|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■tvL
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ELECTRICITEIT - KUNDE,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DOOR
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MARTI NV S van MARVM,
J. L. M. PHILOS. EN MED. DOCTOR
PH1LOS. EN MATHES. LECTOR, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gefchreven ten dienfte van zyne
Natuurkundige Leszen
voor dezen winter.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gedrukt voor den Aufteur
TE HAARLEM, By l van WAL RÉ, Junior.
1781,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.!
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BERICHT.
^Toor uwED. Myne Heeren , die des winters
myne Natuurkundige Leszen bywoont, heb ik deze bladen gefchreeven. De fraaye en gewichtige ontdekkingen, wel-
ken men federt weinige jaaren omtrent de elec- triciteit gedaan heeft, hebben my uitgelokt uwED. andermaal de Ele&ricittit-kunde voor te Hellen , en door proefneemingen meest al met nieuwen toeflel op de volledigfte wyze aante- toonen ; en vermits veele proefneemingen zich het fraaist en duidelykst vertoonen , wanneer men dezelven met de fterkfte eleélrike kracht in't werk Helt, zo heb ik my eene Ele&rizeer- machine laaten vervaardigen , uit twee glaze fchyven van omtrent drie voeten middellyn beftaande , zynde het meest vermogende werktuig-, het geen men tot nu toe gebruikt heeft. Ik kan echter my zelven niet wel voldoen
met uwED. alleen de eledbrike verfchynzelen te toonen ; gaarne wilde ik uwed. ook der- zelver aart en oorzaak leeren kennen. Om dit gemaklyk te maken, geef ik deeze fchets, welke ik in myne leszen zal volgen en ver- klaaren ; deeze blaaden zyn echter flegts een gedeelte , het vervolg der fchets zal gereed zyn , voor ik dit gedeelte zal hebben afge- handeld. V?
den 13. Oclober 1781.
■'t:
X ■ ■'■' |
||||
SCHETS
DER ELECTRICITEIT - KUNDE.
|
||||||
EERSTE.HOOFDSTUK; ■
Wat ek&rizeeren is, en hoe het gefchleJe,
§ i.
Al wat wy aan de oppervlakte van onzen aardbol of on*
der dezelve ontmoeten, het zy vaste of vloeibaare li- chaamen , de lucht zelve , welke ons omringt, niet uitge- zonderdjgelykook al het geen door derzelver veifchiUende bereidingen en vermengingen ontftaat, is, zo als de onder- vinding leer.t, voorzien van eene zeer fyne vloeiftof, aan wel- ke men den naam van efe&rike ftof gegeven heeft. § 2. '
2o lang een lichaam die hoeveelheid van eleclrike ftof be-
vat , welke aan het zelve natuurlyk eigen is, wordt men haa- re aanwezigheid niet gewawj doch zo dra die hoeveelheid vermeerderd of verminderd wordt 9 ontdaan hief uit efeftri- ke verfchynfels. § 3-
Het veranderen van deze natuurlyke hoeveelheid der elee- trike ftof in de lichaamen wordt ek&rizeeren genoemd; en,
den ftaat zelven der lichaamen, waar in zy meer of minder: dan hunne natuurlyke hoeveelheid van elecTxike ftof bevat- ten , heet men derzelver elektriciteit, of efeSlrike kragt. In- dien de natuurlyke hoeveelheid der elecTrike ftof van een li- chaam vermeerderd is, noemt men het pofitifoïpïm geelec- trizeerd; doch als dezelve verminderd is, wordt het negatif of minus geëleêïrizeerd genaamd. S 4»
Alle lichaamen laaten zich niet op dezelfde wyze eleftri* zeeren. Sommigen verkrygen eleélrike kracht, wanneer z%
op zekere wyze gewreven worden. Van dien aart zyn glas,
harst , barnfteen enz. Andere lichaamen daarentegen ,
zo als de metaalen, kunnen door geene wryving eenige elee-,
trike kracht aanneemen,maar wel door mededeeling'. dat is,
dooi* een geëleclrizeerd lichaam by dezelven 'te plaatzen.
De lichaamen zyn derhalven ten opzichte van het eleftfï-
A zee.
|
||||||
C a )
|
|||||
zeeren, tot twee foorten te brengen , waar van de eene
zich door wryving eleclrizeeren laat, de»andere door mede* deeling. Men noemt de lichaamen, die door wryving geëleclrizeerd
kunnen worden, eleclrike lichaamen, om dat men deze eigen* fchap het eerst in den barnfteen, in 't grieks (^ytm^v*) e- leclrum geheeten, ontdekt heeft; van daar ook de benamin- gen elecirizeeren, ele&riciteit, enz. De lichaamen daaren- tegen , die zich niet door wryving ele&rizeeren laaten, noemt men niet eleclrike lichaamen, als willende zeggen, dat zy de eigenfchap van het eleförum niet bezitten. Het eleclrizeeren door wryving noemt men ook wel op*
wekken, en een lichaam, dat door wryving geëleclrizeerd is, een opgewekt lichaam. S 5-
Dè eleclrike flof gaat niet of zeer bezwaarlyk door eïec- trike lichaamen ; daarentegen verfpreidt zich de eleclrike
kracht, welke aan niet eleclrike lichaamen wordt medege- deeld, door derzelver geheelen inhoud, hoe uitgebreid die ook Zy; of zy wordt in andere lichaamen van denzelfden aart, welke van hun niet afgefcheiden zyn, afgeleid. Men noemt een niet eleclrik lichaam om die rede een leider (con- duclor ). Niet eleclrike lichaamen, of leiders kunnen der- halven de medegedeelde eleclrike kracht niet behouden, ten zy ze van andere leidende lichaamen zyn afgezonderd. De- ze afzondering gefchïedt door hun op eleclrike lichaamen alleen te Hellen, of aan dezelven te hangen. Men noemt dit vry zetten, en de lichaamen, die men daar toe gebruikt,, yryzetters. S 6.
Een vryftaande leider verkrygt de eleclrike kracht van een
door wryving geëleclrizeerd lichaam, wanneer e'én of meer fpitzepunten van denzelvcn digt by het opgewekte lichaam geplaatst zyn. Indien dit pofttif geëleclrizeerd is 9 wordt de Hof, waar meede het overïaaden is, door de punten van den leider opgezogen, welke dus pofitif geëleclrizeerd wordt; als daarentegen het gewreven lichaam negatif geëleclrizeerd is, zo geeft de byftaande leider van zyne natuurlyke hoe- veelheid eleclrike ftof aan het gewreven lichaam over, en liy verkrygt dus eene negative kracht. § 7-
Uit het voorgaande kan men de gewoone electrizeer ~ ma* chinen verdaan. Hun zamenftel en werking koomen in allen
hier in overeen; een eleclrik lichaam wordt door een ander lichaam gewreven, en de kracht, die het gewreven lichaam hier
|
|||||
C 3 )
)iier door verkrygt, gaat over, en wordt opgehoopt ïii ee-
iien vry (taanden conductor, wiens punten naby de opper- vlakte van het gewreven lichaam geplaatst zyn. TWEEDE HOOFDSTUK.
Welke de elektrïke lichaamen zyn, èn op welke ver*
fchillende wyzen zy kunnen geëleiïtrizeerd worden, § 8.
De verfchillende foorten van electrike lichaamen, die ons
fels, zodanige bekend zyn, zyn de volgende: het glas , ei» alle glasachtige lichaamen, alle de harften, barnfteen, zwavel? jjoodenlym, gomlak» wafch, de dierlyke zeïffiandigheden van al hun vocht beroofd en inzonderheid zyde9 hair, wol, veeren* de groeijfoffèn van alle vocht ontbloot, de Tourtnalin en eenige andere fteenen. Alle deze lichaamen, kunnen doorwryving geëiectrizeerd
worden, zommigen meerder, anderen minder, naar hunnen verfchülenden aart. § 9'
De fterkte der electrike kracht, welke, de electrike lichaa-
men door wryving aaiineemen, hangt grootdeels af vail de getleltheid van den wtyvcr. In 't algemeen neemen zy ee- ne veel fterker electrike kracht aan, wanneer zy door lei- dende, dan wanneer zy door electrike lichaamen gewreven, worden. Doch als twee gelykfoortige lichaamen beiden gelyke oppervlaktens, en denzelfden graad van warmte heb- bende, tegens elkander gewreven worden, wordt 'er niet de minlte electrike kracht geboren. § iö.
Tot de electrike lichaamen behooren ook de olie en de
lucht, vermits zy de electrike ftof bezwaarlyk doorlaaten. § il-
Schoon de electrike ftof zich zeer bezwaarlyk in deze li-
chaamen indringt, neemen zy echter allen eenige electrike kracht door meêdeelmg aan. Het glas, de harden, barnfteen, zwavel, gomlak en zy-
de kunnen de minlte kracht doormeêdeeling aannemen. § ia.
