN, maar undercover probeerden ze een kant van het conflict te steunen (de moord door de Cl A op premier Lumumba als steun voor de Katanga afscheiding). Een paar dagen voor 17 september waren de VN-troepen gedwongen om tegen de huurlingen van de gewapende strijdkrachten van de Katanga te vechten, en hadden dus hun beleid om geen kant te kiezen in het conflict losgelaten. Een onmiddellijke wapenstilstand was nodig en de sleutelpersoon hierin was Moise Tshombe. Hammarskjöld ging aan boord van het vliegtuig om Tshombe te ontmoeten in Ndola, dicht bij de grens van Katanga in de Britse kolonie Noord-Rhodesië (deel van de Federatie van Rhodesië), tegenwoordig Zambia.

Voordat hij zich begeeft in een vredesmissie, in een dergelijke verontrustende situatie, met zovelen die zijn dood wensten, denkt Hammarskjöld na over middeleeuwse mystici, en praat over hen met zijn meest naaste collega. Niet over strategieën en mogelijkheden, gevaren en

17

-ocr page 20-

risico’s, maar over de overvloed aan kracht of liefde die diegenen kan vullen die leven in zelfvergetelheid, de leegte van het ego. Opvallend! Meer dan buitengewoon! En nog meer van hetzelfde; tijdens de vlucht naar Ndola ging Hammarskjöld verder met de vertaling van Martin Bubers ich und Du (1923). Nog zo’n vijf pagina’s Zweedse vertaling werden gevonden op de plaats van het wrak, ongeveer tien kilometer ten westen van het vliegveld van Ndola.

Waarom was hij Martin Buber aan het vertalen, en plande hij niet zijn ontmoeting met Tshombe, een persoon die hij om verschillende redenen moet hebben verafschuwd? In feite was hij zijn ontmoeting met Tshombe niet aan het plannen, hij was zichzelf erop aan het voorbereiden. Veel schrijvers benoemen Hammarskjölds enorme werkvermogen en zien zijn vertaling van Buber op zijn laatste vlucht als een teken van zijn vermogen om elk beschikbaar moment voor werk te gebruiken. Volgens mij is dit niet de juiste interpretatie. Zoals ik het interpreteer, probeerde Hammarskjöld om zich in een ‘Buberiaanse stemming’ te krijgen zodat hij Tshombe, zijn vijand, zou kunnen ontmoeten als een ‘Gij’ en niet als een ‘Het’. Alleen door te vermijden dat Tshombe een object voor VN-vredesplannen zou worden, zou het mogelijk zijn om toegang te krijgen tot een dieper niveau van Tshombe’s persoonlijkheid, zijn ‘binnenste’. De gegeven vrijheid zou kunnen bevrijden. Dat was de hoop van Hammarskjöld en zijn vriendschap met Martin Buber en hun gesprekken bij drie verschillende gelegenheden hadden hem overtuigd dat uiterlijke vrede afhankelijk is van innerlijke vrede, de vrede van binnen.

Een citaat van Hammarskjölds eerste jaar in functie, in een lezing met de titel ‘De Nieuwe Santa Maria’ komt bij me op: ‘We kunnen de wereld niet scheppen als meesters van materiële zaken. Maar we kunnen de ontwikkeling van de wereld beïnvloeden van binnenuit, als een spirituele zaak’. Er is een vredesspiritualiteit verborgen in deze woorden. Vrede kan nooit gecreëerd worden met dwang, hij kan alleen toegestaan worden te groeien in vrijheid, door het koesteren van de potentie in een persoon of situatie. En dit was wat de vijanden van Hammarskjöld het meeste vreesden; diens vermogen om het beste in personen en situaties naar boven te laten komen, misschien zelfs in Moise Tshombe. Dat mocht niet gebeuren. Deze twee personen mochten elkaar niet ontmoeten. Dus werd het vliegtuig neergeschoten en Hammarskjöld en de anderen aan boord kwamen om. De precieze omstandigheden en wie de opdracht aan wie gaf zijn nog steeds onbekend (vgl. Susan Williams, Who Killed Hammarskjöld, 2011).

18

-ocr page 21-

Wie was Dag Hammarskjöld?

Wie was deze Dag Hammarskjöld, topambtenaar in de belangrijkste organisatie ter wereld, die zich voorbereidde op de gevaarlijkste missie in zijn leven met het gezelschap van middeleeuwse mystici en een levende Joodse mysticus en filosoof? En die zo zeer werd gevreesd door de machten van deze wereld dat ze bereid waren hem te vermoorden?

Dag Hammarskjöld werd in april 1953 tot verrassing van velen, waaronder ook hijzelf, de tweede secretaris-generaal van de VN. Hij was econoom en diplomaat met ervaring bij de ministeries van Financiën en Buitenlandse Zaken. Hij was lid van de Zweedse regering toen hij werd benoemd. Hij werd herkozen in 1958 en was in zijn tweede termijn toen hij werd vermoord. Zijn tijd in de VN kan als zeer succesvol worden beschouwd. Hij zuiverde het gebouw van de VN van CIA-aanwezigheid tijdens zijn eerste jaar in functie. Het lukte hem lange tijd de grootmachten in evenwicht te houden en zijn ‘derde weg positie’ te bouwen op de kleinere staten en de nieuwe onafhankelijke staten die zich bevrijd hadden van koloniale onderdrukking. Hij onderhandelde met succes over de vrijlating van Amerikaanse piloten in de Volksrepubliek China, maakte het mogelijk een Derde Wereldoorlog te vermijden in verband met de Suezcrisis in 1956 door vredestroepen te introduceren. Libanon en Gaza waren andere gebieden waar hij succesvol bemiddelde. In de laatste paar jaar lag hij onder zware kritiek van de leiders van de Sovjet-Unie, die hem beschouwden als een verdediger van Westerse waarden en beleid. Wat maakte dat de grootmachten hem wantrouwden was zijn inzet om van de VN en diens secretaris-generaal een onafhankelijke stem en instrument voor vrede te maken, ongeacht de belangen van de grootmachten, leden van de VN-Veiligheidsraad. Zij probeerden om van de VN een ‘conferentiemachine’ te maken, zonder echte macht om vrede te bevorderen. Dit meningsverschil wordt duidelijk in de laatste grote toespraak die Hammarskjöld hield in Oxford aan het einde van mei 1961, waar hij sprak over de internationale ambtenaar die geen nationale verbintenissen heeft, maar die de belangen van de wereldorganisatie vooraan zet, dat wil zeggen de kleine staten en wereldvrede. Maar toen was de Congocri-sis al begonnen.

19

-ocr page 22-

Politiek en mystiek

Politiek en mystiek, politiek streven en persoonlijk geloof, uiterlijke en innerlijke vrede. Bij Dag Hammarskjöld is er geen scheiding, het zijn twee kanten van dezelfde medaille. Er is een ruimte in het VN-gebouw die deze eenheidsband illustreert, de meditatieruimte, de stilteruimte. Deze werd in april 1957 ingewijd en Dag Hammarskjöld zelf was verantwoordelijk voor de inrichting ervan. De ruimte is leeg, afgezien van een zwaar blok ijzererts (uit Zweden) en een abstracte fresco op de voorwand (gemaakt door een Zweedse kunstenaar, Hammarskjölds vriend Bo Beskow). In zijn inwijdingstoespraak zei Hammarskjöld:

Allemaal hebben we in ons een kern van rust, omringd door stilte. Dit huis, toegewijd aan werk en debat in dienst van de vrede, heeft een ruimte nodig die is toegewijd aan stilte in de uiterlijke zin en rust in de innerlijke zin.

Politiek betekent het maken van keuzes:

Het materiaal van de steen leidt onze gedachten naar de noodzaak om te kiezen tussen destructie en constructie, tussen oorlog en vrede. Uit ijzer heeft de mens zijn zwaarden gemaakt, uit ijzer ook zijn ploegscharen. Uit ijzer heeft hij tank.s gebouwd, maar net zo goed bouwt hij uit ijzer huizen voor mensen. Het blok ijzererts is deel van de rijkdom die we hebben geërfd in onze wereld. Hoe moeten we het gebruiken?

Een oud spreekwoord zegt dat de zin van een groot vat niet ligt in zijn huls, maar in de lege ruimte. Zo is het met deze stilteruimte. Die is er voor hen die hier komen om de leegte te vullen met wat ze in hun hart van stilte vinden.

Wat Dag Hammarskjöld werkelijk bedoelde met deze lege ruimte, deze kamer van stilte te midden van een huis vol actie, in het centrum van de actie, de belangrijkste handeling in de wereld, de handeling om vrede te bewerkstelligen, werd pas na zijn dood duidelijk. Toen werd een verzameling manuscripten van dagboekfragmenten gevonden in zijn flat aan 73rd Street in Manhattan. Een inleidende opmerking tot het gepubliceerde werk citeert een ongedateerde brief aan een voormalige collega bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Stockholm. In deze brief beschrijft Hammarskjöld de fragmenten als de enige echte karakterschets van zijn leven die kan worden opgetekend. Zijn politieke successen moeten in het

20

-ocr page 23-

licht hiervan worden gezien, als een uitdrukking van hoe hij zijn relatie met God opvatte en wat er was gebeurd na zijn ‘onderhandelingen’ met God.

