-ocr page 1-

Daaraan opgezame/t zijn a^/e de Persjes van verJcaejiaeSehri/vers voor en fegen


Ier zietmen Labadïe na’t leven afgemaalt, ? Die als een Arent rees, maar als cen Nacht-uyl daalt ^ p Men lèit,hy is al doot: maar neen, ’t is mis gelchrevenj ' Hy zal noch, als hy fierft, wel hondert jaren leven.

Naturam expel/asfur ca tarnen usque recurret. TT oe komt dat LABADIE bewoont zo menig ftadt ? ’t Gelchict om dat hem elk terftont wort wars en zat ; Wijl Haat cn Gierigheit, Bedrog en Hovaardy, Hem bly ven over al, als trouwe Zufters, by.

g everitatis impiae facer myftes, Dololbovile dum petit Deiridlu Venena mclle mifta promit incautis: Ut olim iniqua Corficis apis fecit. At, 0 cruore qm redemtus es Chrifti Male aufpicatam abominate Sirencm : Vorabic illa, quosfuo capit cantu.

en ziet een Jefuïtin Labadiës wezen: Maar in fijn leven zelf daar kan men ’t beter lezen.

pjoc caput infanum, contrario corpore nanum Spe foret in vanum, féque fuamque manum. Jamque relegatumnoftroprocul orbe, renatum Creditur ingratum pertimume ftatum-, Vel fi forte dolusdivulgetur, fibi folis Dumfiet Querolus, excidatifte bolus. antum haut exili turbavit turbine, vili Quem pexum ftrigili non facit ullus hui» Nunc infulfus onos tendit vexare Polonæ Hollandofque bonos deferitaltusbonos. uos male fana quidemferuaflet fadio, ibidem S'! tempus, pridem quod fuit, eflèt idem

Dat grimmig manneken, dat ezelhairig aapken Dat op lan-Alleman kan kocchelen cn geckcn, Maar kan fijn kalen neers, en gierig hert niet decken.

TA it’s LABADIE, een Preecker voor Sint Veiten, Een hooft dat al de wcrelt holp op fielten.

Elck kaetfi hem voort, gelijck een ronde bal. Wie weet het waer fijn toeloop fiuyten zal ?

oraas, ubi tot vernantia ? Lauro

Quin redimire ç

Martyrii, blandisque rofis facundiæ, amoris, Vite ufus, fidcique, Geræ dapis intemerati. Spinæ ad funtfterilcs, amp;nbsp;carduusafper, araarus Vindidæ, hærefeos, præde, fraudisque, dolique 5 Læderer, aut lædam. Cui fas, paret inde coronam.

^Pßj^ afbeetding tuschen Kozen en Doornen, Tj’ erfi fireeldc my de roos der kereke-min ; maer doornen '■-* Doorploegen nu mijn hert met lof en lafier-voornen : Dan als den ocugfi-tijt komt der Zielen-ackerman, Zal elck fien welckcr zaet het meefi olijn: in de wan.

Aan ’t ßhuim desPEérelts.

Z^ eeftdryvers, Lafteraars, geveynfde Parizeen Gout-zoeckers, Ziele-beuls,Twiftmakers zonder re Zeg, zalmen LABADIE met Doom* of Lauren kroonen Dewijl gy kunt in hem u rechte voorbeelt coonen ?

Avoir tienne mémoire eer e^oßprecieufe, zßlais außifant d ûien que /apemicieuß Vie des A/oßatS) ait quelque coup d’attrait, poi/a pourquoj ici Labadie eß portrait.

Een ander, voor Labadie.

TPS e kunit, die L a b a d i n in koper bootft na *t leven Is groot, maer wie fijn geeft, die fo vol yver blaackt Kan proeven, ofze oprecht na Godlijck manna fmaackt, Moet door een hooger geeft, als menfchlijck, fijn gedreven : Ontbrant fijn Ziel, door vuur van Hemelfch Heyligdom, t Kan fijn : ift van de Hel, de Duy vel lacht’er om,

En taßgure du Taemon, 1 Imagine top voir Timon T)onttuvoi ic}/l’efgie, 1 SouPs leportraill de Labadie.

Een rfrider.

A anfchouwers fchou my niet, maar

“ Daer liefde, haet, en kunft en fuffery een deel Op fpelen, zo door een, dat in een felve ftip D’ecn Godtgeleerthey t zier» en d’ander zot begrip.

Veel rijmens, veel gdchrijfs, uyt lufi:, uyt liefd ’, uyt hadt. Ditbaarr, cndruk, en vreucht,aan Sweerts, wiens druk uyt fihrij'Ven Sijn fchoorfteen roockcn doet, en wenfcht het lang mach blijven.

'J^alis crat vultu, ficoraoculofquefercbat, Larganimis Gallus buccina, Fama, tibi, ^| Qj^eni malles vili teeftum latuilTe cucullo, Aut fadum terris Sigaliona novum.

Aan de Rijm Ichrijvers tegen L a b a d i e.

uT oe fchrijft een iders pen op Labadie dus fel, Als of alk Rymer quam uyt *t voorburg van de hel ? Wiertgy van zulk een Geeft, dls'^^Labitdie gedreven, Gj kreegt Godts Rijk op aardt, en namaals 't eeuwig leven.

H y die zojefuyts op ider fm aalt zo fel, Toont dat hy dopt fijn pen in’t fwadder Vandc hel 5 Dies worthy door dien Geeft van ftadt tot ftadt verdreven. Wic hier den hemel vint, krijgt die ook ’t eeuwig leren ?