*Er zyn,behalven de opgenoemde, noch andere middelen,
door welken de electrike lichaamen kunnen geëiectrizeerd of opgewekt worden. A a Zom-
|
||||
C 6 )
|
|||||
s. Dat als men in den wryver, als hy vryftaat, eenefter-
ke electiïke kracht verkiygen wil, de by geplaatfte conductor dan met den]grond wel vereenigd moet zyn op dat, by de vryvingvan glas, de ftof, uit den wryver aan de oppervlak- te van het glas aangebracht, vryelyk door den bygeplaatften conductor afgevoerd: en by de wryving van harst, de ftof uit den grond door dezelve naa den wryver aangevoerd worde. De proefneemingen toonen dit ook klaarblykelyk: want als de conductor wel vryftaat, verkrygt de wryver in beide gevallen eenegeringe electiïke kracht. Als de conductor by glas vryftaat, kan de vryftaande wryver maar weinig van zyne electiïke ftof verliezen, ver- mits de conductor, wanneer hy met elektrike ftof overladen is , van de oppervlakte van het gewreven lichaam' de op gehoopte electiïke ftof niet kan afneemen, en dus het gewreven lichaam, zo lang het zich niet van de opgehoopte electiïke ftof dooi- den conductor ontlaften kan, niet op nieuw de elec- trike ftof van den wryver kan overneem en: en wan- neer de conductor by harst vryftaat, kan de wryver jniet meer electrike ftof verkiygen, dan de harst, erj bygeplaatfte conductor van haare natuuiïyke hoeveel- heid kunnen overgeven. ; VIERDE HOOFDSTUK
Waar van hit onderfcheid "jan de ele&rike kracht \
der gewrevene lichaamen afhange, $ l7-
Het onderfcheid van de electiïke kracht der gewrevene lichaamen hangt niet af van hunnen verfchillenden aart, maar voornamentlyk van de betrekking van de oppervlakte écs wryvers tot de oppervlakte van het lichaam het geen ge- wreven wordt. Dit bewyzen de volgende ondervindingen, i. Glas
wordt poiitif geëlectiïzeerd, wanneer het met de hand, of door de gewoone kuszentjes gewreven wordt, doch door quik gewreven wordt het negatif geëlec- tiïzeerd, 2. Mat glas wordt negatif geëlectiïzeerd, als het
door quik of wol gewreven wordt, doch door leder of gecoiileurde zyde gewreven wordt het pofitif geëlec- trizeerd. 3. Zyde banden worden negatif geëleftrizeerd 9 als
|
|||||
, (?)
zy gewreven worden tuflchen de vingers, doch po-
fitif, als men dezelven met goudpapier wryve. 4. Twee witte of twee zwarte banden tuflchen de
vingers gewreven worden beiden altoos negatif geë- leclrizeerd, doch als de eene wit en de andere zwart is, wordt de witte altoos pofitif, en de zwarte nega- tif geële&rizeerd. S 18.
'Er zyn echter verfch'eide andere omftandigheden , van weteen de aart der electrike kracht, die 'er door wry- ving wordt opgewekt,fchynt aftehangen, als b. v. 1. Van een meer of nvnder fterke wryving. Een witte zyde band op warm glas liggende en met
koper gewreven, wordt pofitif geële&rizeerd als het flap, en negatif als het flerk gewreven wordt, a. Van de verfchillende warmte van het gewreven lic- haam. Als twee ele&rike lichaamen van dezelfde foort»
en gelyke oppervlaktens, doch ongelyke warmte hebbende, tegens elkander gewreven worden, wordt het warme altoos negatif en het koudere pofitif geë- lectrizeerd. 3. Van den aart van 't vlak, waar op de lichaamen lig- gen , terwyl zy gewreven wurden. Twee witte zyde banden óp glas liggende worden
beiden negatif geële&rizeerd, als zy door ko- per gewreven worden : doch dezelfde wryving , als zy op zegel - lak liggen, eleftrizeert den boveuften band negatif, en den onderflen po- fitif. V Y F D E HOOFDSTUK;
Welke de niet eleclrike lichaamen zyn, en op welks
wyze de eleclrike kracht aan hun en aan de elec- trike lichaamen wordt meegedeeld. §19. De niet eleclrike of leidende lichaamen, zyn inzonderheid èe metaakn , de kooien van verbrande dierlyke of groeiende zelfftandighed^n, het water, en alle andere vloéiftoffen, be~ halven lucht en olie. De uitvloeizels van brandende lichaamen zyn ook leidende, A 4 § s0'
|
||||
C 8 )
§ 20.
De beste leiders (door welken de cleclrike flof 't gemak» lykfl doorgaat) zyn de metaalen; hier op volgen de kooien; dan de dierïyke lichaamen, of eigemlyk dcrzelver vochten; het water is minder leidend, dan een der opgenoemden; de meeflen der overige lichaamen zyn alleen leidende in zover- re zy vocht of metaal bevatten. Een leider by een geëleclrizeerd lichaam geplaatft, het zy
het door wryving of meedeling geëleclrizeerd is, neemt op ïweederly wyze deszelfs electrike kracht aan. Indien dat gedeelte van den leider, hetgeen by het geëleétrizeerde lic- haam geplaatst is, één of meer punten heeft, dan gaat de electrike Vtoifirooms wyze uit het eene in het andere lichaam over, doch als het eene efFene oppervlakte heeft, dan gefchiedt ëaze overgang by vanken. § 22.
. Een leider by een lichaam gefield, het geen door wryving geëlectrizeerd is, neemt alleen de kracht aan van dat gedeel- te , waar tegen over hy geplaatst is; vermits het geëlectri- zeerde lichaam geen leider zynde de electrike-flof, die.over deszelfs geheele oppervlakte verfpreid is, niet kan overbren- gen naa dat gedeelte, het geen tegen over den leider flaat. § 23*
Een met vryflaande leider tegens over een geëlectr/zeerden
Mder gefield, en édn van hun béiden of beiden punten heb-
bende aan dat gedeelte, dat tegens over den anderen leider flaat, zo gaat de electrike flor op een zeer aanmerkelyken affland uit den eenen in ia den anderen leider over; welke affland grooter is, naar mate de electrike kracht grooter en de punten fcherper zyn. . § H'
Geen der beide leiders punten hebbende aan dat gedeelte,
het geen tegen over den anderen leider gefield is, zo gefchiedt
devonkswyze overgang der electrike flof uit den eenen in
den anderen leider op veel korter affland.
Decze affland is grooter of kleinder.
1. Naar mate de electrike kracht flerker of zwakker zy.
s. Uit grootere leiders, al het overige gelyk zyiïde, gaat
de flof op korter affland vonkswyze over, als uit kleinde- re, doe h de vonken hebben dan een grooter vermogen. 8- Uit
" ■'..........(
|
||||
1
|
|||||
(9)
3. Uit of in de befte leiders gaat de ftof ook op grooter*
ifftanden over, als by gebrekkige leiders. 4. Uit of iri kleinere oppervlaktens gaat de ftof opgrooter
afftand over. De langfte vonken of ftraalen verkrygt men uit kleine knoppen aan het einde van groote conductors gefield. Deeze vonken loopen niet rechtftreeks, maar ilangswyze, even als de blixem. Een niet vryftaande leider ontlaft een geëlectrizeerden lei-
der, wanneer de eleetrike ftof door punten overgaat, zo veel meer of minder van zyne kracht, naar mate hy 'er itedef by of verder van afftaat; doch als de electrike ftof vonkswy* ze overgaat, verheft de geëlectrizeerde leid eral zyne kracht. Dus gaat dan al de ftof, die in den geëlectrizeerden leider was opgehoopt, op eenmaal in den bygebrachten leider over , of zyn gebrek aan ftof wordt uit denzelven op één ogenblik herfteld. Van daar is het, dat de vonk* uit een geëlectri- zeerden leider zo veel zwaarder is, als die van een lichaam door wryving geëlectrizeerd, fclioon zy beiden deiizelfden trap van electrike kracht bezitten. De vonk is echter veel zwakker , wanneer de geëlectrizeerde, of de bygebrachte leider niet is van de befte foort, of wanneer zy met geëne goede leiders verenigd is. "? S 2Ö-
Een vryftaande leider zo dicht by een geëlectizeerdenïei^
der gebracht, dat de ftof vonkswyze overgaat, zo Verdeelt zich dezelve in de beide leiders, en dewyldegeëlectrizeerde leider dan maar een gedeelte van zyne ftoiFe overgeeft, zo ï? de vonk of ftraal dan veel korter^ § 27.
Een vryftaande leider kan by eene fterke electrike kracht* op verfcheide voeten afftand van het geëlectrizeerde lichaam geëlectrizeerd worden,wanneer óf hy zelve aan die zyde, die naa het geëlectrizeerde lichaam gekeerd is , van een punt voorzien is: of als de geëlectrizeerde leider een punt heeft $ het welk tegen over den vryftaanden leider ftaat. § 28.