De Merkstenen

De dagboekfragmenten over Hammarskjölds ‘onderhandelingen met God’ werden in 1963 in het Zweeds gepubliceerd en in het Engels het jaar daarop. De Engelse titel is Markings (Nederlands: Merkstenen). De eerste reactie bestond, in elk geval in Zweden, waar de publieke arena werd gedomineerd door optimistisch secularisme, uit verbazing en kritiek. Er was weinig begrip voor de taal van de mystici en Dag Hammarskjöld interpreteerde zijn geloof in mystieke termen. De meest centrale fragmenten werden gezien als religieuze excentriciteiten of zelfs als absurde messiaanse dromen. Toen we in 2005 de honderdste geboortedag van Dag Hammarskjöld vierden, plaatsten we een steen in de Vre-deskapel in de kathedraal van Uppsala, met de tekst: ‘Niet ik, maar God in mij’. Volgens zijn critici het bewijs van een geestelijke aandoening, volgens mij, degene die de tekst koos, de meest centrale uitdrukking van zijn geloof en dienstbaarheid.

De leegte van het vat, de leegte van de kamer, de stilte in ons diepste zijn, zijn de sleutel om de geheimen van Merkstenen, het leven van Dag Hammarskjöld en het onverbrekelijke verband tussen politiek en mystiek te openen. De volgende citaten geven daarvan een indruk.

Iedere eerste dag de eerste. Iedere dag een leven.

Iedere ochtend moet de schaal van ons leven aangereikt worden om te ontvangen, te dragen en terug te schenken. Leeg aangereikt worden — want wat voorafgegaan is zal alleen weerspiegeld worden in haar zuiverheid, haar vorm en haar maat.

- ‘And those things which for our unworthines.s we dare not, and for our blindness we cannot ask, vouchsafe to give us...’ (1957)

Niet ik maar God in mij. (1953)

Ik ben het vat. De drank is van God. En God de dorstende. (1953)

Nederig en trots in geloof: dat wil zeggen, leven dat ik in God niets ben maar dat God in mij is. (1953)

Maar hoe die leegte, die openheid te bewaren?

21

-ocr page 24-

Het heden is zin vol door zijn inhoud, niet als een brug naar een toekomst. En deze inhoud is onze inhoud in het heden, datgene waarmee onze leegheid gevuld wordt als we in staat zijn om te ontvangen. (1951)

Nu. Sinds ik de vrees overwonnen heb — voor de anderen, voor mijzelf, voor de duisternis daaronder;

Aan de grens van het ongehoorde.

Hier eindigt het bekende. Maar van de overzijde vult iets mijn wezen met de mogelijkheid van zijn oorsprong.

Hier wordt het verlangen gezuiverd tot openheid: elke handeling voorbereiding, elke keuze een ja tegen het onbekende. (1951)

Je durft ja te zeggen - en ervaart een zin.

Je herhaalt je jawoord - en alles krijgt zin.

En als alles zin heeft, hoe kun je dan iets anders leven dan een ja. ( 1956)

Nu en Ja! Ze horen bij elkaar op de enige plaats waar een werkelijk ontvankelijke gedachtegang mogelijk is. Hammarskjöld heeft een andere naam voor dit huidige moment, het Nu, het moment van ontvangen, het Ja - als de deur naar de binnenkamer geopend wordt. Hij noemt het ‘de mystieke ervaring’. Hier komen voor hem ‘zijn’ en ‘doen’ samen en scheppen een complete mens. De ‘mystieke ervaring’ isoleert ons niet van andere mensen, noch leidt hij tot passiviteit. Integendeel, actie is de weg tot heiliging, heelheid.

De ‘mystieke’ ervaring. Altijd: hier en nu in de vrijheid die één is met distantie, in de stilte die geboren wordt uit rust. Maar — deze vrijheid is een vrijheid in een wereld van daden, deze rust een rust te midden van mensen. Het mysterie is voortdurende werkelijkheid bij degene die in de wereld in vrijheid zichzelf is, werkelijkheid in en kalm gerijpt zijn onder de ontvangende aandacht van de aanvaarding.

De weg naar heiligheid gaat in onze tijd noodzakelijk via daden. (1955)

Het geheim van stilte in actie en actie in stilte is te leven in een ‘ontvankelijke aandacht van instemming’, een openheid om ja te zeggen als een ontvanger van dat wat gegeven wordt, als de gave van liefde en de gave om ten dienste gesteld te worden.

De inzet zoekt ons, wij niet de inzet. Daarom ben je er trouw aan, als je wacht, bereid. En handelt - als de vraag gesteld wordt. (1955)

In Merkstenen is er ook een opmerking over de Ruimte van Stilte:

22

-ocr page 25-

The Uncarved Block -. Blijf in het Centrum, je eigen centrum en dat van de reacties van buiten. Werk voor de taken die ditje in het leven oplegt in de mate waarin je dit elk moment kunt opbrengen. Doe het zonder te denken aan de gevolgen en zonder op welk punt dan ook jezelf te zoeken. (1957)

Moedig en mystiek leiderschap in de Congocrisis

Geconfronteerd met het hart van de duisternis tijdens de Congocrisis voelde Dag Hammarskjöld dat zijn diepste overtuigingen en ervaringen tot het uiterste op de proef werden gesteld. In het licht van al de historische documenten en persoonlijke getuigenissen lijkt het nu een feit te zijn, uiteindelijk bewezen of niet, dat Hammarskjöld het slachtoffer is geworden van een moordcomplot. Zijn dagboekfragmenten in Merkste-nen uit het laatste jaar kunnen dus worden gelezen als een voorbereiding op het martelaarschap. Het martelaarschap houdt in dat men zijn leven geeft voor zijn diepste overtuiging, voor liefde, vrede en rechtvaardigheid. En hij deed dit met een bewuste navolging van Christus. Christus volgen betekent het brengen van offers, voor sommigen houdt dit offer in dat men zijn leven verliest.

Op Pinksteren (21 mei) 1961 kijkt Dag Hammarskjöld terug op een manier die beschouwd kan worden als zijn ‘testament’:

Ik weet niet wie - of wat - de vraag stelde. Ik weet niet wanneer zij gesteld werd. Ik herinner me niet dat ik antwoordde. Maar eens zei ik ja tegen iemand - of iets.

Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het leven zinvol is en dat mijn leven, in onderwerping, een doel heeft.

Vanaf dat moment heb ik geweten wat het wil zeggen, ‘niet om te zien’, ‘zich niet te bekommeren om de dag van morgen’.

Aan de draad van Ariadne van dit antwoord voortgeleid door het labyrint van het leven, bereikte ik een tijd en een plaats waarop ik besefte dat deze weg naar een triomf voert die ondergang is en naar een ondergang die triomf is, dat de prijs die je ontvangt voor de inzet van je eigen leven smaad is, en dat de diepte van de vernedering de enige verheffing is die voor de mens mogelijk is. Daarna had het woord ‘moed’ voor mij zijn zin verloren, omdat niets me meer ontnomen kon worden.

Verder op de weg leerde ik stap voor stap, woord voor woord, dat achter iedere zin van de held van het evangelie een mens staat en de ervaring van een man. Ook achter het gebed dat de kerk hem mocht voorbijgaan en achter de belofte om hem te ledigen. Ook achter ieder woord op het kruis.

23

-ocr page 26-

Dit was zijn persoonlijke getuigenis in mei 1961. In poëtische vorm had hij een halfjaar eerder dezelfde overtuigingen en waarheden al beschreven, in december 1960:

De weg,

je moet hem volgen.

Het geluk,

je moet het vergeten.

De kelk,

je moet hem drinken.

De pijn,

je moet haar verbergen.

Het antwoord,

je moet het leren.

Het einde,

je moet het dragen. (3 december 1960)

Terwijl de Congocrisis zich ontwikkelde en de duisternis dieper werd en zijn vrienden een voor een verdwenen, was Dag Hammarskjölds grootste angst niet de dood, maar het risico om zijn eigen bestemming te verraden, zijn eigen roeping, de Weg die hem had gekozen. Zou hij trouw blijven aan wat hij gezien had?

Moe,

het hart doet zeer.

Langs de rotsen

sijpelt het smeltwater.

De vingers zijn stram,

de knieën trillen.

Nu, juist nu,

mag je niet meer loslaten.

Anderen vinden rustplaatsen

op hun weg, in de zon,

waar ze elkaar ontmoeten.

Maar dit

is jouw weg

en het is nu,

juist nu,

datje niet mag falen.

24

-ocr page 27-

Schrei,

als je kunt,

schrei

maar klaag niet.

De weg koos jou -

en je moet dankbaar zijn. (6 juli 1961)

Dag Hammarskjöld stierf op de aarde zo’n tien kilometer van het vliegveld van Ndola. Het was een dood in de diepste vernedering, die hij had voorzien in zijn dagboekfragment op Pinksteren in Merkstenen. Het was de dood van een martelaar, die getuigde van iemand die de Weg van de Navolging gaat, niet bereid om zijn roeping te verloochenen, zijn overtuiging dat ‘de Weg ons zoekt, niet wij de weg’. Hij bleef vastbesloten om de weg van vrede te bewandelen, al eindigde deze bij het kruis. Als hij nog leefde en bij bewustzijn was, een kort moment voordat het vliegtuig de grond raakte, dan stel ik me voor dat zijn laatste bewuste gebed dat was wat hij twee maanden eerder schreef, op 19 juli 1961.

Erbarm u

over ons.

Erbarm u

over ons streven,

dat wij

onder uw ogen,

in liefde en geloof,

rechtvaardigheid en ootmoed,

u mogen volgen,

in zelftucht en moed en trouw,

en u ontmoeten

in stilte.

Geef ons

een zuiver gemoed

dat wij u mogen zien,

een nederig gemoed

dat wij u mogen horen,

een gemoed vol liefde

dat wij u mogen dienen,

een gelovig gemoed

dat wij u mogen leven.