Zachter Antwoort.


q preekt noitvoor Labadie, noch tegen hem zo/efj Hy fchrikt 20 wel als gy voor ’t woordeken van hel j Praat liefft van ’t vrouwen-choor, daar wort fijn Geeft gedreven. Zohy hier Pater bleef, hy zocht geen ander leven.

Tarodia ad ThajeHum Catudi efftüa.

Jçj^ ïnifteriHe ,qucmvidetis,omnibus Ait fuifteJefuita accutior,

Neque ullius petentis impetum fophi Nequiffe fuftinere : fivebarbara Opus foret citare, five dario.

Negate fæcla, nobilefque rhetores Parifios, fuamque Galliam integram Stupentem inufitata fulmina ingeni Ubiifte, poft minifter ,anteafuit Loquax Sophifta, difputatiuncuils Rudente fepe turbinem excitans fono. Lemaneturgide, amp;nbsp;lutofe Sequana j Tibi hæc fuiffe amp;nbsp;effe cognitiffima Aitminifter: improba libidine Sacras fatetur involaffe paginas ; Inepta fenfa fabricaffe de u Et inde multum ob impudentiam amp;nbsp;dolos tucricruilTe: five faerninam gravi Levare torque, gemmeifque vinculis, Virumve malles improbus probum capi. Neque ulla vota verfipellibus deis Sibi eflc fafta, cum veniret 4 mari Zelandicohunc adufquetutbidum lacum j Sed hæc prias tuere : nunc Boruffico Vagatur orbe, féque devovet tibi Tyranne Hypocrita, amp;nbsp;tyranna Hepocrifis.

Van wien dat veel tot lof, en meer tot laftcrßbrypen. Doch is fijn werk uyt Godt, het zal wel ftaande hhipcn.

Elkkftert Labadie. Waarom?

Om dat hy uyt het Chriftendom Het fonden-fuurdeeg weg wil wecren, En kan fijn felfs niet Reformecren.

TA it’s Ian van Leydens geeft, die weer op nieu komt fpokenj Maar wat uyt menfehen is, wort lichtelik verbroken.

Jj it’s Labadie, wiens mont gegroeit is na de praati Die ’t over al zo maakt dat ider een hem haat :

Die Juffrou Schuurmans mint om fchijven en om fchrijpeni En onderst henne-rot het haantje zoekt te hlipen.

die man die veel van Godidienft praat Die graag een Herder was, doch alle Herders haat.

uem jejuna fuis tenuît fapîentîaclauftrlî Lojolitarum fæcibus implicitum 5 Empit fraÄo, furiarum more, capiftro lam defzeate relligionis apex. O medici, mediam mifevo pertundite venam, Dum furor in curfu eft, dum petit æger opsm, Aut fi tanta malum invafit dementia pedus, Purgandum prifcas mittite ad Anticyras. Sed nos Antiftes, nihil hic curamus ubi fles, Si non in cslis, ftes ubicunque velis !

Die ’t Chriftendom ontroert door prediken en /chryPen'. Die menig fiadt bezoekt, doch nergens kan Ncshlupen.

J^ it ’s Labad lES bedt, een man zeer zoet van praat

Zeer klein van lijf en le’en maar groot van fpijt en haat. Die 't altijt heeft zeer druk met fchelden en met fchrypen, Die kereken queeken zou, kon hy zelf ftaande hiuiien.

Op d’Afbedding.

it is *t afdruklèl van dien ftrengen L a b a d 1 e.

Zo ftreng niet by fijn foort ! die onder fweep en knie De Wachters in Godts Huys met lafter wou verdrucken. Die om fijn vinnigheit in woorden en gelaat, Geen duur kan houden in een welgcftelden ftaat. Een ftijf gefpannen fnaar berft lichtelijk aan ftucken.

die man daar ider een van praat

Van’t heilig volk geëert, van’t goddeloos ^eƒ;rt4^;

Gy boort meer tot fijn lof als laftering te /chry^en, Sijn werk dat is uit Godt, ’tftaat vaft ’tzal ftaande blijven.

TT y die te liefdeloos door amp;nbsp;lutter ons ontflooc Hoe in ons kerekbeftier de geeftelijeke doot Ten oogen uytzag, die aldaar den dienft befaten, 1 nbsp;CWech met het aarden vat j hy wil mctale vaten !J 1 Vertoont fch op ’t papier, zo korfel en zo bars ! Als hy inwendig was : dat ’s moeyelijk en dwars.

t^ chijnt Labadie is nu het voorwerp van elex praat, Maar leg wie heeft gelijck, die, die hem lieft of haat 2 Hem lieven weckt de haat, hem haten, ’t hïkcr-fchryVen. Wat fal hy dan, die foo ten doel ftaar, gaan of hluven ?

ic Lahadie haat dat zietmen heden blijcken, ’ ’ Maar menich fpuuw nu vry uit uw vuyle laftergal, Doch weet, dat Chrifti Rijk op aardt haaft komen zal : Dan zult gy, lafterbck, gelijk een bok ftaan kijcken.

OpSwEERTs en Labadie,


NU Lasadie is weg verweckt fijn Print veel praat.

^ ou S w E E R T s wel winfte doen met deze nette plaat Wijl Ïy vertoontdie Man die al de wcrelt haat ?

Och ja : daarom zal ’t hem het meefte voordeel geven ; Want al die nu in twift, m Ipijt en geltzucht leven, En die Hy zelfs niet houdt voor dochter of voor zoon ,

Die achten L a b a d i e nochtans voor haar Patroon.


-ocr page 2-