De electrike ftof doorloopt leiders van zeer aanmerkelyke langte in een onmerkbaren tydt. 1. Men ziet een zeer langen vryftaanden leider dè
ftof op het zelve ogenblik aan het eene eind vonkswy- ze ontfangen, en aan het andere eind aan een andere» leider overgeeven. A 5 2. Ver-
|
|||||
( «o ;
'i. Verfcheide vryftaande leiders naby elkander op,
een rei geplaatft geeven de ftof op het zelfde ogenblik aan elkander over. 3. Deze zo fnelle voortgang der electrike ftof in de
leiders is de oorzaak, dat een niet vry ftaande lei- der niet de minfte blyken van electrike kracht geeve , hoe veel ftof ook aan dezelve gelyktydig wordt mee- gedeeld. .■' • §29.
Een geëlectrizeerde leider verheft langzaamer hand zyne
kracht, fchoon hy noch door wryving of uitvloejing van punten, noch vonkswyze zyne kracht aan andere leiders kan meêdeelen. De rede is voornamentlyk deeze: dat de lucht, die
den geëleclrizeerden leider omringt, ook langzamer- hand de eleébike ftof doorlaat, en wel zo veel te meer ■:-;■ naar mate zy meer vocht bevat; van daar is het, dat men in eene vochtige lucht geen zo fterken trap van ele&rike kracht in den Conductor eener eïeclrlzeer ma- chine verkrygen kan, § 30.
'; Dit alles leert, 1. dat een geëleetrizeerd lichaam, het zyhet door wryving hetzy door mededeeling geëleetrizeerd is, zich altoos tot zynen natuurlyken ftaat poogt te herftellen, het zy dooruitvloeiing of inzuiging of door vonkswyze overgang der •electrike ftof (§ 21-28); of het zy door langzaam aan de lucht, die het omringt, zyne electrike ftof over te geeven , of uit dezelve electrike ftof aan te neemen. (§ ao): en 2.dat deze pooging van een geëleetrizeerd lichaam zo veel te groo- ter is , naar mate het eene fterkere. electrike kracht hebbe aangenomen. -Alle de electrike lichamen worden goede leiders, en kun-
nen dus door meedeling geëleetrizeerd worden, wanneer zy een zekeren trap van hitte aannemen. Heete lucht is qók een leider van de electrike ftof. $ 32.
De electrike ftof gaat door het luchtledige en door fterk verylde lucht, even als door leiders, en verlicht het gant- fche ydel, als de hoeveelheid ftof groot is. Indien de lucht niet fterk veryld is 3 dan gaat 'er de electrike ftof ftraalswy- ze door. ZES-
|
||||
C ii )
ZESDE HOOFDSTUK. ,'., * •■ ■ - ■'.- ■ \
/■.; / J--........ ' ... ,v i.
Verklaaring van de meeften der voorgaande ver-
fakynzekn.
§ 33*
De meeste eleclrike verfchynzelen, in de voorgaande hoofd- {lukken befchreven, kunnen verklaard worden, uit de es navolgende hoofd - eigenfchappen der eleftrike ftof. I. De eleclrike ftof wordt aangetrokken door alle lichaa-
iiien, en zy trekt zelve alle lichaamen aan, II. Haare deeltjes ftooten elkander af, welke afftootïn'g
meerder of minder is., naar mate 'er meerder of minder deel- tjes in dezelfde ruimte zynj dat is, naar mate de eleclri- ke ftof dichter of ylder zy» § 34-
De algemeene aantrekking dei eleclrike ftof dooi* alle li- chaamen is de oorzaak, dat alle lichaamen eenige ele&rike ftof bevatten (§ 1,). De meerdere of mindere afïïooting tusfchen derzelver deeltjes , naar mate zy dichter of ylder is, is de rede, waarom elk lichaam maareene bepaalde hoe- veelheid van deeze ftof kan behouden: zo]veel namentlyk, dat het vermogen, waar mede de deeltjes der eleclrike ftof zich van elkander door hunne onderlinge afftooting trach- ten te verwyderen, aan het vermogen, waar mede zy door het lichaam worden aangetrokken, gelyk is , en dus door het zelve vernietigd wordt. Als een lichaam daadelyk ïuift die hoeveelheid eleclrike ftof bevat , dan zegt men billyk , dat het zyne natuurlyke hoeveelheid heeft (§ a), § 35- ' ■ „ .
Uit de beide hoofd - eigenfchappen der eleclrike ftof
(§ 33) verftaat men, waarom een lichaam, het geen meer-
der of minder eleclrike ftof bevat, zich tot zyne natuur- lyke hoeveelheid tracht te herftellen: ( § 30 ) want wan- neer aan een lichaam meer eleclrike ftof is meegedeeld , dan is het vermogen, waar mede de deeltjes der electrike ftof zich van elkander trachten te verwyderen , uit hoofde van haare meerdere dichtheid , grooter dan het vermogen, waar mede zy door het lichaam worden aangetrokken: de eleclrike ftof moet derhalven, indien zy ergens heen kan wyken, zich voor een gedeelte ontlasten , en dat wel; tot dat zy zo verre veryld is , dat de afftoo- ting tuffchen haare deeltjes aan het vermogen, waar wede zy door het lichaam worden aangetrokken , ge- lyk |
||||
( I*)
lyk ftaat ? dat is, tot dat het lichaam zyne natuurlyke
hoeveelheid eleclrike Hof bevat. Wanneer daarentegen een lichaam van een gedeelte zyner natuurlyke hoeveelheid elec- trike ftof beroofd is, zo is het vermogen, waar mede het de eleclrike Hof aantrekt, grpoter dan het vermogen , waar mede de eleclrike ftofdeeltjes, die in het lichaam noch be- grepen zyn, elkander afftooten: het lichaam moet derhal- yen de eleclrike ftof uit het geen het zelve omringt aantrek- 'ïcen, tot dat de eleclrike ftof in het zelve weer die dichtheid Verkrecgen hebbe , dat het afftootend vermogen tuffcheri Iiaare deeltjes aan de kracht, waar mede het lichaam de~ zelven aantrekt, gelyk is. Uit dezelfde hoofd - eigenfchappen der eleclrike ftof ziet
jnen ook gemakkelyk in, waarom een geëleclrizeerd lic- haam zich met zoo veel grooter vermogen tot zynen na- tuurlyken ftaat tracht te herftellen naarmate het eene fterkere ele&rike kragt hebbe aangenomen. (30.) S 30.
Uit den verklaarden grond-regel, dat een geëleclrizeerd
lichaam zicbhtot zynen natmirlyken ftaat tracht te herftellen, ziet men, dat de lucht (vermits zy de eleclrike flor bezwaarlyk doorlaat, en echter eenige eleclrike kracht aanneemt (§10,11.) a'ondsom een geëleclrizeerd lichaam altoos foortgelyke elec- trike kracht moet hebben tot op een zekeren afïland van het lichaam, als welke het geelectrizeerde lichaain zelve bezit. Dan deèze eleclrike kracht der omringende lucht moet naby het geelectrizeerde lichaam het fterkfte zyn, en afneemen in rede der afftanden. Het is deeze kring geelectrizeerde lucht röndzóm een geëlectrizeerd lichaam, welken men voor deszelfs zogenaamden dampkring te houden heeft. |
|||||||||||||
s
|
|||||||||||||
37.
|
|||||||||||||
Uit het regte begrip des dampkrings van een geëleclri-
zeerd lichaam kan men verfcheide eleclrike verfchynzelen verklaaren, als b. v. i. Waarom geelectrizeerde Hchaamen zich het gemaklyk-
fle van hunne eleclrike kracht ontlaften door fpitze of puntige hoeken en kanten. 2. Waaróm men uit kleinere oppervlakten van geëïeclri-
.zeerde leiders langere vonken trekt % 25. |
|||||||||||||
,:...: o >
|
|||||||||||||
1 ■;
|
|||||||||||||
ZE-
|
|||||||||||||
C *3 )
2EVENDEHOOFDSTÜfc
Over het onderfcheiden licht aan uitvloeiende en
inzuigende punten, % 3§.
Aan de punten van een inzuigenden , of uïtvloeiendea leider vertoont zich een electrik licht; dit licht is by het in- en uitvloeien zeer onderfcheiden. Aan een uit- vloeiend punt fpreidt de lichtende electrike ftof zich uit in ftraalen, die zich fterk van elkander verwyderen. Doch aan een inzuigend punt vergadert zich de ftof klootswyze ? en vertoont een meer in een gedrongen licht. § 39-
Het licht aan inzuigende of uitvloeiende punten vertoont zich ook onderfcheiden, naar mate de punten fcherper of ftomper zyn; aan ftompe punten ziet men de grootfle licht- kwarten. _ § 4°«
Door de uitvloeing van eleftrike ftof verkrygt men vcr- verfcheïde vermakelyke verfchynzelen als b. v. de uitvloeien- de fter; den verlichten kring, die 'er by het omdrayen van een uitvloeiende tter geboren wordt; de uitvloeizeleii van; een geëlectrizeerd perzoon, en meer anderen. § 41.