U

die ik niet ken

maar wie ik toebehoor.

25

-ocr page 28-

U

die ik niet begrijp

maar die mij heeft toegewijd

aan mijn eigen lot.

U-

Moedige keuzes maken

Politiek is het maken van keuzes. Het blok steen in de Ruimte van de Stilte symboliseert de bronnen die we hebben geërfd en de keuze die we moeten maken: hoe gebruiken we het? Om vliegtuigen en tanks te bouwen of schepen en huizen voor vluchtelingen; bommen of eten? Politiek is het maken van keuzes voor anderen, omwille van anderen, voor de toekomst van anderen, omwille van personen in een relatie, gemeenschap.

Keuzes worden van binnenuit gemaakt, vanuit de waarden die de ‘innerlijkheid’ van een persoon domineren. Dus het binnenste van elke politieke persoon, dat wil zeggen wij allen, is ontzettend belangrijk voor het welbevinden van anderen en ons allen, voor de toekomst, het overleven van de mensheid en deze planeet.

Wij allemaal, of in elk geval de meesten van ons hebben een binnenste dat een mengsel is van tegengestelde verlangens, er hangt een spanning tussen het ego en het zelf in relatie, misschien een slagveld. Politici die dit serieus nemen, moeten zelfkennis, eerlijkheid, openheid en dialooggerichtheid ontwikkelen. Als zij, wij, dit werkelijk willen, hebben we geen betere leraar dan Dag Hammarskjöld, vooral omdat hij nooit een leraar placht te zijn en zichzelf nooit zag als een voorbeeld om te volgen. Hij worstelde met zichzelf om zijn ego te beheersen en diens invloed op zijn keuzes en zijn werk.

Dag Hammarskjöld was een volledige persoon. Het lukte hem om zijn innerlijke kern, zijn innerste persoon, te verenigen met zijn politieke werk en de extreme keuzesituaties waar hij door zijn werk in terechtkwam. Deze eenheid wordt wel ‘geëngageerde spiritualiteit’ genoemd. Politiek werk dat wordt beïnvloed vanuit het binnenste en dat een eenheid vormt, een heelheid tussen de innerlijke en de uiterlijke werelden. Hammarskjöld, die de hele wereld als zijn werkterrein had, realiseerde zich dat ‘De langste reis de reis naar binnen is’, niet eenmaal, maar als een dagelijkse strijd gestreden moet worden. Die reis vroeg om tijd voor reflectie, meditatie, stilte, studie, gesprekken met mensen van

26

-ocr page 29-

buiten de VN, kunstenaars bijvoorbeeld. Hij vertaalde zelfs poëzie wanneer het echt druk en ingewikkeld was op zijn werk!

We hebben voorbeelden, wegwijzers, markeringen, zelfs helden en heiligen nodig, die ons met hun voorbeelden kunnen overtuigen dat het mogelijk is om een leven in zelfvergetelheid te leven, de voorwaarde voor liefde en liefde in de samenleving, dat wil zeggen voor solidariteit. Vandaag de dag is het misschien nog wel ingewikkelder om in onze wereld dit voorbeeld te volgen, aangezien de wereld veel meer een marktplaats is geworden, met competitie en consumentisme als tekenen van vitaliteit en vooruitgang. En we zijn ook ‘gezegend’ met een economische wereldorde die de zeer rijken elk moment zegent met nóg meer!

Politiek is vredespolitiek! Vrede is verwant aan alle menselijke activiteiten waar de politiek zich op richt. Er moet ruimte zijn voor het hele, het heilige, als we willen overleven. Dag Hammarskjöld mag niet vergeten worden!

Je kunt de wereld niet redden als heren over materiële zaken. Maar je kunt de redding van binnenuit beïnvloeden als een spirituele zaak!

De nieuwe ‘Santa Maria’! Misschien een nieuw werelddeel met een toekomst voor onze planeet is in zicht!

Maar we moeten altijd onthouden: God sterft niet op de dag dat we stoppen te geloven in een persoonlijke god, maar we sterven op de dag dat onze levens niet langer worden verlicht door de constante glans, dagelijks vernieuwd, van een wonder, waarvan de bron alle verstand te boven gaat. (1950)

27

-ocr page 30-

MYSTIEK EN POLITIEK

EEN NEDERLANDS PERSPECTIEE

Carola Schouten

Inleiding

Het is voor mij, als politica met een protestantse achtergrond, bijzonder om op de woorden van een aartsbisschop te reageren. Tot dusver was ik nog niet in de gelegenheid om publiekelijk op een lezing van een bis-schop, laat staat een aartsbisschop te reageren.

Dag Hammarskjöld kende ik, om eerlijk te zijn, alleen omdat hij de tweede secretaris-generaal van de Verenigde Naties geweest was en zijn leven verloren had bij een vliegtuigongeluk. Toen mij om deze bijdrage gevraagd werd, heb ik dus moeten nakijken wat de belangrijkste ideeën van Hammarskjöld waren en wat hem in zijn leven bewoog. Ik besteedde met name een goed deel van de Goede Week aan het lezen van zijn werk en werk over hem. Dit was dus in de week voor Pasen, waarin we het offer van Christus gedenken en nadenken over de betekenis van lijden, het lijden in de wereld in het algemeen en in het eigen leven in het bijzonder.

Bij het lezen ontdekte ik dat Hammarskjöld veel over stilte geschreven heeft. De stilte waarin we tot contemplatie komen. De stilte die ons van onze pijn, onze angst, onze verlangens en ons ego bewust maakt. De stilte die ons tot God brengt.

In diezelfde week van stilte was er ook een grote knal. In België bliezen verschillende terroristen zich op. Met hen stierven bijna dertig mensen. Hier was geen stilte meer. Hier was pijn, lijden, rouw en waren er veel, heel veel tranen. Wat betekent stilte wanneer de wereld het uit lijkt te schreeuwen? Wanneer terroristen angst verspreiden? En wat voor rol spelen politici wanneer er angst heerst? Is stilte een manier om een antwoord op deze vragen te vinden? Hammarskjöld wees erop dat politici altijd keuzes moeten maken. Hij wees er ook op dat ze altijd een keuze hébben. Tussen oorlog en vrede. Tussen rijk en arm. Tussen recht en onrecht. Maar dat maakt de keuzes niet per se eenvoudiger, integendeel zelfs. En juist daarom hebben we stilte nodig.

28

-ocr page 31-

Politieke beslissingen en spiritualiteit

Ik ben het met Hammarskjöld eens dat keuzes maken een dagelijkse strijd is. Ik kan me echt serieus afvragen of ik de juiste keuzes maak. In de zomer van 2014 bijvoorbeeld verbleven tienduizenden Yezidi’s op de berg Sinja. Ze waren in volstrekte paniek op de vlucht geslagen voor IS en zo op deze berg terechtgekomen. Zij hadden een keuze: op de berg blijven en door honger en dorst om het leven komen, of van de berg afdalen en door IS afgeslacht worden. Het was gruwelijk. Experts waarschuwden ons voor een mogelijke escalatie van de situatie in Irak wanneer we zouden besluiten IS te bombarderen. Ondertussen zagen we de beelden van al die Yezidi’s, mannen, vrouwen en kinderen. Ze leden, ze stierven. In deze situatie is het hebben van een keuze geen geschenk. Het is een enorme verantwoordelijkheid, waar leven en dood vanaf hangen. Op een bepaalde manier is het een kruis dat je draagt. Ik koos ervoor bombardementen te ondersteunen en daardoor de Yezidi’s te redden. Ik weet niet of deze beslissing de situatie in het Midden-Oosten erger gemaakt heeft. Wat ik wel weet is dat ik op dat moment duizenden mensenlevens kon redden. Ik liet de korte termijn de doorslag geven, boven de lange termijn.

Hoe kwam ik tot mijn beslissing? Hammarskjöld zou aangeraden hebben om de ‘weg naar binnen’ te gaan. Ik weet wat hij bedoelt. In deze situatie heb ik gebeden. Ik vroeg God om me de juiste overwegingen te laten maken. Ik vroeg God om me mensen op mijn pad te brengen die me zouden kunnen helpen om de juiste beslissing te nemen. Ik vroeg God er ook om om me vrede in mijn hart te geven met wat ik zou kiezen. Voor veel mensen klinkt het wellicht vreemd om een god om hulp te vragen. Maar ik ben ervan overtuigd dat ik, doordat ik mijn werk en mijn leven met God verbind, beter in staat ben om te vermijden steeds dat te kiezen wat het beste is voor mezelf, terwijl dat misschien niet per se het beste is voor anderen.

Wat ik bij dit alles van Hammarskjöld leer - en ook van andere denkers -, is dat ik mezelf moet bevragen. Vragen helpen om eerlijk voor mezelf te zijn en ook voor anderen. Vragen scheppen ruimte in me voor andere perspectieven. Vragen helpen ook om te zien wat het beste is voor anderen.

29

-ocr page 32-

Wat zijn mijn beweegredenen?

De eerste vraag die we onszelf moeten stellen is, denk ik: wat zijn mijn beweegredenen? In het Boek der Psalmen staat er in Psalm 139,1-3:

HEER, U doorgrondt mij en kent mij,

U kent mijn zitten en opstaan,

al van verre doorziet U mijn gedachten.