In het luchtledige of in fterk verylde lucht is het in» en uitftroomen der eleélrike ftoffe ook zeer onderfcheiden. Dit ziet men. 1. In glazen, waar in de lucht fterk veryld i$9 en
waar in de ftof door punten uit-en invloeit. 2. In de dubbelde quikbuis van mylord Caveit*
difch. 3. Het uit-en invloeien der eleclrike ftof door
knoppen is in fterk verylde lucht ook zeer onder* fcheiden. |
||||
( ia)
iyk ftaat, dat is , tot dat het lichaam zyne natuurlyke
hoeveelheid electrike ftof bevat. Wanneer daarentegen een lichaam van een gedeelte zyner natuurlyke hoeveelheid elec- trike ftof beroofd is, zo is het vermogen, waar mede het de eleftrike ftof aantrekt, gróoter dan het vermogen , waar mede de electrike ftofdeeltjes, die in het lichaam noch be- grepen zyn , elkander afllooten: het lichaam moet derhal- yen de electrike ftof uit het geen het zehe omringt aantrek- ken, tot dat de electrike ftof in het zelve weer die dichtheid yerkreegen hebbe , dat het afftootend vermogen tuflcheri haare deeltjes aan de kracht, waar mede het lichaam de- zelven aantrekt, gelyk is. Uit dezelfde hoofd-eigenfehappen der eleclrike ftof ziet
ïiien ook gemakkelyk in, waarom een geëlectrizeerd lic- ïiaam zich met zoo veel grooter vermogen tot zynen na- tunrlyken ftaat tracht te herftellen naarmate heteenefterkere electrike kragt hebbe aangenomen. (30.) Uit den verklaarden grond-regel, dat een geëlectrizeerd
lichaam zich^tot zynen natuurlyken ftaat tracht te herftellen, ziet men, dat de lucht (veniiits zy de electrike ftof bezwaarlyk doorlaat, en echter eenige electrike kracht aanneemt (§io5* 1 •) ïondsom een geëlectrizeerd lichaam altoos foortgelyke elec- trike kracht moet hebben tot op een zekeren afïïand van het lichaam, als welke het geëlectrizeerde lichaam zelve bezit. Dan deèze electrike kracht der omringende lucht moet naby liet geëlectrizeerde lichaam het fterkfte zyn, en afneemeii in rede der afftanden. Het is deeze kring geëlectrizeerde lucht röndzóm een geëiectrizeerd lichaam, welken men voor dëszelfs zogenaamden dampkring te houden heeft. $37-
Uit het regte begrip des dampkrings van een geëiectri- zeerd lichaam kan men verfcheide electrike verfchynzelen verklaaren, als b. v. 1. Waarom geëlectrizeerde lichaanien zich het gemaklyk-
lïe van hunne electrike kracht ontlaften door fpitze of puntige hoeken en kanten. 2, Waaróm men uit kleinere oppervlakten van geëleótri-
zeerde leiders langere vonken trekt § 25. |
||||||
2E-
|
||||||
\
|
||||||
C 13 )
|
|||||||
ZEVENDE HOOFDSTUK?;
Over het onderfcheiden licht aan uitvloeiende en
inzuigende punten* § 38.
Aan de punten van een inzuigenden ■> of uitvloeiende» leider vertoont zich een electrik licht; dit licht is by het in- en uitvloeien zeer onderfcheiden. Aan een uit- vloeiend punt fpreidt de lichtende electrike ftof zich uit in ftraalen, die zich fterk van elkander verwyderen. Doch aan een inzuigend punt vergadert zich de ftof klootswyze 5 en vertoont een meer in een gedrongen licht. § 39-
Het licht aan inzuigende of uitvloeiende punten vertoont zich ook onderfcheiden, naar mate de punten fcherper of domper zyn; aan ftompe punten ziet men de grootfte licht- kwaften. § 4°-
Door de uitvloeing van electrike ftof verkrygt tnen ver- verfcheidevermakelykeverfchynzelenalsb. v. de uitvloeien- de fter; den verlichten kring, die 'er by het omdrayen van een uitvloeiende fter geboren wordt '7 de uitvloeizeJen vail een geëleclrizeerd perzoon, en meer anderen. § 4i-
In het luchtledige of in fterk verylde lucht is het in*e»
uitftroomen der ele&rike ftoffe ook zeer onderfcheiden. Dit ziet men. 1. In glazen, waar in de lucht fterk veryld is, ea
waar in de ftof door punten uit-en invloeit. 2. In de dubbelde quikbuis van mylord Caveiï*
difch. 3. Het uit - en invloeien der eleörike ftof door
knoppen is in fterk verylde lucht ook zeer oncjer» fcheiden. |
|||||||
1
ftCHT!
|
|||||||
C u 3
ACHTSTE HOOFDSTUK.
» Geè'k&rizeerde Uchaamen ftooten elkander af.
Alle geëlectrizeerde lichaamen , het zy zy beiden eenc
pofitive of negative kracht bezitten, ftooten elkander af. Men ziet dit in verfcheïde gemeenzame proefriee-
mingen; Twee zyde linten, met de vingers gewre- ven wyken van een. •—• Een bondel van draden of van hair, of een losze veder aan den conductor eener werkende ele&rizeer.— machine hangende, fpreidt zich uit. —— Een geëlecTxizeerde waterftraal veripreidt zich. Deze afftootingis fterker, naar mate de elecTrrike kracht
fterker' zy. Dit leert de eleftrometer van Canto-a, beflaande uit
|^ twee flierpit-balletjes , die naaft elkander aan draa- g den hangen, welke aan den conductor worden vaft« ^% gemaakt. $ 44*
De oorzaak der afftooting tusfchen geele&rizeerde lichamen is dus te verklaren.
1. Wanneer twee lichamen met eleclrike ftof overladen
zyn^zo moeten zy elkander afftooten, om-dat de dampkrin- gen, die hun omringen * uit hoofde van de afftooting der eleclrike ftof, waar mede zy overladen zyn, elkanderaf- ftooten. 2. Wanneer de lichamen gebrek aan eleclrike ftof hebben,
zo trekken zy de eleftrike ftof uit de lucht aan: (§ 36.) doch vermits de lucht, eene eleclrikezelfftandigheidzynde, ïiaare ftof zeer bezwaarlyk overgeeft, zo worden zy door de eleclrike ftof, die in de lucht is , aangetrokken, en verwy- «leren zich hier door tot een bepaalden afftand: laatenb, v. twee balletjes zo ver van hunne eleclrike ftof beroofd zyn, dac zy de eleclrike ftof uit de lucht tot drie duimen afftand aantrekken, dan worden zy van alle kanten tot op drie dui- men afftand door de lucht aangetrokken : doch laten zy Hechts twee duimen van elkander liaan, dan worden zy naar C. getrokken, door de aantrekking der eleclrike ftof, Welke 'er in de lucht tot op één duim afftand van de ballet- les is?4aar zy in tegendeel aan hunne tegen overgeftelde zy- to aangetrokken worden door de eleclrike ftof der lucht, wel-
|
||||
( 15 )
welke tot op drie duimen afftand van hun is, Zy wordett
dus door twee ongelyke vermogens in tegen óvergeftelde ftreeklynen getrokken , en moeten derhalvep zieh zo ver verwyderen, tot dat zy aan hunne naa elkander gekeerde zy- den door dezelfde vermogens aangetrokken worden, als.aau hnnne tegen óvergeftelde zyden. Dit kan dan in dit geval niet eerder plaats hebben, dan wanneer haarc verwydering zes duimen is. § 45«
< Vermits de lucht, welke geëlecTrïzeerde Hchaamen om- ringt , ook van dezelve eenige kracht aanneemt ( § 36. ) 20 wordt zy derhalven ook van hun afgeftooten; welke af- ftooting der lucht echter alleen aan de fpitze randen of kan- ten van een geëlectrizeerd lichaam kan worden waargeno- men. Men gevoelt de flroom lucht, welke van de punt
aan een conductor afgaat, duidlyk .aan de hand; ook is zy dikwyls in flaat een brandende kaars uit te blaazen. Deze ftroom lucht heeft by eene fterke eleftrike
kracht zo veel fnelheid, dat hy in (laat is om ligt , bewegende Hchaamen omtedryven. Aan dezen lucht fboom is het ook toe te fchryven,
dat de loop van het water, of eenig ander vocht door enge buisjes verfneld wordt. NEGENDE HOOFDSTUK.
Welke kracht geëleBrizeerde Hchaamen doen ontjlaan in
andere Hchaamen, dk dicht by hun geplaatft zyn. § 46.
_ Een lichaam dicht by een geëleclxizeerd lichaam geplaafl, (indien hunne oppervlaktens, die over elkander ftaan, effen en te ver van elkander zyn, om de Hof vonkswyze overte- geven) neemt in dat gedeelte, het welk tegen over het geë- leclrizeerde lichaam geplaaft is, eleftrike kracht aan. _ Dit ziet men 1) aan het van elkander wyken der balle-
tjes van Cemtons eleftrometer, als zy dicht by een geë- leétrizeerd lichaam gebracht worden. —— aan een bofch draaden, hair of veeren by geëleélrizeerde lic* haamen gebracht. 2. Een klein leidend lichaam tegen over een fterfc
geëleóhïzeerden conduclor gefteld vind men geëlectri- zeerd, als men fchielyk zyne vereeniging oieundere leiders wegneemt, |
||||
'{ iS )
§47*
De kracht * welke een lichaam naby een geëleétrizeerd
lichaam geplaatft aanneemt, is de tegen over gefielde van de kracht van het geëleétrizeerde lichaam,waar by het geplaaft is» Dit bewyzen de volgende proefnemingen.
i) Dit kleine leidende lichaam van de laatft voorgaan-
de proefneeming beproevende, vindt men het zelve xiegatif geëleétrizeerd, als het by een pofitiven conduc- tor flaat, en pofitif als hy by een negativen conduétor geplaatft is. 2) Het zelfde is ook omtrent een electrik lichaam
waarteneemen, wanneer men het op dezelfde wyze beproeft. 3) Twee Hier-pit balletjes aan een negatif geëlec^
trizeerden conductor hangende, en dus door negative kracht van een wykende, wyken verder van één, wanneer men 'er een pofitif geëleétrizeerd lichaam bybrenge : een bewys derhalven , dat het by ge- brachte pofitif geëleétrizeerde lichaam de balletjes ne- gatif eleélrizeert. 4) Daarentegen naderen de door negative kracht
van elkander wykende balletjes, wanneer men 'er een negatif geëleétrizeerd lichaam bybrenge: vermits het by gebrachte negatif geëleétrizeerde lichaam in de balletjes meerder ftof brengt, en dus het negative vermindert. 5) Flierpit-balletjes^die door negative krach van een
wyken, naderen elkander, als men 'er een pofitif geë- ledtrizeerd lichaam bybrenge, en wyken verder van een op het naderen van een negatif geëlechïzeerd lic- haam , om dezelfde rede. § 48.
Be rede, waarom een lichaam dicht by een geëleétri-
geerd Hchaam geplaast , in dat gedeelte het welk tegen ©ver het geëleétrizeerde lichaam geplaatst is, de tegen overgeftelde eleétrike kracht aanneemt van het lichaam, by welke het geplaast is, is uit de bekende hoofdeigenfchap- pen der eleétrike ftof gemaklyk te verklaaren, Immers wanneer het geëleétrizeerde lichaam met eleélri-
fee ftof overladen is, dan kan men begrypen, dat door de afTtootende kracht der verdikte eleétrike ftof in liet geë- leétrizeerde- Hchaam de eleétrike ftof in het tegenoverftaan- $fi g§4fe]te van het naby geplaatste lichaam moet wor- i',' ;- • ■ ■ ... den |
||||
C ï7 J
ètn afgeftooten naa deszelfs meest afftaande gedeelte, en
dat dits de eatuurlyke hoeveelheid.eleótrike ftof daar ver- minderd wordt. . En wanneer hfct geële&rizeerde lichaam minder dan zy-
ne natuurlyke hoeveelheid electrike ftof hebbe, zo moet door het zelve de eleftrike ftof van het bygeplaatste lic haam worden aangetrokken, en in deszelfs naast by he- geleclrizeerde lichaam geplaatste gedeelte worden opge-t hoopt: de eleclxike ftof wordt derhalven hier boven des- zelfs natuurlyke hoeveelheid vermeerderd, § 49 :.
Als men by een geëleclrizeerd lichaam een vrystaan-
den leider van eenige duimen langte geplaatst heeft, zo> vindt men, dat dezelve in het midden, of op eenige.dui- men afftand van. 't eind, 't geen dicht by het^geëleclri- zeerde lichaam staat, in het geheel geene eleclrike kracht heeft; jn het overige vanden leider, het geen verder van» liet geèleclrizeerde lichaam afftaat, beipeurt men dezelf*' de kracht als in het geëleclxizeerde lichaam zelve.. ■j De rede hier van is gemaklyk uit de verkl&rring
in § 48 gegeeven afteleiden. >, ... • --T->i TIEND E H O OFD S Ttlf!
Over de aantrekking dët:géêleBrizeei de lichdameft.
§ 50;
Geële&rizeerde lichamen, welige beiden geene gelyk foor* tige eledrike kracht bezitten, trekken elkander aan.. _\ Zyde linten, welke door wryving veifchiÜen'de krachten aanneemen , kleeveii aan elkander. \ ^ng»| Flierpit - balletjes aan een pofitiven of negativén cpu- du'ctor hangende, naderen tot elkander. vDe rede, waarom geëleclïizeerde lichaamen, we|kegee-
ne gelykfoortige electrike kracht bezitten, elkander aan- trekken, is van zelve door de eerfte hoofdeigenfehap der electrike ftof verklaard. Immers 'wordt de elefirike ftof van een pofitif geëlectrizêerd lichaam, en dus het Jichaam zelve waar in zy begreepen is, aangetrokken door een negatif geëlectrizêerdlichaam, terwyl ook tevens de: elec- trike ftof van het pofitif geëlectrizeerde lichaam de zelf- ftandigheid van het negatifgeëlectrizeerdelichaamaantr^ .f . ., , ■ . . - ■-,•.,-,.(• — -i-1r ■ -r (Ti S> ,»«
|
|||||
B S 52
|
|||||
I "'
|
||||||
C « j
- § 52.
Geelectrizeer.de lichaamen trekken ook ongeëlectrizeerdé
lichaamen aan. Een gewreve. glazen buis of lakflaaf trekt draa*
den, veeren, of andere lichte ftoffèn aan, die ver-» fcheide duimen van haar af zyn. Het zelfde ziet men aan een geëleclrizeerden conduétöF.'--'; — * ' S 53-
De rede. waarom niet geëleclrizeerde lichaamen *bygeëlec-
trizeerde lichaamen geplaatst,van dezelven aangetrokken wor-
den,is dus te verklaaren. Ieder lichaam, by een" geëlecTrizeerd lichaam geplaatst,
neemt de tegenovergeftelde elecTrike kracht aan van het lic-^ Jhaam, by welke het geplaatst is (§ 47). Dus indien het geëleéhïzeerde lichaam «pofitif geëletlrizeerd is, en derhalven het tegenovergeftelde gedeelte van het bygeplaatlte lichaam jtiegatif worde , zo wordt hét bygeplaatlte lichaam door de eleclrike ftof van het pofttif geëleétrizëerde lichaam aange- trokken. Doch indien het geëleclrizeerde lichaam negatif geëlecMzeerd zy? en dus het bygeplaatlte lichaam aan zy- uen tegenovergeftelden .kant pofitif worde, zo trekt het ge- ëleclrizeerde lichaam zelve de ftof van het bygeplaatlte aan dien kant pofitif gewofde/n lichaam aan - en fermits. het bygepïaatirè lichaam" zyn eigen ftor ook 'aantrekke , zo wordt het zelve uit dien hoofde, te. gelyk metzyneelecTxike ïloFynaavhet negatif geëleótrizeerde lichaam getrokken. r. r § 54. - • -,. •
'Ongeëlec^rizeerde lichaamen worden niet eerder door een ge-
eleftrizeerd lichaam aangetrokken, dan na dat het geëleclri- zeerde lichaam een tegenovergeftelde kracht in dezelven heeft doen on titaan. go *'y'Bit ziet ïriètt bewezen, als men de lichtende lic-
jhaamtjes, die men ter aantrekking aan een geeleóhi- 2eerd lichaam aanbiedt, op een droog glas, of eenig *-s' ander der befte eleclrike lichaamen legt: want als dan ;-" 'worden zy niet aangetrokken; het geen aan geen an- dere rede kan worden toegeichreven , dan dat die i&; lichaamtjes nu geen ftof aan hetfteunzel, waarop zy liggen, kunnende overgeven, of daar van ontfan- - -gen 9 dus geen tegenovergeftelde kracht kunnen aan- *~'}'"1 neemen. *ff' '.;; § 55* ..... , •• . ,.
Zodra het aangetrokken lichaam het geélectnzeerdelic-
haam raakt, neemt het van zelve dezelfde ele&rike kracht Hier,
|
||||||
m
|
||||||
( 19 )
|
|||||
ÏÜêï uit verftaat men verfcheide vevmakeiyke- ver-
fthynzelen* als b. v*. het electrike klokkenlpel; de electrike dans; de eleclrikedwarlwind; het electrike ./ planetarium; en meer anderen. E LFDE HOOFDSTUK.