Van mijn gaan en komen kent U de maat,

U bent vertrouwd met al mijn gangen. (WV95)

De Heer kent mijn beweegredenen. Dat kan op een bepaalde manier angstwekkend zijn. Hij kent ons volledig, zelfs de schaduwkanten van ons leven, onze onoprechte gedachten en daden. Hij kent de momenten waarop we doen alsof we ons inzetten voor het welzijn van anderen, maar eigenlijk ons eigenbelang dienen. God ziet echter ook onze goede beweegredenen. Zelfs wanneer de hele wereld tegen ons is en met ons spot. Onze echte beweegredenen worden wel degelijk gezien!

Dit brengt ons bij de vraag of we eerlijk durven te zijn over dat wat ons beweegt. De beweegredenen van veel politici worden betwijfeld. Nemen zij geen beslissingen om een betere positie voor zichzelf te verwerven? Geven ze zichzelf niet steeds meer macht? Er zijn, hoe jammer het ook is, inderdaad veel voorbeelden van zulke situaties. In Brazilië bijvoorbeeld, verhinderde president Dilma Rousseff in 2016 de vervolging vanwege corruptie van haar voorganger (Luiz Inacio Lula da Silva) door hem een plaats in haar regering te geven.

Een paar maanden geleden was ik voorzitter van een commissie die de waarheid moest achterhalen over het lekken van zeer geheime informatie. Het moest één van de partijleiders zijn die deze informatie aan een krant had doorgegeven. Het parlement had zelf de taak om het gerechtelijk onderzoek te doen. Wij, de leden van het parlement, moesten onze eigen leiders ondervragen. Ondertussen moesten we de waarheid op het spoor komen. Het was erg moeilijk. Iedere avond keek ik, zodra ik thuis was, in de spiegel, letterlijk. Ik deed dit om er zeker van te zijn dat ik op zoek bleef naar de waarheid en niet naar een politiek correcte manier om hier uit te komen. Op een zeker moment begon ik er echter aan te twijfelen of ik werkelijk in staat zou zijn om mijn eigen beweegredenen te beoordelen. Ik wist het niet meer. Kon ik echt eerlijk nadenken over wat ik aan het doen was? Het is heel erg moeilijk om helemaal eerlijk tegen jezelf te zijn. Ik denk dat Hammarskjöld dit be-

30

-ocr page 33-

doelde toen hij zei: ‘De langste weg is de weg naar binnen’. Ik ben het helemaal met hem eens.

Durf ik kwetsbaar te zijn?

Een tweede vraag is: durf ik kwetsbaar te zijn? Om te weten of mijn beweegredenen juist zijn is het heel belangrijk om kwetsbaar te zijn. Ik ben daarvan overtuigd. Alleen wanneer je kwetsbaar bent, ben je niet alleen in staat om over jezelf na te denken, maar ook om anderen de ruimte te geven om over jou na te denken. We hebben dat hard nodig!

Als politicus leer je heel snel om niet kwetsbaar te zijn. Het geeft je tegenstander immers de mogelijkheid om je te verslaan. En wanneer je tegenstander dat niet doet dan doet het publiek het wel. De media hebben een enorme invloed op het werk en gedrag van ons politici. Iedere dag spreken journalisten ons aan en vragen ons om een reactie over wat er in de wereld gebeurt. We moeten allemaal voortdurend een mening klaar hebben. Dit gebeurt ook wanneer je niet alle feiten kent of nog niet weet watje ergens van moet vinden. Soms wil je wel tijd om er langer over na te denken, maar die tijd is er niet. Ze willen een antwoord en ze willen het onmiddellijk. Om eerlijk te zijn: ik ben ontzettend bang om daarbij fouten te maken. Als ik eerlijk naar mezelf kijk, weet ik dat ik mijn imago wil beschermen, ik wil gezien worden als een competent parlementariër. Ik wil als een expert beschouwd worden. Zelfs na vijfjaar in de Tweede Kamer kan ik nog slecht slapen nadat ik en plein public een fout heb gemaakt. Ondanks dit alles doe ik me voor als ontspannen en overtuigd tegelijkertijd. Maar ik kan eerlijk zeggen dat ik dat lang niet altijd ben. Een lezing als deze uit te spreken, voor een publiek dat ik niet ken en ook nog eens in het Engels, maakt me zenuwachtig, bijvoorbeeld. Ik weet ook zeker dat ik niet de enige ben voor wie dit geldt. Het punt is: we vertellen dit soort dingen eigenlijk nooit aan iemand. We willen altijd een succesvolle indruk achterlaten. We willen de indruk achterlaten van mensen die het geweldig doen, van mensen die een inspirerend verhaal vertellen en die een antwoord hebben op alle uitdagingen. Maar eigenlijk staat hier vanavond een heel onzeker persoon die hoopt dat ze geen flater zal slaan.

In de politiek is het net zo. We kunnen gewoon niet falen. Daarnaast en daarom doen we steeds meer alsof we weten hoe de wereld werkt. Dat heeft een prijs: al te zelfverzekerd zijn verhindert ons om goed naar andere meningen te luisteren. Zo’n houding helpt niet om een

31

-ocr page 34-

weloverwogen beslissing te nemen. Zodra we het echter aandurven om kwetsbaar te zijn, zullen we opener zijn voor de gedachten van anderen. Het zal onze ziel sterken.

Slot: Het gaat niet om mij!

Het gaat niet om mij! - Hammarskjöld gebruikt de term ‘zelfvergetelheid’. Ik vind het een geweldige uitdrukking. Een tijdje geleden las ik het verhaal van Dick Couvée. Hij is een predikant in Rotterdam, verbonden aan de Pauluskerk. Hij werkt met dakloze en verslaafde mensen. Ook werkt hij met vluchtelingen. Kortom, hij werkt met mensen die geen plek hebben in deze wereld. Voordat hij predikant werd, had hij een succesvolle carrière als ambtenaar. Hij zag dat de maatschappij steeds meer beheerst werd door materieel succes en dat ‘money made the world go round’. Hij voelde zieh hier slecht bij en koos zelf een nieuwe weg. Die weg voerde hem naar het Christendom. Hier gaat het niet om succes en het gaat ook niet om jou. De leider van de bende waar het allemaal mee begon had geen enkel succes. Hij eindigde aan het kiuis. ‘Leef niet voor je eigen succes’, is de boodschap van Couvée, ‘maar bereik je doel’. Je kunt dat doel niet in je eentje bereiken, maar alleen met en door andere mensen. Het gaat niet om jezelf, het gaat om de anderen. Hammarskjölds boodschap was uiteindelijk net zo’n boodschap. Het ging om de gave jezelf te vergeten. Voor deze gave betaalde Hammarskjöld een hoge prijs, de hoogste prijs zelf.

Tenslotte kun je jezelf afvragen: hebben we wat te vrezen? In de Schrift zegt Jezus ‘Vrede laat Ik jullie na, mijn eigen vrede geef Ik jullie, een andere dan de wereld te bieden heeft. Je moet je dus niet zo laten verontrusten en de moed niet verliezen’ (WV95). Jezus zegt: ‘wees niet bevreesd’. Deze uitdrukking, of een variant erop, komt 365 keer voor in de Bijbel, één keer voor iedere dag van het jaar. We hebben dit hard nodig omdat we in heel veel situaties juist wél bang zijn. We zijn bang voor mensen, bang voor kritiek, bang voor tegenwerking. Het komt zo vaak voor dat we willen vluchten, ver weg van de plek waar God ons geroepen heeft. Het gebeurt zo vaak dat we ons gewoon zwak voelen. Jezus’ antwoord hierop is meer dan een oproep om een held te zijn. Hij vraag niets, maar biedt ons zijn vrede aan en vraagt ons om op hem te vertrouwen. Leidt dat altijd tot een succesverhaal? Ik weet het zo net nog niet. Hammarskjöld betaalde voor dit vertrouwen met zijn leven. Toch leeft zijn getuigenis nog steeds, ook vandaag nog. Zijn getuigenis is

32

-ocr page 35-

Sterker dan zijn dood. Laat dat ons dan moed geven om ernaar te streven in ons leven het goede te vinden en het ook te doen.

33

-ocr page 36-

DE WEG KOOS JOU

MEDITATIES OVER DAG HAMMARSKJÖLDS MERKSTENEN

KG Hammar

1. De langste reis is de reis naar binnen

Je kunt Dag Hammarskjölds boek Merkstenen zien als de schildering van een reis, een reishandboek, een gids. Degene die de aantekeningen gemaakt heeft langs de kant van de weg, de merkstenen, heeft zelf voor ons gewandeld. Hij deelt zijn gedachten en ervaringen met ons. Zullen we ons erin herkennen?

‘De waarheid’ wordt een voorwaarde voor de herkenning. De waarheid, oprechtheid, waarachtigheid van wie ze noteert. Niets verbergen of verdringen, geen doen-alsof. De waarheid van de lezer, jouw en mijn waarheid, eerlijkheid tegenover onszelf en - als we iets zeggen -tegen elkaar. Kunnen we het aan? Durven we?

De reis is geen reis naar buiten toe, geen wandeling in de geografie. Niet in de eerste plaats in elk geval. Het gaat om de reis des levens. Het leven als wandeling, beweging. De reis des levens is een reis naar binnen, naar de onbekende dieptes van het leven. En die reis wordt de langste reis genoemd. Niet eens een reis naar de uiterste plaatsen van de meest afgelegen sterrenstelsels van het universum is langer dan de reis die iedere mens kan maken naar zijn eigen binnenste. Daarmee wordt het een reis van het hele leven, een reis elke dag en elk moment, een voortdurende reis. En die is niet afgelopen als het leven eindigt.