, 'Over de lading en ontlading van bekleed glas a
en andere hekleede lickaamen. ' § 56'
Wanneer men dim glas ( het zy het een glaze ruit of plaat zy, of eene fles, of welke gedaante het ook* hebben moge)
het geen ter wederzyde met tinblad, of eenig ander leidend lichaam, tot op eenigen afilaiïd van den rand bekleed is» by den politiven of negativen conductor eener rterkwer- kende electrizeer-machine brengt,zo dat het eene bekleed- zei met den grond gemeenfchap heeft, dan wordt 'er in de be- kleede glaze plaat een zeer Iterke electrikc kracht op- gehoopt* Dit ziet men , als men deze kracht in eenig lei- dend lichaam, het geen met het bekleedzel van de eène zy- de gemeenfchap heeft, naby hetbekleedzel van de andere zy- * brenge >, want als dan gaat de electrike ftof uit of in hetbe- kleedzel met geweld en als een fterk vuur over. Dewyl het bekleede glas zo eene fterke electrike
kracht aanneemt, zo noemt men het electrizeereii van. het zelve laden en het overgaan van deszelfs electrike kracht ontladen*' ■ : • * § 57> ' "
Het glas is niet het eenigfte lichaam, het geen op deze
wyze kan geladen worden: alle andere electrike lichaamen,, welke tot dunne plaaten.te brengen zyn, kunnen op dezelf- de wyze geladen worden. De lucht zelve, welke tuflchen twee leidende vlakken licht,die ten naatften by evertwydig, en niet ver van elkander zyn, wordt geladen. —■ Men is echter gewoon tot proefneemingen * die men door of om- irent de lading en ontlading wil dn het werk ftellen, alleeii het glas te gebruiken, en wel onderde gedaante van fleszen, of vlakke dunne plaaten 4 om dat het glas zich het best tof die vormen laat brengen. § 58. V: ' J:tr, 'Vr-iva
Bekleed glas, welks eene zyde aan den politiven conéac*
tor eener werkende electrizeer-machine gefteld is, neemt i& gelykcr tyd aaji zyne andere zyde eene negative kracht aan^ Ba en
|
|||||
I * C 20 )
en als de eene zyde aan een negativen conductor ftaat, ver*
krygt de andere zyde eene pofitive kracht.-' Dit ziet men in de volgende proefnemingen.
i. Wanneer - een : geladen fles; vryftaat, wordt , een kurkbal, of eenig ander vryhangend lichaam, het f een van de eene zyde is aangetrokken, en daar van
racht ontvangen hebbende afgeftooten is, van de andere zyde aangetrokken. 2. De verfchillende electrike krachten der beide zy-
den van een geladen glas blykt ook uit het verfchil- lende licht aan de punten, die met de verfchillende zyden van eene vryftaande fles verenigd zyn. 3. Het afgaan der electrike ftof uit de buitenzyde
van een fles, wanneer haare binne - zyde eene pofiti- . ve kracht aanneemt, en het toevloeien der electrike
ftof ïïaa de buitenzyde, wanneer de binnenzyde ne- gatif geëlectrizeerd wordt, blykt zeer duidlyk,wan- neer de buitenzyde der fles door fterk verylde lucht omringd wordt. ....•_:.,.•: - '■' 4. Het uit- en invloeien der electrike ftof uit de
....■■ :. tinnen.zyde van een fles aan een pofitiven of negati- ■, ven conductor gefteld, is ook-zeer duidlyk te zien ,
.,., ., ; wanneer de lucht in de fles fterk veryld is. 5. Wanneer de bekleede fles vryftaat, terwyl haa-
re eene zyde den pofitiven conductor raakt, zo kan . men uit de andere zyde vonken trekken, of aan de-
,;. „.; zelve overgeeven, als de conductor , waar aan de fles gefteïH is, riegatif geëlectrizeerd is. 6. Uit het uit- eh ingaan der electrike ftof aan de
eene zyde van bekleed glas, wanneer aan de andere zyde pofitive of negative kracht wordt meegedeeld, verftaat men, hoe een fles, die geladen wordt, eene andere fles teffens kan laden, en deze wederom een ^>.:r.- derde, en zo vervolgens.: - êf'ia §59- De rede, waarom bekleed glas, het geen aan de eene zyde
eleörike kracht ontfangt, aan de andere zyde de tegen over- geftelde electrike kracht aanneemt, is gemaklyk te verdaan *Ü* S.S..47...9 48,5 (waarin beweezen wordt, dat lichaamën naby andere geëlectrizeerde lichaamën geplaatft, de tegen- overgeftelde kracht aanneemen van de lichaamën, by welken 2y geplaatft zyn ) vermits het glas het afftootend vermogen der ele&rike ftof, en de aantrekking die 'er tusfclien dezelve en de Ijcbaamea plaats heeft, «iet'vennindwu |
||||
C ai )
De rede, waarom bekleed glas eene zo flerke elecTrike
kracht aanneemt, is in 't verfchil der krachten, die het glas- taan zyne beide zyden aanneemt, gelegen. Dit ziet men, als men eene vryflaande fles aan den
conduétor eener werkende elecTxizeeï-machine fielt: als dan kan de buitenzyde niet de tegenovergeilelde kracht aanneemen, vermits zy, als de binnenzyde pofïtif geëleélrizeerd wordt, haare flof niet kan ont- laften, en als de binnen -zyde negatif geële&rizeerd wordt, geen flof kan ontfangen. De ondervinding; leert, dat de fles dan ook niet geladen kan worden. § 61.
Hoe de flerke lading van bekleed glas door het verfchil der
krachten veroorzaakt wordt, is dus te verklaaren. Als de binnenzyde van eene bekleede fles b. v. met den
pofitiven conductor gemeenfchap heeft, en dus met eleftri- ke flof overladen wordt, dan wordt de buitenzyde van flof beroofd. Deze buitenzyde dus negatif geeleclrizeerd trekt dan de ftof, die 'er aan de binnenzyde is opgehoopt, flerk aan, door welke aantrekking het afflootend vermoogen, het geen de daar opgehoopte flof zoude bieden tegens de opge- hoopte ftof in den condwflor, waar aan de binnenzyde van de fles gefield is, voor een gedeelte vernietigd wordt. Vaa daar is het,dat 'er van de opgehoopte ftofin den conductor , (die zich daar heen tracht uittebreiden, waar zy denminftéii tegenfland vindt) fzich weer een nieuw gedeelte aan de bin-< nenzyde van de fles plaatfl, het geen dan de pofitive la-acht aan de binnenzyde van de fles vermeerdert, en waar door derhalven de negative kracht van de buitenzyde tefFens ver- meerderd wordt. De vermeerderde negative kracht der bui- tenzyde vernietigt weer zo veel meer den tegenfland, die de opgehoopte ftof aan de binnenzyde bieden zou tegens de op- gehoopte flof in den conductor, waar aan de binnenzyde van de fles gefield is; de binnenzyde ontfangt dan weer nieuwe ftof, en zo vervolgens. Hoe de fles geladen wordt, als haare binnenzyde aan" den
negativen conductor gefield is, is gemakkelyk uit de voor- gaande verklaaring afteleiden. § 6a.
Het bekleede glas kan echter maar een bepaalden trap van
electrike kracht aanneemen, die des te grooter is: 1. naar mate de eleclrizeer- machine flerker werke; 2. naar mate het glas dunner zy; 3. om de fterkfte lading teverkrygen behoort B 3 ook
|
||||
C 42 )
ook de oppervlakte van het bekleede glas aan de fterkte van
de eleötrizeer-machifie evenredig te zyn. '-"'" , Dit alles is uit de voorgaande verklaaring § 6*1 afte-
leiden. . . ' " "> % 63.
De hoeveelheid eleéirike ftof, welke 'er van de buitenzyde vaneen fles afgaat, wanneer zy van binnen ftofverkrygt, is bykans gclyk aan de hoeveelheid, welke 'er van binnen wordt aangebracht; insgelyks neemt ook, als de binnenzy- de van ftof beroofd wordt, de buitenzyde bykans even veel ftof aan. Wanneer men de beide zyden van een geladen vry-
ftaande fles door een vryftaanden conductor met el- kander gemeenfchap geeft, zo fchiet 'er weinig blëc-» trike kracht over. ï)it verfchil van de fterkte der krachten van de beide op- pervlakten wordt door haaren afftand veroorzaakt. Van daar is het dat,hoe dikker het glas zy,en hoe
derhalven de afftand zyner oppervlakten grooter zy, <les te grooter het verfchil der beide oppervlakten zy. Dit verfchil is oorzaak, dat van een rey fleszen, die doof elkander geladen worden (§58, 6), de tweede fles minder kracht verkrygt als de eerfte, de derde minder als de twee- de, enzo'vervolgens.- . ' 'S 6*4, " -
' De kracht van het geladen bekleede glas zit niet in de
bekleedzels, maar in de oppervlakten van het glas zelve. • Want de beklecdzels van een geladen glazen ruit afgenomen , qn andere ongeëleclrizeerde 'er voor in de plaats gelegd, heeft echter de glazen ruit zyne la- ding behouden. De bekleedzéls fchynen dus alleen te dienen om de
eleétrike ftof aan de oppervlakten van 't glas gelykelyk aantevoeren, en van dezelven afteleiden, vermits zy zich anders over de oppervlakte van êlecfrike lichaa-* men niet verfpreiden kan, § 65.