Het leven als reis betekent opbreken. Het betekent achterlaten, de zekerheid van het bekende verlaten. Het betekent dat we constant ons gezicht naar de toekomst moeten wenden, naar het onzekere, het grote onbekende. Het vraagt basisvertrouwen om openlijk ja te zeggen tegen het leven als reis en moed om los te durven laten.

Het basisvertrouwen groeit wanneer de merkstenen die we tot nog toe tegen zijn gekomen op onze levensweg als echt worden ervaren, als een eerlijk delen van opgedane ervaringen. Als een getuigenis van iemand die er is geweest, die heeft gezien en gedacht en gevoeld en die de juiste woorden heeft gevonden. De moed om te volgen en verder te gaan, bevindt zich als een gave langs de kant van de weg.

34

-ocr page 37-

De längste reis

is de reis naar binnen.

Wie zijn lot gekozen heeft,

de tocht begonnen is naar zijn eigen bodem

(is er een bodem?)

* * *

Nooit klaar - de zwaardere taak is slechts een hogere klas in deze school, waarin je op een examen afgaat dat niemand zal kennen, omdat je dan helemaal alleen bent.

* * *

‘Moet hij me leren hoe het moet!’ - Waarom niet? Er is niemand van wie je niet kunt leren. Voor de God die in allen spreekt zitje altijd in de eerste klas.

* * *

Laat me met open ogen het boek lezen dat mijn dagen schrijven - en leren.

* * *

Deze aantekeningen - ? Het waren merkstenen, opgestapeld als je een punt bereikt had waarop je ze nodig had, een vast punt dat niet verloren mocht gaan.

***

Moe

en eenzaam.

Moe,

het hart doet zeer.

Langs de rotsen

sijpelt het smeltwater.

De vingers zijn stram, de knieën trillen.

35

-ocr page 38-

Nu, juist nu

mag je niet loslaten.

Anderen vinden rustplaatsen

op hun weg, in de zon

waar ze elkaar ontmoeten.

Maar dit

is jouw weg

en het is nu,

juist nu,

datje niet mag falen.

Schrei,

als je kunt,

schrei

maar klaag niet.

De weg koos jou -

en je moet dankbaar zijn.

2. Nederigheid tegenover de bloem aan de boomgrens opent de weg die bergopwaarts voert

Verwondering! De eerste stap van het leven bouwt op verwondering. Het grondvertrouwen van een kind schenkt de verwondering die zich opent voor dat wat meer is, groter en het waard om zonder angst ontdekt te worden. Aan degene die zich verwondert wordt de ervaring geschonken om deel van iets groters uit te maken, deel van de heelheid. Wanneer we volwassen worden, verliezen we vaak zowel het grondvertrouwen als het vermogen om ons te verwonderen. De bewondering van mensen krijgt de overhand. Bewonderen en bewonderd worden als het zuurstofverbruik van het leven in een luchtdichte kamer.

Nederigheid kan gezien worden als een herwonnen vermogen om zich te verwonderen. Diepe ademhalingen die zuurstof geven aan het leven zonder mijzelf in het centrum. Nederigheid is openheid en ontvankelijkheid, zoals de ontvankelijkheid van de aarde voor zaad, zon en regen.

De natuur, rondom ons en in ons, als een uitnodiging tot verwondering. Om het grootse in het kleine te zien, als de weg naar het grote, als de sleutel tot de kosmos. Wanneer de schoonheid in de details die we

36

-ocr page 39-

tegenkomen niet verdrinkt in het oneindige, maar onze blik ervoor scherpt, dan durf ik ook te geloven in de eigenwaarde van het kleine in het grote. Klein en groot, dichtbij en ver weg, ze horen samen.

Wie ben ik dan? Een stofdeeltje in het universum, een nietigheid tegenover de oneindige vlakten? Kan ik het allebei zijn en nog meer? Kan ik me spiegelen in de bloem aan de boomgrens? Kan ik het leren? Waardevol zonder nuttig te zijn, waarde zonder nut? Een sleutel, een opening, een mogelijkheid?

Kan ik me indenken grote werken te doen voor de menselijkheid terwijl ik tegelijkertijd blind ben voor mijn naasten? Is dat niet een vals zelfbeeld, een zelfoverschatting die mij uitsluit van verbinding en samenhang?

Zo draagt het kleine bloemetje een belofte met zich mee. Het is niet gevaarlijk om je kleinheid te zien. Klein is niet waardeloos. Alle groei en rijping begint in het kleine. Het kleine kan het grote dragen in de verwondering waarin het oneindige groeit, niet als prestatie, maar als geschenk. De bergvlakten van het innerlijke leven wachten er op ontdekt te worden.

* * *

Het buitenmenselijke in de beleving van de grote natuur.

* * *

De innerlijke stilte bewaren - midden in het lawaai. Open, stille, vochtige grond blijven, in de vruchtbare duisternis waarin de regen valt en het zaad ontkiemt - hoe velen er ook zijn die in het droge daglicht over de velden trekken, alles vertrappend in wervelend stof.

* * *

Ontvankelijk blijven -. Uit nederigheid. En om je zachtheid te redden. Ontvankelijk blijven - en danken. Hiervoor: datje mag luisteren, zien, begrijpen -

* * *

Een landschap kan zingen over God, een lichaam over geest.

37

-ocr page 40-

Zo zal de wereld iedere ochtend opnieuw geschapen worden, van schuld bevrijd - in jou, door jou.

* * *

De stroom van het leven door miljoenen jaren, de mensenstroom door duizenden. Boosheid, dood en ellende, offerbereidheid en liefde -. Wat beteken ‘ik’ in dit perspectief? Dwingt het verstand me niet om het mijne te zoeken, mijn lust, mijn macht, het respect van anderen? En toch ‘weet’ ik - weet ik, zonder te weten - dat juist in dit perspectief dit het onbelangrijkste van alles is. Een inzicht waarin God is.

3. Maar van de overzijde vult iets mijn wezen met de mogelijkheid van zijn oorsprong

Te leven als ontvanger betekent leven van dat wat geschonken wordt. Zin-gevuld kan daarom anders ervaren worden dan zinvol. Het eerste vereist een verandering van subject, dat iemand of iets buiten mij zin geeft. Het laatste kan in het slechtste geval blijven draaien om mijn eigen persoon en de zin die ik zelf schep. De mogelijkheid van mijn oorsprong kan een innerlijk zingevend verband zijn met alles wat bestaat, een verband dat duidelijk wordt zodra ik de schijnwerper op mijzelf uit zet.

Dat wat mij verhindert te leven als ontvanger is vaak mijn onvermogen om in het nu te leven. Dan wel zit ik vast in het verleden of ik ben al op weg naar de toekomst. De aanwezigheid verdwijnt uit het nu. Pijnlijke mislukkingen kunnen mij binden aan het verleden. Vergeving, verzoening en bevrijding kunnen de aanwezigheid in het nu mogelijk maken die de absolute voorwaarde is voor het ontvangen. Maar ook de toekomst kan een open leven in een aanwezig heden bedreigen. Angst, bezorgdheid en zorgen voor de dag van morgen zijn klassieke aanwezig-heidsdieven. Maar ook al te duidelijke ideeën over wat de toekomst moet vóórtbrengen om zinvol voor mij te zijn, kunnen de responsiviteit verhinderen die nodig is in elk nieuwe nu om te ontdekken dat deze nu leidt naar nieuwe levenswegen en nieuwgeschapen levensmogelijkheden.

Leven als ontvanger is leven in een ‘ja’. Het is leven in ‘de ontvangende aandacht van de aanvaarding’. Het is elke nieuwe dag het leven van de lege schaal leven. Het is constant iemand of iets omarmen die

38

-ocr page 41-

in elk nieuwe ogenblik degene bijvult die leeg is maar aanwezig in het ogenblik. Het is de beker zijn die gedragen wordt door een dorst en een verlangen om vervuld, compleet, voltooid, heel te zijn.

Zo zijn de zin en de mogelijkheid, het ogenblik en de aanvaarding samengevlochten in de levenshouding van de ontvanger die genade wordt genoemd. Te leven in genade is te leven als ontvanger en te leven van dat wat geschonken wordt.

* * *

Ik weet niet wie - of wat - de vraag stelde. Ik weet niet wanneer zij gesteld werd. Ik herinner me niet dat ik antwoordde. Maar eens zei ik ja tegen iemand - of iets.

Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het leven zinvol is en dat mijn leven, in onderwerping, een doel heeft.

Vanaf dat moment heb ik geweten wat het wil zeggen, ‘niet om te zien’, of ‘zich niet te bekommeren om de dag van morgen’.

* * *

Het heden is zinvol door zijn inhoud, niet als brug naar een toekomst. En deze inhoud is onze inhoud in het heden, datgene waarmee onze leegheid gevuld wordt als we in staat zijn om te ontvangen.

* * *

Nu. Sinds ik de vrees heb overwonnen - voor de anderen, voor mezelf, voor de duisternis daaronder:

aan de grens van het ongehoorde.

Hier eindigt het bekende. Maar van de overzijde vult iets mijn wezen met de mogelijkheid van zijn oorsprong.

Hier wordt verlangen gezuiverd tot openheid; elke handeling voorbereiding, elke keuze een ja tegen het onbekende.

* * *

Je durft ja te zeggen - en ervaart een zin.

Je herhaalt je jawoord - en alles krijgt zin.

Als alles zin heeft, hoe kun je dan iets anders leven dan een Ja.

39

-ocr page 42-

De ‘mystieke’ ervaring. Altijd: hier en nu - in de vrijheid die één is met distantie, in de stilte die geboren wordt uit rust. Maar - deze vrijheid is een vrijheid in een wereld van daden, deze rust een rust te midden van mensen. Het mysterie is voortdurende werkelijkheid bij degene die in de wereld in vrijheid zichzelf is, werkelijkheid in een kalm gerijpt zijn onder de ontvangende aandacht van de aanvaarding.

4. Nederig en trots in geloof: dat wil zeggen, leven dat ik in God niets ben, maar dat God in mij is

Nederigheid als de pas ontdekte openheid van een kind en de mogelijkheid tot verwondering. Als een ja tegen iemand die zieh zelf geeft, die aanvult met de mogelijkheden van het leven. Als een bereidheid voor het onverwachte. Als een ja tegen een doel. Nederigheid kan daarom nooit hetzelfde zijn als zelfverachting. Noch kan nederigheid vertaald worden met zelfopoffering of een gevoel van waardeloosheid. Nederigheid wordt uitgebalanceerd door trots. Nederigheid vergt trots.

Het is God die de lege beker met zichzelf vult. Het is God die de drank is. Trots is het besef dat het God is die de gave, het slachtoffer, de betekenis, de handeling is in mijn leven, in het leven van de nederige. Het is God die het leven in mijn eigen leven is. Het is God die ik ben, mijn werkelijke ik, mijn werkelijke oorspronkelijke ik, het onderwerp van mijn leven.

Zo is geloof geen taalkundige formule voor wat ik denk over het leven, God en de zin. Geloof is het inherente van God, ‘Gods eenwording met de ziel’, één te zijn met God. Maar tegelijkertijd is geloof het leven voor God, in relatie tot God, in vrijheid en onafhankelijk. Het draait de hele tijd om een keuze, de keuze om open en ontvankelijk te leven, aanwezig in het ogenblik.

Geloof en leven horen bij elkaar. God is de God van het leven, de creativiteit en de liefde. Degene die zegt dat hij in God gelooft, kan zich niet tegelijkertijd buiten het leven, de creativiteit en de liefde stellen. Geloof betekent God in mijn leven God laten zijn, God degene die handelt laten zijn, Gods handelingen het leven laten karakteriseren.

Het geloofsleven wordt gedragen door het ritme van de adem, uitademing en inademing, leegte en volheid, niets en alles, openheid voor God en het ontvangen van God. Het geloofsleven is het te laten

40

-ocr page 43-

gebeuren, Gods scheppingskracht die alles heeft voortgebracht ook in mij laten werken en mijn werkelijke ik tot stand laten komen. Het geloofsleven is ‘buitengewoon’, dat is het om te leven naar het besef dat ik in God niets ben, maar dat God in mij is, dat is ‘God te leven’.

* * *

Niet ik maar God in mij.

* * *

Ik ben het vat. De drank is van God. En God de dorstende.

* * *

De trots van de beker is de dronk, zijn nederigheid die van het dienen. Wat betekenen dan nog zijn gebreken?

* * *

Iedere dag de eerste -. Iedere dag een leven.

Iedere dag moet de schaal van ons wezen aangereikt worden om te ontvangen, te dragen en terug te schenken. Leeg aangereikt worden -want wat voorafgegaan is zal alleen weerspiegeld worden in haar zuiverheid, haar vorm en haar maat.

— and those things which for our unworthiness we dare not, and for our blindness we cannot ask, vouchsafe to give us —

* * *

Nederigheid is evenzeer de tegenhanger van zelfvernedering als zelfverheffing. Nederigheid wil zeggen: zichzelf niet vergelijken. Rustend in zijn werkelijkheid is het ik niet beter en niet slechter, niet groter of kleiner - dan iets of iemand anders. Het ik is - niets, maar tegelijk één met alles. In deze zin is nederigheid totale zelfvernietiging.

In deze zelfvernietiging van de nederigheid niets zijn, en toch krachtens de opdracht die je kreeg heel de zwaarte en autoriteit van die opdracht belichamen - dat is de levenshouding van de geroepene.

41

-ocr page 44-

5. De inzet zoekt ons, niet wij de inzet. Daarom ben je er trouw aan, als je wacht, bereid. En handelt - als de vraag gesteld wordt

Het leven bestaat uit eisen, lasten, taken. Het kan verleidelijk zijn om eigen projecten te kiezen en in het leven naar ruimte te zoeken om deze te verwerkelijken. Het kan ook verleidelijk zijn om zich buiten de levensstroom te stellen van verwachte handelingen die mij tegemoet komen. Maar voor degene die een ‘ja’ wil leven in een ‘ontvangende aandacht van de aanvaarding’ zijn dit geen opties. De verwachtingen van het leven zijn een last die gedragen wordt wanneer het moment zich aandient. Een parelsnoer van handelingen wacht langs de levensweg. We worden gezocht, gevraagd, door deze handelingen. Voor degene die wordt gedragen door de behoefte om nodig te zijn, is hier het verband.

Dit kan gezien worden als een roeping, een wijding aan her leven, als de continue behoefte van de schepping tot bereidheid. Dat wat verwacht wordt is bereidwilligheid, doorzettingsvermogen in het leven in open afwachting, zonder voorbehoud, zonder duidelijke sjablonen voor de zin van het leven, zonder systeemopbouw.

Een leven dat wordt geleefd in open bereidwilligheid en in afwachting van de inzet die zich openbaart wanneer het moment zich voordoet, kan gezien worden als een leven in onvrijheid en afhankelijkheid. De levenservaring die Merkstenen met ons wil delen zegt precies het tegenovergestelde. Het is als we ophouden met het zoeken naar onze vrijheid en onze onafhankelijkheid dat het gebeurt. Gebondenheid aan het eigen ik en diens behoefte aan zelfverwerkelijking worden gemakkelijk verward met vrijheid en onafhankelijkheid. Een ander soort vrijheid ligt in de aanvaarding van de eisen die ons tegemoet komen, de inzet die naar een werktuig zoekt.

Zo kan ik nooit zelf mijn eigen doel zijn. Mijn levensdoel is om een middel te zijn. Die ontdekking kan ertoe leiden dat het subject in mijn leven verandert. Niet ik, maar God in mij, de ervaring die mij zegt dat God het leven in mijn eigen leven is, niet een object voor mijn geloof, maar een subject in mijn handelingen. Zoals de hand die het werktuig in zijn hand houdt.

Gereedschap te zijn betekent ook niet geprezen willen worden voor het werk dat de hand uitvoert. God de eer te laten krijgen, op een evidente en onbewuste manier elke handeling en elke ademhandeling te

42

-ocr page 45-

laten gebeuren tot Gods eer is een teken dat het gereedschap zijn vrijheid heeft gevonden in de opdracht en niet langer ‘zijn eigen’ hoeft te zoeken.

* * *

Semina motuum. De vormende kracht werd in ons tot wil. Om schoon als een boom uit te groeien moeten we die rust in de eenheid verwerven waarin de vormende wil weer instinct geworden is. - Eckharts ‘gewöhntes Wollen’.

* * *

Hoe nederig het werktuig ais het geprezen wordt om wat de hand verricht heeft.

* * *

Het waren niet jouw inspanningen die het ‘deden’, God deed het - maar wees blij ais God jouw werk kon gebruiken voor zijn werk.

Wees blij als je voelde datje daden ‘nodig’ waren, maar besef wei datje ook op die wijze alleen maar een gereedschap was voor hem die door jou een kleinigheid toevoegde aan het geheel waaraan hij gestalte gaf voor zijn doeleinden.

* * *

in het geloof, dat ‘Gods eenwording met de ziel’ is, ben jij één in God en is God geheel in jou, zoals hij voor jou geheel is in alles watje ontmoet.

In dit geloof daal je in het gebed neer in jezelf om de Ander te ontmoeten, in de gehoorzaamheid en het licht van de eenwording, staan voor jou allen, net ais jij, alleen tegenover God, is iedere daad een voortgezette scheppingsdaad - bewust, omdat je de verantwoordelijkheid van een mens draagt, maar toch geleid wordt door de kracht buiten het bewustzijn die de mens geschapen heeft.

43

-ocr page 46-

Sta je vrij tegenover de dingen maar treed je tegemoet in een beleving die de bevrijdende zuiverheid en de onthullende scherpte van de openbaring bezit.

In het geloof, dat ‘Gods eenwording met de ziel is’, heeft daarom alles zin.

Zo leven, zo gebruik maken van wat in je handen gegeven is...

6. Het leven heeft alleen waarde door de inhoud die het heeft - voor anderen

Goedheid en liefde zijn de eigen eisen van het leven, zoals wij zijn geroepen het te leven. Omdat leven saamhorigheid is, zijn de eisen van het leven datgene wat de delen van het leven samenbindt. Goede relaties zijn eerlijke relaties. In goede relaties heerst goedheid en liefde. Degene die zichzelf zoekt en het beste voor zichzelf, werkt tegen de zin van het leven in en daarmee uiteindelijk ook tegen het beste voor zichzelf. Er altijd zijn voor anderen betekent te leven in bereidheid, in afwachting op de inzet die ons zoekt.

God gaat ons altijd tegemoet als de Andere in elke ontmoeting. Zoals de Andere wacht God op liefde. Maar God verenigt zich ook met degene die zich opent en bereid is te leven als een ontvanger. God die liefde is, wordt één met degene die ontvangt. Daarom geeft God van zichzelf aan mij in degene die ik ontmoet.