Dewyl dus de lading van bekleed glas'hier in béftaat, dat 'ervan de eene zyde zo veel ftof wordt afgefloten, als 'er aan de andere zyde door een pofitiven conductor wordt aangebracht, of dat, als 'er door een negativen conductor van de eene zyde ftof wordt afgenomen, 'er aan de andere zy- de even zo veel ftof wordt aangevoerd, zo blykt het, dat Ie ontlading van eene geladen fles hier in beftaat? dat de op- ho
|
||||
C 23 *
|
|||||
hop ing der ftof aan de eene zyde wordt wecbgenomen, en
het gebrek aan de andere zyde herfteld wordt. En vermits een geëlectrizeerd lichaam zich altoos poogt tot zynen na- tuurlyken ftaat te herftellen, zo moet de ontlading gèfchie- den, zo dra de opgehoopte .ftof aan de eene* zyde door een leider naa de andere zyde, die van ftof beroofd is, kan. cvergaan. . , ." Dat by de ontlading de ftof waarlyk van de negatï-
ve zyde naa de pofitive zyde gaat, ziet men aan de beweeging van de vlameener brandende kaars, Wan- neer 'er de ontlading doorgaat. § 66.
Vermits 'er nu by de lading van het bekleede glas zulk eene fterke ophoping aan de eene zyde, en eene bykans even 20 fterke beroving van ftof aan de andere zyde plaats heeft (56, 58) , en vermits een geëleclrizeerd lichaam zich met zo veel grooter vermogen tot zynen natumiyken ftaat tracht te. herfteilen,naar mate het een fterker kracht bezitte (§ 30V11 daarenboven de beide verfchillende krachten ter vernieti- ging van de lading van bekleed glas,te karnen werken, zo is het te begrypen$ waarom de ontlading met zoo veel ge- weld gefchieden, wanneer de electrike ftof van het eene be- klèedzel in het andere door een goeden leider kan over- gaan. > -' De fchynbaare fterkte der ontlading hangt echter van vef- fcheide omftandigheden af. ...;„. ...__.::-..; 1. De afftand, op welken de lading van bekleed glasover-
gaat,eri de fterke .flag die 'er mêe gepaard is, hangt niet ftegts af van de grootte der bekleede oppervlakie,maar ook en wel inzon- derheid van den trap van fterkte,tot welken het geladen is. Dit ziet men, als men twee bekleede glazen van ver-
fchillende grootte door dezelfde electrizeer-machine laadt, dan is de flag by de ontlading van eene zeer groote oppervlakte bekleed glas (die dus in evenredig- heid van haare grootte door eene mindere kracht ge- laden is) zwakker, en de afftand, op welken zy ge- fchiedt, minder dan die van eene kleinere. 2, De afftand en de flag verfcbiU.en ook naar den aart des
leiders 3 door welken het glas ontladen wordt. Door de befte leiders gaat de ftof op den verflen
afftand over.,* en met de fterkfte flag;de rédë is, dat
door flegtere leiders de ftof niet zo ogënblikkelyk
overgaat.
f 3. _-- Naar de langte des leiders, welken de electrike
ftof by de ontlading moet doorgaan.
B 4 Hoe
|
|||||
C *4 )
'n ^oè korter de ontladende leider is, hge 'gtootètiÈi
afftand en fterkef de flag zyn. Het beklede gla$ verliest echter door ééne ontlading niet
a zyne verkregene kracht. Dit lchynt daar van aftehan- öen, dat de elecïnke kracht zich niet bepaaldelyk aan de' oppervlakte van het glas ophoudt, maar eenigzintsin 't glas' is ingedrongen. ; ö ö _ Jje eieCmke ontlading gaat door leiders van zeer aan-
merkelyke langte in een onmerkbaren tydt; zy wordt ook doorlo ■ door de bochten w de leiders, welken zy ^De eleclnke ontlading ontmoet echter eenigen tegen-
ïtand, wanneer zy zeer lange leiders moet doorgaan, fchooii zy anders van de befte foort zyn. Dit blykt 1. uit de min fterke flag , en kortere af-
ftand (§ 66).^ 2, Als de leiders zeer lang zyn, gaat eene ffcerke
ontlading zomtyds eerder een korten wech door de lucht. X)e.tegenftand, die de eleftrike ftëf by de ontlading in
de leiders ondergaat, is de grootfte, wanneer de leiders •Vtdeelen beftaan, dié elkander niet genoegzaam raaken, ofongelykfoortigzyn. De eleclrike ontlading gaat altoos door gelykfoortige lei-
ders langs den korften wech: doch als zy door ongelykfooiv tige leiders gaan kan, gaat zy altoos door de beste leiders-- ichoon zy de hngften zyn. r- § 71-
Een geladen fles kan ook voor een gedeelte ontladen wor-
den door eene ongeladene fles : als b. v. eene ongeladene fles van gelyke grootte, die van binnenpofitif geëlecïrizeerd as, zoo gehouden wordt, dat de knoppen, die met. de bin- nen zyden der fleszengemeenfehaphebben,elkanderraakenJ, dan neemt deeze fles de helft der lading van de andere fles over. § 72'
Het geladen glas ontlaadt zich zomtyds van zelfs en wel
op twee verfchillende wyzen. j. De (lof doorboort zomtyds het glas.
2. Zomtyds gaat de ftof van de pofitïve zyde over de»
rand naa de negative zyde. Het
|
||||
( H >
§73-
Het geladen glas kan aan de eene' zyde van zyiie deer- trike kracht weinig verliezen, ten zy de eleclrike kracht/
van de andere zyde even veel vermindere Men kan e ene geladene fles zo wel |aan dre^politive
als aan de negative zyde zonder veel verlies van kracht aanraaken, wanneer de andere zyde vryftaat. Hier uit blykt ook. i. Waarom om eene geladene fles, welker buitenr
bekleedzel is afgenomen, maar gedeeltelyk kan out- ■i laden worden. , *}. wü Ww-..<j 2. Waarom men een fles, welker buiten: bekleed.-.
zei in verfcheideu ftukken verdeeld is, niet: dan by r gedeelten ontladen kan. ; -
3. Waarom eene vryftaande. fles haare kracht zeer
lang behoudt. .. { 4. Waarom de eene zyde van eene vryftaande fles
niet iiitvloeyt, noch inzuigt, als de andere zyde niet ' - te gelyk inzuigen of uitvloeien kan, -, , ,, r-,
5. Waarom <Xt eene zyde van eene vryftaande fles?
niet aantrekt, als de andere zyde niet te gelyk aan- trekken kan. 6. De verklaaring van het zogenaamde tover -klok-
kenfpel is ook hier uit afteleiden. v, § 74-
De rede* waarom de eene zyde van geladen glas van zyn,
kracht weinig verliezen kan, ten zy de andere zyde eyeiV;
veel verheft, is dus te verklaaren. De opgehoopte ftof van de.pofttive zyde van het bekleede
glas wordt aangetrokken door de negative zyde: vermits nuk het vermogen, waarmede de eleclrike ftof in de pofïtive'zy- de tracht zich van het glas te verwyderen, byna geheel ver- nietigd wordt door het vermogen, met het welke (Jezelve door de tegen overgeftelde negative zyde wordt aangetrokken , en zo ook het vermogen, waar mede de negative zyde de ftof poogt aantetrekken, byna vernietigd wordt door het af- ftotend vermogen van de opgehoopte ftof aan de pofitive^ zyde (§61), zo blykt het, dat de negative zyde byna geen ftof kan aantrekken ,ten zy ter zelver tydt de pofitiye zyde van haare opgehoopte ftof verlieze, en dat zoo ook de po- fitive zyde van haare ftof weinig verliezen kan, ten zy de negative zyde ftof aanneeme. B 5 § 75.
|
|||||
♦
|
|||||
§ 75-
Een geladen vryftaande fles kan echter een klein gedeelte
van haare eleclrike kracht aan de eene of andere zyde ver- liezen. Men kan van eene vryftaande fles aan de.buiten-
of binnen-zyde vonken trekken. 't , $76*
De rede waarom men van de eene zyde van een geladen
vryftaande fles eenige kracht kan aftrekken, fehoon de an- dere zyde volkomen vryftaat, is-alleen daar in gelegen, dat terwyl men by de eene zyde de kracht tracht aftetrekken, de andere zyde van haare kracht aan de lucht overgeeft» Vu a , Dit ziet men bewezen met eene fles, die zoo is za- mengefteld,, dat haare binnen-zyde, als zy geladen is , geen kracht aan de lucht kan overgeven: van de- ze fles kan men aan de buiten-zyde geene vonken trekken, ? LT W ,AALFDE,',.HO O F D S" T U K.
Uitwerkingen der ele&rike ovtlading.
§ 77*
t Wanneer de eleclrike ontlading gaat door eens menfchen
lichaam, veroorzaakt zy eene zamentrekking der fpieren,
Welken zy door loopt 5 door welke zamentrekking der fpie-
jen de bekende elektrike fchok wordt voortgebracht,
§ 78
Wanneer eene fterke ontlading gaat door onvolkomen lei- ders j doorboort, fplyt, en verbryzelt zy dezelven. •De ontlading van een ftérk geladen fles gaat door een
menigte laagen papier; de ontlading van verfcheide- vereenigde fleszen fplyt hout, doorboort en verbry- - zelt glas en andere lichaamen. s De eleclrike ontlading fteekt brandbare ftofFen, wanneer
Zy door dezelven gaat, in brand. Zy fteekt eene uitgebluschte kaars aan , wanneer
zy door het lemmet gaat. Buskruit, wyngeest en
M "andere branbaare ftoffen worden 'er dooraangeftoken.
|
|||||
§ 80
|
|||||
i
|
||||||
( 27 )
J &**... „........ . :-r-, '..,:t "
De electrike ontlading fmelt metaalen,
* Wanneer eëne electrike ontlading van een zekeren
trap van fterkte gaat door een dun yzerdraad, ver-, krygt het zelve een blauwe kleur; eene fterkere ont- lading maakt het gloeiende. Door eene fterkere ont- lading wordt het gefmolten, en in kleine gloeiende bolletjes wyd en zyd verfpreid. «" - Dunne draadjes of reepjes van de overige ..metaalen kunnen insgelyks door de electrike ontlading gefmot ten worden. § si. .;(,;b
Als eene fterke elecTrike ontlading overgaat op "'gladde
'oppervlakten van metaalen, maakt zy in drukzelen enfraay gekleurde ringen op dezelven; het welk door de fmelting 'der oppervlakten by den overgang der eleclrike ftof veroor- zaakt wordt, § 82, . ;,;,
Door de eleclrike ontlading kunnen ook de kalken der
metaalen gerevifieerd, of weder tot metaalen gebracht worden. >/*.' Dit ziet men, wanneer men eene fterke ontlading
laat gaan door eene dunne laag kalk van loot» of van
een ander, metaal. ;■ ,
§ 83.. : - ï t
Door eene fterke eleclrike ontlading kan men a#ft duime
naalden magneet-kracht geeven , en de magneet - kracht
der naaldens vernietigen . oP derzelver poolen omzetten.
Wanneer eene fterke electrike ontlading door een dunne
tnetaalen. draad gaat, oefent zy ook 'eene zydelingfche •kracht. ", ' '," ., Dit ziet men 1. wanneer de ontlading gaat"door eert
dubbele metaalen draad , die met harft bekleed is; hier van wordt de harft by de ontlading afgeflagen., 2. Als de dunne metaalen draad in water ligt, wordt het zelve, wanneer 'er eene fterke ontlading doorgaat , verfpreid. 3. Wanneer de ontlading door een dun reepje
metaal gaat, het geen met aanmerkelyk gewicht bezwaard is, licht zy het gewicht op. |
||||||
H
|
||||||
C s8 )
S 85.
Het zydelings vermogen eener electrikerontlading bïykt
fiok$ wanneer zy gaat door enge tusfchenruimtens. Als de ontlading gaat tusfchen twee op elkander
liggende glaze plaatjes door, kan zy een aanmerklyk ; .gewicht oplichten, waar mede die plaatjes bezwaard :/ zyn. $ 86.
Als eene fterke ontlading gaat dpor een afgebroken leider» gebeuren 'er verfcheide verfchynzelen. '':-i. De eleftrike ftof door een ketting geleid, en
niet kunnende gaan bepaaldelyk door die punten, daar de fchalmen elkander ranken, fpringt van fchalra tot fchalm vonkswyze over, en verlicht dus de ge- heele ketting; dit verfchynzel is het fterkfte, wanneer ;de ontlading gaat door een yzeren ket- ting, die verroeft is. 2. Als de ontlading door een ketting fterk is, ver-
,„,,u ,rfpreidt dezelve, een zwart poeder van zich. 3. Als eene fterke ontlading door een ketting gaat,
die op papier of glas ligt, geeft zy zwarte plekken '., ,,op het zelve,, .
Wanneer eene fterke ontlading gaat langs oppervlakten
Van lichamen, die geene goede leiders zyn, zo gaat zy over dezelvenin een ftraal, die djkwils flangswyze gelyk de t>ïixem loopt. Dit gebeurt, wanneer eene fterke ontlading gaat
over de oppervlakte van water, ys, groene bladen
.f van planten, nat hout, verguld papier, met brons
' "'* beftrcoid glas, en meer anderen. —— Als de ont-
Jadig gaat over kryt, blyft 'er een verlichte ftreek
pp de oppervlakte, zo ver de ftraalgelopen heeft.
De eleclrike ontlading 'verylt zeer flerk de lucht, welke
£y doorgaat. Ditr toont de eJe&rifche lucht- thermometer van
Kinnersïe^» Als eene fterke ontlading gaat door fterk verylde lucht 5
vervult zy dezelve mee een zeer fterk licht. |
|||||
I
|
|||||
:■■■
|
||||||
( 29' )
DERTIENDE HOOFDSTUK,
Oiw sgfe ele&ricitelt van den dampkring* én de (
luchtverfc/iynzelen,: die door dezelve worden •'" f voortgebracht, § 90. De dampkring heeft op alle plaatzen, waar men denzeï- veh tot nu toe onderzocht heeft, eenige eleftrike kracht- Op zommige plaatzen kan men dezelve naby de oppërvlakfe van de aarde waarnemen: op anderen befpeurt men*-iri-dea dampkring geene eleótrike kracht, dan op verfcïieiden roe- den hoogte. Hoog in den dampkring heeft de lucht een& zeer aanmerkelyke elecTxike kracht. ' § 9i.
De fterkfte electrike kracht neemt men in den dampkring; waar by aannaderende donderbuién in de wolken» uit wel- "ketv men door den electricalen vlieger dan eens eene politive en dan weeder eene negative kracht verkrygt* § 92.
Dat de blixem eene electrike ontlading is, bewyst de vol-
komen gelykheid der uitwerkzelen, welken de blixem en de electrike outlading veroorzaken. Men kan ook door de eleéltrifche werktuigen alle de
verfchynzelen en uitwerkzelen van den blixem volken men naarbootzen. § 93*
Uit de kennis van den aart en de oorzaak van den blixent heeft men afgeleid, hoe men de gebouwen en fchepen] tegens' deszelfs gevaarlyke uitwerkzelen kan beveiligen. 94-
De waterhoos is ook een luchtverfchynzel, het geen doojf de eleclrike kracht van den dampkring veroorzaakt wordt. Dit bewyzen 1. de ondervinding, dat zy meefl:
by donderbuién geboren worden ; 2. men heeft dik- wyls vuurflraalen aan dezelven waargenomen; 3. een hoos is verdweenen, na een blixemftraal gegeven te hebben; 4. men heeft aan de hoos aantrekkingen en afftootingen waargenomen; 5. men heeft hoo- zen doen verdwynen door het oprichten van fpitzc afleiders, |
||||||
A
|
||||||
'j*%
|
||||||||||||
■>zzio>
|
||||||||||||
/
|
||||||||||||
(30)
titdivarreimnd wordt vöorieker door de aantrekking der
cieftrike wolken veroorzaakt. Dit leert i» de ondervinding dat de Wolken, öridei4
: Welken.de dwarrelwind gebeurdt, eene zeer fterke
eleftrike kracht bezitten • 2. men kan den dwarrelwind
door de ele&rike kracht zeer eigen aartignaarbootzen#
4iU h nvtï •■■ „ '■■■ § 96*
.^•jöjöt noorderlicht is zeer waarfchyniyk eleftrike ftof* wellfö
;èlch in het hooge en yler gedeelte van den dampkring 'ver-
,%reidt.f
-.3 :-j * Deeze ftelling fteunt.i* ,op de treffende getykheid
iir.:o Ciijtjülfchen het noorderlicht, en 't verfchynzel het geen
ide electrike {lof in verylde lucht maakt; 2. meri
heeft waargenomen, dat de lucht terwyl liet rioof-
«-•* 0 'Verlicht fchynt, dikwyls eene buitengewoone eïeclri-
thvi fe kracht bezit; 3. het noorderlicht heeft in*
c;:: : vjoed op de compasnaalde , even als de ele&ri-
* fce ftof; , / . < ,
|
||||||||||||
j-
1,.
|
||||||||||||
,i:i,,-.i;
|
||||||||||||
looïs
|
||||||||||||