Dat God zowel gever als ontvanger is en tegelijk mijn levensdoel klinkt groot. Het is groot. Veel te groot voor mijn gedachten. Maar het wordt eerder in het kleine dan in het grote weerspiegeld. Het draait meer om het leven in zelfopofferende liefde in alledaagse ontmoetingen dan in de ‘grote’ acties voor de menselijkheid. De ‘kleine’ samenhangen staan al snel in de schaduw van de ‘grote’. Maar de werkelijkheid is het omgekeerde. Liefde en compassie kunnen een masker zijn voor een sublieme vorm van geldingsdrang, als deze niet gevormd en gekenmerkt worden door de eisen en voorwaarden van de hechte relaties.

Liefde is geheel nutteloos. Zij geeft niets in ruil. Ze is er slechts. Daarom associëren we de liefde met degene die is. Tegelijkertijd is liefde een waarde, heeft een waarde, schenkt waarde. Een waardevol leven is een leven met een doel, waar degene die geheel geen nut voor mijn leven heeft, zichzelf geeft. God kan nooit nut zijn, een middel om iets te bereiken. God is altijd een doel. De Ander, de medemens, kan ook geen middel zijn. Ook hij, in wie God ons ontmoet, is een doel en slechts een

44

-ocr page 47-

doel. We kunnen onze naaste niet gebruiken om iets te bereiken. We kunnen alleen maar liefhebben met een liefde die ‘niet zichzelf zoekt’.

De grote ontdekking van het leven: ik ben het middel, de anderen zijn het doel. Dat is de zin.

* * *

‘Anderen als doel gebruiken en nooit als middel’. En mijzelf als doel, alleen in mijn eigenschap van middel; de grens tussen subject en object verschuiven tot aan het punt waarop het subject - al is het in mij, buiten en boven mij is - en geheel mijn wezen dus een werktuig voor datgene in mij dat meer is dan ik.

* * *

Inzetten op zijn mogelijkheid -. Waarom? Offert hij zichzelf voor anderen maar ter wille van zichzelf — in sublieme egocentriciteit? Of verwerkelijkt hij zichzelf ter wille van de anderen? De scheidslijn is die tussen onmens en mens. ‘Ik geef jullie een nieuw gebod: heb elkaar lief’.

* * *

Is mijn contact met mensen meer dan een spiegel? Wie, wat geeft mij de kans om die te veranderen in een poort?

* * *

Goedheid is iets heel eenvoudigs: er altijd zijn voor anderen, nooit jezelf zoeken.

* * *

De ‘kleine’ samenhang wordt zo gemakkelijk overschaduwd door ‘de grote’. Maar zonder de nederigheid en de warmte die je moet bereiken in je relatie tot degenen in wier persoonlijke leven je bent ingevoegd kun je niets doen voor de velen. Zonder die eigenschappen leef je in een wereld van abstracties, waarin je solipsisme, je honger naar macht en je vernietigingsdrift hun enige tegenstander ontberen: de liefde. De liefde die de objectloze uitstroming is van een door onderwerping bevrijde kracht

45

-ocr page 48-

maar die een sublieme vorm van buitenmenselijke zelfhandhaving zou blijven, machteloos tegen het negatieve in je, als zij niet werd ingetoomd door de tucht van een menselijke intimiteit en gevuld werd door de innigheid daarvan. Het is beter om uit geheel je hart één mens goed te doen dan om ‘je op te offeren voor de mensheid’. Voor de rijpe mens zijn dit geen alternatieven, maar vormen van zelfverwerkelijking, vervat in dezelfde beslissing, die elkaar wederzijds steunen.

7. In uw wind -. In uw licht -. Hoe klein is al het andere, hoe klein zijn wij - en hoe gelukkig in datgene wat het enige grote is

De openlucht kan dienstdoen als merksteen, als wegwijzer voor de reis van het innerlijk leven. De grote wijdtes van de bergwereld, adembenemende uitzichten en dramatische taferelen kunnen worden omgezet in innerlijke ervaringen: de kracht van de wind en het licht die drijven en leiden. De wind bepaalt zelf, waait waarheen hij wil, kan niet gecontroleerd worden. Maar ook kan hij omringen en scheppen, zoals de Geest. En het licht schijnt nog steeds, niets heeft het kunnen stoppen. En het licht draagt het leven.

Leven is geschapen zijn door een kracht buiten ons bewustzijn die beangstigend is in zijn onbeheersbaarheid. Maar tegelijkertijd bevat het leven voor elke mens een mogelijkheid om zijn eigen leven verbonden te zien met deze kracht, zich erdoor te laten vullen, één ermee te worden, dit tot de drijfkracht van onze wil en handelingen maken. Wind in de wind te zijn, transformeren tot licht van het licht.

In de wind en in het licht lukt het niet om iets op jezelf te zijn of je eigen weg te kiezen. Daarvoor zijn we te klein en te onbeduidend. In onze waan kunnen we geluk zoeken op die manier. Maar voor degene die zijn eigen weg zoekt, wacht de ervaring van het één zijn met de scheppingskracht en door deze te worden gebruikt. Hierin wacht het geluk en de werkelijke vrijheid! Eén zijn!

De reis eindigt niet. Niet eens als ik mijn laatste adem uitblaas is de reis ten einde. Ik bezit mijn leven niet. Plotseling zijn het gevoel van eenheid en de ervaring ‘van aangezicht tot aangezicht’ te leven met het Leven mijn eigendom geworden, en ik word weer zelf het centrum van mijn aandacht. Ik geloof niet langer dat ik moet leven in ‘de ontvangende aandacht van de aanvaarding’. De nederigheid verandert in de su-

46

-ocr page 49-

blieme egocentriciteit en God wordt mijn gereedschap om me goed te voelen.

Zo is de reis nauwelijks begonnen. Het is tijd voor bekering -opnieuw! In hernieuwd kinderlijk vertrouwen, gehuld in het licht en met de wind soms krachtig in de rug, dan weer mild in het gezicht. En wederom opent zich mijn wezen, wederom wordt het me gegeven de grip op het eigene los te laten, zowel dat waarin ik geloof als dat wat van mij verwacht wordt. Het krampachtige vasthouden geeft op. Het is niet nodig. En ik word opnieuw doorstroomd door ‘het steeds opnieuw geschonken wonder, van bronnen die ieder verstand te boven gaan’.

* * *

De wind waait waarheen hij wil -

zo is het met een ieder die geboren is uit de geest.

En het licht schijnt in de duisternis.

en de duisternis heeft er geen macht over gekregen.

Als wind -. In hem, met hem, van hem. Van hem - ook als zeil, zo licht en sterk dat hij, hoewel vast aan de aarde, de krachten van alle winden verzamelt zonder hun richting te veranderen.

Als licht -. In licht, doorschenen, getransformeerd tot licht. Zoals de lens die verdwijnt in het licht wanneer hij het tot nieuwe kracht verzamelt.

Als wind. Als licht.

Alleen deze - op deze vlaktes, deze hoogtes.

* * *

Gekleed in dit ik, dat geschapen is uit het oordeel van onverschilligen, zinloze onderscheidingen, ‘prestaties’ met bijbehorend protocol -. Ingesnoerd in de dwangbuis van het vanzelfsprekende.

Hieruit naar buiten treden, naakt, op de zonbelichte helling - opgenomen, onkwetsbaar, vrij: in het licht, met het licht, van het licht, een, bestaand in het ene.

* * *

Je bent niet de olie, niet de lucht - alleen maar het verbrandingspunt, het brandpunt, waarin het licht geboren wordt.

47

-ocr page 50-

Je bent slechts de lens in de lichtstroom. Alleen zo kun je het licht opvangen, geven en bezitten.

Zoek je jezelf omdat je daar ‘recht op hebt’, dan verhinder je de ontmoeting van olie en lucht in de vlam, beroof je de lens van haar doorzichtigheid.

Heiliging - het licht zijn of in het licht zijn, zelf vernietigd zodat het licht geboren kan worden, vernietigd, zodat het geconcentreerd en verspreid kan worden.

* * *

God wil onze onafhankelijkheid - waarin wij ‘terugvallen’ in God als we die zelf zoeken.

***

God sterft niet op de dag dat we niet meer in een persoonlijke god geloven, maar wij sterven op de dag dat het leven voor ons niet meer doorstraald wordt door de glans van het steeds teruggeschonken wonder, uit bronnen die ieder verstand te boven gaan.

48

-ocr page 51-

OVER DE AUTEURS

Paula Dubbink (*1988) haalde in 2010 haar BA aan het University College Utrecht. Sinds 2012 woont ze in Zweden waar ze het masterprogramma Religious Roots of Europe volgde. Sinds 2016 is ze prästkandidat voor de Zweedse Kerk. Naast haar studie doet ze vertaalwerk en geeft ze Nederlands aan volwassenen.

KG (Karl Gustav) Hammar (*1943) is een Zweeds theoloog en was als aartsbisschop van Uppsala van 1997-2006 de leidende bisschop van de Kerk van Zweden. Tot priester gewijd in 1965 promoveerde hij in 1972 op een proefschrift over Zweedse liberale theologie, een stroming waartoe hij zichzelf ook rekent. Na een docentschap in Singapore en diverse functies in het pastoraat en op het gebied van de opleiding van geestelijken was hij van 1992 tot aan zijn benoeming tot aartsbisschop van Uppsala bisschop van Lund. Hij zette zich in voor de scheiding van kerk en staat en een inclusieve en maatschappijkritische koers van zijn kerk. Dag Hammarskjöld was voor hem een centrale inspiratiebron om te kunnen blijven geloven en priester te worden.

Carola Schouten (*1977) is sinds mei 2011 lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor de ChristenUnie. Als bedrijfskundige (Erasmusuniversi-teit Rotterdam) was zij eerder senior medewerker van de Tweede-Kamerfractie van de ChristenUnie. Mevrouw Schouten groeide op in Giessen in het Land van Heusden en Altena. In de Tweede Kamer houdt zij zich met name bezig met financieel-economische aangelegenheden, Europese zaken, sociale zaken, werkgelegenheid en pensioenen, hoger onderwijs en wonen. Zij leidde in 2015-2016 het onderzoek naar het mogelijke lek in de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (de zogenaamde ‘commissie-stiekem’).

Peter-Ben Smit (*1979) is bijzonder hoogleraar ‘oude katholieke kerkstructuren’ vanwege de Stichting Oud-Katholiek Seminarie aan de Universiteit Utrecht, hoogleraar contextuele bijbelinterpretatie op de Dom Hélder Câmara leerstoel aan de Vrije Universiteit Amsterdam, deken van het bisdom Haarlem en assisterend pastor van de oud-katholieke parochie Amsterdam.

Joris Vercammen (*1952) is de 83”* aartsbisschop van Utrecht (verkozen in 2000) en docent ecclesiologie en ambtsleer aan het Oud-Katholiek Seminarie. Voor zijn verkiezing doceerde hij daarnaast ook praktische theologie en vervulde functie van rector, dit naast het pastoraat van de parochie Eindhoven. In 1997 promoveerde hij op het onderwerp kerkopbouw. Als aartsbisschop ontwikkelde hij een sterk oecumenisch engagement. Van 1979 tot aan zijn over-

49

-ocr page 52-

stap naar de Oud-Katholieke Kerk in 1988 was hij priester van het bisdom Antwerpen.

50

-ocr page 53-

Tot op heden verschenen delen in de serie:

I F. Smit, J. Visser en A.J. Glazemaker: 250 jaar Oud-Katholiek Seminarie, 1975.

14*C.E. Schabbing: Verzuilingstendenties in de Oud-Katholieke Kerk van Nederlarui 1870-1940, 1985.

15*K. Ouwens: De theorie van de pentarchie en het primaatschap in de kerk, 1986.

18*G. Theys: Fan Fan 't Sestichhuis tot College van de Hoge Heuvel, 1633-1752, 1988.

19 C. Tol: Concelebratie. Afscheidscollege 28 september 1985, 1988.

51

-ocr page 54-

22 Martien Parmentier: Het pastoraat aan katholieken tussen Vecht en Eem (1638-1646), 1991.

23 Jan Hallebeek: Over de oorsprong van jurisdictie, 1992.

24 Fred Smit: Batavia Sacra, 1992.

25*Idelette Otten: Uitblazing als aanblazing. Over het doven van de paaskaars in de christelijke eredienst, 1994.

26*Joris Vercammen: Vrouwen, mannen en macht in de kerk, 1994.

27 ‘De Haagse teksten ’: Referaten en beschouwingen op de studiedagen ‘Vrouw en kerkelijk ambt’, 18-20januari 1994 (bijdragen: Angela Berlis, James Flynn, Joris Vercammen, Jan Visser), 1995.

28 Koenraad Ouwens: Het Stukjesboek; Missen en Gezangen 1745-1803. De basis van het oud-katholieke kerklied in Nederland. Proefschrift, 1996.

29 Jan Hallebeek: Alonso “el Tostado ” (c. 1410-1455). His doctrine on jurisdiction and its influence in the Church of Utrecht, 1997.

30*Christoph Schuler: The Mathew Affair. The failure to establish an Old Catholic Church in England in the context of Anglican Old Catholic relations between 1902 and 1925,1997.

31 Jan Hallebeek: De ‘kVondere Afscheidpreekens’ van pater Daneels. Oudewaler 1705, 1998.

32* Jan Visser, Joris Vercammen, Theo Beemer, Angela Berlis, Dick Tieleman: Staat de kerk haar eigen boodschap in de weg? Symposium en afscheidscollege van prof Ar. J. Visser op l mei 1996 te Utrecht, 1998.

33 Matthieu Spiertz: Op weg naar een rehabilitatie van Petrus Codde?, 1998.

34 Koenraad Ouwens en Adrie Paasen (red.): Liturgievernieuwing in de Oud-Katholieke Kerk. Bijdragen aan het symposium ter gelegenheid van het afscheid van Can. JNl. van Ditmarsch als voorzitter van de Bisschoppelijke Commissie voor de Liturgie van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland op 21 maart 1998 (bijdragen: Wietse van der Velde, Koenraad Ouwens, Edgar Nickel, Ko Joosse, Hans Uytenbogaardt, Wim Verhoef), 1999.

35*Martien Parmentier (ed.): The Ecumenical Consistency of the Porvoo Document. Papers read at a symposium held by the Anglican - Old Catholic Society of St. Willibrord at Amersfoort on 15 October 1997 (bijdragen: Wietse van der Velde, Martien Parmentier, Ariadne van den Hof, Egbert van Groesen, Frans van Sark, Bernd Wallet, Mattijs Ploeger, Lidwien van Buuren, Koenraad Ouwens, Christopher Rigg), 1999.

36 Mattijs Ploeger: High Church Varieties. Three Essays on Continuity and Discontinuity in Nineteenth-Century Anglican Catholic Thought, 2001.

37 Jan Hallebeek (red.): Gezag als gave. Gezag in de kerk in oecumenisch spanningsveld. Symposium op 13 december 2003 (bijdragen: Joris Vercammen, Jan Hallebeek, Jeremy Caligior-gis, Daniel Ciobotea, Martien Brinkman, Christopher Hill, Angela Berlis), 2004.

38 A.J. van den Bergh ( 1883-1943): De drie hoofdgeschillen van Het Zwarte Boek. Openingsles studiejaar 1927-1928, uitgesproken aan het Oud-Katholiek Seminarie te Amersfoort op 9 september 1927 (bezorgd en ingeleid door Jan Hallebeek), 2005.

52

-ocr page 55-

39 Ineke Smit: Reasonable and Reverent. The critical orthodoxy of Charles Gore and Lux Mundi, 2006.

40 Angela Berlis: Vergelijking als weg tot historische kennis, 2007.

41 Hubert Huppertz: Ignaz von Döllingers Lutherbild, 2007.

42 Ellen Weaver: The message of Port-Royal for our Godless world. First Quasimodolecture, 14 april 2007 (Dick Schoon ed., with contributions by Angela Berlis, Kees de Groot and Joris Vercammen), 2008.

43 Willem Jan Otten: De ambigue gelovige. Met Augustinus contra de ‘ietsisten ’. Tweede Qua-simodolezing, 29 maart 2008 (Angela Berlis en Lidwien van Buuren red., met bijdragen van Martijn Schrama, Angela Berlis, Dick Schoon en Rudolf Scheltinga), 2009.

44 Angela Berlis (red.): Toegewijd denken. Pascalprijzen 2008 en 2009. Met de lezingen van de beide laureaten: Urs von Arx: Dooperkenning en kerkelijke gemeenschap', Anton Houtepen: De droom van Descartes en het visioen van Pascal (verdere bijdragen: Angela Berlis, Jan Hallebeek, Jan Visser), 2009.

45 Erik Jurgens: Bescheiden en bewogen. Over christenen in de politiek. Derde Quasimodo-lezing, 18 april 2009 (Lidwien van Buuren red., met bijdragen van Greetje Witte-Rang, Jan Hallebeek, Joris Vercammen en Elly Hessel), 2009.

46 Klaus Heinrich Neuhoff: Building on the Bonn Agreement. An historical study of Anglican-Old Catholic relations before and afler the 1931 Bonn Agreement with special reference to the Anglican-Old Catholic Theologians’ Conferences 1957-2005,2010.

47 Roelf Haan: God en de mammon in crisistijd. Niet bij markt alleen zult gij leven. Vierde Quasimodolezing, 24 april 2010 (red. Dick Schoon en Lidwien van Buuren, met bijdragen van Gert van Maanen en Dick Schoon), 2011.

48 Dick Schoon: Wegwijs in de Oud-Katholieke Kerk (Kok, Kampen 1999') 2' herziene druk, 2011.

49 Jan Hallebeek: Canoniek Recht in Ecclesiologische Context. Een Inleiding tot het Kerkelijk Recht van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland, 2011.

53

-ocr page 56-

56. Peter-Ben Smit: Vrienden in het bisschopsambt. De correspondentie tussen Andreas Rinkel en Urs KUry (1955-1970), 2016.

51. Peter-Ben Smit (red.), Moedig leiderschap. Mystiek en politiek bij Dag Hammarskjöld. Qua-simodolezing 2016. KG Hammar. Met bijdragen van Carola Schouten en Joris Vercammen en de eerste Nederlandse vertaling van KG Hammar, De weg koos jou. Meditaties over Dag Hammarskjölds Merkstenen, 2017.

De publicatieserie van de Stichting Oud-Katholiek Seminarie wordt uitgegeven onder verantwoordelijkheid van het docentencollege en het Curatorium van deze stichting.

Redactie: Adrie Paasen, dr. Mattijs Ploeger, mgr. dr. Dick Schoon, prof. dr. Peter-Ben Smit. Administratie: nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Centraal Oud-Katholiek Boekhuis

Koningin Wilhelminalaan 3

3818 HN Amersfoort

Deeltjes uit de Seminariereeks zijn te bestellen bij de webshop van de Oud-Katholieke Kerk van Nederland: http://www.okkn.n1/pagina/1348/seminariereek.s of bij het

Bisschoppelijk Bureau in Amersfoort, tel. -i- 31 (0) 33 462 08 75 of e-mail: buro@okkn.nl

*) niet meer verkrijgbaar

54

-ocr page 57-

-ocr page 58-